diff options
| author | Roger Frank <rfrank@pglaf.org> | 2025-10-14 19:56:21 -0700 |
|---|---|---|
| committer | Roger Frank <rfrank@pglaf.org> | 2025-10-14 19:56:21 -0700 |
| commit | bfe3f31f25c263ad3d60f071651668eb3a8357b2 (patch) | |
| tree | 28d981e75645e4886012613abd50baff34d5ffb1 | |
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 3 | ||||
| -rw-r--r-- | 31753-8.txt | 12131 | ||||
| -rw-r--r-- | 31753-8.zip | bin | 0 -> 267432 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 31753-h.zip | bin | 0 -> 395652 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 31753-h/31753-h.htm | 11981 | ||||
| -rw-r--r-- | 31753-h/images/cover_b.png | bin | 0 -> 82456 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 31753-h/images/cover_s.png | bin | 0 -> 42139 bytes | |||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 |
9 files changed, 24128 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..6833f05 --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,3 @@ +* text=auto +*.txt text +*.md text diff --git a/31753-8.txt b/31753-8.txt new file mode 100644 index 0000000..9ba00f5 --- /dev/null +++ b/31753-8.txt @@ -0,0 +1,12131 @@ +The Project Gutenberg EBook of Lidewyde, by Conrad Busken Huet + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Lidewyde + +Author: Conrad Busken Huet + +Release Date: March 24, 2010 [EBook #31753] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK LIDEWYDE *** + + + + +Produced by Hélène de Mink and the Online Distributed +Proofreading Team at https://www.pgdp.net + + + + + + + Opmerkingen van de bewerker: + + De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde + spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren. + + Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn gecorrigeerd. + Variaties in spelling (o. a. met of zonder afbreekstreepje/trema) zijn + behouden. + + Bladzijde-nummering is verwijderd. Afgebroken woorden aan het einde + van de regel zijn stilzwijgend hersteld. + + De in het origineel als cusief weergegeven tekst is in dit e-boek + weergegeven als _cursief_. Uitgespatieerde tekst is weergegeven als + =uitgespatieerd=. + + + + +LIDEWYDE. + + + +CD. BUSKEN HUET + +LIDEWYDE + + +DERDE DRUK + +MET EEN VOORBERICHT VAN G. BUSKEN HUET + + +HAARLEM + +H. D. TJEENK WILLINK + + + + +VOORBERICHT + +VOOR DEN DERDEN DRUK. + + +_Deze nieuwe uitgave van Lidewyde is noodzakelijk geworden, omdat de +twee eerste (verschenen in 1868 en 1872) geheel uitverkocht waren._ + +_Tevens maak ik van de gelegenheid die zich aanbiedt gebruik, om een +legende, die hier en daar rondwaart, en soms een beter onthaal heeft +gevonden dan zij verdient, uit den weg te ruimen. Men heeft het boek +in verband gebracht met des schrijvers vertrek naar Indie, dat +ongeveer samenviel met de eerste uitgaaf, en uitgaande van deze +coïncidentie allerlei gevolgtrekkingen gemaakt omtrent de +gemoedsstemming van den auteur op dat oogenblik. Dit alles zijn +gissingen. De ware geschiedenis van den roman is deze:_ + +_BUSKEN HUET was, toen hij =Lidewyde= concipieerde, verbonden aan de +=Haarlemsche Courant=, die meer en meer niet alleen zijn dag-maar ook +zijn avonduren in beslag nam. Voor litterarische kritiek, die lezen en +vergelijken vordert, bleef geen tijd meer over. Daarentegen vond hij, +iederen avond van Haarlem naar zijn optrekje bij Bloemendaal +terugwandelend, gelegenheid tot fantaseren en tot opzetten van een +verhaal, dat dan in de vrije uren van den Zondag op het papier werd +gebracht._ + +_Het plan van =Lidewyde= was gereed en een gedeelte van het boek +afgewerkt in de eerste maanden van 1867, maanden lang voor er spraak +was van een vertrek naar Java. Ondanks POTGIETER's aansporingen +vorderde de arbeid slechts langzaam, veel werd gewijzigd en geschrapt, +zoodat de laatste proef eerst toen de schrijver op weg was naar Indië, +door hem te Dordrecht, bij zijn zwager DR. VAN DEVENTER aan huis, +gecorrigeerd kon worden.--De "ongelukkige voorrede", ergernis van +SIMON GORTER, werd geschreven op verzoek van den uitgever, den heer +THIEME, die wenschte dat =Lidewyde= de aandacht zou vestigen op de +eerste reeks der =Litterarische Fantasien=, die iets later bij hem +zouden verschijnen. Dit verklaart waarom de schrijver een voorrede +voegde bij den roman, iets dat in strijd was met zijn persoonlijke +esthetiek, en hoe hij er toe kwam zich zelf te citeren, wat hij +gewoonlijk vermeed._ + + * * * * * + +_Deze uitgaaf is gevolgd naar die van 1868, de eenige die door den +schrijver-zelf herzien werd. Ook de spelling dier uitgaaf is +onveranderd gebleven: later schreef BUSKEN HUET ietwat anders, maar ik +meende dat de schrijfwijze van 1868 behouden moest blijven, nu de +auteur-zelf haar niet meer wijzigen kon; zij dagteekent het boek._ + + + Parijs, 1 Maart 1897. G. B. H. + + + + +VOORREDE + + +_"Misschien geeft men er zich over het algemeen niet genoeg rekenschap +van, dat hartstogten op te wekken de eigenaardige roeping is der +kunst, en eene magt, die bestemd is om driften te doen ontwaken, ook +zelve uit driften moet geboren zijn. In zichzelve is de kunst nooit +onzedelijk; doch het ontroerend vermogen, waarover zij beschikt, +ondermijnt ligtelijk in ons gemoed het zedelijkheidsgevoel; en het is +geenszins ten onregte dat menschen met strenge begrippen van hetgeen +eerbaar en rein is, vooral wanneer zij op zekeren leeftijd gekomen +zijn, de kunsten wantrouwen en de aandacht van het opkomend geslacht +van haar zoeken af te leiden. Een volkomen onschuldig genot levert de +dienst van het schoone alleen voor de zoodanigen op, die niet te +eenemale onervaren zijn in de kunst der zelfbeheersching; en aangezien +de groote meerderheid der menschen op dat gebied wel altijd tot de +klasse der dilettanten zal blijven behooren, zal men het nimmer ten +kwade kunnen duiden, indien er zich waarschuwende stemmen verheffen +tegen eene eenzijdige ontwikkeling van het schoonheidsgevoel. +Niettemin zijn ze doodgeboren, de kunstgewrochten waarin het +gevaarlijk vuur van den hartstogt niet voor het minst smeult of +sluimert. De schouwburg,--en in ruimer of beperkter zin kan men +hetzelfde zeggen van koncerten, van tentoonstellingen, van romans, van +bundels poëzie,--de alle uitingen der kunst in zich vereenigende +schouwburg is onuitstaanbaar, indien hij verveelt; hij kan alleen +belangstelling wekken door in het gemoed te tasten. Een apathisch +tooneel is als een visch op het drooge. Passie is hier het eerste +vereischte, passie het tweede, passie het derde. Doch hartstogten zijn +geene olie in de heilige lamp der deugd, en ligter zal iemand door den +schouwburg gevormd worden tot een held dan tot een braaf mensch."_ + +_Toen ik eenige jaren geleden deze stelling durfde voordragen[1], was +er weinig reden om te meenen, dat ik mijzelven op dat oogenblik +welligt een oordeel schreef, en men na niet langen tijd over een +verhaal van mijn eigen vinding met noodlottig gevolg naar den +aangeduiden maatstaf uitspraak zou kunnen doen. Ondeugend zou +intusschen de kans hare rol spelen, indien mijne lezers en lezeressen +die bezorgdheid niet te huis wisten te brengen, en zij zich verwonderd +afvroegen, hoe de schrijver van =Lidewyde= vreezen kan, door het +opvoeren van zulk een onschadelijk drama, iets anders te zullen doen +als olie gieten in de zoo even genoemde lamp. Mogt daarentegen het +verwijt hem treffen, ergernis gegeven te hebben, dan verzoekt hij in +aanmerking te nemen, dat nut stichten en dadelijk nut stichten twee +zeer verschillende zaken zijn._ + + Bloemendaal, CD. B. H. + April 1868. + + [1]: Zij wordt aangetroffen in eene fantasie over Jacob Cats, + geschreven in September 1863. Een tweede druk van dat opstel, en + van nog een tien- of twaalftal andere, tot denzelfden cyclus + behoorende, is bij den uitgever dezes [den heer Thieme] ter + perse. + + + + +EERSTE BOEK. + +EENE IDYLLE. + + + + +EERSTE HOOFDSTUK. + + +Een reusachtige tentwagen met zes banken, bespannen met drie kloeke +paarden en geladen met wel vijfentwintig oudere en jongere +burgerheeren, hield stil voor een gesloten tolhek aan den ingang van +een bosch. Het was betrekkelijk nog vroeg in den ochtend; en de +rijzende Julijzon moest op de weilanden, waaruit de laatste leeuwrik +opsteeg om voor dien dag zijn zwanenzang te zingen, de laatste +dauwdroppels nog van de grasscheuten drinken. + +Uit de deur der tolgaarderswoning trad eene schoone jonge vrouw naar +voren, gekleed in het eigenaardig huisgewaad der noord-hollandsche +boerinnen: een korten zwarten rok, een gebloemd hoog jak, een kanten +mutsje, strak over het hoofd gespannen en zonder strook de lijn van +het voorhoofd volgend, zwarte wollen kousen en wippende muilen. Eene +zuivere, hoewel kolossale afslag van den melk-en-bloed type, waaraan +de vrouwen onzer volksklasse hare reputatie in het buitenland te +danken hebben, was zij zonder overdrijving meer dan vijf voet hoog, en +breed naar evenredigheid. Haar bovenarm, even zigtbaar onder de +krachtig opgestroopte mouw, zou tot model hebben kunnen dienen voor de +dij van een dier engeltjes, waarmede men in vorige eeuwen plafonds en +schoorsteenstukken beschilderde. Doch haar mond was zoo fraai gevormd; +bovenal, er was in den opslag van hare groote donkerbruine oogen iets +zoo onschuldigs en daardoor zoo innemends, dat men ter wille dier +schoonheden van hooger orde het overige onwillekeurig vergat. + +--"Goede morgen!" klonk het uit het rijtuig, met een hartig en +hartelijk unisono; en de penningmeester van het gezelschap haalde uit +zijnen buidel een groot stuk geld te voorschijn. + +--"Goede morgen, heeren!" antwoordde de boerin, lagchend en blozend om +dien krachtigen groet uit zoo vele mannenkeelen te gelijk. "De heeren +treffen een uitgezochten dag," liet zij er op volgen, met de eene hand +haar knipje leegschuddend in de andere, en de dubbeltjes en kwartjes +uitzoekend, die de onomkoopbare penningmeester haar blijkbaar niet +geschonken zou hebben, al ware zij Hebe in persoon geweest. + +--"Een mooije streek, vrouwtje," merkte een der toeristen op, met +oogen vol onschadelijke bewondering, niet de streek, maar de +welgemaakte boerin verslindend. + +--"En aan wien behoort dat optrekje?" vroeg een ander, links wijzend, +waar, op eenigen afstand van het tolhek, eene kleine nieuwerwetsche +woning zich verhief. + +--"Dat is Belvedere, van mijnheer Visscher, die hier winter en zomer +buiten woont, om u te dienen," antwoordde de Juno van het tolhek. + +--"Dank u," zei de vrager, die door dit bescheid niet veel wijzer +geworden was, maar zich hield alsof aan zijne wetenschap nu niets meer +ontbrak. + +--"Betaald, koetsier! voor heen en terug," riep de boerin den voerman +toe. + +De monster-tentwagen zette zich weder in beweging en verwijderde zich +in de rigting van het woud. Toen de onschuldige bewonderaar van het +vrouwelijk natuurschoon zich nog eens omwendde, ten einde een laatsten +blik uit de vriendelijke oogen der boerin op te vangen, zag hij haar +op den rug. Zij stond met het aangezigt naar hare woning gekeerd, en +breidde de handen uit naar een mollig en blozend kind, pas aan het +loopen, dat, zwaaijend met de armpjes, haar te gemoet kwam waggelen. + + +Vast om den anderen dag, gedurende de zomermaanden, kwam datzelfde +rijtuig, steeds volgeladen met een ander personeel, hetzelfde tolhek +door. Het was eene soort van omnibus, vrijwilligerdienst verrigtend +tusschen de naastbijgelegen stad en het Duinendaalsche jagershuis. Nu +eens bestond het gezelschap uit louter leden van het sterker +geslacht: eene liedertafel, eene scherpschuttersvereeniging, een +onderwijzerskring, eene synode. Andere keeren was het gemengd: +regenten en regentessen eener combinatie van liefdadige gestichten, +een leesgezelschap van heeren en dames, eene groene, of zilveren, of +gouden bruiloft. Alles maakte gebruik van het weldoorvoed driespan en +van den boeijer op wielen; alles stroomde, van Junij tot Oktober, naar +de bosschen van Duinendaal. Gezegend de man, die in het dorp van dien +naam het burgemeestersambt vervulde! Twee veldwachters, zijne geheele +politiemagt, volstonden om onder die duizenden van bezoekers de beste +orde te bewaren. Nooit hoorde men in het jagershuis van drinkgelagen +of vechtpartijen. Regende het, men dineerde in de groote zaal met hare +gepleisterde muren, of onder het rieten dak der voormalige kolfbaan, +of op het terras, onder de geïmproviseerde verandah van uitgespannen +zeildoek. Scheen de zon, dan werden de tafels gedekt, hier in het +groote grasperk achter het huis, op een afstand door een halven +kring van hooge duinen tegen den noordenwind beschut, ginds in +het bosch, tusschen beuken en dennen, of onder de takken van een +breeduitgegroeiden eikenboom. Wie op dit plekje zijnen dag kwam +doorbrengen, had zich voorgenomen afstand te doen van alle eischen der +gastronomie. Met geen ander doel begaf men zich herwaarts als om voor +weinig geld het stil genot te smaken dat voor alle vreedzame lieden te +verkrijgen is onder den blooten hemel. + +De grindweg, die van de stad naar Duinendaal voerde, doorsneed eene +dier grazige vlakten, waaraan ons landschap in sommige provincien zijn +eigenaardigst karakter dankt. Vurige bewonderaars noemden dien weg den +schoonsten der wereld. Met een regten hoek rustte zijn eene uiteinde +op eene heirbaan, ter plaatse waar het breed geboomte eener statige +heerenhofstede den horizont sloot en alleen hier en ginds, bij het +omwenden, u een blik gunde op de bruine of witte zeilen in de +daarachter stroomende rivier. In den rug, het ruischend water en de +dreunende schepraderen der stoombooten. Regts en links, zoo ver het +oog reikte, teekenachtige boerenwoningen en grazend vee in weiland aan +weiland. Geen wuivend graan, geen bloeijende boekweit; korenbloemen +noch klaprozen; maar des te meer ruige schapen en gladde koeijen; des +te meer grasmaaijers in blaauwe borstrokken en witte troisièmes; des +te meer volgeladen hooiwagens, met inspanning voortgetrokken over de +hobbelige geschoren velden, tot waar de geopende hekken toegang +verleenden op den rijweg. Wat schaadt het,--riepen de enthusiasten +luidkeels uit, terwijl zij u staande hielden in de brandende zon,--wat +doet het af, dat geen enkele boom u hier zijne schaduw biedt? dat de +westenwind, bij luchtig weder, u omver dreigt te blazen? dat eene +regenbui, die elders hoogstens uwe bovenkleederen zou bevochtigen, +hier u tot op het hemd doorweekt? Denk niet aan den dag van morgen, +maar geniet het tegenwoordig oogenblik. Haal adem, en zeg hoe u de +geur dier verschgemaaide velden aanstaat. Zie voor u uit, en erken dat +dit vergezigt alles overtreft wat gij in Nederland aanschouwen kunt. + +Het was inderdaad een prachtig schouwspel. Tegen het doorzigtig blauw +van een wolkeloozen hemel kwamen de toppen der gele duinen +tooverachtig uit. Hunne smalle glooijingen zag men zich verliezen in +het lage eikenhout, dat als klimop tegen hen aanwies. Nog lager, +tusschen opgaand geboomte, in allerlei richtingen, lag eene keurbende +van villa's als uit te rusten aan hunnen voet. Het was de Mont Blanc +niet, zijne sneeuwtoppen spiegelend in het Meer van Genève; noch de +krans van opgaande rotsen, waartusschen het Vierwaldstättermeer gevat +is; noch de Loreley, vooruitspringend in eene bogt van den Rijn; noch +de Duno, met hare groene helling een geldersch landschap sluitend en +omsluitend. Doch al verschilde de orde, het was eene schoonheid van +denzelfden rang. + + +Dat beweerde ook de eigenaar van Belvedere. Zijne woning lag wel is +waar niet hoog genoeg tegen de duinen aan om op grooten afstand de +aandacht te trekken, en eerst bij het naderen zag men haar allengs +zich loswikkelen uit het geboomte en de hofsteden waarmede zij een +geheel uitmaakte; doch des te beter beantwoordde zij aan de +voorstelling, die stedelingen van middelbaar fortuin zich watertandend +vormden van een vast verblijf in deze streek. Te wonen aan den ingang +van dit Eden; dagelijks op die duinen de frissche zeelucht te kunnen +inademen; in die bosschen, waar de kamperfoelie zich om de +eikenstammen slingerde, naar hartelust te kunnen omdolen; tusschen het +woud en de heuvels de zwanen te kunnen zien zwemmen in de kleine +meeren; thuis gekomen, zich ook waarlijk te huis te gevoelen; lang en +breed uit te rusten in een eigen tuin; in de schaduw eener verandah +gezeten, de geuren in te ademen van reseda en heliotropen, tot +bloembedden uitgespreid of opgeschoten aan den voet van bloeijende +stamrozen,--welk een leven! Het ongerief van niets om handen te hebben +ging onder in de weelde van deze bezige rust; de glans der +stadsvermaken verbleekte bij dezen gloed van echte stralen; de +gezelligheid-zelve scheen een overlast, vergeleken bij eene +eenzaamheid als die van Belvedere. Aan welke plaats, onder welke +hemelstreek, was voor den zwoegenden Nederlander een plekje te vinden, +waar de werkelijkheid de idealen van het renteniersleven zoo getrouw, +zoo liefelijk weerkaatste als hier? In den loop van iederen zomer +gebeurde het dan ook minstens honderdmalen dat tolbetalende +vreemdelingen, onder het afpassen hunner penningen naar Belvedere +wijzend, de klassieke boerin lastig vielen met de vraag, aan wien dat +optrekje behoorde? + +Lieden, die Victor Hugo alleen van fotografische portretten uit zijnen +natijd kenden, beweerden dat de oude heer Visscher--Aart Visscher, +gelijk zijne gemeenzame vrienden en tijdgenooten hem nog altijd +noemden, ook wanneer hij toevallig in persoon tegenwoordig was, en +zijne voormalige leerlingen alleen dan wanneer zij met zekerheid +wisten dat het geluid hunner vrijpostige konversatie niet tot hem +doordringen kon,--zij beweerden dat de eigenaar van Belvedere, met +zijne gekortwiekte grijze kruin, zijn grijzenden baard en grijzenden +knevel, een =faux-air= van den schrijver der =Misérables= had. De +opmerking was misschien juist; ofschoon het noemen van een +wereldberoemden naam tot kenschetsing, hoe oppervlakkig ook, van een +kunstenaar, die van al de genietingen van het kunstenaarsleven juist +te eenemaal onbekend gebleven was met die van populair te worden en +zich eene reputatie te maken, niet van een diepen blik in diens gemoed +of diens levensgeschiedenis getuigde. Doch men meende het met die +gelijkenis ook zoo ernstig niet; terwijl het geoorloofd is het er voor +te houden, dat Victor Hugo zelf, indien hij op eene ochtendwandeling +in de Duinendaalsche dreven een reeds bejaard, doch forsch gebouwd +heer ware tegengekomen, gekleed in een donkerbruin fantasie-gewaad en +met een breed geranden luchtigen panama op het hoofd, volstrekt niet +gedacht zou hebben, zijn ander-ik tegen het lijf te loopen. + +Belvedere was een dier grillige =cottages=, gelijk men er heden ten dage +op alle punten van den aardbodem, in alle nieuwaangelegde of +gemoderniseerde landschappen aantreft. De lijnen van het gebouwtje +waren die van het monumentele Palazzo Vecchio, te Florence: eene +vierkante kolom, twee verdiepingen hoog, gekroond met een plat en naar +alle kanten vooruitspringend dak, welks bovenste rand omgeven was van +eene balustrade, in den vorm van schietgaten. Het half moorsche dier +bouworde was echter in sommige voorname opzigten geheel en al +prijsgegeven, en eene goede laag portlandsche cement, waarmede het +gesticht van top tot teen bestreken was, verdreef uit de voorstelling +van den aanschouwer elke herinnering aan de overblijfselen der +oud-florentijnsche architektuur. + +Het is onaangenaam, gelukkig geprezen te worden om het bezit van iets, +waarmede men zelf op ver na niet onvoorwaardelijk ingenomen is; en +geheel en al onverdragelijk wordt de afgunst, wanneer men u benijdt +als den gezegenden eigenaar niet-alleen, maar ook en vooral als den +genialen vervaardiger van dat voorwerp. Toen Belvedere nog in de +naakte muren en in de grondverf stond, had de heer Visscher daarvoor +de som betaald, die een speculerend aannemer en stichter van meer +andere dergelijke optrekjes gemeend had te mogen eischen. Het was van +algemeene bekendheid dat hij zijn leven lang het beroep van +"fijnschilder" had uitgeoefend (in den mond des volks eene nuance van +dat van huis-en rijtuigschilder), en niets scheen uit dien hoofde +natuurlijker dan te onderstellen dat de teekening van Belvedere zoo +goed als door hem zelven vervaardigd was. Wel ontkende hij dit ten +stelligste en verzekerde hij aan wie het hooren wilde, dat Belvedere +in zijne oogen volstrekt niet beantwoordde aan de eischen van een +vernuftigen bouwtrant; doch men schreef die protesten aan valsche +schaamte toe en hield hem voor een dier renteniers, welke, nadat zij +in goeden doen gekomen zijn, niet gaarne herinnerd worden aan hunne +voormalige maatschappelijke positie. Er is iets ontmoedigends in +dergelijke logica, en de kooper van Belvedere zou geen verstandig man +geweest zijn, indien hij niet geëindigd was met de lieden te laten +praten. Doch dit genas hen niet van hun vooroordeel. Integendeel; hoe +stereotyper van lieverlede de zwijgende glimlach werd, waarmede hij +hunne loftuitingen op zijn scheppingsvermogen aanhoorde, des te vaster +hielden zij zich overtuigd, den spijker op den kop geslagen te hebben. +En zoo gold het voor eene uitgemaakte zaak, dat het bewonderd optrekje +een gewrocht van zijne eigen vinding was en dienen moest om aan de +wereld te toonen, op welke wijze een man van het vak partij wist te +trekken van een somtijds te weinig gewaardeerd landschap. + +Zijne positie als inwoner en burger van Duinendaal was met die +opgeschroefde vermaardheid in overeenstemming. Zoo min als eenig ander +stedeling had hij geheel en al straffeloos het karakter van een +dorpeling kunnen aannemen, en na een verblijf van twee winters en drie +zomers op Belvedere was men den opgezetene allengs als een ingezetene +gaan beschouwen. Men wist dat zijn klein en ordelijk gezin uit eene +vrouw en eene volwassen dochter bestond; dat hij kippen, duiven en een +hond nahield; dat hij een liefhebber was van jagen, visschen en +bloemen kweeken; dat hij middelen genoeg bezat om zich de weelde van +een tentwagentje te mogen veroorloven, bespannen met een doodmak +paard, welks drijver en verzorger tevens bij hem de betrekking van +huisknecht en tuinmansbediende vervulde. Dit klassificeerde hem, en +gaf hem aanspraak om te gelegener tijd in aanmerking te komen voor het +lidmaatschap van den gemeenteraad; een ideale distinktie, die hem +geene geringe mate van eerzucht toedichtte en op zonderlinge wijze +kontrasteerde met de gevoelens, waarvan zijn gemoed in werkelijkheid +plagt over te vloeijen. + +Vier of vijf jaren geleden,--en ziedaar eene zaak waarvan de +Duinendalers geene kennis droegen,--had hij schier op hetzelfde +oogenblik eene erfenis bekomen en zijn eenigen zoon verloren; en door +dien zamenloop van omstandigheden had zijn uit- en inwendig bestaan, +op een leeftijd dat het lot der meeste menschen reeds voor goed +bepaald is, plotseling eene nieuwe wending genomen. Van geboorte was +hij een kind des volks, en het toppunt zijner wenschen was door hem +bereikt geworden, meende hij, toen hij op meer dan veertigjarigen +leeftijd, na door onverdroten arbeid zich eene plaats in onze +schilderswereld veroverd te hebben, aan een huwlijk had mogen denken. +Onder het voortwerken voor zijn brood had hij de twintig volgende +jaren van zijn leven aan de studie en de vorming van zijnen zoon +gewijd. Toen hij als knaap, vaders schootsvel en moeders pappot +versmadend, geheel alleen de wereld ingegaan was, had hij aan eene +onmiskenbare roeping gehoorzaamd; doch het schijnt wel, althans zijn +voorbeeld bewees, dat overbegaafdheid, indien zij niet beteugeld wordt +door een ordenend en centraliserend genie, een struikelblok in plaats +van een hulpmiddel worden kan. De muziek en de architektuur, +beeldhouwen en schilderen, het proza en de poëzie,--alles was hem in +den aanvang even vlug van de hand gegaan; en toch, dit erkende hij +zelf, toch had hij, ook na zich uitsluitend te zijn gaan toeleggen op +één vak, in de kunst nooit veel beduid. Zijne tijdgenooten beweerden, +dat hij te veel filosofeerde en te veel boeken las om een artiste van +naam te kunnen worden. Zijne hoofdverdienste was in elk geval meer die +van een theorist en teekenaar dan van een schilder; en zelfs in het +teekenen, hoewel hij als vrucht van zijne bedrevenheid daarin op even +veel bekwame leerlingen wijzen kon als anderen op welgeslaagde doeken, +bezat hij niet die meesterschap, waardoor een kunstenaar in onze dagen +door vreemdeling en landgenoot erkend wordt als een oorspronkelijk +talent en de wegbereider eener nieuwe rigting. + +Wat evenwel deerde hem dit, sedert hij een zoon bezat, die van jongs +af toegerust bleek met die ééne gaaf wier ontbreken den vader +levenslang had doen worstelen met de middelmatigheid? Aan eene +vaardigheid met het penseel, die aan het verwonderlijk viool- of +pianospel van sommige halfkinderlijke virtuozen herinnerde, paarde de +kleine Reinier eene stoutheid van konceptie en koloriet die aan het +fabelachtige grensde; en sommige doeken van zijne hand, aangelegd en +voltooid toen hij zijn vijftiende jaar nog moest intreden, zouden door +oningewijden, en niet door geheel en al oningewijden alleen, zijn +aangezien voor het werk van een volwassen meester. Vermoedelijk +hechtte de vaderlijke eigenliefde aan dit alles meer waarde dan het +verdiende; doch niemand kon tegenspreken, dat voor het minst de schijn +in het voordeel der hoogst gespannen verwachtingen pleitte. Reinier +was noch verwaand, noch een druiloor, maar een wonderkind in den vorm +van een gewonen jongen. Vreemde talen en algebra, geschiedenis en +natuurkunde, geografie en botanie,--van al deze dingen wist hij niet +meer, maar ook niet minder dan de schranderste aankomende jongens van +zijnen leeftijd. Hij sprong mede over en in de breedste sloten, was +een hartstogtelijk schaatsenrijder, schoot met pijl en boog de appelen +en peren van de boomen, at goed en dronk goed, zwom als een kikkert, +sliep als eene roos, en zou niettemin liever een geheelen nacht wakend +doorgebragt hebben, dan te gedogen dat Tiras, zijn hond, hem niet dat +zeker blijk van onderdanigheid gaf, hetwelk hij, Reinier, bij zich +zelven vastgesteld had, van hem te zullen ontvangen. + +Indien Reinier ware blijven leven, zouden de denkbeelden zijns vaders +vermoedelijk een anderen loop genomen hebben als zij bleven volgen na +Reiniers dood. Hij had te allen tijde zekere algemeene wenschen +gekoesterd omtrent eene herleving der vaderlandsche schilderkunst, +uitgaande van een terugkeer tot onze meesters der 17de eeuw. Hij +schaamde zich niet-alleen over zijn eigen werk, maar ook over het werk +van diegenen onder zijne tijdgenooten en kunstbroeders, van wie hij +erkende dat zij boven hem stonden, en wier oogen, meende hij, slechts +behoefden open te gaan voor het ware licht om hen met rassche schreden +een anderen en beteren weg te doen inslaan. Had het talent van Reinier +tijd en gelegenheid gehad om zich te individualiseren, hij zou van +lieverlede teruggekomen zijn van den waan dat Reinier bestemd was om +de stichter van dat nieuwe nationale rijk van lijnen en kleuren te +worden; vroeger of later zou hij zich hebben leeren vergenoegen met de +wetenschap: "Mijn jongen munt uit in dit of dat;" en zijne voornaamste +zorg, indien Reinier werkelijk een schilder van den eersten rang +gebleken was, zou geweest zijn hem naar het buitenland te zenden, en +hem in de eene of andere wereldstad, waar de kunsten in eere worden +gehouden, een zijner waardig atelier te laten opslaan. Of is in iets +uit te munten, zonder meer, niet de rijpste vrucht van alle +menschelijke ontwikkeling? Verdient één vogel in de hand niet de +voorkeur boven tien in de lucht? Is er iets anders wat zoo zeer het +karakter vormt, zoo onkwetsbaar maakt voor allerlei verwijten, als met +de oogen des geestes de wetten te aanschouwen waaraan de +verschijnselen gehoorzamen en zich op die wijze van hunne grenzen +bewust te worden? Doch de oude Visscher was van die soort van +hooger-onderwijs verstoken gebleven. Eene kwaadaardige ziekte, +opgedaan, naar het scheen, bij gelegenheid van een verren togt over +het ijs, had Reinier in den winter na zijn eenentwintigsten verjaardag +eensklaps weggeraapt; en toen, na eene poos, de droefheid zijns vaders +dat stil karakter had aangenomen, waaraan men de lidteekenen eener +groote smart pleegt te herkennen;--toen onverhoopt de nalatenschap +eener bloedverwant van zijne vrouw hem vrijheid had geschonken palet +en penseelen in een hoek te werpen en buiten te gaan wonen,--was hij +minder dan ooit af te brengen geweest van het ééne denkbeeld, hetwelk +gedurende zoo vele jaren hem geheel vervuld had. Vaster dan ooit bleef +hij gelooven aan eene toekomst voor de vaderlandsche kunst; zag met +leede oogen de industrie zich meester maken van het gemoed zijner +jongere tijdgenooten; leefde met hart en ziel in zijne geliefkoosde +17de eeuw, en hield zich bij voortduring overtuigd dat Reinier +slechts uit de dooden zou behoeven op te staan om dat verloren +paradijs te doen herbloeijen. + + +Er is veel over stokpaarden geschreven; doch welligt heeft men tot +hiertoe te weinig opgemerkt, dat het zonder uitzondering mannen zijn, +die zich met dat speelgoed onledig houden. De twee vrouwen althans, +Lydia en Emma, in wier dagelijksch gezelschap de heer Visscher den +herfst zijns levens doorbragt, kenden het alleen van aanzien of van +hooren zeggen. Doch zij hadden een ander gebrek: het zeldzame van zoo +sprekend op elkander te gelijken, dat men bij schemeravond in het +bosch, of zelfs bij het getemperd lamplicht in de gezellige zitkamer +op Belvedere, gevaar liep de moeder aan te spreken voor de dochter, en +hetgeen erger was, de dochter voor de moeder. Een gebrek alzoo? Eene +dier grenzen der volmaaktheid, waardoor het voorstellingsvermogen te +hulp gekomen en onze eigenliefde bevredigd wordt? Helaas, hier was het +zoo gesteld, dat de onvolkomenheid-zelve waaraan men gemeend zou +hebben zich voor een keer het nijdig hart te kunnen ophalen, nieuwe +perplexiteiten deed geboren worden! Zij waren klein van gestalte, zij +waren tenger, zij waren blond, zij hadden lichtblaauwe oogen, zij +hadden een frisch teint, zij hadden eene heldere stem, zij lachten met +dezelfde zilverachtig klinkende intonatie, zij hadden in huis dezelfde +bevallige manier van u iets aan te bieden, en op de wandeling dezelfde +half gemeenzame, half ingetogen wijze van u te groeten. En men durft +beweren dat nooit eene gehuwde vrouw van veertig jaren zoo zeer op een +jong meisje van twintig geleek, dat de eene niet bij den eersten +oogopslag te onderkennen was van de andere! Een ongeloovige zal +zeggen: indien de moeder zich op dezelfde wijze kapte als hare +dochter, was de moeder behaagziek; en indien de dochter zich tooide +met een hoed die haar moeder niet misstaan zou hebben, was de dochter +kwalijk getooid. Volkomen zuiver geredeneerd, en men herkent aan dit +betoog die gepantserde soort van logica, waarop de evidentie-zelve, +indien zij het waagde haar aan te tasten, haar krachtigst kruid en +hare puntigste kogels verspillen zou. Doch zoo er niets valt in te +brengen tegen de propositie: Eene vrouw is gekleed naar hare jaren, of +zij is het niet,--er valt ook niets af te dingen op het feit, dat noch +mevrouw Visscher, door haar toilet, haar meer gevorderden leeftijd, +noch hare dochter Emma, door het hare, hare jeugd verzaakte. Het +verstandigst wat gij doen kondt, was van Emma te zeggen, dat men de +lijnen van haar beeld zich maar een weinig zwaarder behoefde te denken +om op het levendigst aan hare moeder herinnerd te worden, en van hare +moeder, dat enkele trekken van dier gelaat maar een weinig behoefden +te worden uitgewischt, enkele van hare bewegingen maar een omzien te +worden versneld, om haar voor eene tweelingzuster van Emma te doen +houden. Doch wie gevoelt niet, dat zulk eene expeditive manier van +konterfeiten gelijk staat met eene bekentenis van onvermogen? + + +Voor iemand die wist welke bittere tranen deze twee vrouwen, hoewel de +jongste van haar toen nog slechts een aankomend meisje was, geschreid +hadden op den dag van Reiniers begrafenis; hoe de smart die teedere +gelaatstrekken verwrongen had; met welke sprakelooze wanhoop zij de +armen geslagen hadden om den hals van den snikkenden vader; welke +droefgeestigheid geheerscht had in de eensklaps vreugdeloos geworden +woning; met welken tegenzin en welke inspanning zijnerzijds de arbeid +hervat was, en hoe somber zij er altegader plagten uit te zien in +hunne rouwkleederen,--was het een weldadig schouwspel hen op een +zomerschen zondagvoormiddag, nu al dat leed geleden en de stad met +buiten verwisseld was, gezamenlijk uit de Duinendaalsche ochtendkerk +naar Belvedere te zien terugwandelen, het dorp door en den belommerden +rijweg langs. + +Die grijze mijnheer met snorren, wiens hoed een weinig op één oor +plagt te staan en die meer op een gepensioneerd hoofd-officier dan op +een Hervormd christen geleek; die mevrouw, met dat jeugdige in haar +voorkomen, wier japonnen te Amsterdam of in Den Haag gemaakt werden en +die een uit Parijs afkomstigen mantel droeg; dat jonge meisje, met +haar neteldoeksche kleedjes, haar nette laarsjes, haar onberispelijke +handschoenen, haar zachtgekleurde bloemen in den hoed,--zulke +menschen, meenden de minder ontwikkelden onder de Duinendalers, +bezochten de kerk alleen voor den vorm, of om een goed voorbeeld te +geven aan de dienstboden, of uit tijdverdrijf en omdat de zondagen dan +minder lang vielen. Ook andere misanthropen, hoewel minder ruw in het +uitspraak doen dan deze dorpelingen, hebben beweerd, dat de +uitdrukking van zielsrust en vriendelijkheid, waardoor het gelaat van +huiswaarts keerende kerkgangers zich pleegt te onderscheiden, +bedriegelijk is, en dat men zich wachten moet, vooral ten platten +lande en in liefelijk gelegen oorden, te spoedig geloof te slaan aan +dien vrede en die vergenoegdheid, welke zoo bedenkelijk goed +harmoniëren met een tusschen lindeboomen verscholen torenspitsje, een +ten gebede noodigend klokgeklep, of het naspel van een koraalgezang +bij het scheiden eener godsdienstoefening. + +Doch al zou de schijn, hetgeen het geval niet was, ook ditmaal misleid +hebben, de illusie was volkomen. Wie den ouden heer Visscher, met twee +dames-kerkboekjes in de hand, tusschen zijne vrouw en zijne dochter +niet al te snel het breede voetpad langs den door buitenplaats aan +buitenplaats zich kronkelenden rijweg volgen zag, achtte het eene +uitgemaakte zaak dat ook het zondagsgevoel eene aandoening is, vatbaar +om in beeld gebragt te worden. Had men hun oordeel gevraagd over de +aangehoorde leerrede, hoogst waarschijnlijk zouden zij niet in staat +geweest zijn, den bijbeltekst te noemen, dien de predikant ten +grondslag gelegd had aan zijne toespraak. Zij vonden het psalmgezang +der Duinendalers stellig zeer onwelluidend, doch het ontstichtte hen +niet; ook dan niet, wanneer noch de denkbeelden, noch de woorden van +het aangeheven lied gezegd konden worden, gegrepen te zijn uit hunne +eigene ziel. Zij waren getrouwe en opregte kerkgangers, zoo los van +theologie als vereenigbaar is met lief te hebben en getroost te zijn, +en zoo godsdienstig als kan zamengaan met niet-ontvankelijkheid voor +de indrukken van het piëtisme. Het buitenleven had hen in die +gevoelens versterkt. Beter dan in de digtbevolkte stad, met hare meer +dan honderdduizend inwoners, hadden zij op het stille Duinendaal +leeren inzien, welk een zegen de priesterlijke invloed zijn kan; hoe +de predikant en de pastoor der plaats, al hadden beiden hunne +menschelijke zwakheden, elk in hunnen kring een middenpunt vormden, +waarop eene menigte belangen uitliepen, gelijk bergpaden uitloopen op +eene heirbaan; hoe die geheele kleine maatschappij, op weinige +uitzonderingen na, ja ook wel bijeengehouden werd door sommige +dogmatische begrippen, waarvan de eene helft de andere ophief en al +wier deelen gelijkelijk iederen dag gelogenstraft werden door de +ervaring, doch tevens en allermeest door ongehuichelde gevoelens, +waarmede die begrippen zamengegroeid waren zonder ze te verstikken. +Eerst in deze nieuwe omgeving was het hun duidelijk geworden, hoe +naauw voor eene bepaalde klasse van menschen kerkelijkheid zamenhangt +met arbeidzaamheid, met ingetogenheid, met fatsoen en een goeden toon; +en hoewel zij nog niet half op de hoogte waren van de Duinendaalsche +=chronique scandaleuse=, wisten zij zeer wel dat van de twintig +boerenknapen, die de kerk verzuimden, zij mogten roomsch of protestant +heeten, niet een bestand was tegen de verleiding van drinken of +spelen; en onder de twintig boerendochters, van wie men verhaalde of +wist dat zij op oneerbiedigen toon over Heeroom spraken,--indien al +Duinendaal twintig boerendochters telde, van wie gezegd kon worden, +dat zij vrijdenksters waren,--niet eene gevonden werd, aan wie niet +een steekje los was. De huichelarij-zelve waren zij allengs minder +afschuwelijk gaan vinden op het dorp dan in de stad; niet omdat zij +toegeeflijker waren geworden omtrent eenigerlei ondeugd, maar omdat de +ondervinding hen geleerd had dat in sommige kringen het veinzen van +godsdienstigheid en deugd een minder groot maatschappelijk kwaad is, +dan zeker drijven op eigen wieken, waarvan ongebondenheid en tot +overlast worden in den regel het einde zijn. + + + + +TWEEDE HOOFDSTUK. + + +Indien meer voorspoed minder idealiteit beteekent, hadden de drie +personen van daareven hun besten tijd reeds eene poos achter den rug, +en was het gothisch halfdonker, waarin zij nog naauwlijks gelegenheid +gehad hebben zich aan den lezer te vertoonen, in de werkelijkheid +reeds geweken voor een ander licht, alledaagscher omdat het feller +was. + +Het mogt een jaar geleden zijn dat de burgemeester van Duinendaal in +den gemeenteraad verschenen was met het berigt, dat de concessie +verleend, de negotiatie volgeteekend, de ingenieur aangesteld, de +rigting van den weg afgebakend, het punt waar de groote draaibrug de +rivier snijden zou gearresteerd,--kortom, dat geene der voorwaarden +onvervuld gebleven was, waarop de Duinendalers, indien zij slechts de +moeite wilden nemen van naar het stationsgebouw te kuijeren, zich +eerlang zouden kunnen beroemen, verbonden te zijn aan het europesche +spoorwegnet. Hoe ongelijk dat huwelijk ook schijnen mogt, de +voorspelling van den burgemeester was uitgekomen; en Duinendaal +verbeidde het oogenblik dat de lokomotief voor het eerst in vollen +ernst zijne vlakten doorsnijden zou. De baan was gereed, de staven +gelegd, al de kleinere werken voltooid, en er ontbrak nog slechts aan +dat de rivierbrug, om wier spil zich de geheele onderneming bewoog, +voor het verkeer opengesteld kon worden. Doch ook dit zou weldra +gebeuren, en zelfs beweerde men, dat de dag reeds vaststond. + +Niemand wane dat het uitvoeren van dien veelomvattenden arbeid, die +voor eene geheele reeks van toekomende geslachten in deze streek +beslissen moest over welvaart of achteruitgang, Duinendaal in rep en +roer of zijne bewoners van hun stuk had gebragt. Het aanleggen van den +weg, toevertrouwd aan van elders gekomen werkvolk, dat buiten de kom +der gemeente tijdelijk in keeten woonde, bragt hun geen dadelijk +voordeel aan. In alle leveranciën werd door de maatschappij, wie het +werk aanging, van buiten af voorzien; en voorloopig was in hunne oogen +de kastelein van het Wapen van Duinendaal, bij wien de ingenieur der +maatschappij zijnen intrek genomen had en zijne kleine verteringen +maakte, de eenige persoon van het dorp wien het niet onverschillig +behoefde te zijn, dat men voortaan van hier in hetzelfde +spoorwegrijtuig naar Parijs of Weenen zou kunnen komen. + + +Hij heette Kortenaer en was een afstammeling van den admiraal van dien +naam; denzelfden wiens leeuwenkop vereeuwigd is door Bartholomeus van +der Helst. Den Duinendalers was die bijzonderheid onbekend; zij wisten +alleen van hooren zeggen dat hij een ingenieur van reputatie was. Toch +moest hij zijne riddersporen nog verdienen, en daarom hechtte hij +waarde aan het gelukkig voltooijen der hem toevertrouwde brug. Buiten +zijne dertig jaren bezat hij geen fortuin, en een oom van moederszijde +was de eenige persoon op aarde, van wien hij mettertijd iets erven +zou. Doch voorshands bekommerde hij zich daar niet om. Hij verwijlde +nog met den éénen voet in die ideale periode des levens, waarin de eer +boven het geld gaat, en het was hem genoeg, dat hij in het Wapen van +Duinendaal van de helft van zijn traktement leven kon als een prins. + +Toen André Kortenaer aldus redeneerde, moest het gelukkig toeval nog +plaats hebben dat hem ja bijna het leven had gekost, doch uitgeloopen +was op een verblijf van vier volle weken in Emma Visschers +dagelijksche nabijheid. Toch was hij niet begonnen met zich het meest +te hechten aan haar, maar aan hare ouders, aan haren vader bovenal; en +de groote aantrekkingskracht van Belvedere had in den eersten tijd +voor hem allermeest bestaan in de blijken van opregte genegenheid die +hij van den ouden heer ontving. Het lag voor de hand om te meenen dat +de herinnering aan Reinier hierbij in het spel was, en André den ouden +Visscher met welgevallen denken deed aan hetgeen zijn eigen zoon, +indien hij ware blijven leven, op dit oogenblik geweest zou zijn en +gedaan zou hebben. Doch twee jongelieden van denzelfden leeftijd +konden niet minder op elkander gelijken, geen twee karakters verder +uiteenloopen. Reinier was een opvliegende knaap geweest, en zou +ongetwijfeld een kort aangebonden man geworden zijn. Zijne donkere +oogen konden somwijlen vlammen schieten, en wanneer hij voor de leus +zijne korte gitzwarte haren opstreek,--er viel bijna niet aan op te +strijken, zoo kort waren ze,--sprak uit zijn geheele wezen eene aan +vermetelheid grenzende stoutmoedigheid. André daarentegen had iets +langzaams in zijne bewegingen, iets geposeerds, dat hem wel in geenen +deele misstond, maar meer van nadenken dan van inspiratie getuigde, +meer van lijdzaamheid dan van ondernemingsgeest. Alleen zijne +benijders konden voorwenden dat de bevallige scheiding, die zijne +blonde haren, lang en fijn, ter weerszijden over zijne slapen hielp +golven, het eenige teeken van distinktie was, dat aan hem te bespeuren +viel. Doch het was niettemin waar, dat zijn beroemde voorvader, de +wapenbroeder der Van Galens en der Evertsens, moeite zou gehad hebben +om in hem zijnen wettigen naneef te herkennen. Ook de admiraal was +blond geweest, maar blond als een roodbonte stier van Paulus Potter, +breed van schoft, zwaar van spieren en gebindte. De lichtblaauwe +oogen, een andere familietrek, schenen evenzeer in den loop des tijds +aan de wet der natuurkeus gehoorzaamd te hebben. Wat zij aan glans +hadden gewonnen, hadden zij verloren aan uitdrukking, en voor het +voorregt van te zijn overgegaan tot eene uitgelezener soort, hadden +zij afstand moeten doen van een deel der voorvaderlijke +eigenaardigheid. Ook van dien kant dus had de oude heer Visscher zich +tot zijn nieuwen jongen vriend niet bij uitzondering aangetrokken +kunnen gevoelen. Voor iemand die al de praalgraven van nederlandsche +admiralen en al de portretten van Van der Helst van buiten kende, was +er zelfs iets komieks in de gedachte, dat dit nu de achterkleinzoon +was van dien breedgepenseelden zeeheld, voor wiens beeldtenis hij zoo +menigmaal vol bewondering verwijld had. Het kontrast was te sterk +tusschen dat fijnbesneden gelaat der 19de eeuw, die handen als van +eene vrouw, dien eleganten knevel, en den realistischen Herkules van +het Trippenhuis, met armen als boomstammen en eene vuist die geschapen +scheen om den Oceaan met bezemen te keeren. Doch hij kende de +jongelieden, meende hij; zijn blik op hunnen aard bedroog hem zelden, +en het ware met zijn geloof in eigen doorzigt gedaan geweest, indien +hij geene huizen had gebouwd op André's onschuld. Zelf onbedorven van +hart, schonk hij onwillekeurig zijn vertrouwen aan de onbedorvenen. +Het materiële streven van den tegenwoordigen tijd vertoonde zich aan +hem, in André's persoon, onder een gunstig licht; de kennismaking met +den jongen ingenieur had een van zijne vooroordeelen aan het wankelen +gebragt, en in stede van André te verachten omdat hij tenger van +uitzigt was, wekte het zijne belangstelling dat een zoo jong mensch, +met een zoo weinig athletisch voorkomen, het als eene van zelf +sprekende zaak beschouwde, de oevers eener breede snelvlietende rivier +te overspannen met een boog, die zonder doorbuigen duizenden +centenaars vrachten torschen kon. + +Zes maanden nadat André te Duinendaal zijne tent had opgeslagen, in de +laatste dagen van December, had de oude heer Visscher hem met zich +medegenomen op de jagt. Hunne kennismaking dagteekende toen nog +slechts van eenige weken, en in gewone omstandigheden zou die uitgang +hen niet veel nader tot elkander gebragt hebben. Doch op dienzelfden +togt was iets voorgevallen, waardoor André, zonder het te weten, +groote vorderingen gemaakt had in het hart van Emma's vader. Het +jagtveld van den ouden heer liep gedeeltelijk over de duinen en +omvatte een kort en smal kanaal, gedolven in het zand. Regtstreeks +gevaarlijk was het in de nabijheid dier doorgraving op kleine schaal +in geenen deele; doch indien men door de duinen dwaalde en niet +behoorlijk acht gaf op de golvingen van het terrein, kon het gebeuren +dat men zich eensklaps aan den rand eener steilte bevond, beneden aan +wier voet, dertig of veertig vademen in de diepte, het stilstaand +water een ondoordringbaren muur ontmoette. Op kleine houten borden, +aan jagtpalen op de hoogste punten van het duin bevestigd, stonden +vermaningen tot voorzigtigheid te lezen: doch van die palen was de +eene helft zoo ver van het punt in kwestie geplant, dat een +vreemdeling den zin der waarschuwing naauwlijks vatte, terwijl de +andere helft van zoo nabij aan den gevaarlijken rand grensde, dat men +kans had ze eerst op te merken wanneer het te laat was. + +Het was een dier schoone heldere winterochtenden, gelijk alleen een +klimaat als het onze bedeeld zijn: slechts zoo veel zon als kon worden +gedoogd om de sporen der nachtvorst ongerept te doen blijven, en niet +zoo veel vorst dat men geen genot kon hebben van de doorbrekende +zonnestralen. André en zijn gastheer waren goede wandelaars, met een +geopend oog voor de bekoorlijkheden van het landschap, en goede +schutters, gevoelig voor de poëzie van hun bedrijf. =Wild= is een woord +van slechts één syllabe, maar dat in eene maatschappij, zoo tam als de +onze, veel zegt. Niets evenaarde het geduld, waarmede de oude heer +Visscher zijne prooi vervolgde, behalve alleen de stille geestdrift, +waarin hij ontstak, wanneer hij haar de zijne noemen mogt. Hij was +dien ochtend buitengewoon voorspoedig geweest; zijn hond had wonderen +van schranderheid en van gehoorzaamheid verrigt; de jager, die hem +plagt te vergezellen, scheen zich zelven te overtreffen. Zonder André +geheel en al uit het oog te verliezen, liet hij hem zijn eigen weg +gaan, en bespeurde met welgevallen dat zij elkander volkomen goed +begrepen. Arme hazen en patrijzen! Beurtelings in het naauw of in de +ruimte gedreven, nu omsingeld, dan opgejaagd, vloden zij te vergeefs. +De velden door, de bosschen in, de duinen op, voort ging het, de +vlugtelingen achterna, met hartstogtelijke volharding en doodelijk +overleg. Doch eensklaps verkeerden de kansen en waren de vervolgers +aan de beurt om kennis te maken met ontsteltenis en verlegenheid. +André, die niet opgemerkt had dat zij zich in de rigting der zanderij +bewogen, wilde op nieuw, door een kleinen omweg te maken, de lijn +herstellen, die hun dien morgen reeds menige goede dienst bewezen had. +Hadden de anderen acht op hem gegeven, zij zouden, op vijftig schreden +afstand, hem hebben zien voortsluipen langs een dier kreupelboschjes, +als in de kommen der duinen keer op keer worden aangetroffen, en +straks, met de beide handen aan het geweer en met opgeheven gelaat, +hem vooruit hebben zien snellen om de uit het lage hout snorrend +opstijgende hoenders binnen schot te krijgen. Doch zij waren te zeer +met hunne eigene gedachten vervuld; en toen zij zijn schot hoorden +vallen en omzagen, was hij reeds verdwenen in den gapenden kuil. Op +het oogenblik-zelf dat hij den vinger aan den trekker had gebragt, was +de grond onder zijne voeten bezweken, en eer hij wist wat hem +overkwam, buitelde hij de steilte af naar omlaag, een groot stuk +duinkorst met zich medeslepend in zijnen val. + +Geen struik, geen helmplant, geen grasscheut om zich aan vast te +houden; niets als mul zand dat met hem naar beneden stroomde en hem +overstelpte. Het gevaar was niet ernstig, dacht hij eerst, en dat zand +zou hem geen kwaad doen; doch het gewigt dat hem drukte, woog al +zwaarder; zijn geweer, dat hij tot nu toe was blijven omklemmen, werd +hem uit de armen gescheurd; hij kwetste zich de handen en het gelaat +aan zijne weitasch, aan zijn kruidhoorn, aan de knoopen van zijn +jagtbuis; de zandstroom groeide aan tot eene lawine, en toen hij ten +laatste werd nedergesmakt op den effen grond, eenige schreden van het +water af, verloor hij zijn bewustzijn en koelde de verbolgen Duingod +zijnen toorn aan een weerlooze. + +Een uur lang hadden de heer Visscher en zijn jager werk gehad om hem +te bevrijden; en zelfs zou hun dit met de grootste inspanning +naauwlijks gelukt zijn, had daar niet eene verlaten aak gelegen, aan +de plegt met zeildoek overspannen, onder welk afdak een zorgvuldig +zanddelver zijn gereedschap verborgen had. Met behulp dier werktuigen +ontgroeven zij hem. Hij lag op den rug, met het hoofd naar beneden, en +de armen wijd van een. Ware het grootste gedeelte van zijn ligchaam +niet bedolven geweest, men zou gewaand hebben een soldaat uitgestrekt +te zien liggen op een slagveld, met een kogel in de borst. Die indruk +had slechts eene korte poos geduurd; want toen de anderen hem +nedergezet hadden in de aak, onder het uitgespannen zeildoek, en zij +de schuit een kwartier gaans hadden voortgestuwd, tot waar de vaart +den naastbijgelegen rijweg sneed, was hij weder geheel bijgekomen en +kon hij, zoo goed en kwaad het ging, in een wagentje stappen, door een +hulpvaardigen boer te hunner beschikking gesteld. Doch hoe snel de +eerste schrik voorbijgegaan mogt zijn, de vader van Reinier zag nog +telkens in zijne verbeelding, ook toen André hoog en droog op +Belvedere ingekwartierd was en menigeen zijn lot eer gezegend dan +bejammerd zou hebben, dat marmerbleek en opgekrabd gelaat van den +bezwijmenden jongeling voor zich, en die verwarde haren, uitgespreid +op het zand, en die geloken oogleden, zoo onheilspellend goed voegend +bij den geopenden mond en de loodkleurige lippen. Vóór dien tijd had +hij André gaarne mogen lijden en hem zijne vriendschap geschonken; +doch sedert het tooneel aan den voet der zanderij, was hij voor hem +die soort van teederheid gaan gevoelen, waarmede wij een verloren +gewaand en eensklaps teruggevonden kleinood aanschouwen. + +De kastelein van het dorp had geprutteld, dat men zijn kommenzaal, +toen deze een patient geworden was, hem zonder veel pligtplegingen +ontvoerd had. Niets, had hij beweerd, zou hem en zijne vrouw en haar +dienstmaagd beter van de hand gegaan zijn, als André te verplegen en +hem van al het noodige te voorzien. Doch de oude heer had den waard +zelfs niet in de gelegenheid gesteld om daarvan de proef te nemen, en +André had zich te zwak gevoeld om tegenstand te bieden of een eigen +wil te hebben. Als eene van zelf sprekende zaak was de logeerkamer op +Belvedere voor hem in orde gebragt en had men een man van de kunst +ontboden om hem van top tot teen te betasten. Uit het onderzoek was +gebleken, dat hij, om van zijne kneuzingen te bekomen, alleen rust +behoefde; en toen hij acht dagen zijne kamer gehouden had, zou hij +zonder een zweem van onvoorzigtigheid naar zijn logement en naar zijne +bezigheden hebben kunnen terugkeeren. Doch men had aangehouden dat hij +nog wat blijven zou, en hij had een Trappist moeten zijn om dat +verzoek af te wijzen. De week was eene maand geworden, zonder dat hij +zich herinneren kon waar de tijd gebleven was. + + +Een half jaar geleden had André het slechts als een buitenkansje +beschouwd, in de nabijheid van een welvarend dorp en van eene lieve +streek belast te worden met een werk, dat hem gelegenheid aanbood zich +te onderscheiden. Thans dacht hij daar anders en minder luchtig over. +Hij had eene moeijelijke jeugd gehad; was van het eene examen +voortgezweept geworden naar het andere, en had tot nog toe van de +wereld weinig meer leeren kennen dan haar proza. Hem was bovendien +zekere zwakheid van verbeelding eigen, die dezelfde uitwerking deed +als anders de vooroordeelen van den hoogmoed doen. Het huisgezin van +een kunstschilder,--hij had er nooit opzettelijk over nagedacht, wat +dit al zoo wezen kon; was nooit in de gelegenheid geweest er van nabij +kennis mede te maken, en zou gemeend hebben, indien men zijn gevoelen +had gevraagd, dat de aard van zulk een interieur vrij wel werd +uitgedrukt door eene mengeling van slordigheid en luidruchtigheid, +gepaard met indolentie. En daar trof hij in de vertrekken van +Belvedere eene degelijkheid en eene weelde aan, die hem de woonkamer +zijner ouders kaal en ongezellig, en hunne gezelschapszaal smakeloos +gemeubeld deden vinden. Er was karakter in het snijwerk van tafel en +stoelen, in de kleuren van behangsel en gordijnen, in den vorm van +bekers en karaffen, in de afwisseling van ouderwetsch en +nieuwerwetsch. Even onzinnig en heterogeen als Belvedere er uitzag aan +de buitenzijde, even veel oordeel en studie, even veel eenheid van +geest verried het inwendige dier woning. In den persoon van den ouden +heer Visscher gevoelde André zich staan tegenover een man die veel +ondervonden had en van alles afwist; zich onafgebroken bezig hield met +belangwekkende dingen; fijn gevoelde en snedig uitspraak deed, en in +één woord hem zelven in allerlei opzigten aanvulde en in de meeste +overtrof. Mevrouw Lydia was in zijne oogen de innemendste der +gastvrouwen; ervaren in de kunst om anderen te laten praten en hen op +hun gemak te zetten; altijd vervuld met eene volmaakt natuurlijke +belangstelling in hetgeen zij gissen kon, hun na aan het hart te +liggen; de bemoedigendste der apparitiën voor een jong mensch, die +zijne intrede in de wereld nog moest doen. En wat Emma betrof, hij zou +gezworen hebben, dat nergens op de geheele aarde een bevalliger jong +meisje kon aangetroffen worden: zoo onafhankelijk in hare meeningen en +zoo zacht van aard, zoo klein en zoo dapper, zoo stemmig en zoo +vrolijk, zoo keurig op haar toilet en zoo in het geheel geen nufje. + +De magt, die hem ten laatste verdreven had uit dit Paradijs, was +dezelfde die hem dag en dag het meest was gaan boeijen. Noch mevrouw +Visscher evenwel,--al scheen het vrijpostig van zulk eene bevallige +vrouw de diensten eener moederlijke pleegzuster te blijven vergen; +noch haar echtgenoot,--al moest er blijkbaar een einde komen aan het +exploiteren van diens voorkomendheid,--zouden hem vermoedelijk in den +eersten tijd tot de bekentenis gedwongen hebben, dat hij misbruik +maakte van de gezegende gevolgen eener onbesuisde jagtpartij. Waarom +zou hij heengegaan zijn, daar men hem iederen dag aanmoedigde om te +blijven, en hij met zijne geheele ziel aan de opregtheid van dien +aandrang geloofde? Behoefde zijn werk er onder te lijden dat hij nog +eene poos vertoefde? Lag Belvedere, strikt genomen, niet even digt +ja, digter bij de rivier dan het Wapen van Duinendaal? Wist hij niet +dat de brug in tijds gereed zou komen, gesteld zelfs dat een felle +vorst inviel, en de vaart gestremd werd, en men met het hervatten van +den arbeid zou moeten wachten tot na den afloop van dooi en ijsgang? + + +Voor de minste jongelieden zou het dienstig zijn, op romaneske wijze +door de omstandigheden-zelven aan de voeten van een aanvallig jong +meisje gevoerd te worden. Doch hetzij André al dan niet eene +uitzondering op den regel vertegenwoordigde, het ontwaken zijner +liefde voor Emma had hem niet bedorven, maar een gunstigen invloed +uitgeoefend op zijn karakter. Instede van overmoedig, had de voorspoed +hem ernstig gemaakt; zoo zeer zelfs, dat het hem eenigzins +verbijsterde, eensklaps in zichzelven een troetelkind der fortuin en +den huisgenoot te aanschouwen van een bekoorlijk schepsel, dat nooit +schooner was dan in het halve fantaisie-toilet dat zij zich in de +ouderlijke woning permitteerde, en nooit opgeruimder dan wanneer zij +in bondgenootschap met hare moeder het er op toelegde, haren vader in +een vrolijke stemming te brengen. Die verzoeking was voor den +konvalescent te sterk geweest, en ten laatste had hij ter naauwernood +genoeg zelfbewustzijn overgehouden om te beseffen, dat het niet voegde +het hof te maken aan een meisje, onder het dak van wier ouders hij +gastvrijheid genoot. + +Doch toen hij van Belvedere afscheid genomen en zijne kamers in het +logement weder betrokken had, was het gevoel van eerlijk gehandeld te +hebben hem toegeschenen, eene magere schadeloosstelling te zijn voor +het gemis van Emma's tegenwoordigheid. Het baatte niet dat hij zijne +bezoeken aan hare ouders en haar tot zeker minimum poogde te +herleiden: hoe zeldzamer hij Emma zag, hoe meer tijd hij overhield om +aan haar te denken; en hij meende op te merken, of maakte zichzelven +diets, dat de eenige dagen dat hij in staat was, zich min of meer +nuttig bezig te houden, juist die waren, waarop hij haar 's morgens +ontmoet had, of er op rekenen kon, haar 's avonds te zullen zien en +spreken. Het eenvoudigst zou geweest zijn, haar te vragen of zij hem +liefhad en zijne vrouw wilde worden; maar ofschoon hij honderdmalen +het voornemen daartoe had opgevat, was de moed hem even zoo vele malen +in de schoenen gezonken. De vrees, haar te zullen moeten mijden en +missen, indien hij haar onverschillig bleek te zijn, plaatste zich +telkens als een spooksel tusschen hem en zijne heldhaftigste +voornemens. "Wat dan?" vroeg hij, de mogelijkheid overpeinzend van een +koel of zelfs weigerend antwoord. "Is onkundig te blijven niet beter +voor mij, dan het ondragelijke te vernemen?" En zoo was het eene +uitstel den weg van het andere gegaan. De gelegenheden, die hij +gezocht had, waren hem ontsnapt; en misschien zou hij nog op dit +oogenblik in het onzekere verkeerd hebben, indien niet zijn +geheim-zelf op zekeren avond het aanstekelijk voorbeeld dier +voortvlugtige gelegenheden gevolgd was. + + +In het begin van Maart was het gebeurd, dat André, =à la fortune du pot= +op Belvedere genoodigd, na den maaltijd met haar en haar vader in +diens kamer gezeten had... Of neen, hij zat nog telkens, in zijne +verbeelding, op datzelfde uur in hetzelfde vertrek. Het was niet zoo +zeer gebeurd, maar ging voort te gebeuren; en indien hij had moeten +verhalen hoe alles zich toegedragen had, zou hij zich instinktmatig +bediend hebben van dien onvolmaakt verleden tijd, waarin de dingen, +die achter ons liggen, nog half en half deel schijnen uit te maken van +het tegenwoordige. + +Elken winter maakte de familie Visscher een uitstapje naar de stad +harer voormalige inwoning: van welke bedevaarten, die eene of twee +weken plagten te duren, de hoop op eene fraaije opera of een +uitgezocht koncert het vaak met teleurstelling gestrafte voorwendsel, +en de lust om in het "'s winters buiten" eene kleine afwisseling te +brengen de niet altijd openlijk erkende beweegreden was. Het saizoen +was ditmaal reeds bijna verstreken, en indien men nog tijdig genoeg +wilde aankomen om van de europesche vermaardheid der beschadigde prima +donna's of der vermoeide virtuozen in noemenswaardige mate te +profiteren, moest men zich reppen. Morgen-ochtend na het ontbijt zou +de togt aanvaard worden, en André was te zeer op de hoogte van hetgeen +op Belvedere voorviel, om niet te weten dat die woning eene poos lang +voor hem gesloten ging worden. Hij was te moede als een ter dood +veroordeelde aan het nageregt van zijn laatsten maaltijd. + +De kamer van den ouden heer Visscher geleek des avonds, wanneer de +lampen ontstoken waren, in niets op een atelier. In de stad zou men +haar eene bovenvoorkamer met eene suite genoemd hebben, tevens +gescheiden en aaneen verbonden door eene tot aan den zolder reikende +portière. De suite lag op het westen en ontving haar licht van de +noordzijde, zoodat de schilder in ruste, wanneer over dag de lust hem +bekroop om zijn voormalig bedrijf weder ter hand te nemen, slechts de +deur eener kast behoefde te openen en naar zijne gereedschappen +behoefde te grijpen om aanstonds aan het werk te kunnen tijgen. De +voorkamer zag op het oosten uit, en het was uit die vensters +allermeest dat men in zomersche dagen dat vergezigt genoot, waaraan +Belvedere zijnen naam verschuldigd was. De meubelen in beide +vertrekken bestonden voornamelijk in langs den wand geschaarde +boekenkasten van vreemdsoortig hout, sommige met glazen deuren van +boven tot beneden, andere in den vorm van opstaande buffetten, van +onderen met schuifladen voor platen en teekeningen, of met een +vooruitspringend bureau dat tevens voor schrijftafel diende. Al de +kasten waren van boven en op zijde met snijwerk versierd, dat bij de +eenen scheen af te hangen in festoenen van bloemen en vruchten en +vogels, bij de anderen een geheel van consoles vormde, waarop bronzen +ornamenten rustten, of kleine beelden van wit marmer, of busten van +beroemde kunstenaars, en staatslieden, en veldheeren. Terwijl in de +voorkamer, in den vorm van een vooruitspringenden modernen haard, tol +betaald werd aan de ijdelheden van den nieuwen tijd, glinsterden in +dit allerheilige, onder een ouderwetschen schoorsteenmantel van +donkerkleurig marmer, blankgeschuurde haardijzers, waarachter in +voor-en najaar voorvaderlijke turfvuren werden aangelegd, die bij +feller koude voor beukenhouten blokken moesten wijken. Doch dit was +ook het eenig onderscheid tusschen de twee helften van het vertrek. In +de eene zoo min als in de andere afdeeling bevond zich ergens aan den +wand een open vak, waarin niet hier een spiegel, ginds eene gravure, +ginds een bas-relief in hout of klei of koper hing. De gravuren hadden +de overhand: proefdrukken van den =Schuttersmaaltijd=, van de +=Anatomische les=, van den =Nachtwacht=, van beroemde portretten uit den +oud-vaderlandschen tijd; maar ook van de =Schaakspelers= van Meissonier, +of van Scheffers =Francesca=, en =Gretchen=, en =Mignon=. Het geheel maakte +den indruk eener gezellige bibliotheek, niet dien van eene +schilderswerkplaats, en evenmin dien van een muzeum in miniatuur. Men +bevond er zich in eene zitkamer, voorzien van al de gemakken waarvan +het denkbeeld zich aan dien naam verbindt; en het was genoeg den blik +te laten glijden langs zoo vele rustige boeken om bij zichzelven dat +zeker gevoel van eenheid en zamenhang te ontwaren, waarvan het gemis, +ook bij het vertoeven in de uitgelezenste kunstgalerijen, somtijds +onaangenaam aandoet. + + +Eenige jaren geleden is ons vaderland afgereisd door een Engelschman, +wiens konversatie zich oploste in de telkens herhaalde en in een enkel +woord zaamgedrongen vraag: "=Emblems?