summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
authorRoger Frank <rfrank@pglaf.org>2025-10-15 04:36:15 -0700
committerRoger Frank <rfrank@pglaf.org>2025-10-15 04:36:15 -0700
commit6a3c453d24d18d3a494a5edffd9dc7ada5f2128b (patch)
tree072bd3737708c8cbcab5c3c6bb10afe74536cf6c
initial commit of ebook 11207HEADmain
-rw-r--r--.gitattributes3
-rw-r--r--11207-0.txt2673
-rw-r--r--11207-h/11207-h.htm2709
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
-rw-r--r--old/11207-8.txt3092
-rw-r--r--old/11207-8.zipbin0 -> 63298 bytes
-rw-r--r--old/11207-h.zipbin0 -> 64732 bytes
-rw-r--r--old/11207-h/11207-h.htm3155
-rw-r--r--old/11207.txt3092
-rw-r--r--old/11207.zipbin0 -> 63198 bytes
11 files changed, 14737 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..6833f05
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,3 @@
+* text=auto
+*.txt text
+*.md text
diff --git a/11207-0.txt b/11207-0.txt
new file mode 100644
index 0000000..dda8723
--- /dev/null
+++ b/11207-0.txt
@@ -0,0 +1,2673 @@
+*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 11207 ***
+
+HENDRIK CONSCIENCE
+
+REDEVOERINGEN
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP HET GRAF VAN VAN BRÉE, IN ZIJN LEVEN BESTIERDER DER
+KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN (1839).
+
+
+Mijne Heeren!
+
+Het is met een ontroerd hart en met treurnis in de ziel, dat ik hier bij
+den boord van het nijdige graf, eenen heiligen plicht kom vervullen;
+niet alleen omdat mijne kunstgenooten, door mijne zwakke stem, hunne
+laatste hulde van dankbaarheid aan den afgestorven meester willen
+bewijzen; niet alleen omdat in mijnen boezem ook een kunstenaarsharte
+slaat; maar het is tevens ter gedachtenis van een groot man, dien ik
+achtte en beminde; en ik gevoel bij deze plechtigheid zulke diepe
+droefheid als bij het eeuwig vaarwel eens vriends,--want hij, Van Brée,
+heeft veel bijgedragen tot den roem van mijn vaderland.
+
+Het is hij, wiens levenloos lichaam daar, in den eindeloozen slaap, voor
+eeuwig rust, die de schitterende kunstkroon met zijne machtige hand
+weder op het hoofd van België vestigde, wanneer deze haar ging
+ontvallen. Ja, er was een tijdstip, en dit wel gedurende de laatste
+jaren des grooten schilders Herreyns, dat wij onzen voorrang op andere
+volkeren der wereld schenen te moeten verliezen. Er leefden nog wel
+goede schilders; doch de verrukkende kunst van Rubens was onder ons
+verzwakt; de Vlaamsche school verloor haren luister, en wellicht zouden
+wij verplicht geworden zijn, van den vreemde de geheimen der kunst te
+gaan afleeren.
+
+Maar de werkzame, de krachtvolle Van Brée ontstak opnieuw het bijna
+uitgedoofde vuur. Met onvermoeiden arbeid, ja met drift stortte hij zijn
+eigen vernuft in jongere harten. De kennis van het verhevene schoon der
+oudheid, welke hij zoo diep bezat, deelde hij mildelijk uit; en
+waarlijk, hij deed meer dan men van eenen mensch verwachten mag: hij
+verzuimde zijne eigene grootheid en faam, om anderen het vuur der kunst
+en hare kennis in te drukken.
+
+Ook, hoe heerlijk waren voor het vaderland de vruchten, die hij
+aankweekte! Hoe groot zijn nu reeds de namen dergenen, die aan zijne
+lessen de geheimen van het echte schoone verschuldigd zijn! Nauwelijks
+had zijne stem eenige jaren in de zalen onzes museums weergalmd, of de
+roem der Vlaamsche school spreidde zich opnieuw over alle gewesten uit,
+en de vreemdeling keerde zijn gezicht weder naar Antwerpen als naar de
+bron, waaruit ware kunst en diepe wetenschap te putten waren. Ja,
+Italië, die classieke grond van alle beeldende kunsten, stond ons zijne
+kroon af, om slechts nog met de werken zijner overledene meesters te
+prijken.
+
+Aan hem dus, aan Van Brée de eer van de Antwerpsche school in haren
+vollen luister te hebben opgebeurd; aan hem de glorie van het vaderland
+te hebben verheerlijkt. En daartoe heeft hij meer gedaan dan iemand in
+een ander vak doen kan; want wij, klein in getal, kunnen ons niet door
+het lot der wapenen boven andere volkeren verheffen; maar de kunst en
+het vernuft hooren ons toe, en het is slechts door den geest, dat wij de
+leermeesters van groote natiën kunnen zijn. Welke dankbaarheid zijn wij
+dan niet verschuldigd aan hem, die ons den voorrang heeft behouden,
+zelfs opnieuw heeft veroverd? Aan den priester, die op onze altaren die
+heilige vlammen gevoed heeft, van welker gloed de grootheid en de faam
+des vaderlands afhangen?
+
+Nu heeft hij het lot van alle geschapenen ondergaan: de dood heeft hem
+geraakt ... doch een man als hij sterft niet.
+
+Het nageslacht zal in de openbare gebouwen de gewrochten zijner
+behendige hand en de scheppingen van zijnen machtigen geest blijven
+bewonderen, en ze als voorbeelden der strenge en grootsche kunst
+bewaren. Niemand teekende met meer wetenschap der menschelijke vormen
+dan hij; niemand bezat als hij de kennis der werktuigen, die in ons de
+beweging gaande maken; en weinigen kunnen met hem voor de samenstelling
+vergeleken worden.
+
+Alhoewel zijn leven, als dat van alle kunstenaars, met veel bitterheid
+gemengd was, had hij toch het genoegen zich gewaardeerd te zien:
+onderscheidene vorsten begunstigden hem met de teekens hunner achting,
+en hij werd om zijne schitterende verdiensten tot ridder en kommandeur
+van verscheidene orden verheven. Zijne uitmuntende schilderijen: _Loting
+van Athene_, _de Zieken genezen_, _Willem en Hembyze_ en _Rubens' dood_
+zijn dáár om hem de onsterfelijkheid te verwerven.
+
+O! wat wil ik meer eenen rechtvaardigen lof bij het stoffelijk
+overblijfsel onzes grooten stadsgenoots uitspreken? Zou het noodig zijn,
+den rouw en het verdriet met geweld op te wekken, in de tegenwoordigheid
+van u allen, die onder zijn bestuur het eerste gevoel der kunst in uwen
+boezem hebt voelen ontsteken? Voor u, die zoo dikwijls zijne stem hebt
+gehoord, u met liefde onderwijzende, en die zoo menigmaal zijne, nu door
+den dood bevrozene hand hebt gevoeld, die uwe nog onkundige hand
+bestuurde?
+
+En gij, die nu reeds groot in kunst zijt, gij, schilders, beeldhouwers,
+op wie het vaderland zijne hoop op roem en glorie gevestigd heeft,
+worden uwe harten niet met doodschen angst benepen, wanneer gij uwen
+blik in die gapende aarde vallen laat, en wanneer gij denkt, dat hij,
+die om u te onderwijzen, misschien zijne gezondheid gekrenkt heeft,
+voor altijd, voor eeuwig aan uwe erkentenis wordt ontrukt? Heeft elke
+schup aarde, welke met hollen klank op zijne doodkist nederviel, u niet
+tot in het diepste uwer ziel ontroerd? Ja, bij dit laatste vaarwel
+tusschen u en uwen meester, tusschen het leven en den dood, voert dit
+graf uwen geest gewis naar de tijden terug, toen zijne strenge stem u in
+de ooren klonk. Gij ziet hem nog in uwe verbeelding, en uw hart weent
+bij die droeve heugenis aan uwen goeden meester.
+
+Helaas! gij zult hem niet meer zien: de aarde bezit zijn lichaam, de
+hemel zijne ziel....
+
+Ik zie het, een diep gevoel van rouw en droefheid is in uwen boezem
+gezonken; o, geeft eenen traan van dankbaarheid aan hem, die de
+herboring der kunst onder u heeft doen ontstaan; geeft eenen traan van
+liefde aan den meester, die u den weg tot de onsterfelijkheid heeft
+aangewezen en de geheimen zijner ziel zoo mildelijk onder u heeft
+uitgestrooid. Gevoelt gij niet, o, warme kunstenaren, dat uit dit graf
+een wasem opstijgt, die u met inniger kunstgevoel vervult? Gevoelt gij
+niet, dat uit uwe ontsteltenis iets groots kan geboren worden, en dat
+gij op dit oogenblik met een machtiger vernuft zijt bezield? Dit gevoel
+is uw grootste lof; het bezitte u lang, want het is eene edele
+ontroering.
+
+En zoo iemand onzer tot zooverre zijnen plicht vergeten kon, dat hij
+ongevoelig bleve bij de droeve nagedachtenis des schilders, dan storte
+hij eenen traan over den mensch; want de mensch heeft in hem als een
+martelaar geleden, maanden lang met den bitteren dood geworsteld en al
+de pijnen doorstaan, die ooit eenen mensch hebben gefolterd. Overweegt
+hoe nijpend en hoe drukkend het voor hem moet geweest zijn, al de
+krachten der ziel nog in zich te voelen gloeien, de innige vlam tot
+kunstbewerking in zich nog te voelen branden, en die dorstige begeerte
+niet te hebben kunnen voldoen. Verbeeldt u, wat pijn het hem moest zijn,
+de glorie van België's kunst van alle zijden te hooren uitroepen, en
+niet meer als te voren zijn deel te kunnen bijbrengen tot de grootmaking
+des vaderlands. Gij, die een kunstenaarshart bezit, gij beseft die
+foltering; o, zij was ijselijk!
+
+Hij mocht echter gerust en tevreden zijne ziel aan God overgeven, want
+van al den lof, dien onze kunstenaren in lang nog zullen verwerven, zal
+hem altijd een deel toebehooren, en zijn naam zal nog lang alle
+geprezene namen vergezellen.
+
+O, Van Brée! uwe laatste oogenblikken waren pijnlijk; gij hebt veel
+geleden; maar gewis heeft meer dan één profetisch gezicht uwen bitteren
+doodsstrijd verzoet; gewis hebt gij den engel der toekomst bij uw
+hoofdeinde zien zweven. Wellicht zal hij u een blad uit het
+onvergankelijk boek der eeuwen getoond hebben, en gij zult daarop uwen
+naam tusschen die van Rubens en zijne opvolgers hebben zien blinken. Ja,
+gij mocht met die zoete hoop inslapen; want gelijk de Phoenix, die bij
+de zon van Arabië uit zijne eigene asch heroprijst, zal uw roem na uwen
+dood vergrooten, en uit dit graf zal uw naam bij de zon der
+onsterfelijkheid glansrijker opstijgen. Eenmaal, ja, zal het duurzaam
+koper ons een groot schilder en den beste der leermeesters wedergeven.
+
+Ontvang dan, o zalige schim, ontvang in den schoot der Godheid het droef
+en laatst vaarwel eeniger vrienden van het Vlaamsche vaderland, dat gij
+hebt verheerlijkt.--Aan uwe ziel zij de eeuwige rust, aan uwe werken de
+eeuwige roem!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER BENOEMING VAN DEN HEER GUSTAAF WAPPERS
+TOT BESTIERDER DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN, DEN 31^{sten}
+JANUARI 1840.
+
+
+Mijn weldoener, mijn vriend! gelooft gij dat woorden mijne
+zielsaandoening kunnen vertalen! Neen, een onuitdrukbaar gevoel ontroert
+mij. O, ik zie aan uw voorhoofd de schitterende star, die als een licht
+voor België's kunst zal schijnen;--nu omgeeft u eens de zoo lang
+verdiende luister!--Ik ontwaar de vreugd in de oogen van al degenen, die
+u om uwe grootheid en om uwen edelen moed beminnen ... en ik,--ik, dien
+gij zoo liefderijk hebt behandeld,--wien gij uwe vriendschap zoo
+onverdiend geschonken hebt,--ik zou niet tot verdwaaldheid toe van
+zaligheid doordrongen zijn? Gij kent mijn hart, Gustaaf, en gij weet,
+dat daarin aan uwen beminden naam een eeuwig altaar is opgericht.
+Oordeel bij u zelven, of de woorden mij niet ontbreken moeten om u mijne
+ontroering uit te drukken.
+
+Maar de dankbaarheid, dit heilig gevoel, dat ik met liefde voor u
+gevoed heb, dwingt mij tot spreken, hoe ontoereikend de gewone taal ook
+zij....
+
+Ik was een dwalend kind der kunst, zonder steun, zonder troost, en mijne
+droefheid lag diep verborgen in mijnen boezem. Mij ontbrak grootheid en
+waardeering.
+
+Hoe edelmoedig schonkt gij mij die heilvlammen van mijn leven!--Gij hebt
+mij met den naam van vriend genoemd, en die naam heeft steeds als een
+troostend woord in mijn oor geklonken: het maakte mij zoo sterk, zoo
+moedig! Want het scheen mij toe, dat de vriend van Gustaaf Wappers groot
+genoeg was, om aan de bevechtingen van het lot te wederstaan. Ook dreef
+de rampspoed en het ongeluk ongevoeld boven mijn hoofd: mijne glorie en
+mijn onverderfbaar geluk bestonden en rustten in uwe edele ziel, die mij
+hare hoogschatting en hare genegenheid geschonken had.
+
+Weet gij niet, Gustaaf, in hoeverre de geest, die in mij leeft, zich aan
+u verkleefd heeft, daar een woord van u, zoet of straf, de bestendige
+gevoelsmeter van mijn hart was?
+
+Gij hebt dikwijls gezien, hoe mijne oogen van vreugde blonken, wanneer
+ik het opgepropt en benepen gevoel van mijnen overladen boezem in den
+uwen had mogen uitstorten; en wat droefheid mij het hoofd nederboog,
+wanneer het geval mij voor eenen tijd van u scheidde; want alhoewel ik
+niet met uw uitstekend vernuft begaafd ben, toch heeft eene geheime
+kracht, iets magnetisch, mij onweerstaanbaar tot u gedreven. Niet uit
+laag belang, niet op hoop van stoffelijk voordeel, neen! maar gelijk aan
+het klimmende veil, dat niet leven kan, tenzij het eenen eikeboom
+omhelzen moge, heb ik, ootmoedig doch warm kunstenaar, mijn geluk en
+mijn ongeluk aan de wisselingen van het lot gehecht. Hoe zaliglijk
+moet ik dan ook in dit plechtig oogenblik niet ontroerd zijn, nu gij als
+kunstvorst eenen troon beklimt, die met meer roem en met schooner
+stralen omglansd is dan die van de koningen der aarde. Zij heerschen
+over de stof, hunne macht steunt op geweld; maar gij heerscht over den
+geest en over de ziel, en uwe wapens zijn de onsterfelijke werken uwer
+handen.
+
+Begrijpt gij, Gustaaf, wat hooge zending u is gegeven? Opperpriester in
+den tempel der Vlaamsche kunsten, zijt gij het, die de geheimen der
+glorie van het vaderland moet verkonden; uwe stem moet in het heiligdom
+als een mirakel klinken, en België heeft op u de toekomst zijner
+schilderschool gevestigd.
+
+Wie kan toch die zending beter dan gij vervullen?--dan gij, die bij de
+macht van het scheppende penseel ook de macht van den beseffenden geest
+voegt, en die te gelijker tijd de betrekkingen der zichtbare natuur en
+de bedekte aandoeningen der zielen meten kunt?
+
+Die verheffing maakt u toch niet grooter in mijn oog; zij kan mijne
+bewondering voor u niet vermeerderen,--maar zij doet u rechtvaardigheid,
+en zij vervult uwen dankbaren vriend, wiens weldoener gij waart, met
+streelende vreugd, omdat zijne gebeden eenen galm gevonden hebben voor
+den troon van den God, die eenen straal van zijne scheppende kracht en
+den geest van Rubens in uwen schedel heeft gestort.
+
+Hoezeer, Gustaaf, moet uw eigen hart in dit oogenblik van genoegen vol
+zijn, wanneer gij in het oog van uwen ouden vader eenen traan van geluk
+en teederheid ziet blinken,--in het oog van hem, wiens bloed u door de
+aderen stroomt en wiens grijze haren de verheerlijking van zijnen naam
+en uwe grootmaking hebben mogen zien.--En de zalige ontroering uwer
+liefderijke moeder, wie zou die beschrijven?--van haar, die haar kind,
+de vrucht van haren schoot en het voorwerp harer bestendige
+moederliefde, tot kunstvorst heeft hooren uitroepen, en die gewis, reeds
+bij het hooren van dien roep, hare warme tranen op uwe wangen gesproeid
+heeft.--En uw broeder, Gustaaf, die getrouwe vriend uws levens, die met
+eene nooit volprezene deugd en edelheid van gemoed uwe verheffing en uwe
+glorie als zijn eigen geluk, zonder achterdocht heeft bemind;--begrijpt
+gij wat geestontheffing dien goeden broeder tot den hemel der
+zielsverrukking opvoert.
+
+O, ja, smaak een welverdiend geluk: verstaal uwen geest tot de
+verheerlijking van uw vaderland, drijf den roem der Vlaamsche school tot
+aan de palen der bekende wereld: leef lang, zeer lang, en laat eens uwen
+onsterfelijken naam aan onze zonen als een erfdeel, waarop zij bij den
+vreemdeling roemen mogen--en dat zij dan, na eeuwen tijds, nog met
+erkentenis en hoogmoed, als eenen glorierijken roep aanheffen:
+
+GUSTAAF WAPPERS was een Belg!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET BEELD VAN RUBENS, OP HET OOGENBLIK DER PLECHTIGE
+ONTHULLING (1840).
+
+
+Zal mijne stem zich verheffen, om u de verdiensten der scheppingen van
+Rubens te ontleden? Kan ik eenen lauwer meer in zijne kroon vlechten?
+Neen, tweehonderd jaren hebben zijne onsterfelijkheid bevestigd: twee
+eeuwen rusten op zijn graf; doch zijn naam, zijn glorierijke naam
+straalt nog gelijk de jonge zon des morgens!
+
+Gij allen, die mij hoort, hebt meer dan eens in stille bewondering voor
+zijne werken geknield; gij hebt meer dan eens met een ontroerd hart
+gestaard op den goddelijken Christus, wiens hemelnatuur Rubens zoo
+indrukwekkend in het menschelijk lichaam kon doen doorstralen:--en uwe
+ziel heeft dikwijls, voor zijne tooverende tafereelen, deze aarde
+verlaten om zich tot den hemel te verheffen. Ja, gij allen voelt de
+macht van zijn penseel, gij kent de uitgestrektheid van zijn vernuft en
+de breedte van zijnen geest.
+
+Doch gij, afstammelingen van den grooten Rubens, gij zijt het niet
+alleen, die zijnen naam als onsterfelijk op de historiebladen hebt
+aangeteekend, niet alleen in België is het, dat zijne werken de tempels
+der Christenen versieren:--overal blinken de kunstmirakelen van hem,
+wiens reuzenbeeld wij tot de nakomelingen overzenden; in alle landen
+wordt Rubens met eerbied en opgetogenheid als een wonder van kunst en
+wetenschap genoemd.--Vraagt het aan de steden van het kunstrijk Italië,
+aan Duitschland, aan Frankrijk, aan Engeland, en gij zult eenen enkelen
+roep hooren opgaan, om de glorie van een Vlaamsch schilder te verkonden;
+gij zult uw hart van hoogmoed en fierheid voelen opzwellen over den naam
+van Belg, dien gij draagt.
+
+Heden hebben wij der nagedachtenis van hem, die ons schoon vaderland met
+eenen onvergankelijken luister overlaadde, eene schuld van dankbaarheid
+en erkentenis betaald. Dit beeld, dat als eene onwrikbare rots de
+stormen der eeuwen moet doorstaan, zal aan onze nakomelingen zeggen,
+hoezeer het herboren Belgenland met het vuur der liefde tot de kunst
+bezield was; het zal voor de toekomende geslachten getuigen, dat wij,
+zonen van den onsterfelijken Rubens, zulken vader waardig waren.... Zijn
+beeld worde een vuurbaak in het rijk der kunsten! Dat al degenen, die
+zich iets grootsch in den schedel voelen, in welke stad het ook zij,
+zich onverdeelbaar rond dit heilige gedenkteeken vereenigen:--want er is
+voor ons slechts ééne school,--en dit is de Vlaamsche school. Haar
+leidsman is de oude Rubens, haar meester de prachtige natuur, en haar
+bewonderaar de wereld.
+
+Wij, Belgen, zijn ootmoedig onder de volkeren, wij roemen niet veel op
+de glorie van ons vaderland: wij overstroomen andere landen niet met het
+verhaal der daden onzer vaderen ... en nochtans, er is op den aardbodem
+geene natie die, in zoo klein getal als wij zijnde, zooveel lichtende
+sterren aan den hemel der kunst gehecht heeft, geen grond, die op eene
+zoo geringe uitgestrektheid zooveel doorluchtige mannen, als de
+dierbare grond van België, dien wij betreden, heeft voortgebracht.
+
+Wij hebben dit niet altijd geweten: er waren tijden dat wij, vreemde
+helden roemende, de namen onzer eigene vaderen in den nacht der
+vergetelheid begraven lieten;--maar heden, dat wij de oude vrijheid
+hebben herwonnen, is ook in onze boezems een inniger gevoel van
+eigenwaarde gedaald, en het Belgische volk is met zijnen leeuw uit eenen
+langen slaap opgestaan. Heden, o gelukkige dag! hebben wij de eerste
+grondzuil onzer jonge nationaliteit gevestigd, ja, de eerste vaste
+grondzuil onzer toekomende verheffing.
+
+Er zijn onder ons nog wel beelden opgericht,--maar die zijn toegewijd
+aan den roem van eenen oorlogsheld.--Het is in der waarheid eene wijde
+wetenschap, honderdduizend man op een slagveld te schikken; het is wel
+eene groote daad, zijn vaderland van de verwoesting te redden,--en hij,
+die zijne broederen van de verdrukking en de slavernij der vreemden
+bevrijdt, is groot!--maar ook, aan wat rampen zijn zijne heldendaden
+niet verbonden?
+
+Een onmeetbaar bloedbad is de schouwburg, waarop die wapenfeiten
+geschieden; vernieling, armoede, hongersnood zijn hare trouwe gezellen,
+terwijl de zoete kunst eene onafscheidbare zuster van den vrede en van
+den bloei der volken is.
+
+Zij kost geene tranen, zij; neen, zij streelt de ziel in eene zachte
+verrukking; zij scheurt den sluier der blinde natuur af, om ons hare
+geheimste schoonheden te laten doorgronden, en is als eene bestendige
+lofzang tot den Heer, wiens werken zij verheerlijkt; zij drijft den
+geest tot het goede, en, ons in bespiegeling opheffende tot Hem, die ons
+geschapen heeft, verkort zij den afstand, die den mensch van zijnen God
+scheidt. De kunst is die algemeene taal, welke men zoo lang te vergeefs
+gezocht heeft: het is door haar alleen, dat alle volkeren der aarde eens
+begrijpen zullen, dat zij broederen en kinderen van éénen enkelen en
+machtigen Vader zijn. Het is in haar, dat de luister onzes vaderlands
+rust; het is op hem (Rubens), en op diegenen, welke als hij de kroon
+versieren, die België tot koningin der natiën maakt.
+
+Ho, indien nog als voorheen de roem der wapens in den moed en de
+dapperheid des mans besloten lag, zouden wij gewis ten dezen dage op
+dien roem ook nog aanspraak mogen maken:--dit getuigen Jeruzalem en de
+Sporenslag! Doch geene dapperheid, geen moed, geen beleid zijn heden
+voldoende om, in de schaal der gebeurtenissen, tegen het getal op te
+wegen; maar er is iets, dat nimmer tot het getal behooren kan, iets, dat
+met het bloed onzes voorgeslachts door onze aderen stroomt en dit, dit
+is kunst--de kracht des geestes en het scheppend vermogen der ziel!
+
+Gebeurde het nu nog, o landgenooten, dat iemand met kleinachting van
+België dorst spreken, wijs dan op dit reuzenbeeld, op Rubens, wiens
+kunstgewrochten de wereld verstommen, en uw antwoord zal hem doen
+blozen; en, indien een vreemdeling u de heldendaden zijner vaderen op
+duizenderlei wijzen komt verhalen, denk niet, dat hij grooter is dan
+gij; o, neen, niemand is groot boven eenen Belg!
+
+Van Dyck! Quellyn! Jordaens! Teniers! en gij allen, doorluchtige Belgen,
+staat op uit het verledene; schaart u om het beeld van uwen meester, en
+geeft getuigenis der grootheid van uw vaderland!
+
+O, ja, in mijne zielsverrukking zie ik u! Daar staat gij allen met de
+onsterfelijke kroon der kunst gesierd!
+
+O, gij, zonen van het oude België, gij, wier roem op dit oogenblik door
+duizenden uwer ontroerde broederen wordt uitgeroepen, dat uwe zalige
+schimmen zich in onze dankbaarheid verblijden; gij ziet het, wij
+verdienden de glorie van uwe namen te hebben geërfd.--Vraagt van den
+God, bij wien gij woont, dat Hij het heilig vuur der kunst altijd onder
+ons late vlammen; smeekt Hem, dat de stempel, waarmede Hij het geslacht
+der Belgen geteekend heeft, nimmer worde uitgevaagd; en wij zullen Hem
+eeuwig danken over het kleine plekje gronds, dat Hij ons op deze aarde
+heeft geschonken; o, ja, want het is het schoonste, het heerlijkste der
+wereld.
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP DE VERGADERING VAN HET TAALVERBOND, TEN STADHUIZE VAN
+BRUSSEL, DEN 11^{den} FEBRUARI 1844.
+
+
+Mijne Heeren!
+
+De verzekering dat Gij mij uwe welwillende aandacht zult gelieven te
+verleenen, en de hoop dat mijne woorden niet zonder nut zullen zijn,
+geven mij stoutmoedigheid genoeg, om in deze vergadering tot UEd. te
+durven spreken.
+
+Ik zal niet met UEd. in diepe overweging treden; verwacht van mij noch
+ingewikkelde beredeneering, noch redekundig opstel,--mijne stem moet in
+uwe harten de snaar der vaderlandsliefde gaan treffen, ons ontroeren van
+vreugde bij de beschouwing der vruchten van onzen arbeid, en ons moed
+inboezemen tot het vervullen onzer hooge zending. Dit is mijn doel.
+
+Mijne Heeren!
+
+Hij, die de geschiedenis van Vlaanderen lezende, den geest der
+gebeurtenissen wil doorgronden, zal met ons bevinden, dat zij niets
+anders is dan het verhaal der wisselvalligheden van den strijd, die nu
+sedert achthonderd jaren op onzen bodem tusschen het Vlaamsch
+grondbeginsel en den Romaanschen aandrang wordt geleverd.
+
+In dit gevecht van den onbuigbaren moed tegen het getal, heeft het bloed
+gestroomd van al de helden, wier namen gij met hoogmoed uitspreekt; het
+is op dit veld, dat eens De Coninck en Breydel, Jacob en Philips Van
+Artevelde het zwaard ophieven tegen de Romaansche heerschzucht;--en van
+al de rampspoeden, die Vlaamsch-België zoo overvloedig moest doorstaan,
+zijn er weinige, die niet het kenmerk dragen der verdrukking, door een
+Zuidervolk ons aangedaan. Als voorwachten der Germaansche volksstammen
+hebben onze vaderen tegen de Romaansche overweldiging geworsteld met
+eene ontembare hardnekkigheid en met eene wonderbare
+zelfopoffering.--Maar niet altijd kon leeuwenmoed opwegen tegen getal en
+arglist. Bovenal in deze laatste tijden werd Vlaamsch-België weggesleept
+door Europeesche gebeurtenissen, welke het niet toelieten eenigen
+invloed op zijn eigen lot uit te oefenen. Dwars door alle staatsorkanen,
+gekneusd en gewond door omwentelingen, kwam het vaderlijk erfdeel tot
+ons in eenen hachelijken toestand.
+
+De vreemde heerschzucht had de openbare verbastering ten troon gevoerd;
+onze moedertaal, de taal der Vlaamsche helden, werd niet alleen miskend,
+maar bespot en veracht; onze luisterrijke geschiedenis was vergeten; het
+uitheemsche bederf stroomde langs alle zijden over onze grenzen tot in
+den schoot onzer huisgezinnen; onze godsdienstige gevoelens, onze
+rechtzinnige zeden, onze nationale roem, onze taal,--alles, alles ging
+verzwinden in de gulzige kolk der Fransche goochelbeschaving. Reeds ja,
+reeds lag de breede hand des tijds op den naam van Vlaming, om hem uit
+het wereldboek te vegen.
+
+Het is dan, Mijne Heeren, dat eenige afstammelingen der De Conincks en
+der Artevelden, eenige Vlamingen met warmer bloed, in zich de verterende
+vlam der verontwaardiging voelden ontsteken. Met het hoofd gebogen en
+met verkropt gemoed aanschouwden zij de verbastering hunner broederen en
+de verdrukking, waaronder het Vlaamsche grondbeginsel verzonken lag. Zij
+zagen hoe de gunsten en het welzijn voor de Vlamingen niet waren; hoe
+twee millioen hunner werkende broeders van alle beschaving, van allen
+zedelijken voortgang verstoken en als tot de onwetendheid veroordeeld
+bleven: zij zagen hoe het ongeloof, de echtbreuk, de spotternij, de
+arglistigheid en de zelfmoord in duizenden boeken aan hunne landgenooten
+als deugden werden voorgepredikt; in hun oor klonk de lastertaal van den
+vreemde, en de hoon, het voorgeslacht aangedaan, doorvlijmde hunne
+harten. Zij zagen het rood der schaamte de wangen bekleuren van den
+Vlaming, aan wien een uitheemsche gelukzoeker vroeg tot welk volk hij
+behoorde!
+
+Hunne hoofden zonken dieper bij het aanschouwen van zulke vernedering;
+hunne tranen vloeiden in stilte over het verlies van zoovele
+herinneringen, die ons weleer eene roemrijke plaats tusschen de volkeren
+der wereld hadden toegeruimd.
+
+Eensklaps, alsof God zijnen vinger op hun voorhoofd hadde geplaatst en
+tot elk van hen geroepen had: "Wees machtig!" eensklaps joeg hun hart
+feller, de moed en het vertrouwen vervulden hunne boezems, en zij
+spraken tot elkander:
+
+"Zie, het vaderland staat op den boord van den afgrond, de vreemde legt
+de bijl aan het gebouw onzer nationale glorie;--nog een kort tijdvak, en
+de namen onzer vaderen, hunne heldendaden, onze schoone geschiedenis,
+onze zeden, onze taal,--alles wat wij bezitten zal verloren zijn! De
+Romaan zal zijne zegeliederen aanheffen op de graven van ons
+voorgeslacht, en met eenen spotlach zal hij zeggen: hier leefde eens een
+volk, dat den naam van Vlaming droeg!"
+
+En hunne stemmen versmolten in eenen roep.--Gij hebt gezegd:
+
+"Neen, de Romaan zal zijne zegeliederen niet aanheffen op de graven
+onzer vaderen; hij zal zich niet verblijden in onzen val! Nogmaals zal
+de naam van Vlaming hem glanzend in het oog blinken.... Voorwaarts, de
+hand aan 't werk,--met verstaalden wil en onbuigbaar geduld onze
+herinneringen opgegraven, de verbastering met zweepend geweld van onzen
+bodem geweerd! Voorwaarts, het Vlaamsche vaderland moet gered!"
+
+Dank moet Hij hebben, de God die ons insprak en ons macht verleende tot
+dit groote werk!--Het vaderland is gered--het is gered! Nu staat het
+niet meer op den afgrond, waar wij het hebben gevonden;--het zal niet
+verloren gaan!...
+
+ * * * * *
+
+Mijne Heeren, vergeeft mij mijne begeestering. Wanneer ik van het
+Vlaamsche vaderland spreek, kan ik de ontheffing mijner ziel niet
+bedwingen ... ik ben ontroerd....
+
+ * * * * *
+
+Weinige jaren hebben wij besteed aan het wederopbouwen onzer nationale
+waardigheid. Bekent met mij, dat het overzien van het reeds afgedane
+gedeelte onzer taak ons met fierheid moet vervullen. Weet gij nog, dat
+men in dien tijd zeide: "Uwe taal is een onverstaanbaar gebrabbel?" En
+nu,--nu zegt men: "Het Vlaamsch heeft schoone werken voortgebracht, het
+is de moedertaal van meer dan de helft der Belgen; deze taal moet
+geëerbiedigd en ondersteund worden, eene roemrijke toekomst licht haar
+vóór in hare baan...." En deze edelmoedige woorden, door eenen waardigen
+Vlaming gesproken, zijn niet met eenen spotlach begroet geweest! Zij,
+die onze moedertaal niet kennen, hebben geloof gegeven aan hare
+schoonheid en aan de voorzegging van haren verdediger!
+
+In den tijd, waarvan ik spreken wil, zouden hoon en smaad hem hebben
+geantwoord.--Weet gij nog, dat men ons lachend vroeg: waar zijn de
+jaarboeken uwer letterkunde? waar de voortbrengselen, die bewijzen, dat
+de Vlaamsche taal de aandoeningen des harten kan uitdrukken?--En nu, nu
+betreurt men dat men het Vlaamsch niet kent, om onze vaderlandsche
+schriften te kunnen lezen. Weet gij nog, dat de moedertaal uit alle
+bestuurszaken verbannen was, en dat een Vlaamsch burger voor de minste
+zaak eenen vertaler noodig had?--En nu, nu dringt de moedertaal niet
+alleen in onze gemeente-en provinciebesturen; maar zij klimt zelfs met
+onweerstaanbaren voortgang tot bij den troon des konings; nu houdt het
+groote Duitschland eenen vreugdevollen blik op ons gevestigd, het
+herkent in ons de herboren zonen van het Noorden en juicht onze pogingen
+toe;--nu klimt de stem _Vlaamsch België_ van uit de hoofdstad over het
+aandachtig en luisterend vaderland!
+
+O, broederen! dit is ons werk.--Dit hebben wij gewonnen door moed en
+arbeid!... En klinken er nu zegeliederen op de graven van het
+voorgeslacht, het zijn liederen, die onze wedergeboorte en onze
+verheffing bezingen!
+
+Dan, Mijne Heeren, kunnen wij ons met recht verblijden over den weg,
+dien wij reeds hebben afgelegd, er blijft ons nog oneindig meer te doen;
+de tijd is nog niet gekomen dat wij, met hoogmoed op ons werk starende
+zullen mogen zeggen: het is gedaan,--onze zending is volbracht. Daarom,
+altijd met vernieuwden moed vooruit, niet geslapen, niet gerust; altijd
+gearbeid, altijd strijden voor het Vlaamsche vaderland, totdat de
+kroon, die wij Vlaanderen voorbereiden, door ons of door onze zonen
+gevlochten zij.
+
+Laat u door niets wederhouden, door niets afschrikken; want onze strijd
+is een vreedzame strijd des geestes; ons doel is wettelijk, lofbaar en
+verheven.... Inderdaad, wat willen wij? Den godsdienst, de zeden en de
+taal onzer vaderen van de verbastering bevrijden; onze twee millioen
+broeders uit de vernedering en uit de verdrukking redden, hun eene
+waardigheid geven, die hun arbeidzaam en zwoegend leven verdient; het
+erfdeel onzer voorvaderen van den val bevrijden. Is dit geene wettelijke
+en lofbare strekking?
+
+En kwam iemand u zeggen: gij doet pogingen om het land aan twee stukken
+te scheuren,--gelooft hem niet. Wij beminnen de landgenooten, ons door
+hoogere beschikking tot broederen gegeven; wel hebben wij geworsteld, en
+nog zullen wij worstelen tegen den voorrang van het Romaansch element:
+maar kan hij, die zijn vaderland bemint, de verzwakking daarvan
+wenschen? Kan hij begeeren, dat twist en tweespalt de inzwelging aan den
+gemeenen vijand gemakkelijk maken? Neen, de eendracht met onze Waalsche
+broeders is onze macht, en zij zal het blijven, nu men ons meer
+rechtvaardigheid begint te doen. Veel hebben wij reeds verkregen: het
+overige zal volgen; want geene macht op aarde, hoe hoog ook gezeten, kan
+de taal der daadzaken wederstaan.
+
+Maar ik bezweer u, landgenooten, bederft onze schoone zaak niet door
+partijzucht, vertraagt onze wedereisching niet door driften, die aan de
+Fransche beschaving zijn ontleend.
+
+Herinnert u steeds de leus van het voorgeslacht: godsdienst, vorst en
+vaderland.--Onze voorouders bezaten een stil en zuiver geloof in de
+Alvoorzienigheid: dit geloof zij in onze voortbrengselen geëerbiedigd,
+het beziele onze pogingen, opdat de uitheemsche twijfelgeest verjaagd
+worde.--Onze vaderen hadden eenvoudige en kuische zeden, zij braken
+nooit den band des huwelijks, waren trouw aan hun woord en rechtzinnig
+in hunnen handel: die zeden moeten wij voeden en verspreiden, opdat het
+vreemde vergift ontworteld worde.--Geen volk op aarde heeft meer liefde
+tot zijne goede vorsten getoond dan onze vaderen: die liefde, die
+getrouwheid zij ook in ons, opdat de vreemde omwentelingsgeest ons
+vaderland niet aandoe,--opdat onze koning zich eens in de verkleefdheid
+van het Vlaamsche volk verblijde--en opdat de worm der wroeging zijnen
+angel zette in het hart van hem, die ons zoo valschelijk beschuldigd
+heeft.
+
+In één woord, alwat eerbiedwaardig is, zij door ons verdedigd, alwat
+deugdzaam en lofbaar is, diene als grondsteen ter opbouwing van den
+Vlaamschen tempel.... Maar, met heldenmoed en met de vaderlijke
+hardnekkigheid de vreedzame strijd voortgezet, onverpoosd gekampt tegen
+zedenbederf, verbastering en onrechtvaardigheid; met onwrikbare
+overtuiging terug gevraagd wat men ons ontnam. Geene vervolging, geen
+lijden overwogen.--Vooruit, zonder omzien, altijd vooruit naar het recht
+en naar het goede. Het is voor moedertaal, voor godsdienst en voor
+vaderland!
+
+
+
+
+REDEVOERING UITGESPROKEN TE BRUSSEL, DEN l6{den} MAART 1846, BIJ HET
+GRAF VAN JOZEF DE HOY, UITSTEKEND LEERLING DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN
+ANTWERPEN.
+
+
+Mijne Heeren en Vrienden!
+
+Van verre kwamen wij naar de hoofdstad, om hier, op het stille veld des
+doods, eenen heiligen, doch droeven plicht te vervullen. Dáár, in dat
+gapende graf, rust het zielloos lijk van onzen vriend en broeder....
+Gisteren nog lachte zijn schoon en mannelijk gelaat ons toe; wij hoorden
+nog zijne zoete stem ons met geestdrift spreken over de edele bestemming
+der kunst en over de schoonheid der natuur; wij zagen nog zijne oogen
+blinken met het vuur der hoop op eene roemvolle toekomst;--en nu, nu
+ligt hij dáár, in den schoot der aarde, bevrozen onder den kouden zoen
+des doods--verloren voor zijn vaderland, voor zijne moeder en voor ons!
+
+Pijnlijk is de gedachte, die in onzen geest opstaat bij dit laatst en
+plechtig afscheid; maar hartscheurend wordt zij, wanneer wij ons
+herinneren, welke schoone loopbaan beloofd was aan hem, over wiens
+ontzield lichaam de aarde zich nu voor eeuwig sluiten gaat.
+
+Ja, God had hem mildelijk bedeeld met al de gaven des lichaams en der
+ziel: hij bezat in rijke maat het edel gemoed, de begeestering en de
+scheppingskracht des kunstenaars. Ook had de Academie van Antwerpen,
+wier beste leerling hij was, hem al hare lauwerkronen geschonken; hij,
+ingesproken door het gevoel zijner voorbestemming, had zijne gansche
+jeugd toegewijd aan het doorgronden der kunstgeheimen en aan het
+betrachten der natuur, wier schoonheden hij met eene soort van
+aanbidding bewonderde.
+
+Na lange jaren van gewetensvollen arbeid, blonk dan eindelijk op zijn
+voorhoofd eene sprankel des vernufts; de natuur had hem een gedeelte
+harer geheimen laten raden: zijne werken droegen reeds den onmiskenbaren
+stempel eener latere meesterhand. Wij allen, zijne vrienden, en de
+Academie, zijne kunstmoeder, hoopten op hem als op eenen nieuwen luister
+voor de Vlaamsche school.--Oh, zijn leven was schoon en zuiver als een
+hemel: geen mensch kon hem zien zonder hem te beminnen; want zijn hart
+scheen gevormd uit de vlammen van kunstvuur, liefde en dankbaarheid.
+Vriendschap bestrooide zijn pad met altijd frissche bloemen....
+
+En dan,--wanneer alles hem toelachte op deze wereld, als de baan des
+roems zich voor hem geopend had, en dat wij, zijne leeraars, zijne
+makkers, zijne kunstgenooten, voor hem met liefde eene toekomende
+kunstkroon vlochten,--dan, dan kwam de nijdige dood en brak dien gouden
+levensdraad af! Van die toekomst, van dien arbeid, van dien roem blijft,
+eilaas, niets meer op de aarde dan dit koude lijk van onzen jongen
+vriend!
+
+O, stort tranen, gij Wappers, zijn meester en beschermer! U is een
+lieveling en een zoon ontrukt. Zoo verijdelde de wreede slag van het lot
+uwe lessen en uwe moeite, zoo vernietigde hij uwe zoetste hoop, zoo
+doodde hij het zaad des vernufts, dat gij in zijnen schedel deedt
+ontkiemen. O, ween bij dit graf: uw beminde kunstzoon is niet meer!
+
+Stort gij ook tranen, gij, zijne leermeesters, die in name der
+Antwerpsche kunstmoeder hem tot de laatste rustplaats vergezelt: de
+Academie verliest in hem een waardigen en altijd dankbaren telg, die met
+liefde voor haren roem en voor haar welzijn waakte, en door zijne zoete
+deugden veel bijbracht om de eendracht in haren schoot te doen
+heerschen. O, weent gij ook bij dit graf: uw dankbare leerling is niet
+meer!
+
+Stort gij ook tranen, gij zijne medeleerlingen en kunstgenooten.
+Beklaagt hem, gij allen, die hem hebt gekend en bemind; treurt over het
+verlies van zooveel arbeid en zooveel hoop; bevochtigt met smartwater de
+aarde, die hem bedekken gaat, opdat het gras boven zijn gebeente zich
+voede met de teekens uwer droefheid. Ach, weent: uw goede vriend, uw
+jonge kunstmakker is niet meer!
+
+En gij, betreurde broeder, rust zacht in den schoot des vaderlands!
+Misschien was uw laatste uur bitter, omdat gij van uw doodbed te
+vergeefs uwe handen naar ons uitstaakt, en sterven moest verre van uwe
+Antwerpsche vrienden. O, wees getroost, dierbare doode. Zie neder van
+uit uw nieuw vaderland: bij uw graf staan ze allen; zie uw goeden
+meester, uwe leeraren, uwe medeleerlingen, uwe kunstgenooten tranen
+storten over uwe vroege opvaart,--en verblijd u nogmaals, als op aarde,
+in de uitgestrektheid onzer liefde tot U!
+
+En nu, Jozef De Hoy, lieve broeder, uw graf gaat zich sluiten; met
+verbrijzeld hart moeten wij het veld verlaten, waar uw gebeente rusten
+zal.... Welaan dan, zalige ziele, ontvang in den schoot der Godheid ons
+laatst en smartelijk Vaarwel!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN J.F. WILLEMS, DEN 26^{sten} JUNI 1846.
+
+
+Mijne Heeren en Kunstgenooten!
+
+Door de Antwerpsche _Maatschappij ter bevordering van Nederduitsche
+Taal-en Letterkunde_ gelast, bij dit plechtig rouwfeest in haren naam
+het woord te voeren, is het met een diep gevoel van treurnis en van
+ontzag dat ik dezen heiligen grond betreed.
+
+Het is dan waar: in den schoot dezer aarde slaapt Willems! Hier, onder
+onze voeten, rust hij voor eeuwig!
+
+Dat statig hoofd, woonplaats van vernuft en geestkracht, ligt ontzenuwd
+en loodzwaar neergezonken op het steenen rustbed!
+
+Stom is de tolk, wiens machtig woord in aller zielen overtuiging en moed
+storten kon,--stom de vaderlandsche nachtegaal, die het begeesterd
+Vlaamsch lied, als eene stem uit het roemrijk verleden, in onze harten
+zoo meesterlijk herklinken deed....
+
+Het kind, dat, nog stamelend, reeds als een toegeheiligde Nazareër, als
+een voorbestemde Eliacim, van wedereisching droomde, van moedertaal en
+Vlaamschen roem voorspelde;--den jeugdigen man, die het verbasterd
+nakroost opriep uit den slaap der verloochening, en den vreemde
+uitdaagde tot den strijd voor Vlaanderens wedergeboorte: die op zijne
+breede schouders den kruisboom der algemeene dwaling laden dorst; die,
+vervolgd en gebannen, in de stilte der ballingschap het vaderland eenen
+onsterfelijken roem bereidde;--den ouderling, die, als een reus in
+geduld en wetenschap, de aarde der verledene eeuwen opgroef en
+doorwroette, om de verlorene parelen onzer letterkroon op te zoeken; die
+juichend over gansch Europa de vergetene diamanten weder glinsteren
+deed:--_Slag van Woeringen_! _Brabantsche Yeesten_! _Reinaart_!
+stralende gesteenten, door hem geslepen en beglansd in de diepte zijner
+eenzame nachten!...
+
+Eilaas, het kind, den man, den ouderling, den dichter, den strijder, den
+geleerde--het nijdige graf heeft ze verzwolgen! Van hen blijft ons niets
+meer dan hun eeuwige roem en het goede, dat ze hebben gesticht.
+
+Gentsche bodem, gewijde rustakker van Vlaamsche helden en vaderlandsche
+martelaars, aan Willems ook hebt gij eene plaats ingeruimd tusschen de
+gebeenten uwer roemrijke vaderen. Wij benijden u dien dierbaren schat
+niet. God heeft het zoo gewild.
+
+Willems moest in zijnen dood zoowel als in zijn leven het ware beeld des
+vaderlands zelven zijn. De Antwerpsche grond droeg zijne wiege en
+hoorde zijne eerste zangen, Brabant werd verheerlijkt door zijne
+schoonste meesterstukken; op den grond van Vlaanderen heeft hij gezwoegd
+en geleden ... in den schoot van Vlaanderen moest Willems rusten; want,
+was hij ook niet een Vlaamsch held, een vaderlandsch martelaar? Zijne
+onvergankelijke nagedachtenis blijve aldus een band, door God zelf
+gesmeed tusschen alle gouwen, waar de Dietsche tale klinkt!
+
+Met het vochtig oog op dit graf gericht, beseffen wij dieper wat wij
+hebben verloren; wij erkennen niet alleen, dat, sedert de uitverkorene
+ten hemel opklom, een glansrijk en arbeidvol tijdstip gesloten is; maar
+iedereen van ons gevoelt met angst, dat het Vlaamsche leger zijn
+opperhoofd verloren heeft. Inderdaad, zoolang de veldheer het volle
+leven genoot, stonden de Vlaamsche strijders als een ondoordringbare
+muur vóór den vijand geschaard, altijd gereed om het heiligdom der
+moedertaal tegen allen hoon te verdedigen, voor alle schennis te
+bewaren.... De veldheer sneuvelde, de band was verbroken!
+
+Als verstomd door dit onverwacht verlies, zonder leidsman en middelpunt,
+liepen de Vlaamsche strijders gedeeltelijk uiteen en vergaten te waken
+bij het pand, dat aan hunne gemeene macht was toevertrouwd. De vijand
+sloop in het kamp en strooide er de verderfelijke zaden van mistrouwen
+en verdeeldheid.
+
+Was Willems' dood dan geene harde beproeving genoeg?--Ach neen! Eene
+andere schitterende star moest den hemel onzer letterkunde nog
+ontvallen; Ledeganck moest ook op zijne verbrijzelde harpe het hoofd
+voor eeuwig te rusten leggen; de twee straalrijkste lampen in den tempel
+der Vlaamsche kunst moesten door het wreede noodlot worden uitgedoofd!
+
+En, als wilde eene geheime macht afmeten tot hoeverre der Vlamingen
+standvastigheid gaat, als wilde zij beproeven, of onze vaderlandsche
+zaak tegen het geweld der losgebrokene stormen bestand is, wierp zij
+oneenigheid, tweespalt en verzwakking onder ons, terwijl onze harten
+nog ontsteld waren van rouw en droefheid.
+
+God, op welk tijdstip toch! Nu het bedreigde vaderland op ons roept, als
+op de uitgelezensten zijner zonen; nu de zwangere onweerswolken op onze
+grenzen samendrijven, nu de vreemdeling op onzen geboortegrond zelven
+werktuigen gevonden heeft, om ons te verleiden tot de verzaking onzes
+voorgeslachts, onzer moedertaal, onzer zeden, onzes verleden, onzer
+toekomst; nu de tijd gekomen is om onze vijftienjarige beloften te
+vervullen; nu iedereen, die zijn land bemint, het oog op ons gericht
+houdt, om te weten of onze gloeiende zangen geene ijdele woorden waren;
+nu alles, menschen en gebeurtenissen, ons toeroept: "het uur is daar!
+toont wie gij zijt!" nu zijn wij oneenig! nu strijden wij met verdeelde
+krachten, als hadden wij nooit in dezelfde rangen de wapenen van woord
+en geest voor 's lands eere gevoerd; nu staan wij eendrachteloos en
+zonder beraad, verspreid rond het heiligdom van ons bedreigd
+volkebestaan!
+
+Wie zal de verstrooide scharen weder vereenigen en ten strijde voeren
+voor moedertaal en vaderland? Wie van ons heeft door zijne ondervinding,
+door zijne lange loopbaan, door zijne wetenschap, door zijn kalm vernuft
+nu reeds het recht bekomen om aan de spits zijner broederen te staan?
+
+Willems alleen bezat dit recht; hij was wel metterdaad onze wettige
+vorst in het rijk der vaderlandsche letteren, vermits dit rijk dreigt in
+te storten bij zijnen dood. O, Willems, Ledeganck, roemrijk
+bardenpaar, nu in de hemelzaligheid vereenigd, gij ziet wellicht met
+treurnis van uit den schoot der Godheid op ons neer; misschien vertroost
+onze dankbare hulde uwe schimmen niet gansch over het plicht vergeten,
+waarin eene onbesefbare dwaling ons gedompeld houdt.--Zoudt gij vreezen,
+dat de Vlaamsche scharen, door onderling mistrouwen verzwakt, eindelijk
+bezwijken zullen? Dat uw voorbeeld, uw arbeid nutteloos zal worden
+gemaakt?
+
+Ha, neen! neen, niet waar? Gij verheugt u, omdat uw oog in het goddelijk
+boek der toekomst heeft mogen lezen: _Het Vlaamsche volk zal niet
+vergaan_! Gij lacht ons vroolijk toe uit den Hooge, omdat gij hoopt, dat
+hier, bij uwe graven, omgeven door den wasem, die uit uw heilig
+overschot opstijgt, wij onze harten openen zullen voor het volle gevoel
+van onzen dierbaren plicht; omdat gij hoopt, dat een straal der
+broederliefde ons verlichten zal; dat wij, overwegende wat uwe
+nagedachtenis van ons eischt, ons mistrouwen zullen afleggen om met
+vereende krachten te doen wat gij ons hebt voorgeleerd;--om den last te
+volvoeren, welken gij, betreurde barden, met uwen roem ons tot erfdeel
+naliet!
+
+O, landgenooten, kunstvrienden, die uit alle gouwen van België hier op
+Arteveldes geboortegrond, bij Willems' laatste rustplaats, vergaderd
+zijt, o, mocht het zoo geschieden! Mocht in deze onze plechtige hulde
+aan de nagedachtenis van eenen dierbaren doode het vaderland de weldaad
+der herstelde eendracht vinden!
+
+Zijn wij niet altemaal broeders in den Vlaamschen bloede? Is het niet
+dezelfde zucht, die onze harten jagen doet? Arbeiden wij niet te gader
+voor Vlaanderens grootheid?
+
+Aanschouwt dit graf! Kan er wel een schooner altaar der broederliefde
+voor Vlamingen zijn? Ach, ontsteken wij daarop de gewijde vlam der
+eendracht; dat het onze gevoelens van oneenigheid als een zoenoffer
+ontvange en vertere!--Dan zal Willems' gebeente van blijdschap trillen
+onder den kouden steen; dan zal zijne zalige schim voor 's Heeren
+aanschijn juichen op die zegepraal.... En wij, wij zullen onze zonen in
+bedevaart naar hier geleiden, naar het Campo-Santo, waar de Vlaamsche
+helden rusten, om God te danken over de hier behaalde
+overwinning;--tusschen het gras, dat nevens de heilige graven zijne
+halmen opschiet, zullen wij onze kinderen doen knielen, hun spreken van
+den _Vader der Dietsche dichters altegader_[1], hun den welvaartszang
+van den Vlaamschen zwaan[2] leeren stamelen, en ze doen bidden voor
+moedertaal en vaderland!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP HET GROOT MUZIEKFEEST TEN VOORDEELE DER SLACHTOFFERS VAN
+DEN HONGERSNOOD IN VLAANDEREN (1847).
+
+Mijnheeren en Mevrouwen!
+
+Wij vieren heden het blijde feest der zedelijke wedergeboorte onzes
+vaderlands. Deze zaal weergalmt van vreugdeliederen,--nog klinkt aan ons
+luisterend oor het schoone gezang der verleidende vrouwenstem,--alles
+ademt hier voldoening en geestdrift.
+
+ * * * * *
+
+Ach, de onweerstaanbare stem des gewetens en des plichts dwingt mij die
+vreugde te storen. Ik moet eenen snijdenden noodkreet tusschen onze
+jubeltonen mengen,--uwe gemoederen met pijn vervullen,--tranen doen
+storten misschien!
+
+Maar indien gij met ontheffing onze blijde zegeliederen aanhoordet, zult
+gij toch uw hart niet sluiten voor de droeve stem onzer stervende
+broeders. Gij zult mij aanmoedigen, niet waar?--Ja, want het is in naam
+der heilige menschenliefde--dit schoonste kenmerk van der Belgen
+geslacht--dat ik een akelig graftooneel voor uwe oogen openspreiden ga.
+
+Vlaanderen! Vlaanderen!--Die naam, zoo vermaard, was eens het zinnebeeld
+van rijkdom, van nijverheid, van kunstmin, van heldenmoed; in de gansche
+wereld wekte hij de gedachte op van een uitgelezen volk, dat met het
+zweet zijns aanschijns eene woestijn tot een aartsparadijs had
+herschapen.--Begroet als de geboortegrond der volksvrijheid, bewonderd
+als de wieg van een heldengeslacht, bemind als het tweede vaderland der
+kunsten....
+
+Vlaanderen! Vlaanderen! Nu is die naam een gebed,--eene klacht, die
+oprijst uit een onmeetbaar graf--een doodsschreeuw, die vergaat op de
+lippen der stervenden; een laatst vaarwel, door onze bezwijkende
+broeders ons toegestuurd! Waar is nu het heldenvolk? het nijverig
+geslacht, dat zich uit de zandige vlakte den schoonen lusthof van Europa
+bouwde? Waar zijn de afstammelingen van De Coninck, van Artevelde, van
+Van Eyck, van Stevyn?
+
+Eilaas, het grieft mij, dat ik de bloedige wonden mijns vaderlands
+ontblooten moet ... maar laat uw geest mij volgen,--ik zal u toonen,
+waar ze zijn en wat ze lijden!....
+
+ * * * * *
+
+Hier is het koud, niet waar? Hier, in de stilte des doods, beklemt het
+hart zich met afgrijzen en met schrik.--Wij zijn in het rijk des
+hongersnoods.
+
+Ziet gij ginds die halfnaakte menschenschimmen bij hoopen over de woeste
+velden dwalen en zoeken, gelijk de raven doen? Ziet, hoe machteloos zij
+hunne stramme leden over de sneeuw voortsleepen! Eene onuitsprekelijke
+pijn doorwoelt hun ingewand, hun oog is zonder leven, de aschverf der
+verkwijning ontkleurt hun aangezicht--zij hebben honger en zoeken
+voedsel. Daar valt er een, die niet meer op zal staan--nog een--nog
+meer! De hoopen verminderen; zij zaaien hunne lijken langs de baan;
+niemand ziet om naar den gevallen broeder; want ieder voelt ook de
+ijskoude hand des doods op zijnen verengden boezem drukken.--De
+hongersnood geeselt die levende geraamten voort; zij bukken het hoofd
+nog dieper in de wanhoop en dwalen sprakeloos verder--altijd
+verder;--misschien totdat de laatste gevallen zij!...
+
+ * * * * *
+
+Richt uw oog voorbij gindsche boomen. Ziet gij daar niet die bewegende
+grauwe vlekken op de sneeuw? Het zijn dieren, die eene prooi zoeken,
+niet waar? Neen, neen, menschen zijn het: vrouwen en kinderen, die
+huilend over het rapenveld kruipen en hunne ontvleesde vingeren ten
+bloede krabben, om aan den bevrozen grond nog een uur levens te
+ontrukken. Hier ook liggen er reeds ontzield, met het logenachtig
+voedsel in de verkrampte vuist!...
+
+ * * * * *
+
+Dáár, voor ons, schiet een kerkje zijne blauwe torenspits ten hemel. Het
+is een dorp, befaamd om de werkzame nijverheid zijner inwoners. Vóór
+eenige jaren galmde in elke dezer hutten het gerucht des arbeids en het
+heldere gezang der levensvreugd; gezondheid en kracht blonken als rozen
+op het gelaat der kinderen; de moeder zat er weltevreden, met den lieven
+zuigeling op den schoot, nevens het getouw van eenen moedigen vader,
+eenen beminden echtgenoot!
+
+Nu?--nu zwijgt er alles: men zou zeggen, dat de inwoners in eenen diepen
+slaap verzonken liggen.--Dwaling, dwaling! Daarbinnen, achter die stomme
+muren, zitten ook van die geraamten met wanhoop in elkanders oogen te
+staren, en sprakeloos wachtend op den roep van God!
+
+Opent eene deur--kiest toch niet--de hongersnood verschoonde hier
+niemand.... Zie, dáár op zijn verbrijzeld getouw zit de Vlaamsche
+arbeider; nevens hem, op wat stroo, ligt het lijk van zijn oudste
+zoontje,--een ander kind omvat zijne knieën en huilt om voedsel. Wat
+verder zit de moeder; zij drukt haren zuigeling tegen de borst en
+bevochtigt zijne dorre lippekens met hare tranen. Arme vrouw Zij lijdt
+honderdmaal, want het is de vrucht haars lichaams, die snikt en in hare
+armen sterven gaat! Wee, wee, te midden van het stomme huisgezin staat
+een afgrijselijk spook te lachen: de dood, die loert en wacht....
+
+ * * * * *
+
+Komt aan, verlaten wij dit akelig graf. Moed is er noodig tot het
+volbrengen onzer droeve reis:--overal lijken, overal stervenden, overal
+hongerige zwermen....
+
+Luistert, in dit dorp galmen menschenstemmen. Ha, dáár, op eene kraam,
+liggen vele stukken vleesch. God dank, hier is nooddruft, hier zal
+vreugde zijn!--Ach, neen, hier ook is lijden. Ziet, hoe honderden
+vrouwen en kinderen daar staan en weenen; hoe de mannen hunne boezems
+met de nagels verscheuren, hoe men huilt, hoe men kruipt en in krampen
+spartelt bij het gezicht van het nog bloedend voedsel. Eilaas, de
+redding, het leven lacht hun spottend toe;--de ijselijkste martelpijnen
+moeten ze doorstaan;--want dit vleesch is niet voor hen: het is te
+koop,--men moet rijk zijn om er eene bete van te verkrijgen.... En
+nochtans,--o God, hoe schrikkelijk;--het is paardenvleesch,
+hondenvleesch!
+
+ * * * * *
+
+Maar daar stormt de brandklok! het vuur verteert eene boerenwoning. Die
+ongelukkigen loopen er naartoe; want elk nieuw voorval brengt immers
+eene nieuwe hoop?--Reeds klimmen de vlammen boven het dak,--het huis
+stort in.... Ziet, daar loopen ze halfnaakt door het vuur en sleuren,
+met juichende zegeroepen, den verkoolden romp van een dier uit den
+brand. Vrouwen, kinderen, mannen werpen zich op de onverwachte prooi; ze
+scheuren het zwarte vleesch van het gebeente en verslinden het met den
+lach der zaligheid op den mond. Andere zwermen komen toegeloopen; men
+strijdt, men vecht om een deel van het akelig voedsel.--Welhaast is het
+dier verdwenen. Honderden, die te laat kwamen, blijven in vertwijfeling
+op de bloedige plaats staren, waar anderen verkwikking vonden, en rukken
+zich de haren uit het hoofd, omdat zij bij het wellustig feestmaal niet
+mochten tegenwoordig zijn!
+
+Och, genoeg, genoeg! Het hart scheurt bij het gezicht van zooveel
+lijden. Ontvluchten wij dit afgrijselijk oord; keeren wij terug naar
+streken, waar men het gevoel des doods en der verkwijning zoo niet met
+de lucht inademt. Wij zullen onder eenen klaarderen hemel tranen storten
+over het lot onzer broederen....
+
+ * * * * *
+
+Mijnheeren en mevrouwen, welke ook de gedachte zij, die Gij u tot heden
+over den nood in Vlaanderen gevormd hebt, toch zult gij wellicht het
+tooneel, dat ik u voorschetste, aanzien als te zeer overdreven en de
+waarheid voorbijloopend. Gave God, dat dit vermoeden gegrond ware! Maar,
+eilaas, het is zoo niet. Mijn woord is integendeel niet machtig genoeg,
+om u het tafereel van Vlaanderens ellende in al zijne akeligheid voor
+oogen te stellen.--Het is waar, dat de hongersnood het bloed van
+Artevelde in de aderen zijner zonen ontsteekt en bederft; het is waar,
+dat het nageslacht van De Coninck, van Breydel, van Borluut als een hoop
+hongerige wolven over de velden dwaalt en het rapenloof als eene
+lekkernij verslindt; het is waar, dat gansche dorpen bijna uitgestorven
+zijn; het is waar, dat men hondenvleesch verkoopt; het is waar, dat
+niet verre van ons, te midden van ons schoon en rijk vaderland, eene
+gansche bevolking verkwijnt en in het graf zinkt!...
+
+Wat gedaan in zulken onmeetbaren nood? Wat mag Vlaanderen nog redden?
+Wie kan die nedergeslagene, die zieltogende natie krachten verleenen om
+betere dagen te gemoet te zien?
+
+Zouden wij de hoop gansch uit onze harten laten vervliegen en met
+eenigen onzer landgenooten voor alle antwoord zeggen:--_de Dood_? Neen,
+neen, gansch België heeft geroepen:--_Weldadigheid_! Weldadigheid zal
+Vlaanderen steunen, totdat de morgenstond der redding de kim verlichte!
+
+O, wat is het schoon, eene geheele bevolking, zonder onderscheid van
+taal of afkomst, tegen den vreeselijken hongersnood te zien kampen, met
+de heilige wapenen der menschenliefde, en der barmhartigheid! Te zien,
+hoe stramme priesters den reisstok in de hand nemen, en als ware beelden
+van hunnen goddelijken meester zich over het vaderland verspreiden, om
+erbarming te roepen over hunne lijdende schapen! Hoe de Belgische
+vrouwen,--engelen des troostes op deze aarde,--hunne betooverende stem
+nog zoeter maken om de harten te treffen! Hoe het gevoel van
+weldadigheid alles heeft weten te bevruchten, en tot nevens de minst
+ingetogene vermaken zelfs een gebed heeft geplaatst! Hoe een
+tachtigjarige grijsaard tot zijn bed toe verhoopt, om nog eenigen zijner
+broeders te kunnen laven! Hoe uit alle steden, uit alle huizen, uit alle
+hutten de verzamelde liefdepenningen als een regen der verkwikking over
+het snakkend Vlaanderen worden gespreid!
+
+Ach, en toch hebben al deze vereenigde krachten den schrikkelijken
+hongersnood nog niet kunnen verdrijven; maar het heilig werk is
+begonnen; reeds zijn er duizenden uit de armen des doods ontworsteld.
+God zal welhaast zijne machtige dienaresse, de zon, ons tot strijdgenoot
+verleenen; Hij zal den vruchtbaren schoot der aarde ontsluiten en het
+zaad zegenen, dat de menschenliefde zelve over den akker zal hebben
+gestrooid. Ja, ja, de Belgische weldadigheid zal zegepralen over de
+plaag!--En dan, dan zullen wij met nog meer innigheid het vaderland
+beminnen, dat aan zijne reeds zoo luisterrijke kroon nog die
+allerschoonste parel des roems zal hebben gehecht; dan zullen wij weten,
+dat alle Belgen broeders zijn, wanneer een zelfde band van edelmoed en
+goedheid ze onafscheidbaar zal omsluiten.--En misschien--de geest der
+toekomst roept het aan mijn oor--misschien zal het schoone Vlaanderen
+nog eens het hoofd uit het graf verheffen, en aan den hemel der natiën
+blinken als de star der nijverheid en der volkskracht!...
+
+ * * * * *
+
+Gij ook, die met ontroering op mijne stem hebt geluisterd, gij zult het
+arme Vlaanderen niet vergeten, niet waar? Gij zult ook deel willen nemen
+in den strijd tegen den hongersnood? Gij zult nog eene aalmoes geven?
+Ach, om Gods wil!--gedenk dat het penningsken, dat gij wegschenkt,
+misschien nog intijds zal komen om eene stervende moeder te redden van
+den dood!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN THEODOOR VAN RYSWYCK, DEN 10^{den} MEI
+1849.
+
+
+O, Heer! voor welk onbekend verbreken boeten wij dan, dat Uwe hand zoo
+loodzwaar op ons nederzakt? Eilaas, de tijden zijn verre, dat wij in
+saamgestemde tonen het heilig loflied ter eere des vaderlands deden
+schallen,--dat wij, moedig en vroolijk, voor het goede streden en U
+juichend dankten bij elke zegepraal op verbastering en volksbederf
+behaald! Nu is alles duister en akelig op onze baan: onze vaderlandsche
+feesten zijn sombere lijktochten, onze vergaderplaats het veld des
+doods, onze zangen het eeuwige vaarwel, bij het graf onzer dierbaarste
+broeders gesnikt....
+
+Nog treurt het hopeloos Vlaanderen over de vroege opvaart zijner edelste
+zonen, nog zwoegt het weenend om den gedenksteen op het graf van den
+Gentschen zwaan[3] te rollen, nog bloedt het uit zijne dubbele wonde ...
+en reeds bonst een nieuwe noodkreet uit zijne scheurende ingewanden over
+het neerslachtig vaderland!
+
+Bij een ander graf--het laatste, dat wij sidderend zagen
+sluiten--durfden wij hopen, dat de storm had uitgewoed. Twee eiken
+kruinen lagen ontworteld en verbrijzeld ten gronde....[4] Het offer was
+volbracht? Eilaas, neen, neen! Nog ergens, in een welig oord bij de
+Schelde, bloeide een frissche wilg, in de volle kracht zijner
+oorspronkelijke milde natuur. Bij den minsten zucht, die zijn loover als
+de snaren eener harp deed trillen, liep het volk luisterend toe, en het
+bewonderde met dankbare aandacht de zoete liederen, die als
+dauwdruppelen glinsterend en zoel in de harten vielen, troost en balsem
+goten over het wee des vaderlands en de taal onzer moeder deden beminnen
+om hare harmonische en bekoorlijke zachtheid.
+
+Een voorbode des doods schoot nevens den frisschen boom voorbij en
+zengde zijn welig gebladerte: de zingende wilg verdorde langzaam--en
+stierf: kruin en stam vielen ter aarde. Niets meer, niets meer van hem
+dan de onvergankelijke naklank zijner betooverende liederen....
+
+Niet genoeg dat de _Vlaamsche Nestor_ van tusschen ons werd weggemaaid,
+niet genoeg dat de wreede dood het lied in de keel des _Vlaamschen
+Nachtegaals_ verworgen kwam ... ook de _Vlaamsche Bard_, de vroolijke
+zanger des volks moest ons verlaten--lijden en sterven als een
+martelaar.
+
+
+
+
+
+Daar ligt hij.... Van Ryswyck! bevrozen onder den kouden zoen des doods
+... en met hem zinkt voor eeuwig in den schoot der aarde zijne
+wonderlier, die het ingewand des volks trillen deed.
+
+Van Ryswyck! gij waart mijn eerste strijdgenoot. Samen trokken wij te
+velde tegen de vijanden van ons geslacht; samen verhieven wij het zwaard
+des woords, om den naam der voorvaderen te wreken en Vlaanderen op te
+heffen uit de vernedering. Terwijl ik dorst beproeven het vroegere
+heldendom ten voorbeeld onzer broederen op te roepen, stroomden van uwe
+lier mannelijke en machtige zangen, die het vaderland doorklonken en mij
+den boezem van hoop en vertrouwen deden zwellen. Mij suist nog in het
+oor:
+
+Verheft het hart, verheft de stem;
+Het klinke uit ieders mond:
+Wat lot ons dreig', wat leed ons naak,
+Ten strijde voor de moederspraak,
+ Op vaderlandschen grond!
+Dreunt luid, der vadren taal ter eer;
+Klinkt, zangen, klinkt in 't rond!
+Van hier met vreemden pronk en praal
+Wij zingen in der vadren taal
+ Op vaderlandschen grond![5]
+
+Van Ryswyck, diep betreurde broeder, het lot heeft ons in een
+verschillend pad geleid; doch achting, liefde heeft altijd tusschen ons
+voortbestaan. Onze baan voerde ons toch zoo menigmaal weder te zamen!
+Hoe dikwijls hebben onze handen in de eenzaamheid in elkander
+gegloeid;--hoe dikwijls ontstroomden onzen lippen woorden van
+begeestering, om elkander aan te moedigen tot den nationalen strijd! Hoe
+dikwijls verspraken wij elkander eene onverbrekelijke broedertrouw!
+
+Ah, die trouw is niet verbroken geworden. Moge eenige schaduw de
+vriendschap tusschen ons overneveld hebben, het hart toch bleef goed....
+Ja, bij uw nog ongesloten graf zeg ik het met de diepste overtuiging:
+gij hebt uwen strijdmakker blijven achten en beminnen, gelijk hij nooit
+een onvriendelijk gevoel tegen u in zijnen boezem toeliet. De traan van
+rouw en verdriet, die uwen ouden wapenbroeder nu bij den rand van uw
+graf ontrolt, moge uwe ziel in den schoot der Godheid verheugen en u
+zeggen, dat ik uw hart heb gekend en geschat....
+
+Taalgenooten, vrienden, gij, die met mij de aarde zijner laatste
+rustplaats bevochtigt en snikkend nederziet in den gapenden kuil, die
+zijn stoffelijk overblijfsel verslinden gaat, uwe smart is onzeglijk,
+niet waar? Het vaderland, al wie Vlaming is en Vlaanderens roem bemint,
+moet weenen! inderdaad! Die zwijgende baar omsluit voor eeuwig den
+goeden, minnelijken zanger, wiens voetstappen een eeuwig spoor van
+troost en blijdschap nalieten, uit wiens zachte blikken de opgeruimdheid
+des harten en de vriendschap straalden, wiens aanzijn vreugde en
+levenslust verspreidde waar hij kwam ... hij, het ware beeld der
+voorvaderlijke gulhartigheid!
+
+Kind der natuur, begaafd met eenen milden gloed van betooverende
+zielsharmonie, worstelde hij moedig tegen smart en verdriet om zijne
+zending te vervullen; hij verhief zich door eigene krachten, boeide het
+luisterend volk aan zijne lippen en verwierf, met eenen welverdienden
+roem, den eernaam van Vlaanderens lieveling.... Misschien ging het lot
+hem gunstig worden, misschien ging hij eenige rust genieten in zijn
+hobbelig en pijnlijk levenspad: maar, eilaas, een ijselijk wee verbrak
+de vaderlandsche harp in zijne handen, de heilige lamp der poëzie doofde
+langzaam uit,--en, na onbedenkbaar lijden, legde hij, vermoeid en
+afgemat, het hoofd op zijn eens zoo verleidend en zoo machtig speeltuig
+neder.
+
+Indien iets bij dit graf zijne bedrukte ouders, broeders en vrienden
+troosten kunne, dan zij het de overtuiging, dat Van Ryswycks dierbare
+naam zal leven, zoolang uit eenen Vlaamschen mond de Dietsche tale
+klinkt. Die naam hoort toe aan de geschiedenis onzer letterkunde, door
+de onschatbare parelen van ingeboren vernuft en van dichterlijke
+harmonie, die in zijne werken liggen opgesloten; hij hoort toe aan onze
+zonen, die de liederen van den minnelijken Vlaamschen zanger niet kunnen
+vergeten.
+
+En nu, taalgenooten, zal dit graf zelf, zal onze gemeene smart ons niet
+indachtig maken, dat het nieuw en onherstelbaar verlies, waarmede het
+lijdend Vlaanderen geslagen wordt, de vereeniging onzer krachten noodig
+maakt tot het voltrekken van het gebouw, waaraan Van Ryswyck zoo
+onverpoosd heeft gearbeid? Zullen wij ongevoelig blijven aan den roep,
+dien hij, als door profetische inspraak gedreven, ons in betere tijden
+toestuurde:
+
+Broeders, komt, de wraak gebluscht
+In het boos gemoed.
+Komt, elkaar in vree gekust,
+En voor 't kwaad geboet.
+
+'t Leven is zoo kort en broos,
+Om 't door haat en nijd
+Te verbittren voor altoos,
+Tot ons eeuwig spijt.
+
+Vrede, trouw en broedermin
+Zij ons eenigst doel,
+Met een onverzetbren zin
+En een rein gevoel.
+
+Wie bestaat, die nooit misdeed,
+Vrij van vlek en blaam...?
+Dus, vergeven wij het leed,
+In des Heeren naam!
+
+Ja, mocht de nagedachtenis van een en dierbaren doode onze harten
+vermurwen; mocht eindelijk het treurend vaderland in onze verzoening een
+gedeelte der krachten terugvinden, die het wreedste lot ons door zijne
+onverbiddelijke slagen ontroofde!...
+
+En gij, Van Ryswyck, arme vriend, betreurde broeder, slaap gerust in den
+geboortegrond, dien gij hebt bemind en verdedigd; hij zij u licht en
+zoet, de vaderlandsche bodem! Dat God u daarboven met Willems en met
+Ledeganck vereenige, opdat gij, roemrijk drietal, bidden moget voor ons
+en voor Vlaanderen.... Vaarwel, vaarwel.
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+OVER DE MISKENNING DER MOEDERTAAL, UITGESPROKEN OP EEN LETTERKUNDIG
+FEEST, TE ANTWERPEN IN 1851.
+
+Mijnheeren en Mevrouwen!
+
+Het is drie jaren geleden dat ik voor de laatste maal de eer genoot tot
+UEd. het mondelijk woord te sturen.
+
+Gedurende dien tijd zijn er op den grond der Vlaamsche zaak dingen
+gebeurd, die ik in het voorbijgaan aanraken wil, vooraleer tot het
+onderwerp mijner rede over te gaan.
+
+Wat ik zeggen ga, weet gij allen.
+
+Eene arglistige vervolging heeft sedert twee jaren op de Vlaamsche zaak
+gedrukt. Men heeft de verdedigers der moedertaal tegen elkander
+opgehitst, de tweespalt in onze rangen geworpen en ons door mistrouwen,
+door aangevuurden haat van elkander afgescheurd: eerst onze eendracht en
+onze macht gebroken, en dan elken Vlaamschen strijder persoonlijk
+bevochten en aangevallen, om zoo al de steunpilaren van den
+vaderlandschen tempel omverre te rukken, met de hoop dat het gebouw, tot
+gruis instortende, de stem van het verdrukte Vlaanderen voor eeuwig
+onder zijne puinhoopen zou versmachten.
+
+Twee jaren lang waande de vijand zich der overwinning zeker.
+
+En nochtans, hier staan wij weder vóór u, talrijker, machtiger dan te
+voren!
+
+Wat beteekent dit? Het beteekent, dat alle grondbeginsels, die op de
+waarheid berusten, in de vervolging zelve eene bron van macht en leven
+vinden. Het beteekent, dat de Vlaamsche volkszaak, die wij verdedigen,
+niet op personen rust, maar eene onverdelgbare waarheid is. Het
+beteekent, dat zij zal vooruitgaan door de kracht alleen van haar
+grondbeginsel; dat zij zal zegepralen en eens haar edel doel zal
+bereiken, al spanden alle onvaderlandsche gevoelens te zamen om haar te
+verstikken!...
+
+ * * * * *
+
+Mijnheeren en mevrouwen, ik stel mij voor, UEd. het ware doel onzer
+streving nog eens voor oogen te leggen, in uw hart de vlam der
+vaderlandsliefde aan te vuren en u op te roepen om met ons, volgens de
+maat uwer vermogens, werkzaam te worden tot het opbouwen onzer verdrukte
+broeders, tot het verdedigen der moedertaal, door God en onze vaderen
+ons gegeven.
+
+Leent mij, bid ik u, uwe welwillende aandacht. Er is een volksstam,
+welks geschiedenis overvloeit van heldendaden en roemvolle feiten; een
+volksstam, die gedurende eeuwen aan het hoofd der Europeesche beschaving
+stond en aan de Westerwereld leeren moest, wat de woorden ontslaving,
+vrijheid, burgerrecht, handel en nijverheid beteekenen; een volksstam,
+die in kunsten, in wetenschappen en zelfs in oorlogsroem immer uitblonk,
+en aan den hemel der toekomst schitterende starren heeft gehecht,
+starren, onder welke er zijn, die men noemt: Van Eyck, Artevelde,
+Rubens, De Coninck, Van Dyck, Lipsius, Teniers, Van Maerlant, Mercator,
+Dodoens! Dit volk zoo moedig, zoo machtig, zoo trotsch, zoo vermaard
+... dit volk waren onze vaderen.
+
+Welk schoon erfdeel hebben zij ons nagelaten! Eigen roem, eigen recht,
+eigen taal! Maar hoe hebben wij het heilig erfdeel des voorgeslachts
+bewaard? Hebben wij de vaderlijke rechten ons niet laten ontnemen?
+
+De twee derde gedeelten der bevolking van België spreken Vlaamsch; de
+Vlamingen zijn dus in groote meerderheid. Zonder twijfel is hunne
+moedertaal de landtaal in België; zonder twijfel overheerscht het
+Vlaamsch den minderen stam? Of, zoo de Belgische natie haar bestaan op
+gelijkheid en rechtvaardigheid tusschen de twee broederstammen heeft
+gebouwd, dan ten minste heeft elk het volle gebruik zijner taal en
+rechten behouden, en niemand ligt in België voor zijne medelandgenooten
+in het stof gebukt?
+
+Eilaas, het is eene bittere spotternij, niet waar?--Wilt gij weten, wat
+er van de afstammelingen van Van Eyck, van Artevelde, van Rubens
+geworden is? Wilt gij het lot van het Vlaamsche volk kennen? Komt met
+mij; ik zal ze u toonen, de twee millioen broeders, die door de schuld,
+door de lichtzinnige modezucht van velen onzer tot onwetendheid gedoemd
+zijn; die slaaf zijn in geest en in lichaam, op den bodem van het meest
+vrije land der aarde; die rondsukkelen in den nacht der duisternis en
+voor eeuwig verwezen zouden blijven, om als onmondige kinderen, als
+verdrukte Paria's te leven en te sterven, indien het ons aan moed en
+kracht ontbrak, om tegen de vijanden van het Vlaamsche bloed manhaftig
+te staan en te kampen gelijk onze vaderen deden. Ziet gij daar, in die
+burgerwoning, eene vrouw bij eene wieg zitten droomen? Welke zalige hoop
+streelt haar moederhart! Zij lacht de toekomst tegen en vraagt met de
+oogen ten hemel: Welke is de bestemming van mijnen zoon, o God?--Zijne
+bestemming, vrouw? Hij zal vreemdeling zijn in zijn eigen vaderland;
+want de taal, die gij hem leert stamelen, is de taal van zijn
+geboorteland niet. Gij kunt zijne verbastering niet betalen, gij kunt
+hem geen Fransch doen leeren, arme moeder; daarom zal hij gedoemd
+blijven tot slafelijke minderheid, deel hebben noch in het openbaar
+leven, noch in de beschaving, noch in het licht des geestes; hij zal het
+slachtoffer worden der lafheid zijner broederen, die gedoogen, dat het
+Vlaamsche bloed, de Vlaamsche taal verstooten worden en verdrukt.
+
+Ha, het kind is een jonge man geworden! Zijn oog schittert toch van moed
+en levenslust; hij eischt zijne plaats onder de zonen des vaderlands;
+hij ziet elkeen vooruitstreven in den maatschappelijken stroom; hij wil
+deel hebben in het openbaar leven: wat zal hij worden? Hij is begaafd
+en, mocht hij zijne moedertaal bezigen, wie zou zijne bestemming durven
+bepalen? Nu? nu is hij nog niet bekwaam om korporaal, gendarme of
+sleuteldrager in eene gevangenis te zijn.--Ondersta uw lot,
+verstooteling: de weg der beschaving en des voorspoeds is voor iedereen
+geopend; voor u alleen, Vlaming, voor u alleen gesloten!
+
+Eindelijk, veertig jaar.... De Vlaamsche aanhoudendheid heeft zijnen
+arbeid vruchtbaar gemaakt; hij is burger, hij drijft handel. De
+verdrukking heeft hem niet verlaten! Nu is hij omringd van ambtenaren en
+staatsbedienden, die zijne taal niet verstaan; voor klachten, vertoogen,
+smeekschriften, voor alles, dat hem in aanraking brengt met de
+overheden, moet hij als een verstandeloos kind de pen van eenen
+zaakwaarnemer ontleenen en eene gehuurde hand betalen,--om hem te doen
+gevoelen, dat hij geen vaderland heeft.
+
+Hij wil naar recht en rede deel nemen in de openbare geestontwikkeling;
+hij wil in het staatkundig volksleven treden. Die opgedrongene
+onwetendheid doet hem lijden, omdat zijn hart hem zegt, dat hij ook
+mensch en Belg is. Maar de openbaarheid, door de grondwet hem
+gewaarborgd, is hem in eene vreemde taal ontgoocheld. Bij zijne
+provincie Fransch, op het stadhuis Fransch, in alle bestuurszaken
+Fransch; altijd de taal der minderheid, die den Vlaming in het stof der
+vernedering drukt en hem daar, zijn leven lang, gebogen houdt als een
+lid van een gevloekt geslacht, dat zelfs het recht zou verloren hebben
+om verbetering naar geest en naar lichaam te wenschen.
+
+Wilt gij den Vlaamschen burger op de bank der schande zien? Volgt mij
+naar het gerechtshof. Daar zit hij ... hij is verdacht van eene misdaad
+... men beschuldigt, men pleit, men getuigt, men twist. Wat hier op het
+spel staat, is zijne eer, zijne onschuld, zijn leven, de gansche
+toekomst van zijn huisgezin. Hij beeft en knarsetandt van woede ... hij
+verstaat niets van de beschuldigingen, tegen hem ingebracht: hij woont
+den strijd om zijne eer en zijn leven bij als een stomdoove martelaar!
+Dan eerst gevoelt hij, welke verdrukking zijn geslacht verplet; dan
+eerst breekt hem het hart van schaamte in den boezem; dan eerst
+vervloekt hij den naam van Vlaming en stuurt hij door de ruimte eenen
+blik van wraak tegen de bastaarden van zijnen stam, die door hunne
+lafheid hem overleverden aan dit schreeuwend onrecht.
+
+Dit is, vrienden, het lot van twee millioen onzer broeders. Hen in name
+onzer roemrijke vaderen verlossen van dit akelig lot, hen terugroepen
+tot het leven der ziel en des geestes, den naam en de taal onzes
+voorgeslachts weder met luister opbeuren uit de schande, dit is de
+schoone, de heilige taak, waaraan wij ons leven en onze vermogens hebben
+toegewijd. Is deze taak niet grootsch, niet edel genoeg?
+
+Maar beschouwen wij ons onderwerp nog langs eene andere zijde.
+
+Eenen anderen burger is ook een kind geboren,--zoon van eenen
+bevoorrechte in de Vlaamsche maatschappij. Deze zal het onderwijs in
+volle maat genieten; maar wat zal hij worden? Een verdediger van zijn
+geslacht? Een beschermer zijner broederen? Neen, neen, zonder het te
+weten, wordt hij de roede, die zijne broeders nog dieper moet helpen ter
+neder slaan. De taal, welke zijne moeder hem leerde stamelen, die vorm,
+waarin zijne eerste gewaarwordingen, zijn geest, zijn oordeel, gansch
+zijn wezen in hunne oorspronkelijk vruchtbare natuur gegoten werden, die
+taal is ook de ambtelijke taal van zijn vaderland niet. Zes of zeven
+jaren gaat hij slijten tot het aanleeren en doorgronden eener vreemde
+taal, al de kostbare overblijfsels van den eigen geest, in de kindsheid
+en in de jeugd vergaderd, moet hij afleeren, vergeten, verloochenen, om
+zich geheel in eenen nieuwen vorm te herscheppen. Aan eene uitheemsche
+beschaving moet hij nieuwe gedachten en een nieuw zedelijk bestaan gaan
+afbedelen.
+
+Wat kan er dan van de ingeborene gaven, die alleen den eigen mensch
+uitmaken, overblijven in dit pleisteren afgietsel van een vreemd beeld?
+Niets! Het is een ontleende man, wiens verstand en wiens gevoel als een
+mozaïek van vreemdaardige stukgedachten zijn bijeengebracht. Hij zij nu
+zeer geleerd, hoe hoog zal hij stijgen op de ladder der menschelijke
+vermogens?
+
+Zoo ontrooft men het Vlaamsche volk al zijne uitgekozene geesten, om er
+vreemdelingen van te maken. Men neemt uit zijn midden al degenen weg,
+die door God bestemd waren om hun geslacht tot voortgang op te wekken,
+te leiden en voor te lichten; men veroordeelt een gansch volk tot
+duisternis en tot eeuwigen stilstand.... En als Vlaanderen lijdt, als
+het, door hongersnood verkankerd, om hulp smeekt, dan roept men het
+wreedelijk toe: "uwe onwetendheid, het gebrek aan vooruitgang zijn de
+oorzaken uwer ellende!"
+
+Wreede spotternij! men steekt eenen ongelukkige de oogen uit: en men is
+boos genoeg om hem zijne blindheid als eene misdaad te verwijten!
+
+Gansch Europa heeft met medelijden het lot van het manhaftig Hongarije
+gezien;--maar hoe zeer ook een machtige keizer na de overwinning op de
+Hongaren drukken moest, toch heeft hij hun het volle gebruik hunner
+moedertaal gelaten: dit laatste palladium der volken heeft hij zelfs
+zijnen vijanden niet ontroofd.
+
+Wij, wij zijn afstammelingen van Van Maerlant, van Artevelde, van Van
+Eyck; wij hebben eene grondwet, die ons het vrije genot onzer moedertaal
+waarborgt; wij zijn geen overwonnen volk; wij zijn de groote meerderheid
+der Belgische natie ... en tot zooverre zijn wij in de kolk der
+vernedering gezonken, dat wij den ongelukkigen Hongaren het genot van
+het heiligste recht benijden moeten!
+
+Wie is er dan, wien het Vlaamsche bloed door de aderen vliet, die niet
+van verontwaardiging beeft bij zulke schande?
+
+Voorwaar, de aanslag des vijands is slim berekend; hij waant ons reeds
+verre gedwaald op de helling, die ons als volk in den nacht der
+vergetelheid storten moet; maar zullen wij blijven slapen in de lafheid,
+terwijl de naam onzer vaderen verloren gaat? Zullen wij den moed opgeven
+en, met de armen op de borst gekruist, den doodsstrijd van ons geslacht
+aanschouwen?... Tot wanneer? totdat de bazuin des noodlots in onze ooren
+dondere: "dit is het vonnis der lafheid en der baatzucht: er is geen
+Vlaamsch volk op aarde meer!?..."
+
+Ah, ah, neen! Duizendmaal neen! Zoo goedkoop zal het bestaan van het
+Vlaamsche heldenras niet geleverd worden!
+
+Gij bedriegt u, gij, die Vlaamsch België reeds veroordeeld waant.
+Heldere starren zijn opgerezen in den nacht onzer vernedering; het
+Dietsche volk heeft het hoofd verheven; zijn oud bloed is aan het
+bruisen gegaan; langzaam, maar onweerstaanbaar als zijne vaderen,
+streeft het vooruit in de baan der wedereisching.... Gij hebt ook
+gespot, toen wij na 1830 het durfden ondernemen eene Vlaamsche
+letterkunde te stichten; gij hebt gespot en de jonge dichters uitgemaakt
+voor zinneloozen, die het waagden, zooals gij zeidet, eene wanluidende
+brabbeltaal te doen herleven.
+
+Oh, gij kendet noch de macht van het Vlaamsche bloed noch de schoonheid
+der Vlaamsche moedertaal. Slechts veertien jaar zijn er verloopen ... en
+de vruchten onzer letterkunde worden vertaald, gelezen en niet zelden
+bewonderd in Duitschland, in Engeland, in Italië, ja zelfs in Frankrijk!
+
+Gij hebt gespot, en op veertien jaren hebben die arme verstootelingen,
+die Vlaamsche zinneloozen gedeeltelijk iets tot stand gebracht, waaraan
+grootere volken niet zelden eeuwen tijds moesten besteden.
+
+Zoo zal het u ook gaan met de wedereisching onzer rechten: gij zult
+spotten; wij, wij zullen werken, werken zonder omzien, strijden zonder
+verpoozing, niet met het stoffelijk zwaard des gewelds, maar met het
+machtig zwaard des woords--en zoo vooruitgaan met de langzame doch
+onverwinnelijke kracht des gedulds en der overtuiging.
+
+Was wel ooit de tijd ons gunstiger? De laatste orkanen, die over Europa
+zoo verdelgend, zoo bloedig woelden, hebben den blinddoek van veler
+oogen weggescheurd; men heeft dan eindelijk begrepen, dat vreemde taal
+en vreemde zeden de middelen niet zijn om eene natie tot geluk, tot
+roem, tot voorspoed en tot vrede op te leiden.
+
+Niet waar, moeders, niet waar, vaders, gij weet nu, dat uit het Zuiden
+de zuivere zeden niet komen? Dat de eerbaarheid uwer dochters in den
+vloed der uitheemsche dag-litteratuur geene waarborgen vinden kan? Dat
+uw zoon op die markt van oneer, van lichtzin en van besmettende wuftheid
+zijnen geest niet veredelen kan?
+
+Ja, gij zult uwe kinderen vreemde talen doen aanleeren, omdat de
+noodzakelijkheid het eischt; maar gij zult ze toch niet vreemd maken aan
+hun eigen vaderland, aan hunne moedertaal, dien schat, waarin het
+tegengif van bederf en zielsverzwakking berust. Gij zult hun herinneren,
+dat zij tot een deugdenrijk heldengeslacht behooren,--dat zij Vlaming
+zijn.
+
+En gij, jonge vrouwen, door God begaafd met al de schatten der
+schoonheid en des gevoels, zult gij niets doen om het lot uwer broederen
+te helpen verzachten? Zult gij aan den afgod der mode alles blijven
+slachtofferen, tot zelfs de waardigheid van onzen naam? Gij, engelen der
+menschlievendheid, zoudt gij weigeren aan een gansch volk, dat lijdt en
+in de duisternis verkwijnt, lafenis en troost te helpen schenken? Zoudt
+gij weigeren, uwen liefderijken geest te verheffen tot het begrijpen van
+ons heilig en menschlievend doel? Neen, neen, gij zult de verbastering
+uit uw hart keeren, de pogingen uwer Vlaamsche broeders aanmoedigen en
+ons, in den goedkeurenden bijval onzer zusters, de zoetste belooning van
+onzen arbeid laten vinden, niet waar?
+
+En gij, letterkundigen, dichters, taalvrienden, gij allen, mijne
+kunst-en strijdgenooten, o, meet zonder afschrik de zwaarte van onzen
+nationalen arbeid. Apostels van het vaderlandsch geloof, zendelingen van
+eene nog onbegrepene leering, moeten wij vervolging doorstaan, laster en
+verdrukking lijden. Hij, die de waarheid verkondigt, neemt het looden
+kruis der miskenning op de schouders ... maar is het niet in het vuur
+dat het edelste metaal wordt gelouterd? Zijn het niet de hinderpalen en
+de strijd zelf, die de mannelijke ziel verheffen tot het volle gevoel
+harer macht? Welaan, de haat, de nijd, de tweedracht uit ons midden
+weggezweept, de handen saamgeslagen, de broederkus gewisseld ... en dan
+met stalen overtuiging voortgewerkt, getoond wat Vlaamsche krachten en
+Vlaamsch geduld vermogen. Vooruit! God is rechtvaardig. Hij zal ons de
+zege schenken....
+
+En kunnen wij het werk niet gansch volvoeren, onzen zonen reeds van in
+de wiege toegeroepen: "Kind, zoon van Artevelde, o groei haastig op tot
+eenen Vlaamschen man! Uwe moedertaal wil men vernietigen, uw geslacht
+wil men verdelgen; gij moet leeraar zijn in den tempel der Vlaamsche
+wedereisching, leeraar en strijder voor moedertaal en vaderland!"
+
+En zoo, vrienden, broeders, zoo blinke eens weder in de toekomst de star
+van Vlaamsch België als een licht van roem, van voorspoed en van ware
+vrijheid!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER MEERDERJARIGHEID VAN Z.K.H. DEN HERTOG
+VAN BRABANT DEN 8^{sten} APRIL 1853.
+
+
+Mijnheeren,
+
+Uit den schoot onzer Maatschappij is de eerste oproep uitgegaan, om van
+den 18den verjaardag des hertogs van Brabant een heuglijk tijdstip,
+eene grootsche vaderlandsche plechtigheid te maken. Haar valt nu ook de
+eer te beurt, allereerst den feesttoon aan te heffen en de komst van den
+blijden dag te verkondigen.
+
+De gezangen, die hier zoo begeesterd uit Vlaamsche borsten stroomen,
+zijn het voorspel van het ontzettend zegelied, dat morgen over gansch
+België losbreken zal en het luisterend Europa als een toon van hoop, van
+betrouwen en van liefde moet doorklinken....
+
+Morgen zullen millioenen menschen, armen en rijken, kinderen en
+grijsaards, met kloppend hart op den vloer des tempels nederknielen;
+overal, waar het teeken der verlossing boven 's Heeren woning zich
+verheft, zullen de zielen in plechtige uitstorting zich vereenigen; de
+wierook zal branden op de duizenden altaren van België, en met zijne
+geurige walmen zal de dankbare bede van een geheel volk smeekend
+opstijgen, tot vóór den troon van God, die onzen geboortegrond zoo mild
+gegezend heeft.
+
+Maar de menigte zal opstaan en het heiligdom, na volvoering van den
+plicht, verlaten; zij zal in onbegrensde vreugd uitstroomen over het
+land, en de lucht vervullen met zegevierende galmen. Uit de zalen der
+kasteelen, uit het kamerken der werklieden, uit nederige dorpen, uit
+vergeten gehuchten zullen begeesterde stemmen elkander tegenklinken....
+Bazuinen zullen schallen, feestkanonnen zullen het ruim doordonderen, en
+al die blijde kreten, al die geruchten zullen zich vermengen tot eenen
+reusachtigen zegenzang ... en voortschallen en, immer opnieuw
+begeesterd, in de hoogte klimmen, totdat in den schoot des nachts de
+glans der millioenen feestlichten verdoove.... En dan zal de vermoeide
+volksschaar zich ter ruste leggen, eene zalige hoop in het hart en eenen
+zoeten glimlach op de lippen.... En om den mond van allen, die
+insluimeren, zal een zacht liefdegebed blijven zweven, hunne zielen
+zullen juichend voortmurmelen:
+
+"O God, zegen, zegen op hen, die wij beminnen! Bescherm de schutsengelen
+van België, het dankbaar land uwer genade!"
+
+Waarom toch die onbegrijpelijke lofzangen. Waarom dat blij gewemel, dat
+uitspattend geluk, die zegekreten, zoo ontzaglijk, zoo onmeetbaar
+grootsch, dat het der wereld toeschijnt alsof de stemme van het Belgisch
+volk inderdaad de stemme Gods ware?
+
+Ah! Geest des twijfels, die in het Zuiden woont, de vlam der liefde is
+van u weggegaan: gij kunt het niet begrijpen! Gij, wiens hoogmoed u
+belet de deugd en de weldaad in eenen mensch te beminnen,--o, neen, gij
+zult het niet gelooven.... Het is de manwording van een kind!...
+
+Maar op dit edel kind rusten de weldaden, door zijnen vader aan een
+dankbaar volk bewezen; in de aderen van dit kind stroomt het bloed van
+Leopold; in de aderen van dit kind vliet het bloed der welbeminde
+Louisa.... Hij is de eerstgeborene, de geliefde, de dierbare zoon der
+wijsheid, der vrijheidsmin, der christelijke liefde, der weldadigheid.
+Op zijn hoofd rust onze hoop; hij is voor ons het blijvend pand van Gods
+bescherming, het troostend zinnebeeld eener gelukkige, eener roemrijke
+toekomst!
+
+De geestdrift, het gevoel der nationale fierheid ontstelt mij; de
+dichter heeft in mijn hart de plaats des redenaars ingenomen. En
+nochtans ik moet het bedwingen, dat vuur, dat mijnen boezem doorvlamt;
+want mij is het vervullen van eenen plicht der dankbaarheid opgelegd: ik
+moet met zooveel koelheid als mij nog overblijft, u de weldaden
+herinneren van hem, dien wij in zijnen doorluchtigen zoon eeren en
+zegenen; ik moet insgelijks blijdschap, zelfvoldoening en hoogmoed in
+uwen boezem gieten en zichtbaar en tastelijk toonen, hoe in het vrije
+België vorst en volk, door eendracht en liefde, de gunst des Heeren en
+de bewondering van Europa hebben verdiend.
+
+Welaan, volgt mij in deze beschouwing.
+
+Sedert vele eeuwen had Belgenland onder vreemden dwang gezucht, of zijn
+lot was vastgehecht geworden aan het lot van andere volkeren. Het recht
+tot eigen ontwikkeling had het verloren.
+
+1830 sloeg op de klok des tijds. Het Belgisch volk stond op; het streed,
+het kampte om de vrijheid; het zegepraalde.... Maar nauwelijks is de
+laatste triomfgalm in het ruim verzwonden, of de twistfakkel stort hare
+vonken over ons uit: wanorde, mistrouwen, onzekerheid, haat en
+verdeeldheid richten zich dreigend op tusschen de overwinnaars.
+
+De volken der aarde zien met medelijden op de kleine natie neer; het
+woord _Belgenland_ doet op der vreemden lippen eenen spotlach ontstaan.
+Elkeen verwacht zich aan den val van het ranke gebouw, reeds zoo druk
+door de gezindheden ondermijnd, vooraleer het voltrokken zij....
+
+Maar te midden van dien hopeloozen toestand, van dat gevaar, zendt de
+hemel zijn licht over het Belgisch volk; hij toont ons de star onzer
+onafhankelijkheid, de star onzer macht, de star onzer toekomst....
+
+Leopold! Leopold! roept de juichende menigte, als herkende zij in dit
+enkel woord het zinnebeeld der verlossing.
+
+Heeft zij zich bedrogen? is hier alweer de stem der Belgische natie niet
+de stemme Gods geweest?
+
+Ziet, alle gezindheden omringen den koning; zij zweren rechtzinniglijk
+trouw aan vorst en vaderland. In de schaduw van den nationalen troon,
+beschermd door den schepter van den wijzen koning zelven, rusten de
+vrijheid der gedachten, de vrijheid des woords, de vrijheid van
+vereeniging, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van onderwijs....
+
+Over het gansche land hoort men de vroolijke geruchten des arbeids:
+zingend doorploegt de landman den grond, die hem door vertrouwen
+dierbaar wordt; de steden overdekken zich met wolken rook; de nijverheid
+vervult de lucht met de zwoegende aseming van het stoomtuig, de schoot
+des aardrijks wordt doorwoeld: moedige werkers dalen bij duizenden in
+onafmeetbare diepten; de Belgische bodem spuwt bergen vuurstof en
+metaal, de ziel des arbeids en der openbare welvaart.
+
+De machtigsten onzer naburen staan verwonderd bij dit onverwachte
+verschijnsel; zij verengen hunne grenzen, uit schrik voor België's
+uitspattende nijverheid. De naam onzer vaderen, zoolang vergeten, wordt
+uit onze haven, dwars door storm en golfgeklots, naar de verste
+werelddeelen gevoerd; de kunsten ontwaken, zij hervinden haren ouden
+luister.
+
+Allen doen wonderwerken, om het dierbaar vaderland te verheerlijken;
+allen: burgers, arbeiders, krijgslieden, kunstenaars, dichters,
+geleerden, allen juichen dankbaar en roepen tot God:
+
+"Gezegend zijt Gij, o Heer, dat Gij mij op dezen milden grond liet
+geboren worden. O, neen, zoo is mijn vaderland mij niet te klein!"
+
+Deze spoedige, deze wonderbare ontwikkeling van alle volkskrachten, van
+vrijheid, van geloof, van landbouw, van nijverheid, van handel, van
+kunsten, van openbaar leven--doet de vreemde natiën met verbaasdheid
+vragen:
+
+"Welk is toch het onbegrijpelijk raadselwoord dezer onverwachte
+uitzetting, dezer samenwerking van een gansch volk, dezer reuzenkracht?"
+
+Het Belgisch volk antwoordt met stillen eerbied: LEOPOLD!...
+
+Maar het tooneel verandert: een bloedig getal verschijnt op de uurplaat
+des tijds: 1848 is dáár!
+
+Uit het Zuiden, uit het Oosten, uit het Noorden verheffen zich sombere
+wolkgebergten, de zon der beschaving verduistert, de volkeren, van angst
+verstomd, aanschouwen met verengden boezem den naderenden orkaan.
+
+Het donkere gevaarte opent eensklaps zijnen zwangeren schoot.... Eén
+onmeetbare donder rolt zijne vreeselijke galmen heen en weer over het
+sidderend Europa.
+
+Welke onbegrijpelijke razernij heeft het dwalend menschdom aangegrepen?
+Het doorborend lood, het vepletterende ijzer vliegen huilend in de
+onweersduisternis rond en breken duizenden levens; op den heiligen stoel
+van Petrus zelven wet zich de moordpriem; bloed vliet bij stroomen;
+vuurkolommen stijgen op; tronen storten om, koningen vluchten.... En uit
+den akeligen warklomp der losgebrokene driften stijgt een vonnis in de
+hoogte; ontelbare drommen roepen ten hemel:
+
+"De koningen der aarde zullen verdwijnen in eene zee van bloed!"
+
+ * * * * *
+
+Maar te midden van den storm, te midden van het moordgehuil der gansche
+wereld zie ik België's troon, onwrikbaar als eene rots op de liefde des
+volks gebouwd.
+
+Een koning, met het kalme licht der wijsheid op het edel voorhoofd; eene
+koningin, eene heilige, die hare drie vorstelijke kinderen met angst aan
+haren moederboezem drukt; want zij, de goede, de liefderijke, zij weet
+dat het bliksemvuur der volkswoede uit de laagte opstijgt en bij
+voorkeur de hoofden treft, die met eene kroon omgeven zijn....
+
+Het uur is plechtig; de woeste drom uit het Zuiden bedreigt onze
+grenzen, hij wil hier zijn bloedig vonnis tegen den wijzen vorst uit het
+Westen volvoeren....
+
+Ontzaglijk schouwspel! De grijze vorst neemt zijne kroon, neemt ook de
+kroon der goede koningin; deze teekenen der macht en der heerschappij
+legt hij met stillen glimlach voor zijne voeten neder en spreekt tot het
+luisterend volk:
+
+"Belgen, mijne liefderijke kinderen, zijt gedankt om uwe verkleefdheid.
+De tijd kan gekomen zijn, dat mijne tegenwoordigheid u blootstellen zou
+aan bevechting van buiten, aan bloedige twisten van binnen. Welaan, ik
+wil u bewijzen, hoezeer ik u bemin. Ik ontneem aan de doorluchtige telg
+der Orléans de kroon, zoo luisterrijk gedragen; ik onterf mijne
+teergeliefde kinderen ... om Belgenland, mijn dierbaar Belgenland, voor
+opschudding en ramp te bewaren: de eenige belooning, die wij voor deze
+opoffering vragen, is, dat God ons toelate u gelukkig te zien...."
+
+O, vrienden, gij weet het nog, welk antwoord het dankbaar België op 's
+konings rede gaf.
+
+Het gansche land liep in Brussel voor het paleis des konings te zamen;
+en toen Leopold, door herhaalde liefdekreten uitgenoodigd, zich te
+midden des volks en der burgerwachten begaf, steeg een zoo ontzettend
+gejuich, een zoo donderende zegeschreeuw uit den schoot der ontelbare
+scharen, dat de reusachtige weergalm er van den grond der hoofdstad
+daveren deed. Het volk, als van liefde en eerbied zinneloos, drong het
+vorstelijk geleide uiteen.... Het wilde zijnen koning hebben, alleen,
+zonder wacht, zonder verdediging.... En geene andere uitdrukking voor
+zijne geestdrift meer vindende, woelde het de koets van Leopold als in
+de hoogte, en voerde ze zegepralend tot voor het paleis der hertogen van
+Brabant....
+
+Daar, op het balkon, staat eene koningin, eene moeder met hare drie
+edele kinderen.
+
+Zij stort tranen van ontroering: het volk ziet het; eene langere
+zegekreet, een hevig dankgejubel vliegt uit alle borsten tot haar, de
+weldadige koninginne!
+
+Over gansch Europa hangt een ratelende donder van haat en wraak, van
+gekerm en noodgehuil ... over België klinkt een enkele machtige galm ...
+een galm der liefde.
+
+Het is zoo schoon, zoo grootsch, dat het herdenken er van alleen de
+zenuwen ontstelt en het harte koortsig beven doet!
+
+Om het tafereel te voltooien, zou ik uw gemoed met weedom moeten
+vervullen, en tranen van rouw uit uwe oogen moeten rukken.
+
+Ik zou u België moeten toonen, stil, zwijgend in doodschen angst, en
+biddend met zulk ingehouden gemurmel, alsof de lucht des vaderlands het
+gewelf van een onmeetbaar graf geworden ware..... En niet verre van het
+Vlaamsche strand eene vrouw, eene moeder, eene koningin, die sterven
+gaat.... Bij de noodlottige sponde den meestbeminden koning der aarde en
+zijne edele kinderen, in tranen smeltend.... En haar, de stervende
+engel, die bij haren laatsten snak smeekend de hand ten Oosten reikt en
+uitroept:
+
+"O, Belgen, Belgen, hebt mijne kinderen altijd lief!"
