diff options
| author | Roger Frank <rfrank@pglaf.org> | 2025-10-15 04:46:15 -0700 |
|---|---|---|
| committer | Roger Frank <rfrank@pglaf.org> | 2025-10-15 04:46:15 -0700 |
| commit | dfa90a7b0c6e35dee91a76c8276124f8716a7e59 (patch) | |
| tree | 00f1349d5e0b6001a711e049d042485228df1426 | |
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 3 | ||||
| -rw-r--r-- | 15215-0.txt | 6829 | ||||
| -rw-r--r-- | 15215-0.zip | bin | 0 -> 143671 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 15215-8.txt | 6823 | ||||
| -rw-r--r-- | 15215-8.zip | bin | 0 -> 143295 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 15215-h.zip | bin | 0 -> 152417 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 15215-h/15215-h.htm | 6907 | ||||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 |
9 files changed, 20575 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..6833f05 --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,3 @@ +* text=auto +*.txt text +*.md text diff --git a/15215-0.txt b/15215-0.txt new file mode 100644 index 0000000..67af391 --- /dev/null +++ b/15215-0.txt @@ -0,0 +1,6829 @@ +The Project Gutenberg EBook of Magie bij de Grieken en de Romeinen +by Karel H.E. de Jong + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Magie bij de Grieken en de Romeinen + +Author: Karel H.E. de Jong + +Release Date: March 1, 2005 [EBook #15215] + +Language: Dutch + +Character set encoding: UTF-8 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GRIEKEN EN DE ROMEINEN *** + + + + +Produced by Miranda van de Heijning, Frank van Drogen and the Online +Distributed Proofreading Team. + + + + + + + +VOLKSUNIVERSITEITS +BIBLIOTHEEK + +onder redactie van de Vereeniging "V.U.B." + +Prof. Dr. J. DE ZWAAN, Groningen, _Voorzitter_; Prof. Dr. Ph. KOHNSTAMM, +Amsterdam, _Ondervoorzitter_; Dr. N. ADRIANI; Prof. Mr. D. VAN BLOM; +Prof. Dr. J. BOEKE; Prof. Dr. H. BOLKESTEIN; Prof. Dr. F.J.J. +BUYTENDIJK; RADEN Dr. HOESEIN DJAJADININGRAT; H.J.G. JANSSEN VAN RAAY; +Prof. Mr. J. VAN KAN; Prof. Dr. J.W. PONT; Prof. Mr. N.W. POSTHUMUS; +Prof. Dr. A.H.M.J. VAN ROOY; Prof. Dr. C. SNOUCK HURGRONJE; IR. J.A.G. +VAN DER STEUR; Dr. H.H. ZEIJLSTRA Fzn., Deventer, _Secretaris_. + + +7 + +HAARLEM +DE ERVEN F. BOHN +1921 + +DE MAGIE +BIJ DE GRIEKEN EN ROMEINEN + +DOOR + +Dr. K.H.E. DE JONG, +Privaat-docent aan de Rijks-Universiteit te Leiden. + +HAARLEM +DE ERVEN F. BOHN +1921 + + * * * * * + + + + +_VOORREDE_. + +_De magie is in wezen handelen, actief optreden bij uitnemendheid en wel +met behulp van wonderbaarlijke of wonderbaarlijk werkende middelen, zij +doet blijken dat de mensch krachten bezit, die buiten het bereik van de +algemeen erkende zintuigen vallen; zij leidt tot de overtuiging dat onze +ziel den "dood" overleeft en dat er nog andere intelligenties zonder +cellichamen bestaan. Wat de religie betreft, deze onderscheidt zich van +de magie hoofdzakelijk daarin, dat zij tegenover de "hoogere" machten +uitteraard eene passieve houding aanneemt, een onderscheid, dat zich +echter niet streng laat doorvoeren, zooals bijv. het gebed in vele +gevallen beslist een actief karakter draagt. De mantiek, d.w.z. het om +raad vragen en uitvorschen van de toekomst buiten de rede om, wijkt +eveneens door haar passief karakter van de magie af, maar ook hier is de +grens niet scherp te trekken, daar immers de magie vaak ter wille van de +wichelarij wordt beoefend. + +Wij vatten voorts de magie meer in individueelen zin op en roeren daarom +bijv. de zg. mysteriën, die immers in den grond der zaak officiëele +magie waren, niet dan bij uitzondering aan. Bij de indeeling van de +gegeven stof laten wij ons door historische gezichtspunten leiden. +Hoofdstuk I behandelt den tijd tot ± 450 v. Chr., het tijdperk van het +naïeve geloof, hoofdstuk II den tijd van ± 450 v. Chr.--± 100 v. Chr., +waarin het ongeloof bovendrijft, hoofdstuk III den tijd van ± 100 v. +Chr.--± 50 n. Chr., waarin de kentering intreedt en het ongeloof +terugwijkt; hoofdstuk IV den tijd van ± 50 n. Chr.--± 200 n. Chr., +waarin de nederlaag der ongeloovigen niet meer te loochenen valt, en +hoofdstuk V de laatste eeuwen der oudheid, ± 200_± 500 n. Chr., waarin +het geloof door de wijsbegeerte wordt gerechtvaardigd_. + +_Hypothesen wantrouwende bepalen wij ons er hoofdzakelijk toe den lezer +met de bronnen zelve in kennis te stellen. Wij hebben daarom getracht de +citaten, hoe moeilijk, ja zelfs raadselachtig deze vaak zijn, zoo +nauwkeurig mogelijk te vertalen. Ook hierbij hebben wij, zooals van zelf +spreekt, ons den arbeid onzer voorgangers ten nutte gemaakt. In de +vertaalde teksten staan onze eigene toelichtingen tusschen [ ]._ + +_Het is mij eene aangename plicht, in de eerste plaats Prof. Dr. J. de +Zwaan, en verder Dr. C. Brakman en den Heer W. C. Cape, voor de nuttige +wenken, die ik van hen ontving, mijn hartelijken dank te betuigen_. + +_Den Haag. K. H. E. de Jong_. + + + * * * * * + + + + +INHOUD. + +Blz. + +Voorrede ............................................................ V + +Inleiding............................................................ 1 + +I. Het naïeve geloof................................................ 7 + +II. Het bovendrijvende ongeloof..................................... 19 + +III. Kentering...................................................... 48 + +IV. Nederlaag der ongeloovigen...................................... 80 + +V. Het geloof gerechtvaardigd door de wijsbegeerte.................. 136 + +Slotwoord........................................................... 242 + +Register............................................................ 245 + +Addenda............................................................. 247 + + + * * * * * + + + + + + +INLEIDING. + +De magie hangt samen uit allerlei bestanddeelen, die het uiterst +moeilijk is, uit elkaar te halen, te meer, daar zij immers vaak met de +wichelarij, die wij zooveel mogelijk uitschakelen, dooreen is geward. +Toch laten zich enkele onderscheidingen van principiëelen aard maken. +Het staat bijv. vast, dat tal van tooverpractijken overleefsels +(survivals) zijn, die het nageslacht in toepassing brengt zonder den +waren zin ervan te begrijpen. Als wij, zooals immers vaak geschiedt, +iets "afkloppen", dan denken wij er niet bij, dat dit kloppen +oorspronkelijk de bedoeling had, om afgunstige en gevaarlijke geesten of +demonen op de vlucht te drijven. Vaak maakten die overleefsels vroeger +deel uit van de eene of andere religie, zooals o.m. de doodenbezwering, +die ook in de classieke oudheid voorkwam, op een vroeger tijdperk van +doodenvereering duidt. Dikwijls echter klampt de tooverij zich ook aan +een nog bestaanden godsdienst vast en zijn nog heerschende religieuze +plechtigheden in wezen magisch. Wie bijv. eene hostie bij zich draagt, +om zich daardoor voor gevaren te beschermen, drijft tooverij met een +bestaand cultusvoorwerp, en de consecratie zelf, waardoor, volgens de +kerkleer, de substantie van het brood in de substantie van het lichaam +des Heeren verandert, is, uit een oogpunt van godsdienstgeschiedenis, +magie. Vaak echter hebben magische handelingen niets met eene +ondergegane of bestaande religie te maken en dienen zij slechts om +verbazing te wekken, ja, om er geld uit te slaan. Men denke bijv. aan +de publieke vertooningen van "telepathie", zooals ze onlangs ten onzent +de grootste belangstelling wekten, vertooningen die overigens met +telepathie in den strengen zin van het woord niets te maken hebben. En +zoo ontbrak het ook in de oudheid niet aan "toovenaars", die op de markt +aan nieuwsgierige toeschouwers voor "weinige stuivers" hunne +kunststukjes lieten zien. + +Wat de opvattingen betreft, die men in de oudheid van de magie had, ligt +het voor de hand, dat men, afgaande op de laatst vermelde practijken, +haar veelal als eene soort bedrog, hetzij van groven, hetzij van meer +verfijnden aard beschouwde. Waar dit niet opging, maakten de +ongeloovigen zich liefst met het een of andere groote woord er van af, +als bijv. "deisidaimonie", en "superstitie", beide vrijwel equivalenten +van de ten onzent geliefkoosde uitdrukking "bijgeloof". Diegenen echter, +die de magie als iets supranormaals beschouwden, stelden zich meestal +tevreden met een onderscheid te maken tusschen de magie in ongunstigen +en in gunstigen zin, waarbij men de eerste meer bepaaldelijk goëtie, en +de laatste sinds de tweede eeuw na Chr. bij voorkeur theürgie noemde. +Het lag echter in den aard der zaak, dat dit onderscheid niet altijd +streng in acht werd genomen. De doodenbezwering bijv., ging voor +ongeoorloofd of voor geoorloofd door naar gelang men zich hierbij van +afkeerwekkende of van onaanstootelijke middelen bediende. Denkers, die +zich niet met een diergelijk op ethische gronden berustend onderscheid +vergenoegden, legden bij hunne pogingen om de magie te verklaren, den +nadruk hetzij meer op het bestaan van geheimzinnige krachten in de +menschen en in den kosmos, hetzij meer op de inwerking van +bovenmenschelijke wezens. + +In onzen tijd heeft de poging om het alom voorkomende verschijnsel der +magie te verklaren, tot diep gaande en ingewikkelde theorieën aanleiding +gegeven. Dat met enkel bedrog, hoewel bedrog op dit gebied ongetwijfeld +eene groote rol speelt, zich op lange na niet alles laat verklaren, is +zeker, en ook, dat men met groote, maar, alles wel beschouwd, zinledige +woorden als "bijgeloof" evenmin verder komt. Men beschouwt de magie +thans hoofdzakelijk als het onvermijdelijke resultaat van het nog +onlogische en niet wetenschappelijk geschoolde denken der primitieve +volkeren, terwijl men haar ook wel eens opvat als eene reactie tegen een +"hoog" religieus standpunt, reeds in overoude tijden ingenomen. Verder +zijn het thans voornamelijk twee theorieën, die elkaar den voorrang +betwisten. In de eerste plaats de "animistische", volgens welke er ook +buiten de menschheid om "zielen" of "geesten" bestaan, zelfs in +voorwerpen, die wij heden ten dage als levenloos beschouwen. Hierbij +valt de nadruk op het onloochenbaar verband tusschen het geloof aan +"geesten" of "zielen" en tooverij. Daarentegen vestigt de +"praeanimistische" theorie de aandacht op het wijd verspreide geloof van +eene niet-individueele "levenskracht" door welke de tooverij wordt +verondersteld te geschieden. De aanhangers dezer theorie beroepen zich +te recht op het feit, dat bij vele magische handelingen niet aan den +bijstand of zelfs het bestaan van "geesten" of "zielen" wordt gedacht. +Beide theorieën sluiten elkaar echter volstrekt niet uit, zooals immers +ook in onze dagen het geloof aan "geesten" met het geloof aan het +"magnetische fluïde" of "dierlijk magnetisme" bij zeer velen goed +samengaat. In elk geval is bij diergelijke theoretische overwegingen +groote voorzichtigheid aan te bevelen, aangezien wij immers het +zieleleven der huidige primitieve volkeren niet dan hoogst onvolledig +kennen en aangaande de volkeren uit overoude "praehistorische" tijden in +hoofdzaak op vrij onzekere gissingen zijn aangewezen. Maar niet alles in +de magie berust op bedrog of op foutief denken; zij steunt ook, althans +in vele gevallen, op een grondslag van "psychische" feiten, zooals men +het nu pleegt te noemen. Dat door hallucinaties, hypnose, +verbaalsuggestie en autosuggestie veel te verklaren is, wordt al lang +toegegeven. Men dient echter nog verder te gaan en zekere feiten, wier +lang ontkende realiteit nu toch meer en meer blijkt, als bijv. de +mentale suggestie of telepathie en de helderziendheid er bij te trekken; +ook de werking van psychische centra buiten den mensch om is althans +niet a priori af te wijzen. Dat bij deze onderzoekingen de grootst +mogelijke critische voorzichtigheid behoort te worden in acht genomen, +behoeft geen betoog. In elk geval moeten wij echter dit principe als +onomstootelijk aannemen; daar de magie een complex is van allerlei +heterogene bestanddeelen, moet zij ook door de samenwerking van +verschillende theorieën worden verklaard. + +LITTERATUUR. + + +a. _Van algemeenen aard_, + +#H. Schurtz#, Urgeschichte der Kultur (1900). + +#A. Lang#, Magie and religion (1901), + +*#Zöckler#, s.v. Magier, Magie, in Herzog, Realencyklopaedie f. +protest. Theol. u. Kirche, 3e uitg. XII (1903). + +#A.C. Haddon#, Magie and Fetishism (1906), in Religions, ancient +and modern. + +Mgr. #A. le Roy#, La religion des primitifs (1909). + +#N.W. Thomas#, s.v. Magie, in Encyclopaedia Britannica, 11e uitg. +XVII (1911). + +#Arendzen#, s.v. Occult art, occultism, in The Catholic +Encyclopaedia XI (1911). + +*#Frazer#, The golden bough, 3e uitg. 1911 - 1915. + +#R. Dussaud#, Introduction à l'histoire d. religions (1914). + +#K. Beth#, Religion und Magie bei den Naturvölkern (1914). + +#R.R. Marett#, s.v. Magie (Introductory), in Encyclopaedia of +Religion and Ethics VIII (1915). + +#A. Jeremias#, Allgemeine Religionsgeschichte (1918). + + +b. _Over "Animisme."_ + + +#L. Frobenius#, Aus den Flegeljahren der Menschheit (1901). + +#E.B. Tylor#, Primitive culture, 4^e uitg. (1903). + +#Goblet d'Alviella#, s.v. Animism, in Enc. o. rel. a. eth. I +(1908). + +#A.W. Nieuwenhuis#, Die Wurzeln des Animismus. Eine Studie über +die Anfange der naiven Religion nach den unter primitiven Malaiern +beobachteten Erscheinungen, in Internat. Archiv f. Ethnographie, XXIV, +Supplem. (1917). + +#B. Ankermann#, Totenkult u. Seelenglaube bei den afrikanischen +Völkern, in Zeitschrift fur Ethnologie 50e jrg. (1918). + +#G.W. Gilmore#, Animism or thought-currents of primitive peoples +(1919). + + +c. _Over "Praeanimisme"_. + + +#R.H. Codrington#, The Melanesians (1891). + +#R.R. Marett#, The threshold of religion, 2e uitg. (1914). + +#R.R. Marett#, s.v. Mana, in Encycl. o. rel. a. eth. VIII (1915). + +#P. Saintyves#, La force magique (1914). + + +d. _Over "psychische" feiten_. + + +#J.A. Mac Culloch#, The childhood of fiction, a study of folktales +and primitive thought (1905). + +*#K.H.E. de Jong#, Das antike Mysterienwesen in +religionsgeschichtlicher, ethnologischer und psychologischer +Beleuchtung, 2e uitg. (1919). + +_Aanm. De met * gemerkte boeken zijn ook voor 't vervolg van dit werk te +raadplegen_. + + + * * * * * + + + + +HOOFDSTUK I. + +Het naïeve geloof. + + +De oudste en prachtigste gedenkstukken der Grieksche letterkunde, de +heldendichten van Homerus (vóór de zevende eeuw) bevatten verscheidene +episoden, waarin de magie onmiskenbaar op den voorgrond treedt. + +In de Ilias, die den oorlog der Grieken tegen Troje verheerlijkt, lezen +wij o.m. hoe Hera, de echtgenoote van den hoogsten god, Zeus, van +Afrodite, de godin der schoonheid, den gordel leent, aan wien eene +onweerstaanbare charme is verbonden, en Zeus zoodoende betoovert, +teneinde hem te beletten, den Trojanen bijstand te verleenen (XIV, +153-351). + +Veel sprekender is echter in dit opzicht de Odyssea, die de lotgevallen +van koning Odysseus, een der Grieksche helden uit den Trojaanschen +oorlog, bezingt. + +Odysseus toch, de meest vindingrijke en meest volhardende van alle +helden uit de classieke sagenwereld, raakt bij zijn avontuurlijken +terugkeer uit Troje met zijn eenig overgebleven schip op een onbekend +eiland verzeild, en stuurt de helft van zijne makkers op verkenning uit. +Dezen bereiken het paleis van de toovenares Circe, wier liefelijk gezang +tot hen doordringt en gaan, vriendelijk door haar uitgenoodigd, naar +binnen, op één na, die uit wantrouwen achterblijft. En terecht, want +Circe mengt onder het wijnmoes dat zij haren gasten voorzet booze +kruiden, en verandert hen door aanraking met eene tooverroede in +zwijnen. De eenige achtergeblevene makker, na tevergeefs te hebben +gewacht, keert tot Odysseus terug en spoort hem aan, zoo spoedig +mogelijk te vluchten. De held echter heeft daar geen ooren naar en gaat +terstond geheel alleen er op uit om de verlorene makkers weer op te +sporen. Onderweg ontmoet hem de god Hermes, de geleider van de zielen +der overledenen, licht hem in, hoe hij het gevaar moet afwenden en +verstrekt hem de geheimzinnige plant Moly als werkzaam tegenmiddel. +Odysseus ledigt evenzeer den verraderlijken beker, maar weet zich +ongemerkt van het tegengift te bedienen, en als Circe ook hem met de +roede aanraakt, springt hij met getrokken zwaard op haar los, als om +haar te dooden. Circe valt voor hem op de knieën, smeekt om genade, en +biedt hem, als onderpand van trouw, haar liefde aan. Odysseus gaat daar +echter niet eerder op in, voordat zij zich door een plechtigen eed +gebonden heeft, geen arglist meer in 't werk te stellen. Op verzoek van +den held, geeft Circe voorts aan zijne makkers de menschelijke gedaante +terug, en de zwervelingen brengen nu een vol jaar op het toovereiland in +vreugde en genietingen door. + +Vóór hun vertrek echter gebiedt Circe Odysseus, zich naar 't doodenrijk +te begeven en aldaar den ziener Tiresias omtrent zijn verderen terugkeer +te raadplegen. Odysseus ziet daar zeer tegen op, maar Circe bemoedigt +hem en geeft hem nadere inlichtingen over den tocht naar het doodenrijk +en wat hij aldaar te verrichten heeft. De held vaart naar het +doodenrijk, dat aan gene zijde der wereldzee ligt en gaat naar de plek, +hem door Circe aangewezen. Daar graaft hij met zijn zwaard een kuil van +eene el breedte en lengte, brengt daaromheen een plengoffer voor alle +dooden, eerst van honig met melk gemengd, vervolgens van wijn, daarna +van water en strooit er ten slotte wit meel op. Hij belooft aan de +"wezenlooze hoofden der dooden" na zijn terugkeer naar Ithaca, zijn +vaderland, eene allervoortreffelijkste koe te offeren, en een +brandstapel met heerlijke gaven overladen te ontsteken, maar ter eere +van Tiresias afzonderlijk een geheel zwarten ram, uitmuntende onder de +anderen, te slachten. Hierna keelt hij een mannelijk en een vrouwelijk +schaap, zoodat het bloed in den kuil vloeit en beveelt zijn makkers ze +te villen en te verbranden, onder een gebed tot de goden van het +doodenrijk, Hades en diens gade, Persephoneia. De dooden komen op, maar +Odysseus posteert zich, altijd naar de voorschriften van Circe, met +getrokken zwaard naast de groeve en laat geen der overledenen, zelfs +zijne eigen moeder niet, het bloed naderen, alvorens Tiresias te hebben +geraadpleegd. Tiresias, kenbaar aan zijn gouden staf, nadert, drinkt van +het bloed en voorspelt aan Odysseus wat hem op zijn terugkeer en na zijn +thuiskomst wacht. Odysseus laat vervolgens zijne moeder en ook andere +overledenen van het bloed drinken en onderhoudt zich met hen[1]. + +Deze verhalen, hoe mythisch ook, zijn toch voor de magie der Grieken en +Romeinen, of liever voor de magie van alle volkeren in de hoogste mate +kenschetsend. Wij zien onwillekeurig welk een nauw verband er is +tusschen tooverij en zinnelijke liefde. Wij leeren, dat de magie zelfs +den toegang tot het doodenrijk vermag te ontsluiten. Voorts blijkt bij +de doodenbezwering het hoofddoel te zijn, zich omtrent het heden en de +toekomst nader te laten inlichten; vandaar dan ook de uitdrukking +"necyomantie" of de meer gebruikelijke "necromantie", d.w.z. +"doodenwichelarij". + +In de geschiedenis is herhaaldelijk sprake van doodenbezweerders en +doodenorakelen. Wij zullen hier enkele treffende gevallen vermelden, +waarbij men zich tot genoemde bezweerders of instellingen wendde, ten +einde den toorn van overledenen te verzoenen of bijzonderheden te weten +te komen die aan de "levenden" onbekend waren. + +De lierdichter Archilochus, vaak in één adem met Homerus genoemd, was, +omstreeks 640 v. Chr., gesneuveld. Calondas die hem had neergeveld, +wilde het orakel van Delphi raadplegen, maar de Pythia (profetes) +verdreef hem, naar algemeen verzekerd werd, met de woorden: + + "Weg uit den tempel met U, die gedood hebt den dienaar der Muzen!" + +Toen hij daarop zich verontschuldigde als in noodweer te hebben +gehandeld en wenschte dat hij maar liever zelf was omgekomen, werd hem +geboden, zich naar het doodenorakel te Taenarum (in het Zuiden van de +Peloponnesus) te begeven en de ziel van den dichter door smeekbeden en +plengoffers te verzoenen. Calondas voldeed hieraan en werd toen tot +Delphi toegelaten[2]. + +Melissa, de echtgenoote van Periander, tyran van Corinthe (omstreeks 600 +v. Chr.) had van een vreemdeling een deposito ontvangen. Toen Periander, +na haar dood, dit nergens vermocht te vinden, liet hij door middel van +het vermaarde doodenorakel der Thesprotiërs (in Epirus) de overledene +vragen, hem de plaats, waar het deposito verborgen was aan te wijzen. +Zij weigerde echter zulks te doen en verzekerde, koude te lijden daar +zij geen baat had van de kleeren die met haar wel begraven maar niet +verbrand waren; tevens voegde zij er een identiteitsbewijs bij van zeer +intiemen aard. De tiran, overtuigd dat hij inderdaad met zijne +overledene vrouw te doen had, liet terstond de Corinthische vrouwen van +hare gewaden berooven en deze in een kuil verbranden, waarop de schim +van Melissa, voor de tweede keer opgeroepen, de plaats van het deposito +aanwees. Het verhaal hieromtrent is bij Herodotus, den "vader der +geschiedenis", te vinden (V, 92). + +Ter loops zij hier opgemerkt, dat het een zeer oud en wijd verspreid +gebruik is, om ter eere van overledenen kleedingstukken te verbranden. +Reeds bij Homerus verzekert Andromache, de weduwe van den gesneuvelden +Trojaanschen held Hector, zijne fijne gewaden als eerbetoon in 't vuur +te zullen werpen (Ilias XXII, 510-514). Te Athene zoowel als te Rome was +het verboden, meer dan drie gewaden te gelijk met den doode aan de +vlammen prijs te geven. En nog in onzen tijd verbranden Joodsche +pelgrims in een zeker dorp van Galilea op een bepaalden dag van 't jaar +shawls en zakdoeken ter eere van overledene Rabbis. + +Van Pausanias, sinds 480 voogd van een minderjarigen Spartaanschen +koning, wordt bericht dat hij, tijdens zijn verblijf te Byzantium eene +jonkvrouw, genaamd Cleonice, had willen verleiden en haar bij +vergissing had gedood. Sindsdien werd hij onophoudelijk gekweld door de +schim der verslagene, die hem in den droom verscheen en hem dreigend +toeriep: + + "Ga uwe straf tegemoet! Baldadigheid voert ten verderve!" + +Hij nam, ten einde raad, tot het doodenorakel te Heraklea (in Klein-Azië +aan de Zwarte Zee) zijne toevlucht, liet door allerlei ceremoniën en +plengoffers de ziel van Cleonice bezweren en trachtte haar toorn te +verbidden. Zij verscheen en zeide dat hij, te Sparta aangekomen, spoedig +van zijne ellende bevrijd zou zijn, zinspelende, naar het schijnt, op +het einde dat hem wachtte. Inderdaad werd Pausanias van verraad +overtuigd en vluchtte hij, om de inhechtenisneming te ontgaan, naar een +tempel, waarin men hem echter inmetselde en aan den hongerdood +prijsgaf[3]. De Spartanen werden daarna eveneens door schrikwekkende +verschijningen verontrust en daar het orakel hun gelastte de ziel van +Pausanias te verzoenen, ontboden zij "psychagogen", d.w.z. +doodenbezweerders, uit Italië, die een offer brachten en het schimbeeld +uit het heiligdom verdreven[4]. + +Aangaande de liefdestooverij zij opgemerkt, dat men daarbij, zooals +allereerst eene zinspeling van Pindarus, den verhevensten Griekschen +lierdichter (eerste helft der vijfde eeuw) aanduidt[5], o.m. een vogel +uit de familie der spechten, den draaihals (gr. iynx) op een rad (of +schijf) bond en in eene zekere richting ronddraaide. Wij zullen in +hoofdstuk II er een hoogst interessant voorbeeld van aanhalen. + +Het spreekt vanzelf dat de magie zich niet bij de doodenbezwering en de +opwekking of verdrijving van liefde beperkte, maar haren invloed op het +geheele leven liet gelden. Door tooverij trachtte men ziekten te +genezen--reeds de Odyssea (XIX, 457 vlg.) kent eene bezwering, die eene +bloedende wond vermag te stelpen--, door tooverij een vijand te schaden, +ja, zoo mogelijk, te dooden--waartoe men reeds vroeg van wassen beeldjes +gebruik maakte--, door tooverij zelfs het weder en levenlooze wezens te +beïnvloeden--zooals men van de Thessaalsche heksen vertelde, dat zij de +maan van den hemel vermochten omlaag te trekken. + +Aan de mythische figuur van den zanger Orpheus knoopte zich, ongeveer +sinds het begin der zesde eeuw, eene geheele litteratuur vast, die in +hooge mate een magisch karakter droeg. Orpheus zelf ging door voor een +groot toovenaar. Orphische amuletten waren in omloop. De orphische +tooverliederen riepen, naar het heette, gestorvenen weer in het leven +terug, en bezielden levenlooze voorwerpen. Rondreizende profeten +beweerden, door offers en allerlei andere ceremoniën, overeenkomstig de +voorschriften van Orpheus, aan belanghebbenden de zaligheid in het +hiernamaals te kunnen waarborgen. + +Een historisch figuur daarentegen en wel uit de tweede helft der zesde +eeuw v. Chr. is Pythagoras, de ascetische, aristocratisch gezinde, +geheimzinnige hervormer, die ook als een magiër en wel voornamelijk een +beoefenaar der doodenbezwering werd beschouwd. Aangaande zijn +volgelingen waren soortgelijke geruchten--blijkbaar niet zonder +reden--in omloop. De veelzijdige en geniale Siciliaan Empedocles (±495 - +±435), arts, staatsman, dichter, wijsgeer, wiens leeringen soms aan de +evolutie-theorie doen denken, had eveneens de faam van wonderdoener, +hetgeen zeer zeker niet in tegenspraak is met het volgende fragment +waarschijnlijk uit zijn leerdicht "De natuur"[6]: + + "Alle kruiden die er groeien om ziekten en ouderdom af te weren, + zult gij leeren kennen, daar ik U alleen dit alles wil + toevertrouwen. Gij zult het geweld der onvermoeide winden tot staan + brengen, die zich tegen de aarde verheffen en met hun ademtocht de + bouwlanden vernielen en omgekeerd zult gij, als gij het wilt, tot + herstel van het evenwicht, de winden er bij roepen; gij zult eene + donkere regenbui op tijd voor de menschen in droogte doen + verkeeren; gij zult ook de zomerdroogte in stroomen herscheppen, + die den groei der boomen bevorderen....gij zult uit de onderwereld + de kracht van een gestorven man weer terugroepen." + +Van de magie bij de oudste Romeinen weten wij slechts zeer weinig. +Volgens latere berichten zou Numa Pompilius, de tweede, overigens +legendaire koning van Rome, zich er op hebben toegelegd om, door middel +van tooverij, de gestalten der goden in het weerspiegelende water te +aanschouwen (hydromantie, d.i. waterwichelarij)[7] en zou zijn evenzeer +legendaire opvolger, Tullus Hostilius, door een geheim offer Juppiter, +den hoogsten god, getracht hebben op te roepen, maar wegens het niet in +acht nemen van den juisten ritus door den vertoornden god met den +bliksem zijn getroffen[8]. Zeker is het, dat de zoogenaamde wet der +twaalf tafelen (ongeveer uit het midden der vijfde eeuw) dengene met +straf bedreigde, die het veldgewas had betooverd of eene booze bezwering +had uitgesproken. + +Vatten wij de uitkomsten van ons onderzoek over de magie in de vroegste +eeuwen der klassieke oudheid samen, dan valt te constateeren dat zij +blijkbaar van meet af aan in Griekenland en Italië inheemsch was, dat +zij wel is waar veelal angstvallig geschuwd en soms van rechtswege +gestraft, maar ook in noodgevallen zelfs door regeeringen te hulp +geroepen werd en dat, naar alle waarschijnlijkheid, slechts +enkelen,--bijv. zeer zeker de pantheïst Xenophanes uit de zesde +eeuw--hare realiteit in vollen ernst betwijfelden of ontkenden. + + +Litteratuur. + + +*#D. Tiedemann#, Disputatio de quaestione quae fuerit artium magicarum +origo (1787). + +*#L. Georgii#, s.v. Magie, in Pauly, Real-Encycl. d. class. Alt. IV +(1846). + +*#Kroll#, Antiker Aberglaube, in Samml. gemeinverst. wiss. Vorträge, N.F. +Heft 278 (1897). + +*#K.H.E. de Jong#, De Apuleio Isiacorum mysteriorum teste. Dissert. Leiden +(1900). + +*#H. Hubert#, s.v. Magia, in Daremb. e. Sagl. Dict. d. ant. gr. e. rom. T. +III, 2 part. (1904). + +*#Gruppe#. Griech. Myth. u. Rel. II (1906). + +#E. Samter#, Die Religion der Griechen, in Aus Natur u. Geisteswelt Bd. +457 (1914). + +*#A. Abt#, Die Apologie des Apuleius von Madaura u. die antike Zauberei, +in Religionsgesch. Vers. u. Vorarb. hrg. v. Dieterich u. Wünsch, IV Bd. +2. Hft. (1908). + +#F.B. Jevons#, Graeco-Italian Magie, in Anthropology a. t. classics. Six +lectures edited by R.R. Marett (1908). + +#Bouché-Leclereq#, Histoire de la divination dans l'antiquité +(1879-1881). + +*#Bouché-Leclercq#, s.v. Divinatio, in Daremb. e. Sagl. Dict. d. +ant. gr. e. rom. T. II, I part. (1892). + +*#Dubray#, Necromancy, in The Cath. Encycl. X (1911). + +#Mau#, s.v. Bestattung, in Pauly, Real-Encyd. d. cl. Alt. 2e uitg. +III (1899). + +#Frazer#, Adonis, Attis, Osiris I (1914). + +#Gruppe#, s.v. Orpheus, in Roscher, Lex. Mythol. III. + +*#Zeller#, Die Philosophie d. Griechen I. 5e uitg. (1892). + +*#W. T(euffel)#, s.v. Iynx, in Pauly, Real-Enc. d. cl. Alt. IV +(1846). + +#Gossen# s.v. Iynx, in Pauly, Real-Encyd. d. d. Alt. 2e uitg. X +(1919). + +*#R. Heim#, Incantamenta magica graeca latina, in Jahrbücher f. +class. Philologie, v. Fleckeisen, XIX Supplementb. (1893). + +*#Pfaff#, s.v. Incantatio, in Pauly, Real-Enc. d. cl. Alt. 2e uitg. +IX (1916). + + + * * * * * + + + + +HOOFDSTUK II. + +*Het bovendrijvende ongeloof.* + + +De tweede helft der vijfde eeuw vóór Christus is de tijd der +"sophisten", die, Griekenland in alle richtingen doorkruisende, +onderricht gaven in welsprekendheid en in practische levenswijsheid. Zij +oefenden scherpe critiek op de van oudsher heerschende opvattingen en de +eminentste van hen, Protagoras, trok zelfs het bestaan der goden in +twijfel. Waarschijnlijk heeft de twijfel aan de realiteit der magie zich +inzonderheid van hen uit in ruimeren kring verspreid. + +Toch was het nog langen tijd veel meer de angst dan de twijfelzucht, die +de houding van het groote publiek tegenover de magie bepaalde. Dit +blijkt zonneklaar uit de beschouwingen dienaangaande van den +dichterlijken denker, die voornamelijk door zijn stijl zulk eene +bekoring op het nageslacht heeft uitgeoefend, dat hij ook nu nog door +velen als de grootste Griek wordt beschouwd--Plato uit Athene (±427-- +±347). + +Plato toch geloofde niet alleen dat bij de graven wel eens +"schaduwachtige verschijningen" van overledenen, die een te materiëel +leven hadden geleid, gezien werden;[9] hij spreekt ook van eene "kunst +der bezweringen", "die eene betoovering is van slangen, spinnen, +schorpioenen en andere dieren en ziekten"[10] en van eene "zwarte" +magie, zooals men nu zou zeggen, die zelfs gezondheid en leven bedreigt. + +In zijn laatste werk "De wetten" heeft hij het o.m. over schade, door +vergif of tooverij toegebracht (XI 932^e-933^e): + + "Het feit dat er twee soorten van vergiftiging onder het + menschelijk geslacht gebruikelijk zijn, maakt de uiteenzetting + hieromtrent langdradig. De eene n.l. is die, welke op natuurlijke + wijze door lichamelijke middelen den lichamen schade berokkent; de + andere die, welke door middel van zekere tooverijen, bezweringen en + boeiïngen, zooals men 't noemt, werkt en zoowel aan boosdoeners de + overtuiging geeft, dat zij iets diergelijks vermogen, als aan + anderen het geloof, dat zij in de ergste mate door diegenen, die + vermogen te tooveren, schade lijden. Het is niet gemakelijk, er + achter te komen, hoe het met deze en diergelijke dingen eigenlijk + gesteld is, noch, als men er achter kwam, doenlijk, anderen + daaromtrent op overtuigende wijze in te lichten. En ook is het een + onbegonnen werk, menschen, die om diergelijke redenen argwaan tegen + elkander koesteren, te willen voorlichten, en als ze bijgeval + wassen beeldjes, 't zij bij hunne deuren, 't zij bij driesprongen, + 't zij bij de grafmonumenten hunner ouders zien, hen aan te sporen, + niets om al dat soort dingen te geven, daar ze toch geen duidelijk + inzicht dienaangaande hebben. Wij maken de wet in kwestie tweeledig + en gaan in de eerste plaats iemand--op welk van beide manieren hij + ook trachte schade te berokkenen--verzoeken en aanraden niet te + probeeren iets diergelijks te doen en niet het gros der menschen + als kinderen schrik aan te jagen en bang te maken, noch ook den + wetgever en rechter te noodzaken de menschen van diergelijke + angsten te genezen, daar in de eerste plaats hij, die probeert in + dier voege schade te berokkenen, niet weet wat hij doet, zoowel wat + de lichamen betreft, als hij geen verstand heeft van geneeskunde, + als wat de tooverijen betreft, wanneer hij geen wichelaar of + teekenuitlegger is. De wet aangaande vergiftiging en tooverij luide + aldus: Indien iemand door vergif een ander persoonlijk of diens + slaven eene niet-doodelijke schade toebrengt, of zijn kudden of + bijenkorven hetzij eenige andere hetzij doodelijke schade + berokkent, moet hij, wanneer hij een geneesheer is en wegens + gifmengerij wordt veroordeeld, met den dood worden gestraft; als + hij echter een leek is, moet de rechtbank uitmaken, welke straf of + boete hij dient te ondergaan. Als iemand echter den indruk maakt + van door boeiïngen of aantrekkingen of zekere bezweringen of door + welke hekserijen van dien aard ook, schade te hebben berokkend, + moet hij, als hij een wichelaar of teekenuitlegger is, sterven, als + hij echter zonder kennis van wichelarij wegens tooverschade wordt + veroordeeld, moet ook aangaande hem de rechtbank schatten, welke + straf of boete hem haars inziens moet worden opgelegd." + +Hoogst kenschetsend is ook het volgende (X, 909a-c): + + "Wie het bestaan van goden of hunne voorzienigheid loochenen of + gelooven dat ze te verbidden zijn en voorts tot het dierlijke + vervallen en, de menschen verachtende, velen van de levenden + verleiden en beweren de gestorvenen op te roepen en belooven de + goden over te halen, d.w.z. ze door offers en gebeden en + bezweringen betooverende, en zoowel particulieren als geheele + families en steden ter wille van 't geld probeeren te gronde te + richten,--wie hieraan blijkt schuldig te zijn, dien veroordeele de + rechtbank om, overeenkomstig de wet, in de gevangenis in 't + binnenland te worden opgesloten en dat nooit eenig vrij persoon + toegang tot hem hebbe en dat hij de voeding, hem door de mannen der + wet bepaald, uit handen van slaven ontvange; als hij sterft, dan + moet men hem buiten de grenzen werpen en hem de begrafenis + ontzeggen. En als een vrije hem helpt begraven dan mag wie maar + wil hem wegens goddeloosheid aanklagen." + +Wie hier ook maar eenigszins objectief tegenover staat, zal moeten +erkennen, dat zelfs "de goddelijke" Plato zich door bigotterie en +staats-fanatisme op de treurigste wijze heeft laten verblinden. Het is +toch al te naïef, een kwaadwillige vaderlijk te vermanen zijn +evenmenschen vooral geen schrik aan te jagen, en te onzinnig, +gevangenisstraf te eischen voor diegenen, die eene geheele stad trachten +te gronde te richten, maar de doodstraf voor hen, die aan een bijenkorf +eene niet-doodelijke schade toebrengen! Zeer zeker is het voor Plato +eene verzachtende omstandigheid, dat hij niet de laatste hand aan dit +werk heeft kunnen leggen, maar eene zware verantwoordelijkheid rust op +hen, die zulk verward en verderfelijk geschrijf--men denke slechts aan +de heksenprocessen--gedurfd hebben te publiceeren. + +Van Aristoteles (384--322), den universeelen en tevens nuchteren man der +wetenschap, werd, zooals wij in hoofdstuk V nader zullen zien, +verzekerd, dat hij de realiteit der magie loochende, en dit stemt ook +met hetgeen ons van hem is bewaard gebleven, goed overeen. Echter heeft +hij in zijn geschrift "Over het voorspellen in den slaap" erkend, dat +wij somtijds in onze droomen de toekomst vooruitzien en in c. 2 +getracht, de meest raadselachtige gevallen aldus te verklaren: + + "Evenals wanneer iets het water of de lucht in beweging brengt, + het bewogen gedeelte weer een ander gedeelte in beweging brengt en + wanneer dat tot rust is gekomen, het voorkomt dat zulk eene + beweging tot een zeker einddoel voortgaat, hoewel hetgeen de + beweging veroorzaakte niet meer aanwezig is, aldus is er niets + tegen, dat zekere bewegingen en gewaarwordingen de droomende zielen + bereiken...en hoe ze ook tot [ons] geraakt zijn, 's nachts meer + waarneembaar zijn, doordat ze, wanneer zij zich over dag + voortplanten, eerder opgelost worden (want de lucht is 's nachts + minder in beroering omdat er dan meer windstilte heerscht) en in + het lichaam tengevolge van den slaap eene gewaarwording + veroorzaken, omdat de slapenden meer dan de wakenden ook de kleine + inwendige bewegingen gewaar worden. Deze bewegingen veroorzaken + voorstellingen, waaruit men de, toekomst aangaande de betrokken + voorwerpen vooruitziet." + + "Dat kennissen het meest de toekomst van kennissen vooruitzien, + komt door het feit dat kennissen het meest over elkaar bezorgd + zijn. Want evenals ze elkaar uit de verte zeer snel herkennen en + gewaar worden, aldus worden ze ook de [bovenbedoelde] bewegingen + snel gewaar, want de bewegingen, die van kennissen uitgaan, zijn + gemakkelijker kenbaar". + +Men heeft opgemerkt dat volgens deze ietwat duistere verklaring een +zeker rapport tusschen kennissen zou bestaan en dat derhalve aan +Aristoteles het geloof aan "telepathie", d.w.z. "gedachteoverbrenging" +of juister de overbrenging van gedachtebeelden, indrukken, gevoelens +buiten de gewone zintuigelijke kanalen om, niet vreemd zou zijn geweest. +Van hoe groot belang dit voor ons onderwerp is, zal spoedig blijken. + +De Atomisten, die de ziel verklaarden voor een aggregaat van +stofdeeltjes dat zich tegelijk met de ontbinding van het lichaam zou +oplossen, werden gewoonlijk mede onder hen gerekend, die de realiteit +der magie loochenden. Echter trachtte Democritus (± 400 v. Chr.) de +grootste der atomisten, het geloof aan het "booze oog", dat nu nog in de +landen om de Middellandsche Zee sterk leeft, te rechtvaardigen door +zijne leer der "Idolen", d.w.z. ijle beelden, die door de lucht zweven +en verklaarde hij het alomverspreide geloof aan goden door de +verschijningen van reusachtige en lang levende, schoon niet +onsterfelijke "Idolen"[11]. Er waren dan ook willekeurige hypothesen en +ingewikkelde redeneeringen noodig om te ontkomen aan consequenties, die +tot de realiteit van geestverschijningen en tooverij voerden. Ja, +Epicurus (341-270) die de atoomleer tot een ethisch systeem verwerkte en +haar zulk eene groote populariteit deed erlangen, heeft, in zijn ijver +voor de wilsvrijheid, de uitspraak gedaan: "Het ware beter zich aan de +fabelleer over de goden te houden, dan slaaf te zijn van het noodlot +der natuurkundigen, want de fabelleer geeft toch eenige hoop, de goden +door eerbetooning te kunnen verbidden, maar het noodlot oefent een +onverbiddelijken dwang uit[12]", een uitspraak, die met eene plat +materialistische opvatting der dingen in onverzoenlijken strijd is. + +De Cynici, d.w.z. Hondschen, aldus genoemd om hunne primitieve +levenswijze, die vaak ook met goede zeden in botsing kwam, verstompten +zich door hun hoofddogma van de zelfgenoegzaamheid der deugd den blik +voor de fijnere verschijnselen van het zieleleven. De populairste +vertegenwoordiger dier richting, Diogenes (tweede helft der vierde eeuw) +verzekerde dat wij na den dood in 't geheel niets meer waarnemen[13], en +dat hij, lettende op droomuitleggers, wichelaars en diegenen, die aan +hunne woorden geloof slaan, niets zotters vond dan den mensch[14]. Geen +wonder, dat de Cynici ook in latere eeuwen een verwoeden strijd voerden +tegen alles wat naar magie en het soortgelijke zweemde. + +De Sceptici eindelijk (sinds ongeveer 350 v. Chr.), die tengevolge van +hun twijfel aan de juistheid van onze waarnemingen en redeneeringen ook +de meest alledaagsche feiten op losse schroeven stelden, wilden van het +wonderbaarlijke in 't geheel niets afweten; ook zij richtten hunne +wapenen onvermoeid tegen de magie en hare voorvechters, waarbij zij zich +o.m. niet ontzien hebben, een man als Pythagoras voor een bedrieger uit +te maken[15]. + +De nuchtere, materialistische, van het ongewone afkeerige wijsgeeren +voerden ruim twee eeuwen lang den boventoon, voornamelijk in de kringen +der "intellectueelen." Het was een tijd van "verlichting." + +Bij zulk eene mentaliteit tiert van alle litteratuur-genres de comedie +het meest, die immers uitteraard vijandig staat tegenover het +wonderbaarlijke. + +Reeds Aristophanes (± 445 - ± 385), de beroemdste dichter der +oud-Attische comedie, had herhaaldelijk den draak gestoken met de +tooverkunst. + +In zijn "Wolken" (423) neemt een oude boer, die diep in de schuld zit, +zijn toevlucht tot Socrates en vraagt hem, hoe hij zich aan de +uitbetaling van de renten zou kunnen onttrekken. Na lang praten raadt +Socrates den boer aan, zich in te hullen en zelf iets uit te denken. De +boer jammert, maar gehoorzaamt en roept v. 746 in eens uit: + + "O beste Socrates! + + Socrates. Wat is er, vadertje? + + Boer. Ik heb iets bedacht om van mijne rente af te komen. + + Socrates. Laat eens hooren. + + Boer. Zeg mij eens-- + + Socrates. Wat? + + Boer. Als ik eene Thessaalsche toovenares geld gaf, en de maan 's + nachts omlaag haalde en ze vervolgens als een spiegel, opborg in + eene ronde doos en goed bewaarde-- + + Socrates. Wat zou je dat helpen? + + Boer. Wat? Als de maan nooit weer opkwam, zou ik geen rente + behoeven te betalen. + + Socrates. Hoe zoo? + + Boer. Omdat de rente per maand wordt uitbetaald. + +Een Grieksche maand liep nl. van de eene opkomende maan tot de volgende. + +En in zijn laatste stuk, Plutus (388) bespot Aristophanes (v. 649-747) +de wonderdadige genezing van den blinden Plutus (god van den rijkdom) op +eene manier, die de ergste straatjongen hem niet had kunnen verbeteren. + +In de latere comedieschrijvers wordt al spoedig de geest van Epicurus +vaardig; ook Menander (± 343/2-± 291/0) de bekendste van allen maakt +hierop geen uitzondering. Dit blijkt reeds uit de titels van sommige +stukken als de "Demonenvreezer" en de "Thessaalsche", die blijkbaar tot +hoofddoel hadden, het wonderbaarlijke en magische te bespotten. + +Met dat al was de magie in die tijden voor de letterkundigen niet +slechts een voorwerp van spot. Ook hare poëtische zijde oefende eene +machtige bekoring uit en de grootste dichters hebben er partij van weten +te trekken. + +Euripides (±481-± 406), de fijngevoeligste en wetenschappelijkste der +Grieksche tragici, koos tot onderwerp van zijn beroemdste drama de +tooveres Medea (431). + +Medea, evenals Circe eene figuur uit de mythologie, was de dochter van +Aëtes, heerscher van het wonderland Colchis, aan de kust der Zwarte Zee +en ten Zuiden van den Caucasus gelegen. Jason uit Thessalië kwam tot +Aëtes om het gouden vlies op te eischen, maar de koning verklaarde dit +slechts aan dengene te zullen uitleveren, die een allergevaarlijksten +kampstrijd met goed gevolg zou hebben daarstaan. Medea vatte liefde voor +Jason op en stelde hem door toovermiddelen in staat de bovenmenschelijke +taak te volbrengen; toen Aëtes des ondanks met de uitlevering van het +gouden vlies talmde, hielp zij Jason dit heimelijk te ontvoeren en +vluchtte zij met hem naar Griekenland, waar zij tal van jaren samen een +gelukkig leven leidden. + +In zijn treurspel schetst Euripides hoe Jason Medea, aan wie hij zooveel +te danken had, verstoot om met de dochter van een koning in 't huwelijk +te treden. Medea, vastbesloten zich te wreken, veinst in haar lot te +berusten en zendt zelfs de bruid kostbare kleeren en een gouden krans +ten geschenke. De uitwerking dier geschenken wordt in het navolgende tot +Medea gerichtte bodeverhaal (v. 1159-1221) aanschouwelijk beschreven: + + "Zij [de koningsdochter] nam de bonte gewaden en deed ze zich om, + zette den gouden krans op hare lokken, schikte het haar voor den + glimmenden spiegel op en lachte haar zielloos evenbeeld toe. + Vervolgens stond ze van haar zetel op, ging door 't vertrek heen, + bevallig stappende met blanken voet, en, boven mate verblijd met de + geschenken, draaide ze vaak het hoofd om, en keek naar haar + opgeheven hiel. Wat er echter op volgde, was een verschrikkelijk + tooneel om te zien. Ze verandert van kleur, gaat + schuinschachteruit, bevende aan hare leden en ter nauwernood + voorkwam zij een val door in den stoel neer te zinken. En eene oude + dienares, in den waan, dat de toorn van Pan of van een ander god op + haar neerkwam [en haar tot waanzin bracht] gilde een gebed uit, + totdat ze zag hoe wit schuim uit den mond vloeide, hoe ze de + oogpupillen verdraaide, en geen bloed meer in 't vleesch was; toen + ging ze van 't gegil tot eene luide weeklacht over. Terstond rende + de eene slavin naar 't huis van haar vader, de andere naar den + bruidegom om te berichten, wat de bruid overkwam. Het geheele huis + dreunde van al het geloop. En reeds zou een hardlooper in stagen + draf het einddoel van een renbaan hebben bereikt, toen de + rampzalige met een naar gesteun uit hare sprakeloosheid ontwaakte + en het oog weer opensloeg. Een dubbel onheil bestookte haar; de + gouden wrong om 't hoofd zond een wonderbaarlijken stroom uit van + alverslindend vuur en de fijne kleeren, uw geschenk, verteerden het + blanke vleesch der ongelukkige. In brand geraakt, vliegt ze op van + haar stoel, schudt het haar en het hoofd nu herdan derwaarts heen + en wil den krans afwerpen. Maar de gouden band bleef vastzitten en + wanneer zij 't haar schudde, ontvlamde het vuur dubbel zoo erg. Zij + valt op den grond, door 't onheil overweldigd, en behalve voor haar + vader moeilijk te herkennen. De stand van hare oogen, de edele vorm + van het gelaat waren verdwenen, bloed, met vuur vermengd, druppelde + neer uit haren kruin en het vleesch viel, door den onzichtbaren + beet van het vergif, van hare beenderen af, zooals hars uit een + pijnboom druppelt--een ontzettend schouwspel. Schrik belette allen, + het lijk aan te raken; haar afgrijselijk lot was voor ons eene + waarschuwing. Maar de rampzalige vader, in zijne onwetendheid van + 't onheil, komt plotseling binnen, werpt zich op 't lijk, weeklaagt + luid, slaat de armen om haar heen, kust haar en spreekt haar toe: + "O arm kind, welke demon heeft U zoo schandelijk doen omkomen? Wie + maakt den grijsaard, van U beroofd, een graf gelijk? Wee mij, mocht + ik maar met U sterven kind!" Toen hij echter met treuren en + weeklagen ophield en zijn oud lichaam weer wilde opheffen, kleefde + hij vast aan die fijne kleeren als de klimop aan een laurierspruit, + en 't werd eene verschrikkelijke worsteling: hij toch wilde zijne + knie opheffen, maar zij hield hem vast, en als hij zich met geweld + wilde losrukken, scheurde hij het grijze vleesch van zijne + beenderen af. Ten slotte bezweek hij en gaf den geest. Het onheil + was hem te machtig. Daar liggen ze nu dood naast elkaar de dochter + en de grijze vader, een ramp, die tot tranen roert." + +Theocritus, de grootste bucolische, d.w.z. landelijke dichter (eerste +helft der derde eeuw) beschrijft in zijne tweede ecloga "De +toovenaressen", hoe een verlaten meisje haar geliefde door magie weer +tot zich tracht te trekken. Zij bezigt tot dat doel allerlei +toovergerei, voornamelijk echter den draaihals, reeds in ons eerste +hoofdstuk vermeld. Vandaar het refrein in het gedicht, dat wij hier +gedeeltelijk laten volgen: + + "_De toovenaressen_. + + Waar zijn me de laurieren? Thestylis, breng ze! Waar de + tooverkruiden? Omkrans de schaal met de roode wol van een schaap, + opdat ik den tegenover mij hardvochtigen man, dien ik toch zoo lief + heb, moge boeien, die sinds twaalf dagen, o, die ellendeling! nog + maar niet komt, en niet weet of ik gestorven ben of nog in leven en + niet aan mijne deur heeft geklopt, die wreedaard! Heeft Eros, heeft + Aphrodite zijn wuft gemoed elders heen gevoerd? Ik ga naar de + worstelschool van Timagetos, morgen, om hem te zien, en zal hem + verwijten dat hij zoo met mij omspringt. Nu echter zal ik hem door + de kracht van het offer boeien. Maar gij, o Maangodin, blink + schoon! Want U zing ik toe, o kalme godin, en U, onderaardsche + Hecate, waarvoor ook de honden sidderen, als gij schrijdt door de + graven om het donkere bloed te slurpen. Wees gegroet, o Hecate, + schrikwekkende en sta mij bij, tot het einde toe, bewerk dat deze + kruiden niet zwakker mogen zijn dan die van Circe noch die van + Medea noch die van de blonde Perimede[16]. + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Eerst moet het offermeel in 't vuur rooken. Maar strooi het er toch + in, Thestylis! Ongeluk, waar zijn je hersens gebleven? Of steekt + gij, vuilpoes, ook al den draak met mij? Strooi en zeg te gelijk + dit: "Ik strooi de beenderen van Delphis." + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Delphis martelde mij. Maar ik brand tegen Delphis den laurier, en + evenals deze, door het vuur gegrepen, luid kraakt en plotseling is + ontvlamd en wij zelfs geen asch van haar zien, zoo moge ook het + vleesch van Delphis in de vlam worden verteerd. + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Evenals ik dit was[sen beeld?] met de hulp der godin laat + versmelten, zoo moge Delphis uit Myndos terstond door liefde + versmelten. En evenals die bronzen toovertol door de kracht van + Aphrodite wordt rondgedreven, zoo moge hij ronddraaien rondom mijn + huis! + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Nu offer ik de klei. Gij, Artemis, zoudt zelfs het gevoellooze + staal kunnen ontroeren en wat er verder onwrikbaar is--Thestylis, + de honden huilen door de stad heen; de godin is op de driesprongen; + sla gauw op het bronzen bekken! + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Zie daar! de zee zwijgt, de winden zwijgen, de smart echter in mijn + borst zwijgt niet, maar ik verteer geheel van liefde voor hem, die + mij, rampzalige, in plaats van zijne gade tot eene slechte deerne + heeft gemaakt. + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + * * * * * + + Deze franje van zijn mantel verloor Delphis, die ik nu uiteen pluk + en in het woeste vuur werp. O martelende liefde! hoe hebt gij als + een bloedzuiger aan mij hangende al het donkere bloed uit het + lichaam gedronken! + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Eene waterhagedis stamp ik fijn en breng U morgen een boozen drank. + Thestylis, neem die tooverkruiden en besmeer daarmee van boven zijn + deurpost zoolang het nog tijd is, en zeg, er op spuwende: "Ik + vermorzel de beenderen van Delphis!" + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe!" + +Deze booze tooverij, het "envoûtement", dat bij vrijwel alle volkeren +voorkomt, berust in de eerste plaats op het geloof, dat de mensch +doortrokken is met eene soort zelfstandigheid, die ook op de voorwerpen +overgaat, waarmede hij in aanraking komt. Door op die voorwerpen, zooals +in het vermelde geval op een stuk van een kleed in te werken, meent men +den persoon zelf te treffen, die verondersteld wordt er altijd in +psychisch contact mede te blijven. Onwillekeurig denken wij hierbij aan +het veelbesprokene "magnetische fluïde" en enkele onderzoekers hebben +dan ook in die richting proeven genomen, uit welke zou zijn gebleken, +dat het gebruik in quaestie, schijnbaar alleronzinnigst, toch nog op +eenigen rationeelen grondslag zou berusten. Zeker is het, dat bij +primitieve volkeren de suggestie zulk eene onweerstaanbare uitwerking +heeft, dat menigeen, zoodra hij gelooft betooverd te worden, door de +bloote angst ziek wordt en wegkwijnt. Maar het envoûtement veronderstelt +nog een ander geloof, n.l. dat symbolische handelingen reëele gevolgen +kunnen hebben, bijv. wanneer men, zonder iets te bezitten wat met het +slachtoffer in aanraking is geweest, eene figuur ervan in het zand +teekent en daarin met stokken prikt. Hierbij toch wordt blijkbaar +aangenomen, dat de mensch het vermogen bezit om door wilsconcentratie +een ander op afstand te deren, en tevens dat die wil door eene +symbolische handeling tot hoogere kracht wordt opgevoerd. De echte +telepathische experimenten in aanmerking genomen--niet de publieke +vertooningen tegen entree, die onlangs zoo grooten opgang hebben +gemaakt--zou iets dergelijks niet als onmogelijk te beschouwen zijn, +maar toch altijd wel tot de grootste uitzonderingen behooren. + +Apollonius uit Rhodus, een tijdgenoot van Theocritus, verhaalt in het +derde boek van zijn epos "Argonautica" op uitvoerige en dichterlijke +wijze, hoe de toovenares Medea (zie boven) liefde voor Jason opvat en +hem de middelen aan de hand doet zich onkwetsbaar te maken, ten einde de +hem wachtende kampstrijden met goed gevolg te kunnen doorstaan. De held +gaat heen, om hare aanwijzingen ten uitvoer te brengen (v. 1191--1224): + + "De avondzon dook in de duistere aarde weg achter de verstafgelegen + bergkruinen der Aethiopiërs. De nacht legde hare paarden het juk + op; de helden maakten hunne legersteden gereed bij de kabeltouwen. + Maar zoodra de lichten van het schoonblinkende beergesternte + overhelden en de lucht van af den hoogen hemel volslagen kalm was + geworden, stapte Jason heimelijk als een dief naar de eenzaamheid, + met al zijne benoodigdheden, want hij had overdag voor alles + afzonderlijk gezorgd; een ooi en melk uit de wei kwam zijn makker + Argos brengen; het overige nam hij uit het schip zelf. Maar toen + hij een plek zag, die bezijden het pad der menschen lag, kalm te + midden van zuivere beemden, baadde hij allereerst, overeenkomstig + den ritus, zijne slanke gestalte in de goddelijke rivier, en + omkleedde zich met den donkeren mantel, dien Hypsipyle uit Lemnos + hem vroeger geschonken had als eene herinnering aan hunne innige + liefde. Na vervolgens een kuil van eene el breedte in den grond te + hebben gegraven, hoopte hij gekloofd hout op, sneed een lam de keel + af en strekte het naar behooren over den kuil heen uit; hij stak de + blokken van onder in brand en goot gemengde plengoffers uit, + Hecate-Brimo [de geweldige] aanroepende als helpster bij de + kampstrijden. En na die aanroeping ging hij weer terug; de geduchte + godin echter, haar vernemende uit de diepste holen, begaf zich naar + het offer van Jason toe; haar omkransden schrikwekkende slangen te + midden van eikenloof; ontzaglijk straalde het licht der fakkels; + onderaardsche honden deden om haar heen een scherp geblaf hooren. + Alle weilanden langs het pad sidderden; de moerasbewonende nimfen, + die rondom de beemden van den Phasisstroom zwieren, gilden het uit. + Jason beving wel de vrees, maar desondanks zag hij niet om en zijn + voeten droegen hem verder, totdat hij zich onder zijne makkers had + gemengd; reeds wierp de in de vroegte geboren Dageraad verrijzende + zijn licht over den besneeuwden Caucasus." + +Het reinigingsbad heeft hier kennelijk bovenal de bedoeling, de booze +demonen af te weren, die licht op den tooverende een schadelijken +invloed vermochten uit te oefenen. + +Ook elders is dit heldendicht, dat inzonderheid bij de Romeinen in groot +aanzien stond en sterk werd nagevolgd, rijk aan verhalen over magie. + +Dat men ook in die tijden van spot en scepticisme zich, hetzij voor +goede, hetzij voor booze doeleinden van tooverij bediende, blijkt uit +tal van gegevens. + +In eene redevoering (na 327) die op naam van Demosthenes gaat en in elk +geval tot de meest boeiende lectuur uit de oudheid behoort, t.w. eene +aanklacht tegen den "chanteur" Aristogiton, vinden wij vermeld dat de +Atheners de "giftmengster" Theoris, "de Lemnische" met haar geheele +geslacht ter dood lieten brengen en wordt de broeder van Aristogiton +ervan beschuldigd, door middel van eene slavin der tooveres hare kruiden +en bezweringen te hebben overgenomen ten einde, naar zijn zeggen, +daardoor o.m. lijders van de vallende ziekte te genezen. (I. Rede tegen +Arist. c. 79 vlg.). + +Aan koning Pyrrhus (gest. 272), den bekenden tegenstander der Romeinen, +werd eene wonderbare geneeskracht toegeschreven: + + "Men geloofde dat hij aan miltzieken genezing bracht door een + witten haan te offeren en hun, terwijl zij achteroverlagen, met den + rechter voet de milt zachtjes aan te raken. Niemand was zoo arm of + onaanzienlijk, dat hem niet op verzoek die behandeling werd + toegestaan. Pyrrhus kreeg dan ook den haan, wanneer hij hem + geofferd had, en op dit eergeschenk was hij bijzonder gesteld. Men + zegt ook, dat de groote teen van dien [rechter] voet eene + goddelijke kracht had, zoodat hij na zijn dood, terwijl het overige + lichaam verbrand was, ongedeerd en door het vuur onaangeraakt werd + gevonden"[17]. + +De volkenkunde levert hiertoe tal van paralleles. + +Bij de primitieve volkeren heerscht algemeen de overtuiging, dat hunne +hoofden eene bijzondere kracht of zelfstandigheid bezitten, die men +tegenwoordig gewoonlijk met een Polynesisch-Melanesisch woord "mana" +noemt, door welke zij o.m. ook zieken vermogen te genezen. Van de +hoofden op de Tonga eilanden (in de Stille Zuidzee) geloofde men, dat de +aanraking van hun voet aan kliergezwellen en leververharding een einde +maakte. Bij de Walos (aan den Senegal) brachten moeders hunne zieke +kinderen naar de koningin, die ze plechtig met den voet op den rug, de +maag, het hoofd en de beenen aanraakte. Hetzelfde geloof heerschte in +Europa. Toen Waldemar I van Denemarken (1157-1182) door Duitschland +reisde, brachten moeders hunne kinderen tot hem met het verzoek, zijne +handen op ze te leggen, in de overtuiging, dat ze dan beter zouden +groeien. Van de Engelsche koningen verwachtte men wonderdadige hulp +tegen klierziekten. Koningin Elizabeth (1558-1603) oefende herhaaldelijk +de gift der genezing uit. Karel I zou in 1633 op één dag honderd, zijn +zoon Karel II in den loop van zijne regeering (1660-1685) ten naastenbij +honderdduizend klierlijders hebben aangeraakt. Ook Fransche koningen +traden als wonderdadige genezers op. Dat door de kracht der suggestie de +koninklijke aanraking vaak zal hebben geholpen is niet onwaarschijnlijk; +of echter ook nog het "magnetische fluïde" er wel eens bij in 't spel is +geweest, moeten wij vooralsnog in 't midden laten. + +Wij komen later nog op diergelijke wonderdadige genezingen terug. + +Wat de booze tooverij betreft, zijn ons ook uit dien tijd verscheidene +plaatjes, bijna allen uit lood, bewaard gebleven, waarop men +vervloekingen kraste. Een voorbeeld hiervan is het navolgende, uit +Attica, van omstreeks 300 v. Chr. + + "Ik boei Theagenes de tong en de ziel en het pleidooi dat hij + voorbereidt; ik boei ook van Pyrrhius den kok de handen en voeten, + de tong en de ziel en het pleidooi dat hij voorbereidt; ik boei ook + de vrouw van Pyrrhius haar tong en haar ziel; ik boei ook Cercion + den kok en Docimus den kok de tong en de ziel en het pleidooi dat + zij voorbereiden; ik boei ook Cineas de tong en de ziel en het + pleidooi dat hij met Theagenes samen voorbereidt; ik boei ook + Pherecles de tong en de ziel en het getuigenis dat hij ten gunste + van Theagenes aflegt; ik boei ook Seuthes de tong en de ziel en het + pleidooi dat hij voorbereidt en de voeten en de handen en de oogen + en den mond; ik boei ook Lamprias de tong en de ziel en het + pleidooi dat hij voorbereidt, de handen, de voeten, de oogen en den + mond, al dezen boei ik, ik doe ze verdwijnen, ik stop ze onder den + grond, ik spijker ze vast; en als ze voor de rechtbank en bij den + scheidsrechter iets doen, mogen ze dan niet in aanmerking komen, + noch in woord, noch in daad"[18]. + +Hier tracht men dus zijne tegenpartij in rechten te schaden en hoopt dat +hetgeen met de plaat geschiedt, ook de personen zelf zal overkomen. De +symboliek hierbij verraadt een uiterst naïeven gedachtengang. Lood is +zwaar, dus moet het ook op een afstand een bezwarenden invloed +uitoefenen. De spijker houdt vast, dus moet hij ook op afstand iemand +vastleggen. Overigens verwijzen wij naar hetgeen reeds boven over het +envoûtement is gezegd. + +Meestal worden bij die vervloekingen ook de onderaardsche goden +aangeroepen, zooals bijv. op de navolgende plaat uit de vierde eeuw: + + "Hermes, gij vastlegger en Persephone, legt vast van Parthenius en + Apollonius, de zoons van Hagnotheus de tong en de ziel en de daden + en de voeten en de plannen. + + Hermes, gij vastlegger en Persephone, legt vast van Euxenus de ziel + en het lichaam en de voeten en de handen en de daden en de plannen + en de tong totdat hij naar de onderwereld is neergedaald"[19]. + +Ook bij de Romeinen werd de tooverij gedurende die tijden evenzeer in +practijk gebracht en ook bij hen ontbrak het niet aan vervolgingen van +staats- en rechtswege. + +In den loop van den tweeden Punischen oorlog waren de gemoederen door de +voortdurende wisselingen van den krijgskans ten zeerste geschokt. Men +nam de toevlucht tot allerlei uitheemsche plechtigheden; magiërs en +profeten verkregen grooten invloed op het volk. Toen (in 213) gelastte +de senaat, verontrust over de toenemende verwaarloozing van den +Romeinschen eeredienst, de geschriften over magische en soortgelijke +onderwerpen aan de overheid uit te leveren[20]. + +Ook kwam het wel eens voor, dat men een landman, wiens voorspoed te zeer +in 't oog liep, er van beschuldigde, tooverkunsten te hebben aangewend, +zooals blijkt uit navolgend feit, dat in het jaar 157 plaats vond. + + "Toen C. Furius Chresimus, een vrijgelatene, van een zeer kleinen + akker meer vruchten had geoogst, dan de naburen van de meest + uitgestrekte velden, ontstond er een groote afgunst tegen hem, en + beschuldigde men hem, dat hij andermans vruchten door booze + tooverij verlokte [d.w.z. naar zich toe lokte]. Om die reden door + een magistraat, Spurius Albinus, aangeklaagd, vreesde hij te worden + veroordeeld en bracht, toen de volksvergadering [waarbij hij in + beroep was gekomen] tot de stemming moest overgaan, al zijn + akkergereedschap naar het forum [de vergaderplaats] en haalde zijne + krachtige, welgevoede en goed gekleede slaven erbij, alsmede zijne + voortreffelijk gesmeede ijzeren werktuigen, zware houweelen, + geweldige ploeg en en doorvoedde runderen. Daarop zeide hij: "Dit + zijn mijne booze toovermiddelen, medeburgers! En al mijn zwoegen, + mijne nachtwaken en zweet kan ik U niet eens vertoonen noch naar + het forum brengen". Hij werd met algemeene stemmen + vrijgesproken[21]." + +Er is hier, zooals wij zien, sprake van het verlokken, d.w. z. naar zich +toe lokken, van andermans veldgewas; die term komt ook al voor in de wet +der twaalf tafelen, die wij aan het einde van ons eerste hoofdstuk +hebben vermeld. Hoe stelde men zich echter dat naar zich toe lokken +voor? Toch wel niet zoo, dat de rijpe korenaren van het eene veld naar +het andere overliepen, al wordt dan ook, zooals later blijken zal, iets +dergelijks door dichters gezegd. Om ons een juist denkbeeld te vormen +van hetgeen bedoeld wordt, moeten wij op het primitieve denken van +landbouwende volkeren nader ingaan. + +Zooals wij kunnen opmaken uit talrijke mythen en gebruiken, die zoowel +in Europa als elders voorkomen, geloofde men van oudsher dat ook de +planten en de oogst bezield waren. De "korenziel" is ook nog ten onzent +bekend, zij het dan ook slechts als een onbegrepen overleefsel +(survival). Deze ziel wordt veronderstelt in de laatste schoof te +huizen, van daar dan ook dat bij een oogst allerlei gebruiken er mede +zijn verbonden. Zeer vaak wordt van de laatste schoof eene pop gemaakt, +de "graanmoeder", soms met vrouwenkleeren opgetuigd. Teneinde het +volgende jaar een goeden oogst te hebben wordt de pop veelal met water +besprenkeld, om door deze symbolieke handeling--men spreekt ook van +"sympathetische magie"--een vruchtbaarmakenden regen te bezweren. De +korenziel leeft naar men aanneemt het geheele jaar lang; door eenige +graankorrels uit de laatste schoof met het zaaigraan te vermengen, is +men zeker van de aanwezigheid der korenziel in den oogst van het +volgende jaar. In onze Oost spreekt men van eene "rijstmoeder" als +draagster van eene bezielende zelfstandigheid. De rijstmoeder, d.w.z. +enkele halmen van weelderigen en eigenaardigen groei, bijv. van zeven +geledingen, wordt met de noodige zorg naar huis gebracht en meestal op +eene afzonderlijke plek in de schuur gezet. Zoolang men de rijstmoeder +heeft, is men verzekerd van den overigen oogst. + +Nemen wij dit alles in overweging, dan ligt het voor de hand, dat men +volgens het aloude geloof door bezweringen en tooverijen niet alleen aan +het veldgewas van een ander rechtstreeks schade kon toebrengen, maar ook +diens korenziel naar zich toe kon lokken en zoodoende zich den oogst van +zijn buurman toeëigenen. Dat de dichters, die evenmin als anderen, den +oorsprong van het geloof in kwestie kenden, het verlokken van den oogst +letterlijk opvatten om hetzij hunne fantasie, hetzij hunne ironie bot te +vieren, kan geen verwondering wekken. + +Er werden echter aan de magie ook gunstige werkingen toegeschreven. Zoo +geloofde men o.a. dat hagelslag door tooverspreuken kon worden afgeweerd +en dat bezweringen de kracht hadden wonden te heelen. De oude Cato +(gest. 149), de conservatieve practicus bij uitnemendheid, geeft in zijn +werk over den akker bouw (c. 160) den volgenden, overigens niet zeer +duidelijken raad: + + "Indien iets ontwricht is, zal het door deze bezwering genezen. + Neem een groen riet, vier of vijf voet lang, splijt het midden door + en laten twee mannen het tegen uwe heupen aanhouden. Begin met te + bezweren. Motas, vaeta, daries, dardares, astataries, + dissunapiter, totdat ze [de stukken riet] samenkomen, en zwaai er + [het] ijzer over heen. Wanneer ze op deze wijze zijn samengekomen + en het eene stuk het andere heeft aangeraakt, grijp dan dat met de + hand en snijd het rechts en links af. Bind het vast aan de plek + waar de ontwrichting of de breuk is, en deze zal genezen." + +Blijkbaar is ook hier magische symboliek in 't spel; evenals de stukken +riet worden samengevoegd, zullen, naar men gelooft, ook de beenderen +weer samengroeien. + +Het zwaaien van ijzer (blijkbaar het mes) was kennelijk tegen de booze +geesten gericht, die, naar men meende, er voor bevreesd waren. Hierover +later meer. + +De tooverwoorden zelve, van wier uitwerking men ongetwijfeld het meeste +verwachtte, zijn onverstaanbaar. Zijn het woorden uit eene oude, +vergetene taal en dus een overleefsel? Het oeroude heeft van zelf al +iets magisch. Of uit eene vreemde taal? Ook wat uit den vreemde komt, +geldt vaak voor tooverkrachtig. Of zijn het willekeurige +klankverbindingen? Ook dit is dikwijls in de magie het geval, vgl. +slechts het ook ten onzent gebruikelijke hocuspocus en abracadabra. Wij +komen op dit onderwerp later uitvoerig terug. + +Het geloof aan de kracht van het "belezen" heeft zich in landelijke +streken met groote taaiheid weten te handhaven. In West-Vlaanderen +bestond nog niet lang geleden het gebruik, om, tot genezing van een +verstuikten paardepoot, driemaal het kruisteeken er over heen te maken +en daarbij de eerste keer aulé, de tweede keer aulelé en de derde keer +super aulé te zeggen. En ten onzent wordt bij gevallen van ontwrichting +en dgl. nog wel eens het volgende rijm uitgesproken: + + "Dit arm of poot + Is verrukt of verstoot, + 't Zal niet verrotten of verzweren + In den naam des Heeren ... + + +*Litteratuur.* + +#Th. Gomperz#, Griechische Denker III (1909). + +#S. Seligmann#, Der böse Blick u. Verwandtes(1910). + +#R. Wünsch#, Die Zauberinnen des Theokrit, in Hessische Blatter f. +Volkskunde, VIII (1909). + +#Frazer#, The magic art, Vol I (1913). + +#A. de Rochas#, L'extériorisation de la sensibilité, 5e uitg. +(1899). + +#O. Berthold#, Die Unverwundbarkeit in Sage u. Aberglauben d. +Griechen, in Religionsgeschtliche. Vers. u. Vorarb. hrg. v. Wünsch u. +Deubner, XI Bd., 1 Hft. (1911). + +#R. Wünsch#, Antike Fluchtafeln, in KI. Texte f. Vorles. u. Üb., +hrg. v. H. Lietzmann, No. 20, 2e uitg. (1912). + +#E.N. Fallaize#, s.v. Harvest, in Encyd, rel. eth. VI(1913). + +#Frazer#, Spirits of the corn a. of the wild (1914). + +#A. Kruyt#, Animisme i.d. Ind, archipel (1906). + +#Frazer#, Balder the beautiful II (1914). + +#A. de Cock#, Volksgebr. e. Volksgel, m. betr. t. Huisdieren, in +Volkskunde, Tijdschr. v. Nederl. folklore, VII (1894). + + * * * * * + + + + +HOOFDSTUK III. + +*Kentering.* + + +De eerste eeuw vóór onze jaartelling kenmerkt zich o.m. door een steeds +toenemend verzet tegen materialisme en scepticisme. De ingewikkelde +atoomleer zoowel als de onvruchtbare twijfelingen lieten de dieper +denkenden op den duur onbevredigd. Het Pythagoreïsme en het Platonisme +herleefden. Het onzienlijke en buitengewone trok weer in verhoogde mate +de aandacht. Posidonius (± 135--± 51), een der invloedrijkste denkers, +de Leibniz der oudheid, evenzeer uitmuntende in de wiskundige +wetenschappen als in de geschiedenis, hecht aan droomen en gelooft aan +demonen. + +De veranderde zienswijze der Grieksche denkers deed zich ook bij de +Romeinen sterk gelden. Terentius Varro (116--27) "Rome's grootste +geleerde", en geenszins blind voor de bedriegerijen op het gebied der +tooverij, vermeldt als een feit, dat, toen de bewoners van Tralles (in +Klein-Azië) door middel van magie den afloop van den oorlog met koning +Mithradates (tusschen 88 en 63 v. Chr.) van Pontus (aan de Zuid-Oostkust +van de Zwarte Zee) trachtten te weten te komen, de daartoe gebezigde +knaap in water het beeld van den god Mercurius (Hermes) aanschouwde en +de toekomst in 160 versregels voorspelde[22]. De Pythagoreeër Nigidius +Figulus, een tijdgenoot van Varro en in kennis ter nauwernood bij hem +achterstaande, bracht, door zekeren Fabius om inlichtingen gevraagd +aangaande 500 denaren (zilverstukken) die hij verloren had, eveneens +knapen door bezweringen in extase, waarin zij aanwezen, waar de buidel +met een gedeelte der muntstukken begraven en hoe de rest verdeeld was, +ook dat Cato (de jongere) een dier denaren had, en inderdaad erkende +deze het muntstuk van een zijner slaven voor een offer aan Apollo te +hebben ontvangen[23]. Van Vatinius, eveneens een Pythagoreeër, verzekert +Cicero in de tegen hem gerichte redevoering (VI, 14, uit het jaar 56) +dat hij de zielen uit de onderwereld opriep en de schimmen door het +offeren van knapen gunstig stemde. Aangezien Cicero twee jaren later +Vatinius heeft verdedigd, zal de laatstgenoemde gruwel wel niet als een +bewezen feit zijn te beschouwen. + +In de Romeinsche litteratuur dier tijden speelt de magie, inzonderheid +voor erotische doeleinden, eene groote rol. Wij willen hiervan het o.i. +meest belangrijke aanhalen. + +De beroemdste Romeinsche dichter, de ernstige, verhevene en toch +populaire Vergilius (70--19) volgt in zijn achtste herdersdicht (v +64--109) de idylle van Theocritus na, door ons in hoofdstuk II +aangehaald. Ook hier weer is het eene verlatene minnares, die met +medehulp van eene slavin, liefdestooverij verricht: + + "Breng water en omwind dit altaar met een zachten band. Brand + saprijke tooverkruiden en uitnemenden wierook, opdat ik beproeve + mijn koelen echtgenoot door een magisch offer in hartstocht te doen + ontvlammen; hier ontbreken slechts tooverzangen. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Tooverzangen kunnen zelfs de maan van den hemel omlaag trekken; + door tooverzangen heeft Circe de makkers van Odysseus veranderd; de + kille slang in de wei barst door tooverzangen. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Eerst bind ik deze drie draden van drie verschillende kleuren om uw + beeld en voer dit driemaal rondom dit altaar; 't oneven getal + behaagt aan de goden. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Amaryllis, leg drie knoopen in de drie kleuren, Amaryllis leg de + knoopen en zeg: "Ik knoop de boeien van Venus!" + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Evenals deze klei hard wordt en dit was smelt door één en hetzelfde + vuur, aldus moge Daphnis voor anderen gevoelloos worden, maar voor + mij in liefde opgaan! Strooi gezouten meel en ontsteek de brosse + laurier met aardpek! De gevloekte Daphnis brandt mij en ik brand + dezen laurier op zijn beeld. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Zulk eene liefde als die eene vaars overmeestert, wanneer zij, door + wouden en diepe bosschen heen, een stier zoekende, vermoeid en + verloren naast eene waterbeek in het groene moerasriet neerzinkt en + vergeet dat de late nacht haar terugroept: zulk eene liefde + overmeestere Daphnis--en moge het niet bij mij opkomen hem te + genezen! + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Deze kleeren liet de trouwelooze mij eens als dierbaar onderpand + van hem achter, die ik nu onder den drempel zelf aan U, o aarde + toevertrouw: dit onderpand staat mij borg voor Daphnis. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Deze giftige tooverkruiden, uit Pontus bijeengegaard, gaf Moeris + zelf mij; Pontus is er rijk aan. Dikwijls zag ik Moeris door die + kruiden een wolf worden en zich in de bosschen verbergen, dikwijls + zielen uit de diepste graven opwekken en het veldgewas elders + heenvoeren. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Breng asch, Amaryllis, naar buiten en werp ze over uw hoofd heen in + de stroomende beek, maar zie niet om. Hiermede wil ik Daphnis + aanvallen; hij geeft niets om goden noch om tooverzangen. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Zie! de asch heeft, terwijl ik draal met haar weg te dragen, van + zelf het altaar met trillende vlammen aangetast; het zij een goed + voorteeken! Er is zeker iets aan de hand; Hylax blaft op den + drempel. Moet ik het gelooven, of droomen zij, die minnen, wakende? + + Houdt op, mijn zangen, houdt op! Daar komt Daphnis al van de stad". + +Hierbij enkele opmerkingen. + +De symbolieke beteekenis van knoopen in de magie is gemakkelijk te +vatten. Door het leggen van een knoop wil men boeien, wil men zekere +handelingen van personen of uitwerkingen van voorwerpen verhinderen. +Knoopen zijn dan ook vooral in de liefdestooverij gebruikelijk. Bij de +Arabieren legt een meisje, om een man tot zich te trekken, knoopen in +diens zweep. Volgens het oude volksgeloof kon eene heks door tooverij +met knoopen een verderfelijken invloed op het huwelijksleven uitoefenen. +Maar de macht van den knoop strekt zich nog veel verder uit. De Finsche +toovenaars, heette het, vermochten door het leggen van knoopen den wind +zelf vast te leggen. En onwillekeurig denken wij hierbij ook aan den +Gordiaanschen knoop. Gordius toch, een der oudste koningen van Phrygië +(in Klein-Azië) had, naar de overlevering luidt, een wagen aan Zeus, den +hoogsten god, gewijd en aan dien wagen het juk met de dissel door een +knoop verbonden, die niet gemakkelijk was los te maken. Een orakel +verkondigde, dat diegene koning over Azië zou zijn, welke dien knoop +vermocht te ontwarren. Alexander de Groote vervulde die godspraak door +den knoop met het zwaard door te hakken[24]. Dat het getal drie en +andere oneven getallen, eene groote rol in de magie spelen, is eveneens +een feit. De toovergodin Hecate werd vaak met drie aangezichten +afgebeeld. Herhaaldelijk wordt den toovenaar eene sexueele onthouding +van drie dagen voorgeschreven. Mephisto moet drie keer door Faust worden +uitgenoodigd, alvorens hij diens vertrek mag binnentreden. Voor eene +zekere oproeping van den god Apollo was een lauriertak met zeven bladen +vereischt[25]. De toovenaars op het schiereiland Malakka gebruiken +zijden draden van zeven kleuren. In de Joodsche toovervoorschriften +wordt ronduit verklaard, dat de even getallen beneden tien bepaald +ongunstig zijn. + +Het geloof, dat een mensch de gedaante van een wolf of ook wel van een +ander dier kan aannemen, is bij zeer vele volkeren heerschende. In de +zestiende en zeventiende eeuw beschouwde men den weerwolf als een +dienaar des duivels en menigeen werd zoodoende het slachtoffer van den +brandstapel. Dat de wolf in oude tijden aan primitieve volkeren een +demonisch wezen toescheen en in verband werd gebracht met tooverij is +geen wonder; voorts hebben ook krankzinnigheid en hallucinaties bij het +geloof aan den weerwolf eene groote rol gespeeld. + +Van tegenovergestelde strekking als de bezwering in het bovenvermelde +herdersdicht is eene episode uit het vierde boek van de Aeneïde, het +onafgewerkt tot ons gekomen heldendicht van Vergilius. De dichter laat +aldaar (v. 478--498) Dido, de koningin van Carthago, gemarteld door eene +noodlottige liefde voor Aeneas, die haar op goddelijk bevel verlaten +moet, aldus tot hare zuster spreken: + + "Ik heb een middel gevonden--wensch er mij geluk mee--dat mij hem + [Aeneas] zal teruggeven of mij van mijne liefde zal bevrijden. Aan + den rand van den Oceaan, waar de zon ondergaat, houdt het gebied + der Aethiopiërs op, waar het hemelgewelf met zijne fonkelende + sterren op de schouders van den ontzaglijken Atlas zich wentelt. + Vandaar is eene priesteres van 't Massylische volk mij gewezen, die + den tempel der Hesperiden en den boom met de gouden appelen + bewaakte, die den draak aldaar voedde door hem vochtige + honig[koeken] toe te dienen, bestrooid met slaapwekkenden papaver. + Deze belooft door tooverzangen de harten van wie zij wil, van + liefde te bevrijden, maar bij anderen eene felle hartstocht op te + wekken, het water in de stroomen tot staan te brengen en de sterren + te doen terugkeeren op hare baan. Zij roept de nachtelijke schimmen + op. Gij zult den grond onder hare voeten hooren grommen en de + esschen van het gebergte zien neerdalen. Ik roep de goden en U, + geliefde zuster, tot getuigen, dat ik tegen wil en dank het wapen + der magische kunst te baat neem. Richt gij in het geheim een + brandstapel op 't binnenplein hemelhoog op en leg het zwaard van + den man, dat hij, de booswicht, in mijn vertrek vastgehecht + achterliet, en al zijne kleeren en het bruidsbed, mijn verderf, er + boven op. De priesteres gebiedt mij, al wat mij aan dien + verfoeilijken man herinnert, te vernietigen." + +Ook hier weer eene symbolische handeling, waaraan eene reëele +uitwerking wordt toegeschreven. Het vernietigen van voorwerpen die op +eene ongelukkige liefde betrekking hebben, moet ook aan die liefde zelf +voorgoed een einde maken. + +Aan den wensch van Dido wordt voldaan en het verhaal gaat (v. 504--519) +aldus door: + + "Maar nadat op het binnenplein van 't paleis een ontzaglijke + brandstapel uit blokken van pijnboom-en eikenhout hemelhoog was + opgericht, versiert de koningin de plaats met guirlanden uit + cyprèssentakken gevlochten en, met volkomen besef van wat zij gaat + doen, legt zij de kleeren, het achtergelatene zwaard en het beeld + van Aeneas op het rustbed [bovenop den brandstapel]. Er staan + altaren rondom en de priesteres, met loshangende haren, roept + driemaal het honderdtal goden, den Erebus, de Chaos, de driedubbele + Hecate, de drie aangezichten van de maagd Diana met bulderende stem + aan. Ook had zij vocht gesprenkeld, dat water uit het meir Avernus + moest verbeelden en kruiden bijeengegaard, afgesneden bij + maneschijn met bronzen sikkel, tierige kruiden vol van zwart + venijn.... Dido zelf stond naast het altaar, met het offermeel in + de reine handen, één voet ontbloot, in een los kleed en riep, den + dood voor oogen, de goden tot getuigen aan". + +Dido, die slechts voor den schijn die magische handelingen laat +verrichten, stort zich ten laatste in het zwaard van Aeneas en de +brandstapel wordt ontstoken. + +Dat ook aan het getal honderd eene bijzondere uitwerking werd +toegeschreven, blijkt uit den grooten Parijschen tooverpapyrus v. 252, +waar sprake is van een magischen godennaam, die uit honderd letters +bestaat. + +Bij het meir Avernus, dat in Campanië te midden van huiveringwekkende +bosschen lag, was, naar men beweerde, een toegang tot de onderwereld; +vandaar dat dit meir bij de magie dikwijls ter sprake kwam, zooals wij +nog herhaaldelijk zullen zien. + +De symboliek van het loshangende haar, den ontblooten voet en het +ontgordelde kleed is vrij duidelijk. Al hetgeen boeit zou bij deze +plechtigheid hinderlijk zijn, waar het geldt den knellenden band der +liefde los te maken. Maar ook bij andere magische handelingen komen +dezelfde gebruiken voor, blijkbaar oorsponkelijk met de bedoeling om de +raadselachtige kracht, waarvan reeds in hoofdstuk II sprake is geweest, +ongestoorder te laten werken; later is dit alles een bloot overleefsel. + +Ook Medea laat, zooals wij straks zullen zien, bij bezweringen het haar +neerhangen. Van Apollonius van Tyana (in Klein-Azië) een der beroemdste +magiërs, wordt verzekerd, dat hij dit gebruik zijn leven lang in acht +nam[26]. Bij de Mohammedanen laat de geestenbezweerder het haar +loshangen en hetzelfde doen ook de tooverartsen in het Zuiden van +Vóór-Indië. + +Wat de ontblooting van één voet betreft, heeft men op eene Grieksche +vaas eene afbeelding gevonden van een man met zijn ontblooten +rechtervoet op de huid van een offerdier en met zijn geschoeiden +linkervoet op den grond[27]. De tweehonderd Plataeers, die in den +Peloponnesischen oorlog door de linies der hen belegerende Spartanen +heenbraken, hadden slechts hun linker voet geschoeid[28]. Blijkbaar was +het een aloud gebruik, eene soort wijding, door diegenen in acht +genomen, die een levensgevaarlijk waagstuk beproefden. + +Vastgeknoopte kleeren en gordels werden over 't algemeen bij +tooverhandelingen als hinderlijk beschouwd. Vandaar dat bijv. ook Medea, +zooals spoedig blijken zal, hare kleeren los draagt. Bij het exorcisme, +d.w.z. de uitbanning van booze demonen, mocht, volgens het Joodsche +gebruik, de patiënt slechts één gewaad, en wel zonder gordel, dragen. +Opmerkelijk is ook, dat te Rome de Flamen Dialis, een der hoogste +priesterlijke ambtenaren, geen knoop in zijn kleedij mocht dragen en dat +de Mohammedaansche bedevaartgangers bij hun tocht naar Mekka hetzelfde +gebruik in eere houden. + +De Epicurist Horatius (65--8 v. Chr.), zanger van wijn, liefde en +vaderlandsche deugd, tracht op alle mogelijke manieren de magie hatelijk +en bespottelijk te maken. Herhaaldelijk richt hij aanvallen tegen eene +zekere Canidia, waarvan wij in 't midden willen laten of zij al dan niet +eene historische persoonlijkheid is geweest. O.m. beschrijft hij in zijn +vijfde "Epode" op allergriezeligste wijze hoe een geroofde knaap van +voornamen stand door Canidia en hare helpsters, Sagana, Veia en Folia, +wordt doodgemarteld (15--38): + + "Canidia, het onopgeschikte hoofdhaar omwonden met gezwollen + adders, gebiedt wilde vijgeboomen, uit graven opgewoeld, doodsche + cypressen, veeren en eieren van de gekuifde uil, besmeerd met het + bloed van de afschuwelijke pad en kruiden uit Thessalië en Iberië + [Georgië], vruchtbaar aan vergiften, alsmede beenderen, ontrukt aan + den muil van eene hongerige teef, in Colchische [magische] vlammen + te verbranden. Maar Sagana, opgeschort, sprenkelt door het geheele + huis heen water uit den Avernus en lijkt met haar te berge rijzend + haar op een zeeëgel of op een rennend everzwijn. Veia, door geen + gewetenswroeging afgeschrikt, groef, al hijgende van 't werk, met + haar hard houweel een kuil, opdat de knaap, er ingegraven en met + zijn mond er boven uit stekende als een zwemmer, die slechts met + zijn kin zich boven 't water verheft, door den aanblik van twee- of + driemaal in den loop van den langen dag verwisseld eten zou + wegsterven, opdat zijn uitgesneden merg en dorre lever voor de + bereiding van een minnedrank zouden dienen". + +Bij de magie is wel eens meer sprake van kinderoffers. Op eene +afbeelding, die ons uit de oudheid is overgebleven, schijnt het offeren +van een kindje te worden voorgesteld[29]. In een tooverpapyrus wordt +voorgeschreven, hoe men, om eene vrouw in zijn macht te krijgen, den +toorn van de maangodin tegen haar moet opwekken: men moet haar nl. +beschuldigen dat zij o.m. een ongeboren of een jong kind offert[30]. Dit +is, zooals van zelf spreekt, slechts eene fictie. Daar echter het +griezelige eene zekere bekoring heeft, achtte men ook later nog de +tooverij met het offeren van kinderen en soortgelijke gruwelen +verbonden. Vooral in het heksengeloof speelt dit eene rol, zooals men +o.m. kan opmaken uit de bereiding van het tooverbrouwsel in de vierde +akte van "Macbeth", waarbij onder andere zonderlinge en onsmakelijke +ingrediënten ook de vinger van een bij de geboorte vermoorden zuigeling +voorkomt. + +Met groote ironie verklaart de dichter, in de zeventiende epode, dat +hij voor de tooverkunsten van Canidia zwicht: + + "Reeds geef ik het gewonnen aan Uwe krachtige wetenschap, ik bid en + smeek U bij het rijk van Proserpina, bij de niet aan te tasten + majesteit van Diana, bij de boeken met tooverzangen, die de + gesternten, aan den hemel vastgehecht, vermogen omlaag te roepen, + Canidia, houd eindelijk op met Uwe bezweringen en laat den vluggen + toovertol achteruit draaien [ten einde de betoovering daardoor op + te heffen] (v. I--7)". + + "Ik ben te over reeds door U gestraft, o veel geliefde van matrozen + en straatventers! Gevlucht is mijn jeugd en de blozende kleur + verliet de beenderen, omhuld met eene vaalbleeke huid; mijn haar is + grijs geworden door Uwe tooverwalmen; geen rust ontspant mij van + het werk, de nacht verjaagt den dag, de dag de nacht en mijne + benauwde borst vindt geen verlichting. Dus word ik, rampzalige, + gedrongen om te gelooven wat ik ontkende, dat Sabellische + bezweringen de borst tot in het diepst schokken en je hoofd vaneen + splijt door een Marsisch tooverlied. Wat wil je meer? (v. 19--30)." + +Aan de Sabellen en Marsen, volksstammen in Midden-Italië, van +oudvaderlijken eenvoud, schreven de verfijnde Romeinen het bezit van +tooverkrachten toe. Ook dit verschijnsel is zeer opmerkelijk. Volkeren +van eene "hoogere cultuur" zijn licht geneigd aan te nemen, dat volkeren +die, zooals het heet, "op een lageren trap van ontwikkeling staan," in +de magie uitmunten. De Hindoes beschouwden de oerinwoners van Indië als +toovenaars en zoo ook de Zweden de Finnen. De Hollanders vermoeden vaak +bij de Javanen het bestaan van eene "stille kracht". En het is dan ook +niet onmogelijk, dat volkeren, die te kort schieten in het uitdenken van +machinerieën--dit toch beschouwt men gewoonlijk als het meest sprekende +kenmerk van eene "hoogere cultuur"--daarentegen meer begaafd zijn met +zekere geheimzinnige krachten die het wezen uitmaken der magie. + +En eindelijk worden in eene satire (I, 8) Canidia en Sagana, die 's +nachts er op uit gaan om dooden te bezweren, door Horatius op zulk eene +wijze gehoond, dat wij de reproductie ervan maar liever achterwege +laten, en met de opmerking volstaan, dat de bestrijders der magie het +zoo nauw niet nemen. + +Ovidius (43 v. Chr. - ± 17 n. Chr.), de meest ingenieuze en meest +irreligieuze van alle Romeinsche dichters, steekt althans op minder +onhebbelijke wijze den draak met de tooverkunst. Hooren wij, uit een +zijner minnedichten (I, 8,5--16) de navolgende beschrijvingvan eene oude +koppelaarster, tevens magicienne: + + "Zij kent de tooverkunsten en de zangen van Circe; zij doet de + snelle wateren zich terugbochten naar hunne bron; zij weet goed wat + een kruid, wat een band, rondom een draaienden toovertol gewonden, + vermag; ... als zij wil, hoopen zich wolken aan den geheelen hemel + op; als zij wil, blinkt de dag aan den helderen trans. Bloed zag + ik, (zou je 't gelooven?), van de sterren neerdruppelen; het gelaat + der maan was purpurrood van bloed. Ik vermoed, dat zij, van + gedaante veranderd, door de nachtelijke schaduwen vliegt en dat + haar oud lichaam zich met veeren overdekt; ik vermoed het, en 't + wordt beweerd; ook schittert eene dubbele pupil in hare oogen." + +Dit laatste is ons ook van de Thibii, eene volksstam aan de Zwarte Zee, +bericht, van wie men verder vermeldde, dat zij de macht van het booze +oog (vgl. II) uitoefenden en in 't water niet onderzonken[31]. + +In zijn "Remedie tegen de liefde", overigens "een geneesmiddel erger dan +de kwaal", keurt hij (248--260) het gebruik van magische middelen af: + + "Meent iemand, dat de booze kruiden van het Thessalische land en de + magische kunsten hulp kunnen brengen, dan zie hij wel toe! Dat is + de oude manier van giftmengerij: mijne muze biedt met hare gewijde + zangen eene onschuldige hulp. Volgt gij mij, dan zal geen schim op + bevel uit den grafheuvel te voorschijn treden; geen tooverkol zal + door gruwelijke bezwering den grond doen splijten; geen veldgewas + zal van den eenen akker naar den anderen over gaan; en de + zonneschijf zal niet plotseling bleek zien. De Tïber zal, als + gewoonlijk, naar de wateren der zee loopen, de maan als gewoonlijk, + met een sneeuwwit span voortrijden. Geen hart zal door bezweringen + van kommer verlost worden, geen liefde voor brandende zwavel op de + vlucht slaan ..." + +Men schreef nl. reeds in overoude tijden aan zwavel eene reinigende +kracht toe en ook in de liefdestooverij werd er gebruik van gemaakt. + +Ovidius verklaart verder (v. 289 vlg.): + + "Wïe gij ook zijt, die hulp verlangt van onze kunst, ontzeg aan + giftmengerij en tooverzangen geloof." + +Maar met dat al was de magie als litterair onderwerp ook voor hem +onmisbaar. Het werk, waaraan hij bovenal zijn naam te danken heeft, zijn +immers de "Metamorphosen," d.w.z. gedaantewisselingen, eene reeks +verhalen uit de mythologie, die telkens met verandering van +lichaamsvormen, dus met tooverij, eindigen. En de episode van Medea is +zeer zeker niet de minste in dit bij uitstek kleurrijke en +schilderachtige dichtwerk. Eén greep (VII, 180-188): + + "Toen de maan in haar volsten glans en met gevulde schijf op de + landen neerzag, verliet Medea het huis, gehuld in ontgordelde + kleeren, één voet ontbloot, de haren over de naakte schouders + neergolvende; onverzeld gaat ze met zwervende schreden door de + stomme stilte der middernacht; diepe rust had menschen, gevogelte + en wilde dieren ontspannen; de heggen zijn zonder gefluister; + onbewogen zwijgt het loof; de vochtige lucht zwijgt; de sterren + alleen flikkeren." + +Hierbij eene opmerking. + +Er is hier sprake van "ontbloote schouders." Diergelijke ontblootingen +en zelfs algeheele naaktheid komen bij de tooverij meer voor. In een +fragment uit eene Grieksche tragedie wordt uitdrukkelijk gezegd, dat +Medea naakt de benoodigde tooverkruiden maait[32]. Op eene vaas vindt +men afgebeeld, hoe twee naakte toovenaressen de maan omlaag halen[33]. +In de tooverpapyri wordt voorgeschreven, dat de knaap, die bij zekere +handelingen onmisbaar is, naakt moet zijn[34]. Bij het exorcisme, dat +aan den doop voorafging, moest oudtijds, inzonderheid volgens het +ritueel der Grieksche kerk, de doopeling ontkleed worden. Dit alles +sluit goed aan bij het boven vermelde feit, dat men knoopen en gordels +bij tooverhandelingen ongewenscht achtte: het geheimzinnige "mana" +immers moet zoo vrij mogelijk kunnen werken. + +De liefdestooverij was meer dan eene bloote litteraire fictie. + +Tooverdranken waren ook toen veel in gebruik en er wordt zelfs vermeld, +dat Lucretius Carus (± 97 v. Ch.--55(?) v. Ch.) door het toedienen ervan +in zijne geestvermogens zou zijn gekrenkt en derhalve zijn beroemd +leerdicht "Over de natuur der dingen", eene uiteenzetting van Epicurus' +systeem slechts in zijne heldere oogenblikken zou hebben geschreven. Men +heeft wel is waar dit bericht in twijfel getrokken, maar er zijn +omstandigheden, die sterk voor de waarheid ervan pleiten: het gedicht is +niet alleen onvoltooid, maar heeft ook verscheidene lacunes en +plotselinge overgangen; daarenboven doet de inhoud er onwillekeurig aan +denken, dat de auteur aan hallucinaties leed, 't geen immers met groote +dichterlijke begaafdheid best kan samengaan. + +Maar ook andere tooverijen werden blijkbaar herhaaldelijk in practijk +gebracht. + +Van Catilina, een energiek, maar ook onbesuisd man, die in 63 v. Chr., +zooals bekend, eene poging deed om de regeering te Rome omver te werpen, +vertelden sommigen, dat hij, na het houden van eene opruiende toespraak, +om zijne deelgenoten nauwer aan zich te verbinden, menschenbloed, met +wijn vermengd, in bekers liet rondreiken; eerst nadat ze onder +vervloekingen, zooals deze bij zekere plechtigheden gebruikelijk waren, +den drank hadden geproefd, zou hij hun zijn plan hebben geopenbaard. + +Aldus de geschiedschrijver Sallustius (87--35 v. Chr.), die echter +verklaart, geen genoegzame bewijzen ervoor te hebben (Samenzw. v. Cat. +22), terwijl een later auteur zelfs verhaalt, dat de saamgezworenen een +kind slachtten en bij de ingewanden ervan den eed aflegden[35]. Dat men +zich door het storten en ook wel door het drinken van bloed tot trouwe +kameraadschap verplichtte[36], kwam meer voor en zoodoende zou het +bericht omtrent Catilina eene kern van waarheid kunnen bevatten zonder +dat men daarom noodzakelijkerwijs aan het allerergste behoeft te denken. + +Hoe het zij, de vrees voor de magie was zoo groot, dat men herhaaldelijk +van overheidswege er maatregelen tegen nam. Onder Augustus werden door +zijn alvermogenden gunsteling, Vipsanius Agrippa, de toovenaars en de +vaak met hen op ééne lijn gestelde sterrewichelaars, uit Rome verdreven +(33 v. Chr.)[37]. En in 't jaar 28 v. Chr. moest Anaxilaos uit Larissa +(in Thessalië), "een Pythagoreeër en magiër", Italië verlaten[38]. + +Maar ook de vervolgers onthielden zich niet van occultistische, resp. +magische practijken. Agrippa zelf had samen met Octavianus, zooals hij +oorspronkelijk heette, zich den horoscoop laten trekken[39], en de +keizer droeg, ten einde niet door den bliksem te worden getroffen, +altijd en overal het vel van een zeekalf bij zich als afweermiddel[40]. + +Het optreden van Agrippa had niet, of slechts tijdelijk, het gewenschte +gevolg: onder keizer Tiberius moesten (waarschijnlijk in 16 n. Chr.) de +astrologen en magiërs wederom uit Italië worden verjaagd. Zelfs werd één +hunner, L. Pituanius, van de Tarpejische rots afgeworpen (de straf op +hoogverraad) en lieten de consuls P. Marcius buiten de Esquilijnsche +poort (aan de Oostzijde van Rome), na met trompetgeschal het sein te +hebben gegeven, op de ouderwetsche manier, d.w.z. door geeseling en +onthoofding, terechtstellen. Aldus bericht de beroemde geschiedschrijver +Tacitus in zijne Annalen (II, 32). + +Meer opzien baarde, in 't jaar 20 n. Chr., het proces van Piso, dien men +beschuldigde, Germanicus, een neef van den keizer en een zeer populair +veldheer, door vergif uit den weg te hebben geruimd. "Er werden", zooals +Tacitus in Ann. (II, 69) verzekert, "op den grond en bij de muren +overblijfsels van opgegravene menschelijke lichamen en tooverspreuken en +vervloekingen en de naam van Germanicus op looden tafels ingekrast en +halfverbrande asch met smetstof bestreken en andere toovervoorwerpen +gevonden, waardoor men gelooft dat zielen aan de onderaardsche machten +gewijd worden". Piso, hoewel hij openlijk zijne vijandschap tegen +Germanicus had betuigd, ontkende hem te hebben vergiftigd, maar pleegde, +aan zijne vrijspraak wanhopende, zelfmoord. + +Men verzekert verder, dat Tiberius zelf vrij was van angstvallige +gelooverij, maar toch de astrologie beoefende (Ann. VI,20 vgl.), en, als +er onweer dreigde, voor de securiteit een laurierkrans op het hoofd +droeg[41], omdat men geloofde, dat dit loof door den bliksem niet wordt +getroffen. + +Er is een factor, die reeds lang in werking, zich van die tijden af met +groote kracht doet gelden, nl. de invloed van Oostersche gedachten, +gebruiken, godsdiensten, eene strooming, aan welke men den naam +Oriëntalisme heeft gegeven. + +De Romeinen, tot dusver onweerstaanbaar voortdringende, hadden eindelijk +in 't Oosten een tegenstander gevonden, dien ze niet vermochten te +overweldigen: de Parthen. De schitterende overwinning, door de Parthen +in 53 v. Chr. op Crassus behaald, die tengevolge hiervan met leger en al +zijn ondergang vond, is een keerpunt in de geschiedenis. En terwijl het +Romeinendom aldus door het Oosten op het slagveld werd gestuit, +onderging het tevens in steeds toenemende mate den invloed van het +Oosten op geestelijk gebied. Het is geen toeval, dat de invloedrijkste +denker der eerste eeuw v. Chr., Posidonius (reeds in 't begin van dit +hoofdstuk genoemd) uit Syrië afkomstig was. Aan Posidonius bovenal is +het o.m. toe te schrijven, dat eene door en door Oostersche leer, de +astrologie, in Rome tot aanzien kwam. Zooals wij zagen, werd de +astrologie door de wetgevers met de magie op ééne lijn gesteld, en +inderdaad kwamen beide niet slechts vaak met elkaar in aanraking, maar +versmolten zij ook herhaaldelijk met elkaar, zooals nog later zal +blijken. + +De Oostersche godsdiensten wonnen, om het zoo uit te drukken, met den +dag veld, al verzetten ook de ouderwetsch gezinde Romeinen er zich met +hand en tand tegen en al deinsden zij zelfs voor vervolgingen niet +terug. + +In de eerste plaats was het de "Alexandrijnsche" religie, die, op +instigatie van koning Ptolemaeus I (± 300 v. Chr.) uit Egyptische en +Grieksche bestanddeelen samengesteld, zich reeds vroeg over de +Helleensche en Romeinsche wereld ging verspreiden. + +De Egyptische godsdienst, dien wij, tengevolge van de talrijke ons +bewaard geblevene gedenkstukken, zelfs wat kleine bijzonderheden +betreft, vrij nauwkeurig kunnen reconstrueeren, was in wezen magie. + +Het geloof, dat men door zekere woorden en handelingen invloed vermag +uit te oefenen op de onbezielde zoowel als op de bezielde wezens, +heerschte van af de oudste tijden bij de Egyptenaren en was met al hun +doen en laten innig verbonden. + +En evenals de menschen, weten ook de goden zich niet te helpen zonder +magie; ook zij hangen zich amuletten om, om zich te beschermen en +gebruiken tooverformulieren om elkaar te bedwingen. Allermerkwaardigst +is bijv. het navolgende verhaal, dat wij sterk verkort, maar toch +zooveel mogelijk met de woorden van het oorspronkelijke weergeven, hoe +n.l. de godin Isis, die de kennis heeft van geweldige tooverformulieren, +den zonnegod Re zijn diepste geheim weet te ontlokken. + +Re was oud geworden en leed aan de gebreken van den ouderdom. Het +speeksel droop uit zijn mond op den grond neer. Isis mengde dit met +aarde, vormde er eene slang van en legde die neer op de plek, waarlangs +Re zou voorbijkomen. De zonnegod werd door de slang gebeten; de adem des +levens verliet hem; zijne kaken trilden en al zijne ledematen beefden. +Het vergif verspreidde zich door zijn geheele lichaam, evenals de Nijl +door de landstreken van Egypte. Re riep de goden om hulp aan: "O gij +goden, die uit mij zijt ontstaan! Eene verschrikkelijke ramp heeft mij +getroffen. Mijn hart voelt haar, maar mijne oogen zien haar niet; ik +weet niet wie mij dit heeft aangedaan. Nooit heb ik zulk eene pijn +gevoeld; geen ziekte kan meer wee veroorzaken als dit. Ik ben een vorst, +de zoon van een vorst, ik heb menigten van namen en menigten van +gedaanten; mijn wezen is in ieder god. Ik kwam te voorschijn om neer te +zien op hetgeen ik had gemaakt, ik schreed door de wereld, die ik +geschapen had, toen iets mij stak, maar ik weet niet wat. Brengt tot mij +mijne kinderen, de goden, die woorden van macht en de taal der magie +bezitten, en monden die weten hoe ze uit te spreken". De kinderen van +iederen god kwamen en ook Isis kwam, met zich brengende hare woorden van +magische kracht; haar mond was vol van den adem des levens, want hare +amuletten overwinnen de pijnen der ziekte en hare woorden doen weer +herleven de kelen van hen die gestorven zijn. En zij zeide: "Wat is er +gebeurd, o heilige vader? Heeft eene slang U gebeten en heeft een ding +dat gij geschapen hebt, zijn hoofd tegen U opgeheven? Voorwaar het zal +neergeworpen worden door mijne machtige woorden en ik zal het wegdrijven +buiten het bereik van uwe stralen". De heilige god zeide: "Ik ging langs +mijn pad om te zien wat ik geschapen had, toen ik gebeten werd door eene +slang, die ik niet zag. Is het vuur? Is het water? Ik ben kouder dan +water en gloeiender dan vuur. Mijn oog heeft geen kracht, ik kan den +hemel niet zien; het zweet loopt van mijn aangezicht als in den +zomertijd". Toen zeide Isis tot Rē: "Noem mij uwen geheimen naam, +heilige vader, want al wie bevrijd zal zijn door uwen naam, die zal +leven". Rē gaf toen allerlei namen op, maar het vergif werd niet uit +zijn lichaam weggenomen; het vrat dieper door en de groote god kon niet +langer gaan. Toen zeide Isis tot Rē": "Wat gij gezegd hebt, is niet uw +ware naam. Noem hem mij en het vergif zal verdwijnen". Eindelijk gaf de +groote god toe, dat zijn naam in Isis zou overgaan en Isis, de +heerscheres over woorden met tooverkracht, zeide: "Wijk, vergif, ga weg +van Rē. Ik ben het die het overwonnen vergif ter aarde doe neervallen, +want de naam van den grooten god is van hem genomen. Moge Rē leven en +het vergif sterven! Moge het vergif sterven en Rē leven". Dit waren de +woorden van Isis, de machtige heerscheres, de meesteres der goden, die +Rē bij zijn eigen naam kende. + +Dat speeksel aarde vermag te bezielen, berust op het reeds in hoofdstuk +II vermelde geloof aan het "mana", eene kracht of zelfstandigheid, +waarmee het lichaam van goden en bevoorrechtte menschen zou zijn +doortrokken en die ook buiten de sfeer van het lichaam om, drager van +het psychische zou blijven. De wonderdadige werking van speeksel zal ook +later nog wel eens ter sprake komen. + +Veel belangrijker echter is de rol, die de naam in de tooverkunst +speelt. En het is dan ook volstrekt geen wonder, dat de naam, de kortste +vertegenwoordiger van iemands persoonlijkheid, van de oudste tijden af +aan tooverkracht scheen te bezitten. Volgens het primitieve denken is de +naam een deel, en wel een belangrijk deel van dengene die hem draagt. +Hij is een dubbelganger en tevens ten nauwste met zijn drager verbonden. +Zoo kwam men er toe om aan kinderen, ja ook aan steden, een geheimen +naam te geven, waarop een kwaadwillige en een vijand geen vat zou kunnen +hebben. Bovenal echter kan de naam van een god niet zonder uitwerking +worden uitgesproken; de god is verplicht er antwoord op te geven en te +handelen overeenkomstig den eisch van wie hem aanroept. + +Zoo was ook van ouds her een mysterie verbonden met den naam van den god +der Hebreeën; slechts in zeer bijzondere omstandigheden mocht men hem op +de lippen nemen en vandaar dan ook het uitdrukkelijk verbod: "Gij zult +den naam Uws Gods niet ijdellijk gebruiken", een verbod, dat thans, nu +men den magischen achtergrond ervan niet meer voor oogen heeft, maar al +te vaak wordt overtreden. + +En toch is ook heden ten dage het geloof aan de mysterieuze kracht van +den naam nog niet geheel verdwenen; nog zijn sommigen er van overtuigd, +dat onze namen een geheimzinnigen invloed zouden uitoefenen op onze +lotgevallen en telkens weer hoort men den spreuk aan voeren: nomen est +omen, d.w.z.de naam is een voorteeken. + +Van alle Egyptische goden traden reeds in oude tijden Isis en Osiris +sterk op den voorgrond. De mythen aangaande hen zijn ons echter in haren +samenhang slechts in het verhaal bij Plutarchus (± 100 n. Chr.) +overgeleverd[42], die wel is waar klaarblijkelijk uit goede bronnen +put, maar zich wel eens tendentieuze uitleggingen veroorlooft. Volgens +de traditie was Osiris, de weldadige god, door zijn broeder Set (of, +zooals de Grieken hem noemden, Typhon), de verpersoonlijking van het +booze, verraderlijk omgebracht en in veertien stukken verscheurd, maar +door de bezweringen van zijne gade Isis en hun zoon, Horus, weer +samengevoegd en tot het leven teruggeroepen geworden. Het menschelijke +tot het goddelijke verheffende, ging men iederen overledene als een +Osiris beschouwen, die door de bezweringen van zijn zoon als van een +anderen Horus, het eindelooze leven verkrijgt. En nog verder in die +richting doorgaande geeft de magiër vaak zich zelf voor den een of +anderen god uit, teneinde door den goddelijken naam zijn wil grootere +kracht bij te zetten. + +Enkele voorbeelden: + + "Ik ben Rē, in dezen zijn geheimzinnigen naam + "Hij-die-was-in-den-oceaan", zijne pijlen tegen zijne vijanden + afschietende". + +Of, als men zich tegen een vijand keert: + + "Verwijder U, want ik ben Horus, trek U terug, want ik ben de zoon + van Osiris. De magie van mijne moeder [Isis] is de bescherming van + mijne leden". + +Door eene of andere mythe te vermelden meent de magiër de daden te +kunnen verrichten, die daarin aan een god worden toegeschreven. + + "Ik wil alle booze en slechte dingen, die neerkomen op N, den zoon + van M., verbannen, evenals Rē zich zelf voor zijne vijanden + redde, evenals Chnoem zich redde voor Sobk, evenals Horus zich + redde voor Set." + +Wij komen later nog op dergelijke bezweringen herhaaldelijk terug. + +Dat de hoofdgoden van den Alexandrijnschen cultus, Osiris, Isis, Horus +en de raadselachtige, maar, wat zijne werkingssfeer betrof, met Osiris +vereenzelvigde Sarapis, als begunstigers van de magie bij uitnemendheid +werden beschouwd, spreekt van zelf. Men verhaalde van hen tallooze +wonderen; men verwachtte van hen in den droom goeden raad te ontvangen; +men schreef hunne namen op amuletten. De Egyptische priesters gingen +voor toovenaars door, en Egypte voor het tooverland bij uitnemendheid. + +Niet slechts de Egyptische, maar ook de Joodsche religie deed zich in de +Grieksch-Romeinsche wereld gelden. En ook bij de Joden stond de magie +toen in grooten bloei, ondanks de strengste verboden en de wreedste +vervolgingen. De Joodsche tooverspreuken hadden gezag bij de naburige +volkeren. In de Koptische en Grieksche tooverlitteratuur speelt de god +der Joden, Iao, Sabaoth, eene groote rol; ook de namen van aartsvaders, +van Jozua (Jezus) en Salomo komen er herhaaldelijk in voor. Een lang +exorcisme (verdrijving van een boozen geest door bezwering), dat wij +nog over hebben[43], is blijkbaar afkomstig van een Joodsch-Orphisch +genootschap. + +Nog in latere eeuwen hebben de Joden den naam van toovenaars, meestal in +ongunstigen zin, behouden. Het geloof aan den "ritueelen" moord, nl. dat +de Joden bij hun Paaschfeest of tot andere doeleinden het bloed van een +Christenkind gebruiken, behoort nog niet tot het verleden, al ontbreekt +het ook ten eenenmale aan deugdelijke bewijzen. Maar ook de hoogere +magie, zooals zij in de Kabbala, de Joodsche geheimleer uit de +middeleeuwen, werd geleeraard, heeft de aandacht van velen, en niet +altijd van de minst begaafden, getroffen. Er is in onze dagen, +voornamelijk in Frankrijk en Engeland, veel belangstelling voor +Kabbalistiek, waarbij het echter aan degelijke studies over dit +ingewikkelde onderwerp maar al te zeer ontbreekt. + +Keizer Tiberius is in 19 n. Chr. ook tegen de vereerders van Isis en de +Joden met de wreedheid hem eigen, opgetreden, zooals o.m. Tacitus het in +zijn Annalen (II, 85) vermeldt: + + "Er is ook verhandeld over het verdrijven van de Egyptische en + Joodsche religies en een senaatsbesluit genomen om vierduizend + vrijgelatenen, met die superstitie besmet, wier leeftijd het + toeliet, naar het eiland Sardinië te verbannen, ten einde aldaar de + roovers in bedwang te houden; als ze door het slechte klimaat + omkwamen, zou er niets aan verloren zijn; de overigen moesten + Italië verlaten, tenzij ze voor een bepaalden datum de uitheemsche + godsdiensten zouden hebben afgezworen." + +Al die wreedheid was te vergeefs. + + +*Litteratuur.* + + +*#L. Fahz#, De poetarum romanorum doctrina magica, uit +Religionsgesch. Vers. u. Vorarb. II Bd. 3 Hft. (1904). + +#W. J. Dilling, s.v. Knots, in Enc. rel. a. eth. VI (1914). + +#Fraser#, Taboo and the perils of the soul (1914). + +#Skeat#, Malay Magie (1900). + +*#L. Blau#, Das jüdische Zauberwesen (1898). + +#J. A. Mac Culloch, s.v. Lycanthropy, in Enc. rel. eth. VIII (1915). + +#E. Penquitt#, De Didonis Vergilianae exitu, Dissert. Königsberg +(1910). + +*#R. Wünsch#, Aus einem griechischen Zauberpapyrus, in Kleine Texte +f. Vorles. u. Üb. hrg. v. H. Lietzmann, No. 84 (1911). + +#J. Heckenbach#, De nuditate sacra sacrisque vinculis, uit +Religionsgesch. Vers. u. Vorarb. IX, 3 (1911). + +#W.Y. Sellar#, s.v. Lucretius, in Encyclopaedia Britannica,-lle +uitg. XVII (1911). + +#P.J. Hamilton-Grierson#, s.v. Brotherhood (Artificial), in Enc. +rel. eth. II (1909). + +*#Riess#, s.v. Astrologie, in Pauly, Real-Enc. class. Alt. 2e uitg. +Bd. II (1896). + +*#A. Bouché-Leclercq#, L'astrologie grecque (1899). + +*#F. Cumont#, Astrology and religion among the Greeks and Romans +(1912). + +*#G. Lafaye#, Histoire du culte des divinités d'Alexandrie (1884). + +*#W. Drexler#, s.v. Isis, in Roscher, Lex. d. Myth. Bd. II (1890--97). + +*#F. Cumont#, Die oriental. Religionen im röm. Heidentum, vert. v. +G. Gehrich, 2e uitg. (1914). + +#Erman#, Ägypten u ägyptisches Leben im Altertum II (1887). + +#Budge#, Egyptian magie, 2e uitg. (1901). + +#Lange#, Die Ägypter, in Chantepie de la Saussaye Lehrbuch d. +Religionsgesch. 3e uitg. I (1905). + +#G. Roeder#, Urkunden z. Religion d. alt. Agypten (1915). + +#H. Schmidt#, Namenglauben im Alten Testament, in Die Religion in +Gesch.u.Gegenwart IV (1913). + +#G. Roeder#, s.v. Set, in Roscher, Lex.d.Myth. 63. Lfg. (1910). + +#A.H. Gardiner#, s.v. Magic (Egyptian), in Enc. rel eth. VIII (1915). + +*#T. Witton Davies#, Magic, Divination a. Demonology among the +Hebrews and their neighbours (1898). + +*#M. Gaster#, Magic (Jewish), in Enc. rel. eth. VIII (1915). + + + * * * * * + + + + +HOOFDSTUK IV. + +*Nederlaag der ongeloovigen.* + + + +Sinds ongeveer het midden van de eerste eeuw onzer jaartelling neemt het +geloof in het wonderbaarlijke en magische eene hooge vlucht. De grootste +persoonlijkheden op intellectueel gebied erkennen de realiteit der +magie; magie en wijsheid worden als identiek beschouwd. De keizers zelf +gaan de tooverij begunstigen en de felle protesten van enkelen bewijzen +slechts, hoe weinig zij de teekenen dier tijden verstaan. Allerlei +omstandigheden werken als bij afspraak samen tot de nederlaag der +ongeloovigen. + +Wij willen een en ander nader toelichten. Dat de magie met wijsheid en +wetenschap wordt gelijkgesteld komt meer voor. De Arabieren gebruiken +het woord ilmoe (wetenschap) ook voor hetgeen op "occultisme", zooals +wij het noemen, betrekking heeft. Vandaar het Javaansche ngèlmoe, de +kennis der geheime tooverformulieren, een wonderlijk mengelmoes van +Polynesische, Hindoesche en Mohammedaansche bestanddeelen. De Javanen +jagen deze "wetenschap" ijverig na en meenen door haar al het mogelijke +te kunnen gedaan krijgen. Maar niet alle tooverspreuken zijn even +machtig en bij een rechtsgeding bijv. zal de verliezende partij hare +nederlaag aan de grootere kracht van de bezweringen der tegenpartij +toeschrijven. + +Wellicht het meest typische voorbeeld van een magiër-wijsgeer is +Apollonius van Tyana (in Klein-Azië), omtrent wien wij echter niet zoo +goed zijn ingelicht als wij het zouden wenschen. De uitvoerige +levensbeschrijving toch, die de belletrist en kunstkenner Philostratus +op last van de keizerin Julia Domna (gest 217), van hem te boek stelde, +is rijk aan onwaarschijnlijke verhalen en overbodig vertoon van +belezenheid; bovendien heeft men, wellicht niet zonder reden, vermoed, +dat zij de strekking had, een tegenbeeld te zijn van de Christusverhalen +der evangeliën. + +Of Apollonius werkelijk, zooals Philostratus verhaalt, het grootste +gedeelte der toenmaals bekende wereld doorkruiste om de menschen tot +handhaving der oudvaderlijke zeden en zoo mogelijk tot inachtneming van +de Pythagoreesche leeringen en leefwijze aan te sporen, blijft eene +opene vraag, maar het lijdt geen twijfel dat hij door allerlei +wonderbaarlijke handelingen aanleiding gaf, als magiër te worden +beschouwd. Het verhaal bijv. dat hij een gestorven meisje in 't leven +terugriep[44], wijst onmiskenbaar op wonderdadige genezingen, door hem +verricht. + +Philostratus is echter met zulke wonderen niet tevreden en verhaalt o.m. +dat Apollonius te Ephese eene epidemie vooruit gevoelde en haar +vervolgens, op verzoek van de inwoners, deed ophouden door den demon der +pest, die zich als een oud bedelaar voordeed, te laten steenigen. En +toen de Ephesiërs, op aansporen van den profeet, den steenhoop +opruimden, zagen ze, inplaats van dat monster, een hond er onder liggen, +van uiterlijk op een dog gelijkend, zoo groot als de grootste leeuw, +verpletterd door de steenen en met schuim op den muil[45]! + +Eén wonderbaarlijk feit betreffende Apollonius is historisch vrij goed +geboekstaafd, en wel het volgende: In 't jaar 96 n. Chr. hield de wijze, +reeds op hoogen leeftijd, te Ephese eene openlijke voordracht. Onder 't +spreken raakt hij gaandeweg afgeleid, zwijgt, doet eindelijk eenige +stappen vooruit en roept: "Stoot hem neer, den tyran, stoot hem neer!" +Daarna keert hij zich tot zijn gehoor en zegt: "Heden--op dit oogenblik +is keizer Domitianus gedood" en spoedig kwam een bericht uit Rome, dat +Apollonius' visioen schitterend bevestigde[46]. + +Over 't geheel genomen heeft Apollonius blijkbaar reeds bij zijne +tijdgenooten en zeer zeker bij de nakomelingschap den indruk gemaakt van +eene hoogstaande persoonlijkheid. Zelfs van kerkvaders zijn ons gunstige +oordeelen over hem bewaard gebleven. Hieronymus verklaart: "Die man vond +overal iets te leeren, en altijd vorderingen makende, overtrof hij +telkens weer zich zelven"[47]. En Augustinus zegt: "Veel beter, dat moet +men erkennen, was Apollonius, dan de bewerker en bedrijver van zoovele +liefdesschandalen, dien ze Jupiter noemen[48]", eene zinspeling op de +vaak hoogst onkuische verhalen aangaande dien oppersten god. + +Plutarchus (±46 n. Chr.