=" Hij was een archeoloog in het +vak der graveerkunst en had zijne specialiteit gemaakt van de oude +geïllustreerde zededichters in alle landen van Europa. Waar hij kwam, +in welke openbare bibliotheek, bij welken geleerden boekhandelaar of +privatiserenden liefhebber, overal vroeg hij naar hetgeen betrekking +had op de geschiedenis van zijn onderwerp en naar niets anders. + +Hoewel niet zulk een zonderling, had ook de oude heer Visscher eene +aan hartstogt grenzende liefde voor =Emblems=, en het kostte hem moeite +eene volkomen hoogachting te koesteren voor lieden, die koel bleven +bij het aanschouwen zijner minnebeelden en zinnepoppen. Uitwendig +vormden zij het minst aanzienlijk gedeelte van zijnen boekenschat; +doch om die ééne kleine kollektie te mogen behouden zou hij desnoods +afstand hebben willen doen van zijne geheele kunstverzameling. "Allen +eerbied," zeide hij, "voor Kaulbach en Doré, doch voor het fraaiste +hunner werken wil ik mijn exemplaar van Cats niet missen." + +Nog herinnerde André zich de stomme verbazing waarmede hij weleer het +verhaal had aangehoord van een zijner voormalige kameraden aan de +D--sche akademie, die er geen geheim van maakte dat het =Houwelijck= van +Jacob Cats het eenige boek geweest was, dat hij op zijn +huwelijksreisje met zich medegenomen en aan zijne jonge vrouw +voorgelezen had. Gelijk de meeste nederlandsche kinderen had hij in +zijne jeugd de werken van Cats leeren beschouwen als een prentenboek; +en toen hij ouder geworden was en zich de berijmde vertellingen poogde +te binnenbrengen, waarmede men in het ouderlijk huis, op regenachtige +zondagen, hem den tijd had laten korten, was het hem toegeschenen dat +zeker ruw =sobriquet=, indertijd door Vondel uitgedacht, ongeveer de +geschiktste van alle bijnamen voor den eeuwigdurig amoureuzen +raadpensionaris was. Toch was het de hernieuwde kennismaking met een +langvergeten gedichtje van Cats, die hem Emma op dien avond zijne +liefde deed verklaren. + +Wees billijk en erken dat het niet meer dan achtregelig versje van de +twee Gepaarde Schelpen een grooter meesterstukje is dan sommige +heldendichten. Die oudste panden, die tevens de beste zijn; die eerste +trouw, waar niets bovengaat,--er is in die eenvoudige woorden een +oneindige rijkdom van gevoel. Welk eene tragedie in het breken of +verloren gaan van die ééne schelp! Welk een wanhopig zoeken en kiezen, +of het gelukken mogt een plaatsvervanger te vinden! Op den bodem van +dat versje sluimert een gesmoorde zielekreet, en naar mate men zich of +in den eenen of in den anderen toestand verplaatst, ziet men, bij het +passen dier nimmer effen randen, nu eene jonge bruid zich op de knieën +werpen bij het lijk van haar verloofde, dan een man van jaren, die, +onder het storten van stille tranen, de gezellin van een half +menschenleven vol lief en leed met loomen tred naar hare laatste +rustplaats vergezelt. + +Had de oude Visscher op dat oogenblik in André's gemoed kunnen lezen, +hij zou gejuicht hebben. "Heb ik het u niet gezegd, jong mensch van +den tegenwoordigen tijd? Hij was een dichter! En die dat medaljon +geteekend heeft, niet minder. Konventioneel, niet waar? die twee +handen, te voorschijn komend uit manchetten van tabaksrook, zou men +meenen. Mythologisch, fantastisch, hybridisch, al wat gij wilt. Doch +zie mij die vingers eens aan! Zijn zij niet bewonderenswaardig fraai? +Passen ze niet, zoo als gij zelf zoudt passen en meten, indien gij +twee schelpen bij elkander moest zoeken? Ziet gij dat leven in die +toppen? Voelt gij het bloed door die fijne aderen stroomen? Ik geef u +toe dat gij het land zoudt kunnen rondreizen zonder een zuiverder +afdruk te vinden dan dezen. Het exemplaar is misschien eenig in zijne +soort. Doch ziedaar, denk u eene gefatigeerde proef, eene gebrekkige +kopij misschien; denk zelfs de kleine prent geheel en al weg,--de +indruk zal niet vernietigd zijn, al is zij zwakker geworden." + +De reden dat de oude heer Visscher dien avond niet in de gelegenheid +gesteld werd den vrijen loop te laten aan zijne bewondering, was dat +hij geene kennis kon dragen van hetgeen in zijne afwezigheid voorviel. +Op het oogenblik-zelf dat hij zich gereed maakte eene geliefkoosde +lektuur te hervatten (André stond in het andere vertrek, bij den +haard, niet ver van Emma), ontving hij een verzoek van zijne vrouw, +haar behulpzaam te willen zijn bij het maken van eenige toebereidselen +voor den dag van morgen. Hij rees weder op uit zijn gemakkelijken +stoel, tusschen de lamp en het vuur, en liep naar boven. En zoo +geschiedde het dat Vader Cats ongeopend op de tafel bleef liggen. + +Het vooruitzigt, veertien eindelooze dagen achtereen in dit barre +jaargetijde de zonnestralen van Emma's tegenwoordigheid te zullen +moeten missen, maakte André zenuwachtig, en toen hij met haar alleen +in het vertrek gebleven was, overviel hem een gevoel van verlegenheid, +sterker dan hij in haar bijzijn nog ooit bij zichzelven had +waargenomen. Wat zou hij niet gegeven hebben om te weten hoe zij over +hem dacht! Het scheen onnatuurlijk dat zij in het geheel niet zou +hebben opgemerkt hoe zij hem aantrok. Sedert lang meende hij, moest +zij tot het bewustzijn, of althans op het vermoeden zijn gekomen dat +hij haar liefhad en zij naar welgevallen met hem handelen kon. En +toch, hoewel zij geene drie schreden van hem af op de kleine sofa zat +en hij de minste harer bewegingen kon gadeslaan; hoewel geen lach om +haar lippen spelen, geen wolkje over haar voorhoofd drijven kon zonder +dat hij het gewaar werd; hoewel hij de steken zou hebben kunnen tellen +van het borduurwerk in hare hand,--de gevoelens, die haar vervulden, +schenen hem eene ondoordringbare verborgenheid. Was het haar om het +even dat hij alleen achterblijven zou? Gaf zij niet om hem? Zou zij +hem glad vergeten zijn, wanneer de muziek in den schouwburg om haar +henen zou ruischen, of haar vader haar met zich medenemen zou naar het +muzeum, of zij met hem en met hare moeder in het besneeuwde park zou +gaan wandelen om de sledevaart te zien voorbijsnellen? Zoo volkomen +onkundig te zijn van hetgeen hem de hoogste belangstelling inboezemde; +aan haar gelaat zoo min als in hare houding iets te kunnen bespeuren +dat al ware het slechts eene schemering in deze hopelooze duisternis +geleek,--maakte hem te gelijk schroomvallig en ongeduldig. Hij +beproefde iets tot haar te zeggen; maar de periode der banaliteiten +was voor hem voorbij. Hij moest òf zwijgen; òf datgene zeggen wat hij +niet uitbrengen kon zonder zijn geheele leven op ééne kaart te zetten. + +Tot dit laatste ontbrak hem de moed, en om het eerste iets minder +onnatuurlijk en gedwongen te doen schijnen, nam hij de toevlugt tot +iets onnoozels: hij ging de =Anatomische les= staan opnemen; daarna den +=Schuttersmaaltijd=; daarna de =Schaakspelers=. Doch die afleiding baatte +niet, en hij had een gevoel alsof hij geblinddoekt langs den wand liep +te tasten. Toen hij aan de portière genaderd was, die de plaats eener +porte-brisée verving, zou hij hebben willen omkeeren en zich weder +naar de kanapétafel hebben willen begeven. Nuttelooze poging! Emma zat +steeds op dezelfde plaats, in dezelfde houding, en bekommerde zich +blijkbaar meer om haar borduurwerk dan om zijne hartsgeheimen. Nog +ééne schrede, en hij bevond zich in de kamer van haren vader. Zou hij +belangstelling veinzen in den bronzen Shakespeare op de pendule? In +den buste van Bilderdijk, met den vermaarden tulband om de slapen, die +op den hoogsten top der middelste boekenkast rustte? In het medaljon +met gouden rand, achter welks glas eene roos van het graf van +Washington bewaard werd? In het andere medaljon, met het profiel van +Dante in bas-relief van zilver, waarboven een kleine ivoren arend de +vleugelen uitsloeg? Het beste was, dat hij zich op den grootst +mogelijken afstand van Emma nederzette in haar vaders fauteuil, of op +een stoel daarnevens, en eene soort van =contenance= borgde door zich +voor de leus in Cats te verdiepen. + +Eerst bezag hij het boek aan de buitenzijde: het was een exemplaar der +oorspronkelijke kwarto-uitgaaf, beroemd om de schoonheid en zuiverheid +der platen. De band zag donkerbruin, gelijk een band van meer dan twee +honderd jaren betaamde, doch was overigens volkomen gaaf en op het +plat versierd met een verguld wapen in een vergulden rand. Het +exemplaar scheen oorspronkelijk het eigendom geweest te zijn van een +stedelijk bestuur uit de dagen der Republiek; althans, André herkende +het wapen, en toen hij het schutblad opsloeg, trof hij eene door Cats +zelven geschreven en eigenhandig door hem onderteekende opdragt aan, +waarin melding gemaakt werd van aan den dichter bewezen diensten en +van eene voor hem daaruit voortgevloeide verpligting tot +erkentelijkheid. Des noods zou hij Emma zijne belangstelling in deze +bijzonderheid hebben kunnen mededeelen en op die wijze een gesprek met +haar hebben kunnen aanknoopen; doch hij begreep juist van pas, dat zij +de bedoelde inscriptie ongetwijfeld van buiten kende en haar vader +haar de lotgevallen van dit boek stellig meermalen haarklein verhaald +had. Hij bleef dus zwijgen en bezag de titelprent en, daartegenover, +het portret van den dichter. De uitdrukking van het gelaat beviel hem +niet, doch hij wist niet regt om welke reden, en vreesde Emma te +zullen kwetsen indien hij iets zeide ten nadeele van een van haar +vaders huisgoden, of zich zelven in hare schatting te zullen +benadeelen, indien hij zich aan eene ongegronde en welligt onbekookte +aanmerking waagde. + +Hij zou gaan lezen, doch moest het voorkomen aannemen, alsof hij +slechts feuilleteerde. De eene bladzijde voor, de andere na, werd half +gedachteloos omgeslagen. Toen hij aan den =Spiegel= genaderd was, begon +hij eenigzins ruimer adem te halen. De verzen en versjes in die +afdeeling vond hij mooi, mooijer dan de dichtproeven in sommige +vroegere afdeelingen; mooijer vooral dan hij gedacht zou hebben, +wanneer hij met zijne kinderlijke herinneringen te rade ging. Het had +hem meermalen verwonderd dat een man van zulk een geoefenden smaak als +Emma's vader zich bijwijlen een geheelen avond vermaken kon met Cats +te lezen. Die bevreemding week nu allengs naar den achtergrond. Men +had hem geleerd dat ons vaderland, in de dagen van zijn tierigsten +bloei, vier voorname dichters had voortgebragt, waarvan Vondel de +grootste en Cats de minste was. Hij had zich echter nooit afgevraagd, +of die lagere plaats niet nog altijd eene eereplaats verdiende te +heeten, en of men niet inderdaad een zeldzaam vernuft geweest moest +zijn om van geslacht tot geslacht in den mond van een geheel volk te +blijven voortleven, en in binnenkameren dier natie, al behoorde deze +niet tot de ontwikkeldsten, of al zou men de atmosfeer in dat +heiligdom gaarne van tijd tot tijd ververscht gezien hebben, om zoo te +zeggen tot een spreekwoord te worden. En hoe was Cats aan die in zijne +dagen en voor zijne landgenooten geheel nieuwe onderwerpen en vormen +gekomen? De oude heer Visscher beweerde, dat Cats groote verpligtingen +had gehad aan den schrijver van =Don Quyote=, en men een geheel +menschenleven allergenoegelijkst zou kunnen doorbrengen met na te +gaan, welken invloed de oud-spaansche litteratuur op de +oud-nederlandsche had uitgeoefend. Was die uitspraak het gevolg eener +blinde vooringenomenheid, gelijk men bij dilettanten pleegt aan te +treffen, of steunde zij op deugdelijke gronden? André wist het niet. +Die =Spiegel van den ouden en nieuwen Tijd= was in elk geval doorweven +met spaansche spreekwoorden en aanhalingen uit spaansche dichters. Dat +waren trouwens ook de zinne- en minnebeelden van =Proteus= en van de +=Maagdenpligten=, die hij eerst een weinig verwaarloosd had en waartoe +hij nu terugkeerde. + +Veel sneller dan eene pen over het papier kan gaan, volgden in zijnen +geest deze indrukken en herinneringen elkander op. Zijn eigen oordeel +sliep in; de ingenomenheid van Emma's vader deelde zich aan hem mede; +Cats was op dit oogenblik voor hem de grootste dichter der wereld; en +toen hij in diezelfde =Maagdenpligten=, die hij vroeger òf +onverstaanbaar, òf ongezouten, òf alleen ouderwetsch en potsierlijk +gevonden had, het versje der gepaarde schelpen aantrof, lette hij noch +op dat die schelpen wel wat al te veel op notendoppen geleken, noch +dat ditzelfde gedichtje ook op twee andere plaatsen, in vrij wat +minder ideale bewoordingen te lezen stond, maar verslond het met de +oogen, nam het op in zijn hart, en riep in geestvervoering uit: "God, +hoe schoon!" + +Zijn gemoed was eensklap in een speeltuig verkeerd, waaraan eene +onzigtbare hand de liefelijkste toonen ontlokte, en eer Emma wist wat +hem overkwam, stond hij nevens haar, had hare hand gegrepen, en deed +hij dien éénen worp waarvan alles afhing. "Emma," zeide hij, zijne +schepen in brand stekend en haar voor het eerst bij haren doopnaam +noemend, "ga in 's hemelsnaam niet ver van hier zonder gezegd te +hebben hoe gij over mij denkt. Ik heb u te lief om u te kwellen, en +indien uw hart reeds aan een ander behoort (maar dat is immers zoo +niet?), of ik niets meer voor u ben dan iemand die bij uwe ouders aan +huis komt, zijt gij de laatste op wie ik mij over die teleurstelling +wreken zal. Weet alleen dat ik alles doen wil om u gelukkig te maken. +Mijn leven lang zal ik u dienen en wil ik voor u werken." + +Moet men eene tweede of derde liefde achter den rug hebben om met +grond te mogen beweren dat niets boven de eerste gaat? Met een +minachtend schouderophalen zou André, indien zij hem gedaan was, op +die vraag geantwoord hebben. Hij vergeleek niet, en kon niet +vergelijken, maar genoot. Wat ging het hem aan, dat zijne woorden, +indien men ze opgeschreven had in een boek, door de eenen stijf, door +de anderen sentimenteel, door nog anderen belagchelijk zouden gevonden +zijn? De maatschappelijke toovercirkel, waarbinnen Emma tot hiertoe +voor hem gebannen geweest was, was nu verbroken. Hij had hare hand +durven aanraken, haar Emma durven noemen, haar durven spreken over +zichzelven; en ofschoon hij nog niet wist, of gissen kon, hoe haar +antwoord luiden zou, doorstroomde hem reeds nu een onuitsprekelijk +gevoel van welbehagen. Was dat gevoel zwakheid? Was het kracht? Het +scheen een mengsel te zijn van beiden. Had hij eene rol gespeeld, hij +zou het vernederend hebben moeten vinden, te bedelen om een jawoord; +en onder den indruk dier pijnlijke gewaarwording zou dat jawoord-zelf +al zijne betoovering voor hem verloren hebben. Of is een man, voor het +minst, niet even goed als eene vrouw, en is het eene aanbod het andere +niet waard? Thans daarentegen was hij als die Edelen uit den +Spaanschen tijd, wier fierheid en onafhankelijkheid zich openbaarden +door het aanbieden van een smeekschrift. Ook hij had eene Hertogin van +Parma tot meesteres gekozen van zijn lot; doch omdat die abdikatie de +uiting was van een zuiver gevoel, maakte zij hem gelukkig, in stede +van verdrietig. Was hij een Hollander? Heette hij André Kortenaer? +Teekende hij zich civiel-ingenieur? Hij had even goed een Duitscher en +fabrikant van kinderspeelgoed kunnen zijn, meende hij; of een +Engelschman en correspondent van de =Times= voor de expeditie naar +Abyssinie; of een Franschman en klarinettist in het orkest der groote +opera te Parijs. Hetgeen hem op dit oogenblik overweldigde was niet +datgene wat hem van andere jonge mannen in eene soortgelijke positie +als de zijne onderscheidde, maar wat hij met hen gemeen had en zij met +hem. Er is in zulke onpersoonlijke gewaarwordingen iets weeks, iets +waarvan pathos de aangeboren spreek- en schrijftaal is; doch tevens +iets magtigs en verheffends. Ook de zee schijnt een verwijfd element, +wanneer aan den avond van een heeten zomerdag hare golven zuchtend +breken op het strand; en toch zou zelfs een stoomwerktuig van duizend +paardenkrachten niet in staat zijn, over eene noemenswaardige +uitgestrektheid die wellustig ademhalende watermassa te verplaatsen of +hare deining gedurende slechts één sekonde te keer te gaan... + + +Geheel Duinendaal had voorspeld dat het op die wijze eindigen zou; en +toen Emma, tegelijk met de lente, teruggekeerd was uit de stad, en men +op Palmzondag, bij het aan- en uitgaan der kerk, haar aan André's arm +voorbij had zien wandelen, waren in- en opgezetenen om strijd van +oordeel geweest, dat de zaken haren behoorlijken loop genomen hadden. +Hoe jammer zou het zijn, indien ons genoegen door zulke voorspellingen +bedorven werd! Doch dit behoeft niet, en nergens staat geschreven dat +onze vreugde, om onvermengd te mogen heeten, volstrekt eene verrassing +moet zijn voor onze medemenschen. Op Belvedere althans was men er te +gelukkiger om, dat alles natuurlijk in het werk gegaan was, en niemand +te dien huize treurde er over, dat de menschelijke aard zichzelven +niet verloochend had: André niet, omdat hij nimmer uit eigen beweging +naar het avontuurlijke getaald zou hebben; Emma niet, omdat zij aan +hetgeen thans omging in haar gemoed reeds stof te over tot +aandoeningen bezat; hare ouders niet, omdat die uitkomst hun het +welgevalligst was, waarvan de geheele wereld getuigen moest, dat zij +sprekend op eene vergoeding geleek. + + + + +DERDE HOOFDSTUK. + + +De te weinig gekende indische hoofd-officier met tweejarig verlof +wegens ziekte, die, als proeve van koloniale orthodoxie omtrent de +waarde van het menschelijk individu, aan eene open tafel het leerstuk +verkondigde, dat in deze wereld "eene jonge jufvrouw meer of minder er +niet op aankomt,"--er was spraak geweest van eene twintigjarige van +goeden huize, gestorven van verdriet over de trouweloosheid van haren +bruidegom,--was een schrander, een expeditief, een onbetaalbaar man. +Sprak het van zelf dat de liefde van een jong meisje eene +aangelegenheid is, niet waardig vergeleken te worden bij kwestiën als +de romeinsche of de oostersche, als die van het lager-onderwijs of van +de uitgifte van gronden in erfpacht op het eiland Java,--hoe eenvoudig +zou in dat geval de mechaniek van ons leven zijn, en met welk eene +ligtgeladen mars op den rug zouden wij menschen dan het einde der reis +kunnen halen! + +Doch hoe veel licht de gebasaneerde kolonel, wiens naam hier met opzet +verzwegen wordt, =entre la poire et le fromage= ook verspreid moge +hebben over een der neteligste sociale vraagstukken van dezen en van +den toekomenden tijd,--er zou door hem aan de zamenleving eene grooter +dienst bewezen zijn, indien hij het probleem niet slechts doorgehakt, +maar ook opgelost had. Dat het op eene jonge jufvrouw meer of minder +niet aankomen zou, is eene stelling waartegen al hetgeen in de borst +der gezamenlijke jongejufvrouwen is, zich krachtig en met reden +verheft. Want ofschoon men niet gewoon is, veel waarde te hechten aan +de uitspraak van personen die als regter en partij in hunne eigene +zaak optreden, het instinkt van het zelfbehoud is meer dan enkel +magtig: het is ook regtmatig. Indien één enkel meisje, daartoe +bewogen door gevoelens waarvan zij aan de geheele wereld rekenschap +zou durven geven, in vollen ernst erkende, zonder schade gemist te +kunnen worden, zou het krediet der geheele vrouwenwereld daardoor een +gevoeligen stoot ontvangen; zoo gevoelig, dat men vragen mag, of bij +déze katastrofe vergeleken, zelfs de ineenstorting van het turksche +Rijk niet op hare beurt een voorval van ondergeschikt belang zou +schijnen? + +De meening van den indischen hoofd-officier is inderdaad geheel en al +verwerpelijk, en zelfs het eenige wat men zou kunnen aanvoeren tot +hare verdediging, houdt welbezien geen steek. Het is zoo, vele mannen +hebben er belang bij, de onontbeerlijkheid der jonge dames, hoofd voor +hoofd, niet boven alle verdenking verheven te achten; en misschien zou +hun geweten luider spreken dan dienstig is voor hunne rust, indien de +tegenovergestelde zienswijze al te zeer bij hen voor een axioma gold. +Het is derhalve goed, kan men zeggen, dat te dien aanzien op deze +wereld een weinig scepticisme heerschte, daar anders het verblijf hier +beneden te eenemaal ondragelijk worden zou voor een groot aantal +individuen van het sterker geslacht, wier regt van bestaan niet +volstrekt ontkend kan worden zonder tevens dat van sommige vrouwen +betwistbaar te doen schijnen. Ook de vrouwen-zelven dragen er +zijdelings toe bij om de stelling van den kolonel van een gedeelte +harer barbaarschheid te ontdoen. De overtuiging toch van hare +onmisbaarheid blijkt bij haar veel minder levendig te zijn, wanneer er +spraak is van hare zusters, dan wanneer het haarzelve geldt, en zelfs +zal, zoo lang de jaloezie niet ophoudt eene vrouwelijke eigenschap te +zijn, het geval zich kunnen voordoen dat van twee dames, in +oogenblikken van opgewektheid, de eene het bestaan der andere als eene +volkomen overbodige zaak beschouwt. Dit alles bewijst evenwel slechts, +dat geene meening zoo valsch is, of men kan, met een weinig +inspanning, daaruit eenige druppels waarheid distilleren. + +Had men Emma Visscher gevraagd, hoe het bij haar met het geloof aan +hare eigen onmisbaarheid gesteld was, vermoedelijk zou zij den vrager +hebben aangezien met een eenigzins verontwaardigden, een aan +minachting grenzenden, maar daarom niet minder bekoorlijken blik. +Mogelijk ook zou zij eene schuddende beweging hebben gemaakt met haar +welgevormd kopje, als iemand die zich aangerand gevoelt in zijne +verborgenste gedachten, en zouden hare lange blonde krullen daardoor +voor eene wijl met bevallige waardigheid hare zedige rust verlaten +hebben. Ware de vraag haar gedaan in den tuin, bij het wandelen om de +bloemperken, misschien zou zij zich van den inquisiteur hebben +afgewend met een gevoel van beminnelijken onwil en voor de leus al +hare aandacht hebben gewijd aan haar vaders rozen. Had de +onbescheidene zich toevallig alleen met haar bevonden in de zitkamer, +terwijl haar vader van huis en hare moeder bezig was de laatste hand +aan haar toilet te leggen, misschien zou zij in de volle lengte harer +sylphide-taille opgerezen zijn, en aanstalten hebben gemaakt om het +vertrek te mijden, en den indringer alleen gelaten hebben met de +wetenschap, dat hij zich hare benijdenswaardige ongenade op den hals +gehaald had. En zelfs al ware bij die gelegenheid geene enkele syllabe +over hare lippen gekomen, zij zou door haar voorbeeld hebben getoond, +dat zwijgen het beste antwoord op sommige vragen is. De schoonheid der +vrouwen toch is een alles afdoend argument tot regtvaardiging van het +vrouwelijk bestaan, en Emma was nooit schooner dan in de korte +oogenblikken dat een begin van toorn zich van haar meester maakte. +Andere jonge meisjes zijn het innemendst, wanneer zij hartelijk om +iets lagchen; vooral wanneer de eene of andere daad van mannelijke +linkschheid het mikpunt van hare vrolijkheid is. Doch Emma miste het +talent van te kunnen schertsen met hetgeen haar hinderde. Wanneer zij +zich stootte aan eene onbescheidenheid, werd niet haar vernuft het +eerst opgewekt, maar hare drift. En dit eigenaardige beschermde haar +tegen het ongerief dier blooheid, welke anders met gelijkmatige +karakters en gevoelige harten pleegt zamen te gaan. Het schoonste +vrouwengelaat is ontsierd zoodra zich daarop eene tint van +verlegenheid vertoont; en dit zal de reden zijn dat verlegenheid de +aandoening is, welke schoone vrouwen, en zelfs minder schoone, +zorgvuldiger zoeken te verbergen dan eenige andere. Niets daarentegen +tooit zoo zeer een anders effen gelaat als eene opwelling van edelen +toorn. In den regel teekende Emma's uitzigt meer gevoel dan +hartstogtelijkheid. Er was niets in haar ligchaamsbouw waardoor Rubens +zich opgewekt zou hebben gevoeld, haar tot model voor eene zijner +vleezige heiligen te kiezen; niets in haar oogopslag, dat niet van +geduld en vertrouwen gewaagde. Haar tengere gestalte scheen tot +iederen man het verzoek te rigten, haar zoo mogelijk te ontzien en +haar in geen geval te vertreden. Zij zag er veel te gezond en te +levenslustig uit om onder de fijne popjes gerekend te worden; en toch +zou een Parijsch fabrikant van porceleinen tafelserviezen, indien hij +haar had moeten inpakken en verzenden, zonder fout op de buitenzijde +van den lieven last voor het woord =fragile= hebben gezorgd. Doch +wanneer zij driftig werd, week die indruk plotseling naar den +achtergrond. Dan was het of zij gereed stond een fier en ongeduldig +paard te bestijgen, en met hare kleine vuist een zwaard te omklemmen +of eene banier omhoog te heffen, en voort te rennen naar den top van +een heuvel, en bevelen te geven aan eene hare wenken verbeidende +schaar van wrekers aan haren voet. Aan eene vrouw van rijper leeftijd, +met een imposant voorkomen en een van nature gebiedenden oogopslag, +zou dergelijke geestvervoering misstaan hebben; het zou eene +buitensporigheid zijn geweest, en door die overdrijving zelve zou de +betoovering geweken zijn. Doch in Emma--zoo waar is het, dat de +hoogste schoonheid uit eene gelukkige vereeniging van tegenstrijdige +hoedanigheden bestaat, en niets daarentegen haar zoo zeer benadeelt +als zich gestadig in dezelfde rigting te bewegen en telkens haar +laatste woord te spreken,--in Emma behaagde die krijgshaftigheid omdat +zij verraste, en omdat weinig dingen ons zoo aangenaam aandoen als het +ontdekken van kracht, waar wij zwakheid, of van bezieling, waar wij +koelheid onderstelden. + +De liefde is te allen tijde voor de moralisten, ook al wilden zij het +niet bekennen, de kwadratuur van den cirkel geweest; en toen Agur, de +zoon van Jake, haar even onnaspeurlijk noemde als den weg van het +schip door de zee of van den arend door de lucht, was hij opregter dan +sommige andere wijzen na hem. Men waant een voor een de redenen te +kunnen opsommen, waarom dit of dat meisje de vrouw of de bruid +geworden is van dezen of genen man; men verbeeldt zich, het kluwen in +de hand te houden, welks draad met onbedriegelijke zekerheid den weg +doet vinden in hetgeen de domme menigte eenen doolhof noemt; men +verzamelt zeker aantal feiten, eer te veel dan te weinig, leidt +daaruit de noodige gevolgtrekkingen af, en eindigt met zegevierend uit +te roepen: Ziehier een volkomen zuiver zielkundig proces; zoo is het +gegaan; het kon niet anders!--Doch wordt de zaak op den keper +beschouwd, dan blijkt die fijne zielkundige analyse weinig +diepzinniger te zijn dan het gulle volksgeloof, hetwelk de huwelijken +in den hemel laat sluiten. Aan het einde van elk onderzoek naar het +waarom der liefde staat een vraagteeken! en wie dit laatste waarom +niet opmerkt, of beweert dat het niet voorhanden is, kan zich +overtuigd houden dat hij te weinig aandacht geschonken heeft aan het +eerste. + +Doch wie niet sterk is, zij slim, en wie een vraagstuk niet oplossen +kan, verschuive het. Waarom was Emma, waarom was zij niet boos +geworden, toen André dien avond hare hand gegrepen en haar bij haren +doopnaam genoemd had?... Jonge heeren, luidde in gewone omstandigheden +hare jonkvrouwelijke dogmatiek, mogten een meisje het hof niet maken +(André nu hád haar het hof gemaakt), indien zij geene positive +bedoelingen koesterden; en zij wist voorbeelden te over van meisjes +wier leven verbitterd was geworden, omdat zij op goede gronden en +niettemin te vergeefs geloofd hadden, het voorwerp van onbedriegelijke +onderscheidingen geweest te zijn. Zoo waren de vrouwen, en daar kwamen +de ongelukkige huwelijken van. Men werd teleurgesteld in de billijkste +verwachtingen, en nam dan naderhand, uit redenering of uit +baloorigheid, de hand aan van een man dien men niet liefhad. Vandaar +die kerkhoven vol bezweken huishoudsters, op wier onwaarheidlievende +grafsteenen te lezen stond dat zij echtgenooten geweest waren. +Derhalve (een vrouwelijk =atqui ergo=, want ook die zijn er!), al had +zij André niet liefgehad, zou hij, meende Emma, haar niettemin hebben +moeten vragen. Die zegepraal was volgens haar stelsel de +bescheidenste, waarmede hare jeugd, hare schoonheid, hare teederheid +vooral, zich vergenoegen kon; en indien hij niet geëindigd was, haar +een bepaald voorstel te doen, of voor het minst te laten doorschemeren +dat het plan daartoe bij hem bestaan had, zou zij die nalatigheid +kwalijk genomen en op grond daarvan den schuldige gehaat hebben. Doch +zij beminde hem, en dit was eene nieuwe en alles afdoende reden +geweest om niet toornig te worden over zijne vrijpostigheid. Haar had +niet het meest geïntrigeerd hoe zij zich houden zou, indien hij te +eeniger tijd vertrok zonder iets bijzonders tot haar gezegd te hebben, +maar hoe het haar bevallen zou, indien hij haar in tijds van zijne +bedoelingen kennis gaf. En zij had niet kunnen loochenen dat zij dit +aardig vinden zou. Het denkbeeld, mevrouw Kortenaer te worden, stuitte +haar in het minst niet tegen de borst; en met meer kennis van het +vrouwelijk gemoed, dan hij op dit oogenblik nog bezat, zou André +begrepen hebben dat zij minstens even gunstig dacht over hem als hij +over haar. Doch hierin had zij hare meerderheid getoond, dat noch hij, +noch haar vader iets van hare ware gevoelens bespeurd had en zelfs de +scherpzinnigheid harer moeder daarin bijna te kort geschoten was. Ware +André eenige maanden later, na het hem opgedragen werk voltooid te +hebben, afscheid komen nemen op Belvedere als een broederlijk vriend, +met een dier handdrukken gelijk een hartelijk man, indien hij een +liefhebber is van de jagt, somtijds ook wel aan zijn Pluto of zijne +Juno geeft, hij zou op Emma's gelaat geen zweem van teleurstelling +ontdekt hebben; zou aan niets gewaar geworden zijn, hoe diep hij haar +gegriefd had; zou te goeder trouw in den waan hebben verkeerd, dat hij +haar betrekkelijk even onverschillig was als zij hem. Zelfs nog +geruimen tijd nadat hij geleerd had Emma te kussen en door haar gekust +te worden, en hij een tweede Thomas had moeten zijn om te kunnen +twijfelen aan hare wederliefde, was het hem alsof hare genegenheid +voor hem eerst had gedagteekend van het uur, waarop hij haar gesmeekt +had zijne vrouw te willen worden. Niet dat hij zich zelven aanmerkte +als den schepper, of ook maar als den ontsteker van het vuur waarmede +zij zijne liefde beantwoordde; maar hij kende de vrouwen niet, of had +te afgezonderd geleefd en te weinig romans gelezen. Eerst later, +hoewel altijd nog vroeg genoeg,--"want geene vrouw kan te voorzigtig +zijn met hare bekentenissen,"--doorzag hij Emma's geveinsdheid en +leerde hij de kracht bewonderen van een gevoel, dat liever levend +begraven zou willen worden dan zichzelf verraden. + + + + +VIERDE HOOFDSTUK. + + +De dagen hunner verloving waren tot hiertoe regt genoeglijk geweest. +Hij was haar gaan voorstellen aan zijne ouders, aan den oom van +moederszijde, aan nog andere bloedverwanten en goede bekenden; en elke +dier formaliteiten had tot voorwendsel gediend voor korter of langer +afwezigheden =à deux=. De vaderlandsche zeden gedogen in dit opzigt eene +vrijheid die met veel verzoent, al zou zij een Franschman doen +meesmuilen. Mits een engagement bij ons,--en dat van André en Emma was +bestemd, om binnen het jaar te eindigen,--niet te lang duurt, is het +op één na de zonnigste tijd van iemands leven. Men geniet nog niet al +de beneficien van het getrouwd-zijn, doch des te zaliger is men in +hope; en sedert het openen van Pandora's doos weet ieder hoe oneindig +veel dit laatste zeggen wil. Voor duizenden komt een tijd dat zij zich +afvragen, of de helft niet inderdaad meer dan het geheel, en =bijna= +volkomen gelukkig te zijn niet het verste punt is waartoe een mensch +het brengen kan. Doch in de dagen der verloving is die tijd ook voor +hen nog ver verwijderd; zij weigeren te gelooven dat hij immer komen +zal, en baden zich onderwijl in de weelde van het zegevierend =à peu +près=. + +Overal waar André zich met haar vertoond had, was Emma in den smaak +gevallen. Zelfs de erfoom, een gevreesd man in de familie, was +vriendelijk voor haar geweest, en omdat zij niet wist dat André van +die zijde, achter haren rug en om harentwil, eene onaangename +korrespondentie had moeten verduren, werd voor haar het genoegen +zijner voorkomendheid door niets bedorven. De wereld is minzaam voor +gelieven. Zij schenkt hun een deel derzelfde aandacht waarmede zij +novellen verslindt, en betaalt in den vorm dier hulde de pasmunt van +den tol, waarop de alles beheerschende hartstogt van oudsher aanspraak +maakt. Dezelfde vrouwen, die het woord liefde niet overluid durfden +uitspreken en zich als surrogaat daarvoor in den dagelijkschen omgang +van allerlei gefranciseerde omschrijvingen bedienden, ontvingen Emma +met eene gelukwensching in den blik en een bemoedigenden glimlach op +de lippen;--niet omdat zij niets hadden af te dingen op haar +uiterlijk, of haar toilet, of haar bruidegom, maar omdat zij een +bruidegom had. Oude vrijsters, meent gij? Neen, maar gehuwde vrouwen +van allerlei leeftijd, met deftige matronen aan de spits. Elke vrouw, +heeft Salomo kunnen zeggen, gelooft aan de mogelijkheid van een roman, +en meent, zoo vaak een geëngageerd meisje bij haar binnentreedt, een +hoofdstuk uit dat boek levend te zien verschijnen. + +Doch de tijd der bezoeken en der vliegreisjes was nu voorbij; de +laatste Julijdag neigde ten ondergang, en den 1sten Augustus zou de +directie van André's maatschappij den feestelijken openingsrid doen +over den nieuwen weg en de nieuwe brug. Zijn vader was voor die +plegtigheid overgekomen, ten gevolge waarvan het gezelschap, in den +avond voor het aanbreken van den gewigtigen dag, één persoon sterker +was dan gewoonlijk. Emma en André drentelden de kleine plaats op en +neder; de twee oude heeren zaten een sigaar te rooken onder de +verandah; mevrouw schonk thee in de benedentuinkamer, wier +openstaande glazen deuren haar des zomers met de verandah één geheel +deden uitmaken. Achter Lydia, boven een breed buffet, hing het portret +van Reinier; zoodat André's vader het hoofd niet omwenden en het woord +niet rigten kon tot de gastvrouw, zonder dat telkens zijn oog op die +beeldtenis viel. + +Er zwierf door de wereld een jonkheer Lodewijk Kortenaer, die +gedurende eenigen tijd op een dorp van naam ontvanger der openbare +middelen geweest was en toen wegens misbruik van vertrouwen weggejaagd +was geworden uit 's lands dienst. Volgens de eenen had die jonge man, +André's oudere broeder en de eerstgeborene uit het geslacht, na zijne +verwijdering uit Nederland dienst genomen bij het algerijnsche +vreemden-legioen; volgens anderen was hij, na met een troep +paardrijders naar Australie vertrokken te zijn en te Sydney of te +Melbourne als onder-pikeur gefungeerd te hebben, voor het laatst +aangetroffen in een hôtel te San Francisco, in Californie, waar hij +bij gebrek aan beter de betrekking van kellner waarnam. Eerst was het +gering fortuin der ouders heengegaan aan het bedekken der misdaden van +dien Lodewijk, en toen zij al hunne bezittingen voor hem opgeofferd +hadden, was hij geëindigd met ook een smet te werpen op hunnen naam. +Doch die verloren zoon was eenmaal jong en onschuldig geweest; toen +hij een kind was, had zijne moeder hem des avonds toegedekt met +dezelfde zorgvuldigheid en liefde als daarna al hare andere kinderen; +jaren achtereen had zijn vader, wanneer 's middags de klok vier uur +sloeg, hem afgehaald van de school en was keuvelend met hem naar huis +gewandeld. Ouders onthouden zulke dingen. Vraagt men hun echter, +wanneer hun kind naderhand slecht geworden is, of het waken voor een +leven, bestemd om dus te eindigen, huns inziens niet eene weemoedige +spotternij geweest is, dan is het of die vraag weerklank bij hen +vindt. De dood is beter dan het leven, denken zij dikwijls; en zij +beschouwen andere ouders, die treuren over het verlies van volwassen +kinderen, als onverstandigen. Er was iets van dat gevoel in den blik +dien de oude heer Kortenaer, wanneer hij het hoofd omwendde, liet +rusten op het portret van Reinier; doch die blik was in zijnen weemoed +tegelijk zoo zachtzinnig, dat niemand er aanstoot aan nemen kon. + +Het gesprek tusschen de twee vaders vlotte niet. Toen Figaro het +huwelijk de potsierlijkste van alle ernstige zaken noemde, heeft hij +ongetwijfeld niet uitsluitend aan de twee hoofdpersonen bij het +voltrekken dier verbindtenis gedacht; en indien het waar is dat een +onverschillige niet zonder een glimlach getuige zou kunnen zijn van de +eerste ontmoeting tusschen twee dames van leeftijd wier kinderen man +en vrouw zullen worden, zal er ook wel iets van aan zijn, dat in een +soortgelijk geval twee min of meer bejaarde mannen, die elkander tot +op een gegeven oogenblik volkomen vreemd gebleven zijn, eene voor de +wereld welligt amusante, doch voor hen zelven minder aangename +verlegenheid ondervinden, wanneer zij voor de eerste maal, in het +gevoel der nieuwe betrekking die weldra tusschen hen ontstaan zal, een +sigaar zitten te rooken onder een verandah. Zonder elkander aan te +zien nemen zij elkander nogtans wederzijds op; zij verdenken elkander +niet, doch zouden er niettemin vrij wat voor over hebben om van +elkander iets meer te weten; zij pogen in de toekomst te lezen, en +vragen zich zwijgend af: Wat zal eenmaal mijn zoon, wat zal mijne +dochter, indien het er vroeger of later op aankomt, wat zal hij of zij +hebben aan dien Chremes daar tegenover mij? + +--"Dat is het portret van onzen zoon, dien wij verloren hebben," zeide +Lydia, toen zij, over haren schouder, den blik van André's vader op +nieuw naar de beeldtenis boven het buffet zag dwalen. + +Hij schrikte min of meer van die noodelooze toelichting, want André +had hem te vaak van Reinier verhaald, dan dat hij, ook zonder nadere +aanduiding, niet aanstonds begrepen zou hebben, wien het portret +voorstelde. Met een gevoel alsof zijn omzien eene daad van +onbescheidenheid geweest was, wilde hij de eene of andere +konventionele verontschuldiging aanvoeren; doch Lydia bespaarde hem +die moeite: + +--"De dood van dien lieven jongen," ging zij voort, "is voor ons een +onuitsprekelijk groot verlies geweest. Somtijds dachten onze vrienden +dat wij te veel van hem vergden, omdat hij zulke buitengewone +vermogens had; andere zeiden, dat wij zwak voor hem waren en hem in +alles zijnen gang lieten gaan. Zij deden hem onregt. Indien iemand hem +heeft bedorven, ben ik het geweest, door te dulden dat hij mij op de +wandeling den arm aanbood en mij voor zijne zuster liet doorgaan, of +door te luisteren naar zijne dwaze verhalen en hem al mijne geheimen +te vertellen; doch hij was te goed om zich op éénig ding iets te laten +voorstaan of ergens misbruik van te maken. Nooit werd in huis +hartelijker gelagchen dan wanneer wij onder elkander waren en Reinier +op zijn dreef was." + +Bij die moederlijke lofspraak, waarin al het licht op het gemoed van +den jongen doode viel en zijn genie in de schaduw bleef, zag de oude +heer Kortenaer nogmaals op naar het portret. Het was geene schilderij +in olieverf, maar eene groote teekening in zwart krijt of +oost-indische inkt, door een ouderen kameraad vervaardigd naar eene +fotografie. Het stelde Reinier voor in atelier-kostuum, met de armen +over de borst gekruist, op een derde of vierde der natuurlijke +grootte. Het enge wambuis van gebreide wol, laag uitgesneden om den +hals, deed hem in de verte op een jongen athleet gelijken, met een +buigzamen malienkolder aan. De oude heer Aart Visscher, die de +fotografie haatte, beminde de beeldtenis van zijnen zoon, en vond de +oplossing dier kontradiktie in de omstandigheid dat de hand van den +jongen kunstbroeder, na Reiniers dood, tusschenbeide gekomen was en +eene hoogere wijding had gegeven aan het brutale lichtbeeld in +miniatuur. André's vader was geen kunstkenner, maar had gevoel voor +uitdrukking, en er sprak uit Reiniers konterfeitsel iets zoo +origineels en zoo levenslustigs, dat hij er de oogen niet van afhouden +kon. Misschien had zijne eigen zwakke gezondheid eenig aandeel in de +soort van afgunstige bewondering waarmede hij opzag naar de beeldtenis +boven mevrouw Visschers hoofd. Zulk een hals en zulke armen had hij +nooit gehad. + +Werkelijk was de heer Kortenaer een klein en tenger man, met een +zachten blos op een fijnbesneden en bijna lelieblank gelaat. Het +eigenaardigst in zijn uiterlijk was, dat wanneer men hem in de verte +zag aankomen, men gewaand zou hebben een man van hoogstens veertig +jaren te zien naderen, terwijl hij er minstens zestig telde. Tusschen +hem en zijn zoon André was geen zweem van gelijkenis te bespeuren, +doch zonder dat de parallel daarom ten nadeele van een van beiden +behoefde uit te vallen. André zag er gezonder uit dan zijn vader en +had van zijne moeder sommige bevallige trekken geërfd, die de oude +heer Kortenaer miste. Doch wat distinktie betreft, won de vader het +misschien van den zoon. Op het tooneel of in de litteratuur zou hij +slechts bij uitzondering voor een type van den armen edelman hebben +kunnen doorgaan; kende men evenwel zijne omstandigheden en sloeg men +hem aandachtig gade, dan begreep men zonder moeite dat hij in zijnen +kring als zulk een type aangemerkt werd. Even onmogelijk als het was, +in zijne keurige kleeding eenig spoor van verval te ontdekken, even +duidelijk sprak uit zijnen van berusting getuigenden oogopslag de +levensgeschiedenis van iemand die met vele tegenspoeden had moeten +worstelen; en ofschoon men zijne blanke fijne handen slechts behoefde +aan te zien om met zekerheid te kunnen gissen dat nooit door die +vingers eenige grove arbeid verrigt was, zou niemand de mededeeling +verrassend of fabelachtig gevonden hebben, dat zij veertig jaren lang, +in dienst van den Staat, tabellen ingevuld en rapporten gesteld +hadden. Het is in deze wereld misschien niet aangenaam en stellig niet +profijtelijk, tegelijk een gevoelig hart, eene ledige beurs en het +voorkomen van een diplomaat te bezitten, en toch worden er vele mannen +aangetroffen met ronde aangezigten en gevulde buidels, die, uit het +oogpunt der esthetiek gezien, mogten willen, dat zij eenigzins in de +termen van den ouden heer Kortenaer vielen. + + +--"Welnu," vroeg Lydia aan haren man, toen zij eenige uren later hem +goeden nacht kuste en hij naar gewoonte nog eene poos bleef zitten +lezen in de huiskamer, "wat dunkt u van André's vader? Zal hij voor +Emma een goed schoonvader zijn?" + +--"Zeg mij eerst uwe meening," antwoordde hij, "dan zal ik u daarna de +mijne zeggen." + +--"Mij schijnt het toe, dat Emma het uitmuntend getroffen heeft. De +jongelieden, dit is zoo, zullen zich niet in weelde kunnen baden; doch +dat behoeft ook niet, en indien André fortuin had, of te wachten had, +zou hij Emma misschien niet gevraagd hebben. Inderdaad, ik zou niet +weten wat ik voor Emma meer of anders wenschen zou. Zij hangt aan +André met geheel haar hart; André is door en door een goede jongen, en +indien aan mijne gunstige meening omtrent hem nog iets ontbroken had, +zou de toon waarop zijn vader heden avond over hem sprak, en de kleine +trekken uit André's jeugd die hij ons verhaalde, mijn laatste +vooroordeel hebben doen verdwijnen. Ik vind den ouden heer Kortenaer +een allerbeminnelijkst mensch; zoo beminnelijk, dat het mijn begrip te +boven gaat, hoe die oudste zoon van hem zich zoozeer heeft kunnen +vergeten. Ik zou niet gedacht hebben dat het mogelijk was voor een +kind, het leven van zulk een vader te verbitteren." + +--"En ik zou durven beweren, Lydia, dat voor de menschelijke +ondankbaarheid niets onmogelijk is. Men zegt, dat de jongelieden van +den tegenwoordigen tijd niet slechter zijn dan die van een vroeger +geslacht; mij schijnt het integendeel toe dat de tegenwoordige tijd +gekenmerkt wordt door eene zeer merkbare vermindering van het +ouderlijk gezag, die van zelf noodlottig werken moet op de levenswijs +der zonen. Er zijn te allen tijde, dat weet ik wel, deugnieten +geweest, die verdriet en schande gebragt hebben over het hoofd van +hunne ouders; doch zoo meen ik het niet. De mate van slechtheid onder +de jonge lieden is dezelfde gebleven, maar de onbeschaamdheid is +toegenomen. Doch gij moet naar bed, Lydia, en hebt met mijn gepruttel +niet van doen. Nu dan, ik ben het met u eens dat wij honderd redenen +van dankbaarheid hebben voor eene. Ook ik houd André's vader voor een +voortreffelijk man, en toen het ijs tusschen ons eenmaal gebroken was +en wij aan het praten gekomen waren, ben ik verwonderd geweest over +zulk eene schoone vereeniging van verstand en gemoed. Hij draagt een +naam uit den goeden tijd, en dat is een gunstig voorteeken. Laat Emma +veilig lid van die familie worden. Zij krijgt tot man een der +degelijkste jongens die ik ooit ontmoet heb; komen daar nog +voortreffelijke schoonouders bij, dan zal menschelijkerwijs haar +toekomend geluk in alle opzigten gewaarborgd zijn. Zij is de dochter +van een parvenu, en André een jong mensch van geboorte; doch ik geloof +niet dat dit haar in den weg zal staan. Wij bezitten wel geene +schatten, doch wanneer wij het hoofd nedergelegd hebben, zal André het +niet onaardig vinden, eigenaar van Belvedere te worden. Ik doe dus als +gij en zie de toekomst vrolijk in. Het zal mij pijn doen, van Emma te +moeten scheiden; doch haar geluk gaat bovenal, en al zie ik haar niet +meer iederen morgen en iederen avond om mij henen, des te vrolijker +zullen wij zijn, wanneer zij met haar man bij ons komt logeren. Ik +hoop dat zij kinderen krijgen zal, Lydia." + +--"Maar, beste man, hoe kunt gij met een effen gelaat zulke +ontzettende dingen verkondigen?" + +--"Ik zeg niet veel kinderen, Lydia, maar kinderen, of althans één +kind. Wij weten bij ondervinding, en door Emma zelve, wat het zegt een +lief kind groot te zien worden." + +--"Dat weten wij," zeide Lydia, "en ik oordeel dat zij eene lieve +moeder worden zal." + +--"André zal ons het gemis van Reinier doen vergeten," voegde hij +daarbij, "en zoo zal ook de tweede helft van ons leven, Lydia, iets +van dien zonneschijn genieten, waaraan de eerste helft zoo rijk was." + + + + +VIJFDE HOOFDSTUK. + + +Den volgenden ochtend was alles op Belvedere bij tijds in de weer. Van +André-alleen bespeurde men niets. In groot pontifikaal had hij zich +voor dag en dauw naar de stad laten brengen, waar zijne direkteuren en +zijne kommissarissen, insgelijks in plegtgewaad, van regts en links +bijeen zouden komen. De receptie had plaats op het stadhuis. Van daar +begaf men zich in statigen optogt naar het stationsgebouw, waar de met +groen en vlaggen versierde feesttrein gereed stond. + +Het was overheerlijk weder; en toen omstreeks tien ure in den ochtend +het tentwagentje voorkwam om de familie van Belvedere naar de plaats +harer bestemming te brengen, zou de menschenhaat in persoon den lust +bij zich hebben voelen ontwaken om van de partij te zijn. Dorp en +omtrek waren op de been, en alles stroomde, den grindweg langs, naar +de rivier. Boerinnen en boeren, tuinlieden en arbeiders hadden om +strijd hunne zondagsche pakjes voor den dag gehaald, en zagen er de +eenen al helderder en vrolijker uit dan de anderen. De hollandsche +landlieden missen in hun voorkomen dat schilderachtige waarmede +men--in het Napolitaansche door den aanblik der lazzaroni, meent +gij?--neen, maar om een minder heterogeen voorbeeld te noemen, in +Zwabenland door dien der Steinlacherinnen of door de mannen van het +Hohenzollernsche verrast wordt. De vrouwen, bij ons op het land, +dragen geene kleederen van kostbare stof, erfstukken van een vroeger +geslacht, maar moderne weefsels, afkomstig uit hedendaagsche winkels; +de mannen hebben jassen en rokken aan, die in snede niet +noemenswaardig verschillen van het kostuum der handwerkslieden onder +de stedelingen. Zelfs is er iets wanstaltigs in de bij hen en bij haar +niet zelden voorkomende vermenging van voorvaderlijk en nieuwerwetsch. +Wie kan zonder meesmuilen eene boerin aanschouwen, op wier hoofd eene +superpositie heeft plaats gehad van valsch haar, gouden oorijzers, +eene kanten muts met afhangenden kap, en een strooijen hoedje met +breede linten naar op drie na de laatste mode? Wie gruwt niet +eenigzins, wanneer hij voor zich uit op den weg, te midden van het +bekoorlijk landschap, terwijl de zon de weiden en akkers bestraalt of +door de takken of bladeren van hoog en laag geboomte speelt, een +=suivez-moi= ziet nederdalen op de waggelende rotonditeit eener +verknipte crinoline, en de wetenschap met zich omdraagt dat de aldus +toegestelde dochter Eva's niemand anders is als de vrouw van Gerrit, +den zetbaas op de hoeve van mijnheer X? Doch ook de welvaart en de +welgedaanheid hebben hare bekoring, en er zijn oogenblikken waarin men +evenveel gevoelt voor eene vaderlandsche tolgaardersvrouw met eene +ongekreukte zwartzijden mantille over een japon van pimpelpaarsch +orleans, als voor dat puik der schaapherders in zuidelijker streken, +van tusschen wiens ongekamde haren een paar gitzwarte oogen u +tegenvonkelen, en door de gaten van wiens nonchalant gedrapeerden +mantel de trotsche overtuiging heenschijnt: "Ook een artiste, met uw +verlof!" + +De schaar van feestelijk uitgedoste voetgangers, door wier digten drom +het tentwagentje zich eenen weg moest banen, kon en zou niet +toegelaten worden op de tribune, in de onmiddelijke nabijheid der +brug, waar voor den heer Visscher en de zijnen vier van de beste +plaatsen waren opengehouden. De tribune,--een geïmproviseerde tempel +van schragen en planken, overschaduwd door een dak van zeildoek, van +welks top eene groote driekleur vrolijk in het zonlicht wapperde, +terwijl de spitsen der stijlen met bonte wapenborden en veelkleurige +vaantjes prijkten,--was dus geplaatst dat men regts en links, tot op +den versten afstand, de schijnbaar zich vernaauwende rails met het oog +volgen kon, en voor en achter, waar de bogen der reusachtige brug de +rivier overspanden, den vrijen blik had op het water. Daar krielde het +van tjalken en sloepen, van boeijers en jollen en gieken, de eenen +vastgesjord aan den wal, de anderen in het midden der rivier voor +anker liggend, de meesten op geringen afstand der brug aan de stevige +ducdalven bevestigd, die 's winters, wanneer de ijsgang kwam, +ernstiger proeven van hunne weerstandbiedende kracht zouden moeten +leveren dan die, waarmede zij nu volstaan konden. Door het stedelijk +bestuur waren twee groote met balken en planken aaneenverbonden aken +afgevaardigd, te zamen een vlot vormend, tusschen welks omtuining van +sparrenloof de eene of andere =Polyhymnia= een onmogelijk programma +uitvoerde: ouvertures en symfonien, afgewisseld door volksliederen en +verlevendigd door potpourri's waarin men al de populairste cavatines +uit vijfentwintig verschillende opera's krijgertje hoorde spelen. De +stemming der gezelschappen in de grooter en kleiner vaartuigen was =au +diapason= van het programma: een weinig luidruchtig, niet zeer +klassiek, maar opgeruimd en welmeenend. Zij kortten zich den tijd met +te kijken naar een jong heer in een wit linnen jasje en pantalon, die +de kunst vertoonde van op waterschoenen te loopen en elk oogenblik in +gevaar verkeerde, een nat pak te zullen halen. Toen hij werkelijk zijn +evenwigt verloor en voor eene wijl kopje onder maakte, ging er een +kreet van ontsteltenis op, doch zoodra hij eene minuut later weder op +zijne lange houten schoenen stond en met vernieuwden ijver druipend +aan het pagaaijen sloeg, viel hem een algemeen handgeklap ten deel. + +Wachten maakt hongerig en vooral dorstig; en toen het uur waarop de +feesttrein zou aankomen uit de stad en in volle vaart de brug zou +oversnorren, reeds zoo goed als verstreken was en nog niets kwam +opdagen, zag men spijskorfjes voor den dag halen, en werden er +broodjes met vleesch gegeten en glazen rijnschen wijn met spuitwater +gedronken door honderden van menschen, die anders op dit uur rustig +aan hunne bezigheden zaten en een diepen afkeer van overdaad en van +uithuizigheid professeerden. De zonnestralen dansten op het water; +ruischend schuurde de frissche stroom langs de boorden der schepen en +scheepjes; vrolijk klonk daarboven uit het schateren der trompetten; +het menschdom graasde. Moest men iedere week van het jaar zulk een +vertooning bijwonen, men zou er spoedig genoeg van krijgen; doch voor +een keer was het regt amusant en volkomen nationaal. + +Daar krijschte in de verte een schel en welbekend gefluit. Tallooze +malen had in de laatste maanden diezelfde gil, wanneer een werktrein +kwam aanstoomen, die zand, of steenen, of ijzer aan- of verder bragt, +de Duinendaalsche echo's wakker gemaakt en was hij door de oevers der +rivier weerkaatst. Ieder kende dat sein: de genoodigden op de tribune, +de opeengedrongen schare aan weerzijde van het water, de spelevarenden +in hunne booten. Toch voer door aller leden een elektrieke schok, als +bij het naderen van een Vorst wiens aangezigt zijn volk voor het eerst +aanschouwen zal. Duizend hoofden wendden zich eensklaps om; duizend +oogen staarden in dezelfde rigting; de muziek zweeg; men hoorde geen +ander geluid als dat van den ratelenden trein, die snel en statig +zijnen weg vervolgde. Op korten afstand voor de brug klonk een tweede +sein, scheller en aanhoudender dan het eerste; de wachters stonden +roerloos op hunnen post, met de hand aan de kruk; de storm schoot aan; +nog één slag der zwoegende machine en de grens zou overschreden zijn. +Daar hield de Koning zijnen intogt! Een fanfare, wuivende mutsen en +doeken, een daverend hoera uit duizend keelen,--en voorbij was de +feesttrein. + +André had dit goede, dat hij deugdelijk werk verrigtte, zonder zich +illusien te maken omtrent zijne eigen belangrijkheid. Hij was geen +engel, maar ook niet een dier jonge mannen, die hun handwerk voor eene +zending, of hunne broodwinning voor eene providentiële roeping +aanzien. Zonder valsche nederigheid (zijne gebreken lagen elders) had +hij Emma beduid, dat men geen genie behoefde te zijn om een tunnel te +graven of een viaduc te bouwen; dat ook de moeijelijkste ondernemingen +van dien aard, in den tegenwoordigen tijd, eenvoudig nederkwamen op +eene geldkwestie, en het voor hem en zijne toekomst veeleer de vraag +was of hij zijne meerderen niet misleidde en zich door zijne minderen +niet liet omkoopen, dan of hij de geheimen der natuur doorzocht en een +sleutel op tot nog toe onopgeloste raadselen ontdekt had. Hij was +gewoon geraakt aan de wetenschap, dat hij even als een daglooner, die +onopgemerkt zijne taak verrigt, of een koopman, die van zijn kantoor +naar de beurs en van de beurs naar huis gaat, of een kunstenaar, die +zich opsluit in zijne binnenkamer en den dichter aflegt om +handwerksman te zijn, zich iederen ochtend op een bepaalden tijd naar +zijn werk begaf en op een bepaalden tijd iederen middag of avond +huiswaarts keerde. De denkbeelden van haren vader, die niet geloofde +aan talent zonder studie, en burgerlijke hoedanigheden als den +grondslag van iederen welgevestigden roem beschouwde, hadden Emma van +lieverlede er toe gebragt in haren bruidegom niet meer te zien dan +iemand, die volkomen berekend was voor zijn vak, en die het corps, +waartoe hij behoorde, eer aandeed. Doch toen zij hem dien ochtend zag +aansnellen, met eigen hand de lokomotief besturend die in haar gevolg +zoo vele beloften voor de toekomst eener geheele landstreek voerde; en +meer nog, toen zij den trein stampend en dreunend hoorde henenratelen +over de brug wier steenen pijlers en metalen bovenbouw de eeuwen +schenen uit te dagen, was zij trotsch op haren bruidegom en schitterde +in haar oog een traan van aandoening. + +Geen menschenwerk is grootsch zoolang het onvoltooid, of althans niet +ver genoeg afgewerkt is om zich eene voorstelling te kunnen vormen van +het geheel. In geene geboorte is iets verhevens, en hoe men den arbeid +ook idealisere, hij is en blijft poorterlijk. In de mokerslagen van +den bankwerker, die ijzeren bouten drilt in den stoomketel eener +lokomotief, is geen zweem van poëzie; ook niet in het obscene lied van +den heibaas, wiens polderjongens op de maat het blok doen nederbonzen +op den schedel eener puntige juffer; ook niet in de bevelen van den +ingenieur, die, met modderlaarzen aan, heen en weder loopt van den +oever naar de keet, of zich in een schuitje, terwijl de wind met de +panden van zijn halfsleetsch zomerjasje speelt, van den eenen kistdam +naar den anderen laat roeijen. Doch laat de vrucht der inspanning van +zoovele hoofden en handen; der vindingrijkheid van geslacht aan +geslacht; der eeuwenheugende worsteling van mensch en natuur,--laat in +een gegeven oogenblik, onder gunstige omstandigheden, die vrucht u in +zijn vollen wasdom vertoond worden,--en gij looft onwillekeurig de +menschelijke industrie, om het even of zij een koningrijk verovert, of +eene godsdienst sticht, of een spoorweg bouwt. Zweet, bloed, +verrukking van zinnen,--al het walgelijke en tegenstrijdige is +uitgewischt, en voor een poos verkwikt men zich met volle teugen aan +de bron der harmonie. + + + + +ZESDE HOOFDSTUK. + + +De terugtocht naar Belvedere was een triomftogt voor den afwezigen +André. Zijn vader, Emma's ouders, Emma-zelve,--allen dachten aan hem +met welgevallen, en prezen hem in stilte of overluid, en zagen eene +blijde toekomst zich voor hem openen. Intusschen zat hij, met zijne +direktie en hare genoodigden, in de groote zaal van een hôtel, uren +ver van Duinendaal verwijderd, aan een dier somptueuse maaltijden aan, +die het midden houden tusschen een ontbijt en een diner en waaraan +alle feestvierende spoorweg-compagnien zich eene indigestie plegen te +eten. Er kwam een toast van den gouverneur der provincie aan den +president der maatschappij, een andere van den eerstaanwezenden +ingenieur van den waterstaat aan den burgemeester der plaats, en +eindelijk, toen de rij der officiële dronken bijna gesloten was, +eindelijk ook een toast aan André-zelven. Doch hij luisterde te +nauwernood naar hetgeen van hem, en tot hem, gezegd werd. Zijn hart +was te Duinendaal, en hij haakte naar het oogenblik dat trein en +feestgenooten den terugtogt zouden aannemen. Laat in den avond kwam +hij op Belvedere aanschellen. + +Met dien avond eindigde voor hem een hoofdstuk uit zijn leven. In de +stad aangekomen, liet hij zich in een open rijtuig naar buiten +brengen, de frissche lucht en de halve duisternis verkwikte hem en +gaven hem rust; hij nam plaats op de voorbank, naast den koetsier, en +zat onopgemerkt te glimlagchen om de ingenomenheid waarmede die +trouwhartige voerman over den schimmel sprak, die hen op een +sukkeldrafje naar Duinendaal bragt, en over nog een half dozijn +andere, even magere en even kreupele dieren, die op stal of in het +land de terugkomst van dezen asthmatieken kameraad verbeidden. Er was +humor in de verhalen van dien man. Geen zijner apokalyptische rossen, +scheen het, zag er zoo onooglijk uit, of het had de bloem der dagen +gekend en was het lievelingspaard geweest van een rijk heer of eene +aanzienlijke dame, wier namen zij voortgingen te dragen. Andere +sleperspaarden mogen Betzy of Mina, de bruin of de bles heeten; de +stal van dezen sleper deed aan de oudadelijke abdij van Rijnsburg +denken, waar graven van Wassenaar den avond kwamen doorbrengen in het +gezelschap van gravinnen van Noordwijk. Vergelijkenderwijs was de +merrieschimmel, die André naar buiten sleepte, een dier van lage +afkomst: naar de schatrijke weduwe van een bankier, die voor hare +kosten een geheel weeshuis had laten bouwen, doch in wier aderen nooit +een druppel edel bloed gestroomd had, heette zij "mevrouw Tissot." +Wanneer eene vigilante besteld werd, en de staljongen den sleper +vroeg: "Baas, wie wil je er voor?" antwoordde de sleper met volkomen +ernst: "Mevrouw Tissot dan maar." Somtijds, wanneer er haast bij het +werk was, geraakte "mevrouw" tusschen de haverkist en den voerbak; en +heette de schimmel,--hetgeen haar voormalige eigenares, indien zij het +had kunnen hooren, gewis en teregt zeer oneerbiedig zou gevonden +hebben,--kortweg "Tissot." + +Zonder er een voorgevoel van te hebben, dat de idylle zijns levens ten +einde spoedde, bleef de herinnering aan deze nietigheden, gelijk het +geval pleegt te zijn wanneer iemands lotgevallen een keerpunt +naderen, André nogtans bij. Gedurende de laatste maanden waren alleen +de goede elementen in zijne natuur aan het licht gekomen; Emma's +invloed had tot hiertoe uitsluitend weldadig op hem gewerkt; eervolle +gedwongen arbeid had hem de gelegenheid niet gelaten om toe te geven +aan welke verkeerde neigingen dan ook. Binnen een korter tijdsverloop +dan hijzelf met de waarschijnlijkheid overeen zou kunnen brengen, zou +men hem hooren beweren,--of zou althans op den bodem van zijne ziel +geschreven staan,--dat aan Emma en aan zijn geluk iets ontbrak; niet +iets bijkomstigs, niet eene zaak van ondergeschikt belang, maar iets +wezenlijks, iets dat al het overige in de schaduw stelde, de +aanvulling eener leegte en de voldoening van een wensch, in +vergelijking waarvan zijn tegenwoordige rijkdom armoede scheen. Uit +Emma's oogpunt gezien, zou dat meerdere, waarnaar hij haken zou, een +bedriegelijk goed zijn en niet verkregen kunnen worden als door +wreedheid en verraad. Hij daarentegen zou volhouden dat geen offer te +zwaar is, wanneer het geldt zekere inspraak te volgen; dat de mensch +het somtijds niet in zijne magt heeft, weerstand te bieden aan den +aandrang, dien hij ondervindt, en sommige hartstogten tegelijk zoo +krachtig en zoo natuurlijk zijn, dat men, indien het schuldig ware +zich daaraan overtegeven, de natuur-zelve wreed en trouweloos zou +moeten noemen. In dien strijd tusschen ja en neen zou alleen eene meer +dan menschelijke magt uitspraak kunnen doen. Doch op dit oogenblik was +de strijd zelfs nog niet aangevangen, en de toekomst moest nog leeren +(want ook de dag van morgen maakt een deel der toekomst uit) of er al +dan niet scheuring komen en, zoo ja, hoe wijd de kloof gapen zou. +Slechts dit eene zou André in geen geval kunnen ontkennen, dat de +soort van naïveteit, waaraan men teregt of ten onregte den naam geeft +van onschuld of onbedorvenheid, hare eigenaardige bekoorlijkheid +heeft, en geene herinneringen uit andere perioden van ons leven ons op +onzen weg zoo getrouw vergezellen als deze. Die sleper met zijne +rossinanten was komiek, en de aanzienlijke namen dier viervoetige +martelaren van den ouderdom en den arbeid wekten een glimlach. Doch +het is ieder niet gegeven aldus te =kunnen= glimlagchen, en het zal lang +duren eer het menschdom afleert te gelooven dat het vermogen daartoe +een van zijne goede eigenschappen is. + +--"Daar is André!" riep Emma, toen zij een rijtuig hoorde stilhouden. +Zij had zijne stem herkend, en tevens herkende zij aan den +hartelijken toon waarop de sleper hem goeden avond wenschte, zijne +edelmoedigheid. Gelijk al degenen die gewoon zijn in hun eigen +onderhoud te voorzien en met de arbeidende klasse te verkeeren, was +André mild met fooitjes geven. + +Zij snelde naar voren en ontving hem in den gang met eene dier +omhelzingen, waarvan hij voor zijne verloving met haar zich vaak had +voorgesteld, dat zij hem tot den gelukkigsten van alle menschen zouden +maken. + +--"Dag Emma!" fluisterde hij haar in het oor, haar kussend op den mond +en haar aan zijne borst drukkend. "Heb ik mij goed gehouden van +ochtend? Zijt gij tevreden over mij geweest?" + +--"En hebben uwe ooren niet getuit?" vroeg zij, haar arm in den zijnen +leggend en hem met zich medetroonend naar de zitkamer. "Den geheelen +dag hebben wij niets anders gedaan als uwen lof zingen. Wees niet +eenkennig, maar kom en laat u feliciteren." + +Een opwekkend gevoel doorstroomde geheel zijn wezen, toen hij met Emma +aan zijne zijde de kamer binnentrad en zij hem schertsend aan hare +ouders en aan zijn eigen vader voorstelde als een overwinnaar in de +Olympische spelen van den nieuwen tijd. Allen stonden op, en kwamen +hem te gemoet, en drukten hem de handen. Lydia en Emma boden hem +vruchten aan, de oude heer Visscher een glas Bourgonje. Ofschoon hij +dien dag reeds wijn genoeg gedronken had, smaakte die teug hem +overheerlijk, en hij at een tweede perzik ten einde een overbodig +argument te kunnen aanvoeren ten gunste van nog een glas. + +--"Mijnheer Kortenaer," zeide de oude heer Visscher, zich in de +volheid zijner vreugde tot André's vader wendend en André nogmaals de +hand toestekend, "dit jonge mensch draagt zijnen naam met eere. Wij +wenschen u en hem en onszelven daarmede geluk. Mijne vrouw en ik, wij +bevelen u nogmaals onze dochter aan. Wij hebben haar innig lief, te +lief om hare wenschen te wederstreven, en daarom zal onze droefheid, +wanneer zij ons huis verlaten zal om André's vrouw te worden, niet +bitter zijn. Voor de geheele wereld hebben wij hem heden aangenomen +als onzen zoon, en wij zijn er trotsch op, hem aldus te mogen noemen. +Dat gij voor Emma een liefhebbend vader zijn zult, daarvan, al kennen +wij elkander eerst sedert gisteren van aangezigt, houden wij ons +verzekerd. De dag van heden is voor ons allen een schoone en zoete +dag. Laat ons zijne herinnering bewaren en hem in eere houden als een +voorbode van veel goeds, veel blijdschap en groote stof tot +dankbaarheid." + +--"En is het waarlijk waar, mijnheer," vroeg Emma, zich insgelijks tot +den ouden heer Kortenaer wendend, "dat André ons in den loop der +volgende week voor een poos zal moeten verlaten?" + +--"Heeft hij gezegd in den loop, lieve Emma? Dan heeft hij gejokt, en +behoort gij hem daarover te bestraffen. Niet in den loop maar in het +begin, zeer in het begin der volgende week moet hij zich te A. +bevinden. Zijn oom wacht hem aanstaanden maandag-ochtend, aan het +ontbijt, en zijn oom is een man van de klok." + +--"Dus zal hij zondag-avond in de stad moeten zijn om met den laatsten +trein te kunnen vertrekken?" + +--"Dat zal hij, lief kind, maar daar het nu nog geen donderdag is, +zult gij eerst nog vier volle dagen uw hart kunnen ophalen aan +elkanders bijzijn. Mijn persoon, dat weet gij, zal u daarbij niet in +den weg staan. Ik neem morgen-ochtend vroeg de terugreis weder aan." + +--"Daar protesteren wij tegen, mijnheer Kortenaer," riep Lydia met een +lach. "Gij weet hoe gaarne wij u nog eenigen tijd te Duinendaal zouden +gehouden hebben; en indien ùwe tegenwoordigheid een hinderpaal voor +het genoegen van onze jonge lieden moest heeten, waar zullen dan wij, +mijn man en ik, ons gedurende die vier dagen bergen?" + +--"En nu is het aan ons om te protesteren," riep André op zijne beurt +en met vuur. "Niet waar, Emma? Neen, lieve mevrouw, al zoudt gij ons +nog tienmaal erger plagen dan gij nu zes maanden achtereen dagelijks +gedaan hebt, nimmer zult gij ons aan eenig gezelschap de voorkeur +hooren geven boven dat van uzelve en van mijnheer Visscher. Mijn vader +gaat veel te spoedig weder heen om u naar verdienste te kunnen +schatten. Wilde hij slechts veertien dagen hier blijven, hij zou met +mij getuigen, dat gij de aardigste, de gezelligste en de +toegeeflijkste van alle aanstaande schoonmoeders zijt." + +--"Zwijg, André," viel de oude heer Visscher hem met een vriendelijk +bevel in de rede; "zwijg en maak geene slechte komplimenten. +Toegeeflijkheid is niet meer dan eene halve deugd, en hoe korter men +de jongelieden houdt, hoe beter dienst men hen bewijst. Zeg ons +liever, hoe lang gij afwezig denkt te blijven, en laat mij uw adres, +voor het geval dat gedurende uwe afwezigheid de nieuwe brug +ineenstort." + +--"Foei, lieve vader," zeide Emma, "hoe kunt gij het van u verkrijgen, +met zulke dingen den spot te drijven? En gij zijt zelf de eerste +geweest om te beweren, dat de brug minstens honderd jaar zal kunnen +duren, al gaan er nog zoo veel treinen overheen!" + +--"Juist, mijn kind, en daarom scherts ik met een goed geweten. +Wanneer een gouvernement stevig in elkander zit, behoeft het niet bang +te zijn voor de uitwerking eener onschuldige spotprent. Maar waarom, +André, antwoordt gij niet op mijne vraag? Spreek, en indien gij met +alle brave bruidegoms een afschuw hebt van den trouweloozen Theseus, +noem dag en uur, en zeg ons tegen wanneer de kleine Ariadne, hier, +hare traantjes zal kunnen droogen." + +Emma lachte, omdat haar vader zoo goed geluimd was; beter geluimd dan +in langen tijd met hem het geval was geweest. + +--"Ik twijfel, mijnheer Visscher," zeide André, zijnen vader vragend +aanziende, "of ik nu reeds zal kunnen bepalen, wanneer het mijn oom +behagen zal mij weder los te laten. Doch gelooft gij wel, Emma, dat in +mij een Theseus-aard schuilt? Neen, moet ik op een griekschen halfgod +gelijken, dan op Herkules bij den tweesprong!" + +--"Dat kunt gij laten!" schertste Emma. "Of zijt gij van plan, op reis +verkeerde relaties aan te knoopen? Toch niet met de huishoudster van +uw oom, hoop ik?" + +--"Met die goede oude schommel, wier ziel sedert eene halve eeuw in +een sleutelmandje zit? Neen Emma," zeide André, hartelijk lagchend, +"wees daaromtrent gerust. Indien ik op Herkules zou willen gelijken, +zou het zijn om bij elke wisseling tusschen verleiding en deugd het +goede deel te kiezen." + +--"Maar ik wil volstrekt niet hebben," ging Emma voort, "dat gij +weifelen zult. Verbeeld u, dat ik het vaste voornemen aankondigde om +gedurende uwe afwezigheid met niemand te koketteren? Dat ik u heilig +beloofde, het voorbeeld te zullen volgen van alle Penelope's en alle +Lucretia's van den ouden en nieuwen tijd? In uwe plaats zou ik +dergelijke verbindtenissen bedenkelijk vinden. Lieve moeder," ging zij +voort, zich tot Lydia wendend, "zeg André toch dat hij aan anderen +niet doen mag hetgeen hij niet zou willen dat hem geschiedde." + +--"André heeft die vermaning niet noodig, beste Emma," antwoordde +Lydia, "en indien ik hem bepreekte, vrees ik dat hij mij op nieuw +komplimenten zou gaan maken. Voor het kwaad, waarvan gij spreekt, is +geen kruid gewassen. De wereld is altijd zoo geweest en zal altijd zoo +blijven." + +--"Van welk kwaad spreekt Emma toch, lieve vrouw?" vroeg de oude heer +Visscher. "Mij is daarvan niets ter oore gekomen." + +--"Ik zal het u zeggen, mijnheer Visscher," haastte André zich in te +vallen. "Emma heeft in een van hare boeken gelezen, dat de vrouwen +dezelfde regten hebben als de mannen, en daaruit leidt zij af, dat +wanneer een man iets verkeerds doet, zijne vrouw of zijn meisje +daardoor vrijheid bekomt om insgelijks verkeerd te handelen." + +--"Is het waar, Emma, wat André daar van u vertelt?" + +--"Geloof hem niet, beste vader. Hij spelt u wat op den mouw." + +--"Maar, Emma," begon André. + +--"Maar, André," begon Emma. + +--"Kinderen," viel de oude heer Kortenaer hen in de rede, "laat ons +aan den avond van dezen veelbewogen dag, zooals de couranten zich +uitdrukken, niet in bespiegelingen vervallen, die een onrustigen nacht +zouden geven. André, het is voor ons meer dan tijd, naar uw logement +terug te keeren. Sluit vrede met Emma, en ga met mij mede." + +Aan dien wenk moest gehoorzaamd worden. De oude heer Kortenaer, die er +op stond den volgenden ochtend vroeg weder te vertrekken, nam afscheid +van de familie op Belvedere, en deed dit in de opgeruimde stemming van +iemand die eene plaats, waar hij eenige gelukkige oogenblikken heeft +doorgebragt, weldra terug hoopt te zien. Het tijdstip van André's +huwelijk was dan ook niet ver meer verwijderd, en men scheidde van +elkander in het vrolijk vooruitzicht, binnen weinige maanden de +wederzijdsche kennismaking te hernieuwen. + + +--"Zijt gij daar, André?" vroeg de oude heer, toen zij buiten gekomen +waren en het voetpad volgden dat door het bosch naar de dorpstraat +voerde. + +--"Ik ben vlak achter u, vader. Ga gerust door. Gij kunt hier +onmogelijk dwalen." + +--"Intusschen zie ik geen hand voor oogen. Het is stikdonker in dit +laantje." + +--"Dat komt, vader, omdat het zomer is. 