+
+Louisa!... zalige weldoenster des vaderlands, zie neder uit den schoot
+der Godheid, o, zie! hoe wij uwe kinderen beminnen. De galmen, die gij
+voor den hoogsten troon hoort ruischen, zijn gebeden, triomfzangen ter
+eere van uwen eerstgeborene. En niet alleen hem is onze liefde zoo innig
+toegewijd; de schat onzer harten is groot genoeg, om allen, die u
+dierbaar zijn, in hetzelfde zielsgevoel te omvatten. Allen zullen wij
+trouw blijven; allen zullen wij eeren en beminnen.... Koning Leopold,
+omdat hij door zijne wijsheid ons vaderland roemrijk heeft gemaakt
+tusschen de volkeren der aarde; omdat zijne vaderlijke hand ons in de
+baan van macht, van welvaart en van vrede heeft geleid; omdat hij,
+koning, onzen geboortegrond het land van belofte der vrijheid heeft doen
+worden.... Den hertog van Brabant, omdat hij ook door God met wijsheid
+en kalme macht des geestes is begaafd; omdat hij voor onze kinderen zal
+zijn, wat zijn doorluchtige vader voor ons was; omdat onze gansche
+toekomst, onze hoop, ons geloof in welvaart en volksgeluk op zijn edel
+hoofd berusten.... Den graaf van Vlaanderen, omdat uw doorluchtig bloed
+door zijne aderen stroomt, omdat hij eenen naam voert, die ons,
+Vlamingen, den roem onzer vaderen herinnert!... De lieve, de beminde
+prinses Charlotta, omdat zij uw evenbeeld is; omdat in haar rein gelaat
+uw glimlach leeft en uwe deugden herblinken; omdat zij als gij de
+Christenkoningin der armen en der lijdenden zal zijn.
+
+O, ja, verhevene beschermster van het land, waar uwe kinderen wonen,
+onze trouw, onze liefde blijven eeuwig als het aandenken uwer deugden.
+
+Herklinke tot voor Gods troon, schalle tot in uw zalig moederhart de
+dankbare zegeroep van het Belgisch volk.
+
+Leve Leopold!
+
+Leven zijne doorluchtige telgen! Leve België's hoop: Leve de hertog
+van Brabant!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN IN DE MAATSCHAPPIJ VOOR TAAL EN KUNST, IN DE
+TEGENWOORDIGHEID DES KONINGS EN DER KONINKLIJKE FAMILIE, TER GELEGENHEID
+VAN HET HUWELIJK VAN Z.K.H. DEN HERTOG VAN BRABANT MET H.K. EN K.H.
+MARIA HENDRIKA VAN OOSTENRIJK.
+
+
+Deze zaal heeft menigmaal gedreund onder onze vaderlandsche zegekreten:
+meer dan eens hebben wij, hier vergaderd, den dierbaren naam Zijner
+Majesteit, onzen goeden koning, en HH. KK. HH. zijne geliefde zonen, in
+jubelende galmen ten hemel opgezonden als een gebed der vurigste
+dankbaarheid. Geene enkele van al de oneindige weldaden, door God en den
+koning aan België bewezen, of zij is hier met godsdienstig gevoel van
+erkentelijkheid herdacht en gevierd.
+
+Ik hoor nog in mijn ontsteld gemoed de daverende triomfzangen, die
+onlangs uit deze zaal ter eere van den Kroonprins,--hoop en toekomst des
+vaderlands,--in de hoogte klommen; ik hoor nog, hoe onze begeesterde
+stemmen zich paarden aan het reusachtige zegelied, dat uit alle hoeken
+van België opsteeg en het verbaasd Europa met verwondering sloeg.
+
+Maar de schat van Gods goedheid was voor ons nog niet uitgeput;--en,
+alsof onze liefde, onze trouw, onze vreugd zelve ons eener hoogere gunst
+hadden waardig gemaakt, onze dankbare stemmen klonken nog door het ruim,
+toen reeds daarboven eene nieuwe weldaad voor ons vreedzaam en gelukkig
+vaderland werd bereid.
+
+De almachtige beschermer van België wierp den oogslag zijner genade op
+Europa's Oostergrens; dáár, in den keizerlijken gaard, ontlook eene
+edele bloem, eene zuivere lelie, eene doorluchtige spruit, versierd met
+al de gaven der jonkheid, der schoonheid en der deugd.... En God sprak
+aldus zijne beslissing uit:
+
+"Er is op aarde een troon, door Mij gebouwd op onwrikbare zuilen van
+volksliefde en vorstenwijsheid; een troon, glanzend door de Majesteit
+van hem, die hem bekleedt; een troon, geheiligd door de deugden eener
+zalige vorstin; een troon, omringd en versierd met het edelst kroost;
+een troon, voor welks voet de dankbare gebeden van een geheel volk
+dagelijks te zamen stroomen en van daar opklimmen tot Mij, den God aller
+natiën.... Maria Hendrika, keizerlijke leliebloem, zoo zuiver in mijn
+oog, Ik wil mijn geliefd Belgenland eene weldaad schenken. Die Koning
+worde u een teedere vader; de eerstgeborene zijner edele telgen worde u
+een dierbare echtgenoot; dat liefderijk volk worde u een verkleefd en
+dankbaar huisgezin; die troon, waarop mijne genade rust, worde eens uw
+vorstelijke zetel!!..."
+
+Luistert, dáár, achter den verren horizont, verheffen reusachtige
+vreugdegalmen zich in de hoogte! De lucht schijnt er van ontsteld.... Ik
+zie gansche drommen volks de dorpen verlaten, uit den schoot der aarde
+opklimmen, uit zwoegende vuurkolken zich vooruitwerpen en met koortsige
+blijdschap te zamen stroomen. Het zijn onze Waalsche broeders, die hunne
+bergen en dalen doen daveren onder hunnen machtigen zegekreet: "Daar is
+zij! Daar is zij, de keizerlijke bruid van onzen geliefden erfprins!..."
+
+Welhaast richt het ijzeren stoomgevaarte, belast met alles, wat wij
+meest beminnen op aarde, zijnen snellen loop naar het hart van België;
+en, alhoewel het vooruitschiet als een pijl, uit eenen reuzenboog
+ontsnapt, toch staan de bevolkingen aller steden en dorpen langs de baan
+geschaard en doen den hemel hergalmen van hunnen durenden
+welkomstgroet.
+
+Oh, het is schoon, wonderbaar schoon en troostend, het schouwspel van
+een geheel volk, dat zijne duizenden stemmen tot eenen enkelen
+jubelkreet, tot een enkel danklied vereent. Het is schoon en edel te
+zien, hoe op onzen geboortegrond alle stammen, alle standen, alle
+gezindheden eenparig juichen en hunne blijde tranen vermengen, wanneer
+wij God en den koning om eene nieuwe weldaad te danken hebben. Ah, het
+is wel waar, dat al de Belgen slechts een enkel broederlijk huisgezin
+vormen--en daarom rust de zegen des hemels zoo zichtbaar op hen, omdat
+de heilige vlam der liefde toch in hunne harten blijft branden, al mocht
+ook hunne strekking naar het _goede_ verschillig zijn.
+
+En nochtans, indien het mogelijk ware, dat een gedeelte des algemeenen
+vaderlands zich bijzonder gelukkig gevoelde over de doorluchtige
+echtverbintenis, die men in gansch België viert, dan voorzeker zouden
+wij het zijn, wij Vlamingen, frissche tak van den Germaanschen
+reuzeneik, wij broederen van het edele Duitsche volk, in de taal en in
+den bloede.
+
+Ah! wij zullen de uitverkorene dochter des keizers eeren, niet waar? Wij
+zullen de doorluchtige dochter Maria Theresia's beminnen, niet waar?
+Beminnen zooals het hart der Belgen beminnen kan? En, mocht het nijdig
+lot soms eene dreigende wolk doen ontstaan, niet waar, dan zou voor ons
+het historisch _Moriamur pro Rege nostro_ ook eene waarheid worden? En
+wij zouden toonen, dat het heldenbloed onzer vaderen heden nog den eed
+onzer liefde bevestigen kan!...
+
+Maar neen, hebben wij betrouwen op Gods goedheid. Hij, die ons den
+wijsten koning der aarde gaf, Hij zal het land zijner genade beschermen;
+Hij zal onzen geliefden erfprins en zijne keizerlijke bruid bewaren voor
+de minste smart, en hun levenspad met de bloemen des geluks en des roems
+bestrooien; Hij zal den graaf van Vlaanderen en de prinses Charlotte,
+teerbeminden onzer zalige koningin en weldoenster Louisa, opleiden en
+met zijnen zegen vergezellen; Hij zal de dagen van onzen ouden koning
+vermenigvuldigen, opdat hij lang, zeer lang nog de beschermengel van
+België moge zijn; opdat onze kleinzonen ook nog het geluk zouden
+genieten, den grootmoedigen weldoener huns vaderlands te aanschouwen en
+te danken.
+
+O, ja, zóó zal het lot zijn van hen, die wij beminnen; want,--antwoordt
+mij in uw hart,--zoo de liefde eens volks de vorsten gelukkig maken kan,
+wie op aarde kan gelukkiger zijn dan Zijne Majesteit onze koning Leopold
+en zijn dierbaar huisgezin?... Welaan, vrienden, geeft getuigenis van
+dit gevoel! Dat onze stemmen, bezield door liefde en dankbaarheid, ten
+hemel stijgen; dat onze zegegalm klinke tot voor Gods troon!
+
+Leve de koning! Leve de hertog! Leve de koninklijke familie!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP HET FEEST VAN HET ST.-LUKASGILDE, DEN 21^{sten} AUGUSTUS
+1854.
+
+
+Mijnheeren en Mevrouwen,
+
+Toen mij de gelegenheid aangeboden werd om in deze plechtige vergadering
+het woord te voeren, kende ik de namen en de uitmuntende welsprekendheid
+der redenaars, die mij moesten voorgaan. Ik begreep, dat uw geest zou
+vermoeid zijn, en ik onmogelijk nog de macht kon vinden om uwe aandacht
+te verdienen. Ik schrikte terug en aarzelde om den vermetelen stap te
+wagen.... Maar de geest der vaderlandsliefde ontvlamde in mij; zijne
+stem zeide tot mijn twijfelend gemoed: "Het is een feest ter herinnering
+van 's Lands alouden roem, van Vlaanderens macht, van Vlaanderens kunst;
+het wordt gevierd in een paleis, dat opgebouwd werd tot beoefening van
+vreemde kunst en taal, tot verspreiding van vreemde zeden.... En gij
+zoudt het Vlaamsche woord niet doen hergalmen tusschen de trotsche
+wanden, die nooit anders zagen dan uitheemsche praal?--Ga, spreek daar
+van eigen grootheid, beziel de geschiedenis der vaderen, toon hoe het
+voorgeslacht eeuwen lang de wereld verstommen deed door wonderen van
+moed, van nijverheid en van kunst.... Vrees niet; zij, tot wie gij de
+stemme zult richten, zijn landgenooten, wier hart gevoelig is voor
+alles, wat den geboortegrond vereeren kan. Zij zullen u aanhooren.... En
+mocht u de kunst ontbreken om de reeds zoo diep geroerde snaren huns
+gemoeds nog te treffen, zij zullen het u welwillend vergeven, in aanzien
+van uw lofbaar doel...." Ik heb den geest geloofd, op uwe goedheid mijn
+betrouwen gesteld en de taak aanvaard.... Het is nacht over de
+wereld.... Na eeuwenlange heerschappij is eindelijk het trotsche Rome
+gevallen. Onder de puinhoopen zijner uitgeputte grootheid heeft het
+alles verpletterd en begraven. Heldhaftige doch woeste volksstammen
+overstroomen het bezwijkend Europa, en doen de natiën bukken onder het
+juk der dientsbaarheid. Alle licht is uitgedoofd; de geslachten, onder
+het zwaard geboren, volgen elkander op zonder hoop op eene betere
+toekomst. In gansch Europa niets meer dan overwinnaars en overwonnenen,
+meesters en slaven, barbaarschheid en duisternis. Men is vergeten, dat
+een ander lot dan slavernij de bestemming der menschheid kan zijn....
+
+Maar het baarkleed des zedelijken doods, ofschoon als een onmeetbare
+lijkdoek over de wereld verspreid, heeft niet alles overdekt. Er ligt
+bij den Westelijken zeekant een klein plekje gronds, dat nog, nog
+alleen! door de zon der toekomst wordt beschenen. Zijn naam is
+Vlaanderen.
+
+Terwijl het overige der wereld niets hoort dan wapengeknars en
+wraakgeschreeuw, hulpgeroep en noodgehuil, hergalmt hier het blijde
+gerucht van den wordenden volksarbeid. De schietspoel ratelt over het
+getouw, de hamer bonst op het aanbeeld, de beitel knarst in den
+steen.... Men timmert schepen, men doorklieft den ongestuimen Oceaan;
+men handelt, men vaart, men reist naar verre streken, men arbeidt, men
+zwoegt, men slaaft. Geene verwarring: de werkers van elk ambacht, van
+elke kunst zijn aan elkander door eenen eed van getrouwheid en
+wederzijdsche hulp verbonden: het _Gilde_, dat raadselwoord van onzer
+vaderen grootheid, bevrucht hier den arbeid, stort burgerzin en gevoel
+van eigenwaarde in elks boezem en vereenigt aller krachten tot eenen
+wondermachtigen hefboom.... Hoort, na de afgedane taak hebben de
+Gilden zich nedergezet bij het vroolijk broedermaal; zij bezingen
+Vlaanderens onafhankelijkheid, zij juichen de toekomst tegen en zweren,
+dat nimmer een dwingeland den dierbaren grond ongestraft zal bezoeken.
+Zij hebben goud bij hoopen, zij hebben manhaftig bloed bij stroomen, zij
+bezitten geduld, onverschrokkenheid, betrouwen in Gods hulp.... Zou wel
+uit Vlaanderen de verlossing der volkeren uitgaan? Zouden wel de Gilden,
+bewusteloos nog, de ontslaving der wereld voorbereiden?...
+
+Inderdaad, daar rijst de vrijheidskreet over het sluimerend Europa. De
+volkeren luisteren met verwondering op den blijden galm, doch begrijpen
+hem niet.
+
+De meesters, de overwinnaars, de verdrukkers hebben het dreigend teeken
+evenwel verstaan. Sidderend van kommer en wraakzucht, roepen zij
+elkander toe: "Te wapen, te wapen! naar Vlaanderen! Verdelgd moet het
+nest, waar onze val wordt uitgebroeid; versmacht moet het vermetele ras,
+dat droomen durft van burgermacht en burgervrijheid!"
+
+Boden draven van het eene land naar het andere, bazuinen schallen,
+keteltrommen donderen; een lange oorlogsschreeuw doorgalmt het Westelijk
+Europa. De meesters loopen te zamen, zij vergaderen tot ontzettende
+drommen, zij zijn zestigduizend in getal, overdekt met ijzer en
+staal.... De paarden steigeren onder den slag hunner _gulden sporen_,
+de bodem davert onder hunne vaart.... Zij zakken met zegevierend gejubel
+naar het kleine Vlaanderen af!...
+
+Wat vermag een zwak volk, een volk van arbeiders en burgers, tegen zulke
+vreeselijke overmacht? Eilaas, het is dus beslist? de kiem der vrijheid
+zal versmacht worden in het Vlaamsche bloed? de baan der menschelijke
+toekomst zal voor eeuwig verbalkt worden met het zwaard der
+dwingelandij?
+
+Maar wat zie ik? Vlaanderen durft de worsteling aanvaarden?... Waarlijk!
+Boven zijnen grond heerscht een zonderling gebruis als van een
+zwoegenden bijenzwerm: het zijn kreten van onversaagdheid en van moed.
+"Naar Kortrijk, naar Kortrijk!" galmt het; "ten strijde, ten strijde,
+voor vrijheid en voor land!"
+
+De werkhuizen, de Hallen, de panden der Gilden spuwen dappere mannen;
+uit alle steden en dorpen loopen burgers en arbeiders naar Vlaanderens
+moederstad, naar Brugge, waar de dekens der machtigste Gilden, waar De
+Coninck en Breydel hen wachten.
+
+Zonderling leger, wonderlijke strijders! De werktuigen, de
+gereedschappen hunner nijverheid zijn hunne oorlogswapens geworden! Op
+hunne vaandels prijken hamers, bijlen, truweelen, schietspoelen; geen
+ijzer beschut hunne borst; hun lichaam is slechts bedekt met de gewone
+kleederen des arbeids.... En toch, op het sein der dekens, op de stem
+van Breydel en De Coninck trekken zij juichend naar Kortrijks veld ...
+en stormen met blinden moed, als een losgebroken orkaan, tegen den
+overmachtigen vijand in....
+
+Burgers en ridders, Vlamingen en vreemden vermengen zich tot eenen
+akeligen warklomp, en zwoegen en strijden, hakken en pletteren, huilen
+en slaan.... De lucht siddert, de aarde beeft, de zon verduistert onder
+het stof, dat uit het zwermend gevecht opstijgt; reeds heeft zij de
+helft harer hemelbaan doorloopen, en nog immer kaatst haar licht terug
+in stroomen vlietend bloed, nog immer ziet zij den ijselijken
+menschendrom over hoopen lijken heenvlotten.... Maar het gaat eindigen:
+de strijd vermindert, de meesters met de gulden sporen zijn gevallen.
+Hoort, daar rijst een reusachtige zegeschreeuw over het slagveld; de
+Gilden zwaaien hunne standaarden in de hoogte en doen de lucht hergalmen
+onder den vaderlandschen heilkreet: Vlaanderen den leeuw! Vlaanderen den
+leeuw!
+
+De vrijheid onzes lands, de ontslaving, de toekomst der wereld zijn
+gered! De Vlaamsche Gilden hebben het burgerlijk recht aan de komende
+geslachten geschonken!
+
+En nu, Vlaanderen, uitverkoren land, nu gij uwer bestemming en uwer
+macht bewust zijt, nu met vertrouwen vooruit in de baan der ontwikkeling
+en der volksgrootheid. Pheniciërs der nieuwe beschaving, doet uwe
+werkhallen daveren onder de geruchten des arbeids, doorklieft de
+wereldzee, voert de voortbrengsels uwer nijverheid naar de onbekendste
+gewesten, maakt alle volkeren u schatplichtig en doet het goud over uwen
+bodem stroomen. Voorloopers van den grooten Columbus, gaat, onderneemt
+de stoutste reizen, ontdekt de Azorische eilanden en plant het Vlaamsche
+vaandel te midden van den Amerikaanschen Oceaan. Zendt uwe stoute
+Gildebroeders, uwe kundige ambachtslieden naar Frankrijk, naar
+Duitschland, naar Engeland. Dat zij daar den volkeren leeren, hoe men
+den arbeid der samenspanning bevrucht; dat zij daar de gronden leggen
+van lateren rijkdom, van vrijheid en van burgermacht.... En zijt even
+groot op het gebied der kunst: geeft der wereld schilders als de
+gebroeders Van Eyk, als Van der Weyden, als Memlinck; schenkt haar
+dichters als Van Maerlant, Van Heelu, Van Velthem, Van Boendale: streeft
+alle natiën vooruit in beschaving, in arbeid en in kunst!
+
+Roemrijk Vlaanderen, gij hebt uwe benijders niet gansch verplet; het
+groote ridderland, dat u beloert, is vruchtbaar en rijk aan dappere
+mannen; honderdmaal nog zal het Vlaamsche bloed voor de vrijheid
+vlieten.... Maar indien het gevaar u dreigt, indien de roem of het
+volksbestaan van Vlaanderen in de weegschaal wordt gelegd, dan zal uit
+den schoot uwer sterkmoedige Gilden wel een man ontstaan, die als een
+reus de wereld tot eerbied voor uwe onafhankelijkheid en voor uwen naam
+zal dwingen. Dan zal uit uwen grond het ontzaglijk beeld van Jacob van
+Artevelde oprijzen. Gesteund door de Gilden, machtig door kunde, door
+verstand, door onversaagdheid, zal hij--burger, arbeidsman, deken der
+Gentsche Gilden--de koningen om zijn raad en om Vlaanderens vriendschap
+doen smeeken.... Gruwelijk! Een dolk, door vreemden nijd gewet, zal den
+roemrijksten uwer zonen dooden, den grootsten burger der middeleeuwen
+aan de bewondering Europa's ontrooven. Dan zal voor u het tijdvak der
+beproeving zich openen; uw kroost zal zonder plooien voor het vaderland
+alles doorstaan, tot zelfs den schrikkelijksten hongerdood; gij zult
+helden op helden telen. Philips Van Artevelde, Jan Hyoens, Pieter Van
+den Bossche, Frans Ackerman, zonen uwer Gilden, zullen nog uwe vijanden
+doen verbleeken en de vrijheid steunen, waar zij wankelend wil
+nederstorten in eene zee van bloed....
+
+Tevergeefs!--O, manmoedige maagd van Vlaanderen, gij hebt voor de
+wereld gestreden, gij moet voor de wereld boeten.... Verteerd door
+hongersnood, uitgeput van krachten, verbijsterd van het onophoudend
+kampen, ligt gij machteloos, kwijnend, stervend.... En toch, uwe
+ingewanden sidderen in den pijnlijksten barensnood. Wat zal de vrucht
+uws lichaams zijn? Uit u kan slechts ontstaan wat grootsch en ontzaglijk
+is.
+
+Ah, gij hebt u willen wreken? Uw zoon is een held, gelijk er slechts op
+de uiteinden der eeuwen soms een enkele verschijnt. Zijn hoofd voert
+menige vorstenkroon; hij heerscht over Vlaanderen, over de Nederlanden,
+over Spanje, over Duitschland, over het Roomsche rijk. Hij drukt de
+volkeren neder onder zijnen machtigen arm; hij zegeviert over de
+Franschen en neemt hunnen ridderlijken koning gevangen; hij trekt naar
+het Oosten en drijft de woeste Turken uit Europa; hij vaart naar Afrika,
+verdelgt het rooversnest der Saracenen en verlost 22,000 Christenen
+aller natiën uit de gruwelijkste slavernij.... Zijn roem vervult de
+wereld, zijne heldendaden verstommen de menschheid.... En die
+oorlogsreus, o Vlaanderen, dat wonder van macht, van staatsbeleid, die
+Alexander der Christeneeuwen, die keizer der keizers, die koning der
+koningen, hij is uw zoon: een Vlaming, een Gentenaar, keizer Karel! Oh,
+gij bleeft groot, zelfs in de wraak, in de dwaling: eens baardet gij de
+vrijheid der volkeren, nu hebt gij de opperheerschappij der vorsten
+gebaard ... en bij uwe verkwijning zelve beslistet gij nog over de
+toekomst der wereld.
+
+ * * * * *
+
+De tijden zijn veranderd. Gedurende eene gansche eeuw heeft de geest
+des oorlogs over de aarde gewoed; de natiën hebben zich uitgeput in
+eenen rusteloozen kamp; eene nieuwe godsdienstleer heeft zich over
+zekere gedeelten van Europa verspreid; brandstapels hebben geblaakt,
+galgen en schavotten hebben opgericht gestaan.... Eindelijk, uit de
+afgematheid ontstaat de vrede; het hijgend Europa zal adem scheppen,
+rust genieten.... Maar de Vlaamsche volksgrootheid is versmacht in
+bloed. Brugge, de rijke wereldstad, treurt op de puinhoopen zijner
+welvaart. Geene kunstenaars, geene dichters meer om zijnen roem te
+vieren.... Vlaanderen zwijgt en weent....
+
+Zou de bestemming van der Leeuwen vaderland vervuld zijn? Zou de zon des
+roems hem nooit meer beschijnen, den Dietschen stam, die eens zoo
+glanzend aan het hoofd der volkeren stond? Eilaas, zou hij gedoemd zijn
+om te kwijnen en onvermeld het zwakke leven te dragen, totdat de
+vreemdeling den vergeten naam van het vervallen geslacht uit het boek
+der natiën wegvage?
+
+O, neen! de geschiedenis van het Vlaamsche volk kan zoo niet breken!
+
+Ziet, daar in eene andere streek van den Dietschen grond rijst eene
+prachtige stad. Haar binnenste zucht en bruist van de geruchten des
+arbeids, duizenden schepen gaan en keeren op haren breeden vloed; hare
+oevers hergalmen van het blijde zeemanslied. Een hemelhooge toren, als
+een reusachtig kantwerk gebeiteld, verheft zich uit haren schoot....
+Alles verkondt, dat de kunst, de nijverheid, de koophandel--eenige nog
+mogelijke bronnen van 's volks verheffing--hier hunnen zetel hebben
+gevestigd. Antwerpen, redster van der vaderen naam, frissche, schoone,
+struische dochter van Vlaanderen, erfgename van den Vlaamschen roem, ik
+groet u! Met ontzag, met eerbiedige liefde stap ik uwe muren binnen....
+
+Welk schouwspel! Uwe straten zijn vervuld met leden van alle landen, van
+alle talen, van alle spraken. Is het de koophandel alleen, die den
+vreemdeling dus in menigte binnen uwe trotsche wallen roept? Maar velen
+spreken van kunst, van wetenschap, van poëzie? Zij stroomen naar uwe
+tempels, knielen in godsdienstige bewondering neder voor de
+meesterstukken, door uwe zonen gewrocht, en roepen in geestdrift uit:
+"Roem en eerbied zij den Vlaamschen stam! Hij heeft eens Europa verbaasd
+door wonderen van onverschrokkenheid en van moed, nu verstomt hij de
+wereld door wonderen van kunst. Welk mag toch het raadselwoord van de
+altijd herlevende kracht dezes volks zijn?"
+
+Dit raadselwoord, o wandelaar, het omringt u! Die honderd altaren, wier
+pracht, wier rijkdom uwe zinnen treft en uwen geest ontroert, zeggen zij
+u niet, wie ze heeft gesticht, wie ze door kunst zoo glansrijk heeft
+versierd? Voeren zij niet tot wapen dezelfde teekens, die weleer op
+Vlaanderens onverwinnelijke vaandels prijkten? Hamers, tangen, scharen,
+bijlen? De Gilden waren het raadselwoord van vroegere volksmacht, de
+Gilden zijn ook het raadselwoord van lateren kunstroem.
+
+Kom met mij; ik zal u toonen waar het heilig vuur der kunst zijne
+bezielende stralen uitschiet.--Daar, vóór ons, verheft zich een prachtig
+gebouw; zijn voorgevel is overdekt met zwierig beeldwerk, en boven zijne
+ingangspoort glanst in gulden letters het opschrift: _St.-Lucasgilde_.
+
+Treden wij binnen, werp eenen blik in deze wijde zaal. Welke
+levendigheid, welke vlijt, welke lust in het beoefenen der kunsten! Hier
+ziet gij Vlaanderens schilders elkander leeren, hoe men scheppen en
+tooveren kan met kleur en verf; daar hoort gij den beitel in het marmer
+knarsen, om een onbezield blok tot het goddelijk beeld des Zaligmakers
+te hervormen; ginds zweven de harmonische noten der toonkunst, verder
+zingen dichters in vaderlandsche taal, terzijde, in den stillen hoek,
+zitten vier wijzen te schrijven; zij groeten elkander met de namen van
+Ortelius, Mercator, Plantyn, Kiliaen; in het verschiet arbeiden drukkers
+en verlichters van boeken, plaatsnijders, versierders van allerlei
+stoffen.... Het is het Gilde in al zijne macht; de samenspanning van
+alle krachten tot één doel: het verheffen van den Vlaamschen naam door
+de kunst.
+
+Te midden dezer heilige schaar staat een zetel: hij is nederig, overdekt
+met kalfsleder, slechts versierd met eenige koperen nagels.... maar
+rondom hem schittert een breede lichtkrans van roem en grootschheid.
+Eens rustte de godvruchtige, de gevoelvolle Quinten Massys in dien
+stoel; nu vervult de wereldberoemde Rubens hem met de Majesteit zijner
+wonderbare kunst.
+
+En zoo zal uit dezen tempel, uit den schoot van het St.-Lucasgilde eene
+reeks doorluchtige mannen opstaan, wier werken den naam van het Vlaamsch
+geslacht immer verjongd, immer vernieuwd over de wereld zullen doen
+galmen. Het zal de bakermat worden van Van Dyck, van De Vos, van
+Seghers, van Quillyn, van Boeyermans, van Jordaens, van Teniers en van
+honderd anderen, wier faam de wereldberoemdheid van den grooten Rubens
+zelven niet zal doen vergeten.
+
+En dan, na eeuwen roem en kunstmacht, zal Vlaanderens zonne weer
+verbleeken. Een tempeest van toomelooze driften zal in het Zuiden
+opstaan; eenen orkaan gelijk, zal een woedend volk zijne vernielzuchtige
+drommen over ons vaderland spuwen. Bevlekt met bloed, vergezeld van
+roof, van brand en moord, zal de vreemdeling ook zijne hand aan den
+stoel van Rubens slaan; den laatsten deken, den keurigen schilder
+Ommeganck uit dien zetel rukken en Vlaanderens kunstmacht breken door
+dit nijdig vonnis: "Het gilde van St.-Lucas zij vernietigd...."
+
+En, eilaas, het is zoo geschied.... Nu zijn de volkeren eene andere baan
+ingestapt: men heeft den bijzonderen persoon met zijne eigenbaat in de
+plaats der verzamelde volkskrachten gesteld. Gunne God het menschdom de
+macht om ook in dezen weg hefboomen tot ware grootheid te vinden.
+
+Wij evenwel, wij Belgen, wij Vlamingen, wij juichen de toekomst tegen,
+omdat de vrijheid weder over Vlaanderens bodem gloort, omdat de kunst,
+de moedertaal, de handel, de nijverheid op onzen grond mildelijk
+herbloeien; omdat wij nog het oude, krachtige bloed der vaderen door
+onze harten voelen bruisen.--Dat dit feest van het St.-Lucasgilde, deze
+vierhonderdjarige herinnering aan ons luisterrijk verleden ons den
+boezem doe zwellen van vertrouwen in onze bestemming, van hoogmoed over
+de edelheid van het bloed, waaruit wij gesproten zijn. Zweren wij in
+onze zielen, dat wij het kostbaar erfdeel zullen bewaren; sturen wij
+dwars door de eeuwen heen eenen dankbaren heilroep tot onze
+vaderen;--dat onze stem deze vreemde wanden doe sidderen, bij de macht
+van der Vlamingen zegekreet:
+
+Vlaanderen den Leeuw! Vlaanderen den Leeuw!
+
+ * * * * *
+
+AANSPRAAK
+
+TOT DE BEKROONDEN IN DEN WEDSTRIJD TUSSCHEN DE LEERLINGEN VAN 'S LANDS
+SCHOLEN (1854).
+
+Het feestgedruisch doorklinkt deze zalen; ik zie blijdschap en
+geestdrift op ieders gelaat. Hebben wij weder eene worsteling doorstaan?
+heeft het Vlaamsche vaderland misschien eene overwinning behaald? Roemen
+wij eene nieuwe zegepraal?
+
+Inderdaad.... En de strijd, hoe vreedzaam ook van aard, was
+veelbeduidend, indrukwekkend: het gansche land hield er met angst het
+oog op gericht; want ieder wist of ieder gevoelde, dat men hier
+beslissen ging, of wel het bloed der Vlaamsche Belgen nog zuiver genoeg
+in zijne bronnen was, om op de toekomst van een onverbasterd nageslacht
+te mogen hopen. Het Staatsbestuur zou jaarlijks de jongelingschap
+oproepen, om in eenen prijskamp naar den lauwer van leerzucht en van
+vroegtijdige ontwikkeling te komen dingen; voor onze broeders, die zich
+van de Fransche taal bedienen, had zulke prijskamp geene andere
+beteekenis dan die van eenen wedstrijd over de leerstelsels in de
+scholen; meer waarde moest hij voor ons ook niet verkrijgen.
+
+Maar de vijanden van ons volksbestaan zagen al spoedig, dat hierin een
+middel te vinden was om de Vlaamsche beweging eenen bloedigen slag te
+slaan, haar te verrassen en haar met schaamte te overladen.
+
+Men zou in den prijskamp de Vlaamsche taal op den achtergrond schuiven,
+hinderpalen van allen aard haar in den weg stellen, verklaren, dat de
+wedstrijd in het Fransch verplichtend was; maar dat niemand gehouden
+was, zelfs niet de Vlaamsche scholen, om deel te nemen in den Vlaamschen
+prijskamp.
+
+Wat moest daar nu het gevolg van zijn?
+
+De onderwijzers weten wel, hoe zij de vijanden van onzen ouden volksaard
+kunnen believen: het wordt hun niet verborgen. Daarom, velen
+verwaarloozen het onderwijs der moedertaal. Zoo zouden dan de
+onderwijzers hunne leerlingen in het Fransch doen kampen, niet in het
+Vlaamsch; de wedstrijd in het Vlaamsch zou bij gebrek aan mededingers
+onderblijven, en men zou het Vlaamsche volk met den boozen lach der
+zegepralende slimheid toegeroepen hebben:
+
+Verdwaalden, wat roemt gij op eigen zeden, eigen aard en eigen taal?
+Geeft op den zinneloozen strijd, het lot van Vlaanderen is beslist,
+overwonnen en vernietigd is de oude heldenstam; geene hoop meer voor u:
+het bloed der Artevelden is verbasterd tot in zijnen oorsprong; want
+ziet, de jongelingschap, de kinderen zelven verachten hunne moedertaal!
+
+En zoo is het werkelijk geschied, en zoo heeft men inderdaad over onze
+nederlaag gejuicht....
+
+Maar de vijand bedroog zich; te vroeg roemde hij op den uitslag van list
+en bedrog. Zoo verre toch is Vlaanderen nog niet gezonken, dat het koel
+kon blijven bij dat onrecht, bij dien hoon.
+
+Brussel herinnerde zich, dat het de oude hoofdstad van het Vlaamsche
+Brabant is. Uit haren schoot klonk de oproep tot tegenstand over België.
+Zij wilde beproeven, of men met de Vlaamsche volkskrachten alleen de
+list der vijanden niet zou kunnen verijdelen, of de vaderlandsliefde van
+eenige onderwijzers tegen de lage streelzucht van velen niet zou
+opwegen; of de noodkreet, over Vlaanderen klinkend, geenen weergalm zou
+vinden in de harten van het jong geslacht; of het waar is, dat de
+laatste kroost onzer roemrijke vaderen, of de kinderen van Vlaanderen
+zelven hunnen volksaard en hunne moedertaal verachten.
+
+Stoutmoedige poging, twijfelachtige proef! Want onbekend was ons die
+grond, en zoovele hinderpalen waren er te overwinnen! Weinige dagen
+bleven beschikbaar. En wie kan zeggen of alles zou gelukken? Er werd
+eene onmiddellijke samenwerking van ouders, onderwijzers jongelingen en
+kinderen, van alle vrienden der moedertaal vereischt ... en, ontbrak er
+iets van dit alles, zoo mislukte de poging onfeilbaar--en eene dubbele
+schande hadde onze heilige zaak getroffen, en de vijand hadde met
+schijnbaar recht over den val van ons geslacht gejuicht!
+
+Ook, met welke vrees, met welken angst volgden wij de galmen van den
+hulproep, die uit Brussel opgestegen was. Zou hij onbeantwoord blijven?
+
+Maar wat grootsch, wat schoon vertoog! Uit alle streken van onzen
+miskenden geboortegrond klinken eensklaps zoete, doch innig bezielde
+stemmen ons tegen:
+
+"Hier zijn wij, zonen van Vlaanderen! Gij roept ons ten strijde voor de
+moedertaal: welaan, al wat wij bezitten, moed, leerzucht, vlijt, al de
+wapens, die onzen jaren gegund zijn, stellen wij ten dienste van het
+vaderland. Naar Brussel, naar Brussel, ten strijde voor het Vlaamsche
+volksbestaan, ten strijde voor der vaderen roem en naam!"
+
+Ziet gij uit alle gewesten van België, uit groote steden, uit kleine
+dorpen die gelooven elk van zijnen kant ter bedevaart trekken; ziet gij
+die jonge helden, met het oog fonkelend van hoop en moed, ter hoofdstad
+gaan als pelgrims die, met overtuiging in de borst en vertrouwen in het
+hart, eenen heiligen plicht vervullen gaan? Geene overheid heeft hen
+geroepen, geene macht heeft hen gedwongen, geene bedreiging hun de baan
+gewezen. Wat hen leidt is het edelste gevoel, het besef dat zij, hoe
+jong ook, toch Vlamingen zijn en hun vaderland niet mogen laten
+vernederen.
+
+Zij heeft gestreden, zij heeft moedig en zegerijk gestreden, de gewijde
+schaar, de voorwacht van Vlaanderens toekomst.
+
+De zegepraal is den vijand ontroofd, het vaderland juicht; wat zijne
+schande worden kon, is de bron geworden van eer en roem.
+
+Nu is het uit met die list ... en ieder zal weten, dat, zoo het
+onderwijs der moedertaal in de scholen wordt verwaarloosd, het de schuld
+van het Vlaamsche volk, het de schuld van Vlaanderens zonen niet is!
+
+En gij, jongelingen, echte telgen van het heldengeslacht, waaruit wij
+gesproten zijn, gevoelt gij niet hoe schoon het is, voor het vaderland
+te strijden? Is uw jonge boezem niet verbreed, is geen helder licht in
+uwen geest gedaald, heeft een ongekend gevoel uwe ziel niet verheven tot
+het beseffen eener grootsche mannentaak?
+
+Voorwaar, uwe jonge ziel is ontroerd, daar gij in de toekomst de
+glinsterende star aanblikt, die eensklaps voor uw oog is opgerezen; ja,
+het is zoo, gij zijt tot eene hoogere zending geroepen; wij, uwe
+voorgangers, wij worden allengskens oud; de dood zal ons treffen op het
+oogenblik, dat gij in de volle kracht des levens zult bloeien. Zouden
+het vaderland dan mannen ontbreken om het te verdedigen, zouden het
+dichters ontbreken om zijnen lof te zingen en der vaderen daden te
+roemen? O, neen, gij uitverkorenen tusschen het jonge geslacht, gij zult
+het heilig werk der wedereisching voortzetten en doen, wat wij hebben,
+gedaan. Ja, ja, miskent het nimmer, gij en uwe strijdgezellen moet u
+bereiden tot het volbrengen uwer edele zending: strijders voor het
+vaderland, verkondigers der wedereisching onzer rechten moet gij worden.
+God wil het; Hij heeft u daartoe met zijnen machtigen vinger geteekend
+en uwen jongen geest de noodige gaven ingestort. Oh, wij beproefde
+mannen in die worsteling, afgesloofde soldaten van het Vlaamsche leger,
+wij vereeren u, wij danken u voor hetgeen gij hebt gedaan; uw voorbeeld
+heeft ons nog meer moed gegeven: wij weten nu dat het werk, waaraan wij
+ons leven hebben toegewijd, tegen den aanval des vijands ook na onzen
+dood met onversaagdheid zal worden verdedigd, met vlijt en moed zal
+worden voortgezet. Wij danken u, ouders en onderwijzers der jonge
+helden, dat gij hun toeliet het vaderland dit hoog bewijs van
+verkleefdheid te geven: aan u zijn wij grootendeels die zegepraal
+verschuldigd.
+
+Gij ook, zonen van Vlaanderen, gij moet uwen ouders, uwen meesters
+dankbaar zijn. Blijft hunne vreugde op aarde: bemint en eert ze
+gedurende hunnen ganschen levensloop, niet omdat God u uit hen liet
+geboren worden, maar ook omdat zij in uwen boezem het heilig gevoel der
+vaderlandsliefde hebben gestort, dat u in de kinderjaren reeds heeft
+veredeld en uwe gansche toekomst veredelen moet.
+
+Gij hebt te Brussel den zichtbaren prijs uwer vlijt en uwer liefde tot
+de moedertaal ontvangen. Wij ook, wij willen u in naam uwer geboortestad
+een zichtbaar teeken onzer vereering schenken. Het is slechts eene
+vergankelijke lauwerkroon; maar zij is het beeld van den roem, dien het
+vaderland u voorbewaart, het zinnebeeld van den wensch, dat het geluk
+uwe pogingen blijve vergezellen, het zinnebeeld van de zending des
+dichters, des kunstenaars die u schijnt voorbestemd.
+
+Aanvaart dit eereloover, u geschonken door uwe medeburgers; maar geheugt
+terzelfder tijd dat een Belg, een Vlaming, een man in zijnen eigen
+boezem het schoonste loon zijner daden vindt; dat wie strijder en
+lijder wil zijn voor onze heilige zaak, zijne macht en zijn loon moet
+putten in de overtuiging, dat hij zijne plichten kwijt jegens
+volksbestaan, jegens moedertaal en jegens vaderland!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN EUG. ZETTERNAM DEN l3^{den} OCTOBER 1855.
+
+
+Wie onzer zou aan de droeve mare kunnen gelooven, indien de dood zelf
+niet in ons midden stond als een onverbiddelijke getuige dat Vlaanderen,
+onze moeder, alweder in een harer dapperste zonen werd
+getroffen?--Gisteren, ofschoon op het ziekbed uitgestrekt, sprak hij nog
+zoo liefdevol van het Vlaamsche volk, zoo hoopvol van toekomst, zoo
+moedig van strijd en rechtsherstelling.... Nu, nu ligt Zetternam daar,
+koud en zielloos, in den wreeden kuil; en onze broederlijke tranen
+drenken de aarde, die als de nacht der eeuwigheid over hem nederzakken
+gaat!
+
+Moge God hem hierboven voor al zijn lijden en voor zijnen vroegen dood
+beloonen; want, vrienden, op aarde groeiden voor hem niets anders dan
+distels en doornen: zijn leven was een rustelooze strijd, eene
+verterende inspanning van krachten tegen de vijanden der moedertaal,
+tegen de kwale, die zijn lichaam ondermijnde, tegen de armoede, die
+onverjaagbaar bij zijne bedsponde huisde en hem zonder verpoozing den
+bitteren galbeker voor de lippen hield.
+
+Nederige zoon van ditzelfde volk, voor wiens verdediging hij is
+gevallen, stond hij als arbeider op eene ladder, toen een straal van het
+vuur der kunst hem onbewust in den schedel zonk, toen iets in zijn
+binnenste hem toeriep: "Wees kunstenaar, leef door den geest, verhef het
+wapen des woords ten voordeele van uw lijdend vaderland!"
+
+Zijne hersens ontgloeiden, in zijne ziel ontkiemde de hoop op eene
+betere toekomst. De jonge werkman, nadat hij aan de stoffelijken arbeid
+had gestaan, zoolang de zon aan den hemel scheen, keerde mijmerend
+huiswaarts, liet zijn bed onaangeroerd en schiep in de nachtelijke
+stilte zijn eerste boek. Het werd toegejuicht, want het bevatte de
+aankondiging van een schilderachtig en sterk gespierd vernuft.
+
+Weinig tijds daarna werd hij tot den krijgsdienst gedwongen--de bloedwet
+spaart den zoon van den nederigen werkman niet;--maar het lastige, het
+verstrooide leven der Kazernen doofde in den jongen soldaat de eens
+ontvlamde begeestering niet uit; zijne vurige werkdadigheid vond nog
+tijd en plaats tot nieuwen arbeid, wanneer alle anderen hunne vermoeide
+leden ter ruste legden.
+
+In de kazerne te Dendermonde, bij een klein en verborgen lichtje,
+schreef Zetternam een werk, om mede te dingen in den prijskamp, door _de
+Taal is gansch het Volk_ uitgeschreven.
+
+Toen in het paleis der hoogeschool van Gent eene talrijke menigte
+vergaderd was, om de prijsuitreiking der Vlaamsche moedermaatschappij
+bij te wonen, daalde de lauwerkroon op het hoofd van eenen korporaal
+des legers; en de naam van Zetternam, door duizend monden uitgegalmd,
+klonk als een liefderijke gelukwensch door de gewelven van den
+prachtigen tempel der wetenschap....
+
+Eindelijk, tot het burgerlijk leven wedergekeerd, hernam hij met zijn
+ambacht van huisschilder ook de taak van verdediger des volks en der
+moedertaal.
+
+Slechts tien jaren heeft God hem gegund,--en nochtans, wanneer wij
+herdenken wat hij op dien korten tijd heeft gedaan, en welken arbeid hij
+op het veld der letterkunde heeft geleverd, dan schijnt het ons
+onmogelijk, dat de krachten van één mensch tot zulke taak toereikend
+waren.
+
+Zetternam vraagt aan zijn ambacht, aan het zweet des arbeids het
+schaarsche onderhoud voor zijn huisgezin; des daags werkt hij voor een
+nederig loon en gaat gebogen onder zorgen en verdriet;--maar des avonds,
+des nachts roept zijn zwak lichaam te vergeefs om rust; de geest
+heerscht en gebiedt.... Hij schrijft zijne _Margaretha_, zijn _Bernhart
+De Laet_, zijn _Luchtervelde_, zijne _Arme Bedelares_, zijne _Kimrische
+Diluvie;_ hij verdedigt het Vlaamsche volk in talrijke bundels en
+vlugschriften; hij is medewerker veler dagbladen en schrijft in het
+_Taalverbond_, in de _Broedermin_, in de _Gazette van Gent_, in de
+_Vlaamsche School_; hij geeft zijnen ambachtsgenooten een leerboek der
+Huisschildering; hij wreekt de Vlaamsche kunst in een stout gewrocht;
+hij deelt in de werkzaamheden van het Midden-Comiteit; hij onderhoudt
+briefwisselingen met honderden maatschappijen en taalminnaars van gansch
+Vlaamsch België;--is er gevaar of moet er iets gewichtigs tot stand
+gebracht worden, hij doorloopt de steden en dorpen van Vlaanderen en
+gaat de liefde tot de vaderlandsche zaak en de verontwaardiging over het
+onrecht aanvuren, waar deze gevoelens dreigen te verkoelen....
+
+Zulke rustelooze, zulke vurige, zulke arbeidzame ziel hoefde in een
+stalen lichaam te wonen, anders moest zij onfeilbaar haar stoffelijk
+omkleedsel verbrijzelen of verteren. Eilaas, de vriend, wiens
+vroegtijdig afsterven wij betreuren, was niet met lichamelijke sterkte
+of met de krachten der gezondheid begiftigd....
+
+Er kwam een dag, een noodlottig uur, dat de arme Zetternam onder het
+gewicht zijner opoffering, zijner vaderlandsliefde en zijner huiselijke
+zorgen het moedig hoofd moest plooien--en, geknakt, op het ziekbed
+nederviel.
+
+De machtige springveer, zoolang tot Vlaanderens verdediging overspannen,
+was gebroken;--en wat van de vurigheid zijns geestes nog overbleef,
+verteerde met bliksemsnellen spoed zijn reeds uitgeput lichaam.
+
+Zijne vrienden hebben gedurende zijne korte doch pijnlijke ziekte bij
+zijne bedsponde gewaakt en hem pogen te troosten over een lot, zoo
+ijselijk, dat het geenen troost meer toeliet. Hij, de goede, de
+edelmoedige Vlaming, hij sprak van het Dietsche vaderland, van 's volks
+gekrenkte rechten, van heeteren strijd, van meer arbeid, indien God hem
+nog eens de gezondheid wederschonk. Wij beproefden het zijnen moed te
+steunen tot het verduldig dragen van zijn lijden,--en hij, den
+naderenden dood vergetend, poogde ons den boezem met moed en met geloof
+in Vlaanderens bestemming te vervullen.
+
+Dan toch, vrienden, glinsterden wel eens zijne oogen van stille tranen
+en liep zijn vaderhart van weedom over. Hij, die met zulke onbuigbare
+sterkmoedigheid zijn kruis op aarde had gedragen, kon misschien
+ongeroerd den blik in het graf slaan, dat voor hem gaapte; maar
+daarnevens toonde zijn geest hem zijne drie ongelukkige kinderkens en
+zijne echtgenoote, omsloten in de armen van het wreede spook, dat men
+_Ellende_ noemt.... Niet lang echter bleef de zieke Zetternam in die
+ijselijke treurnis bedolven; telkens verlichtte een straal der hoop
+zijnen kwijnenden blik, en nog plooiden zijne dorre lippen zich tot
+eenen zoeten glimlach, als zag hij in het verschiet dingen, die hem
+zeiden, dat hij getroost en in vrede het hoofd in de eeuwige rust mocht
+nederleggen.
+
+Herdacht hij wellicht de diensten, door hem aan het vaderland bewezen?
+Herinnerde hij zich de namen zijner vrienden uit Vlaanderen en Brabant?
+Sloot hij de oogen met de overtuiging, dat het Vlaamsche volk de weduwe
+en de weezen van den armen Zetternam niet hulpeloos in de wereld zou
+laten dwalen?
+
+Het moet zijn; want de laatste verstaanbare klanken, die nog uit zijne
+borst opklommen, waren een zucht van vrede en vertrouwen. Als grepe hij
+zijn gansche leven in een enkel woord te zamen, suisde hij stervend nog:
+"_Moed, ik heb moed_!..."
+
+O, broeders, gij, die uit alle streken van Vlaamsch België tot hier
+gekomen zijt om uwe tranen op het graf van den betreurden strijder te
+plengen, keert terug naar uwe gouwen, spreekt uwe vrienden van
+Zetternams kinderen en maakt, dat toch de laatste hoop zijner ziele geen
+ijdele droom zij geweest!
+
+Hij, de schrijver, de werkman, de vader, heeft op aarde meer dan zijnen
+plicht gedaan: doen wij ook onzen plicht jegens hem!
+
+En gij, Zetternam, arm slachtoffer, martelaar van uw geloof in
+Vlaanderens toekomst, rust zacht in den grond, dien gij tegen vreemde
+verbastering hebt verdedigd. Uwe ziele worde opgenomen in den schoot der
+Godheid. Leef daar het eeuwige leven, tusschen de dierbare schimmen, die
+u in den strijd en in den dood zijn voorgegaan: tusschen Willems, Van
+Ryswyck, Ledeganck, Delecourt!
+
+Betreurde broeder, in naam van het Vlaamsche volk, in naam van de
+Vlaamsche kunst, vaarwel!...
+
+
+
+
+AANSPRAAK
+
+BIJ DE UITDEELING DER PRIJZEN AAN DE BEKROONDEN IN DEN WEDSTRIJD
+TUSSCHEN 'S RIJKS LAGERE SCHOLEN TE KORTRYK DEN 20^{sten} JULI 1857.
+
+
+Mijnheeren! Het is met een gevoel van blijde ontroering, dat ik heden
+deze nederige doch in mijne oogen zeer gewichtige plechtigheid bijwoon.
+Als vaderlandsminnaar en als vriend des volks, zie ik het lager
+onderwijs aan voor de hoogste weldaad van ons maatschappelijk leven,
+voor den machtigsten hefboom tot beschaving en tot zedelijke verbetering
+van den mensch.
+
+In ons land bevinden zich gedurig in de lagere scholen meer dan tien
+leerlingen op elke honderd inwoners. Men mag dus zeggen, dat de gansche
+natie door het lager onderwijs gaat als door eenen vorm, waarin iedereen
+wordt bereid om als Belg, als burger en als Christen de zending en de
+plichten te vervullen, die hem volgens zijne krachten en bestemming in
+de maatschappij zijn opgelegd. Want, men bedriege zich niet, de vruchten
+der lagere scholen zijn niet bepaald tot het eigenlijk onderwijs alleen:
+hun voornaamst en meest weldadig uitwerksel is de _opvoeding_, is de
+vorming van het hart en de veredeling van den geest.
+
+Is het niet in de lagere school dat men den kinderen des volks
+allereerst een klaar denkbeeld geeft van de plichten jegens God en
+jegens den medemensch? Is het dáár niet, dat men hun met bewondering en
+eerbied verhaalt van de groote daden onzer vaderen, en hun liefde tot
+den geboortegrond inboezemt? Is het dáár niet, dat men hun de deugd om
+haar zelve leert beminnen, en hen bekwaam maakt tot dien edelmoed en die
+opoffering, zonder welke de menschelijke samenleving eene onmogelijkheid
+worden zou? Ja, het lager onderwijs is de milde bron van godsvrucht, van
+vaderlandsliefde en van burgerdeugd.
+
+Welke toekomst ware den volken van Europa beschoren, indien een goed
+ingericht lager onderwijs niet elk aankomend lid der maatschappij
+opnieuw tegen dwaling en onvoldoenbare begeerten wapende door het innig
+gevoel van den plicht? Het is de overtuiging der oneindige gewichtigheid
+van het lager onderwijs, die vóór eenige jaren den beroemden Lord
+Brougham in de Engelsche Kamer deed uitroepen: "_Voortaan zal niet meer
+het kanon, maar wel de onderwijzer over het lot der wereld beslissen_!"
+Zooveel durven wij niet hopen; maar toch zijn wij van meening, dat in de
+zedelijke orde de samenleving zal zijn wat het lager onderwijs haar
+heeft gemaakt. En onder dit oogpunt mogen wij, Belgen, ons verblijden:
+staat ons land nevens de grootste en wijste natiën ten opzichte der
+uitbreiding van het volksonderwijs, het is misschien wel het eerste van
+alle ten opzichte van den zuiveren echt beschavenden geest, die het
+lager onderwijs bij ons bezielt.
+
+Onze koning, de welbeminde vader des volks, en met hem onze
+staatslieden, onze provinciale en gemeentelijke overheden hebben wel
+begrepen, dat de hechtste band, dien men rond onze jonge nationaliteit
+kon slaan, de band van een doelmatig en overvloedig lager onderwijs
+moest zijn. Wat dankbaarheid zijn wij hun niet verschuldigd, wanneer wij
+overdenken, dat de kosten van allen aard voor het lager onderwijs
+jaarlijks 4 1/2 millioen franken bedragen, en dat op dien voet, sedert
+1830, België aan de opvoeding des volks meer dan honderd millioen heeft
+besteed!
+
+Men moge de gebreken der tegenwoordige samenleving met bitterheid
+gispen; men moge het goede vergeten om in het kwade te kunnen wanhopen,
+het is schoon toch, tot lof van onzen tijd en van ons land in het
+algemeen te kunnen zeggen, dat niemand in België van het brood der ziel,
+van het licht des geestes moet onterfd blijven, dan alleen door zijne of
+zijner ouderen schuld! Dat niemand, zelfs het kind des bedelaars niet,
+de middelen ontzegd worden, om de begaafdheden, die God hem heeft
+geschonken, te ontwikkelen en te doen gelden, en aldus in het Belgisch
+huisgezin de plaats in te nemen, waartoe zijne zedelijke waarde hem
+recht kan geven!
+
+Gij, leerlingen, wien ik in naam des staatsbestuurs den prijs der vlijt
+en der werkzaamheid ga uitdeelen, gij zijt een slagend bewijs van de
+waarheid mijner gezegden. De meesten uwer behooren voorzeker tot de
+arbeidende burgerij, sommigen ook tot den nederigsten volksstand. De
+zegepraal, die gij nu hebt behaald, doet mij denken, dat de
+Voorzienigheid u heeft begaafd met eene bijzondere verstandelijke
+vatbaarheid; zij laat mij hopen, dat gij zult getrouw volharden in
+leerzucht en in vlijt, dat gij zult getrouw blijven aan de gevoelens van
+deugd en vaderlandsliefde, welke de lagere school u in den boezem heeft
+gestort. Indien het zoo is, dan zult gij u onderscheiden in de
+samenleving, u nuttig maken, u doen beminnen en eeren in uwen stand. En
+wie weet, wat gij zult worden, gij, die bij uitstek moedig schijnt en
+begaafd? Wie kan zeggen, of niet sommigen onder u hun vaderland zullen
+vereeren en eene luisterrijke loopbaan bewandelen?
+
+Dit hangt af van den wil Gods en van uwe eigene volharding: maar hoe het
+zij, en welke uw stand in de samenleving ook worde, zonen des volks, gij
+zult het altijd blijven beminnen dit vaderland, dat u zoo edelmoedig de
+middelen schonk, om uwen geest te veredelen, uwe natuur te louteren en u
+waardig te maken van een beter lot op aarde. In uw gevoel van
+dankbaarheid zult gij den doorluchtigen weldoener van België, den
+koning, begrijpen; uwe erkentenis zal zich uitstrekken tot de
+staatslieden, die onze schoone nationaliteit hebben gesticht of
+gehandhaafd, tot de provinciale en gemeentelijke overheden, die
+voortdurend en met vaderlijke zorg de bron voeden, waaraan gij hebt
+geput. Aldus zult gij waardige burgers worden, nuttige menschen, en
+vooral verkleefde vrienden van de vrije instellingen, die België
+tusschen de staten van Europa tot een benijdenswaardig land hebben
+gemaakt.
+
+Het is mij een plicht, te dezer gelegenheid eenige woorden te zeggen tot
+lof dier ootmoedige maar edelhartige mannen, die zich aan het onderwijs
+van de kinderen des volks hebben toegewijd;--die dikwijls ongekend en
+schier onbeloond, gedurende eenen ganschen levensloop zich opofferen,
+zonder rust of verpoozing, om de vaderlijke inzichten van het
+staatsbestuur te verwezenlijken.
+
+Al wat ik tot lof der lagere scholen heb gezegd, is ook op u
+toepasselijk, heeren onderwijzers. Het is uw hart, dat er de jonge
+harten vormt; het is uw geest, die er de kinderlijke verstanden
+ontwikkelt; het is uwe liefde tot het goede, tot het schoone, tot het
+edele, die als eene weldadige sprankel, van uit uwen boezem in de
+gemoederen der leerlingen overgaat. En wie de overtuiging uitdrukt, dat
+het lager onderwijs een der schoonste eeretitels des vaderlands is, die
+zegt terzelfder tijd, in welke ruime mate de openbare dankbaarheid u
+toekomt.
+
+Het is waar, gij zijt niet naar verdiensten beloond; maar deze toestand
+is een dier overblijfsels van vroegere tijden, waarvan de samenleving
+zich slechts langzaam kan ontdoen. Reeds hebt gij kunnen bemerken, dat
+er sedert vele jaren pogingen worden aangewend, om uw lot meer in
+verband te brengen met de hooge diensten, die gij bewijst; en, gij kunt
+het niet miskennen, onder dit opzicht is reeds veel gedaan. Zijt er van
+verzekerd, opdat het u sterk make tot het vervullen uwer moeilijke
+plichten; het staatsbestuur is doordrongen van al de gewichtigheid uwer
+zending en zal nimmer ophouden naar de verbetering van den
+onderwijzersstand te streven.
+
+Zijn er nog menschen, die uw edel beroep niet ten volle begrijpen en het
+niet naar recht en rede hoogachten, het mistrooste u niet: alwie
+overweegt, alwie het vaderland en het volk met klaarheid in den geest
+bemint, denkt slechts met bewondering en eerbied aan het goede, dat gij
+sticht, en aan de belangelooze opoffering, die gij toont. Gaat voort en
+arbeidt met dezelfde vlijt op den akker der toekomst; leert den kinderen
+de deugd hoogschatten, het vaderland beminnen en God vreezen; en,
+weigert de tijd u voor alsnu nog het rechtmatig loon uwer lastige taak,
+zoekt sterkte en troost in de overtuiging, dat gij op aarde tusschen de
+edelste en nuttigste burgers gerekend wordt en dat gij de weldoeners van
+het menschdom zijt.
+
+EINDE.
+
+FOOTNOTES:
+
+[Footnote 1: Van Maerlants eernaam, hier op Willems toegepast.]
+
+[Footnote 2: Ledegancks _Trilogie_.]
+
+[Footnote 3: Ledeganck.]
+
+[Footnote 4: Willems en Ledeganck.]
+
+[Footnote 5: Van Ryswyck, _Rederijkerslied_, 1836.]
+
+
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Redevoeringen, by Hendrik Conscience
+
+*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 11207 ***
diff --git a/11207-h/11207-h.htm b/11207-h/11207-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..d665b8b
--- /dev/null
+++ b/11207-h/11207-h.htm
@@ -0,0 +1,2709 @@
+<!DOCTYPE HTML PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN">
+<html>
+ <head>
+ <meta http-equiv="Content-Type" content=
+ "text/html; charset=UTF-8">
+ <title>
+ The Project Gutenberg eBook of Hendrik Conscience, by AUTHOR.
+ </title>
+ <style type="text/css">
+ <!--
+ * { font-family: Times;}
+ P { text-indent: 1em;
+ margin-top: .75em;
+ text-align: justify;
+ margin-bottom: .75em; }
+ h1, h2, h3, h4, h5, h6 { text-align: center; }
+ HR { width: 33%;
+ margin-top: 1em;
+ margin-bottom: 1em;}
+ BODY{margin-left: 10%;
+ margin-right: 10%;}
+ .linenum {position: absolute; top: auto; left: 4%;} /* poetry number */
+ .note {margin-left: 2em; margin-right: 2em; margin-bottom: 1em;} /* block indent */
+ .pagenum {position: absolute; left: 92%; right: 100%; font-size: 8pt; justify: right;} /* page numbers */
+ // -->
+ </style>
+ </head>
+<body>
+<div>*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 11207 ***</div>
+
+<h1>HENDRIK CONSCIENCE</h1><br>
+
+<p>REDEVOERINGEN</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN OP HET GRAF VAN VAN BR&Eacute;E, IN ZIJN LEVEN BESTIERDER DER
+KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN (1839).</p>
+<br>
+
+<p>Mijne Heeren!</p>
+
+<p>Het is met een ontroerd hart en met treurnis in de ziel, dat ik hier bij
+den boord van het nijdige graf, eenen heiligen plicht kom vervullen;
+niet alleen omdat mijne kunstgenooten, door mijne zwakke stem, hunne
+laatste hulde van dankbaarheid aan den afgestorven meester willen
+bewijzen; niet alleen omdat in mijnen boezem ook een kunstenaarsharte
+slaat; maar het is tevens ter gedachtenis van een groot man, dien ik
+achtte en beminde; en ik gevoel bij deze plechtigheid zulke diepe
+droefheid als bij het eeuwig vaarwel eens vriends,&mdash;want hij, Van Br&eacute;e,
+heeft veel bijgedragen tot den roem van mijn vaderland.</p>
+
+<p>Het is hij, wiens levenloos lichaam daar, in den eindeloozen slaap,
+voor eeuwig rust, die de schitterende kunstkroon met zijne machtige hand
+weder op het hoofd van Belgi&euml; vestigde, wanneer deze haar ging
+ontvallen. Ja, er was een tijdstip, en dit wel gedurende de laatste
+jaren des grooten schilders Herreyns, dat wij onzen voorrang op andere
+volkeren der wereld schenen te moeten verliezen. Er leefden nog wel
+goede schilders; doch de verrukkende kunst van Rubens was onder ons
+verzwakt; de Vlaamsche school verloor haren luister, en wellicht zouden
+wij verplicht geworden zijn, van den vreemde de geheimen der kunst te
+gaan afleeren.</p>
+
+<p>Maar de werkzame, de krachtvolle Van Br&eacute;e ontstak opnieuw het bijna
+uitgedoofde vuur. Met onvermoeiden arbeid, ja met drift stortte hij zijn
+eigen vernuft in jongere harten. De kennis van het verhevene schoon der
+oudheid, welke hij zoo diep bezat, deelde hij mildelijk uit; en
+waarlijk, hij deed meer dan men van eenen mensch verwachten mag: hij
+verzuimde zijne eigene grootheid en faam, om anderen het vuur der kunst
+en hare kennis in te drukken.</p>
+
+<p>Ook, hoe heerlijk waren voor het vaderland de vruchten, die hij
+aankweekte! Hoe groot zijn nu reeds de namen dergenen, die aan zijne
+lessen de geheimen van het echte schoone verschuldigd zijn! Nauwelijks
+had zijne stem eenige jaren in de zalen onzes museums weergalmd, of de
+roem der Vlaamsche school spreidde zich opnieuw over alle gewesten uit,
+en de vreemdeling keerde zijn gezicht weder naar Antwerpen als naar de
+bron, waaruit ware kunst en diepe wetenschap te putten waren. Ja,
+Itali&euml;, die classieke grond van alle beeldende kunsten, stond ons zijne
+kroon af, om slechts nog met de werken zijner overledene meesters te
+prijken.</p>
+
+<p>Aan hem dus, aan Van Br&eacute;e de eer van de Antwerpsche school in haren
+vollen luister te hebben opgebeurd; aan hem de glorie van het vaderland
+te hebben verheerlijkt. En daartoe heeft hij meer gedaan dan iemand in
+een ander vak doen kan; want wij, klein in getal, kunnen ons niet door
+het lot der wapenen boven andere volkeren verheffen; maar de kunst en
+het vernuft hooren ons toe, en het is slechts door den geest, dat wij de
+leermeesters van groote nati&euml;n kunnen zijn. Welke dankbaarheid zijn wij
+dan niet verschuldigd aan hem, die ons den voorrang heeft behouden,
+zelfs opnieuw heeft veroverd? Aan den priester, die op onze altaren die
+heilige vlammen gevoed heeft, van welker gloed de grootheid en de faam
+des vaderlands afhangen?</p>
+
+<p>Nu heeft hij het lot van alle geschapenen ondergaan: de dood heeft hem
+geraakt ... doch een man als hij sterft niet.</p>
+
+<p>Het nageslacht zal in de openbare gebouwen de gewrochten zijner
+behendige hand en de scheppingen van zijnen machtigen geest blijven
+bewonderen, en ze als voorbeelden der strenge en grootsche kunst
+bewaren. Niemand teekende met meer wetenschap der menschelijke vormen
+dan hij; niemand bezat als hij de kennis der werktuigen, die in ons de
+beweging gaande maken; en weinigen kunnen met hem voor de samenstelling
+vergeleken worden.</p>
+
+<p>Alhoewel zijn leven, als dat van alle kunstenaars, met veel bitterheid
+gemengd was, had hij toch het genoegen zich gewaardeerd te zien:
+onderscheidene vorsten begunstigden hem met de teekens hunner achting,
+en hij werd om zijne schitterende verdiensten tot ridder en kommandeur
+van verscheidene orden verheven. Zijne uitmuntende schilderijen: <i>Loting
+van Athene</i>, <i>de Zieken genezen</i>, <i>Willem en Hembyze</i> en <i>Rubens' dood</i>
+zijn d&aacute;&aacute;r om hem de onsterfelijkheid te verwerven.</p>
+
+<p>O! wat wil ik meer eenen rechtvaardigen lof bij het stoffelijk
+overblijfsel onzes grooten stadsgenoots uitspreken? Zou het noodig zijn,
+den rouw en het verdriet met geweld op te wekken, in de tegenwoordigheid
+van u allen, die onder zijn bestuur het eerste gevoel der kunst in uwen
+boezem hebt voelen ontsteken? Voor u, die zoo dikwijls zijne stem hebt
+gehoord, u met liefde onderwijzende, en die zoo menigmaal zijne, nu door
+den dood bevrozene hand hebt gevoeld, die uwe nog onkundige hand
+bestuurde?</p>
+
+<p>En gij, die nu reeds groot in kunst zijt, gij, schilders, beeldhouwers,
+op wie het vaderland zijne hoop op roem en glorie gevestigd heeft,
+worden uwe harten niet met doodschen angst benepen, wanneer gij uwen
+blik in die gapende aarde vallen laat, en wanneer gij denkt, dat hij,
+die om u te onderwijzen, misschien zijne gezondheid gekrenkt heeft, voor
+altijd, voor eeuwig aan uwe erkentenis wordt ontrukt? Heeft elke schup
+aarde, welke met hollen klank op zijne doodkist nederviel, u niet tot in
+het diepste uwer ziel ontroerd? Ja, bij dit laatste vaarwel tusschen u
+en uwen meester, tusschen het leven en den dood, voert dit graf uwen
+geest gewis naar de tijden terug, toen zijne strenge stem u in de ooren
+klonk. Gij ziet hem nog in uwe verbeelding, en uw hart weent bij die
+droeve heugenis aan uwen goeden meester.</p>
+
+<p>Helaas! gij zult hem niet meer zien: de aarde bezit zijn lichaam, de
+hemel zijne ziel....</p>
+
+<p>Ik zie het, een diep gevoel van rouw en droefheid is in uwen boezem
+gezonken; o, geeft eenen traan van dankbaarheid aan hem, die de
+herboring der kunst onder u heeft doen ontstaan; geeft eenen traan van
+liefde aan den meester, die u den weg tot de onsterfelijkheid heeft
+aangewezen en de geheimen zijner ziel zoo mildelijk onder u heeft
+uitgestrooid. Gevoelt gij niet, o, warme kunstenaren, dat uit dit graf
+een wasem opstijgt, die u met inniger kunstgevoel vervult? Gevoelt gij
+niet, dat uit uwe ontsteltenis iets groots kan geboren worden, en dat
+gij op dit oogenblik met een machtiger vernuft zijt bezield? Dit gevoel
+is uw grootste lof; het bezitte u lang, want het is eene edele
+ontroering.</p>
+
+<p>En zoo iemand onzer tot zooverre zijnen plicht vergeten kon, dat hij
+ongevoelig bleve bij de droeve nagedachtenis des schilders, dan storte
+hij eenen traan over den mensch; want de mensch heeft in hem als een
+martelaar geleden, maanden lang met den bitteren dood geworsteld en al
+de pijnen doorstaan, die ooit eenen mensch hebben gefolterd.</p>
+
+<p>Overweegt hoe nijpend en hoe drukkend het voor hem moet geweest zijn, al
+de krachten der ziel nog in zich te voelen gloeien, de innige vlam tot
+kunstbewerking in zich nog te voelen branden, en die dorstige begeerte
+niet te hebben kunnen voldoen. Verbeeldt u, wat pijn het hem moest zijn,
+de glorie van Belgi&euml;'s kunst van alle zijden te hooren uitroepen, en
+niet meer als te voren zijn deel te kunnen bijbrengen tot de grootmaking
+des vaderlands. Gij, die een kunstenaarshart bezit, gij beseft die
+foltering; o, zij was ijselijk!</p>
+
+<p>Hij mocht echter gerust en tevreden zijne ziel aan God overgeven, want
+van al den lof, dien onze kunstenaren in lang nog zullen verwerven, zal
+hem altijd een deel toebehooren, en zijn naam zal nog lang alle
+geprezene namen vergezellen.</p>
+
+<p>O, Van Br&eacute;e! uwe laatste oogenblikken waren pijnlijk; gij hebt veel
+geleden; maar gewis heeft meer dan &eacute;&eacute;n profetisch gezicht uwen bitteren
+doodsstrijd verzoet; gewis hebt gij den engel der toekomst bij uw
+hoofdeinde zien zweven. Wellicht zal hij u een blad uit het
+onvergankelijk boek der eeuwen getoond hebben, en gij zult daarop uwen
+naam tusschen die van Rubens en zijne opvolgers hebben zien blinken. Ja,
+gij mocht met die zoete hoop inslapen; want gelijk de Phoenix, die bij
+de zon van Arabi&euml; uit zijne eigene asch heroprijst, zal uw roem na uwen
+dood vergrooten, en uit dit graf zal uw naam bij de zon der
+onsterfelijkheid glansrijker opstijgen. Eenmaal, ja, zal het duurzaam
+koper ons een groot schilder en den beste der leermeesters wedergeven.</p>
+
+<p>Ontvang dan, o zalige schim, ontvang in den schoot der Godheid het droef
+en laatst vaarwel eeniger vrienden van het Vlaamsche vaderland, dat gij
+hebt verheerlijkt.&mdash;Aan uwe ziel zij de eeuwige rust, aan uwe werken de
+eeuwige roem!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER BENOEMING VAN DEN HEER GUSTAAF WAPPERS
+TOT BESTIERDER DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN, DEN 31<sup>sten</sup>
+JANUARI 1840.</p>
+<br>
+
+<p>Mijn weldoener, mijn vriend! gelooft gij dat woorden mijne
+zielsaandoening kunnen vertalen! Neen, een onuitdrukbaar gevoel ontroert
+mij. O, ik zie aan uw voorhoofd de schitterende star, die als een licht
+voor Belgi&euml;'s kunst zal schijnen;&mdash;nu omgeeft u eens de zoo lang
+verdiende luister!--Ik ontwaar de vreugd in de oogen van al degenen, die
+u om uwe grootheid en om uwen edelen moed beminnen ... en ik,&mdash;ik, dien
+gij zoo liefderijk hebt behandeld,&mdash;wien gij uwe vriendschap zoo
+onverdiend geschonken hebt,&mdash;ik zou niet tot verdwaaldheid toe van
+zaligheid doordrongen zijn? Gij kent mijn hart, Gustaaf, en gij weet,
+dat daarin aan uwen beminden naam een eeuwig altaar is opgericht.
+Oordeel bij u zelven, of de woorden mij niet ontbreken moeten om u mijne
+ontroering uit te drukken.</p>
+
+<p>Maar de dankbaarheid, dit heilig gevoel, dat ik met liefde voor u gevoed
+heb, dwingt mij tot spreken, hoe ontoereikend de gewone taal ook zij....</p>
+
+<p>Ik was een dwalend kind der kunst, zonder steun, zonder troost, en mijne
+droefheid lag diep verborgen in mijnen boezem. Mij ontbrak grootheid en
+waardeering.</p>
+
+<p>Hoe edelmoedig schonkt gij mij die heilvlammen van mijn leven!--Gij
+hebt mij met den naam van vriend genoemd, en die naam heeft steeds als
+een troostend woord in mijn oor geklonken: het maakte mij zoo sterk, zoo
+moedig! Want het scheen mij toe, dat de vriend van Gustaaf Wappers groot
+genoeg was, om aan de bevechtingen van het lot te wederstaan. Ook dreef
+de rampspoed en het ongeluk ongevoeld boven mijn hoofd: mijne glorie en
+mijn onverderfbaar geluk bestonden en rustten in uwe edele ziel, die mij
+hare hoogschatting en hare genegenheid geschonken had.</p>
+
+<p>Weet gij niet, Gustaaf, in hoeverre de geest, die in mij leeft, zich aan
+u verkleefd heeft, daar een woord van u, zoet of straf, de bestendige
+gevoelsmeter van mijn hart was?</p>
+
+<p>Gij hebt dikwijls gezien, hoe mijne oogen van vreugde blonken, wanneer
+ik het opgepropt en benepen gevoel van mijnen overladen boezem in den
+uwen had mogen uitstorten; en wat droefheid mij het hoofd nederboog,
+wanneer het geval mij voor eenen tijd van u scheidde; want alhoewel ik
+niet met uw uitstekend vernuft begaafd ben, toch heeft eene geheime
+kracht, iets magnetisch, mij onweerstaanbaar tot u gedreven. Niet uit
+laag belang, niet op hoop van stoffelijk voordeel, neen! maar gelijk aan
+het klimmende veil, dat niet leven kan, tenzij het eenen eikeboom
+omhelzen moge, heb ik, ootmoedig doch warm kunstenaar, mijn geluk en
+mijn ongeluk aan de wisselingen van het lot gehecht.</p>
+
+<p>Hoe zaliglijk moet ik dan ook in dit plechtig oogenblik niet ontroerd
+zijn, nu gij als kunstvorst eenen troon beklimt, die met meer roem en
+met schooner stralen omglansd is dan die van de koningen der aarde. Zij
+heerschen over de stof, hunne macht steunt op geweld; maar gij heerscht
+over den geest en over de ziel, en uwe wapens zijn de onsterfelijke
+werken uwer handen.</p>
+
+<p>Begrijpt gij, Gustaaf, wat hooge zending u is gegeven? Opperpriester in
+den tempel der Vlaamsche kunsten, zijt gij het, die de geheimen der
+glorie van het vaderland moet verkonden; uwe stem moet in het heiligdom
+als een mirakel klinken, en Belgi&euml; heeft op u de toekomst zijner
+schilderschool gevestigd.</p>
+
+<p>Wie kan toch die zending beter dan gij vervullen?&mdash;dan gij, die bij de
+macht van het scheppende penseel ook de macht van den beseffenden geest
+voegt, en die te gelijker tijd de betrekkingen der zichtbare natuur en
+de bedekte aandoeningen der zielen meten kunt?</p>
+
+<p>Die verheffing maakt u toch niet grooter in mijn oog; zij kan mijne
+bewondering voor u niet vermeerderen,&mdash;maar zij doet u rechtvaardigheid,
+en zij vervult uwen dankbaren vriend, wiens weldoener gij waart, met
+streelende vreugd, omdat zijne gebeden eenen galm gevonden hebben voor
+den troon van den God, die eenen straal van zijne scheppende kracht en
+den geest van Rubens in uwen schedel heeft gestort.</p>
+
+<p>Hoezeer, Gustaaf, moet uw eigen hart in dit oogenblik van genoegen vol
+zijn, wanneer gij in het oog van uwen ouden vader eenen traan van geluk
+en teederheid ziet blinken,&mdash;in het oog van hem, wiens bloed u door de
+aderen stroomt en wiens grijze haren de verheerlijking van zijnen naam
+en uwe grootmaking hebben mogen zien.&mdash;En de zalige ontroering uwer
+liefderijke moeder, wie zou die beschrijven?&mdash;van haar, die haar kind,
+de vrucht van haren schoot en het voorwerp harer bestendige
+moederliefde, tot kunstvorst heeft hooren uitroepen, en die gewis, reeds
+bij het hooren van dien roep, hare warme tranen op uwe wangen gesproeid
+heeft.&mdash;En uw broeder, Gustaaf, die getrouwe vriend uws levens, die met
+eene nooit volprezene deugd en edelheid van gemoed uwe verheffing en uwe
+glorie als zijn eigen geluk, zonder achterdocht heeft bemind;&mdash;begrijpt
+gij wat geestontheffing dien goeden broeder tot den hemel der
+zielsverrukking opvoert.</p>
+
+<p>O, ja, smaak een welverdiend geluk: verstaal uwen geest tot de
+verheerlijking van uw vaderland, drijf den roem der Vlaamsche school tot
+aan de palen der bekende wereld: leef lang, zeer lang, en laat eens uwen
+onsterfelijken naam aan onze zonen als een erfdeel, waarop zij bij den
+vreemdeling roemen mogen&mdash;en dat zij dan, na eeuwen tijds, nog met
+erkentenis en hoogmoed, als eenen glorierijken roep aanheffen:</p>
+
+<p>GUSTAAF WAPPERS was een Belg!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN BIJ HET BEELD VAN RUBENS, OP HET OOGENBLIK DER PLECHTIGE
+ONTHULLING (1840).</p>
+<br>
+
+<p>Zal mijne stem zich verheffen, om u de verdiensten der scheppingen van
+Rubens te ontleden? Kan ik eenen lauwer meer in zijne kroon vlechten?
+Neen, tweehonderd jaren hebben zijne onsterfelijkheid bevestigd: twee
+eeuwen rusten op zijn graf; doch zijn naam, zijn glorierijke naam
+straalt nog gelijk de jonge zon des morgens!</p>
+
+<p>Gij allen, die mij hoort, hebt meer dan eens in stille bewondering voor
+zijne werken geknield; gij hebt meer dan eens met een ontroerd hart
+gestaard op den goddelijken Christus, wiens hemelnatuur Rubens zoo
+indrukwekkend in het menschelijk lichaam kon doen doorstralen:&mdash;en uwe
+ziel heeft dikwijls, voor zijne tooverende tafereelen, deze aarde
+verlaten om zich tot den hemel te verheffen. Ja, gij allen voelt de
+macht van zijn penseel, gij kent de uitgestrektheid van zijn vernuft en
+de breedte van zijnen geest.</p>
+
+<p>Doch gij, afstammelingen van den grooten Rubens, gij zijt het niet
+alleen, die zijnen naam als onsterfelijk op de historiebladen hebt
+aangeteekend, niet alleen in Belgi&euml; is het, dat zijne werken de tempels
+der Christenen versieren:&mdash;overal blinken de kunstmirakelen van hem,
+wiens reuzenbeeld wij tot de nakomelingen overzenden; in alle landen
+wordt Rubens met eerbied en opgetogenheid als een wonder van kunst en
+wetenschap genoemd.&mdash;Vraagt het aan de steden van het kunstrijk Itali&euml;,
+aan Duitschland, aan Frankrijk, aan Engeland, en gij zult eenen enkelen
+roep hooren opgaan, om de glorie van een Vlaamsch schilder te verkonden;
+gij zult uw hart van hoogmoed en fierheid voelen opzwellen over den naam
+van Belg, dien gij draagt.</p>
+
+<p>Heden hebben wij der nagedachtenis van hem, die ons schoon vaderland met
+eenen onvergankelijken luister overlaadde, eene schuld van dankbaarheid
+en erkentenis betaald. Dit beeld, dat als eene onwrikbare rots de
+stormen der eeuwen moet doorstaan, zal aan onze nakomelingen zeggen,
+hoezeer het herboren Belgenland met het vuur der liefde tot de kunst
+bezield was; het zal voor de toekomende geslachten getuigen, dat wij,
+zonen van den onsterfelijken Rubens, zulken vader waardig waren.... Zijn
+beeld worde een vuurbaak in het rijk der kunsten! Dat al degenen, die
+zich iets grootsch in den schedel voelen, in welke stad het ook zij,
+zich onverdeelbaar rond dit heilige gedenkteeken vereenigen:&mdash;want er is
+voor ons slechts &eacute;&eacute;ne school,&mdash;en dit is de Vlaamsche school. Haar
+leidsman is de oude Rubens, haar meester de prachtige natuur, en haar
+bewonderaar de wereld.</p>
+
+<p>Wij, Belgen, zijn ootmoedig onder de volkeren, wij roemen niet veel op
+de glorie van ons vaderland: wij overstroomen andere landen niet met het
+verhaal der daden onzer vaderen ... en nochtans, er is op den aardbodem
+geene natie die, in zoo klein getal als wij zijnde, zooveel lichtende
+sterren aan den hemel der kunst gehecht heeft, geen grond, die op eene
+zoo geringe uitgestrektheid zooveel doorluchtige mannen, als de
+dierbare grond van Belgi&euml;, dien wij betreden, heeft voortgebracht.</p>
+
+<p>Wij hebben dit niet altijd geweten: er waren tijden dat wij, vreemde
+helden roemende, de namen onzer eigene vaderen in den nacht der
+vergetelheid begraven lieten;&mdash;maar heden, dat wij de oude vrijheid
+hebben herwonnen, is ook in onze boezems een inniger gevoel van
+eigenwaarde gedaald, en het Belgische volk is met zijnen leeuw uit eenen
+langen slaap opgestaan. Heden, o gelukkige dag! hebben wij de eerste
+grondzuil onzer jonge nationaliteit gevestigd, ja, de eerste vaste
+grondzuil onzer toekomende verheffing.</p>
+
+<p>Er zijn onder ons nog wel beelden opgericht,&mdash;maar die zijn toegewijd
+aan den roem van eenen oorlogsheld.&mdash;Het is in der waarheid eene wijde
+wetenschap, honderdduizend man op een slagveld te schikken; het is wel
+eene groote daad, zijn vaderland van de verwoesting te redden,&mdash;en hij,
+die zijne broederen van de verdrukking en de slavernij der vreemden
+bevrijdt, is groot!--maar ook, aan wat rampen zijn zijne heldendaden
+niet verbonden?</p>
+
+<p>Een onmeetbaar bloedbad is de schouwburg, waarop die wapenfeiten
+geschieden; vernieling, armoede, hongersnood zijn hare trouwe gezellen,
+terwijl de zoete kunst eene onafscheidbare zuster van den vrede en van
+den bloei der volken is.</p>
+
+<p>Zij kost geene tranen, zij; neen, zij streelt de ziel in eene zachte
+verrukking; zij scheurt den sluier der blinde natuur af, om ons hare
+geheimste schoonheden te laten doorgronden, en is als eene bestendige
+lofzang tot den Heer, wiens werken zij verheerlijkt; zij drijft den
+geest tot het goede, en, ons in bespiegeling opheffende tot Hem, die
+ons geschapen heeft, verkort zij den afstand, die den mensch van zijnen
+God scheidt. De kunst is die algemeene taal, welke men zoo lang te
+vergeefs gezocht heeft: het is door haar alleen, dat alle volkeren der
+aarde eens begrijpen zullen, dat zij broederen en kinderen van &eacute;&eacute;nen
+enkelen en machtigen Vader zijn. Het is in haar, dat de luister onzes
+vaderlands rust; het is op hem (Rubens), en op diegenen, welke als hij
+de kroon versieren, die Belgi&euml; tot koningin der nati&euml;n maakt.</p>
+
+<p>Ho, indien nog als voorheen de roem der wapens in den moed en de
+dapperheid des mans besloten lag, zouden wij gewis ten dezen dage op
+dien roem ook nog aanspraak mogen maken:&mdash;dit getuigen Jeruzalem en de
+Sporenslag! Doch geene dapperheid, geen moed, geen beleid zijn heden
+voldoende om, in de schaal der gebeurtenissen, tegen het getal op te
+wegen; maar er is iets, dat nimmer tot het getal behooren kan, iets, dat
+met het bloed onzes voorgeslachts door onze aderen stroomt en dit, dit
+is kunst&mdash;de kracht des geestes en het scheppend vermogen der ziel!</p>
+
+<p>Gebeurde het nu nog, o landgenooten, dat iemand met kleinachting van
+Belgi&euml; dorst spreken, wijs dan op dit reuzenbeeld, op Rubens, wiens
+kunstgewrochten de wereld verstommen, en uw antwoord zal hem doen
+blozen; en, indien een vreemdeling u de heldendaden zijner vaderen op
+duizenderlei wijzen komt verhalen, denk niet, dat hij grooter is dan
+gij; o, neen, niemand is groot boven eenen Belg!</p>
+
+<p>Van Dyck! Quellyn! Jordaens! Teniers! en gij allen, doorluchtige Belgen,
+staat op uit het verledene; schaart u om het beeld van uwen meester, en
+geeft getuigenis der grootheid van uw vaderland!</p>
+
+<p>O, ja, in mijne zielsverrukking zie ik u! Daar staat gij allen met de
+onsterfelijke kroon der kunst gesierd!</p>
+
+<p>O, gij, zonen van het oude Belgi&euml;, gij, wier roem op dit oogenblik door
+duizenden uwer ontroerde broederen wordt uitgeroepen, dat uwe zalige
+schimmen zich in onze dankbaarheid verblijden; gij ziet het, wij
+verdienden de glorie van uwe namen te hebben ge&euml;rfd.&mdash;Vraagt van den
+God, bij wien gij woont, dat Hij het heilig vuur der kunst altijd onder
+ons late vlammen; smeekt Hem, dat de stempel, waarmede Hij het geslacht
+der Belgen geteekend heeft, nimmer worde uitgevaagd; en wij zullen Hem
+eeuwig danken over het kleine plekje gronds, dat Hij ons op deze aarde
+heeft geschonken; o, ja, want het is het schoonste, het heerlijkste der
+wereld.</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN OP DE VERGADERING VAN HET TAALVERBOND, TEN STADHUIZE VAN
+BRUSSEL, DEN 11<sup>den</sup> FEBRUARI 1844.</p>
+<br>
+
+<p>Mijne Heeren!</p>
+
+<p>De verzekering dat Gij mij uwe welwillende aandacht zult gelieven te
+verleenen, en de hoop dat mijne woorden niet zonder nut zullen zijn,
+geven mij stoutmoedigheid genoeg, om in deze vergadering tot UEd. te
+durven spreken.</p>
+
+<p>Ik zal niet met UEd. in diepe overweging treden; verwacht van mij noch
+ingewikkelde beredeneering, noch redekundig opstel,&mdash;mijne stem moet in
+uwe harten de snaar der vaderlandsliefde gaan treffen, ons ontroeren van
+vreugde bij de beschouwing der vruchten van onzen arbeid, en ons moed
+inboezemen tot het vervullen onzer hooge zending. Dit is mijn doel.</p>
+
+<p>Mijne Heeren!</p>
+
+<p>Hij, die de geschiedenis van Vlaanderen lezende, den geest der
+gebeurtenissen wil doorgronden, zal met ons bevinden, dat zij niets
+anders is dan het verhaal der wisselvalligheden van den strijd, die nu
+sedert achthonderd jaren op onzen bodem tusschen het Vlaamsch
+grondbeginsel en den Romaanschen aandrang wordt geleverd.</p>
+
+<p>In dit gevecht van den onbuigbaren moed tegen het getal, heeft het bloed
+gestroomd van al de helden, wier namen gij met hoogmoed uitspreekt; het
+is op dit veld, dat eens De Coninck en Breydel, Jacob en Philips Van
+Artevelde het zwaard ophieven tegen de Romaansche heerschzucht;&mdash;en van
+al de rampspoeden, die Vlaamsch-Belgi&euml; zoo overvloedig moest doorstaan,
+zijn er weinige, die niet het kenmerk dragen der verdrukking, door een
+Zuidervolk ons aangedaan. Als voorwachten der Germaansche volksstammen
+hebben onze vaderen tegen de Romaansche overweldiging geworsteld met
+eene ontembare hardnekkigheid en met eene wonderbare
+zelfopoffering.&mdash;Maar niet altijd kon leeuwenmoed opwegen tegen getal en
+arglist. Bovenal in deze laatste tijden werd Vlaamsch-Belgi&euml;
+weggesleept door Europeesche gebeurtenissen, welke het niet toelieten
+eenigen invloed op zijn eigen lot uit te oefenen. Dwars door alle
+staatsorkanen, gekneusd en gewond door omwentelingen, kwam het vaderlijk
+erfdeel tot ons in eenen hachelijken toestand.</p>
+
+<p>De vreemde heerschzucht had de openbare verbastering ten troon gevoerd;
+onze moedertaal, de taal der Vlaamsche helden, werd niet alleen miskend,
+maar bespot en veracht; onze luisterrijke geschiedenis was vergeten; het
+uitheemsche bederf stroomde langs alle zijden over onze grenzen tot in
+den schoot onzer huisgezinnen; onze godsdienstige gevoelens, onze
+rechtzinnige zeden, onze nationale roem, onze taal,&mdash;alles, alles ging
+verzwinden in de gulzige kolk der Fransche goochelbeschaving. Reeds ja,
+reeds lag de breede hand des tijds op den naam van Vlaming, om hem uit
+het wereldboek te vegen.</p>
+
+<p>Het is dan, Mijne Heeren, dat eenige afstammelingen der De Conincks en
+der Artevelden, eenige Vlamingen met warmer bloed, in zich de verterende
+vlam der verontwaardiging voelden ontsteken. Met het hoofd gebogen en
+met verkropt gemoed aanschouwden zij de verbastering hunner broederen en
+de verdrukking, waaronder het Vlaamsche grondbeginsel verzonken lag. Zij
+zagen hoe de gunsten en het welzijn voor de Vlamingen niet waren; hoe
+twee millioen hunner werkende broeders van alle beschaving, van allen
+zedelijken voortgang verstoken en als tot de onwetendheid veroordeeld
+bleven: zij zagen hoe het ongeloof, de echtbreuk, de spotternij, de
+arglistigheid en de zelfmoord in duizenden boeken aan hunne landgenooten
+als deugden werden voorgepredikt; in hun oor klonk de lastertaal van
+den vreemde, en de hoon, het voorgeslacht aangedaan, doorvlijmde hunne
+harten. Zij zagen het rood der schaamte de wangen bekleuren van den
+Vlaming, aan wien een uitheemsche gelukzoeker vroeg tot welk volk hij
+behoorde!</p>
+
+<p>Hunne hoofden zonken dieper bij het aanschouwen van zulke vernedering;
+hunne tranen vloeiden in stilte over het verlies van zoovele
+herinneringen, die ons weleer eene roemrijke plaats tusschen de volkeren
+der wereld hadden toegeruimd.</p>
+
+<p>Eensklaps, alsof God zijnen vinger op hun voorhoofd hadde geplaatst en
+tot elk van hen geroepen had: &quot;Wees machtig!&quot; eensklaps joeg hun hart
+feller, de moed en het vertrouwen vervulden hunne boezems, en zij
+spraken tot elkander:</p>
+
+<p>&quot;Zie, het vaderland staat op den boord van den afgrond, de vreemde legt
+de bijl aan het gebouw onzer nationale glorie;&mdash;nog een kort tijdvak, en
+de namen onzer vaderen, hunne heldendaden, onze schoone geschiedenis,
+onze zeden, onze taal,&mdash;alles wat wij bezitten zal verloren zijn! De
+Romaan zal zijne zegeliederen aanheffen op de graven van ons
+voorgeslacht, en met eenen spotlach zal hij zeggen: hier leefde eens een
+volk, dat den naam van Vlaming droeg!&quot;</p>
+
+<p>En hunne stemmen versmolten in eenen roep.&mdash;Gij hebt gezegd:</p>
+
+<p>&quot;Neen, de Romaan zal zijne zegeliederen niet aanheffen op de graven
+onzer vaderen; hij zal zich niet verblijden in onzen val! Nogmaals zal
+de naam van Vlaming hem glanzend in het oog blinken.... Voorwaarts, de
+hand aan 't werk,&mdash;met verstaalden wil en onbuigbaar geduld onze
+herinneringen opgegraven, de verbastering met zweepend geweld van onzen
+bodem geweerd! Voorwaarts, het Vlaamsche vaderland moet gered!&quot;</p>
+
+<p>Dank moet Hij hebben, de God die ons insprak en ons macht verleende tot
+dit groote werk!--Het vaderland is gered&mdash;het is gered! Nu staat het
+niet meer op den afgrond, waar wij het hebben gevonden;&mdash;het zal niet
+verloren gaan!...</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Mijne Heeren, vergeeft mij mijne begeestering. Wanneer ik van het
+Vlaamsche vaderland spreek, kan ik de ontheffing mijner ziel niet
+bedwingen ... ik ben ontroerd....</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Weinige jaren hebben wij besteed aan het wederopbouwen onzer nationale
+waardigheid. Bekent met mij, dat het overzien van het reeds afgedane
+gedeelte onzer taak ons met fierheid moet vervullen. Weet gij nog, dat
+men in dien tijd zeide: &quot;Uwe taal is een onverstaanbaar gebrabbel?&quot; En
+nu,&mdash;nu zegt men: &quot;Het Vlaamsch heeft schoone werken voortgebracht, het
+is de moedertaal van meer dan de helft der Belgen; deze taal moet
+ge&euml;erbiedigd en ondersteund worden, eene roemrijke toekomst licht haar
+v&oacute;&oacute;r in hare baan....&quot; En deze edelmoedige woorden, door eenen waardigen
+Vlaming gesproken, zijn niet met eenen spotlach begroet geweest! Zij,
+die onze moedertaal niet kennen, hebben geloof gegeven aan hare
+schoonheid en aan de voorzegging van haren verdediger!</p>
+
+<p>In den tijd, waarvan ik spreken wil, zouden hoon en smaad hem hebben
+geantwoord.&mdash;Weet gij nog, dat men ons lachend vroeg: waar zijn de
+jaarboeken uwer letterkunde? waar de voortbrengselen, die bewijzen, dat
+de Vlaamsche taal de aandoeningen des harten kan uitdrukken?&mdash;En nu, nu
+betreurt men dat men het Vlaamsch niet kent, om onze vaderlandsche
+schriften te kunnen lezen. Weet gij nog, dat de moedertaal uit alle
+bestuurszaken verbannen was, en dat een Vlaamsch burger voor de minste
+zaak eenen vertaler noodig had?&mdash;En nu, nu dringt de moedertaal niet
+alleen in onze gemeente-en provinciebesturen; maar zij klimt zelfs met
+onweerstaanbaren voortgang tot bij den troon des konings; nu houdt het
+groote Duitschland eenen vreugdevollen blik op ons gevestigd, het
+herkent in ons de herboren zonen van het Noorden en juicht onze pogingen
+toe;&mdash;nu klimt de stem <i>Vlaamsch Belgi&euml;</i> van uit de hoofdstad over het
+aandachtig en luisterend vaderland!</p>
+
+<p>O, broederen! dit is ons werk.&mdash;Dit hebben wij gewonnen door moed en
+arbeid!... En klinken er nu zegeliederen op de graven van het
+voorgeslacht, het zijn liederen, die onze wedergeboorte en onze
+verheffing bezingen!</p>
+
+<p>Dan, Mijne Heeren, kunnen wij ons met recht verblijden over den weg,
+dien wij reeds hebben afgelegd, er blijft ons nog oneindig meer te doen;
+de tijd is nog niet gekomen dat wij, met hoogmoed op ons werk starende
+zullen mogen zeggen: het is gedaan,&mdash;onze zending is volbracht. Daarom,
+altijd met vernieuwden moed vooruit, niet geslapen, niet gerust; altijd
+gearbeid, altijd strijden voor het Vlaamsche vaderland, totdat de kroon,
+die wij Vlaanderen voorbereiden, door ons of door onze zonen gevlochten
+zij.</p>
+
+<p>Laat u door niets wederhouden, door niets afschrikken; want onze strijd
+is een vreedzame strijd des geestes; ons doel is wettelijk, lofbaar en
+verheven.... Inderdaad, wat willen wij? Den godsdienst, de zeden en de
+taal onzer vaderen van de verbastering bevrijden; onze twee millioen
+broeders uit de vernedering en uit de verdrukking redden, hun eene
+waardigheid geven, die hun arbeidzaam en zwoegend leven verdient; het
+erfdeel onzer voorvaderen van den val bevrijden. Is dit geene wettelijke
+en lofbare strekking?</p>
+
+<p>En kwam iemand u zeggen: gij doet pogingen om het land aan twee stukken
+te scheuren,&mdash;gelooft hem niet. Wij beminnen de landgenooten, ons door
+hoogere beschikking tot broederen gegeven; wel hebben wij geworsteld, en
+nog zullen wij worstelen tegen den voorrang van het Romaansch element:
+maar kan hij, die zijn vaderland bemint, de verzwakking daarvan
+wenschen? Kan hij begeeren, dat twist en tweespalt de inzwelging aan den
+gemeenen vijand gemakkelijk maken? Neen, de eendracht met onze Waalsche
+broeders is onze macht, en zij zal het blijven, nu men ons meer
+rechtvaardigheid begint te doen. Veel hebben wij reeds verkregen: het
+overige zal volgen; want geene macht op aarde, hoe hoog ook gezeten, kan
+de taal der daadzaken wederstaan.</p>
+
+<p>Maar ik bezweer u, landgenooten, bederft onze schoone zaak niet door
+partijzucht, vertraagt onze wedereisching niet door driften, die aan de
+Fransche beschaving zijn ontleend.</p>
+
+<p>Herinnert u steeds de leus van het voorgeslacht: godsdienst, vorst en
+vaderland.&mdash;Onze voorouders bezaten een stil en zuiver geloof in de
+Alvoorzienigheid: dit geloof zij in onze voortbrengselen ge&euml;erbiedigd,
+het beziele onze pogingen, opdat de uitheemsche twijfelgeest verjaagd
+worde.&mdash;Onze vaderen hadden eenvoudige en kuische zeden, zij braken
+nooit den band des huwelijks, waren trouw aan hun woord en rechtzinnig
+in hunnen handel: die zeden moeten wij voeden en verspreiden, opdat het
+vreemde vergift ontworteld worde.&mdash;Geen volk op aarde heeft meer liefde
+tot zijne goede vorsten getoond dan onze vaderen: die liefde, die
+getrouwheid zij ook in ons, opdat de vreemde omwentelingsgeest ons
+vaderland niet aandoe,&mdash;opdat onze koning zich eens in de verkleefdheid
+van het Vlaamsche volk verblijde&mdash;en opdat de worm der wroeging zijnen
+angel zette in het hart van hem, die ons zoo valschelijk beschuldigd
+heeft.</p>
+
+<p>In &eacute;&eacute;n woord, alwat eerbiedwaardig is, zij door ons verdedigd, alwat
+deugdzaam en lofbaar is, diene als grondsteen ter opbouwing van den
+Vlaamschen tempel.... Maar, met heldenmoed en met de vaderlijke
+hardnekkigheid de vreedzame strijd voortgezet, onverpoosd gekampt tegen
+zedenbederf, verbastering en onrechtvaardigheid; met onwrikbare
+overtuiging terug gevraagd wat men ons ontnam. Geene vervolging, geen
+lijden overwogen.&mdash;Vooruit, zonder omzien, altijd vooruit naar het recht
+en naar het goede. Het is voor moedertaal, voor godsdienst en voor
+vaderland!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN TE BRUSSEL, DEN l6{den} MAART 1846, BIJ HET GRAF VAN JOZEF DE
+HOY, UITSTEKEND LEERLING DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN.</p>
+<br>
+
+<p>Mijne Heeren en Vrienden!</p>
+
+<p>Van verre kwamen wij naar de hoofdstad, om hier, op het stille veld des
+doods, eenen heiligen, doch droeven plicht te vervullen. D&aacute;&aacute;r, in dat
+gapende graf, rust het zielloos lijk van onzen vriend en broeder....
+Gisteren nog lachte zijn schoon en mannelijk gelaat ons toe; wij hoorden
+nog zijne zoete stem ons met geestdrift spreken over de edele bestemming
+der kunst en over de schoonheid der natuur; wij zagen nog zijne oogen
+blinken met het vuur der hoop op eene roemvolle toekomst;&mdash;en nu, nu
+ligt hij d&aacute;&aacute;r, in den schoot der aarde, bevrozen onder den kouden zoen
+des doods&mdash;verloren voor zijn vaderland, voor zijne moeder en voor ons!</p>
+
+<p>Pijnlijk is de gedachte, die in onzen geest opstaat bij dit laatst en
+plechtig afscheid; maar hartscheurend wordt zij, wanneer wij ons
+herinneren, welke schoone loopbaan beloofd was aan hem, over wiens
+ontzield lichaam de aarde zich nu voor eeuwig sluiten gaat.</p>
+
+<p>Ja, God had hem mildelijk bedeeld met al de gaven des lichaams en der
+ziel: hij bezat in rijke maat het edel gemoed, de begeestering en de
+scheppingskracht des kunstenaars. Ook had de Academie van Antwerpen,
+wier beste leerling hij was, hem al hare lauwerkronen geschonken; hij,
+ingesproken door het gevoel zijner voorbestemming, had zijne gansche
+jeugd toegewijd aan het doorgronden der kunstgeheimen en aan het
+betrachten der natuur, wier schoonheden hij met eene soort van
+aanbidding bewonderde.</p>
+
+<p>Na lange jaren van gewetensvollen arbeid, blonk dan eindelijk op zijn
+voorhoofd eene sprankel des vernufts; de natuur had hem een gedeelte
+harer geheimen laten raden: zijne werken droegen reeds den onmiskenbaren
+stempel eener latere meesterhand. Wij allen, zijne vrienden, en de
+Academie, zijne kunstmoeder, hoopten op hem als op eenen nieuwen luister
+voor de Vlaamsche school.&mdash;Oh, zijn leven was schoon en zuiver als een
+hemel: geen mensch kon hem zien zonder hem te beminnen; want zijn hart
+scheen gevormd uit de vlammen van kunstvuur, liefde en dankbaarheid.
+Vriendschap bestrooide zijn pad met altijd frissche bloemen....</p>
+
+<p>En dan,&mdash;wanneer alles hem toelachte op deze wereld, als de baan des
+roems zich voor hem geopend had, en dat wij, zijne leeraars, zijne
+makkers, zijne kunstgenooten, voor hem met liefde eene toekomende
+kunstkroon vlochten,&mdash;dan, dan kwam de nijdige dood en brak dien gouden
+levensdraad af! Van die toekomst, van dien arbeid, van dien roem blijft,
+eilaas, niets meer op de aarde dan dit koude lijk van onzen jongen
+vriend!</p>
+
+<p>O, stort tranen, gij Wappers, zijn meester en beschermer! U is een
+lieveling en een zoon ontrukt. Zoo verijdelde de wreede slag van het lot
+uwe lessen en uwe moeite, zoo vernietigde hij uwe zoetste hoop, zoo
+doodde hij het zaad des vernufts, dat gij in zijnen schedel deedt
+ontkiemen. O, ween bij dit graf: uw beminde kunstzoon is niet meer!</p>
+
+<p>Stort gij ook tranen, gij, zijne leermeesters, die in name der
+Antwerpsche kunstmoeder hem tot de laatste rustplaats vergezelt: de
+Academie verliest in hem een waardigen en altijd dankbaren telg, die met
+liefde voor haren roem en voor haar welzijn waakte, en door zijne zoete
+deugden veel bijbracht om de eendracht in haren schoot te doen
+heerschen. O, weent gij ook bij dit graf: uw dankbare leerling is niet
+meer!</p>
+
+<p>Stort gij ook tranen, gij zijne medeleerlingen en kunstgenooten.
+Beklaagt hem, gij allen, die hem hebt gekend en bemind; treurt over het
+verlies van zooveel arbeid en zooveel hoop; bevochtigt met smartwater de
+aarde, die hem bedekken gaat, opdat het gras boven zijn gebeente zich
+voede met de teekens uwer droefheid. Ach, weent: uw goede vriend, uw
+jonge kunstmakker is niet meer!</p>
+
+<p>En gij, betreurde broeder, rust zacht in den schoot des vaderlands!
+Misschien was uw laatste uur bitter, omdat gij van uw doodbed te
+vergeefs uwe handen naar ons uitstaakt, en sterven moest verre van uwe
+Antwerpsche vrienden. O, wees getroost, dierbare doode. Zie neder van
+uit uw nieuw vaderland: bij uw graf staan ze allen; zie uw goeden
+meester, uwe leeraren, uwe medeleerlingen, uwe kunstgenooten tranen
+storten over uwe vroege opvaart,&mdash;en verblijd u nogmaals, als op aarde,
+in de uitgestrektheid onzer liefde tot U!</p>
+
+<p>En nu, Jozef De Hoy, lieve broeder, uw graf gaat zich sluiten; met
+verbrijzeld hart moeten wij het veld verlaten, waar uw gebeente rusten
+zal.... Welaan dan, zalige ziele, ontvang in den schoot der Godheid ons
+laatst en smartelijk Vaarwel!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN J.F. WILLEMS, DEN 26<sup>sten</sup> JUNI 1846.</p>
+<br>
+
+<p>Mijne Heeren en Kunstgenooten!</p>
+
+<p>Door de Antwerpsche <i>Maatschappij ter bevordering van Nederduitsche
+Taal-en Letterkunde</i> gelast, bij dit plechtig rouwfeest in haren naam
+het woord te voeren, is het met een diep gevoel van treurnis en van
+ontzag dat ik dezen heiligen grond betreed.</p>
+
+<p>Het is dan waar: in den schoot dezer aarde slaapt Willems! Hier, onder
+onze voeten, rust hij voor eeuwig!</p>
+
+<p>Dat statig hoofd, woonplaats van vernuft en geestkracht, ligt ontzenuwd
+en loodzwaar neergezonken op het steenen rustbed!</p>
+
+<p>Stom is de tolk, wiens machtig woord in aller zielen overtuiging en moed
+storten kon,&mdash;stom de vaderlandsche nachtegaal, die het begeesterd
+Vlaamsch lied, als eene stem uit het roemrijk verleden, in onze harten
+zoo meesterlijk herklinken deed....</p>
+
+<p>Het kind, dat, nog stamelend, reeds als een toegeheiligde Nazare&euml;r, als
+een voorbestemde Eliacim, van wedereisching droomde, van moedertaal en
+Vlaamschen roem voorspelde;&mdash;den jeugdigen man, die het verbasterd
+nakroost opriep uit den slaap der verloochening, en den vreemde
+uitdaagde tot den strijd voor Vlaanderens wedergeboorte: die op zijne
+breede schouders den kruisboom der algemeene dwaling laden dorst; die,
+vervolgd en gebannen, in de stilte der ballingschap het vaderland eenen
+onsterfelijken roem bereidde;&mdash;den ouderling, die, als een reus in
+geduld en wetenschap, de aarde der verledene eeuwen opgroef en
+doorwroette, om de verlorene parelen onzer letterkroon op te zoeken; die
+juichend over gansch Europa de vergetene diamanten weder glinsteren
+deed:&mdash;<i>Slag van Woeringen</i>! <i>Brabantsche Yeesten</i>! <i>Reinaart</i>!