-±120 n. Chr.) die door zijne +levensbeschrijvingen zulk een ontzaglijken invloed heeft uitgeoefend, +Plutarchus, die in zeldzame mate practisch inzicht met het geloof in het +onzienlijke vereenigde, geeft ook bewijzen van zijne belangstelling voor +het aanhangige onderwerp. Wel is waar wordt de "angstvallige vrees voor +bovenmenschelijke wezens" in zijn geschrift hierover (c. 10 en 13) voor +erger dan zelfs atheïsme verklaard, maar dit is blijkbaar zonder +nadenken, in eene oogenblikkelijke opwelling, van een ongeloovigen +moralist overgenomen. Immers elders handhaaft Plutarchus de realiteit +van vele verschijnselen en handelingen, die nu nog bij menigeen voor +ongeloofwaardig doorgaan. + +Zoo vinden wij bijv. in zijne "Huwelijksvoorschriften" het navolgende +(c.5): + + "De jacht door middel van vergif vangt den visch wel is waar + spoedig en gemakkelijk, maar zij maakt hem voor spijs ongeschikt. + Zoo hebben ook de vrouwen die zekere liefdesdranken en tooverijen + tegen de mannen verzinnen en hen door wellust overweldigen, + zinnelooze, onverstandige en bedorvene levensgezellen. Immers ook + Circe had geen baat van hare tooverkunst en kon niets met hare + slachtoffers beginnen toen ze zwijnen en ezels geworden waren, maar + Odysseus, die zijn verstand had en bedachtzaam met haar omging, had + ze uitermate lief." + +En in zijne "Tafelgesprekken" wijdt hij (V,7) eene uitvoerige discussie +aan het "booze oog" en maakt daarin energiek tegen de ontkenners +front(1): + + "De feiten steunen op wonderbaarlijke wijze de faam. En al weten + wij er de reden niet van, daarom mogen wij toch de geschiedenis + geen geloof ontzeggen, daar immers van duizenden dingen wier + zelfstandigheid helder voor oogen ligt, de reden ons ontgaat." + + "Wij kennen menschen, die door hun aanblik inzonderheid kinderen + deren, wier vochtig en zwak gestel door dezen wordt aangedaan en + eene ongunstige verandering ondergaat, terwijl dit minder overkomt + aan vaste lichamen, die reeds hun beslag hebben gekregen." + +Wat de verklaring van het feit in quaestie betreft, verwerpt Plutarchus +de hypothese der atomisten (6), in II door ons vermeld, en neemt zijn +toevlucht tot de theorie der uitstroomingen (2): + + "De reuk toch en de stem en de ademhaling zijn zekere + uitstroomingen der levende wezens en deelen, die de zintuigen + treffen en [allerlei] doen ondergaan ... Het ligt voor de hand, dat + dit het meest door de oogen gebeurt, want het gezicht, dat zeer + bewegelijk is, verspreidt met het fluïde, dat een flikkerenden + glans uitzendt, eene wonderbaarlijke kracht, door welke de mensch + zoowel veel lijdt als bewerkt. Immers, de mensch, door de zichtbare + dingen aangedaan, verkeert in dienovereenkomstige genoegens en + onaangenaamheden; en tot de verliefdheden, die toch de grootste en + felste aandoeningen der ziel zijn, geeft het gezicht de aanleiding, + zoodat de minnaar versmelt, wanneer hij naar de schoonen kijkt, en + er als 't ware naar toegetrokken wordt. Daarom dient men zich ook + te verwonderen over diegenen, die meenen dat de mensch door het + gezicht wel aangedaan en gekrenkt wordt, maar geenszins er iets + door doet en schade toebrengt". + +Plutarchus vermeldt ook de meening, dat zekere amuletten tegen den nijd +beschermen, omdat het booze oog door hunne vreemde gestalte wordt +afgewend en minder in het slachtoffer doordringt (3). + +Wij vinden inderdaad op tal van amuletten, die nog bewaard zijn +gebleven, allerzonderlingste afbeeldingen. Voornamelijk speelt het oog +zelf daarbij eene groote rol. Sommige onderzoekers hebben dan ook reeds +bij de primitieve stammen het bestaan vermoed van de theorie, dat +dezelfde kracht, die eene werking uitoefent, ze ook vermag op te heffen, +dat dus het gelijke met het gelijke, en in ons geval het oog met het oog +moet worden bestreden. Tegenwoordig heerscht echter onder de ethnologen +de opvatting, dat zulk eene systematische gedachte van de primitieve +volkeren niet is te verwachten, maar eene reeds gevorderde beschaving +veronderstelt. De ware verklaring zou deze zijn: De primitieve volkeren +gelooven, dat geesten, hetzij overledene menschen, hetzij +bovenmenschelijke wezens, het door ons reeds in hoofdstuk II vermelde +"mana", eene kracht of zelfstandigheid, ook aan onbezielde voorwerpen +kunnen mededeelen. Al wat door iets bijzonders den primitieven mensch +als drager van die geheimzinnige kracht toeschijnt, bijv. steenen van +een eigenaardigen vorm, dient als amulet. Het amulet vermag dus, om het +zoo uit te drukken, door uitstraling van "mana" de kracht van het booze +oog te breken. Aangenomen, dat deze verklaring voor de primitieve +volkeren opgaat, dan wekt toch het feit, dat wij op Grieksche amuletten +o.m. de afbeelding vinden van het gedrochtelijke Gorgo- of Medusahoofd, +met slangen omwonden en met wijd geopenden, starenden blik, +onwillekeurig de gedachte op, dat men de bedoeling had, door zulke +schrikgestalten de booze demonische machten op de vlucht te jagen. + +Het behoeft verder wel geen betoog, dat hetgeen van dit geloof aan het +booze oog op waarheid berust, blijkbaar hoofdzakelijk door de inwerking +der hypnose en suggestie moet worden verklaard. + +Plutarchus--om tot hem terug te keeren--acht ook wonderdadige genezingen +niet uitgesloten, zooals o.m. het door ons in hoofdstuk II aangaande +Pyrrhus vermelde uit zijne biographie van dien koning is geput. + +Van de realiteit der doodenbezwering is hij vast overtuigd. De verhalen +over Calondas en Pausanias, die wij in ons eerste hoofdstuk hebben +aangehaald, zijn bij hem te vinden. En in zijn levendig geschreven +dialoog "Over den genius van Socrates" verhaalt hij (c.16) hoe een +Pythagoreëer door middel van een droom verneemt dat een zijner +geestverwanten is overleden (de Pythagoreeërs konden, heette het, door +een zeker teeken in den droom onderscheiden of het beeld van een doode +dan wel van een levende verscheen) en in den waan, dat deze niet naar +eisch ter aarde was besteld, zich naar het graf begeeft, 's avonds +plengoffers brengt en de ziel bezweert terug te keeren om hem te +verkondigen, hoe in deze te handelen. In 't verloop van de nacht ziet +hij wel is waar niets, maar verbeeldt hij zich, eene stem te hooren, die +zegt, dat voor het lijk overeenkomstig den ritus was gezorgd en dat de +ziel zich reeds heeft afgescheiden voor eene nieuwe geboorte. + +En naar aanleiding van het feit, dat in zijn vaderstad Chaeronea een +zekere Damas door zijne medeburgers in het bad was vermoord, vermeldt +Plutarchus in het leven van Cimon (I): + + "Daar gedurende langen tijd zekere verschijningen op die plek + gezien en zuchten gehoord werden, zooals onze voorouders + verzekerden, liet men de deuren van het bad dichtmetselen; en tot + nu toe nog meenen zij, die nabij deze plek wonen, dat + schrikwekkende gezichten en stemmen er aan verbonden zijn." + +Bij de Latijnsche auteurs speelt de magie ook in dien tijd geen geringe +rol. + +Seneca (gest. 65 n. Chr.), de veelzijdigste en beroemdste schrijver van +zijn tijd, evenzeer een virtuoos in verzen als in proza, schept in het +beschrijven van tooverijen veel genoegen, al is dan ook iets zoo +willekeurigs als de magie met het Stoïcijnsche determinisme dat hij +overigens huldigt, moeilijk overeen te brengen. Eene groote plaats neemt +de magie, zooals van zelf spreekt, in zijn treurspel "Medea" in, dat +blijkbaar door Euripides (vgl. hoofdstuk II) is geïnspireerd. + +Medea toch, zooals in de vierde acte haar voedster--eene in de antieke +drama's onmisbare figuur--uitvoerig beschrijft, "stort al hare +toovermiddelen uit en brengt te voorschijn, wat ook zij zelf lang +vreesde; zij ontplooit de geheele menigte der rampspoeden (v. +677-679)..... Aangetrokken door de tooverzangen is de geschubde schare +uit de eenzame schuilhoeken opgedaagd" (684 vlg.). Medea maakt vergif +uit planten gereed, "perst het zwadder uit de slangen, mengt er deelen +van onheilspellende vogels onder, het hart van den droeven oehoe, het +ingewand, levend aan een gekuifden uil uitgesneden; dit alles legt de in +misdaden bedrevene afzonderlijk; in sommige middelen zit de verterende +kracht van 't vuur, in andere het kille ijs der trage koude. Ze voegt +bij de vergiften woorden, niet minder te vreezen. Daar laat zij 't +gedruisch van haren razenden tred hooren en spreekt de bezwering uit; +reeds bij de eerste klanken beeft de wereld" (731--39). + +En in de derde acte van zijn "Oedipus" wordt met even sombere kleuren de +oproeping van Laïus, 's konings vader geteekend. De scenerie is doodsch, +een afgelegen bosch. "In 't midden staat een ontzaglijke boom, die met +dichte schaduw de mindere stammen drukt en zijne takken met wijden +omvang uitbreidende, alleen het woud beschermt. Onder hem bevindt zich +eene sombere waterplas, die licht noch zon kent, onbewegelijk door +eeuwige kou. Een slijkerig moeras omringt den tragen poel" (v. +542--547). Hierheen begeeft zich de grijze toovenaar en verricht de +magische plechtigheden. Zijne stem vindt gehoor. "Het geheele bosch +daalde om zich weer met zijn loof te verheffen. Het eikenhout kreeg +spleten en een huivering deed het geheele woud schokken. De grond zonk +weg en zuchtte diep" (574 vlgg.). Het is alsof de onderwereld zich er +over verontwaardigt dat men in haar wil doordringen. Toch verschijnen de +bleeke schimmen en onder hen de goden. En ten slotte verrijst, na eene +herhaalde aanroeping, de schim van Laïus en laat zijne voorspellingen +hooren (v. 619--658). + +Niet in de poëzie alleen werden de aardbevingen aan de inwerking van +bovenmenschelijke wezens toegeschreven. Ook Pythagoras zou beweerd +hebben, dat de aardbevingen niets anders waren dan de samenkomsten der +afgestorvenen[49]. Analoge opvattingen vermeldt ons de volkenkunde. De +Balineezen beschouwen de aardbevingen als het werk van booze geesten. +Volgens den koning van Dahomé veroorzaakte de geest van zijn vader de +aardbeving in 't jaar 1862. De Kwakiutl-Indianen (in Britsch Columbia, +Canada) gelooven, dat het geesten zijn die de aarde doen schokken. Het +"animisme" zooals wij het noemen, is dus hier ver doorgevoerd. + +Seneca's neef, Lucanus (39--65), een niet tot rijpheid gekomen genie, +een dichter van ongekende stoutheid en gezwollenheid, tracht ook waar de +magie ter sprake komt, zijne voorgangers te overtroeven. +Alleruitvoerigst beschrijft hij, in het zesde boek van zijn epos +"Pharsalia" het uiterlijk en de handelingen van de Thessaalsche tooveres +Erichtho. Ziehier enkele, en niet eens de ergste trekken: + + "Erichtho had de verfoeilijke tooverkunst tot nieuwe practijken + opgevoerd. Zij vindt het een gruwel, haar doodsch hoofd aan het dak + van een stad of aan een tehuis toe te vertrouwen; zij bewoont de + verlaten graven en nestelt zich in de zerken, na de schimmen er uit + te hebben verdreven (v. 509--512) ... Het aangezicht der goddelooze + is in walgelijke vervuiling vermagerd. Haar schrikwekkend gelaat, + dat geen helderen hemel kent, wordt door eene stygische bleekheid + bezwaard en zwoegt onder een last van ongekamde haren (v. 515--'18) + ... Zij rooft de rookende asch en de gloeiende beenderen van + jongelingen midden uit de houtmijt (v. 533 vlg.) ... Worden de + lijken in steenen graven bewaard, ... dan woedt zij gretig tegen + alle ledematen en dompelt hare handen in de oogen; zij heeft er + behagen in de kille pupillen uit te graven en kauwt de bleeke + uitgroeisels der verdroogde hand. Zij breekt met haar gebit den + strop van den gehangene (v. 538--544) ... Ja, dikwijls bij de + begrafenis van een bloedverwant legde de afgrijselijke Thessaalsche + zich op de dierbare leden, deed alsof ze eene kus wou geven, sneed + het hoofd af, maakte met hare tanden den saamgepersten mond los, + beet in de tong, die aan de dorre keel hing, stortte een gemurmel + uit in de kille lippen en droeg eene geheime gruwelboodschap op + naar de onderaardsche schimmen" (v. 564--569). + +Alleronsmakelijkst! Maar die beschrijving heeft op Dante zoowel als op +Goethe een diepen indruk gemaakt, en Erichtho is daardoor eene figuur in +de wereldletterkunde geworden. + +Artistiek daarentegen en guitig is ook hier de antagonist van Lucanus, +de geestig-onhebbelijke romancier-satyricus Petronius (gest. 67), die in +zijn "Gastmaal van Trimalchio" een tot dusver nog onovertroffen portret +van een O-weeër heeft geleverd. Laten wij hooren, hoe in c. 62 een der +helden van zijn roman, een gewezen slaaf, het navolgende griezelige +avontuur met een toovenaar vertelt: + + "Eens op eene keer was mijn patroon naar Capua gegaan, om wat + snuisterijen van de hand te doen. Gebruik makende van de + gelegenheid haal ik onzen gast over om vijf mijlen ver met me mee + te gaan; 't was een soldaat, een vent als een duivel. Wij maken ons + uit de voeten bij 't hanengekraai (de maan blonk als of 't middag + was) en komen te midden van grafmonumenten. Mijn makker verwijdert + zich achter een steen; ik ga al neuriënde verder en tel de + monumenten. Toen ik vervolgens naar mijn begeleider omkeek, kleedde + hij zich uit en lei al zijne kleeren naast den weg neer. De moed + zonk mij in de schoenen; ik stond er als verstijfd. Maar hij maakte + eenen kring om zijne kleeren heen en plotseling was hij een wolf. + Denkt niet, dat ik grappen verkoop; ik zou niet willen liegen om al + het geld van de wereld. Maar waar had ik het over? Wat ik begonnen + was te vertellen, toen hij een wolf geworden was, begon hij te + huilen en vluchtte naar de bosschen toe. Ik wist eerst niet, waar + ik was; toen trad ik dichter bij om zijne kleeren op te rapen, maar + die waren in steen veranderd. Als ik niet van angst verging, wie + dan? Ik trok echter mijn zwaard, en hakte al den weg langs op de + schimmen in, totdat ik het landhuis van mijn meisje bereikte. Als + een spook trad ik binnen; bijna gaf ik mijn ziel op: het zweet brak + mij uit; ik zag niet uit mijne oogen; ter nauwernood kwam ik weer + bij. Mijn meisje verbaasde zich er over, dat ik zoo laat wandelde + en "Als je", zei ze, "eerder gekomen was, had je ons ten minste + kunnen helpen; een wolf drong onze stal binnen en al onze + schapen--als een slager heeft hij ze het bloed afgetapt. Maar hij + heeft er ook van gelust, al is hij ontvlucht, want onze slaaf heeft + hem met de lans zijn hals doorboord." Toen ik dit gehoord had, kon + ik geen oog meer dicht doen, en zoodra 't dag was, vloog ik naar 't + huis van mijn makker, als een bestolen kroegbaas en toen ik op die + plek kwam, waar de kleeren in steen waren veranderd, vond ik niets + dan bloed. Maar toen ik thuis kwam, lag mijn soldaat in bed, als + een os, en een dokter behandelde zijn hals. Ik begreep nu, dat hij + een weerwolf was, en van toen af had ik geen stuk brood meer met + hem kunnen proeven, al had je me doodgeslagen". + +Wij zien hier, hoe het oude volksgeloof aan den weerwolf--vgl. het in +hoofdstuk III aangehaalde herdersdicht van Vergilius--op +romantisch-vermakelijke wijze is uitgewerkt. + +Eene nadere toelichting. + +Het geloof, dat men door het zwaard booze geesten vermag op de vlucht te +drijven, ja zelfs te deren, is wijd verspreid. Op den Babar-archipel +(ten Noord-Oosten van Timor) dragen de vrouwen zwaarden om, ter +bescherming van den zuigeling, de booze geesten schrik aan te jagen. Op +het eiland Nias (aan de Westkust van Sumatra) slaan mannen met hunne +zwaarden links en rechts om den ziektedemon uit het huis van den patiënt +te bannen en op diergelijke wijze gaan Chineezen en Japanneezen tegen +den demon van de pest te werk. Maar ook aan andere wapenen werd +tooverkracht toegeschreven. Jozua bijv. strekt, op bevel van God, zijne +lans zoo lang tegen Aï uit, totdat die stad gevallen is (Joz. VIII, 18 +en 26). Bij eene oorlogsverklaring door de Romeinen moest een zeker +priester eene bebloede lans in het vijandelijke gebied slingeren. In +Koningen II, 13,14--17 staat hoe Joas, koning van Israël, op bevel van +den profeet Eliza, een pijl des heils tegen de Syriërs afschiet. Eene +treffende parallel hiertoe is het navolgende uit eene Zweedsche sage. +Tot koning Eirik kwam, toen hij door de vijanden erg in 't nauw werd +gebracht, een groote man met een breeden hoed, gaf hem een rietstengel +en liet hem dien met de woorden: "Odin [hoogste god der Scandinaviërs] +heeft U allen !" over zijne vijanden heen afschieten. + +Een exorcisme (demonenuitdrijving) ten overstaan van een Romeinsch +veldheer wordt ons uitvoerig beschreven door den geschiedschrijver +Flavius Josephus in diens "Joodsche oudheidkunde" (VIII, 2, 5): + + "Ik was er getuige van, hoe een zekere Eleazar, een van mijne + landgenoten, in tegenwoordigheid van Vespasianus, zijne zonen, de + krijgstribunen en de andere menigte soldaten de bezetenen van de + macht der demonen bevrijdde. De manier van genezing was als volgt: + hij bracht onder de neus van den bezetene zijn ring, onder welks + zegel zich een van die wortels bevond, die Salomo hiervoor had + aangewezen, liet den zieke hieraan ruiken en trok hem alsdan den + demon door de neusgaten naar buiten. En terwijl die mensch terstond + neerviel, bezwoer hij den demon onder aanroeping van Salomo en + opzegging van diens bezweringen, nooit meer in hem terug te keeren. + Daar Eleazar echter de aanwezigen er volkomen van wilde overtuigen, + dat hij die kracht bezat, zette hij voor den zieke in de nabijheid + een beker, met water gevuld, of een voetbekken en beval den demon, + om bij zijn uittreden uit den mensch, deze gereedschappen omver te + werpen en de toeschouwers te leeren: begrijpen, dat hij den patiënt + had verlaten. Dit geschiedde en het verstand zoowel als de wijsheid + van Salomo bleek duidelijk." + +Het exorcizeeren zelf was niet het meest wonderbaarlijke en laat zich +door suggestie gemakkelijk verklaren. Merkwaardig echter is, dat hier, +in afwijking van de procedure bij andere bezweringen, een physisch feit +als bewijs van de demonische inwerking er aan toe is gevoegd. Dat n.l. +demonen of goden diergelijke raadselachtige bewegingen konden +veroorzaken, werd toenmaals zelfs door diegenen geloofd die in de +physische wetenschappen niet onbedreven waren. Heden ten dage denkt men +hierbij onwillekeurig aan zekere verhalen omtrent de Indische "fakirs" +en aan de "spiritistische" mediums. Wat de fakirs betreft, is een +dergelijk feit, schoon wel eens door geloofswaardige personen bericht, +tot dusver o.w. nog niet streng wetenschappelijk vastgesteld. Bij eenige +mediums daarentegen zijn analoge verschijnselen van telekinesie, d.w.z. +beweging uit de verte buiten de bekende krachten om, herhaaldelijk onder +goede voorwaarden van controle waargenomen, zoodat hunne realiteit op +redelijke gronden bezwaarlijk te loochenen valt. Maar het zijn en +blijven hooge uitzonderingen, feiten, die zich niet zoo maar op commando +kunnen voordoen en daarom zijn wij eerder geneigd aan te nemen, dat het +door Josephus vermelde feit aan zekeren jongleurtruc te danken was, die +trouwens ook later nog herhaaldelijk is toegepast. + +Tacitus, reeds in hoofdstuk III door ons aangehaald, vermeldt in +Historiën IV, 81 hoe zijn oudere tijdgenoot, keizer Vespasianus (69--79) +zelf eene wonderdadige genezing verrichtte: + + "Gedurende die maanden, dat Vespasianus te Alexandrië de + passaatwinden en eene rustige zee afwachtte, gebeurden er vele + wonderen, waaruit de gunst des hemels en eene zekere genegenheid + der goden jegens Vespasianus bleek. Iemand van het mindere volk uit + Alexandrië, bekend als ooglijder, wierp zich voor zijne knieën neer + en smeekte hem jammerend om genezing van zijne blindheid, op + aanraden van den god Serapis, dien het aan gelooverij lijdende volk + boven de anderen vereert. Hij verzocht den keizer zich te + verwaardigen, zijn wangen en oogkringen met het vocht van zijnen + mond te besproeien. Een ander, met eene lamme hand, verzocht, op + aansporing van denzelfden god, door den keizerlijken voet te worden + getreden. Vespasianus lachte er eerst om en weigerde; toen ze + bleven aandringen, ging hij weifelen; nu eens vreesde hij een mal + figuur te slaan, dan weer vatte hij door hun gesmeek en de taal van + vleiers, hoop; tenslotte beval hij geneesheeren te onderzoeken of + zulke blindheid en lamheid door menschelijke hulp te genezen was. + De medici zeiden, na allerlei discussies, dat bij de eene het + gezichtsvermogen niet vernietigd was en terugkeren zou, als de + beletselen verwijderd werden; van den andere kon het verstijfde lid + weer door aanwending eener heilzame kracht hersteld worden. + Misschien was dit de wil der goden en de keizer voor de volvoering + daarvan uitgekozen; en tenslotte zou als het geneesmiddel slaagde, + de keizer er de eer van hebben, als het faalde, de spot de + ongelukkigen treffen." Toen gaf Vespasianus, in de meening dat zijn + geluk geen grenzen kende en niets verder ongeloofelijk was, zelf + met een blij gelaat, en te midden van de gespannen verwachting der + aanwezige menigte, aan het verzoek gehoor. Terstond werd de + verlamde hand weer lenig en herblonk voor den blinde het daglicht. + Zij die er getuigen van waren, vermelden nog beide feiten, nu er + met een leugen niets te verdienen valt". + +Men vergunne ons hier eene uitweiding. + +Aan het speeksel wordt ook elders geneeskracht toegeschreven. Bij de +Romeinen meende men door eene dagelijksche bestrijking 's morgens met +speeksel druipoogigheid te kunnen genezen[50]. De Joden geloofden, dat +bespuwing een goed middel tegen oogziekten was, zooals blijkt uit het +volgende merkwaardige Talmoedverhaal: Toen een man van zijne vrouw +eischte om Rabbi Meïr in 't gezicht te spuwen, veinsde de beroemde +leeraar pijn aan zijn oog te lijden, opdat de vrouw, in 't belang van +den huiselijken vrede, aan den wensch van haar man zou kunnen voldoen. +De Islamieten gelooven nu nog, dat door het lichaamsvocht van hunne +sjeichs (heiligen) baraka (zegen, genade, d.w.z. een fluïde, +levenskracht of genezingskracht) kan worden overgebracht. Van de +Wakerewé, een volksstam in Midden-Afrika, bericht Stanley dat de +onderdanen zich door hun koning in de handen lieten spuwen en dan +vervolgens hunne oogen bestreken, blijkbaar omdat zij aan het vocht van +den koninklijken mond geneeskracht toeschreven. Dit alles laat zich +gemakkelijk verklaren door het primitieve geloof, dat het lichaam o.m. +van opperhoofden, zooals wij reeds in hoofdstuk II hebben vermeld, van +"mana", eene magische kracht of zelfstandigheid is doortrokken. Men kan +nog verder gaan en hierin een hoofdfactor zien van de +reliquieënvereering. Vaak immers wordt ook aan het lijk en het gebeente +van een heilige wonderkracht toegeschreven. Het "mana", om maar die +uitdrukking te gebruiken, is ook na den dood nog in de overblijfselen +van eene bevoorrechte persoonlijkheid aanwezig. + +Keeren wij nu tot Vespasianus terug. + +Verdient het al onze aandacht dat die bejaarde, nuchtere, practische +keizer eene wondergenezing verrichtte, niet minder opmerkelijk zijn de +berichten bij Philostratus, dat Vespasianus[51], evenals zijn zoon +Titus[52], achting voor Apollonius van Tyana zouden hebben gevoeld, die +daarentegen door den achterdochtigen Domitianus (z.b.) den broeder en +opvolger van Titus werd vervolgd[53]. + +Hadrianus (117-138), de veelzijdigste en bedrijvigste aller keizers, was +een en al belangstelling voor de magie en wij lezen dan ook in den +grooten tooverpapyrus uit Parijs (v. 2446-2455), dat Pachrates, de +"profeet" uit Heliopolis (in Egypte) hem "de macht van zijne goddelijke +magie toonde" en dat de keizer, "uit bewondering voor den profeet, beval +hem eene dubbele remuneratie uit te keeren". + +Hadrianus stichtte voorts ter eere van Antinoüs, een jongeling, die zich +voor den keizer zou hebben opgeofferd, eene stad, Antinoöpolis (in +Egypte) en wijdde hem een cultus. Van welken aard die cultus is geweest +kan men opmaken uit de woorden van een Christelijk schrijver[54]: + + "Indien iemand met waarheidsliefde en onpartijdigheid de + geschiedenis van Antinoüs onderzoekt, zal hij vinden, dat + tooverkunsten en wijdingen der Egyptenaren de oorzaken zijn, dat + hij in Antinoöpolis ook na zijn dood nog iets schijnt te + verrichten. Zoo iets wordt ook in andere tempels, naar verluidt, + door de Egyptenaren en diegenen, die in diergelijke kunsten + bedreven zijn, bewerkstelligd. Zij vestigen nl. op zekere oorden + voorspellende of genezende demonen, die echter vaak ook hen + kwellen, die iets schijnen te hebben misdreven aangaande verbodene + spijzen of het aanraken van een dood menschelijk lichaam, om + zoodoende den grooten en onbeschaafden hoop schrik aan te jagen. + Van dien aard is ook hij, die te Antinoöpolis in Egypte voor een + god wordt gehouden, van wiens wondermacht zwendelaars allerlei + leugens verzinnen, terwijl anderen, door den aldaar gevestigden + demon bedrogen, en nog weer anderen door hun boos geweten + overtuigd, eene straf meenen te ondergaan, hun door Antinoüs als + god opgelegd." + +Op het bannen van demonen naar zekere oorden en meer bepaaldelijk in +standbeelden, komen wij in hoofdstuk V terug; hier willen wij er +voornamelijk op wijzen, hoe een destijds ingestelde cultus bovenal een +magisch karakter droeg. + +Het is ook juist in den tijd, dien wij nu behandelen, dat de Oostersche, +in de Helleensch-Romeinsche wereld ingedrongen, religies zich eene +overheerschende positie onder de beschaafde kringen verwerven, en het +spreekt van zelf, dat dit de toch al sterke neiging van het publiek voor +het magische nog meer deed toenemen. + +De dienst der Egyptische goden werd omstreeks het midden der eerste +eeuw, zij het dan ook onder een zekere beperking, officieel erkend. Otho +(in 69 keizer) vierde dikwijls de Isisfeesten openlijk in het linnen +plechtgewaad. Vespasianus (z.b) betrad te Alexandrië alleen in eigen +persoon den tempel van Serapis, ten einde den god over zijn +heerschappij te raadplegen[55]. Van toen af aan zijn de keizers +begunstigers van den "Alexandrijnschen" cultus. Onder Hadrianus werden +de Egyptische goden voor het eerst op de keizerlijke munten afgebeeld. +Geen wonder, dat zulke illustre voorgangers ook op dit gebied hunne +volgelingen hadden. Hier zij slechts vermeld, dat ook Plutarchus, +hoezeer aan de oud-vaderlandsche gebruiken gehecht, warme sympathie voor +Isis en Osiris koesterde, zooals uit zijn geschrift over beide goden +genoegzaam blijkt. + +Ongeveer omstreeks denzelfden tijd als de Isisreligie verkreeg ook de +dienst van de Klein-Aziatische godin Cybele, die twee eeuwen lang in +Rome slechts een zeer beperkten kring van vereerders mocht hebben, door +de gunst van keizer Claudius (41-54) groote uitbreiding. Magie was ook +aan dezen cultus niet vreemd; men beoefende er o.m. het "hypnotisme", +echter onder den naam van "Corybantisme", afgeleid van de Corybanten, +figuren uit de Cybele-mythe, die ook afzonderlijk vereerd werden. + +Eveneens blijken de aanhangers van den oorspronkelijk Perzischen +Mithrasdienst, die sinds den tijd van Vespasianus het Romeinsche rijk +binnendrong, zich vaak op de tooverkunst te hebben toegelegd. + +De Oostersche religies, die toenmaals in het Westen zulk eene opgang +maakten, leefden dus met de magie in vrede; de nieuwe wereldgodsdienst +daarentegen, het christendom, veroordeelde de tooverij van meet af aan +ten strengste. + +Laten wij dienaangaande het Nieuwe Testament raadplegen. + +Wij lezen vooreerst in de Handelingen der Apostelen, VIII: + + (5) Philippus trok naar de stad Samaria en predikte hun den + Christus. (6) Het volk luisterde eensgezind en vlijtig naar hetgeen + Philippus zeide en zag de teekenen, die hij verrichtte. (7) Want de + onzuivere geesten voeren uit vele bezetenen met groot geschreeuw; + ook werden vele jichtlijders en lammen weer gezond gemaakt. (8) En + er ontstond eene zeer groote vreugde in die stad. (9) Er was echter + in die zelfde stad een man met name Simon, die reeds vroeger + tooverkunsten verrichtte en het volk in verrukking gebracht had + door te zeggen dat hij zelf iets bijzonders was, (10) wien allen, + van den kleinste tot den grootste aanhingen en zeiden: "Deze is de + kracht Gods, die "de Groote" heet", (11) En zij hingen hem aan, + omdat hij langen tijd hunne zinnen door tooverij verrukt had. (12) + Maar nu zij Philippus geloofden, die de blijde boodschap van het + koninkrijk Gods en van den naam van Jezus Christus verkondigde, + lieten zij zich doopen, mannen zoowel als vrouwen. (13) En ook + Simon zelf werd geloovig en na gedoopt te zijn bleef hij + voortdurend bij Philippus en toen hij de teekenen en groote + krachten zag, die er geschiedden, ontzette hij zich. (14) Toen nu + de apostelen in Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods + aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes. (15) Dezen + kwamen en baden voor hen, dat zij den Heiligen Geest mochten + ontvangen. (16) Want deze was nog op niemand hunner neergedaald, + maar zij waren alleenlijk gedoopt in den naam van den Heer Jezus. + (17) Toen legden zij de handen op hen en zij ontvingen den Heiligen + Geest. (18) En als Simon zag, dat door de handoplegging der + apostelen de Heilige Geest geschonken werd, bood hij hun geld aan + (19) en zeide: "Geeft ook mij deze macht, opdat hij, wien ik de + handen opleg, den Heiligen Geest ontvangt". (20) Petrus echter + zeide tot hem: "Uw geld ga met U ten verderve, omdat gij gemeend + hebt, dat de gave Gods door geld verkregen wordt! (21) Gij hebt + part noch deel aan dit woord, want uw hart is niet oprecht + tegenover God. (22) Bekeer U dan van deze uwe boosheid en bid God, + of misschien deze overlegging uws harten U vergeven wordt, (23) + want ik zie, dat uwe ziel vol is van bittere gal en dat gij + verstrikt zijt in ongerechtigheid. (24) Doch Simon antwoordde en + sprak: "Bidt gijlieden voor mij tot den Heer, dat niets over mij + kome van hetgeen gij gezegd hebt." + +De oudste Christenen gingen dus, zooals wij zien, van het gezonde +principe uit, dat de uitdeeling der goddelijke gaven vrij moet zijn van +winstbejag, overigens echter werd tusschen de "wonderen" in naam van den +Christus of in naam van andere godheden verricht, geen scherpe grenslijn +getrokken. + +Hoogst kenschetsend is verder het navolgende verhaal, eveneens uit de +Handelingen der Apostelen, XIII: + + (6) En toen zij [nl. Paulus en Barnabas] het eiland [Cyprus] + doorgetrokken waren tot aan de stad Paphos, troffen zij er een + Joodschen toovenaar en leugenprofeet aan, met name Bar-Jezus, (7) + die tot het gevolg van den stadhouder Sergius Paulus, een zeer + verstandig man, behoorde. Deze ontbood Barnabas en Saulus en + begeerde zeer, het woord Gods te hooren. (8) Maar Elymas, de + toovenaar--want aldus wordt zijn naam vertolkt--kwam tegen hen op + en trachtte den stadhouder van het geloof afkeerig te maken. (9) + Maar Saulus (ook Paulus genoemd), vervuld van den Heiligen Geest, + keek hem scherp aan (10) en zeide: "O gij kind des duivels, vol van + alle bedrog en alle arglist, vijand van alle gerechtigheid, wilt + gij eens ophouden, de rechte wegen des Heeren krom te maken? (11) + Zie dan, de hand des Heeren keert zich tegen U en gij zult blind + zijn en de zon voor een tijd niet zien!" En terstond viel nevel en + duisternis op hem, en tastende zocht hij rond naar wie hem bij de + hand zouden leiden. (12) Toen de stadhouder zag wat gebeurd was, + geloofde hij, ontzet over de leer van den Heer." + +Hier zien wij dus, hoe naar de Christelijke opvatting, een +toovenaar-profeet door de goddelijke macht krachteloos wordt gemaakt. + +Zeer opmerkelijk is ook hetgeen naar aanleiding van Paulus' prediking in +Ephese wordt vermeld (Handelingen XIX, 19): + + "Velen ook dergenen, die magische kunsten beoefend hadden, brachten + de [toover]boeken bijeen en verbrandden ze in tegenwoordigheid van + allen; men berekende de waarde ervan en kwam tot een bedrag van + vijftigduizend zilverstukken." + +In de "Openbaring van Johannes" wordt (XXI, 8) verzekerd, dat ook aan de +toovenaars als aan de andere misdadigers "hun deel zal zijn in den poel +die daar brandt van vuur en sulfer, hetwelk is de tweede dood" (vgl. ook +XXII, 15). + +De zg. Apostolische Vaders sluiten zich bij die zienswijze aan. + +In den zg. "Brief van Barnabas" (waarschijnlijk uit de eerste eeuw +dagteekenende) wordt c. 20 gewaarschuwd voor den "weg der duisternis", +want het is "de weg van den eeuwigen dood met straf, waarop zich bevindt +wat de ziel te gronde richt", en daaronder wordt ook de magie +uitdrukkelijk genoemd. + +Ook de zg. "Leer der Twaalf Apostelen" (hoogstwaarschijnlijk later dan +de brief van Barnabas) zegt in c. III, 4 o.m.: "Mijn kind, wordt geen +bezweerder noch astroloog noch magiër en verlang die dingen niet te +zien, want uit dit alles ontstaat afgodendienst". Dit was dus bij de +Christenen het groote bezwaar tegen de tooverij. + +Desondanks werden zoowel Jezus zelf als zijne volgelingen in 't algemeen +als magiërs beschouwd. + +Het is bijv. een feit, dat de Joden Jezus voor een toovenaar uitmaakten. +Volgens eene overlevering zou Jezus in Egypte de magie hebben geleerd en +door middel van haar zijne wonderdaden hebben verricht. In Joodsche +legenden van lateren tijd staat o.m. te lezen, dat Jezus een geheim +perkament met den waren naam Gods had bezeten, dat dit hem echter +afhandig werd gemaakt en hij dientengevolge zijne tooverkracht verloor. +Die verhalen hebben echter, zooals van zelf spreekt, geen historische +waarde. Daarentegen valt het niet te ontkennen, dat zekere wonderdadige +genezingen, zooals ze in de Evangeliën worden verhaald, sterk op die van +magiërs gelijken. Wanneer wij lezen, hoe Jezus doofstomheid (Marcus VII, +33) en blindheid (Marcus VIII, 23 en Johannes IX, 6) geneest door o.m. +van zijn speeksel gebruik te maken, dan denken wij onwillekeurig aan de +wonderdaad van Vespasianus en aan hetgeen wij verder t.p. hebben +vermeld. En wanneer in Lucas VIII, 43 vlg. staat, hoe eene zieke vrouw +reeds daardoor genezen wordt, dat zij den zoom van Jezus' kleed +aanraakt, en hoe in v. 46 Jezus zelf verklaart te voelen dat kracht van +hem is uitgegaan, dan herinnert dat ons van zelf aan de wonderdadige +geneeskracht, die, zooals wij reeds in hoofdstuk II zagen, door de +primitieve volkeren aan hunne opperhoofden wordt toegeschreven. + +De Christenen gingen, evenals de Joden, in 't algemeen bij de Romeinen +voor magiërs door. Wanneer de geschiedschrijver Suetonius in zijn "leven +van Nero" c. 16, de Christenen naar aanleiding van de vervolging onder +dien keizer eene soort menschen noemt van eene "nieuwe en boosdoende +superstitie", dan gebruikt hij--'t geen hoogst opmerkelijk is--een +woord, nl. boosdoende (malefica) dat ook bij uitstek van de tooverij in +ongunstigen zin werd gebezigd. In een brief, aan keizer Hadrianus +toegeschreven, worden de Christelijke presbyters voor wichelaars en dgl. +uitgemaakt[56]. Met die beschuldiging van magie hangt ook het gerucht +samen, dat vooral in de tweede eeuw hardnekkig werd geloofd, dat nl. de +Christenen een klein kind slachtten en brood in het bloed doopten om +aldus het eeuwige leven te verwerven. Aanleiding daartoe was blijkbaar +de geheime viering van het avondmaal bij de Christenen en zekere +uitdrukkingen, die zij voor dit sacrament gebruikten. Het griezelige, +dat men van de magiërs geloofde, geloofde men ook van de Christenen, en +men nam zich niet de moeite, om het feit zelf deugdelijk te bewijzen. +Voorts werd het, zooals te begrijpen, als magie beschouwd, wanneer de +Christenen door den naam van Jezus "duivelen" uit de bezetenen +verdreven. Overigens was, zooals wij in hoofdstuk III gezien hebben, het +exorcisme reeds voordien gebruikelijk. + +Begunstigers daarentegen van de magie waren de zg. Gnostieken, +sectariërs, van vóór onze jaartelling dateerende, echter reeds spoedig +met het Christendom in aanraking gekomen. Gnosis, d.w.z. kennis, is, +naar hunne opvatting, niet zoo zeer de "zelfbezinning van het intellect" +als wel eene geheimzinnige openbaring, die door inwijding en +sacramenten, door visioenen en extase den mensch ten deel valt. Wij zijn +aangaande de Gnostieken vrij gebrekkig ingelicht en meestal slechts op +de berichten van hunne tegenstanders aangewezen, maar dat zij sterk aan +magie deden, is boven twijfel verheven. Zeer opmerkelijk is het, dat +bovenvermelde Simon "de toovenaar" door de oude kerk werd beschouwd als +de "vader der ketterijen", die "deels door goocheltoeren, deels ook door +de hulp van demonen"[57] velen misleidde. Zooals wij in hoofdstuk V +zullen zien, beoefenden de "Simonianen", die zich geruimen tijd wisten +te handhaven, o.m. de doodenbezwering. Van Carpocrates (eerste helft +der tweede eeuw) en zijne volgelingen luidt het: "Zij houden zich op met +magische kunsten en bezweringen, minnedranken en toovermiddelen, +bijzitters [helpende geesten] en droomenzendende geesten en de overige +boosdoenarijen, bewerende de macht te hebben om reeds te heerschen over +de vorsten en vormers van deze wereld, ja zelfs over al het geschapene +in haar"[58]. Uit koptisch-gnostische geschriften, die men in den +laatsten tijd gevonden en uitgegeven heeft, zijn wij hieromtrent een en +ander te weten gekomen. In een dier boeken bijv. staat o.m. opgegeven +welke symbolen en bezweringen van noode zijn, om "de oorden van den +onzichtbaren God te doorwandelen". De symbolen of "zegels" bestaan uit +allerlei figuren, die soms op sneeuwkristallen gelijken, de bezweringen +grootendeels uit vreemdsoortige namen, als Jaldabaoth en +allerzonderlingste klankverbindingen als zozeze, ja, herhalingen van +enkele klinkers als bijv. eene drievoudige e. Bij iedere afzonderlijke +aanroeping van gindsche "heerschers" moet men tevens een mystiek getal +als bijv. 1119 "met de handen grijpen"[59]. Dergelijke practijken waren +reeds in het oude Egypte gebruikelijk, zooals o.m. uit het zg. +Doodenboek, feitelijk eene verzameling van tooverformulieren, blijkt. + +In de tweede helft der tweede eeuw n. Chr. heeft het ongeloof nog wel +eenige voorstanders onder de wijsgeeren, maar het moet hoe langer hoe +meer zwichten voor de onweerstaanbare macht der pythagoreïsche en +platonische philosophie. En hoe men in die kringen over de realiteit der +magie dacht, leert ons bijv. de veertiende "voordracht" van Maximus, uit +Tyrus, een toenmalig "conférencier", die daarin o.m. inlichtingen +omtrent allerlei orakelen geeft. Vgl. inzonderheid de navolgende +passage, (2, vlg.): + +"In Boeotië, nabij de stad Lebadea, is een orakelgrot, genoemd naar den +halfgod Trophonius. Wie hem wil raadplegen, legt een linnen, tot de +voeten reikend, roodkleurig gewaad aan, neemt [honig]koeken in beide +handen, en begeeft zich achterovergebogen door eene smalle opening +binnen de grot. Na het een en ander te hebben gezien of gehoord komt hij +weer naar boven en is zelf de tolk van wat hij waarnam. En ergens in +Italië, in Groot-Griekenland, was bij het meir dat Avernus heet, een +orakelgrot met priesters: psychagogen, geheeten naar hun werk [het +oproepen van zielen]. Wie daar ter wille van het orakel gekomen was, +deed een gebed, slachtte offerdieren, bracht plengoffers en riep de ziel +van wien hij wilde, van voorouders of van vrienden, op. En dan kwam hem +een schimbeeld te gemoet, wel is waar onduidelijk om te zien en moeilijk +te herkennen, maar toch in staat om eene stem te laten hooren en +voorspellingen te doen, en na geantwoord te hebben op hetgeen men vroeg, +verdween het. Het schijnt mij toe, dat ook Homerus dit orakel kende en +Odysseus er de reis heen laat doen, al heeft hij het, met dichterlijke +vrijheid, ver van de Middellandsche zee verplaatst. + +3. Indien deze dingen waar zijn, zooals het geval is, daar deels die +orakelen ook nu nog bestaan, zooals ze waren, deels nog duidelijke +sporen van den dienst en de plechtigheden bij die instellingen over +zijn," enz. + +Eene zeer uitvoerige beschrijving van het Trophonius-orakel geeft, uit +eigen ervaring, een tijdgenoot van Maximus, nl. Pausanias, in zijne +beschrijving van Griekenland "de Baedecker der oudheid" (IX, 39). Van +het meir Avernus, in Campanië, is reeds in hoofdstuk III sprake geweest; +hier willen wij nog slechts opmerken, dat Zuid-Italië, wegens de vele +Grieksche kolonies die er waren, vaak "Groot-Griekenland" werd genoemd. + +De satiricus Lucianus uit Syrië (± 120-na 180), die zich niet ontzag de +meest hoogstaande philosophen te bespotten, kantte zich fel tegen alles +wat maar naar magie zweemde en heeft enkele geschriften speciaal aan de +bestrijding ervan gewijd. + +Bekend is zijne levensbeschrijving van "Alexander den leugenprofeet" uit +Abonouteichos (in Klein-Azië), die ook bij hooggeplaatste Romeinen zeer +gezien was. Lucianus, zijn persoonlijke vijand, noemt hem een toovenaar +(c. 1), verwijt hem, op grond van hooren zeggen, grove onzedelijkheid +(c. 5) en beschuldigt hem van stelselmatig bedrog, ja zelfs van poging +tot moord (c. 56 vlg.). Dit alles valt, door gebrek aan andere bronnen, +moeilijk te controleeren; maar dat men Alexander niet botweg mag +beoordeelen naar de critiek van iemand, die, op 't voorbeeld van +Epicurus, verklaart, dat "wonderen" bedrog moeten zijn, ook al kan men +dit niet aantoonen (c. 17)--daarover worden de deskundigen het toch meer +en meer eens. + +Van eenigszins minder inferieur gehalte is de "Menippus of +doodenbezwering", waarin Lucianus genoemden satiricus, geholpen door een +Chaldeeuwschen magiër, in de onderwereld laat neerdalen. De beschrijving +van de hiertoe vereischte voorbereidingen en ceremoniën, hoe wonderlijk +ook, is geen pure fantasie. Menippus nl. vertelt o.m., hoe de magiër hem +omstreeks middernacht naar de Tigrisrivier leidde, hem reinigde, met +klei afwreef, met fakkels en de zeeajuin en verscheidene andere middelen +zuiverde en tevens eene bezwering mompelde, (c. 7), 't geen met andere +berichten omtrent soortgelijke handelingen overeenstemt. Van de +onderwereld zelve zij hier vermeld, dat, volgens onzen zegsman, Socrates +daar, tengevolge van zijne vergiftiging, nog met gezwollen beenen +rondliep, (c. 18). + +Al zijne bitterheid heeft Lucianus echter in "De leugenvriend of de +ongeloovige" bijeengegaard, om ze onbarmhartig uit te storten over +iedereen die zich in dezen niet met de zienswijze der atomisten (c. 32 +f.f.) kan vereenigen, 's Mans fijne en vindingrijke ironie moge uit +staaltjes als de navolgende blijken: Een der "wondergeloovigen" +verzekert, een blik in de onderwereld te hebben geslagen en antwoordt op +de vraag of hem ook Socrates voor oogen was gekomen, aldus: "Ik zag +Socrates, echter niet duidelijk, maar op de gis af, omdat hij een kaal +hoofd en een dikken buik had" (c. 24). Van een ander wordt gezegd, dat +hem "de ideeën zelve verschijnen, die Plato laat zien, een duister +schouwspel voor zwakken van gezicht" (c. 16), waarmee de geestigheid van +Lucianus in deze materie haar toppunt heeft bereikt. + +Een tegenhanger van Lucianus is de grootste der toenmalige Latijnsche +belletristen, Apuleius uit Madaura (heden ten dage Mdauroesch in +Algiers), tevens een man van encyclopaedische kennis. Zijn bekendste +werk, de kleurrijke en artistieke roman "Metamorphosen", d.w.z. +"Gedaanteverwisselingen", ook wel "De gouden ezel" genoemd, vereenigt op +eigenaardige wijze nuchter realisme met weelderige fantasie, losbandige +dartelheid met innige devotie. De held ervan, Lucius, een jeugdig en +hoogst onbezonnen geleerde, wordt nl. in een ezel veranderd en beleeft +als zoodanig de zonderlingste lotgevallen, totdat hij door de genade van +Isis wordt verlost en zich uit dankbaarheid aan den dienst der godin +wijdt. + +Uit dit boek spreekt een enthousiasme voor tooverij, zooals wij het +zelden elders aantreffen. Wij willen hier het meest frappante aanhalen. + +Lucius, te Hypata, een stadje in Thessalië, aangekomen, denkt over de +wonderen na, die hij verwacht te zien (II, 1): + + "Zoodra de zon de nacht verdreven en den dag hernieuwd had, verhief + ik mij tegelijkertijd uit den slaap en uit het bed, tóch al + gespannen en bovenmatig nieuwsgierig, om wat zeldzaam en + wonderbaarlijk is, te leeren kennen, en bedenkende, dat ik mij + midden in Thessalië bevond, dat de geheele aardkring als de + bakermat der tooverzangen verheerlijkt ... bekeek ik alles stuk + voor stuk met de grootste belangstelling en nieuwsgierigheid. En er + was niets in dat plaatsje wat ik bij den aanblik voor dat hield wat + het was, maar ik geloofde dat alles zonder onderscheid door helsch + toovergemompel in eene andere gestalte was omgezet, dat de steenen, + die ik er aantrof, uit menschen verhard, de vogels die ik hoorde, + evenzoo bevederd, de boomen, die de stadgrens omgaven, op gelijke + wijze bebladerd en dat de bronwateren vervloeide menschenlichamen + waren. Reeds verwachtte ik, dat de standbeelden en schilderijen + zouden gaan wandelen, de muren spreken, de runderen en soortgelijk + vee profeteeren en van den hemel zelf en de zonneschijf plotseling + een orakel zou neerdalen." + +Daar ontmoet hij eene aanverwante, de matrone Byrrhina, die hem +waarschuwt voor de booze kunsten van Pamphile (jongensgek), wier +echtgenoot hem gastvrijheid verleent (2 vlg.): + +"Maar ik", aldus gaat Lucius in c. 6 voort, "toch al nieuwsgierig, was, +zoodra ik het altijd gewenschte woord "tooverkunst" hoorde, er zoo verre +van af, om voor Pamphile op mijne hoede te zijn, dat ik integendeel er +naar snakte, om mij aan zulk eene leerschool zelfs tegen eene rijke +betaling gaarne over te geven en mij rechtstreeks met rassen sprong in +den afgrond te storten." + +De zucht naar tooverij valt moeilijk met schellere kleuren te teekenen. + +Door middel van eene slavin, waarmee hij liefdesbetrekkingen aanknoopt, +tracht Lucius achter de geheimen van Pamphile te komen. + +Pamphile, aan haar weinig sympathieken echtgenoot ontrouw, legt zich +vooral op liefdestooverij toe, waaromtrent dan ook in III, 17 vlg. een +en ander wordt medegedeeld. Zij tracht afgesneden haren van dengene op +wien ze verliefd is, meester te worden, en bedient zich voorts van een +zeer omvangrijk tooverapparaat: allerlei soort welriekende kruiden, +platen met onverstaanbare karakters bekrast, overblijfselen van +verongelukte schepen, lichaamsdeelen van overledenen, bloed van +vermoorden, bekkeneelen aan de tanden van roofdieren ontrukt, +bezweringen, plengingen, nu eens met bronwater, dan met koeienmelk, met +wilden honig ofwel met wijnmee. Na vervolgens de haren in elkaar +gestrengeld en geknoopt te hebben werpt ze deze ter verbranding in een +gloeiend kolenvuur. + +Wij hebben verscheidene van deze toovermiddelen reeds herhaaldelijk +vermeld en willen hier meer bepaaldelijk onze aandacht op de haren +vestigen. + +De haren toch spelen in het volksgeloof eene groote rol. Zelfs worden ze +vaak als zetel van de levenskracht beschouwd. Volgens Euripides snijdt +de dood een lok af van het hem gewijde slachtoffer[60]. Vergilius +verhaalt in het (reeds in hoofdstuk III door ons aangehaalde) vierde +boek der Aeneïde (v. 696-705), hoe Dido die "voor haar tijd" zelfmoord +pleegt, niet van het lichaam kan scheiden, alvorens haar van godswege +een lok van de kruin is afgesneden. En wie denkt hierbij niet +onwillekeurig aan Simson, die met zijne weelderige haren tegelijk ook +zijne reuzenkracht verliest? + +Het is dus geen wonder, dat de haren bij liefdestooverij en envoûtement +te pas komen. Lucianus vermeldt in zijne "heterengesprekken" (IV, 4), +hoe voor de betoovering van een ontrouwen minnaar iets van den man zelf, +zooals bijv. enkele van zijne haren, vereischt zijn. En treffend stemt +het met de tooverij van Pamphile overeen, als wij lezen, hoe de magiërs +bij de Tamilen op Ceylon, om iemand te envoûteeren, haren en speeksel +van hem met zand van zijne voetsporen vermengd, samenkneeden en op een +looden plaat uitspreiden, waarbij tevens een ontvleeschte schedel met +magische, er op ingekraste karakters onmisbaar is. + +Met de bovengenoemde middelen echter in een zeker geval niets kunnende +gedaan krijgen, besluit Pamphile de gedaante van een vogel aan te nemen +en zoo naar haar geliefde toe te vliegen. Ze begeeft zich voor dat doel +naar haar bovenkamertje. (c. 21). Lucius, door de slavin gewaarschuwd, +klimt, in den nacht, stilletjes de trap op en ziet door eene spleet in +de deur, hoe Pamphile zich eerst van al hare kleeren ontdoet, daarna uit +een gesloten kastje verscheidene busjes te voorschijn haalt, uit een +ervan eene zalf neemt, deze lang met hare handpalmen wrijft en zich van +de teenen tot de kruin er mee bestrijkt. Eindelijk schudt ze hare +ledenmaten, die zich met veeren bedekken; ze wordt een oehoe en gaat met +vollen vleugelslag er van door. + +Wij zien hier dus, hoe eene zalf vereischt is, als men zich in een dier +wil veranderen, en denken daarbij meteen aan de zalf, waarmede de heksen +zich bestreken, ten einde naar hunne nachtelijke samenkomsten te +vliegen, zooals Goethe het in Faust dichterlijk heeft beschreven. En ook +wordt ons overgeleverd, dat men zich van eene diergelijke zalf +bediende, om de gedaante van een wolf aan te nemen, zooals immers het +geloof aan den weerwolf met dat aan den duivel en tooverij samen is +gesmolten. De hoofdbestanddeelen van de zalven in quaestie waren +narcotische kruiden; een occultist uit de vorige eeuw, K. Kiesewetter, +die het geheim van de samenstelling meende te kennen, heeft er zelf +proeven mee genomen, waarbij hij van reizen in verre gewesten en groote +menschenmassa's droomde. Het geloof der heksen, op eene samenkomst te +zijn geweest, waarbij de duivel het voorzitterschap bekleedde, laat zich +verder door "autosuggestie" gemakkelijk verklaren. + +Lucius, door dolle nieuwsgierigheid gedreven, wil nu ook een experiment +met de zalf wagen, maar neemt per ongeluk een verkeerd busje en wordt +zoodoende in een ezel veranderd (c. 24). Slechts het eten van rozen +vermag hem de menschelijke gedaante weer te geven, maar dit valt hem +niet dan na eene reeks allerellendigste wederwaardigheden ten deel (XI, +13). + +Ook eene doodenbezwering wordt in onzen roman beschreven, en wel naar +aanleiding van het feit, dat zeker bejaard burger eene vrouw +beschuldigt, zijn neef, met wien zij gehuwd was, te hebben vermoord. Er +ontstaat een oploop; het volk dreigt de vrouw te steenigen, zij echter +verzekert onder tranen, onschuldig te zijn (II, 27). + + "Toen dan", aldus gaat het verhaal bij Apuleius (c. 28) voort, + "zeide de grijsaard: De beslissing omtrent de waarheid zij aan de + goddelijke voorzienigheid overgelaten! Zatchlas is hier, een + Egyptisch priester van den eersten rang, die met mij tegen eene + groote belooning is overeengekomen, om den geest van den overledene + voor eene korte poos uit de onderwereld terug te roepen en dit + lichaam weer te bezielen." En meteen brengt hij een jongeling er + bij, in linnen gewaden, met schoenen van palmbladeren en met + kaalgeschoren hoofd. Lang kust hij diens handen, raakt zijne knieën + aan en zegt: "Ontferm U, priester, ontferm U! Bij de gesternten des + hemels, bij de godheden der onderwereld, bij de elementen der + natuur, bij het zwijgen der nacht, en de heiligdommen van Coptos, + bij het aanwassen van den Nijl en de geheimen van Memphis ... geef + een kort gebruik van de zon en giet in de voor eeuwig gesloten + oogen een weinig licht! Wij verzetten ons niet tegen het noodlot, + wij ontzeggen niet aan de aarde haar eigendom, maar slechts + terwille van den troost der wraak, smeeken wij om eene korte spanne + levens." + + De profeet, aldus vermurwd, legt een zeker kruid op den mond en een + ander op de borst van 't lijk. Vervolgens aanbidt hij, naar het + Oosten gekeerd, zwijgend de opkomst van den verheven zonnegod en + wekt door den aanblik van dit eerbiedwaardig tooneel de + belangstelling der aanwezigen voor een zoo groot wonder op + (29).... Reeds begon de borst op en neer te gaan, reeds de pols + hersteld te kloppen, reeds het lichaam door geest te worden + vervuld; daar verrijst het lijk en spreekt de jongeling". + +Nog meer echter dan die roman geeft het feit te denken, dat Apuleius +zelf van tooverij is aangeklaagd (tusschen 155 en 158). Hij was nl. in +het huwelijk getreden met eene rijke maar veel oudere weduwe en had +daardoor de verwanten van haar eersten echtgenoot tegen zich in 't +harnas gejaagd. Men beweerde, dat het huwelijk door verbodene kunsten +tot stand was gekomen en diende eene aanklacht tegen Apuleius in, +waartegen deze zich in zijne "Apologie", die ook de kerkvader Augustinus +als "zeer inhoudsrijk en welsprekend" roemt[61], met goed gevolg +verdedigde. + +De aanklagers legden Apuleius o.m. ten laste, dat hij zeldzame visschen +had gekocht om er toovermiddelen uit te bereiden, dat hij een slaaf had +behekst en voor eene lamp aan den voet van een altaar had doen +neervallen, dat hij in de woning van een vriend nachtelijke offers had +gebracht en dat hij een geheimzinnig beeld voor magische doeleinden met +zich voerde. + +Deze punten van beschuldiging waren geenszins, zooals men vroeger +waande, bespottelijk, maar integendeel, zooals het onderzoek in den +laatsten tijd heeft aangetoond, van zeer ernstigen aard, daar ze +overeenstemden met hetgeen men toenmaals van de tooverij en hare +benoodigdheden geloofde. + +Apuleius verdedigt zich hiertegen in dier voege dat hij de lachers op +zijne zijde tracht te krijgen, bij bijzonderheden van weinig beteekenis +lang blijft stilstaan en allerlei uitweidingen maakt, die zeer zeker +veel wetenswaardigs bevatten--ook wij hebben er in III een en ander uit +geput--maar die toch kennelijk bedoelen, de aandacht van den toehoorder +en lezer af te leiden. Op zekere gewichtige beschuldigingen gaat de +verdediger zoo weinig mogelijk in. + +Aangaande de visschen tracht Apuleius (in c. 30 vlg.) uitvoerig aan te +toonen, dat de magiërs er zich niet van bedienen en roept o.a. in (c. +30) uit: "Hoe zou een stomme en koude visch in staat zijn om den +minnegloed te doen ontvlammen?", maar het staat vast, dat toch wel eens +visschen voor liefdestooverij werden gebruikt, en Apuleius heeft dus +niet anders gedaan, dan om de moeilijkheid heen praten. + +In zake de beheksing van den slaaf (c. 42-52) ontkent Apuleius niet, dat +deze in zijne tegenwoordigheid was neergevallen (c. 44 vlg.), schrijft +dit echter aan epilepsie toe: "Dat moet wel de grootste toovenaar van +allen zijn, in wiens tegenwoordigheid die slaaf lang kan blijven staan" +(c. 43). Echter komen de bijzonderheden van deze beschuldiging, zooals +wij in ons laatste hoofdstuk zullen zien, vrij goed overeen met hetgeen +ons de tooverboeken aangaande diergelijke handelingen leeren. + +Van het nachtelijke offer, eene echte tooverpractijk, door de wet +verboden, maakt Apuleius zich (57-60) grootendeels met grappen, +insinuaties en sofismen af. Zijne tegenargumenten zijn weinig +steekhoudend en zelfs is het vermoeden geopperd, dat hij, na zijne +vrijspraak, er een en ander ten gunste van de rhetorische werking aan +zou hebben geretoucheerd. + +Het geheimzinnige beeld (c. 61-65) verklaart Apuleius voor een +onschuldig voorwerp van particuliere vereering; het was echter een +ebbenhouten beeld (c. 61), van Mercurius (de Latijnsche naam voor +Hermes, z.b. hoofdstuk I) met een kleed om de schouders (c. 63), en +juist zulke beelden van Mercurius, den god-toovenaar, werden, zooals in +de tooverpapyri te lezen staat, voor magische doeleinden vervaardigd. + +Vat men alles samen, dan bevestigt de "Apologie" wat men a priori van +den auteur der "Metamorphosen" kon verwachten, n.l. dat hij, die zich op +elk gebied van wetenschap bewoog, ook het "occultisme" beoefende, al was +het dan ook niet met booze bedoelingen. + +Apuleius, wien in geval van veroordeeling de doodstraf wachtte, bleef +dan ook, ondanks zijne vrijspraak, bij zijne tijdgenooten voor een +magiër doorgaan en werd in latere eeuwen met Apollonius van Tyana op +ééne lijn gesteld. + +De magie werd echter ook destijds, zoo noodig, voor officieele +doeleinden gebruikt. + +Keizer Marcus Aurelius (161-180) verzekert wel is waar in zijne +"Zelfbeschouwingen" (I, 6) geen geloof te slaan aan hetgeen +wonderdoeners en toovenaars omtrent bezweringen en het bannen van +demonen en soortgelijke practijken vertelden, maar toen het Romeinsche +rijk door de Marcomannen uit Bohemen en andere volksstammen uit +aangrenzende streken werd bedreigd, riep hij overal priesters vandaan, +liet vreemdsoortige plechtigheden verrichten en Rome op allerlei +manieren reinigen, zoodat dit zelfs zijn vertrek naar het leger +vertraagde[62]. Ook heeft hij blijkbaar den "leugenprofeet", Alexander +van Abonouteichos (z.b.), begunstigd en wordt bericht, dat een Egyptisch +magiër, Arnouphis, toen het Romeinsche leger, door de Quaden ingesloten +en door afschuwelijken dorst gekweld werd, Hermes (Mercurius z.b.) en +andere goden door middel van tooverkunsten bezwoer en zoodoende een +regenval veroorzaakte, die de Romeinen verkwikte terwijl eene felle +onweersbui de vijanden teisterde[63]. Zooals bekend hebben kerkelijke +schrijvers dit "wonder" aan de gebeden van Christelijke soldaten +toegeschreven. + +Van een later keizer, Didius Julianus, wiens bewind (in 193) slechts +kort duurde, wordt bericht dat hij aan alle kanten bedreigd "door middel +van magiërs verscheidene handelingen liet verrichten waardoor hij +meende, den haat van 't volk te kunnen kalmeeren en de wapenen der +opgestane soldaten te kunnen bedwingen. Want ze offerden sommige +offerdieren, die bij den Romeinschen eeredienst niet hooren, en hieven +profane gezangen aan. Julianus nam ook zijne toevlucht tot die tooverij, +waarbij, naar verluidt, een spiegel gebruikt wordt en geblinddoekte +knapen, over wier kruin eene bezwering is uitgesproken, een blik in de +toekomst slaan. Toen dan zou de knaap de aankomst van Severus en het +aftreden van Julianus hebben gezien"[64]. + +Van spiegels in engeren zin, d.w.z. metaalspiegels, is bij de magie der +Grieken en Romeinen slechts zeer zelden sprake. Opmerking verdient +echter hetgeen de reeds vroeger genoemde Pausanias, in zijne +"Beschrijving van Griekenland" (VII, 21, 12) bericht, dat nl. voor een +zeker heiligdom van de godin Demeter (Ceres) zich eene bron bevond, die +men ter wille van zieken in dier voege raadpleegde dat men een spiegel +aan een dun koord liet neerzakken, totdat de rand ervan het +wateroppervlak eventjes aanraakte. Na vervolgens tot de godin gebeden +en reukwerk gebrand te hebben, zag men in den spiegel, die den zieke +levend of gestorven vertoonde. + +In de Middeleeuwen daarentegen en later bediende men zich voor magische +doeleinden bij voorkeur van uiterst kunstig vervaardigde spiegels, of +van bijzonder geslepene kristallen. Bij het raadplegen ervan werden +allerlei bezweringen tot engelen en geesten gericht, die, naar men +geloofde, alsdan verschenen en in heel enkele gevallen zelfs hunne stem +lieten hooren. In den laatsten tijd is ook het "kristal-zien" +proefondervindelijk onderzocht en gebleken, dat zich daarbij, naast +waardelooze fantasiebeelden, ook visioenen voordoen, die op +"helderziendheid" en wellicht nog op andere geheimzinnige krachten en +invloeden wijzen. + +Bij de Christenen bleef de afkeer tegen de magie bestaan maar de feiten +zelve werden erkend. Allermerkwaardigst is te dien opzichte de +navolgende uitspraak in de eerste apologie (c. 18) van Justinus den +martelaar (± 154): + +"De doodenbezweringen, de visioenen van onbedorven knapen, de +oproepingen van menschelijke zielen en wat de magiërs droomenzendende +geesten en bijzitters [helpende geesten] noemen en hetgeen verricht +wordt door hen, die in deze dingen ervaren zijn, mogen U ervan +overtuigen dat de zielen ook na den dood nog waarnemingsvermogen +bezitten; let ook op de menschen, die door de zielen van overledenen +gegrepen en geschokt worden, welke men eenstemmig bezetenen en +waanzinnigen noemt, op de zoogenaamde orakelen bij U, van Amphilochus, +van Dodona en Pytho en wat er verder van dien aard is...." + +Amphilochus, een mythisch figuur evenals Trophonius (z.b.), werd op +verscheidene plaatsen vereerd; te Dodona (in Epirus) was een orakel van +Zeus en te Pytho (Delphi) een van Apollo. + +Tatianus, een jongere tijdgenoot van Justinus, haalt in zijne "Rede tot +de Grieken" zooveel mogelijk de booze geesten er bij, (c. 16): + + "De demonen, die aan de menschen bevelen geven, zijn niet de zielen + der gestorvenen." + +Het schijnt hierbij niet te onpas, op te merken dat de Grieken en +Romeinen geen scherpe grenslijn trokken tusschen demonen, d.w.z. +bovenmenschelijke intelligenties, en overledenen en vaak de overledenen +zelven als demonen beschouwden. Wellicht de meest frappante uitspraak +dienaangaande is de navolgende van den reeds bovengenoemden Maximus uit +Tyrus in "Voordracht" XV, 6: + + "De ziel houdt het lichaam dat altijd in vloed en golfslag drijft + en geschud en geslingerd wordt, bijeen en legt het vast voor anker, + en wanneer die pezen en de adem en al het andere waardoor het + lichaam, als met touwen, zoolang aan de ziel vastgeankerd was, + verslappen, dan vergaat het lichaam en zinkt in de diepte, maar + zij zelf ontzwemt den dood, ze is haar eigen vaartuig, houdt zich + zelf bijeen en blijft onwrikbaar. En zulk eene ziel draagt reeds + den naam van "demon", een voedsterling van den ether, uit de aarde + naar ginds verhuisd, evenals uit een onbeschaafd volk naar Grieken, + en uit eene wettelooze en door een tiran overweldigde en door + onlusten geteisterde stad naar eene met goede wetten, die door een + koning wordt bestuurd en vrede geniet". + +Van amuletten en toovermiddelen wil Tatianus niets af weten (c. 17): + + "Alle soorten van wortelen die men gebruikt, de magische toepassing + van pezen en beenderen, hebben uit zich zelf geen uitwerking. Zij + zijn slechts het werktuig, waarvan de demonen zich in hunne + boosheid bedienen; zij hebben het bijzondere gebruik van ieder dier + heelmiddelen vastgesteld en wanneer zij zien dat de menschen + genegen zijn om de hulp aan te nemen, die ze hun door dit middel + geven, dan slagen ze er in, ze tot slaven te maken terwijl ze hen + bijstaan." + +Tatianus beweert, dat de demonen de menschen eerst ziek maken en dan, +opdat men zich te meer aan hen zou verslaven, gehoor geven aan de +bezweringen, die zij zelf hebben ingevoerd (c. 18): + + "De demonen genezen niet, maar vangen de menschen met list...zij + dringen in de ledematen van zekere menschen, wekken vervolgens door + droomen het geloof aan hunne macht op, bevelen de zieken in het + openbaar te verschijnen, ten overstaan van allen, en na de + eerbewijzen te hebben genoten, die men hun toekent, vliegen zij uit + het lichaam van deze zieken en maken een einde aan de ziekte, die + zij zelven hadden veroorzaakt en herstellen de menschen in hun + vroegeren toestand." + +Van de Gnostieken uit het tijdperk der Antonijnen zij hier een zekere +Marcus vermeld, aangaande wien wij bij den hl. Irenaeus in diens werk +"Tegen de ketterijen" (I, 13)(Ed. Massuet) lezen: "Hij bewerkt dat +bekers met gemengden wijn, terwijl hij voorgeeft ze te wijden en de +formule van aanroeping lang maakt, in purperen en roode kleur +schitteren, zoodat het schijnt dat de "Genade, die boven alles is" door +zijne aanroeping haar bloed in dien beker druppelt en de aanwezigen ten +zeerste verlangen uit dien kelk te proeven, opdat de Genade, door den +magiër aangeroepen, ook in hen vloeie". Naar bericht wordt, wierp Marcus +te dien einde een zeker vocht in den beker, dat het mengsel +langzamerhand kleurde. Irenaeus verzekert ook, (I, 21), dat bij de +gnostieke inwijding een doop plaats vond en dat sommigen hier zekere +hebreeuwsche namen aan toe voegden "om de inwijdelingen meer te doen +ontstellen" en ook dat zij dezen met sap van balsem inwreven. Die +fragmentarische en verwarde berichten zijn thans door de nieuwe vondsten +eenigszins opgehelderd. In een koptisch geschrift toch worden de drie +doopen, nl. die met water, met vuur en met den H. Geest uitvoerig +beschreven, die Jezus zijn jongeren toedient alvorens hun de mysteriën +mee te deelen waardoor de ziel "de oorden van den onzichtbaren God" +vermag te "doorwandelen" (z.b.). Ten behoeve van den eersten doop moeten +de discipelen uit de handen van een man en eene vrouw die rein zijn van +sexueelen omgang, twee kruiken wijn ontvangen en wijnranken halen. Jezus +maakt vervolgens een offer gereed, plaatst een wijnkruik links en den +anderen rechts van het offer, gelast den discipelen zich in linnen +kleeren te hullen, steekt in hun mond en legt in hunne handen zekere +kruiden en stelt hen voor het offer. Daarna spreidt Jezus kleeren van +linnen uit, zet een beker met wijn en legt brooden overeenkomstig het +aantal der discipelen er op en bekranst de discipelen met olijftakken. +Na een gebed van Jezus geschiedt een wonder: de wijn aan de rechter +zijde van het offer wordt tot water; dan treden de discipelen voor +Jezus, die ze doopt en hun de brooden toereikt. Daarop volgt de +vuurdoop, waarmee waarschijnlijk de zelfontvlamming van een reukwerk is +bedoeld, terwijl de ceremoniën voorts met die bij den eersten doop +vrijwel overeenstemmen. Bij den derden doop worden aan het reukwerk +"overblijfselen van safraan", balsem en honig toegevoegd en de +discipelen met myrtetakken bekranst. Een bewalming met wierook en andere +stoffen dient om uit de discipelen de "boosheid" van de "heerschers" in +de lagere gebieden van de andere wereld te verwijderen[65]. Ook legt +Jezus den discipelen wierook in den mond en deelt hun ten slotte de +reeds boven vermelde geheimzinnige woorden en teekenen mede. Blijkbaar +hebben diergelijke ceremoniën, met zekere variaties, in de mysteriën der +Gnostieken plaats gevonden. + +De benoodigdheden zoowel als de handelingen bij deze gnostieke mysteriën +komen bijna alle ook elders in de magie voor. Gedeeltelijk is dit reeds +gebleken, omtrent enkele bijzonderheden echter willen wij nog een en +ander in 't midden brengen. + +Onthouding van sexueelen omgang is vaak een vereischte voor het slagen +van magische handelingen. De minste tijdruimte hierbij is, zooals wij +reeds in III aanstipten en later nog blijken zal, drie dagen. Voor eene +zekere oproeping van Aphrodite, (Pap. Paris. 3209) moet men zeven dagen, +voor de bezwering, vermeld in het "Achtste boek van Mozes", één en +veertig dagen zuiverheid betrachten[66]. Apollonius van Tyana bleef, +naar verluidt, gedurende zijn geheele leven, sexueel rein[67]. + +Dergelijke voorschriften vindt men bij vrijwel alle volkeren. Ook de +Hindoes achten bij zelfstandige tooverhandelingen het inachtnemen van +onthouding gedurende ten minste drie dagen noodzakelijk. De Chineesche +magiërs ontzeggen zich o.m. ook sexueele genietingen en bij de +primitieve volkeren moeten de toovenaars zich door wekenlange en uiterst +strenge onthoudingen op de uitoefening van hun beroep voorbereiden. + +De hoofdreden hiervan is, dat de geslachtelijke omgang als +verontreinigend wordt beschouwd. Men gaat daarbij niet uit van +"ethische" of maatschappelijke overwegingen; of de handeling in quaestie +bijv. echtelijk of buitenechtelijk is, doet niets ter zake. Maar men +vreest, dat booze demonen, door de wellust aangetrokken, den mensch +binnendringen en hem zoodoende onrein maken. Het "animisme" doet zijn +machtigen invloed ook op het sexueele leven gelden. + +Linnen is eveneens bij de magie vaak in gebruik In den Pap. Par. wordt +(v. 3094) den magiër bevolen, een rein kleed van Indisch linnen om te +doen, en Apollonius van Tyana zou zijn leven lang linnen gewaden hebben +gedragen. Onder het Romeinsche bewind werd een Egyptisch priester van +lageren rang aangeklaagd, omdat hij o.m. wollen kleedingstukken +droeg[68]. Waarschijnlijk geloofde men in overoude tijden dat linnen een +uitstekend geleider is voor dat geheimzinnige, en reeds herhaaldelijk +door ons vermelde "mana". Ook de "magnetiseurs" verkondigen dergelijke +theorieën. + +Wierook is, zooals wij ook later nog zullen zien, eene der voornaamste +benoodigdheden bij de magie. In een tooverpapyrus wordt o.m. den magiër +bevolen, zijn mond met een wierookkorrel te berooken[69]. En in onze +Oost is het branden van benzoë, eene soort wierook, algemeen in zwang, +en wel teneinde booze geesten te verjagen, eene bedoeling, die men zeker +ook oudtijds had bij het gebruik van reukwerk. + +Vatten wij de uitkomsten van dit hoofdstuk samen, dan blijkt, dat aan +het einde der tweede eeuw n. Chr. de realiteit der magie en, in verband +hiermede, de inwerking van "demonen" vrijwel algemeen werd erkend. Bij +de discussies, die van toen af over dit onderwerp werden gehouden, ging +het hoofdzakelijk om de vragen: "Hoe moet men de magie uit een +wijsgeerig standpunt verklaren?" en "Hoe moet men haar uit een religieus +oogpunt beoordeelen?" + + + +*Litteratuur.* + +#P.J. Veth#, Java, 2'e. dr. bew. d. Snelleman e. Niermeyer IV [1907]. + +#Göttsching#, Apollonius v. Tyana, dissertatie Leipzig [1889]. + +*#K. Kiesewetter#, Der Occultismus des Altertums [1896]. + +#G.R.S. Mead#, Apollonius of Tyana [1901]. + +#Canney#, Apoll. of T., in Enc. Rel. Eth. I [1908]. + +#Th. Whittaker#, Apollonius of Tyana a. other essays [1909]. + +#J.J. Hartman#. De Avondzon des Heidendoms. Het leven e.d. werken v.d. +Wijze v. Chaeronea 2'e dr. [1912]. + +#G. Abernetty#, De Plutarchi qui fertur de superstitione liber, dissert. +Königsberg [1911]. + +#B. Freire-Marreco#, Charms a. Amulets, in Enc. Rel. Eth. III [1910]. + +#F.T. Elworthy#, Evil Eye, in Enc. Rel. Eth. V. [1912]. + +#R. Lasch#, Die Ursache u. Bedeutung d. Erdbeben im Volksglauben, in +Arch. f. Religionswiss. V [1902]. + +#Wallis#, Prodigies a. portents, in Enc. R.E.X. [1918]. + +#Frazer#, Scapegoat [1914]. + +#F. Schwally#, Semitische Kriegsaltertümer. I. Hft. Der hl. Krieg im +alten Israël [1901]. + +#P. Fiebig#, Antike Wundergeschichten. Zum Studium der Wunder des Neuen +Testamentes, in kl. Texte f. Vorl. u. Ueb. hsg. v. H. Lietzmann No. 79 +[1911]. + +*#A. de Rochas# L'extériorisation de la motricité, 4'e uitg. [1906]. + +#E. Feilding, W.H. Baggally, H. Carrington#, Report o.a. series o. +sittings with Eusapia Palladino, in Proceedings o.t. Society Psychical +Research, Vol. XXIII [1909]. + +#Riess#, Aberglaube, in Pauly, Real.-Enc. cl. Alt. 2'e dr. I [1894]. + +#Doutté#, Magie et Religion d. l'Afrique d. Nord (1909). + +#Stanley#, Through the dark continent, Vol. I [1878]. + +*#Graillot#, Le culte de Cybèle, Mère des Dieux à Rome et dans l'empire +Romain, in Bibl. écol. françaises d'Athènes e.d. Rome, fase. 107 [1912]. + +*#Cumont#, Textes e. Monuments fig. rel. a. mystères d. Mithra I [1899]. + +#S. Krauss#, D. Leben Jesu n. jüdischen Quellen [1902]. + +#Anrich#, Das antike Mysterienwesen in seinem Einfluss auf das +Christentum [1894]. + +#J. de Zwaan#, Imperialisme v. d. Oud-christelijken geest (1919). + +#H. Weinel#, Die Wirkungen des Geistes und der Geister im +nach-apostolischen Zeitalter (1899). + +#Bousset#, Kyrios Christos, Geschichte des Christusglaubens v. d. +Anfangen d. Christentums bis Irenaeus, in Forsch. z. Rel. u. Lit. d. +Alt. u. Neu. Test. 21 Hft. (1913). + +#Thimme#, Alexander von Abonuteichos. Ein Beitrag zur Glaubwürdigkeit +Lucians, in Philologus XLIX (1890). + +*#O. Seeck#, Gesch. d. Unterg. d. ant. Welt Bd. III (1909). + +#Couperus#, De verliefde Ezel [1918]. + +#E.E. Sikes#, Hair a. nails in Enc. R. E. VI [1913]. + +#M. Bartels#, Die Medizin der Naturvölker [1893]. + +#K. Kiesewetter#, Die Geheimwissenschaften [1895]. + +#P. Monceaux#, Apulée magicien, in Revue d. deux mondes LXXXV [1888]. + +#P. Vallette#, L'apologie d'Apulée. Thèse, Paris [1908]. + +#S. Dill#, Alexand o. Abonoteich., in Enc. R. E. I, (1908). + +#K.H.E. de Jong#, Dienstweigering bij de oude Christenen (1905). + +#M. Ott#, Thundering Legion, in The Catholic Encyclopedy XIV [1912]. + +#A. Lang#, Crystal-Gazing, Enc. R. E. IV [1911]. + +*#T. Dempsey#, The Delphic oracle, its early history, influence a. +fall.(1918). + +#Puech#, Rech s.l. disc. a. Grecs d. Tatien (1903). + +*#E. Fehrle#, Die kultische Keuschheit im Altertum, in Religionsgesch. +Ver. u. Vor. VI (1910). + + * * * * * + + + + +HOOFDSTUK V. + +*Het geloof gerechtvaardigd door de wijsbegeerte.* + + +De derde eeuw n. Chr. wordt geestelijk beheerscht door het zg. +Neoplatonisme, dat de leer van Plato en die van Aristoteles tot één +geheel trachtte te verwerken, maar tevens ook veel aan de Pythagoreëen +en de Stoa ontleende. De Neoplatonici, vol van belangstelling voor +cosmologische en psychologische problemen, kenden ook aan de magie eene +plaats in hun systeem toe en hebben ze in hare hoogste uitingen ten +slotte als iets van goddelijken aard beschouwd. + +Van den stichter der Neoplatonische school, Ammonius Saccas (gest. ± +242), die niets schriftelijks heeft achtergelaten, weten wij zeer weinig +met zekerheid, al is er reden om aan te nemen, dat zijne verdiensten ook +op zielkundig gebied nog niet naar waarde zijn geschat. Van zijn +leerling Plotinus (203-269) daarentegen zijn ons alle geschriften +overgebleven en gelukkig is dit ook het geval met zijne biographie, +geschreven door zijn eigen volgeling Porphyrius (± 233 - ± 303), een man +van litterair talent en critische waarheidsliefde. + +De levensbeschrijving van Plotinus is vooral uit een zielkundig oogpunt +belangrijk. Porphyrius toch verzekert dat zijn leermeester buitengewone +psychische gaven bezat en twee door hem vermelde feiten behooren +rechtstreeks tot het gebied der magie. + +Wij geven Porphyrius zelf het woord (c. 10): + + "Van hen, die zich voor philosofen uitgaven, zag Olympius uit + Alexandrië, die korten tijd discipel van Ammonius was geweest, met + verachting op Plotinus neer, daar hij gaarne zelf den eersten rang + had ingenomen. Olympius bestookte Plotinus ook in dier voege, dat + hij zelfs door tooverijen den schadelijken invloed der gesternten + op hem wilde doen werken. Daar hij echter gevoelde dat zijne poging + op hem zelf terugsloeg, zeide hij tot zijne vertrouwelingen, dat de + zielskracht van Plotinus groot was, zoodat deze de tegen hem + gerichte aanvallen tegen de kwaadwilligen zelven vermocht te + keeren. Plotinus verzette zich dan ook, wanneer Olympius tegen hem + werkte en zei dan: "Nu wordt het lichaam van Olympius als een in + elkaar gewrongen geldbeurs saamgetrokken en wel zóó, dat zijne + ledematen zich tegen elkaar wrijven." Aangezien Olympius aldus vaak + in de onaangename situatie had verkeerd van eerder zelf te lijden + dan Plotinus te deren, hield hij met zijne pogingen op." + +Zooals reeds in hoofdstuk III is gebleken, werden de sterrewichelaars, +die vooral sinds het optreden van Posidonius (±135-±51 v. Chr.) steeds +meer aanhangers wonnen, gewoonlijk met de magiërs op ééne lijn gesteld. +Hier zien wij hoe astrologie en tooverij, schoon uitteraard +verschillend, ineen vloeien, zooals trouwens het verschil tusschen magie +en wichelarij zich niet altijd door scherpte kenmerkt. In het +bovenstaande geval is wat de verklaring betreft, de mogelijkheid niet +van de hand te wijzen, dat iemand, door het vaste geloof aan de macht +der sterren, eene telepathische werking zou vermogen uit te oefenen en +evenmin, dat degene, tegen wie ze is gericht, door een sterkeren aanleg +voor supranormale krachtsuitingen, de booze bedoelingen op den belager +zelf zou kunnen doen neerkomen. + +Nog belangrijker is wat terstond op het bovenvermelde verhaal volgt: + + "Plotinus was dan ook reeds van geboorte af, boven de andere + menschen bevoorrecht [zooals uit het volgende blijkt]. Een + Egyptisch priester, die naar Rome was gekomen en door een vriend + met hem in kennis was geraakt, wilde eene proeve van zijne wijsheid + toonen en verzocht Plotinus om mee te komen, ten einde zijn eigen + demon [beschermgeest], zooals men hem noemt, te zien verschijnen. + Daar Plotinus er gaarne gehoor aan gaf, geschiedde de oproeping in + den Isistempel, want dit was, naar het zeggen van den Egyptenaar, + de eenige reine plek, die hij in Rome had gevonden. Toen nu de + beschermgeest opgeroepen werd om te verschijnen, zou een god en + geen van het geslacht der demonen zijn gekomen, en zou de + Egyptenaar dan ook gezegd hebben: "Gelukzalig zijt gij, dat ge een + god tot beschermgeest hebt en niet een van lageren rang." Zij + hadden echter den god niet kunnen ondervragen en ook niet verder + kunnen zien, daar de mee aanwezige vriend de vogels, die hij tot + afweer [van schadelijke invloeden] in de hand hield, worgde, hetzij + uit afgunst of uit schrik. Omdat nu Plotinus een van de + goddelijkere demonen tot beschermgeest had, verhief hij ook + bestendig zijn goddelijk oog tot hem. En om die reden schreef hij + ook een betoog "Over den demon die ons ten deel is gevallen," + waarin hij pogingen doet, om gronden voor de verscheidenheid der + beschermgeesten aan te voeren." + +Vogels bij diergelijke bezweringen te offeren, ook door ze op een +bepaald oogenblik te verstikken, was meer gebruikelijk. Daardoor toch +meende men den dood te kunnen afwenden, waarmee, naar het aloude geloof, +de verschijning van eene godheid den mensch bedreigde. De vogels, bij de +oproeping van bovenmenschelijke wezens gedood, waren dus, naar alle +waarschijnlijkheid, oorspronkelijk plaatsvervangende offers. Voorts +hangt dit vogeloffer wellicht ook samen met het geloof, dat de +menschelijke ziel, na den dood, de gedaante van een vogel aanneemt, een +geloof, dat vooral bij de oude Egyptenaren heerschte. + +Plotinus heeft getracht, de magie uit de grondstellingen van het +Neoplatonisch systeem te verklaren en wel, om het in 't kort, maar +zooveel mogelijk met zijn eigen woorden weer te geven, aldus: + +De wereld is één levend organisch wezen[70] waarin gelijkgestemde deelen +ook op afstand op elkaar vermogen in te werken. Als eene snaar van onder +in beweging wordt gebracht, plant die beweging zich ook naar het +boveneinde voort; zijn twee snaren gelijk gestemd, dan heeft, wanneer de +eene getokkeld wordt, ook de andere vaak er als 't ware een gevoel +van[71]. Er is ééne Al-ziel, waardoor het geschieden kan, dat +tooverzangen en magische kunsten de menschen tot elkaar voeren, en dat +een zacht gefluisterd woord het verafliggende beïnvloedt en op +ontzaggelijken afstand zich verneembaar maakt[72]. De magie is dus +mogelijk door de sympathie (samen-aandoenlijkheid), d.w.z. door den +organischen of wil men, den dynamischen samenhang in de wereld. + +Onwillekeurig denkt men hierbij aan de moderne en reeds herhaaldelijk +door ons vermelde leer der telepathie, d.w.z. der +gedachteoverbrenging, of juister, der overbrenging van gedachtebeelden, +indrukken, gevoelens buiten de gewone zintuigelijke kanalen om, eene +theorie, die, zooals wij in hoofdstuk II gezien hebben, reeds +Aristoteles flauw voor den geest zweefde. + +De ware magie is de liefde in het Al en haar tegendeel, de haat. De +menschen zijn tot liefhebben geboren; wat liefde verwekt, trekt tot +elkaar aan; zoo ontstond de tooverkunst die de eene ziel met de andere +verbindt. Door de melodie van de bezwering, door de gebaren van den +toovenaar wordt de ziel, d.w.z. haar niet-redelijk deel, medegesleept +evenals zulks ook door gebaren en uitroepen geschiedt die medelijden +wekken[73]. + +Ook de wijze is, in zooverre hij aan het niet-redelijke deel heeft, +vatbaar voor magische invloeden en zou er zelfs ziekte, lichamelijk +ongemak of den dood door kunnen lijden. Zoo noodig zal hij die booze +krachten door afwerende tooverij krachteloos maken[74]. + +Dat Plotinus ook de doodenbezwering als reëel erkende, blijkt uit het +slot van de verhandeling "Over de onsterfelijkheid der ziel", +onloochenbaar de scherpzinnigste critiek, die oudtijds op het +materialisme is geoefend, waarin hij spreekt van "de orakelen der goden, +welke gebieden om den toorn van verongelijkte zielen te verzoenen en aan +dooden eerbewijzen te betoonen" en van "vele zielen, die vroeger in +menschen woonden" en "niet ophouden, de menschen weldaden te bewijzen", +diegenen nl. die ook "door openbaring van orakelspreuken hulp +verleenen"[75]. Blijkbaar heeft Plotinus hierbij ook aan de gevallen +gedacht, door ons in het eerste en derde hoofdstuk vermeld. + +Zelfs de demonen kunnen, daar ook in hen iets niet-redelijks is, door +tooverij worden beïnvloed en degenen, die hen aanroepen, verhooren[76]. + +Na deze theoretische uiteenzettingen gaan wij over tot de belangrijkste +gegevens omtrent de antieke magie, nl. de zg. tooverpapyri, die men +sinds ongeveer het midden der vorige eeuw met grooten ijver is gaan +opsporen en publiceeren. Deze officiëele stukken, om ze aldus te noemen, +die meestal uit de derde eeuw n. Chr. of later dateeren, bevatten zeer +oude bestanddeelen en leeren ons niet slechts de tooverij in hare +zonderlingste vormen kennen, maar ook het toenmalige leven in zijne +bonte verscheidenheid. Eene groote ruimte neemt ook hier de zinnelijke +liefde in, zooals reeds de inhoudsopgave van den 3274 regels langen +tooverpapyrus uit de "Biblothèque nationale" te Parijs ons leert. Wij +ontleenen uit dezen "grooten Parijschen tooverpapyrus" de navolgende +uiterst kenschetsende passages, te beginnen met v. 1496-1593: + + "Liefdesopwekking bij een offer van mirre. + + Offer mirre op een kolenvuur en spreek daarbij de bezwering uit. + Bezwering. Gij zijt mirre, de bittere, de lastige, de + verzoening-bewerkende onder strijdenden, de schroeiende en tot + beminnen dwingende alwie zich niet bekommeren om de liefde. Allen + noemen U mirre, ik echter noem U de vleeschverterende en + hartontvlammende. Ik zend U niet ver weg naar Arabië, ik zend U + niet naar Babylon, maar ik zend U naar Athenodōra de dochter van + Perictionē opdat gij mij van dienst moogt zijn bij haar, opdat + gij haar naar mij toe moogt voeren. Indien zij zit, niet moge zij + zitten, indien zij tot iemand spreekt, niet moge zij spreken, + indien zij naar iemand kijkt, niet moge zij kijken, indien zij naar + iemand toegaat, niet moge zij naar hem toegaan, indien zij + rondwandelt, niet moge zij rondwandelen, indien zij drinkt, niet + moge zij drinken, indien zij eet, niet moge zij eten, indien zij + iemand kust, niet moge zij kussen, indien zij zich vermeit in eenig + genot, niet moge zij zich vermeien, indien zij slaapt, niet moge + zij slapen, maar mij alleen, Callicles, moge zij in gedachte + houden, naar mij alleen verlangen, mij alleen liefhebben, alle + mijne verlangens vervullen. Dring tot haar in niet door hare oogen, + niet door haar ribben, niet door hare nagels, niet door haar navel, + niet door hare ledematen, maar door hare ziel en blijf in haar hart + en brand haar binnenste, haar borst, hare lever, haar adem, hare + beenderen, haar merg, totdat zij kome naar mij, Calliclēs, mij + lief hebbende en doe al wat ik verlang, omdat ik U, mirre, bezweer + bij de drie namen Anocho, Abrasax, Trō en den meer + achterhalenden en sterkeren Kormeiōth, Iaō, Sabaōth, + Adōnai opdat gij mijne opdrachten moogt vervullen, mirre! Zooals + ik U verbrand en zooals het in Uw vermogen is, aldus verbrand van + haar die ik bemin, Athenodōra, de hersenen, brand uit haar en + wring er uit het binnenste, doe het bloed uit haar uitdruppelen + totdat zij kome tot mij, Calliclēs, den zoon van Timocleia. Ik + bezweer U bij Marparkourith, Nasaari, Naiemarepaiparine, Kouri. Ik + werp U in 't brandende vuur en ik bezweer U bij den + albeheerschenden god, den altijd levenden; ik bezwoer U en bezweer + U ook nu, U, Adōnai, Barbar Iaō, Zagourē Arsamōsi, + Alaous, Kaisalaōs, ik bezweer U, die den mensch stelt tot leven, + hoor! hoor! O groote God Adōnaie, Ethuia, Zelfverwekker, + Altijdlevende God, Eiōē, Iaō, Aïō, Aïō, Phneōs + Sphintēs Arbathiaō, Iaō, Iaē, Iōa Aīoōn, + Ouēr, Gonthiaōr, Rarael, Abra Brachasoroormerphergar, + Marbaphriouiringx, Iaō, Sabaōth, Maskelli, Maskellō. De + bezwering: Amousōe, Anouringch, Phnoukentabaōth, + Sousaephinphesēch, Maphirar Anourin Ibanaoth, Arouēr, + Chnouph, Anoch, Bathi, Ouchiarbas, Babaubar, Elōai. Voer naar + mij Athenodōra, de dochter van Perictionē, naar mij, + Callicles, den zoon van Timocleia, op den dag van heden, in deze + nacht, in dit uur Mouloth, Phorith Phthoith, Phthōuth, + Peniōn. Ik roep ook u aan die het vuur beheerscht Phthananoch, + verhoor mij, gij Eene, Eeniggeboren Mane, Bia, Baï, Baï, Churir, + Oou, Thadein, Adōnai, Erounouni, Miōōnch Chioutiai, Marmar, + Auo, E, voer Athenodōra de dochter van Perictionē naar mij + Calliclēs den zoon van Timocleia nu, nu, reeds, reeds, snel, + snel!" + +De namen van den minnaar, de beminde en de moeders hebben wij ter wille +van de grootere levendigheid zelf er in gevoegd; in den tekst staat N.N. +Dat men bij eene bezwering den naam van de moeder en niet dan bij +uitzondering dien van den vader noemt, zal wel een overleefsel zijn van +het z.g. moederrecht, d.w.z. de gewoonte om de afstamming naar de +moeder, in plaats van, zooals thans, naar den vader, te bepalen. Van het +moederrecht dat bij tal van primitieve volkeren heerscht, zijn n.l. ook +bij de oude oostersche volkeren sporen te vinden. + +Overigens hebben wij deze bezwering in haar geheel weergegeven, met al +de tooverwoorden. Want blijkbaar is het niet slechts de accentuatie, +maar ook het aantal dier tooverwoorden, wat het gewenschte effect +bewerken moet. Zooals de lezer al spoedig ziet, zijn er Hebreeuwsche +uitdrukkingen onder; ook Egyptische bestanddeelen zijn te constateeren, +maar veel blijft uit den aard der zaak onzeker en onbegrijpelijk. + +Slechts van "Abrasax" willen wij, omdat het straks te pas komt, +vermelden dat de getallenwaarde ervan (in 't Grieksch worden de getallen +door letters aangegeven) 365 bedraagt. + +Aan Theocritus' in II en Vergilius' in III vermelde idyllen herinnert de +navolgende "Wonderbaarlijke liefdestooverboei" (v. 296-433), die wij +slechts gedeeltelijk aanhalen: + + "Neem leem van een pottebakkerswiel en vorm twee beeldjes, een + mannelijk en een vrouwelijk; maak het mannelijke als den gewapenden + oorlogsgod, met een zwaard in de linker hand, en een slag doende + neerkomen op haar rechter sleutelbeen, haar zelve met de armen op + den rug geboeid en op de knieën neergezonken." + +Dan moet de magiër op verschillende lichaamsdeelen van de vrouw +tooverwoorden schrijven en vervolgens dertien bronzen naalden nemen en +het beeldje in dier voege doorprikken, dat hij allereerst een in de +hersenen steekt met de woorden: "Ik doorprik de hersenen van u, +Simaitha" en zoo voort met de overige lichaamsdeelen. Daarna moet hij op +een looden plaatje eene bezwering inkrassen en uitspreken, voorts het +plaatje aan de beeldjes vastbinden met een draad uit een weefsel na in +dien draad driehonderd vijf en zestig knoopen te hebben gemaakt en +zeggen: "Abrasax houd vast!" Het toovergerei wordt bij zonsondergang, +naast de zerk van een ontijdig gestorvene of van een gewelddadig gedoode +neergelegd met de bloemen van dat jaargetijde er bij. In de bezwering +zelf; worden de onderaardsche goden en in 't bijzonder de blijkbaar aan +dieplek verbonden "doodengeest" aangeroepen; overigens lijkt ze zeer op +de eerst-aangehaalde bij het mirre-offer, maar is langer en +hartstochtelijker, zooals o.m. blijkt uit v. 396-406: + + "Ik bezweer u, doodengeest, bij den geduchten grooten Oaeō + Baphrenemounothilarikriphia Eueai Phirkiralithonuomener + Phabōeai, dat gij Simaitha naar mij voert en dat zij haar hoofd + met mijn hoofd samenvoege en hare lippen met mijne lippen ... en + liefde met mij, Meleagros, uitoefene, al haar leven lang." + +Aan deze "tooverboei" na verwant is (v. 1390-1495) de navolgende + + "Liefdesopwekking door medehulp van helden, zwaardvechters of + gewelddadig omgekomenen. + + Laat van het brood dat gij eet, een weinig over, breek het, maak er + zeven brokken van, ga naar eene plek waar helden, zwaardvechters en + slachtoffers van geweld gedood zijn, spreek de bezwering over de + brokken uit en werp ze neer en raap mest op van de plek waar gij + dit doet en werp hem binnen bij haar die gij begeert en ga en leg U + te ruste neer. De bezwering, uit te spreken over de brokken, is als + volgt: + + "Aan de schikgodinnen, de noodzakelijkheden, de tooverijen, 't + verderf, de afgunst, de dooden, de ontijdig en gewelddadig + omgekomenen werp ik voedsel toe, o gij driehoofdige, nachtelijke, + slijkverslindende maagd, sleutelhoudster Persephassa, kind van + den Tartarus, norsch kijkende, geduchte met vurige slangen omgorde! + Philogynes mengde de overblijfselen van zijn eigen voedsel met + tranen en bittere zuchten opdat gij hem bijstaat, die door + kwellingen is bevangen, gij rampzalige helden, gij die op deze plek + wordt vastgehouden, gij lichtverstokenen, lotmisdeelden, + rampzaligen, staat Philogynēs bij, die zwoegt in zijn hart ter + wille van Misandra, de goddelooze en onreine. Voert haar in + kwellingen hierheen, zoo snel mogelijk. Eioutabaōth, Takerba, + Abrathiaō, Lalaoith, Iōsachōtou, Allalethō, en gij + heerscheres, slijkverslindende, Sunatra, Kabibau, Baras, Enphnoun, + schikgodin, Ereschiga Neboutosoualēth, zend de wraakgodin ... + die de zielen der afgetobde dooden met vuur opwekt; gij rampzalige + helden en ongelukkige heldinnen, gij die op deze plek, die op dezen + dag, die op dit uur [door mij wordt aangeroepen] ... verhoort mij + en wekt Misandra op in deze nacht en neemt haar den zoeten slaap + weg van de oogleden en geeft haar hatelijken kommer, geducht + verdriet en laat haar mijne sporen nazoeken en willen wat mijne + verlangens zijn totdat zij verricht heeft wat haar opgedragen wordt + door mij, o heerscheres Hecatē, Phorba, Phorba, Barbarō, + Phōrphōr, Phōrbai, godin der wegen, zwarte dog!" + + Wanneer gij met dit te doen binnen drie dagen niets hebt + uitgericht, maak dan gebruik van het volgende dwangmiddel: ga naar + dezelfde plek en doe hetzelfde met de brokken, maar offer dan op + kolenvuur den mest van eene zwarte koe en zeg dit en raap weer den + mest op en werp hem weer zooals gij weet [dat ge doen moet]. De + bezwering bij het offer is de navolgende: + + "O onderaardsche Hermes en onderaardsche Hecatē en onderaardsche + Acheron en gij, rauwverslindende onderaardschen en onderaardsche + god, en onderaardsche helden en onderaardsche Amphiaraos, en + onderaardsche dienstbaren en onderaardsche geesten en onderaardsche + misdrijven en onderaardsche droomen en onderaardsche eeden en + onderaardsche hoofdgodin en onderaardsche Tartarus en onderaardsche + tooverij en onderaardsche Charōn en onderaardsche wapendragers + en dooden en demonen en zielen van alle menschen komt heden; + schikgodinnen en nooddwang, brengt tot vervulling hetgeen geschiedt + bij deze liefdesopwekking, opdat gij tot mij voert Misandra, de + dochter van Aretē, tot mij, Philogynēs, den zoon van Laïs, + omdat ik u aanroep, de in-den-beginne-geboren Chaos, de Erebos, het + huiveringwekkende water van den Styx, de stroomen der vergetelheid, + de acherousische poel van het doodenrijk, Hecatē en Plouto en + Kora, de onderaardsche Hermes, de schikgodinnen en de straffen en + de Acherōn en gij Aiakos, deurwachter der eeuwige sluitboomen, + open ze zoo snel mogelijk, en gij sleütelhouder Anoubis, wachter! + Zendt voor mij naar boven de schimbeelden dezer dooden tot + dienstbetooning in dit uur, zonder uitstel, opdat zij, optrekkende, + naar mij, Philogynēs toevoeren Misandra, de dochter van + Aretē. Isis stapte met haar echtgenoot-broeder op de schouders, + Zeus, neergedaald van den Olympus, staat en wacht op de schimmen + der dooden, die gaan naar Misandra en doen wat ik opdraag. Alle + onsterfelijke goden kwamen en alle godinnen om te zien de schimmen + dezer dooden. Draalt dus niet en weest niet traag, maar zendt, o + goden, de schimbeelden dezer dooden, opdat zij gaan naar Misandra + en doen wat ik opdraag, omdat ik u bezweer bij Jao en Sabaōth en + Adonai ... Bourrephaomias, Salkē, Hadesbeheerscher, Sesengen. + Dit is de spreuk: Baliaba, Erechcharnoi, Aberidouma, + Salbachthieiserseratho, Eiserdaomi, Sisiphna, Sisa, Edoube, + Achcharitonēs, Aber, Phnouba, Jabaldenathi Ithrouphi, zendt naar + boven de schimbeelden dezer dooden naar Misandra de dochter van + Aretē, om te doen wat ik opdraag". + +Deze bezweringen bestaan voor een groot gedeelte uit verzen en +fragmenten van verzen, blijkbaar aan de tragedie en het epos ontleend, +zooals immers ook in deze papyri herhaaldelijk versregels uit Homerus +als tooverspreuken worden aangehaald. Homerus was voor de Grieken +vrijwel hetzelfde als voor christelijke volkeren de Bijbel en het is een +feit dat ook verzen uit den Bijbel voor tooverdoeleinden zijn aangewend. + +Het uiterst onaesthetische gebruik om mest als toovermiddel in het huis +van de beminde te werpen, schijnt ook nu nog in zekere landen voor te +komen en berust blijkbaar op het geloof, dat het "mana" van een +overledene ook voorwerpen welke op de plek komen te liggen waar hij +gestorven of begraven is, vermag te doortrekken en er zoodoende +tooverkracht aan te verleenen. Viezigheden komen overigens in de +tooverpapyri slechts vrij sporadisch voor. + +Hoe men den toorn van een godheid als magisch middel moet gebruiken, +wordt voornamelijk in v. 2455-2705 uiteengezet. Men moet nl. na allerlei +voorbereidingen zich tot de maangodin wenden (v. 2472-2492): + + "Moge de godin Actiophis mij toeblinken en mijne heilige stem + hooren! Ik treed op om mijne aanklacht uit te spreken tegen de + vuile en onreine Simaitha. Want zij gaf uwe heilige mysteriën aan + de menschen ter kennis prijs.... Ontruk haar den slaap, geef haar + verschroeiing der ziele, tuchtiging des geestes en verbijstering, + en verdrijf haar uit ieder oord en ieder huis, voer haar aldus naar + mij, Philogynes." + +En in den dwangspreuk (v. 2574-2621,2643-2674) wordt beweerd dat +Simaitha aan de godin een gruwelijk offer brengt onder welks +bestanddeelen zich ook een ongeboren resp. een jong kind bevindt, zooals +wij reeds in hoofdstuk III terloops hebben vermeld. + +Hoogst opmerkelijk is in de bovenvermelde "Liefdesaantrekking", evenals +trouwens ook in andere bezweringen de overspannen eisch dat het geheele +doodenrijk, dat alle goden moeten samenwerken, om één minnaar zijn zin +te laten krijgen. Allerzonderlingst bovenal is de mythologie er bij +gehaald; Grieksche, Egyptische, Joodsche, Babylonische goden, scherp +omlijnde figuren en vage abstracties worden om strijd aangeroepen. + +Van edeler aard zijn de voorschriften (v. 154-285), die de toovenaar +Nephotes aan Psammetichus, den koning van Egypte zou hebben gegeven, ten +einde in het weerspiegelende water zelf de gedaanten van goden of +overledenen te zien en hunne stem te vernemen, de hydromantie, die, +zooals wij tegen het einde van hoofdstuk I zagen, reeds de legendaire +Romeinsche koning Numa Pompilius zou hebben beoefend. + +Zij vereischt allerlei voorbereidingen, waarvan wij hier een en ander +willen vermelden. Men moet zich, met zwarte klimop bekransd, in bijzijn +van een inwijder, op zuiver linnen neerleggen, zich de oogen met een +zwarten riem laten omhullen, de houding van een doode aannemen en met +gesloten oogen tegen de zon gekeerd (v. 171-178), eene bezwering (v. +179-208), driemaal uitspreken (208 vlg.). Dan ontvangt men. aldus +"gewapend" een zeker teeken van den god en moet, onder dankbetuigingen, +op een aarden reukschaal wierook offeren, die zonder insnijding in de +boomschors is verkregen (v. 209-219). + +Het voorschrift omtrent de eigenlijke handeling luidt (v. 223--231) +aldus: + + "Neem een bronzen vat of schaal of beker, zooals gij wilt, doe er + water in, als gij de hemelgoden aanroept, regenwater, als gij de + aardgoden aanroept, zeewater, als gij Osiris of Sarapis aanroept, + rivierwater, als gij dooden oproept, bronwater, houd het vaatwerk + op uwe knieën, giet er olie van onrijpe olijven op, en zeg, terwijl + gij u er zelf over heen bukt, in het vaatwerk den daartoe + vereischten tooverspreuk en roep welken god gij wilt, aan, en vraag + hem waarover gij wilt en hij zal u antwoorden." + +Bij deze tooverhandeling, die den koning alleen wordt medegedeeld (v. +254 vlgg.), dient men ook een amulet te dragen, en wel een zilveren +plaatje, waarop de naam van den grooten god is geschreven (v. 257 +vlgg.). + +Aangaande het betooveren van knapen, reeds in III en IV herhaaldelijk +vermeld, geeft o.m. de de zg. "neerval"-tooverij van "Salomo" (v. +850--929) ons nadere opheldering, eene handeling, die overigens ook met +volwassen mannen kan worden verricht en waaromtrent eveneens de meest +stipte geheimhouding wordt geboden (v. 851--856): + + "Ik bezweer U bij de heilige goden en bij de hemelsche goden, aan + niemand de tooverhandeling van Salomo mede te deelen en ze niet met + den eerste den beste te verrichten, als niet eene noodzakelijke + aangelegenheid u dwingt, opdat niet de goden voortdurenden wrok + tegen u koesteren". + +Daarna volgt eene aanroeping tot een god, om den magiër door middel van +een man of knaap omtrent welke zaak hij wil in te lichten. De handeling +zelf moet onder den blooten hemel plaats vinden en het medium op +ongebrandetichelsteenen worden neergezet. Driedaagsche onthouding van +sexueelen omgang, het gebruik van zekere planten als beschermmiddelen en +zekere kleedingstukken zijn vereischt (v. 897--904). Voorts wordt (v. +904--915) den magiër geboden: + + "Hef uwe handen ten hemel naar de stralen van de zon toe en spreek + de bezwering zeven keer uit, offer uitnemenden wierook op hout van + wijnstokken, na wijn of bier of honig of melk van eene zwarte koe + te hebben geplengd en zeg vervolgens in 't oor van den betreffenden + man of knaap zeven keer de tooverspreuk en hij zal terstond + neervallen; maar gij zet u neer op de tichel-steenen en vraag hem + uit en hij zal alles naar waarheid uiteenzetten. Gij moet hem en + ook u zelf bekransen met een krans van geel Sint-Janskruid. De god + is op die plant gesteld". + +Ter onttoovering moet de magiër de woorden Ananak, Arbeouēri en +Aeēiou[o-,] d.w.z. de opeenvolging der Grieksche klinkers, in 't oor +fluisteren en indien de uitwerking uitblijft, eene zekere soort sesam op +kolenvuur offeren met eene eenigszins gewijzigde bezwering en het +verzoek tot den god: "Heer, ga heen naar uwe eigene tronen en bewaar +(het medium) voor alle ellende (916--922). + +Bij diergelijke tooverijen wordt ook wel gebruik gemaakt van eene lamp, +waarin zich zuivere olie bevindt (v. 1094 vlg.). De magiër spreekt met +geslotene oogen de tooverspreuk uit (v. 958) en kijkt eindelijk naar de +vlam van de lamp, waarin de aangeroepene god moet verschijnen (v. +1104--1114). Vaak liet men echter ook, zooals een Egyptisch tooverboek +uit dien tijd ons leert, een knaap, over wiens hoofd men eene bezwering +uitsprak, in het licht zien; had de verschijning niet plaats, dan moest +de knaap met zijn mond naar de lamp toegekeerd eene zekere formule +zeggen. En dan openbaarde de god zich aan den knaap op het gegeven +oogenblik. + +Die "neerval"-tooverij zoowel als het gebruik maken van eene lamp, +roepen ons onwillekeurig eene zekere beschuldiging te binnen, tegen den +romancier-wijsgeer Apuleius gericht, zooals wij in IV hebben vermeld. + +De aanroepingen, in die tooverpapyri tot de hoogere machten gericht, +zijn soms van verbijsterende grootschheid. Vlg. bijv. de navolgende tot +den minnegod (v. 1748--1796): + + "Ik roep U aan, den leidsman van alle wording, U, die Uwe vleugelen + uitspreidt over de geheele wereld, U, den ongenaakbare en + onmeetbare, die in alle zielen de levenwekkende rede inblaast, U, + die alle dingen hebt samengevoegd door Uwe macht, Eerstgeborene, + Grondvester van het Al, goudvleugelige, zwartglanzende, die de + bezadigde redeneeringen wegbergt en duistere razernij inblaast U, + de verborgene, en die heimelijk aan alle zielen het niet te + aanschouwen vuur der verwekking toedeelt, U, die de hand legt op al + het bezielde, die niet met vermoeienis kwelt, maar met het + smartelijk genot van de wellust, uit wien alles is ontstaan! Gij + brengt bij Uwe ontmoeting leed aan, nu eens bezadigd, dan weer + onberedeneerd, gij, door wien de menschen tegen de plicht in durven + te handelen en dan de toevlucht nemen tot U, den zwartglanzende! + Gij, jongste, wettelooze, onverzoenlijke, onverbiddelijke, + onzichtbare, onlichamelijke, razernijverwekker, boogschutter, + fakkeldrager van alle geestelijke waarneming, heerscher over alle + verborgenheden, beschikker over de vergetelheid, oervader van het + zwijgen ... kom, gij, onnoozel als gij ver-, wekt wordt in 't hart, + machtigste als gij volgroeid zij't, ik roep U aan, den + onverbiddelijke, bij Uwen grooten naam Azarachtharaza, Lathaiathal, + Uuu, Lathaiathallalaph, loioio, Ai, Ai, Ai, Ai, Ouērieu Oiai ... + Eerstverschijnende, in-de-nacht-ver-schijnende, + in-de-nacht-U-verblijdende, nachtverwekker, verhoor mij!" + +De volgende aanroeping, uit een der tooverpapyri van de Leidsche +bibliotheek[77] is niet min der indrukwekkend: + + "Kom herwaarts tot mij ... o gij allesbeheerschende god, die de + menschen den adem tot leven hebt ingeblazen, heer van wat in de + wereld schoon is, verhoor mij, Heer, wiens verborgen naam niet is + uit te spreken, de naam, op het hooren waarvan de demonen wegduiken + ..., de naam, op het hooren waarvan de aarde draait, de onderwereld + in opschudding geraakt, de rivieren, de zee, de poelen, de bronnen + verstijven, de rotsen scheuren! ... Gij zijt de goede geest, gij + zijt de heer, die alles verwekt en voedt en doet toenemen. Wie + vormde de gedaanten der dieren, wie vond de wegen, wie is de + schepper der vruchten, wie wekt de bergen ten hoogen op, wie beval + de winden hun jaarlijksch werk te verrichten? ... Gij zijt de ééne + onsterfelijke god, verwekker van alles en gij deelt aan alle dingen + zielen toe en beheerscht alles, koning der tijdperken en heer! En + de bergen beven met de vlakten en de stroomen van bronnen en + rivieren en de diepten der aarde ... de hoogblinkende hemel beeft + voor U en de geheele zee, o Heer! Albeheerscher, heilige en heer + van allen, door Uwe macht bestaan de elementen en groeit alles!" + +Maar het komt, o.m. in diezelfde bezwering[78], ook voor, dat de magiër +zich met de goden vereenzelvigt: + + "Ik ben het geloof, uitgestort over de menschen, en de profeet der + heilige namen, de heilige, die gegroeid is uit de diepte, ik ben de + heerscher die gegroeid is uit den heiligen god, ik ben de god, dien + niemand ziet, noch roekeloos noemt, ik ben de heilige vogel Phenix, + ik ben de heerscher, de heilige, bijgenaamd Marmauoth, ik ben de + zon, die het licht heeft vertoond, ik ben Aphroditē, bijgenaamd + Typhi, ik ben de heilige bestuurder der winden ik ben Kronos die + het licht heeft getoond, ik ben de moeder der goden die genoemd + wordt hemel, ik ben Osiris die genoemd wordt het water, ik ben + Isis, die genoemd wordt de dauw, ik ben Esenephus die genoemd wordt + lente, ik ben het beeld, voor de in waarheid bestaande beelden, in + de gelijkenis van een krokodil, ik ben Suchos." + +Terloops zij opgemerkt, dat in sommige streken van Egypte de krokodil, +Souchos (Sebak) geheeten, goddelijke eerbewijzen genoot, zooals nu nog +in den Indischen archipel hier en daar het geval is. + +Vereenzelviging met de godheid komt vaak voor, ook in het Nieuwe +Testament. In den brief aan de Galaten, II, 20 verklaart de apostel +"niet ik meer leef, maar Christus leeft in mij". En zeer sterk komt dit +uit in de zg. Oden van Salomo (waarschijnlijk uit de tweede eeuw +dateerende). Daar toch zegt de dichter in VII, 3 van Christus: + +"Hij nam mijn wezen aan, opdat ik Hem zou begrijpen, en mijn gestalte, +opdat ik mij niet van Hem zou afwenden." En in XVII luidt het: + + 7. En Hij, die mij kende en mij opvoedde is de Allerhoogste in al + zijne volmaaktheid. En hij verheerlijkte mij door zijne + goedertierenheid en verhoogde mijn verstand tot de hoogte der + waarheid. + + 8. En vandaar gaf Hij mij het pad zijner voetsporen. En ik opende + de poorten, die gesloten waren. + + 9. En ik rukte ijzeren grendels af en het ijzer ontgloeide en + vloeide en versmolt voor mij. + + 10. En niets vertoonde zich voor mij gesloten: Want ik was de + opening van alles. + + 11. En ik ging tot al mijne gebondenen om hen los te maken, + + Om geen over te laten gebonden of bindende. + + 12. En ik gaf mijne kennis mildelijk en mijn gebed in mijne liefde. + + 13. En ik zaaide mijne vruchten in de harten en veranderde hen in + mijzelven. + + En zij ontvingen mijn zegen en leefden. + + 14. En zij vergaderde zich bij mij en werden verlost, + + Want zij waren mij tot ledematen en ik hun hoofd." + +De godsdienst gaat hier in mystiek over. Het is dus zake, kortelijk ook +op de mystiek onze aandacht te vestigen. + +Mystiek in den meest volstrekten zin is het streven, om boven het denken +uit, zich met het allerhoogste (het goddelijke) te vereenzelvigen. Dit +streven vinden wij o.m. ook bij de Neoplatonici, inzonderheid bij +Plotinus. Hij toch verkondigt een monisme (eenheidsleer) in den meest +strengen zin des woords, d.w.z. hij wil alles tot één hoogste eenheid +herleiden. Die eenheid is voor hem God, van wien echter, strikt genomen, +niets te praediceeren valt; ook de uitdrukking "één" is in _dezen_ niet +anders dan het gebrekkig stamelen van de hier te kort schietende +menschentaal. God gaat ook boven het denken uit, want denken, hoe +eenvoudig ook, veronderstelt althans eene tweeheid, nl, iets dat denkt +en iets dat gedacht wordt; God echter is, als men iets van hem mag +praediceeren, het meest volstrekte Eén. Zooals van zelf spreekt, is het +ons doel, om ons tot God te verheffen. Dit moeten wij bereiken door ons +van de hartstochten los te maken, door ons te oefenen in het "zuivere" +denken, door eindelijk, van alles te abstraheeren. Dan eerst kan het +ons, in _zeldzame_ oogenblikken,--Plotinus zou het in zes jaren vier +keer hebben gehad[79]--te beurt vallen, om boven het denken uit, tot +eenwording te geraken met het Ééne. Dit is de unio mystica, de mystieke +eenwording, zooals men het in de middeleeuwen noemde bij de Oosterlingen +is zij in het zg. sufisme het einddoel der geloovigen en speelt een +groote rol in de Perzische litteratuur. + +Keeren wij tot de magie terug, dan blijkt ten duidelijkste, hoe zeer +zij van de mystiek verschilt. Voor den mysticus immers is de éénwording +met het goddelijke iets lijdelijks; de magiër daarentegen geeft zich +voor een god uit, om aan zijne woorden kracht tot handeling bij te +zetten. Ja, hij durft zelfs, als zijnde gelijk aan de goden, de zwaarste +dreigementen tegen hen uit te spreken: + + "Als ge niet naar mij hoort, zal de zonnekring neerbranden en er + zal duisternis zijn over de geheele bewoonde aarde en de tor + [Egyptisch symbool voor de zon] zal worden uitgedoofd, totdat gij + me doen zult alles wat ik schrijf of zeg, zonder overtreding"[80]. + +Een ander zeer kenschetsend staaltje van soortgelijke dreigementen vindt +men op eene zg. vervloekingstaf el, uit Hadrumetum (in Tunis) afkomstig. +De magiër toch roept, aan het slot van zijne bezwering, na zijne +wenschen te hebben kenbaar gemaakt, uit: "Zoo niet, dan zal ik in de +heiligdommen van Osiris neerdalen en zijn graf verwoesten en door den +stroom laten meevoeren, want ik ben de groote decaan van den grooten god +Achrammachalala". De decanen waren demonen van hoogen rang, aan wie de +bewaking van Osiris' gebeente was toevertrouwd; door zich met hun hoofd +te vereenzelvigen, wil de magiër te kennen geven, dat zijne dreigementen +niet ijdel zullen zijn. + +Die bedreigingen, tegen de goden gericht, wekten bij menigeen groote +verontwaardiging op en zijn dan ook een der hoofdpunten in de meest +diepgaande polemiek, die toenmaals is gevoerd over de magie en wat er +mee samenhangt. Porphyrius toch, de bovenvermelde leerling van Plotinus, +had in zijn "Brief aan [den priester] Anebo" allerlei vragen opgeworpen, +inzonderheid aangaande de hoogere magie, en ronduit verklaard, dat hij +met de moeilijkheden, die zich daarbij aan zijn geest voordeden, niet +goed raad wist. Er kwam een antwoord, op naam van den "Leermeester +Abammon". Abammon is echter (zooals blijkbaar ook Anebo) een gefingeerde +naam waarachter, naar o.i. niet meer te betwijfelen valt, zich de Syriër +lamblichus verbergt, een discipel van Porphyrius zelf. De titel, dien +men aan dit boek gewoonlijk geeft, luidt: "Over de mysteriën". + +Hooren wij nu Porphyrius' bezwaar tegen de magische dreigementen (c. 30 +vlg.): + + "Nog veel onredelijker is het échter, dat een mensch, die aan het + toeval onderworpen is, niet slechts een demon, als het zoo uitkomt, + of de ziel van een overledene, maar koning Helios [de zon] zelf of + de Maangodin of een ander der hemelgoden met dreigementen schrik + aanjaagt en liegt, opdat zij de waarheid zullen spreken. Want te + zeggen, dat hij 'den hemel zal verbrijzelen en de geheimen van Isis + zal blootleggen en het in Aby-' dos [in Egypte] verborgene zal + toonen en de bark [waarop naar het Egyptisch geloof, de zonnegod + het hemelruim omzeilt] zal doen stilstaan en de ledematen van + Osiris voor Typhon zal uitstrooien--is er eene grootere + geestesverbijstering denkbaar, dan te dreigen met hetgeen men noch + zag, noch vermag, of eene meer vernederende vreesachtigheid dan om + net evenals onnadenkende kinderen, voor zóó ijdele schrikbeelden en + verzinsels bang te zijn?" + +Het antwoord hierop luidt (VI, 5 vlg.): + + "Met al dit soort van tooverspreuken bedreigen de menschen niet, + zooals gij meent, de zon of de maan of den een of ander der + hemelgoden (want dan zouden er nog grooter absurditeiten geschieden + dan waarover gij uwen onwil betuigt), maar, zooals ik in 't + voorafgaande zeide, een geslacht van in den kosmos verspreide + krachten, dat geen geest des onderscheids of rede bezit, dat van + een ander rede ontvangt en naar hem luistert, maar geen eigen + inzicht heeft, noch het ware van het leugenachtige of het mogelijke + van het onmogelijke onderscheidt. Dit geslacht wordt door het + uitstooten van opeengehoopte dreigementen in beweging en tot + verbijstering gebracht, daar het immers in zijn aard ligt, zelf + gedreven te worden door krachtuitspraken en anderen mee te sleuren + door zijne eigen verbijsterde en onbestendige verbeelding. + + Maar dit heeft ook nog eene andere reden en wel als volgt. De + theürg [hoogere magiër] gebiedt de kosmische machten door de + kracht der geheimenissen niet meer als mensch of zich van eene + menschelijke ziel bedienende, maar als in de rij der goden + uitstekende gebruikt hij grootere dreigementen dan met zijn eigen + wezen overeenstemt, niet als of hij alles zou doen, wat hij + verzekert, maar bij een diergelijk gebruik van formules toonende + hoe groot en van welken aard de kracht is, die hij bezit door zijne + eenheid met de goden, welke de kennis der verborgene symbolen hem + heeft verschaft". + +Die symbolen bestonden uit allerlei zinspelingen op de mythologie, uit +figuren, voorwerpen, uitheemsche namen en zonderlinge +letterverbindingen, waarvan immers de gnostieke geschriften; (z.b. IV) +en de tooverpapyri wemelen. En wanneer de symbolieke beteekenis van die +woorden en klankverbindingen voor ons onbegrijpelijk is,| dan is dit, +volgens Iamblichus (VII, 4) "juist het meest aanbiddenswaardige er aan; +ze is immers te verheven, dan dat ze voor ons denken zou kunnen worden +ontleed", vgl. ook de volgend uitspraak(II, 11): "Zoowel eene de +godenwaardige voltrekking van de geheime en alle denken te boven gaande +handelingen als de macht van de onuitsprekelijke en door de goden alleen +begrepene symbolen geeft ons de theürgische één wording". + +Aangaande die dreigementen verdient nog het volgende uit Iamblichus (VI, +7) onze aandacht: + + "De demonen houden de wacht over de onuitsprekelijke mysteriën + juist daarom zoo nauwgezet, omdat daardoor voornamelijk de orde in + 't heelal wordt bewaard. Want daarom blijven de deelen van het Al + in rij en orde, omdat de weldadige macht van Osiris zuiver en + onbevlekt blijft en zich niet vermengt met de aan haar + tegenovergestelde disharmonie en verwarring. Het leven van alle + dingen blijft rein en onbedorven, omdat de verborgene en + levenbarende en redelijke schoonheid van Isis niet in het + verschijnende en zichtbare lichaam neerdaalt. In eeuwige beweging + en in eeuwige wording blijft alles, omdat de loop der zon nooit + stilstaat, volmaakt en zuiver blijft alles, omdat de verborgenheden + in Abydos nooit worden onthuld. Waaraan nu het universum zijn + behoud te danken heeft (ik bedoel aan het feit dat de geheimen + altijd verborgen bewaard worden en dat het onuitsprekelijke wezen + der goden nooit het tegenovergestelde lot ondergaat), daarvan + kunnen de aardsche demonen niet eens hooren, dat het ooit anders + zou zijn of geprofaneerd zou worden en daarom heeft eene zoodanige + wijze van bezweren eenige macht over hen". + +Wij komen op Iamblichus, die meer tot de vierde eeuw en tot eene andere +denkrichting behoort, later terug. + +Dat ook de belletrie sterk in het teeken der magie stond, blijkt o.m. +uit Heliodorus' "Aethiopische verhalen", een roman die zoowel door +fijne compositie als door fraaie beschrijvingen uitmunt en waaraan nog +in latere tijden beroemde auteurs veel hebben ontleend. In dezen roman, +die naar alle waarschijnlijkheid uit de laatste decenniën van de derde +eeuw dagteekent, wordt o.m. het leven van een Isispriester, Calasiris, +uitvoerig beschreven en daardoor als 't ware eene encyclopaedie van het +magische gegeven. Het belangrijkste daarvan is wel de passage, waar +Calasiris het onderscheid tusschen de "echte" en de "valsche" wijsheid +der Egyptenaren uiteenzet (III, 16): + + "De eene is vulgair en wandelt, om het zoo uit te drukken, laag op + den grond, dient de spoken en geeft zich met doode lichamen af, + kleeft aan kruiden en hecht aan bezweringen; haar einddoel is nooit + iets goeds, noch voor haar zelve, noch voor hen, die zich van haar + bedienen; meestal faalt ze in hare pogingen, en brengt ze iets tot + stand, dan is het nog maar iets akeligs en armzaligs; ze laat + dingen zien, waarvan in werkelijkheid niets bestaat; ze stelt + verwachtingen te leur, is de uitvindster van ongeoorloofde + practijken en dienares van onbeteugelde lusten; de andere + daarentegen, de ware wijsheid, wier naam deze basterd zich + valschelijk toeëigent, die wij priesters en profeten van jongsaf + beoefenen, ziet omhoog ten hemel, heeft omgang met de goden en deel + aan de natuur der machtigere wezens; ze speurt de bewegingen der + sterren op en heeft tot winst de voorkennis der toekomst." + +Zie hier dan het verschil tusschen "goëtie" en "theürgie" of "zwarte" +en "witte" magie, zooals men het nu gewoon is te noemen. Maar het +verschil ligt ten slotte meer in de bedoelingen dan in de handelingen +zelf, en ook wat de bedoelingen aangaat, wordt het verschil niet altijd +streng in acht genomen, daar immers Calasiris zelf herhaaldelijk +verzekert (II, 33, IV, 7 en 14) door medehulp van demonen liefde op te +wekken. + +Bijzonder merkwaardig is in de aangehaalde passage de zinsnede, dat de +lagere magie "dingen laat zien, waarvan in werkelijkheid niets bestaat." +Dit wordt meer vermeld. Zoo sprak bijv. Celsus, in zijne bestrijding van +'t Christendom (± 178) o.a. van lieden, die van de Egyptenaren de kunst +hadden geleerd om o.m. "kostbare maaltijden en tafels met gebak en +dessert te toonen, waarvan in werkelijkheid niets voorhanden is".[81] In +een zekeren magischen papyrus wordt die illusie aan de tooverkracht van +een geest toegeschreven: op eene wel is waar bedorvene, maar toch wat +den zin betreft, duidelijke plaats, luidt het nl.: "en indien gij een +maaltijd wilt aanrichten, zeg: iedere ruimte zooals het behoort ... snel +en onmiddellijk, terstond ... huizen met gouden daken, muren ... +glinsterende ... gij zult dit ook zien: men houdt het voor werkelijk, +maar het is slechts voor het aanschouwen".[82] In een zeker Christelijk +geschrift, welks auteur ons niet bekend is, worden de wonderen welke de +Egyptische toovenaars tegenover de wonderen van Mozes en Aäron stelden +(vgl. Exodus VII, 11, 12, 22 en VIII, 7), tot diergelijke illusies +herleid: "De wonderen, door Mozes verricht, bewerkten, daar zij door +middel van de goddelijke kracht geschiedden, eene reëele verandering van +het voorwerp in datgene, wat tot stand kwam; de wonderen, door de +bezweerders verricht, geschiedden door de kracht der demonen, die de +oogen der toeschouwers in dier voege betooverden, dat ze wat geen slang +was, als eene slang, wat geen bloed was, als bloed, en wat geen +kikvorschen waren, als kikvorschen zagen".[83] Eene andere, realistische +verklaring van deze magische vertooningen, zullen wij later ter sprake +brengen. + +Wij wenschen hier nog een fragment uit de beschrijving van eene +doodenbezwering aan toe te voegen (VI, 14): + +Calasiris en eene reisgenoote van hem zijn op een avond "terwijl de maan +juist opkwam en met helder licht alles bestraalde", getuigen van een +tooneel "wel is waar niet onschuldig, maar bij de Egyptische vrouwen +gebruikelijk." Eene oude vrouw nl., "in de meening van een oogenblik te +hebben, waarop ze niet gestoord en bespied werd, groef eerst een kuil, +stak vervolgens een brandstapel aan den buitenkant ervan in brand en +legde midden tusschen beide het lijk van haar zoon; ze nam een aarden +mengvat van een drievoet er naast, goot honig in den kuil en wederom uit +een ander vat melk en plengde wijn uit een derde. Voorts wierp ze een +klomp van deeg en vet, tot het beeld van een man gevormd en met laurier +en venkel bekransd, in de groeve. Hierna greep ze een zwaard en na zich +in extase te hebben gebracht, riep ze de maangodin met vele barbaarsche +en vreemd klinkende namen aan, sneed zich in den arm, veegde met een +lauriertak zich het bloed af en besprenkelde den brandstapel; ze deed +nog andere wonderbaarlijke dingen, bukte zich eindelijk over het lijk +van haar kind, fluisterde hem eene bezwering in 't oor, deed hem +ontwaken en noodzaakte hem door hare tooverkunsten recht op te staan." + +Niet echter wijsgeeren en schrijvers alleen, maar ook keizers waren de +magie toegedaan. + +Caracalla (211-217), die de Isisreligie met den oud-Romeinschen +eeredienst gelijk stelde, en ter eere van Apollonius van Tyana een +heiligdom oprichtte[84], liet overal vandaan magiërs ontbieden en +trachtte door middel van doodenbezwering te weten te komen welk een +einde hem wachtte en of iemand een aanslag op de heerschappij +beraamde.[85] Heliogabalus (218-222), een vurig vereerder van Cybele +(z.b. IV), bediende zich ten allen tijde van "duizenden" amuletten en +liet, naar verzekerd wordt, door toovenaars geheime offers van knapen +uit de hoogste standen brengen, ten einde uit hunne ingewanden de +toekomst te kunnen voorspellen[86]; een onzer bekendste romanciers heeft +dit op artistiek-griezelige wijze beschreven. + +Naar aanleiding van deze laatste beschuldiging, die, zooals (in III) +bleek en nog blijken zal, ook tegen anderen is gericht, zij hier +opgemerkt, dat voorzoover wij weten, de tooverpapyri, d.w.z. de +officiëele bescheiden omtrent de magie, slechts in twee (reeds in III en +in dit hoofdstuk vermelde) passages, die bovendien parallelplaatsen +zijn, van menschenoffers melding maken en dan nog wel met afkeuring. Men +kan gerust aannemen, dat althans in het Romeinsche keizerrijk niet dan +bij hooge uitzondering menschen ter wille van magische doeleinden zijn +gedood. De geheimzinnigheid, waarmede de toovenaars--zooals trouwens ook +de Christenen--zekere handelingen verrichtten, was geen gegronde reden, +om daarbij aan het ergste te denken. Het meeste bloed werd ook toen ter +tijd in 't openbaar vergoten. + +Alexander Severus (222-235), zachtzinnig en verdraagzaam, had in zijne +huiskapel naast de beeltenissen van Orpheus en Christus ook die van +Apollonius.[87] Aurelianus (270-275), een der grootste keizers, evenzeer +uitmuntende in 't oorlogvoeren als in 't landsbestuur, liet zich door +eene verschijning van Apollonius weerhouden om diens vaderstad te +verwoesten en beloofde hem standbeelden en een tempel op te richten.[88] +Daarentegen vaardigde de achterdochtige Diocletianus (284-305), aan +wiens naam de wreedste van alle Christenvervolgingen in 't Romeinsche +rijk verbonden is, ook strenge bepalingen tegen de magie uit. + +Wij gaan nu tot de Christenen over, om hunne houding tegenover de magie +nader te bepalen. + +Tertullianus uit Afrika (±155-±220), een der vernuftigste en +zeggingskrachtigste, maar tevens ook een der bekrompenste en +onverdraagzaamste voorvechters die het Christendom ooit heeft gehad, +hield de magie voor eene mixtuur van goochelarij en duivelswerk. + +Allerkarakteristiekst is de volgende, overigens niet gemakkelijk te +vertalen passage uit zijn "Verweerschrift" (197), waarin hij (c. 23) +naar aanleiding van de "wonderen" der goden uitroept: + + "Indien voorts ook de magiërs fantomen te voorschijn roepen en de + zielen van reeds afgestorvenen schandaliseeren, indien zij knapen + tot het uitspreken van orakelen nopen[?], indien zij door middel + van goocheltoeren vele wonderen schijnen te verrichten, indien zij + ook droomen zenden, daar zij de eens voor al aangeroepene macht van + engelen en demonen tot bijstand hebben, door welke ook geiten en + tafels gewoon zijn geraakt te voorspellen, hoe veel meer zal die + macht [nl. de demonen] naar eigen verkiezing en tot haar eigen + voordeel met alle kracht trachten te volbrengen, wat ze in eens + anders belang [nl. dat van den magiër] doet?" + +Van geiten bij de wichelarij is ook elders sprake, vgl. bijv. Diodorus +uit Sicilië, een geschiedschrijver ten tijde van keizer Augustus, (XVI, +26): "Men zegt dat oudtijds geiten het orakel [te Delphi] hebben +ontdekt, en om die reden bedienen de Delphiërs zich tot nu toe meestal +van geiten om godspraken te verkrijgen". En wat de voorspellende tafels +betreft, zullen wij in het verder verloop van dit hoofdstuk een hoogst +interessant geval hiervan vermelden. + +Uitvoerig behandelt Tertullianus de doodenbezwering in zijn geschrift: +"De ziel", de eerste proeve van eene Christelijke psychologie, overigens +reeds dateerende uit den tijd, toen hij met de secte der zg. +Montanisten, ultra-rigoristische dwepers, sympathiseerde en met de kerk +op gespannen voet stond (na 202/3). + +Het gaat hier in de eerste plaats om de oproeping van ontijdig +gestorvenen of gewelddadig omgekomenen, waarvan immers, zooals wij boven +gezien hebben, in de tooverpapyri herhaaldelijk sprake is. Tertullianus +wil van eene werkelijke verschijning der afgestorvenen niets weten en +verklaart (c. 57) de magie "zooals bijna allen"(!) ronduit voor +"bedrog". "De aard en wijze echter van dit bedrog ontgaat alleen den +Christenen niet". En hoe gaat dit dan in zijn werk? "Wel is waar worden +de ontijdig gestorvenen en gewelddadig omgekomenen aangeroepen, op grond +van het schijnbaar geloofwaardige argument, dat die zielen, welke een +wreed en ontijdig uiteinde door geweld en onrecht aan het leven +ontrukte, bij wijze van wedervergelding het meest tot het plegen van +geweld en onrecht geneigd zouden zijn. Maar het zijn demonen, die onder +hun schijn werken en nog wel het meest diegenen, die in hen huisden toen +zij nog leefden en die hen tot zulk een uiteinde brachten. Want wij +nemen aan, dat zoowat geen mensch zonder demon is en aan velen is het +bekend, dat door toedoen der demonen ontijdige en afgrijselijke +sterfgevallen worden bewerkt.... Ook dit bedrog van den boozen geest die +onder het voorkomen van de overledenen schuilt, toonen wij, als ik mij +niet vergis, ook door de feiten aan, omdat hij bij de exorcismen zich +soms voor een der ouders van zijn slachtoffer [t.w. den bezetene] +uitgeeft, soms voor een gladiator, of een dierenvechter, zooals ook bij +andere gelegenheden voor een god, op niets meer bedacht dan om juist dat +uit te schakelen, wat wij verkondigen, dat nl, alle zielen naar de +onderwereld worden gedreven; het geloof aan het oordeel en de +wederopstanding wil hij aan 't wankelen brengen. En toch erkent die +demon, nadat hij de aanwezigen heeft getracht te misleiden, ten slotte +door den aandrang der goddelijke genade overwonnen, zijns ondanks de +waarheid". + +Dit laatste slaat op de bedoelde exorcismen, d.w.z. bezweringen om +"booze" geesten uit de bezetenen te bannen (z.b. III), eene practijk, +voornamelijk door de Christenen uitgeoefend. Het tot zwijgen brengen van +den "boozen" geest werd dan voor een bewijs van de waarheid der +Christelijke leer gehouden. Maar hooren wij Tertullianus verder: + + "Aldus is ook bij dat andere soort tooverij, welke, naar men + gelooft, ook reeds tot rust gekomene zielen aan de onderwereld + ontrukt en aan het gezicht vertoont, geen ander bedrog meer aan 't + werk [n.l. dan dat der demonen]. Vooral omdat er ook een fantoom + bij wordt vertoond, omdat er ook een lichaam bij wordt gevormd; en + het is voor hem geen moeite, het uiterlijk gezicht te misleiden, + wien het gemakkelijk valt, de innerlijke scherpte des geestes te + verblinden. Aan Farao en de Egyptenaren schenen de slangen, die uit + de tooverstaven ontstaan waren, ook toe lichamen te zijn [vgl. + Exod. VII, 12], maar de waarheid van Mozes verslond de leugen + [d.w.z. de staf van Aäron verslond de staven der toovenaars, t.p.] + Veel deden ook de magiërs Simon en Elymas tegen de apostelen, maar + de straf van blindheid was geen goocheltoer [z.b. IV]. Wat voor + nieuws is het, als de onreine geest ook nu de waarheid naäapt? + Ziet, de kettersche volgelingen van dienzelfden Simon gaan nu zoo + prat op hunne kunst dat ze beloven zelfs de zielen van profeten uit + de onderwereld te halen. En ik geloof dat ze dit op leugenachtige + wijze vermogen. Immers het stond ook aan den "pythonischen" geest + toen ter tijd even goed vrij, de ziel van Samuel na te bootsen, + toen Saul, na God te vergeefs te hebben aangeroepen, de dooden + raadpleegde." + +Tertullianus gaat hiermede over tot het verhaal van de "toovenares van +Endor", die een "pythonischen" geest bezat, aldus genoemd, omdat Pytho +(Delphi) de hoofdzetel van god Apollo, den beschermheer der waarzeggers +was. Daar dit verhaal ook later nog herhaaldelijk ter sprake komt, +willen wij het hier, tot betere oriënteering van den lezer, in zijn +geheel mededeelen. + +Het staat in I Samuël 28. + + "(5) Toen Saul het leger der Filistijnen zag, werd hij bevreesd en + zeer ontsteld. (6) Hij raadpleegde Jahwe, maar Jahwe antwoordde hem + niet, noch door droomen, noch door de uriem, noch door de profeten. + + (7)Toen zeide Saul tot zijne dienaren: "Zoekt mij eene vrouw die + over een onderaardschen geest beschikt, opdat ik tot haar ga en + haar raadplege.'' Zijne dienaren zeiden tot hem: "Zie te Endor + woont eene vrouw die over een onderaardschen; geest beschikt." (8) + Toen maakte Saul zich onkenbaar, trok andere kleederen aan en ging + met twee mannen derwaarts. In den nacht kwamen zij bij de vrouw, en + hij zeide tot haar: "Voorzeg mij de toekomst door den + onderaardschen geest; doe voor mij opkomen, dien ik U noemen zal. + (9) Maat de vrouw zeide tot hem: "Gij weet wel wat Sau gedaan + heeft, hoe hij de toovenarij en waarzeggerij uit het land heeft + uitgeroeid. Waarom legt gij mij dan een valstrik om mij ter dood te + laten brengen?" (10) Toen zwoer Saul haar bij Jahwe "Zoo waar als + Jahwe leeft, gij zult om deze zaak geen straf beloopen." (11) Nu + zeide de vrouw "Wien zal ik voor U doen opkomen?" Hij zeid "Doe + Samuël voor mij opkomen". (12) Doch toen de vrouw Samuël zag, + schreeuwde zij luidkeels en zeide tot Saul: "Waarom hebt gij mij + bedroge Gij zijt Saul zelf!" (13) Maar de koning zeide tegen haar: + "Vrees niet. Zeg wat gij _ziet_". Toen zeide de vrouw tot Saul: + "Een Goddelijk wezen zie ik uit den grond opkomen". (14) Hij zeide + tot haar "Hoe ziet het er uit?" Zij antwoordde: "Een oude man komt + op; in een mantel is hij gehuld". Hier neigde Saul, begrijpende dat + het Samuël was zijn aangezicht ter aarde en wierp zich neder + (15)Samuël zeide tot Saul: "Waarom hebt gij mij in mijne rust + gestoord door mij te doen opkomen?" Saul zeide: "Ik ben zeer + beangstigd: de Filistijnen voeren oorlog tegen mij en God is van + mij geweken en heeft mij niet meer geantwoord, noch door de + profeten, noch door droomen, [noch door de uriem]. Daarom heb ik U + geroepen, om mij te verkondigen wat ik doen moet." (16)Samuël + zeide: "Waarom ondervraagt gij mij, terwijl Jahwe van U geweken is + en de partij van Uwen naaste gekozen heeft? (17)Jahwe doet U zooals + hij door mij gesproken heeft; hij scheurt U het koningschap uit de + hand en geeft het aan Uwen naaste, aan David. (18)Omdat gij niet + naar Jahwe geluisterd en zijnen toorngloed tegen Amalek niet + voltrokken hebt, daarom heeft Jahwe thans evenzoo aan U gedaan. + (19)Hij zal ook Israël met U in de hand der Filistijnen geven; + morgen zult gij en Uwe zonen bij mij zijn en zal Jahwe bovendien + het leger van Israël aan de hand der Filistijnen overleveren". + (20)Toen viel Saul haasstiglijk lang uit op den grond want hij was + zeer bevreesd geworden vanwege Samuëls woorden en had bovendien + geen kracht, daar hij den ganschen dag en den gansenen nacht niets + gegeten had". + +De "uriem" waren een orakel waarbij men door het werpen van zekere loten +den wil Gods trachtte te weten te komen; het antwoord kon echter, zooals +uit v. 6 blijkt, ook geheel uitblijven. + +Dat de toovenares Samuël, zooals hij verschijnt, een goddelijk wezen +noemt, stemt goed overeen met het geloof, door ons in IV vermeld, dat de +overledenen als "demonen", d.w.z. alsbovenmenschelijke wezens werden +beschouwd. + +Waarschijnlijk had Saul opzettelijk gevast, om zich op de +doodenbezwering voor te bereiden, daar immers onthouding, althans van +zekere spijzen, algemeen geacht werd eene der voornaamste +voorbereidingen tot magische handelingen te zijn. + +Laten we nu zien, hoe Tertullianus dit verhaal uitlegt: + + "Verre zij het van ons te gelooven, dat de ziel van eenig heilige, + laat staan van een profeet, door een demon te voorschijn is + gehaald, daar wij weten dat Satan zelf zich in een engel des lichts + [2: Cor. XI, 14], hoe veel te meer dus in een man des lichts + verandert en aan 't einde [der wereld] zich zelfs voor God zal + uitgeven [2 Thess. II, 4] en wonderbaarlijkere teekenen zal + verrichten, om, zoo mogelijk, de uitverkorenen te verleiden [Matth. + XXIV, 24]. Zou hij, zoo ooit, toen geaarzeld hebben, zich voor een + profeet Gods uit te geven, vooral tegenover Saul, in wien hij zelf + reeds huisde? Meen niet, dat de demon, die het fantoom; deed + ontstaan een ander was dan die welke het aanbeval, maar dat + dezelfde geest èn in de leugenprofetes, èn in den afvallige + gemakkelijk loog, om geloof te vinden, die geest, door wien Saul's + schat daar was, waar ook zijn hart was, nl. waar God niet was. En + derhalve zag hij ook door middel van dengene, door wien hij + geloofde te zullen zien, omdat hij hem geloofde door wien hij zag." + + +Als men echter het verhaal onbevangen leest, dan blijkt er duidelijk uit +dat de bezweerster, maar niet dat Saul de verschijning zag, en evenmin +zal een onpartijdig lezer uit het verhaal de conclusie trekken dat de +schrijver ervan niet aan de realiteit van Samuël's manifestatie +geloofde. + +Overigens staat Tertullianus volstrekt niet zoo ongeloovig tegenover +openbaringen uit eene andere wereld, als zij slechts door middel van +Montanistische profetie tot hem komen. Dit leert ons hetzelfde geschrift +(c. 9): + + "Er is thans eene zuster bij ons, aan wie de genade der + openbaringen is ten deel gevallen, die ze in de kerk, te midden van + den Zondagsdienst, door de extase in den geest ontvangt; ze houdt + gesprekken met engelen, soms ook met den Heer en ziet en hoort + geheimenissen en doorgrondt de harten van sommigen en verstrekt + geneesmiddelen aan hen, die er naar verlangen." + +Ongeveer in de jaren 230-235 schreef de bisschop Hippolytus zijne +"Weerlegging van alle secten", inzonderheid tegen de in IV behandelde +Gnostieken gericht, waarin hij echter ook een hoofdstuk afzonderlijk aan +de magiërs wijdde. Dit hoofdstuk is blijkbaar ontleend aan een recent +populair-wetenschappelijk geschrift over physica en mechanica, waarbij +ook de kunstgrepen der goochelaars nader ter sprake kwamen. Wij halen, +als bijzonder karakteristieke proef, de verklaring van eene +"godenverschijning" aan (IV, 35 vlg.): + + "Dat Hecatē in vurige gedaante door de lucht schijnt te ijlen, + bewerkt hij [de magiër] door eene kunstgreep als volgt: Hij + verstopt een handlanger ergens waar hij het geschikt acht en neemt + zijne slachtoffers met zich mee en maakt hen wijs, dat hij hun zal + toonen hoe de godin in vurige gestalte door de lucht rijdt. Hij + beveelt hun, voor hunne oogen op te passen en, zoodra ze de vlam in + de lucht zien, zich te omhullen en op het aangezicht neer te vallen + totdat hij zelf hen roept en als hij hun dat heeft uiteengezet, + galmt hij in een nacht zonder maneschijn de volgende aanroeping in + verzen uit: + + + Gij, in den Hades, op aard,' in den hemel gehuldigd, o Bombo! + Gij, die in driesprongen huist, lichtdragende, nachtelijke zwerfster, + Gij, die de duisternis mint en een afkeer hebt van het daglicht, + Gij, die in hondengeblaf U vermeit en in moord U verlustigt, + Gij, die het slagveld betreedt en de sombere kerkhoflanen, + Gij, die belust zijt op bloed en den + sterflingen schrik op het lijf jaagt, + Gorgo! Mormo! Godin van de maan, gij, rijk aan gestalten, + Moogt gij, wij bidden het U, goedgunstig ons offer genaken! + +Als hij dit gesproken heeft, ziet men een vuur door de lucht ijlen en de +toeschouwers, huiverende voor dien wonderlijken aanblik, omhullen zich +de oogen en vallen sprakeloos ter aarde neder. Maar heel het geweldige +kunststuk bestaat hierin: De handlanger, die, zooals ik zeide, verstopt +is, houdt een wouw of gier vast, met werk omwonden, en steekt hem, +zoodra hij hoort dat de bezwering afgeloopen is, in brand en laat hem +los. De vogel, door de vlam in de war gebracht, gaat de hoogte in en +bespoedigt zijne vlucht, maar die dwazen verbergen zich bij dien aanblik +alsof ze iets goddelijks hadden gezien. De vogel, ronddraaiende door den +vuurgloed, strijkt neer, waar hij maar kan en doet nu eens huizen dan +weer hoven in vlammen opgaan." + +Men heeft terecht opgemerkt, dat dit middel, zooals ook andere middelen, +die Hippolytus opgeeft, kwalijk ten uitvoer is te brengen. Ook is het +juist, dat voor de uitvoering van verschillende kunststukken zelf weer +magische middelen benoodigd zijn, voor wier uitwerking niet de ervaring, +maar de overlevering borg stond. Maar het meest merkwaardige is wel, dat +Hippolytus zelf, ondanks al die mechanische kunstgrepen, ook veel aan +demonische invloeden toeschrijft. + +Origenes uit Alexandrië (geb. omstreeks 184), de grootste en +ongelukkigste van alle oud-Christelijke schrijvers, tijdens zijn leven +miskend, na zijn dood verketterd, Origenes, wiens geest vrijwel al het +toen weetbare omvatte, heeft ook aan de magie zijne aandacht geschonken. + +In zijn werk "Over de principiën", de eerste Christelijke dogmatiek, +zegt hij (III, 3,3): + + "Wat moet moet men zeggen van hen, die zij [de Grieken] + geïnspireerden noemen, door wie tengevolge van de inwerking der + demonen, die hen regeeren, antwoorden worden gegeven in verzen + volgens de regelen der kunst? Maar ook diegenen, die men magiërs of + boosdoeners noemt hebben meer dan eens door aanroeping van demonen + knapen van nog teeren leeftijd zich in verzen doen uiten, die aller + bewondering en verbazing wekten [z.b. III, in 't begin]. Het is aan + te nemen dat dit aldus in zijn werk gaat: Evenals heilige en + vlekkelooze zielen, wanneer zij zich met hun geheele hart en in + volle reinheid aan God hebben gewijd, en zich vrij hebben gehouden + van alle aanraking met demonen en door streng onthouding zich + gezuiverd hebben en vervuld zijn van vrome en godsdienstige + leeringen, daardoor deel aan het goddelijke verkrijgen en de genade + der prophetie en der overige goddelijke gaven verwerven, aldus moet + men veronderstellen dat ook diegenen, die de booze machten vat op + zich geven, door bedrijf, leefwijze of beoefening van wat hun lief + en welgevallig is, de inspiratie van dezen ontvangen en hunne + wijsheid en kennis deelachtig worden." + +In zijne, van 248 dateerende, verdediging van het Christendom tegen +Celsus, komt hij eveneens voor de realiteit der magie op, en wel naar +aanleiding van Celsus' bewering, dat het er niets toe doet, of men den +hoogsten God Zeus noemt dan wel hem een anderen naam geeft (I, 24). + +Met het oog op het feit, dat de toovenaars veel aan zekere namen en eene +bepaalde uitspraak daarvan hechten, betoogt Origenes dat "wanneer ook de +zoogenaamde magie niet, zooals de aanhangers van Epicurus en Aristoteles +[z.b. II] meenen, eene zaak zonder eenige orde of verband is, maar, +zooals de er in bedrevenen aantoonen, op vaste regels en grondstellingen +berust, die echter slechts aan zeer weinigen bekend zijn", men gerust +mag beweren, dat de namen Sabaoth, Adonai e.a., welke bij de Hebreeën +met grooten eerbied worden overgeleverd, niet aan het een of andere +toeval hun ontstaan te danken hebben, maar op eene zekere geheime +godsleer" berusten. De namen der hoogere machten kunnen voor zekere +doeleinden worden gebruikt, mits uitgesproken op eene zekere manier en +in de taal van dat volk, waarbij ze behooren; de aardsche demonen zijn +immers in dier voege over de verschillende landstreken verdeeld dat +bijv. sommigen slechts over Egypte, anderen slechts over Perzië macht +uitoefenen. + +Het volgende dient tot verdere toelichting (25): + + "Wie de geheime beteekenis der namen vermag te beredeneeren, zou + ook veel kunnen vinden aangaande de benaming der engelen Gods, + waarvan de een Michaël, een ander Gabriël, en weer een ander + Raphaël heet, overeenkomstig de diensten die zij in 't heelal + verrichten volgens den wil van den albeheerschenden God. Tot + beschouwingen van soortgelijken aard geeft ook onze Jezus + aanleiding, wiens naam alleen reeds duizenden demonen voor aller + oogen uit zielen en lichamen heeft verdreven... + + Wat de kwestie van de namen betreft, moeten wij nog opmerken, dat + diegenen, welke in het gebruik der bezweringen ervaren zijn, + beweren, dat dezelfde bezwering, in haar eigenaardigen tongval + uitgesproken, ten uitvoer kan brengen wat zij belooft, maar dat ze, + omgezet in eene andere taal, welke dan ook, krachteloos blijkt te + zijn en niets vermag. Dus is het niet de zakelijke beteekenis der + woorden, maar zijn het de hoedanigheden en eigenaardigheden der + klanken die in zich de kracht hebben om dit of dat te doen". + +Dit slaat blijkbaar op de tooverpapyri, waarin ook de namen van engelen +en van Jezus voorkomen. Hier zij nog opgemerkt, dat Michaël beteekent: +"Wie is als God?", Gabriël "Man Gods" en Raphaël "God heeft genezen". + +Met dat al mogen de "wonderen" der magiërs niet met die van Jezus en de +apostelen op eene lijn worden gesteld (I, 68): + + "Geen van de toovenaars spoort door hetgeen hij doet, de + toeschouwers tot zedelijke verbetering aan, noch onderwijst hij + hen, die over de vertooningen versteld staan, in de vreeze Gods, + noch proeft hij hen te overreden om zoo te leven, dat zij voor God + zullen worden gerechtvaardigd. Niets van dit alles doen de + toovenaars, daar zij niet kunnen of niet eens willen of geneigd + zijn, om zich te bemoeien met hetgeen tot verbetering der menschen + dient, daar zij immers ook zelven vol zijn van de schandelijkste en + beruchtste zonden. Maar ligt het niet voor de hand, dat Hij, die + door de wonderen die Hij verrichtte, de aanschouwenden tot + zedelijke verbetering aanspoorde, zich zelf niet alleen aan zijne + eigenlijke discipelen maar ook aan de anderen als voorbeeld van het + volmaakte leven toonde?" + +Het verschil tusschen de "wonderen" der magiërs en die der Christenen is +dus hierin gelegen dat de laatsten eene zedelijke strekking hebben welke +aan de tooverij ten eenemale wordt ontzegd. Dat echter ook Origenes bij +de beoordeeling der magiërs hier geenszins de noodige objectiviteit in +acht neemt, is maar al te duidelijk. + +Er is ons van Origenes ook nog eene lezing bewaard gebleven over I +Samuël 28, 3--25, d.w.z. over de "toovenares van Endor" (z.b.), waarin +hij naast allerlei minder klemmende argumentaties ook blijk geeft van +echte wetenschappelijkheid en met de grootste beslistheid de realiteit +van Samuël's verschijning handhaaft. Tot hen, die zooals bijv. +Tertullianus (z.b.) hier met uitvluchten aankomen als "De satan zelf +neemt de gedaante van een engel des lichts aan; geen wonder dus, dat ook +zijne dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid", richt de +geleerdste van alle oude Christenen de nuchtere vraag (c. 4): "Maar wat +is het, wat de vrouw zag?"--"Samuël". En waarom luidt het niet: "De +vrouw zag een demonisch wezen, dat voorgaf, Samuël te zijn?" Maar er +staat geschreven: "Saul herkende Samuël, dat hij het was." Als het niet +Samuël was, had er geschreven moeten staan: "En Saul meende dat het +Samuël zelfwas." Nu staat er echter geschreven: "Saul herkende", en +niemand herkent iets wat niet bestaat." Voorts betoogt Origenes (c. 5 +vlg.), dat de woorden, Samuël in den mond gelegd, waarheid bevatten, +hetgeen er niet voor pleit dat een demon, maar dat Samuël zelf +verschenen is, en tracht hen, die zich ontzetten bij de gedachte dat de +heilige Samuël zich in het schimmenrijk zou bevinden (c. 3), gerust te +stellen, door uitvoerig te betoogen (c. 6) dat immers Christus zelf, die +toch hooger staat dan wie ook der profeten en heiligen, naar het +schimmenrijk is neergedaald. + +Toen Hiërocles, een hooggeplaatst ambtenaar en, naar verluidt, een +medewerker van de "Diocletiaansche" vervolging (z.b.), in zijn tot de +Christenen gericht "Waarheidlievend woord" de wonderen van Apollonius +van Tyana (vgl. IV begin) boven die van Jezus stelde, werd hij (na 311) +bestreden door Eusebius van Caesarea (later de bekende kerkhistoricus), +die in een betoog tegen Philostratus' leven van Apollonius scherpe +kritiek op de verhalen in quaestie oefent en, voor 't geval ze toch +waarheid mochten bevatten, liefst aan de inwerking van booze geesten +denkt. Vgl. bijv. de volgende redeneering (c. 31): + + "Want dat hij [Apollonius] eene epidemie vooruit gevoelde, zou wel + is waar kunnen schijnen niets met tooverij te maken te hebben, + indien hij dit, zooals hij zelf verzekerde, aan zijne allersoberste + en reine leefwijze te danken had, maar misschien was het hem ook in + een onderhoud met een demon van te voren medegedeeld". + +Het in-'t-leven-terugroepen van een overleden meisje, wat immers ook aan +Apollonius werd toegeschreven (vgl. IV), is blijkbaar door schijndood te +verklaren en dus volstrekt geen wonderdaad (t.p.). + +In 313 had het groote feit plaats, dat de toestanden in het Romeinsche +rijk ingrijpend veranderde: Constantijn en zijn medekeizer Licinius +stelden nl. door het tolerantie-edict van Milaan liet Christendom met de +andere godsdiensten gelijk. Daar echter de kerk aan andere religies het +bestaansrecht ontzegde, waren deze van nu af aan feitelijk in het +ongelijk gesteld en ook de magie kwam daarbij in verdrukking, al toonde +Constantijn zelf, zooals uit navolgend, in 321 uitgevaardigd +besluit[89] blijkt, zich in dit opzicht vrij gematigd: + + "De wetenschap diergenen moet gestraft en te recht met de strengste + wetten gekastijd worden, van wie men ontdekt, dat zij, gewapend met + magische kunsten, iets tegen het leven van menschen ondernomen of + kuische gemoederen tot wellust verleid hebben. Geen beschuldigingen + echter zijn in te brengen tegen geneesmiddelen, in 't belang van + menschelijke lichamen gebruikt, of tegen tooverspreuken, in + landelijke streken onschuldiglijk toegepast om bij rijpen wijnoogst + zich van vrees voor slagregens of schade door hagelsteenen te + vrijwaren, hulpmiddelen waardoor niemands leven of goede naam + gevaar loopt, maar wier uitwerking moet dienen om te beletten dat + goddelijke gaven en menschelijke arbeid te niet gaan." + +Het Neoplatonisme, dat in steeds toenemende mate de verdediging van de +oude godsdiensten tegen het Christendom op zich nam, had toenmaals als +leider den reeds bovenvermelden Iamblichus. Een geschiedschrijver van +omstreeks 400, Eunapius, die zijn leven in korte trekken schetst, +verzekert ons dat de gevierde wijsgeer de magie practisch beoefende. Wij +wenschen hieromtrent den lezer nader in te lichten.