's Winters, wanneer de boomen +zonder bladen zijn, herkent men de voetpaden buiten veel +gemakkelijker. Over een dag of wat hebben wij eerste kwartier: dan +wandel ik naar het dorp in den maneschijn." + +--"Ik hoop, André, dat de wassende maan u hier niet langer zal doen +vertoeven dan met uwe en onze belangen overeen te brengen is. Uw oom +is er zeer op gesteld u aanstaanden maandag-morgen bij zich te zien." + +--"Zondag-avond, dat beloof ik u, vertrek ik van hier en ga met den +laatsten trein naar A. De veeren in de =Pays-Bas= zouden al zeer zacht +moeten zijn, indien ik maandag-ochtend niet present was op het appèl. +Mag ik weten wat oom Timmermans mij te zeggen heeft?" + +--"O ja wel. Het is over die kleine erfenis te M., die wij deelen +moeten met onzen neef Dijk." + +--"Heb ik daar persoonlijk iets mede te maken?" + +--"Niet bepaald; maar het kan zijn, dat uw oom u verzoekt, in zijne +plaats naar M. te gaan." + +--"Waarom gaat oom daar niet zelf naar toe?" + +--"Beste jongen, dat weet ik niet. Ik weet niet eens, of hij u +opdragen zal, zijne plaats te vervangen. Welligt heeft hij geheel +andere plannen." + +--"Mag Emma weten, dat ik misschien naar M. zal moeten gaan?" + +--"Ik zie niet in waarom niet; maar de vraag is, of het tot iets +dienen zou. In uwe plaats wachtte ik liever totdat gij kennis zult +dragen van hetgeen uw oom van u verlangt. Wil hij dat gij naar M. +gaat, dan is het tijd genoeg, dunkt mij, Emma daarvan te verwittigen, +en het zal ongetwijfeld haar minder grieven dat berigt te ontvangen in +een brief, dan zoo gij haar nu reeds welligt noodeloos schrikbeelden +voorspiegelt. Sedert ik Emma heb zien omgaan met hare ouders en hare +ouders met haar, ben ik versterkt geworden in mijn gevoelen dat zij +een buitengemeen zachtzinnig meisje is. Zulke teêre planten willen met +omzigtigheid behandeld worden." + +--"Dat is zoo, vader, maar gij maakt u niettemin eene verkeerde +voorstelling van Emma. Zij is veel flinker dan men denken zou. Niet +dat ik uw raad niet volgen wil, integendeel, maar ik houd mij +overtuigd dat de voorzorg overbodig is. Of zoudt gij waarlijk meenen, +dat het Emma benadeelen zou, indien ik haar ronduit zeide, dat mijne +afwezigheid misschien langer duren zal dan zij vermoedt?" + +--"Beste jongen, ik laat u volkomen vrij. Wat gij van Emma zegt, is +waar: zij is niet alleen een gevoelig, maar ook een zeer verstandig +meisje. Handel dus naar uw beste weten, en laat ons over dat punt niet +meer woorden verspillen dan noodig is. Mij dunkt, die gloeijende +spijker daar, is de lantaarn van ons logement. Is het niet zoo?" + +--"Zoo is het, vader; ofschoon de kastelein het zeer kwalijk nemen +zou, indien hij u op dien toon over de verlichting van zijn +etablissement hoorde spreken. Daar zijn wij er. Goeden nacht, vader; +morgen-ochtend vóór uw vertrek zie ik u nog." + +--"Dat behoeft niet, mijn jongen. Gij hebt een vermoeijenden dag +gehad, en ik geef u verlof om uit te slapen. Belast mij met uwe +groeten naar huis, en beloof mij nogmaals dat gij niet verzuimen zult, +aan den wensch van uw oom te voldoen; meer verlang ik niet. Goeden +nacht, en tot wederziens." + + +Had men den ouden heer Kortenaer, toen hij zich geheel alleen in zijne +kamer bevond, met aandrang afgevraagd, of hij zich over André's +toekomst in het geheel niet ongerust maakte, misschien zou hij, na +zich met de hand over het hooge voorhoofd te hebben gestreken, +geantwoord hebben: "Ongerust? zeer zeker niet; doch nu gij het vraagt, +ja toch, wel een omzien." Daar evenwel niemand hem dwong, zich op die +wijze rekenschap te geven van zijne indrukken, ging het hem gelijk het +ons allen gaat, wanneer wij er belang bij hebben ons heen te zetten +over onze invallende gedachten. Het had hem daareven onaangenaam +getroffen, indien gij wilt, dat André in het geheel geene bezorgdheid +aan den dag had gelegd over hetgeen hijzelf ontberen zou, indien hij +Emma voor eene poos verlaten moest; en misschien, zoo de vader zich +aan die opmerking vastgehouden had, zou hij daaruit ten aanzien van +het karakter van zijnen zoon sommige leerzame gevolgtrekkingen hebben +afgeleid. Doch ook de besten en de fijngevoeligsten ontgeven zich +zulke dingen, en eerst naderhand, wanneer de gebeurtenissen daarop hun +licht of hunne schaduw zijn komen werpen, en het te laat is, wordt men +gewaar dat zij eene beteekenis hadden. + +Wat André betreft, hij dacht op dit oogenblik met zoo veel liefde aan +Emma, dat zijn vaders bekommering, ingeval deze werkelijk bestaan en +zich in woorden geuit had, door hem niet ernstig opgenomen, maar op +rekening der zwaartillendheid van den ouderdom gesteld zou zijn. Nu is +het waar dat geen uur van den dag een bruidegom zoo zeer tot +teederheid stemt als het nachtelijk klokje van twaalven, en dat hij, +door de eenzaamheid-zelve herinnerd aan de onvolledigheid van zijn +bestaan, op dat uur en in die omstandigheden dubbel vervuld pleegt te +zijn met de herinnering aan haar, die hem van zijne verlatenheid +eerlang troosten zal. Doch André had die verzoenende gedachte +vooralsnog niet noodig, of verbeeldde zich althans, haar te kunnen +ontberen. Het was zoo, dat het vooruitzigt eener mogelijke scheiding, +hoe kort die ook duren mogt, hem meer griefde om Emma's dan om +zijnentwil; en zij, die zich te regt of ten onregte op hunne kennis +van het menschelijk gemoed laten voorstaan, zullen op grond van dat +verschijnsel beweren dat aan het register zijner liefde, met de mannen +der muzikale kritiek gesproken, sommige toonen ontbraken. Dit moest +evenwel nog uitkomen, en hij was zich van dat gebrek in 't minst niet +bewust. Hij stak zijne lamp op en zette zich neder in den niet al te +gemakkelijken vouwstoel, dien de kastelein van het Wapen van +Duinendaal een voltaire noemde. Zijn hoofd stond er niet naar om een +boek ter hand te nemen of zich te verdiepen in de teekeningen en +tabellen waarmede zijne geïmproviseerde schrijftafel overdekt was. +Doch terwijl hij daar nevens die tafel zat en zijne sigaar uitrookte, +dacht hij met onberispelijk welgevallen aan de toekomst, en in al de +voorstellingen, al de beelden, al de groepen, die zijnen geest +voorbijtrokken, vervulde Emma eene voorname plaats. Een vol half uur +bleef hij in die gepeinzen verdiept, achterover leunend in zijn stoel +en rookwolkjes uitblazend; en nog toen hij zich ter rust begeven had, +omzweefde hem Emma's beeld. + +In den droom zag hij haar op den buitensten rand eener met vlaggen +versierde tribune staan en de armen naar hem uitbreiden; hijzelf kwam +aansnorren als bestuurder eener lokomotief, klemde zich in het +voorbijrijden met de eene hand aan de balustrade vast, greep zijne +bruid met de andere om het midden, drukte haar lagchend aan zijne +borst, en stoof met haar een tooverland te gemoet, waar de toppen van +blaauwe bergen zich in het azuur der lucht verloren en de poorten van +tunnel aan tunnel een eindeloos vergezigt openden in lagchende dalen. + + + + +ZEVENDE HOOFDSTUK + + +Den dag van André's vertrek was Emma stiller dan gewoonlijk; niet +omdat zij een voorgevoel had van rampen, die haar boven het hoofd +hingen, maar alleen omdat zij hem gaarne bij zich zou gehouden hebben. +Nu eens schenen de uren haar toe, eindeloos langzaam om te kruipen; +een oogenblik later was het haar, alsof de tijd eensklaps een levend +wezen geworden was en hij die zekere vleugelen had aangeschoten, wier +bestaan men gewoon is, naar het rijk der mythologie en der allegorie +te verbannen. De laatste indruk behield de overhand, en toen de avond +begon te vallen zocht zij de zijde van André, ten einde van zijne +tegenwoordigheid zoo lang en van zoo nabij mogelijk te genieten. + +Hij had dien middag op Belvedere gegeten, was daarna in het logement +zijn valies gaan pakken, en stond nu, naast Emma, voor het +opengeslagen venster derzelfde bovenvoorkamer, waar hij haar voor het +eerst van zijne liefde gesproken had. Alles in het vertrek had sedert +dien winteravond hetzelfde voorkomen behouden; zelfs de +vooruitspringende haard stond nog op zijne plaats, en indien er geene +muggen gedanst hadden om de lamp, zou men in den waan hebben kunnen +verkeeren, dat ook in het saizoen geene verandering gekomen was. Doch +in plaats dat de oostenwind door de kale takken der boomen gierde, of +de Maartsche sneeuw zich stapelde op het afdak der verandah, stroomde +nu, tegelijk met de zoele avondlucht, de uit den tuin opstijgende +geuren der bloembedden naar binnen. André, die naauwlijks meer een +half uur te verliezen had, hield den linkerarm om Emma's middel +geslagen; zij liet haren regter op zijnen schouder rusten en leunde +met het hoofd aan zijne borst. Zonder hare gestalte te overschaduwen, +maakte de zijne, wanneer men hen aldus nevens elkander zag staan, den +indruk een steun voor haar te zijn. + +Zij zag op naar de rijzende maan en wees hem eene ster, wier gouden +vonk bijna den bovenrand der zilveren sikkel raakte. Zwijgend +luisterden zij naar het zacht rumoer dat opsteeg van den weg. Daar +hoorden zij, over de velden heen, de klok van den hoogen stadstoren +met zware slagen het uur van negenen slaan, en op hetzelfde oogenblik +drong de zachte klank van het stads-boomklokje tot hen door: een +waarschuwend sein voor de schepen op het water en ditmaal ook voor +den reiziger aan den wal. + +In de 17de eeuw te onzent, toen voor de fijne schakeringen der +menschelijke genegenheden zulke edele namen nog niet bestonden als +tegenwoordig, noemde men eene stemming als die, waarin André den +afscheidskus op Emma's lippen drukte en Emma hem dien kus teruggaf, +=kalverliefde=. Misschien was de naam welgekozen en zou hij ook nu nog +verdienen in zwang te zijn. Misschien is naar de meening van sommigen +dat ruwe woord de ware term tot aanduiding en gisping van al hetgeen +er in eene eerste liefde, misschien door wat zinnelijken lust +ontsierd, doch voor het overige van alle wereldsche berekening zuiver, +door geenerlei maatschappelijk belang ingegeven, aangemoedigd, of tot +standvastigheid bewogen,--van al hetgeen daarin bevalligs en +innemends, nu ja, maar ook hagchelijks, onvoorzigtigs en bovenal +onnoozels is. Verga nogtans, zullen anderen beweren, verga de man, +die, na de wieken zijner ziel in deze wateren gedoopt te hebben, +voortaan hunne frischheid lastert, en moge de Hemel zich over de +dochter Eva's ontfermen, die van betere idealen droomt! Doch dit is +eene gemakkelijke verwensching, en schraal ware hier beneden de oogst +des Duivels, ook al ging zij in vervulling. Men heeft ontgoochelde +vrouwen van leeftijd ontmoet, die boven alle andere dingen in hemel en +op aarde de voorkeur gaven aan eene hertoginnen-tabouret, of aan eene +inschrijving op het Grootboek, of aan een rijken schoonzoon, of aan +een spaaroven. Er zijn eerzuchtige mannen geweest, die ja wat niet al +zouden hebben willen uitrigten of volbrengen? hunnen Vorst onttroonen +en president eener Republiek worden, of zich een europeschen naam in +de wetenschap maken, of in volksvergaderingen de schare zien hangen +aan hunne lippen, of met vier paarden rijden, of na een moeitevol +leven smalle coupons knippen van langgerekte oostenrijksche +schuldbrieven. Doch al bezitten die mannen, op het oogenblik dat deze +bladzijde onder hunne aandacht komt, eene buitenplaats en een eigen +graf; al prijkt op de étagère dier vrouwen eene verzameling van +oud-blaauw waarvoor een mandarijn den hoed zou afnemen,--geen van +haar, geen van hen, die den dag of het uur vergeet, toen zij die hij +Emma noemde hem aansprak met den naam van André, toen haar door hem +dien zij het waagde André te heeten de naam van Emma toegefluisterd +werd. + + + + +TWEEDE BOEK. + +IN HET VUUR. + + + + +EERSTE HOOFDSTUK. + + +Aan het station G., het laatste van een der nieuwe vaderlandsche +spoorwegen, was in den naar M. bestemden ochtendtrein een reiziger +gestapt, wiens gewaad geen twijfel overliet omtrent zijne +maatschappelijke betrekking. Zelfs verried het die zoo duidelijk, dat +twee niet-katholieke burgerjufvrouwen van gevorderden leeftijd, +gezeten in hetzelfde rijtuig der tweede klasse waarin hij plaats +genomen had en waarin niet gerookt werd, de moeite hadden kunnen +sparen elkander aan te stooten, als wilden zij zeggen: "Daar is er +weêr een." Echter diene tot hare verontschuldiging dat de +binnengetredene welligt de twintigste pastoor was, dien zij in het +morgenuur op hare reis van A. naar M. aan verschillende +tusschenstations hadden zien uitstijgen of instappen. Aan wie de +schuld? Ook van pastoors kan men zeggen, even als van gekroonde +hoofden, dat zij, om geducht te blijven, zich niet in te grooten +getale, en niet te snel achter elkander, den volke vertoonen moeten. + +Al had de nieuwe reisgenoot de mimiek der beide vrouwen opgemerkt of +den zin daarvan begrepen, hij zou zich thans in geenerlei trant +deswege op haar gewroken hebben. Doch hij was zich zoo min bewust, +door zijne tegenwoordigheid voedsel gegeven te hebben aan hare +hilariteit, als hij op dit oogenblik in eene stemming verkeerde om +haar òf te kapittelen, òf haar op zijne beurt voor het lapje te +houden. Men kon hem aanzien dat hij geheel en al met een of ander +denkbeeld vervuld was; en naar de uitdrukking van zijn gelaat te +oordeelen, was die alles absorberende gedachte ver van vrolijk. Hij +gaf dan ook weinig acht op hetgeen voorviel om hem henen. Een +beleefde, maar verstrooide groet was de eenige vorm waaronder hij van +de twee vrouwen (andere passagiers bevonden zich niet in den wagen) +bij het instappen en uitstijgen notitie nam. Bij hare aankomst in de +groote stad zagen zij, onder de schare der voetgangers en tusschen de +rijtuigen voor haar uit, hem ras verdwijnen. + +Niemand groette hem: waaruit moest worden opgemaakt dat M. zijne +standplaats niet was; ofschoon zijn rustige gang in eene bepaalde +rigting, grachten langs en pleinen over, bewees dat hij den weg kende +en een doel had. Hij bereikte eene breede en lange straat, blijkbaar +eene hoofdstraat; ontweek op het trottoir aan de linkerzijde de +elkander op het middenpad kruisende omnibussen en vrachtwagens en +handkarren, ging de straat half ten einde, stak over, en schelde toen, +op de wijze van iemand die weet waar hij wezen moet, aan de deur van +eene breede en deftige bovenwoning. Het onderhuis vormde een voornaam +magazijn van lakens en stoffen, en een winkelbediende was bezig achter +een der groote spiegelglazen vensters, in hardsteen en blinkend koper +gevat, voor de duizendste maal in zijn leven eene piramide van +fraaibewerkte vesten te bouwen. Er waren er van fluweel, van zijde, +van cachemire, sommige met levendige, andere met stille kleuren; doch +geen zoo zedig van tint, zoo gematigd edel van stof, of het schreeuwde +met het gewaad van onzen reiziger, gelijk de wereld schreeuwt met de +leer des kruises. Op de deur der bovenwoning stond met duidelijke +letters, wit op donkerbruin of donkergroen, de naam van =Dokter Ruardi= +te lezen. + +De drager van dien naam was een jong weduwnaar; doch die, hetzij uit +droefheid over het verlies eener aanvallige vrouw met wie hij +naauwelijks een jaar gehuwd was geweest, hetzij om andere en minder +aandoenlijke redenen, zijne huishouding opgebroken had en sedert +geruimen tijd tot zijne voormalige levenswijze teruggekeerd was. Aan +de voorname, doch wel wat doodsche gracht, waar hij, in de schaduw van +breedgetakte iepenboomen, tien maanden lang voor het oog der wereld +een gelukkig echtgenoot geweest was, had hij den rug toegewend en was +zich komen vestigen op het kwartier hetwelk hij ook nu nog bewoonde, +in het volkrijkst en vrolijkst gedeelte der stad. Met uitzondering +van een reeds bejaard en min of meer geheimzinnig wezen, wier +aangezigt men zelden of nooit aanschouwde en wier kleeding half naar +die van eene schoonmaakster, half naar die van eene marketentster +zweemde, hield de dokter geene vrouwelijke dienstboden na, maar wel, +behalve een koetsier in groot tenu, die 's winters met eene +beerenvacht om de schouders op den bok van zijn rijtuig zetelde en in +alle jaargetijden zijn tweespan mende, een livereidragend huisknecht, +die antwoordde op den naam van Jakob en speciaal belast was met het +aandienen en uitlaten van bezoekers. + +Het was tusschen negenen en tienen in den ochtend; een uur, waarmede +dokter Ruardi niet mild plagt te zijn en dat hij in den regel òf +geheel voor zich zelven hield, òf alleen afstond voor van te voren +aangekondigde consulten. De periode toch, gedurende welke +eerstbeginnende artsen in eene groote stad de lijders van hunne +patiënten zijn, behoorde voor hem reeds tot de geschiedenis, en hij +had het ver genoeg gebragt in de wereld om een eigen wil te mogen +hebben. Dezen ochtend meende hij vrij te zullen blijven en rustig het +oogenblik te zullen kunnen afwachten dat zijn rijtuig voorkomen zou. +Niemand had belet doen vragen, en hij had aan niemand zijn woord +gegeven. Het was dan ook niet met eene uitdrukking van christelijke +lijdzaamheid of filanthropische welwillendheid op het gelaat,--het was +veeleer met een kwalijk verkropt gevoel van ongeduld en onder het +mompelen van eene dier kernspreuken waarvan men ten onregte het +monopolie aan matrozen en militairen toeschrijft, dat hij, terwijl +Jakob aanstalten maakte om af te dalen en de huisdeur te openen, zijn +dagblad naast zich nederwierp op de sofa en opstond van zijn ontbijt. + +Hij trad naar het venster en staarde (de aanwezigheid dier gefoeliede +ruit, geen nederlandsche palm in het vierkant metend, was eene +voorname reden waarom hij eene van zijne voorkamers voor ontbijtkamer +gebruikte) in den kleinen half-horizontaal aangebragten spiegel, welks +glas met verraderlijke getrouwheid het beeld weerkaatste van elk die +beneden op de stoep vertoefde. Doch de nieuwsgierigheid overwon den +wrevel, toen hij in den persoon, die de hand aan den schelknop gebragt +had en nu met den rug naar de deur het oogenblik verbeidde dat hem +opengedaan zou worden, een priester van het oude geloof herkende. Een +hoed met breeden rand onderschepte, van boven naar beneden gezien, de +gelaatstrekken des bezoekers; dokter Ruardi was evenwel een te goed +anatoom om aan de plooijen van den langen, schier tot den grond +afhangenden mantel niet aanstonds te bespeuren dat de drager van dat +kleed een grijsaard noch een jongeling, maar een man van middelbaren +leeftijd was. Ware hij den vreemdeling tegengekomen op de straat, hij +zou aan de bijna vrouwelijke fijnheid zijner trekken, aan de +purperkleurige kringen onder twee heldergrijze oogen, aan den +onnatuurlijken blos op die blanke kaken, den teringlijder der eerste +periode herkend hebben; en tevens zou het hem in dat geval niet hebben +bevreemd, dat iemand, wiens voorkomen zoo onwillekeurig aan eene +geknakte en verkleumde witte lelie herinnerde, reeds in dit saizoen, +door het omslaan van een mantel, bescherming zocht tegen de +ochtendkoelte. Thans ried hij alleen eene gestalte, even tenger als +hoog; terwijl eene magere, doch fraaigevormde bloote hand, waarmede de +almaviva van voren bijeengehouden werd, eene meer steedsche dan +boersche afkomst scheen aan te duiden. Voorts stond het om twee +redenen vast dat de bezoeker geen stadgenoot was: dokter Ruardi kende +al de roomsche geestelijken te M. van aangezigt, en indien een hunner +verlangd had hem te spreken, zou hij hem òf ontboden hebben in zijne +kwaliteit, òf op eene andere wijze, welke dan ook, hem van zijnen +wensch hebben verwittigd. + +Er heerschte in 's dokters woning een onberispelijke toon, en Jakob +had strikten last om, indien er gescheld werd, elk welgekleed persoon +van het mannelijk geslacht,--hetgeen omtrent die van het vrouwelijke +van zelf sprak,--te bejegenen met die voorkomendheid, welke een +livereibediende van goeden huize voegt. Op zijne vraag, wien hij de +eer zou hebben aan te dienen, ontving hij een visite-kaartje tot +zwijgend antwoord, en met dat kaartje in de hand begaf hij zich, na +den vreemdeling bovengelaten en de deur van een spreekvertrek voor hem +geopend te hebben, naar de kamer zijns meesters. + +Het ontbrak Jakob niet aan zekere algemeene beschaving, en hoewel hij +zich in de dagen zijner jongelingschap nooit bezondigd had aan het +bezoeken van herhalingscholen, stelde hij er eene eer in, leergierig +gebleven te zijn. "Een beter naam," zeide hij bij zich zelven, op +zijnen weg van de eene naar de andere kamer kennis nemend van het hem +geopenbaard geheim, "een beter naam voor den uitvinder der lokomotiven +en van de veiligheidslantarens, dan voor zoo'n kreeft van het oude +licht." Op het gesteendrukt kaartje, dat Jakob gelegenheid schonk tot +het maken van deze opmerking en dat voor het overige niet dikker of +dunner, niet gladder of stroever was dan alle andere toonbare +visite-kaartjes der 19de eeuw, stond te lezen =Ed. Stephenson, +Priester=. + +--"Stephenson? Stephenson?" herhaalde dokter Ruardi binnen'smonds, op +het hem door Jakob aangeboden kaartje turend; en voor zijne +verbeelding daagden herinneringen op van twintig jaren her, toen hij +jong student was en een boezemvriend had die Stephenson heette. Eduard +Stephenson, de uitgelaten Stephenson dier dagen, kandidaat in de +regten, doch ruim zoo nadrukkelijk aan de dienst van Dionysos en +Afrodite als aan die van Themis verbonden, was indertijd spoorloos +verdwenen van de akademie. Hij was roomsch geworden, zeide men; had +zich in een katholiek seminarie laten plakken, en was, na volbragten +studietijd, als vikaris geplaatst in den eenen of anderen uithoek des +lands. De geheele wereld hield hem voor dood en begraven. Enkele +malen, bij het ontmoeten van andere akademie-kennissen en onder het +ophalen van den ouden tijd, had Ruardi, de inspraak volgend van eene +weinig hoofdbreken kostende belangstelling, hen gevraagd of iemand +hunner iets van Stephenson wist, doch geen der vrienden had hem ooit +kunnen zeggen, waar Stephenson gevlogen was, en hij was geëindigd met +ook dit onderzoek te laten rusten. Over het algemeen was de lust tot +onderzoeken er bij hem uitgegaan. Doch hetgeen hij tallooze malen +beweerd had, dat afwachten en zien komen wijzer is dan opsporen of +najagen, scheen zich ook thans te bevestigen. De Stephenson, die zich +bij hem aanmeldde, was ongetwijfeld de lang en vruchteloos gezochte +Stephenson van voorheen. De naam, de voornaam, de kwaliteit, alles +kwam uit. In den roomsch-katholieken priester zou hij den ontrouw +geworden zoon der jurisprudentie, den levenslustigen broeder van +Flanor wederzien. Het kon niet anders; een luid sprekend voorgevoel +leerde het hem. + +--"Verzoek mijnheer Stephenson hier te komen," zeide hij in het eind +tot Jakob, een veel gewigtiger toon aannemend, dan hij gewoon was. +"Doch wat drommel," voer hij voort, toen Jakob zich verwijderd had en +hij aan zijne verwondering den vrijen loop laten kon, "wat drommel kan +Stephenson mij te zeggen of van mij te halen hebben?" + + + + +TWEEDE HOOFDSTUK. + + +Lezers die bij zichzelven zekere aanvechting mochten gevoelen om op +dit pas met dokter Ruardi een loopje en dien priester van Aesculapius +niet =au sérieux= te nemen, worden verzocht geen al te groot vertrouwen +te stellen in dien eersten indruk. Dokter Ruardi was namelijk in het +minst geen belagchelijk persoon, en om het regt te hebben +halfschertsend en met getemperde hoogachting over hem te spreken, +zooals daareven herhaaldelijk gedaan is, moest men hem kennen gelijk +de gelegenheid daartoe allen aangeboden wordt door een boek. In de +schatting zijner medemenschen,--waarmede zij bedoeld worden met wie +hij voor het oog der wereld dagelijks verkeerde,--gold hij naar hart +en verstand voor hetgeen zijn voorkomen teekende; en dat voorkomen was +gunstig. Zelfs kon het schijnen dat de natuur, toen zij hem in het +aanzijn riep, het er op toegelegd had, in alles de gulden middelmaat +in acht te nemen en in geen enkel opzigt de eischen der evenredigheid +te schenden. Hij was niet lang van gestalte, niet mager of schraal, +niet barsch van uitzigt; nogtans zou niemand op den inval gekomen +zijn, hem kort of gezet te noemen, of te beweren dat in zijn +ligchaamsbouw of zijne gelaatstrekken iets lag dat naar verwijfdheid +zweemde. Even zoo ging hij, hoewel steeds onberispelijk gekleed, bij +niemand door voor een modeplaatje; en al droeg hij in het knoopsgat +het lint eener buitenlandsche orde (hij was lid geweest van een +internationaal gezondheids-kongres en had te Konstantinopel, of +elders, met kracht van redenen betoogd dat buikloop niet met zich +spotten laat), geen sterveling hield hem voor ijdel. Zijne +appartementen en zijn tweespan, zijn knecht en zijn koetsier, alles +was voor het uitwendige in overeenstemming met zijne onmiskenbare +wellevendheid en schranderheid. En schrander was hij in hooge mate. +Misschien deugde hij niet voor de studeerkamer of voor het +hooger-onderwijs; doch des te beter was hij op zijne plaats in den +ruimen en populair-wetenschappelijken kring die zich in groote steden +voor de werkzaamheid van den praktischen geneesheer opent. Daarbij +bezat hij die zekere vaardigheid in het antwoorden, waardoor lachlust +en onbescheidenheid op een eerbiedigen afstand plegen gehouden te +worden, en ofschoon hij in den regel de goedhartigheid-zelve bleek, +was meer dan één voorbeeld bekend van lieden die beproefd hadden hem +in het ootje te nemen en er kwalijk afgekomen waren. + + +Inderdaad, door ligtvaardig te denken of te spreken over iemand met +zulke gelukkige gaven en in de schatting der wereld zoo eervol +aangeschreven, zou men zichzelven potsierlijk maken in plaats van hem, +ware het niet... dat diezelfde wereld, indien zij tijd en gelegenheid +had gehad om hem te doorgronden, hem uitgemaakt zou hebben voor een +toonbeeld van immoraliteit. + +Een man toch die aan de vrouwen verslaafd is; die een boekdeel zou +kunnen vullen met de geschiedenis van zijne minnarijen; een +Nederlander met de hebbelijkheden van een Sultan,--zulk een man noemt +de wereld onzedelijk. En dokter Ruardi was zulk een man. 's Lands wijs +gedoogde niet dat hij een harem nahield, doch het surrogaat daarvan +was in zijne woning te vinden. Zijne stemmige voorkamers, waar elk +meubelstuk en elk sieraad uitsluitend aan de behoeften en gewoonten +van mannelijk comfort herinnerden, waren, met uitzondering welligt van +een kabinet, slechts de voorhof van een allerheilige, welks bestaan, +buiten hem, alleen aan zijnen adjudant Jacob en aan de dubbelzinnige +vivandière bekend was. Door een breeden gang van die kamers +gescheiden, bevond zich een drietal ineenloopende vertrekken, die +geene westersche Odaliske, tenzij zij buitensporig vele noten op haren +zang had, zich geschaamd zou hebben te bewonen. Aan het eene uiteinde +van den gang, links, eene met kunstig =stuc= bekleede badkamer, waarin +een wit marmeren kuip met zinnebeeldige bas-reliefs; aan het andere +uiteinde een boudoir en alkoof, zoo frisch als had de lente het +getooid met hare seringen en jasmijnen; in het midden een groot +vertrek, tevens eetkamer en salon, waar ebbenhouten meubelen +voordeelig uitkwamen bij den gloed van amarantroode overgordijnen, en +de vergulde lijsten van spiegels en schilderijen leven schonken aan +een behangsel van gebruineerd trijpt. Drie hooge ramen tot aan den +grond vormden een middel van gemeenschap tusschen dit vertrek en eene +tamelijk uitgestrekte esplanade, met glas overdekt en ingerigt als +wintertuin. + +De schare van haar die honderd redenen voor ééne hadden om het bestaan +van dit palladium aan niemand te verklappen, was zamengesteld uit +(laat ons zeggen) drie verschillende elementen. Voor een gedeelte, +doch slechts een gering, waren het jonge vrouwen uit den hoogeren en +den hoogsten stand; mishuwden, die hier eene schadeloosstelling of een +vergeetboek zochten, en waanden te vinden, voor de geheime ellende van +hare eigen binnenkamers. Talrijker, opgeruimder in den aanvang, meer +geneigd tot blijven, waren zij die hier somwijlen in alle stilte als +vrouwen van den huize fungeerden: binnen- en buitenlandsche +schoonheden, wier klimopleven bestond in van den eenen op den anderen +Bassa te teren; trekvogels, die niets liever zouden gezien hebben dan +dat de dokter om harentwil zijne reputatie er aan gegeven had; +internationale Aspasia's, wie het kluizenaarsleven, hoe weelderig ook, +toch in den regel hier ten laatste te bang werd. Talrijkst van al +waren de min of meer ouderlooze burgermeisjes vertegenwoordigd; +zusters van schreeuwende broertjes, wier kielen versteld of wier +kousen gestopt moesten worden; jonge deernen, die pas het diakoniehuis +verlaten of pas hare belijdenis gedaan hadden, en nieuwsgierig waren +te weten hoe het er uitzag in de wereld; winkeldochters inzonderheid, +moede van het uitmeten van zijden kleedjes voor anderen en meer +bevoorregten, en wie het niet onverschillig kon zijn ook zelven voor +een keer zulk een kleedje te dragen, of een horloge te bezitten, of +bij hare vriendinnen te kunnen verschijnen met eene echte marabout op +een hoedje van italiaansch stroo. + + +Deernis met eene twintigjarige van de laatste kategorie, die in eene +naburige stad, dezelfde waar Stephenson thans werkzaam was, hare +schande was gaan verbergen en daar in de bitterste armoede naar +voedsel hunkerde voor haarzelve en voor een pasgeboren kind, had den +kapelaan,--hij was inderdaad slechts kapelaan,--zich naar M. doen +begeven en hem zich doen aanmelden bij Ruardi. In de schamelste woning +eener achterbuurt had hij, bij het verrigten van pastorale bezoeken, +de boeteling harer ijdelheid aangetroffen en uit haren mond eene oude, +steeds onbehagelijke geschiedenis vernomen. Op staalgravures zien +dergelijke zondaressen, vooral indien zij tevens een kindermoord op +het geweten hebben en dien ten gevolge van staatswege in verzekerde +bewaring genomen zijn, er somtijds aantrekkelijk genoeg uit. Zij +liggen dan, met het aangezigt naar den toeschouwer gekeerd en met de +zaamgevouwen handen onder het hoofd, uitgestrekt op eene met +teekenachtig stroo gevulde krib: uit haar halfgeopende mond en hare +starende oogen spreekt poëtische wanhoop, en de breede lichtstraal, +die door het getralied venster der sombere gevangeniscel naar binnen +dringt, is eene aanleiding tot rembrandtieke effekten geworden. + +Stephensons kennismaking met het verdoolde schaap zijner kudde was zoo +romanesk niet geweest. Het levendigst was hem van zijn eerste bezoek +de herinnering bijgebleven aan eene bedorven atmosfeer en een ruwen +aarden schotel, waarin zich de overblijfselen van een maaltijd +bevonden, dien de hond van een scharenslijper versmaad zou hebben. In +een morsigen japon, haveloos overblijfsel van een voormalig +half-weelderig, half-burgerlijk toilet, had hij in den hoek van een +zoldervertrek, waar een behangselpapier van de gemeenste soort aan +flarden langs de vochtige muren hing, eene jonge maar in het geheel +niet schoone vrouw aangetroffen, die, ten einde hem te woord te kunnen +staan, begonnen was met haar schreeuwend kind in eene met vodden +gevulde bedstede neder te leggen. Het was eene vrouw zonder adel van +gemoed, en die in hare amourette met Ruardi het zeer onaanzienlijk +kapitaal van aandoenlijkheid, hetwelk haar door de natuur ten +bruidschat was medegegeven, tot op den laatsten penning verteerd had. +Dat zij gebrek leed aan het noodigste, was hare eenige aanbeveling. + + +Ware de kapelaan een andere Stephenson geweest als de uit het oog +verloren akademievriend van Ruardi, de zaak zou den eenvoudigsten loop +der wereld genomen hebben. "Mijnheer! In mijne gemeente houdt zich +eene jonge dochter, eene jonge moeder op, moest ik zeggen, die in de +kommervolste omstandigheden verkeert en regten meent te kunnen doen +gelden op uwe ondersteuning, enz.",--dit of een dergelijk briefje zou +aan alles een einde hebben gemaakt; en de priester zou er geen +oogenblik aan hebben behoeven te twijfelen, dat zijn beroep op de +mildheid van den medepligtige, die voor een vermogend man bekend +stond, de gewenschte vruchten zou gedragen hebben. + +Doch, hoe veranderd ook naar den inwendigen mensch, hij was dezelfde +Stephenson; dezelfde, die na gedurende een viertal jaren den teugel te +hebben gevierd aan al de driften der jeugd, plotseling aangegrepen was +geworden door eene hartstogtelijke zucht naar algeheele verandering +van levenswandel; dezelfde, die, een magteloos bolwerk ziende in het +kerkgeloof zijner opleiding, hetwelk hem voor geene enkele zonde +behoed had, van het eene uiterste in het andere overslaand, als een +nieuwe Augustinus vrede gezocht en gevonden had in het roomsche dogme; +die, steeds onbekwaam om iets ten halve te doen en leek te blijven, +priester had willen worden en geworden was, en in de gelofte, door hem +in die hoedanigheid afgelegd, het aangewezen middel had ontdekt en +gezegend om tot heiligheid te geraken. Hij was evenwel geen +alledaagsch egoïst geworden. Zijn gevoelig hart en zijne levendige +verbeelding vervolgden hem voortdurend met de herinnering aan het +verledene. Schier dagelijks stond de beeldtenis zijner makkers van +weleer, met Ruardi aan de spits, hem voor den geest. Hij kende de +geschiedenis van hun wedervaren, den naam van elke plaats waar zij +zich hadden nedergezet, al de voornaamste bijzonderheden van hunnen +levensloop. Ware zijne studie van het menschelijk hart oppervlakkiger +geweest, of had hij de onmisbaarheid eener goddelijke genade, aan wier +tusschenkomst hij voor zichzelven alles te danken had, minder diep +beseft,--hij zou pogingen aangewend hebben om hen tot boete en +bekeering te brengen. Thans gedacht hij hen alleen in zijne gebeden. +Een hunner was op dertigjarigen leeftijd (nog telkens joeg die +voorstelling hem eene huivering aan) bezweken aan de gevolgen zijner +voortgezette uitspattingen. Van de anderen, hier en ginds in het land +verspreid, waren sommigen ingetogen personen geworden, allerlei +openbare of bijzondere betrekkingen bekleedend; doch hunne beterschap, +meende hij, stond gelijk met eene verdorpering van het hooger-ik, en +met hunne losbandigheid hadden die voortaan gezeten burgers, die +vaders van opkomende huisgezinnen, tevens het natuurlijk goede +afgelegd, waardoor zij zich vroeger onderscheiden en hem aangetrokken +hadden. Van de anderen waren twee of drie er in geslaagd zich voor +eene poos een naam te maken in de letteren of in de staatkunde, doch +zonder iets voort te brengen of uit te werken dat den toets des tijds +zou kunnen doorstaan, en in elk geval zonder te ontwaken tot dat beter +leven, waaraan hij, Stephenson, sedert hij met hen gebroken had, zijne +zaligste oogenblikken dankte. Van al die vrienden was alleen Ruardi +een man van aanzien geworden. In alle opzigten was het hem +medegeloopen, doch op eene wijze die bedroevender scheen dan de felste +tegenspoed gedaan zou hebben. Ruardi, die in den kring van zijne +kameraden steeds gegolden had voor het sterkste hoofd van allen, had +zich in de armen eener wijsbegeerte geworpen, die in den grond der +zaak niets anders was als eene regtvaardigende theorie van zijne +eigen ondeugden. Zijn geheele leven was van lieverlede in eene leugen +verkeerd. Voor het uitwendige ontzag hij de gevestigde orde der +maatschappij en overtrad hij niet eene van hare wetten; doch in stilte +misbruikte hij zijne talenten en ontheiligde hij zijn beroep om aan +één boozen hartstogt te voldoen. De wereld groette hem voor een +weldoener der lijdende menschheid, terwijl voor honderde van zijne +medeschepselen (de bekeerling en de priester gruwden om het zeerst van +dit raffinement van verdorvenheid) zijne aanraking noodlottiger +geweest was dan eene epidemie. + + +Stephenson's kerkelijke begrippen speelden in dit oordeel over het +karakter van Ruardi een veel voornamer rol dan hij zich zelven +bekennen wilde, en misschien zou het hem moeite gekost hebben, betere +gronden aan te voeren voor zijne vroomheid dan de ander tot +bevrediging van zijne sensualiteit plagt bij te brengen. Doch +Stephenson was een dier menschen, die, wanneer uitspraak gedaan moet +worden over hetgeen betaamt of niet betaamt, niet in de eerste plaats +naar bewijzen vragen, maar met indrukken te rade gaan. De +overgeleverde en algemeen aangenomen zedewet bezat voor hem het +karakter der evidentie, en zijn eerbied voor het katholicisme wortelde +vooral hierin, dat het roomsch geloof hem toescheen, aan die wet de +hoogste wijding te geven. Hij vroeg niet naar het waarom van hetgeen +hij deugd en heiligheid noemde; de in de zamenleving geldende +begrippen van goed en kwaad waren in zijn oog niet de uitdrukking van +iets betrekkelijks, zooals koud en warm, ver en nabij, maar droegen +een goddelijk karakter; al hetgeen daarmede streed, was uit den Booze. +Doch hoe vaster het bij hem stond dat Ruardi, van wien hij meer wist +en dien hij beter doorgrondde dan den ander welgevallig kon zijn, tot +de orde der zedelijke monsters behoorde, des te meer had hij het van +zijnen pligt gerekend hem althans eenmaal in zijn leven onder de oogen +te gaan zien; terwijl aan den anderen kant, naarmate het voornemen +daartoe bij hem gerijpt was, zijn zelfstrijd in hevigheid was +toegenomen. Den man in wiens schuldige vermaken hij indertijd zelf +gedeeld had, kon hij, dit sprak, niet bejegenen als een vreemde; +bovenal, hij kon tegenover hem geen beroep op zijn priesterlijk +karakter doen. Elke poging van dien aard zou hem buiten eenigen +twijfel aangerekend worden als eene daad van geestelijken hoogmoed, +van huichelarij misschien. Voorts zeide hem zijn instinkt, dat om hem +te begrijpen en te waarderen, juist die zekere zin voor het reine en +heilige gevorderd werd, waaraan het Ruardi in de eerste en voornaamste +plaats ontbrak. En toch, hij moest nu gaan. Te schrijven zou eene +laagheid geweest zijn; het zou een gebrek aan zedelijken moed verraden +hebben, dat hem nimmer voor de voeten moest kunnen geworpen worden. +Voor het eerst in al de twintig jaren, die sedert zijne bekeering +verloopen waren, bood zich eene gelegenheid aan om onder vier oogen te +zeggen en te toonen wie hij was. Wat baatte het, dat eene +kerkgemeente, die zijne geschiedenis niet kende, hem eerbiedigde als +een godsgezant? Dat de bejaarde en niet buitengewoon schrandere +priester, als een van wiens onderhoorigen hij werkzaam was, hem prees +om zijnen ijver? Dat lieden van allerlei stand in de plaats zijner +inwoning, deftigen en schamelen, hem groetten op de straat en hem met +onderscheiding toegang verleenden tot hunne woning? Die hulde, hij was +er van doordrongen, werd niet aan zijn persoon, maar aan zijn ambt +gebragt, en menigmaal had hij zich haar verweten als de nootlottige +vrucht van een zijnerzijds volgehouden stelsel van misleiding. In +Ruardi's oogen, daarentegen, zou hij zijn die hij was; niets minder, +maar ook en vooral niets meer. De vernedering, dit is zoo, zou ook +hierom te dieper door hem gevoeld worden, omdat, naarmate hij een +ander mensch geworden was, zich uit zijne vorige driestheid eene +bedeesdheid en schroomvalligheid ontwikkeld hadden, die ligt voor +valsche schaamte konden aangezien worden. Doch ook dien teug uit den +bitteren beker wilde hij drinken. En wat alles afdeed, hij zou niet +gaan om zichzelven, of uit gemaakte belangstelling, of in de hoop op +eene martelaarskroon, maar omdat hij eene zending te vervullen had. Er +moest voorzien worden in de behoeften eener verlorene, de zorg +daarvoor was hem opgelegd, en hij ging. + + + + +DERDE HOOFDSTUK. + + +Toen Stephenson te G., gelijk zijne standplaats heette, plaats nam in +den spoortrein, ontging het hem dat in het rijtuig der eerste klasse, +waaraan het zijne onmiddelijk voorafging, twee heeren gezeten waren, +waarvan de een André Kortenaer was en de ander voor de lezers van dit +verhaal nog een vreemdeling is. De schrijver zou het vleijend voor +zijne eigenliefde vinden, indien het hun eenig belang inboezemde te +vernemen, om welke reden André zich niet meer te A. bevond, waar hij +zaken had af te doen met zijnen oom, en wat hem naar M. voerde, waar +hij, voor zoo ver bekend was, niets te verrigten had. Doch het is hem +meer waard, de leemten hunner wetenschap aan te vullen dan aanstonds +hunne nieuwsgierigheid te bevredigen, en hij verstout zich te beweren +dat het voor hen van hooger belang is de kennismaking met dokter +Ruardi eerst nog eene poos voort te zetten, dan nu reeds te worden +ingewijd in geheimen die spoedig genoeg aan het licht zullen komen. + +De huisknecht Jakob was te zeer opgevoed in het ontzag zijns heeren +dan dat hij voor luistervink zou hebben durven spelen, en met een +groot aantal zijner natuurgenooten had hij dit gemeen, dat de +gehechtheid aan zijne maatschappelijke positie, of indien men liever +wil, de vrees van daaruit verdreven te zullen worden, hem afhield van +sommige kwade praktijken waartoe het hem anders niet aan de vereischte +neiging zou ontbroken hebben. Hij hoorde niets; en evenmin als hij +iets hoorde, zag hij iets. De sleutelgaten van dokter Ruardi's +vertrekken waren niet derwijze ingerigt, dat men hetgeen daar binnen +voorviel steelsgewijs van buiten waarnemen kon. Al hetgeen Jakob dan +ook in den namiddag van dien dag aan zijn vrouw verhaalde omtrent het +ongewoon bezoek des ochtends aan den dokter gebragt,--Jakob was in +zoover gehuwd dat hij de zorg voor zijne zeven kinderen overliet aan +hunne moeder en zijn eigen haard enkel als een kosthuis +beschouwde,--was geheel en al eene vinding van zijn aangeboren +vernuft. Jakob had niets gezien en niets gehoord; had noch de +wederzijdsche verlegenheid kunnen opmerken, waardoor het gesprek zich +in den aanvang gekenmerkt had, noch aanteekening kunnen houden van den +koude- of warmtegraad, waartoe het beurtelings gedaald en gestegen +was. Dit alleen wist hij, dat, toen "mijnheer de pastoor" een uur +later den trap afging, zijn gelaat en zijn houding al de kenteekenen +vertoond hadden eener volkomen teleurstelling. + +Ziehier in het kort hetgeen Eduard Stephenson, roomsch-katholiek +priester, na de belijdenis van zijn christelijk geloof en zijn verzoek +om onderstand te hebben voorgedragen, ten antwoord bekwam van Frederik +Ruardi, dokter in de genees-, heel- en verloskunde: + +--"Indien ik Alexander niet was, lieve vriend, zou ik Diogenes +wenschen te zijn. Maak daaruit op, dat ik uwe gevoelens eerbiedig, +doch tevens, dat ik daarin onmogelijk deelen kan. De theologie is +nooit mijne specialiteit geweest, doch voor zoo ver ik over die zaken +oordeelen kan schijnt het mij toe, dat gij van uw standpunt wèl +gehandeld hebt met roomsch te worden. Ik ga verder en erken, dat zelfs +de meest orthodoxe protestant, om van de liberalere niet te spreken, +mij voorkomt eene anomalie te zijn. Toen de duivel vroom werd, zegt +het spreekwoord, was hij een oud man, en ik voor mij ben van zins het +volgen van dat voorbeeld uit te stellen tot den dag mijner begrafenis. +Mogt ik evenwel vroeg of laat mijne tegenwoordige zienswijze vaarwel +zeggen, dan geloof ik dat de keus tusschen Rome en Genève mij niet +moeijelijk vallen, en ik in de oudste brieven al spoedig het meeste +vertrouwen stellen zou. + +--"Doch dit daargelaten. Uwe fout, in mijne oogen, is niet zoo zeer +dat gij roomsch of priester, maar dat gij met de predikanten en de +rabbi's de vertegenwoordiger zijt van eene opvatting der menschelijke +natuur die mij onmenschelijk voorkomt. Gijlieden van de godgeleerde +fakulteit zijt in onze zamenleving een element van gewigt, en mijn +stelsel brengt mede dat ik den hoed voor u afneem. Gij vormt met u +allen eene indrukwekkende politiemagt; en de juistheid dier +vergelijking is mij nooit zoo duidelijk geweest als sedert ik een jaar +of drie geleden eene reis gedaan heb door het vaderland van mijne +grootouders. De dienders in de Staten van koning Victor Emanuel gaan +namelijk in het zwart gekleed, en een Hollander zou een vergrootglas +moeten gebruiken om eenig wezenlijk onderscheid te ontdekken tusschen +het uitzigt dier onontbeerlijke agenten en dat van onze geestelijken +hier te lande. De vorsten en hunne regeringen hebben in zekeren zin +groot gelijk dat zij ulieden naar de oogen zien; want uwe hulp is even +onmisbaar voor hen als die van hunne legers, hunne dagbladen en hunne +spionnen. Desniettemin houd ik u en uwe leer voor den kanker der +zamenleving. Ontberen is van die leer de grondtoon; genieten de +grondtoon der mijne, die uit dien hoofde even gezond is als de uwe +ziekelijk. Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij, is, met +uw verlof, een uitnemend beginsel; en voor zoo ver ik dat beginsel in +praktijk breng, ben ik uw vijand. Doch hierin ben ik het met ulieden +eens, dat een mensch niet leven kan alleen van brood. Ik voor mij, ten +minste, die een gastronoom ben, protesteer tegen dat régime. +Herinnert gij u Karel van Mansveld? Een goede jongen, doch dien het +niet medegeloopen is in de wereld. Hij werkt thans veertien uren daags +op een kassierskantoor hier in de stad; zijn patroons, eene firma van +drie of vier leden, behandelen hem als een kruijer; hij heet +sous-chef, doch is inderdaad niets meer dan een bediende. Waarom +verbreekt hij zijn juk niet? Waarom laat hij zijne superieuren +zoogenaamd, die met hun allen niet het tiende deel zijner bekwaamheden +bezitten, niet rondom loopen? Alleen omdat hij den moed niet heeft, +zich en zijne vrouw en zijne zes kinderen van kant te maken. Ofschoon +ik er de noodzakelijkheid niet van inzie, hij moet leven, zegt hij, en +om dat te kunnen doen onderwerpt hij zich aan den vernederendsten +arbeid. Zoo is de wereld. Gij theologen dicht aan het menschelijk +bestaan, ik laat in het midden met welke bijoogmerken, een doel toe +waar niemand naar streeft. In den grond der zaak toch bekommert geen +sterveling zich om iets anders als om spijs en drank; tenzij men, +gelijk het geval is met mijzelven, eene afleiding gevonden heeft in de +liefde. De liefde en de honger, heeft Schiller gezegd, zijn de twee +polen waartusschen het menschelijk leven zich beweegt; en nooit hebben +uwe apostelen of uwe profeten iets zoo afdoends gezegd. Gij vraagt mij +eene gift voor de jonge vrouw, die, naar gij zegt, door mijne schuld +ongelukkig geworden is. Die gift zal ik u doen toekomen, doch onder +protest. Ik heb dat meisje niet ongelukkig, maar betrekkelijk gelukkig +gemaakt; en het eenige wat ik u kan toegeven is, dat haar voorspoed +slechts kort geduurd heeft. Aan den omgang met mij is zij sommige van +de genoegelijkste oogenblikken haars levens verschuldigd geweest. +Ontbrak het haar hiertoe niet aan de noodige middelen, zij zou die +oogenblikken kunnen vermeerderen; doch dat zij die middelen niet +bezit, is mijn schuld niet. Hebt gij ooit eene fransche rozenkweekerij +gezien? In velden vol gemeene soorten ziet men hier en ginds, op +groote afstanden van elkander, eenige zeldzame nieuwe varieteiten zich +vormen. Die varieteiten hebben waarde; de massa der rozen niet. Met de +menschen is het niet anders. Het min of meer volkomen geluk van een +hunner heeft de slavernij of den tegenspoed van duizend, laat ons +zeggen van honderd anderen tot onvermijdelijke voorwaarde. In mijne +soort en op kleine schaal ben ik eene varieteit; een konkest zeggen de +bloemisten. Had het van mijnen wil afgehangen, ik zou bedongen hebben, +dat een kleiner aantal van hetgeen gij mijne slagtoffers noemt +volstaan moest om mij te doen beantwoorden aan mijne bestemming. Doch +ik heb daar niets aan kunnen veranderen. Ook was het voor mij, even +als voor alle menschen, u zelve niet uitgezonderd, er op of er onder. +De wet van het zelfbehoud is eene tirannieke meesteres, en wie niet +heerscht wordt gebruikt; daar is geen bidden voor. Ons leven bestaat +in een eindeloos streven naar herstel van evenwigt op allerlei gebied. +Gijlieden van de sombere fakulteit predikt aan de menschen dat zij +behagen moeten leeren vinden in het doen van hunnen pligt. Voor mij en +volgens mij is dat een omweg. Mijn lust is mijn leven, en eerst +wanneer ik dien geboet heb, vind ik rust. Er is een tijd geweest dat +ik wilde trouwen, en ik ben getrouwd. Doch hetgeen toen goed was, +omdat ik het wenschte, zou thans, indien de omstandigheden mij niet +van dat juk bevrijd hadden, mijn grootste kwelling zijn. Thans gevoel +ik, dat het celibaat mijne roeping is; eene instelling, welke zoo zeer +in de natuur der voortreffelijkste menschen ligt, dat men gehuwde +kunstenaars van uitnemenden aanleg, worstelend ondergegaan in de zorg +voor vrouw en kind, den dag heeft hooren verwenschen waarop zij +huisvaders geworden waren; eene instelling, mijnheer de kapelaan, +waarop uw eigen kerkgenootschap, en teregt, den hoogsten prijs stelt. +Het groot, maar dan ook eenig verschil tusschen uw celibaat en het +mijne is dat gij met den naam van heiligheid bestempelt hetgeen ik +ontaarding noem. Niet gij zijt de ware priester, maar ik; ik die de +menschelijkste aller aandoeningen tot wet van mijn leven verhef en mij +tot bedienaar zalf van een evangelie, dat ouder is en langer duren zal +dan het uwe." + + + + +VIERDE HOOFDSTUK. + + +Sedert vierentwintig uren van zijnen zendelingstocht naar M. +teruggekomen, zat Eduard Stephenson in de boven-achterkamer, die hem +tegelijk tot studeer- en tot slaapvertrek diende en uitzag in den tuin +achter de niet verwaarloosde, maar nogtans uitermate burgerlijke +woning van zijn pastoor, in de =Bekentenissen= van Augustinus te lezen. + +G. is geene groote plaats, gelijk men weet, maar eene dier +provinciesteden van den tweeden rang, welke nog slechts met sommige +van hare buitenwijken naar den spoorweg beginnen te kruipen en de hand +naar een aandeel in de voorregten der algemeene beschaving +uitstrekken. De huizen met trapgevels zijn er menigvuldiger dan +elders, en het ontbreekt er niet aan bovenverdiepingen waar de muren +der vertrekken nog met voorvaderlijke kalk bestreken zijn, het +onverholen getimmerte der zolderingen nog in de donkergroene grondverf +staat, en de vloeren iets ruws en onbehagelijks over zich hebben, dat +onvereenigbaar is met het comfort van een tapijt. + +Zulk een ouderwetsch huis was het huis van den pastoor, en zulk eene +onherbergzame kamer die van Stephenson. Voor eene boekenkast van +gladgeschaafde planken hing een dundoek van geruit katoen, wit en +blaauw; om het eikenhouten ledikant, bruin van ouderdom, was een +behang geslagen van eeuwenheugend en verkleurd damast, dezelfde vale +en sombere tint vertoonend als de gordijnen dier bedsteden in het +klooster van den Grooten Saint-Bernard, welke er zoo spelonkachtig +uitzien wanneer de kloosterbroeder, met de kaars in de hand, ze u voor +uw nachtverblijf aanwijst, en waarin men nogtans, na een vermoeijenden +rid te paard of eene wandeling van veertien uren, overheerlijk slapen +kan. Stephenson had =niet= overheerlijk geslapen, en dezelfde reden +waarom hij in den afgeloopen nacht naauwlijks de oogen had kunnen +luiken,--nabetrachtingen over zijn gesprek met Ruardi en onafzienbare +bespiegelingen over het waarom der menschelijke verdorvenheid,--was +ook oorzaak dat hij dezen ochtend minder aandacht schonk dan ooit aan +het kloosterachtige zijner omgeving. Hij was niet in eene stemming om +op te merken hoe hard de zitting was van zijn matten stoel, of hoe +spoedig zijne voeten een gat geboord zouden hebben in het +halfversleten karpet onder zijne tafel. Hij zag op uit zijn boek en +staarde in den tuin. Daar drentelde de pastoor op en neder, met eene +lange goudsche pijp in den mond en een zwartfluweelen kalot op het +hoofd. In den aanblik van dien man was niets verheffends of +bemoedigends. Hij droeg in huis eene soutane af, door langdurig +gebruik geheel glimmend geworden, en wanneer hij 's morgens in den +tuin wandelde, plagt hij tegen het opslaan van den vochtigen grond, +over zijne muilen heen, een paar klompen aan te schieten. Niet het +minst wanneer hij zijne pijp dwars tusschen de tanden nam en zich +voorover bukte over zijne hortikultuur, in het voorjaar rupsen +zoekend tusschen de knoppen zijner rozenstruiken, in den nazomer de +gele bladeren uit zijne geraniums verwijderend, zou in het oog van een +denker de oude pastoor op holsblokken een belangwekkend beeld geweest +zijn van het proza des christendoms. Een schilder zou partij hebben +weten te trekken van dit eenvoudig, maar zuiver menschelijk tooneel; +zou hier met een toets en ginds met eene lijn het alledaagsche daarin +ongemeen gemaakt of aan het platte relief gegeven hebben. Doch +Stephenson, die geen schilder was, was ook geen denker. Hem troostte, +wanneer hij verdriet had, noch de kunst, noch de wijsbegeerte, en +alleen de mystiek was in staat hem te verzoenen met eene wereld, van +welke hij zoo diep als iemand gevoelde dat zij in den Booze lag. Hij +ergerde zich niet aan zijn pastoor; nog veel minder verachtte hij hem; +de grijsaard was in zijne oogen een Israëliet zonder bedrog. Doch er +zijn zielen die ook in de trivialiteit van Nathanaël, hoe onschadelijk +zij overigens wezen moge, eene openbaring zien van de magt der zonde. +In vergelijking van Ruardi was de pastoor een engel, ongetwijfeld; +doch Ruardi's bestaan, meende Stephenson, werd door het bestaan van +zulke kortgewiekte goede geniussen niet opgewogen of geneutraliseerd. + +--"=O felix culpa!