+stralende gesteenten, door hem geslepen en beglansd in de diepte zijner
+eenzame nachten!...</p>
+
+<p>Eilaas, het kind, den man, den ouderling, den dichter, den strijder, den
+geleerde&mdash;het nijdige graf heeft ze verzwolgen! Van hen blijft ons niets
+meer dan hun eeuwige roem en het goede, dat ze hebben gesticht.</p>
+
+<p>Gentsche bodem, gewijde rustakker van Vlaamsche helden en vaderlandsche
+martelaars, aan Willems ook hebt gij eene plaats ingeruimd tusschen de
+gebeenten uwer roemrijke vaderen. Wij benijden u dien dierbaren schat
+niet. God heeft het zoo gewild.</p>
+
+<p>Willems moest in zijnen dood zoowel als in zijn leven het ware beeld des
+vaderlands zelven zijn. De Antwerpsche grond droeg zijne wiege en hoorde
+zijne eerste zangen, Brabant werd verheerlijkt door zijne schoonste
+meesterstukken; op den grond van Vlaanderen heeft hij gezwoegd en
+geleden ... in den schoot van Vlaanderen moest Willems rusten; want, was
+hij ook niet een Vlaamsch held, een vaderlandsch martelaar? Zijne
+onvergankelijke nagedachtenis blijve aldus een band, door God zelf
+gesmeed tusschen alle gouwen, waar de Dietsche tale klinkt!</p>
+
+<p>Met het vochtig oog op dit graf gericht, beseffen wij dieper wat wij
+hebben verloren; wij erkennen niet alleen, dat, sedert de uitverkorene
+ten hemel opklom, een glansrijk en arbeidvol tijdstip gesloten is; maar
+iedereen van ons gevoelt met angst, dat het Vlaamsche leger zijn
+opperhoofd verloren heeft. Inderdaad, zoolang de veldheer het volle
+leven genoot, stonden de Vlaamsche strijders als een ondoordringbare
+muur v&oacute;&oacute;r den vijand geschaard, altijd gereed om het heiligdom der
+moedertaal tegen allen hoon te verdedigen, voor alle schennis te
+bewaren.... De veldheer sneuvelde, de band was verbroken!</p>
+
+<p>Als verstomd door dit onverwacht verlies, zonder leidsman en middelpunt,
+liepen de Vlaamsche strijders gedeeltelijk uiteen en vergaten te waken
+bij het pand, dat aan hunne gemeene macht was toevertrouwd. De vijand
+sloop in het kamp en strooide er de verderfelijke zaden van mistrouwen
+en verdeeldheid.</p>
+
+<p>Was Willems' dood dan geene harde beproeving genoeg?&mdash;Ach neen! Eene
+andere schitterende star moest den hemel onzer letterkunde nog
+ontvallen; Ledeganck moest ook op zijne verbrijzelde harpe het hoofd
+voor eeuwig te rusten leggen; de twee straalrijkste lampen in den tempel
+der Vlaamsche kunst moesten door het wreede noodlot worden uitgedoofd!</p>
+
+<p>En, als wilde eene geheime macht afmeten tot hoeverre der Vlamingen
+standvastigheid gaat, als wilde zij beproeven, of onze vaderlandsche
+zaak tegen het geweld der losgebrokene stormen bestand is, wierp zij
+oneenigheid, tweespalt en verzwakking onder ons, terwijl onze harten nog
+ontsteld waren van rouw en droefheid.</p>
+
+<p>God, op welk tijdstip toch! Nu het bedreigde vaderland op ons roept, als
+op de uitgelezensten zijner zonen; nu de zwangere onweerswolken op onze
+grenzen samendrijven, nu de vreemdeling op onzen geboortegrond zelven
+werktuigen gevonden heeft, om ons te verleiden tot de verzaking onzes
+voorgeslachts, onzer moedertaal, onzer zeden, onzes verleden, onzer
+toekomst; nu de tijd gekomen is om onze vijftienjarige beloften te
+vervullen; nu iedereen, die zijn land bemint, het oog op ons gericht
+houdt, om te weten of onze gloeiende zangen geene ijdele woorden waren;
+nu alles, menschen en gebeurtenissen, ons toeroept: &quot;het uur is daar!
+toont wie gij zijt!&quot; nu zijn wij oneenig! nu strijden wij met verdeelde
+krachten, als hadden wij nooit in dezelfde rangen de wapenen van woord
+en geest voor 's lands eere gevoerd; nu staan wij eendrachteloos en
+zonder beraad, verspreid rond het heiligdom van ons bedreigd
+volkebestaan!</p>
+
+<p>Wie zal de verstrooide scharen weder vereenigen en ten strijde voeren
+voor moedertaal en vaderland? Wie van ons heeft door zijne ondervinding,
+door zijne lange loopbaan, door zijne wetenschap, door zijn kalm vernuft
+nu reeds het recht bekomen om aan de spits zijner broederen te staan?</p>
+
+<p>Willems alleen bezat dit recht; hij was wel metterdaad onze wettige
+vorst in het rijk der vaderlandsche letteren, vermits dit rijk dreigt in
+te storten bij zijnen dood.</p>
+
+<p>O, Willems, Ledeganck, roemrijk bardenpaar, nu in de hemelzaligheid
+vereenigd, gij ziet wellicht met treurnis van uit den schoot der Godheid
+op ons neer; misschien vertroost onze dankbare hulde uwe schimmen niet
+gansch over het plicht vergeten, waarin eene onbesefbare dwaling ons
+gedompeld houdt.&mdash;Zoudt gij vreezen, dat de Vlaamsche scharen, door
+onderling mistrouwen verzwakt, eindelijk bezwijken zullen? Dat uw
+voorbeeld, uw arbeid nutteloos zal worden gemaakt?</p>
+
+<p>Ha, neen! neen, niet waar? Gij verheugt u, omdat uw oog in het goddelijk
+boek der toekomst heeft mogen lezen: <i>Het Vlaamsche volk zal niet
+vergaan</i>! Gij lacht ons vroolijk toe uit den Hooge, omdat gij hoopt, dat
+hier, bij uwe graven, omgeven door den wasem, die uit uw heilig
+overschot opstijgt, wij onze harten openen zullen voor het volle gevoel
+van onzen dierbaren plicht; omdat gij hoopt, dat een straal der
+broederliefde ons verlichten zal; dat wij, overwegende wat uwe
+nagedachtenis van ons eischt, ons mistrouwen zullen afleggen om met
+vereende krachten te doen wat gij ons hebt voorgeleerd;&mdash;om den last te
+volvoeren, welken gij, betreurde barden, met uwen roem ons tot erfdeel
+naliet!</p>
+
+<p>O, landgenooten, kunstvrienden, die uit alle gouwen van Belgi&euml; hier op
+Arteveldes geboortegrond, bij Willems' laatste rustplaats, vergaderd
+zijt, o, mocht het zoo geschieden! Mocht in deze onze plechtige hulde
+aan de nagedachtenis van eenen dierbaren doode het vaderland de weldaad
+der herstelde eendracht vinden!</p>
+
+<p>Zijn wij niet altemaal broeders in den Vlaamschen bloede? Is het niet
+dezelfde zucht, die onze harten jagen doet? Arbeiden wij niet te gader
+voor Vlaanderens grootheid?</p>
+
+<p>Aanschouwt dit graf! Kan er wel een schooner altaar der broederliefde
+voor Vlamingen zijn? Ach, ontsteken wij daarop de gewijde vlam der
+eendracht; dat het onze gevoelens van oneenigheid als een zoenoffer
+ontvange en vertere!--Dan zal Willems' gebeente van blijdschap trillen
+onder den kouden steen; dan zal zijne zalige schim voor 's Heeren
+aanschijn juichen op die zegepraal.... En wij, wij zullen onze zonen in
+bedevaart naar hier geleiden, naar het Campo-Santo, waar de Vlaamsche
+helden rusten, om God te danken over de hier behaalde
+overwinning;&mdash;tusschen het gras, dat nevens de heilige graven zijne
+halmen opschiet, zullen wij onze kinderen doen knielen, hun spreken van
+den <i>Vader der Dietsche dichters altegader</i><a name="FNanchor1"></a><a href="#Footnote_1"><sup>[1]</sup></a>, hun den welvaartszang
+van den Vlaamschen zwaan<a name="FNanchor2"></a><a href="#Footnote_2"><sup>[2]</sup></a> leeren stamelen, en ze doen bidden voor
+moedertaal en vaderland!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN OP HET GROOT MUZIEKFEEST TEN VOORDEELE DER SLACHTOFFERS VAN
+DEN HONGERSNOOD IN VLAANDEREN (1847).</p>
+
+<p>Mijnheeren en Mevrouwen!</p>
+
+<p>Wij vieren heden het blijde feest der zedelijke wedergeboorte onzes
+vaderlands. Deze zaal weergalmt van vreugdeliederen,&mdash;nog klinkt aan ons
+luisterend oor het schoone gezang der verleidende vrouwenstem,&mdash;alles
+ademt hier voldoening en geestdrift.</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Ach, de onweerstaanbare stem des gewetens en des plichts dwingt mij die
+vreugde te storen. Ik moet eenen snijdenden noodkreet tusschen onze
+jubeltonen mengen,&mdash;uwe gemoederen met pijn vervullen,&mdash;tranen doen
+storten misschien!</p>
+
+<p>Maar indien gij met ontheffing onze blijde zegeliederen aanhoordet, zult
+gij toch uw hart niet sluiten voor de droeve stem onzer stervende
+broeders. Gij zult mij aanmoedigen, niet waar?&mdash;Ja, want het is in naam
+der heilige menschenliefde&mdash;dit schoonste kenmerk van der Belgen
+geslacht&mdash;dat ik een akelig graftooneel voor uwe oogen openspreiden ga.</p>
+
+<p>Vlaanderen! Vlaanderen!--Die naam, zoo vermaard, was eens het zinnebeeld
+van rijkdom, van nijverheid, van kunstmin, van heldenmoed; in de gansche
+wereld wekte hij de gedachte op van een uitgelezen volk, dat met het
+zweet zijns aanschijns eene woestijn tot een aartsparadijs had
+herschapen.&mdash;Begroet als de geboortegrond der volksvrijheid, bewonderd
+als de wieg van een heldengeslacht, bemind als het tweede vaderland der
+kunsten....</p>
+
+<p>Vlaanderen! Vlaanderen! Nu is die naam een gebed,&mdash;eene klacht, die
+oprijst uit een onmeetbaar graf&mdash;een doodsschreeuw, die vergaat op de
+lippen der stervenden; een laatst vaarwel, door onze bezwijkende
+broeders ons toegestuurd!</p>
+
+<p>Waar is nu het heldenvolk? het nijverig geslacht, dat zich uit de
+zandige vlakte den schoonen lusthof van Europa bouwde? Waar zijn de
+afstammelingen van De Coninck, van Artevelde, van Van Eyck, van Stevyn?</p>
+
+<p>Eilaas, het grieft mij, dat ik de bloedige wonden mijns vaderlands
+ontblooten moet ... maar laat uw geest mij volgen,&mdash;ik zal u toonen,
+waar ze zijn en wat ze lijden!....</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Hier is het koud, niet waar? Hier, in de stilte des doods, beklemt het
+hart zich met afgrijzen en met schrik.&mdash;Wij zijn in het rijk des
+hongersnoods.</p>
+
+<p>Ziet gij ginds die halfnaakte menschenschimmen bij hoopen over de woeste
+velden dwalen en zoeken, gelijk de raven doen? Ziet, hoe machteloos zij
+hunne stramme leden over de sneeuw voortsleepen! Eene onuitsprekelijke
+pijn doorwoelt hun ingewand, hun oog is zonder leven, de aschverf der
+verkwijning ontkleurt hun aangezicht&mdash;zij hebben honger en zoeken
+voedsel. Daar valt er een, die niet meer op zal staan&mdash;nog een&mdash;nog
+meer! De hoopen verminderen; zij zaaien hunne lijken langs de baan;
+niemand ziet om naar den gevallen broeder; want ieder voelt ook de
+ijskoude hand des doods op zijnen verengden boezem drukken.&mdash;De
+hongersnood geeselt die levende geraamten voort; zij bukken het hoofd
+nog dieper in de wanhoop en dwalen sprakeloos verder&mdash;altijd
+verder;&mdash;misschien totdat de laatste gevallen zij!...</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Richt uw oog voorbij gindsche boomen. Ziet gij daar niet die bewegende
+grauwe vlekken op de sneeuw? Het zijn dieren, die eene prooi zoeken,
+niet waar? Neen, neen, menschen zijn het: vrouwen en kinderen, die
+huilend over het rapenveld kruipen en hunne ontvleesde vingeren ten
+bloede krabben, om aan den bevrozen grond nog een uur levens te
+ontrukken. Hier ook liggen er reeds ontzield, met het logenachtig
+voedsel in de verkrampte vuist!...</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>D&aacute;&aacute;r, voor ons, schiet een kerkje zijne blauwe torenspits ten hemel. Het
+is een dorp, befaamd om de werkzame nijverheid zijner inwoners. V&oacute;&oacute;r
+eenige jaren galmde in elke dezer hutten het gerucht des arbeids en het
+heldere gezang der levensvreugd; gezondheid en kracht blonken als rozen
+op het gelaat der kinderen; de moeder zat er weltevreden, met den lieven
+zuigeling op den schoot, nevens het getouw van eenen moedigen vader,
+eenen beminden echtgenoot!</p>
+
+<p>Nu?&mdash;nu zwijgt er alles: men zou zeggen, dat de inwoners in eenen diepen
+slaap verzonken liggen.&mdash;Dwaling, dwaling! Daarbinnen, achter die stomme
+muren, zitten ook van die geraamten met wanhoop in elkanders oogen te
+staren, en sprakeloos wachtend op den roep van God!</p>
+
+<p>Opent eene deur&mdash;kiest toch niet&mdash;de hongersnood verschoonde hier
+niemand.... Zie, d&aacute;&aacute;r op zijn verbrijzeld getouw zit de Vlaamsche
+arbeider; nevens hem, op wat stroo, ligt het lijk van zijn oudste
+zoontje,&mdash;een ander kind omvat zijne knie&euml;n en huilt om voedsel. Wat
+verder zit de moeder; zij drukt haren zuigeling tegen de borst en
+bevochtigt zijne dorre lippekens met hare tranen. Arme vrouw Zij lijdt
+honderdmaal, want het is de vrucht haars lichaams, die snikt en in hare
+armen sterven gaat! Wee, wee, te midden van het stomme huisgezin staat
+een afgrijselijk spook te lachen: de dood, die loert en wacht....</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Komt aan, verlaten wij dit akelig graf. Moed is er noodig tot het
+volbrengen onzer droeve reis:&mdash;overal lijken, overal stervenden, overal
+hongerige zwermen....</p>
+
+<p>Luistert, in dit dorp galmen menschenstemmen. Ha, d&aacute;&aacute;r, op eene kraam,
+liggen vele stukken vleesch. God dank, hier is nooddruft, hier zal
+vreugde zijn!--Ach, neen, hier ook is lijden. Ziet, hoe honderden
+vrouwen en kinderen daar staan en weenen; hoe de mannen hunne boezems
+met de nagels verscheuren, hoe men huilt, hoe men kruipt en in krampen
+spartelt bij het gezicht van het nog bloedend voedsel. Eilaas, de
+redding, het leven lacht hun spottend toe;&mdash;de ijselijkste martelpijnen
+moeten ze doorstaan;&mdash;want dit vleesch is niet voor hen: het is te
+koop,&mdash;men moet rijk zijn om er eene bete van te verkrijgen.... En
+nochtans,&mdash;o God, hoe schrikkelijk;&mdash;het is paardenvleesch,
+hondenvleesch!</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Maar daar stormt de brandklok! het vuur verteert eene boerenwoning. Die
+ongelukkigen loopen er naartoe; want elk nieuw voorval brengt immers
+eene nieuwe hoop?&mdash;Reeds klimmen de vlammen boven het dak,&mdash;het huis
+stort in.... Ziet, daar loopen ze halfnaakt door het vuur en sleuren,
+met juichende zegeroepen, den verkoolden romp van een dier uit den
+brand. Vrouwen, kinderen, mannen werpen zich op de onverwachte prooi; ze
+scheuren het zwarte vleesch van het gebeente en verslinden het met den
+lach der zaligheid op den mond. Andere zwermen komen toegeloopen; men
+strijdt, men vecht om een deel van het akelig voedsel.&mdash;Welhaast is het
+dier verdwenen. Honderden, die te laat kwamen, blijven in vertwijfeling
+op de bloedige plaats staren, waar anderen verkwikking vonden, en rukken
+zich de haren uit het hoofd, omdat zij bij het wellustig feestmaal niet
+mochten tegenwoordig zijn!</p>
+
+<p>Och, genoeg, genoeg! Het hart scheurt bij het gezicht van zooveel
+lijden. Ontvluchten wij dit afgrijselijk oord; keeren wij terug naar
+streken, waar men het gevoel des doods en der verkwijning zoo niet met
+de lucht inademt. Wij zullen onder eenen klaarderen hemel tranen storten
+over het lot onzer broederen....</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Mijnheeren en mevrouwen, welke ook de gedachte zij, die Gij u tot heden
+over den nood in Vlaanderen gevormd hebt, toch zult gij wellicht het
+tooneel, dat ik u voorschetste, aanzien als te zeer overdreven en de
+waarheid voorbijloopend. Gave God, dat dit vermoeden gegrond ware! Maar,
+eilaas, het is zoo niet. Mijn woord is integendeel niet machtig genoeg,
+om u het tafereel van Vlaanderens ellende in al zijne akeligheid voor
+oogen te stellen.&mdash;Het is waar, dat de hongersnood het bloed van
+Artevelde in de aderen zijner zonen ontsteekt en bederft; het is waar,
+dat het nageslacht van De Coninck, van Breydel, van Borluut als een hoop
+hongerige wolven over de velden dwaalt en het rapenloof als eene
+lekkernij verslindt; het is waar, dat gansche dorpen bijna uitgestorven
+zijn; het is waar, dat men hondenvleesch verkoopt; het is waar, dat niet
+verre van ons, te midden van ons schoon en rijk vaderland, eene gansche
+bevolking verkwijnt en in het graf zinkt!...</p>
+
+<p>Wat gedaan in zulken onmeetbaren nood? Wat mag Vlaanderen nog redden?
+Wie kan die nedergeslagene, die zieltogende natie krachten verleenen om
+betere dagen te gemoet te zien?</p>
+
+<p>Zouden wij de hoop gansch uit onze harten laten vervliegen en met
+eenigen onzer landgenooten voor alle antwoord zeggen:&mdash;<i>de Dood</i>? Neen,
+neen, gansch Belgi&euml; heeft geroepen:&mdash;<i>Weldadigheid</i>! Weldadigheid zal
+Vlaanderen steunen, totdat de morgenstond der redding de kim verlichte!</p>
+
+<p>O, wat is het schoon, eene geheele bevolking, zonder onderscheid van
+taal of afkomst, tegen den vreeselijken hongersnood te zien kampen, met
+de heilige wapenen der menschenliefde, en der barmhartigheid! Te zien,
+hoe stramme priesters den reisstok in de hand nemen, en als ware beelden
+van hunnen goddelijken meester zich over het vaderland verspreiden, om
+erbarming te roepen over hunne lijdende schapen! Hoe de Belgische
+vrouwen,&mdash;engelen des troostes op deze aarde,&mdash;hunne betooverende stem
+nog zoeter maken om de harten te treffen! Hoe het gevoel van
+weldadigheid alles heeft weten te bevruchten, en tot nevens de minst
+ingetogene vermaken zelfs een gebed heeft geplaatst! Hoe een
+tachtigjarige grijsaard tot zijn bed toe verhoopt, om nog eenigen zijner
+broeders te kunnen laven! Hoe uit alle steden, uit alle huizen, uit alle
+hutten de verzamelde liefdepenningen als een regen der verkwikking over
+het snakkend Vlaanderen worden gespreid!</p>
+
+<p>Ach, en toch hebben al deze vereenigde krachten den schrikkelijken
+hongersnood nog niet kunnen verdrijven; maar het heilig werk is
+begonnen; reeds zijn er duizenden uit de armen des doods ontworsteld.
+God zal welhaast zijne machtige dienaresse, de zon, ons tot strijdgenoot
+verleenen; Hij zal den vruchtbaren schoot der aarde ontsluiten en het
+zaad zegenen, dat de menschenliefde zelve over den akker zal hebben
+gestrooid. Ja, ja, de Belgische weldadigheid zal zegepralen over de
+plaag!--En dan, dan zullen wij met nog meer innigheid het vaderland
+beminnen, dat aan zijne reeds zoo luisterrijke kroon nog die
+allerschoonste parel des roems zal hebben gehecht; dan zullen wij weten,
+dat alle Belgen broeders zijn, wanneer een zelfde band van edelmoed en
+goedheid ze onafscheidbaar zal omsluiten.&mdash;En misschien&mdash;de geest der
+toekomst roept het aan mijn oor&mdash;misschien zal het schoone Vlaanderen
+nog eens het hoofd uit het graf verheffen, en aan den hemel der nati&euml;n
+blinken als de star der nijverheid en der volkskracht!...</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Gij ook, die met ontroering op mijne stem hebt geluisterd, gij zult het
+arme Vlaanderen niet vergeten, niet waar? Gij zult ook deel willen nemen
+in den strijd tegen den hongersnood? Gij zult nog eene aalmoes geven?
+Ach, om Gods wil!--gedenk dat het penningsken, dat gij wegschenkt,
+misschien nog intijds zal komen om eene stervende moeder te redden van
+den dood!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN THEODOOR VAN RYSWYCK, DEN 10<sup>den</sup> MEI
+1849.</p>
+<br>
+
+<p>O, Heer! voor welk onbekend verbreken boeten wij dan, dat Uwe hand zoo
+loodzwaar op ons nederzakt? Eilaas, de tijden zijn verre, dat wij in
+saamgestemde tonen het heilig loflied ter eere des vaderlands deden
+schallen,&mdash;dat wij, moedig en vroolijk, voor het goede streden en U
+juichend dankten bij elke zegepraal op verbastering en volksbederf
+behaald! Nu is alles duister en akelig op onze baan: onze vaderlandsche
+feesten zijn sombere lijktochten, onze vergaderplaats het veld des
+doods, onze zangen het eeuwige vaarwel, bij het graf onzer dierbaarste
+broeders gesnikt....</p>
+
+<p>Nog treurt het hopeloos Vlaanderen over de vroege opvaart zijner edelste
+zonen, nog zwoegt het weenend om den gedenksteen op het graf van den
+Gentschen zwaan<a name="FNanchor3"></a><a href="#Footnote_3"><sup>[3]</sup></a> te rollen, nog bloedt het uit zijne dubbele wonde
+... en reeds bonst een nieuwe noodkreet uit zijne scheurende ingewanden
+over het neerslachtig vaderland!</p>
+
+<p>Bij een ander graf&mdash;het laatste, dat wij sidderend zagen
+sluiten&mdash;durfden wij hopen, dat de storm had uitgewoed. Twee eiken
+kruinen lagen ontworteld en verbrijzeld ten gronde....<a name="FNanchor4"></a><a href="#Footnote_4"><sup>[4]</sup></a> Het offer was
+volbracht? Eilaas, neen, neen! Nog ergens, in een welig oord bij de
+Schelde, bloeide een frissche wilg, in de volle kracht zijner
+oorspronkelijke milde natuur. Bij den minsten zucht, die zijn loover als
+de snaren eener harp deed trillen, liep het volk luisterend toe, en het
+bewonderde met dankbare aandacht de zoete liederen, die als
+dauwdruppelen glinsterend en zoel in de harten vielen, troost en balsem
+goten over het wee des vaderlands en de taal onzer moeder deden beminnen
+om hare harmonische en bekoorlijke zachtheid.</p>
+
+<p>Een voorbode des doods schoot nevens den frisschen boom voorbij en
+zengde zijn welig gebladerte: de zingende wilg verdorde langzaam&mdash;en
+stierf: kruin en stam vielen ter aarde. Niets meer, niets meer van hem
+dan de onvergankelijke naklank zijner betooverende liederen....</p>
+
+<p>Niet genoeg dat de <i>Vlaamsche Nestor</i> van tusschen ons werd weggemaaid,
+niet genoeg dat de wreede dood het lied in de keel des <i>Vlaamschen
+Nachtegaals</i> verworgen kwam ... ook de <i>Vlaamsche Bard</i>, de vroolijke
+zanger des volks moest ons verlaten&mdash;lijden en sterven als een
+martelaar.</p>
+
+<p>Daar ligt hij.... Van Ryswyck! bevrozen onder den kouden zoen des doods
+... en met hem zinkt voor eeuwig in den schoot der aarde zijne
+wonderlier, die het ingewand des volks trillen deed.</p>
+
+<p>Van Ryswyck! gij waart mijn eerste strijdgenoot. Samen trokken wij te
+velde tegen de vijanden van ons geslacht; samen verhieven wij het zwaard
+des woords, om den naam der voorvaderen te wreken en Vlaanderen op te
+heffen uit de vernedering. Terwijl ik dorst beproeven het vroegere
+heldendom ten voorbeeld onzer broederen op te roepen, stroomden van uwe
+lier mannelijke en machtige zangen, die het vaderland doorklonken en mij
+den boezem van hoop en vertrouwen deden zwellen. Mij suist nog in het
+oor:</p>
+
+Verheft het hart, verheft de stem;<br>
+Het klinke uit ieders mond:<br>
+Wat lot ons dreig', wat leed ons naak,<br>
+Ten strijde voor de moederspraak,<br>
+<span style="margin-left: 1em;">Op vaderlandschen grond!</span><br>
+Dreunt luid, der vadren taal ter eer;<br>
+Klinkt, zangen, klinkt in 't rond!<br>
+Van hier met vreemden pronk en praal<br>
+Wij zingen in der vadren taal<br>
+<span style="margin-left: 1em;">Op vaderlandschen grond!<a name="FNanchor5"></a><a href="#Footnote_5"><sup>[5]</sup></a></span><br>
+
+<br>
+
+<p>Van Ryswyck, diep betreurde broeder, het lot heeft ons in een
+verschillend pad geleid; doch achting, liefde heeft altijd tusschen ons
+voortbestaan. Onze baan voerde ons toch zoo menigmaal weder te zamen!
+Hoe dikwijls hebben onze handen in de eenzaamheid in elkander
+gegloeid;&mdash;hoe dikwijls ontstroomden onzen lippen woorden van
+begeestering, om elkander aan te moedigen tot den nationalen strijd!
+Hoe dikwijls verspraken wij elkander eene onverbrekelijke broedertrouw!</p>
+
+<p>Ah, die trouw is niet verbroken geworden. Moge eenige schaduw de
+vriendschap tusschen ons overneveld hebben, het hart toch bleef goed....
+Ja, bij uw nog ongesloten graf zeg ik het met de diepste overtuiging:
+gij hebt uwen strijdmakker blijven achten en beminnen, gelijk hij nooit
+een onvriendelijk gevoel tegen u in zijnen boezem toeliet. De traan van
+rouw en verdriet, die uwen ouden wapenbroeder nu bij den rand van uw
+graf ontrolt, moge uwe ziel in den schoot der Godheid verheugen en u
+zeggen, dat ik uw hart heb gekend en geschat....</p>
+
+<p>Taalgenooten, vrienden, gij, die met mij de aarde zijner laatste
+rustplaats bevochtigt en snikkend nederziet in den gapenden kuil, die
+zijn stoffelijk overblijfsel verslinden gaat, uwe smart is onzeglijk,
+niet waar? Het vaderland, al wie Vlaming is en Vlaanderens roem bemint,
+moet weenen! inderdaad! Die zwijgende baar omsluit voor eeuwig den
+goeden, minnelijken zanger, wiens voetstappen een eeuwig spoor van
+troost en blijdschap nalieten, uit wiens zachte blikken de opgeruimdheid
+des harten en de vriendschap straalden, wiens aanzijn vreugde en
+levenslust verspreidde waar hij kwam ... hij, het ware beeld der
+voorvaderlijke gulhartigheid!</p>
+
+<p>Kind der natuur, begaafd met eenen milden gloed van betooverende
+zielsharmonie, worstelde hij moedig tegen smart en verdriet om zijne
+zending te vervullen; hij verhief zich door eigene krachten, boeide het
+luisterend volk aan zijne lippen en verwierf, met eenen welverdienden
+roem, den eernaam van Vlaanderens lieveling.... Misschien ging het lot
+hem gunstig worden, misschien ging hij eenige rust genieten in zijn
+hobbelig en pijnlijk levenspad: maar, eilaas, een ijselijk wee verbrak
+de vaderlandsche harp in zijne handen, de heilige lamp der po&euml;zie doofde
+langzaam uit,&mdash;en, na onbedenkbaar lijden, legde hij, vermoeid en
+afgemat, het hoofd op zijn eens zoo verleidend en zoo machtig speeltuig
+neder.</p>
+
+<p>Indien iets bij dit graf zijne bedrukte ouders, broeders en vrienden
+troosten kunne, dan zij het de overtuiging, dat Van Ryswycks dierbare
+naam zal leven, zoolang uit eenen Vlaamschen mond de Dietsche tale
+klinkt. Die naam hoort toe aan de geschiedenis onzer letterkunde, door
+de onschatbare parelen van ingeboren vernuft en van dichterlijke
+harmonie, die in zijne werken liggen opgesloten; hij hoort toe aan onze
+zonen, die de liederen van den minnelijken Vlaamschen zanger niet kunnen
+vergeten.</p>
+
+<p>En nu, taalgenooten, zal dit graf zelf, zal onze gemeene smart ons niet
+indachtig maken, dat het nieuw en onherstelbaar verlies, waarmede het
+lijdend Vlaanderen geslagen wordt, de vereeniging onzer krachten noodig
+maakt tot het voltrekken van het gebouw, waaraan Van Ryswyck zoo
+onverpoosd heeft gearbeid? Zullen wij ongevoelig blijven aan den roep,
+dien hij, als door profetische inspraak gedreven, ons in betere tijden
+toestuurde:</p>
+
+Broeders, komt, de wraak gebluscht<br>
+In het boos gemoed.<br>
+Komt, elkaar in vree gekust,<br>
+En voor 't kwaad geboet.<br>
+<br>
+'t Leven is zoo kort en broos,<br>
+Om 't door haat en nijd<br>
+Te verbittren voor altoos,<br>
+Tot ons eeuwig spijt.<br>
+<br>
+Vrede, trouw en broedermin<br>
+Zij ons eenigst doel,<br>
+Met een onverzetbren zin<br>
+En een rein gevoel.<br>
+<br>
+Wie bestaat, die nooit misdeed,<br>
+Vrij van vlek en blaam...?<br>
+Dus, vergeven wij het leed,<br>
+In des Heeren naam!<br>
+
+<p>Ja, mocht de nagedachtenis van een en dierbaren doode onze harten
+vermurwen; mocht eindelijk het treurend vaderland in onze verzoening een
+gedeelte der krachten terugvinden, die het wreedste lot ons door zijne
+onverbiddelijke slagen ontroofde!...</p>
+
+<p>En gij, Van Ryswyck, arme vriend, betreurde broeder, slaap gerust in den
+geboortegrond, dien gij hebt bemind en verdedigd; hij zij u licht en
+zoet, de vaderlandsche bodem! Dat God u daarboven met Willems en met
+Ledeganck vereenige, opdat gij, roemrijk drietal, bidden moget voor ons
+en voor Vlaanderen.... Vaarwel, vaarwel.</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>OVER DE MISKENNING DER MOEDERTAAL, UITGESPROKEN OP EEN LETTERKUNDIG
+FEEST, TE ANTWERPEN IN 1851.</p>
+
+<p>Mijnheeren en Mevrouwen!</p>
+
+<p>Het is drie jaren geleden dat ik voor de laatste maal de eer genoot tot
+UEd. het mondelijk woord te sturen.</p>
+
+<p>Gedurende dien tijd zijn er op den grond der Vlaamsche zaak dingen
+gebeurd, die ik in het voorbijgaan aanraken wil, vooraleer tot het
+onderwerp mijner rede over te gaan.</p>
+
+<p>Wat ik zeggen ga, weet gij allen.</p>
+
+<p>Eene arglistige vervolging heeft sedert twee jaren op de Vlaamsche zaak
+gedrukt. Men heeft de verdedigers der moedertaal tegen elkander
+opgehitst, de tweespalt in onze rangen geworpen en ons door mistrouwen,
+door aangevuurden haat van elkander afgescheurd: eerst onze eendracht en
+onze macht gebroken, en dan elken Vlaamschen strijder persoonlijk
+bevochten en aangevallen, om zoo al de steunpilaren van den
+vaderlandschen tempel omverre te rukken, met de hoop dat het gebouw, tot
+gruis instortende, de stem van het verdrukte Vlaanderen voor eeuwig
+onder zijne puinhoopen zou versmachten.</p>
+
+<p>Twee jaren lang waande de vijand zich der overwinning zeker.</p>
+
+<p>En nochtans, hier staan wij weder v&oacute;&oacute;r u, talrijker, machtiger dan te
+voren!</p>
+
+<p>Wat beteekent dit? Het beteekent, dat alle grondbeginsels, die op de
+waarheid berusten, in de vervolging zelve eene bron van macht en leven
+vinden. Het beteekent, dat de Vlaamsche volkszaak, die wij verdedigen,
+niet op personen rust, maar eene onverdelgbare waarheid is. Het
+beteekent, dat zij zal vooruitgaan door de kracht alleen van haar
+grondbeginsel; dat zij zal zegepralen en eens haar edel doel zal
+bereiken, al spanden alle onvaderlandsche gevoelens te zamen om haar te
+verstikken!...</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Mijnheeren en mevrouwen, ik stel mij voor, UEd. het ware doel onzer
+streving nog eens voor oogen te leggen, in uw hart de vlam der
+vaderlandsliefde aan te vuren en u op te roepen om met ons, volgens de
+maat uwer vermogens, werkzaam te worden tot het opbouwen onzer verdrukte
+broeders, tot het verdedigen der moedertaal, door God en onze vaderen
+ons gegeven.</p>
+
+<p>Leent mij, bid ik u, uwe welwillende aandacht. Er is een volksstam,
+welks geschiedenis overvloeit van heldendaden en roemvolle feiten; een
+volksstam, die gedurende eeuwen aan het hoofd der Europeesche beschaving
+stond en aan de Westerwereld leeren moest, wat de woorden ontslaving,
+vrijheid, burgerrecht, handel en nijverheid beteekenen; een volksstam,
+die in kunsten, in wetenschappen en zelfs in oorlogsroem immer uitblonk,
+en aan den hemel der toekomst schitterende starren heeft gehecht,
+starren, onder welke er zijn, die men noemt: Van Eyck, Artevelde,
+Rubens, De Coninck, Van Dyck, Lipsius, Teniers, Van Maerlant, Mercator,
+Dodoens!</p>
+
+<p>Dit volk zoo moedig, zoo machtig, zoo trotsch, zoo vermaard ... dit volk
+waren onze vaderen.</p>
+
+<p>Welk schoon erfdeel hebben zij ons nagelaten! Eigen roem, eigen recht,
+eigen taal! Maar hoe hebben wij het heilig erfdeel des voorgeslachts
+bewaard? Hebben wij de vaderlijke rechten ons niet laten ontnemen?</p>
+
+<p>De twee derde gedeelten der bevolking van Belgi&euml; spreken Vlaamsch; de
+Vlamingen zijn dus in groote meerderheid. Zonder twijfel is hunne
+moedertaal de landtaal in Belgi&euml;; zonder twijfel overheerscht het
+Vlaamsch den minderen stam? Of, zoo de Belgische natie haar bestaan op
+gelijkheid en rechtvaardigheid tusschen de twee broederstammen heeft
+gebouwd, dan ten minste heeft elk het volle gebruik zijner taal en
+rechten behouden, en niemand ligt in Belgi&euml; voor zijne medelandgenooten
+in het stof gebukt?</p>
+
+<p>Eilaas, het is eene bittere spotternij, niet waar?&mdash;Wilt gij weten, wat
+er van de afstammelingen van Van Eyck, van Artevelde, van Rubens
+geworden is? Wilt gij het lot van het Vlaamsche volk kennen? Komt met
+mij; ik zal ze u toonen, de twee millioen broeders, die door de schuld,
+door de lichtzinnige modezucht van velen onzer tot onwetendheid gedoemd
+zijn; die slaaf zijn in geest en in lichaam, op den bodem van het meest
+vrije land der aarde; die rondsukkelen in den nacht der duisternis en
+voor eeuwig verwezen zouden blijven, om als onmondige kinderen, als
+verdrukte Paria's te leven en te sterven, indien het ons aan moed en
+kracht ontbrak, om tegen de vijanden van het Vlaamsche bloed manhaftig
+te staan en te kampen gelijk onze vaderen deden.</p>
+
+<p>Ziet gij daar, in die burgerwoning, eene vrouw bij eene wieg zitten
+droomen? Welke zalige hoop streelt haar moederhart! Zij lacht de
+toekomst tegen en vraagt met de oogen ten hemel: Welke is de bestemming
+van mijnen zoon, o God?&mdash;Zijne bestemming, vrouw? Hij zal vreemdeling
+zijn in zijn eigen vaderland; want de taal, die gij hem leert stamelen,
+is de taal van zijn geboorteland niet. Gij kunt zijne verbastering niet
+betalen, gij kunt hem geen Fransch doen leeren, arme moeder; daarom zal
+hij gedoemd blijven tot slafelijke minderheid, deel hebben noch in het
+openbaar leven, noch in de beschaving, noch in het licht des geestes;
+hij zal het slachtoffer worden der lafheid zijner broederen, die
+gedoogen, dat het Vlaamsche bloed, de Vlaamsche taal verstooten worden
+en verdrukt.</p>
+
+<p>Ha, het kind is een jonge man geworden! Zijn oog schittert toch van moed
+en levenslust; hij eischt zijne plaats onder de zonen des vaderlands;
+hij ziet elkeen vooruitstreven in den maatschappelijken stroom; hij wil
+deel hebben in het openbaar leven: wat zal hij worden? Hij is begaafd
+en, mocht hij zijne moedertaal bezigen, wie zou zijne bestemming durven
+bepalen? Nu? nu is hij nog niet bekwaam om korporaal, gendarme of
+sleuteldrager in eene gevangenis te zijn.&mdash;Ondersta uw lot,
+verstooteling: de weg der beschaving en des voorspoeds is voor iedereen
+geopend; voor u alleen, Vlaming, voor u alleen gesloten!</p>
+
+<p>Eindelijk, veertig jaar.... De Vlaamsche aanhoudendheid heeft zijnen
+arbeid vruchtbaar gemaakt; hij is burger, hij drijft handel. De
+verdrukking heeft hem niet verlaten! Nu is hij omringd van ambtenaren en
+staatsbedienden, die zijne taal niet verstaan; voor klachten, vertoogen,
+smeekschriften, voor alles, dat hem in aanraking brengt met de
+overheden, moet hij als een verstandeloos kind de pen van eenen
+zaakwaarnemer ontleenen en eene gehuurde hand betalen,&mdash;om hem te doen
+gevoelen, dat hij geen vaderland heeft.</p>
+
+<p>Hij wil naar recht en rede deel nemen in de openbare geestontwikkeling;
+hij wil in het staatkundig volksleven treden. Die opgedrongene
+onwetendheid doet hem lijden, omdat zijn hart hem zegt, dat hij ook
+mensch en Belg is. Maar de openbaarheid, door de grondwet hem
+gewaarborgd, is hem in eene vreemde taal ontgoocheld. Bij zijne
+provincie Fransch, op het stadhuis Fransch, in alle bestuurszaken
+Fransch; altijd de taal der minderheid, die den Vlaming in het stof der
+vernedering drukt en hem daar, zijn leven lang, gebogen houdt als een
+lid van een gevloekt geslacht, dat zelfs het recht zou verloren hebben
+om verbetering naar geest en naar lichaam te wenschen.</p>
+
+<p>Wilt gij den Vlaamschen burger op de bank der schande zien? Volgt mij
+naar het gerechtshof. Daar zit hij ... hij is verdacht van eene misdaad
+... men beschuldigt, men pleit, men getuigt, men twist. Wat hier op het
+spel staat, is zijne eer, zijne onschuld, zijn leven, de gansche
+toekomst van zijn huisgezin. Hij beeft en knarsetandt van woede ... hij
+verstaat niets van de beschuldigingen, tegen hem ingebracht: hij woont
+den strijd om zijne eer en zijn leven bij als een stomdoove martelaar!
+Dan eerst gevoelt hij, welke verdrukking zijn geslacht verplet; dan
+eerst breekt hem het hart van schaamte in den boezem; dan eerst
+vervloekt hij den naam van Vlaming en stuurt hij door de ruimte eenen
+blik van wraak tegen de bastaarden van zijnen stam, die door hunne
+lafheid hem overleverden aan dit schreeuwend onrecht.</p>
+
+<p>Dit is, vrienden, het lot van twee millioen onzer broeders. Hen in name
+onzer roemrijke vaderen verlossen van dit akelig lot, hen terugroepen
+tot het leven der ziel en des geestes, den naam en de taal onzes
+voorgeslachts weder met luister opbeuren uit de schande, dit is de
+schoone, de heilige taak, waaraan wij ons leven en onze vermogens hebben
+toegewijd. Is deze taak niet grootsch, niet edel genoeg?</p>
+
+<p>Maar beschouwen wij ons onderwerp nog langs eene andere zijde.</p>
+
+<p>Eenen anderen burger is ook een kind geboren,&mdash;zoon van eenen
+bevoorrechte in de Vlaamsche maatschappij. Deze zal het onderwijs in
+volle maat genieten; maar wat zal hij worden? Een verdediger van zijn
+geslacht? Een beschermer zijner broederen? Neen, neen, zonder het te
+weten, wordt hij de roede, die zijne broeders nog dieper moet helpen ter
+neder slaan. De taal, welke zijne moeder hem leerde stamelen, die vorm,
+waarin zijne eerste gewaarwordingen, zijn geest, zijn oordeel, gansch
+zijn wezen in hunne oorspronkelijk vruchtbare natuur gegoten werden, die
+taal is ook de ambtelijke taal van zijn vaderland niet. Zes of zeven
+jaren gaat hij slijten tot het aanleeren en doorgronden eener vreemde
+taal, al de kostbare overblijfsels van den eigen geest, in de kindsheid
+en in de jeugd vergaderd, moet hij afleeren, vergeten, verloochenen, om
+zich geheel in eenen nieuwen vorm te herscheppen. Aan eene uitheemsche
+beschaving moet hij nieuwe gedachten en een nieuw zedelijk bestaan gaan
+afbedelen.</p>
+
+<p>Wat kan er dan van de ingeborene gaven, die alleen den eigen mensch
+uitmaken, overblijven in dit pleisteren afgietsel van een vreemd beeld?
+Niets! Het is een ontleende man, wiens verstand en wiens gevoel als een
+moza&iuml;ek van vreemdaardige stukgedachten zijn bijeengebracht. Hij zij nu
+zeer geleerd, hoe hoog zal hij stijgen op de ladder der menschelijke
+vermogens?</p>
+
+<p>Zoo ontrooft men het Vlaamsche volk al zijne uitgekozene geesten, om er
+vreemdelingen van te maken. Men neemt uit zijn midden al degenen weg,
+die door God bestemd waren om hun geslacht tot voortgang op te wekken,
+te leiden en voor te lichten; men veroordeelt een gansch volk tot
+duisternis en tot eeuwigen stilstand.... En als Vlaanderen lijdt, als
+het, door hongersnood verkankerd, om hulp smeekt, dan roept men het
+wreedelijk toe: &quot;uwe onwetendheid, het gebrek aan vooruitgang zijn de
+oorzaken uwer ellende!&quot;</p>
+
+<p>Wreede spotternij! men steekt eenen ongelukkige de oogen uit: en men is
+boos genoeg om hem zijne blindheid als eene misdaad te verwijten!</p>
+
+<p>Gansch Europa heeft met medelijden het lot van het manhaftig Hongarije
+gezien;&mdash;maar hoe zeer ook een machtige keizer na de overwinning op de
+Hongaren drukken moest, toch heeft hij hun het volle gebruik hunner
+moedertaal gelaten: dit laatste palladium der volken heeft hij zelfs
+zijnen vijanden niet ontroofd.</p>
+
+<p>Wij, wij zijn afstammelingen van Van Maerlant, van Artevelde, van Van
+Eyck; wij hebben eene grondwet, die ons het vrije genot onzer moedertaal
+waarborgt; wij zijn geen overwonnen volk; wij zijn de groote meerderheid
+der Belgische natie ... en tot zooverre zijn wij in de kolk der
+vernedering gezonken, dat wij den ongelukkigen Hongaren het genot van
+het heiligste recht benijden moeten!</p>
+
+<p>Wie is er dan, wien het Vlaamsche bloed door de aderen vliet, die niet
+van verontwaardiging beeft bij zulke schande?</p>
+
+<p>Voorwaar, de aanslag des vijands is slim berekend; hij waant ons reeds
+verre gedwaald op de helling, die ons als volk in den nacht der
+vergetelheid storten moet; maar zullen wij blijven slapen in de lafheid,
+terwijl de naam onzer vaderen verloren gaat? Zullen wij den moed opgeven
+en, met de armen op de borst gekruist, den doodsstrijd van ons geslacht
+aanschouwen?... Tot wanneer? totdat de bazuin des noodlots in onze ooren
+dondere: &quot;dit is het vonnis der lafheid en der baatzucht: er is geen
+Vlaamsch volk op aarde meer!?...&quot;</p>
+
+<p>Ah, ah, neen! Duizendmaal neen! Zoo goedkoop zal het bestaan van het
+Vlaamsche heldenras niet geleverd worden!</p>
+
+<p>Gij bedriegt u, gij, die Vlaamsch Belgi&euml; reeds veroordeeld waant.
+Heldere starren zijn opgerezen in den nacht onzer vernedering; het
+Dietsche volk heeft het hoofd verheven; zijn oud bloed is aan het
+bruisen gegaan; langzaam, maar onweerstaanbaar als zijne vaderen,
+streeft het vooruit in de baan der wedereisching.... Gij hebt ook
+gespot, toen wij na 1830 het durfden ondernemen eene Vlaamsche
+letterkunde te stichten; gij hebt gespot en de jonge dichters
+uitgemaakt voor zinneloozen, die het waagden, zooals gij zeidet, eene
+wanluidende brabbeltaal te doen herleven.</p>
+
+<p>Oh, gij kendet noch de macht van het Vlaamsche bloed noch de schoonheid
+der Vlaamsche moedertaal. Slechts veertien jaar zijn er verloopen ... en
+de vruchten onzer letterkunde worden vertaald, gelezen en niet zelden
+bewonderd in Duitschland, in Engeland, in Itali&euml;, ja zelfs in Frankrijk!</p>
+
+<p>Gij hebt gespot, en op veertien jaren hebben die arme verstootelingen,
+die Vlaamsche zinneloozen gedeeltelijk iets tot stand gebracht, waaraan
+grootere volken niet zelden eeuwen tijds moesten besteden.</p>
+
+<p>Zoo zal het u ook gaan met de wedereisching onzer rechten: gij zult
+spotten; wij, wij zullen werken, werken zonder omzien, strijden zonder
+verpoozing, niet met het stoffelijk zwaard des gewelds, maar met het
+machtig zwaard des woords&mdash;en zoo vooruitgaan met de langzame doch
+onverwinnelijke kracht des gedulds en der overtuiging.</p>
+
+<p>Was wel ooit de tijd ons gunstiger? De laatste orkanen, die over Europa
+zoo verdelgend, zoo bloedig woelden, hebben den blinddoek van veler
+oogen weggescheurd; men heeft dan eindelijk begrepen, dat vreemde taal
+en vreemde zeden de middelen niet zijn om eene natie tot geluk, tot
+roem, tot voorspoed en tot vrede op te leiden.</p>
+
+<p>Niet waar, moeders, niet waar, vaders, gij weet nu, dat uit het Zuiden
+de zuivere zeden niet komen? Dat de eerbaarheid uwer dochters in den
+vloed der uitheemsche dag-litteratuur geene waarborgen vinden kan? Dat
+uw zoon op die markt van oneer, van lichtzin en van besmettende wuftheid
+zijnen geest niet veredelen kan?</p>
+
+<p>Ja, gij zult uwe kinderen vreemde talen doen aanleeren, omdat de
+noodzakelijkheid het eischt; maar gij zult ze toch niet vreemd maken aan
+hun eigen vaderland, aan hunne moedertaal, dien schat, waarin het
+tegengif van bederf en zielsverzwakking berust. Gij zult hun herinneren,
+dat zij tot een deugdenrijk heldengeslacht behooren,&mdash;dat zij Vlaming
+zijn.</p>
+
+<p>En gij, jonge vrouwen, door God begaafd met al de schatten der
+schoonheid en des gevoels, zult gij niets doen om het lot uwer broederen
+te helpen verzachten? Zult gij aan den afgod der mode alles blijven
+slachtofferen, tot zelfs de waardigheid van onzen naam? Gij, engelen der
+menschlievendheid, zoudt gij weigeren aan een gansch volk, dat lijdt en
+in de duisternis verkwijnt, lafenis en troost te helpen schenken? Zoudt
+gij weigeren, uwen liefderijken geest te verheffen tot het begrijpen van
+ons heilig en menschlievend doel? Neen, neen, gij zult de verbastering
+uit uw hart keeren, de pogingen uwer Vlaamsche broeders aanmoedigen en
+ons, in den goedkeurenden bijval onzer zusters, de zoetste belooning van
+onzen arbeid laten vinden, niet waar?</p>
+
+<p>En gij, letterkundigen, dichters, taalvrienden, gij allen, mijne
+kunst-en strijdgenooten, o, meet zonder afschrik de zwaarte van onzen
+nationalen arbeid. Apostels van het vaderlandsch geloof, zendelingen van
+eene nog onbegrepene leering, moeten wij vervolging doorstaan, laster en
+verdrukking lijden. Hij, die de waarheid verkondigt, neemt het looden
+kruis der miskenning op de schouders ... maar is het niet in het vuur
+dat het edelste metaal wordt gelouterd? Zijn het niet de hinderpalen en
+de strijd zelf, die de mannelijke ziel verheffen tot het volle gevoel
+harer macht? Welaan, de haat, de nijd, de tweedracht uit ons midden
+weggezweept, de handen saamgeslagen, de broederkus gewisseld ... en dan
+met stalen overtuiging voortgewerkt, getoond wat Vlaamsche krachten en
+Vlaamsch geduld vermogen. Vooruit! God is rechtvaardig. Hij zal ons de
+zege schenken....</p>
+
+<p>En kunnen wij het werk niet gansch volvoeren, onzen zonen reeds van in
+de wiege toegeroepen: &quot;Kind, zoon van Artevelde, o groei haastig op tot
+eenen Vlaamschen man! Uwe moedertaal wil men vernietigen, uw geslacht
+wil men verdelgen; gij moet leeraar zijn in den tempel der Vlaamsche
+wedereisching, leeraar en strijder voor moedertaal en vaderland!&quot;</p>
+
+<p>En zoo, vrienden, broeders, zoo blinke eens weder in de toekomst de star
+van Vlaamsch Belgi&euml; als een licht van roem, van voorspoed en van ware
+vrijheid!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER MEERDERJARIGHEID VAN Z.K.H. DEN HERTOG
+VAN BRABANT DEN 8<sup>sten</sup> APRIL 1853.</p>
+<br>
+
+<p>Mijnheeren,</p>
+
+<p>Uit den schoot onzer Maatschappij is de eerste oproep uitgegaan, om van
+den 18den verjaardag des hertogs van Brabant een heuglijk tijdstip, eene
+grootsche vaderlandsche plechtigheid te maken. Haar valt nu ook de eer
+te beurt, allereerst den feesttoon aan te heffen en de komst van den
+blijden dag te verkondigen.</p>
+
+<p>De gezangen, die hier zoo begeesterd uit Vlaamsche borsten stroomen,
+zijn het voorspel van het ontzettend zegelied, dat morgen over gansch
+Belgi&euml; losbreken zal en het luisterend Europa als een toon van hoop, van
+betrouwen en van liefde moet doorklinken....</p>
+
+<p>Morgen zullen millioenen menschen, armen en rijken, kinderen en
+grijsaards, met kloppend hart op den vloer des tempels nederknielen;
+overal, waar het teeken der verlossing boven 's Heeren woning zich
+verheft, zullen de zielen in plechtige uitstorting zich vereenigen; de
+wierook zal branden op de duizenden altaren van Belgi&euml;, en met zijne
+geurige walmen zal de dankbare bede van een geheel volk smeekend
+opstijgen, tot v&oacute;&oacute;r den troon van God, die onzen geboortegrond zoo mild
+gegezend heeft.</p>
+
+<p>Maar de menigte zal opstaan en het heiligdom, na volvoering van den
+plicht, verlaten; zij zal in onbegrensde vreugd uitstroomen over het
+land, en de lucht vervullen met zegevierende galmen. Uit de zalen der
+kasteelen, uit het kamerken der werklieden, uit nederige dorpen, uit
+vergeten gehuchten zullen begeesterde stemmen elkander tegenklinken....
+Bazuinen zullen schallen, feestkanonnen zullen het ruim doordonderen, en
+al die blijde kreten, al die geruchten zullen zich vermengen tot eenen
+reusachtigen zegenzang ... en voortschallen en, immer opnieuw
+begeesterd, in de hoogte klimmen, totdat in den schoot des nachts de
+glans der millioenen feestlichten verdoove.... En dan zal de vermoeide
+volksschaar zich ter ruste leggen, eene zalige hoop in het hart en eenen
+zoeten glimlach op de lippen.... En om den mond van allen, die
+insluimeren, zal een zacht liefdegebed blijven zweven, hunne zielen
+zullen juichend voortmurmelen:</p>
+
+<p>&quot;O God, zegen, zegen op hen, die wij beminnen! Bescherm de schutsengelen
+van Belgi&euml;, het dankbaar land uwer genade!&quot;</p>
+
+<p>Waarom toch die onbegrijpelijke lofzangen. Waarom dat blij gewemel, dat
+uitspattend geluk, die zegekreten, zoo ontzaglijk, zoo onmeetbaar
+grootsch, dat het der wereld toeschijnt alsof de stemme van het Belgisch
+volk inderdaad de stemme Gods ware?</p>
+
+<p>Ah! Geest des twijfels, die in het Zuiden woont, de vlam der liefde is
+van u weggegaan: gij kunt het niet begrijpen! Gij, wiens hoogmoed u
+belet de deugd en de weldaad in eenen mensch te beminnen,&mdash;o, neen, gij
+zult het niet gelooven.... Het is de manwording van een kind!...</p>
+
+<p>Maar op dit edel kind rusten de weldaden, door zijnen vader aan een
+dankbaar volk bewezen; in de aderen van dit kind stroomt het bloed van
+Leopold; in de aderen van dit kind vliet het bloed der welbeminde
+Louisa.... Hij is de eerstgeborene, de geliefde, de dierbare zoon der
+wijsheid, der vrijheidsmin, der christelijke liefde, der weldadigheid.
+Op zijn hoofd rust onze hoop; hij is voor ons het blijvend pand van Gods
+bescherming, het troostend zinnebeeld eener gelukkige, eener roemrijke
+toekomst!</p>
+
+<p>De geestdrift, het gevoel der nationale fierheid ontstelt mij; de
+dichter heeft in mijn hart de plaats des redenaars ingenomen. En
+nochtans ik moet het bedwingen, dat vuur, dat mijnen boezem doorvlamt;
+want mij is het vervullen van eenen plicht der dankbaarheid opgelegd: ik
+moet met zooveel koelheid als mij nog overblijft, u de weldaden
+herinneren van hem, dien wij in zijnen doorluchtigen zoon eeren en
+zegenen; ik moet insgelijks blijdschap, zelfvoldoening en hoogmoed in
+uwen boezem gieten en zichtbaar en tastelijk toonen, hoe in het vrije
+Belgi&euml; vorst en volk, door eendracht en liefde, de gunst des Heeren en
+de bewondering van Europa hebben verdiend.</p>
+
+<p>Welaan, volgt mij in deze beschouwing.</p>
+
+<p>Sedert vele eeuwen had Belgenland onder vreemden dwang gezucht, of zijn
+lot was vastgehecht geworden aan het lot van andere volkeren. Het recht
+tot eigen ontwikkeling had het verloren.</p>
+
+<p>1830 sloeg op de klok des tijds. Het Belgisch volk stond op; het streed,
+het kampte om de vrijheid; het zegepraalde.... Maar nauwelijks is de
+laatste triomfgalm in het ruim verzwonden, of de twistfakkel stort hare
+vonken over ons uit: wanorde, mistrouwen, onzekerheid, haat en
+verdeeldheid richten zich dreigend op tusschen de overwinnaars.</p>
+
+<p>De volken der aarde zien met medelijden op de kleine natie neer; het
+woord <i>Belgenland</i> doet op der vreemden lippen eenen spotlach ontstaan.
+Elkeen verwacht zich aan den val van het ranke gebouw, reeds zoo druk
+door de gezindheden ondermijnd, vooraleer het voltrokken zij....</p>
+
+<p>Maar te midden van dien hopeloozen toestand, van dat gevaar, zendt de
+hemel zijn licht over het Belgisch volk; hij toont ons de star onzer
+onafhankelijkheid, de star onzer macht, de star onzer toekomst....</p>
+
+<p>Leopold! Leopold! roept de juichende menigte, als herkende zij in dit
+enkel woord het zinnebeeld der verlossing.</p>
+
+<p>Heeft zij zich bedrogen? is hier alweer de stem der Belgische natie niet
+de stemme Gods geweest?</p>
+
+<p>Ziet, alle gezindheden omringen den koning; zij zweren rechtzinniglijk
+trouw aan vorst en vaderland. In de schaduw van den nationalen troon,
+beschermd door den schepter van den wijzen koning zelven, rusten de
+vrijheid der gedachten, de vrijheid des woords, de vrijheid van
+vereeniging, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van onderwijs....</p>
+
+<p>Over het gansche land hoort men de vroolijke geruchten des arbeids:
+zingend doorploegt de landman den grond, die hem door vertrouwen
+dierbaar wordt; de steden overdekken zich met wolken rook; de nijverheid
+vervult de lucht met de zwoegende aseming van het stoomtuig, de schoot
+des aardrijks wordt doorwoeld: moedige werkers dalen bij duizenden in
+onafmeetbare diepten; de Belgische bodem spuwt bergen vuurstof en
+metaal, de ziel des arbeids en der openbare welvaart.</p>
+
+<p>De machtigsten onzer naburen staan verwonderd bij dit onverwachte
+verschijnsel; zij verengen hunne grenzen, uit schrik voor Belgi&euml;'s
+uitspattende nijverheid. De naam onzer vaderen, zoolang vergeten, wordt
+uit onze haven, dwars door storm en golfgeklots, naar de verste
+werelddeelen gevoerd; de kunsten ontwaken, zij hervinden haren ouden
+luister.</p>
+
+<p>Allen doen wonderwerken, om het dierbaar vaderland te verheerlijken;
+allen: burgers, arbeiders, krijgslieden, kunstenaars, dichters,
+geleerden, allen juichen dankbaar en roepen tot God:</p>
+
+<p>&quot;Gezegend zijt Gij, o Heer, dat Gij mij op dezen milden grond liet
+geboren worden. O, neen, zoo is mijn vaderland mij niet te klein!&quot;</p>
+
+<p>Deze spoedige, deze wonderbare ontwikkeling van alle volkskrachten, van
+vrijheid, van geloof, van landbouw, van nijverheid, van handel, van
+kunsten, van openbaar leven&mdash;doet de vreemde nati&euml;n met verbaasdheid
+vragen:</p>
+
+<p>&quot;Welk is toch het onbegrijpelijk raadselwoord dezer onverwachte
+uitzetting, dezer samenwerking van een gansch volk, dezer reuzenkracht?&quot;</p>
+
+<p>Het Belgisch volk antwoordt met stillen eerbied: LEOPOLD!...</p>
+
+<p>Maar het tooneel verandert: een bloedig getal verschijnt op de uurplaat
+des tijds: 1848 is d&aacute;&aacute;r!</p>
+
+<p>Uit het Zuiden, uit het Oosten, uit het Noorden verheffen zich sombere
+wolkgebergten, de zon der beschaving verduistert, de volkeren, van angst
+verstomd, aanschouwen met verengden boezem den naderenden orkaan.</p>
+
+<p>Het donkere gevaarte opent eensklaps zijnen zwangeren schoot.... E&eacute;n
+onmeetbare donder rolt zijne vreeselijke galmen heen en weer over het
+sidderend Europa.</p>
+
+<p>Welke onbegrijpelijke razernij heeft het dwalend menschdom aangegrepen?
+Het doorborend lood, het vepletterende ijzer vliegen huilend in de
+onweersduisternis rond en breken duizenden levens; op den heiligen stoel
+van Petrus zelven wet zich de moordpriem; bloed vliet bij stroomen;
+vuurkolommen stijgen op; tronen storten om, koningen vluchten.... En uit
+den akeligen warklomp der losgebrokene driften stijgt een vonnis in de
+hoogte; ontelbare drommen roepen ten hemel:</p>
+
+<p>&quot;De koningen der aarde zullen verdwijnen in eene zee van bloed!&quot;</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Maar te midden van den storm, te midden van het moordgehuil der gansche
+wereld zie ik Belgi&euml;'s troon, onwrikbaar als eene rots op de liefde des
+volks gebouwd.</p>
+
+<p>Een koning, met het kalme licht der wijsheid op het edel voorhoofd; eene
+koningin, eene heilige, die hare drie vorstelijke kinderen met angst aan
+haren moederboezem drukt; want zij, de goede, de liefderijke, zij weet
+dat het bliksemvuur der volkswoede uit de laagte opstijgt en bij
+voorkeur de hoofden treft, die met eene kroon omgeven zijn....</p>
+
+<p>Het uur is plechtig; de woeste drom uit het Zuiden bedreigt onze
+grenzen, hij wil hier zijn bloedig vonnis tegen den wijzen vorst uit het
+Westen volvoeren....</p>
+
+<p>Ontzaglijk schouwspel! De grijze vorst neemt zijne kroon, neemt ook de
+kroon der goede koningin; deze teekenen der macht en der heerschappij
+legt hij met stillen glimlach voor zijne voeten neder en spreekt tot het
+luisterend volk:</p>
+
+<p>&quot;Belgen, mijne liefderijke kinderen, zijt gedankt om uwe verkleefdheid.
+De tijd kan gekomen zijn, dat mijne tegenwoordigheid u blootstellen zou
+aan bevechting van buiten, aan bloedige twisten van binnen. Welaan, ik
+wil u bewijzen, hoezeer ik u bemin. Ik ontneem aan de doorluchtige telg
+der Orl&eacute;ans de kroon, zoo luisterrijk gedragen; ik onterf mijne
+teergeliefde kinderen ... om Belgenland, mijn dierbaar Belgenland, voor
+opschudding en ramp te bewaren: de eenige belooning, die wij voor deze
+opoffering vragen, is, dat God ons toelate u gelukkig te zien....&quot;</p>
+
+<p>O, vrienden, gij weet het nog, welk antwoord het dankbaar Belgi&euml; op 's
+konings rede gaf.</p>
+
+<p>Het gansche land liep in Brussel voor het paleis des konings te zamen;
+en toen Leopold, door herhaalde liefdekreten uitgenoodigd, zich te
+midden des volks en der burgerwachten begaf, steeg een zoo ontzettend
+gejuich, een zoo donderende zegeschreeuw uit den schoot der ontelbare
+scharen, dat de reusachtige weergalm er van den grond der hoofdstad
+daveren deed. Het volk, als van liefde en eerbied zinneloos, drong het
+vorstelijk geleide uiteen.... Het wilde zijnen koning hebben, alleen,
+zonder wacht, zonder verdediging.... En geene andere uitdrukking voor
+zijne geestdrift meer vindende, woelde het de koets van Leopold als in
+de hoogte, en voerde ze zegepralend tot voor het paleis der hertogen van
+Brabant....</p>
+
+<p>Daar, op het balkon, staat eene koningin, eene moeder met hare drie
+edele kinderen.</p>
+
+<p>Zij stort tranen van ontroering: het volk ziet het; eene langere
+zegekreet, een hevig dankgejubel vliegt uit alle borsten tot haar, de
+weldadige koninginne!</p>
+
+<p>Over gansch Europa hangt een ratelende donder van haat en wraak, van
+gekerm en noodgehuil ... over Belgi&euml; klinkt een enkele machtige galm ...
+een galm der liefde.</p>
+
+<p>Het is zoo schoon, zoo grootsch, dat het herdenken er van alleen de
+zenuwen ontstelt en het harte koortsig beven doet!</p>
+
+<p>Om het tafereel te voltooien, zou ik uw gemoed met weedom moeten
+vervullen, en tranen van rouw uit uwe oogen moeten rukken.</p>
+
+<p>Ik zou u Belgi&euml; moeten toonen, stil, zwijgend in doodschen angst, en
+biddend met zulk ingehouden gemurmel, alsof de lucht des vaderlands het
+gewelf van een onmeetbaar graf geworden ware..... En niet verre van het
+Vlaamsche strand eene vrouw, eene moeder, eene koningin, die sterven
+gaat.... Bij de noodlottige sponde den meestbeminden koning der aarde en
+zijne edele kinderen, in tranen smeltend.... En haar, de stervende
+engel, die bij haren laatsten snak smeekend de hand ten Oosten reikt en
+uitroept:</p>
+
+<p>&quot;O, Belgen, Belgen, hebt mijne kinderen altijd lief!&quot;</p>
+
+<p>Louisa!... zalige weldoenster des vaderlands, zie neder uit den schoot
+der Godheid, o, zie! hoe wij uwe kinderen beminnen. De galmen, die gij
+voor den hoogsten troon hoort ruischen, zijn gebeden, triomfzangen ter
+eere van uwen eerstgeborene. En niet alleen hem is onze liefde zoo innig
+toegewijd; de schat onzer harten is groot genoeg, om allen, die u
+dierbaar zijn, in hetzelfde zielsgevoel te omvatten. Allen zullen wij
+trouw blijven; allen zullen wij eeren en beminnen.... Koning Leopold,
+omdat hij door zijne wijsheid ons vaderland roemrijk heeft gemaakt
+tusschen de volkeren der aarde; omdat zijne vaderlijke hand ons in de
+baan van macht, van welvaart en van vrede heeft geleid; omdat hij,
+koning, onzen geboortegrond het land van belofte der vrijheid heeft doen
+worden.... Den hertog van Brabant, omdat hij ook door God met wijsheid
+en kalme macht des geestes is begaafd; omdat hij voor onze kinderen zal
+zijn, wat zijn doorluchtige vader voor ons was; omdat onze gansche
+toekomst, onze hoop, ons geloof in welvaart en volksgeluk op zijn edel
+hoofd berusten.... Den graaf van Vlaanderen, omdat uw doorluchtig bloed
+door zijne aderen stroomt, omdat hij eenen naam voert, die ons,
+Vlamingen, den roem onzer vaderen herinnert!... De lieve, de beminde
+prinses Charlotta, omdat zij uw evenbeeld is; omdat in haar rein gelaat
+uw glimlach leeft en uwe deugden herblinken; omdat zij als gij de
+Christenkoningin der armen en der lijdenden zal zijn.</p>
+
+<p>O, ja, verhevene beschermster van het land, waar uwe kinderen wonen,
+onze trouw, onze liefde blijven eeuwig als het aandenken uwer deugden.</p>
+
+<p>Herklinke tot voor Gods troon, schalle tot in uw zalig moederhart de
+dankbare zegeroep van het Belgisch volk.</p>
+
+<p>Leve Leopold!</p>
+
+<p>Leven zijne doorluchtige telgen!</p>
+
+<p>Leve Belgi&euml;'s hoop: Leve de hertog van Brabant!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN IN DE MAATSCHAPPIJ VOOR TAAL EN KUNST, IN DE
+TEGENWOORDIGHEID DES KONINGS EN DER KONINKLIJKE FAMILIE, TER GELEGENHEID
+VAN HET HUWELIJK VAN Z.K.H. DEN HERTOG VAN BRABANT MET H.K. EN K.H.
+MARIA HENDRIKA VAN OOSTENRIJK.</p>
+<br>
+
+<p>Deze zaal heeft menigmaal gedreund onder onze vaderlandsche zegekreten:
+meer dan eens hebben wij, hier vergaderd, den dierbaren naam Zijner
+Majesteit, onzen goeden koning, en HH. KK. HH. zijne geliefde zonen, in
+jubelende galmen ten hemel opgezonden als een gebed der vurigste
+dankbaarheid. Geene enkele van al de oneindige weldaden, door God en den
+koning aan Belgi&euml; bewezen, of zij is hier met godsdienstig gevoel van
+erkentelijkheid herdacht en gevierd.</p>
+
+<p>Ik hoor nog in mijn ontsteld gemoed de daverende triomfzangen, die
+onlangs uit deze zaal ter eere van den Kroonprins,&mdash;hoop en toekomst des
+vaderlands,&mdash;in de hoogte klommen; ik hoor nog, hoe onze begeesterde
+stemmen zich paarden aan het reusachtige zegelied, dat uit alle hoeken
+van Belgi&euml; opsteeg en het verbaasd Europa met verwondering sloeg.</p>
+
+<p>Maar de schat van Gods goedheid was voor ons nog niet uitgeput;&mdash;en,
+alsof onze liefde, onze trouw, onze vreugd zelve ons eener hoogere gunst
+hadden waardig gemaakt, onze dankbare stemmen klonken nog door het ruim,
+toen reeds daarboven eene nieuwe weldaad voor ons vreedzaam en gelukkig
+vaderland werd bereid.</p>
+
+<p>De almachtige beschermer van Belgi&euml; wierp den oogslag zijner genade op
+Europa's Oostergrens; d&aacute;&aacute;r, in den keizerlijken gaard, ontlook eene
+edele bloem, eene zuivere lelie, eene doorluchtige spruit, versierd met
+al de gaven der jonkheid, der schoonheid en der deugd.... En God sprak
+aldus zijne beslissing uit:</p>
+
+<p>&quot;Er is op aarde een troon, door Mij gebouwd op onwrikbare zuilen van
+volksliefde en vorstenwijsheid; een troon, glanzend door de Majesteit
+van hem, die hem bekleedt; een troon, geheiligd door de deugden eener
+zalige vorstin; een troon, omringd en versierd met het edelst kroost;
+een troon, voor welks voet de dankbare gebeden van een geheel volk
+dagelijks te zamen stroomen en van daar opklimmen tot Mij, den God aller
+nati&euml;n.... Maria Hendrika, keizerlijke leliebloem, zoo zuiver in mijn
+oog, Ik wil mijn geliefd Belgenland eene weldaad schenken. Die Koning
+worde u een teedere vader; de eerstgeborene zijner edele telgen worde u
+een dierbare echtgenoot; dat liefderijk volk worde u een verkleefd en
+dankbaar huisgezin; die troon, waarop mijne genade rust, worde eens uw
+vorstelijke zetel!!...&quot;</p>
+
+<p>Luistert, d&aacute;&aacute;r, achter den verren horizont, verheffen reusachtige
+vreugdegalmen zich in de hoogte! De lucht schijnt er van ontsteld.... Ik
+zie gansche drommen volks de dorpen verlaten, uit den schoot der aarde
+opklimmen, uit zwoegende vuurkolken zich vooruitwerpen en met koortsige
+blijdschap te zamen stroomen. Het zijn onze Waalsche broeders, die hunne
+bergen en dalen doen daveren onder hunnen machtigen zegekreet: &quot;Daar is
+zij! Daar is zij, de keizerlijke bruid van onzen geliefden erfprins!...&quot;</p>
+
+<p>Welhaast richt het ijzeren stoomgevaarte, belast met alles, wat wij
+meest beminnen op aarde, zijnen snellen loop naar het hart van Belgi&euml;;
+en, alhoewel het vooruitschiet als een pijl, uit eenen reuzenboog
+ontsnapt, toch staan de bevolkingen aller steden en dorpen langs de baan
+geschaard en doen den hemel hergalmen van hunnen durenden welkomstgroet.</p>
+
+<p>Oh, het is schoon, wonderbaar schoon en troostend, het schouwspel van
+een geheel volk, dat zijne duizenden stemmen tot eenen enkelen
+jubelkreet, tot een enkel danklied vereent. Het is schoon en edel te
+zien, hoe op onzen geboortegrond alle stammen, alle standen, alle
+gezindheden eenparig juichen en hunne blijde tranen vermengen, wanneer
+wij God en den koning om eene nieuwe weldaad te danken hebben. Ah, het
+is wel waar, dat al de Belgen slechts een enkel broederlijk huisgezin
+vormen&mdash;en daarom rust de zegen des hemels zoo zichtbaar op hen, omdat
+de heilige vlam der liefde toch in hunne harten blijft branden, al mocht
+ook hunne strekking naar het <i>goede</i> verschillig zijn.</p>
+
+<p>En nochtans, indien het mogelijk ware, dat een gedeelte des algemeenen
+vaderlands zich bijzonder gelukkig gevoelde over de doorluchtige
+echtverbintenis, die men in gansch Belgi&euml; viert, dan voorzeker zouden
+wij het zijn, wij Vlamingen, frissche tak van den Germaanschen
+reuzeneik, wij broederen van het edele Duitsche volk, in de taal en in
+den bloede.</p>
+
+<p>Ah! wij zullen de uitverkorene dochter des keizers eeren, niet waar? Wij
+zullen de doorluchtige dochter Maria Theresia's beminnen, niet waar?
+Beminnen zooals het hart der Belgen beminnen kan? En, mocht het nijdig
+lot soms eene dreigende wolk doen ontstaan, niet waar, dan zou voor ons
+het historisch <i>Moriamur pro Rege nostro</i> ook eene waarheid worden? En
+wij zouden toonen, dat het heldenbloed onzer vaderen heden nog den eed
+onzer liefde bevestigen kan!...</p>
+
+<p>Maar neen, hebben wij betrouwen op Gods goedheid. Hij, die ons den
+wijsten koning der aarde gaf, Hij zal het land zijner genade beschermen;
+Hij zal onzen geliefden erfprins en zijne keizerlijke bruid bewaren voor
+de minste smart, en hun levenspad met de bloemen des geluks en des roems
+bestrooien; Hij zal den graaf van Vlaanderen en de prinses Charlotte,
+teerbeminden onzer zalige koningin en weldoenster Louisa, opleiden en
+met zijnen zegen vergezellen; Hij zal de dagen van onzen ouden koning
+vermenigvuldigen, opdat hij lang, zeer lang nog de beschermengel van
+Belgi&euml; moge zijn; opdat onze kleinzonen ook nog het geluk zouden
+genieten, den grootmoedigen weldoener huns vaderlands te aanschouwen en
+te danken.</p>
+
+<p>O, ja, z&oacute;&oacute; zal het lot zijn van hen, die wij beminnen; want,&mdash;antwoordt
+mij in uw hart,&mdash;zoo de liefde eens volks de vorsten gelukkig maken kan,
+wie op aarde kan gelukkiger zijn dan Zijne Majesteit onze koning Leopold
+en zijn dierbaar huisgezin?... Welaan, vrienden, geeft getuigenis van
+dit gevoel! Dat onze stemmen, bezield door liefde en dankbaarheid, ten
+hemel stijgen; dat onze zegegalm klinke tot voor Gods troon!</p>
+
+<p>Leve de koning! Leve de hertog! Leve de koninklijke familie!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN OP HET FEEST VAN HET ST.-LUKASGILDE, DEN 21<sup>sten</sup> AUGUSTUS
+1854.</p>
+<br>
+
+<p>Mijnheeren en Mevrouwen,</p>
+
+<p>Toen mij de gelegenheid aangeboden werd om in deze plechtige vergadering
+het woord te voeren, kende ik de namen en de uitmuntende welsprekendheid
+der redenaars, die mij moesten voorgaan. Ik begreep, dat uw geest zou
+vermoeid zijn, en ik onmogelijk nog de macht kon vinden om uwe aandacht
+te verdienen. Ik schrikte terug en aarzelde om den vermetelen stap te
+wagen.... Maar de geest der vaderlandsliefde ontvlamde in mij; zijne
+stem zeide tot mijn twijfelend gemoed: &quot;Het is een feest ter herinnering
+van 's Lands alouden roem, van Vlaanderens macht, van Vlaanderens kunst;
+het wordt gevierd in een paleis, dat opgebouwd werd tot beoefening van
+vreemde kunst en taal, tot verspreiding van vreemde zeden.... En gij
+zoudt het Vlaamsche woord niet doen hergalmen tusschen de trotsche
+wanden, die nooit anders zagen dan uitheemsche praal?&mdash;Ga, spreek daar
+van eigen grootheid, beziel de geschiedenis der vaderen, toon hoe het
+voorgeslacht eeuwen lang de wereld verstommen deed door wonderen van
+moed, van nijverheid en van kunst.... Vrees niet; zij, tot wie gij de
+stemme zult richten, zijn landgenooten, wier hart gevoelig is voor
+alles, wat den geboortegrond vereeren kan. Zij zullen u aanhooren....
+En mocht u de kunst ontbreken om de reeds zoo diep geroerde snaren huns
+gemoeds nog te treffen, zij zullen het u welwillend vergeven, in aanzien
+van uw lofbaar doel....&quot; Ik heb den geest geloofd, op uwe goedheid mijn
+betrouwen gesteld en de taak aanvaard....</p>
+
+<p>Het is nacht over de wereld.... Na eeuwenlange heerschappij is eindelijk
+het trotsche Rome gevallen. Onder de puinhoopen zijner uitgeputte
+grootheid heeft het alles verpletterd en begraven. Heldhaftige doch
+woeste volksstammen overstroomen het bezwijkend Europa, en doen de
+nati&euml;n bukken onder het juk der dientsbaarheid. Alle licht is
+uitgedoofd; de geslachten, onder het zwaard geboren, volgen elkander op
+zonder hoop op eene betere toekomst. In gansch Europa niets meer dan
+overwinnaars en overwonnenen, meesters en slaven, barbaarschheid en
+duisternis. Men is vergeten, dat een ander lot dan slavernij de
+bestemming der menschheid kan zijn....</p>
+
+<p>Maar het baarkleed des zedelijken doods, ofschoon als een onmeetbare
+lijkdoek over de wereld verspreid, heeft niet alles overdekt. Er ligt
+bij den Westelijken zeekant een klein plekje gronds, dat nog, nog
+alleen! door de zon der toekomst wordt beschenen. Zijn naam is
+Vlaanderen.</p>
+
+<p>Terwijl het overige der wereld niets hoort dan wapengeknars en
+wraakgeschreeuw, hulpgeroep en noodgehuil, hergalmt hier het blijde
+gerucht van den wordenden volksarbeid. De schietspoel ratelt over het
+getouw, de hamer bonst op het aanbeeld, de beitel knarst in den
+steen.... Men timmert schepen, men doorklieft den ongestuimen Oceaan;
+men handelt, men vaart, men reist naar verre streken, men arbeidt, men
+zwoegt, men slaaft. Geene verwarring: de werkers van elk ambacht, van
+elke kunst zijn aan elkander door eenen eed van getrouwheid en
+wederzijdsche hulp verbonden: het <i>Gilde</i>, dat raadselwoord van onzer
+vaderen grootheid, bevrucht hier den arbeid, stort burgerzin en gevoel
+van eigenwaarde in elks boezem en vereenigt aller krachten tot eenen
+wondermachtigen hefboom....</p>
+
+<p>Hoort, na de afgedane taak hebben de Gilden zich nedergezet bij het
+vroolijk broedermaal; zij bezingen Vlaanderens onafhankelijkheid, zij
+juichen de toekomst tegen en zweren, dat nimmer een dwingeland den
+dierbaren grond ongestraft zal bezoeken. Zij hebben goud bij hoopen, zij
+hebben manhaftig bloed bij stroomen, zij bezitten geduld,
+onverschrokkenheid, betrouwen in Gods hulp.... Zou wel uit Vlaanderen de
+verlossing der volkeren uitgaan? Zouden wel de Gilden, bewusteloos nog,
+de ontslaving der wereld voorbereiden?...</p>
+
+<p>Inderdaad, daar rijst de vrijheidskreet over het sluimerend Europa. De
+volkeren luisteren met verwondering op den blijden galm, doch begrijpen
+hem niet.</p>
+
+<p>De meesters, de overwinnaars, de verdrukkers hebben het dreigend teeken
+evenwel verstaan. Sidderend van kommer en wraakzucht, roepen zij
+elkander toe: &quot;Te wapen, te wapen! naar Vlaanderen! Verdelgd moet het
+nest, waar onze val wordt uitgebroeid; versmacht moet het vermetele ras,
+dat droomen durft van burgermacht en burgervrijheid!&quot;</p>
+
+<p>Boden draven van het eene land naar het andere, bazuinen schallen,
+keteltrommen donderen; een lange oorlogsschreeuw doorgalmt het Westelijk
+Europa. De meesters loopen te zamen, zij vergaderen tot ontzettende
+drommen, zij zijn zestigduizend in getal, overdekt met ijzer en
+staal.... De paarden steigeren onder den slag hunner <i>gulden sporen</i>, de
+bodem davert onder hunne vaart.... Zij zakken met zegevierend gejubel
+naar het kleine Vlaanderen af!...</p>
+
+<p>Wat vermag een zwak volk, een volk van arbeiders en burgers, tegen zulke
+vreeselijke overmacht? Eilaas, het is dus beslist? de kiem der vrijheid
+zal versmacht worden in het Vlaamsche bloed? de baan der menschelijke
+toekomst zal voor eeuwig verbalkt worden met het zwaard der
+dwingelandij?</p>
+
+<p>Maar wat zie ik? Vlaanderen durft de worsteling aanvaarden?... Waarlijk!
+Boven zijnen grond heerscht een zonderling gebruis als van een
+zwoegenden bijenzwerm: het zijn kreten van onversaagdheid en van moed.
+&quot;Naar Kortrijk, naar Kortrijk!&quot; galmt het; &quot;ten strijde, ten strijde,
+voor vrijheid en voor land!&quot;</p>
+
+<p>De werkhuizen, de Hallen, de panden der Gilden spuwen dappere mannen;
+uit alle steden en dorpen loopen burgers en arbeiders naar Vlaanderens
+moederstad, naar Brugge, waar de dekens der machtigste Gilden, waar De
+Coninck en Breydel hen wachten.</p>
+
+<p>Zonderling leger, wonderlijke strijders! De werktuigen, de
+gereedschappen hunner nijverheid zijn hunne oorlogswapens geworden! Op
+hunne vaandels prijken hamers, bijlen, truweelen, schietspoelen; geen
+ijzer beschut hunne borst; hun lichaam is slechts bedekt met de gewone
+kleederen des arbeids.... En toch, op het sein der dekens, op de stem
+van Breydel en De Coninck trekken zij juichend naar Kortrijks veld ...
+en stormen met blinden moed, als een losgebroken orkaan, tegen den
+overmachtigen vijand in....</p>
+
+<p>Burgers en ridders, Vlamingen en vreemden vermengen zich tot eenen
+akeligen warklomp, en zwoegen en strijden, hakken en pletteren, huilen
+en slaan.... De lucht siddert, de aarde beeft, de zon verduistert onder
+het stof, dat uit het zwermend gevecht opstijgt; reeds heeft zij de
+helft harer hemelbaan doorloopen, en nog immer kaatst haar licht terug
+in stroomen vlietend bloed, nog immer ziet zij den ijselijken
+menschendrom over hoopen lijken heenvlotten.... Maar het gaat eindigen:
+de strijd vermindert, de meesters met de gulden sporen zijn gevallen.
+Hoort, daar rijst een reusachtige zegeschreeuw over het slagveld; de
+Gilden zwaaien hunne standaarden in de hoogte en doen de lucht hergalmen
+onder den vaderlandschen heilkreet: Vlaanderen den leeuw! Vlaanderen den
+leeuw!</p>
+
+<p>De vrijheid onzes lands, de ontslaving, de toekomst der wereld zijn
+gered! De Vlaamsche Gilden hebben het burgerlijk recht aan de komende
+geslachten geschonken!</p>
+
+<p>En nu, Vlaanderen, uitverkoren land, nu gij uwer bestemming en uwer
+macht bewust zijt, nu met vertrouwen vooruit in de baan der ontwikkeling
+en der volksgrootheid. Phenici&euml;rs der nieuwe beschaving, doet uwe
+werkhallen daveren onder de geruchten des arbeids, doorklieft de
+wereldzee, voert de voortbrengsels uwer nijverheid naar de onbekendste
+gewesten, maakt alle volkeren u schatplichtig en doet het goud over uwen
+bodem stroomen. Voorloopers van den grooten Columbus, gaat, onderneemt
+de stoutste reizen, ontdekt de Azorische eilanden en plant het
+Vlaamsche vaandel te midden van den Amerikaanschen Oceaan. Zendt uwe
+stoute Gildebroeders, uwe kundige ambachtslieden naar Frankrijk, naar
+Duitschland, naar Engeland. Dat zij daar den volkeren leeren, hoe men
+den arbeid der samenspanning bevrucht; dat zij daar de gronden leggen
+van lateren rijkdom, van vrijheid en van burgermacht.... En zijt even
+groot op het gebied der kunst: geeft der wereld schilders als de
+gebroeders Van Eyk, als Van der Weyden, als Memlinck; schenkt haar
+dichters als Van Maerlant, Van Heelu, Van Velthem, Van Boendale: streeft
+alle nati&euml;n vooruit in beschaving, in arbeid en in kunst!</p>
+
+<p>Roemrijk Vlaanderen, gij hebt uwe benijders niet gansch verplet; het
+groote ridderland, dat u beloert, is vruchtbaar en rijk aan dappere
+mannen; honderdmaal nog zal het Vlaamsche bloed voor de vrijheid
+vlieten.... Maar indien het gevaar u dreigt, indien de roem of het
+volksbestaan van Vlaanderen in de weegschaal wordt gelegd, dan zal uit
+den schoot uwer sterkmoedige Gilden wel een man ontstaan, die als een
+reus de wereld tot eerbied voor uwe onafhankelijkheid en voor uwen naam
+zal dwingen. Dan zal uit uwen grond het ontzaglijk beeld van Jacob van
+Artevelde oprijzen. Gesteund door de Gilden, machtig door kunde, door
+verstand, door onversaagdheid, zal hij&mdash;burger, arbeidsman, deken der
+Gentsche Gilden&mdash;de koningen om zijn raad en om Vlaanderens vriendschap
+doen smeeken.... Gruwelijk! Een dolk, door vreemden nijd gewet, zal den
+roemrijksten uwer zonen dooden, den grootsten burger der middeleeuwen
+aan de bewondering Europa's ontrooven. Dan zal voor u het tijdvak der
+beproeving zich openen; uw kroost zal zonder plooien voor het vaderland
+alles doorstaan, tot zelfs den schrikkelijksten hongerdood; gij zult
+helden op helden telen. Philips Van Artevelde, Jan Hyoens, Pieter Van
+den Bossche, Frans Ackerman, zonen uwer Gilden, zullen nog uwe vijanden
+doen verbleeken en de vrijheid steunen, waar zij wankelend wil
+nederstorten in eene zee van bloed....</p>
+
+<p>Tevergeefs!--O, manmoedige maagd van Vlaanderen, gij hebt voor de wereld
+gestreden, gij moet voor de wereld boeten.... Verteerd door hongersnood,
+uitgeput van krachten, verbijsterd van het onophoudend kampen, ligt gij
+machteloos, kwijnend, stervend.... En toch, uwe ingewanden sidderen in
+den pijnlijksten barensnood. Wat zal de vrucht uws lichaams zijn? Uit u
+kan slechts ontstaan wat grootsch en ontzaglijk is.</p>
+
+<p>Ah, gij hebt u willen wreken? Uw zoon is een held, gelijk er slechts op
+de uiteinden der eeuwen soms een enkele verschijnt. Zijn hoofd voert
+menige vorstenkroon; hij heerscht over Vlaanderen, over de Nederlanden,
+over Spanje, over Duitschland, over het Roomsche rijk. Hij drukt de
+volkeren neder onder zijnen machtigen arm; hij zegeviert over de
+Franschen en neemt hunnen ridderlijken koning gevangen; hij trekt naar
+het Oosten en drijft de woeste Turken uit Europa; hij vaart naar Afrika,
+verdelgt het rooversnest der Saracenen en verlost 22,000 Christenen
+aller nati&euml;n uit de gruwelijkste slavernij.... Zijn roem vervult de
+wereld, zijne heldendaden verstommen de menschheid.... En die
+oorlogsreus, o Vlaanderen, dat wonder van macht, van staatsbeleid, die
+Alexander der Christeneeuwen, die keizer der keizers, die koning der
+koningen, hij is uw zoon: een Vlaming, een Gentenaar, keizer Karel! Oh,
+gij bleeft groot, zelfs in de wraak, in de dwaling: eens baardet gij de
+vrijheid der volkeren, nu hebt gij de opperheerschappij der vorsten
+gebaard ... en bij uwe verkwijning zelve beslistet gij nog over de
+toekomst der wereld.</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>De tijden zijn veranderd. Gedurende eene gansche eeuw heeft de geest des
+oorlogs over de aarde gewoed; de nati&euml;n hebben zich uitgeput in eenen
+rusteloozen kamp; eene nieuwe godsdienstleer heeft zich over zekere
+gedeelten van Europa verspreid; brandstapels hebben geblaakt, galgen en
+schavotten hebben opgericht gestaan.... Eindelijk, uit de afgematheid
+ontstaat de vrede; het hijgend Europa zal adem scheppen, rust
+genieten.... Maar de Vlaamsche volksgrootheid is versmacht in bloed.
+Brugge, de rijke wereldstad, treurt op de puinhoopen zijner welvaart.
+Geene kunstenaars, geene dichters meer om zijnen roem te vieren....
+Vlaanderen zwijgt en weent....</p>
+
+<p>Zou de bestemming van der Leeuwen vaderland vervuld zijn? Zou de zon des
+roems hem nooit meer beschijnen, den Dietschen stam, die eens zoo
+glanzend aan het hoofd der volkeren stond? Eilaas, zou hij gedoemd zijn
+om te kwijnen en onvermeld het zwakke leven te dragen, totdat de
+vreemdeling den vergeten naam van het vervallen geslacht uit het boek
+der nati&euml;n wegvage?</p>
+
+<p>O, neen! de geschiedenis van het Vlaamsche volk kan zoo niet breken!</p>
+
+<p>Ziet, daar in eene andere streek van den Dietschen grond rijst eene
+prachtige stad. Haar binnenste zucht en bruist van de geruchten des
+arbeids, duizenden schepen gaan en keeren op haren breeden vloed; hare
+oevers hergalmen van het blijde zeemanslied. Een hemelhooge toren, als
+een reusachtig kantwerk gebeiteld, verheft zich uit haren schoot....
+Alles verkondt, dat de kunst, de nijverheid, de koophandel&mdash;eenige nog
+mogelijke bronnen van 's volks verheffing&mdash;hier hunnen zetel hebben
+gevestigd. Antwerpen, redster van der vaderen naam, frissche, schoone,
+struische dochter van Vlaanderen, erfgename van den Vlaamschen roem, ik
+groet u! Met ontzag, met eerbiedige liefde stap ik uwe muren binnen....</p>
+
+<p>Welk schouwspel! Uwe straten zijn vervuld met leden van alle landen, van
+alle talen, van alle spraken. Is het de koophandel alleen, die den
+vreemdeling dus in menigte binnen uwe trotsche wallen roept? Maar velen
+spreken van kunst, van wetenschap, van po&euml;zie? Zij stroomen naar uwe
+tempels, knielen in godsdienstige bewondering neder voor de
+meesterstukken, door uwe zonen gewrocht, en roepen in geestdrift uit:
+&quot;Roem en eerbied zij den Vlaamschen stam! Hij heeft eens Europa verbaasd
+door wonderen van onverschrokkenheid en van moed, nu verstomt hij de
+wereld door wonderen van kunst. Welk mag toch het raadselwoord van de
+altijd herlevende kracht dezes volks zijn?&quot;</p>
+
+<p>Dit raadselwoord, o wandelaar, het omringt u! Die honderd altaren, wier
+pracht, wier rijkdom uwe zinnen treft en uwen geest ontroert, zeggen zij
+u niet, wie ze heeft gesticht, wie ze door kunst zoo glansrijk heeft
+versierd? Voeren zij niet tot wapen dezelfde teekens, die weleer op
+Vlaanderens onverwinnelijke vaandels prijkten? Hamers, tangen, scharen,
+bijlen? De Gilden waren het raadselwoord van vroegere volksmacht, de
+Gilden zijn ook het raadselwoord van lateren kunstroem.</p>
+
+<p>Kom met mij; ik zal u toonen waar het heilig vuur der kunst zijne
+bezielende stralen uitschiet.&mdash;Daar, v&oacute;&oacute;r ons, verheft zich een prachtig
+gebouw; zijn voorgevel is overdekt met zwierig beeldwerk, en boven zijne
+ingangspoort glanst in gulden letters het opschrift: <i>St.-Lucasgilde</i>.</p>
+
+<p>Treden wij binnen, werp eenen blik in deze wijde zaal. Welke
+levendigheid, welke vlijt, welke lust in het beoefenen der kunsten! Hier
+ziet gij Vlaanderens schilders elkander leeren, hoe men scheppen en
+tooveren kan met kleur en verf; daar hoort gij den beitel in het marmer
+knarsen, om een onbezield blok tot het goddelijk beeld des Zaligmakers
+te hervormen; ginds zweven de harmonische noten der toonkunst, verder
+zingen dichters in vaderlandsche taal, terzijde, in den stillen hoek,
+zitten vier wijzen te schrijven; zij groeten elkander met de namen van
+Ortelius, Mercator, Plantyn, Kiliaen; in het verschiet arbeiden drukkers
+en verlichters van boeken, plaatsnijders, versierders van allerlei
+stoffen.... Het is het Gilde in al zijne macht; de samenspanning van
+alle krachten tot &eacute;&eacute;n doel: het verheffen van den Vlaamschen naam door
+de kunst.</p>
+
+<p>Te midden dezer heilige schaar staat een zetel: hij is nederig, overdekt
+met kalfsleder, slechts versierd met eenige koperen nagels.... maar
+rondom hem schittert een breede lichtkrans van roem en grootschheid.
+Eens rustte de godvruchtige, de gevoelvolle Quinten Massys in dien
+stoel; nu vervult de wereldberoemde Rubens hem met de Majesteit zijner
+wonderbare kunst.</p>
+
+<p>En zoo zal uit dezen tempel, uit den schoot van het St.-Lucasgilde eene
+reeks doorluchtige mannen opstaan, wier werken den naam van het Vlaamsch
+geslacht immer verjongd, immer vernieuwd over de wereld zullen doen
+galmen. Het zal de bakermat worden van Van Dyck, van De Vos, van
+Seghers, van Quillyn, van Boeyermans, van Jordaens, van Teniers en van
+honderd anderen, wier faam de wereldberoemdheid van den grooten Rubens
+zelven niet zal doen vergeten.</p>
+
+<p>En dan, na eeuwen roem en kunstmacht, zal Vlaanderens zonne weer
+verbleeken. Een tempeest van toomelooze driften zal in het Zuiden
+opstaan; eenen orkaan gelijk, zal een woedend volk zijne vernielzuchtige
+drommen over ons vaderland spuwen. Bevlekt met bloed, vergezeld van
+roof, van brand en moord, zal de vreemdeling ook zijne hand aan den
+stoel van Rubens slaan; den laatsten deken, den keurigen schilder
+Ommeganck uit dien zetel rukken en Vlaanderens kunstmacht breken door
+dit nijdig vonnis: &quot;Het gilde van St.-Lucas zij vernietigd....&quot;</p>
+
+<p>En, eilaas, het is zoo geschied.... Nu zijn de volkeren eene andere baan
+ingestapt: men heeft den bijzonderen persoon met zijne eigenbaat in de
+plaats der verzamelde volkskrachten gesteld. Gunne God het menschdom de
+macht om ook in dezen weg hefboomen tot ware grootheid te vinden.</p>
+
+<p>Wij evenwel, wij Belgen, wij Vlamingen, wij juichen de toekomst tegen,
+omdat de vrijheid weder over Vlaanderens bodem gloort, omdat de kunst,
+de moedertaal, de handel, de nijverheid op onzen grond mildelijk
+herbloeien; omdat wij nog het oude, krachtige bloed der vaderen door
+onze harten voelen bruisen.&mdash;Dat dit feest van het St.-Lucasgilde, deze
+vierhonderdjarige herinnering aan ons luisterrijk verleden ons den
+boezem doe zwellen van vertrouwen in onze bestemming, van hoogmoed over
+de edelheid van het bloed, waaruit wij gesproten zijn. Zweren wij in
+onze zielen, dat wij het kostbaar erfdeel zullen bewaren; sturen wij
+dwars door de eeuwen heen eenen dankbaren heilroep tot onze
+vaderen;&mdash;dat onze stem deze vreemde wanden doe sidderen, bij de macht
+van der Vlamingen zegekreet:</p>
+
+<p>Vlaanderen den Leeuw! Vlaanderen den Leeuw!</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>AANSPRAAK</p>
+
+<p>TOT DE BEKROONDEN IN DEN WEDSTRIJD TUSSCHEN DE LEERLINGEN VAN 'S LANDS
+SCHOLEN (1854).</p>
+
+<p>Het feestgedruisch doorklinkt deze zalen; ik zie blijdschap en
+geestdrift op ieders gelaat. Hebben wij weder eene worsteling doorstaan?
+heeft het Vlaamsche vaderland misschien eene overwinning behaald? Roemen
+wij eene nieuwe zegepraal?</p>
+
+<p>Inderdaad.... En de strijd, hoe vreedzaam ook van aard, was
+veelbeduidend, indrukwekkend: het gansche land hield er met angst het
+oog op gericht; want ieder wist of ieder gevoelde, dat men hier
+beslissen ging, of wel het bloed der Vlaamsche Belgen nog zuiver genoeg
+in zijne bronnen was, om op de toekomst van een onverbasterd nageslacht
+te mogen hopen.</p>
+
+<p>Het Staatsbestuur zou jaarlijks de jongelingschap oproepen, om in eenen
+prijskamp naar den lauwer van leerzucht en van vroegtijdige ontwikkeling
+te komen dingen; voor onze broeders, die zich van de Fransche taal
+bedienen, had zulke prijskamp geene andere beteekenis dan die van eenen
+wedstrijd over de leerstelsels in de scholen; meer waarde moest hij voor
+ons ook niet verkrijgen.</p>
+
+<p>Maar de vijanden van ons volksbestaan zagen al spoedig, dat hierin een
+middel te vinden was om de Vlaamsche beweging eenen bloedigen slag te
+slaan, haar te verrassen en haar met schaamte te overladen.</p>
+
+<p>Men zou in den prijskamp de Vlaamsche taal op den achtergrond schuiven,
+hinderpalen van allen aard haar in den weg stellen, verklaren, dat de
+wedstrijd in het Fransch verplichtend was; maar dat niemand gehouden
+was, zelfs niet de Vlaamsche scholen, om deel te nemen in den Vlaamschen
+prijskamp.</p>
+
+<p>Wat moest daar nu het gevolg van zijn?</p>
+
+<p>De onderwijzers weten wel, hoe zij de vijanden van onzen ouden volksaard
+kunnen believen: het wordt hun niet verborgen. Daarom, velen
+verwaarloozen het onderwijs der moedertaal. Zoo zouden dan de
+onderwijzers hunne leerlingen in het Fransch doen kampen, niet in het
+Vlaamsch; de wedstrijd in het Vlaamsch zou bij gebrek aan mededingers
+onderblijven, en men zou het Vlaamsche volk met den boozen lach der
+zegepralende slimheid toegeroepen hebben:</p>
+
+<p>Verdwaalden, wat roemt gij op eigen zeden, eigen aard en eigen taal?
+Geeft op den zinneloozen strijd, het lot van Vlaanderen is beslist,
+overwonnen en vernietigd is de oude heldenstam; geene hoop meer voor u:
+het bloed der Artevelden is verbasterd tot in zijnen oorsprong; want
+ziet, de jongelingschap, de kinderen zelven verachten hunne moedertaal!</p>
+
+<p>En zoo is het werkelijk geschied, en zoo heeft men inderdaad over onze
+nederlaag gejuicht....</p>
+
+<p>Maar de vijand bedroog zich; te vroeg roemde hij op den uitslag van list
+en bedrog. Zoo verre toch is Vlaanderen nog niet gezonken, dat het koel
+kon blijven bij dat onrecht, bij dien hoon.</p>
+
+<p>Brussel herinnerde zich, dat het de oude hoofdstad van het Vlaamsche
+Brabant is. Uit haren schoot klonk de oproep tot tegenstand over Belgi&euml;.
+Zij wilde beproeven, of men met de Vlaamsche volkskrachten alleen de
+list der vijanden niet zou kunnen verijdelen, of de vaderlandsliefde van
+eenige onderwijzers tegen de lage streelzucht van velen niet zou
+opwegen; of de noodkreet, over Vlaanderen klinkend, geenen weergalm zou
+vinden in de harten van het jong geslacht; of het waar is, dat de
+laatste kroost onzer roemrijke vaderen, of de kinderen van Vlaanderen
+zelven hunnen volksaard en hunne moedertaal verachten.</p>
+
+<p>Stoutmoedige poging, twijfelachtige proef! Want onbekend was ons die
+grond, en zoovele hinderpalen waren er te overwinnen! Weinige dagen
+bleven beschikbaar. En wie kan zeggen of alles zou gelukken? Er werd
+eene onmiddellijke samenwerking van ouders, onderwijzers jongelingen en
+kinderen, van alle vrienden der moedertaal vereischt ... en, ontbrak er
+iets van dit alles, zoo mislukte de poging onfeilbaar&mdash;en eene dubbele
+schande hadde onze heilige zaak getroffen, en de vijand hadde met
+schijnbaar recht over den val van ons geslacht gejuicht!</p>
+
+<p>Ook, met welke vrees, met welken angst volgden wij de galmen van den
+hulproep, die uit Brussel opgestegen was. Zou hij onbeantwoord blijven?</p>
+
+<p>Maar wat grootsch, wat schoon vertoog! Uit alle streken van onzen
+miskenden geboortegrond klinken eensklaps zoete, doch innig bezielde
+stemmen ons tegen:</p>
+
+<p>&quot;Hier zijn wij, zonen van Vlaanderen! Gij roept ons ten strijde voor de
+moedertaal: welaan, al wat wij bezitten, moed, leerzucht, vlijt, al de
+wapens, die onzen jaren gegund zijn, stellen wij ten dienste van het
+vaderland. Naar Brussel, naar Brussel, ten strijde voor het Vlaamsche
+volksbestaan, ten strijde voor der vaderen roem en naam!&quot;</p>
+
+<p>Ziet gij uit alle gewesten van Belgi&euml;, uit groote steden, uit kleine
+dorpen die gelooven elk van zijnen kant ter bedevaart trekken; ziet gij
+die jonge helden, met het oog fonkelend van hoop en moed, ter hoofdstad
+gaan als pelgrims die, met overtuiging in de borst en vertrouwen in het
+hart, eenen heiligen plicht vervullen gaan? Geene overheid heeft hen
+geroepen, geene macht heeft hen gedwongen, geene bedreiging hun de baan
+gewezen. Wat hen leidt is het edelste gevoel, het besef dat zij, hoe
+jong ook, toch Vlamingen zijn en hun vaderland niet mogen laten
+vernederen.</p>
+
+<p>Zij heeft gestreden, zij heeft moedig en zegerijk gestreden, de gewijde
+schaar, de voorwacht van Vlaanderens toekomst.</p>
+
+<p>De zegepraal is den vijand ontroofd, het vaderland juicht; wat zijne
+schande worden kon, is de bron geworden van eer en roem.</p>
+
+<p>Nu is het uit met die list ... en ieder zal weten, dat, zoo het
+onderwijs der moedertaal in de scholen wordt verwaarloosd, het de schuld
+van het Vlaamsche volk, het de schuld van Vlaanderens zonen niet is!</p>
+
+<p>En gij, jongelingen, echte telgen van het heldengeslacht, waaruit wij
+gesproten zijn, gevoelt gij niet hoe schoon het is, voor het vaderland
+te strijden? Is uw jonge boezem niet verbreed, is geen helder licht in
+uwen geest gedaald, heeft een ongekend gevoel uwe ziel niet verheven tot
+het beseffen eener grootsche mannentaak?</p>
+
+<p>Voorwaar, uwe jonge ziel is ontroerd, daar gij in de toekomst de
+glinsterende star aanblikt, die eensklaps voor uw oog is opgerezen; ja,
+het is zoo, gij zijt tot eene hoogere zending geroepen; wij, uwe
+voorgangers, wij worden allengskens oud; de dood zal ons treffen op het
+oogenblik, dat gij in de volle kracht des levens zult bloeien. Zouden
+het vaderland dan mannen ontbreken om het te verdedigen, zouden het
+dichters ontbreken om zijnen lof te zingen en der vaderen daden te
+roemen? O, neen, gij uitverkorenen tusschen het jonge geslacht, gij zult
+het heilig werk der wedereisching voortzetten en doen, wat wij hebben,
+gedaan. Ja, ja, miskent het nimmer, gij en uwe strijdgezellen moet u
+bereiden tot het volbrengen uwer edele zending: strijders voor het
+vaderland, verkondigers der wedereisching onzer rechten moet gij worden.