[90] + +De leerlingen van Iamblichus, wien hij een bewijs had gegeven van zijne +supranormale gave, wenschten gaarne iets grooters te ervaren en hij +antwoordde hun, dat dit niet van hem zelf, maar van het juiste tijdstip +afhing. Toen ze zich nu eenigen tijd daarna, in het mooie seizoen, naar +Gadara hadden begeven, eene Syrische stad, die om hare warme bronnen +beroemd was, kwamen zij nogmaals met hetzelfde verzoek tot hem: + + "Glimlachende zeide Iamblichus: "Het is wel is waar niet + overeenkomstig den ritus, dit te toonen, maar om Uwentwille zal het + geschieden." Hij beval zijnen begeleiders, van de inboorlingen te + vernemen, hoe twee van de warme bronnen, die wel kleiner, maar + liefelijker dan de anderen waren, van oudsher genoemd werden. Nadat + zij aan zijne opdracht hadden voldaan, zeiden zij: "Het is + volstrekt geen geheim: deze hier heet Eros [liefde] en deze in de + nabijheid heeft den naam van Anteros [wederliefde]," Hij echter + raakte terstond het water aan (want hij zat juist op den rand, + waarover heen de stroom zich uitstortte), voegde er eene korte + spreuk aan toe en riep van onder uit de bron een knaap te + voorschijn. De knaap was blank van huidkleur en van tamelijke + grootte; zijne goudachtige haren omglansden zijn rug en borst en + over 't geheel leek hij op iemand, die zich baadde of gebaad had. + Verbazing beving de vrienden, hij echter zeide: "Laten wij naar de + bron hier naast gaan" en hij ging hun voor, in gepeins verzonken. + Nadat hij ook daar dezelfde handeling had voltrokken, riep hij den + anderen Eros te voorschijn, aan den vorige in alles gelijk, behalve + dat zijne haren donkerder en met lichtblond gemengd neerstroomden. + Beide knapen omhelsden hem en leunden tegen hem aan alsof hij hun + eigen vader was. Hij echter gaf ze aan hunne eigen verblijven terug + en ging, na zich gebaad te hebben, heen, terwijl de vrienden van; + ontzag vervuld waren." + +Eunapius verzekert hierbij zegslieden te volgen, "die aan andere dingen +geen geloof schonken, maar voor de waarneming van het aanschouwde +moesten bukken." + +Men heeft dit verhaal voor "mal" uitgemaakt; en vrijwel als een +verzinsel beschouwd. Daarmede zijn echter de moeilijkheden, die het +oplevert, niet uit den weg geruimd. Immers de "malle wonderverhalen" van +Eunapius komen zeer goed overeen met wat de grootste Neoplatonische +denkers hebben geleeraard. Iamblichus zelf weidt in het boven door ons +aangehaalde geschrift "Over de mysteriën" (II, 3) nader uit over de +schoonheid zoowel van de goden als van de demonen bij hun verschijnen. +Porphyrius, de nuchterste aller Neoplatonici, geloofde, zooals wij later +uit een citaat van Augustinus zullen zien, aan "wonderbaarlijk schoone +beelden" van "engelen" of "goden" bij de theürgische handelingen. +Plotinus spreekt in het bekendste van zijne geschriften, in het betoog +"Over het schoone" (Enn, I, 6), van diegenen (c. 7) "wien eene +verschijning van goden of demonen ten deel is gevallen en die niets meer +willen afweten van de schoonheid der andere lichamen." Aan zulke +onomwonden uitspraken van scherpzinnige en hoogstaande denkers moet o.i. +toch wel eene zekere objectiviteit beantwoorden. Men heeft dan ook bij +dit verhaal van Eunapius gedacht aan de zg. materialisaties, d.w.z. +tastbare, soms zeer schoone, verschijningen, zich vormende uit stoffen, +onttrokken aan het lichaam van zekere "mediums," en ook "critische" +onderzoekers zijn geneigd, hierbij aan reëele, overigens uiterst +raadselachtige, verschijnselen te denken. Maar ook afgezien daarvan laat +zich de historiciteit van het boven aangehaalde geval best handhaven, +wanneer men nl., met een niet onverdienstelijk occultist, aanneemt, dat +daarbij eene opwekking van "hallucinaties" plaats heeft gevonden. + +Vergelijkt men de beschouwingen van Iamblichus over de magie met de +theorie van Plotinus, dan springt het verschil duidelijk in 't oog. Bij +Plotinus domineert het abstracte, bij Iamblichus het persoonlijke. De +leer der "sympathie" (z.b.) wordt door den laatstgenoemde niet bijster +hoog aangeslagen; vgl. het boven reeds vermelde geschrift: "Over de +mysteriën" (X, 3): "Wanneer ons van nature eene zekere geschiktheid te +beurt valt om de toekomst vooruit te weten, zooals bij dieren een +voorgevoel opkomt van aardbevingen of winden of stormen, dan schijnt +mij dat volstrekt niet ontzagwekkend toe. Immers eene zoodanige ons +aangeboren voorspellingsgave treedt bij ons op ten gevolge van scherpte +van waarneming of ten gevolge van sympathie of ten gevolge van eenige +andere samenwerking van natuurlijke krachten en heeft niets +eerbiedwaardigs of bijzonder verhevens." Iamblichus streeft naar hooger: +(4) "Alleen de goddelijke wichelarij, die van de goden afhangt, maakt +ons waarlijk het goddelijke leven deelachtig, zij, die deel heeft aan de +voorkennis en aan de goddelijke begrippen." De goden, die Plotinus +slechts zelden noemt, zijn het overheerschende bij Iamblichus, die dan +ook het gebed op onvergelijkelijk schoone wijze verheerlijkt (V, 26). +Plotinus is meer monistisch-zelfgenoegzaam, Iamblichus meer +pluralistisch-religieus. + +Het optreden van Iamblichus, hoe men ook over hem moge denken, beduidt +een ommekeer in de Neoplatonische philosophie. Het systematiseeren, +reeds door Plotinus beoogd, door Porphyrius verwaarloosd, wordt nu de +hoofdzaak voor den wijsgeer, die tevens met behulp van +getallenspeculatie en steunende op de religieuze overleveringen van +allerlei volkeren, de geheimen der onzichtbare wereld tracht te +ontsluieren en in vaste formules te brengen, Iamblichus, ook nu nog door +velen wordt miskend, muntte niet slechts uit door dialectische gevatheid +en "scholastieke" scherpzinnigheid, maar ook door veelomvattende +geleerdheid en psychologisch inzicht, Iamblichus heeft bewerkt, dat het +Neoplatonisme zich nog meer dan twee eeuwen handhaafde, ja zelfs, zooals +wij spoedig zullen zien, op een zeker oogenblik een ernstig gevaar voor +het Christendom opleverde. + +Keizer Constantius (337-361) was bijzonder op de magie en wat er mee +samenhangt, gebeten; driemaal heeft hij er verordeningen tegen +uitgevaardigd. In de eerste (357) staat o.m.: "De Chaldeeërs +[sterrewichelaars] en magiërs en de overigen, welke het volk om de +grootte hunner misdrijven boosdoeners noemt", en: "Zwijgen worde voor +altijd opgelegd aan alle onbescheiden onderzoek naar de geheimen der +toekomst. Want al wie aan onze bevelen gehoorzaamheid weigert zal de +doodstraf ondergaan, door het wrekende zwaard neergeveld"[91]. De +tweede, niet geheel duidelijke verordening (van 't zelfde jaar) luidt: +"Velen, gebruik makende van tooverkunsten, aarzelen niet, de elementen +in verwarring te brengen, de levens van onschuldigen te bedreigen, en +durven de schimmen op te roepen ... opdat een ieder zijne vijanden door +booze kunsten ombrenge. Dezen vertere het doodelijk verderf, daar zij de +natuur vijandig zijn"[92]. Met vooropstelling van het feit dat +bekleeders van eerambten in gewone gevallen niet aan den lijve; mogen +worden gepijnigd, gelast evenwel het derde, slecht gestelde, edict (358) +dat "indien eenig; magiër ... of ingewandziener of profeet ... of +astroloog ... of wie iets dergelijks in mijne omgeving ... uitoefent, +wordt betrapt, dan zal zijne waardigheid hem niet voor de pijnbank +behoeden. Wanneer hij, hoewel van schuld overtuigd, zich met hardnekkig +loochenen tegen diegenen heeft verzet, die zijne misdaad aan den dag +brengen, moet hij aan de pijnbank worden overgeleverd en, terwijl de +folterklauwen hem de zijden verscheuren, straffen ondergaan, zulk eene +misdaad waardig"[93]. + +Er waren Neoplatonici, die, allicht uit vrees; voor zulke strenge +bepalingen, zich van de beoefening der magie verre hielden, anderen +echter legden zich, desondanks, met allen ijver op haar toe. De strijd +tusschen die beide richtingen heeft, zooals uit het verhaal +dienaangaande bij Eunapius, nl. in het leven van Maximus[94], blijkt, op +een zeker moment verstrekkende gevolgen gehad, ook op staatkundig +gebied. + +Prins Julianus toch, geb. 332, zoon van een jongeren stiefbroer van +Constantijn den Groote, stelde belang in de philosophie en begaf zich +naar den gevierdsten der toenmalige Neoplatonici. Aedesius, maar deze, +reeds oud van dagen en ziek van lichaam, verwees hem naar zijne +discipelen. Toen nu een van dezen, een zekere Eusebius, in een onderhoud +met den prins de logica en de dialectiek voor "het werkelijk zijnde" +verklaarde, de magische kunsten daarentegen, "die de zintuigen bedriegen +en betooveren", voor het werk van "wonderdoeners en van diegenen die in +hunne uitzinnigheid en razernij tot zekere stoffelijke machten +vervallen", wilde Julianus er meer van weten, en ten slotte zeide +Eusebius: + + "Er is een zekere Maximus, een van de oudere en goed onderrichte + toehoorders; deze veracht ten gevolge van zijn groot vernuft en de + uitnemendheid van zijn redeneervermogen de bewijzen in de logica en + is tot zekere uitzinnigheden vervallen. Onlangs riep hij ons, die + aanwezig waren, naar den tempel van Hecate en toonde ons vele + getuigen van zijn optreden. Toen wij hem ontmoet en de godin onze + vereering betoond hadden, zeide hij tot ons: "Gaat zitten, beste + vrienden, en ziet wat er gebeuren zal en of ik iets boven het gros + der menschen uitsteek". Nadat hij dit gezegd had en wij allen waren + gaan zitten, brandde hij eene korrel wierook en mompelde tot zich + zelf de eene of andere hymne en bracht het met zijne vertooning zoo + ver, dat het beeld eerst glimlachte en vervolgens een zeer + duidelijk lachen te zien was. Toen wij nu over dien aanblik in + opschudding geraakten, zeide hij: "Maar laat niet één van U + hierdoor in de war geraken, want terstond zullen ook de fakkels, + welke de godin in de handen draagt, ontstoken worden", en het woord + was nog niet uitgesproken, of het licht vlamde in de fakkels op. + Wij stonden op dat oogenblik over dien theatralen wonderdoener + versteld en gingen heen. Gij echter moet niets van die dingen + bewonderen, zooals ook ik dat niet doe, maar gelooven dat de + reiniging door middel van de rede iets van belang is". Maar + Julianus, dit hoorende, riep uit: "Vaarwel, en houd U aan de + boeken; mij echter hebt gij den man genoemd, dien ik zocht." + +Dat Maximus inzonderheid door magische kunsten zulk een ontzaglijken +invloed op Julianus heeft uitgeoefend, dat deze het Christendom den rug +toekeerde en de oude religie in eere trachtte te herstellen, blijkt ook +uit de verhalen die dienaangaande bij de Christenen in omloop waren. Wij +geven hier aan een tijdgenoot, den kerkvader Gregorius van Nazianze (in +Klein-Azië) het woord, die aangaande Julianus, als eene "niet +ongeloofwaardige" gebeurtenis het volgende verhaalt (Rede IV, 55 vgl.): + + "Hij daalde in een van de voor de meesten ontoegankelijke en + vreeswekkende heiligdommen neer ... terwijl de ... in zulke dingen + ervarene philosoof of juister schijnphilosoof hem vergezelde. Want + ook dit is eene soort wichelarij bij hen [nl. de niet-Christenen] + om in de duisternisg de onderaardsche demonen over de toekomst te + raadplegen.... Toen echter de schrikbeelden den naderbij komenden, + wakkeren man altijd talrijker en vreeswekkender bestookten--men + spreekt van ongewone klanken, onaangename geuren, vuurstralende + verschijningen en ik weet niet wat voor fratsen en + fantasterijen--nam hij, door het onverwachte ontzet, want hij had + zich eerst laat op zulke dingen toegelegd, tot het kruis, het oude + toovermiddel, zijne toevlucht en sloeg dat tegen de schrikbeelden + en maakte den vervolgde tot helper. En wat volgde is nog + huiveringwekkender. Krachtig werkte het teeken, de demonen werden + overwonnen, de schrikbeelden losten zich op. En wat verder? De + boosheid herademde, ze vatte weer moed, weer drong zij aan, weer + dezelfde schrikbeelden, weer het kruisteeken en de demonen bleven + rustig. Toen was de ingewijde in verlegenheid en de inwijder in + zijne nabijheid gaf eene onjuiste uitlegging van de waarheid en + zeide: "Zij verafschuwden ons, maar ze vreesden ons niet: het + slechtere heeft de bovenhand". Want dat zeide hij en, na hem + hiermede te hebben overreed, leidde hij den discipel tot den + afgrond des verderfs." + +Gregorius laat het niet bij dit toch al vrij tendentieuze verhaal, maar +bericht verder (c. 92) zooals trouwens hij niet alleen,[95] dat Julianus +menschen zou hebben laten offeren om uit hunne ingewanden de toekomst +te lezen. Aan zulke verdachtmakingen kan echter niet de minste waarde +worden gehecht; de beschuldigingen van geheime moorden, waaraan eens de +Christenen zelve blootstonden, keeren zij later in misplaatsten +geloofsijver tegen den "afvallige". + +Na den vroegen dood van Julianus (363) kwam het bewind weer in +Christelijke handen en al spoedig werd het optreden tegen magie en +wichelarij hervat. De keizers Valentinianus toch en Valens, waarvan de +eerste het westelijke, de andere het oostelijke gedeelte van't +Romeinsche rijk bestuurde, verklaarden in een besluit van 't jaar 364: + + "Niemand wage het in 't vervolg, om in 't nachtelijk uur magische + handelingen te verrichten." + +Spoedig zouden al die wettelijke bedreigingen op eene verschrikkelijke +manier ten uitvoer worden gebracht. + +In 371 (of 372) trachtten eenige personen door middel van magische +verrichtingen met een tafeltje te weten te komen, wie de opvolger van +Valens zou zijn. Valens, hiervan verwittigd, beval terstond de +wichelaars en iedereen op wie ook maar eenige verdenking rustte, in +hechtenis te nemen, en al het foltertuig, waarover men toenmaals +beschikte, in gereedheid te brengen. De uitvoerigste beschrijving van +dit monsterproces geeft een tijdgenoot, de hoogst achtenswaardige +historicus Ammianus Marcellinus, wiens verhaal ook door de andere +berichten[97] steun ontvangt. Wij laten hier het belangrijkste er uit +volgen (XXIX, 1, 28-42): + + "Patricius en Hilarius [twee der hoofdbeschuldigden] werden + binnengeleid en men beval hun de feiten van begin tot einde mede te + deelen. Daar zij in den aanvang elkaar tegenspraken, werden hun de + folterklauwen in de zijden gezet en eindelijk haalde men den + drievoet er bij, dien zij plachten te gebruiken. In de engte + gedreven, gaan zij alles van den aanvang af naar waarheid hekend + maken, Hilarius het eerst: + + "Wij hebben", zeide hij, "edelachtbare heeren, onder een boos + gesternte, dit noodlottige tafeltje, dat gij ziet, naar het + voorbeeld van den drievoet te Delphi, uit lauriertakken + samengesteld; en na geheime tooverformulieren te hebben + uitgesproken met al het benoodigde gerei de wijding herhaaldelijk + naar den ritus te hebben verricht, brachten wij het eindelijk in + beweging. De manier om het in beweging te brengen, zoo vaak wij het + over geheime zaken raadpleegden, was als volgt: Na het huis aan + alle kanten met Arabisch reukwerk te hebben gereinigd, zetten wij + den drievoet er in 't midden neer en eene ronde schaal er zuiver + boven op, uit verscheidene metalen kunstig saamgesmeed, gesmeed, + op wier ronden omtrek de vier en twintig letters van het alfabet + door eene ervarene hand zóó waren ingegrift, dat hunne onderlinge + afstanden juist even groot waren. Iemand in linnen kleeren gehuld + en met schoenen evenzeer uit linnen, voorts met een band om 't + hoofd gewonden, en een tak van een vruchtdragenden boom in de hand, + ging bij het tafeltje staan, na den god, die voorspellingen geeft, + door de gebruikelijke formulieren gunstig te hebben gestemd, + terwijl hij in alles handelde overeenkomstig de voorgeschrevene + plechtigheid. Hij liet boven het tafeltje een ring zich heen en + weer bewegen, hangende aan een zeer dunnen draad uit linnen en + volgens de mystieke leer gewijd; deze ring, in vast tijdsverloop + heen en weer gaande, werd telkens door eene enkele letter gestuit + en vormde versregels, beantwoordende aan de gestelde vragen, + hexameters, naar getal en maat goed afgerond, zooals die welke + afkomstig zijn van het Pythische, [Delphische] orakel.... Op onze + vraag, wie aan de huidige regeering zou opvolgen, werd geantwoord, + dat deze in elk opzicht voortreffelijk zou zijn, en toen de ring al + springende de twee lettergrepen "Theo" had aangeraakt met + toevoeging van de laatste letter [d], riep een der aanwezigen uit, + dat Theodorus door de beschikkingen van het onvermijdelijke noodlot + werd aangewezen. Wij hebben over die zaak niets verder + uitgevorscht, want het stond bij ons voldoende vast, dat deze het + was, die geroepen werd". + +Toen hij aldus eene zoo duidelijke bekentenis aangaande de geheele zaak +aan de rechters had afgelegd, voegde hij er edelmoedig bij, dat +Theodorus er heelemaal niets van afwist. De aangeklaagden, hierna +ondervraagd, of zij, krachtens het orakel dat zij raadpleegden, ook +vooruit wisten, wat zij zouden te verduren hebben, reciteerden die +allerbekendste verzen, die duidelijk verkondigden, dat de zucht om in 't +geen voor hen te verheven was door te dringen, spoedig hun het leven zou +kosten, maar dat de wraakgodinnen den keizer zelf en de rechters met +zwaard en brand bedreigden; het zal volstaan de drie laatste regels aan +te halen: + + "Hun, die door gramschap gedreven, Uw bloed wreedaardig vergieten, + Wacht een' ontzettende straf. D'onverbidd'lijke Wraak uit den afgrond + Zal, in de vlakten van Mimas, hun hart door de vlammen verteren!" + +Na deze versregels worden ze weer met de folterklauwen mishandeld en, +den dood nabij, van elkaar gescheiden. Hierna wordt, om op de werkplaats +van de beraamde misdaad het volle licht der openbaarheid te laten +schijnen, eene schare van hooggeplaatsten binnengeleid, die de hoofden +van het plan waren. Terwijl niemand om iets anders dan om zich zelf +dacht en de een de schuld op den ander wierp, begon eindelijk Theodorus, +toen de rechters het hem veroorloofden, te spreken. Eerst wierp hij +zich neer en smeekte om genade, daarna, geperst om te antwoorden, +bekende hij, het door Eucerius te hebben vernomen, en dat hij +herhaaldelijk op het punt had gestaan, het den keizer te berichten, maar +door Eucerius daarin was verhinderd, die hem verzekerde, dat niet door +een ongeoorloofden aanslag op de regeering, maar door den wil van het +onveranderlijke noodlot het gehoopte van zelf in vervulling zou gaan. +Eucerius bevestigde, onder de wreedste pijnigingen, deze bekentenis; +maar Theodorus werd weerlegd door zijn eigen brief, dien hij, hoewel in +duistere termen, aan Hilarius had gericht; hieruit toch bleek, dat hij +vast op de voorspelling vertrouwde en dat hij niet voor de daad +terugdeinsde, maar het tijdstip zocht om zijn misdadig opzet ten uitvoer +te brengen. + +Na deze bekentenissen worden zij verwijderd. Eutropius, die toen +Gouverneur van Azië was, werd, als medeplichtig aan het komplot, voor de +rechtbank gedaagd, maar als onschuldig losgelaten, dank zij den +philosoof Pasiphilus, die, hoewel op de wreedste manier gefolterd, opdat +hij hem door eene leugenachtige aantijging onrechtvaardig in 't verderf +zou storten, zijne standvastigheid van karakter bewaarde. Hierop volgde +de philosoof Simonides, wel is waar nog jong, maar in onzen tijd boven +allen door strengheid van principes uitstekende. Toen deze beschuldigd +werd de zaak van Fidustius te hebben gehoord, en gezien had, dat het +geding niet naar waarheid, maar naar den wil van één werd beslist, +verklaarde hij, dat men hem de voorspelling had toevertrouwd, maar dat +hij, zooals een man van karakter past, er over gezwegen had. + +De keizer, na dit alles nauwkeurig te hebben onderzocht, bekrachtigde +het vonnis der rechters en beval, met ééne uitspraak, allen ter dood te +brengen ... allen werden onthoofd, behalve Simonides alleen, dien de +wreede opperrechter, verbitterd door zijne ernstige standvastigheid, +beval levend te verbranden. Simonides, het leven als een krankzinnigen +meester ontvluchtende en lachende om de plotselinge lotsverwisselingen, +kwam, zonder zich te verroeren, in de vlammen om.... + +In de volgende dagen heeft eene menigte uit zoowat alle standen, die het +moeilijk valt bij name te noemen, in het net der lastering verstrikt, de +armen der beulen vermoeid, na van te voren door pijnbank en lood en +zweepslagen te zijn afgemarteld. Sommigen werden zonder het minste +verwijl ter dood gebracht, terwijl men er nog over verhandelde of ze +moesten terechtgesteld worden; overal was eene slachting te zien, +evenals van vee.... + +Niet erg lang daarna werd ook Maximus, de bekende philosoof, een man van +groote geleerdheid, door wiens wijze lessen de keizer Julianus grondig +in de wetenschap was onderricht, er van aangeklaagd, bovengenoemde +verzen te hebben gehoord. Hij erkende er van te hebben geweten, maar +had, als philosoof, zich verplicht geacht, er geen ruchtbaarheid aan te +geven. Ja, hij had zelf voorspeld dat die uitvorschers van de toekomst +er de doodstraf voor zouden ondergaan. Naar Ephese, zijne vaderstad +gebracht, werd hij aldaar onthoofd en ondervond, gelijk het laatste +proces hem leerde, dat de onrechtvaardigheid van een rechter +gevaarlijker is dan alle beschuldigingen." + +Ammianus voegt er o.m. nog (in c. 2, 3) deze karakteristieke +bijzonderheden aan toe: "En opdat zelfs de echtgenooten geen tijd zouden +hebben, de ellende hunner mannen te beweenen, werden terstond +gerechtsdienaars er op afgezonden, die, bij 't verzegelen der huizen en +het nazoeken van het huisraad van den veroordeelde, onzinnige +bezweringen of recepten voor liefdedranken heimelijk verstopten, alles +gereedmaakt tot verderf van onschuldigen. Als die stukken voor de +rechtbank waren voorgelezen, waar men noch op grond van wet, noch van +geweten, noch van billijkheid de waarheid van de leugen onderscheidde, +werden de goederen geconfiskeerd en onschuldigen, onverdedigd, +jongelingen zoowel als ouden, met verlamde leden, in draagstoelen naar +het schavot gebracht." + +Hierbij dient echter uitdrukkelijk te worden opgemerkt, dat de +wreedheid van keizer Valens niet alleen door Ammianus en de aanhangers +der oude religie, maar ook door Christelijke schrijvers[98] ten +strengste werd veroordeeld. + +Naar aanleiding van die raadpleging der godheid wenschen wij nog een en +ander in 't midden te brengen. + +Er is in Pergamum (in Klein-Azië) een bronzen toovergereedschap +gevonden, dat aan den bovenvermelden drievoet herinnert, bestaande in +hoofdzaak uit eene driehoekige bronzen plaat met afbeeldingen van +Hecate, tooverwoorden, verbindingen van klinkers en allerlei magische +figuren er op. Men heeft hiermede ook den z.g. scriptoskoop vergeleken, +een bord met letters en woorden, waarop een driehoek van bordpapier in +beweging kan worden gebracht, ten einde op spiritistische séances +antwoorden te verkrijgen; ten onzent wordt echter hiertoe in plaats van +dien driehoek bij voorkeur een houten kruis gebruikt, rustende op eene +stift. + +Het ligt voor de hand, dat het spellen van woorden door middel van +tafelbeweging, zooals sinds het midden der vorige eeuw in zwang is, het +geduld der vragenden al heel spoedig op eene harde proef stelt. +Dientengevolge is men gewoon om, zoodra men uit eenige letters het +betreffende woord meent te kunnen opmaken, terstond tot een ander woord +over te gaan, hetgeen echter, zooals van zelf spreekt, tot verkeerde +uitkomsten kan leiden. Maar ook in dit opzicht leert ons het moderne +spiritisme de raadpleging van den drievoet, zooals ze in het +bovenvermelde geval door Ammianus, onzen besten zegsman, bericht wordt, +beter begrijpen. + +Een geheel ander geval van tooverij dan het voorafgaande is hetgeen ons +Zosimus, een niet onbetrouwbaar historicus uit de vijfde eeuw, van +Nestorius, den opperpriester der Eleusinische mysteriën, bericht (IV, +18): + + "Aan Nestorius, gedurende die tijden [375 n. Chr.] hierophant, + verkondigde een droomgezicht, dat de held Achilles [de hoofdfiguur + uit den Trojaanschen oorlog, z.b. I] van overheidswege + eerbetuigingen moest ontvangen; dit toch zou de stad heil brengen. + Toen hij nu het droomgezicht aan de overheden had meegedeeld en + dezen, in de meening dat hij, als stokoud man, onzin praatte, er + geen notitie van namen, ging hij bij zich zelf te rade wat er te + doen viel en in de goddelijke dingen van jongs af aan onderricht, + vervaardigde hij eene figuur van den held in een klein huisje en + zette dit onder het beeld van Athene, dat in het Parthenon staat. + Zoo dikwijls hij nu de gebruikelijke ceremoniën ter eere van de + godin voltrok, bracht hij tegelijk ook aan den held naar zijn beste + weten en overeenkomstig den ritus zijn huldebetoon, en aangezien op + deze wijze de raad van den droom in vervulling werd gebracht, + bleven, toen eene zware aardbeving plaats had, de Atheners alleen + gespaard." + +Ook uit een ander bericht, dat kort hierna ter sprake zal komen, blijkt, +dat Nestorius allerlei tooverpractijken beoefende, en er bestaat dus +geen reden, het hier vermelde feit in twijfel te trekken; of echter het +neerzetten van het Achillesbeeldje en de te zijner eere verrichte +ceremoniën de oorzaak zijn geweest, dat het onheil aan de stad +voorbijging, is eene vraag van geheel anderen aard. + +In 378 kwam de wreedaardige keizer Valens, die toch al sinds het +bovenvermelde rechtsgeding ongeluk op ongeluk had ondervonden, rampzalig +aan zijn einde. Bij Adrianopel door de Gothen overwonnen, werd hij, naar +het geloofwaardigste bericht luidt, zwaar gewond eene hut binnengedragen +en werd deze door de vijanden, die niet wisten met wien zij te doen +hadden, in brand gestoken. Ammianus brengt (in XXXI, 14, 8 vlg.) naar +aanleiding hiervan de verzen van bovenvermeld orakel in herinnering en +voegt er aan toe: + + "Valens, onbeschaafd en ruw als hij was, gaf er eerst niets om, + maar door voortdurende tegenslagen van de ergste soort tot de meest + verachtelijke vrees vervallen, huiverde hij, bij herinnering aan + datzelfde orakel, als er maar van Azië sprake was, want hij hoorde + van ontwikkelde menschen dat Homerus en Cicero van een berg Mimas + hadden gesproken, die boven de stad Erythrae [in Klein-Azië] ligt. + Maar na zijn ondergang en den aftocht der vijanden werd er, naar + men zegt, nabij de plek, waar hij zou gevallen zijn, eene hooge + verhevenheid van steenen gevonden, waaronder zich één bevond met + het opschrift in Grieksche letters, dat een zekere Mimas, een + voornaam man uit den ouden tijd, aldaar begraven was." + +Het merkwaardigste is echter, dat, na Valens, reeds in 379 inderdaad +iemand, wiens naam met "Theod" begon, den troon besteeg, echter geen +Theodorus, zooals de magiërs vermoed hadden toen zij te vroeg met het +raadplegen van het orakel waren opgehouden, maar Theodosius I, later de +Groote bijgenaamd. + +Theodosius wist echter de magie er weinig dank voor en vaardigde in 389 +met zijne medekeizers Valentinianus II en Arcadius het volgende +wetsbesluit uit[99]: + + "Al wie hoort dat iemand met de smet van booze kunsten is bezoedeld + en hem betrapt en gegrepen heeft, moet hem terstond te voorschijn + slepen en aan de oogen der rechters als een vijand van het + algemeene welzijn toonen. En indien iemand uit de wagenmenners of + uit eenig ander soort menschen getracht heeft tegen dit verbod in + te gaan, of in 't geheim zelfs iemand, die aan de booze kunst + klaarblijkelijk schuldig is, heeft omgebracht, moet hij de + doodstraf niet ontkomen, daar eene dubbele verdenking op hem rust + van òf een openbaar schuldige aan de strengheid der wetten en de + vereischte ondervraging te hebben onttrokken, ten einde hem te + verhinderen zijn medeplichtigen bekend te maken, òf wellicht een + particulieren vijand onder den schijn van zulk eene strafoefening + met eene nog veel wreedere bedoeling te hebben uit den weg + geruimd". + +Tot toelichting zij hierbij opgemerkt, dat de wagenmenners toenmaals bij +de wedstrijden elkaar door middel van tooverij trachtten afbreuk te doen +en ook voor gewelddadigheden niet terugdeinsden. + +Toen echter in 408 Rome door de Gothen, belegerd en uitgehongerd werd, +was de overheid toch tot zekere hoogte bereid, om bij de magie hulp te +zoeken. De gouverneur van Rome, Pompeianus, trad in onderhandeling met +eenige Etruriërs, die beweerden, eene zekere stad van de haar omringende +gevaren te hebben bevrijd. Ze hadden nl. door gebeden en ceremoniën +volgens den voorvaderlijken ritus, geweldige bliksemstralen bezworen en +zoodoende de barbaren verjaagd. Ze eischten, dat van regeeringswege +zekere oude gebruiken zouden worden verricht, maar de zaak heeft haar +beloop niet gehad--daaromtrent zijn de duistere en elkaar tegensprekende +berichten[100] het eens. Ten slotte ging men er toe over, zich van de +barbaren tegen eene ontzaglijke som vrij te koopen. + +De Etruriërs--dit zij hierbij opgemerkt--waren van oudsher om hunne +tooverijen bekend en zouden het geheim hebben geweten van op het onweer +in te werken. Naar aanleiding hiervan heeft men wel eens vermoed, dat ze +zich van electriciteit bedienden, en o.m. het door ons aan het einde van +hoofdstuk I vermelde verhaal van koning Tullus Hostilius in dit verband +betrokken. + +Wij gaan nu tot Proclus over, den grootsten Neoplatonicus der vijfde +eeuw, Proclus, die tot de eerste systematici van alle tijden wordt +gerekend en met de meest subtiele dialectiek ook diep religieus gevoel +vereenigde. + +Proclus, in alle toenmalige wetenschappen bedreven, beoefende ook de +magie. Zijn leerling Marinus vermeldt dienaangaande in de +levensbeschrijving van zijn meester (c. 28): + + "Hij maakte gebruik van de systasen en entychieën der Chaldeeërs en + van de goddelijke en geheimzinnige strophalen [tooverwielen]. Want + dit alles had hij overgenomen en de wijze van uitspreken en het + andere gebruik ervan had hij geleerd van Asclepigeneia, de dochter + van Plutarchus [den leermeester van Proclus]. Want bij haar alleen + waren de tooverijen van den grooten Nestorius [z.b.] en de geheele + theürgische bezweringsmethode bewaard gebleven, door haar vader aan + haar overgeleverd. En reeds voordien had Proclus, door de + Chaldeeuwsche reinigingen naar den ritus gezuiverd, uit eigen + aanschouwing met lichtende verschijningen van Hecate verkeer, + zooals hij ook zelf in een afzonderlijk geschrift vermeldt. Door + een zekeren iynx [tooverschijf] handig in beweging te brengen deed + hij regenbuien neerkomen en bevrijdde hij Attica van verderfelijke + hitte. Hij legde amuletten tegen aardbevingen neer en stelde de + voorspellingskunst van den drievoet op de proef". + +Hierbij enkele opmerkingen. + +"Systase" beteekent o.m. "samenkomst", "voorstelling", "aanbeveling"; in +de magie verstaat men er blijkbaar hymnen en ceremoniën onder, waardoor +men met de eene of andere godheid in relatie treedt zonder eenig letsel +te ondervinden, vgl. inzonderheid den grooten tooverpapyrus uit Parijs +(v. 209), uit eene passage boven door ons behandeld. "Entychie", d.w.z. +"ontmoeting", zal wel ongeveer dezelfde beteekenis hebben gehad. + +Wat voorts van den "grooten" Nestorius gezegd wordt, komt overeen met +het bericht van den geschiedschrijver Zosimus, dat wij boven hebben +aangehaald; van Nestorius had Proclus het neerleggen van amuletten tegen +aardbevingen overgenomen. + +Den "iynx" of tooverschijf hebben we reeds in ons eerste hoofdstuk +ontmoet. Van eene soort "strophalos" en wel de "Hecatische", d.w.z. de +aan Hecate gewijde, berichten latere zegslieden dat hij van goud was +met een saffiersteen in 't midden en met verschillende karakters en +figuren op zijne oppervlakte. Men draaide hem met een riem van stierhuid +rond en stiet daarbij allerlei onverstaanbare klanken uit. In 't +algemeen werden zulke toovergereedschappen, hetzij dezen een kogelronden +of een driehoekigen, of welken vorm ook hadden, iynxen genoemd[101]. + +Evenals die "strophalos" aan het bovenvermelde toovergereedschap uit +Pergamum, doen de divinatorische proefnemingen van Proclus ons +onwillekeurig aan de ondervraging van den drievoet aangaande den +opvolger van keizer Valens denken. + +Karakteristiek is ook het volgende verhaal van Marinus (c. 29): + + "Asclepigeneia, de dochter van Archiades en Plutarche en + echtgenoote van Theagenes, een weldoener van mij, werd, toen ze nog + een meisje en bij hare ouders was, door eene zware ziekte + aangetast, waar de artsen machteloos tegenover stonden. Archiades, + die op haar alleen de hoop van zijn geslacht had gevestigd, was + mistroostig en vol smart, zooals te begrijpen. Toen de doktoren het + opgaven, wendde hij zich, zooals hij bij de belangrijkste + aangelegenheden placht te doen, tot den philosoof, als tot zijne + laatste toevlucht of liever als tot een Redder en drong met + smeekbeden bij hem er op aan, ook zelf onverwijld te bidden voor + het behoud van zijne dochter. Proclus ging naar den Asclepiustempel + om den god voor de zieke aan te roepen. Want de stad mocht zich + toen nog in diens bescherming verheugen en het heiligdom van den + "Redder" was nog onverwoest. Terwijl hij op de meer ouderwetsche + manier zijn gebed verrichtte, kwam eene groote verandering in den + toestand van het meisje en voelde ze zich in eens verlicht, want de + Redder, immers als een god, genas haar gemakkelijk. Na de + plechtigheden te hebben vervuld, stapte Proclus naar Asclepigeneia + en vond haar verlost van de pijnen, die haar lichaam nog zoo even + gekweld hadden, in een toestand van gezondheid verkeerende". + +De werken van Proclus, voor zoover ze ons nog zijn bewaard gebleven, +bevestigen de beweringen van Marinus. + +Zoo verzekert Proclus[102] dat "de ware wijders ... door middel van +levenwekkende figuren en namen aan de godenbeelden leven en beweging +mededeelen" of, zooals hij het elders[103] uitdrukt, dat "de +wijdingskunst ... in de godenbeelden bezieling legt ... en door middel +van wekere symbolen het uit deelbare en vergankelijke materie ontstane +in staat stelt om deel te hebben aan een god en door hem in beweging te +worden gebracht en de toekomst te voorspellen". + +Volgens de "Asclepius", een der zg. Hermetische geschriften en +waarschijnlijk uit de derde eeuw n. Chr. dateerende, waren de +Egyptenaren de uitvinders van dit soort magie (c. 37): + + "Onze voorouders vonden eene kunst uit om goden te scheppen. Aan + deze uitvinding voegden ze eene er mee overeenstemmende en aan het + wezen der wereld ontleende kracht toe en deze met die uitvinding + vermengende, riepen ze, daar ze geen zielen vermochten te scheppen, + zielen van demonen of engelen op en banden ze in beelden door + middel van heilige en goddelijke wijdingen, waardoor de beelden het + vermogen konden hebben om zoowel goed als kwaad te doen." + +En elders (c. 24) is er sprake van "standbeelden, bezield met gevoel en +vol van geest, die groote en wonderbaarlijke dingen doen, standbeelden, +die de toekomst vooruit weten en haar door lot, profeten, droomen en op +vele andere manieren voorspellen, standbeelden, die ziektes veroorzaken, +maar ook genezing bewerken". + +Ook Origenes heeft het herhaaldelijk[104] over de magische wijding van +standbeelden en Zosim zegt (V, 41) hoogst opmerkelijk "dat de +standbeelden, door plechtige wijdingen geheiligd, ... zielloos zijn en +niets vermogen uit te richten als iets van die wijding te loor is +gegaan". + +Een groot Egyptoloog, G. Maspéro, heeft er dan ook op gewezen, dat +inderdaad in het oude Egypte, althans te Thebe, ten tijde van de XIX en +de volgende dynastieën (dus na ± 1350 v. Chr.) de standbeelden van god +Amun wonderen zouden hebben verricht. De koning raadpleegde het +standbeeld, soms zelfs in 't openbaar, omtrent allerlei aangelegenheden +en na elke vraag zeide het met zijn hoofd uitdrukkelijk ja, en wel twee +keer. Theoretisch sprak de ziel, die in het beeld was getooverd, maar +feitelijk bewoog zich het standbeeld door eene of andere mechanische +verrichting, welke de priesters geheim wisten te houden. + +Het geloof aan de bezieling van beelden komt ook bij primitieve volkeren +voor. + +Zoo maken bijv. de Papoeas op Nieuw-Guinea wanneer iemand gestorven is, +beeldjes uit hout en nopen door allerlei ceremoniën de ziel van den +overledene, in het beeld te gaan, dat zij vervolgens met haar in +onafscheidelijken samenhang achten te zijn. Het beeld wordt bij +gewichtige aangelegenheden geraadpleegd; spreekt het niet, dan is het +goed, spreekt het daarentegen, d.w.z bevangt den vrager eene beving, dan +is de zaak bedenkelijk. Vooral bij ziekten moet het beeld dienst doen. + +Verwant hiermede is het bijv. op Celebes voorkomende gebruik, den +ziektedemon in een beeld te tooveren en dit vervolgens angstvallig te +schuwen. + +Wij zien dus, hoe een oeroud animistisch geloof zich nu nog bij +primitieve volkeren handhaaft, terwijl het bij een meer beschaafd volk +(de oude Egyptenaren) aanleiding gaf tot grove bedriegerij. + +Proclus vermeldt ook[105] dat "sommigen door het sap van nachtschade en +andere gewassen zich in de oogen te druppelen beelden van demonen in de +lucht zien", zooals dan ook werkelijk door ooginspuitingen +"hallucinaties" kunnen worden opgewekt. In de tooverpapyri vindt men ook +dienomtrent aanwijzingen, maar de meest belangrijke passage is te +onduidelijk om haar hier aan te halen; wij moeten ons dus met een ander +veel minder treffend, maar toch belangwekkend specimen behelpen[106]. + + "Eene bezwering ter verkrijging van een onmiddellijk visioen. + + Eeim, To, Eim, Alalēp, Barbariath, Menebreio, Arbathiaōth, + Iouel, Iael, Ouenēiie, Mesommias. De god kome, dien ik voor mij + raadpleeg, en ga niet weg voordat ik hem zal hebben vrijgelaten. + Ournaour, Soul, Zasoul, Ouot, Nooumbiaou, Thabrat, Beriaou, + Achthiri, Marai, Elpheon, Tabaoth, Kirasina, Lampsourē, Iaboe, + Ablanathanalba, Akrammachamarei. [Doe water] in eene bronzen kom + met olie [er op, z.b.], zalf uw rechter oog met water uit een + verongelukt schip en het linker met eenig koptisch antimonium met + het water vermengd. Indien gij geen water uit een verongelukt schip + kunt vinden, dan van een ondergedompeld uit teen gevlochten + veerschuitje." + +Proclus spreekt van diergelijke "autopsieën" als uit eigen ervaring en +tracht ook hun ontstaan nader toe te lichten: + + "De goden laten vele gestalten voor zich uitgaan en vertoonen vele + afwisselende figuren; nu eens gaat een vormeloos vuur voor hen uit, + dan een dat tot de gedaante van een mensch is gevormd en dan een + dat weer eene andere gestalte heeft aangenomen"[107]. + + "Terwijl de goden zelven onveranderlijk blijven en er niets bij + verkrijgen of verliezen, gaan goddelijke verschijningen voor hen + uit, die in de ruimte om ons heen ontstaan. Want daar de + aanschouwenden lichamelijk en de goden zelven onlichamelijk zijn, + hebben de visioenen die ze aan hen, die zulks waardig zijn, toonen, + iets van de toonenden, maar ook iets, dat aan de aanschouwenden + verwant is. Daarom worden zij ook gezien en niet door allen gezien. + Want de aanschouwenden zelven zien ze door middel van de stralende + omhulsels der zielen. Men ziet ze althans vaak als de oogen omhuld + zijn"[108]. + +De theorie, dat de mensch nog een fijner organisme dan het +grofstoffelijke lichaam bezit, vindt men in Plotinus' geschriften +slechts eventjes aangeduid (Enn. I, 1, 7; VI, 4, 15), maar reeds bij +Porphyrius[109] is ze in dier voege ontwikkeld, dat hij verscheidene +"omhulsels" der ziel aanneemt. Damascius, een denker uit de zesde eeuw, +spreekt o.m. van een "sterreachtig"[110] voertuig der ziel; vandaar +blijkbaar de uitdrukking, "astraal" lichaam, thans bij voorkeur door de +theosophen gebezigd. Bij de spiritisten vindt men ook de uitdrukking +"perisprit". Volgens onderzoekers, wier wetenschappelijkheid aan geen +twijfel onderhevig is, schijnt de hypothese van zulk een ijler lichaam +noodig, om zekere "mediamieke" verschijnselen te verklaren. + +De Christelijke kerk heeft zich officieel, d.w.z. bij monde van +concilies, tegen de magie uitgesproken. + +De zesde canon (regel) van de synode, in 306 (?) te Elvira (in Spanje) +gehouden, luidt: + + "Indien iemand door middel van tooverij een ander doodt, mag hem, + omdat hij dit misdrijf niet zonder afgodendienst kon volvoeren, + zelfs bij het einde [des levens] het avondmaal niet worden + toebediend". + +Ook hieruit blijkt, zooals wij reeds in IV hebben gezien, dat men de +tooverij in noodzakelijk verbond achtte te staan met den dienst der +goden. + +Opmerkelijk is ook de vierentwintigste canon van de Synode te Ancyra (in +Klein-Azië), uit het jaar 314: + + "Zij, die waarzeggen en de gewoonten der volkeren [d.w.z. der + niet-Christenen] volgen, of lieden in huis halen teneinde + toovermiddelen op te sporen of reinigingen te voltrekken, moeten in + de voorgeschrevene vijfjarige boete vervallen naar de bepaalde + graden van drie jaren kniebuiging en twee jaren gebed zonder + offer". + +De zesendertigste canon van de synode te Laodicea (tusschen 343 en 381?) +bepaalt: + + "De hoogere en lagere clerici mogen geen toovenaars, bezweerders, + of sterrewichelaars wezen, noch zoogenaamde amuletten vervaardigen + die boeien voor hunne eigene zielen zijn. Diegenen echter, die deze + amuletten dragen moeten buiten de kerk worden gesloten". + +De zestiende canon van eene synode, na het midden der vijfde eeuw in +Ierland gehouden, liep over tooverij. + +Dat men echter in de practijk niet altijd de stengste opvatting +huldigde, blijkt o.m. uit hetgeen Rufinus in zijne "Kerkgeschiedenis" +(omstreeks 402 geschreven) aangaande den H. Spiridion, een bisschop op +Cyprus en tijdgenoot van Constantijn den Grooten, bericht (I, 5): + + "Hij had eene dochter, Irene genaamd, die altijd hare plichten + jegens hem trouw vervulde en die als maagd stierf. Na haar + overlijden kwam iemand die zeide dat hij aan haar eenig deposito + had toevertrouwd. De vader wist niets van de zaak af. Men doorzocht + het geheele huis maar vond nergens het verlangde. Toch bleef hij, + die het deposito had toevertrouwd, met geween en tranen aandringen; + hij verzekerde zelfs aan zijn leven een einde te zullen maken, als + hij het deposito niet terug kreeg. De vader, door zijne tranen + bewogen, snelde naar het graf van zijne dochter en riep haar bij + den naam. Toen riep zij uit het graf: "Wat wilt gij, Vader?" Hij + vroeg: "Waar hebt gij het deposito van den man neergelegd?" Daarop + wees zij hem de plaats aan en zeide: "Daar zult gij het ingegraven + vinden". De vader keerde naar huis terug en gaf het deposito, dat + gevonden werd zooals de dochter uit het graf had geantwoord, terug + aan hem die het opeischte." + +Die handeling van den H. Spiridion, wiens naam hoogst opmerkelijk is, +doet ons onwillekeurig aan de bezwering van Melissa denken, die wij in +ons eerste hoofdstuk hebben vermeld. + +De kerkelijke schrijver Lactantius (omstreeks 310), om zijn vloeienden +stijl als de "Christelijke Cicero" geprezen, doet ons door eene hoogst +onbevangene uiting over de necromantie, onwillekeurig aan Justinus den +martelaar denken (vgl. hoofdstuk IV). + +Weliswaar spreekt ook hij in zijn hoofdwerk Goddelijke instellingen" +(II, 16) van de "doodenbezwering en de tooverkunst en wat de menschen +verder aan kwaad openlijk of in 't geheim uitvoeren", en van de "magiërs +en diegenen, die het volk terecht boosdoeners noemt", weliswaar denkt +ook hij hierbij zonder weifelen aan den invloed van demonen "vijanden en +kwellers der menschen" (c. 15), maar als het er op aankomt, de +onsterfelijkheid der ziel te bewijzen, slaat hij een geheel anderen, +meer objectieven toon aan (VII, 13): + + "Onwaar is het gevoelen van Democritus, Epicurus en Dicaearchus + [een volgeling van Aristoteles] dat de ziel zou worden opgelost. + Zij zouden zeker niet durven spreken van den ondergang der zielen + in tegenwoordigheid van een magiër, die wist, dat de zielen door + zekere bezweringen uit de onderwereld worden opgeroepen en + tegenwoordig zijn en zich aan menschelijke oogen vertoonen en + spreken en de toekomst voorspellen, en als zij [nl. de ongeloovige + wijsgeeren] het dorsten, zouden zij door het feit zelf en de + rechtstreeksche bewijzen weerlegd worden". + +Minder onbevangen dan Lactantius was zijn jongere tijdgenoot Eustathius +van Antiochië, die een verwoeden aanval heeft gericht tegen Origenes' +bovenvermelde bijbellezing over de "tooveres van Endor." Daarbij neemt +hij redeneeringen te baat als volgt (c. 5): "Deed de vrouw Samuël +opkomen met lichaam en al of bekleed met eenigen vorm op de wijze van +een schaduwomtrek? Indien ze hem zonder lichaam deed opkomen, liet ze +niet Samuël weer opstaan, maar de gedaante van een geest. Want de echte +Samuël is de uit ziel en lichaam samengestelde, de mensch die eene +evenredige mengeling uit beide heeft", enz. Ook beweert hij (c. 12 +vlg.), dat de voor Samuël zich uitgevende demon zegt: "Morgen zult gij +en Uw zoon Jonathan bij mij zijn", en derhalve in tegenspraak is met de +schrift, waarin uitdrukkelijk staat "dat Saul tegelijk met drie zonen +gedood is, maar niet met één alleen." Origenes haalt echter c. 5 i.f. +den gewonen tekst aan, nl.: "Morgen zult gij en uwe zonen bij mij zijn", +en waar Eusthathius zijne tekstvariante van daan heeft, is ons onbekend. + +Op hetzelfde niveau staan de beschouwingen van Gregorius van Nyssa (in +Klein-Azië) over de toovenares in een brief aan den bisschop Theodosius +sius (tweede helft vierde eeuw), vgl. p. 202 v/203 r: + + "De demon heeft ook tegen wil en dank zich zelf verraden door de + waarheid te zeggen: "Morgen zult gij en Jonathan bij mij zijn." + Want indien het waarlijk Samuël was, hoe kon het dan, dat Saul, die + wegens alle mogelijke boosheid was veroordeeld, bij hem zou komen? + Maar 't is duidelijk, dat de booze geest, die in de plaats van + Samuël gezien werd, niet loog, toen hij zeide dat Saul bij hem zou + zijn. Indien echter de schrift zegt "en Samuël zeide", laat dan + eene zoodanige uitdrukking een kundige niet in verwarring brengen + maar laat hij meenen, dat er bijstaat "die geloofd werd Samuël te + zijn", want wij vinden dat de Schrift vaak spreekt van het + schijnbare in de plaats van het werkelijke." + +Tot zulke redeneeringen moest men wel komen als men er van uitging dat +"Samuël groot onder de heiligen, de tooverij echter eene booze zaak is" +(201 v). + +Hoogst belangwekkend is een geschrift dat waarschijnlijk uit den tijd +van Julianus den afvallige dagteekent, nl. de legendaire "Confessie van +den H. Cyprianus" (niet den kerkvader), die zijne ziel aan den duivel +had verkocht, maar zich bekeerde en verlossing vond. In genoemde +"Confessie" verhaalt Cyprianus uitvoerig zijn loopbaan en biecht op wat +hij als toovenaar heeft misdreven. Wij halen hier een en ander uit aan, +te beginnen met de uitermate kenschetsende woorden (c. 7): + + "Ik was een wonderdoener als een uit den ouden tijd en gaf proeven + van mijne tooverkunst; ik was vermaard als een magiër-philosoof, + daar ik veel begrip had van de ongeziene dingen." + +Het volgende citaat, uit c. 12, handelt over de magische vertooning van +schijnbeelden, die reeds vroeger in dit hoofdstuk ter sprake is gekomen: + + "Voor de grap maakte ik dat water in de woestijn scheen te stroomen + en plassen in de huizen scheen te vormen." + +En in c. 13 luidt het desgelijks: + + "Ik liet ook dooden als levenden voorkomen en lammen als + loopenden." + +Maar hij gebruikte zijne tooverkunst nog voor geheel andere doeleinden +(c. 12): + + "Ik maakte dat vrouwen van hunne mannen naar boeleerders gedreven + werden.... ik heb geheele families aan 't verderf overgeleverd." + +Voor de ergste gruwelen deinsde hij niet terug (c. 11): + + "Ik heb zwangere vrouwen ter wille van de demonen opengesneden ... + ik heb vele ... demonen door diergelijke offers verzadigd om op die + manier tot den duivel zelf te genaken. En toen ik op het punt stond + naar hem toe te gaan, bracht ik hem het bloed van elk levend wezen + in een gouden schaal. Hij nam het aan, besprenkelde eerst zijne + kroon er mee en zijne dienstbare machten, vervolgens ook mij en + zeide: "Ontvang ook gij macht over alle zielen van onredelijke en + redelijke wezens." + +Uitvoerig zet Cyprianus uiteen, hoe de duivel en de demonen mirakelen +bewerken (5 vlg): + + "In alle sterren en planten en in de scheppingen des Heeren heeft + hij gelijkenissen met zich samengevlochten, tot den oorlog tegen + God en Diens engelen. Daardoor brengt hij de menschen aan 't dwalen + als ware hij God, hoewel hij niets in substantie bezit, maar alles + bij wijze van eene schimachtige schilderij voorstelt en vertoont. + Vandaar dat de demonen, wanneer zij in gedaanten verschijnen zich + oplossen, al beijveren zij zich om althans door middel van beelden + hunne macht te toonen. + + Hoe hij echter materie voor deze schaduwen heeft, zal ik zeggen: + nergens anders vandaan dan van de offers. Want de walmen der + offerdampen worden voor hem materiaal, als wol en linnen en + weefsels en verven en werktuigen. En daarin hullen zich de demonen, + de schaduwen ervan in de plaats van gestalten gebruikende. Daarom + eischt hij een offer, tot dat van eene mier toe en verlangt hij + wateren en wol en vruchten en alle dingen op aarde, om daarvan + gebruik te maken tot het vormen van schijnbeelden. Evenals wij de + herinneringen aan overledenen als beelden in onze gedachte hebben, + en hen zien, terwijl ze niet verschijnen en met hen verkeeren + terwijl ze niet bij ons zijn, aldus neemt ook de duivel afdrukken + van de vormen der hem gebrachte offers en omgeeft zich en de zijnen + er mee, regen gevende maar geen water, vuur makende, maar dat niet + brandt, een visch gevende maar geen spijs, en goud schenkende, maar + dat niet werkelijk is. Ook uit de andere stoffen schept hij vormen + en toont eene stad en huizen en landstreken en bergen en + vadersteden, en evenzeer ook gras en bloemen en wolstoffen en + geborduurde doeken en de substantie van droomen.... En al deze + schijnbeelden vormt hij, maar de goddelooze menschen stellen hem + door hun dienst in staat ook dit te doen." + +Cyprianus erkent dan ook (c. 11): + + "Mijne weldaden gaven geen baat, daar zij geen substantie hadden + ... Als ik iemand goud gaf, duurde het drie dagen, weshalve + diegenen, wien ik den truc mededeelde, het snel wisselden tot + schade van de wisselaars." + +Augustinus, de beroemdste der kerkvaders, "een philosophisch en +theologisch genie van den eerste rang", die zoo vele onderwerpen van +zielkundigen aard met scherpzinnig vernuft heeft behandeld, weidt ook +over de magie herhaaldelijk uit, voornamelijk in zijn hoofdwerk "De +staat Gods" (tusschen 413 en 427 geschreven). Hij legt in de eerste +plaats (VIII, 19) er den nadruk op, dat reeds vóór het Christendom de +tooverij door de wetten zwaar werd gestraft en beroept zich o.m. op de +passage uit Vergilius (z.b. III) waar Dido verzekert, tegen haar zin de +toevlucht tot magische kunsten te nemen. Ook wijst hij er op, dat +Apuleius, toen men hem van tooverij beschuldigde (z.b. IV), alles deed +om zijne onschuld aan te toonen en zich volstrekt niet op magische +vaardigheden beroemde, zooals de Christenen op hun geloof, ondanks alle +vervolgingen. + +Met onverholen afschuw spreekt Augustinus (in X, 9) van de "bezweringen +en tooverzangen, vervaardigd door die gruwelijk nieuwsgierige kunst, de +magie, met een meer verachtelijken naam goëtie, met een meer eervollen +theürgie geheeten door hen, die deze practijken als 't ware trachten te +onderscheiden en welke van hen, die zich aan ongeoorloofde kunsten +overgeven, diegenen, die ook het volk voor boosdoeners uitmaakt, +verdoemelijk achten--want zij zouden zich immers met goëtie +afgeven--anderen echter voor prijzenswaardig willen laten doorgaan, die +al de theürgie beoefenen. Beiden echter zijn gebonden aan de +bedriegelijke gebruiken waarmee men de demonen, onder den naam van +engelen vereert". + +Naar aanleiding van de tooverijen van Circe, in ons eerste hoofdstuk +vermeld, en van een bericht bij Varro (vgl. III begin), dat in Arcadië +zij, die een zekeren poel doorzwommen, in wolven veranderd werden, maar, +wanneer zij geen menschenvlees hadden gegeten en na negen jaren +denzelfden poel doorzwommen, hunne menschelijke gedaante herkregen +(XVIII, 17), stelt Augustinus zich (in c. 18) de vraag: "Wat moet men +gelooven van de gedaanteverwisselingen, welke door de kunst der demonen +de menschen schijnen te overkomen?" en beantwoordt haar op de volgende +hoogst opmerkelijke wijze: + + "... Als wij zeggen dat men er niet aan moet gelooven, dan staat + daar tegenover, dat het ook nu nog niet aan personen ontbreekt, die + verzekeren vernomen of zelf te hebben ondervonden. Ook ik hoorde, + toen ik in Italië was, iets dergelijks van eene zekere streek + aldaar, waar men zeide dat herbergiersters, doorkneed in die booze + kunsten, gewoon waren, aan welke reizigers ze wilden of konden, + iets in de kaas te geven, waardoor dezen terstond in trekdieren + veranderd werden en allerlei benoodigdheden droegen en na gedanen + arbeid hunne vroegere gedaante herkregen; dat echter hun geest niet + dierlijk werd, maar het redelijke en menschelijke bewaarde, zooals + Apuleius in zijn boek, waaraan hij den titel "De gouden ezel" gaf, + vermeld of verdicht heeft, dat het hem zelf is overkomen om, door + opnemen van vergif, een ezel te worden, terwijl zijne ziel die van + een mensch bleef. + + Dit is òf onwaar òf zoo ongewoon, dat men het te recht niet + gelooft. Echter moet men onwrikbaar gelooven, dat de almachtige God + alles kan doen wat Hij wil, hetzij om te straffen, hetzij om genade + te betoonen, en dat de demonen ... niets bewerken dan wat Hij + toelaat, wiens oordeelen vaak verborgen maar nooit onrechtvaardig + zijn. In geen geval scheppen de demonen substanties wanneer zij + iets dergelijks doen als waarover nu de quaestie loopt, maar zij + veranderen naar 't uiterlijk hetgeen door den waren God is + geschapen, zoodat het schijnt te zijn wat het niet is. Ik geloof + dus geenszins dat--om van de ziel geheel te zwijgen--zelfs het + lichaam op eenige wijze door de kunst of macht der demonen + werkelijk in dierlijke ledematen en gestalten kan worden veranderd, + maar wél, dat het voorstellingsvermogen van den mensch, dat ook in + 't denken en droomen ontelbare soorten van voorwerpen afwisselend + uitbeeldt, en, hoewel zelf geen lichaam, toch met wonderbaarlijke + snelheid vormen aanneemt, die op lichamen gelijken, eveneens, + wanneer de lichamelijke zintuigen des menschen in slaap bevangen of + bedwelmd zijn, op onuitsprekelijke wijze in een lichamelijke + gedaante binnen het bereik van eens anders zintuigen kan worden + gebracht, zoodat, terwijl de lichamen zelven der menschen ergens + liggen, wel is waar levend, maar met meer verdoofde zinnen dan ooit + in den slaap, het voorstellingsvermogen als 't ware + verlichamelijkt, in het beeld van eenig dier aan eens anders zinnen + verschijnt, en dat de mensch ook zich zelf verbeeldt een dier te + zijn, zooals hij zich dat in den droom kan verbeelden, en lasten te + dragen; welke lasten, als ze inderdaad lichamen zijn, door de + demonen gedragen worden, om de menschen te foppen, die deels de + ware lichamen van lasten, deels de valsche van trekdieren zien. Een + zekere Praestantius toch verklaarde dat het zijn vader overkomen + was, bedoeld vergif in een kaas thuis tot zich te hebben genomen en + op zijn bed als in slaap te liggen, waaruit hij echter op geen + manier kon worden opgewekt. Na eenige dagen was hij echter als 't + ware ontwaakt en had zijne ondervindingen als een droom verteld, + dat hij nl. een paard was geworden en te midden van andere + trekdieren voor de soldaten graan had getransporteerd, dat het + Raetische heet, omdat het naar Raetië [ong. Tyrol en Zuid-Beieren] + wordt vervoerd. Bij onderzoek bleek het aldus geschied te zijn als + hij vertelde; en toch scheen het hem een droom toe. Een ander + verklaarde, dat hij, in zijn eigen huis 's nachts, voor hij ter + ruste ging, een philosoof, een van zijne beste kennissen, tot zich + zag komen, die hem eenige Platonische denkbeelden uiteenzette, die + hij vroeger, hoezeer er om verzocht, niet had willen uiteenzetten. + En toen men dien philosoof vroeg, waarom hij in het huis van een + ander had gedaan wat hij in zijn eigen huis had geweigerd te doen, + zeide hij: "Ik heb het niet gedaan, maar gedroomd dat ik het gedaan + had". En aldus is aan den een door middel van het + voorstellingsbeeld tijdens zijn waken vertoond wat de ander in zijn + droom zag. + + Dit is niet door den eerste den beste, wien men voor + ongeloofwaardig zou kunnen verklaren, tot mij gekomen, maar door + zegslieden van wie ik niet mag aannemen, dat zij mij belogen + hebben. Wat men dus zegt en ook in boeken vermeld vindt, dat door + de Arcadische goden of liever demonen, menschen in wolven plachtten + te worden veranderd en dat + + Circe Odysseus' makkers herschiep door toovergezangen, + + schijnt mij toe op deze wijze te hebben kunnen gebeuren, als het + werkelijk gebeurd is." + +De brandende vraag of Samuël zelf zich aan Saul heeft gemanifesteerd, +liet ook Augustinus niet onverschillig. + +In zijn geschrift "Over verschillende vragen" aan Simplicianus (van 397 +dagteekenende) zegt hij (II. vr. IV, 1): + + "Gij vraagt, of de onreine geest, die in de toovenares was, + bewerken kon, dat Samuël door Saul gezien werd en met hem sprak. + Maar het is een veel grooter wonder, dat Satan zelf, de vorst aller + onreine geesten, met God vermocht te spreken en Hem verzocht, Job, + dien allerrechtvaardigsten man, op de proef te mogen stellen.... En + indien dit U schokt, dat het aan een boozen geest vrij stond de + ziel van een rechtvaardige op te wekken en als 't ware uit de + geheime verblijfplaatsen der dooden te voorschijn te roepen, moet + het dan niet meer verbazing wekken, dat Satan den Heer zelf opnam + en op de tinne des tempels zette? Op welke wijze hij het ook gedaan + heeft, de manier waarop het aan Samuël overkomen is, opgewekt te + worden, blijft ons evenzeer verborgen. Of men moest soms zeggen, + dat het voor den duivel eene gemakkelijkere vrijpostigheid was, den + levenden Heer mee te nemen van waar hij wilde en neer te zetten + waar hij wilde, dan den geest van den overleden Samuël uit zijn + verblijf op te wekken. Maar indien ons dit in het Evangelie daarom + niet hindert, omdat de Heer wilde en toeliet dat het geschiedde, + zonder eenige vermindering van zijne macht en goddelijkheid, + evenals Hij door de Joden zelven, ofschoon dezen verdwaasd en vuil + waren en de werken des duivels deden, zich heeft laten vasthouden + en boeien en bespotten en kruisigen en dooden: dan is het ook niet + absurd om te gelooven, dat door eene zekere uitzonderingsbepaling + van den goddelijken wil toegestaan werd, dat de geest van den + heiligen profeet, niet tegen zijn zin noch door gebiedende en + noodzakende tooverkracht, maar gewillig en aan de geheime + beschikking Gods, welke aan die toovenares en Saul ontging, + gehoorzamende, er in toestemde om zich aan den blik des konings te + vertoonen, ten einde hem door eene goddelijke uitspraak te + verpletteren. Waarom toch zou de ziel van een goed mensch, als zij, + door booze levenden opgeroepen, verscheen, hare waardigheid + verliezen, daar ook levende goede menschen dikwijls op bevel tot + boozen komen en met hen verhandelen over 't geen plicht en + billijkheid vereischt, terwijl ze daarbij hunne eer en deugd + ongerept bewaren en tegenover de ondeugden van de anderen zulk eene + houding aannemen, als in overeenstemming is met de omstandigheden?" + +Helt Augustinus hiermede tot de zienswijze van Origenes (z.b.) over, hij +zou toch liever den uitweg van Tertullianus willen inslaan (2): + + "Er is echter bij dit feit een andere gemakkelijkere uitweg en eene + meer geschikte verklaring mogelijk, nl. om aan te nemen, dat niet + werkelijk de geest van Samuël uit zijne rust is opgewekt, maar een + fantoom en een spel van verbeelding door de machinatiën van den + duivel zijn voorgesteld, hetwelk de Schrift daarom met den naam van + Samuël noemt, omdat de beelden der dingen met de namen van datgene + plegen genoemd te worden, waarvan zij beelden zijn.... Wie toch + aarzelt, een geschilderd mensch een mensch te noemen?... Het is dus + geen wonder, wanneer de Schrift zegt dat Samuël gezien is, indien + ook bij geval slechts een beeld van Samuël verscheen, door de + machinatie van hem, die zich in een engel des lichts verandert en + zijne dienaren in dienaren der gerechtigheid". + +Alles overwegende en geen uitspraak willende doen in de vraag of de +menschelijke ziel na dit leven al of niet door magische bezweringen kan +worden opgeroepen en verschijnen, komt Augustinus (3), hoewel +"schoorvoetende, om niet meer nauwgezette onderzoekingen van te voren +uit te sluiten" tot de conclusie om "liever aan te nemen" dat "door de +booze medewerking van die toovenares" hier de eene of andere satanische +illusie is te weeg gebracht. + +In een later geschrift "Over de acht vragen van Dulcitius" (niet vóór +421) haalt hij in vr. VI het voorgaande betoog over de kwestie aan, +voegt er echter aan toe (5): + + "Maar dat ik niet te vergeefs gezegd heb, dat wij, om geen meer + nauwgezette onderzoekingen van te voren uit te sluiten, [niet dan] + schoorvoetende moesten aannemen, dat bij dit feit een schijnbeeld + van Samuël door de booze medehulp van de toovenares is vertoond, + dat heeft mijn later onderzoek mij geleerd, daar ik gevonden heb, + dat in het boek van Jezus Sirach, waarin de aartsvaders van de rij + af geprezen worden, Samuël in dier voege geprezen wordt, dat het + heet: "Hij heeft ook nog na zijn dood geprofeteerd [XLVI, 23]". + Mocht men echter ook dit boek tegenspreken op grond van den canon + der Hebreeën, omdat het zich daarin niet bevindt: wat moeten wij + van Mozes zeggen, die zeer zeker volgens Deuteronomium [XXXIV, 5] + stierf en volgens het Evangelie [Matth. XVII, 3] met Elia, die niet + stierf, aan levenden is verschenen?" + +Ook in zijn geschrift "Over de vereering, de dooden te betoonen" (niet +vóór 421) heeft zich Augustinus (XV, 18) op dezelfde wijze uitgelaten. + +De grootste der kerkvaders is dus, wat de doodenbezwering te Endor +betreft, ten slotte tot dezelfde conclusie gekomen als ook heden ten +dage de meest gezaghebbende theologen en ten allen tijde de onbevangene +lezers, dat nl. het verhaal in den Bijbel (I Sam. 28,5--20), zooals het +er staat, eene reëele verschijning van Samuël veronderstelt. + +De theürgie in den eigenlijken zin des woords, d.w.z. de kunst om met +bovenmenschelijke wezens in aanraking te komen, wordt door Augustinus in +den "Staat Gods" fel bestreden. Van het feit, dat de Neoplatonicus +Porphyrius in zijn brief aan Anebo (z.b.) twijfelingen opperde, trekt de +kerkvader in X, 11 ruim partij; het antwoord van Abammon (Iamblichus) +schijnt hem te zijn ontgaan. Toch kan ook Augustinus niet alle feiten +geheel wegcijferen, al beknibbelt hij ze zooveel mogelijk en al maakt +hij er zich in de moeilijkste gevallen met eene uitvlucht van af: + + "Wat betreft het feit, dat, zooals Porphyrius vermeldt, zij die + deze, [de theürgische] vuile reinigingen volgens heiligschendenden + ritus uitoefenen, sommige wonderbaarlijk schoone beelden, hetzij + van engelen hetzij van goden, als met gezuiverden geest zien + (indien zij ten minste iets zoodanigs zien) dan bevestigt dit het + woord van den apostel dat "Satan zich verandert in een engel des + lichts". Van hem toch zijn die fantomen, van hem, die, begeerende + de rampzalige zielen door de bedriegelijke vereering van vele + valsche goden te verstrikken en van den waren dienst des waren + Gods, den eenige door wien men gereinigd en geheeld wordt, af + keerig te maken, zich zelf, zooals van Proteus is gezegd, + + in alle gedaanten verandert, + vijandelijk vervolgende, bedriegelijk helpende, altijd + verdervende [X, 10]." + +Bij het vermelden van die schoone verschijningen denken wij +onwillekeurig aan de bezwering der demonen door Iamblichus, boven +uitvoerig beschreven. + +Met dat al erkent Augustinus (X, 16.) de realiteit van andere, naar +moderne opvatting veel krassere "wonderen der goden", "waarvoor de +geschiedenis borg staat", "die klaarblijkelijk door hunne kracht en +macht geschieden", bijv.: + + "dat eene Vestaalsche maagd, wier zuiverheid in twijfel werd + getrokken, het geding beslechtte door eene zeef met water uit den + Tiber te vullen, zonder dat het doorliep. Deze en andere wonderen + van dien aard zijn geenszins naar macht en grootte met die te + vergelijken, welke, naar wij lezen, aan het volk Gods zijn + geschied, hoe veel te minder die wonderen, welke door de wetten + zelfs van die volkeren, die zulke goden vereerden, verboden en + gestraft werden, nl. de wonderen der magie of theürgie! De meesten + daarvan bedriegen slechts in schijn de sterfelijke zintuigen door + het spel der verbeelding, zooals bijv. het omlaag halen der maan + ... enkele schijnen wel is waar feitelijk sommige daden der vromen + te evenaren, maar het doel, waardoor ze worden onderscheiden, toont + dat onze wonderen buiten vergelijking de meerdere zijn." + +In zake deze laatste opmerking verwijzen wij naar het onderscheid dat +Origenes maakt tusschen de wonderen van Jezus en die der toovenaars +(z.b.). Voorts zij van Augustinus nog eene passage aangehaald, waarin +hij evenzeer op gelijke wijze als andere reeds boven door ons vermelde, +christelijke schrijvers redeneert (X, 8): + + "Den magiërs van Pharao werd daarom toegestaan, eenige wonderen te + verrichten, ten einde op wonderbaarlijkere wijze te worden + overwonnen. Zij toch werkten door middel van booze tooverijen en + magische bezweringen, waaraan de booze engelen, d.w.z. de demonen, + zijn onderworpen; Mozes echter heeft met grootere macht, omdat hij + het recht aan zijne zijde had, in den naam Gods, die hemel en aarde + schiep, met hulp der [goede] engelen hen gemakkelijk overwonnen". + +Zonder de redeneeringen van Augustinus aan eene ingrijpende kritiek te +onderwerpen, moeten wij er toch de aandacht op vestigen, dat hij uit het +oog schijnt te hebben verloren, dat de vroegere wetten de magie +geenszins als zoodanig, maar slechts wanneer zij tot booze doeleinden +werd misbruikt, bestraften en dat men ook van overheidswege, zooals wij +herhaaldelijk hebben opgemerkt, wel eens de hulp van toovenaars heeft +ingeroepen. + +Al die bestrijding door conciliën en kerkvaders heeft echter niet kunnen +verhinderen, dat ook Christenen volgens de overoude methoden, tooverij +uitoefenden. In Egypte bijv. zijn tooverpapyri gevonden, toebehoorende +aan een magiër uit de achtste eeuw n. Chr., maar waarschijnlijk +grootendeels van vroeger dateerende. Wij willen tot besluit, hier nog +een en ander uit aanhalen: + + "Spreuk tot vergemakkelijking der geboorte. + + Toen de Heiland met zijne discipelen op den Olijfberg ging, trof + hij er eene hertekoe aan, die in weeën lag. Deze schreeuwde tot + hem: + + "Wees gegroet, gij zoon der maagd! Wees gegroet, gij, de + eerstgeborene van zijn vader en van zijne moeder! Gij zult tot mij + komen en mij helpen in dit uur der benauwdheid". Hij wendde zijne + oogen tot haar en zeide: "Mijn glans zoudt gij niet kunnen + verdragen.... maar ik haast mij [en zend] den aartsengel Michaël + tot U.... en hij neemt een scheut(?)wijns en roept mijnen naam + daarbij aan en den naam van mijne twaalf apostelen en zegt: wat + krom is, moet recht worden... Ik ben het die spreekt, de Heer + Jezus, die [genezing] verstrekt"[111]. + +In de navolgende liefdes-tooverspreuk wordt ook de duivel aangeroepen: + + "Sjoerin, Sjoeran, Sjoetaban, Sjoetaben, Ibonese, Sjarsaben, .... + Satan de duivel, die met zijn staf op de aarde sloeg tegen den + levenden God en zeide: "Ik ben ook een god"--ik bid en roep U allen + heden aan, opdat gij tot mij moogt komen naar [deze dingen], die ik + heden in mijne handen houd, opdat gij, zoodra ik aan Theodora ervan + geef te eten of te drinken, haar hart en haar vleesch aan mij moogt + boeien tot in eeuwigheid. Ja, ja!" + +En in eene andere spreuk, ook tot erotische doeleinden, gaat de magiër +zelfs tot dreigementen over, die onwillekeurig aan de vroeger vermelde +dreigementen herinneren: + + [Als gij mij niet volgt], dan daal ik neer naar de onderwereld en + breng den beheerscher van den Tartarus naar boven en zeg: "Gij zijt + ook een god," want ik wil mijn verlangen naar Theodora vervullen. + + Hij zeide tot mij: "Verlangt gij den steen, ik breek hem stuk, het + ijzer, ik maak het tot water, de ijzeren deuren, ik verbreek ze + haastiglijk, tot dat ik boei het hart van Theodora aan U, ik, + spoedig. + + Wanneer zij hierop niet komt, dan houd ik de zon in zijn wagen op + en de maan in haren loop en de sterrekroon die op het hoofd van + Jezus is, totdat ik mijn verlangen vervul, haastiglijk, ja, ja! + + Ik bezweer U en al uwe machten.... ik bezweer den vurigen troon, + waarop gij zit, tot dat gij mijn verlangen naar Theodora, de + dochter van Eudoxius, vervult. Ik bezweer Uwe amuletten. Ja, ja, + terstond, terstond!"[112] + + + + +Litteratuur. + + +#E. Zeller#, Die Philosophie d. Griechen, Bd. III, 2e afd. 4e uitg. +(1902). + +#J. Burckhardt#, Die Zeit Constantins d. Grossen, 2e uitg. (1880). + +#J. Geffeken#, Der Ausgang d. griech.-röm. Heidentums, in +Religionswiss. Bibl. hrg. v. W. Streitberg, Bd. VI (1920). + +#K.H.E. de Jong#, Hegel u. Plotin (1916). + +#Ranke#, s.v. Aegypten II Religion, in Die Rel. i. Gesch. u. Geg. I +(1909). + +#E. Kuhnert#, Feuerzauber, in Rhein. Mus. f. Philol. Bd. XLIX +(1894). + +#K. Preisendanz#, Die Homeromantie. Pap. Lond. CXXI, in Philologus +Bd. LXXII (1913). + +The demotic magical papyrus ed. by F. Ll. Griffith a. H. Thompson +(1904). + +#J. de Zwaan#, Een dichter uit den tijd der Apostolische vaderen, +in Onze Eeuw XI jrg. 4. deel (1911). + +#Maspéro#, Étud. d. myth. e. d'arch. ég. I e. II (1893). + +#C. Rasche#, De Iamblicho libri qui inscr. de myst. auctore, +Dissert. Münster (1911). + +#Couperus#, De berg van licht (1905). + +#Lucianus#, De spiritistische séance te Endor, in De Dageraad Bd. +XV (1893/94). + +#De H#. boeken v. h. oude verbond. Vulgaat en Nederl. vertaling met +aanteeken. kerk. goedg. II (1897). + +#v. Orelli#, s.v. Saul, in Herzog, Realenc. prot. Theol. u. Kirche, +13e uitg. Bd. XVII (1906). + +#A. Lods#, La croyance à la vie future e. l. culte des morts dans +l'antiquité israelite (1906). + +#R. Kittel#, Geschichte d. Volkes Israël, 3e uitg. Bd. II (1917). + +#J. Scheftelowitz#, Der Seelen- u. Unsterblichkeitsglaube im alten +Testament, in Archiv f. Religionswiss. Bd. XIX (1919). + +#Kautzsch#, s.v. Urim u. Tummim, in Herzog, Realenc. 3e uitg. Bd. +XX (1908). + +#R. Ganschinietz#, Hippolytos' Cap. gegen die Magier, uit Text. u. +Unt. Gesch. altchr. Lit. brg. v. Harnack u. Schmidt, 3 Reihe, IX. Bd. 2. +Hft. (1913). + +#Origenes#, Eustathius v. Antiochien u. Gregor v. Nyssa üb. d. +Hexe von Endor, hrg. v. E. Klostermann, in kl. Texte f. Vorl. u. Üb. 83 +(1912). + +#V. Schultze#, Geschichte d. Untergangs d. gr.-röm. Heidentums Bd. +I (1887). + +#L. Loewenfeld#, Somnambulismus u. Spiritismus, 2e uitg. (1907). + +#v. Schrenck--Notzing#, Materialisationsphänomene. Ein Beitrag z. +Erforschung der mediumistischen Teleplastie (1914). + +#W. Koch#, Kaiser Julian (1899). + +#P. Allard#, Julien l'Apostat I, 2e uitg. (1900). + +#J. Geffcken#, Kaiser Julianus (1914). + +#R. Wünsch#, Antikes Zaubergerät aus Pergamum, in Jahrb. d. +deutsch. arch. Inst. Ergänzungsheft VI(1905). + +#Gregorovius#, Geschichte d. Stadt Athen im Mittelalter Bd I +(1889). + +#R. Wünsch#, Sethianische Verfluchungstafein (1898). + +#K. Preisendanz#, Miszellen z.d. Zauberpapyri, in Wiener Studiën, +Zeitschr. f. klass. Philol. XL Jrg. (1918) 1 Hft. + +#J. Geffcken#, Der Bilderstreit des heidnischen Altertums, in +Archiv f. Religionswiss. Bd. XIX (1919). + +#K.H.E. de Jong#, Die Lehre vom Astralkörper bei den +Neuplatonikern, in Actes d. IV^e Congres internat. d' hist. d. rel. +(1913). + +#C.J. von Hefele#, Conciliengeschichte, 2e Ausg. B. I (1873) e. II +(1875). + + * * * * * + + + + +*Slotwoord.* + + +Aan het einde van ons overzicht gekomen, moeten wij nog ons eigen +oordeel over de realiteit en de waarde der magie uitspreken. + +Zooals wij zagen, valt het niet te betwijfelen dat verscheidene antieke +denkers de realiteit der magie loochenden, waarbij echter opmerkelijk +is, dat de grootsten van hen, Democritus en Aristoteles, toch ruimte +lieten voor feiten die tot het gebied der magie behooren. Daarentegen +erkenden andere, bij de genoemden geenszins achterstaande denkers als +Iamblichus, Proclus, Origenes, Augustinus de realiteit der magie +onomwonden. Dat het verzet der ongeloovigen ten slotte wegstierf, was +eene wetenschappelijke noodzakelijkheid. In onzen tijd zien we evenzeer, +hoe het ongeloof, dat tooverij en geesten loochent, voor de uitkomsten +van het "psychische onderzoek", ingesteld door autoriteiten als E. +Gurney, F.W.H. Myers, W, Barrett e.a. gaandeweg zwicht. + +Over de waarde der magie hebben in de oudheid zelfs mannen, die de +realiteit der feiten erkenden, zich ongunstig uitgelaten. Bij nader +onderzoek blijkt echter, dat de magie niet verdient, botweg met afkeer +en minachting te worden behandeld. De tooverij zal op het gebied van +liefde wel niet meer kwaad hebben veroorzaakt dan bijv. verlokkingen van +financiëelen aard. Of de "magiërs" meer zieken hebben verknoeid dan de +geneesheeren, blijft eene open vraag. En ongetwijfeld zinkt het aantal +dergenen, die door "zwarte magie" hun leven verloren, in 't niet +tegenover de ontelbare slachtoffers van schavot of oorlog. Voorts staat +tegenover de schaduwzijde der magie ook een niet gering te achten +lichtzijde. De magie heeft den stoot gegeven tot grootsche scheppingen +op litterair gebied. Zonder de magie toch zouden wij drie der schoonste +zangen van Homerus, de meest ontroerende tragedie van Euripides, de +diepstgevoelde idylle van Theocritus missen. Ook valt niet te +betwijfelen dat vele zieken door de toepassing van toovermiddelen, +wellicht hoofdzakelijk ten gevolge van "suggestie," genezing hebben +gevonden. Door de strenge leefwijze en de geestesconcentratie, welke tal +van magische handelingen vereischten, kwam menigeen tot "reiniging der +ziel" en tot "verlossing." En, wat voor ons, menschen, het hoogste van +alle belangen raakt, door de "doodenbezwering" was, naar de overtuiging +van hoogst achtenswaardige antieke denkers, het voortbestaan der ziel na +den dood daadwerkelijk aangetoond. + + * * * * * + + + + +REGISTER. + +A. + +Aardbevingen 90, 206 vlg, 211 +Amuletten 14, 85 vlgg., 153, 170, 211, 219, 239 +Animisme 3, 90, 132, 216 +Astrologie 67 vlgg, 107, 137 vlg., 166, 193, 219 + +B. + +Beelden, wonderdadige 101, 121, 123, 146, 169, 206, 213--216 +Belezen 46 vlg +Beschermgeesten 138 vlg. +Bijzitters 110, 126 + +C. + +Christendom 103--109, 187 +Concilies 218 vlg +Corybantisme 102 + +D. + +Demonen 1, 48, 82 vlg, 94 vlg., 100 vlg., 103 passim +Doodenbezwering 1 vlg, 9--16, 22, 49, 52, passim +Doop 129 vlg +Dreigementen, magische 161--165, 238 vlg +Duivel 105, 178, 224, 231 vlgg., 235, 238 vlg. + +E. + +Endor, toovenares van 175--179, 185 vlg., 221 vlgg, 230--234 +Envoûtement 35, 117 +Exorcisme 58, 65, 76, 95 vlg, 109, 173 vlg. + +F. + +Fakirs 96 +Fluide, magnetisch 35, 40 + +G. + +Genezingen, wonderdadige 14, 20, 38 vlgg., 45 vlgg, 71 vlgg., 81 vlg, +passim +Gestorvenen, ontijdig 146 vlg, 173 + +H. + +Hallucinaties 3, 54, 191, 216 +Haren 117 +Helderziendheid 4, 126 +Hydromantie 16, 49, 152 +Hypnose 3, 87, 102 + +I. + +Illusies, magische 166 vlgg., 174, 224 vlg., passim + +J. + +Jezus 76, 103, 107 vlgg., 130 vlg., 179, 184 vlg, passim + +K. + +Kabbala 77 +Kinderoffer 49, 59 vlg., 67, 77, 108, 151, 170 +Knapen, waarzeggende 49, 125 vlg., 153 vlgg, 172, 182 vlg. +Knoopen 52 vlg. +Korenziel 44 +Kristalzien 126 + +L. + +Liefdestoovenarij 13 vlg., 32 vlgg., 49--57, 59 vlg., 62--66, passim +Linnen 120, 130, 132, 152, 200 + +M. + +Mana 39, 57, 65, 73, 86, 99, 132, 151 +Materialisaties 191 +Mediums 96, 154 vlg. +Mystiek 159 vlg. + +N. + +Naam, tooverkracht van den 73 vlgg., 107, 110, 129 vlgg., 144 passim + +O. + +Omgekomenen, geweldadig 146 vlg. 173 +Onthouding, sexueele 53, 131 vlg., 154, 182 +Oog, het booze 25, 63, 84--87 + +P. + +Perisprit 218 +Plaatjes, looden 40, 68, 146 +Praeanimisme 3 + +R. + +Reliquieënvereering 99 + +S. + +Speeksel 71 vlgg., 97 vlgg., 107 +Spiegel 125 vlg. +Spiritisme 96, 205 vlg, 218 +Suggestie 3 vlg., 35, 40, 87, 96, 119 + +T. + +Telepathie 2, 4, 25, 35 vlg., 140 vlg., 212 vlg. + +W. + +Weerwolf 52, 54, 92 vlgg., 119, 227, 230. + + * * * * * +ADDENDA. + + +P. 21, regel 12, voeg na "verzoeken" in: "en aansporen". + + + * * * * * + + + + +FOOTNOTES: + +[Footnote 1: Odyssea X, 135-574 en XI.] + +[Footnote 2: Plutarchus, De ser. num. vind. 17, Aelianus, frg. 255. +Galenus, Protrept. IX, 10.] + +[Footnote 3: Plutarch. De ser. num. 10, Vit. Cimon, 6.] + +[Footnote 4: Plutarch. De ser. num. 17.] + +[Footnote 5: Pyth. IV, 213 (380) vlgg.] + +[Footnote 6: Diogenes Laertius VIII, 2, 59, vgl. Diels, Die Fragmente +d. Vorsokratiker I, 3^e uitg. (1912) p. 263 vlg] + +[Footnote 7: Augustinus, De Civ. Dei VII, 35.] + +[Footnote 8: Livius, I, 31.] + +[Footnote 9: Phaedo 81 c.d.] + +[Footnote 10: Euthydemus 290 a.] + +[Footnote 11: Sextus Empiricus, Math. IX, 19.] + +[Footnote 12: Epist. ad Menoeceum ap. Diog. Laert. X, 134.] + +[Footnote 13: Diog. Laert. VI, 2, 68.] + +[Footnote 14: Diog. Laert. VI, 2, 24.] + +[Footnote 15: Diog. Laert. VIII, 1, 36.] + +[Footnote 16: Schol. a. Theocr. II, 16; Propert II, 4, 10.] + +[Footnote 17: Plutarch. Vit. Pyrrh. 3.] + +[Footnote 18: E. Ziebarth, Neue attische Fluchtafeln, in Nachnchten d. +Kon. Gesellsch. d. Wiss. Gottingen 1899 p. 109 vlg.] + +[Footnote 19: E. Ziebarth, Neue att. Fl., p. 113 vlg.] + +[Footnote 20: Livius XXV, 1.] + +[Footnote 21: Plinius, Hist. Nat. XVIII, 6,41] + +[Footnote 22: Apulems, Apolog. 42.] + +[Footnote 23: T.p.] + +[Footnote 24: Arrianus, Exped. Alex. II,3, Plutarchus Vit. Alex. 18.] + +[Footnote 25: Papyr. Parthey I. 264, in Abh. d. kön. Akad. d. Wiss. +z. Berlin 1866.] + +[Footnote 26: Philostratus, Vit. Apoll. I,8.] + +[Footnote 27: Gazette archéologique IX, jrg. 1884, platen 44,45, +46, p. 352 vlg.] + +[Footnote 28: Thucydides III, 22.] + +[Footnote 29: H. Hubert, s.v. Magia, in Daremb. e. Sagl. Dict. d. +ant. gr. e. rom. Bd. III, 2 helft. (1904) p. 1515.] + +[Footnote 30: Papyr. Paris. 2579 en 2646, uitg. v. C .Wessely, in +Gr. Zauberpap. v. Par. u .Lond., in Denkschr. d. phil. hist. +Cl. d. Kais. Akad. Wiss. Wien Bd. XXXVI (1888).] + +[Footnote 31: Plinius, Hist. Nat. VII, 2, 9.] + +[Footnote 32: Sophocles ap. Macrobium, Saturn. V. 19, 9; frg. +423 ed. Didot; Tr. gr. Frg. ed. Nauck 2e uitg. (1889) 491, +p. 249.] + +[Footnote 33: H. Hubert, s.v. Magia p. 1516.] + +[Footnote 34: Papyr. Parthey II, v. 55 vlg.] + +[Footnote 35: Dio Cassius XXXVII, 30.] + +[Footnote 36: Herodotus III, 11.] + +[Footnote 37: Dio Cassius XLIX, 43.] + +[Footnote 38: Eusebius, Chron. Ol. 188,1.] + +[Footnote 39: Sueton. Vit. Aug. 94.] + +[Footnote 40: Sueton. Vit. Aug. 90.] + +[Footnote 41: Sueton. Vit. Tiber. 69.] + +[Footnote 42: De Is. en Osir., 12--19.] + +[Footnote 43: Pap. Paris, 3007--3085.] + +[Footnote 44: Philostratus, Vit. Apoll. IV, 45.] + +[Footnote 45: Philostrat. Vit. Apoll. IV, 4; 10; VIII, 7, 30 vgl.] + +[Footnote 46: Philostrat. Vit. Apoll. VIII, 26, Dio Cassius LXVII, 18.] + +[Footnote 47: Ep. LIII, 1.] + +[Footnote 48: Ep. CXXXVIII, 18.] + +[Footnote 49: Aehanus, Var. hist. IV, 17.] + +[Footnote 50: Plinius, Hist. nat. XXVIII 37.] + +[Footnote 51: Philostrat. Vit. Apoll. V, 27-38.] + +[Footnote 52: Philostrat. Vit. Apoll. VI, 29-34.] + +[Footnote 53: Philostrat. Vit Apoll. VIII, 1-8.] + +[Footnote 54: Ongenes, Contra Celsum III, 36.] + +[Footnote 55: Tacit. Histr. IV, 82.] + +[Footnote 56: Vopiscus, Vit. Saturn. 8] + +[Footnote 57: Hippolytus, Refut. omn. haer. VI, 7.] + +[Footnote 58: Hippol. Refut. omn. haer. VII, 32.] + +[Footnote 59: Tweede boek Jeû, vert. d. C. Schmidt in Koptisch-gnostische +Schriften (1905), 322 en 327 f.f.] + +[Footnote 60: Alcest. 75 vlg.] + +[Footnote 61: De Civit. Dei VIII, 19: Ep. CXXXVIII, 19.] + +[Footnote 62: Capitolinus, Vit. Anton. phil. 13.] + +[Footnote 63: Dio Cass. LXXI, 8, 4; 9, 2.] + +[Footnote 64: Spartianus, Vit. Did. Julian. 7.] + +[Footnote 65: Tweede boek Jeû, vert. C. Schmidt p. 308-314.] + +[Footnote 66: Ed. Dieterich, Abraxas (1891) p. 169, v. 5 vlg.] + +[Footnote 67: Philostrat. Vit. Apoll. I, 8 en 13.] + +[Footnote 68: Milligan, Selections from the Greek Papyri (1910) p. +83 vlg., Erman-Krebs, Aus den Papyrus d. kön. Mus. z. Berlin (1899) +p 185.] + +[Footnote 69: Pap. Parthey II, 17 vlg.] + +[Footnote 70: Ennead. IV, 4,36.] + +[Footnote 71: Enn. IV, 4,41.] + +[Footnote 72: Enn, IV, 9,3.] + +[Footnote 73: Enn. IV, 4,40.] + +[Footnote 74: Enn, IV, 4,43.] + +[Footnote 75: Enn. IV, 7, 20.] + +[Footnote 76: Enn. IV, 4, 43.] + +[Footnote 77: Pap. V, col. VH, 27--VIII, 4, ed. Dieterich p. 808.] + +[Footnote 78: Pap. V., col. VII, 17--25; ed. Diet., p. 807 vlg.] + +[Footnote 79: Porphyr. Vit. Plot. 23.] + +[Footnote 80: Pap. V. col. II, 16-18 ed. Diet. p 796 vgl.] + +[Footnote 81: Celsus ap. Origen. Contr. Cels I, 68.] + +[Footnote 82: Papyr. Parthey I, 106-110.] + +[Footnote 83: Ps. Justinus, Quaest ad. Orthod. 26.] + +[Footnote 84: Dio Cassius LXXVII, 18, 4.] + +[Footnote 85: Herodianus, IV, 12.] + +[Footnote 86: Dio Cass. LXXIX, 11, 3, Lampridius, Vit. Hel. 8.] + +[Footnote 87: Lamprid. Vit. Alex. Sev. 29.] + +[Footnote 88: Vopiscus, Vit. Aurel. 24.] + +[Footnote 89: Codex Justinian. IX, 18, 4.] + +[Footnote 90: Eunapius, Vit. Soph. Ed. Boissonade, 2 uitg. p. 459.] + +[Footnote 91: Cod. Justin. IX, 18, 5.] + +[Footnote 92: Cod. Justin. IX, 18, 6.] + +[Footnote 93: Cod. Justin. IX, 18, 7.] + +[Footnote 94: Vit. Soph. Ed. Boissonade 2 uitg. p. 474 vlg.] + +[Footnote 95: Theodotus, Hist. eccl. III, 21.] + +[Footnote 96: Cod. Theodos. IX, 16, 7.] + +[Footnote 97: Zosimus IV, 13 vlgg, Philostorgius IX, 15, Socrates +IV 19, Sozomenus, VI, 35.] + +[Footnote 98: Socrat. IV, 19, Sozomen. VI, 35.] + +[Footnote 99: Cod. Justin. IX, 18, 9.] + +[Footnote 100: Zosim. V, 41, Sozomen. IX, 6.] + +[Footnote 101: Nicephorus schol. ad Synes De insomn. p. 361 D. cf +Stephanus, Thes. gr ling VII (1848/54) s v. strophalos c. 886 +Psellus ad Orac Magic. p. 74, cf Stephanus Thes. gr. ling. +III (1835) s v. Hekatikos c. 360.] + +[Footnote 102: In Timaeum IV p. 240 a] + +[Footnote 103: In Tim. p. 287c.] + +[Footnote 104: Contr. Cels. V, 38, VII, 35, 64, 69, VIII, 41.] + +[Footnote 105: In Rem publ. Ed. Kroll II (1901) p. 117.] + +[Footnote 106: Greco-Egyptian frg. o. magie, ed. Goodwin (1852) +p. 4 vlg.] + +[Footnote 107: In Rem publ. Ed. Kroll I (1899) p. 110 vlg.] + +[Footnote 108: In Rem publ. Ed. Kroll I p. 39] + +[Footnote 109: De abstin. I, 31, II, 46; Sentent. 32.] + +[Footnote 110: Suidas s.v. augoeides.] + +[Footnote 111: Erman u. Krebs, Aus den Papyrus d. kon. Mus. +p. 257.] + +[Footnote 112: Erman u. Krebs, Aus d. Pap. p. 259.] + + + + + + + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Magie bij de Grieken en de Romeinen +by Karel H.E. de Jong + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GRIEKEN EN DE ROMEINEN *** + +***** This file should be named 15215-0.txt or 15215-0.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/1/5/2/1/15215/ + +Produced by Miranda van de Heijning, Frank van Drogen and the Online +Distributed Proofreading Team. + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/15215-0.zip b/15215-0.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..142ea83 --- /dev/null +++ b/15215-0.zip diff --git a/15215-8.txt b/15215-8.txt new file mode 100644 index 0000000..97c1e16 --- /dev/null +++ b/15215-8.txt @@ -0,0 +1,6823 @@ +The Project Gutenberg EBook of Magie bij de Grieken en de Romeinen +by Karel H.E. de Jong + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Magie bij de Grieken en de Romeinen + +Author: Karel H.E. de Jong + +Release Date: March 1, 2005 [EBook #15215] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GRIEKEN EN DE ROMEINEN *** + + + + +Produced by Miranda van de Heijning, Frank van Drogen and the Online +Distributed Proofreading Team. + + + + + + +VOLKSUNIVERSITEITS +BIBLIOTHEEK + +onder redactie van de Vereeniging "V.U.B." + +Prof. Dr. J. DE ZWAAN, Groningen, _Voorzitter_; Prof. Dr. Ph. KOHNSTAMM, +Amsterdam, _Ondervoorzitter_; Dr. N. ADRIANI; Prof. Mr. D. VAN BLOM; +Prof. Dr. J. BOEKE; Prof. Dr. H. BOLKESTEIN; Prof. Dr. F.J.J. +BUYTENDIJK; RADEN Dr. HOESEIN DJAJADININGRAT; H.J.G. JANSSEN VAN RAAY; +Prof. Mr. J. VAN KAN; Prof. Dr. J.W. PONT; Prof. Mr. N.W. POSTHUMUS; +Prof. Dr. A.H.M.J. VAN ROOY; Prof. Dr. C. SNOUCK HURGRONJE; IR. J.A.G. +VAN DER STEUR; Dr. H.H. ZEIJLSTRA Fzn., Deventer, _Secretaris_. + + +7 + +HAARLEM +DE ERVEN F. BOHN +1921 + +DE MAGIE +BIJ DE GRIEKEN EN ROMEINEN + +DOOR + +Dr. K.H.E. DE JONG, +Privaat-docent aan de Rijks-Universiteit te Leiden. + +HAARLEM +DE ERVEN F. BOHN +1921 + + * * * * * + + + + +_VOORREDE_. + +_De magie is in wezen handelen, actief optreden bij uitnemendheid en wel +met behulp van wonderbaarlijke of wonderbaarlijk werkende middelen, zij +doet blijken dat de mensch krachten bezit, die buiten het bereik van de +algemeen erkende zintuigen vallen; zij leidt tot de overtuiging dat onze +ziel den "dood" overleeft en dat er nog andere intelligenties zonder +cellichamen bestaan. Wat de religie betreft, deze onderscheidt zich van +de magie hoofdzakelijk daarin, dat zij tegenover de "hoogere" machten +uitteraard eene passieve houding aanneemt, een onderscheid, dat zich +echter niet streng laat doorvoeren, zooals bijv. het gebed in vele +gevallen beslist een actief karakter draagt. De mantiek, d.w.z. het om +raad vragen en uitvorschen van de toekomst buiten de rede om, wijkt +eveneens door haar passief karakter van de magie af, maar ook hier is de +grens niet scherp te trekken, daar immers de magie vaak ter wille van de +wichelarij wordt beoefend. + +Wij vatten voorts de magie meer in individueelen zin op en roeren daarom +bijv. de zg. mysterin, die immers in den grond der zaak officiele +magie waren, niet dan bij uitzondering aan. Bij de indeeling van de +gegeven stof laten wij ons door historische gezichtspunten leiden. +Hoofdstuk I behandelt den tijd tot 450 v. Chr., het tijdperk van het +naeve geloof, hoofdstuk II den tijd van 450 v. Chr.-- 100 v. Chr., +waarin het ongeloof bovendrijft, hoofdstuk III den tijd van 100 v. +Chr.-- 50 n. Chr., waarin de kentering intreedt en het ongeloof +terugwijkt; hoofdstuk IV den tijd van 50 n. Chr.-- 200 n. Chr., +waarin de nederlaag der ongeloovigen niet meer te loochenen valt, en +hoofdstuk V de laatste eeuwen der oudheid, 200_ 500 n. Chr., waarin +het geloof door de wijsbegeerte wordt gerechtvaardigd_. + +_Hypothesen wantrouwende bepalen wij ons er hoofdzakelijk toe den lezer +met de bronnen zelve in kennis te stellen. Wij hebben daarom getracht de +citaten, hoe moeilijk, ja zelfs raadselachtig deze vaak zijn, zoo +nauwkeurig mogelijk te vertalen. Ook hierbij hebben wij, zooals van zelf +spreekt, ons den arbeid onzer voorgangers ten nutte gemaakt. In de +vertaalde teksten staan onze eigene toelichtingen tusschen [ ]._ + +_Het is mij eene aangename plicht, in de eerste plaats Prof. Dr. J. de +Zwaan, en verder Dr. C. Brakman en den Heer W. C. Cape, voor de nuttige +wenken, die ik van hen ontving, mijn hartelijken dank te betuigen_. + +_Den Haag. K. H. E. de Jong_. + + + * * * * * + + + + +INHOUD. + +Blz. + +Voorrede ............................................................ V + +Inleiding............................................................ 1 + +I. Het naeve geloof................................................ 7 + +II. Het bovendrijvende ongeloof..................................... 19 + +III. Kentering...................................................... 48 + +IV. Nederlaag der ongeloovigen...................................... 80 + +V. Het geloof gerechtvaardigd door de wijsbegeerte.................. 136 + +Slotwoord........................................................... 242 + +Register............................................................ 245 + +Addenda............................................................. 247 + + + * * * * * + + + + + + +INLEIDING. + +De magie hangt samen uit allerlei bestanddeelen, die het uiterst +moeilijk is, uit elkaar te halen, te meer, daar zij immers vaak met de +wichelarij, die wij zooveel mogelijk uitschakelen, dooreen is geward. +Toch laten zich enkele onderscheidingen van principielen aard maken. +Het staat bijv. vast, dat tal van tooverpractijken overleefsels +(survivals) zijn, die het nageslacht in toepassing brengt zonder den +waren zin ervan te begrijpen. Als wij, zooals immers vaak geschiedt, +iets "afkloppen", dan denken wij er niet bij, dat dit kloppen +oorspronkelijk de bedoeling had, om afgunstige en gevaarlijke geesten of +demonen op de vlucht te drijven. Vaak maakten die overleefsels vroeger +deel uit van de eene of andere religie, zooals o.m. de doodenbezwering, +die ook in de classieke oudheid voorkwam, op een vroeger tijdperk van +doodenvereering duidt. Dikwijls echter klampt de tooverij zich ook aan +een nog bestaanden godsdienst vast en zijn nog heerschende religieuze +plechtigheden in wezen magisch. Wie bijv. eene hostie bij zich draagt, +om zich daardoor voor gevaren te beschermen, drijft tooverij met een +bestaand cultusvoorwerp, en de consecratie zelf, waardoor, volgens de +kerkleer, de substantie van het brood in de substantie van het lichaam +des Heeren verandert, is, uit een oogpunt van godsdienstgeschiedenis, +magie. Vaak echter hebben magische handelingen niets met eene +ondergegane of bestaande religie te maken en dienen zij slechts om +verbazing te wekken, ja, om er geld uit te slaan. Men denke bijv. aan +de publieke vertooningen van "telepathie", zooals ze onlangs ten onzent +de grootste belangstelling wekten, vertooningen die overigens met +telepathie in den strengen zin van het woord niets te maken hebben. En +zoo ontbrak het ook in de oudheid niet aan "toovenaars", die op de markt +aan nieuwsgierige toeschouwers voor "weinige stuivers" hunne +kunststukjes lieten zien. + +Wat de opvattingen betreft, die men in de oudheid van de magie had, ligt +het voor de hand, dat men, afgaande op de laatst vermelde practijken, +haar veelal als eene soort bedrog, hetzij van groven, hetzij van meer +verfijnden aard beschouwde. Waar dit niet opging, maakten de +ongeloovigen zich liefst met het een of andere groote woord er van af, +als bijv. "deisidaimonie", en "superstitie", beide vrijwel equivalenten +van de ten onzent geliefkoosde uitdrukking "bijgeloof". Diegenen echter, +die de magie als iets supranormaals beschouwden, stelden zich meestal +tevreden met een onderscheid te maken tusschen de magie in ongunstigen +en in gunstigen zin, waarbij men de eerste meer bepaaldelijk gotie, en +de laatste sinds de tweede eeuw na Chr. bij voorkeur thergie noemde. +Het lag echter in den aard der zaak, dat dit onderscheid niet altijd +streng in acht werd genomen. De doodenbezwering bijv., ging voor +ongeoorloofd of voor geoorloofd door naar gelang men zich hierbij van +afkeerwekkende of van onaanstootelijke middelen bediende. Denkers, die +zich niet met een diergelijk op ethische gronden berustend onderscheid +vergenoegden, legden bij hunne pogingen om de magie te verklaren, den +nadruk hetzij meer op het bestaan van geheimzinnige krachten in de +menschen en in den kosmos, hetzij meer op de inwerking van +bovenmenschelijke wezens. + +In onzen tijd heeft de poging om het alom voorkomende verschijnsel der +magie te verklaren, tot diep gaande en ingewikkelde theorien aanleiding +gegeven. Dat met enkel bedrog, hoewel bedrog op dit gebied ongetwijfeld +eene groote rol speelt, zich op lange na niet alles laat verklaren, is +zeker, en ook, dat men met groote, maar, alles wel beschouwd, zinledige +woorden als "bijgeloof" evenmin verder komt. Men beschouwt de magie +thans hoofdzakelijk als het onvermijdelijke resultaat van het nog +onlogische en niet wetenschappelijk geschoolde denken der primitieve +volkeren, terwijl men haar ook wel eens opvat als eene reactie tegen een +"hoog" religieus standpunt, reeds in overoude tijden ingenomen. Verder +zijn het thans voornamelijk twee theorien, die elkaar den voorrang +betwisten. In de eerste plaats de "animistische", volgens welke er ook +buiten de menschheid om "zielen" of "geesten" bestaan, zelfs in +voorwerpen, die wij heden ten dage als levenloos beschouwen. Hierbij +valt de nadruk op het onloochenbaar verband tusschen het geloof aan +"geesten" of "zielen" en tooverij. Daarentegen vestigt de +"praeanimistische" theorie de aandacht op het wijd verspreide geloof van +eene niet-individueele "levenskracht" door welke de tooverij wordt +verondersteld te geschieden. De aanhangers dezer theorie beroepen zich +te recht op het feit, dat bij vele magische handelingen niet aan den +bijstand of zelfs het bestaan van "geesten" of "zielen" wordt gedacht. +Beide theorien sluiten elkaar echter volstrekt niet uit, zooals immers +ook in onze dagen het geloof aan "geesten" met het geloof aan het +"magnetische flude" of "dierlijk magnetisme" bij zeer velen goed +samengaat. In elk geval is bij diergelijke theoretische overwegingen +groote voorzichtigheid aan te bevelen, aangezien wij immers het +zieleleven der huidige primitieve volkeren niet dan hoogst onvolledig +kennen en aangaande de volkeren uit overoude "praehistorische" tijden in +hoofdzaak op vrij onzekere gissingen zijn aangewezen. Maar niet alles in +de magie berust op bedrog of op foutief denken; zij steunt ook, althans +in vele gevallen, op een grondslag van "psychische" feiten, zooals men +het nu pleegt te noemen. Dat door hallucinaties, hypnose, +verbaalsuggestie en autosuggestie veel te verklaren is, wordt al lang +toegegeven. Men dient echter nog verder te gaan en zekere feiten, wier +lang ontkende realiteit nu toch meer en meer blijkt, als bijv. de +mentale suggestie of telepathie en de helderziendheid er bij te trekken; +ook de werking van psychische centra buiten den mensch om is althans +niet a priori af te wijzen. Dat bij deze onderzoekingen de grootst +mogelijke critische voorzichtigheid behoort te worden in acht genomen, +behoeft geen betoog. In elk geval moeten wij echter dit principe als +onomstootelijk aannemen; daar de magie een complex is van allerlei +heterogene bestanddeelen, moet zij ook door de samenwerking van +verschillende theorien worden verklaard. + +LITTERATUUR. + + +a. _Van algemeenen aard_, + +#H. Schurtz#, Urgeschichte der Kultur (1900). + +#A. Lang#, Magie and religion (1901), + +*#Zckler#, s.v. Magier, Magie, in Herzog, Realencyklopaedie f. +protest. Theol. u. Kirche, 3e uitg. XII (1903). + +#A.C. Haddon#, Magie and Fetishism (1906), in Religions, ancient +and modern. + +Mgr. #A. le Roy#, La religion des primitifs (1909). + +#N.W. Thomas#, s.v. Magie, in Encyclopaedia Britannica, 11e uitg. +XVII (1911). + +#Arendzen#, s.v. Occult art, occultism, in The Catholic +Encyclopaedia XI (1911). + +*#Frazer#, The golden bough, 3e uitg. 1911 - 1915. + +#R. Dussaud#, Introduction l'histoire d. religions (1914). + +#K. Beth#, Religion und Magie bei den Naturvlkern (1914). + +#R.R. Marett#, s.v. Magie (Introductory), in Encyclopaedia of +Religion and Ethics VIII (1915). + +#A. Jeremias#, Allgemeine Religionsgeschichte (1918). + + +b. _Over "Animisme."_ + + +#L. Frobenius#, Aus den Flegeljahren der Menschheit (1901). + +#E.B. Tylor#, Primitive culture, 4^e uitg. (1903). + +#Goblet d'Alviella#, s.v. Animism, in Enc. o. rel. a. eth. I +(1908). + +#A.W. Nieuwenhuis#, Die Wurzeln des Animismus. Eine Studie ber +die Anfange der naiven Religion nach den unter primitiven Malaiern +beobachteten Erscheinungen, in Internat. Archiv f. Ethnographie, XXIV, +Supplem. (1917). + +#B. Ankermann#, Totenkult u. Seelenglaube bei den afrikanischen +Vlkern, in Zeitschrift fur Ethnologie 50e jrg. (1918). + +#G.W. Gilmore#, Animism or thought-currents of primitive peoples +(1919). + + +c. _Over "Praeanimisme"_. + + +#R.H. Codrington#, The Melanesians (1891). + +#R.R. Marett#, The threshold of religion, 2e uitg. (1914). + +#R.R. Marett#, s.v. Mana, in Encycl. o. rel. a. eth. VIII (1915). + +#P. Saintyves#, La force magique (1914). + + +d. _Over "psychische" feiten_. + + +#J.A. Mac Culloch#, The childhood of fiction, a study of folktales +and primitive thought (1905). + +*#K.H.E. de Jong#, Das antike Mysterienwesen in +religionsgeschichtlicher, ethnologischer und psychologischer +Beleuchtung, 2e uitg. (1919). + +_Aanm. De met * gemerkte boeken zijn ook voor 't vervolg van dit werk te +raadplegen_. + + + * * * * * + + + + +HOOFDSTUK I. + +Het naeve geloof. + + +De oudste en prachtigste gedenkstukken der Grieksche letterkunde, de +heldendichten van Homerus (vr de zevende eeuw) bevatten verscheidene +episoden, waarin de magie onmiskenbaar op den voorgrond treedt. + +In de Ilias, die den oorlog der Grieken tegen Troje verheerlijkt, lezen +wij o.m. hoe Hera, de echtgenoote van den hoogsten god, Zeus, van +Afrodite, de godin der schoonheid, den gordel leent, aan wien eene +onweerstaanbare charme is verbonden, en Zeus zoodoende betoovert, +teneinde hem te beletten, den Trojanen bijstand te verleenen (XIV, +153-351). + +Veel sprekender is echter in dit opzicht de Odyssea, die de lotgevallen +van koning Odysseus, een der Grieksche helden uit den Trojaanschen +oorlog, bezingt. + +Odysseus toch, de meest vindingrijke en meest volhardende van alle +helden uit de classieke sagenwereld, raakt bij zijn avontuurlijken +terugkeer uit Troje met zijn eenig overgebleven schip op een onbekend +eiland verzeild, en stuurt de helft van zijne makkers op verkenning uit. +Dezen bereiken het paleis van de toovenares Circe, wier liefelijk gezang +tot hen doordringt en gaan, vriendelijk door haar uitgenoodigd, naar +binnen, op n na, die uit wantrouwen achterblijft. En terecht, want +Circe mengt onder het wijnmoes dat zij haren gasten voorzet booze +kruiden, en verandert hen door aanraking met eene tooverroede in +zwijnen. De eenige achtergeblevene makker, na tevergeefs te hebben +gewacht, keert tot Odysseus terug en spoort hem aan, zoo spoedig +mogelijk te vluchten. De held echter heeft daar geen ooren naar en gaat +terstond geheel alleen er op uit om de verlorene makkers weer op te +sporen. Onderweg ontmoet hem de god Hermes, de geleider van de zielen +der overledenen, licht hem in, hoe hij het gevaar moet afwenden en +verstrekt hem de geheimzinnige plant Moly als werkzaam tegenmiddel. +Odysseus ledigt evenzeer den verraderlijken beker, maar weet zich +ongemerkt van het tegengift te bedienen, en als Circe ook hem met de +roede aanraakt, springt hij met getrokken zwaard op haar los, als om +haar te dooden. Circe valt voor hem op de knien, smeekt om genade, en +biedt hem, als onderpand van trouw, haar liefde aan. Odysseus gaat daar +echter niet eerder op in, voordat zij zich door een plechtigen eed +gebonden heeft, geen arglist meer in 't werk te stellen. Op verzoek van +den held, geeft Circe voorts aan zijne makkers de menschelijke gedaante +terug, en de zwervelingen brengen nu een vol jaar op het toovereiland in +vreugde en genietingen door. + +Vr hun vertrek echter gebiedt Circe Odysseus, zich naar 't doodenrijk +te begeven en aldaar den ziener Tiresias omtrent zijn verderen terugkeer +te raadplegen. Odysseus ziet daar zeer tegen op, maar Circe bemoedigt +hem en geeft hem nadere inlichtingen over den tocht naar het doodenrijk +en wat hij aldaar te verrichten heeft. De held vaart naar het +doodenrijk, dat aan gene zijde der wereldzee ligt en gaat naar de plek, +hem door Circe aangewezen. Daar graaft hij met zijn zwaard een kuil van +eene el breedte en lengte, brengt daaromheen een plengoffer voor alle +dooden, eerst van honig met melk gemengd, vervolgens van wijn, daarna +van water en strooit er ten slotte wit meel op. Hij belooft aan de +"wezenlooze hoofden der dooden" na zijn terugkeer naar Ithaca, zijn +vaderland, eene allervoortreffelijkste koe te offeren, en een +brandstapel met heerlijke gaven overladen te ontsteken, maar ter eere +van Tiresias afzonderlijk een geheel zwarten ram, uitmuntende onder de +anderen, te slachten. Hierna keelt hij een mannelijk en een vrouwelijk +schaap, zoodat het bloed in den kuil vloeit en beveelt zijn makkers ze +te villen en te verbranden, onder een gebed tot de goden van het +doodenrijk, Hades en diens gade, Persephoneia. De dooden komen op, maar +Odysseus posteert zich, altijd naar de voorschriften van Circe, met +getrokken zwaard naast de groeve en laat geen der overledenen, zelfs +zijne eigen moeder niet, het bloed naderen, alvorens Tiresias te hebben +geraadpleegd. Tiresias, kenbaar aan zijn gouden staf, nadert, drinkt van +het bloed en voorspelt aan Odysseus wat hem op zijn terugkeer en na zijn +thuiskomst wacht. Odysseus laat vervolgens zijne moeder en ook andere +overledenen van het bloed drinken en onderhoudt zich met hen[1]. + +Deze verhalen, hoe mythisch ook, zijn toch voor de magie der Grieken en +Romeinen, of liever voor de magie van alle volkeren in de hoogste mate +kenschetsend. Wij zien onwillekeurig welk een nauw verband er is +tusschen tooverij en zinnelijke liefde. Wij leeren, dat de magie zelfs +den toegang tot het doodenrijk vermag te ontsluiten. Voorts blijkt bij +de doodenbezwering het hoofddoel te zijn, zich omtrent het heden en de +toekomst nader te laten inlichten; vandaar dan ook de uitdrukking +"necyomantie" of de meer gebruikelijke "necromantie", d.w.z. +"doodenwichelarij". + +In de geschiedenis is herhaaldelijk sprake van doodenbezweerders en +doodenorakelen. Wij zullen hier enkele treffende gevallen vermelden, +waarbij men zich tot genoemde bezweerders of instellingen wendde, ten +einde den toorn van overledenen te verzoenen of bijzonderheden te weten +te komen die aan de "levenden" onbekend waren. + +De lierdichter Archilochus, vaak in n adem met Homerus genoemd, was, +omstreeks 640 v. Chr., gesneuveld. Calondas die hem had neergeveld, +wilde het orakel van Delphi raadplegen, maar de Pythia (profetes) +verdreef hem, naar algemeen verzekerd werd, met de woorden: + + "Weg uit den tempel met U, die gedood hebt den dienaar der Muzen!" + +Toen hij daarop zich verontschuldigde als in noodweer te hebben +gehandeld en wenschte dat hij maar liever zelf was omgekomen, werd hem +geboden, zich naar het doodenorakel te Taenarum (in het Zuiden van de +Peloponnesus) te begeven en de ziel van den dichter door smeekbeden en +plengoffers te verzoenen. Calondas voldeed hieraan en werd toen tot +Delphi toegelaten[2]. + +Melissa, de echtgenoote van Periander, tyran van Corinthe (omstreeks 600 +v. Chr.) had van een vreemdeling een deposito ontvangen. Toen Periander, +na haar dood, dit nergens vermocht te vinden, liet hij door middel van +het vermaarde doodenorakel der Thesprotirs (in Epirus) de overledene +vragen, hem de plaats, waar het deposito verborgen was aan te wijzen. +Zij weigerde echter zulks te doen en verzekerde, koude te lijden daar +zij geen baat had van de kleeren die met haar wel begraven maar niet +verbrand waren; tevens voegde zij er een identiteitsbewijs bij van zeer +intiemen aard. De tiran, overtuigd dat hij inderdaad met zijne +overledene vrouw te doen had, liet terstond de Corinthische vrouwen van +hare gewaden berooven en deze in een kuil verbranden, waarop de schim +van Melissa, voor de tweede keer opgeroepen, de plaats van het deposito +aanwees. Het verhaal hieromtrent is bij Herodotus, den "vader der +geschiedenis", te vinden (V, 92). + +Ter loops zij hier opgemerkt, dat het een zeer oud en wijd verspreid +gebruik is, om ter eere van overledenen kleedingstukken te verbranden. +Reeds bij Homerus verzekert Andromache, de weduwe van den gesneuvelden +Trojaanschen held Hector, zijne fijne gewaden als eerbetoon in 't vuur +te zullen werpen (Ilias XXII, 510-514). Te Athene zoowel als te Rome was +het verboden, meer dan drie gewaden te gelijk met den doode aan de +vlammen prijs te geven. En nog in onzen tijd verbranden Joodsche +pelgrims in een zeker dorp van Galilea op een bepaalden dag van 't jaar +shawls en zakdoeken ter eere van overledene Rabbis. + +Van Pausanias, sinds 480 voogd van een minderjarigen Spartaanschen +koning, wordt bericht dat hij, tijdens zijn verblijf te Byzantium eene +jonkvrouw, genaamd Cleonice, had willen verleiden en haar bij +vergissing had gedood. Sindsdien werd hij onophoudelijk gekweld door de +schim der verslagene, die hem in den droom verscheen en hem dreigend +toeriep: + + "Ga uwe straf tegemoet! Baldadigheid voert ten verderve!" + +Hij nam, ten einde raad, tot het doodenorakel te Heraklea (in Klein-Azi +aan de Zwarte Zee) zijne toevlucht, liet door allerlei ceremonin en +plengoffers de ziel van Cleonice bezweren en trachtte haar toorn te +verbidden. Zij verscheen en zeide dat hij, te Sparta aangekomen, spoedig +van zijne ellende bevrijd zou zijn, zinspelende, naar het schijnt, op +het einde dat hem wachtte. Inderdaad werd Pausanias van verraad +overtuigd en vluchtte hij, om de inhechtenisneming te ontgaan, naar een +tempel, waarin men hem echter inmetselde en aan den hongerdood +prijsgaf[3]. De Spartanen werden daarna eveneens door schrikwekkende +verschijningen verontrust en daar het orakel hun gelastte de ziel van +Pausanias te verzoenen, ontboden zij "psychagogen", d.w.z. +doodenbezweerders, uit Itali, die een offer brachten en het schimbeeld +uit het heiligdom verdreven[4]. + +Aangaande de liefdestooverij zij opgemerkt, dat men daarbij, zooals +allereerst eene zinspeling van Pindarus, den verhevensten Griekschen +lierdichter (eerste helft der vijfde eeuw) aanduidt[5], o.m. een vogel +uit de familie der spechten, den draaihals (gr. iynx) op een rad (of +schijf) bond en in eene zekere richting ronddraaide. Wij zullen in +hoofdstuk II er een hoogst interessant voorbeeld van aanhalen. + +Het spreekt vanzelf dat de magie zich niet bij de doodenbezwering en de +opwekking of verdrijving van liefde beperkte, maar haren invloed op het +geheele leven liet gelden. Door tooverij trachtte men ziekten te +genezen--reeds de Odyssea (XIX, 457 vlg.) kent eene bezwering, die eene +bloedende wond vermag te stelpen--, door tooverij een vijand te schaden, +ja, zoo mogelijk, te dooden--waartoe men reeds vroeg van wassen beeldjes +gebruik maakte--, door tooverij zelfs het weder en levenlooze wezens te +benvloeden--zooals men van de Thessaalsche heksen vertelde, dat zij de +maan van den hemel vermochten omlaag te trekken. + +Aan de mythische figuur van den zanger Orpheus knoopte zich, ongeveer +sinds het begin der zesde eeuw, eene geheele litteratuur vast, die in +hooge mate een magisch karakter droeg. Orpheus zelf ging door voor een +groot toovenaar. Orphische amuletten waren in omloop. De orphische +tooverliederen riepen, naar het heette, gestorvenen weer in het leven +terug, en bezielden levenlooze voorwerpen. Rondreizende profeten +beweerden, door offers en allerlei andere ceremonin, overeenkomstig de +voorschriften van Orpheus, aan belanghebbenden de zaligheid in het +hiernamaals te kunnen waarborgen. + +Een historisch figuur daarentegen en wel uit de tweede helft der zesde +eeuw v. Chr. is Pythagoras, de ascetische, aristocratisch gezinde, +geheimzinnige hervormer, die ook als een magir en wel voornamelijk een +beoefenaar der doodenbezwering werd beschouwd. Aangaande zijn +volgelingen waren soortgelijke geruchten--blijkbaar niet zonder +reden--in omloop. De veelzijdige en geniale Siciliaan Empedocles (495 - +435), arts, staatsman, dichter, wijsgeer, wiens leeringen soms aan de +evolutie-theorie doen denken, had eveneens de faam van wonderdoener, +hetgeen zeer zeker niet in tegenspraak is met het volgende fragment +waarschijnlijk uit zijn leerdicht "De natuur"[6]: + + "Alle kruiden die er groeien om ziekten en ouderdom af te weren, + zult gij leeren kennen, daar ik U alleen dit alles wil + toevertrouwen. Gij zult het geweld der onvermoeide winden tot staan + brengen, die zich tegen de aarde verheffen en met hun ademtocht de + bouwlanden vernielen en omgekeerd zult gij, als gij het wilt, tot + herstel van het evenwicht, de winden er bij roepen; gij zult eene + donkere regenbui op tijd voor de menschen in droogte doen + verkeeren; gij zult ook de zomerdroogte in stroomen herscheppen, + die den groei der boomen bevorderen....gij zult uit de onderwereld + de kracht van een gestorven man weer terugroepen." + +Van de magie bij de oudste Romeinen weten wij slechts zeer weinig. +Volgens latere berichten zou Numa Pompilius, de tweede, overigens +legendaire koning van Rome, zich er op hebben toegelegd om, door middel +van tooverij, de gestalten der goden in het weerspiegelende water te +aanschouwen (hydromantie, d.i. waterwichelarij)[7] en zou zijn evenzeer +legendaire opvolger, Tullus Hostilius, door een geheim offer Juppiter, +den hoogsten god, getracht hebben op te roepen, maar wegens het niet in +acht nemen van den juisten ritus door den vertoornden god met den +bliksem zijn getroffen[8]. Zeker is het, dat de zoogenaamde wet der +twaalf tafelen (ongeveer uit het midden der vijfde eeuw) dengene met +straf bedreigde, die het veldgewas had betooverd of eene booze bezwering +had uitgesproken. + +Vatten wij de uitkomsten van ons onderzoek over de magie in de vroegste +eeuwen der klassieke oudheid samen, dan valt te constateeren dat zij +blijkbaar van meet af aan in Griekenland en Itali inheemsch was, dat +zij wel is waar veelal angstvallig geschuwd en soms van rechtswege +gestraft, maar ook in noodgevallen zelfs door regeeringen te hulp +geroepen werd en dat, naar alle waarschijnlijkheid, slechts +enkelen,--bijv. zeer zeker de panthest Xenophanes uit de zesde +eeuw--hare realiteit in vollen ernst betwijfelden of ontkenden. + + +Litteratuur. + + +*#D. Tiedemann#, Disputatio de quaestione quae fuerit artium magicarum +origo (1787). + +*#L. Georgii#, s.v. Magie, in Pauly, Real-Encycl. d. class. Alt. IV +(1846). + +*#Kroll#, Antiker Aberglaube, in Samml. gemeinverst. wiss. Vortrge, N.F. +Heft 278 (1897). + +*#K.H.E. de Jong#, De Apuleio Isiacorum mysteriorum teste. Dissert. Leiden +(1900). + +*#H. Hubert#, s.v. Magia, in Daremb. e. Sagl. Dict. d. ant. gr. e. rom. T. +III, 2 part. (1904). + +*#Gruppe#. Griech. Myth. u. Rel. II (1906). + +#E. Samter#, Die Religion der Griechen, in Aus Natur u. Geisteswelt Bd. +457 (1914). + +*#A. Abt#, Die Apologie des Apuleius von Madaura u. die antike Zauberei, +in Religionsgesch. Vers. u. Vorarb. hrg. v. Dieterich u. Wnsch, IV Bd. +2. Hft. (1908). + +#F.B. Jevons#, Graeco-Italian Magie, in Anthropology a. t. classics. Six +lectures edited by R.R. Marett (1908). + +#Bouch-Leclereq#, Histoire de la divination dans l'antiquit +(1879-1881). + +*#Bouch-Leclercq#, s.v. Divinatio, in Daremb. e. Sagl. Dict. d. +ant. gr. e. rom. T. II, I part. (1892). + +*#Dubray#, Necromancy, in The Cath. Encycl. X (1911). + +#Mau#, s.v. Bestattung, in Pauly, Real-Encyd. d. cl. Alt. 2e uitg. +III (1899). + +#Frazer#, Adonis, Attis, Osiris I (1914). + +#Gruppe#, s.v. Orpheus, in Roscher, Lex. Mythol. III. + +*#Zeller#, Die Philosophie d. Griechen I. 5e uitg. (1892). + +*#W. T(euffel)#, s.v. Iynx, in Pauly, Real-Enc. d. cl. Alt. IV +(1846). + +#Gossen# s.v. Iynx, in Pauly, Real-Encyd. d. d. Alt. 2e uitg. X +(1919). + +*#R. Heim#, Incantamenta magica graeca latina, in Jahrbcher f. +class. Philologie, v. Fleckeisen, XIX Supplementb. (1893). + +*#Pfaff#, s.v. Incantatio, in Pauly, Real-Enc. d. cl. Alt. 2e uitg. +IX (1916). + + + * * * * * + + + + +HOOFDSTUK II. + +*Het bovendrijvende ongeloof.* + + +De tweede helft der vijfde eeuw vr Christus is de tijd der +"sophisten", die, Griekenland in alle richtingen doorkruisende, +onderricht gaven in welsprekendheid en in practische levenswijsheid. Zij +oefenden scherpe critiek op de van oudsher heerschende opvattingen en de +eminentste van hen, Protagoras, trok zelfs het bestaan der goden in +twijfel. Waarschijnlijk heeft de twijfel aan de realiteit der magie zich +inzonderheid van hen uit in ruimeren kring verspreid. + +Toch was het nog langen tijd veel meer de angst dan de twijfelzucht, die +de houding van het groote publiek tegenover de magie bepaalde. Dit +blijkt zonneklaar uit de beschouwingen dienaangaande van den +dichterlijken denker, die voornamelijk door zijn stijl zulk eene +bekoring op het nageslacht heeft uitgeoefend, dat hij ook nu nog door +velen als de grootste Griek wordt beschouwd--Plato uit Athene (427-- +347). + +Plato toch geloofde niet alleen dat bij de graven wel eens +"schaduwachtige verschijningen" van overledenen, die een te materiel +leven hadden geleid, gezien werden;[9] hij spreekt ook van eene "kunst +der bezweringen", "die eene betoovering is van slangen, spinnen, +schorpioenen en andere dieren en ziekten"[10] en van eene "zwarte" +magie, zooals men nu zou zeggen, die zelfs gezondheid en leven bedreigt. + +In zijn laatste werk "De wetten" heeft hij het o.m. over schade, door +vergif of tooverij toegebracht (XI 932^e-933^e): + + "Het feit dat er twee soorten van vergiftiging onder het + menschelijk geslacht gebruikelijk zijn, maakt de uiteenzetting + hieromtrent langdradig. De eene n.l. is die, welke op natuurlijke + wijze door lichamelijke middelen den lichamen schade berokkent; de + andere die, welke door middel van zekere tooverijen, bezweringen en + boeingen, zooals men 't noemt, werkt en zoowel aan boosdoeners de + overtuiging geeft, dat zij iets diergelijks vermogen, als aan + anderen het geloof, dat zij in de ergste mate door diegenen, die + vermogen te tooveren, schade lijden. Het is niet gemakelijk, er + achter te komen, hoe het met deze en diergelijke dingen eigenlijk + gesteld is, noch, als men er achter kwam, doenlijk, anderen + daaromtrent op overtuigende wijze in te lichten. En ook is het een + onbegonnen werk, menschen, die om diergelijke redenen argwaan tegen + elkander koesteren, te willen voorlichten, en als ze bijgeval + wassen beeldjes, 't zij bij hunne deuren, 't zij bij driesprongen, + 't zij bij de grafmonumenten hunner ouders zien, hen aan te sporen, + niets om al dat soort dingen te geven, daar ze toch geen duidelijk + inzicht dienaangaande hebben. Wij maken de wet in kwestie tweeledig + en gaan in de eerste plaats iemand--op welk van beide manieren hij + ook trachte schade te berokkenen--verzoeken en aanraden niet te + probeeren iets diergelijks te doen en niet het gros der menschen + als kinderen schrik aan te jagen en bang te maken, noch ook den + wetgever en rechter te noodzaken de menschen van diergelijke + angsten te genezen, daar in de eerste plaats hij, die probeert in + dier voege schade te berokkenen, niet weet wat hij doet, zoowel wat + de lichamen betreft, als hij geen verstand heeft van geneeskunde, + als wat de tooverijen betreft, wanneer hij geen wichelaar of + teekenuitlegger is. De wet aangaande vergiftiging en tooverij luide + aldus: Indien iemand door vergif een ander persoonlijk of diens + slaven eene niet-doodelijke schade toebrengt, of zijn kudden of + bijenkorven hetzij eenige andere hetzij doodelijke schade + berokkent, moet hij, wanneer hij een geneesheer is en wegens + gifmengerij wordt veroordeeld, met den dood worden gestraft; als + hij echter een leek is, moet de rechtbank uitmaken, welke straf of + boete hij dient te ondergaan. Als iemand echter den indruk maakt + van door boeingen of aantrekkingen of zekere bezweringen of door + welke hekserijen van dien aard ook, schade te hebben berokkend, + moet hij, als hij een wichelaar of teekenuitlegger is, sterven, als + hij echter zonder kennis van wichelarij wegens tooverschade wordt + veroordeeld, moet ook aangaande hem de rechtbank schatten, welke + straf of boete hem haars inziens moet worden opgelegd." + +Hoogst kenschetsend is ook het volgende (X, 909a-c): + + "Wie het bestaan van goden of hunne voorzienigheid loochenen of + gelooven dat ze te verbidden zijn en voorts tot het dierlijke + vervallen en, de menschen verachtende, velen van de levenden + verleiden en beweren de gestorvenen op te roepen en belooven de + goden over te halen, d.w.z. ze door offers en gebeden en + bezweringen betooverende, en zoowel particulieren als geheele + families en steden ter wille van 't geld probeeren te gronde te + richten,--wie hieraan blijkt schuldig te zijn, dien veroordeele de + rechtbank om, overeenkomstig de wet, in de gevangenis in 't + binnenland te worden opgesloten en dat nooit eenig vrij persoon + toegang tot hem hebbe en dat hij de voeding, hem door de mannen der + wet bepaald, uit handen van slaven ontvange; als hij sterft, dan + moet men hem buiten de grenzen werpen en hem de begrafenis + ontzeggen. En als een vrije hem helpt begraven dan mag wie maar + wil hem wegens goddeloosheid aanklagen." + +Wie hier ook maar eenigszins objectief tegenover staat, zal moeten +erkennen, dat zelfs "de goddelijke" Plato zich door bigotterie en +staats-fanatisme op de treurigste wijze heeft laten verblinden. Het is +toch al te naef, een kwaadwillige vaderlijk te vermanen zijn +evenmenschen vooral geen schrik aan te jagen, en te onzinnig, +gevangenisstraf te eischen voor diegenen, die eene geheele stad trachten +te gronde te richten, maar de doodstraf voor hen, die aan een bijenkorf +eene niet-doodelijke schade toebrengen! Zeer zeker is het voor Plato +eene verzachtende omstandigheid, dat hij niet de laatste hand aan dit +werk heeft kunnen leggen, maar eene zware verantwoordelijkheid rust op +hen, die zulk verward en verderfelijk geschrijf--men denke slechts aan +de heksenprocessen--gedurfd hebben te publiceeren. + +Van Aristoteles (384--322), den universeelen en tevens nuchteren man der +wetenschap, werd, zooals wij in hoofdstuk V nader zullen zien, +verzekerd, dat hij de realiteit der magie loochende, en dit stemt ook +met hetgeen ons van hem is bewaard gebleven, goed overeen. Echter heeft +hij in zijn geschrift "Over het voorspellen in den slaap" erkend, dat +wij somtijds in onze droomen de toekomst vooruitzien en in c. 2 +getracht, de meest raadselachtige gevallen aldus te verklaren: + + "Evenals wanneer iets het water of de lucht in beweging brengt, + het bewogen gedeelte weer een ander gedeelte in beweging brengt en + wanneer dat tot rust is gekomen, het voorkomt dat zulk eene + beweging tot een zeker einddoel voortgaat, hoewel hetgeen de + beweging veroorzaakte niet meer aanwezig is, aldus is er niets + tegen, dat zekere bewegingen en gewaarwordingen de droomende zielen + bereiken...en hoe ze ook tot [ons] geraakt zijn, 's nachts meer + waarneembaar zijn, doordat ze, wanneer zij zich over dag + voortplanten, eerder opgelost worden (want de lucht is 's nachts + minder in beroering omdat er dan meer windstilte heerscht) en in + het lichaam tengevolge van den slaap eene gewaarwording + veroorzaken, omdat de slapenden meer dan de wakenden ook de kleine + inwendige bewegingen gewaar worden. Deze bewegingen veroorzaken + voorstellingen, waaruit men de, toekomst aangaande de betrokken + voorwerpen vooruitziet." + + "Dat kennissen het meest de toekomst van kennissen vooruitzien, + komt door het feit dat kennissen het meest over elkaar bezorgd + zijn. Want evenals ze elkaar uit de verte zeer snel herkennen en + gewaar worden, aldus worden ze ook de [bovenbedoelde] bewegingen + snel gewaar, want de bewegingen, die van kennissen uitgaan, zijn + gemakkelijker kenbaar". + +Men heeft opgemerkt dat volgens deze ietwat duistere verklaring een +zeker rapport tusschen kennissen zou bestaan en dat derhalve aan +Aristoteles het geloof aan "telepathie", d.w.z. "gedachteoverbrenging" +of juister de overbrenging van gedachtebeelden, indrukken, gevoelens +buiten de gewone zintuigelijke kanalen om, niet vreemd zou zijn geweest. +Van hoe groot belang dit voor ons onderwerp is, zal spoedig blijken. + +De Atomisten, die de ziel verklaarden voor een aggregaat van +stofdeeltjes dat zich tegelijk met de ontbinding van het lichaam zou +oplossen, werden gewoonlijk mede onder hen gerekend, die de realiteit +der magie loochenden. Echter trachtte Democritus ( 400 v. Chr.) de +grootste der atomisten, het geloof aan het "booze oog", dat nu nog in de +landen om de Middellandsche Zee sterk leeft, te rechtvaardigen door +zijne leer der "Idolen", d.w.z. ijle beelden, die door de lucht zweven +en verklaarde hij het alomverspreide geloof aan goden door de +verschijningen van reusachtige en lang levende, schoon niet +onsterfelijke "Idolen"[11]. Er waren dan ook willekeurige hypothesen en +ingewikkelde redeneeringen noodig om te ontkomen aan consequenties, die +tot de realiteit van geestverschijningen en tooverij voerden. Ja, +Epicurus (341-270) die de atoomleer tot een ethisch systeem verwerkte en +haar zulk eene groote populariteit deed erlangen, heeft, in zijn ijver +voor de wilsvrijheid, de uitspraak gedaan: "Het ware beter zich aan de +fabelleer over de goden te houden, dan slaaf te zijn van het noodlot +der natuurkundigen, want de fabelleer geeft toch eenige hoop, de goden +door eerbetooning te kunnen verbidden, maar het noodlot oefent een +onverbiddelijken dwang uit[12]", een uitspraak, die met eene plat +materialistische opvatting der dingen in onverzoenlijken strijd is. + +De Cynici, d.w.z. Hondschen, aldus genoemd om hunne primitieve +levenswijze, die vaak ook met goede zeden in botsing kwam, verstompten +zich door hun hoofddogma van de zelfgenoegzaamheid der deugd den blik +voor de fijnere verschijnselen van het zieleleven. De populairste +vertegenwoordiger dier richting, Diogenes (tweede helft der vierde eeuw) +verzekerde dat wij na den dood in 't geheel niets meer waarnemen[13], en +dat hij, lettende op droomuitleggers, wichelaars en diegenen, die aan +hunne woorden geloof slaan, niets zotters vond dan den mensch[14]. Geen +wonder, dat de Cynici ook in latere eeuwen een verwoeden strijd voerden +tegen alles wat naar magie en het soortgelijke zweemde. + +De Sceptici eindelijk (sinds ongeveer 350 v. Chr.), die tengevolge van +hun twijfel aan de juistheid van onze waarnemingen en redeneeringen ook +de meest alledaagsche feiten op losse schroeven stelden, wilden van het +wonderbaarlijke in 't geheel niets afweten; ook zij richtten hunne +wapenen onvermoeid tegen de magie en hare voorvechters, waarbij zij zich +o.m. niet ontzien hebben, een man als Pythagoras voor een bedrieger uit +te maken[15]. + +De nuchtere, materialistische, van het ongewone afkeerige wijsgeeren +voerden ruim twee eeuwen lang den boventoon, voornamelijk in de kringen +der "intellectueelen." Het was een tijd van "verlichting." + +Bij zulk eene mentaliteit tiert van alle litteratuur-genres de comedie +het meest, die immers uitteraard vijandig staat tegenover het +wonderbaarlijke. + +Reeds Aristophanes ( 445 - 385), de beroemdste dichter der +oud-Attische comedie, had herhaaldelijk den draak gestoken met de +tooverkunst. + +In zijn "Wolken" (423) neemt een oude boer, die diep in de schuld zit, +zijn toevlucht tot Socrates en vraagt hem, hoe hij zich aan de +uitbetaling van de renten zou kunnen onttrekken. Na lang praten raadt +Socrates den boer aan, zich in te hullen en zelf iets uit te denken. De +boer jammert, maar gehoorzaamt en roept v. 746 in eens uit: + + "O beste Socrates! + + Socrates. Wat is er, vadertje? + + Boer. Ik heb iets bedacht om van mijne rente af te komen. + + Socrates. Laat eens hooren. + + Boer. Zeg mij eens-- + + Socrates. Wat? + + Boer. Als ik eene Thessaalsche toovenares geld gaf, en de maan 's + nachts omlaag haalde en ze vervolgens als een spiegel, opborg in + eene ronde doos en goed bewaarde-- + + Socrates. Wat zou je dat helpen? + + Boer. Wat? Als de maan nooit weer opkwam, zou ik geen rente + behoeven te betalen. + + Socrates. Hoe zoo? + + Boer. Omdat de rente per maand wordt uitbetaald. + +Een Grieksche maand liep nl. van de eene opkomende maan tot de volgende. + +En in zijn laatste stuk, Plutus (388) bespot Aristophanes (v. 649-747) +de wonderdadige genezing van den blinden Plutus (god van den rijkdom) op +eene manier, die de ergste straatjongen hem niet had kunnen verbeteren. + +In de latere comedieschrijvers wordt al spoedig de geest van Epicurus +vaardig; ook Menander ( 343/2- 291/0) de bekendste van allen maakt +hierop geen uitzondering. Dit blijkt reeds uit de titels van sommige +stukken als de "Demonenvreezer" en de "Thessaalsche", die blijkbaar tot +hoofddoel hadden, het wonderbaarlijke en magische te bespotten. + +Met dat al was de magie in die tijden voor de letterkundigen niet +slechts een voorwerp van spot. Ook hare potische zijde oefende eene +machtige bekoring uit en de grootste dichters hebben er partij van weten +te trekken. + +Euripides (481- 406), de fijngevoeligste en wetenschappelijkste der +Grieksche tragici, koos tot onderwerp van zijn beroemdste drama de +tooveres Medea (431). + +Medea, evenals Circe eene figuur uit de mythologie, was de dochter van +Ates, heerscher van het wonderland Colchis, aan de kust der Zwarte Zee +en ten Zuiden van den Caucasus gelegen. Jason uit Thessali kwam tot +Ates om het gouden vlies op te eischen, maar de koning verklaarde dit +slechts aan dengene te zullen uitleveren, die een allergevaarlijksten +kampstrijd met goed gevolg zou hebben daarstaan. Medea vatte liefde voor +Jason op en stelde hem door toovermiddelen in staat de bovenmenschelijke +taak te volbrengen; toen Ates des ondanks met de uitlevering van het +gouden vlies talmde, hielp zij Jason dit heimelijk te ontvoeren en +vluchtte zij met hem naar Griekenland, waar zij tal van jaren samen een +gelukkig leven leidden. + +In zijn treurspel schetst Euripides hoe Jason Medea, aan wie hij zooveel +te danken had, verstoot om met de dochter van een koning in 't huwelijk +te treden. Medea, vastbesloten zich te wreken, veinst in haar lot te +berusten en zendt zelfs de bruid kostbare kleeren en een gouden krans +ten geschenke. De uitwerking dier geschenken wordt in het navolgende tot +Medea gerichtte bodeverhaal (v. 1159-1221) aanschouwelijk beschreven: + + "Zij [de koningsdochter] nam de bonte gewaden en deed ze zich om, + zette den gouden krans op hare lokken, schikte het haar voor den + glimmenden spiegel op en lachte haar zielloos evenbeeld toe. + Vervolgens stond ze van haar zetel op, ging door 't vertrek heen, + bevallig stappende met blanken voet, en, boven mate verblijd met de + geschenken, draaide ze vaak het hoofd om, en keek naar haar + opgeheven hiel. Wat er echter op volgde, was een verschrikkelijk + tooneel om te zien. Ze verandert van kleur, gaat + schuinschachteruit, bevende aan hare leden en ter nauwernood + voorkwam zij een val door in den stoel neer te zinken. En eene oude + dienares, in den waan, dat de toorn van Pan of van een ander god op + haar neerkwam [en haar tot waanzin bracht] gilde een gebed uit, + totdat ze zag hoe wit schuim uit den mond vloeide, hoe ze de + oogpupillen verdraaide, en geen bloed meer in 't vleesch was; toen + ging ze van 't gegil tot eene luide weeklacht over. Terstond rende + de eene slavin naar 't huis van haar vader, de andere naar den + bruidegom om te berichten, wat de bruid overkwam. Het geheele huis + dreunde van al het geloop. En reeds zou een hardlooper in stagen + draf het einddoel van een renbaan hebben bereikt, toen de + rampzalige met een naar gesteun uit hare sprakeloosheid ontwaakte + en het oog weer opensloeg. Een dubbel onheil bestookte haar; de + gouden wrong om 't hoofd zond een wonderbaarlijken stroom uit van + alverslindend vuur en de fijne kleeren, uw geschenk, verteerden het + blanke vleesch der ongelukkige. In brand geraakt, vliegt ze op van + haar stoel, schudt het haar en het hoofd nu herdan derwaarts heen + en wil den krans afwerpen. Maar de gouden band bleef vastzitten en + wanneer zij 't haar schudde, ontvlamde het vuur dubbel zoo erg. Zij + valt op den grond, door 't onheil overweldigd, en behalve voor haar + vader moeilijk te herkennen. De stand van hare oogen, de edele vorm + van het gelaat waren verdwenen, bloed, met vuur vermengd, druppelde + neer uit haren kruin en het vleesch viel, door den onzichtbaren + beet van het vergif, van hare beenderen af, zooals hars uit een + pijnboom druppelt--een ontzettend schouwspel. Schrik belette allen, + het lijk aan te raken; haar afgrijselijk lot was voor ons eene + waarschuwing. Maar de rampzalige vader, in zijne onwetendheid van + 't onheil, komt plotseling binnen, werpt zich op 't lijk, weeklaagt + luid, slaat de armen om haar heen, kust haar en spreekt haar toe: + "O arm kind, welke demon heeft U zoo schandelijk doen omkomen? Wie + maakt den grijsaard, van U beroofd, een graf gelijk? Wee mij, mocht + ik maar met U sterven kind!" Toen hij echter met treuren en + weeklagen ophield en zijn oud lichaam weer wilde opheffen, kleefde + hij vast aan die fijne kleeren als de klimop aan een laurierspruit, + en 't werd eene verschrikkelijke worsteling: hij toch wilde zijne + knie opheffen, maar zij hield hem vast, en als hij zich met geweld + wilde losrukken, scheurde hij het grijze vleesch van zijne + beenderen af. Ten slotte bezweek hij en gaf den geest. Het onheil + was hem te machtig. Daar liggen ze nu dood naast elkaar de dochter + en de grijze vader, een ramp, die tot tranen roert." + +Theocritus, de grootste bucolische, d.w.z. landelijke dichter (eerste +helft der derde eeuw) beschrijft in zijne tweede ecloga "De +toovenaressen", hoe een verlaten meisje haar geliefde door magie weer +tot zich tracht te trekken. Zij bezigt tot dat doel allerlei +toovergerei, voornamelijk echter den draaihals, reeds in ons eerste +hoofdstuk vermeld. Vandaar het refrein in het gedicht, dat wij hier +gedeeltelijk laten volgen: + + "_De toovenaressen_. + + Waar zijn me de laurieren? Thestylis, breng ze! Waar de + tooverkruiden? Omkrans de schaal met de roode wol van een schaap, + opdat ik den tegenover mij hardvochtigen man, dien ik toch zoo lief + heb, moge boeien, die sinds twaalf dagen, o, die ellendeling! nog + maar niet komt, en niet weet of ik gestorven ben of nog in leven en + niet aan mijne deur heeft geklopt, die wreedaard! Heeft Eros, heeft + Aphrodite zijn wuft gemoed elders heen gevoerd? Ik ga naar de + worstelschool van Timagetos, morgen, om hem te zien, en zal hem + verwijten dat hij zoo met mij omspringt. Nu echter zal ik hem door + de kracht van het offer boeien. Maar gij, o Maangodin, blink + schoon! Want U zing ik toe, o kalme godin, en U, onderaardsche + Hecate, waarvoor ook de honden sidderen, als gij schrijdt door de + graven om het donkere bloed te slurpen. Wees gegroet, o Hecate, + schrikwekkende en sta mij bij, tot het einde toe, bewerk dat deze + kruiden niet zwakker mogen zijn dan die van Circe noch die van + Medea noch die van de blonde Perimede[16]. + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Eerst moet het offermeel in 't vuur rooken. Maar strooi het er toch + in, Thestylis! Ongeluk, waar zijn je hersens gebleven? Of steekt + gij, vuilpoes, ook al den draak met mij? Strooi en zeg te gelijk + dit: "Ik strooi de beenderen van Delphis." + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Delphis martelde mij. Maar ik brand tegen Delphis den laurier, en + evenals deze, door het vuur gegrepen, luid kraakt en plotseling is + ontvlamd en wij zelfs geen asch van haar zien, zoo moge ook het + vleesch van Delphis in de vlam worden verteerd. + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Evenals ik dit was[sen beeld?] met de hulp der godin laat + versmelten, zoo moge Delphis uit Myndos terstond door liefde + versmelten. En evenals die bronzen toovertol door de kracht van + Aphrodite wordt rondgedreven, zoo moge hij ronddraaien rondom mijn + huis! + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Nu offer ik de klei. Gij, Artemis, zoudt zelfs het gevoellooze + staal kunnen ontroeren en wat er verder onwrikbaar is--Thestylis, + de honden huilen door de stad heen; de godin is op de driesprongen; + sla gauw op het bronzen bekken! + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Zie daar! de zee zwijgt, de winden zwijgen, de smart echter in mijn + borst zwijgt niet, maar ik verteer geheel van liefde voor hem, die + mij, rampzalige, in plaats van zijne gade tot eene slechte deerne + heeft gemaakt. + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + * * * * * + + Deze franje van zijn mantel verloor Delphis, die ik nu uiteen pluk + en in het woeste vuur werp. O martelende liefde! hoe hebt gij als + een bloedzuiger aan mij hangende al het donkere bloed uit het + lichaam gedronken! + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe! + + Eene waterhagedis stamp ik fijn en breng U morgen een boozen drank. + Thestylis, neem die tooverkruiden en besmeer daarmee van boven zijn + deurpost zoolang het nog tijd is, en zeg, er op spuwende: "Ik + vermorzel de beenderen van Delphis!" + + Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe!" + +Deze booze tooverij, het "envotement", dat bij vrijwel alle volkeren +voorkomt, berust in de eerste plaats op het geloof, dat de mensch +doortrokken is met eene soort zelfstandigheid, die ook op de voorwerpen +overgaat, waarmede hij in aanraking komt. Door op die voorwerpen, zooals +in het vermelde geval op een stuk van een kleed in te werken, meent men +den persoon zelf te treffen, die verondersteld wordt er altijd in +psychisch contact mede te blijven. Onwillekeurig denken wij hierbij aan +het veelbesprokene "magnetische flude" en enkele onderzoekers hebben +dan ook in die richting proeven genomen, uit welke zou zijn gebleken, +dat het gebruik in quaestie, schijnbaar alleronzinnigst, toch nog op +eenigen rationeelen grondslag zou berusten. Zeker is het, dat bij +primitieve volkeren de suggestie zulk eene onweerstaanbare uitwerking +heeft, dat menigeen, zoodra hij gelooft betooverd te worden, door de +bloote angst ziek wordt en wegkwijnt. Maar het envotement veronderstelt +nog een ander geloof, n.l. dat symbolische handelingen reele gevolgen +kunnen hebben, bijv. wanneer men, zonder iets te bezitten wat met het +slachtoffer in aanraking is geweest, eene figuur ervan in het zand +teekent en daarin met stokken prikt. Hierbij toch wordt blijkbaar +aangenomen, dat de mensch het vermogen bezit om door wilsconcentratie +een ander op afstand te deren, en tevens dat die wil door eene +symbolische handeling tot hoogere kracht wordt opgevoerd. De echte +telepathische experimenten in aanmerking genomen--niet de publieke +vertooningen tegen entree, die onlangs zoo grooten opgang hebben +gemaakt--zou iets dergelijks niet als onmogelijk te beschouwen zijn, +maar toch altijd wel tot de grootste uitzonderingen behooren. + +Apollonius uit Rhodus, een tijdgenoot van Theocritus, verhaalt in het +derde boek van zijn epos "Argonautica" op uitvoerige en dichterlijke +wijze, hoe de toovenares Medea (zie boven) liefde voor Jason opvat en +hem de middelen aan de hand doet zich onkwetsbaar te maken, ten einde de +hem wachtende kampstrijden met goed gevolg te kunnen doorstaan. De held +gaat heen, om hare aanwijzingen ten uitvoer te brengen (v. 1191--1224): + + "De avondzon dook in de duistere aarde weg achter de verstafgelegen + bergkruinen der Aethiopirs. De nacht legde hare paarden het juk + op; de helden maakten hunne legersteden gereed bij de kabeltouwen. + Maar zoodra de lichten van het schoonblinkende beergesternte + overhelden en de lucht van af den hoogen hemel volslagen kalm was + geworden, stapte Jason heimelijk als een dief naar de eenzaamheid, + met al zijne benoodigdheden, want hij had overdag voor alles + afzonderlijk gezorgd; een ooi en melk uit de wei kwam zijn makker + Argos brengen; het overige nam hij uit het schip zelf. Maar toen + hij een plek zag, die bezijden het pad der menschen lag, kalm te + midden van zuivere beemden, baadde hij allereerst, overeenkomstig + den ritus, zijne slanke gestalte in de goddelijke rivier, en + omkleedde zich met den donkeren mantel, dien Hypsipyle uit Lemnos + hem vroeger geschonken had als eene herinnering aan hunne innige + liefde. Na vervolgens een kuil van eene el breedte in den grond te + hebben gegraven, hoopte hij gekloofd hout op, sneed een lam de keel + af en strekte het naar behooren over den kuil heen uit; hij stak de + blokken van onder in brand en goot gemengde plengoffers uit, + Hecate-Brimo [de geweldige] aanroepende als helpster bij de + kampstrijden. En na die aanroeping ging hij weer terug; de geduchte + godin echter, haar vernemende uit de diepste holen, begaf zich naar + het offer van Jason toe; haar omkransden schrikwekkende slangen te + midden van eikenloof; ontzaglijk straalde het licht der fakkels; + onderaardsche honden deden om haar heen een scherp geblaf hooren. + Alle weilanden langs het pad sidderden; de moerasbewonende nimfen, + die rondom de beemden van den Phasisstroom zwieren, gilden het uit. + Jason beving wel de vrees, maar desondanks zag hij niet om en zijn + voeten droegen hem verder, totdat hij zich onder zijne makkers had + gemengd; reeds wierp de in de vroegte geboren Dageraad verrijzende + zijn licht over den besneeuwden Caucasus." + +Het reinigingsbad heeft hier kennelijk bovenal de bedoeling, de booze +demonen af te weren, die licht op den tooverende een schadelijken +invloed vermochten uit te oefenen. + +Ook elders is dit heldendicht, dat inzonderheid bij de Romeinen in groot +aanzien stond en sterk werd nagevolgd, rijk aan verhalen over magie. + +Dat men ook in die tijden van spot en scepticisme zich, hetzij voor +goede, hetzij voor booze doeleinden van tooverij bediende, blijkt uit +tal van gegevens. + +In eene redevoering (na 327) die op naam van Demosthenes gaat en in elk +geval tot de meest boeiende lectuur uit de oudheid behoort, t.w. eene +aanklacht tegen den "chanteur" Aristogiton, vinden wij vermeld dat de +Atheners de "giftmengster" Theoris, "de Lemnische" met haar geheele +geslacht ter dood lieten brengen en wordt de broeder van Aristogiton +ervan beschuldigd, door middel van eene slavin der tooveres hare kruiden +en bezweringen te hebben overgenomen ten einde, naar zijn zeggen, +daardoor o.m. lijders van de vallende ziekte te genezen. (I. Rede tegen +Arist. c. 79 vlg.). + +Aan koning Pyrrhus (gest. 272), den bekenden tegenstander der Romeinen, +werd eene wonderbare geneeskracht toegeschreven: + + "Men geloofde dat hij aan miltzieken genezing bracht door een + witten haan te offeren en hun, terwijl zij achteroverlagen, met den + rechter voet de milt zachtjes aan te raken. Niemand was zoo arm of + onaanzienlijk, dat hem niet op verzoek die behandeling werd + toegestaan. Pyrrhus kreeg dan ook den haan, wanneer hij hem + geofferd had, en op dit eergeschenk was hij bijzonder gesteld. Men + zegt ook, dat de groote teen van dien [rechter] voet eene + goddelijke kracht had, zoodat hij na zijn dood, terwijl het overige + lichaam verbrand was, ongedeerd en door het vuur onaangeraakt werd + gevonden"[17]. + +De volkenkunde levert hiertoe tal van paralleles. + +Bij de primitieve volkeren heerscht algemeen de overtuiging, dat hunne +hoofden eene bijzondere kracht of zelfstandigheid bezitten, die men +tegenwoordig gewoonlijk met een Polynesisch-Melanesisch woord "mana" +noemt, door welke zij o.m. ook zieken vermogen te genezen. Van de +hoofden op de Tonga eilanden (in de Stille Zuidzee) geloofde men, dat de +aanraking van hun voet aan kliergezwellen en leververharding een einde +maakte. Bij de Walos (aan den Senegal) brachten moeders hunne zieke +kinderen naar de koningin, die ze plechtig met den voet op den rug, de +maag, het hoofd en de beenen aanraakte. Hetzelfde geloof heerschte in +Europa. Toen Waldemar I van Denemarken (1157-1182) door Duitschland +reisde, brachten moeders hunne kinderen tot hem met het verzoek, zijne +handen op ze te leggen, in de overtuiging, dat ze dan beter zouden +groeien. Van de Engelsche koningen verwachtte men wonderdadige hulp +tegen klierziekten. Koningin Elizabeth (1558-1603) oefende herhaaldelijk +de gift der genezing uit. Karel I zou in 1633 op n dag honderd, zijn +zoon Karel II in den loop van zijne regeering (1660-1685) ten naastenbij +honderdduizend klierlijders hebben aangeraakt. Ook Fransche koningen +traden als wonderdadige genezers op. Dat door de kracht der suggestie de +koninklijke aanraking vaak zal hebben geholpen is niet onwaarschijnlijk; +of echter ook nog het "magnetische flude" er wel eens bij in 't spel is +geweest, moeten wij vooralsnog in 't midden laten. + +Wij komen later nog op diergelijke wonderdadige genezingen terug. + +Wat de booze tooverij betreft, zijn ons ook uit dien tijd verscheidene +plaatjes, bijna allen uit lood, bewaard gebleven, waarop men +vervloekingen kraste. Een voorbeeld hiervan is het navolgende, uit +Attica, van omstreeks 300 v. Chr. + + "Ik boei Theagenes de tong en de ziel en het pleidooi dat hij + voorbereidt; ik boei ook van Pyrrhius den kok de handen en voeten, + de tong en de ziel en het pleidooi dat hij voorbereidt; ik boei ook + de vrouw van Pyrrhius haar tong en haar ziel; ik boei ook Cercion + den kok en Docimus den kok de tong en de ziel en het pleidooi dat + zij voorbereiden; ik boei ook Cineas de tong en de ziel en het + pleidooi dat hij met Theagenes samen voorbereidt; ik boei ook + Pherecles de tong en de ziel en het getuigenis dat hij ten gunste + van Theagenes aflegt; ik boei ook Seuthes de tong en de ziel en het + pleidooi dat hij voorbereidt en de voeten en de handen en de oogen + en den mond; ik boei ook Lamprias de tong en de ziel en het + pleidooi dat hij voorbereidt, de handen, de voeten, de oogen en den + mond, al dezen boei ik, ik doe ze verdwijnen, ik stop ze onder den + grond, ik spijker ze vast; en als ze voor de rechtbank en bij den + scheidsrechter iets doen, mogen ze dan niet in aanmerking komen, + noch in woord, noch in daad"[18]. + +Hier tracht men dus zijne tegenpartij in rechten te schaden en hoopt dat +hetgeen met de plaat geschiedt, ook de personen zelf zal overkomen. De +symboliek hierbij verraadt een uiterst naeven gedachtengang. Lood is +zwaar, dus moet het ook op een afstand een bezwarenden invloed +uitoefenen. De spijker houdt vast, dus moet hij ook op afstand iemand +vastleggen. Overigens verwijzen wij naar hetgeen reeds boven over het +envotement is gezegd. + +Meestal worden bij die vervloekingen ook de onderaardsche goden +aangeroepen, zooals bijv. op de navolgende plaat uit de vierde eeuw: + + "Hermes, gij vastlegger en Persephone, legt vast van Parthenius en + Apollonius, de zoons van Hagnotheus de tong en de ziel en de daden + en de voeten en de plannen. + + Hermes, gij vastlegger en Persephone, legt vast van Euxenus de ziel + en het lichaam en de voeten en de handen en de daden en de plannen + en de tong totdat hij naar de onderwereld is neergedaald"[19]. + +Ook bij de Romeinen werd de tooverij gedurende die tijden evenzeer in +practijk gebracht en ook bij hen ontbrak het niet aan vervolgingen van +staats- en rechtswege. + +In den loop van den tweeden Punischen oorlog waren de gemoederen door de +voortdurende wisselingen van den krijgskans ten zeerste geschokt. Men +nam de toevlucht tot allerlei uitheemsche plechtigheden; magirs en +profeten verkregen grooten invloed op het volk. Toen (in 213) gelastte +de senaat, verontrust over de toenemende verwaarloozing van den +Romeinschen eeredienst, de geschriften over magische en soortgelijke +onderwerpen aan de overheid uit te leveren[20]. + +Ook kwam het wel eens voor, dat men een landman, wiens voorspoed te zeer +in 't oog liep, er van beschuldigde, tooverkunsten te hebben aangewend, +zooals blijkt uit navolgend feit, dat in het jaar 157 plaats vond. + + "Toen C. Furius Chresimus, een vrijgelatene, van een zeer kleinen + akker meer vruchten had geoogst, dan de naburen van de meest + uitgestrekte velden, ontstond er een groote afgunst tegen hem, en + beschuldigde men hem, dat hij andermans vruchten door booze + tooverij verlokte [d.w.z. naar zich toe lokte]. Om die reden door + een magistraat, Spurius Albinus, aangeklaagd, vreesde hij te worden + veroordeeld en bracht, toen de volksvergadering [waarbij hij in + beroep was gekomen] tot de stemming moest overgaan, al zijn + akkergereedschap naar het forum [de vergaderplaats] en haalde zijne + krachtige, welgevoede en goed gekleede slaven erbij, alsmede zijne + voortreffelijk gesmeede ijzeren werktuigen, zware houweelen, + geweldige ploeg en en doorvoedde runderen. Daarop zeide hij: "Dit + zijn mijne booze toovermiddelen, medeburgers! En al mijn zwoegen, + mijne nachtwaken en zweet kan ik U niet eens vertoonen noch naar + het forum brengen". Hij werd met algemeene stemmen + vrijgesproken[21]." + +Er is hier, zooals wij zien, sprake van het verlokken, d.w. z. naar zich +toe lokken, van andermans veldgewas; die term komt ook al voor in de wet +der twaalf tafelen, die wij aan het einde van ons eerste hoofdstuk +hebben vermeld. Hoe stelde men zich echter dat naar zich toe lokken +voor? Toch wel niet zoo, dat de rijpe korenaren van het eene veld naar +het andere overliepen, al wordt dan ook, zooals later blijken zal, iets +dergelijks door dichters gezegd. Om ons een juist denkbeeld te vormen +van hetgeen bedoeld wordt, moeten wij op het primitieve denken van +landbouwende volkeren nader ingaan. + +Zooals wij kunnen opmaken uit talrijke mythen en gebruiken, die zoowel +in Europa als elders voorkomen, geloofde men van oudsher dat ook de +planten en de oogst bezield waren. De "korenziel" is ook nog ten onzent +bekend, zij het dan ook slechts als een onbegrepen overleefsel +(survival). Deze ziel wordt veronderstelt in de laatste schoof te +huizen, van daar dan ook dat bij een oogst allerlei gebruiken er mede +zijn verbonden. Zeer vaak wordt van de laatste schoof eene pop gemaakt, +de "graanmoeder", soms met vrouwenkleeren opgetuigd. Teneinde het +volgende jaar een goeden oogst te hebben wordt de pop veelal met water +besprenkeld, om door deze symbolieke handeling--men spreekt ook van +"sympathetische magie"--een vruchtbaarmakenden regen te bezweren. De +korenziel leeft naar men aanneemt het geheele jaar lang; door eenige +graankorrels uit de laatste schoof met het zaaigraan te vermengen, is +men zeker van de aanwezigheid der korenziel in den oogst van het +volgende jaar. In onze Oost spreekt men van eene "rijstmoeder" als +draagster van eene bezielende zelfstandigheid. De rijstmoeder, d.w.z. +enkele halmen van weelderigen en eigenaardigen groei, bijv. van zeven +geledingen, wordt met de noodige zorg naar huis gebracht en meestal op +eene afzonderlijke plek in de schuur gezet. Zoolang men de rijstmoeder +heeft, is men verzekerd van den overigen oogst. + +Nemen wij dit alles in overweging, dan ligt het voor de hand, dat men +volgens het aloude geloof door bezweringen en tooverijen niet alleen aan +het veldgewas van een ander rechtstreeks schade kon toebrengen, maar ook +diens korenziel naar zich toe kon lokken en zoodoende zich den oogst van +zijn buurman toeigenen. Dat de dichters, die evenmin als anderen, den +oorsprong van het geloof in kwestie kenden, het verlokken van den oogst +letterlijk opvatten om hetzij hunne fantasie, hetzij hunne ironie bot te +vieren, kan geen verwondering wekken. + +Er werden echter aan de magie ook gunstige werkingen toegeschreven. Zoo +geloofde men o.a. dat hagelslag door tooverspreuken kon worden afgeweerd +en dat bezweringen de kracht hadden wonden te heelen. De oude Cato +(gest. 149), de conservatieve practicus bij uitnemendheid, geeft in zijn +werk over den akker bouw (c. 160) den volgenden, overigens niet zeer +duidelijken raad: + + "Indien iets ontwricht is, zal het door deze bezwering genezen. + Neem een groen riet, vier of vijf voet lang, splijt het midden door + en laten twee mannen het tegen uwe heupen aanhouden. Begin met te + bezweren. Motas, vaeta, daries, dardares, astataries, + dissunapiter, totdat ze [de stukken riet] samenkomen, en zwaai er + [het] ijzer over heen. Wanneer ze op deze wijze zijn samengekomen + en het eene stuk het andere heeft aangeraakt, grijp dan dat met de + hand en snijd het rechts en links af. Bind het vast aan de plek + waar de ontwrichting of de breuk is, en deze zal genezen." + +Blijkbaar is ook hier magische symboliek in 't spel; evenals de stukken +riet worden samengevoegd, zullen, naar men gelooft, ook de beenderen +weer samengroeien. + +Het zwaaien van ijzer (blijkbaar het mes) was kennelijk tegen de booze +geesten gericht, die, naar men meende, er voor bevreesd waren. Hierover +later meer. + +De tooverwoorden zelve, van wier uitwerking men ongetwijfeld het meeste +verwachtte, zijn onverstaanbaar. Zijn het woorden uit eene oude, +vergetene taal en dus een overleefsel? Het oeroude heeft van zelf al +iets magisch. Of uit eene vreemde taal? Ook wat uit den vreemde komt, +geldt vaak voor tooverkrachtig. Of zijn het willekeurige +klankverbindingen? Ook dit is dikwijls in de magie het geval, vgl. +slechts het ook ten onzent gebruikelijke hocuspocus en abracadabra. Wij +komen op dit onderwerp later uitvoerig terug. + +Het geloof aan de kracht van het "belezen" heeft zich in landelijke +streken met groote taaiheid weten te handhaven. In West-Vlaanderen +bestond nog niet lang geleden het gebruik, om, tot genezing van een +verstuikten paardepoot, driemaal het kruisteeken er over heen te maken +en daarbij de eerste keer aul, de tweede keer aulel en de derde keer +super aul te zeggen. En ten onzent wordt bij gevallen van ontwrichting +en dgl. nog wel eens het volgende rijm uitgesproken: + + "Dit arm of poot + Is verrukt of verstoot, + 't Zal niet verrotten of verzweren + In den naam des Heeren ... + + +*Litteratuur.