=" prevelde hij voor niemand weet de hoeveelste maal +in zijn priesterlijk leven. Want dit moet van hem gezegd worden, dat +hoewel het gevoel der menschelijke schuld hem diep ter neder drukte, +hij die schuld-zelve niet uitgewischt zou hebben willen zien, indien +hij voor zoo hoog een prijs zijnen Verlosser had moeten missen. + +Op hetzelfde oogenblik dat Stephenson zich aldus in de verborgenheden +der christelijke geloofsleer verdiepte, zat André Kortenaer, +insgelijks op eene boven-achterkamer met het uitzigt op den tuin, den +volgenden brief aan zijn meisje te schrijven: + + Soekabrenti, bij M,... Augustus 186-- + + "Lieve Emma, + + "Ik wenschte niet dat gij raden kondt waar ik mij op dit oogenblik + bevind of hoe ik hier gekomen ben. Het zou veel, maar te veel voor + uwe schranderheid bewijzen. De dames hebben het regt, + ondoorgrondelijk te zijn; doch bezaten zij bovendien de gaaf van + alles te doorgronden,... dan zou voor de heeren (hoor ik u zeggen) + in het geheel geen kans meer overschieten om haar te bedriegen. + Hoe komt gij toch aan die ongunstige meening omtrent ons, en + waaraan heb ik het te danken dat gij om mijnentwil eene + uitzondering op den regel toelaat? Geloof mij, ik ben geene + uitzondering, en aan de meesten onzer is een weinig blind + vertrouwen zeer wel besteed. + + "Dit herinnert mij aan ons laatste gesprek in het Duinendaalsche + bosch, en ik kan mij bijna niet voorstellen, dat het nog slechts + drie dagen geleden is dat wij afscheid genomen hebben van + elkander. Hoe snel ging de tijd voorbij toen wij bijeen waren, en + hoe traag kruipen thans de uren om! Waarom glimlagchen de menschen + en noemen zij het kinderachtig, wanneer twee aanstaande + echtgenooten niet buiten elkander kunnen? Voor mij is niets zoo + belangrijk in dit leven als uwe liefde, en ik heb oneindig meer op + met u dan met alle spoorwegbruggen en alle volkspaleizen die ik + misschien nog bouwen zal. In vergelijking van ons huwelijk vind ik + zelfs de vereenigde doorgraving der landengten van Suez en van + Panama eene zaak van niet meer dan betrekkelijk gewigt. + + "Doch luister nu eens, mejufvrouw, naar hetgeen ik u te vertellen + heb. Het is elf ure in den ochtend, en ik zit u dezen brief te + schrijven in een koketten stoel, aan een elegant bureau, in de + weelderigste van alle logeerkamers. Wanneer ik het hoofd omwend, + heb ik aan mijne linkerzijde twee opengeslagen vensterdeuren, en + zie ik neder op een groot grasperk, in het midden waarvan een + zware bruine beuk prijkt. Zaagt gij de zon door de takken en + bladeren van dien boom hare vonken schieten op het gras, gij zoudt + er stil van worden. Het park, dat mij omringt, is geene eigenlijk + gezegde buitenplaats, maar de breed aangelegde tuin van eene + villa, geen twintig minuten gaans van de stad verwijderd. Den + vreemden naam van =Soekabrenti= dankt die villa aan een oost-indisch + millionair, die haar eenige jaren geleden hier heeft doen bouwen + en van wiens chineesche vrouw even als van hem zelven ik u bij + gelegenheid kurieuze anekdoten vertellen zal. Thans is zij het + eigendom van--dat zal ik u zeggen. Gij zult dan meteen weten wie + mijn gastheer is, hoe mijne gastvrouw heet, waarom ik niet bij + mijn oom gebleven ben, te A., en welke zaken ik te M. te + verhandelen heb. + + "Toen ik eergisteren-ochtend op het bepaalde uur bij mijn oom + verscheen... Maar neen, op die wijze zou aan mijn verhaal geen + einde komen, en het is niet belangwekkend genoeg om lang te mogen + zijn. "Vertel mij eens, vriendje," vroeg mijn oom, op den hem + eigen vernederenden en brusken toon, waarachter hij volgens + sommige zijne warmste genegenheden verbergt, doch dien ik voor mij + altijd onaangenaam gevonden heb, "weet gij wel dat uwe moeder en + ik eene erfenis deelen moeten met een verren neef van ons, Adriaan + Dijk geheeten? Ter wille van uwe zusters wenschte ik dat de + nalatenschap vorstelijker ware, doch daaraan is nu eenmaal niets + te veranderen. Ik ben verhinderd, in persoon naar M. te gaan en + met Dijk, die buitendien mijn boezemvriend niet is, de noodige + schikkingen te maken. De zaak moet evenwel geregeld worden, en dat + is de reden dat ik u ontboden heb. Deze prokuratie is, geloof ik, + zoo algemeen mogelijk, en met dat ding in den zak zult gij uit + mijnen naam alles kunnen verrigten wat de wet voorschrijft." Mijn + vader had mij van die erfenis het een en ander verteld, zoodat + mijn oom de moeite had kunnen sparen mij in te lichten en te + bejegenen als een knaap. Doch zoo is hij. Ik had in de mij + toegedachte kommissie weinig lust, en liet niet onduidelijk + doorschemeren, dat ik het in elk geval ruim zoo eenvoudig zou + gevonden hebben, mij die prokuratie toe te zenden over de post, + desnoods in een aangeteekenden brief. Niet waar? Ik zou dan + regtstreeks naar M. hebben kunnen reizen, en had niet noodig gehad + den omweg te maken, die thans, door eerst naar A. te trekken, + onvermijdelijk geworden was. Voor die opmerking werd ik evenwel + aanstonds gestraft door de vraag, of ik zoo weinig prijs stelde op + een persoonlijk onderhoud met mijnen oom, dat het genot van dat + voorregt mij zelfs geen halve dag reizens waard was? "Bovendien," + vervolgde mijn oom, "wenschte ik u omtrent, de personen met wie + gij te M. in aanraking komen zult,--Adriaan Dijk en zijne vrouw, + bedoel ik,--eenige dier inlichtingen te verschaffen, welke ik niet + gewoon ben toe te vertrouwen aan het papier. Wees openhartig en + zeg mij, kent gij mevrouw Dijk?" Bij het doen dier vraag zag mijn + oom mij doordringend aan; veel ernstiger en veel doordringender + dan noodig was, want van mevrouw Dijks bestaan was mij toen nog + alleen dit bekend dat zij de vrouw was van onzen neef Adriaan, met + wien ik de zaak der erfenis regelen zou. Wel herinnerde ik mij, + haar somtijds te hebben hooren roemen als eene schoonheid, te + schoon en te geestig voor een man als den haren, van wien men + beweerde dat hij het kruid niet uitgevonden had; doch daar ik òf + hem òf haar zelfs niet van aangezigt kende, vond ik het niet + noodig gewag te maken, van die bijzonderheid. Mijn antwoord was, + en zoo sprekend zeide ik de gulle waarheid: "Ik weet te + naauwernood dat er eene mevrouw Dijk in de wereld is." Wat mijn + oom mij toen uitlegde, en het vele wonderlijke dat hij mij + vertelde van den heer en de dame aan wie hij bezig was mij te + endosseren, kan ik u niet alles woordelijk overbrengen. Ook zou + het u vermoedelijk voor een groot gedeelte even weinig belang + inboezemen als mij. "Dijk," zeide hij onder anderen, als ten + vervolge op zijne mededeeling dat neef Adriaan zijn boezemvriend + niet was, "Dijk is een ingebeelde zot. Of hij verstand van tabak + heeft, weet ik niet, maar dat hij op nieuw intrigeert om lid van + de Tweede Kamer te worden, is onvergefelijk. Eenige jaren geleden + ben ik toevallig veroordeeld geweest hem herhaaldelijk te + ontmoeten in gezelschap van derden, en bij die gelegenheden heb ik + hem hooren doorslaan over politiek. Het was erbarmelijk. Omdat hij + fortuin en een grooten mond heeft, verbeeldt hij zich te kunnen + medepraten over belastingwetten, over diplomatieke nota's, over + koloniale onderwerpen, en wat niet al; doch van mijn leven heb ik + door een volwassen mensch zooveel onzin niet hooren uitkramen. + Gelijk de meesten zijner stadgenooten, zeilt hij onder liberale + vlag; doch had ik vóór '48 geweten, dat onze nieuwe Grondwet voor + zulke werveldraaijers het hek ontsluiten zou, ik zou mijne + onafhankelijke positie nooit prijs gegeven hebben." Meer zal u + interesseren hetgeen mijn oom van mevrouw Dijk vertelde. "Mevrouw + Dijk," zeide hij, "is de natuurlijke dochter van een mijner + voormalige schoolkameraden. Haar voornaam is Lidewyde, doch zij is + geene hollandsche van geboorte. Haar vader is jaren geleden + nederlandsch consul geweest te Alexandrie, en heeft daar een + tijdlang geleefd met eene soort van grieksche slavin. Of hij nog + bestaat weet ik niet, maar ik twijfel er aan. Hij is indertijd met + mevrouw Dijk, die toen een kind was, uit Egypte naar Holland + gekomen en heeft haar ergens besteed op eene kostschool, waar zij + de vriendin geworden is van Dijks zusters. Vervolgens is hij naar + de Oost vertrokken, en schijnt voor de opvoeding van dat kind, wat + het geldelijke betreft, behoorlijk zorg gedragen te hebben. In de + eene of andere groote vakantie is het meisje door de oude mevrouw + Dijk te logeeren gevraagd, en zoo is Adriaan aan haar gekomen. + Indien zij ooit van hem gecharmeerd geweest is, is zij eene even + groote zottin als hij; maar ik gis dat zij hem alleen genomen + heeft om eene toonbare positie te hebben." + + "Gij weet ongeveer, lieve Emma, hoe ik over mijn oom denk. Hij + is mijn weldoener geweest en zonder hem zou ik geen ingenieur + geworden zijn; reden genoeg voor mij om hem te achten en te + ontzien. Doch liefhebben kan ik hem niet; en dat hij in weerwil + van zijne ondervinding en van zijn oud-ministerstitel een man vol + vooroordeelen is, daarvan heb ik sedert gisteren op nieuw de + ervaring opgedaan. Hij heeft zijnen tijd gehad en kent de kaart + van het land niet meer. Heb ik het hem niet als eene uitgemaakte + zaak hooren voorstellen dat Adriaan Dijk liberaal was en als lid + van de liberale partij lid van de Tweede Kamer wilde worden? + Welnu, op mijne reis van A. naar M. heb ik kennis gemaakt met een + welingelicht persoon, die mij verzekerd heeft dat mijn oom den bal + volkomen missloeg. Van dien heer, die er onoogelijk uitzag, maar + zeer onderhoudend praatte (hij heet Lefebvre, en moet een voornaam + advokaat zijn), heb ik vernomen dat Adriaan Dijk niet-alleen bij + de aanstaande verkiezing van een lid der Tweede Kamer te M. + optreden zal als de kandidaat der konservativen, maar dat hijzelf + (den heer Lefebvre meen ik), die insgelijk de konservative rigting + toegedaan is, zich met geen ander doel naar M. begaf als om met + Adriaan over diens kandidatuur te gaan spreken en bezoeken met hem + te gaan afleggen bij eenige vrienden. Mij is het volmaakt + onverschillig, dat begrijpt gij, of mijn neef Dijk konservatief of + liberaal is; maar uit hetgeen ik u daar vertel blijkt genoeg, dat + op het oordeel van mijn oom Timmermans weinig staat valt te maken. + + "Wilt gij een ander staaltje van zijne kortzigtigheid? Toen ik + gisteren-avond bij Dijk mijne opwachting ging maken (want hij + ontvangt alleen 's avonds, en indien ik dat van te voren geweten + had, zou ik minder vroeg uit A. vertrokken zijn), verbeeldde ik + mij, afgaande op de beschrijving van mijn oom, een winderig + persoon te zullen aanschouwen, die mij half en half brutaliseren + of althans overbluffen zou, en tegen wien ik op mijne hoede zou + moeten zijn. Doch toen de vigelante, waarmede ik mij naar + Soekabrenti had laten brengen, stilhield voor dat paleis (Dijks + woning is inderdaad een vorstelijk gebouw), werd ik ontvangen door + een gul en wellevend man, de voorkomendheid in persoon, die + naauwelijks mijn naam en het doel van mijne komst vernomen had, of + hij gaf mij de hand en bood mij zijn huis aan. Dijk is iemand van + vijfenveertig jaren, naar ik gis. Hij heeft een hoog voorhoofd en + is bijna kaal; maar ofschoon zijn digte blonde baard hier en daar + grijze plekken begint te vertoonen, ziet hij er volstrekt niet + uit als een versleten man. Hij is klein van gestalte, heeft kleine + handen en kleine voeten en is naar den laatsten smaak gekleed. Het + eenige wat ik op hem zou weten aan te merken, is dat hij iets + deftigs over zich heeft, dat niet geheel en al natuurlijk is; maar + dat misstaat hem niet, omdat men gevoelt dat hij anders misschien + te levendig en te toeschietend zou zijn. + + "Wat mijne nicht Lidewyde betreft, deze heeft, naar ik u verklaren + kan, niet den minsten indruk op mij gemaakt, en ik begrijp ter + wereld niet hoe mijn oom (of had ik u dat nog niet verteld?) mij + haar heeft kunnen afschilderen als eene kokette vrouw. Misschien, + ja, indien zij wilde, zou zij er interessant kunnen uitzien; doch + gelijk ik haar gisteren-avond aangetroffen heb, thee schenkend + onder de verandah aan de achterzijde van het huis en zich te + mijner eer te naauwernood opheffend uit haar gemakkelijken stoel, + vond ik haar niet-alleen niet mooi, maar bijna onbevallig. Haar + oog zegt niets; haar mond (in afgemeten en karige woorden heette + zij mij welkom) weinig meer, en op haar voorhoofd troont eene + wolk, die aan wrevel en meer nog aan onverschilligheid denken + doet. Men kon het haar aanzien, dat zij afkomstig is uit het + Oosten, of althans uit het Zuiden, en die indruk is zelfs zoo + sterk, dat men verwonderd is, haar Hollandsch te hooren spreken + zonder accent. Doch dat vreemde uitzigt is dan ook het eenige in + haar wat frappeert. Zij is jonger dan haar man, en zal ongeveer + van mijn eigen leeftijd zijn. + + "En ziedaar, lieve Emma, hoe ik beland ben op Soekabrenti en + waarom ik aldaar mijn anker heb laten vallen. Naar de berekening + van mijn oom, zullen met het opmaken der noodige akten, en zoo + voorts, hoogstens acht dagen gemoeid zijn. Dijk heeft dat niet + tegengesproken, en daarom heb ik dan ook van zijn aanbod, om bij + hem mijnen intrek te nemen, zonder schroom gebruikt gemaakt. Hij + wilde volstrekt niet hebben, dat ik meer dan één nacht in een + logement slapen zou, en om u de waarheid te zeggen was zijne + propositie mij zeer naar den smaak. Te Duinendaal heb ik zoovele + maanden achtereen als een zwaluw onder de dakgoot gewoond, dat die + levenswijze voor mij al hare bekoorlijkheid verloren heeft. + Daarbij komt dat het weelderigst hôtel niet confortabler ingerigt + kan zijn dan Soekabrenti. Voor menschen zonder kinderen is het + huis eigenlijk veel te groot; men verdwaalt er in, en indien ik u + den weg naar mijne kamer moest wijzen, zou ik misschien verlegen + staan. De persoon die het heeft laten bouwen, maar er spoedig + genoeg van had en nu de hemel weet waar op een landgoed woont,--in + Boheme, hoor ik,--had een talrijk gezin, en zijne jongelui, met + inbegrip van goeverneurs en goevernantes, moesten elk eene + afzonderlijke kamer kunnen hebben. Doch met uitzondering van dit + doolhofachtige is het de fraaiste villa die men zich denken kan, + en ik weet wel wie er schik in hebben zou, het eenmaal in de + wereld zoo ver te brengen, dat hij zulk een huis bewonen kon. + Meermalen had ik hooren vertellen, dat Dijk fortuin had; doch om + zoo te kunnen leven als hij doet, met een kantoor in de stad, + eigen rijtuig, eigen paarden, een eigen tuinman en een huis vol + bedienden, moet hij schatrijk zijn. + + "Gisteren-ochtend met mijn ledigen tijd geen raad wetend, heb ik + eene ontdekkingsreis door de straten van M. gedaan en ben ik een + kijkje gaan nemen van het Park. Alles heeft hier in de laatste + jaren een veel levendiger aanzien bekomen dan te voren; er + heerscht eene ongeloofelijke drukte, en even als men van de meeste + kerkorgels in ons land verhaalt dat zij na het Haarlemsche de + grootste zijn, zal men over niet langen tijd, doch met meer grond, + van M. kunnen zeggen, dat het na Amsterdam of Rotterdam onze + voornaamste koopstad is. Behalve naar het Park, waar tweemalen in + de week muziek gemaakt wordt, gaan de menschen hier veel naar + Zeeburg, waar verleden jaar een badhuis geopend is. Wel tienmalen + daags is er gelegenheid om met omnibussen of diligences daarheen + te rijden, en wie niet rijden wil kan desnoods wandelen, want van + hier naar genoemd dorp is weinig meer dan een uur gaans. + + "Gij bemerkt, melieve, dat het oord mijner ballingschap in het + geheel geene woestijn is. Ook zou ik het er wel kunnen uithouden, + indien gij slechts bij mij waart. Doch uwe afwezigheid vervolgt + mij overal; en pas sedert ik u ben gaan schrijven, heb ik mij + weder minder verlaten gevoeld. Met evenveel droefheid als + zelfvoldoening zie ik de volgekrabde blaadjes nevens mij nog + aangroeijen; want hoewel de gedachte mij goeddoet, eerlijk + gebiecht en u haarklein al mijne wederwaardigheden verteld te + hebben, besef ik met smart dat ook aan de genoegelijkste dingen + een einde moet komen, en het niet aangaan zou, een nog langeren + brief naar Duinendaal te zenden dan deze onwillekeurig reeds + geworden is. Groet uwe ouders van mij, en al degenen die naar mij + vragen zullen. Gedenk mijne eenzaamheid en troost mij spoedig, bid + ik u, met een lettertje van uwe hand. Het zal de eerste brief + zijn, dien ik van u ontvang; maar indien van u gescheiden te zijn + de prijs is waarvoor ik het genot moet koopen de teekenen van uwe + lieve hand te aanschouwen, zou ik bijna wenschen dat het tevens de + laatste was. Ik kan niet buiten u, Emma, en hij zal een toovernaar + zijn die mij hier langer aan de praat houdt dan volstrekt + noodzakelijk is. Mijn hart is op Belvedere. Bij u behoor ik, voor + u leef ik, u omhels ik." + + + + +VIJFDE HOOFDSTUK. + + +Noem het onopregtheid, noem het zwakheid, noem het onnoozelheid; doe +van die gebreken zooveel af als noodig is om er niet geheel en al vrij +van te zijn en nogtans in een roman een dragelijk figuur te kunnen +blijven maken,--André's oordeel over zijn oom was in elk geval +onjuist. Kort na 1848, toen het liberaal-zijn in de politiek nog iets +veel deftigers en veel gekleeders was dan tegenwoordig, was die oom en +oude vrijer, als lid van een liberaal Kabinet, een tijd lang minister +van Buitenlandsche Zaken geweest, en nog in zijne A'sche rust omgaf +hem de naglans dier Haagsche grootheid. Opgeleid voor den handel, was +hij door schrandere spekulatien reeds vroeg een man van vermogen +geworden, had veel en goed gereisd, kende al de hoofdsteden van Europa +op zijn duimpje, en kon, wat zijne bevoegdheid tot het vervullen eener +diplomatieke betrekking aangaat, de vergelijking met de meeste +diplomaten zeer wel doorstaan. Met eene minstens vijftigjarige weduwe, +die zijne huishouding waarnam en doodelijk bang voor hem was, woonde +hij in een der fraaiste huizen eener voorname straat, hield rijtuig, +zag menschen, verkeerde in aanzienlijke kringen, en zou door menigen +neef in den lande, als het model der erfooms, in hooge eer gehouden +zijn. Doch omdat hij Kortenaer heette en adelbrieven bezat, was André +van lieverlede weinig bewondering gaan koesteren voor een bloedverwant +die alleen den burgerlijken naam van Timmermans voerde (den naam +zijner eigen moeder intusschen); minister geworden was in een halven +revolutietijd, en nooit in de gelegenheid was geweest het klatergoud +van zijn ambt te doen vergeten door het bewijzen van degelijke +diensten aan den lande. Hij erkende met den mond dat hij aan zijnen +oom groote verpligtingen had; doch in den grond zijns harten (want +sommige jongelieden zijn minder onbedorven dan zij er uitzien) +griefden hem die verpligtingen. Het was bitter, meende hij, dat zijn +vader, een geboren edelman, het nooit verder had kunnen brengen in de +wereld dan tot direkteur van een postkantoor in eene provinciestad, en +de zorg voor een groot gezin hem nog bij voortduring noodzaakte +gunsten aan te nemen van een boven zijnen stand voorspoedig zwager. + +En bij die oude grieven was sedert eenige maanden eene nieuwe gekomen: +André had reden om zijnen oom voor een tegenstander van zijn +engagement met Emma te houden. Hij had hem van zijne verloving +schriftelijk kennis gegeven, en ooms antwoord was geweest: "Ik dweep +niet met dat huwelijk." Hij had opheldering gevraagd van die +ongemotiveerde afkeuring en tot bescheid ontvangen: "Mij dunkt, gij +zoudt later eene betere partij hebben kunnen doen." Wat beduidde dat? +Nu ja, Emma was geene gravin; doch bij een huwelijk kwam het bloed van +de mannen, en in elk geval waren de Visschers ligt van zoo goeden +huize als de Timmermansen. De oude heer Visscher was geen millionair; +ook dit was waar. Doch Emma was een eenig kind, en het was duidelijk +dat iemand zonder fortuin vergelijkenderwijs een goed huwelijk aan +haar deed. Waarom dan die tegenkanting? Moest genoten ondersteuning +dit gevolg hebben, dat men zich levenslang te schikken had naar de +luim van hen of haar wier goedheid men ondervonden heeft, men zou +eindigen met alle gulle tantes en alle vrijgevige ooms naar de +Mokerheide te wenschen. =Que diable=, men telt geene dertig jaren en +bouwt geene spoorwegbruggen, om ten eeuwige dage naar de pijpen te +dansen van een oom, die minister van Buitenlandsche Zaken--geweest is! + +Zoo dacht André, wanneer hij zich niet in het gezelschap van zijnen +oom bevond. Doch had het toeval ons tot getuigen gemaakt van zijn +onderhoud met den oud-minister, wij zouden van het onafhankelijke dier +gevoelens weinig bij hem bespeurd hebben. De oud-minister mogt +vooroordeelen hebben en niet volkomen meer op de hoogte van alle +nieuwtjes zijn, hij was een man wiens tegenwoordigheid imponeerde. +Zijn voorkomen teekende in het geheel niet hetgeen men eene +burgerlijke afkomst noemt, en op twee kleine gouden ringetjes na, die +hij sedert jaar en dag in de ooren droeg, zou men hem voor eene +geboren Excellentie hebben aangezien. Zijn kamerjapon was geenzins +met ridderorden uitgemonsterd, en men zou langvergeten jaargangen der +=Staats-Courant= hebben moeten naslaan om te weten te komen, tot het +"aannemen en dragen" van hoevele versierselen van dien aard hij 's +Konings vergunning bekomen had. Zijn gelaat, dat aan de snede van dat +van Voltaire herinnerde, was ver van schoon; doch de groote neus paste +in zijne soort volkomen bij het tusschen grijze lokken schuilgaand +voorhoofd, en men behoefde slechts eenmaal in zijn leven een goed +portret van Sterne gezien te hebben, om zich ook in dit geval verzoend +te gevoelen met een mond, die wijder gaapte dan, volgens Poot, de +hoofsche staatsjufvrouwen doen. Zonder dat hij dandineerde, was in +zijn gang iets elastieks, dat bij mollige tapijten voegde, en in +weerwil van zijnen leeftijd had hij iets zoo bevalligs in zijne +bewegingen en was hij zoo vlug ter been, dat geen verstandig jong +meisje geweigerd zou hebben, zich door hem ten dans te laten noodigen. +Komplimenteus in zijne gesprekken met vrouwen, dogmatisch in zijn +onderhoud met mannen, niet naijverig op het voeren van het hoogste +woord en nogtans een aangenaam prater, was er geene enkele reden om +dezen celibatair gering te schatten en had een jong mensch gelijk +André er honderd voor eene om hem met onderscheiding te bejegenen. + +André sprak waarheid toen hij aan Emma schreef, dat zijn oom hem +gebruskeerd had. Zonder overdreven volledig te worden had hij er +evenwel kunnen bijvoegen dat die soort van aan koelheid, om niet te +zeggen onbeleefdheid grenzende =sans-gêne= tot de bekende +eigenaardigheden van zijnen oom behoorde en het tegendeel was van een +bewijs van onhartelijkheid. Het gold veeleer bij André's familie voor +eene uitgemaakte zaak, dat neven of nichten nooit meer kans hadden +iets van oom Timmermans gedaan te krijgen dan wanneer hij hen op een +na brutaliseerde, terwijl zij zich van te voren verzekerd hielden, nul +op het rekest te zullen ontvangen, zoo vaak en zoodra hij den +oud-minister uithing en minzaam was. + +Onvolledig: dit was André's brief nog in een ander opzigt. Zijn oom +toch had hem niet-alleen gezegd dat mevrouw Dijk doorging voor +behaagziek, maar had hem voor Lidewyde bepaald gewaarschuwd. "Jong +mensch," had hij gezegd, "ik meende dat gij niet naar M. moest gaan, +zonder te weten wie gij daar ontmoeten zoudt. Sommige getrouwde +vrouwen kunnen voor een man in uw positie gevaarlijk worden. Daarom, +pas op uw tellen." Waarom maakte André voor zijn meisje een geheim van +die reisles, hem door zijnen oom medegegeven? Op die vraag kan, +helaas, slechts met eene wedervraag geantwoord worden: Waarom is de +mensch een kortzigtig schepsel? Had André kunnen voorzien dat mevrouw +Dijk, die hij thans nog naauwelijks van aangezigt kende, binnen den +tijd van weinige weken eene heerschappij over hem uitoefenen zou die +Emma's invloed op zijn gemoed eerst verzwakken, dan neutraliseren en +eindelijk vernietigen zou,--hij zou de eerste zijn geweest om zich +tegen die vrouw te wapenen. Doch hij was jong en onervaren, en de +voorspoed had hem overmoedig gemaakt. Voor dien eerbiedigen en zoeten +schroom, waarmede hij nog kort geleden tegen Emma had opgezien, was al +spoedig zekere fatuiteit in de plaats gekomen, en indien hij voor een +kundig oog zijne ware gevoelens blootgelegd had, zou het gebleken zijn +dat zijne eerste liefde hare eerste pleisterplaats reeds genaderd was. +In stede van Lidewyde in gedachte te verafschuwen of voor het minst te +wantrouwen, interesseerde hij zich voor haar. Het benieuwde hem, +welken indruk zij op hem maken zou, en zonder nog in de verte den +wensch te koesteren dat die nieuwgsgierigheid wederkeerig zijn en +mevrouw Dijk ook in hem eenig belang stellen mogt, prikkelde hem het +vooruitzigt, in kennis te geraken met eene vrouw, tegen wie hij, naar +men hem zeide, op zijne hoede moest zijn. + +Het verwijt ligt voor de hand, dat deze gevoelens André geenszins tot +eer verstrekken, en men zou van den kronijkschrijver wenschen te +vernemen hoe zij te rijmen waren met de betuigingen van teederheid aan +het slot en in den aanhef van zekeren brief. Doch op die wijze zou men +Melis Stoke eene taak opleggen, die de zijne niet is. Hij weet niet en +behoeft niet te weten, hoe het kwam dat André Kortenaer eensklaps +bleef beneden hetgeen men van hem zou hebben mogen verwachten; evenmin +als hij zeggen kan, of gehouden is te kunnen zeggen, in hoe ver de +handelwijze van den oud-minister van Buitenlandsche Zaken, André's +oom, overeengebragt kon worden met de voorschriften der ideale +zedewet. Die oom was in zijne soort een goed man; een man die niets +anders beoogde als het geluk van zijnen neef, doch wien het uit dien +hoofde dubbel verdroot, dat André door een onberaden huwelijk zijn +fortuin (of hetgeen hij zoo noemde) ging verspelen. Hij vond het +geoorloofd, André's getrouwheid op de proef te stellen, en was genoeg +een man van de wereld om zich van de kennismaking met eene dame als +mevrouw Dijk een bepaald resultaat te mogen beloven. Te eerlijk om +André geheel en al onvoorbereid in verzoeking te brengen; te +menschkundig om niet aan de terugwerkende kracht der geprikkelde +nieuwsgierigheid te gelooven, meende hij voor zijn doel,--indien dat +doel voor verwezenlijking vatbaar was,--het beste middel gekozen te +hebben. Hij had, dit is zoo, eenigszins komedie gespeeld en zonder +bepaalde noodzakelijkheid eene geheimzinnige houding aangenomen; doch +het gold de toekomst van een jong mensch, dien hij steeds op zijne +wijze hartelijk had liefgehad, en die prijs was zijnerzijds eenige +zelfverloochening waard. Emma Visscher,--zoo redeneerde deze +wereldwijze, was een struikelblok, dat zoo mogelijk uit den weg +behoorde geruimd te worden. Bleek André's genegenheid voor haar een +ernstige hartstogt te zijn, dan was het tijd genoeg om zich te voegen +naar het onvermijdelijke; doch elk moest het loven, meende hij, dat +eene laatste poging aangewend werd om een knaap van goeden huize die +het slagtoffer dreigde te worden van zijne eigen onervarenheid en van +de berekeningen van zekere schoonouders in hope, uit die strikken te +redden. + + + + +ZESDE HOOFDSTUK. + + +Het was, gelijk André aan Emma schreef, tusschen elven en twaalven in +den ochtend; het uur waarop zelfs in het heetst van den zomer de +warmte nog niet onverdragelijk pleegt te zijn, de bloemen nog iets +overgehouden hebben van de frischheid van den morgenstond, en de +wandelpaden in de tuinen nog min of meer den indruk der voetstappen +bewaren. + +Ontegenzeggelijk is in Mei en in het begin van Junij het blad hier te +lande fraaijer dan in Augustus. Het heeft dan die eenvormige donkere +tint nog niet aangenomen, die naderhand de meeste boomen en de meeste +heesters leden van dezelfde familie doet schijnen. Doch al mist de +volle zomer dat afsteken van het lichtere tegen het donkerder loof; +die fijne schakeringen van linden- en van eikengroen; dat bloeijen der +madelieven aan den voet der kastanjes in de grasperken,--hij wordt, of +mag men aan boomen zulke menschelijke gevoelens niet toeschrijven? +door de bruine beuken in eere gehouden. De zware boom tegenover +André's venster althans, dezelfde waarvan hij melding had gemaakt in +zijnen brief aan Emma, had reden om in de heerlijkheden van den +nazomer te roemen. Vol majesteit strekte hij naar alle zijden zijne +takken uit, en geen alleenheerscher onder de menschen kan fierder op +zijn eenzamen zetel troonen, dan hij in zijn grasperk deed. Elke +poging om in den omtrek van dien zwaren stam eene bloem te kweeken, +zou vruchteloos gebleven zijn. Alleen mosplanten wilden tieren in de +schaduw van dat ondoordringbaar bladerendak. In laag op laag stapelde +zich het donkerkleurig loof opwaarts; en zoo fijnbewerkt, zoo +bewegelijk, zoo doorzigtig was nogtans dat massief gebladerte, dat +hier en ginds, door alles heen, gouden vonken nederschoten op het +heldergroene mos om den stam; dat vogeltjes, niet grooter dan eene +kinderhand, eene zachte schommeling mededeelden aan de uiteinden van +het gevaarte; dat oost noch west een zucht kon slaken zonder al de +zenuwen van den boom te doen trillen. De lente is schoon en magtig; +doch de koningen van het woud met heerlijkheid te kroonen,--dat vermag +de volle zomer alleen. + +De brief aan Emma was gereed, de enveloppe digtgelijmd, het adres +geschreven, het postzegel bevestigd; en met het gevoel van iemand die +zich in allen deele gekweten heeft van zijnen pligt, ging André voor +het venster staan en liet het oog weiden over het beperkt, maar +innemend landschap aan zijnen voet en om hem henen. Hij dacht aan +Emma, aan hare liefde voor hem, aan hare uitmuntende hoedanigheden, +aan hetgeen zij reeds was en nog zou kunnen worden. Doch tevens dacht +hij aan zichzelven en aan zijn gesternte, dat hem naar Soekabrenti +gevoerd had, en misschien zou hij nog geruimen tijd zich hebben staan +verdiepen in allerlei voorstellingen, indien zijne aandacht niet +afgeleid ware geworden door een geluid van naderende voetstappen en +van twee fluisterende stemmen, tot hem opstijgend van het pad dat +onder zijn venster kronkelde. Het ruischen van een vrouwenkleed deed +hem vermoeden dat een der twee sprekende personen Lidewyde was, +terwijl de andere, te oordeelen naar stem en gang, een man scheen te +zijn. Werkelijk zag hij eenige oogenblikken later een heer en eene +dame het voetpad volgen, dat langs den beuk naar de tegenovergestelde +zijde van den tuin voerde en uitkwam aan een boschje tusschen den tuin +en den rijweg. + +Soekabrenti had twee toegangen: een van arduin en ijzer voor +rijtuigen aan het eene, en een kleiner hek van hout voor voetgangers +aan de andere zijde van het park. Doch André was met die bijzonderheid +nog onbekend, en eerst nu merkte hij op, dat bij dat kleinere hek, aan +gene zijde van het boschje, een elegante, met twee paarden bespannen +tom-pouce stapvoets heen en weder gereden werd. Had hij de aangezigten +van het wandelend paar kunnen onderscheiden, misschien zou het +verschil in beider uitdrukking hem getroffen hebben: de bloeijende +mannelijke schoonheid van het eene, en de onmiskenbare sporen van +vrouwelijk lijden op het andere. In elk geval zou hij aanstonds gewaar +geworden zijn dat de onbekende dame misschien Lidewyde's jufvrouw van +gezelschap, doch zeker niet Lidewyde-zelve was. Doch de slankheid van +haar figuur en het bedriegelijk-jeugdige van een lagen tuinhoed met +breeden rand misleidden hem omtrent haren leeftijd, en eerst toen zij +onverzeld uit het boschje terugkeerde en hij haar in het gelaat kon +zien, bemerkte hij zijne vergissing. + +Zij was eene vrouw van vijftig jaren, fatsoenlijk, doch zoo eenvoudig +gekleed, dat men twijfelen mogt of zij in allen deele als de gelijke +van de vrouw des huizes aangemerkt kon worden. Aan eene dienstbare +deed zij niet denken, doch evenmin aan eene meesteres; althans niet op +dit gebied en in deze omgeving. De tuinmansjongen, bezig met het +opbinden der bloemen en het reinigen der bedden, groette haar toen zij +hem voorbijging, doch niet met dat ontzag waarop het gedistingeerde in +haar voorkomen haar aanspraak scheen te geven. Was zij welligt +Lidewyde's moeder? Indachtig aan de verhalen van zijnen oom omtrent +Lidewyde's afkomst, kon André dit bezwaarlijk aannemen. Tusschen hare +gelaatstrekken en die van Lidewyde was geen zweem van gelijkenis te +bespeuren. Ook zou de tuinmansjongen, indien zij in eene zoo naauwe +betrekking tot zijne mevrouw gestaan had, haar ongetwijfeld met meer +onderscheiding bejegend hebben. "Het zal Lidewyde's kamenier zijn," +zeide André; en hij zou met die onderstelling vollen vrede hebben +gehad, indien de jonge man aan hare zijde, dien zij uitgeleide scheen +gedaan te hebben, in zijne manier van nevens haar te gaan en met haar +te spreken meer gemeenzaamheid aan den dag gelegd had. + +Dat hij dat niet had gedaan, maar zich onwillekeurig onderworpen +scheen te hebben aan den toon van gezag, waarop zij tot hem sprak, was +iets dat André intrigeerde. Voor het overige vond hij de zaak in het +minst niet geheimzinnig. Lidewyde, redeneerde hij, was juist eene +vrouw om gestadig hare toevlugt te nemen tot de medische fakulteit; +die vreemde heer met zijn brieschend tweespan en zijn nuffig rijtuig +was de M'sche mode-dokter; niets natuurlijker dan dat de +gezelschapsjufvrouw, of welke andere naam haar dan ook voegde, last +bekomen had om den volgeling van Hippokrates, die hier welligt iederen +dag een morgenbezoek kwam afleggen, als naar gewoonte uit te laten. +Veel tijd evenwel om dit gewone en natuurlijke in overeenstemming te +brengen met de verrassende deferentie, welke uit de houding van den +gevierden medicus gesproken en waarmede hij naar de vertoogen der +ondergeschikte vijftigjarige geluisterd had, schoot thans voor André +niet over. Een bediende kwam hem waarschuwen dat het ontbijt gereed +was en de vrouw des huizes hem wachtte. + +--"Heeft mijnheer soms boodschappen te verrigten?" vroeg de knecht. + +--"Boodschappen?" herhaalde André, "dat niet zoo zeer. Maar indien gij +naar de stad gaat, wees dan zoo goed en bezorg meteen dezen brief op +de post." + +--"Met genoegen, mijnheer." + + + + +ZEVENDE HOOFDSTUK. + + +De schoonheid van sommige vrouwen is als de zee aan onze +westerstranden. Op den middag spiegelt zich de zon in de golven; zij +breken, en het glanzig schuim spat vonkelend op. De watervlakte, het +blanke zand, de vastgewoelde pinken met haar tuig en bruine netten, de +witte huiven der badkoetsen, de bloote beenen en de roode broek van +den wadenden visscher met het anker op den schouder, de havelooze +kleedij der visscherskinderen, die met eene opgetuigde klomp +schuitjevaren spelen in de plas,--alles glinstert, alles baadt zich +dansend in het stroomend licht: de hemel schijnt geopend. Doch +gindsche reuzenwolk, die sedert lang gedreigd heeft de zonnestralen te +zullen onderscheppen, drijft allengs nader; in het eind volvoert zij +hare bedreiging, en voort zijn eensklaps de glans en de gloed. Grooter +en grooter wordt de schaduwvlek op den blinkenden spiegel; nog een +oogwenk, en de bruiloft van daareven is in eene begrafenis verkeerd. + +Denk u het omgekeerde van dat tooneel, en gij zult u eene voorstelling +van André's verbazing kunnen vormen, toen hij de kleine eetzaal +binnentrad. Den vorigen avond had Lidewyde den indruk op hem gemaakt +eener half uitgebloeide schoonheid; eener vrouw, die, omdat zij zich +verveelde, op hare beurt vervelend was; voor wie beminnelijk te zijn +een lastpost scheen; wier kleeding-zelve geblaseerdheid teekende. +Thans daarentegen, thans zat bij het geopend venster, tusschen een +amfitheater van sierplanten, in de lichte schaduw van een in den tuin +vooruitspringend zonnescherm, als een madeliefje in het groen, een +aanvallig wezen. Ongekunstelde vriendelijkheid sprak uit hare donkere +oogen, een glimlach speelde om haar fraaijen gullen mond, een wit +neteldoeksch ochtendkleed met zacht gekleurde bouquetten van violet en +groen vormde de bevalligste harmonie met de breede afhangende linten, +groen en violet, die haar mutsje sierden. Het blanke voorhoofd kwam +schitterend uit tegen het ongebleekte kantwerk, en die gele tint +temperde wederkeerig den golvenden gloed der donkerzwarte +haarvlechten. + +Ware zij, toen André binnentrad, opgerezen en hem te gemoet gegaan, +hare houding noch haar gang zouden de schoonheid van haar gelaat +gelogenstraft hebben. Had zij hem de hand gereikt en had hij die een +oogenblik in de zijne mogen houden, het zou hem getroffen hebben dat +zulke fijne vingertoppen de verlenging waren eener zoo poezele vuist. +Doch zij bleef zitten in haar leunstoel bij het venster, liet beide +handen eene wijl in de schoot rusten, wendde het hoofd naar de deur, +en nam met den vriendelijksten blik der wereld, het uitnoodigendst +welkom verkondigend, haren neef en logeergast op. + +In de tegenwoordigheid eener zoo schoone vrouw, op wier gelaat +bovendien de blos eener volmaakte gezondheid zetelde, was het André +niet mogelijk, lang aan de medische fakulteit te denken. De +herinnering aan het dokterskoetsje was eensklaps als weggevaagd uit +zijnen geest; Lidewyde's liefelijke en tegelijk indrukwekkende +verschijning vervulde hem geheel, en indien iets hem op dit oogenblik +bekommerde, was het de vraag, op welken voet hij haar toespreken zou. +"Mevrouw" tot haar te zeggen, had hem den vorigen avond niet de +geringste inspanning gekost, nu daarentegen bestierf dat deftige woord +hem schier op de lippen. Doch ook dit bezwaar werd uit den weg +geruimd, en zijne eigenliefde had van zijne opkomende verlegenheid +niets te lijden. + +--"Laat ons elkaar bij den voornaam noemen," zeide zij. "Neef en nicht +zijn gruwzame woorden, nog gruwzamer dan mijnheer en mevrouw. Hoe +minder ik ze hoor, hoe liever het mij is... Mijn man kan elk oogenblik +thuiskomen. Ga zitten, André, en vertel mij intusschen van uwe Emma." + +Gewoon te spreken en te handelen zonder =arrière-pensée=,--althans dit +verbeeldde hij zich; en daarvoor ging hij door,--verkeerde André te +goeder trouw in den waan dat alle andere regtschapen lieden even zoo +deden. Bijoogmerken te hebben stond in zijne schatting gelijk met +huichelen, en hij kon zich niet voorstellen, plagt hij te zeggen, dat +iemand met een zuiver karakter omwegen gebruikte om tot zijn doel te +geraken. "Vertel mij van uwe Emma," was voor hem, uit Lidewyde's +mond,--en voorshands waren er dan ook inderdaad geene redenen om aan +die woorden eene andere beteekenis te hechten,--het verzoek van eene +lieve, goedhartige vrouw, die herstellen wilde hetgeen zij den vorigen +avond door hare koelheid bedorven had. + +--"Het doet mij regt veel genoegen," vervolgde zij, "dat het toeval +mij met u in kennis brengt. Verleden week waren de couranten vol van +uwen lof. Doch een neef te bezitten die spoorwegbruggen bouwt, is niet +genoeg. Men is begeerig, zulk een neef te aanschouwen. Gij zijt het +eerste lid van uwe familie waarmede ik tot hiertoe in aanraking kom. +Met uw oom is mijn man enkele malen in gezelschap geweest, doch ik +zelf heb hem nooit ontmoet. Is hij een aangenaam mensch? Houdt gij van +hem?" + +--"Indien gij den brief gelezen hadt, dien ik daareven aan mijn meisje +heb zitten schrijven, zoudt gij naar mijn antwoord op de laatste dier +twee vragen niet lang behoeven te raden," zeide André met een +glimlach. "Neen, ik houd niet bijzonder veel van mijn oom, maar hij +kan daarom wel een aangenaam mensch zijn." + +--"Is hij tegen uw huwelijk?" vroeg zij, hem aanziende en insgelijks +glimlagchend. + +--"Hij is er ten minste tegen geweest. Hoe hij op dit oogenblik +daarover denkt, weet ik niet. Doch waarom vraagt gij dat?" + +--"Waarom? Omdat het mij van u spijten zou, indien men tegelijk een +aangenaam mensch en uwe antipathie zijn kon. Maar alles verandert, +zoodra uw oom ongaarne uw huwelijk ziet. Bruidegoms hebben het regt +ieder te haten die niet doodelijk is van hunne bruid. Doch uw oom is +een oud jong heer, aan wiens meening gij u niet te storen hebt. Erger +zou het zijn, indien uwe ouders niet ingenomen waren met uw meisje. Of +anders uwe zusters. Gij hebt immers zusters?" + +--"O, van dien kant is alles in orde. Emma heeft bij mijne ouders +herhaaldelijk gelogeerd, en de geheele wereld bij ons aan huis draagt +haar op de handen." + +--"Zij is eene jufvrouw Visscher niet waar, en gij hebt haar te +Duinendaal leeren kennen? Dat was een romaneske geschiedenis, die val +van u. Er zijn weinig jonge heeren die niet gaarne tot dien prijs in +kennis zouden komen met een aardig meisje." + +--"Die val van mij?" vroeg André, voor de eerste reis blozend om een +accident, dat een huisgenoot op Belvedere van hem gemaakt had. "Hoe is +het mogelijk dat gij daar kennis van draagt?" + +--"Ja wel, ja wel," schertste zij, "men heeft te M. bloedverwanten +wonen waar men niet naar omziet; men laat Adriaan Dijk en zijne vrouw +aan hun lot over; men wacht met mededeelzaam te zijn totdat het toeval +neef André en nicht Lidewyde met elkander in kennis brengt. Doch nicht +Lidewyde wordt goed geïnformeerd, reken daarop; en bovendien is +Duinendaal zulk een uithoek niet, dat men, met een weinig +belangstelling, geene gelegenheid zou kunnen vinden om sommige +informatien op de plaats zelve te gaan kontroleren." + +--"Inderdaad, Lidewyde, ik ben verbaasd..." + +--"Dat is braaf van u, mij Lidewyde te noemen. Ik begon al te vreezen +dat mijn naam u tegenstond. Emma klinkt veel liefelijker, dat erken +ik. Weet gij hoe ik aan dien naam van Lidewyde kom? Ik heet naar de +zalige Lidewyde van Schiedam, waar mijn vader geboren is. Misschien +doet die oude dame nog eenmaal een goed woord voor mij, en verzoent +zij mij daardoor met de gedachte, half en half eene Schiedamsche te +zijn; wat ik geen voorregt vind. Ik benijd u den naam van Kortenaer; +en, had het in mijne keus gestaan, ik zou, even als gij, hebben willen +afstammen van iemand die in de Groote Kerk te Rotterdam in een +praalgraf rust. Mijne petemoei, indien ik haar zoo noemen mag, heeft +zich moeten vergenoegen met een opschrift boven een klein-steedsch +hofje. Maar waarom verbaast het u, dat ik op de hoogte ben van uw +roman? Of zijt gij zoo nederig, dat gij den roep van uwe ridderlijke +daden beperkt zoudt willen weten tot de echo's der Duinendaalsche +boschjes? Dat kan ik niet gelooven. In mijn tijd althans waren de +jonge lieden zoo bescheiden niet." + +--"In uw tijd, Lidewyde? Moest ik u een kompliment maken, ik zou +zeggen dat uw tijd nog komen moet. Maar in vollen ernst, wie heeft u +verteld onder welke omstandigheden ik het hof aan Emma gemaakt heb?" + +--"Niemand heeft mij dat verteld. En dat was ook niet noodig. Zoo lang +de boschaadjes de kunst van klappen niet zullen verleerd hebben, +behoeft niemand veel moeite te doen om achter het geheim van sommige +vrijaadjes te komen." + +--"Foei, Lidewyde, nu doet gij even als mijn aanstaande schoonvader, +die langzamerhand de taal der oude hollandsche dichters begint te +spreken. Ik voor mij houd niet..." + +--"Wat hoor ik? Dat is een slecht begin, André! Gij houdt niet van uw +oom, niet van uwen aanstaanden schoonvader, misschien ook niet van uw +aanstaande schoonmoeder,--waar moet dat heen? Gij houdt van uw meisje, +zult gij zeggen, en ik geef u toe dat die vlag de lading dekt. Hoe +ziet uw meisje er uit? Allerliefst, natuurlijk; doch erken dat dit +tevens te veel en te weinig zegt. Is zij blond, is zij bruin, is zij +groot, is zij klein? Biecht op, mijnheer André, en stel mij in de +gelegenheid uw goeden smaak te bewonderen!" + +--"Wilt gij haar portret zien?" vroeg hij, naar zijne portefeuille +tastend. "Hier is het." + +Hij rees op, reikte haar het albumblad over, en ging toen weder +zitten. Zij liet zich achterover zinken in haren stoel, hield de +kleine beeldtenis met de eene hand een weinig voor zich uit, ten einde +haar niet onder een valsch licht te zien, en bragt de andere hand aan +hare wang. + +--"Welk een lief onschuldig gezigtje!" zeide zij, terwijl een +glimlach, gelijk alleen welgevallen en bewondering tooveren konden, +haar gelaat verlichtte. "En welk bevallig figuurtje! Mijnheer André, +ik maak u mijn kompliment. Meestal doet de fotografie blondines +onregt; doch Emma heeft geen reden van klagen. Is zij altijd zoo +gekapt, met die lange krullen van voren? En is het waar, dat men haar +en hare moeder voor zusters zou aanzien? Het is een keurig portretje. +Alleen zou ik gewild hebben, dat de fotograaf haar een weinig minder +=en face= genomen had; doch dat zijn van die details waar de fotografen +gemeenlijk geen oog voor hebben." + +--"Ja maar," begon André. + +Doch om Lidewyde duidelijk te maken dat hare aanmerking hem niet +geheel en al gegrond voorkwam, moest hij opstaan; en wilde hij het +licht niet roekeloos onderscheppen, dan was het onvermijdelijk dat +hij zich achter haar fauteuil plaatste en haar met den vinger aanwees, +dat het door den fotograaf gebragte offer goedgemaakt werd door +sommige schoonheden in Emma's houding, die anders verloren zouden zijn +gegaan. Hij ondernam het, zich van dat pleidooi te kwijten, doch niet +zonder zekere ontroering. De fijne geur van bloemen en kruiden die uit +Lidewyde's kapsel naar hem opsteeg, bedwelmde hem niet zoo zeer; maar +gedurende zijn onderhoud met haar had hij de oogen schier niet kunnen +afwenden van hare schouders, die, zonder breed te zijn, toch eene +ronding en volheid vertoonden, waarbij Emma's buste onvorstelijk +afstak. Nu hij zich in de onmiddelijke nabijheid van Lidewyde bevond, +troffen die schouders hem op nieuw en nog sterker dan te voren. Emma +zou hij steeds ontraden hebben, zich bij bals of andere feestelijke +gelegenheden te zeer den hals te ontblooten, Lidewyde niet. Hij stelde +zich integendeel voor, dat het een verrukkelijk schouwspel moest +opleveren, Lidewyde gedekolleteerd te zien. + +--"Ja maar," hervatte hij, zich voorover buigend, zoodat hij den adem +moest inhouden om haar kanten mutsje te ontzien, "ik geloof niet dat +de fotograaf er veel bij zou gewonnen hebben..." + +--"En waarom zou hij niet?" + +--"Wel, omdat anders..." + +--"Neen, dat ben ik niet met u eens." + +--"Ik druk mij verkeerd uit, geloof ik." + +--"Toch niet, ik begrijp uwe bedoeling volkomen. Tenzij..." + +--"Nu juist, dat is het." + +Het pleidooi zou misschien gaandeweg zijn gaan vlotten, en ook al ware +het nu en dan een weinig blijven steken, welligt zou André het niet +onaangenaam hebben gevonden, zich nog digter over de leuning van +Lidewyde's stoel heen te buigen en haar in vertrouwen te betoogen dat +Emma's houding weinig of niets te wenschen overliet. Doch hun +onderhoud werd gestoord door de komst van den heer des huizes, en het +duurde geen vijf minuten, of het manipuleren van messen en vorken had +aan alle debatten voorshands een einde gemaakt. + + + + +ACHTSTE HOOFDSTUK. + + +--"Luister eens, Kortenaer," zeide Dijk, toen de maaltijd afgeloopen +was en Lidewyde zich was gaan kleeden, "uw oom heeft onwillekeurig +eene dwaasheid gedaan door u dezer dagen aan mij te adresseren. Mijne +gewone bezigheden zijn in den regel zoo menigvuldig niet, dat ik u +niet behoorlijk te woord zou kunnen staan; en indien gij zes weken +vroeger of zes weken later hier gekomen waart, zou ik onmiddelijk tot +uwe dienst geweest zijn. Wat wordt vereischt om onze zaak in orde te +brengen? Een paar bezoeken bij den kantonregter, eene konferentie of +wat met mijn notaris, meer niet. Doch op dit oogenblik heb ik zelfs +voor dat weinige geen tijd. Een ander en gewigtiger belang neemt in +den loop dezer maand en tot in het begin der volgende al mijne vrije +uren in beslag." + +--"Gij zijt kandidaat voor de Tweede Kamer." + +--"Hoe weet gij dat? Heeft mijne vrouw het u verteld? Die interesseert +zich anders niet sterk voor zulke zaken." + +--"Neen, maar toen ik gisteren-ochtend hierheen reisde, is te T. een +heer bij mij komen zitten, die u persoonlijk kende, en die mij zeide, +dat hij naar M. moest om met u te spreken over uwe kandidatuur. Ik had +hem nooit ontmoet, maar de geheele wereld kent den naam van Lefebvre, +en toen ik hem verteld had dat ik insgelijks naar M. moest en eene +zaak met u te vereffenen had, waren wij aanstonds goede vrienden." + +--"Een vreemd uiterlijk, niet waar? Men zou het hem niet aanzeggen dat +hij zoo knap is. Hebt gij hem zien snuiven?" + +--"Niet-alleen heb ik dat gezien, maar ik durf beweren dat hij van T. +naar M. niets anders gedaan heeft als snuiven en praten. Om u de +waarheid te zeggen, vond ik hem nog al vies. Met een grooten witten +zakdoek vol ongeregtigheden veegde hij na iedere anekdote zich het +voorhoofd af, en het beetje rappé dat niet aan zijne wangen bleef +kleven vond logies tusschen de plooijen van zijn overhemd." + +--"Maar hij zegt voortreffelijke dingen, vindt gij niet?" + +--"Zoo voortreffelijk, dat ik somtijds moeite had hem te volgen. Hij +schijnt verwonderlijk goed te huis te zijn in onze politiek." + +--"Dat is hij, en ofschoon hij zelden of nooit iets schrijft, oefent +hij een grooten invloed uit. Maar om terug te komen op hetgeen ik u +zeggen wilde, gij zult, naar ik voorzie, niet veel lust hebben, hier +te blijven totdat de verkiezing achter den rug is; en ik, ik kan, op +mijn woord van eer, mij vóór dien tijd niet met u occuperen. Doch ik +meen er iets op gevonden te hebben." + +--"En dat is?" vroeg André. + +--"Mijne moeder bevindt zich op dit oogenblik met mijne beide zusters +in Engeland; haar huis, hier in de stad, is gesloten, en van dien kant +heb ik u dus niets aan te bieden. Dit is evenwel geen onoverkomelijk +beletsel. Mijn moeders beste vriendin, tegelijk eene zeer goede kennis +van mijne vrouw, is eene oude ongetrouwde dame Steinmetz, die wij +gewoon zijn freule Bertha te noemen. Wat dunkt u, indien freule +Bertha, die niets omhanden en bij zich aan huis ruimte in overvloed +heeft, uw meisje voor eene poos te logeren vroeg? Onze eigen woning, +naar gij bemerkt, is tot uwe dispositie; gij zult jufvrouw Visscher +ten huize van onze vriendin, die eene algemeen geachte en inderdaad +hoogst achtenswaardige dame is, zoo dikwijls kunnen bezoeken als gij +verkiest, en wat ons zelven betreft, het zal ons natuurlijk uitermate +aangenaam zijn, kennis te maken met uwe aanstaande. Het overige kunt +gij met Lidewyde bespreken." + +--"Indien Emma's ouders vrede hebben met dat plan, ik voor mij," riep +André uit, "vind het alleraardigst. Gij zijt volkomen opregt, niet +waar, wanneer gij mij verzekert dat ik u geen overlast doe, en niet +minder wanneer gij mij waarborgt dat Emma door de vriendin uwer moeder +goed ontvangen zal worden?" + +--"Beste vriend, daarvan kan geen kwestie zijn. Freule Steinmetz is +eene allerbeminnelijkste oude vrouw, die jonge meisjes niet-alleen +niet haat, maar een bepaald zwak voor haar heeft. Zij zal het als een +voorregt beschouwen, jufvrouw Visscher te kunnen herbergen. Belooft +gij mij, de zaak bij uzelven rijpelijk te zullen overleggen? Ik +verzeker u, dat het mij een pak van het hart zal zijn." + +--"Al hetgeen ik beloven kan, beloof ik. Waarlijk, het is mij eene +alleraangenaamste verrassing, zoo vriendschappelijk door u bejegend te +worden." + +--"Goed, dat eene is dus afgesproken. Gij zult met Lidewyde en +Lidewyde zal met hare vriendin bepraten wat er gedaan moet worden om +uw meisje te overreden. Verlangt gij, vooraf uwe opwachting te gaan +maken bij freule Steinmetz, mijne vrouw zal u gaarne bij haar +introduceren. Nu nog iets anders. De medicus van mijne vrouw, dokter +Ruardi, is mijn intime vriend. Ware ik vrij, ik zou geen afstand doen +van het genoegen, de honneurs der stad bij u waar te nemen. Doch nu +dit niet gaat, is er niemand aan wien ik u met zulk een goed geweten +overleveren kan als aan hem. Staat gij toe dat ik hem over u spreek en +hem uw geval vertel? Hij is een uitmuntend mensch, en zijne +konversatie zal u vast niet minder belang inboezemen dan die van uw +reisgenoot Lefebvre." + +--"Kan ik dien heer een uur of anderhalf geleden hier in den tuin +hebben zien wandelen?" + +--"Meent gij Lefebvre?" + +--"Neen, dokter Ruardi bedoel ik. Zoo noemt gij hem immers? Een +welgemaakt jong man, donker van uitzigt, en geheel in het zwart +gekleed." + +--"Juist. Ruardi komt dagelijks en op ieder uur van den dag bij ons +aan huis. Zoo als ik zeide, hij is tevens mijn boezemvriend en de +medicus van Lidewyde. Dus hebt gij hem reeds gesproken?" + +--"Niet gesproken, maar gezien. Toen ik daareven op mijne kamer voor +het venster stond, zag ik een dokterskoetsje heen en weder stappen op +den straatweg, en toen op hetzelfde oogenblik een vreemd heer den tuin +doorging, begreep ik half en half dat die vreemdeling Lidewyde's +dokter zijn zou. Gaat het mijnheer Ruardi zoo voor den wind, dat hij +zulk keurig equipage houden kan?" + +--"O, Ruardi verdient met zijne praktijk geld als water en heeft +bovendien fortuin van zich zelven en van zijne vrouw." + +--"Met wie is hij getrouwd?" + +--"Op dit oogenblik is hij weduwnaar, maar eenige jaren geleden is hij +korten tijd getrouwd geweest met een meisje uit onze patricische +societeit. Hij had aan dat juffertje een uitmuntend huwelijk gedaan, +en haar verlies is eene zware slag voor hem geweest." + +--"Bedoelt gij daarmede dat hij zelf geen patricier is?" + +--"Lieve vriend, wat zal ik op die vraag antwoorden? Mijn eigen vader +was evenmin patricier als Ruardi het is, en alleen om zijn huwelijk is +hij in dien kring toegelaten geworden. Toen ter tijd werd de +fatsoenlijke wereld te M. nog als van ouds in twee helften verdeeld, +de patriciers en de burgers, hoogmoed tegen hoogmoed. Doch sedert is, +gelijk in vele andere dingen, ook daarin groote verandering gekomen. +Tegenwoordig domineren hier handel en industrie, en de geboorte is op +den achtergrond getreden. Evenwel is het daarom nog niet +onverschillig voor een medicus, aan welke familien hij geparenteerd +is. Vergenoeg u dus met de wetenschap dat gij aan de zijde van Ruardi +overal welkom zult zijn... Hoe laat is het? Te drommel, ik moet naar +de stad... Nu, tot van middag aan tafel. Morgen-ochtend hoop ik in de +gelegenheid te zijn, Ruardi voor te bereiden op de kennismaking met u. +Vergeet intusschen onze afspraak omtrent jufvrouw Visscher niet. +Adieu." + + +Ook zonder die aanbeveling zou André aan de gemaakte afspraak gedacht +hebben. Het liep hem mede, vond hij, en de voorspoed heeft een goed +geheugen. De kennismaking met Lidewyde te kunnen voortzetten en tevens +met Emma vereenigd te zijn, dit was een kolfje naar zijne hand. Zoodra +Lidewyde beneden kwam zou hij met haar over de zaak spreken. Dit was +het voorname pund. Naar den dokter zou hij haar voorloopig niet +vragen. Diens geheimen, zoo hij ze had, gingen hem niet aan; of indien +later blijken mogt van wèl, zou het nog vroeg genoeg zijn. + + + + +NEGENDE HOOFDSTUK. + + +Lidewyde kleedde zich; en had André tegenwoordig mogen zijn bij dat +toilet, zijn goede dunk omtrent de bekoorlijkheden van mevrouw Dijk +zou er niet onder geleden, zijne menschenkennis er bij gewonnen +hebben. Hetgeen hij gegist had, was waar. De bejaarde vrouw, door hem +opgemerkt in den tuin, vervulde werkelijk bij Lidewyde de taak van +kamenier, en de onbekende, wien zij uitgeleide had gedaan, was +inderdaad dokter Ruardi geweest. Het onderhoud tusschen meesteres en +dienstbode liet daaromtrent geen twijfel over. Slechts in één opzigt +zou André, indien hij dat gesprek had aangehoord, vermoedelijk +teleurgesteld geweest zijn: een zoo volstrekt verzwijgen van zijnen +naam, een zoo onbepaald wegdenken van zijn persoon, zou hem in zijne +eigenliefde deerlijk gekwetst hebben. + +Lidewyde zat op hare gewone plaats, voor haren kapspiegel, en wanneer +zij de oogen opsloeg, kon zij Sarah, die achter haar stond en bezig +was iets aan haar kapsel te veranderen, in het aangezigt zien. +Verwonderlijk aangezigt! Of liever, verwonderlijk dat eene vrouw van +leeftijd, met zoo iets =lady-like's= in haar voorkomen, het werk eener +kamenier verrigtte. Verwonderlijk ook, dat zij dit deed zonder +merkbaren tegenzin zoowel, als zonder ostentatie, met de +gemakkelijkheid van iemand die zich in hare nederige rol volkomen op +hare plaats gevoelde en tegelijk eene honderd malen betere plaats met +eer vervuld zou hebben. Zij geleek de tegenstrijdigheid in persoon. +Haar zwart zijden kleed teekende geene armoede, en toch ontving men +den indruk, dat zij bij meer dan eene gelegenheid het gebrek onder de +holle oogen had gezien. De scherpe trekken van haar gelaat drukten +meer zelfbeheersching dan aandoenlijkheid uit, hetgeen niet +verhinderde dat men in haar iemand waande te zien, over wier hoofd +schier al het lijden heengegaan--en niets slechts heengegaan--moest +zijn, waardoor eene vrouw getroffen kan worden. Haar zwakke stem, hare +lichte oogen, schenen van zachtzinnigheid te getuigen; en toch zou men +niet verbaasd geweest zijn, haar op gestrengen toon een wreed bevel te +hooren geven. Hare grijsblonde lokken, onder een mutsje van zwarte +tulle, opgemaakt met pensé lint, spraken van een stemmig gemoed, van +uitgedoofde hartstogten, van eene boven iederen strijd verheven deugd, +terwijl niettemin met volle regt van haar beweerd kon worden, dat hare +zestig jaren aan niets verhevens of edels deden denken. Somtijds drong +zich van den twijfelachtigen indruk, dien haar persoon te weeg bragt, +het innemend element op den voorgrond, en vroeg men zich naderhand af, +of deze vrouw wel inderdaad zoo koud, zoo hardvochtig, zoo slecht was, +als zij scheen. Andere keeren had het tegenovergestelde plaats, en +kwam de ongunstige impressie, als korrektief eener voorbarige +sympathie, hinkend en terugstootend achteraan. Boosaardigheid, +evenwel, was aan de uitdrukking van haar gelaat, ook onder de minst +voordeelige omstandigheden, te eenemaal vreemd. Was zij werkelijk, +gelijk men somwijlen in verzoeking kwam te denken, in staat en bereid +tot het plegen van iedere misdaad, dan sproot dit blijkbaar bij haar +niet voort uit lust in het kwade, maar uit zeker niet-inzien of +niet-erkennen van eenig wezenlijk onderscheid tusschen kwaad en goed. +Zelfs was de diabolische trek bij haar zoo volstrekt afwezig, dat de +dienstboden van minderen rang, op Soekabrenti, in plaats van haar te +benijden of te belasteren, haar gaarne lijden mogten en haar roemden +om hare goedheid. In de tuinmanswoning was zij eene welkome +bezoekster, en de kinderen van den koetsier liefkoosden haar in de +tegenwoordigheid hunner moeder. In de keuken was zij vooral hierom +populair, omdat men meende te weten dat zij zelve, in vroeger jaren, +eene "mevrouw" geweest was, en er niettemin nooit een woord over hare +lippen kwam, dat ontevredenheid met haar tegenwoordigen staat van +ondergeschiktheid verried. + +--"En wat," vroeg Lidewyde, de wenkbraauwen fronsend en op +ongeduldigen toon het gesprek voortzettend, "wat is zijn antwoord +geweest?" + +--"Eerst verbleekte hij, tegen zijne gewoonte, en beet zich op de +lippen. Toen ik aanhield en zeide dat gij den sleutel en de brieven +tot iederen prijs terug verlangdet, wilde hij de reden kennen. Hij +vroeg--ja wat al niet." + +--"Wat vroeg hij dan?" + +--"Hij vroeg, waarom gij in plaats van mij die boodschap voor hem op +te dragen, haar niet zelf gedaan hadt, en wat het beteekende dat ik +hem achterna gezonden werd, daar het toch een oogenblik te voren in +uwe magt had gestaan, hem uwen wensch mede te deelen." + +--"Dat kon, dat wilde ik niet. Indien ik hem alleen haatte, zou ik wel +woorden vinden; harde of zachte om het even. Maar bij de gedachte dat +hij mij in zijne magt heeft,--hij mij,--gevoel ik mij zelve in zulk +eene woede ontsteken, dat de spraak mij begeeft. Wat vroeg hij nog +meer?" + +--"Iets dat hij niet gevraagd zou hebben, indien hij u had hooren +spreken gelijk gij nu doet. Hij vroeg, of gij hem niet meer lief +hadt?" + +--"Dat kan hij niet gemeend hebben. Hij weet dat ik hem haat. Hij moet +het weten!" + +--"Met uw verlof, mevrouw, zoo lang onverschilligheid de eenige vorm +is waaronder gij hem uwen afkeer laat blijken, kan hij te goeder trouw +meenen dat uwe koelheid slechts voorbijgaande is." + +--"Noem Ruardi en de goede trouw niet in één adem, wat ik u verzoeken +mag. Hij is de valschheid in persoon. Hebt gij hem dan niet gezegd dat +ik hem met mijn geheele hart verfoei? Waar waren uwe zinnen, Sarah?" + +--"Ik had geene vrijheid om hem dat te zeggen, mevrouw. Mijn antwoord +is dan ook geweest, dat hij alsnog, voor zoo ver ik wist, niet aan uwe +liefde behoefde te twijfelen, en ik uw wensch meer als eene gril dan +als een bevel of een eisch beschouwde." + +--"Gij hebt gelijk, Sarah. Vergeef het mij, dat ik daareven iets +onvriendelijks tot u zeide. Het zou lafhartig van mij zijn, u een last +op te dragen waarvoor ik zelf tot hiertoe teruggedeinsd ben. En wat +antwoordde hij, toen gij hem om bestwil met die halve waarheid +tevreden hadt zoeken te stellen?" + +--"Dat dezelfde redenen, die u den sleutel en de brieven deden +afvragen, hem bewegen moesten om ze te houden." + +--"Juist een antwoord voor hem. Zoo iets puntigs en snijdends, dat een +schijn van diepzinnigheid heeft, maar in den grond der zaak niets +beteekent. O Sarah, Sarah," zuchtte Lidewyde, terwijl zij als in +vertwijfeling de handen aan het voorhoofd bragt, "waarom heb ik dien +man ooit mijn vertrouwen geschonken!" + +Had Sarah de booze wereld vertegenwoordigd, zij zou geantwoord hebben +dat Lidewyde ongetwijfeld minder wanhopig en bekommerd zou zijn +geweest, indien zij dokter Ruardi nooit iets anders geschonken had als +haar vertrouwen. Doch stekelige gezegden van dien aard vielen evenmin +in Sarah's smaak of karakter, als het openbaren eener in dit geval +anders niet onnatuurlijke deernis. Eene gewone vrouw van Sarah's +leeftijd en positie zou Lidewyde, hoe schuldig deze dan ook wezen +mogt, niet zonder mededoogen hebben kunnen zien lijden. Want dat zij +leed was duidelijk. Daarvan getuigde de ongelijkheid van haar humeur; +hare onnatuurlijke neerslagtigheid in het eene, hare even +onnatuurlijke opgewondenheid in het andere oogenblik; de sombere +stemming, waarin gisteren avond André haar aangetroffen had; de +gemaakte opgeruimdheid, waarmede zij dien ochtend met hem had +geschertst en gekeuveld; de hartstogtelijke toon, waarop zij daareven +was uitgevaren tegen Ruardi. Doch voor Sarah was het eene uitgemaakte +zaak dat Lidewyde ophouden zou zich ongelukkig te gevoelen, van het +oogenblik af dat zij haren minnaar zou kunnen trotseren, en de reden +van Lidewyde's verdriet alleen hierin bestond, dat zij voorshands niet +in de gelegenheid was, haar overwigt te doen gevoelen. Dat onvermogen, +meende Sarah, noopte tot nadenken, niet tot medelijden. Het kwam er +slechts op aan, een middel te ontdekken en aan te wenden, waardoor +Lidewyde, die zich thans in de magt van den dokter bevond, hem op hare +beurt tot onderwerping zou kunnen brengen, of althans hem op eene +kwetsbare plaats zou kunnen grieven. + +--"En toch," vervolgde Lidewyde, "er moet een einde komen aan onze +valsche verhouding. Zoo kan het niet langer. Zijne gemeenzaamheid is +mij ondragelijk geworden. Liever openlijke vijandschap dan zulk een +omgang." + +--"Mevrouw weet even goed als ik," antwoordde Sarah, "dat al het +ongerief eener vriendschapsbreuk met den dokter nederkomen zou op haar +eigen hoofd. De blindheid van mijnheer Dijk heeft grenzen." + +--"Mijn man is een ellendeling," viel Lidewyde haar in de rede. +"Nimmer zal ik hem de helft van het leed kunnen berokkenen dat hij +gebragt heeft over mij. Wat raakt het mij, of hij verdriet heeft? +Wanneer heeft hij zich over het mijne bekommerd?" + +--"Niet dikwijls, dat erken ik; maar," ging Sarah voort, "daar staat +tegenover dat mijnheer Dijk, toen gij gelukkig waart met dokter +Ruardi, geen hinderpaal voor u geweest is. Die verdienste behoort +erkend te worden." + +--"Eene fraaije verdienste!" riep Lidewyde op minachtenden toon. + +--"Thans, nu ieder weet dat dokter Ruardi de beste vriend is van uw +man,"--de kamenier vond het niet noodig het "mijnheer Dijk" tot in het +oneindige te vermenigvuldigen en verhielp onder de hand nog eene +kleinigheid aan Lidewyde's kapsel,--"thans bestaat er voor zijne +veelvuldige bezoeken hier aan huis eene natuurlijke reden. Doch zoodra +gij zelve dat voorwendsel vernietigt, zullen uwe vriendinnen van de +gelegenheid gebruik maken om zich van u af te zonderen. En zij, die +het meest op haar geweten hebben, zullen uw gezelschap het ijverigst +mijden. Op die wijze zult gij u dubbel eenzaam gaan gevoelen." + +--"Maar moet ik dan," vroeg Lidewyde, met ongeduld oprijzend, ten +einde Sarah in staat te stellen de knoopjes aan de achterzijde van +haar kleed te bevestigen, "moet ik ten eeuwige dage vastgeketend +blijven aan een schepsel, dat ik niet liefheb, dat ik haat, dat ik +veracht? Is het niet genoeg, dat iemand die zich mijn man noemt, dag +aan dag mijn leven verbittert? Ben ik gedoemd, hetzelfde ten tweede +male te lijden door toedoen van een ander, die er zich op verheft mijn +minnaar te zijn? Dat is duldeloos, zeg ik u." + + +Het leven was voor Sarah-zelve zoo onvriendelijk geweest; wettige +instellingen en deugdzame menschen hadden haar zoo ongelukkig gemaakt; +zij had zooveel en zoo lang geleden door op de werkelijkheid te +willen toepassen hetgeen zij van kindsbeen af onder braaf-zijn had +leeren verstaan,--dat het haar niet tegen de borst stuitte, maar +veeleer eene verademing voor haar was, te doen te hebben met eene +vrouw als Lidewyde. Misschien was Lidewyde haar mindere in geboorte, +en stellig was er in haar eigen leven een tijd geweest, dat zij het +regt zou gehad hebben, haar ook als hare mindere in maatschappelijken +rang te beschouwen. Doch wat zou dit? Zij was oud; zij was nooit eene +schoonheid geweest; zij had met het verledene onherroepelijk +afgerekend. Lidewyde daarentegen telde nog slechts vijfentwintig jaren +(geheel ten onregte had André haar voor ouder aangezien); elke trek +van haar gelaat, indien zij wilde, ademde levenslust; elke lijn van +haar fraaigebouwd ligchaam was rond en zacht. Om tot model eener Venus +te kunnen dienen, was zij misschien een weinig te breed en te gevuld; +doch de andere Pradier, die haar had mogen voorstellen als eene +rustende Bacchante, met wingertranken en druiventrossen gekroond, zou +door zijne romantische kameraden begroet geworden zijn als een wreker +der antieken. Onder de weinige dingen die Sarah nog aan het leven +hechtten, behoorde het dagelijksch verkeer met dit van onder een +anderen hemel herwaarts overgeplant natuurkind, dat in ons noordelijk +klimaat, in onze germaansche maatschappij, niet aarden wilde. Wanneer +Sarah aan den eindeloozen winter dacht, dien hare meesteres aan de +zijde van een man als den haren sleet; aan de nieuwe teleurstelling, +die Lidewyde's deel was geworden sedert zij voor den vriend van dien +man vrijwillig had opgeofferd hetgeen duizend andere vrouwen onder +tranen en gebeden zouden verdedigd hebben als haar hoogste goed, +betrapte zij zichzelve op eene belangstelling, waarvan zij moeijelijk +rekenschap zou hebben kunnen geven en misschien ook liever geen +rekenschap gegeven had. Tot geenen prijs zou zij aan Lidewyde iets +hebben willen veranderen, en elke poging van deze om hare inborst +geweld aan te doen, zou in hare oogen eene dwaasheid geweest zijn. +Doch Sarah kende de wereld, meende zij, beter dan hare meesteres die +kende. Met bezorgdheid zag zij Lidewyde als voortspelen aan den rand +van een afgrond; zich geene rekenschap geven van de meedogenlooze +dommekracht van zeden en gewoonten; zich inbeelden dat men haar zou +blijven dulden, ook indien zij openlijk als eene echtbreekster en +overspeelster bekend stond. Banaliteiten, dit gevoelde Sarah, waren de +gronden, door haar tegen Lidewyde's voornemen om met den dokter te +breken aangevoerd; doch de slotsom van hare levenservaring was, dat +eene maatschappij, welke leeft van gemeenplaatsen en daarin ademhaalt, +in de eerste plaats voor banaliteiten eerbied eischt. Dat zij Lidewyde +idealiseerde; dat alleen hare eigen verbeelding van Lidewyde eene +martelares en van eene courtisane een natuurkind maakte, daarvan was +Sarah zich niet bewust, en zij zou zeer verwonderd zijn geweest, +indien men hare opvatting van Lidewyde's karakter sentimenteel genoemd +had. + +Zou zij nogmaals beproeven, Lidewyde af te brengen van haar plan? Het +oogenblik scheen daartoe weinig geschikt. De huisknecht kwam +aankondigen dat het rijtuig wachtte; aan het te naauwernood voltooid +toilet werd de laatste hand gelegd, en Sarah begeleidde hare meesteres +tot aan het portaal, waar de trap, die naar beneden voerde, zich in +tweeën scheidde. + + + + +TIENDE HOOFDSTUK. + + +Aan den avond van den volgenden dag, tusschen licht en donker, zat de +oude dame, die uitgekozen was om voor eene poos Emma's gastvrouw te +zijn, te lezen en thee te schenken in haar eenzaam salon. Op grond van +een briefje, dien ochtend van Lidewyde ontvangen en aanstonds +toestemmend beantwoord, wachtte zij op dit uur haar en André's bezoek. +Het was intusschen reeds laat geworden. De ondergaande zon kleurde met +hare laatste stralen de toppen der boomen aan de overzijde der gracht, +en de schemering had in het groote vertrek met zijne hooge verdieping +reeds zulke vorderingen gemaakt, dat het vlammetje onder den trekpot +diensten begon te bewijzen. Bij de flikkering van dat kleine licht +onderscheidde men op het groote wortelhouten theeblad met ebbenhouten +rand een overvloed van zilver en porcelein, en daarachter, in een +ruimen leunstoel, het beeld van freule Bertha, die door de invallende +duisternis genoodzaakt was geworden, hare lektuur te staken. + +Het geduld der bejaarde dame was onuitputtelijk; niet uit gebrek aan +karakter, maar door overvloed van blijmoedigheid. Zij was nooit +gemelijk, omdat zij altijd rustig en altijd vrolijk was. Toen dan ook +Lidewyde's rijtuig ten laatste stilhield voor de deur, en een +oogenblik daarna Lidewyde-zelve, door André gevolgd, werd aangediend, +ging zij hen even vriendelijk te gemoet als zij gedaan zou hebben, +indien de bezoekers met onberispelijke naauwkeurigheid op hunnen tijd +gepast hadden. + +--"Het was zulk eene stille, zoele avond," voerde Lidewyde tot hare +verontschuldiging aan, "en de muziek in het Park klonk zoo lief, dat +wij onwillekeurig langer zijn blijven rondstappen dan ons plan was +geweest. Ik had met mijn neef eene weddenschap aangegaan, dat hij geen +weerstand zou kunnen bieden aan de verleidingen van ons Bois de +Boulogne." + +--"Voor de eer van ons Bois de Boulogne doet het mij genoegen dat gij +de weddenschap verloren hebt, mijnheer Kortenaer," zeide freule +Bertha, "en ik heb een veel te goeden dunk van u om het niet in u te +prijzen dat gij in het gezelschap van mevrouw Dijk juist niet +gehunkerd hebt naar het mijne. Gij doet mij de eer," ging zij voort, +"in mijn huis een plaatsje te vragen voor eene jonge dame van uwe +kennis? Dat is braaf van u. Veel genoegens kan ik jufvrouw Visscher +niet beloven; doch aan hare vrijheid om u te ontvangen zal niets +ontbreken; en misschien," voegde zij er met een gullen glimlach bij, +"misschien zal jufvrouw Emma niet weigeren, het met die eene +uitspanning voor lief te nemen." + +--"Uwe vriendelijkheid is inderdaad beschamend, freule," zeide André. +"Toen mijn neef Adriaan mij te verstaan gaf dat ik eene vergeefsche +reis gemaakt had, was ik onbeleefd genoeg, den lip te laten hangen en +nu wordt, dank zij uwe bereidvaardigheid, die teleurstelling voor mij +eene bron van aangename surprises." + +--"Zoo ziet gij, mijnheer Kortenaer," antwoordde freule Bertha, +eensklaps in een min of meer sententieusen toon vervallend, "dat men +verkeerd doet, te spoedig het ergste te vreezen." En toen, zich weder +met haar gewone opgeruimdheid tot Lidewyde keerend: "Zeg mij nu, +melieve, hoe zullen wij doen? Verlangt gij, dat ik jufvrouw Visscher +schrijven zal, of schrijft gij liever zelve?" + +--"Mij dunkt," zeide Lidewyde, "dat wij van uwe goedheid reeds te veel +gevergd hebben. Morgen-ochtend schrijf ik aan Emma, en André zal mijn +briefje insluiten. Hij vraagt dan meteen verlof aan Emma's ouders om +zijn meisje te mogen gaan afhalen. Niet waar, André?" + +--"O, wat mij betreft," riep hij met geestdrift uit, "ik dweep met +die schikking. Indien ik morgen schrijf, kan ik zaturdag antwoord +hebben. Zondag maak ik dan een vliegreisje naar Duinendaal en kom +maandag of dinsdag met Emma hier." + +--"En indien men te Duinendaal onze invitatie versmaadt?" vroeg +Lidewyde, om hem te plagen. "Verlaat gij ons dan, en zullen wij in dat +geval tevens uw gezelschap moeten missen en uw meisje niet te zien +krijgen?" + +--"Mijnheer Kortenaer is te bescheiden," zeide freule Bertha, "om +overluid te beweren dat jufvrouw Visscher hem niets weigeren kan." + +--"Het is zeer edelmoedig van u, freule," antwoordde hij, "mij aldus +uit de strikken mijner ondeugende nicht te redden. Doch ik geloof +inderdaad niet, dat er reden bestaat om voor het mislukken van ons +plan beducht te zijn. Mijne eenige vrees is, dat Emma u door mijne +schuld overlast zal aandoen." + +--"Geen woord meer daarover, waarde heer," zeide de vriendelijke oude +dame. "Ik herhaal wat ik dezen ochtend aan Lidewyde schreef, dat het +mij bijzonder aangenaam is, haar en u een klein genoegen te kunnen +doen. Word ik daarvoor beloond door de kennismaking met een lief +meisje, dan zal de verpligting aan mij zijn. Mag ik van uwe goedheid +iets zeer huiselijks vergen, mijnheer Kortenaer?" + +--"Gaarne, freule." + +--"Trek dan even voor mij aan de schel. Gij vindt het immers goed, +Lidewyde, dat ik Floris licht laat brengen? Mijne oogen weigeren mij +de dienst. Of hebt gij haast, en mag uw rijtuig niet langer wachten?" + +--"Neen," zeide Lidewyde, "ik ben volstrekt niet gepresseerd, en +indien wij u geen belet doen, blijf ik gaarne nog een kwartiertje." + +Een oude in het zwart gekleede knecht, even oud en even zilverharig +als freule Bertha zelve, bragt achtereenvolgens drie of vier lampen +binnen. Hij plaatste ze zoo,--op de tafel, op een buffet, op eene +étagère, op eene console,--dat het groote vertrek eensklaps ophield +somber te schijnen. Ten overvloede stak hij, na de luiken aangezet en +de overgordijnen over elkander geslagen te hebben, aan weerszijden van +den hoogen spiegel boven den schoorsteen, een bouquet waskaarsen aan. +Het salon van freule Bertha had bij avond dergelijke illuminatie zeer +noodig. Het was eene voorvaderlijke, ietwat reusachtige zijkamer, +opgemaakt en gemeubeld in den smaak der vorige eeuw: een geschilderd +behangsel, in vakken; eene lambrizering, grijs met vergulde randen, +die het geheele vertrek omsloot; deuren, kozijnen en vensterbanken, +een geheel uitmakend met de boiserie beneden en de zoldering boven; +een gebogen marmeren schoorsteenmantel met smallen rand; een +smirnaasch tapijt, blijkbaar voor deze kamer besteld en geweven. Het +grijs met goud was in zich zelf niet genoeg tot neutralisering dier +zekere zwaarmoedigheid, waarmede groote landschappen met zware boomen +en breede watervallen, hoe fraai ook geschilderd, een zitvertrek +plegen te vervullen; doch freule Bertha kende de zwakke zijde van haar +salon, en sedert jaar en dag was Floris gewoon, wanneer zijne +meesteres avondbezoeken ontving, met kracht van zwavelstokken de +duisternis te bestrijden. Die moeite werd beloond, en het was voor den +binnentredende een aardig schouwspel, freule Bertha te zien troonen in +het midden dezer ouderwetsche, maar uitnemend gekonserveerde en van +piëteit