+God wil het; Hij heeft u daartoe met zijnen machtigen vinger geteekend
+en uwen jongen geest de noodige gaven ingestort.</p>
+
+<p>Oh, wij beproefde mannen in die worsteling, afgesloofde soldaten van het
+Vlaamsche leger, wij vereeren u, wij danken u voor hetgeen gij hebt
+gedaan; uw voorbeeld heeft ons nog meer moed gegeven: wij weten nu dat
+het werk, waaraan wij ons leven hebben toegewijd, tegen den aanval des
+vijands ook na onzen dood met onversaagdheid zal worden verdedigd, met
+vlijt en moed zal worden voortgezet. Wij danken u, ouders en
+onderwijzers der jonge helden, dat gij hun toeliet het vaderland dit
+hoog bewijs van verkleefdheid te geven: aan u zijn wij grootendeels die
+zegepraal verschuldigd.</p>
+
+<p>Gij ook, zonen van Vlaanderen, gij moet uwen ouders, uwen meesters
+dankbaar zijn. Blijft hunne vreugde op aarde: bemint en eert ze
+gedurende hunnen ganschen levensloop, niet omdat God u uit hen liet
+geboren worden, maar ook omdat zij in uwen boezem het heilig gevoel der
+vaderlandsliefde hebben gestort, dat u in de kinderjaren reeds heeft
+veredeld en uwe gansche toekomst veredelen moet.</p>
+
+<p>Gij hebt te Brussel den zichtbaren prijs uwer vlijt en uwer liefde tot
+de moedertaal ontvangen. Wij ook, wij willen u in naam uwer geboortestad
+een zichtbaar teeken onzer vereering schenken. Het is slechts eene
+vergankelijke lauwerkroon; maar zij is het beeld van den roem, dien het
+vaderland u voorbewaart, het zinnebeeld van den wensch, dat het geluk
+uwe pogingen blijve vergezellen, het zinnebeeld van de zending des
+dichters, des kunstenaars die u schijnt voorbestemd.</p>
+
+<p>Aanvaart dit eereloover, u geschonken door uwe medeburgers; maar
+geheugt terzelfder tijd dat een Belg, een Vlaming, een man in zijnen
+eigen boezem het schoonste loon zijner daden vindt; dat wie strijder en
+lijder wil zijn voor onze heilige zaak, zijne macht en zijn loon moet
+putten in de overtuiging, dat hij zijne plichten kwijt jegens
+volksbestaan, jegens moedertaal en jegens vaderland!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN EUG. ZETTERNAM DEN l3<sup>den</sup> OCTOBER 1855.</p>
+<br>
+
+<p>Wie onzer zou aan de droeve mare kunnen gelooven, indien de dood zelf
+niet in ons midden stond als een onverbiddelijke getuige dat Vlaanderen,
+onze moeder, alweder in een harer dapperste zonen werd
+getroffen?&mdash;Gisteren, ofschoon op het ziekbed uitgestrekt, sprak hij nog
+zoo liefdevol van het Vlaamsche volk, zoo hoopvol van toekomst, zoo
+moedig van strijd en rechtsherstelling.... Nu, nu ligt Zetternam daar,
+koud en zielloos, in den wreeden kuil; en onze broederlijke tranen
+drenken de aarde, die als de nacht der eeuwigheid over hem nederzakken
+gaat!</p>
+
+<p>Moge God hem hierboven voor al zijn lijden en voor zijnen vroegen dood
+beloonen; want, vrienden, op aarde groeiden voor hem niets anders dan
+distels en doornen: zijn leven was een rustelooze strijd, eene
+verterende inspanning van krachten tegen de vijanden der moedertaal,
+tegen de kwale, die zijn lichaam ondermijnde, tegen de armoede, die
+onverjaagbaar bij zijne bedsponde huisde en hem zonder verpoozing den
+bitteren galbeker voor de lippen hield.</p>
+
+<p>Nederige zoon van ditzelfde volk, voor wiens verdediging hij is
+gevallen, stond hij als arbeider op eene ladder, toen een straal van het
+vuur der kunst hem onbewust in den schedel zonk, toen iets in zijn
+binnenste hem toeriep: &quot;Wees kunstenaar, leef door den geest, verhef het
+wapen des woords ten voordeele van uw lijdend vaderland!&quot;</p>
+
+<p>Zijne hersens ontgloeiden, in zijne ziel ontkiemde de hoop op eene
+betere toekomst. De jonge werkman, nadat hij aan de stoffelijken arbeid
+had gestaan, zoolang de zon aan den hemel scheen, keerde mijmerend
+huiswaarts, liet zijn bed onaangeroerd en schiep in de nachtelijke
+stilte zijn eerste boek. Het werd toegejuicht, want het bevatte de
+aankondiging van een schilderachtig en sterk gespierd vernuft.</p>
+
+<p>Weinig tijds daarna werd hij tot den krijgsdienst gedwongen&mdash;de bloedwet
+spaart den zoon van den nederigen werkman niet;&mdash;maar het lastige, het
+verstrooide leven der Kazernen doofde in den jongen soldaat de eens
+ontvlamde begeestering niet uit; zijne vurige werkdadigheid vond nog
+tijd en plaats tot nieuwen arbeid, wanneer alle anderen hunne vermoeide
+leden ter ruste legden.</p>
+
+<p>In de kazerne te Dendermonde, bij een klein en verborgen lichtje,
+schreef Zetternam een werk, om mede te dingen in den prijskamp, door <i>de
+Taal is gansch het Volk</i> uitgeschreven.</p>
+
+<p>Toen in het paleis der hoogeschool van Gent eene talrijke menigte
+vergaderd was, om de prijsuitreiking der Vlaamsche moedermaatschappij
+bij te wonen, daalde de lauwerkroon op het hoofd van eenen korporaal des
+legers; en de naam van Zetternam, door duizend monden uitgegalmd, klonk
+als een liefderijke gelukwensch door de gewelven van den prachtigen
+tempel der wetenschap....</p>
+
+<p>Eindelijk, tot het burgerlijk leven wedergekeerd, hernam hij met zijn
+ambacht van huisschilder ook de taak van verdediger des volks en der
+moedertaal.</p>
+
+<p>Slechts tien jaren heeft God hem gegund,&mdash;en nochtans, wanneer wij
+herdenken wat hij op dien korten tijd heeft gedaan, en welken arbeid hij
+op het veld der letterkunde heeft geleverd, dan schijnt het ons
+onmogelijk, dat de krachten van &eacute;&eacute;n mensch tot zulke taak toereikend
+waren.</p>
+
+<p>Zetternam vraagt aan zijn ambacht, aan het zweet des arbeids het
+schaarsche onderhoud voor zijn huisgezin; des daags werkt hij voor een
+nederig loon en gaat gebogen onder zorgen en verdriet;&mdash;maar des avonds,
+des nachts roept zijn zwak lichaam te vergeefs om rust; de geest
+heerscht en gebiedt.... Hij schrijft zijne <i>Margaretha</i>, zijn <i>Bernhart
+De Laet</i>, zijn <i>Luchtervelde</i>, zijne <i>Arme Bedelares</i>, zijne <i>Kimrische
+Diluvie;</i> hij verdedigt het Vlaamsche volk in talrijke bundels en
+vlugschriften; hij is medewerker veler dagbladen en schrijft in het
+<i>Taalverbond</i>, in de <i>Broedermin</i>, in de <i>Gazette van Gent</i>, in de
+<i>Vlaamsche School</i>; hij geeft zijnen ambachtsgenooten een leerboek der
+Huisschildering; hij wreekt de Vlaamsche kunst in een stout gewrocht;
+hij deelt in de werkzaamheden van het Midden-Comiteit; hij onderhoudt
+briefwisselingen met honderden maatschappijen en taalminnaars van gansch
+Vlaamsch Belgi&euml;;&mdash;is er gevaar of moet er iets gewichtigs tot stand
+gebracht worden, hij doorloopt de steden en dorpen van Vlaanderen en
+gaat de liefde tot de vaderlandsche zaak en de verontwaardiging over het
+onrecht aanvuren, waar deze gevoelens dreigen te verkoelen....</p>
+
+<p>Zulke rustelooze, zulke vurige, zulke arbeidzame ziel hoefde in een
+stalen lichaam te wonen, anders moest zij onfeilbaar haar stoffelijk
+omkleedsel verbrijzelen of verteren. Eilaas, de vriend, wiens
+vroegtijdig afsterven wij betreuren, was niet met lichamelijke sterkte
+of met de krachten der gezondheid begiftigd....</p>
+
+<p>Er kwam een dag, een noodlottig uur, dat de arme Zetternam onder het
+gewicht zijner opoffering, zijner vaderlandsliefde en zijner huiselijke
+zorgen het moedig hoofd moest plooien&mdash;en, geknakt, op het ziekbed
+nederviel.</p>
+
+<p>De machtige springveer, zoolang tot Vlaanderens verdediging overspannen,
+was gebroken;&mdash;en wat van de vurigheid zijns geestes nog overbleef,
+verteerde met bliksemsnellen spoed zijn reeds uitgeput lichaam.</p>
+
+<p>Zijne vrienden hebben gedurende zijne korte doch pijnlijke ziekte bij
+zijne bedsponde gewaakt en hem pogen te troosten over een lot, zoo
+ijselijk, dat het geenen troost meer toeliet. Hij, de goede, de
+edelmoedige Vlaming, hij sprak van het Dietsche vaderland, van 's volks
+gekrenkte rechten, van heeteren strijd, van meer arbeid, indien God hem
+nog eens de gezondheid wederschonk. Wij beproefden het zijnen moed te
+steunen tot het verduldig dragen van zijn lijden,&mdash;en hij, den
+naderenden dood vergetend, poogde ons den boezem met moed en met geloof
+in Vlaanderens bestemming te vervullen.</p>
+
+<p>Dan toch, vrienden, glinsterden wel eens zijne oogen van stille tranen
+en liep zijn vaderhart van weedom over. Hij, die met zulke onbuigbare
+sterkmoedigheid zijn kruis op aarde had gedragen, kon misschien
+ongeroerd den blik in het graf slaan, dat voor hem gaapte; maar
+daarnevens toonde zijn geest hem zijne drie ongelukkige kinderkens en
+zijne echtgenoote, omsloten in de armen van het wreede spook, dat men
+<i>Ellende</i> noemt.... Niet lang echter bleef de zieke Zetternam in die
+ijselijke treurnis bedolven; telkens verlichtte een straal der hoop
+zijnen kwijnenden blik, en nog plooiden zijne dorre lippen zich tot
+eenen zoeten glimlach, als zag hij in het verschiet dingen, die hem
+zeiden, dat hij getroost en in vrede het hoofd in de eeuwige rust mocht
+nederleggen.</p>
+
+<p>Herdacht hij wellicht de diensten, door hem aan het vaderland bewezen?
+Herinnerde hij zich de namen zijner vrienden uit Vlaanderen en Brabant?
+Sloot hij de oogen met de overtuiging, dat het Vlaamsche volk de weduwe
+en de weezen van den armen Zetternam niet hulpeloos in de wereld zou
+laten dwalen?</p>
+
+<p>Het moet zijn; want de laatste verstaanbare klanken, die nog uit zijne
+borst opklommen, waren een zucht van vrede en vertrouwen. Als grepe hij
+zijn gansche leven in een enkel woord te zamen, suisde hij stervend nog:
+&quot;<i>Moed, ik heb moed</i>!...&quot;</p>
+
+<p>O, broeders, gij, die uit alle streken van Vlaamsch Belgi&euml; tot hier
+gekomen zijt om uwe tranen op het graf van den betreurden strijder te
+plengen, keert terug naar uwe gouwen, spreekt uwe vrienden van
+Zetternams kinderen en maakt, dat toch de laatste hoop zijner ziele geen
+ijdele droom zij geweest!</p>
+
+<p>Hij, de schrijver, de werkman, de vader, heeft op aarde meer dan zijnen
+plicht gedaan: doen wij ook onzen plicht jegens hem!</p>
+
+<p>En gij, Zetternam, arm slachtoffer, martelaar van uw geloof in
+Vlaanderens toekomst, rust zacht in den grond, dien gij tegen vreemde
+verbastering hebt verdedigd. Uwe ziele worde opgenomen in den schoot der
+Godheid. Leef daar het eeuwige leven, tusschen de dierbare schimmen, die
+u in den strijd en in den dood zijn voorgegaan: tusschen Willems, Van
+Ryswyck, Ledeganck, Delecourt!</p>
+
+<p>Betreurde broeder, in naam van het Vlaamsche volk, in naam van de
+Vlaamsche kunst, vaarwel!...</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>AANSPRAAK</h2>
+
+<p>BIJ DE UITDEELING DER PRIJZEN AAN DE BEKROONDEN IN DEN WEDSTRIJD
+TUSSCHEN 'S RIJKS LAGERE SCHOLEN TE KORTRYK DEN 20<sup>sten</sup> JULI 1857.</p>
+<br>
+
+<p>Mijnheeren!</p>
+
+<p>Het is met een gevoel van blijde ontroering, dat ik heden deze nederige
+doch in mijne oogen zeer gewichtige plechtigheid bijwoon. Als
+vaderlandsminnaar en als vriend des volks, zie ik het lager onderwijs
+aan voor de hoogste weldaad van ons maatschappelijk leven, voor den
+machtigsten hefboom tot beschaving en tot zedelijke verbetering van den
+mensch.</p>
+
+<p>In ons land bevinden zich gedurig in de lagere scholen meer dan tien
+leerlingen op elke honderd inwoners. Men mag dus zeggen, dat de gansche
+natie door het lager onderwijs gaat als door eenen vorm, waarin iedereen
+wordt bereid om als Belg, als burger en als Christen de zending en de
+plichten te vervullen, die hem volgens zijne krachten en bestemming in
+de maatschappij zijn opgelegd. Want, men bedriege zich niet, de vruchten
+der lagere scholen zijn niet bepaald tot het eigenlijk onderwijs alleen:
+hun voornaamst en meest weldadig uitwerksel is de <i>opvoeding</i>, is de
+vorming van het hart en de veredeling van den geest.</p>
+
+<p>Is het niet in de lagere school dat men den kinderen des volks
+allereerst een klaar denkbeeld geeft van de plichten jegens God en
+jegens den medemensch? Is het d&aacute;&aacute;r niet, dat men hun met bewondering en
+eerbied verhaalt van de groote daden onzer vaderen, en hun liefde tot
+den geboortegrond inboezemt? Is het d&aacute;&aacute;r niet, dat men hun de deugd om
+haar zelve leert beminnen, en hen bekwaam maakt tot dien edelmoed en die
+opoffering, zonder welke de menschelijke samenleving eene onmogelijkheid
+worden zou? Ja, het lager onderwijs is de milde bron van godsvrucht, van
+vaderlandsliefde en van burgerdeugd.</p>
+
+<p>Welke toekomst ware den volken van Europa beschoren, indien een goed
+ingericht lager onderwijs niet elk aankomend lid der maatschappij
+opnieuw tegen dwaling en onvoldoenbare begeerten wapende door het innig
+gevoel van den plicht? Het is de overtuiging der oneindige gewichtigheid
+van het lager onderwijs, die v&oacute;&oacute;r eenige jaren den beroemden Lord
+Brougham in de Engelsche Kamer deed uitroepen: &quot;<i>Voortaan zal niet meer
+het kanon, maar wel de onderwijzer over het lot der wereld beslissen</i>!&quot;
+Zooveel durven wij niet hopen; maar toch zijn wij van meening, dat in de
+zedelijke orde de samenleving zal zijn wat het lager onderwijs haar
+heeft gemaakt. En onder dit oogpunt mogen wij, Belgen, ons verblijden:
+staat ons land nevens de grootste en wijste nati&euml;n ten opzichte der
+uitbreiding van het volksonderwijs, het is misschien wel het eerste van
+alle ten opzichte van den zuiveren echt beschavenden geest, die het
+lager onderwijs bij ons bezielt.</p>
+
+<p>Onze koning, de welbeminde vader des volks, en met hem onze
+staatslieden, onze provinciale en gemeentelijke overheden hebben wel
+begrepen, dat de hechtste band, dien men rond onze jonge nationaliteit
+kon slaan, de band van een doelmatig en overvloedig lager onderwijs
+moest zijn. Wat dankbaarheid zijn wij hun niet verschuldigd, wanneer wij
+overdenken, dat de kosten van allen aard voor het lager onderwijs
+jaarlijks 4 1/2 millioen franken bedragen, en dat op dien voet, sedert
+1830, Belgi&euml; aan de opvoeding des volks meer dan honderd millioen heeft
+besteed!</p>
+
+<p>Men moge de gebreken der tegenwoordige samenleving met bitterheid
+gispen; men moge het goede vergeten om in het kwade te kunnen wanhopen,
+het is schoon toch, tot lof van onzen tijd en van ons land in het
+algemeen te kunnen zeggen, dat niemand in Belgi&euml; van het brood der
+ziel, van het licht des geestes moet onterfd blijven, dan alleen door
+zijne of zijner ouderen schuld! Dat niemand, zelfs het kind des
+bedelaars niet, de middelen ontzegd worden, om de begaafdheden, die God
+hem heeft geschonken, te ontwikkelen en te doen gelden, en aldus in het
+Belgisch huisgezin de plaats in te nemen, waartoe zijne zedelijke waarde
+hem recht kan geven!</p>
+
+<p>Gij, leerlingen, wien ik in naam des staatsbestuurs den prijs der vlijt
+en der werkzaamheid ga uitdeelen, gij zijt een slagend bewijs van de
+waarheid mijner gezegden. De meesten uwer behooren voorzeker tot de
+arbeidende burgerij, sommigen ook tot den nederigsten volksstand. De
+zegepraal, die gij nu hebt behaald, doet mij denken, dat de
+Voorzienigheid u heeft begaafd met eene bijzondere verstandelijke
+vatbaarheid; zij laat mij hopen, dat gij zult getrouw volharden in
+leerzucht en in vlijt, dat gij zult getrouw blijven aan de gevoelens van
+deugd en vaderlandsliefde, welke de lagere school u in den boezem heeft
+gestort. Indien het zoo is, dan zult gij u onderscheiden in de
+samenleving, u nuttig maken, u doen beminnen en eeren in uwen stand. En
+wie weet, wat gij zult worden, gij, die bij uitstek moedig schijnt en
+begaafd? Wie kan zeggen, of niet sommigen onder u hun vaderland zullen
+vereeren en eene luisterrijke loopbaan bewandelen?</p>
+
+<p>Dit hangt af van den wil Gods en van uwe eigene volharding: maar hoe het
+zij, en welke uw stand in de samenleving ook worde, zonen des volks, gij
+zult het altijd blijven beminnen dit vaderland, dat u zoo edelmoedig de
+middelen schonk, om uwen geest te veredelen, uwe natuur te louteren en
+u waardig te maken van een beter lot op aarde. In uw gevoel van
+dankbaarheid zult gij den doorluchtigen weldoener van Belgi&euml;, den
+koning, begrijpen; uwe erkentenis zal zich uitstrekken tot de
+staatslieden, die onze schoone nationaliteit hebben gesticht of
+gehandhaafd, tot de provinciale en gemeentelijke overheden, die
+voortdurend en met vaderlijke zorg de bron voeden, waaraan gij hebt
+geput. Aldus zult gij waardige burgers worden, nuttige menschen, en
+vooral verkleefde vrienden van de vrije instellingen, die Belgi&euml;
+tusschen de staten van Europa tot een benijdenswaardig land hebben
+gemaakt.</p>
+
+<p>Het is mij een plicht, te dezer gelegenheid eenige woorden te zeggen tot
+lof dier ootmoedige maar edelhartige mannen, die zich aan het onderwijs
+van de kinderen des volks hebben toegewijd;&mdash;die dikwijls ongekend en
+schier onbeloond, gedurende eenen ganschen levensloop zich opofferen,
+zonder rust of verpoozing, om de vaderlijke inzichten van het
+staatsbestuur te verwezenlijken.</p>
+
+<p>Al wat ik tot lof der lagere scholen heb gezegd, is ook op u
+toepasselijk, heeren onderwijzers. Het is uw hart, dat er de jonge
+harten vormt; het is uw geest, die er de kinderlijke verstanden
+ontwikkelt; het is uwe liefde tot het goede, tot het schoone, tot het
+edele, die als eene weldadige sprankel, van uit uwen boezem in de
+gemoederen der leerlingen overgaat. En wie de overtuiging uitdrukt, dat
+het lager onderwijs een der schoonste eeretitels des vaderlands is, die
+zegt terzelfder tijd, in welke ruime mate de openbare dankbaarheid u
+toekomt.</p>
+
+<p>Het is waar, gij zijt niet naar verdiensten beloond; maar deze toestand
+is een dier overblijfsels van vroegere tijden, waarvan de samenleving
+zich slechts langzaam kan ontdoen. Reeds hebt gij kunnen bemerken, dat
+er sedert vele jaren pogingen worden aangewend, om uw lot meer in
+verband te brengen met de hooge diensten, die gij bewijst; en, gij kunt
+het niet miskennen, onder dit opzicht is reeds veel gedaan. Zijt er van
+verzekerd, opdat het u sterk make tot het vervullen uwer moeilijke
+plichten; het staatsbestuur is doordrongen van al de gewichtigheid uwer
+zending en zal nimmer ophouden naar de verbetering van den
+onderwijzersstand te streven.</p>
+
+<p>Zijn er nog menschen, die uw edel beroep niet ten volle begrijpen en het
+niet naar recht en rede hoogachten, het mistrooste u niet: alwie
+overweegt, alwie het vaderland en het volk met klaarheid in den geest
+bemint, denkt slechts met bewondering en eerbied aan het goede, dat gij
+sticht, en aan de belangelooze opoffering, die gij toont. Gaat voort en
+arbeidt met dezelfde vlijt op den akker der toekomst; leert den kinderen
+de deugd hoogschatten, het vaderland beminnen en God vreezen; en,
+weigert de tijd u voor alsnu nog het rechtmatig loon uwer lastige taak,
+zoekt sterkte en troost in de overtuiging, dat gij op aarde tusschen de
+edelste en nuttigste burgers gerekend wordt en dat gij de weldoeners van
+het menschdom zijt.</p>
+
+<p>EINDE.</p>
+
+<p>FOOTNOTES:</p>
+
+<p><a name="Footnote_1"></a><a href="#FNanchor1">[1]</a></p><div class=note> Van Maerlants eernaam, hier op Willems toegepast.</div>
+
+<p><a name="Footnote_2"></a><a href="#FNanchor2">[2]</a></p><div class=note> Ledegancks <i>Trilogie</i>.</div>
+
+<p><a name="Footnote_3"></a><a href="#FNanchor3">[3]</a></p><div class=note> Ledeganck.</div>
+
+<p><a name="Footnote_4"></a><a href="#FNanchor4">[4]</a></p><div class=note> Willems en Ledeganck.</div>
+
+<p><a name="Footnote_5"></a><a href="#FNanchor5">[5]</a></p><div class=note> Van Ryswyck, <i>Rederijkerslied</i>, 1836.</div>
+
+<div>*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 11207 ***</div>
+</body>
+</html>
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..9ed7898
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #11207 (https://www.gutenberg.org/ebooks/11207)
diff --git a/old/11207-8.txt b/old/11207-8.txt
new file mode 100644
index 0000000..3a7e6e3
--- /dev/null
+++ b/old/11207-8.txt
@@ -0,0 +1,3092 @@
+The Project Gutenberg EBook of Redevoeringen, by Hendrik Conscience
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Redevoeringen
+
+Author: Hendrik Conscience
+
+Release Date: February 21, 2004 [EBook #11207]
+[Last updated: August 19, 2011]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK REDEVOERINGEN ***
+
+
+
+
+Produced by Joris Van Dael and PG Distributed Proofreaders
+
+
+
+
+HENDRIK CONSCIENCE
+
+REDEVOERINGEN
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP HET GRAF VAN VAN BRÉE, IN ZIJN LEVEN BESTIERDER DER
+KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN (1839).
+
+
+Mijne Heeren!
+
+Het is met een ontroerd hart en met treurnis in de ziel, dat ik hier bij
+den boord van het nijdige graf, eenen heiligen plicht kom vervullen;
+niet alleen omdat mijne kunstgenooten, door mijne zwakke stem, hunne
+laatste hulde van dankbaarheid aan den afgestorven meester willen
+bewijzen; niet alleen omdat in mijnen boezem ook een kunstenaarsharte
+slaat; maar het is tevens ter gedachtenis van een groot man, dien ik
+achtte en beminde; en ik gevoel bij deze plechtigheid zulke diepe
+droefheid als bij het eeuwig vaarwel eens vriends,--want hij, Van Brée,
+heeft veel bijgedragen tot den roem van mijn vaderland.
+
+Het is hij, wiens levenloos lichaam daar, in den eindeloozen slaap, voor
+eeuwig rust, die de schitterende kunstkroon met zijne machtige hand
+weder op het hoofd van België vestigde, wanneer deze haar ging
+ontvallen. Ja, er was een tijdstip, en dit wel gedurende de laatste
+jaren des grooten schilders Herreyns, dat wij onzen voorrang op andere
+volkeren der wereld schenen te moeten verliezen. Er leefden nog wel
+goede schilders; doch de verrukkende kunst van Rubens was onder ons
+verzwakt; de Vlaamsche school verloor haren luister, en wellicht zouden
+wij verplicht geworden zijn, van den vreemde de geheimen der kunst te
+gaan afleeren.
+
+Maar de werkzame, de krachtvolle Van Brée ontstak opnieuw het bijna
+uitgedoofde vuur. Met onvermoeiden arbeid, ja met drift stortte hij zijn
+eigen vernuft in jongere harten. De kennis van het verhevene schoon der
+oudheid, welke hij zoo diep bezat, deelde hij mildelijk uit; en
+waarlijk, hij deed meer dan men van eenen mensch verwachten mag: hij
+verzuimde zijne eigene grootheid en faam, om anderen het vuur der kunst
+en hare kennis in te drukken.
+
+Ook, hoe heerlijk waren voor het vaderland de vruchten, die hij
+aankweekte! Hoe groot zijn nu reeds de namen dergenen, die aan zijne
+lessen de geheimen van het echte schoone verschuldigd zijn! Nauwelijks
+had zijne stem eenige jaren in de zalen onzes museums weergalmd, of de
+roem der Vlaamsche school spreidde zich opnieuw over alle gewesten uit,
+en de vreemdeling keerde zijn gezicht weder naar Antwerpen als naar de
+bron, waaruit ware kunst en diepe wetenschap te putten waren. Ja,
+Italië, die classieke grond van alle beeldende kunsten, stond ons zijne
+kroon af, om slechts nog met de werken zijner overledene meesters te
+prijken.
+
+Aan hem dus, aan Van Brée de eer van de Antwerpsche school in haren
+vollen luister te hebben opgebeurd; aan hem de glorie van het vaderland
+te hebben verheerlijkt. En daartoe heeft hij meer gedaan dan iemand in
+een ander vak doen kan; want wij, klein in getal, kunnen ons niet door
+het lot der wapenen boven andere volkeren verheffen; maar de kunst en
+het vernuft hooren ons toe, en het is slechts door den geest, dat wij de
+leermeesters van groote natiën kunnen zijn. Welke dankbaarheid zijn wij
+dan niet verschuldigd aan hem, die ons den voorrang heeft behouden,
+zelfs opnieuw heeft veroverd? Aan den priester, die op onze altaren die
+heilige vlammen gevoed heeft, van welker gloed de grootheid en de faam
+des vaderlands afhangen?
+
+Nu heeft hij het lot van alle geschapenen ondergaan: de dood heeft hem
+geraakt ... doch een man als hij sterft niet.
+
+Het nageslacht zal in de openbare gebouwen de gewrochten zijner
+behendige hand en de scheppingen van zijnen machtigen geest blijven
+bewonderen, en ze als voorbeelden der strenge en grootsche kunst
+bewaren. Niemand teekende met meer wetenschap der menschelijke vormen
+dan hij; niemand bezat als hij de kennis der werktuigen, die in ons de
+beweging gaande maken; en weinigen kunnen met hem voor de samenstelling
+vergeleken worden.
+
+Alhoewel zijn leven, als dat van alle kunstenaars, met veel bitterheid
+gemengd was, had hij toch het genoegen zich gewaardeerd te zien:
+onderscheidene vorsten begunstigden hem met de teekens hunner achting,
+en hij werd om zijne schitterende verdiensten tot ridder en kommandeur
+van verscheidene orden verheven. Zijne uitmuntende schilderijen: _Loting
+van Athene_, _de Zieken genezen_, _Willem en Hembyze_ en _Rubens' dood_
+zijn dáár om hem de onsterfelijkheid te verwerven.
+
+O! wat wil ik meer eenen rechtvaardigen lof bij het stoffelijk
+overblijfsel onzes grooten stadsgenoots uitspreken? Zou het noodig zijn,
+den rouw en het verdriet met geweld op te wekken, in de tegenwoordigheid
+van u allen, die onder zijn bestuur het eerste gevoel der kunst in uwen
+boezem hebt voelen ontsteken? Voor u, die zoo dikwijls zijne stem hebt
+gehoord, u met liefde onderwijzende, en die zoo menigmaal zijne, nu door
+den dood bevrozene hand hebt gevoeld, die uwe nog onkundige hand
+bestuurde?
+
+En gij, die nu reeds groot in kunst zijt, gij, schilders, beeldhouwers,
+op wie het vaderland zijne hoop op roem en glorie gevestigd heeft,
+worden uwe harten niet met doodschen angst benepen, wanneer gij uwen
+blik in die gapende aarde vallen laat, en wanneer gij denkt, dat hij,
+die om u te onderwijzen, misschien zijne gezondheid gekrenkt heeft,
+voor altijd, voor eeuwig aan uwe erkentenis wordt ontrukt? Heeft elke
+schup aarde, welke met hollen klank op zijne doodkist nederviel, u niet
+tot in het diepste uwer ziel ontroerd? Ja, bij dit laatste vaarwel
+tusschen u en uwen meester, tusschen het leven en den dood, voert dit
+graf uwen geest gewis naar de tijden terug, toen zijne strenge stem u in
+de ooren klonk. Gij ziet hem nog in uwe verbeelding, en uw hart weent
+bij die droeve heugenis aan uwen goeden meester.
+
+Helaas! gij zult hem niet meer zien: de aarde bezit zijn lichaam, de
+hemel zijne ziel....
+
+Ik zie het, een diep gevoel van rouw en droefheid is in uwen boezem
+gezonken; o, geeft eenen traan van dankbaarheid aan hem, die de
+herboring der kunst onder u heeft doen ontstaan; geeft eenen traan van
+liefde aan den meester, die u den weg tot de onsterfelijkheid heeft
+aangewezen en de geheimen zijner ziel zoo mildelijk onder u heeft
+uitgestrooid. Gevoelt gij niet, o, warme kunstenaren, dat uit dit graf
+een wasem opstijgt, die u met inniger kunstgevoel vervult? Gevoelt gij
+niet, dat uit uwe ontsteltenis iets groots kan geboren worden, en dat
+gij op dit oogenblik met een machtiger vernuft zijt bezield? Dit gevoel
+is uw grootste lof; het bezitte u lang, want het is eene edele
+ontroering.
+
+En zoo iemand onzer tot zooverre zijnen plicht vergeten kon, dat hij
+ongevoelig bleve bij de droeve nagedachtenis des schilders, dan storte
+hij eenen traan over den mensch; want de mensch heeft in hem als een
+martelaar geleden, maanden lang met den bitteren dood geworsteld en al
+de pijnen doorstaan, die ooit eenen mensch hebben gefolterd. Overweegt
+hoe nijpend en hoe drukkend het voor hem moet geweest zijn, al de
+krachten der ziel nog in zich te voelen gloeien, de innige vlam tot
+kunstbewerking in zich nog te voelen branden, en die dorstige begeerte
+niet te hebben kunnen voldoen. Verbeeldt u, wat pijn het hem moest zijn,
+de glorie van België's kunst van alle zijden te hooren uitroepen, en
+niet meer als te voren zijn deel te kunnen bijbrengen tot de grootmaking
+des vaderlands. Gij, die een kunstenaarshart bezit, gij beseft die
+foltering; o, zij was ijselijk!
+
+Hij mocht echter gerust en tevreden zijne ziel aan God overgeven, want
+van al den lof, dien onze kunstenaren in lang nog zullen verwerven, zal
+hem altijd een deel toebehooren, en zijn naam zal nog lang alle
+geprezene namen vergezellen.
+
+O, Van Brée! uwe laatste oogenblikken waren pijnlijk; gij hebt veel
+geleden; maar gewis heeft meer dan één profetisch gezicht uwen bitteren
+doodsstrijd verzoet; gewis hebt gij den engel der toekomst bij uw
+hoofdeinde zien zweven. Wellicht zal hij u een blad uit het
+onvergankelijk boek der eeuwen getoond hebben, en gij zult daarop uwen
+naam tusschen die van Rubens en zijne opvolgers hebben zien blinken. Ja,
+gij mocht met die zoete hoop inslapen; want gelijk de Phoenix, die bij
+de zon van Arabië uit zijne eigene asch heroprijst, zal uw roem na uwen
+dood vergrooten, en uit dit graf zal uw naam bij de zon der
+onsterfelijkheid glansrijker opstijgen. Eenmaal, ja, zal het duurzaam
+koper ons een groot schilder en den beste der leermeesters wedergeven.
+
+Ontvang dan, o zalige schim, ontvang in den schoot der Godheid het droef
+en laatst vaarwel eeniger vrienden van het Vlaamsche vaderland, dat gij
+hebt verheerlijkt.--Aan uwe ziel zij de eeuwige rust, aan uwe werken de
+eeuwige roem!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER BENOEMING VAN DEN HEER GUSTAAF WAPPERS
+TOT BESTIERDER DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN, DEN 31^{sten}
+JANUARI 1840.
+
+
+Mijn weldoener, mijn vriend! gelooft gij dat woorden mijne
+zielsaandoening kunnen vertalen! Neen, een onuitdrukbaar gevoel ontroert
+mij. O, ik zie aan uw voorhoofd de schitterende star, die als een licht
+voor België's kunst zal schijnen;--nu omgeeft u eens de zoo lang
+verdiende luister!--Ik ontwaar de vreugd in de oogen van al degenen, die
+u om uwe grootheid en om uwen edelen moed beminnen ... en ik,--ik, dien
+gij zoo liefderijk hebt behandeld,--wien gij uwe vriendschap zoo
+onverdiend geschonken hebt,--ik zou niet tot verdwaaldheid toe van
+zaligheid doordrongen zijn? Gij kent mijn hart, Gustaaf, en gij weet,
+dat daarin aan uwen beminden naam een eeuwig altaar is opgericht.
+Oordeel bij u zelven, of de woorden mij niet ontbreken moeten om u mijne
+ontroering uit te drukken.
+
+Maar de dankbaarheid, dit heilig gevoel, dat ik met liefde voor u
+gevoed heb, dwingt mij tot spreken, hoe ontoereikend de gewone taal ook
+zij....
+
+Ik was een dwalend kind der kunst, zonder steun, zonder troost, en mijne
+droefheid lag diep verborgen in mijnen boezem. Mij ontbrak grootheid en
+waardeering.
+
+Hoe edelmoedig schonkt gij mij die heilvlammen van mijn leven!--Gij hebt
+mij met den naam van vriend genoemd, en die naam heeft steeds als een
+troostend woord in mijn oor geklonken: het maakte mij zoo sterk, zoo
+moedig! Want het scheen mij toe, dat de vriend van Gustaaf Wappers groot
+genoeg was, om aan de bevechtingen van het lot te wederstaan. Ook dreef
+de rampspoed en het ongeluk ongevoeld boven mijn hoofd: mijne glorie en
+mijn onverderfbaar geluk bestonden en rustten in uwe edele ziel, die mij
+hare hoogschatting en hare genegenheid geschonken had.
+
+Weet gij niet, Gustaaf, in hoeverre de geest, die in mij leeft, zich aan
+u verkleefd heeft, daar een woord van u, zoet of straf, de bestendige
+gevoelsmeter van mijn hart was?
+
+Gij hebt dikwijls gezien, hoe mijne oogen van vreugde blonken, wanneer
+ik het opgepropt en benepen gevoel van mijnen overladen boezem in den
+uwen had mogen uitstorten; en wat droefheid mij het hoofd nederboog,
+wanneer het geval mij voor eenen tijd van u scheidde; want alhoewel ik
+niet met uw uitstekend vernuft begaafd ben, toch heeft eene geheime
+kracht, iets magnetisch, mij onweerstaanbaar tot u gedreven. Niet uit
+laag belang, niet op hoop van stoffelijk voordeel, neen! maar gelijk aan
+het klimmende veil, dat niet leven kan, tenzij het eenen eikeboom
+omhelzen moge, heb ik, ootmoedig doch warm kunstenaar, mijn geluk en
+mijn ongeluk aan de wisselingen van het lot gehecht. Hoe zaliglijk
+moet ik dan ook in dit plechtig oogenblik niet ontroerd zijn, nu gij als
+kunstvorst eenen troon beklimt, die met meer roem en met schooner
+stralen omglansd is dan die van de koningen der aarde. Zij heerschen
+over de stof, hunne macht steunt op geweld; maar gij heerscht over den
+geest en over de ziel, en uwe wapens zijn de onsterfelijke werken uwer
+handen.
+
+Begrijpt gij, Gustaaf, wat hooge zending u is gegeven? Opperpriester in
+den tempel der Vlaamsche kunsten, zijt gij het, die de geheimen der
+glorie van het vaderland moet verkonden; uwe stem moet in het heiligdom
+als een mirakel klinken, en België heeft op u de toekomst zijner
+schilderschool gevestigd.
+
+Wie kan toch die zending beter dan gij vervullen?--dan gij, die bij de
+macht van het scheppende penseel ook de macht van den beseffenden geest
+voegt, en die te gelijker tijd de betrekkingen der zichtbare natuur en
+de bedekte aandoeningen der zielen meten kunt?
+
+Die verheffing maakt u toch niet grooter in mijn oog; zij kan mijne
+bewondering voor u niet vermeerderen,--maar zij doet u rechtvaardigheid,
+en zij vervult uwen dankbaren vriend, wiens weldoener gij waart, met
+streelende vreugd, omdat zijne gebeden eenen galm gevonden hebben voor
+den troon van den God, die eenen straal van zijne scheppende kracht en
+den geest van Rubens in uwen schedel heeft gestort.
+
+Hoezeer, Gustaaf, moet uw eigen hart in dit oogenblik van genoegen vol
+zijn, wanneer gij in het oog van uwen ouden vader eenen traan van geluk
+en teederheid ziet blinken,--in het oog van hem, wiens bloed u door de
+aderen stroomt en wiens grijze haren de verheerlijking van zijnen naam
+en uwe grootmaking hebben mogen zien.--En de zalige ontroering uwer
+liefderijke moeder, wie zou die beschrijven?--van haar, die haar kind,
+de vrucht van haren schoot en het voorwerp harer bestendige
+moederliefde, tot kunstvorst heeft hooren uitroepen, en die gewis, reeds
+bij het hooren van dien roep, hare warme tranen op uwe wangen gesproeid
+heeft.--En uw broeder, Gustaaf, die getrouwe vriend uws levens, die met
+eene nooit volprezene deugd en edelheid van gemoed uwe verheffing en uwe
+glorie als zijn eigen geluk, zonder achterdocht heeft bemind;--begrijpt
+gij wat geestontheffing dien goeden broeder tot den hemel der
+zielsverrukking opvoert.
+
+O, ja, smaak een welverdiend geluk: verstaal uwen geest tot de
+verheerlijking van uw vaderland, drijf den roem der Vlaamsche school tot
+aan de palen der bekende wereld: leef lang, zeer lang, en laat eens uwen
+onsterfelijken naam aan onze zonen als een erfdeel, waarop zij bij den
+vreemdeling roemen mogen--en dat zij dan, na eeuwen tijds, nog met
+erkentenis en hoogmoed, als eenen glorierijken roep aanheffen:
+
+GUSTAAF WAPPERS was een Belg!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET BEELD VAN RUBENS, OP HET OOGENBLIK DER PLECHTIGE
+ONTHULLING (1840).
+
+
+Zal mijne stem zich verheffen, om u de verdiensten der scheppingen van
+Rubens te ontleden? Kan ik eenen lauwer meer in zijne kroon vlechten?
+Neen, tweehonderd jaren hebben zijne onsterfelijkheid bevestigd: twee
+eeuwen rusten op zijn graf; doch zijn naam, zijn glorierijke naam
+straalt nog gelijk de jonge zon des morgens!
+
+Gij allen, die mij hoort, hebt meer dan eens in stille bewondering voor
+zijne werken geknield; gij hebt meer dan eens met een ontroerd hart
+gestaard op den goddelijken Christus, wiens hemelnatuur Rubens zoo
+indrukwekkend in het menschelijk lichaam kon doen doorstralen:--en uwe
+ziel heeft dikwijls, voor zijne tooverende tafereelen, deze aarde
+verlaten om zich tot den hemel te verheffen. Ja, gij allen voelt de
+macht van zijn penseel, gij kent de uitgestrektheid van zijn vernuft en
+de breedte van zijnen geest.
+
+Doch gij, afstammelingen van den grooten Rubens, gij zijt het niet
+alleen, die zijnen naam als onsterfelijk op de historiebladen hebt
+aangeteekend, niet alleen in België is het, dat zijne werken de tempels
+der Christenen versieren:--overal blinken de kunstmirakelen van hem,
+wiens reuzenbeeld wij tot de nakomelingen overzenden; in alle landen
+wordt Rubens met eerbied en opgetogenheid als een wonder van kunst en
+wetenschap genoemd.--Vraagt het aan de steden van het kunstrijk Italië,
+aan Duitschland, aan Frankrijk, aan Engeland, en gij zult eenen enkelen
+roep hooren opgaan, om de glorie van een Vlaamsch schilder te verkonden;
+gij zult uw hart van hoogmoed en fierheid voelen opzwellen over den naam
+van Belg, dien gij draagt.
+
+Heden hebben wij der nagedachtenis van hem, die ons schoon vaderland met
+eenen onvergankelijken luister overlaadde, eene schuld van dankbaarheid
+en erkentenis betaald. Dit beeld, dat als eene onwrikbare rots de
+stormen der eeuwen moet doorstaan, zal aan onze nakomelingen zeggen,
+hoezeer het herboren Belgenland met het vuur der liefde tot de kunst
+bezield was; het zal voor de toekomende geslachten getuigen, dat wij,
+zonen van den onsterfelijken Rubens, zulken vader waardig waren.... Zijn
+beeld worde een vuurbaak in het rijk der kunsten! Dat al degenen, die
+zich iets grootsch in den schedel voelen, in welke stad het ook zij,
+zich onverdeelbaar rond dit heilige gedenkteeken vereenigen:--want er is
+voor ons slechts ééne school,--en dit is de Vlaamsche school. Haar
+leidsman is de oude Rubens, haar meester de prachtige natuur, en haar
+bewonderaar de wereld.
+
+Wij, Belgen, zijn ootmoedig onder de volkeren, wij roemen niet veel op
+de glorie van ons vaderland: wij overstroomen andere landen niet met het
+verhaal der daden onzer vaderen ... en nochtans, er is op den aardbodem
+geene natie die, in zoo klein getal als wij zijnde, zooveel lichtende
+sterren aan den hemel der kunst gehecht heeft, geen grond, die op eene
+zoo geringe uitgestrektheid zooveel doorluchtige mannen, als de
+dierbare grond van België, dien wij betreden, heeft voortgebracht.
+
+Wij hebben dit niet altijd geweten: er waren tijden dat wij, vreemde
+helden roemende, de namen onzer eigene vaderen in den nacht der
+vergetelheid begraven lieten;--maar heden, dat wij de oude vrijheid
+hebben herwonnen, is ook in onze boezems een inniger gevoel van
+eigenwaarde gedaald, en het Belgische volk is met zijnen leeuw uit eenen
+langen slaap opgestaan. Heden, o gelukkige dag! hebben wij de eerste
+grondzuil onzer jonge nationaliteit gevestigd, ja, de eerste vaste
+grondzuil onzer toekomende verheffing.
+
+Er zijn onder ons nog wel beelden opgericht,--maar die zijn toegewijd
+aan den roem van eenen oorlogsheld.--Het is in der waarheid eene wijde
+wetenschap, honderdduizend man op een slagveld te schikken; het is wel
+eene groote daad, zijn vaderland van de verwoesting te redden,--en hij,
+die zijne broederen van de verdrukking en de slavernij der vreemden
+bevrijdt, is groot!--maar ook, aan wat rampen zijn zijne heldendaden
+niet verbonden?
+
+Een onmeetbaar bloedbad is de schouwburg, waarop die wapenfeiten
+geschieden; vernieling, armoede, hongersnood zijn hare trouwe gezellen,
+terwijl de zoete kunst eene onafscheidbare zuster van den vrede en van
+den bloei der volken is.
+
+Zij kost geene tranen, zij; neen, zij streelt de ziel in eene zachte
+verrukking; zij scheurt den sluier der blinde natuur af, om ons hare
+geheimste schoonheden te laten doorgronden, en is als eene bestendige
+lofzang tot den Heer, wiens werken zij verheerlijkt; zij drijft den
+geest tot het goede, en, ons in bespiegeling opheffende tot Hem, die ons
+geschapen heeft, verkort zij den afstand, die den mensch van zijnen God
+scheidt. De kunst is die algemeene taal, welke men zoo lang te vergeefs
+gezocht heeft: het is door haar alleen, dat alle volkeren der aarde eens
+begrijpen zullen, dat zij broederen en kinderen van éénen enkelen en
+machtigen Vader zijn. Het is in haar, dat de luister onzes vaderlands
+rust; het is op hem (Rubens), en op diegenen, welke als hij de kroon
+versieren, die België tot koningin der natiën maakt.
+
+Ho, indien nog als voorheen de roem der wapens in den moed en de
+dapperheid des mans besloten lag, zouden wij gewis ten dezen dage op
+dien roem ook nog aanspraak mogen maken:--dit getuigen Jeruzalem en de
+Sporenslag! Doch geene dapperheid, geen moed, geen beleid zijn heden
+voldoende om, in de schaal der gebeurtenissen, tegen het getal op te
+wegen; maar er is iets, dat nimmer tot het getal behooren kan, iets, dat
+met het bloed onzes voorgeslachts door onze aderen stroomt en dit, dit
+is kunst--de kracht des geestes en het scheppend vermogen der ziel!
+
+Gebeurde het nu nog, o landgenooten, dat iemand met kleinachting van
+België dorst spreken, wijs dan op dit reuzenbeeld, op Rubens, wiens
+kunstgewrochten de wereld verstommen, en uw antwoord zal hem doen
+blozen; en, indien een vreemdeling u de heldendaden zijner vaderen op
+duizenderlei wijzen komt verhalen, denk niet, dat hij grooter is dan
+gij; o, neen, niemand is groot boven eenen Belg!
+
+Van Dyck! Quellyn! Jordaens! Teniers! en gij allen, doorluchtige Belgen,
+staat op uit het verledene; schaart u om het beeld van uwen meester, en
+geeft getuigenis der grootheid van uw vaderland!
+
+O, ja, in mijne zielsverrukking zie ik u! Daar staat gij allen met de
+onsterfelijke kroon der kunst gesierd!
+
+O, gij, zonen van het oude België, gij, wier roem op dit oogenblik door
+duizenden uwer ontroerde broederen wordt uitgeroepen, dat uwe zalige
+schimmen zich in onze dankbaarheid verblijden; gij ziet het, wij
+verdienden de glorie van uwe namen te hebben geërfd.--Vraagt van den
+God, bij wien gij woont, dat Hij het heilig vuur der kunst altijd onder
+ons late vlammen; smeekt Hem, dat de stempel, waarmede Hij het geslacht
+der Belgen geteekend heeft, nimmer worde uitgevaagd; en wij zullen Hem
+eeuwig danken over het kleine plekje gronds, dat Hij ons op deze aarde
+heeft geschonken; o, ja, want het is het schoonste, het heerlijkste der
+wereld.
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP DE VERGADERING VAN HET TAALVERBOND, TEN STADHUIZE VAN
+BRUSSEL, DEN 11^{den} FEBRUARI 1844.
+
+
+Mijne Heeren!
+
+De verzekering dat Gij mij uwe welwillende aandacht zult gelieven te
+verleenen, en de hoop dat mijne woorden niet zonder nut zullen zijn,
+geven mij stoutmoedigheid genoeg, om in deze vergadering tot UEd. te
+durven spreken.
+
+Ik zal niet met UEd. in diepe overweging treden; verwacht van mij noch
+ingewikkelde beredeneering, noch redekundig opstel,--mijne stem moet in
+uwe harten de snaar der vaderlandsliefde gaan treffen, ons ontroeren van
+vreugde bij de beschouwing der vruchten van onzen arbeid, en ons moed
+inboezemen tot het vervullen onzer hooge zending. Dit is mijn doel.
+
+Mijne Heeren!
+
+Hij, die de geschiedenis van Vlaanderen lezende, den geest der
+gebeurtenissen wil doorgronden, zal met ons bevinden, dat zij niets
+anders is dan het verhaal der wisselvalligheden van den strijd, die nu
+sedert achthonderd jaren op onzen bodem tusschen het Vlaamsch
+grondbeginsel en den Romaanschen aandrang wordt geleverd.
+
+In dit gevecht van den onbuigbaren moed tegen het getal, heeft het bloed
+gestroomd van al de helden, wier namen gij met hoogmoed uitspreekt; het
+is op dit veld, dat eens De Coninck en Breydel, Jacob en Philips Van
+Artevelde het zwaard ophieven tegen de Romaansche heerschzucht;--en van
+al de rampspoeden, die Vlaamsch-België zoo overvloedig moest doorstaan,
+zijn er weinige, die niet het kenmerk dragen der verdrukking, door een
+Zuidervolk ons aangedaan. Als voorwachten der Germaansche volksstammen
+hebben onze vaderen tegen de Romaansche overweldiging geworsteld met
+eene ontembare hardnekkigheid en met eene wonderbare
+zelfopoffering.--Maar niet altijd kon leeuwenmoed opwegen tegen getal en
+arglist. Bovenal in deze laatste tijden werd Vlaamsch-België weggesleept
+door Europeesche gebeurtenissen, welke het niet toelieten eenigen
+invloed op zijn eigen lot uit te oefenen. Dwars door alle staatsorkanen,
+gekneusd en gewond door omwentelingen, kwam het vaderlijk erfdeel tot
+ons in eenen hachelijken toestand.
+
+De vreemde heerschzucht had de openbare verbastering ten troon gevoerd;
+onze moedertaal, de taal der Vlaamsche helden, werd niet alleen miskend,
+maar bespot en veracht; onze luisterrijke geschiedenis was vergeten; het
+uitheemsche bederf stroomde langs alle zijden over onze grenzen tot in
+den schoot onzer huisgezinnen; onze godsdienstige gevoelens, onze
+rechtzinnige zeden, onze nationale roem, onze taal,--alles, alles ging
+verzwinden in de gulzige kolk der Fransche goochelbeschaving. Reeds ja,
+reeds lag de breede hand des tijds op den naam van Vlaming, om hem uit
+het wereldboek te vegen.
+
+Het is dan, Mijne Heeren, dat eenige afstammelingen der De Conincks en
+der Artevelden, eenige Vlamingen met warmer bloed, in zich de verterende
+vlam der verontwaardiging voelden ontsteken. Met het hoofd gebogen en
+met verkropt gemoed aanschouwden zij de verbastering hunner broederen en
+de verdrukking, waaronder het Vlaamsche grondbeginsel verzonken lag. Zij
+zagen hoe de gunsten en het welzijn voor de Vlamingen niet waren; hoe
+twee millioen hunner werkende broeders van alle beschaving, van allen
+zedelijken voortgang verstoken en als tot de onwetendheid veroordeeld
+bleven: zij zagen hoe het ongeloof, de echtbreuk, de spotternij, de
+arglistigheid en de zelfmoord in duizenden boeken aan hunne landgenooten
+als deugden werden voorgepredikt; in hun oor klonk de lastertaal van den
+vreemde, en de hoon, het voorgeslacht aangedaan, doorvlijmde hunne
+harten. Zij zagen het rood der schaamte de wangen bekleuren van den
+Vlaming, aan wien een uitheemsche gelukzoeker vroeg tot welk volk hij
+behoorde!
+
+Hunne hoofden zonken dieper bij het aanschouwen van zulke vernedering;
+hunne tranen vloeiden in stilte over het verlies van zoovele
+herinneringen, die ons weleer eene roemrijke plaats tusschen de volkeren
+der wereld hadden toegeruimd.
+
+Eensklaps, alsof God zijnen vinger op hun voorhoofd hadde geplaatst en
+tot elk van hen geroepen had: "Wees machtig!" eensklaps joeg hun hart
+feller, de moed en het vertrouwen vervulden hunne boezems, en zij
+spraken tot elkander:
+
+"Zie, het vaderland staat op den boord van den afgrond, de vreemde legt
+de bijl aan het gebouw onzer nationale glorie;--nog een kort tijdvak, en
+de namen onzer vaderen, hunne heldendaden, onze schoone geschiedenis,
+onze zeden, onze taal,--alles wat wij bezitten zal verloren zijn! De
+Romaan zal zijne zegeliederen aanheffen op de graven van ons
+voorgeslacht, en met eenen spotlach zal hij zeggen: hier leefde eens een
+volk, dat den naam van Vlaming droeg!"
+
+En hunne stemmen versmolten in eenen roep.--Gij hebt gezegd:
+
+"Neen, de Romaan zal zijne zegeliederen niet aanheffen op de graven
+onzer vaderen; hij zal zich niet verblijden in onzen val! Nogmaals zal
+de naam van Vlaming hem glanzend in het oog blinken.... Voorwaarts, de
+hand aan 't werk,--met verstaalden wil en onbuigbaar geduld onze
+herinneringen opgegraven, de verbastering met zweepend geweld van onzen
+bodem geweerd! Voorwaarts, het Vlaamsche vaderland moet gered!"
+
+Dank moet Hij hebben, de God die ons insprak en ons macht verleende tot
+dit groote werk!--Het vaderland is gered--het is gered! Nu staat het
+niet meer op den afgrond, waar wij het hebben gevonden;--het zal niet
+verloren gaan!...
+
+ * * * * *
+
+Mijne Heeren, vergeeft mij mijne begeestering. Wanneer ik van het
+Vlaamsche vaderland spreek, kan ik de ontheffing mijner ziel niet
+bedwingen ... ik ben ontroerd....
+
+ * * * * *
+
+Weinige jaren hebben wij besteed aan het wederopbouwen onzer nationale
+waardigheid. Bekent met mij, dat het overzien van het reeds afgedane
+gedeelte onzer taak ons met fierheid moet vervullen. Weet gij nog, dat
+men in dien tijd zeide: "Uwe taal is een onverstaanbaar gebrabbel?" En
+nu,--nu zegt men: "Het Vlaamsch heeft schoone werken voortgebracht, het
+is de moedertaal van meer dan de helft der Belgen; deze taal moet
+geëerbiedigd en ondersteund worden, eene roemrijke toekomst licht haar
+vóór in hare baan...." En deze edelmoedige woorden, door eenen waardigen
+Vlaming gesproken, zijn niet met eenen spotlach begroet geweest! Zij,
+die onze moedertaal niet kennen, hebben geloof gegeven aan hare
+schoonheid en aan de voorzegging van haren verdediger!
+
+In den tijd, waarvan ik spreken wil, zouden hoon en smaad hem hebben
+geantwoord.--Weet gij nog, dat men ons lachend vroeg: waar zijn de
+jaarboeken uwer letterkunde? waar de voortbrengselen, die bewijzen, dat
+de Vlaamsche taal de aandoeningen des harten kan uitdrukken?--En nu, nu
+betreurt men dat men het Vlaamsch niet kent, om onze vaderlandsche
+schriften te kunnen lezen. Weet gij nog, dat de moedertaal uit alle
+bestuurszaken verbannen was, en dat een Vlaamsch burger voor de minste
+zaak eenen vertaler noodig had?--En nu, nu dringt de moedertaal niet
+alleen in onze gemeente-en provinciebesturen; maar zij klimt zelfs met
+onweerstaanbaren voortgang tot bij den troon des konings; nu houdt het
+groote Duitschland eenen vreugdevollen blik op ons gevestigd, het
+herkent in ons de herboren zonen van het Noorden en juicht onze pogingen
+toe;--nu klimt de stem _Vlaamsch België_ van uit de hoofdstad over het
+aandachtig en luisterend vaderland!
+
+O, broederen! dit is ons werk.--Dit hebben wij gewonnen door moed en
+arbeid!... En klinken er nu zegeliederen op de graven van het
+voorgeslacht, het zijn liederen, die onze wedergeboorte en onze
+verheffing bezingen!
+
+Dan, Mijne Heeren, kunnen wij ons met recht verblijden over den weg,
+dien wij reeds hebben afgelegd, er blijft ons nog oneindig meer te doen;
+de tijd is nog niet gekomen dat wij, met hoogmoed op ons werk starende
+zullen mogen zeggen: het is gedaan,--onze zending is volbracht. Daarom,
+altijd met vernieuwden moed vooruit, niet geslapen, niet gerust; altijd
+gearbeid, altijd strijden voor het Vlaamsche vaderland, totdat de
+kroon, die wij Vlaanderen voorbereiden, door ons of door onze zonen
+gevlochten zij.
+
+Laat u door niets wederhouden, door niets afschrikken; want onze strijd
+is een vreedzame strijd des geestes; ons doel is wettelijk, lofbaar en
+verheven.... Inderdaad, wat willen wij? Den godsdienst, de zeden en de
+taal onzer vaderen van de verbastering bevrijden; onze twee millioen
+broeders uit de vernedering en uit de verdrukking redden, hun eene
+waardigheid geven, die hun arbeidzaam en zwoegend leven verdient; het
+erfdeel onzer voorvaderen van den val bevrijden. Is dit geene wettelijke
+en lofbare strekking?
+
+En kwam iemand u zeggen: gij doet pogingen om het land aan twee stukken
+te scheuren,--gelooft hem niet. Wij beminnen de landgenooten, ons door
+hoogere beschikking tot broederen gegeven; wel hebben wij geworsteld, en
+nog zullen wij worstelen tegen den voorrang van het Romaansch element:
+maar kan hij, die zijn vaderland bemint, de verzwakking daarvan
+wenschen? Kan hij begeeren, dat twist en tweespalt de inzwelging aan den
+gemeenen vijand gemakkelijk maken? Neen, de eendracht met onze Waalsche
+broeders is onze macht, en zij zal het blijven, nu men ons meer
+rechtvaardigheid begint te doen. Veel hebben wij reeds verkregen: het
+overige zal volgen; want geene macht op aarde, hoe hoog ook gezeten, kan
+de taal der daadzaken wederstaan.
+
+Maar ik bezweer u, landgenooten, bederft onze schoone zaak niet door
+partijzucht, vertraagt onze wedereisching niet door driften, die aan de
+Fransche beschaving zijn ontleend.
+
+Herinnert u steeds de leus van het voorgeslacht: godsdienst, vorst en
+vaderland.--Onze voorouders bezaten een stil en zuiver geloof in de
+Alvoorzienigheid: dit geloof zij in onze voortbrengselen geëerbiedigd,
+het beziele onze pogingen, opdat de uitheemsche twijfelgeest verjaagd
+worde.--Onze vaderen hadden eenvoudige en kuische zeden, zij braken
+nooit den band des huwelijks, waren trouw aan hun woord en rechtzinnig
+in hunnen handel: die zeden moeten wij voeden en verspreiden, opdat het
+vreemde vergift ontworteld worde.--Geen volk op aarde heeft meer liefde
+tot zijne goede vorsten getoond dan onze vaderen: die liefde, die
+getrouwheid zij ook in ons, opdat de vreemde omwentelingsgeest ons
+vaderland niet aandoe,--opdat onze koning zich eens in de verkleefdheid
+van het Vlaamsche volk verblijde--en opdat de worm der wroeging zijnen
+angel zette in het hart van hem, die ons zoo valschelijk beschuldigd
+heeft.
+
+In één woord, alwat eerbiedwaardig is, zij door ons verdedigd, alwat
+deugdzaam en lofbaar is, diene als grondsteen ter opbouwing van den
+Vlaamschen tempel.... Maar, met heldenmoed en met de vaderlijke
+hardnekkigheid de vreedzame strijd voortgezet, onverpoosd gekampt tegen
+zedenbederf, verbastering en onrechtvaardigheid; met onwrikbare
+overtuiging terug gevraagd wat men ons ontnam. Geene vervolging, geen
+lijden overwogen.--Vooruit, zonder omzien, altijd vooruit naar het recht
+en naar het goede. Het is voor moedertaal, voor godsdienst en voor
+vaderland!
+
+
+
+
+REDEVOERING UITGESPROKEN TE BRUSSEL, DEN l6{den} MAART 1846, BIJ HET
+GRAF VAN JOZEF DE HOY, UITSTEKEND LEERLING DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN
+ANTWERPEN.
+
+
+Mijne Heeren en Vrienden!
+
+Van verre kwamen wij naar de hoofdstad, om hier, op het stille veld des
+doods, eenen heiligen, doch droeven plicht te vervullen. Dáár, in dat
+gapende graf, rust het zielloos lijk van onzen vriend en broeder....
+Gisteren nog lachte zijn schoon en mannelijk gelaat ons toe; wij hoorden
+nog zijne zoete stem ons met geestdrift spreken over de edele bestemming
+der kunst en over de schoonheid der natuur; wij zagen nog zijne oogen
+blinken met het vuur der hoop op eene roemvolle toekomst;--en nu, nu
+ligt hij dáár, in den schoot der aarde, bevrozen onder den kouden zoen
+des doods--verloren voor zijn vaderland, voor zijne moeder en voor ons!
+
+Pijnlijk is de gedachte, die in onzen geest opstaat bij dit laatst en
+plechtig afscheid; maar hartscheurend wordt zij, wanneer wij ons
+herinneren, welke schoone loopbaan beloofd was aan hem, over wiens
+ontzield lichaam de aarde zich nu voor eeuwig sluiten gaat.
+
+Ja, God had hem mildelijk bedeeld met al de gaven des lichaams en der
+ziel: hij bezat in rijke maat het edel gemoed, de begeestering en de
+scheppingskracht des kunstenaars. Ook had de Academie van Antwerpen,
+wier beste leerling hij was, hem al hare lauwerkronen geschonken; hij,
+ingesproken door het gevoel zijner voorbestemming, had zijne gansche
+jeugd toegewijd aan het doorgronden der kunstgeheimen en aan het
+betrachten der natuur, wier schoonheden hij met eene soort van
+aanbidding bewonderde.
+
+Na lange jaren van gewetensvollen arbeid, blonk dan eindelijk op zijn
+voorhoofd eene sprankel des vernufts; de natuur had hem een gedeelte
+harer geheimen laten raden: zijne werken droegen reeds den onmiskenbaren
+stempel eener latere meesterhand. Wij allen, zijne vrienden, en de
+Academie, zijne kunstmoeder, hoopten op hem als op eenen nieuwen luister
+voor de Vlaamsche school.--Oh, zijn leven was schoon en zuiver als een
+hemel: geen mensch kon hem zien zonder hem te beminnen; want zijn hart
+scheen gevormd uit de vlammen van kunstvuur, liefde en dankbaarheid.
+Vriendschap bestrooide zijn pad met altijd frissche bloemen....
+
+En dan,--wanneer alles hem toelachte op deze wereld, als de baan des
+roems zich voor hem geopend had, en dat wij, zijne leeraars, zijne
+makkers, zijne kunstgenooten, voor hem met liefde eene toekomende
+kunstkroon vlochten,--dan, dan kwam de nijdige dood en brak dien gouden
+levensdraad af! Van die toekomst, van dien arbeid, van dien roem blijft,
+eilaas, niets meer op de aarde dan dit koude lijk van onzen jongen
+vriend!
+
+O, stort tranen, gij Wappers, zijn meester en beschermer! U is een
+lieveling en een zoon ontrukt. Zoo verijdelde de wreede slag van het lot
+uwe lessen en uwe moeite, zoo vernietigde hij uwe zoetste hoop, zoo
+doodde hij het zaad des vernufts, dat gij in zijnen schedel deedt
+ontkiemen. O, ween bij dit graf: uw beminde kunstzoon is niet meer!
+
+Stort gij ook tranen, gij, zijne leermeesters, die in name der
+Antwerpsche kunstmoeder hem tot de laatste rustplaats vergezelt: de
+Academie verliest in hem een waardigen en altijd dankbaren telg, die met
+liefde voor haren roem en voor haar welzijn waakte, en door zijne zoete
+deugden veel bijbracht om de eendracht in haren schoot te doen
+heerschen. O, weent gij ook bij dit graf: uw dankbare leerling is niet
+meer!
+
+Stort gij ook tranen, gij zijne medeleerlingen en kunstgenooten.
+Beklaagt hem, gij allen, die hem hebt gekend en bemind; treurt over het
+verlies van zooveel arbeid en zooveel hoop; bevochtigt met smartwater de
+aarde, die hem bedekken gaat, opdat het gras boven zijn gebeente zich
+voede met de teekens uwer droefheid. Ach, weent: uw goede vriend, uw
+jonge kunstmakker is niet meer!
+
+En gij, betreurde broeder, rust zacht in den schoot des vaderlands!
+Misschien was uw laatste uur bitter, omdat gij van uw doodbed te
+vergeefs uwe handen naar ons uitstaakt, en sterven moest verre van uwe
+Antwerpsche vrienden. O, wees getroost, dierbare doode. Zie neder van
+uit uw nieuw vaderland: bij uw graf staan ze allen; zie uw goeden
+meester, uwe leeraren, uwe medeleerlingen, uwe kunstgenooten tranen
+storten over uwe vroege opvaart,--en verblijd u nogmaals, als op aarde,
+in de uitgestrektheid onzer liefde tot U!
+
+En nu, Jozef De Hoy, lieve broeder, uw graf gaat zich sluiten; met
+verbrijzeld hart moeten wij het veld verlaten, waar uw gebeente rusten
+zal.... Welaan dan, zalige ziele, ontvang in den schoot der Godheid ons
+laatst en smartelijk Vaarwel!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN J.F. WILLEMS, DEN 26^{sten} JUNI 1846.
+
+
+Mijne Heeren en Kunstgenooten!
+
+Door de Antwerpsche _Maatschappij ter bevordering van Nederduitsche
+Taal-en Letterkunde_ gelast, bij dit plechtig rouwfeest in haren naam
+het woord te voeren, is het met een diep gevoel van treurnis en van
+ontzag dat ik dezen heiligen grond betreed.
+
+Het is dan waar: in den schoot dezer aarde slaapt Willems! Hier, onder
+onze voeten, rust hij voor eeuwig!
+
+Dat statig hoofd, woonplaats van vernuft en geestkracht, ligt ontzenuwd
+en loodzwaar neergezonken op het steenen rustbed!
+
+Stom is de tolk, wiens machtig woord in aller zielen overtuiging en moed
+storten kon,--stom de vaderlandsche nachtegaal, die het begeesterd
+Vlaamsch lied, als eene stem uit het roemrijk verleden, in onze harten
+zoo meesterlijk herklinken deed....
+
+Het kind, dat, nog stamelend, reeds als een toegeheiligde Nazareër, als
+een voorbestemde Eliacim, van wedereisching droomde, van moedertaal en
+Vlaamschen roem voorspelde;--den jeugdigen man, die het verbasterd
+nakroost opriep uit den slaap der verloochening, en den vreemde
+uitdaagde tot den strijd voor Vlaanderens wedergeboorte: die op zijne
+breede schouders den kruisboom der algemeene dwaling laden dorst; die,
+vervolgd en gebannen, in de stilte der ballingschap het vaderland eenen
+onsterfelijken roem bereidde;--den ouderling, die, als een reus in
+geduld en wetenschap, de aarde der verledene eeuwen opgroef en
+doorwroette, om de verlorene parelen onzer letterkroon op te zoeken; die
+juichend over gansch Europa de vergetene diamanten weder glinsteren
+deed:--_Slag van Woeringen_! _Brabantsche Yeesten_! _Reinaart_!
+stralende gesteenten, door hem geslepen en beglansd in de diepte zijner
+eenzame nachten!...
+
+Eilaas, het kind, den man, den ouderling, den dichter, den strijder, den
+geleerde--het nijdige graf heeft ze verzwolgen! Van hen blijft ons niets
+meer dan hun eeuwige roem en het goede, dat ze hebben gesticht.
+
+Gentsche bodem, gewijde rustakker van Vlaamsche helden en vaderlandsche
+martelaars, aan Willems ook hebt gij eene plaats ingeruimd tusschen de
+gebeenten uwer roemrijke vaderen. Wij benijden u dien dierbaren schat
+niet. God heeft het zoo gewild.
+
+Willems moest in zijnen dood zoowel als in zijn leven het ware beeld des
+vaderlands zelven zijn. De Antwerpsche grond droeg zijne wiege en
+hoorde zijne eerste zangen, Brabant werd verheerlijkt door zijne
+schoonste meesterstukken; op den grond van Vlaanderen heeft hij gezwoegd
+en geleden ... in den schoot van Vlaanderen moest Willems rusten; want,
+was hij ook niet een Vlaamsch held, een vaderlandsch martelaar? Zijne
+onvergankelijke nagedachtenis blijve aldus een band, door God zelf
+gesmeed tusschen alle gouwen, waar de Dietsche tale klinkt!
+
+Met het vochtig oog op dit graf gericht, beseffen wij dieper wat wij
+hebben verloren; wij erkennen niet alleen, dat, sedert de uitverkorene
+ten hemel opklom, een glansrijk en arbeidvol tijdstip gesloten is; maar
+iedereen van ons gevoelt met angst, dat het Vlaamsche leger zijn
+opperhoofd verloren heeft. Inderdaad, zoolang de veldheer het volle
+leven genoot, stonden de Vlaamsche strijders als een ondoordringbare
+muur vóór den vijand geschaard, altijd gereed om het heiligdom der
+moedertaal tegen allen hoon te verdedigen, voor alle schennis te
+bewaren.... De veldheer sneuvelde, de band was verbroken!
+
+Als verstomd door dit onverwacht verlies, zonder leidsman en middelpunt,
+liepen de Vlaamsche strijders gedeeltelijk uiteen en vergaten te waken
+bij het pand, dat aan hunne gemeene macht was toevertrouwd. De vijand
+sloop in het kamp en strooide er de verderfelijke zaden van mistrouwen
+en verdeeldheid.
+
+Was Willems' dood dan geene harde beproeving genoeg?--Ach neen! Eene
+andere schitterende star moest den hemel onzer letterkunde nog
+ontvallen; Ledeganck moest ook op zijne verbrijzelde harpe het hoofd
+voor eeuwig te rusten leggen; de twee straalrijkste lampen in den tempel
+der Vlaamsche kunst moesten door het wreede noodlot worden uitgedoofd!
+
+En, als wilde eene geheime macht afmeten tot hoeverre der Vlamingen
+standvastigheid gaat, als wilde zij beproeven, of onze vaderlandsche
+zaak tegen het geweld der losgebrokene stormen bestand is, wierp zij
+oneenigheid, tweespalt en verzwakking onder ons, terwijl onze harten
+nog ontsteld waren van rouw en droefheid.
+
+God, op welk tijdstip toch! Nu het bedreigde vaderland op ons roept, als
+op de uitgelezensten zijner zonen; nu de zwangere onweerswolken op onze
+grenzen samendrijven, nu de vreemdeling op onzen geboortegrond zelven
+werktuigen gevonden heeft, om ons te verleiden tot de verzaking onzes
+voorgeslachts, onzer moedertaal, onzer zeden, onzes verleden, onzer
+toekomst; nu de tijd gekomen is om onze vijftienjarige beloften te
+vervullen; nu iedereen, die zijn land bemint, het oog op ons gericht
+houdt, om te weten of onze gloeiende zangen geene ijdele woorden waren;
+nu alles, menschen en gebeurtenissen, ons toeroept: "het uur is daar!
+toont wie gij zijt!" nu zijn wij oneenig! nu strijden wij met verdeelde
+krachten, als hadden wij nooit in dezelfde rangen de wapenen van woord
+en geest voor 's lands eere gevoerd; nu staan wij eendrachteloos en
+zonder beraad, verspreid rond het heiligdom van ons bedreigd
+volkebestaan!
+
+Wie zal de verstrooide scharen weder vereenigen en ten strijde voeren
+voor moedertaal en vaderland? Wie van ons heeft door zijne ondervinding,
+door zijne lange loopbaan, door zijne wetenschap, door zijn kalm vernuft
+nu reeds het recht bekomen om aan de spits zijner broederen te staan?
+
+Willems alleen bezat dit recht; hij was wel metterdaad onze wettige
+vorst in het rijk der vaderlandsche letteren, vermits dit rijk dreigt in
+te storten bij zijnen dood. O, Willems, Ledeganck, roemrijk
+bardenpaar, nu in de hemelzaligheid vereenigd, gij ziet wellicht met
+treurnis van uit den schoot der Godheid op ons neer; misschien vertroost
+onze dankbare hulde uwe schimmen niet gansch over het plicht vergeten,
+waarin eene onbesefbare dwaling ons gedompeld houdt.--Zoudt gij vreezen,
+dat de Vlaamsche scharen, door onderling mistrouwen verzwakt, eindelijk
+bezwijken zullen? Dat uw voorbeeld, uw arbeid nutteloos zal worden
+gemaakt?
+
+Ha, neen! neen, niet waar? Gij verheugt u, omdat uw oog in het goddelijk
+boek der toekomst heeft mogen lezen: _Het Vlaamsche volk zal niet
+vergaan_! Gij lacht ons vroolijk toe uit den Hooge, omdat gij hoopt, dat
+hier, bij uwe graven, omgeven door den wasem, die uit uw heilig
+overschot opstijgt, wij onze harten openen zullen voor het volle gevoel
+van onzen dierbaren plicht; omdat gij hoopt, dat een straal der
+broederliefde ons verlichten zal; dat wij, overwegende wat uwe
+nagedachtenis van ons eischt, ons mistrouwen zullen afleggen om met
+vereende krachten te doen wat gij ons hebt voorgeleerd;--om den last te
+volvoeren, welken gij, betreurde barden, met uwen roem ons tot erfdeel
+naliet!
+
+O, landgenooten, kunstvrienden, die uit alle gouwen van België hier op
+Arteveldes geboortegrond, bij Willems' laatste rustplaats, vergaderd
+zijt, o, mocht het zoo geschieden! Mocht in deze onze plechtige hulde
+aan de nagedachtenis van eenen dierbaren doode het vaderland de weldaad
+der herstelde eendracht vinden!
+
+Zijn wij niet altemaal broeders in den Vlaamschen bloede? Is het niet
+dezelfde zucht, die onze harten jagen doet? Arbeiden wij niet te gader
+voor Vlaanderens grootheid?
+
+Aanschouwt dit graf! Kan er wel een schooner altaar der broederliefde
+voor Vlamingen zijn? Ach, ontsteken wij daarop de gewijde vlam der
+eendracht; dat het onze gevoelens van oneenigheid als een zoenoffer
+ontvange en vertere!--Dan zal Willems' gebeente van blijdschap trillen
+onder den kouden steen; dan zal zijne zalige schim voor 's Heeren
+aanschijn juichen op die zegepraal.... En wij, wij zullen onze zonen in
+bedevaart naar hier geleiden, naar het Campo-Santo, waar de Vlaamsche
+helden rusten, om God te danken over de hier behaalde
+overwinning;--tusschen het gras, dat nevens de heilige graven zijne
+halmen opschiet, zullen wij onze kinderen doen knielen, hun spreken van
+den _Vader der Dietsche dichters altegader_[1], hun den welvaartszang
+van den Vlaamschen zwaan[2] leeren stamelen, en ze doen bidden voor
+moedertaal en vaderland!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP HET GROOT MUZIEKFEEST TEN VOORDEELE DER SLACHTOFFERS VAN
+DEN HONGERSNOOD IN VLAANDEREN (1847).
+
+Mijnheeren en Mevrouwen!
+
+Wij vieren heden het blijde feest der zedelijke wedergeboorte onzes
+vaderlands. Deze zaal weergalmt van vreugdeliederen,--nog klinkt aan ons
+luisterend oor het schoone gezang der verleidende vrouwenstem,--alles
+ademt hier voldoening en geestdrift.
+
+ * * * * *
+
+Ach, de onweerstaanbare stem des gewetens en des plichts dwingt mij die
+vreugde te storen. Ik moet eenen snijdenden noodkreet tusschen onze
+jubeltonen mengen,--uwe gemoederen met pijn vervullen,--tranen doen
+storten misschien!
+
+Maar indien gij met ontheffing onze blijde zegeliederen aanhoordet, zult
+gij toch uw hart niet sluiten voor de droeve stem onzer stervende
+broeders. Gij zult mij aanmoedigen, niet waar?--Ja, want het is in naam
+der heilige menschenliefde--dit schoonste kenmerk van der Belgen
+geslacht--dat ik een akelig graftooneel voor uwe oogen openspreiden ga.
+
+Vlaanderen! Vlaanderen!--Die naam, zoo vermaard, was eens het zinnebeeld
+van rijkdom, van nijverheid, van kunstmin, van heldenmoed; in de gansche
+wereld wekte hij de gedachte op van een uitgelezen volk, dat met het
+zweet zijns aanschijns eene woestijn tot een aartsparadijs had
+herschapen.--Begroet als de geboortegrond der volksvrijheid, bewonderd
+als de wieg van een heldengeslacht, bemind als het tweede vaderland der
+kunsten....
+
+Vlaanderen! Vlaanderen! Nu is die naam een gebed,--eene klacht, die
+oprijst uit een onmeetbaar graf--een doodsschreeuw, die vergaat op de
+lippen der stervenden; een laatst vaarwel, door onze bezwijkende
+broeders ons toegestuurd! Waar is nu het heldenvolk? het nijverig
+geslacht, dat zich uit de zandige vlakte den schoonen lusthof van Europa
+bouwde? Waar zijn de afstammelingen van De Coninck, van Artevelde, van
+Van Eyck, van Stevyn?
+
+Eilaas, het grieft mij, dat ik de bloedige wonden mijns vaderlands
+ontblooten moet ... maar laat uw geest mij volgen,--ik zal u toonen,
+waar ze zijn en wat ze lijden!....
+
+ * * * * *
+
+Hier is het koud, niet waar? Hier, in de stilte des doods, beklemt het
+hart zich met afgrijzen en met schrik.--Wij zijn in het rijk des
+hongersnoods.
+
+Ziet gij ginds die halfnaakte menschenschimmen bij hoopen over de woeste
+velden dwalen en zoeken, gelijk de raven doen? Ziet, hoe machteloos zij
+hunne stramme leden over de sneeuw voortsleepen! Eene onuitsprekelijke
+pijn doorwoelt hun ingewand, hun oog is zonder leven, de aschverf der
+verkwijning ontkleurt hun aangezicht--zij hebben honger en zoeken
+voedsel. Daar valt er een, die niet meer op zal staan--nog een--nog
+meer! De hoopen verminderen; zij zaaien hunne lijken langs de baan;
+niemand ziet om naar den gevallen broeder; want ieder voelt ook de
+ijskoude hand des doods op zijnen verengden boezem drukken.--De
+hongersnood geeselt die levende geraamten voort; zij bukken het hoofd
+nog dieper in de wanhoop en dwalen sprakeloos verder--altijd
+verder;--misschien totdat de laatste gevallen zij!...
+
+ * * * * *
+
+Richt uw oog voorbij gindsche boomen. Ziet gij daar niet die bewegende
+grauwe vlekken op de sneeuw? Het zijn dieren, die eene prooi zoeken,
+niet waar? Neen, neen, menschen zijn het: vrouwen en kinderen, die
+huilend over het rapenveld kruipen en hunne ontvleesde vingeren ten
+bloede krabben, om aan den bevrozen grond nog een uur levens te
+ontrukken. Hier ook liggen er reeds ontzield, met het logenachtig
+voedsel in de verkrampte vuist!...
+
+ * * * * *
+
+Dáár, voor ons, schiet een kerkje zijne blauwe torenspits ten hemel. Het
+is een dorp, befaamd om de werkzame nijverheid zijner inwoners. Vóór
+eenige jaren galmde in elke dezer hutten het gerucht des arbeids en het
+heldere gezang der levensvreugd; gezondheid en kracht blonken als rozen
+op het gelaat der kinderen; de moeder zat er weltevreden, met den lieven
+zuigeling op den schoot, nevens het getouw van eenen moedigen vader,
+eenen beminden echtgenoot!
+
+Nu?--nu zwijgt er alles: men zou zeggen, dat de inwoners in eenen diepen
+slaap verzonken liggen.--Dwaling, dwaling! Daarbinnen, achter die stomme
+muren, zitten ook van die geraamten met wanhoop in elkanders oogen te
+staren, en sprakeloos wachtend op den roep van God!
+
+Opent eene deur--kiest toch niet--de hongersnood verschoonde hier
+niemand.... Zie, dáár op zijn verbrijzeld getouw zit de Vlaamsche
+arbeider; nevens hem, op wat stroo, ligt het lijk van zijn oudste
+zoontje,--een ander kind omvat zijne knieën en huilt om voedsel. Wat
+verder zit de moeder; zij drukt haren zuigeling tegen de borst en
+bevochtigt zijne dorre lippekens met hare tranen. Arme vrouw Zij lijdt
+honderdmaal, want het is de vrucht haars lichaams, die snikt en in hare
+armen sterven gaat! Wee, wee, te midden van het stomme huisgezin staat
+een afgrijselijk spook te lachen: de dood, die loert en wacht....
+
+ * * * * *
+
+Komt aan, verlaten wij dit akelig graf. Moed is er noodig tot het
+volbrengen onzer droeve reis:--overal lijken, overal stervenden, overal
+hongerige zwermen....
+
+Luistert, in dit dorp galmen menschenstemmen. Ha, dáár, op eene kraam,
+liggen vele stukken vleesch. God dank, hier is nooddruft, hier zal
+vreugde zijn!--Ach, neen, hier ook is lijden. Ziet, hoe honderden
+vrouwen en kinderen daar staan en weenen; hoe de mannen hunne boezems
+met de nagels verscheuren, hoe men huilt, hoe men kruipt en in krampen
+spartelt bij het gezicht van het nog bloedend voedsel. Eilaas, de
+redding, het leven lacht hun spottend toe;--de ijselijkste martelpijnen
+moeten ze doorstaan;--want dit vleesch is niet voor hen: het is te
+koop,--men moet rijk zijn om er eene bete van te verkrijgen.... En
+nochtans,--o God, hoe schrikkelijk;--het is paardenvleesch,
+hondenvleesch!
+
+ * * * * *
+
+Maar daar stormt de brandklok! het vuur verteert eene boerenwoning. Die
+ongelukkigen loopen er naartoe; want elk nieuw voorval brengt immers
+eene nieuwe hoop?--Reeds klimmen de vlammen boven het dak,--het huis
+stort in.... Ziet, daar loopen ze halfnaakt door het vuur en sleuren,
+met juichende zegeroepen, den verkoolden romp van een dier uit den
+brand. Vrouwen, kinderen, mannen werpen zich op de onverwachte prooi; ze
+scheuren het zwarte vleesch van het gebeente en verslinden het met den
+lach der zaligheid op den mond. Andere zwermen komen toegeloopen; men
+strijdt, men vecht om een deel van het akelig voedsel.--Welhaast is het
+dier verdwenen. Honderden, die te laat kwamen, blijven in vertwijfeling
+op de bloedige plaats staren, waar anderen verkwikking vonden, en rukken
+zich de haren uit het hoofd, omdat zij bij het wellustig feestmaal niet
+mochten tegenwoordig zijn!
+
+Och, genoeg, genoeg! Het hart scheurt bij het gezicht van zooveel
+lijden. Ontvluchten wij dit afgrijselijk oord; keeren wij terug naar
+streken, waar men het gevoel des doods en der verkwijning zoo niet met
+de lucht inademt. Wij zullen onder eenen klaarderen hemel tranen storten
+over het lot onzer broederen....
+
+ * * * * *
+
+Mijnheeren en mevrouwen, welke ook de gedachte zij, die Gij u tot heden
+over den nood in Vlaanderen gevormd hebt, toch zult gij wellicht het
+tooneel, dat ik u voorschetste, aanzien als te zeer overdreven en de
+waarheid voorbijloopend. Gave God, dat dit vermoeden gegrond ware! Maar,
+eilaas, het is zoo niet. Mijn woord is integendeel niet machtig genoeg,
+om u het tafereel van Vlaanderens ellende in al zijne akeligheid voor
+oogen te stellen.--Het is waar, dat de hongersnood het bloed van
+Artevelde in de aderen zijner zonen ontsteekt en bederft; het is waar,
+dat het nageslacht van De Coninck, van Breydel, van Borluut als een hoop
+hongerige wolven over de velden dwaalt en het rapenloof als eene
+lekkernij verslindt; het is waar, dat gansche dorpen bijna uitgestorven
+zijn; het is waar, dat men hondenvleesch verkoopt; het is waar, dat
+niet verre van ons, te midden van ons schoon en rijk vaderland, eene
+gansche bevolking verkwijnt en in het graf zinkt!...
+
+Wat gedaan in zulken onmeetbaren nood? Wat mag Vlaanderen nog redden?
+Wie kan die nedergeslagene, die zieltogende natie krachten verleenen om
+betere dagen te gemoet te zien?
+
+Zouden wij de hoop gansch uit onze harten laten vervliegen en met
+eenigen onzer landgenooten voor alle antwoord zeggen:--_de Dood_? Neen,
+neen, gansch België heeft geroepen:--_Weldadigheid_! Weldadigheid zal
+Vlaanderen steunen, totdat de morgenstond der redding de kim verlichte!
+
+O, wat is het schoon, eene geheele bevolking, zonder onderscheid van
+taal of afkomst, tegen den vreeselijken hongersnood te zien kampen, met
+de heilige wapenen der menschenliefde, en der barmhartigheid! Te zien,
+hoe stramme priesters den reisstok in de hand nemen, en als ware beelden
+van hunnen goddelijken meester zich over het vaderland verspreiden, om
+erbarming te roepen over hunne lijdende schapen! Hoe de Belgische
+vrouwen,--engelen des troostes op deze aarde,--hunne betooverende stem
+nog zoeter maken om de harten te treffen! Hoe het gevoel van
+weldadigheid alles heeft weten te bevruchten, en tot nevens de minst
+ingetogene vermaken zelfs een gebed heeft geplaatst! Hoe een
+tachtigjarige grijsaard tot zijn bed toe verhoopt, om nog eenigen zijner
+broeders te kunnen laven! Hoe uit alle steden, uit alle huizen, uit alle
+hutten de verzamelde liefdepenningen als een regen der verkwikking over
+het snakkend Vlaanderen worden gespreid!
+
+Ach, en toch hebben al deze vereenigde krachten den schrikkelijken
+hongersnood nog niet kunnen verdrijven; maar het heilig werk is
+begonnen; reeds zijn er duizenden uit de armen des doods ontworsteld.
+God zal welhaast zijne machtige dienaresse, de zon, ons tot strijdgenoot
+verleenen; Hij zal den vruchtbaren schoot der aarde ontsluiten en het
+zaad zegenen, dat de menschenliefde zelve over den akker zal hebben
+gestrooid. Ja, ja, de Belgische weldadigheid zal zegepralen over de
+plaag!--En dan, dan zullen wij met nog meer innigheid het vaderland
+beminnen, dat aan zijne reeds zoo luisterrijke kroon nog die
+allerschoonste parel des roems zal hebben gehecht; dan zullen wij weten,
+dat alle Belgen broeders zijn, wanneer een zelfde band van edelmoed en
+goedheid ze onafscheidbaar zal omsluiten.--En misschien--de geest der
+toekomst roept het aan mijn oor--misschien zal het schoone Vlaanderen
+nog eens het hoofd uit het graf verheffen, en aan den hemel der natiën
+blinken als de star der nijverheid en der volkskracht!...
+
+ * * * * *
+
+Gij ook, die met ontroering op mijne stem hebt geluisterd, gij zult het
+arme Vlaanderen niet vergeten, niet waar? Gij zult ook deel willen nemen
+in den strijd tegen den hongersnood? Gij zult nog eene aalmoes geven?
+Ach, om Gods wil!--gedenk dat het penningsken, dat gij wegschenkt,
+misschien nog intijds zal komen om eene stervende moeder te redden van
+den dood!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN THEODOOR VAN RYSWYCK, DEN 10^{den} MEI
+1849.
+
+
+O, Heer! voor welk onbekend verbreken boeten wij dan, dat Uwe hand zoo
+loodzwaar op ons nederzakt? Eilaas, de tijden zijn verre, dat wij in
+saamgestemde tonen het heilig loflied ter eere des vaderlands deden
+schallen,--dat wij, moedig en vroolijk, voor het goede streden en U
+juichend dankten bij elke zegepraal op verbastering en volksbederf
+behaald! Nu is alles duister en akelig op onze baan: onze vaderlandsche
+feesten zijn sombere lijktochten, onze vergaderplaats het veld des
+doods, onze zangen het eeuwige vaarwel, bij het graf onzer dierbaarste
+broeders gesnikt....
+
+Nog treurt het hopeloos Vlaanderen over de vroege opvaart zijner edelste
+zonen, nog zwoegt het weenend om den gedenksteen op het graf van den
+Gentschen zwaan[3] te rollen, nog bloedt het uit zijne dubbele wonde ...
+en reeds bonst een nieuwe noodkreet uit zijne scheurende ingewanden over
+het neerslachtig vaderland!
+
+Bij een ander graf--het laatste, dat wij sidderend zagen
+sluiten--durfden wij hopen, dat de storm had uitgewoed. Twee eiken
+kruinen lagen ontworteld en verbrijzeld ten gronde....[4] Het offer was
+volbracht? Eilaas, neen, neen! Nog ergens, in een welig oord bij de
+Schelde, bloeide een frissche wilg, in de volle kracht zijner
+oorspronkelijke milde natuur. Bij den minsten zucht, die zijn loover als
+de snaren eener harp deed trillen, liep het volk luisterend toe, en het
+bewonderde met dankbare aandacht de zoete liederen, die als
+dauwdruppelen glinsterend en zoel in de harten vielen, troost en balsem
+goten over het wee des vaderlands en de taal onzer moeder deden beminnen
+om hare harmonische en bekoorlijke zachtheid.
+
+Een voorbode des doods schoot nevens den frisschen boom voorbij en
+zengde zijn welig gebladerte: de zingende wilg verdorde langzaam--en
+stierf: kruin en stam vielen ter aarde. Niets meer, niets meer van hem
+dan de onvergankelijke naklank zijner betooverende liederen....
+
+Niet genoeg dat de _Vlaamsche Nestor_ van tusschen ons werd weggemaaid,
+niet genoeg dat de wreede dood het lied in de keel des _Vlaamschen
+Nachtegaals_ verworgen kwam ... ook de _Vlaamsche Bard_, de vroolijke
+zanger des volks moest ons verlaten--lijden en sterven als een
+martelaar.
+
+
+
+
+
+Daar ligt hij.... Van Ryswyck! bevrozen onder den kouden zoen des doods
+... en met hem zinkt voor eeuwig in den schoot der aarde zijne
+wonderlier, die het ingewand des volks trillen deed.
+
+Van Ryswyck! gij waart mijn eerste strijdgenoot. Samen trokken wij te
+velde tegen de vijanden van ons geslacht; samen verhieven wij het zwaard
+des woords, om den naam der voorvaderen te wreken en Vlaanderen op te
+heffen uit de vernedering. Terwijl ik dorst beproeven het vroegere
+heldendom ten voorbeeld onzer broederen op te roepen, stroomden van uwe
+lier mannelijke en machtige zangen, die het vaderland doorklonken en mij
+den boezem van hoop en vertrouwen deden zwellen. Mij suist nog in het
+oor:
+
+Verheft het hart, verheft de stem;
+Het klinke uit ieders mond:
+Wat lot ons dreig', wat leed ons naak,
+Ten strijde voor de moederspraak,
+ Op vaderlandschen grond!
+Dreunt luid, der vadren taal ter eer;
+Klinkt, zangen, klinkt in 't rond!
+Van hier met vreemden pronk en praal
+Wij zingen in der vadren taal
+ Op vaderlandschen grond![5]
+
+Van Ryswyck, diep betreurde broeder, het lot heeft ons in een
+verschillend pad geleid; doch achting, liefde heeft altijd tusschen ons
+voortbestaan. Onze baan voerde ons toch zoo menigmaal weder te zamen!
+Hoe dikwijls hebben onze handen in de eenzaamheid in elkander
+gegloeid;--hoe dikwijls ontstroomden onzen lippen woorden van
+begeestering, om elkander aan te moedigen tot den nationalen strijd! Hoe
+dikwijls verspraken wij elkander eene onverbrekelijke broedertrouw!
+
+Ah, die trouw is niet verbroken geworden. Moge eenige schaduw de
+vriendschap tusschen ons overneveld hebben, het hart toch bleef goed....
+Ja, bij uw nog ongesloten graf zeg ik het met de diepste overtuiging:
+gij hebt uwen strijdmakker blijven achten en beminnen, gelijk hij nooit
+een onvriendelijk gevoel tegen u in zijnen boezem toeliet. De traan van
+rouw en verdriet, die uwen ouden wapenbroeder nu bij den rand van uw
+graf ontrolt, moge uwe ziel in den schoot der Godheid verheugen en u
+zeggen, dat ik uw hart heb gekend en geschat....
+
+Taalgenooten, vrienden, gij, die met mij de aarde zijner laatste
+rustplaats bevochtigt en snikkend nederziet in den gapenden kuil, die
+zijn stoffelijk overblijfsel verslinden gaat, uwe smart is onzeglijk,
+niet waar? Het vaderland, al wie Vlaming is en Vlaanderens roem bemint,
+moet weenen! inderdaad! Die zwijgende baar omsluit voor eeuwig den
+goeden, minnelijken zanger, wiens voetstappen een eeuwig spoor van
+troost en blijdschap nalieten, uit wiens zachte blikken de opgeruimdheid
+des harten en de vriendschap straalden, wiens aanzijn vreugde en
+levenslust verspreidde waar hij kwam ... hij, het ware beeld der
+voorvaderlijke gulhartigheid!
+
+Kind der natuur, begaafd met eenen milden gloed van betooverende
+zielsharmonie, worstelde hij moedig tegen smart en verdriet om zijne
+zending te vervullen; hij verhief zich door eigene krachten, boeide het
+luisterend volk aan zijne lippen en verwierf, met eenen welverdienden
+roem, den eernaam van Vlaanderens lieveling.... Misschien ging het lot
+hem gunstig worden, misschien ging hij eenige rust genieten in zijn
+hobbelig en pijnlijk levenspad: maar, eilaas, een ijselijk wee verbrak
+de vaderlandsche harp in zijne handen, de heilige lamp der poëzie doofde
+langzaam uit,--en, na onbedenkbaar lijden, legde hij, vermoeid en
+afgemat, het hoofd op zijn eens zoo verleidend en zoo machtig speeltuig
+neder.
+
+Indien iets bij dit graf zijne bedrukte ouders, broeders en vrienden
+troosten kunne, dan zij het de overtuiging, dat Van Ryswycks dierbare
+naam zal leven, zoolang uit eenen Vlaamschen mond de Dietsche tale
+klinkt. Die naam hoort toe aan de geschiedenis onzer letterkunde, door
+de onschatbare parelen van ingeboren vernuft en van dichterlijke
+harmonie, die in zijne werken liggen opgesloten; hij hoort toe aan onze
+zonen, die de liederen van den minnelijken Vlaamschen zanger niet kunnen
+vergeten.
+
+En nu, taalgenooten, zal dit graf zelf, zal onze gemeene smart ons niet
+indachtig maken, dat het nieuw en onherstelbaar verlies, waarmede het
+lijdend Vlaanderen geslagen wordt, de vereeniging onzer krachten noodig
+maakt tot het voltrekken van het gebouw, waaraan Van Ryswyck zoo
+onverpoosd heeft gearbeid? Zullen wij ongevoelig blijven aan den roep,
+dien hij, als door profetische inspraak gedreven, ons in betere tijden
+toestuurde:
+
+Broeders, komt, de wraak gebluscht
+In het boos gemoed.
+Komt, elkaar in vree gekust,
+En voor 't kwaad geboet.
+
+'t Leven is zoo kort en broos,
+Om 't door haat en nijd
+Te verbittren voor altoos,
+Tot ons eeuwig spijt.
+
+Vrede, trouw en broedermin
+Zij ons eenigst doel,
+Met een onverzetbren zin
+En een rein gevoel.
+
+Wie bestaat, die nooit misdeed,
+Vrij van vlek en blaam...?
+Dus, vergeven wij het leed,
+In des Heeren naam!
+
+Ja, mocht de nagedachtenis van een en dierbaren doode onze harten
+vermurwen; mocht eindelijk het treurend vaderland in onze verzoening een
+gedeelte der krachten terugvinden, die het wreedste lot ons door zijne
+onverbiddelijke slagen ontroofde!...
+
+En gij, Van Ryswyck, arme vriend, betreurde broeder, slaap gerust in den
+geboortegrond, dien gij hebt bemind en verdedigd; hij zij u licht en
+zoet, de vaderlandsche bodem! Dat God u daarboven met Willems en met
+Ledeganck vereenige, opdat gij, roemrijk drietal, bidden moget voor ons
+en voor Vlaanderen.... Vaarwel, vaarwel.
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+OVER DE MISKENNING DER MOEDERTAAL, UITGESPROKEN OP EEN LETTERKUNDIG
+FEEST, TE ANTWERPEN IN 1851.
+
+Mijnheeren en Mevrouwen!
+
+Het is drie jaren geleden dat ik voor de laatste maal de eer genoot tot
+UEd. het mondelijk woord te sturen.
+
+Gedurende dien tijd zijn er op den grond der Vlaamsche zaak dingen
+gebeurd, die ik in het voorbijgaan aanraken wil, vooraleer tot het
+onderwerp mijner rede over te gaan.
+
+Wat ik zeggen ga, weet gij allen.
+
+Eene arglistige vervolging heeft sedert twee jaren op de Vlaamsche zaak
+gedrukt. Men heeft de verdedigers der moedertaal tegen elkander
+opgehitst, de tweespalt in onze rangen geworpen en ons door mistrouwen,
+door aangevuurden haat van elkander afgescheurd: eerst onze eendracht en
+onze macht gebroken, en dan elken Vlaamschen strijder persoonlijk
+bevochten en aangevallen, om zoo al de steunpilaren van den
+vaderlandschen tempel omverre te rukken, met de hoop dat het gebouw, tot
+gruis instortende, de stem van het verdrukte Vlaanderen voor eeuwig
+onder zijne puinhoopen zou versmachten.
+
+Twee jaren lang waande de vijand zich der overwinning zeker.
+
+En nochtans, hier staan wij weder vóór u, talrijker, machtiger dan te
+voren!
+
+Wat beteekent dit? Het beteekent, dat alle grondbeginsels, die op de
+waarheid berusten, in de vervolging zelve eene bron van macht en leven
+vinden. Het beteekent, dat de Vlaamsche volkszaak, die wij verdedigen,
+niet op personen rust, maar eene onverdelgbare waarheid is. Het
+beteekent, dat zij zal vooruitgaan door de kracht alleen van haar
+grondbeginsel; dat zij zal zegepralen en eens haar edel doel zal
+bereiken, al spanden alle onvaderlandsche gevoelens te zamen om haar te
+verstikken!...
+
+ * * * * *
+
+Mijnheeren en mevrouwen, ik stel mij voor, UEd. het ware doel onzer
+streving nog eens voor oogen te leggen, in uw hart de vlam der
+vaderlandsliefde aan te vuren en u op te roepen om met ons, volgens de
+maat uwer vermogens, werkzaam te worden tot het opbouwen onzer verdrukte
+broeders, tot het verdedigen der moedertaal, door God en onze vaderen
+ons gegeven.
+
+Leent mij, bid ik u, uwe welwillende aandacht. Er is een volksstam,
+welks geschiedenis overvloeit van heldendaden en roemvolle feiten; een
+volksstam, die gedurende eeuwen aan het hoofd der Europeesche beschaving
+stond en aan de Westerwereld leeren moest, wat de woorden ontslaving,
+vrijheid, burgerrecht, handel en nijverheid beteekenen; een volksstam,
+die in kunsten, in wetenschappen en zelfs in oorlogsroem immer uitblonk,
+en aan den hemel der toekomst schitterende starren heeft gehecht,
+starren, onder welke er zijn, die men noemt: Van Eyck, Artevelde,
+Rubens, De Coninck, Van Dyck, Lipsius, Teniers, Van Maerlant, Mercator,
+Dodoens! Dit volk zoo moedig, zoo machtig, zoo trotsch, zoo vermaard
+... dit volk waren onze vaderen.
+
+Welk schoon erfdeel hebben zij ons nagelaten! Eigen roem, eigen recht,
+eigen taal! Maar hoe hebben wij het heilig erfdeel des voorgeslachts
+bewaard? Hebben wij de vaderlijke rechten ons niet laten ontnemen?
+
+De twee derde gedeelten der bevolking van België spreken Vlaamsch; de
+Vlamingen zijn dus in groote meerderheid. Zonder twijfel is hunne
+moedertaal de landtaal in België; zonder twijfel overheerscht het
+Vlaamsch den minderen stam? Of, zoo de Belgische natie haar bestaan op
+gelijkheid en rechtvaardigheid tusschen de twee broederstammen heeft
+gebouwd, dan ten minste heeft elk het volle gebruik zijner taal en
+rechten behouden, en niemand ligt in België voor zijne medelandgenooten
+in het stof gebukt?
+
+Eilaas, het is eene bittere spotternij, niet waar?--Wilt gij weten, wat
+er van de afstammelingen van Van Eyck, van Artevelde, van Rubens
+geworden is? Wilt gij het lot van het Vlaamsche volk kennen? Komt met
+mij; ik zal ze u toonen, de twee millioen broeders, die door de schuld,
+door de lichtzinnige modezucht van velen onzer tot onwetendheid gedoemd
+zijn; die slaaf zijn in geest en in lichaam, op den bodem van het meest
+vrije land der aarde; die rondsukkelen in den nacht der duisternis en
+voor eeuwig verwezen zouden blijven, om als onmondige kinderen, als
+verdrukte Paria's te leven en te sterven, indien het ons aan moed en
+kracht ontbrak, om tegen de vijanden van het Vlaamsche bloed manhaftig
+te staan en te kampen gelijk onze vaderen deden. Ziet gij daar, in die
+burgerwoning, eene vrouw bij eene wieg zitten droomen? Welke zalige hoop
+streelt haar moederhart! Zij lacht de toekomst tegen en vraagt met de
+oogen ten hemel: Welke is de bestemming van mijnen zoon, o God?--Zijne
+bestemming, vrouw? Hij zal vreemdeling zijn in zijn eigen vaderland;
+want de taal, die gij hem leert stamelen, is de taal van zijn
+geboorteland niet. Gij kunt zijne verbastering niet betalen, gij kunt
+hem geen Fransch doen leeren, arme moeder; daarom zal hij gedoemd
+blijven tot slafelijke minderheid, deel hebben noch in het openbaar
+leven, noch in de beschaving, noch in het licht des geestes; hij zal het
+slachtoffer worden der lafheid zijner broederen, die gedoogen, dat het
+Vlaamsche bloed, de Vlaamsche taal verstooten worden en verdrukt.
+
+Ha, het kind is een jonge man geworden! Zijn oog schittert toch van moed
+en levenslust; hij eischt zijne plaats onder de zonen des vaderlands;
+hij ziet elkeen vooruitstreven in den maatschappelijken stroom; hij wil
+deel hebben in het openbaar leven: wat zal hij worden? Hij is begaafd
+en, mocht hij zijne moedertaal bezigen, wie zou zijne bestemming durven
+bepalen? Nu? nu is hij nog niet bekwaam om korporaal, gendarme of
+sleuteldrager in eene gevangenis te zijn.--Ondersta uw lot,
+verstooteling: de weg der beschaving en des voorspoeds is voor iedereen
+geopend; voor u alleen, Vlaming, voor u alleen gesloten!
+
+Eindelijk, veertig jaar.... De Vlaamsche aanhoudendheid heeft zijnen
+arbeid vruchtbaar gemaakt; hij is burger, hij drijft handel. De
+verdrukking heeft hem niet verlaten! Nu is hij omringd van ambtenaren en
+staatsbedienden, die zijne taal niet verstaan; voor klachten, vertoogen,
+smeekschriften, voor alles, dat hem in aanraking brengt met de
+overheden, moet hij als een verstandeloos kind de pen van eenen
+zaakwaarnemer ontleenen en eene gehuurde hand betalen,--om hem te doen
+gevoelen, dat hij geen vaderland heeft.
+
+Hij wil naar recht en rede deel nemen in de openbare geestontwikkeling;
+hij wil in het staatkundig volksleven treden. Die opgedrongene
+onwetendheid doet hem lijden, omdat zijn hart hem zegt, dat hij ook
+mensch en Belg is. Maar de openbaarheid, door de grondwet hem
+gewaarborgd, is hem in eene vreemde taal ontgoocheld. Bij zijne
+provincie Fransch, op het stadhuis Fransch, in alle bestuurszaken
+Fransch; altijd de taal der minderheid, die den Vlaming in het stof der
+vernedering drukt en hem daar, zijn leven lang, gebogen houdt als een
+lid van een gevloekt geslacht, dat zelfs het recht zou verloren hebben
+om verbetering naar geest en naar lichaam te wenschen.
+
+Wilt gij den Vlaamschen burger op de bank der schande zien? Volgt mij
+naar het gerechtshof. Daar zit hij ... hij is verdacht van eene misdaad
+... men beschuldigt, men pleit, men getuigt, men twist. Wat hier op het
+spel staat, is zijne eer, zijne onschuld, zijn leven, de gansche
+toekomst van zijn huisgezin. Hij beeft en knarsetandt van woede ... hij
+verstaat niets van de beschuldigingen, tegen hem ingebracht: hij woont
+den strijd om zijne eer en zijn leven bij als een stomdoove martelaar!
+Dan eerst gevoelt hij, welke verdrukking zijn geslacht verplet; dan
+eerst breekt hem het hart van schaamte in den boezem; dan eerst
+vervloekt hij den naam van Vlaming en stuurt hij door de ruimte eenen
+blik van wraak tegen de bastaarden van zijnen stam, die door hunne
+lafheid hem overleverden aan dit schreeuwend onrecht.
+
+Dit is, vrienden, het lot van twee millioen onzer broeders. Hen in name
+onzer roemrijke vaderen verlossen van dit akelig lot, hen terugroepen
+tot het leven der ziel en des geestes, den naam en de taal onzes
+voorgeslachts weder met luister opbeuren uit de schande, dit is de
+schoone, de heilige taak, waaraan wij ons leven en onze vermogens hebben
+toegewijd. Is deze taak niet grootsch, niet edel genoeg?
+
+Maar beschouwen wij ons onderwerp nog langs eene andere zijde.
+
+Eenen anderen burger is ook een kind geboren,--zoon van eenen
+bevoorrechte in de Vlaamsche maatschappij. Deze zal het onderwijs in
+volle maat genieten; maar wat zal hij worden? Een verdediger van zijn
+geslacht? Een beschermer zijner broederen? Neen, neen, zonder het te
+weten, wordt hij de roede, die zijne broeders nog dieper moet helpen ter
+neder slaan. De taal, welke zijne moeder hem leerde stamelen, die vorm,
+waarin zijne eerste gewaarwordingen, zijn geest, zijn oordeel, gansch
+zijn wezen in hunne oorspronkelijk vruchtbare natuur gegoten werden, die
+taal is ook de ambtelijke taal van zijn vaderland niet. Zes of zeven
+jaren gaat hij slijten tot het aanleeren en doorgronden eener vreemde
+taal, al de kostbare overblijfsels van den eigen geest, in de kindsheid
+en in de jeugd vergaderd, moet hij afleeren, vergeten, verloochenen, om
+zich geheel in eenen nieuwen vorm te herscheppen. Aan eene uitheemsche
+beschaving moet hij nieuwe gedachten en een nieuw zedelijk bestaan gaan
+afbedelen.
+
+Wat kan er dan van de ingeborene gaven, die alleen den eigen mensch
+uitmaken, overblijven in dit pleisteren afgietsel van een vreemd beeld?
+Niets! Het is een ontleende man, wiens verstand en wiens gevoel als een
+mozaïek van vreemdaardige stukgedachten zijn bijeengebracht. Hij zij nu
+zeer geleerd, hoe hoog zal hij stijgen op de ladder der menschelijke
+vermogens?