* + +#Th. Gomperz#, Griechische Denker III (1909). + +#S. Seligmann#, Der bse Blick u. Verwandtes(1910). + +#R. Wnsch#, Die Zauberinnen des Theokrit, in Hessische Blatter f. +Volkskunde, VIII (1909). + +#Frazer#, The magic art, Vol I (1913). + +#A. de Rochas#, L'extriorisation de la sensibilit, 5e uitg. +(1899). + +#O. Berthold#, Die Unverwundbarkeit in Sage u. Aberglauben d. +Griechen, in Religionsgeschtliche. Vers. u. Vorarb. hrg. v. Wnsch u. +Deubner, XI Bd., 1 Hft. (1911). + +#R. Wnsch#, Antike Fluchtafeln, in KI. Texte f. Vorles. u. b., +hrg. v. H. Lietzmann, No. 20, 2e uitg. (1912). + +#E.N. Fallaize#, s.v. Harvest, in Encyd, rel. eth. VI(1913). + +#Frazer#, Spirits of the corn a. of the wild (1914). + +#A. Kruyt#, Animisme i.d. Ind, archipel (1906). + +#Frazer#, Balder the beautiful II (1914). + +#A. de Cock#, Volksgebr. e. Volksgel, m. betr. t. Huisdieren, in +Volkskunde, Tijdschr. v. Nederl. folklore, VII (1894). + + * * * * * + + + + +HOOFDSTUK III. + +*Kentering.* + + +De eerste eeuw vr onze jaartelling kenmerkt zich o.m. door een steeds +toenemend verzet tegen materialisme en scepticisme. De ingewikkelde +atoomleer zoowel als de onvruchtbare twijfelingen lieten de dieper +denkenden op den duur onbevredigd. Het Pythagoresme en het Platonisme +herleefden. Het onzienlijke en buitengewone trok weer in verhoogde mate +de aandacht. Posidonius ( 135-- 51), een der invloedrijkste denkers, +de Leibniz der oudheid, evenzeer uitmuntende in de wiskundige +wetenschappen als in de geschiedenis, hecht aan droomen en gelooft aan +demonen. + +De veranderde zienswijze der Grieksche denkers deed zich ook bij de +Romeinen sterk gelden. Terentius Varro (116--27) "Rome's grootste +geleerde", en geenszins blind voor de bedriegerijen op het gebied der +tooverij, vermeldt als een feit, dat, toen de bewoners van Tralles (in +Klein-Azi) door middel van magie den afloop van den oorlog met koning +Mithradates (tusschen 88 en 63 v. Chr.) van Pontus (aan de Zuid-Oostkust +van de Zwarte Zee) trachtten te weten te komen, de daartoe gebezigde +knaap in water het beeld van den god Mercurius (Hermes) aanschouwde en +de toekomst in 160 versregels voorspelde[22]. De Pythagoreer Nigidius +Figulus, een tijdgenoot van Varro en in kennis ter nauwernood bij hem +achterstaande, bracht, door zekeren Fabius om inlichtingen gevraagd +aangaande 500 denaren (zilverstukken) die hij verloren had, eveneens +knapen door bezweringen in extase, waarin zij aanwezen, waar de buidel +met een gedeelte der muntstukken begraven en hoe de rest verdeeld was, +ook dat Cato (de jongere) een dier denaren had, en inderdaad erkende +deze het muntstuk van een zijner slaven voor een offer aan Apollo te +hebben ontvangen[23]. Van Vatinius, eveneens een Pythagoreer, verzekert +Cicero in de tegen hem gerichte redevoering (VI, 14, uit het jaar 56) +dat hij de zielen uit de onderwereld opriep en de schimmen door het +offeren van knapen gunstig stemde. Aangezien Cicero twee jaren later +Vatinius heeft verdedigd, zal de laatstgenoemde gruwel wel niet als een +bewezen feit zijn te beschouwen. + +In de Romeinsche litteratuur dier tijden speelt de magie, inzonderheid +voor erotische doeleinden, eene groote rol. Wij willen hiervan het o.i. +meest belangrijke aanhalen. + +De beroemdste Romeinsche dichter, de ernstige, verhevene en toch +populaire Vergilius (70--19) volgt in zijn achtste herdersdicht (v +64--109) de idylle van Theocritus na, door ons in hoofdstuk II +aangehaald. Ook hier weer is het eene verlatene minnares, die met +medehulp van eene slavin, liefdestooverij verricht: + + "Breng water en omwind dit altaar met een zachten band. Brand + saprijke tooverkruiden en uitnemenden wierook, opdat ik beproeve + mijn koelen echtgenoot door een magisch offer in hartstocht te doen + ontvlammen; hier ontbreken slechts tooverzangen. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Tooverzangen kunnen zelfs de maan van den hemel omlaag trekken; + door tooverzangen heeft Circe de makkers van Odysseus veranderd; de + kille slang in de wei barst door tooverzangen. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Eerst bind ik deze drie draden van drie verschillende kleuren om uw + beeld en voer dit driemaal rondom dit altaar; 't oneven getal + behaagt aan de goden. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Amaryllis, leg drie knoopen in de drie kleuren, Amaryllis leg de + knoopen en zeg: "Ik knoop de boeien van Venus!" + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Evenals deze klei hard wordt en dit was smelt door n en hetzelfde + vuur, aldus moge Daphnis voor anderen gevoelloos worden, maar voor + mij in liefde opgaan! Strooi gezouten meel en ontsteek de brosse + laurier met aardpek! De gevloekte Daphnis brandt mij en ik brand + dezen laurier op zijn beeld. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Zulk eene liefde als die eene vaars overmeestert, wanneer zij, door + wouden en diepe bosschen heen, een stier zoekende, vermoeid en + verloren naast eene waterbeek in het groene moerasriet neerzinkt en + vergeet dat de late nacht haar terugroept: zulk eene liefde + overmeestere Daphnis--en moge het niet bij mij opkomen hem te + genezen! + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Deze kleeren liet de trouwelooze mij eens als dierbaar onderpand + van hem achter, die ik nu onder den drempel zelf aan U, o aarde + toevertrouw: dit onderpand staat mij borg voor Daphnis. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Deze giftige tooverkruiden, uit Pontus bijeengegaard, gaf Moeris + zelf mij; Pontus is er rijk aan. Dikwijls zag ik Moeris door die + kruiden een wolf worden en zich in de bosschen verbergen, dikwijls + zielen uit de diepste graven opwekken en het veldgewas elders + heenvoeren. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Breng asch, Amaryllis, naar buiten en werp ze over uw hoofd heen in + de stroomende beek, maar zie niet om. Hiermede wil ik Daphnis + aanvallen; hij geeft niets om goden noch om tooverzangen. + + Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis! + + Zie! de asch heeft, terwijl ik draal met haar weg te dragen, van + zelf het altaar met trillende vlammen aangetast; het zij een goed + voorteeken! Er is zeker iets aan de hand; Hylax blaft op den + drempel. Moet ik het gelooven, of droomen zij, die minnen, wakende? + + Houdt op, mijn zangen, houdt op! Daar komt Daphnis al van de stad". + +Hierbij enkele opmerkingen. + +De symbolieke beteekenis van knoopen in de magie is gemakkelijk te +vatten. Door het leggen van een knoop wil men boeien, wil men zekere +handelingen van personen of uitwerkingen van voorwerpen verhinderen. +Knoopen zijn dan ook vooral in de liefdestooverij gebruikelijk. Bij de +Arabieren legt een meisje, om een man tot zich te trekken, knoopen in +diens zweep. Volgens het oude volksgeloof kon eene heks door tooverij +met knoopen een verderfelijken invloed op het huwelijksleven uitoefenen. +Maar de macht van den knoop strekt zich nog veel verder uit. De Finsche +toovenaars, heette het, vermochten door het leggen van knoopen den wind +zelf vast te leggen. En onwillekeurig denken wij hierbij ook aan den +Gordiaanschen knoop. Gordius toch, een der oudste koningen van Phrygi +(in Klein-Azi) had, naar de overlevering luidt, een wagen aan Zeus, den +hoogsten god, gewijd en aan dien wagen het juk met de dissel door een +knoop verbonden, die niet gemakkelijk was los te maken. Een orakel +verkondigde, dat diegene koning over Azi zou zijn, welke dien knoop +vermocht te ontwarren. Alexander de Groote vervulde die godspraak door +den knoop met het zwaard door te hakken[24]. Dat het getal drie en +andere oneven getallen, eene groote rol in de magie spelen, is eveneens +een feit. De toovergodin Hecate werd vaak met drie aangezichten +afgebeeld. Herhaaldelijk wordt den toovenaar eene sexueele onthouding +van drie dagen voorgeschreven. Mephisto moet drie keer door Faust worden +uitgenoodigd, alvorens hij diens vertrek mag binnentreden. Voor eene +zekere oproeping van den god Apollo was een lauriertak met zeven bladen +vereischt[25]. De toovenaars op het schiereiland Malakka gebruiken +zijden draden van zeven kleuren. In de Joodsche toovervoorschriften +wordt ronduit verklaard, dat de even getallen beneden tien bepaald +ongunstig zijn. + +Het geloof, dat een mensch de gedaante van een wolf of ook wel van een +ander dier kan aannemen, is bij zeer vele volkeren heerschende. In de +zestiende en zeventiende eeuw beschouwde men den weerwolf als een +dienaar des duivels en menigeen werd zoodoende het slachtoffer van den +brandstapel. Dat de wolf in oude tijden aan primitieve volkeren een +demonisch wezen toescheen en in verband werd gebracht met tooverij is +geen wonder; voorts hebben ook krankzinnigheid en hallucinaties bij het +geloof aan den weerwolf eene groote rol gespeeld. + +Van tegenovergestelde strekking als de bezwering in het bovenvermelde +herdersdicht is eene episode uit het vierde boek van de Aenede, het +onafgewerkt tot ons gekomen heldendicht van Vergilius. De dichter laat +aldaar (v. 478--498) Dido, de koningin van Carthago, gemarteld door eene +noodlottige liefde voor Aeneas, die haar op goddelijk bevel verlaten +moet, aldus tot hare zuster spreken: + + "Ik heb een middel gevonden--wensch er mij geluk mee--dat mij hem + [Aeneas] zal teruggeven of mij van mijne liefde zal bevrijden. Aan + den rand van den Oceaan, waar de zon ondergaat, houdt het gebied + der Aethiopirs op, waar het hemelgewelf met zijne fonkelende + sterren op de schouders van den ontzaglijken Atlas zich wentelt. + Vandaar is eene priesteres van 't Massylische volk mij gewezen, die + den tempel der Hesperiden en den boom met de gouden appelen + bewaakte, die den draak aldaar voedde door hem vochtige + honig[koeken] toe te dienen, bestrooid met slaapwekkenden papaver. + Deze belooft door tooverzangen de harten van wie zij wil, van + liefde te bevrijden, maar bij anderen eene felle hartstocht op te + wekken, het water in de stroomen tot staan te brengen en de sterren + te doen terugkeeren op hare baan. Zij roept de nachtelijke schimmen + op. Gij zult den grond onder hare voeten hooren grommen en de + esschen van het gebergte zien neerdalen. Ik roep de goden en U, + geliefde zuster, tot getuigen, dat ik tegen wil en dank het wapen + der magische kunst te baat neem. Richt gij in het geheim een + brandstapel op 't binnenplein hemelhoog op en leg het zwaard van + den man, dat hij, de booswicht, in mijn vertrek vastgehecht + achterliet, en al zijne kleeren en het bruidsbed, mijn verderf, er + boven op. De priesteres gebiedt mij, al wat mij aan dien + verfoeilijken man herinnert, te vernietigen." + +Ook hier weer eene symbolische handeling, waaraan eene reele +uitwerking wordt toegeschreven. Het vernietigen van voorwerpen die op +eene ongelukkige liefde betrekking hebben, moet ook aan die liefde zelf +voorgoed een einde maken. + +Aan den wensch van Dido wordt voldaan en het verhaal gaat (v. 504--519) +aldus door: + + "Maar nadat op het binnenplein van 't paleis een ontzaglijke + brandstapel uit blokken van pijnboom-en eikenhout hemelhoog was + opgericht, versiert de koningin de plaats met guirlanden uit + cyprssentakken gevlochten en, met volkomen besef van wat zij gaat + doen, legt zij de kleeren, het achtergelatene zwaard en het beeld + van Aeneas op het rustbed [bovenop den brandstapel]. Er staan + altaren rondom en de priesteres, met loshangende haren, roept + driemaal het honderdtal goden, den Erebus, de Chaos, de driedubbele + Hecate, de drie aangezichten van de maagd Diana met bulderende stem + aan. Ook had zij vocht gesprenkeld, dat water uit het meir Avernus + moest verbeelden en kruiden bijeengegaard, afgesneden bij + maneschijn met bronzen sikkel, tierige kruiden vol van zwart + venijn.... Dido zelf stond naast het altaar, met het offermeel in + de reine handen, n voet ontbloot, in een los kleed en riep, den + dood voor oogen, de goden tot getuigen aan". + +Dido, die slechts voor den schijn die magische handelingen laat +verrichten, stort zich ten laatste in het zwaard van Aeneas en de +brandstapel wordt ontstoken. + +Dat ook aan het getal honderd eene bijzondere uitwerking werd +toegeschreven, blijkt uit den grooten Parijschen tooverpapyrus v. 252, +waar sprake is van een magischen godennaam, die uit honderd letters +bestaat. + +Bij het meir Avernus, dat in Campani te midden van huiveringwekkende +bosschen lag, was, naar men beweerde, een toegang tot de onderwereld; +vandaar dat dit meir bij de magie dikwijls ter sprake kwam, zooals wij +nog herhaaldelijk zullen zien. + +De symboliek van het loshangende haar, den ontblooten voet en het +ontgordelde kleed is vrij duidelijk. Al hetgeen boeit zou bij deze +plechtigheid hinderlijk zijn, waar het geldt den knellenden band der +liefde los te maken. Maar ook bij andere magische handelingen komen +dezelfde gebruiken voor, blijkbaar oorsponkelijk met de bedoeling om de +raadselachtige kracht, waarvan reeds in hoofdstuk II sprake is geweest, +ongestoorder te laten werken; later is dit alles een bloot overleefsel. + +Ook Medea laat, zooals wij straks zullen zien, bij bezweringen het haar +neerhangen. Van Apollonius van Tyana (in Klein-Azi) een der beroemdste +magirs, wordt verzekerd, dat hij dit gebruik zijn leven lang in acht +nam[26]. Bij de Mohammedanen laat de geestenbezweerder het haar +loshangen en hetzelfde doen ook de tooverartsen in het Zuiden van +Vr-Indi. + +Wat de ontblooting van n voet betreft, heeft men op eene Grieksche +vaas eene afbeelding gevonden van een man met zijn ontblooten +rechtervoet op de huid van een offerdier en met zijn geschoeiden +linkervoet op den grond[27]. De tweehonderd Plataeers, die in den +Peloponnesischen oorlog door de linies der hen belegerende Spartanen +heenbraken, hadden slechts hun linker voet geschoeid[28]. Blijkbaar was +het een aloud gebruik, eene soort wijding, door diegenen in acht +genomen, die een levensgevaarlijk waagstuk beproefden. + +Vastgeknoopte kleeren en gordels werden over 't algemeen bij +tooverhandelingen als hinderlijk beschouwd. Vandaar dat bijv. ook Medea, +zooals spoedig blijken zal, hare kleeren los draagt. Bij het exorcisme, +d.w.z. de uitbanning van booze demonen, mocht, volgens het Joodsche +gebruik, de patint slechts n gewaad, en wel zonder gordel, dragen. +Opmerkelijk is ook, dat te Rome de Flamen Dialis, een der hoogste +priesterlijke ambtenaren, geen knoop in zijn kleedij mocht dragen en dat +de Mohammedaansche bedevaartgangers bij hun tocht naar Mekka hetzelfde +gebruik in eere houden. + +De Epicurist Horatius (65--8 v. Chr.), zanger van wijn, liefde en +vaderlandsche deugd, tracht op alle mogelijke manieren de magie hatelijk +en bespottelijk te maken. Herhaaldelijk richt hij aanvallen tegen eene +zekere Canidia, waarvan wij in 't midden willen laten of zij al dan niet +eene historische persoonlijkheid is geweest. O.m. beschrijft hij in zijn +vijfde "Epode" op allergriezeligste wijze hoe een geroofde knaap van +voornamen stand door Canidia en hare helpsters, Sagana, Veia en Folia, +wordt doodgemarteld (15--38): + + "Canidia, het onopgeschikte hoofdhaar omwonden met gezwollen + adders, gebiedt wilde vijgeboomen, uit graven opgewoeld, doodsche + cypressen, veeren en eieren van de gekuifde uil, besmeerd met het + bloed van de afschuwelijke pad en kruiden uit Thessali en Iberi + [Georgi], vruchtbaar aan vergiften, alsmede beenderen, ontrukt aan + den muil van eene hongerige teef, in Colchische [magische] vlammen + te verbranden. Maar Sagana, opgeschort, sprenkelt door het geheele + huis heen water uit den Avernus en lijkt met haar te berge rijzend + haar op een zeegel of op een rennend everzwijn. Veia, door geen + gewetenswroeging afgeschrikt, groef, al hijgende van 't werk, met + haar hard houweel een kuil, opdat de knaap, er ingegraven en met + zijn mond er boven uit stekende als een zwemmer, die slechts met + zijn kin zich boven 't water verheft, door den aanblik van twee- of + driemaal in den loop van den langen dag verwisseld eten zou + wegsterven, opdat zijn uitgesneden merg en dorre lever voor de + bereiding van een minnedrank zouden dienen". + +Bij de magie is wel eens meer sprake van kinderoffers. Op eene +afbeelding, die ons uit de oudheid is overgebleven, schijnt het offeren +van een kindje te worden voorgesteld[29]. In een tooverpapyrus wordt +voorgeschreven, hoe men, om eene vrouw in zijn macht te krijgen, den +toorn van de maangodin tegen haar moet opwekken: men moet haar nl. +beschuldigen dat zij o.m. een ongeboren of een jong kind offert[30]. Dit +is, zooals van zelf spreekt, slechts eene fictie. Daar echter het +griezelige eene zekere bekoring heeft, achtte men ook later nog de +tooverij met het offeren van kinderen en soortgelijke gruwelen +verbonden. Vooral in het heksengeloof speelt dit eene rol, zooals men +o.m. kan opmaken uit de bereiding van het tooverbrouwsel in de vierde +akte van "Macbeth", waarbij onder andere zonderlinge en onsmakelijke +ingredinten ook de vinger van een bij de geboorte vermoorden zuigeling +voorkomt. + +Met groote ironie verklaart de dichter, in de zeventiende epode, dat +hij voor de tooverkunsten van Canidia zwicht: + + "Reeds geef ik het gewonnen aan Uwe krachtige wetenschap, ik bid en + smeek U bij het rijk van Proserpina, bij de niet aan te tasten + majesteit van Diana, bij de boeken met tooverzangen, die de + gesternten, aan den hemel vastgehecht, vermogen omlaag te roepen, + Canidia, houd eindelijk op met Uwe bezweringen en laat den vluggen + toovertol achteruit draaien [ten einde de betoovering daardoor op + te heffen] (v. I--7)". + + "Ik ben te over reeds door U gestraft, o veel geliefde van matrozen + en straatventers! Gevlucht is mijn jeugd en de blozende kleur + verliet de beenderen, omhuld met eene vaalbleeke huid; mijn haar is + grijs geworden door Uwe tooverwalmen; geen rust ontspant mij van + het werk, de nacht verjaagt den dag, de dag de nacht en mijne + benauwde borst vindt geen verlichting. Dus word ik, rampzalige, + gedrongen om te gelooven wat ik ontkende, dat Sabellische + bezweringen de borst tot in het diepst schokken en je hoofd vaneen + splijt door een Marsisch tooverlied. Wat wil je meer? (v. 19--30)." + +Aan de Sabellen en Marsen, volksstammen in Midden-Itali, van +oudvaderlijken eenvoud, schreven de verfijnde Romeinen het bezit van +tooverkrachten toe. Ook dit verschijnsel is zeer opmerkelijk. Volkeren +van eene "hoogere cultuur" zijn licht geneigd aan te nemen, dat volkeren +die, zooals het heet, "op een lageren trap van ontwikkeling staan," in +de magie uitmunten. De Hindoes beschouwden de oerinwoners van Indi als +toovenaars en zoo ook de Zweden de Finnen. De Hollanders vermoeden vaak +bij de Javanen het bestaan van eene "stille kracht". En het is dan ook +niet onmogelijk, dat volkeren, die te kort schieten in het uitdenken van +machinerien--dit toch beschouwt men gewoonlijk als het meest sprekende +kenmerk van eene "hoogere cultuur"--daarentegen meer begaafd zijn met +zekere geheimzinnige krachten die het wezen uitmaken der magie. + +En eindelijk worden in eene satire (I, 8) Canidia en Sagana, die 's +nachts er op uit gaan om dooden te bezweren, door Horatius op zulk eene +wijze gehoond, dat wij de reproductie ervan maar liever achterwege +laten, en met de opmerking volstaan, dat de bestrijders der magie het +zoo nauw niet nemen. + +Ovidius (43 v. Chr. - 17 n. Chr.), de meest ingenieuze en meest +irreligieuze van alle Romeinsche dichters, steekt althans op minder +onhebbelijke wijze den draak met de tooverkunst. Hooren wij, uit een +zijner minnedichten (I, 8,5--16) de navolgende beschrijvingvan eene oude +koppelaarster, tevens magicienne: + + "Zij kent de tooverkunsten en de zangen van Circe; zij doet de + snelle wateren zich terugbochten naar hunne bron; zij weet goed wat + een kruid, wat een band, rondom een draaienden toovertol gewonden, + vermag; ... als zij wil, hoopen zich wolken aan den geheelen hemel + op; als zij wil, blinkt de dag aan den helderen trans. Bloed zag + ik, (zou je 't gelooven?), van de sterren neerdruppelen; het gelaat + der maan was purpurrood van bloed. Ik vermoed, dat zij, van + gedaante veranderd, door de nachtelijke schaduwen vliegt en dat + haar oud lichaam zich met veeren overdekt; ik vermoed het, en 't + wordt beweerd; ook schittert eene dubbele pupil in hare oogen." + +Dit laatste is ons ook van de Thibii, eene volksstam aan de Zwarte Zee, +bericht, van wie men verder vermeldde, dat zij de macht van het booze +oog (vgl. II) uitoefenden en in 't water niet onderzonken[31]. + +In zijn "Remedie tegen de liefde", overigens "een geneesmiddel erger dan +de kwaal", keurt hij (248--260) het gebruik van magische middelen af: + + "Meent iemand, dat de booze kruiden van het Thessalische land en de + magische kunsten hulp kunnen brengen, dan zie hij wel toe! Dat is + de oude manier van giftmengerij: mijne muze biedt met hare gewijde + zangen eene onschuldige hulp. Volgt gij mij, dan zal geen schim op + bevel uit den grafheuvel te voorschijn treden; geen tooverkol zal + door gruwelijke bezwering den grond doen splijten; geen veldgewas + zal van den eenen akker naar den anderen over gaan; en de + zonneschijf zal niet plotseling bleek zien. De Tber zal, als + gewoonlijk, naar de wateren der zee loopen, de maan als gewoonlijk, + met een sneeuwwit span voortrijden. Geen hart zal door bezweringen + van kommer verlost worden, geen liefde voor brandende zwavel op de + vlucht slaan ..." + +Men schreef nl. reeds in overoude tijden aan zwavel eene reinigende +kracht toe en ook in de liefdestooverij werd er gebruik van gemaakt. + +Ovidius verklaart verder (v. 289 vlg.): + + "We gij ook zijt, die hulp verlangt van onze kunst, ontzeg aan + giftmengerij en tooverzangen geloof." + +Maar met dat al was de magie als litterair onderwerp ook voor hem +onmisbaar. Het werk, waaraan hij bovenal zijn naam te danken heeft, zijn +immers de "Metamorphosen," d.w.z. gedaantewisselingen, eene reeks +verhalen uit de mythologie, die telkens met verandering van +lichaamsvormen, dus met tooverij, eindigen. En de episode van Medea is +zeer zeker niet de minste in dit bij uitstek kleurrijke en +schilderachtige dichtwerk. En greep (VII, 180-188): + + "Toen de maan in haar volsten glans en met gevulde schijf op de + landen neerzag, verliet Medea het huis, gehuld in ontgordelde + kleeren, n voet ontbloot, de haren over de naakte schouders + neergolvende; onverzeld gaat ze met zwervende schreden door de + stomme stilte der middernacht; diepe rust had menschen, gevogelte + en wilde dieren ontspannen; de heggen zijn zonder gefluister; + onbewogen zwijgt het loof; de vochtige lucht zwijgt; de sterren + alleen flikkeren." + +Hierbij eene opmerking. + +Er is hier sprake van "ontbloote schouders." Diergelijke ontblootingen +en zelfs algeheele naaktheid komen bij de tooverij meer voor. In een +fragment uit eene Grieksche tragedie wordt uitdrukkelijk gezegd, dat +Medea naakt de benoodigde tooverkruiden maait[32]. Op eene vaas vindt +men afgebeeld, hoe twee naakte toovenaressen de maan omlaag halen[33]. +In de tooverpapyri wordt voorgeschreven, dat de knaap, die bij zekere +handelingen onmisbaar is, naakt moet zijn[34]. Bij het exorcisme, dat +aan den doop voorafging, moest oudtijds, inzonderheid volgens het +ritueel der Grieksche kerk, de doopeling ontkleed worden. Dit alles +sluit goed aan bij het boven vermelde feit, dat men knoopen en gordels +bij tooverhandelingen ongewenscht achtte: het geheimzinnige "mana" +immers moet zoo vrij mogelijk kunnen werken. + +De liefdestooverij was meer dan eene bloote litteraire fictie. + +Tooverdranken waren ook toen veel in gebruik en er wordt zelfs vermeld, +dat Lucretius Carus ( 97 v. Ch.--55(?) v. Ch.) door het toedienen ervan +in zijne geestvermogens zou zijn gekrenkt en derhalve zijn beroemd +leerdicht "Over de natuur der dingen", eene uiteenzetting van Epicurus' +systeem slechts in zijne heldere oogenblikken zou hebben geschreven. Men +heeft wel is waar dit bericht in twijfel getrokken, maar er zijn +omstandigheden, die sterk voor de waarheid ervan pleiten: het gedicht is +niet alleen onvoltooid, maar heeft ook verscheidene lacunes en +plotselinge overgangen; daarenboven doet de inhoud er onwillekeurig aan +denken, dat de auteur aan hallucinaties leed, 't geen immers met groote +dichterlijke begaafdheid best kan samengaan. + +Maar ook andere tooverijen werden blijkbaar herhaaldelijk in practijk +gebracht. + +Van Catilina, een energiek, maar ook onbesuisd man, die in 63 v. Chr., +zooals bekend, eene poging deed om de regeering te Rome omver te werpen, +vertelden sommigen, dat hij, na het houden van eene opruiende toespraak, +om zijne deelgenoten nauwer aan zich te verbinden, menschenbloed, met +wijn vermengd, in bekers liet rondreiken; eerst nadat ze onder +vervloekingen, zooals deze bij zekere plechtigheden gebruikelijk waren, +den drank hadden geproefd, zou hij hun zijn plan hebben geopenbaard. + +Aldus de geschiedschrijver Sallustius (87--35 v. Chr.), die echter +verklaart, geen genoegzame bewijzen ervoor te hebben (Samenzw. v. Cat. +22), terwijl een later auteur zelfs verhaalt, dat de saamgezworenen een +kind slachtten en bij de ingewanden ervan den eed aflegden[35]. Dat men +zich door het storten en ook wel door het drinken van bloed tot trouwe +kameraadschap verplichtte[36], kwam meer voor en zoodoende zou het +bericht omtrent Catilina eene kern van waarheid kunnen bevatten zonder +dat men daarom noodzakelijkerwijs aan het allerergste behoeft te denken. + +Hoe het zij, de vrees voor de magie was zoo groot, dat men herhaaldelijk +van overheidswege er maatregelen tegen nam. Onder Augustus werden door +zijn alvermogenden gunsteling, Vipsanius Agrippa, de toovenaars en de +vaak met hen op ne lijn gestelde sterrewichelaars, uit Rome verdreven +(33 v. Chr.)[37]. En in 't jaar 28 v. Chr. moest Anaxilaos uit Larissa +(in Thessali), "een Pythagoreer en magir", Itali verlaten[38]. + +Maar ook de vervolgers onthielden zich niet van occultistische, resp. +magische practijken. Agrippa zelf had samen met Octavianus, zooals hij +oorspronkelijk heette, zich den horoscoop laten trekken[39], en de +keizer droeg, ten einde niet door den bliksem te worden getroffen, +altijd en overal het vel van een zeekalf bij zich als afweermiddel[40]. + +Het optreden van Agrippa had niet, of slechts tijdelijk, het gewenschte +gevolg: onder keizer Tiberius moesten (waarschijnlijk in 16 n. Chr.) de +astrologen en magirs wederom uit Itali worden verjaagd. Zelfs werd n +hunner, L. Pituanius, van de Tarpejische rots afgeworpen (de straf op +hoogverraad) en lieten de consuls P. Marcius buiten de Esquilijnsche +poort (aan de Oostzijde van Rome), na met trompetgeschal het sein te +hebben gegeven, op de ouderwetsche manier, d.w.z. door geeseling en +onthoofding, terechtstellen. Aldus bericht de beroemde geschiedschrijver +Tacitus in zijne Annalen (II, 32). + +Meer opzien baarde, in 't jaar 20 n. Chr., het proces van Piso, dien men +beschuldigde, Germanicus, een neef van den keizer en een zeer populair +veldheer, door vergif uit den weg te hebben geruimd. "Er werden", zooals +Tacitus in Ann. (II, 69) verzekert, "op den grond en bij de muren +overblijfsels van opgegravene menschelijke lichamen en tooverspreuken en +vervloekingen en de naam van Germanicus op looden tafels ingekrast en +halfverbrande asch met smetstof bestreken en andere toovervoorwerpen +gevonden, waardoor men gelooft dat zielen aan de onderaardsche machten +gewijd worden". Piso, hoewel hij openlijk zijne vijandschap tegen +Germanicus had betuigd, ontkende hem te hebben vergiftigd, maar pleegde, +aan zijne vrijspraak wanhopende, zelfmoord. + +Men verzekert verder, dat Tiberius zelf vrij was van angstvallige +gelooverij, maar toch de astrologie beoefende (Ann. VI,20 vgl.), en, als +er onweer dreigde, voor de securiteit een laurierkrans op het hoofd +droeg[41], omdat men geloofde, dat dit loof door den bliksem niet wordt +getroffen. + +Er is een factor, die reeds lang in werking, zich van die tijden af met +groote kracht doet gelden, nl. de invloed van Oostersche gedachten, +gebruiken, godsdiensten, eene strooming, aan welke men den naam +Orintalisme heeft gegeven. + +De Romeinen, tot dusver onweerstaanbaar voortdringende, hadden eindelijk +in 't Oosten een tegenstander gevonden, dien ze niet vermochten te +overweldigen: de Parthen. De schitterende overwinning, door de Parthen +in 53 v. Chr. op Crassus behaald, die tengevolge hiervan met leger en al +zijn ondergang vond, is een keerpunt in de geschiedenis. En terwijl het +Romeinendom aldus door het Oosten op het slagveld werd gestuit, +onderging het tevens in steeds toenemende mate den invloed van het +Oosten op geestelijk gebied. Het is geen toeval, dat de invloedrijkste +denker der eerste eeuw v. Chr., Posidonius (reeds in 't begin van dit +hoofdstuk genoemd) uit Syri afkomstig was. Aan Posidonius bovenal is +het o.m. toe te schrijven, dat eene door en door Oostersche leer, de +astrologie, in Rome tot aanzien kwam. Zooals wij zagen, werd de +astrologie door de wetgevers met de magie op ne lijn gesteld, en +inderdaad kwamen beide niet slechts vaak met elkaar in aanraking, maar +versmolten zij ook herhaaldelijk met elkaar, zooals nog later zal +blijken. + +De Oostersche godsdiensten wonnen, om het zoo uit te drukken, met den +dag veld, al verzetten ook de ouderwetsch gezinde Romeinen er zich met +hand en tand tegen en al deinsden zij zelfs voor vervolgingen niet +terug. + +In de eerste plaats was het de "Alexandrijnsche" religie, die, op +instigatie van koning Ptolemaeus I ( 300 v. Chr.) uit Egyptische en +Grieksche bestanddeelen samengesteld, zich reeds vroeg over de +Helleensche en Romeinsche wereld ging verspreiden. + +De Egyptische godsdienst, dien wij, tengevolge van de talrijke ons +bewaard geblevene gedenkstukken, zelfs wat kleine bijzonderheden +betreft, vrij nauwkeurig kunnen reconstrueeren, was in wezen magie. + +Het geloof, dat men door zekere woorden en handelingen invloed vermag +uit te oefenen op de onbezielde zoowel als op de bezielde wezens, +heerschte van af de oudste tijden bij de Egyptenaren en was met al hun +doen en laten innig verbonden. + +En evenals de menschen, weten ook de goden zich niet te helpen zonder +magie; ook zij hangen zich amuletten om, om zich te beschermen en +gebruiken tooverformulieren om elkaar te bedwingen. Allermerkwaardigst +is bijv. het navolgende verhaal, dat wij sterk verkort, maar toch +zooveel mogelijk met de woorden van het oorspronkelijke weergeven, hoe +n.l. de godin Isis, die de kennis heeft van geweldige tooverformulieren, +den zonnegod Re zijn diepste geheim weet te ontlokken. + +Re was oud geworden en leed aan de gebreken van den ouderdom. Het +speeksel droop uit zijn mond op den grond neer. Isis mengde dit met +aarde, vormde er eene slang van en legde die neer op de plek, waarlangs +Re zou voorbijkomen. De zonnegod werd door de slang gebeten; de adem des +levens verliet hem; zijne kaken trilden en al zijne ledematen beefden. +Het vergif verspreidde zich door zijn geheele lichaam, evenals de Nijl +door de landstreken van Egypte. Re riep de goden om hulp aan: "O gij +goden, die uit mij zijt ontstaan! Eene verschrikkelijke ramp heeft mij +getroffen. Mijn hart voelt haar, maar mijne oogen zien haar niet; ik +weet niet wie mij dit heeft aangedaan. Nooit heb ik zulk eene pijn +gevoeld; geen ziekte kan meer wee veroorzaken als dit. Ik ben een vorst, +de zoon van een vorst, ik heb menigten van namen en menigten van +gedaanten; mijn wezen is in ieder god. Ik kwam te voorschijn om neer te +zien op hetgeen ik had gemaakt, ik schreed door de wereld, die ik +geschapen had, toen iets mij stak, maar ik weet niet wat. Brengt tot mij +mijne kinderen, de goden, die woorden van macht en de taal der magie +bezitten, en monden die weten hoe ze uit te spreken". De kinderen van +iederen god kwamen en ook Isis kwam, met zich brengende hare woorden van +magische kracht; haar mond was vol van den adem des levens, want hare +amuletten overwinnen de pijnen der ziekte en hare woorden doen weer +herleven de kelen van hen die gestorven zijn. En zij zeide: "Wat is er +gebeurd, o heilige vader? Heeft eene slang U gebeten en heeft een ding +dat gij geschapen hebt, zijn hoofd tegen U opgeheven? Voorwaar het zal +neergeworpen worden door mijne machtige woorden en ik zal het wegdrijven +buiten het bereik van uwe stralen". De heilige god zeide: "Ik ging langs +mijn pad om te zien wat ik geschapen had, toen ik gebeten werd door eene +slang, die ik niet zag. Is het vuur? Is het water? Ik ben kouder dan +water en gloeiender dan vuur. Mijn oog heeft geen kracht, ik kan den +hemel niet zien; het zweet loopt van mijn aangezicht als in den +zomertijd". Toen zeide Isis tot Re: "Noem mij uwen geheimen naam, +heilige vader, want al wie bevrijd zal zijn door uwen naam, die zal +leven". Re gaf toen allerlei namen op, maar het vergif werd niet uit +zijn lichaam weggenomen; het vrat dieper door en de groote god kon niet +langer gaan. Toen zeide Isis tot Re": "Wat gij gezegd hebt, is niet uw +ware naam. Noem hem mij en het vergif zal verdwijnen". Eindelijk gaf de +groote god toe, dat zijn naam in Isis zou overgaan en Isis, de +heerscheres over woorden met tooverkracht, zeide: "Wijk, vergif, ga weg +van Re. Ik ben het die het overwonnen vergif ter aarde doe neervallen, +want de naam van den grooten god is van hem genomen. Moge Re leven en +het vergif sterven! Moge het vergif sterven en Re leven". Dit waren de +woorden van Isis, de machtige heerscheres, de meesteres der goden, die +Re bij zijn eigen naam kende. + +Dat speeksel aarde vermag te bezielen, berust op het reeds in hoofdstuk +II vermelde geloof aan het "mana", eene kracht of zelfstandigheid, +waarmee het lichaam van goden en bevoorrechtte menschen zou zijn +doortrokken en die ook buiten de sfeer van het lichaam om, drager van +het psychische zou blijven. De wonderdadige werking van speeksel zal ook +later nog wel eens ter sprake komen. + +Veel belangrijker echter is de rol, die de naam in de tooverkunst +speelt. En het is dan ook volstrekt geen wonder, dat de naam, de kortste +vertegenwoordiger van iemands persoonlijkheid, van de oudste tijden af +aan tooverkracht scheen te bezitten. Volgens het primitieve denken is de +naam een deel, en wel een belangrijk deel van dengene die hem draagt. +Hij is een dubbelganger en tevens ten nauwste met zijn drager verbonden. +Zoo kwam men er toe om aan kinderen, ja ook aan steden, een geheimen +naam te geven, waarop een kwaadwillige en een vijand geen vat zou kunnen +hebben. Bovenal echter kan de naam van een god niet zonder uitwerking +worden uitgesproken; de god is verplicht er antwoord op te geven en te +handelen overeenkomstig den eisch van wie hem aanroept. + +Zoo was ook van ouds her een mysterie verbonden met den naam van den god +der Hebreen; slechts in zeer bijzondere omstandigheden mocht men hem op +de lippen nemen en vandaar dan ook het uitdrukkelijk verbod: "Gij zult +den naam Uws Gods niet ijdellijk gebruiken", een verbod, dat thans, nu +men den magischen achtergrond ervan niet meer voor oogen heeft, maar al +te vaak wordt overtreden. + +En toch is ook heden ten dage het geloof aan de mysterieuze kracht van +den naam nog niet geheel verdwenen; nog zijn sommigen er van overtuigd, +dat onze namen een geheimzinnigen invloed zouden uitoefenen op onze +lotgevallen en telkens weer hoort men den spreuk aan voeren: nomen est +omen, d.w.z.de naam is een voorteeken. + +Van alle Egyptische goden traden reeds in oude tijden Isis en Osiris +sterk op den voorgrond. De mythen aangaande hen zijn ons echter in haren +samenhang slechts in het verhaal bij Plutarchus ( 100 n. Chr.) +overgeleverd[42], die wel is waar klaarblijkelijk uit goede bronnen +put, maar zich wel eens tendentieuze uitleggingen veroorlooft. Volgens +de traditie was Osiris, de weldadige god, door zijn broeder Set (of, +zooals de Grieken hem noemden, Typhon), de verpersoonlijking van het +booze, verraderlijk omgebracht en in veertien stukken verscheurd, maar +door de bezweringen van zijne gade Isis en hun zoon, Horus, weer +samengevoegd en tot het leven teruggeroepen geworden. Het menschelijke +tot het goddelijke verheffende, ging men iederen overledene als een +Osiris beschouwen, die door de bezweringen van zijn zoon als van een +anderen Horus, het eindelooze leven verkrijgt. En nog verder in die +richting doorgaande geeft de magir vaak zich zelf voor den een of +anderen god uit, teneinde door den goddelijken naam zijn wil grootere +kracht bij te zetten. + +Enkele voorbeelden: + + "Ik ben Re, in dezen zijn geheimzinnigen naam + "Hij-die-was-in-den-oceaan", zijne pijlen tegen zijne vijanden + afschietende". + +Of, als men zich tegen een vijand keert: + + "Verwijder U, want ik ben Horus, trek U terug, want ik ben de zoon + van Osiris. De magie van mijne moeder [Isis] is de bescherming van + mijne leden". + +Door eene of andere mythe te vermelden meent de magir de daden te +kunnen verrichten, die daarin aan een god worden toegeschreven. + + "Ik wil alle booze en slechte dingen, die neerkomen op N, den zoon + van M., verbannen, evenals Re zich zelf voor zijne vijanden + redde, evenals Chnoem zich redde voor Sobk, evenals Horus zich + redde voor Set." + +Wij komen later nog op dergelijke bezweringen herhaaldelijk terug. + +Dat de hoofdgoden van den Alexandrijnschen cultus, Osiris, Isis, Horus +en de raadselachtige, maar, wat zijne werkingssfeer betrof, met Osiris +vereenzelvigde Sarapis, als begunstigers van de magie bij uitnemendheid +werden beschouwd, spreekt van zelf. Men verhaalde van hen tallooze +wonderen; men verwachtte van hen in den droom goeden raad te ontvangen; +men schreef hunne namen op amuletten. De Egyptische priesters gingen +voor toovenaars door, en Egypte voor het tooverland bij uitnemendheid. + +Niet slechts de Egyptische, maar ook de Joodsche religie deed zich in de +Grieksch-Romeinsche wereld gelden. En ook bij de Joden stond de magie +toen in grooten bloei, ondanks de strengste verboden en de wreedste +vervolgingen. De Joodsche tooverspreuken hadden gezag bij de naburige +volkeren. In de Koptische en Grieksche tooverlitteratuur speelt de god +der Joden, Iao, Sabaoth, eene groote rol; ook de namen van aartsvaders, +van Jozua (Jezus) en Salomo komen er herhaaldelijk in voor. Een lang +exorcisme (verdrijving van een boozen geest door bezwering), dat wij +nog over hebben[43], is blijkbaar afkomstig van een Joodsch-Orphisch +genootschap. + +Nog in latere eeuwen hebben de Joden den naam van toovenaars, meestal in +ongunstigen zin, behouden. Het geloof aan den "ritueelen" moord, nl. dat +de Joden bij hun Paaschfeest of tot andere doeleinden het bloed van een +Christenkind gebruiken, behoort nog niet tot het verleden, al ontbreekt +het ook ten eenenmale aan deugdelijke bewijzen. Maar ook de hoogere +magie, zooals zij in de Kabbala, de Joodsche geheimleer uit de +middeleeuwen, werd geleeraard, heeft de aandacht van velen, en niet +altijd van de minst begaafden, getroffen. Er is in onze dagen, +voornamelijk in Frankrijk en Engeland, veel belangstelling voor +Kabbalistiek, waarbij het echter aan degelijke studies over dit +ingewikkelde onderwerp maar al te zeer ontbreekt. + +Keizer Tiberius is in 19 n. Chr. ook tegen de vereerders van Isis en de +Joden met de wreedheid hem eigen, opgetreden, zooals o.m. Tacitus het in +zijn Annalen (II, 85) vermeldt: + + "Er is ook verhandeld over het verdrijven van de Egyptische en + Joodsche religies en een senaatsbesluit genomen om vierduizend + vrijgelatenen, met die superstitie besmet, wier leeftijd het + toeliet, naar het eiland Sardini te verbannen, ten einde aldaar de + roovers in bedwang te houden; als ze door het slechte klimaat + omkwamen, zou er niets aan verloren zijn; de overigen moesten + Itali verlaten, tenzij ze voor een bepaalden datum de uitheemsche + godsdiensten zouden hebben afgezworen." + +Al die wreedheid was te vergeefs. + + +*Litteratuur.* + + +*#L. Fahz#, De poetarum romanorum doctrina magica, uit +Religionsgesch. Vers. u. Vorarb. II Bd. 3 Hft. (1904). + +#W. J. Dilling, s.v. Knots, in Enc. rel. a. eth. VI (1914). + +#Fraser#, Taboo and the perils of the soul (1914). + +#Skeat#, Malay Magie (1900). + +*#L. Blau#, Das jdische Zauberwesen (1898). + +#J. A. Mac Culloch, s.v. Lycanthropy, in Enc. rel. eth. VIII (1915). + +#E. Penquitt#, De Didonis Vergilianae exitu, Dissert. Knigsberg +(1910). + +*#R. Wnsch#, Aus einem griechischen Zauberpapyrus, in Kleine Texte +f. Vorles. u. b. hrg. v. H. Lietzmann, No. 84 (1911). + +#J. Heckenbach#, De nuditate sacra sacrisque vinculis, uit +Religionsgesch. Vers. u. Vorarb. IX, 3 (1911). + +#W.Y. Sellar#, s.v. Lucretius, in Encyclopaedia Britannica,-lle +uitg. XVII (1911). + +#P.J. Hamilton-Grierson#, s.v. Brotherhood (Artificial), in Enc. +rel. eth. II (1909). + +*#Riess#, s.v. Astrologie, in Pauly, Real-Enc. class. Alt. 2e uitg. +Bd. II (1896). + +*#A. Bouch-Leclercq#, L'astrologie grecque (1899). + +*#F. Cumont#, Astrology and religion among the Greeks and Romans +(1912). + +*#G. Lafaye#, Histoire du culte des divinits d'Alexandrie (1884). + +*#W. Drexler#, s.v. Isis, in Roscher, Lex. d. Myth. Bd. II (1890--97). + +*#F. Cumont#, Die oriental. Religionen im rm. Heidentum, vert. v. +G. Gehrich, 2e uitg. (1914). + +#Erman#, gypten u gyptisches Leben im Altertum II (1887). + +#Budge#, Egyptian magie, 2e uitg. (1901). + +#Lange#, Die gypter, in Chantepie de la Saussaye Lehrbuch d. +Religionsgesch. 3e uitg. I (1905). + +#G. Roeder#, Urkunden z. Religion d. alt. Agypten (1915). + +#H. Schmidt#, Namenglauben im Alten Testament, in Die Religion in +Gesch.u.Gegenwart IV (1913). + +#G. Roeder#, s.v. Set, in Roscher, Lex.d.Myth. 63. Lfg. (1910). + +#A.H. Gardiner#, s.v. Magic (Egyptian), in Enc. rel eth. VIII (1915). + +*#T. Witton Davies#, Magic, Divination a. Demonology among the +Hebrews and their neighbours (1898). + +*#M. Gaster#, Magic (Jewish), in Enc. rel. eth. VIII (1915). + + + * * * * * + + + + +HOOFDSTUK IV. + +*Nederlaag der ongeloovigen.* + + + +Sinds ongeveer het midden van de eerste eeuw onzer jaartelling neemt het +geloof in het wonderbaarlijke en magische eene hooge vlucht. De grootste +persoonlijkheden op intellectueel gebied erkennen de realiteit der +magie; magie en wijsheid worden als identiek beschouwd. De keizers zelf +gaan de tooverij begunstigen en de felle protesten van enkelen bewijzen +slechts, hoe weinig zij de teekenen dier tijden verstaan. Allerlei +omstandigheden werken als bij afspraak samen tot de nederlaag der +ongeloovigen. + +Wij willen een en ander nader toelichten. Dat de magie met wijsheid en +wetenschap wordt gelijkgesteld komt meer voor. De Arabieren gebruiken +het woord ilmoe (wetenschap) ook voor hetgeen op "occultisme", zooals +wij het noemen, betrekking heeft. Vandaar het Javaansche nglmoe, de +kennis der geheime tooverformulieren, een wonderlijk mengelmoes van +Polynesische, Hindoesche en Mohammedaansche bestanddeelen. De Javanen +jagen deze "wetenschap" ijverig na en meenen door haar al het mogelijke +te kunnen gedaan krijgen. Maar niet alle tooverspreuken zijn even +machtig en bij een rechtsgeding bijv. zal de verliezende partij hare +nederlaag aan de grootere kracht van de bezweringen der tegenpartij +toeschrijven. + +Wellicht het meest typische voorbeeld van een magir-wijsgeer is +Apollonius van Tyana (in Klein-Azi), omtrent wien wij echter niet zoo +goed zijn ingelicht als wij het zouden wenschen. De uitvoerige +levensbeschrijving toch, die de belletrist en kunstkenner Philostratus +op last van de keizerin Julia Domna (gest 217), van hem te boek stelde, +is rijk aan onwaarschijnlijke verhalen en overbodig vertoon van +belezenheid; bovendien heeft men, wellicht niet zonder reden, vermoed, +dat zij de strekking had, een tegenbeeld te zijn van de Christusverhalen +der evangelin. + +Of Apollonius werkelijk, zooals Philostratus verhaalt, het grootste +gedeelte der toenmaals bekende wereld doorkruiste om de menschen tot +handhaving der oudvaderlijke zeden en zoo mogelijk tot inachtneming van +de Pythagoreesche leeringen en leefwijze aan te sporen, blijft eene +opene vraag, maar het lijdt geen twijfel dat hij door allerlei +wonderbaarlijke handelingen aanleiding gaf, als magir te worden +beschouwd. Het verhaal bijv. dat hij een gestorven meisje in 't leven +terugriep[44], wijst onmiskenbaar op wonderdadige genezingen, door hem +verricht. + +Philostratus is echter met zulke wonderen niet tevreden en verhaalt o.m. +dat Apollonius te Ephese eene epidemie vooruit gevoelde en haar +vervolgens, op verzoek van de inwoners, deed ophouden door den demon der +pest, die zich als een oud bedelaar voordeed, te laten steenigen. En +toen de Ephesirs, op aansporen van den profeet, den steenhoop +opruimden, zagen ze, inplaats van dat monster, een hond er onder liggen, +van uiterlijk op een dog gelijkend, zoo groot als de grootste leeuw, +verpletterd door de steenen en met schuim op den muil[45]! + +En wonderbaarlijk feit betreffende Apollonius is historisch vrij goed +geboekstaafd, en wel het volgende: In 't jaar 96 n. Chr. hield de wijze, +reeds op hoogen leeftijd, te Ephese eene openlijke voordracht. Onder 't +spreken raakt hij gaandeweg afgeleid, zwijgt, doet eindelijk eenige +stappen vooruit en roept: "Stoot hem neer, den tyran, stoot hem neer!" +Daarna keert hij zich tot zijn gehoor en zegt: "Heden--op dit oogenblik +is keizer Domitianus gedood" en spoedig kwam een bericht uit Rome, dat +Apollonius' visioen schitterend bevestigde[46]. + +Over 't geheel genomen heeft Apollonius blijkbaar reeds bij zijne +tijdgenooten en zeer zeker bij de nakomelingschap den indruk gemaakt van +eene hoogstaande persoonlijkheid. Zelfs van kerkvaders zijn ons gunstige +oordeelen over hem bewaard gebleven. Hieronymus verklaart: "Die man vond +overal iets te leeren, en altijd vorderingen makende, overtrof hij +telkens weer zich zelven"[47]. En Augustinus zegt: "Veel beter, dat moet +men erkennen, was Apollonius, dan de bewerker en bedrijver van zoovele +liefdesschandalen, dien ze Jupiter noemen[48]", eene zinspeling op de +vaak hoogst onkuische verhalen aangaande dien oppersten god. + +Plutarchus (46 n. Chr.-120 n. Chr.) die door zijne +levensbeschrijvingen zulk een ontzaglijken invloed heeft uitgeoefend, +Plutarchus, die in zeldzame mate practisch inzicht met het geloof in het +onzienlijke vereenigde, geeft ook bewijzen van zijne belangstelling voor +het aanhangige onderwerp. Wel is waar wordt de "angstvallige vrees voor +bovenmenschelijke wezens" in zijn geschrift hierover (c. 10 en 13) voor +erger dan zelfs athesme verklaard, maar dit is blijkbaar zonder +nadenken, in eene oogenblikkelijke opwelling, van een ongeloovigen +moralist overgenomen. Immers elders handhaaft Plutarchus de realiteit +van vele verschijnselen en handelingen, die nu nog bij menigeen voor +ongeloofwaardig doorgaan. + +Zoo vinden wij bijv. in zijne "Huwelijksvoorschriften" het navolgende +(c.5): + + "De jacht door middel van vergif vangt den visch wel is waar + spoedig en gemakkelijk, maar zij maakt hem voor spijs ongeschikt. + Zoo hebben ook de vrouwen die zekere liefdesdranken en tooverijen + tegen de mannen verzinnen en hen door wellust overweldigen, + zinnelooze, onverstandige en bedorvene levensgezellen. Immers ook + Circe had geen baat van hare tooverkunst en kon niets met hare + slachtoffers beginnen toen ze zwijnen en ezels geworden waren, maar + Odysseus, die zijn verstand had en bedachtzaam met haar omging, had + ze uitermate lief." + +En in zijne "Tafelgesprekken" wijdt hij (V,7) eene uitvoerige discussie +aan het "booze oog" en maakt daarin energiek tegen de ontkenners +front(1): + + "De feiten steunen op wonderbaarlijke wijze de faam. En al weten + wij er de reden niet van, daarom mogen wij toch de geschiedenis + geen geloof ontzeggen, daar immers van duizenden dingen wier + zelfstandigheid helder voor oogen ligt, de reden ons ontgaat." + + "Wij kennen menschen, die door hun aanblik inzonderheid kinderen + deren, wier vochtig en zwak gestel door dezen wordt aangedaan en + eene ongunstige verandering ondergaat, terwijl dit minder overkomt + aan vaste lichamen, die reeds hun beslag hebben gekregen." + +Wat de verklaring van het feit in quaestie betreft, verwerpt Plutarchus +de hypothese der atomisten (6), in II door ons vermeld, en neemt zijn +toevlucht tot de theorie der uitstroomingen (2): + + "De reuk toch en de stem en de ademhaling zijn zekere + uitstroomingen der levende wezens en deelen, die de zintuigen + treffen en [allerlei] doen ondergaan ... Het ligt voor de hand, dat + dit het meest door de oogen gebeurt, want het gezicht, dat zeer + bewegelijk is, verspreidt met het flude, dat een flikkerenden + glans uitzendt, eene wonderbaarlijke kracht, door welke de mensch + zoowel veel lijdt als bewerkt. Immers, de mensch, door de zichtbare + dingen aangedaan, verkeert in dienovereenkomstige genoegens en + onaangenaamheden; en tot de verliefdheden, die toch de grootste en + felste aandoeningen der ziel zijn, geeft het gezicht de aanleiding, + zoodat de minnaar versmelt, wanneer hij naar de schoonen kijkt, en + er als 't ware naar toegetrokken wordt. Daarom dient men zich ook + te verwonderen over diegenen, die meenen dat de mensch door het + gezicht wel aangedaan en gekrenkt wordt, maar geenszins er iets + door doet en schade toebrengt". + +Plutarchus vermeldt ook de meening, dat zekere amuletten tegen den nijd +beschermen, omdat het booze oog door hunne vreemde gestalte wordt +afgewend en minder in het slachtoffer doordringt (3). + +Wij vinden inderdaad op tal van amuletten, die nog bewaard zijn +gebleven, allerzonderlingste afbeeldingen. Voornamelijk speelt het oog +zelf daarbij eene groote rol. Sommige onderzoekers hebben dan ook reeds +bij de primitieve stammen het bestaan vermoed van de theorie, dat +dezelfde kracht, die eene werking uitoefent, ze ook vermag op te heffen, +dat dus het gelijke met het gelijke, en in ons geval het oog met het oog +moet worden bestreden. Tegenwoordig heerscht echter onder de ethnologen +de opvatting, dat zulk eene systematische gedachte van de primitieve +volkeren niet is te verwachten, maar eene reeds gevorderde beschaving +veronderstelt. De ware verklaring zou deze zijn: De primitieve volkeren +gelooven, dat geesten, hetzij overledene menschen, hetzij +bovenmenschelijke wezens, het door ons reeds in hoofdstuk II vermelde +"mana", eene kracht of zelfstandigheid, ook aan onbezielde voorwerpen +kunnen mededeelen. Al wat door iets bijzonders den primitieven mensch +als drager van die geheimzinnige kracht toeschijnt, bijv. steenen van +een eigenaardigen vorm, dient als amulet. Het amulet vermag dus, om het +zoo uit te drukken, door uitstraling van "mana" de kracht van het booze +oog te breken. Aangenomen, dat deze verklaring voor de primitieve +volkeren opgaat, dan wekt toch het feit, dat wij op Grieksche amuletten +o.m. de afbeelding vinden van het gedrochtelijke Gorgo- of Medusahoofd, +met slangen omwonden en met wijd geopenden, starenden blik, +onwillekeurig de gedachte op, dat men de bedoeling had, door zulke +schrikgestalten de booze demonische machten op de vlucht te jagen. + +Het behoeft verder wel geen betoog, dat hetgeen van dit geloof aan het +booze oog op waarheid berust, blijkbaar hoofdzakelijk door de inwerking +der hypnose en suggestie moet worden verklaard. + +Plutarchus--om tot hem terug te keeren--acht ook wonderdadige genezingen +niet uitgesloten, zooals o.m. het door ons in hoofdstuk II aangaande +Pyrrhus vermelde uit zijne biographie van dien koning is geput. + +Van de realiteit der doodenbezwering is hij vast overtuigd. De verhalen +over Calondas en Pausanias, die wij in ons eerste hoofdstuk hebben +aangehaald, zijn bij hem te vinden. En in zijn levendig geschreven +dialoog "Over den genius van Socrates" verhaalt hij (c.16) hoe een +Pythagoreer door middel van een droom verneemt dat een zijner +geestverwanten is overleden (de Pythagoreers konden, heette het, door +een zeker teeken in den droom onderscheiden of het beeld van een doode +dan wel van een levende verscheen) en in den waan, dat deze niet naar +eisch ter aarde was besteld, zich naar het graf begeeft, 's avonds +plengoffers brengt en de ziel bezweert terug te keeren om hem te +verkondigen, hoe in deze te handelen. In 't verloop van de nacht ziet +hij wel is waar niets, maar verbeeldt hij zich, eene stem te hooren, die +zegt, dat voor het lijk overeenkomstig den ritus was gezorgd en dat de +ziel zich reeds heeft afgescheiden voor eene nieuwe geboorte. + +En naar aanleiding van het feit, dat in zijn vaderstad Chaeronea een +zekere Damas door zijne medeburgers in het bad was vermoord, vermeldt +Plutarchus in het leven van Cimon (I): + + "Daar gedurende langen tijd zekere verschijningen op die plek + gezien en zuchten gehoord werden, zooals onze voorouders + verzekerden, liet men de deuren van het bad dichtmetselen; en tot + nu toe nog meenen zij, die nabij deze plek wonen, dat + schrikwekkende gezichten en stemmen er aan verbonden zijn." + +Bij de Latijnsche auteurs speelt de magie ook in dien tijd geen geringe +rol. + +Seneca (gest. 65 n. Chr.), de veelzijdigste en beroemdste schrijver van +zijn tijd, evenzeer een virtuoos in verzen als in proza, schept in het +beschrijven van tooverijen veel genoegen, al is dan ook iets zoo +willekeurigs als de magie met het Stocijnsche determinisme dat hij +overigens huldigt, moeilijk overeen te brengen. Eene groote plaats neemt +de magie, zooals van zelf spreekt, in zijn treurspel "Medea" in, dat +blijkbaar door Euripides (vgl. hoofdstuk II) is genspireerd. + +Medea toch, zooals in de vierde acte haar voedster--eene in de antieke +drama's onmisbare figuur--uitvoerig beschrijft, "stort al hare +toovermiddelen uit en brengt te voorschijn, wat ook zij zelf lang +vreesde; zij ontplooit de geheele menigte der rampspoeden (v. +677-679)..... Aangetrokken door de tooverzangen is de geschubde schare +uit de eenzame schuilhoeken opgedaagd" (684 vlg.). Medea maakt vergif +uit planten gereed, "perst het zwadder uit de slangen, mengt er deelen +van onheilspellende vogels onder, het hart van den droeven oehoe, het +ingewand, levend aan een gekuifden uil uitgesneden; dit alles legt de in +misdaden bedrevene afzonderlijk; in sommige middelen zit de verterende +kracht van 't vuur, in andere het kille ijs der trage koude. Ze voegt +bij de vergiften woorden, niet minder te vreezen. Daar laat zij 't +gedruisch van haren razenden tred hooren en spreekt de bezwering uit; +reeds bij de eerste klanken beeft de wereld" (731--39). + +En in de derde acte van zijn "Oedipus" wordt met even sombere kleuren de +oproeping van Laus, 's konings vader geteekend. De scenerie is doodsch, +een afgelegen bosch. "In 't midden staat een ontzaglijke boom, die met +dichte schaduw de mindere stammen drukt en zijne takken met wijden +omvang uitbreidende, alleen het woud beschermt. Onder hem bevindt zich +eene sombere waterplas, die licht noch zon kent, onbewegelijk door +eeuwige kou. Een slijkerig moeras omringt den tragen poel" (v. +542--547). Hierheen begeeft zich de grijze toovenaar en verricht de +magische plechtigheden. Zijne stem vindt gehoor. "Het geheele bosch +daalde om zich weer met zijn loof te verheffen. Het eikenhout kreeg +spleten en een huivering deed het geheele woud schokken. De grond zonk +weg en zuchtte diep" (574 vlgg.). Het is alsof de onderwereld zich er +over verontwaardigt dat men in haar wil doordringen. Toch verschijnen de +bleeke schimmen en onder hen de goden. En ten slotte verrijst, na eene +herhaalde aanroeping, de schim van Laus en laat zijne voorspellingen +hooren (v. 619--658). + +Niet in de pozie alleen werden de aardbevingen aan de inwerking van +bovenmenschelijke wezens toegeschreven. Ook Pythagoras zou beweerd +hebben, dat de aardbevingen niets anders waren dan de samenkomsten der +afgestorvenen[49]. Analoge opvattingen vermeldt ons de volkenkunde. De +Balineezen beschouwen de aardbevingen als het werk van booze geesten. +Volgens den koning van Dahom veroorzaakte de geest van zijn vader de +aardbeving in 't jaar 1862. De Kwakiutl-Indianen (in Britsch Columbia, +Canada) gelooven, dat het geesten zijn die de aarde doen schokken. Het +"animisme" zooals wij het noemen, is dus hier ver doorgevoerd. + +Seneca's neef, Lucanus (39--65), een niet tot rijpheid gekomen genie, +een dichter van ongekende stoutheid en gezwollenheid, tracht ook waar de +magie ter sprake komt, zijne voorgangers te overtroeven. +Alleruitvoerigst beschrijft hij, in het zesde boek van zijn epos +"Pharsalia" het uiterlijk en de handelingen van de Thessaalsche tooveres +Erichtho. Ziehier enkele, en niet eens de ergste trekken: + + "Erichtho had de verfoeilijke tooverkunst tot nieuwe practijken + opgevoerd. Zij vindt het een gruwel, haar doodsch hoofd aan het dak + van een stad of aan een tehuis toe te vertrouwen; zij bewoont de + verlaten graven en nestelt zich in de zerken, na de schimmen er uit + te hebben verdreven (v. 509--512) ... Het aangezicht der goddelooze + is in walgelijke vervuiling vermagerd. Haar schrikwekkend gelaat, + dat geen helderen hemel kent, wordt door eene stygische bleekheid + bezwaard en zwoegt onder een last van ongekamde haren (v. 515--'18) + ... Zij rooft de rookende asch en de gloeiende beenderen van + jongelingen midden uit de houtmijt (v. 533 vlg.) ... Worden de + lijken in steenen graven bewaard, ... dan woedt zij gretig tegen + alle ledematen en dompelt hare handen in de oogen; zij heeft er + behagen in de kille pupillen uit te graven en kauwt de bleeke + uitgroeisels der verdroogde hand. Zij breekt met haar gebit den + strop van den gehangene (v. 538--544) ... Ja, dikwijls bij de + begrafenis van een bloedverwant legde de afgrijselijke Thessaalsche + zich op de dierbare leden, deed alsof ze eene kus wou geven, sneed + het hoofd af, maakte met hare tanden den saamgepersten mond los, + beet in de tong, die aan de dorre keel hing, stortte een gemurmel + uit in de kille lippen en droeg eene geheime gruwelboodschap op + naar de onderaardsche schimmen" (v. 564--569). + +Alleronsmakelijkst! Maar die beschrijving heeft op Dante zoowel als op +Goethe een diepen indruk gemaakt, en Erichtho is daardoor eene figuur in +de wereldletterkunde geworden. + +Artistiek daarentegen en guitig is ook hier de antagonist van Lucanus, +de geestig-onhebbelijke romancier-satyricus Petronius (gest. 67), die in +zijn "Gastmaal van Trimalchio" een tot dusver nog onovertroffen portret +van een O-weer heeft geleverd. Laten wij hooren, hoe in c. 62 een der +helden van zijn roman, een gewezen slaaf, het navolgende griezelige +avontuur met een toovenaar vertelt: + + "Eens op eene keer was mijn patroon naar Capua gegaan, om wat + snuisterijen van de hand te doen. Gebruik makende van de + gelegenheid haal ik onzen gast over om vijf mijlen ver met me mee + te gaan; 't was een soldaat, een vent als een duivel. Wij maken ons + uit de voeten bij 't hanengekraai (de maan blonk als of 't middag + was) en komen te midden van grafmonumenten. Mijn makker verwijdert + zich achter een steen; ik ga al neurinde verder en tel de + monumenten. Toen ik vervolgens naar mijn begeleider omkeek, kleedde + hij zich uit en lei al zijne kleeren naast den weg neer. De moed + zonk mij in de schoenen; ik stond er als verstijfd. Maar hij maakte + eenen kring om zijne kleeren heen en plotseling was hij een wolf. + Denkt niet, dat ik grappen verkoop; ik zou niet willen liegen om al + het geld van de wereld. Maar waar had ik het over? Wat ik begonnen + was te vertellen, toen hij een wolf geworden was, begon hij te + huilen en vluchtte naar de bosschen toe. Ik wist eerst niet, waar + ik was; toen trad ik dichter bij om zijne kleeren op te rapen, maar + die waren in steen veranderd. Als ik niet van angst verging, wie + dan? Ik trok echter mijn zwaard, en hakte al den weg langs op de + schimmen in, totdat ik het landhuis van mijn meisje bereikte. Als + een spook trad ik binnen; bijna gaf ik mijn ziel op: het zweet brak + mij uit; ik zag niet uit mijne oogen; ter nauwernood kwam ik weer + bij. Mijn meisje verbaasde zich er over, dat ik zoo laat wandelde + en "Als je", zei ze, "eerder gekomen was, had je ons ten minste + kunnen helpen; een wolf drong onze stal binnen en al onze + schapen--als een slager heeft hij ze het bloed afgetapt. Maar hij + heeft er ook van gelust, al is hij ontvlucht, want onze slaaf heeft + hem met de lans zijn hals doorboord." Toen ik dit gehoord had, kon + ik geen oog meer dicht doen, en zoodra 't dag was, vloog ik naar 't + huis van mijn makker, als een bestolen kroegbaas en toen ik op die + plek kwam, waar de kleeren in steen waren veranderd, vond ik niets + dan bloed. Maar toen ik thuis kwam, lag mijn soldaat in bed, als + een os, en een dokter behandelde zijn hals. Ik begreep nu, dat hij + een weerwolf was, en van toen af had ik geen stuk brood meer met + hem kunnen proeven, al had je me doodgeslagen". + +Wij zien hier, hoe het oude volksgeloof aan den weerwolf--vgl. het in +hoofdstuk III aangehaalde herdersdicht van Vergilius--op +romantisch-vermakelijke wijze is uitgewerkt. + +Eene nadere toelichting. + +Het geloof, dat men door het zwaard booze geesten vermag op de vlucht te +drijven, ja zelfs te deren, is wijd verspreid. Op den Babar-archipel +(ten Noord-Oosten van Timor) dragen de vrouwen zwaarden om, ter +bescherming van den zuigeling, de booze geesten schrik aan te jagen. Op +het eiland Nias (aan de Westkust van Sumatra) slaan mannen met hunne +zwaarden links en rechts om den ziektedemon uit het huis van den patint +te bannen en op diergelijke wijze gaan Chineezen en Japanneezen tegen +den demon van de pest te werk. Maar ook aan andere wapenen werd +tooverkracht toegeschreven. Jozua bijv. strekt, op bevel van God, zijne +lans zoo lang tegen A uit, totdat die stad gevallen is (Joz. VIII, 18 +en 26). Bij eene oorlogsverklaring door de Romeinen moest een zeker +priester eene bebloede lans in het vijandelijke gebied slingeren. In +Koningen II, 13,14--17 staat hoe Joas, koning van Isral, op bevel van +den profeet Eliza, een pijl des heils tegen de Syrirs afschiet. Eene +treffende parallel hiertoe is het navolgende uit eene Zweedsche sage. +Tot koning Eirik kwam, toen hij door de vijanden erg in 't nauw werd +gebracht, een groote man met een breeden hoed, gaf hem een rietstengel +en liet hem dien met de woorden: "Odin [hoogste god der Scandinavirs] +heeft U allen !" over zijne vijanden heen afschieten. + +Een exorcisme (demonenuitdrijving) ten overstaan van een Romeinsch +veldheer wordt ons uitvoerig beschreven door den geschiedschrijver +Flavius Josephus in diens "Joodsche oudheidkunde" (VIII, 2, 5): + + "Ik was er getuige van, hoe een zekere Eleazar, een van mijne + landgenoten, in tegenwoordigheid van Vespasianus, zijne zonen, de + krijgstribunen en de andere menigte soldaten de bezetenen van de + macht der demonen bevrijdde. De manier van genezing was als volgt: + hij bracht onder de neus van den bezetene zijn ring, onder welks + zegel zich een van die wortels bevond, die Salomo hiervoor had + aangewezen, liet den zieke hieraan ruiken en trok hem alsdan den + demon door de neusgaten naar buiten. En terwijl die mensch terstond + neerviel, bezwoer hij den demon onder aanroeping van Salomo en + opzegging van diens bezweringen, nooit meer in hem terug te keeren. + Daar Eleazar echter de aanwezigen er volkomen van wilde overtuigen, + dat hij die kracht bezat, zette hij voor den zieke in de nabijheid + een beker, met water gevuld, of een voetbekken en beval den demon, + om bij zijn uittreden uit den mensch, deze gereedschappen omver te + werpen en de toeschouwers te leeren: begrijpen, dat hij den patint + had verlaten. Dit geschiedde en het verstand zoowel als de wijsheid + van Salomo bleek duidelijk." + +Het exorcizeeren zelf was niet het meest wonderbaarlijke en laat zich +door suggestie gemakkelijk verklaren. Merkwaardig echter is, dat hier, +in afwijking van de procedure bij andere bezweringen, een physisch feit +als bewijs van de demonische inwerking er aan toe is gevoegd. Dat n.l. +demonen of goden diergelijke raadselachtige bewegingen konden +veroorzaken, werd toenmaals zelfs door diegenen geloofd die in de +physische wetenschappen niet onbedreven waren. Heden ten dage denkt men +hierbij onwillekeurig aan zekere verhalen omtrent de Indische "fakirs" +en aan de "spiritistische" mediums. Wat de fakirs betreft, is een +dergelijk feit, schoon wel eens door geloofswaardige personen bericht, +tot dusver o.w. nog niet streng wetenschappelijk vastgesteld. Bij eenige +mediums daarentegen zijn analoge verschijnselen van telekinesie, d.w.z. +beweging uit de verte buiten de bekende krachten om, herhaaldelijk onder +goede voorwaarden van controle waargenomen, zoodat hunne realiteit op +redelijke gronden bezwaarlijk te loochenen valt. Maar het zijn en +blijven hooge uitzonderingen, feiten, die zich niet zoo maar op commando +kunnen voordoen en daarom zijn wij eerder geneigd aan te nemen, dat het +door Josephus vermelde feit aan zekeren jongleurtruc te danken was, die +trouwens ook later nog herhaaldelijk is toegepast. + +Tacitus, reeds in hoofdstuk III door ons aangehaald, vermeldt in +Historin IV, 81 hoe zijn oudere tijdgenoot, keizer Vespasianus (69--79) +zelf eene wonderdadige genezing verrichtte: + + "Gedurende die maanden, dat Vespasianus te Alexandri de + passaatwinden en eene rustige zee afwachtte, gebeurden er vele + wonderen, waaruit de gunst des hemels en eene zekere genegenheid + der goden jegens Vespasianus bleek. Iemand van het mindere volk uit + Alexandri, bekend als ooglijder, wierp zich voor zijne knien neer + en smeekte hem jammerend om genezing van zijne blindheid, op + aanraden van den god Serapis, dien het aan gelooverij lijdende volk + boven de anderen vereert. Hij verzocht den keizer zich te + verwaardigen, zijn wangen en oogkringen met het vocht van zijnen + mond te besproeien. Een ander, met eene lamme hand, verzocht, op + aansporing van denzelfden god, door den keizerlijken voet te worden + getreden. Vespasianus lachte er eerst om en weigerde; toen ze + bleven aandringen, ging hij weifelen; nu eens vreesde hij een mal + figuur te slaan, dan weer vatte hij door hun gesmeek en de taal van + vleiers, hoop; tenslotte beval hij geneesheeren te onderzoeken of + zulke blindheid en lamheid door menschelijke hulp te genezen was. + De medici zeiden, na allerlei discussies, dat bij de eene het + gezichtsvermogen niet vernietigd was en terugkeren zou, als de + beletselen verwijderd werden; van den andere kon het verstijfde lid + weer door aanwending eener heilzame kracht hersteld worden. + Misschien was dit de wil der goden en de keizer voor de volvoering + daarvan uitgekozen; en tenslotte zou als het geneesmiddel slaagde, + de keizer er de eer van hebben, als het faalde, de spot de + ongelukkigen treffen." Toen gaf Vespasianus, in de meening dat zijn + geluk geen grenzen kende en niets verder ongeloofelijk was, zelf + met een blij gelaat, en te midden van de gespannen verwachting der + aanwezige menigte, aan het verzoek gehoor. Terstond werd de + verlamde hand weer lenig en herblonk voor den blinde het daglicht. + Zij die er getuigen van waren, vermelden nog beide feiten, nu er + met een leugen niets te verdienen valt". + +Men vergunne ons hier eene uitweiding. + +Aan het speeksel wordt ook elders geneeskracht toegeschreven. Bij de +Romeinen meende men door eene dagelijksche bestrijking 's morgens met +speeksel druipoogigheid te kunnen genezen[50]. De Joden geloofden, dat +bespuwing een goed middel tegen oogziekten was, zooals blijkt uit het +volgende merkwaardige Talmoedverhaal: Toen een man van zijne vrouw +eischte om Rabbi Mer in 't gezicht te spuwen, veinsde de beroemde +leeraar pijn aan zijn oog te lijden, opdat de vrouw, in 't belang van +den huiselijken vrede, aan den wensch van haar man zou kunnen voldoen. +De Islamieten gelooven nu nog, dat door het lichaamsvocht van hunne +sjeichs (heiligen) baraka (zegen, genade, d.w.z. een flude, +levenskracht of genezingskracht) kan worden overgebracht. Van de +Wakerew, een volksstam in Midden-Afrika, bericht Stanley dat de +onderdanen zich door hun koning in de handen lieten spuwen en dan +vervolgens hunne oogen bestreken, blijkbaar omdat zij aan het vocht van +den koninklijken mond geneeskracht toeschreven. Dit alles laat zich +gemakkelijk verklaren door het primitieve geloof, dat het lichaam o.m. +van opperhoofden, zooals wij reeds in hoofdstuk II hebben vermeld, van +"mana", eene magische kracht of zelfstandigheid is doortrokken. Men kan +nog verder gaan en hierin een hoofdfactor zien van de +reliquienvereering. Vaak immers wordt ook aan het lijk en het gebeente +van een heilige wonderkracht toegeschreven. Het "mana", om maar die +uitdrukking te gebruiken, is ook na den dood nog in de overblijfselen +van eene bevoorrechte persoonlijkheid aanwezig. + +Keeren wij nu tot Vespasianus terug. + +Verdient het al onze aandacht dat die bejaarde, nuchtere, practische +keizer eene wondergenezing verrichtte, niet minder opmerkelijk zijn de +berichten bij Philostratus, dat Vespasianus[51], evenals zijn zoon +Titus[52], achting voor Apollonius van Tyana zouden hebben gevoeld, die +daarentegen door den achterdochtigen Domitianus (z.b.) den broeder en +opvolger van Titus werd vervolgd[53]. + +Hadrianus (117-138), de veelzijdigste en bedrijvigste aller keizers, was +een en al belangstelling voor de magie en wij lezen dan ook in den +grooten tooverpapyrus uit Parijs (v. 2446-2455), dat Pachrates, de +"profeet" uit Heliopolis (in Egypte) hem "de macht van zijne goddelijke +magie toonde" en dat de keizer, "uit bewondering voor den profeet, beval +hem eene dubbele remuneratie uit te keeren". + +Hadrianus stichtte voorts ter eere van Antinos, een jongeling, die zich +voor den keizer zou hebben opgeofferd, eene stad, Antinopolis (in +Egypte) en wijdde hem een cultus. Van welken aard die cultus is geweest +kan men opmaken uit de woorden van een Christelijk schrijver[54]: + + "Indien iemand met waarheidsliefde en onpartijdigheid de + geschiedenis van Antinos onderzoekt, zal hij vinden, dat + tooverkunsten en wijdingen der Egyptenaren de oorzaken zijn, dat + hij in Antinopolis ook na zijn dood nog iets schijnt te + verrichten. Zoo iets wordt ook in andere tempels, naar verluidt, + door de Egyptenaren en diegenen, die in diergelijke kunsten + bedreven zijn, bewerkstelligd. Zij vestigen nl. op zekere oorden + voorspellende of genezende demonen, die echter vaak ook hen + kwellen, die iets schijnen te hebben misdreven aangaande verbodene + spijzen of het aanraken van een dood menschelijk lichaam, om + zoodoende den grooten en onbeschaafden hoop schrik aan te jagen. + Van dien aard is ook hij, die te Antinopolis in Egypte voor een + god wordt gehouden, van wiens wondermacht zwendelaars allerlei + leugens verzinnen, terwijl anderen, door den aldaar gevestigden + demon bedrogen, en nog weer anderen door hun boos geweten + overtuigd, eene straf meenen te ondergaan, hun door Antinos als + god opgelegd." + +Op het bannen van demonen naar zekere oorden en meer bepaaldelijk in +standbeelden, komen wij in hoofdstuk V terug; hier willen wij er +voornamelijk op wijzen, hoe een destijds ingestelde cultus bovenal een +magisch karakter droeg. + +Het is ook juist in den tijd, dien wij nu behandelen, dat de Oostersche, +in de Helleensch-Romeinsche wereld ingedrongen, religies zich eene +overheerschende positie onder de beschaafde kringen verwerven, en het +spreekt van zelf, dat dit de toch al sterke neiging van het publiek voor +het magische nog meer deed toenemen. + +De dienst der Egyptische goden werd omstreeks het midden der eerste +eeuw, zij het dan ook onder een zekere beperking, officieel erkend. Otho +(in 69 keizer) vierde dikwijls de Isisfeesten openlijk in het linnen +plechtgewaad. Vespasianus (z.b) betrad te Alexandri alleen in eigen +persoon den tempel van Serapis, ten einde den god over zijn +heerschappij te raadplegen[55]. Van toen af aan zijn de keizers +begunstigers van den "Alexandrijnschen" cultus. Onder Hadrianus werden +de Egyptische goden voor het eerst op de keizerlijke munten afgebeeld. +Geen wonder, dat zulke illustre voorgangers ook op dit gebied hunne +volgelingen hadden. Hier zij slechts vermeld, dat ook Plutarchus, +hoezeer aan de oud-vaderlandsche gebruiken gehecht, warme sympathie voor +Isis en Osiris koesterde, zooals uit zijn geschrift over beide goden +genoegzaam blijkt. + +Ongeveer omstreeks denzelfden tijd als de Isisreligie verkreeg ook de +dienst van de Klein-Aziatische godin Cybele, die twee eeuwen lang in +Rome slechts een zeer beperkten kring van vereerders mocht hebben, door +de gunst van keizer Claudius (41-54) groote uitbreiding. Magie was ook +aan dezen cultus niet vreemd; men beoefende er o.m. het "hypnotisme", +echter onder den naam van "Corybantisme", afgeleid van de Corybanten, +figuren uit de Cybele-mythe, die ook afzonderlijk vereerd werden. + +Eveneens blijken de aanhangers van den oorspronkelijk Perzischen +Mithrasdienst, die sinds den tijd van Vespasianus het Romeinsche rijk +binnendrong, zich vaak op de tooverkunst te hebben toegelegd. + +De Oostersche religies, die toenmaals in het Westen zulk eene opgang +maakten, leefden dus met de magie in vrede; de nieuwe wereldgodsdienst +daarentegen, het christendom, veroordeelde de tooverij van meet af aan +ten strengste. + +Laten wij dienaangaande het Nieuwe Testament raadplegen. + +Wij lezen vooreerst in de Handelingen der Apostelen, VIII: + + (5) Philippus trok naar de stad Samaria en predikte hun den + Christus. (6) Het volk luisterde eensgezind en vlijtig naar hetgeen + Philippus zeide en zag de teekenen, die hij verrichtte. (7) Want de + onzuivere geesten voeren uit vele bezetenen met groot geschreeuw; + ook werden vele jichtlijders en lammen weer gezond gemaakt. (8) En + er ontstond eene zeer groote vreugde in die stad. (9) Er was echter + in die zelfde stad een man met name Simon, die reeds vroeger + tooverkunsten verrichtte en het volk in verrukking gebracht had + door te zeggen dat hij zelf iets bijzonders was, (10) wien allen, + van den kleinste tot den grootste aanhingen en zeiden: "Deze is de + kracht Gods, die "de Groote" heet", (11) En zij hingen hem aan, + omdat hij langen tijd hunne zinnen door tooverij verrukt had. (12) + Maar nu zij Philippus geloofden, die de blijde boodschap van het + koninkrijk Gods en van den naam van Jezus Christus verkondigde, + lieten zij zich doopen, mannen zoowel als vrouwen. (13) En ook + Simon zelf werd geloovig en na gedoopt te zijn bleef hij + voortdurend bij Philippus en toen hij de teekenen en groote + krachten zag, die er geschiedden, ontzette hij zich. (14) Toen nu + de apostelen in Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods + aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes. (15) Dezen + kwamen en baden voor hen, dat zij den Heiligen Geest mochten + ontvangen. (16) Want deze was nog op niemand hunner neergedaald, + maar zij waren alleenlijk gedoopt in den naam van den Heer Jezus. + (17) Toen legden zij de handen op hen en zij ontvingen den Heiligen + Geest. (18) En als Simon zag, dat door de handoplegging der + apostelen de Heilige Geest geschonken werd, bood hij hun geld aan + (19) en zeide: "Geeft ook mij deze macht, opdat hij, wien ik de + handen opleg, den Heiligen Geest ontvangt". (20) Petrus echter + zeide tot hem: "Uw geld ga met U ten verderve, omdat gij gemeend + hebt, dat de gave Gods door geld verkregen wordt! (21) Gij hebt + part noch deel aan dit woord, want uw hart is niet oprecht + tegenover God. (22) Bekeer U dan van deze uwe boosheid en bid God, + of misschien deze overlegging uws harten U vergeven wordt, (23) + want ik zie, dat uwe ziel vol is van bittere gal en dat gij + verstrikt zijt in ongerechtigheid. (24) Doch Simon antwoordde en + sprak: "Bidt gijlieden voor mij tot den Heer, dat niets over mij + kome van hetgeen gij gezegd hebt." + +De oudste Christenen gingen dus, zooals wij zien, van het gezonde +principe uit, dat de uitdeeling der goddelijke gaven vrij moet zijn van +winstbejag, overigens echter werd tusschen de "wonderen" in naam van den +Christus of in naam van andere godheden verricht, geen scherpe grenslijn +getrokken. + +Hoogst kenschetsend is verder het navolgende verhaal, eveneens uit de +Handelingen der Apostelen, XIII: + + (6) En toen zij [nl. Paulus en Barnabas] het eiland [Cyprus] + doorgetrokken waren tot aan de stad Paphos, troffen zij er een + Joodschen toovenaar en leugenprofeet aan, met name Bar-Jezus, (7) + die tot het gevolg van den stadhouder Sergius Paulus, een zeer + verstandig man, behoorde. Deze ontbood Barnabas en Saulus en + begeerde zeer, het woord Gods te hooren. (8) Maar Elymas, de + toovenaar--want aldus wordt zijn naam vertolkt--kwam tegen hen op + en trachtte den stadhouder van het geloof afkeerig te maken. (9) + Maar Saulus (ook Paulus genoemd), vervuld van den Heiligen Geest, + keek hem scherp aan (10) en zeide: "O gij kind des duivels, vol van + alle bedrog en alle arglist, vijand van alle gerechtigheid, wilt + gij eens ophouden, de rechte wegen des Heeren krom te maken? (11) + Zie dan, de hand des Heeren keert zich tegen U en gij zult blind + zijn en de zon voor een tijd niet zien!" En terstond viel nevel en + duisternis op hem, en tastende zocht hij rond naar wie hem bij de + hand zouden leiden. (12) Toen de stadhouder zag wat gebeurd was, + geloofde hij, ontzet over de leer van den Heer." + +Hier zien wij dus, hoe naar de Christelijke opvatting, een +toovenaar-profeet door de goddelijke macht krachteloos wordt gemaakt. + +Zeer opmerkelijk is ook hetgeen naar aanleiding van Paulus' prediking in +Ephese wordt vermeld (Handelingen XIX, 19): + + "Velen ook dergenen, die magische kunsten beoefend hadden, brachten + de [toover]boeken bijeen en verbrandden ze in tegenwoordigheid van + allen; men berekende de waarde ervan en kwam tot een bedrag van + vijftigduizend zilverstukken." + +In de "Openbaring van Johannes" wordt (XXI, 8) verzekerd, dat ook aan de +toovenaars als aan de andere misdadigers "hun deel zal zijn in den poel +die daar brandt van vuur en sulfer, hetwelk is de tweede dood" (vgl. ook +XXII, 15). + +De zg. Apostolische Vaders sluiten zich bij die zienswijze aan. + +In den zg. "Brief van Barnabas" (waarschijnlijk uit de eerste eeuw +dagteekenende) wordt c. 20 gewaarschuwd voor den "weg der duisternis", +want het is "de weg van den eeuwigen dood met straf, waarop zich bevindt +wat de ziel te gronde richt", en daaronder wordt ook de magie +uitdrukkelijk genoemd. + +Ook de zg. "Leer der Twaalf Apostelen" (hoogstwaarschijnlijk later dan +de brief van Barnabas) zegt in c. III, 4 o.m.: "Mijn kind, wordt geen +bezweerder noch astroloog noch magir en verlang die dingen niet te +zien, want uit dit alles ontstaat afgodendienst". Dit was dus bij de +Christenen het groote bezwaar tegen de tooverij. + +Desondanks werden zoowel Jezus zelf als zijne volgelingen in 't algemeen +als magirs beschouwd. + +Het is bijv. een feit, dat de Joden Jezus voor een toovenaar uitmaakten. +Volgens eene overlevering zou Jezus in Egypte de magie hebben geleerd en +door middel van haar zijne wonderdaden hebben verricht. In Joodsche +legenden van lateren tijd staat o.m. te lezen, dat Jezus een geheim +perkament met den waren naam Gods had bezeten, dat dit hem echter +afhandig werd gemaakt en hij dientengevolge zijne tooverkracht verloor. +Die verhalen hebben echter, zooals van zelf spreekt, geen historische +waarde. Daarentegen valt het niet te ontkennen, dat zekere wonderdadige +genezingen, zooals ze in de Evangelin worden verhaald, sterk op die van +magirs gelijken. Wanneer wij lezen, hoe Jezus doofstomheid (Marcus VII, +33) en blindheid (Marcus VIII, 23 en Johannes IX, 6) geneest door o.m. +van zijn speeksel gebruik te maken, dan denken wij onwillekeurig aan de +wonderdaad van Vespasianus en aan hetgeen wij verder t.p. hebben +vermeld. En wanneer in Lucas VIII, 43 vlg. staat, hoe eene zieke vrouw +reeds daardoor genezen wordt, dat zij den zoom van Jezus' kleed +aanraakt, en hoe in v. 46 Jezus zelf verklaart te voelen dat kracht van +hem is uitgegaan, dan herinnert dat ons van zelf aan de wonderdadige +geneeskracht, die, zooals wij reeds in hoofdstuk II zagen, door de +primitieve volkeren aan hunne opperhoofden wordt toegeschreven. + +De Christenen gingen, evenals de Joden, in 't algemeen bij de Romeinen +voor magirs door. Wanneer de geschiedschrijver Suetonius in zijn "leven +van Nero" c. 16, de Christenen naar aanleiding van de vervolging onder +dien keizer eene soort menschen noemt van eene "nieuwe en boosdoende +superstitie", dan gebruikt hij--'t geen hoogst opmerkelijk is--een +woord, nl. boosdoende (malefica) dat ook bij uitstek van de tooverij in +ongunstigen zin werd gebezigd. In een brief, aan keizer Hadrianus +toegeschreven, worden de Christelijke presbyters voor wichelaars en dgl. +uitgemaakt[56]. Met die beschuldiging van magie hangt ook het gerucht +samen, dat vooral in de tweede eeuw hardnekkig werd geloofd, dat nl. de +Christenen een klein kind slachtten en brood in het bloed doopten om +aldus het eeuwige leven te verwerven. Aanleiding daartoe was blijkbaar +de geheime viering van het avondmaal bij de Christenen en zekere +uitdrukkingen, die zij voor dit sacrament gebruikten. Het griezelige, +dat men van de magirs geloofde, geloofde men ook van de Christenen, en +men nam zich niet de moeite, om het feit zelf deugdelijk te bewijzen. +Voorts werd het, zooals te begrijpen, als magie beschouwd, wanneer de +Christenen door den naam van Jezus "duivelen" uit de bezetenen +verdreven. Overigens was, zooals wij in hoofdstuk III gezien hebben, het +exorcisme reeds voordien gebruikelijk. + +Begunstigers daarentegen van de magie waren de zg. Gnostieken, +sectarirs, van vr onze jaartelling dateerende, echter reeds spoedig +met het Christendom in aanraking gekomen. Gnosis, d.w.z. kennis, is, +naar hunne opvatting, niet zoo zeer de "zelfbezinning van het intellect" +als wel eene geheimzinnige openbaring, die door inwijding en +sacramenten, door visioenen en extase den mensch ten deel valt. Wij zijn +aangaande de Gnostieken vrij gebrekkig ingelicht en meestal slechts op +de berichten van hunne tegenstanders aangewezen, maar dat zij sterk aan +magie deden, is boven twijfel verheven. Zeer opmerkelijk is het, dat +bovenvermelde Simon "de toovenaar" door de oude kerk werd beschouwd als +de "vader der ketterijen", die "deels door goocheltoeren, deels ook door +de hulp van demonen"[57] velen misleidde. Zooals wij in hoofdstuk V +zullen zien, beoefenden de "Simonianen", die zich geruimen tijd wisten +te handhaven, o.m. de doodenbezwering. Van Carpocrates (eerste helft +der tweede eeuw) en zijne volgelingen luidt het: "Zij houden zich op met +magische kunsten en bezweringen, minnedranken en toovermiddelen, +bijzitters [helpende geesten] en droomenzendende geesten en de overige +boosdoenarijen, bewerende de macht te hebben om reeds te heerschen over +de vorsten en vormers van deze wereld, ja zelfs over al het geschapene +in haar"[58]. Uit koptisch-gnostische geschriften, die men in den +laatsten tijd gevonden en uitgegeven heeft, zijn wij hieromtrent een en +ander te weten gekomen. In een dier boeken bijv. staat o.m. opgegeven +welke symbolen en bezweringen van noode zijn, om "de oorden van den +onzichtbaren God te doorwandelen". De symbolen of "zegels" bestaan uit +allerlei figuren, die soms op sneeuwkristallen gelijken, de bezweringen +grootendeels uit vreemdsoortige namen, als Jaldabaoth en +allerzonderlingste klankverbindingen als zozeze, ja, herhalingen van +enkele klinkers als bijv. eene drievoudige e. Bij iedere afzonderlijke +aanroeping van gindsche "heerschers" moet men tevens een mystiek getal +als bijv. 1119 "met de handen grijpen"[59]. Dergelijke practijken waren +reeds in het oude Egypte gebruikelijk, zooals o.m. uit het zg. +Doodenboek, feitelijk eene verzameling van tooverformulieren, blijkt. + +In de tweede helft der tweede eeuw n. Chr. heeft het ongeloof nog wel +eenige voorstanders onder de wijsgeeren, maar het moet hoe langer hoe +meer zwichten voor de onweerstaanbare macht der pythagoresche en +platonische philosophie. En hoe men in die kringen over de realiteit der +magie dacht, leert ons bijv. de veertiende "voordracht" van Maximus, uit +Tyrus, een toenmalig "confrencier", die daarin o.m. inlichtingen +omtrent allerlei orakelen geeft. Vgl. inzonderheid de navolgende +passage, (2, vlg.): + +"In Boeoti, nabij de stad Lebadea, is een orakelgrot, genoemd naar den +halfgod Trophonius. Wie hem wil raadplegen, legt een linnen, tot de +voeten reikend, roodkleurig gewaad aan, neemt [honig]koeken in beide +handen, en begeeft zich achterovergebogen door eene smalle opening +binnen de grot. Na het een en ander te hebben gezien of gehoord komt hij +weer naar boven en is zelf de tolk van wat hij waarnam. En ergens in +Itali, in Groot-Griekenland, was bij het meir dat Avernus heet, een +orakelgrot met priesters: psychagogen, geheeten naar hun werk [het +oproepen van zielen]. Wie daar ter wille van het orakel gekomen was, +deed een gebed, slachtte offerdieren, bracht plengoffers en riep de ziel +van wien hij wilde, van voorouders of van vrienden, op. En dan kwam hem +een schimbeeld te gemoet, wel is waar onduidelijk om te zien en moeilijk +te herkennen, maar toch in staat om eene stem te laten hooren en +voorspellingen te doen, en na geantwoord te hebben op hetgeen men vroeg, +verdween het. Het schijnt mij toe, dat ook Homerus dit orakel kende en +Odysseus er de reis heen laat doen, al heeft hij het, met dichterlijke +vrijheid, ver van de Middellandsche zee verplaatst. + +3. Indien deze dingen waar zijn, zooals het geval is, daar deels die +orakelen ook nu nog bestaan, zooals ze waren, deels nog duidelijke +sporen van den dienst en de plechtigheden bij die instellingen over +zijn," enz. + +Eene zeer uitvoerige beschrijving van het Trophonius-orakel geeft, uit +eigen ervaring, een tijdgenoot van Maximus, nl. Pausanias, in zijne +beschrijving van Griekenland "de Baedecker der oudheid" (IX, 39). Van +het meir Avernus, in Campani, is reeds in hoofdstuk III sprake geweest; +hier willen wij nog slechts opmerken, dat Zuid-Itali, wegens de vele +Grieksche kolonies die er waren, vaak "Groot-Griekenland" werd genoemd. + +De satiricus Lucianus uit Syri ( 120-na 180), die zich niet ontzag de +meest hoogstaande philosophen te bespotten, kantte zich fel tegen alles +wat maar naar magie zweemde en heeft enkele geschriften speciaal aan de +bestrijding ervan gewijd. + +Bekend is zijne levensbeschrijving van "Alexander den leugenprofeet" uit +Abonouteichos (in Klein-Azi), die ook bij hooggeplaatste Romeinen zeer +gezien was. Lucianus, zijn persoonlijke vijand, noemt hem een toovenaar +(c. 1), verwijt hem, op grond van hooren zeggen, grove onzedelijkheid +(c. 5) en beschuldigt hem van stelselmatig bedrog, ja zelfs van poging +tot moord (c. 56 vlg.). Dit alles valt, door gebrek aan andere bronnen, +moeilijk te controleeren; maar dat men Alexander niet botweg mag +beoordeelen naar de critiek van iemand, die, op 't voorbeeld van +Epicurus, verklaart, dat "wonderen" bedrog moeten zijn, ook al kan men +dit niet aantoonen (c. 17)--daarover worden de deskundigen het toch meer +en meer eens. + +Van eenigszins minder inferieur gehalte is de "Menippus of +doodenbezwering", waarin Lucianus genoemden satiricus, geholpen door een +Chaldeeuwschen magir, in de onderwereld laat neerdalen. De beschrijving +van de hiertoe vereischte voorbereidingen en ceremonin, hoe wonderlijk +ook, is geen pure fantasie. Menippus nl. vertelt o.m., hoe de magir hem +omstreeks middernacht naar de Tigrisrivier leidde, hem reinigde, met +klei afwreef, met fakkels en de zeeajuin en verscheidene andere middelen +zuiverde en tevens eene bezwering mompelde, (c. 7), 't geen met andere +berichten omtrent soortgelijke handelingen overeenstemt. Van de +onderwereld zelve zij hier vermeld, dat, volgens onzen zegsman, Socrates +daar, tengevolge van zijne vergiftiging, nog met gezwollen beenen +rondliep, (c. 18). + +Al zijne bitterheid heeft Lucianus echter in "De leugenvriend of de +ongeloovige" bijeengegaard, om ze onbarmhartig uit te storten over +iedereen die zich in dezen niet met de zienswijze der atomisten (c. 32 +f.f.) kan vereenigen, 's Mans fijne en vindingrijke ironie moge uit +staaltjes als de navolgende blijken: Een der "wondergeloovigen" +verzekert, een blik in de onderwereld te hebben geslagen en antwoordt op +de vraag of hem ook Socrates voor oogen was gekomen, aldus: "Ik zag +Socrates, echter niet duidelijk, maar op de gis af, omdat hij een kaal +hoofd en een dikken buik had" (c. 24). Van een ander wordt gezegd, dat +hem "de ideen zelve verschijnen, die Plato laat zien, een duister +schouwspel voor zwakken van gezicht" (c. 16), waarmee de geestigheid van +Lucianus in deze materie haar toppunt heeft bereikt. + +Een tegenhanger van Lucianus is de grootste der toenmalige Latijnsche +belletristen, Apuleius uit Madaura (heden ten dage Mdauroesch in +Algiers), tevens een man van encyclopaedische kennis. Zijn bekendste +werk, de kleurrijke en artistieke roman "Metamorphosen", d.w.z. +"Gedaanteverwisselingen", ook wel "De gouden ezel" genoemd, vereenigt op +eigenaardige wijze nuchter realisme met weelderige fantasie, losbandige +dartelheid met innige devotie. De held ervan, Lucius, een jeugdig en +hoogst onbezonnen geleerde, wordt nl. in een ezel veranderd en beleeft +als zoodanig de zonderlingste lotgevallen, totdat hij door de genade van +Isis wordt verlost en zich uit dankbaarheid aan den dienst der godin +wijdt. + +Uit dit boek spreekt een enthousiasme voor tooverij, zooals wij het +zelden elders aantreffen. Wij willen hier het meest frappante aanhalen. + +Lucius, te Hypata, een stadje in Thessali, aangekomen, denkt over de +wonderen na, die hij verwacht te zien (II, 1): + + "Zoodra de zon de nacht verdreven en den dag hernieuwd had, verhief + ik mij tegelijkertijd uit den slaap en uit het bed, tch al + gespannen en bovenmatig nieuwsgierig, om wat zeldzaam en + wonderbaarlijk is, te leeren kennen, en bedenkende, dat ik mij + midden in Thessali bevond, dat de geheele aardkring als de + bakermat der tooverzangen verheerlijkt ... bekeek ik alles stuk + voor stuk met de grootste belangstelling en nieuwsgierigheid. En er + was niets in dat plaatsje wat ik bij den aanblik voor dat hield wat + het was, maar ik geloofde dat alles zonder onderscheid door helsch + toovergemompel in eene andere gestalte was omgezet, dat de steenen, + die ik er aantrof, uit menschen verhard, de vogels die ik hoorde, + evenzoo bevederd, de boomen, die de stadgrens omgaven, op gelijke + wijze bebladerd en dat de bronwateren vervloeide menschenlichamen + waren. Reeds verwachtte ik, dat de standbeelden en schilderijen + zouden gaan wandelen, de muren spreken, de runderen en soortgelijk + vee profeteeren en van den hemel zelf en de zonneschijf plotseling + een orakel zou neerdalen." + +Daar ontmoet hij eene aanverwante, de matrone Byrrhina, die hem +waarschuwt voor de booze kunsten van Pamphile (jongensgek), wier +echtgenoot hem gastvrijheid verleent (2 vlg.): + +"Maar ik", aldus gaat Lucius in c. 6 voort, "toch al nieuwsgierig, was, +zoodra ik het altijd gewenschte woord "tooverkunst" hoorde, er zoo verre +van af, om voor Pamphile op mijne hoede te zijn, dat ik integendeel er +naar snakte, om mij aan zulk eene leerschool zelfs tegen eene rijke +betaling gaarne over te geven en mij rechtstreeks met rassen sprong in +den afgrond te storten." + +De zucht naar tooverij valt moeilijk met schellere kleuren te teekenen. + +Door middel van eene slavin, waarmee hij liefdesbetrekkingen aanknoopt, +tracht Lucius achter de geheimen van Pamphile te komen. + +Pamphile, aan haar weinig sympathieken echtgenoot ontrouw, legt zich +vooral op liefdestooverij toe, waaromtrent dan ook in III, 17 vlg. een +en ander wordt medegedeeld. Zij tracht afgesneden haren van dengene op +wien ze verliefd is, meester te worden, en bedient zich voorts van een +zeer omvangrijk tooverapparaat: allerlei soort welriekende kruiden, +platen met onverstaanbare karakters bekrast, overblijfselen van +verongelukte schepen, lichaamsdeelen van overledenen, bloed van +vermoorden, bekkeneelen aan de tanden van roofdieren ontrukt, +bezweringen, plengingen, nu eens met bronwater, dan met koeienmelk, met +wilden honig ofwel met wijnmee. Na vervolgens de haren in elkaar +gestrengeld en geknoopt te hebben werpt ze deze ter verbranding in een +gloeiend kolenvuur. + +Wij hebben verscheidene van deze toovermiddelen reeds herhaaldelijk +vermeld en willen hier meer bepaaldelijk onze aandacht op de haren +vestigen. + +De haren toch spelen in het volksgeloof eene groote rol. Zelfs worden ze +vaak als zetel van de levenskracht beschouwd. Volgens Euripides snijdt +de dood een lok af van het hem gewijde slachtoffer[60]. Vergilius +verhaalt in het (reeds in hoofdstuk III door ons aangehaalde) vierde +boek der Aenede (v. 696-705), hoe Dido die "voor haar tijd" zelfmoord +pleegt, niet van het lichaam kan scheiden, alvorens haar van godswege +een lok van de kruin is afgesneden. En wie denkt hierbij niet +onwillekeurig aan Simson, die met zijne weelderige haren tegelijk ook +zijne reuzenkracht verliest? + +Het is dus geen wonder, dat de haren bij liefdestooverij en envotement +te pas komen. Lucianus vermeldt in zijne "heterengesprekken" (IV, 4), +hoe voor de betoovering van een ontrouwen minnaar iets van den man zelf, +zooals bijv. enkele van zijne haren, vereischt zijn. En treffend stemt +het met de tooverij van Pamphile overeen, als wij lezen, hoe de magirs +bij de Tamilen op Ceylon, om iemand te envoteeren, haren en speeksel +van hem met zand van zijne voetsporen vermengd, samenkneeden en op een +looden plaat uitspreiden, waarbij tevens een ontvleeschte schedel met +magische, er op ingekraste karakters onmisbaar is. + +Met de bovengenoemde middelen echter in een zeker geval niets kunnende +gedaan krijgen, besluit Pamphile de gedaante van een vogel aan te nemen +en zoo naar haar geliefde toe te vliegen. Ze begeeft zich voor dat doel +naar haar bovenkamertje. (c. 21). Lucius, door de slavin gewaarschuwd, +klimt, in den nacht, stilletjes de trap op en ziet door eene spleet in +de deur, hoe Pamphile zich eerst van al hare kleeren ontdoet, daarna uit +een gesloten kastje verscheidene busjes te voorschijn haalt, uit een +ervan eene zalf neemt, deze lang met hare handpalmen wrijft en zich van +de teenen tot de kruin er mee bestrijkt. Eindelijk schudt ze hare +ledenmaten, die zich met veeren bedekken; ze wordt een oehoe en gaat met +vollen vleugelslag er van door. + +Wij zien hier dus, hoe eene zalf vereischt is, als men zich in een dier +wil veranderen, en denken daarbij meteen aan de zalf, waarmede de heksen +zich bestreken, ten einde naar hunne nachtelijke samenkomsten te +vliegen, zooals Goethe het in Faust dichterlijk heeft beschreven. En ook +wordt ons overgeleverd, dat men zich van eene diergelijke zalf +bediende, om de gedaante van een wolf aan te nemen, zooals immers het +geloof aan den weerwolf met dat aan den duivel en tooverij samen is +gesmolten. De hoofdbestanddeelen van de zalven in quaestie waren +narcotische kruiden; een occultist uit de vorige eeuw, K. Kiesewetter, +die het geheim van de samenstelling meende te kennen, heeft er zelf +proeven mee genomen, waarbij hij van reizen in verre gewesten en groote +menschenmassa's droomde. Het geloof der heksen, op eene samenkomst te +zijn geweest, waarbij de duivel het voorzitterschap bekleedde, laat zich +verder door "autosuggestie" gemakkelijk verklaren. + +Lucius, door dolle nieuwsgierigheid gedreven, wil nu ook een experiment +met de zalf wagen, maar neemt per ongeluk een verkeerd busje en wordt +zoodoende in een ezel veranderd (c. 24). Slechts het eten van rozen +vermag hem de menschelijke gedaante weer te geven, maar dit valt hem +niet dan na eene reeks allerellendigste wederwaardigheden ten deel (XI, +13). + +Ook eene doodenbezwering wordt in onzen roman beschreven, en wel naar +aanleiding van het feit, dat zeker bejaard burger eene vrouw +beschuldigt, zijn neef, met wien zij gehuwd was, te hebben vermoord. Er +ontstaat een oploop; het volk dreigt de vrouw te steenigen, zij echter +verzekert onder tranen, onschuldig te zijn (II, 27). + + "Toen dan", aldus gaat het verhaal bij Apuleius (c. 28) voort, + "zeide de grijsaard: De beslissing omtrent de waarheid zij aan de + goddelijke voorzienigheid overgelaten! Zatchlas is hier, een + Egyptisch priester van den eersten rang, die met mij tegen eene + groote belooning is overeengekomen, om den geest van den overledene + voor eene korte poos uit de onderwereld terug te roepen en dit + lichaam weer te bezielen." En meteen brengt hij een jongeling er + bij, in linnen gewaden, met schoenen van palmbladeren en met + kaalgeschoren hoofd. Lang kust hij diens handen, raakt zijne knien + aan en zegt: "Ontferm U, priester, ontferm U! Bij de gesternten des + hemels, bij de godheden der onderwereld, bij de elementen der + natuur, bij het zwijgen der nacht, en de heiligdommen van Coptos, + bij het aanwassen van den Nijl en de geheimen van Memphis ... geef + een kort gebruik van de zon en giet in de voor eeuwig gesloten + oogen een weinig licht! Wij verzetten ons niet tegen het noodlot, + wij ontzeggen niet aan de aarde haar eigendom, maar slechts + terwille van den troost der wraak, smeeken wij om eene korte spanne + levens." + + De profeet, aldus vermurwd, legt een zeker kruid op den mond en een + ander op de borst van 't lijk. Vervolgens aanbidt hij, naar het + Oosten gekeerd, zwijgend de opkomst van den verheven zonnegod en + wekt door den aanblik van dit eerbiedwaardig tooneel de + belangstelling der aanwezigen voor een zoo groot wonder op + (29).... Reeds begon de borst op en neer te gaan, reeds de pols + hersteld te kloppen, reeds het lichaam door geest te worden + vervuld; daar verrijst het lijk en spreekt de jongeling". + +Nog meer echter dan die roman geeft het feit te denken, dat Apuleius +zelf van tooverij is aangeklaagd (tusschen 155 en 158). Hij was nl. in +het huwelijk getreden met eene rijke maar veel oudere weduwe en had +daardoor de verwanten van haar eersten echtgenoot tegen zich in 't +harnas gejaagd. Men beweerde, dat het huwelijk door verbodene kunsten +tot stand was gekomen en diende eene aanklacht tegen Apuleius in, +waartegen deze zich in zijne "Apologie", die ook de kerkvader Augustinus +als "zeer inhoudsrijk en welsprekend" roemt[61], met goed gevolg +verdedigde. + +De aanklagers legden Apuleius o.m. ten laste, dat hij zeldzame visschen +had gekocht om er toovermiddelen uit te bereiden, dat hij een slaaf had +behekst en voor eene lamp aan den voet van een altaar had doen +neervallen, dat hij in de woning van een vriend nachtelijke offers had +gebracht en dat hij een geheimzinnig beeld voor magische doeleinden met +zich voerde. + +Deze punten van beschuldiging waren geenszins, zooals men vroeger +waande, bespottelijk, maar integendeel, zooals het onderzoek in den +laatsten tijd heeft aangetoond, van zeer ernstigen aard, daar ze +overeenstemden met hetgeen men toenmaals van de tooverij en hare +benoodigdheden geloofde. + +Apuleius verdedigt zich hiertegen in dier voege dat hij de lachers op +zijne zijde tracht te krijgen, bij bijzonderheden van weinig beteekenis +lang blijft stilstaan en allerlei uitweidingen maakt, die zeer zeker +veel wetenswaardigs bevatten--ook wij hebben er in III een en ander uit +geput--maar die toch kennelijk bedoelen, de aandacht van den toehoorder +en lezer af te leiden. Op zekere gewichtige beschuldigingen gaat de +verdediger zoo weinig mogelijk in. + +Aangaande de visschen tracht Apuleius (in c. 30 vlg.) uitvoerig aan te +toonen, dat de magirs er zich niet van bedienen en roept o.a. in (c. +30) uit: "Hoe zou een stomme en koude visch in staat zijn om den +minnegloed te doen ontvlammen?", maar het staat vast, dat toch wel eens +visschen voor liefdestooverij werden gebruikt, en Apuleius heeft dus +niet anders gedaan, dan om de moeilijkheid heen praten. + +In zake de beheksing van den slaaf (c. 42-52) ontkent Apuleius niet, dat +deze in zijne tegenwoordigheid was neergevallen (c. 44 vlg.), schrijft +dit echter aan epilepsie toe: "Dat moet wel de grootste toovenaar van +allen zijn, in wiens tegenwoordigheid die slaaf lang kan blijven staan" +(c. 43). Echter komen de bijzonderheden van deze beschuldiging, zooals +wij in ons laatste hoofdstuk zullen zien, vrij goed overeen met hetgeen +ons de tooverboeken aangaande diergelijke handelingen leeren. + +Van het nachtelijke offer, eene echte tooverpractijk, door de wet +verboden, maakt Apuleius zich (57-60) grootendeels met grappen, +insinuaties en sofismen af. Zijne tegenargumenten zijn weinig +steekhoudend en zelfs is het vermoeden geopperd, dat hij, na zijne +vrijspraak, er een en ander ten gunste van de rhetorische werking aan +zou hebben geretoucheerd. + +Het geheimzinnige beeld (c. 61-65) verklaart Apuleius voor een +onschuldig voorwerp van particuliere vereering; het was echter een +ebbenhouten beeld (c. 61), van Mercurius (de Latijnsche naam voor +Hermes, z.b. hoofdstuk I) met een kleed om de schouders (c. 63), en +juist zulke beelden van Mercurius, den god-toovenaar, werden, zooals in +de tooverpapyri te lezen staat, voor magische doeleinden vervaardigd. + +Vat men alles samen, dan bevestigt de "Apologie" wat men a priori van +den auteur der "Metamorphosen" kon verwachten, n.l. dat hij, die zich op +elk gebied van wetenschap bewoog, ook het "occultisme" beoefende, al was +het dan ook niet met booze bedoelingen. + +Apuleius, wien in geval van veroordeeling de doodstraf wachtte, bleef +dan ook, ondanks zijne vrijspraak, bij zijne tijdgenooten voor een +magir doorgaan en werd in latere eeuwen met Apollonius van Tyana op +ne lijn gesteld. + +De magie werd echter ook destijds, zoo noodig, voor officieele +doeleinden gebruikt. + +Keizer Marcus Aurelius (161-180) verzekert wel is waar in zijne +"Zelfbeschouwingen" (I, 6) geen geloof te slaan aan hetgeen +wonderdoeners en toovenaars omtrent bezweringen en het bannen van +demonen en soortgelijke practijken vertelden, maar toen het Romeinsche +rijk door de Marcomannen uit Bohemen en andere volksstammen uit +aangrenzende streken werd bedreigd, riep hij overal priesters vandaan, +liet vreemdsoortige plechtigheden verrichten en Rome op allerlei +manieren reinigen, zoodat dit zelfs zijn vertrek naar het leger +vertraagde[62]. Ook heeft hij blijkbaar den "leugenprofeet", Alexander +van Abonouteichos (z.b.), begunstigd en wordt bericht, dat een Egyptisch +magir, Arnouphis, toen het Romeinsche leger, door de Quaden ingesloten +en door afschuwelijken dorst gekweld werd, Hermes (Mercurius z.b.) en +andere goden door middel van tooverkunsten bezwoer en zoodoende een +regenval veroorzaakte, die de Romeinen verkwikte terwijl eene felle +onweersbui de vijanden teisterde[63]. Zooals bekend hebben kerkelijke +schrijvers dit "wonder" aan de gebeden van Christelijke soldaten +toegeschreven. + +Van een later keizer, Didius Julianus, wiens bewind (in 193) slechts +kort duurde, wordt bericht dat hij aan alle kanten bedreigd "door middel +van magirs verscheidene handelingen liet verrichten waardoor hij +meende, den haat van 't volk te kunnen kalmeeren en de wapenen der +opgestane soldaten te kunnen bedwingen. Want ze offerden sommige +offerdieren, die bij den Romeinschen eeredienst niet hooren, en hieven +profane gezangen aan. Julianus nam ook zijne toevlucht tot die tooverij, +waarbij, naar verluidt, een spiegel gebruikt wordt en geblinddoekte +knapen, over wier kruin eene bezwering is uitgesproken, een blik in de +toekomst slaan. Toen dan zou de knaap de aankomst van Severus en het +aftreden van Julianus hebben gezien"[64]. + +Van spiegels in engeren zin, d.w.z. metaalspiegels, is bij de magie der +Grieken en Romeinen slechts zeer zelden sprake. Opmerking verdient +echter hetgeen de reeds vroeger genoemde Pausanias, in zijne +"Beschrijving van Griekenland" (VII, 21, 12) bericht, dat nl. voor een +zeker heiligdom van de godin Demeter (Ceres) zich eene bron bevond, die +men ter wille van zieken in dier voege raadpleegde dat men een spiegel +aan een dun koord liet neerzakken, totdat de rand ervan het +wateroppervlak eventjes aanraakte. Na vervolgens tot de godin gebeden +en reukwerk gebrand te hebben, zag men in den spiegel, die den zieke +levend of gestorven vertoonde. + +In de Middeleeuwen daarentegen en later bediende men zich voor magische +doeleinden bij voorkeur van uiterst kunstig vervaardigde spiegels, of +van bijzonder geslepene kristallen. Bij het raadplegen ervan werden +allerlei bezweringen tot engelen en geesten gericht, die, naar men +geloofde, alsdan verschenen en in heel enkele gevallen zelfs hunne stem +lieten hooren. In den laatsten tijd is ook het "kristal-zien" +proefondervindelijk onderzocht en gebleken, dat zich daarbij, naast +waardelooze fantasiebeelden, ook visioenen voordoen, die op +"helderziendheid" en wellicht nog op andere geheimzinnige krachten en +invloeden wijzen. + +Bij de Christenen bleef de afkeer tegen de magie bestaan maar de feiten +zelve werden erkend. Allermerkwaardigst is te dien opzichte de +navolgende uitspraak in de eerste apologie (c. 18) van Justinus den +martelaar ( 154): + +"De doodenbezweringen, de visioenen van onbedorven knapen, de +oproepingen van menschelijke zielen en wat de magirs droomenzendende +geesten en bijzitters [helpende geesten] noemen en hetgeen verricht +wordt door hen, die in deze dingen ervaren zijn, mogen U ervan +overtuigen dat de zielen ook na den dood nog waarnemingsvermogen +bezitten; let ook op de menschen, die door de zielen van overledenen +gegrepen en geschokt worden, welke men eenstemmig bezetenen en +waanzinnigen noemt, op de zoogenaamde orakelen bij U, van Amphilochus, +van Dodona en Pytho en wat er verder van dien aard is...." + +Amphilochus, een mythisch figuur evenals Trophonius (z.b.), werd op +verscheidene plaatsen vereerd; te Dodona (in Epirus) was een orakel van +Zeus en te Pytho (Delphi) een van Apollo. + +Tatianus, een jongere tijdgenoot van Justinus, haalt in zijne "Rede tot +de Grieken" zooveel mogelijk de booze geesten er bij, (c. 16): + + "De demonen, die aan de menschen bevelen geven, zijn niet de zielen + der gestorvenen." + +Het schijnt hierbij niet te onpas, op te merken dat de Grieken en +Romeinen geen scherpe grenslijn trokken tusschen demonen, d.w.z. +bovenmenschelijke intelligenties, en overledenen en vaak de overledenen +zelven als demonen beschouwden. Wellicht de meest frappante uitspraak +dienaangaande is de navolgende van den reeds bovengenoemden Maximus uit +Tyrus in "Voordracht" XV, 6: + + "De ziel houdt het lichaam dat altijd in vloed en golfslag drijft + en geschud en geslingerd wordt, bijeen en legt het vast voor anker, + en wanneer die pezen en de adem en al het andere waardoor het + lichaam, als met touwen, zoolang aan de ziel vastgeankerd was, + verslappen, dan vergaat het lichaam en zinkt in de diepte, maar + zij zelf ontzwemt den dood, ze is haar eigen vaartuig, houdt zich + zelf bijeen en blijft onwrikbaar. En zulk eene ziel draagt reeds + den naam van "demon", een voedsterling van den ether, uit de aarde + naar ginds verhuisd, evenals uit een onbeschaafd volk naar Grieken, + en uit eene wettelooze en door een tiran overweldigde en door + onlusten geteisterde stad naar eene met goede wetten, die door een + koning wordt bestuurd en vrede geniet". + +Van amuletten en toovermiddelen wil Tatianus niets af weten (c. 17): + + "Alle soorten van wortelen die men gebruikt, de magische toepassing + van pezen en beenderen, hebben uit zich zelf geen uitwerking. Zij + zijn slechts het werktuig, waarvan de demonen zich in hunne + boosheid bedienen; zij hebben het bijzondere gebruik van ieder dier + heelmiddelen vastgesteld en wanneer zij zien dat de menschen + genegen zijn om de hulp aan te nemen, die ze hun door dit middel + geven, dan slagen ze er in, ze tot slaven te maken terwijl ze hen + bijstaan." + +Tatianus beweert, dat de demonen de menschen eerst ziek maken en dan, +opdat men zich te meer aan hen zou verslaven, gehoor geven aan de +bezweringen, die zij zelf hebben ingevoerd (c. 18): + + "De demonen genezen niet, maar vangen de menschen met list...zij + dringen in de ledematen van zekere menschen, wekken vervolgens door + droomen het geloof aan hunne macht op, bevelen de zieken in het + openbaar te verschijnen, ten overstaan van allen, en na de + eerbewijzen te hebben genoten, die men hun toekent, vliegen zij uit + het lichaam van deze zieken en maken een einde aan de ziekte, die + zij zelven hadden veroorzaakt en herstellen de menschen in hun + vroegeren toestand." + +Van de Gnostieken uit het tijdperk der Antonijnen zij hier een zekere +Marcus vermeld, aangaande wien wij bij den hl. Irenaeus in diens werk +"Tegen de ketterijen" (I, 13)(Ed. Massuet) lezen: "Hij bewerkt dat +bekers met gemengden wijn, terwijl hij voorgeeft ze te wijden en de +formule van aanroeping lang maakt, in purperen en roode kleur +schitteren, zoodat het schijnt dat de "Genade, die boven alles is" door +zijne aanroeping haar bloed in dien beker druppelt en de aanwezigen ten +zeerste verlangen uit dien kelk te proeven, opdat de Genade, door den +magir aangeroepen, ook in hen vloeie". Naar bericht wordt, wierp Marcus +te dien einde een zeker vocht in den beker, dat het mengsel +langzamerhand kleurde. Irenaeus verzekert ook, (I, 21), dat bij de +gnostieke inwijding een doop plaats vond en dat sommigen hier zekere +hebreeuwsche namen aan toe voegden "om de inwijdelingen meer te doen +ontstellen" en ook dat zij dezen met sap van balsem inwreven. Die +fragmentarische en verwarde berichten zijn thans door de nieuwe vondsten +eenigszins opgehelderd. In een koptisch geschrift toch worden de drie +doopen, nl. die met water, met vuur en met den H. Geest uitvoerig +beschreven, die Jezus zijn jongeren toedient alvorens hun de mysterin +mee te deelen waardoor de ziel "de oorden van den onzichtbaren God" +vermag te "doorwandelen" (z.b.). Ten behoeve van den eersten doop moeten +de discipelen uit de handen van een man en eene vrouw die rein zijn van +sexueelen omgang, twee kruiken wijn ontvangen en wijnranken halen. Jezus +maakt vervolgens een offer gereed, plaatst een wijnkruik links en den +anderen rechts van het offer, gelast den discipelen zich in linnen +kleeren te hullen, steekt in hun mond en legt in hunne handen zekere +kruiden en stelt hen voor het offer. Daarna spreidt Jezus kleeren van +linnen uit, zet een beker met wijn en legt brooden overeenkomstig het +aantal der discipelen er op en bekranst de discipelen met olijftakken. +Na een gebed van Jezus geschiedt een wonder: de wijn aan de rechter +zijde van het offer wordt tot water; dan treden de discipelen voor +Jezus, die ze doopt en hun de brooden toereikt. Daarop volgt de +vuurdoop, waarmee waarschijnlijk de zelfontvlamming van een reukwerk is +bedoeld, terwijl de ceremonin voorts met die bij den eersten doop +vrijwel overeenstemmen. Bij den derden doop worden aan het reukwerk +"overblijfselen van safraan", balsem en honig toegevoegd en de +discipelen met myrtetakken bekranst. Een bewalming met wierook en andere +stoffen dient om uit de discipelen de "boosheid" van de "heerschers" in +de lagere gebieden van de andere wereld te verwijderen[65]. Ook legt +Jezus den discipelen wierook in den mond en deelt hun ten slotte de +reeds boven vermelde geheimzinnige woorden en teekenen mede. Blijkbaar +hebben diergelijke ceremonin, met zekere variaties, in de mysterin der +Gnostieken plaats gevonden. + +De benoodigdheden zoowel als de handelingen bij deze gnostieke mysterin +komen bijna alle ook elders in de magie voor. Gedeeltelijk is dit reeds +gebleken, omtrent enkele bijzonderheden echter willen wij nog een en +ander in 't midden brengen. + +Onthouding van sexueelen omgang is vaak een vereischte voor het slagen +van magische handelingen. De minste tijdruimte hierbij is, zooals wij +reeds in III aanstipten en later nog blijken zal, drie dagen. Voor eene +zekere oproeping van Aphrodite, (Pap. Paris. 3209) moet men zeven dagen, +voor de bezwering, vermeld in het "Achtste boek van Mozes", n en +veertig dagen zuiverheid betrachten[66]. Apollonius van Tyana bleef, +naar verluidt, gedurende zijn geheele leven, sexueel rein[67]. + +Dergelijke voorschriften vindt men bij vrijwel alle volkeren. Ook de +Hindoes achten bij zelfstandige tooverhandelingen het inachtnemen van +onthouding gedurende ten minste drie dagen noodzakelijk. De Chineesche +magirs ontzeggen zich o.m. ook sexueele genietingen en bij de +primitieve volkeren moeten de toovenaars zich door wekenlange en uiterst +strenge onthoudingen op de uitoefening van hun beroep voorbereiden. + +De hoofdreden hiervan is, dat de geslachtelijke omgang als +verontreinigend wordt beschouwd. Men gaat daarbij niet uit van +"ethische" of maatschappelijke overwegingen; of de handeling in quaestie +bijv. echtelijk of buitenechtelijk is, doet niets ter zake. Maar men +vreest, dat booze demonen, door de wellust aangetrokken, den mensch +binnendringen en hem zoodoende onrein maken. Het "animisme" doet zijn +machtigen invloed ook op het sexueele leven gelden. + +Linnen is eveneens bij de magie vaak in gebruik In den Pap. Par. wordt +(v. 3094) den magir bevolen, een rein kleed van Indisch linnen om te +doen, en Apollonius van Tyana zou zijn leven lang linnen gewaden hebben +gedragen. Onder het Romeinsche bewind werd een Egyptisch priester van +lageren rang aangeklaagd, omdat hij o.m. wollen kleedingstukken +droeg[68]. Waarschijnlijk geloofde men in overoude tijden dat linnen een +uitstekend geleider is voor dat geheimzinnige, en reeds herhaaldelijk +door ons vermelde "mana". Ook de "magnetiseurs" verkondigen dergelijke +theorien. + +Wierook is, zooals wij ook later nog zullen zien, eene der voornaamste +benoodigdheden bij de magie. In een tooverpapyrus wordt o.m. den magir +bevolen, zijn mond met een wierookkorrel te berooken[69]. En in onze +Oost is het branden van benzo, eene soort wierook, algemeen in zwang, +en wel teneinde booze geesten te verjagen, eene bedoeling, die men zeker +ook oudtijds had bij het gebruik van reukwerk. + +Vatten wij de uitkomsten van dit hoofdstuk samen, dan blijkt, dat aan +het einde der tweede eeuw n. Chr. de realiteit der magie en, in verband +hiermede, de inwerking van "demonen" vrijwel algemeen werd erkend. Bij +de discussies, die van toen af over dit onderwerp werden gehouden, ging +het hoofdzakelijk om de vragen: "Hoe moet men de magie uit een +wijsgeerig standpunt verklaren?" en "Hoe moet men haar uit een religieus +oogpunt beoordeelen?" + + + +*Litteratuur.* + +#P.J. Veth#, Java, 2'e. dr. bew. d. Snelleman e. Niermeyer IV [1907]. + +#Gttsching#, Apollonius v. Tyana, dissertatie Leipzig [1889]. + +*#K. Kiesewetter#, Der Occultismus des Altertums [1896]. + +#G.R.S. Mead#, Apollonius of Tyana [1901]. + +#Canney#, Apoll. of T., in Enc. Rel. Eth. I [1908]. + +#Th. Whittaker#, Apollonius of Tyana a. other essays [1909]. + +#J.J. Hartman#. De Avondzon des Heidendoms. Het leven e.d. werken v.d. +Wijze v. Chaeronea 2'e dr. [1912]. + +#G. Abernetty#, De Plutarchi qui fertur de superstitione liber, dissert. +Knigsberg [1911]. + +#B. Freire-Marreco#, Charms a. Amulets, in Enc. Rel. Eth. III [1910]. + +#F.T. Elworthy#, Evil Eye, in Enc. Rel. Eth. V. [1912]. + +#R. Lasch#, Die Ursache u. Bedeutung d. Erdbeben im Volksglauben, in +Arch. f. Religionswiss. V [1902]. + +#Wallis#, Prodigies a. portents, in Enc. R.E.X. [1918]. + +#Frazer#, Scapegoat [1914]. + +#F. Schwally#, Semitische Kriegsaltertmer. I. Hft. Der hl. Krieg im +alten Isral [1901]. + +#P. Fiebig#, Antike Wundergeschichten. Zum Studium der Wunder des Neuen +Testamentes, in kl. Texte f. Vorl. u. Ueb. hsg. v. H. Lietzmann No. 79 +[1911]. + +*#A. de Rochas# L'extriorisation de la motricit, 4'e uitg. [1906]. + +#E. Feilding, W.H. Baggally, H. Carrington#, Report o.a. series o. +sittings with Eusapia Palladino, in Proceedings o.t. Society Psychical +Research, Vol. XXIII [1909]. + +#Riess#, Aberglaube, in Pauly, Real.-Enc. cl. Alt. 2'e dr. I [1894]. + +#Doutt#, Magie et Religion d. l'Afrique d. Nord (1909). + +#Stanley#, Through the dark continent, Vol. I [1878]. + +*#Graillot#, Le culte de Cyble, Mre des Dieux Rome et dans l'empire +Romain, in Bibl. col. franaises d'Athnes e.d. Rome, fase. 107 [1912]. + +*#Cumont#, Textes e. Monuments fig. rel. a. mystres d. Mithra I [1899]. + +#S. Krauss#, D. Leben Jesu n. jdischen Quellen [1902]. + +#Anrich#, Das antike Mysterienwesen in seinem Einfluss auf das +Christentum [1894]. + +#J. de Zwaan#, Imperialisme v. d. Oud-christelijken geest (1919). + +#H. Weinel#, Die Wirkungen des Geistes und der Geister im +nach-apostolischen Zeitalter (1899). + +#Bousset#, Kyrios Christos, Geschichte des Christusglaubens v. d. +Anfangen d. Christentums bis Irenaeus, in Forsch. z. Rel. u. Lit. d. +Alt. u. Neu. Test. 21 Hft. (1913). + +#Thimme#, Alexander von Abonuteichos. Ein Beitrag zur Glaubwrdigkeit +Lucians, in Philologus XLIX (1890). + +*#O. Seeck#, Gesch. d. Unterg. d. ant. Welt Bd. III (1909). + +#Couperus#, De verliefde Ezel [1918]. + +#E.E. Sikes#, Hair a. nails in Enc. R. E. VI [1913]. + +#M. Bartels#, Die Medizin der Naturvlker [1893]. + +#K. Kiesewetter#, Die Geheimwissenschaften [1895]. + +#P. Monceaux#, Apule magicien, in Revue d. deux mondes LXXXV [1888]. + +#P. Vallette#, L'apologie d'Apule. Thse, Paris [1908]. + +#S. Dill#, Alexand o. Abonoteich., in Enc. R. E. I, (1908). + +#K.H.E. de Jong#, Dienstweigering bij de oude Christenen (1905). + +#M. Ott#, Thundering Legion, in The Catholic Encyclopedy XIV [1912]. + +#A. Lang#, Crystal-Gazing, Enc. R. E. IV [1911]. + +*#T. Dempsey#, The Delphic oracle, its early history, influence a. +fall.(1918). + +#Puech#, Rech s.l. disc. a. Grecs d. Tatien (1903). + +*#E. Fehrle#, Die kultische Keuschheit im Altertum, in Religionsgesch. +Ver. u. Vor. VI (1910). + + * * * * * + + + + +HOOFDSTUK V. + +*Het geloof gerechtvaardigd door de wijsbegeerte.