getuigende heerlijkheden. Zij droeg nooit anders als zwarte of +donkerbruine kleederen, eer sluik dan ruim, en wanneer zij oprees uit +haren stoel, zag men eene lange gestalte zich verheffen, die behoefte +scheen te gevoelen aan een steun. Meestal legde zij dan hare eene hand +op den rand der tafel, en maakte met de andere eene wuivende beweging +om hare bezoekers te verwelkomen. De gladde mouwen van haar kleed +waren zoo lang, dat zij de vingers halverwege bedekten, en ruime +manchetten van geplooid batist deden hare handen nog smaller en +kleiner schijnen dan de natuur ze gemaakt had. Van geplooid batist was +ook de kraag vervaardigd, die haren hals omsloot en een gedeelte van +hare schouders bedekte, en evenzoo de breede half nederhangende strook +om hare met geen enkel lint versierde muts. Een korte, bijna +sneeuwwitte lok, die aan weerszijde op hare slapen rustte, verhoogde +nog het eerwaardige in de uitdrukking van haar gelaat. Zij was eene +oude vrouw, dat teekenden niet slechts die grijzen lokken, maar ook de +scherpe trekken om neus en mond, de zaamgetrokken plooijen der +oogleden, de horizontale groeven in het voorhoofd; doch eene +afgeleefde vrouw was zij niet. Er brandde in hare verduisterde oogen +een dier stille vuren, welke aan inwendig verlichte wit porseleinen +vazen doen denken: een gesluijerde gloed, maar die het langer uithoudt +dan sommige kunstige lampen. + + +--"Is freule Steinmetz familie van u?" vroeg André aan Lidewyde, toen +hij weder nevens haar in het open rijtuig zat en zij door de woelige +straten, waar in winkel aan winkel het vrijpostig gaslicht schitterde, +naar Soekabrenti terugkeerden. + +--"Van mij? In het minst niet. Ik heb geene familie in dit land. Zij +is eene vriendin van mijne schoonmoeder, meer niet. Doch wij verkeeren +met haar alsof zij eene nabestaande van ons was. Denkt gij dat Emma +het met haar zal kunnen vinden?" + +--"Ongetwijfeld zal zij dat. Dacht gij van neen?" + +--"Dat is de vraag. Ik laat aan freule Bertha's goede kwaliteiten +volkomen regt wedervaren, en naar hetgeen gij mij van Emma verteld +hebt, houd ik het er voor, dat zij elkander uitmuntend verstaan +zullen. Doch zult gij boos worden, indien ik zeg, dat Emma's smaak en +de mijne vermoedelijk in één opzigt verschillen? Om u de waarheid te +zeggen, mij is freule Bertha te stemmig. Ik erken dat zij van alle +vrome dames in de stad de eenige is, die ik waarlijk liefheb; de +eenige, bij wie ik het kan uithouden. Niettemin maakt zij mij met hare +bidstonden en hare bijbeloefeningen somtijds zenuwachtig." + +--"Is freule Steinmetz iemand van die kleur? Dat verwondert mij. Ik +zou haar voor eene vrouw van de wereld gehouden hebben." + +--"In vele opzigten is zij dat ook; maar hebt gij niet opgemerkt dat +zij somtijds geheel en al in den preektoon vervalt? Mij frappeerde het +ten minste, dat zij op ik weet niet welk gezegde van u aanstonds eene +zedeles liet volgen." + +--"Ik zou het mij ontgeven hebben; doch ja, nu gij er mij aan +herinnert, er was iets preekerigs in de manier waarop zij zeide dat ik +niet moest toegeven aan het gevoel van teleurgestelde verwachtingen. +Houdt zij dikwijls van die kleine sermoenen? Denkt gij dat zij Emma +zal willen bekeeren?" + +--"Heb daar geene vrees voor. Gij hebt zelf kunnen bemerken dat de +natuur bij haar boven de leer gaat. Ook moet gij aan mijn oordeel over +haar niet te veel waarde hechten. Freule Bertha gaat door voor de +goede genius van mijn mans familie, en het zou mij leed doen, indien +gij anders over haar dacht. De schuld ligt aan mij. Ik houd niet van +vrome menschen." + +--"Er is vroom en vroom." + +--"Jawel, gelijk er blond en blond of bruin en bruin is. Maar zoo +bedoel ik het niet. Met vroom meen ik bekrompen. Freule Steinmetz is +eene ongewone, eene voortreffelijke, eene allerliefste oude vrouw; +maar denkt gij, indien gij of ik iets deden waarover de domme wereld +het hoofd schudde, dat zij het ons vergeven of zich met onze +verdediging belasten zou? Maak u daaromtrent geene hersenschimmen. +Zelden heb ik eene vrouw ontmoet die zoo =à cheval= is op hetgeen zij +hare eeuwige waarheden noemt. En ik bid u, wat zijn eeuwige waarheden? +Laat een vooroordeel honderd jaren geduurd hebben, en gij zult +menschen vinden, bereid om voor dien waan den marteldood te sterven." + +--"Met uw verlof, Lidewyde..." + +--"Ik weet wat gij zeggen wilt; maar ga met mij mede, en ik zal u +bewijzen dat vergankelijk barège somtijds evenveel waarde heeft als de +bovennatuurkunde van freule Bertha. Marcelis, stilhouden bij Madame +Philidor!" + +--"Om u te dienen, mevrouw," antwoordde Marcelis van den bok, even het +hoofd omwendend; en met een sierlijken zwaai reed hij tot vlak voor de +stoep van het hem welbekende mode-magazijn. + +Zulke dames behoeven zulke koetsiers. + + + + +ELFDE HOOFDSTUK. + + +--"Te veel en te weinig;" zeide André bij zelven, toen hij den +volgenden ochtend onder het kleeden zijne kamer op en neder stapte. +"Dijk is een zot, beweerde mijn oom, en ik zal niet ontkennen dat +daarvan iets aan kan zijn; doch mijn oom had zelf een slag van den +molen weg, toen hij met minachting over Lidewyde sprak. Lidewyde is +eene vrouw, gelijk er niet vele gevonden worden. Zij toont veel minder +humeur dan ik gedacht zou hebben. Dijk schijnt mij toe, geen man voor +haar te zijn. Het zal mij benieuwen, welken indruk die dokter op mij +maken zal. Wie weet of mijnheer Ruardi niet nog iets anders is als +Adriaans boezemvriend? Dat zou komiek zijn, maar verwonderen zou het +mij niet. Lidewyde is juist eene vrouw om een minnaar te hebben. Het +eene oogenblik is zij buitengewoon vrij in haar spreken, het andere +oogenblik weet zij zich op zulk eene natuurlijke wijze in te houden, +dat men er dupe van is. Wie zou gedacht hebben, toen zij +gisteren-avond met freule Steinmetz zat te praten, dat zij geene vijf +minuten daarna over diezelfde dame zulk een vrijmoedig en, naar mij +voorkomt, zulk een juist oordeel vellen zou? Doch met hare schoonheid +en haar smaak maakt zij alles goed. Het kleedje, dat zij voor Emma +gekocht heeft, is inderdaad een model van bevalligheid, en het was een +lieve inval van haar, mij met zich mede te nemen in dat magazijn en +mij voor de leus te raadplegen over hetgeen zij kiezen zou. Zij heeft +blijkbaar verstand van toilet maken, en alles staat haar goed. Zonder +mooijer te zijn dan Emma, is zij toch ook in hare soort eene +schoonheid. Zij heeft iets vorstelijks over zich. Emma doet mij denken +aan een vergeet-mijnietje, Lidewyde aan eene tulp. Het zou inderdaad +grappig zijn, indien tusschen haar en dien dokter de eene of andere +relatie bestond. Hij schijnt een jong weduwnaar te zijn met een +interessant voorkomen. Bovendien beweert Adriaan dat hij een aardige +prater is. Noch het een, noch het ander maakt het minder +waarschijnlijk dat Lidewyde iets met hem heeft. Wij zullen zien. +Misschien vind ik dat geheim nog wel uit, en wie drommel weet of +Lidewyde's gedienstige geest Sarah..." + +Er werd aan de deur getikt. + +--"Binnen!" riep André, die niet zoo verdiept geweest was in zijne +meditatien, of hij had onder de hand zijn toilet voltooid, zoodat hij +zonder schroom voor den bediende kon verschijnen, dien hij meende voor +zich te zullen zien. + +De deur werd behoedzaam geopend. Het was--de gedienstige geest Sarah +met een brief in de hand. + +--"Mijnheer Dijk heeft mij gelast u dezen brief ter hand te stellen", +zeide zij, "en u tevens te verzoeken, indien het u schikt, van middag +tusschen tweeën en drieën even bij hem aan het kantoor te komen." + +--"Is mijnheer Dijk al naar de stad?" vroeg André, den brief aannemend +en onderwijl een blik op het adres werpend, waarin hij aanstonds de +hand van Emma herkende. + +--"Mijnheer scheen het van ochtend buitengewoon druk te hebben", +antwoordde Sarah. "De besteller heeft daareven meer dan een dozijn +brieven gebragt, waaronder ook deze was, dien mijnheer in vergissing +bijna opengebroken had." + +--"Dat bemerk ik," zeide André lagchend, terwijl hij den aan de +achterzijde half gescheurden enveloppe bezag. "Nu, de fondsen zouden +er niet door gerezen of gedaald zijn, al had mijnheer Dijk bij ongeluk +kennis genomen van den inhoud." + +--"Mijnheer Dijk heeft mij ook nog opgedragen u te zeggen," vervolgde +Sarah, zonder André's opmerking te beantwoorden, dat hij tusschen +tweeën en drieën in de stad een bezoek van dokter Ruardi verwacht, en +hij van die gelegenheid gebruik wenscht te maken om u aan den dokter +voor te stellen." + +--"Zeg mij eens, Sarah," zeide André, eensklaps van toon veranderend, +"dokter Ruardi is immers dezelfde persoon, met wien ik u een dezer +dagen in den tuin heb zien wandelen?" + +Sarah, die tot hiertoe zonder gemaaktheid onafgebroken naar den grond +gestaard had, sloeg thans de oogen langzaam op en vestigde op André +een blik, dien hij wel belangwekkend vond, maar die hem nogtans niet +zeer aangenaam aandeed. Evenwel verdween die ongunstige indruk, toen +zich over Sarah's gelaat een glimlach verspreidde; de statige, +wellevende glimlach der matrone van goeden huize, zou men gezegd +hebben, die zich in stilte vermaakt met een onschuldigen inval. + +--"Ik wenschte wel, mijnheer," zeide zij, "dat gij die vraag niet +enkel uit nieuwsgierigheid gedaan hadt." + +--"Waarom, Sarah? Mag ik niet nieuwsgierig zijn te weten, of dokter +Ruardi en zeker iemand elkander van nabij bestaan?" + +--"Van mogen of niet mogen is geene spraak, mijnheer; maar indien ik +aan uw verlangen voldeed, zou het u aanstonds spijten, door mij +ingelicht te zijn. Het is immers waar, dat uwe aanstaande hier zal +komen logeren?" + +--"Mij dunkt, Sarah," zeide André, eenigszins geraakt over die +vrijpostige wedervraag, "dat gij en ik, waar het op nieuwsgierigheid +aankomt, elkander niets te verwijten hebben. Nu ja, er is spraak van, +dat jufvrouw Visscher eenige dagen ten huize van freule Steinmetz zal +komen doorbrengen; maar wat zou dat?" + +--"Vergeef mij, mijnheer, ik wilde zeggen, dat uw engagement met +jufvrouw Visscher het voor u eene onverschillige zaak doet zijn, te +weten of niet te weten, wie dokter Ruardi is." + +--"Ik bid u, Sarah, laat ons over iets anders spreken. Dokter Ruardi +heeft met mijn engagement niets te maken." + +Sarah deed alsof zij wilde vertrekken; André alsof hij gaarne alleen +wilde zijn. Doch de een wist nog niet hetgeen hij verlangde te weten, +en de ander moest nog zeggen hetgeen zij op het hart had. + +--"Ik erken, mijnheer," zeide zij, "dat mijn toon u ongepast moet +voorkomen; doch indien gij wist hoe hartelijk ik aan mevrouw Dijk +gehecht ben, zoudt gij mij ongetwijfeld mijne onbescheidenheid ten +goede houden." + +--"Is mevrouw Dijk dan ook al in de zaak betrokken? Gij wordt hoe +langer hoe duisterder, Sarah." + +--"Mevrouw Dijk is de hoofdpersoon, mijnheer; doch indien zij kennis +droeg van hetgeen ik u thans mededeel, zou ik voor altijd hare +genegenheid verbeuren. En hare genegenheid is voor mij alles waard.". + +--"Hetgeen gij mij thans mededeelt? Gij deelt mij integendeel niets +ter wereld mede, en ik vraag mij nog altijd af wat gij eigenlijk +zeggen wilt." + +--"Belooft gij mij op uw woord van eer, mijnheer Kortenaer, dat +hetgeen ik u zeggen zal een diep geheim zal blijven? Dat mevrouw Dijk +daarvan nimmer iets bemerken zal?" + +--"Dat spreekt, Sarah. Maar indien hetgeen ik van u vernemen zal niet +duidelijker is dan hetgeen ik tot hiertoe te weten kwam, zal ik voor +mevrouw Dijk niet veel te verbergen hebben." + +--"Nu dan, dokter Ruardi,... doch ik kan er staat op maken, niet +waar, dat gij mij niet verklappen zult?" fluisterde Sarah. + +--"Wilt gij zeggen dat dokter Ruardi mevrouw Dijk het hof maakt?" + +--"Wat erger is, mijnheer, hij vervolgt haar met zijne beleefdheden +tot in haar eigen huis." + +--"Mij dunkt, tegen dat ongerief is kruid gewassen. Aan lastige +minnaars wijst men de deur." + +--"Doch indien die minnaar de vriend des huizes is? Indien de heer des +huizes geen kwaad van hem kan hooren spreken? Indien men geen afkeer, +zelfs geene onverschilligheid kan laten blijken, zonder vijandschap te +stichten en opspraak te verwekken? Neen, mijnheer Kortenaer, er is +maar één middel om mevrouw Dijk van de vervolgingen van dokter Ruardi +te verlossen, zonder in de plaats van het eene kwaad een ander en +grooter te brouwen." + +--"En waarin zou dat middel bestaan?" + +--"Dat weet ik niet, mijnheer. Of liever, het zou niet baten het u te +noemen; en daarom spijt het mij dat gij naar dokter Ruardi gevraagd +hebt. Dingen, die niet gebeuren kunnen, al zou men het nog zoo gaarne +willen, moet men zich uit het hoofd zetten." + +--"Hoor eens, Sarah, mijn eerbied voor mevrouw Dijk is zoo groot, dat +ik er mij in verheugen zal, haar op de eene of andere wijze van dienst +te kunnen zijn. Zeg mij uw plan, en ik zal zien." + +--"Mijn denkbeeld is onuitvoerbaar, mijnheer, en dat grieft mij het +meest. Ik zou willen, dat iemand zich ongemerkt tusschen mevrouw Dijk +en dokter Ruardi plaatste; dat mevrouw Dijk in de gelegenheid werd +gesteld, hare genegenheid in schijn op iemand anders te vestigen, en +zoo te vestigen, dat dokter Ruardi van alle verdere pogingen om haar +te behagen voor goed afzag. Doch ik vraag u, wat baat het, u met deze +wenschen bekend te maken? Binnen weinige dagen zal jufvrouw Visscher +uwe geheele aandacht in beslag nemen; ieder weet hier daarenboven, of +zal weldra weten, dat gij geëngageerd zijt; dokter Ruardi zal geen +oogenblik dupe zijn van de beleefdheden die mevrouw Dijk voor u zou +kunnen hebben, en zoodra gij ons zult hebben verlaten, zal die goede +mevrouw haar kruis weder moeten opnemen." + +--"Gij hebt gelijk, Sarah: ik kan de dienst, waarvan gij spreekt, +onmogelijk bewijzen." + +--"Niet waar, mijnheer? Mijn plan is eene hersenschim. Hoe zoudt gij +onder de oogen van jufvrouw Visscher, van wie gij doodelijk zijt, den +schijn kunnen aannemen alsof tusschen mevrouw Dijk en u iets bestond? +Niemand kan zulk eene rol spelen. Het zou eene onnatuurlijke, eene +scheve, eene in alle opzigten valsche verhouding zijn." + +--"Dat zou het, Sarah. Eene in alle opzigten valsche verhouding." + +--"En waartoe zou het dienen? Al de belanghebbenden zouden u +onmiddelijk in de kaart zien." + +--"Onmiddelijk." + +--"Het zou een komedie zijn zonder knoop, een vervelende roman zonder +intrige." + +--"Een vervelende roman." + +--"Tenzij misschien jufvrouw Visscher er in toestemde, mede te spelen? +In dat geval zou de knoop niet onaardig kunnen worden." + +--"Jufvrouw Visscher zal zich daartoe nimmer leenen. Zij is een veel +te gevoelig en veel te ernstig meisje voor zulk soort van +aardigheden." + +--"Dat dacht ik wel, mijnheer; en zonder u een kompliment te willen +maken, voeg ik er bij: indien zij anders was, zoudt gij haar niet voor +uwe aanstaande vrouw gekozen hebben." + +--"Zoodat Sarah?" + +--"Zoodat ik u verschooning vraag voor mijne dwaze praatjes, mijnheer. +Hoe gaarne ik mevrouw Dijk ook van haren vervolger zou willen +bevrijden, ik kan het denkbeeld niet verdragen, dat, buiten dokter +Ruardi, iemand daardoor eenig leed ondervinden zou." + +--"Dat is braaf van u. En mag ik nu eens even zien wat deze brief +inhoudt?" + +Sarah liet zich gedwee de konversatie opzeggen. Haar doel was bereikt. +Met de enquête, die zij zich had voorgenomen in te stellen, behoefde +zij niet op eenmaal gereed te komen. Zij wist nu voorshands genoeg van +André. + + + + +TWAALFDE HOOFDSTUK. + + +Voor derden moest de toon van Emma's brieven iets te kinderlijks +hebben. Het flinke in haar karakter kwam in haar korrespondentie niet +tot zijn regt, en zij scheen alleen woorden te kunnen vinden voor eene +zachtheid, die aan zoetheid grensde. Doch André genoot te zeer van het +bezit van haren brief en van hetgeen daarin streelends was voor zijne +fatuiteit, om door die eenzijdigheid getroffen te worden. Zich +aangebeden te weten, was voor hem, zonder dat hij zich daarvan +rekenschap gaf, de streelendste der gewaarwordingen; en een ingewijde +zou het hem kunnen aanzien, dat hij op dit oogenblik meer dan louter +een gevoel van welbehagen ondervond. De zelfvoldoening waarmede hij, +alvorens zijne lektuur aan te vangen, een laatsten blik in zijn +toiletspiegel wierp,--Emma zou, indien zij tegenwoordig had kunnen +zijn bij die pantomime, tevreden zijn geweest over haar triomf. + +Zij schreef: + + "Maandag-ochtend. + + "Ik neem dit blaadje uit mijne portefeuille, zonder te weten + wanneer ik het opvouwen en verzenden zal. Dat zal afhangen van uwe + eigen vlugheid in het schrijven. Zoo lang ik geen brief van u heb, + volg ik het voorbeeld dier lieve ouders, wier kinderen zich in de + Oost bevinden, en die iederen dag eenige regels voegen bij den + brief, bestemd om met de eerstvolgende mail hun toegezonden te + worden. Zoo lang zal het nu wel niet duren eer ik dezen op de post + doe, maar wachten is wachten, en wanneer gij niet bij mij zijt, is + het zoo goed alsof gij in de Oost waart. + + "Ik zal eerlijk zijn en bekennen dat ik den geheelen nacht van u + gedroomd heb. Waarom zijt gij ook zoo lief? Toen wij + gisteren-avond aan het venster stonden, zou ik met u hebben willen + wegvliegen naar die schitterende ster, boven de maan. Van ochtend + vroeg zou ik gewild hebben, dat gij met mij in den tuin had kunnen + wandelen, en op dit oogenblik wenschte ik dat gij tegenover mij + zat, terwijl ik aan het schrijven ben. Helaas, mijnheer, men is + uwe slavin of men is het niet! + + "Daareven ben ik, snuffelend in vaders woordenboeken, achter den + franschen naam gekomen van het vogeltje, welks hollandsche de eer + niet heeft u te behagen. =Oiseau grenadier= heet het, en nu behoef + ik mij de fraaije snorren van mijn baardmannetje niet langer te + schamen. "Ik acht een schoonen naam, die waardig wordt gedragen," + en hij draagt den zijnen met even veel digniteit als zijne + knevels. Doch gij, mijnheer, indien uw wijfje stierf, zoudt gij + even als mijn baardmannetje en zijne stamgenooten wegkwijnen van + verdriet? Neem mij niet kwalijk dat ik op dat punt overdreven + nieuwsgierig en een weinig ongeloovig ben. Och, André, indien gij + mij half zoo lief hadt als ik u, gij zoudt... Doch ik behoef u + niet bepaald dwaasheden te zeggen. + + "De tuinman is ons van ochtend eene nieuwe stamroos komen brengen, + eene =François premier=. Zij is donkerrood met een vol hart en ruikt + overheerlijk. Ik vrees alleen dat ik haar niet zal kunnen aanzien + zonder dikwijls aan de arme vrouwen te denken, die koning Frans + ongelukkig gemaakt heeft. De bloem is prachtig en herinnert aan de + warme kleuren van Titiaans portret, op het Trippenhuis te + Amsterdam. Maar voor eene nieuwe roos vind ik den naam ongelukkig + gekozen. Waarom niet =Romeo=? Waarom niet =Abélard=? Bijna schreef + ik,--doch ik heb mij nu eenmaal voorgenomen geene dwaasheden te + zeggen,--waarom niet =André=? + + "Omtrent de ontvangst bij uw oom zult gij mij wel het noodige + schrijven, ook al vraag ik daar niet naar. Droom ik voor een keer + dat gij mij niet liefhebt, of dat men mij van u scheiden wil (doch + gelukkig gebeurt dat bijna nooit), dan is altijd uw oom de + persoon, die zich tusschen u en mij komt plaatsen. Ik heb hem maar + eenmaal in mijn leven gezien en zou geene dragelijke reden kunnen + aanvoeren voor de vrees die hij mij inboezemt. Doch ik ben bang + voor hem; en (ach, wanneer zult ook gij aan voorgevoelens + gelooven!) eene geheime stem zegt mij dat ik hem geen onregt doe. + + "Een nieuwtje. Van avond komt Miss Sampson, de vrouwelijke Numa + Pompilius van mijne jeugd, thee bij ons drinken. Tot mijne spijt + wil moeder haar voor eene week te logeren vragen, wanneer de + familie op Jagtlust, waar zij op dit oogenblik geherbergd is, + genoeg van haar hebben zal. Ook met haar ben ik maar half op mijn + gemak. Zij is met den tijd geheel en al eene schooljufvrouw + geworden en behandelt alle menschen als kostmeisjes. Toen zij nog + maar de secondante was, vond ik haar veel liever. Vrees niet, + wanneer wij getrouwd zullen zijn, dat =ik= haar te logeren vragen + zal. Oude vrijsters voegen niet in jonge huishoudens, en wanneer + ik kiezen moet, zie ik liever tien van uwe vrienden komen dan één + Miss. + + "Van die vrienden van u hoop ik nog eenmaal partij te trekken, dat + weet gij. Het minst dat gij koel tegen mij zijt, word ik koket en + maak ik u jaloersch. Dat zal eene voortreffelijke uitwerking doen. + Of kunt gij niet jaloersch worden? In antwoord op die vraag zie ik + u fijntjes glimlagchen; doch ik stoor mij niet aan dien spot, en + zal mij te mijner tijd weten te wreken. Dit voorspel ik u, dat + indien gij immer ophoudt mij het hof te maken, en gij een dier + akelige getrouwde mannen wordt gelijk ik er sommige ken, gij + weinig genoegen aan mij beleven zult. + + "Waarom heb ik u lief? Waarom heb ik mijn hart geschonken aan een + man die mij uitlacht, mij drilt, mij tiranniseert, mij op alle + mogelijke wijzen doet gevoelen dat de vrouwen zwijgen moeten in de + vergadering? Helaas, al werd ik honderd jaren oud, dat raadsel, + vrees ik, zou onopgelost blijven. En toch zeggen de wijze menschen + dat alles eene reden heeft! Lieve hemel, heeft dit geschrijf dan + eene reden? Ik vrees integendeel dat het de zinneloosheid-zelve + is." + + "Dinsdag-ochtend. + + "Nadat ik u geschreven had, is de tijd gisteren mij minder lang + gevallen dan ik had durven hopen... Ondankbare die ik ben! Men + zou de liefde gaan haten, wanneer men bemerkt hoe zelfzuchtig zij + maakt. De twee wezens, van wie ik na u op deze wereld het meest + houd, hebben mij den genoegelijksten dag bezorgd dien men bedenken + kan; en ik spreek alsof de trage uren langzaam omgekropen waren en + ik de minuten had zitten tellen in eene gevangenis, even als + weleer op de hangklok in de schoolkamer van Miss Sampson! + + "Of er dan zooveel bijzonders gebeurd is? O neen, maar alles hangt + af van de wijze waarop en de stemming waarin. Wanneer ik u zeg dat + vader gisteren-avond een uur lang kollege heeft staan geven over + het dames-toilet van den tegenwoordigen tijd, zult gij mij + begrijpen. Gij glimlacht, niet om vader, maar om mij? Nu ja dan, + gisteren-middag vóór het eten ben ik met moeder naar de stad + gereden en hebben wij ons hart opgehaald aan de heerlijkheden van + de Wed. Muller en Cie. Ik plaagde moeder, en beweerde dat zij + mij behoefte aan eene afleiding toedichtte, ten einde voor zich + zelve een nieuwen hoed te kunnen koopen; en zij plaagde mij weerom + met te zeggen, dat ik sedert mijne kennismaking met u al mijn + zelfvertrouwen in het kiezen van parasols en handschoenen verloren + had. Doch de vrolijkheid begon eerst regt, toen na het eten de + Wed. Muller in persoon, gevolgd door een knecht met eene groote + doos aan den arm, bij ons kwam aanzetten. Wij hadden er op + gerekend, moeder en ik, dat vader ons met de noodige sermoenen + bestormen zou; zoodat onze voorzorgen genomen waren. Er was geen + enkele schotel op tafel verschenen, waar niet iets extra's aan + was; en aan het dessert had hij bij zijne koffij zijn + geparfumeerdst likeurtje en zijn geurigste sigaar gehad. In het + gevoel dier goede werken en van hun apaiserend vermogen, wachtten + wij dan ook de komst der modiste onverschrokken af en gaven bij + haar binnentreden geen enkel blijk van ontsteltenis of + verlegenheid. Doch het was vreeselijk, kan ik u zeggen. Er werd + betoogd dat elke vrouw gekleed behoorde te gaan overeenkomstig + hare eigen taille en haar eigen teint; dat de mode niets anders + was als iets dat goed stond aan de eene of andere aanzienlijke + dame buitenslands; dat andere vrouwen, die ook hare + bekoorlijkheden hadden, maar toevallig niet op die dame geleken, + uitzinnig handelden met juist zoo gekleed te willen gaan als zij; + dat moeders nieuwe hoed geen hoed, maar voor het overige + onberispelijk was; dat van de kleedjes, waaruit wij eene keus + wenschten te doen, of het dessin misteekend was, of de kleuren + schreeuwden, of het weefsel te wenschen overliet; in één woord, + dat wij ons geld in het water wierpen, of zouden werpen, of reeds + geworpen hadden. De modiste zette bij dit alles een onnavolgbaar + gezigt. Een menschenkenner zou er uit gelezen hebben, dat zij haar + dierbaar vak met de grootste gelatenheid nog tien maal smadelijker + zou hebben laten verguizen, indien slechts alle hoofden van + huisgezinnen, even als mijn engel van een vader, met een geopend + oog voor de zwakke zijden van hare industrie, blindelings hare + nota's voldeden. + + "Woensdag-ochtend. + + "Vader heeft zich opgesloten in zijn atelier. Hij verkeert in den + waan, dat wij niet weten waarom; doch onze liefde voor hem heeft + ons sedert lang zijn geheim op het spoor doen komen. Ik hoop, + André, neen ik weet zeker, dat gij hoe langer hoe meer van vader + zult gaan houden. Hij is de beste vader en de liefste man, die + ooit geleefd heeft. Onze modemaaksters vervelen hem, en hij heeft + alle moeite om niet korzelig te worden, wanneer zij hare wijsheid + en hare doozen komen ontpakken. Doch ofschoon God weet, dat hij + sedert den dood van Reinier reden heeft om somtijds mistroostig te + zijn, denkt gij dat hij moeder of mij op eenigerlei wijze zal + laten blijken, hoe hij te worstelen heeft met zijn humeur? Nooit + bemerken wij iets daarvan. Zijn stelregel is, dat een man behoort + te waken over zijne luimen en middelen moet verzinnen om, indien + het noodig is, zichzelven onschadelijk te maken. En dat doet hij + met voorbeeldige trouwhartigheid. De ijver waarmede hij op dit + oogenblik zit te schilderen is niets anders, wil ik wedden, als + een voorwendsel; en wanneer hij van middag aan tafel verschijnt, + zal niemand het hem kunnen aanzien, hoe hij geleden en gestreden + heeft. Zoo is hij. Het leven is eene zaak die de krachten der + meeste menschen te boven gaat, beweert hij, en volgens hem zou de + geheele wereld van adel moeten zijn, indien men wilde dat nooit + ergens de plaats der liefde werd ingenomen door stuurschheid of + onverschilligheid. Nu, hij is van adel; en indien ik zijn bloed + niet onwaardig ben, zult gij u mijne afkomst tegenover niemand + behoeven te schamen. + + "Donderdag-avond. + + "Dezen ochtend eerst heb ik uw brief ontvangen. In 's hemelsnaam! + Men kan van den Duinendaalschen bode de volmaaktheid niet vergen; + en is hij langzaam, hij is ten minste getrouw. Zeer getrouw zelfs, + want van uwe twaalf blaadjes is onderweg geen enkel zoek geraakt. + Doch stil, het schreijen staat mij nader dan het lagchen, en zoo + ik scherts, is het om mijn verdriet te verzetten. Wat? heeft uw + oom u van mij weggetroond? Heeft hij een middel bedacht om u + voor eene poos van Duinendaal te verwijderen? Welnu, hij doe wat + hij niet laten kan. Speel vrij den boozen geest, oom Bertram, gij + zult Robert niet van Alice, Alice van haren Robert niet scheiden! + Foei, ik wilde dat die man geen familie van u was. Zijn toeleg is + inderdaad al te doorzigtig, en ik zou u onregt doen, indien ik u + ried op uwe hoede te zijn. Geloof mij, André: uw oom heeft plannen + met die mevrouw Dijk. Gij schrijft dat zij niet jong, niet mooi, + niet vriendelijk is: ik wil het wel gelooven, maar een + onbedriegelijk voorgevoel zegt mij, dat gij met geen ander doel + naar M. gezonden zijt als om u van mij te vervreemden. + + "Mag ik volkomen opregt zijn? Uw brief maakt mij ongerust. + Kinderachtig, niet waar? Doch het is zoo. Wat ik op het hart heb, + deel ik u thans nog niet mede. Den geheelen dag ben ik er mede + bezig geweest, doch ik moet de regte woorden nog vinden. Misschien + vind ik ze morgen, misschien eerst over een paar dagen; doch zoo + lang mag ik u niet zonder antwoord laten. Daarom zal ik dezen nu + sluiten en hem voor het venster zetten; dan neemt de postbode hem + morgen-ochtend tijdig mede naar de stad. + + "Doch laat ik mijzelve, eer ik naar bed ga, nog even uitlagchen. + Uw oom, met zijne ruwe manieren, is inderdaad een potsierlijke + Mefistofeles, en ik ben wel goed, mij om zijnentwil het hoofd te + breken. Hoe grappig zou het zijn, indien wij hem vangen konden in + zijne eigen netten! Verbeeld u dat gij den schijn aannaamt, alsof + die mevrouw Dijk u plotseling betooverd had, en mijnheer de + ex-minister zich daardoor ontheven waande van de zorg, mij eenmaal + als zijn nichtje te moeten erkennen? O, wat al middelen zou ik u + aan de hand doen om hem in het ootje te nemen! Hoe zou ik mij + uitputten in kunstgrepen om het hoofd dier kokette dame door u op + hol te doen brengen! En wanneer uw lieve oom zich dan deugdelijk + verbeeldde het spel zoo goed als gewonnen te hebben; wanneer hij + nog slechts op een briefje van u wachtte, met berigt dat ons + engagement verbroken was,--hoe onbeschrijfelijk aardig zou ik het + dan vinden, met u eene deftige visite bij hem te gaan maken en hem + te vragen tegenwoordig te willen zijn bij onze bruiloft!... Maar + neen, neen, neen, weg met die valsche vrolijkheid! Onze liefde, + verstaat gij André? is te heilig om door zulke vertooningen + bezoedeld te worden. Ik =ben= niet bang voor u of voor mij; ik maak + mij =niet= ongerust over uwe afwezigheid. Eenmaal heb ik gezworen, + u levenslang te zullen liefhebben; en de overtuiging dat gij mij + toebehoort, even als ik u, is zoo diep in mijne ziel geworteld, + dat men mij om het leven zou moeten brengen om mij haar te + ontnemen. Fladder dus vrij, lieve man! Ik weet wel waar het + bloempje bloeit, waarop mijn vlinder te allen tijde weder zal + komen nederstrijken. =Gij zijt van mij=, bedenk dat wel, en beproef + maar niet (het zou u toch niet baten) daar iets aan te veranderen. + In gedachten neem ik uw blond hoofd tusschen mijne beide handen en + kus u zachtjes op de oogen. Zoo is het goed. En wil ik nu de kroon + zetten op mijne barmhartigheden? Nu dan, ik belast u met mijne + vriendelijke groeten voor mijnheer Adriaan en mevrouw Lidewyde!" + + +Arme Emma! Even trotsch als zij op haren bruidegom geweest zou zijn, +toen hij haar brief nog lezen moest, even vreemd zou zij hebben +opgezien,--neen, even snel zou op haar lieve wangen het blosje der +vreugde verschoten zijn, even popelend zou haar hartje geklopt hebben, +even onheilspellend zou zij haren moed en hare grootmoedigheid in hare +nette schoentjes hebben voelen zinken, indien zij getuige had kunnen +zijn van den ernst en de deftigheid, waarmede André, aan het einde van +haren epistel genaderd, dien weder opvouwde, hem wegschoof in den half +gescheurden enveloppe, zijne zakportefeuille voor den dag haalde en +met een nadenkend gelaat de kamer verliet. Doch dit goede heeft de +onwetendheid, dat sommige verwonderingen door haar toedoen ons voor +een tijd bespaard blijven. Bovendien zou het onbillijk geweest zijn, +omdat André het voorhoofd fronste en een peinzende trek zich om zijnen +mond plooide, daaruit af te leiden dat hij voor het innemende in +Emma's brief ongevoelig was. Indien een jager geen wreedaard is, +alleen omdat hij er behagen in schept het wild op de daad te +betrappen, hoe zou een jonge man, gelijk André, tenzij hij een monster +ware, en dat was André in geenen deele,--koel kunnen blijven bij het +besef, dat onder het zijden lint van zijn zakboekje, en derhalve in de +onmiddelijke nabijheid van zijne borst, een hart vol liefde klopte? +Dat zulke harten niet dagelijks voorkomen, is op zichzelf reeds genoeg +om aan hun bestaan zekere waarde te doen hechten; en André was in de +laatste maanden te wijs geworden om niet te gevoelen, dat Emma +vergelijkenderwijs eene uitzondering verdiende te heeten. Doch hoe +bereid men hem ook vinden mogt toe te geven, dat de minste vrouwen +een vrouwenhart bezitten en de prijs van Emma's liefde daardoor niet +weinig verhoogd werd, hij was op dit oogenblik te zeer met eene +bepaalde gedachte vervuld om aan de teederheid van haar schrijven +volkomen regt te laten wedervaren. Een eerst door haar opgenomen en +toen door haar verworpen denkbeeld, waarvan hij moeijelijk scheiden +kon, speelde hem door het brein; en zoo geschiedde het dat de +opwelling van genegenheid, waarmede hij haren brief ter hand had +genomen, gesmoord werd in eene kombinatie, die het hart koeler liet, +naarmate zij meer inspanning vorderde van het verstand. + + + + +DERTIENDE HOOFDSTUK. + + +Het kantoor van Adriaan Dijk was in het geheel niet een dier +wijdluftige gebouwen gelijk in onze eeuw het Krediet in alle groote +steden doet verrijzen. Het geleek noch op een spoorweg-station, noch +op een ander Felix Meritis. Ook was het geen vertimmerd heerenhuis uit +den goeden ouden tijd, welks nieuwe en welligt insolide bestemming +herkend wordt aan een geschilderd naambord boven of nevens de deur. +Het was--en deskundigen mogen beslissen of de goede zaak der +architektuur hierbij won of verloor--het was een pakhuis, zes zolders +hoog, met eene reusachtige poort tot hoofdingang, aan wier eene zijde +zich twee of drie zoo niet bewoonbare, of overvloedig verlichte, dan +toch ruime en stevig gebouwde vertrekken bevonden. Gedurende even zoo +vele geslachten op zijn minst als het pakhuis verdiepingen telde, had +de firma Dijk in het voornaamste dier vertrekken--in de twee anderen +arbeidden een boekhouder en klerken--zaken gedaan; en dat die zaken +niet onvoordeelig waren geweest, daarvan getuigde de meer dan gewone +welvaart, te midden waarvan het tegenwoordig hoofd der firma leefde. +Het was een familietrek in dit geslacht, dat zijne leden van oudsher +de toepassing van het begrip comfort voor hunne woonhuizen bewaard +hadden, en hun geld hadden verdiend in eene werkplaats, die meer naar +eene spelonk dan naar eene kamer geleek. De vader, de grootvader, de +overgrootvader,--al de Dijken hadden het gedurende tien of twaalf uren +daags voor lief genomen met een vertrek, welks donkergeel geverfde +zolder van lieverlede zwart gewalmd was, eerst door smeerkaarsen, +later door olielampen, nog later door gasvlammen; welks wanden +beschoten waren met getraliede schuifdeuren, waarachter grootboeken en +journalen van ouder en jonger dagteekening grijnzend in het gelid +stonden geschaard; welks eentoonige aanblik alleen afgewisseld werd +door eene stijve dekoratie van opgeplakte kantoor-almanakken, en in +welks midden, als eenig en sober ameublement, eene groote dubbele +lessenaar stond voor vier personen, omgeven door even zoo vele +ouderwetsche leuningstoelen van bruingeschilderd hout met zittingen +van weleer zeegroen katoen-damast. Toen Adriaan nog een kind was en +zijn vader hem somtijds medenam naar het kantoor, had hij van dat +alles weinig of niets bemerkt; hij wist toen niet beter, of het +behoorde zoo. Naderhand, in zijne dandy-dagen, had hij er zich aan +geërgerd en was het voorvaderlijk kantoor hem toegeschenen, het +voorkomen aan te bieden van een paardenstal. Thans, en sedert hij zelf +als chef van het huis was opgetreden, gevoelde hij zich in dien stal +volkomen op zijn gemak. Hij prees nu zijne voorouders om de scheiding +die zij gemaakt hadden tusschen hunne tabak en hunne weelde; zou aan +dat dualisme, dat hij zoo niet als een onderpand van soliditeit, dan +toch als een zinnebeeld daarvan had leeren aanmerken, niets hebben +willen veranderen, en sleet met een gerust geweten het grootste +gedeelte zijner dagen aan de zijde van een venster, dat geen ander +uitzigt aanbood als de bijna eenzame kade der achtergracht waaraan het +pakhuis gelegen was. + +--"Ga zitten, Ruardi," zeide hij, toen de dokter op het bepaalde +middaguur eensklaps voor hem stond. "Gij zijt een man van de klok." + +--"Is uw neef nog niet hier?" + +--"Zoo als gij ziet; maar ik twijfel niet, of wij zullen hem +onmiddelijk zien verschijnen. Ik heb Sarah opgedragen hem te +verwittigen dat hij u van middag hier vinden zou; en Sarah vergeet +zulke dingen niet ligt." + +--"Is het al bepaald, dat het meisje van uw neef hier zal komen +logeren?" + +--"Nog niet; maar ik kan niet gelooven, dat daartegen eenig bezwaar +zou bestaan. Er wordt heden aan haar geschreven, meen ik, en de brief +moet op dit oogenblik reeds verzonden zijn." + +--"Kunt gij het vinden met uw logé?" + +--"Tot nog toe uitmuntend. Eerst vreesde ik dat Lidewyde hem het leven +een weinig zuur zou maken, en hij geen lust zou hebben om te blijven. +Doch het tegendeel is het geval: Lidewyde heeft hem bepaald =en amitié= +genomen." + +--"Hij is ingenieur, niet waar? En zijn meisje is eene jufvrouw +Visscher? Kent gij die familie? Oppervlakkig geoordeeld zou men meenen +dat uw neef over eenigen tijd gemakkelijk een ander en beter huwelijk +had kunnen doen." + +--"Onder ons gezegd, ik geloof dat zijn oom Timmermans, aan wien hij +veel verpligting heeft, er insgelijks zoo over denkt. Doch dat zijn +zaken waarmede ik mij niet inlaat. Ik vind hem een aardigen jongen, en +naar ik hoor is jufvrouw Visscher een allerliefst meisje." + +--"De ingenieurs zijn tegenwoordig in de mode. Er wordt bijna geen +fransche vaudeville vertoond waarin niet een ingenieur voorkomt." + +--"Zijt gij bang dat zij de dokters verdringen zullen?" + +--"Wat mij betreft, mogen zij dat veilig doen; doch ik geloof niet, +dat zij de konkurrentie zullen kunnen volhouden. Zijn eenmaal overal +spoorwegen aangelegd, dan zullen de ingenieurs, die nu zulke goede +diensten aan de tooneelpoëzie bewijzen,--en geen wonder, want zij zijn +de meest portative sujetten van onzen tijd en men kan ze, even als +champignons, overal laten opschieten,--van zelf weder van de planken +verdwijnen. De dokters daarentegen blijven eeuwig jong, en nog over +twee duizend jaar zullen zij even onvermijdelijk zijn op het tooneel +als in de wereld." + +--"Lefebvre praat over de advokaten even als gij over de dokters." + +--"Nu, daar doet hij zoo dom niet aan. Zoo lang het menschdom niet +uitgestorven is, zal het groote publiek te goeder trouw aan de +onmisbaarheid van dokters en advokaten blijven gelooven. Mij is het +wel. Maar daar is de man in levendigen lijve!" + +--"Wie? André Kortenaer?" + +--"Wel neen? Zie maar eens uit." + +Juist toen Dijk het hoofd omwendde, ten einde onder de voorbijgangers +den persoon te onderscheiden dien Ruardi bedoelde, zag hij iemand, +wiens slordige kleeding en zwaaijende gang geen twijfel overlieten +omtrent zijne identiteit, de poort van het pakhuis binnentreden, en +hoorde hij met eene krijschende stem aan een der klerken in het +voorvertrek de vraag doen: Of hier het kantoor van mijnheer Dijk +gehouden werd en of mijnheer te spreken was? Dijk rees op, opende de +deur en riep met de kruk in de hand: + +--"Kom binnen, mijnheer Lefebvre, kom binnen, als ik u verzoeken mag. +Wij zijn onder ons. Er is niemand hier als mijn vriend Ruardi, dien +gij kent, en voor wien wij geen van beiden, geloof ik, geheimen +hebben." + +--"Bonjour, Ruardi," zeide de binnentredende, den netten dokter eene +breede ongewasschen hand toestekend, die intusschen zonder +pligtplegingen aangenomen werd. "Hoe maakt gij het sedert gisteren? +Indien gij niet meer geheimen hebt voor ons als wij voor u, zijt gij +een man om in een glazen huis te wonen. Wat dunkt u? Zal onze vriend +Dijk de reis halen? Zal het ons gelukken, in zijn persoon een man in +de kamer te brengen op wien de liberalen zich de tanden stomp zullen +bijten? Ik voor mij heb goeden moed. Beweert men dat hij laauwe +vrienden en heete vijanden heeft, van het eerste is mij tot heden +niets gebleken. Al de personen, die ik in den loop van den ochtend +gesproken heb, schenen mij vol ijver. Zijne onze vijanden fel, zij +zijn tevens onmogelijk; en wij zullen met die gezegende infirmiteit +ons voordeel weten te doen. Eene partij die alleen oppositie maken, +maar niet regeren kan, moet eindigen met het onderspit te delven." + +--"Gij zijt optimist, mijnheer Lefebvre," zeide Adriaan. "Geloof mij, +er zal eene zware wijs op gaan om mijne kandidatuur te doen slagen, en +zonder slapelooze nachten kom ik er niet." + +--"Slapelooze nachten, waarde heer? Indien ik voorzag dat de politiek +mij een uur van mijne kostelijke nachtrust rooven zou, kreeg zij voor +goed haar afscheid. Neen, mag ik u een goeden raad geven, en ziedaar +de reden van mijne komst, vraag dan in de volgende week, of in de week +daarna,--op eenige dagen vroeger of later komt het niet aan,--een +dozijn personen, die ik u noemen zal, bij u te gast. Ik heb in mijne +gesprekken met dezen en genen laten doorschemeren dat het plan daartoe +bij u bestond, en meen opgemerkt te hebben dat men van die gelegenheid +om u nader te leeren kennen gaarne gebruik maken zou. Doch geen diner +van enkel heeren, wat ik u bidden mag! De wereld moet weten, dat een +konservatief kandidaat een gezellig schepsel is. Er moeten dames van +de partij zijn. Belooft gij mij dat? Belooft gij op uw woord van eer +dat gij met mevrouw Dijk zult zamenspannen om het uwe gasten zoo +aangenaam mogelijk te maken? Nu dan, geen woord meer daarover. Ook de +aanzienlijkste kiezers zijn gevoelig voor een keurig onthaal, en het +is zonder voorbeeld in de parlementaire jaarboeken, dat iemand, wiens +soep naar den rook of wiens wijn naar de kurk smaakte, zich een +toonbaren aanhang verworven heeft." + +De man, die aldus den makelaar in verkiezingen uithing en de politiek +van het cynisme in zijne banier scheen geschreven te hebben, stond in +de meeste opzigten hooger dan zijn programma. Wie wilde mogt met hem +in meening verschillen, doch aan zijne goede trouw viel evenmin te +twijfelen als aan zijne bekwaamheden. Zoon van een predikant, had men +hem indertijd als eene van zelf sprekende zaak naar de akademie +gezonden om te studeren in de theologie; doch zijne vaardigheid in het +ledigen van halve ankers rooden wijn was niet de eenige drijfveer +geweest die hem achtereenvolgens, met veronachtzaming der vaderlijke +wenschen, in de letteren en in de regten had doen promoveren. Het +pleitte voor zijne opregtheid, dat hij eene loopbaan vaarwel gezegd +had, waarin hij niet minder aan zijne natuur dan aan zijn verstand +geweld zou hebben moeten aandoen; en die daad had aan zijne geheele +levensbeschouwing eene andere rigting gegeven. Zoo lang het vaststond +dat hij predikant zou worden, haatte hij de christelijke dogmatiek met +een mohammedaanschen haat, en zou hij, met den Sultan van Bantam, aan +drie vrouwen en één God ver weg de voorkeur gegeven hebben boven drie +Goden en ééne vrouw. Doch zoodra had hij geene vrijheid bekomen om +zich in zijne natuurlijke rigting te bewegen, of hij was een opregt +vereerder geworden dierzelfde Kerk, als wier dienaar hij nooit iets +anders zou hebben kunnen zijn als een wolf in schaapskleederen. Zelfs +in zijne vereering van =la Dive Bouteille=, gelijk hij met +rabelaisiaansche spotternij zijn zwak voor de vrucht van den wijnstok +plagt te bestempelen, was eene verandering ten goede gekomen: hoe +slordig hij er bleef uitzien, en hoe verward zijne sluike zwarte haren +hem over het voorhoofd bleven hangen, op zijne matigheid viel voortaan +niets af te dingen. Sommigen misprezen het in hem, dat hij in strijd +met zijne antecedenten van lieverlede een behoudsman was geworden. Men +noemde dit verschijnsel abnormaal, zag er eene inconsequentie in, en +schreef het aan zekere zucht tot tegenspraak toe, die niet zelden +pleegt aangetroffen te worden bij menschen met buitengewone +bekwaamheden, wel is waar, doch niet buitengewoon genoeg om hen met +het voorwerp hunner eigen antipathie zich in hoogeren kring te doen +verzoenen. Misschien was hij van dat gebrek niet geheel en al vrij, en +personen die hem ongaarne lijden mogten waren in hun regt, wanneer zij +hem een paradoxenjager noemden; doch wanneer men hem het beloop van +zijnen overgang, uit de eene orde van denkbeelden tot de andere hoorde +verhalen, moet men erkennen dat zijne redenen, vergelijkenderwijs, den +toets konden doorstaan. Het liberalisme was tegelijk een ideaal en +eene negatie, beweerde hij; zoodat men, om aan die rigting getrouw te +blijven, haar alleen moest toepassen op een denkbeeldig gebied, gelijk +dat der wetenschap, maar niet beproeven moest, haar eene plaats te +verzekeren in de praktijk. Historische studiën waren in den loop des +tijds zijne specialiteit geworden, en als historicus was hij de +vrijgevigheid in persoon. De nakomelingschap, meende hij, had regt op +elk dokument, hoe bedenkelijk ook voor sommige nagedachtenissen; en +bij uitnemendheid illiberale onderzoekers, in zijne oogen, waren zij, +die ter wille van eene geliefkoosde opinie of van eene dierbare +persoonlijkheid uit den voortijd, feiten verdonkermaanden of ondeugden +vergoêlijkten. Doch men moest niet bij hem aankomen met het beweren, +dat dezelfde soort van kritiek, die zulk een uitmuntend werktuig tot +reconstructie van het verledene vertegenwoordigde, ook in staat was +iets op te bouwen voor het tegenwoordige of voor de toekomst. Toen hij +liberaal was, haatte hij de maatschappij, was zijn zeggen, en zou het +zijn grootste lust geweest zijn alles onderst boven te werpen; en ten +bewijze van de opregtheid zijner conservative gevoelens voerde hij +aan, dat de geest der echte humaniteit eerst vaardig over hem geworden +was, nadat hij zich ontslagen had gevoeld van de verpligting, zich een +hervormer te heeten, ten einde straffeloos een slooper te kunnen zijn. + +Gedienstige vereerders noemden Lefebvre een genie; en zij grondden die +meening op het feit dat hij alle talen van den aardbodem verstond en +de wereldgeschiedenis van buiten kende. Volgens anderen daarentegen +was hij een warhoofd, misschien uitermate geschikt om bibliotheken te +ordenen en voor snuffelaars den weg te banen, doch niet bestemd om +immer zelf iets te leveren, hetwelk door een volgend geslacht naar +zijn naam genoemd zou worden, en in elk geval bij zijn leven +veroordeeld tot den omgang met lieden, die niet in zijne schaduw +konden staan. Voor zoover Dijk en Ruardi betrof, was van dit laatste +werkelijk iets aan; of, zoo de dokter in sommige opzigten, wanneer +het niet op studie of nadenken, maar op intelligentie en aangeboren +doorzigt aankwam, zijn evenknie mogt heeten, de koopman stond in elk +geval ver beneden hem. Adriaan Dijk begreep geen iota van Lefebvre's +transcendentale behoudsleer. Hij was konservatief, omdat zijn aard dit +medebragt, en omdat de Aprilbeweging, gelijk hij in vertrouwelijke +oogenblikken erkende, hem de oogen geopend had. Tien of vijftien jaren +geleden--want de meeste menschen hebben overlast van zeker =trop plein= +des gemoeds en wie daarvoor geene afleiding vindt bij zijne vrouw of +zijne kinderen werpt zich alligt in de armen der publieke zaak,--zou +hij gemeend hebben, het doel van zijne eerzucht niet anders te kunnen +of te mogen bereiken als onder het opsteken eener vrijzinnige vlag. +Doch sedert 1853 was daarin verandering gekomen. Van dien tijd af, +zeide hij, had hij het protestantisme leeren beschouwen, niet-alleen +als een voornaam, maar als het deugdelijkst element van den publieken +geest in Nederland en Europa. Voortaan onderscheidde hij de volken in +roomsche en protestantsche; hield het voor uitgemaakt dat aan +laatstgenoemde de toekomst behoorde, en zag in de geschiedenis der +jongste vijftig of zestig jaren,--niet de opkomst van den stoom en van +de telegrafie,--maar de lotgevallen van het stuiptrekkend romanisme, +zijne uiterste, maar nog altijd geduchte krachten verzamelend tot +eenen strijd op leven en dood met een providentieel mededinger en +voorbestemd overwinnaar. De nagedachtenis van Koning Willem I werd +door hem in eere gehouden, omdat die Vorst in 1830 en vroeger, gelijk +Adriaan het noemde, niet voor "den priester" had willen buigen; +terwijl het bondgenootschap tusschen katholieken en liberalen hier te +lande, in 1848 gesloten en in 1853, volgens hem, aan het licht +gekomen, in zijne oogen vooral hierom bedenkelijk was, omdat daardoor +aan eene kleine, maar schrandere en digt aaneengesloten roomsche +minderheid in de Kamer, welke bij menige stemming naar welgevallen den +doorslag geven kon, de koorden der nationale beurs in handen werden +gespeeld. Zijn protestantisme, gelijk men ziet, stond niet +rechtstreeks in verband, hetzij met braafheid of godsdienstigheid, +hetzij met regtzinnigheid in de leer. Doch het was van eene +konservative soort. Het beteekende handhaving van de gemengde school +als anti-papistische instelling; van het kultuurstelsel als schepping +van Koning Willem I, die de roomschen had aangedurfd; van het +koninklijk gezag en van de prerogativen der Kroon als tegenwigt tegen +het bondgenootschap van liberalen en katholieken. Een welligt +onwijsgeerig, maar daarom niet minder welgemeend programma. + +--"Mag ik binnenkomen?" vroeg iemand, die reeds een paar malen +vruchteloos had aangeklopt en nu het hoofd om het hoekje der deur +stak. "De heeren zijn zoo druk aan het redeneren en hunne gedachten +bewegen zich in zulke verheven kringen, dat een gewoon sterveling +vergeefsche pogingen aanwendt om gehoor te erlangen. Wordt er +kiesvergadering gehouden? Ben ik overkompleet?" + +--"In het minst niet, André," zeide Dijk, "kom gerust binnen. Ik vraag +verschooning dat wij u onbehoorlijk lang antichambre hebben laten +maken." + +--"Volstrekt niet overkompleet, mijnheer Kortenaer," voegde Lefebvre +er bij. "Verheugd u hier weêr te zien. Maar het is niet aardig van u, +glossen te maken op onze luidruchtigheid. Is het wel, Ruardi? Gij +vooral, die eene stem hebt als eene primadonna, moogt u dat verwijt +niet laten aanleunen." + +--"Toch wel," zeide Ruardi. "Wij hebben alle dingen gemeen en zijn +solidair aansprakelijk voor elkanders keelgeluiden. Bovendien heeft +mijnheer Kortenaer groot gelijk, wanneer hij een weinig den draak +steekt met onze debatten. Mag ik u welkom heeten te M., mijnheer +Kortenaer, en mij aanbevelen in uwe vriendschap?" + +--"Ik bemerk," antwoordde André, "dat mijn neef niets te veel gezegd +heeft, toen hij voorspelde dat dokter Ruardi mij met de meeste +voorkomendheid bejegenen zou. Doch gij maakt mij verlegen, dokter. Het +is aan mij, om mij aan te bevelen, ik zal zeer erkentelijk zijn, +indien ik mij bij dezen en genen, gedurende mijn verblijf te M., op u +beroepen mag." + +--"Kom morgen of overmorgen op ditzelfde uur een praatje bij mij +maken, indien gij lust hebt; dan zal ik u van de M'sche heeren en de +M'sche dames, de M'sche licht- en de M'sche schaduwzijden alles +vertellen wat ik er zelf van weet." + +--"Neem u in acht, mijnheer Kortenaer," krijschte Lefebvre, die heden +bijzonder goed gemutst was en daardoor nog luider sprak dan +gewoonlijk. "Dokter Ruardi is een menschenhater en welsprekend. Hij +zal u van deze goede stad en van hare inwoners een donker tafereel +ophangen." + +--"Indien zulke tafereelen niet dienstig zijn voor uw gemoed," +antwoordde de dokter, "draag dan zorg, mijnheer Kortenaer, dat gij de +woonplaats van mijn vriend Lefebvre mijdt, en sla, indien hij u +verleiden wil hem daar een bezoek te komen brengen, zijne uitnoodiging +wijsselijk af. Hij zou door zijne verhalen van hetgeen in het +doodonschuldige T. voorvalt niet-alleen uwen eetlust bederven en uwe +nachtrust verstoren, maar, wat erger is, uwe vaderlandsliefde +ondermijnen." + +--"Gekheid!" riep Lefebvre, door 's dokters beschuldiging op een van +zijn geliefkoosde =topics= gebragt. "Luister niet, mijnheer Kortenaer, +naar den boozen raad van dezen Achitofel, en houd u verzekerd dat het +u niet berouwen zal, indien het toeval, wat zeg ik? indien uwe +gelukster u vroeg of laat naar het eerzame T. voert. Zou ik de stad +mijner inwoning lasteren? Die bakermat van het liberalisme? Eer +vergete mijne regterhand zich zelve! Misschien hebt gij hooren +verhalen, mijnheer, dat T. eene plaats is, waar de dienst van Amor +naar evenredigheid meer volgelingen telt dan in eenige andere stad van +Nederland; doch ik beroep mij op uw gezond verstand en vraag, of die +beschuldiging, indien zij niet veeleer eene hulde verdient te heeten, +niet de onwaarschijnlijkheid-zelve is? T. is eene stad met dertig +duizend inwoners, mijnheer, en het kan niemand bevreemden, dat op eene +bevolking van twee synagogen, vijf roomsche en zeven gereformeerde +kerken, een half dozijn galanterie-winkels aangetroffen worden. Doch, +geloof mij, aan andere galanterien wordt te T. niet gedaan. Men zal u +verhalen dat het jongste kind van onzen burgemeester sprekend gelijkt +op den kolonel van ons garnizoen, of dat de vrouw van den +schout-bij-nacht op non-aktiviteit, dien T. de eer heeft te +huisvesten, de hand heeft in de voordragten van den president onzer +arrondissements-regtbank. Geloof het niet, mijnheer; of liever, kom +met eigen oogen die heeren en die dames aanschouwen, kom hunne +konversatie aanhooren, wees getuige van hunne gezellige bijeenkomsten, +en wanneer gij de insipiditeit zult hebben zien heen en weder +fladderen van de schamele borst van mevrouw X. naar den breeden schoot +van mevrouw Y., wanneer gij de maagdelijke Célestine Z. met de +aanminnigheid eener geit zult hebben zien glimlagchen om de +dubbelzinnigheden van den luitenant A. of de naïveteiten van mijn +konfrater, den advokaat B., zult gij mij zeggen of T. er al dan niet +de plaats naar is om aan Clarissa's tot geboortestad of aan Lovelace's +tot oord van ballingschap te verstrekken. Neen, mijnheer, wij van T. +zijn een eerbaar en ordelijk volk; een volk van katoenspinners en +garentwijnders, van landbouwers en veehoeders. Van de weinige +hartstogten, die ons kwellen, genezen wij ons door een overvloedig +gebruik van mout-extrakt, en onze eenige eerzucht is, de liberaalste +stad van Nederland te zijn of daarvoor door te gaan. Wilt gij een +staaltje van onze virtuositeit op dit gebied? Tot voor weinige jaren +hadden wij eene speelbank, die wel niet met de banken van Spa of +Homburg kon vergeleken worden, maar toch dit goede had, dat zij een +subsidie van vijfentwintig duizend gulden 's jaars aan onze opera +uitkeerde. Voor dat geld engageerden wij tenors en baritons, sopranen +en alten, zoo veel wij noodig hadden; en in dien tijd bezat T. een +theater, dat, hoe klein en nederig ook, met de beste uit het land +wedijveren kon. Het was een centrum van beschaving, en twee-of +driemalen in de week vonden wij er eene weldadige verpoozing van onzen +arbeid. Doch naarmate wij toenamen in liberalisme, gingen allengs onze +oogen open. Wij petitioneerden bij den gemeenteraad om opheffing der +zedelooze speelbank die de zenuw onzer opera was, en niemand is in +staat het verheven gevoel te schetsen hetwelk onze borst doorstroomde, +toen het stedelijk bestuur gehoor gaf aan onzen wensch. T. scheen ons +toe eensklaps een Paradijs geworden te zijn. Het gebouw der speelbank +gesloten en weldra in een venduhuis herschapen; op het affiche van +onzen schouwburg de woorden: =Relâche pour cause de suppression=,--wij +zagen in die verschijnselen de voorboden van het naderend godsrijk; en +waren sommigen onzer niet van eene twijfelachtige regtzinnigheid +geweest, wij zouden het hemelsch Jeruzalem hebben wanen te zien +nederdalen binnen de muren onzer stad. Want supprimeren, mijnheer, dat +weet gij, is de hoogste vreugde van het liberalisme. Verleden jaar +hebben wij de opera gesupprimeerd, omdat wij de speelbank goddeloos +vonden; toekomend jaar zullen wij de =terrines de foies gras= +supprimeren, omdat wij het treden op warme koperen platen, al geldt +het slechts ganzen, voor onvereenigbaar houden met onze beginselen van +filanthropie. En vraag niet wat wij voor een en ander in de plaats +bekomen hebben, of hoe wij het voortaan zonder ganzenleverpasteipotjes +en zonder opera stellen zullen. Het liberalisme supprimeert; doch +remplaceren, daar doet het niet aan. Ons ideaal is eene eeuw, waarin +niemand muziek maken en niemand truffels eten zal, het onderscheid +tusschen arm en rijk, knap en dom, man en vrouw zal zijn opgeheven, de +geheele maatschappij er uit zal zien als een egyptisch korenveld +waarop de sprinkhanen te gast zijn gegaan, en onze kaalgeschoren +aarde zich in de onmetelijke ruimte zal wentelen, dikker dan een ton +en gladder dan een kampernoelje. Nog heeft men te T. dat toppunt van +volkomenheid niet bereikt; nog worden daar smulpapen gevonden, die aan +biefstuk met aardappelen de voorkeur geven boven andijviesla met +beetwortelen; nog vindt men bij ons (doch alles kan ook niet op eens +komen) onhebbelijke vrouwen, die nu en dan een welgeschapen kind ter +wereld brengen. Houd u evenwel bedaard, mijnheer, en wanhoop niet aan +onze toekomst. Den stroom des tijds kan niemand tegenhouden, en mits +gij twaalf maanden wacht met mij een bezoek te komen brengen, maak ik +mij sterk u eene bevolking te toonen, aan wier volmaaktheid alleen nog +ontbreken zal dat zij niet gesupprimeerd is." + +--"Mij dunkt," zeide Dijk, toen Lefebvre deze uitboezeming ten einde +had gebragt, "wij moesten gezamenlijk naar de Buitensocieteit wandelen +en daar een luchtje gaan scheppen onder de verandah. Hebt gij lust, +André?" + +--"Wat mij betreft," zeide Ruardi, "ik kan bezwaarlijk van de partij +zijn; doch laat dit de heeren niet afbrengen van hun plan. Mag ik er +staat op maken, mijnheer Kortenaer, dat gij mijne uitnoodiging niet +versmaden zult?" + +--"Zoo zeer, dokter," antwoordde André, "dat gij mij misschien reeds +morgen aan den dag te uwent zult zien verschijnen." + + + + +VEERTIENDE HOOFDSTUK. + + +"Ik wenschte dat Dijk mij dien knaap niet aanbevolen had," zeide +dokter Ruardi bij zichzelven, toen hij den volgenden ochtend zijn +ontbijt had gebruikt en zich gereed maakte om visites te gaan rijden. +"Hij schijnt verbazend groen, en wie weet of het de moeite loont hem +te helpen ontbolsteren? Het best zou zijn, dat hij eenigen tijd bij +Lefebvre in de leer ging, om zijne denkbeelden te vormen; want dat er +in de praktijk immer iets van hem teregt zal komen, geloof ik niet. +Lidewyde heeft hem =en amitié= genomen, zegt Dijk; dat verstaat zich. +Zij haalt hem aan uit tijdverdrijf, en zal beproeven zijn meisje +jaloersch van haar te maken. Indien dat lieve kind haar belang kende, +zou zij stil bij vader en moeder blijven en zich hier in geene +wespennesten komen steken. Die goede Lefebvre! Hij is de +onschadelijkheid-zelve, en men lastert hem, wanneer men hem een +corrumperenden invloed toeschrijft. Toch kan ik mij voorstellen, dat +onervaren jongelieden door hem zoogenaamd op het dwaalspoor gebragt +worden; en misschien is het maar goed, dat vriend Kortenaer niet onder +zijne leiding komt. Indien ik ooit pædagoog word, waarvoor de hemel +mij beware, ben ik voornemens zulk soort van meesters op een afstand +te houden. Ik kan niet gelooven, dat het dienstig is voor jongelui, +hunne tegenstanders te leeren minachten. Die taktiek is alleen goed, +dunkt mij, ten aanzien van de vrouwen; tegenover mannen deugt zij +niet. Om die onder den duim te krijgen... Maar genadige goedheid, neef +André is geen schoolknaap, en ik behoef hier in de eenzaamheid geen +cursus over opvoedkunde te zitten houden. Jakob, ben je daar? Luister +eens." + +--"Wat is er van uwe dienst, mijnheer?" vroeg Jakob, die in een +aangrenzend vertrek bezig was eenig huiswerk te verrigten. + +--"Ik verwacht van middag bezoek." + +--"Mijnheer kan er op rekenen, dat ik de dames behoorlijk ontvangen +zal." + +--"Wat praat gij van dames? Er is kwestie van een jong heer, een logé +van mijnheer en mevrouw Dijk. Het kan gebeuren dat ik nog niet thuis +ben tegen dat mijnheer komt: in dat geval laat gij mijnheer in de +rookkamer, en verzoekt hem een oogenblik te willen wachten. Vergeet +niet, het noodige gereed te zetten. Mijnheers naam is Kortenaer; +verder ben ik voor niemand thuis of te spreken." + + +Het vertrek waarin André, in den namiddag van dien dag, door Jakob +verzocht werd de thuiskomst des dokters te verbeiden, maakte geen deel +uit der appartementen waarvan het middelste toegang tot den wintertuin +verleende. Evenmin was het dat, waarin Ruardi des ochtends den +kapelaan ontvangen en dezen op een overzigt zijner wijsbegeerte +onthaald had. Het lag evenwel in dezelfde rigting als dit laatste en +kommuniceerde daarmede. Zijn omvang was die van een ruim kabinet, +gemeubeld met divan aan divan. Hier en ginds stond eene kleine tafel, +wier japansch-verlakt blad, glanzig rood met gouden vogels, in eene +ebbenhouten lijst gevat was en op een kunstig gedraaiden zwarten voet +rustte. Een dier tafeltjes droeg een zilveren schenkblad met +vonkelende wijnkaraffen, waarnevens een kistje veelbelovende sigaren +en eene turksche pijp. Boven den schoorsteen hing een trofee van +indische wapenen, terwijl de plaats onder den schoorsteenmantel, waar +'s winters de haard zich uitbreidde, thans ingenomen werd door eene +monsterpul van oud-blaauw. De wanden prijkten met vier medaljons in +pastel, levensgroote kniestukken, de vier jaargetijden voorstellend in +de gedaante van even zoo vele schoone vrouwengestalten. Echter +verbraken die beelden min of meer de oostersche tint die over het +vertrek uitgespreid lag, en men behoefde niet in Azie gereisd te +hebben om weldra te gevoelen dat =les filles de marbre=, die tot +modellen voor deze teekeningen hadden gediend, geene geboren bayadères +waren. Te zeggen dat André, toen hij uit tijdverdrijf, nadat Jakob hem +alleen gelaten had, van het eene medaljon naar het andere ging, de +oogen nedersloeg, of zich met weerzin afwendde, zou met de +geschiedenis in strijd zijn. Doch wel is het waar dat hij zich in de +beschouwing dier nuditeiten niet regtstreeks verlustigde. Daartoe had +verbazing te zeer den boventoon in zijnen geest; verbazing dat er +vrouwen gevonden worden, die voor geld te bewegen waren om in +zoodanige mate met de vooroordeelen misschien, doch in elk geval met +de overleveringen der schaamte te breken; verbazing dat dokter Ruardi +eene voorstelling der saizoenen nahield, waaraan het element der +draperie zoo te eenemaal ontbrak. Bloemen en vruchten in overvloed; +ook bekers en schalen. Doch van de onontbeerlijkste kleedingstukken +nergens een spoor. + +Een gulle lach uit den mond van den binnentredenden heer des huizes +maakte een einde aan André's kunstbeschouwing. + +--"O, o, mijnheer de puritein," schertste de dokter, "ik zie wel +waaraan het hapert; gij ergert u aan mijne jaargetijden. Maar ga +zitten, neem een sigaar en een glas madera, en ik zal u haarklein de +geschiedenis dier medaljons vertellen." + +Ruardi kon liegen of het gedrukt stond, niet-alleen, maar of een +volleerd tooneelspeler zijne fabelen met studie voordroeg. De inhoud +zijner verhalen wisselde naarmate van het gezelschap waarin hij zich +bevond, en het geval moest zich nog voordoen dat hij in de +tegenwoordigheid van een jong meisje eene anekdote aanroerde die +alleen door gehuwde vrouwen gesavoureerd kon worden, of het voorhoofd +van grijsaards glad zocht te strijken met geestigheden waar alleen een +jong mensch met ongedwongenheid om glimlagchen kon. Hij kende André +nog te weinig om een bepaald oordeel over hem te hebben; doch zooveel +vaster dan de meeste jongelieden van zijnen leeftijd, meende hij, +stond deze vaudeville-held, gelijk hij hem noemde, niet in zijne +schoenen, dat hij aarzelen moest hem de legende der medaljons op te +disschen. Het was het onderhoudend verhaal van een vaderlandsch +edelman, een van Ruardi's voormalige patienten, die gedurende eene +lange reeks van jaren al den tijd, hem door eene sinecure aan ons Hof +gelaten, te Parijs plagt door te brengen. "Hier te lande," zeide +Ruardi, "werd hij aangezien voor een groot heer, en wanneer hij bij +officiële gelegenheden in gala-kostuum als ceremoniemeester fungeerde, +of zoo iets, zag hij er met zijn geborduurden rok vol ridderorden zeer +voornaam uit. Doch daarginds, waar het krielde van russische prinsen +en hongaarsche magnaten, twintig maal rijker en aanzienlijker dan hij, +maakte hij met zijne schelvischoogen en zijn onverbeterlijk hollandsch +accent zulk een beklagelijk figuur, dat hem niets anders overschoot +als zich in de armen van den =demi-monde= te werpen. Op zijn landgoed in +Gelderland of Overijssel had hij de afgod der boeren en de trots van +den burgemeester kunnen zijn; doch liever dan zich des zondags door +den dominé der plaats te hooren gedenken in den gebede, liever dan uit +de hand van onschuldige dorpskinderen verjaarverzen en pionierozen aan +te nemen, liet hij zich plukken door uitgebloeide actrices of de les +lezen door ondernemende figuranten uit de vrouwelijke helft van een +corps-de-ballet. Verleden jaar, in het eind, is hij getrouwd met een +schatrijk meisje uit onze bankierswereld, wier familiewapen, dat +verzeker ik u, minder kwartieren telt dan er hypotheken op zijne +boerderijen staan; en toen ik hem tegen het aanbreken van den grooten +dag weder een weinig op zijn verhaal geholpen had, heeft hij mij +dringend verzocht, hem wel te willen ontheffen van dit viertal +souvenirs uit den tijd zijner losse haren. Ik heb het geschenk +aanvaard, en laat de medaljons daar hangen als eene dagelijksche +waarschuwing aan mijzelven om toch niet af te dwalen van het pad der +deugd." + +--"Durfde ik," zeide André, "ik zou beweren, dat de vermaning te +wegslepend is om volkomen ernstig te kunnen zijn." + +--"Dan zweemt zij naar de predikatien van onzen vriend Lefebvre, die +mij insgelijks toeschijnen, meer te boeijen dan te stichten." + +--"Is dat inderdaad uwe meening? Houdt gij hem niet voor een ernstig +man? Op mij heeft hij een aangenamen indruk gemaakt. Wanneer hij daar +voor u staat met zijn hoog en breed ligchaam, zwaaijend met het +bovenlijf, zich de haren uit het gelaat strijkend, dan vergeet men, +vind ik, zijne korpulentie, zijne krassende stem en zijn groezelig +linnen, en wordt men onwillekeurig medegesleept door zijne +denkbeelden, meer nog dan door zijne woorden. Het is of hij eene +elektriseer-machine in het hoofd heeft, wier vonken hem uit de oogen +schieten." + +--"Ongetwijfeld geef ik u toe, dat Lefebvre een buitengewoon man is, +en gij moet niet denken dat ik kwaad van hem spreek. Zonder dat hij +tot mijne oudste vrienden behoort, ken ik hem toch reeds sedert +geruimen tijd, en telkens als ik hem na eene korter en langer +tusschenpoos weêrzie, gelijk nu dezer dagen het geval is, word ik +versterkt in de meening dat hij de grootste hoogachting verdient. Maar +ofschoon ik over een aantal zaken even zoo denk als hij en hij zonder +eenigen twijfel een man van overtuiging is, wantrouw ik hem toch in +sommige opzigten. Ik geloof inderdaad niet, dat hij zulk een +anti-liberaal is als waarvoor hij zich uitgeeft." + +--"Dat begrijp ik niet. Hetgeen hij zegt komt blijkbaar uit het diepst +van zijne ziel, en hij zou onmogelijk met zooveel vuur kunnen spreken, +indien hij niet geheel doordrongen was van de waarheid zijner +denkwijze." + +--"Maar dat vuur, waarde heer, dat vuur? Let wel dat ik u van uwe +gunstige meening omtrent Lefebvre volstrekt niet wil afbrengen. Ook +ben ik niet genoeg te huis in de denkbeelden, waarmede hij voortdurend +vervuld is. Alleen schijnt het mij toe, dat hij liberaal en +konservatief onophoudelijk met elkander verwart. Wat is liberaal zijn? +Vergeef mij, dat ik zulke pedante vragen opwerp, maar ik, die niets +ben, noch liberaal, noch konservatief,--en in dat opzigt varen wij in +hetzelfde schuitje, niet waar?