+
+Zoo ontrooft men het Vlaamsche volk al zijne uitgekozene geesten, om er
+vreemdelingen van te maken. Men neemt uit zijn midden al degenen weg,
+die door God bestemd waren om hun geslacht tot voortgang op te wekken,
+te leiden en voor te lichten; men veroordeelt een gansch volk tot
+duisternis en tot eeuwigen stilstand.... En als Vlaanderen lijdt, als
+het, door hongersnood verkankerd, om hulp smeekt, dan roept men het
+wreedelijk toe: "uwe onwetendheid, het gebrek aan vooruitgang zijn de
+oorzaken uwer ellende!"
+
+Wreede spotternij! men steekt eenen ongelukkige de oogen uit: en men is
+boos genoeg om hem zijne blindheid als eene misdaad te verwijten!
+
+Gansch Europa heeft met medelijden het lot van het manhaftig Hongarije
+gezien;--maar hoe zeer ook een machtige keizer na de overwinning op de
+Hongaren drukken moest, toch heeft hij hun het volle gebruik hunner
+moedertaal gelaten: dit laatste palladium der volken heeft hij zelfs
+zijnen vijanden niet ontroofd.
+
+Wij, wij zijn afstammelingen van Van Maerlant, van Artevelde, van Van
+Eyck; wij hebben eene grondwet, die ons het vrije genot onzer moedertaal
+waarborgt; wij zijn geen overwonnen volk; wij zijn de groote meerderheid
+der Belgische natie ... en tot zooverre zijn wij in de kolk der
+vernedering gezonken, dat wij den ongelukkigen Hongaren het genot van
+het heiligste recht benijden moeten!
+
+Wie is er dan, wien het Vlaamsche bloed door de aderen vliet, die niet
+van verontwaardiging beeft bij zulke schande?
+
+Voorwaar, de aanslag des vijands is slim berekend; hij waant ons reeds
+verre gedwaald op de helling, die ons als volk in den nacht der
+vergetelheid storten moet; maar zullen wij blijven slapen in de lafheid,
+terwijl de naam onzer vaderen verloren gaat? Zullen wij den moed opgeven
+en, met de armen op de borst gekruist, den doodsstrijd van ons geslacht
+aanschouwen?... Tot wanneer? totdat de bazuin des noodlots in onze ooren
+dondere: "dit is het vonnis der lafheid en der baatzucht: er is geen
+Vlaamsch volk op aarde meer!?..."
+
+Ah, ah, neen! Duizendmaal neen! Zoo goedkoop zal het bestaan van het
+Vlaamsche heldenras niet geleverd worden!
+
+Gij bedriegt u, gij, die Vlaamsch België reeds veroordeeld waant.
+Heldere starren zijn opgerezen in den nacht onzer vernedering; het
+Dietsche volk heeft het hoofd verheven; zijn oud bloed is aan het
+bruisen gegaan; langzaam, maar onweerstaanbaar als zijne vaderen,
+streeft het vooruit in de baan der wedereisching.... Gij hebt ook
+gespot, toen wij na 1830 het durfden ondernemen eene Vlaamsche
+letterkunde te stichten; gij hebt gespot en de jonge dichters uitgemaakt
+voor zinneloozen, die het waagden, zooals gij zeidet, eene wanluidende
+brabbeltaal te doen herleven.
+
+Oh, gij kendet noch de macht van het Vlaamsche bloed noch de schoonheid
+der Vlaamsche moedertaal. Slechts veertien jaar zijn er verloopen ... en
+de vruchten onzer letterkunde worden vertaald, gelezen en niet zelden
+bewonderd in Duitschland, in Engeland, in Italië, ja zelfs in Frankrijk!
+
+Gij hebt gespot, en op veertien jaren hebben die arme verstootelingen,
+die Vlaamsche zinneloozen gedeeltelijk iets tot stand gebracht, waaraan
+grootere volken niet zelden eeuwen tijds moesten besteden.
+
+Zoo zal het u ook gaan met de wedereisching onzer rechten: gij zult
+spotten; wij, wij zullen werken, werken zonder omzien, strijden zonder
+verpoozing, niet met het stoffelijk zwaard des gewelds, maar met het
+machtig zwaard des woords--en zoo vooruitgaan met de langzame doch
+onverwinnelijke kracht des gedulds en der overtuiging.
+
+Was wel ooit de tijd ons gunstiger? De laatste orkanen, die over Europa
+zoo verdelgend, zoo bloedig woelden, hebben den blinddoek van veler
+oogen weggescheurd; men heeft dan eindelijk begrepen, dat vreemde taal
+en vreemde zeden de middelen niet zijn om eene natie tot geluk, tot
+roem, tot voorspoed en tot vrede op te leiden.
+
+Niet waar, moeders, niet waar, vaders, gij weet nu, dat uit het Zuiden
+de zuivere zeden niet komen? Dat de eerbaarheid uwer dochters in den
+vloed der uitheemsche dag-litteratuur geene waarborgen vinden kan? Dat
+uw zoon op die markt van oneer, van lichtzin en van besmettende wuftheid
+zijnen geest niet veredelen kan?
+
+Ja, gij zult uwe kinderen vreemde talen doen aanleeren, omdat de
+noodzakelijkheid het eischt; maar gij zult ze toch niet vreemd maken aan
+hun eigen vaderland, aan hunne moedertaal, dien schat, waarin het
+tegengif van bederf en zielsverzwakking berust. Gij zult hun herinneren,
+dat zij tot een deugdenrijk heldengeslacht behooren,--dat zij Vlaming
+zijn.
+
+En gij, jonge vrouwen, door God begaafd met al de schatten der
+schoonheid en des gevoels, zult gij niets doen om het lot uwer broederen
+te helpen verzachten? Zult gij aan den afgod der mode alles blijven
+slachtofferen, tot zelfs de waardigheid van onzen naam? Gij, engelen der
+menschlievendheid, zoudt gij weigeren aan een gansch volk, dat lijdt en
+in de duisternis verkwijnt, lafenis en troost te helpen schenken? Zoudt
+gij weigeren, uwen liefderijken geest te verheffen tot het begrijpen van
+ons heilig en menschlievend doel? Neen, neen, gij zult de verbastering
+uit uw hart keeren, de pogingen uwer Vlaamsche broeders aanmoedigen en
+ons, in den goedkeurenden bijval onzer zusters, de zoetste belooning van
+onzen arbeid laten vinden, niet waar?
+
+En gij, letterkundigen, dichters, taalvrienden, gij allen, mijne
+kunst-en strijdgenooten, o, meet zonder afschrik de zwaarte van onzen
+nationalen arbeid. Apostels van het vaderlandsch geloof, zendelingen van
+eene nog onbegrepene leering, moeten wij vervolging doorstaan, laster en
+verdrukking lijden. Hij, die de waarheid verkondigt, neemt het looden
+kruis der miskenning op de schouders ... maar is het niet in het vuur
+dat het edelste metaal wordt gelouterd? Zijn het niet de hinderpalen en
+de strijd zelf, die de mannelijke ziel verheffen tot het volle gevoel
+harer macht? Welaan, de haat, de nijd, de tweedracht uit ons midden
+weggezweept, de handen saamgeslagen, de broederkus gewisseld ... en dan
+met stalen overtuiging voortgewerkt, getoond wat Vlaamsche krachten en
+Vlaamsch geduld vermogen. Vooruit! God is rechtvaardig. Hij zal ons de
+zege schenken....
+
+En kunnen wij het werk niet gansch volvoeren, onzen zonen reeds van in
+de wiege toegeroepen: "Kind, zoon van Artevelde, o groei haastig op tot
+eenen Vlaamschen man! Uwe moedertaal wil men vernietigen, uw geslacht
+wil men verdelgen; gij moet leeraar zijn in den tempel der Vlaamsche
+wedereisching, leeraar en strijder voor moedertaal en vaderland!"
+
+En zoo, vrienden, broeders, zoo blinke eens weder in de toekomst de star
+van Vlaamsch België als een licht van roem, van voorspoed en van ware
+vrijheid!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER MEERDERJARIGHEID VAN Z.K.H. DEN HERTOG
+VAN BRABANT DEN 8^{sten} APRIL 1853.
+
+
+Mijnheeren,
+
+Uit den schoot onzer Maatschappij is de eerste oproep uitgegaan, om van
+den 18den verjaardag des hertogs van Brabant een heuglijk tijdstip,
+eene grootsche vaderlandsche plechtigheid te maken. Haar valt nu ook de
+eer te beurt, allereerst den feesttoon aan te heffen en de komst van den
+blijden dag te verkondigen.
+
+De gezangen, die hier zoo begeesterd uit Vlaamsche borsten stroomen,
+zijn het voorspel van het ontzettend zegelied, dat morgen over gansch
+België losbreken zal en het luisterend Europa als een toon van hoop, van
+betrouwen en van liefde moet doorklinken....
+
+Morgen zullen millioenen menschen, armen en rijken, kinderen en
+grijsaards, met kloppend hart op den vloer des tempels nederknielen;
+overal, waar het teeken der verlossing boven 's Heeren woning zich
+verheft, zullen de zielen in plechtige uitstorting zich vereenigen; de
+wierook zal branden op de duizenden altaren van België, en met zijne
+geurige walmen zal de dankbare bede van een geheel volk smeekend
+opstijgen, tot vóór den troon van God, die onzen geboortegrond zoo mild
+gegezend heeft.
+
+Maar de menigte zal opstaan en het heiligdom, na volvoering van den
+plicht, verlaten; zij zal in onbegrensde vreugd uitstroomen over het
+land, en de lucht vervullen met zegevierende galmen. Uit de zalen der
+kasteelen, uit het kamerken der werklieden, uit nederige dorpen, uit
+vergeten gehuchten zullen begeesterde stemmen elkander tegenklinken....
+Bazuinen zullen schallen, feestkanonnen zullen het ruim doordonderen, en
+al die blijde kreten, al die geruchten zullen zich vermengen tot eenen
+reusachtigen zegenzang ... en voortschallen en, immer opnieuw
+begeesterd, in de hoogte klimmen, totdat in den schoot des nachts de
+glans der millioenen feestlichten verdoove.... En dan zal de vermoeide
+volksschaar zich ter ruste leggen, eene zalige hoop in het hart en eenen
+zoeten glimlach op de lippen.... En om den mond van allen, die
+insluimeren, zal een zacht liefdegebed blijven zweven, hunne zielen
+zullen juichend voortmurmelen:
+
+"O God, zegen, zegen op hen, die wij beminnen! Bescherm de schutsengelen
+van België, het dankbaar land uwer genade!"
+
+Waarom toch die onbegrijpelijke lofzangen. Waarom dat blij gewemel, dat
+uitspattend geluk, die zegekreten, zoo ontzaglijk, zoo onmeetbaar
+grootsch, dat het der wereld toeschijnt alsof de stemme van het Belgisch
+volk inderdaad de stemme Gods ware?
+
+Ah! Geest des twijfels, die in het Zuiden woont, de vlam der liefde is
+van u weggegaan: gij kunt het niet begrijpen! Gij, wiens hoogmoed u
+belet de deugd en de weldaad in eenen mensch te beminnen,--o, neen, gij
+zult het niet gelooven.... Het is de manwording van een kind!...
+
+Maar op dit edel kind rusten de weldaden, door zijnen vader aan een
+dankbaar volk bewezen; in de aderen van dit kind stroomt het bloed van
+Leopold; in de aderen van dit kind vliet het bloed der welbeminde
+Louisa.... Hij is de eerstgeborene, de geliefde, de dierbare zoon der
+wijsheid, der vrijheidsmin, der christelijke liefde, der weldadigheid.
+Op zijn hoofd rust onze hoop; hij is voor ons het blijvend pand van Gods
+bescherming, het troostend zinnebeeld eener gelukkige, eener roemrijke
+toekomst!
+
+De geestdrift, het gevoel der nationale fierheid ontstelt mij; de
+dichter heeft in mijn hart de plaats des redenaars ingenomen. En
+nochtans ik moet het bedwingen, dat vuur, dat mijnen boezem doorvlamt;
+want mij is het vervullen van eenen plicht der dankbaarheid opgelegd: ik
+moet met zooveel koelheid als mij nog overblijft, u de weldaden
+herinneren van hem, dien wij in zijnen doorluchtigen zoon eeren en
+zegenen; ik moet insgelijks blijdschap, zelfvoldoening en hoogmoed in
+uwen boezem gieten en zichtbaar en tastelijk toonen, hoe in het vrije
+België vorst en volk, door eendracht en liefde, de gunst des Heeren en
+de bewondering van Europa hebben verdiend.
+
+Welaan, volgt mij in deze beschouwing.
+
+Sedert vele eeuwen had Belgenland onder vreemden dwang gezucht, of zijn
+lot was vastgehecht geworden aan het lot van andere volkeren. Het recht
+tot eigen ontwikkeling had het verloren.
+
+1830 sloeg op de klok des tijds. Het Belgisch volk stond op; het streed,
+het kampte om de vrijheid; het zegepraalde.... Maar nauwelijks is de
+laatste triomfgalm in het ruim verzwonden, of de twistfakkel stort hare
+vonken over ons uit: wanorde, mistrouwen, onzekerheid, haat en
+verdeeldheid richten zich dreigend op tusschen de overwinnaars.
+
+De volken der aarde zien met medelijden op de kleine natie neer; het
+woord _Belgenland_ doet op der vreemden lippen eenen spotlach ontstaan.
+Elkeen verwacht zich aan den val van het ranke gebouw, reeds zoo druk
+door de gezindheden ondermijnd, vooraleer het voltrokken zij....
+
+Maar te midden van dien hopeloozen toestand, van dat gevaar, zendt de
+hemel zijn licht over het Belgisch volk; hij toont ons de star onzer
+onafhankelijkheid, de star onzer macht, de star onzer toekomst....
+
+Leopold! Leopold! roept de juichende menigte, als herkende zij in dit
+enkel woord het zinnebeeld der verlossing.
+
+Heeft zij zich bedrogen? is hier alweer de stem der Belgische natie niet
+de stemme Gods geweest?
+
+Ziet, alle gezindheden omringen den koning; zij zweren rechtzinniglijk
+trouw aan vorst en vaderland. In de schaduw van den nationalen troon,
+beschermd door den schepter van den wijzen koning zelven, rusten de
+vrijheid der gedachten, de vrijheid des woords, de vrijheid van
+vereeniging, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van onderwijs....
+
+Over het gansche land hoort men de vroolijke geruchten des arbeids:
+zingend doorploegt de landman den grond, die hem door vertrouwen
+dierbaar wordt; de steden overdekken zich met wolken rook; de nijverheid
+vervult de lucht met de zwoegende aseming van het stoomtuig, de schoot
+des aardrijks wordt doorwoeld: moedige werkers dalen bij duizenden in
+onafmeetbare diepten; de Belgische bodem spuwt bergen vuurstof en
+metaal, de ziel des arbeids en der openbare welvaart.
+
+De machtigsten onzer naburen staan verwonderd bij dit onverwachte
+verschijnsel; zij verengen hunne grenzen, uit schrik voor België's
+uitspattende nijverheid. De naam onzer vaderen, zoolang vergeten, wordt
+uit onze haven, dwars door storm en golfgeklots, naar de verste
+werelddeelen gevoerd; de kunsten ontwaken, zij hervinden haren ouden
+luister.
+
+Allen doen wonderwerken, om het dierbaar vaderland te verheerlijken;
+allen: burgers, arbeiders, krijgslieden, kunstenaars, dichters,
+geleerden, allen juichen dankbaar en roepen tot God:
+
+"Gezegend zijt Gij, o Heer, dat Gij mij op dezen milden grond liet
+geboren worden. O, neen, zoo is mijn vaderland mij niet te klein!"
+
+Deze spoedige, deze wonderbare ontwikkeling van alle volkskrachten, van
+vrijheid, van geloof, van landbouw, van nijverheid, van handel, van
+kunsten, van openbaar leven--doet de vreemde natiën met verbaasdheid
+vragen:
+
+"Welk is toch het onbegrijpelijk raadselwoord dezer onverwachte
+uitzetting, dezer samenwerking van een gansch volk, dezer reuzenkracht?"
+
+Het Belgisch volk antwoordt met stillen eerbied: LEOPOLD!...
+
+Maar het tooneel verandert: een bloedig getal verschijnt op de uurplaat
+des tijds: 1848 is dáár!
+
+Uit het Zuiden, uit het Oosten, uit het Noorden verheffen zich sombere
+wolkgebergten, de zon der beschaving verduistert, de volkeren, van angst
+verstomd, aanschouwen met verengden boezem den naderenden orkaan.
+
+Het donkere gevaarte opent eensklaps zijnen zwangeren schoot.... Eén
+onmeetbare donder rolt zijne vreeselijke galmen heen en weer over het
+sidderend Europa.
+
+Welke onbegrijpelijke razernij heeft het dwalend menschdom aangegrepen?
+Het doorborend lood, het vepletterende ijzer vliegen huilend in de
+onweersduisternis rond en breken duizenden levens; op den heiligen stoel
+van Petrus zelven wet zich de moordpriem; bloed vliet bij stroomen;
+vuurkolommen stijgen op; tronen storten om, koningen vluchten.... En uit
+den akeligen warklomp der losgebrokene driften stijgt een vonnis in de
+hoogte; ontelbare drommen roepen ten hemel:
+
+"De koningen der aarde zullen verdwijnen in eene zee van bloed!"
+
+ * * * * *
+
+Maar te midden van den storm, te midden van het moordgehuil der gansche
+wereld zie ik België's troon, onwrikbaar als eene rots op de liefde des
+volks gebouwd.
+
+Een koning, met het kalme licht der wijsheid op het edel voorhoofd; eene
+koningin, eene heilige, die hare drie vorstelijke kinderen met angst aan
+haren moederboezem drukt; want zij, de goede, de liefderijke, zij weet
+dat het bliksemvuur der volkswoede uit de laagte opstijgt en bij
+voorkeur de hoofden treft, die met eene kroon omgeven zijn....
+
+Het uur is plechtig; de woeste drom uit het Zuiden bedreigt onze
+grenzen, hij wil hier zijn bloedig vonnis tegen den wijzen vorst uit het
+Westen volvoeren....
+
+Ontzaglijk schouwspel! De grijze vorst neemt zijne kroon, neemt ook de
+kroon der goede koningin; deze teekenen der macht en der heerschappij
+legt hij met stillen glimlach voor zijne voeten neder en spreekt tot het
+luisterend volk:
+
+"Belgen, mijne liefderijke kinderen, zijt gedankt om uwe verkleefdheid.
+De tijd kan gekomen zijn, dat mijne tegenwoordigheid u blootstellen zou
+aan bevechting van buiten, aan bloedige twisten van binnen. Welaan, ik
+wil u bewijzen, hoezeer ik u bemin. Ik ontneem aan de doorluchtige telg
+der Orléans de kroon, zoo luisterrijk gedragen; ik onterf mijne
+teergeliefde kinderen ... om Belgenland, mijn dierbaar Belgenland, voor
+opschudding en ramp te bewaren: de eenige belooning, die wij voor deze
+opoffering vragen, is, dat God ons toelate u gelukkig te zien...."
+
+O, vrienden, gij weet het nog, welk antwoord het dankbaar België op 's
+konings rede gaf.
+
+Het gansche land liep in Brussel voor het paleis des konings te zamen;
+en toen Leopold, door herhaalde liefdekreten uitgenoodigd, zich te
+midden des volks en der burgerwachten begaf, steeg een zoo ontzettend
+gejuich, een zoo donderende zegeschreeuw uit den schoot der ontelbare
+scharen, dat de reusachtige weergalm er van den grond der hoofdstad
+daveren deed. Het volk, als van liefde en eerbied zinneloos, drong het
+vorstelijk geleide uiteen.... Het wilde zijnen koning hebben, alleen,
+zonder wacht, zonder verdediging.... En geene andere uitdrukking voor
+zijne geestdrift meer vindende, woelde het de koets van Leopold als in
+de hoogte, en voerde ze zegepralend tot voor het paleis der hertogen van
+Brabant....
+
+Daar, op het balkon, staat eene koningin, eene moeder met hare drie
+edele kinderen.
+
+Zij stort tranen van ontroering: het volk ziet het; eene langere
+zegekreet, een hevig dankgejubel vliegt uit alle borsten tot haar, de
+weldadige koninginne!
+
+Over gansch Europa hangt een ratelende donder van haat en wraak, van
+gekerm en noodgehuil ... over België klinkt een enkele machtige galm ...
+een galm der liefde.
+
+Het is zoo schoon, zoo grootsch, dat het herdenken er van alleen de
+zenuwen ontstelt en het harte koortsig beven doet!
+
+Om het tafereel te voltooien, zou ik uw gemoed met weedom moeten
+vervullen, en tranen van rouw uit uwe oogen moeten rukken.
+
+Ik zou u België moeten toonen, stil, zwijgend in doodschen angst, en
+biddend met zulk ingehouden gemurmel, alsof de lucht des vaderlands het
+gewelf van een onmeetbaar graf geworden ware..... En niet verre van het
+Vlaamsche strand eene vrouw, eene moeder, eene koningin, die sterven
+gaat.... Bij de noodlottige sponde den meestbeminden koning der aarde en
+zijne edele kinderen, in tranen smeltend.... En haar, de stervende
+engel, die bij haren laatsten snak smeekend de hand ten Oosten reikt en
+uitroept:
+
+"O, Belgen, Belgen, hebt mijne kinderen altijd lief!"
+
+Louisa!... zalige weldoenster des vaderlands, zie neder uit den schoot
+der Godheid, o, zie! hoe wij uwe kinderen beminnen. De galmen, die gij
+voor den hoogsten troon hoort ruischen, zijn gebeden, triomfzangen ter
+eere van uwen eerstgeborene. En niet alleen hem is onze liefde zoo innig
+toegewijd; de schat onzer harten is groot genoeg, om allen, die u
+dierbaar zijn, in hetzelfde zielsgevoel te omvatten. Allen zullen wij
+trouw blijven; allen zullen wij eeren en beminnen.... Koning Leopold,
+omdat hij door zijne wijsheid ons vaderland roemrijk heeft gemaakt
+tusschen de volkeren der aarde; omdat zijne vaderlijke hand ons in de
+baan van macht, van welvaart en van vrede heeft geleid; omdat hij,
+koning, onzen geboortegrond het land van belofte der vrijheid heeft doen
+worden.... Den hertog van Brabant, omdat hij ook door God met wijsheid
+en kalme macht des geestes is begaafd; omdat hij voor onze kinderen zal
+zijn, wat zijn doorluchtige vader voor ons was; omdat onze gansche
+toekomst, onze hoop, ons geloof in welvaart en volksgeluk op zijn edel
+hoofd berusten.... Den graaf van Vlaanderen, omdat uw doorluchtig bloed
+door zijne aderen stroomt, omdat hij eenen naam voert, die ons,
+Vlamingen, den roem onzer vaderen herinnert!... De lieve, de beminde
+prinses Charlotta, omdat zij uw evenbeeld is; omdat in haar rein gelaat
+uw glimlach leeft en uwe deugden herblinken; omdat zij als gij de
+Christenkoningin der armen en der lijdenden zal zijn.
+
+O, ja, verhevene beschermster van het land, waar uwe kinderen wonen,
+onze trouw, onze liefde blijven eeuwig als het aandenken uwer deugden.
+
+Herklinke tot voor Gods troon, schalle tot in uw zalig moederhart de
+dankbare zegeroep van het Belgisch volk.
+
+Leve Leopold!
+
+Leven zijne doorluchtige telgen! Leve België's hoop: Leve de hertog
+van Brabant!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN IN DE MAATSCHAPPIJ VOOR TAAL EN KUNST, IN DE
+TEGENWOORDIGHEID DES KONINGS EN DER KONINKLIJKE FAMILIE, TER GELEGENHEID
+VAN HET HUWELIJK VAN Z.K.H. DEN HERTOG VAN BRABANT MET H.K. EN K.H.
+MARIA HENDRIKA VAN OOSTENRIJK.
+
+
+Deze zaal heeft menigmaal gedreund onder onze vaderlandsche zegekreten:
+meer dan eens hebben wij, hier vergaderd, den dierbaren naam Zijner
+Majesteit, onzen goeden koning, en HH. KK. HH. zijne geliefde zonen, in
+jubelende galmen ten hemel opgezonden als een gebed der vurigste
+dankbaarheid. Geene enkele van al de oneindige weldaden, door God en den
+koning aan België bewezen, of zij is hier met godsdienstig gevoel van
+erkentelijkheid herdacht en gevierd.
+
+Ik hoor nog in mijn ontsteld gemoed de daverende triomfzangen, die
+onlangs uit deze zaal ter eere van den Kroonprins,--hoop en toekomst des
+vaderlands,--in de hoogte klommen; ik hoor nog, hoe onze begeesterde
+stemmen zich paarden aan het reusachtige zegelied, dat uit alle hoeken
+van België opsteeg en het verbaasd Europa met verwondering sloeg.
+
+Maar de schat van Gods goedheid was voor ons nog niet uitgeput;--en,
+alsof onze liefde, onze trouw, onze vreugd zelve ons eener hoogere gunst
+hadden waardig gemaakt, onze dankbare stemmen klonken nog door het ruim,
+toen reeds daarboven eene nieuwe weldaad voor ons vreedzaam en gelukkig
+vaderland werd bereid.
+
+De almachtige beschermer van België wierp den oogslag zijner genade op
+Europa's Oostergrens; dáár, in den keizerlijken gaard, ontlook eene
+edele bloem, eene zuivere lelie, eene doorluchtige spruit, versierd met
+al de gaven der jonkheid, der schoonheid en der deugd.... En God sprak
+aldus zijne beslissing uit:
+
+"Er is op aarde een troon, door Mij gebouwd op onwrikbare zuilen van
+volksliefde en vorstenwijsheid; een troon, glanzend door de Majesteit
+van hem, die hem bekleedt; een troon, geheiligd door de deugden eener
+zalige vorstin; een troon, omringd en versierd met het edelst kroost;
+een troon, voor welks voet de dankbare gebeden van een geheel volk
+dagelijks te zamen stroomen en van daar opklimmen tot Mij, den God aller
+natiën.... Maria Hendrika, keizerlijke leliebloem, zoo zuiver in mijn
+oog, Ik wil mijn geliefd Belgenland eene weldaad schenken. Die Koning
+worde u een teedere vader; de eerstgeborene zijner edele telgen worde u
+een dierbare echtgenoot; dat liefderijk volk worde u een verkleefd en
+dankbaar huisgezin; die troon, waarop mijne genade rust, worde eens uw
+vorstelijke zetel!!..."
+
+Luistert, dáár, achter den verren horizont, verheffen reusachtige
+vreugdegalmen zich in de hoogte! De lucht schijnt er van ontsteld.... Ik
+zie gansche drommen volks de dorpen verlaten, uit den schoot der aarde
+opklimmen, uit zwoegende vuurkolken zich vooruitwerpen en met koortsige
+blijdschap te zamen stroomen. Het zijn onze Waalsche broeders, die hunne
+bergen en dalen doen daveren onder hunnen machtigen zegekreet: "Daar is
+zij! Daar is zij, de keizerlijke bruid van onzen geliefden erfprins!..."
+
+Welhaast richt het ijzeren stoomgevaarte, belast met alles, wat wij
+meest beminnen op aarde, zijnen snellen loop naar het hart van België;
+en, alhoewel het vooruitschiet als een pijl, uit eenen reuzenboog
+ontsnapt, toch staan de bevolkingen aller steden en dorpen langs de baan
+geschaard en doen den hemel hergalmen van hunnen durenden
+welkomstgroet.
+
+Oh, het is schoon, wonderbaar schoon en troostend, het schouwspel van
+een geheel volk, dat zijne duizenden stemmen tot eenen enkelen
+jubelkreet, tot een enkel danklied vereent. Het is schoon en edel te
+zien, hoe op onzen geboortegrond alle stammen, alle standen, alle
+gezindheden eenparig juichen en hunne blijde tranen vermengen, wanneer
+wij God en den koning om eene nieuwe weldaad te danken hebben. Ah, het
+is wel waar, dat al de Belgen slechts een enkel broederlijk huisgezin
+vormen--en daarom rust de zegen des hemels zoo zichtbaar op hen, omdat
+de heilige vlam der liefde toch in hunne harten blijft branden, al mocht
+ook hunne strekking naar het _goede_ verschillig zijn.
+
+En nochtans, indien het mogelijk ware, dat een gedeelte des algemeenen
+vaderlands zich bijzonder gelukkig gevoelde over de doorluchtige
+echtverbintenis, die men in gansch België viert, dan voorzeker zouden
+wij het zijn, wij Vlamingen, frissche tak van den Germaanschen
+reuzeneik, wij broederen van het edele Duitsche volk, in de taal en in
+den bloede.
+
+Ah! wij zullen de uitverkorene dochter des keizers eeren, niet waar? Wij
+zullen de doorluchtige dochter Maria Theresia's beminnen, niet waar?
+Beminnen zooals het hart der Belgen beminnen kan? En, mocht het nijdig
+lot soms eene dreigende wolk doen ontstaan, niet waar, dan zou voor ons
+het historisch _Moriamur pro Rege nostro_ ook eene waarheid worden? En
+wij zouden toonen, dat het heldenbloed onzer vaderen heden nog den eed
+onzer liefde bevestigen kan!...
+
+Maar neen, hebben wij betrouwen op Gods goedheid. Hij, die ons den
+wijsten koning der aarde gaf, Hij zal het land zijner genade beschermen;
+Hij zal onzen geliefden erfprins en zijne keizerlijke bruid bewaren voor
+de minste smart, en hun levenspad met de bloemen des geluks en des roems
+bestrooien; Hij zal den graaf van Vlaanderen en de prinses Charlotte,
+teerbeminden onzer zalige koningin en weldoenster Louisa, opleiden en
+met zijnen zegen vergezellen; Hij zal de dagen van onzen ouden koning
+vermenigvuldigen, opdat hij lang, zeer lang nog de beschermengel van
+België moge zijn; opdat onze kleinzonen ook nog het geluk zouden
+genieten, den grootmoedigen weldoener huns vaderlands te aanschouwen en
+te danken.
+
+O, ja, zóó zal het lot zijn van hen, die wij beminnen; want,--antwoordt
+mij in uw hart,--zoo de liefde eens volks de vorsten gelukkig maken kan,
+wie op aarde kan gelukkiger zijn dan Zijne Majesteit onze koning Leopold
+en zijn dierbaar huisgezin?... Welaan, vrienden, geeft getuigenis van
+dit gevoel! Dat onze stemmen, bezield door liefde en dankbaarheid, ten
+hemel stijgen; dat onze zegegalm klinke tot voor Gods troon!
+
+Leve de koning! Leve de hertog! Leve de koninklijke familie!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP HET FEEST VAN HET ST.-LUKASGILDE, DEN 21^{sten} AUGUSTUS
+1854.
+
+
+Mijnheeren en Mevrouwen,
+
+Toen mij de gelegenheid aangeboden werd om in deze plechtige vergadering
+het woord te voeren, kende ik de namen en de uitmuntende welsprekendheid
+der redenaars, die mij moesten voorgaan. Ik begreep, dat uw geest zou
+vermoeid zijn, en ik onmogelijk nog de macht kon vinden om uwe aandacht
+te verdienen. Ik schrikte terug en aarzelde om den vermetelen stap te
+wagen.... Maar de geest der vaderlandsliefde ontvlamde in mij; zijne
+stem zeide tot mijn twijfelend gemoed: "Het is een feest ter herinnering
+van 's Lands alouden roem, van Vlaanderens macht, van Vlaanderens kunst;
+het wordt gevierd in een paleis, dat opgebouwd werd tot beoefening van
+vreemde kunst en taal, tot verspreiding van vreemde zeden.... En gij
+zoudt het Vlaamsche woord niet doen hergalmen tusschen de trotsche
+wanden, die nooit anders zagen dan uitheemsche praal?--Ga, spreek daar
+van eigen grootheid, beziel de geschiedenis der vaderen, toon hoe het
+voorgeslacht eeuwen lang de wereld verstommen deed door wonderen van
+moed, van nijverheid en van kunst.... Vrees niet; zij, tot wie gij de
+stemme zult richten, zijn landgenooten, wier hart gevoelig is voor
+alles, wat den geboortegrond vereeren kan. Zij zullen u aanhooren.... En
+mocht u de kunst ontbreken om de reeds zoo diep geroerde snaren huns
+gemoeds nog te treffen, zij zullen het u welwillend vergeven, in aanzien
+van uw lofbaar doel...." Ik heb den geest geloofd, op uwe goedheid mijn
+betrouwen gesteld en de taak aanvaard.... Het is nacht over de
+wereld.... Na eeuwenlange heerschappij is eindelijk het trotsche Rome
+gevallen. Onder de puinhoopen zijner uitgeputte grootheid heeft het
+alles verpletterd en begraven. Heldhaftige doch woeste volksstammen
+overstroomen het bezwijkend Europa, en doen de natiën bukken onder het
+juk der dientsbaarheid. Alle licht is uitgedoofd; de geslachten, onder
+het zwaard geboren, volgen elkander op zonder hoop op eene betere
+toekomst. In gansch Europa niets meer dan overwinnaars en overwonnenen,
+meesters en slaven, barbaarschheid en duisternis. Men is vergeten, dat
+een ander lot dan slavernij de bestemming der menschheid kan zijn....
+
+Maar het baarkleed des zedelijken doods, ofschoon als een onmeetbare
+lijkdoek over de wereld verspreid, heeft niet alles overdekt. Er ligt
+bij den Westelijken zeekant een klein plekje gronds, dat nog, nog
+alleen! door de zon der toekomst wordt beschenen. Zijn naam is
+Vlaanderen.
+
+Terwijl het overige der wereld niets hoort dan wapengeknars en
+wraakgeschreeuw, hulpgeroep en noodgehuil, hergalmt hier het blijde
+gerucht van den wordenden volksarbeid. De schietspoel ratelt over het
+getouw, de hamer bonst op het aanbeeld, de beitel knarst in den
+steen.... Men timmert schepen, men doorklieft den ongestuimen Oceaan;
+men handelt, men vaart, men reist naar verre streken, men arbeidt, men
+zwoegt, men slaaft. Geene verwarring: de werkers van elk ambacht, van
+elke kunst zijn aan elkander door eenen eed van getrouwheid en
+wederzijdsche hulp verbonden: het _Gilde_, dat raadselwoord van onzer
+vaderen grootheid, bevrucht hier den arbeid, stort burgerzin en gevoel
+van eigenwaarde in elks boezem en vereenigt aller krachten tot eenen
+wondermachtigen hefboom.... Hoort, na de afgedane taak hebben de
+Gilden zich nedergezet bij het vroolijk broedermaal; zij bezingen
+Vlaanderens onafhankelijkheid, zij juichen de toekomst tegen en zweren,
+dat nimmer een dwingeland den dierbaren grond ongestraft zal bezoeken.
+Zij hebben goud bij hoopen, zij hebben manhaftig bloed bij stroomen, zij
+bezitten geduld, onverschrokkenheid, betrouwen in Gods hulp.... Zou wel
+uit Vlaanderen de verlossing der volkeren uitgaan? Zouden wel de Gilden,
+bewusteloos nog, de ontslaving der wereld voorbereiden?...
+
+Inderdaad, daar rijst de vrijheidskreet over het sluimerend Europa. De
+volkeren luisteren met verwondering op den blijden galm, doch begrijpen
+hem niet.
+
+De meesters, de overwinnaars, de verdrukkers hebben het dreigend teeken
+evenwel verstaan. Sidderend van kommer en wraakzucht, roepen zij
+elkander toe: "Te wapen, te wapen! naar Vlaanderen! Verdelgd moet het
+nest, waar onze val wordt uitgebroeid; versmacht moet het vermetele ras,
+dat droomen durft van burgermacht en burgervrijheid!"
+
+Boden draven van het eene land naar het andere, bazuinen schallen,
+keteltrommen donderen; een lange oorlogsschreeuw doorgalmt het Westelijk
+Europa. De meesters loopen te zamen, zij vergaderen tot ontzettende
+drommen, zij zijn zestigduizend in getal, overdekt met ijzer en
+staal.... De paarden steigeren onder den slag hunner _gulden sporen_,
+de bodem davert onder hunne vaart.... Zij zakken met zegevierend gejubel
+naar het kleine Vlaanderen af!...
+
+Wat vermag een zwak volk, een volk van arbeiders en burgers, tegen zulke
+vreeselijke overmacht? Eilaas, het is dus beslist? de kiem der vrijheid
+zal versmacht worden in het Vlaamsche bloed? de baan der menschelijke
+toekomst zal voor eeuwig verbalkt worden met het zwaard der
+dwingelandij?
+
+Maar wat zie ik? Vlaanderen durft de worsteling aanvaarden?... Waarlijk!
+Boven zijnen grond heerscht een zonderling gebruis als van een
+zwoegenden bijenzwerm: het zijn kreten van onversaagdheid en van moed.
+"Naar Kortrijk, naar Kortrijk!" galmt het; "ten strijde, ten strijde,
+voor vrijheid en voor land!"
+
+De werkhuizen, de Hallen, de panden der Gilden spuwen dappere mannen;
+uit alle steden en dorpen loopen burgers en arbeiders naar Vlaanderens
+moederstad, naar Brugge, waar de dekens der machtigste Gilden, waar De
+Coninck en Breydel hen wachten.
+
+Zonderling leger, wonderlijke strijders! De werktuigen, de
+gereedschappen hunner nijverheid zijn hunne oorlogswapens geworden! Op
+hunne vaandels prijken hamers, bijlen, truweelen, schietspoelen; geen
+ijzer beschut hunne borst; hun lichaam is slechts bedekt met de gewone
+kleederen des arbeids.... En toch, op het sein der dekens, op de stem
+van Breydel en De Coninck trekken zij juichend naar Kortrijks veld ...
+en stormen met blinden moed, als een losgebroken orkaan, tegen den
+overmachtigen vijand in....
+
+Burgers en ridders, Vlamingen en vreemden vermengen zich tot eenen
+akeligen warklomp, en zwoegen en strijden, hakken en pletteren, huilen
+en slaan.... De lucht siddert, de aarde beeft, de zon verduistert onder
+het stof, dat uit het zwermend gevecht opstijgt; reeds heeft zij de
+helft harer hemelbaan doorloopen, en nog immer kaatst haar licht terug
+in stroomen vlietend bloed, nog immer ziet zij den ijselijken
+menschendrom over hoopen lijken heenvlotten.... Maar het gaat eindigen:
+de strijd vermindert, de meesters met de gulden sporen zijn gevallen.
+Hoort, daar rijst een reusachtige zegeschreeuw over het slagveld; de
+Gilden zwaaien hunne standaarden in de hoogte en doen de lucht hergalmen
+onder den vaderlandschen heilkreet: Vlaanderen den leeuw! Vlaanderen den
+leeuw!
+
+De vrijheid onzes lands, de ontslaving, de toekomst der wereld zijn
+gered! De Vlaamsche Gilden hebben het burgerlijk recht aan de komende
+geslachten geschonken!
+
+En nu, Vlaanderen, uitverkoren land, nu gij uwer bestemming en uwer
+macht bewust zijt, nu met vertrouwen vooruit in de baan der ontwikkeling
+en der volksgrootheid. Pheniciërs der nieuwe beschaving, doet uwe
+werkhallen daveren onder de geruchten des arbeids, doorklieft de
+wereldzee, voert de voortbrengsels uwer nijverheid naar de onbekendste
+gewesten, maakt alle volkeren u schatplichtig en doet het goud over uwen
+bodem stroomen. Voorloopers van den grooten Columbus, gaat, onderneemt
+de stoutste reizen, ontdekt de Azorische eilanden en plant het Vlaamsche
+vaandel te midden van den Amerikaanschen Oceaan. Zendt uwe stoute
+Gildebroeders, uwe kundige ambachtslieden naar Frankrijk, naar
+Duitschland, naar Engeland. Dat zij daar den volkeren leeren, hoe men
+den arbeid der samenspanning bevrucht; dat zij daar de gronden leggen
+van lateren rijkdom, van vrijheid en van burgermacht.... En zijt even
+groot op het gebied der kunst: geeft der wereld schilders als de
+gebroeders Van Eyk, als Van der Weyden, als Memlinck; schenkt haar
+dichters als Van Maerlant, Van Heelu, Van Velthem, Van Boendale: streeft
+alle natiën vooruit in beschaving, in arbeid en in kunst!
+
+Roemrijk Vlaanderen, gij hebt uwe benijders niet gansch verplet; het
+groote ridderland, dat u beloert, is vruchtbaar en rijk aan dappere
+mannen; honderdmaal nog zal het Vlaamsche bloed voor de vrijheid
+vlieten.... Maar indien het gevaar u dreigt, indien de roem of het
+volksbestaan van Vlaanderen in de weegschaal wordt gelegd, dan zal uit
+den schoot uwer sterkmoedige Gilden wel een man ontstaan, die als een
+reus de wereld tot eerbied voor uwe onafhankelijkheid en voor uwen naam
+zal dwingen. Dan zal uit uwen grond het ontzaglijk beeld van Jacob van
+Artevelde oprijzen. Gesteund door de Gilden, machtig door kunde, door
+verstand, door onversaagdheid, zal hij--burger, arbeidsman, deken der
+Gentsche Gilden--de koningen om zijn raad en om Vlaanderens vriendschap
+doen smeeken.... Gruwelijk! Een dolk, door vreemden nijd gewet, zal den
+roemrijksten uwer zonen dooden, den grootsten burger der middeleeuwen
+aan de bewondering Europa's ontrooven. Dan zal voor u het tijdvak der
+beproeving zich openen; uw kroost zal zonder plooien voor het vaderland
+alles doorstaan, tot zelfs den schrikkelijksten hongerdood; gij zult
+helden op helden telen. Philips Van Artevelde, Jan Hyoens, Pieter Van
+den Bossche, Frans Ackerman, zonen uwer Gilden, zullen nog uwe vijanden
+doen verbleeken en de vrijheid steunen, waar zij wankelend wil
+nederstorten in eene zee van bloed....
+
+Tevergeefs!--O, manmoedige maagd van Vlaanderen, gij hebt voor de
+wereld gestreden, gij moet voor de wereld boeten.... Verteerd door
+hongersnood, uitgeput van krachten, verbijsterd van het onophoudend
+kampen, ligt gij machteloos, kwijnend, stervend.... En toch, uwe
+ingewanden sidderen in den pijnlijksten barensnood. Wat zal de vrucht
+uws lichaams zijn? Uit u kan slechts ontstaan wat grootsch en ontzaglijk
+is.
+
+Ah, gij hebt u willen wreken? Uw zoon is een held, gelijk er slechts op
+de uiteinden der eeuwen soms een enkele verschijnt. Zijn hoofd voert
+menige vorstenkroon; hij heerscht over Vlaanderen, over de Nederlanden,
+over Spanje, over Duitschland, over het Roomsche rijk. Hij drukt de
+volkeren neder onder zijnen machtigen arm; hij zegeviert over de
+Franschen en neemt hunnen ridderlijken koning gevangen; hij trekt naar
+het Oosten en drijft de woeste Turken uit Europa; hij vaart naar Afrika,
+verdelgt het rooversnest der Saracenen en verlost 22,000 Christenen
+aller natiën uit de gruwelijkste slavernij.... Zijn roem vervult de
+wereld, zijne heldendaden verstommen de menschheid.... En die
+oorlogsreus, o Vlaanderen, dat wonder van macht, van staatsbeleid, die
+Alexander der Christeneeuwen, die keizer der keizers, die koning der
+koningen, hij is uw zoon: een Vlaming, een Gentenaar, keizer Karel! Oh,
+gij bleeft groot, zelfs in de wraak, in de dwaling: eens baardet gij de
+vrijheid der volkeren, nu hebt gij de opperheerschappij der vorsten
+gebaard ... en bij uwe verkwijning zelve beslistet gij nog over de
+toekomst der wereld.
+
+ * * * * *
+
+De tijden zijn veranderd. Gedurende eene gansche eeuw heeft de geest
+des oorlogs over de aarde gewoed; de natiën hebben zich uitgeput in
+eenen rusteloozen kamp; eene nieuwe godsdienstleer heeft zich over
+zekere gedeelten van Europa verspreid; brandstapels hebben geblaakt,
+galgen en schavotten hebben opgericht gestaan.... Eindelijk, uit de
+afgematheid ontstaat de vrede; het hijgend Europa zal adem scheppen,
+rust genieten.... Maar de Vlaamsche volksgrootheid is versmacht in
+bloed. Brugge, de rijke wereldstad, treurt op de puinhoopen zijner
+welvaart. Geene kunstenaars, geene dichters meer om zijnen roem te
+vieren.... Vlaanderen zwijgt en weent....
+
+Zou de bestemming van der Leeuwen vaderland vervuld zijn? Zou de zon des
+roems hem nooit meer beschijnen, den Dietschen stam, die eens zoo
+glanzend aan het hoofd der volkeren stond? Eilaas, zou hij gedoemd zijn
+om te kwijnen en onvermeld het zwakke leven te dragen, totdat de
+vreemdeling den vergeten naam van het vervallen geslacht uit het boek
+der natiën wegvage?
+
+O, neen! de geschiedenis van het Vlaamsche volk kan zoo niet breken!
+
+Ziet, daar in eene andere streek van den Dietschen grond rijst eene
+prachtige stad. Haar binnenste zucht en bruist van de geruchten des
+arbeids, duizenden schepen gaan en keeren op haren breeden vloed; hare
+oevers hergalmen van het blijde zeemanslied. Een hemelhooge toren, als
+een reusachtig kantwerk gebeiteld, verheft zich uit haren schoot....
+Alles verkondt, dat de kunst, de nijverheid, de koophandel--eenige nog
+mogelijke bronnen van 's volks verheffing--hier hunnen zetel hebben
+gevestigd. Antwerpen, redster van der vaderen naam, frissche, schoone,
+struische dochter van Vlaanderen, erfgename van den Vlaamschen roem, ik
+groet u! Met ontzag, met eerbiedige liefde stap ik uwe muren binnen....
+
+Welk schouwspel! Uwe straten zijn vervuld met leden van alle landen, van
+alle talen, van alle spraken. Is het de koophandel alleen, die den
+vreemdeling dus in menigte binnen uwe trotsche wallen roept? Maar velen
+spreken van kunst, van wetenschap, van poëzie? Zij stroomen naar uwe
+tempels, knielen in godsdienstige bewondering neder voor de
+meesterstukken, door uwe zonen gewrocht, en roepen in geestdrift uit:
+"Roem en eerbied zij den Vlaamschen stam! Hij heeft eens Europa verbaasd
+door wonderen van onverschrokkenheid en van moed, nu verstomt hij de
+wereld door wonderen van kunst. Welk mag toch het raadselwoord van de
+altijd herlevende kracht dezes volks zijn?"
+
+Dit raadselwoord, o wandelaar, het omringt u! Die honderd altaren, wier
+pracht, wier rijkdom uwe zinnen treft en uwen geest ontroert, zeggen zij
+u niet, wie ze heeft gesticht, wie ze door kunst zoo glansrijk heeft
+versierd? Voeren zij niet tot wapen dezelfde teekens, die weleer op
+Vlaanderens onverwinnelijke vaandels prijkten? Hamers, tangen, scharen,
+bijlen? De Gilden waren het raadselwoord van vroegere volksmacht, de
+Gilden zijn ook het raadselwoord van lateren kunstroem.
+
+Kom met mij; ik zal u toonen waar het heilig vuur der kunst zijne
+bezielende stralen uitschiet.--Daar, vóór ons, verheft zich een prachtig
+gebouw; zijn voorgevel is overdekt met zwierig beeldwerk, en boven zijne
+ingangspoort glanst in gulden letters het opschrift: _St.-Lucasgilde_.
+
+Treden wij binnen, werp eenen blik in deze wijde zaal. Welke
+levendigheid, welke vlijt, welke lust in het beoefenen der kunsten! Hier
+ziet gij Vlaanderens schilders elkander leeren, hoe men scheppen en
+tooveren kan met kleur en verf; daar hoort gij den beitel in het marmer
+knarsen, om een onbezield blok tot het goddelijk beeld des Zaligmakers
+te hervormen; ginds zweven de harmonische noten der toonkunst, verder
+zingen dichters in vaderlandsche taal, terzijde, in den stillen hoek,
+zitten vier wijzen te schrijven; zij groeten elkander met de namen van
+Ortelius, Mercator, Plantyn, Kiliaen; in het verschiet arbeiden drukkers
+en verlichters van boeken, plaatsnijders, versierders van allerlei
+stoffen.... Het is het Gilde in al zijne macht; de samenspanning van
+alle krachten tot één doel: het verheffen van den Vlaamschen naam door
+de kunst.
+
+Te midden dezer heilige schaar staat een zetel: hij is nederig, overdekt
+met kalfsleder, slechts versierd met eenige koperen nagels.... maar
+rondom hem schittert een breede lichtkrans van roem en grootschheid.
+Eens rustte de godvruchtige, de gevoelvolle Quinten Massys in dien
+stoel; nu vervult de wereldberoemde Rubens hem met de Majesteit zijner
+wonderbare kunst.
+
+En zoo zal uit dezen tempel, uit den schoot van het St.-Lucasgilde eene
+reeks doorluchtige mannen opstaan, wier werken den naam van het Vlaamsch
+geslacht immer verjongd, immer vernieuwd over de wereld zullen doen
+galmen. Het zal de bakermat worden van Van Dyck, van De Vos, van
+Seghers, van Quillyn, van Boeyermans, van Jordaens, van Teniers en van
+honderd anderen, wier faam de wereldberoemdheid van den grooten Rubens
+zelven niet zal doen vergeten.
+
+En dan, na eeuwen roem en kunstmacht, zal Vlaanderens zonne weer
+verbleeken. Een tempeest van toomelooze driften zal in het Zuiden
+opstaan; eenen orkaan gelijk, zal een woedend volk zijne vernielzuchtige
+drommen over ons vaderland spuwen. Bevlekt met bloed, vergezeld van
+roof, van brand en moord, zal de vreemdeling ook zijne hand aan den
+stoel van Rubens slaan; den laatsten deken, den keurigen schilder
+Ommeganck uit dien zetel rukken en Vlaanderens kunstmacht breken door
+dit nijdig vonnis: "Het gilde van St.-Lucas zij vernietigd...."
+
+En, eilaas, het is zoo geschied.... Nu zijn de volkeren eene andere baan
+ingestapt: men heeft den bijzonderen persoon met zijne eigenbaat in de
+plaats der verzamelde volkskrachten gesteld. Gunne God het menschdom de
+macht om ook in dezen weg hefboomen tot ware grootheid te vinden.
+
+Wij evenwel, wij Belgen, wij Vlamingen, wij juichen de toekomst tegen,
+omdat de vrijheid weder over Vlaanderens bodem gloort, omdat de kunst,
+de moedertaal, de handel, de nijverheid op onzen grond mildelijk
+herbloeien; omdat wij nog het oude, krachtige bloed der vaderen door
+onze harten voelen bruisen.--Dat dit feest van het St.-Lucasgilde, deze
+vierhonderdjarige herinnering aan ons luisterrijk verleden ons den
+boezem doe zwellen van vertrouwen in onze bestemming, van hoogmoed over
+de edelheid van het bloed, waaruit wij gesproten zijn. Zweren wij in
+onze zielen, dat wij het kostbaar erfdeel zullen bewaren; sturen wij
+dwars door de eeuwen heen eenen dankbaren heilroep tot onze
+vaderen;--dat onze stem deze vreemde wanden doe sidderen, bij de macht
+van der Vlamingen zegekreet:
+
+Vlaanderen den Leeuw! Vlaanderen den Leeuw!
+
+ * * * * *
+
+AANSPRAAK
+
+TOT DE BEKROONDEN IN DEN WEDSTRIJD TUSSCHEN DE LEERLINGEN VAN 'S LANDS
+SCHOLEN (1854).
+
+Het feestgedruisch doorklinkt deze zalen; ik zie blijdschap en
+geestdrift op ieders gelaat. Hebben wij weder eene worsteling doorstaan?
+heeft het Vlaamsche vaderland misschien eene overwinning behaald? Roemen
+wij eene nieuwe zegepraal?
+
+Inderdaad.... En de strijd, hoe vreedzaam ook van aard, was
+veelbeduidend, indrukwekkend: het gansche land hield er met angst het
+oog op gericht; want ieder wist of ieder gevoelde, dat men hier
+beslissen ging, of wel het bloed der Vlaamsche Belgen nog zuiver genoeg
+in zijne bronnen was, om op de toekomst van een onverbasterd nageslacht
+te mogen hopen. Het Staatsbestuur zou jaarlijks de jongelingschap
+oproepen, om in eenen prijskamp naar den lauwer van leerzucht en van
+vroegtijdige ontwikkeling te komen dingen; voor onze broeders, die zich
+van de Fransche taal bedienen, had zulke prijskamp geene andere
+beteekenis dan die van eenen wedstrijd over de leerstelsels in de
+scholen; meer waarde moest hij voor ons ook niet verkrijgen.
+
+Maar de vijanden van ons volksbestaan zagen al spoedig, dat hierin een
+middel te vinden was om de Vlaamsche beweging eenen bloedigen slag te
+slaan, haar te verrassen en haar met schaamte te overladen.
+
+Men zou in den prijskamp de Vlaamsche taal op den achtergrond schuiven,
+hinderpalen van allen aard haar in den weg stellen, verklaren, dat de
+wedstrijd in het Fransch verplichtend was; maar dat niemand gehouden
+was, zelfs niet de Vlaamsche scholen, om deel te nemen in den Vlaamschen
+prijskamp.
+
+Wat moest daar nu het gevolg van zijn?
+
+De onderwijzers weten wel, hoe zij de vijanden van onzen ouden volksaard
+kunnen believen: het wordt hun niet verborgen. Daarom, velen
+verwaarloozen het onderwijs der moedertaal. Zoo zouden dan de
+onderwijzers hunne leerlingen in het Fransch doen kampen, niet in het
+Vlaamsch; de wedstrijd in het Vlaamsch zou bij gebrek aan mededingers
+onderblijven, en men zou het Vlaamsche volk met den boozen lach der
+zegepralende slimheid toegeroepen hebben:
+
+Verdwaalden, wat roemt gij op eigen zeden, eigen aard en eigen taal?
+Geeft op den zinneloozen strijd, het lot van Vlaanderen is beslist,
+overwonnen en vernietigd is de oude heldenstam; geene hoop meer voor u:
+het bloed der Artevelden is verbasterd tot in zijnen oorsprong; want
+ziet, de jongelingschap, de kinderen zelven verachten hunne moedertaal!
+
+En zoo is het werkelijk geschied, en zoo heeft men inderdaad over onze
+nederlaag gejuicht....
+
+Maar de vijand bedroog zich; te vroeg roemde hij op den uitslag van list
+en bedrog. Zoo verre toch is Vlaanderen nog niet gezonken, dat het koel
+kon blijven bij dat onrecht, bij dien hoon.
+
+Brussel herinnerde zich, dat het de oude hoofdstad van het Vlaamsche
+Brabant is. Uit haren schoot klonk de oproep tot tegenstand over België.
+Zij wilde beproeven, of men met de Vlaamsche volkskrachten alleen de
+list der vijanden niet zou kunnen verijdelen, of de vaderlandsliefde van
+eenige onderwijzers tegen de lage streelzucht van velen niet zou
+opwegen; of de noodkreet, over Vlaanderen klinkend, geenen weergalm zou
+vinden in de harten van het jong geslacht; of het waar is, dat de
+laatste kroost onzer roemrijke vaderen, of de kinderen van Vlaanderen
+zelven hunnen volksaard en hunne moedertaal verachten.
+
+Stoutmoedige poging, twijfelachtige proef! Want onbekend was ons die
+grond, en zoovele hinderpalen waren er te overwinnen! Weinige dagen
+bleven beschikbaar. En wie kan zeggen of alles zou gelukken? Er werd
+eene onmiddellijke samenwerking van ouders, onderwijzers jongelingen en
+kinderen, van alle vrienden der moedertaal vereischt ... en, ontbrak er
+iets van dit alles, zoo mislukte de poging onfeilbaar--en eene dubbele
+schande hadde onze heilige zaak getroffen, en de vijand hadde met
+schijnbaar recht over den val van ons geslacht gejuicht!
+
+Ook, met welke vrees, met welken angst volgden wij de galmen van den
+hulproep, die uit Brussel opgestegen was. Zou hij onbeantwoord blijven?
+
+Maar wat grootsch, wat schoon vertoog! Uit alle streken van onzen
+miskenden geboortegrond klinken eensklaps zoete, doch innig bezielde
+stemmen ons tegen:
+
+"Hier zijn wij, zonen van Vlaanderen! Gij roept ons ten strijde voor de
+moedertaal: welaan, al wat wij bezitten, moed, leerzucht, vlijt, al de
+wapens, die onzen jaren gegund zijn, stellen wij ten dienste van het
+vaderland. Naar Brussel, naar Brussel, ten strijde voor het Vlaamsche
+volksbestaan, ten strijde voor der vaderen roem en naam!"
+
+Ziet gij uit alle gewesten van België, uit groote steden, uit kleine
+dorpen die gelooven elk van zijnen kant ter bedevaart trekken; ziet gij
+die jonge helden, met het oog fonkelend van hoop en moed, ter hoofdstad
+gaan als pelgrims die, met overtuiging in de borst en vertrouwen in het
+hart, eenen heiligen plicht vervullen gaan? Geene overheid heeft hen
+geroepen, geene macht heeft hen gedwongen, geene bedreiging hun de baan
+gewezen. Wat hen leidt is het edelste gevoel, het besef dat zij, hoe
+jong ook, toch Vlamingen zijn en hun vaderland niet mogen laten
+vernederen.
+
+Zij heeft gestreden, zij heeft moedig en zegerijk gestreden, de gewijde
+schaar, de voorwacht van Vlaanderens toekomst.
+
+De zegepraal is den vijand ontroofd, het vaderland juicht; wat zijne
+schande worden kon, is de bron geworden van eer en roem.
+
+Nu is het uit met die list ... en ieder zal weten, dat, zoo het
+onderwijs der moedertaal in de scholen wordt verwaarloosd, het de schuld
+van het Vlaamsche volk, het de schuld van Vlaanderens zonen niet is!
+
+En gij, jongelingen, echte telgen van het heldengeslacht, waaruit wij
+gesproten zijn, gevoelt gij niet hoe schoon het is, voor het vaderland
+te strijden? Is uw jonge boezem niet verbreed, is geen helder licht in
+uwen geest gedaald, heeft een ongekend gevoel uwe ziel niet verheven tot
+het beseffen eener grootsche mannentaak?
+
+Voorwaar, uwe jonge ziel is ontroerd, daar gij in de toekomst de
+glinsterende star aanblikt, die eensklaps voor uw oog is opgerezen; ja,
+het is zoo, gij zijt tot eene hoogere zending geroepen; wij, uwe
+voorgangers, wij worden allengskens oud; de dood zal ons treffen op het
+oogenblik, dat gij in de volle kracht des levens zult bloeien. Zouden
+het vaderland dan mannen ontbreken om het te verdedigen, zouden het
+dichters ontbreken om zijnen lof te zingen en der vaderen daden te
+roemen? O, neen, gij uitverkorenen tusschen het jonge geslacht, gij zult
+het heilig werk der wedereisching voortzetten en doen, wat wij hebben,
+gedaan. Ja, ja, miskent het nimmer, gij en uwe strijdgezellen moet u
+bereiden tot het volbrengen uwer edele zending: strijders voor het
+vaderland, verkondigers der wedereisching onzer rechten moet gij worden.
+God wil het; Hij heeft u daartoe met zijnen machtigen vinger geteekend
+en uwen jongen geest de noodige gaven ingestort. Oh, wij beproefde
+mannen in die worsteling, afgesloofde soldaten van het Vlaamsche leger,
+wij vereeren u, wij danken u voor hetgeen gij hebt gedaan; uw voorbeeld
+heeft ons nog meer moed gegeven: wij weten nu dat het werk, waaraan wij
+ons leven hebben toegewijd, tegen den aanval des vijands ook na onzen
+dood met onversaagdheid zal worden verdedigd, met vlijt en moed zal
+worden voortgezet. Wij danken u, ouders en onderwijzers der jonge
+helden, dat gij hun toeliet het vaderland dit hoog bewijs van
+verkleefdheid te geven: aan u zijn wij grootendeels die zegepraal
+verschuldigd.
+
+Gij ook, zonen van Vlaanderen, gij moet uwen ouders, uwen meesters
+dankbaar zijn. Blijft hunne vreugde op aarde: bemint en eert ze
+gedurende hunnen ganschen levensloop, niet omdat God u uit hen liet
+geboren worden, maar ook omdat zij in uwen boezem het heilig gevoel der
+vaderlandsliefde hebben gestort, dat u in de kinderjaren reeds heeft
+veredeld en uwe gansche toekomst veredelen moet.
+
+Gij hebt te Brussel den zichtbaren prijs uwer vlijt en uwer liefde tot
+de moedertaal ontvangen. Wij ook, wij willen u in naam uwer geboortestad
+een zichtbaar teeken onzer vereering schenken. Het is slechts eene
+vergankelijke lauwerkroon; maar zij is het beeld van den roem, dien het
+vaderland u voorbewaart, het zinnebeeld van den wensch, dat het geluk
+uwe pogingen blijve vergezellen, het zinnebeeld van de zending des
+dichters, des kunstenaars die u schijnt voorbestemd.
+
+Aanvaart dit eereloover, u geschonken door uwe medeburgers; maar geheugt
+terzelfder tijd dat een Belg, een Vlaming, een man in zijnen eigen
+boezem het schoonste loon zijner daden vindt; dat wie strijder en
+lijder wil zijn voor onze heilige zaak, zijne macht en zijn loon moet
+putten in de overtuiging, dat hij zijne plichten kwijt jegens
+volksbestaan, jegens moedertaal en jegens vaderland!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN EUG. ZETTERNAM DEN l3^{den} OCTOBER 1855.
+
+
+Wie onzer zou aan de droeve mare kunnen gelooven, indien de dood zelf
+niet in ons midden stond als een onverbiddelijke getuige dat Vlaanderen,
+onze moeder, alweder in een harer dapperste zonen werd
+getroffen?--Gisteren, ofschoon op het ziekbed uitgestrekt, sprak hij nog
+zoo liefdevol van het Vlaamsche volk, zoo hoopvol van toekomst, zoo
+moedig van strijd en rechtsherstelling.... Nu, nu ligt Zetternam daar,
+koud en zielloos, in den wreeden kuil; en onze broederlijke tranen
+drenken de aarde, die als de nacht der eeuwigheid over hem nederzakken
+gaat!
+
+Moge God hem hierboven voor al zijn lijden en voor zijnen vroegen dood
+beloonen; want, vrienden, op aarde groeiden voor hem niets anders dan
+distels en doornen: zijn leven was een rustelooze strijd, eene
+verterende inspanning van krachten tegen de vijanden der moedertaal,
+tegen de kwale, die zijn lichaam ondermijnde, tegen de armoede, die
+onverjaagbaar bij zijne bedsponde huisde en hem zonder verpoozing den
+bitteren galbeker voor de lippen hield.
+
+Nederige zoon van ditzelfde volk, voor wiens verdediging hij is
+gevallen, stond hij als arbeider op eene ladder, toen een straal van het
+vuur der kunst hem onbewust in den schedel zonk, toen iets in zijn
+binnenste hem toeriep: "Wees kunstenaar, leef door den geest, verhef het
+wapen des woords ten voordeele van uw lijdend vaderland!"
+
+Zijne hersens ontgloeiden, in zijne ziel ontkiemde de hoop op eene
+betere toekomst. De jonge werkman, nadat hij aan de stoffelijken arbeid
+had gestaan, zoolang de zon aan den hemel scheen, keerde mijmerend
+huiswaarts, liet zijn bed onaangeroerd en schiep in de nachtelijke
+stilte zijn eerste boek. Het werd toegejuicht, want het bevatte de
+aankondiging van een schilderachtig en sterk gespierd vernuft.
+
+Weinig tijds daarna werd hij tot den krijgsdienst gedwongen--de bloedwet
+spaart den zoon van den nederigen werkman niet;--maar het lastige, het
+verstrooide leven der Kazernen doofde in den jongen soldaat de eens
+ontvlamde begeestering niet uit; zijne vurige werkdadigheid vond nog
+tijd en plaats tot nieuwen arbeid, wanneer alle anderen hunne vermoeide
+leden ter ruste legden.
+
+In de kazerne te Dendermonde, bij een klein en verborgen lichtje,
+schreef Zetternam een werk, om mede te dingen in den prijskamp, door _de
+Taal is gansch het Volk_ uitgeschreven.
+
+Toen in het paleis der hoogeschool van Gent eene talrijke menigte
+vergaderd was, om de prijsuitreiking der Vlaamsche moedermaatschappij
+bij te wonen, daalde de lauwerkroon op het hoofd van eenen korporaal
+des legers; en de naam van Zetternam, door duizend monden uitgegalmd,
+klonk als een liefderijke gelukwensch door de gewelven van den
+prachtigen tempel der wetenschap....
+
+Eindelijk, tot het burgerlijk leven wedergekeerd, hernam hij met zijn
+ambacht van huisschilder ook de taak van verdediger des volks en der
+moedertaal.
+
+Slechts tien jaren heeft God hem gegund,--en nochtans, wanneer wij
+herdenken wat hij op dien korten tijd heeft gedaan, en welken arbeid hij
+op het veld der letterkunde heeft geleverd, dan schijnt het ons
+onmogelijk, dat de krachten van één mensch tot zulke taak toereikend
+waren.
+
+Zetternam vraagt aan zijn ambacht, aan het zweet des arbeids het
+schaarsche onderhoud voor zijn huisgezin; des daags werkt hij voor een
+nederig loon en gaat gebogen onder zorgen en verdriet;--maar des avonds,
+des nachts roept zijn zwak lichaam te vergeefs om rust; de geest
+heerscht en gebiedt.... Hij schrijft zijne _Margaretha_, zijn _Bernhart
+De Laet_, zijn _Luchtervelde_, zijne _Arme Bedelares_, zijne _Kimrische
+Diluvie;_ hij verdedigt het Vlaamsche volk in talrijke bundels en
+vlugschriften; hij is medewerker veler dagbladen en schrijft in het
+_Taalverbond_, in de _Broedermin_, in de _Gazette van Gent_, in de
+_Vlaamsche School_; hij geeft zijnen ambachtsgenooten een leerboek der
+Huisschildering; hij wreekt de Vlaamsche kunst in een stout gewrocht;
+hij deelt in de werkzaamheden van het Midden-Comiteit; hij onderhoudt
+briefwisselingen met honderden maatschappijen en taalminnaars van gansch
+Vlaamsch België;--is er gevaar of moet er iets gewichtigs tot stand
+gebracht worden, hij doorloopt de steden en dorpen van Vlaanderen en
+gaat de liefde tot de vaderlandsche zaak en de verontwaardiging over het
+onrecht aanvuren, waar deze gevoelens dreigen te verkoelen....
+
+Zulke rustelooze, zulke vurige, zulke arbeidzame ziel hoefde in een
+stalen lichaam te wonen, anders moest zij onfeilbaar haar stoffelijk
+omkleedsel verbrijzelen of verteren. Eilaas, de vriend, wiens
+vroegtijdig afsterven wij betreuren, was niet met lichamelijke sterkte
+of met de krachten der gezondheid begiftigd....
+
+Er kwam een dag, een noodlottig uur, dat de arme Zetternam onder het
+gewicht zijner opoffering, zijner vaderlandsliefde en zijner huiselijke
+zorgen het moedig hoofd moest plooien--en, geknakt, op het ziekbed
+nederviel.
+
+De machtige springveer, zoolang tot Vlaanderens verdediging overspannen,
+was gebroken;--en wat van de vurigheid zijns geestes nog overbleef,
+verteerde met bliksemsnellen spoed zijn reeds uitgeput lichaam.
+
+Zijne vrienden hebben gedurende zijne korte doch pijnlijke ziekte bij
+zijne bedsponde gewaakt en hem pogen te troosten over een lot, zoo
+ijselijk, dat het geenen troost meer toeliet. Hij, de goede, de
+edelmoedige Vlaming, hij sprak van het Dietsche vaderland, van 's volks
+gekrenkte rechten, van heeteren strijd, van meer arbeid, indien God hem
+nog eens de gezondheid wederschonk. Wij beproefden het zijnen moed te
+steunen tot het verduldig dragen van zijn lijden,--en hij, den
+naderenden dood vergetend, poogde ons den boezem met moed en met geloof
+in Vlaanderens bestemming te vervullen.
+
+Dan toch, vrienden, glinsterden wel eens zijne oogen van stille tranen
+en liep zijn vaderhart van weedom over. Hij, die met zulke onbuigbare
+sterkmoedigheid zijn kruis op aarde had gedragen, kon misschien
+ongeroerd den blik in het graf slaan, dat voor hem gaapte; maar
+daarnevens toonde zijn geest hem zijne drie ongelukkige kinderkens en
+zijne echtgenoote, omsloten in de armen van het wreede spook, dat men
+_Ellende_ noemt.... Niet lang echter bleef de zieke Zetternam in die
+ijselijke treurnis bedolven; telkens verlichtte een straal der hoop
+zijnen kwijnenden blik, en nog plooiden zijne dorre lippen zich tot
+eenen zoeten glimlach, als zag hij in het verschiet dingen, die hem
+zeiden, dat hij getroost en in vrede het hoofd in de eeuwige rust mocht
+nederleggen.
+
+Herdacht hij wellicht de diensten, door hem aan het vaderland bewezen?
+Herinnerde hij zich de namen zijner vrienden uit Vlaanderen en Brabant?
+Sloot hij de oogen met de overtuiging, dat het Vlaamsche volk de weduwe
+en de weezen van den armen Zetternam niet hulpeloos in de wereld zou
+laten dwalen?
+
+Het moet zijn; want de laatste verstaanbare klanken, die nog uit zijne
+borst opklommen, waren een zucht van vrede en vertrouwen. Als grepe hij
+zijn gansche leven in een enkel woord te zamen, suisde hij stervend nog:
+"_Moed, ik heb moed_!..."
+
+O, broeders, gij, die uit alle streken van Vlaamsch België tot hier
+gekomen zijt om uwe tranen op het graf van den betreurden strijder te
+plengen, keert terug naar uwe gouwen, spreekt uwe vrienden van
+Zetternams kinderen en maakt, dat toch de laatste hoop zijner ziele geen
+ijdele droom zij geweest!
+
+Hij, de schrijver, de werkman, de vader, heeft op aarde meer dan zijnen
+plicht gedaan: doen wij ook onzen plicht jegens hem!
+
+En gij, Zetternam, arm slachtoffer, martelaar van uw geloof in
+Vlaanderens toekomst, rust zacht in den grond, dien gij tegen vreemde
+verbastering hebt verdedigd. Uwe ziele worde opgenomen in den schoot der
+Godheid. Leef daar het eeuwige leven, tusschen de dierbare schimmen, die
+u in den strijd en in den dood zijn voorgegaan: tusschen Willems, Van
+Ryswyck, Ledeganck, Delecourt!
+
+Betreurde broeder, in naam van het Vlaamsche volk, in naam van de
+Vlaamsche kunst, vaarwel!...
+
+
+
+
+AANSPRAAK
+
+BIJ DE UITDEELING DER PRIJZEN AAN DE BEKROONDEN IN DEN WEDSTRIJD
+TUSSCHEN 'S RIJKS LAGERE SCHOLEN TE KORTRYK DEN 20^{sten} JULI 1857.
+
+
+Mijnheeren! Het is met een gevoel van blijde ontroering, dat ik heden
+deze nederige doch in mijne oogen zeer gewichtige plechtigheid bijwoon.
+Als vaderlandsminnaar en als vriend des volks, zie ik het lager
+onderwijs aan voor de hoogste weldaad van ons maatschappelijk leven,
+voor den machtigsten hefboom tot beschaving en tot zedelijke verbetering
+van den mensch.
+
+In ons land bevinden zich gedurig in de lagere scholen meer dan tien
+leerlingen op elke honderd inwoners. Men mag dus zeggen, dat de gansche
+natie door het lager onderwijs gaat als door eenen vorm, waarin iedereen
+wordt bereid om als Belg, als burger en als Christen de zending en de
+plichten te vervullen, die hem volgens zijne krachten en bestemming in
+de maatschappij zijn opgelegd. Want, men bedriege zich niet, de vruchten
+der lagere scholen zijn niet bepaald tot het eigenlijk onderwijs alleen:
+hun voornaamst en meest weldadig uitwerksel is de _opvoeding_, is de
+vorming van het hart en de veredeling van den geest.
+
+Is het niet in de lagere school dat men den kinderen des volks
+allereerst een klaar denkbeeld geeft van de plichten jegens God en
+jegens den medemensch? Is het dáár niet, dat men hun met bewondering en
+eerbied verhaalt van de groote daden onzer vaderen, en hun liefde tot
+den geboortegrond inboezemt? Is het dáár niet, dat men hun de deugd om
+haar zelve leert beminnen, en hen bekwaam maakt tot dien edelmoed en die
+opoffering, zonder welke de menschelijke samenleving eene onmogelijkheid
+worden zou? Ja, het lager onderwijs is de milde bron van godsvrucht, van
+vaderlandsliefde en van burgerdeugd.
+
+Welke toekomst ware den volken van Europa beschoren, indien een goed
+ingericht lager onderwijs niet elk aankomend lid der maatschappij
+opnieuw tegen dwaling en onvoldoenbare begeerten wapende door het innig
+gevoel van den plicht? Het is de overtuiging der oneindige gewichtigheid
+van het lager onderwijs, die vóór eenige jaren den beroemden Lord
+Brougham in de Engelsche Kamer deed uitroepen: "_Voortaan zal niet meer
+het kanon, maar wel de onderwijzer over het lot der wereld beslissen_!"
+Zooveel durven wij niet hopen; maar toch zijn wij van meening, dat in de
+zedelijke orde de samenleving zal zijn wat het lager onderwijs haar
+heeft gemaakt. En onder dit oogpunt mogen wij, Belgen, ons verblijden:
+staat ons land nevens de grootste en wijste natiën ten opzichte der
+uitbreiding van het volksonderwijs, het is misschien wel het eerste van
+alle ten opzichte van den zuiveren echt beschavenden geest, die het
+lager onderwijs bij ons bezielt.
+
+Onze koning, de welbeminde vader des volks, en met hem onze
+staatslieden, onze provinciale en gemeentelijke overheden hebben wel
+begrepen, dat de hechtste band, dien men rond onze jonge nationaliteit
+kon slaan, de band van een doelmatig en overvloedig lager onderwijs
+moest zijn. Wat dankbaarheid zijn wij hun niet verschuldigd, wanneer wij
+overdenken, dat de kosten van allen aard voor het lager onderwijs
+jaarlijks 4 1/2 millioen franken bedragen, en dat op dien voet, sedert
+1830, België aan de opvoeding des volks meer dan honderd millioen heeft
+besteed!
+
+Men moge de gebreken der tegenwoordige samenleving met bitterheid
+gispen; men moge het goede vergeten om in het kwade te kunnen wanhopen,
+het is schoon toch, tot lof van onzen tijd en van ons land in het
+algemeen te kunnen zeggen, dat niemand in België van het brood der ziel,
+van het licht des geestes moet onterfd blijven, dan alleen door zijne of
+zijner ouderen schuld! Dat niemand, zelfs het kind des bedelaars niet,
+de middelen ontzegd worden, om de begaafdheden, die God hem heeft
+geschonken, te ontwikkelen en te doen gelden, en aldus in het Belgisch
+huisgezin de plaats in te nemen, waartoe zijne zedelijke waarde hem
+recht kan geven!
+
+Gij, leerlingen, wien ik in naam des staatsbestuurs den prijs der vlijt
+en der werkzaamheid ga uitdeelen, gij zijt een slagend bewijs van de
+waarheid mijner gezegden. De meesten uwer behooren voorzeker tot de
+arbeidende burgerij, sommigen ook tot den nederigsten volksstand. De
+zegepraal, die gij nu hebt behaald, doet mij denken, dat de
+Voorzienigheid u heeft begaafd met eene bijzondere verstandelijke
+vatbaarheid; zij laat mij hopen, dat gij zult getrouw volharden in
+leerzucht en in vlijt, dat gij zult getrouw blijven aan de gevoelens van
+deugd en vaderlandsliefde, welke de lagere school u in den boezem heeft
+gestort. Indien het zoo is, dan zult gij u onderscheiden in de
+samenleving, u nuttig maken, u doen beminnen en eeren in uwen stand. En
+wie weet, wat gij zult worden, gij, die bij uitstek moedig schijnt en
+begaafd? Wie kan zeggen, of niet sommigen onder u hun vaderland zullen
+vereeren en eene luisterrijke loopbaan bewandelen?
+
+Dit hangt af van den wil Gods en van uwe eigene volharding: maar hoe het
+zij, en welke uw stand in de samenleving ook worde, zonen des volks, gij
+zult het altijd blijven beminnen dit vaderland, dat u zoo edelmoedig de
+middelen schonk, om uwen geest te veredelen, uwe natuur te louteren en u
+waardig te maken van een beter lot op aarde. In uw gevoel van
+dankbaarheid zult gij den doorluchtigen weldoener van België, den
+koning, begrijpen; uwe erkentenis zal zich uitstrekken tot de
+staatslieden, die onze schoone nationaliteit hebben gesticht of
+gehandhaafd, tot de provinciale en gemeentelijke overheden, die
+voortdurend en met vaderlijke zorg de bron voeden, waaraan gij hebt
+geput. Aldus zult gij waardige burgers worden, nuttige menschen, en
+vooral verkleefde vrienden van de vrije instellingen, die België
+tusschen de staten van Europa tot een benijdenswaardig land hebben
+gemaakt.
+
+Het is mij een plicht, te dezer gelegenheid eenige woorden te zeggen tot
+lof dier ootmoedige maar edelhartige mannen, die zich aan het onderwijs
+van de kinderen des volks hebben toegewijd;--die dikwijls ongekend en
+schier onbeloond, gedurende eenen ganschen levensloop zich opofferen,
+zonder rust of verpoozing, om de vaderlijke inzichten van het
+staatsbestuur te verwezenlijken.
+
+Al wat ik tot lof der lagere scholen heb gezegd, is ook op u
+toepasselijk, heeren onderwijzers. Het is uw hart, dat er de jonge
+harten vormt; het is uw geest, die er de kinderlijke verstanden
+ontwikkelt; het is uwe liefde tot het goede, tot het schoone, tot het
+edele, die als eene weldadige sprankel, van uit uwen boezem in de
+gemoederen der leerlingen overgaat. En wie de overtuiging uitdrukt, dat
+het lager onderwijs een der schoonste eeretitels des vaderlands is, die
+zegt terzelfder tijd, in welke ruime mate de openbare dankbaarheid u
+toekomt.
+
+Het is waar, gij zijt niet naar verdiensten beloond; maar deze toestand
+is een dier overblijfsels van vroegere tijden, waarvan de samenleving
+zich slechts langzaam kan ontdoen. Reeds hebt gij kunnen bemerken, dat
+er sedert vele jaren pogingen worden aangewend, om uw lot meer in
+verband te brengen met de hooge diensten, die gij bewijst; en, gij kunt
+het niet miskennen, onder dit opzicht is reeds veel gedaan. Zijt er van
+verzekerd, opdat het u sterk make tot het vervullen uwer moeilijke
+plichten; het staatsbestuur is doordrongen van al de gewichtigheid uwer
+zending en zal nimmer ophouden naar de verbetering van den
+onderwijzersstand te streven.
+
+Zijn er nog menschen, die uw edel beroep niet ten volle begrijpen en het
+niet naar recht en rede hoogachten, het mistrooste u niet: alwie
+overweegt, alwie het vaderland en het volk met klaarheid in den geest
+bemint, denkt slechts met bewondering en eerbied aan het goede, dat gij
+sticht, en aan de belangelooze opoffering, die gij toont. Gaat voort en
+arbeidt met dezelfde vlijt op den akker der toekomst; leert den kinderen
+de deugd hoogschatten, het vaderland beminnen en God vreezen; en,
+weigert de tijd u voor alsnu nog het rechtmatig loon uwer lastige taak,
+zoekt sterkte en troost in de overtuiging, dat gij op aarde tusschen de
+edelste en nuttigste burgers gerekend wordt en dat gij de weldoeners van
+het menschdom zijt.
+
+EINDE.
+
+FOOTNOTES:
+
+[Footnote 1: Van Maerlants eernaam, hier op Willems toegepast.]
+
+[Footnote 2: Ledegancks _Trilogie_.]
+
+[Footnote 3: Ledeganck.]
+
+[Footnote 4: Willems en Ledeganck.]
+
+[Footnote 5: Van Ryswyck, _Rederijkerslied_, 1836.]
+
+
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Redevoeringen, by Hendrik Conscience
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK REDEVOERINGEN ***
+
+***** This file should be named 11207-8.txt or 11207-8.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/1/1/2/0/11207/
+
+Produced by Joris Van Dael and PG Distributed Proofreaders
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+Each eBook is in a subdirectory of the same number as the eBook's
+eBook number, often in several formats including plain vanilla ASCII,
+compressed (zipped), HTML and others.
+
+Corrected EDITIONS of our eBooks replace the old file and take over
+the old filename and etext number. The replaced older file is renamed.
+VERSIONS based on separate sources are treated as new eBooks receiving
+new filenames and etext numbers.
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+EBooks posted prior to November 2003, with eBook numbers BELOW #10000,
+are filed in directories based on their release date. If you want to
+download any of these eBooks directly, rather than using the regular
+search system you may utilize the following addresses and just
+download by the etext year.
+
+ https://www.gutenberg.org/etext06
+
+ (Or /etext 05, 04, 03, 02, 01, 00, 99,
+ 98, 97, 96, 95, 94, 93, 92, 92, 91 or 90)
+
+EBooks posted since November 2003, with etext numbers OVER #10000, are
+filed in a different way. The year of a release date is no longer part
+of the directory path. The path is based on the etext number (which is
+identical to the filename). The path to the file is made up of single
+digits corresponding to all but the last digit in the filename. For
+example an eBook of filename 10234 would be found at:
+
+ https://www.gutenberg.org/1/0/2/3/10234
+
+or filename 24689 would be found at:
+ https://www.gutenberg.org/2/4/6/8/24689
+
+An alternative method of locating eBooks:
+ https://www.gutenberg.org/GUTINDEX.ALL
+
+
diff --git a/old/11207-8.zip b/old/11207-8.zip
new file mode 100644
index 0000000..03a18c1
--- /dev/null
+++ b/old/11207-8.zip
Binary files differ
diff --git a/old/11207-h.zip b/old/11207-h.zip
new file mode 100644
index 0000000..d722f70
--- /dev/null
+++ b/old/11207-h.zip
Binary files differ
diff --git a/old/11207-h/11207-h.htm b/old/11207-h/11207-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..978a0ef
--- /dev/null
+++ b/old/11207-h/11207-h.htm
@@ -0,0 +1,3155 @@
+<!DOCTYPE HTML PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN">
+<html>
+ <head>
+ <meta http-equiv="Content-Type" content=
+ "text/html; charset=iso-8859-1">
+ <title>
+ The Project Gutenberg eBook of Hendrik Conscience, by AUTHOR.
+ </title>
+ <style type="text/css">
+ <!--
+ * { font-family: Times;}
+ P { text-indent: 1em;
+ margin-top: .75em;
+ text-align: justify;
+ margin-bottom: .75em; }
+ h1, h2, h3, h4, h5, h6 { text-align: center; }
+ HR { width: 33%;
+ margin-top: 1em;
+ margin-bottom: 1em;}
+ BODY{margin-left: 10%;
+ margin-right: 10%;}
+ .linenum {position: absolute; top: auto; left: 4%;} /* poetry number */
+ .note {margin-left: 2em; margin-right: 2em; margin-bottom: 1em;} /* block indent */
+ .pagenum {position: absolute; left: 92%; right: 100%; font-size: 8pt; justify: right;} /* page numbers */
+ // -->
+ </style>
+ </head>
+<body>
+
+
+<pre>
+
+The Project Gutenberg EBook of Redevoeringen, by Hendrik Conscience
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Redevoeringen
+
+Author: Hendrik Conscience
+
+Release Date: February 21, 2004 [EBook #11207]
+[Last updated: August 19, 2011]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK REDEVOERINGEN ***
+
+
+
+
+Produced by Joris Van Dael and PG Distributed Proofreaders
+
+
+
+
+
+</pre>
+
+
+<h1>HENDRIK CONSCIENCE</h1><br>
+
+<p>REDEVOERINGEN</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN OP HET GRAF VAN VAN BR&Eacute;E, IN ZIJN LEVEN BESTIERDER DER
+KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN (1839).</p>
+<br>
+
+<p>Mijne Heeren!</p>
+
+<p>Het is met een ontroerd hart en met treurnis in de ziel, dat ik hier bij
+den boord van het nijdige graf, eenen heiligen plicht kom vervullen;
+niet alleen omdat mijne kunstgenooten, door mijne zwakke stem, hunne
+laatste hulde van dankbaarheid aan den afgestorven meester willen
+bewijzen; niet alleen omdat in mijnen boezem ook een kunstenaarsharte
+slaat; maar het is tevens ter gedachtenis van een groot man, dien ik
+achtte en beminde; en ik gevoel bij deze plechtigheid zulke diepe
+droefheid als bij het eeuwig vaarwel eens vriends,&mdash;want hij, Van Br&eacute;e,
+heeft veel bijgedragen tot den roem van mijn vaderland.</p>
+
+<p>Het is hij, wiens levenloos lichaam daar, in den eindeloozen slaap,
+voor eeuwig rust, die de schitterende kunstkroon met zijne machtige hand
+weder op het hoofd van Belgi&euml; vestigde, wanneer deze haar ging
+ontvallen. Ja, er was een tijdstip, en dit wel gedurende de laatste
+jaren des grooten schilders Herreyns, dat wij onzen voorrang op andere
+volkeren der wereld schenen te moeten verliezen. Er leefden nog wel
+goede schilders; doch de verrukkende kunst van Rubens was onder ons
+verzwakt; de Vlaamsche school verloor haren luister, en wellicht zouden
+wij verplicht geworden zijn, van den vreemde de geheimen der kunst te
+gaan afleeren.</p>
+
+<p>Maar de werkzame, de krachtvolle Van Br&eacute;e ontstak opnieuw het bijna
+uitgedoofde vuur. Met onvermoeiden arbeid, ja met drift stortte hij zijn
+eigen vernuft in jongere harten. De kennis van het verhevene schoon der
+oudheid, welke hij zoo diep bezat, deelde hij mildelijk uit; en
+waarlijk, hij deed meer dan men van eenen mensch verwachten mag: hij
+verzuimde zijne eigene grootheid en faam, om anderen het vuur der kunst
+en hare kennis in te drukken.</p>
+
+<p>Ook, hoe heerlijk waren voor het vaderland de vruchten, die hij
+aankweekte! Hoe groot zijn nu reeds de namen dergenen, die aan zijne
+lessen de geheimen van het echte schoone verschuldigd zijn! Nauwelijks
+had zijne stem eenige jaren in de zalen onzes museums weergalmd, of de
+roem der Vlaamsche school spreidde zich opnieuw over alle gewesten uit,
+en de vreemdeling keerde zijn gezicht weder naar Antwerpen als naar de
+bron, waaruit ware kunst en diepe wetenschap te putten waren. Ja,
+Itali&euml;, die classieke grond van alle beeldende kunsten, stond ons zijne
+kroon af, om slechts nog met de werken zijner overledene meesters te
+prijken.</p>
+
+<p>Aan hem dus, aan Van Br&eacute;e de eer van de Antwerpsche school in haren
+vollen luister te hebben opgebeurd; aan hem de glorie van het vaderland
+te hebben verheerlijkt. En daartoe heeft hij meer gedaan dan iemand in
+een ander vak doen kan; want wij, klein in getal, kunnen ons niet door
+het lot der wapenen boven andere volkeren verheffen; maar de kunst en
+het vernuft hooren ons toe, en het is slechts door den geest, dat wij de
+leermeesters van groote nati&euml;n kunnen zijn. Welke dankbaarheid zijn wij
+dan niet verschuldigd aan hem, die ons den voorrang heeft behouden,
+zelfs opnieuw heeft veroverd? Aan den priester, die op onze altaren die
+heilige vlammen gevoed heeft, van welker gloed de grootheid en de faam
+des vaderlands afhangen?</p>
+
+<p>Nu heeft hij het lot van alle geschapenen ondergaan: de dood heeft hem
+geraakt ... doch een man als hij sterft niet.</p>
+
+<p>Het nageslacht zal in de openbare gebouwen de gewrochten zijner
+behendige hand en de scheppingen van zijnen machtigen geest blijven
+bewonderen, en ze als voorbeelden der strenge en grootsche kunst
+bewaren. Niemand teekende met meer wetenschap der menschelijke vormen
+dan hij; niemand bezat als hij de kennis der werktuigen, die in ons de
+beweging gaande maken; en weinigen kunnen met hem voor de samenstelling
+vergeleken worden.</p>
+
+<p>Alhoewel zijn leven, als dat van alle kunstenaars, met veel bitterheid
+gemengd was, had hij toch het genoegen zich gewaardeerd te zien:
+onderscheidene vorsten begunstigden hem met de teekens hunner achting,
+en hij werd om zijne schitterende verdiensten tot ridder en kommandeur
+van verscheidene orden verheven. Zijne uitmuntende schilderijen: <i>Loting
+van Athene</i>, <i>de Zieken genezen</i>, <i>Willem en Hembyze</i> en <i>Rubens' dood</i>
+zijn d&aacute;&aacute;r om hem de onsterfelijkheid te verwerven.</p>
+
+<p>O! wat wil ik meer eenen rechtvaardigen lof bij het stoffelijk
+overblijfsel onzes grooten stadsgenoots uitspreken? Zou het noodig zijn,
+den rouw en het verdriet met geweld op te wekken, in de tegenwoordigheid
+van u allen, die onder zijn bestuur het eerste gevoel der kunst in uwen
+boezem hebt voelen ontsteken? Voor u, die zoo dikwijls zijne stem hebt
+gehoord, u met liefde onderwijzende, en die zoo menigmaal zijne, nu door
+den dood bevrozene hand hebt gevoeld, die uwe nog onkundige hand
+bestuurde?</p>
+
+<p>En gij, die nu reeds groot in kunst zijt, gij, schilders, beeldhouwers,
+op wie het vaderland zijne hoop op roem en glorie gevestigd heeft,
+worden uwe harten niet met doodschen angst benepen, wanneer gij uwen
+blik in die gapende aarde vallen laat, en wanneer gij denkt, dat hij,
+die om u te onderwijzen, misschien zijne gezondheid gekrenkt heeft, voor
+altijd, voor eeuwig aan uwe erkentenis wordt ontrukt? Heeft elke schup
+aarde, welke met hollen klank op zijne doodkist nederviel, u niet tot in
+het diepste uwer ziel ontroerd? Ja, bij dit laatste vaarwel tusschen u
+en uwen meester, tusschen het leven en den dood, voert dit graf uwen
+geest gewis naar de tijden terug, toen zijne strenge stem u in de ooren
+klonk. Gij ziet hem nog in uwe verbeelding, en uw hart weent bij die
+droeve heugenis aan uwen goeden meester.</p>
+
+<p>Helaas! gij zult hem niet meer zien: de aarde bezit zijn lichaam, de
+hemel zijne ziel....</p>
+
+<p>Ik zie het, een diep gevoel van rouw en droefheid is in uwen boezem
+gezonken; o, geeft eenen traan van dankbaarheid aan hem, die de
+herboring der kunst onder u heeft doen ontstaan; geeft eenen traan van
+liefde aan den meester, die u den weg tot de onsterfelijkheid heeft
+aangewezen en de geheimen zijner ziel zoo mildelijk onder u heeft
+uitgestrooid. Gevoelt gij niet, o, warme kunstenaren, dat uit dit graf
+een wasem opstijgt, die u met inniger kunstgevoel vervult? Gevoelt gij
+niet, dat uit uwe ontsteltenis iets groots kan geboren worden, en dat
+gij op dit oogenblik met een machtiger vernuft zijt bezield? Dit gevoel
+is uw grootste lof; het bezitte u lang, want het is eene edele
+ontroering.</p>
+
+<p>En zoo iemand onzer tot zooverre zijnen plicht vergeten kon, dat hij
+ongevoelig bleve bij de droeve nagedachtenis des schilders, dan storte
+hij eenen traan over den mensch; want de mensch heeft in hem als een
+martelaar geleden, maanden lang met den bitteren dood geworsteld en al
+de pijnen doorstaan, die ooit eenen mensch hebben gefolterd.</p>
+
+<p>Overweegt hoe nijpend en hoe drukkend het voor hem moet geweest zijn, al
+de krachten der ziel nog in zich te voelen gloeien, de innige vlam tot
+kunstbewerking in zich nog te voelen branden, en die dorstige begeerte
+niet te hebben kunnen voldoen. Verbeeldt u, wat pijn het hem moest zijn,
+de glorie van Belgi&euml;'s kunst van alle zijden te hooren uitroepen, en
+niet meer als te voren zijn deel te kunnen bijbrengen tot de grootmaking
+des vaderlands. Gij, die een kunstenaarshart bezit, gij beseft die
+foltering; o, zij was ijselijk!</p>
+
+<p>Hij mocht echter gerust en tevreden zijne ziel aan God overgeven, want
+van al den lof, dien onze kunstenaren in lang nog zullen verwerven, zal
+hem altijd een deel toebehooren, en zijn naam zal nog lang alle
+geprezene namen vergezellen.</p>
+
+<p>O, Van Br&eacute;e! uwe laatste oogenblikken waren pijnlijk; gij hebt veel
+geleden; maar gewis heeft meer dan &eacute;&eacute;n profetisch gezicht uwen bitteren
+doodsstrijd verzoet; gewis hebt gij den engel der toekomst bij uw
+hoofdeinde zien zweven. Wellicht zal hij u een blad uit het
+onvergankelijk boek der eeuwen getoond hebben, en gij zult daarop uwen
+naam tusschen die van Rubens en zijne opvolgers hebben zien blinken. Ja,
+gij mocht met die zoete hoop inslapen; want gelijk de Phoenix, die bij
+de zon van Arabi&euml; uit zijne eigene asch heroprijst, zal uw roem na uwen
+dood vergrooten, en uit dit graf zal uw naam bij de zon der
+onsterfelijkheid glansrijker opstijgen. Eenmaal, ja, zal het duurzaam
+koper ons een groot schilder en den beste der leermeesters wedergeven.</p>
+
+<p>Ontvang dan, o zalige schim, ontvang in den schoot der Godheid het droef
+en laatst vaarwel eeniger vrienden van het Vlaamsche vaderland, dat gij
+hebt verheerlijkt.&mdash;Aan uwe ziel zij de eeuwige rust, aan uwe werken de
+eeuwige roem!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER BENOEMING VAN DEN HEER GUSTAAF WAPPERS
+TOT BESTIERDER DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN, DEN 31<sup>sten</sup>
+JANUARI 1840.</p>
+<br>
+
+<p>Mijn weldoener, mijn vriend! gelooft gij dat woorden mijne
+zielsaandoening kunnen vertalen! Neen, een onuitdrukbaar gevoel ontroert
+mij. O, ik zie aan uw voorhoofd de schitterende star, die als een licht
+voor Belgi&euml;'s kunst zal schijnen;&mdash;nu omgeeft u eens de zoo lang
+verdiende luister!--Ik ontwaar de vreugd in de oogen van al degenen, die
+u om uwe grootheid en om uwen edelen moed beminnen ... en ik,&mdash;ik, dien
+gij zoo liefderijk hebt behandeld,&mdash;wien gij uwe vriendschap zoo
+onverdiend geschonken hebt,&mdash;ik zou niet tot verdwaaldheid toe van
+zaligheid doordrongen zijn? Gij kent mijn hart, Gustaaf, en gij weet,
+dat daarin aan uwen beminden naam een eeuwig altaar is opgericht.
+Oordeel bij u zelven, of de woorden mij niet ontbreken moeten om u mijne
+ontroering uit te drukken.</p>
+
+<p>Maar de dankbaarheid, dit heilig gevoel, dat ik met liefde voor u gevoed
+heb, dwingt mij tot spreken, hoe ontoereikend de gewone taal ook zij....</p>
+
+<p>Ik was een dwalend kind der kunst, zonder steun, zonder troost, en mijne
+droefheid lag diep verborgen in mijnen boezem. Mij ontbrak grootheid en
+waardeering.</p>
+
+<p>Hoe edelmoedig schonkt gij mij die heilvlammen van mijn leven!--Gij
+hebt mij met den naam van vriend genoemd, en die naam heeft steeds als
+een troostend woord in mijn oor geklonken: het maakte mij zoo sterk, zoo
+moedig! Want het scheen mij toe, dat de vriend van Gustaaf Wappers groot
+genoeg was, om aan de bevechtingen van het lot te wederstaan. Ook dreef
+de rampspoed en het ongeluk ongevoeld boven mijn hoofd: mijne glorie en
+mijn onverderfbaar geluk bestonden en rustten in uwe edele ziel, die mij
+hare hoogschatting en hare genegenheid geschonken had.</p>
+
+<p>Weet gij niet, Gustaaf, in hoeverre de geest, die in mij leeft, zich aan
+u verkleefd heeft, daar een woord van u, zoet of straf, de bestendige
+gevoelsmeter van mijn hart was?</p>
+
+<p>Gij hebt dikwijls gezien, hoe mijne oogen van vreugde blonken, wanneer
+ik het opgepropt en benepen gevoel van mijnen overladen boezem in den
+uwen had mogen uitstorten; en wat droefheid mij het hoofd nederboog,
+wanneer het geval mij voor eenen tijd van u scheidde; want alhoewel ik
+niet met uw uitstekend vernuft begaafd ben, toch heeft eene geheime
+kracht, iets magnetisch, mij onweerstaanbaar tot u gedreven. Niet uit
+laag belang, niet op hoop van stoffelijk voordeel, neen! maar gelijk aan
+het klimmende veil, dat niet leven kan, tenzij het eenen eikeboom
+omhelzen moge, heb ik, ootmoedig doch warm kunstenaar, mijn geluk en
+mijn ongeluk aan de wisselingen van het lot gehecht.</p>
+
+<p>Hoe zaliglijk moet ik dan ook in dit plechtig oogenblik niet ontroerd
+zijn, nu gij als kunstvorst eenen troon beklimt, die met meer roem en
+met schooner stralen omglansd is dan die van de koningen der aarde. Zij
+heerschen over de stof, hunne macht steunt op geweld; maar gij heerscht
+over den geest en over de ziel, en uwe wapens zijn de onsterfelijke
+werken uwer handen.</p>
+
+<p>Begrijpt gij, Gustaaf, wat hooge zending u is gegeven? Opperpriester in
+den tempel der Vlaamsche kunsten, zijt gij het, die de geheimen der
+glorie van het vaderland moet verkonden; uwe stem moet in het heiligdom
+als een mirakel klinken, en Belgi&euml; heeft op u de toekomst zijner
+schilderschool gevestigd.</p>
+
+<p>Wie kan toch die zending beter dan gij vervullen?&mdash;dan gij, die bij de
+macht van het scheppende penseel ook de macht van den beseffenden geest
+voegt, en die te gelijker tijd de betrekkingen der zichtbare natuur en
+de bedekte aandoeningen der zielen meten kunt?</p>
+
+<p>Die verheffing maakt u toch niet grooter in mijn oog; zij kan mijne
+bewondering voor u niet vermeerderen,&mdash;maar zij doet u rechtvaardigheid,
+en zij vervult uwen dankbaren vriend, wiens weldoener gij waart, met
+streelende vreugd, omdat zijne gebeden eenen galm gevonden hebben voor
+den troon van den God, die eenen straal van zijne scheppende kracht en
+den geest van Rubens in uwen schedel heeft gestort.</p>
+
+<p>Hoezeer, Gustaaf, moet uw eigen hart in dit oogenblik van genoegen vol
+zijn, wanneer gij in het oog van uwen ouden vader eenen traan van geluk
+en teederheid ziet blinken,&mdash;in het oog van hem, wiens bloed u door de
+aderen stroomt en wiens grijze haren de verheerlijking van zijnen naam
+en uwe grootmaking hebben mogen zien.&mdash;En de zalige ontroering uwer
+liefderijke moeder, wie zou die beschrijven?&mdash;van haar, die haar kind,
+de vrucht van haren schoot en het voorwerp harer bestendige
+moederliefde, tot kunstvorst heeft hooren uitroepen, en die gewis, reeds
+bij het hooren van dien roep, hare warme tranen op uwe wangen gesproeid
+heeft.&mdash;En uw broeder, Gustaaf, die getrouwe vriend uws levens, die met
+eene nooit volprezene deugd en edelheid van gemoed uwe verheffing en uwe
+glorie als zijn eigen geluk, zonder achterdocht heeft bemind;&mdash;begrijpt
+gij wat geestontheffing dien goeden broeder tot den hemel der
+zielsverrukking opvoert.</p>
+
+<p>O, ja, smaak een welverdiend geluk: verstaal uwen geest tot de
+verheerlijking van uw vaderland, drijf den roem der Vlaamsche school tot
+aan de palen der bekende wereld: leef lang, zeer lang, en laat eens uwen
+onsterfelijken naam aan onze zonen als een erfdeel, waarop zij bij den
+vreemdeling roemen mogen&mdash;en dat zij dan, na eeuwen tijds, nog met
+erkentenis en hoogmoed, als eenen glorierijken roep aanheffen:</p>
+
+<p>GUSTAAF WAPPERS was een Belg!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN BIJ HET BEELD VAN RUBENS, OP HET OOGENBLIK DER PLECHTIGE
+ONTHULLING (1840).</p>
+<br>
+
+<p>Zal mijne stem zich verheffen, om u de verdiensten der scheppingen van
+Rubens te ontleden? Kan ik eenen lauwer meer in zijne kroon vlechten?