* + + +De derde eeuw n. Chr. wordt geestelijk beheerscht door het zg. +Neoplatonisme, dat de leer van Plato en die van Aristoteles tot n +geheel trachtte te verwerken, maar tevens ook veel aan de Pythagoreen +en de Stoa ontleende. De Neoplatonici, vol van belangstelling voor +cosmologische en psychologische problemen, kenden ook aan de magie eene +plaats in hun systeem toe en hebben ze in hare hoogste uitingen ten +slotte als iets van goddelijken aard beschouwd. + +Van den stichter der Neoplatonische school, Ammonius Saccas (gest. +242), die niets schriftelijks heeft achtergelaten, weten wij zeer weinig +met zekerheid, al is er reden om aan te nemen, dat zijne verdiensten ook +op zielkundig gebied nog niet naar waarde zijn geschat. Van zijn +leerling Plotinus (203-269) daarentegen zijn ons alle geschriften +overgebleven en gelukkig is dit ook het geval met zijne biographie, +geschreven door zijn eigen volgeling Porphyrius ( 233 - 303), een man +van litterair talent en critische waarheidsliefde. + +De levensbeschrijving van Plotinus is vooral uit een zielkundig oogpunt +belangrijk. Porphyrius toch verzekert dat zijn leermeester buitengewone +psychische gaven bezat en twee door hem vermelde feiten behooren +rechtstreeks tot het gebied der magie. + +Wij geven Porphyrius zelf het woord (c. 10): + + "Van hen, die zich voor philosofen uitgaven, zag Olympius uit + Alexandri, die korten tijd discipel van Ammonius was geweest, met + verachting op Plotinus neer, daar hij gaarne zelf den eersten rang + had ingenomen. Olympius bestookte Plotinus ook in dier voege, dat + hij zelfs door tooverijen den schadelijken invloed der gesternten + op hem wilde doen werken. Daar hij echter gevoelde dat zijne poging + op hem zelf terugsloeg, zeide hij tot zijne vertrouwelingen, dat de + zielskracht van Plotinus groot was, zoodat deze de tegen hem + gerichte aanvallen tegen de kwaadwilligen zelven vermocht te + keeren. Plotinus verzette zich dan ook, wanneer Olympius tegen hem + werkte en zei dan: "Nu wordt het lichaam van Olympius als een in + elkaar gewrongen geldbeurs saamgetrokken en wel z, dat zijne + ledematen zich tegen elkaar wrijven." Aangezien Olympius aldus vaak + in de onaangename situatie had verkeerd van eerder zelf te lijden + dan Plotinus te deren, hield hij met zijne pogingen op." + +Zooals reeds in hoofdstuk III is gebleken, werden de sterrewichelaars, +die vooral sinds het optreden van Posidonius (135-51 v. Chr.) steeds +meer aanhangers wonnen, gewoonlijk met de magirs op ne lijn gesteld. +Hier zien wij hoe astrologie en tooverij, schoon uitteraard +verschillend, ineen vloeien, zooals trouwens het verschil tusschen magie +en wichelarij zich niet altijd door scherpte kenmerkt. In het +bovenstaande geval is wat de verklaring betreft, de mogelijkheid niet +van de hand te wijzen, dat iemand, door het vaste geloof aan de macht +der sterren, eene telepathische werking zou vermogen uit te oefenen en +evenmin, dat degene, tegen wie ze is gericht, door een sterkeren aanleg +voor supranormale krachtsuitingen, de booze bedoelingen op den belager +zelf zou kunnen doen neerkomen. + +Nog belangrijker is wat terstond op het bovenvermelde verhaal volgt: + + "Plotinus was dan ook reeds van geboorte af, boven de andere + menschen bevoorrecht [zooals uit het volgende blijkt]. Een + Egyptisch priester, die naar Rome was gekomen en door een vriend + met hem in kennis was geraakt, wilde eene proeve van zijne wijsheid + toonen en verzocht Plotinus om mee te komen, ten einde zijn eigen + demon [beschermgeest], zooals men hem noemt, te zien verschijnen. + Daar Plotinus er gaarne gehoor aan gaf, geschiedde de oproeping in + den Isistempel, want dit was, naar het zeggen van den Egyptenaar, + de eenige reine plek, die hij in Rome had gevonden. Toen nu de + beschermgeest opgeroepen werd om te verschijnen, zou een god en + geen van het geslacht der demonen zijn gekomen, en zou de + Egyptenaar dan ook gezegd hebben: "Gelukzalig zijt gij, dat ge een + god tot beschermgeest hebt en niet een van lageren rang." Zij + hadden echter den god niet kunnen ondervragen en ook niet verder + kunnen zien, daar de mee aanwezige vriend de vogels, die hij tot + afweer [van schadelijke invloeden] in de hand hield, worgde, hetzij + uit afgunst of uit schrik. Omdat nu Plotinus een van de + goddelijkere demonen tot beschermgeest had, verhief hij ook + bestendig zijn goddelijk oog tot hem. En om die reden schreef hij + ook een betoog "Over den demon die ons ten deel is gevallen," + waarin hij pogingen doet, om gronden voor de verscheidenheid der + beschermgeesten aan te voeren." + +Vogels bij diergelijke bezweringen te offeren, ook door ze op een +bepaald oogenblik te verstikken, was meer gebruikelijk. Daardoor toch +meende men den dood te kunnen afwenden, waarmee, naar het aloude geloof, +de verschijning van eene godheid den mensch bedreigde. De vogels, bij de +oproeping van bovenmenschelijke wezens gedood, waren dus, naar alle +waarschijnlijkheid, oorspronkelijk plaatsvervangende offers. Voorts +hangt dit vogeloffer wellicht ook samen met het geloof, dat de +menschelijke ziel, na den dood, de gedaante van een vogel aanneemt, een +geloof, dat vooral bij de oude Egyptenaren heerschte. + +Plotinus heeft getracht, de magie uit de grondstellingen van het +Neoplatonisch systeem te verklaren en wel, om het in 't kort, maar +zooveel mogelijk met zijn eigen woorden weer te geven, aldus: + +De wereld is n levend organisch wezen[70] waarin gelijkgestemde deelen +ook op afstand op elkaar vermogen in te werken. Als eene snaar van onder +in beweging wordt gebracht, plant die beweging zich ook naar het +boveneinde voort; zijn twee snaren gelijk gestemd, dan heeft, wanneer de +eene getokkeld wordt, ook de andere vaak er als 't ware een gevoel +van[71]. Er is ne Al-ziel, waardoor het geschieden kan, dat +tooverzangen en magische kunsten de menschen tot elkaar voeren, en dat +een zacht gefluisterd woord het verafliggende benvloedt en op +ontzaggelijken afstand zich verneembaar maakt[72]. De magie is dus +mogelijk door de sympathie (samen-aandoenlijkheid), d.w.z. door den +organischen of wil men, den dynamischen samenhang in de wereld. + +Onwillekeurig denkt men hierbij aan de moderne en reeds herhaaldelijk +door ons vermelde leer der telepathie, d.w.z. der +gedachteoverbrenging, of juister, der overbrenging van gedachtebeelden, +indrukken, gevoelens buiten de gewone zintuigelijke kanalen om, eene +theorie, die, zooals wij in hoofdstuk II gezien hebben, reeds +Aristoteles flauw voor den geest zweefde. + +De ware magie is de liefde in het Al en haar tegendeel, de haat. De +menschen zijn tot liefhebben geboren; wat liefde verwekt, trekt tot +elkaar aan; zoo ontstond de tooverkunst die de eene ziel met de andere +verbindt. Door de melodie van de bezwering, door de gebaren van den +toovenaar wordt de ziel, d.w.z. haar niet-redelijk deel, medegesleept +evenals zulks ook door gebaren en uitroepen geschiedt die medelijden +wekken[73]. + +Ook de wijze is, in zooverre hij aan het niet-redelijke deel heeft, +vatbaar voor magische invloeden en zou er zelfs ziekte, lichamelijk +ongemak of den dood door kunnen lijden. Zoo noodig zal hij die booze +krachten door afwerende tooverij krachteloos maken[74]. + +Dat Plotinus ook de doodenbezwering als reel erkende, blijkt uit het +slot van de verhandeling "Over de onsterfelijkheid der ziel", +onloochenbaar de scherpzinnigste critiek, die oudtijds op het +materialisme is geoefend, waarin hij spreekt van "de orakelen der goden, +welke gebieden om den toorn van verongelijkte zielen te verzoenen en aan +dooden eerbewijzen te betoonen" en van "vele zielen, die vroeger in +menschen woonden" en "niet ophouden, de menschen weldaden te bewijzen", +diegenen nl. die ook "door openbaring van orakelspreuken hulp +verleenen"[75]. Blijkbaar heeft Plotinus hierbij ook aan de gevallen +gedacht, door ons in het eerste en derde hoofdstuk vermeld. + +Zelfs de demonen kunnen, daar ook in hen iets niet-redelijks is, door +tooverij worden benvloed en degenen, die hen aanroepen, verhooren[76]. + +Na deze theoretische uiteenzettingen gaan wij over tot de belangrijkste +gegevens omtrent de antieke magie, nl. de zg. tooverpapyri, die men +sinds ongeveer het midden der vorige eeuw met grooten ijver is gaan +opsporen en publiceeren. Deze officiele stukken, om ze aldus te noemen, +die meestal uit de derde eeuw n. Chr. of later dateeren, bevatten zeer +oude bestanddeelen en leeren ons niet slechts de tooverij in hare +zonderlingste vormen kennen, maar ook het toenmalige leven in zijne +bonte verscheidenheid. Eene groote ruimte neemt ook hier de zinnelijke +liefde in, zooals reeds de inhoudsopgave van den 3274 regels langen +tooverpapyrus uit de "Biblothque nationale" te Parijs ons leert. Wij +ontleenen uit dezen "grooten Parijschen tooverpapyrus" de navolgende +uiterst kenschetsende passages, te beginnen met v. 1496-1593: + + "Liefdesopwekking bij een offer van mirre. + + Offer mirre op een kolenvuur en spreek daarbij de bezwering uit. + Bezwering. Gij zijt mirre, de bittere, de lastige, de + verzoening-bewerkende onder strijdenden, de schroeiende en tot + beminnen dwingende alwie zich niet bekommeren om de liefde. Allen + noemen U mirre, ik echter noem U de vleeschverterende en + hartontvlammende. Ik zend U niet ver weg naar Arabi, ik zend U + niet naar Babylon, maar ik zend U naar Athenodora de dochter van + Perictione opdat gij mij van dienst moogt zijn bij haar, opdat + gij haar naar mij toe moogt voeren. Indien zij zit, niet moge zij + zitten, indien zij tot iemand spreekt, niet moge zij spreken, + indien zij naar iemand kijkt, niet moge zij kijken, indien zij naar + iemand toegaat, niet moge zij naar hem toegaan, indien zij + rondwandelt, niet moge zij rondwandelen, indien zij drinkt, niet + moge zij drinken, indien zij eet, niet moge zij eten, indien zij + iemand kust, niet moge zij kussen, indien zij zich vermeit in eenig + genot, niet moge zij zich vermeien, indien zij slaapt, niet moge + zij slapen, maar mij alleen, Callicles, moge zij in gedachte + houden, naar mij alleen verlangen, mij alleen liefhebben, alle + mijne verlangens vervullen. Dring tot haar in niet door hare oogen, + niet door haar ribben, niet door hare nagels, niet door haar navel, + niet door hare ledematen, maar door hare ziel en blijf in haar hart + en brand haar binnenste, haar borst, hare lever, haar adem, hare + beenderen, haar merg, totdat zij kome naar mij, Callicles, mij + lief hebbende en doe al wat ik verlang, omdat ik U, mirre, bezweer + bij de drie namen Anocho, Abrasax, Tro en den meer + achterhalenden en sterkeren Kormeioth, Iao, Sabaoth, + Adonai opdat gij mijne opdrachten moogt vervullen, mirre! Zooals + ik U verbrand en zooals het in Uw vermogen is, aldus verbrand van + haar die ik bemin, Athenodora, de hersenen, brand uit haar en + wring er uit het binnenste, doe het bloed uit haar uitdruppelen + totdat zij kome tot mij, Callicles, den zoon van Timocleia. Ik + bezweer U bij Marparkourith, Nasaari, Naiemarepaiparine, Kouri. Ik + werp U in 't brandende vuur en ik bezweer U bij den + albeheerschenden god, den altijd levenden; ik bezwoer U en bezweer + U ook nu, U, Adonai, Barbar Iao, Zagoure Arsamosi, + Alaous, Kaisalaos, ik bezweer U, die den mensch stelt tot leven, + hoor! hoor! O groote God Adonaie, Ethuia, Zelfverwekker, + Altijdlevende God, Eioe, Iao, Ao, Ao, Phneos + Sphintes Arbathiao, Iao, Iae, Ioa Aioon, + Ouer, Gonthiaor, Rarael, Abra Brachasoroormerphergar, + Marbaphriouiringx, Iao, Sabaoth, Maskelli, Maskello. De + bezwering: Amousoe, Anouringch, Phnoukentabaoth, + Sousaephinphesech, Maphirar Anourin Ibanaoth, Arouer, + Chnouph, Anoch, Bathi, Ouchiarbas, Babaubar, Eloai. Voer naar + mij Athenodora, de dochter van Perictione, naar mij, + Callicles, den zoon van Timocleia, op den dag van heden, in deze + nacht, in dit uur Mouloth, Phorith Phthoith, Phthouth, + Penion. Ik roep ook u aan die het vuur beheerscht Phthananoch, + verhoor mij, gij Eene, Eeniggeboren Mane, Bia, Ba, Ba, Churir, + Oou, Thadein, Adonai, Erounouni, Mioonch Chioutiai, Marmar, + Auo, E, voer Athenodora de dochter van Perictione naar mij + Callicles den zoon van Timocleia nu, nu, reeds, reeds, snel, + snel!" + +De namen van den minnaar, de beminde en de moeders hebben wij ter wille +van de grootere levendigheid zelf er in gevoegd; in den tekst staat N.N. +Dat men bij eene bezwering den naam van de moeder en niet dan bij +uitzondering dien van den vader noemt, zal wel een overleefsel zijn van +het z.g. moederrecht, d.w.z. de gewoonte om de afstamming naar de +moeder, in plaats van, zooals thans, naar den vader, te bepalen. Van het +moederrecht dat bij tal van primitieve volkeren heerscht, zijn n.l. ook +bij de oude oostersche volkeren sporen te vinden. + +Overigens hebben wij deze bezwering in haar geheel weergegeven, met al +de tooverwoorden. Want blijkbaar is het niet slechts de accentuatie, +maar ook het aantal dier tooverwoorden, wat het gewenschte effect +bewerken moet. Zooals de lezer al spoedig ziet, zijn er Hebreeuwsche +uitdrukkingen onder; ook Egyptische bestanddeelen zijn te constateeren, +maar veel blijft uit den aard der zaak onzeker en onbegrijpelijk. + +Slechts van "Abrasax" willen wij, omdat het straks te pas komt, +vermelden dat de getallenwaarde ervan (in 't Grieksch worden de getallen +door letters aangegeven) 365 bedraagt. + +Aan Theocritus' in II en Vergilius' in III vermelde idyllen herinnert de +navolgende "Wonderbaarlijke liefdestooverboei" (v. 296-433), die wij +slechts gedeeltelijk aanhalen: + + "Neem leem van een pottebakkerswiel en vorm twee beeldjes, een + mannelijk en een vrouwelijk; maak het mannelijke als den gewapenden + oorlogsgod, met een zwaard in de linker hand, en een slag doende + neerkomen op haar rechter sleutelbeen, haar zelve met de armen op + den rug geboeid en op de knien neergezonken." + +Dan moet de magir op verschillende lichaamsdeelen van de vrouw +tooverwoorden schrijven en vervolgens dertien bronzen naalden nemen en +het beeldje in dier voege doorprikken, dat hij allereerst een in de +hersenen steekt met de woorden: "Ik doorprik de hersenen van u, +Simaitha" en zoo voort met de overige lichaamsdeelen. Daarna moet hij op +een looden plaatje eene bezwering inkrassen en uitspreken, voorts het +plaatje aan de beeldjes vastbinden met een draad uit een weefsel na in +dien draad driehonderd vijf en zestig knoopen te hebben gemaakt en +zeggen: "Abrasax houd vast!" Het toovergerei wordt bij zonsondergang, +naast de zerk van een ontijdig gestorvene of van een gewelddadig gedoode +neergelegd met de bloemen van dat jaargetijde er bij. In de bezwering +zelf; worden de onderaardsche goden en in 't bijzonder de blijkbaar aan +dieplek verbonden "doodengeest" aangeroepen; overigens lijkt ze zeer op +de eerst-aangehaalde bij het mirre-offer, maar is langer en +hartstochtelijker, zooals o.m. blijkt uit v. 396-406: + + "Ik bezweer u, doodengeest, bij den geduchten grooten Oaeo + Baphrenemounothilarikriphia Eueai Phirkiralithonuomener + Phaboeai, dat gij Simaitha naar mij voert en dat zij haar hoofd + met mijn hoofd samenvoege en hare lippen met mijne lippen ... en + liefde met mij, Meleagros, uitoefene, al haar leven lang." + +Aan deze "tooverboei" na verwant is (v. 1390-1495) de navolgende + + "Liefdesopwekking door medehulp van helden, zwaardvechters of + gewelddadig omgekomenen. + + Laat van het brood dat gij eet, een weinig over, breek het, maak er + zeven brokken van, ga naar eene plek waar helden, zwaardvechters en + slachtoffers van geweld gedood zijn, spreek de bezwering over de + brokken uit en werp ze neer en raap mest op van de plek waar gij + dit doet en werp hem binnen bij haar die gij begeert en ga en leg U + te ruste neer. De bezwering, uit te spreken over de brokken, is als + volgt: + + "Aan de schikgodinnen, de noodzakelijkheden, de tooverijen, 't + verderf, de afgunst, de dooden, de ontijdig en gewelddadig + omgekomenen werp ik voedsel toe, o gij driehoofdige, nachtelijke, + slijkverslindende maagd, sleutelhoudster Persephassa, kind van + den Tartarus, norsch kijkende, geduchte met vurige slangen omgorde! + Philogynes mengde de overblijfselen van zijn eigen voedsel met + tranen en bittere zuchten opdat gij hem bijstaat, die door + kwellingen is bevangen, gij rampzalige helden, gij die op deze plek + wordt vastgehouden, gij lichtverstokenen, lotmisdeelden, + rampzaligen, staat Philogynes bij, die zwoegt in zijn hart ter + wille van Misandra, de goddelooze en onreine. Voert haar in + kwellingen hierheen, zoo snel mogelijk. Eioutabaoth, Takerba, + Abrathiao, Lalaoith, Iosachotou, Allaletho, en gij + heerscheres, slijkverslindende, Sunatra, Kabibau, Baras, Enphnoun, + schikgodin, Ereschiga Neboutosoualeth, zend de wraakgodin ... + die de zielen der afgetobde dooden met vuur opwekt; gij rampzalige + helden en ongelukkige heldinnen, gij die op deze plek, die op dezen + dag, die op dit uur [door mij wordt aangeroepen] ... verhoort mij + en wekt Misandra op in deze nacht en neemt haar den zoeten slaap + weg van de oogleden en geeft haar hatelijken kommer, geducht + verdriet en laat haar mijne sporen nazoeken en willen wat mijne + verlangens zijn totdat zij verricht heeft wat haar opgedragen wordt + door mij, o heerscheres Hecate, Phorba, Phorba, Barbaro, + Phorphor, Phorbai, godin der wegen, zwarte dog!" + + Wanneer gij met dit te doen binnen drie dagen niets hebt + uitgericht, maak dan gebruik van het volgende dwangmiddel: ga naar + dezelfde plek en doe hetzelfde met de brokken, maar offer dan op + kolenvuur den mest van eene zwarte koe en zeg dit en raap weer den + mest op en werp hem weer zooals gij weet [dat ge doen moet]. De + bezwering bij het offer is de navolgende: + + "O onderaardsche Hermes en onderaardsche Hecate en onderaardsche + Acheron en gij, rauwverslindende onderaardschen en onderaardsche + god, en onderaardsche helden en onderaardsche Amphiaraos, en + onderaardsche dienstbaren en onderaardsche geesten en onderaardsche + misdrijven en onderaardsche droomen en onderaardsche eeden en + onderaardsche hoofdgodin en onderaardsche Tartarus en onderaardsche + tooverij en onderaardsche Charon en onderaardsche wapendragers + en dooden en demonen en zielen van alle menschen komt heden; + schikgodinnen en nooddwang, brengt tot vervulling hetgeen geschiedt + bij deze liefdesopwekking, opdat gij tot mij voert Misandra, de + dochter van Arete, tot mij, Philogynes, den zoon van Las, + omdat ik u aanroep, de in-den-beginne-geboren Chaos, de Erebos, het + huiveringwekkende water van den Styx, de stroomen der vergetelheid, + de acherousische poel van het doodenrijk, Hecate en Plouto en + Kora, de onderaardsche Hermes, de schikgodinnen en de straffen en + de Acheron en gij Aiakos, deurwachter der eeuwige sluitboomen, + open ze zoo snel mogelijk, en gij sletelhouder Anoubis, wachter! + Zendt voor mij naar boven de schimbeelden dezer dooden tot + dienstbetooning in dit uur, zonder uitstel, opdat zij, optrekkende, + naar mij, Philogynes toevoeren Misandra, de dochter van + Arete. Isis stapte met haar echtgenoot-broeder op de schouders, + Zeus, neergedaald van den Olympus, staat en wacht op de schimmen + der dooden, die gaan naar Misandra en doen wat ik opdraag. Alle + onsterfelijke goden kwamen en alle godinnen om te zien de schimmen + dezer dooden. Draalt dus niet en weest niet traag, maar zendt, o + goden, de schimbeelden dezer dooden, opdat zij gaan naar Misandra + en doen wat ik opdraag, omdat ik u bezweer bij Jao en Sabaoth en + Adonai ... Bourrephaomias, Salke, Hadesbeheerscher, Sesengen. + Dit is de spreuk: Baliaba, Erechcharnoi, Aberidouma, + Salbachthieiserseratho, Eiserdaomi, Sisiphna, Sisa, Edoube, + Achcharitones, Aber, Phnouba, Jabaldenathi Ithrouphi, zendt naar + boven de schimbeelden dezer dooden naar Misandra de dochter van + Arete, om te doen wat ik opdraag". + +Deze bezweringen bestaan voor een groot gedeelte uit verzen en +fragmenten van verzen, blijkbaar aan de tragedie en het epos ontleend, +zooals immers ook in deze papyri herhaaldelijk versregels uit Homerus +als tooverspreuken worden aangehaald. Homerus was voor de Grieken +vrijwel hetzelfde als voor christelijke volkeren de Bijbel en het is een +feit dat ook verzen uit den Bijbel voor tooverdoeleinden zijn aangewend. + +Het uiterst onaesthetische gebruik om mest als toovermiddel in het huis +van de beminde te werpen, schijnt ook nu nog in zekere landen voor te +komen en berust blijkbaar op het geloof, dat het "mana" van een +overledene ook voorwerpen welke op de plek komen te liggen waar hij +gestorven of begraven is, vermag te doortrekken en er zoodoende +tooverkracht aan te verleenen. Viezigheden komen overigens in de +tooverpapyri slechts vrij sporadisch voor. + +Hoe men den toorn van een godheid als magisch middel moet gebruiken, +wordt voornamelijk in v. 2455-2705 uiteengezet. Men moet nl. na allerlei +voorbereidingen zich tot de maangodin wenden (v. 2472-2492): + + "Moge de godin Actiophis mij toeblinken en mijne heilige stem + hooren! Ik treed op om mijne aanklacht uit te spreken tegen de + vuile en onreine Simaitha. Want zij gaf uwe heilige mysterin aan + de menschen ter kennis prijs.... Ontruk haar den slaap, geef haar + verschroeiing der ziele, tuchtiging des geestes en verbijstering, + en verdrijf haar uit ieder oord en ieder huis, voer haar aldus naar + mij, Philogynes." + +En in den dwangspreuk (v. 2574-2621,2643-2674) wordt beweerd dat +Simaitha aan de godin een gruwelijk offer brengt onder welks +bestanddeelen zich ook een ongeboren resp. een jong kind bevindt, zooals +wij reeds in hoofdstuk III terloops hebben vermeld. + +Hoogst opmerkelijk is in de bovenvermelde "Liefdesaantrekking", evenals +trouwens ook in andere bezweringen de overspannen eisch dat het geheele +doodenrijk, dat alle goden moeten samenwerken, om n minnaar zijn zin +te laten krijgen. Allerzonderlingst bovenal is de mythologie er bij +gehaald; Grieksche, Egyptische, Joodsche, Babylonische goden, scherp +omlijnde figuren en vage abstracties worden om strijd aangeroepen. + +Van edeler aard zijn de voorschriften (v. 154-285), die de toovenaar +Nephotes aan Psammetichus, den koning van Egypte zou hebben gegeven, ten +einde in het weerspiegelende water zelf de gedaanten van goden of +overledenen te zien en hunne stem te vernemen, de hydromantie, die, +zooals wij tegen het einde van hoofdstuk I zagen, reeds de legendaire +Romeinsche koning Numa Pompilius zou hebben beoefend. + +Zij vereischt allerlei voorbereidingen, waarvan wij hier een en ander +willen vermelden. Men moet zich, met zwarte klimop bekransd, in bijzijn +van een inwijder, op zuiver linnen neerleggen, zich de oogen met een +zwarten riem laten omhullen, de houding van een doode aannemen en met +gesloten oogen tegen de zon gekeerd (v. 171-178), eene bezwering (v. +179-208), driemaal uitspreken (208 vlg.). Dan ontvangt men. aldus +"gewapend" een zeker teeken van den god en moet, onder dankbetuigingen, +op een aarden reukschaal wierook offeren, die zonder insnijding in de +boomschors is verkregen (v. 209-219). + +Het voorschrift omtrent de eigenlijke handeling luidt (v. 223--231) +aldus: + + "Neem een bronzen vat of schaal of beker, zooals gij wilt, doe er + water in, als gij de hemelgoden aanroept, regenwater, als gij de + aardgoden aanroept, zeewater, als gij Osiris of Sarapis aanroept, + rivierwater, als gij dooden oproept, bronwater, houd het vaatwerk + op uwe knien, giet er olie van onrijpe olijven op, en zeg, terwijl + gij u er zelf over heen bukt, in het vaatwerk den daartoe + vereischten tooverspreuk en roep welken god gij wilt, aan, en vraag + hem waarover gij wilt en hij zal u antwoorden." + +Bij deze tooverhandeling, die den koning alleen wordt medegedeeld (v. +254 vlgg.), dient men ook een amulet te dragen, en wel een zilveren +plaatje, waarop de naam van den grooten god is geschreven (v. 257 +vlgg.). + +Aangaande het betooveren van knapen, reeds in III en IV herhaaldelijk +vermeld, geeft o.m. de de zg. "neerval"-tooverij van "Salomo" (v. +850--929) ons nadere opheldering, eene handeling, die overigens ook met +volwassen mannen kan worden verricht en waaromtrent eveneens de meest +stipte geheimhouding wordt geboden (v. 851--856): + + "Ik bezweer U bij de heilige goden en bij de hemelsche goden, aan + niemand de tooverhandeling van Salomo mede te deelen en ze niet met + den eerste den beste te verrichten, als niet eene noodzakelijke + aangelegenheid u dwingt, opdat niet de goden voortdurenden wrok + tegen u koesteren". + +Daarna volgt eene aanroeping tot een god, om den magir door middel van +een man of knaap omtrent welke zaak hij wil in te lichten. De handeling +zelf moet onder den blooten hemel plaats vinden en het medium op +ongebrandetichelsteenen worden neergezet. Driedaagsche onthouding van +sexueelen omgang, het gebruik van zekere planten als beschermmiddelen en +zekere kleedingstukken zijn vereischt (v. 897--904). Voorts wordt (v. +904--915) den magir geboden: + + "Hef uwe handen ten hemel naar de stralen van de zon toe en spreek + de bezwering zeven keer uit, offer uitnemenden wierook op hout van + wijnstokken, na wijn of bier of honig of melk van eene zwarte koe + te hebben geplengd en zeg vervolgens in 't oor van den betreffenden + man of knaap zeven keer de tooverspreuk en hij zal terstond + neervallen; maar gij zet u neer op de tichel-steenen en vraag hem + uit en hij zal alles naar waarheid uiteenzetten. Gij moet hem en + ook u zelf bekransen met een krans van geel Sint-Janskruid. De god + is op die plant gesteld". + +Ter onttoovering moet de magir de woorden Ananak, Arbeoueri en +Aeeiou[o-,] d.w.z. de opeenvolging der Grieksche klinkers, in 't oor +fluisteren en indien de uitwerking uitblijft, eene zekere soort sesam op +kolenvuur offeren met eene eenigszins gewijzigde bezwering en het +verzoek tot den god: "Heer, ga heen naar uwe eigene tronen en bewaar +(het medium) voor alle ellende (916--922). + +Bij diergelijke tooverijen wordt ook wel gebruik gemaakt van eene lamp, +waarin zich zuivere olie bevindt (v. 1094 vlg.). De magir spreekt met +geslotene oogen de tooverspreuk uit (v. 958) en kijkt eindelijk naar de +vlam van de lamp, waarin de aangeroepene god moet verschijnen (v. +1104--1114). Vaak liet men echter ook, zooals een Egyptisch tooverboek +uit dien tijd ons leert, een knaap, over wiens hoofd men eene bezwering +uitsprak, in het licht zien; had de verschijning niet plaats, dan moest +de knaap met zijn mond naar de lamp toegekeerd eene zekere formule +zeggen. En dan openbaarde de god zich aan den knaap op het gegeven +oogenblik. + +Die "neerval"-tooverij zoowel als het gebruik maken van eene lamp, +roepen ons onwillekeurig eene zekere beschuldiging te binnen, tegen den +romancier-wijsgeer Apuleius gericht, zooals wij in IV hebben vermeld. + +De aanroepingen, in die tooverpapyri tot de hoogere machten gericht, +zijn soms van verbijsterende grootschheid. Vlg. bijv. de navolgende tot +den minnegod (v. 1748--1796): + + "Ik roep U aan, den leidsman van alle wording, U, die Uwe vleugelen + uitspreidt over de geheele wereld, U, den ongenaakbare en + onmeetbare, die in alle zielen de levenwekkende rede inblaast, U, + die alle dingen hebt samengevoegd door Uwe macht, Eerstgeborene, + Grondvester van het Al, goudvleugelige, zwartglanzende, die de + bezadigde redeneeringen wegbergt en duistere razernij inblaast U, + de verborgene, en die heimelijk aan alle zielen het niet te + aanschouwen vuur der verwekking toedeelt, U, die de hand legt op al + het bezielde, die niet met vermoeienis kwelt, maar met het + smartelijk genot van de wellust, uit wien alles is ontstaan! Gij + brengt bij Uwe ontmoeting leed aan, nu eens bezadigd, dan weer + onberedeneerd, gij, door wien de menschen tegen de plicht in durven + te handelen en dan de toevlucht nemen tot U, den zwartglanzende! + Gij, jongste, wettelooze, onverzoenlijke, onverbiddelijke, + onzichtbare, onlichamelijke, razernijverwekker, boogschutter, + fakkeldrager van alle geestelijke waarneming, heerscher over alle + verborgenheden, beschikker over de vergetelheid, oervader van het + zwijgen ... kom, gij, onnoozel als gij ver-, wekt wordt in 't hart, + machtigste als gij volgroeid zij't, ik roep U aan, den + onverbiddelijke, bij Uwen grooten naam Azarachtharaza, Lathaiathal, + Uuu, Lathaiathallalaph, loioio, Ai, Ai, Ai, Ai, Ouerieu Oiai ... + Eerstverschijnende, in-de-nacht-ver-schijnende, + in-de-nacht-U-verblijdende, nachtverwekker, verhoor mij!" + +De volgende aanroeping, uit een der tooverpapyri van de Leidsche +bibliotheek[77] is niet min der indrukwekkend: + + "Kom herwaarts tot mij ... o gij allesbeheerschende god, die de + menschen den adem tot leven hebt ingeblazen, heer van wat in de + wereld schoon is, verhoor mij, Heer, wiens verborgen naam niet is + uit te spreken, de naam, op het hooren waarvan de demonen wegduiken + ..., de naam, op het hooren waarvan de aarde draait, de onderwereld + in opschudding geraakt, de rivieren, de zee, de poelen, de bronnen + verstijven, de rotsen scheuren! ... Gij zijt de goede geest, gij + zijt de heer, die alles verwekt en voedt en doet toenemen. Wie + vormde de gedaanten der dieren, wie vond de wegen, wie is de + schepper der vruchten, wie wekt de bergen ten hoogen op, wie beval + de winden hun jaarlijksch werk te verrichten? ... Gij zijt de ne + onsterfelijke god, verwekker van alles en gij deelt aan alle dingen + zielen toe en beheerscht alles, koning der tijdperken en heer! En + de bergen beven met de vlakten en de stroomen van bronnen en + rivieren en de diepten der aarde ... de hoogblinkende hemel beeft + voor U en de geheele zee, o Heer! Albeheerscher, heilige en heer + van allen, door Uwe macht bestaan de elementen en groeit alles!" + +Maar het komt, o.m. in diezelfde bezwering[78], ook voor, dat de magir +zich met de goden vereenzelvigt: + + "Ik ben het geloof, uitgestort over de menschen, en de profeet der + heilige namen, de heilige, die gegroeid is uit de diepte, ik ben de + heerscher die gegroeid is uit den heiligen god, ik ben de god, dien + niemand ziet, noch roekeloos noemt, ik ben de heilige vogel Phenix, + ik ben de heerscher, de heilige, bijgenaamd Marmauoth, ik ben de + zon, die het licht heeft vertoond, ik ben Aphrodite, bijgenaamd + Typhi, ik ben de heilige bestuurder der winden ik ben Kronos die + het licht heeft getoond, ik ben de moeder der goden die genoemd + wordt hemel, ik ben Osiris die genoemd wordt het water, ik ben + Isis, die genoemd wordt de dauw, ik ben Esenephus die genoemd wordt + lente, ik ben het beeld, voor de in waarheid bestaande beelden, in + de gelijkenis van een krokodil, ik ben Suchos." + +Terloops zij opgemerkt, dat in sommige streken van Egypte de krokodil, +Souchos (Sebak) geheeten, goddelijke eerbewijzen genoot, zooals nu nog +in den Indischen archipel hier en daar het geval is. + +Vereenzelviging met de godheid komt vaak voor, ook in het Nieuwe +Testament. In den brief aan de Galaten, II, 20 verklaart de apostel +"niet ik meer leef, maar Christus leeft in mij". En zeer sterk komt dit +uit in de zg. Oden van Salomo (waarschijnlijk uit de tweede eeuw +dateerende). Daar toch zegt de dichter in VII, 3 van Christus: + +"Hij nam mijn wezen aan, opdat ik Hem zou begrijpen, en mijn gestalte, +opdat ik mij niet van Hem zou afwenden." En in XVII luidt het: + + 7. En Hij, die mij kende en mij opvoedde is de Allerhoogste in al + zijne volmaaktheid. En hij verheerlijkte mij door zijne + goedertierenheid en verhoogde mijn verstand tot de hoogte der + waarheid. + + 8. En vandaar gaf Hij mij het pad zijner voetsporen. En ik opende + de poorten, die gesloten waren. + + 9. En ik rukte ijzeren grendels af en het ijzer ontgloeide en + vloeide en versmolt voor mij. + + 10. En niets vertoonde zich voor mij gesloten: Want ik was de + opening van alles. + + 11. En ik ging tot al mijne gebondenen om hen los te maken, + + Om geen over te laten gebonden of bindende. + + 12. En ik gaf mijne kennis mildelijk en mijn gebed in mijne liefde. + + 13. En ik zaaide mijne vruchten in de harten en veranderde hen in + mijzelven. + + En zij ontvingen mijn zegen en leefden. + + 14. En zij vergaderde zich bij mij en werden verlost, + + Want zij waren mij tot ledematen en ik hun hoofd." + +De godsdienst gaat hier in mystiek over. Het is dus zake, kortelijk ook +op de mystiek onze aandacht te vestigen. + +Mystiek in den meest volstrekten zin is het streven, om boven het denken +uit, zich met het allerhoogste (het goddelijke) te vereenzelvigen. Dit +streven vinden wij o.m. ook bij de Neoplatonici, inzonderheid bij +Plotinus. Hij toch verkondigt een monisme (eenheidsleer) in den meest +strengen zin des woords, d.w.z. hij wil alles tot n hoogste eenheid +herleiden. Die eenheid is voor hem God, van wien echter, strikt genomen, +niets te praediceeren valt; ook de uitdrukking "n" is in _dezen_ niet +anders dan het gebrekkig stamelen van de hier te kort schietende +menschentaal. God gaat ook boven het denken uit, want denken, hoe +eenvoudig ook, veronderstelt althans eene tweeheid, nl, iets dat denkt +en iets dat gedacht wordt; God echter is, als men iets van hem mag +praediceeren, het meest volstrekte En. Zooals van zelf spreekt, is het +ons doel, om ons tot God te verheffen. Dit moeten wij bereiken door ons +van de hartstochten los te maken, door ons te oefenen in het "zuivere" +denken, door eindelijk, van alles te abstraheeren. Dan eerst kan het +ons, in _zeldzame_ oogenblikken,--Plotinus zou het in zes jaren vier +keer hebben gehad[79]--te beurt vallen, om boven het denken uit, tot +eenwording te geraken met het ne. Dit is de unio mystica, de mystieke +eenwording, zooals men het in de middeleeuwen noemde bij de Oosterlingen +is zij in het zg. sufisme het einddoel der geloovigen en speelt een +groote rol in de Perzische litteratuur. + +Keeren wij tot de magie terug, dan blijkt ten duidelijkste, hoe zeer +zij van de mystiek verschilt. Voor den mysticus immers is de nwording +met het goddelijke iets lijdelijks; de magir daarentegen geeft zich +voor een god uit, om aan zijne woorden kracht tot handeling bij te +zetten. Ja, hij durft zelfs, als zijnde gelijk aan de goden, de zwaarste +dreigementen tegen hen uit te spreken: + + "Als ge niet naar mij hoort, zal de zonnekring neerbranden en er + zal duisternis zijn over de geheele bewoonde aarde en de tor + [Egyptisch symbool voor de zon] zal worden uitgedoofd, totdat gij + me doen zult alles wat ik schrijf of zeg, zonder overtreding"[80]. + +Een ander zeer kenschetsend staaltje van soortgelijke dreigementen vindt +men op eene zg. vervloekingstaf el, uit Hadrumetum (in Tunis) afkomstig. +De magir toch roept, aan het slot van zijne bezwering, na zijne +wenschen te hebben kenbaar gemaakt, uit: "Zoo niet, dan zal ik in de +heiligdommen van Osiris neerdalen en zijn graf verwoesten en door den +stroom laten meevoeren, want ik ben de groote decaan van den grooten god +Achrammachalala". De decanen waren demonen van hoogen rang, aan wie de +bewaking van Osiris' gebeente was toevertrouwd; door zich met hun hoofd +te vereenzelvigen, wil de magir te kennen geven, dat zijne dreigementen +niet ijdel zullen zijn. + +Die bedreigingen, tegen de goden gericht, wekten bij menigeen groote +verontwaardiging op en zijn dan ook een der hoofdpunten in de meest +diepgaande polemiek, die toenmaals is gevoerd over de magie en wat er +mee samenhangt. Porphyrius toch, de bovenvermelde leerling van Plotinus, +had in zijn "Brief aan [den priester] Anebo" allerlei vragen opgeworpen, +inzonderheid aangaande de hoogere magie, en ronduit verklaard, dat hij +met de moeilijkheden, die zich daarbij aan zijn geest voordeden, niet +goed raad wist. Er kwam een antwoord, op naam van den "Leermeester +Abammon". Abammon is echter (zooals blijkbaar ook Anebo) een gefingeerde +naam waarachter, naar o.i. niet meer te betwijfelen valt, zich de Syrir +lamblichus verbergt, een discipel van Porphyrius zelf. De titel, dien +men aan dit boek gewoonlijk geeft, luidt: "Over de mysterin". + +Hooren wij nu Porphyrius' bezwaar tegen de magische dreigementen (c. 30 +vlg.): + + "Nog veel onredelijker is het chter, dat een mensch, die aan het + toeval onderworpen is, niet slechts een demon, als het zoo uitkomt, + of de ziel van een overledene, maar koning Helios [de zon] zelf of + de Maangodin of een ander der hemelgoden met dreigementen schrik + aanjaagt en liegt, opdat zij de waarheid zullen spreken. Want te + zeggen, dat hij 'den hemel zal verbrijzelen en de geheimen van Isis + zal blootleggen en het in Aby-' dos [in Egypte] verborgene zal + toonen en de bark [waarop naar het Egyptisch geloof, de zonnegod + het hemelruim omzeilt] zal doen stilstaan en de ledematen van + Osiris voor Typhon zal uitstrooien--is er eene grootere + geestesverbijstering denkbaar, dan te dreigen met hetgeen men noch + zag, noch vermag, of eene meer vernederende vreesachtigheid dan om + net evenals onnadenkende kinderen, voor z ijdele schrikbeelden en + verzinsels bang te zijn?" + +Het antwoord hierop luidt (VI, 5 vlg.): + + "Met al dit soort van tooverspreuken bedreigen de menschen niet, + zooals gij meent, de zon of de maan of den een of ander der + hemelgoden (want dan zouden er nog grooter absurditeiten geschieden + dan waarover gij uwen onwil betuigt), maar, zooals ik in 't + voorafgaande zeide, een geslacht van in den kosmos verspreide + krachten, dat geen geest des onderscheids of rede bezit, dat van + een ander rede ontvangt en naar hem luistert, maar geen eigen + inzicht heeft, noch het ware van het leugenachtige of het mogelijke + van het onmogelijke onderscheidt. Dit geslacht wordt door het + uitstooten van opeengehoopte dreigementen in beweging en tot + verbijstering gebracht, daar het immers in zijn aard ligt, zelf + gedreven te worden door krachtuitspraken en anderen mee te sleuren + door zijne eigen verbijsterde en onbestendige verbeelding. + + Maar dit heeft ook nog eene andere reden en wel als volgt. De + therg [hoogere magir] gebiedt de kosmische machten door de + kracht der geheimenissen niet meer als mensch of zich van eene + menschelijke ziel bedienende, maar als in de rij der goden + uitstekende gebruikt hij grootere dreigementen dan met zijn eigen + wezen overeenstemt, niet als of hij alles zou doen, wat hij + verzekert, maar bij een diergelijk gebruik van formules toonende + hoe groot en van welken aard de kracht is, die hij bezit door zijne + eenheid met de goden, welke de kennis der verborgene symbolen hem + heeft verschaft". + +Die symbolen bestonden uit allerlei zinspelingen op de mythologie, uit +figuren, voorwerpen, uitheemsche namen en zonderlinge +letterverbindingen, waarvan immers de gnostieke geschriften; (z.b. IV) +en de tooverpapyri wemelen. En wanneer de symbolieke beteekenis van die +woorden en klankverbindingen voor ons onbegrijpelijk is,| dan is dit, +volgens Iamblichus (VII, 4) "juist het meest aanbiddenswaardige er aan; +ze is immers te verheven, dan dat ze voor ons denken zou kunnen worden +ontleed", vgl. ook de volgend uitspraak(II, 11): "Zoowel eene de +godenwaardige voltrekking van de geheime en alle denken te boven gaande +handelingen als de macht van de onuitsprekelijke en door de goden alleen +begrepene symbolen geeft ons de thergische n wording". + +Aangaande die dreigementen verdient nog het volgende uit Iamblichus (VI, +7) onze aandacht: + + "De demonen houden de wacht over de onuitsprekelijke mysterin + juist daarom zoo nauwgezet, omdat daardoor voornamelijk de orde in + 't heelal wordt bewaard. Want daarom blijven de deelen van het Al + in rij en orde, omdat de weldadige macht van Osiris zuiver en + onbevlekt blijft en zich niet vermengt met de aan haar + tegenovergestelde disharmonie en verwarring. Het leven van alle + dingen blijft rein en onbedorven, omdat de verborgene en + levenbarende en redelijke schoonheid van Isis niet in het + verschijnende en zichtbare lichaam neerdaalt. In eeuwige beweging + en in eeuwige wording blijft alles, omdat de loop der zon nooit + stilstaat, volmaakt en zuiver blijft alles, omdat de verborgenheden + in Abydos nooit worden onthuld. Waaraan nu het universum zijn + behoud te danken heeft (ik bedoel aan het feit dat de geheimen + altijd verborgen bewaard worden en dat het onuitsprekelijke wezen + der goden nooit het tegenovergestelde lot ondergaat), daarvan + kunnen de aardsche demonen niet eens hooren, dat het ooit anders + zou zijn of geprofaneerd zou worden en daarom heeft eene zoodanige + wijze van bezweren eenige macht over hen". + +Wij komen op Iamblichus, die meer tot de vierde eeuw en tot eene andere +denkrichting behoort, later terug. + +Dat ook de belletrie sterk in het teeken der magie stond, blijkt o.m. +uit Heliodorus' "Aethiopische verhalen", een roman die zoowel door +fijne compositie als door fraaie beschrijvingen uitmunt en waaraan nog +in latere tijden beroemde auteurs veel hebben ontleend. In dezen roman, +die naar alle waarschijnlijkheid uit de laatste decennin van de derde +eeuw dagteekent, wordt o.m. het leven van een Isispriester, Calasiris, +uitvoerig beschreven en daardoor als 't ware eene encyclopaedie van het +magische gegeven. Het belangrijkste daarvan is wel de passage, waar +Calasiris het onderscheid tusschen de "echte" en de "valsche" wijsheid +der Egyptenaren uiteenzet (III, 16): + + "De eene is vulgair en wandelt, om het zoo uit te drukken, laag op + den grond, dient de spoken en geeft zich met doode lichamen af, + kleeft aan kruiden en hecht aan bezweringen; haar einddoel is nooit + iets goeds, noch voor haar zelve, noch voor hen, die zich van haar + bedienen; meestal faalt ze in hare pogingen, en brengt ze iets tot + stand, dan is het nog maar iets akeligs en armzaligs; ze laat + dingen zien, waarvan in werkelijkheid niets bestaat; ze stelt + verwachtingen te leur, is de uitvindster van ongeoorloofde + practijken en dienares van onbeteugelde lusten; de andere + daarentegen, de ware wijsheid, wier naam deze basterd zich + valschelijk toeigent, die wij priesters en profeten van jongsaf + beoefenen, ziet omhoog ten hemel, heeft omgang met de goden en deel + aan de natuur der machtigere wezens; ze speurt de bewegingen der + sterren op en heeft tot winst de voorkennis der toekomst." + +Zie hier dan het verschil tusschen "gotie" en "thergie" of "zwarte" +en "witte" magie, zooals men het nu gewoon is te noemen. Maar het +verschil ligt ten slotte meer in de bedoelingen dan in de handelingen +zelf, en ook wat de bedoelingen aangaat, wordt het verschil niet altijd +streng in acht genomen, daar immers Calasiris zelf herhaaldelijk +verzekert (II, 33, IV, 7 en 14) door medehulp van demonen liefde op te +wekken. + +Bijzonder merkwaardig is in de aangehaalde passage de zinsnede, dat de +lagere magie "dingen laat zien, waarvan in werkelijkheid niets bestaat." +Dit wordt meer vermeld. Zoo sprak bijv. Celsus, in zijne bestrijding van +'t Christendom ( 178) o.a. van lieden, die van de Egyptenaren de kunst +hadden geleerd om o.m. "kostbare maaltijden en tafels met gebak en +dessert te toonen, waarvan in werkelijkheid niets voorhanden is".[81] In +een zekeren magischen papyrus wordt die illusie aan de tooverkracht van +een geest toegeschreven: op eene wel is waar bedorvene, maar toch wat +den zin betreft, duidelijke plaats, luidt het nl.: "en indien gij een +maaltijd wilt aanrichten, zeg: iedere ruimte zooals het behoort ... snel +en onmiddellijk, terstond ... huizen met gouden daken, muren ... +glinsterende ... gij zult dit ook zien: men houdt het voor werkelijk, +maar het is slechts voor het aanschouwen".[82] In een zeker Christelijk +geschrift, welks auteur ons niet bekend is, worden de wonderen welke de +Egyptische toovenaars tegenover de wonderen van Mozes en Aron stelden +(vgl. Exodus VII, 11, 12, 22 en VIII, 7), tot diergelijke illusies +herleid: "De wonderen, door Mozes verricht, bewerkten, daar zij door +middel van de goddelijke kracht geschiedden, eene reele verandering van +het voorwerp in datgene, wat tot stand kwam; de wonderen, door de +bezweerders verricht, geschiedden door de kracht der demonen, die de +oogen der toeschouwers in dier voege betooverden, dat ze wat geen slang +was, als eene slang, wat geen bloed was, als bloed, en wat geen +kikvorschen waren, als kikvorschen zagen".[83] Eene andere, realistische +verklaring van deze magische vertooningen, zullen wij later ter sprake +brengen. + +Wij wenschen hier nog een fragment uit de beschrijving van eene +doodenbezwering aan toe te voegen (VI, 14): + +Calasiris en eene reisgenoote van hem zijn op een avond "terwijl de maan +juist opkwam en met helder licht alles bestraalde", getuigen van een +tooneel "wel is waar niet onschuldig, maar bij de Egyptische vrouwen +gebruikelijk." Eene oude vrouw nl., "in de meening van een oogenblik te +hebben, waarop ze niet gestoord en bespied werd, groef eerst een kuil, +stak vervolgens een brandstapel aan den buitenkant ervan in brand en +legde midden tusschen beide het lijk van haar zoon; ze nam een aarden +mengvat van een drievoet er naast, goot honig in den kuil en wederom uit +een ander vat melk en plengde wijn uit een derde. Voorts wierp ze een +klomp van deeg en vet, tot het beeld van een man gevormd en met laurier +en venkel bekransd, in de groeve. Hierna greep ze een zwaard en na zich +in extase te hebben gebracht, riep ze de maangodin met vele barbaarsche +en vreemd klinkende namen aan, sneed zich in den arm, veegde met een +lauriertak zich het bloed af en besprenkelde den brandstapel; ze deed +nog andere wonderbaarlijke dingen, bukte zich eindelijk over het lijk +van haar kind, fluisterde hem eene bezwering in 't oor, deed hem +ontwaken en noodzaakte hem door hare tooverkunsten recht op te staan." + +Niet echter wijsgeeren en schrijvers alleen, maar ook keizers waren de +magie toegedaan. + +Caracalla (211-217), die de Isisreligie met den oud-Romeinschen +eeredienst gelijk stelde, en ter eere van Apollonius van Tyana een +heiligdom oprichtte[84], liet overal vandaan magirs ontbieden en +trachtte door middel van doodenbezwering te weten te komen welk een +einde hem wachtte en of iemand een aanslag op de heerschappij +beraamde.[85] Heliogabalus (218-222), een vurig vereerder van Cybele +(z.b. IV), bediende zich ten allen tijde van "duizenden" amuletten en +liet, naar verzekerd wordt, door toovenaars geheime offers van knapen +uit de hoogste standen brengen, ten einde uit hunne ingewanden de +toekomst te kunnen voorspellen[86]; een onzer bekendste romanciers heeft +dit op artistiek-griezelige wijze beschreven. + +Naar aanleiding van deze laatste beschuldiging, die, zooals (in III) +bleek en nog blijken zal, ook tegen anderen is gericht, zij hier +opgemerkt, dat voorzoover wij weten, de tooverpapyri, d.w.z. de +officiele bescheiden omtrent de magie, slechts in twee (reeds in III en +in dit hoofdstuk vermelde) passages, die bovendien parallelplaatsen +zijn, van menschenoffers melding maken en dan nog wel met afkeuring. Men +kan gerust aannemen, dat althans in het Romeinsche keizerrijk niet dan +bij hooge uitzondering menschen ter wille van magische doeleinden zijn +gedood. De geheimzinnigheid, waarmede de toovenaars--zooals trouwens ook +de Christenen--zekere handelingen verrichtten, was geen gegronde reden, +om daarbij aan het ergste te denken. Het meeste bloed werd ook toen ter +tijd in 't openbaar vergoten. + +Alexander Severus (222-235), zachtzinnig en verdraagzaam, had in zijne +huiskapel naast de beeltenissen van Orpheus en Christus ook die van +Apollonius.[87] Aurelianus (270-275), een der grootste keizers, evenzeer +uitmuntende in 't oorlogvoeren als in 't landsbestuur, liet zich door +eene verschijning van Apollonius weerhouden om diens vaderstad te +verwoesten en beloofde hem standbeelden en een tempel op te richten.[88] +Daarentegen vaardigde de achterdochtige Diocletianus (284-305), aan +wiens naam de wreedste van alle Christenvervolgingen in 't Romeinsche +rijk verbonden is, ook strenge bepalingen tegen de magie uit. + +Wij gaan nu tot de Christenen over, om hunne houding tegenover de magie +nader te bepalen. + +Tertullianus uit Afrika (155-220), een der vernuftigste en +zeggingskrachtigste, maar tevens ook een der bekrompenste en +onverdraagzaamste voorvechters die het Christendom ooit heeft gehad, +hield de magie voor eene mixtuur van goochelarij en duivelswerk. + +Allerkarakteristiekst is de volgende, overigens niet gemakkelijk te +vertalen passage uit zijn "Verweerschrift" (197), waarin hij (c. 23) +naar aanleiding van de "wonderen" der goden uitroept: + + "Indien voorts ook de magirs fantomen te voorschijn roepen en de + zielen van reeds afgestorvenen schandaliseeren, indien zij knapen + tot het uitspreken van orakelen nopen[?], indien zij door middel + van goocheltoeren vele wonderen schijnen te verrichten, indien zij + ook droomen zenden, daar zij de eens voor al aangeroepene macht van + engelen en demonen tot bijstand hebben, door welke ook geiten en + tafels gewoon zijn geraakt te voorspellen, hoe veel meer zal die + macht [nl. de demonen] naar eigen verkiezing en tot haar eigen + voordeel met alle kracht trachten te volbrengen, wat ze in eens + anders belang [nl. dat van den magir] doet?" + +Van geiten bij de wichelarij is ook elders sprake, vgl. bijv. Diodorus +uit Sicili, een geschiedschrijver ten tijde van keizer Augustus, (XVI, +26): "Men zegt dat oudtijds geiten het orakel [te Delphi] hebben +ontdekt, en om die reden bedienen de Delphirs zich tot nu toe meestal +van geiten om godspraken te verkrijgen". En wat de voorspellende tafels +betreft, zullen wij in het verder verloop van dit hoofdstuk een hoogst +interessant geval hiervan vermelden. + +Uitvoerig behandelt Tertullianus de doodenbezwering in zijn geschrift: +"De ziel", de eerste proeve van eene Christelijke psychologie, overigens +reeds dateerende uit den tijd, toen hij met de secte der zg. +Montanisten, ultra-rigoristische dwepers, sympathiseerde en met de kerk +op gespannen voet stond (na 202/3). + +Het gaat hier in de eerste plaats om de oproeping van ontijdig +gestorvenen of gewelddadig omgekomenen, waarvan immers, zooals wij boven +gezien hebben, in de tooverpapyri herhaaldelijk sprake is. Tertullianus +wil van eene werkelijke verschijning der afgestorvenen niets weten en +verklaart (c. 57) de magie "zooals bijna allen"(!) ronduit voor +"bedrog". "De aard en wijze echter van dit bedrog ontgaat alleen den +Christenen niet". En hoe gaat dit dan in zijn werk? "Wel is waar worden +de ontijdig gestorvenen en gewelddadig omgekomenen aangeroepen, op grond +van het schijnbaar geloofwaardige argument, dat die zielen, welke een +wreed en ontijdig uiteinde door geweld en onrecht aan het leven +ontrukte, bij wijze van wedervergelding het meest tot het plegen van +geweld en onrecht geneigd zouden zijn. Maar het zijn demonen, die onder +hun schijn werken en nog wel het meest diegenen, die in hen huisden toen +zij nog leefden en die hen tot zulk een uiteinde brachten. Want wij +nemen aan, dat zoowat geen mensch zonder demon is en aan velen is het +bekend, dat door toedoen der demonen ontijdige en afgrijselijke +sterfgevallen worden bewerkt.... Ook dit bedrog van den boozen geest die +onder het voorkomen van de overledenen schuilt, toonen wij, als ik mij +niet vergis, ook door de feiten aan, omdat hij bij de exorcismen zich +soms voor een der ouders van zijn slachtoffer [t.w. den bezetene] +uitgeeft, soms voor een gladiator, of een dierenvechter, zooals ook bij +andere gelegenheden voor een god, op niets meer bedacht dan om juist dat +uit te schakelen, wat wij verkondigen, dat nl, alle zielen naar de +onderwereld worden gedreven; het geloof aan het oordeel en de +wederopstanding wil hij aan 't wankelen brengen. En toch erkent die +demon, nadat hij de aanwezigen heeft getracht te misleiden, ten slotte +door den aandrang der goddelijke genade overwonnen, zijns ondanks de +waarheid". + +Dit laatste slaat op de bedoelde exorcismen, d.w.z. bezweringen om +"booze" geesten uit de bezetenen te bannen (z.b. III), eene practijk, +voornamelijk door de Christenen uitgeoefend. Het tot zwijgen brengen van +den "boozen" geest werd dan voor een bewijs van de waarheid der +Christelijke leer gehouden. Maar hooren wij Tertullianus verder: + + "Aldus is ook bij dat andere soort tooverij, welke, naar men + gelooft, ook reeds tot rust gekomene zielen aan de onderwereld + ontrukt en aan het gezicht vertoont, geen ander bedrog meer aan 't + werk [n.l. dan dat der demonen]. Vooral omdat er ook een fantoom + bij wordt vertoond, omdat er ook een lichaam bij wordt gevormd; en + het is voor hem geen moeite, het uiterlijk gezicht te misleiden, + wien het gemakkelijk valt, de innerlijke scherpte des geestes te + verblinden. Aan Farao en de Egyptenaren schenen de slangen, die uit + de tooverstaven ontstaan waren, ook toe lichamen te zijn [vgl. + Exod. VII, 12], maar de waarheid van Mozes verslond de leugen + [d.w.z. de staf van Aron verslond de staven der toovenaars, t.p.] + Veel deden ook de magirs Simon en Elymas tegen de apostelen, maar + de straf van blindheid was geen goocheltoer [z.b. IV]. Wat voor + nieuws is het, als de onreine geest ook nu de waarheid naapt? + Ziet, de kettersche volgelingen van dienzelfden Simon gaan nu zoo + prat op hunne kunst dat ze beloven zelfs de zielen van profeten uit + de onderwereld te halen. En ik geloof dat ze dit op leugenachtige + wijze vermogen. Immers het stond ook aan den "pythonischen" geest + toen ter tijd even goed vrij, de ziel van Samuel na te bootsen, + toen Saul, na God te vergeefs te hebben aangeroepen, de dooden + raadpleegde." + +Tertullianus gaat hiermede over tot het verhaal van de "toovenares van +Endor", die een "pythonischen" geest bezat, aldus genoemd, omdat Pytho +(Delphi) de hoofdzetel van god Apollo, den beschermheer der waarzeggers +was. Daar dit verhaal ook later nog herhaaldelijk ter sprake komt, +willen wij het hier, tot betere orinteering van den lezer, in zijn +geheel mededeelen. + +Het staat in I Samul 28. + + "(5) Toen Saul het leger der Filistijnen zag, werd hij bevreesd en + zeer ontsteld. (6) Hij raadpleegde Jahwe, maar Jahwe antwoordde hem + niet, noch door droomen, noch door de uriem, noch door de profeten. + + (7)Toen zeide Saul tot zijne dienaren: "Zoekt mij eene vrouw die + over een onderaardschen geest beschikt, opdat ik tot haar ga en + haar raadplege.'' Zijne dienaren zeiden tot hem: "Zie te Endor + woont eene vrouw die over een onderaardschen; geest beschikt." (8) + Toen maakte Saul zich onkenbaar, trok andere kleederen aan en ging + met twee mannen derwaarts. In den nacht kwamen zij bij de vrouw, en + hij zeide tot haar: "Voorzeg mij de toekomst door den + onderaardschen geest; doe voor mij opkomen, dien ik U noemen zal. + (9) Maat de vrouw zeide tot hem: "Gij weet wel wat Sau gedaan + heeft, hoe hij de toovenarij en waarzeggerij uit het land heeft + uitgeroeid. Waarom legt gij mij dan een valstrik om mij ter dood te + laten brengen?" (10) Toen zwoer Saul haar bij Jahwe "Zoo waar als + Jahwe leeft, gij zult om deze zaak geen straf beloopen." (11) Nu + zeide de vrouw "Wien zal ik voor U doen opkomen?" Hij zeid "Doe + Samul voor mij opkomen". (12) Doch toen de vrouw Samul zag, + schreeuwde zij luidkeels en zeide tot Saul: "Waarom hebt gij mij + bedroge Gij zijt Saul zelf!" (13) Maar de koning zeide tegen haar: + "Vrees niet. Zeg wat gij _ziet_". Toen zeide de vrouw tot Saul: + "Een Goddelijk wezen zie ik uit den grond opkomen". (14) Hij zeide + tot haar "Hoe ziet het er uit?" Zij antwoordde: "Een oude man komt + op; in een mantel is hij gehuld". Hier neigde Saul, begrijpende dat + het Samul was zijn aangezicht ter aarde en wierp zich neder + (15)Samul zeide tot Saul: "Waarom hebt gij mij in mijne rust + gestoord door mij te doen opkomen?" Saul zeide: "Ik ben zeer + beangstigd: de Filistijnen voeren oorlog tegen mij en God is van + mij geweken en heeft mij niet meer geantwoord, noch door de + profeten, noch door droomen, [noch door de uriem]. Daarom heb ik U + geroepen, om mij te verkondigen wat ik doen moet." (16)Samul + zeide: "Waarom ondervraagt gij mij, terwijl Jahwe van U geweken is + en de partij van Uwen naaste gekozen heeft? (17)Jahwe doet U zooals + hij door mij gesproken heeft; hij scheurt U het koningschap uit de + hand en geeft het aan Uwen naaste, aan David. (18)Omdat gij niet + naar Jahwe geluisterd en zijnen toorngloed tegen Amalek niet + voltrokken hebt, daarom heeft Jahwe thans evenzoo aan U gedaan. + (19)Hij zal ook Isral met U in de hand der Filistijnen geven; + morgen zult gij en Uwe zonen bij mij zijn en zal Jahwe bovendien + het leger van Isral aan de hand der Filistijnen overleveren". + (20)Toen viel Saul haasstiglijk lang uit op den grond want hij was + zeer bevreesd geworden vanwege Samuls woorden en had bovendien + geen kracht, daar hij den ganschen dag en den gansenen nacht niets + gegeten had". + +De "uriem" waren een orakel waarbij men door het werpen van zekere loten +den wil Gods trachtte te weten te komen; het antwoord kon echter, zooals +uit v. 6 blijkt, ook geheel uitblijven. + +Dat de toovenares Samul, zooals hij verschijnt, een goddelijk wezen +noemt, stemt goed overeen met het geloof, door ons in IV vermeld, dat de +overledenen als "demonen", d.w.z. alsbovenmenschelijke wezens werden +beschouwd. + +Waarschijnlijk had Saul opzettelijk gevast, om zich op de +doodenbezwering voor te bereiden, daar immers onthouding, althans van +zekere spijzen, algemeen geacht werd eene der voornaamste +voorbereidingen tot magische handelingen te zijn. + +Laten we nu zien, hoe Tertullianus dit verhaal uitlegt: + + "Verre zij het van ons te gelooven, dat de ziel van eenig heilige, + laat staan van een profeet, door een demon te voorschijn is + gehaald, daar wij weten dat Satan zelf zich in een engel des lichts + [2: Cor. XI, 14], hoe veel te meer dus in een man des lichts + verandert en aan 't einde [der wereld] zich zelfs voor God zal + uitgeven [2 Thess. II, 4] en wonderbaarlijkere teekenen zal + verrichten, om, zoo mogelijk, de uitverkorenen te verleiden [Matth. + XXIV, 24]. Zou hij, zoo ooit, toen geaarzeld hebben, zich voor een + profeet Gods uit te geven, vooral tegenover Saul, in wien hij zelf + reeds huisde? Meen niet, dat de demon, die het fantoom; deed + ontstaan een ander was dan die welke het aanbeval, maar dat + dezelfde geest n in de leugenprofetes, n in den afvallige + gemakkelijk loog, om geloof te vinden, die geest, door wien Saul's + schat daar was, waar ook zijn hart was, nl. waar God niet was. En + derhalve zag hij ook door middel van dengene, door wien hij + geloofde te zullen zien, omdat hij hem geloofde door wien hij zag." + + +Als men echter het verhaal onbevangen leest, dan blijkt er duidelijk uit +dat de bezweerster, maar niet dat Saul de verschijning zag, en evenmin +zal een onpartijdig lezer uit het verhaal de conclusie trekken dat de +schrijver ervan niet aan de realiteit van Samul's manifestatie +geloofde. + +Overigens staat Tertullianus volstrekt niet zoo ongeloovig tegenover +openbaringen uit eene andere wereld, als zij slechts door middel van +Montanistische profetie tot hem komen. Dit leert ons hetzelfde geschrift +(c. 9): + + "Er is thans eene zuster bij ons, aan wie de genade der + openbaringen is ten deel gevallen, die ze in de kerk, te midden van + den Zondagsdienst, door de extase in den geest ontvangt; ze houdt + gesprekken met engelen, soms ook met den Heer en ziet en hoort + geheimenissen en doorgrondt de harten van sommigen en verstrekt + geneesmiddelen aan hen, die er naar verlangen." + +Ongeveer in de jaren 230-235 schreef de bisschop Hippolytus zijne +"Weerlegging van alle secten", inzonderheid tegen de in IV behandelde +Gnostieken gericht, waarin hij echter ook een hoofdstuk afzonderlijk aan +de magirs wijdde. Dit hoofdstuk is blijkbaar ontleend aan een recent +populair-wetenschappelijk geschrift over physica en mechanica, waarbij +ook de kunstgrepen der goochelaars nader ter sprake kwamen. Wij halen, +als bijzonder karakteristieke proef, de verklaring van eene +"godenverschijning" aan (IV, 35 vlg.): + + "Dat Hecate in vurige gedaante door de lucht schijnt te ijlen, + bewerkt hij [de magir] door eene kunstgreep als volgt: Hij + verstopt een handlanger ergens waar hij het geschikt acht en neemt + zijne slachtoffers met zich mee en maakt hen wijs, dat hij hun zal + toonen hoe de godin in vurige gestalte door de lucht rijdt. Hij + beveelt hun, voor hunne oogen op te passen en, zoodra ze de vlam in + de lucht zien, zich te omhullen en op het aangezicht neer te vallen + totdat hij zelf hen roept en als hij hun dat heeft uiteengezet, + galmt hij in een nacht zonder maneschijn de volgende aanroeping in + verzen uit: + + + Gij, in den Hades, op aard,' in den hemel gehuldigd, o Bombo! + Gij, die in driesprongen huist, lichtdragende, nachtelijke zwerfster, + Gij, die de duisternis mint en een afkeer hebt van het daglicht, + Gij, die in hondengeblaf U vermeit en in moord U verlustigt, + Gij, die het slagveld betreedt en de sombere kerkhoflanen, + Gij, die belust zijt op bloed en den + sterflingen schrik op het lijf jaagt, + Gorgo! Mormo! Godin van de maan, gij, rijk aan gestalten, + Moogt gij, wij bidden het U, goedgunstig ons offer genaken! + +Als hij dit gesproken heeft, ziet men een vuur door de lucht ijlen en de +toeschouwers, huiverende voor dien wonderlijken aanblik, omhullen zich +de oogen en vallen sprakeloos ter aarde neder. Maar heel het geweldige +kunststuk bestaat hierin: De handlanger, die, zooals ik zeide, verstopt +is, houdt een wouw of gier vast, met werk omwonden, en steekt hem, +zoodra hij hoort dat de bezwering afgeloopen is, in brand en laat hem +los. De vogel, door de vlam in de war gebracht, gaat de hoogte in en +bespoedigt zijne vlucht, maar die dwazen verbergen zich bij dien aanblik +alsof ze iets goddelijks hadden gezien. De vogel, ronddraaiende door den +vuurgloed, strijkt neer, waar hij maar kan en doet nu eens huizen dan +weer hoven in vlammen opgaan." + +Men heeft terecht opgemerkt, dat dit middel, zooals ook andere middelen, +die Hippolytus opgeeft, kwalijk ten uitvoer is te brengen. Ook is het +juist, dat voor de uitvoering van verschillende kunststukken zelf weer +magische middelen benoodigd zijn, voor wier uitwerking niet de ervaring, +maar de overlevering borg stond. Maar het meest merkwaardige is wel, dat +Hippolytus zelf, ondanks al die mechanische kunstgrepen, ook veel aan +demonische invloeden toeschrijft. + +Origenes uit Alexandri (geb. omstreeks 184), de grootste en +ongelukkigste van alle oud-Christelijke schrijvers, tijdens zijn leven +miskend, na zijn dood verketterd, Origenes, wiens geest vrijwel al het +toen weetbare omvatte, heeft ook aan de magie zijne aandacht geschonken. + +In zijn werk "Over de principin", de eerste Christelijke dogmatiek, +zegt hij (III, 3,3): + + "Wat moet moet men zeggen van hen, die zij [de Grieken] + genspireerden noemen, door wie tengevolge van de inwerking der + demonen, die hen regeeren, antwoorden worden gegeven in verzen + volgens de regelen der kunst? Maar ook diegenen, die men magirs of + boosdoeners noemt hebben meer dan eens door aanroeping van demonen + knapen van nog teeren leeftijd zich in verzen doen uiten, die aller + bewondering en verbazing wekten [z.b. III, in 't begin]. Het is aan + te nemen dat dit aldus in zijn werk gaat: Evenals heilige en + vlekkelooze zielen, wanneer zij zich met hun geheele hart en in + volle reinheid aan God hebben gewijd, en zich vrij hebben gehouden + van alle aanraking met demonen en door streng onthouding zich + gezuiverd hebben en vervuld zijn van vrome en godsdienstige + leeringen, daardoor deel aan het goddelijke verkrijgen en de genade + der prophetie en der overige goddelijke gaven verwerven, aldus moet + men veronderstellen dat ook diegenen, die de booze machten vat op + zich geven, door bedrijf, leefwijze of beoefening van wat hun lief + en welgevallig is, de inspiratie van dezen ontvangen en hunne + wijsheid en kennis deelachtig worden." + +In zijne, van 248 dateerende, verdediging van het Christendom tegen +Celsus, komt hij eveneens voor de realiteit der magie op, en wel naar +aanleiding van Celsus' bewering, dat het er niets toe doet, of men den +hoogsten God Zeus noemt dan wel hem een anderen naam geeft (I, 24). + +Met het oog op het feit, dat de toovenaars veel aan zekere namen en eene +bepaalde uitspraak daarvan hechten, betoogt Origenes dat "wanneer ook de +zoogenaamde magie niet, zooals de aanhangers van Epicurus en Aristoteles +[z.b. II] meenen, eene zaak zonder eenige orde of verband is, maar, +zooals de er in bedrevenen aantoonen, op vaste regels en grondstellingen +berust, die echter slechts aan zeer weinigen bekend zijn", men gerust +mag beweren, dat de namen Sabaoth, Adonai e.a., welke bij de Hebreen +met grooten eerbied worden overgeleverd, niet aan het een of andere +toeval hun ontstaan te danken hebben, maar op eene zekere geheime +godsleer" berusten. De namen der hoogere machten kunnen voor zekere +doeleinden worden gebruikt, mits uitgesproken op eene zekere manier en +in de taal van dat volk, waarbij ze behooren; de aardsche demonen zijn +immers in dier voege over de verschillende landstreken verdeeld dat +bijv. sommigen slechts over Egypte, anderen slechts over Perzi macht +uitoefenen. + +Het volgende dient tot verdere toelichting (25): + + "Wie de geheime beteekenis der namen vermag te beredeneeren, zou + ook veel kunnen vinden aangaande de benaming der engelen Gods, + waarvan de een Michal, een ander Gabril, en weer een ander + Raphal heet, overeenkomstig de diensten die zij in 't heelal + verrichten volgens den wil van den albeheerschenden God. Tot + beschouwingen van soortgelijken aard geeft ook onze Jezus + aanleiding, wiens naam alleen reeds duizenden demonen voor aller + oogen uit zielen en lichamen heeft verdreven... + + Wat de kwestie van de namen betreft, moeten wij nog opmerken, dat + diegenen, welke in het gebruik der bezweringen ervaren zijn, + beweren, dat dezelfde bezwering, in haar eigenaardigen tongval + uitgesproken, ten uitvoer kan brengen wat zij belooft, maar dat ze, + omgezet in eene andere taal, welke dan ook, krachteloos blijkt te + zijn en niets vermag. Dus is het niet de zakelijke beteekenis der + woorden, maar zijn het de hoedanigheden en eigenaardigheden der + klanken die in zich de kracht hebben om dit of dat te doen". + +Dit slaat blijkbaar op de tooverpapyri, waarin ook de namen van engelen +en van Jezus voorkomen. Hier zij nog opgemerkt, dat Michal beteekent: +"Wie is als God?", Gabril "Man Gods" en Raphal "God heeft genezen". + +Met dat al mogen de "wonderen" der magirs niet met die van Jezus en de +apostelen op eene lijn worden gesteld (I, 68): + + "Geen van de toovenaars spoort door hetgeen hij doet, de + toeschouwers tot zedelijke verbetering aan, noch onderwijst hij + hen, die over de vertooningen versteld staan, in de vreeze Gods, + noch proeft hij hen te overreden om zoo te leven, dat zij voor God + zullen worden gerechtvaardigd. Niets van dit alles doen de + toovenaars, daar zij niet kunnen of niet eens willen of geneigd + zijn, om zich te bemoeien met hetgeen tot verbetering der menschen + dient, daar zij immers ook zelven vol zijn van de schandelijkste en + beruchtste zonden. Maar ligt het niet voor de hand, dat Hij, die + door de wonderen die Hij verrichtte, de aanschouwenden tot + zedelijke verbetering aanspoorde, zich zelf niet alleen aan zijne + eigenlijke discipelen maar ook aan de anderen als voorbeeld van het + volmaakte leven toonde?" + +Het verschil tusschen de "wonderen" der magirs en die der Christenen is +dus hierin gelegen dat de laatsten eene zedelijke strekking hebben welke +aan de tooverij ten eenemale wordt ontzegd. Dat echter ook Origenes bij +de beoordeeling der magirs hier geenszins de noodige objectiviteit in +acht neemt, is maar al te duidelijk. + +Er is ons van Origenes ook nog eene lezing bewaard gebleven over I +Samul 28, 3--25, d.w.z. over de "toovenares van Endor" (z.b.), waarin +hij naast allerlei minder klemmende argumentaties ook blijk geeft van +echte wetenschappelijkheid en met de grootste beslistheid de realiteit +van Samul's verschijning handhaaft. Tot hen, die zooals bijv. +Tertullianus (z.b.) hier met uitvluchten aankomen als "De satan zelf +neemt de gedaante van een engel des lichts aan; geen wonder dus, dat ook +zijne dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid", richt de +geleerdste van alle oude Christenen de nuchtere vraag (c. 4): "Maar wat +is het, wat de vrouw zag?"--"Samul". En waarom luidt het niet: "De +vrouw zag een demonisch wezen, dat voorgaf, Samul te zijn?" Maar er +staat geschreven: "Saul herkende Samul, dat hij het was." Als het niet +Samul was, had er geschreven moeten staan: "En Saul meende dat het +Samul zelfwas." Nu staat er echter geschreven: "Saul herkende", en +niemand herkent iets wat niet bestaat." Voorts betoogt Origenes (c. 5 +vlg.), dat de woorden, Samul in den mond gelegd, waarheid bevatten, +hetgeen er niet voor pleit dat een demon, maar dat Samul zelf +verschenen is, en tracht hen, die zich ontzetten bij de gedachte dat de +heilige Samul zich in het schimmenrijk zou bevinden (c. 3), gerust te +stellen, door uitvoerig te betoogen (c. 6) dat immers Christus zelf, die +toch hooger staat dan wie ook der profeten en heiligen, naar het +schimmenrijk is neergedaald. + +Toen Hirocles, een hooggeplaatst ambtenaar en, naar verluidt, een +medewerker van de "Diocletiaansche" vervolging (z.b.), in zijn tot de +Christenen gericht "Waarheidlievend woord" de wonderen van Apollonius +van Tyana (vgl. IV begin) boven die van Jezus stelde, werd hij (na 311) +bestreden door Eusebius van Caesarea (later de bekende kerkhistoricus), +die in een betoog tegen Philostratus' leven van Apollonius scherpe +kritiek op de verhalen in quaestie oefent en, voor 't geval ze toch +waarheid mochten bevatten, liefst aan de inwerking van booze geesten +denkt. Vgl. bijv. de volgende redeneering (c. 31): + + "Want dat hij [Apollonius] eene epidemie vooruit gevoelde, zou wel + is waar kunnen schijnen niets met tooverij te maken te hebben, + indien hij dit, zooals hij zelf verzekerde, aan zijne allersoberste + en reine leefwijze te danken had, maar misschien was het hem ook in + een onderhoud met een demon van te voren medegedeeld". + +Het in-'t-leven-terugroepen van een overleden meisje, wat immers ook aan +Apollonius werd toegeschreven (vgl. IV), is blijkbaar door schijndood te +verklaren en dus volstrekt geen wonderdaad (t.p.). + +In 313 had het groote feit plaats, dat de toestanden in het Romeinsche +rijk ingrijpend veranderde: Constantijn en zijn medekeizer Licinius +stelden nl. door het tolerantie-edict van Milaan liet Christendom met de +andere godsdiensten gelijk. Daar echter de kerk aan andere religies het +bestaansrecht ontzegde, waren deze van nu af aan feitelijk in het +ongelijk gesteld en ook de magie kwam daarbij in verdrukking, al toonde +Constantijn zelf, zooals uit navolgend, in 321 uitgevaardigd +besluit[89] blijkt, zich in dit opzicht vrij gematigd: + + "De wetenschap diergenen moet gestraft en te recht met de strengste + wetten gekastijd worden, van wie men ontdekt, dat zij, gewapend met + magische kunsten, iets tegen het leven van menschen ondernomen of + kuische gemoederen tot wellust verleid hebben. Geen beschuldigingen + echter zijn in te brengen tegen geneesmiddelen, in 't belang van + menschelijke lichamen gebruikt, of tegen tooverspreuken, in + landelijke streken onschuldiglijk toegepast om bij rijpen wijnoogst + zich van vrees voor slagregens of schade door hagelsteenen te + vrijwaren, hulpmiddelen waardoor niemands leven of goede naam + gevaar loopt, maar wier uitwerking moet dienen om te beletten dat + goddelijke gaven en menschelijke arbeid te niet gaan." + +Het Neoplatonisme, dat in steeds toenemende mate de verdediging van de +oude godsdiensten tegen het Christendom op zich nam, had toenmaals als +leider den reeds bovenvermelden Iamblichus. Een geschiedschrijver van +omstreeks 400, Eunapius, die zijn leven in korte trekken schetst, +verzekert ons dat de gevierde wijsgeer de magie practisch beoefende. Wij +wenschen hieromtrent den lezer nader in te lichten.[90] + +De leerlingen van Iamblichus, wien hij een bewijs had gegeven van zijne +supranormale gave, wenschten gaarne iets grooters te ervaren en hij +antwoordde hun, dat dit niet van hem zelf, maar van het juiste tijdstip +afhing. Toen ze zich nu eenigen tijd daarna, in het mooie seizoen, naar +Gadara hadden begeven, eene Syrische stad, die om hare warme bronnen +beroemd was, kwamen zij nogmaals met hetzelfde verzoek tot hem: + + "Glimlachende zeide Iamblichus: "Het is wel is waar niet + overeenkomstig den ritus, dit te toonen, maar om Uwentwille zal het + geschieden." Hij beval zijnen begeleiders, van de inboorlingen te + vernemen, hoe twee van de warme bronnen, die wel kleiner, maar + liefelijker dan de anderen waren, van oudsher genoemd werden. Nadat + zij aan zijne opdracht hadden voldaan, zeiden zij: "Het is + volstrekt geen geheim: deze hier heet Eros [liefde] en deze in de + nabijheid heeft den naam van Anteros [wederliefde]," Hij echter + raakte terstond het water aan (want hij zat juist op den rand, + waarover heen de stroom zich uitstortte), voegde er eene korte + spreuk aan toe en riep van onder uit de bron een knaap te + voorschijn. De knaap was blank van huidkleur en van tamelijke + grootte; zijne goudachtige haren omglansden zijn rug en borst en + over 't geheel leek hij op iemand, die zich baadde of gebaad had. + Verbazing beving de vrienden, hij echter zeide: "Laten wij naar de + bron hier naast gaan" en hij ging hun voor, in gepeins verzonken. + Nadat hij ook daar dezelfde handeling had voltrokken, riep hij den + anderen Eros te voorschijn, aan den vorige in alles gelijk, behalve + dat zijne haren donkerder en met lichtblond gemengd neerstroomden. + Beide knapen omhelsden hem en leunden tegen hem aan alsof hij hun + eigen vader was. Hij echter gaf ze aan hunne eigen verblijven terug + en ging, na zich gebaad te hebben, heen, terwijl de vrienden van; + ontzag vervuld waren." + +Eunapius verzekert hierbij zegslieden te volgen, "die aan andere dingen +geen geloof schonken, maar voor de waarneming van het aanschouwde +moesten bukken." + +Men heeft dit verhaal voor "mal" uitgemaakt; en vrijwel als een +verzinsel beschouwd. Daarmede zijn echter de moeilijkheden, die het +oplevert, niet uit den weg geruimd. Immers de "malle wonderverhalen" van +Eunapius komen zeer goed overeen met wat de grootste Neoplatonische +denkers hebben geleeraard. Iamblichus zelf weidt in het boven door ons +aangehaalde geschrift "Over de mysterin" (II, 3) nader uit over de +schoonheid zoowel van de goden als van de demonen bij hun verschijnen. +Porphyrius, de nuchterste aller Neoplatonici, geloofde, zooals wij later +uit een citaat van Augustinus zullen zien, aan "wonderbaarlijk schoone +beelden" van "engelen" of "goden" bij de thergische handelingen. +Plotinus spreekt in het bekendste van zijne geschriften, in het betoog +"Over het schoone" (Enn, I, 6), van diegenen (c. 7) "wien eene +verschijning van goden of demonen ten deel is gevallen en die niets meer +willen afweten van de schoonheid der andere lichamen." Aan zulke +onomwonden uitspraken van scherpzinnige en hoogstaande denkers moet o.i. +toch wel eene zekere objectiviteit beantwoorden. Men heeft dan ook bij +dit verhaal van Eunapius gedacht aan de zg. materialisaties, d.w.z. +tastbare, soms zeer schoone, verschijningen, zich vormende uit stoffen, +onttrokken aan het lichaam van zekere "mediums," en ook "critische" +onderzoekers zijn geneigd, hierbij aan reele, overigens uiterst +raadselachtige, verschijnselen te denken. Maar ook afgezien daarvan laat +zich de historiciteit van het boven aangehaalde geval best handhaven, +wanneer men nl., met een niet onverdienstelijk occultist, aanneemt, dat +daarbij eene opwekking van "hallucinaties" plaats heeft gevonden. + +Vergelijkt men de beschouwingen van Iamblichus over de magie met de +theorie van Plotinus, dan springt het verschil duidelijk in 't oog. Bij +Plotinus domineert het abstracte, bij Iamblichus het persoonlijke. De +leer der "sympathie" (z.b.) wordt door den laatstgenoemde niet bijster +hoog aangeslagen; vgl. het boven reeds vermelde geschrift: "Over de +mysterin" (X, 3): "Wanneer ons van nature eene zekere geschiktheid te +beurt valt om de toekomst vooruit te weten, zooals bij dieren een +voorgevoel opkomt van aardbevingen of winden of stormen, dan schijnt +mij dat volstrekt niet ontzagwekkend toe. Immers eene zoodanige ons +aangeboren voorspellingsgave treedt bij ons op ten gevolge van scherpte +van waarneming of ten gevolge van sympathie of ten gevolge van eenige +andere samenwerking van natuurlijke krachten en heeft niets +eerbiedwaardigs of bijzonder verhevens." Iamblichus streeft naar hooger: +(4) "Alleen de goddelijke wichelarij, die van de goden afhangt, maakt +ons waarlijk het goddelijke leven deelachtig, zij, die deel heeft aan de +voorkennis en aan de goddelijke begrippen." De goden, die Plotinus +slechts zelden noemt, zijn het overheerschende bij Iamblichus, die dan +ook het gebed op onvergelijkelijk schoone wijze verheerlijkt (V, 26). +Plotinus is meer monistisch-zelfgenoegzaam, Iamblichus meer +pluralistisch-religieus. + +Het optreden van Iamblichus, hoe men ook over hem moge denken, beduidt +een ommekeer in de Neoplatonische philosophie. Het systematiseeren, +reeds door Plotinus beoogd, door Porphyrius verwaarloosd, wordt nu de +hoofdzaak voor den wijsgeer, die tevens met behulp van +getallenspeculatie en steunende op de religieuze overleveringen van +allerlei volkeren, de geheimen der onzichtbare wereld tracht te +ontsluieren en in vaste formules te brengen, Iamblichus, ook nu nog door +velen wordt miskend, muntte niet slechts uit door dialectische gevatheid +en "scholastieke" scherpzinnigheid, maar ook door veelomvattende +geleerdheid en psychologisch inzicht, Iamblichus heeft bewerkt, dat het +Neoplatonisme zich nog meer dan twee eeuwen handhaafde, ja zelfs, zooals +wij spoedig zullen zien, op een zeker oogenblik een ernstig gevaar voor +het Christendom opleverde. + +Keizer Constantius (337-361) was bijzonder op de magie en wat er mee +samenhangt, gebeten; driemaal heeft hij er verordeningen tegen +uitgevaardigd. In de eerste (357) staat o.m.: "De Chaldeers +[sterrewichelaars] en magirs en de overigen, welke het volk om de +grootte hunner misdrijven boosdoeners noemt", en: "Zwijgen worde voor +altijd opgelegd aan alle onbescheiden onderzoek naar de geheimen der +toekomst. Want al wie aan onze bevelen gehoorzaamheid weigert zal de +doodstraf ondergaan, door het wrekende zwaard neergeveld"[91]. De +tweede, niet geheel duidelijke verordening (van 't zelfde jaar) luidt: +"Velen, gebruik makende van tooverkunsten, aarzelen niet, de elementen +in verwarring te brengen, de levens van onschuldigen te bedreigen, en +durven de schimmen op te roepen ... opdat een ieder zijne vijanden door +booze kunsten ombrenge. Dezen vertere het doodelijk verderf, daar zij de +natuur vijandig zijn"[92]. Met vooropstelling van het feit dat +bekleeders van eerambten in gewone gevallen niet aan den lijve; mogen +worden gepijnigd, gelast evenwel het derde, slecht gestelde, edict (358) +dat "indien eenig; magir ... of ingewandziener of profeet ... of +astroloog ... of wie iets dergelijks in mijne omgeving ... uitoefent, +wordt betrapt, dan zal zijne waardigheid hem niet voor de pijnbank +behoeden. Wanneer hij, hoewel van schuld overtuigd, zich met hardnekkig +loochenen tegen diegenen heeft verzet, die zijne misdaad aan den dag +brengen, moet hij aan de pijnbank worden overgeleverd en, terwijl de +folterklauwen hem de zijden verscheuren, straffen ondergaan, zulk eene +misdaad waardig"[93]. + +Er waren Neoplatonici, die, allicht uit vrees; voor zulke strenge +bepalingen, zich van de beoefening der magie verre hielden, anderen +echter legden zich, desondanks, met allen ijver op haar toe. De strijd +tusschen die beide richtingen heeft, zooals uit het verhaal +dienaangaande bij Eunapius, nl. in het leven van Maximus[94], blijkt, op +een zeker moment verstrekkende gevolgen gehad, ook op staatkundig +gebied. + +Prins Julianus toch, geb. 332, zoon van een jongeren stiefbroer van +Constantijn den Groote, stelde belang in de philosophie en begaf zich +naar den gevierdsten der toenmalige Neoplatonici. Aedesius, maar deze, +reeds oud van dagen en ziek van lichaam, verwees hem naar zijne +discipelen. Toen nu een van dezen, een zekere Eusebius, in een onderhoud +met den prins de logica en de dialectiek voor "het werkelijk zijnde" +verklaarde, de magische kunsten daarentegen, "die de zintuigen bedriegen +en betooveren", voor het werk van "wonderdoeners en van diegenen die in +hunne uitzinnigheid en razernij tot zekere stoffelijke machten +vervallen", wilde Julianus er meer van weten, en ten slotte zeide +Eusebius: + + "Er is een zekere Maximus, een van de oudere en goed onderrichte + toehoorders; deze veracht ten gevolge van zijn groot vernuft en de + uitnemendheid van zijn redeneervermogen de bewijzen in de logica en + is tot zekere uitzinnigheden vervallen. Onlangs riep hij ons, die + aanwezig waren, naar den tempel van Hecate en toonde ons vele + getuigen van zijn optreden. Toen wij hem ontmoet en de godin onze + vereering betoond hadden, zeide hij tot ons: "Gaat zitten, beste + vrienden, en ziet wat er gebeuren zal en of ik iets boven het gros + der menschen uitsteek". Nadat hij dit gezegd had en wij allen waren + gaan zitten, brandde hij eene korrel wierook en mompelde tot zich + zelf de eene of andere hymne en bracht het met zijne vertooning zoo + ver, dat het beeld eerst glimlachte en vervolgens een zeer + duidelijk lachen te zien was. Toen wij nu over dien aanblik in + opschudding geraakten, zeide hij: "Maar laat niet n van U + hierdoor in de war geraken, want terstond zullen ook de fakkels, + welke de godin in de handen draagt, ontstoken worden", en het woord + was nog niet uitgesproken, of het licht vlamde in de fakkels op. + Wij stonden op dat oogenblik over dien theatralen wonderdoener + versteld en gingen heen. Gij echter moet niets van die dingen + bewonderen, zooals ook ik dat niet doe, maar gelooven dat de + reiniging door middel van de rede iets van belang is". Maar + Julianus, dit hoorende, riep uit: "Vaarwel, en houd U aan de + boeken; mij echter hebt gij den man genoemd, dien ik zocht." + +Dat Maximus inzonderheid door magische kunsten zulk een ontzaglijken +invloed op Julianus heeft uitgeoefend, dat deze het Christendom den rug +toekeerde en de oude religie in eere trachtte te herstellen, blijkt ook +uit de verhalen die dienaangaande bij de Christenen in omloop waren. Wij +geven hier aan een tijdgenoot, den kerkvader Gregorius van Nazianze (in +Klein-Azi) het woord, die aangaande Julianus, als eene "niet +ongeloofwaardige" gebeurtenis het volgende verhaalt (Rede IV, 55 vgl.): + + "Hij daalde in een van de voor de meesten ontoegankelijke en + vreeswekkende heiligdommen neer ... terwijl de ... in zulke dingen + ervarene philosoof of juister schijnphilosoof hem vergezelde. Want + ook dit is eene soort wichelarij bij hen [nl. de niet-Christenen] + om in de duisternisg de onderaardsche demonen over de toekomst te + raadplegen.... Toen echter de schrikbeelden den naderbij komenden, + wakkeren man altijd talrijker en vreeswekkender bestookten--men + spreekt van ongewone klanken, onaangename geuren, vuurstralende + verschijningen en ik weet niet wat voor fratsen en + fantasterijen--nam hij, door het onverwachte ontzet, want hij had + zich eerst laat op zulke dingen toegelegd, tot het kruis, het oude + toovermiddel, zijne toevlucht en sloeg dat tegen de schrikbeelden + en maakte den vervolgde tot helper. En wat volgde is nog + huiveringwekkender. Krachtig werkte het teeken, de demonen werden + overwonnen, de schrikbeelden losten zich op. En wat verder? De + boosheid herademde, ze vatte weer moed, weer drong zij aan, weer + dezelfde schrikbeelden, weer het kruisteeken en de demonen bleven + rustig. Toen was de ingewijde in verlegenheid en de inwijder in + zijne nabijheid gaf eene onjuiste uitlegging van de waarheid en + zeide: "Zij verafschuwden ons, maar ze vreesden ons niet: het + slechtere heeft de bovenhand". Want dat zeide hij en, na hem + hiermede te hebben overreed, leidde hij den discipel tot den + afgrond des verderfs." + +Gregorius laat het niet bij dit toch al vrij tendentieuze verhaal, maar +bericht verder (c. 92) zooals trouwens hij niet alleen,[95] dat Julianus +menschen zou hebben laten offeren om uit hunne ingewanden de toekomst +te lezen. Aan zulke verdachtmakingen kan echter niet de minste waarde +worden gehecht; de beschuldigingen van geheime moorden, waaraan eens de +Christenen zelve blootstonden, keeren zij later in misplaatsten +geloofsijver tegen den "afvallige". + +Na den vroegen dood van Julianus (363) kwam het bewind weer in +Christelijke handen en al spoedig werd het optreden tegen magie en +wichelarij hervat. De keizers Valentinianus toch en Valens, waarvan de +eerste het westelijke, de andere het oostelijke gedeelte van't +Romeinsche rijk bestuurde, verklaarden in een besluit van 't jaar 364: + + "Niemand wage het in 't vervolg, om in 't nachtelijk uur magische + handelingen te verrichten." + +Spoedig zouden al die wettelijke bedreigingen op eene verschrikkelijke +manier ten uitvoer worden gebracht. + +In 371 (of 372) trachtten eenige personen door middel van magische +verrichtingen met een tafeltje te weten te komen, wie de opvolger van +Valens zou zijn. Valens, hiervan verwittigd, beval terstond de +wichelaars en iedereen op wie ook maar eenige verdenking rustte, in +hechtenis te nemen, en al het foltertuig, waarover men toenmaals +beschikte, in gereedheid te brengen. De uitvoerigste beschrijving van +dit monsterproces geeft een tijdgenoot, de hoogst achtenswaardige +historicus Ammianus Marcellinus, wiens verhaal ook door de andere +berichten[97] steun ontvangt. Wij laten hier het belangrijkste er uit +volgen (XXIX, 1, 28-42): + + "Patricius en Hilarius [twee der hoofdbeschuldigden] werden + binnengeleid en men beval hun de feiten van begin tot einde mede te + deelen. Daar zij in den aanvang elkaar tegenspraken, werden hun de + folterklauwen in de zijden gezet en eindelijk haalde men den + drievoet er bij, dien zij plachten te gebruiken. In de engte + gedreven, gaan zij alles van den aanvang af naar waarheid hekend + maken, Hilarius het eerst: + + "Wij hebben", zeide hij, "edelachtbare heeren, onder een boos + gesternte, dit noodlottige tafeltje, dat gij ziet, naar het + voorbeeld van den drievoet te Delphi, uit lauriertakken + samengesteld; en na geheime tooverformulieren te hebben + uitgesproken met al het benoodigde gerei de wijding herhaaldelijk + naar den ritus te hebben verricht, brachten wij het eindelijk in + beweging. De manier om het in beweging te brengen, zoo vaak wij het + over geheime zaken raadpleegden, was als volgt: Na het huis aan + alle kanten met Arabisch reukwerk te hebben gereinigd, zetten wij + den drievoet er in 't midden neer en eene ronde schaal er zuiver + boven op, uit verscheidene metalen kunstig saamgesmeed, gesmeed, + op wier ronden omtrek de vier en twintig letters van het alfabet + door eene ervarene hand z waren ingegrift, dat hunne onderlinge + afstanden juist even groot waren. Iemand in linnen kleeren gehuld + en met schoenen evenzeer uit linnen, voorts met een band om 't + hoofd gewonden, en een tak van een vruchtdragenden boom in de hand, + ging bij het tafeltje staan, na den god, die voorspellingen geeft, + door de gebruikelijke formulieren gunstig te hebben gestemd, + terwijl hij in alles handelde overeenkomstig de voorgeschrevene + plechtigheid. Hij liet boven het tafeltje een ring zich heen en + weer bewegen, hangende aan een zeer dunnen draad uit linnen en + volgens de mystieke leer gewijd; deze ring, in vast tijdsverloop + heen en weer gaande, werd telkens door eene enkele letter gestuit + en vormde versregels, beantwoordende aan de gestelde vragen, + hexameters, naar getal en maat goed afgerond, zooals die welke + afkomstig zijn van het Pythische, [Delphische] orakel.... Op onze + vraag, wie aan de huidige regeering zou opvolgen, werd geantwoord, + dat deze in elk opzicht voortreffelijk zou zijn, en toen de ring al + springende de twee lettergrepen "Theo" had aangeraakt met + toevoeging van de laatste letter [d], riep een der aanwezigen uit, + dat Theodorus door de beschikkingen van het onvermijdelijke noodlot + werd aangewezen. Wij hebben over die zaak niets verder + uitgevorscht, want het stond bij ons voldoende vast, dat deze het + was, die geroepen werd". + +Toen hij aldus eene zoo duidelijke bekentenis aangaande de geheele zaak +aan de rechters had afgelegd, voegde hij er edelmoedig bij, dat +Theodorus er heelemaal niets van afwist. De aangeklaagden, hierna +ondervraagd, of zij, krachtens het orakel dat zij raadpleegden, ook +vooruit wisten, wat zij zouden te verduren hebben, reciteerden die +allerbekendste verzen, die duidelijk verkondigden, dat de zucht om in 't +geen voor hen te verheven was door te dringen, spoedig hun het leven zou +kosten, maar dat de wraakgodinnen den keizer zelf en de rechters met +zwaard en brand bedreigden; het zal volstaan de drie laatste regels aan +te halen: + + "Hun, die door gramschap gedreven, Uw bloed wreedaardig vergieten, + Wacht een' ontzettende straf. D'onverbidd'lijke Wraak uit den afgrond + Zal, in de vlakten van Mimas, hun hart door de vlammen verteren!" + +Na deze versregels worden ze weer met de folterklauwen mishandeld en, +den dood nabij, van elkaar gescheiden. Hierna wordt, om op de werkplaats +van de beraamde misdaad het volle licht der openbaarheid te laten +schijnen, eene schare van hooggeplaatsten binnengeleid, die de hoofden +van het plan waren. Terwijl niemand om iets anders dan om zich zelf +dacht en de een de schuld op den ander wierp, begon eindelijk Theodorus, +toen de rechters het hem veroorloofden, te spreken. Eerst wierp hij +zich neer en smeekte om genade, daarna, geperst om te antwoorden, +bekende hij, het door Eucerius te hebben vernomen, en dat hij +herhaaldelijk op het punt had gestaan, het den keizer te berichten, maar +door Eucerius daarin was verhinderd, die hem verzekerde, dat niet door +een ongeoorloofden aanslag op de regeering, maar door den wil van het +onveranderlijke noodlot het gehoopte van zelf in vervulling zou gaan. +Eucerius bevestigde, onder de wreedste pijnigingen, deze bekentenis; +maar Theodorus werd weerlegd door zijn eigen brief, dien hij, hoewel in +duistere termen, aan Hilarius had gericht; hieruit toch bleek, dat hij +vast op de voorspelling vertrouwde en dat hij niet voor de daad +terugdeinsde, maar het tijdstip zocht om zijn misdadig opzet ten uitvoer +te brengen. + +Na deze bekentenissen worden zij verwijderd. Eutropius, die toen +Gouverneur van Azi was, werd, als medeplichtig aan het komplot, voor de +rechtbank gedaagd, maar als onschuldig losgelaten, dank zij den +philosoof Pasiphilus, die, hoewel op de wreedste manier gefolterd, opdat +hij hem door eene leugenachtige aantijging onrechtvaardig in 't verderf +zou storten, zijne standvastigheid van karakter bewaarde. Hierop volgde +de philosoof Simonides, wel is waar nog jong, maar in onzen tijd boven +allen door strengheid van principes uitstekende. Toen deze beschuldigd +werd de zaak van Fidustius te hebben gehoord, en gezien had, dat het +geding niet naar waarheid, maar naar den wil van n werd beslist, +verklaarde hij, dat men hem de voorspelling had toevertrouwd, maar dat +hij, zooals een man van karakter past, er over gezwegen had. + +De keizer, na dit alles nauwkeurig te hebben onderzocht, bekrachtigde +het vonnis der rechters en beval, met ne uitspraak, allen ter dood te +brengen ... allen werden onthoofd, behalve Simonides alleen, dien de +wreede opperrechter, verbitterd door zijne ernstige standvastigheid, +beval levend te verbranden. Simonides, het leven als een krankzinnigen +meester ontvluchtende en lachende om de plotselinge lotsverwisselingen, +kwam, zonder zich te verroeren, in de vlammen om.... + +In de volgende dagen heeft eene menigte uit zoowat alle standen, die het +moeilijk valt bij name te noemen, in het net der lastering verstrikt, de +armen der beulen vermoeid, na van te voren door pijnbank en lood en +zweepslagen te zijn afgemarteld. Sommigen werden zonder het minste +verwijl ter dood gebracht, terwijl men er nog over verhandelde of ze +moesten terechtgesteld worden; overal was eene slachting te zien, +evenals van vee.... + +Niet erg lang daarna werd ook Maximus, de bekende philosoof, een man van +groote geleerdheid, door wiens wijze lessen de keizer Julianus grondig +in de wetenschap was onderricht, er van aangeklaagd, bovengenoemde +verzen te hebben gehoord. Hij erkende er van te hebben geweten, maar +had, als philosoof, zich verplicht geacht, er geen ruchtbaarheid aan te +geven. Ja, hij had zelf voorspeld dat die uitvorschers van de toekomst +er de doodstraf voor zouden ondergaan. Naar Ephese, zijne vaderstad +gebracht, werd hij aldaar onthoofd en ondervond, gelijk het laatste +proces hem leerde, dat de onrechtvaardigheid van een rechter +gevaarlijker is dan alle beschuldigingen." + +Ammianus voegt er o.m. nog (in c. 2, 3) deze karakteristieke +bijzonderheden aan toe: "En opdat zelfs de echtgenooten geen tijd zouden +hebben, de ellende hunner mannen te beweenen, werden terstond +gerechtsdienaars er op afgezonden, die, bij 't verzegelen der huizen en +het nazoeken van het huisraad van den veroordeelde, onzinnige +bezweringen of recepten voor liefdedranken heimelijk verstopten, alles +gereedmaakt tot verderf van onschuldigen. Als die stukken voor de +rechtbank waren voorgelezen, waar men noch op grond van wet, noch van +geweten, noch van billijkheid de waarheid van de leugen onderscheidde, +werden de goederen geconfiskeerd en onschuldigen, onverdedigd, +jongelingen zoowel als ouden, met verlamde leden, in draagstoelen naar +het schavot gebracht." + +Hierbij dient echter uitdrukkelijk te worden opgemerkt, dat de +wreedheid van keizer Valens niet alleen door Ammianus en de aanhangers +der oude religie, maar ook door Christelijke schrijvers[98] ten +strengste werd veroordeeld. + +Naar aanleiding van die raadpleging der godheid wenschen wij nog een en +ander in 't midden te brengen. + +Er is in Pergamum (in Klein-Azi) een bronzen toovergereedschap +gevonden, dat aan den bovenvermelden drievoet herinnert, bestaande in +hoofdzaak uit eene driehoekige bronzen plaat met afbeeldingen van +Hecate, tooverwoorden, verbindingen van klinkers en allerlei magische +figuren er op. Men heeft hiermede ook den z.g. scriptoskoop vergeleken, +een bord met letters en woorden, waarop een driehoek van bordpapier in +beweging kan worden gebracht, ten einde op spiritistische sances +antwoorden te verkrijgen; ten onzent wordt echter hiertoe in plaats van +dien driehoek bij voorkeur een houten kruis gebruikt, rustende op eene +stift. + +Het ligt voor de hand, dat het spellen van woorden door middel van +tafelbeweging, zooals sinds het midden der vorige eeuw in zwang is, het +geduld der vragenden al heel spoedig op eene harde proef stelt. +Dientengevolge is men gewoon om, zoodra men uit eenige letters het +betreffende woord meent te kunnen opmaken, terstond tot een ander woord +over te gaan, hetgeen echter, zooals van zelf spreekt, tot verkeerde +uitkomsten kan leiden. Maar ook in dit opzicht leert ons het moderne +spiritisme de raadpleging van den drievoet, zooals ze in het +bovenvermelde geval door Ammianus, onzen besten zegsman, bericht wordt, +beter begrijpen. + +Een geheel ander geval van tooverij dan het voorafgaande is hetgeen ons +Zosimus, een niet onbetrouwbaar historicus uit de vijfde eeuw, van +Nestorius, den opperpriester der Eleusinische mysterin, bericht (IV, +18): + + "Aan Nestorius, gedurende die tijden [375 n. Chr.] hierophant, + verkondigde een droomgezicht, dat de held Achilles [de hoofdfiguur + uit den Trojaanschen oorlog, z.b. I] van overheidswege + eerbetuigingen moest ontvangen; dit toch zou de stad heil brengen. + Toen hij nu het droomgezicht aan de overheden had meegedeeld en + dezen, in de meening dat hij, als stokoud man, onzin praatte, er + geen notitie van namen, ging hij bij zich zelf te rade wat er te + doen viel en in de goddelijke dingen van jongs af aan onderricht, + vervaardigde hij eene figuur van den held in een klein huisje en + zette dit onder het beeld van Athene, dat in het Parthenon staat. + Zoo dikwijls hij nu de gebruikelijke ceremonin ter eere van de + godin voltrok, bracht hij tegelijk ook aan den held naar zijn beste + weten en overeenkomstig den ritus zijn huldebetoon, en aangezien op + deze wijze de raad van den droom in vervulling werd gebracht, + bleven, toen eene zware aardbeving plaats had, de Atheners alleen + gespaard." + +Ook uit een ander bericht, dat kort hierna ter sprake zal komen, blijkt, +dat Nestorius allerlei tooverpractijken beoefende, en er bestaat dus +geen reden, het hier vermelde feit in twijfel te trekken; of echter het +neerzetten van het Achillesbeeldje en de te zijner eere verrichte +ceremonin de oorzaak zijn geweest, dat het onheil aan de stad +voorbijging, is eene vraag van geheel anderen aard. + +In 378 kwam de wreedaardige keizer Valens, die toch al sinds het +bovenvermelde rechtsgeding ongeluk op ongeluk had ondervonden, rampzalig +aan zijn einde. Bij Adrianopel door de Gothen overwonnen, werd hij, naar +het geloofwaardigste bericht luidt, zwaar gewond eene hut binnengedragen +en werd deze door de vijanden, die niet wisten met wien zij te doen +hadden, in brand gestoken. Ammianus brengt (in XXXI, 14, 8 vlg.) naar +aanleiding hiervan de verzen van bovenvermeld orakel in herinnering en +voegt er aan toe: + + "Valens, onbeschaafd en ruw als hij was, gaf er eerst niets om, + maar door voortdurende tegenslagen van de ergste soort tot de meest + verachtelijke vrees vervallen, huiverde hij, bij herinnering aan + datzelfde orakel, als er maar van Azi sprake was, want hij hoorde + van ontwikkelde menschen dat Homerus en Cicero van een berg Mimas + hadden gesproken, die boven de stad Erythrae [in Klein-Azi] ligt. + Maar na zijn ondergang en den aftocht der vijanden werd er, naar + men zegt, nabij de plek, waar hij zou gevallen zijn, eene hooge + verhevenheid van steenen gevonden, waaronder zich n bevond met + het opschrift in Grieksche letters, dat een zekere Mimas, een + voornaam man uit den ouden tijd, aldaar begraven was." + +Het merkwaardigste is echter, dat, na Valens, reeds in 379 inderdaad +iemand, wiens naam met "Theod" begon, den troon besteeg, echter geen +Theodorus, zooals de magirs vermoed hadden toen zij te vroeg met het +raadplegen van het orakel waren opgehouden, maar Theodosius I, later de +Groote bijgenaamd. + +Theodosius wist echter de magie er weinig dank voor en vaardigde in 389 +met zijne medekeizers Valentinianus II en Arcadius het volgende +wetsbesluit uit[99]: + + "Al wie hoort dat iemand met de smet van booze kunsten is bezoedeld + en hem betrapt en gegrepen heeft, moet hem terstond te voorschijn + slepen en aan de oogen der rechters als een vijand van het + algemeene welzijn toonen. En indien iemand uit de wagenmenners of + uit eenig ander soort menschen getracht heeft tegen dit verbod in + te gaan, of in 't geheim zelfs iemand, die aan de booze kunst + klaarblijkelijk schuldig is, heeft omgebracht, moet hij de + doodstraf niet ontkomen, daar eene dubbele verdenking op hem rust + van f een openbaar schuldige aan de strengheid der wetten en de + vereischte ondervraging te hebben onttrokken, ten einde hem te + verhinderen zijn medeplichtigen bekend te maken, f wellicht een + particulieren vijand onder den schijn van zulk eene strafoefening + met eene nog veel wreedere bedoeling te hebben uit den weg + geruimd". + +Tot toelichting zij hierbij opgemerkt, dat de wagenmenners toenmaals bij +de wedstrijden elkaar door middel van tooverij trachtten afbreuk te doen +en ook voor gewelddadigheden niet terugdeinsden. + +Toen echter in 408 Rome door de Gothen, belegerd en uitgehongerd werd, +was de overheid toch tot zekere hoogte bereid, om bij de magie hulp te +zoeken. De gouverneur van Rome, Pompeianus, trad in onderhandeling met +eenige Etrurirs, die beweerden, eene zekere stad van de haar omringende +gevaren te hebben bevrijd. Ze hadden nl. door gebeden en ceremonin +volgens den voorvaderlijken ritus, geweldige bliksemstralen bezworen en +zoodoende de barbaren verjaagd. Ze eischten, dat van regeeringswege +zekere oude gebruiken zouden worden verricht, maar de zaak heeft haar +beloop niet gehad--daaromtrent zijn de duistere en elkaar tegensprekende +berichten[100] het eens. Ten slotte ging men er toe over, zich van de +barbaren tegen eene ontzaglijke som vrij te koopen. + +De Etrurirs--dit zij hierbij opgemerkt--waren van oudsher om hunne +tooverijen bekend en zouden het geheim hebben geweten van op het onweer +in te werken. Naar aanleiding hiervan heeft men wel eens vermoed, dat ze +zich van electriciteit bedienden, en o.m. het door ons aan het einde van +hoofdstuk I vermelde verhaal van koning Tullus Hostilius in dit verband +betrokken. + +Wij gaan nu tot Proclus over, den grootsten Neoplatonicus der vijfde +eeuw, Proclus, die tot de eerste systematici van alle tijden wordt +gerekend en met de meest subtiele dialectiek ook diep religieus gevoel +vereenigde. + +Proclus, in alle toenmalige wetenschappen bedreven, beoefende ook de +magie. Zijn leerling Marinus vermeldt dienaangaande in de +levensbeschrijving van zijn meester (c. 28): + + "Hij maakte gebruik van de systasen en entychien der Chaldeers en + van de goddelijke en geheimzinnige strophalen [tooverwielen]. Want + dit alles had hij overgenomen en de wijze van uitspreken en het + andere gebruik ervan had hij geleerd van Asclepigeneia, de dochter + van Plutarchus [den leermeester van Proclus]. Want bij haar alleen + waren de tooverijen van den grooten Nestorius [z.b.] en de geheele + thergische bezweringsmethode bewaard gebleven, door haar vader aan + haar overgeleverd. En reeds voordien had Proclus, door de + Chaldeeuwsche reinigingen naar den ritus gezuiverd, uit eigen + aanschouwing met lichtende verschijningen van Hecate verkeer, + zooals hij ook zelf in een afzonderlijk geschrift vermeldt. Door + een zekeren iynx [tooverschijf] handig in beweging te brengen deed + hij regenbuien neerkomen en bevrijdde hij Attica van verderfelijke + hitte. Hij legde amuletten tegen aardbevingen neer en stelde de + voorspellingskunst van den drievoet op de proef". + +Hierbij enkele opmerkingen. + +"Systase" beteekent o.m. "samenkomst", "voorstelling", "aanbeveling"; in +de magie verstaat men er blijkbaar hymnen en ceremonin onder, waardoor +men met de eene of andere godheid in relatie treedt zonder eenig letsel +te ondervinden, vgl. inzonderheid den grooten tooverpapyrus uit Parijs +(v. 209), uit eene passage boven door ons behandeld. "Entychie", d.w.z. +"ontmoeting", zal wel ongeveer dezelfde beteekenis hebben gehad. + +Wat voorts van den "grooten" Nestorius gezegd wordt, komt overeen met +het bericht van den geschiedschrijver Zosimus, dat wij boven hebben +aangehaald; van Nestorius had Proclus het neerleggen van amuletten tegen +aardbevingen overgenomen. + +Den "iynx" of tooverschijf hebben we reeds in ons eerste hoofdstuk +ontmoet. Van eene soort "strophalos" en wel de "Hecatische", d.w.z. de +aan Hecate gewijde, berichten latere zegslieden dat hij van goud was +met een saffiersteen in 't midden en met verschillende karakters en +figuren op zijne oppervlakte. Men draaide hem met een riem van stierhuid +rond en stiet daarbij allerlei onverstaanbare klanken uit. In 't +algemeen werden zulke toovergereedschappen, hetzij dezen een kogelronden +of een driehoekigen, of welken vorm ook hadden, iynxen genoemd[101]. + +Evenals die "strophalos" aan het bovenvermelde toovergereedschap uit +Pergamum, doen de divinatorische proefnemingen van Proclus ons +onwillekeurig aan de ondervraging van den drievoet aangaande den +opvolger van keizer Valens denken. + +Karakteristiek is ook het volgende verhaal van Marinus (c. 29): + + "Asclepigeneia, de dochter van Archiades en Plutarche en + echtgenoote van Theagenes, een weldoener van mij, werd, toen ze nog + een meisje en bij hare ouders was, door eene zware ziekte + aangetast, waar de artsen machteloos tegenover stonden. Archiades, + die op haar alleen de hoop van zijn geslacht had gevestigd, was + mistroostig en vol smart, zooals te begrijpen. Toen de doktoren het + opgaven, wendde hij zich, zooals hij bij de belangrijkste + aangelegenheden placht te doen, tot den philosoof, als tot zijne + laatste toevlucht of liever als tot een Redder en drong met + smeekbeden bij hem er op aan, ook zelf onverwijld te bidden voor + het behoud van zijne dochter. Proclus ging naar den Asclepiustempel + om den god voor de zieke aan te roepen. Want de stad mocht zich + toen nog in diens bescherming verheugen en het heiligdom van den + "Redder" was nog onverwoest. Terwijl hij op de meer ouderwetsche + manier zijn gebed verrichtte, kwam eene groote verandering in den + toestand van het meisje en voelde ze zich in eens verlicht, want de + Redder, immers als een god, genas haar gemakkelijk. Na de + plechtigheden te hebben vervuld, stapte Proclus naar Asclepigeneia + en vond haar verlost van de pijnen, die haar lichaam nog zoo even + gekweld hadden, in een toestand van gezondheid verkeerende". + +De werken van Proclus, voor zoover ze ons nog zijn bewaard gebleven, +bevestigen de beweringen van Marinus. + +Zoo verzekert Proclus[102] dat "de ware wijders ... door middel van +levenwekkende figuren en namen aan de godenbeelden leven en beweging +mededeelen" of, zooals hij het elders[103] uitdrukt, dat "de +wijdingskunst ... in de godenbeelden bezieling legt ... en door middel +van wekere symbolen het uit deelbare en vergankelijke materie ontstane +in staat stelt om deel te hebben aan een god en door hem in beweging te +worden gebracht en de toekomst te voorspellen". + +Volgens de "Asclepius", een der zg. Hermetische geschriften en +waarschijnlijk uit de derde eeuw n. Chr. dateerende, waren de +Egyptenaren de uitvinders van dit soort magie (c. 37): + + "Onze voorouders vonden eene kunst uit om goden te scheppen. Aan + deze uitvinding voegden ze eene er mee overeenstemmende en aan het + wezen der wereld ontleende kracht toe en deze met die uitvinding + vermengende, riepen ze, daar ze geen zielen vermochten te scheppen, + zielen van demonen of engelen op en banden ze in beelden door + middel van heilige en goddelijke wijdingen, waardoor de beelden het + vermogen konden hebben om zoowel goed als kwaad te doen." + +En elders (c. 24) is er sprake van "standbeelden, bezield met gevoel en +vol van geest, die groote en wonderbaarlijke dingen doen, standbeelden, +die de toekomst vooruit weten en haar door lot, profeten, droomen en op +vele andere manieren voorspellen, standbeelden, die ziektes veroorzaken, +maar ook genezing bewerken". + +Ook Origenes heeft het herhaaldelijk[104] over de magische wijding van +standbeelden en Zosim zegt (V, 41) hoogst opmerkelijk "dat de +standbeelden, door plechtige wijdingen geheiligd, ... zielloos zijn en +niets vermogen uit te richten als iets van die wijding te loor is +gegaan". + +Een groot Egyptoloog, G. Maspro, heeft er dan ook op gewezen, dat +inderdaad in het oude Egypte, althans te Thebe, ten tijde van de XIX en +de volgende dynastien (dus na 1350 v. Chr.) de standbeelden van god +Amun wonderen zouden hebben verricht. De koning raadpleegde het +standbeeld, soms zelfs in 't openbaar, omtrent allerlei aangelegenheden +en na elke vraag zeide het met zijn hoofd uitdrukkelijk ja, en wel twee +keer. Theoretisch sprak de ziel, die in het beeld was getooverd, maar +feitelijk bewoog zich het standbeeld door eene of andere mechanische +verrichting, welke de priesters geheim wisten te houden. + +Het geloof aan de bezieling van beelden komt ook bij primitieve volkeren +voor. + +Zoo maken bijv. de Papoeas op Nieuw-Guinea wanneer iemand gestorven is, +beeldjes uit hout en nopen door allerlei ceremonin de ziel van den +overledene, in het beeld te gaan, dat zij vervolgens met haar in +onafscheidelijken samenhang achten te zijn. Het beeld wordt bij +gewichtige aangelegenheden geraadpleegd; spreekt het niet, dan is het +goed, spreekt het daarentegen, d.w.z bevangt den vrager eene beving, dan +is de zaak bedenkelijk. Vooral bij ziekten moet het beeld dienst doen. + +Verwant hiermede is het bijv. op Celebes voorkomende gebruik, den +ziektedemon in een beeld te tooveren en dit vervolgens angstvallig te +schuwen. + +Wij zien dus, hoe een oeroud animistisch geloof zich nu nog bij +primitieve volkeren handhaaft, terwijl het bij een meer beschaafd volk +(de oude Egyptenaren) aanleiding gaf tot grove bedriegerij. + +Proclus vermeldt ook[105] dat "sommigen door het sap van nachtschade en +andere gewassen zich in de oogen te druppelen beelden van demonen in de +lucht zien", zooals dan ook werkelijk door ooginspuitingen +"hallucinaties" kunnen worden opgewekt. In de tooverpapyri vindt men ook +dienomtrent aanwijzingen, maar de meest belangrijke passage is te +onduidelijk om haar hier aan te halen; wij moeten ons dus met een ander +veel minder treffend, maar toch belangwekkend specimen behelpen[106]. + + "Eene bezwering ter verkrijging van een onmiddellijk visioen. + + Eeim, To, Eim, Alalep, Barbariath, Menebreio, Arbathiaoth, + Iouel, Iael, Oueneiie, Mesommias. De god kome, dien ik voor mij + raadpleeg, en ga niet weg voordat ik hem zal hebben vrijgelaten. + Ournaour, Soul, Zasoul, Ouot, Nooumbiaou, Thabrat, Beriaou, + Achthiri, Marai, Elpheon, Tabaoth, Kirasina, Lampsoure, Iaboe, + Ablanathanalba, Akrammachamarei. [Doe water] in eene bronzen kom + met olie [er op, z.b.], zalf uw rechter oog met water uit een + verongelukt schip en het linker met eenig koptisch antimonium met + het water vermengd. Indien gij geen water uit een verongelukt schip + kunt vinden, dan van een ondergedompeld uit teen gevlochten + veerschuitje." + +Proclus spreekt van diergelijke "autopsien" als uit eigen ervaring en +tracht ook hun ontstaan nader toe te lichten: + + "De goden laten vele gestalten voor zich uitgaan en vertoonen vele + afwisselende figuren; nu eens gaat een vormeloos vuur voor hen uit, + dan een dat tot de gedaante van een mensch is gevormd en dan een + dat weer eene andere gestalte heeft aangenomen"[107]. + + "Terwijl de goden zelven onveranderlijk blijven en er niets bij + verkrijgen of verliezen, gaan goddelijke verschijningen voor hen + uit, die in de ruimte om ons heen ontstaan. Want daar de + aanschouwenden lichamelijk en de goden zelven onlichamelijk zijn, + hebben de visioenen die ze aan hen, die zulks waardig zijn, toonen, + iets van de toonenden, maar ook iets, dat aan de aanschouwenden + verwant is. Daarom worden zij ook gezien en niet door allen gezien. + Want de aanschouwenden zelven zien ze door middel van de stralende + omhulsels der zielen. Men ziet ze althans vaak als de oogen omhuld + zijn"[108]. + +De theorie, dat de mensch nog een fijner organisme dan het +grofstoffelijke lichaam bezit, vindt men in Plotinus' geschriften +slechts eventjes aangeduid (Enn. I, 1, 7; VI, 4, 15), maar reeds bij +Porphyrius[109] is ze in dier voege ontwikkeld, dat hij verscheidene +"omhulsels" der ziel aanneemt. Damascius, een denker uit de zesde eeuw, +spreekt o.m. van een "sterreachtig"[110] voertuig der ziel; vandaar +blijkbaar de uitdrukking, "astraal" lichaam, thans bij voorkeur door de +theosophen gebezigd. Bij de spiritisten vindt men ook de uitdrukking +"perisprit". Volgens onderzoekers, wier wetenschappelijkheid aan geen +twijfel onderhevig is, schijnt de hypothese van zulk een ijler lichaam +noodig, om zekere "mediamieke" verschijnselen te verklaren. + +De Christelijke kerk heeft zich officieel, d.w.z. bij monde van +concilies, tegen de magie uitgesproken. + +De zesde canon (regel) van de synode, in 306 (?) te Elvira (in Spanje) +gehouden, luidt: + + "Indien iemand door middel van tooverij een ander doodt, mag hem, + omdat hij dit misdrijf niet zonder afgodendienst kon volvoeren, + zelfs bij het einde [des levens] het avondmaal niet worden + toebediend". + +Ook hieruit blijkt, zooals wij reeds in IV hebben gezien, dat men de +tooverij in noodzakelijk verbond achtte te staan met den dienst der +goden. + +Opmerkelijk is ook de vierentwintigste canon van de Synode te Ancyra (in +Klein-Azi), uit het jaar 314: + + "Zij, die waarzeggen en de gewoonten der volkeren [d.w.z. der + niet-Christenen] volgen, of lieden in huis halen teneinde + toovermiddelen op te sporen of reinigingen te voltrekken, moeten in + de voorgeschrevene vijfjarige boete vervallen naar de bepaalde + graden van drie jaren kniebuiging en twee jaren gebed zonder + offer". + +De zesendertigste canon van de synode te Laodicea (tusschen 343 en 381?) +bepaalt: + + "De hoogere en lagere clerici mogen geen toovenaars, bezweerders, + of sterrewichelaars wezen, noch zoogenaamde amuletten vervaardigen + die boeien voor hunne eigene zielen zijn. Diegenen echter, die deze + amuletten dragen moeten buiten de kerk worden gesloten". + +De zestiende canon van eene synode, na het midden der vijfde eeuw in +Ierland gehouden, liep over tooverij. + +Dat men echter in de practijk niet altijd de stengste opvatting +huldigde, blijkt o.m. uit hetgeen Rufinus in zijne "Kerkgeschiedenis" +(omstreeks 402 geschreven) aangaande den H. Spiridion, een bisschop op +Cyprus en tijdgenoot van Constantijn den Grooten, bericht (I, 5): + + "Hij had eene dochter, Irene genaamd, die altijd hare plichten + jegens hem trouw vervulde en die als maagd stierf. Na haar + overlijden kwam iemand die zeide dat hij aan haar eenig deposito + had toevertrouwd. De vader wist niets van de zaak af. Men doorzocht + het geheele huis maar vond nergens het verlangde. Toch bleef hij, + die het deposito had toevertrouwd, met geween en tranen aandringen; + hij verzekerde zelfs aan zijn leven een einde te zullen maken, als + hij het deposito niet terug kreeg. De vader, door zijne tranen + bewogen, snelde naar het graf van zijne dochter en riep haar bij + den naam. Toen riep zij uit het graf: "Wat wilt gij, Vader?" Hij + vroeg: "Waar hebt gij het deposito van den man neergelegd?" Daarop + wees zij hem de plaats aan en zeide: "Daar zult gij het ingegraven + vinden". De vader keerde naar huis terug en gaf het deposito, dat + gevonden werd zooals de dochter uit het graf had geantwoord, terug + aan hem die het opeischte." + +Die handeling van den H. Spiridion, wiens naam hoogst opmerkelijk is, +doet ons onwillekeurig aan de bezwering van Melissa denken, die wij in +ons eerste hoofdstuk hebben vermeld. + +De kerkelijke schrijver Lactantius (omstreeks 310), om zijn vloeienden +stijl als de "Christelijke Cicero" geprezen, doet ons door eene hoogst +onbevangene uiting over de necromantie, onwillekeurig aan Justinus den +martelaar denken (vgl. hoofdstuk IV). + +Weliswaar spreekt ook hij in zijn hoofdwerk Goddelijke instellingen" +(II, 16) van de "doodenbezwering en de tooverkunst en wat de menschen +verder aan kwaad openlijk of in 't geheim uitvoeren", en van de "magirs +en diegenen, die het volk terecht boosdoeners noemt", weliswaar denkt +ook hij hierbij zonder weifelen aan den invloed van demonen "vijanden en +kwellers der menschen" (c. 15), maar als het er op aankomt, de +onsterfelijkheid der ziel te bewijzen, slaat hij een geheel anderen, +meer objectieven toon aan (VII, 13): + + "Onwaar is het gevoelen van Democritus, Epicurus en Dicaearchus + [een volgeling van Aristoteles] dat de ziel zou worden opgelost. + Zij zouden zeker niet durven spreken van den ondergang der zielen + in tegenwoordigheid van een magir, die wist, dat de zielen door + zekere bezweringen uit de onderwereld worden opgeroepen en + tegenwoordig zijn en zich aan menschelijke oogen vertoonen en + spreken en de toekomst voorspellen, en als zij [nl. de ongeloovige + wijsgeeren] het dorsten, zouden zij door het feit zelf en de + rechtstreeksche bewijzen weerlegd worden". + +Minder onbevangen dan Lactantius was zijn jongere tijdgenoot Eustathius +van Antiochi, die een verwoeden aanval heeft gericht tegen Origenes' +bovenvermelde bijbellezing over de "tooveres van Endor." Daarbij neemt +hij redeneeringen te baat als volgt (c. 5): "Deed de vrouw Samul +opkomen met lichaam en al of bekleed met eenigen vorm op de wijze van +een schaduwomtrek? Indien ze hem zonder lichaam deed opkomen, liet ze +niet Samul weer opstaan, maar de gedaante van een geest. Want de echte +Samul is de uit ziel en lichaam samengestelde, de mensch die eene +evenredige mengeling uit beide heeft", enz. Ook beweert hij (c. 12 +vlg.), dat de voor Samul zich uitgevende demon zegt: "Morgen zult gij +en Uw zoon Jonathan bij mij zijn", en derhalve in tegenspraak is met de +schrift, waarin uitdrukkelijk staat "dat Saul tegelijk met drie zonen +gedood is, maar niet met n alleen." Origenes haalt echter c. 5 i.f. +den gewonen tekst aan, nl.: "Morgen zult gij en uwe zonen bij mij zijn", +en waar Eusthathius zijne tekstvariante van daan heeft, is ons onbekend. + +Op hetzelfde niveau staan de beschouwingen van Gregorius van Nyssa (in +Klein-Azi) over de toovenares in een brief aan den bisschop Theodosius +sius (tweede helft vierde eeuw), vgl. p. 202 v/203 r: + + "De demon heeft ook tegen wil en dank zich zelf verraden door de + waarheid te zeggen: "Morgen zult gij en Jonathan bij mij zijn." + Want indien het waarlijk Samul was, hoe kon het dan, dat Saul, die + wegens alle mogelijke boosheid was veroordeeld, bij hem zou komen? + Maar 't is duidelijk, dat de booze geest, die in de plaats van + Samul gezien werd, niet loog, toen hij zeide dat Saul bij hem zou + zijn. Indien echter de schrift zegt "en Samul zeide", laat dan + eene zoodanige uitdrukking een kundige niet in verwarring brengen + maar laat hij meenen, dat er bijstaat "die geloofd werd Samul te + zijn", want wij vinden dat de Schrift vaak spreekt van het + schijnbare in de plaats van het werkelijke." + +Tot zulke redeneeringen moest men wel komen als men er van uitging dat +"Samul groot onder de heiligen, de tooverij echter eene booze zaak is" +(201 v). + +Hoogst belangwekkend is een geschrift dat waarschijnlijk uit den tijd +van Julianus den afvallige dagteekent, nl. de legendaire "Confessie van +den H. Cyprianus" (niet den kerkvader), die zijne ziel aan den duivel +had verkocht, maar zich bekeerde en verlossing vond. In genoemde +"Confessie" verhaalt Cyprianus uitvoerig zijn loopbaan en biecht op wat +hij als toovenaar heeft misdreven. Wij halen hier een en ander uit aan, +te beginnen met de uitermate kenschetsende woorden (c. 7): + + "Ik was een wonderdoener als een uit den ouden tijd en gaf proeven + van mijne tooverkunst; ik was vermaard als een magir-philosoof, + daar ik veel begrip had van de ongeziene dingen." + +Het volgende citaat, uit c. 12, handelt over de magische vertooning van +schijnbeelden, die reeds vroeger in dit hoofdstuk ter sprake is gekomen: + + "Voor de grap maakte ik dat water in de woestijn scheen te stroomen + en plassen in de huizen scheen te vormen." + +En in c. 13 luidt het desgelijks: + + "Ik liet ook dooden als levenden voorkomen en lammen als + loopenden." + +Maar hij gebruikte zijne tooverkunst nog voor geheel andere doeleinden +(c. 12): + + "Ik maakte dat vrouwen van hunne mannen naar boeleerders gedreven + werden.... ik heb geheele families aan 't verderf overgeleverd." + +Voor de ergste gruwelen deinsde hij niet terug (c. 11): + + "Ik heb zwangere vrouwen ter wille van de demonen opengesneden ... + ik heb vele ... demonen door diergelijke offers verzadigd om op die + manier tot den duivel zelf te genaken. En toen ik op het punt stond + naar hem toe te gaan, bracht ik hem het bloed van elk levend wezen + in een gouden schaal. Hij nam het aan, besprenkelde eerst zijne + kroon er mee en zijne dienstbare machten, vervolgens ook mij en + zeide: "Ontvang ook gij macht over alle zielen van onredelijke en + redelijke wezens." + +Uitvoerig zet Cyprianus uiteen, hoe de duivel en de demonen mirakelen +bewerken (5 vlg): + + "In alle sterren en planten en in de scheppingen des Heeren heeft + hij gelijkenissen met zich samengevlochten, tot den oorlog tegen + God en Diens engelen. Daardoor brengt hij de menschen aan 't dwalen + als ware hij God, hoewel hij niets in substantie bezit, maar alles + bij wijze van eene schimachtige schilderij voorstelt en vertoont. + Vandaar dat de demonen, wanneer zij in gedaanten verschijnen zich + oplossen, al beijveren zij zich om althans door middel van beelden + hunne macht te toonen. + + Hoe hij echter materie voor deze schaduwen heeft, zal ik zeggen: + nergens anders vandaan dan van de offers. Want de walmen der + offerdampen worden voor hem materiaal, als wol en linnen en + weefsels en verven en werktuigen. En daarin hullen zich de demonen, + de schaduwen ervan in de plaats van gestalten gebruikende. Daarom + eischt hij een offer, tot dat van eene mier toe en verlangt hij + wateren en wol en vruchten en alle dingen op aarde, om daarvan + gebruik te maken tot het vormen van schijnbeelden. Evenals wij de + herinneringen aan overledenen als beelden in onze gedachte hebben, + en hen zien, terwijl ze niet verschijnen en met hen verkeeren + terwijl ze niet bij ons zijn, aldus neemt ook de duivel afdrukken + van de vormen der hem gebrachte offers en omgeeft zich en de zijnen + er mee, regen gevende maar geen water, vuur makende, maar dat niet + brandt, een visch gevende maar geen spijs, en goud schenkende, maar + dat niet werkelijk is. Ook uit de andere stoffen schept hij vormen + en toont eene stad en huizen en landstreken en bergen en + vadersteden, en evenzeer ook gras en bloemen en wolstoffen en + geborduurde doeken en de substantie van droomen.... En al deze + schijnbeelden vormt hij, maar de goddelooze menschen stellen hem + door hun dienst in staat ook dit te doen." + +Cyprianus erkent dan ook (c. 11): + + "Mijne weldaden gaven geen baat, daar zij geen substantie hadden + ... Als ik iemand goud gaf, duurde het drie dagen, weshalve + diegenen, wien ik den truc mededeelde, het snel wisselden tot + schade van de wisselaars." + +Augustinus, de beroemdste der kerkvaders, "een philosophisch en +theologisch genie van den eerste rang", die zoo vele onderwerpen van +zielkundigen aard met scherpzinnig vernuft heeft behandeld, weidt ook +over de magie herhaaldelijk uit, voornamelijk in zijn hoofdwerk "De +staat Gods" (tusschen 413 en 427 geschreven). Hij legt in de eerste +plaats (VIII, 19) er den nadruk op, dat reeds vr het Christendom de +tooverij door de wetten zwaar werd gestraft en beroept zich o.m. op de +passage uit Vergilius (z.b. III) waar Dido verzekert, tegen haar zin de +toevlucht tot magische kunsten te nemen. Ook wijst hij er op, dat +Apuleius, toen men hem van tooverij beschuldigde (z.b. IV), alles deed +om zijne onschuld aan te toonen en zich volstrekt niet op magische +vaardigheden beroemde, zooals de Christenen op hun geloof, ondanks alle +vervolgingen. + +Met onverholen afschuw spreekt Augustinus (in X, 9) van de "bezweringen +en tooverzangen, vervaardigd door die gruwelijk nieuwsgierige kunst, de +magie, met een meer verachtelijken naam gotie, met een meer eervollen +thergie geheeten door hen, die deze practijken als 't ware trachten te +onderscheiden en welke van hen, die zich aan ongeoorloofde kunsten +overgeven, diegenen, die ook het volk voor boosdoeners uitmaakt, +verdoemelijk achten--want zij zouden zich immers met gotie +afgeven--anderen echter voor prijzenswaardig willen laten doorgaan, die +al de thergie beoefenen. Beiden echter zijn gebonden aan de +bedriegelijke gebruiken waarmee men de demonen, onder den naam van +engelen vereert". + +Naar aanleiding van de tooverijen van Circe, in ons eerste hoofdstuk +vermeld, en van een bericht bij Varro (vgl. III begin), dat in Arcadi +zij, die een zekeren poel doorzwommen, in wolven veranderd werden, maar, +wanneer zij geen menschenvlees hadden gegeten en na negen jaren +denzelfden poel doorzwommen, hunne menschelijke gedaante herkregen +(XVIII, 17), stelt Augustinus zich (in c. 18) de vraag: "Wat moet men +gelooven van de gedaanteverwisselingen, welke door de kunst der demonen +de menschen schijnen te overkomen?" en beantwoordt haar op de volgende +hoogst opmerkelijke wijze: + + "... Als wij zeggen dat men er niet aan moet gelooven, dan staat + daar tegenover, dat het ook nu nog niet aan personen ontbreekt, die + verzekeren vernomen of zelf te hebben ondervonden. Ook ik hoorde, + toen ik in Itali was, iets dergelijks van eene zekere streek + aldaar, waar men zeide dat herbergiersters, doorkneed in die booze + kunsten, gewoon waren, aan welke reizigers ze wilden of konden, + iets in de kaas te geven, waardoor dezen terstond in trekdieren + veranderd werden en allerlei benoodigdheden droegen en na gedanen + arbeid hunne vroegere gedaante herkregen; dat echter hun geest niet + dierlijk werd, maar het redelijke en menschelijke bewaarde, zooals + Apuleius in zijn boek, waaraan hij den titel "De gouden ezel" gaf, + vermeld of verdicht heeft, dat het hem zelf is overkomen om, door + opnemen van vergif, een ezel te worden, terwijl zijne ziel die van + een mensch bleef. + + Dit is f onwaar f zoo ongewoon, dat men het te recht niet + gelooft. Echter moet men onwrikbaar gelooven, dat de almachtige God + alles kan doen wat Hij wil, hetzij om te straffen, hetzij om genade + te betoonen, en dat de demonen ... niets bewerken dan wat Hij + toelaat, wiens oordeelen vaak verborgen maar nooit onrechtvaardig + zijn. In geen geval scheppen de demonen substanties wanneer zij + iets dergelijks doen als waarover nu de quaestie loopt, maar zij + veranderen naar 't uiterlijk hetgeen door den waren God is + geschapen, zoodat het schijnt te zijn wat het niet is. Ik geloof + dus geenszins dat--om van de ziel geheel te zwijgen--zelfs het + lichaam op eenige wijze door de kunst of macht der demonen + werkelijk in dierlijke ledematen en gestalten kan worden veranderd, + maar wl, dat het voorstellingsvermogen van den mensch, dat ook in + 't denken en droomen ontelbare soorten van voorwerpen afwisselend + uitbeeldt, en, hoewel zelf geen lichaam, toch met wonderbaarlijke + snelheid vormen aanneemt, die op lichamen gelijken, eveneens, + wanneer de lichamelijke zintuigen des menschen in slaap bevangen of + bedwelmd zijn, op onuitsprekelijke wijze in een lichamelijke + gedaante binnen het bereik van eens anders zintuigen kan worden + gebracht, zoodat, terwijl de lichamen zelven der menschen ergens + liggen, wel is waar levend, maar met meer verdoofde zinnen dan ooit + in den slaap, het voorstellingsvermogen als 't ware + verlichamelijkt, in het beeld van eenig dier aan eens anders zinnen + verschijnt, en dat de mensch ook zich zelf verbeeldt een dier te + zijn, zooals hij zich dat in den droom kan verbeelden, en lasten te + dragen; welke lasten, als ze inderdaad lichamen zijn, door de + demonen gedragen worden, om de menschen te foppen, die deels de + ware lichamen van lasten, deels de valsche van trekdieren zien. Een + zekere Praestantius toch verklaarde dat het zijn vader overkomen + was, bedoeld vergif in een kaas thuis tot zich te hebben genomen en + op zijn bed als in slaap te liggen, waaruit hij echter op geen + manier kon worden opgewekt. Na eenige dagen was hij echter als 't + ware ontwaakt en had zijne ondervindingen als een droom verteld, + dat hij nl. een paard was geworden en te midden van andere + trekdieren voor de soldaten graan had getransporteerd, dat het + Raetische heet, omdat het naar Raeti [ong. Tyrol en Zuid-Beieren] + wordt vervoerd. Bij onderzoek bleek het aldus geschied te zijn als + hij vertelde; en toch scheen het hem een droom toe. Een ander + verklaarde, dat hij, in zijn eigen huis 's nachts, voor hij ter + ruste ging, een philosoof, een van zijne beste kennissen, tot zich + zag komen, die hem eenige Platonische denkbeelden uiteenzette, die + hij vroeger, hoezeer er om verzocht, niet had willen uiteenzetten. + En toen men dien philosoof vroeg, waarom hij in het huis van een + ander had gedaan wat hij in zijn eigen huis had geweigerd te doen, + zeide hij: "Ik heb het niet gedaan, maar gedroomd dat ik het gedaan + had". En aldus is aan den een door middel van het + voorstellingsbeeld tijdens zijn waken vertoond wat de ander in zijn + droom zag. + + Dit is niet door den eerste den beste, wien men voor + ongeloofwaardig zou kunnen verklaren, tot mij gekomen, maar door + zegslieden van wie ik niet mag aannemen, dat zij mij belogen + hebben. Wat men dus zegt en ook in boeken vermeld vindt, dat door + de Arcadische goden of liever demonen, menschen in wolven plachtten + te worden veranderd en dat + + Circe Odysseus' makkers herschiep door toovergezangen, + + schijnt mij toe op deze wijze te hebben kunnen gebeuren, als het + werkelijk gebeurd is." + +De brandende vraag of Samul zelf zich aan Saul heeft gemanifesteerd, +liet ook Augustinus niet onverschillig. + +In zijn geschrift "Over verschillende vragen" aan Simplicianus (van 397 +dagteekenende) zegt hij (II. vr. IV, 1): + + "Gij vraagt, of de onreine geest, die in de toovenares was, + bewerken kon, dat Samul door Saul gezien werd en met hem sprak. + Maar het is een veel grooter wonder, dat Satan zelf, de vorst aller + onreine geesten, met God vermocht te spreken en Hem verzocht, Job, + dien allerrechtvaardigsten man, op de proef te mogen stellen.... En + indien dit U schokt, dat het aan een boozen geest vrij stond de + ziel van een rechtvaardige op te wekken en als 't ware uit de + geheime verblijfplaatsen der dooden te voorschijn te roepen, moet + het dan niet meer verbazing wekken, dat Satan den Heer zelf opnam + en op de tinne des tempels zette? Op welke wijze hij het ook gedaan + heeft, de manier waarop het aan Samul overkomen is, opgewekt te + worden, blijft ons evenzeer verborgen. Of men moest soms zeggen, + dat het voor den duivel eene gemakkelijkere vrijpostigheid was, den + levenden Heer mee te nemen van waar hij wilde en neer te zetten + waar hij wilde, dan den geest van den overleden Samul uit zijn + verblijf op te wekken. Maar indien ons dit in het Evangelie daarom + niet hindert, omdat de Heer wilde en toeliet dat het geschiedde, + zonder eenige vermindering van zijne macht en goddelijkheid, + evenals Hij door de Joden zelven, ofschoon dezen verdwaasd en vuil + waren en de werken des duivels deden, zich heeft laten vasthouden + en boeien en bespotten en kruisigen en dooden: dan is het ook niet + absurd om te gelooven, dat door eene zekere uitzonderingsbepaling + van den goddelijken wil toegestaan werd, dat de geest van den + heiligen profeet, niet tegen zijn zin noch door gebiedende en + noodzakende tooverkracht, maar gewillig en aan de geheime + beschikking Gods, welke aan die toovenares en Saul ontging, + gehoorzamende, er in toestemde om zich aan den blik des konings te + vertoonen, ten einde hem door eene goddelijke uitspraak te + verpletteren. Waarom toch zou de ziel van een goed mensch, als zij, + door booze levenden opgeroepen, verscheen, hare waardigheid + verliezen, daar ook levende goede menschen dikwijls op bevel tot + boozen komen en met hen verhandelen over 't geen plicht en + billijkheid vereischt, terwijl ze daarbij hunne eer en deugd + ongerept bewaren en tegenover de ondeugden van de anderen zulk eene + houding aannemen, als in overeenstemming is met de omstandigheden?" + +Helt Augustinus hiermede tot de zienswijze van Origenes (z.b.) over, hij +zou toch liever den uitweg van Tertullianus willen inslaan (2): + + "Er is echter bij dit feit een andere gemakkelijkere uitweg en eene + meer geschikte verklaring mogelijk, nl. om aan te nemen, dat niet + werkelijk de geest van Samul uit zijne rust is opgewekt, maar een + fantoom en een spel van verbeelding door de machinatin van den + duivel zijn voorgesteld, hetwelk de Schrift daarom met den naam van + Samul noemt, omdat de beelden der dingen met de namen van datgene + plegen genoemd te worden, waarvan zij beelden zijn.... Wie toch + aarzelt, een geschilderd mensch een mensch te noemen?... Het is dus + geen wonder, wanneer de Schrift zegt dat Samul gezien is, indien + ook bij geval slechts een beeld van Samul verscheen, door de + machinatie van hem, die zich in een engel des lichts verandert en + zijne dienaren in dienaren der gerechtigheid". + +Alles overwegende en geen uitspraak willende doen in de vraag of de +menschelijke ziel na dit leven al of niet door magische bezweringen kan +worden opgeroepen en verschijnen, komt Augustinus (3), hoewel +"schoorvoetende, om niet meer nauwgezette onderzoekingen van te voren +uit te sluiten" tot de conclusie om "liever aan te nemen" dat "door de +booze medewerking van die toovenares" hier de eene of andere satanische +illusie is te weeg gebracht. + +In een later geschrift "Over de acht vragen van Dulcitius" (niet vr +421) haalt hij in vr. VI het voorgaande betoog over de kwestie aan, +voegt er echter aan toe (5): + + "Maar dat ik niet te vergeefs gezegd heb, dat wij, om geen meer + nauwgezette onderzoekingen van te voren uit te sluiten, [niet dan] + schoorvoetende moesten aannemen, dat bij dit feit een schijnbeeld + van Samul door de booze medehulp van de toovenares is vertoond, + dat heeft mijn later onderzoek mij geleerd, daar ik gevonden heb, + dat in het boek van Jezus Sirach, waarin de aartsvaders van de rij + af geprezen worden, Samul in dier voege geprezen wordt, dat het + heet: "Hij heeft ook nog na zijn dood geprofeteerd [XLVI, 23]". + Mocht men echter ook dit boek tegenspreken op grond van den canon + der Hebreen, omdat het zich daarin niet bevindt: wat moeten wij + van Mozes zeggen, die zeer zeker volgens Deuteronomium [XXXIV, 5] + stierf en volgens het Evangelie [Matth. XVII, 3] met Elia, die niet + stierf, aan levenden is verschenen?" + +Ook in zijn geschrift "Over de vereering, de dooden te betoonen" (niet +vr 421) heeft zich Augustinus (XV, 18) op dezelfde wijze uitgelaten. + +De grootste der kerkvaders is dus, wat de doodenbezwering te Endor +betreft, ten slotte tot dezelfde conclusie gekomen als ook heden ten +dage de meest gezaghebbende theologen en ten allen tijde de onbevangene +lezers, dat nl. het verhaal in den Bijbel (I Sam. 28,5--20), zooals het +er staat, eene reele verschijning van Samul veronderstelt. + +De thergie in den eigenlijken zin des woords, d.w.z. de kunst om met +bovenmenschelijke wezens in aanraking te komen, wordt door Augustinus in +den "Staat Gods" fel bestreden. Van het feit, dat de Neoplatonicus +Porphyrius in zijn brief aan Anebo (z.b.) twijfelingen opperde, trekt de +kerkvader in X, 11 ruim partij; het antwoord van Abammon (Iamblichus) +schijnt hem te zijn ontgaan. Toch kan ook Augustinus niet alle feiten +geheel wegcijferen, al beknibbelt hij ze zooveel mogelijk en al maakt +hij er zich in de moeilijkste gevallen met eene uitvlucht van af: + + "Wat betreft het feit, dat, zooals Porphyrius vermeldt, zij die + deze, [de thergische] vuile reinigingen volgens heiligschendenden + ritus uitoefenen, sommige wonderbaarlijk schoone beelden, hetzij + van engelen hetzij van goden, als met gezuiverden geest zien + (indien zij ten minste iets zoodanigs zien) dan bevestigt dit het + woord van den apostel dat "Satan zich verandert in een engel des + lichts". Van hem toch zijn die fantomen, van hem, die, begeerende + de rampzalige zielen door de bedriegelijke vereering van vele + valsche goden te verstrikken en van den waren dienst des waren + Gods, den eenige door wien men gereinigd en geheeld wordt, af + keerig te maken, zich zelf, zooals van Proteus is gezegd, + + in alle gedaanten verandert, + vijandelijk vervolgende, bedriegelijk helpende, altijd + verdervende [X, 10]." + +Bij het vermelden van die schoone verschijningen denken wij +onwillekeurig aan de bezwering der demonen door Iamblichus, boven +uitvoerig beschreven. + +Met dat al erkent Augustinus (X, 16.) de realiteit van andere, naar +moderne opvatting veel krassere "wonderen der goden", "waarvoor de +geschiedenis borg staat", "die klaarblijkelijk door hunne kracht en +macht geschieden", bijv.: + + "dat eene Vestaalsche maagd, wier zuiverheid in twijfel werd + getrokken, het geding beslechtte door eene zeef met water uit den + Tiber te vullen, zonder dat het doorliep. Deze en andere wonderen + van dien aard zijn geenszins naar macht en grootte met die te + vergelijken, welke, naar wij lezen, aan het volk Gods zijn + geschied, hoe veel te minder die wonderen, welke door de wetten + zelfs van die volkeren, die zulke goden vereerden, verboden en + gestraft werden, nl. de wonderen der magie of thergie! De meesten + daarvan bedriegen slechts in schijn de sterfelijke zintuigen door + het spel der verbeelding, zooals bijv. het omlaag halen der maan + ... enkele schijnen wel is waar feitelijk sommige daden der vromen + te evenaren, maar het doel, waardoor ze worden onderscheiden, toont + dat onze wonderen buiten vergelijking de meerdere zijn." + +In zake deze laatste opmerking verwijzen wij naar het onderscheid dat +Origenes maakt tusschen de wonderen van Jezus en die der toovenaars +(z.b.). Voorts zij van Augustinus nog eene passage aangehaald, waarin +hij evenzeer op gelijke wijze als andere reeds boven door ons vermelde, +christelijke schrijvers redeneert (X, 8): + + "Den magirs van Pharao werd daarom toegestaan, eenige wonderen te + verrichten, ten einde op wonderbaarlijkere wijze te worden + overwonnen. Zij toch werkten door middel van booze tooverijen en + magische bezweringen, waaraan de booze engelen, d.w.z. de demonen, + zijn onderworpen; Mozes echter heeft met grootere macht, omdat hij + het recht aan zijne zijde had, in den naam Gods, die hemel en aarde + schiep, met hulp der [goede] engelen hen gemakkelijk overwonnen". + +Zonder de redeneeringen van Augustinus aan eene ingrijpende kritiek te +onderwerpen, moeten wij er toch de aandacht op vestigen, dat hij uit het +oog schijnt te hebben verloren, dat de vroegere wetten de magie +geenszins als zoodanig, maar slechts wanneer zij tot booze doeleinden +werd misbruikt, bestraften en dat men ook van overheidswege, zooals wij +herhaaldelijk hebben opgemerkt, wel eens de hulp van toovenaars heeft +ingeroepen. + +Al die bestrijding door concilin en kerkvaders heeft echter niet kunnen +verhinderen, dat ook Christenen volgens de overoude methoden, tooverij +uitoefenden. In Egypte bijv. zijn tooverpapyri gevonden, toebehoorende +aan een magir uit de achtste eeuw n. Chr., maar waarschijnlijk +grootendeels van vroeger dateerende. Wij willen tot besluit, hier nog +een en ander uit aanhalen: + + "Spreuk tot vergemakkelijking der geboorte. + + Toen de Heiland met zijne discipelen op den Olijfberg ging, trof + hij er eene hertekoe aan, die in ween lag. Deze schreeuwde tot + hem: + + "Wees gegroet, gij zoon der maagd! Wees gegroet, gij, de + eerstgeborene van zijn vader en van zijne moeder! Gij zult tot mij + komen en mij helpen in dit uur der benauwdheid". Hij wendde zijne + oogen tot haar en zeide: "Mijn glans zoudt gij niet kunnen + verdragen.... maar ik haast mij [en zend] den aartsengel Michal + tot U.... en hij neemt een scheut(?)wijns en roept mijnen naam + daarbij aan en den naam van mijne twaalf apostelen en zegt: wat + krom is, moet recht worden... Ik ben het die spreekt, de Heer + Jezus, die [genezing] verstrekt"[111]. + +In de navolgende liefdes-tooverspreuk wordt ook de duivel aangeroepen: + + "Sjoerin, Sjoeran, Sjoetaban, Sjoetaben, Ibonese, Sjarsaben, .... + Satan de duivel, die met zijn staf op de aarde sloeg tegen den + levenden God en zeide: "Ik ben ook een god"--ik bid en roep U allen + heden aan, opdat gij tot mij moogt komen naar [deze dingen], die ik + heden in mijne handen houd, opdat gij, zoodra ik aan Theodora ervan + geef te eten of te drinken, haar hart en haar vleesch aan mij moogt + boeien tot in eeuwigheid. Ja, ja!" + +En in eene andere spreuk, ook tot erotische doeleinden, gaat de magir +zelfs tot dreigementen over, die onwillekeurig aan de vroeger vermelde +dreigementen herinneren: + + [Als gij mij niet volgt], dan daal ik neer naar de onderwereld en + breng den beheerscher van den Tartarus naar boven en zeg: "Gij zijt + ook een god," want ik wil mijn verlangen naar Theodora vervullen. + + Hij zeide tot mij: "Verlangt gij den steen, ik breek hem stuk, het + ijzer, ik maak het tot water, de ijzeren deuren, ik verbreek ze + haastiglijk, tot dat ik boei het hart van Theodora aan U, ik, + spoedig. + + Wanneer zij hierop niet komt, dan houd ik de zon in zijn wagen op + en de maan in haren loop en de sterrekroon die op het hoofd van + Jezus is, totdat ik mijn verlangen vervul, haastiglijk, ja, ja! + + Ik bezweer U en al uwe machten.... ik bezweer den vurigen troon, + waarop gij zit, tot dat gij mijn verlangen naar Theodora, de + dochter van Eudoxius, vervult. Ik bezweer Uwe amuletten. Ja, ja, + terstond, terstond!"