--ik beweer dat al wie voor iets ijvert, +met iets dweept, aan iets gelooft zoo als de menschen zeggen, liberaal +is. De ernstige behoudsman is positivist, dunkt mij en neemt de +menschen en de dingen gelijk zij zijn. Hoe doet Lefebvre daarentegen? +De vonken van het enthusiasme, gelijk gij teregt opmerkt, spatten hem +uit de oogen. Hij is in zijne soort een fanaticus, en men hoort hem +zijn konservatisme bepleiten met eene ingenomenheid, die den +trouwhartigsten liberaal niet misstaan zou. Neem mij niet kwalijk, +maar ik houd niet van zulke begripsverwarringen. Lefebvre is met al +zijne paradoxen en al zijne sarkasmen een goed man, en toch geloof ik +dat hij de lieden van het spoor brengt. Wie mede spreekt over de +publieke zaak, moet weten wat hij wil; en dat weet Lefebvre niet. Hij +dooft bij anderen juist datgene uit, waarin het aantrekkelijke van +zijn eigen persoon gelegen is; en indien ik u de gulle waarheid zeggen +mag,--mijn onbeduidende kamerheer-ceremoniemeester, met zijn +schelvischoogen en zijne vooze konstitutie, is in mijne oogen een +onschadelijker lid der zamenleving dan de geniale Lefebvre." + +--"Jawel; maar men behoort in deze wereld nog iets meer dan alleen +onschadelijk te zijn. Lefebvre is in elk geval eene kracht." + +--"En mijn ceremoniemeester dan? Daareven heb ik zoo onbarmhartig den +draak met hem gestoken, dat ik mij verpligt acht, nu ook iets te +zijnen voordeele te zeggen. Het is, dat hij in een ander land als het +onze, een genoeglijk leven en schoone vrouwen is gaan zoeken. Die +verdienste schijnt gering, maar in mijne schatting is zij eene daad +van toegepaste metaphysica, niet-alleen, maar van de eenige +metaphysica die onze aandacht verdient. Ik geloof namelijk aan het +bestaan van den hartstogt dien men liefde noemt, en dien ik voor mij +als den volmaaktsten vorm van het menschelijk zijn beschouw. Gij +begrijpt mij? Wanneer iemand mij komt verhalen dat hard werken zijn +lust en zijn leven is, keer ik hem in gedachte den rug toe; want +ofschoon ik zeer wel inzie dat de wereld niet zou kunnen voortduren, +indien wij niet elk op onze beurt ons inspanden, vind ik in den arbeid +iets vernederends, en zoo menigmaal een dusgenaamde werkezel mij den +lof van zijn bestaan komt zingen, gevoel ik lust hem aan zijn naam te +houden, en hem te zeggen dat hij inderdaad een langoor is. Nu, iets +dergelijks is ook het geval met alle andere quasi-genoeglijke +aandoeningen van onze ziel, de liefde uitgezonderd. Rijk te willen +zijn, beroemd te willen zijn, een eerzaam huisvader te willen +zijn, lid van de Tweede Kamer te willen zijn,--van elk dier idealen, +deze nederig, gene subliem, is zekere mate van trivialiteit +onafscheidelijk. Daaronder is er niet één... Doch ik verveel u met +mijne bespiegelingen?" + +--"Neen," zeide André, "het tegendeel is waar; maar ik vraag mij af, +of ook de minnarijen van uw verloopen kamerheer niet insgelijks min of +meer triviaal waren?" + +--"Natuurlijk, wel zeker," hervatte de dokter, "maar mijn kamerheer +bevond zich niettemin op den goeden weg. De soort van liefde, +waarmede hij, omdat hij een Hollander, een stumpert en een kamerheer +was, zich vergenoegen moest, beantwoordde op ver na niet aan het +begrip van dien hartstogt. Het was er eene karikatuur, eene parodie, +eene charge van. Doch dit neemt niet weg dat men met een weinig takt +zeer wel in die misvormde trekken het oorspronkelijk beeld herkennen +kan. Geen man, daar houd ik het voor, vervult zijne bestemming, indien +hij zich niet aan de vrouwen wijdt; en geene vrouw draagt haren naam +met eere, indien zij niet in staat is een hartstogt in te boezemen, +sterk genoeg om u ter wille daarvan alles te doen vergeten. Elke +vrouw, die dat vermag, is schoon, ook al zouden hare vriendinnen haar +leelijk noemen; en ziedaar"--hier barstte de dokter op nieuw in een +gullen schaterlach uit, die moest aanduiden dat hij met zijne eigen +theorien een loopje nam en er niet om gaf of hij zichzelven al dan +niet tegensprak,--"ziedaar waarom ik beweer dat er in Holland geene +schoone vrouwen zijn!" + +André zou hebben willen vragen: "En Emma dan? En Lidewyde?" Doch het +was duidelijk dat Ruardi met zijne stelling niets personeels bedoelde, +en het zou belagchelijk geweest zijn, vond hij, aan diens woorden meer +beteekenis te hechten dan waarop zij aanspraak maakten. + +--"Meent gij," vroeg hij, 's dokters woorden voor de leus =au sérieux= +nemend, "meent gij dat de vrouwen in Holland minder hartelijk of +toeschietend zijn dan in andere landen? Mij is dat zoo niet +voorgekomen. Ook het tegendeel niet. Het is waar, dat ik weinig in het +buitenland verkeerd heb. Maar te oordeelen naar de vreemdelingen met +wie ik nu en dan in kennis ben gekomen, zou ik zeggen dat zoowel de +mannen als de vrouwen in alle landen van Europa tamelijk veel op +elkander gelijken." + +--"Nu ja," zeide Ruardi, "ik geef u toe dat de gelijkvormigheid van +menschen en van dingen een der sprekendste karaktertrekken van onzen +tijd is. Al onze mannen dragen een ronden hoed, al onze vrouwen een +hoepelrok, en men moet in onze dagen de menschen persoonlijk kennen om +Rothschild van zijn kantoorbediende, of Keizerin Eugénie van hare +modemaakster te kunnen onderscheiden. Zelfs bij de militairen vindt +men bijna geene onderscheidingsteekenen meer; en de kolonel van een +regiment huzaren in groot uniform gelijkt sprekend op zijn oppasser. +Onder ons gezegd is dat niet de beste dienst die de Fransche Revolutie +ons bewezen heeft. Het is niet natuurlijk dat elk huisonderwijzer +president van een ministerraad, elk adjunkt-kommies onderkoning van +eene kolonie worden kan. Goede onderkoningen bekomt men niet op die +wijze, maar wel ongedurige adjunkt-kommiezen. Daar is nu evenwel niets +aan te doen, en men moet de tijden nemen gelijk zij zijn. Daarenboven +zou het mij niet fraai staan, kwaad te spreken van de egaliteit. Toen +mijn piemontesche overgrootvader zich hier te lande als +schoorsteenveger kwam nederzetten, droomde hij ook niet dat zijn +achterkleinzoon eenmaal ongestraft, wat zeg ik? op uitdrukkelijk +verzoek de hagelblanke pols zou mogen voelen der meest patricische +dames. Ik beweer alleen, dat onder de oppervlakte der gelijkheid, in +onze europesche maatschappij, een bepaald verschil van rassen is +blijven voortbestaan, waaronder het hollandsche van beiderlei geslacht +vooral niet uitmunt. De Duitschers praten van kultuurvolken, en zij +houden zichzelven voor één daarvan. Ik mag het lijden, ofschoon het +mij nooit is mogen gelukken, in de duitsche beschaving iets +noemenswaardigs te ontdekken wat niet van de Franschen of de +Engelschen geborgd was. Indien de Duitschers werkelijk een kultuurvolk +zijn, zijn zij het van de nabootsing; hetgeen, let wel, in elk geval +beter is dan, zoo als wij, zelfs in de nabootsing niet uit te munten +en =traînards= te zijn tot in de assimilatie toe. De Spanjaarden en de +Italianen (moge mijn overgrootvader mij die gelijkstelling vergeven!) +hebben hun besten tijd achter den rug; zij zijn kultuurvolken geweest, +gelijk de Russen het nog worden moeten; indien althans mijn vriend +Börne het bij het regte einde had, toen hij de Moskoviten het eenige +volk van Europa noemde, van hetwelk onze maatschappij nog een weinig +bloedvernieuwing verwachten kon. Ik voor mij ben op die verversching +in het minst niet gesteld, en zoo lang er Franschen en Engelschen +zijn, vooral Franschen, geloof ik dat wij de Russen best missen +kunnen. Werkelijk zijn de Franschen het universeelste volk van de +geheele wereld. Hunne taal te radbraken is zelfs onder ons een vast +kenmerk van rusticiteit. Wanneer wij goed gekleed willen gaan, +bedienen wij ons van een franschen snijder, en iederen keer dat wij +een feestelijken maaltijd wenschen aan te rigten, nemen wij onze +toevlugt tot een franschen kok. Parijs is de stad waar het toilet van +alle toonbare vrouwen der beide halfronden vastgesteld wordt, en onze +meest orthodox-gereformeerde dames zouden niet op de openbare straat +durven verschijnen, indien hare hoeden of japonnen niet zweemden naar +de Parijsche modeplaatjes van den vorigen dag. Het is inderdaad +merkwaardig, dat eene hollandsche vrouw van den eersten rang, indien +zij voor een keer er regt achtbaar en fashionable wenscht uit te zien, +dat doel het best bereiken kan door zich te kleeden gelijk twee +saizoenen geleden de bloem der Parijsche courtisanes zich uitdoste. En +die hulde is niet onverdiend. Zulk eene Parijsche courtisane toch +staat als vrouw, ik bedoel als liefhebbend wezen, werkelijk hooger dan +de gedistingeerdste vrouwen bij ons. Noem mij zoo onbeleefd als gij +wilt, de feiten getuigen in mijn voordeel. Mij is in Nederland geene +enkele vrouw bekend, die voegzaam de heldin van een roman zou kunnen +zijn; en men moet tot Jacoba van Beijeren opklimmen,--van Beijeren, +hoort gij wel?--om in onze vaderlandsche geschiedenis een persoon +te ontmoeten, die eenigszins (en dan nog!) tot draagster zou +kunnen dienen van de edelste aandoeningen van het vrouwelijk +gemoed. Ik zeg u, de hollandsche vrouwenwereld is eene wereld +van bakers en kindermeisjes, gelijk onze mannenwereld er eene van +katechiseermeesters is." + +--"Ik wenschte," zeide André, "dat mijn aanstaande schoonvader u +hoorde. Hij erkent wel, dat onze landaard tegenwoordig niet half zoo +veel te beduiden heeft als voorheen, maar gelooft toch aan het bestaan +eener hollandsche nationaliteit en is daarvan een vereerder. Hij zou +uwe invektiven beter weten te beantwoorden dan ik." + +--"Ik heb de eer niet uw aanstaanden schoonvader persoonlijk te +kennen," antwoordde Ruardi, "en indien ik het genoegen had hem te +ontmoeten, zou ik waarschijnlijk mijne denkbeelden voor mijzelven +houden. Het is eene vaste gewoonte van mij, en die ik u ter navolging +durf aanbevelen, nooit te redetwisten met mannen van zekeren leeftijd +en zekere rigting. De oude heer Visscher is artist geweest, niet +waar?" + +--"Geweest, ja, en in zekeren zin is hij het nog. Zijne groote +bewondering voor onze dichters en schilders der 17de eeuw doet hem +belang stellen in al hetgeen ook nu nog bij ons op dat gebied +voorvalt. Volgens hem, zouden onze kunstenaars van den tegenwoordigen +tijd slechts hun eigen voorgeslacht tot model behoeven te kiezen, om +den hollandschen naam weder tot eer te brengen. En zoo denkt hij in de +meeste dingen. In de politiek behoort hij tot geene der tegenwoordige +partijen, maar is een vaderlandlievend man, die met zijne geheele ziel +aan eene providentiële roeping van ons Vorstenhuis gelooft en maar één +programma kent: Oranje en de vrijheid." + +De dokter schudde ongeloovig het hoofd. + +--"Waarom houdt gij dat voor eene illusie?" vroeg André. "Is het +onnatuurlijk dat een Koning zich tot orgaan der volkswenschen maakt?" + +--"Ik bid u," antwoordde Ruardi, "bewaar die vragen voor uw +eerstvolgend onderhoud met Lefebvre. Mij klinkt het programma van uwen +schoonvader in hope als een fragment uit ik weet niet welke +gedenkschriften =d'Outre-Tombe= in de ooren; doch wat bewijst dit? Ik +bemoei mij niet met politiek, en mijne vreemde afkomst maakt mij +ongevoelig voor de tooverkracht met uwlieder nationale overleveringen +en sympathien. Waarom regeert in Nederland eene familie Oranje-Nassau? +Wat beduiden die uitheemsche namen? Is uw land zoo arm aan edele +geslachten, dat buitenlanders naar hier zijn moeten overkomen om u te +regeren? Ik versta het niet en weet het niet. Van mijnheer Visschers +bondgenootschap tusschen Oranje en de vrijheid begrijp ik geen +syllabe. Uw vorstenhuis is, voor zoo ver ik oordeelen mag, nooit iets +anders geweest als de bondgenoot van =the mob=, en zijne geschiedenis is +die van eene fortuinzoekende dynastie, die er in den loop des tijds in +geslaagd is, de rol van ambtenaar te verruilen voor die van souverein. +Doch ik kwets met mijne ketterijen uwe regtzinnig-nederlandsche +ooren?" + +--"Dat doet gij," zeide André, "maar het is mijne eigen schuld. +Bovendien zou mijnheer Visscher u niet toegeven, dat de Hollanders +geene natie zijn, alleen omdat de grondlegger van hunne nationaliteit +een vreemdeling geweest is. Er is eene hollandsche kunst en eene +hollandsche litteratuur geweest, beweert hij; en zoo lang Holland +bestaat, is er mogelijkheid dat die kunst en die litteratuur +terugkomen. Het zijn de besten die zich beteren, volgens hem." + +--"Beterschap is een woord", zeide de dokter, "waarvan de medici zich +uit goedhartigheid bedienen in den dagelijkschen omgang met +individuen, doch waarvoor in het leven der volken geene plaats is. Men +is eene natie, of men is het niet." + +--"Men zou kunnen opgehouden hebben het te zijn, en het niettemin +naderhand weder kunnen worden", meende André. + +--"Wel mogelijk," was het antwoord; "doch voor de Hollanders, die te +geener tijd eene natie geweest zijn, is die troostgrond zwak. De +Japannezen zijn het eenige volk der aarde, dat zich ooit ingespannen +heeft om uwe taal te leeren; en nu eindelijk voor hen het oogenblik +gekomen is om voor die moeite beloond te worden, kunnen zij met uwe +wanspraak nergens teregt. Is dat een bewijs van nationale kracht? Is +het dat van de zijde van een volk, dat twee honderd en vijftig jaren +lang in het bezit geweest is van de prachtigste kolonien en met de +geheele wereld handel gedreven heeft? Geloof mij, eene natie wier taal +men ontberen kan, telt niet mede in de rij der volken. Wanneer de +wereldgeschiedenis haren gang kan gaan, zonder notitie van u te nemen; +wanneer zij zichzelve zou moeten benadeelen en stil zou moeten staan, +om zich met u onledig te kunnen houden,--deedt gij beter, zooals de +boeren zeggen, eijeren voor uw geld te kiezen. Er is een tijd geweest, +nu ja, dat Holland eene plaats in den europeschen kabinetsraad had; +doch op welken voet? Niet uwe beschaving deed u den toegang tot dien +areopagus verwerven, maar uwe schaggeraarsnatuur. Gij zijt een +tijdlang de woekeraars van Europa geweest; en daarin heeft het +voornaamste punt van overeenkomst tusschen u en het volk Israel +bestaan. Doch toen uw geld op was, hebben de welopgevoede natien u den +rug toegekeerd, even als aan de akademien de jongelui van goeden huize +wel voor eene poos omgang houden met den vermogenden kinkel die hun +oesters voorzet en champagne schenkt, maar hem aan zijn lot overlaten +zoodra het uitlekt dat zijn vader bankroet gemaakt heeft. Gij zijt, +met uw verlof, te allen tijde de risée en de dupe van Europa geweest; +en alleen het isolement, waartoe gij vervallen zijt, is oorzaak dat +het menschdom,--hetwelk thans van die dingen geene kennis neemt en dan +ook waarlijk zijn vrijen tijd nuttiger besteden kan,--niet nog +dagelijks schatert van lagchen om al die boeken en bladen waarin gij u +zelven honig om den mond smeert, uwe mediokriteiten tot den rang van +geniën verheft, en uwe voorvaderen groot noemt, in de hoop dat uwe +kinderen niet bemerken zullen hoe klein gij zijt." + +--"Ik geloof inderdaad niet," zeide André, "dat mijnheer Visscher zich +door uwe beschouwingswijze van zijn stuk zou laten brengen. Niets zou +ons verhinderen, volgens hem, weder een toonbaar volk te worden, +gelijk gij het noemt, indien wij ons op nieuw leerden onderscheiden +door onze degelijkheid. Wij zouden dan wel niet kunnen wedijveren, +gelijk voorheen, met de Engelschen of de Franschen, en zelfs niet met +de Duitschers, maar dit zou niet beletten, dat wij onder de volken van +den tweeden rang eene eervolle plaats konden innemen." + +--"Mijn lieve mijnheer Kortenaer," antwoordde de dokter, die op zijne +wijze van lieverlede ernstiger geworden was en nu bijna gemoedelijk +werd, "ik herhaal dat ik voor uw aanstaanden schoonvader den meest +mogelijken eerbied heb en hem gaarne voor een merkwaardig man houd; +doch neem mij niet kwalijk, dat ik zijne denkbeelden droomerijen noem. +Hoe kan eene natie weder in het bezit komen van eene eigenschap, die +zij verloren heeft? Dat is zuiver woordenspel. Nationale deugden zijn +geene verdwaalde wandelstokken of doekspelden, waarvan de kommissaris +van politie in de courant adverteert dat de eigenaren ze aan zijn +bureau terugbekomen kunnen. Doch al konden uwe Hollanders zich de +voorvaderlijke degelijkheid op nieuw eigen maken,--houd mij ten goede +dat dergelijk ondernemen mij toeschijnt een even onbegonnen werk te +zijn als uit het venster te gaan liggen, ten einde zichzelven te zien +voorbijgaan op de straat,--die degelijkheid, waarmede mijnheer +Visscher zoo ingenomen is, vormt mijns inziens juist een voornaam +beletsel tegen uwlieder toenemen in beschaving. Predik degelijkheid +aan een Franschman, en ik zal u begrijpen; want in het fransche +volkskarakter is die kwaliteit niet in zoo ruime mate voorhanden, dat +zij niet nu en dan aanmoediging zou behoeven. Predik degelijkheid aan +de Spanjaarden, de Italianen, de Mexikanen, de Mohikanen, aan wie gij +wilt. Doch wanneer ik haar u aan de Hollanders hoor verkondigen, +verbaas ik mij. Gij kondt even goed tot hen zeggen: Lieve vrienden, +gij zijt geboren lummels; draagt derhalve vooral zorg, dat gij den +hoogsten trap der lummelachtigheid bereikt. Neen, indien gij van uw +volk nog iets maken wilt, en gij niet vreest den moriaan te zullen +schuren, leer den Hollanders urbaniteit, goede manieren, een goeden +toon; bovenal, leer hen omgaan met vrouwen. Gij spot met mij, omdat ik +telkens op hetzelfde aanbeeld sla; en ik ben op dat punt, ik erken +het, een weinig monomaan. Doch zeg mij, zou uw aanstaande schoonvader, +die zulk een bewonderaar der oude hollandsche schilders is, zou hij in +staat zijn één doek dier heeren te noemen, waarop een aanvallig +vrouwenbeeld voorkomt? Ik laster uwe nationale schilderschool niet, +dat spreekt; maar dit durf ik volhouden, dat men in de italiaansche of +de spaansche kunst een volslagen vreemdeling moet zijn, om niet te +gevoelen dat de uwe in sommige voorname punten jammerlijk te kort +geschoten is. Van Rafael, van Titiaan, van Murillo, van Velasquez, van +honderd andere schilders uit die scholen, weet men de schoonste +vrouwelijke typen te noemen; beelden, waarop het verste nageslacht +met bewondering staren zal en bij wier aanschouwen men door de hoogste +verrukking wordt medegesleept. Doch uw Frans Hals en uw Van der Helst, +wat hebben zij geschilderd en aan welke onderwerpen hebben zij hunne +beste krachten verspild? Schuttersmaaltijden, op mijn woord van eer! +waar men het vet der karbonaden langs de vingers der onhebbelijke +gasten ziet druipen, en de rhijnsche wijn hunne wangen zoo rood ziet +kleuren als de kalkoensche hanen, die zij meteen naar binnen zullen +slaan. Loopt er temet een vrouwenbeeld onder hunne voorstellingen, het +gelijken altegader hofjesjufvrouwen, regentessen van weeshuizen, met +gezigten om bang van te worden, en in het kostuum eener strafkolonie. +Rembrandt in persoon maakt geene uitzondering op dien regel, en ik +noem het karakteristiek, dat de bloem zijner vrouwenportretten eene +dame in de interessantste van alle positien voorstelt. =Low life=, ziet +gij, =low life= is het natuurlijk element van uwe groote hollandsche +schilders geweest; en dat veroordeelt hen. Zij hebben geen oog gehad +voor den hoogsten vorm der schoonheid, of indien al, geen talent +genoeg om dat schoon te reproduceren." + +--"Heine beweert," zeide André, "dat Jan Steen een even groot schilder +geweest is als Rafael." + +--"Met die autoriteit kan het u geen ernst zijn, waarde heer," +antwoordde de dokter. "Wie ontkent dat Heine de grootste europesche +schrijver is van den nieuwen tijd? De eenige, misschien, die nooit +verveelt, maar altijd nieuwe denkbeelden bij u opwekt? De onzigtbare +weldoener en verlosser van eene in de pedanterie verzonken +maatschappij? Doch wat hij van de godsdienst der vreugde zegt, die Jan +Steen vertegenwoordigen zou, in onderscheiding van de door Rafael en +zoo vele anderen in beeld gebrachte godsdienst der smart, is hoogst +eenzijdig. Hij droomt van een tijd dat de nachtegalen vrijheid zullen +hebben om naar hartelust hier beneden hunne blijde kreten te slaken: +doch noemt gij het vreugde, met eene bierkroes in de hand en met den +arm om het midden van eene dikke boerenmeid, in de gelagkamer van een +dorpsherberg de horlepijp te dansen? Geloof mij, het staat met de +slemppartijen van Jan Steen als met die van Frans Hals: de roem dier +voorstellingen is in zekeren zin de schande van uw land. Voor het +overige doet het mij genoegen dat gij Heine leest, en derhalve nog in +iets anders smaak hebt als in den kost dien uwe landslieden u +voorzetten." + +--"Ik verdien dat kompliment maar half, dokter, niet-alleen omdat ik +Heine slechts zeer oppervlakkig ken, maar ook omdat ik werkelijk tot +de vereerders behoor van sommige onzer vaderlandsche auteurs." + +--"Hoe is het mogelijk!" riep Ruardi, de handen ten hemel heffend. +"Neen, dan moet ik u zeggen dat uwe schilders, hoe veel er ook op hen +aan te merken zij, toch altijd nog hooger staan dan hunne +kunstbroeders met de pen. Waarom bestaat er geene leesbare +geschiedenis van uwe letterkunde? Omdat, lieve vriend, zelfs een +fransche kok een haas noodig heeft om hazepeper te kunnen maken. Een +volk, dat nooit een eigen denkbeeld vertegenwoordigd heeft; altijd, om +zoo te zeggen, op den boer heeft gereisd; nooit iets anders heeft +gedaan als navolgen en achteraan komen,--zulk een volk, dat spreekt, +heeft geene litteratuur die het de moeite waard zou zijn te boek te +stellen; en men rigt dan ook bij u standbeelden op voor letterkundige +grootheden wier werken zoo weinig gehalte bezitten, dat wie beproeven +wil, ze in eene beschaafde taal over te brengen, het er stelselmatig +op aflegt. Ik heb evenmin verstand van litteratuur als van politiek, +en verzoek u daarom, aan mijne meening niet meer waarde te hechten dan +zij verdient; doch niemand heeft ooit in mijne oogen een juister +oordeel over uw proza en uwe poëzie geveld dan de oude Disraëli, +wanneer hij van u zegt dat bij eene natie, wier litterarische +producten de middelmatigheid niet te bovengaan, het middelmatige voor +uitstekend geldt, en hetgeen zulk eene natie meesterstukken noemt, in +vergelijking van hetgeen beschaafder volken voortgebragt hebben, +slechts knapenwerk is. Kent gij een hollandschen roman, een hollandsch +drama, een hollandsch dichtwerk, waarin eene heldin voorkomt, die gij, +ik zeg niet voor uwe grootmoeder of voor uwe schoonmaakster, maar voor +uwe vrouw zoudt willen hebben? Ik niet. Men klaagt dat uwe +welopgevoede dames die boeken versmaden, en aan fransche romans, soms +van het ligtst allooi, de voorkeur geven; men noemt het ergerlijk, dat +fatsoenlijke hollandsche meisjes, die uit volle borst van: "=O mon +Fernand!=" en van: "=Robert! toi que j'aime=" zingen, wanneer men haar +een minnedichtje van Hooft in handen geeft, aan het ginnegappen en +blozen slaan. Doch niets is mijns inziens natuurlijker. De liefde, die +de zenuw der romantiek is, heeft te allen tijde bij u om brood +geloopen; doch tevens is die hartstogt zulk een tiran, dat gij hem +hulde bewijst in de vormen van het buitenland. Missen kunt gij hem +niet; maar wanneer hij uwe taal spreekt zet gij het op een loopen. Hij +mag zichzelven bij u ridikuul maken; mag het idioom uwer achterbuurten +nabootsen; mag optreden in de gedaante van een korporaal, die een +dienstmeisje aan zijn hart drukt. Zoodra hij zich evenwel verstout, +eene sport hooger te klimmen op den maatschappelijken ladder en hij +het ernstig begint te meenen, beleeft men tweederlei verschijnsel: de +kunst uwer dichters schiet dan eensklaps te kort, en de natuurlijke +terugwerking van dat onvermogen is, dat men hen uitlacht of van hen +walgt." + +--"Zoodat?" vroeg André, oprijzend om te vertrekken. + +--"Zoodat," antwoordde de dokter, hem tot afscheid de beide handen +drukkend en eensklaps zijn gewonen lagchenden toon hernemend, "sommige +jeugdige Nederlanders van geluk mogen spreken, de toekomstige +echtgenooten te zijn van meisjes, zooals Rembrandt ze niet geschilderd +en Hooft ze niet bezongen heeft." + + +Aldus korrigeerde dokter Ruardi, met meer valsch vernuft dan echte +logica, hetgeen hij de fout van zijnen vriend Lefebvre noemde: +jongelieden minachting in te boezemen voor andersdenkenden. + + + + +VIJFTIENDE HOOFDSTUK. + + +--"Hemelsche goedheid," zeide André bij zichzelven, toen hij buiten de +stad gekomen was en het schijnen kon dat hij met het laatste gedeelte +van Ruardi's sigaar ook de bedwelming van Ruardi's drogredenen van +zich afwierp, "in welke verbijsterende mate bezit die goede man het +talent van doorslaan! Zonder onbeleefd te worden kon ik hem niet +telkens in de rede vallen, en daarom heb ik meestentijds gezwegen; +doch het zou inderdaad al zeer weinig moeite behoeven te kosten hem +slag op slag in zijne eigen woorden te vangen. Het kleingeestigst van +al vond ik die aanmerking op de Nassau's. Wat doet het er toe, of eene +dynastie al dan niet familie van ons is, indien zij ons eeuw in, eeuw +uit, onbetaalbare diensten bewijst? Zulk een kosmopoliet als Ruardi +behoorde daaromtrent minder bekrompen te denken. Doch hij schijnt mij +toe een oppervlakkig man te zijn, en ik wil wedden dat hij de +hollandsche boeken en de hollandsche schilderijen, waarover hij met +zooveel minachting spreekt, meest van hooren zeggen kent. Neen, dan is +Emma's vader in die zaken vrij wat beter te huis. Potsierlijk vond ik +het, dat hij ons volk opvoeden wil door den omgang met vrouwen. Nu, +men behoeft zijne vier jaargetijden slechts aan te zien, om te +gevoelen dat het zeer onvoorzigtig zou zijn hem bij die soort van +hoogere burgerschool tot docent aan te stellen! En wat doet Dijk met +zulk een vriend? Doch vermoedelijk kent Adriaan hem even kwalijk als +hij zelf Hooft en Rembrandt kent. Ruardi moet er slag van hebben, met +allerlei soort van menschen om te gaan, anders kon hij hier in de stad +onmogelijk zoo gezien zijn als ik geloof dat hij is. In gezelschap van +jonge dames en oude heeren slaat hij stellig een geheel anderen toon +aan als wanneer hij onder vier oogen met jongelui van mijn leeftijd +praat. Van tijd tot tijd vond ik hem heel aardig, en ik kan mij best +begrijpen dat men hem over het algemeen gaarne lijden mag. Zelfs +verwondert het mij dat Lidewyde hem moede schijnt te zijn. Doch +misschien pleit het in haar voordeel, dat zij genoeg van hem heeft. Om +de gulle waarheid te zeggen,--wanneer Ruardi beweert dat de +hollandsche vrouwen niet mooi of niet teeder zijn, geloof ik dat hij +doet als de vos in de fabel, en hij de druiven, die hem te hoog +hangen, zuur noemt. Hij zou wel anders spreken, verbeeld ik mij, +indien Lidewyde van hem gediend was! Maar zij heeft groot gelijk dat +zij dien gesublimeerden commis-voyageur,--want meer dan een +commis-voyageur onder het masker van een wijsgeer is hij toch +eigenlijk niet,--van zich afhoudt." + +André zou meer fierheid en meer bekwaamheid ten toon gespreid hebben, +indien hij onder een voegzamen vorm een gedeelte van deze denkbeelden +voorgedragen had in Ruardi's bijzijn, en elk moet het afkeuren dat +zijne gemaakte minachting voor den dokter ten slotte hare meest +geconcentreerde uitdrukking vond in eene insolentie. Doch de +Kortenaers der 19de eeuw zijn minder dapper en hebben minder +tegenwoordigheid van geest dan hun stamvader, en wanneer de bron +hunner argumenten uitgeput is, of niet vloeijen wil, vergenoegen zij +zich somwijlen met beleedigende bijnamen. De omstandigheid dat Ruardi +een bovenhuis bewoonde was dan ook noch de eenige, noch de voornaamste +reden dat André's gevatheid eerst aan het licht kwam, toen hij 's +dokters trap reeds een half uur geleden afgedaald was. Te schitteren +met =esprit d'escalier= strookte met zijn karakter, helaas; en zijn +gebrek aan moed was slechts een andere vorm van zijn gebrek aan +opregtheid. Het was onwaar dat hij Ruardi met ergernis had aangehoord. +Veeleer had het hem gevleid, dat iemand met zulke buitengewone gaven, +die van zijne ware gevoelens voor alle andere menschen een geheim +maakte, hem tot zijnen vertrouwde scheen te hebben gekozen. Het +aanhooren van Ruardi's vermakelijken onzin, indien men daartegen niet +met nadruk en waardigheid opkwam, stond gelijk, dit gevoelde hij, met +een begin van medepligtigheid. Doch hij wilde wel zoo; en de ander was +in zijne oogen een veel fijner opmerker en veel onafhankelijker denker +dan men uit het in de eenzaamheid hem naar het hoofd geworpen +epitheton zou hebben opgemaakt. De eenige reden waarom hij Ruardi's +verdiensten met woorden poogde te verkleinen, was dat hij hem Lidewyde +niet gunde; en hij zou over den afwezige met veel meer lof gesproken +hebben, indien hij vaster overtuigd geweest was, dat Lidewyde ten +aanzien van den dokter altijd dezelfde onverschilligheid zou blijven +gevoelen. + + + + +ZESTIENDE HOOFDSTUK. + + +--"En is dat nu de stad waar mijnheer Lefebvre woont?" vroeg Emma, +toen de trein zich in beweging zette en zij het oog kon laten gaan +over de schoorsteenen en de kerktorens van T. + +--"En tevens de stad waar gij van nacht gelogeerd hebt," antwoordde +André, die tegenover haar zat. + +--"Jawel," zeide zij, "maar groote steden hebben een geheel ander +voorkomen wanneer men ze op een afstand ziet, als wanneer men er zich +in ophoudt. En het is alsof men dan ook een anderen indruk van de +menschen ontvangt." + +--"Er is aan T. niet veel te zien," meende André. + +--"Vindt gij? Váder zeide van wel. Zoodra hij mij gisteren-avond in +het logement bezorgd had, is hij eene wandeling door de stad gaan +doen, en van ochtend was ik nog niet bij de hand, of hij was al weder +op het pad. Het stadhuis, de groote kerk, de vleeschhal, de poort aan +de zijde van het bolwerk, ik weet niet wat al wonderen hij mij +daarvan niet verhaald heeft. Het is jammer dat de treinen elkander zoo +snel opvolgen, anders had hij u zeker uitgenoodigd tusschentijds het +een en ander met hem te gaan zien." + +--"Luister eens, Emma," zeide André, eensklaps van toon veranderend, +"wij zijn nu nog alleen en kunnen dus vrijuit zamen spreken. Aan het +volgend station bekomen wij welligt reisgezelschap, en moeten òf +zwijgen, òf praten over het mooije weer. Wees dus openhartig, en zeg +mij waaraan ik uwe afgemetenheid moet toeschrijven? Uw vader, +daareven, was hartelijker dan gij." + +Emma antwoordde niet en staarde het raampje uit. Van de monumenten van +T's geloof en T's industrie was thans weinig meer te zien, en men +behoefde het meisje niet van nabij te kennen, of te weten wat omging +in haar hart, om aan de uitdrukking van haar gelaat te bespeuren dat +zij zich op dit oogenblik minder dan ooit bekommerde om het verband of +de tegenstrijdigheid van kerkgebouwen en katoenfabrieken, +steenkolendamp en wierookwalm. Zij dacht aan andere dingen, die zij +gewigtiger vond. + +--"Emma," vroeg André nogmaals, "waarom zijt gij koel tegen mij? In +veertien lange dagen hebben wij elkander niet gezien, en gij behandelt +mij alsof ik een vreemdeling voor u was. Ik heb allen eerbied voor +oude gebouwen; doch toen ik dezen ochtend van M. vertrok om u te komen +afhalen, is mijne eerste zorg niet geweest, te T. onderzoek te doen +naar de architektuur van den vleeschhal." + +--"Ik geloof niet, André," zeide zij, bijna zonder hem aan te zien, +"dat die veertien dagen u bijzonder lang gevallen zijn." + +--"Hoe nu? Zal ik van gebrek aan liefde voor u beschuldigd worden, +alleen omdat ik in de eenzaamheid zoo goed mogelijk mijn tijd zoek te +korten? Indien gij geen lust hadt om naar M. te komen en van de +uitnoodiging van freule Steinmetz gebruik te maken, waarom mij dat +niet ronduit geschreven? Wat is de reden dat ik u niet mogt komen +afhalen van Duinendaal? Uwe antwoorden waren zoo gul en hartelijk, dat +ik niet anders denken kon, of gij waart met de door Lidewyde gemaakte +schikking even ingenomen als ik. Of is er iets tusschenbeide gekomen +dat ik niet weet? Vindt uwe moeder het niet goed dat gij te M. komt +logeren? Aan uw vader heb ik niets kunnen bespeuren. Hij was even +vriendelijk als altijd." + +Er kwam beweging in Emma's trekken. Zij staarde nu niet meer naar +eene zijde, het venster uit, maar hield, ofschoon met nedergeslagen +oogen, het aangezigt naar André gekeerd. Hij vond haar in die houding +schooner en lieftalliger dan ooit te voren. Het eenvoudig reistoilet +scheen opzettelijk voor haar uitgevonden te zijn, zoo goed kleedde het +haar en zoo volkomen voegde het bij hare taille. Het zuiver ovaal van +haar gelaat vormde met hare blonde krullen, thans aan weerszijde in +één zwaren lok vereenigd, het bekoorlijkst geheel. Op nieuw maakte hij +in zijnen geest eene in de laatste dagen herhaaldelijk ontworpen +vergelijking, en ditmaal sloeg de schaal zeer bepaald naar Emma's +zijde over. Lidewyde had noch dat voorhoofd,--zoo rein, dat een engel +het gekust zou hebben,--noch dien lieven trek om den mond, noch die +zachte wangen, noch het zedige dier lange wimpers. Met kracht kwam +zijne eerste liefde weder bij hem boven; en toen hij onder elk dier +wimpers zich een kristalhelderen traan zag vormen, vonkelend als +diamant, was de triomf voltooid. Hij greep hare twee kleine handen in +de zijne en riep in geestvervoering uit: + +"Om godswil, Emma, maak mij niet rampzalig! Kwel u zelve niet! Ik heb +u lief met geheel mijn hart! Schrei niet, en zie mij aan!" + +Nog kwam geen glimlach spelen om haren mond; doch zij voldeed +niettemin aan zijn verlangen en sloeg de oogen naar hem op. Zulk een +blik moet het geweest zijn, die de dichters der oudheid heeft doen +zeggen, dat het licht in de oogen der vrouwen het doorbrekend zonlicht +gelijkt. + +--"André," zeide zij, hare eene hand loswikkelend uit zijnen greep en +met haar zakdoek de opkomende tranen wegwisschend, "gij vergist u te +eenemaal in mijn gevoelens. Vooreerst is het volstrekt niet waar, dat +gij niet naar Duinendaal zijt mogen komen. Niemand heeft u dat +verboden; maar het was, gelijk ik u geschreven heb"... + +--"Ik bid u, lieve," viel hij haar in de rede, "doe geene moeite om +mij van mijn ongelijk te overtuigen. Dat gij verdriet hebt gehad is +het duidelijkst bewijs van mijne schuld. Wees vriendelijk tegen mij, +en ik zal erkennen dat gij bij uitnemendheid de kunst van straffen +verstaat." + +--"Neen, André, zoo moet gij niet spreken. In het begin van onze +kennismaking voerdet gij nooit zulk eene ligtzinnige taal, en juist de +verandering die in dat opzigt eensklaps over u gekomen is, maakt mij +bekommerd. Waarom mag ik u niet herinneren, dat uw niet-overkomen naar +Duinendaal de natuurlijkste zaak der wereld geweest is? Vader vond +het te vermoeijend voor mij, op één dag zulk eene verre reis te doen; +en om die reden-alleen heb ik u geschreven, mij te T. te komen +afhalen. Het is niet goed van u, het te doen voorkomen, alsof mijn +oogmerk met die schikking geweest was, u op een afstand te houden." + +--"De schikking heeft niettemin op mij dien indruk gemaakt." + +--"Neen, André, dat kunt gij niet meenen. Van het oogenblik af dat ik +de reis in twee dagen zou doen, sprak het van zelf dat gij te M. +bleeft en vader mij tot T. geleidde. Indien ik iets tegen u heb, is +het dat gij eene vergoelijkende uitlegging zoekt te geven aan uwe +eigen onverschilligheid. Ik verg niet van u, ik mag niet vergen, dat +gij iederen dag en ieder uur van uw leven mij even teeder zult +liefhebben als ik het u doe. Ik wil gelooven dat de mannen in dit +opzigt anders zijn als wij. Doch neem den schijn niet aan, bid ik u, +alsof in dit geval de meeste genegenheid van uwe zijde gekomen was. Ik +heb dat niet aan u verdiend." + +--"En welken anderen schijn wilt gij dan dat ik aannemen zal, +melieve?" + +--"Mijn wensch, André, is dat gij uzelven zijn en iederen schijn ter +zijde stellen zult. Hoe kunt gij vragen, of moeder het afkeurt dat ik +te M. ga logeren? Gij weet even goed als ik, dat ik zonder haar +goedvinden Belvedere niet verlaten zou hebben. Neen, niet zij, maar ik +zag er tegen op, de uitnoodiging dier vreemde dame aan te nemen. En +niet om freule Steinmetz aarzelde ik, maar om mevrouw Dijk. Ik heb een +voorgevoel dat onze kennismaking met die dame tot niets goeds leiden +zal; en gij kunt mijne brieven niet met aandacht gelezen hebben, +zonder te bemerken dat ik uwe Lidewyde wantrouw." + +--"=Mijne= Lidewyde, zegt gij? Maar ik zweer u, Emma, dat Lidewyde niet +in uwe schaduw staan kan. Al was zij een jong meisje, het zou niet in +mij opkomen haar het hof te maken; nu zij de vrouw is van Adriaan +Dijk, spreekt het van zelf dat ik mij vergenoeg met te haren aanzien +de burgerlijke beleefdheid in acht te nemen. Uwe vrees voor haar is +eene =idée fixe= van u, meer niet. Heden-avond zult gij hare kennis +maken, en morgen-ochtend, daarvoor sta ik in, zal uw eerste werk zijn, +met uwe eigen bekommeringen den draak te steken. Lidewyde is eene +belangwekkende vrouw, daarmede is alles gezegd; en zelfs dat gematigd +kompliment zou overdreven zijn, indien men niet nu en dan aan hare +vrolijkheid-zelve bemerken kon, dat zij ongelukkig is. En nu vraag ik +u of het verstandig, neen, of het edelmoedig is, haar om dat ééne +=charme= in den ban te doen?" + +--"Ik heb u reeds geschreven, André, dat Lidewyde's rampen mij +tamelijk koel laten. Laat het zoo zijn, dat zij niet gelukkig getrouwd +is: heeft zij indertijd niet hare eigen keus gevolgd? En indien zij +zich in uw neef Adriaan vergist heeft, geeft dat haar het regt om uit +de hoogte neder te zien op een man die haar niets in den weg legt en +alles doet wat in zijn vermogen is om haar leven te veraangenamen? Ik +=kan= geen medelijden hebben met vrouwen, hoe ongelukkig ook, die alles +geoorloofd achten, alleen omdat hare mannen geene engelen zijn." + +--"Nu ja, ik heb u geschreven, dat mijn eerste indruk omtrent Dijk te +gunstig is geweest, en ik al spoedig ben gaan bemerken, dat hij er de +man niet naar is, om eene vrouw als Lidewyde gelukkig te maken. Doch +ik zou meer hebben kunnen schrijven. Behalve dat Lidewyde verbonden is +aan iemand, dien zij onmogelijk met haar geheele hart liefhebben kan, +wordt haar het hof gemaakt door dienzelfden dokter Ruardi, die zich +Adriaans intiemsten vriend noemt. Zeer toevallig ben ik dat te weten +gekomen door een gezegde van Lidewyde's kamenier." + +--"Luister, André, ik heb een ingeschapen afkeer van al dergelijke +intriges, en hetgeen gij daar zegt vermeerdert niet, maar vermindert +nog mijne hoogachting voor Lidewyde. Indien zij het ernstig wilde, zou +het haar geene moeite behoeven te kosten, dokter Ruardi op een afstand +te houden zonder aan haren man te doen blijken dat zijn beste vriend +een verrader is. Doch Lidewyde is eene kokette, daar houd ik het voor. +Uw oom doorgrondt haar, en omdat hij haar kent voor hetgeen zij +is,--omdat hij hoopt, dat zij u van uwe liefde voor mij genezen zal, +daarom en daarom-alleen heeft hij u naar M. gezonden." + +--"Lieve Emma, hoe komt gij er toe, u zulke dingen in het hoofd te +halen? Mijn oom mag wezen wie hij wil, hij is onbekwaam, zulke +quasi-diabolische plannen te ontwerpen. En al ontwierp hij ze, hebben +wij het niet in onze magt ze te verijdelen? Zijt gij niet de vrouw van +mijne keus? "Kom en zie," schreef ik u, en dat herhaal ik. Leer +Lidewyde kennen, en in een omzien zult gij u verlost gevoelen van uwe +vooroordeelen. Op mijn woord van eer, gij maakt noch uzelve een +kompliment, wanneer gij haar een vermogen op mij toeschrijft, grooter +dan het uwe, noch mij, wanneer gij mij voor zwak genoeg houdt om voor +eene zoo gewone verzoeking te bezwijken." + +Hoewel niet verbaasd over de gladheid van zijne eigen tong,--want +Emma's nabijheid inspireerde hem, en hij zou onder dien invloed, +zonder van zijn stuk te geraken, geheele redevoeringen hebben kunnen +houden,--schrikte André toch min of meer op, toen het schel gefluit +der lokomotief, onder het voortrammelen van den trein, zijne laatste +betuiging van genegenheid met eene soort van fanfare begeleidde, die +niet regtstreeks uit de gewesten der hemelsche gelukzaligheid +afkomstig scheen te zijn. Het is inderdaad jammer dat Virgilius en +Dante, die zulke fraaije beschrijvingen van de onderwereld geleverd en +zulke uitgezochte helsche klanken nagebootst hebben, onbekend geweest +zijn met het schrille stemgeluid van het privatief vehikel der 19de +eeuw. Hadden zij daarvan een voorgevoel kunnen hebben, elk ander +symbool van de verschrikkingen des gewetens zou hun toegeschenen zijn, +kleur en toon te missen. Voor het verdeeld gemoed van de kinderen +onzes tijds is dat valsch en snerpend geluid hetgeen voor een +vroeger geslacht het bazuingeschal geweest is, waarmede de +joodsch-christelijke eschatologie het laatste oordeel laat aanvangen. +Doch André maakte zich noodeloos ongerust. Instede van de om zijne +dubbelhartigheid lagchende booze geesten zijner opgewekte +verbeeldingskracht, zag hij eensklaps aan zijne zijde, op de loopplank +nevens het portier, het onschuldig aangezigt verschijnen van een +kondukteur, die plaatskaartjes kwam ophalen, en op den meest +aardschgezinden toon der wereld vroeg, of zich in dit kompartiment +welligt passagiers bevonden, die te G. wenschten uit te stappen. Er +was in de alledaagsche belangstelling van dien man iets zoo +ontnuchterends; de goedige uitdrukking zijner oogen neutraliseerde zoo +te eenemaal het fantastische van zijn verschijnen; zij vernietigde zoo +onherroepelijk de ontsteltenis, die zijn borstelige knevel en zijn +zware sapeursbaard anders welligt nog hadden kunnen teweegbrengen, dat +men voor het minst een moord op het geweten zou moeten gehad hebben om +niet aanstonds te beseffen dat de dichterlijke Furien der mythologie +niets te maken hadden met het plotseling optreden van dezen man, die +een dood-onschuldig Metalen Kruis in het knoopsgat droeg en voor het +overige slechts de voorwaarden zijner broodwinning vervulde. Zoo is +het leven en zoo worden de menschen slecht! Wanende Beëlzebub aan +zijne zijde te zien verschijnen, aanschouwt men een gepasporteerd +militair in de gedaante van een wellevend spoorweg-kondukteur. + +Het toeval wilde, dat bij het stilhouden te G. geen enkel passagier +plaats kwam nemen in het rijtuig, waarin André en Emma zich bevonden. +"En is dat nu de stad waar de kapelaan Stephenson woont?" had Emma +kunnen vragen; doch zoomin als André was zij zich van het bestaan van +dien belangwekkenden jongen priester bewust; en haar vervulde alleen +de gedachte aan hetgeen André daareven gezegd had. Hoe kon hij wanen, +dat het haar te doen was om òf hem, òf haarzelve een kompliment te +maken? Wie had hem zulke dingen in het hoofd gebragt? Wat beteekende +die wereldsche taal? Doch aan den anderen kant viel het niet te +ontkennen, meende zij, dat hij de hartelijkheid-zelve scheen en zich +te haren opzigte geheel en al als een vurig bruidegom gedroeg. Nu ja, +ook zonder den kapelaan Stephenson geraadpleegd te hebben, gevoelde +zij dat André sommige drogredenen verkondigde en zijn oordeel over +Lidewyde den toets niet doorstaan kon. Doch zij had nu eenmaal hare +eigen denkbeelden omtrent het hart der mannen in het algemeen en +André's hart in het bijzonder; en een dier axioma's was, dat de +verloofde van hare keus, hetzij als bruidegom of als echtgenoot, het +mogt gaan hoe het wilde, haar nimmer geheel en al ontrouw worden kon. +De bloem onder het uitrukken van wier bladen zij beurtelings +indertijd: "Hij zal mij vragen" en: "Toch niet" gefluisterd, en wier +laatste woord in eene stellige toezegging bestaan had,--die +denkbeeldige bloem was geen kortstondig madeliefje, maar eene +immortelle geweest. De voorstelling dat André in staat was haar te +verwaarloozen, kwetste hare fierheid en deed haar naar de wapenen der +beleedigde onschuld grijpen. Doch pas bedacht zij, dat niemand hem zoo +volkomen kon liefhebben als zij en hij telkens zou moeten eindigen met +dit te erkennen, of zij deed afstand van hare verontwaardiging en +verzoende zich met hem in den geest. In het leven van een man, die aan +zulk eene vrouw zijn woord verpand heeft, kunnen zich oogenblikken +voordoen dat hare al te groote teederheid hem verdrietig maakt en hij +wenschen zou, bij minder zenuwachtigheid, meer in haar te vinden van +hetgeen ledepoppen eene gemakkelijke soort van speelgoed doet zijn. +Doch de mannen, die het regt zouden hebben dergelijke verzuchtingen te +slaken, vormen eene uitzondering op den regel; en André was zulk eene +uitzondering niet. Hij behoorde veeleer tot de klasse dergenen, die +eene vrouw als Emma onwaardig zijn en aan wie eene liefde als de hare +verspild is. Hij wilde wel de baten van Emma's vergevensgezindheid +genieten, doch was niet bereid om daarvan de lasten te dragen; en het +was jammer dat zij dit niet in tijds doorzag. Ware zij daartoe +onbeneveld genoeg van blik geweest, zij zou zichzelve een lang en +groot verdriet gespaard hebben; indien men althans met grond van +oordeel is, dat eene vrouw wijzer handelt en zich minder ongelukkig +maakt, indien zij sommige betrekkingen uit eigen beweging verbreekt, +dan indien zij de gevolgen van hare verblinding voor hare rekening +neemt. En tot Emma's verontschuldiging kon worden aangevoerd, dat zij +niet blinder was dan gevorderd werd om hare liefde aan de voorwaarden +van dat gevoel te doen beantwoorden. Of is eene vrouw te veroordeelen, +alleen omdat zich in haar bestaan eene vaste wet van haren aard +vervult? Alle deskundigen zullen dit ontkennen, en teregt. Toen gij +liefhadt, waart gij blind, mevrouw; zonder dat zou uwe liefde niet van +de regte soort geweest zijn. Tevens meent men te weten, dat de +ongemeene schranderheid, die in de laatste jaren bij u is opgemerkt, +en waardoor gij u eene volkomen verdiende reputatie van superioriteit +verworven hebt, dagteekent van het oogenblik dat uw ideaal in de +werkelijkheid omgekomen en de dienst van Eros door u voor die van +Hermes misschien, maar in elk geval voor die van Athene verlaten is. + + +Op ieder honderd jeugdige kantoorbedienden, die in gemengd gezelschap, +wanneer zij de zekerheid bezitten niet door hunne patroons beluisterd +te worden, wel eens tot amusement van de dames eene gewaagde anekdote +opdisschen, worden er negen en negentig gevonden, die meer dan eens +genoegen hebben beleefd aan het verhaal van den Tunnel en het Moesje. +Doch Emma droeg geene moesjes, en het geheele nederlandsche +spoorwegnet is geen enkelen tunnel rijk. Het zou derhalve niet baten, +den lezer te willen wijsmaken, dat een kleine zwarte stip, die +gedurende de geheele reis, en nog bij het afrijden van G., een +bekoorlijk relief gegeven had aan Emma's zachtgekleurde wang, bij de +aankomst te M. bevonden werd aan André's bovenlip te kleven. En +waartoe fabelen verhaald, wanneer men de feiten slechts voor het +grijpen heeft? Emma, die zonder moeite over André's redenen zou hebben +kunnen triomferen, was niet bestand tegen die van haar eigen hart. +Zij beloofde, hare vooringenomenheid tegen Lidewyde ter zijde te +zullen stellen; en reeds toen de trein, in weerwil van den geringen +afstand, nog een goed eind van M. verwijderd was, had, dank zij de +nederlandsche spoorwegzeden, die geene jongelieden van beiderlei +geslacht verbieden zamen te reizen, een kus het hersteld verbond +bezegeld tusschen de twistende gelieven. + + + + +ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. + + +Bij haar eerste ontwaken in de woning van freule Steinmetz, had André +voorspeld, zou Emma zich van hare vooroordeelen omtrent Lidewyde +ontheven gevoelen; en die profetie kwam ten deele uit. Geene benaauwde +droomen hadden haar gekweld gedurende den nacht, en toen zij de oogen +opsloeg, verrees voor haren geest, in Lidewyde's gestalte, geen enkel +schrikbeeld. Integendeel, zij ontwaarde in hare kamer slechts +voorwerpen, wier aanschouwing haar weldadig aandeed: een +ochtendzonnestraal die van achter het hoofden-eind van haar ledikant +op het tapijt viel en hoop gaf op een onbewolkten dag; in een hoek der +kamer, aan hare zijde, een console en daarop eene pendule, die het uur +van zevenen aanwees; halverwege den muur tegenover haar, een +waschtafel en daarboven eene fraaije gravure, Van Dijks =Ecce Homo= +voorstellend. Vooral de aanblik dier gravure deed haar goed en stelde +haar gerust. Uit zichzelve was zij niet godsdienstig of niet +christelijk genoeg om waarde te hechten aan dergelijke voorstellingen, +en in gewone omstandigheden zou zij in staat geweest zijn te beweren, +dat hare voorkeur aan wereldscher beelden behoorde. Doch zeker nieuw +gevoel van hulpbehoevendheid, dat zij zich niet herinneren kon, +vroeger in die mate met zich omgedragen te hebben, deed het haar eene +aangename gewaarwording vinden, zich onder het dak te weten van eene +vrouw, die aan Christus met de doornenkroon geloofde, en die, zonder +ophef, tot in de beeldtenissen toe, waarmede zij hare logeerkamer +versierde, daarvan getuigenis aflegde. André had beweerd, dat zij +zichzelve ten onregte en noodeloos verkleinde door van haar eigen +overwigt op hem een geringeren dunk te koesteren dan zij van +Lidewyde's vermogen had. Met meer regt zou hij thans hebben kunnen +aanvoeren, dat zij door hare onwillekeurige bekentenis van zwakheid, +en hare daarop gegronde toenadering tot den Man van smarte, geen +kompliment aan de christelijke godsdienst maakte, en indien òf de +predikant van Duinendaal, òf de kapelaan Stephenson, òf beiden op +hetzelfde oogenblik, André die stelling hadden hooren voordragen, +zouden zij hem gelijk gegeven en Emma berispt hebben. Doch tot haar +lof moet gezegd worden, dat haar brein voor dergelijke beschouwingen +niet toegankelijk was. Zelve te allen tijde bereid om diensten te +bewijzen, kon zij zich niet voorstellen dat Hooger wezens hunne +welwillendheid immer van iets anders afhankelijk zouden maken als van +het beroep daarop, door zwakkeren gedaan. Voor haar gemoed vloeide de +hoogste nuttigheid der dingen met hunne werkelijkheid en +verkrijgbaarheid ineen, en hare verbazing zou volkomen geweest zijn, +indien zij had hooren betoogen, dat men om de baten der godsdienst te +mogen genieten, zich eerst sterk genoeg moest gevoelen om haar te +kunnen missen. + +Zij stond op en kleedde zich, en toen zij haar koffer ontpakt en hare +toilet-artikelen behoorlijk gerangschikt had, begaf zij zich naar de +ruime en vrolijke bovenvoorkamer, die haar den vorigen dag, bij hare +aankomst, door freule Bertha in persoon was aangewezen als haar salon. +Zij trad naar een der vensters en vermaakte zich met het ontluikend +leven te bespieden aan boord der pramen en beurtschepen in de gracht. +Drukte op de straat beneden haar of aan de overzijde was er nog niet +op dit uur, en de weinige sjouwerlieden die zij eene vracht opladen of +eene handwagen voortduwen zag, namen nog die zekere stilzwijgendheid +in acht, welke den arbeidzamen mensch eerst schijnt te verlaten, +wanneer de zon hoog aan den hemel staat. Zij bleef evenwel niet lang +in hare waarnemingen verdiept. Voor het ontbijt wilde zij een +uitvoerigen brief aan hare moeder schrijven, en zij begreep dat zij om +dit plan te kunnen volvoeren haren tijd niet verbeuzelen moest. Ook +had zij een voorgevoel, dat die brief, waarin zij alles zeggen en +nogtans het voornaamste verzwijgen moest, haar eene meer dan gewone +inspanning kosten zou. + + +Freule Steinmetz ontbeet in eene tuinkamer. Eene breede vensterdeur +verleende toegang tot een bestraat voorpleintje, dat door eene +gemetselde rollaag, drie trappen hoog, gescheiden was van den +eigenlijk gezegden bloemhof. De tuin was grooter en minder +kinderachtig aangelegd dan die van den ouden pastoor te G. Hij bestond +uit een middenperk, waarin een bed stamrozen bloeide, met een bed +geraniums aan de voor- en een bed fuchsia's aan de achterzijde. Nevens +dat perk liep aan weerskanten een breed voetpad, omzoomd met +aardbezieplanten, waarachter heesters van allerhande soort zich +beijverden eene heining te verbergen, die scheiding maakte tusschen +dit pand en die der buren regts en links. Den achtergrond vormde de +blinde muur van een hoog en breed gebouw, dat voor koetshuis en +paardenstal gebruikt werd en uitkwam in eene straat van minderen rang, +in dezelfde rigting loopend als de gracht voor freule Bertha's woning. +Ten einde dien muur zoo veel mogelijk onzigtbaar te maken, hadden +vroegere bewoners, eene halve eeuw en welligt langer geleden, aan +zijnen voet een moerbezieboom geplant, die thans, dank zij eene +zorgvuldige verpleging, geheel en al aan zijne bestemming beantwoordde +en minstens over eene oppervlakte van honderd voeten in het vierkant +zijne takken uitbreidde. Bijna verscholen tusschen de plooijen van dat +groene scherm stond aan de regterzijde van den tuin, waar de grond een +weinig opliep, eene lage hut, wier zijwanden van rietmatten en +boschhout vervaardigd waren en wier dak gevormd werd door de +overhangende takken van een wilden kastanje. De zorg waarmede die hut +bevloerd, en zoo ook de moderne vorm der tafels en stoelen waarmede +zij gemeubeld was, getuigden van eene kennelijke voorkeur voor dit +plekje. Werkelijk zou freule Steinmetz aan haren "koepel" zoo veel +geld niet besteed hebben, indien zij niet in den waan had verkeerd, +dat zulk een verblijf haren stadstuin naar eene buitenplaats deed +zweemen. + +Voor Emma, die gewoon was uit de vensters van Belvedere den blik te +laten weiden over een landschap van vele uren in den omtrek; die in de +Duinendaalsche bosschen plekjes had leeren ontdekken waar geen +sterfelijk oog u bespieden kon en zelfs de konijnen hunne +schichtigheid schenen te hebben afgelegd; die honderd malen met hare +ouders, of aan André's arm, den hoogsten top der duinen beklommen en +nu eens voor zich uit naar de blaauwe streep der zee gestaard, of zich +omgewend en met het oog op verren afstand de kronkelingen der rivier +gevolgd had,--bezat de aanblik van freule Bertha's bloemhof geene +magnetische kracht, en zij moest zichzelve eenig geweld aandoen om +ingenomenheid te kunnen toonen met een vergezigt van vijftig schreden +in de lengte op eene breedte van dertig. + +In het geheel geene moeite daarentegen kostte het haar, aan het +gezelschap van hare gastvrouw te gewennen. André, dit bleek, had van +dier beminnelijken aard niets te veel gezegd, en Emma had geen half +uur tegenover de bejaarde freule aan de ontbijttafel gezeten, of zij +gevoelde zich volkomen op haar gemak. Ook het voorstel der freule om +te zamen een hoofdstuk uit den Bijbel te lezen mishaagde haar niet, en +toen die kleine huiselijke godsdienstoefening, waarbij Emma de taak +van lectrice vervuld had, afgeloopen was, scheen aan beider gekeuvel +geen einde te zullen komen. + +--"Wij hebben gisteren veel te vlugtig kennis gemaakt, lieve +jufvrouw," was freule Bertha's thema, "en het doet mij regt veel +genoegen eens rustig met u te kunnen praten. Het was niet meer dan +natuurlijk, dat mijnheer Kortenaer u aanstonds met zich mede troonde +naar Soekabrenti, en ik begrijp dat gij in de eerste plaats mevrouw +Dijk wenschtet te ontmoeten. Ook meen ik opregt hetgeen ik mijnheer +André aanstonds gezegd heb, dat uwe vrijheid bij mij aan huis +onbeperkt is. Gij kunt hem bij u ontvangen, kunt hem afwijzen, al naar +het u gelegen komt. Ik houd niet van menschen die hunne logeergasten +tiranniseren, en wil zelve niet voor zulk eene dwingster aangezien +worden. Geef mij uwe ochtenduren, indien gij wilt; geef mij een deel +daarvan, en ik zal tevreden zijn. Onderstel in geen geval, bid ik u, +dat ik mij niet in uwe positie zou weten te verplaatsen, en doe mij +het onregt niet van te gelooven, dat ik het gezelschap eener vrouw van +mijne jaren en van mijne denkwijze zou wenschen op te dringen aan een +jong meisje dat andere en voor haar gewigtiger dingen aan het hoofd +heeft. Uw bijzijn bevalt mij, en daarom durf ik zoo spreken. Ik ga +door voor eene overdreven kerksche vrouw, en sommige personen mijden +mij daarom, doch van u geloof ik niet dat gij mij om die reden schuwen +zult. Men moet eene christin zijn om met zoo veel gevoel eene +bladzijde uit den Bijbel te kunnen voorlezen als gij daareven gedaan +hebt." + +--"Wat ik u bidden mag, freule, prijs mij niet om mijne vroomheid," +antwoordde Emma, blozend en met eene onvaste stem. "In dat opzigt, en +in menig ander, schiet ik veel te kort. Bij ons aan huis wordt over +den Bijbel en de kerk weinig gesproken, en ik volg daarin het +voorbeeld van mijn vader en mijne moeder. Ook mijn aanstaande man +zwijgt meest over die onderwerpen. Neen, waarlijk, ik ben in het +geheel niet vroom." + +--"Verkeerd van u, mijn kind, en er zal een tijd in uw leven komen, +dat gij mij dat zult nazeggen. Voor mij is de godsdienst nooit een +schrikbeeld geweest. Mijne zoogenaamde regtzinnigheid is niets anders +als de uitdrukking van hetgeen ik dagelijks gevoel, en dat gevoel is +zoo eenvoudig en zoo natuurlijk, dat ik daarbuiten mijzelve niet zijn +zou. Nooit heb ik een braaf mensch ontmoet, die niet datgene wilde wat +ik ook wil, en het is mij altijd voorgekomen dat het eenige +onderscheid tusschen de regtzinnige en de niet-regtzinnige menschen +hierin bestaat, dat de regtzinnige geene vruchten verwachten van een +boom die niet in eere gehouden wordt. Doch God beware mij, dat ik +daarom mijne medemenschen, die anders denken als ik, veroordeelen zou. +Ik gevoel mij aangetrokken tot al hetgeen liefelijk is en wel luidt, +zoo als Paulus zegt; en mijn omgang met een aantal personen wier +gevoelens zeer van de mijne verschillen, mijne vriendschap voor +mevrouw Dijk, de vriendschap die ik nu reeds voor uzelve en voor +mijnheer Kortenaer gevoel, zijn bewijzen genoeg dat ik in mijne soort +even vrijzinnig denk als vele andere menschen, die voor vrijzinniger +doorgaan dan ik. Zelfs vrees ik somwijlen, dat ik de maat overschrijd, +en eene vrouw van mijne gevoelens, indien zij den schijn niet op zich +laden wil van meer dan eenen Meester te dienen, scherper behoorde te +onderscheiden tusschen de gezelschappen die zij bijwonen mag, en die, +waaruit zij zich terugtrekken moet." + +Emma kon de gedachte niet van zich afzetten dat in deze bedekte +zelfkastijding eene toespeling op Lidewyde opgesloten lag; en de +verzoeking om bij deze gelegenheid iets naders te vernemen omtrent de +vrouw, die laatstelijk zulk eene voorname plaats in hare gedachten had +ingenomen, was haar te sterk. Daar zij evenwel den moed niet had, dat +onderwerp regtstreeks aan te roeren, beproefde zij een omweg. + +--"Ik geloof, freule," zeide zij, "dat behalve de regtzinnige en de +niet-regtzinnige, zoo als gij ze noemt, er nog eene derde klasse van +menschen gevonden wordt. Ik spreek noch van André, noch van mijzelve; +want wij zijn jongelieden, en onze meeningen tellen nog niet mede. +Doch indien gij André's vader, en vooral indien gij mijne ouders +kendet, zoudt gij begrijpen wat ik meen. Het is waar dat wij 's +ochtends niet gezamenlijk in den Bijbel lezen en er 's middags aan +tafel bij ons aan huis niet gebeden wordt. Wij gaan 's zondagsochtends +naar de kerk, dat is al. En toch durf ik beweren dat mijn vader en +mijne moeder, indien ik zoo spreken mag, engelen zijn. Ik heb een +lieven broeder gehad, die in den bloei van zijn leven weggenomen is; +iemand met buitengewone gaven, wiens verlies voor ons allen een +onuitsprekelijk groot verdriet is geweest. Doch ik weet inderdaad +niet, hoe het mogelijk zou zijn, zulk een slag dieper te gevoelen dan +mijne ouders dit gedaan hebben. Al wordt mijn vader honderd jaren oud, +hij zal sterven zonder het gemis van Reinier te boven gekomen te zijn, +en zoo gelukkig kan André mij niet maken, of er zal in de vreugde van +mijne moeder eene groote leegte blijven bestaan. Niettemin kan de +buitenwereld niets daarvan aan hen bespeuren, en ook in hun hart +klagen of morren zij niet. Zij zijn goed en vriendelijk voor iedereen, +schrikken niemand af, trekken zich moedwillig uit niets terug, en +leven in vrede met de geheele wereld. Mij komt het voor, dat alleen +zulke gevoelens de waarde der menschen bepalen, en het verder eene +onverschillige zaak is, of men al dan niet hetzij tot de regtzinnigen, +hetzij tot de onregtzinnigen gerekend kan worden." + +--"Jawel, mijn kind, in zekeren zin is dat ook eene onverschillige +zaak. Wanneer het hart niet op de regte plaats zit, baat geene +godsdienstigheid. Dat ben ik volkomen met u eens. Om beminnelijk te +zijn, moet de godsdienst gepaard gaan met menschelijke gevoelens, en +ikzelve ben daarvan zoo doordrongen, dat ik gevaar loop in het andere +uiterste te vallen en, zooals ik daareven zeide, te groote waarde aan +het menschelijke te hechten. En toch geloof ik, dat zij, die denken +zoo als uwe ouders,--en zoo denken een groot aantal personen met wie +ik dagelijks verkeer, Lidewyde onder anderen,--toch geloof ik dat +hetgeen hen en haar beminnelijk maakt eene onwillekeurige hulde aan de +regtzinnigheid is. Ook zou het bandeloos gemeen hen even goed willen +vertreden als het lust zou hebben dit mij en de mijnen te doen, indien +in deze wereld de magt van het geloof minder groot was of minder +ontzag inboezemde. Doch is het dan ook niet waar, dat zij de vruchten +plukken van instellingen en overleveringen, tot wier instandhouding +zij regtstreeks niets bijdragen? Ik zeg nog eens, de Hemel beware mij +dat ik personen als uwe ouders, over wie gij met zoo veel liefde en +eerbied spreekt, minder achten zou dan mijzelve. Maar het is mijne +schuld niet, dat ik de dingen anders inzie; en dit weet ik, dat +openlijk voor mijne meening uit te komen, mij meer aanspraak op +vertrouwen geeft, dan indien ik mijne ware denkwijze zocht te +verbergen." + +Emma was met hare gedachten niet genoeg bij de zaak om regt te laten +wedervaren aan freule Bertha's liberaliteit. Haar belang bragt +mede,--en vooreerst zal die drijfveer hier beneden haar monopolie wel +niet verliezen,--de aandacht harer gastvrouw af te leiden van een +onderwerp, dat thans niet in de eerste en voornaamste plaats de hare +bezig hield. Zij zweeg eene poos, schijnbaar nadenkend over freule +Bertha's laatste woorden en over de mate van instemming die zij +daarmede zou kunnen betuigen, en vroeg toen, zoo veel mogelijk +verhelend dat die vraag haar op de lippen brandde: + +--"En zoudt gij denken, freule, dat Lidewyde, het verschil in leeftijd +daargelaten, even veel vertrouwen verdient als mijne moeder? André +heeft mij veel goeds van haar verteld; doch om de waarheid te zeggen +kost het mij eenige moeite, aan die voorstelling te gewennen." + +--"Lieve Emma," was het antwoord, "hoe wilt gij dat ik u daaromtrent +zekerheid geven zal? Lidewyde is eene schoone, jonge vrouw, die veel +menschen ziet en veel uitgaat; het spreekt dus van zelf dat zij +somtijds aanstoot geeft en verschillend beoordeeld wordt. Ongetwijfeld +zullen er personen gevonden worden, die haar voor ligtzinnig houden, +en de wereld zou de wereld niet moeten zijn, indien vooral de dames +van haar eigen leeftijd niets op haar aan te merken hadden. Doch +gijzelve hebt haar gister-avond gezien en gesproken, en zult +dagelijks, gedurende uw verblijf in deze stad, in de gelegenheid zijn +om uwe opmerkingen te maken en uw oordeel te vestigen. Is de eerste +indruk ongunstig geweest? Is dat de reden van uwe vraag?" + +--"Integendeel, Lidewyde heeft mij met de meeste heuschheid ontvangen, +en het zou mij niet fraai staan, daarop iets te willen afdingen. Haar +eerste werk is geweest, mij een beeldig kleedje ten geschenke te +geven, dat zij met André voor mij uitgezocht had. Ook mijnheer Dijk +was zeer vriendelijk voor mij. En toch gevoelde ik mij op Soekabrenti +niet geheel en al op mijne plaats. Ik vind Lidewyde niet natuurlijk, +niet gewoon, niet zoo als andere vrouwen, hoe zal ik zeggen?" + +--"Gij moet in aanmerking nemen, lieve, dat Lidewyde eigenlijk geene +Hollandsche is. Zij heeft voortdurend moeite zich te gewennen aan ons +klimaat en aan onze zeden. Doch indien mijnheer Kortenaer u gezegd +heeft, dat gij billijker over haar zult oordeelen naarmate gij haar +meer van nabij zult leeren kennen, heeft hij de waarheid gesproken. De +oude mevrouw Dijk is eene vriendin van mijne jeugd, en ik heb Lidewyde +bij haar aan huis om zoo te zeggen van jong meisje afaan zien +opgroeijen. Ik heb haar ontmoet, toen zij nog een juffertje van de +kostschool was, die in hare vakantiedagen te logeren werd gevraagd bij +Adriaans zusters; ik heb Adriaan om haar heen zien fladderen als eene +mug om de kaars; ik ben genoodigd geweest op hunne bruiloft. Vraagt +gij mij, of hij en zij niet welligt gelukkiger zouden zijn, indien hun +huwelijk met kinderen gezegend was geworden, dan zeg ik volmondig ja. +Doch welk menschenleven heeft niet zijne schaduwen? Toen Lidewyde +Adriaans vrouw werd, hebben al de leden der familie Dijk zich daarover +verheugd. Adriaans vooruitzigten waren van dien aard, dat hij de +inspraak van zijn hart gerust volgen kon en niet behoefde te zoeken +naar eene vrouw met geld; en Lidewyde's schoonheid was zoo +buitengewoon; zij