+Neen, tweehonderd jaren hebben zijne onsterfelijkheid bevestigd: twee
+eeuwen rusten op zijn graf; doch zijn naam, zijn glorierijke naam
+straalt nog gelijk de jonge zon des morgens!</p>
+
+<p>Gij allen, die mij hoort, hebt meer dan eens in stille bewondering voor
+zijne werken geknield; gij hebt meer dan eens met een ontroerd hart
+gestaard op den goddelijken Christus, wiens hemelnatuur Rubens zoo
+indrukwekkend in het menschelijk lichaam kon doen doorstralen:&mdash;en uwe
+ziel heeft dikwijls, voor zijne tooverende tafereelen, deze aarde
+verlaten om zich tot den hemel te verheffen. Ja, gij allen voelt de
+macht van zijn penseel, gij kent de uitgestrektheid van zijn vernuft en
+de breedte van zijnen geest.</p>
+
+<p>Doch gij, afstammelingen van den grooten Rubens, gij zijt het niet
+alleen, die zijnen naam als onsterfelijk op de historiebladen hebt
+aangeteekend, niet alleen in Belgi&euml; is het, dat zijne werken de tempels
+der Christenen versieren:&mdash;overal blinken de kunstmirakelen van hem,
+wiens reuzenbeeld wij tot de nakomelingen overzenden; in alle landen
+wordt Rubens met eerbied en opgetogenheid als een wonder van kunst en
+wetenschap genoemd.&mdash;Vraagt het aan de steden van het kunstrijk Itali&euml;,
+aan Duitschland, aan Frankrijk, aan Engeland, en gij zult eenen enkelen
+roep hooren opgaan, om de glorie van een Vlaamsch schilder te verkonden;
+gij zult uw hart van hoogmoed en fierheid voelen opzwellen over den naam
+van Belg, dien gij draagt.</p>
+
+<p>Heden hebben wij der nagedachtenis van hem, die ons schoon vaderland met
+eenen onvergankelijken luister overlaadde, eene schuld van dankbaarheid
+en erkentenis betaald. Dit beeld, dat als eene onwrikbare rots de
+stormen der eeuwen moet doorstaan, zal aan onze nakomelingen zeggen,
+hoezeer het herboren Belgenland met het vuur der liefde tot de kunst
+bezield was; het zal voor de toekomende geslachten getuigen, dat wij,
+zonen van den onsterfelijken Rubens, zulken vader waardig waren.... Zijn
+beeld worde een vuurbaak in het rijk der kunsten! Dat al degenen, die
+zich iets grootsch in den schedel voelen, in welke stad het ook zij,
+zich onverdeelbaar rond dit heilige gedenkteeken vereenigen:&mdash;want er is
+voor ons slechts &eacute;&eacute;ne school,&mdash;en dit is de Vlaamsche school. Haar
+leidsman is de oude Rubens, haar meester de prachtige natuur, en haar
+bewonderaar de wereld.</p>
+
+<p>Wij, Belgen, zijn ootmoedig onder de volkeren, wij roemen niet veel op
+de glorie van ons vaderland: wij overstroomen andere landen niet met het
+verhaal der daden onzer vaderen ... en nochtans, er is op den aardbodem
+geene natie die, in zoo klein getal als wij zijnde, zooveel lichtende
+sterren aan den hemel der kunst gehecht heeft, geen grond, die op eene
+zoo geringe uitgestrektheid zooveel doorluchtige mannen, als de
+dierbare grond van Belgi&euml;, dien wij betreden, heeft voortgebracht.</p>
+
+<p>Wij hebben dit niet altijd geweten: er waren tijden dat wij, vreemde
+helden roemende, de namen onzer eigene vaderen in den nacht der
+vergetelheid begraven lieten;&mdash;maar heden, dat wij de oude vrijheid
+hebben herwonnen, is ook in onze boezems een inniger gevoel van
+eigenwaarde gedaald, en het Belgische volk is met zijnen leeuw uit eenen
+langen slaap opgestaan. Heden, o gelukkige dag! hebben wij de eerste
+grondzuil onzer jonge nationaliteit gevestigd, ja, de eerste vaste
+grondzuil onzer toekomende verheffing.</p>
+
+<p>Er zijn onder ons nog wel beelden opgericht,&mdash;maar die zijn toegewijd
+aan den roem van eenen oorlogsheld.&mdash;Het is in der waarheid eene wijde
+wetenschap, honderdduizend man op een slagveld te schikken; het is wel
+eene groote daad, zijn vaderland van de verwoesting te redden,&mdash;en hij,
+die zijne broederen van de verdrukking en de slavernij der vreemden
+bevrijdt, is groot!--maar ook, aan wat rampen zijn zijne heldendaden
+niet verbonden?</p>
+
+<p>Een onmeetbaar bloedbad is de schouwburg, waarop die wapenfeiten
+geschieden; vernieling, armoede, hongersnood zijn hare trouwe gezellen,
+terwijl de zoete kunst eene onafscheidbare zuster van den vrede en van
+den bloei der volken is.</p>
+
+<p>Zij kost geene tranen, zij; neen, zij streelt de ziel in eene zachte
+verrukking; zij scheurt den sluier der blinde natuur af, om ons hare
+geheimste schoonheden te laten doorgronden, en is als eene bestendige
+lofzang tot den Heer, wiens werken zij verheerlijkt; zij drijft den
+geest tot het goede, en, ons in bespiegeling opheffende tot Hem, die
+ons geschapen heeft, verkort zij den afstand, die den mensch van zijnen
+God scheidt. De kunst is die algemeene taal, welke men zoo lang te
+vergeefs gezocht heeft: het is door haar alleen, dat alle volkeren der
+aarde eens begrijpen zullen, dat zij broederen en kinderen van &eacute;&eacute;nen
+enkelen en machtigen Vader zijn. Het is in haar, dat de luister onzes
+vaderlands rust; het is op hem (Rubens), en op diegenen, welke als hij
+de kroon versieren, die Belgi&euml; tot koningin der nati&euml;n maakt.</p>
+
+<p>Ho, indien nog als voorheen de roem der wapens in den moed en de
+dapperheid des mans besloten lag, zouden wij gewis ten dezen dage op
+dien roem ook nog aanspraak mogen maken:&mdash;dit getuigen Jeruzalem en de
+Sporenslag! Doch geene dapperheid, geen moed, geen beleid zijn heden
+voldoende om, in de schaal der gebeurtenissen, tegen het getal op te
+wegen; maar er is iets, dat nimmer tot het getal behooren kan, iets, dat
+met het bloed onzes voorgeslachts door onze aderen stroomt en dit, dit
+is kunst&mdash;de kracht des geestes en het scheppend vermogen der ziel!</p>
+
+<p>Gebeurde het nu nog, o landgenooten, dat iemand met kleinachting van
+Belgi&euml; dorst spreken, wijs dan op dit reuzenbeeld, op Rubens, wiens
+kunstgewrochten de wereld verstommen, en uw antwoord zal hem doen
+blozen; en, indien een vreemdeling u de heldendaden zijner vaderen op
+duizenderlei wijzen komt verhalen, denk niet, dat hij grooter is dan
+gij; o, neen, niemand is groot boven eenen Belg!</p>
+
+<p>Van Dyck! Quellyn! Jordaens! Teniers! en gij allen, doorluchtige Belgen,
+staat op uit het verledene; schaart u om het beeld van uwen meester, en
+geeft getuigenis der grootheid van uw vaderland!</p>
+
+<p>O, ja, in mijne zielsverrukking zie ik u! Daar staat gij allen met de
+onsterfelijke kroon der kunst gesierd!</p>
+
+<p>O, gij, zonen van het oude Belgi&euml;, gij, wier roem op dit oogenblik door
+duizenden uwer ontroerde broederen wordt uitgeroepen, dat uwe zalige
+schimmen zich in onze dankbaarheid verblijden; gij ziet het, wij
+verdienden de glorie van uwe namen te hebben ge&euml;rfd.&mdash;Vraagt van den
+God, bij wien gij woont, dat Hij het heilig vuur der kunst altijd onder
+ons late vlammen; smeekt Hem, dat de stempel, waarmede Hij het geslacht
+der Belgen geteekend heeft, nimmer worde uitgevaagd; en wij zullen Hem
+eeuwig danken over het kleine plekje gronds, dat Hij ons op deze aarde
+heeft geschonken; o, ja, want het is het schoonste, het heerlijkste der
+wereld.</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN OP DE VERGADERING VAN HET TAALVERBOND, TEN STADHUIZE VAN
+BRUSSEL, DEN 11<sup>den</sup> FEBRUARI 1844.</p>
+<br>
+
+<p>Mijne Heeren!</p>
+
+<p>De verzekering dat Gij mij uwe welwillende aandacht zult gelieven te
+verleenen, en de hoop dat mijne woorden niet zonder nut zullen zijn,
+geven mij stoutmoedigheid genoeg, om in deze vergadering tot UEd. te
+durven spreken.</p>
+
+<p>Ik zal niet met UEd. in diepe overweging treden; verwacht van mij noch
+ingewikkelde beredeneering, noch redekundig opstel,&mdash;mijne stem moet in
+uwe harten de snaar der vaderlandsliefde gaan treffen, ons ontroeren van
+vreugde bij de beschouwing der vruchten van onzen arbeid, en ons moed
+inboezemen tot het vervullen onzer hooge zending. Dit is mijn doel.</p>
+
+<p>Mijne Heeren!</p>
+
+<p>Hij, die de geschiedenis van Vlaanderen lezende, den geest der
+gebeurtenissen wil doorgronden, zal met ons bevinden, dat zij niets
+anders is dan het verhaal der wisselvalligheden van den strijd, die nu
+sedert achthonderd jaren op onzen bodem tusschen het Vlaamsch
+grondbeginsel en den Romaanschen aandrang wordt geleverd.</p>
+
+<p>In dit gevecht van den onbuigbaren moed tegen het getal, heeft het bloed
+gestroomd van al de helden, wier namen gij met hoogmoed uitspreekt; het
+is op dit veld, dat eens De Coninck en Breydel, Jacob en Philips Van
+Artevelde het zwaard ophieven tegen de Romaansche heerschzucht;&mdash;en van
+al de rampspoeden, die Vlaamsch-Belgi&euml; zoo overvloedig moest doorstaan,
+zijn er weinige, die niet het kenmerk dragen der verdrukking, door een
+Zuidervolk ons aangedaan. Als voorwachten der Germaansche volksstammen
+hebben onze vaderen tegen de Romaansche overweldiging geworsteld met
+eene ontembare hardnekkigheid en met eene wonderbare
+zelfopoffering.&mdash;Maar niet altijd kon leeuwenmoed opwegen tegen getal en
+arglist. Bovenal in deze laatste tijden werd Vlaamsch-Belgi&euml;
+weggesleept door Europeesche gebeurtenissen, welke het niet toelieten
+eenigen invloed op zijn eigen lot uit te oefenen. Dwars door alle
+staatsorkanen, gekneusd en gewond door omwentelingen, kwam het vaderlijk
+erfdeel tot ons in eenen hachelijken toestand.</p>
+
+<p>De vreemde heerschzucht had de openbare verbastering ten troon gevoerd;
+onze moedertaal, de taal der Vlaamsche helden, werd niet alleen miskend,
+maar bespot en veracht; onze luisterrijke geschiedenis was vergeten; het
+uitheemsche bederf stroomde langs alle zijden over onze grenzen tot in
+den schoot onzer huisgezinnen; onze godsdienstige gevoelens, onze
+rechtzinnige zeden, onze nationale roem, onze taal,&mdash;alles, alles ging
+verzwinden in de gulzige kolk der Fransche goochelbeschaving. Reeds ja,
+reeds lag de breede hand des tijds op den naam van Vlaming, om hem uit
+het wereldboek te vegen.</p>
+
+<p>Het is dan, Mijne Heeren, dat eenige afstammelingen der De Conincks en
+der Artevelden, eenige Vlamingen met warmer bloed, in zich de verterende
+vlam der verontwaardiging voelden ontsteken. Met het hoofd gebogen en
+met verkropt gemoed aanschouwden zij de verbastering hunner broederen en
+de verdrukking, waaronder het Vlaamsche grondbeginsel verzonken lag. Zij
+zagen hoe de gunsten en het welzijn voor de Vlamingen niet waren; hoe
+twee millioen hunner werkende broeders van alle beschaving, van allen
+zedelijken voortgang verstoken en als tot de onwetendheid veroordeeld
+bleven: zij zagen hoe het ongeloof, de echtbreuk, de spotternij, de
+arglistigheid en de zelfmoord in duizenden boeken aan hunne landgenooten
+als deugden werden voorgepredikt; in hun oor klonk de lastertaal van
+den vreemde, en de hoon, het voorgeslacht aangedaan, doorvlijmde hunne
+harten. Zij zagen het rood der schaamte de wangen bekleuren van den
+Vlaming, aan wien een uitheemsche gelukzoeker vroeg tot welk volk hij
+behoorde!</p>
+
+<p>Hunne hoofden zonken dieper bij het aanschouwen van zulke vernedering;
+hunne tranen vloeiden in stilte over het verlies van zoovele
+herinneringen, die ons weleer eene roemrijke plaats tusschen de volkeren
+der wereld hadden toegeruimd.</p>
+
+<p>Eensklaps, alsof God zijnen vinger op hun voorhoofd hadde geplaatst en
+tot elk van hen geroepen had: &quot;Wees machtig!&quot; eensklaps joeg hun hart
+feller, de moed en het vertrouwen vervulden hunne boezems, en zij
+spraken tot elkander:</p>
+
+<p>&quot;Zie, het vaderland staat op den boord van den afgrond, de vreemde legt
+de bijl aan het gebouw onzer nationale glorie;&mdash;nog een kort tijdvak, en
+de namen onzer vaderen, hunne heldendaden, onze schoone geschiedenis,
+onze zeden, onze taal,&mdash;alles wat wij bezitten zal verloren zijn! De
+Romaan zal zijne zegeliederen aanheffen op de graven van ons
+voorgeslacht, en met eenen spotlach zal hij zeggen: hier leefde eens een
+volk, dat den naam van Vlaming droeg!&quot;</p>
+
+<p>En hunne stemmen versmolten in eenen roep.&mdash;Gij hebt gezegd:</p>
+
+<p>&quot;Neen, de Romaan zal zijne zegeliederen niet aanheffen op de graven
+onzer vaderen; hij zal zich niet verblijden in onzen val! Nogmaals zal
+de naam van Vlaming hem glanzend in het oog blinken.... Voorwaarts, de
+hand aan 't werk,&mdash;met verstaalden wil en onbuigbaar geduld onze
+herinneringen opgegraven, de verbastering met zweepend geweld van onzen
+bodem geweerd! Voorwaarts, het Vlaamsche vaderland moet gered!&quot;</p>
+
+<p>Dank moet Hij hebben, de God die ons insprak en ons macht verleende tot
+dit groote werk!--Het vaderland is gered&mdash;het is gered! Nu staat het
+niet meer op den afgrond, waar wij het hebben gevonden;&mdash;het zal niet
+verloren gaan!...</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Mijne Heeren, vergeeft mij mijne begeestering. Wanneer ik van het
+Vlaamsche vaderland spreek, kan ik de ontheffing mijner ziel niet
+bedwingen ... ik ben ontroerd....</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Weinige jaren hebben wij besteed aan het wederopbouwen onzer nationale
+waardigheid. Bekent met mij, dat het overzien van het reeds afgedane
+gedeelte onzer taak ons met fierheid moet vervullen. Weet gij nog, dat
+men in dien tijd zeide: &quot;Uwe taal is een onverstaanbaar gebrabbel?&quot; En
+nu,&mdash;nu zegt men: &quot;Het Vlaamsch heeft schoone werken voortgebracht, het
+is de moedertaal van meer dan de helft der Belgen; deze taal moet
+ge&euml;erbiedigd en ondersteund worden, eene roemrijke toekomst licht haar
+v&oacute;&oacute;r in hare baan....&quot; En deze edelmoedige woorden, door eenen waardigen
+Vlaming gesproken, zijn niet met eenen spotlach begroet geweest! Zij,
+die onze moedertaal niet kennen, hebben geloof gegeven aan hare
+schoonheid en aan de voorzegging van haren verdediger!</p>
+
+<p>In den tijd, waarvan ik spreken wil, zouden hoon en smaad hem hebben
+geantwoord.&mdash;Weet gij nog, dat men ons lachend vroeg: waar zijn de
+jaarboeken uwer letterkunde? waar de voortbrengselen, die bewijzen, dat
+de Vlaamsche taal de aandoeningen des harten kan uitdrukken?&mdash;En nu, nu
+betreurt men dat men het Vlaamsch niet kent, om onze vaderlandsche
+schriften te kunnen lezen. Weet gij nog, dat de moedertaal uit alle
+bestuurszaken verbannen was, en dat een Vlaamsch burger voor de minste
+zaak eenen vertaler noodig had?&mdash;En nu, nu dringt de moedertaal niet
+alleen in onze gemeente-en provinciebesturen; maar zij klimt zelfs met
+onweerstaanbaren voortgang tot bij den troon des konings; nu houdt het
+groote Duitschland eenen vreugdevollen blik op ons gevestigd, het
+herkent in ons de herboren zonen van het Noorden en juicht onze pogingen
+toe;&mdash;nu klimt de stem <i>Vlaamsch Belgi&euml;</i> van uit de hoofdstad over het
+aandachtig en luisterend vaderland!</p>
+
+<p>O, broederen! dit is ons werk.&mdash;Dit hebben wij gewonnen door moed en
+arbeid!... En klinken er nu zegeliederen op de graven van het
+voorgeslacht, het zijn liederen, die onze wedergeboorte en onze
+verheffing bezingen!</p>
+
+<p>Dan, Mijne Heeren, kunnen wij ons met recht verblijden over den weg,
+dien wij reeds hebben afgelegd, er blijft ons nog oneindig meer te doen;
+de tijd is nog niet gekomen dat wij, met hoogmoed op ons werk starende
+zullen mogen zeggen: het is gedaan,&mdash;onze zending is volbracht. Daarom,
+altijd met vernieuwden moed vooruit, niet geslapen, niet gerust; altijd
+gearbeid, altijd strijden voor het Vlaamsche vaderland, totdat de kroon,
+die wij Vlaanderen voorbereiden, door ons of door onze zonen gevlochten
+zij.</p>
+
+<p>Laat u door niets wederhouden, door niets afschrikken; want onze strijd
+is een vreedzame strijd des geestes; ons doel is wettelijk, lofbaar en
+verheven.... Inderdaad, wat willen wij? Den godsdienst, de zeden en de
+taal onzer vaderen van de verbastering bevrijden; onze twee millioen
+broeders uit de vernedering en uit de verdrukking redden, hun eene
+waardigheid geven, die hun arbeidzaam en zwoegend leven verdient; het
+erfdeel onzer voorvaderen van den val bevrijden. Is dit geene wettelijke
+en lofbare strekking?</p>
+
+<p>En kwam iemand u zeggen: gij doet pogingen om het land aan twee stukken
+te scheuren,&mdash;gelooft hem niet. Wij beminnen de landgenooten, ons door
+hoogere beschikking tot broederen gegeven; wel hebben wij geworsteld, en
+nog zullen wij worstelen tegen den voorrang van het Romaansch element:
+maar kan hij, die zijn vaderland bemint, de verzwakking daarvan
+wenschen? Kan hij begeeren, dat twist en tweespalt de inzwelging aan den
+gemeenen vijand gemakkelijk maken? Neen, de eendracht met onze Waalsche
+broeders is onze macht, en zij zal het blijven, nu men ons meer
+rechtvaardigheid begint te doen. Veel hebben wij reeds verkregen: het
+overige zal volgen; want geene macht op aarde, hoe hoog ook gezeten, kan
+de taal der daadzaken wederstaan.</p>
+
+<p>Maar ik bezweer u, landgenooten, bederft onze schoone zaak niet door
+partijzucht, vertraagt onze wedereisching niet door driften, die aan de
+Fransche beschaving zijn ontleend.</p>
+
+<p>Herinnert u steeds de leus van het voorgeslacht: godsdienst, vorst en
+vaderland.&mdash;Onze voorouders bezaten een stil en zuiver geloof in de
+Alvoorzienigheid: dit geloof zij in onze voortbrengselen ge&euml;erbiedigd,
+het beziele onze pogingen, opdat de uitheemsche twijfelgeest verjaagd
+worde.&mdash;Onze vaderen hadden eenvoudige en kuische zeden, zij braken
+nooit den band des huwelijks, waren trouw aan hun woord en rechtzinnig
+in hunnen handel: die zeden moeten wij voeden en verspreiden, opdat het
+vreemde vergift ontworteld worde.&mdash;Geen volk op aarde heeft meer liefde
+tot zijne goede vorsten getoond dan onze vaderen: die liefde, die
+getrouwheid zij ook in ons, opdat de vreemde omwentelingsgeest ons
+vaderland niet aandoe,&mdash;opdat onze koning zich eens in de verkleefdheid
+van het Vlaamsche volk verblijde&mdash;en opdat de worm der wroeging zijnen
+angel zette in het hart van hem, die ons zoo valschelijk beschuldigd
+heeft.</p>
+
+<p>In &eacute;&eacute;n woord, alwat eerbiedwaardig is, zij door ons verdedigd, alwat
+deugdzaam en lofbaar is, diene als grondsteen ter opbouwing van den
+Vlaamschen tempel.... Maar, met heldenmoed en met de vaderlijke
+hardnekkigheid de vreedzame strijd voortgezet, onverpoosd gekampt tegen
+zedenbederf, verbastering en onrechtvaardigheid; met onwrikbare
+overtuiging terug gevraagd wat men ons ontnam. Geene vervolging, geen
+lijden overwogen.&mdash;Vooruit, zonder omzien, altijd vooruit naar het recht
+en naar het goede. Het is voor moedertaal, voor godsdienst en voor
+vaderland!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN TE BRUSSEL, DEN l6{den} MAART 1846, BIJ HET GRAF VAN JOZEF DE
+HOY, UITSTEKEND LEERLING DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN.</p>
+<br>
+
+<p>Mijne Heeren en Vrienden!</p>
+
+<p>Van verre kwamen wij naar de hoofdstad, om hier, op het stille veld des
+doods, eenen heiligen, doch droeven plicht te vervullen. D&aacute;&aacute;r, in dat
+gapende graf, rust het zielloos lijk van onzen vriend en broeder....
+Gisteren nog lachte zijn schoon en mannelijk gelaat ons toe; wij hoorden
+nog zijne zoete stem ons met geestdrift spreken over de edele bestemming
+der kunst en over de schoonheid der natuur; wij zagen nog zijne oogen
+blinken met het vuur der hoop op eene roemvolle toekomst;&mdash;en nu, nu
+ligt hij d&aacute;&aacute;r, in den schoot der aarde, bevrozen onder den kouden zoen
+des doods&mdash;verloren voor zijn vaderland, voor zijne moeder en voor ons!</p>
+
+<p>Pijnlijk is de gedachte, die in onzen geest opstaat bij dit laatst en
+plechtig afscheid; maar hartscheurend wordt zij, wanneer wij ons
+herinneren, welke schoone loopbaan beloofd was aan hem, over wiens
+ontzield lichaam de aarde zich nu voor eeuwig sluiten gaat.</p>
+
+<p>Ja, God had hem mildelijk bedeeld met al de gaven des lichaams en der
+ziel: hij bezat in rijke maat het edel gemoed, de begeestering en de
+scheppingskracht des kunstenaars. Ook had de Academie van Antwerpen,
+wier beste leerling hij was, hem al hare lauwerkronen geschonken; hij,
+ingesproken door het gevoel zijner voorbestemming, had zijne gansche
+jeugd toegewijd aan het doorgronden der kunstgeheimen en aan het
+betrachten der natuur, wier schoonheden hij met eene soort van
+aanbidding bewonderde.</p>
+
+<p>Na lange jaren van gewetensvollen arbeid, blonk dan eindelijk op zijn
+voorhoofd eene sprankel des vernufts; de natuur had hem een gedeelte
+harer geheimen laten raden: zijne werken droegen reeds den onmiskenbaren
+stempel eener latere meesterhand. Wij allen, zijne vrienden, en de
+Academie, zijne kunstmoeder, hoopten op hem als op eenen nieuwen luister
+voor de Vlaamsche school.&mdash;Oh, zijn leven was schoon en zuiver als een
+hemel: geen mensch kon hem zien zonder hem te beminnen; want zijn hart
+scheen gevormd uit de vlammen van kunstvuur, liefde en dankbaarheid.
+Vriendschap bestrooide zijn pad met altijd frissche bloemen....</p>
+
+<p>En dan,&mdash;wanneer alles hem toelachte op deze wereld, als de baan des
+roems zich voor hem geopend had, en dat wij, zijne leeraars, zijne
+makkers, zijne kunstgenooten, voor hem met liefde eene toekomende
+kunstkroon vlochten,&mdash;dan, dan kwam de nijdige dood en brak dien gouden
+levensdraad af! Van die toekomst, van dien arbeid, van dien roem blijft,
+eilaas, niets meer op de aarde dan dit koude lijk van onzen jongen
+vriend!</p>
+
+<p>O, stort tranen, gij Wappers, zijn meester en beschermer! U is een
+lieveling en een zoon ontrukt. Zoo verijdelde de wreede slag van het lot
+uwe lessen en uwe moeite, zoo vernietigde hij uwe zoetste hoop, zoo
+doodde hij het zaad des vernufts, dat gij in zijnen schedel deedt
+ontkiemen. O, ween bij dit graf: uw beminde kunstzoon is niet meer!</p>
+
+<p>Stort gij ook tranen, gij, zijne leermeesters, die in name der
+Antwerpsche kunstmoeder hem tot de laatste rustplaats vergezelt: de
+Academie verliest in hem een waardigen en altijd dankbaren telg, die met
+liefde voor haren roem en voor haar welzijn waakte, en door zijne zoete
+deugden veel bijbracht om de eendracht in haren schoot te doen
+heerschen. O, weent gij ook bij dit graf: uw dankbare leerling is niet
+meer!</p>
+
+<p>Stort gij ook tranen, gij zijne medeleerlingen en kunstgenooten.
+Beklaagt hem, gij allen, die hem hebt gekend en bemind; treurt over het
+verlies van zooveel arbeid en zooveel hoop; bevochtigt met smartwater de
+aarde, die hem bedekken gaat, opdat het gras boven zijn gebeente zich
+voede met de teekens uwer droefheid. Ach, weent: uw goede vriend, uw
+jonge kunstmakker is niet meer!</p>
+
+<p>En gij, betreurde broeder, rust zacht in den schoot des vaderlands!
+Misschien was uw laatste uur bitter, omdat gij van uw doodbed te
+vergeefs uwe handen naar ons uitstaakt, en sterven moest verre van uwe
+Antwerpsche vrienden. O, wees getroost, dierbare doode. Zie neder van
+uit uw nieuw vaderland: bij uw graf staan ze allen; zie uw goeden
+meester, uwe leeraren, uwe medeleerlingen, uwe kunstgenooten tranen
+storten over uwe vroege opvaart,&mdash;en verblijd u nogmaals, als op aarde,
+in de uitgestrektheid onzer liefde tot U!</p>
+
+<p>En nu, Jozef De Hoy, lieve broeder, uw graf gaat zich sluiten; met
+verbrijzeld hart moeten wij het veld verlaten, waar uw gebeente rusten
+zal.... Welaan dan, zalige ziele, ontvang in den schoot der Godheid ons
+laatst en smartelijk Vaarwel!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN J.F. WILLEMS, DEN 26<sup>sten</sup> JUNI 1846.</p>
+<br>
+
+<p>Mijne Heeren en Kunstgenooten!</p>
+
+<p>Door de Antwerpsche <i>Maatschappij ter bevordering van Nederduitsche
+Taal-en Letterkunde</i> gelast, bij dit plechtig rouwfeest in haren naam
+het woord te voeren, is het met een diep gevoel van treurnis en van
+ontzag dat ik dezen heiligen grond betreed.</p>
+
+<p>Het is dan waar: in den schoot dezer aarde slaapt Willems! Hier, onder
+onze voeten, rust hij voor eeuwig!</p>
+
+<p>Dat statig hoofd, woonplaats van vernuft en geestkracht, ligt ontzenuwd
+en loodzwaar neergezonken op het steenen rustbed!</p>
+
+<p>Stom is de tolk, wiens machtig woord in aller zielen overtuiging en moed
+storten kon,&mdash;stom de vaderlandsche nachtegaal, die het begeesterd
+Vlaamsch lied, als eene stem uit het roemrijk verleden, in onze harten
+zoo meesterlijk herklinken deed....</p>
+
+<p>Het kind, dat, nog stamelend, reeds als een toegeheiligde Nazare&euml;r, als
+een voorbestemde Eliacim, van wedereisching droomde, van moedertaal en
+Vlaamschen roem voorspelde;&mdash;den jeugdigen man, die het verbasterd
+nakroost opriep uit den slaap der verloochening, en den vreemde
+uitdaagde tot den strijd voor Vlaanderens wedergeboorte: die op zijne
+breede schouders den kruisboom der algemeene dwaling laden dorst; die,
+vervolgd en gebannen, in de stilte der ballingschap het vaderland eenen
+onsterfelijken roem bereidde;&mdash;den ouderling, die, als een reus in
+geduld en wetenschap, de aarde der verledene eeuwen opgroef en
+doorwroette, om de verlorene parelen onzer letterkroon op te zoeken; die
+juichend over gansch Europa de vergetene diamanten weder glinsteren
+deed:&mdash;<i>Slag van Woeringen</i>! <i>Brabantsche Yeesten</i>! <i>Reinaart</i>!
+stralende gesteenten, door hem geslepen en beglansd in de diepte zijner
+eenzame nachten!...</p>
+
+<p>Eilaas, het kind, den man, den ouderling, den dichter, den strijder, den
+geleerde&mdash;het nijdige graf heeft ze verzwolgen! Van hen blijft ons niets
+meer dan hun eeuwige roem en het goede, dat ze hebben gesticht.</p>
+
+<p>Gentsche bodem, gewijde rustakker van Vlaamsche helden en vaderlandsche
+martelaars, aan Willems ook hebt gij eene plaats ingeruimd tusschen de
+gebeenten uwer roemrijke vaderen. Wij benijden u dien dierbaren schat
+niet. God heeft het zoo gewild.</p>
+
+<p>Willems moest in zijnen dood zoowel als in zijn leven het ware beeld des
+vaderlands zelven zijn. De Antwerpsche grond droeg zijne wiege en hoorde
+zijne eerste zangen, Brabant werd verheerlijkt door zijne schoonste
+meesterstukken; op den grond van Vlaanderen heeft hij gezwoegd en
+geleden ... in den schoot van Vlaanderen moest Willems rusten; want, was
+hij ook niet een Vlaamsch held, een vaderlandsch martelaar? Zijne
+onvergankelijke nagedachtenis blijve aldus een band, door God zelf
+gesmeed tusschen alle gouwen, waar de Dietsche tale klinkt!</p>
+
+<p>Met het vochtig oog op dit graf gericht, beseffen wij dieper wat wij
+hebben verloren; wij erkennen niet alleen, dat, sedert de uitverkorene
+ten hemel opklom, een glansrijk en arbeidvol tijdstip gesloten is; maar
+iedereen van ons gevoelt met angst, dat het Vlaamsche leger zijn
+opperhoofd verloren heeft. Inderdaad, zoolang de veldheer het volle
+leven genoot, stonden de Vlaamsche strijders als een ondoordringbare
+muur v&oacute;&oacute;r den vijand geschaard, altijd gereed om het heiligdom der
+moedertaal tegen allen hoon te verdedigen, voor alle schennis te
+bewaren.... De veldheer sneuvelde, de band was verbroken!</p>
+
+<p>Als verstomd door dit onverwacht verlies, zonder leidsman en middelpunt,
+liepen de Vlaamsche strijders gedeeltelijk uiteen en vergaten te waken
+bij het pand, dat aan hunne gemeene macht was toevertrouwd. De vijand
+sloop in het kamp en strooide er de verderfelijke zaden van mistrouwen
+en verdeeldheid.</p>
+
+<p>Was Willems' dood dan geene harde beproeving genoeg?&mdash;Ach neen! Eene
+andere schitterende star moest den hemel onzer letterkunde nog
+ontvallen; Ledeganck moest ook op zijne verbrijzelde harpe het hoofd
+voor eeuwig te rusten leggen; de twee straalrijkste lampen in den tempel
+der Vlaamsche kunst moesten door het wreede noodlot worden uitgedoofd!</p>
+
+<p>En, als wilde eene geheime macht afmeten tot hoeverre der Vlamingen
+standvastigheid gaat, als wilde zij beproeven, of onze vaderlandsche
+zaak tegen het geweld der losgebrokene stormen bestand is, wierp zij
+oneenigheid, tweespalt en verzwakking onder ons, terwijl onze harten nog
+ontsteld waren van rouw en droefheid.</p>
+
+<p>God, op welk tijdstip toch! Nu het bedreigde vaderland op ons roept, als
+op de uitgelezensten zijner zonen; nu de zwangere onweerswolken op onze
+grenzen samendrijven, nu de vreemdeling op onzen geboortegrond zelven
+werktuigen gevonden heeft, om ons te verleiden tot de verzaking onzes
+voorgeslachts, onzer moedertaal, onzer zeden, onzes verleden, onzer
+toekomst; nu de tijd gekomen is om onze vijftienjarige beloften te
+vervullen; nu iedereen, die zijn land bemint, het oog op ons gericht
+houdt, om te weten of onze gloeiende zangen geene ijdele woorden waren;
+nu alles, menschen en gebeurtenissen, ons toeroept: &quot;het uur is daar!
+toont wie gij zijt!&quot; nu zijn wij oneenig! nu strijden wij met verdeelde
+krachten, als hadden wij nooit in dezelfde rangen de wapenen van woord
+en geest voor 's lands eere gevoerd; nu staan wij eendrachteloos en
+zonder beraad, verspreid rond het heiligdom van ons bedreigd
+volkebestaan!</p>
+
+<p>Wie zal de verstrooide scharen weder vereenigen en ten strijde voeren
+voor moedertaal en vaderland? Wie van ons heeft door zijne ondervinding,
+door zijne lange loopbaan, door zijne wetenschap, door zijn kalm vernuft
+nu reeds het recht bekomen om aan de spits zijner broederen te staan?</p>
+
+<p>Willems alleen bezat dit recht; hij was wel metterdaad onze wettige
+vorst in het rijk der vaderlandsche letteren, vermits dit rijk dreigt in
+te storten bij zijnen dood.</p>
+
+<p>O, Willems, Ledeganck, roemrijk bardenpaar, nu in de hemelzaligheid
+vereenigd, gij ziet wellicht met treurnis van uit den schoot der Godheid
+op ons neer; misschien vertroost onze dankbare hulde uwe schimmen niet
+gansch over het plicht vergeten, waarin eene onbesefbare dwaling ons
+gedompeld houdt.&mdash;Zoudt gij vreezen, dat de Vlaamsche scharen, door
+onderling mistrouwen verzwakt, eindelijk bezwijken zullen? Dat uw
+voorbeeld, uw arbeid nutteloos zal worden gemaakt?</p>
+
+<p>Ha, neen! neen, niet waar? Gij verheugt u, omdat uw oog in het goddelijk
+boek der toekomst heeft mogen lezen: <i>Het Vlaamsche volk zal niet
+vergaan</i>! Gij lacht ons vroolijk toe uit den Hooge, omdat gij hoopt, dat
+hier, bij uwe graven, omgeven door den wasem, die uit uw heilig
+overschot opstijgt, wij onze harten openen zullen voor het volle gevoel
+van onzen dierbaren plicht; omdat gij hoopt, dat een straal der
+broederliefde ons verlichten zal; dat wij, overwegende wat uwe
+nagedachtenis van ons eischt, ons mistrouwen zullen afleggen om met
+vereende krachten te doen wat gij ons hebt voorgeleerd;&mdash;om den last te
+volvoeren, welken gij, betreurde barden, met uwen roem ons tot erfdeel
+naliet!</p>
+
+<p>O, landgenooten, kunstvrienden, die uit alle gouwen van Belgi&euml; hier op
+Arteveldes geboortegrond, bij Willems' laatste rustplaats, vergaderd
+zijt, o, mocht het zoo geschieden! Mocht in deze onze plechtige hulde
+aan de nagedachtenis van eenen dierbaren doode het vaderland de weldaad
+der herstelde eendracht vinden!</p>
+
+<p>Zijn wij niet altemaal broeders in den Vlaamschen bloede? Is het niet
+dezelfde zucht, die onze harten jagen doet? Arbeiden wij niet te gader
+voor Vlaanderens grootheid?</p>
+
+<p>Aanschouwt dit graf! Kan er wel een schooner altaar der broederliefde
+voor Vlamingen zijn? Ach, ontsteken wij daarop de gewijde vlam der
+eendracht; dat het onze gevoelens van oneenigheid als een zoenoffer
+ontvange en vertere!--Dan zal Willems' gebeente van blijdschap trillen
+onder den kouden steen; dan zal zijne zalige schim voor 's Heeren
+aanschijn juichen op die zegepraal.... En wij, wij zullen onze zonen in
+bedevaart naar hier geleiden, naar het Campo-Santo, waar de Vlaamsche
+helden rusten, om God te danken over de hier behaalde
+overwinning;&mdash;tusschen het gras, dat nevens de heilige graven zijne
+halmen opschiet, zullen wij onze kinderen doen knielen, hun spreken van
+den <i>Vader der Dietsche dichters altegader</i><a name="FNanchor1"></a><a href="#Footnote_1"><sup>[1]</sup></a>, hun den welvaartszang
+van den Vlaamschen zwaan<a name="FNanchor2"></a><a href="#Footnote_2"><sup>[2]</sup></a> leeren stamelen, en ze doen bidden voor
+moedertaal en vaderland!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN OP HET GROOT MUZIEKFEEST TEN VOORDEELE DER SLACHTOFFERS VAN
+DEN HONGERSNOOD IN VLAANDEREN (1847).</p>
+
+<p>Mijnheeren en Mevrouwen!</p>
+
+<p>Wij vieren heden het blijde feest der zedelijke wedergeboorte onzes
+vaderlands. Deze zaal weergalmt van vreugdeliederen,&mdash;nog klinkt aan ons
+luisterend oor het schoone gezang der verleidende vrouwenstem,&mdash;alles
+ademt hier voldoening en geestdrift.</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Ach, de onweerstaanbare stem des gewetens en des plichts dwingt mij die
+vreugde te storen. Ik moet eenen snijdenden noodkreet tusschen onze
+jubeltonen mengen,&mdash;uwe gemoederen met pijn vervullen,&mdash;tranen doen
+storten misschien!</p>
+
+<p>Maar indien gij met ontheffing onze blijde zegeliederen aanhoordet, zult
+gij toch uw hart niet sluiten voor de droeve stem onzer stervende
+broeders. Gij zult mij aanmoedigen, niet waar?&mdash;Ja, want het is in naam
+der heilige menschenliefde&mdash;dit schoonste kenmerk van der Belgen
+geslacht&mdash;dat ik een akelig graftooneel voor uwe oogen openspreiden ga.</p>
+
+<p>Vlaanderen! Vlaanderen!--Die naam, zoo vermaard, was eens het zinnebeeld
+van rijkdom, van nijverheid, van kunstmin, van heldenmoed; in de gansche
+wereld wekte hij de gedachte op van een uitgelezen volk, dat met het
+zweet zijns aanschijns eene woestijn tot een aartsparadijs had
+herschapen.&mdash;Begroet als de geboortegrond der volksvrijheid, bewonderd
+als de wieg van een heldengeslacht, bemind als het tweede vaderland der
+kunsten....</p>
+
+<p>Vlaanderen! Vlaanderen! Nu is die naam een gebed,&mdash;eene klacht, die
+oprijst uit een onmeetbaar graf&mdash;een doodsschreeuw, die vergaat op de
+lippen der stervenden; een laatst vaarwel, door onze bezwijkende
+broeders ons toegestuurd!</p>
+
+<p>Waar is nu het heldenvolk? het nijverig geslacht, dat zich uit de
+zandige vlakte den schoonen lusthof van Europa bouwde? Waar zijn de
+afstammelingen van De Coninck, van Artevelde, van Van Eyck, van Stevyn?</p>
+
+<p>Eilaas, het grieft mij, dat ik de bloedige wonden mijns vaderlands
+ontblooten moet ... maar laat uw geest mij volgen,&mdash;ik zal u toonen,
+waar ze zijn en wat ze lijden!....</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Hier is het koud, niet waar? Hier, in de stilte des doods, beklemt het
+hart zich met afgrijzen en met schrik.&mdash;Wij zijn in het rijk des
+hongersnoods.</p>
+
+<p>Ziet gij ginds die halfnaakte menschenschimmen bij hoopen over de woeste
+velden dwalen en zoeken, gelijk de raven doen? Ziet, hoe machteloos zij
+hunne stramme leden over de sneeuw voortsleepen! Eene onuitsprekelijke
+pijn doorwoelt hun ingewand, hun oog is zonder leven, de aschverf der
+verkwijning ontkleurt hun aangezicht&mdash;zij hebben honger en zoeken
+voedsel. Daar valt er een, die niet meer op zal staan&mdash;nog een&mdash;nog
+meer! De hoopen verminderen; zij zaaien hunne lijken langs de baan;
+niemand ziet om naar den gevallen broeder; want ieder voelt ook de
+ijskoude hand des doods op zijnen verengden boezem drukken.&mdash;De
+hongersnood geeselt die levende geraamten voort; zij bukken het hoofd
+nog dieper in de wanhoop en dwalen sprakeloos verder&mdash;altijd
+verder;&mdash;misschien totdat de laatste gevallen zij!...</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Richt uw oog voorbij gindsche boomen. Ziet gij daar niet die bewegende
+grauwe vlekken op de sneeuw? Het zijn dieren, die eene prooi zoeken,
+niet waar? Neen, neen, menschen zijn het: vrouwen en kinderen, die
+huilend over het rapenveld kruipen en hunne ontvleesde vingeren ten
+bloede krabben, om aan den bevrozen grond nog een uur levens te
+ontrukken. Hier ook liggen er reeds ontzield, met het logenachtig
+voedsel in de verkrampte vuist!...</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>D&aacute;&aacute;r, voor ons, schiet een kerkje zijne blauwe torenspits ten hemel. Het
+is een dorp, befaamd om de werkzame nijverheid zijner inwoners. V&oacute;&oacute;r
+eenige jaren galmde in elke dezer hutten het gerucht des arbeids en het
+heldere gezang der levensvreugd; gezondheid en kracht blonken als rozen
+op het gelaat der kinderen; de moeder zat er weltevreden, met den lieven
+zuigeling op den schoot, nevens het getouw van eenen moedigen vader,
+eenen beminden echtgenoot!</p>
+
+<p>Nu?&mdash;nu zwijgt er alles: men zou zeggen, dat de inwoners in eenen diepen
+slaap verzonken liggen.&mdash;Dwaling, dwaling! Daarbinnen, achter die stomme
+muren, zitten ook van die geraamten met wanhoop in elkanders oogen te
+staren, en sprakeloos wachtend op den roep van God!</p>
+
+<p>Opent eene deur&mdash;kiest toch niet&mdash;de hongersnood verschoonde hier
+niemand.... Zie, d&aacute;&aacute;r op zijn verbrijzeld getouw zit de Vlaamsche
+arbeider; nevens hem, op wat stroo, ligt het lijk van zijn oudste
+zoontje,&mdash;een ander kind omvat zijne knie&euml;n en huilt om voedsel. Wat
+verder zit de moeder; zij drukt haren zuigeling tegen de borst en
+bevochtigt zijne dorre lippekens met hare tranen. Arme vrouw Zij lijdt
+honderdmaal, want het is de vrucht haars lichaams, die snikt en in hare
+armen sterven gaat! Wee, wee, te midden van het stomme huisgezin staat
+een afgrijselijk spook te lachen: de dood, die loert en wacht....</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Komt aan, verlaten wij dit akelig graf. Moed is er noodig tot het
+volbrengen onzer droeve reis:&mdash;overal lijken, overal stervenden, overal
+hongerige zwermen....</p>
+
+<p>Luistert, in dit dorp galmen menschenstemmen. Ha, d&aacute;&aacute;r, op eene kraam,
+liggen vele stukken vleesch. God dank, hier is nooddruft, hier zal
+vreugde zijn!--Ach, neen, hier ook is lijden. Ziet, hoe honderden
+vrouwen en kinderen daar staan en weenen; hoe de mannen hunne boezems
+met de nagels verscheuren, hoe men huilt, hoe men kruipt en in krampen
+spartelt bij het gezicht van het nog bloedend voedsel. Eilaas, de
+redding, het leven lacht hun spottend toe;&mdash;de ijselijkste martelpijnen
+moeten ze doorstaan;&mdash;want dit vleesch is niet voor hen: het is te
+koop,&mdash;men moet rijk zijn om er eene bete van te verkrijgen.... En
+nochtans,&mdash;o God, hoe schrikkelijk;&mdash;het is paardenvleesch,
+hondenvleesch!</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Maar daar stormt de brandklok! het vuur verteert eene boerenwoning. Die
+ongelukkigen loopen er naartoe; want elk nieuw voorval brengt immers
+eene nieuwe hoop?&mdash;Reeds klimmen de vlammen boven het dak,&mdash;het huis
+stort in.... Ziet, daar loopen ze halfnaakt door het vuur en sleuren,
+met juichende zegeroepen, den verkoolden romp van een dier uit den
+brand. Vrouwen, kinderen, mannen werpen zich op de onverwachte prooi; ze
+scheuren het zwarte vleesch van het gebeente en verslinden het met den
+lach der zaligheid op den mond. Andere zwermen komen toegeloopen; men
+strijdt, men vecht om een deel van het akelig voedsel.&mdash;Welhaast is het
+dier verdwenen. Honderden, die te laat kwamen, blijven in vertwijfeling
+op de bloedige plaats staren, waar anderen verkwikking vonden, en rukken
+zich de haren uit het hoofd, omdat zij bij het wellustig feestmaal niet
+mochten tegenwoordig zijn!</p>
+
+<p>Och, genoeg, genoeg! Het hart scheurt bij het gezicht van zooveel
+lijden. Ontvluchten wij dit afgrijselijk oord; keeren wij terug naar
+streken, waar men het gevoel des doods en der verkwijning zoo niet met
+de lucht inademt. Wij zullen onder eenen klaarderen hemel tranen storten
+over het lot onzer broederen....</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Mijnheeren en mevrouwen, welke ook de gedachte zij, die Gij u tot heden
+over den nood in Vlaanderen gevormd hebt, toch zult gij wellicht het
+tooneel, dat ik u voorschetste, aanzien als te zeer overdreven en de
+waarheid voorbijloopend. Gave God, dat dit vermoeden gegrond ware! Maar,
+eilaas, het is zoo niet. Mijn woord is integendeel niet machtig genoeg,
+om u het tafereel van Vlaanderens ellende in al zijne akeligheid voor
+oogen te stellen.&mdash;Het is waar, dat de hongersnood het bloed van
+Artevelde in de aderen zijner zonen ontsteekt en bederft; het is waar,
+dat het nageslacht van De Coninck, van Breydel, van Borluut als een hoop
+hongerige wolven over de velden dwaalt en het rapenloof als eene
+lekkernij verslindt; het is waar, dat gansche dorpen bijna uitgestorven
+zijn; het is waar, dat men hondenvleesch verkoopt; het is waar, dat niet
+verre van ons, te midden van ons schoon en rijk vaderland, eene gansche
+bevolking verkwijnt en in het graf zinkt!...</p>
+
+<p>Wat gedaan in zulken onmeetbaren nood? Wat mag Vlaanderen nog redden?
+Wie kan die nedergeslagene, die zieltogende natie krachten verleenen om
+betere dagen te gemoet te zien?</p>
+
+<p>Zouden wij de hoop gansch uit onze harten laten vervliegen en met
+eenigen onzer landgenooten voor alle antwoord zeggen:&mdash;<i>de Dood</i>? Neen,
+neen, gansch Belgi&euml; heeft geroepen:&mdash;<i>Weldadigheid</i>! Weldadigheid zal
+Vlaanderen steunen, totdat de morgenstond der redding de kim verlichte!</p>
+
+<p>O, wat is het schoon, eene geheele bevolking, zonder onderscheid van
+taal of afkomst, tegen den vreeselijken hongersnood te zien kampen, met
+de heilige wapenen der menschenliefde, en der barmhartigheid! Te zien,
+hoe stramme priesters den reisstok in de hand nemen, en als ware beelden
+van hunnen goddelijken meester zich over het vaderland verspreiden, om
+erbarming te roepen over hunne lijdende schapen! Hoe de Belgische
+vrouwen,&mdash;engelen des troostes op deze aarde,&mdash;hunne betooverende stem
+nog zoeter maken om de harten te treffen! Hoe het gevoel van
+weldadigheid alles heeft weten te bevruchten, en tot nevens de minst
+ingetogene vermaken zelfs een gebed heeft geplaatst! Hoe een
+tachtigjarige grijsaard tot zijn bed toe verhoopt, om nog eenigen zijner
+broeders te kunnen laven! Hoe uit alle steden, uit alle huizen, uit alle
+hutten de verzamelde liefdepenningen als een regen der verkwikking over
+het snakkend Vlaanderen worden gespreid!</p>
+
+<p>Ach, en toch hebben al deze vereenigde krachten den schrikkelijken
+hongersnood nog niet kunnen verdrijven; maar het heilig werk is
+begonnen; reeds zijn er duizenden uit de armen des doods ontworsteld.
+God zal welhaast zijne machtige dienaresse, de zon, ons tot strijdgenoot
+verleenen; Hij zal den vruchtbaren schoot der aarde ontsluiten en het
+zaad zegenen, dat de menschenliefde zelve over den akker zal hebben
+gestrooid. Ja, ja, de Belgische weldadigheid zal zegepralen over de
+plaag!--En dan, dan zullen wij met nog meer innigheid het vaderland
+beminnen, dat aan zijne reeds zoo luisterrijke kroon nog die
+allerschoonste parel des roems zal hebben gehecht; dan zullen wij weten,
+dat alle Belgen broeders zijn, wanneer een zelfde band van edelmoed en
+goedheid ze onafscheidbaar zal omsluiten.&mdash;En misschien&mdash;de geest der
+toekomst roept het aan mijn oor&mdash;misschien zal het schoone Vlaanderen
+nog eens het hoofd uit het graf verheffen, en aan den hemel der nati&euml;n
+blinken als de star der nijverheid en der volkskracht!...</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Gij ook, die met ontroering op mijne stem hebt geluisterd, gij zult het
+arme Vlaanderen niet vergeten, niet waar? Gij zult ook deel willen nemen
+in den strijd tegen den hongersnood? Gij zult nog eene aalmoes geven?
+Ach, om Gods wil!--gedenk dat het penningsken, dat gij wegschenkt,
+misschien nog intijds zal komen om eene stervende moeder te redden van
+den dood!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN THEODOOR VAN RYSWYCK, DEN 10<sup>den</sup> MEI
+1849.</p>
+<br>
+
+<p>O, Heer! voor welk onbekend verbreken boeten wij dan, dat Uwe hand zoo
+loodzwaar op ons nederzakt? Eilaas, de tijden zijn verre, dat wij in
+saamgestemde tonen het heilig loflied ter eere des vaderlands deden
+schallen,&mdash;dat wij, moedig en vroolijk, voor het goede streden en U
+juichend dankten bij elke zegepraal op verbastering en volksbederf
+behaald! Nu is alles duister en akelig op onze baan: onze vaderlandsche
+feesten zijn sombere lijktochten, onze vergaderplaats het veld des
+doods, onze zangen het eeuwige vaarwel, bij het graf onzer dierbaarste
+broeders gesnikt....</p>
+
+<p>Nog treurt het hopeloos Vlaanderen over de vroege opvaart zijner edelste
+zonen, nog zwoegt het weenend om den gedenksteen op het graf van den
+Gentschen zwaan<a name="FNanchor3"></a><a href="#Footnote_3"><sup>[3]</sup></a> te rollen, nog bloedt het uit zijne dubbele wonde
+... en reeds bonst een nieuwe noodkreet uit zijne scheurende ingewanden
+over het neerslachtig vaderland!</p>
+
+<p>Bij een ander graf&mdash;het laatste, dat wij sidderend zagen
+sluiten&mdash;durfden wij hopen, dat de storm had uitgewoed. Twee eiken
+kruinen lagen ontworteld en verbrijzeld ten gronde....<a name="FNanchor4"></a><a href="#Footnote_4"><sup>[4]</sup></a> Het offer was
+volbracht? Eilaas, neen, neen! Nog ergens, in een welig oord bij de
+Schelde, bloeide een frissche wilg, in de volle kracht zijner
+oorspronkelijke milde natuur. Bij den minsten zucht, die zijn loover als
+de snaren eener harp deed trillen, liep het volk luisterend toe, en het
+bewonderde met dankbare aandacht de zoete liederen, die als
+dauwdruppelen glinsterend en zoel in de harten vielen, troost en balsem
+goten over het wee des vaderlands en de taal onzer moeder deden beminnen
+om hare harmonische en bekoorlijke zachtheid.</p>
+
+<p>Een voorbode des doods schoot nevens den frisschen boom voorbij en
+zengde zijn welig gebladerte: de zingende wilg verdorde langzaam&mdash;en
+stierf: kruin en stam vielen ter aarde. Niets meer, niets meer van hem
+dan de onvergankelijke naklank zijner betooverende liederen....</p>
+
+<p>Niet genoeg dat de <i>Vlaamsche Nestor</i> van tusschen ons werd weggemaaid,
+niet genoeg dat de wreede dood het lied in de keel des <i>Vlaamschen
+Nachtegaals</i> verworgen kwam ... ook de <i>Vlaamsche Bard</i>, de vroolijke
+zanger des volks moest ons verlaten&mdash;lijden en sterven als een
+martelaar.</p>
+
+<p>Daar ligt hij.... Van Ryswyck! bevrozen onder den kouden zoen des doods
+... en met hem zinkt voor eeuwig in den schoot der aarde zijne
+wonderlier, die het ingewand des volks trillen deed.</p>
+
+<p>Van Ryswyck! gij waart mijn eerste strijdgenoot. Samen trokken wij te
+velde tegen de vijanden van ons geslacht; samen verhieven wij het zwaard
+des woords, om den naam der voorvaderen te wreken en Vlaanderen op te
+heffen uit de vernedering. Terwijl ik dorst beproeven het vroegere
+heldendom ten voorbeeld onzer broederen op te roepen, stroomden van uwe
+lier mannelijke en machtige zangen, die het vaderland doorklonken en mij
+den boezem van hoop en vertrouwen deden zwellen. Mij suist nog in het
+oor:</p>
+
+Verheft het hart, verheft de stem;<br>
+Het klinke uit ieders mond:<br>
+Wat lot ons dreig', wat leed ons naak,<br>
+Ten strijde voor de moederspraak,<br>
+<span style="margin-left: 1em;">Op vaderlandschen grond!</span><br>
+Dreunt luid, der vadren taal ter eer;<br>
+Klinkt, zangen, klinkt in 't rond!<br>
+Van hier met vreemden pronk en praal<br>
+Wij zingen in der vadren taal<br>
+<span style="margin-left: 1em;">Op vaderlandschen grond!<a name="FNanchor5"></a><a href="#Footnote_5"><sup>[5]</sup></a></span><br>
+
+<br>
+
+<p>Van Ryswyck, diep betreurde broeder, het lot heeft ons in een
+verschillend pad geleid; doch achting, liefde heeft altijd tusschen ons
+voortbestaan. Onze baan voerde ons toch zoo menigmaal weder te zamen!
+Hoe dikwijls hebben onze handen in de eenzaamheid in elkander
+gegloeid;&mdash;hoe dikwijls ontstroomden onzen lippen woorden van
+begeestering, om elkander aan te moedigen tot den nationalen strijd!
+Hoe dikwijls verspraken wij elkander eene onverbrekelijke broedertrouw!</p>
+
+<p>Ah, die trouw is niet verbroken geworden. Moge eenige schaduw de
+vriendschap tusschen ons overneveld hebben, het hart toch bleef goed....
+Ja, bij uw nog ongesloten graf zeg ik het met de diepste overtuiging:
+gij hebt uwen strijdmakker blijven achten en beminnen, gelijk hij nooit
+een onvriendelijk gevoel tegen u in zijnen boezem toeliet. De traan van
+rouw en verdriet, die uwen ouden wapenbroeder nu bij den rand van uw
+graf ontrolt, moge uwe ziel in den schoot der Godheid verheugen en u
+zeggen, dat ik uw hart heb gekend en geschat....</p>
+
+<p>Taalgenooten, vrienden, gij, die met mij de aarde zijner laatste
+rustplaats bevochtigt en snikkend nederziet in den gapenden kuil, die
+zijn stoffelijk overblijfsel verslinden gaat, uwe smart is onzeglijk,
+niet waar? Het vaderland, al wie Vlaming is en Vlaanderens roem bemint,
+moet weenen! inderdaad! Die zwijgende baar omsluit voor eeuwig den
+goeden, minnelijken zanger, wiens voetstappen een eeuwig spoor van
+troost en blijdschap nalieten, uit wiens zachte blikken de opgeruimdheid
+des harten en de vriendschap straalden, wiens aanzijn vreugde en
+levenslust verspreidde waar hij kwam ... hij, het ware beeld der
+voorvaderlijke gulhartigheid!</p>
+
+<p>Kind der natuur, begaafd met eenen milden gloed van betooverende
+zielsharmonie, worstelde hij moedig tegen smart en verdriet om zijne
+zending te vervullen; hij verhief zich door eigene krachten, boeide het
+luisterend volk aan zijne lippen en verwierf, met eenen welverdienden
+roem, den eernaam van Vlaanderens lieveling.... Misschien ging het lot
+hem gunstig worden, misschien ging hij eenige rust genieten in zijn
+hobbelig en pijnlijk levenspad: maar, eilaas, een ijselijk wee verbrak
+de vaderlandsche harp in zijne handen, de heilige lamp der po&euml;zie doofde
+langzaam uit,&mdash;en, na onbedenkbaar lijden, legde hij, vermoeid en
+afgemat, het hoofd op zijn eens zoo verleidend en zoo machtig speeltuig
+neder.</p>
+
+<p>Indien iets bij dit graf zijne bedrukte ouders, broeders en vrienden
+troosten kunne, dan zij het de overtuiging, dat Van Ryswycks dierbare
+naam zal leven, zoolang uit eenen Vlaamschen mond de Dietsche tale
+klinkt. Die naam hoort toe aan de geschiedenis onzer letterkunde, door
+de onschatbare parelen van ingeboren vernuft en van dichterlijke
+harmonie, die in zijne werken liggen opgesloten; hij hoort toe aan onze
+zonen, die de liederen van den minnelijken Vlaamschen zanger niet kunnen
+vergeten.</p>
+
+<p>En nu, taalgenooten, zal dit graf zelf, zal onze gemeene smart ons niet
+indachtig maken, dat het nieuw en onherstelbaar verlies, waarmede het
+lijdend Vlaanderen geslagen wordt, de vereeniging onzer krachten noodig
+maakt tot het voltrekken van het gebouw, waaraan Van Ryswyck zoo
+onverpoosd heeft gearbeid? Zullen wij ongevoelig blijven aan den roep,
+dien hij, als door profetische inspraak gedreven, ons in betere tijden
+toestuurde:</p>
+
+Broeders, komt, de wraak gebluscht<br>
+In het boos gemoed.<br>
+Komt, elkaar in vree gekust,<br>
+En voor 't kwaad geboet.<br>
+<br>
+'t Leven is zoo kort en broos,<br>
+Om 't door haat en nijd<br>
+Te verbittren voor altoos,<br>
+Tot ons eeuwig spijt.<br>
+<br>
+Vrede, trouw en broedermin<br>
+Zij ons eenigst doel,<br>
+Met een onverzetbren zin<br>
+En een rein gevoel.<br>
+<br>
+Wie bestaat, die nooit misdeed,<br>
+Vrij van vlek en blaam...?<br>
+Dus, vergeven wij het leed,<br>
+In des Heeren naam!<br>
+
+<p>Ja, mocht de nagedachtenis van een en dierbaren doode onze harten
+vermurwen; mocht eindelijk het treurend vaderland in onze verzoening een
+gedeelte der krachten terugvinden, die het wreedste lot ons door zijne
+onverbiddelijke slagen ontroofde!...</p>
+
+<p>En gij, Van Ryswyck, arme vriend, betreurde broeder, slaap gerust in den
+geboortegrond, dien gij hebt bemind en verdedigd; hij zij u licht en
+zoet, de vaderlandsche bodem! Dat God u daarboven met Willems en met
+Ledeganck vereenige, opdat gij, roemrijk drietal, bidden moget voor ons
+en voor Vlaanderen.... Vaarwel, vaarwel.</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>OVER DE MISKENNING DER MOEDERTAAL, UITGESPROKEN OP EEN LETTERKUNDIG
+FEEST, TE ANTWERPEN IN 1851.</p>
+
+<p>Mijnheeren en Mevrouwen!</p>
+
+<p>Het is drie jaren geleden dat ik voor de laatste maal de eer genoot tot
+UEd. het mondelijk woord te sturen.</p>
+
+<p>Gedurende dien tijd zijn er op den grond der Vlaamsche zaak dingen
+gebeurd, die ik in het voorbijgaan aanraken wil, vooraleer tot het
+onderwerp mijner rede over te gaan.</p>
+
+<p>Wat ik zeggen ga, weet gij allen.</p>
+
+<p>Eene arglistige vervolging heeft sedert twee jaren op de Vlaamsche zaak
+gedrukt. Men heeft de verdedigers der moedertaal tegen elkander
+opgehitst, de tweespalt in onze rangen geworpen en ons door mistrouwen,
+door aangevuurden haat van elkander afgescheurd: eerst onze eendracht en
+onze macht gebroken, en dan elken Vlaamschen strijder persoonlijk
+bevochten en aangevallen, om zoo al de steunpilaren van den
+vaderlandschen tempel omverre te rukken, met de hoop dat het gebouw, tot
+gruis instortende, de stem van het verdrukte Vlaanderen voor eeuwig
+onder zijne puinhoopen zou versmachten.</p>
+
+<p>Twee jaren lang waande de vijand zich der overwinning zeker.</p>
+
+<p>En nochtans, hier staan wij weder v&oacute;&oacute;r u, talrijker, machtiger dan te
+voren!</p>
+
+<p>Wat beteekent dit? Het beteekent, dat alle grondbeginsels, die op de
+waarheid berusten, in de vervolging zelve eene bron van macht en leven
+vinden. Het beteekent, dat de Vlaamsche volkszaak, die wij verdedigen,
+niet op personen rust, maar eene onverdelgbare waarheid is. Het
+beteekent, dat zij zal vooruitgaan door de kracht alleen van haar
+grondbeginsel; dat zij zal zegepralen en eens haar edel doel zal
+bereiken, al spanden alle onvaderlandsche gevoelens te zamen om haar te
+verstikken!...</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Mijnheeren en mevrouwen, ik stel mij voor, UEd. het ware doel onzer
+streving nog eens voor oogen te leggen, in uw hart de vlam der
+vaderlandsliefde aan te vuren en u op te roepen om met ons, volgens de
+maat uwer vermogens, werkzaam te worden tot het opbouwen onzer verdrukte
+broeders, tot het verdedigen der moedertaal, door God en onze vaderen
+ons gegeven.</p>
+
+<p>Leent mij, bid ik u, uwe welwillende aandacht. Er is een volksstam,
+welks geschiedenis overvloeit van heldendaden en roemvolle feiten; een
+volksstam, die gedurende eeuwen aan het hoofd der Europeesche beschaving
+stond en aan de Westerwereld leeren moest, wat de woorden ontslaving,
+vrijheid, burgerrecht, handel en nijverheid beteekenen; een volksstam,
+die in kunsten, in wetenschappen en zelfs in oorlogsroem immer uitblonk,
+en aan den hemel der toekomst schitterende starren heeft gehecht,
+starren, onder welke er zijn, die men noemt: Van Eyck, Artevelde,
+Rubens, De Coninck, Van Dyck, Lipsius, Teniers, Van Maerlant, Mercator,
+Dodoens!</p>
+
+<p>Dit volk zoo moedig, zoo machtig, zoo trotsch, zoo vermaard ... dit volk
+waren onze vaderen.</p>
+
+<p>Welk schoon erfdeel hebben zij ons nagelaten! Eigen roem, eigen recht,
+eigen taal! Maar hoe hebben wij het heilig erfdeel des voorgeslachts
+bewaard? Hebben wij de vaderlijke rechten ons niet laten ontnemen?</p>
+
+<p>De twee derde gedeelten der bevolking van Belgi&euml; spreken Vlaamsch; de
+Vlamingen zijn dus in groote meerderheid. Zonder twijfel is hunne
+moedertaal de landtaal in Belgi&euml;; zonder twijfel overheerscht het
+Vlaamsch den minderen stam? Of, zoo de Belgische natie haar bestaan op
+gelijkheid en rechtvaardigheid tusschen de twee broederstammen heeft
+gebouwd, dan ten minste heeft elk het volle gebruik zijner taal en
+rechten behouden, en niemand ligt in Belgi&euml; voor zijne medelandgenooten
+in het stof gebukt?</p>
+
+<p>Eilaas, het is eene bittere spotternij, niet waar?&mdash;Wilt gij weten, wat
+er van de afstammelingen van Van Eyck, van Artevelde, van Rubens
+geworden is? Wilt gij het lot van het Vlaamsche volk kennen? Komt met
+mij; ik zal ze u toonen, de twee millioen broeders, die door de schuld,
+door de lichtzinnige modezucht van velen onzer tot onwetendheid gedoemd
+zijn; die slaaf zijn in geest en in lichaam, op den bodem van het meest
+vrije land der aarde; die rondsukkelen in den nacht der duisternis en
+voor eeuwig verwezen zouden blijven, om als onmondige kinderen, als
+verdrukte Paria's te leven en te sterven, indien het ons aan moed en
+kracht ontbrak, om tegen de vijanden van het Vlaamsche bloed manhaftig
+te staan en te kampen gelijk onze vaderen deden.</p>
+
+<p>Ziet gij daar, in die burgerwoning, eene vrouw bij eene wieg zitten
+droomen? Welke zalige hoop streelt haar moederhart! Zij lacht de
+toekomst tegen en vraagt met de oogen ten hemel: Welke is de bestemming
+van mijnen zoon, o God?&mdash;Zijne bestemming, vrouw? Hij zal vreemdeling
+zijn in zijn eigen vaderland; want de taal, die gij hem leert stamelen,
+is de taal van zijn geboorteland niet. Gij kunt zijne verbastering niet
+betalen, gij kunt hem geen Fransch doen leeren, arme moeder; daarom zal
+hij gedoemd blijven tot slafelijke minderheid, deel hebben noch in het
+openbaar leven, noch in de beschaving, noch in het licht des geestes;
+hij zal het slachtoffer worden der lafheid zijner broederen, die
+gedoogen, dat het Vlaamsche bloed, de Vlaamsche taal verstooten worden
+en verdrukt.</p>
+
+<p>Ha, het kind is een jonge man geworden! Zijn oog schittert toch van moed
+en levenslust; hij eischt zijne plaats onder de zonen des vaderlands;
+hij ziet elkeen vooruitstreven in den maatschappelijken stroom; hij wil
+deel hebben in het openbaar leven: wat zal hij worden? Hij is begaafd
+en, mocht hij zijne moedertaal bezigen, wie zou zijne bestemming durven
+bepalen? Nu? nu is hij nog niet bekwaam om korporaal, gendarme of
+sleuteldrager in eene gevangenis te zijn.&mdash;Ondersta uw lot,
+verstooteling: de weg der beschaving en des voorspoeds is voor iedereen
+geopend; voor u alleen, Vlaming, voor u alleen gesloten!</p>
+
+<p>Eindelijk, veertig jaar.... De Vlaamsche aanhoudendheid heeft zijnen
+arbeid vruchtbaar gemaakt; hij is burger, hij drijft handel. De
+verdrukking heeft hem niet verlaten! Nu is hij omringd van ambtenaren en
+staatsbedienden, die zijne taal niet verstaan; voor klachten, vertoogen,
+smeekschriften, voor alles, dat hem in aanraking brengt met de
+overheden, moet hij als een verstandeloos kind de pen van eenen
+zaakwaarnemer ontleenen en eene gehuurde hand betalen,&mdash;om hem te doen
+gevoelen, dat hij geen vaderland heeft.</p>
+
+<p>Hij wil naar recht en rede deel nemen in de openbare geestontwikkeling;
+hij wil in het staatkundig volksleven treden. Die opgedrongene
+onwetendheid doet hem lijden, omdat zijn hart hem zegt, dat hij ook
+mensch en Belg is. Maar de openbaarheid, door de grondwet hem
+gewaarborgd, is hem in eene vreemde taal ontgoocheld. Bij zijne
+provincie Fransch, op het stadhuis Fransch, in alle bestuurszaken
+Fransch; altijd de taal der minderheid, die den Vlaming in het stof der
+vernedering drukt en hem daar, zijn leven lang, gebogen houdt als een
+lid van een gevloekt geslacht, dat zelfs het recht zou verloren hebben
+om verbetering naar geest en naar lichaam te wenschen.</p>
+
+<p>Wilt gij den Vlaamschen burger op de bank der schande zien? Volgt mij
+naar het gerechtshof. Daar zit hij ... hij is verdacht van eene misdaad
+... men beschuldigt, men pleit, men getuigt, men twist. Wat hier op het
+spel staat, is zijne eer, zijne onschuld, zijn leven, de gansche
+toekomst van zijn huisgezin. Hij beeft en knarsetandt van woede ... hij
+verstaat niets van de beschuldigingen, tegen hem ingebracht: hij woont
+den strijd om zijne eer en zijn leven bij als een stomdoove martelaar!
+Dan eerst gevoelt hij, welke verdrukking zijn geslacht verplet; dan
+eerst breekt hem het hart van schaamte in den boezem; dan eerst
+vervloekt hij den naam van Vlaming en stuurt hij door de ruimte eenen
+blik van wraak tegen de bastaarden van zijnen stam, die door hunne
+lafheid hem overleverden aan dit schreeuwend onrecht.</p>
+
+<p>Dit is, vrienden, het lot van twee millioen onzer broeders. Hen in name
+onzer roemrijke vaderen verlossen van dit akelig lot, hen terugroepen
+tot het leven der ziel en des geestes, den naam en de taal onzes
+voorgeslachts weder met luister opbeuren uit de schande, dit is de
+schoone, de heilige taak, waaraan wij ons leven en onze vermogens hebben
+toegewijd. Is deze taak niet grootsch, niet edel genoeg?</p>
+
+<p>Maar beschouwen wij ons onderwerp nog langs eene andere zijde.</p>
+
+<p>Eenen anderen burger is ook een kind geboren,&mdash;zoon van eenen
+bevoorrechte in de Vlaamsche maatschappij. Deze zal het onderwijs in
+volle maat genieten; maar wat zal hij worden? Een verdediger van zijn
+geslacht? Een beschermer zijner broederen? Neen, neen, zonder het te
+weten, wordt hij de roede, die zijne broeders nog dieper moet helpen ter
+neder slaan. De taal, welke zijne moeder hem leerde stamelen, die vorm,
+waarin zijne eerste gewaarwordingen, zijn geest, zijn oordeel, gansch
+zijn wezen in hunne oorspronkelijk vruchtbare natuur gegoten werden, die
+taal is ook de ambtelijke taal van zijn vaderland niet. Zes of zeven
+jaren gaat hij slijten tot het aanleeren en doorgronden eener vreemde
+taal, al de kostbare overblijfsels van den eigen geest, in de kindsheid
+en in de jeugd vergaderd, moet hij afleeren, vergeten, verloochenen, om
+zich geheel in eenen nieuwen vorm te herscheppen. Aan eene uitheemsche
+beschaving moet hij nieuwe gedachten en een nieuw zedelijk bestaan gaan
+afbedelen.</p>
+
+<p>Wat kan er dan van de ingeborene gaven, die alleen den eigen mensch
+uitmaken, overblijven in dit pleisteren afgietsel van een vreemd beeld?
+Niets! Het is een ontleende man, wiens verstand en wiens gevoel als een
+moza&iuml;ek van vreemdaardige stukgedachten zijn bijeengebracht. Hij zij nu
+zeer geleerd, hoe hoog zal hij stijgen op de ladder der menschelijke
+vermogens?</p>
+
+<p>Zoo ontrooft men het Vlaamsche volk al zijne uitgekozene geesten, om er
+vreemdelingen van te maken. Men neemt uit zijn midden al degenen weg,
+die door God bestemd waren om hun geslacht tot voortgang op te wekken,
+te leiden en voor te lichten; men veroordeelt een gansch volk tot
+duisternis en tot eeuwigen stilstand.... En als Vlaanderen lijdt, als
+het, door hongersnood verkankerd, om hulp smeekt, dan roept men het
+wreedelijk toe: &quot;uwe onwetendheid, het gebrek aan vooruitgang zijn de
+oorzaken uwer ellende!&quot;</p>
+
+<p>Wreede spotternij! men steekt eenen ongelukkige de oogen uit: en men is
+boos genoeg om hem zijne blindheid als eene misdaad te verwijten!</p>
+
+<p>Gansch Europa heeft met medelijden het lot van het manhaftig Hongarije
+gezien;&mdash;maar hoe zeer ook een machtige keizer na de overwinning op de
+Hongaren drukken moest, toch heeft hij hun het volle gebruik hunner
+moedertaal gelaten: dit laatste palladium der volken heeft hij zelfs
+zijnen vijanden niet ontroofd.</p>
+
+<p>Wij, wij zijn afstammelingen van Van Maerlant, van Artevelde, van Van
+Eyck; wij hebben eene grondwet, die ons het vrije genot onzer moedertaal
+waarborgt; wij zijn geen overwonnen volk; wij zijn de groote meerderheid
+der Belgische natie ... en tot zooverre zijn wij in de kolk der
+vernedering gezonken, dat wij den ongelukkigen Hongaren het genot van
+het heiligste recht benijden moeten!</p>
+
+<p>Wie is er dan, wien het Vlaamsche bloed door de aderen vliet, die niet
+van verontwaardiging beeft bij zulke schande?</p>
+
+<p>Voorwaar, de aanslag des vijands is slim berekend; hij waant ons reeds
+verre gedwaald op de helling, die ons als volk in den nacht der
+vergetelheid storten moet; maar zullen wij blijven slapen in de lafheid,
+terwijl de naam onzer vaderen verloren gaat? Zullen wij den moed opgeven
+en, met de armen op de borst gekruist, den doodsstrijd van ons geslacht
+aanschouwen?... Tot wanneer? totdat de bazuin des noodlots in onze ooren
+dondere: &quot;dit is het vonnis der lafheid en der baatzucht: er is geen
+Vlaamsch volk op aarde meer!?...&quot;</p>
+
+<p>Ah, ah, neen! Duizendmaal neen! Zoo goedkoop zal het bestaan van het
+Vlaamsche heldenras niet geleverd worden!</p>
+
+<p>Gij bedriegt u, gij, die Vlaamsch Belgi&euml; reeds veroordeeld waant.
+Heldere starren zijn opgerezen in den nacht onzer vernedering; het
+Dietsche volk heeft het hoofd verheven; zijn oud bloed is aan het
+bruisen gegaan; langzaam, maar onweerstaanbaar als zijne vaderen,
+streeft het vooruit in de baan der wedereisching.... Gij hebt ook
+gespot, toen wij na 1830 het durfden ondernemen eene Vlaamsche
+letterkunde te stichten; gij hebt gespot en de jonge dichters
+uitgemaakt voor zinneloozen, die het waagden, zooals gij zeidet, eene
+wanluidende brabbeltaal te doen herleven.</p>
+
+<p>Oh, gij kendet noch de macht van het Vlaamsche bloed noch de schoonheid
+der Vlaamsche moedertaal. Slechts veertien jaar zijn er verloopen ... en
+de vruchten onzer letterkunde worden vertaald, gelezen en niet zelden
+bewonderd in Duitschland, in Engeland, in Itali&euml;, ja zelfs in Frankrijk!</p>
+
+<p>Gij hebt gespot, en op veertien jaren hebben die arme verstootelingen,
+die Vlaamsche zinneloozen gedeeltelijk iets tot stand gebracht, waaraan
+grootere volken niet zelden eeuwen tijds moesten besteden.</p>
+
+<p>Zoo zal het u ook gaan met de wedereisching onzer rechten: gij zult
+spotten; wij, wij zullen werken, werken zonder omzien, strijden zonder
+verpoozing, niet met het stoffelijk zwaard des gewelds, maar met het
+machtig zwaard des woords&mdash;en zoo vooruitgaan met de langzame doch
+onverwinnelijke kracht des gedulds en der overtuiging.</p>
+
+<p>Was wel ooit de tijd ons gunstiger? De laatste orkanen, die over Europa
+zoo verdelgend, zoo bloedig woelden, hebben den blinddoek van veler
+oogen weggescheurd; men heeft dan eindelijk begrepen, dat vreemde taal
+en vreemde zeden de middelen niet zijn om eene natie tot geluk, tot
+roem, tot voorspoed en tot vrede op te leiden.</p>
+
+<p>Niet waar, moeders, niet waar, vaders, gij weet nu, dat uit het Zuiden
+de zuivere zeden niet komen? Dat de eerbaarheid uwer dochters in den
+vloed der uitheemsche dag-litteratuur geene waarborgen vinden kan? Dat
+uw zoon op die markt van oneer, van lichtzin en van besmettende wuftheid
+zijnen geest niet veredelen kan?</p>
+
+<p>Ja, gij zult uwe kinderen vreemde talen doen aanleeren, omdat de
+noodzakelijkheid het eischt; maar gij zult ze toch niet vreemd maken aan
+hun eigen vaderland, aan hunne moedertaal, dien schat, waarin het
+tegengif van bederf en zielsverzwakking berust. Gij zult hun herinneren,
+dat zij tot een deugdenrijk heldengeslacht behooren,&mdash;dat zij Vlaming
+zijn.</p>
+
+<p>En gij, jonge vrouwen, door God begaafd met al de schatten der
+schoonheid en des gevoels, zult gij niets doen om het lot uwer broederen
+te helpen verzachten? Zult gij aan den afgod der mode alles blijven
+slachtofferen, tot zelfs de waardigheid van onzen naam? Gij, engelen der
+menschlievendheid, zoudt gij weigeren aan een gansch volk, dat lijdt en
+in de duisternis verkwijnt, lafenis en troost te helpen schenken? Zoudt
+gij weigeren, uwen liefderijken geest te verheffen tot het begrijpen van
+ons heilig en menschlievend doel? Neen, neen, gij zult de verbastering
+uit uw hart keeren, de pogingen uwer Vlaamsche broeders aanmoedigen en
+ons, in den goedkeurenden bijval onzer zusters, de zoetste belooning van
+onzen arbeid laten vinden, niet waar?</p>
+
+<p>En gij, letterkundigen, dichters, taalvrienden, gij allen, mijne
+kunst-en strijdgenooten, o, meet zonder afschrik de zwaarte van onzen
+nationalen arbeid. Apostels van het vaderlandsch geloof, zendelingen van
+eene nog onbegrepene leering, moeten wij vervolging doorstaan, laster en
+verdrukking lijden. Hij, die de waarheid verkondigt, neemt het looden
+kruis der miskenning op de schouders ... maar is het niet in het vuur
+dat het edelste metaal wordt gelouterd? Zijn het niet de hinderpalen en
+de strijd zelf, die de mannelijke ziel verheffen tot het volle gevoel
+harer macht? Welaan, de haat, de nijd, de tweedracht uit ons midden
+weggezweept, de handen saamgeslagen, de broederkus gewisseld ... en dan
+met stalen overtuiging voortgewerkt, getoond wat Vlaamsche krachten en
+Vlaamsch geduld vermogen. Vooruit! God is rechtvaardig. Hij zal ons de
+zege schenken....</p>
+
+<p>En kunnen wij het werk niet gansch volvoeren, onzen zonen reeds van in
+de wiege toegeroepen: &quot;Kind, zoon van Artevelde, o groei haastig op tot
+eenen Vlaamschen man! Uwe moedertaal wil men vernietigen, uw geslacht
+wil men verdelgen; gij moet leeraar zijn in den tempel der Vlaamsche
+wedereisching, leeraar en strijder voor moedertaal en vaderland!&quot;</p>
+
+<p>En zoo, vrienden, broeders, zoo blinke eens weder in de toekomst de star
+van Vlaamsch Belgi&euml; als een licht van roem, van voorspoed en van ware
+vrijheid!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER MEERDERJARIGHEID VAN Z.K.H. DEN HERTOG
+VAN BRABANT DEN 8<sup>sten</sup> APRIL 1853.</p>
+<br>
+
+<p>Mijnheeren,</p>
+
+<p>Uit den schoot onzer Maatschappij is de eerste oproep uitgegaan, om van
+den 18den verjaardag des hertogs van Brabant een heuglijk tijdstip, eene
+grootsche vaderlandsche plechtigheid te maken. Haar valt nu ook de eer
+te beurt, allereerst den feesttoon aan te heffen en de komst van den
+blijden dag te verkondigen.</p>
+
+<p>De gezangen, die hier zoo begeesterd uit Vlaamsche borsten stroomen,
+zijn het voorspel van het ontzettend zegelied, dat morgen over gansch
+Belgi&euml; losbreken zal en het luisterend Europa als een toon van hoop, van
+betrouwen en van liefde moet doorklinken....</p>
+
+<p>Morgen zullen millioenen menschen, armen en rijken, kinderen en
+grijsaards, met kloppend hart op den vloer des tempels nederknielen;
+overal, waar het teeken der verlossing boven 's Heeren woning zich
+verheft, zullen de zielen in plechtige uitstorting zich vereenigen; de
+wierook zal branden op de duizenden altaren van Belgi&euml;, en met zijne
+geurige walmen zal de dankbare bede van een geheel volk smeekend
+opstijgen, tot v&oacute;&oacute;r den troon van God, die onzen geboortegrond zoo mild
+gegezend heeft.</p>
+
+<p>Maar de menigte zal opstaan en het heiligdom, na volvoering van den
+plicht, verlaten; zij zal in onbegrensde vreugd uitstroomen over het
+land, en de lucht vervullen met zegevierende galmen. Uit de zalen der
+kasteelen, uit het kamerken der werklieden, uit nederige dorpen, uit
+vergeten gehuchten zullen begeesterde stemmen elkander tegenklinken....
+Bazuinen zullen schallen, feestkanonnen zullen het ruim doordonderen, en
+al die blijde kreten, al die geruchten zullen zich vermengen tot eenen
+reusachtigen zegenzang ... en voortschallen en, immer opnieuw
+begeesterd, in de hoogte klimmen, totdat in den schoot des nachts de
+glans der millioenen feestlichten verdoove.... En dan zal de vermoeide
+volksschaar zich ter ruste leggen, eene zalige hoop in het hart en eenen
+zoeten glimlach op de lippen.... En om den mond van allen, die
+insluimeren, zal een zacht liefdegebed blijven zweven, hunne zielen
+zullen juichend voortmurmelen:</p>
+
+<p>&quot;O God, zegen, zegen op hen, die wij beminnen! Bescherm de schutsengelen
+van Belgi&euml;, het dankbaar land uwer genade!&quot;</p>
+
+<p>Waarom toch die onbegrijpelijke lofzangen. Waarom dat blij gewemel, dat
+uitspattend geluk, die zegekreten, zoo ontzaglijk, zoo onmeetbaar
+grootsch, dat het der wereld toeschijnt alsof de stemme van het Belgisch
+volk inderdaad de stemme Gods ware?</p>
+
+<p>Ah! Geest des twijfels, die in het Zuiden woont, de vlam der liefde is
+van u weggegaan: gij kunt het niet begrijpen! Gij, wiens hoogmoed u
+belet de deugd en de weldaad in eenen mensch te beminnen,&mdash;o, neen, gij
+zult het niet gelooven.... Het is de manwording van een kind!...</p>
+
+<p>Maar op dit edel kind rusten de weldaden, door zijnen vader aan een
+dankbaar volk bewezen; in de aderen van dit kind stroomt het bloed van
+Leopold; in de aderen van dit kind vliet het bloed der welbeminde
+Louisa.... Hij is de eerstgeborene, de geliefde, de dierbare zoon der
+wijsheid, der vrijheidsmin, der christelijke liefde, der weldadigheid.
+Op zijn hoofd rust onze hoop; hij is voor ons het blijvend pand van Gods
+bescherming, het troostend zinnebeeld eener gelukkige, eener roemrijke
+toekomst!</p>
+
+<p>De geestdrift, het gevoel der nationale fierheid ontstelt mij; de
+dichter heeft in mijn hart de plaats des redenaars ingenomen. En
+nochtans ik moet het bedwingen, dat vuur, dat mijnen boezem doorvlamt;
+want mij is het vervullen van eenen plicht der dankbaarheid opgelegd: ik
+moet met zooveel koelheid als mij nog overblijft, u de weldaden
+herinneren van hem, dien wij in zijnen doorluchtigen zoon eeren en
+zegenen; ik moet insgelijks blijdschap, zelfvoldoening en hoogmoed in
+uwen boezem gieten en zichtbaar en tastelijk toonen, hoe in het vrije
+Belgi&euml; vorst en volk, door eendracht en liefde, de gunst des Heeren en
+de bewondering van Europa hebben verdiend.</p>
+
+<p>Welaan, volgt mij in deze beschouwing.</p>
+
+<p>Sedert vele eeuwen had Belgenland onder vreemden dwang gezucht, of zijn
+lot was vastgehecht geworden aan het lot van andere volkeren. Het recht
+tot eigen ontwikkeling had het verloren.</p>
+
+<p>1830 sloeg op de klok des tijds. Het Belgisch volk stond op; het streed,
+het kampte om de vrijheid; het zegepraalde.... Maar nauwelijks is de
+laatste triomfgalm in het ruim verzwonden, of de twistfakkel stort hare
+vonken over ons uit: wanorde, mistrouwen, onzekerheid, haat en
+verdeeldheid richten zich dreigend op tusschen de overwinnaars.</p>
+
+<p>De volken der aarde zien met medelijden op de kleine natie neer; het
+woord <i>Belgenland</i> doet op der vreemden lippen eenen spotlach ontstaan.
+Elkeen verwacht zich aan den val van het ranke gebouw, reeds zoo druk
+door de gezindheden ondermijnd, vooraleer het voltrokken zij....</p>
+
+<p>Maar te midden van dien hopeloozen toestand, van dat gevaar, zendt de
+hemel zijn licht over het Belgisch volk; hij toont ons de star onzer
+onafhankelijkheid, de star onzer macht, de star onzer toekomst....</p>
+
+<p>Leopold! Leopold! roept de juichende menigte, als herkende zij in dit
+enkel woord het zinnebeeld der verlossing.</p>
+
+<p>Heeft zij zich bedrogen? is hier alweer de stem der Belgische natie niet
+de stemme Gods geweest?</p>
+
+<p>Ziet, alle gezindheden omringen den koning; zij zweren rechtzinniglijk
+trouw aan vorst en vaderland. In de schaduw van den nationalen troon,
+beschermd door den schepter van den wijzen koning zelven, rusten de
+vrijheid der gedachten, de vrijheid des woords, de vrijheid van
+vereeniging, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van onderwijs....</p>
+
+<p>Over het gansche land hoort men de vroolijke geruchten des arbeids:
+zingend doorploegt de landman den grond, die hem door vertrouwen
+dierbaar wordt; de steden overdekken zich met wolken rook; de nijverheid
+vervult de lucht met de zwoegende aseming van het stoomtuig, de schoot
+des aardrijks wordt doorwoeld: moedige werkers dalen bij duizenden in
+onafmeetbare diepten; de Belgische bodem spuwt bergen vuurstof en
+metaal, de ziel des arbeids en der openbare welvaart.</p>
+
+<p>De machtigsten onzer naburen staan verwonderd bij dit onverwachte
+verschijnsel; zij verengen hunne grenzen, uit schrik voor Belgi&euml;'s
+uitspattende nijverheid. De naam onzer vaderen, zoolang vergeten, wordt
+uit onze haven, dwars door storm en golfgeklots, naar de verste
+werelddeelen gevoerd; de kunsten ontwaken, zij hervinden haren ouden
+luister.</p>
+
+<p>Allen doen wonderwerken, om het dierbaar vaderland te verheerlijken;
+allen: burgers, arbeiders, krijgslieden, kunstenaars, dichters,
+geleerden, allen juichen dankbaar en roepen tot God:</p>
+
+<p>&quot;Gezegend zijt Gij, o Heer, dat Gij mij op dezen milden grond liet
+geboren worden. O, neen, zoo is mijn vaderland mij niet te klein!&quot;</p>
+
+<p>Deze spoedige, deze wonderbare ontwikkeling van alle volkskrachten, van
+vrijheid, van geloof, van landbouw, van nijverheid, van handel, van
+kunsten, van openbaar leven&mdash;doet de vreemde nati&euml;n met verbaasdheid
+vragen:</p>
+
+<p>&quot;Welk is toch het onbegrijpelijk raadselwoord dezer onverwachte
+uitzetting, dezer samenwerking van een gansch volk, dezer reuzenkracht?&quot;</p>
+
+<p>Het Belgisch volk antwoordt met stillen eerbied: LEOPOLD!...</p>
+
+<p>Maar het tooneel verandert: een bloedig getal verschijnt op de uurplaat
+des tijds: 1848 is d&aacute;&aacute;r!</p>
+
+<p>Uit het Zuiden, uit het Oosten, uit het Noorden verheffen zich sombere
+wolkgebergten, de zon der beschaving verduistert, de volkeren, van angst
+verstomd, aanschouwen met verengden boezem den naderenden orkaan.</p>
+
+<p>Het donkere gevaarte opent eensklaps zijnen zwangeren schoot.... E&eacute;n
+onmeetbare donder rolt zijne vreeselijke galmen heen en weer over het
+sidderend Europa.</p>
+
+<p>Welke onbegrijpelijke razernij heeft het dwalend menschdom aangegrepen?
+Het doorborend lood, het vepletterende ijzer vliegen huilend in de
+onweersduisternis rond en breken duizenden levens; op den heiligen stoel
+van Petrus zelven wet zich de moordpriem; bloed vliet bij stroomen;
+vuurkolommen stijgen op; tronen storten om, koningen vluchten.... En uit
+den akeligen warklomp der losgebrokene driften stijgt een vonnis in de
+hoogte; ontelbare drommen roepen ten hemel:</p>
+
+<p>&quot;De koningen der aarde zullen verdwijnen in eene zee van bloed!&quot;</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>Maar te midden van den storm, te midden van het moordgehuil der gansche
+wereld zie ik Belgi&euml;'s troon, onwrikbaar als eene rots op de liefde des
+volks gebouwd.</p>
+
+<p>Een koning, met het kalme licht der wijsheid op het edel voorhoofd; eene
+koningin, eene heilige, die hare drie vorstelijke kinderen met angst aan
+haren moederboezem drukt; want zij, de goede, de liefderijke, zij weet
+dat het bliksemvuur der volkswoede uit de laagte opstijgt en bij
+voorkeur de hoofden treft, die met eene kroon omgeven zijn....</p>
+
+<p>Het uur is plechtig; de woeste drom uit het Zuiden bedreigt onze
+grenzen, hij wil hier zijn bloedig vonnis tegen den wijzen vorst uit het
+Westen volvoeren....</p>
+
+<p>Ontzaglijk schouwspel! De grijze vorst neemt zijne kroon, neemt ook de
+kroon der goede koningin; deze teekenen der macht en der heerschappij
+legt hij met stillen glimlach voor zijne voeten neder en spreekt tot het
+luisterend volk:</p>
+
+<p>&quot;Belgen, mijne liefderijke kinderen, zijt gedankt om uwe verkleefdheid.
+De tijd kan gekomen zijn, dat mijne tegenwoordigheid u blootstellen zou
+aan bevechting van buiten, aan bloedige twisten van binnen. Welaan, ik
+wil u bewijzen, hoezeer ik u bemin. Ik ontneem aan de doorluchtige telg
+der Orl&eacute;ans de kroon, zoo luisterrijk gedragen; ik onterf mijne
+teergeliefde kinderen ... om Belgenland, mijn dierbaar Belgenland, voor
+opschudding en ramp te bewaren: de eenige belooning, die wij voor deze
+opoffering vragen, is, dat God ons toelate u gelukkig te zien....&quot;</p>
+
+<p>O, vrienden, gij weet het nog, welk antwoord het dankbaar Belgi&euml; op 's
+konings rede gaf.</p>
+
+<p>Het gansche land liep in Brussel voor het paleis des konings te zamen;
+en toen Leopold, door herhaalde liefdekreten uitgenoodigd, zich te
+midden des volks en der burgerwachten begaf, steeg een zoo ontzettend
+gejuich, een zoo donderende zegeschreeuw uit den schoot der ontelbare
+scharen, dat de reusachtige weergalm er van den grond der hoofdstad
+daveren deed. Het volk, als van liefde en eerbied zinneloos, drong het
+vorstelijk geleide uiteen.... Het wilde zijnen koning hebben, alleen,
+zonder wacht, zonder verdediging.... En geene andere uitdrukking voor
+zijne geestdrift meer vindende, woelde het de koets van Leopold als in
+de hoogte, en voerde ze zegepralend tot voor het paleis der hertogen van
+Brabant....</p>
+
+<p>Daar, op het balkon, staat eene koningin, eene moeder met hare drie
+edele kinderen.</p>
+
+<p>Zij stort tranen van ontroering: het volk ziet het; eene langere
+zegekreet, een hevig dankgejubel vliegt uit alle borsten tot haar, de
+weldadige koninginne!</p>
+
+<p>Over gansch Europa hangt een ratelende donder van haat en wraak, van
+gekerm en noodgehuil ... over Belgi&euml; klinkt een enkele machtige galm ...
+een galm der liefde.</p>
+
+<p>Het is zoo schoon, zoo grootsch, dat het herdenken er van alleen de
+zenuwen ontstelt en het harte koortsig beven doet!</p>
+
+<p>Om het tafereel te voltooien, zou ik uw gemoed met weedom moeten
+vervullen, en tranen van rouw uit uwe oogen moeten rukken.</p>
+
+<p>Ik zou u Belgi&euml; moeten toonen, stil, zwijgend in doodschen angst, en
+biddend met zulk ingehouden gemurmel, alsof de lucht des vaderlands het
+gewelf van een onmeetbaar graf geworden ware..... En niet verre van het
+Vlaamsche strand eene vrouw, eene moeder, eene koningin, die sterven
+gaat.... Bij de noodlottige sponde den meestbeminden koning der aarde en
+zijne edele kinderen, in tranen smeltend.... En haar, de stervende
+engel, die bij haren laatsten snak smeekend de hand ten Oosten reikt en
+uitroept:</p>
+
+<p>&quot;O, Belgen, Belgen, hebt mijne kinderen altijd lief!&quot;</p>
+
+<p>Louisa!... zalige weldoenster des vaderlands, zie neder uit den schoot
+der Godheid, o, zie! hoe wij uwe kinderen beminnen. De galmen, die gij
+voor den hoogsten troon hoort ruischen, zijn gebeden, triomfzangen ter
+eere van uwen eerstgeborene. En niet alleen hem is onze liefde zoo innig
+toegewijd; de schat onzer harten is groot genoeg, om allen, die u
+dierbaar zijn, in hetzelfde zielsgevoel te omvatten. Allen zullen wij
+trouw blijven; allen zullen wij eeren en beminnen.... Koning Leopold,
+omdat hij door zijne wijsheid ons vaderland roemrijk heeft gemaakt
+tusschen de volkeren der aarde; omdat zijne vaderlijke hand ons in de
+baan van macht, van welvaart en van vrede heeft geleid; omdat hij,
+koning, onzen geboortegrond het land van belofte der vrijheid heeft doen
+worden.... Den hertog van Brabant, omdat hij ook door God met wijsheid
+en kalme macht des geestes is begaafd; omdat hij voor onze kinderen zal
+zijn, wat zijn doorluchtige vader voor ons was; omdat onze gansche
+toekomst, onze hoop, ons geloof in welvaart en volksgeluk op zijn edel
+hoofd berusten.... Den graaf van Vlaanderen, omdat uw doorluchtig bloed
+door zijne aderen stroomt, omdat hij eenen naam voert, die ons,
+Vlamingen, den roem onzer vaderen herinnert!... De lieve, de beminde
+prinses Charlotta, omdat zij uw evenbeeld is; omdat in haar rein gelaat
+uw glimlach leeft en uwe deugden herblinken; omdat zij als gij de
+Christenkoningin der armen en der lijdenden zal zijn.</p>
+
+<p>O, ja, verhevene beschermster van het land, waar uwe kinderen wonen,
+onze trouw, onze liefde blijven eeuwig als het aandenken uwer deugden.</p>
+
+<p>Herklinke tot voor Gods troon, schalle tot in uw zalig moederhart de
+dankbare zegeroep van het Belgisch volk.</p>
+
+<p>Leve Leopold!</p>
+
+<p>Leven zijne doorluchtige telgen!</p>
+
+<p>Leve Belgi&euml;'s hoop: Leve de hertog van Brabant!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN IN DE MAATSCHAPPIJ VOOR TAAL EN KUNST, IN DE
+TEGENWOORDIGHEID DES KONINGS EN DER KONINKLIJKE FAMILIE, TER GELEGENHEID
+VAN HET HUWELIJK VAN Z.K.H. DEN HERTOG VAN BRABANT MET H.K. EN K.H.
+MARIA HENDRIKA VAN OOSTENRIJK.</p>
+<br>
+
+<p>Deze zaal heeft menigmaal gedreund onder onze vaderlandsche zegekreten:
+meer dan eens hebben wij, hier vergaderd, den dierbaren naam Zijner
+Majesteit, onzen goeden koning, en HH. KK. HH. zijne geliefde zonen, in
+jubelende galmen ten hemel opgezonden als een gebed der vurigste
+dankbaarheid. Geene enkele van al de oneindige weldaden, door God en den
+koning aan Belgi&euml; bewezen, of zij is hier met godsdienstig gevoel van
+erkentelijkheid herdacht en gevierd.</p>
+
+<p>Ik hoor nog in mijn ontsteld gemoed de daverende triomfzangen, die
+onlangs uit deze zaal ter eere van den Kroonprins,&mdash;hoop en toekomst des
+vaderlands,&mdash;in de hoogte klommen; ik hoor nog, hoe onze begeesterde
+stemmen zich paarden aan het reusachtige zegelied, dat uit alle hoeken
+van Belgi&euml; opsteeg en het verbaasd Europa met verwondering sloeg.</p>
+
+<p>Maar de schat van Gods goedheid was voor ons nog niet uitgeput;&mdash;en,
+alsof onze liefde, onze trouw, onze vreugd zelve ons eener hoogere gunst
+hadden waardig gemaakt, onze dankbare stemmen klonken nog door het ruim,
+toen reeds daarboven eene nieuwe weldaad voor ons vreedzaam en gelukkig
+vaderland werd bereid.</p>
+
+<p>De almachtige beschermer van Belgi&euml; wierp den oogslag zijner genade op
+Europa's Oostergrens; d&aacute;&aacute;r, in den keizerlijken gaard, ontlook eene
+edele bloem, eene zuivere lelie, eene doorluchtige spruit, versierd met
+al de gaven der jonkheid, der schoonheid en der deugd.... En God sprak
+aldus zijne beslissing uit:</p>
+
+<p>&quot;Er is op aarde een troon, door Mij gebouwd op onwrikbare zuilen van
+volksliefde en vorstenwijsheid; een troon, glanzend door de Majesteit
+van hem, die hem bekleedt; een troon, geheiligd door de deugden eener
+zalige vorstin; een troon, omringd en versierd met het edelst kroost;
+een troon, voor welks voet de dankbare gebeden van een geheel volk
+dagelijks te zamen stroomen en van daar opklimmen tot Mij, den God aller
+nati&euml;n.... Maria Hendrika, keizerlijke leliebloem, zoo zuiver in mijn
+oog, Ik wil mijn geliefd Belgenland eene weldaad schenken. Die Koning
+worde u een teedere vader; de eerstgeborene zijner edele telgen worde u
+een dierbare echtgenoot; dat liefderijk volk worde u een verkleefd en
+dankbaar huisgezin; die troon, waarop mijne genade rust, worde eens uw
+vorstelijke zetel!!...&quot;</p>
+
+<p>Luistert, d&aacute;&aacute;r, achter den verren horizont, verheffen reusachtige
+vreugdegalmen zich in de hoogte! De lucht schijnt er van ontsteld.... Ik
+zie gansche drommen volks de dorpen verlaten, uit den schoot der aarde
+opklimmen, uit zwoegende vuurkolken zich vooruitwerpen en met koortsige
+blijdschap te zamen stroomen. Het zijn onze Waalsche broeders, die hunne
+bergen en dalen doen daveren onder hunnen machtigen zegekreet: &quot;Daar is
+zij! Daar is zij, de keizerlijke bruid van onzen geliefden erfprins!...&quot;</p>
+
+<p>Welhaast richt het ijzeren stoomgevaarte, belast met alles, wat wij
+meest beminnen op aarde, zijnen snellen loop naar het hart van Belgi&euml;;
+en, alhoewel het vooruitschiet als een pijl, uit eenen reuzenboog
+ontsnapt, toch staan de bevolkingen aller steden en dorpen langs de baan
+geschaard en doen den hemel hergalmen van hunnen durenden welkomstgroet.</p>
+
+<p>Oh, het is schoon, wonderbaar schoon en troostend, het schouwspel van
+een geheel volk, dat zijne duizenden stemmen tot eenen enkelen
+jubelkreet, tot een enkel danklied vereent. Het is schoon en edel te
+zien, hoe op onzen geboortegrond alle stammen, alle standen, alle
+gezindheden eenparig juichen en hunne blijde tranen vermengen, wanneer
+wij God en den koning om eene nieuwe weldaad te danken hebben. Ah, het
+is wel waar, dat al de Belgen slechts een enkel broederlijk huisgezin
+vormen&mdash;en daarom rust de zegen des hemels zoo zichtbaar op hen, omdat
+de heilige vlam der liefde toch in hunne harten blijft branden, al mocht
+ook hunne strekking naar het <i>goede</i> verschillig zijn.</p>
+
+<p>En nochtans, indien het mogelijk ware, dat een gedeelte des algemeenen
+vaderlands zich bijzonder gelukkig gevoelde over de doorluchtige
+echtverbintenis, die men in gansch Belgi&euml; viert, dan voorzeker zouden
+wij het zijn, wij Vlamingen, frissche tak van den Germaanschen
+reuzeneik, wij broederen van het edele Duitsche volk, in de taal en in
+den bloede.</p>
+
+<p>Ah! wij zullen de uitverkorene dochter des keizers eeren, niet waar? Wij
+zullen de doorluchtige dochter Maria Theresia's beminnen, niet waar?
+Beminnen zooals het hart der Belgen beminnen kan? En, mocht het nijdig
+lot soms eene dreigende wolk doen ontstaan, niet waar, dan zou voor ons
+het historisch <i>Moriamur pro Rege nostro</i> ook eene waarheid worden? En
+wij zouden toonen, dat het heldenbloed onzer vaderen heden nog den eed
+onzer liefde bevestigen kan!...</p>
+
+<p>Maar neen, hebben wij betrouwen op Gods goedheid. Hij, die ons den
+wijsten koning der aarde gaf, Hij zal het land zijner genade beschermen;
+Hij zal onzen geliefden erfprins en zijne keizerlijke bruid bewaren voor
+de minste smart, en hun levenspad met de bloemen des geluks en des roems
+bestrooien; Hij zal den graaf van Vlaanderen en de prinses Charlotte,
+teerbeminden onzer zalige koningin en weldoenster Louisa, opleiden en
+met zijnen zegen vergezellen; Hij zal de dagen van onzen ouden koning
+vermenigvuldigen, opdat hij lang, zeer lang nog de beschermengel van
+Belgi&euml; moge zijn; opdat onze kleinzonen ook nog het geluk zouden
+genieten, den grootmoedigen weldoener huns vaderlands te aanschouwen en
+te danken.</p>
+
+<p>O, ja, z&oacute;&oacute; zal het lot zijn van hen, die wij beminnen; want,&mdash;antwoordt
+mij in uw hart,&mdash;zoo de liefde eens volks de vorsten gelukkig maken kan,
+wie op aarde kan gelukkiger zijn dan Zijne Majesteit onze koning Leopold
+en zijn dierbaar huisgezin?... Welaan, vrienden, geeft getuigenis van
+dit gevoel! Dat onze stemmen, bezield door liefde en dankbaarheid, ten
+hemel stijgen; dat onze zegegalm klinke tot voor Gods troon!</p>
+
+<p>Leve de koning! Leve de hertog! Leve de koninklijke familie!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN OP HET FEEST VAN HET ST.-LUKASGILDE, DEN 21<sup>sten</sup> AUGUSTUS
+1854.</p>
+<br>
+
+<p>Mijnheeren en Mevrouwen,</p>
+
+<p>Toen mij de gelegenheid aangeboden werd om in deze plechtige vergadering
+het woord te voeren, kende ik de namen en de uitmuntende welsprekendheid
+der redenaars, die mij moesten voorgaan. Ik begreep, dat uw geest zou
+vermoeid zijn, en ik onmogelijk nog de macht kon vinden om uwe aandacht
+te verdienen. Ik schrikte terug en aarzelde om den vermetelen stap te
+wagen.... Maar de geest der vaderlandsliefde ontvlamde in mij; zijne
+stem zeide tot mijn twijfelend gemoed: &quot;Het is een feest ter herinnering
+van 's Lands alouden roem, van Vlaanderens macht, van Vlaanderens kunst;
+het wordt gevierd in een paleis, dat opgebouwd werd tot beoefening van
+vreemde kunst en taal, tot verspreiding van vreemde zeden.... En gij
+zoudt het Vlaamsche woord niet doen hergalmen tusschen de trotsche
+wanden, die nooit anders zagen dan uitheemsche praal?&mdash;Ga, spreek daar
+van eigen grootheid, beziel de geschiedenis der vaderen, toon hoe het
+voorgeslacht eeuwen lang de wereld verstommen deed door wonderen van
+moed, van nijverheid en van kunst.... Vrees niet; zij, tot wie gij de
+stemme zult richten, zijn landgenooten, wier hart gevoelig is voor
+alles, wat den geboortegrond vereeren kan. Zij zullen u aanhooren....
+En mocht u de kunst ontbreken om de reeds zoo diep geroerde snaren huns
+gemoeds nog te treffen, zij zullen het u welwillend vergeven, in aanzien
+van uw lofbaar doel....&quot; Ik heb den geest geloofd, op uwe goedheid mijn
+betrouwen gesteld en de taak aanvaard....</p>
+
+<p>Het is nacht over de wereld.... Na eeuwenlange heerschappij is eindelijk
+het trotsche Rome gevallen. Onder de puinhoopen zijner uitgeputte
+grootheid heeft het alles verpletterd en begraven. Heldhaftige doch
+woeste volksstammen overstroomen het bezwijkend Europa, en doen de
+nati&euml;n bukken onder het juk der dientsbaarheid. Alle licht is
+uitgedoofd; de geslachten, onder het zwaard geboren, volgen elkander op
+zonder hoop op eene betere toekomst. In gansch Europa niets meer dan
+overwinnaars en overwonnenen, meesters en slaven, barbaarschheid en
+duisternis. Men is vergeten, dat een ander lot dan slavernij de
+bestemming der menschheid kan zijn....</p>
+
+<p>Maar het baarkleed des zedelijken doods, ofschoon als een onmeetbare
+lijkdoek over de wereld verspreid, heeft niet alles overdekt. Er ligt
+bij den Westelijken zeekant een klein plekje gronds, dat nog, nog
+alleen! door de zon der toekomst wordt beschenen. Zijn naam is
+Vlaanderen.</p>
+
+<p>Terwijl het overige der wereld niets hoort dan wapengeknars en
+wraakgeschreeuw, hulpgeroep en noodgehuil, hergalmt hier het blijde
+gerucht van den wordenden volksarbeid. De schietspoel ratelt over het
+getouw, de hamer bonst op het aanbeeld, de beitel knarst in den
+steen.... Men timmert schepen, men doorklieft den ongestuimen Oceaan;
+men handelt, men vaart, men reist naar verre streken, men arbeidt, men
+zwoegt, men slaaft. Geene verwarring: de werkers van elk ambacht, van
+elke kunst zijn aan elkander door eenen eed van getrouwheid en
+wederzijdsche hulp verbonden: het <i>Gilde</i>, dat raadselwoord van onzer
+vaderen grootheid, bevrucht hier den arbeid, stort burgerzin en gevoel
+van eigenwaarde in elks boezem en vereenigt aller krachten tot eenen
+wondermachtigen hefboom....</p>
+
+<p>Hoort, na de afgedane taak hebben de Gilden zich nedergezet bij het
+vroolijk broedermaal; zij bezingen Vlaanderens onafhankelijkheid, zij
+juichen de toekomst tegen en zweren, dat nimmer een dwingeland den
+dierbaren grond ongestraft zal bezoeken. Zij hebben goud bij hoopen, zij
+hebben manhaftig bloed bij stroomen, zij bezitten geduld,
+onverschrokkenheid, betrouwen in Gods hulp.... Zou wel uit Vlaanderen de
+verlossing der volkeren uitgaan? Zouden wel de Gilden, bewusteloos nog,
+de ontslaving der wereld voorbereiden?...</p>
+
+<p>Inderdaad, daar rijst de vrijheidskreet over het sluimerend Europa. De
+volkeren luisteren met verwondering op den blijden galm, doch begrijpen
+hem niet.</p>
+
+<p>De meesters, de overwinnaars, de verdrukkers hebben het dreigend teeken
+evenwel verstaan. Sidderend van kommer en wraakzucht, roepen zij
+elkander toe: &quot;Te wapen, te wapen! naar Vlaanderen! Verdelgd moet het
+nest, waar onze val wordt uitgebroeid; versmacht moet het vermetele ras,
+dat droomen durft van burgermacht en burgervrijheid!&quot;</p>
+
+<p>Boden draven van het eene land naar het andere, bazuinen schallen,
+keteltrommen donderen; een lange oorlogsschreeuw doorgalmt het Westelijk
+Europa. De meesters loopen te zamen, zij vergaderen tot ontzettende
+drommen, zij zijn zestigduizend in getal, overdekt met ijzer en
+staal.... De paarden steigeren onder den slag hunner <i>gulden sporen</i>, de
+bodem davert onder hunne vaart.... Zij zakken met zegevierend gejubel
+naar het kleine Vlaanderen af!...</p>
+
+<p>Wat vermag een zwak volk, een volk van arbeiders en burgers, tegen zulke
+vreeselijke overmacht? Eilaas, het is dus beslist? de kiem der vrijheid
+zal versmacht worden in het Vlaamsche bloed? de baan der menschelijke
+toekomst zal voor eeuwig verbalkt worden met het zwaard der
+dwingelandij?</p>
+
+<p>Maar wat zie ik? Vlaanderen durft de worsteling aanvaarden?... Waarlijk!
+Boven zijnen grond heerscht een zonderling gebruis als van een
+zwoegenden bijenzwerm: het zijn kreten van onversaagdheid en van moed.
+&quot;Naar Kortrijk, naar Kortrijk!&quot; galmt het; &quot;ten strijde, ten strijde,
+voor vrijheid en voor land!&quot;</p>
+
+<p>De werkhuizen, de Hallen, de panden der Gilden spuwen dappere mannen;
+uit alle steden en dorpen loopen burgers en arbeiders naar Vlaanderens
+moederstad, naar Brugge, waar de dekens der machtigste Gilden, waar De
+Coninck en Breydel hen wachten.</p>
+
+<p>Zonderling leger, wonderlijke strijders! De werktuigen, de
+gereedschappen hunner nijverheid zijn hunne oorlogswapens geworden! Op
+hunne vaandels prijken hamers, bijlen, truweelen, schietspoelen; geen
+ijzer beschut hunne borst; hun lichaam is slechts bedekt met de gewone
+kleederen des arbeids.... En toch, op het sein der dekens, op de stem
+van Breydel en De Coninck trekken zij juichend naar Kortrijks veld ...
+en stormen met blinden moed, als een losgebroken orkaan, tegen den
+overmachtigen vijand in....</p>
+
+<p>Burgers en ridders, Vlamingen en vreemden vermengen zich tot eenen
+akeligen warklomp, en zwoegen en strijden, hakken en pletteren, huilen
+en slaan.... De lucht siddert, de aarde beeft, de zon verduistert onder
+het stof, dat uit het zwermend gevecht opstijgt; reeds heeft zij de
+helft harer hemelbaan doorloopen, en nog immer kaatst haar licht terug
+in stroomen vlietend bloed, nog immer ziet zij den ijselijken
+menschendrom over hoopen lijken heenvlotten.... Maar het gaat eindigen:
+de strijd vermindert, de meesters met de gulden sporen zijn gevallen.