[112] + + + + +Litteratuur. + + +#E. Zeller#, Die Philosophie d. Griechen, Bd. III, 2e afd. 4e uitg. +(1902). + +#J. Burckhardt#, Die Zeit Constantins d. Grossen, 2e uitg. (1880). + +#J. Geffeken#, Der Ausgang d. griech.-rm. Heidentums, in +Religionswiss. Bibl. hrg. v. W. Streitberg, Bd. VI (1920). + +#K.H.E. de Jong#, Hegel u. Plotin (1916). + +#Ranke#, s.v. Aegypten II Religion, in Die Rel. i. Gesch. u. Geg. I +(1909). + +#E. Kuhnert#, Feuerzauber, in Rhein. Mus. f. Philol. Bd. XLIX +(1894). + +#K. Preisendanz#, Die Homeromantie. Pap. Lond. CXXI, in Philologus +Bd. LXXII (1913). + +The demotic magical papyrus ed. by F. Ll. Griffith a. H. Thompson +(1904). + +#J. de Zwaan#, Een dichter uit den tijd der Apostolische vaderen, +in Onze Eeuw XI jrg. 4. deel (1911). + +#Maspro#, tud. d. myth. e. d'arch. g. I e. II (1893). + +#C. Rasche#, De Iamblicho libri qui inscr. de myst. auctore, +Dissert. Mnster (1911). + +#Couperus#, De berg van licht (1905). + +#Lucianus#, De spiritistische sance te Endor, in De Dageraad Bd. +XV (1893/94). + +#De H#. boeken v. h. oude verbond. Vulgaat en Nederl. vertaling met +aanteeken. kerk. goedg. II (1897). + +#v. Orelli#, s.v. Saul, in Herzog, Realenc. prot. Theol. u. Kirche, +13e uitg. Bd. XVII (1906). + +#A. Lods#, La croyance la vie future e. l. culte des morts dans +l'antiquit israelite (1906). + +#R. Kittel#, Geschichte d. Volkes Isral, 3e uitg. Bd. II (1917). + +#J. Scheftelowitz#, Der Seelen- u. Unsterblichkeitsglaube im alten +Testament, in Archiv f. Religionswiss. Bd. XIX (1919). + +#Kautzsch#, s.v. Urim u. Tummim, in Herzog, Realenc. 3e uitg. Bd. +XX (1908). + +#R. Ganschinietz#, Hippolytos' Cap. gegen die Magier, uit Text. u. +Unt. Gesch. altchr. Lit. brg. v. Harnack u. Schmidt, 3 Reihe, IX. Bd. 2. +Hft. (1913). + +#Origenes#, Eustathius v. Antiochien u. Gregor v. Nyssa b. d. +Hexe von Endor, hrg. v. E. Klostermann, in kl. Texte f. Vorl. u. b. 83 +(1912). + +#V. Schultze#, Geschichte d. Untergangs d. gr.-rm. Heidentums Bd. +I (1887). + +#L. Loewenfeld#, Somnambulismus u. Spiritismus, 2e uitg. (1907). + +#v. Schrenck--Notzing#, Materialisationsphnomene. Ein Beitrag z. +Erforschung der mediumistischen Teleplastie (1914). + +#W. Koch#, Kaiser Julian (1899). + +#P. Allard#, Julien l'Apostat I, 2e uitg. (1900). + +#J. Geffcken#, Kaiser Julianus (1914). + +#R. Wnsch#, Antikes Zaubergert aus Pergamum, in Jahrb. d. +deutsch. arch. Inst. Ergnzungsheft VI(1905). + +#Gregorovius#, Geschichte d. Stadt Athen im Mittelalter Bd I +(1889). + +#R. Wnsch#, Sethianische Verfluchungstafein (1898). + +#K. Preisendanz#, Miszellen z.d. Zauberpapyri, in Wiener Studin, +Zeitschr. f. klass. Philol. XL Jrg. (1918) 1 Hft. + +#J. Geffcken#, Der Bilderstreit des heidnischen Altertums, in +Archiv f. Religionswiss. Bd. XIX (1919). + +#K.H.E. de Jong#, Die Lehre vom Astralkrper bei den +Neuplatonikern, in Actes d. IV^e Congres internat. d' hist. d. rel. +(1913). + +#C.J. von Hefele#, Conciliengeschichte, 2e Ausg. B. I (1873) e. II +(1875). + + * * * * * + + + + +*Slotwoord.* + + +Aan het einde van ons overzicht gekomen, moeten wij nog ons eigen +oordeel over de realiteit en de waarde der magie uitspreken. + +Zooals wij zagen, valt het niet te betwijfelen dat verscheidene antieke +denkers de realiteit der magie loochenden, waarbij echter opmerkelijk +is, dat de grootsten van hen, Democritus en Aristoteles, toch ruimte +lieten voor feiten die tot het gebied der magie behooren. Daarentegen +erkenden andere, bij de genoemden geenszins achterstaande denkers als +Iamblichus, Proclus, Origenes, Augustinus de realiteit der magie +onomwonden. Dat het verzet der ongeloovigen ten slotte wegstierf, was +eene wetenschappelijke noodzakelijkheid. In onzen tijd zien we evenzeer, +hoe het ongeloof, dat tooverij en geesten loochent, voor de uitkomsten +van het "psychische onderzoek", ingesteld door autoriteiten als E. +Gurney, F.W.H. Myers, W, Barrett e.a. gaandeweg zwicht. + +Over de waarde der magie hebben in de oudheid zelfs mannen, die de +realiteit der feiten erkenden, zich ongunstig uitgelaten. Bij nader +onderzoek blijkt echter, dat de magie niet verdient, botweg met afkeer +en minachting te worden behandeld. De tooverij zal op het gebied van +liefde wel niet meer kwaad hebben veroorzaakt dan bijv. verlokkingen van +financielen aard. Of de "magirs" meer zieken hebben verknoeid dan de +geneesheeren, blijft eene open vraag. En ongetwijfeld zinkt het aantal +dergenen, die door "zwarte magie" hun leven verloren, in 't niet +tegenover de ontelbare slachtoffers van schavot of oorlog. Voorts staat +tegenover de schaduwzijde der magie ook een niet gering te achten +lichtzijde. De magie heeft den stoot gegeven tot grootsche scheppingen +op litterair gebied. Zonder de magie toch zouden wij drie der schoonste +zangen van Homerus, de meest ontroerende tragedie van Euripides, de +diepstgevoelde idylle van Theocritus missen. Ook valt niet te +betwijfelen dat vele zieken door de toepassing van toovermiddelen, +wellicht hoofdzakelijk ten gevolge van "suggestie," genezing hebben +gevonden. Door de strenge leefwijze en de geestesconcentratie, welke tal +van magische handelingen vereischten, kwam menigeen tot "reiniging der +ziel" en tot "verlossing." En, wat voor ons, menschen, het hoogste van +alle belangen raakt, door de "doodenbezwering" was, naar de overtuiging +van hoogst achtenswaardige antieke denkers, het voortbestaan der ziel na +den dood daadwerkelijk aangetoond. + + * * * * * + + + + +REGISTER. + +A. + +Aardbevingen 90, 206 vlg, 211 +Amuletten 14, 85 vlgg., 153, 170, 211, 219, 239 +Animisme 3, 90, 132, 216 +Astrologie 67 vlgg, 107, 137 vlg., 166, 193, 219 + +B. + +Beelden, wonderdadige 101, 121, 123, 146, 169, 206, 213--216 +Belezen 46 vlg +Beschermgeesten 138 vlg. +Bijzitters 110, 126 + +C. + +Christendom 103--109, 187 +Concilies 218 vlg +Corybantisme 102 + +D. + +Demonen 1, 48, 82 vlg, 94 vlg., 100 vlg., 103 passim +Doodenbezwering 1 vlg, 9--16, 22, 49, 52, passim +Doop 129 vlg +Dreigementen, magische 161--165, 238 vlg +Duivel 105, 178, 224, 231 vlgg., 235, 238 vlg. + +E. + +Endor, toovenares van 175--179, 185 vlg., 221 vlgg, 230--234 +Envotement 35, 117 +Exorcisme 58, 65, 76, 95 vlg, 109, 173 vlg. + +F. + +Fakirs 96 +Fluide, magnetisch 35, 40 + +G. + +Genezingen, wonderdadige 14, 20, 38 vlgg., 45 vlgg, 71 vlgg., 81 vlg, +passim +Gestorvenen, ontijdig 146 vlg, 173 + +H. + +Hallucinaties 3, 54, 191, 216 +Haren 117 +Helderziendheid 4, 126 +Hydromantie 16, 49, 152 +Hypnose 3, 87, 102 + +I. + +Illusies, magische 166 vlgg., 174, 224 vlg., passim + +J. + +Jezus 76, 103, 107 vlgg., 130 vlg., 179, 184 vlg, passim + +K. + +Kabbala 77 +Kinderoffer 49, 59 vlg., 67, 77, 108, 151, 170 +Knapen, waarzeggende 49, 125 vlg., 153 vlgg, 172, 182 vlg. +Knoopen 52 vlg. +Korenziel 44 +Kristalzien 126 + +L. + +Liefdestoovenarij 13 vlg., 32 vlgg., 49--57, 59 vlg., 62--66, passim +Linnen 120, 130, 132, 152, 200 + +M. + +Mana 39, 57, 65, 73, 86, 99, 132, 151 +Materialisaties 191 +Mediums 96, 154 vlg. +Mystiek 159 vlg. + +N. + +Naam, tooverkracht van den 73 vlgg., 107, 110, 129 vlgg., 144 passim + +O. + +Omgekomenen, geweldadig 146 vlg. 173 +Onthouding, sexueele 53, 131 vlg., 154, 182 +Oog, het booze 25, 63, 84--87 + +P. + +Perisprit 218 +Plaatjes, looden 40, 68, 146 +Praeanimisme 3 + +R. + +Reliquienvereering 99 + +S. + +Speeksel 71 vlgg., 97 vlgg., 107 +Spiegel 125 vlg. +Spiritisme 96, 205 vlg, 218 +Suggestie 3 vlg., 35, 40, 87, 96, 119 + +T. + +Telepathie 2, 4, 25, 35 vlg., 140 vlg., 212 vlg. + +W. + +Weerwolf 52, 54, 92 vlgg., 119, 227, 230. + + * * * * * +ADDENDA. + + +P. 21, regel 12, voeg na "verzoeken" in: "en aansporen". + + + * * * * * + + + + +FOOTNOTES: + +[Footnote 1: Odyssea X, 135-574 en XI.] + +[Footnote 2: Plutarchus, De ser. num. vind. 17, Aelianus, frg. 255. +Galenus, Protrept. IX, 10.] + +[Footnote 3: Plutarch. De ser. num. 10, Vit. Cimon, 6.] + +[Footnote 4: Plutarch. De ser. num. 17.] + +[Footnote 5: Pyth. IV, 213 (380) vlgg.] + +[Footnote 6: Diogenes Laertius VIII, 2, 59, vgl. Diels, Die Fragmente +d. Vorsokratiker I, 3^e uitg. (1912) p. 263 vlg] + +[Footnote 7: Augustinus, De Civ. Dei VII, 35.] + +[Footnote 8: Livius, I, 31.] + +[Footnote 9: Phaedo 81 c.d.] + +[Footnote 10: Euthydemus 290 a.] + +[Footnote 11: Sextus Empiricus, Math. IX, 19.] + +[Footnote 12: Epist. ad Menoeceum ap. Diog. Laert. X, 134.] + +[Footnote 13: Diog. Laert. VI, 2, 68.] + +[Footnote 14: Diog. Laert. VI, 2, 24.] + +[Footnote 15: Diog. Laert. VIII, 1, 36.] + +[Footnote 16: Schol. a. Theocr. II, 16; Propert II, 4, 10.] + +[Footnote 17: Plutarch. Vit. Pyrrh. 3.] + +[Footnote 18: E. Ziebarth, Neue attische Fluchtafeln, in Nachnchten d. +Kon. Gesellsch. d. Wiss. Gottingen 1899 p. 109 vlg.] + +[Footnote 19: E. Ziebarth, Neue att. Fl., p. 113 vlg.] + +[Footnote 20: Livius XXV, 1.] + +[Footnote 21: Plinius, Hist. Nat. XVIII, 6,41] + +[Footnote 22: Apulems, Apolog. 42.] + +[Footnote 23: T.p.] + +[Footnote 24: Arrianus, Exped. Alex. II,3, Plutarchus Vit. Alex. 18.] + +[Footnote 25: Papyr. Parthey I. 264, in Abh. d. kn. Akad. d. Wiss. +z. Berlin 1866.] + +[Footnote 26: Philostratus, Vit. Apoll. I,8.] + +[Footnote 27: Gazette archologique IX, jrg. 1884, platen 44,45, +46, p. 352 vlg.] + +[Footnote 28: Thucydides III, 22.] + +[Footnote 29: H. Hubert, s.v. Magia, in Daremb. e. Sagl. Dict. d. +ant. gr. e. rom. Bd. III, 2 helft. (1904) p. 1515.] + +[Footnote 30: Papyr. Paris. 2579 en 2646, uitg. v. C .Wessely, in +Gr. Zauberpap. v. Par. u .Lond., in Denkschr. d. phil. hist. +Cl. d. Kais. Akad. Wiss. Wien Bd. XXXVI (1888).] + +[Footnote 31: Plinius, Hist. Nat. VII, 2, 9.] + +[Footnote 32: Sophocles ap. Macrobium, Saturn. V. 19, 9; frg. +423 ed. Didot; Tr. gr. Frg. ed. Nauck 2e uitg. (1889) 491, +p. 249.] + +[Footnote 33: H. Hubert, s.v. Magia p. 1516.] + +[Footnote 34: Papyr. Parthey II, v. 55 vlg.] + +[Footnote 35: Dio Cassius XXXVII, 30.] + +[Footnote 36: Herodotus III, 11.] + +[Footnote 37: Dio Cassius XLIX, 43.] + +[Footnote 38: Eusebius, Chron. Ol. 188,1.] + +[Footnote 39: Sueton. Vit. Aug. 94.] + +[Footnote 40: Sueton. Vit. Aug. 90.] + +[Footnote 41: Sueton. Vit. Tiber. 69.] + +[Footnote 42: De Is. en Osir., 12--19.] + +[Footnote 43: Pap. Paris, 3007--3085.] + +[Footnote 44: Philostratus, Vit. Apoll. IV, 45.] + +[Footnote 45: Philostrat. Vit. Apoll. IV, 4; 10; VIII, 7, 30 vgl.] + +[Footnote 46: Philostrat. Vit. Apoll. VIII, 26, Dio Cassius LXVII, 18.] + +[Footnote 47: Ep. LIII, 1.] + +[Footnote 48: Ep. CXXXVIII, 18.] + +[Footnote 49: Aehanus, Var. hist. IV, 17.] + +[Footnote 50: Plinius, Hist. nat. XXVIII 37.] + +[Footnote 51: Philostrat. Vit. Apoll. V, 27-38.] + +[Footnote 52: Philostrat. Vit. Apoll. VI, 29-34.] + +[Footnote 53: Philostrat. Vit Apoll. VIII, 1-8.] + +[Footnote 54: Ongenes, Contra Celsum III, 36.] + +[Footnote 55: Tacit. Histr. IV, 82.] + +[Footnote 56: Vopiscus, Vit. Saturn. 8] + +[Footnote 57: Hippolytus, Refut. omn. haer. VI, 7.] + +[Footnote 58: Hippol. Refut. omn. haer. VII, 32.] + +[Footnote 59: Tweede boek Je, vert. d. C. Schmidt in Koptisch-gnostische +Schriften (1905), 322 en 327 f.f.] + +[Footnote 60: Alcest. 75 vlg.] + +[Footnote 61: De Civit. Dei VIII, 19: Ep. CXXXVIII, 19.] + +[Footnote 62: Capitolinus, Vit. Anton. phil. 13.] + +[Footnote 63: Dio Cass. LXXI, 8, 4; 9, 2.] + +[Footnote 64: Spartianus, Vit. Did. Julian. 7.] + +[Footnote 65: Tweede boek Je, vert. C. Schmidt p. 308-314.] + +[Footnote 66: Ed. Dieterich, Abraxas (1891) p. 169, v. 5 vlg.] + +[Footnote 67: Philostrat. Vit. Apoll. I, 8 en 13.] + +[Footnote 68: Milligan, Selections from the Greek Papyri (1910) p. +83 vlg., Erman-Krebs, Aus den Papyrus d. kn. Mus. z. Berlin (1899) +p 185.] + +[Footnote 69: Pap. Parthey II, 17 vlg.] + +[Footnote 70: Ennead. IV, 4,36.] + +[Footnote 71: Enn. IV, 4,41.] + +[Footnote 72: Enn, IV, 9,3.] + +[Footnote 73: Enn. IV, 4,40.] + +[Footnote 74: Enn, IV, 4,43.] + +[Footnote 75: Enn. IV, 7, 20.] + +[Footnote 76: Enn. IV, 4, 43.] + +[Footnote 77: Pap. V, col. VH, 27--VIII, 4, ed. Dieterich p. 808.] + +[Footnote 78: Pap. V., col. VII, 17--25; ed. Diet., p. 807 vlg.] + +[Footnote 79: Porphyr. Vit. Plot. 23.] + +[Footnote 80: Pap. V. col. II, 16-18 ed. Diet. p 796 vgl.] + +[Footnote 81: Celsus ap. Origen. Contr. Cels I, 68.] + +[Footnote 82: Papyr. Parthey I, 106-110.] + +[Footnote 83: Ps. Justinus, Quaest ad. Orthod. 26.] + +[Footnote 84: Dio Cassius LXXVII, 18, 4.] + +[Footnote 85: Herodianus, IV, 12.] + +[Footnote 86: Dio Cass. LXXIX, 11, 3, Lampridius, Vit. Hel. 8.] + +[Footnote 87: Lamprid. Vit. Alex. Sev. 29.] + +[Footnote 88: Vopiscus, Vit. Aurel. 24.] + +[Footnote 89: Codex Justinian. IX, 18, 4.] + +[Footnote 90: Eunapius, Vit. Soph. Ed. Boissonade, 2 uitg. p. 459.] + +[Footnote 91: Cod. Justin. IX, 18, 5.] + +[Footnote 92: Cod. Justin. IX, 18, 6.] + +[Footnote 93: Cod. Justin. IX, 18, 7.] + +[Footnote 94: Vit. Soph. Ed. Boissonade 2 uitg. p. 474 vlg.] + +[Footnote 95: Theodotus, Hist. eccl. III, 21.] + +[Footnote 96: Cod. Theodos. IX, 16, 7.] + +[Footnote 97: Zosimus IV, 13 vlgg, Philostorgius IX, 15, Socrates +IV 19, Sozomenus, VI, 35.] + +[Footnote 98: Socrat. IV, 19, Sozomen. VI, 35.] + +[Footnote 99: Cod. Justin. IX, 18, 9.] + +[Footnote 100: Zosim. V, 41, Sozomen. IX, 6.] + +[Footnote 101: Nicephorus schol. ad Synes De insomn. p. 361 D. cf +Stephanus, Thes. gr ling VII (1848/54) s v. strophalos c. 886 +Psellus ad Orac Magic. p. 74, cf Stephanus Thes. gr. ling. +III (1835) s v. Hekatikos c. 360.] + +[Footnote 102: In Timaeum IV p. 240 a] + +[Footnote 103: In Tim. p. 287c.] + +[Footnote 104: Contr. Cels. V, 38, VII, 35, 64, 69, VIII, 41.] + +[Footnote 105: In Rem publ. Ed. Kroll II (1901) p. 117.] + +[Footnote 106: Greco-Egyptian frg. o. magie, ed. Goodwin (1852) +p. 4 vlg.] + +[Footnote 107: In Rem publ. Ed. Kroll I (1899) p. 110 vlg.] + +[Footnote 108: In Rem publ. Ed. Kroll I p. 39] + +[Footnote 109: De abstin. I, 31, II, 46; Sentent. 32.] + +[Footnote 110: Suidas s.v. augoeides.] + +[Footnote 111: Erman u. Krebs, Aus den Papyrus d. kon. Mus. +p. 257.] + +[Footnote 112: Erman u. Krebs, Aus d. Pap. p. 259.] + + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Magie bij de Grieken en de Romeinen +by Karel H.E. de Jong + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GRIEKEN EN DE ROMEINEN *** + +***** This file should be named 15215-8.txt or 15215-8.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/1/5/2/1/15215/ + +Produced by Miranda van de Heijning, Frank van Drogen and the Online +Distributed Proofreading Team. + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/15215-8.zip b/15215-8.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..cd6aab4 --- /dev/null +++ b/15215-8.zip diff --git a/15215-h.zip b/15215-h.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..d66e5eb --- /dev/null +++ b/15215-h.zip diff --git a/15215-h/15215-h.htm b/15215-h/15215-h.htm new file mode 100644 index 0000000..ea1d399 --- /dev/null +++ b/15215-h/15215-h.htm @@ -0,0 +1,6907 @@ +<!DOCTYPE HTML PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN"> +<html> + <head> + <meta http-equiv="Content-Type" content= + "text/html; charset=utf-8"> + <title> + The Project Gutenberg eBook of DE MAGIE BIJ DE GRIEKEN EN ROMEINEN, by K.H.E. DE JONG. + </title> + <style type="text/css"> +/*<![CDATA[ XML blockout */ +<!-- + P { margin-top: .75em; + text-align: justify; + margin-bottom: .75em; + } + H1,H2,H3,H4,H5,H6 { + text-align: center; /* all headings centered */ + } + HR { width: 33%; + margin-top: 1em; + margin-bottom: 1em; + } + BODY{margin-left: 10%; + margin-right: 10%; + max-width: 40em; + } + body > p {text-indent: 1em;} + .linenum {position: absolute; top: auto; left: 4%;} /* poetry number */ + .note {margin-left: 2em; margin-right: 2em; margin-bottom: 1em;} /* footnote */ + .blkquot {margin-left: 4em; margin-right: 4em;} /* block indent */ + .pagenum {position: absolute; left: 92%; font-size: smaller; text-align: right;} /* page numbers */ + .sidenote {width: 20%; margin-bottom: 1em; margin-top: 1em; padding-left: 1em; font-size: smaller; float: right; clear: right;} + + .poem {margin-left:10%; margin-right:10%; text-align: left;} + .poem br {display: none;} + .poem .stanza {margin: 1em 0em 1em 0em;} + .poem span {display: block; margin: 0; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} + .poem span.i2 {display: block; margin-left: 2em;} + .poem span.i4 {display: block; margin-left: 4em;} + .poem .caesura {vertical-align: -200%;} + // --> + /* XML end ]]>*/ + </style> + </head> +<body> + + +<pre> + +The Project Gutenberg EBook of Magie bij de Grieken en de Romeinen +by Karel H.E. de Jong + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Magie bij de Grieken en de Romeinen + +Author: Karel H.E. de Jong + +Release Date: March 1, 2005 [EBook #15215] + +Language: Dutch + +Character set encoding: UTF-8 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GRIEKEN EN DE ROMEINEN *** + + + + +Produced by Miranda van de Heijning, Frank van Drogen and the Online +Distributed Proofreading Team. + + + + + + +</pre> + + +<h4><a name='Page_-6'></a>VOLKSUNIVERSITEITS</h4> +<h4>BIBLIOTHEEK</h4> + +<h5>onder redactie van de Vereeniging "V.U.B."</h5> + +<h6>Prof. Dr. J. DE ZWAAN, Groningen, <i>Voorzitter</i>; Prof. Dr. Ph. KOHNSTAMM, +Amsterdam, <i>Ondervoorzitter</i>; Dr. N. ADRIANI; Prof. Mr. D. VAN BLOM; +Prof. Dr. J. BOEKE; Prof. Dr. H. BOLKESTEIN; Prof. Dr. F.J.J. +BUYTENDIJK; RADEN Dr. HOESEIN DJAJADININGRAT; H.J.G. JANSSEN VAN RAAY; +Prof. Mr. J. VAN KAN; Prof. Dr. J.W. PONT; Prof. Mr. N.W. POSTHUMUS; +Prof. Dr. A.H.M.J. VAN ROOY; Prof. Dr. C. SNOUCK HURGRONJE; IR. J.A.G. +VAN DER STEUR; Dr. H.H. ZEIJLSTRA Fzn., Deventer, <i>Secretaris</i>.</h6> + + +<h5>7</h5> + +<h5>HAARLEM +DE ERVEN F. BOHN +1921</h5> +<br /> + +<h1>DE MAGIE</h1><a name='Page_-5'></a> +<h1>BIJ DE GRIEKEN EN ROMEINEN</h1> +<br /> +<h3>DOOR</h3> + +<h2>Dr. K.H.E. DE JONG,</h2> +<h3>Privaat-docent aan de Rijks-Universiteit te Leiden.</h3> + + + +<br /> + + + +<hr style='width: 65%;' /><a name='Page_-4'></a> +<br /> +<a name='VOORREDE'></a><h2><i>VOORREDE</i>.</h2><a name='Page_-3'></a> + +<p><i>De magie is in wezen handelen, actief optreden bij uitnemendheid en wel +met behulp van wonderbaarlijke of wonderbaarlijk werkende middelen, zij +doet blijken dat de mensch krachten bezit, die buiten het bereik van de +algemeen erkende zintuigen vallen; zij leidt tot de overtuiging dat onze +ziel den "dood" overleeft en dat er nog andere intelligenties zonder +cellichamen bestaan. Wat de religie betreft, deze onderscheidt zich van +de magie hoofdzakelijk daarin, dat zij tegenover de "hoogere" machten +uitteraard eene passieve houding aanneemt, een onderscheid, dat zich +echter niet streng laat doorvoeren, zooals bijv. het gebed in vele +gevallen beslist een actief karakter draagt. De mantiek, d.w.z. het om +raad vragen en uitvorschen van de toekomst buiten de rede om, wijkt +eveneens door haar passief karakter van de magie af, maar ook hier is de +grens niet scherp te trekken, daar immers de magie vaak ter wille van de +wichelarij wordt beoefend.</i></p> + +<p><i>Wij vatten voorts de magie meer in individueelen zin op en roeren daarom +bijv. de zg. mysteriën, die immers in den grond der zaak officiëele +magie waren, niet dan bij uitzondering aan. Bij de indeeling van de +gegeven stof laten wij ons door historische gezichtspunten leiden. +Hoofdstuk I behandelt den tijd tot ± 450 v. Chr., het tijdperk van het +naïeve geloof, hoofdstuk II den tijd van ± 450 v. Chr.—± 100 v. Chr., +waarin het ongeloof bovendrijft, hoofdstuk III den tijd van ± 100 v. +Chr.—± 50 n. Chr., waarin de kentering intreedt en het ongeloof +terugwijkt; hoofdstuk IV den tijd van ± 50 n. Chr.—± 200 n. Chr., +waarin de nederlaag der ongeloovigen niet meer te loochenen valt, en +hoofdstuk V de laatste eeuwen der oudheid, ± 200 ± 500 n. Chr., waarin<a name='Page_-2'></a> +het geloof door de wijsbegeerte wordt gerechtvaardigd</i>.</p> + +<p><i>Hypothesen wantrouwende bepalen wij ons er hoofdzakelijk toe den lezer +met de bronnen zelve in kennis te stellen. Wij hebben daarom getracht de +citaten, hoe moeilijk, ja zelfs raadselachtig deze vaak zijn, zoo +nauwkeurig mogelijk te vertalen. Ook hierbij hebben wij, zooals van zelf +spreekt, ons den arbeid onzer voorgangers ten nutte gemaakt. In de +vertaalde teksten staan onze eigene toelichtingen tusschen [ ].</i></p> + +<p><i>Het is mij eene aangename plicht, in de eerste plaats Prof. Dr. J. de +Zwaan, en verder Dr. C. Brakman en den Heer W. C. Cape, voor de nuttige +wenken, die ik van hen ontving, mijn hartelijken dank te betuigen</i>.</p> + +<p><i>Den Haag. K. H. E. de Jong</i>.</p> + + +<br /> + + + +<hr style='width: 65%;' /> +<br /> +<a name='INHOUD'></a><h2>INHOUD.</h2><a name='Page_-1'></a> + +<p>Blz.</p> + <a href='#VOORREDE'><b>VOORREDE.</b></a><br /> + <a href='#INLEIDING'><b>INLEIDING.</b></a><br /> + <a href='#HOOFDSTUK_I'><b>HOOFDSTUK I. Het naïeve geloof</b></a><br /> + <a href='#HOOFDSTUK_II'><b>HOOFDSTUK II. Het bovendrijvende ongeloof</b></a><br /> + <a href='#HOOFDSTUK_III'><b>HOOFDSTUK III. Kentering</b></a><br /> + <a href='#HOOFDSTUK_IV'><b>HOOFDSTUK IV. Nederlaag der ongeloovigen</b></a><br /> + <a href='#HOOFDSTUK_V'><b>HOOFDSTUK V. Het geloof gerechtvaardigd door de wijsbegeerte</b></a><br /> + <a href='#Slotwoord'><b>Slotwoord.</b></a><br /> + <a href='#REGISTER'><b>REGISTER.</b></a><br /> + <a href='#Page_247'><b>ADENA.</b></a><br /> + <a href='#FOOTNOTES'><b>NOTEN</b></a><br /> + + +<br /><a name='Page_0'></a> + + + + + +<hr style='width: 65%;' /> +<br /> +<a name='INLEIDING'></a><h2><a name='Page_1'></a>INLEIDING.</h2> + +<p>De magie hangt samen uit allerlei bestanddeelen, die het uiterst +moeilijk is, uit elkaar te halen, te meer, daar zij immers vaak met de +wichelarij, die wij zooveel mogelijk uitschakelen, dooreen is geward. +Toch laten zich enkele onderscheidingen van principiëelen aard maken. +Het staat bijv. vast, dat tal van tooverpractijken overleefsels +(survivals) zijn, die het nageslacht in toepassing brengt zonder den +waren zin ervan te begrijpen. Als wij, zooals immers vaak geschiedt, +iets "afkloppen", dan denken wij er niet bij, dat dit kloppen +oorspronkelijk de bedoeling had, om afgunstige en gevaarlijke geesten of +demonen op de vlucht te drijven. Vaak maakten die overleefsels vroeger +deel uit van de eene of andere religie, zooals o.m. de doodenbezwering, +die ook in de classieke oudheid voorkwam, op een vroeger tijdperk van +doodenvereering duidt. Dikwijls echter klampt de tooverij zich ook aan +een nog bestaanden godsdienst vast en zijn nog heerschende religieuze +plechtigheden in wezen magisch. Wie bijv. eene hostie bij zich draagt, +om zich daardoor voor gevaren te beschermen, drijft tooverij met een +bestaand cultusvoorwerp, en de consecratie zelf, waardoor, volgens de +kerkleer, de substantie van het brood in de substantie van het lichaam +des Heeren verandert, is, uit een oogpunt van godsdienstgeschiedenis, +magie. Vaak echter hebben magische handelingen niets met eene +ondergegane of bestaande religie te maken en dienen zij slechts om +verbazing te wekken, ja, om er geld uit te slaan. <a name='Page_2'></a>Men denke bijv. aan +de publieke vertooningen van "telepathie", zooals ze onlangs ten onzent +de grootste belangstelling wekten, vertooningen die overigens met +telepathie in den strengen zin van het woord niets te maken hebben. En +zoo ontbrak het ook in de oudheid niet aan "toovenaars", die op de markt +aan nieuwsgierige toeschouwers voor "weinige stuivers" hunne +kunststukjes lieten zien.</p> + +<p>Wat de opvattingen betreft, die men in de oudheid van de magie had, ligt +het voor de hand, dat men, afgaande op de laatst vermelde practijken, +haar veelal als eene soort bedrog, hetzij van groven, hetzij van meer +verfijnden aard beschouwde. Waar dit niet opging, maakten de +ongeloovigen zich liefst met het een of andere groote woord er van af, +als bijv. "deisidaimonie", en "superstitie", beide vrijwel equivalenten +van de ten onzent geliefkoosde uitdrukking "bijgeloof". Diegenen echter, +die de magie als iets supranormaals beschouwden, stelden zich meestal +tevreden met een onderscheid te maken tusschen de magie in ongunstigen +en in gunstigen zin, waarbij men de eerste meer bepaaldelijk goëtie, en +de laatste sinds de tweede eeuw na Chr. bij voorkeur theürgie noemde. +Het lag echter in den aard der zaak, dat dit onderscheid niet altijd +streng in acht werd genomen. De doodenbezwering bijv., ging voor +ongeoorloofd of voor geoorloofd door naar gelang men zich hierbij van +afkeerwekkende of van onaanstootelijke middelen bediende. Denkers, die +zich niet met een diergelijk op ethische gronden berustend onderscheid +vergenoegden, legden bij hunne pogingen om de magie te verklaren, den +nadruk hetzij meer op het bestaan van geheimzinnige krachten in de +menschen en in den kosmos, hetzij meer op de inwerking van +bovenmenschelijke wezens.</p> + +<p>In onzen tijd heeft de poging om het alom voorkomende verschijnsel der +magie te verklaren, tot diep gaande en ingewikkelde theorieën aanleiding +gegeven. Dat met enkel bedrog, hoewel bedrog op dit gebied ongetwijfeld +eene groote rol speelt, zich op lange na niet alles laat verklaren, <a name='Page_3'></a>is +zeker, en ook, dat men met groote, maar, alles wel beschouwd, zinledige +woorden als "bijgeloof" evenmin verder komt. Men beschouwt de magie +thans hoofdzakelijk als het onvermijdelijke resultaat van het nog +onlogische en niet wetenschappelijk geschoolde denken der primitieve +volkeren, terwijl men haar ook wel eens opvat als eene reactie tegen een +"hoog" religieus standpunt, reeds in overoude tijden ingenomen. Verder +zijn het thans voornamelijk twee theorieën, die elkaar den voorrang +betwisten. In de eerste plaats de "animistische", volgens welke er ook +buiten de menschheid om "zielen" of "geesten" bestaan, zelfs in +voorwerpen, die wij heden ten dage als levenloos beschouwen. Hierbij +valt de nadruk op het onloochenbaar verband tusschen het geloof aan +"geesten" of "zielen" en tooverij. Daarentegen vestigt de +"praeanimistische" theorie de aandacht op het wijd verspreide geloof van +eene niet-individueele "levenskracht" door welke de tooverij wordt +verondersteld te geschieden. De aanhangers dezer theorie beroepen zich +te recht op het feit, dat bij vele magische handelingen niet aan den +bijstand of zelfs het bestaan van "geesten" of "zielen" wordt gedacht. +Beide theorieën sluiten elkaar echter volstrekt niet uit, zooals immers +ook in onze dagen het geloof aan "geesten" met het geloof aan het +"magnetische fluïde" of "dierlijk magnetisme" bij zeer velen goed +samengaat. In elk geval is bij diergelijke theoretische overwegingen +groote voorzichtigheid aan te bevelen, aangezien wij immers het +zieleleven der huidige primitieve volkeren niet dan hoogst onvolledig +kennen en aangaande de volkeren uit overoude "praehistorische" tijden in +hoofdzaak op vrij onzekere gissingen zijn aangewezen. Maar niet alles in +de magie berust op bedrog of op foutief denken; zij steunt ook, althans +in vele gevallen, op een grondslag van "psychische" feiten, zooals men +het nu pleegt te noemen. Dat door hallucinaties, hypnose, +verbaalsuggestie en autosuggestie veel te verklaren is, wordt al lang +toegegeven. Men dient echter nog verder te gaan en zekere feiten, wier +<a name='Page_4'></a>lang ontkende realiteit nu toch meer en meer blijkt, als bijv. de +mentale suggestie of telepathie en de helderziendheid er bij te trekken; +ook de werking van psychische centra buiten den mensch om is althans +niet a priori af te wijzen. Dat bij deze onderzoekingen de grootst +mogelijke critische voorzichtigheid behoort te worden in acht genomen, +behoeft geen betoog. In elk geval moeten wij echter dit principe als +onomstootelijk aannemen; daar de magie een complex is van allerlei +heterogene bestanddeelen, moet zij ook door de samenwerking van +verschillende theorieën worden verklaard.</p> + + +<hr style='width: 45%;' /> +<h4><a name='Page_5'></a>LITTERATUUR.</h4> +<br /> + +<p>a. <i>Van algemeenen aard</i>,</p> + +<p><u>H. Schurtz</u>, Urgeschichte der Kultur (1900).</p> + +<p><u>A. Lang</u>, Magie and religion (1901),</p> + +<p>*<u>Zöckler</u>, s.v. Magier, Magie, in Herzog, Realencyklopaedie f. +protest. Theol. u. Kirche, 3e uitg. XII (1903).</p> + +<p><u>A.C. Haddon</u>, Magie and Fetishism (1906), in Religions, ancient +and modern.</p> + +<p>Mgr. <u>A. le Roy</u>, La religion des primitifs (1909).</p> + +<p><u>N.W. Thomas</u>, s.v. Magie, in Encyclopaedia Britannica, 11e uitg. +XVII (1911).</p> + +<p><u>Arendzen</u>, s.v. Occult art, occultism, in The Catholic +Encyclopaedia XI (1911).</p> + +<p>*<u>Frazer</u>, The golden bough, 3e uitg. 1911 - 1915.</p> + +<p><u>R. Dussaud</u>, Introduction à l'histoire d. religions (1914).</p> + +<p><u>K. Beth</u>, Religion und Magie bei den Naturvölkern (1914).</p> + +<p><u>R.R. Marett</u>, s.v. Magie (Introductory), in Encyclopaedia of +Religion and Ethics VIII (1915).</p> + +<p><u>A. Jeremias</u>, Allgemeine Religionsgeschichte (1918).</p> +<br /> + +<p>b. <i>Over "Animisme."</i></p> +<br /> + +<p><u>L. Frobenius</u>, Aus den Flegeljahren der Menschheit (1901).</p> + +<p><u>E.B. Tylor</u>, Primitive culture, 4<sup>e</sup> uitg. (1903).</p> + +<p><u>Goblet d'Alviella</u>, s.v. Animism, in Enc. o. rel. a. eth. I +(1908).</p> + +<p><a name='Page_6'></a><u>A.W. Nieuwenhuis</u>, Die Wurzeln des Animismus. Eine Studie über +die Anfange der naiven Religion nach den unter primitiven Malaiern +beobachteten Erscheinungen, in Internat. Archiv f. Ethnographie, XXIV, +Supplem. (1917).</p> + +<p><u>B. Ankermann</u>, Totenkult u. Seelenglaube bei den afrikanischen +Völkern, in Zeitschrift fur Ethnologie 50e jrg. (1918).</p> + +<p><u>G.W. Gilmore</u>, Animism or thought-currents of primitive peoples +(1919).</p> +<br /> + +<p>c. <i>Over "Praeanimisme"</i>.</p> +<br /> + +<p><u>R.H. Codrington</u>, The Melanesians (1891).</p> + +<p><u>R.R. Marett</u>, The threshold of religion, 2e uitg. (1914).</p> + +<p><u>R.R. Marett</u>, s.v. Mana, in Encycl. o. rel. a. eth. VIII (1915).</p> + +<p><u>P. Saintyves</u>, La force magique (1914).</p> +<br /> + +<p>d. <i>Over "psychische" feiten</i>.</p> +<br /> + +<p><u>J.A. Mac Culloch</u>, The childhood of fiction, a study of folktales +and primitive thought (1905).</p> + +<p>*<u>K.H.E. de Jong</u>, Das antike Mysterienwesen in +religionsgeschichtlicher, ethnologischer und psychologischer +Beleuchtung, 2e uitg. (1919).</p> + +<p><i>Aanm. De met * gemerkte boeken zijn ook voor 't vervolg van dit werk te +raadplegen</i>.</p> + + + + + +<br /> +<hr style='width: 65%;' /><br /> +<a name='HOOFDSTUK_I'></a><h3><a name='Page_7'></a>HOOFDSTUK I.</h3> + +<h2>Het naïeve geloof.</h2> +<br /> + +<p>De oudste en prachtigste gedenkstukken der Grieksche letterkunde, de +heldendichten van Homerus (vóór de zevende eeuw) bevatten verscheidene +episoden, waarin de magie onmiskenbaar op den voorgrond treedt.</p> + +<p>In de Ilias, die den oorlog der Grieken tegen Troje verheerlijkt, lezen +wij o.m. hoe Hera, de echtgenoote van den hoogsten god, Zeus, van +Afrodite, de godin der schoonheid, den gordel leent, aan wien eene +onweerstaanbare charme is verbonden, en Zeus zoodoende betoovert, +teneinde hem te beletten, den Trojanen bijstand te verleenen (XIV, +153-351).</p> + +<p>Veel sprekender is echter in dit opzicht de Odyssea, die de lotgevallen +van koning Odysseus, een der Grieksche helden uit den Trojaanschen +oorlog, bezingt.</p> + +<p>Odysseus toch, de meest vindingrijke en meest volhardende van alle +helden uit de classieke sagenwereld, <a name='Page_8'></a>raakt bij zijn avontuurlijken +terugkeer uit Troje met zijn eenig overgebleven schip op een onbekend +eiland verzeild, en stuurt de helft van zijne makkers op verkenning uit. +Dezen bereiken het paleis van de toovenares Circe, wier liefelijk gezang +tot hen doordringt en gaan, vriendelijk door haar uitgenoodigd, naar +binnen, op één na, die uit wantrouwen achterblijft. En terecht, want +Circe mengt onder het wijnmoes dat zij haren gasten voorzet booze +kruiden, en verandert hen door aanraking met eene tooverroede in +zwijnen. De eenige achtergeblevene makker, na tevergeefs te hebben +gewacht, keert tot Odysseus terug en spoort hem aan, zoo spoedig +mogelijk te vluchten. De held echter heeft daar geen ooren naar en gaat +terstond geheel alleen er op uit om de verlorene makkers weer op te +sporen. Onderweg ontmoet hem de god Hermes, de geleider van de zielen +der overledenen, licht hem in, hoe hij het gevaar moet afwenden en +verstrekt hem de geheimzinnige plant Moly als werkzaam tegenmiddel. +Odysseus ledigt evenzeer den verraderlijken beker, maar weet zich +ongemerkt van het tegengift te bedienen, en als Circe ook hem met de +roede aanraakt, springt hij met getrokken zwaard op haar los, als om +haar te dooden. Circe valt voor hem op de knieën, smeekt om genade, en +biedt hem, als onderpand van trouw, haar liefde aan. Odysseus gaat daar +echter niet eerder op in, voordat zij zich door een plechtigen eed +<a name='Page_9'></a>gebonden heeft, geen arglist meer in 't werk te stellen. Op verzoek van +den held, geeft Circe voorts aan zijne makkers de menschelijke gedaante +terug, en de zwervelingen brengen nu een vol jaar op het toovereiland in +vreugde en genietingen door.</p> + +<p>Vóór hun vertrek echter gebiedt Circe Odysseus, zich naar 't doodenrijk +te begeven en aldaar den ziener Tiresias omtrent zijn verderen terugkeer +te raadplegen. Odysseus ziet daar zeer tegen op, maar Circe bemoedigt +hem en geeft hem nadere inlichtingen over den tocht naar het doodenrijk +en wat hij aldaar te verrichten heeft. De held vaart naar het +doodenrijk, dat aan gene zijde der wereldzee ligt en gaat naar de plek, +hem door Circe aangewezen. Daar graaft hij met zijn zwaard een kuil van +eene el breedte en lengte, brengt daaromheen een plengoffer voor alle +dooden, eerst van honig met melk gemengd, vervolgens van wijn, daarna +van water en strooit er ten slotte wit meel op. Hij belooft aan de +"wezenlooze hoofden der dooden" na zijn terugkeer naar Ithaca, zijn +vaderland, eene allervoortreffelijkste koe te offeren, en een +brandstapel met heerlijke gaven overladen te ontsteken, maar ter eere +van Tiresias afzonderlijk een geheel zwarten ram, uitmuntende onder de +anderen, te slachten. Hierna keelt hij een mannelijk en een vrouwelijk +schaap, zoodat het bloed in den kuil vloeit en beveelt zijn makkers ze +te villen en te verbranden, onder een gebed tot de <a name='Page_10'></a>goden van het +doodenrijk, Hades en diens gade, Persephoneia. De dooden komen op, maar +Odysseus posteert zich, altijd naar de voorschriften van Circe, met +getrokken zwaard naast de groeve en laat geen der overledenen, zelfs +zijne eigen moeder niet, het bloed naderen, alvorens Tiresias te hebben +geraadpleegd. Tiresias, kenbaar aan zijn gouden staf, nadert, drinkt van +het bloed en voorspelt aan Odysseus wat hem op zijn terugkeer en na zijn +thuiskomst wacht. Odysseus laat vervolgens zijne moeder en ook andere +overledenen van het bloed drinken en onderhoudt zich met hen<a name='FNanchor_1_1'></a><a href='#Footnote_1_1'><sup>[1]</sup></a>.</p> + +<p>Deze verhalen, hoe mythisch ook, zijn toch voor de magie der Grieken en +Romeinen, of liever voor de magie van alle volkeren in de hoogste mate +kenschetsend. Wij zien onwillekeurig welk een nauw verband er is +tusschen tooverij en zinnelijke liefde. Wij leeren, dat de magie zelfs +den toegang tot het doodenrijk vermag te ontsluiten. Voorts blijkt bij +de doodenbezwering het hoofddoel te zijn, zich omtrent het heden en de +toekomst nader te laten inlichten; vandaar dan ook de uitdrukking +"necyomantie" of de meer gebruikelijke "necromantie", d.w.z. +"doodenwichelarij".</p> + +<p>In de geschiedenis is herhaaldelijk sprake van doodenbezweerders en +doodenorakelen. Wij zullen hier enkele treffende gevallen vermelden, +waarbij men zich tot genoemde bezweerders of <a name='Page_11'></a>instellingen wendde, ten +einde den toorn van overledenen te verzoenen of bijzonderheden te weten +te komen die aan de "levenden" onbekend waren.</p> + +<p>De lierdichter Archilochus, vaak in één adem met Homerus genoemd, was, +omstreeks 640 v. Chr., gesneuveld. Calondas die hem had neergeveld, +wilde het orakel van Delphi raadplegen, maar de Pythia (profetes) +verdreef hem, naar algemeen verzekerd werd, met de woorden:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Weg uit den tempel met U, die gedood hebt den dienaar der Muzen!" </p></div> + +<p>Toen hij daarop zich verontschuldigde als in noodweer te hebben +gehandeld en wenschte dat hij maar liever zelf was omgekomen, werd hem +geboden, zich naar het doodenorakel te Taenarum (in het Zuiden van de +Peloponnesus) te begeven en de ziel van den dichter door smeekbeden en +plengoffers te verzoenen. Calondas voldeed hieraan en werd toen tot +Delphi toegelaten<a name='FNanchor_2_2'></a><a href='#Footnote_2_2'><sup>[2]</sup></a>.</p> + +<p>Melissa, de echtgenoote van Periander, tyran van Corinthe (omstreeks 600 +v. Chr.) had van een vreemdeling een deposito ontvangen. Toen Periander, +na haar dood, dit nergens vermocht te vinden, liet hij door middel van +het vermaarde doodenorakel der Thesprotiërs (in Epirus) de overledene +vragen, hem de plaats, waar het deposito <a name='Page_12'></a>verborgen was aan te wijzen. +Zij weigerde echter zulks te doen en verzekerde, koude te lijden daar +zij geen baat had van de kleeren die met haar wel begraven maar niet +verbrand waren; tevens voegde zij er een identiteitsbewijs bij van zeer +intiemen aard. De tiran, overtuigd dat hij inderdaad met zijne +overledene vrouw te doen had, liet terstond de Corinthische vrouwen van +hare gewaden berooven en deze in een kuil verbranden, waarop de schim +van Melissa, voor de tweede keer opgeroepen, de plaats van het deposito +aanwees. Het verhaal hieromtrent is bij Herodotus, den "vader der +geschiedenis", te vinden (V, 92).</p> + +<p>Ter loops zij hier opgemerkt, dat het een zeer oud en wijd verspreid +gebruik is, om ter eere van overledenen kleedingstukken te verbranden. +Reeds bij Homerus verzekert Andromache, de weduwe van den gesneuvelden +Trojaanschen held Hector, zijne fijne gewaden als eerbetoon in 't vuur +te zullen werpen (Ilias XXII, 510-514). Te Athene zoowel als te Rome was +het verboden, meer dan drie gewaden te gelijk met den doode aan de +vlammen prijs te geven. En nog in onzen tijd verbranden Joodsche +pelgrims in een zeker dorp van Galilea op een bepaalden dag van 't jaar +shawls en zakdoeken ter eere van overledene Rabbis.</p> + +<p>Van Pausanias, sinds 480 voogd van een minderjarigen Spartaanschen +koning, wordt bericht dat hij, tijdens zijn verblijf te Byzantium eene +jonkvrouw, genaamd Cleonice, had willen verleiden <a name='Page_13'></a>en haar bij +vergissing had gedood. Sindsdien werd hij onophoudelijk gekweld door de +schim der verslagene, die hem in den droom verscheen en hem dreigend +toeriep:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ga uwe straf tegemoet! Baldadigheid voert ten verderve!" </p></div> + +<p>Hij nam, ten einde raad, tot het doodenorakel te Heraklea (in Klein-Azië +aan de Zwarte Zee) zijne toevlucht, liet door allerlei ceremoniën en +plengoffers de ziel van Cleonice bezweren en trachtte haar toorn te +verbidden. Zij verscheen en zeide dat hij, te Sparta aangekomen, spoedig +van zijne ellende bevrijd zou zijn, zinspelende, naar het schijnt, op +het einde dat hem wachtte. Inderdaad werd Pausanias van verraad +overtuigd en vluchtte hij, om de inhechtenisneming te ontgaan, naar een +tempel, waarin men hem echter inmetselde en aan den hongerdood +prijsgaf<a name='FNanchor_3_3'></a><a href='#Footnote_3_3'><sup>[3]</sup></a>. De Spartanen werden daarna eveneens door schrikwekkende +verschijningen verontrust en daar het orakel hun gelastte de ziel van +Pausanias te verzoenen, ontboden zij "psychagogen", d.w.z. +doodenbezweerders, uit Italië, die een offer brachten en het schimbeeld +uit het heiligdom verdreven<a name='FNanchor_4_4'></a><a href='#Footnote_4_4'><sup>[4]</sup></a>.</p> + +<p>Aangaande de liefdestooverij zij opgemerkt, dat men daarbij, zooals +allereerst eene zinspeling <a name='Page_14'></a>van Pindarus, den verhevensten Griekschen +lierdichter (eerste helft der vijfde eeuw) aanduidt<a name='FNanchor_5_5'></a><a href='#Footnote_5_5'><sup>[5]</sup></a>, o.m. een vogel +uit de familie der spechten, den draaihals (gr. iynx) op een rad (of +schijf) bond en in eene zekere richting ronddraaide. Wij zullen in +hoofdstuk II er een hoogst interessant voorbeeld van aanhalen.</p> + +<p>Het spreekt vanzelf dat de magie zich niet bij de doodenbezwering en de +opwekking of verdrijving van liefde beperkte, maar haren invloed op het +geheele leven liet gelden. Door tooverij trachtte men ziekten te +genezen—reeds de Odyssea (XIX, 457 vlg.) kent eene bezwering, die eene +bloedende wond vermag te stelpen—, door tooverij een vijand te schaden, +ja, zoo mogelijk, te dooden—waartoe men reeds vroeg van wassen beeldjes +gebruik maakte—, door tooverij zelfs het weder en levenlooze wezens te +beïnvloeden—zooals men van de Thessaalsche heksen vertelde, dat zij de +maan van den hemel vermochten omlaag te trekken.</p> + +<p>Aan de mythische figuur van den zanger Orpheus knoopte zich, ongeveer +sinds het begin der zesde eeuw, eene geheele litteratuur vast, die in +hooge mate een magisch karakter droeg. Orpheus zelf ging door voor een +groot toovenaar. Orphische amuletten waren in omloop. De orphische +tooverliederen riepen, naar het heette, gestorvenen <a name='Page_15'></a>weer in het leven +terug, en bezielden levenlooze voorwerpen. Rondreizende profeten +beweerden, door offers en allerlei andere ceremoniën, overeenkomstig de +voorschriften van Orpheus, aan belanghebbenden de zaligheid in het +hiernamaals te kunnen waarborgen.</p> + +<p>Een historisch figuur daarentegen en wel uit de tweede helft der zesde +eeuw v. Chr. is Pythagoras, de ascetische, aristocratisch gezinde, +geheimzinnige hervormer, die ook als een magiër en wel voornamelijk een +beoefenaar der doodenbezwering werd beschouwd. Aangaande zijn +volgelingen waren soortgelijke geruchten—blijkbaar niet zonder +reden—in omloop. De veelzijdige en geniale Siciliaan Empedocles (±495 - +±435), arts, staatsman, dichter, wijsgeer, wiens leeringen soms aan de +evolutie-theorie doen denken, had eveneens de faam van wonderdoener, +hetgeen zeer zeker niet in tegenspraak is met het volgende fragment +waarschijnlijk uit zijn leerdicht "De natuur"<a name='FNanchor_6_6'></a><a href='#Footnote_6_6'><sup>[6]</sup></a>:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Alle kruiden die er groeien om ziekten en ouderdom af te weren, + zult gij leeren kennen, daar ik U alleen dit alles wil + toevertrouwen. Gij zult het geweld der onvermoeide winden tot staan + brengen, die zich tegen de aarde verheffen en met hun ademtocht de + bouwlanden vernielen en omgekeerd zult gij, als gij het wilt, tot + herstel van <a name='Page_16'></a>het evenwicht, de winden er bij roepen; gij zult eene + donkere regenbui op tijd voor de menschen in droogte doen + verkeeren; gij zult ook de zomerdroogte in stroomen herscheppen, + die den groei der boomen bevorderen....gij zult uit de onderwereld + de kracht van een gestorven man weer terugroepen." </p></div> + +<p>Van de magie bij de oudste Romeinen weten wij slechts zeer weinig. +Volgens latere berichten zou Numa Pompilius, de tweede, overigens +legendaire koning van Rome, zich er op hebben toegelegd om, door middel +van tooverij, de gestalten der goden in het weerspiegelende water te +aanschouwen (hydromantie, d.i. waterwichelarij)<a name='FNanchor_7_7'></a><a href='#Footnote_7_7'><sup>[7]</sup></a> en zou zijn evenzeer +legendaire opvolger, Tullus Hostilius, door een geheim offer Juppiter, +den hoogsten god, getracht hebben op te roepen, maar wegens het niet in +acht nemen van den juisten ritus door den vertoornden god met den +bliksem zijn getroffen<a name='FNanchor_8_8'></a><a href='#Footnote_8_8'><sup>[8]</sup></a>. Zeker is het, dat de zoogenaamde wet der +twaalf tafelen (ongeveer uit het midden der vijfde eeuw) dengene met +straf bedreigde, die het veldgewas had betooverd of eene booze bezwering +had uitgesproken.</p> + +<p>Vatten wij de uitkomsten van ons onderzoek over de magie in de vroegste +eeuwen der klassieke oudheid samen, dan valt te constateeren <a name='Page_17'></a>dat zij +blijkbaar van meet af aan in Griekenland en Italië inheemsch was, dat +zij wel is waar veelal angstvallig geschuwd en soms van rechtswege +gestraft, maar ook in noodgevallen zelfs door regeeringen te hulp +geroepen werd en dat, naar alle waarschijnlijkheid, slechts +enkelen,—bijv. zeer zeker de pantheïst Xenophanes uit de zesde +eeuw—hare realiteit in vollen ernst betwijfelden of ontkenden.</p> +<br /> +<hr style='width: 45%;' /> +<h4>Litteratuur.</h4> +<br /> + +<p>*<u>D. Tiedemann</u>, Disputatio de quaestione quae fuerit artium magicarum +origo (1787).</p> + +<p>*<u>L. Georgii</u>, s.v. Magie, in Pauly, Real-Encycl. d. class. Alt. IV +(1846).</p> + +<p>*<u>Kroll</u>, Antiker Aberglaube, in Samml. gemeinverst. wiss. Vorträge, N.F. +Heft 278 (1897).</p> + +<p>*<u>K.H.E. de Jong</u>, De Apuleio Isiacorum mysteriorum teste. Dissert. Leiden +(1900).</p> + +<p>*<u>H. Hubert</u>, s.v. Magia, in Daremb. e. Sagl. Dict. d. ant. gr. e. rom. T. +III, 2 part. (1904).</p> + +<p>*<u>Gruppe</u>. Griech. Myth. u. Rel. II (1906).</p> + +<p><u>E. Samter</u>, Die Religion der Griechen, in Aus Natur u. Geisteswelt Bd. +457 (1914).</p> + +<p>*<u>A. Abt</u>, Die Apologie des Apuleius von Madaura u. die antike Zauberei, +in Religionsgesch. Vers. u. Vorarb. hrg. v. Dieterich u. Wünsch, IV Bd. +2. Hft. (1908).</p> + +<p><u>F.B. Jevons</u>, Graeco-Italian Magie, in Anthropology a. t. classics. Six +lectures edited by R.R. Marett (1908).</p> + +<p><a name='Page_18'></a><u>Bouché-Leclereq</u>, Histoire de la divination dans l'antiquité +(1879-1881).</p> + +<p>*<u>Bouché-Leclercq</u>, s.v. Divinatio, in Daremb. e. Sagl. Dict. d. +ant. gr. e. rom. T. II, I part. (1892).</p> + +<p>*<u>Dubray</u>, Necromancy, in The Cath. Encycl. X (1911).</p> + +<p><u>Mau</u>, s.v. Bestattung, in Pauly, Real-Encyd. d. cl. Alt. 2e uitg. +III (1899).</p> + +<p><u>Frazer</u>, Adonis, Attis, Osiris I (1914).</p> + +<p><u>Gruppe</u>, s.v. Orpheus, in Roscher, Lex. Mythol. III.</p> + +<p>*<u>Zeller</u>, Die Philosophie d. Griechen I. 5e uitg. (1892).</p> + +<p>*<u>W. T(euffel)</u>, s.v. Iynx, in Pauly, Real-Enc. d. cl. Alt. IV +(1846).</p> + +<p><u>Gossen</u> s.v. Iynx, in Pauly, Real-Encyd. d. d. Alt. 2e uitg. X +(1919).</p> + +<p>*<u>R. Heim</u>, Incantamenta magica graeca latina, in Jahrbücher f. +class. Philologie, v. Fleckeisen, XIX Supplementb. (1893).</p> + +<p>*<u>Pfaff</u>, s.v. Incantatio, in Pauly, Real-Enc. d. cl. Alt. 2e uitg. +IX (1916).</p> + + +<br /> + + + +<hr style='width: 65%;' /><br /> +<a name='HOOFDSTUK_II'></a><h3><a name='Page_19'></a>HOOFDSTUK II.</h3> + +<h2>Het bovendrijvende ongeloof.</h2> +<br /> + +<p>De tweede helft der vijfde eeuw vóór Christus is de tijd der +"sophisten", die, Griekenland in alle richtingen doorkruisende, +onderricht gaven in welsprekendheid en in practische levenswijsheid. Zij +oefenden scherpe critiek op de van oudsher heerschende opvattingen en de +eminentste van hen, Protagoras, trok zelfs het bestaan der goden in +twijfel. Waarschijnlijk heeft de twijfel aan de realiteit der magie zich +inzonderheid van hen uit in ruimeren kring verspreid.</p> + +<p>Toch was het nog langen tijd veel meer de angst dan de twijfelzucht, die +de houding van het groote publiek tegenover de magie bepaalde. Dit +blijkt zonneklaar uit de beschouwingen dienaangaande van den +dichterlijken denker, die voornamelijk door zijn stijl zulk eene +bekoring op het nageslacht heeft uitgeoefend, dat hij ook nu nog door +velen als de grootste Griek wordt beschouwd—Plato uit Athene (±427— +±347).</p> + +<p><a name='Page_20'></a>Plato toch geloofde niet alleen dat bij de graven wel eens +"schaduwachtige verschijningen" van overledenen, die een te materiëel +leven hadden geleid, gezien werden;<a name='FNanchor_9_9'></a><a href='#Footnote_9_9'><sup>[9]</sup></a> hij spreekt ook van eene "kunst +der bezweringen", "die eene betoovering is van slangen, spinnen, +schorpioenen en andere dieren en ziekten"<a name='FNanchor_10_10'></a><a href='#Footnote_10_10'><sup>[10]</sup></a> en van eene "zwarte" +magie, zooals men nu zou zeggen, die zelfs gezondheid en leven bedreigt.</p> + +<p>In zijn laatste werk "De wetten" heeft hij het o.m. over schade, door +vergif of tooverij toegebracht (XI 932<sup>e</sup>-933<sup>e</sup>):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Het feit dat er twee soorten van vergiftiging onder het + menschelijk geslacht gebruikelijk zijn, maakt de uiteenzetting + hieromtrent langdradig. De eene n.l. is die, welke op natuurlijke + wijze door lichamelijke middelen den lichamen schade berokkent; de + andere die, welke door middel van zekere tooverijen, bezweringen en + boeiïngen, zooals men 't noemt, werkt en zoowel aan boosdoeners de + overtuiging geeft, dat zij iets diergelijks vermogen, als aan + anderen het geloof, dat zij in de ergste mate door diegenen, die + vermogen te tooveren, schade lijden. Het is niet gemakelijk, er + achter te komen, hoe het met deze en diergelijke dingen eigenlijk + gesteld is, noch, als men er achter kwam, doenlijk, anderen + daaromtrent op overtuigende <a name='Page_21'></a>wijze in te lichten. En ook is het een + onbegonnen werk, menschen, die om diergelijke redenen argwaan tegen + elkander koesteren, te willen voorlichten, en als ze bijgeval + wassen beeldjes, 't zij bij hunne deuren, 't zij bij driesprongen, + 't zij bij de grafmonumenten hunner ouders zien, hen aan te sporen, + niets om al dat soort dingen te geven, daar ze toch geen duidelijk + inzicht dienaangaande hebben. Wij maken de wet in kwestie tweeledig + en gaan in de eerste plaats iemand—op welk van beide manieren hij + ook trachte schade te berokkenen—<a name='verzoeken'>verzoeken</a> en aanraden niet te + probeeren iets diergelijks te doen en niet het gros der menschen + als kinderen schrik aan te jagen en bang te maken, noch ook den + wetgever en rechter te noodzaken de menschen van diergelijke + angsten te genezen, daar in de eerste plaats hij, die probeert in + dier voege schade te berokkenen, niet weet wat hij doet, zoowel wat + de lichamen betreft, als hij geen verstand heeft van geneeskunde, + als wat de tooverijen betreft, wanneer hij geen wichelaar of + teekenuitlegger is. De wet aangaande vergiftiging en tooverij luide + aldus: Indien iemand door vergif een ander persoonlijk of diens + slaven eene niet-doodelijke schade toebrengt, of zijn kudden of + bijenkorven hetzij eenige andere hetzij doodelijke schade + berokkent, moet hij, wanneer hij een geneesheer is en wegens + gifmengerij wordt veroordeeld, met den dood worden gestraft; als + hij echter een leek is, moet de <a name='Page_22'></a>rechtbank uitmaken, welke straf of + boete hij dient te ondergaan. Als iemand echter den indruk maakt + van door boeiïngen of aantrekkingen of zekere bezweringen of door + welke hekserijen van dien aard ook, schade te hebben berokkend, + moet hij, als hij een wichelaar of teekenuitlegger is, sterven, als + hij echter zonder kennis van wichelarij wegens tooverschade wordt + veroordeeld, moet ook aangaande hem de rechtbank schatten, welke + straf of boete hem haars inziens moet worden opgelegd." </p></div> + +<p>Hoogst kenschetsend is ook het volgende (X, 909a-c):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Wie het bestaan van goden of hunne voorzienigheid loochenen of + gelooven dat ze te verbidden zijn en voorts tot het dierlijke + vervallen en, de menschen verachtende, velen van de levenden + verleiden en beweren de gestorvenen op te roepen en belooven de + goden over te halen, d.w.z. ze door offers en gebeden en + bezweringen betooverende, en zoowel particulieren als geheele + families en steden ter wille van 't geld probeeren te gronde te + richten,—wie hieraan blijkt schuldig te zijn, dien veroordeele de + rechtbank om, overeenkomstig de wet, in de gevangenis in 't + binnenland te worden opgesloten en dat nooit eenig vrij persoon + toegang tot hem hebbe en dat hij de voeding, hem door de mannen der + wet bepaald, uit handen van slaven ontvange; als hij sterft, dan + moet men hem buiten de grenzen werpen en hem de begrafenis + ontzeggen. En als een vrije <a name='Page_23'></a>hem helpt begraven dan mag wie maar + wil hem wegens goddeloosheid aanklagen." </p></div> + +<p>Wie hier ook maar eenigszins objectief tegenover staat, zal moeten +erkennen, dat zelfs "de goddelijke" Plato zich door bigotterie en +staats-fanatisme op de treurigste wijze heeft laten verblinden. Het is +toch al te naïef, een kwaadwillige vaderlijk te vermanen zijn +evenmenschen vooral geen schrik aan te jagen, en te onzinnig, +gevangenisstraf te eischen voor diegenen, die eene geheele stad trachten +te gronde te richten, maar de doodstraf voor hen, die aan een bijenkorf +eene niet-doodelijke schade toebrengen! Zeer zeker is het voor Plato +eene verzachtende omstandigheid, dat hij niet de laatste hand aan dit +werk heeft kunnen leggen, maar eene zware verantwoordelijkheid rust op +hen, die zulk verward en verderfelijk geschrijf—men denke slechts aan +de heksenprocessen—gedurfd hebben te publiceeren.</p> + +<p>Van Aristoteles (384—322), den universeelen en tevens nuchteren man der +wetenschap, werd, zooals wij in hoofdstuk V nader zullen zien, +verzekerd, dat hij de realiteit der magie loochende, en dit stemt ook +met hetgeen ons van hem is bewaard gebleven, goed overeen. Echter heeft +hij in zijn geschrift "Over het voorspellen in den slaap" erkend, dat +wij somtijds in onze droomen de toekomst vooruitzien en in c. 2 +getracht, de meest raadselachtige gevallen aldus te verklaren:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Evenals wanneer iets het water of de lucht in beweging brengt,<a name='Page_24'></a> + het bewogen gedeelte weer een ander gedeelte in beweging brengt en + wanneer dat tot rust is gekomen, het voorkomt dat zulk eene + beweging tot een zeker einddoel voortgaat, hoewel hetgeen de + beweging veroorzaakte niet meer aanwezig is, aldus is er niets + tegen, dat zekere bewegingen en gewaarwordingen de droomende zielen + bereiken...en hoe ze ook tot [ons] geraakt zijn, 's nachts meer + waarneembaar zijn, doordat ze, wanneer zij zich over dag + voortplanten, eerder opgelost worden (want de lucht is 's nachts + minder in beroering omdat er dan meer windstilte heerscht) en in + het lichaam tengevolge van den slaap eene gewaarwording + veroorzaken, omdat de slapenden meer dan de wakenden ook de kleine + inwendige bewegingen gewaar worden. Deze bewegingen veroorzaken + voorstellingen, waaruit men de, toekomst aangaande de betrokken + voorwerpen vooruitziet."</p> + +<p> "Dat kennissen het meest de toekomst van kennissen vooruitzien, + komt door het feit dat kennissen het meest over elkaar bezorgd + zijn. Want evenals ze elkaar uit de verte zeer snel herkennen en + gewaar worden, aldus worden ze ook de [bovenbedoelde] bewegingen + snel gewaar, want de bewegingen, die van kennissen uitgaan, zijn + gemakkelijker kenbaar". </p></div> + +<p>Men heeft opgemerkt dat volgens deze ietwat duistere verklaring een +zeker rapport tusschen kennissen zou bestaan en dat derhalve aan +Aristoteles <a name='Page_25'></a>het geloof aan "telepathie", d.w.z. "gedachteoverbrenging" +of juister de overbrenging van gedachtebeelden, indrukken, gevoelens +buiten de gewone zintuigelijke kanalen om, niet vreemd zou zijn geweest. +Van hoe groot belang dit voor ons onderwerp is, zal spoedig blijken.</p> + +<p>De Atomisten, die de ziel verklaarden voor een aggregaat van +stofdeeltjes dat zich tegelijk met de ontbinding van het lichaam zou +oplossen, werden gewoonlijk mede onder hen gerekend, die de realiteit +der magie loochenden. Echter trachtte Democritus (± 400 v. Chr.) de +grootste der atomisten, het geloof aan het "booze oog", dat nu nog in de +landen om de Middellandsche Zee sterk leeft, te rechtvaardigen door +zijne leer der "Idolen", d.w.z. ijle beelden, die door de lucht zweven +en verklaarde hij het alomverspreide geloof aan goden door de +verschijningen van reusachtige en lang levende, schoon niet +onsterfelijke "Idolen"<a name='FNanchor_11_11'></a><a href='#Footnote_11_11'><sup>[11]</sup></a>. Er waren dan ook willekeurige hypothesen en +ingewikkelde redeneeringen noodig om te ontkomen aan consequenties, die +tot de realiteit van geestverschijningen en tooverij voerden. Ja, +Epicurus (341-270) die de atoomleer tot een ethisch systeem verwerkte en +haar zulk eene groote populariteit deed erlangen, heeft, in zijn ijver +voor de wilsvrijheid, de uitspraak gedaan: "Het ware beter zich aan de +fabelleer over <a name='Page_26'></a>de goden te houden, dan slaaf te zijn van het noodlot +der natuurkundigen, want de fabelleer geeft toch eenige hoop, de goden +door eerbetooning te kunnen verbidden, maar het noodlot oefent een +onverbiddelijken dwang uit<a name='FNanchor_12_12'></a><a href='#Footnote_12_12'><sup>[12]</sup></a>", een uitspraak, die met eene plat +materialistische opvatting der dingen in onverzoenlijken strijd is.</p> + +<p>De Cynici, d.w.z. Hondschen, aldus genoemd om hunne primitieve +levenswijze, die vaak ook met goede zeden in botsing kwam, verstompten +zich door hun hoofddogma van de zelfgenoegzaamheid der deugd den blik +voor de fijnere verschijnselen van het zieleleven. De populairste +vertegenwoordiger dier richting, Diogenes (tweede helft der vierde eeuw) +verzekerde dat wij na den dood in 't geheel niets meer waarnemen<a name='FNanchor_13_13'></a><a href='#Footnote_13_13'><sup>[13]</sup></a>, en +dat hij, lettende op droomuitleggers, wichelaars en diegenen, die aan +hunne woorden geloof slaan, niets zotters vond dan den mensch<a name='FNanchor_14_14'></a><a href='#Footnote_14_14'><sup>[14]</sup></a>. Geen +wonder, dat de Cynici ook in latere eeuwen een verwoeden strijd voerden +tegen alles wat naar magie en het soortgelijke zweemde.</p> + +<p>De Sceptici eindelijk (sinds ongeveer 350 v. Chr.), die tengevolge van +hun twijfel aan de juistheid van onze waarnemingen en redeneeringen ook +de meest alledaagsche feiten op losse <a name='Page_27'></a>schroeven stelden, wilden van het +wonderbaarlijke in 't geheel niets afweten; ook zij richtten hunne +wapenen onvermoeid tegen de magie en hare voorvechters, waarbij zij zich +o.m. niet ontzien hebben, een man als Pythagoras voor een bedrieger uit +te maken<a name='FNanchor_15_15'></a><a href='#Footnote_15_15'><sup>[15]</sup></a>.</p> + +<p>De nuchtere, materialistische, van het ongewone afkeerige wijsgeeren +voerden ruim twee eeuwen lang den boventoon, voornamelijk in de kringen +der "intellectueelen." Het was een tijd van "verlichting."</p> + +<p>Bij zulk eene mentaliteit tiert van alle litteratuur-genres de comedie +het meest, die immers uitteraard vijandig staat tegenover het +wonderbaarlijke.</p> + +<p>Reeds Aristophanes (± 445 - ± 385), de beroemdste dichter der +oud-Attische comedie, had herhaaldelijk den draak gestoken met de +tooverkunst.</p> + +<p>In zijn "Wolken" (423) neemt een oude boer, die diep in de schuld zit, +zijn toevlucht tot Socrates en vraagt hem, hoe hij zich aan de +uitbetaling van de renten zou kunnen onttrekken. Na lang praten raadt +Socrates den boer aan, zich in te hullen en zelf iets uit te denken. De +boer jammert, maar gehoorzaamt en roept v. 746 in eens uit:</p> + +<div class='blkquot'><p>"O beste Socrates! + +<p> Socrates. Wat is er, vadertje?</p> + +<p> <a name='Page_28'></a>Boer. Ik heb iets bedacht om van mijne rente af te komen.</p> + +<p> Socrates. Laat eens hooren.</p> + +<p> Boer. Zeg mij eens—</p> + +<p> Socrates. Wat?</p> + +<p> Boer. Als ik eene Thessaalsche toovenares geld gaf, en de maan 's + nachts omlaag haalde en ze vervolgens als een spiegel, opborg in + eene ronde doos en goed bewaarde—</p> + +<p> Socrates. Wat zou je dat helpen?</p> + +<p> Boer. Wat? Als de maan nooit weer opkwam, zou ik geen rente + behoeven te betalen.</p> + +<p> Socrates. Hoe zoo?</p> + +<p> Boer. Omdat de rente per maand wordt uitbetaald. </p></div> + +<p>Een Grieksche maand liep nl. van de eene opkomende maan tot de volgende.</p> + +<p>En in zijn laatste stuk, Plutus (388) bespot Aristophanes (v. 649-747) +de wonderdadige genezing van den blinden Plutus (god van den rijkdom) op +eene manier, die de ergste straatjongen hem niet had kunnen verbeteren.</p> + +<p>In de latere comedieschrijvers wordt al spoedig de geest van Epicurus +vaardig; ook Menander (± 343/2-± 291/0) de bekendste van allen maakt +hierop geen uitzondering. Dit blijkt reeds uit de titels van sommige +stukken als de "Demonenvreezer" en de "Thessaalsche", die blijkbaar tot +hoofddoel hadden, het wonderbaarlijke en magische te bespotten.</p> + +<p><a name='Page_29'></a>Met dat al was de magie in die tijden voor de letterkundigen niet +slechts een voorwerp van spot. Ook hare poëtische zijde oefende eene +machtige bekoring uit en de grootste dichters hebben er partij van weten +te trekken.</p> + +<p>Euripides (±481-± 406), de fijngevoeligste en wetenschappelijkste der +Grieksche tragici, koos tot onderwerp van zijn beroemdste drama de +tooveres Medea (431).</p> + +<p>Medea, evenals Circe eene figuur uit de mythologie, was de dochter van +Aëtes, heerscher van het wonderland Colchis, aan de kust der Zwarte Zee +en ten Zuiden van den Caucasus gelegen. Jason uit Thessalië kwam tot +Aëtes om het gouden vlies op te eischen, maar de koning verklaarde dit +slechts aan dengene te zullen uitleveren, die een allergevaarlijksten +kampstrijd met goed gevolg zou hebben daarstaan. Medea vatte liefde voor +Jason op en stelde hem door toovermiddelen in staat de bovenmenschelijke +taak te volbrengen; toen Aëtes des ondanks met de uitlevering van het +gouden vlies talmde, hielp zij Jason dit heimelijk te ontvoeren en +vluchtte zij met hem naar Griekenland, waar zij tal van jaren samen een +gelukkig leven leidden.</p> + +<p>In zijn treurspel schetst Euripides hoe Jason Medea, aan wie hij zooveel +te danken had, verstoot om met de dochter van een koning in 't huwelijk +te treden. Medea, vastbesloten zich te wreken, veinst in haar lot te +berusten en zendt zelfs de bruid <a name='Page_30'></a>kostbare kleeren en een gouden krans +ten geschenke. De uitwerking dier geschenken wordt in het navolgende tot +Medea gerichtte bodeverhaal (v. 1159-1221) aanschouwelijk beschreven:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Zij [de koningsdochter] nam de bonte gewaden en deed ze zich om, + zette den gouden krans op hare lokken, schikte het haar voor den + glimmenden spiegel op en lachte haar zielloos evenbeeld toe. + Vervolgens stond ze van haar zetel op, ging door 't vertrek heen, + bevallig stappende met blanken voet, en, boven mate verblijd met de + geschenken, draaide ze vaak het hoofd om, en keek naar haar + opgeheven hiel. Wat er echter op volgde, was een verschrikkelijk + tooneel om te zien. Ze verandert van kleur, gaat + schuinschachteruit, bevende aan hare leden en ter nauwernood + voorkwam zij een val door in den stoel neer te zinken. En eene oude + dienares, in den waan, dat de toorn van Pan of van een ander god op + haar neerkwam [en haar tot waanzin bracht] gilde een gebed uit, + totdat ze zag hoe wit schuim uit den mond vloeide, hoe ze de + oogpupillen verdraaide, en geen bloed meer in 't vleesch was; toen + ging ze van 't gegil tot eene luide weeklacht over. Terstond rende + de eene slavin naar 't huis van haar vader, de andere naar den + bruidegom om te berichten, wat de bruid overkwam. Het geheele huis + dreunde van al het geloop. En reeds zou een hardlooper in stagen + draf het einddoel van een renbaan hebben bereikt, toen de + rampzalige <a name='Page_31'></a>met een naar gesteun uit hare sprakeloosheid ontwaakte + en het oog weer opensloeg. Een dubbel onheil bestookte haar; de + gouden wrong om 't hoofd zond een wonderbaarlijken stroom uit van + alverslindend vuur en de fijne kleeren, uw geschenk, verteerden het + blanke vleesch der ongelukkige. In brand geraakt, vliegt ze op van + haar stoel, schudt het haar en het hoofd nu herdan derwaarts heen + en wil den krans afwerpen. Maar de gouden band bleef vastzitten en + wanneer zij 't haar schudde, ontvlamde het vuur dubbel zoo erg. Zij + valt op den grond, door 't onheil overweldigd, en behalve voor haar + vader moeilijk te herkennen. De stand van hare oogen, de edele vorm + van het gelaat waren verdwenen, bloed, met vuur vermengd, druppelde + neer uit haren kruin en het vleesch viel, door den onzichtbaren + beet van het vergif, van hare beenderen af, zooals hars uit een + pijnboom druppelt—een ontzettend schouwspel. Schrik belette allen, + het lijk aan te raken; haar afgrijselijk lot was voor ons eene + waarschuwing. Maar de rampzalige vader, in zijne onwetendheid van + 't onheil, komt plotseling binnen, werpt zich op 't lijk, weeklaagt + luid, slaat de armen om haar heen, kust haar en spreekt haar toe: + "O arm kind, welke demon heeft U zoo schandelijk doen omkomen? Wie + maakt den grijsaard, van U beroofd, een graf gelijk? Wee mij, mocht + ik maar met U sterven kind!" Toen hij echter met treuren en + weeklagen ophield <a name='Page_32'></a>en zijn oud lichaam weer wilde opheffen, kleefde + hij vast aan die fijne kleeren als de klimop aan een laurierspruit, + en 't werd eene verschrikkelijke worsteling: hij toch wilde zijne + knie opheffen, maar zij hield hem vast, en als hij zich met geweld + wilde losrukken, scheurde hij het grijze vleesch van zijne + beenderen af. Ten slotte bezweek hij en gaf den geest. Het onheil + was hem te machtig. Daar liggen ze nu dood naast elkaar de dochter + en de grijze vader, een ramp, die tot tranen roert." </p></div> + +<p>Theocritus, de grootste bucolische, d.w.z. landelijke dichter (eerste +helft der derde eeuw) beschrijft in zijne tweede ecloga "De +toovenaressen", hoe een verlaten meisje haar geliefde door magie weer +tot zich tracht te trekken. Zij bezigt tot dat doel allerlei +toovergerei, voornamelijk echter den draaihals, reeds in ons eerste +hoofdstuk vermeld. Vandaar het refrein in het gedicht, dat wij hier +gedeeltelijk laten volgen:</p> + +<div class='blkquot'><p>"<i>De toovenaressen</i>. + +<p> Waar zijn me de laurieren? Thestylis, breng ze! Waar de + tooverkruiden? Omkrans de schaal met de roode wol van een schaap, + opdat ik den tegenover mij hardvochtigen man, dien ik toch zoo lief + heb, moge boeien, die sinds twaalf dagen, o, die ellendeling! nog + maar niet komt, en niet weet of ik gestorven ben of nog in leven en + niet aan mijne deur heeft geklopt, die wreedaard! Heeft Eros, heeft + Aphrodite zijn wuft gemoed elders heen gevoerd? Ik ga naar de + worstelschool van <a name='Page_33'></a>Timagetos, morgen, om hem te zien, en zal hem + verwijten dat hij zoo met mij omspringt. Nu echter zal ik hem door + de kracht van het offer boeien. Maar gij, o Maangodin, blink + schoon! Want U zing ik toe, o kalme godin, en U, onderaardsche + Hecate, waarvoor ook de honden sidderen, als gij schrijdt door de + graven om het donkere bloed te slurpen. Wees gegroet, o Hecate, + schrikwekkende en sta mij bij, tot het einde toe, bewerk dat deze + kruiden niet zwakker mogen zijn dan die van Circe noch die van + Medea noch die van de blonde Perimede<a name='FNanchor_16_16'></a><a href='#Footnote_16_16'><sup>[16]</sup></a>.</p> + +<p> Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe!</p> + +<p> Eerst moet het offermeel in 't vuur rooken. Maar strooi het er toch + in, Thestylis! Ongeluk, waar zijn je hersens gebleven? Of steekt + gij, vuilpoes, ook al den draak met mij? Strooi en zeg te gelijk + dit: "Ik strooi de beenderen van Delphis."</p> + +<p> Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe!</p> + +<p> Delphis martelde mij. Maar ik brand tegen Delphis den laurier, en + evenals deze, door het vuur gegrepen, luid kraakt en plotseling is + ontvlamd en wij zelfs geen asch van haar zien, zoo moge ook het + vleesch van Delphis in de vlam worden verteerd.</p> + +<p> Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe!</p> + +<p> Evenals ik dit was[sen beeld?] met de hulp der godin laat + versmelten, zoo moge Delphis uit Myndos terstond door liefde + versmelten. En evenals die <a name='Page_34'></a>bronzen toovertol door de kracht van + Aphrodite wordt rondgedreven, zoo moge hij ronddraaien rondom mijn + huis!</p> + +<p> Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe!</p> + +<p> Nu offer ik de klei. Gij, Artemis, zoudt zelfs het gevoellooze + staal kunnen ontroeren en wat er verder onwrikbaar is—Thestylis, + de honden huilen door de stad heen; de godin is op de driesprongen; + sla gauw op het bronzen bekken!</p> + +<p> Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe!</p> + +<p> Zie daar! de zee zwijgt, de winden zwijgen, de smart echter in mijn + borst zwijgt niet, maar ik verteer geheel van liefde voor hem, die + mij, rampzalige, in plaats van zijne gade tot eene slechte deerne + heeft gemaakt.</p> + +<p> Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe!</p> + +<hr style='width: 45%;' /> + +<p> Deze franje van zijn mantel verloor Delphis, die ik nu uiteen pluk + en in het woeste vuur werp. O martelende liefde! hoe hebt gij als + een bloedzuiger aan mij hangende al het donkere bloed uit het + lichaam gedronken!</p> + +<p> Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe!</p> + +<p> Eene waterhagedis stamp ik fijn en breng U morgen een boozen drank. + Thestylis, neem die tooverkruiden en besmeer daarmee van boven zijn + deurpost zoolang het nog tijd is, en zeg, er op spuwende: "Ik + vermorzel de beenderen van Delphis!"</p> + +<p> Draaihals, lok gij dien man naar mijn huis toe!" </p></div> + +<p><a name='Page_35'></a>Deze booze tooverij, het "envoûtement", dat bij vrijwel alle volkeren +voorkomt, berust in de eerste plaats op het geloof, dat de mensch +doortrokken is met eene soort zelfstandigheid, die ook op de voorwerpen +overgaat, waarmede hij in aanraking komt. Door op die voorwerpen, zooals +in het vermelde geval op een stuk van een kleed in te werken, meent men +den persoon zelf te treffen, die verondersteld wordt er altijd in +psychisch contact mede te blijven. Onwillekeurig denken wij hierbij aan +het veelbesprokene "magnetische fluïde" en enkele onderzoekers hebben +dan ook in die richting proeven genomen, uit welke zou zijn gebleken, +dat het gebruik in quaestie, schijnbaar alleronzinnigst, toch nog op +eenigen rationeelen grondslag zou berusten. Zeker is het, dat bij +primitieve volkeren de suggestie zulk eene onweerstaanbare uitwerking +heeft, dat menigeen, zoodra hij gelooft betooverd te worden, door de +bloote angst ziek wordt en wegkwijnt. Maar het envoûtement veronderstelt +nog een ander geloof, n.l. dat symbolische handelingen reëele gevolgen +kunnen hebben, bijv. wanneer men, zonder iets te bezitten wat met het +slachtoffer in aanraking is geweest, eene figuur ervan in het zand +teekent en daarin met stokken prikt. Hierbij toch wordt blijkbaar +aangenomen, dat de mensch het vermogen bezit om door wilsconcentratie +een ander op afstand te deren, en tevens dat die wil door eene +symbolische handeling tot hoogere kracht wordt opgevoerd. <a name='Page_36'></a>De echte +telepathische experimenten in aanmerking genomen—niet de publieke +vertooningen tegen entree, die onlangs zoo grooten opgang hebben +gemaakt—zou iets dergelijks niet als onmogelijk te beschouwen zijn, +maar toch altijd wel tot de grootste uitzonderingen behooren.</p> + +<p>Apollonius uit Rhodus, een tijdgenoot van Theocritus, verhaalt in het +derde boek van zijn epos "Argonautica" op uitvoerige en dichterlijke +wijze, hoe de toovenares Medea (zie boven) liefde voor Jason opvat en +hem de middelen aan de hand doet zich onkwetsbaar te maken, ten einde de +hem wachtende kampstrijden met goed gevolg te kunnen doorstaan. De held +gaat heen, om hare aanwijzingen ten uitvoer te brengen (v. 1191—1224):</p> + +<div class='blkquot'><p>"De avondzon dook in de duistere aarde weg achter de verstafgelegen + bergkruinen der Aethiopiërs. De nacht legde hare paarden het juk + op; de helden maakten hunne legersteden gereed bij de kabeltouwen. + Maar zoodra de lichten van het schoonblinkende beergesternte + overhelden en de lucht van af den hoogen hemel volslagen kalm was + geworden, stapte Jason heimelijk als een dief naar de eenzaamheid, + met al zijne benoodigdheden, want hij had overdag voor alles + afzonderlijk gezorgd; een ooi en melk uit de wei kwam zijn makker + Argos brengen; het overige nam hij uit het schip zelf. Maar toen + hij een plek zag, die <a name='Page_37'></a>bezijden het pad der menschen lag, kalm te + midden van zuivere beemden, baadde hij allereerst, overeenkomstig + den ritus, zijne slanke gestalte in de goddelijke rivier, en + omkleedde zich met den donkeren mantel, dien Hypsipyle uit Lemnos + hem vroeger geschonken had als eene herinnering aan hunne innige + liefde. Na vervolgens een kuil van eene el breedte in den grond te + hebben gegraven, hoopte hij gekloofd hout op, sneed een lam de keel + af en strekte het naar behooren over den kuil heen uit; hij stak de + blokken van onder in brand en goot gemengde plengoffers uit, + Hecate-Brimo [de geweldige] aanroepende als helpster bij de + kampstrijden. En na die aanroeping ging hij weer terug; de geduchte + godin echter, haar vernemende uit de diepste holen, begaf zich naar + het offer van Jason toe; haar omkransden schrikwekkende slangen te + midden van eikenloof; ontzaglijk straalde het licht der fakkels; + onderaardsche honden deden om haar heen een scherp geblaf hooren. + Alle weilanden langs het pad sidderden; de moerasbewonende nimfen, + die rondom de beemden van den Phasisstroom zwieren, gilden het uit. + Jason beving wel de vrees, maar desondanks zag hij niet om en zijn + voeten droegen hem verder, totdat hij zich onder zijne makkers had + gemengd; reeds wierp de in de vroegte geboren Dageraad verrijzende + zijn licht over den besneeuwden Caucasus." </p></div> + +<p>Het reinigingsbad heeft hier kennelijk bovenal <a name='Page_38'></a>de bedoeling, de booze +demonen af te weren, die licht op den tooverende een schadelijken +invloed vermochten uit te oefenen.</p> + +<p>Ook elders is dit heldendicht, dat inzonderheid bij de Romeinen in groot +aanzien stond en sterk werd nagevolgd, rijk aan verhalen over magie.</p> + +<p>Dat men ook in die tijden van spot en scepticisme zich, hetzij voor +goede, hetzij voor booze doeleinden van tooverij bediende, blijkt uit +tal van gegevens.</p> + +<p>In eene redevoering (na 327) die op naam van Demosthenes gaat en in elk +geval tot de meest boeiende lectuur uit de oudheid behoort, t.w. eene +aanklacht tegen den "chanteur" Aristogiton, vinden wij vermeld dat de +Atheners de "giftmengster" Theoris, "de Lemnische" met haar geheele +geslacht ter dood lieten brengen en wordt de broeder van Aristogiton +ervan beschuldigd, door middel van eene slavin der tooveres hare kruiden +en bezweringen te hebben overgenomen ten einde, naar zijn zeggen, +daardoor o.m. lijders van de vallende ziekte te genezen. (I. Rede tegen +Arist. c. 79 vlg.).</p> + +<p>Aan koning Pyrrhus (gest. 272), den bekenden tegenstander der Romeinen, +werd eene wonderbare geneeskracht toegeschreven:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Men geloofde dat hij aan miltzieken genezing bracht door een + witten haan te offeren en hun, terwijl zij achteroverlagen, met den + rechter voet de milt zachtjes aan te raken. Niemand was zoo <a name='Page_39'></a>arm of + onaanzienlijk, dat hem niet op verzoek die behandeling werd + toegestaan. Pyrrhus kreeg dan ook den haan, wanneer hij hem + geofferd had, en op dit eergeschenk was hij bijzonder gesteld. Men + zegt ook, dat de groote teen van dien [rechter] voet eene + goddelijke kracht had, zoodat hij na zijn dood, terwijl het overige + lichaam verbrand was, ongedeerd en door het vuur onaangeraakt werd + gevonden"<a name='FNanchor_17_17'></a><a href='#Footnote_17_17'><sup>[17]</sup></a>. </p></div> + +<p>De volkenkunde levert hiertoe tal van paralleles.</p> + +<p>Bij de primitieve volkeren heerscht algemeen de overtuiging, dat hunne +hoofden eene bijzondere kracht of zelfstandigheid bezitten, die men +tegenwoordig gewoonlijk met een Polynesisch-Melanesisch woord "mana" +noemt, door welke zij o.m. ook zieken vermogen te genezen. Van de +hoofden op de Tonga eilanden (in de Stille Zuidzee) geloofde men, dat de +aanraking van hun voet aan kliergezwellen en leververharding een einde +maakte. Bij de Walos (aan den Senegal) brachten moeders hunne zieke +kinderen naar de koningin, die ze plechtig met den voet op den rug, de +maag, het hoofd en de beenen aanraakte. Hetzelfde geloof heerschte in +Europa. Toen Waldemar I van Denemarken (1157-1182) door Duitschland +reisde, brachten moeders hunne kinderen tot hem met het verzoek, zijne +handen op ze te leggen, in <a name='Page_40'></a>de overtuiging, dat ze dan beter zouden +groeien. Van de Engelsche koningen verwachtte men wonderdadige hulp +tegen klierziekten. Koningin Elizabeth (1558-1603) oefende herhaaldelijk +de gift der genezing uit. Karel I zou in 1633 op één dag honderd, zijn +zoon Karel II in den loop van zijne regeering (1660-1685) ten naastenbij +honderdduizend klierlijders hebben aangeraakt. Ook Fransche koningen +traden als wonderdadige genezers op. Dat door de kracht der suggestie de +koninklijke aanraking vaak zal hebben geholpen is niet onwaarschijnlijk; +of echter ook nog het "magnetische fluïde" er wel eens bij in 't spel is +geweest, moeten wij vooralsnog in 't midden laten.</p> + +<p>Wij komen later nog op diergelijke wonderdadige genezingen terug.</p> + +<p>Wat de booze tooverij betreft, zijn ons ook uit dien tijd verscheidene +plaatjes, bijna allen uit lood, bewaard gebleven, waarop men +vervloekingen kraste. Een voorbeeld hiervan is het navolgende, uit +Attica, van omstreeks 300 v. Chr.</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik boei Theagenes de tong en de ziel en het pleidooi dat hij + voorbereidt; ik boei ook van Pyrrhius den kok de handen en voeten, + de tong en de ziel en het pleidooi dat hij voorbereidt; ik boei ook + de vrouw van Pyrrhius haar tong en haar ziel; ik boei ook Cercion + den kok en Docimus den kok de tong en de ziel en het pleidooi dat + zij voorbereiden; ik boei ook Cineas de tong en de ziel en het + pleidooi dat hij met Theagenes <a name='Page_41'></a>samen voorbereidt; ik boei ook + Pherecles de tong en de ziel en het getuigenis dat hij ten gunste + van Theagenes aflegt; ik boei ook Seuthes de tong en de ziel en het + pleidooi dat hij voorbereidt en de voeten en de handen en de oogen + en den mond; ik boei ook Lamprias de tong en de ziel en het + pleidooi dat hij voorbereidt, de handen, de voeten, de oogen en den + mond, al dezen boei ik, ik doe ze verdwijnen, ik stop ze onder den + grond, ik spijker ze vast; en als ze voor de rechtbank en bij den + scheidsrechter iets doen, mogen ze dan niet in aanmerking komen, + noch in woord, noch in daad"<a name='FNanchor_18_18'></a><a href='#Footnote_18_18'><sup>[18]</sup></a>. </p></div> + +<p>Hier tracht men dus zijne tegenpartij in rechten te schaden en hoopt dat +hetgeen met de plaat geschiedt, ook de personen zelf zal overkomen. De +symboliek hierbij verraadt een uiterst naïeven gedachtengang. Lood is +zwaar, dus moet het ook op een afstand een bezwarenden invloed +uitoefenen. De spijker houdt vast, dus moet hij ook op afstand iemand +vastleggen. Overigens verwijzen wij naar hetgeen reeds boven over het +envoûtement is gezegd.</p> + +<p>Meestal worden bij die vervloekingen ook de onderaardsche goden +aangeroepen, zooals bijv. op de navolgende plaat uit de vierde eeuw:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Hermes, gij vastlegger en Persephone, legt vast van Parthenius en<a name='Page_42'></a> + Apollonius, de zoons van Hagnotheus de tong en de ziel en de daden + en de voeten en de plannen.</p> + +<p> Hermes, gij vastlegger en Persephone, legt vast van Euxenus de ziel + en het lichaam en de voeten en de handen en de daden en de plannen + en de tong totdat hij naar de onderwereld is neergedaald"<a name='FNanchor_19_19'></a><a href='#Footnote_19_19'><sup>[19]</sup></a>. </p></div> + +<p>Ook bij de Romeinen werd de tooverij gedurende die tijden evenzeer in +practijk gebracht en ook bij hen ontbrak het niet aan vervolgingen van +staats- en rechtswege.</p> + +<p>In den loop van den tweeden Punischen oorlog waren de gemoederen door de +voortdurende wisselingen van den krijgskans ten zeerste geschokt. Men +nam de toevlucht tot allerlei uitheemsche plechtigheden; magiërs en +profeten verkregen grooten invloed op het volk. Toen (in 213) gelastte +de senaat, verontrust over de toenemende verwaarloozing van den +Romeinschen eeredienst, de geschriften over magische en soortgelijke +onderwerpen aan de overheid uit te leveren<a name='FNanchor_20_20'></a><a href='#Footnote_20_20'><sup>[20]</sup></a>.</p> + +<p>Ook kwam het wel eens voor, dat men een landman, wiens voorspoed te zeer +in 't oog liep, er van beschuldigde, tooverkunsten te hebben aangewend, +zooals blijkt uit navolgend feit, dat in het jaar 157 plaats vond.</p> + +<a name='Page_43'></a> +<div class='blkquot'><p>"Toen C. Furius Chresimus, een vrijgelatene, van een zeer kleinen + akker meer vruchten had geoogst, dan de naburen van de meest + uitgestrekte velden, ontstond er een groote afgunst tegen hem, en + beschuldigde men hem, dat hij andermans vruchten door booze + tooverij verlokte [d.w.z. naar zich toe lokte]. Om die reden door + een magistraat, Spurius Albinus, aangeklaagd, vreesde hij te worden + veroordeeld en bracht, toen de volksvergadering [waarbij hij in + beroep was gekomen] tot de stemming moest overgaan, al zijn + akkergereedschap naar het forum [de vergaderplaats] en haalde zijne + krachtige, welgevoede en goed gekleede slaven erbij, alsmede zijne + voortreffelijk gesmeede ijzeren werktuigen, zware houweelen, + geweldige ploeg en en doorvoedde runderen. Daarop zeide hij: "Dit + zijn mijne booze toovermiddelen, medeburgers! En al mijn zwoegen, + mijne nachtwaken en zweet kan ik U niet eens vertoonen noch naar + het forum brengen". Hij werd met algemeene stemmen + vrijgesproken<a name='FNanchor_21_21'></a><a href='#Footnote_21_21'><sup>[21]</sup></a>." </p></div> + +<p>Er is hier, zooals wij zien, sprake van het verlokken, d.w. z. naar zich +toe lokken, van andermans veldgewas; die term komt ook al voor in de wet +der twaalf tafelen, die wij aan het einde van ons eerste hoofdstuk +hebben vermeld. Hoe stelde men zich echter dat naar zich toe lokken +voor? Toch wel niet zoo, dat de rijpe korenaren van het eene <a name='Page_44'></a>veld naar +het andere overliepen, al wordt dan ook, zooals later blijken zal, iets +dergelijks door dichters gezegd. Om ons een juist denkbeeld te vormen +van hetgeen bedoeld wordt, moeten wij op het primitieve denken van +landbouwende volkeren nader ingaan.</p> + +<p>Zooals wij kunnen opmaken uit talrijke mythen en gebruiken, die zoowel +in Europa als elders voorkomen, geloofde men van oudsher dat ook de +planten en de oogst bezield waren. De "korenziel" is ook nog ten onzent +bekend, zij het dan ook slechts als een onbegrepen overleefsel +(survival). Deze ziel wordt veronderstelt in de laatste schoof te +huizen, van daar dan ook dat bij een oogst allerlei gebruiken er mede +zijn verbonden. Zeer vaak wordt van de laatste schoof eene pop gemaakt, +de "graanmoeder", soms met vrouwenkleeren opgetuigd. Teneinde het +volgende jaar een goeden oogst te hebben wordt de pop veelal met water +besprenkeld, om door deze symbolieke handeling—men spreekt ook van +"sympathetische magie"—een vruchtbaarmakenden regen te bezweren. De +korenziel leeft naar men aanneemt het geheele jaar lang; door eenige +graankorrels uit de laatste schoof met het zaaigraan te vermengen, is +men zeker van de aanwezigheid der korenziel in den oogst van het +volgende jaar. In onze Oost spreekt men van eene "rijstmoeder" als +draagster van eene bezielende zelfstandigheid. De rijstmoeder, d.w.z. +enkele halmen van weelderigen en eigenaardigen <a name='Page_45'></a>groei, bijv. van zeven +geledingen, wordt met de noodige zorg naar huis gebracht en meestal op +eene afzonderlijke plek in de schuur gezet. Zoolang men de rijstmoeder +heeft, is men verzekerd van den overigen oogst.</p> + +<p>Nemen wij dit alles in overweging, dan ligt het voor de hand, dat men +volgens het aloude geloof door bezweringen en tooverijen niet alleen aan +het veldgewas van een ander rechtstreeks schade kon toebrengen, maar ook +diens korenziel naar zich toe kon lokken en zoodoende zich den oogst van +zijn buurman toeëigenen. Dat de dichters, die evenmin als anderen, den +oorsprong van het geloof in kwestie kenden, het verlokken van den oogst +letterlijk opvatten om hetzij hunne fantasie, hetzij hunne ironie bot te +vieren, kan geen verwondering wekken.</p> + +<p>Er werden echter aan de magie ook gunstige werkingen toegeschreven. Zoo +geloofde men o.a. dat hagelslag door tooverspreuken kon worden afgeweerd +en dat bezweringen de kracht hadden wonden te heelen. De oude Cato +(gest. 149), de conservatieve practicus bij uitnemendheid, geeft in zijn +werk over den akker bouw (c. 160) den volgenden, overigens niet zeer +duidelijken raad:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Indien iets ontwricht is, zal het door deze bezwering genezen. + Neem een groen riet, vier of vijf voet lang, splijt het midden door + en laten twee mannen het tegen uwe heupen aanhouden. Begin met te + bezweren. Motas, vaeta, daries, dardares, <a name='Page_46'></a>astataries, + dissunapiter, totdat ze [de stukken riet] samenkomen, en zwaai er + [het] ijzer over heen. Wanneer ze op deze wijze zijn samengekomen + en het eene stuk het andere heeft aangeraakt, grijp dan dat met de + hand en snijd het rechts en links af. Bind het vast aan de plek + waar de ontwrichting of de breuk is, en deze zal genezen." </p></div> + +<p>Blijkbaar is ook hier magische symboliek in 't spel; evenals de stukken +riet worden samengevoegd, zullen, naar men gelooft, ook de beenderen +weer samengroeien.</p> + +<p>Het zwaaien van ijzer (blijkbaar het mes) was kennelijk tegen de booze +geesten gericht, die, naar men meende, er voor bevreesd waren. Hierover +later meer.</p> + +<p>De tooverwoorden zelve, van wier uitwerking men ongetwijfeld het meeste +verwachtte, zijn onverstaanbaar. Zijn het woorden uit eene oude, +vergetene taal en dus een overleefsel? Het oeroude heeft van zelf al +iets magisch. Of uit eene vreemde taal? Ook wat uit den vreemde komt, +geldt vaak voor tooverkrachtig. Of zijn het willekeurige +klankverbindingen? Ook dit is dikwijls in de magie het geval, vgl. +slechts het ook ten onzent gebruikelijke hocuspocus en abracadabra. Wij +komen op dit onderwerp later uitvoerig terug.</p> + +<p>Het geloof aan de kracht van het "belezen" heeft zich in landelijke +streken met groote taaiheid weten te handhaven. In West-Vlaanderen +bestond nog niet lang geleden het gebruik, om, <a name='Page_47'></a>tot genezing van een +verstuikten paardepoot, driemaal het kruisteeken er over heen te maken +en daarbij de eerste keer aulé, de tweede keer aulelé en de derde keer +super aulé te zeggen. En ten onzent wordt bij gevallen van ontwrichting +en dgl. nog wel eens het volgende rijm uitgesproken:</p> + +<span style='margin-left: 2em;'>"Dit arm of poot</span><br /> +<span style='margin-left: 2em;'>Is verrukt of verstoot,</span><br /> +<span style='margin-left: 2em;'>'t Zal niet verrotten of verzweren</span><br /> +<span style='margin-left: 2em;'>In den naam des Heeren ...</span><br /> +<br /> +<hr style='width: 45%;' /> +<h4>Litteratuur.</h4> + +<p><u>Th. Gomperz</u>, Griechische Denker III (1909).</p> + +<p><u>S. Seligmann</u>, Der böse Blick u. Verwandtes(1910).</p> + +<p><u>R. Wünsch</u>, Die Zauberinnen des Theokrit, in Hessische Blatter f. +Volkskunde, VIII (1909).</p> + +<p><u>Frazer</u>, The magic art, Vol I (1913).</p> + +<p><u>A. de Rochas</u>, L'extériorisation de la sensibilité, 5e uitg. +(1899).</p> + +<p><u>O. Berthold</u>, Die Unverwundbarkeit in Sage u. Aberglauben d. +Griechen, in Religionsgeschtliche. Vers. u. Vorarb. hrg. v. Wünsch u. +Deubner, XI Bd., 1 Hft. (1911).</p> + +<p><u>R. Wünsch</u>, Antike Fluchtafeln, in KI. Texte f. Vorles. u. Üb., +hrg. v. H. Lietzmann, No. 20, 2e uitg. (1912).</p> + +<p><u>E.N. Fallaize</u>, s.v. Harvest, in Encyd, rel. eth. VI(1913).</p> + +<p><u>Frazer</u>, Spirits of the corn a. of the wild (1914).</p> + +<p><u>A. Kruyt</u>, Animisme i.d. Ind, archipel (1906).</p> + +<p><u>Frazer</u>, Balder the beautiful II (1914).</p> + +<p><u>A. de Cock</u>, Volksgebr. e. Volksgel, m. betr. t. Huisdieren, in +Volkskunde, Tijdschr. v. Nederl. folklore, VII (1894).</p> + + +<br /> + + +<hr style='width: 65%;' /> +<br /> +<a name='HOOFDSTUK_III'></a><h3><a name='Page_48'></a>HOOFDSTUK III.</h3> + +<h2>Kentering.</h2> +<br /> + +<p>De eerste eeuw vóór onze jaartelling kenmerkt zich o.m. door een steeds +toenemend verzet tegen materialisme en scepticisme. De ingewikkelde +atoomleer zoowel als de onvruchtbare twijfelingen lieten de dieper +denkenden op den duur onbevredigd. Het Pythagoreïsme en het Platonisme +herleefden. Het onzienlijke en buitengewone trok weer in verhoogde mate +de aandacht. Posidonius (± 135—± 51), een der invloedrijkste denkers, +de Leibniz der oudheid, evenzeer uitmuntende in de wiskundige +wetenschappen als in de geschiedenis, hecht aan droomen en gelooft aan +demonen.</p> + +<p>De veranderde zienswijze der Grieksche denkers deed zich ook bij de +Romeinen sterk gelden. Terentius Varro (116—27) "Rome's grootste +geleerde", en geenszins blind voor de bedriegerijen op het gebied der +tooverij, vermeldt als een feit, dat, toen de bewoners van Tralles (in +Klein-Azië) door middel van magie den afloop van den oorlog met <a name='Page_49'></a>koning +Mithradates (tusschen 88 en 63 v. Chr.) van Pontus (aan de Zuid-Oostkust +van de Zwarte Zee) trachtten te weten te komen, de daartoe gebezigde +knaap in water het beeld van den god Mercurius (Hermes) aanschouwde en +de toekomst in 160 versregels voorspelde<a name='FNanchor_22_22'></a><a href='#Footnote_22_22'><sup>[22]</sup></a>. De Pythagoreeër Nigidius +Figulus, een tijdgenoot van Varro en in kennis ter nauwernood bij hem +achterstaande, bracht, door zekeren Fabius om inlichtingen gevraagd +aangaande 500 denaren (zilverstukken) die hij verloren had, eveneens +knapen door bezweringen in extase, waarin zij aanwezen, waar de buidel +met een gedeelte der muntstukken begraven en hoe de rest verdeeld was, +ook dat Cato (de jongere) een dier denaren had, en inderdaad erkende +deze het muntstuk van een zijner slaven voor een offer aan Apollo te +hebben ontvangen<a name='FNanchor_23_23'></a><a href='#Footnote_23_23'><sup>[23]</sup></a>. Van Vatinius, eveneens een Pythagoreeër, verzekert +Cicero in de tegen hem gerichte redevoering (VI, 14, uit het jaar 56) +dat hij de zielen uit de onderwereld opriep en de schimmen door het +offeren van knapen gunstig stemde. Aangezien Cicero twee jaren later +Vatinius heeft verdedigd, zal de laatstgenoemde gruwel wel niet als een +bewezen feit zijn te beschouwen.</p> + +<p>In de Romeinsche litteratuur dier tijden speelt de magie, inzonderheid +voor erotische doeleinden, <a name='Page_50'></a>eene groote rol. Wij willen hiervan het o.i. +meest belangrijke aanhalen.</p> + +<p>De beroemdste Romeinsche dichter, de ernstige, verhevene en toch +populaire Vergilius (70—19) volgt in zijn achtste herdersdicht (v +64—109) de idylle van Theocritus na, door ons in hoofdstuk II +aangehaald. Ook hier weer is het eene verlatene minnares, die met +medehulp van eene slavin, liefdestooverij verricht:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Breng water en omwind dit altaar met een zachten band. Brand + saprijke tooverkruiden en uitnemenden wierook, opdat ik beproeve + mijn koelen echtgenoot door een magisch offer in hartstocht te doen + ontvlammen; hier ontbreken slechts tooverzangen.</p> + +<p> Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis!</p> + +<p> Tooverzangen kunnen zelfs de maan van den hemel omlaag trekken; + door tooverzangen heeft Circe de makkers van Odysseus veranderd; de + kille slang in de wei barst door tooverzangen.</p> + +<p> Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis!</p> + +<p> Eerst bind ik deze drie draden van drie verschillende kleuren om uw + beeld en voer dit driemaal rondom dit altaar; 't oneven getal + behaagt aan de goden.</p> + +<p> Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis!</p> + +<p> Amaryllis, leg drie knoopen in de drie kleuren, <a name='Page_51'></a>Amaryllis leg de + knoopen en zeg: "Ik knoop de boeien van Venus!"</p> + +<p> Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis!</p> + +<p> Evenals deze klei hard wordt en dit was smelt door één en hetzelfde + vuur, aldus moge Daphnis voor anderen gevoelloos worden, maar voor + mij in liefde opgaan! Strooi gezouten meel en ontsteek de brosse + laurier met aardpek! De gevloekte Daphnis brandt mij en ik brand + dezen laurier op zijn beeld.</p> + +<p> Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis!</p> + +<p> Zulk eene liefde als die eene vaars overmeestert, wanneer zij, door + wouden en diepe bosschen heen, een stier zoekende, vermoeid en + verloren naast eene waterbeek in het groene moerasriet neerzinkt en + vergeet dat de late nacht haar terugroept: zulk eene liefde + overmeestere Daphnis—en moge het niet bij mij opkomen hem te + genezen!</p> + +<p> Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis!</p> + +<p> Deze kleeren liet de trouwelooze mij eens als dierbaar onderpand + van hem achter, die ik nu onder den drempel zelf aan U, o aarde + toevertrouw: dit onderpand staat mij borg voor Daphnis.</p> + +<p> Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis!</p> + +<p> Deze giftige tooverkruiden, uit Pontus bijeengegaard, <a name='Page_52'></a>gaf Moeris + zelf mij; Pontus is er rijk aan. Dikwijls zag ik Moeris door die + kruiden een wolf worden en zich in de bosschen verbergen, dikwijls + zielen uit de diepste graven opwekken en het veldgewas elders + heenvoeren.</p> + +<p> Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis!</p> + +<p> Breng asch, Amaryllis, naar buiten en werp ze over uw hoofd heen in + de stroomende beek, maar zie niet om. Hiermede wil ik Daphnis + aanvallen; hij geeft niets om goden noch om tooverzangen.</p> + +<p> Trekt, o mijn zangen, Daphnis van de stad weg naar mijn huis!</p> + +<p> Zie! de asch heeft, terwijl ik draal met haar weg te dragen, van + zelf het altaar met trillende vlammen aangetast; het zij een goed + voorteeken! Er is zeker iets aan de hand; Hylax blaft op den + drempel. Moet ik het gelooven, of droomen zij, die minnen, wakende?</p> + +<p> Houdt op, mijn zangen, houdt op! Daar komt Daphnis al van de stad". </p></div> + +<p>Hierbij enkele opmerkingen.</p> + +<p>De symbolieke beteekenis van knoopen in de magie is gemakkelijk te +vatten. Door het leggen van een knoop wil men boeien, wil men zekere +handelingen van personen of uitwerkingen van voorwerpen verhinderen. +Knoopen zijn dan ook vooral in de liefdestooverij gebruikelijk. Bij de +Arabieren legt een meisje, om een man tot zich <a name='Page_53'></a>te trekken, knoopen in +diens zweep. Volgens het oude volksgeloof kon eene heks door tooverij +met knoopen een verderfelijken invloed op het huwelijksleven uitoefenen. +Maar de macht van den knoop strekt zich nog veel verder uit. De Finsche +toovenaars, heette het, vermochten door het leggen van knoopen den wind +zelf vast te leggen. En onwillekeurig denken wij hierbij ook aan den +Gordiaanschen knoop. Gordius toch, een der oudste koningen van Phrygië +(in Klein-Azië) had, naar de overlevering luidt, een wagen aan Zeus, den +hoogsten god, gewijd en aan dien wagen het juk met de dissel door een +knoop verbonden, die niet gemakkelijk was los te maken. Een orakel +verkondigde, dat diegene koning over Azië zou zijn, welke dien knoop +vermocht te ontwarren. Alexander de Groote vervulde die godspraak door +den knoop met het zwaard door te hakken<a name='FNanchor_24_24'></a><a href='#Footnote_24_24'><sup>[24]</sup></a>. Dat het getal drie en +andere oneven getallen, eene groote rol in de magie spelen, is eveneens +een feit. De toovergodin Hecate werd vaak met drie aangezichten +afgebeeld. Herhaaldelijk wordt den toovenaar eene sexueele onthouding +van drie dagen voorgeschreven. Mephisto moet drie keer door Faust worden +uitgenoodigd, alvorens hij diens vertrek mag binnentreden. Voor eene +zekere oproeping van den god Apollo was een lauriertak <a name='Page_54'></a>met zeven bladen +vereischt<a name='FNanchor_25_25'></a><a href='#Footnote_25_25'><sup>[25]</sup></a>. De toovenaars op het schiereiland Malakka gebruiken +zijden draden van zeven kleuren. In de Joodsche toovervoorschriften +wordt ronduit verklaard, dat de even getallen beneden tien bepaald +ongunstig zijn.</p> + +<p>Het geloof, dat een mensch de gedaante van een wolf of ook wel van een +ander dier kan aannemen, is bij zeer vele volkeren heerschende. In de +zestiende en zeventiende eeuw beschouwde men den weerwolf als een +dienaar des duivels en menigeen werd zoodoende het slachtoffer van den +brandstapel. Dat de wolf in oude tijden aan primitieve volkeren een +demonisch wezen toescheen en in verband werd gebracht met tooverij is +geen wonder; voorts hebben ook krankzinnigheid en hallucinaties bij het +geloof aan den weerwolf eene groote rol gespeeld.</p> + +<p>Van tegenovergestelde strekking als de bezwering in het bovenvermelde +herdersdicht is eene episode uit het vierde boek van de Aeneïde, het +onafgewerkt tot ons gekomen heldendicht van Vergilius. De dichter laat +aldaar (v. 478—498) Dido, de koningin van Carthago, gemarteld door eene +noodlottige liefde voor Aeneas, die haar op goddelijk bevel verlaten +moet, aldus tot hare zuster spreken:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik heb een middel gevonden—wensch er mij geluk mee—dat mij hem<a name='Page_55'></a> + [Aeneas] zal teruggeven of mij van mijne liefde zal bevrijden. Aan + den rand van den Oceaan, waar de zon ondergaat, houdt het gebied + der Aethiopiërs op, waar het hemelgewelf met zijne fonkelende + sterren op de schouders van den ontzaglijken Atlas zich wentelt. + Vandaar is eene priesteres van 't Massylische volk mij gewezen, die + den tempel der Hesperiden en den boom met de gouden appelen + bewaakte, die den draak aldaar voedde door hem vochtige + honig[koeken] toe te dienen, bestrooid met slaapwekkenden papaver. + Deze belooft door tooverzangen de harten van wie zij wil, van + liefde te bevrijden, maar bij anderen eene felle hartstocht op te + wekken, het water in de stroomen tot staan te brengen en de sterren + te doen terugkeeren op hare baan. Zij roept de nachtelijke schimmen + op. Gij zult den grond onder hare voeten hooren grommen en de + esschen van het gebergte zien neerdalen. Ik roep de goden en U, + geliefde zuster, tot getuigen, dat ik tegen wil en dank het wapen + der magische kunst te baat neem. Richt gij in het geheim een + brandstapel op 't binnenplein hemelhoog op en leg het zwaard van + den man, dat hij, de booswicht, in mijn vertrek vastgehecht + achterliet, en al zijne kleeren en het bruidsbed, mijn verderf, er + boven op. De priesteres gebiedt mij, al wat mij aan dien + verfoeilijken man herinnert, te vernietigen." </p></div> + +<p>Ook hier weer eene symbolische handeling, <a name='Page_56'></a>waaraan eene reëele +uitwerking wordt toegeschreven. Het vernietigen van voorwerpen die op +eene ongelukkige liefde betrekking hebben, moet ook aan die liefde zelf +voorgoed een einde maken.</p> + +<p>Aan den wensch van Dido wordt voldaan en het verhaal gaat (v. 504—519) +aldus door:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Maar nadat op het binnenplein van 't paleis een ontzaglijke + brandstapel uit blokken van pijnboom-en eikenhout hemelhoog was + opgericht, versiert de koningin de plaats met guirlanden uit + cyprèssentakken gevlochten en, met volkomen besef van wat zij gaat + doen, legt zij de kleeren, het achtergelatene zwaard en het beeld + van Aeneas op het rustbed [bovenop den brandstapel]. Er staan + altaren rondom en de priesteres, met loshangende haren, roept + driemaal het honderdtal goden, den Erebus, de Chaos, de driedubbele + Hecate, de drie aangezichten van de maagd Diana met bulderende stem + aan. Ook had zij vocht gesprenkeld, dat water uit het meir Avernus + moest verbeelden en kruiden bijeengegaard, afgesneden bij + maneschijn met bronzen sikkel, tierige kruiden vol van zwart + venijn.... Dido zelf stond naast het altaar, met het offermeel in + de reine handen, één voet ontbloot, in een los kleed en riep, den + dood voor oogen, de goden tot getuigen aan". </p></div> + +<p>Dido, die slechts voor den schijn die magische handelingen laat +verrichten, stort zich ten laatste in het zwaard van Aeneas en de +brandstapel wordt ontstoken.</p> + +<p><a name='Page_57'></a>Dat ook aan het getal honderd eene bijzondere uitwerking werd +toegeschreven, blijkt uit den grooten Parijschen tooverpapyrus v. 252, +waar sprake is van een magischen godennaam, die uit honderd letters +bestaat.</p> + +<p>Bij het meir Avernus, dat in Campanië te midden van huiveringwekkende +bosschen lag, was, naar men beweerde, een toegang tot de onderwereld; +vandaar dat dit meir bij de magie dikwijls ter sprake kwam, zooals wij +nog herhaaldelijk zullen zien.</p> + +<p>De symboliek van het loshangende haar, den ontblooten voet en het +ontgordelde kleed is vrij duidelijk. Al hetgeen boeit zou bij deze +plechtigheid hinderlijk zijn, waar het geldt den knellenden band der +liefde los te maken. Maar ook bij andere magische handelingen komen +dezelfde gebruiken voor, blijkbaar oorsponkelijk met de bedoeling om de +raadselachtige kracht, waarvan reeds in hoofdstuk II sprake is geweest, +ongestoorder te laten werken; later is dit alles een bloot overleefsel.</p> + +<p>Ook Medea laat, zooals wij straks zullen zien, bij bezweringen het haar +neerhangen. Van Apollonius van Tyana (in Klein-Azië) een der beroemdste +magiërs, wordt verzekerd, dat hij dit gebruik zijn leven lang in acht +nam<a name='FNanchor_26_26'></a><a href='#Footnote_26_26'><sup>[26]</sup></a>. Bij de Mohammedanen laat de geestenbezweerder het <a name='Page_58'></a>haar +loshangen en hetzelfde doen ook de tooverartsen in het Zuiden van +Vóór-Indië.</p> + +<p>Wat de ontblooting van één voet betreft, heeft men op eene Grieksche +vaas eene afbeelding gevonden van een man met zijn ontblooten +rechtervoet op de huid van een offerdier en met zijn geschoeiden +linkervoet op den grond<a name='FNanchor_27_27'></a><a href='#Footnote_27_27'><sup>[27]</sup></a>. De tweehonderd Plataeers, die in den +Peloponnesischen oorlog door de linies der hen belegerende Spartanen +heenbraken, hadden slechts hun linker voet geschoeid<a name='FNanchor_28_28'></a><a href='#Footnote_28_28'><sup>[28]</sup></a>. Blijkbaar was +het een aloud gebruik, eene soort wijding, door diegenen in acht +genomen, die een levensgevaarlijk waagstuk beproefden.</p> + +<p>Vastgeknoopte kleeren en gordels werden over 't algemeen bij +tooverhandelingen als hinderlijk beschouwd. Vandaar dat bijv. ook Medea, +zooals spoedig blijken zal, hare kleeren los draagt. Bij het exorcisme, +d.w.z. de uitbanning van booze demonen, mocht, volgens het Joodsche +gebruik, de patiënt slechts één gewaad, en wel zonder gordel, dragen. +Opmerkelijk is ook, dat te Rome de Flamen Dialis, een der hoogste +priesterlijke ambtenaren, geen knoop in zijn kleedij mocht dragen en dat +de Mohammedaansche bedevaartgangers bij hun tocht naar Mekka hetzelfde +gebruik in eere houden.</p> + +<p><a name='Page_59'></a>De Epicurist Horatius (65—8 v. Chr.), zanger van wijn, liefde en +vaderlandsche deugd, tracht op alle mogelijke manieren de magie hatelijk +en bespottelijk te maken. Herhaaldelijk richt hij aanvallen tegen eene +zekere Canidia, waarvan wij in 't midden willen laten of zij al dan niet +eene historische persoonlijkheid is geweest. O.m. beschrijft hij in zijn +vijfde "Epode" op allergriezeligste wijze hoe een geroofde knaap van +voornamen stand door Canidia en hare helpsters, Sagana, Veia en Folia, +wordt doodgemarteld (15—38):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Canidia, het onopgeschikte hoofdhaar omwonden met gezwollen + adders, gebiedt wilde vijgeboomen, uit graven opgewoeld, doodsche + cypressen, veeren en eieren van de gekuifde uil, besmeerd met het + bloed van de afschuwelijke pad en kruiden uit Thessalië en Iberië + [Georgië], vruchtbaar aan vergiften, alsmede beenderen, ontrukt aan + den muil van eene hongerige teef, in Colchische [magische] vlammen + te verbranden. Maar Sagana, opgeschort, sprenkelt door het geheele + huis heen water uit den Avernus en lijkt met haar te berge rijzend + haar op een zeeëgel of op een rennend everzwijn. Veia, door geen + gewetenswroeging afgeschrikt, groef, al hijgende van 't werk, met + haar hard houweel een kuil, opdat de knaap, er ingegraven en met + zijn mond er boven uit stekende als een zwemmer, die slechts met + zijn kin zich boven 't water verheft, door den aanblik van twee- of + driemaal in den loop van <a name='Page_60'></a>den langen dag verwisseld eten zou + wegsterven, opdat zijn uitgesneden merg en dorre lever voor de + bereiding van een minnedrank zouden dienen". </p></div> + +<p>Bij de magie is wel eens meer sprake van kinderoffers. Op eene +afbeelding, die ons uit de oudheid is overgebleven, schijnt het offeren +van een kindje te worden voorgesteld<a name='FNanchor_29_29'></a><a href='#Footnote_29_29'><sup>[29]</sup></a>. In een tooverpapyrus wordt +voorgeschreven, hoe men, om eene vrouw in zijn macht te krijgen, den +toorn van de maangodin tegen haar moet opwekken: men moet haar nl. +beschuldigen dat zij o.m. een ongeboren of een jong kind offert<a name='FNanchor_30_30'></a><a href='#Footnote_30_30'><sup>[30]</sup></a>. Dit +is, zooals van zelf spreekt, slechts eene fictie. Daar echter het +griezelige eene zekere bekoring heeft, achtte men ook later nog de +tooverij met het offeren van kinderen en soortgelijke gruwelen +verbonden. Vooral in het heksengeloof speelt dit eene rol, zooals men +o.m. kan opmaken uit de bereiding van het tooverbrouwsel in de vierde +akte van "Macbeth", waarbij onder andere zonderlinge en onsmakelijke +ingrediënten ook de vinger van een bij de geboorte vermoorden zuigeling +voorkomt.</p> + +<p>Met groote ironie verklaart de dichter, in de <a name='Page_61'></a>zeventiende epode, dat +hij voor de tooverkunsten van Canidia zwicht:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Reeds geef ik het gewonnen aan Uwe krachtige wetenschap, ik bid en + smeek U bij het rijk van Proserpina, bij de niet aan te tasten + majesteit van Diana, bij de boeken met tooverzangen, die de + gesternten, aan den hemel vastgehecht, vermogen omlaag te roepen, + Canidia, houd eindelijk op met Uwe bezweringen en laat den vluggen + toovertol achteruit draaien [ten einde de betoovering daardoor op + te heffen] (v. I—7)".</p> + +<p> "Ik ben te over reeds door U gestraft, o veel geliefde van matrozen + en straatventers! Gevlucht is mijn jeugd en de blozende kleur + verliet de beenderen, omhuld met eene vaalbleeke huid; mijn haar is + grijs geworden door Uwe tooverwalmen; geen rust ontspant mij van + het werk, de nacht verjaagt den dag, de dag de nacht en mijne + benauwde borst vindt geen verlichting. Dus word ik, rampzalige, + gedrongen om te gelooven wat ik ontkende, dat Sabellische + bezweringen de borst tot in het diepst schokken en je hoofd vaneen + splijt door een Marsisch tooverlied. Wat wil je meer? (v. 19—30)." </p></div> + +<p>Aan de Sabellen en Marsen, volksstammen in Midden-Italië, van +oudvaderlijken eenvoud, schreven de verfijnde Romeinen het bezit van +tooverkrachten toe. Ook dit verschijnsel is zeer opmerkelijk. Volkeren +van eene "hoogere cultuur" zijn licht geneigd aan te nemen, dat volkeren +die, <a name='Page_62'></a>zooals het heet, "op een lageren trap van ontwikkeling staan," in +de magie uitmunten. De Hindoes beschouwden de oerinwoners van Indië als +toovenaars en zoo ook de Zweden de Finnen. De Hollanders vermoeden vaak +bij de Javanen het bestaan van eene "stille kracht". En het is dan ook +niet onmogelijk, dat volkeren, die te kort schieten in het uitdenken van +machinerieën—dit toch beschouwt men gewoonlijk als het meest sprekende +kenmerk van eene "hoogere cultuur"—daarentegen meer begaafd zijn met +zekere geheimzinnige krachten die het wezen uitmaken der magie.</p> + +<p>En eindelijk worden in eene satire (I, 8) Canidia en Sagana, die 's +nachts er op uit gaan om dooden te bezweren, door Horatius op zulk eene +wijze gehoond, dat wij de reproductie ervan maar liever achterwege +laten, en met de opmerking volstaan, dat de bestrijders der magie het +zoo nauw niet nemen.</p> + +<p>Ovidius (43 v. Chr.— ± 17 n.Chr.), de meest ingenieuze en meest +irreligieuze van alle Romeinsche dichters, steekt althans op minder +onhebbelijke wijze den draak met de tooverkunst. Hooren wij, uit een +zijner minnedichten (I, 8,5—16) de navolgende beschrijvingvan eene oude +koppelaarster, tevens magicienne:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Zij kent de tooverkunsten en de zangen van Circe; zij doet de + snelle wateren zich terugbochten naar hunne bron; zij weet goed wat + een kruid, <a name='Page_63'></a>wat een band, rondom een draaienden toovertol gewonden, + vermag; ... als zij wil, hoopen zich wolken aan den geheelen hemel + op; als zij wil, blinkt de dag aan den helderen trans. Bloed zag + ik, (zou je 't gelooven?), van de sterren neerdruppelen; het gelaat + der maan was purpurrood van bloed. Ik vermoed, dat zij, van + gedaante veranderd, door de nachtelijke schaduwen vliegt en dat + haar oud lichaam zich met veeren overdekt; ik vermoed het, en 't + wordt beweerd; ook schittert eene dubbele pupil in hare oogen." </p></div> + +<p>Dit laatste is ons ook van de Thibii, eene volksstam aan de Zwarte Zee, +bericht, van wie men verder vermeldde, dat zij de macht van het booze +oog (vgl. II) uitoefenden en in 't water niet onderzonken<a name='FNanchor_31_31'></a><a href='#Footnote_31_31'><sup>[31]</sup></a> .</p> + +<p>In zijn "Remedie tegen de liefde", overigens "een geneesmiddel erger dan +de kwaal", keurt hij (248—260) het gebruik van magische middelen af:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Meent iemand, dat de booze kruiden van het Thessalische land en de + magische kunsten hulp kunnen brengen, dan zie hij wel toe! Dat is + de oude manier van giftmengerij: mijne muze biedt met hare gewijde + zangen eene onschuldige hulp. Volgt gij mij, dan zal geen schim op + bevel uit den grafheuvel te voorschijn treden; geen tooverkol zal + door gruwelijke bezwering den grond doen splijten; geen veldgewas + zal van den eenen akker <a name='Page_64'></a>naar den anderen over gaan; en de + zonneschijf zal niet plotseling bleek zien. De Tïber zal, als + gewoonlijk, naar de wateren der zee loopen, de maan als gewoonlijk, + met een sneeuwwit span voortrijden. Geen hart zal door bezweringen + van kommer verlost worden, geen liefde voor brandende zwavel op de + vlucht slaan ..." </p></div> + +<p>Men schreef nl. reeds in overoude tijden aan zwavel eene reinigende +kracht toe en ook in de liefdestooverij werd er gebruik van gemaakt.</p> + +<p>Ovidius verklaart verder (v. 289 vlg.):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Wïe gij ook zijt, die hulp verlangt van onze kunst, ontzeg aan + giftmengerij en tooverzangen geloof." </p></div> + +<p>Maar met dat al was de magie als litterair onderwerp ook voor hem +onmisbaar. Het werk, waaraan hij bovenal zijn naam te danken heeft, zijn +immers de "Metamorphosen," d.w.z. gedaantewisselingen, eene reeks +verhalen uit de mythologie, die telkens met verandering van +lichaamsvormen, dus met tooverij, eindigen. En de episode van Medea is +zeer zeker niet de minste in dit bij uitstek kleurrijke en +schilderachtige dichtwerk. Eén greep (VII, 180-188):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Toen de maan in haar volsten glans en met gevulde schijf op de + landen neerzag, verliet Medea het huis, gehuld in ontgordelde + kleeren, één voet ontbloot, de haren over de naakte schouders + neergolvende; onverzeld gaat ze met zwervende schreden door de + stomme stilte der middernacht; <a name='Page_65'></a>diepe rust had menschen, gevogelte + en wilde dieren ontspannen; de heggen zijn zonder gefluister; + onbewogen zwijgt het loof; de vochtige lucht zwijgt; de sterren + alleen flikkeren." </p></div> + +<p>Hierbij eene opmerking.</p> + +<p>Er is hier sprake van "ontbloote schouders." Diergelijke ontblootingen +en zelfs algeheele naaktheid komen bij de tooverij meer voor. In een +fragment uit eene Grieksche tragedie wordt uitdrukkelijk gezegd, dat +Medea naakt de benoodigde tooverkruiden maait<a name='FNanchor_32_32'></a><a href='#Footnote_32_32'><sup>[32]</sup></a>. Op eene vaas vindt +men afgebeeld, hoe twee naakte toovenaressen de maan omlaag halen<a name='FNanchor_33_33'></a><a href='#Footnote_33_33'><sup>[33]</sup></a>. +In de tooverpapyri wordt voorgeschreven, dat de knaap, die bij zekere +handelingen onmisbaar is, naakt moet zijn<a name='FNanchor_34_34'></a><a href='#Footnote_34_34'><sup>[34]</sup></a>. Bij het exorcisme, dat +aan den doop voorafging, moest oudtijds, inzonderheid volgens het +ritueel der Grieksche kerk, de doopeling ontkleed worden. Dit alles +sluit goed aan bij het boven vermelde feit, dat men knoopen en gordels +bij tooverhandelingen ongewenscht achtte: het geheimzinnige "mana" +immers moet zoo vrij mogelijk kunnen werken.</p> + +<p>De liefdestooverij was meer dan eene bloote litteraire fictie.</p> + +<p><a name='Page_66'></a>Tooverdranken waren ook toen veel in gebruik en er wordt zelfs vermeld, +dat Lucretius Carus (± 97 v. Ch.—55(?) v.Ch.) door het toedienen ervan +in zijne geestvermogens zou zijn gekrenkt en derhalve zijn beroemd +leerdicht "Over de natuur der dingen", eene uiteenzetting van Epicurus' +systeem slechts in zijne heldere oogenblikken zou hebben geschreven. Men +heeft wel is waar dit bericht in twijfel getrokken, maar er zijn +omstandigheden, die sterk voor de waarheid ervan pleiten: het gedicht is +niet alleen onvoltooid, maar heeft ook verscheidene lacunes en +plotselinge overgangen; daarenboven doet de inhoud er onwillekeurig aan +denken, dat de auteur aan hallucinaties leed, 't geen immers met groote +dichterlijke begaafdheid best kan samengaan.</p> + +<p>Maar ook andere tooverijen werden blijkbaar herhaaldelijk in practijk +gebracht.</p> + +<p>Van Catilina, een energiek, maar ook onbesuisd man, die in 63 v. Chr., +zooals bekend, eene poging deed om de regeering te Rome omver te werpen, +vertelden sommigen, dat hij, na het houden van eene opruiende toespraak, +om zijne deelgenoten nauwer aan zich te verbinden, menschenbloed, met +wijn vermengd, in bekers liet rondreiken; eerst nadat ze onder +vervloekingen, zooals deze bij zekere plechtigheden gebruikelijk waren, +den drank hadden geproefd, zou hij hun zijn plan hebben geopenbaard.</p> + +<p>Aldus de geschiedschrijver Sallustius (87—35 <a name='Page_67'></a>v. Chr.), die echter +verklaart, geen genoegzame bewijzen ervoor te hebben (Samenzw. v. Cat. +22), terwijl een later auteur zelfs verhaalt, dat de saamgezworenen een +kind slachtten en bij de ingewanden ervan den eed aflegden<a name='FNanchor_35_35'></a><a href='#Footnote_35_35'><sup>[35]</sup></a>. Dat men +zich door het storten en ook wel door het drinken van bloed tot trouwe +kameraadschap verplichtte<a name='FNanchor_36_36'></a><a href='#Footnote_36_36'><sup>[36]</sup></a>, kwam meer voor en zoodoende zou het +bericht omtrent Catilina eene kern van waarheid kunnen bevatten zonder +dat men daarom noodzakelijkerwijs aan het allerergste behoeft te denken.</p> + +<p>Hoe het zij, de vrees voor de magie was zoo groot, dat men herhaaldelijk +van overheidswege er maatregelen tegen nam. Onder Augustus werden door +zijn alvermogenden gunsteling, Vipsanius Agrippa, de toovenaars en de +vaak met hen op ééne lijn gestelde sterrewichelaars, uit Rome verdreven +(33 v. Chr.)<a name='FNanchor_37_37'></a><a href='#Footnote_37_37'><sup>[37]</sup></a>. En in 't jaar 28 v. Chr. moest Anaxilaos uit Larissa +(in Thessalië), "een Pythagoreeër en magiër", Italië verlaten<a name='FNanchor_38_38'></a><a href='#Footnote_38_38'><sup>[38]</sup></a>.</p> + +<p>Maar ook de vervolgers onthielden zich niet van occultistische, resp. +magische practijken. Agrippa zelf had samen met Octavianus, zooals hij +oorspronkelijk heette, zich den horoscoop laten trekken<a name='FNanchor_39_39'></a><a href='#Footnote_39_39'><sup>[39]</sup></a>, en de +keizer droeg, ten einde niet door <a name='Page_68'></a>den bliksem te worden getroffen, +altijd en overal het vel van een zeekalf bij zich als afweermiddel<a name='FNanchor_40_40'></a><a href='#Footnote_40_40'><sup>[40]</sup></a>.</p> + +<p>Het optreden van Agrippa had niet, of slechts tijdelijk, het gewenschte +gevolg: onder keizer Tiberius moesten (waarschijnlijk in 16 n. Chr.) de +astrologen en magiërs wederom uit Italië worden verjaagd. Zelfs werd één +hunner, L. Pituanius, van de Tarpejische rots afgeworpen (de straf op +hoogverraad) en lieten de consuls P. Marcius buiten de Esquilijnsche +poort (aan de Oostzijde van Rome), na met trompetgeschal het sein te +hebben gegeven, op de ouderwetsche manier, d.w.z. door geeseling en +onthoofding, terechtstellen. Aldus bericht de beroemde geschiedschrijver +Tacitus in zijne Annalen (II, 32).</p> + +<p>Meer opzien baarde, in 't jaar 20 n. Chr., het proces van Piso, dien men +beschuldigde, Germanicus, een neef van den keizer en een zeer populair +veldheer, door vergif uit den weg te hebben geruimd. "Er werden", zooals +Tacitus in Ann. (II, 69) verzekert, "op den grond en bij de muren +overblijfsels van opgegravene menschelijke lichamen en tooverspreuken en +vervloekingen en de naam van Germanicus op looden tafels ingekrast en +halfverbrande asch met smetstof bestreken en andere toovervoorwerpen +gevonden, waardoor men gelooft dat zielen aan de onderaardsche machten +gewijd worden". Piso, hoewel hij openlijk <a name='Page_69'></a>zijne vijandschap tegen +Germanicus had betuigd, ontkende hem te hebben vergiftigd, maar pleegde, +aan zijne vrijspraak wanhopende, zelfmoord.</p> + +<p>Men verzekert verder, dat Tiberius zelf vrij was van angstvallige +gelooverij, maar toch de astrologie beoefende (Ann. VI,20 vgl.), en, als +er onweer dreigde, voor de securiteit een laurierkrans op het hoofd +droeg<a name='FNanchor_41_41'></a><a href='#Footnote_41_41'><sup>[41]</sup></a>, omdat men geloofde, dat dit loof door den bliksem niet wordt +getroffen.</p> + +<p>Er is een factor, die reeds lang in werking, zich van die tijden af met +groote kracht doet gelden, nl. de invloed van Oostersche gedachten, +gebruiken, godsdiensten, eene strooming, aan welke men den naam +Oriëntalisme heeft gegeven.</p> + +<p>De Romeinen, tot dusver onweerstaanbaar voortdringende, hadden eindelijk +in 't Oosten een tegenstander gevonden, dien ze niet vermochten te +overweldigen: de Parthen. De schitterende overwinning, door de Parthen +in 53 v. Chr. op Crassus behaald, die tengevolge hiervan met leger en al +zijn ondergang vond, is een keerpunt in de geschiedenis. En terwijl het +Romeinendom aldus door het Oosten op het slagveld werd gestuit, +onderging het tevens in steeds toenemende mate den invloed van het +Oosten op geestelijk gebied. Het is geen toeval, dat de invloedrijkste +denker der eerste eeuw v. Chr., Posidonius (reeds <a name='Page_70'></a>in 't begin van dit +hoofdstuk genoemd) uit Syrië afkomstig was. Aan Posidonius bovenal is +het o.m. toe te schrijven, dat eene door en door Oostersche leer, de +astrologie, in Rome tot aanzien kwam. Zooals wij zagen, werd de +astrologie door de wetgevers met de magie op ééne lijn gesteld, en +inderdaad kwamen beide niet slechts vaak met elkaar in aanraking, maar +versmolten zij ook herhaaldelijk met elkaar, zooals nog later zal +blijken.</p> + +<p>De Oostersche godsdiensten wonnen, om het zoo uit te drukken, met den +dag veld, al verzetten ook de ouderwetsch gezinde Romeinen er zich met +hand en tand tegen en al deinsden zij zelfs voor vervolgingen niet +terug.</p> + +<p>In de eerste plaats was het de "Alexandrijnsche" religie, die, op +instigatie van koning Ptolemaeus I (± 300 v. Chr.) uit Egyptische en +Grieksche bestanddeelen samengesteld, zich reeds vroeg over de +Helleensche en Romeinsche wereld ging verspreiden.</p> + +<p>De Egyptische godsdienst, dien wij, tengevolge van de talrijke ons +bewaard geblevene gedenkstukken, zelfs wat kleine bijzonderheden +betreft, vrij nauwkeurig kunnen reconstrueeren, was in wezen magie.</p> + +<p>Het geloof, dat men door zekere woorden en handelingen invloed vermag +uit te oefenen op de onbezielde zoowel als op de bezielde wezens, +heerschte van af de oudste tijden bij de Egyptenaren en was met al hun +doen en laten innig verbonden.</p> + +<p><a name='Page_71'></a>En evenals de menschen, weten ook de goden zich niet te helpen zonder +magie; ook zij hangen zich amuletten om, om zich te beschermen en +gebruiken tooverformulieren om elkaar te bedwingen. Allermerkwaardigst +is bijv. het navolgende verhaal, dat wij sterk verkort, maar toch +zooveel mogelijk met de woorden van het oorspronkelijke weergeven, hoe +n.l. de godin Isis, die de kennis heeft van geweldige tooverformulieren, +den zonnegod Rē zijn diepste geheim weet te ontlokken.</p> + +<p>Rē was oud geworden en leed aan de gebreken van den ouderdom. Het +speeksel droop uit zijn mond op den grond neer. Isis mengde dit met +aarde, vormde er eene slang van en legde die neer op de plek, waarlangs +Rē zou voorbijkomen. De zonnegod werd door de slang gebeten; de adem des +levens verliet hem; zijne kaken trilden en al zijne ledematen beefden. +Het vergif verspreidde zich door zijn geheele lichaam, evenals de Nijl +door de landstreken van Egypte. Rē riep de goden om hulp aan: "O gij +goden, die uit mij zijt ontstaan! Eene verschrikkelijke ramp heeft mij +getroffen. Mijn hart voelt haar, maar mijne oogen zien haar niet; ik +weet niet wie mij dit heeft aangedaan. Nooit heb ik zulk eene pijn +gevoeld; geen ziekte kan meer wee veroorzaken als dit. Ik ben een vorst, +de zoon van een vorst, ik heb menigten van namen en menigten van +gedaanten; mijn wezen is in ieder god. Ik kwam te voorschijn om neer te +zien op hetgeen ik had gemaakt, ik schreed <a name='Page_72'></a>door de wereld, die ik geschapen had, toen iets mij stak, maar ik weet +niet wat. Brengt tot mij mijne kinderen, de goden, die woorden van macht +en de taal der magie bezitten, en monden die weten hoe ze uit te +spreken". De kinderen van iederen god kwamen en ook Isis kwam, met zich +brengende hare woorden van magische kracht; haar mond was vol van den +adem des levens, want hare amuletten overwinnen de pijnen der ziekte en +hare woorden doen weer herleven de kelen van hen die gestorven zijn. En +zij zeide: "Wat is er gebeurd, o heilige vader? Heeft eene slang U +gebeten en heeft een ding dat gij geschapen hebt, zijn hoofd tegen U +opgeheven? Voorwaar het zal neergeworpen worden door mijne machtige +woorden en ik zal het wegdrijven buiten het bereik van uwe stralen". De +heilige god zeide: "Ik ging langs mijn pad om te zien wat ik geschapen +had, toen ik gebeten werd door eene slang, die ik niet zag. Is het vuur? +Is het water? Ik ben kouder dan water en gloeiender dan vuur. Mijn oog +heeft geen kracht, ik kan den hemel niet zien; het zweet loopt van mijn +aangezicht als in den zomertijd". Toen zeide Isis tot Rē: "Noem mij +uwen geheimen naam, heilige vader, want al wie bevrijd zal zijn door +uwen naam, die zal leven". Rē gaf toen allerlei namen op, maar het +vergif werd niet uit zijn lichaam weggenomen; het vrat dieper door en de +groote god kon niet langer gaan. Toen zeide Isis tot Rē": "Wat gij +gezegd <a name='Page_73'></a>hebt, is niet uw ware naam. Noem hem mij en het vergif zal +verdwijnen". Eindelijk gaf de groote god toe, dat zijn naam in Isis zou +overgaan en Isis, de heerscheres over woorden met tooverkracht, zeide: +"Wijk, vergif, ga weg van Rē. Ik ben het die het overwonnen vergif +ter aarde doe neervallen, want de naam van den grooten god is van hem +genomen. Moge Rē leven en het vergif sterven! Moge het vergif sterven +en Rē leven". Dit waren de woorden van Isis, de machtige heerscheres, +de meesteres der goden, die Rē bij zijn eigen naam kende.</p> + +<p>Dat speeksel aarde vermag te bezielen, berust op het reeds in hoofdstuk +II vermelde geloof aan het "mana", eene kracht of zelfstandigheid, +waarmee het lichaam van goden en bevoorrechtte menschen zou zijn +doortrokken en die ook buiten de sfeer van het lichaam om, drager van +het psychische zou blijven. De wonderdadige werking van speeksel zal ook +later nog wel eens ter sprake komen.</p> + +<p>Veel belangrijker echter is de rol, die de naam in de tooverkunst +speelt. En het is dan ook volstrekt geen wonder, dat de naam, de kortste +vertegenwoordiger van iemands persoonlijkheid, van de oudste tijden af +aan tooverkracht scheen te bezitten. Volgens het primitieve denken is de +naam een deel, en wel een belangrijk deel van dengene die hem draagt. +Hij is een dubbelganger en tevens ten nauwste met zijn drager verbonden. +<a name='Page_74'></a>Zoo kwam men er toe om aan kinderen, ja ook aan steden, een geheimen +naam te geven, waarop een kwaadwillige en een vijand geen vat zou kunnen +hebben. Bovenal echter kan de naam van een god niet zonder uitwerking +worden uitgesproken; de god is verplicht er antwoord op te geven en te +handelen overeenkomstig den eisch van wie hem aanroept.</p> + +<p>Zoo was ook van ouds her een mysterie verbonden met den naam van den god +der Hebreeën; slechts in zeer bijzondere omstandigheden mocht men hem op +de lippen nemen en vandaar dan ook het uitdrukkelijk verbod: "Gij zult +den naam Uws Gods niet ijdellijk gebruiken", een verbod, dat thans, nu +men den magischen achtergrond ervan niet meer voor oogen heeft, maar al +te vaak wordt overtreden.</p> + +<p>En toch is ook heden ten dage het geloof aan de mysterieuze kracht van +den naam nog niet geheel verdwenen; nog zijn sommigen er van overtuigd, +dat onze namen een geheimzinnigen invloed zouden uitoefenen op onze +lotgevallen en telkens weer hoort men den spreuk aan voeren: nomen est +omen, d.w.z.de naam is een voorteeken.</p> + +<p>Van alle Egyptische goden traden reeds in oude tijden Isis en Osiris +sterk op den voorgrond. De mythen aangaande hen zijn ons echter in haren +samenhang slechts in het verhaal bij Plutarchus (± 100 n. Chr.) +overgeleverd<a name='FNanchor_42_42'></a><a href='#Footnote_42_42'><sup>[42]</sup></a>, die wel <a name='Page_75'></a>is waar klaarblijkelijk uit goede bronnen +put, maar zich wel eens tendentieuze uitleggingen veroorlooft. Volgens +de traditie was Osiris, de weldadige god, door zijn broeder Set (of, +zooals de Grieken hem noemden, Typhon), de verpersoonlijking van het +booze, verraderlijk omgebracht en in veertien stukken verscheurd, maar +door de bezweringen van zijne gade Isis en hun zoon, Horus, weer +samengevoegd en tot het leven teruggeroepen geworden. Het menschelijke +tot het goddelijke verheffende, ging men iederen overledene als een +Osiris beschouwen, die door de bezweringen van zijn zoon als van een +anderen Horus, het eindelooze leven verkrijgt. En nog verder in die +richting doorgaande geeft de magiër vaak zich zelf voor den een of +anderen god uit, teneinde door den goddelijken naam zijn wil grootere +kracht bij te zetten.</p> + +<p>Enkele voorbeelden:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik ben Rē, in dezen zijn geheimzinnigen naam + "Hij-die-was-in-den-oceaan", zijne pijlen tegen zijne vijanden + afschietende". </p></div> + +<p>Of, als men zich tegen een vijand keert:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Verwijder U, want ik ben Horus, trek U terug, want ik ben de zoon + van Osiris. De magie van mijne moeder [Isis] is de bescherming van + mijne leden". </p></div> + +<p>Door eene of andere mythe te vermelden meent de magiër de daden te +kunnen verrichten, die daarin aan een god worden toegeschreven.</p> + +<a name='Page_76'></a> +<div class='blkquot'><p>"Ik wil alle booze en slechte dingen, die neerkomen op N, den zoon + van M., verbannen, evenals Rē zich zelf voor zijne vijanden + redde, evenals Chnoem zich redde voor Sobk, evenals Horus zich + redde voor Set." </p></div> + +<p>Wij komen later nog op dergelijke bezweringen herhaaldelijk terug.</p> + +<p>Dat de hoofdgoden van den Alexandrijnschen cultus, Osiris, Isis, Horus +en de raadselachtige, maar, wat zijne werkingssfeer betrof, met Osiris +vereenzelvigde Sarapis, als begunstigers van de magie bij uitnemendheid +werden beschouwd, spreekt van zelf. Men verhaalde van hen tallooze +wonderen; men verwachtte van hen in den droom goeden raad te ontvangen; +men schreef hunne namen op amuletten. De Egyptische priesters gingen +voor toovenaars door, en Egypte voor het tooverland bij uitnemendheid.</p> + +<p>Niet slechts de Egyptische, maar ook de Joodsche religie deed zich in de +Grieksch-Romeinsche wereld gelden. En ook bij de Joden stond de magie +toen in grooten bloei, ondanks de strengste verboden en de wreedste +vervolgingen. De Joodsche tooverspreuken hadden gezag bij de naburige +volkeren. In de Koptische en Grieksche tooverlitteratuur speelt de god +der Joden, Iao, Sabaoth, eene groote rol; ook de namen van aartsvaders, +van Jozua (Jezus) en Salomo komen er herhaaldelijk in voor. Een lang +exorcisme (verdrijving van een boozen geest door bezwering), <a name='Page_77'></a>dat wij +nog over hebben<a name='FNanchor_43_43'></a><a href='#Footnote_43_43'><sup>[43]</sup></a>, is blijkbaar afkomstig van een Joodsch-Orphisch +genootschap.</p> + +<p>Nog in latere eeuwen hebben de Joden den naam van toovenaars, meestal in +ongunstigen zin, behouden. Het geloof aan den "ritueelen" moord, nl. dat +de Joden bij hun Paaschfeest of tot andere doeleinden het bloed van een +Christenkind gebruiken, behoort nog niet tot het verleden, al ontbreekt +het ook ten eenenmale aan deugdelijke bewijzen. Maar ook de hoogere +magie, zooals zij in de Kabbala, de Joodsche geheimleer uit de +middeleeuwen, werd geleeraard, heeft de aandacht van velen, en niet +altijd van de minst begaafden, getroffen. Er is in onze dagen, +voornamelijk in Frankrijk en Engeland, veel belangstelling voor +Kabbalistiek, waarbij het echter aan degelijke studies over dit +ingewikkelde onderwerp maar al te zeer ontbreekt.</p> + +<p>Keizer Tiberius is in 19 n. Chr. ook tegen de vereerders van Isis en de +Joden met de wreedheid hem eigen, opgetreden, zooals o.m. Tacitus het in +zijn Annalen (II, 85) vermeldt:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Er is ook verhandeld over het verdrijven van de Egyptische en + Joodsche religies en een senaatsbesluit genomen om vierduizend + vrijgelatenen, met die superstitie besmet, wier leeftijd het + toeliet, naar het eiland Sardinië te verbannen, ten einde aldaar de + roovers in bedwang te houden; <a name='Page_78'></a>als ze door het slechte klimaat + omkwamen, zou er niets aan verloren zijn; de overigen moesten + Italië verlaten, tenzij ze voor een bepaalden datum de uitheemsche + godsdiensten zouden hebben afgezworen." </p></div> + +<p>Al die wreedheid was te vergeefs.</p> +<br /> +<hr style='width: 45%;' /> +<h4>Litteratuur.