had zoo uitmuntend geprofiteerd van het haar gegeven +onderwijs; hare manieren waren zoo onberispelijk, dat men haar de +positie, welke Adriaan haar aanbood, wel misgunnen, maar niet beweren +kon, dat zij die in eenig opzigt onwaardig was. Zij heeft geen +expansiven aard, en de intimiteit tusschen haar en Adriaans zusters is +met den tijd niet toegenomen; doch dit kan ik u verzekeren, dat zij in +weerwil van hare afgemetenheid bij Adriaans familie hoog aangeschreven +staat. En volgens mij verdient zij dit ten volle. Ik heb u reeds +gezegd dat zij in het godsdienstige anders denkt als ik; doch in de +schatting van haren man en van diens moeder en zusters, die het daarin +met haar meer eens zijn dan met mij, verkleint dat hare waarde niet. +Somtijds karig met woorden, is zij de gulheid-zelve, wanneer het op +geven aankomt; en meer dan eene liefdadige instelling in deze stad +heeft groote verpligtingen aan haar. Waarlijk, Lidewyde heeft +ontzaggelijk veel goeds; en het zou mij zeer verwonderen, indien gij +haar niet weldra opregt leerdet liefhebben." + +Emma's antipathie was te diep geworteld om voor freule Bertha's +optimisme aanstonds te wijken, en in haren geest bleef ruimte voor de +onderstelling, dat de scherpzinnigheid der oude dame, waar het op het +beoordeelen van sommige karakters aankwam, geen gelijken tred met hare +argeloosheid hield. Doch zij had nog te weinig menschenkennis om in +haar eigen doorzigt veel vertrouwen te mogen stellen. Ook schaamde +zij zich min of meer, achterdochtiger te schijnen dan de vrouw van +leeftijd tegenover haar. "De liefde hoopt alle dingen; de liefde denkt +geen kwaad;" had zij daareven in freule Bertha's Bijbel gelezen, en +zij wilde niet aanstonds ontrouw worden aan eene leer, die zij ook +voor de hare erkende. Juist dezen ochtend was het besef in haar +ontwaakt, dat huiselijke godsdienstoefeningen hare nuttige zijde +kunnen hebben; en schoon het te bezien stond, of zij haren wrok niet +even goed zonder als met de vermaningen van den apostel Paulus zou +hebben kunnen te boven komen, en het zelfs twijfelachtig was, of de +heugenis van diens welluidende woorden haar op dit oogenblik eene +dienst bewees,--zij schortte haar oordeel over Lidewyde op en nam zich +voor, gunstiger over haar te gaan denken. Zoo volledig was evenwel +hare bekeering niet, of zij poogde uitstel van schuldbelijdenis te +verwerven door het voorwenden eener aan nieuwsgierigheid grenzende +belangstelling. + +--"En wie is," vroeg zij, "die zekere Sarah, welke Lidewyde schijnt te +volgen als hare schaduw? Zij ontving ons in het voorhuis, en dat moest +beteekenen, dat zij eene dienstbode was; maar indien zij mij minder +spoedig behulpzaam was geweest in het afdoen van mijn hoed en doek, +zou ik eene onderdanige dienaresse voor haar gemaakt hebben. Hoe komt +Lidewyde aan zulk eene dame tot kamenier?" + +--"Wie Sarah is, kan ik u niet zeggen, en weet Lidewyde zelve niet +regt, geloof ik; doch zij geeft zich uit voor de weduwe van een +Engelschman, die haar op Java heeft leeren kennen en haar medegenomen +heeft naar Britsch-Indie, waar hij eene aanzienlijke betrekking +bekleed heeft. Dit alles schijnt waar te zijn, en de geschiedenis van +dien man moet vele jaren geleden het onderwerp hebben uitgemaakt van +een levendigen strijd in de engelsche couranten. Hij had warme +vrienden, maar ook onverbiddelijke vijanden. Er werd aan zijne +eerlijkheid getwijfeld, en men beschuldigde hem een oproermaker te +zijn. Na van zijnen post te zijn ontzet, heeft hij geruimen tijd met +zijne vrouw door Europa gezworven, van de eene badplaats naar de +andere verhuizend en al zijne bezittingen verspelend. Ook aan de +waarheid daarvan schijnt niet getwijfeld te kunnen worden. Alleen +geloof ik niet dat hij dood is, gelijk Sarah beweert. Hier in de stad +althans worden personen gevonden, die zeker meenen te weten, dat zij +hem nog dezen zomer in het buitenland ontmoet hebben. Zoo veel te +erger voor die arme vrouw. Men behoeft haar slechts aan te zien, om +te bemerken, dat zij veel geleden heeft, en hare tegenwoordige +dienstbaarheid, hoe hard die haar ook vallen moet, niet eenmaal hare +zwaarste beproeving is. Zij heeft zich sterk aan Lidewyde gehecht, en +Lidewyde houdt ook hierom veel van haar, omdat zij gelooft dat Sarah +op Java haren vader gekend heeft. Lidewyde is eene natuurlijke +dochter, zoo als gij weet." + +--"En zoudt gij denken, freule," vroeg Emma, "dat Sarah een gunstigen +invloed op Lidewyde uitoefent?" + +--"Ik ben daaromtrent niet geheel en al gerust; maar gij zult dit +alweder aan mijne regtzinnigheid toeschrijven. De enkele malen dat ik +met Sarah vertrouwelijk gesproken heb, heeft zij den indruk op mij +gemaakt, eene waardige vrouw te zijn, met eere oud geworden in de +school van den tegenspoed en achter wier rug een moeijelijk, maar +smetteloos leven ligt. Maar tot mijne ontsteltenis meen ik tevens +bespeurd te hebben dat zij geen geloof heeft." + +--"Zou welligt haar man in het godsdienstige overdreven liberaal +gedacht hebben? De meeste mannen, die uit Indie terugkomen, behooren +tot die rigting, zegt men." + +--"Helaas, lief kind, ik vrees maar al te zeer dat Sarah verder gaat +dan de meest overdreven vrijzinnigen: en het is niet door den invloed +van haar man, dat zij aan die meeningen gekomen is, maar uit haar +zelve. Zij is volslagen ongeloovig, zeg ik u. Met de grootste +koelbloedigheid heb ik haar hooren beweren, dat God voor haar niet +bestond. Het was verschrikkelijk. En hoe aandoenlijk, te gelijkertijd, +dat juist eene vrouw, die uit het geloof zulke magtige vertroostingen +zou kunnen putten, te eenemaal daarvan verstoken is!" + +--"En meent zij waarlijk, dat de wereld alleen door het toeval of het +noodlot geregeerd wordt? Mij dunkt, zij kan dit wel met woorden +beweren, of het meenen met haar hoofd; maar wanneer het hart boven +komt, moet zij anders denken." + +--"Neen, Emma, wanneer het God betreft, komt het hart bij Sarah nimmer +boven. Zij is goed en vriendelijk; al de huisgenooten op Soekabrenti +hebben haar lief, en dat verdient zij. Somtijds zelfs zou men in +verzoeking komen te beweren dat zij gelooft zonder het te willen of +te weten. Maar dit is zelfmisleiding. Hoe treurig het wezen moge, +er valt niets aan te veranderen: zij is zonder hoop en zonder God +in de wereld. Ook redeneert zij niet over dat onderwerp op zijn +filosoofs, gelijk eene =savante= doen zou. Zij betuigt alleen dat +zij vruchteloos gedurende haar geheele leven naar eenig blijk van Gods +tegenwoordigheid gezocht heeft; dat Zijne stem geene enkele maal +weerklonken heeft in haar hart, en zij vergelijkenderwijs meer vrede +vindt bij de gedachte, dat Zijn bestaan een hersenschim is, dan dat +Hij haar geheel en al vergeten zou hebben. Zij keert den troost van +onze gezegende godsdienst om, en beweert dat haar ongeloof haar voor +morren bewaart." + +--"En wat zegt Lidewyde daarvan?" + +--"Ziedaar een der punten waaromtrent ik zelfverwijt gevoel. Tot mijn +leedwezen toch moet ik bekennen, dat Lidewyde zich den gemoedstoestand +van Sarah niet genoeg aantrekt. Beweer ik, dat Sarah's ongeloof eene +besmetting is waartegen men niet genoeg op zijne hoede kan zijn, dan +haalt Lidewyde de schouders op en lacht schier om hetgeen zij mijne +schrikbeelden noemt. Maar komaan, lieve Emma, verdiepen wij ons niet +te zeer in de gevoelens van anderen. God is almachtig, en op uw +leeftijd vooral moet men van alle menschen het beste hopen." + +--"Dat moet men ook, freule," zeide Emma, met eene poging tot +opgeruimdheid. Doch in haar hart voegde zij er bij met eene zucht: +"Indien slechts de afstand tusschen moeten en kunnen niet somtijds +eene breede rivier geleek!" + + +Op hare kamer teruggekomen, herlas Emma haren brief, vóór het ontbijt +in gereedheid gebragt, en herlas dien met tegenzin. Had het haar te +huis reeds moeite gekost, met woorden eene gerustheid te veinzen, die +ver was van in haar gemoed te wonen, dubbel stuitte het haar tegen de +borst, dezelfde onopregtheid in geschrifte te plegen. En onwillekeurig +was het bedrog zoo kunstig door haar ingekleed, dat hare moeder, die +van niets wist, door het ontvangen van dezen brief noodwendig gestijfd +moest worden in hare onkunde. Het was een van hartelijkheid +overvloeijend reisverhaal, waarin zij vertelde, hoe zij te T. afscheid +genomen had van haren vader, hoe hulpvaardig André geweest was op den +verderen togt van T. naar M., hoe gul zij ontvangen was geworden eerst +door freule Bertha en daarna door Lidewyde, welk een aangenamen indruk +die twee dames, bij alle verschil van leeftijd, uitzigt en karakter, +op haar gemaakt hadden, hoe hare slaapkamer ingerigt en hare zitkamer +gemeubeld was, hoe elk zich beijverde haar allerlei kleine +beleefdheden te bewijzen, hoe al haar opzien tegen het verblijf te M. +reeds dadelijk geweken was voor een gevoel van welbehagen, en hoe +gerust men op Belvedere zijn kon, dat zij het in hare schijnbare +ballingschap niet-alleen niet kwaad, maar veeleer te goed had. + +De meeste menschen van boven de veertig hebben het schrijven van +dergelijke brieven reeds zoo vaak bij de hand gehad, dat zij zich +zonder inspanning over dat onwaarheid spreken heenzetten. Het +verbloemen van hunne eigenlijke gevoelens is voor hen geheel en al +eene stijloefening geworden, en om de ware toedragt der zaken +bekommeren zij zich sedert lang niet meer. Doch Emma was nog slechts +even in de twintig, en voor het eerst in haar leven had zij dezen +ochtend de veder der historie in de kleurstof der fabel gedoopt. +Vandaar kwellingen des gewetens, die wel misschien alleen bewezen dat +ook het verdichten, even als de meeste andere vormen der ondeugd, +slechts eene kwestie van gewoonte of ongewoonte is, maar niettemin +pijn deden en onrust aanjoegen. Zij gevoelde aan haar hart, dat zij +niet straffeloos romanschrijfster worden kon, en wilde haren brief +verscheuren. Bij het herschrijven zou zij, met weglating van sommige +andere zaken, in bijzonderheden kunnen treden omtrent het onderhoud +dat zij daareven met hare gastvrouw gehad had, en hare moeder in het +breede kunnen vertellen, welk eene partikuliere soort van orthodoxe +dame freule Bertha was. Op die wijze zou de brief niet minder +hartelijk, niet minder vrolijk, en vooral niet minder lang worden. +Doch te goeder uur bedacht zij, dat zij zuinig moest zijn op hare +onderwerpen en zichzelve het gras niet voor de voeten wegsnijden mogt, +zooals de maaijers in de Duinendaalsche velden deden. Indien zij nu +reeds ging uitweiden over freule Bertha's regtzinnigheid, waarover zou +zij dan den volgenden keer aan hare moeder schrijven? Bovendien, zij +kon niet zwijgen, of niet kort zijn, omtrent de ontvangst bij +Lidewyde, zonder het vermoeden te wekken, dat de receptie op +Soekabrenti eene teleurstelling was geweest, en daardoor een démenti +te geven aan André, die in zijne brieven uit M. allerlei wonderen +aangaande de villa en hare kasteleines verhaald had. Wel is waar zou +zij zich kunnen bepalen tot de mededeeling, dat hare ingenomenheid met +Lidewyde voor alsnog geen gelijken tred hield met de zijne; doch welk +eene houding zou het hebben het oordeel en den goeden smaak van haar +aanstaanden man aldus twijfelachtig te maken? en hoe ligt zou hare +moeder daardoor op het denkbeeld kunnen komen, dat zij, Emma, òf door +André veronachtzaamd werd, òf dat zij aanleg had om hem de wet te +willen stellen? Neen, noch hem, noch haarzelve mogt zij in de +schatting van anderen benadeelen; vooral hem niet. Het moest voor +eeuwig een geheim blijven tusschen hen beiden, dat zij somwijlen aan +hem getwijfeld had. Zelfs hare ouders behoorden daarvan niets te weten +of te vermoeden. En wel mogt zij zeggen: getwijfeld =had=; want sedert +gisteren twijfelde zij niet meer. André's ongeveinsde blijdschap bij +het wederzien te T.; zijne onbedriegelijke betuigingen van teederheid +onder weg; de fierheid, waarmede hij haar aan freule Steinmetz had +voorgesteld als zijne bruid; de oplettendheden die hij op Soekabrenti, +gedurende het middagmaal en daarna, niet opgehouden had haar te +bewijzen; de kus, waarmede hij gisteren avond, voor de deur van freule +Bertha's woning, afscheid van haar genomen had en die nog onder het +insluimeren om hare lippen had gezweefd,--indien men niet, gelijk de +rampzalige Sarah, opgehouden had in God te gelooven, moest men +vertrouwen stellen in zulke onmiskenbare blijken van teederheid, en +was het pligt, zoo als freule Bertha zeide, het goede te denken. Alles +zou teregt komen, daaraan viel niet te twijfelen: waarom dan +dubbelzinnige brieven naar huis geschreven? brieven, die misschien +veel kwaad, maar in geen geval nut konden stichten. Het beste was +derhalve,--want de staatkunde is geenszins het eenige terrein waarop +men niet doet hetgeen men wil, maar hetgeen men kan,--het beste was, +den brief te verzenden gelijk hij nu eenmaal luidde. + +Meent men dat de brief nogtans =niet= verzonden werd? Billijkerwijze kan +niemand daaromtrent in het onzekere verkeeren. In oogenblikken van +tweestrijd toch, wanneer de evenaar nu naar de eene, dan naar de +andere zijde overhelt, eindigt de mensch in den regel met zich te +laten bepalen door zijne eigenliefde; en er worden slechts zeer enkele +personen gevonden, die ondervinding en geestkracht genoeg bezitten om +voor die verzoeking niet te bezwijken. Emma nu bezat die twee +kwaliteiten nog niet; en wat hare eigenliefde betrof, zij zou in het +tegenwoordig stadium van haren hartstogt voor André liever het +onmogelijke verduurd hebben, dan zelfs aan hare moeder te bekennen dat +zij zich in hem vergist had. + + + + +ACHTTIENDE HOOFDSTUK. + + +Jean-Jacques Rousseau heeft somtijds gewaagde magtspreuken verkondigd, +en men kan hem niet altijd op zijn woord gelooven. Doch indien het +eene ligtvaardige profetie van hem geweest is, dat geene vrouw van eer +zijne =Nouvelle Héloïse= zou kunnen lezen zonder zichzelve te gronde te +rigten,--zou de uitkomst hem ook gelogenstraft hebben, indien hij van +zijne =Confessions= beweerd had, dat enkele hoofdstukken van dat boek +volstrekt ongeschikt zijn om onder vier oogen door een jong mensch te +worden voorgelezen aan de echtgenoot van zijnen gastheer? + +--"Weet gij," vroeg Lidewyde, toen haar man zich des ochtends naar +zijn kantoor begeven had en zij met André alleen gebleven was (het +mogt eene week of daaromtrent geleden zijn dat Emma gebiljetteerd was +geworden ten huize van freule Bertha), "weet gij wat ik vind?" + +De waarheid was, dat zij André als een stuk speelgoed beschouwde, +welks maaksel tot op zekere hoogte hare belangstelling opwekte, doch +waarvan zij zich overigens alleen als een middel tot tijdverdrijf +bediende. + +--"Ik vind," vervolgde zij op dien lagchenden toon, waardoor zij haar +beslissendst overwigt op hem uitoefende, "ik vind dat gij een zeer +koel en zeer afgemeten bruidegom zijt." + +André zou hebben willen vragen: "Hoe dat?" of: "Wat meent gij +daarmede?" Doch hij durfde niet. Lidewyde's schertsende aanklagt was +met sommige zeer ernstige verwijten, die hijzelf in de laatste dagen +zich in de eenzaamheid herhaaldelijk gedaan had, te zeer in +overeenstemming, dan dat hij nu reeds met een goed geweten +verwondering zou hebben kunnen veinzen. + +--"En weet gij wat ik vind?" antwoordde hij overluid, met eene poging +om Lidewyde's jovialiteit te evenaren, "Ik vind"... + +--"Gij vindt dat ik mij bemoei met zaken die mij niet aangaan," viel +zij hem in de rede. "Doch daarin bedriegt gij u. Emma is mijne zuster, +en ik heb regt te eischen, dat gij haar al de eer geeft, die haar +toekomt. Wij vrouwen zijn naijverig op ons geslacht, en wanneer eene +van ons niet met de noodige onderscheiding bejegend wordt, nemen wij +het allen voor haar op. Gij zijt beleefd jegens Emma, dat erken ik, en +wie het tegendeel beweerde, zou u onregt doen; maar hartelijk, innig, +teeder, eerbiedig,--neen, dat zijt gij niet. Vooral niet eerbiedig." + +--"Dat ben ik wèl," zeide André, wien het overdrevene-zelf van hare +beschuldiging tot tegenspraak prikkelde, en die niet begreep dat haar +requisitoir, hoewel ernstig gemeend, nogtans door hem als kortswijl +had moeten opgenomen worden. "Emma is niet-alleen in mijne oogen het +beminnelijkste van alle schepselen, maar tegelijk met de hoogste +liefde boezemt zij mij een geheel vrijwillig ontzag in. Indien ik +immer iets tegen haar misdreef, zou ik hare verontwaardiging misschien +nog meer vreezen dan hare droefheid." + +--"Des te beter; doch er is ontzag en ontzag. De eerbied, dien ik +bedoel, is van eene bijzondere soort. Het is eene ridderlijke hulde, +zooals de groote dichters ons die beschrijven; een mengsel van +onderdanigheid en vurige begeerte; iets demoedigs, dat nogtans in het +geheel niet onmanlijk is. Ik meen niet dat gij bang moet zijn voor +Emma; integendeel, zij moet bang zijn voor u, gelijk het een jong +meisje tegenover een jong heer, met zulk een... knevel als den uwen, +betaamt. Wat ik meen, is... doch ik kan het niet onder woorden +brengen. Geef mij, bid ik u," en zij wees naar eene kleine werktafel, +waarop tusschen eene bloemvaas en een borduurpatroon eenige +fraaigebonden boeken lagen, "geef mij dat boek, en ik zal trachten, u +mijne bedoeling duidelijk te maken." + +Hij stond op en zocht. + +--"Bedoelt gij dit?" vroeg hij, een der boeken omhoog heffend. + +--"Neen," zeide zij, "dat niet, maar het andere vlak daarnaast." + +Hij overhandigde haar het boek en bleef staan. Het was een dier op +glanzig papier met een vorstelijke letter gedrukte folianten in +miniatuur, waarvoor onze boekhandel den naam van imperiaal-oktavo +uitgevonden heeft. Houtsnede aan houtsnede diende tot illustratie van +den tekst, en elk nieuw hoofdstuk ving aan met eene weelderig +versierde letter. Na eene poos in het boek gebladerd te hebben, eerst +voor- en toen achteruit, als iemand die niet aanstonds vinden kan +hetgeen hij zoekt: + +--"Ga nu rustig tegenover mij zitten," zeide zij, "en lees mij deze +twee bladzijden voor." En met de eene hand gaf zij hem het boek terug, +terwijl zij met den voorsten vinger der andere hem de plaats aanwees +waar hij beginnen moest. + +Had het in zijne keus gestaan, hij zou zich nevens haar op de sofa +nedergezet, of een stoel aangeschoven hebben. Doch zij had hem gezegd, +tegenover haar te gaan zitten, en haar blik had hem naar de andere +zijde der tafel verwezen. Hij voegde zich naar dien wenk, ofschoon +half onwillig, en begon: + +--""=De tous mes châteaux en Espagne=""... + +--"Neen," riep zij uit, "zoo bedoel ik het alweder niet! Vreemde talen +zijn uitvluchten. Voor ons is het hollandsch de eenige spraak, waarin +wij ons volkomen rekenschap kunnen geven van hetgeen wij gevoelen. Doe +alsof gij nog op school waart en de meester u leerde vertalen van het +blad. Of zijt gij van die oefening verschoond gebleven? Mij heeft men +er vijf jaren achtereen mede vervolgd." + +Hij zag op uit het boek en staarde haar in het gelaat, als om te +vragen: "Hoe heb ik het met u?" Misschien hinderde het hem, dat zij +zoo veeleischend was, en vond hij dat hare wijze van met hem om te +gaan werkelijk eenige overeenkomst vertoonde met die van den +schoolmonarch zijner kinderjaren. Doch het kwam niet tot een openlijk +verzet. Met eene gedweeheid, eene betere zaak waardig (tenzij te +gehoorzamen op den wenk van twee schoone oogen, in bondgenootschap met +een vriendelijk lagchenden mond, het beste deel en de hoogste +verdienste is), hernam hij: + +--""Van al mijne luchtkasteelen was slechts één nog niet ingestort: +het vinden eener bezigheid, waardoor ik in mijn onderhoud zou kunnen +voorzien; en zelfs het verwezenlijken van dien bescheiden droom had +zwarigheden in. Ik dacht aan mijn voormalig handwerk, doch was daarin +niet bedreven genoeg om te gaan arbeiden bij een meester. Meesters +waren er bovendien te Turin niet veel."" + +--"Wij zijn te Turin, naar gij bemerkt," zeide Lidewyde. "Herinnert +gij u wie de persoon is die zoo openhartig de geschiedenis van zijne +eigen geldelijke verlegenheden biecht? Om het even. Het was een jong +Geneefsch horlogemaker, die ook een weinig graveren kon. Naderhand +heeft hij meer boeken dan stempels gegraveerd. Doch ga gerust voort, +want het fraaiste moet nog komen; dat spreekt." + +André vervolgde: + +--""Hierna beter, dacht ik, en ging van winkel tot winkel mijne +diensten aanbieden, verlof vragend om een wapen of een naamcijfer in +tafelzilver te mogen snijden, en hopend, door aan de welwillendheid +der lieden het bepalen van den prijs over te laten, hen te zullen +lokken door de goedkoopte. Productief was dat hulpmiddel niet. Bijna +overal werd mij de deur gewezen, en van het weinige dat men mij liet +verrigten volstond de opbrengst te naauwernood voor een maaltijd of +wat. Op zekeren keer evenwel""... + +--"Pas nu op, mijnheer André," schertste Lidewyde, "het stuk gaat +beginnen!" + +Hij ging voort: + +--""Op zekeren keer, toen ik in het ochtenduur door de Contrà Nova +ging, zag ik achter het venster van een magazijn eene jonge vrouw +zitten, wier voorkomen zoo veel bevalligheid en zoo veel +welwillendheid teekende, dat ik, in weerwil der in zulk gezelschap mij +eigene bedeesdheid, het waagde binnen te treden en mijne geringe kunst +te harer beschikking te stellen. Zij zeide niet neen, verzocht mij te +gaan zitten, wilde weten wie ik was en van waar ik kwam, beklaagde +mij, sprak mij moed in, en verzekerde dat goede medemenschen mij niet +in den steek zouden laten. Zij zond naar een zilversmid, ten einde de +gereedschappen te ontbieden die ik zeide noodig te hebben, verliet +onderwijl het vertrek en keerde na eene poos terug met een ontbijt, +dat zij eigenhandig voor mij opzette. Dit scheen mij toe, een +veelbelovend begin te zijn; en de uitkomst logenstrafte die goede +meening niet. Ik kon bespeuren, dat mijn werk haar aanstond en, meer +nog dan mijn werk, toen ik mijne schroomvalligheid wat overwonnen had, +mijn gekeuvel. Die schroom was niet onnatuurlijk, want zij was getooid +met fluweel en zijde, en in weerwil van haar innemend voorkomen maakte +dat schitterend toilet mij linksch. Hare vriendelijke ontvangst +evenwel, haar belangstellende toon, hare stille en meewarige manieren, +hergaven mij weldra mijne tegenwoordigheid van geest. Ik bemerkte dat +ik slaagde; en door het zelfvertrouwen, dat die bewustheid mij schonk, +slaagde ik nog meer. Maar hoewel zij eene Italiaansche en daarbij veel +te schoon was om ook niet een weinig behaagziek te zijn, was zij met +dat al zoo zedig, en ik zoo schuchter, dat onze kennismaking vooreerst +wel niet vertrouwelijk worden kon. Nu, men liet ons daartoe dan ook +den tijd niet. Doch des te levendiger herinner ik mij, hoe bekoorlijk +de vlugtige uren waren, die ik in hare nabijheid heb mogen +doorbrengen; en ik overdrijf niet, wanneer ik beweer, in die +oogenblikken de zoetste en zuiverste genietingen der liefde gesmaakt +te hebben."" + +André zweeg eene poos; en in zekeren zin zou niets natuurlijker +geweest zijn, dan dat hij het boek digtgeslagen en er hartelijk voor +bedankt had, langer door Lidewyde gekatechiseerd te worden. Doch er +is, naar het schijnt, al zouden de lichtvrienden van alle +werelddeelen een genootschap oprigten uitsluitend met het doel om die +stelling te bestrijden en hare onwaarheid alom voelbaar te maken, er +is een katechismus, dien de meeste jonge mannen van André's leeftijd, +wanneer de onderwijzeres eene zoo bekoorlijke vrouw als Lidewyde is, +nimmer moede zullen worden zich te laten overhooren. Het kwam, dit was +zoo klaar als het naderend middaguur, niet te pas, dat Lidewyde hem +zulk een boek in handen gaf, zulk een gesprek met hem aanknoopte, zulk +een houding tegenover hem aannam. Het was ongehoord, ongepermitteerd, +en in de hoogste mate onbetamelijk. Doch toen zij met den vrolijksten +glimlach hem vroeg, waarom hij zijne lektuur eensklaps staakte, en of +hij meende, reeds aan het einde der geschiedenis te zijn, zou hij het +niet minder ongehoord en vooral niet minder onbetamelijk gevonden +hebben, het aangevangen werk onvoltooid te laten. + +Hij vervolgde: + +--""Het was eene zeer pikante brunette, uit wier gelaat met dat al +zulk een goed hart sprak, dat hare levendigheid iets aandoenlijks +behield. Zij heette Mad. Basile. Haar man, die veel ouder dan zij en +tamelijk jaloersch was, liet haar, wanneer hij voor zijne zaken van +huis moest, onder de hoede van een kantoorbediende achter; een te +gemelijk persoon om gevaarlijk te kunnen heeten, en die, ofschoon hij +zich te haren aanzien vrij wat aanmatigde, dit schier nooit anders +blijken liet als door zuur te zien. Ik geraakte bij hem in zeer kwaden +reuk, niettegenstaande ik hem somwijlen met welgevallen op de +dwarsfluit hoorde spelen; een instrument, waarmede hij handig wist om +te gaan. Deze nieuwerwetsche Egisthus knorde overluid, zoo vaak hij +mij de kamer zijner meesteres zag binnentreden; doch zij gaf hem de +minachting, waarmede hij mij bejegende, met woeker terug. Zelfs kon +het schijnen dat zij, om hem te kwellen, mij in zijne tegenwoordigheid +met opzet aanmoedigde. Die soort van wraakoefening was mij zeer naar +den zin, en zou dat nog meer geweest zijn, indien Mad. Basile haar +voortgezet had wanneer wij alleen waren. Maar dit deed zij niet, of +althans niet zoo openlijk. Hetzij zij mij te jong vond, hetzij zij +niet regt wist hoe het aan te leggen, hetzij bij haar een ernstig +voornemen bestond om op haar hart te passen,--zoo vaak Egisthus er +niet bij was wapende zij zich met eene soort van waardigheid, die wel +niet afstiet, maar mij, ik wist zelf niet waarom, in de hoogste mate +intimideerde. Ik was verlegen, bloosde; durfde haar niet aanzien, +durfde naauwlijks ademhalen, en toch zou het mij minder moeite gekost +hebben te sterven, dan voor altijd van haar te scheiden. Mijn oog +verslond om strijd al hetgeen ik onopgemerkt begluren kon: de bloemen +van haar zijden kleed; de spits van haar kleinen voet; haar gevulden +en blanken arm, voor zoover die zigtbaar was tusschen een handschoen +en eene ondermouw; haar hals, wanneer, gelijk somtijds gebeurde, haar +kraagje niet bevestigd was aan den kanten doek, dien zij kruiselings +over haar keurslijf droeg. De indruk van het eene voorwerp +verlevendigde nog dien van het andere. Al turend op hetgeen ik zag, en +durfde gissen, schoot een waas voor mijne oogen en was het of mijne +borst digtgenepen werd; al mijne krachten moest ik inspannen om mijne +ademhaling te regelen, die hoe langer hoe ongelijkmatiger werd; en het +eenige wat ik doen kon was, hoewel de stilte om ons henen dit somtijds +niet gemakkelijk maakte, mij lucht te verschaffen door het slaken van +eene onderdrukte zucht. Gelukkig scheen Mad. Basile, verdiept in haar +vrouwelijk handwerk, mijne ontroering niet te bespeuren. Nu en dan +evenwel verbeeldde ik mij, alsof hetzelfde gevoel hare borst en de +mijne doortrilde, haar keurslijf sneller te zien rijzen en dalen dan +anders. Dat verleidelijk gezigt deed de maat mijner verbijstering +overloopen; doch, was ik op het punt van aan mijnen hartstogt toe te +geven, dan rigtte zij tot mij de eene of andere onverschillige vraag +en deed mij aanstonds weder tot mijzelven komen."" + +Op nieuw staakte André zijne lektuur. + +--"Welnu," vroeg Lidewyde nogmaals, "waarom leest gij niet door? Ik +herhaal, dat het fraaiste nog komen moet." + +De verzekering was misschien niet te eenemaal geruststellend en de +vraag in elk geval niet overbodig; want ofschoon André in weerwil van +zichzelven werd medegesleept door hetgeen hij las, en het hem niet +weinig leed deed (hetgeen een bedenkelijk verschijnsel heeten mogt) +zich te moeten behelpen met eene geïmproviseerde en half gestamelde +vertaling,--hij was nog niet zoo te eenemaal onder den invloed van +Lidewyde gekomen, dat hij zonder hare toestemming, en zelfs zonder een +uitdrukkelijk bevel uit haren mond, durfde voortgaan. De verlegenheid +van den Geneefschen horlogemaker was besmettelijk, naar het scheen; en +had Lidewyde met hare koele vraag niet juist van pas het voorbeeld van +Mad. Basile tot rigtsnoer gekozen, en door haar onverschilligen toon +de soort van verbijstering weggevaagd, waaronder ook hij van +lieverlede geraakt was, hij zou welligt geen raad geweten hebben met +zijn figuur. Thans evenwel, ofschoon niet bevroedend dat zijn +verlevendigde moed niet uit hemzelven, maar meest van Lidewyde kwam, +vermande hij zich, en las de les, die zij hem opgegeven had, in éénen +adem ten einde: + +--""Herhaaldelijk was ik met haar op die wijze alleen, zonder dat een +woord, een wenk, of ook maar een te veel beteekenende blik, de +geringste verstandhouding tusschen ons verried. Hoe pijnlijk voor mij +die toestand ook was, toch gevoelde ik mij volkomen gelukkig; en nog +zoo onbedorven was destijds mijn hart, dat ik van hetgeen mij kwelde +mijzelven te naauwernood rekenschap geven kon. Ook haar schenen die +kleine zamenkomsten niet ongevallig te zijn: ten minste, zij wist de +gelegenheid er toe van pas te vermenigvuldigen. Noodeloos overleg, +inderdaad, wanneer ik bedenk welk gebruik zij van die kansen maakte, +en mij daarvan maken liet!... Ten einde door de zoutelooze praat van +den kantoorbediende, die haar lastig was komen vallen, niet langer +gekweld te worden, had zij op zekeren dag de wijk genomen naar hare +kamer; en zoodra ik in het achter-magazijn, waar ik mij op dat +oogenblik bevond, gereed was met mijn werk, sloop ik, den trap op, +haar achterna. De deur van het vertrek stond aan, en ongemerkt trad ik +binnen. Zij zat te borduren aan een der vensters tegenover de deur, +met het aangezigt naar het licht gekeerd. Zij kon mij niet zien +binnenkomen, en kon mij ook niet hooren, uithoofde van het geraas der +zware vrachtwagens in de straat beneden. Altijd was zij met zorg +gekleed; doch die dag zou ieder in hare kleeding een zweem van +koketterie bespeurd hebben. Hare houding was de bevalligheid-zelve; +het hoofd een weinig voorover,--zoodat ik de lijn van haar blanken +hals kon volgen,--en met bloemen in het sierlijk gekapte haar. Haar +geheele persoon had iets onuitsprekelijk betooverends, dat mij meer +buiten mijzelven bragt, naarmate ik meer tijd had om het op te merken. +Ik zonk aan den ingang van het vertrek op mijne knieën en breidde de +armen naar haar uit, vast overtuigd dat zij mij niet hooren, en in den +waan dat zij mij ook niet zien kon. Doch boven den schoorsteen hing +een spiegel die mij verried. Welken indruk mijne hartstogtelijke +handelwijze op haar maakte, weet ik niet; zij zag mij noch aan, noch +sprak mij toe, maar wendde half het hoofd naar mijne zijde en wees +met haren vinger, zonder meer, naar de gevlochten mat, waarop hare +voeten rustten. Ik trilde, slaakte een kreet, en bevond mij in een +oogwenk nevens haar, knielend op de door haar mij aangewezen plaats. +Zal men gelooven, dat ik zelfs toen den moed niet had, het woord tot +haar te rigten, of de oogen naar haar op te slaan, of haar aan te +raken en de hand op hare knie te leggen om een steunpunt te zoeken? +Sprakeloos, roerloos was ik, maar voorwaar niet weinig ontroerd. Alles +verried de spanning, waarin ik verkeerde: mijne blijdschap, mijne +erkentelijkheid, mijne vurige, maar onbestemde wenschen, in toom +gehouden door de vrees van te zullen mishagen... Zij scheen even +ontroerd en even bedeesd als ikzelf. Verlegen met mijne +tegenwoordigheid aan hare zijde, zich bewust dat zijzelve mij geroepen +had, verrast door de uitkomst van een wenk, welks gevolgen zij +blijkbaar niet had berekend,--moedigde zij mij niet aan, maar stiet +mij ook niet van zich af. Hare oogen bleven onafgebroken op haar +borduurwerk gerigt, en zij deed haar best, niet te bespeuren dat ik +nevens haar geknield lag. Doch ik zou blind moeten geweest zijn om +niet te bemerken dat haar hart niet minder onrustig klopte dan het +mijne..."" + +""Wie weet,"" besloot André zijne lektuur, ""hoe dit zwijgend tooneel +geëindigd of gedurende hoe langen tijd ik in denzelfden even +belagchelijken als streelenden toestand gebleven zou zijn, indien men +ons niet gestoord had? Doch juist toen mijne ontroering haar toppunt +had bereikt, hoorde ik in mijne nabijheid eene deur openen. "Sta op, +daar is Rosina!" zeide Mad. Basile op verschrikten toon en met een +schichtig gebaar. Rosina was hare dienstbode, en Rosina's vertrek +grensde aan dat van hare meesteres. Ik rees ijlings overeind, greep en +kuste vurig tweemalen achtereen de hand die zij mij reikte, en +gevoelde hoe bij den tweeden kus die lieve hand schier onmerkbaar +mijne lippen zocht. Zoeter oogenblik heb ik op aarde nooit beleefd. +Doch de gunstige gelegenheid, die ik ongebruikt voorbij had laten +gaan, keerde nimmer terug, en met dit eerste en eenige hoofdstuk +eindigde onze roman."" + + + + +NEGENTIENDE HOOFDSTUK + + +André had Sarah, sedert zijn onderhoud met haar over Lidewyde's +betrekking tot Ruardi, schier niet wedergezien. Opzet of toeval, van +geene enkele gelegenheid om zich met hem alleen te bevinden was partij +door haar getrokken. + +Ware hij zich volkomen bewust geweest van hetgeen hij wilde, welligt +zou die bescheidenheid hem verdroten hebben. Waarschijnlijker nog zou +hij in dat geval het initiatief genomen en door de eene of andere daad +van toenadering zijnerzijds mededeelingen hebben uitgelokt, die men +uit eigen beweging niet voor hem ten beste scheen te hebben. Doch hij +handelde niet overeenkomstig een vast plan; en zoo hij aan den eenen +kant zou hebben gewenscht, vollediger door Sarah op de hoogte gehouden +te worden omtrent Lidewyde's doen en laten, aan den anderen kant was +het hem eene verligting, dienaangaande min of meer in het onzekere te +blijven verkeeren. Hoe langer hij met een goed geweten zich zelven +diets kon maken dat zijne betrekking tot Lidewyde eene zaak van geene +beteekenis was en niemand anders als Emma bij voortduring de eerste +plaats in zijn hart bekleedde, hoe aangenamer hij het vond. Het was +dan ook geenszins een kreet van onvermengde vreugde, die hem +ontsnapte, toen hij op het reeds vergevorderd avonduur van een der +volgende dagen, terwijl hij, met de lamp aan zijne zijde, voor het +geopend venster zijner kamer zat en de sterrebeelden aan den +donkerblaauwen hemel bespiedde, eensklaps door een bezoek van Sarah +verrast werd. + +Met Adriaan, Lidewyde en Emma was hij in den vooravond uit rijden +geweest naar Zeeburg, waar men gezamenlijk, luisterend naar de +muziekale uitvoering van een militair orkest en groeten wisselend met +bloedverwanten of vrienden, de zon had zien ondergaan. André was niet +ongevoelig voor zulke genietingen. Hij vond Dijks landauer een +voortreffelijk rijtuig, en het voorregt twee vrouwen tot =vis-à-vis= te +hebben als Emma en Lidewyde vergoedde honderdvoudig in zijne schatting +het ongerief van Dijks konversatie. Het Zeeburgsche badhuis was klein +van omvang, dit gaf hij toe, en wanneer men het met dat van +Scheveningen of Ostende vergeleek, verzonk het in het niet. Doch alle +dingen zijn betrekkelijk; en niet zelden zal men aan een beperkt +terras, mits men zich omgeven weet door een uitgelezen kring van +bekenden, de voorkeur geven boven een veel uitgestrekter grondgebied, +waarover vreemdelingen den schepter voeren. In het gezelschap van +Lidewyde en haren man, gevoelde André zich opgenomen in de M'sche +=beau-monde=, en al kende hij de meeste dier heeren en dames nog slechts +van naam of van aangezigt, het was niettemin eene weldadige +gewaarwording, zichzelven en zijn meisje tijdelijk als een onderdeel +dier fiere keurbende te mogen beschouwen. + +--"Kom binnen, Sarah," zeide hij opstaand en het venster sluitend. +"Het is reeds laat, en de avonden beginnen koel te worden." + +--"Vergeef mij, mijnheer," antwoordde zij, "dat ik zulk een ongelegen +uur kies om u mijnen dank te komen betuigen. Mijne vrijheid is +beperkt, en het behoort tot de zeldzaamheden dat ik voor mijzelve +eenige oogenblikken uitbreken kan." + +--"Om uwentwil wenschte ik, dat daarin verandering kwam, Sarah. Gij +zijt in uwe afhankelijke betrekking hier aan huis niet op uwe plaats, +en indien ik iets bijdragen kon om u eene betere positie te +verzekeren, zou ik het gaarne en met ijver doen. Doch ik bezit geene +noemenswaardige relatien, en moet voorshands in de eerste plaats voor +mijzelven zorgen." + +--"Ik dank u voor uwe belangstelling, mijnheer André, maar het is niet +over mij dat ik kom spreken. Mijne positie is geheel en al het gevolg +van mijne eigen keus, en ik twijfel of gij met den besten wil daarin +eenige verandering zoudt kunnen brengen. Men heeft u verhaald, naar ik +bemerk, dat mijn lot eenmaal zeer verschillend is geweest van hetgeen +het nu is, en evenals vele andere welwillende personen verlangt gij, +dat ik mijnen rang in de zamenleving, gelijk men dat noemt, hernemen +zal. Doch gij zoudt mij toch niet gelukkig willen maken tegen mijnen +wensch? Geloof mij, gij kunt niets voor mij doen, en elke poging die +gij zoudt aanwenden om mij uit dit huis te verwijderen, zou mij juist +van datgene berooven waarop ik den hoogsten prijs stel. Voor mij gaat +niets boven de vriendschap van mevrouw Dijk, en de gelukkigste +oogenblikken van mijn leven zijn die, waarin ik mij beroemen mag iets +gedaan of beproefd te hebben om haar leven te veraangenamen." + +--"Die gevoelens strekken u zeer tot eer, Sarah," zeide André op een +gewigtigen en beschermenden toon, "en met u geloof ik dat mevrouw Dijk +volle aanspraak heeft op uwe erkentelijkheid. Doch, in ernst, zijt gij +overtuigd dat aan haar geluk iets wezenlijks ontbreekt? Zij heeft +hare vlagen van somberheid en afgetrokkenheid, nu ja; doch welke vrouw +is altijd dezelfde? Mij komt het voor, dat mevrouw Dijk niets anders +behoeft als nu en dan een weinig afleiding." + +--"Ik begrijp zeer wel, mijnheer André, dat gij tegenover mij uwe +verdiensten poogt te verkleinen; doch mijne dankbaarheid voor uwe +tusschenkomst is daarom niet minder levendig. Gij hebt gedaan hetgeen +ik voor onmogelijk zou gehouden hebben, en tot hiertoe is uw overleg +met den besten uitslag bekroond geworden." + +--"Mijn overleg, Sarah? Verkeert mevrouw Dijk in de meening dat ik met +overleg gehandeld heb?" + +--"Mevrouw Dijk is geheel en al onkundig, mijnheer, van het verzoek +dat ik mij verstout heb tot u te rigten. Zij vermoedt in de verte +niet, dat gij kennis draagt van de zorgen, die haar kwellen, en +waarvan de oorzaak bij dokter Ruardi ligt. Niet-alleen heeft zij mij +niet opgedragen u eenigerlei mededeeling te doen omtrent hetgeen zij +voor u gevoelt, maar tot hiertoe is uw naam te naauwernood door haar +genoemd geworden. Ik kan u alleen zeggen, dat zij in de hoogste mate +ingenomen is met jufvrouw Visscher, en daareven nog heb ik haar in den +lof van uw meisje hooren uitweiden. Zij verhaalde mij dat jufvrouw +Emma ook weder dezen avond aan het Badhuis het voorwerp van allerlei +oplettendheden geweest is, en dat de geheele wereld haar u benijdt. +Zoo is het ook, mijnheer, daar ben ik zeker van; en juist om die reden +doet het mij zulk een groot genoegen, dat in weerwil van hetgeen gij +aan jufvrouw Visscher verschuldigd zijt, gij middel hebt weten te +vinden om dokter Ruardi op een afstand te houden. Sedert uwe komst, en +vooral sedert de komst van jufvrouw Emma, gevoelt mevrouw Dijk zich +veel krachtiger tegenover hem; en ik heb reden om te hopen, dat zij +binnen kort voor goed van hem ontslagen zal zijn." + +--"Ik bespeur, Sarah, dat men voor u geene geheimen behoeft te hebben; +doch laat mij nu alleen, bid ik u, en spreek niet meer met mij over +deze zaak. Het is volkomen waar, dat ik door u op het denkbeeld +gebragt ben om mevrouw Dijk eene dienst te bewijzen, die zij van +niemand anders scheen te kunnen verwachten. Ik verneem van u, dat ik +daarin geslaagd ben, of kans heb van te zullen slagen. Des te beter. +En nu gij alles weet, behoort ook dit u niet onbekend te zijn, dat ik +gehandeld heb met voorkennis van jufvrouw Visscher en onder het zegel +van hare goedkeuring. Met dokter Ruardi, die vooral in de eerste dagen +van mijn verblijf alhier zeer vriendelijk voor mij geweest is, wensch +ik voor het uitwendige op een goeden voet te blijven. Mijnheer Dijk, +gelijk van zelf spreekt, weet van niets, en zal, dat beloof ik u, +nimmer van iets weten. Ook mevrouw Lidewyde behoort onkundig gelaten +te worden van hetgeen tusschen ons verhandeld is, en in geen geval zou +ik meer voor haar kunnen doen dan hetgeen zij tot hiertoe door mij +verkregen heeft. In een woord, het zal mij bijzonder aangenaam zijn, +indien aan de scheve positie, waarnaar ik mij uit vriendschap voor +mevrouw Dijk eene poos gevoegd heb, zoodra mogelijk een einde komt." + + +Nog nooit had André in éénen adem zoo vele onwaarheden op elkander +gestapeld als in dit antwoord van hem aan Sarah. Dat Sarah hem op den +inval had gebragt om voor de leus aan Lidewyde het hof te maken; dat +hij daarover met Emma gesproken en Emma's toestemming op dat +gedrochtelijk plan verworven had; dat hij in zijne verhouding tot +Ruardi geene verandering wenschte te zien komen; dat hij hoe eer hoe +liever ontslagen wilde worden van zijne geheime verstandhouding met +Lidewyde: dit waren even zoo vele leugens; en Sarah kon, hij gevoelde +het aan zijn hart, van al die verzinselen geen woord gelooven. Een uur +geleden zou hij zichzelven onbekwaam geacht hebben om in die mate zijn +eigen beter-ik geweld aan te doen, en nog daareven, toen Sarah de +kamer binnentrad, had hij er op durven zweren dat geene magt op aarde +hem immer tot zoo iets zou kunnen bewegen. Toch was de valschheid, +waaraan hij thans eensklaps in zijne eigen oogen schuldig stond, +slechts eene bevestiging der misdaad waarvoor Emma, gehoor gevend aan +een schrander instinkt, hem van den dag zijner komst op Soekabrenti af +gewaarschuwd had. + +Vanwaar dat men somtijds in weerwil van zichzelven er toe gebragt +wordt, de dingen voor te stellen onder een licht, waarvan men zich +bewust is dat het daaraan een met de werkelijkheid onvereenigbaren +schijn leent?... André zou dan-alleen in staat geweest zijn een +bevredigend antwoord op die vraag te geven, indien hij tevens en in de +eerste plaats had kunnen verklaren, hoe het kwam dat Emma's beeld in +zijne ziel door dat van Lidewyde overschaduwd en verduisterd werd. +Helaas, hij wist het niet; en daar hij de oorzaak van het kwaad niet +kende, kon hij ook zijne gevolgen niet wegnemen. Waarom werd Theseus +ontrouw aan Ariadne? Waarom deed Herakles op den tweesprong eene +loffelijke keus? Omdat Herakles Herakles, en Theseus Theseus was. + +Doch het zou er met de menschelijke wetenschap treurig uitzien, indien +zij, om belangrijk te zijn, onvoorwaardelijk moest kunnen doordringen +tot den diepsten grond der dingen. Ook tweede gronden kunnen somtijds +belangstelling wekken; en zelfs dan nog bijwijlen bestaat er uitzigt +op een wetenswaardig resultaat, wanneer de kennis der oorzaken u te +eenemaal ontzegd is en gij u met de ontleding van feiten en +overleggingen te vreden moet stellen. + +Na eene korte poos--te kort, voor een held--geworsteld te hebben tegen +het licht, hetwelk Sarah's dankbetuiging in zijnen geest deed opgaan, +was André voor het eerst tot een besluit gekomen. Hij overzag nu den +toestand, waarin hij zichzelven gebragt had, en meende wijs, of +althans manlijk te handelen, door dien te aanvaarden. Waren zijne +eerste antwoorden aan Sarah half ontwijkend geweest, het laatste had +de kenmerken van een gevestigd voornemen vertoond. Of de schaduwzijden +dier vastberadenheid niet welligt talrijker waren dan hare voordeden; +of de strik, waarin hij verward was geraakt, instede van losser te +worden, niet van nu af dagelijks meer zou gaan klemmen; of zijn geloof +aan Lidewyde's genegenheid voor hem niet de vermetelheid-zelve was; of +toe te geven aan dien mogelijken waan niet in den grond der zaak +gelijk stond met het opofferen van zijne eerste liefde ter wille van +eene andere en mindere,--daaraan dacht hij niet en vroeg zich dat niet +af. Hetgeen hem aan zijn onderhoud met Sarah plotseling een einde had +doen maken en hem op gemelijken toon den wensch had doen te kennen +geven, alleen gelaten te worden, was de volgende redenering geweest: + +"Er is tegenspraak tusschen Sarah's beweren, dat Lidewyde mijnen naam +niet noemt, en het feit, dat zij zich aanvankelijk krachtiger gevoelt; + +"Zoo Lidewyde mij al niet regtstreeks lief heeft, is het nogtans +duidelijk dat zij aan mij de voorkeur geeft boven Ruardi; + +"Ik wil voortaan niets meer met Sarah te maken hebben; + +"Het beste middel om mij van haar te ontslaan, is haar te doen +gelooven, dat ik haar plan geheel en al tot het mijne gemaakt en in +alles met Emma's voorkennis gehandeld heb. + +"Op die wijze zal de eenige persoon, welke thans nog tusschen mij en +Lidewyde staat, uit den weg geruimd zijn, en zal het moeten blijken, +of ik werkelijk in Lidewyde's oogen niets anders ben als een bruikbare +afleider." + +Ware dit laatste denkbeeld minder ondragelijk geweest, misschien zou +André niet met zulk eene snelle vaart zijn voortgehold op den weg +zijns verderfs. Doch tegen eene zoo sterke slingering tusschen hoop en +vrees was zijn karakter niet bestand. Stelde hij zich voor, dat de +verdorven Ruardi zich eene plaats in Lidewyde's hart had weten te +veroveren, dan maakte een onuitsprekelijk gevoel van haat zich van hem +meester, en hij zou, indien de dokter zich in zijne nabijheid bevonden +had, hem een slag in het aangezigt hebben willen geven. Dacht hij +daarbij aan Ruardi's gaven, dan klom, door het gevoel van zijne eigen +minderheid, de haat tot woede. Te beseffen dat Lidewyde regt had +Ruardi te verwijderen, en tevens te moeten bekennen dat hij zelf in +het oog der wereld niet in Ruardi's schaduw kon staan, was in de +hoogste mate smartelijk. Oneindig pijnlijker nog evenwel was de +mogelijkheid, dat Lidewyde van zijne dagelijks aangroeijende liefde +voor haar, die zij ongetwijfeld opgemerkt had, alleen gebruik maakte +om daarmede haar voordeel te doen, en zij hem met geen ander oogmerk +aanmoedigde,--of indien de gesprekken, die zij met hem voerde, indien +de bladzijden, die zij hem liet voorlezen, geene aanmoediging waren, +wat zou dan immer zoo heeten?--als om zich des te gemakkelijker te +kunnen ontslaan van zijnen medeminnaar. Die vrees maakte hem +waanzinnig. Zij gaf overmagt op zijn gemoed aan eenen invloed waaraan +hij nog nooit onderworpen was geweest; en misschien lag in die +demonische verbijstering,--tenzij men liever elke verklaring mist, dan +zich op te houden bij eene zoo willekeurige,--de sleutel tot den +nieuwen hartstogt, die hem aan Lidewyde ketende. Daarentegen geraakte +hij buiten zichzelven van verrukking, wanneer hij zich de andere +mogelijkheid voorstelde. Het was een gevoel, duizendmaal verhevener +dan het oogenblik, toen hij, een half jaar geleden, voor het eerst van +hart tot hart met Emma sprak. Aan Emma's zijde zou hij een bezoek aan +de Elyzeesche velden hebben willen brengen; en zonder blozen zou hij, +door haar begeleid, getuige zijn geweest van de reine blijdschap der +gelukzaligen in het Paradijs. Doch wat zeide zulk eene hemelvaart, al +moest dezelfde togt, met Lidewyde ondernomen, in eene hellevaart +eindigen? Sommige genietingen, meende hij, waren voor geene +vergelijking vatbaar; en indien men hem te dezer ure aan zijn woord +gehouden had, zou hij de eeuwige straf geen te duren prijs gevonden +hebben voor één kus van Lidewyde's lippen. + + + + +TWINTIGSTE HOOFDSTUK. + + +Noordduitsche liberalen van vóór den slag van Königgrätz, uit den tijd +toen men aan gene zijde van den Rijn nog aan het staatsomwentelend +vermogen van politieke maaltijden geloofde, zouden het heden door den +heer Dijk in de groote zaal van Soekabrenti aangerigt diner een +=Zweck-Essen= genoemd hebben. Werkelijk bestond het gezelschap, voor zoo +ver de heeren betrof, zoo niet uitsluitend dan toch grootendeels uit +personen, wier ondersteuning de gastheer voor zijne parlementaire +kandidatuur behoefde. Doch in koopsteden heeft de staatkundige wereld +een zeer weinig afschrikwekkend diplomatisch voorkomen, en men weet in +die kringen de regeling van 's lands zaken gepaard te doen gaan met +een ongedwongen behartiging van al de belangen der gezelligheid. Het +waren welopgevoede mannen, niet uitermate schrander of geleerd, geene +feniksen in het staatsregt, maar doorkneed in hunne mercantile, of +industriële of financiële specialiteit; mannen, die, onder den +nederigen naam van commissionairs, russische leeningen sloten of +americaansche spoorwegen hielpen aanleggen; makelaars in suiker, die +niet opstonden voor een paar ton; eigenaars van scheepstimmerwerven, +die met het grootste genoegen van de wereld den aanbouw van een +volledig gepantserd eskader voor hunne rekening zouden genomen hebben. +Huisvrienden van Adriaan Dijk waren zij niet; evenmin als hunne +vrouwen of dochters tot Lidewyde's gewone omgeving behoorden. Doch zij +vertegenwoordigden dezelfde maatschappelijke belangen als hij, en +waren hem genegen omdat zij hem als den regten man beschouwden om in +de Tweede Kamer (zoodat zijzelven te huis konden blijven) als orgaan +van die belangen plaats te nemen. Die sympathie, niet overmaat van +intimiteit, ontboeide wederzijds de tongen. En waarom ontveinsd, dat +eene al te gemeenzame bekendheid het middel niet is om talrijke +gezelschappen in eene aangename stemming te brengen? Vaak zal men een +opgeruimder geest en levendiger gesprekken waarnemen bij lieden, die +heden zamenkomen om morgen weder elk huns weegs te gaan, dan onder +hen die sedert lang op de hoogte zijn van elkanders wedervaren en de +een voor den ander geene geheimen meer hebben. "Men moet twintig jaren +uitlandig geweest zijn," heeft iemand gezegd, "om het in een salon vol +boezemvrienden twintig minuten te kunnen uithouden." + +Toen de maaltijd afgeloopen was, en de dames, met Lidewyde aan de +spits en Emma in de achterhoede, zich verwijderd hadden, vroeg +Lefebvre het woord en stelde hij, in den vorm eener eindelooze +redevoering, welke al de gasten van het sterker geslacht, en André +niet het minst, met hooge bewondering voor hem vervulde, den volgende +feestdronk in: + +"Om te weten, mijne heeren, wie onze vrienden zijn, behooren wij ons +eene juiste voorstelling te vormen van onze vijanden. Misprijst het +niet, bid ik u, dat ik thans deze kwestie aanroer. Zij raakt ons +zamenzijn van nabij. + +"De rigting, die wij bestrijden, is geen alledaagsch kwaad, maar een +voortwoekerende kanker. Triomfeerde zij, wij zouden niet-alleen in +Staat en Kerk en School, in onzen handel en in onze nijverheid den +treurigsten achteruitgang waarnemen;--neen, ook ons gezellig verkeer +zou gestoord zijn, en eene bijeenkomst als de onze op dit oogenblik, +zoo genoegelijk en vriendschappelijk, zou weldra tot de +onmogelijkheden behooren. + +"Onze tegenstanders hebben een woord gekozen en vastgesteld, waarmede +zij deze voorspelling zoeken te brandmerken. Doch mij intimideert +hunne aanklagt wegens intimidatie niet. De vrees, beweren zij, is de +meest nuttelooze van alle hartstogten; en aan die spraak herkent men +hun bestaan. Alleen het nuttige toch heeft waarde in hunne oogen; en +vrijpostigheid is hun levenselement. Zouden zij niet anders denken en +anders spreken, indien hetgeen zij nuttig noemen in het algemeen, +schadelijk bleek te zijn voor henzelven? Zoo ja, ik zou er hen niet +minder om achten. De vrees, die zij bespotten, is een trek der +menschelijke natuur. Zij is het begin der wijsheid. De mensch is +geschapen om te vreezen, even als hij geschapen is om lief te hebben +en na te denken. + +"Of is het zelfzucht en eigenbaat, indien wij in naam van dit ons +zamenzijn waarschuwend den vinger opheffen? Ik loochen het. Wie de +gezelligheid verwoest, is een vijand der maatschappij; en het is geen +egoïsme, het is ware menschenmin, die ons de maatschappij doet +liefhebben. De omwenteling en het despotisme hebben ook dit met +elkander gemeen, dat zij in hun gevolg slemppartijen medevoeren. De +ingehouden overvloed daarentegen, de gekuischte weelde, zijn een vast +kenmerk van een toestand van orde en van eerbied voor de wet. Deze +feestelijke tafel, mijne heeren, is meer dan zij schijnt. Zij is het +symbool der konservative beginselen. Zij vertegenwoordigt de nationale +welvaart, gegrondvest op nationale tucht. + +"Zeide ik tucht? In het woordenboek der vrijzinnigheid zult gij die +uitdrukking misschien niet vruchteloos zoeken; doch zij is een klank +geworden, eene letter zonder geest, eene formule waarvan men zich +bedient om zichzelven en anderen te misleiden. Die soort van bedrog is +eene specialiteit van de mannen der vrijzinnige rigting. Hun +dagelijksch handwerk is, te ploegen met den os van hunne tegenpartij. + +"Vraag de liberalen, u den zetel van het gezag te noemen,--zij zullen +u op den volkswil wijzen. Beteekent dit, dat zij het ernstig meenen +met de heerschappij der menigte? In geenen deele: zij slaan een kruis +bij die gedachte. Is dan de vorst hun souverein? Nog veel minder. Zij +meesmuilen onder elkander om alle Koningen der aarde; zouden +zesendertig gekroonde Hoofden, en meer, voor een droog flanelletje +wenschen te kunnen bieden, en gelooven aan geene andere souvereiniteit +als die der rede, zeggen zij. Doch met die aangelengde wijsbegeerte is +geen praktisch resultaat te verkrijgen, en men regeert geen volk met +paragrafen uit een schoolboek. Dit gevoelen zij. En ook weten zij wel, +dat onze natie haar woord verpand heeft aan eene dynastie. Vandaar een +Janussysteem, waarvan waarheid in staatsbeleid het uithangbord en +onopregtheid de geheime kracht is. Zij zweren trouw aan een Vorst, +dien zij in hunne binnenkamer minachten en bespotten, en vleijen de +ijdelheid eener schare aan wier onmondigheid zij hunne populariteit +ontleenen. + +"Ziet het liberalisme in de kaart, mijne heeren, en gij zult bespeuren +dat onze beginselen, die het verwerpt, zijne eenige levenskracht zijn. +Om iets tot stand te kunnen brengen moet het onze liefde en onze +geestdrift huichelen. Geloofden wij niet, het ongeloof van onze +tegenstanders zou niets te beteekenen hebben. Aan ons hebben zij het +te danken, dat hunne negatien een schijn van magt vertoonen. Zij +willen den Staat regeren; doch indien het van hen afgehangen had, zou +geen Staat zich ooit gevormd hebben. Niets van hetgeen een volk tot +volk maakt, is door hen in het leven geroepen, en veel daarvan is +onherroepelijk door hen verwoest. Zij weten te bedillen; maar om iets +te stichten, daartoe zijn zij onbekwaam. Zegt men dat Indie de kurk +is, waarop Nederland drijft? welnu, wij konservatieven zijn het, die +de liberalen boven water houden. Wij zijn het gezag, wij de orde, wij +de welvaart. Zonder ons vermogen zij niets. + +"Indie, mijne heeren! Ik behoef niet uit te weiden over hetgeen voor +ons in dat ééne woord besloten ligt. Door het bezit dier onschatbare +kolonie is Nederland onder de volken als een man van fortuin, die +eigen rijtuig en een buitenplaats nahoudt. Zwitserland, Wurtemberg, +Beijeren,--wat zijn zij, met Nederland vergeleken? Daglooners onder de +Staten! Laat mij niet vragen hoe het u smaken zou, indien uw +rentmeester, uw pachter, uw tuinman tot u zeide: "Twintig jaren lang +heb ik uwe bloembedden aangelegd, uwe velden omgespit, uwe bosschen +verzorgd: dit geeft mij het regt om na uwen dood uw landgoed als mijn +eigendom te beschouwen." Op even goede gronden zou uw koetsier kunnen +beweren, dat gij hem bij testamentaire beschikking uwe paarden behoort +te vermaken, die hij zoo lang gereden heeft. Doch ongaarne scherts ik +waar het hooge en heilige belangen geldt. Nederlands regt op Indie is +even onbetwistbaar als het regt van een zoon op de nalatenschap van +zijnen vader. De liberalen noemen zich filanthropen, omdat zij van de +Javanen een onafhankelijk volk willen maken; en de christelijke liefde +gebiedt ons te gelooven, dat zij het met dien toeleg eerlijk meenen. +Doch wij, mijne heeren, zijn de leer toegedaan, dat wie Java van +Nederland poogt te scheiden, misschien een goed mensch, maar stellig +een slecht Nederlander is. Ook in deze aangelegenheid (ik vraag +verlof, dit nogmaals te mogen doen uitkomen), ook hier is het +parasitisch karakter der vrijzinnigheid openbaar. Zij werpt koloniale +kwestien op, zij draagt kultuurwetten voor, zij bepleit de toekomst +der Javanen, en bemerkt niet, de kortzigtige, dat men zonder duiven +geene duivenpastei vervaardigen kan. Al de lauweren, welke onze +koloniale vrijzinnigen zich zelven om de filanthropische slapen +hechten; al de populariteit, welke hunne Javanenliefde hun tot hiertoe +heeft opgebragt; al het geld, hetwelk zij in de toekomst uit hunne +koloniale kwestie slaan zullen;--hebben zij hieraan te danken, dat het +behoudend Nederland eene koloniale mogendheid is... Nog eene +opmerking, mijne heeren, en ik zal uw geduld op zijne laatste proef +gesteld hebben. + +"Wanneer men van de schare onzer tegenstanders diegenen aftrekt, die +aanspraak kunnen maken hetzij op onze hoogachting, omdat zij te goeder +trouw hunne krachten wijden aan eene in hunne oogen loffelijke zaak, +hetzij op onze deernis en onze verschooning, omdat zij blindelings +gelooven hetgeen hun gepredikt wordt door lieden, die zij voor +bekwamer houden dan zich zelven;--ik bedoel, wanneer men het totaal +der liberale partij vermindert met de som van hare dupen en van hare +dweepers,--en gij zult mij toestemmen dat geen dier twee elementen +geacht kan worden, tot de kern der partij te behooren,--blijken +nooddruft en eerzucht de voorname springveeren van het liberalisme te +zijn. Tallooze malen is men in de gelegenheid geweest te konstateren, +dat niets te verliezen te hebben een afdoend motief is om zich onder +de vanen van eene rigting te scharen, welke met het hazardspel dit +gemeen heeft, dat zij somwijlen de bank kan doen springen. Men is +liberaal om dezelfde reden, waarom men in benarde omstandigheden een +loterijbriefje koopt. Voegt daarbij dat in de gelederen van het +liberalisme geen avancement is als voor diegenen, welke uitmunten door +verstandelijke gaven. Hebben zij het doel van hunne eerzucht bereikt, +dan werpen deze berooide vernuften het masker af; verloochenen het +gepeupel waaraan zij hunne opkomst te danken hadden, en worden eene +bastaardsoort van konservatieven, voor wie behoud en zelfbehoud +woorden van eenerlei beteekenis zijn. + +"Ik vraag niet, mijne heeren, of wij het in onze magt hebben, en zoo +ja, of het verstandig van ons gehandeld zou zijn, die partij te +vernietigen. Ik vraag alleen, of het heilzaam geacht kan worden voor +den nederlandschen Staat, het beruchte =laissez-faire= in praktijk te +brengen ten aanzien van menschen, wier eenige drijfveer carrière-maken +is; met wier opkomst of wier val geen enkel nationaal belang +zamenhangt, en van wie men alleen dit getuigen kan, dat zij den loop +der vaderlandsche geschiedenis stremmen, en ons volk verhinderen, zich +overeenkomstig zijnen aanleg te ontwikkelen? Voor mij, ik eerbiedig in +het bestaan ook van hen, die ik bestrijd, de wegen der goddelijke +Voorzienigheid. Wij moeten met onze tegenstanders doen gelijk de Staat +met dezulken doet, die zich aan het leven of eigendom van hunne +medeburgers vergrijpen. Onschadelijk maken moet ons wachtwoord zijn. + +"=Similia similibus curantur=, zeiden de Ouden; hetgeen ik aldus +vertolk: het beste tegengif der vrijzinnigheid is de vrijheid. Gij, +mijne heeren, zijt vrij. Waarom? Omdat gij kapitalisten zijt. De +zwaarste slavernij in deze wereld is het lijfeigenschap der +broodeloosheid; want de hongerige mensch is geneigd tot alle kwaad en +bezwijkt voor de geringste verleiding. Met de welvaart begint de +onafhankelijkheid; en waar de meeste overvloed heerscht, bij die natie +wordt ook de grootste mate van vrijheid aangetroffen. Vrijheid van +drukpers, van denken en spreken, van arbeid en handel, al die +vrijheden, de gewetensvrijheid niet uitgezonderd, zijn in zichzelven +slechts holle klanken en kunnen hoogstens als tijdverdrijf voor ledige +magen een voorbijgaanden opgang maken. Alleen die vrijheid houdt +stand, waarvan gijlieden, mijne heeren, de vertegenwoordigers zijt en +die gij door het omzetten van uwe kapitalen in het leven helpt roepen. +Hoe krachtiger dat beginsel in het nederlandsch Parlement optreedt, +des te beter zal de nederlandsche natie varen. Laat ons daarom hopen, +dat onze geachte vriend, in wiens huis en om wiens disch wij op dit +oogenblik vereenigd zijn, eerlang in die vergadering de plaats zal +innemen, waarnaar met het volste regt door hem gedongen wordt!" + + + + +EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. + + +Het terras voor Soekabrenti's eetzaal lag op het oosten, en de heen en +weder drentelende dames konden een goed eind weegs de glooijing volgen +voor zij het einde bereikt hadden der lange schaduwen, die aan den +voet van het huis, thans door de ondergaande zon op den rug beschenen, +zich uitstrekten over het grasperk en de paden. Nog een half uur, en +die schaduwen, tot in het oneindige verlengd, zouden den gloed der +zonnestralen ook op den versten afstand uitgedoofd en voor goed +verdreven hebben. + +--"Mijnheer Kortenaer treft het niet," zeide een jong meisje, dat +Emma's zijde gekozen had en op eenigen afstand van de andere dames +pratend naast haar voortwandelde. "Hij kan moeijelijk belang stellen +in hetgeen thans de heeren hier het meest interesseert, en om +zijnentwil verheug ik mij, dat de =speech= van mijnheer Lefebvre niet +bestemd schijnt om door andere van dien aard gevolgd te worden. Ten +minste, ik hoor wel een verward gedruisch van stemmen tot ons komen, +maar de alleenspraken schijnen afgedaan te hebben." --"Het is goed +dat Kortenaer u niet hoort," antwoordde Emma op vrolijken toon. "Hij +is een warm vereerder van mijnheer Lefebvre en ik houd mij overtuigd +dat hij naar diens toespraak met onverdeelde aandacht geluisterd +heeft. Mijnheer Lefebvre, beweert hij, is een man vol nieuwe +denkbeelden." + +--"Dat zegt mijn vader ook," hernam het meisje, "maar ik voor mij kan +de gedachte niet van mij afzetten dat hij eene rol speelt. Indien ik +kiezen moest tusschen dokter Ruardi en hem, zou ik geen oogenblik +aarzelen." + +--"Neen, dat ben ik niet met u eens. Gij schijnt mijnheer Lefebvre van +nabij te kennen, en ik zie hem van daag voor het eerst; doch met al +zijne ruwheid en zonderlingheid boezemt hij mij meer vertrouwen in dan +mijnheer Ruardi." + +--"Vertrouwen? nu ja," zeide het meisje, minder ernstig dan Emma. +"Doch ik ben niet van meening dat men de heeren daarnaar beoordeelen +moet. Mijnheer Kortenaer boezemt mij in het geheel geen vertrouwen in; +doch dat neemt niet weg dat ik hem zeer beminnelijk vind. Te +beminnelijker misschien naarmate ik hem voor gevaarlijker houd." + +--"Laat ons niet met woorden spelen, bid ik u. Waarom geeft gij aan +mijnheer Ruardi de voorkeur boven mijnheer Lefebvre? Dat intrigeert +mij. Ik gevoel mij niet aangetrokken tot mijnheer Ruardi, en reeds +hebben wij een paar malen over hem gekrieuwd, Kortenaer en ik." + +--"Dus heb ik een bondgenoot in mijnheer Kortenaer gevonden? Des te +beter. Doch maak mij, wat ik u verzoeken mag, in mijne eigen oogen +niet dwazer dan ik reeds ben. Dokter Ruardi bezit voor mij geen ander +charme als dat hij beleefd en gezellig is. Hij praat niet altijd +alleen en weet zich te voegen naar den smaak en de bevattelijkheid van +vrouwen. Komt daarentegen mijnheer Lefebvre in de stad en brengt hij +ons een bezoek, dan maakt hij zich meester van mijn vader en van de +konversatie, en gunt ons dames den tijd niet er eene speld tusschen te +steken." + +--"En noemt gij dat eene rol spelen?" + +--"Ja en neen; ofschoon ik u toegeef, dat men op die wijze ook van +dokter Ruardi zou kunnen beweren dat hij onder een anderen vorm aan +het zelfde euvel mank gaat. Mijne voorkeur, naar gij ziet, is niet van +eene geprononceerde soort. Zelfs vond ik Ruardi vandaag minder beleefd +dan gewoonlijk. En hoe bevalt het u hier? Betreurt gij Duinendaal +niet? Vindt gij freule Steinmetz niet eene allerliefste vrouw? Het +spijt mij dat zij de invitatie van mevrouw Dijk voor dezen middag +niet aangenomen heeft." + +--"Zij zou wel lust gehad hebben om te komen, maar zulke talrijke +gezelschappen, zegt zij, vermoeijen haar te zeer. En op haar leeftijd +is dat niet meer dan natuurlijk. Het doet mij genoegen, u met liefde +over haar te hooren spreken. Toen mevrouw Dijk mij voorstelde, eenigen +tijd bij freule Steinmetz te komen doorbrengen, zijn de Duinendaalsche +bosschen, ik beken het, mij nog liever geworden dan te voren. Ik zag +op tegen de kennismaking met die twee vreemde dames, en vreesde dat +Kortenaer het te druk zou hebben om zich veel met mij bezig te houden. +Doch alles heeft zich naar wensch geschikt, en ik heb in freule Bertha +eene vrouw gevonden zooals ik niet geloof dat er vele zijn. Men is met +haar volkomen op zijn gemak, en aan allerlei kleinigheden bemerkt men, +dat haar hart van goedheid overvloeit." + +--"En hoe," vroeg het meisje, fluisterend en omziend, als vreesde zij +dat eene of meer der andere dames hare vraag verstaan zouden, "hoe +denkt gij over Lidewyde?" + +Emma vond het niet aangenaam, aldus geïnterpelleerd te worden, en aan +het uitblijven van haar antwoord kon het vriendinnetje bespeuren, dat +zij de maat te buiten was gegaan. Daar het haar evenwel meer te doen +was geweest om hare eigen meening over Lidewyde te kunnen zeggen dan +het oordeel van Emma te winnen, vervolgde zij op denzelfden toon, de +onbescheidenheid van hare vraag met meer takt naar den achtergrond +schuivend dan men van haren leeftijd verwacht zou hebben: + +--"Sommige familien hier zijn met mevrouw Dijk ontzaggelijk ingenomen, +en ik weet dat ook freule Steinmetz zeer gunstig over haar denkt. Doch +bij ons aan huis staat zij niet hoog aangeschreven. Mijn vader zou +niet willen hebben dat ik vertrouwelijk met haar omging, en ik mag +alleen op Soekabrenti komen om staatsie-visites te