+Hoort, daar rijst een reusachtige zegeschreeuw over het slagveld; de
+Gilden zwaaien hunne standaarden in de hoogte en doen de lucht hergalmen
+onder den vaderlandschen heilkreet: Vlaanderen den leeuw! Vlaanderen den
+leeuw!</p>
+
+<p>De vrijheid onzes lands, de ontslaving, de toekomst der wereld zijn
+gered! De Vlaamsche Gilden hebben het burgerlijk recht aan de komende
+geslachten geschonken!</p>
+
+<p>En nu, Vlaanderen, uitverkoren land, nu gij uwer bestemming en uwer
+macht bewust zijt, nu met vertrouwen vooruit in de baan der ontwikkeling
+en der volksgrootheid. Phenici&euml;rs der nieuwe beschaving, doet uwe
+werkhallen daveren onder de geruchten des arbeids, doorklieft de
+wereldzee, voert de voortbrengsels uwer nijverheid naar de onbekendste
+gewesten, maakt alle volkeren u schatplichtig en doet het goud over uwen
+bodem stroomen. Voorloopers van den grooten Columbus, gaat, onderneemt
+de stoutste reizen, ontdekt de Azorische eilanden en plant het
+Vlaamsche vaandel te midden van den Amerikaanschen Oceaan. Zendt uwe
+stoute Gildebroeders, uwe kundige ambachtslieden naar Frankrijk, naar
+Duitschland, naar Engeland. Dat zij daar den volkeren leeren, hoe men
+den arbeid der samenspanning bevrucht; dat zij daar de gronden leggen
+van lateren rijkdom, van vrijheid en van burgermacht.... En zijt even
+groot op het gebied der kunst: geeft der wereld schilders als de
+gebroeders Van Eyk, als Van der Weyden, als Memlinck; schenkt haar
+dichters als Van Maerlant, Van Heelu, Van Velthem, Van Boendale: streeft
+alle nati&euml;n vooruit in beschaving, in arbeid en in kunst!</p>
+
+<p>Roemrijk Vlaanderen, gij hebt uwe benijders niet gansch verplet; het
+groote ridderland, dat u beloert, is vruchtbaar en rijk aan dappere
+mannen; honderdmaal nog zal het Vlaamsche bloed voor de vrijheid
+vlieten.... Maar indien het gevaar u dreigt, indien de roem of het
+volksbestaan van Vlaanderen in de weegschaal wordt gelegd, dan zal uit
+den schoot uwer sterkmoedige Gilden wel een man ontstaan, die als een
+reus de wereld tot eerbied voor uwe onafhankelijkheid en voor uwen naam
+zal dwingen. Dan zal uit uwen grond het ontzaglijk beeld van Jacob van
+Artevelde oprijzen. Gesteund door de Gilden, machtig door kunde, door
+verstand, door onversaagdheid, zal hij&mdash;burger, arbeidsman, deken der
+Gentsche Gilden&mdash;de koningen om zijn raad en om Vlaanderens vriendschap
+doen smeeken.... Gruwelijk! Een dolk, door vreemden nijd gewet, zal den
+roemrijksten uwer zonen dooden, den grootsten burger der middeleeuwen
+aan de bewondering Europa's ontrooven. Dan zal voor u het tijdvak der
+beproeving zich openen; uw kroost zal zonder plooien voor het vaderland
+alles doorstaan, tot zelfs den schrikkelijksten hongerdood; gij zult
+helden op helden telen. Philips Van Artevelde, Jan Hyoens, Pieter Van
+den Bossche, Frans Ackerman, zonen uwer Gilden, zullen nog uwe vijanden
+doen verbleeken en de vrijheid steunen, waar zij wankelend wil
+nederstorten in eene zee van bloed....</p>
+
+<p>Tevergeefs!--O, manmoedige maagd van Vlaanderen, gij hebt voor de wereld
+gestreden, gij moet voor de wereld boeten.... Verteerd door hongersnood,
+uitgeput van krachten, verbijsterd van het onophoudend kampen, ligt gij
+machteloos, kwijnend, stervend.... En toch, uwe ingewanden sidderen in
+den pijnlijksten barensnood. Wat zal de vrucht uws lichaams zijn? Uit u
+kan slechts ontstaan wat grootsch en ontzaglijk is.</p>
+
+<p>Ah, gij hebt u willen wreken? Uw zoon is een held, gelijk er slechts op
+de uiteinden der eeuwen soms een enkele verschijnt. Zijn hoofd voert
+menige vorstenkroon; hij heerscht over Vlaanderen, over de Nederlanden,
+over Spanje, over Duitschland, over het Roomsche rijk. Hij drukt de
+volkeren neder onder zijnen machtigen arm; hij zegeviert over de
+Franschen en neemt hunnen ridderlijken koning gevangen; hij trekt naar
+het Oosten en drijft de woeste Turken uit Europa; hij vaart naar Afrika,
+verdelgt het rooversnest der Saracenen en verlost 22,000 Christenen
+aller nati&euml;n uit de gruwelijkste slavernij.... Zijn roem vervult de
+wereld, zijne heldendaden verstommen de menschheid.... En die
+oorlogsreus, o Vlaanderen, dat wonder van macht, van staatsbeleid, die
+Alexander der Christeneeuwen, die keizer der keizers, die koning der
+koningen, hij is uw zoon: een Vlaming, een Gentenaar, keizer Karel! Oh,
+gij bleeft groot, zelfs in de wraak, in de dwaling: eens baardet gij de
+vrijheid der volkeren, nu hebt gij de opperheerschappij der vorsten
+gebaard ... en bij uwe verkwijning zelve beslistet gij nog over de
+toekomst der wereld.</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>De tijden zijn veranderd. Gedurende eene gansche eeuw heeft de geest des
+oorlogs over de aarde gewoed; de nati&euml;n hebben zich uitgeput in eenen
+rusteloozen kamp; eene nieuwe godsdienstleer heeft zich over zekere
+gedeelten van Europa verspreid; brandstapels hebben geblaakt, galgen en
+schavotten hebben opgericht gestaan.... Eindelijk, uit de afgematheid
+ontstaat de vrede; het hijgend Europa zal adem scheppen, rust
+genieten.... Maar de Vlaamsche volksgrootheid is versmacht in bloed.
+Brugge, de rijke wereldstad, treurt op de puinhoopen zijner welvaart.
+Geene kunstenaars, geene dichters meer om zijnen roem te vieren....
+Vlaanderen zwijgt en weent....</p>
+
+<p>Zou de bestemming van der Leeuwen vaderland vervuld zijn? Zou de zon des
+roems hem nooit meer beschijnen, den Dietschen stam, die eens zoo
+glanzend aan het hoofd der volkeren stond? Eilaas, zou hij gedoemd zijn
+om te kwijnen en onvermeld het zwakke leven te dragen, totdat de
+vreemdeling den vergeten naam van het vervallen geslacht uit het boek
+der nati&euml;n wegvage?</p>
+
+<p>O, neen! de geschiedenis van het Vlaamsche volk kan zoo niet breken!</p>
+
+<p>Ziet, daar in eene andere streek van den Dietschen grond rijst eene
+prachtige stad. Haar binnenste zucht en bruist van de geruchten des
+arbeids, duizenden schepen gaan en keeren op haren breeden vloed; hare
+oevers hergalmen van het blijde zeemanslied. Een hemelhooge toren, als
+een reusachtig kantwerk gebeiteld, verheft zich uit haren schoot....
+Alles verkondt, dat de kunst, de nijverheid, de koophandel&mdash;eenige nog
+mogelijke bronnen van 's volks verheffing&mdash;hier hunnen zetel hebben
+gevestigd. Antwerpen, redster van der vaderen naam, frissche, schoone,
+struische dochter van Vlaanderen, erfgename van den Vlaamschen roem, ik
+groet u! Met ontzag, met eerbiedige liefde stap ik uwe muren binnen....</p>
+
+<p>Welk schouwspel! Uwe straten zijn vervuld met leden van alle landen, van
+alle talen, van alle spraken. Is het de koophandel alleen, die den
+vreemdeling dus in menigte binnen uwe trotsche wallen roept? Maar velen
+spreken van kunst, van wetenschap, van po&euml;zie? Zij stroomen naar uwe
+tempels, knielen in godsdienstige bewondering neder voor de
+meesterstukken, door uwe zonen gewrocht, en roepen in geestdrift uit:
+&quot;Roem en eerbied zij den Vlaamschen stam! Hij heeft eens Europa verbaasd
+door wonderen van onverschrokkenheid en van moed, nu verstomt hij de
+wereld door wonderen van kunst. Welk mag toch het raadselwoord van de
+altijd herlevende kracht dezes volks zijn?&quot;</p>
+
+<p>Dit raadselwoord, o wandelaar, het omringt u! Die honderd altaren, wier
+pracht, wier rijkdom uwe zinnen treft en uwen geest ontroert, zeggen zij
+u niet, wie ze heeft gesticht, wie ze door kunst zoo glansrijk heeft
+versierd? Voeren zij niet tot wapen dezelfde teekens, die weleer op
+Vlaanderens onverwinnelijke vaandels prijkten? Hamers, tangen, scharen,
+bijlen? De Gilden waren het raadselwoord van vroegere volksmacht, de
+Gilden zijn ook het raadselwoord van lateren kunstroem.</p>
+
+<p>Kom met mij; ik zal u toonen waar het heilig vuur der kunst zijne
+bezielende stralen uitschiet.&mdash;Daar, v&oacute;&oacute;r ons, verheft zich een prachtig
+gebouw; zijn voorgevel is overdekt met zwierig beeldwerk, en boven zijne
+ingangspoort glanst in gulden letters het opschrift: <i>St.-Lucasgilde</i>.</p>
+
+<p>Treden wij binnen, werp eenen blik in deze wijde zaal. Welke
+levendigheid, welke vlijt, welke lust in het beoefenen der kunsten! Hier
+ziet gij Vlaanderens schilders elkander leeren, hoe men scheppen en
+tooveren kan met kleur en verf; daar hoort gij den beitel in het marmer
+knarsen, om een onbezield blok tot het goddelijk beeld des Zaligmakers
+te hervormen; ginds zweven de harmonische noten der toonkunst, verder
+zingen dichters in vaderlandsche taal, terzijde, in den stillen hoek,
+zitten vier wijzen te schrijven; zij groeten elkander met de namen van
+Ortelius, Mercator, Plantyn, Kiliaen; in het verschiet arbeiden drukkers
+en verlichters van boeken, plaatsnijders, versierders van allerlei
+stoffen.... Het is het Gilde in al zijne macht; de samenspanning van
+alle krachten tot &eacute;&eacute;n doel: het verheffen van den Vlaamschen naam door
+de kunst.</p>
+
+<p>Te midden dezer heilige schaar staat een zetel: hij is nederig, overdekt
+met kalfsleder, slechts versierd met eenige koperen nagels.... maar
+rondom hem schittert een breede lichtkrans van roem en grootschheid.
+Eens rustte de godvruchtige, de gevoelvolle Quinten Massys in dien
+stoel; nu vervult de wereldberoemde Rubens hem met de Majesteit zijner
+wonderbare kunst.</p>
+
+<p>En zoo zal uit dezen tempel, uit den schoot van het St.-Lucasgilde eene
+reeks doorluchtige mannen opstaan, wier werken den naam van het Vlaamsch
+geslacht immer verjongd, immer vernieuwd over de wereld zullen doen
+galmen. Het zal de bakermat worden van Van Dyck, van De Vos, van
+Seghers, van Quillyn, van Boeyermans, van Jordaens, van Teniers en van
+honderd anderen, wier faam de wereldberoemdheid van den grooten Rubens
+zelven niet zal doen vergeten.</p>
+
+<p>En dan, na eeuwen roem en kunstmacht, zal Vlaanderens zonne weer
+verbleeken. Een tempeest van toomelooze driften zal in het Zuiden
+opstaan; eenen orkaan gelijk, zal een woedend volk zijne vernielzuchtige
+drommen over ons vaderland spuwen. Bevlekt met bloed, vergezeld van
+roof, van brand en moord, zal de vreemdeling ook zijne hand aan den
+stoel van Rubens slaan; den laatsten deken, den keurigen schilder
+Ommeganck uit dien zetel rukken en Vlaanderens kunstmacht breken door
+dit nijdig vonnis: &quot;Het gilde van St.-Lucas zij vernietigd....&quot;</p>
+
+<p>En, eilaas, het is zoo geschied.... Nu zijn de volkeren eene andere baan
+ingestapt: men heeft den bijzonderen persoon met zijne eigenbaat in de
+plaats der verzamelde volkskrachten gesteld. Gunne God het menschdom de
+macht om ook in dezen weg hefboomen tot ware grootheid te vinden.</p>
+
+<p>Wij evenwel, wij Belgen, wij Vlamingen, wij juichen de toekomst tegen,
+omdat de vrijheid weder over Vlaanderens bodem gloort, omdat de kunst,
+de moedertaal, de handel, de nijverheid op onzen grond mildelijk
+herbloeien; omdat wij nog het oude, krachtige bloed der vaderen door
+onze harten voelen bruisen.&mdash;Dat dit feest van het St.-Lucasgilde, deze
+vierhonderdjarige herinnering aan ons luisterrijk verleden ons den
+boezem doe zwellen van vertrouwen in onze bestemming, van hoogmoed over
+de edelheid van het bloed, waaruit wij gesproten zijn. Zweren wij in
+onze zielen, dat wij het kostbaar erfdeel zullen bewaren; sturen wij
+dwars door de eeuwen heen eenen dankbaren heilroep tot onze
+vaderen;&mdash;dat onze stem deze vreemde wanden doe sidderen, bij de macht
+van der Vlamingen zegekreet:</p>
+
+<p>Vlaanderen den Leeuw! Vlaanderen den Leeuw!</p>
+
+<hr style="width: 45%;">
+
+<p>AANSPRAAK</p>
+
+<p>TOT DE BEKROONDEN IN DEN WEDSTRIJD TUSSCHEN DE LEERLINGEN VAN 'S LANDS
+SCHOLEN (1854).</p>
+
+<p>Het feestgedruisch doorklinkt deze zalen; ik zie blijdschap en
+geestdrift op ieders gelaat. Hebben wij weder eene worsteling doorstaan?
+heeft het Vlaamsche vaderland misschien eene overwinning behaald? Roemen
+wij eene nieuwe zegepraal?</p>
+
+<p>Inderdaad.... En de strijd, hoe vreedzaam ook van aard, was
+veelbeduidend, indrukwekkend: het gansche land hield er met angst het
+oog op gericht; want ieder wist of ieder gevoelde, dat men hier
+beslissen ging, of wel het bloed der Vlaamsche Belgen nog zuiver genoeg
+in zijne bronnen was, om op de toekomst van een onverbasterd nageslacht
+te mogen hopen.</p>
+
+<p>Het Staatsbestuur zou jaarlijks de jongelingschap oproepen, om in eenen
+prijskamp naar den lauwer van leerzucht en van vroegtijdige ontwikkeling
+te komen dingen; voor onze broeders, die zich van de Fransche taal
+bedienen, had zulke prijskamp geene andere beteekenis dan die van eenen
+wedstrijd over de leerstelsels in de scholen; meer waarde moest hij voor
+ons ook niet verkrijgen.</p>
+
+<p>Maar de vijanden van ons volksbestaan zagen al spoedig, dat hierin een
+middel te vinden was om de Vlaamsche beweging eenen bloedigen slag te
+slaan, haar te verrassen en haar met schaamte te overladen.</p>
+
+<p>Men zou in den prijskamp de Vlaamsche taal op den achtergrond schuiven,
+hinderpalen van allen aard haar in den weg stellen, verklaren, dat de
+wedstrijd in het Fransch verplichtend was; maar dat niemand gehouden
+was, zelfs niet de Vlaamsche scholen, om deel te nemen in den Vlaamschen
+prijskamp.</p>
+
+<p>Wat moest daar nu het gevolg van zijn?</p>
+
+<p>De onderwijzers weten wel, hoe zij de vijanden van onzen ouden volksaard
+kunnen believen: het wordt hun niet verborgen. Daarom, velen
+verwaarloozen het onderwijs der moedertaal. Zoo zouden dan de
+onderwijzers hunne leerlingen in het Fransch doen kampen, niet in het
+Vlaamsch; de wedstrijd in het Vlaamsch zou bij gebrek aan mededingers
+onderblijven, en men zou het Vlaamsche volk met den boozen lach der
+zegepralende slimheid toegeroepen hebben:</p>
+
+<p>Verdwaalden, wat roemt gij op eigen zeden, eigen aard en eigen taal?
+Geeft op den zinneloozen strijd, het lot van Vlaanderen is beslist,
+overwonnen en vernietigd is de oude heldenstam; geene hoop meer voor u:
+het bloed der Artevelden is verbasterd tot in zijnen oorsprong; want
+ziet, de jongelingschap, de kinderen zelven verachten hunne moedertaal!</p>
+
+<p>En zoo is het werkelijk geschied, en zoo heeft men inderdaad over onze
+nederlaag gejuicht....</p>
+
+<p>Maar de vijand bedroog zich; te vroeg roemde hij op den uitslag van list
+en bedrog. Zoo verre toch is Vlaanderen nog niet gezonken, dat het koel
+kon blijven bij dat onrecht, bij dien hoon.</p>
+
+<p>Brussel herinnerde zich, dat het de oude hoofdstad van het Vlaamsche
+Brabant is. Uit haren schoot klonk de oproep tot tegenstand over Belgi&euml;.
+Zij wilde beproeven, of men met de Vlaamsche volkskrachten alleen de
+list der vijanden niet zou kunnen verijdelen, of de vaderlandsliefde van
+eenige onderwijzers tegen de lage streelzucht van velen niet zou
+opwegen; of de noodkreet, over Vlaanderen klinkend, geenen weergalm zou
+vinden in de harten van het jong geslacht; of het waar is, dat de
+laatste kroost onzer roemrijke vaderen, of de kinderen van Vlaanderen
+zelven hunnen volksaard en hunne moedertaal verachten.</p>
+
+<p>Stoutmoedige poging, twijfelachtige proef! Want onbekend was ons die
+grond, en zoovele hinderpalen waren er te overwinnen! Weinige dagen
+bleven beschikbaar. En wie kan zeggen of alles zou gelukken? Er werd
+eene onmiddellijke samenwerking van ouders, onderwijzers jongelingen en
+kinderen, van alle vrienden der moedertaal vereischt ... en, ontbrak er
+iets van dit alles, zoo mislukte de poging onfeilbaar&mdash;en eene dubbele
+schande hadde onze heilige zaak getroffen, en de vijand hadde met
+schijnbaar recht over den val van ons geslacht gejuicht!</p>
+
+<p>Ook, met welke vrees, met welken angst volgden wij de galmen van den
+hulproep, die uit Brussel opgestegen was. Zou hij onbeantwoord blijven?</p>
+
+<p>Maar wat grootsch, wat schoon vertoog! Uit alle streken van onzen
+miskenden geboortegrond klinken eensklaps zoete, doch innig bezielde
+stemmen ons tegen:</p>
+
+<p>&quot;Hier zijn wij, zonen van Vlaanderen! Gij roept ons ten strijde voor de
+moedertaal: welaan, al wat wij bezitten, moed, leerzucht, vlijt, al de
+wapens, die onzen jaren gegund zijn, stellen wij ten dienste van het
+vaderland. Naar Brussel, naar Brussel, ten strijde voor het Vlaamsche
+volksbestaan, ten strijde voor der vaderen roem en naam!&quot;</p>
+
+<p>Ziet gij uit alle gewesten van Belgi&euml;, uit groote steden, uit kleine
+dorpen die gelooven elk van zijnen kant ter bedevaart trekken; ziet gij
+die jonge helden, met het oog fonkelend van hoop en moed, ter hoofdstad
+gaan als pelgrims die, met overtuiging in de borst en vertrouwen in het
+hart, eenen heiligen plicht vervullen gaan? Geene overheid heeft hen
+geroepen, geene macht heeft hen gedwongen, geene bedreiging hun de baan
+gewezen. Wat hen leidt is het edelste gevoel, het besef dat zij, hoe
+jong ook, toch Vlamingen zijn en hun vaderland niet mogen laten
+vernederen.</p>
+
+<p>Zij heeft gestreden, zij heeft moedig en zegerijk gestreden, de gewijde
+schaar, de voorwacht van Vlaanderens toekomst.</p>
+
+<p>De zegepraal is den vijand ontroofd, het vaderland juicht; wat zijne
+schande worden kon, is de bron geworden van eer en roem.</p>
+
+<p>Nu is het uit met die list ... en ieder zal weten, dat, zoo het
+onderwijs der moedertaal in de scholen wordt verwaarloosd, het de schuld
+van het Vlaamsche volk, het de schuld van Vlaanderens zonen niet is!</p>
+
+<p>En gij, jongelingen, echte telgen van het heldengeslacht, waaruit wij
+gesproten zijn, gevoelt gij niet hoe schoon het is, voor het vaderland
+te strijden? Is uw jonge boezem niet verbreed, is geen helder licht in
+uwen geest gedaald, heeft een ongekend gevoel uwe ziel niet verheven tot
+het beseffen eener grootsche mannentaak?</p>
+
+<p>Voorwaar, uwe jonge ziel is ontroerd, daar gij in de toekomst de
+glinsterende star aanblikt, die eensklaps voor uw oog is opgerezen; ja,
+het is zoo, gij zijt tot eene hoogere zending geroepen; wij, uwe
+voorgangers, wij worden allengskens oud; de dood zal ons treffen op het
+oogenblik, dat gij in de volle kracht des levens zult bloeien. Zouden
+het vaderland dan mannen ontbreken om het te verdedigen, zouden het
+dichters ontbreken om zijnen lof te zingen en der vaderen daden te
+roemen? O, neen, gij uitverkorenen tusschen het jonge geslacht, gij zult
+het heilig werk der wedereisching voortzetten en doen, wat wij hebben,
+gedaan. Ja, ja, miskent het nimmer, gij en uwe strijdgezellen moet u
+bereiden tot het volbrengen uwer edele zending: strijders voor het
+vaderland, verkondigers der wedereisching onzer rechten moet gij worden.
+God wil het; Hij heeft u daartoe met zijnen machtigen vinger geteekend
+en uwen jongen geest de noodige gaven ingestort.</p>
+
+<p>Oh, wij beproefde mannen in die worsteling, afgesloofde soldaten van het
+Vlaamsche leger, wij vereeren u, wij danken u voor hetgeen gij hebt
+gedaan; uw voorbeeld heeft ons nog meer moed gegeven: wij weten nu dat
+het werk, waaraan wij ons leven hebben toegewijd, tegen den aanval des
+vijands ook na onzen dood met onversaagdheid zal worden verdedigd, met
+vlijt en moed zal worden voortgezet. Wij danken u, ouders en
+onderwijzers der jonge helden, dat gij hun toeliet het vaderland dit
+hoog bewijs van verkleefdheid te geven: aan u zijn wij grootendeels die
+zegepraal verschuldigd.</p>
+
+<p>Gij ook, zonen van Vlaanderen, gij moet uwen ouders, uwen meesters
+dankbaar zijn. Blijft hunne vreugde op aarde: bemint en eert ze
+gedurende hunnen ganschen levensloop, niet omdat God u uit hen liet
+geboren worden, maar ook omdat zij in uwen boezem het heilig gevoel der
+vaderlandsliefde hebben gestort, dat u in de kinderjaren reeds heeft
+veredeld en uwe gansche toekomst veredelen moet.</p>
+
+<p>Gij hebt te Brussel den zichtbaren prijs uwer vlijt en uwer liefde tot
+de moedertaal ontvangen. Wij ook, wij willen u in naam uwer geboortestad
+een zichtbaar teeken onzer vereering schenken. Het is slechts eene
+vergankelijke lauwerkroon; maar zij is het beeld van den roem, dien het
+vaderland u voorbewaart, het zinnebeeld van den wensch, dat het geluk
+uwe pogingen blijve vergezellen, het zinnebeeld van de zending des
+dichters, des kunstenaars die u schijnt voorbestemd.</p>
+
+<p>Aanvaart dit eereloover, u geschonken door uwe medeburgers; maar
+geheugt terzelfder tijd dat een Belg, een Vlaming, een man in zijnen
+eigen boezem het schoonste loon zijner daden vindt; dat wie strijder en
+lijder wil zijn voor onze heilige zaak, zijne macht en zijn loon moet
+putten in de overtuiging, dat hij zijne plichten kwijt jegens
+volksbestaan, jegens moedertaal en jegens vaderland!</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>REDEVOERING</h2>
+
+<p>UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN EUG. ZETTERNAM DEN l3<sup>den</sup> OCTOBER 1855.</p>
+<br>
+
+<p>Wie onzer zou aan de droeve mare kunnen gelooven, indien de dood zelf
+niet in ons midden stond als een onverbiddelijke getuige dat Vlaanderen,
+onze moeder, alweder in een harer dapperste zonen werd
+getroffen?&mdash;Gisteren, ofschoon op het ziekbed uitgestrekt, sprak hij nog
+zoo liefdevol van het Vlaamsche volk, zoo hoopvol van toekomst, zoo
+moedig van strijd en rechtsherstelling.... Nu, nu ligt Zetternam daar,
+koud en zielloos, in den wreeden kuil; en onze broederlijke tranen
+drenken de aarde, die als de nacht der eeuwigheid over hem nederzakken
+gaat!</p>
+
+<p>Moge God hem hierboven voor al zijn lijden en voor zijnen vroegen dood
+beloonen; want, vrienden, op aarde groeiden voor hem niets anders dan
+distels en doornen: zijn leven was een rustelooze strijd, eene
+verterende inspanning van krachten tegen de vijanden der moedertaal,
+tegen de kwale, die zijn lichaam ondermijnde, tegen de armoede, die
+onverjaagbaar bij zijne bedsponde huisde en hem zonder verpoozing den
+bitteren galbeker voor de lippen hield.</p>
+
+<p>Nederige zoon van ditzelfde volk, voor wiens verdediging hij is
+gevallen, stond hij als arbeider op eene ladder, toen een straal van het
+vuur der kunst hem onbewust in den schedel zonk, toen iets in zijn
+binnenste hem toeriep: &quot;Wees kunstenaar, leef door den geest, verhef het
+wapen des woords ten voordeele van uw lijdend vaderland!&quot;</p>
+
+<p>Zijne hersens ontgloeiden, in zijne ziel ontkiemde de hoop op eene
+betere toekomst. De jonge werkman, nadat hij aan de stoffelijken arbeid
+had gestaan, zoolang de zon aan den hemel scheen, keerde mijmerend
+huiswaarts, liet zijn bed onaangeroerd en schiep in de nachtelijke
+stilte zijn eerste boek. Het werd toegejuicht, want het bevatte de
+aankondiging van een schilderachtig en sterk gespierd vernuft.</p>
+
+<p>Weinig tijds daarna werd hij tot den krijgsdienst gedwongen&mdash;de bloedwet
+spaart den zoon van den nederigen werkman niet;&mdash;maar het lastige, het
+verstrooide leven der Kazernen doofde in den jongen soldaat de eens
+ontvlamde begeestering niet uit; zijne vurige werkdadigheid vond nog
+tijd en plaats tot nieuwen arbeid, wanneer alle anderen hunne vermoeide
+leden ter ruste legden.</p>
+
+<p>In de kazerne te Dendermonde, bij een klein en verborgen lichtje,
+schreef Zetternam een werk, om mede te dingen in den prijskamp, door <i>de
+Taal is gansch het Volk</i> uitgeschreven.</p>
+
+<p>Toen in het paleis der hoogeschool van Gent eene talrijke menigte
+vergaderd was, om de prijsuitreiking der Vlaamsche moedermaatschappij
+bij te wonen, daalde de lauwerkroon op het hoofd van eenen korporaal des
+legers; en de naam van Zetternam, door duizend monden uitgegalmd, klonk
+als een liefderijke gelukwensch door de gewelven van den prachtigen
+tempel der wetenschap....</p>
+
+<p>Eindelijk, tot het burgerlijk leven wedergekeerd, hernam hij met zijn
+ambacht van huisschilder ook de taak van verdediger des volks en der
+moedertaal.</p>
+
+<p>Slechts tien jaren heeft God hem gegund,&mdash;en nochtans, wanneer wij
+herdenken wat hij op dien korten tijd heeft gedaan, en welken arbeid hij
+op het veld der letterkunde heeft geleverd, dan schijnt het ons
+onmogelijk, dat de krachten van &eacute;&eacute;n mensch tot zulke taak toereikend
+waren.</p>
+
+<p>Zetternam vraagt aan zijn ambacht, aan het zweet des arbeids het
+schaarsche onderhoud voor zijn huisgezin; des daags werkt hij voor een
+nederig loon en gaat gebogen onder zorgen en verdriet;&mdash;maar des avonds,
+des nachts roept zijn zwak lichaam te vergeefs om rust; de geest
+heerscht en gebiedt.... Hij schrijft zijne <i>Margaretha</i>, zijn <i>Bernhart
+De Laet</i>, zijn <i>Luchtervelde</i>, zijne <i>Arme Bedelares</i>, zijne <i>Kimrische
+Diluvie;</i> hij verdedigt het Vlaamsche volk in talrijke bundels en
+vlugschriften; hij is medewerker veler dagbladen en schrijft in het
+<i>Taalverbond</i>, in de <i>Broedermin</i>, in de <i>Gazette van Gent</i>, in de
+<i>Vlaamsche School</i>; hij geeft zijnen ambachtsgenooten een leerboek der
+Huisschildering; hij wreekt de Vlaamsche kunst in een stout gewrocht;
+hij deelt in de werkzaamheden van het Midden-Comiteit; hij onderhoudt
+briefwisselingen met honderden maatschappijen en taalminnaars van gansch
+Vlaamsch Belgi&euml;;&mdash;is er gevaar of moet er iets gewichtigs tot stand
+gebracht worden, hij doorloopt de steden en dorpen van Vlaanderen en
+gaat de liefde tot de vaderlandsche zaak en de verontwaardiging over het
+onrecht aanvuren, waar deze gevoelens dreigen te verkoelen....</p>
+
+<p>Zulke rustelooze, zulke vurige, zulke arbeidzame ziel hoefde in een
+stalen lichaam te wonen, anders moest zij onfeilbaar haar stoffelijk
+omkleedsel verbrijzelen of verteren. Eilaas, de vriend, wiens
+vroegtijdig afsterven wij betreuren, was niet met lichamelijke sterkte
+of met de krachten der gezondheid begiftigd....</p>
+
+<p>Er kwam een dag, een noodlottig uur, dat de arme Zetternam onder het
+gewicht zijner opoffering, zijner vaderlandsliefde en zijner huiselijke
+zorgen het moedig hoofd moest plooien&mdash;en, geknakt, op het ziekbed
+nederviel.</p>
+
+<p>De machtige springveer, zoolang tot Vlaanderens verdediging overspannen,
+was gebroken;&mdash;en wat van de vurigheid zijns geestes nog overbleef,
+verteerde met bliksemsnellen spoed zijn reeds uitgeput lichaam.</p>
+
+<p>Zijne vrienden hebben gedurende zijne korte doch pijnlijke ziekte bij
+zijne bedsponde gewaakt en hem pogen te troosten over een lot, zoo
+ijselijk, dat het geenen troost meer toeliet. Hij, de goede, de
+edelmoedige Vlaming, hij sprak van het Dietsche vaderland, van 's volks
+gekrenkte rechten, van heeteren strijd, van meer arbeid, indien God hem
+nog eens de gezondheid wederschonk. Wij beproefden het zijnen moed te
+steunen tot het verduldig dragen van zijn lijden,&mdash;en hij, den
+naderenden dood vergetend, poogde ons den boezem met moed en met geloof
+in Vlaanderens bestemming te vervullen.</p>
+
+<p>Dan toch, vrienden, glinsterden wel eens zijne oogen van stille tranen
+en liep zijn vaderhart van weedom over. Hij, die met zulke onbuigbare
+sterkmoedigheid zijn kruis op aarde had gedragen, kon misschien
+ongeroerd den blik in het graf slaan, dat voor hem gaapte; maar
+daarnevens toonde zijn geest hem zijne drie ongelukkige kinderkens en
+zijne echtgenoote, omsloten in de armen van het wreede spook, dat men
+<i>Ellende</i> noemt.... Niet lang echter bleef de zieke Zetternam in die
+ijselijke treurnis bedolven; telkens verlichtte een straal der hoop
+zijnen kwijnenden blik, en nog plooiden zijne dorre lippen zich tot
+eenen zoeten glimlach, als zag hij in het verschiet dingen, die hem
+zeiden, dat hij getroost en in vrede het hoofd in de eeuwige rust mocht
+nederleggen.</p>
+
+<p>Herdacht hij wellicht de diensten, door hem aan het vaderland bewezen?
+Herinnerde hij zich de namen zijner vrienden uit Vlaanderen en Brabant?
+Sloot hij de oogen met de overtuiging, dat het Vlaamsche volk de weduwe
+en de weezen van den armen Zetternam niet hulpeloos in de wereld zou
+laten dwalen?</p>
+
+<p>Het moet zijn; want de laatste verstaanbare klanken, die nog uit zijne
+borst opklommen, waren een zucht van vrede en vertrouwen. Als grepe hij
+zijn gansche leven in een enkel woord te zamen, suisde hij stervend nog:
+&quot;<i>Moed, ik heb moed</i>!...&quot;</p>
+
+<p>O, broeders, gij, die uit alle streken van Vlaamsch Belgi&euml; tot hier
+gekomen zijt om uwe tranen op het graf van den betreurden strijder te
+plengen, keert terug naar uwe gouwen, spreekt uwe vrienden van
+Zetternams kinderen en maakt, dat toch de laatste hoop zijner ziele geen
+ijdele droom zij geweest!</p>
+
+<p>Hij, de schrijver, de werkman, de vader, heeft op aarde meer dan zijnen
+plicht gedaan: doen wij ook onzen plicht jegens hem!</p>
+
+<p>En gij, Zetternam, arm slachtoffer, martelaar van uw geloof in
+Vlaanderens toekomst, rust zacht in den grond, dien gij tegen vreemde
+verbastering hebt verdedigd. Uwe ziele worde opgenomen in den schoot der
+Godheid. Leef daar het eeuwige leven, tusschen de dierbare schimmen, die
+u in den strijd en in den dood zijn voorgegaan: tusschen Willems, Van
+Ryswyck, Ledeganck, Delecourt!</p>
+
+<p>Betreurde broeder, in naam van het Vlaamsche volk, in naam van de
+Vlaamsche kunst, vaarwel!...</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;">
+<h2>AANSPRAAK</h2>
+
+<p>BIJ DE UITDEELING DER PRIJZEN AAN DE BEKROONDEN IN DEN WEDSTRIJD
+TUSSCHEN 'S RIJKS LAGERE SCHOLEN TE KORTRYK DEN 20<sup>sten</sup> JULI 1857.</p>
+<br>
+
+<p>Mijnheeren!</p>
+
+<p>Het is met een gevoel van blijde ontroering, dat ik heden deze nederige
+doch in mijne oogen zeer gewichtige plechtigheid bijwoon. Als
+vaderlandsminnaar en als vriend des volks, zie ik het lager onderwijs
+aan voor de hoogste weldaad van ons maatschappelijk leven, voor den
+machtigsten hefboom tot beschaving en tot zedelijke verbetering van den
+mensch.</p>
+
+<p>In ons land bevinden zich gedurig in de lagere scholen meer dan tien
+leerlingen op elke honderd inwoners. Men mag dus zeggen, dat de gansche
+natie door het lager onderwijs gaat als door eenen vorm, waarin iedereen
+wordt bereid om als Belg, als burger en als Christen de zending en de
+plichten te vervullen, die hem volgens zijne krachten en bestemming in
+de maatschappij zijn opgelegd. Want, men bedriege zich niet, de vruchten
+der lagere scholen zijn niet bepaald tot het eigenlijk onderwijs alleen:
+hun voornaamst en meest weldadig uitwerksel is de <i>opvoeding</i>, is de
+vorming van het hart en de veredeling van den geest.</p>
+
+<p>Is het niet in de lagere school dat men den kinderen des volks
+allereerst een klaar denkbeeld geeft van de plichten jegens God en
+jegens den medemensch? Is het d&aacute;&aacute;r niet, dat men hun met bewondering en
+eerbied verhaalt van de groote daden onzer vaderen, en hun liefde tot
+den geboortegrond inboezemt? Is het d&aacute;&aacute;r niet, dat men hun de deugd om
+haar zelve leert beminnen, en hen bekwaam maakt tot dien edelmoed en die
+opoffering, zonder welke de menschelijke samenleving eene onmogelijkheid
+worden zou? Ja, het lager onderwijs is de milde bron van godsvrucht, van
+vaderlandsliefde en van burgerdeugd.</p>
+
+<p>Welke toekomst ware den volken van Europa beschoren, indien een goed
+ingericht lager onderwijs niet elk aankomend lid der maatschappij
+opnieuw tegen dwaling en onvoldoenbare begeerten wapende door het innig
+gevoel van den plicht? Het is de overtuiging der oneindige gewichtigheid
+van het lager onderwijs, die v&oacute;&oacute;r eenige jaren den beroemden Lord
+Brougham in de Engelsche Kamer deed uitroepen: &quot;<i>Voortaan zal niet meer
+het kanon, maar wel de onderwijzer over het lot der wereld beslissen</i>!&quot;
+Zooveel durven wij niet hopen; maar toch zijn wij van meening, dat in de
+zedelijke orde de samenleving zal zijn wat het lager onderwijs haar
+heeft gemaakt. En onder dit oogpunt mogen wij, Belgen, ons verblijden:
+staat ons land nevens de grootste en wijste nati&euml;n ten opzichte der
+uitbreiding van het volksonderwijs, het is misschien wel het eerste van
+alle ten opzichte van den zuiveren echt beschavenden geest, die het
+lager onderwijs bij ons bezielt.</p>
+
+<p>Onze koning, de welbeminde vader des volks, en met hem onze
+staatslieden, onze provinciale en gemeentelijke overheden hebben wel
+begrepen, dat de hechtste band, dien men rond onze jonge nationaliteit
+kon slaan, de band van een doelmatig en overvloedig lager onderwijs
+moest zijn. Wat dankbaarheid zijn wij hun niet verschuldigd, wanneer wij
+overdenken, dat de kosten van allen aard voor het lager onderwijs
+jaarlijks 4 1/2 millioen franken bedragen, en dat op dien voet, sedert
+1830, Belgi&euml; aan de opvoeding des volks meer dan honderd millioen heeft
+besteed!</p>
+
+<p>Men moge de gebreken der tegenwoordige samenleving met bitterheid
+gispen; men moge het goede vergeten om in het kwade te kunnen wanhopen,
+het is schoon toch, tot lof van onzen tijd en van ons land in het
+algemeen te kunnen zeggen, dat niemand in Belgi&euml; van het brood der
+ziel, van het licht des geestes moet onterfd blijven, dan alleen door
+zijne of zijner ouderen schuld! Dat niemand, zelfs het kind des
+bedelaars niet, de middelen ontzegd worden, om de begaafdheden, die God
+hem heeft geschonken, te ontwikkelen en te doen gelden, en aldus in het
+Belgisch huisgezin de plaats in te nemen, waartoe zijne zedelijke waarde
+hem recht kan geven!</p>
+
+<p>Gij, leerlingen, wien ik in naam des staatsbestuurs den prijs der vlijt
+en der werkzaamheid ga uitdeelen, gij zijt een slagend bewijs van de
+waarheid mijner gezegden. De meesten uwer behooren voorzeker tot de
+arbeidende burgerij, sommigen ook tot den nederigsten volksstand. De
+zegepraal, die gij nu hebt behaald, doet mij denken, dat de
+Voorzienigheid u heeft begaafd met eene bijzondere verstandelijke
+vatbaarheid; zij laat mij hopen, dat gij zult getrouw volharden in
+leerzucht en in vlijt, dat gij zult getrouw blijven aan de gevoelens van
+deugd en vaderlandsliefde, welke de lagere school u in den boezem heeft
+gestort. Indien het zoo is, dan zult gij u onderscheiden in de
+samenleving, u nuttig maken, u doen beminnen en eeren in uwen stand. En
+wie weet, wat gij zult worden, gij, die bij uitstek moedig schijnt en
+begaafd? Wie kan zeggen, of niet sommigen onder u hun vaderland zullen
+vereeren en eene luisterrijke loopbaan bewandelen?</p>
+
+<p>Dit hangt af van den wil Gods en van uwe eigene volharding: maar hoe het
+zij, en welke uw stand in de samenleving ook worde, zonen des volks, gij
+zult het altijd blijven beminnen dit vaderland, dat u zoo edelmoedig de
+middelen schonk, om uwen geest te veredelen, uwe natuur te louteren en
+u waardig te maken van een beter lot op aarde. In uw gevoel van
+dankbaarheid zult gij den doorluchtigen weldoener van Belgi&euml;, den
+koning, begrijpen; uwe erkentenis zal zich uitstrekken tot de
+staatslieden, die onze schoone nationaliteit hebben gesticht of
+gehandhaafd, tot de provinciale en gemeentelijke overheden, die
+voortdurend en met vaderlijke zorg de bron voeden, waaraan gij hebt
+geput. Aldus zult gij waardige burgers worden, nuttige menschen, en
+vooral verkleefde vrienden van de vrije instellingen, die Belgi&euml;
+tusschen de staten van Europa tot een benijdenswaardig land hebben
+gemaakt.</p>
+
+<p>Het is mij een plicht, te dezer gelegenheid eenige woorden te zeggen tot
+lof dier ootmoedige maar edelhartige mannen, die zich aan het onderwijs
+van de kinderen des volks hebben toegewijd;&mdash;die dikwijls ongekend en
+schier onbeloond, gedurende eenen ganschen levensloop zich opofferen,
+zonder rust of verpoozing, om de vaderlijke inzichten van het
+staatsbestuur te verwezenlijken.</p>
+
+<p>Al wat ik tot lof der lagere scholen heb gezegd, is ook op u
+toepasselijk, heeren onderwijzers. Het is uw hart, dat er de jonge
+harten vormt; het is uw geest, die er de kinderlijke verstanden
+ontwikkelt; het is uwe liefde tot het goede, tot het schoone, tot het
+edele, die als eene weldadige sprankel, van uit uwen boezem in de
+gemoederen der leerlingen overgaat. En wie de overtuiging uitdrukt, dat
+het lager onderwijs een der schoonste eeretitels des vaderlands is, die
+zegt terzelfder tijd, in welke ruime mate de openbare dankbaarheid u
+toekomt.</p>
+
+<p>Het is waar, gij zijt niet naar verdiensten beloond; maar deze toestand
+is een dier overblijfsels van vroegere tijden, waarvan de samenleving
+zich slechts langzaam kan ontdoen. Reeds hebt gij kunnen bemerken, dat
+er sedert vele jaren pogingen worden aangewend, om uw lot meer in
+verband te brengen met de hooge diensten, die gij bewijst; en, gij kunt
+het niet miskennen, onder dit opzicht is reeds veel gedaan. Zijt er van
+verzekerd, opdat het u sterk make tot het vervullen uwer moeilijke
+plichten; het staatsbestuur is doordrongen van al de gewichtigheid uwer
+zending en zal nimmer ophouden naar de verbetering van den
+onderwijzersstand te streven.</p>
+
+<p>Zijn er nog menschen, die uw edel beroep niet ten volle begrijpen en het
+niet naar recht en rede hoogachten, het mistrooste u niet: alwie
+overweegt, alwie het vaderland en het volk met klaarheid in den geest
+bemint, denkt slechts met bewondering en eerbied aan het goede, dat gij
+sticht, en aan de belangelooze opoffering, die gij toont. Gaat voort en
+arbeidt met dezelfde vlijt op den akker der toekomst; leert den kinderen
+de deugd hoogschatten, het vaderland beminnen en God vreezen; en,
+weigert de tijd u voor alsnu nog het rechtmatig loon uwer lastige taak,
+zoekt sterkte en troost in de overtuiging, dat gij op aarde tusschen de
+edelste en nuttigste burgers gerekend wordt en dat gij de weldoeners van
+het menschdom zijt.</p>
+
+<p>EINDE.</p>
+
+<p>FOOTNOTES:</p>
+
+<p><a name="Footnote_1"></a><a href="#FNanchor1">[1]</a></p><div class=note> Van Maerlants eernaam, hier op Willems toegepast.</div>
+
+<p><a name="Footnote_2"></a><a href="#FNanchor2">[2]</a></p><div class=note> Ledegancks <i>Trilogie</i>.</div>
+
+<p><a name="Footnote_3"></a><a href="#FNanchor3">[3]</a></p><div class=note> Ledeganck.</div>
+
+<p><a name="Footnote_4"></a><a href="#FNanchor4">[4]</a></p><div class=note> Willems en Ledeganck.</div>
+
+<p><a name="Footnote_5"></a><a href="#FNanchor5">[5]</a></p><div class=note> Van Ryswyck, <i>Rederijkerslied</i>, 1836.</div>
+
+
+
+
+
+
+
+
+<pre>
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Redevoeringen, by Hendrik Conscience
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK REDEVOERINGEN ***
+
+***** This file should be named 11207-h.htm or 11207-h.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/1/1/2/0/11207/
+
+Produced by Joris Van Dael and PG Distributed Proofreaders
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+Each eBook is in a subdirectory of the same number as the eBook's
+eBook number, often in several formats including plain vanilla ASCII,
+compressed (zipped), HTML and others.
+
+Corrected EDITIONS of our eBooks replace the old file and take over
+the old filename and etext number. The replaced older file is renamed.
+VERSIONS based on separate sources are treated as new eBooks receiving
+new filenames and etext numbers.
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+EBooks posted prior to November 2003, with eBook numbers BELOW #10000,
+are filed in directories based on their release date. If you want to
+download any of these eBooks directly, rather than using the regular
+search system you may utilize the following addresses and just
+download by the etext year.
+
+ https://www.gutenberg.org/etext06
+
+ (Or /etext 05, 04, 03, 02, 01, 00, 99,
+ 98, 97, 96, 95, 94, 93, 92, 92, 91 or 90)
+
+EBooks posted since November 2003, with etext numbers OVER #10000, are
+filed in a different way. The year of a release date is no longer part
+of the directory path. The path is based on the etext number (which is
+identical to the filename). The path to the file is made up of single
+digits corresponding to all but the last digit in the filename. For
+example an eBook of filename 10234 would be found at:
+
+ https://www.gutenberg.org/1/0/2/3/10234
+
+or filename 24689 would be found at:
+ https://www.gutenberg.org/2/4/6/8/24689
+
+An alternative method of locating eBooks:
+ https://www.gutenberg.org/GUTINDEX.ALL
+
+
+
+
+</pre>
+
+</body>
+</html>
diff --git a/old/11207.txt b/old/11207.txt
new file mode 100644
index 0000000..da4e753
--- /dev/null
+++ b/old/11207.txt
@@ -0,0 +1,3092 @@
+The Project Gutenberg EBook of Redevoeringen, by Hendrik Conscience
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Redevoeringen
+
+Author: Hendrik Conscience
+
+Release Date: February 21, 2004 [EBook #11207]
+[Last updated: August 19, 2011]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ASCII
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK REDEVOERINGEN ***
+
+
+
+
+Produced by Joris Van Dael and PG Distributed Proofreaders
+
+
+
+
+HENDRIK CONSCIENCE
+
+REDEVOERINGEN
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP HET GRAF VAN VAN BREE, IN ZIJN LEVEN BESTIERDER DER
+KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN (1839).
+
+
+Mijne Heeren!
+
+Het is met een ontroerd hart en met treurnis in de ziel, dat ik hier bij
+den boord van het nijdige graf, eenen heiligen plicht kom vervullen;
+niet alleen omdat mijne kunstgenooten, door mijne zwakke stem, hunne
+laatste hulde van dankbaarheid aan den afgestorven meester willen
+bewijzen; niet alleen omdat in mijnen boezem ook een kunstenaarsharte
+slaat; maar het is tevens ter gedachtenis van een groot man, dien ik
+achtte en beminde; en ik gevoel bij deze plechtigheid zulke diepe
+droefheid als bij het eeuwig vaarwel eens vriends,--want hij, Van Bree,
+heeft veel bijgedragen tot den roem van mijn vaderland.
+
+Het is hij, wiens levenloos lichaam daar, in den eindeloozen slaap, voor
+eeuwig rust, die de schitterende kunstkroon met zijne machtige hand
+weder op het hoofd van Belgie vestigde, wanneer deze haar ging
+ontvallen. Ja, er was een tijdstip, en dit wel gedurende de laatste
+jaren des grooten schilders Herreyns, dat wij onzen voorrang op andere
+volkeren der wereld schenen te moeten verliezen. Er leefden nog wel
+goede schilders; doch de verrukkende kunst van Rubens was onder ons
+verzwakt; de Vlaamsche school verloor haren luister, en wellicht zouden
+wij verplicht geworden zijn, van den vreemde de geheimen der kunst te
+gaan afleeren.
+
+Maar de werkzame, de krachtvolle Van Bree ontstak opnieuw het bijna
+uitgedoofde vuur. Met onvermoeiden arbeid, ja met drift stortte hij zijn
+eigen vernuft in jongere harten. De kennis van het verhevene schoon der
+oudheid, welke hij zoo diep bezat, deelde hij mildelijk uit; en
+waarlijk, hij deed meer dan men van eenen mensch verwachten mag: hij
+verzuimde zijne eigene grootheid en faam, om anderen het vuur der kunst
+en hare kennis in te drukken.
+
+Ook, hoe heerlijk waren voor het vaderland de vruchten, die hij
+aankweekte! Hoe groot zijn nu reeds de namen dergenen, die aan zijne
+lessen de geheimen van het echte schoone verschuldigd zijn! Nauwelijks
+had zijne stem eenige jaren in de zalen onzes museums weergalmd, of de
+roem der Vlaamsche school spreidde zich opnieuw over alle gewesten uit,
+en de vreemdeling keerde zijn gezicht weder naar Antwerpen als naar de
+bron, waaruit ware kunst en diepe wetenschap te putten waren. Ja,
+Italie, die classieke grond van alle beeldende kunsten, stond ons zijne
+kroon af, om slechts nog met de werken zijner overledene meesters te
+prijken.
+
+Aan hem dus, aan Van Bree de eer van de Antwerpsche school in haren
+vollen luister te hebben opgebeurd; aan hem de glorie van het vaderland
+te hebben verheerlijkt. En daartoe heeft hij meer gedaan dan iemand in
+een ander vak doen kan; want wij, klein in getal, kunnen ons niet door
+het lot der wapenen boven andere volkeren verheffen; maar de kunst en
+het vernuft hooren ons toe, en het is slechts door den geest, dat wij de
+leermeesters van groote natien kunnen zijn. Welke dankbaarheid zijn wij
+dan niet verschuldigd aan hem, die ons den voorrang heeft behouden,
+zelfs opnieuw heeft veroverd? Aan den priester, die op onze altaren die
+heilige vlammen gevoed heeft, van welker gloed de grootheid en de faam
+des vaderlands afhangen?
+
+Nu heeft hij het lot van alle geschapenen ondergaan: de dood heeft hem
+geraakt ... doch een man als hij sterft niet.
+
+Het nageslacht zal in de openbare gebouwen de gewrochten zijner
+behendige hand en de scheppingen van zijnen machtigen geest blijven
+bewonderen, en ze als voorbeelden der strenge en grootsche kunst
+bewaren. Niemand teekende met meer wetenschap der menschelijke vormen
+dan hij; niemand bezat als hij de kennis der werktuigen, die in ons de
+beweging gaande maken; en weinigen kunnen met hem voor de samenstelling
+vergeleken worden.
+
+Alhoewel zijn leven, als dat van alle kunstenaars, met veel bitterheid
+gemengd was, had hij toch het genoegen zich gewaardeerd te zien:
+onderscheidene vorsten begunstigden hem met de teekens hunner achting,
+en hij werd om zijne schitterende verdiensten tot ridder en kommandeur
+van verscheidene orden verheven. Zijne uitmuntende schilderijen: _Loting
+van Athene_, _de Zieken genezen_, _Willem en Hembyze_ en _Rubens' dood_
+zijn daar om hem de onsterfelijkheid te verwerven.
+
+O! wat wil ik meer eenen rechtvaardigen lof bij het stoffelijk
+overblijfsel onzes grooten stadsgenoots uitspreken? Zou het noodig zijn,
+den rouw en het verdriet met geweld op te wekken, in de tegenwoordigheid
+van u allen, die onder zijn bestuur het eerste gevoel der kunst in uwen
+boezem hebt voelen ontsteken? Voor u, die zoo dikwijls zijne stem hebt
+gehoord, u met liefde onderwijzende, en die zoo menigmaal zijne, nu door
+den dood bevrozene hand hebt gevoeld, die uwe nog onkundige hand
+bestuurde?
+
+En gij, die nu reeds groot in kunst zijt, gij, schilders, beeldhouwers,
+op wie het vaderland zijne hoop op roem en glorie gevestigd heeft,
+worden uwe harten niet met doodschen angst benepen, wanneer gij uwen
+blik in die gapende aarde vallen laat, en wanneer gij denkt, dat hij,
+die om u te onderwijzen, misschien zijne gezondheid gekrenkt heeft,
+voor altijd, voor eeuwig aan uwe erkentenis wordt ontrukt? Heeft elke
+schup aarde, welke met hollen klank op zijne doodkist nederviel, u niet
+tot in het diepste uwer ziel ontroerd? Ja, bij dit laatste vaarwel
+tusschen u en uwen meester, tusschen het leven en den dood, voert dit
+graf uwen geest gewis naar de tijden terug, toen zijne strenge stem u in
+de ooren klonk. Gij ziet hem nog in uwe verbeelding, en uw hart weent
+bij die droeve heugenis aan uwen goeden meester.
+
+Helaas! gij zult hem niet meer zien: de aarde bezit zijn lichaam, de
+hemel zijne ziel....
+
+Ik zie het, een diep gevoel van rouw en droefheid is in uwen boezem
+gezonken; o, geeft eenen traan van dankbaarheid aan hem, die de
+herboring der kunst onder u heeft doen ontstaan; geeft eenen traan van
+liefde aan den meester, die u den weg tot de onsterfelijkheid heeft
+aangewezen en de geheimen zijner ziel zoo mildelijk onder u heeft
+uitgestrooid. Gevoelt gij niet, o, warme kunstenaren, dat uit dit graf
+een wasem opstijgt, die u met inniger kunstgevoel vervult? Gevoelt gij
+niet, dat uit uwe ontsteltenis iets groots kan geboren worden, en dat
+gij op dit oogenblik met een machtiger vernuft zijt bezield? Dit gevoel
+is uw grootste lof; het bezitte u lang, want het is eene edele
+ontroering.
+
+En zoo iemand onzer tot zooverre zijnen plicht vergeten kon, dat hij
+ongevoelig bleve bij de droeve nagedachtenis des schilders, dan storte
+hij eenen traan over den mensch; want de mensch heeft in hem als een
+martelaar geleden, maanden lang met den bitteren dood geworsteld en al
+de pijnen doorstaan, die ooit eenen mensch hebben gefolterd. Overweegt
+hoe nijpend en hoe drukkend het voor hem moet geweest zijn, al de
+krachten der ziel nog in zich te voelen gloeien, de innige vlam tot
+kunstbewerking in zich nog te voelen branden, en die dorstige begeerte
+niet te hebben kunnen voldoen. Verbeeldt u, wat pijn het hem moest zijn,
+de glorie van Belgie's kunst van alle zijden te hooren uitroepen, en
+niet meer als te voren zijn deel te kunnen bijbrengen tot de grootmaking
+des vaderlands. Gij, die een kunstenaarshart bezit, gij beseft die
+foltering; o, zij was ijselijk!
+
+Hij mocht echter gerust en tevreden zijne ziel aan God overgeven, want
+van al den lof, dien onze kunstenaren in lang nog zullen verwerven, zal
+hem altijd een deel toebehooren, en zijn naam zal nog lang alle
+geprezene namen vergezellen.
+
+O, Van Bree! uwe laatste oogenblikken waren pijnlijk; gij hebt veel
+geleden; maar gewis heeft meer dan een profetisch gezicht uwen bitteren
+doodsstrijd verzoet; gewis hebt gij den engel der toekomst bij uw
+hoofdeinde zien zweven. Wellicht zal hij u een blad uit het
+onvergankelijk boek der eeuwen getoond hebben, en gij zult daarop uwen
+naam tusschen die van Rubens en zijne opvolgers hebben zien blinken. Ja,
+gij mocht met die zoete hoop inslapen; want gelijk de Phoenix, die bij
+de zon van Arabie uit zijne eigene asch heroprijst, zal uw roem na uwen
+dood vergrooten, en uit dit graf zal uw naam bij de zon der
+onsterfelijkheid glansrijker opstijgen. Eenmaal, ja, zal het duurzaam
+koper ons een groot schilder en den beste der leermeesters wedergeven.
+
+Ontvang dan, o zalige schim, ontvang in den schoot der Godheid het droef
+en laatst vaarwel eeniger vrienden van het Vlaamsche vaderland, dat gij
+hebt verheerlijkt.--Aan uwe ziel zij de eeuwige rust, aan uwe werken de
+eeuwige roem!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER BENOEMING VAN DEN HEER GUSTAAF WAPPERS
+TOT BESTIERDER DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN, DEN 31^{sten}
+JANUARI 1840.
+
+
+Mijn weldoener, mijn vriend! gelooft gij dat woorden mijne
+zielsaandoening kunnen vertalen! Neen, een onuitdrukbaar gevoel ontroert
+mij. O, ik zie aan uw voorhoofd de schitterende star, die als een licht
+voor Belgie's kunst zal schijnen;--nu omgeeft u eens de zoo lang
+verdiende luister!--Ik ontwaar de vreugd in de oogen van al degenen, die
+u om uwe grootheid en om uwen edelen moed beminnen ... en ik,--ik, dien
+gij zoo liefderijk hebt behandeld,--wien gij uwe vriendschap zoo
+onverdiend geschonken hebt,--ik zou niet tot verdwaaldheid toe van
+zaligheid doordrongen zijn? Gij kent mijn hart, Gustaaf, en gij weet,
+dat daarin aan uwen beminden naam een eeuwig altaar is opgericht.
+Oordeel bij u zelven, of de woorden mij niet ontbreken moeten om u mijne
+ontroering uit te drukken.
+
+Maar de dankbaarheid, dit heilig gevoel, dat ik met liefde voor u
+gevoed heb, dwingt mij tot spreken, hoe ontoereikend de gewone taal ook
+zij....
+
+Ik was een dwalend kind der kunst, zonder steun, zonder troost, en mijne
+droefheid lag diep verborgen in mijnen boezem. Mij ontbrak grootheid en
+waardeering.
+
+Hoe edelmoedig schonkt gij mij die heilvlammen van mijn leven!--Gij hebt
+mij met den naam van vriend genoemd, en die naam heeft steeds als een
+troostend woord in mijn oor geklonken: het maakte mij zoo sterk, zoo
+moedig! Want het scheen mij toe, dat de vriend van Gustaaf Wappers groot
+genoeg was, om aan de bevechtingen van het lot te wederstaan. Ook dreef
+de rampspoed en het ongeluk ongevoeld boven mijn hoofd: mijne glorie en
+mijn onverderfbaar geluk bestonden en rustten in uwe edele ziel, die mij
+hare hoogschatting en hare genegenheid geschonken had.
+
+Weet gij niet, Gustaaf, in hoeverre de geest, die in mij leeft, zich aan
+u verkleefd heeft, daar een woord van u, zoet of straf, de bestendige
+gevoelsmeter van mijn hart was?
+
+Gij hebt dikwijls gezien, hoe mijne oogen van vreugde blonken, wanneer
+ik het opgepropt en benepen gevoel van mijnen overladen boezem in den
+uwen had mogen uitstorten; en wat droefheid mij het hoofd nederboog,
+wanneer het geval mij voor eenen tijd van u scheidde; want alhoewel ik
+niet met uw uitstekend vernuft begaafd ben, toch heeft eene geheime
+kracht, iets magnetisch, mij onweerstaanbaar tot u gedreven. Niet uit
+laag belang, niet op hoop van stoffelijk voordeel, neen! maar gelijk aan
+het klimmende veil, dat niet leven kan, tenzij het eenen eikeboom
+omhelzen moge, heb ik, ootmoedig doch warm kunstenaar, mijn geluk en
+mijn ongeluk aan de wisselingen van het lot gehecht. Hoe zaliglijk
+moet ik dan ook in dit plechtig oogenblik niet ontroerd zijn, nu gij als
+kunstvorst eenen troon beklimt, die met meer roem en met schooner
+stralen omglansd is dan die van de koningen der aarde. Zij heerschen
+over de stof, hunne macht steunt op geweld; maar gij heerscht over den
+geest en over de ziel, en uwe wapens zijn de onsterfelijke werken uwer
+handen.
+
+Begrijpt gij, Gustaaf, wat hooge zending u is gegeven? Opperpriester in
+den tempel der Vlaamsche kunsten, zijt gij het, die de geheimen der
+glorie van het vaderland moet verkonden; uwe stem moet in het heiligdom
+als een mirakel klinken, en Belgie heeft op u de toekomst zijner
+schilderschool gevestigd.
+
+Wie kan toch die zending beter dan gij vervullen?--dan gij, die bij de
+macht van het scheppende penseel ook de macht van den beseffenden geest
+voegt, en die te gelijker tijd de betrekkingen der zichtbare natuur en
+de bedekte aandoeningen der zielen meten kunt?
+
+Die verheffing maakt u toch niet grooter in mijn oog; zij kan mijne
+bewondering voor u niet vermeerderen,--maar zij doet u rechtvaardigheid,
+en zij vervult uwen dankbaren vriend, wiens weldoener gij waart, met
+streelende vreugd, omdat zijne gebeden eenen galm gevonden hebben voor
+den troon van den God, die eenen straal van zijne scheppende kracht en
+den geest van Rubens in uwen schedel heeft gestort.
+
+Hoezeer, Gustaaf, moet uw eigen hart in dit oogenblik van genoegen vol
+zijn, wanneer gij in het oog van uwen ouden vader eenen traan van geluk
+en teederheid ziet blinken,--in het oog van hem, wiens bloed u door de
+aderen stroomt en wiens grijze haren de verheerlijking van zijnen naam
+en uwe grootmaking hebben mogen zien.--En de zalige ontroering uwer
+liefderijke moeder, wie zou die beschrijven?--van haar, die haar kind,
+de vrucht van haren schoot en het voorwerp harer bestendige
+moederliefde, tot kunstvorst heeft hooren uitroepen, en die gewis, reeds
+bij het hooren van dien roep, hare warme tranen op uwe wangen gesproeid
+heeft.--En uw broeder, Gustaaf, die getrouwe vriend uws levens, die met
+eene nooit volprezene deugd en edelheid van gemoed uwe verheffing en uwe
+glorie als zijn eigen geluk, zonder achterdocht heeft bemind;--begrijpt
+gij wat geestontheffing dien goeden broeder tot den hemel der
+zielsverrukking opvoert.
+
+O, ja, smaak een welverdiend geluk: verstaal uwen geest tot de
+verheerlijking van uw vaderland, drijf den roem der Vlaamsche school tot
+aan de palen der bekende wereld: leef lang, zeer lang, en laat eens uwen
+onsterfelijken naam aan onze zonen als een erfdeel, waarop zij bij den
+vreemdeling roemen mogen--en dat zij dan, na eeuwen tijds, nog met
+erkentenis en hoogmoed, als eenen glorierijken roep aanheffen:
+
+GUSTAAF WAPPERS was een Belg!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET BEELD VAN RUBENS, OP HET OOGENBLIK DER PLECHTIGE
+ONTHULLING (1840).
+
+
+Zal mijne stem zich verheffen, om u de verdiensten der scheppingen van
+Rubens te ontleden? Kan ik eenen lauwer meer in zijne kroon vlechten?
+Neen, tweehonderd jaren hebben zijne onsterfelijkheid bevestigd: twee
+eeuwen rusten op zijn graf; doch zijn naam, zijn glorierijke naam
+straalt nog gelijk de jonge zon des morgens!
+
+Gij allen, die mij hoort, hebt meer dan eens in stille bewondering voor
+zijne werken geknield; gij hebt meer dan eens met een ontroerd hart
+gestaard op den goddelijken Christus, wiens hemelnatuur Rubens zoo
+indrukwekkend in het menschelijk lichaam kon doen doorstralen:--en uwe
+ziel heeft dikwijls, voor zijne tooverende tafereelen, deze aarde
+verlaten om zich tot den hemel te verheffen. Ja, gij allen voelt de
+macht van zijn penseel, gij kent de uitgestrektheid van zijn vernuft en
+de breedte van zijnen geest.
+
+Doch gij, afstammelingen van den grooten Rubens, gij zijt het niet
+alleen, die zijnen naam als onsterfelijk op de historiebladen hebt
+aangeteekend, niet alleen in Belgie is het, dat zijne werken de tempels
+der Christenen versieren:--overal blinken de kunstmirakelen van hem,
+wiens reuzenbeeld wij tot de nakomelingen overzenden; in alle landen
+wordt Rubens met eerbied en opgetogenheid als een wonder van kunst en
+wetenschap genoemd.--Vraagt het aan de steden van het kunstrijk Italie,
+aan Duitschland, aan Frankrijk, aan Engeland, en gij zult eenen enkelen
+roep hooren opgaan, om de glorie van een Vlaamsch schilder te verkonden;
+gij zult uw hart van hoogmoed en fierheid voelen opzwellen over den naam
+van Belg, dien gij draagt.
+
+Heden hebben wij der nagedachtenis van hem, die ons schoon vaderland met
+eenen onvergankelijken luister overlaadde, eene schuld van dankbaarheid
+en erkentenis betaald. Dit beeld, dat als eene onwrikbare rots de
+stormen der eeuwen moet doorstaan, zal aan onze nakomelingen zeggen,
+hoezeer het herboren Belgenland met het vuur der liefde tot de kunst
+bezield was; het zal voor de toekomende geslachten getuigen, dat wij,
+zonen van den onsterfelijken Rubens, zulken vader waardig waren.... Zijn
+beeld worde een vuurbaak in het rijk der kunsten! Dat al degenen, die
+zich iets grootsch in den schedel voelen, in welke stad het ook zij,
+zich onverdeelbaar rond dit heilige gedenkteeken vereenigen:--want er is
+voor ons slechts eene school,--en dit is de Vlaamsche school. Haar
+leidsman is de oude Rubens, haar meester de prachtige natuur, en haar
+bewonderaar de wereld.
+
+Wij, Belgen, zijn ootmoedig onder de volkeren, wij roemen niet veel op
+de glorie van ons vaderland: wij overstroomen andere landen niet met het
+verhaal der daden onzer vaderen ... en nochtans, er is op den aardbodem
+geene natie die, in zoo klein getal als wij zijnde, zooveel lichtende
+sterren aan den hemel der kunst gehecht heeft, geen grond, die op eene
+zoo geringe uitgestrektheid zooveel doorluchtige mannen, als de
+dierbare grond van Belgie, dien wij betreden, heeft voortgebracht.
+
+Wij hebben dit niet altijd geweten: er waren tijden dat wij, vreemde
+helden roemende, de namen onzer eigene vaderen in den nacht der
+vergetelheid begraven lieten;--maar heden, dat wij de oude vrijheid
+hebben herwonnen, is ook in onze boezems een inniger gevoel van
+eigenwaarde gedaald, en het Belgische volk is met zijnen leeuw uit eenen
+langen slaap opgestaan. Heden, o gelukkige dag! hebben wij de eerste
+grondzuil onzer jonge nationaliteit gevestigd, ja, de eerste vaste
+grondzuil onzer toekomende verheffing.
+
+Er zijn onder ons nog wel beelden opgericht,--maar die zijn toegewijd
+aan den roem van eenen oorlogsheld.--Het is in der waarheid eene wijde
+wetenschap, honderdduizend man op een slagveld te schikken; het is wel
+eene groote daad, zijn vaderland van de verwoesting te redden,--en hij,
+die zijne broederen van de verdrukking en de slavernij der vreemden
+bevrijdt, is groot!--maar ook, aan wat rampen zijn zijne heldendaden
+niet verbonden?
+
+Een onmeetbaar bloedbad is de schouwburg, waarop die wapenfeiten
+geschieden; vernieling, armoede, hongersnood zijn hare trouwe gezellen,
+terwijl de zoete kunst eene onafscheidbare zuster van den vrede en van
+den bloei der volken is.
+
+Zij kost geene tranen, zij; neen, zij streelt de ziel in eene zachte
+verrukking; zij scheurt den sluier der blinde natuur af, om ons hare
+geheimste schoonheden te laten doorgronden, en is als eene bestendige
+lofzang tot den Heer, wiens werken zij verheerlijkt; zij drijft den
+geest tot het goede, en, ons in bespiegeling opheffende tot Hem, die ons
+geschapen heeft, verkort zij den afstand, die den mensch van zijnen God
+scheidt. De kunst is die algemeene taal, welke men zoo lang te vergeefs
+gezocht heeft: het is door haar alleen, dat alle volkeren der aarde eens
+begrijpen zullen, dat zij broederen en kinderen van eenen enkelen en
+machtigen Vader zijn. Het is in haar, dat de luister onzes vaderlands
+rust; het is op hem (Rubens), en op diegenen, welke als hij de kroon
+versieren, die Belgie tot koningin der natien maakt.
+
+Ho, indien nog als voorheen de roem der wapens in den moed en de
+dapperheid des mans besloten lag, zouden wij gewis ten dezen dage op
+dien roem ook nog aanspraak mogen maken:--dit getuigen Jeruzalem en de
+Sporenslag! Doch geene dapperheid, geen moed, geen beleid zijn heden
+voldoende om, in de schaal der gebeurtenissen, tegen het getal op te
+wegen; maar er is iets, dat nimmer tot het getal behooren kan, iets, dat
+met het bloed onzes voorgeslachts door onze aderen stroomt en dit, dit
+is kunst--de kracht des geestes en het scheppend vermogen der ziel!
+
+Gebeurde het nu nog, o landgenooten, dat iemand met kleinachting van
+Belgie dorst spreken, wijs dan op dit reuzenbeeld, op Rubens, wiens
+kunstgewrochten de wereld verstommen, en uw antwoord zal hem doen
+blozen; en, indien een vreemdeling u de heldendaden zijner vaderen op
+duizenderlei wijzen komt verhalen, denk niet, dat hij grooter is dan
+gij; o, neen, niemand is groot boven eenen Belg!
+
+Van Dyck! Quellyn! Jordaens! Teniers! en gij allen, doorluchtige Belgen,
+staat op uit het verledene; schaart u om het beeld van uwen meester, en
+geeft getuigenis der grootheid van uw vaderland!
+
+O, ja, in mijne zielsverrukking zie ik u! Daar staat gij allen met de
+onsterfelijke kroon der kunst gesierd!
+
+O, gij, zonen van het oude Belgie, gij, wier roem op dit oogenblik door
+duizenden uwer ontroerde broederen wordt uitgeroepen, dat uwe zalige
+schimmen zich in onze dankbaarheid verblijden; gij ziet het, wij
+verdienden de glorie van uwe namen te hebben geerfd.--Vraagt van den
+God, bij wien gij woont, dat Hij het heilig vuur der kunst altijd onder
+ons late vlammen; smeekt Hem, dat de stempel, waarmede Hij het geslacht
+der Belgen geteekend heeft, nimmer worde uitgevaagd; en wij zullen Hem
+eeuwig danken over het kleine plekje gronds, dat Hij ons op deze aarde
+heeft geschonken; o, ja, want het is het schoonste, het heerlijkste der
+wereld.
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP DE VERGADERING VAN HET TAALVERBOND, TEN STADHUIZE VAN
+BRUSSEL, DEN 11^{den} FEBRUARI 1844.
+
+
+Mijne Heeren!
+
+De verzekering dat Gij mij uwe welwillende aandacht zult gelieven te
+verleenen, en de hoop dat mijne woorden niet zonder nut zullen zijn,
+geven mij stoutmoedigheid genoeg, om in deze vergadering tot UEd. te
+durven spreken.
+
+Ik zal niet met UEd. in diepe overweging treden; verwacht van mij noch
+ingewikkelde beredeneering, noch redekundig opstel,--mijne stem moet in
+uwe harten de snaar der vaderlandsliefde gaan treffen, ons ontroeren van
+vreugde bij de beschouwing der vruchten van onzen arbeid, en ons moed
+inboezemen tot het vervullen onzer hooge zending. Dit is mijn doel.
+
+Mijne Heeren!
+
+Hij, die de geschiedenis van Vlaanderen lezende, den geest der
+gebeurtenissen wil doorgronden, zal met ons bevinden, dat zij niets
+anders is dan het verhaal der wisselvalligheden van den strijd, die nu
+sedert achthonderd jaren op onzen bodem tusschen het Vlaamsch
+grondbeginsel en den Romaanschen aandrang wordt geleverd.
+
+In dit gevecht van den onbuigbaren moed tegen het getal, heeft het bloed
+gestroomd van al de helden, wier namen gij met hoogmoed uitspreekt; het
+is op dit veld, dat eens De Coninck en Breydel, Jacob en Philips Van
+Artevelde het zwaard ophieven tegen de Romaansche heerschzucht;--en van
+al de rampspoeden, die Vlaamsch-Belgie zoo overvloedig moest doorstaan,
+zijn er weinige, die niet het kenmerk dragen der verdrukking, door een
+Zuidervolk ons aangedaan. Als voorwachten der Germaansche volksstammen
+hebben onze vaderen tegen de Romaansche overweldiging geworsteld met
+eene ontembare hardnekkigheid en met eene wonderbare
+zelfopoffering.--Maar niet altijd kon leeuwenmoed opwegen tegen getal en
+arglist. Bovenal in deze laatste tijden werd Vlaamsch-Belgie weggesleept
+door Europeesche gebeurtenissen, welke het niet toelieten eenigen
+invloed op zijn eigen lot uit te oefenen. Dwars door alle staatsorkanen,
+gekneusd en gewond door omwentelingen, kwam het vaderlijk erfdeel tot
+ons in eenen hachelijken toestand.
+
+De vreemde heerschzucht had de openbare verbastering ten troon gevoerd;
+onze moedertaal, de taal der Vlaamsche helden, werd niet alleen miskend,
+maar bespot en veracht; onze luisterrijke geschiedenis was vergeten; het
+uitheemsche bederf stroomde langs alle zijden over onze grenzen tot in
+den schoot onzer huisgezinnen; onze godsdienstige gevoelens, onze
+rechtzinnige zeden, onze nationale roem, onze taal,--alles, alles ging
+verzwinden in de gulzige kolk der Fransche goochelbeschaving. Reeds ja,
+reeds lag de breede hand des tijds op den naam van Vlaming, om hem uit
+het wereldboek te vegen.
+
+Het is dan, Mijne Heeren, dat eenige afstammelingen der De Conincks en
+der Artevelden, eenige Vlamingen met warmer bloed, in zich de verterende
+vlam der verontwaardiging voelden ontsteken. Met het hoofd gebogen en
+met verkropt gemoed aanschouwden zij de verbastering hunner broederen en
+de verdrukking, waaronder het Vlaamsche grondbeginsel verzonken lag. Zij
+zagen hoe de gunsten en het welzijn voor de Vlamingen niet waren; hoe
+twee millioen hunner werkende broeders van alle beschaving, van allen
+zedelijken voortgang verstoken en als tot de onwetendheid veroordeeld
+bleven: zij zagen hoe het ongeloof, de echtbreuk, de spotternij, de
+arglistigheid en de zelfmoord in duizenden boeken aan hunne landgenooten
+als deugden werden voorgepredikt; in hun oor klonk de lastertaal van den
+vreemde, en de hoon, het voorgeslacht aangedaan, doorvlijmde hunne
+harten. Zij zagen het rood der schaamte de wangen bekleuren van den
+Vlaming, aan wien een uitheemsche gelukzoeker vroeg tot welk volk hij
+behoorde!
+
+Hunne hoofden zonken dieper bij het aanschouwen van zulke vernedering;
+hunne tranen vloeiden in stilte over het verlies van zoovele
+herinneringen, die ons weleer eene roemrijke plaats tusschen de volkeren
+der wereld hadden toegeruimd.
+
+Eensklaps, alsof God zijnen vinger op hun voorhoofd hadde geplaatst en
+tot elk van hen geroepen had: "Wees machtig!" eensklaps joeg hun hart
+feller, de moed en het vertrouwen vervulden hunne boezems, en zij
+spraken tot elkander:
+
+"Zie, het vaderland staat op den boord van den afgrond, de vreemde legt
+de bijl aan het gebouw onzer nationale glorie;--nog een kort tijdvak, en
+de namen onzer vaderen, hunne heldendaden, onze schoone geschiedenis,
+onze zeden, onze taal,--alles wat wij bezitten zal verloren zijn! De
+Romaan zal zijne zegeliederen aanheffen op de graven van ons
+voorgeslacht, en met eenen spotlach zal hij zeggen: hier leefde eens een
+volk, dat den naam van Vlaming droeg!"
+
+En hunne stemmen versmolten in eenen roep.--Gij hebt gezegd:
+
+"Neen, de Romaan zal zijne zegeliederen niet aanheffen op de graven
+onzer vaderen; hij zal zich niet verblijden in onzen val! Nogmaals zal
+de naam van Vlaming hem glanzend in het oog blinken.... Voorwaarts, de
+hand aan 't werk,--met verstaalden wil en onbuigbaar geduld onze
+herinneringen opgegraven, de verbastering met zweepend geweld van onzen
+bodem geweerd! Voorwaarts, het Vlaamsche vaderland moet gered!"
+
+Dank moet Hij hebben, de God die ons insprak en ons macht verleende tot
+dit groote werk!--Het vaderland is gered--het is gered! Nu staat het
+niet meer op den afgrond, waar wij het hebben gevonden;--het zal niet
+verloren gaan!...
+
+ * * * * *
+
+Mijne Heeren, vergeeft mij mijne begeestering. Wanneer ik van het
+Vlaamsche vaderland spreek, kan ik de ontheffing mijner ziel niet
+bedwingen ... ik ben ontroerd....
+
+ * * * * *
+
+Weinige jaren hebben wij besteed aan het wederopbouwen onzer nationale
+waardigheid. Bekent met mij, dat het overzien van het reeds afgedane
+gedeelte onzer taak ons met fierheid moet vervullen. Weet gij nog, dat
+men in dien tijd zeide: "Uwe taal is een onverstaanbaar gebrabbel?" En
+nu,--nu zegt men: "Het Vlaamsch heeft schoone werken voortgebracht, het
+is de moedertaal van meer dan de helft der Belgen; deze taal moet
+geeerbiedigd en ondersteund worden, eene roemrijke toekomst licht haar
+voor in hare baan...." En deze edelmoedige woorden, door eenen waardigen
+Vlaming gesproken, zijn niet met eenen spotlach begroet geweest! Zij,
+die onze moedertaal niet kennen, hebben geloof gegeven aan hare
+schoonheid en aan de voorzegging van haren verdediger!
+
+In den tijd, waarvan ik spreken wil, zouden hoon en smaad hem hebben
+geantwoord.--Weet gij nog, dat men ons lachend vroeg: waar zijn de
+jaarboeken uwer letterkunde? waar de voortbrengselen, die bewijzen, dat
+de Vlaamsche taal de aandoeningen des harten kan uitdrukken?--En nu, nu
+betreurt men dat men het Vlaamsch niet kent, om onze vaderlandsche
+schriften te kunnen lezen. Weet gij nog, dat de moedertaal uit alle
+bestuurszaken verbannen was, en dat een Vlaamsch burger voor de minste
+zaak eenen vertaler noodig had?--En nu, nu dringt de moedertaal niet
+alleen in onze gemeente-en provinciebesturen; maar zij klimt zelfs met
+onweerstaanbaren voortgang tot bij den troon des konings; nu houdt het
+groote Duitschland eenen vreugdevollen blik op ons gevestigd, het
+herkent in ons de herboren zonen van het Noorden en juicht onze pogingen
+toe;--nu klimt de stem _Vlaamsch Belgie_ van uit de hoofdstad over het
+aandachtig en luisterend vaderland!
+
+O, broederen! dit is ons werk.--Dit hebben wij gewonnen door moed en
+arbeid!... En klinken er nu zegeliederen op de graven van het
+voorgeslacht, het zijn liederen, die onze wedergeboorte en onze
+verheffing bezingen!
+
+Dan, Mijne Heeren, kunnen wij ons met recht verblijden over den weg,
+dien wij reeds hebben afgelegd, er blijft ons nog oneindig meer te doen;
+de tijd is nog niet gekomen dat wij, met hoogmoed op ons werk starende
+zullen mogen zeggen: het is gedaan,--onze zending is volbracht. Daarom,
+altijd met vernieuwden moed vooruit, niet geslapen, niet gerust; altijd
+gearbeid, altijd strijden voor het Vlaamsche vaderland, totdat de
+kroon, die wij Vlaanderen voorbereiden, door ons of door onze zonen
+gevlochten zij.
+
+Laat u door niets wederhouden, door niets afschrikken; want onze strijd
+is een vreedzame strijd des geestes; ons doel is wettelijk, lofbaar en
+verheven.... Inderdaad, wat willen wij? Den godsdienst, de zeden en de
+taal onzer vaderen van de verbastering bevrijden; onze twee millioen
+broeders uit de vernedering en uit de verdrukking redden, hun eene
+waardigheid geven, die hun arbeidzaam en zwoegend leven verdient; het
+erfdeel onzer voorvaderen van den val bevrijden. Is dit geene wettelijke
+en lofbare strekking?
+
+En kwam iemand u zeggen: gij doet pogingen om het land aan twee stukken
+te scheuren,--gelooft hem niet. Wij beminnen de landgenooten, ons door
+hoogere beschikking tot broederen gegeven; wel hebben wij geworsteld, en
+nog zullen wij worstelen tegen den voorrang van het Romaansch element:
+maar kan hij, die zijn vaderland bemint, de verzwakking daarvan
+wenschen? Kan hij begeeren, dat twist en tweespalt de inzwelging aan den
+gemeenen vijand gemakkelijk maken? Neen, de eendracht met onze Waalsche
+broeders is onze macht, en zij zal het blijven, nu men ons meer
+rechtvaardigheid begint te doen. Veel hebben wij reeds verkregen: het
+overige zal volgen; want geene macht op aarde, hoe hoog ook gezeten, kan
+de taal der daadzaken wederstaan.
+
+Maar ik bezweer u, landgenooten, bederft onze schoone zaak niet door
+partijzucht, vertraagt onze wedereisching niet door driften, die aan de
+Fransche beschaving zijn ontleend.
+
+Herinnert u steeds de leus van het voorgeslacht: godsdienst, vorst en
+vaderland.--Onze voorouders bezaten een stil en zuiver geloof in de
+Alvoorzienigheid: dit geloof zij in onze voortbrengselen geeerbiedigd,
+het beziele onze pogingen, opdat de uitheemsche twijfelgeest verjaagd
+worde.--Onze vaderen hadden eenvoudige en kuische zeden, zij braken
+nooit den band des huwelijks, waren trouw aan hun woord en rechtzinnig
+in hunnen handel: die zeden moeten wij voeden en verspreiden, opdat het
+vreemde vergift ontworteld worde.--Geen volk op aarde heeft meer liefde
+tot zijne goede vorsten getoond dan onze vaderen: die liefde, die
+getrouwheid zij ook in ons, opdat de vreemde omwentelingsgeest ons
+vaderland niet aandoe,--opdat onze koning zich eens in de verkleefdheid
+van het Vlaamsche volk verblijde--en opdat de worm der wroeging zijnen
+angel zette in het hart van hem, die ons zoo valschelijk beschuldigd
+heeft.
+
+In een woord, alwat eerbiedwaardig is, zij door ons verdedigd, alwat
+deugdzaam en lofbaar is, diene als grondsteen ter opbouwing van den
+Vlaamschen tempel.... Maar, met heldenmoed en met de vaderlijke
+hardnekkigheid de vreedzame strijd voortgezet, onverpoosd gekampt tegen
+zedenbederf, verbastering en onrechtvaardigheid; met onwrikbare
+overtuiging terug gevraagd wat men ons ontnam. Geene vervolging, geen
+lijden overwogen.--Vooruit, zonder omzien, altijd vooruit naar het recht
+en naar het goede. Het is voor moedertaal, voor godsdienst en voor
+vaderland!
+
+
+
+
+REDEVOERING UITGESPROKEN TE BRUSSEL, DEN l6{den} MAART 1846, BIJ HET
+GRAF VAN JOZEF DE HOY, UITSTEKEND LEERLING DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN
+ANTWERPEN.
+
+
+Mijne Heeren en Vrienden!
+
+Van verre kwamen wij naar de hoofdstad, om hier, op het stille veld des
+doods, eenen heiligen, doch droeven plicht te vervullen. Daar, in dat
+gapende graf, rust het zielloos lijk van onzen vriend en broeder....
+Gisteren nog lachte zijn schoon en mannelijk gelaat ons toe; wij hoorden
+nog zijne zoete stem ons met geestdrift spreken over de edele bestemming
+der kunst en over de schoonheid der natuur; wij zagen nog zijne oogen
+blinken met het vuur der hoop op eene roemvolle toekomst;--en nu, nu
+ligt hij daar, in den schoot der aarde, bevrozen onder den kouden zoen
+des doods--verloren voor zijn vaderland, voor zijne moeder en voor ons!
+
+Pijnlijk is de gedachte, die in onzen geest opstaat bij dit laatst en
+plechtig afscheid; maar hartscheurend wordt zij, wanneer wij ons
+herinneren, welke schoone loopbaan beloofd was aan hem, over wiens
+ontzield lichaam de aarde zich nu voor eeuwig sluiten gaat.
+
+Ja, God had hem mildelijk bedeeld met al de gaven des lichaams en der
+ziel: hij bezat in rijke maat het edel gemoed, de begeestering en de
+scheppingskracht des kunstenaars. Ook had de Academie van Antwerpen,
+wier beste leerling hij was, hem al hare lauwerkronen geschonken; hij,
+ingesproken door het gevoel zijner voorbestemming, had zijne gansche
+jeugd toegewijd aan het doorgronden der kunstgeheimen en aan het
+betrachten der natuur, wier schoonheden hij met eene soort van
+aanbidding bewonderde.
+
+Na lange jaren van gewetensvollen arbeid, blonk dan eindelijk op zijn
+voorhoofd eene sprankel des vernufts; de natuur had hem een gedeelte
+harer geheimen laten raden: zijne werken droegen reeds den onmiskenbaren
+stempel eener latere meesterhand. Wij allen, zijne vrienden, en de
+Academie, zijne kunstmoeder, hoopten op hem als op eenen nieuwen luister
+voor de Vlaamsche school.--Oh, zijn leven was schoon en zuiver als een
+hemel: geen mensch kon hem zien zonder hem te beminnen; want zijn hart
+scheen gevormd uit de vlammen van kunstvuur, liefde en dankbaarheid.
+Vriendschap bestrooide zijn pad met altijd frissche bloemen....
+
+En dan,--wanneer alles hem toelachte op deze wereld, als de baan des
+roems zich voor hem geopend had, en dat wij, zijne leeraars, zijne
+makkers, zijne kunstgenooten, voor hem met liefde eene toekomende
+kunstkroon vlochten,--dan, dan kwam de nijdige dood en brak dien gouden
+levensdraad af! Van die toekomst, van dien arbeid, van dien roem blijft,
+eilaas, niets meer op de aarde dan dit koude lijk van onzen jongen
+vriend!
+
+O, stort tranen, gij Wappers, zijn meester en beschermer! U is een
+lieveling en een zoon ontrukt. Zoo verijdelde de wreede slag van het lot
+uwe lessen en uwe moeite, zoo vernietigde hij uwe zoetste hoop, zoo
+doodde hij het zaad des vernufts, dat gij in zijnen schedel deedt
+ontkiemen. O, ween bij dit graf: uw beminde kunstzoon is niet meer!
+
+Stort gij ook tranen, gij, zijne leermeesters, die in name der
+Antwerpsche kunstmoeder hem tot de laatste rustplaats vergezelt: de
+Academie verliest in hem een waardigen en altijd dankbaren telg, die met
+liefde voor haren roem en voor haar welzijn waakte, en door zijne zoete
+deugden veel bijbracht om de eendracht in haren schoot te doen
+heerschen. O, weent gij ook bij dit graf: uw dankbare leerling is niet
+meer!
+
+Stort gij ook tranen, gij zijne medeleerlingen en kunstgenooten.
+Beklaagt hem, gij allen, die hem hebt gekend en bemind; treurt over het
+verlies van zooveel arbeid en zooveel hoop; bevochtigt met smartwater de
+aarde, die hem bedekken gaat, opdat het gras boven zijn gebeente zich
+voede met de teekens uwer droefheid. Ach, weent: uw goede vriend, uw
+jonge kunstmakker is niet meer!
+
+En gij, betreurde broeder, rust zacht in den schoot des vaderlands!
+Misschien was uw laatste uur bitter, omdat gij van uw doodbed te
+vergeefs uwe handen naar ons uitstaakt, en sterven moest verre van uwe
+Antwerpsche vrienden. O, wees getroost, dierbare doode. Zie neder van
+uit uw nieuw vaderland: bij uw graf staan ze allen; zie uw goeden
+meester, uwe leeraren, uwe medeleerlingen, uwe kunstgenooten tranen
+storten over uwe vroege opvaart,--en verblijd u nogmaals, als op aarde,
+in de uitgestrektheid onzer liefde tot U!
+
+En nu, Jozef De Hoy, lieve broeder, uw graf gaat zich sluiten; met
+verbrijzeld hart moeten wij het veld verlaten, waar uw gebeente rusten
+zal.... Welaan dan, zalige ziele, ontvang in den schoot der Godheid ons
+laatst en smartelijk Vaarwel!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN J.F. WILLEMS, DEN 26^{sten} JUNI 1846.
+
+
+Mijne Heeren en Kunstgenooten!
+
+Door de Antwerpsche _Maatschappij ter bevordering van Nederduitsche
+Taal-en Letterkunde_ gelast, bij dit plechtig rouwfeest in haren naam
+het woord te voeren, is het met een diep gevoel van treurnis en van
+ontzag dat ik dezen heiligen grond betreed.
+
+Het is dan waar: in den schoot dezer aarde slaapt Willems! Hier, onder
+onze voeten, rust hij voor eeuwig!
+
+Dat statig hoofd, woonplaats van vernuft en geestkracht, ligt ontzenuwd
+en loodzwaar neergezonken op het steenen rustbed!
+
+Stom is de tolk, wiens machtig woord in aller zielen overtuiging en moed
+storten kon,--stom de vaderlandsche nachtegaal, die het begeesterd
+Vlaamsch lied, als eene stem uit het roemrijk verleden, in onze harten
+zoo meesterlijk herklinken deed....
+
+Het kind, dat, nog stamelend, reeds als een toegeheiligde Nazareer, als
+een voorbestemde Eliacim, van wedereisching droomde, van moedertaal en
+Vlaamschen roem voorspelde;--den jeugdigen man, die het verbasterd
+nakroost opriep uit den slaap der verloochening, en den vreemde
+uitdaagde tot den strijd voor Vlaanderens wedergeboorte: die op zijne
+breede schouders den kruisboom der algemeene dwaling laden dorst; die,
+vervolgd en gebannen, in de stilte der ballingschap het vaderland eenen
+onsterfelijken roem bereidde;--den ouderling, die, als een reus in
+geduld en wetenschap, de aarde der verledene eeuwen opgroef en
+doorwroette, om de verlorene parelen onzer letterkroon op te zoeken; die
+juichend over gansch Europa de vergetene diamanten weder glinsteren
+deed:--_Slag van Woeringen_! _Brabantsche Yeesten_! _Reinaart_!
+stralende gesteenten, door hem geslepen en beglansd in de diepte zijner
+eenzame nachten!...
+
+Eilaas, het kind, den man, den ouderling, den dichter, den strijder, den
+geleerde--het nijdige graf heeft ze verzwolgen! Van hen blijft ons niets
+meer dan hun eeuwige roem en het goede, dat ze hebben gesticht.
+
+Gentsche bodem, gewijde rustakker van Vlaamsche helden en vaderlandsche
+martelaars, aan Willems ook hebt gij eene plaats ingeruimd tusschen de
+gebeenten uwer roemrijke vaderen. Wij benijden u dien dierbaren schat
+niet. God heeft het zoo gewild.
+
+Willems moest in zijnen dood zoowel als in zijn leven het ware beeld des
+vaderlands zelven zijn. De Antwerpsche grond droeg zijne wiege en
+hoorde zijne eerste zangen, Brabant werd verheerlijkt door zijne
+schoonste meesterstukken; op den grond van Vlaanderen heeft hij gezwoegd
+en geleden ... in den schoot van Vlaanderen moest Willems rusten; want,
+was hij ook niet een Vlaamsch held, een vaderlandsch martelaar? Zijne
+onvergankelijke nagedachtenis blijve aldus een band, door God zelf
+gesmeed tusschen alle gouwen, waar de Dietsche tale klinkt!
+
+Met het vochtig oog op dit graf gericht, beseffen wij dieper wat wij
+hebben verloren; wij erkennen niet alleen, dat, sedert de uitverkorene
+ten hemel opklom, een glansrijk en arbeidvol tijdstip gesloten is; maar
+iedereen van ons gevoelt met angst, dat het Vlaamsche leger zijn
+opperhoofd verloren heeft. Inderdaad, zoolang de veldheer het volle
+leven genoot, stonden de Vlaamsche strijders als een ondoordringbare
+muur voor den vijand geschaard, altijd gereed om het heiligdom der
+moedertaal tegen allen hoon te verdedigen, voor alle schennis te
+bewaren.... De veldheer sneuvelde, de band was verbroken!
+
+Als verstomd door dit onverwacht verlies, zonder leidsman en middelpunt,
+liepen de Vlaamsche strijders gedeeltelijk uiteen en vergaten te waken
+bij het pand, dat aan hunne gemeene macht was toevertrouwd. De vijand
+sloop in het kamp en strooide er de verderfelijke zaden van mistrouwen
+en verdeeldheid.
+
+Was Willems' dood dan geene harde beproeving genoeg?--Ach neen! Eene
+andere schitterende star moest den hemel onzer letterkunde nog
+ontvallen; Ledeganck moest ook op zijne verbrijzelde harpe het hoofd
+voor eeuwig te rusten leggen; de twee straalrijkste lampen in den tempel
+der Vlaamsche kunst moesten door het wreede noodlot worden uitgedoofd!
+
+En, als wilde eene geheime macht afmeten tot hoeverre der Vlamingen
+standvastigheid gaat, als wilde zij beproeven, of onze vaderlandsche
+zaak tegen het geweld der losgebrokene stormen bestand is, wierp zij
+oneenigheid, tweespalt en verzwakking onder ons, terwijl onze harten
+nog ontsteld waren van rouw en droefheid.
+
+God, op welk tijdstip toch! Nu het bedreigde vaderland op ons roept, als
+op de uitgelezensten zijner zonen; nu de zwangere onweerswolken op onze
+grenzen samendrijven, nu de vreemdeling op onzen geboortegrond zelven
+werktuigen gevonden heeft, om ons te verleiden tot de verzaking onzes
+voorgeslachts, onzer moedertaal, onzer zeden, onzes verleden, onzer
+toekomst; nu de tijd gekomen is om onze vijftienjarige beloften te
+vervullen; nu iedereen, die zijn land bemint, het oog op ons gericht
+houdt, om te weten of onze gloeiende zangen geene ijdele woorden waren;
+nu alles, menschen en gebeurtenissen, ons toeroept: "het uur is daar!
+toont wie gij zijt!" nu zijn wij oneenig! nu strijden wij met verdeelde
+krachten, als hadden wij nooit in dezelfde rangen de wapenen van woord
+en geest voor 's lands eere gevoerd; nu staan wij eendrachteloos en
+zonder beraad, verspreid rond het heiligdom van ons bedreigd
+volkebestaan!
+
+Wie zal de verstrooide scharen weder vereenigen en ten strijde voeren
+voor moedertaal en vaderland? Wie van ons heeft door zijne ondervinding,
+door zijne lange loopbaan, door zijne wetenschap, door zijn kalm vernuft
+nu reeds het recht bekomen om aan de spits zijner broederen te staan?
+
+Willems alleen bezat dit recht; hij was wel metterdaad onze wettige
+vorst in het rijk der vaderlandsche letteren, vermits dit rijk dreigt in
+te storten bij zijnen dood. O, Willems, Ledeganck, roemrijk
+bardenpaar, nu in de hemelzaligheid vereenigd, gij ziet wellicht met
+treurnis van uit den schoot der Godheid op ons neer; misschien vertroost
+onze dankbare hulde uwe schimmen niet gansch over het plicht vergeten,
+waarin eene onbesefbare dwaling ons gedompeld houdt.--Zoudt gij vreezen,
+dat de Vlaamsche scharen, door onderling mistrouwen verzwakt, eindelijk
+bezwijken zullen? Dat uw voorbeeld, uw arbeid nutteloos zal worden
+gemaakt?
+
+Ha, neen! neen, niet waar? Gij verheugt u, omdat uw oog in het goddelijk
+boek der toekomst heeft mogen lezen: _Het Vlaamsche volk zal niet
+vergaan_! Gij lacht ons vroolijk toe uit den Hooge, omdat gij hoopt, dat
+hier, bij uwe graven, omgeven door den wasem, die uit uw heilig
+overschot opstijgt, wij onze harten openen zullen voor het volle gevoel
+van onzen dierbaren plicht; omdat gij hoopt, dat een straal der
+broederliefde ons verlichten zal; dat wij, overwegende wat uwe
+nagedachtenis van ons eischt, ons mistrouwen zullen afleggen om met
+vereende krachten te doen wat gij ons hebt voorgeleerd;--om den last te
+volvoeren, welken gij, betreurde barden, met uwen roem ons tot erfdeel
+naliet!
+
+O, landgenooten, kunstvrienden, die uit alle gouwen van Belgie hier op
+Arteveldes geboortegrond, bij Willems' laatste rustplaats, vergaderd
+zijt, o, mocht het zoo geschieden! Mocht in deze onze plechtige hulde
+aan de nagedachtenis van eenen dierbaren doode het vaderland de weldaad
+der herstelde eendracht vinden!
+
+Zijn wij niet altemaal broeders in den Vlaamschen bloede? Is het niet
+dezelfde zucht, die onze harten jagen doet? Arbeiden wij niet te gader
+voor Vlaanderens grootheid?
+
+Aanschouwt dit graf! Kan er wel een schooner altaar der broederliefde
+voor Vlamingen zijn? Ach, ontsteken wij daarop de gewijde vlam der
+eendracht; dat het onze gevoelens van oneenigheid als een zoenoffer
+ontvange en vertere!--Dan zal Willems' gebeente van blijdschap trillen
+onder den kouden steen; dan zal zijne zalige schim voor 's Heeren
+aanschijn juichen op die zegepraal.... En wij, wij zullen onze zonen in
+bedevaart naar hier geleiden, naar het Campo-Santo, waar de Vlaamsche
+helden rusten, om God te danken over de hier behaalde
+overwinning;--tusschen het gras, dat nevens de heilige graven zijne
+halmen opschiet, zullen wij onze kinderen doen knielen, hun spreken van
+den _Vader der Dietsche dichters altegader_[1], hun den welvaartszang
+van den Vlaamschen zwaan[2] leeren stamelen, en ze doen bidden voor
+moedertaal en vaderland!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP HET GROOT MUZIEKFEEST TEN VOORDEELE DER SLACHTOFFERS VAN
+DEN HONGERSNOOD IN VLAANDEREN (1847).
+
+Mijnheeren en Mevrouwen!
+
+Wij vieren heden het blijde feest der zedelijke wedergeboorte onzes
+vaderlands. Deze zaal weergalmt van vreugdeliederen,--nog klinkt aan ons
+luisterend oor het schoone gezang der verleidende vrouwenstem,--alles
+ademt hier voldoening en geestdrift.
+
+ * * * * *
+
+Ach, de onweerstaanbare stem des gewetens en des plichts dwingt mij die
+vreugde te storen. Ik moet eenen snijdenden noodkreet tusschen onze
+jubeltonen mengen,--uwe gemoederen met pijn vervullen,--tranen doen
+storten misschien!
+
+Maar indien gij met ontheffing onze blijde zegeliederen aanhoordet, zult
+gij toch uw hart niet sluiten voor de droeve stem onzer stervende
+broeders. Gij zult mij aanmoedigen, niet waar?--Ja, want het is in naam
+der heilige menschenliefde--dit schoonste kenmerk van der Belgen
+geslacht--dat ik een akelig graftooneel voor uwe oogen openspreiden ga.
+
+Vlaanderen! Vlaanderen!--Die naam, zoo vermaard, was eens het zinnebeeld
+van rijkdom, van nijverheid, van kunstmin, van heldenmoed; in de gansche
+wereld wekte hij de gedachte op van een uitgelezen volk, dat met het
+zweet zijns aanschijns eene woestijn tot een aartsparadijs had
+herschapen.--Begroet als de geboortegrond der volksvrijheid, bewonderd
+als de wieg van een heldengeslacht, bemind als het tweede vaderland der
+kunsten....
+
+Vlaanderen! Vlaanderen! Nu is die naam een gebed,--eene klacht, die
+oprijst uit een onmeetbaar graf--een doodsschreeuw, die vergaat op de
+lippen der stervenden; een laatst vaarwel, door onze bezwijkende
+broeders ons toegestuurd! Waar is nu het heldenvolk? het nijverig
+geslacht, dat zich uit de zandige vlakte den schoonen lusthof van Europa
+bouwde? Waar zijn de afstammelingen van De Coninck, van Artevelde, van
+Van Eyck, van Stevyn?
+
+Eilaas, het grieft mij, dat ik de bloedige wonden mijns vaderlands
+ontblooten moet ... maar laat uw geest mij volgen,--ik zal u toonen,
+waar ze zijn en wat ze lijden!....
+
+ * * * * *
+
+Hier is het koud, niet waar? Hier, in de stilte des doods, beklemt het
+hart zich met afgrijzen en met schrik.--Wij zijn in het rijk des
+hongersnoods.
+
+Ziet gij ginds die halfnaakte menschenschimmen bij hoopen over de woeste
+velden dwalen en zoeken, gelijk de raven doen? Ziet, hoe machteloos zij
+hunne stramme leden over de sneeuw voortsleepen! Eene onuitsprekelijke
+pijn doorwoelt hun ingewand, hun oog is zonder leven, de aschverf der
+verkwijning ontkleurt hun aangezicht--zij hebben honger en zoeken
+voedsel. Daar valt er een, die niet meer op zal staan--nog een--nog
+meer! De hoopen verminderen; zij zaaien hunne lijken langs de baan;
+niemand ziet om naar den gevallen broeder; want ieder voelt ook de
+ijskoude hand des doods op zijnen verengden boezem drukken.--De
+hongersnood geeselt die levende geraamten voort; zij bukken het hoofd
+nog dieper in de wanhoop en dwalen sprakeloos verder--altijd
+verder;--misschien totdat de laatste gevallen zij!...
+
+ * * * * *
+
+Richt uw oog voorbij gindsche boomen. Ziet gij daar niet die bewegende
+grauwe vlekken op de sneeuw? Het zijn dieren, die eene prooi zoeken,
+niet waar? Neen, neen, menschen zijn het: vrouwen en kinderen, die
+huilend over het rapenveld kruipen en hunne ontvleesde vingeren ten
+bloede krabben, om aan den bevrozen grond nog een uur levens te
+ontrukken. Hier ook liggen er reeds ontzield, met het logenachtig
+voedsel in de verkrampte vuist!...
+
+ * * * * *
+
+Daar, voor ons, schiet een kerkje zijne blauwe torenspits ten hemel. Het
+is een dorp, befaamd om de werkzame nijverheid zijner inwoners. Voor
+eenige jaren galmde in elke dezer hutten het gerucht des arbeids en het
+heldere gezang der levensvreugd; gezondheid en kracht blonken als rozen
+op het gelaat der kinderen; de moeder zat er weltevreden, met den lieven
+zuigeling op den schoot, nevens het getouw van eenen moedigen vader,
+eenen beminden echtgenoot!
+
+Nu?--nu zwijgt er alles: men zou zeggen, dat de inwoners in eenen diepen
+slaap verzonken liggen.--Dwaling, dwaling! Daarbinnen, achter die stomme
+muren, zitten ook van die geraamten met wanhoop in elkanders oogen te
+staren, en sprakeloos wachtend op den roep van God!
+
+Opent eene deur--kiest toch niet--de hongersnood verschoonde hier
+niemand.... Zie, daar op zijn verbrijzeld getouw zit de Vlaamsche
+arbeider; nevens hem, op wat stroo, ligt het lijk van zijn oudste
+zoontje,--een ander kind omvat zijne knieen en huilt om voedsel. Wat
+verder zit de moeder; zij drukt haren zuigeling tegen de borst en
+bevochtigt zijne dorre lippekens met hare tranen. Arme vrouw Zij lijdt
+honderdmaal, want het is de vrucht haars lichaams, die snikt en in hare
+armen sterven gaat! Wee, wee, te midden van het stomme huisgezin staat
+een afgrijselijk spook te lachen: de dood, die loert en wacht....
+
+ * * * * *
+
+Komt aan, verlaten wij dit akelig graf. Moed is er noodig tot het
+volbrengen onzer droeve reis:--overal lijken, overal stervenden, overal
+hongerige zwermen....
+
+Luistert, in dit dorp galmen menschenstemmen. Ha, daar, op eene kraam,
+liggen vele stukken vleesch. God dank, hier is nooddruft, hier zal
+vreugde zijn!--Ach, neen, hier ook is lijden. Ziet, hoe honderden
+vrouwen en kinderen daar staan en weenen; hoe de mannen hunne boezems
+met de nagels verscheuren, hoe men huilt, hoe men kruipt en in krampen
+spartelt bij het gezicht van het nog bloedend voedsel. Eilaas, de
+redding, het leven lacht hun spottend toe;--de ijselijkste martelpijnen
+moeten ze doorstaan;--want dit vleesch is niet voor hen: het is te
+koop,--men moet rijk zijn om er eene bete van te verkrijgen.... En
+nochtans,--o God, hoe schrikkelijk;--het is paardenvleesch,
+hondenvleesch!
+
+ * * * * *
+
+Maar daar stormt de brandklok! het vuur verteert eene boerenwoning. Die
+ongelukkigen loopen er naartoe; want elk nieuw voorval brengt immers
+eene nieuwe hoop?--Reeds klimmen de vlammen boven het dak,--het huis
+stort in.... Ziet, daar loopen ze halfnaakt door het vuur en sleuren,
+met juichende zegeroepen, den verkoolden romp van een dier uit den
+brand. Vrouwen, kinderen, mannen werpen zich op de onverwachte prooi; ze
+scheuren het zwarte vleesch van het gebeente en verslinden het met den
+lach der zaligheid op den mond. Andere zwermen komen toegeloopen; men
+strijdt, men vecht om een deel van het akelig voedsel.--Welhaast is het
+dier verdwenen. Honderden, die te laat kwamen, blijven in vertwijfeling
+op de bloedige plaats staren, waar anderen verkwikking vonden, en rukken
+zich de haren uit het hoofd, omdat zij bij het wellustig feestmaal niet
+mochten tegenwoordig zijn!
+
+Och, genoeg, genoeg! Het hart scheurt bij het gezicht van zooveel
+lijden. Ontvluchten wij dit afgrijselijk oord; keeren wij terug naar
+streken, waar men het gevoel des doods en der verkwijning zoo niet met
+de lucht inademt. Wij zullen onder eenen klaarderen hemel tranen storten
+over het lot onzer broederen....