</h4> +<br /> + +<p>*<u>L. Fahz</u>, De poetarum romanorum doctrina magica, uit +Religionsgesch. Vers. u. Vorarb. II Bd. 3 Hft. (1904).</p> + +<p><u>W. J. Dilling</u>, s.v. Knots, in Enc. rel. a. eth. VI (1914).</p> + +<p><u>Fraser</u>, Taboo and the perils of the soul (1914).</p> + +<p><u>Skeat</u>, Malay Magie (1900).</p> + +<p>*<u>L. Blau</u>, Das jüdische Zauberwesen (1898).</p> + +<p><u>J. A. Mac Culloch,</u> s.v. Lycanthropy, in Enc. rel. eth. VIII (1915).</p> + +<p><u>E. Penquitt</u>, De Didonis Vergilianae exitu, Dissert. Königsberg +(1910).</p> + +<p>*<u>R. Wünsch</u>, Aus einem griechischen Zauberpapyrus, in Kleine Texte +f. Vorles. u. Üb. hrg. v. H. Lietzmann, No. 84 (1911).</p> + +<p><u>J. Heckenbach</u>, De nuditate sacra sacrisque vinculis, uit +Religionsgesch. Vers. u. Vorarb. IX, 3 (1911).</p> + +<p><u>W.Y. Sellar</u>, s.v. Lucretius, in Encyclopaedia Britannica,-lle +uitg. XVII (1911).</p> + +<p><u>P.J. Hamilton-Grierson</u>, s.v. Brotherhood (Artificial), in Enc. +rel. eth. II (1909).</p> + +<p>*<u>Riess</u>, s.v. Astrologie, in Pauly, Real-Enc. class. Alt. 2e uitg. +Bd. II (1896).</p> + +<p>*<u>A. Bouché-Leclercq</u>, L'astrologie grecque (1899).</p> + +<p>*<u>F. Cumont</u>, Astrology and religion among the Greeks and Romans +(1912).</p> + +<p>*<a name='Page_79'></a><u>G. Lafaye</u>, Histoire du culte des divinités d'Alexandrie (1884).</p> + +<p>*<u>W. Drexler</u>, s.v. Isis, in Roscher, Lex. d. Myth. Bd. II (1890—97).</p> + +<p>*<u>F. Cumont</u>, Die oriental. Religionen im röm. Heidentum, vert. v. +G. Gehrich, 2e uitg. (1914).</p> + +<p><u>Erman</u>, Ägypten u ägyptisches Leben im Altertum II (1887).</p> + +<p><u>Budge</u>, Egyptian magie, 2e uitg. (1901).</p> + +<p><u>Lange</u>, Die Ägypter, in Chantepie de la Saussaye Lehrbuch d. +Religionsgesch. 3e uitg. I (1905).</p> + +<p><u>G. Roeder</u>, Urkunden z. Religion d. alt. Agypten (1915).</p> + +<p><u>H. Schmidt</u>, Namenglauben im Alten Testament, in Die Religion in +Gesch. u. Gegenwart IV (1913).</p> + +<p><u>G. Roeder</u>, s.v. Set, in Roscher, Lex. d. Myth. 63. Lfg. (1910).</p> + +<p><u>A.H. Gardiner</u>, s.v. Magic (Egyptian), in Enc. rel eth. VIII (1915).</p> + +<p>*<u>T. Witton Davies</u>, Magic, Divination a. Demonology among the +Hebrews and their neighbours (1898).</p> + +<p>*<u>M. Gaster</u>, Magic (Jewish), in Enc. rel. eth. VIII (1915).</p> + + +<br /> + + + +<hr style='width: 65%;' /><br /> +<a name='HOOFDSTUK_IV'></a><h3><a name='Page_80'></a>HOOFDSTUK IV.</h3> + +<h2>Nederlaag der ongeloovigen.</h2> + +<br /> + +<p>Sinds ongeveer het midden van de eerste eeuw onzer jaartelling neemt het +geloof in het wonderbaarlijke en magische eene hooge vlucht. De grootste +persoonlijkheden op intellectueel gebied erkennen de realiteit der +magie; magie en wijsheid worden als identiek beschouwd. De keizers zelf +gaan de tooverij begunstigen en de felle protesten van enkelen bewijzen +slechts, hoe weinig zij de teekenen dier tijden verstaan. Allerlei +omstandigheden werken als bij afspraak samen tot de nederlaag der +ongeloovigen.</p> + +<p>Wij willen een en ander nader toelichten. Dat de magie met wijsheid en +wetenschap wordt gelijkgesteld komt meer voor. De Arabieren gebruiken +het woord ilmoe (wetenschap) ook voor hetgeen op "occultisme", zooals +wij het noemen, betrekking heeft. Vandaar het Javaansche ngèlmoe, de +kennis der geheime tooverformulieren, een wonderlijk mengelmoes van +Polynesische, <a name='Page_81'></a>Hindoesche en Mohammedaansche bestanddeelen. De Javanen +jagen deze "wetenschap" ijverig na en meenen door haar al het mogelijke +te kunnen gedaan krijgen. Maar niet alle tooverspreuken zijn even +machtig en bij een rechtsgeding bijv. zal de verliezende partij hare +nederlaag aan de grootere kracht van de bezweringen der tegenpartij +toeschrijven.</p> + +<p>Wellicht het meest typische voorbeeld van een magiër-wijsgeer is +Apollonius van Tyana (in Klein-Azië), omtrent wien wij echter niet zoo +goed zijn ingelicht als wij het zouden wenschen. De uitvoerige +levensbeschrijving toch, die de belletrist en kunstkenner Philostratus +op last van de keizerin Julia Domna (gest 217), van hem te boek stelde, +is rijk aan onwaarschijnlijke verhalen en overbodig vertoon van +belezenheid; bovendien heeft men, wellicht niet zonder reden, vermoed, +dat zij de strekking had, een tegenbeeld te zijn van de Christusverhalen +der evangeliën.</p> + +<p>Of Apollonius werkelijk, zooals Philostratus verhaalt, het grootste +gedeelte der toenmaals bekende wereld doorkruiste om de menschen tot +handhaving der oudvaderlijke zeden en zoo mogelijk tot inachtneming van +de Pythagoreesche leeringen en leefwijze aan te sporen, blijft eene +opene vraag, maar het lijdt geen twijfel dat hij door allerlei +wonderbaarlijke handelingen aanleiding gaf, als magiër te worden +beschouwd. Het verhaal bijv. dat hij een gestorven meisje in <a name='Page_82'></a>'t leven +terugriep<a name='FNanchor_44_44'></a><a href='#Footnote_44_44'><sup>[44]</sup></a>, wijst onmiskenbaar op wonderdadige genezingen, door hem +verricht.</p> + +<p>Philostratus is echter met zulke wonderen niet tevreden en verhaalt o.m. +dat Apollonius te Ephese eene epidemie vooruit gevoelde en haar +vervolgens, op verzoek van de inwoners, deed ophouden door den demon der +pest, die zich als een oud bedelaar voordeed, te laten steenigen. En +toen de Ephesiërs, op aansporen van den profeet, den steenhoop +opruimden, zagen ze, inplaats van dat monster, een hond er onder liggen, +van uiterlijk op een dog gelijkend, zoo groot als de grootste leeuw, +verpletterd door de steenen en met schuim op den muil<a name='FNanchor_45_45'></a><a href='#Footnote_45_45'><sup>[45]</sup></a>!</p> + +<p>Eén wonderbaarlijk feit betreffende Apollonius is historisch vrij goed +geboekstaafd, en wel het volgende: In 't jaar 96 n. Chr. hield de wijze, +reeds op hoogen leeftijd, te Ephese eene openlijke voordracht. Onder 't +spreken raakt hij gaandeweg afgeleid, zwijgt, doet eindelijk eenige +stappen vooruit en roept: "Stoot hem neer, den tyran, stoot hem neer!" +Daarna keert hij zich tot zijn gehoor en zegt: "Heden—op dit oogenblik +is keizer Domitianus gedood" en spoedig kwam een bericht uit Rome, dat +Apollonius' visioen schitterend bevestigde<a name='FNanchor_46_46'></a><a href='#Footnote_46_46'><sup>[46]</sup></a>.</p> + +<p>Over 't geheel genomen heeft Apollonius blijkbaar <a name='Page_83'></a>reeds bij zijne +tijdgenooten en zeer zeker bij de nakomelingschap den indruk gemaakt van +eene hoogstaande persoonlijkheid. Zelfs van kerkvaders zijn ons gunstige +oordeelen over hem bewaard gebleven. Hieronymus verklaart: "Die man vond +overal iets te leeren, en altijd vorderingen makende, overtrof hij +telkens weer zich zelven"<a name='FNanchor_47_47'></a><a href='#Footnote_47_47'><sup>[47]</sup></a>. En Augustinus zegt: "Veel beter, dat moet +men erkennen, was Apollonius, dan de bewerker en bedrijver van zoovele +liefdesschandalen, dien ze Jupiter noemen<a name='FNanchor_48_48'></a><a href='#Footnote_48_48'><sup>[48]</sup></a>", eene zinspeling op de +vaak hoogst onkuische verhalen aangaande dien oppersten god.</p> + +<p>Plutarchus (±46 n. Chr.-±120 n. Chr.) die door zijne +levensbeschrijvingen zulk een ontzaglijken invloed heeft uitgeoefend, +Plutarchus, die in zeldzame mate practisch inzicht met het geloof in het +onzienlijke vereenigde, geeft ook bewijzen van zijne belangstelling voor +het aanhangige onderwerp. Wel is waar wordt de "angstvallige vrees voor +bovenmenschelijke wezens" in zijn geschrift hierover (c. 10 en 13) voor +erger dan zelfs atheïsme verklaard, maar dit is blijkbaar zonder +nadenken, in eene oogenblikkelijke opwelling, van een ongeloovigen +moralist overgenomen. Immers elders handhaaft Plutarchus de realiteit +van vele verschijnselen en handelingen, die nu nog bij <a name='Page_84'></a>menigeen voor +ongeloofwaardig doorgaan.</p> + +<p>Zoo vinden wij bijv. in zijne "Huwelijksvoorschriften" het navolgende +(c.5):</p> + +<div class='blkquot'><p>"De jacht door middel van vergif vangt den visch wel is waar + spoedig en gemakkelijk, maar zij maakt hem voor spijs ongeschikt. + Zoo hebben ook de vrouwen die zekere liefdesdranken en tooverijen + tegen de mannen verzinnen en hen door wellust overweldigen, + zinnelooze, onverstandige en bedorvene levensgezellen. Immers ook + Circe had geen baat van hare tooverkunst en kon niets met hare + slachtoffers beginnen toen ze zwijnen en ezels geworden waren, maar + Odysseus, die zijn verstand had en bedachtzaam met haar omging, had + ze uitermate lief." </p></div> + +<p>En in zijne "Tafelgesprekken" wijdt hij (V,7) eene uitvoerige discussie +aan het "booze oog" en maakt daarin energiek tegen de ontkenners +front(1):</p> + +<div class='blkquot'><p>"De feiten steunen op wonderbaarlijke wijze de faam. En al weten + wij er de reden niet van, daarom mogen wij toch de geschiedenis + geen geloof ontzeggen, daar immers van duizenden dingen wier + zelfstandigheid helder voor oogen ligt, de reden ons ontgaat."</p> + +<p> "Wij kennen menschen, die door hun aanblik inzonderheid kinderen + deren, wier vochtig en zwak gestel door dezen wordt aangedaan en + eene ongunstige verandering ondergaat, terwijl dit minder overkomt + aan vaste lichamen, die reeds hun beslag hebben gekregen." </p></div> + +<p><a name='Page_85'></a>Wat de verklaring van het feit in quaestie betreft, verwerpt Plutarchus +de hypothese der atomisten (6), in II door ons vermeld, en neemt zijn +toevlucht tot de theorie der uitstroomingen (2):</p> + +<div class='blkquot'><p>"De reuk toch en de stem en de ademhaling zijn zekere + uitstroomingen der levende wezens en deelen, die de zintuigen + treffen en [allerlei] doen ondergaan ... Het ligt voor de hand, dat + dit het meest door de oogen gebeurt, want het gezicht, dat zeer + bewegelijk is, verspreidt met het fluïde, dat een flikkerenden + glans uitzendt, eene wonderbaarlijke kracht, door welke de mensch + zoowel veel lijdt als bewerkt. Immers, de mensch, door de zichtbare + dingen aangedaan, verkeert in dienovereenkomstige genoegens en + onaangenaamheden; en tot de verliefdheden, die toch de grootste en + felste aandoeningen der ziel zijn, geeft het gezicht de aanleiding, + zoodat de minnaar versmelt, wanneer hij naar de schoonen kijkt, en + er als 't ware naar toegetrokken wordt. Daarom dient men zich ook + te verwonderen over diegenen, die meenen dat de mensch door het + gezicht wel aangedaan en gekrenkt wordt, maar geenszins er iets + door doet en schade toebrengt". </p></div> + +<p>Plutarchus vermeldt ook de meening, dat zekere amuletten tegen den nijd +beschermen, omdat het booze oog door hunne vreemde gestalte wordt +afgewend en minder in het slachtoffer doordringt (3).</p> + +<p>Wij vinden inderdaad op tal van amuletten, die nog bewaard zijn +gebleven, allerzonderlingste <a name='Page_86'></a>afbeeldingen. Voornamelijk speelt het oog +zelf daarbij eene groote rol. Sommige onderzoekers hebben dan ook reeds +bij de primitieve stammen het bestaan vermoed van de theorie, dat +dezelfde kracht, die eene werking uitoefent, ze ook vermag op te heffen, +dat dus het gelijke met het gelijke, en in ons geval het oog met het oog +moet worden bestreden. Tegenwoordig heerscht echter onder de ethnologen +de opvatting, dat zulk eene systematische gedachte van de primitieve +volkeren niet is te verwachten, maar eene reeds gevorderde beschaving +veronderstelt. De ware verklaring zou deze zijn: De primitieve volkeren +gelooven, dat geesten, hetzij overledene menschen, hetzij +bovenmenschelijke wezens, het door ons reeds in hoofdstuk II vermelde +"mana", eene kracht of zelfstandigheid, ook aan onbezielde voorwerpen +kunnen mededeelen. Al wat door iets bijzonders den primitieven mensch +als drager van die geheimzinnige kracht toeschijnt, bijv. steenen van +een eigenaardigen vorm, dient als amulet. Het amulet vermag dus, om het +zoo uit te drukken, door uitstraling van "mana" de kracht van het booze +oog te breken. Aangenomen, dat deze verklaring voor de primitieve +volkeren opgaat, dan wekt toch het feit, dat wij op Grieksche amuletten +o.m. de afbeelding vinden van het gedrochtelijke Gorgo- of Medusahoofd, +met slangen omwonden en met wijd geopenden, starenden blik, +onwillekeurig de gedachte op, dat men de bedoeling had, door <a name='Page_87'></a>zulke +schrikgestalten de booze demonische machten op de vlucht te jagen.</p> + +<p>Het behoeft verder wel geen betoog, dat hetgeen van dit geloof aan het +booze oog op waarheid berust, blijkbaar hoofdzakelijk door de inwerking +der hypnose en suggestie moet worden verklaard.</p> + +<p>Plutarchus—om tot hem terug te keeren—acht ook wonderdadige genezingen +niet uitgesloten, zooals o.m. het door ons in hoofdstuk II aangaande +Pyrrhus vermelde uit zijne biographie van dien koning is geput.</p> + +<p>Van de realiteit der doodenbezwering is hij vast overtuigd. De verhalen +over Calondas en Pausanias, die wij in ons eerste hoofdstuk hebben +aangehaald, zijn bij hem te vinden. En in zijn levendig geschreven +dialoog "Over den genius van Socrates" verhaalt hij (c.16) hoe een +Pythagoreëer door middel van een droom verneemt dat een zijner +geestverwanten is overleden (de Pythagoreeërs konden, heette het, door +een zeker teeken in den droom onderscheiden of het beeld van een doode +dan wel van een levende verscheen) en in den waan, dat deze niet naar +eisch ter aarde was besteld, zich naar het graf begeeft, 's avonds +plengoffers brengt en de ziel bezweert terug te keeren om hem te +verkondigen, hoe in deze te handelen. In 't verloop van de nacht ziet +hij wel is waar niets, maar verbeeldt hij zich, eene stem te hooren, die +zegt, dat voor het lijk overeenkomstig <a name='Page_88'></a>den ritus was gezorgd en dat de +ziel zich reeds heeft afgescheiden voor eene nieuwe geboorte.</p> + +<p>En naar aanleiding van het feit, dat in zijn vaderstad Chaeronea een +zekere Damas door zijne medeburgers in het bad was vermoord, vermeldt +Plutarchus in het leven van Cimon (I):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Daar gedurende langen tijd zekere verschijningen op die plek + gezien en zuchten gehoord werden, zooals onze voorouders + verzekerden, liet men de deuren van het bad dichtmetselen; en tot + nu toe nog meenen zij, die nabij deze plek wonen, dat + schrikwekkende gezichten en stemmen er aan verbonden zijn." </p></div> + +<p>Bij de Latijnsche auteurs speelt de magie ook in dien tijd geen geringe +rol.</p> + +<p>Seneca (gest. 65 n. Chr.), de veelzijdigste en beroemdste schrijver van +zijn tijd, evenzeer een virtuoos in verzen als in proza, schept in het +beschrijven van tooverijen veel genoegen, al is dan ook iets zoo +willekeurigs als de magie met het Stoïcijnsche determinisme dat hij +overigens huldigt, moeilijk overeen te brengen. Eene groote plaats neemt +de magie, zooals van zelf spreekt, in zijn treurspel "Medea" in, dat +blijkbaar door Euripides (vgl. hoofdstuk II) is geïnspireerd.</p> + +<p>Medea toch, zooals in de vierde acte haar voedster— eene in de antieke +drama's onmisbare figuur— uitvoerig beschrijft, "stort al hare +toovermiddelen uit en brengt te voorschijn, wat ook <a name='Page_89'></a>zij zelf lang +vreesde; zij ontplooit de geheele menigte der rampspoeden (v. +677-679)..... Aangetrokken door de tooverzangen is de geschubde schare +uit de eenzame schuilhoeken opgedaagd" (684 vlg.). Medea maakt vergif +uit planten gereed, "perst het zwadder uit de slangen, mengt er deelen +van onheilspellende vogels onder, het hart van den droeven oehoe, het +ingewand, levend aan een gekuifden uil uitgesneden; dit alles legt de in +misdaden bedrevene afzonderlijk; in sommige middelen zit de verterende +kracht van 't vuur, in andere het kille ijs der trage koude. Ze voegt +bij de vergiften woorden, niet minder te vreezen. Daar laat zij 't +gedruisch van haren razenden tred hooren en spreekt de bezwering uit; +reeds bij de eerste klanken beeft de wereld" (731—39).</p> + +<p>En in de derde acte van zijn "Oedipus" wordt met even sombere kleuren de +oproeping van Laïus, 's konings vader geteekend. De scenerie is doodsch, +een afgelegen bosch. "In 't midden staat een ontzaglijke boom, die met +dichte schaduw de mindere stammen drukt en zijne takken met wijden +omvang uitbreidende, alleen het woud beschermt. Onder hem bevindt zich +eene sombere waterplas, die licht noch zon kent, onbewegelijk door +eeuwige kou. Een slijkerig moeras omringt den tragen poel" (v. +542—547). Hierheen begeeft zich de grijze toovenaar en verricht de +magische plechtigheden. Zijne stem vindt gehoor. "Het geheele bosch +daalde om zich weer met zijn loof te <a name='Page_90'></a>verheffen. Het eikenhout kreeg +spleten en een huivering deed het geheele woud schokken. De grond zonk +weg en zuchtte diep" (574 vlgg.). Het is alsof de onderwereld zich er +over verontwaardigt dat men in haar wil doordringen. Toch verschijnen de +bleeke schimmen en onder hen de goden. En ten slotte verrijst, na eene +herhaalde aanroeping, de schim van Laïus en laat zijne voorspellingen +hooren (v. 619—658).</p> + +<p>Niet in de poëzie alleen werden de aardbevingen aan de inwerking van +bovenmenschelijke wezens toegeschreven. Ook Pythagoras zou beweerd +hebben, dat de aardbevingen niets anders waren dan de samenkomsten der +afgestorvenen<a name='FNanchor_49_49'></a><a href='#Footnote_49_49'><sup>[49]</sup></a>. Analoge opvattingen vermeldt ons de volkenkunde. De +Balineezen beschouwen de aardbevingen als het werk van booze geesten. +Volgens den koning van Dahomé veroorzaakte de geest van zijn vader de +aardbeving in 't jaar 1862. De Kwakiutl-Indianen (in Britsch Columbia, +Canada) gelooven, dat het geesten zijn die de aarde doen schokken. Het +"animisme" zooals wij het noemen, is dus hier ver doorgevoerd.</p> + +<p>Seneca's neef, Lucanus (39—65), een niet tot rijpheid gekomen genie, +een dichter van ongekende stoutheid en gezwollenheid, tracht ook waar de +magie ter sprake komt, zijne voorgangers te overtroeven. +Alleruitvoerigst beschrijft hij, <a name='Page_91'></a>in het zesde boek van zijn epos +"Pharsalia" het uiterlijk en de handelingen van de Thessaalsche tooveres +Erichtho. Ziehier enkele, en niet eens de ergste trekken:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Erichtho had de verfoeilijke tooverkunst tot nieuwe practijken + opgevoerd. Zij vindt het een gruwel, haar doodsch hoofd aan het dak + van een stad of aan een tehuis toe te vertrouwen; zij bewoont de + verlaten graven en nestelt zich in de zerken, na de schimmen er uit + te hebben verdreven (v. 509—512) ... Het aangezicht der goddelooze + is in walgelijke vervuiling vermagerd. Haar schrikwekkend gelaat, + dat geen helderen hemel kent, wordt door eene stygische bleekheid + bezwaard en zwoegt onder een last van ongekamde haren (v. 515—'18) + ... Zij rooft de rookende asch en de gloeiende beenderen van + jongelingen midden uit de houtmijt (v. 533 vlg.) ... Worden de + lijken in steenen graven bewaard, ... dan woedt zij gretig tegen + alle ledematen en dompelt hare handen in de oogen; zij heeft er + behagen in de kille pupillen uit te graven en kauwt de bleeke + uitgroeisels der verdroogde hand. Zij breekt met haar gebit den + strop van den gehangene (v. 538—544) ... Ja, dikwijls bij de + begrafenis van een bloedverwant legde de afgrijselijke Thessaalsche + zich op de dierbare leden, deed alsof ze eene kus wou geven, sneed + het hoofd af, maakte met hare tanden den saamgepersten mond los, + beet in de tong, die aan de dorre keel hing, stortte een gemurmel + <a name='Page_92'></a>uit in de kille lippen en droeg eene geheime gruwelboodschap op + naar de onderaardsche schimmen" (v. 564—569). </p></div> + +<p>Alleronsmakelijkst! Maar die beschrijving heeft op Dante zoowel als op +Goethe een diepen indruk gemaakt, en Erichtho is daardoor eene figuur in +de wereldletterkunde geworden.</p> + +<p>Artistiek daarentegen en guitig is ook hier de antagonist van Lucanus, +de geestig-onhebbelijke romancier-satyricus Petronius (gest. 67), die in +zijn "Gastmaal van Trimalchio" een tot dusver nog onovertroffen portret +van een O-weeër heeft geleverd. Laten wij hooren, hoe in c. 62 een der +helden van zijn roman, een gewezen slaaf, het navolgende griezelige +avontuur met een toovenaar vertelt:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Eens op eene keer was mijn patroon naar Capua gegaan, om wat + snuisterijen van de hand te doen. Gebruik makende van de + gelegenheid haal ik onzen gast over om vijf mijlen ver met me mee + te gaan; 't was een soldaat, een vent als een duivel. Wij maken ons + uit de voeten bij 't hanengekraai (de maan blonk als of 't middag + was) en komen te midden van grafmonumenten. Mijn makker verwijdert + zich achter een steen; ik ga al neuriënde verder en tel de + monumenten. Toen ik vervolgens naar mijn begeleider omkeek, kleedde + hij zich uit en lei al zijne kleeren naast den weg neer. De moed + zonk mij in de schoenen; ik stond er als verstijfd. Maar hij maakte + eenen <a name='Page_93'></a>kring om zijne kleeren heen en plotseling was hij een wolf. + Denkt niet, dat ik grappen verkoop; ik zou niet willen liegen om al + het geld van de wereld. Maar waar had ik het over? Wat ik begonnen + was te vertellen, toen hij een wolf geworden was, begon hij te + huilen en vluchtte naar de bosschen toe. Ik wist eerst niet, waar + ik was; toen trad ik dichter bij om zijne kleeren op te rapen, maar + die waren in steen veranderd. Als ik niet van angst verging, wie + dan? Ik trok echter mijn zwaard, en hakte al den weg langs op de + schimmen in, totdat ik het landhuis van mijn meisje bereikte. Als + een spook trad ik binnen; bijna gaf ik mijn ziel op: het zweet brak + mij uit; ik zag niet uit mijne oogen; ter nauwernood kwam ik weer + bij. Mijn meisje verbaasde zich er over, dat ik zoo laat wandelde + en "Als je", zei ze, "eerder gekomen was, had je ons ten minste + kunnen helpen; een wolf drong onze stal binnen en al onze + schapen—als een slager heeft hij ze het bloed afgetapt. Maar hij + heeft er ook van gelust, al is hij ontvlucht, want onze slaaf heeft + hem met de lans zijn hals doorboord." Toen ik dit gehoord had, kon + ik geen oog meer dicht doen, en zoodra 't dag was, vloog ik naar 't + huis van mijn makker, als een bestolen kroegbaas en toen ik op die + plek kwam, waar de kleeren in steen waren veranderd, vond ik niets + dan bloed. Maar toen ik thuis kwam, lag mijn soldaat in bed, als + een os, en een dokter behandelde zijn hals. Ik begreep nu, dat <a name='Page_94'></a>hij + een weerwolf was, en van toen af had ik geen stuk brood meer met + hem kunnen proeven, al had je me doodgeslagen". </p></div> + +<p>Wij zien hier, hoe het oude volksgeloof aan den weerwolf—vgl. het in +hoofdstuk III aangehaalde herdersdicht van Vergilius—op +romantisch-vermakelijke wijze is uitgewerkt.</p> + +<p>Eene nadere toelichting.</p> + +<p>Het geloof, dat men door het zwaard booze geesten vermag op de vlucht te +drijven, ja zelfs te deren, is wijd verspreid. Op den Babar-archipel +(ten Noord-Oosten van Timor) dragen de vrouwen zwaarden om, ter +bescherming van den zuigeling, de booze geesten schrik aan te jagen. Op +het eiland Nias (aan de Westkust van Sumatra) slaan mannen met hunne +zwaarden links en rechts om den ziektedemon uit het huis van den patiënt +te bannen en op diergelijke wijze gaan Chineezen en Japanneezen tegen +den demon van de pest te werk. Maar ook aan andere wapenen werd +tooverkracht toegeschreven. Jozua bijv. strekt, op bevel van God, zijne +lans zoo lang tegen Aï uit, totdat die stad gevallen is (Joz. VIII, 18 +en 26). Bij eene oorlogsverklaring door de Romeinen moest een zeker +priester eene bebloede lans in het vijandelijke gebied slingeren. In +Koningen II, 13,14—17 staat hoe Joas, koning van Israël, op bevel van +den profeet Eliza, een pijl des heils tegen de Syriërs afschiet. Eene +treffende parallel hiertoe is het navolgende uit eene Zweedsche sage. +Tot koning <a name='Page_95'></a>Eirik kwam, toen hij door de vijanden erg in 't nauw werd +gebracht, een groote man met een breeden hoed, gaf hem een rietstengel +en liet hem dien met de woorden: "Odin [hoogste god der Scandinaviërs] +heeft U allen !" over zijne vijanden heen afschieten.</p> + +<p>Een exorcisme (demonenuitdrijving) ten overstaan van een Romeinsch +veldheer wordt ons uitvoerig beschreven door den geschiedschrijver +Flavius Josephus in diens "Joodsche oudheidkunde" (VIII, 2, 5):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik was er getuige van, hoe een zekere Eleazar, een van mijne + landgenoten, in tegenwoordigheid van Vespasianus, zijne zonen, de + krijgstribunen en de andere menigte soldaten de bezetenen van de + macht der demonen bevrijdde. De manier van genezing was als volgt: + hij bracht onder de neus van den bezetene zijn ring, onder welks + zegel zich een van die wortels bevond, die Salomo hiervoor had + aangewezen, liet den zieke hieraan ruiken en trok hem alsdan den + demon door de neusgaten naar buiten. En terwijl die mensch terstond + neerviel, bezwoer hij den demon onder aanroeping van Salomo en + opzegging van diens bezweringen, nooit meer in hem terug te keeren. + Daar Eleazar echter de aanwezigen er volkomen van wilde overtuigen, + dat hij die kracht bezat, zette hij voor den zieke in de nabijheid + een beker, met water gevuld, of een voetbekken en beval den demon, + om bij zijn uittreden uit den mensch, deze gereedschappen <a name='Page_96'></a>omver te + werpen en de toeschouwers te leeren: begrijpen, dat hij den patiënt + had verlaten. Dit geschiedde en het verstand zoowel als de wijsheid + van Salomo bleek duidelijk." </p></div> + +<p>Het exorcizeeren zelf was niet het meest wonderbaarlijke en laat zich +door suggestie gemakkelijk verklaren. Merkwaardig echter is, dat hier, +in afwijking van de procedure bij andere bezweringen, een physisch feit +als bewijs van de demonische inwerking er aan toe is gevoegd. Dat n.l. +demonen of goden diergelijke raadselachtige bewegingen konden +veroorzaken, werd toenmaals zelfs door diegenen geloofd die in de +physische wetenschappen niet onbedreven waren. Heden ten dage denkt men +hierbij onwillekeurig aan zekere verhalen omtrent de Indische "fakirs" +en aan de "spiritistische" mediums. Wat de fakirs betreft, is een +dergelijk feit, schoon wel eens door geloofswaardige personen bericht, +tot dusver o.w. nog niet streng wetenschappelijk vastgesteld. Bij eenige +mediums daarentegen zijn analoge verschijnselen van telekinesie, d.w.z. +beweging uit de verte buiten de bekende krachten om, herhaaldelijk onder +goede voorwaarden van controle waargenomen, zoodat hunne realiteit op +redelijke gronden bezwaarlijk te loochenen valt. Maar het zijn en +blijven hooge uitzonderingen, feiten, die zich niet zoo maar op commando +kunnen voordoen en daarom zijn wij eerder geneigd aan te nemen, dat het +door Josephus vermelde feit aan <a name='Page_97'></a>zekeren jongleurtruc te danken was, die +trouwens ook later nog herhaaldelijk is toegepast.</p> + +<p>Tacitus, reeds in hoofdstuk III door ons aangehaald, vermeldt in +Historiën IV, 81 hoe zijn oudere tijdgenoot, keizer Vespasianus (69—79) +zelf eene wonderdadige genezing verrichtte:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Gedurende die maanden, dat Vespasianus te Alexandrië de + passaatwinden en eene rustige zee afwachtte, gebeurden er vele + wonderen, waaruit de gunst des hemels en eene zekere genegenheid + der goden jegens Vespasianus bleek. Iemand van het mindere volk uit + Alexandrië, bekend als ooglijder, wierp zich voor zijne knieën neer + en smeekte hem jammerend om genezing van zijne blindheid, op + aanraden van den god Serapis, dien het aan gelooverij lijdende volk + boven de anderen vereert. Hij verzocht den keizer zich te + verwaardigen, zijn wangen en oogkringen met het vocht van zijnen + mond te besproeien. Een ander, met eene lamme hand, verzocht, op + aansporing van denzelfden god, door den keizerlijken voet te worden + getreden. Vespasianus lachte er eerst om en weigerde; toen ze + bleven aandringen, ging hij weifelen; nu eens vreesde hij een mal + figuur te slaan, dan weer vatte hij door hun gesmeek en de taal van + vleiers, hoop; tenslotte beval hij geneesheeren te onderzoeken of + zulke blindheid en lamheid door menschelijke hulp te genezen was. + De medici zeiden, na allerlei discussies, dat bij de eene het + gezichtsvermogen niet vernietigd was en terugkeren <a name='Page_98'></a>zou, als de + beletselen verwijderd werden; van den andere kon het verstijfde lid + weer door aanwending eener heilzame kracht hersteld worden. + Misschien was dit de wil der goden en de keizer voor de volvoering + daarvan uitgekozen; en tenslotte zou als het geneesmiddel slaagde, + de keizer er de eer van hebben, als het faalde, de spot de + ongelukkigen treffen." Toen gaf Vespasianus, in de meening dat zijn + geluk geen grenzen kende en niets verder ongeloofelijk was, zelf + met een blij gelaat, en te midden van de gespannen verwachting der + aanwezige menigte, aan het verzoek gehoor. Terstond werd de + verlamde hand weer lenig en herblonk voor den blinde het daglicht. + Zij die er getuigen van waren, vermelden nog beide feiten, nu er + met een leugen niets te verdienen valt". </p></div> + +<p>Men vergunne ons hier eene uitweiding.</p> + +<p>Aan het speeksel wordt ook elders geneeskracht toegeschreven. Bij de +Romeinen meende men door eene dagelijksche bestrijking 's morgens met +speeksel druipoogigheid te kunnen genezen<a name='FNanchor_50_50'></a><a href='#Footnote_50_50'><sup>[50]</sup></a>. De Joden geloofden, dat +bespuwing een goed middel tegen oogziekten was, zooals blijkt uit het +volgende merkwaardige Talmoedverhaal: Toen een man van zijne vrouw +eischte om Rabbi Meïr in 't gezicht te spuwen, veinsde de beroemde +leeraar pijn aan zijn oog te lijden, opdat de vrouw, in 't belang van +den huiselijken vrede, aan den wensch van <a name='Page_99'></a>haar man zou kunnen voldoen. +De Islamieten gelooven nu nog, dat door het lichaamsvocht van hunne +sjeichs (heiligen) baraka (zegen, genade, d.w.z. een fluïde, +levenskracht of genezingskracht) kan worden overgebracht. Van de +Wakerewé, een volksstam in Midden-Afrika, bericht Stanley dat de +onderdanen zich door hun koning in de handen lieten spuwen en dan +vervolgens hunne oogen bestreken, blijkbaar omdat zij aan het vocht van +den koninklijken mond geneeskracht toeschreven. Dit alles laat zich +gemakkelijk verklaren door het primitieve geloof, dat het lichaam o.m. +van opperhoofden, zooals wij reeds in hoofdstuk II hebben vermeld, van +"mana", eene magische kracht of zelfstandigheid is doortrokken. Men kan +nog verder gaan en hierin een hoofdfactor zien van de +reliquieënvereering. Vaak immers wordt ook aan het lijk en het gebeente +van een heilige wonderkracht toegeschreven. Het "mana", om maar die +uitdrukking te gebruiken, is ook na den dood nog in de overblijfselen +van eene bevoorrechte persoonlijkheid aanwezig.</p> + +<p>Keeren wij nu tot Vespasianus terug.</p> + +<p>Verdient het al onze aandacht dat die bejaarde, nuchtere, practische +keizer eene wondergenezing verrichtte, niet minder opmerkelijk zijn de +berichten bij Philostratus, dat Vespasianus<a name='FNanchor_51_51'></a><a href='#Footnote_51_51'><sup>[51]</sup></a>, evenals zijn zoon +Titus<a name='FNanchor_52_52'></a><a href='#Footnote_52_52'><sup>[52]</sup></a>, achting voor Apollonius van <a name='Page_100'></a>Tyana zouden hebben gevoeld, die +daarentegen door den achterdochtigen Domitianus (z.b.) den broeder en +opvolger van Titus werd vervolgd<a name='FNanchor_53_53'></a><a href='#Footnote_53_53'><sup>[53]</sup></a>.</p> + +<p>Hadrianus (117-138), de veelzijdigste en bedrijvigste aller keizers, was +een en al belangstelling voor de magie en wij lezen dan ook in den +grooten tooverpapyrus uit Parijs (v. 2446-2455), dat Pachrates, de +"profeet" uit Heliopolis (in Egypte) hem "de macht van zijne goddelijke +magie toonde" en dat de keizer, "uit bewondering voor den profeet, beval +hem eene dubbele remuneratie uit te keeren".</p> + +<p>Hadrianus stichtte voorts ter eere van Antinoüs, een jongeling, die zich +voor den keizer zou hebben opgeofferd, eene stad, Antinoöpolis (in +Egypte) en wijdde hem een cultus. Van welken aard die cultus is geweest +kan men opmaken uit de woorden van een Christelijk schrijver<a name='FNanchor_54_54'></a><a href='#Footnote_54_54'><sup>[54]</sup></a>:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Indien iemand met waarheidsliefde en onpartijdigheid de + geschiedenis van Antinoüs onderzoekt, zal hij vinden, dat + tooverkunsten en wijdingen der Egyptenaren de oorzaken zijn, dat + hij in Antinoöpolis ook na zijn dood nog iets schijnt te + verrichten. Zoo iets wordt ook in andere tempels, naar verluidt, + door de Egyptenaren en diegenen, die in diergelijke kunsten + bedreven zijn, bewerkstelligd. Zij vestigen nl. op zekere oorden + voorspellende of genezende demonen, die <a name='Page_101'></a>echter vaak ook hen + kwellen, die iets schijnen te hebben misdreven aangaande verbodene + spijzen of het aanraken van een dood menschelijk lichaam, om + zoodoende den grooten en onbeschaafden hoop schrik aan te jagen. + Van dien aard is ook hij, die te Antinoöpolis in Egypte voor een + god wordt gehouden, van wiens wondermacht zwendelaars allerlei + leugens verzinnen, terwijl anderen, door den aldaar gevestigden + demon bedrogen, en nog weer anderen door hun boos geweten + overtuigd, eene straf meenen te ondergaan, hun door Antinoüs als + god opgelegd." </p></div> + +<p>Op het bannen van demonen naar zekere oorden en meer bepaaldelijk in +standbeelden, komen wij in hoofdstuk V terug; hier willen wij er +voornamelijk op wijzen, hoe een destijds ingestelde cultus bovenal een +magisch karakter droeg.</p> + +<p>Het is ook juist in den tijd, dien wij nu behandelen, dat de Oostersche, +in de Helleensch-Romeinsche wereld ingedrongen, religies zich eene +overheerschende positie onder de beschaafde kringen verwerven, en het +spreekt van zelf, dat dit de toch al sterke neiging van het publiek voor +het magische nog meer deed toenemen.</p> + +<p>De dienst der Egyptische goden werd omstreeks het midden der eerste +eeuw, zij het dan ook onder een zekere beperking, officieel erkend. Otho +(in 69 keizer) vierde dikwijls de Isisfeesten openlijk in het linnen +plechtgewaad. Vespasianus (z.b) betrad te Alexandrië alleen in eigen +persoon den <a name='Page_102'></a>tempel van Serapis, ten einde den god over zijn +heerschappij te raadplegen<a name='FNanchor_55_55'></a><a href='#Footnote_55_55'><sup>[55]</sup></a>. Van toen af aan zijn de keizers +begunstigers van den "Alexandrijnschen" cultus. Onder Hadrianus werden +de Egyptische goden voor het eerst op de keizerlijke munten afgebeeld. +Geen wonder, dat zulke illustre voorgangers ook op dit gebied hunne +volgelingen hadden. Hier zij slechts vermeld, dat ook Plutarchus, +hoezeer aan de oud-vaderlandsche gebruiken gehecht, warme sympathie voor +Isis en Osiris koesterde, zooals uit zijn geschrift over beide goden +genoegzaam blijkt.</p> + +<p>Ongeveer omstreeks denzelfden tijd als de Isisreligie verkreeg ook de +dienst van de Klein-Aziatische godin Cybele, die twee eeuwen lang in +Rome slechts een zeer beperkten kring van vereerders mocht hebben, door +de gunst van keizer Claudius (41-54) groote uitbreiding. Magie was ook +aan dezen cultus niet vreemd; men beoefende er o.m. het "hypnotisme", +echter onder den naam van "Corybantisme", afgeleid van de Corybanten, +figuren uit de Cybele-mythe, die ook afzonderlijk vereerd werden.</p> + +<p>Eveneens blijken de aanhangers van den oorspronkelijk Perzischen +Mithrasdienst, die sinds den tijd van Vespasianus het Romeinsche rijk +binnendrong, zich vaak op de tooverkunst te hebben toegelegd.</p> + +<p><a name='Page_103'></a>De Oostersche religies, die toenmaals in het Westen zulk eene opgang +maakten, leefden dus met de magie in vrede; de nieuwe wereldgodsdienst +daarentegen, het christendom, veroordeelde de tooverij van meet af aan +ten strengste.</p> + +<p>Laten wij dienaangaande het Nieuwe Testament raadplegen.</p> + +<p>Wij lezen vooreerst in de Handelingen der Apostelen, VIII:</p> + +<div class='blkquot'><p>(5) Philippus trok naar de stad Samaria en predikte hun den + Christus. (6) Het volk luisterde eensgezind en vlijtig naar hetgeen + Philippus zeide en zag de teekenen, die hij verrichtte. (7) Want de + onzuivere geesten voeren uit vele bezetenen met groot geschreeuw; + ook werden vele jichtlijders en lammen weer gezond gemaakt. (8) En + er ontstond eene zeer groote vreugde in die stad. (9) Er was echter + in die zelfde stad een man met name Simon, die reeds vroeger + tooverkunsten verrichtte en het volk in verrukking gebracht had + door te zeggen dat hij zelf iets bijzonders was, (10) wien allen, + van den kleinste tot den grootste aanhingen en zeiden: "Deze is de + kracht Gods, die "de Groote" heet", (11) En zij hingen hem aan, + omdat hij langen tijd hunne zinnen door tooverij verrukt had. (12) + Maar nu zij Philippus geloofden, die de blijde boodschap van het + koninkrijk Gods en van den naam van Jezus Christus verkondigde, + lieten zij zich doopen, mannen zoowel als vrouwen. (13) En ook + Simon zelf werd geloovig en na gedoopt <a name='Page_104'></a>te zijn bleef hij + voortdurend bij Philippus en toen hij de teekenen en groote + krachten zag, die er geschiedden, ontzette hij zich. (14) Toen nu + de apostelen in Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods + aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes. (15) Dezen + kwamen en baden voor hen, dat zij den Heiligen Geest mochten + ontvangen. (16) Want deze was nog op niemand hunner neergedaald, + maar zij waren alleenlijk gedoopt in den naam van den Heer Jezus. + (17) Toen legden zij de handen op hen en zij ontvingen den Heiligen + Geest. (18) En als Simon zag, dat door de handoplegging der + apostelen de Heilige Geest geschonken werd, bood hij hun geld aan + (19) en zeide: "Geeft ook mij deze macht, opdat hij, wien ik de + handen opleg, den Heiligen Geest ontvangt". (20) Petrus echter + zeide tot hem: "Uw geld ga met U ten verderve, omdat gij gemeend + hebt, dat de gave Gods door geld verkregen wordt! (21) Gij hebt + part noch deel aan dit woord, want uw hart is niet oprecht + tegenover God. (22) Bekeer U dan van deze uwe boosheid en bid God, + of misschien deze overlegging uws harten U vergeven wordt, (23) + want ik zie, dat uwe ziel vol is van bittere gal en dat gij + verstrikt zijt in ongerechtigheid. (24) Doch Simon antwoordde en + sprak: "Bidt gijlieden voor mij tot den Heer, dat niets over mij + kome van hetgeen gij gezegd hebt." </p></div> + +<p>De oudste Christenen gingen dus, zooals wij <a name='Page_105'></a>zien, van het gezonde +principe uit, dat de uitdeeling der goddelijke gaven vrij moet zijn van +winstbejag, overigens echter werd tusschen de "wonderen" in naam van den +Christus of in naam van andere godheden verricht, geen scherpe grenslijn +getrokken.</p> + +<p>Hoogst kenschetsend is verder het navolgende verhaal, eveneens uit de +Handelingen der Apostelen, XIII:</p> + +<div class='blkquot'><p>(6) En toen zij [nl. Paulus en Barnabas] het eiland [Cyprus] + doorgetrokken waren tot aan de stad Paphos, troffen zij er een + Joodschen toovenaar en leugenprofeet aan, met name Bar-Jezus, (7) + die tot het gevolg van den stadhouder Sergius Paulus, een zeer + verstandig man, behoorde. Deze ontbood Barnabas en Saulus en + begeerde zeer, het woord Gods te hooren. (8) Maar Elymas, de + toovenaar—want aldus wordt zijn naam vertolkt—kwam tegen hen op + en trachtte den stadhouder van het geloof afkeerig te maken. (9) + Maar Saulus (ook Paulus genoemd), vervuld van den Heiligen Geest, + keek hem scherp aan (10) en zeide: "O gij kind des duivels, vol van + alle bedrog en alle arglist, vijand van alle gerechtigheid, wilt + gij eens ophouden, de rechte wegen des Heeren krom te maken? (11) + Zie dan, de hand des Heeren keert zich tegen U en gij zult blind + zijn en de zon voor een tijd niet zien!" En terstond viel nevel en + duisternis op hem, en tastende zocht hij rond naar wie hem bij de + hand <a name='Page_106'></a>zouden leiden. (12) Toen de stadhouder zag wat gebeurd was, + geloofde hij, ontzet over de leer van den Heer." </p></div> + +<p>Hier zien wij dus, hoe naar de Christelijke opvatting, een +toovenaar-profeet door de goddelijke macht krachteloos wordt gemaakt.</p> + +<p>Zeer opmerkelijk is ook hetgeen naar aanleiding van Paulus' prediking in +Ephese wordt vermeld (Handelingen XIX, 19):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Velen ook dergenen, die magische kunsten beoefend hadden, brachten + de [toover]boeken bijeen en verbrandden ze in tegenwoordigheid van + allen; men berekende de waarde ervan en kwam tot een bedrag van + vijftigduizend zilverstukken." </p></div> + +<p>In de "Openbaring van Johannes" wordt (XXI, 8) verzekerd, dat ook aan de +toovenaars als aan de andere misdadigers "hun deel zal zijn in den poel +die daar brandt van vuur en sulfer, hetwelk is de tweede dood" (vgl. ook +XXII, 15).</p> + +<p>De zg. Apostolische Vaders sluiten zich bij die zienswijze aan.</p> + +<p>In den zg. "Brief van Barnabas" (waarschijnlijk uit de eerste eeuw +dagteekenende) wordt c. 20 gewaarschuwd voor den "weg der duisternis", +want het is "de weg van den eeuwigen dood met straf, waarop zich bevindt +wat de ziel te gronde richt", en daaronder wordt ook de magie +uitdrukkelijk genoemd.</p> + +<p>Ook de zg. "Leer der Twaalf Apostelen" <a name='Page_107'></a>(hoogstwaarschijnlijk later dan +de brief van Barnabas) zegt in c. III, 4 o.m.: "Mijn kind, wordt geen +bezweerder noch astroloog noch magiër en verlang die dingen niet te +zien, want uit dit alles ontstaat afgodendienst". Dit was dus bij de +Christenen het groote bezwaar tegen de tooverij.</p> + +<p>Desondanks werden zoowel Jezus zelf als zijne volgelingen in 't algemeen +als magiërs beschouwd.</p> + +<p>Het is bijv. een feit, dat de Joden Jezus voor een toovenaar uitmaakten. +Volgens eene overlevering zou Jezus in Egypte de magie hebben geleerd en +door middel van haar zijne wonderdaden hebben verricht. In Joodsche +legenden van lateren tijd staat o.m. te lezen, dat Jezus een geheim +perkament met den waren naam Gods had bezeten, dat dit hem echter +afhandig werd gemaakt en hij dientengevolge zijne tooverkracht verloor. +Die verhalen hebben echter, zooals van zelf spreekt, geen historische +waarde. Daarentegen valt het niet te ontkennen, dat zekere wonderdadige +genezingen, zooals ze in de Evangeliën worden verhaald, sterk op die van +magiërs gelijken. Wanneer wij lezen, hoe Jezus doofstomheid (Marcus VII, +33) en blindheid (Marcus VIII, 23 en Johannes IX, 6) geneest door o.m. +van zijn speeksel gebruik te maken, dan denken wij onwillekeurig aan de +wonderdaad van Vespasianus en aan hetgeen wij verder t.p. hebben +vermeld. En wanneer in Lucas VIII, 43 vlg. staat, hoe eene zieke vrouw +reeds daardoor genezen wordt, dat <a name='Page_108'></a>zij den zoom van Jezus' kleed +aanraakt, en hoe in v. 46 Jezus zelf verklaart te voelen dat kracht van +hem is uitgegaan, dan herinnert dat ons van zelf aan de wonderdadige +geneeskracht, die, zooals wij reeds in hoofdstuk II zagen, door de +primitieve volkeren aan hunne opperhoofden wordt toegeschreven.</p> + +<p>De Christenen gingen, evenals de Joden, in 't algemeen bij de Romeinen +voor magiërs door. Wanneer de geschiedschrijver Suetonius in zijn "leven +van Nero" c. 16, de Christenen naar aanleiding van de vervolging onder +dien keizer eene soort menschen noemt van eene "nieuwe en boosdoende +superstitie", dan gebruikt hij—'t geen hoogst opmerkelijk is—een +woord, nl. boosdoende (malefica) dat ook bij uitstek van de tooverij in +ongunstigen zin werd gebezigd. In een brief, aan keizer Hadrianus +toegeschreven, worden de Christelijke presbyters voor wichelaars en dgl. +uitgemaakt<a name='FNanchor_56_56'></a><a href='#Footnote_56_56'><sup>[56]</sup></a>. Met die beschuldiging van magie hangt ook het gerucht +samen, dat vooral in de tweede eeuw hardnekkig werd geloofd, dat nl. de +Christenen een klein kind slachtten en brood in het bloed doopten om +aldus het eeuwige leven te verwerven. Aanleiding daartoe was blijkbaar +de geheime viering van het avondmaal bij de Christenen en zekere +uitdrukkingen, die zij voor dit sacrament gebruikten. Het griezelige, +dat men <a name='Page_109'></a>van de magiërs geloofde, geloofde men ook van de Christenen, en +men nam zich niet de moeite, om het feit zelf deugdelijk te bewijzen. +Voorts werd het, zooals te begrijpen, als magie beschouwd, wanneer de +Christenen door den naam van Jezus "duivelen" uit de bezetenen +verdreven. Overigens was, zooals wij in hoofdstuk III gezien hebben, het +exorcisme reeds voordien gebruikelijk.</p> + +<p>Begunstigers daarentegen van de magie waren de zg. Gnostieken, +sectariërs, van vóór onze jaartelling dateerende, echter reeds spoedig +met het Christendom in aanraking gekomen. Gnosis, d.w.z. kennis, is, +naar hunne opvatting, niet zoo zeer de "zelfbezinning van het intellect" +als wel eene geheimzinnige openbaring, die door inwijding en +sacramenten, door visioenen en extase den mensch ten deel valt. Wij zijn +aangaande de Gnostieken vrij gebrekkig ingelicht en meestal slechts op +de berichten van hunne tegenstanders aangewezen, maar dat zij sterk aan +magie deden, is boven twijfel verheven. Zeer opmerkelijk is het, dat +bovenvermelde Simon "de toovenaar" door de oude kerk werd beschouwd als +de "vader der ketterijen", die "deels door goocheltoeren, deels ook door +de hulp van demonen"<a name='FNanchor_57_57'></a><a href='#Footnote_57_57'><sup>[57]</sup></a> velen misleidde. Zooals wij in hoofdstuk V +zullen zien, beoefenden de "Simonianen", die zich geruimen tijd wisten +te handhaven, o.m. de doodenbezwering. Van <a name='Page_110'></a>Carpocrates (eerste helft +der tweede eeuw) en zijne volgelingen luidt het: "Zij houden zich op met +magische kunsten en bezweringen, minnedranken en toovermiddelen, +bijzitters [helpende geesten] en droomenzendende geesten en de overige +boosdoenarijen, bewerende de macht te hebben om reeds te heerschen over +de vorsten en vormers van deze wereld, ja zelfs over al het geschapene +in haar"<a name='FNanchor_58_58'></a><a href='#Footnote_58_58'><sup>[58]</sup></a>. Uit koptisch-gnostische geschriften, die men in den +laatsten tijd gevonden en uitgegeven heeft, zijn wij hieromtrent een en +ander te weten gekomen. In een dier boeken bijv. staat o.m. opgegeven +welke symbolen en bezweringen van noode zijn, om "de oorden van den +onzichtbaren God te doorwandelen". De symbolen of "zegels" bestaan uit +allerlei figuren, die soms op sneeuwkristallen gelijken, de bezweringen +grootendeels uit vreemdsoortige namen, als Jaldabaoth en +allerzonderlingste klankverbindingen als zozeze, ja, herhalingen van +enkele klinkers als bijv. eene drievoudige e. Bij iedere afzonderlijke +aanroeping van gindsche "heerschers" moet men tevens een mystiek getal +als bijv. 1119 "met de handen grijpen"<a name='FNanchor_59_59'></a><a href='#Footnote_59_59'><sup>[59]</sup></a>. Dergelijke practijken waren +reeds in het oude Egypte gebruikelijk, zooals o.m. uit het zg. +Doodenboek, feitelijk eene verzameling van tooverformulieren, blijkt.</p> + +<p><a name='Page_111'></a>In de tweede helft der tweede eeuw n. Chr. heeft het ongeloof nog wel +eenige voorstanders onder de wijsgeeren, maar het moet hoe langer hoe +meer zwichten voor de onweerstaanbare macht der pythagoreïsche en +platonische philosophie. En hoe men in die kringen over de realiteit der +magie dacht, leert ons bijv. de veertiende "voordracht" van Maximus, uit +Tyrus, een toenmalig "conférencier", die daarin o.m. inlichtingen +omtrent allerlei orakelen geeft. Vgl. inzonderheid de navolgende +passage, (2, vlg.):</p> + +<p>"In Boeotië, nabij de stad Lebadea, is een orakelgrot, genoemd naar den +halfgod Trophonius. Wie hem wil raadplegen, legt een linnen, tot de +voeten reikend, roodkleurig gewaad aan, neemt [honig]koeken in beide +handen, en begeeft zich achterovergebogen door eene smalle opening +binnen de grot. Na het een en ander te hebben gezien of gehoord komt hij +weer naar boven en is zelf de tolk van wat hij waarnam. En ergens in +Italië, in Groot-Griekenland, was bij het meir dat Avernus heet, een +orakelgrot met priesters: psychagogen, geheeten naar hun werk [het +oproepen van zielen]. Wie daar ter wille van het orakel gekomen was, +deed een gebed, slachtte offerdieren, bracht plengoffers en riep de ziel +van wien hij wilde, van voorouders of van vrienden, op. En dan kwam hem +een schimbeeld te gemoet, wel is waar onduidelijk om te zien en moeilijk +te herkennen, maar toch in staat om eene stem te <a name='Page_112'></a>laten hooren en +voorspellingen te doen, en na geantwoord te hebben op hetgeen men vroeg, +verdween het. Het schijnt mij toe, dat ook Homerus dit orakel kende en +Odysseus er de reis heen laat doen, al heeft hij het, met dichterlijke +vrijheid, ver van de Middellandsche zee verplaatst.</p> + +<p>3. Indien deze dingen waar zijn, zooals het geval is, daar deels die +orakelen ook nu nog bestaan, zooals ze waren, deels nog duidelijke +sporen van den dienst en de plechtigheden bij die instellingen over +zijn," enz.</p> + +<p>Eene zeer uitvoerige beschrijving van het Trophonius-orakel geeft, uit +eigen ervaring, een tijdgenoot van Maximus, nl. Pausanias, in zijne +beschrijving van Griekenland "de Baedecker der oudheid" (IX, 39). Van +het meir Avernus, in Campanië, is reeds in hoofdstuk III sprake geweest; +hier willen wij nog slechts opmerken, dat Zuid-Italië, wegens de vele +Grieksche kolonies die er waren, vaak "Groot-Griekenland" werd genoemd.</p> + +<p>De satiricus Lucianus uit Syrië (± 120-na 180), die zich niet ontzag de +meest hoogstaande philosophen te bespotten, kantte zich fel tegen alles +wat maar naar magie zweemde en heeft enkele geschriften speciaal aan de +bestrijding ervan gewijd.</p> + +<p>Bekend is zijne levensbeschrijving van "Alexander den leugenprofeet" uit +Abonouteichos (in Klein-Azië), die ook bij hooggeplaatste Romeinen <a name='Page_113'></a>zeer +gezien was. Lucianus, zijn persoonlijke vijand, noemt hem een toovenaar +(c. 1), verwijt hem, op grond van hooren zeggen, grove onzedelijkheid +(c. 5) en beschuldigt hem van stelselmatig bedrog, ja zelfs van poging +tot moord (c. 56 vlg.). Dit alles valt, door gebrek aan andere bronnen, +moeilijk te controleeren; maar dat men Alexander niet botweg mag +beoordeelen naar de critiek van iemand, die, op 't voorbeeld van +Epicurus, verklaart, dat "wonderen" bedrog moeten zijn, ook al kan men +dit niet aantoonen (c. 17)—daarover worden de deskundigen het toch meer +en meer eens.</p> + +<p>Van eenigszins minder inferieur gehalte is de "Menippus of +doodenbezwering", waarin Lucianus genoemden satiricus, geholpen door een +Chaldeeuwschen magiër, in de onderwereld laat neerdalen. De beschrijving +van de hiertoe vereischte voorbereidingen en ceremoniën, hoe wonderlijk +ook, is geen pure fantasie. Menippus nl. vertelt o.m., hoe de magiër hem +omstreeks middernacht naar de Tigrisrivier leidde, hem reinigde, met +klei afwreef, met fakkels en de zeeajuin en verscheidene andere middelen +zuiverde en tevens eene bezwering mompelde, (c. 7), 't geen met andere +berichten omtrent soortgelijke handelingen overeenstemt. Van de +onderwereld zelve zij hier vermeld, dat, volgens onzen zegsman, Socrates +daar, tengevolge van zijne vergiftiging, nog met gezwollen beenen +rondliep, (c. 18).</p> + +<p>Al zijne bitterheid heeft Lucianus echter in "De <a name='Page_114'></a>leugenvriend of de +ongeloovige" bijeengegaard, om ze onbarmhartig uit te storten over +iedereen die zich in dezen niet met de zienswijze der atomisten (c. 32 +f.f.) kan vereenigen, 's Mans fijne en vindingrijke ironie moge uit +staaltjes als de navolgende blijken: Een der "wondergeloovigen" +verzekert, een blik in de onderwereld te hebben geslagen en antwoordt op +de vraag of hem ook Socrates voor oogen was gekomen, aldus: "Ik zag +Socrates, echter niet duidelijk, maar op de gis af, omdat hij een kaal +hoofd en een dikken buik had" (c. 24). Van een ander wordt gezegd, dat +hem "de ideeën zelve verschijnen, die Plato laat zien, een duister +schouwspel voor zwakken van gezicht" (c. 16), waarmee de geestigheid van +Lucianus in deze materie haar toppunt heeft bereikt.</p> + +<p>Een tegenhanger van Lucianus is de grootste der toenmalige Latijnsche +belletristen, Apuleius uit Madaura (heden ten dage Mdauroesch in +Algiers), tevens een man van encyclopaedische kennis. Zijn bekendste +werk, de kleurrijke en artistieke roman "Metamorphosen", d.w.z. +"Gedaanteverwisselingen", ook wel "De gouden ezel" genoemd, vereenigt op +eigenaardige wijze nuchter realisme met weelderige fantasie, losbandige +dartelheid met innige devotie. De held ervan, Lucius, een jeugdig en +hoogst onbezonnen geleerde, wordt nl. in een ezel veranderd en beleeft +als zoodanig de zonderlingste lotgevallen, totdat hij door de genade van +Isis wordt verlost en zich <a name='Page_115'></a>uit dankbaarheid aan den dienst der godin +wijdt.</p> + +<p>Uit dit boek spreekt een enthousiasme voor tooverij, zooals wij het +zelden elders aantreffen. Wij willen hier het meest frappante aanhalen.</p> + +<p>Lucius, te Hypata, een stadje in Thessalië, aangekomen, denkt over de +wonderen na, die hij verwacht te zien (II, 1):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Zoodra de zon de nacht verdreven en den dag hernieuwd had, verhief + ik mij tegelijkertijd uit den slaap en uit het bed, tóch al + gespannen en bovenmatig nieuwsgierig, om wat zeldzaam en + wonderbaarlijk is, te leeren kennen, en bedenkende, dat ik mij + midden in Thessalië bevond, dat de geheele aardkring als de + bakermat der tooverzangen verheerlijkt ... bekeek ik alles stuk + voor stuk met de grootste belangstelling en nieuwsgierigheid. En er + was niets in dat plaatsje wat ik bij den aanblik voor dat hield wat + het was, maar ik geloofde dat alles zonder onderscheid door helsch + toovergemompel in eene andere gestalte was omgezet, dat de steenen, + die ik er aantrof, uit menschen verhard, de vogels die ik hoorde, + evenzoo bevederd, de boomen, die de stadgrens omgaven, op gelijke + wijze bebladerd en dat de bronwateren vervloeide menschenlichamen + waren. Reeds verwachtte ik, dat de standbeelden en schilderijen + zouden gaan wandelen, de muren spreken, de runderen en soortgelijk + vee profeteeren en van den hemel zelf en de zonneschijf plotseling + een orakel zou neerdalen." </p></div> + +<p><a name='Page_116'></a>Daar ontmoet hij eene aanverwante, de matrone Byrrhina, die hem +waarschuwt voor de booze kunsten van Pamphile (jongensgek), wier +echtgenoot hem gastvrijheid verleent (2 vlg.):</p> + +<p>"Maar ik", aldus gaat Lucius in c. 6 voort, "toch al nieuwsgierig, was, +zoodra ik het altijd gewenschte woord "tooverkunst" hoorde, er zoo verre +van af, om voor Pamphile op mijne hoede te zijn, dat ik integendeel er +naar snakte, om mij aan zulk eene leerschool zelfs tegen eene rijke +betaling gaarne over te geven en mij rechtstreeks met rassen sprong in +den afgrond te storten."</p> + +<p>De zucht naar tooverij valt moeilijk met schellere kleuren te teekenen.</p> + +<p>Door middel van eene slavin, waarmee hij liefdesbetrekkingen aanknoopt, +tracht Lucius achter de geheimen van Pamphile te komen.</p> + +<p>Pamphile, aan haar weinig sympathieken echtgenoot ontrouw, legt zich +vooral op liefdestooverij toe, waaromtrent dan ook in III, 17 vlg. een +en ander wordt medegedeeld. Zij tracht afgesneden haren van dengene op +wien ze verliefd is, meester te worden, en bedient zich voorts van een +zeer omvangrijk tooverapparaat: allerlei soort welriekende kruiden, +platen met onverstaanbare karakters bekrast, overblijfselen van +verongelukte schepen, lichaamsdeelen van overledenen, bloed van +vermoorden, bekkeneelen aan de tanden van roofdieren ontrukt, +bezweringen, plengingen, nu eens met bronwater, dan met koeienmelk, met +<a name='Page_117'></a>wilden honig ofwel met wijnmee. Na vervolgens de haren in elkaar +gestrengeld en geknoopt te hebben werpt ze deze ter verbranding in een +gloeiend kolenvuur.</p> + +<p>Wij hebben verscheidene van deze toovermiddelen reeds herhaaldelijk +vermeld en willen hier meer bepaaldelijk onze aandacht op de haren +vestigen.</p> + +<p>De haren toch spelen in het volksgeloof eene groote rol. Zelfs worden ze +vaak als zetel van de levenskracht beschouwd. Volgens Euripides snijdt +de dood een lok af van het hem gewijde slachtoffer<a name='FNanchor_60_60'></a><a href='#Footnote_60_60'><sup>[60]</sup></a>. Vergilius +verhaalt in het (reeds in hoofdstuk III door ons aangehaalde) vierde +boek der Aeneïde (v. 696-705), hoe Dido die "voor haar tijd" zelfmoord +pleegt, niet van het lichaam kan scheiden, alvorens haar van godswege +een lok van de kruin is afgesneden. En wie denkt hierbij niet +onwillekeurig aan Simson, die met zijne weelderige haren tegelijk ook +zijne reuzenkracht verliest?</p> + +<p>Het is dus geen wonder, dat de haren bij liefdestooverij en envoûtement +te pas komen. Lucianus vermeldt in zijne "heterengesprekken" (IV, 4), +hoe voor de betoovering van een ontrouwen minnaar iets van den man zelf, +zooals bijv. enkele van zijne haren, vereischt zijn. En treffend stemt +het met de tooverij van Pamphile overeen, als <a name='Page_118'></a>wij lezen, hoe de magiërs +bij de Tamilen op Ceylon, om iemand te envoûteeren, haren en speeksel +van hem met zand van zijne voetsporen vermengd, samenkneeden en op een +looden plaat uitspreiden, waarbij tevens een ontvleeschte schedel met +magische, er op ingekraste karakters onmisbaar is.</p> + +<p>Met de bovengenoemde middelen echter in een zeker geval niets kunnende +gedaan krijgen, besluit Pamphile de gedaante van een vogel aan te nemen +en zoo naar haar geliefde toe te vliegen. Ze begeeft zich voor dat doel +naar haar bovenkamertje. (c. 21). Lucius, door de slavin gewaarschuwd, +klimt, in den nacht, stilletjes de trap op en ziet door eene spleet in +de deur, hoe Pamphile zich eerst van al hare kleeren ontdoet, daarna uit +een gesloten kastje verscheidene busjes te voorschijn haalt, uit een +ervan eene zalf neemt, deze lang met hare handpalmen wrijft en zich van +de teenen tot de kruin er mee bestrijkt. Eindelijk schudt ze hare +ledenmaten, die zich met veeren bedekken; ze wordt een oehoe en gaat met +vollen vleugelslag er van door.</p> + +<p>Wij zien hier dus, hoe eene zalf vereischt is, als men zich in een dier +wil veranderen, en denken daarbij meteen aan de zalf, waarmede de heksen +zich bestreken, ten einde naar hunne nachtelijke samenkomsten te +vliegen, zooals Goethe het in Faust dichterlijk heeft beschreven. En ook +wordt <a name='Page_119'></a>ons overgeleverd, dat men zich van eene diergelijke zalf +bediende, om de gedaante van een wolf aan te nemen, zooals immers het +geloof aan den weerwolf met dat aan den duivel en tooverij samen is +gesmolten. De hoofdbestanddeelen van de zalven in quaestie waren +narcotische kruiden; een occultist uit de vorige eeuw, K. Kiesewetter, +die het geheim van de samenstelling meende te kennen, heeft er zelf +proeven mee genomen, waarbij hij van reizen in verre gewesten en groote +menschenmassa's droomde. Het geloof der heksen, op eene samenkomst te +zijn geweest, waarbij de duivel het voorzitterschap bekleedde, laat zich +verder door "autosuggestie" gemakkelijk verklaren.</p> + +<p>Lucius, door dolle nieuwsgierigheid gedreven, wil nu ook een experiment +met de zalf wagen, maar neemt per ongeluk een verkeerd busje en wordt +zoodoende in een ezel veranderd (c. 24). Slechts het eten van rozen +vermag hem de menschelijke gedaante weer te geven, maar dit valt hem +niet dan na eene reeks allerellendigste wederwaardigheden ten deel (XI, +13).</p> + +<p>Ook eene doodenbezwering wordt in onzen roman beschreven, en wel naar +aanleiding van het feit, dat zeker bejaard burger eene vrouw +beschuldigt, zijn neef, met wien zij gehuwd was, te hebben vermoord. Er +ontstaat een oploop; het volk dreigt de vrouw te steenigen, zij echter +verzekert onder tranen, onschuldig te zijn (II, 27).</p> + +<a name='Page_120'></a> +<div class='blkquot'><p>"Toen dan", aldus gaat het verhaal bij Apuleius (c. 28) voort, + "zeide de grijsaard: De beslissing omtrent de waarheid zij aan de + goddelijke voorzienigheid overgelaten! Zatchlas is hier, een + Egyptisch priester van den eersten rang, die met mij tegen eene + groote belooning is overeengekomen, om den geest van den overledene + voor eene korte poos uit de onderwereld terug te roepen en dit + lichaam weer te bezielen." En meteen brengt hij een jongeling er + bij, in linnen gewaden, met schoenen van palmbladeren en met + kaalgeschoren hoofd. Lang kust hij diens handen, raakt zijne knieën + aan en zegt: "Ontferm U, priester, ontferm U! Bij de gesternten des + hemels, bij de godheden der onderwereld, bij de elementen der + natuur, bij het zwijgen der nacht, en de heiligdommen van Coptos, + bij het aanwassen van den Nijl en de geheimen van Memphis ... geef + een kort gebruik van de zon en giet in de voor eeuwig gesloten + oogen een weinig licht! Wij verzetten ons niet tegen het noodlot, + wij ontzeggen niet aan de aarde haar eigendom, maar slechts + terwille van den troost der wraak, smeeken wij om eene korte spanne + levens."</p> + +<p> De profeet, aldus vermurwd, legt een zeker kruid op den mond en een + ander op de borst van 't lijk. Vervolgens aanbidt hij, naar het + Oosten gekeerd, zwijgend de opkomst van den verheven zonnegod en + wekt door den aanblik van dit eerbiedwaardig tooneel de + belangstelling der <a name='Page_121'></a>aanwezigen voor een zoo groot wonder op + (29).... Reeds begon de borst op en neer te gaan, reeds de pols + hersteld te kloppen, reeds het lichaam door geest te worden + vervuld; daar verrijst het lijk en spreekt de jongeling". </p></div> + +<p>Nog meer echter dan die roman geeft het feit te denken, dat Apuleius +zelf van tooverij is aangeklaagd (tusschen 155 en 158). Hij was nl. in +het huwelijk getreden met eene rijke maar veel oudere weduwe en had +daardoor de verwanten van haar eersten echtgenoot tegen zich in 't +harnas gejaagd. Men beweerde, dat het huwelijk door verbodene kunsten +tot stand was gekomen en diende eene aanklacht tegen Apuleius in, +waartegen deze zich in zijne "Apologie", die ook de kerkvader Augustinus +als "zeer inhoudsrijk en welsprekend" roemt<a name='FNanchor_61_61'></a><a href='#Footnote_61_61'><sup>[61]</sup></a>, met goed gevolg +verdedigde.</p> + +<p>De aanklagers legden Apuleius o.m. ten laste, dat hij zeldzame visschen +had gekocht om er toovermiddelen uit te bereiden, dat hij een slaaf had +behekst en voor eene lamp aan den voet van een altaar had doen +neervallen, dat hij in de woning van een vriend nachtelijke offers had +gebracht en dat hij een geheimzinnig beeld voor magische doeleinden met +zich voerde.</p> + +<p>Deze punten van beschuldiging waren geenszins, zooals men vroeger +waande, bespottelijk, <a name='Page_122'></a>maar integendeel, zooals het onderzoek in den +laatsten tijd heeft aangetoond, van zeer ernstigen aard, daar ze +overeenstemden met hetgeen men toenmaals van de tooverij en hare +benoodigdheden geloofde.</p> + +<p>Apuleius verdedigt zich hiertegen in dier voege dat hij de lachers op +zijne zijde tracht te krijgen, bij bijzonderheden van weinig beteekenis +lang blijft stilstaan en allerlei uitweidingen maakt, die zeer zeker +veel wetenswaardigs bevatten—ook wij hebben er in III een en ander uit +geput—maar die toch kennelijk bedoelen, de aandacht van den toehoorder +en lezer af te leiden. Op zekere gewichtige beschuldigingen gaat de +verdediger zoo weinig mogelijk in.</p> + +<p>Aangaande de visschen tracht Apuleius (in c. 30 vlg.) uitvoerig aan te +toonen, dat de magiërs er zich niet van bedienen en roept o.a. in (c. +30) uit: "Hoe zou een stomme en koude visch in staat zijn om den +minnegloed te doen ontvlammen?", maar het staat vast, dat toch wel eens +visschen voor liefdestooverij werden gebruikt, en Apuleius heeft dus +niet anders gedaan, dan om de moeilijkheid heen praten.</p> + +<p>In zake de beheksing van den slaaf (c. 42-52) ontkent Apuleius niet, dat +deze in zijne tegenwoordigheid was neergevallen (c. 44 vlg.), schrijft +dit echter aan epilepsie toe: "Dat moet wel de grootste toovenaar van +allen zijn, in wiens tegenwoordigheid die slaaf lang kan blijven staan" +<a name='Page_123'></a>(c. 43). Echter komen de bijzonderheden van deze beschuldiging, zooals +wij in ons laatste hoofdstuk zullen zien, vrij goed overeen met hetgeen +ons de tooverboeken aangaande diergelijke handelingen leeren.</p> + +<p>Van het nachtelijke offer, eene echte tooverpractijk, door de wet +verboden, maakt Apuleius zich (57-60) grootendeels met grappen, +insinuaties en sofismen af. Zijne tegenargumenten zijn weinig +steekhoudend en zelfs is het vermoeden geopperd, dat hij, na zijne +vrijspraak, er een en ander ten gunste van de rhetorische werking aan +zou hebben geretoucheerd.</p> + +<p>Het geheimzinnige beeld (c. 61-65) verklaart Apuleius voor een +onschuldig voorwerp van particuliere vereering; het was echter een +ebbenhouten beeld (c. 61), van Mercurius (de Latijnsche naam voor +Hermes, z.b. hoofdstuk I) met een kleed om de schouders (c. 63), en +juist zulke beelden van Mercurius, den god-toovenaar, werden, zooals in +de tooverpapyri te lezen staat, voor magische doeleinden vervaardigd.</p> + +<p>Vat men alles samen, dan bevestigt de "Apologie" wat men a priori van +den auteur der "Metamorphosen" kon verwachten, n.l. dat hij, die zich op +elk gebied van wetenschap bewoog, ook het "occultisme" beoefende, al was +het dan ook niet met booze bedoelingen.</p> + +<p>Apuleius, wien in geval van veroordeeling de doodstraf wachtte, bleef +dan ook, ondanks zijne <a name='Page_124'></a>vrijspraak, bij zijne tijdgenooten voor een +magiër doorgaan en werd in latere eeuwen met Apollonius van Tyana op +ééne lijn gesteld.</p> + +<p>De magie werd echter ook destijds, zoo noodig, voor officieele +doeleinden gebruikt.</p> + +<p>Keizer Marcus Aurelius (161-180) verzekert wel is waar in zijne +"Zelfbeschouwingen" (I, 6) geen geloof te slaan aan hetgeen +wonderdoeners en toovenaars omtrent bezweringen en het bannen van +demonen en soortgelijke practijken vertelden, maar toen het Romeinsche +rijk door de Marcomannen uit Bohemen en andere volksstammen uit +aangrenzende streken werd bedreigd, riep hij overal priesters vandaan, +liet vreemdsoortige plechtigheden verrichten en Rome op allerlei +manieren reinigen, zoodat dit zelfs zijn vertrek naar het leger +vertraagde<a name='FNanchor_62_62'></a><a href='#Footnote_62_62'><sup>[62]</sup></a>. Ook heeft hij blijkbaar den "leugenprofeet", Alexander +van Abonouteichos (z.b.), begunstigd en wordt bericht, dat een Egyptisch +magiër, Arnouphis, toen het Romeinsche leger, door de Quaden ingesloten +en door afschuwelijken dorst gekweld werd, Hermes (Mercurius z.b.) en +andere goden door middel van tooverkunsten bezwoer en zoodoende een +regenval veroorzaakte, die de Romeinen verkwikte terwijl eene felle +onweersbui de vijanden teisterde<a name='FNanchor_63_63'></a><a href='#Footnote_63_63'><sup>[63]</sup></a>. Zooals bekend hebben kerkelijke +schrijvers dit "<a name='Page_125'></a>wonder" aan de gebeden van Christelijke soldaten +toegeschreven.</p> + +<p>Van een later keizer, Didius Julianus, wiens bewind (in 193) slechts +kort duurde, wordt bericht dat hij aan alle kanten bedreigd "door middel +van magiërs verscheidene handelingen liet verrichten waardoor hij +meende, den haat van 't volk te kunnen kalmeeren en de wapenen der +opgestane soldaten te kunnen bedwingen. Want ze offerden sommige +offerdieren, die bij den Romeinschen eeredienst niet hooren, en hieven +profane gezangen aan. Julianus nam ook zijne toevlucht tot die tooverij, +waarbij, naar verluidt, een spiegel gebruikt wordt en geblinddoekte +knapen, over wier kruin eene bezwering is uitgesproken, een blik in de +toekomst slaan. Toen dan zou de knaap de aankomst van Severus en het +aftreden van Julianus hebben gezien"<a name='FNanchor_64_64'></a><a href='#Footnote_64_64'><sup>[64]</sup></a>.</p> + +<p>Van spiegels in engeren zin, d.w.z. metaalspiegels, is bij de magie der +Grieken en Romeinen slechts zeer zelden sprake. Opmerking verdient +echter hetgeen de reeds vroeger genoemde Pausanias, in zijne +"Beschrijving van Griekenland" (VII, 21, 12) bericht, dat nl. voor een +zeker heiligdom van de godin Demeter (Ceres) zich eene bron bevond, die +men ter wille van zieken in dier voege raadpleegde dat men een spiegel +aan een dun koord liet neerzakken, totdat de rand ervan het +<a name='Page_126'></a>wateroppervlak eventjes aanraakte. Na vervolgens tot de godin gebeden +en reukwerk gebrand te hebben, zag men in den spiegel, die den zieke +levend of gestorven vertoonde.</p> + +<p>In de Middeleeuwen daarentegen en later bediende men zich voor magische +doeleinden bij voorkeur van uiterst kunstig vervaardigde spiegels, of +van bijzonder geslepene kristallen. Bij het raadplegen ervan werden +allerlei bezweringen tot engelen en geesten gericht, die, naar men +geloofde, alsdan verschenen en in heel enkele gevallen zelfs hunne stem +lieten hooren. In den laatsten tijd is ook het "kristal-zien" +proefondervindelijk onderzocht en gebleken, dat zich daarbij, naast +waardelooze fantasiebeelden, ook visioenen voordoen, die op +"helderziendheid" en wellicht nog op andere geheimzinnige krachten en +invloeden wijzen.</p> + +<p>Bij de Christenen bleef de afkeer tegen de magie bestaan maar de feiten +zelve werden erkend. Allermerkwaardigst is te dien opzichte de +navolgende uitspraak in de eerste apologie (c. 18) van Justinus den +martelaar (± 154):</p> + +<p>"De doodenbezweringen, de visioenen van onbedorven knapen, de +oproepingen van menschelijke zielen en wat de magiërs droomenzendende +geesten en bijzitters [helpende geesten] noemen en hetgeen verricht +wordt door hen, die in deze dingen ervaren zijn, mogen U ervan +overtuigen dat de zielen ook na den dood nog waarnemingsvermogen +<a name='Page_127'></a>bezitten; let ook op de menschen, die door de zielen van overledenen +gegrepen en geschokt worden, welke men eenstemmig bezetenen en +waanzinnigen noemt, op de zoogenaamde orakelen bij U, van Amphilochus, +van Dodona en Pytho en wat er verder van dien aard is...."</p> + +<p>Amphilochus, een mythisch figuur evenals Trophonius (z.b.), werd op +verscheidene plaatsen vereerd; te Dodona (in Epirus) was een orakel van +Zeus en te Pytho (Delphi) een van Apollo.</p> + +<p>Tatianus, een jongere tijdgenoot van Justinus, haalt in zijne "Rede tot +de Grieken" zooveel mogelijk de booze geesten er bij, (c. 16):</p> + +<div class='blkquot'><p>"De demonen, die aan de menschen bevelen geven, zijn niet de zielen + der gestorvenen." </p></div> + +<p>Het schijnt hierbij niet te onpas, op te merken dat de Grieken en +Romeinen geen scherpe grenslijn trokken tusschen demonen, d.w.z. +bovenmenschelijke intelligenties, en overledenen en vaak de overledenen +zelven als demonen beschouwden. Wellicht de meest frappante uitspraak +dienaangaande is de navolgende van den reeds bovengenoemden Maximus uit +Tyrus in "Voordracht" XV, 6:</p> + +<div class='blkquot'><p>"De ziel houdt het lichaam dat altijd in vloed en golfslag drijft + en geschud en geslingerd wordt, bijeen en legt het vast voor anker, + en wanneer die pezen en de adem en al het andere waardoor het + lichaam, als met touwen, zoolang aan de ziel vastgeankerd was, + verslappen, dan vergaat het lichaam <a name='Page_128'></a>en zinkt in de diepte, maar + zij zelf ontzwemt den dood, ze is haar eigen vaartuig, houdt zich + zelf bijeen en blijft onwrikbaar. En zulk eene ziel draagt reeds + den naam van "demon", een voedsterling van den ether, uit de aarde + naar ginds verhuisd, evenals uit een onbeschaafd volk naar Grieken, + en uit eene wettelooze en door een tiran overweldigde en door + onlusten geteisterde stad naar eene met goede wetten, die door een + koning wordt bestuurd en vrede geniet". </p></div> + +<p>Van amuletten en toovermiddelen wil Tatianus niets af weten (c. 17):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Alle soorten van wortelen die men gebruikt, de magische toepassing + van pezen en beenderen, hebben uit zich zelf geen uitwerking. Zij + zijn slechts het werktuig, waarvan de demonen zich in hunne + boosheid bedienen; zij hebben het bijzondere gebruik van ieder dier + heelmiddelen vastgesteld en wanneer zij zien dat de menschen + genegen zijn om de hulp aan te nemen, die ze hun door dit middel + geven, dan slagen ze er in, ze tot slaven te maken terwijl ze hen + bijstaan." </p></div> + +<p>Tatianus beweert, dat de demonen de menschen eerst ziek maken en dan, +opdat men zich te meer aan hen zou verslaven, gehoor geven aan de +bezweringen, die zij zelf hebben ingevoerd (c. 18):</p> + +<div class='blkquot'><p>"De demonen genezen niet, maar vangen de menschen met list...zij + dringen in de ledematen van zekere menschen, wekken vervolgens door + droomen het geloof aan hunne macht op, bevelen <a name='Page_129'></a>de zieken in het + openbaar te verschijnen, ten overstaan van allen, en na de + eerbewijzen te hebben genoten, die men hun toekent, vliegen zij uit + het lichaam van deze zieken en maken een einde aan de ziekte, die + zij zelven hadden veroorzaakt en herstellen de menschen in hun + vroegeren toestand." </p></div> + +<p>Van de Gnostieken uit het tijdperk der Antonijnen zij hier een zekere +Marcus vermeld, aangaande wien wij bij den hl. Irenaeus in diens werk +"Tegen de ketterijen" (I, 13) (Ed. Massuet) lezen: "Hij bewerkt dat +bekers met gemengden wijn, terwijl hij voorgeeft ze te wijden en de +formule van aanroeping lang maakt, in purperen en roode kleur +schitteren, zoodat het schijnt dat de "Genade, die boven alles is" door +zijne aanroeping haar bloed in dien beker druppelt en de aanwezigen ten +zeerste verlangen uit dien kelk te proeven, opdat de Genade, door den +magiër aangeroepen, ook in hen vloeie". Naar bericht wordt, wierp Marcus +te dien einde een zeker vocht in den beker, dat het mengsel +langzamerhand kleurde. Irenaeus verzekert ook, (I, 21), dat bij de +gnostieke inwijding een doop plaats vond en dat sommigen hier zekere +hebreeuwsche namen aan toe voegden "om de inwijdelingen meer te doen +ontstellen" en ook dat zij dezen met sap van balsem inwreven. Die +fragmentarische en verwarde berichten zijn thans door de nieuwe vondsten +eenigszins opgehelderd. In een koptisch geschrift <a name='Page_130'></a>toch worden de drie +doopen, nl. die met water, met vuur en met den H. Geest uitvoerig +beschreven, die Jezus zijn jongeren toedient alvorens hun de mysteriën +mee te deelen waardoor de ziel "de oorden van den onzichtbaren God" +vermag te "doorwandelen" (z.b.). Ten behoeve van den eersten doop moeten +de discipelen uit de handen van een man en eene vrouw die rein zijn van +sexueelen omgang, twee kruiken wijn ontvangen en wijnranken halen. Jezus +maakt vervolgens een offer gereed, plaatst een wijnkruik links en den +anderen rechts van het offer, gelast den discipelen zich in linnen +kleeren te hullen, steekt in hun mond en legt in hunne handen zekere +kruiden en stelt hen voor het offer. Daarna spreidt Jezus kleeren van +linnen uit, zet een beker met wijn en legt brooden overeenkomstig het +aantal der discipelen er op en bekranst de discipelen met olijftakken. +Na een gebed van Jezus geschiedt een wonder: de wijn aan de rechter +zijde van het offer wordt tot water; dan treden de discipelen voor +Jezus, die ze doopt en hun de brooden toereikt. Daarop volgt de +vuurdoop, waarmee waarschijnlijk de zelfontvlamming van een reukwerk is +bedoeld, terwijl de ceremoniën voorts met die bij den eersten doop +vrijwel overeenstemmen. Bij den derden doop worden aan het reukwerk +"overblijfselen van safraan", balsem en honig toegevoegd en de +discipelen met myrtetakken bekranst. Een bewalming met wierook en andere +stoffen dient <a name='Page_131'></a>om uit de discipelen de "boosheid" van de "heerschers" in +de lagere gebieden van de andere wereld te verwijderen<a name='FNanchor_65_65'></a><a href='#Footnote_65_65'><sup>[65]</sup></a>. Ook legt +Jezus den discipelen wierook in den mond en deelt hun ten slotte de +reeds boven vermelde geheimzinnige woorden en teekenen mede. Blijkbaar +hebben diergelijke ceremoniën, met zekere variaties, in de mysteriën der +Gnostieken plaats gevonden.</p> + +<p>De benoodigdheden zoowel als de handelingen bij deze gnostieke mysteriën +komen bijna alle ook elders in de magie voor. Gedeeltelijk is dit reeds +gebleken, omtrent enkele bijzonderheden echter willen wij nog een en +ander in 't midden brengen.</p> + +<p>Onthouding van sexueelen omgang is vaak een vereischte voor het slagen +van magische handelingen. De minste tijdruimte hierbij is, zooals wij +reeds in III aanstipten en later nog blijken zal, drie dagen. Voor eene +zekere oproeping van Aphrodite, (Pap. Paris. 3209) moet men zeven dagen, +voor de bezwering, vermeld in het "Achtste boek van Mozes", één en +veertig dagen zuiverheid betrachten<a name='FNanchor_66_66'></a><a href='#Footnote_66_66'><sup>[66]</sup></a>. Apollonius van Tyana bleef, +naar verluidt, gedurende zijn geheele leven, sexueel rein<a name='FNanchor_67_67'></a><a href='#Footnote_67_67'><sup>[67]</sup></a>.</p> + +<p>Dergelijke voorschriften vindt men bij vrijwel alle volkeren. Ook de +Hindoes achten bij zelfstandige tooverhandelingen het inachtnemen van +<a name='Page_132'></a>onthouding gedurende ten minste drie dagen noodzakelijk. De Chineesche +magiërs ontzeggen zich o.m. ook sexueele genietingen en bij de +primitieve volkeren moeten de toovenaars zich door wekenlange en uiterst +strenge onthoudingen op de uitoefening van hun beroep voorbereiden.</p> + +<p>De hoofdreden hiervan is, dat de geslachtelijke omgang als +verontreinigend wordt beschouwd. Men gaat daarbij niet uit van +"ethische" of maatschappelijke overwegingen; of de handeling in quaestie +bijv. echtelijk of buitenechtelijk is, doet niets ter zake. Maar men +vreest, dat booze demonen, door de wellust aangetrokken, den mensch +binnendringen en hem zoodoende onrein maken. Het "animisme" doet zijn +machtigen invloed ook op het sexueele leven gelden.</p> + +<p>Linnen is eveneens bij de magie vaak in gebruik In den Pap. Par. wordt +(v. 3094) den magiër bevolen, een rein kleed van Indisch linnen om te +doen, en Apollonius van Tyana zou zijn leven lang linnen gewaden hebben +gedragen. Onder het Romeinsche bewind werd een Egyptisch priester van +lageren rang aangeklaagd, omdat hij o.m. wollen kleedingstukken +droeg<a name='FNanchor_68_68'></a><a href='#Footnote_68_68'><sup>[68]</sup></a>. Waarschijnlijk geloofde men in overoude tijden dat linnen een +uitstekend geleider is voor dat geheimzinnige, en reeds herhaaldelijk +door ons vermelde "mana". Ook de "<a name='Page_133'></a>magnetiseurs" verkondigen dergelijke +theorieën.</p> + +<p>Wierook is, zooals wij ook later nog zullen zien, eene der voornaamste +benoodigdheden bij de magie. In een tooverpapyrus wordt o.m. den magiër +bevolen, zijn mond met een wierookkorrel te berooken<a name='FNanchor_69_69'></a><a href='#Footnote_69_69'><sup>[69]</sup></a>. En in onze +Oost is het branden van benzoë, eene soort wierook, algemeen in zwang, +en wel teneinde booze geesten te verjagen, eene bedoeling, die men zeker +ook oudtijds had bij het gebruik van reukwerk.</p> + +<p>Vatten wij de uitkomsten van dit hoofdstuk samen, dan blijkt, dat aan +het einde der tweede eeuw n. Chr. de realiteit der magie en, in verband +hiermede, de inwerking van "demonen" vrijwel algemeen werd erkend. Bij +de discussies, die van toen af over dit onderwerp werden gehouden, ging +het hoofdzakelijk om de vragen: "Hoe moet men de magie uit een +wijsgeerig standpunt verklaren?" en "Hoe moet men haar uit een religieus +oogpunt beoordeelen?"</p> + +<br /> +<hr style='width: 45%;' /> +<h4>Litteratuur.</h4> + +<p><u>P.J. Veth</u>, Java, 2'e. dr. bew. d. Snelleman e. Niermeyer IV [1907].</p> + +<p><u>Göttsching</u>, Apollonius v. Tyana, dissertatie Leipzig [1889].</p> + +<p>*<u>K. Kiesewetter</u>, Der Occultismus des Altertums [1896].</p> + +<p><u>G.R.S. Mead</u>, Apollonius of Tyana [1901].</p> + +<p><u>Canney</u>, Apoll. of T., in Enc. Rel. Eth. I [1908].</p> + +<p><a name='Page_134'></a><u>Th. Whittaker</u>, Apollonius of Tyana a. other essays [1909].</p> + +<p><u>J.J. Hartman</u>. De Avondzon des Heidendoms. Het leven e.d. werken v.d. +Wijze v. Chaeronea 2'e dr. [1912].</p> + +<p><u>G. Abernetty</u>, De Plutarchi qui fertur de superstitione liber, dissert. +Königsberg [1911].</p> + +<p><u>B. Freire-Marreco</u>, Charms a. Amulets, in Enc. Rel. Eth. III [1910].</p> + +<p><u>F.T. Elworthy</u>, Evil Eye, in Enc. Rel. Eth. V. [1912].</p> + +<p><u>R. Lasch</u>, Die Ursache u. Bedeutung d. Erdbeben im Volksglauben, in +Arch. f. Religionswiss. V [1902].</p> + +<p><u>Wallis</u>, Prodigies a. portents, in Enc. R.E.X. [1918].</p> + +<p><u>Frazer</u>, Scapegoat [1914].</p> + +<p><u>F. Schwally</u>, Semitische Kriegsaltertümer. I. Hft. Der hl. Krieg im +alten Israël [1901].</p> + +<p><u>P. Fiebig</u>, Antike Wundergeschichten. Zum Studium der Wunder des Neuen +Testamentes, in kl. Texte f. Vorl. u. Ueb. hsg. v. H. Lietzmann No. 79 +[1911].</p> + +<p>*<u>A. de Rochas</u> L'extériorisation de la motricité, 4'e uitg. [1906].</p> + +<p><u>E. Feilding, W.H. Baggally, H. Carrington</u>, Report o.a. series o. +sittings with Eusapia Palladino, in Proceedings o.t. Society Psychical +Research, Vol. XXIII [1909].</p> + +<p><u>Riess</u>, Aberglaube, in Pauly, Real.-Enc. cl. Alt. 2'e dr. I [1894].</p> + +<p><u>Doutté</u>, Magie et Religion d. l'Afrique d. Nord (1909).</p> + +<p><u>Stanley</u>, Through the dark continent, Vol. I [1878].</p> + +<p>*<u>Graillot</u>, Le culte de Cybèle, Mère des Dieux à Rome et dans l'empire +Romain, in Bibl. écol. françaises d'Athènes e.d. Rome, fase. 107 [1912].</p> + +<p>*<u>Cumont</u>, Textes e. Monuments fig. rel. a. mystères d. Mithra I [1899].</p> + +<p><u>S. Krauss</u>, D. Leben Jesu n. jüdischen Quellen [1902].</p> + +<p><a name='Page_135'></a><u>Anrich</u>, Das antike Mysterienwesen in seinem Einfluss auf das +Christentum [1894].</p> + +<p><u>J. de Zwaan</u>, Imperialisme v. d. Oud-christelijken geest (1919).</p> + +<p><u>H. Weinel</u>, Die Wirkungen des Geistes und der Geister im +nach-apostolischen Zeitalter (1899).</p> + +<p><u>Bousset</u>, Kyrios Christos, Geschichte des Christusglaubens v. d. +Anfangen d. Christentums bis Irenaeus, in Forsch. z. Rel. u. Lit. d. +Alt. u. Neu. Test. 21 Hft. (1913).</p> + +<p><u>Thimme</u>, Alexander von Abonuteichos. Ein Beitrag zur Glaubwürdigkeit +Lucians, in Philologus XLIX (1890).</p> + +<p>*<u>O. Seeck</u>, Gesch. d. Unterg. d. ant. Welt Bd. III (1909).</p> + +<p><u>Couperus</u>, De verliefde Ezel [1918].</p> + +<p><u>E.E. Sikes</u>, Hair a. nails in Enc. R. E. VI [1913].</p> + +<p><u>M. Bartels</u>, Die Medizin der Naturvölker [1893].</p> + +<p><u>K. Kiesewetter</u>, Die Geheimwissenschaften [1895].</p> + +<p><u>P. Monceaux</u>, Apulée magicien, in Revue d. deux mondes LXXXV [1888].</p> + +<p><u>P. Vallette</u>, L'apologie d'Apulée. Thèse, Paris [1908].</p> + +<p><u>S. Dill</u>, Alexand o. Abonoteich., in Enc. R. E. I, (1908).</p> + +<p><u>K.H.E. de Jong</u>, Dienstweigering bij de oude Christenen (1905).</p> + +<p><u>M. Ott</u>, Thundering Legion, in The Catholic Encyclopedy XIV [1912].</p> + +<p><u>A. Lang</u>, Crystal-Gazing, Enc. R. E. IV [1911].</p> + +<p>*<u>T. Dempsey</u>, The Delphic oracle, its early history, influence a. +fall.(1918).</p> + +<p><u>Puech</u>, Rech s.l. disc. a. Grecs d. Tatien (1903).</p> + +<p>*<u>E. Fehrle</u>, Die kultische Keuschheit im Altertum, in Religionsgesch. +Ver. u. Vor. VI (1910).</p> + +<br /> + + + + +<hr style='width: 65%;' /><br /> + +<a name='HOOFDSTUK_V'></a><h3><a name='Page_136'></a>HOOFDSTUK V.</h3> + +<h2>Het geloof gerechtvaardigd door de wijsbegeerte.</h2> +<br /> + +<p>De derde eeuw n. Chr. wordt geestelijk beheerscht door het zg. +Neoplatonisme, dat de leer van Plato en die van Aristoteles tot één +geheel trachtte te verwerken, maar tevens ook veel aan de Pythagoreëen +en de Stoa ontleende. De Neoplatonici, vol van belangstelling voor +cosmologische en psychologische problemen, kenden ook aan de magie eene +plaats in hun systeem toe en hebben ze in hare hoogste uitingen ten +slotte als iets van goddelijken aard beschouwd.</p> + +<p>Van den stichter der Neoplatonische school, Ammonius Saccas (gest. ± +242), die niets schriftelijks heeft achtergelaten, weten wij zeer weinig +met zekerheid, al is er reden om aan te nemen, dat zijne verdiensten ook +op zielkundig gebied nog niet naar waarde zijn geschat. Van zijn +leerling Plotinus (203-269) daarentegen zijn ons alle geschriften +overgebleven en gelukkig is dit ook het geval met zijne biographie, +geschreven door zijn eigen volgeling Porphyrius (± 233 <a name='Page_137'></a>- ± 303), een man +van litterair talent en critische waarheidsliefde.</p> + +<p>De levensbeschrijving van Plotinus is vooral uit een zielkundig oogpunt +belangrijk. Porphyrius toch verzekert dat zijn leermeester buitengewone +psychische gaven bezat en twee door hem vermelde feiten behooren +rechtstreeks tot het gebied der magie.</p> + +<p>Wij geven Porphyrius zelf het woord (c. 10):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Van hen, die zich voor philosofen uitgaven, zag Olympius uit + Alexandrië, die korten tijd discipel van Ammonius was geweest, met + verachting op Plotinus neer, daar hij gaarne zelf den eersten rang + had ingenomen. Olympius bestookte Plotinus ook in dier voege, dat + hij zelfs door tooverijen den schadelijken invloed der gesternten + op hem wilde doen werken. Daar hij echter gevoelde dat zijne poging + op hem zelf terugsloeg, zeide hij tot zijne vertrouwelingen, dat de + zielskracht van Plotinus groot was, zoodat deze de tegen hem + gerichte aanvallen tegen de kwaadwilligen zelven vermocht te + keeren. Plotinus verzette zich dan ook, wanneer Olympius tegen hem + werkte en zei dan: "Nu wordt het lichaam van Olympius als een in + elkaar gewrongen geldbeurs saamgetrokken en wel zóó, dat zijne + ledematen zich tegen elkaar wrijven." Aangezien Olympius aldus vaak + in de onaangename situatie had verkeerd van eerder zelf te lijden + dan Plotinus te deren, hield hij met zijne pogingen op." </p></div> + +<p><a name='Page_138'></a>Zooals reeds in hoofdstuk III is gebleken, werden de sterrewichelaars, +die vooral sinds het optreden van Posidonius (±135-±51 v. Chr.) steeds +meer aanhangers wonnen, gewoonlijk met de magiërs op ééne lijn gesteld. +Hier zien wij hoe astrologie en tooverij, schoon uitteraard +verschillend, ineen vloeien, zooals trouwens het verschil tusschen magie +en wichelarij zich niet altijd door scherpte kenmerkt. In het +bovenstaande geval is wat de verklaring betreft, de mogelijkheid niet +van de hand te wijzen, dat iemand, door het vaste geloof aan de macht +der sterren, eene telepathische werking zou vermogen uit te oefenen en +evenmin, dat degene, tegen wie ze is gericht, door een sterkeren aanleg +voor supranormale krachtsuitingen, de booze bedoelingen op den belager +zelf zou kunnen doen neerkomen.</p> + +<p>Nog belangrijker is wat terstond op het bovenvermelde verhaal volgt:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Plotinus was dan ook reeds van geboorte af, boven de andere + menschen bevoorrecht [zooals uit het volgende blijkt]. Een + Egyptisch priester, die naar Rome was gekomen en door een vriend + met hem in kennis was geraakt, wilde eene proeve van zijne wijsheid + toonen en verzocht Plotinus om mee te komen, ten einde zijn eigen + demon [beschermgeest], zooals men hem noemt, te zien verschijnen. + Daar Plotinus er gaarne gehoor aan gaf, geschiedde de oproeping in + den Isistempel, want dit was, naar het zeggen van den Egyptenaar, + <a name='Page_139'></a>de eenige reine plek, die hij in Rome had gevonden. Toen nu de + beschermgeest opgeroepen werd om te verschijnen, zou een god en + geen van het geslacht der demonen zijn gekomen, en zou de + Egyptenaar dan ook gezegd hebben: "Gelukzalig zijt gij, dat ge een + god tot beschermgeest hebt en niet een van lageren rang." Zij + hadden echter den god niet kunnen ondervragen en ook niet verder + kunnen zien, daar de mee aanwezige vriend de vogels, die hij tot + afweer [van schadelijke invloeden] in de hand hield, worgde, hetzij + uit afgunst of uit schrik. Omdat nu Plotinus een van de + goddelijkere demonen tot beschermgeest had, verhief hij ook + bestendig zijn goddelijk oog tot hem. En om die reden schreef hij + ook een betoog "Over den demon die ons ten deel is gevallen," + waarin hij pogingen doet, om gronden voor de verscheidenheid der + beschermgeesten aan te voeren." </p></div> + +<p>Vogels bij diergelijke bezweringen te offeren, ook door ze op een +bepaald oogenblik te verstikken, was meer gebruikelijk. Daardoor toch +meende men den dood te kunnen afwenden, waarmee, naar het aloude geloof, +de verschijning van eene godheid den mensch bedreigde. De vogels, bij de +oproeping van bovenmenschelijke wezens gedood, waren dus, naar alle +waarschijnlijkheid, oorspronkelijk plaatsvervangende offers. Voorts +hangt dit vogeloffer wellicht ook samen met het geloof, dat de +menschelijke ziel, na den dood, de <a name='Page_140'></a>gedaante van een vogel aanneemt, een +geloof, dat vooral bij de oude Egyptenaren heerschte.</p> + +<p>Plotinus heeft getracht, de magie uit de grondstellingen van het +Neoplatonisch systeem te verklaren en wel, om het in 't kort, maar +zooveel mogelijk met zijn eigen woorden weer te geven, aldus:</p> + +<p>De wereld is één levend organisch wezen<a name='FNanchor_70_70'></a><a href='#Footnote_70_70'><sup>[70]</sup></a> waarin gelijkgestemde deelen +ook op afstand op elkaar vermogen in te werken. Als eene snaar van onder +in beweging wordt gebracht, plant die beweging zich ook naar het +boveneinde voort; zijn twee snaren gelijk gestemd, dan heeft, wanneer de +eene getokkeld wordt, ook de andere vaak er als 't ware een gevoel +van<a name='FNanchor_71_71'></a><a href='#Footnote_71_71'><sup>[71]</sup></a>. Er is ééne Al-ziel, waardoor het geschieden kan, dat +tooverzangen en magische kunsten de menschen tot elkaar voeren, en dat +een zacht gefluisterd woord het verafliggende beïnvloedt en op +ontzaggelijken afstand zich verneembaar maakt<a name='FNanchor_72_72'></a><a href='#Footnote_72_72'><sup>[72]</sup></a>. De magie is dus +mogelijk door de sympathie (samen-aandoenlijkheid), d.w.z. door den +organischen of wil men, den dynamischen samenhang in de wereld.</p> + +<p>Onwillekeurig denkt men hierbij aan de moderne en reeds herhaaldelijk +door ons vermelde leer der telepathie, d.w.z. der +gedachteoverbrenging, of juister, der overbrenging van <a name='Page_141'></a>gedachtebeelden, +indrukken, gevoelens buiten de gewone zintuigelijke kanalen om, eene +theorie, die, zooals wij in hoofdstuk II gezien hebben, reeds +Aristoteles flauw voor den geest zweefde.</p> + +<p>De ware magie is de liefde in het Al en haar tegendeel, de haat. De +menschen zijn tot liefhebben geboren; wat liefde verwekt, trekt tot +elkaar aan; zoo ontstond de tooverkunst die de eene ziel met de andere +verbindt. Door de melodie van de bezwering, door de gebaren van den +toovenaar wordt de ziel, d.w.z. haar niet-redelijk deel, medegesleept +evenals zulks ook door gebaren en uitroepen geschiedt die medelijden +wekken<a name='FNanchor_73_73'></a><a href='#Footnote_73_73'><sup>[73]</sup></a>.</p> + +<p>Ook de wijze is, in zooverre hij aan het niet-redelijke deel heeft, +vatbaar voor magische invloeden en zou er zelfs ziekte, lichamelijk +ongemak of den dood door kunnen lijden. Zoo noodig zal hij die booze +krachten door afwerende tooverij krachteloos maken<a name='FNanchor_74_74'></a><a href='#Footnote_74_74'><sup>[74]</sup></a>.</p> + +<p>Dat Plotinus ook de doodenbezwering als reëel erkende, blijkt uit het +slot van de verhandeling "Over de onsterfelijkheid der ziel", +onloochenbaar de scherpzinnigste critiek, die oudtijds op het +materialisme is geoefend, waarin hij spreekt van "de orakelen der goden, +welke gebieden om den toorn van verongelijkte zielen te verzoenen en aan +dooden eerbewijzen te betoonen" en van "<a name='Page_142'></a>vele zielen, die vroeger in +menschen woonden" en "niet ophouden, de menschen weldaden te bewijzen", +diegenen nl. die ook "door openbaring van orakelspreuken hulp +verleenen"<a name='FNanchor_75_75'></a><a href='#Footnote_75_75'><sup>[75]</sup></a>. Blijkbaar heeft Plotinus hierbij ook aan de gevallen +gedacht, door ons in het eerste en derde hoofdstuk vermeld.</p> + +<p>Zelfs de demonen kunnen, daar ook in hen iets niet-redelijks is, door +tooverij worden beïnvloed en degenen, die hen aanroepen, verhooren<a name='FNanchor_76_76'></a><a href='#Footnote_76_76'><sup>[76]</sup></a>.</p> + +<p>Na deze theoretische uiteenzettingen gaan wij over tot de belangrijkste +gegevens omtrent de antieke magie, nl. de zg. tooverpapyri, die men +sinds ongeveer het midden der vorige eeuw met grooten ijver is gaan +opsporen en publiceeren. Deze officiëele stukken, om ze aldus te noemen, +die meestal uit de derde eeuw n. Chr. of later dateeren, bevatten zeer +oude bestanddeelen en leeren ons niet slechts de tooverij in hare +zonderlingste vormen kennen, maar ook het toenmalige leven in zijne +bonte verscheidenheid. Eene groote ruimte neemt ook hier de zinnelijke +liefde in, zooals reeds de inhoudsopgave van den 3274 regels langen +tooverpapyrus uit de "Biblothèque nationale" te Parijs ons leert. Wij +ontleenen uit dezen "grooten Parijschen tooverpapyrus" de navolgende +uiterst kenschetsende passages, te beginnen met v. 1496-1593:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Liefdesopwekking bij een offer van mirre.<a name='Page_143'></a> + +<p> Offer mirre op een kolenvuur en spreek daarbij de bezwering uit. + Bezwering. Gij zijt mirre, de bittere, de lastige, de + verzoening-bewerkende onder strijdenden, de schroeiende en tot + beminnen dwingende alwie zich niet bekommeren om de liefde. Allen + noemen U mirre, ik echter noem U de vleeschverterende en + hartontvlammende. Ik zend U niet ver weg naar Arabië, ik zend U + niet naar Babylon, maar ik zend U naar Athenodōra de dochter van + Perictionē opdat gij mij van dienst moogt zijn bij haar, opdat + gij haar naar mij toe moogt voeren. Indien zij zit, niet moge zij + zitten, indien zij tot iemand spreekt, niet moge zij spreken, + indien zij naar iemand kijkt, niet moge zij kijken, indien zij naar + iemand toegaat, niet moge zij naar hem toegaan, indien zij + rondwandelt, niet moge zij rondwandelen, indien zij drinkt, niet + moge zij drinken, indien zij eet, niet moge zij eten, indien zij + iemand kust, niet moge zij kussen, indien zij zich vermeit in eenig + genot, niet moge zij zich vermeien, indien zij slaapt, niet moge + zij slapen, maar mij alleen, Callicles, moge zij in gedachte + houden, naar mij alleen verlangen, mij alleen liefhebben, alle + mijne verlangens vervullen. Dring tot haar in niet door hare oogen, + niet door haar ribben, niet door hare nagels, niet door haar navel, + niet door hare ledematen, maar door hare ziel en blijf in haar hart + en brand haar binnenste, haar borst, hare lever, haar adem, hare + <a name='Page_144'></a>beenderen, haar merg, totdat zij kome naar mij, Calliclēs, mij + lief hebbende en doe al wat ik verlang, omdat ik U, mirre, bezweer + bij de drie namen Anocho, Abrasax, Trō en den meer + achterhalenden en sterkeren Kormeiōth, Iaō, Sabaōth, + Adōnai opdat gij mijne opdrachten moogt vervullen, mirre! Zooals + ik U verbrand en zooals het in Uw vermogen is, aldus verbrand van + haar die ik bemin, Athenodōra, de hersenen, brand uit haar en + wring er uit het binnenste, doe het bloed uit haar uitdruppelen + totdat zij kome tot mij, Calliclēs, den zoon van Timocleia. Ik + bezweer U bij Marparkourith, Nasaari, Naiemarepaiparine, Kouri. Ik + werp U in 't brandende vuur en ik bezweer U bij den + albeheerschenden god, den altijd levenden; ik bezwoer U en bezweer + U ook nu, U, Adōnai, Barbar Iaō, Zagourē Arsamōsi, + Alaous, Kaisalaōs, ik bezweer U, die den mensch stelt tot leven, + hoor! hoor! O groote God Adōnaie, Ethuia, Zelfverwekker, + Altijdlevende God, Eiōē, Iaō, Aïō, Aïō, Phneōs + Sphintēs Arbathiaō, Iaō, Iaē, Iōa Aīoōn, + Ouēr, Gonthiaōr, Rarael, Abra Brachasoroormerphergar, + Marbaphriouiringx, Iaō, Sabaōth, Maskelli, Maskellō. De + bezwering: Amousōe, Anouringch, Phnoukentabaōth, + Sousaephinphesēch, Maphirar Anourin Ibanaoth, Arouēr, + Chnouph, Anoch, Bathi, Ouchiarbas, Babaubar, Elōai. Voer naar + mij Athenodōra, de dochter van Perictionē, naar mij, + Callicles, den zoon van Timocleia, op den dag van heden, in <a name='Page_145'></a>deze + nacht, in dit uur Mouloth, Phorith Phthoith, Phthōuth, + Peniōn. Ik roep ook u aan die het vuur beheerscht Phthananoch, + verhoor mij, gij Eene, Eeniggeboren Mane, Bia, Baï, Baï, Churir, + Oou, Thadein, Adōnai, Erounouni, Miōōnch Chioutiai, Marmar, + Auo, E, voer Athenodōra de dochter van Perictionē naar mij + Calliclēs den zoon van Timocleia nu, nu, reeds, reeds, snel, + snel!" </p></div> + +<p>De namen van den minnaar, de beminde en de moeders hebben wij ter wille +van de grootere levendigheid zelf er in gevoegd; in den tekst staat N.N. +Dat men bij eene bezwering den naam van de moeder en niet dan bij +uitzondering dien van den vader noemt, zal wel een overleefsel zijn van +het z.g. moederrecht, d.w.z. de gewoonte om de afstamming naar de +moeder, in plaats van, zooals thans, naar den vader, te bepalen. Van het +moederrecht dat bij tal van primitieve volkeren heerscht, zijn n.l. ook +bij de oude oostersche volkeren sporen te vinden.</p> + +<p>Overigens hebben wij deze bezwering in haar geheel weergegeven, met al +de tooverwoorden. Want blijkbaar is het niet slechts de accentuatie, +maar ook het aantal dier tooverwoorden, wat het gewenschte effect +bewerken moet. Zooals de lezer al spoedig ziet, zijn er Hebreeuwsche +uitdrukkingen onder; ook Egyptische bestanddeelen zijn te constateeren, +maar veel blijft uit den aard der zaak onzeker en onbegrijpelijk.</p> + +<p>Slechts van "Abrasax" willen wij, omdat het <a name='Page_146'></a>straks te pas komt, +vermelden dat de getallenwaarde ervan (in 't Grieksch worden de getallen +door letters aangegeven) 365 bedraagt.</p> + +<p>Aan Theocritus' in II en Vergilius' in III vermelde idyllen herinnert de +navolgende "Wonderbaarlijke liefdestooverboei" (v. 296-433), die wij +slechts gedeeltelijk aanhalen:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Neem leem van een pottebakkerswiel en vorm twee beeldjes, een + mannelijk en een vrouwelijk; maak het mannelijke als den gewapenden + oorlogsgod, met een zwaard in de linker hand, en een slag doende + neerkomen op haar rechter sleutelbeen, haar zelve met de armen op + den rug geboeid en op de knieën neergezonken." </p></div> + +<p>Dan moet de magiër op verschillende lichaamsdeelen van de vrouw +tooverwoorden schrijven en vervolgens dertien bronzen naalden nemen en +het beeldje in dier voege doorprikken, dat hij allereerst een in de +hersenen steekt met de woorden: "Ik doorprik de hersenen van u, +Simaitha" en zoo voort met de overige lichaamsdeelen. Daarna moet hij op +een looden plaatje eene bezwering inkrassen en uitspreken, voorts het +plaatje aan de beeldjes vastbinden met een draad uit een weefsel na in +dien draad driehonderd vijf en zestig knoopen te hebben gemaakt en +zeggen: "Abrasax houd vast!" Het toovergerei wordt bij zonsondergang, +naast de zerk van een ontijdig gestorvene of van een gewelddadig gedoode +neergelegd met de bloemen van dat jaargetijde er bij. In de bezwering +zelf; <a name='Page_147'></a>worden de onderaardsche goden en in 't bijzonder de blijkbaar aan +dieplek verbonden "doodengeest" aangeroepen; overigens lijkt ze zeer op +de eerst-aangehaalde bij het mirre-offer, maar is langer en +hartstochtelijker, zooals o.m. blijkt uit v. 396-406:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik bezweer u, doodengeest, bij den geduchten grooten Oaeō + Baphrenemounothilarikriphia Eueai Phirkiralithonuomener + Phabōeai, dat gij Simaitha naar mij voert en dat zij haar hoofd + met mijn hoofd samenvoege en hare lippen met mijne lippen ... en + liefde met mij, Meleagros, uitoefene, al haar leven lang." </p></div> + +<p>Aan deze "tooverboei" na verwant is (v. 1390-1495) de navolgende</p> + +<div class='blkquot'><p>"Liefdesopwekking door medehulp van helden, zwaardvechters of + gewelddadig omgekomenen.</p> + +<p> Laat van het brood dat gij eet, een weinig over, breek het, maak er + zeven brokken van, ga naar eene plek waar helden, zwaardvechters en + slachtoffers van geweld gedood zijn, spreek de bezwering over de + brokken uit en werp ze neer en raap mest op van de plek waar gij + dit doet en werp hem binnen bij haar die gij begeert en ga en leg U + te ruste neer. De bezwering, uit te spreken over de brokken, is als + volgt:</p> + +<p> "Aan de schikgodinnen, de noodzakelijkheden, de tooverijen, 't + verderf, de afgunst, de dooden, de ontijdig en gewelddadig + omgekomenen werp ik voedsel toe, o gij driehoofdige, nachtelijke, + slijkverslindende maagd, sleutelhoudster Persephassa, <a name='Page_148'></a>kind van + den Tartarus, norsch kijkende, geduchte met vurige slangen omgorde! + Philogynes mengde de overblijfselen van zijn eigen voedsel met + tranen en bittere zuchten opdat gij hem bijstaat, die door + kwellingen is bevangen, gij rampzalige helden, gij die op deze plek + wordt vastgehouden, gij lichtverstokenen, lotmisdeelden, + rampzaligen, staat Philogynēs bij, die zwoegt in zijn hart ter + wille van Misandra, de goddelooze en onreine. Voert haar in + kwellingen hierheen, zoo snel mogelijk. Eioutabaōth, Takerba, + Abrathiaō, Lalaoith, Iōsachōtou, Allalethō, en gij + heerscheres, slijkverslindende, Sunatra, Kabibau, Baras, Enphnoun, + schikgodin, Ereschiga Neboutosoualēth, zend de wraakgodin ... + die de zielen der afgetobde dooden met vuur opwekt; gij rampzalige + helden en ongelukkige heldinnen, gij die op deze plek, die op dezen + dag, die op dit uur [door mij wordt aangeroepen] ... verhoort mij + en wekt Misandra op in deze nacht en neemt haar den zoeten slaap + weg van de oogleden en geeft haar hatelijken kommer, geducht + verdriet en laat haar mijne sporen nazoeken en willen wat mijne + verlangens zijn totdat zij verricht heeft wat haar opgedragen wordt + door mij, o heerscheres Hecatē, Phorba, Phorba, Barbarō, + Phōrphōr, Phōrbai, godin der wegen, zwarte dog!"</p> + +<p> Wanneer gij met dit te doen binnen drie dagen niets hebt + uitgericht, maak dan gebruik van het volgende dwangmiddel: ga naar + dezelfde plek en <a name='Page_149'></a>doe hetzelfde met de brokken, maar offer dan op + kolenvuur den mest van eene zwarte koe en zeg dit en raap weer den + mest op en werp hem weer zooals gij weet [dat ge doen moet]. De + bezwering bij het offer is de navolgende:</p> + +<p> "O onderaardsche Hermes en onderaardsche Hecatē en onderaardsche + Acheron en gij, rauwverslindende onderaardschen en onderaardsche + god, en onderaardsche helden en onderaardsche Amphiaraos, en + onderaardsche dienstbaren en onderaardsche geesten en onderaardsche + misdrijven en onderaardsche droomen en onderaardsche eeden en + onderaardsche hoofdgodin en onderaardsche Tartarus en onderaardsche + tooverij en onderaardsche Charōn en onderaardsche wapendragers + en dooden en demonen en zielen van alle menschen komt heden; + schikgodinnen en nooddwang, brengt tot vervulling hetgeen geschiedt + bij deze liefdesopwekking, opdat gij tot mij voert Misandra, de + dochter van Aretē, tot mij, Philogynēs, den zoon van Laïs, + omdat ik u aanroep, de in-den-beginne-geboren Chaos, de Erebos, het + huiveringwekkende water van den Styx, de stroomen der vergetelheid, + de acherousische poel van het doodenrijk, Hecatē en Plouto en + Kora, de onderaardsche Hermes, de schikgodinnen en de straffen en + de Acherōn en gij Aiakos, deurwachter der eeuwige sluitboomen, + open ze zoo snel mogelijk, en gij sleütelhouder Anoubis, wachter! + Zendt voor mij naar boven de schimbeelden <a name='Page_150'></a>dezer dooden tot + dienstbetooning in dit uur, zonder uitstel, opdat zij, optrekkende, + naar mij, Philogynēs toevoeren Misandra, de dochter van + Aretē. Isis stapte met haar echtgenoot-broeder op de schouders, + Zeus, neergedaald van den Olympus, staat en wacht op de schimmen + der dooden, die gaan naar Misandra en doen wat ik opdraag. Alle + onsterfelijke goden kwamen en alle godinnen om te zien de schimmen + dezer dooden. Draalt dus niet en weest niet traag, maar zendt, o + goden, de schimbeelden dezer dooden, opdat zij gaan naar Misandra + en doen wat ik opdraag, omdat ik u bezweer bij Jao en Sabaōth en + Adonai ... Bourrephaomias, Salkē, Hadesbeheerscher, Sesengen. + Dit is de spreuk: Baliaba, Erechcharnoi, Aberidouma, + Salbachthieiserseratho, Eiserdaomi, Sisiphna, Sisa, Edoube, + Achcharitonēs, Aber, Phnouba, Jabaldenathi Ithrouphi, zendt naar + boven de schimbeelden dezer dooden naar Misandra de dochter van + Aretē, om te doen wat ik opdraag". </p></div> + +<p>Deze bezweringen bestaan voor een groot gedeelte uit verzen en +fragmenten van verzen, blijkbaar aan de tragedie en het epos ontleend, +zooals immers ook in deze papyri herhaaldelijk versregels uit Homerus +als tooverspreuken worden aangehaald. Homerus was voor de Grieken +vrijwel hetzelfde als voor christelijke volkeren de Bijbel en het is een +feit dat ook verzen uit den Bijbel voor tooverdoeleinden zijn aangewend.</p> + +<p>Het uiterst onaesthetische gebruik om mest <a name='Page_151'></a>als toovermiddel in het huis +van de beminde te werpen, schijnt ook nu nog in zekere landen voor te +komen en berust blijkbaar op het geloof, dat het "mana" van een +overledene ook voorwerpen welke op de plek komen te liggen waar hij +gestorven of begraven is, vermag te doortrekken en er zoodoende +tooverkracht aan te verleenen. Viezigheden komen overigens in de +tooverpapyri slechts vrij sporadisch voor.</p> + +<p>Hoe men den toorn van een godheid als magisch middel moet gebruiken, +wordt voornamelijk in v. 2455-2705 uiteengezet. Men moet nl. na allerlei +voorbereidingen zich tot de maangodin wenden (v. 2472-2492):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Moge de godin Actiophis mij toeblinken en mijne heilige stem + hooren! Ik treed op om mijne aanklacht uit te spreken tegen de + vuile en onreine Simaitha. Want zij gaf uwe heilige mysteriën aan + de menschen ter kennis prijs.... Ontruk haar den slaap, geef haar + verschroeiing der ziele, tuchtiging des geestes en verbijstering, + en verdrijf haar uit ieder oord en ieder huis, voer haar aldus naar + mij, Philogynes." </p></div> + +<p>En in den dwangspreuk (v. 2574-2621,2643-2674) wordt beweerd dat +Simaitha aan de godin een gruwelijk offer brengt onder welks +bestanddeelen zich ook een ongeboren resp. een jong kind bevindt, zooals +wij reeds in hoofdstuk III terloops hebben vermeld.</p> + +<p>Hoogst opmerkelijk is in de bovenvermelde "<a name='Page_152'></a>Liefdesaantrekking", evenals +trouwens ook in andere bezweringen de overspannen eisch dat het geheele +doodenrijk, dat alle goden moeten samenwerken, om één minnaar zijn zin +te laten krijgen. Allerzonderlingst bovenal is de mythologie er bij +gehaald; Grieksche, Egyptische, Joodsche, Babylonische goden, scherp +omlijnde figuren en vage abstracties worden om strijd aangeroepen.</p> + +<p>Van edeler aard zijn de voorschriften (v. 154-285), die de toovenaar +Nephotes aan Psammetichus, den koning van Egypte zou hebben gegeven, ten +einde in het weerspiegelende water zelf de gedaanten van goden of +overledenen te zien en hunne stem te vernemen, de hydromantie, die, +zooals wij tegen het einde van hoofdstuk I zagen, reeds de legendaire +Romeinsche koning Numa Pompilius zou hebben beoefend.</p> + +<p>Zij vereischt allerlei voorbereidingen, waarvan wij hier een en ander +willen vermelden. Men moet zich, met zwarte klimop bekransd, in bijzijn +van een inwijder, op zuiver linnen neerleggen, zich de oogen met een +zwarten riem laten omhullen, de houding van een doode aannemen en met +gesloten oogen tegen de zon gekeerd (v. 171-178), eene bezwering (v. +179-208), driemaal uitspreken (208 vlg.). Dan ontvangt men. aldus +"gewapend" een zeker teeken van den god en moet, onder dankbetuigingen, +op een aarden reukschaal wierook offeren, die zonder insnijding in de +boomschors is verkregen (v. 209-219).</p> + +<p><a name='Page_153'></a>Het voorschrift omtrent de eigenlijke handeling luidt (v. 223—231) +aldus:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Neem een bronzen vat of schaal of beker, zooals gij wilt, doe er + water in, als gij de hemelgoden aanroept, regenwater, als gij de + aardgoden aanroept, zeewater, als gij Osiris of Sarapis aanroept, + rivierwater, als gij dooden oproept, bronwater, houd het vaatwerk + op uwe knieën, giet er olie van onrijpe olijven op, en zeg, terwijl + gij u er zelf over heen bukt, in het vaatwerk den daartoe + vereischten tooverspreuk en roep welken god gij wilt, aan, en vraag + hem waarover gij wilt en hij zal u antwoorden." </p></div> + +<p>Bij deze tooverhandeling, die den koning alleen wordt medegedeeld (v. +254 vlgg.), dient men ook een amulet te dragen, en wel een zilveren +plaatje, waarop de naam van den grooten god is geschreven (v. 257 +vlgg.).</p> + +<p>Aangaande het betooveren van knapen, reeds in III en IV herhaaldelijk +vermeld, geeft o.m. de de zg. "neerval"-tooverij van "Salomo" (v. +850—929) ons nadere opheldering, eene handeling, die overigens ook met +volwassen mannen kan worden verricht en waaromtrent eveneens de meest +stipte geheimhouding wordt geboden (v. 851—856):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik bezweer U bij de heilige goden en bij de hemelsche goden, aan + niemand de tooverhandeling van Salomo mede te deelen en ze niet met + den eerste den beste te verrichten, als niet eene noodzakelijke + aangelegenheid u dwingt, opdat niet de <a name='Page_154'></a>goden voortdurenden wrok + tegen u koesteren". </p></div> + +<p>Daarna volgt eene aanroeping tot een god, om den magiër door middel van +een man of knaap omtrent welke zaak hij wil in te lichten. De handeling +zelf moet onder den blooten hemel plaats vinden en het medium op +ongebrandetichelsteenen worden neergezet. Driedaagsche onthouding van +sexueelen omgang, het gebruik van zekere planten als beschermmiddelen en +zekere kleedingstukken zijn vereischt (v. 897—904). Voorts wordt (v. +904—915) den magiër geboden:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Hef uwe handen ten hemel naar de stralen van de zon toe en spreek + de bezwering zeven keer uit, offer uitnemenden wierook op hout van + wijnstokken, na wijn of bier of honig of melk van eene zwarte koe + te hebben geplengd en zeg vervolgens in 't oor van den betreffenden + man of knaap zeven keer de tooverspreuk en hij zal terstond + neervallen; maar gij zet u neer op de tichel-steenen en vraag hem + uit en hij zal alles naar waarheid uiteenzetten. Gij moet hem en + ook u zelf bekransen met een krans van geel Sint-Janskruid. De god + is op die plant gesteld". </p></div> + +<p>Ter onttoovering moet de magiër de woorden Ananak, Arbeouēri en +Aeēiou[o-,] d.w.z. de opeenvolging der Grieksche klinkers, in 't oor +fluisteren en indien de uitwerking uitblijft, eene zekere soort sesam op +kolenvuur offeren met eene eenigszins gewijzigde bezwering en het +verzoek tot den god: "Heer, ga heen naar uwe eigene tronen en <a name='Page_155'></a>bewaar +(het medium) voor alle ellende (916—922).</p> + +<p>Bij diergelijke tooverijen wordt ook wel gebruik gemaakt van eene lamp, +waarin zich zuivere olie bevindt (v. 1094 vlg.). De magiër spreekt met +geslotene oogen de tooverspreuk uit (v. 958) en kijkt eindelijk naar de +vlam van de lamp, waarin de aangeroepene god moet verschijnen (v. +1104—1114). Vaak liet men echter ook, zooals een Egyptisch tooverboek +uit dien tijd ons leert, een knaap, over wiens hoofd men eene bezwering +uitsprak, in het licht zien; had de verschijning niet plaats, dan moest +de knaap met zijn mond naar de lamp toegekeerd eene zekere formule +zeggen. En dan openbaarde de god zich aan den knaap op het gegeven +oogenblik.</p> + +<p>Die "neerval"-tooverij zoowel als het gebruik maken van eene lamp, +roepen ons onwillekeurig eene zekere beschuldiging te binnen, tegen den +romancier-wijsgeer Apuleius gericht, zooals wij in IV hebben vermeld.</p> + +<p>De aanroepingen, in die tooverpapyri tot de hoogere machten gericht, +zijn soms van verbijsterende grootschheid. Vlg. bijv. de navolgende tot +den minnegod (v. 1748—1796):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik roep U aan, den leidsman van alle wording, U, die Uwe vleugelen + uitspreidt over de geheele wereld, U, den ongenaakbare en + onmeetbare, die in alle zielen de levenwekkende rede inblaast, U, + die alle dingen hebt samengevoegd door Uwe macht, Eerstgeborene, + Grondvester van het Al, <a name='Page_156'></a>goudvleugelige, zwartglanzende, die de + bezadigde redeneeringen wegbergt en duistere razernij inblaast U, + de verborgene, en die heimelijk aan alle zielen het niet te + aanschouwen vuur der verwekking toedeelt, U, die de hand legt op al + het bezielde, die niet met vermoeienis kwelt, maar met het + smartelijk genot van de wellust, uit wien alles is ontstaan! Gij + brengt bij Uwe ontmoeting leed aan, nu eens bezadigd, dan weer + onberedeneerd, gij, door wien de menschen tegen de plicht in durven + te handelen en dan de toevlucht nemen tot U, den zwartglanzende! + Gij, jongste, wettelooze, onverzoenlijke, onverbiddelijke, + onzichtbare, onlichamelijke, razernijverwekker, boogschutter, + fakkeldrager van alle geestelijke waarneming, heerscher over alle + verborgenheden, beschikker over de vergetelheid, oervader van het + zwijgen ... kom, gij, onnoozel als gij ver-, wekt wordt in 't hart, + machtigste als gij volgroeid zij't, ik roep U aan, den + onverbiddelijke, bij Uwen grooten naam Azarachtharaza, Lathaiathal, + Uuu, Lathaiathallalaph, loioio, Ai, Ai, Ai, Ai, Ouērieu Oiai ... + Eerstverschijnende, in-de-nacht-ver-schijnende, + in-de-nacht-U-verblijdende, nachtverwekker, verhoor mij!" </p></div> + +<p>De volgende aanroeping, uit een der tooverpapyri van de Leidsche +bibliotheek<a name='FNanchor_77_77'></a><a href='#Footnote_77_77'><sup>[77]</sup></a> is niet min der indrukwekkend:</p> + +<a name='Page_157'></a> +<div class='blkquot'><p>"Kom herwaarts tot mij ... o gij allesbeheerschende god, die de + menschen den adem tot leven hebt ingeblazen, heer van wat in de + wereld schoon is, verhoor mij, Heer, wiens verborgen naam niet is + uit te spreken, de naam, op het hooren waarvan de demonen wegduiken + ..., de naam, op het hooren waarvan de aarde draait, de onderwereld + in opschudding geraakt, de rivieren, de zee, de poelen, de bronnen + verstijven, de rotsen scheuren! ... Gij zijt de goede geest, gij + zijt de heer, die alles verwekt en voedt en doet toenemen. Wie + vormde de gedaanten der dieren, wie vond de wegen, wie is de + schepper der vruchten, wie wekt de bergen ten hoogen op, wie beval + de winden hun jaarlijksch werk te verrichten? ... Gij zijt de ééne + onsterfelijke god, verwekker van alles en gij deelt aan alle dingen + zielen toe en beheerscht alles, koning der tijdperken en heer! En + de bergen beven met de vlakten en de stroomen van bronnen en + rivieren en de diepten der aarde ... de hoogblinkende hemel beeft + voor U en de geheele zee, o Heer! Albeheerscher, heilige en heer + van allen, door Uwe macht bestaan de elementen en groeit alles!" </p></div> + +<p>Maar het komt, o.m. in diezelfde bezwering<a name='FNanchor_78_78'></a><a href='#Footnote_78_78'><sup>[78]</sup></a>, ook voor, dat de magiër +zich met de goden vereenzelvigt:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik ben het geloof, uitgestort over de menschen, en de profeet der<a name='Page_158'></a> + heilige namen, de heilige, die gegroeid is uit de diepte, ik ben de + heerscher die gegroeid is uit den heiligen god, ik ben de god, dien + niemand ziet, noch roekeloos noemt, ik ben de heilige vogel Phenix, + ik ben de heerscher, de heilige, bijgenaamd Marmauoth, ik ben de + zon, die het licht heeft vertoond, ik ben Aphroditē, bijgenaamd + Typhi, ik ben de heilige bestuurder der winden ik ben Kronos die + het licht heeft getoond, ik ben de moeder der goden die genoemd + wordt hemel, ik ben Osiris die genoemd wordt het water, ik ben + Isis, die genoemd wordt de dauw, ik ben Esenephus die genoemd wordt + lente, ik ben het beeld, voor de in waarheid bestaande beelden, in + de gelijkenis van een krokodil, ik ben Suchos." </p></div> + +<p>Terloops zij opgemerkt, dat in sommige streken van Egypte de krokodil, +Souchos (Sebak) geheeten, goddelijke eerbewijzen genoot, zooals nu nog +in den Indischen archipel hier en daar het geval is.</p> + +<p>Vereenzelviging met de godheid komt vaak voor, ook in het Nieuwe +Testament. In den brief aan de Galaten, II, 20 verklaart de apostel +"niet ik meer leef, maar Christus leeft in mij". En zeer sterk komt dit +uit in de zg. Oden van Salomo (waarschijnlijk uit de tweede eeuw +dateerende). Daar toch zegt de dichter in VII, 3 van Christus:</p> + +<p>"Hij nam mijn wezen aan, opdat ik Hem zou begrijpen, en mijn gestalte, +opdat ik mij niet van Hem zou afwenden." En in XVII luidt het:</p> + +<a name='Page_159'></a> +<div class='blkquot'><p>7. En Hij, die mij kende en mij opvoedde is de Allerhoogste in al + zijne volmaaktheid. En hij verheerlijkte mij door zijne + goedertierenheid en verhoogde mijn verstand tot de hoogte der + waarheid.</p> + +<p> 8. En vandaar gaf Hij mij het pad zijner voetsporen. En ik opende + de poorten, die gesloten waren.</p> + +<p> 9. En ik rukte ijzeren grendels af en het ijzer ontgloeide en + vloeide en versmolt voor mij.</p> + +<p> 10. En niets vertoonde zich voor mij gesloten: Want ik was de + opening van alles.</p> + +<p> 11. En ik ging tot al mijne gebondenen om hen los te maken,</p> + +<p> Om geen over te laten gebonden of bindende.</p> + +<p> 12. En ik gaf mijne kennis mildelijk en mijn gebed in mijne liefde.</p> + +<p> 13. En ik zaaide mijne vruchten in de harten en veranderde hen in + mijzelven.</p> + +<p> En zij ontvingen mijn zegen en leefden.</p> + +<p> 14. En zij vergaderde zich bij mij en werden verlost,</p> + +<p> Want zij waren mij tot ledematen en ik hun hoofd." </p></div> + +<p>De godsdienst gaat hier in mystiek over. Het is dus zake, kortelijk ook +op de mystiek onze aandacht te vestigen.</p> + +<p>Mystiek in den meest volstrekten zin is het streven, om boven het denken +uit, zich met het allerhoogste (het goddelijke) te vereenzelvigen. Dit +<a name='Page_160'></a>streven vinden wij o.m. ook bij de Neoplatonici, inzonderheid bij +Plotinus. Hij toch verkondigt een monisme (eenheidsleer) in den meest +strengen zin des woords, d.w.z. hij wil alles tot één hoogste eenheid +herleiden. Die eenheid is voor hem God, van wien echter, strikt genomen, +niets te praediceeren valt; ook de uitdrukking "één" is in <i>dezen</i> niet +anders dan het gebrekkig stamelen van de hier te kort schietende +menschentaal. God gaat ook boven het denken uit, want denken, hoe +eenvoudig ook, veronderstelt althans eene tweeheid, nl, iets dat denkt +en iets dat gedacht wordt; God echter is, als men iets van hem mag +praediceeren, het meest volstrekte Eén. Zooals van zelf spreekt, is het +ons doel, om ons tot God te verheffen. Dit moeten wij bereiken door ons +van de hartstochten los te maken, door ons te oefenen in het "zuivere" +denken, door eindelijk, van alles te abstraheeren. Dan eerst kan het +ons, in <i>zeldzame</i> oogenblikken,—Plotinus zou het in zes jaren vier +keer hebben gehad<a name='FNanchor_79_79'></a><a href='#Footnote_79_79'><sup>[79]</sup></a>—te beurt vallen, om boven het denken uit, tot +eenwording te geraken met het Ééne. Dit is de unio mystica, de mystieke +eenwording, zooals men het in de middeleeuwen noemde bij de Oosterlingen +is zij in het zg. sufisme het einddoel der geloovigen en speelt een +groote rol in de Perzische litteratuur.</p> + +<p>Keeren wij tot de magie terug, dan blijkt ten <a name='Page_161'></a>duidelijkste, hoe zeer +zij van de mystiek verschilt. Voor den mysticus immers is de éénwording +met het goddelijke iets lijdelijks; de magiër daarentegen geeft zich +voor een god uit, om aan zijne woorden kracht tot handeling bij te +zetten. Ja, hij durft zelfs, als zijnde gelijk aan de goden, de zwaarste +dreigementen tegen hen uit te spreken:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Als ge niet naar mij hoort, zal de zonnekring neerbranden en er + zal duisternis zijn over de geheele bewoonde aarde en de tor + [Egyptisch symbool voor de zon] zal worden uitgedoofd, totdat gij + me doen zult alles wat ik schrijf of zeg, zonder overtreding"<a name='FNanchor_80_80'></a><a href='#Footnote_80_80'><sup>[80]</sup></a>. </p></div> + +<p>Een ander zeer kenschetsend staaltje van soortgelijke dreigementen vindt +men op eene zg. vervloekingstaf el, uit Hadrumetum (in Tunis) afkomstig. +De magiër toch roept, aan het slot van zijne bezwering, na zijne +wenschen te hebben kenbaar gemaakt, uit: "Zoo niet, dan zal ik in de +heiligdommen van Osiris neerdalen en zijn graf verwoesten en door den +stroom laten meevoeren, want ik ben de groote decaan van den grooten god +Achrammachalala". De decanen waren demonen van hoogen rang, aan wie de +bewaking van Osiris' gebeente was toevertrouwd; door zich met hun hoofd +te vereenzelvigen, wil de magiër te kennen geven, dat zijne dreigementen +niet ijdel zullen zijn.</p> + +<p><a name='Page_162'></a>Die bedreigingen, tegen de goden gericht, wekten bij menigeen groote +verontwaardiging op en zijn dan ook een der hoofdpunten in de meest +diepgaande polemiek, die toenmaals is gevoerd over de magie en wat er +mee samenhangt. Porphyrius toch, de bovenvermelde leerling van Plotinus, +had in zijn "Brief aan [den priester] Anebo" allerlei vragen opgeworpen, +inzonderheid aangaande de hoogere magie, en ronduit verklaard, dat hij +met de moeilijkheden, die zich daarbij aan zijn geest voordeden, niet +goed raad wist. Er kwam een antwoord, op naam van den "Leermeester +Abammon". Abammon is echter (zooals blijkbaar ook Anebo) een gefingeerde +naam waarachter, naar o.i. niet meer te betwijfelen valt, zich de Syriër +lamblichus verbergt, een discipel van Porphyrius zelf. De titel, dien +men aan dit boek gewoonlijk geeft, luidt: "Over de mysteriën".</p> + +<p>Hooren wij nu Porphyrius' bezwaar tegen de magische dreigementen (c. 30 +vlg.):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Nog veel onredelijker is het échter, dat een mensch, die aan het + toeval onderworpen is, niet slechts een demon, als het zoo uitkomt, + of de ziel van een overledene, maar koning Helios [de zon] zelf of + de Maangodin of een ander der hemelgoden met dreigementen schrik + aanjaagt en liegt, opdat zij de waarheid zullen spreken. Want te + zeggen, dat hij 'den hemel zal verbrijzelen en de geheimen van Isis + zal blootleggen en het in Aby-' dos [in Egypte] verborgene zal + toonen en de <a name='Page_163'></a>bark [waarop naar het Egyptisch geloof, de zonnegod + het hemelruim omzeilt] zal doen stilstaan en de ledematen van + Osiris voor Typhon zal uitstrooien—is er eene grootere + geestesverbijstering denkbaar, dan te dreigen met hetgeen men noch + zag, noch vermag, of eene meer vernederende vreesachtigheid dan om + net evenals onnadenkende kinderen, voor zóó ijdele schrikbeelden en + verzinsels bang te zijn?" </p></div> + +<p>Het antwoord hierop luidt (VI, 5 vlg.):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Met al dit soort van tooverspreuken bedreigen de menschen niet, + zooals gij meent, de zon of de maan of den een of ander der + hemelgoden (want dan zouden er nog grooter absurditeiten geschieden + dan waarover gij uwen onwil betuigt), maar, zooals ik in 't + voorafgaande zeide, een geslacht van in den kosmos verspreide + krachten, dat geen geest des onderscheids of rede bezit, dat van + een ander rede ontvangt en naar hem luistert, maar geen eigen + inzicht heeft, noch het ware van het leugenachtige of het mogelijke + van het onmogelijke onderscheidt. Dit geslacht wordt door het + uitstooten van opeengehoopte dreigementen in beweging en tot + verbijstering gebracht, daar het immers in zijn aard ligt, zelf + gedreven te worden door krachtuitspraken en anderen mee te sleuren + door zijne eigen verbijsterde en onbestendige verbeelding.</p> + +<p> Maar dit heeft ook nog eene andere reden en wel als volgt. De + theürg [hoogere magiër] gebiedt <a name='Page_164'></a>de kosmische machten door de + kracht der geheimenissen niet meer als mensch of zich van eene + menschelijke ziel bedienende, maar als in de rij der goden + uitstekende gebruikt hij grootere dreigementen dan met zijn eigen + wezen overeenstemt, niet als of hij alles zou doen, wat hij + verzekert, maar bij een diergelijk gebruik van formules toonende + hoe groot en van welken aard de kracht is, die hij bezit door zijne + eenheid met de goden, welke de kennis der verborgene symbolen hem + heeft verschaft". </p></div> + +<p>Die symbolen bestonden uit allerlei zinspelingen op de mythologie, uit +figuren, voorwerpen, uitheemsche namen en zonderlinge +letterverbindingen, waarvan immers de gnostieke geschriften; (z.b. IV) +en de tooverpapyri wemelen. En wanneer de symbolieke beteekenis van die +woorden en klankverbindingen voor ons onbegrijpelijk is,| dan is dit, +volgens Iamblichus (VII, 4) "juist het meest aanbiddenswaardige er aan; +ze is immers te verheven, dan dat ze voor ons denken zou kunnen worden +ontleed", vgl. ook de volgend uitspraak(II, 11): "Zoowel eene de +godenwaardige voltrekking van de geheime en alle denken te boven gaande +handelingen als de macht van de onuitsprekelijke en door de goden alleen +begrepene symbolen geeft ons de theürgische één wording".</p> + +<p>Aangaande die dreigementen verdient nog het volgende uit Iamblichus (VI, +7) onze aandacht:</p> + +<a name='Page_165'></a> +<div class='blkquot'><p>"De demonen houden de wacht over de onuitsprekelijke mysteriën + juist daarom zoo nauwgezet, omdat daardoor voornamelijk de orde in + 't heelal wordt bewaard. Want daarom blijven de deelen van het Al + in rij en orde, omdat de weldadige macht van Osiris zuiver en + onbevlekt blijft en zich niet vermengt met de aan haar + tegenovergestelde disharmonie en verwarring. Het leven van alle + dingen blijft rein en onbedorven, omdat de verborgene en + levenbarende en redelijke schoonheid van Isis niet in het + verschijnende en zichtbare lichaam neerdaalt. In eeuwige beweging + en in eeuwige wording blijft alles, omdat de loop der zon nooit + stilstaat, volmaakt en zuiver blijft alles, omdat de verborgenheden + in Abydos nooit worden onthuld. Waaraan nu het universum zijn + behoud te danken heeft (ik bedoel aan het feit dat de geheimen + altijd verborgen bewaard worden en dat het onuitsprekelijke wezen + der goden nooit het tegenovergestelde lot ondergaat), daarvan + kunnen de aardsche demonen niet eens hooren, dat het ooit anders + zou zijn of geprofaneerd zou worden en daarom heeft eene zoodanige + wijze van bezweren eenige macht over hen". </p></div> + +<p>Wij komen op Iamblichus, die meer tot de vierde eeuw en tot eene andere +denkrichting behoort, later terug.</p> + +<p>Dat ook de belletrie sterk in het teeken der magie stond, blijkt o.m. +uit Heliodorus' "Aethiopische verhalen", een roman die zoowel door +<a name='Page_166'></a>fijne compositie als door fraaie beschrijvingen uitmunt en waaraan nog +in latere tijden beroemde auteurs veel hebben ontleend. In dezen roman, +die naar alle waarschijnlijkheid uit de laatste decenniën van de derde +eeuw dagteekent, wordt o.m. het leven van een Isispriester, Calasiris, +uitvoerig beschreven en daardoor als 't ware eene encyclopaedie van het +magische gegeven. Het belangrijkste daarvan is wel de passage, waar +Calasiris het onderscheid tusschen de "echte" en de "valsche" wijsheid +der Egyptenaren uiteenzet (III, 16):</p> + +<div class='blkquot'><p>"De eene is vulgair en wandelt, om het zoo uit te drukken, laag op + den grond, dient de spoken en geeft zich met doode lichamen af, + kleeft aan kruiden en hecht aan bezweringen; haar einddoel is nooit + iets goeds, noch voor haar zelve, noch voor hen, die zich van haar + bedienen; meestal faalt ze in hare pogingen, en brengt ze iets tot + stand, dan is het nog maar iets akeligs en armzaligs; ze laat + dingen zien, waarvan in werkelijkheid niets bestaat; ze stelt + verwachtingen te leur, is de uitvindster van ongeoorloofde + practijken en dienares van onbeteugelde lusten; de andere + daarentegen, de ware wijsheid, wier naam deze basterd zich + valschelijk toeëigent, die wij priesters en profeten van jongsaf + beoefenen, ziet omhoog ten hemel, heeft omgang met de goden en deel + aan de natuur der machtigere wezens; ze speurt de bewegingen der + sterren op en heeft tot winst de voorkennis der toekomst." </p></div> + +<p><a name='Page_167'></a>Zie hier dan het verschil tusschen "goëtie" en "theürgie" of "zwarte" +en "witte" magie, zooals men het nu gewoon is te noemen. Maar het +verschil ligt ten slotte meer in de bedoelingen dan in de handelingen +zelf, en ook wat de bedoelingen aangaat, wordt het verschil niet altijd +streng in acht genomen, daar immers Calasiris zelf herhaaldelijk +verzekert (II, 33, IV, 7 en 14) door medehulp van demonen liefde op te +wekken.</p> + +<p>Bijzonder merkwaardig is in de aangehaalde passage de zinsnede, dat de +lagere magie "dingen laat zien, waarvan in werkelijkheid niets bestaat." +Dit wordt meer vermeld. Zoo sprak bijv. Celsus, in zijne bestrijding van +'t Christendom (± 178) o.a. van lieden, die van de Egyptenaren de kunst +hadden geleerd om o.m. "kostbare maaltijden en tafels met gebak en +dessert te toonen, waarvan in werkelijkheid niets voorhanden is".<a name='FNanchor_81_81'></a><a href='#Footnote_81_81'><sup>[81]</sup></a> In +een zekeren magischen papyrus wordt die illusie aan de tooverkracht van +een geest toegeschreven: op eene wel is waar bedorvene, maar toch wat +den zin betreft, duidelijke plaats, luidt het nl.: "en indien gij een +maaltijd wilt aanrichten, zeg: iedere ruimte zooals het behoort ... snel +en onmiddellijk, terstond ... huizen met gouden daken, muren ... +glinsterende ... gij zult dit ook zien: men houdt het voor werkelijk, +maar het is slechts <a name='Page_168'></a>voor het aanschouwen".<a name='FNanchor_82_82'></a><a href='#Footnote_82_82'><sup>[82]</sup></a> In een zeker Christelijk +geschrift, welks auteur ons niet bekend is, worden de wonderen welke de +Egyptische toovenaars tegenover de wonderen van Mozes en Aäron stelden +(vgl. Exodus VII, 11, 12, 22 en VIII, 7), tot diergelijke illusies +herleid: "De wonderen, door Mozes verricht, bewerkten, daar zij door +middel van de goddelijke kracht geschiedden, eene reëele verandering van +het voorwerp in datgene, wat tot stand kwam; de wonderen, door de +bezweerders verricht, geschiedden door de kracht der demonen, die de +oogen der toeschouwers in dier voege betooverden, dat ze wat geen slang +was, als eene slang, wat geen bloed was, als bloed, en wat geen +kikvorschen waren, als kikvorschen zagen".<a name='FNanchor_83_83'></a><a href='#Footnote_83_83'><sup>[83]</sup></a> Eene andere, realistische +verklaring van deze magische vertooningen, zullen wij later ter sprake +brengen.</p> + +<p>Wij wenschen hier nog een fragment uit de beschrijving van eene +doodenbezwering aan toe te voegen (VI, 14):</p> + +<p>Calasiris en eene reisgenoote van hem zijn op een avond "terwijl de maan +juist opkwam en met helder licht alles bestraalde", getuigen van een +tooneel "wel is waar niet onschuldig, maar bij de Egyptische vrouwen +gebruikelijk." Eene oude vrouw nl., "in de meening van een oogenblik te +<a name='Page_169'></a>hebben, waarop ze niet gestoord en bespied werd, groef eerst een kuil, +stak vervolgens een brandstapel aan den buitenkant ervan in brand en +legde midden tusschen beide het lijk van haar zoon; ze nam een aarden +mengvat van een drievoet er naast, goot honig in den kuil en wederom uit +een ander vat melk en plengde wijn uit een derde. Voorts wierp ze een +klomp van deeg en vet, tot het beeld van een man gevormd en met laurier +en venkel bekransd, in de groeve. Hierna greep ze een zwaard en na zich +in extase te hebben gebracht, riep ze de maangodin met vele barbaarsche +en vreemd klinkende namen aan, sneed zich in den arm, veegde met een +lauriertak zich het bloed af en besprenkelde den brandstapel; ze deed +nog andere wonderbaarlijke dingen, bukte zich eindelijk over het lijk +van haar kind, fluisterde hem eene bezwering in 't oor, deed hem +ontwaken en noodzaakte hem door hare tooverkunsten recht op te staan."</p> + +<p>Niet echter wijsgeeren en schrijvers alleen, maar ook keizers waren de +magie toegedaan.