+
+ * * * * *
+
+Mijnheeren en mevrouwen, welke ook de gedachte zij, die Gij u tot heden
+over den nood in Vlaanderen gevormd hebt, toch zult gij wellicht het
+tooneel, dat ik u voorschetste, aanzien als te zeer overdreven en de
+waarheid voorbijloopend. Gave God, dat dit vermoeden gegrond ware! Maar,
+eilaas, het is zoo niet. Mijn woord is integendeel niet machtig genoeg,
+om u het tafereel van Vlaanderens ellende in al zijne akeligheid voor
+oogen te stellen.--Het is waar, dat de hongersnood het bloed van
+Artevelde in de aderen zijner zonen ontsteekt en bederft; het is waar,
+dat het nageslacht van De Coninck, van Breydel, van Borluut als een hoop
+hongerige wolven over de velden dwaalt en het rapenloof als eene
+lekkernij verslindt; het is waar, dat gansche dorpen bijna uitgestorven
+zijn; het is waar, dat men hondenvleesch verkoopt; het is waar, dat
+niet verre van ons, te midden van ons schoon en rijk vaderland, eene
+gansche bevolking verkwijnt en in het graf zinkt!...
+
+Wat gedaan in zulken onmeetbaren nood? Wat mag Vlaanderen nog redden?
+Wie kan die nedergeslagene, die zieltogende natie krachten verleenen om
+betere dagen te gemoet te zien?
+
+Zouden wij de hoop gansch uit onze harten laten vervliegen en met
+eenigen onzer landgenooten voor alle antwoord zeggen:--_de Dood_? Neen,
+neen, gansch Belgie heeft geroepen:--_Weldadigheid_! Weldadigheid zal
+Vlaanderen steunen, totdat de morgenstond der redding de kim verlichte!
+
+O, wat is het schoon, eene geheele bevolking, zonder onderscheid van
+taal of afkomst, tegen den vreeselijken hongersnood te zien kampen, met
+de heilige wapenen der menschenliefde, en der barmhartigheid! Te zien,
+hoe stramme priesters den reisstok in de hand nemen, en als ware beelden
+van hunnen goddelijken meester zich over het vaderland verspreiden, om
+erbarming te roepen over hunne lijdende schapen! Hoe de Belgische
+vrouwen,--engelen des troostes op deze aarde,--hunne betooverende stem
+nog zoeter maken om de harten te treffen! Hoe het gevoel van
+weldadigheid alles heeft weten te bevruchten, en tot nevens de minst
+ingetogene vermaken zelfs een gebed heeft geplaatst! Hoe een
+tachtigjarige grijsaard tot zijn bed toe verhoopt, om nog eenigen zijner
+broeders te kunnen laven! Hoe uit alle steden, uit alle huizen, uit alle
+hutten de verzamelde liefdepenningen als een regen der verkwikking over
+het snakkend Vlaanderen worden gespreid!
+
+Ach, en toch hebben al deze vereenigde krachten den schrikkelijken
+hongersnood nog niet kunnen verdrijven; maar het heilig werk is
+begonnen; reeds zijn er duizenden uit de armen des doods ontworsteld.
+God zal welhaast zijne machtige dienaresse, de zon, ons tot strijdgenoot
+verleenen; Hij zal den vruchtbaren schoot der aarde ontsluiten en het
+zaad zegenen, dat de menschenliefde zelve over den akker zal hebben
+gestrooid. Ja, ja, de Belgische weldadigheid zal zegepralen over de
+plaag!--En dan, dan zullen wij met nog meer innigheid het vaderland
+beminnen, dat aan zijne reeds zoo luisterrijke kroon nog die
+allerschoonste parel des roems zal hebben gehecht; dan zullen wij weten,
+dat alle Belgen broeders zijn, wanneer een zelfde band van edelmoed en
+goedheid ze onafscheidbaar zal omsluiten.--En misschien--de geest der
+toekomst roept het aan mijn oor--misschien zal het schoone Vlaanderen
+nog eens het hoofd uit het graf verheffen, en aan den hemel der natien
+blinken als de star der nijverheid en der volkskracht!...
+
+ * * * * *
+
+Gij ook, die met ontroering op mijne stem hebt geluisterd, gij zult het
+arme Vlaanderen niet vergeten, niet waar? Gij zult ook deel willen nemen
+in den strijd tegen den hongersnood? Gij zult nog eene aalmoes geven?
+Ach, om Gods wil!--gedenk dat het penningsken, dat gij wegschenkt,
+misschien nog intijds zal komen om eene stervende moeder te redden van
+den dood!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN THEODOOR VAN RYSWYCK, DEN 10^{den} MEI
+1849.
+
+
+O, Heer! voor welk onbekend verbreken boeten wij dan, dat Uwe hand zoo
+loodzwaar op ons nederzakt? Eilaas, de tijden zijn verre, dat wij in
+saamgestemde tonen het heilig loflied ter eere des vaderlands deden
+schallen,--dat wij, moedig en vroolijk, voor het goede streden en U
+juichend dankten bij elke zegepraal op verbastering en volksbederf
+behaald! Nu is alles duister en akelig op onze baan: onze vaderlandsche
+feesten zijn sombere lijktochten, onze vergaderplaats het veld des
+doods, onze zangen het eeuwige vaarwel, bij het graf onzer dierbaarste
+broeders gesnikt....
+
+Nog treurt het hopeloos Vlaanderen over de vroege opvaart zijner edelste
+zonen, nog zwoegt het weenend om den gedenksteen op het graf van den
+Gentschen zwaan[3] te rollen, nog bloedt het uit zijne dubbele wonde ...
+en reeds bonst een nieuwe noodkreet uit zijne scheurende ingewanden over
+het neerslachtig vaderland!
+
+Bij een ander graf--het laatste, dat wij sidderend zagen
+sluiten--durfden wij hopen, dat de storm had uitgewoed. Twee eiken
+kruinen lagen ontworteld en verbrijzeld ten gronde....[4] Het offer was
+volbracht? Eilaas, neen, neen! Nog ergens, in een welig oord bij de
+Schelde, bloeide een frissche wilg, in de volle kracht zijner
+oorspronkelijke milde natuur. Bij den minsten zucht, die zijn loover als
+de snaren eener harp deed trillen, liep het volk luisterend toe, en het
+bewonderde met dankbare aandacht de zoete liederen, die als
+dauwdruppelen glinsterend en zoel in de harten vielen, troost en balsem
+goten over het wee des vaderlands en de taal onzer moeder deden beminnen
+om hare harmonische en bekoorlijke zachtheid.
+
+Een voorbode des doods schoot nevens den frisschen boom voorbij en
+zengde zijn welig gebladerte: de zingende wilg verdorde langzaam--en
+stierf: kruin en stam vielen ter aarde. Niets meer, niets meer van hem
+dan de onvergankelijke naklank zijner betooverende liederen....
+
+Niet genoeg dat de _Vlaamsche Nestor_ van tusschen ons werd weggemaaid,
+niet genoeg dat de wreede dood het lied in de keel des _Vlaamschen
+Nachtegaals_ verworgen kwam ... ook de _Vlaamsche Bard_, de vroolijke
+zanger des volks moest ons verlaten--lijden en sterven als een
+martelaar.
+
+
+
+
+
+Daar ligt hij.... Van Ryswyck! bevrozen onder den kouden zoen des doods
+... en met hem zinkt voor eeuwig in den schoot der aarde zijne
+wonderlier, die het ingewand des volks trillen deed.
+
+Van Ryswyck! gij waart mijn eerste strijdgenoot. Samen trokken wij te
+velde tegen de vijanden van ons geslacht; samen verhieven wij het zwaard
+des woords, om den naam der voorvaderen te wreken en Vlaanderen op te
+heffen uit de vernedering. Terwijl ik dorst beproeven het vroegere
+heldendom ten voorbeeld onzer broederen op te roepen, stroomden van uwe
+lier mannelijke en machtige zangen, die het vaderland doorklonken en mij
+den boezem van hoop en vertrouwen deden zwellen. Mij suist nog in het
+oor:
+
+Verheft het hart, verheft de stem;
+Het klinke uit ieders mond:
+Wat lot ons dreig', wat leed ons naak,
+Ten strijde voor de moederspraak,
+ Op vaderlandschen grond!
+Dreunt luid, der vadren taal ter eer;
+Klinkt, zangen, klinkt in 't rond!
+Van hier met vreemden pronk en praal
+Wij zingen in der vadren taal
+ Op vaderlandschen grond![5]
+
+Van Ryswyck, diep betreurde broeder, het lot heeft ons in een
+verschillend pad geleid; doch achting, liefde heeft altijd tusschen ons
+voortbestaan. Onze baan voerde ons toch zoo menigmaal weder te zamen!
+Hoe dikwijls hebben onze handen in de eenzaamheid in elkander
+gegloeid;--hoe dikwijls ontstroomden onzen lippen woorden van
+begeestering, om elkander aan te moedigen tot den nationalen strijd! Hoe
+dikwijls verspraken wij elkander eene onverbrekelijke broedertrouw!
+
+Ah, die trouw is niet verbroken geworden. Moge eenige schaduw de
+vriendschap tusschen ons overneveld hebben, het hart toch bleef goed....
+Ja, bij uw nog ongesloten graf zeg ik het met de diepste overtuiging:
+gij hebt uwen strijdmakker blijven achten en beminnen, gelijk hij nooit
+een onvriendelijk gevoel tegen u in zijnen boezem toeliet. De traan van
+rouw en verdriet, die uwen ouden wapenbroeder nu bij den rand van uw
+graf ontrolt, moge uwe ziel in den schoot der Godheid verheugen en u
+zeggen, dat ik uw hart heb gekend en geschat....
+
+Taalgenooten, vrienden, gij, die met mij de aarde zijner laatste
+rustplaats bevochtigt en snikkend nederziet in den gapenden kuil, die
+zijn stoffelijk overblijfsel verslinden gaat, uwe smart is onzeglijk,
+niet waar? Het vaderland, al wie Vlaming is en Vlaanderens roem bemint,
+moet weenen! inderdaad! Die zwijgende baar omsluit voor eeuwig den
+goeden, minnelijken zanger, wiens voetstappen een eeuwig spoor van
+troost en blijdschap nalieten, uit wiens zachte blikken de opgeruimdheid
+des harten en de vriendschap straalden, wiens aanzijn vreugde en
+levenslust verspreidde waar hij kwam ... hij, het ware beeld der
+voorvaderlijke gulhartigheid!
+
+Kind der natuur, begaafd met eenen milden gloed van betooverende
+zielsharmonie, worstelde hij moedig tegen smart en verdriet om zijne
+zending te vervullen; hij verhief zich door eigene krachten, boeide het
+luisterend volk aan zijne lippen en verwierf, met eenen welverdienden
+roem, den eernaam van Vlaanderens lieveling.... Misschien ging het lot
+hem gunstig worden, misschien ging hij eenige rust genieten in zijn
+hobbelig en pijnlijk levenspad: maar, eilaas, een ijselijk wee verbrak
+de vaderlandsche harp in zijne handen, de heilige lamp der poezie doofde
+langzaam uit,--en, na onbedenkbaar lijden, legde hij, vermoeid en
+afgemat, het hoofd op zijn eens zoo verleidend en zoo machtig speeltuig
+neder.
+
+Indien iets bij dit graf zijne bedrukte ouders, broeders en vrienden
+troosten kunne, dan zij het de overtuiging, dat Van Ryswycks dierbare
+naam zal leven, zoolang uit eenen Vlaamschen mond de Dietsche tale
+klinkt. Die naam hoort toe aan de geschiedenis onzer letterkunde, door
+de onschatbare parelen van ingeboren vernuft en van dichterlijke
+harmonie, die in zijne werken liggen opgesloten; hij hoort toe aan onze
+zonen, die de liederen van den minnelijken Vlaamschen zanger niet kunnen
+vergeten.
+
+En nu, taalgenooten, zal dit graf zelf, zal onze gemeene smart ons niet
+indachtig maken, dat het nieuw en onherstelbaar verlies, waarmede het
+lijdend Vlaanderen geslagen wordt, de vereeniging onzer krachten noodig
+maakt tot het voltrekken van het gebouw, waaraan Van Ryswyck zoo
+onverpoosd heeft gearbeid? Zullen wij ongevoelig blijven aan den roep,
+dien hij, als door profetische inspraak gedreven, ons in betere tijden
+toestuurde:
+
+Broeders, komt, de wraak gebluscht
+In het boos gemoed.
+Komt, elkaar in vree gekust,
+En voor 't kwaad geboet.
+
+'t Leven is zoo kort en broos,
+Om 't door haat en nijd
+Te verbittren voor altoos,
+Tot ons eeuwig spijt.
+
+Vrede, trouw en broedermin
+Zij ons eenigst doel,
+Met een onverzetbren zin
+En een rein gevoel.
+
+Wie bestaat, die nooit misdeed,
+Vrij van vlek en blaam...?
+Dus, vergeven wij het leed,
+In des Heeren naam!
+
+Ja, mocht de nagedachtenis van een en dierbaren doode onze harten
+vermurwen; mocht eindelijk het treurend vaderland in onze verzoening een
+gedeelte der krachten terugvinden, die het wreedste lot ons door zijne
+onverbiddelijke slagen ontroofde!...
+
+En gij, Van Ryswyck, arme vriend, betreurde broeder, slaap gerust in den
+geboortegrond, dien gij hebt bemind en verdedigd; hij zij u licht en
+zoet, de vaderlandsche bodem! Dat God u daarboven met Willems en met
+Ledeganck vereenige, opdat gij, roemrijk drietal, bidden moget voor ons
+en voor Vlaanderen.... Vaarwel, vaarwel.
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+OVER DE MISKENNING DER MOEDERTAAL, UITGESPROKEN OP EEN LETTERKUNDIG
+FEEST, TE ANTWERPEN IN 1851.
+
+Mijnheeren en Mevrouwen!
+
+Het is drie jaren geleden dat ik voor de laatste maal de eer genoot tot
+UEd. het mondelijk woord te sturen.
+
+Gedurende dien tijd zijn er op den grond der Vlaamsche zaak dingen
+gebeurd, die ik in het voorbijgaan aanraken wil, vooraleer tot het
+onderwerp mijner rede over te gaan.
+
+Wat ik zeggen ga, weet gij allen.
+
+Eene arglistige vervolging heeft sedert twee jaren op de Vlaamsche zaak
+gedrukt. Men heeft de verdedigers der moedertaal tegen elkander
+opgehitst, de tweespalt in onze rangen geworpen en ons door mistrouwen,
+door aangevuurden haat van elkander afgescheurd: eerst onze eendracht en
+onze macht gebroken, en dan elken Vlaamschen strijder persoonlijk
+bevochten en aangevallen, om zoo al de steunpilaren van den
+vaderlandschen tempel omverre te rukken, met de hoop dat het gebouw, tot
+gruis instortende, de stem van het verdrukte Vlaanderen voor eeuwig
+onder zijne puinhoopen zou versmachten.
+
+Twee jaren lang waande de vijand zich der overwinning zeker.
+
+En nochtans, hier staan wij weder voor u, talrijker, machtiger dan te
+voren!
+
+Wat beteekent dit? Het beteekent, dat alle grondbeginsels, die op de
+waarheid berusten, in de vervolging zelve eene bron van macht en leven
+vinden. Het beteekent, dat de Vlaamsche volkszaak, die wij verdedigen,
+niet op personen rust, maar eene onverdelgbare waarheid is. Het
+beteekent, dat zij zal vooruitgaan door de kracht alleen van haar
+grondbeginsel; dat zij zal zegepralen en eens haar edel doel zal
+bereiken, al spanden alle onvaderlandsche gevoelens te zamen om haar te
+verstikken!...
+
+ * * * * *
+
+Mijnheeren en mevrouwen, ik stel mij voor, UEd. het ware doel onzer
+streving nog eens voor oogen te leggen, in uw hart de vlam der
+vaderlandsliefde aan te vuren en u op te roepen om met ons, volgens de
+maat uwer vermogens, werkzaam te worden tot het opbouwen onzer verdrukte
+broeders, tot het verdedigen der moedertaal, door God en onze vaderen
+ons gegeven.
+
+Leent mij, bid ik u, uwe welwillende aandacht. Er is een volksstam,
+welks geschiedenis overvloeit van heldendaden en roemvolle feiten; een
+volksstam, die gedurende eeuwen aan het hoofd der Europeesche beschaving
+stond en aan de Westerwereld leeren moest, wat de woorden ontslaving,
+vrijheid, burgerrecht, handel en nijverheid beteekenen; een volksstam,
+die in kunsten, in wetenschappen en zelfs in oorlogsroem immer uitblonk,
+en aan den hemel der toekomst schitterende starren heeft gehecht,
+starren, onder welke er zijn, die men noemt: Van Eyck, Artevelde,
+Rubens, De Coninck, Van Dyck, Lipsius, Teniers, Van Maerlant, Mercator,
+Dodoens! Dit volk zoo moedig, zoo machtig, zoo trotsch, zoo vermaard
+... dit volk waren onze vaderen.
+
+Welk schoon erfdeel hebben zij ons nagelaten! Eigen roem, eigen recht,
+eigen taal! Maar hoe hebben wij het heilig erfdeel des voorgeslachts
+bewaard? Hebben wij de vaderlijke rechten ons niet laten ontnemen?
+
+De twee derde gedeelten der bevolking van Belgie spreken Vlaamsch; de
+Vlamingen zijn dus in groote meerderheid. Zonder twijfel is hunne
+moedertaal de landtaal in Belgie; zonder twijfel overheerscht het
+Vlaamsch den minderen stam? Of, zoo de Belgische natie haar bestaan op
+gelijkheid en rechtvaardigheid tusschen de twee broederstammen heeft
+gebouwd, dan ten minste heeft elk het volle gebruik zijner taal en
+rechten behouden, en niemand ligt in Belgie voor zijne medelandgenooten
+in het stof gebukt?
+
+Eilaas, het is eene bittere spotternij, niet waar?--Wilt gij weten, wat
+er van de afstammelingen van Van Eyck, van Artevelde, van Rubens
+geworden is? Wilt gij het lot van het Vlaamsche volk kennen? Komt met
+mij; ik zal ze u toonen, de twee millioen broeders, die door de schuld,
+door de lichtzinnige modezucht van velen onzer tot onwetendheid gedoemd
+zijn; die slaaf zijn in geest en in lichaam, op den bodem van het meest
+vrije land der aarde; die rondsukkelen in den nacht der duisternis en
+voor eeuwig verwezen zouden blijven, om als onmondige kinderen, als
+verdrukte Paria's te leven en te sterven, indien het ons aan moed en
+kracht ontbrak, om tegen de vijanden van het Vlaamsche bloed manhaftig
+te staan en te kampen gelijk onze vaderen deden. Ziet gij daar, in die
+burgerwoning, eene vrouw bij eene wieg zitten droomen? Welke zalige hoop
+streelt haar moederhart! Zij lacht de toekomst tegen en vraagt met de
+oogen ten hemel: Welke is de bestemming van mijnen zoon, o God?--Zijne
+bestemming, vrouw? Hij zal vreemdeling zijn in zijn eigen vaderland;
+want de taal, die gij hem leert stamelen, is de taal van zijn
+geboorteland niet. Gij kunt zijne verbastering niet betalen, gij kunt
+hem geen Fransch doen leeren, arme moeder; daarom zal hij gedoemd
+blijven tot slafelijke minderheid, deel hebben noch in het openbaar
+leven, noch in de beschaving, noch in het licht des geestes; hij zal het
+slachtoffer worden der lafheid zijner broederen, die gedoogen, dat het
+Vlaamsche bloed, de Vlaamsche taal verstooten worden en verdrukt.
+
+Ha, het kind is een jonge man geworden! Zijn oog schittert toch van moed
+en levenslust; hij eischt zijne plaats onder de zonen des vaderlands;
+hij ziet elkeen vooruitstreven in den maatschappelijken stroom; hij wil
+deel hebben in het openbaar leven: wat zal hij worden? Hij is begaafd
+en, mocht hij zijne moedertaal bezigen, wie zou zijne bestemming durven
+bepalen? Nu? nu is hij nog niet bekwaam om korporaal, gendarme of
+sleuteldrager in eene gevangenis te zijn.--Ondersta uw lot,
+verstooteling: de weg der beschaving en des voorspoeds is voor iedereen
+geopend; voor u alleen, Vlaming, voor u alleen gesloten!
+
+Eindelijk, veertig jaar.... De Vlaamsche aanhoudendheid heeft zijnen
+arbeid vruchtbaar gemaakt; hij is burger, hij drijft handel. De
+verdrukking heeft hem niet verlaten! Nu is hij omringd van ambtenaren en
+staatsbedienden, die zijne taal niet verstaan; voor klachten, vertoogen,
+smeekschriften, voor alles, dat hem in aanraking brengt met de
+overheden, moet hij als een verstandeloos kind de pen van eenen
+zaakwaarnemer ontleenen en eene gehuurde hand betalen,--om hem te doen
+gevoelen, dat hij geen vaderland heeft.
+
+Hij wil naar recht en rede deel nemen in de openbare geestontwikkeling;
+hij wil in het staatkundig volksleven treden. Die opgedrongene
+onwetendheid doet hem lijden, omdat zijn hart hem zegt, dat hij ook
+mensch en Belg is. Maar de openbaarheid, door de grondwet hem
+gewaarborgd, is hem in eene vreemde taal ontgoocheld. Bij zijne
+provincie Fransch, op het stadhuis Fransch, in alle bestuurszaken
+Fransch; altijd de taal der minderheid, die den Vlaming in het stof der
+vernedering drukt en hem daar, zijn leven lang, gebogen houdt als een
+lid van een gevloekt geslacht, dat zelfs het recht zou verloren hebben
+om verbetering naar geest en naar lichaam te wenschen.
+
+Wilt gij den Vlaamschen burger op de bank der schande zien? Volgt mij
+naar het gerechtshof. Daar zit hij ... hij is verdacht van eene misdaad
+... men beschuldigt, men pleit, men getuigt, men twist. Wat hier op het
+spel staat, is zijne eer, zijne onschuld, zijn leven, de gansche
+toekomst van zijn huisgezin. Hij beeft en knarsetandt van woede ... hij
+verstaat niets van de beschuldigingen, tegen hem ingebracht: hij woont
+den strijd om zijne eer en zijn leven bij als een stomdoove martelaar!
+Dan eerst gevoelt hij, welke verdrukking zijn geslacht verplet; dan
+eerst breekt hem het hart van schaamte in den boezem; dan eerst
+vervloekt hij den naam van Vlaming en stuurt hij door de ruimte eenen
+blik van wraak tegen de bastaarden van zijnen stam, die door hunne
+lafheid hem overleverden aan dit schreeuwend onrecht.
+
+Dit is, vrienden, het lot van twee millioen onzer broeders. Hen in name
+onzer roemrijke vaderen verlossen van dit akelig lot, hen terugroepen
+tot het leven der ziel en des geestes, den naam en de taal onzes
+voorgeslachts weder met luister opbeuren uit de schande, dit is de
+schoone, de heilige taak, waaraan wij ons leven en onze vermogens hebben
+toegewijd. Is deze taak niet grootsch, niet edel genoeg?
+
+Maar beschouwen wij ons onderwerp nog langs eene andere zijde.
+
+Eenen anderen burger is ook een kind geboren,--zoon van eenen
+bevoorrechte in de Vlaamsche maatschappij. Deze zal het onderwijs in
+volle maat genieten; maar wat zal hij worden? Een verdediger van zijn
+geslacht? Een beschermer zijner broederen? Neen, neen, zonder het te
+weten, wordt hij de roede, die zijne broeders nog dieper moet helpen ter
+neder slaan. De taal, welke zijne moeder hem leerde stamelen, die vorm,
+waarin zijne eerste gewaarwordingen, zijn geest, zijn oordeel, gansch
+zijn wezen in hunne oorspronkelijk vruchtbare natuur gegoten werden, die
+taal is ook de ambtelijke taal van zijn vaderland niet. Zes of zeven
+jaren gaat hij slijten tot het aanleeren en doorgronden eener vreemde
+taal, al de kostbare overblijfsels van den eigen geest, in de kindsheid
+en in de jeugd vergaderd, moet hij afleeren, vergeten, verloochenen, om
+zich geheel in eenen nieuwen vorm te herscheppen. Aan eene uitheemsche
+beschaving moet hij nieuwe gedachten en een nieuw zedelijk bestaan gaan
+afbedelen.
+
+Wat kan er dan van de ingeborene gaven, die alleen den eigen mensch
+uitmaken, overblijven in dit pleisteren afgietsel van een vreemd beeld?
+Niets! Het is een ontleende man, wiens verstand en wiens gevoel als een
+mozaiek van vreemdaardige stukgedachten zijn bijeengebracht. Hij zij nu
+zeer geleerd, hoe hoog zal hij stijgen op de ladder der menschelijke
+vermogens?
+
+Zoo ontrooft men het Vlaamsche volk al zijne uitgekozene geesten, om er
+vreemdelingen van te maken. Men neemt uit zijn midden al degenen weg,
+die door God bestemd waren om hun geslacht tot voortgang op te wekken,
+te leiden en voor te lichten; men veroordeelt een gansch volk tot
+duisternis en tot eeuwigen stilstand.... En als Vlaanderen lijdt, als
+het, door hongersnood verkankerd, om hulp smeekt, dan roept men het
+wreedelijk toe: "uwe onwetendheid, het gebrek aan vooruitgang zijn de
+oorzaken uwer ellende!"
+
+Wreede spotternij! men steekt eenen ongelukkige de oogen uit: en men is
+boos genoeg om hem zijne blindheid als eene misdaad te verwijten!
+
+Gansch Europa heeft met medelijden het lot van het manhaftig Hongarije
+gezien;--maar hoe zeer ook een machtige keizer na de overwinning op de
+Hongaren drukken moest, toch heeft hij hun het volle gebruik hunner
+moedertaal gelaten: dit laatste palladium der volken heeft hij zelfs
+zijnen vijanden niet ontroofd.
+
+Wij, wij zijn afstammelingen van Van Maerlant, van Artevelde, van Van
+Eyck; wij hebben eene grondwet, die ons het vrije genot onzer moedertaal
+waarborgt; wij zijn geen overwonnen volk; wij zijn de groote meerderheid
+der Belgische natie ... en tot zooverre zijn wij in de kolk der
+vernedering gezonken, dat wij den ongelukkigen Hongaren het genot van
+het heiligste recht benijden moeten!
+
+Wie is er dan, wien het Vlaamsche bloed door de aderen vliet, die niet
+van verontwaardiging beeft bij zulke schande?
+
+Voorwaar, de aanslag des vijands is slim berekend; hij waant ons reeds
+verre gedwaald op de helling, die ons als volk in den nacht der
+vergetelheid storten moet; maar zullen wij blijven slapen in de lafheid,
+terwijl de naam onzer vaderen verloren gaat? Zullen wij den moed opgeven
+en, met de armen op de borst gekruist, den doodsstrijd van ons geslacht
+aanschouwen?... Tot wanneer? totdat de bazuin des noodlots in onze ooren
+dondere: "dit is het vonnis der lafheid en der baatzucht: er is geen
+Vlaamsch volk op aarde meer!?..."
+
+Ah, ah, neen! Duizendmaal neen! Zoo goedkoop zal het bestaan van het
+Vlaamsche heldenras niet geleverd worden!
+
+Gij bedriegt u, gij, die Vlaamsch Belgie reeds veroordeeld waant.
+Heldere starren zijn opgerezen in den nacht onzer vernedering; het
+Dietsche volk heeft het hoofd verheven; zijn oud bloed is aan het
+bruisen gegaan; langzaam, maar onweerstaanbaar als zijne vaderen,
+streeft het vooruit in de baan der wedereisching.... Gij hebt ook
+gespot, toen wij na 1830 het durfden ondernemen eene Vlaamsche
+letterkunde te stichten; gij hebt gespot en de jonge dichters uitgemaakt
+voor zinneloozen, die het waagden, zooals gij zeidet, eene wanluidende
+brabbeltaal te doen herleven.
+
+Oh, gij kendet noch de macht van het Vlaamsche bloed noch de schoonheid
+der Vlaamsche moedertaal. Slechts veertien jaar zijn er verloopen ... en
+de vruchten onzer letterkunde worden vertaald, gelezen en niet zelden
+bewonderd in Duitschland, in Engeland, in Italie, ja zelfs in Frankrijk!
+
+Gij hebt gespot, en op veertien jaren hebben die arme verstootelingen,
+die Vlaamsche zinneloozen gedeeltelijk iets tot stand gebracht, waaraan
+grootere volken niet zelden eeuwen tijds moesten besteden.
+
+Zoo zal het u ook gaan met de wedereisching onzer rechten: gij zult
+spotten; wij, wij zullen werken, werken zonder omzien, strijden zonder
+verpoozing, niet met het stoffelijk zwaard des gewelds, maar met het
+machtig zwaard des woords--en zoo vooruitgaan met de langzame doch
+onverwinnelijke kracht des gedulds en der overtuiging.
+
+Was wel ooit de tijd ons gunstiger? De laatste orkanen, die over Europa
+zoo verdelgend, zoo bloedig woelden, hebben den blinddoek van veler
+oogen weggescheurd; men heeft dan eindelijk begrepen, dat vreemde taal
+en vreemde zeden de middelen niet zijn om eene natie tot geluk, tot
+roem, tot voorspoed en tot vrede op te leiden.
+
+Niet waar, moeders, niet waar, vaders, gij weet nu, dat uit het Zuiden
+de zuivere zeden niet komen? Dat de eerbaarheid uwer dochters in den
+vloed der uitheemsche dag-litteratuur geene waarborgen vinden kan? Dat
+uw zoon op die markt van oneer, van lichtzin en van besmettende wuftheid
+zijnen geest niet veredelen kan?
+
+Ja, gij zult uwe kinderen vreemde talen doen aanleeren, omdat de
+noodzakelijkheid het eischt; maar gij zult ze toch niet vreemd maken aan
+hun eigen vaderland, aan hunne moedertaal, dien schat, waarin het
+tegengif van bederf en zielsverzwakking berust. Gij zult hun herinneren,
+dat zij tot een deugdenrijk heldengeslacht behooren,--dat zij Vlaming
+zijn.
+
+En gij, jonge vrouwen, door God begaafd met al de schatten der
+schoonheid en des gevoels, zult gij niets doen om het lot uwer broederen
+te helpen verzachten? Zult gij aan den afgod der mode alles blijven
+slachtofferen, tot zelfs de waardigheid van onzen naam? Gij, engelen der
+menschlievendheid, zoudt gij weigeren aan een gansch volk, dat lijdt en
+in de duisternis verkwijnt, lafenis en troost te helpen schenken? Zoudt
+gij weigeren, uwen liefderijken geest te verheffen tot het begrijpen van
+ons heilig en menschlievend doel? Neen, neen, gij zult de verbastering
+uit uw hart keeren, de pogingen uwer Vlaamsche broeders aanmoedigen en
+ons, in den goedkeurenden bijval onzer zusters, de zoetste belooning van
+onzen arbeid laten vinden, niet waar?
+
+En gij, letterkundigen, dichters, taalvrienden, gij allen, mijne
+kunst-en strijdgenooten, o, meet zonder afschrik de zwaarte van onzen
+nationalen arbeid. Apostels van het vaderlandsch geloof, zendelingen van
+eene nog onbegrepene leering, moeten wij vervolging doorstaan, laster en
+verdrukking lijden. Hij, die de waarheid verkondigt, neemt het looden
+kruis der miskenning op de schouders ... maar is het niet in het vuur
+dat het edelste metaal wordt gelouterd? Zijn het niet de hinderpalen en
+de strijd zelf, die de mannelijke ziel verheffen tot het volle gevoel
+harer macht? Welaan, de haat, de nijd, de tweedracht uit ons midden
+weggezweept, de handen saamgeslagen, de broederkus gewisseld ... en dan
+met stalen overtuiging voortgewerkt, getoond wat Vlaamsche krachten en
+Vlaamsch geduld vermogen. Vooruit! God is rechtvaardig. Hij zal ons de
+zege schenken....
+
+En kunnen wij het werk niet gansch volvoeren, onzen zonen reeds van in
+de wiege toegeroepen: "Kind, zoon van Artevelde, o groei haastig op tot
+eenen Vlaamschen man! Uwe moedertaal wil men vernietigen, uw geslacht
+wil men verdelgen; gij moet leeraar zijn in den tempel der Vlaamsche
+wedereisching, leeraar en strijder voor moedertaal en vaderland!"
+
+En zoo, vrienden, broeders, zoo blinke eens weder in de toekomst de star
+van Vlaamsch Belgie als een licht van roem, van voorspoed en van ware
+vrijheid!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER MEERDERJARIGHEID VAN Z.K.H. DEN HERTOG
+VAN BRABANT DEN 8^{sten} APRIL 1853.
+
+
+Mijnheeren,
+
+Uit den schoot onzer Maatschappij is de eerste oproep uitgegaan, om van
+den 18den verjaardag des hertogs van Brabant een heuglijk tijdstip,
+eene grootsche vaderlandsche plechtigheid te maken. Haar valt nu ook de
+eer te beurt, allereerst den feesttoon aan te heffen en de komst van den
+blijden dag te verkondigen.
+
+De gezangen, die hier zoo begeesterd uit Vlaamsche borsten stroomen,
+zijn het voorspel van het ontzettend zegelied, dat morgen over gansch
+Belgie losbreken zal en het luisterend Europa als een toon van hoop, van
+betrouwen en van liefde moet doorklinken....
+
+Morgen zullen millioenen menschen, armen en rijken, kinderen en
+grijsaards, met kloppend hart op den vloer des tempels nederknielen;
+overal, waar het teeken der verlossing boven 's Heeren woning zich
+verheft, zullen de zielen in plechtige uitstorting zich vereenigen; de
+wierook zal branden op de duizenden altaren van Belgie, en met zijne
+geurige walmen zal de dankbare bede van een geheel volk smeekend
+opstijgen, tot voor den troon van God, die onzen geboortegrond zoo mild
+gegezend heeft.
+
+Maar de menigte zal opstaan en het heiligdom, na volvoering van den
+plicht, verlaten; zij zal in onbegrensde vreugd uitstroomen over het
+land, en de lucht vervullen met zegevierende galmen. Uit de zalen der
+kasteelen, uit het kamerken der werklieden, uit nederige dorpen, uit
+vergeten gehuchten zullen begeesterde stemmen elkander tegenklinken....
+Bazuinen zullen schallen, feestkanonnen zullen het ruim doordonderen, en
+al die blijde kreten, al die geruchten zullen zich vermengen tot eenen
+reusachtigen zegenzang ... en voortschallen en, immer opnieuw
+begeesterd, in de hoogte klimmen, totdat in den schoot des nachts de
+glans der millioenen feestlichten verdoove.... En dan zal de vermoeide
+volksschaar zich ter ruste leggen, eene zalige hoop in het hart en eenen
+zoeten glimlach op de lippen.... En om den mond van allen, die
+insluimeren, zal een zacht liefdegebed blijven zweven, hunne zielen
+zullen juichend voortmurmelen:
+
+"O God, zegen, zegen op hen, die wij beminnen! Bescherm de schutsengelen
+van Belgie, het dankbaar land uwer genade!"
+
+Waarom toch die onbegrijpelijke lofzangen. Waarom dat blij gewemel, dat
+uitspattend geluk, die zegekreten, zoo ontzaglijk, zoo onmeetbaar
+grootsch, dat het der wereld toeschijnt alsof de stemme van het Belgisch
+volk inderdaad de stemme Gods ware?
+
+Ah! Geest des twijfels, die in het Zuiden woont, de vlam der liefde is
+van u weggegaan: gij kunt het niet begrijpen! Gij, wiens hoogmoed u
+belet de deugd en de weldaad in eenen mensch te beminnen,--o, neen, gij
+zult het niet gelooven.... Het is de manwording van een kind!...
+
+Maar op dit edel kind rusten de weldaden, door zijnen vader aan een
+dankbaar volk bewezen; in de aderen van dit kind stroomt het bloed van
+Leopold; in de aderen van dit kind vliet het bloed der welbeminde
+Louisa.... Hij is de eerstgeborene, de geliefde, de dierbare zoon der
+wijsheid, der vrijheidsmin, der christelijke liefde, der weldadigheid.
+Op zijn hoofd rust onze hoop; hij is voor ons het blijvend pand van Gods
+bescherming, het troostend zinnebeeld eener gelukkige, eener roemrijke
+toekomst!
+
+De geestdrift, het gevoel der nationale fierheid ontstelt mij; de
+dichter heeft in mijn hart de plaats des redenaars ingenomen. En
+nochtans ik moet het bedwingen, dat vuur, dat mijnen boezem doorvlamt;
+want mij is het vervullen van eenen plicht der dankbaarheid opgelegd: ik
+moet met zooveel koelheid als mij nog overblijft, u de weldaden
+herinneren van hem, dien wij in zijnen doorluchtigen zoon eeren en
+zegenen; ik moet insgelijks blijdschap, zelfvoldoening en hoogmoed in
+uwen boezem gieten en zichtbaar en tastelijk toonen, hoe in het vrije
+Belgie vorst en volk, door eendracht en liefde, de gunst des Heeren en
+de bewondering van Europa hebben verdiend.
+
+Welaan, volgt mij in deze beschouwing.
+
+Sedert vele eeuwen had Belgenland onder vreemden dwang gezucht, of zijn
+lot was vastgehecht geworden aan het lot van andere volkeren. Het recht
+tot eigen ontwikkeling had het verloren.
+
+1830 sloeg op de klok des tijds. Het Belgisch volk stond op; het streed,
+het kampte om de vrijheid; het zegepraalde.... Maar nauwelijks is de
+laatste triomfgalm in het ruim verzwonden, of de twistfakkel stort hare
+vonken over ons uit: wanorde, mistrouwen, onzekerheid, haat en
+verdeeldheid richten zich dreigend op tusschen de overwinnaars.
+
+De volken der aarde zien met medelijden op de kleine natie neer; het
+woord _Belgenland_ doet op der vreemden lippen eenen spotlach ontstaan.
+Elkeen verwacht zich aan den val van het ranke gebouw, reeds zoo druk
+door de gezindheden ondermijnd, vooraleer het voltrokken zij....
+
+Maar te midden van dien hopeloozen toestand, van dat gevaar, zendt de
+hemel zijn licht over het Belgisch volk; hij toont ons de star onzer
+onafhankelijkheid, de star onzer macht, de star onzer toekomst....
+
+Leopold! Leopold! roept de juichende menigte, als herkende zij in dit
+enkel woord het zinnebeeld der verlossing.
+
+Heeft zij zich bedrogen? is hier alweer de stem der Belgische natie niet
+de stemme Gods geweest?
+
+Ziet, alle gezindheden omringen den koning; zij zweren rechtzinniglijk
+trouw aan vorst en vaderland. In de schaduw van den nationalen troon,
+beschermd door den schepter van den wijzen koning zelven, rusten de
+vrijheid der gedachten, de vrijheid des woords, de vrijheid van
+vereeniging, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van onderwijs....
+
+Over het gansche land hoort men de vroolijke geruchten des arbeids:
+zingend doorploegt de landman den grond, die hem door vertrouwen
+dierbaar wordt; de steden overdekken zich met wolken rook; de nijverheid
+vervult de lucht met de zwoegende aseming van het stoomtuig, de schoot
+des aardrijks wordt doorwoeld: moedige werkers dalen bij duizenden in
+onafmeetbare diepten; de Belgische bodem spuwt bergen vuurstof en
+metaal, de ziel des arbeids en der openbare welvaart.
+
+De machtigsten onzer naburen staan verwonderd bij dit onverwachte
+verschijnsel; zij verengen hunne grenzen, uit schrik voor Belgie's
+uitspattende nijverheid. De naam onzer vaderen, zoolang vergeten, wordt
+uit onze haven, dwars door storm en golfgeklots, naar de verste
+werelddeelen gevoerd; de kunsten ontwaken, zij hervinden haren ouden
+luister.
+
+Allen doen wonderwerken, om het dierbaar vaderland te verheerlijken;
+allen: burgers, arbeiders, krijgslieden, kunstenaars, dichters,
+geleerden, allen juichen dankbaar en roepen tot God:
+
+"Gezegend zijt Gij, o Heer, dat Gij mij op dezen milden grond liet
+geboren worden. O, neen, zoo is mijn vaderland mij niet te klein!"
+
+Deze spoedige, deze wonderbare ontwikkeling van alle volkskrachten, van
+vrijheid, van geloof, van landbouw, van nijverheid, van handel, van
+kunsten, van openbaar leven--doet de vreemde natien met verbaasdheid
+vragen:
+
+"Welk is toch het onbegrijpelijk raadselwoord dezer onverwachte
+uitzetting, dezer samenwerking van een gansch volk, dezer reuzenkracht?"
+
+Het Belgisch volk antwoordt met stillen eerbied: LEOPOLD!...
+
+Maar het tooneel verandert: een bloedig getal verschijnt op de uurplaat
+des tijds: 1848 is daar!
+
+Uit het Zuiden, uit het Oosten, uit het Noorden verheffen zich sombere
+wolkgebergten, de zon der beschaving verduistert, de volkeren, van angst
+verstomd, aanschouwen met verengden boezem den naderenden orkaan.
+
+Het donkere gevaarte opent eensklaps zijnen zwangeren schoot.... Een
+onmeetbare donder rolt zijne vreeselijke galmen heen en weer over het
+sidderend Europa.
+
+Welke onbegrijpelijke razernij heeft het dwalend menschdom aangegrepen?
+Het doorborend lood, het vepletterende ijzer vliegen huilend in de
+onweersduisternis rond en breken duizenden levens; op den heiligen stoel
+van Petrus zelven wet zich de moordpriem; bloed vliet bij stroomen;
+vuurkolommen stijgen op; tronen storten om, koningen vluchten.... En uit
+den akeligen warklomp der losgebrokene driften stijgt een vonnis in de
+hoogte; ontelbare drommen roepen ten hemel:
+
+"De koningen der aarde zullen verdwijnen in eene zee van bloed!"
+
+ * * * * *
+
+Maar te midden van den storm, te midden van het moordgehuil der gansche
+wereld zie ik Belgie's troon, onwrikbaar als eene rots op de liefde des
+volks gebouwd.
+
+Een koning, met het kalme licht der wijsheid op het edel voorhoofd; eene
+koningin, eene heilige, die hare drie vorstelijke kinderen met angst aan
+haren moederboezem drukt; want zij, de goede, de liefderijke, zij weet
+dat het bliksemvuur der volkswoede uit de laagte opstijgt en bij
+voorkeur de hoofden treft, die met eene kroon omgeven zijn....
+
+Het uur is plechtig; de woeste drom uit het Zuiden bedreigt onze
+grenzen, hij wil hier zijn bloedig vonnis tegen den wijzen vorst uit het
+Westen volvoeren....
+
+Ontzaglijk schouwspel! De grijze vorst neemt zijne kroon, neemt ook de
+kroon der goede koningin; deze teekenen der macht en der heerschappij
+legt hij met stillen glimlach voor zijne voeten neder en spreekt tot het
+luisterend volk:
+
+"Belgen, mijne liefderijke kinderen, zijt gedankt om uwe verkleefdheid.
+De tijd kan gekomen zijn, dat mijne tegenwoordigheid u blootstellen zou
+aan bevechting van buiten, aan bloedige twisten van binnen. Welaan, ik
+wil u bewijzen, hoezeer ik u bemin. Ik ontneem aan de doorluchtige telg
+der Orleans de kroon, zoo luisterrijk gedragen; ik onterf mijne
+teergeliefde kinderen ... om Belgenland, mijn dierbaar Belgenland, voor
+opschudding en ramp te bewaren: de eenige belooning, die wij voor deze
+opoffering vragen, is, dat God ons toelate u gelukkig te zien...."
+
+O, vrienden, gij weet het nog, welk antwoord het dankbaar Belgie op 's
+konings rede gaf.
+
+Het gansche land liep in Brussel voor het paleis des konings te zamen;
+en toen Leopold, door herhaalde liefdekreten uitgenoodigd, zich te
+midden des volks en der burgerwachten begaf, steeg een zoo ontzettend
+gejuich, een zoo donderende zegeschreeuw uit den schoot der ontelbare
+scharen, dat de reusachtige weergalm er van den grond der hoofdstad
+daveren deed. Het volk, als van liefde en eerbied zinneloos, drong het
+vorstelijk geleide uiteen.... Het wilde zijnen koning hebben, alleen,
+zonder wacht, zonder verdediging.... En geene andere uitdrukking voor
+zijne geestdrift meer vindende, woelde het de koets van Leopold als in
+de hoogte, en voerde ze zegepralend tot voor het paleis der hertogen van
+Brabant....
+
+Daar, op het balkon, staat eene koningin, eene moeder met hare drie
+edele kinderen.
+
+Zij stort tranen van ontroering: het volk ziet het; eene langere
+zegekreet, een hevig dankgejubel vliegt uit alle borsten tot haar, de
+weldadige koninginne!
+
+Over gansch Europa hangt een ratelende donder van haat en wraak, van
+gekerm en noodgehuil ... over Belgie klinkt een enkele machtige galm ...
+een galm der liefde.
+
+Het is zoo schoon, zoo grootsch, dat het herdenken er van alleen de
+zenuwen ontstelt en het harte koortsig beven doet!
+
+Om het tafereel te voltooien, zou ik uw gemoed met weedom moeten
+vervullen, en tranen van rouw uit uwe oogen moeten rukken.
+
+Ik zou u Belgie moeten toonen, stil, zwijgend in doodschen angst, en
+biddend met zulk ingehouden gemurmel, alsof de lucht des vaderlands het
+gewelf van een onmeetbaar graf geworden ware..... En niet verre van het
+Vlaamsche strand eene vrouw, eene moeder, eene koningin, die sterven
+gaat.... Bij de noodlottige sponde den meestbeminden koning der aarde en
+zijne edele kinderen, in tranen smeltend.... En haar, de stervende
+engel, die bij haren laatsten snak smeekend de hand ten Oosten reikt en
+uitroept:
+
+"O, Belgen, Belgen, hebt mijne kinderen altijd lief!"
+
+Louisa!... zalige weldoenster des vaderlands, zie neder uit den schoot
+der Godheid, o, zie! hoe wij uwe kinderen beminnen. De galmen, die gij
+voor den hoogsten troon hoort ruischen, zijn gebeden, triomfzangen ter
+eere van uwen eerstgeborene. En niet alleen hem is onze liefde zoo innig
+toegewijd; de schat onzer harten is groot genoeg, om allen, die u
+dierbaar zijn, in hetzelfde zielsgevoel te omvatten. Allen zullen wij
+trouw blijven; allen zullen wij eeren en beminnen.... Koning Leopold,
+omdat hij door zijne wijsheid ons vaderland roemrijk heeft gemaakt
+tusschen de volkeren der aarde; omdat zijne vaderlijke hand ons in de
+baan van macht, van welvaart en van vrede heeft geleid; omdat hij,
+koning, onzen geboortegrond het land van belofte der vrijheid heeft doen
+worden.... Den hertog van Brabant, omdat hij ook door God met wijsheid
+en kalme macht des geestes is begaafd; omdat hij voor onze kinderen zal
+zijn, wat zijn doorluchtige vader voor ons was; omdat onze gansche
+toekomst, onze hoop, ons geloof in welvaart en volksgeluk op zijn edel
+hoofd berusten.... Den graaf van Vlaanderen, omdat uw doorluchtig bloed
+door zijne aderen stroomt, omdat hij eenen naam voert, die ons,
+Vlamingen, den roem onzer vaderen herinnert!... De lieve, de beminde
+prinses Charlotta, omdat zij uw evenbeeld is; omdat in haar rein gelaat
+uw glimlach leeft en uwe deugden herblinken; omdat zij als gij de
+Christenkoningin der armen en der lijdenden zal zijn.
+
+O, ja, verhevene beschermster van het land, waar uwe kinderen wonen,
+onze trouw, onze liefde blijven eeuwig als het aandenken uwer deugden.
+
+Herklinke tot voor Gods troon, schalle tot in uw zalig moederhart de
+dankbare zegeroep van het Belgisch volk.
+
+Leve Leopold!
+
+Leven zijne doorluchtige telgen! Leve Belgie's hoop: Leve de hertog
+van Brabant!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN IN DE MAATSCHAPPIJ VOOR TAAL EN KUNST, IN DE
+TEGENWOORDIGHEID DES KONINGS EN DER KONINKLIJKE FAMILIE, TER GELEGENHEID
+VAN HET HUWELIJK VAN Z.K.H. DEN HERTOG VAN BRABANT MET H.K. EN K.H.
+MARIA HENDRIKA VAN OOSTENRIJK.
+
+
+Deze zaal heeft menigmaal gedreund onder onze vaderlandsche zegekreten:
+meer dan eens hebben wij, hier vergaderd, den dierbaren naam Zijner
+Majesteit, onzen goeden koning, en HH. KK. HH. zijne geliefde zonen, in
+jubelende galmen ten hemel opgezonden als een gebed der vurigste
+dankbaarheid. Geene enkele van al de oneindige weldaden, door God en den
+koning aan Belgie bewezen, of zij is hier met godsdienstig gevoel van
+erkentelijkheid herdacht en gevierd.
+
+Ik hoor nog in mijn ontsteld gemoed de daverende triomfzangen, die
+onlangs uit deze zaal ter eere van den Kroonprins,--hoop en toekomst des
+vaderlands,--in de hoogte klommen; ik hoor nog, hoe onze begeesterde
+stemmen zich paarden aan het reusachtige zegelied, dat uit alle hoeken
+van Belgie opsteeg en het verbaasd Europa met verwondering sloeg.
+
+Maar de schat van Gods goedheid was voor ons nog niet uitgeput;--en,
+alsof onze liefde, onze trouw, onze vreugd zelve ons eener hoogere gunst
+hadden waardig gemaakt, onze dankbare stemmen klonken nog door het ruim,
+toen reeds daarboven eene nieuwe weldaad voor ons vreedzaam en gelukkig
+vaderland werd bereid.
+
+De almachtige beschermer van Belgie wierp den oogslag zijner genade op
+Europa's Oostergrens; daar, in den keizerlijken gaard, ontlook eene
+edele bloem, eene zuivere lelie, eene doorluchtige spruit, versierd met
+al de gaven der jonkheid, der schoonheid en der deugd.... En God sprak
+aldus zijne beslissing uit:
+
+"Er is op aarde een troon, door Mij gebouwd op onwrikbare zuilen van
+volksliefde en vorstenwijsheid; een troon, glanzend door de Majesteit
+van hem, die hem bekleedt; een troon, geheiligd door de deugden eener
+zalige vorstin; een troon, omringd en versierd met het edelst kroost;
+een troon, voor welks voet de dankbare gebeden van een geheel volk
+dagelijks te zamen stroomen en van daar opklimmen tot Mij, den God aller
+natien.... Maria Hendrika, keizerlijke leliebloem, zoo zuiver in mijn
+oog, Ik wil mijn geliefd Belgenland eene weldaad schenken. Die Koning
+worde u een teedere vader; de eerstgeborene zijner edele telgen worde u
+een dierbare echtgenoot; dat liefderijk volk worde u een verkleefd en
+dankbaar huisgezin; die troon, waarop mijne genade rust, worde eens uw
+vorstelijke zetel!!..."
+
+Luistert, daar, achter den verren horizont, verheffen reusachtige
+vreugdegalmen zich in de hoogte! De lucht schijnt er van ontsteld.... Ik
+zie gansche drommen volks de dorpen verlaten, uit den schoot der aarde
+opklimmen, uit zwoegende vuurkolken zich vooruitwerpen en met koortsige
+blijdschap te zamen stroomen. Het zijn onze Waalsche broeders, die hunne
+bergen en dalen doen daveren onder hunnen machtigen zegekreet: "Daar is
+zij! Daar is zij, de keizerlijke bruid van onzen geliefden erfprins!..."
+
+Welhaast richt het ijzeren stoomgevaarte, belast met alles, wat wij
+meest beminnen op aarde, zijnen snellen loop naar het hart van Belgie;
+en, alhoewel het vooruitschiet als een pijl, uit eenen reuzenboog
+ontsnapt, toch staan de bevolkingen aller steden en dorpen langs de baan
+geschaard en doen den hemel hergalmen van hunnen durenden
+welkomstgroet.
+
+Oh, het is schoon, wonderbaar schoon en troostend, het schouwspel van
+een geheel volk, dat zijne duizenden stemmen tot eenen enkelen
+jubelkreet, tot een enkel danklied vereent. Het is schoon en edel te
+zien, hoe op onzen geboortegrond alle stammen, alle standen, alle
+gezindheden eenparig juichen en hunne blijde tranen vermengen, wanneer
+wij God en den koning om eene nieuwe weldaad te danken hebben. Ah, het
+is wel waar, dat al de Belgen slechts een enkel broederlijk huisgezin
+vormen--en daarom rust de zegen des hemels zoo zichtbaar op hen, omdat
+de heilige vlam der liefde toch in hunne harten blijft branden, al mocht
+ook hunne strekking naar het _goede_ verschillig zijn.
+
+En nochtans, indien het mogelijk ware, dat een gedeelte des algemeenen
+vaderlands zich bijzonder gelukkig gevoelde over de doorluchtige
+echtverbintenis, die men in gansch Belgie viert, dan voorzeker zouden
+wij het zijn, wij Vlamingen, frissche tak van den Germaanschen
+reuzeneik, wij broederen van het edele Duitsche volk, in de taal en in
+den bloede.
+
+Ah! wij zullen de uitverkorene dochter des keizers eeren, niet waar? Wij
+zullen de doorluchtige dochter Maria Theresia's beminnen, niet waar?
+Beminnen zooals het hart der Belgen beminnen kan? En, mocht het nijdig
+lot soms eene dreigende wolk doen ontstaan, niet waar, dan zou voor ons
+het historisch _Moriamur pro Rege nostro_ ook eene waarheid worden? En
+wij zouden toonen, dat het heldenbloed onzer vaderen heden nog den eed
+onzer liefde bevestigen kan!...
+
+Maar neen, hebben wij betrouwen op Gods goedheid. Hij, die ons den
+wijsten koning der aarde gaf, Hij zal het land zijner genade beschermen;
+Hij zal onzen geliefden erfprins en zijne keizerlijke bruid bewaren voor
+de minste smart, en hun levenspad met de bloemen des geluks en des roems
+bestrooien; Hij zal den graaf van Vlaanderen en de prinses Charlotte,
+teerbeminden onzer zalige koningin en weldoenster Louisa, opleiden en
+met zijnen zegen vergezellen; Hij zal de dagen van onzen ouden koning
+vermenigvuldigen, opdat hij lang, zeer lang nog de beschermengel van
+Belgie moge zijn; opdat onze kleinzonen ook nog het geluk zouden
+genieten, den grootmoedigen weldoener huns vaderlands te aanschouwen en
+te danken.
+
+O, ja, zoo zal het lot zijn van hen, die wij beminnen; want,--antwoordt
+mij in uw hart,--zoo de liefde eens volks de vorsten gelukkig maken kan,
+wie op aarde kan gelukkiger zijn dan Zijne Majesteit onze koning Leopold
+en zijn dierbaar huisgezin?... Welaan, vrienden, geeft getuigenis van
+dit gevoel! Dat onze stemmen, bezield door liefde en dankbaarheid, ten
+hemel stijgen; dat onze zegegalm klinke tot voor Gods troon!
+
+Leve de koning! Leve de hertog! Leve de koninklijke familie!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN OP HET FEEST VAN HET ST.-LUKASGILDE, DEN 21^{sten} AUGUSTUS
+1854.
+
+
+Mijnheeren en Mevrouwen,
+
+Toen mij de gelegenheid aangeboden werd om in deze plechtige vergadering
+het woord te voeren, kende ik de namen en de uitmuntende welsprekendheid
+der redenaars, die mij moesten voorgaan. Ik begreep, dat uw geest zou
+vermoeid zijn, en ik onmogelijk nog de macht kon vinden om uwe aandacht
+te verdienen. Ik schrikte terug en aarzelde om den vermetelen stap te
+wagen.... Maar de geest der vaderlandsliefde ontvlamde in mij; zijne
+stem zeide tot mijn twijfelend gemoed: "Het is een feest ter herinnering
+van 's Lands alouden roem, van Vlaanderens macht, van Vlaanderens kunst;
+het wordt gevierd in een paleis, dat opgebouwd werd tot beoefening van
+vreemde kunst en taal, tot verspreiding van vreemde zeden.... En gij
+zoudt het Vlaamsche woord niet doen hergalmen tusschen de trotsche
+wanden, die nooit anders zagen dan uitheemsche praal?--Ga, spreek daar
+van eigen grootheid, beziel de geschiedenis der vaderen, toon hoe het
+voorgeslacht eeuwen lang de wereld verstommen deed door wonderen van
+moed, van nijverheid en van kunst.... Vrees niet; zij, tot wie gij de
+stemme zult richten, zijn landgenooten, wier hart gevoelig is voor
+alles, wat den geboortegrond vereeren kan. Zij zullen u aanhooren.... En
+mocht u de kunst ontbreken om de reeds zoo diep geroerde snaren huns
+gemoeds nog te treffen, zij zullen het u welwillend vergeven, in aanzien
+van uw lofbaar doel...." Ik heb den geest geloofd, op uwe goedheid mijn
+betrouwen gesteld en de taak aanvaard.... Het is nacht over de
+wereld.... Na eeuwenlange heerschappij is eindelijk het trotsche Rome
+gevallen. Onder de puinhoopen zijner uitgeputte grootheid heeft het
+alles verpletterd en begraven. Heldhaftige doch woeste volksstammen
+overstroomen het bezwijkend Europa, en doen de natien bukken onder het
+juk der dientsbaarheid. Alle licht is uitgedoofd; de geslachten, onder
+het zwaard geboren, volgen elkander op zonder hoop op eene betere
+toekomst. In gansch Europa niets meer dan overwinnaars en overwonnenen,
+meesters en slaven, barbaarschheid en duisternis. Men is vergeten, dat
+een ander lot dan slavernij de bestemming der menschheid kan zijn....
+
+Maar het baarkleed des zedelijken doods, ofschoon als een onmeetbare
+lijkdoek over de wereld verspreid, heeft niet alles overdekt. Er ligt
+bij den Westelijken zeekant een klein plekje gronds, dat nog, nog
+alleen! door de zon der toekomst wordt beschenen. Zijn naam is
+Vlaanderen.
+
+Terwijl het overige der wereld niets hoort dan wapengeknars en
+wraakgeschreeuw, hulpgeroep en noodgehuil, hergalmt hier het blijde
+gerucht van den wordenden volksarbeid. De schietspoel ratelt over het
+getouw, de hamer bonst op het aanbeeld, de beitel knarst in den
+steen.... Men timmert schepen, men doorklieft den ongestuimen Oceaan;
+men handelt, men vaart, men reist naar verre streken, men arbeidt, men
+zwoegt, men slaaft. Geene verwarring: de werkers van elk ambacht, van
+elke kunst zijn aan elkander door eenen eed van getrouwheid en
+wederzijdsche hulp verbonden: het _Gilde_, dat raadselwoord van onzer
+vaderen grootheid, bevrucht hier den arbeid, stort burgerzin en gevoel
+van eigenwaarde in elks boezem en vereenigt aller krachten tot eenen
+wondermachtigen hefboom.... Hoort, na de afgedane taak hebben de
+Gilden zich nedergezet bij het vroolijk broedermaal; zij bezingen
+Vlaanderens onafhankelijkheid, zij juichen de toekomst tegen en zweren,
+dat nimmer een dwingeland den dierbaren grond ongestraft zal bezoeken.
+Zij hebben goud bij hoopen, zij hebben manhaftig bloed bij stroomen, zij
+bezitten geduld, onverschrokkenheid, betrouwen in Gods hulp.... Zou wel
+uit Vlaanderen de verlossing der volkeren uitgaan? Zouden wel de Gilden,
+bewusteloos nog, de ontslaving der wereld voorbereiden?...
+
+Inderdaad, daar rijst de vrijheidskreet over het sluimerend Europa. De
+volkeren luisteren met verwondering op den blijden galm, doch begrijpen
+hem niet.
+
+De meesters, de overwinnaars, de verdrukkers hebben het dreigend teeken
+evenwel verstaan. Sidderend van kommer en wraakzucht, roepen zij
+elkander toe: "Te wapen, te wapen! naar Vlaanderen! Verdelgd moet het
+nest, waar onze val wordt uitgebroeid; versmacht moet het vermetele ras,
+dat droomen durft van burgermacht en burgervrijheid!"
+
+Boden draven van het eene land naar het andere, bazuinen schallen,
+keteltrommen donderen; een lange oorlogsschreeuw doorgalmt het Westelijk
+Europa. De meesters loopen te zamen, zij vergaderen tot ontzettende
+drommen, zij zijn zestigduizend in getal, overdekt met ijzer en
+staal.... De paarden steigeren onder den slag hunner _gulden sporen_,
+de bodem davert onder hunne vaart.... Zij zakken met zegevierend gejubel
+naar het kleine Vlaanderen af!...
+
+Wat vermag een zwak volk, een volk van arbeiders en burgers, tegen zulke
+vreeselijke overmacht? Eilaas, het is dus beslist? de kiem der vrijheid
+zal versmacht worden in het Vlaamsche bloed? de baan der menschelijke
+toekomst zal voor eeuwig verbalkt worden met het zwaard der
+dwingelandij?
+
+Maar wat zie ik? Vlaanderen durft de worsteling aanvaarden?... Waarlijk!
+Boven zijnen grond heerscht een zonderling gebruis als van een
+zwoegenden bijenzwerm: het zijn kreten van onversaagdheid en van moed.
+"Naar Kortrijk, naar Kortrijk!" galmt het; "ten strijde, ten strijde,
+voor vrijheid en voor land!"
+
+De werkhuizen, de Hallen, de panden der Gilden spuwen dappere mannen;
+uit alle steden en dorpen loopen burgers en arbeiders naar Vlaanderens
+moederstad, naar Brugge, waar de dekens der machtigste Gilden, waar De
+Coninck en Breydel hen wachten.
+
+Zonderling leger, wonderlijke strijders! De werktuigen, de
+gereedschappen hunner nijverheid zijn hunne oorlogswapens geworden! Op
+hunne vaandels prijken hamers, bijlen, truweelen, schietspoelen; geen
+ijzer beschut hunne borst; hun lichaam is slechts bedekt met de gewone
+kleederen des arbeids.... En toch, op het sein der dekens, op de stem
+van Breydel en De Coninck trekken zij juichend naar Kortrijks veld ...
+en stormen met blinden moed, als een losgebroken orkaan, tegen den
+overmachtigen vijand in....
+
+Burgers en ridders, Vlamingen en vreemden vermengen zich tot eenen
+akeligen warklomp, en zwoegen en strijden, hakken en pletteren, huilen
+en slaan.... De lucht siddert, de aarde beeft, de zon verduistert onder
+het stof, dat uit het zwermend gevecht opstijgt; reeds heeft zij de
+helft harer hemelbaan doorloopen, en nog immer kaatst haar licht terug
+in stroomen vlietend bloed, nog immer ziet zij den ijselijken
+menschendrom over hoopen lijken heenvlotten.... Maar het gaat eindigen:
+de strijd vermindert, de meesters met de gulden sporen zijn gevallen.
+Hoort, daar rijst een reusachtige zegeschreeuw over het slagveld; de
+Gilden zwaaien hunne standaarden in de hoogte en doen de lucht hergalmen
+onder den vaderlandschen heilkreet: Vlaanderen den leeuw! Vlaanderen den
+leeuw!
+
+De vrijheid onzes lands, de ontslaving, de toekomst der wereld zijn
+gered! De Vlaamsche Gilden hebben het burgerlijk recht aan de komende
+geslachten geschonken!
+
+En nu, Vlaanderen, uitverkoren land, nu gij uwer bestemming en uwer
+macht bewust zijt, nu met vertrouwen vooruit in de baan der ontwikkeling
+en der volksgrootheid. Pheniciers der nieuwe beschaving, doet uwe
+werkhallen daveren onder de geruchten des arbeids, doorklieft de
+wereldzee, voert de voortbrengsels uwer nijverheid naar de onbekendste
+gewesten, maakt alle volkeren u schatplichtig en doet het goud over uwen
+bodem stroomen. Voorloopers van den grooten Columbus, gaat, onderneemt
+de stoutste reizen, ontdekt de Azorische eilanden en plant het Vlaamsche
+vaandel te midden van den Amerikaanschen Oceaan. Zendt uwe stoute
+Gildebroeders, uwe kundige ambachtslieden naar Frankrijk, naar
+Duitschland, naar Engeland. Dat zij daar den volkeren leeren, hoe men
+den arbeid der samenspanning bevrucht; dat zij daar de gronden leggen
+van lateren rijkdom, van vrijheid en van burgermacht.... En zijt even
+groot op het gebied der kunst: geeft der wereld schilders als de
+gebroeders Van Eyk, als Van der Weyden, als Memlinck; schenkt haar
+dichters als Van Maerlant, Van Heelu, Van Velthem, Van Boendale: streeft
+alle natien vooruit in beschaving, in arbeid en in kunst!
+
+Roemrijk Vlaanderen, gij hebt uwe benijders niet gansch verplet; het
+groote ridderland, dat u beloert, is vruchtbaar en rijk aan dappere
+mannen; honderdmaal nog zal het Vlaamsche bloed voor de vrijheid
+vlieten.... Maar indien het gevaar u dreigt, indien de roem of het
+volksbestaan van Vlaanderen in de weegschaal wordt gelegd, dan zal uit
+den schoot uwer sterkmoedige Gilden wel een man ontstaan, die als een
+reus de wereld tot eerbied voor uwe onafhankelijkheid en voor uwen naam
+zal dwingen. Dan zal uit uwen grond het ontzaglijk beeld van Jacob van
+Artevelde oprijzen. Gesteund door de Gilden, machtig door kunde, door
+verstand, door onversaagdheid, zal hij--burger, arbeidsman, deken der
+Gentsche Gilden--de koningen om zijn raad en om Vlaanderens vriendschap
+doen smeeken.... Gruwelijk! Een dolk, door vreemden nijd gewet, zal den
+roemrijksten uwer zonen dooden, den grootsten burger der middeleeuwen
+aan de bewondering Europa's ontrooven. Dan zal voor u het tijdvak der
+beproeving zich openen; uw kroost zal zonder plooien voor het vaderland
+alles doorstaan, tot zelfs den schrikkelijksten hongerdood; gij zult
+helden op helden telen. Philips Van Artevelde, Jan Hyoens, Pieter Van
+den Bossche, Frans Ackerman, zonen uwer Gilden, zullen nog uwe vijanden
+doen verbleeken en de vrijheid steunen, waar zij wankelend wil
+nederstorten in eene zee van bloed....
+
+Tevergeefs!--O, manmoedige maagd van Vlaanderen, gij hebt voor de
+wereld gestreden, gij moet voor de wereld boeten.... Verteerd door
+hongersnood, uitgeput van krachten, verbijsterd van het onophoudend
+kampen, ligt gij machteloos, kwijnend, stervend.... En toch, uwe
+ingewanden sidderen in den pijnlijksten barensnood. Wat zal de vrucht
+uws lichaams zijn? Uit u kan slechts ontstaan wat grootsch en ontzaglijk
+is.
+
+Ah, gij hebt u willen wreken? Uw zoon is een held, gelijk er slechts op
+de uiteinden der eeuwen soms een enkele verschijnt. Zijn hoofd voert
+menige vorstenkroon; hij heerscht over Vlaanderen, over de Nederlanden,
+over Spanje, over Duitschland, over het Roomsche rijk. Hij drukt de
+volkeren neder onder zijnen machtigen arm; hij zegeviert over de
+Franschen en neemt hunnen ridderlijken koning gevangen; hij trekt naar
+het Oosten en drijft de woeste Turken uit Europa; hij vaart naar Afrika,
+verdelgt het rooversnest der Saracenen en verlost 22,000 Christenen
+aller natien uit de gruwelijkste slavernij.... Zijn roem vervult de
+wereld, zijne heldendaden verstommen de menschheid.... En die
+oorlogsreus, o Vlaanderen, dat wonder van macht, van staatsbeleid, die
+Alexander der Christeneeuwen, die keizer der keizers, die koning der
+koningen, hij is uw zoon: een Vlaming, een Gentenaar, keizer Karel! Oh,
+gij bleeft groot, zelfs in de wraak, in de dwaling: eens baardet gij de
+vrijheid der volkeren, nu hebt gij de opperheerschappij der vorsten
+gebaard ... en bij uwe verkwijning zelve beslistet gij nog over de
+toekomst der wereld.
+
+ * * * * *
+
+De tijden zijn veranderd. Gedurende eene gansche eeuw heeft de geest
+des oorlogs over de aarde gewoed; de natien hebben zich uitgeput in
+eenen rusteloozen kamp; eene nieuwe godsdienstleer heeft zich over
+zekere gedeelten van Europa verspreid; brandstapels hebben geblaakt,
+galgen en schavotten hebben opgericht gestaan.... Eindelijk, uit de
+afgematheid ontstaat de vrede; het hijgend Europa zal adem scheppen,
+rust genieten.... Maar de Vlaamsche volksgrootheid is versmacht in
+bloed. Brugge, de rijke wereldstad, treurt op de puinhoopen zijner
+welvaart. Geene kunstenaars, geene dichters meer om zijnen roem te
+vieren.... Vlaanderen zwijgt en weent....
+
+Zou de bestemming van der Leeuwen vaderland vervuld zijn? Zou de zon des
+roems hem nooit meer beschijnen, den Dietschen stam, die eens zoo
+glanzend aan het hoofd der volkeren stond? Eilaas, zou hij gedoemd zijn
+om te kwijnen en onvermeld het zwakke leven te dragen, totdat de
+vreemdeling den vergeten naam van het vervallen geslacht uit het boek
+der natien wegvage?
+
+O, neen! de geschiedenis van het Vlaamsche volk kan zoo niet breken!
+
+Ziet, daar in eene andere streek van den Dietschen grond rijst eene
+prachtige stad. Haar binnenste zucht en bruist van de geruchten des
+arbeids, duizenden schepen gaan en keeren op haren breeden vloed; hare
+oevers hergalmen van het blijde zeemanslied. Een hemelhooge toren, als
+een reusachtig kantwerk gebeiteld, verheft zich uit haren schoot....
+Alles verkondt, dat de kunst, de nijverheid, de koophandel--eenige nog
+mogelijke bronnen van 's volks verheffing--hier hunnen zetel hebben
+gevestigd. Antwerpen, redster van der vaderen naam, frissche, schoone,
+struische dochter van Vlaanderen, erfgename van den Vlaamschen roem, ik
+groet u! Met ontzag, met eerbiedige liefde stap ik uwe muren binnen....
+
+Welk schouwspel! Uwe straten zijn vervuld met leden van alle landen, van
+alle talen, van alle spraken. Is het de koophandel alleen, die den
+vreemdeling dus in menigte binnen uwe trotsche wallen roept? Maar velen
+spreken van kunst, van wetenschap, van poezie? Zij stroomen naar uwe
+tempels, knielen in godsdienstige bewondering neder voor de
+meesterstukken, door uwe zonen gewrocht, en roepen in geestdrift uit:
+"Roem en eerbied zij den Vlaamschen stam! Hij heeft eens Europa verbaasd
+door wonderen van onverschrokkenheid en van moed, nu verstomt hij de
+wereld door wonderen van kunst. Welk mag toch het raadselwoord van de
+altijd herlevende kracht dezes volks zijn?"
+
+Dit raadselwoord, o wandelaar, het omringt u! Die honderd altaren, wier
+pracht, wier rijkdom uwe zinnen treft en uwen geest ontroert, zeggen zij
+u niet, wie ze heeft gesticht, wie ze door kunst zoo glansrijk heeft
+versierd? Voeren zij niet tot wapen dezelfde teekens, die weleer op
+Vlaanderens onverwinnelijke vaandels prijkten? Hamers, tangen, scharen,
+bijlen? De Gilden waren het raadselwoord van vroegere volksmacht, de
+Gilden zijn ook het raadselwoord van lateren kunstroem.
+
+Kom met mij; ik zal u toonen waar het heilig vuur der kunst zijne
+bezielende stralen uitschiet.--Daar, voor ons, verheft zich een prachtig
+gebouw; zijn voorgevel is overdekt met zwierig beeldwerk, en boven zijne
+ingangspoort glanst in gulden letters het opschrift: _St.-Lucasgilde_.
+
+Treden wij binnen, werp eenen blik in deze wijde zaal. Welke
+levendigheid, welke vlijt, welke lust in het beoefenen der kunsten! Hier
+ziet gij Vlaanderens schilders elkander leeren, hoe men scheppen en
+tooveren kan met kleur en verf; daar hoort gij den beitel in het marmer
+knarsen, om een onbezield blok tot het goddelijk beeld des Zaligmakers
+te hervormen; ginds zweven de harmonische noten der toonkunst, verder
+zingen dichters in vaderlandsche taal, terzijde, in den stillen hoek,
+zitten vier wijzen te schrijven; zij groeten elkander met de namen van
+Ortelius, Mercator, Plantyn, Kiliaen; in het verschiet arbeiden drukkers
+en verlichters van boeken, plaatsnijders, versierders van allerlei
+stoffen.... Het is het Gilde in al zijne macht; de samenspanning van
+alle krachten tot een doel: het verheffen van den Vlaamschen naam door
+de kunst.
+
+Te midden dezer heilige schaar staat een zetel: hij is nederig, overdekt
+met kalfsleder, slechts versierd met eenige koperen nagels.... maar
+rondom hem schittert een breede lichtkrans van roem en grootschheid.
+Eens rustte de godvruchtige, de gevoelvolle Quinten Massys in dien
+stoel; nu vervult de wereldberoemde Rubens hem met de Majesteit zijner
+wonderbare kunst.
+
+En zoo zal uit dezen tempel, uit den schoot van het St.-Lucasgilde eene
+reeks doorluchtige mannen opstaan, wier werken den naam van het Vlaamsch
+geslacht immer verjongd, immer vernieuwd over de wereld zullen doen
+galmen. Het zal de bakermat worden van Van Dyck, van De Vos, van
+Seghers, van Quillyn, van Boeyermans, van Jordaens, van Teniers en van
+honderd anderen, wier faam de wereldberoemdheid van den grooten Rubens
+zelven niet zal doen vergeten.
+
+En dan, na eeuwen roem en kunstmacht, zal Vlaanderens zonne weer
+verbleeken. Een tempeest van toomelooze driften zal in het Zuiden
+opstaan; eenen orkaan gelijk, zal een woedend volk zijne vernielzuchtige
+drommen over ons vaderland spuwen. Bevlekt met bloed, vergezeld van
+roof, van brand en moord, zal de vreemdeling ook zijne hand aan den
+stoel van Rubens slaan; den laatsten deken, den keurigen schilder
+Ommeganck uit dien zetel rukken en Vlaanderens kunstmacht breken door
+dit nijdig vonnis: "Het gilde van St.-Lucas zij vernietigd...."
+
+En, eilaas, het is zoo geschied.... Nu zijn de volkeren eene andere baan
+ingestapt: men heeft den bijzonderen persoon met zijne eigenbaat in de
+plaats der verzamelde volkskrachten gesteld. Gunne God het menschdom de
+macht om ook in dezen weg hefboomen tot ware grootheid te vinden.
+
+Wij evenwel, wij Belgen, wij Vlamingen, wij juichen de toekomst tegen,
+omdat de vrijheid weder over Vlaanderens bodem gloort, omdat de kunst,
+de moedertaal, de handel, de nijverheid op onzen grond mildelijk
+herbloeien; omdat wij nog het oude, krachtige bloed der vaderen door
+onze harten voelen bruisen.--Dat dit feest van het St.-Lucasgilde, deze
+vierhonderdjarige herinnering aan ons luisterrijk verleden ons den
+boezem doe zwellen van vertrouwen in onze bestemming, van hoogmoed over
+de edelheid van het bloed, waaruit wij gesproten zijn. Zweren wij in
+onze zielen, dat wij het kostbaar erfdeel zullen bewaren; sturen wij
+dwars door de eeuwen heen eenen dankbaren heilroep tot onze
+vaderen;--dat onze stem deze vreemde wanden doe sidderen, bij de macht
+van der Vlamingen zegekreet:
+
+Vlaanderen den Leeuw! Vlaanderen den Leeuw!
+
+ * * * * *
+
+AANSPRAAK
+
+TOT DE BEKROONDEN IN DEN WEDSTRIJD TUSSCHEN DE LEERLINGEN VAN 'S LANDS
+SCHOLEN (1854).
+
+Het feestgedruisch doorklinkt deze zalen; ik zie blijdschap en
+geestdrift op ieders gelaat. Hebben wij weder eene worsteling doorstaan?
+heeft het Vlaamsche vaderland misschien eene overwinning behaald? Roemen
+wij eene nieuwe zegepraal?
+
+Inderdaad.... En de strijd, hoe vreedzaam ook van aard, was
+veelbeduidend, indrukwekkend: het gansche land hield er met angst het
+oog op gericht; want ieder wist of ieder gevoelde, dat men hier
+beslissen ging, of wel het bloed der Vlaamsche Belgen nog zuiver genoeg
+in zijne bronnen was, om op de toekomst van een onverbasterd nageslacht
+te mogen hopen. Het Staatsbestuur zou jaarlijks de jongelingschap
+oproepen, om in eenen prijskamp naar den lauwer van leerzucht en van
+vroegtijdige ontwikkeling te komen dingen; voor onze broeders, die zich
+van de Fransche taal bedienen, had zulke prijskamp geene andere
+beteekenis dan die van eenen wedstrijd over de leerstelsels in de
+scholen; meer waarde moest hij voor ons ook niet verkrijgen.
+
+Maar de vijanden van ons volksbestaan zagen al spoedig, dat hierin een
+middel te vinden was om de Vlaamsche beweging eenen bloedigen slag te
+slaan, haar te verrassen en haar met schaamte te overladen.
+
+Men zou in den prijskamp de Vlaamsche taal op den achtergrond schuiven,
+hinderpalen van allen aard haar in den weg stellen, verklaren, dat de
+wedstrijd in het Fransch verplichtend was; maar dat niemand gehouden
+was, zelfs niet de Vlaamsche scholen, om deel te nemen in den Vlaamschen
+prijskamp.
+
+Wat moest daar nu het gevolg van zijn?
+
+De onderwijzers weten wel, hoe zij de vijanden van onzen ouden volksaard
+kunnen believen: het wordt hun niet verborgen. Daarom, velen
+verwaarloozen het onderwijs der moedertaal. Zoo zouden dan de
+onderwijzers hunne leerlingen in het Fransch doen kampen, niet in het
+Vlaamsch; de wedstrijd in het Vlaamsch zou bij gebrek aan mededingers
+onderblijven, en men zou het Vlaamsche volk met den boozen lach der
+zegepralende slimheid toegeroepen hebben:
+
+Verdwaalden, wat roemt gij op eigen zeden, eigen aard en eigen taal?
+Geeft op den zinneloozen strijd, het lot van Vlaanderen is beslist,
+overwonnen en vernietigd is de oude heldenstam; geene hoop meer voor u:
+het bloed der Artevelden is verbasterd tot in zijnen oorsprong; want
+ziet, de jongelingschap, de kinderen zelven verachten hunne moedertaal!
+
+En zoo is het werkelijk geschied, en zoo heeft men inderdaad over onze
+nederlaag gejuicht....
+
+Maar de vijand bedroog zich; te vroeg roemde hij op den uitslag van list
+en bedrog. Zoo verre toch is Vlaanderen nog niet gezonken, dat het koel
+kon blijven bij dat onrecht, bij dien hoon.
+
+Brussel herinnerde zich, dat het de oude hoofdstad van het Vlaamsche
+Brabant is. Uit haren schoot klonk de oproep tot tegenstand over Belgie.
+Zij wilde beproeven, of men met de Vlaamsche volkskrachten alleen de
+list der vijanden niet zou kunnen verijdelen, of de vaderlandsliefde van
+eenige onderwijzers tegen de lage streelzucht van velen niet zou
+opwegen; of de noodkreet, over Vlaanderen klinkend, geenen weergalm zou
+vinden in de harten van het jong geslacht; of het waar is, dat de
+laatste kroost onzer roemrijke vaderen, of de kinderen van Vlaanderen
+zelven hunnen volksaard en hunne moedertaal verachten.
+
+Stoutmoedige poging, twijfelachtige proef! Want onbekend was ons die
+grond, en zoovele hinderpalen waren er te overwinnen! Weinige dagen
+bleven beschikbaar. En wie kan zeggen of alles zou gelukken? Er werd
+eene onmiddellijke samenwerking van ouders, onderwijzers jongelingen en
+kinderen, van alle vrienden der moedertaal vereischt ... en, ontbrak er
+iets van dit alles, zoo mislukte de poging onfeilbaar--en eene dubbele
+schande hadde onze heilige zaak getroffen, en de vijand hadde met
+schijnbaar recht over den val van ons geslacht gejuicht!
+
+Ook, met welke vrees, met welken angst volgden wij de galmen van den
+hulproep, die uit Brussel opgestegen was. Zou hij onbeantwoord blijven?
+
+Maar wat grootsch, wat schoon vertoog! Uit alle streken van onzen
+miskenden geboortegrond klinken eensklaps zoete, doch innig bezielde
+stemmen ons tegen:
+
+"Hier zijn wij, zonen van Vlaanderen! Gij roept ons ten strijde voor de
+moedertaal: welaan, al wat wij bezitten, moed, leerzucht, vlijt, al de
+wapens, die onzen jaren gegund zijn, stellen wij ten dienste van het
+vaderland. Naar Brussel, naar Brussel, ten strijde voor het Vlaamsche
+volksbestaan, ten strijde voor der vaderen roem en naam!"
+
+Ziet gij uit alle gewesten van Belgie, uit groote steden, uit kleine
+dorpen die gelooven elk van zijnen kant ter bedevaart trekken; ziet gij
+die jonge helden, met het oog fonkelend van hoop en moed, ter hoofdstad
+gaan als pelgrims die, met overtuiging in de borst en vertrouwen in het
+hart, eenen heiligen plicht vervullen gaan? Geene overheid heeft hen
+geroepen, geene macht heeft hen gedwongen, geene bedreiging hun de baan
+gewezen. Wat hen leidt is het edelste gevoel, het besef dat zij, hoe
+jong ook, toch Vlamingen zijn en hun vaderland niet mogen laten
+vernederen.
+
+Zij heeft gestreden, zij heeft moedig en zegerijk gestreden, de gewijde
+schaar, de voorwacht van Vlaanderens toekomst.
+
+De zegepraal is den vijand ontroofd, het vaderland juicht; wat zijne
+schande worden kon, is de bron geworden van eer en roem.
+
+Nu is het uit met die list ... en ieder zal weten, dat, zoo het
+onderwijs der moedertaal in de scholen wordt verwaarloosd, het de schuld
+van het Vlaamsche volk, het de schuld van Vlaanderens zonen niet is!
+
+En gij, jongelingen, echte telgen van het heldengeslacht, waaruit wij
+gesproten zijn, gevoelt gij niet hoe schoon het is, voor het vaderland
+te strijden? Is uw jonge boezem niet verbreed, is geen helder licht in
+uwen geest gedaald, heeft een ongekend gevoel uwe ziel niet verheven tot
+het beseffen eener grootsche mannentaak?
+
+Voorwaar, uwe jonge ziel is ontroerd, daar gij in de toekomst de
+glinsterende star aanblikt, die eensklaps voor uw oog is opgerezen; ja,
+het is zoo, gij zijt tot eene hoogere zending geroepen; wij, uwe
+voorgangers, wij worden allengskens oud; de dood zal ons treffen op het
+oogenblik, dat gij in de volle kracht des levens zult bloeien. Zouden
+het vaderland dan mannen ontbreken om het te verdedigen, zouden het
+dichters ontbreken om zijnen lof te zingen en der vaderen daden te
+roemen? O, neen, gij uitverkorenen tusschen het jonge geslacht, gij zult
+het heilig werk der wedereisching voortzetten en doen, wat wij hebben,
+gedaan. Ja, ja, miskent het nimmer, gij en uwe strijdgezellen moet u
+bereiden tot het volbrengen uwer edele zending: strijders voor het
+vaderland, verkondigers der wedereisching onzer rechten moet gij worden.
+God wil het; Hij heeft u daartoe met zijnen machtigen vinger geteekend
+en uwen jongen geest de noodige gaven ingestort. Oh, wij beproefde
+mannen in die worsteling, afgesloofde soldaten van het Vlaamsche leger,
+wij vereeren u, wij danken u voor hetgeen gij hebt gedaan; uw voorbeeld
+heeft ons nog meer moed gegeven: wij weten nu dat het werk, waaraan wij
+ons leven hebben toegewijd, tegen den aanval des vijands ook na onzen
+dood met onversaagdheid zal worden verdedigd, met vlijt en moed zal
+worden voortgezet. Wij danken u, ouders en onderwijzers der jonge
+helden, dat gij hun toeliet het vaderland dit hoog bewijs van
+verkleefdheid te geven: aan u zijn wij grootendeels die zegepraal
+verschuldigd.
+
+Gij ook, zonen van Vlaanderen, gij moet uwen ouders, uwen meesters
+dankbaar zijn. Blijft hunne vreugde op aarde: bemint en eert ze
+gedurende hunnen ganschen levensloop, niet omdat God u uit hen liet
+geboren worden, maar ook omdat zij in uwen boezem het heilig gevoel der
+vaderlandsliefde hebben gestort, dat u in de kinderjaren reeds heeft
+veredeld en uwe gansche toekomst veredelen moet.
+
+Gij hebt te Brussel den zichtbaren prijs uwer vlijt en uwer liefde tot
+de moedertaal ontvangen. Wij ook, wij willen u in naam uwer geboortestad
+een zichtbaar teeken onzer vereering schenken. Het is slechts eene
+vergankelijke lauwerkroon; maar zij is het beeld van den roem, dien het
+vaderland u voorbewaart, het zinnebeeld van den wensch, dat het geluk
+uwe pogingen blijve vergezellen, het zinnebeeld van de zending des
+dichters, des kunstenaars die u schijnt voorbestemd.
+
+Aanvaart dit eereloover, u geschonken door uwe medeburgers; maar geheugt
+terzelfder tijd dat een Belg, een Vlaming, een man in zijnen eigen
+boezem het schoonste loon zijner daden vindt; dat wie strijder en
+lijder wil zijn voor onze heilige zaak, zijne macht en zijn loon moet
+putten in de overtuiging, dat hij zijne plichten kwijt jegens
+volksbestaan, jegens moedertaal en jegens vaderland!
+
+
+
+
+REDEVOERING
+
+UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN EUG. ZETTERNAM DEN l3^{den} OCTOBER 1855.
+
+
+Wie onzer zou aan de droeve mare kunnen gelooven, indien de dood zelf
+niet in ons midden stond als een onverbiddelijke getuige dat Vlaanderen,
+onze moeder, alweder in een harer dapperste zonen werd
+getroffen?--Gisteren, ofschoon op het ziekbed uitgestrekt, sprak hij nog
+zoo liefdevol van het Vlaamsche volk, zoo hoopvol van toekomst, zoo
+moedig van strijd en rechtsherstelling.... Nu, nu ligt Zetternam daar,
+koud en zielloos, in den wreeden kuil; en onze broederlijke tranen
+drenken de aarde, die als de nacht der eeuwigheid over hem nederzakken
+gaat!
+
+Moge God hem hierboven voor al zijn lijden en voor zijnen vroegen dood
+beloonen; want, vrienden, op aarde groeiden voor hem niets anders dan
+distels en doornen: zijn leven was een rustelooze strijd, eene
+verterende inspanning van krachten tegen de vijanden der moedertaal,
+tegen de kwale, die zijn lichaam ondermijnde, tegen de armoede, die
+onverjaagbaar bij zijne bedsponde huisde en hem zonder verpoozing den
+bitteren galbeker voor de lippen hield.
+
+Nederige zoon van ditzelfde volk, voor wiens verdediging hij is
+gevallen, stond hij als arbeider op eene ladder, toen een straal van het
+vuur der kunst hem onbewust in den schedel zonk, toen iets in zijn
+binnenste hem toeriep: "Wees kunstenaar, leef door den geest, verhef het
+wapen des woords ten voordeele van uw lijdend vaderland!"
+
+Zijne hersens ontgloeiden, in zijne ziel ontkiemde de hoop op eene
+betere toekomst. De jonge werkman, nadat hij aan de stoffelijken arbeid
+had gestaan, zoolang de zon aan den hemel scheen, keerde mijmerend
+huiswaarts, liet zijn bed onaangeroerd en schiep in de nachtelijke
+stilte zijn eerste boek. Het werd toegejuicht, want het bevatte de
+aankondiging van een schilderachtig en sterk gespierd vernuft.
+
+Weinig tijds daarna werd hij tot den krijgsdienst gedwongen--de bloedwet
+spaart den zoon van den nederigen werkman niet;--maar het lastige, het
+verstrooide leven der Kazernen doofde in den jongen soldaat de eens
+ontvlamde begeestering niet uit; zijne vurige werkdadigheid vond nog
+tijd en plaats tot nieuwen arbeid, wanneer alle anderen hunne vermoeide
+leden ter ruste legden.
+
+In de kazerne te Dendermonde, bij een klein en verborgen lichtje,
+schreef Zetternam een werk, om mede te dingen in den prijskamp, door _de
+Taal is gansch het Volk_ uitgeschreven.
+
+Toen in het paleis der hoogeschool van Gent eene talrijke menigte
+vergaderd was, om de prijsuitreiking der Vlaamsche moedermaatschappij
+bij te wonen, daalde de lauwerkroon op het hoofd van eenen korporaal
+des legers; en de naam van Zetternam, door duizend monden uitgegalmd,
+klonk als een liefderijke gelukwensch door de gewelven van den
+prachtigen tempel der wetenschap....
+
+Eindelijk, tot het burgerlijk leven wedergekeerd, hernam hij met zijn
+ambacht van huisschilder ook de taak van verdediger des volks en der
+moedertaal.
+
+Slechts tien jaren heeft God hem gegund,--en nochtans, wanneer wij
+herdenken wat hij op dien korten tijd heeft gedaan, en welken arbeid hij
+op het veld der letterkunde heeft geleverd, dan schijnt het ons
+onmogelijk, dat de krachten van een mensch tot zulke taak toereikend
+waren.
+
+Zetternam vraagt aan zijn ambacht, aan het zweet des arbeids het
+schaarsche onderhoud voor zijn huisgezin; des daags werkt hij voor een
+nederig loon en gaat gebogen onder zorgen en verdriet;--maar des avonds,
+des nachts roept zijn zwak lichaam te vergeefs om rust; de geest
+heerscht en gebiedt.... Hij schrijft zijne _Margaretha_, zijn _Bernhart
+De Laet_, zijn _Luchtervelde_, zijne _Arme Bedelares_, zijne _Kimrische
+Diluvie;_ hij verdedigt het Vlaamsche volk in talrijke bundels en
+vlugschriften; hij is medewerker veler dagbladen en schrijft in het
+_Taalverbond_, in de _Broedermin_, in de _Gazette van Gent_, in de
+_Vlaamsche School_; hij geeft zijnen ambachtsgenooten een leerboek der
+Huisschildering; hij wreekt de Vlaamsche kunst in een stout gewrocht;
+hij deelt in de werkzaamheden van het Midden-Comiteit; hij onderhoudt
+briefwisselingen met honderden maatschappijen en taalminnaars van gansch
+Vlaamsch Belgie;--is er gevaar of moet er iets gewichtigs tot stand
+gebracht worden, hij doorloopt de steden en dorpen van Vlaanderen en
+gaat de liefde tot de vaderlandsche zaak en de verontwaardiging over het
+onrecht aanvuren, waar deze gevoelens dreigen te verkoelen....
+
+Zulke rustelooze, zulke vurige, zulke arbeidzame ziel hoefde in een
+stalen lichaam te wonen, anders moest zij onfeilbaar haar stoffelijk
+omkleedsel verbrijzelen of verteren. Eilaas, de vriend, wiens
+vroegtijdig afsterven wij betreuren, was niet met lichamelijke sterkte
+of met de krachten der gezondheid begiftigd....
+
+Er kwam een dag, een noodlottig uur, dat de arme Zetternam onder het
+gewicht zijner opoffering, zijner vaderlandsliefde en zijner huiselijke
+zorgen het moedig hoofd moest plooien--en, geknakt, op het ziekbed
+nederviel.
+
+De machtige springveer, zoolang tot Vlaanderens verdediging overspannen,
+was gebroken;--en wat van de vurigheid zijns geestes nog overbleef,
+verteerde met bliksemsnellen spoed zijn reeds uitgeput lichaam.
+
+Zijne vrienden hebben gedurende zijne korte doch pijnlijke ziekte bij
+zijne bedsponde gewaakt en hem pogen te troosten over een lot, zoo
+ijselijk, dat het geenen troost meer toeliet. Hij, de goede, de
+edelmoedige Vlaming, hij sprak van het Dietsche vaderland, van 's volks
+gekrenkte rechten, van heeteren strijd, van meer arbeid, indien God hem
+nog eens de gezondheid wederschonk. Wij beproefden het zijnen moed te
+steunen tot het verduldig dragen van zijn lijden,--en hij, den
+naderenden dood vergetend, poogde ons den boezem met moed en met geloof
+in Vlaanderens bestemming te vervullen.
+
+Dan toch, vrienden, glinsterden wel eens zijne oogen van stille tranen
+en liep zijn vaderhart van weedom over. Hij, die met zulke onbuigbare
+sterkmoedigheid zijn kruis op aarde had gedragen, kon misschien
+ongeroerd den blik in het graf slaan, dat voor hem gaapte; maar
+daarnevens toonde zijn geest hem zijne drie ongelukkige kinderkens en
+zijne echtgenoote, omsloten in de armen van het wreede spook, dat men
+_Ellende_ noemt.... Niet lang echter bleef de zieke Zetternam in die
+ijselijke treurnis bedolven; telkens verlichtte een straal der hoop
+zijnen kwijnenden blik, en nog plooiden zijne dorre lippen zich tot
+eenen zoeten glimlach, als zag hij in het verschiet dingen, die hem
+zeiden, dat hij getroost en in vrede het hoofd in de eeuwige rust mocht
+nederleggen.
+
+Herdacht hij wellicht de diensten, door hem aan het vaderland bewezen?
+Herinnerde hij zich de namen zijner vrienden uit Vlaanderen en Brabant?
+Sloot hij de oogen met de overtuiging, dat het Vlaamsche volk de weduwe
+en de weezen van den armen Zetternam niet hulpeloos in de wereld zou
+laten dwalen?
+
+Het moet zijn; want de laatste verstaanbare klanken, die nog uit zijne
+borst opklommen, waren een zucht van vrede en vertrouwen. Als grepe hij
+zijn gansche leven in een enkel woord te zamen, suisde hij stervend nog:
+"_Moed, ik heb moed_!..."
+
+O, broeders, gij, die uit alle streken van Vlaamsch Belgie tot hier
+gekomen zijt om uwe tranen op het graf van den betreurden strijder te
+plengen, keert terug naar uwe gouwen, spreekt uwe vrienden van
+Zetternams kinderen en maakt, dat toch de laatste hoop zijner ziele geen
+ijdele droom zij geweest!
+
+Hij, de schrijver, de werkman, de vader, heeft op aarde meer dan zijnen
+plicht gedaan: doen wij ook onzen plicht jegens hem!
+
+En gij, Zetternam, arm slachtoffer, martelaar van uw geloof in
+Vlaanderens toekomst, rust zacht in den grond, dien gij tegen vreemde
+verbastering hebt verdedigd. Uwe ziele worde opgenomen in den schoot der
+Godheid. Leef daar het eeuwige leven, tusschen de dierbare schimmen, die
+u in den strijd en in den dood zijn voorgegaan: tusschen Willems, Van
+Ryswyck, Ledeganck, Delecourt!
+
+Betreurde broeder, in naam van het Vlaamsche volk, in naam van de
+Vlaamsche kunst, vaarwel!...
+
+
+
+
+AANSPRAAK
+
+BIJ DE UITDEELING DER PRIJZEN AAN DE BEKROONDEN IN DEN WEDSTRIJD
+TUSSCHEN 'S RIJKS LAGERE SCHOLEN TE KORTRYK DEN 20^{sten} JULI 1857.
+
+
+Mijnheeren! Het is met een gevoel van blijde ontroering, dat ik heden
+deze nederige doch in mijne oogen zeer gewichtige plechtigheid bijwoon.
+Als vaderlandsminnaar en als vriend des volks, zie ik het lager
+onderwijs aan voor de hoogste weldaad van ons maatschappelijk leven,
+voor den machtigsten hefboom tot beschaving en tot zedelijke verbetering
+van den mensch.
+
+In ons land bevinden zich gedurig in de lagere scholen meer dan tien
+leerlingen op elke honderd inwoners. Men mag dus zeggen, dat de gansche
+natie door het lager onderwijs gaat als door eenen vorm, waarin iedereen
+wordt bereid om als Belg, als burger en als Christen de zending en de
+plichten te vervullen, die hem volgens zijne krachten en bestemming in
+de maatschappij zijn opgelegd. Want, men bedriege zich niet, de vruchten
+der lagere scholen zijn niet bepaald tot het eigenlijk onderwijs alleen:
+hun voornaamst en meest weldadig uitwerksel is de _opvoeding_, is de
+vorming van het hart en de veredeling van den geest.
+
+Is het niet in de lagere school dat men den kinderen des volks
+allereerst een klaar denkbeeld geeft van de plichten jegens God en
+jegens den medemensch? Is het daar niet, dat men hun met bewondering en
+eerbied verhaalt van de groote daden onzer vaderen, en hun liefde tot
+den geboortegrond inboezemt? Is het daar niet, dat men hun de deugd om
+haar zelve leert beminnen, en hen bekwaam maakt tot dien edelmoed en die
+opoffering, zonder welke de menschelijke samenleving eene onmogelijkheid
+worden zou? Ja, het lager onderwijs is de milde bron van godsvrucht, van
+vaderlandsliefde en van burgerdeugd.
+
+Welke toekomst ware den volken van Europa beschoren, indien een goed
+ingericht lager onderwijs niet elk aankomend lid der maatschappij
+opnieuw tegen dwaling en onvoldoenbare begeerten wapende door het innig
+gevoel van den plicht? Het is de overtuiging der oneindige gewichtigheid
+van het lager onderwijs, die voor eenige jaren den beroemden Lord
+Brougham in de Engelsche Kamer deed uitroepen: "_Voortaan zal niet meer
+het kanon, maar wel de onderwijzer over het lot der wereld beslissen_!"
+Zooveel durven wij niet hopen; maar toch zijn wij van meening, dat in de
+zedelijke orde de samenleving zal zijn wat het lager onderwijs haar
+heeft gemaakt. En onder dit oogpunt mogen wij, Belgen, ons verblijden:
+staat ons land nevens de grootste en wijste natien ten opzichte der
+uitbreiding van het volksonderwijs, het is misschien wel het eerste van
+alle ten opzichte van den zuiveren echt beschavenden geest, die het
+lager onderwijs bij ons bezielt.
+
+Onze koning, de welbeminde vader des volks, en met hem onze
+staatslieden, onze provinciale en gemeentelijke overheden hebben wel
+begrepen, dat de hechtste band, dien men rond onze jonge nationaliteit
+kon slaan, de band van een doelmatig en overvloedig lager onderwijs
+moest zijn. Wat dankbaarheid zijn wij hun niet verschuldigd, wanneer wij
+overdenken, dat de kosten van allen aard voor het lager onderwijs
+jaarlijks 4 1/2 millioen franken bedragen, en dat op dien voet, sedert
+1830, Belgie aan de opvoeding des volks meer dan honderd millioen heeft
+besteed!
+
+Men moge de gebreken der tegenwoordige samenleving met bitterheid
+gispen; men moge het goede vergeten om in het kwade te kunnen wanhopen,
+het is schoon toch, tot lof van onzen tijd en van ons land in het
+algemeen te kunnen zeggen, dat niemand in Belgie van het brood der ziel,
+van het licht des geestes moet onterfd blijven, dan alleen door zijne of
+zijner ouderen schuld! Dat niemand, zelfs het kind des bedelaars niet,
+de middelen ontzegd worden, om de begaafdheden, die God hem heeft
+geschonken, te ontwikkelen en te doen gelden, en aldus in het Belgisch
+huisgezin de plaats in te nemen, waartoe zijne zedelijke waarde hem
+recht kan geven!
+
+Gij, leerlingen, wien ik in naam des staatsbestuurs den prijs der vlijt
+en der werkzaamheid ga uitdeelen, gij zijt een slagend bewijs van de
+waarheid mijner gezegden. De meesten uwer behooren voorzeker tot de
+arbeidende burgerij, sommigen ook tot den nederigsten volksstand. De
+zegepraal, die gij nu hebt behaald, doet mij denken, dat de
+Voorzienigheid u heeft begaafd met eene bijzondere verstandelijke
+vatbaarheid; zij laat mij hopen, dat gij zult getrouw volharden in
+leerzucht en in vlijt, dat gij zult getrouw blijven aan de gevoelens van
+deugd en vaderlandsliefde, welke de lagere school u in den boezem heeft
+gestort. Indien het zoo is, dan zult gij u onderscheiden in de
+samenleving, u nuttig maken, u doen beminnen en eeren in uwen stand. En
+wie weet, wat gij zult worden, gij, die bij uitstek moedig schijnt en
+begaafd? Wie kan zeggen, of niet sommigen onder u hun vaderland zullen
+vereeren en eene luisterrijke loopbaan bewandelen?
+
+Dit hangt af van den wil Gods en van uwe eigene volharding: maar hoe het
+zij, en welke uw stand in de samenleving ook worde, zonen des volks, gij
+zult het altijd blijven beminnen dit vaderland, dat u zoo edelmoedig de
+middelen schonk, om uwen geest te veredelen, uwe natuur te louteren en u
+waardig te maken van een beter lot op aarde. In uw gevoel van
+dankbaarheid zult gij den doorluchtigen weldoener van Belgie, den
+koning, begrijpen; uwe erkentenis zal zich uitstrekken tot de
+staatslieden, die onze schoone nationaliteit hebben gesticht of
+gehandhaafd, tot de provinciale en gemeentelijke overheden, die
+voortdurend en met vaderlijke zorg de bron voeden, waaraan gij hebt
+geput. Aldus zult gij waardige burgers worden, nuttige menschen, en
+vooral verkleefde vrienden van de vrije instellingen, die Belgie
+tusschen de staten van Europa tot een benijdenswaardig land hebben
+gemaakt.
+
+Het is mij een plicht, te dezer gelegenheid eenige woorden te zeggen tot
+lof dier ootmoedige maar edelhartige mannen, die zich aan het onderwijs
+van de kinderen des volks hebben toegewijd;--die dikwijls ongekend en
+schier onbeloond, gedurende eenen ganschen levensloop zich opofferen,
+zonder rust of verpoozing, om de vaderlijke inzichten van het
+staatsbestuur te verwezenlijken.
+
+Al wat ik tot lof der lagere scholen heb gezegd, is ook op u
+toepasselijk, heeren onderwijzers. Het is uw hart, dat er de jonge
+harten vormt; het is uw geest, die er de kinderlijke verstanden
+ontwikkelt; het is uwe liefde tot het goede, tot het schoone, tot het
+edele, die als eene weldadige sprankel, van uit uwen boezem in de
+gemoederen der leerlingen overgaat. En wie de overtuiging uitdrukt, dat
+het lager onderwijs een der schoonste eeretitels des vaderlands is, die
+zegt terzelfder tijd, in welke ruime mate de openbare dankbaarheid u
+toekomt.
+
+Het is waar, gij zijt niet naar verdiensten beloond; maar deze toestand
+is een dier overblijfsels van vroegere tijden, waarvan de samenleving
+zich slechts langzaam kan ontdoen. Reeds hebt gij kunnen bemerken, dat
+er sedert vele jaren pogingen worden aangewend, om uw lot meer in
+verband te brengen met de hooge diensten, die gij bewijst; en, gij kunt
+het niet miskennen, onder dit opzicht is reeds veel gedaan. Zijt er van
+verzekerd, opdat het u sterk make tot het vervullen uwer moeilijke
+plichten; het staatsbestuur is doordrongen van al de gewichtigheid uwer
+zending en zal nimmer ophouden naar de verbetering van den
+onderwijzersstand te streven.
+
+Zijn er nog menschen, die uw edel beroep niet ten volle begrijpen en het
+niet naar recht en rede hoogachten, het mistrooste u niet: alwie
+overweegt, alwie het vaderland en het volk met klaarheid in den geest
+bemint, denkt slechts met bewondering en eerbied aan het goede, dat gij
+sticht, en aan de belangelooze opoffering, die gij toont. Gaat voort en
+arbeidt met dezelfde vlijt op den akker der toekomst; leert den kinderen
+de deugd hoogschatten, het vaderland beminnen en God vreezen; en,
+weigert de tijd u voor alsnu nog het rechtmatig loon uwer lastige taak,
+zoekt sterkte en troost in de overtuiging, dat gij op aarde tusschen de
+edelste en nuttigste burgers gerekend wordt en dat gij de weldoeners van
+het menschdom zijt.
+
+EINDE.
+
+FOOTNOTES:
+
+[Footnote 1: Van Maerlants eernaam, hier op Willems toegepast.]
+
+[Footnote 2: Ledegancks _Trilogie_.]
+
+[Footnote 3: Ledeganck.]
+
+[Footnote 4: Willems en Ledeganck.]
+
+[Footnote 5: Van Ryswyck, _Rederijkerslied_, 1836.]
+
+
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Redevoeringen, by Hendrik Conscience
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK REDEVOERINGEN ***
+
+***** This file should be named 11207.txt or 11207.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/1/1/2/0/11207/
+
+Produced by Joris Van Dael and PG Distributed Proofreaders
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+Each eBook is in a subdirectory of the same number as the eBook's
+eBook number, often in several formats including plain vanilla ASCII,
+compressed (zipped), HTML and others.
+
+Corrected EDITIONS of our eBooks replace the old file and take over
+the old filename and etext number. The replaced older file is renamed.
+VERSIONS based on separate sources are treated as new eBooks receiving
+new filenames and etext numbers.
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+EBooks posted prior to November 2003, with eBook numbers BELOW #10000,
+are filed in directories based on their release date. If you want to
+download any of these eBooks directly, rather than using the regular
+search system you may utilize the following addresses and just
+download by the etext year.
+
+ https://www.gutenberg.org/etext06
+
+ (Or /etext 05, 04, 03, 02, 01, 00, 99,
+ 98, 97, 96, 95, 94, 93, 92, 92, 91 or 90)
+
+EBooks posted since November 2003, with etext numbers OVER #10000, are
+filed in a different way. The year of a release date is no longer part
+of the directory path. The path is based on the etext number (which is
+identical to the filename). The path to the file is made up of single
+digits corresponding to all but the last digit in the filename. For
+example an eBook of filename 10234 would be found at:
+
+ https://www.gutenberg.org/1/0/2/3/10234
+
+or filename 24689 would be found at:
+ https://www.gutenberg.org/2/4/6/8/24689
+
+An alternative method of locating eBooks:
+ https://www.gutenberg.org/GUTINDEX.ALL
+
+
diff --git a/old/11207.zip b/old/11207.zip
new file mode 100644
index 0000000..b724c9e
--- /dev/null
+++ b/old/11207.zip
Binary files differ