</p> + +<p>Caracalla (211-217), die de Isisreligie met den oud-Romeinschen +eeredienst gelijk stelde, en ter eere van Apollonius van Tyana een +heiligdom oprichtte<a name='FNanchor_84_84'></a><a href='#Footnote_84_84'><sup>[84]</sup></a>, liet overal vandaan magiërs ontbieden en +trachtte door middel van doodenbezwering te weten te komen welk een +einde hem <a name='Page_170'></a>wachtte en of iemand een aanslag op de heerschappij +beraamde.<a name='FNanchor_85_85'></a><a href='#Footnote_85_85'><sup>[85]</sup></a> Heliogabalus (218-222), een vurig vereerder van Cybele +(z.b. IV), bediende zich ten allen tijde van "duizenden" amuletten en +liet, naar verzekerd wordt, door toovenaars geheime offers van knapen +uit de hoogste standen brengen, ten einde uit hunne ingewanden de +toekomst te kunnen voorspellen<a name='FNanchor_86_86'></a><a href='#Footnote_86_86'><sup>[86]</sup></a>; een onzer bekendste romanciers heeft +dit op artistiek-griezelige wijze beschreven.</p> + +<p>Naar aanleiding van deze laatste beschuldiging, die, zooals (in III) +bleek en nog blijken zal, ook tegen anderen is gericht, zij hier +opgemerkt, dat voorzoover wij weten, de tooverpapyri, d.w.z. de +officiëele bescheiden omtrent de magie, slechts in twee (reeds in III en +in dit hoofdstuk vermelde) passages, die bovendien parallelplaatsen +zijn, van menschenoffers melding maken en dan nog wel met afkeuring. Men +kan gerust aannemen, dat althans in het Romeinsche keizerrijk niet dan +bij hooge uitzondering menschen ter wille van magische doeleinden zijn +gedood. De geheimzinnigheid, waarmede de toovenaars—zooals trouwens ook +de Christenen—zekere handelingen verrichtten, was geen gegronde reden, +om daarbij aan het ergste te denken. Het meeste bloed werd ook toen ter +tijd in 't openbaar vergoten.</p> + +<p><a name='Page_171'></a>Alexander Severus (222-235), zachtzinnig en verdraagzaam, had in zijne +huiskapel naast de beeltenissen van Orpheus en Christus ook die van +Apollonius.<a name='FNanchor_87_87'></a><a href='#Footnote_87_87'><sup>[87]</sup></a> Aurelianus (270-275), een der grootste keizers, evenzeer +uitmuntende in 't oorlogvoeren als in 't landsbestuur, liet zich door +eene verschijning van Apollonius weerhouden om diens vaderstad te +verwoesten en beloofde hem standbeelden en een tempel op te richten.<a name='FNanchor_88_88'></a><a href='#Footnote_88_88'><sup>[88]</sup></a> +Daarentegen vaardigde de achterdochtige Diocletianus (284-305), aan +wiens naam de wreedste van alle Christenvervolgingen in 't Romeinsche +rijk verbonden is, ook strenge bepalingen tegen de magie uit.</p> + +<p>Wij gaan nu tot de Christenen over, om hunne houding tegenover de magie +nader te bepalen.</p> + +<p>Tertullianus uit Afrika (±155-±220), een der vernuftigste en +zeggingskrachtigste, maar tevens ook een der bekrompenste en +onverdraagzaamste voorvechters die het Christendom ooit heeft gehad, +hield de magie voor eene mixtuur van goochelarij en duivelswerk.</p> + +<p>Allerkarakteristiekst is de volgende, overigens niet gemakkelijk te +vertalen passage uit zijn "Verweerschrift" (197), waarin hij (c. 23) +naar aanleiding van de "wonderen" der goden uitroept:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Indien voorts ook de magiërs fantomen te voorschijn roepen en de<a name='Page_172'></a> + zielen van reeds afgestorvenen schandaliseeren, indien zij knapen + tot het uitspreken van orakelen nopen[?], indien zij door middel + van goocheltoeren vele wonderen schijnen te verrichten, indien zij + ook droomen zenden, daar zij de eens voor al aangeroepene macht van + engelen en demonen tot bijstand hebben, door welke ook geiten en + tafels gewoon zijn geraakt te voorspellen, hoe veel meer zal die + macht [nl. de demonen] naar eigen verkiezing en tot haar eigen + voordeel met alle kracht trachten te volbrengen, wat ze in eens + anders belang [nl. dat van den magiër] doet?" </p></div> + +<p>Van geiten bij de wichelarij is ook elders sprake, vgl. bijv. Diodorus +uit Sicilië, een geschiedschrijver ten tijde van keizer Augustus, (XVI, +26): "Men zegt dat oudtijds geiten het orakel [te Delphi] hebben +ontdekt, en om die reden bedienen de Delphiërs zich tot nu toe meestal +van geiten om godspraken te verkrijgen". En wat de voorspellende tafels +betreft, zullen wij in het verder verloop van dit hoofdstuk een hoogst +interessant geval hiervan vermelden.</p> + +<p>Uitvoerig behandelt Tertullianus de doodenbezwering in zijn geschrift: +"De ziel", de eerste proeve van eene Christelijke psychologie, overigens +reeds dateerende uit den tijd, toen hij met de secte der zg. +Montanisten, ultra-rigoristische dwepers, sympathiseerde en met de kerk +op gespannen voet stond (na 202/3).</p> + +<p><a name='Page_173'></a>Het gaat hier in de eerste plaats om de oproeping van ontijdig +gestorvenen of gewelddadig omgekomenen, waarvan immers, zooals wij boven +gezien hebben, in de tooverpapyri herhaaldelijk sprake is. Tertullianus +wil van eene werkelijke verschijning der afgestorvenen niets weten en +verklaart (c. 57) de magie "zooals bijna allen"(!) ronduit voor +"bedrog". "De aard en wijze echter van dit bedrog ontgaat alleen den +Christenen niet". En hoe gaat dit dan in zijn werk? "Wel is waar worden +de ontijdig gestorvenen en gewelddadig omgekomenen aangeroepen, op grond +van het schijnbaar geloofwaardige argument, dat die zielen, welke een +wreed en ontijdig uiteinde door geweld en onrecht aan het leven +ontrukte, bij wijze van wedervergelding het meest tot het plegen van +geweld en onrecht geneigd zouden zijn. Maar het zijn demonen, die onder +hun schijn werken en nog wel het meest diegenen, die in hen huisden toen +zij nog leefden en die hen tot zulk een uiteinde brachten. Want wij +nemen aan, dat zoowat geen mensch zonder demon is en aan velen is het +bekend, dat door toedoen der demonen ontijdige en afgrijselijke +sterfgevallen worden bewerkt.... Ook dit bedrog van den boozen geest die +onder het voorkomen van de overledenen schuilt, toonen wij, als ik mij +niet vergis, ook door de feiten aan, omdat hij bij de exorcismen zich +soms voor een der ouders van zijn slachtoffer [t.w. den bezetene] +uitgeeft, soms voor een gladiator, of een <a name='Page_174'></a>dierenvechter, zooals ook bij +andere gelegenheden voor een god, op niets meer bedacht dan om juist dat +uit te schakelen, wat wij verkondigen, dat nl, alle zielen naar de +onderwereld worden gedreven; het geloof aan het oordeel en de +wederopstanding wil hij aan 't wankelen brengen. En toch erkent die +demon, nadat hij de aanwezigen heeft getracht te misleiden, ten slotte +door den aandrang der goddelijke genade overwonnen, zijns ondanks de +waarheid".</p> + +<p>Dit laatste slaat op de bedoelde exorcismen, d.w.z. bezweringen om +"booze" geesten uit de bezetenen te bannen (z.b. III), eene practijk, +voornamelijk door de Christenen uitgeoefend. Het tot zwijgen brengen van +den "boozen" geest werd dan voor een bewijs van de waarheid der +Christelijke leer gehouden. Maar hooren wij Tertullianus verder:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Aldus is ook bij dat andere soort tooverij, welke, naar men + gelooft, ook reeds tot rust gekomene zielen aan de onderwereld + ontrukt en aan het gezicht vertoont, geen ander bedrog meer aan 't + werk [n.l. dan dat der demonen]. Vooral omdat er ook een fantoom + bij wordt vertoond, omdat er ook een lichaam bij wordt gevormd; en + het is voor hem geen moeite, het uiterlijk gezicht te misleiden, + wien het gemakkelijk valt, de innerlijke scherpte des geestes te + verblinden. Aan Farao en de Egyptenaren schenen de slangen, die uit + de tooverstaven ontstaan waren, ook toe lichamen <a name='Page_175'></a>te zijn [vgl. + Exod. VII, 12], maar de waarheid van Mozes verslond de leugen + [d.w.z. de staf van Aäron verslond de staven der toovenaars, t.p.] + Veel deden ook de magiërs Simon en Elymas tegen de apostelen, maar + de straf van blindheid was geen goocheltoer [z.b. IV]. Wat voor + nieuws is het, als de onreine geest ook nu de waarheid naäapt? + Ziet, de kettersche volgelingen van dienzelfden Simon gaan nu zoo + prat op hunne kunst dat ze beloven zelfs de zielen van profeten uit + de onderwereld te halen. En ik geloof dat ze dit op leugenachtige + wijze vermogen. Immers het stond ook aan den "pythonischen" geest + toen ter tijd even goed vrij, de ziel van Samuel na te bootsen, + toen Saul, na God te vergeefs te hebben aangeroepen, de dooden + raadpleegde." </p></div> + +<p>Tertullianus gaat hiermede over tot het verhaal van de "toovenares van +Endor", die een "pythonischen" geest bezat, aldus genoemd, omdat Pytho +(Delphi) de hoofdzetel van god Apollo, den beschermheer der waarzeggers +was. Daar dit verhaal ook later nog herhaaldelijk ter sprake komt, +willen wij het hier, tot betere oriënteering van den lezer, in zijn +geheel mededeelen.</p> + +<p>Het staat in I Samuël 28.</p> + +<div class='blkquot'><p>"(5) Toen Saul het leger der Filistijnen zag, werd hij bevreesd en + zeer ontsteld. (6) Hij raadpleegde Jahwe, maar Jahwe antwoordde hem + niet, noch door droomen, noch door de uriem, noch door de profeten.</p> + +<p> <a name='Page_176'></a>(7)Toen zeide Saul tot zijne dienaren: "Zoekt mij eene vrouw die + over een onderaardschen geest beschikt, opdat ik tot haar ga en + haar raadplege.'' Zijne dienaren zeiden tot hem: "Zie te Endor + woont eene vrouw die over een onderaardschen; geest beschikt." (8) + Toen maakte Saul zich onkenbaar, trok andere kleederen aan en ging + met twee mannen derwaarts. In den nacht kwamen zij bij de vrouw, en + hij zeide tot haar: "Voorzeg mij de toekomst door den + onderaardschen geest; doe voor mij opkomen, dien ik U noemen zal. + (9) Maat de vrouw zeide tot hem: "Gij weet wel wat Sau gedaan + heeft, hoe hij de toovenarij en waarzeggerij uit het land heeft + uitgeroeid. Waarom legt gij mij dan een valstrik om mij ter dood te + laten brengen?" (10) Toen zwoer Saul haar bij Jahwe "Zoo waar als + Jahwe leeft, gij zult om deze zaak geen straf beloopen." (11) Nu + zeide de vrouw "Wien zal ik voor U doen opkomen?" Hij zeid "Doe + Samuël voor mij opkomen". (12) Doch toen de vrouw Samuël zag, + schreeuwde zij luidkeels en zeide tot Saul: "Waarom hebt gij mij + bedroge Gij zijt Saul zelf!" (13) Maar de koning zeide tegen haar: + "Vrees niet. Zeg wat gij <i>ziet</i>". Toen zeide de vrouw tot Saul: + "Een Goddelijk wezen zie ik uit den grond opkomen". (14) Hij zeide + tot haar "Hoe ziet het er uit?" Zij antwoordde: "Een oude man komt + op; in een mantel is hij gehuld". Hier neigde Saul, begrijpende dat + het Samuël was zijn aangezicht ter aarde en wierp zich neder + <a name='Page_177'></a>(15)Samuël zeide tot Saul: "Waarom hebt gij mij in mijne rust + gestoord door mij te doen opkomen?" Saul zeide: "Ik ben zeer + beangstigd: de Filistijnen voeren oorlog tegen mij en God is van + mij geweken en heeft mij niet meer geantwoord, noch door de + profeten, noch door droomen, [noch door de uriem]. Daarom heb ik U + geroepen, om mij te verkondigen wat ik doen moet." (16)Samuël + zeide: "Waarom ondervraagt gij mij, terwijl Jahwe van U geweken is + en de partij van Uwen naaste gekozen heeft? (17)Jahwe doet U zooals + hij door mij gesproken heeft; hij scheurt U het koningschap uit de + hand en geeft het aan Uwen naaste, aan David. (18)Omdat gij niet + naar Jahwe geluisterd en zijnen toorngloed tegen Amalek niet + voltrokken hebt, daarom heeft Jahwe thans evenzoo aan U gedaan. + (19)Hij zal ook Israël met U in de hand der Filistijnen geven; + morgen zult gij en Uwe zonen bij mij zijn en zal Jahwe bovendien + het leger van Israël aan de hand der Filistijnen overleveren". + (20)Toen viel Saul haasstiglijk lang uit op den grond want hij was + zeer bevreesd geworden vanwege Samuëls woorden en had bovendien + geen kracht, daar hij den ganschen dag en den gansenen nacht niets + gegeten had". </p></div> + +<p>De "uriem" waren een orakel waarbij men door het werpen van zekere loten +den wil Gods trachtte te weten te komen; het antwoord kon echter, zooals +uit v. 6 blijkt, ook geheel uitblijven.</p> + +<p><a name='Page_178'></a>Dat de toovenares Samuël, zooals hij verschijnt, een goddelijk wezen +noemt, stemt goed overeen met het geloof, door ons in IV vermeld, dat de +overledenen als "demonen", d.w.z. alsbovenmenschelijke wezens werden +beschouwd.</p> + +<p>Waarschijnlijk had Saul opzettelijk gevast, om zich op de +doodenbezwering voor te bereiden, daar immers onthouding, althans van +zekere spijzen, algemeen geacht werd eene der voornaamste +voorbereidingen tot magische handelingen te zijn.</p> + +<p>Laten we nu zien, hoe Tertullianus dit verhaal uitlegt:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Verre zij het van ons te gelooven, dat de ziel van eenig heilige, + laat staan van een profeet, door een demon te voorschijn is + gehaald, daar wij weten dat Satan zelf zich in een engel des lichts + [2: Cor. XI, 14], hoe veel te meer dus in een man des lichts + verandert en aan 't einde [der wereld] zich zelfs voor God zal + uitgeven [2 Thess. II, 4] en wonderbaarlijkere teekenen zal + verrichten, om, zoo mogelijk, de uitverkorenen te verleiden [Matth. + XXIV, 24]. Zou hij, zoo ooit, toen geaarzeld hebben, zich voor een + profeet Gods uit te geven, vooral tegenover Saul, in wien hij zelf + reeds huisde? Meen niet, dat de demon, die het fantoom; deed + ontstaan een ander was dan die welke het aanbeval, maar dat + dezelfde geest èn in de leugenprofetes, èn in den afvallige + gemakkelijk loog, om geloof te vinden, die geest, door wien Saul's + <a name='Page_179'></a>schat daar was, waar ook zijn hart was, nl. waar God niet was. En + derhalve zag hij ook door middel van dengene, door wien hij + geloofde te zullen zien, omdat hij hem geloofde door wien hij zag." </p></div> + +<p>Als men echter het verhaal onbevangen leest, dan blijkt er duidelijk uit +dat de bezweerster, maar niet dat Saul de verschijning zag, en evenmin +zal een onpartijdig lezer uit het verhaal de conclusie trekken dat de +schrijver ervan niet aan de realiteit van Samuël's manifestatie +geloofde.</p> + +<p>Overigens staat Tertullianus volstrekt niet zoo ongeloovig tegenover +openbaringen uit eene andere wereld, als zij slechts door middel van +Montanistische profetie tot hem komen. Dit leert ons hetzelfde geschrift +(c. 9):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Er is thans eene zuster bij ons, aan wie de genade der + openbaringen is ten deel gevallen, die ze in de kerk, te midden van + den Zondagsdienst, door de extase in den geest ontvangt; ze houdt + gesprekken met engelen, soms ook met den Heer en ziet en hoort + geheimenissen en doorgrondt de harten van sommigen en verstrekt + geneesmiddelen aan hen, die er naar verlangen." </p></div> + +<p>Ongeveer in de jaren 230-235 schreef de bisschop Hippolytus zijne +"Weerlegging van alle secten", inzonderheid tegen de in IV behandelde +Gnostieken gericht, waarin hij echter ook een hoofdstuk afzonderlijk aan +de magiërs wijdde. Dit hoofdstuk is blijkbaar ontleend aan een recent +populair-wetenschappelijk geschrift over physica <a name='Page_180'></a>en mechanica, waarbij +ook de kunstgrepen der goochelaars nader ter sprake kwamen. Wij halen, +als bijzonder karakteristieke proef, de verklaring van eene +"godenverschijning" aan (IV, 35 vlg.):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Dat Hecatē in vurige gedaante door de lucht schijnt te ijlen, + bewerkt hij [de magiër] door eene kunstgreep als volgt: Hij + verstopt een handlanger ergens waar hij het geschikt acht en neemt + zijne slachtoffers met zich mee en maakt hen wijs, dat hij hun zal + toonen hoe de godin in vurige gestalte door de lucht rijdt. Hij + beveelt hun, voor hunne oogen op te passen en, zoodra ze de vlam in + de lucht zien, zich te omhullen en op het aangezicht neer te vallen + totdat hij zelf hen roept en als hij hun dat heeft uiteengezet, + galmt hij in een nacht zonder maneschijn de volgende aanroeping in + verzen uit: </p></div> + + +<span style='margin-left: 6em;'>Gij, in den Hades, op aard,' in den hemel gehuldigd, o Bombo!</span><br /> +<span style='margin-left: 6em;'>Gij, die in driesprongen huist, lichtdragende, nachtelijke zwerfster,</span><br /> +<span style='margin-left: 6em;'>Gij, die de duisternis mint en een afkeer hebt van het daglicht,</span><br /> +<span style='margin-left: 6em;'>Gij, die in hondengeblaf U vermeit en in moord U verlustigt,</span><br /> +<span style='margin-left: 6em;'>Gij, die het slagveld betreedt en de sombere kerkhoflanen,</span><br /> +<span style='margin-left: 6em;'>Gij, die belust zijt op bloed en den sterflingen schrik op het lijf jaagt,</span><br /> +<span style='margin-left: 6em;'>Gorgo! Mormo! Godin van de maan, gij, rijk aan gestalten,</span><br /> +<span style='margin-left: 6em;'>Moogt gij, wij bidden het U, goedgunstig ons offer genaken!</span><a name='Page_181'></a><br /> + +<p>Als hij dit gesproken heeft, ziet men een vuur door de lucht ijlen en de +toeschouwers, huiverende voor dien wonderlijken aanblik, omhullen zich +de oogen en vallen sprakeloos ter aarde neder. Maar heel het geweldige +kunststuk bestaat hierin: De handlanger, die, zooals ik zeide, verstopt +is, houdt een wouw of gier vast, met werk omwonden, en steekt hem, +zoodra hij hoort dat de bezwering afgeloopen is, in brand en laat hem +los. De vogel, door de vlam in de war gebracht, gaat de hoogte in en +bespoedigt zijne vlucht, maar die dwazen verbergen zich bij dien aanblik +alsof ze iets goddelijks hadden gezien. De vogel, ronddraaiende door den +vuurgloed, strijkt neer, waar hij maar kan en doet nu eens huizen dan +weer hoven in vlammen opgaan."</p> + +<p>Men heeft terecht opgemerkt, dat dit middel, zooals ook andere middelen, +die Hippolytus opgeeft, kwalijk ten uitvoer is te brengen. Ook is het +juist, dat voor de uitvoering van verschillende kunststukken zelf weer +magische middelen benoodigd zijn, voor wier uitwerking niet de ervaring, +maar de overlevering borg stond. Maar het meest merkwaardige is wel, dat +Hippolytus zelf, ondanks al die mechanische kunstgrepen, ook veel aan +demonische invloeden toeschrijft.</p> + +<p>Origenes uit Alexandrië (geb. omstreeks 184), <a name='Page_182'></a>de grootste en +ongelukkigste van alle oud-Christelijke schrijvers, tijdens zijn leven +miskend, na zijn dood verketterd, Origenes, wiens geest vrijwel al het +toen weetbare omvatte, heeft ook aan de magie zijne aandacht geschonken.</p> + +<p>In zijn werk "Over de principiën", de eerste Christelijke dogmatiek, +zegt hij (III, 3,3):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Wat moet moet men zeggen van hen, die zij [de Grieken] + geïnspireerden noemen, door wie tengevolge van de inwerking der + demonen, die hen regeeren, antwoorden worden gegeven in verzen + volgens de regelen der kunst? Maar ook diegenen, die men magiërs of + boosdoeners noemt hebben meer dan eens door aanroeping van demonen + knapen van nog teeren leeftijd zich in verzen doen uiten, die aller + bewondering en verbazing wekten [z.b. III, in 't begin]. Het is aan + te nemen dat dit aldus in zijn werk gaat: Evenals heilige en + vlekkelooze zielen, wanneer zij zich met hun geheele hart en in + volle reinheid aan God hebben gewijd, en zich vrij hebben gehouden + van alle aanraking met demonen en door streng onthouding zich + gezuiverd hebben en vervuld zijn van vrome en godsdienstige + leeringen, daardoor deel aan het goddelijke verkrijgen en de genade + der prophetie en der overige goddelijke gaven verwerven, aldus moet + men veronderstellen dat ook diegenen, die de booze machten vat op + zich geven, door bedrijf, leefwijze of beoefening van wat hun lief + en welgevallig is, de inspiratie <a name='Page_183'></a>van dezen ontvangen en hunne + wijsheid en kennis deelachtig worden." </p></div> + +<p>In zijne, van 248 dateerende, verdediging van het Christendom tegen +Celsus, komt hij eveneens voor de realiteit der magie op, en wel naar +aanleiding van Celsus' bewering, dat het er niets toe doet, of men den +hoogsten God Zeus noemt dan wel hem een anderen naam geeft (I, 24).</p> + +<p>Met het oog op het feit, dat de toovenaars veel aan zekere namen en eene +bepaalde uitspraak daarvan hechten, betoogt Origenes dat "wanneer ook de +zoogenaamde magie niet, zooals de aanhangers van Epicurus en Aristoteles +[z.b. II] meenen, eene zaak zonder eenige orde of verband is, maar, +zooals de er in bedrevenen aantoonen, op vaste regels en grondstellingen +berust, die echter slechts aan zeer weinigen bekend zijn", men gerust +mag beweren, dat de namen Sabaoth, Adonai e.a., welke bij de Hebreeën +met grooten eerbied worden overgeleverd, niet aan het een of andere +toeval hun ontstaan te danken hebben, maar op eene zekere geheime +godsleer" berusten. De namen der hoogere machten kunnen voor zekere +doeleinden worden gebruikt, mits uitgesproken op eene zekere manier en +in de taal van dat volk, waarbij ze behooren; de aardsche demonen zijn +immers in dier voege over de verschillende landstreken verdeeld dat +bijv. sommigen slechts over Egypte, anderen slechts over Perzië macht +uitoefenen.</p> + +<p>Het volgende dient tot verdere toelichting (25):</p> + +<a name='Page_184'></a> +<div class='blkquot'><p>"Wie de geheime beteekenis der namen vermag te beredeneeren, zou + ook veel kunnen vinden aangaande de benaming der engelen Gods, + waarvan de een Michaël, een ander Gabriël, en weer een ander + Raphaël heet, overeenkomstig de diensten die zij in 't heelal + verrichten volgens den wil van den albeheerschenden God. Tot + beschouwingen van soortgelijken aard geeft ook onze Jezus + aanleiding, wiens naam alleen reeds duizenden demonen voor aller + oogen uit zielen en lichamen heeft verdreven...</p> + +<p> Wat de kwestie van de namen betreft, moeten wij nog opmerken, dat + diegenen, welke in het gebruik der bezweringen ervaren zijn, + beweren, dat dezelfde bezwering, in haar eigenaardigen tongval + uitgesproken, ten uitvoer kan brengen wat zij belooft, maar dat ze, + omgezet in eene andere taal, welke dan ook, krachteloos blijkt te + zijn en niets vermag. Dus is het niet de zakelijke beteekenis der + woorden, maar zijn het de hoedanigheden en eigenaardigheden der + klanken die in zich de kracht hebben om dit of dat te doen". </p></div> + +<p>Dit slaat blijkbaar op de tooverpapyri, waarin ook de namen van engelen +en van Jezus voorkomen. Hier zij nog opgemerkt, dat Michaël beteekent: +"Wie is als God?", Gabriël "Man Gods" en Raphaël "God heeft genezen".</p> + +<p>Met dat al mogen de "wonderen" der magiërs niet met die van Jezus en de +apostelen op eene lijn worden gesteld (I, 68):</p> + +<a name='Page_185'></a> +<div class='blkquot'><p>"Geen van de toovenaars spoort door hetgeen hij doet, de + toeschouwers tot zedelijke verbetering aan, noch onderwijst hij + hen, die over de vertooningen versteld staan, in de vreeze Gods, + noch proeft hij hen te overreden om zoo te leven, dat zij voor God + zullen worden gerechtvaardigd. Niets van dit alles doen de + toovenaars, daar zij niet kunnen of niet eens willen of geneigd + zijn, om zich te bemoeien met hetgeen tot verbetering der menschen + dient, daar zij immers ook zelven vol zijn van de schandelijkste en + beruchtste zonden. Maar ligt het niet voor de hand, dat Hij, die + door de wonderen die Hij verrichtte, de aanschouwenden tot + zedelijke verbetering aanspoorde, zich zelf niet alleen aan zijne + eigenlijke discipelen maar ook aan de anderen als voorbeeld van het + volmaakte leven toonde?" </p></div> + +<p>Het verschil tusschen de "wonderen" der magiërs en die der Christenen is +dus hierin gelegen dat de laatsten eene zedelijke strekking hebben welke +aan de tooverij ten eenemale wordt ontzegd. Dat echter ook Origenes bij +de beoordeeling der magiërs hier geenszins de noodige objectiviteit in +acht neemt, is maar al te duidelijk.</p> + +<p>Er is ons van Origenes ook nog eene lezing bewaard gebleven over I +Samuël 28, 3—25, d.w.z. over de "toovenares van Endor" (z.b.), waarin +hij naast allerlei minder klemmende argumentaties ook blijk geeft van +echte wetenschappelijkheid en met de grootste beslistheid de realiteit +van <a name='Page_186'></a>Samuël's verschijning handhaaft. Tot hen, die zooals bijv. +Tertullianus (z.b.) hier met uitvluchten aankomen als "De satan zelf +neemt de gedaante van een engel des lichts aan; geen wonder dus, dat ook +zijne dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid", richt de +geleerdste van alle oude Christenen de nuchtere vraag (c. 4): "Maar wat +is het, wat de vrouw zag?"—"Samuël". En waarom luidt het niet: "De +vrouw zag een demonisch wezen, dat voorgaf, Samuël te zijn?" Maar er +staat geschreven: "Saul herkende Samuël, dat hij het was." Als het niet +Samuël was, had er geschreven moeten staan: "En Saul meende dat het +Samuël zelfwas." Nu staat er echter geschreven: "Saul herkende", en +niemand herkent iets wat niet bestaat." Voorts betoogt Origenes (c. 5 +vlg.), dat de woorden, Samuël in den mond gelegd, waarheid bevatten, +hetgeen er niet voor pleit dat een demon, maar dat Samuël zelf +verschenen is, en tracht hen, die zich ontzetten bij de gedachte dat de +heilige Samuël zich in het schimmenrijk zou bevinden (c. 3), gerust te +stellen, door uitvoerig te betoogen (c. 6) dat immers Christus zelf, die +toch hooger staat dan wie ook der profeten en heiligen, naar het +schimmenrijk is neergedaald.</p> + +<p>Toen Hiërocles, een hooggeplaatst ambtenaar en, naar verluidt, een +medewerker van de "Diocletiaansche" vervolging (z.b.), in zijn tot de +Christenen gericht "Waarheidlievend woord" de <a name='Page_187'></a>wonderen van Apollonius +van Tyana (vgl. IV begin) boven die van Jezus stelde, werd hij (na 311) +bestreden door Eusebius van Caesarea (later de bekende kerkhistoricus), +die in een betoog tegen Philostratus' leven van Apollonius scherpe +kritiek op de verhalen in quaestie oefent en, voor 't geval ze toch +waarheid mochten bevatten, liefst aan de inwerking van booze geesten +denkt. Vgl. bijv. de volgende redeneering (c. 31):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Want dat hij [Apollonius] eene epidemie vooruit gevoelde, zou wel + is waar kunnen schijnen niets met tooverij te maken te hebben, + indien hij dit, zooals hij zelf verzekerde, aan zijne allersoberste + en reine leefwijze te danken had, maar misschien was het hem ook in + een onderhoud met een demon van te voren medegedeeld". </p></div> + +<p>Het in-'t-leven-terugroepen van een overleden meisje, wat immers ook aan +Apollonius werd toegeschreven (vgl. IV), is blijkbaar door schijndood te +verklaren en dus volstrekt geen wonderdaad (t.p.).</p> + +<p>In 313 had het groote feit plaats, dat de toestanden in het Romeinsche +rijk ingrijpend veranderde: Constantijn en zijn medekeizer Licinius +stelden nl. door het tolerantie-edict van Milaan liet Christendom met de +andere godsdiensten gelijk. Daar echter de kerk aan andere religies het +bestaansrecht ontzegde, waren deze van nu af aan feitelijk in het +ongelijk gesteld en ook de magie kwam daarbij in verdrukking, al toonde +Constantijn <a name='Page_188'></a>zelf, zooals uit navolgend, in 321 uitgevaardigd +besluit<a name='FNanchor_89_89'></a><a href='#Footnote_89_89'><sup>[89]</sup></a> blijkt, zich in dit opzicht vrij gematigd:</p> + +<div class='blkquot'><p>"De wetenschap diergenen moet gestraft en te recht met de strengste + wetten gekastijd worden, van wie men ontdekt, dat zij, gewapend met + magische kunsten, iets tegen het leven van menschen ondernomen of + kuische gemoederen tot wellust verleid hebben. Geen beschuldigingen + echter zijn in te brengen tegen geneesmiddelen, in 't belang van + menschelijke lichamen gebruikt, of tegen tooverspreuken, in + landelijke streken onschuldiglijk toegepast om bij rijpen wijnoogst + zich van vrees voor slagregens of schade door hagelsteenen te + vrijwaren, hulpmiddelen waardoor niemands leven of goede naam + gevaar loopt, maar wier uitwerking moet dienen om te beletten dat + goddelijke gaven en menschelijke arbeid te niet gaan." </p></div> + +<p>Het Neoplatonisme, dat in steeds toenemende mate de verdediging van de +oude godsdiensten tegen het Christendom op zich nam, had toenmaals als +leider den reeds bovenvermelden Iamblichus. Een geschiedschrijver van +omstreeks 400, Eunapius, die zijn leven in korte trekken schetst, +verzekert ons dat de gevierde wijsgeer de magie practisch beoefende. Wij +wenschen hieromtrent den lezer nader in te lichten.<a name='FNanchor_90_90'></a><a href='#Footnote_90_90'><sup>[90]</sup></a></p> + +<p>De leerlingen van Iamblichus, wien hij een bewijs <a name='Page_189'></a>had gegeven van zijne +supranormale gave, wenschten gaarne iets grooters te ervaren en hij +antwoordde hun, dat dit niet van hem zelf, maar van het juiste tijdstip +afhing. Toen ze zich nu eenigen tijd daarna, in het mooie seizoen, naar +Gadara hadden begeven, eene Syrische stad, die om hare warme bronnen +beroemd was, kwamen zij nogmaals met hetzelfde verzoek tot hem:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Glimlachende zeide Iamblichus: "Het is wel is waar niet + overeenkomstig den ritus, dit te toonen, maar om Uwentwille zal het + geschieden." Hij beval zijnen begeleiders, van de inboorlingen te + vernemen, hoe twee van de warme bronnen, die wel kleiner, maar + liefelijker dan de anderen waren, van oudsher genoemd werden. Nadat + zij aan zijne opdracht hadden voldaan, zeiden zij: "Het is + volstrekt geen geheim: deze hier heet Eros [liefde] en deze in de + nabijheid heeft den naam van Anteros [wederliefde]," Hij echter + raakte terstond het water aan (want hij zat juist op den rand, + waarover heen de stroom zich uitstortte), voegde er eene korte + spreuk aan toe en riep van onder uit de bron een knaap te + voorschijn. De knaap was blank van huidkleur en van tamelijke + grootte; zijne goudachtige haren omglansden zijn rug en borst en + over 't geheel leek hij op iemand, die zich baadde of gebaad had. + Verbazing beving de vrienden, hij echter zeide: "Laten wij naar de + bron hier naast gaan" en hij ging hun voor, in gepeins verzonken. + Nadat hij ook daar dezelfde <a name='Page_190'></a>handeling had voltrokken, riep hij den + anderen Eros te voorschijn, aan den vorige in alles gelijk, behalve + dat zijne haren donkerder en met lichtblond gemengd neerstroomden. + Beide knapen omhelsden hem en leunden tegen hem aan alsof hij hun + eigen vader was. Hij echter gaf ze aan hunne eigen verblijven terug + en ging, na zich gebaad te hebben, heen, terwijl de vrienden van; + ontzag vervuld waren." </p></div> + +<p>Eunapius verzekert hierbij zegslieden te volgen, "die aan andere dingen +geen geloof schonken, maar voor de waarneming van het aanschouwde +moesten bukken."</p> + +<p>Men heeft dit verhaal voor "mal" uitgemaakt; en vrijwel als een +verzinsel beschouwd. Daarmede zijn echter de moeilijkheden, die het +oplevert, niet uit den weg geruimd. Immers de "malle wonderverhalen" van +Eunapius komen zeer goed overeen met wat de grootste Neoplatonische +denkers hebben geleeraard. Iamblichus zelf weidt in het boven door ons +aangehaalde geschrift "Over de mysteriën" (II, 3) nader uit over de +schoonheid zoowel van de goden als van de demonen bij hun verschijnen. +Porphyrius, de nuchterste aller Neoplatonici, geloofde, zooals wij later +uit een citaat van Augustinus zullen zien, aan "wonderbaarlijk schoone +beelden" van "engelen" of "goden" bij de theürgische handelingen. +Plotinus spreekt in het bekendste van zijne geschriften, in het betoog +"Over het schoone" (Enn, I, 6), van <a name='Page_191'></a>diegenen (c. 7) "wien eene +verschijning van goden of demonen ten deel is gevallen en die niets meer +willen afweten van de schoonheid der andere lichamen." Aan zulke +onomwonden uitspraken van scherpzinnige en hoogstaande denkers moet o.i. +toch wel eene zekere objectiviteit beantwoorden. Men heeft dan ook bij +dit verhaal van Eunapius gedacht aan de zg. materialisaties, d.w.z. +tastbare, soms zeer schoone, verschijningen, zich vormende uit stoffen, +onttrokken aan het lichaam van zekere "mediums," en ook "critische" +onderzoekers zijn geneigd, hierbij aan reëele, overigens uiterst +raadselachtige, verschijnselen te denken. Maar ook afgezien daarvan laat +zich de historiciteit van het boven aangehaalde geval best handhaven, +wanneer men nl., met een niet onverdienstelijk occultist, aanneemt, dat +daarbij eene opwekking van "hallucinaties" plaats heeft gevonden.</p> + +<p>Vergelijkt men de beschouwingen van Iamblichus over de magie met de +theorie van Plotinus, dan springt het verschil duidelijk in 't oog. Bij +Plotinus domineert het abstracte, bij Iamblichus het persoonlijke. De +leer der "sympathie" (z.b.) wordt door den laatstgenoemde niet bijster +hoog aangeslagen; vgl. het boven reeds vermelde geschrift: "Over de +mysteriën" (X, 3): "Wanneer ons van nature eene zekere geschiktheid te +beurt valt om de toekomst vooruit te weten, zooals bij dieren een +voorgevoel opkomt van aardbevingen <a name='Page_192'></a>of winden of stormen, dan schijnt +mij dat volstrekt niet ontzagwekkend toe. Immers eene zoodanige ons +aangeboren voorspellingsgave treedt bij ons op ten gevolge van scherpte +van waarneming of ten gevolge van sympathie of ten gevolge van eenige +andere samenwerking van natuurlijke krachten en heeft niets +eerbiedwaardigs of bijzonder verhevens." Iamblichus streeft naar hooger: +(4) "Alleen de goddelijke wichelarij, die van de goden afhangt, maakt +ons waarlijk het goddelijke leven deelachtig, zij, die deel heeft aan de +voorkennis en aan de goddelijke begrippen." De goden, die Plotinus +slechts zelden noemt, zijn het overheerschende bij Iamblichus, die dan +ook het gebed op onvergelijkelijk schoone wijze verheerlijkt (V, 26). +Plotinus is meer monistisch-zelfgenoegzaam, Iamblichus meer +pluralistisch-religieus.</p> + +<p>Het optreden van Iamblichus, hoe men ook over hem moge denken, beduidt +een ommekeer in de Neoplatonische philosophie. Het systematiseeren, +reeds door Plotinus beoogd, door Porphyrius verwaarloosd, wordt nu de +hoofdzaak voor den wijsgeer, die tevens met behulp van +getallenspeculatie en steunende op de religieuze overleveringen van +allerlei volkeren, de geheimen der onzichtbare wereld tracht te +ontsluieren en in vaste formules te brengen, Iamblichus, ook nu nog door +velen wordt miskend, muntte niet slechts uit door dialectische gevatheid +en "scholastieke" scherpzinnigheid, maar ook door <a name='Page_193'></a>veelomvattende +geleerdheid en psychologisch inzicht, Iamblichus heeft bewerkt, dat het +Neoplatonisme zich nog meer dan twee eeuwen handhaafde, ja zelfs, zooals +wij spoedig zullen zien, op een zeker oogenblik een ernstig gevaar voor +het Christendom opleverde.</p> + +<p>Keizer Constantius (337-361) was bijzonder op de magie en wat er mee +samenhangt, gebeten; driemaal heeft hij er verordeningen tegen +uitgevaardigd. In de eerste (357) staat o.m.: "De Chaldeeërs +[sterrewichelaars] en magiërs en de overigen, welke het volk om de +grootte hunner misdrijven boosdoeners noemt", en: "Zwijgen worde voor +altijd opgelegd aan alle onbescheiden onderzoek naar de geheimen der +toekomst. Want al wie aan onze bevelen gehoorzaamheid weigert zal de +doodstraf ondergaan, door het wrekende zwaard neergeveld"<a name='FNanchor_91_91'></a><a href='#Footnote_91_91'><sup>[91]</sup></a>. De +tweede, niet geheel duidelijke verordening (van 't zelfde jaar) luidt: +"Velen, gebruik makende van tooverkunsten, aarzelen niet, de elementen +in verwarring te brengen, de levens van onschuldigen te bedreigen, en +durven de schimmen op te roepen ... opdat een ieder zijne vijanden door +booze kunsten ombrenge. Dezen vertere het doodelijk verderf, daar zij de +natuur vijandig zijn"<a name='FNanchor_92_92'></a><a href='#Footnote_92_92'><sup>[92]</sup></a>. Met vooropstelling van het feit dat +bekleeders van eerambten <a name='Page_194'></a>in gewone gevallen niet aan den lijve; mogen +worden gepijnigd, gelast evenwel het derde, slecht gestelde, edict (358) +dat "indien eenig; magiër ... of ingewandziener of profeet ... of +astroloog ... of wie iets dergelijks in mijne omgeving ... uitoefent, +wordt betrapt, dan zal zijne waardigheid hem niet voor de pijnbank +behoeden. Wanneer hij, hoewel van schuld overtuigd, zich met hardnekkig +loochenen tegen diegenen heeft verzet, die zijne misdaad aan den dag +brengen, moet hij aan de pijnbank worden overgeleverd en, terwijl de +folterklauwen hem de zijden verscheuren, straffen ondergaan, zulk eene +misdaad waardig"<a name='FNanchor_93_93'></a><a href='#Footnote_93_93'><sup>[93]</sup></a>.</p> + +<p>Er waren Neoplatonici, die, allicht uit vrees; voor zulke strenge +bepalingen, zich van de beoefening der magie verre hielden, anderen +echter legden zich, desondanks, met allen ijver op haar toe. De strijd +tusschen die beide richtingen heeft, zooals uit het verhaal +dienaangaande bij Eunapius, nl. in het leven van Maximus<a name='FNanchor_94_94'></a><a href='#Footnote_94_94'><sup>[94]</sup></a>, blijkt, op +een zeker moment verstrekkende gevolgen gehad, ook op staatkundig +gebied.</p> + +<p>Prins Julianus toch, geb. 332, zoon van een jongeren stiefbroer van +Constantijn den Groote, stelde belang in de philosophie en begaf zich +naar den gevierdsten der toenmalige Neoplatonici. <a name='Page_195'></a>Aedesius, maar deze, +reeds oud van dagen en ziek van lichaam, verwees hem naar zijne +discipelen. Toen nu een van dezen, een zekere Eusebius, in een onderhoud +met den prins de logica en de dialectiek voor "het werkelijk zijnde" +verklaarde, de magische kunsten daarentegen, "die de zintuigen bedriegen +en betooveren", voor het werk van "wonderdoeners en van diegenen die in +hunne uitzinnigheid en razernij tot zekere stoffelijke machten +vervallen", wilde Julianus er meer van weten, en ten slotte zeide +Eusebius:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Er is een zekere Maximus, een van de oudere en goed onderrichte + toehoorders; deze veracht ten gevolge van zijn groot vernuft en de + uitnemendheid van zijn redeneervermogen de bewijzen in de logica en + is tot zekere uitzinnigheden vervallen. Onlangs riep hij ons, die + aanwezig waren, naar den tempel van Hecate en toonde ons vele + getuigen van zijn optreden. Toen wij hem ontmoet en de godin onze + vereering betoond hadden, zeide hij tot ons: "Gaat zitten, beste + vrienden, en ziet wat er gebeuren zal en of ik iets boven het gros + der menschen uitsteek". Nadat hij dit gezegd had en wij allen waren + gaan zitten, brandde hij eene korrel wierook en mompelde tot zich + zelf de eene of andere hymne en bracht het met zijne vertooning zoo + ver, dat het beeld eerst glimlachte en vervolgens een zeer + duidelijk lachen te zien was. Toen wij nu over dien aanblik in + opschudding geraakten, zeide hij: "Maar laat niet één <a name='Page_196'></a>van U + hierdoor in de war geraken, want terstond zullen ook de fakkels, + welke de godin in de handen draagt, ontstoken worden", en het woord + was nog niet uitgesproken, of het licht vlamde in de fakkels op. + Wij stonden op dat oogenblik over dien theatralen wonderdoener + versteld en gingen heen. Gij echter moet niets van die dingen + bewonderen, zooals ook ik dat niet doe, maar gelooven dat de + reiniging door middel van de rede iets van belang is". Maar + Julianus, dit hoorende, riep uit: "Vaarwel, en houd U aan de + boeken; mij echter hebt gij den man genoemd, dien ik zocht." </p></div> + +<p>Dat Maximus inzonderheid door magische kunsten zulk een ontzaglijken +invloed op Julianus heeft uitgeoefend, dat deze het Christendom den rug +toekeerde en de oude religie in eere trachtte te herstellen, blijkt ook +uit de verhalen die dienaangaande bij de Christenen in omloop waren. Wij +geven hier aan een tijdgenoot, den kerkvader Gregorius van Nazianze (in +Klein-Azië) het woord, die aangaande Julianus, als eene "niet +ongeloofwaardige" gebeurtenis het volgende verhaalt (Rede IV, 55 vgl.):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Hij daalde in een van de voor de meesten ontoegankelijke en + vreeswekkende heiligdommen neer ... terwijl de ... in zulke dingen + ervarene philosoof of juister schijnphilosoof hem vergezelde. Want + ook dit is eene soort wichelarij bij hen [nl. de niet-Christenen] + om in de duisternisg de onderaardsche demonen over de toekomst te + <a name='Page_197'></a>raadplegen.... Toen echter de schrikbeelden den naderbij komenden, + wakkeren man altijd talrijker en vreeswekkender bestookten—men + spreekt van ongewone klanken, onaangename geuren, vuurstralende + verschijningen en ik weet niet wat voor fratsen en + fantasterijen—nam hij, door het onverwachte ontzet, want hij had + zich eerst laat op zulke dingen toegelegd, tot het kruis, het oude + toovermiddel, zijne toevlucht en sloeg dat tegen de schrikbeelden + en maakte den vervolgde tot helper. En wat volgde is nog + huiveringwekkender. Krachtig werkte het teeken, de demonen werden + overwonnen, de schrikbeelden losten zich op. En wat verder? De + boosheid herademde, ze vatte weer moed, weer drong zij aan, weer + dezelfde schrikbeelden, weer het kruisteeken en de demonen bleven + rustig. Toen was de ingewijde in verlegenheid en de inwijder in + zijne nabijheid gaf eene onjuiste uitlegging van de waarheid en + zeide: "Zij verafschuwden ons, maar ze vreesden ons niet: het + slechtere heeft de bovenhand". Want dat zeide hij en, na hem + hiermede te hebben overreed, leidde hij den discipel tot den + afgrond des verderfs." </p></div> + +<p>Gregorius laat het niet bij dit toch al vrij tendentieuze verhaal, maar +bericht verder (c. 92) zooals trouwens hij niet alleen,<a name='FNanchor_95_95'></a><a href='#Footnote_95_95'><sup>[95]</sup></a> dat Julianus +menschen zou hebben laten offeren om uit hunne ingewanden <a name='Page_198'></a>de toekomst +te lezen. Aan zulke verdachtmakingen kan echter niet de minste waarde +worden gehecht; de beschuldigingen van geheime moorden, waaraan eens de +Christenen zelve blootstonden, keeren zij later in misplaatsten +geloofsijver tegen den "afvallige".</p> + +<p>Na den vroegen dood van Julianus (363) kwam het bewind weer in +Christelijke handen en al spoedig werd het optreden tegen magie en +wichelarij hervat. De keizers Valentinianus toch en Valens, waarvan de +eerste het westelijke, de andere het oostelijke gedeelte van't +Romeinsche rijk bestuurde, verklaarden in een besluit van 't jaar 364:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Niemand wage het in 't vervolg, om in 't nachtelijk uur magische + handelingen te verrichten." </p></div> + +<p>Spoedig zouden al die wettelijke bedreigingen op eene verschrikkelijke +manier ten uitvoer worden gebracht.</p> + +<p>In 371 (of 372) trachtten eenige personen door middel van magische +verrichtingen met een tafeltje te weten te komen, wie de opvolger van +Valens zou zijn. Valens, hiervan verwittigd, beval terstond de +wichelaars en iedereen op wie ook maar eenige verdenking rustte, in +hechtenis te nemen, en al het foltertuig, waarover men toenmaals +beschikte, in gereedheid te brengen. De uitvoerigste beschrijving van +dit monsterproces geeft een tijdgenoot, de hoogst achtenswaardige +<a name='Page_199'></a>historicus Ammianus Marcellinus, wiens verhaal ook door de andere +berichten<a name='FNanchor_97_97'></a><a href='#Footnote_97_97'><sup>[97]</sup></a> steun ontvangt. Wij laten hier het belangrijkste er uit +volgen (XXIX, 1, 28-42):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Patricius en Hilarius [twee der hoofdbeschuldigden] werden + binnengeleid en men beval hun de feiten van begin tot einde mede te + deelen. Daar zij in den aanvang elkaar tegenspraken, werden hun de + folterklauwen in de zijden gezet en eindelijk haalde men den + drievoet er bij, dien zij plachten te gebruiken. In de engte + gedreven, gaan zij alles van den aanvang af naar waarheid hekend + maken, Hilarius het eerst:</p> + +<p> "Wij hebben", zeide hij, "edelachtbare heeren, onder een boos + gesternte, dit noodlottige tafeltje, dat gij ziet, naar het + voorbeeld van den drievoet te Delphi, uit lauriertakken + samengesteld; en na geheime tooverformulieren te hebben + uitgesproken met al het benoodigde gerei de wijding herhaaldelijk + naar den ritus te hebben verricht, brachten wij het eindelijk in + beweging. De manier om het in beweging te brengen, zoo vaak wij het + over geheime zaken raadpleegden, was als volgt: Na het huis aan + alle kanten met Arabisch reukwerk te hebben gereinigd, zetten wij + den drievoet er in 't midden neer en eene ronde schaal er zuiver + boven op, uit verscheidene metalen kunstig saamgesmeed, <a name='Page_200'></a>gesmeed, + op wier ronden omtrek de vier en twintig letters van het alfabet + door eene ervarene hand zóó waren ingegrift, dat hunne onderlinge + afstanden juist even groot waren. Iemand in linnen kleeren gehuld + en met schoenen evenzeer uit linnen, voorts met een band om 't + hoofd gewonden, en een tak van een vruchtdragenden boom in de hand, + ging bij het tafeltje staan, na den god, die voorspellingen geeft, + door de gebruikelijke formulieren gunstig te hebben gestemd, + terwijl hij in alles handelde overeenkomstig de voorgeschrevene + plechtigheid. Hij liet boven het tafeltje een ring zich heen en + weer bewegen, hangende aan een zeer dunnen draad uit linnen en + volgens de mystieke leer gewijd; deze ring, in vast tijdsverloop + heen en weer gaande, werd telkens door eene enkele letter gestuit + en vormde versregels, beantwoordende aan de gestelde vragen, + hexameters, naar getal en maat goed afgerond, zooals die welke + afkomstig zijn van het Pythische, [Delphische] orakel.... Op onze + vraag, wie aan de huidige regeering zou opvolgen, werd geantwoord, + dat deze in elk opzicht voortreffelijk zou zijn, en toen de ring al + springende de twee lettergrepen "Theo" had aangeraakt met + toevoeging van de laatste letter [d], riep een der aanwezigen uit, + dat Theodorus door de beschikkingen van het onvermijdelijke noodlot + werd aangewezen. Wij hebben over die zaak niets verder + uitgevorscht, want het stond bij ons voldoende <a name='Page_201'></a>vast, dat deze het + was, die geroepen werd". </p></div> + +<p>Toen hij aldus eene zoo duidelijke bekentenis aangaande de geheele zaak +aan de rechters had afgelegd, voegde hij er edelmoedig bij, dat +Theodorus er heelemaal niets van afwist. De aangeklaagden, hierna +ondervraagd, of zij, krachtens het orakel dat zij raadpleegden, ook +vooruit wisten, wat zij zouden te verduren hebben, reciteerden die +allerbekendste verzen, die duidelijk verkondigden, dat de zucht om in 't +geen voor hen te verheven was door te dringen, spoedig hun het leven zou +kosten, maar dat de wraakgodinnen den keizer zelf en de rechters met +zwaard en brand bedreigden; het zal volstaan de drie laatste regels aan +te halen:</p> + +<span style='margin-left: 2em;'>"Hun, die door gramschap gedreven, Uw bloed wreedaardig vergieten,</span><br /> +<span style='margin-left: 2em;'>Wacht een' ontzettende straf. D'onverbidd'lijke Wraak uit den afgrond</span><br /> +<span style='margin-left: 2em;'>Zal, in de vlakten van Mimas, hun hart door de vlammen verteren!"</span><br /> + +<p>Na deze versregels worden ze weer met de folterklauwen mishandeld en, +den dood nabij, van elkaar gescheiden. Hierna wordt, om op de werkplaats +van de beraamde misdaad het volle licht der openbaarheid te laten +schijnen, eene schare van hooggeplaatsten binnengeleid, die de hoofden +van het plan waren. Terwijl niemand om iets anders dan om zich zelf +dacht en de een de schuld op den ander wierp, begon eindelijk Theodorus, +toen <a name='Page_202'></a>de rechters het hem veroorloofden, te spreken. Eerst wierp hij +zich neer en smeekte om genade, daarna, geperst om te antwoorden, +bekende hij, het door Eucerius te hebben vernomen, en dat hij +herhaaldelijk op het punt had gestaan, het den keizer te berichten, maar +door Eucerius daarin was verhinderd, die hem verzekerde, dat niet door +een ongeoorloofden aanslag op de regeering, maar door den wil van het +onveranderlijke noodlot het gehoopte van zelf in vervulling zou gaan. +Eucerius bevestigde, onder de wreedste pijnigingen, deze bekentenis; +maar Theodorus werd weerlegd door zijn eigen brief, dien hij, hoewel in +duistere termen, aan Hilarius had gericht; hieruit toch bleek, dat hij +vast op de voorspelling vertrouwde en dat hij niet voor de daad +terugdeinsde, maar het tijdstip zocht om zijn misdadig opzet ten uitvoer +te brengen.</p> + +<p>Na deze bekentenissen worden zij verwijderd. Eutropius, die toen +Gouverneur van Azië was, werd, als medeplichtig aan het komplot, voor de +rechtbank gedaagd, maar als onschuldig losgelaten, dank zij den +philosoof Pasiphilus, die, hoewel op de wreedste manier gefolterd, opdat +hij hem door eene leugenachtige aantijging onrechtvaardig in 't verderf +zou storten, zijne standvastigheid van karakter bewaarde. Hierop volgde +de philosoof Simonides, wel is waar nog jong, maar in onzen tijd boven +allen door strengheid van principes uitstekende. Toen deze beschuldigd +werd <a name='Page_203'></a>de zaak van Fidustius te hebben gehoord, en gezien had, dat het +geding niet naar waarheid, maar naar den wil van één werd beslist, +verklaarde hij, dat men hem de voorspelling had toevertrouwd, maar dat +hij, zooals een man van karakter past, er over gezwegen had.</p> + +<p>De keizer, na dit alles nauwkeurig te hebben onderzocht, bekrachtigde +het vonnis der rechters en beval, met ééne uitspraak, allen ter dood te +brengen ... allen werden onthoofd, behalve Simonides alleen, dien de +wreede opperrechter, verbitterd door zijne ernstige standvastigheid, +beval levend te verbranden. Simonides, het leven als een krankzinnigen +meester ontvluchtende en lachende om de plotselinge lotsverwisselingen, +kwam, zonder zich te verroeren, in de vlammen om....</p> + +<p>In de volgende dagen heeft eene menigte uit zoowat alle standen, die het +moeilijk valt bij name te noemen, in het net der lastering verstrikt, de +armen der beulen vermoeid, na van te voren door pijnbank en lood en +zweepslagen te zijn afgemarteld. Sommigen werden zonder het minste +verwijl ter dood gebracht, terwijl men er nog over verhandelde of ze +moesten terechtgesteld worden; overal was eene slachting te zien, +evenals van vee....</p> + +<p>Niet erg lang daarna werd ook Maximus, de bekende philosoof, een man van +groote geleerdheid, door wiens wijze lessen de keizer Julianus <a name='Page_204'></a>grondig +in de wetenschap was onderricht, er van aangeklaagd, bovengenoemde +verzen te hebben gehoord. Hij erkende er van te hebben geweten, maar +had, als philosoof, zich verplicht geacht, er geen ruchtbaarheid aan te +geven. Ja, hij had zelf voorspeld dat die uitvorschers van de toekomst +er de doodstraf voor zouden ondergaan. Naar Ephese, zijne vaderstad +gebracht, werd hij aldaar onthoofd en ondervond, gelijk het laatste +proces hem leerde, dat de onrechtvaardigheid van een rechter +gevaarlijker is dan alle beschuldigingen."</p> + +<p>Ammianus voegt er o.m. nog (in c. 2, 3) deze karakteristieke +bijzonderheden aan toe: "En opdat zelfs de echtgenooten geen tijd zouden +hebben, de ellende hunner mannen te beweenen, werden terstond +gerechtsdienaars er op afgezonden, die, bij 't verzegelen der huizen en +het nazoeken van het huisraad van den veroordeelde, onzinnige +bezweringen of recepten voor liefdedranken heimelijk verstopten, alles +gereedmaakt tot verderf van onschuldigen. Als die stukken voor de +rechtbank waren voorgelezen, waar men noch op grond van wet, noch van +geweten, noch van billijkheid de waarheid van de leugen onderscheidde, +werden de goederen geconfiskeerd en onschuldigen, onverdedigd, +jongelingen zoowel als ouden, met verlamde leden, in draagstoelen naar +het schavot gebracht."</p> + +<p>Hierbij dient echter uitdrukkelijk te worden <a name='Page_205'></a>opgemerkt, dat de +wreedheid van keizer Valens niet alleen door Ammianus en de aanhangers +der oude religie, maar ook door Christelijke schrijvers<a name='FNanchor_98_98'></a><a href='#Footnote_98_98'><sup>[98]</sup></a> ten +strengste werd veroordeeld.</p> + +<p>Naar aanleiding van die raadpleging der godheid wenschen wij nog een en +ander in 't midden te brengen.</p> + +<p>Er is in Pergamum (in Klein-Azië) een bronzen toovergereedschap +gevonden, dat aan den bovenvermelden drievoet herinnert, bestaande in +hoofdzaak uit eene driehoekige bronzen plaat met afbeeldingen van +Hecate, tooverwoorden, verbindingen van klinkers en allerlei magische +figuren er op. Men heeft hiermede ook den z.g. scriptoskoop vergeleken, +een bord met letters en woorden, waarop een driehoek van bordpapier in +beweging kan worden gebracht, ten einde op spiritistische séances +antwoorden te verkrijgen; ten onzent wordt echter hiertoe in plaats van +dien driehoek bij voorkeur een houten kruis gebruikt, rustende op eene +stift.</p> + +<p>Het ligt voor de hand, dat het spellen van woorden door middel van +tafelbeweging, zooals sinds het midden der vorige eeuw in zwang is, het +geduld der vragenden al heel spoedig op eene harde proef stelt. +Dientengevolge is men gewoon om, zoodra men uit eenige letters het +betreffende woord meent te kunnen opmaken, terstond tot <a name='Page_206'></a>een ander woord +over te gaan, hetgeen echter, zooals van zelf spreekt, tot verkeerde +uitkomsten kan leiden. Maar ook in dit opzicht leert ons het moderne +spiritisme de raadpleging van den drievoet, zooals ze in het +bovenvermelde geval door Ammianus, onzen besten zegsman, bericht wordt, +beter begrijpen.</p> + +<p>Een geheel ander geval van tooverij dan het voorafgaande is hetgeen ons +Zosimus, een niet onbetrouwbaar historicus uit de vijfde eeuw, van +Nestorius, den opperpriester der Eleusinische mysteriën, bericht (IV, +18):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Aan Nestorius, gedurende die tijden [375 n. Chr.] hierophant, + verkondigde een droomgezicht, dat de held Achilles [de hoofdfiguur + uit den Trojaanschen oorlog, z.b. I] van overheidswege + eerbetuigingen moest ontvangen; dit toch zou de stad heil brengen. + Toen hij nu het droomgezicht aan de overheden had meegedeeld en + dezen, in de meening dat hij, als stokoud man, onzin praatte, er + geen notitie van namen, ging hij bij zich zelf te rade wat er te + doen viel en in de goddelijke dingen van jongs af aan onderricht, + vervaardigde hij eene figuur van den held in een klein huisje en + zette dit onder het beeld van Athene, dat in het Parthenon staat. + Zoo dikwijls hij nu de gebruikelijke ceremoniën ter eere van de + godin voltrok, bracht hij tegelijk ook aan den held naar zijn beste + weten en overeenkomstig den ritus zijn huldebetoon, en aangezien op + deze wijze de raad van den <a name='Page_207'></a>droom in vervulling werd gebracht, + bleven, toen eene zware aardbeving plaats had, de Atheners alleen + gespaard." </p></div> + +<p>Ook uit een ander bericht, dat kort hierna ter sprake zal komen, blijkt, +dat Nestorius allerlei tooverpractijken beoefende, en er bestaat dus +geen reden, het hier vermelde feit in twijfel te trekken; of echter het +neerzetten van het Achillesbeeldje en de te zijner eere verrichte +ceremoniën de oorzaak zijn geweest, dat het onheil aan de stad +voorbijging, is eene vraag van geheel anderen aard.</p> + +<p>In 378 kwam de wreedaardige keizer Valens, die toch al sinds het +bovenvermelde rechtsgeding ongeluk op ongeluk had ondervonden, rampzalig +aan zijn einde. Bij Adrianopel door de Gothen overwonnen, werd hij, naar +het geloofwaardigste bericht luidt, zwaar gewond eene hut binnengedragen +en werd deze door de vijanden, die niet wisten met wien zij te doen +hadden, in brand gestoken. Ammianus brengt (in XXXI, 14, 8 vlg.) naar +aanleiding hiervan de verzen van bovenvermeld orakel in herinnering en +voegt er aan toe:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Valens, onbeschaafd en ruw als hij was, gaf er eerst niets om, + maar door voortdurende tegenslagen van de ergste soort tot de meest + verachtelijke vrees vervallen, huiverde hij, bij herinnering aan + datzelfde orakel, als er maar van Azië sprake was, want hij hoorde + van ontwikkelde menschen dat Homerus en Cicero van een <a name='Page_208'></a>berg Mimas + hadden gesproken, die boven de stad Erythrae [in Klein-Azië] ligt. + Maar na zijn ondergang en den aftocht der vijanden werd er, naar + men zegt, nabij de plek, waar hij zou gevallen zijn, eene hooge + verhevenheid van steenen gevonden, waaronder zich één bevond met + het opschrift in Grieksche letters, dat een zekere Mimas, een + voornaam man uit den ouden tijd, aldaar begraven was." </p></div> + +<p>Het merkwaardigste is echter, dat, na Valens, reeds in 379 inderdaad +iemand, wiens naam met "Theod" begon, den troon besteeg, echter geen +Theodorus, zooals de magiërs vermoed hadden toen zij te vroeg met het +raadplegen van het orakel waren opgehouden, maar Theodosius I, later de +Groote bijgenaamd.</p> + +<p>Theodosius wist echter de magie er weinig dank voor en vaardigde in 389 +met zijne medekeizers Valentinianus II en Arcadius het volgende +wetsbesluit uit<a name='FNanchor_99_99'></a><a href='#Footnote_99_99'><sup>[99]</sup></a>:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Al wie hoort dat iemand met de smet van booze kunsten is bezoedeld + en hem betrapt en gegrepen heeft, moet hem terstond te voorschijn + slepen en aan de oogen der rechters als een vijand van het + algemeene welzijn toonen. En indien iemand uit de wagenmenners of + uit eenig ander soort menschen getracht heeft tegen dit verbod in + te gaan, of in 't geheim zelfs iemand, die aan <a name='Page_209'></a>de booze kunst + klaarblijkelijk schuldig is, heeft omgebracht, moet hij de + doodstraf niet ontkomen, daar eene dubbele verdenking op hem rust + van òf een openbaar schuldige aan de strengheid der wetten en de + vereischte ondervraging te hebben onttrokken, ten einde hem te + verhinderen zijn medeplichtigen bekend te maken, òf wellicht een + particulieren vijand onder den schijn van zulk eene strafoefening + met eene nog veel wreedere bedoeling te hebben uit den weg + geruimd". </p></div> + +<p>Tot toelichting zij hierbij opgemerkt, dat de wagenmenners toenmaals bij +de wedstrijden elkaar door middel van tooverij trachtten afbreuk te doen +en ook voor gewelddadigheden niet terugdeinsden.</p> + +<p>Toen echter in 408 Rome door de Gothen, belegerd en uitgehongerd werd, +was de overheid toch tot zekere hoogte bereid, om bij de magie hulp te +zoeken. De gouverneur van Rome, Pompeianus, trad in onderhandeling met +eenige Etruriërs, die beweerden, eene zekere stad van de haar omringende +gevaren te hebben bevrijd. Ze hadden nl. door gebeden en ceremoniën +volgens den voorvaderlijken ritus, geweldige bliksemstralen bezworen en +zoodoende de barbaren verjaagd. Ze eischten, dat van regeeringswege +zekere oude gebruiken zouden worden verricht, maar de zaak heeft haar +beloop niet gehad—daaromtrent zijn de duistere en elkaar tegensprekende +berichten<a name='FNanchor_100_100'></a><a href='#Footnote_100_100'><sup>[100]</sup></a> het eens. Ten slotte <a name='Page_210'></a>ging men er toe over, zich van de +barbaren tegen eene ontzaglijke som vrij te koopen.</p> + +<p>De Etruriërs—dit zij hierbij opgemerkt—waren van oudsher om hunne +tooverijen bekend en zouden het geheim hebben geweten van op het onweer +in te werken. Naar aanleiding hiervan heeft men wel eens vermoed, dat ze +zich van electriciteit bedienden, en o.m. het door ons aan het einde van +hoofdstuk I vermelde verhaal van koning Tullus Hostilius in dit verband +betrokken.</p> + +<p>Wij gaan nu tot Proclus over, den grootsten Neoplatonicus der vijfde +eeuw, Proclus, die tot de eerste systematici van alle tijden wordt +gerekend en met de meest subtiele dialectiek ook diep religieus gevoel +vereenigde.</p> + +<p>Proclus, in alle toenmalige wetenschappen bedreven, beoefende ook de +magie. Zijn leerling Marinus vermeldt dienaangaande in de +levensbeschrijving van zijn meester (c. 28):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Hij maakte gebruik van de systasen en entychieën der Chaldeeërs en + van de goddelijke en geheimzinnige strophalen [tooverwielen]. Want + dit alles had hij overgenomen en de wijze van uitspreken en het + andere gebruik ervan had hij geleerd van Asclepigeneia, de dochter + van Plutarchus [den leermeester van Proclus]. Want bij haar alleen + waren de tooverijen van den grooten Nestorius [z.b.] en de geheele + theürgische bezweringsmethode bewaard gebleven, door haar vader aan + haar overgeleverd. En reeds voordien <a name='Page_211'></a>had Proclus, door de + Chaldeeuwsche reinigingen naar den ritus gezuiverd, uit eigen + aanschouwing met lichtende verschijningen van Hecate verkeer, + zooals hij ook zelf in een afzonderlijk geschrift vermeldt. Door + een zekeren iynx [tooverschijf] handig in beweging te brengen deed + hij regenbuien neerkomen en bevrijdde hij Attica van verderfelijke + hitte. Hij legde amuletten tegen aardbevingen neer en stelde de + voorspellingskunst van den drievoet op de proef". </p></div> + +<p>Hierbij enkele opmerkingen.</p> + +<p>"Systase" beteekent o.m. "samenkomst", "voorstelling", "aanbeveling"; in +de magie verstaat men er blijkbaar hymnen en ceremoniën onder, waardoor +men met de eene of andere godheid in relatie treedt zonder eenig letsel +te ondervinden, vgl. inzonderheid den grooten tooverpapyrus uit Parijs +(v. 209), uit eene passage boven door ons behandeld. "Entychie", d.w.z. +"ontmoeting", zal wel ongeveer dezelfde beteekenis hebben gehad.</p> + +<p>Wat voorts van den "grooten" Nestorius gezegd wordt, komt overeen met +het bericht van den geschiedschrijver Zosimus, dat wij boven hebben +aangehaald; van Nestorius had Proclus het neerleggen van amuletten tegen +aardbevingen overgenomen.</p> + +<p>Den "iynx" of tooverschijf hebben we reeds in ons eerste hoofdstuk +ontmoet. Van eene soort "strophalos" en wel de "Hecatische", d.w.z. de +aan Hecate gewijde, berichten latere zegslieden <a name='Page_212'></a>dat hij van goud was +met een saffiersteen in 't midden en met verschillende karakters en +figuren op zijne oppervlakte. Men draaide hem met een riem van stierhuid +rond en stiet daarbij allerlei onverstaanbare klanken uit. In 't +algemeen werden zulke toovergereedschappen, hetzij dezen een kogelronden +of een driehoekigen, of welken vorm ook hadden, iynxen genoemd<a name='FNanchor_101_101'></a><a href='#Footnote_101_101'><sup>[101]</sup></a>.</p> + +<p>Evenals die "strophalos" aan het bovenvermelde toovergereedschap uit +Pergamum, doen de divinatorische proefnemingen van Proclus ons +onwillekeurig aan de ondervraging van den drievoet aangaande den +opvolger van keizer Valens denken.</p> + +<p>Karakteristiek is ook het volgende verhaal van Marinus (c. 29):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Asclepigeneia, de dochter van Archiades en Plutarche en + echtgenoote van Theagenes, een weldoener van mij, werd, toen ze nog + een meisje en bij hare ouders was, door eene zware ziekte + aangetast, waar de artsen machteloos tegenover stonden. Archiades, + die op haar alleen de hoop van zijn geslacht had gevestigd, was + mistroostig en vol smart, zooals te begrijpen. Toen de doktoren het + opgaven, wendde hij zich, zooals hij bij de belangrijkste + aangelegenheden placht te doen, tot <a name='Page_213'></a>den philosoof, als tot zijne + laatste toevlucht of liever als tot een Redder en drong met + smeekbeden bij hem er op aan, ook zelf onverwijld te bidden voor + het behoud van zijne dochter. Proclus ging naar den Asclepiustempel + om den god voor de zieke aan te roepen. Want de stad mocht zich + toen nog in diens bescherming verheugen en het heiligdom van den + "Redder" was nog onverwoest. Terwijl hij op de meer ouderwetsche + manier zijn gebed verrichtte, kwam eene groote verandering in den + toestand van het meisje en voelde ze zich in eens verlicht, want de + Redder, immers als een god, genas haar gemakkelijk. Na de + plechtigheden te hebben vervuld, stapte Proclus naar Asclepigeneia + en vond haar verlost van de pijnen, die haar lichaam nog zoo even + gekweld hadden, in een toestand van gezondheid verkeerende". </p></div> + +<p>De werken van Proclus, voor zoover ze ons nog zijn bewaard gebleven, +bevestigen de beweringen van Marinus.</p> + +<p>Zoo verzekert Proclus<a name='FNanchor_102_102'></a><a href='#Footnote_102_102'><sup>[102]</sup></a> dat "de ware wijders ... door middel van +levenwekkende figuren en namen aan de godenbeelden leven en beweging +mededeelen" of, zooals hij het elders<a name='FNanchor_103_103'></a><a href='#Footnote_103_103'><sup>[103]</sup></a> uitdrukt, dat "de +wijdingskunst ... in de godenbeelden bezieling legt ... en door middel +van wekere symbolen het uit deelbare en vergankelijke materie ontstane +in staat stelt om deel te hebben <a name='Page_214'></a>aan een god en door hem in beweging te +worden gebracht en de toekomst te voorspellen".</p> + +<p>Volgens de "Asclepius", een der zg. Hermetische geschriften en +waarschijnlijk uit de derde eeuw n. Chr. dateerende, waren de +Egyptenaren de uitvinders van dit soort magie (c. 37):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Onze voorouders vonden eene kunst uit om goden te scheppen. Aan + deze uitvinding voegden ze eene er mee overeenstemmende en aan het + wezen der wereld ontleende kracht toe en deze met die uitvinding + vermengende, riepen ze, daar ze geen zielen vermochten te scheppen, + zielen van demonen of engelen op en banden ze in beelden door + middel van heilige en goddelijke wijdingen, waardoor de beelden het + vermogen konden hebben om zoowel goed als kwaad te doen." </p></div> + +<p>En elders (c. 24) is er sprake van "standbeelden, bezield met gevoel en +vol van geest, die groote en wonderbaarlijke dingen doen, standbeelden, +die de toekomst vooruit weten en haar door lot, profeten, droomen en op +vele andere manieren voorspellen, standbeelden, die ziektes veroorzaken, +maar ook genezing bewerken".</p> + +<p>Ook Origenes heeft het herhaaldelijk<a name='FNanchor_104_104'></a><a href='#Footnote_104_104'><sup>[104]</sup></a> over de magische wijding van +standbeelden en Zosim zegt (V, 41) hoogst opmerkelijk "dat de +standbeelden, door plechtige wijdingen geheiligd, ... zielloos zijn en +niets vermogen uit te richten als iets van die wijding te loor is +gegaan".</p> + +<p><a name='Page_215'></a>Een groot Egyptoloog, G. Maspéro, heeft er dan ook op gewezen, dat +inderdaad in het oude Egypte, althans te Thebe, ten tijde van de XIX en +de volgende dynastieën (dus na ± 1350 v. Chr.) de standbeelden van god +Amun wonderen zouden hebben verricht. De koning raadpleegde het +standbeeld, soms zelfs in 't openbaar, omtrent allerlei aangelegenheden +en na elke vraag zeide het met zijn hoofd uitdrukkelijk ja, en wel twee +keer. Theoretisch sprak de ziel, die in het beeld was getooverd, maar +feitelijk bewoog zich het standbeeld door eene of andere mechanische +verrichting, welke de priesters geheim wisten te houden.</p> + +<p>Het geloof aan de bezieling van beelden komt ook bij primitieve volkeren +voor.</p> + +<p>Zoo maken bijv. de Papoeas op Nieuw-Guinea wanneer iemand gestorven is, +beeldjes uit hout en nopen door allerlei ceremoniën de ziel van den +overledene, in het beeld te gaan, dat zij vervolgens met haar in +onafscheidelijken samenhang achten te zijn. Het beeld wordt bij +gewichtige aangelegenheden geraadpleegd; spreekt het niet, dan is het +goed, spreekt het daarentegen, d.w.z bevangt den vrager eene beving, dan +is de zaak bedenkelijk. Vooral bij ziekten moet het beeld dienst doen.</p> + +<p>Verwant hiermede is het bijv. op Celebes voorkomende gebruik, den +ziektedemon in een beeld te tooveren en dit vervolgens angstvallig te +schuwen.</p> + +<p><a name='Page_216'></a>Wij zien dus, hoe een oeroud animistisch geloof zich nu nog bij +primitieve volkeren handhaaft, terwijl het bij een meer beschaafd volk +(de oude Egyptenaren) aanleiding gaf tot grove bedriegerij.</p> + +<p>Proclus vermeldt ook<a name='FNanchor_105_105'></a><a href='#Footnote_105_105'><sup>[105]</sup></a> dat "sommigen door het sap van nachtschade en +andere gewassen zich in de oogen te druppelen beelden van demonen in de +lucht zien", zooals dan ook werkelijk door ooginspuitingen +"hallucinaties" kunnen worden opgewekt. In de tooverpapyri vindt men ook +dienomtrent aanwijzingen, maar de meest belangrijke passage is te +onduidelijk om haar hier aan te halen; wij moeten ons dus met een ander +veel minder treffend, maar toch belangwekkend specimen behelpen<a name='FNanchor_106_106'></a><a href='#Footnote_106_106'><sup>[106]</sup></a>.</p> + +<div class='blkquot'><p>"Eene bezwering ter verkrijging van een onmiddellijk visioen. + +<p> Eeim, To, Eim, Alalēp, Barbariath, Menebreio, Arbathiaōth, + Iouel, Iael, Ouenēiie, Mesommias. De god kome, dien ik voor mij + raadpleeg, en ga niet weg voordat ik hem zal hebben vrijgelaten. + Ournaour, Soul, Zasoul, Ouot, Nooumbiaou, Thabrat, Beriaou, + Achthiri, Marai, Elpheon, Tabaoth, Kirasina, Lampsourē, Iaboe, + Ablanathanalba, Akrammachamarei. [Doe water] in eene bronzen kom + met olie [er op, z.b.], zalf uw rechter <a name='Page_217'></a>oog met water uit een + verongelukt schip en het linker met eenig koptisch antimonium met + het water vermengd. Indien gij geen water uit een verongelukt schip + kunt vinden, dan van een ondergedompeld uit teen gevlochten + veerschuitje." </p></div> + +<p>Proclus spreekt van diergelijke "autopsieën" als uit eigen ervaring en +tracht ook hun ontstaan nader toe te lichten:</p> + +<div class='blkquot'><p>"De goden laten vele gestalten voor zich uitgaan en vertoonen vele + afwisselende figuren; nu eens gaat een vormeloos vuur voor hen uit, + dan een dat tot de gedaante van een mensch is gevormd en dan een + dat weer eene andere gestalte heeft aangenomen"<a name='FNanchor_107_107'></a><a href='#Footnote_107_107'><sup>[107]</sup></a>.</p> + +<p> "Terwijl de goden zelven onveranderlijk blijven en er niets bij + verkrijgen of verliezen, gaan goddelijke verschijningen voor hen + uit, die in de ruimte om ons heen ontstaan. Want daar de + aanschouwenden lichamelijk en de goden zelven onlichamelijk zijn, + hebben de visioenen die ze aan hen, die zulks waardig zijn, toonen, + iets van de toonenden, maar ook iets, dat aan de aanschouwenden + verwant is. Daarom worden zij ook gezien en niet door allen gezien. + Want de aanschouwenden zelven zien ze door middel van de stralende + omhulsels der zielen. Men ziet ze althans vaak als de oogen omhuld + zijn"<a name='FNanchor_108_108'></a><a href='#Footnote_108_108'><sup>[108]</sup></a>. </p></div> + +<p><a name='Page_218'></a>De theorie, dat de mensch nog een fijner organisme dan het +grofstoffelijke lichaam bezit, vindt men in Plotinus' geschriften +slechts eventjes aangeduid (Enn. I, 1, 7; VI, 4, 15), maar reeds bij +Porphyrius<a name='FNanchor_109_109'></a><a href='#Footnote_109_109'><sup>[109]</sup></a> is ze in dier voege ontwikkeld, dat hij verscheidene +"omhulsels" der ziel aanneemt. Damascius, een denker uit de zesde eeuw, +spreekt o.m. van een "sterreachtig"<a name='FNanchor_110_110'></a><a href='#Footnote_110_110'><sup>[110]</sup></a> voertuig der ziel; vandaar +blijkbaar de uitdrukking, "astraal" lichaam, thans bij voorkeur door de +theosophen gebezigd. Bij de spiritisten vindt men ook de uitdrukking +"perisprit". Volgens onderzoekers, wier wetenschappelijkheid aan geen +twijfel onderhevig is, schijnt de hypothese van zulk een ijler lichaam +noodig, om zekere "mediamieke" verschijnselen te verklaren.</p> + +<p>De Christelijke kerk heeft zich officieel, d.w.z. bij monde van +concilies, tegen de magie uitgesproken.</p> + +<p>De zesde canon (regel) van de synode, in 306 (?) te Elvira (in Spanje) +gehouden, luidt:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Indien iemand door middel van tooverij een ander doodt, mag hem, + omdat hij dit misdrijf niet zonder afgodendienst kon volvoeren, + zelfs bij het einde [des levens] het avondmaal niet worden + toebediend". </p></div> + +<p>Ook hieruit blijkt, zooals wij reeds in IV hebben <a name='Page_219'></a>gezien, dat men de +tooverij in noodzakelijk verbond achtte te staan met den dienst der +goden.</p> + +<p>Opmerkelijk is ook de vierentwintigste canon van de Synode te Ancyra (in +Klein-Azië), uit het jaar 314:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Zij, die waarzeggen en de gewoonten der volkeren [d.w.z. der + niet-Christenen] volgen, of lieden in huis halen teneinde + toovermiddelen op te sporen of reinigingen te voltrekken, moeten in + de voorgeschrevene vijfjarige boete vervallen naar de bepaalde + graden van drie jaren kniebuiging en twee jaren gebed zonder + offer". </p></div> + +<p>De zesendertigste canon van de synode te Laodicea (tusschen 343 en 381?) +bepaalt:</p> + +<div class='blkquot'><p>"De hoogere en lagere clerici mogen geen toovenaars, bezweerders, + of sterrewichelaars wezen, noch zoogenaamde amuletten vervaardigen + die boeien voor hunne eigene zielen zijn. Diegenen echter, die deze + amuletten dragen moeten buiten de kerk worden gesloten". </p></div> + +<p>De zestiende canon van eene synode, na het midden der vijfde eeuw in +Ierland gehouden, liep over tooverij.</p> + +<p>Dat men echter in de practijk niet altijd de stengste opvatting +huldigde, blijkt o.m. uit hetgeen Rufinus in zijne "Kerkgeschiedenis" +(omstreeks 402 geschreven) aangaande den H. Spiridion, een bisschop op +Cyprus en tijdgenoot van Constantijn den Grooten, bericht (I, 5):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Hij had eene dochter, Irene genaamd, die altijd hare plichten<a name='Page_220'></a> + jegens hem trouw vervulde en die als maagd stierf. Na haar + overlijden kwam iemand die zeide dat hij aan haar eenig deposito + had toevertrouwd. De vader wist niets van de zaak af. Men doorzocht + het geheele huis maar vond nergens het verlangde. Toch bleef hij, + die het deposito had toevertrouwd, met geween en tranen aandringen; + hij verzekerde zelfs aan zijn leven een einde te zullen maken, als + hij het deposito niet terug kreeg. De vader, door zijne tranen + bewogen, snelde naar het graf van zijne dochter en riep haar bij + den naam. Toen riep zij uit het graf: "Wat wilt gij, Vader?" Hij + vroeg: "Waar hebt gij het deposito van den man neergelegd?" Daarop + wees zij hem de plaats aan en zeide: "Daar zult gij het ingegraven + vinden". De vader keerde naar huis terug en gaf het deposito, dat + gevonden werd zooals de dochter uit het graf had geantwoord, terug + aan hem die het opeischte." </p></div> + +<p>Die handeling van den H. Spiridion, wiens naam hoogst opmerkelijk is, +doet ons onwillekeurig aan de bezwering van Melissa denken, die wij in +ons eerste hoofdstuk hebben vermeld.</p> + +<p>De kerkelijke schrijver Lactantius (omstreeks 310), om zijn vloeienden +stijl als de "Christelijke Cicero" geprezen, doet ons door eene hoogst +onbevangene uiting over de necromantie, onwillekeurig aan Justinus den +martelaar denken (vgl. hoofdstuk IV).</p> + +<p>Weliswaar spreekt ook hij in zijn hoofdwerk <a name='Page_221'></a>Goddelijke instellingen" +(II, 16) van de "doodenbezwering en de tooverkunst en wat de menschen +verder aan kwaad openlijk of in 't geheim uitvoeren", en van de "magiërs +en diegenen, die het volk terecht boosdoeners noemt", weliswaar denkt +ook hij hierbij zonder weifelen aan den invloed van demonen "vijanden en +kwellers der menschen" (c. 15), maar als het er op aankomt, de +onsterfelijkheid der ziel te bewijzen, slaat hij een geheel anderen, +meer objectieven toon aan (VII, 13):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Onwaar is het gevoelen van Democritus, Epicurus en Dicaearchus + [een volgeling van Aristoteles] dat de ziel zou worden opgelost. + Zij zouden zeker niet durven spreken van den ondergang der zielen + in tegenwoordigheid van een magiër, die wist, dat de zielen door + zekere bezweringen uit de onderwereld worden opgeroepen en + tegenwoordig zijn en zich aan menschelijke oogen vertoonen en + spreken en de toekomst voorspellen, en als zij [nl. de ongeloovige + wijsgeeren] het dorsten, zouden zij door het feit zelf en de + rechtstreeksche bewijzen weerlegd worden". </p></div> + +<p>Minder onbevangen dan Lactantius was zijn jongere tijdgenoot Eustathius +van Antiochië, die een verwoeden aanval heeft gericht tegen Origenes' +bovenvermelde bijbellezing over de "tooveres van Endor." Daarbij neemt +hij redeneeringen te baat als volgt (c. 5): "Deed de vrouw Samuël +opkomen met lichaam en al of bekleed met eenigen vorm op de wijze van +een schaduwomtrek? Indien <a name='Page_222'></a>ze hem zonder lichaam deed opkomen, liet ze +niet Samuël weer opstaan, maar de gedaante van een geest. Want de echte +Samuël is de uit ziel en lichaam samengestelde, de mensch die eene +evenredige mengeling uit beide heeft", enz. Ook beweert hij (c. 12 +vlg.), dat de voor Samuël zich uitgevende demon zegt: "Morgen zult gij +en Uw zoon Jonathan bij mij zijn", en derhalve in tegenspraak is met de +schrift, waarin uitdrukkelijk staat "dat Saul tegelijk met drie zonen +gedood is, maar niet met één alleen." Origenes haalt echter c. 5 i.f. +den gewonen tekst aan, nl.: "Morgen zult gij en uwe zonen bij mij zijn", +en waar Eusthathius zijne tekstvariante van daan heeft, is ons onbekend.</p> + +<p>Op hetzelfde niveau staan de beschouwingen van Gregorius van Nyssa (in +Klein-Azië) over de toovenares in een brief aan den bisschop Theodosius +sius (tweede helft vierde eeuw), vgl. p. 202 v/203 r:</p> + +<div class='blkquot'><p>"De demon heeft ook tegen wil en dank zich zelf verraden door de + waarheid te zeggen: "Morgen zult gij en Jonathan bij mij zijn." + Want indien het waarlijk Samuël was, hoe kon het dan, dat Saul, die + wegens alle mogelijke boosheid was veroordeeld, bij hem zou komen? + Maar 't is duidelijk, dat de booze geest, die in de plaats van + Samuël gezien werd, niet loog, toen hij zeide dat Saul bij hem zou + zijn. Indien echter de schrift zegt "en Samuël zeide", laat dan + eene zoodanige uitdrukking een kundige niet in verwarring brengen + <a name='Page_223'></a>maar laat hij meenen, dat er bijstaat "die geloofd werd Samuël te + zijn", want wij vinden dat de Schrift vaak spreekt van het + schijnbare in de plaats van het werkelijke." </p></div> + +<p>Tot zulke redeneeringen moest men wel komen als men er van uitging dat +"Samuël groot onder de heiligen, de tooverij echter eene booze zaak is" +(201 v).</p> + +<p>Hoogst belangwekkend is een geschrift dat waarschijnlijk uit den tijd +van Julianus den afvallige dagteekent, nl. de legendaire "Confessie van +den H. Cyprianus" (niet den kerkvader), die zijne ziel aan den duivel +had verkocht, maar zich bekeerde en verlossing vond. In genoemde +"Confessie" verhaalt Cyprianus uitvoerig zijn loopbaan en biecht op wat +hij als toovenaar heeft misdreven. Wij halen hier een en ander uit aan, +te beginnen met de uitermate kenschetsende woorden (c. 7):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik was een wonderdoener als een uit den ouden tijd en gaf proeven + van mijne tooverkunst; ik was vermaard als een magiër-philosoof, + daar ik veel begrip had van de ongeziene dingen." </p></div> + +<p>Het volgende citaat, uit c. 12, handelt over de magische vertooning van +schijnbeelden, die reeds vroeger in dit hoofdstuk ter sprake is gekomen:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Voor de grap maakte ik dat water in de woestijn scheen te stroomen + en plassen in de huizen scheen te vormen." </p></div> + +<p>En in c. 13 luidt het desgelijks:</p> + +<a name='Page_224'></a> +<div class='blkquot'><p>"Ik liet ook dooden als levenden voorkomen en lammen als + loopenden." </p></div> + +<p>Maar hij gebruikte zijne tooverkunst nog voor geheel andere doeleinden +(c. 12):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik maakte dat vrouwen van hunne mannen naar boeleerders gedreven + werden.... ik heb geheele families aan 't verderf overgeleverd." </p></div> + +<p>Voor de ergste gruwelen deinsde hij niet terug (c. 11):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Ik heb zwangere vrouwen ter wille van de demonen opengesneden ... + ik heb vele ... demonen door diergelijke offers verzadigd om op die + manier tot den duivel zelf te genaken. En toen ik op het punt stond + naar hem toe te gaan, bracht ik hem het bloed van elk levend wezen + in een gouden schaal. Hij nam het aan, besprenkelde eerst zijne + kroon er mee en zijne dienstbare machten, vervolgens ook mij en + zeide: "Ontvang ook gij macht over alle zielen van onredelijke en + redelijke wezens." </p></div> + +<p>Uitvoerig zet Cyprianus uiteen, hoe de duivel en de demonen mirakelen +bewerken (5 vlg):</p> + +<div class='blkquot'><p>"In alle sterren en planten en in de scheppingen des Heeren heeft + hij gelijkenissen met zich samengevlochten, tot den oorlog tegen + God en Diens engelen. Daardoor brengt hij de menschen aan 't dwalen + als ware hij God, hoewel hij niets in substantie bezit, maar alles + bij wijze van eene schimachtige schilderij voorstelt en vertoont. + Vandaar dat de demonen, wanneer zij in gedaanten verschijnen <a name='Page_225'></a>zich + oplossen, al beijveren zij zich om althans door middel van beelden + hunne macht te toonen.</p> + +<p> Hoe hij echter materie voor deze schaduwen heeft, zal ik zeggen: + nergens anders vandaan dan van de offers. Want de walmen der + offerdampen worden voor hem materiaal, als wol en linnen en + weefsels en verven en werktuigen. En daarin hullen zich de demonen, + de schaduwen ervan in de plaats van gestalten gebruikende. Daarom + eischt hij een offer, tot dat van eene mier toe en verlangt hij + wateren en wol en vruchten en alle dingen op aarde, om daarvan + gebruik te maken tot het vormen van schijnbeelden. Evenals wij de + herinneringen aan overledenen als beelden in onze gedachte hebben, + en hen zien, terwijl ze niet verschijnen en met hen verkeeren + terwijl ze niet bij ons zijn, aldus neemt ook de duivel afdrukken + van de vormen der hem gebrachte offers en omgeeft zich en de zijnen + er mee, regen gevende maar geen water, vuur makende, maar dat niet + brandt, een visch gevende maar geen spijs, en goud schenkende, maar + dat niet werkelijk is. Ook uit de andere stoffen schept hij vormen + en toont eene stad en huizen en landstreken en bergen en + vadersteden, en evenzeer ook gras en bloemen en wolstoffen en + geborduurde doeken en de substantie van droomen.... En al deze + schijnbeelden vormt hij, maar de goddelooze menschen stellen hem + door hun dienst in staat ook dit te doen." </p></div> + +<p><a name='Page_226'></a>Cyprianus erkent dan ook (c. 11):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Mijne weldaden gaven geen baat, daar zij geen substantie hadden + ... Als ik iemand goud gaf, duurde het drie dagen, weshalve + diegenen, wien ik den truc mededeelde, het snel wisselden tot + schade van de wisselaars." </p></div> + +<p>Augustinus, de beroemdste der kerkvaders, "een philosophisch en +theologisch genie van den eerste rang", die zoo vele onderwerpen van +zielkundigen aard met scherpzinnig vernuft heeft behandeld, weidt ook +over de magie herhaaldelijk uit, voornamelijk in zijn hoofdwerk "De +staat Gods" (tusschen 413 en 427 geschreven). Hij legt in de eerste +plaats (VIII, 19) er den nadruk op, dat reeds vóór het Christendom de +tooverij door de wetten zwaar werd gestraft en beroept zich o.m. op de +passage uit Vergilius (z.b. III) waar Dido verzekert, tegen haar zin de +toevlucht tot magische kunsten te nemen. Ook wijst hij er op, dat +Apuleius, toen men hem van tooverij beschuldigde (z.b. IV), alles deed +om zijne onschuld aan te toonen en zich volstrekt niet op magische +vaardigheden beroemde, zooals de Christenen op hun geloof, ondanks alle +vervolgingen.</p> + +<p>Met onverholen afschuw spreekt Augustinus (in X, 9) van de "bezweringen +en tooverzangen, vervaardigd door die gruwelijk nieuwsgierige kunst, de +magie, met een meer verachtelijken naam goëtie, met een meer eervollen +theürgie geheeten door hen, die deze practijken als 't ware <a name='Page_227'></a>trachten te +onderscheiden en welke van hen, die zich aan ongeoorloofde kunsten +overgeven, diegenen, die ook het volk voor boosdoeners uitmaakt, +verdoemelijk achten—want zij zouden zich immers met goëtie +afgeven—anderen echter voor prijzenswaardig willen laten doorgaan, die +al de theürgie beoefenen. Beiden echter zijn gebonden aan de +bedriegelijke gebruiken waarmee men de demonen, onder den naam van +engelen vereert".</p> + +<p>Naar aanleiding van de tooverijen van Circe, in ons eerste hoofdstuk +vermeld, en van een bericht bij Varro (vgl. III begin), dat in Arcadië +zij, die een zekeren poel doorzwommen, in wolven veranderd werden, maar, +wanneer zij geen menschenvlees hadden gegeten en na negen jaren +denzelfden poel doorzwommen, hunne menschelijke gedaante herkregen +(XVIII, 17), stelt Augustinus zich (in c. 18) de vraag: "Wat moet men +gelooven van de gedaanteverwisselingen, welke door de kunst der demonen +de menschen schijnen te overkomen?" en beantwoordt haar op de volgende +hoogst opmerkelijke wijze:</p> + +<div class='blkquot'><p>"... Als wij zeggen dat men er niet aan moet gelooven, dan staat + daar tegenover, dat het ook nu nog niet aan personen ontbreekt, die + verzekeren vernomen of zelf te hebben ondervonden. Ook ik hoorde, + toen ik in Italië was, iets dergelijks van eene zekere streek + aldaar, waar men zeide dat <a name='Page_228'></a>herbergiersters, doorkneed in die booze + kunsten, gewoon waren, aan welke reizigers ze wilden of konden, + iets in de kaas te geven, waardoor dezen terstond in trekdieren + veranderd werden en allerlei benoodigdheden droegen en na gedanen + arbeid hunne vroegere gedaante herkregen; dat echter hun geest niet + dierlijk werd, maar het redelijke en menschelijke bewaarde, zooals + Apuleius in zijn boek, waaraan hij den titel "De gouden ezel" gaf, + vermeld of verdicht heeft, dat het hem zelf is overkomen om, door + opnemen van vergif, een ezel te worden, terwijl zijne ziel die van + een mensch bleef.</p> + +<p> Dit is òf onwaar òf zoo ongewoon, dat men het te recht niet + gelooft. Echter moet men onwrikbaar gelooven, dat de almachtige God + alles kan doen wat Hij wil, hetzij om te straffen, hetzij om genade + te betoonen, en dat de demonen ... niets bewerken dan wat Hij + toelaat, wiens oordeelen vaak verborgen maar nooit onrechtvaardig + zijn. In geen geval scheppen de demonen substanties wanneer zij + iets dergelijks doen als waarover nu de quaestie loopt, maar zij + veranderen naar 't uiterlijk hetgeen door den waren God is + geschapen, zoodat het schijnt te zijn wat het niet is. Ik geloof + dus geenszins dat—om van de ziel geheel te zwijgen—zelfs het + lichaam op eenige wijze door de kunst of macht der demonen + werkelijk in dierlijke ledematen en gestalten kan worden veranderd, + maar wél, dat het voorstellingsvermogen <a name='Page_229'></a>van den mensch, dat ook in + 't denken en droomen ontelbare soorten van voorwerpen afwisselend + uitbeeldt, en, hoewel zelf geen lichaam, toch met wonderbaarlijke + snelheid vormen aanneemt, die op lichamen gelijken, eveneens, + wanneer de lichamelijke zintuigen des menschen in slaap bevangen of + bedwelmd zijn, op onuitsprekelijke wijze in een lichamelijke + gedaante binnen het bereik van eens anders zintuigen kan worden + gebracht, zoodat, terwijl de lichamen zelven der menschen ergens + liggen, wel is waar levend, maar met meer verdoofde zinnen dan ooit + in den slaap, het voorstellingsvermogen als 't ware + verlichamelijkt, in het beeld van eenig dier aan eens anders zinnen + verschijnt, en dat de mensch ook zich zelf verbeeldt een dier te + zijn, zooals hij zich dat in den droom kan verbeelden, en lasten te + dragen; welke lasten, als ze inderdaad lichamen zijn, door de + demonen gedragen worden, om de menschen te foppen, die deels de + ware lichamen van lasten, deels de valsche van trekdieren zien. Een + zekere Praestantius toch verklaarde dat het zijn vader overkomen + was, bedoeld vergif in een kaas thuis tot zich te hebben genomen en + op zijn bed als in slaap te liggen, waaruit hij echter op geen + manier kon worden opgewekt. Na eenige dagen was hij echter als 't + ware ontwaakt en had zijne ondervindingen als een droom verteld, + dat hij nl. een paard was geworden en te midden van andere + trekdieren voor de soldaten graan had getransporteerd, <a name='Page_230'></a>dat het + Raetische heet, omdat het naar Raetië [ong. Tyrol en Zuid-Beieren] + wordt vervoerd. Bij onderzoek bleek het aldus geschied te zijn als + hij vertelde; en toch scheen het hem een droom toe. Een ander + verklaarde, dat hij, in zijn eigen huis 's nachts, voor hij ter + ruste ging, een philosoof, een van zijne beste kennissen, tot zich + zag komen, die hem eenige Platonische denkbeelden uiteenzette, die + hij vroeger, hoezeer er om verzocht, niet had willen uiteenzetten. + En toen men dien philosoof vroeg, waarom hij in het huis van een + ander had gedaan wat hij in zijn eigen huis had geweigerd te doen, + zeide hij: "Ik heb het niet gedaan, maar gedroomd dat ik het gedaan + had". En aldus is aan den een door middel van het + voorstellingsbeeld tijdens zijn waken vertoond wat de ander in zijn + droom zag.</p> + +<p> Dit is niet door den eerste den beste, wien men voor + ongeloofwaardig zou kunnen verklaren, tot mij gekomen, maar door + zegslieden van wie ik niet mag aannemen, dat zij mij belogen + hebben. Wat men dus zegt en ook in boeken vermeld vindt, dat door + de Arcadische goden of liever demonen, menschen in wolven plachtten + te worden veranderd en dat</p> + + Circe Odysseus' makkers herschiep door toovergezangen,<br /> + +<p> schijnt mij toe op deze wijze te hebben kunnen gebeuren, als het + werkelijk gebeurd is." </p></div> + +<p>De brandende vraag of Samuël zelf zich aan <a name='Page_231'></a>Saul heeft gemanifesteerd, +liet ook Augustinus niet onverschillig.</p> + +<p>In zijn geschrift "Over verschillende vragen" aan Simplicianus (van 397 +dagteekenende) zegt hij (II. vr. IV, 1):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Gij vraagt, of de onreine geest, die in de toovenares was, + bewerken kon, dat Samuël door Saul gezien werd en met hem sprak. + Maar het is een veel grooter wonder, dat Satan zelf, de vorst aller + onreine geesten, met God vermocht te spreken en Hem verzocht, Job, + dien allerrechtvaardigsten man, op de proef te mogen stellen.... En + indien dit U schokt, dat het aan een boozen geest vrij stond de + ziel van een rechtvaardige op te wekken en als 't ware uit de + geheime verblijfplaatsen der dooden te voorschijn te roepen, moet + het dan niet meer verbazing wekken, dat Satan den Heer zelf opnam + en op de tinne des tempels zette? Op welke wijze hij het ook gedaan + heeft, de manier waarop het aan Samuël overkomen is, opgewekt te + worden, blijft ons evenzeer verborgen. Of men moest soms zeggen, + dat het voor den duivel eene gemakkelijkere vrijpostigheid was, den + levenden Heer mee te nemen van waar hij wilde en neer te zetten + waar hij wilde, dan den geest van den overleden Samuël uit zijn + verblijf op te wekken. Maar indien ons dit in het Evangelie daarom + niet hindert, omdat de Heer wilde en toeliet dat het geschiedde, + zonder eenige vermindering van zijne <a name='Page_232'></a>macht en goddelijkheid, + evenals Hij door de Joden zelven, ofschoon dezen verdwaasd en vuil + waren en de werken des duivels deden, zich heeft laten vasthouden + en boeien en bespotten en kruisigen en dooden: dan is het ook niet + absurd om te gelooven, dat door eene zekere uitzonderingsbepaling + van den goddelijken wil toegestaan werd, dat de geest van den + heiligen profeet, niet tegen zijn zin noch door gebiedende en + noodzakende tooverkracht, maar gewillig en aan de geheime + beschikking Gods, welke aan die toovenares en Saul ontging, + gehoorzamende, er in toestemde om zich aan den blik des konings te + vertoonen, ten einde hem door eene goddelijke uitspraak te + verpletteren. Waarom toch zou de ziel van een goed mensch, als zij, + door booze levenden opgeroepen, verscheen, hare waardigheid + verliezen, daar ook levende goede menschen dikwijls op bevel tot + boozen komen en met hen verhandelen over 't geen plicht en + billijkheid vereischt, terwijl ze daarbij hunne eer en deugd + ongerept bewaren en tegenover de ondeugden van de anderen zulk eene + houding aannemen, als in overeenstemming is met de omstandigheden?" </p></div> + +<p>Helt Augustinus hiermede tot de zienswijze van Origenes (z.b.) over, hij +zou toch liever den uitweg van Tertullianus willen inslaan (2):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Er is echter bij dit feit een andere gemakkelijkere uitweg en eene + meer geschikte verklaring mogelijk, nl. om aan te nemen, dat niet + werkelijk <a name='Page_233'></a>de geest van Samuël uit zijne rust is opgewekt, maar een + fantoom en een spel van verbeelding door de machinatiën van den + duivel zijn voorgesteld, hetwelk de Schrift daarom met den naam van + Samuël noemt, omdat de beelden der dingen met de namen van datgene + plegen genoemd te worden, waarvan zij beelden zijn.... Wie toch + aarzelt, een geschilderd mensch een mensch te noemen?... Het is dus + geen wonder, wanneer de Schrift zegt dat Samuël gezien is, indien + ook bij geval slechts een beeld van Samuël verscheen, door de + machinatie van hem, die zich in een engel des lichts verandert en + zijne dienaren in dienaren der gerechtigheid". </p></div> + +<p>Alles overwegende en geen uitspraak willende doen in de vraag of de +menschelijke ziel na dit leven al of niet door magische bezweringen kan +worden opgeroepen en verschijnen, komt Augustinus (3), hoewel +"schoorvoetende, om niet meer nauwgezette onderzoekingen van te voren +uit te sluiten" tot de conclusie om "liever aan te nemen" dat "door de +booze medewerking van die toovenares" hier de eene of andere satanische +illusie is te weeg gebracht.</p> + +<p>In een later geschrift "Over de acht vragen van Dulcitius" (niet vóór +421) haalt hij in vr. VI het voorgaande betoog over de kwestie aan, +voegt er echter aan toe (5):</p> + +<div class='blkquot'><p>"Maar dat ik niet te vergeefs gezegd heb, dat wij, om geen meer + nauwgezette onderzoekingen <a name='Page_234'></a>van te voren uit te sluiten, [niet dan] + schoorvoetende moesten aannemen, dat bij dit feit een schijnbeeld + van Samuël door de booze medehulp van de toovenares is vertoond, + dat heeft mijn later onderzoek mij geleerd, daar ik gevonden heb, + dat in het boek van Jezus Sirach, waarin de aartsvaders van de rij + af geprezen worden, Samuël in dier voege geprezen wordt, dat het + heet: "Hij heeft ook nog na zijn dood geprofeteerd [XLVI, 23]". + Mocht men echter ook dit boek tegenspreken op grond van den canon + der Hebreeën, omdat het zich daarin niet bevindt: wat moeten wij + van Mozes zeggen, die zeer zeker volgens Deuteronomium [XXXIV, 5] + stierf en volgens het Evangelie [Matth. XVII, 3] met Elia, die niet + stierf, aan levenden is verschenen?" </p></div> + +<p>Ook in zijn geschrift "Over de vereering, de dooden te betoonen" (niet +vóór 421) heeft zich Augustinus (XV, 18) op dezelfde wijze uitgelaten.</p> + +<p>De grootste der kerkvaders is dus, wat de doodenbezwering te Endor +betreft, ten slotte tot dezelfde conclusie gekomen als ook heden ten +dage de meest gezaghebbende theologen en ten allen tijde de onbevangene +lezers, dat nl. het verhaal in den Bijbel (I Sam. 28,5—20), zooals het +er staat, eene reëele verschijning van Samuël veronderstelt.</p> + +<p>De theürgie in den eigenlijken zin des woords, d.w.z. de kunst om met +bovenmenschelijke wezens in aanraking te komen, wordt door Augustinus in +den "Staat Gods" fel bestreden. Van <a name='Page_235'></a>het feit, dat de Neoplatonicus +Porphyrius in zijn brief aan Anebo (z.b.) twijfelingen opperde, trekt de +kerkvader in X, 11 ruim partij; het antwoord van Abammon (Iamblichus) +schijnt hem te zijn ontgaan. Toch kan ook Augustinus niet alle feiten +geheel wegcijferen, al beknibbelt hij ze zooveel mogelijk en al maakt +hij er zich in de moeilijkste gevallen met eene uitvlucht van af:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Wat betreft het feit, dat, zooals Porphyrius vermeldt, zij die + deze, [de theürgische] vuile reinigingen volgens heiligschendenden + ritus uitoefenen, sommige wonderbaarlijk schoone beelden, hetzij + van engelen hetzij van goden, als met gezuiverden geest zien + (indien zij ten minste iets zoodanigs zien) dan bevestigt dit het + woord van den apostel dat "Satan zich verandert in een engel des + lichts". Van hem toch zijn die fantomen, van hem, die, begeerende + de rampzalige zielen door de bedriegelijke vereering van vele + valsche goden te verstrikken en van den waren dienst des waren + Gods, den eenige door wien men gereinigd en geheeld wordt, af + keerig te maken, zich zelf, zooals van Proteus is gezegd,</p></div> + +in alle gedaanten verandert,<br /> +vijandelijk vervolgende, bedriegelijk helpende, altijd<br /> + verdervende [X, 10]."<br /> + +<p>Bij het vermelden van die schoone verschijningen denken wij +onwillekeurig aan de bezwering der demonen door Iamblichus, boven +uitvoerig beschreven.</p> + +<p><a name='Page_236'></a>Met dat al erkent Augustinus (X, 16.) de realiteit van andere, naar +moderne opvatting veel krassere "wonderen der goden", "waarvoor de +geschiedenis borg staat", "die klaarblijkelijk door hunne kracht en +macht geschieden", bijv.:</p> + +<div class='blkquot'><p>"dat eene Vestaalsche maagd, wier zuiverheid in twijfel werd + getrokken, het geding beslechtte door eene zeef met water uit den + Tiber te vullen, zonder dat het doorliep. Deze en andere wonderen + van dien aard zijn geenszins naar macht en grootte met die te + vergelijken, welke, naar wij lezen, aan het volk Gods zijn + geschied, hoe veel te minder die wonderen, welke door de wetten + zelfs van die volkeren, die zulke goden vereerden, verboden en + gestraft werden, nl. de wonderen der magie of theürgie! De meesten + daarvan bedriegen slechts in schijn de sterfelijke zintuigen door + het spel der verbeelding, zooals bijv. het omlaag halen der maan + ... enkele schijnen wel is waar feitelijk sommige daden der vromen + te evenaren, maar het doel, waardoor ze worden onderscheiden, toont + dat onze wonderen buiten vergelijking de meerdere zijn." </p></div> + +<p>In zake deze laatste opmerking verwijzen wij naar het onderscheid dat +Origenes maakt tusschen de wonderen van Jezus en die der toovenaars +(z.b.). Voorts zij van Augustinus nog eene passage aangehaald, waarin +hij evenzeer op gelijke wijze als andere reeds boven door ons vermelde, +christelijke schrijvers redeneert (X, 8):</p> + +<a name='Page_237'></a> +<div class='blkquot'><p>"Den magiërs van Pharao werd daarom toegestaan, eenige wonderen te + verrichten, ten einde op wonderbaarlijkere wijze te worden + overwonnen. Zij toch werkten door middel van booze tooverijen en + magische bezweringen, waaraan de booze engelen, d.w.z. de demonen, + zijn onderworpen; Mozes echter heeft met grootere macht, omdat hij + het recht aan zijne zijde had, in den naam Gods, die hemel en aarde + schiep, met hulp der [goede] engelen hen gemakkelijk overwonnen". </p></div> + +<p>Zonder de redeneeringen van Augustinus aan eene ingrijpende kritiek te +onderwerpen, moeten wij er toch de aandacht op vestigen, dat hij uit het +oog schijnt te hebben verloren, dat de vroegere wetten de magie +geenszins als zoodanig, maar slechts wanneer zij tot booze doeleinden +werd misbruikt, bestraften en dat men ook van overheidswege, zooals wij +herhaaldelijk hebben opgemerkt, wel eens de hulp van toovenaars heeft +ingeroepen.</p> + +<p>Al die bestrijding door conciliën en kerkvaders heeft echter niet kunnen +verhinderen, dat ook Christenen volgens de overoude methoden, tooverij +uitoefenden. In Egypte bijv. zijn tooverpapyri gevonden, toebehoorende +aan een magiër uit de achtste eeuw n. Chr., maar waarschijnlijk +grootendeels van vroeger dateerende. Wij willen tot besluit, hier nog +een en ander uit aanhalen:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Spreuk tot vergemakkelijking der geboorte. + +<p> Toen de Heiland met zijne discipelen op den <a name='Page_238'></a>Olijfberg ging, trof + hij er eene hertekoe aan, die in weeën lag. Deze schreeuwde tot + hem:</p> + +<p> "Wees gegroet, gij zoon der maagd! Wees gegroet, gij, de + eerstgeborene van zijn vader en van zijne moeder! Gij zult tot mij + komen en mij helpen in dit uur der benauwdheid". Hij wendde zijne + oogen tot haar en zeide: "Mijn glans zoudt gij niet kunnen + verdragen.... maar ik haast mij [en zend] den aartsengel Michaël + tot U.... en hij neemt een scheut(?)wijns en roept mijnen naam + daarbij aan en den naam van mijne twaalf apostelen en zegt: wat + krom is, moet recht worden... Ik ben het die spreekt, de Heer + Jezus, die [genezing] verstrekt"<a name='FNanchor_111_111'></a><a href='#Footnote_111_111'><sup>[111]</sup></a>. </p></div> + +<p>In de navolgende liefdes-tooverspreuk wordt ook de duivel aangeroepen:</p> + +<div class='blkquot'><p>"Sjoerin, Sjoeran, Sjoetaban, Sjoetaben, Ibonese, Sjarsaben, .... + Satan de duivel, die met zijn staf op de aarde sloeg tegen den + levenden God en zeide: "Ik ben ook een god"—ik bid en roep U allen + heden aan, opdat gij tot mij moogt komen naar [deze dingen], die ik + heden in mijne handen houd, opdat gij, zoodra ik aan Theodora ervan + geef te eten of te drinken, haar hart en haar vleesch aan mij moogt + boeien tot in eeuwigheid. Ja, ja!" </p></div> + +<p>En in eene andere spreuk, ook tot erotische doeleinden, gaat de magiër +zelfs tot dreigementen <a name='Page_239'></a>over, die onwillekeurig aan de vroeger vermelde +dreigementen herinneren:</p> + +<div class='blkquot'><p>[Als gij mij niet volgt], dan daal ik neer naar de onderwereld en + breng den beheerscher van den Tartarus naar boven en zeg: "Gij zijt + ook een god," want ik wil mijn verlangen naar Theodora vervullen.</p> + +<p> Hij zeide tot mij: "Verlangt gij den steen, ik breek hem stuk, het + ijzer, ik maak het tot water, de ijzeren deuren, ik verbreek ze + haastiglijk, tot dat ik boei het hart van Theodora aan U, ik, + spoedig.</p> + +<p> Wanneer zij hierop niet komt, dan houd ik de zon in zijn wagen op + en de maan in haren loop en de sterrekroon die op het hoofd van + Jezus is, totdat ik mijn verlangen vervul, haastiglijk, ja, ja!</p> + +<p> Ik bezweer U en al uwe machten.... ik bezweer den vurigen troon, + waarop gij zit, tot dat gij mijn verlangen naar Theodora, de + dochter van Eudoxius, vervult. Ik bezweer Uwe amuletten. Ja, ja, + terstond, terstond!"<a name='FNanchor_112_112'></a><a href='#Footnote_112_112'><sup>[112]</sup></a></p> + +</div> +<br /> +<hr style='width: 45%;' /> +<h4>Litteratuur.</h4> + + +<p><u>E. Zeller</u>, Die Philosophie d. Griechen, Bd. III, 2e afd. 4e uitg. +(1902).</p> + +<p><u>J. Burckhardt</u>, Die Zeit Constantins d. Grossen, 2e uitg. (1880).</p> + +<p><a name='Page_240'></a><u>J. Geffeken</u>, Der Ausgang d. griech.-röm. Heidentums, in +Religionswiss. Bibl. hrg. v. W. Streitberg, Bd. VI (1920).</p> + +<p><u>K.H.E. de Jong</u>, Hegel u. Plotin (1916).</p> + +<p><u>Ranke</u>, s.v. Aegypten II Religion, in Die Rel. i. Gesch. u. Geg. I +(1909).</p> + +<p><u>E. Kuhnert</u>, Feuerzauber, in Rhein. Mus. f. Philol. Bd. XLIX +(1894).</p> + +<p><u>K. Preisendanz</u>, Die Homeromantie. Pap. Lond. CXXI, in Philologus +Bd. LXXII (1913).</p> + +<p>The demotic magical papyrus ed. by F. Ll. Griffith a. H. Thompson +(1904).</p> + +<p><u>J. de Zwaan</u>, Een dichter uit den tijd der Apostolische vaderen, +in Onze Eeuw XI jrg. 4. deel (1911).</p> + +<p><u>Maspéro</u>, Étud. d. myth. e. d'arch. ég. I e. II (1893).</p> + +<p><u>C. Rasche</u>, De Iamblicho libri qui inscr. de myst. auctore, +Dissert. Münster (1911).</p> + +<p><u>Couperus</u>, De berg van licht (1905).</p> + +<p><u>Lucianus</u>, De spiritistische séance te Endor, in De Dageraad Bd. +XV (1893/94).</p> + +<p><u>De H</u>. boeken v. h. oude verbond. Vulgaat en Nederl. vertaling met +aanteeken. kerk. goedg. II (1897).</p> + +<p><u>v. Orelli</u>, s.v. Saul, in Herzog, Realenc. prot. Theol. u. Kirche, +13e uitg. Bd. XVII (1906).</p> + +<p><u>A. Lods</u>, La croyance à la vie future e. l. culte des morts dans +l'antiquité israelite (1906).</p> + +<p><u>R. Kittel</u>, Geschichte d. Volkes Israël, 3e uitg. Bd. II (1917).</p> + +<p><u>J. Scheftelowitz</u>, Der Seelen- u. Unsterblichkeitsglaube im alten +Testament, in Archiv f. Religionswiss. Bd. XIX (1919).</p> + +<p><u>Kautzsch</u>, s.v. Urim u. Tummim, in Herzog, Realenc. 3e uitg. Bd. +XX (1908).</p> + +<p><u>R. Ganschinietz</u>, Hippolytos' Cap. gegen die Magier, uit Text. u. +Unt. Gesch. altchr. Lit. brg. v. Harnack u. Schmidt, 3 Reihe, IX. Bd. 2. +Hft. (1913).</p> + +<p><a name='Page_241'></a><u>Origenes</u>, Eustathius v. Antiochien u. Gregor v. Nyssa üb. d. +Hexe von Endor, hrg. v. E. Klostermann, in kl. Texte f. Vorl. u. Üb. 83 +(1912).</p> + +<p><u>V. Schultze</u>, Geschichte d. Untergangs d. gr.-röm. Heidentums Bd. +I (1887).</p> + +<p><u>L. Loewenfeld</u>, Somnambulismus u. Spiritismus, 2e uitg. (1907).</p> + +<p><u>v. Schrenck—Notzing</u>, Materialisationsphänomene. Ein Beitrag z. +Erforschung der mediumistischen Teleplastie (1914).</p> + +<p><u>W. Koch</u>, Kaiser Julian (1899).</p> + +<p><u>P. Allard</u>, Julien l'Apostat I, 2e uitg. (1900).</p> + +<p><u>J. Geffcken</u>, Kaiser Julianus (1914).</p> + +<p><u>R. Wünsch</u>, Antikes Zaubergerät aus Pergamum, in Jahrb. d. +deutsch. arch. Inst. Ergänzungsheft VI(1905).</p> + +<p><u>Gregorovius</u>, Geschichte d. Stadt Athen im Mittelalter Bd I +(1889).</p> + +<p><u>R. Wünsch</u>, Sethianische Verfluchungstafein (1898).</p> + +<p><u>K. Preisendanz</u>, Miszellen z.d. Zauberpapyri, in Wiener Studiën, +Zeitschr. f. klass. Philol. XL Jrg. (1918) 1 Hft.</p> + +<p><u>J. Geffcken</u>, Der Bilderstreit des heidnischen Altertums, in +Archiv f. Religionswiss. Bd. XIX (1919).</p> + +<p><u>K.H.E. de Jong</u>, Die Lehre vom Astralkörper bei den +Neuplatonikern, in Actes d. IV<sup>e</sup> Congres internat. d' hist. d. rel. +(1913).</p> + +<p><u>C.J. von Hefele</u>, Conciliengeschichte, 2e Ausg. B. I (1873) e. II +(1875).</p> + +<br /> + + + +<hr style='width: 65%;' /> +<br /> +<a name='Slotwoord'></a><h2><a name='Page_242'></a><b>Slotwoord.</b></h2> +<br /> + +<p>Aan het einde van ons overzicht gekomen, moeten wij nog ons eigen +oordeel over de realiteit en de waarde der magie uitspreken.</p> + +<p>Zooals wij zagen, valt het niet te betwijfelen dat verscheidene antieke +denkers de realiteit der magie loochenden, waarbij echter opmerkelijk +is, dat de grootsten van hen, Democritus en Aristoteles, toch ruimte +lieten voor feiten die tot het gebied der magie behooren. Daarentegen +erkenden andere, bij de genoemden geenszins achterstaande denkers als +Iamblichus, Proclus, Origenes, Augustinus de realiteit der magie +onomwonden. Dat het verzet der ongeloovigen ten slotte wegstierf, was +eene wetenschappelijke noodzakelijkheid. In onzen tijd zien we evenzeer, +hoe het ongeloof, dat tooverij en geesten loochent, voor de uitkomsten +van het "psychische onderzoek", ingesteld door autoriteiten als E. +Gurney, <a name='Page_243'></a>F.W.H. Myers, W, Barrett e.a. gaandeweg zwicht.</p> + +<p>Over de waarde der magie hebben in de oudheid zelfs mannen, die de +realiteit der feiten erkenden, zich ongunstig uitgelaten. Bij nader +onderzoek blijkt echter, dat de magie niet verdient, botweg met afkeer +en minachting te worden behandeld. De tooverij zal op het gebied van +liefde wel niet meer kwaad hebben veroorzaakt dan bijv. verlokkingen van +financiëelen aard. Of de "magiërs" meer zieken hebben verknoeid dan de +geneesheeren, blijft eene open vraag. En ongetwijfeld zinkt het aantal +dergenen, die door "zwarte magie" hun leven verloren, in 't niet +tegenover de ontelbare slachtoffers van schavot of oorlog. Voorts staat +tegenover de schaduwzijde der magie ook een niet gering te achten +lichtzijde. De magie heeft den stoot gegeven tot grootsche scheppingen +op litterair gebied. Zonder de magie toch zouden wij drie der schoonste +zangen van Homerus, de meest ontroerende tragedie van Euripides, de +diepstgevoelde idylle van Theocritus missen. Ook valt niet te +betwijfelen dat vele zieken door de toepassing van toovermiddelen, +wellicht hoofdzakelijk ten gevolge van "suggestie," genezing hebben +gevonden. Door de strenge leefwijze en de geestesconcentratie, welke tal +van magische handelingen vereischten, kwam menigeen tot "reiniging der +ziel" en tot "verlossing." En, wat voor ons, <a name='Page_244'></a>menschen, het hoogste van +alle belangen raakt, door de "doodenbezwering" was, naar de overtuiging +van hoogst achtenswaardige antieke denkers, het voortbestaan der ziel na +den dood daadwerkelijk aangetoond.</p> + + + + + +<hr style='width: 65%;' /> +<a name='REGISTER'></a><h2><a name='Page_245'></a>REGISTER.</h2> + + +<b><big>A</big></b>.<br /> +<br /> +Aardbevingen <a href='#Page_90'>90</a>, <a href='#Page_206'>206</a> vlg, <a href='#Page_211'>211</a><br /> +Amuletten <a href='#Page_14'>14</a>, <a href='#Page_85'>85</a> vlgg., <a href='#Page_153'>153</a>, <a href='#Page_170'>170</a>, <a href='#Page_211'>211</a>, <a href='#Page_219'>219</a>, <a href='#Page_239'>239</a><br /> +Animisme <a href='#Page_3'>3</a>, <a href='#Page_90'>90</a>, <a href='#Page_132'>132</a>, <a href='#Page_216'>216</a><br /> +Astrologie <a href='#Page_67'>67</a> vlgg, <a href='#Page_107'>107</a>, <a href='#Page_137'>137</a> vlg., <a href='#Page_166'>166</a>, <a href='#Page_193'>193</a>, <a href='#Page_219'>219</a><br /> +<br /> +<b><big>B</big></b>.<br /> +<br /> +Beelden, wonderdadige <a href='#Page_101'>101</a>, <a href='#Page_121'>121</a>, <a href='#Page_123'>123</a>, <a href='#Page_146'>146</a>, <a href='#Page_169'>169</a>, <a href='#Page_206'>206</a>, <a href='#Page_213'>213</a>—<a href='#Page_216'>216</a><br /> +Belezen <a href='#Page_46'>46</a> vlg<br /> +Beschermgeesten <a href='#Page_138'>138</a> vlg.<br /> +Bijzitters <a href='#Page_110'>110</a>, <a href='#Page_126'>126</a><br /> +<br /> +<b><big>C</big></b>.<br /> +<br /> +Christendom <a href='#Page_103'>103</a>—<a href='#Page_109'>109</a>, <a href='#Page_187'>187</a><br /> +Concilies <a href='#Page_218'>218</a> vlg<br /> +Corybantisme <a href='#Page_102'>102</a><br /> +<br /> +<b><big>D</big></b>.<br /> +<br /> +Demonen <a href='#Page_1'>1</a>, <a href='#Page_48'>48</a>, <a href='#Page_82'>82</a> vlg, <a href='#Page_94'>94</a> vlg., <a href='#Page_100'>100</a> vlg., <a href='#Page_103'>103</a> passim<br /> +Doodenbezwering <a href='#Page_1'>1</a> vlg, <a href='#Page_9'>9</a>—<a href='#Page_16'>16</a>, <a href='#Page_22'>22</a>, <a href='#Page_49'>49</a>, <a href='#Page_52'>52</a>, passim<br /> +Doop <a href='#Page_129'>129</a> vlg<br /> +Dreigementen, magische <a href='#Page_161'>161</a>—<a href='#Page_165'>165</a>, <a href='#Page_238'>238</a> vlg<br /> +Duivel <a href='#Page_105'>105</a>, <a href='#Page_178'>178</a>, <a href='#Page_224'>224</a>, <a href='#Page_231'>231</a> vlgg., <a href='#Page_235'>235</a>, <a href='#Page_238'>238</a> vlg.<br /> +<br /> +<b><big>E</big></b>.<br /> +<br /> +Endor, toovenares van <a href='#Page_175'>175</a>—<a href='#Page_179'>179</a>, <a href='#Page_185'>185</a> vlg., <a href='#Page_221'>221</a> vlgg, <a href='#Page_230'>230</a>—<a href='#Page_234'>234</a><br /> +Envoûtement <a href='#Page_35'>35</a>, <a href='#Page_117'>117</a><br /> +Exorcisme <a href='#Page_58'>58</a>, <a href='#Page_65'>65</a>, <a href='#Page_76'>76</a>, <a href='#Page_95'>95</a> vlg, <a href='#Page_109'>109</a>, <a href='#Page_173'>173</a> vlg<br /> +<br /> +<b><big>F</big></b>.<br /> +<br /> +Fakirs <a href='#Page_96'>96</a><br /> +Fluide, magnetisch <a href='#Page_35'>35</a>, <a href='#Page_40'>40</a><br /> +<br /> +<b><big>G</big></b>.<br /> +<br /> +Genezingen, wonderdadige <a href='#Page_14'>14</a>, <a href='#Page_20'>20</a>, <a href='#Page_38'>38</a> vlgg., <a href='#Page_45'>45</a> vlgg, <a href='#Page_71'>71</a> vlgg., <a href='#Page_81'>81</a> vlg,<br /> +passim<br /> +Gestorvenen, ontijdig <a href='#Page_146'>146</a> vlg, <a href='#Page_173'>173</a><br /> +<br /> +<b><big>H</big></b>.<br /> +<br /> +Hallucinaties <a href='#Page_3'>3</a>, <a href='#Page_54'>54</a>, <a href='#Page_191'>191</a>, <a href='#Page_216'>216</a><br /> +Haren <a href='#Page_117'>117</a><br /> +Helderziendheid <a href='#Page_4'>4</a>, <a href='#Page_126'>126</a><br /> +Hydromantie <a href='#Page_16'>16</a>, <a href='#Page_49'>49</a>, <a href='#Page_152'>152</a><br /> +Hypnose <a href='#Page_3'>3</a>, <a href='#Page_87'>87</a>, <a href='#Page_102'>102</a><br /> +<br /> +<b><big>I</big></b>.<br /> +<br /> +Illusies, magische <a href='#Page_166'>166</a> vlgg., <a href='#Page_174'>174</a>, <a href='#Page_224'>224</a> vlg., passim<br /> +<br /> +<b><big>J</big></b>.<br /> +<br /> +Jezus <a href='#Page_76'>76</a>, <a href='#Page_103'>103</a>, <a href='#Page_107'>107</a> vlgg., <a href='#Page_130'>130</a> vlg., <a href='#Page_179'>179</a>, <a href='#Page_184'>184</a> vlg, passim<br /> +<br /> +<b><big>K</big></b>.<br /> +<br /> +Kabbala <a href='#Page_77'>77</a><br /> +Kinderoffer <a href='#Page_49'>49</a>, <a href='#Page_59'>59</a> vlg., <a href='#Page_67'>67</a>, <a href='#Page_77'>77</a>, <a href='#Page_108'>108</a>, <a href='#Page_151'>151</a>, <a href='#Page_170'>170</a><br /> +Knapen, waarzeggende <a href='#Page_49'>49</a>, <a href='#Page_125'>125</a> vlg., <a href='#Page_153'>153</a> vlgg, <a href='#Page_172'>172</a>, <a href='#Page_182'>182</a> vlg.<br /> +Knoopen <a href='#Page_52'>52</a> vlg.<br /> +Korenziel <a href='#Page_44'>44</a><br /> +Kristalzien <a href='#Page_126'>126</a><br /> +<br /> +<b><big>L</big></b>.<br /> +<br /> +Liefdestoovenarij <a href='#Page_13'>13</a> vlg., <a href='#Page_32'>32</a> vlgg., <a href='#Page_49'>49</a>—<a href='#Page_57'>57</a>, <a href='#Page_59'>59</a> vlg., <a href='#Page_62'>62</a>—<a href='#Page_66'>66</a>, passim<br /> +Linnen <a href='#Page_120'>120</a>, <a href='#Page_130'>130</a>, <a href='#Page_132'>132</a>, <a href='#Page_152'>152</a>, <a href='#Page_200'>200</a><br /> +<br /> +<b><big>M</big></b>.<br /> +<br /> +Mana <a href='#Page_39'>39</a>, <a href='#Page_57'>57</a>, <a href='#Page_65'>65</a>, <a href='#Page_73'>73</a>, <a href='#Page_86'>86</a>, <a href='#Page_99'>99</a>, <a href='#Page_132'>132</a>, <a href='#Page_151'>151</a><br /> +Materialisaties <a href='#Page_191'>191</a><br /> +Mediums <a href='#Page_96'>96</a>, <a href='#Page_154'>154</a> vlg.<br /> +Mystiek <a href='#Page_159'>159</a> vlg.<br /> +<br /> +<b><big>N</big></b>.<br /> +<br /> +Naam, tooverkracht van den <a href='#Page_73'>73</a> vlgg., <a href='#Page_107'>107</a>, <a href='#Page_110'>110</a>, <a href='#Page_129'>129</a> vlgg., <a href='#Page_144'>144</a> passim<br /> +<br /> +<b><big>O</big></b>.<br /> +<br /> +Omgekomenen, geweldadig <a href='#Page_146'>146</a> vlg. <a href='#Page_173'>173</a><br /> +Onthouding, sexueele <a href='#Page_53'>53</a>, <a href='#Page_131'>131</a> vlg., <a href='#Page_154'>154</a>, <a href='#Page_182'>182</a><br /> +Oog, het booze <a href='#Page_25'>25</a>, <a href='#Page_63'>63</a>, <a href='#Page_84'>84</a>—<a href='#Page_87'>87</a><br /> +<br /> +<b><big>P</big></b>.<br /> +<br /> +Perisprit <a href='#Page_218'>218</a><br /> +Plaatjes, looden <a href='#Page_40'>40</a>, <a href='#Page_68'>68</a>, <a href='#Page_146'>146</a><br /> +Praeanimisme <a href='#Page_3'>3</a><br /> +<br /> +<b><big>R</big></b>.<br /> +<br /> +Reliquieënvereering <a href='#Page_99'>99</a><br /> +<br /> +<b><big>S</big></b>.<br /> +<br /> +Speeksel <a href='#Page_71'>71</a> vlgg., <a href='#Page_97'>97</a> vlgg., <a href='#Page_107'>107</a><br /> +Spiegel <a href='#Page_125'>125</a> vlg.<br /> +Spiritisme <a href='#Page_96'>96</a>, <a href='#Page_205'>205</a> vlg, <a href='#Page_218'>218</a><br /> +Suggestie <a href='#Page_3'>3</a> vlg., <a href='#Page_35'>35</a>, <a href='#Page_40'>40</a>, <a href='#Page_87'>87</a>, <a href='#Page_96'>96</a>, <a href='#Page_119'>119</a><br /> +<br /> +<b><big>T</big></b>.<br /> +<br /> +Telepathie <a href='#Page_2'>2</a>, <a href='#Page_4'>4</a>, <a href='#Page_25'>25</a>, <a href='#Page_35'>35</a> vlg., <a href='#Page_140'>140</a> vlg., <a href='#Page_212'>212</a> vlg.<br /> +<br /> +<b><big>W</big></b>.<br /> +<br /> +Weerwolf <a href='#Page_52'>52</a>, <a href='#Page_54'>54</a>, <a href='#Page_92'>92</a> vlgg., <a href='#Page_119'>119</a>, <a href='#Page_227'>227</a>, <a href='#Page_230'>230</a>.<br /> + + + + + +<hr style='width: 45%;' /> +<a name='Page_247'></a><h2>ADDENDA.</h2> +<br /> + +<p><a href='#Page_21'>P. 21</a>, regel 12, voeg na <a href='#verzoeken'>"verzoeken"</a> in: "en aansporen".</p> + + +<hr style='width: 45%;' /> + + + +<a name='FOOTNOTES'></a><h2>NOTEN</h2> + +<a name='Footnote_1_1'></a><a href='#FNanchor_1_1'>[1]</a><div class='note'><p> Odyssea X, 135-574 en XI.</p></div> + +<a name='Footnote_2_2'></a><a href='#FNanchor_2_2'>[2]</a><div class='note'><p> Plutarchus, De ser. num. vind. 17, Aelianus, frg. 255. +Galenus, Protrept. IX, 10.</p></div> + +<a name='Footnote_3_3'></a><a href='#FNanchor_3_3'>[3]</a><div class='note'><p> Plutarch. De ser. num. 10, Vit. Cimon, 6.</p></div> + +<a name='Footnote_4_4'></a><a href='#FNanchor_4_4'>[4]</a><div class='note'><p> Plutarch. De ser. num. 17.</p></div> + +<a name='Footnote_5_5'></a><a href='#FNanchor_5_5'>[5]</a><div class='note'><p> Pyth. IV, 213 (380) vlgg.</p></div> + +<a name='Footnote_6_6'></a><a href='#FNanchor_6_6'>[6]</a><div class='note'><p> Diogenes Laertius VIII, 2, 59, vgl. Diels, Die Fragmente +d. Vorsokratiker I, 3<sup>e</sup> uitg. (1912) p. 263 vlg</p></div> + +<a name='Footnote_7_7'></a><a href='#FNanchor_7_7'>[7]</a><div class='note'><p> Augustinus, De Civ. Dei VII, 35.</p></div> + +<a name='Footnote_8_8'></a><a href='#FNanchor_8_8'>[8]</a><div class='note'><p> Livius, I, 31.</p></div> + +<a name='Footnote_9_9'></a><a href='#FNanchor_9_9'>[9]</a><div class='note'><p> Phaedo 81 c.d.</p></div> + +<a name='Footnote_10_10'></a><a href='#FNanchor_10_10'>[10]</a><div class='note'><p> Euthydemus 290 a.</p></div> + +<a name='Footnote_11_11'></a><a href='#FNanchor_11_11'>[11]</a><div class='note'><p> Sextus Empiricus, Math. IX, 19.</p></div> + +<a name='Footnote_12_12'></a><a href='#FNanchor_12_12'>[12]</a><div class='note'><p> Epist. ad Menoeceum ap. Diog. Laert. X, 134.</p></div> + +<a name='Footnote_13_13'></a><a href='#FNanchor_13_13'>[13]</a><div class='note'><p> Diog. Laert. VI, 2, 68.</p></div> + +<a name='Footnote_14_14'></a><a href='#FNanchor_14_14'>[14]</a><div class='note'><p> Diog. Laert. VI, 2, 24.</p></div> + +<a name='Footnote_15_15'></a><a href='#FNanchor_15_15'>[15]</a><div class='note'><p> Diog. Laert. VIII, 1, 36.</p></div> + +<a name='Footnote_16_16'></a><a href='#FNanchor_16_16'>[16]</a><div class='note'><p> Schol. a. Theocr. II, 16; Propert II, 4, 10.</p></div> + +<a name='Footnote_17_17'></a><a href='#FNanchor_17_17'>[17]</a><div class='note'><p> Plutarch. Vit. Pyrrh. 3.</p></div> + +<a name='Footnote_18_18'></a><a href='#FNanchor_18_18'>[18]</a><div class='note'><p> E. Ziebarth, Neue attische Fluchtafeln, in Nachnchten d. +Kon. Gesellsch. d. Wiss. Gottingen 1899 p. 109 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_19_19'></a><a href='#FNanchor_19_19'>[19]</a><div class='note'><p> E. Ziebarth, Neue att. Fl., p. 113 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_20_20'></a><a href='#FNanchor_20_20'>[20]</a><div class='note'><p> Livius XXV, 1.</p></div> + +<a name='Footnote_21_21'></a><a href='#FNanchor_21_21'>[21]</a><div class='note'><p> Plinius, Hist. Nat. XVIII, 6,41</p></div> + +<a name='Footnote_22_22'></a><a href='#FNanchor_22_22'>[22]</a><div class='note'><p> Apulems, Apolog. 42.</p></div> + +<a name='Footnote_23_23'></a><a href='#FNanchor_23_23'>[23]</a><div class='note'><p> T.p.</p></div> + +<a name='Footnote_24_24'></a><a href='#FNanchor_24_24'>[24]</a><div class='note'><p> Arrianus, Exped. Alex. II,3, Plutarchus Vit. Alex. 18.</p></div> + +<a name='Footnote_25_25'></a><a href='#FNanchor_25_25'>[25]</a><div class='note'><p> Papyr. Parthey I. 264, in Abh. d. kön. Akad. d. Wiss. +z. Berlin 1866.</p></div> + +<a name='Footnote_26_26'></a><a href='#FNanchor_26_26'>[26]</a><div class='note'><p> Philostratus, Vit. Apoll. I,8.</p></div> + +<a name='Footnote_27_27'></a><a href='#FNanchor_27_27'>[27]</a><div class='note'><p> Gazette archéologique IX, jrg. 1884, platen 44,45, +46, p. 352 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_28_28'></a><a href='#FNanchor_28_28'>[28]</a><div class='note'><p> Thucydides III, 22.</p></div> + +<a name='Footnote_29_29'></a><a href='#FNanchor_29_29'>[29]</a><div class='note'><p> H. Hubert, s.v. Magia, in Daremb. e. Sagl. Dict. d. +ant. gr. e. rom. Bd. III, 2 helft. (1904) p. 1515.</p></div> + +<a name='Footnote_30_30'></a><a href='#FNanchor_30_30'>[30]</a><div class='note'><p> Papyr. Paris. 2579 en 2646, uitg. v. C. Wessely, in +Gr. Zauberpap. v. Par. u. Lond., in Denkschr. d. phil. hist. +Cl. d. Kais. Akad. Wiss. Wien Bd. XXXVI (1888).</p></div> + +<a name='Footnote_31_31'></a><a href='#FNanchor_31_31'>[31]</a><div class='note'><p> Plinius, Hist. Nat. VII, 2, 9.</p></div> + +<a name='Footnote_32_32'></a><a href='#FNanchor_32_32'>[32]</a><div class='note'><p> Sophocles ap. Macrobium, Saturn. V. 19,; frg. +423 ed. Didot; Tr. gr. Frg. ed. Nauck 2e uitg. (1889) 491, +p. 249.</p></div> + +<a name='Footnote_33_33'></a><a href='#FNanchor_33_33'>[33]</a><div class='note'><p> H. Hubert, s.v. Magia p. 1516.</p></div> + +<a name='Footnote_34_34'></a><a href='#FNanchor_34_34'>[34]</a><div class='note'><p> Papyr. Parthey II, v. 55 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_35_35'></a><a href='#FNanchor_35_35'>[35]</a><div class='note'><p> Dio Cassius XXXVII, 30.</p></div> + +<a name='Footnote_36_36'></a><a href='#FNanchor_36_36'>[36]</a><div class='note'><p> Herodotus III, 11.</p></div> + +<a name='Footnote_37_37'></a><a href='#FNanchor_37_37'>[37]</a><div class='note'><p> Dio Cassius XLIX, 43.</p></div> + +<a name='Footnote_38_38'></a><a href='#FNanchor_38_38'>[38]</a><div class='note'><p> Eusebius, Chron. Ol. 188,1.</p></div> + +<a name='Footnote_39_39'></a><a href='#FNanchor_39_39'>[39]</a><div class='note'><p> Sueton. Vit. Aug. 94.</p></div> + +<a name='Footnote_40_40'></a><a href='#FNanchor_40_40'>[40]</a><div class='note'><p> Sueton. Vit. Aug. 90.</p></div> + +<a name='Footnote_41_41'></a><a href='#FNanchor_41_41'>[41]</a><div class='note'><p> Sueton. Vit. Tiber. 69.</p></div> + +<a name='Footnote_42_42'></a><a href='#FNanchor_42_42'>[42]</a><div class='note'><p> De Is. en Osir., 12— 19.</p></div> + +<a name='Footnote_43_43'></a><a href='#FNanchor_43_43'>[43]</a><div class='note'><p> Pap. Paris, 3007— 3085.</p></div> + +<a name='Footnote_44_44'></a><a href='#FNanchor_44_44'>[44]</a><div class='note'><p> Philostratus, Vit. Apoll. IV, 45.</p></div> + +<a name='Footnote_45_45'></a><a href='#FNanchor_45_45'>[45]</a><div class='note'><p> Philostrat. Vit. Apoll. IV, 4; 10; VIII, 7, 30 vgl.</p></div> + +<a name='Footnote_46_46'></a><a href='#FNanchor_46_46'>[46]</a><div class='note'><p> Philostrat. Vit. Apoll. VIII,26, Dio Cassius LXVII, 18.</p></div> + +<a name='Footnote_47_47'></a><a href='#FNanchor_47_47'>[47]</a><div class='note'><p> Ep. LIII, 1.</p></div> + +<a name='Footnote_48_48'></a><a href='#FNanchor_48_48'>[48]</a><div class='note'><p> Ep. CXXXVIII, 18.</p></div> + +<a name='Footnote_49_49'></a><a href='#FNanchor_49_49'>[49]</a><div class='note'><p> Aehanus, Var. hist. IV, 17.</p></div> + +<a name='Footnote_50_50'></a><a href='#FNanchor_50_50'>[50]</a><div class='note'><p> Plinius, Hist. nat. XXVIII 37.</p></div> + +<a name='Footnote_51_51'></a><a href='#FNanchor_51_51'>[51]</a><div class='note'><p> Philostrat. Vit. Apoll. V, 27-38.</p></div> + +<a name='Footnote_52_52'></a><a href='#FNanchor_52_52'>[52]</a><div class='note'><p> Philostrat. Vit. Apoll. VI, 29-34.</p></div> + +<a name='Footnote_53_53'></a><a href='#FNanchor_53_53'>[53]</a><div class='note'><p> Philostrat. Vit Apoll. VIII, 1-8.</p></div> + +<a name='Footnote_54_54'></a><a href='#FNanchor_54_54'>[54]</a><div class='note'><p> Ongenes, Contra Celsum III, 36.</p></div> + +<a name='Footnote_55_55'></a><a href='#FNanchor_55_55'>[55]</a><div class='note'><p> Tacit. Histr. IV, 82.</p></div> + +<a name='Footnote_56_56'></a><a href='#FNanchor_56_56'>[56]</a><div class='note'><p> Vopiscus, Vit. Saturn. 8</p></div> + +<a name='Footnote_57_57'></a><a href='#FNanchor_57_57'>[57]</a><div class='note'><p> Hippolytus, Refut. omn. haer. VI, 7.</p></div> + +<a name='Footnote_58_58'></a><a href='#FNanchor_58_58'>[58]</a><div class='note'><p> Hippol. Refut. omn. haer. VII, 32.</p></div> + +<a name='Footnote_59_59'></a><a href='#FNanchor_59_59'>[59]</a><div class='note'><p> Tweede boek Jeû, vert. d. C. Schmidt in Koptisch-gnostische +Schriften (1905), 322 en 327 f.f.</p></div> + +<a name='Footnote_60_60'></a><a href='#FNanchor_60_60'>[60]</a><div class='note'><p> Alcest. 75 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_61_61'></a><a href='#FNanchor_61_61'>[61]</a><div class='note'><p> De Civit. Dei VIII, 19: Ep. CXXXVIII, 19.</p></div> + +<a name='Footnote_62_62'></a><a href='#FNanchor_62_62'>[62]</a><div class='note'><p> Capitolinus, Vit. Anton. phil. 13.</p></div> + +<a name='Footnote_63_63'></a><a href='#FNanchor_63_63'>[63]</a><div class='note'><p> Dio Cass. LXXI, 8, 4; 9, 2.</p></div> + +<a name='Footnote_64_64'></a><a href='#FNanchor_64_64'>[64]</a><div class='note'><p> Spartianus, Vit. Did. Julian. 7.</p></div> + +<a name='Footnote_65_65'></a><a href='#FNanchor_65_65'>[65]</a><div class='note'><p> Tweede boek Jeû, vert. C. Schmidt p. 308-314.</p></div> + +<a name='Footnote_66_66'></a><a href='#FNanchor_66_66'>[66]</a><div class='note'><p> Ed. Dieterich, Abraxas (1891) p. 169, v. 5 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_67_67'></a><a href='#FNanchor_67_67'>[67]</a><div class='note'><p> Philostrat. Vit. Apoll. I, 8 en 13.</p></div> + +<a name='Footnote_68_68'></a><a href='#FNanchor_68_68'>[68]</a><div class='note'><p> Milligan, Selections from the Greek Papyri (1910) p. +83 vlg., Erman-Krebs, Aus den Papyrus d. kön. Mus. z. +Berlin (1899) p 185.</p></div> + +<a name='Footnote_69_69'></a><a href='#FNanchor_69_69'>[69]</a><div class='note'><p> Pap. Parthey II, 17 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_70_70'></a><a href='#FNanchor_70_70'>[70]</a><div class='note'><p> Ennead. IV, 4,36.</p></div> + +<a name='Footnote_71_71'></a><a href='#FNanchor_71_71'>[71]</a><div class='note'><p> Enn. IV, 4,41.</p></div> + +<a name='Footnote_72_72'></a><a href='#FNanchor_72_72'>[72]</a><div class='note'><p> Enn, IV, 9,3.</p></div> + +<a name='Footnote_73_73'></a><a href='#FNanchor_73_73'>[73]</a><div class='note'><p> Enn. IV, 4,40.</p></div> + +<a name='Footnote_74_74'></a><a href='#FNanchor_74_74'>[74]</a><div class='note'><p> Enn, IV, 4,43.</p></div> + +<a name='Footnote_75_75'></a><a href='#FNanchor_75_75'>[75]</a><div class='note'><p> Enn. IV, 7, 20.</p></div> + +<a name='Footnote_76_76'></a><a href='#FNanchor_76_76'>[76]</a><div class='note'><p> Enn. IV, 4, 43.</p></div> + +<a name='Footnote_77_77'></a><a href='#FNanchor_77_77'>[77]</a><div class='note'><p> Pap. V, col. VH, 27—VIII, 4, ed. Dieterich p. 808.</p></div> + +<a name='Footnote_78_78'></a><a href='#FNanchor_78_78'>[78]</a><div class='note'><p> Pap. V., col. VII, 17—25; ed. Diet., p. 807 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_79_79'></a><a href='#FNanchor_79_79'>[79]</a><div class='note'><p> Porphyr. Vit. Plot. 23.</p></div> + +<a name='Footnote_80_80'></a><a href='#FNanchor_80_80'>[80]</a><div class='note'><p> Pap. V. col. II, 16-18 ed. Diet. p 796 vgl.</p></div> + +<a name='Footnote_81_81'></a><a href='#FNanchor_81_81'>[81]</a><div class='note'><p> Celsus ap. Origen. Contr. Cels I, 68.</p></div> + +<a name='Footnote_82_82'></a><a href='#FNanchor_82_82'>[82]</a><div class='note'><p> Papyr. Parthey I, 106-110.</p></div> + +<a name='Footnote_83_83'></a><a href='#FNanchor_83_83'>[83]</a><div class='note'><p> Ps. Justinus, Quaest ad. Orthod. 26.</p></div> + +<a name='Footnote_84_84'></a><a href='#FNanchor_84_84'>[84]</a><div class='note'><p> Dio Cassius LXXVII, 18, 4.</p></div> + +<a name='Footnote_85_85'></a><a href='#FNanchor_85_85'>[85]</a><div class='note'><p> Herodianus, IV, 12.</p></div> + +<a name='Footnote_86_86'></a><a href='#FNanchor_86_86'>[86]</a><div class='note'><p> Dio Cass. LXXIX, 11, 3, Lampridius, Vit. Hel. 8.</p></div> + +<a name='Footnote_87_87'></a><a href='#FNanchor_87_87'>[87]</a><div class='note'><p> Lamprid. Vit. Alex. Sev. 29.</p></div> + +<a name='Footnote_88_88'></a><a href='#FNanchor_88_88'>[88]</a><div class='note'><p> Vopiscus, Vit. Aurel. 24.</p></div> + +<a name='Footnote_89_89'></a><a href='#FNanchor_89_89'>[89]</a><div class='note'><p> Codex Justinian. IX, 18, 4.</p></div> + +<a name='Footnote_90_90'></a><a href='#FNanchor_90_90'>[90]</a><div class='note'><p> Eunapius, Vit. Soph. Ed. Boissonade, 2 uitg. p. 459.</p></div> + +<a name='Footnote_91_91'></a><a href='#FNanchor_91_91'>[91]</a><div class='note'><p> Cod. Justin. IX, 18, 5.</p></div> + +<a name='Footnote_92_92'></a><a href='#FNanchor_92_92'>[92]</a><div class='note'><p> Cod. Justin. IX, 18, 6.</p></div> + +<a name='Footnote_93_93'></a><a href='#FNanchor_93_93'>[93]</a><div class='note'><p> Cod. Justin. IX, 18, 7.</p></div> + +<a name='Footnote_94_94'></a><a href='#FNanchor_94_94'>[94]</a><div class='note'><p> Vit. Soph. Ed. Boissonade 2 uitg. p. 474 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_95_95'></a><a href='#FNanchor_95_95'>[95]</a><div class='note'><p> Theodotus, Hist. eccl. III, 21.</p></div> + +<p>[Footnote 96: Cod. Theodos. IX, 16, 7.]</p> + +<a name='Footnote_97_97'></a><a href='#FNanchor_97_97'>[97]</a><div class='note'><p> Zosimus IV, 13 vlgg, Philostorgius IX, 15, Socrates +IV 19, Sozomenus, VI, 35.</p></div> + +<a name='Footnote_98_98'></a><a href='#FNanchor_98_98'>[98]</a><div class='note'><p> Socrat. IV, 19, Sozomen. VI, 35.</p></div> + +<a name='Footnote_99_99'></a><a href='#FNanchor_99_99'>[99]</a><div class='note'><p> Cod. Justin. IX, 18, 9.</p></div> + +<a name='Footnote_100_100'></a><a href='#FNanchor_100_100'>[100]</a><div class='note'><p> Zosim. V, 41, Sozomen. IX, 6.</p></div> + +<a name='Footnote_101_101'></a><a href='#FNanchor_101_101'>[101]</a><div class='note'><p> Nicephorus schol. ad Synes De insomn. p. 361 D. cf +Stephanus, Thes. gr ling VII (1848/54) s v. strophalos c. 886 +Psellus ad Orac Magic. p. 74, cf Stephanus Thes. gr. ling. +III (1835) s v. Hekatikos c. 360.</p></div> + +<a name='Footnote_102_102'></a><a href='#FNanchor_102_102'>[102]</a><div class='note'><p> In Timaeum IV p. 240 a</p></div> + +<a name='Footnote_103_103'></a><a href='#FNanchor_103_103'>[103]</a><div class='note'><p> In Tim. p. 287c.</p></div> + +<a name='Footnote_104_104'></a><a href='#FNanchor_104_104'>[104]</a><div class='note'><p> Contr. Cels. V, 38, VII, 35, 64, 69, VIII, 41.</p></div> + +<a name='Footnote_105_105'></a><a href='#FNanchor_105_105'>[105]</a><div class='note'><p> In Rem publ. Ed. Kroll II (1901) p. 117.</p></div> + +<a name='Footnote_106_106'></a><a href='#FNanchor_106_106'>[106]</a><div class='note'><p> Greco-Egyptian frg. o. magie, ed. Goodwin (1852) +p. 4 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_107_107'></a><a href='#FNanchor_107_107'>[107]</a><div class='note'><p> In Rem publ. Ed. Kroll I (1899) p. 110 vlg.</p></div> + +<a name='Footnote_108_108'></a><a href='#FNanchor_108_108'>[108]</a><div class='note'><p> In Rem publ. Ed. Kroll I p. 39</p></div> + +<a name='Footnote_109_109'></a><a href='#FNanchor_109_109'>[109]</a><div class='note'><p> De abstin. I, 31, II, 46; Sentent. 32.</p></div> + +<a name='Footnote_110_110'></a><a href='#FNanchor_110_110'>[110]</a><div class='note'><p> Suidas s.v. augoeides.</p></div> + +<a name='Footnote_111_111'></a><a href='#FNanchor_111_111'>[111]</a><div class='note'><p> Erman u. Krebs, Aus den Papyrus d. kon. Mus. +p. 257.</p></div> + +<a name='Footnote_112_112'></a><a href='#FNanchor_112_112'>[112]</a><div class='note'><p> Erman u. Krebs, Aus d. Pap. p. 259.</p></div> + + + + + + + + + + + + +<pre> + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Magie bij de Grieken en de Romeinen +by Karel H.E. de Jong + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GRIEKEN EN DE ROMEINEN *** + +***** This file should be named 15215-h.htm or 15215-h.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/1/5/2/1/15215/ + +Produced by Miranda van de Heijning, Frank van Drogen and the Online +Distributed Proofreading Team. + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. + + +</pre> + +</body> +</html> + + + + diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..8a6b4f5 --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #15215 (https://www.gutenberg.org/ebooks/15215) |