maken, of bij +niet-intieme gelegenheden, zoo als deze." + +--"Hoe groot is toch het verschil tusschen de stad en buiten!" kon +Emma zich niet weerhouden uit te roepen. "Te Duinendaal gaat men +alleen om met de menschen die men waarlijk liefheeft of hoogacht; hier +daarentegen"... + +--"Zoo is het," vulde het meisje den volzin aan, "men verkeert hier +somwijlen met lieden die men niet verder vertrouwt dan men ze ziet. En +dan nog!" + +Op een zeer kleinen ijzeren stoel naast eene zeer kleine ijzeren tafel +had zich eene vervaarlijk groote en lijvige dame van leeftijd +nedergezet. Het wandelen scheen haar moeijelijk te vallen, en zij +maakte ijverig gebruik van een flakon, die met eene gouden ketting aan +haar broche bevestigd was en in welker gouden stop zich een +miniatuur-cylinderhorloge bevond, met paarlen omzet. Haar toilet was +evenredig aan deze tentoonstelling van bijouterien, en al hetgeen, de +voornaamste modewinkels eener welvarende stad kunnen bijdragen om eene +vrouw van dien tonnenlast te doen schitteren en kraken, kraakte en +schitterde aan haar breede persoon. Nadar zou een tweede ballon-géant +hebben kunnen vervaardigen met de ellen zijde die langs hare heupen +afhingen en haren boezem omspanden. Gelukkig huisde in die +ontzagwekkende borst de inborst van een lam: deze kolossale apparitie +was eene weldoende toovergodin voor al de armen van haar kerspel. Dit, +en een zwak voor den jongen ongehuwden predikant der plaats waartoe +haar buitengoed behoorde (haar man lag sedert vele jaren in het graf +en zij had geene kinderen), waren hare eenige hartstogten. + +--"Laat ons hier een oogenblik uitrusten," zeide zij tot twee andere +vrouwen van jaren, doch van gewoner dimensien dan zij, die met haar +aan deze zijde van het terras de schaduw gezocht hadden. "Misschien +zullen meer dames ons voorbeeld volgen en zich bij ons komen voegen. +De heeren kunnen nog niet scheiden, lijkt het wel, en de politiek doet +hen de galanterie vergeten. Heb ik u verteld, mevrouw Spaan, wat mij +in het midden der week naar de stad heeft doen komen?" + +De dame, tot wie deze vraag gerigt werd, meende wel is waar reeds +vernomen te hebben, welk belang tot die ongewone overkomst genoopt +had, doch de beleefdheid deed haar eene onkunde voorwenden, welke, +opgenomen voor goede munt, bevorderlijk kon zijn voor de levendigheid +van het gesprek. + +--"En gij weet," vervolgde de vonkelende weduwe, "dat ik er prijs op +stel, met freule Steinmetz op een goeden voet te blijven. Zij is een +waardige vrouw, en ik zal altijd beweren, dat dames van elke rigting +een voorbeeld aan haar nemen mogten. Doch wie onzer heeft zijne +zwakheden niet? Enfin, indien ik niet overgekomen was en een oog in +het zeil gehouden had, zou mijn lieve mijnheer Steenstra misschien +niet eenmaal op het twaalftal geparaisseerd hebben. En ik, die zoo +gaarne zien zou, dat hij te M. in aanmerking kwam! Ik spreek niet +voor mijzelve, dat begrijpt gij; want indien hij hier beroepen wordt, +ben ik hem op Linschoten den geheelen zomer kwijt." + +--"En heeft freule Steinmetz waarlijk moeite gedaan om mijnheer +Steenstra te weren?" vroeg de dame, die daareven als mevrouw Spaan +toegesproken was. "Ik zou haar tot zoo iets niet in staat geacht +hebben." + +--"Moeite gedaan om hem te weren, zal ik niet zeggen, want zij heeft +Steenstra's naam in het geheel niet genoemd; maar door andere namen te +noemen en den zijnen te verzwijgen, werd langs een zijweg hetzelfde +doel bereikt." + +--"Men weet toch nooit wat men aan die fijnen heeft," zeide de dame, +die tot hiertoe gezwegen had. "Al gaan zij een eind weegs met u mede +en al spelen zij voor eene wijl open kaart, altijd eindigen zij met de +kat in donker te knijpen." + +--"Dat moet gij niet zeggen, lieve mevrouw," antwoordde de goedhartige +weduwe, wier kerkelijke ijver, al viel hare dogmatiek iets minder +Bismarcksombre, vooral niet flaauwer was dan die van freule Bertha; +"wij moeten alleen maar zorgen, dat aan alle partijen regt wedervaart. +Ik gun freule Steinmetz een predikant naar haar hart, en zelfs zou ik +niet willen dat hier iemand beroepen werd die alles wegredeneerde. +Doch daarvoor behoeft zij, wat Steenstra betreft, niet bevreesd te +zijn. Steenstra heeft den naam van liberaal te zijn, dat weet ik wel; +maar ik weet ook dat hij mij niet zou kunnen stichten, indien hij de +groote waarheden van onze gezegende godsdienst niet verkondigde." + +Het geloof der korpulente weduwe was als haar schoot: het vormde een +hellend vlak waarlangs de kritiek naar beneden gleed, en de twee +andere matronen gevoelden blijkbaar weinig lust, haar te volgen op den +weg eener zoo subtiele onderscheiding als die van daareven. Men moest +een halve theologant zijn, meenden zij, om het verschil te vatten +tusschen een predikant die regtzinnig was, en een die voor liberaal +doorging, maar niettemin voor de groote waarheden der christelijke +godsdienst opkwam. Gelukkig evenwel behoefden zij niet lang naar een +nieuw onderwerp van gesprek te zoeken: het kwam haar te gemoet in de +gedaante van Lidewyde; die, insgelijks van twee dames vergezeld, de +tijding kwam brengen, dat men de heeren zoo aanstonds in den tuin zou +zien verschijnen. + +--"Wij mogen het wel zeer op prijs stellen, lieve mevrouw Dutry," +zeide Lidewyde, het woord tot de weduwe rigtend, "dat een gelukkig +zamentreffen u heden onze gast heeft doen zijn. Het behoort tot de +zeldzaamheden in dit saizoen, dat de stad u meer aantrekt dan buiten." + +--"Dat is zoo, Lidewyde, ofschoon het zonderling klinkt u in deze +omgeving van de stad te hooren spreken. Soekabrenti is een paradijs, +en gij moet het u kwalijk kunnen voorstellen, dunkt mij, dat ik de +moeite neem, mij iederen zomer op Linschoten te gaan begraven. Hebt +gij goede tijding van de oude mevrouw Dijk?" + +--"Uitmuntende tijding. Zij is in het geheel niet zeeziek geweest, en +Londen, schrijven mijne zusters mij, is nog niet half groot genoeg +naar haar zin. Iederen ochtend laat zij zich met rijtuig naar de +tentoonstelling brengen, en iederen avond wil zij een koncert of eene +opera hooren." + +--"Denkt zij lang afwezig te blijven?" + +--"Daaromtrent is nog niets bepaald. De afspraak was, eene maand uit +en thuis; doch de maand is bijna om, en ik hoor nog van geen +weeromkomen reppen. Het zou mij niet verwonderen, indien aan den togt +naar Engeland een togtje naar Schotland werd vastgeknoopt." + +--"Uw schoonmoeder heeft altijd gezegd, dat wanneer zij eenmaal aan +het reizen ging, men den lust daartoe haar niet gemakkelijk weder +afleeren zou. Nu, in Engeland is men voor eene excentriciteit meer of +minder niet zoo vervaard als hier, en indien zij behagen vindt in heen +en weder te trekken, heeft zij gelijk dat zij ons laat praten." + +--"Om één ding spijt het mij toch dat zij juist nu afwezig is," zeide +Lidewyde. + +--"En dat is?" + +--"Dat zij de gelegenheid mist kennis te maken met ons aanstaand +nichtje. Ik ben zeker dat jufvrouw Visscher in haar smaak zou gevallen +zijn. Vindt gij niet dat mijn neef Kortenaer goed uit zijne oogen +gezien heeft?" + +--"Jufvrouw Visscher logeert bij freule Steinmetz, niet waar, en +mijnheer Kortenaer bij u?" + +--"Dat is zeer toevallig zoo gekomen ja, of liever, de eer dier +schikking behoort geheel en al aan mijn man. Dijk heeft rust noch duur +gehad voor hij André had bewogen, Emma over dat plan te schrijven. +Voor ons is hun bezoek eene aangename afleiding, en ik hoop maar dat +het voor henzelven geene teleurstelling zijn zal. Zie, daar komen zij +aan." + +Zoodra de gastheer het sein tot opstaan had gegeven, was André naar +buiten gesneld om Emma te zoeken. Zoo vele personen hadden hem dezen +middag geluk gewenscht met zijne verloving; men beschouwde zijn +aanstaand huwelijk zoo zeer als eene uitgemaakte zaak; Emma's lof had +uit zoo vele monden om hem henen geruischt, dat hij behoefte gevoelde +haar zijnen arm en zijne hulde te gaan aanbieden. Zij nam beiden aan +met die ingetogen gretigheid, welke in het oog der mannen, omdat zij +hunne ijdelheid streelt en hen in den fieren waan van hunne +onmisbaarheid versterkt, eene der bekoorlijkste bewegingen is van het +vrouwelijk gemoed. Een ligte blos van aandoening kleurde haar gelaat, +en hare oogen stroomden van blijdschap over. Zij scheen dezelfde +persoon niet, die daareven met het andere jonge meisje had loopen +keuvelen. + +--"Men behoeft niet te vragen of die jongelieden gelukkig zijn," zeide +mevrouw Dutry, met de onbaatzuchtigheid der jaren en der lijvigheid de +oogen op André en Emma gevestigd houdend. + +Lidewyde hield hare meening voor zichzelve. + + +Het was avond geworden, en het uit de eetzaal naar buiten stroomend +licht zou de duisternis in den tuin ondoordringbaar hebben doen +schijnen, indien niet van punt tot punt, tusschen de heesters van het +groote grasperk en aan de boomen op de hoeken der wandelpaden, de hand +van gedienstige geesten papieren lantarens ontstoken had. Bij dat +zachtgekleurd schijnsel zag men kleine groepen van heeren en dames, of +van heeren alleen, fantastisch heen en weder dwalen. Voor het huis, op +het hoogste punt van het terras, was eene tafel aangerigt, die voor de +mannelijke helft der gasten al de aantrekkingskracht bleek te +bezitten, welke door vazen van zeegroen kristal, tot aan den rand met +wijn en kruiden gevuld en door een drom van goudgele roemers +gelijfstaffierd, van oudsher in deze gewesten uitgeoefend is. Allen +spraken door elkander, en nu en dan hoorde men den advokaat Lefebvre +in een homerisch lagchen uitbarsten. + +Doktor Ruardi handelde in den regel niet consequent genoeg om dit +tooneel alleen hierom te ontwijken, dewijl vaatjes kruidenwijn en +glazen met holle voeten de hem antipathetische zeden van een vervlogen +tijdvak der nederlandsche volkshistorie met al te groote levendigheid +voor zijne herinnering deden oprijzen. Andere redenen hadden hem dien +middag aan tafel iets van zijne gewone spraakzaamheid doen verzaken; +andere redenen ook deden hem thans het luidruchtig gezelschap mijden +van Lefebvre en de zijnen. Hij wilde Lidewyde spreken. Geduldiger nog +dan het huisdier, welks moordziek instinkt den goedaardigen Van Alphen +tot eene lofspraak verlokte, had hij het oogenblik verbeid om met haar +alleen te zijn; en slechts hij, die zijne betrekking tot haar volkomen +kende, zou in het talent, waarmede, na twintig mislukte pogingen, de +dokter haar eindelijk naar een der afgelegen wandelpaden wist te +troonen, de vrucht van studie gewaardeerd hebben. + +--"Gij zult moeten kiezen of deelen, Lidewyde," zeide hij snel, toen +hij zich zeker durfde achten dat niemand hen beluisteren kon. "Ik wil +niet dat gij zult voortgaan u aldus te emanciperen." + +--"Goede Frederik," antwoordde zij op minachtenden toon, "maak u toch +geen hersenschimmen omtrent uw overwigt op mij. Waarom wilt gij niet +gelooven dat hetgeen Sarah u herhaaldelijk gezegd heeft waarheid is? +Kunt gij u de mogelijkheid niet voorstellen dat men van uwe +gemeenzaamheid voortaan verschoont wenscht te blijven? Is de ijdelheid +bij u tot monomanie geworden?" + +--"Die bitterheden deren mij niet, en ik ben niet dwaas genoeg om te +vergen dat gij mij zult liefhebben in weerwil van uzelve. Doch wat ik +eischen mag, is dat gij een weinig eerbied toonen zult voor +herinneringen die u dierbaar behooren te zijn." + +--"Dit stemt niet overeen met uwe wijsbegeerte, vriend; of zoo ja, het +is u niet onbekend wie in de eerste plaats aanspraak heeft op hetgeen +gij mijnen eerbied noemt. Mag ik weten hoe gij eensklaps aan dat +deftige woord gekomen zijt? Het is de eerste maal dat ik het u hoor +bezigen." + +--"Nuttelooze uitvlugten! Indien gij u met geen ander oogmerk van mij +afwendet als om u te verzoenen met uw man, zou ik de eerste zijn om +mij daarover te verheugen. Honderd malen heb ik u gezegd, dat die +transaktie u mijnentwege vrijstond. Doch sedert gij in uw huis eene +kamer hebt ingeruimd voor dien knaap"... + +--"Uwe belangstelling in mijne toekomst is inderdaad +bewonderenswaardig. Eerst hebt gij mij het voorregt gegund, kennis te +maken met uwe... beteekenis; en nu ik daarvan doordrongen ben, +noodigt gij mij uit een goed heenkomen te zoeken in het paradijs van +den pligt. Gaarne geloof ik dat het u rust zou geven, mij dien weg te +zien inslaan; doch houd mij ten goede dat ik geene roeping gevoel u +die voldoening te verschaffen." + +--"Val mij niet in de rede, bid ik u, en poog mij niet om den tuin te +leiden." + +--"Ik leid u niet om den tuin, maar gij mij. Nog eene schrede en wij +staan op den straatweg. Indien wij terugkeerden, wat dunkt u?" + +--"Gij zoudt tot zulke laffe woordspelingen uwe toevlugt niet nemen, +indien gij niet bekennen moest dat mijne vermoedens gegrond zijn. En +wat wilt gij dat ik van u denken zal? Een ernstigen hartstogt kunt gij +voor dien jongen niet gevoelen; daar is hij te onbeduidend voor. Kondt +gij tegenwoordig zijn bij zijne gesprekken met mij, gij zoudt +medelijden met hem krijgen. Hij is eene volslagen nulliteit, en die +hem liefhebben moeten wenschen dat hij hoe eer hoe beter in het +huwelijk trede met zijne Duinendaalsche schoone. Misschien komt er dan +nog iets van hem teregt." + +--"Indien het over André Kortenaer is dat gij op die wijze spreekt, +moet ik u zeggen dat gij hem kwalijk beloont. Hij is een bewonderaar +van u en houdt u voor een genie. Lefebvre is de eenige persoon, dien +hij somtijds boven u stelt, en dan nog met onderscheid." + +--"Ik dank hem voor zijne goede meening, doch geloof mij, Lidewyde, +hij verdient niet dat gij u met hem bezig houdt. Wilt gij een goeden +raad van mij aannemen, laat hem loopen en zoek een waardiger +tijdverdrijf. Het is beneden u, te triomferen over jufvrouw Visscher." + +--"En wie zegt u, dat ik mij die zegepraal ten doel heb gesteld? Oneer +zou ik er in geen geval mede inleggen. Ook vind ik u potsierlijk. Zijn +dan uwe eigen overwinningen altijd evenredig geweest aan de goede +meening die gij van uzelven koestert? Om dat te kunnen gelooven, zou +ik minder goed op de hoogte moeten zijn van uwe geschiedenis." + +--"Gij zijt onhandelbaar heden avond, Lidewyde, en ik zal niet langer +beproeven, u van uw ongelijk te overtuigen. Ook wordt het tijd dat gij +uwe gasten weder gaat opzoeken. Beloof mij slechts, dat gij uzelve +niet te roekeloos zult exponeren." + +--"Dank u voor deze nieuwe impertinentie. Doch ik geloof met u, dat +het tot niets zou dienen, ons onderhoud te verlengen. Adieu, don Juan! +Elk zijns weegs." + +Zij sloeg een zijpad in, dat haar in een oogwenk naar het terras en +naar hare gasten terugvoerde, en liet hem met zijnen toorn alleen. + + +Adriaan Dijk had post gevat hij den zilveren hevel, en men moest de +wellevendheid prijzen waarmede hij voor oud en jong het kraantje +roerde. Zijne kandidatuur was hem, overdragtelijk gesproken, naar het +hoofd gestegen, en hij verkeerde in die gelukzalige stemming, waar +vrouwen zich geene voorstelling van kunnen vormen, maar die in de +mannenwereld, sedert de demokratische instellingen van den nieuwen +tijd het publiek-persoon-zijn tot eene algemeen bereikbare +hoedanigheid verheven hebben, onder den naam van populariteitsgevoel +bekend is. + +--"Kortenaer!" riep hij, toen André en Emma voor de derde of vierde +maal op eenigen afstand hem voorbijgingen. "Kortenaer! Waarom +versmaadt gij mijne goede gaven? Het is avond, mijn vriend, en +jufvrouw Visscher moet het goedkeuren dat gij u naar den inwendigen +mensch behoorlijk verwarmt." + +--"Zeker keur ik dat goed," zeide Emma, André aanmoedigend om nader te +treden. "Kortenaer beweert dat uw mengsel voor heeren al de goede +eigenschappen bezit, die de dames aan hare sortie's toeschrijven." + +--"Met uw verlof, Emma," schertste André, "ik heb alleen gezegd dat de +zorg voor uwe gezondheid mij weinig voordeel aanbrengen zou, indien ik +niet te gelijker tijd voor de mijne waakte." + +--"Goed geantwoord!" riep Adriaan. "Laten leven is niet genoeg; men +behoort ook zelf te leven. Doch waar blijft Lidewyde? Het is een uur +geleden, dat ik haar voor het laatst gezien heb." + +--"Hier is zij," antwoordde eene welbekende stem; en met rustigen pas, +alsof er niets was voorgevallen, trad eene schoone gedaante uit de +duisternis naar het licht. + +--"Foei, Lidewyde," zeide Emma verwijtend, "waarom hebt gij niet iets +omgeslagen? Gij zult ziek worden, zeg ik u. Wij leven waarlijk niet in +een land, waar de avondlucht met zich spotten laat." + +--"Is dat ook uwe meening, André?" vroeg Lidewyde, zich tot Emma's +bruidegom keerend. + +--"Zeker is zij dat," antwoordde Dijk in zijne plaats. "Kortenaer is +het oud-vaderlandsch gevoelen toegedaan, dat de heeren zich tegen de +avondlucht moeten wapenen door kruidenwijn te drinken en de dames door +mantels om te slaan." + +--"Adriaan belastert mij," zeide André, "doch hierin heeft hij gelijk, +dat ik het zeer onvoorzigtig van u vind, op dit uur blootshoofds en +zonder mantel in den tuin te wandelen. Mag ik het genoegen hebben uw +grooten doek te gaan halen? Emma, heb ik uwe permissie?" + +--"Hoe kunt gij zoo iets vragen, André?" + +Hij snelde het huis in en vroeg een bediende, dien hij in den gang +ontmoette, waar hij mevrouws doek vinden kon. De bediende wist het +niet, maar liep naar boven, waar hij zeker was Sarah te zullen +aantreffen; en geene minuut later keerde hij terug met het verlangde +voorwerp over den arm. + +--"André geeft zich waarlijk te veel moeite," zeide Lidewyde. "Waarom +ook maak ik misbruik van zijne goedheid? Doch daar komt hij reeds aan, +belast en beladen." + +Zij wendde zich om en ging hem te gemoet. Op hetzelfde oogenblik kwam +Ruardi Emma aanspreken. + +--"Gij maakt mij verlegen, André," zeide zij halfluid, zoodat de +anderen haar niet verstaan konden. "Doch ik wil niet ondankbaar zijn. +Al hetgeen ik laatst gezegd heb van uwe koelheid jegens Emma neem ik +terug. Gij zijt heden avond de teederheid-zelve geweest, en ik mag van +geluk spreken dat gij tijd gevonden hebt om aan mijn sjaal te denken. +Anders om, als ik u verzoeken mag." + +Zij keerde hem op de plaats-zelve den rug toe en boog zich neigend een +weinig achterover, ten einde den doek, dien hij met beide handen +omhoog hield, op hare schouders te ontvangen. + +--"Nu dan?" vroeg zij, toen hij scheen te aarzelen. + +--"Daar is de doek," fluisterde hij op zijne beurt, zich over haar +heenbuigend. En onder het omslaan roerde hij met zijne lippen de +blonde aan, die haren hals bedekte. + +--"Dank u," zeide zij; en de toon waarop zij die woorden uitsprak, +was, hoewel onderdrukt, tegelijk zoo natuurlijk en zoo ongewoon, dat +hij onmogelijk bepalen kon of hare betuiging van erkentelijkheid de +eene daad of de andere gold. + + + + +DERDE BOEK. + +NEMESIS. + + + + +EERSTE HOOFDSTUK. + + +Een apostolische vermaning wil, dat elk mensch volkomen verzekerd zal +zijn in zijn gemoed; en indien de menschelijke lotbestemming aan het +opvolgen van vermaningen hing, zou den uitvinder dier les de kroon der +wijsheid toekomen. Doch ziehier een jong meisje van twintig jaren, +beminnelijker en schranderder dan de meeste, bezield met de beste +bedoelingen, en, naar de wereld gesproken, zoowel geneigd tot alle +goed als onbekwaam tot eenig kwaad. Had zij over een koningrijk te +beschikken, zij zou het u schenken, indien zij tot dien prijs vrede +bekomen kon; doch haar gemoed is verdeeld, zij wordt her- en derwaarts +geslingerd, en geene magt op aarde schijnt in staat, haar te verlossen +van hetgeen haar de borst beklemt. + +Daareven, na het ontbijt, had Emma de ronde gedaan van freule Bertha's +tuin; zonder schroom gebruik makend van de vergunning der gastvrouw om +zoo vele bloemen te snijden als zij voor hare aquarel noodig meende te +hebben. Thans zat zij op hare kamer, boven aan de straat, en de +vruchten van haren strooptocht stonden in een kristallen beker, +halverwege met water gevuld, voor haar op de tafel. Zij kon getuigen +dat freule Bertha's hof medeviel, wanneer men er eenmaal den weg in +wist. De bloemen der oude dame mogten geene geleerde namen dragen of +niet modieus gerangschikt zijn, zij waren goed gekweekt en krachtig. +Gewapend met eene monsterschaar, wier oogen hare kleine vuist +omspanden evenals het gevest van een degen dit zou gedaan hebben (van +vader op zoon had het huis Steinmetz zich van die schaar bediend om +bladen papier mede door midden te snijden, en freule Bertha meende het +aan haar voorgeslacht verpligt te zijn, dat erfstuk door het gebruik +in eere te houden), was Emma langs de bedden gewandeld en had zij hare +keus gedaan. Doch het genoegen, waarmede zij den tuin doorkruist en +haren ruiker geschikt had, was van korten duur geweest. Op hare +kamer gekomen, had zij de bloemen in het water gezet en haar +teekengereedschap voor den dag gehaald; naauwelijks evenwel was zij +gereed met eene schets, of zij legde hare potlooden en hare penseelen +naast zich neder, schoof hare kleurendoos op zijde, stond op en ging +aan hare schrijftafel zitten. Doch ook de brief naar huis, waarmede +zij een begin gemaakt had en dien zij meende slechts voor het +opschrijven te zullen hebben, vlotte niet. Na eene poos, met de pen in +de hand, op het halfgevulde blad papier te hebben gestaard stond zij +nogmaals op en beproefde haar teekenwerk te hervatten. + +Hetgeen haar verdrietig, neen rampzalig maakte, was dat zij niet tot +een besluit kon komen omtrent haar verblijf te M. en, in verband +daarmede, omtrent André. Al de twijfelingen, die zij eerst zoo moedig +ter zijde had gesteld, waren met vernieuwde kracht teruggekomen. Zij +wist niet langer wat zij aan hem had. Het was of hij eensklaps te M. +aan allerlei invloeden blootgesteld was geworden, welke vroeger òf +niet op hem gewerkt hadden, òf krachteloos gebleven waren. Daar was +vooreerst Lidewyde met haar schitterend toilet, hare wereldsche +schoonheid en hare pikante konversatie. Dan Sarah met hare +geheimzinnige levensgeschiedenis en haar noodlottig ongeloof; Adriaan +Dijk met zijne onbeduidendheid en zijne rijkdommen; Lefebvre, die zich +wel slechts van tijd tot tijd vertoonde, maar zoo vaak hij kwam een +nieuwen voorraad verblindende gezegden medebragt; Ruardi wiens +denkbeelden bij André voor orakelspreuken golden, en die ja vaak met +ingenomenheid verhaalde van zijn vromen vriend Eduard Stephenson, den +kapelaan, doch wiens eigen leven blijkbaar geheel en al omging buiten +iederen God en elk gebod. Freule Bertha-zelve was van lieverlede in +Emma's oogen medepligtig geworden aan de algemeene zamenspanning, en +dagelijks werd het haar onverklaarbaarder, hoe zoo veel deugd en +godsdienstigheid gepaard konden gaan met eene zoo sterke mate van +verblinding. Zij zou hebben durven zweren dat op Soekabrenti eene +intrige gesponnen werd, waarin André meer en meer verward geraakte. +Liet zij aan hare opgewekte verbeelding den vrijen loop, dan zag zij +de woning van Adriaan Dijk doorzigtig worden en de gedaante aannemen +van een reusachtig web. In het middenpunt van dat weefsel huisde eene +monsterspin, niet een dier afzigtelijke dieren, wier lijken in muzeums +van natuurlijke historie tentoongesteld worden, maar een fraaigevormd +levend insekt, al de kleuren van den regenboog vertoonend en gekroond +met een vonkelenden diamant. Het deed denken aan de fantastische +dieren uit het boek der Openbaring in freule Bertha's bijbel, op wier +voorhoofden onheilspellende namen geschreven staan. De spin heette +=Lidewyde=, en wanneer men haar riep, kwam zij naar u toe, even als een +mak vogeltje uit vreemde luchtstreek, dat in ons noordelijk klimaat is +uitgebroeid en zijne schuwheid heeft afgelegd. Niettemin was zij eene +arachnide, gelijk men bemerken kon aan de kleinere insekten, die, als +in een lijkkleed van natuurlijke draden gewikkeld, levenloos in haar +web hingen. Het was Emma, alsof zij in een dier slagtoffers haar eigen +beeld herkende. Of neen, zijzelve kon zich nog roeren, en ofschoon +gevangen in het verraderlijk weefsel, was de kracht om adem te halen +en zich te weer te stellen nog niet geheel en al van haar geweken. +Doch hoe zij zich ook inspande om een van hare medegevangenen te hulp +te komen, uit wiens brekend oog de ziel van André tot haar sprak, zij +kon hem niet bereiken; en wat smartelijker was dan al het overige, hij +scheen zich om haren bijstand niet te bekommeren. Als een bedwelmde +liet hij zich vaster en vaster in de fijne ketenen klinken, door de +schitterende spin voor hem bestemd. Reeds waren zijne vleugelen +omwoeld, en binnen het uur zou het met hem gedaan zijn. + +Doch droomen zijn bedrog, dacht Emma; en met eene driftige beweging +der hand vaagde zij het vizioen door midden, op het oogenblik-zelf dat +hare fantazie het voltooid had. André behoorde haar toe, en niemand +zou hem haar ontrukken: dit stond vast. De menschen twistten onder +elkander, tot in de kerken toe, over de vraag of wonderen mogelijk +waren; doch wat gingen haar die afgetrokken kwesties aan? Onmogelijk +was het dat André voor haar verloren ging: meer behoefde zij niet te +weten en dit ééne was genoeg voor hare rust. Doch kon zij aan den +anderen kant de oogen voor het daglicht sluiten? Al stelde zij de +insinuaties van Ruardi op rekening van diens karakter,--want wie was +Ruardi, dat zij aan zijne woorden meer waarde gehecht zou hebben dan +aan de inspraak van haar eigen gevoel?--zij kon niet loochenen dat +Lidewyde een magtigen invloed uitoefende op André. Aan alles was dit +merkbaar, en duidelijkst van al aan het jagen van haar eigen hart, +wanneer zij eene enkele maal met Lidewyde alleen was. Dan brandden +woorden des verwijts haar op de lippen, en slechts met de grootste +inspanning gelukte het haar, niet al te zeer te verraden hetgeen +omging in haar gemoed. Wie had gedacht, dat zij in haar eenvoudig +leven ooit zulk een strijd zou hebben te voeren? Eene gehuwde vrouw +hare medeminnares! Haar bruidegom luisterend naar de vleitaal van een +misdadigen hartstogt! Hare eigen wenken voor die van Lidewyde +versmaad! André's hart gespannen in het gareel van Lidewyde's oogen! +En dat dit laatste werkelijk het geval was,--Emma zou vrouw noch bruid +hebben moeten zijn, om aan dat feit te kunnen twijfelen. + +De toestand was onhoudbaar geworden, dit erkende zij, en weder keerde +zij naar haren brief terug. Zonder alles te zeggen, zou zij zorg +dragen dat hare moeder alles wist. Het kwam er slechts op aan, een +geschikten vorm te vinden. Zij wilde niet, dat hare ouders André +verstooten zouden; daarom zou zij vermijden, hem regtstreeks van +ontrouw te beschuldigen. Doch zij kon duidelijk genoeg op een begin +van verkoeling zinspelen, meende zij, om te bewerken dat zij uit haar +folterverblijf te M. verlost en naar Belvedere opontboden werd. Meer +was voorshands niet noodig. Hare vrouwelijke waardigheid gedoogde +niet, dat zij langer bleef waar zij was: daaromtrent was zij het met +zichzelve volkomen eens. Ook dit was uitgemaakt, dat André eene +gevoelige les verdiende. Welnu, zij zou het een met het ander +verbinden, en het volgen van dien middenweg zou haar vrede schenken. + +Zij tastte naar de pen, bragt de hand aan het voorhoofd, vond de +juiste uitdrukking niet voor hetgeen zij zeggen wilde, en ontwaakte +uit hare mijmering--kleuren zoekend voor haar penseel. En dat zoeken +was vergefelijk. De volleerdste toovenaar uit de school der +aquarellisten zou bij den eersten greep de warme donkerroode tint niet +hebben gevonden, vereischt om regt te doen aan den gloed van gindsche +François Premier. Emma had gedaan wat zij konde om die roos uit haren +ruiker te weren, doch de magt der herinneringen was eene te sterke +verleiding geweest. Vruchteloos had eene Rose la Reine de scherpte +van hare gewapende hand gevoeld; vruchteloos was daarnevens eene +Gloire de Dijon op het altaar van den minnenijd geslagt; vruchteloos +was de hekatombe voltooid door het offeren eener Malmaison van de +eerste grootte. Vorstelijk prijkten die bloemen tusschen het +bruinachtig groen der provincierozen, en wijd openden zij hare harten +van satijn. Tegelijk geestig en bescheiden hieven de bonte +cancellaria's hunne kopjes naar haar op en bogen de violetkleurige +heliotropen zich ootmoedig voor haar neder. Hoe bevallig ook lieten de +fuchsia's hare kelken hangen over den rand van het glas! Het mogt niet +baten. De eene roos, welke het laatst van al voor Emma's schaar +bezweken was, overschaduwde den geheelen ruiker, en even als de maan +en de sterren in Jozefs droom, schenen hare zusters en hare speelnoten +alleen geschapen te zijn om hulde te bewijzen aan deze rijzende zon. +Hoe was het mogelijk, dacht Emma, dat zij den naam dier bloem, in eene +harer brieven aan André, tot een voorwerp van scherts had gemaakt? +Helaas, François Premier was slechts al te zeer de type van den wuften +minnaar; het bloedig en tragisch rood der onbedachtzaam naar hem +genoemde bloem in vollen ernst de kleur der trouweloosheid. Met een +gemengd gevoel van welgevallen en afschuw vulde zij keer op keer haar +penseel met het donkerst karmozijn. De tinten op het papier werden +zwaarder, en naarmate de andere bloemen vorderden, kwam ook de +noodlottige roos meer en meer uit. Bestond er een geheim verband +tusschen het hart dier bloem en het hart van André? Was het een genot +voor Emma, het eene dier harten tot in zijne fijnste plooijen te +onderzoeken, en hoopte zij door die studie den weg naar het andere te +zullen terugvinden? Of gehoorzaamde zij alleen aan die verleidelijke +aandrift, welke ons in dagen van smart behagen doet scheppen in het +loswoelen van ons eigen wee? Teekende zij het eigenwillig door haar +gekozen beeld der ontrouw alleen hierom na, dewijl het haar verademing +schonk eenen arbeid te volbrengen, die haar tegelijk aan hare +gepeinzen ontvoerde en toch haar telkens in dat schemergebied +wederbragt?... Zij was niet ontwikkeld genoeg om zich van de motieven +harer daad rekenschap te kunnen geven, doch dit gevoelde zij, dat haar +geluk op één na verwoest was. En niemand kon loochenen, dat er eenige +overeenkomst bestond tusschen de gedachte, welke haar naar hare +penseelen deed grijpen, en het lied der arme linnennaaister die bezig +was haar eigen doodshemd te zoomen. + + + + +TWEEDE HOOFDSTUK. + + +In weerwil van Emma's ijver was de teekening nog in lang niet +voltooid, toen zij een welbekenden voetstap de deur harer kamer hoorde +naderen. IJlings op te staan; het glas met bloemen op den rand van den +schoorsteenmantel te plaatsen, waar zij niet in het oog vielen; een +blad papier over hare schets te werpen; al de sporen van haren arbeid +te verwijderen en zich weder aan hare schrijftafel te plaatsen, was +het werk van een oogenblik. Het gevoel van gekwetste fierheid had +eensklaps weder de overhand bekomen in haar gemoed, en voor al het +goud der wereld had zij niet door André verrast willen worden te +midden harer gewaarwordingen van daareven. + +--"Mag ik binnenkomen?" vroeg hij, aankloppend en de daad bij het +woord voegend. + +Zij zag op van haren brief en antwoordde: + +--"Jawel, André." + +Er is in de intonatie, waarmede de vrouw die hij heet lief te hebben, +of werkelijk liefheeft, hem ontvangt en zijnen welkomstgroet +beantwoordt, iets waaromtrent geen man zich vergissen kan. Al was Emma +naar hem toegesneld; al had zij hare armen om zijnen hals geslagen en +de grootste blijdschap over zijne komst geveinsd,--André zou in het +diepst van zijn hart gevoeld hebben, alleen afgaande op den klank van +hare stem, dat nogmaals tusschen hem en haar een scheidsmuur verrezen +was. Te dieper gevoelde hij dit, nu hij noch omhelsd, noch verwelkomd +werd. + +--"Mijn God, Emma, wat scheelt er aan?" vroeg hij, zich nederzettend +in een fauteuil dien zij hem niet aangeboden had. + +Zij droeg hetzelfde ochtendgewaad als anders, effen lichtgrijs met +groen belegsel; haar kapsel had geene verandering ondergaan; hetzelfde +lint onder een glad kraagje van dezelfde snede, viel met twee korte +slippen neder op hare borst, en om haar middel sloot hetzelfde +ceintuur. Al de keeren dat André haar in deze dagen een morgenbezoek +had gebragt, had zij er even zoo uitgezien als nu. Ook vertoonden zich +op haar gelaat geene sporen van tranen of van ligchamelijke +vermoeidheid, overblijfselen van een doorgewaakten nacht. Toch hadden +hare trekken eene nieuwe uitdrukking bekomen, en zag zij er +vrouwelijker, volwassener, weerbaarder, minder kinderlijk uit dan +voorheen. + +--"Ik heb dadelijk begrepen," zeide zij kortaf, "dat ik hier niet op +mijne plaats zou zijn; en het is uitgekomen zooals ik gedacht had. Ik +had te Duinendaal moeten blijven bij mijne ouders." + +--"Maar hoe is het mogelijk, lieve Emma..." begon André. Doch zij liet +hem niet uitspreken. + +--"Val mij niet in de rede," ging zij voort, met nog gebiedender +stembuiging dan daareven, "en veins geene genegenheid, die gij niet +meer gevoelt. Uw hart behoort aan Lidewyde, en iederen keer dat gij +mij lieve Emma noemt, spreekt gij onwaarheid. Ik zit aan mijne moeder +te schrijven, dat ik hier geen dag langer blijven wil. De brief wordt +heden verzonden." + +--"Zou zij iets weten?" vroeg André zich af. "Maar dat is onmogelijk. +Zij heeft niets kunnen zien, niets kunnen hooren. En hoe onregtvaardig +van haar, mij te verwijten dat ik haar niet liefheb!" + +--"Emma," vervolgde hij overluid, en de toon van beleedigde onschuld, +dien hij aansloeg, was te opregter, naarmate hij zich stelliger +voorgenomen had, voortaan geen enkel gemeenzaam woord met Lidewyde +meer te wisselen, laat staan haar te kussen,--"Emma, gij valt mij +tegen. Dat gij jaloersch zijt van Lidewyde, is kinderachtig van u; +maar schandelijk noem ik het, u daarover op mij te wreken." + +--"Indien gij mij liefhadt," antwoordde zij, "zoudt gij deelen in +mijne jaloezie, in plaats van daarover met minachting te spreken. +Denkt gij, omdat ik schertsen kan,--schertsen kon, moest ik zeggen, +want ik kan het niet meer,--denkt gij met mij te kunnen spelen? Ik had +wijzer moeten zijn, en mij nooit aan u moeten hechten. Toen ik u +leerde kennen, ben ik voor fabelen gaan houden hetgeen ik van +trouwelooze minnaars gehoord en gelezen had; doch gijlieden kunt niet +anders, schijnt het wel. Het ligt in uw aard. Eene vrouw heeft maar +één woord, en wanneer zij dat woord gegeven heeft, doet zij het +gestand; doch gij, gij weet niet wat het is, lief te hebben. Ga weg +van mij, man zonder hart!" + +--"Emma, Emma, hoe draaft gij door! Weet gij wel, wanneer ik u zoo +hoor spreken, dat ik regt zou hebben, ernstig boos op u te worden?" + +--"Schijnheilige die gij zijt! Zie ik niet met open oogen, dat uwe +Lidewyde en haar dokter u betooverd hebben? Indien mijn verdriet en +mijne vreugde de uwe waren, gelijk het betaamde, zoudt gij dan tot mij +spreken op een toon, alsof ik uwe vergiffenis behoefde, in plaats van +gij de mijne? Doch ik schenk u geene vergiffenis. Een man, die +vergiffenis noodig heeft, verdient geene plaats in het hart eener +vrouw." + +Het klimmen van Emma's drift deed André's ongeduld bovenkomen en +versterkte hem in de overtuiging, dat, mogt hij zich al iets te +verwijten hebben, er niet de minste evenredigheid bestond tusschen het +door hem gepleegd misdrijf en Emma's vonnis. + +--"Mag ik weten," vroeg hij, "met welk regt gij op nieuw, van mijne +Lidewyde spreekt, en wat Lidewyde's dokter te maken heeft met ons +onderhoud? Een onderhoud, dit moet ik u zeggen, dat mij zeer mishaagt, +en waarvan ik om uwentwil wenschte, dat het eene andere wending +genomen had." + +Doch dit was olie in het vuur. + +--"Het pleit niet voor u," zeide zij, "dat gij in mijne +tegenwoordigheid Ruardi's verdediging op u durft nemen. Of zijt gij de +eenige in deze stad, die zijne geschiedenis niet kent? Moet gij van +mij vernemen, dat hij een glimlagchende booswicht is, die er zijn +bedrijf van maakt, onschuldige vrouwen en meisjes in het verderf te +storten? Ach, dat ik aan uwe onnoozelheid gelooven kon! Maar dat gaat +niet aan, en dat wil ik ook niet. Onnoozele mannen zijn niet van mijne +gading. Indien gij niet slecht waart, of niet bezig om slecht te +worden, zoudt gij Ruardi verafschuwen. Maar gij zoekt zijn gezelschap, +gij schept behagen in zijne gesprekken, gij bewondert en vereert hem, +even als gij keer op keer aan de lippen van zijnen vriend Lefebvre +hangt." + +--"En wat, in 's hemelsnaam hebt gij op Lefebvre aan te merken? +Lefebvre is de ingetogenheid in persoon; iemand die leeft als een +kluizenaar en zich met niets anders bezig houdt als met zijne +klienten." + +--"Ik zeg niet dat mijnheer Lefebvre een slecht mensch is, zooals +Ruardi, maar alleen dat hij u verkeerde dingen in het hoofd brengt. Al +is hetgeen hij denkt en zegt misschien onschadelijk voor hem zelven, +voor u deugt het niet. Voorheen, wanneer ik u met mijn vader hoorde +spreken, waart gij eenvoudig en zeidet ronduit uwe meening; nu +daarentegen oppert gij telkens allerlei vreemde denkbeelden, waarvan +men duidelijk bemerken kan dat zij niet uit uzelven komen." + +--"En ik zeg u, dat van een man als Lefebvre in veertien dagen meer te +leeren valt dan men in een half dozijn jaren gewone menschen leert. +Lefebvre is een der uitstekendste personen van ons land." + +--"Van Ruardi kunt gij misschien hetzelfde zeggen, maar dat neemt niet +weg dat hij een verdorven schepsel is, wiens omgang gij behoordet te +mijden. Waarom weidt gij uit in den lof van Lefebvre? Heb ik gezegd, +dat mijnheer Lefebvre zich slecht gedroeg? Het bewijst tegen u, dat +gij den eenen van uwe afgoden gebruikt om er den anderen achter te +verbergen. Ik zou van mijnheer Lefebvre niet gesproken hebben, indien +ik het niet schande vond, dat gij tevens het hof maakt aan Ruardi en +aan hem." + +--"Ik maak het hof niet aan Ruardi," viel André haar in de rede, even +driftig als zij. "Ik bewonder hem niet, ik vereer hem niet, ik hang +niet aan zijne lippen, niets van dat alles. Ik laat hem alleen regt +wedervaren. Wie u verteld kan hebben, dat hij een verachtelijk mensch +is, weet ik niet en raakt mij niet. Freule Bertha vast; want zoo zijn +de oude vrijsters. Hij is een man met een helder hoofd en die verder +ziet dan de meesten; dat is al. Waarom behagen mij zijne gesprekken? +Omdat hij vernuft heeft. Geleek hij op mijn zoetsappigen neef Adriaan, +in wien ik mij zoo jammerlijk bedrogen heb en die iederen dag meer +tegenvalt"... + +--"Uw neef Adriaan", riep zij uit, bleek van verontwaardiging, "uw +neef Adriaan is een beter mensch dan òf uw vriend Ruardi, òf +gijzelf... op dit oogenblik. En al was hij een onbeduidend persoon, +geeft dit Ruardi het regt, hem zijne eer te ontrooven? Den man, wiens +vriend hij heet, wiens huis voor hem openstaat, die hem ontvangt aan +zijne tafel? Ruardi is een monster, zeg ik u, en Lidewyde is zijne +maîtres." + +Onder het uitspreken van dit laatste woord, dat zij in haar geheele +leven nog nooit overluid gebezigd had, stroomde het bloed weder naar +Emma's wangen. Zij bloosde; en indien André op dat oogenblik zichzelf +was geweest en haar had aangezien, zou hij misschien tot andere en +betere gedachten gekomen zijn. Misschien ook niet, want de aanblik der +eerbaarheid treft meer dan zij verteedert. Doch getroffen was hij dan +toch, en Juist om die reden hield hij de oogen naar den grond +geslagen. Hetgeen Emma van Ruardi's betrekking tot Lidewyde beweerde, +beschouwde hij als laster; het stemde in het geheel niet overeen met +hetgeen hij daaromtrent van Sarah wist. En wie was aangaande deze zaak +beter ingelicht dan Sarah? Doch reeds de onderstelling, dat Lidewyde, +die dan toch zelve erkende dat Ruardi haar het hof maakte, iets voor +dien man gevoelen zou, vervulde hem met wrevel. Nog zeer kort geleden +was hijzelf van oordeel geweest dat Lidewyde juist eene vrouw was om +een minnaar te hebben, en had hij het denkbeeld, dat Ruardi die +minnaar was, zelfs zeer aannemelijk gevonden. Doch toen kende hij +Lidewyde nog bijna in het geheel niet, en er was tusschentijds eene +groote verandering gekomen in zijne meening omtrent haar. Lidewyde +mogt hare gebreken hebben, hij kon niet verdragen, dat iemand, wie dan +ook, met minachting over haar sprak; en dat Emma dit deed stond haar +leelijk, want steeds was Lidewyde, wanneer Emma's naam in hare +tegenwoordigheid genoemd werd, overvloedig geweest in haren lof. + +Minder stuitte het hem tegen de borst dat Emma den dokter zwart +maakte. Er was ongetwijfeld veel overdrevens in de voorstelling die +zij zich van hem vormde, en blijkbaar verkeerde zij te zijnen aanzien +onder den invloed van kwaadsprekende tongen. Doch hij begon nu zelf te +vinden dat er voor hem redenen konden zijn om Ruardi te haten. +Lidewyde zwak voor Ruardi? Het was niet mogelijk, dat eene zoo +schoone, zoo schrandere, en bovenal zoo door en door goede vrouw in +die mate met blindheid geslagen zou zijn. + +--"Arme Lidewyde," dacht hij bij zichzelven, terwijl een droefgeestige +trek zich om zijnen mond plooide, "hoe miskent men u!" Overluid voegde +hij er bij: "Gij weet niet half, Emma, hoe uwe woorden mij door de +ziel snijden." + +Die toon en dat waas van weemoed over zijn gelaat misleidden Emma. Zij +begon berouw te gevoelen over hare heftigheid van daareven. Met welk +regt, vroeg zij zich af, had zij den teugel gevierd aan haren +hartstogt? Was drift het middel om André tot inkeer te brengen? En +indien hij onschuldig was, wat moest hij van haar denken? Welke +bewijzen kon zij aanvoeren tot staving van Ruardi's wangedrag en +Lidewyde's ligtzinnigheid? Waaruit bleek het, dat de scherpzinnigheid +van hare zegslieden gelijken tred hield met hunne goede trouw? +Bovendien, al was Lidewyde de koketterie in persoon en Ruardi een +onverbeterlijke slechtaard, was André daarom minder André? Had zij hem +niet lief met hare geheele ziel? En indien eenig gevaar hem dreigde, +was zij niet de aangewezen persoon om hem daartegen te beschermen? + +Er volgde eene verzoening, zoo vleijend voor André's eigenliefde als +hij slechts wenschen kon. Emma knielde naast hem neder, greep zijne +handen, en kuste die. + +--"Vergeef het mij," zeide zij, "dat ik mij daareven zoo dwaas heb +aangesteld. Ik heb u bedroefd, maar het was uit liefde. Wat gaat mij +Lidewyde aan? Wat kan mijnheer Ruardi mij schelen? Aan uw hart heb ik +genoeg." + +André verkeerde in een ligt vermurwbare stemming, en om te toonen dat +hij op het punt van edelmoedigheid voor niemand behoefde onder te +doen, zeide hij, haar op het voorhoofd kussend en hare blonde lokken +streelend: + +--"Ik geloof, Emma, dat uw oordeel over Ruardi inderdaad juister is +dan het mijne. Hij is minder slecht dat gij denkt, veel minder; en +toch gevoel ik dat zijne conversatie mij niet lijkt. Zelfs erken ik, +dat in zijne gesprekken onder vier oogen iets onvoegzaams is. Men kan +een jong weduwnaar, die zulke gevoelens koestert, niet ten volle +vertrouwen, en daarom, ik beloof het u,--ik zal zijnen omgang mijden +en hem van nu af op een afstand houden." + +Voor Emma's gemoedsrust zou het meer waard geweest zijn, indien André +eene soortgelijke gelofte omtrent Lidewyde had gedaan, en vooral, +indien hij dien eed nagekomen was. Doch zij was te gelukkig om deze +leemte in zijne toezeggingen thans op te merken, of de portée daarvan +te beseffen. En ook =zijn= geluk was, menschelijkerwijze gesproken, op +dit oogenblik volkomen. De gedachte aan Lidewyde sluimerde zachtkens +op den achtergrond van zijn gemoed; terwijl niets hem verhinderde, nu +Emma die herinnering met vrede liet, te genieten van Emma's +tegenwoordigheid. Niet-alleen haatte hij Emma niet en zou hij om niets +ter wereld zijne verbindtenis met haar hebben willen verbreken, maar +hij gevoelde, dat hij haar hartelijk liefhad; vooral nu hij als van +ouds den arm geslagen hield om haar lief figuurtje, en zij haar +geestig kopje weder rusten liet aan zijne borst. Met het meeste +welgevallen dacht hij op nieuw aan de toekomst; aan het stil en +minzaam leven, dat hij aan Emma's zijde slijten zou; aan de +onveranderlijke getrouwheid, waarmede zij aan hem gehecht zou blijven; +aan dien kleinen hemel op aarde, waarvan hij zoo vaak had gedroomd. +Beter maakten die gedachten hem op dit oogenblik niet, maar wel +aandoenlijker; en aangedaan-zijn is in den regel eene streelender +gewaarwording dan beter-worden. + +--"En wat," vroeg hij op innemenden toon, toen zij als tortelduiven +eene poos kussend gekeuveld hadden,--"wat zal nu, lieve, het onderpand +van onze verzoening zijn?" + +Als bragt die vraag een plan tot rijpheid, dat reeds geruimen tijd +door haar gekoesterd was, rees zij op en greep het blad papier, +bestemd geweest om een brief aan hare moeder te worden. Een kenner van +autografen zou het niet ontgaan zijn, dat het schrift van dien brief +teekenen van toorn vertoonde; en aan het gevloeide van sommige woorden +zou hij bespeurd hebben, dat de droefheid, onder het schrijven, hier +en ginds de overhand bekomen had op de verontwaardiging. Doch André +was in die wetenschap niet te huis, en toen Emma het blad lagchend +omhoog hief en er mede wuifde, zag hij alleen dat van de vier zijden +reeds drie beschreven waren. + +--"Plaaggeest!" riep zij, op vrolijken toon; "moet gij dan in alles uw +zin hebben? Zie hier!" + +Zij scheurde den brief in honderd stukjes en strooide hem de snippers +in het haar. + +--"Nu poeijert gij mij voor den tijd," schertste hij, zich den +papieren regen van het hoofd schuddend. "Doch zoo goedkoop komt gij er +niet af. Uw horloge zal ik u laten houden, want gij moet kunnen zien, +wanneer het oogenblik daar is om mij te verdrijven, maar indien gij +mij niet uw mooisten bracelet, uwe mooiste broche, uw mooiste +oorbellen tot onderpand geeft, zal ik niet gelooven dat gij het +eerlijk meent."--"Ik zie wel, mijnheer," antwoordde zij, te gelijk +lagchend en blozend van geluk, "dat het oogenblik om u te verdrijven +sedert lang gekomen is. Gij wordt lastig. Doch indien gij een +onderpand begeert," ging zij voort, eensklaps ernstig wordend en +terwijl de tranen haar in de oogen sprongen, "neem dit!" Zij plagt om +den hals een fijn zwart koord te dragen, waaraan een medaljon +bevestigd was. Het kleine ronde glas met den gouden rand bevatte niets +anders als aan de eene zijde een gitzwarten haarlok, eene herinnering +aan haar broeder Reinier, de vroeggestorven bloem van haar geslacht, +en aan de andere zijde een grijzen lok van haren vader, gestrengeld +door een blonden van hare moeder. + +--"Het is," zeide zij, koord en medaljon André in de hand en op zijne +hand een kus drukkend, "het is mijne reinste en heiligste +gedachtenis." + + + + +DERDE HOOFDSTUK. + + +Met een verruimd hart trad André een uur daarna de hem welbekende +tuinkamer binnen, waar Lidewyde en haar echtgenoot, wanneer zij geene +gasten hadden, of alleen zulke die zij tevens als halve huisgenooten +beschouwen mogten, plagten te ontbijten. Hij vond de tafel gedekt, en +den knecht, Isidoor, bezig met het rangschikken van zilver en kristal. +Volgens de pendule was het bij éénen. + +--"Is mijnheer Dijk nog in de stad?" vroeg hij den knecht, meer om +iets te zeggen, dan uit wezenlijke belangstelling. + +--"Ik vermoed van ja, mijnheer," antwoordde Isidoor. "Mevrouw is +uitgereden, maar mijnheer wordt gewacht." + +--"Komt mevrouw niet ontbijten, denkt gij?" + +--"Ik geloof het niet, mijnheer. Den tweeden donderdag van elke maand +is het vergadering van het Fundatiehuis, waar mevrouw regentes van is. +Het Fundatiehuis is zoo veel als een weeshuis, mijnheer. Knappe +burgerkinderen worden er opgeleid voor dienstmeisje. Ik heb er een +zuster." + +--"Jawel," zeide André, die zich herinnerde Lidewyde over die +inrigting te hebben hooren spreken. + +--"Een weeshuis is het eigenlijk niet, mijnheer, want mijn vader en +moeder leven nog. Ook dragen de meisjes elk haar eigen kleeren en +behoeven niet twee aan twee achter elkander over straat te gaan. +Iederen ochtend komt de oudste dominé een hoofdstuk uit den Bijbel +lezen. Dat is in het testament bepaald." + +--"En wanneer de meisjes ziek zijn, worden zij in het huis verpleegd, +niet waar?" + +--"Om u te dienen, mijnheer. Mijnheer Ruardi is er vaste dokter." + +--"Nu, daar zullen zij niet kwalijk bij varen. Zulke knappe dokters +zijn er niet veel." + +Isidoor had zijne zuster wel eens hooren verhalen, dat de kennismaking +met mijnheer Ruardi sommige meisjes van het Fundatiehuis naderhand +juist niet ten zegen geweest was. Hij vond het evenwel niet noodig, +dit mede te deelen aan den logeergast, die een vriend van den dokter +scheen te zijn. Bovendien werd er aan de voordeur gescheld, en zijne +funktien als dorpelwachter gedoogden niet, dat hij thans nieuwe vragen +uitlokte of beantwoordde. + +Thuisgekomen van zijn bezoek bij Emma, had André zich een oogenblik +naar zijne kamer begeven en eenig toilet gemaakt. Nu Isidoor hem +alleen liet, en hij niets anders te doen had als het vertrek op en +neder te wandelen, wierp hij beurtelings een blik in verschillende +spiegels. Het zou valsche nederigheid geweest zijn, indien hij met het +resultaat van zijne waarnemingen in het geheel geen vrede had gehad. +Met betrekkelijk welgevallen bezigtigde hij zijn zwart fluweelen vest, +dat goed kleurde bij zijn blonde haren en zijn blonden knevel en een +aangenaam geheel vormde met zijn grijzen pantalon en zijn gekleed +jasje van donkerbruin laken. Hij betastte met de eene hand zijn +horlogeketting, met de andere de bloedkoralen knoopjes in zijn keurig +overhemd. Daaronder sluimerde thans het hem door Emma geschonken +medaljon, dat hij met hetzelfde koord, waaraan zij het om haren hals +plagt te dragen, om den zijnen bevestigd had. Wanneer hij eene kleine +voorwaartsche beweging met het bovenlijf en daardoor tevens in den +spiegel eene ligte buiging voor zichzelven maakte, kon hij het +medaljon voelen heen en weder schuiven langs zijne borst. Toen hij +voetstappen hoorde in den gang en de stem van zijnen gastheer meende +te herkennen, trad hij ijlings naar het venster, ten einde Dijk bij +het binnentreden in den waan verkeeren zou, dat hij zich den tijd had +gekort met Lidewyde's bloemenmand te bewonderen. + +Adriaan was in =high spirits=. Hij had dien ochtend te gelijk met een +brief van Lefebvre, het berigt inhoudend dat zijne verkiezing zoo goed +als verzekerd was, een verblijdend handelstelegram uit het buitenland +ontvangen. Met ongemeene graagte,--want hij behoorde niet tot degenen +wier eetlust door aangename tijdingen bedorven wordt,--drong hij +André, zich aan tafel te zetten. Lidewyde zou niet verschijnen, zeide +hij, en hij verontschuldigde hare afwezigheid met dezelfde redenen die +reeds door Isidoor aangevoerd waren. Ofschoon André kort te voren door +geheel andere aandoeningen bestormd was geworden als zijn +bloedverwant, had zijn appetijt daaronder weinig minder geleden dan +die van Adriaan. Vooral de moezelwijn, waarmede zijn gastheer hem +aanmoedigde brood en vleesch te besproeijen, smaakte hem kostelijk. + +--"Het spijt mij geducht," zeide Dijk, "dat ik u van middag alweder +geen gezelschap zal kunnen houden. Doch het rijtuig is tot uwe +dispositie, gelijk gij weet. Zoo gij met uw meisje een toertje wilt +gaan maken, bekommer u dan noch om Lidewyde, noch om mij." + +--"Zeer verpligt," antwoordde André, "maar Emma heeft van daag wat +hoofdpijn, en ik denk van mijne verlatenheid gebruik te maken om +brieven te schrijven." + +--"Zoo als gij wilt. Vrijheid blijheid. Mag ik u nog een glas wijn +verzoeken? Dank u. Geurige Pisporter, vindt gij niet?" + +André vond den Pisporter geuriger dan ooit; en toen Dijk hem verlaten +had om naar zijn kantoor terug te keeren en van daar naar de beurs te +gaan, bleef hij nog eene poos aan tafel zitten en ledigde hij langzaam +zijn derde of vierde glas. Onder den opwekkenden invloed van den wijn +rekapituleerde hij nog eens zijn jongste gesprek met Emma en trachtte +hij zich rekenschap te geven van hetgeen hij thans gevoelde. De +slotsom was bevredigend. Het nakomen der gelofte, die hij bij +zichzelven had afgelegd, werd hem door Lidewyde's ongezochte +afwezigheid, en dat was een gunstig voorteeken, reeds aanstonds +gemakkelijk gemaakt. Wilden die voorspoedige gelegenheden zich slechts +vermenigvuldigen,--hij, voor zich, zou zich beijveren ze aan te +grijpen. Niets zou hem aangenamer zijn dan den tegenwoordigen stand +van zaken te doen voortduren. Hij beminde Emma, dat was een feit, en +zij kon er op rekenen dat hij haar getrouw zou blijven. Doch zij moest +niet jaloersch worden, en wanneer hij beleefd was voor andere vrouwen, +behoorde zij hem daarin zijnen gang te laten gaan. Ten opzigte van +Lidewyde kon zij dit gemakkelijker doen, omdat hij Lidewyde wel zeer +schoon--en hoe zou hij het noemen?--zeer appetissant vond, maar +geenszins van haar gecharmeerd was. Lidewyde was en bleef eene +getrouwde vrouw; eene vrouw, nu ja, waarmede hij, André, uit +tijdverdrijf een weinig koketteren mogt, en zij met hem, maar die +nimmer een ernstige hinderpaal kon worden voor zijne vereeniging met +Emma. Hij gevoelde alleen behoefte aan Lidewyde's onderscheiding. Zij +moest hem niet kunnen verwijten dat hij opging in een meisje als het +zijne; moest bespeuren dat hij kon liefhebben, voorzeker, doch tevens +dat hij een man was en niet een opgeschoten knaap. + +--"Maar komaan," viel hij zichzelven in de rede, "Isidoor moet +afnemen, en het wordt tijd dat ik naar mijne kamer ga." + +Op het portaal, boven aan den trap, ontmoette hij Sarah, die met eene +zwijgende buiging eenigzins ter zijde trad om plaats voor hem te +maken. Nog nooit tot hiertoe had hij zich naar zijne kamer kunnen +begeven zonder op de eene of andere wijze er aan herinnerd te worden, +dat Lidewyde eene vrouwelijke Cerberus nahield, die den toegang tot +hare appartementen versperde. Ook thans werd hem dit te binnen +gebragt, doch niet onder denzelfden onaangenamen vorm. Sarah toch was +gekleed om uit te gaan. Zij, die hij tot hiertoe steeds had aangemerkt +als een huiszittend wezen, hetwelk zich hoogstens, en dan nog wegens +dienstzaken, eene wandeling in den tuin veroorloofde, droeg heden, +even als andere vrouwen, een hoed en eene mantille. Zelfs zou hij +hebben durven zweren dat zij eene crinoline aan had. Nietige +omstandigheden, indien men wil, doch waaruit het geoorloofd was op te +maken, dat Lidewyde in de eerste twee of drie uren niet terug verwacht +werd. Dijk van huis, Lidewyde van huis, Sarah van huis: gunstiger +gelegenheid tot het beproeven van een onderzoek, hetwelk hij reeds +meer dan eens zou hebben willen instellen, kon zich bezwaarlijk +aanbieden. + +Hij trad zijne kamer binnen, doch liet de deur achter zich open staan. +Niemand zou hem thans komen storen, en zonder onbescheidenheid kon +hij, voor hij aan zijne brieven begon, een paar malen het portaal en +den gang op en neder wandelen. Hij behoefde Lidewyde's vertrekken +immers niet binnen te treden, al verwijlde hij eene poos voor de deur +die tot het eerste daarvan toegang verleende? Toen hij evenwel ten +derde male tegenover de door geene engelen met vlammende zwaarden +bewaakte poort van het verboden Eden stilhield, stond Lidewyde's beeld +hem zoo levendig voor den geest en was hij zoozeer met de gedachte aan +haar vervuld, dat het niet onnatuurlijk scheen eene schrede verder te +gaan en de hand aan den kruk te brengen. Indien het bestaan-zelf van +sommige wezens, door de kracht der sympathie, zich aan ons schijnt +mede te deelen, zoodat het is alsof hun leven een deel uitmaakt van +het onze, waarom zou het dan ongeoorloofd zijn, zich in de +aanschouwing der onbezielde voorwerpen te vermeiden, die hen of haar +dagelijks omringen? Vermoedelijk beleed Emma daaromtrent gevoelens, +die van de zijne afweken; doch dit was geen beslissend argument. De +vrucht toch van zijne kennismaking met Lidewyde was juist, dat de +grenzen van Emma's superioriteit hem openbaar geworden waren. Hij +moest bekennen dat Emma met al hare beminnelijke eigenschappen niet +vrij was van zekere bekrompenheid in het oordeelen,--dezelfde formule +waarvan Lidewyde zich ten aanzien van freule Bertha bediend +had,--welke bezwaarlijk geacht kon worden tot het ideaal eener vrouw +te behooren. Ware zij hem op dit oogenblik plotseling verschenen en +had zij geraden wat hij ging doen,--zij ried veel, meer dan hem lief +was, meer zelfs dan hij somwijlen overeen kon brengen met eene +volkomen vrouwelijke onschuld,--dan zou hij om harentwil, en omdat +hij in spijt van hare gebreken innig veel van haar hield, zijn +voornemen hebben laten varen; niet omdat hij toestemde dat zijne +nieuwsgierigheid misdadig of ook maar berispelijk was, maar omdat hij +het wreed zou hebben gevonden, in Emma's tegenwoordigheid iets door te +drijven, wat haar onaangenaam bleek te zijn. + +De eerste indruk, dien hij van Lidewyde's kamer ontving,--want hij had +André Kortenaer niet moeten zijn om thans buiten te blijven staan--was +verward. Om de brandende stralen der namiddagzon te weren, had Sarah, +voor zij heenging, al de jalousien gesloten, en het oog moest aan de +halve duisternis een weinig wennen. Weldra echter bemerkte André, dat +het vertrek, waarin hij zich bevond, slechts de inleiding was tot twee +of drie andere vertrekken, die te zamen den zuidelijken bovenvleugel +van Soekabrenti uitmaakten, en waarvan eerst het verst verwijderde, +dat met de vorige een regten hoek vormde, het eigenlijk doel van zijne +ontdekkingsreis heeten mogt. Geene lastige deuren verhinderden hem +zich daarvan aanstonds te vergewissen. Hij liep door, van den eenen +lusthof in den anderen, zoo ver de afstand reikte, en keerde toen op +zijne schreden terug. Voldaan was hij niet; maar het schemerlicht, en +de door niets afgebroken stilte om hem henen, hadden hem daareven min +of meer schichtig gemaakt, en hij wilde thans alles nog eens rustig +opnemen. + +Eerst een kleine bazar, zou men gezegd hebben, bijeengebragt uit verre +landen: donkerbruine meubelen met japansch-verlakte paneelen, goud op +zwart; étagères, overladen met chineesch porselein; boeken en +plaatwerken uitgespreid op eene met gekleurd paarlemoer ingelegde +tafel; behangsels en overgordijnen van ligtgele zijde, tusschen wier +plooijen men geborduurde kakkatoes met hunne kuiven zag pronken en de +bevallig gebogen staarten van paradijsvogels zag afhangen. Dit was de +kamer, die gemeenschap had met den gang. De daarop volgende geleek het +boudoir eener fransche hofdame uit den tijd van Lodewijk den XVde: +een ameublement van zeegroen damast; vergulde lustres, een geheel +vormend met ovale spiegels; werktafels van kruiselings ingelegd +rozenhout met in vergulde schoentjes gevatte pooten; boven eene +kanapee het zachtgekleurd portret eener bruid uit de school van +Greuze; eene vergulde kroon, die voor een ruiker van waterlelien zou +hebben kunnen doorgaan; snuisterijen om te stelen; eene pendule van +saksisch porselein, op wier top men een kleinen herder met keurig +geschoren baard, eene korenbloem in den hoed van een herderinnetje +steken zag. Het derde vertrek scheen een zachten overgang naar +Lidewyde's slaapkamer te vormen. De wanden vertoonden een rozerooden +achtergrond, met geplooid neteldoek bespannen, waartusschen de +spiegels zich half verscholen. Van de zittingen der witte sofas en der +witte fauteuils hingen breede geborduurde strooken af tot op den +grond. Op de van zilverachtig hout vervaardigde tafel stond eene +albasten bloemvaas vol theerozen, wier frissche, fijne geur het +geheele vertrek doorstroomde. Het tapijt was van eene heldergrijze +kleur, even als de tafel, en bezaaid met bouquetten van bleeke +pionies. + +Er ging van die rustbanken, waarop Lidewyde plagt neder te zitten; die +spiegels, waarin zij bij het uitgaan telkens een laatsten blik wierp; +dat speelgoed, hetwelk hare hand nog daareven scheen te hebben +aangeraakt, om het te verschikken of van stof te reinigen; die +tapijten, waarlangs den eigen ochtend de zoom van haar kleed geruischt +had, en waarop haar kleine voet van afstand tot afstand een indruk zou +hebben achtergelaten, indien gestalten, zoo harmonisch als de hare, +niet veeleer schenen te zweven dan te gaan,--van dit alles ging voor +André eene biologiserende kracht uit, die, zonder hem te verbijsteren +of op te winden, hem nogtans aan zichzelven ontvoerde. En de +bedwelming verminderde niet, toen hij, aan het einde van het derde +vertrek gekomen en zich half omwendend, Lidewyde's kleed- en +slaapkamer voor zich zag. In de andere vertrekken was de schaduw warm; +en men gevoelde dat het =clairobscur=, waarin zij gehuld waren, alleen +dienen moest om de hitte niet ondragelijk te maken. Hier daarentegen, +waar het niet noodig was geweest de zuiderzonnestralen te weren, hier +was licht en koelte, en de ademtogt van den oostenwind speelde, door +het halfgeopend venster, met de kanten strooken der ontplooide +overgordijnen. Lidewyde's liefde voor stille kleuren had zich ook in +dit vertrek niet verloochend. De vergeet-mij-niet had haar teederst +blaauw aan de draperien geleend, die afhingen langs de vensters en de +alkoof omhuifden, waarin het ledikant der schoone slaapster geplaatst +was. En weder scheen het geheele ameublement, en schenen alle +sieraden, met die festoenen uit één stuk gegoten te zijn. Zonder door +eenige ongelijkheid gestoord te worden, gleed het oog van de paneelen +der garderobe naar den hemel van het ledikant en van de waschtafel +naar den kapspiegel. + +Naast den ingang, aan de linkerzijde, half verscholen achter de breede +plooijen der portière, stond eene hooge en breede porseleinen +kolomkagchel, thans ongebruikt, maar te zwaar om des zomers te worden +weggenomen; en daarvoor eene kleine sofa, dus geplaatst, dat men met +een boek in de hand zich daarop rustig uitstrekken en het licht der +vensters, aan de andere zijde van het vertrek, naar welgevallen kon +laten spelen over de bladzijden. André zette zich neder, liet zich +half achterover zinken, kruiste de armen over de borst, en staarde +voor zich uit. Want hetgeen hem in die kleine sofa het meest bekoorde, +was dat zijn blik van dit plekje door kon dringen tot in het diepst +der alcoof tegenover hem. + +Zou hij met Emma's geheimen hebben durven handelen, gelijk hij thans +met die van Lidewyde deed? Had hij zich die vraag gesteld,--doch hij +liet haar rusten,--dan zou hij niet verlegen zijn geweest om een +antwoord. Nu ja, er =was= eene soort van eerbied, die Emma hem +inboezemde en Lidewyde niet; dit bewees evenwel alleen, vond hij, dat +Emma voor hem eene aantrekkingskracht miste, die juist, om zoo te +zeggen, Lidewyde's specialiteit was. Hij verwachtte niets van +Lidewyde; zag niet in, hoe zij ooit iets voor hem zou kunnen worden; +eischte van haar geene wederliefde, en zou desnoods hebben volgehouden +dat zijne stille genegenheid voor haar met minder zelfzucht vermengd +was dan het gevoel hetwelk hem aan Emma Verbond. Van Emma's zijde toch +rekende hij voor zichzelven op eene vermeerdering van levensgeluk; de +zorg, die hij eenmaal voor haar dragen zou, moest Emma hem vergoeden; +zij moest hem levenslang troosten van zijnen arbeid; moest de +lichtstraal zijn en blijven van zijne maatschappelijke positie; en +indien zij te eeniger tijd te kort schoot in het volbrengen van die +taak, zou hij het regt hebben, meende hij, haar dat te verwijten. +Lidewyde daarentegen had hem niets beloofd en zich tot niets +verbonden; elk blijk van genegenheid, dat hij van haar ontving, was +eene gift van hare vrije goedheid; hij kon haar slechts danken voor +hetgeen zij hem schonk. Dat Lidewyde niet zwak voor hem kon zijn, +zonder verraad te plegen aan haren man,--was eene gedachte, waarbij +hij ongaarne verwijlde. Het denkbeeld dat hij hare gunsten, indien zij +hem die verleende, zou moeten deelen met Ruardi, had hij zich voor +goed uit het hoofd gezet. Van eenig gevaar voor haar goeden naam, +indien zij hem met te veel welwillendheid bejegende, kon geene kwestie +zijn, en nog veel minder van eenige afhankelijkheid, waarin zij +geraken zou, indien zij zich aan hem, André, overgaf. Wie sprak +daarenboven van zich over te geven? Wie vergde van haar, dat zij iets +voor hem doen zou? Dit was onzin. Hij vroeg niets en rekende op niets: +daarom klopte zijn hart dan ook nu volkomen rustig en werd hij door +geene inwendige stem van iets ergers dan vrijpostigheid beschuldigd. + +Zijne kalmte zou intusschen weldra ter toets gebragt worden. Reeds +twee- of driemalen was van den straatweg het geluid van een naderend +rijtuig tot hem doorgedrongen, zonder dat hij zich daarom bekommerd +had. Hij was vast overtuigd dat Lidewyde eerst tegen het etensuur +terugkeeren zou, en de uitkomst had zijn zelfvertrouwen tot hiertoe +niet beschaamd. Tot driemalen toe was het naderend rijtuig Soekabrenti +voorbijgereden, en had hij het dreunend geraas der wielen in de verte +hooren wegsterven gelijk het opgedoemd was. Doch toen weder een +rijtuig aankwam, gebeurde het tegenovergestelde. In plaats van zijnen +geplaveiden weg te vervolgen, sloeg het de laan in, die op de plaats +aanliep, en met meer verwondering dan ontsteltenis hoorde André het +hem welbekend geluid der kiezelsteenen, opspringend om de hoeven der +paarden en krakend onder het ijzer der wielen. Ook toen het rijtuig +stilhield voor de deur maakte hij zich niet ongerust. Het =kon= Lidewyde +niet zijn; en in die meening werd hij versterkt, toen hij het rijtuig +zich onmiddellijk weder hoorde verwijderen. Het zou een bezoek geweest +zijn, meende hij; en in zijne verbeelding had hij Isidoor den stoep af +naar het portier zien snellen, en hem uit de geglaceerde hand van deze +of gene van Lidewyde's vriendinnen, op het hooren dat de vrouw des +huizes afwezig was, een visite-kaartje zien aannemen. Doch hij +vergiste zich, en even onverstoorbaar als daareven zijne gerustheid +geweest was, even radeloos werd eensklaps zijne verlegenheid, toen hij +een ruischend kleed hoorde naderen en de stem van Lidewyde-zelve +vernam, die in het voorvertrek tot den huisknecht zeide: "Ik ben voor +niemand te huis; wanneer Sarah terugkomt, zeg haar dat ik haar niet +noodig heb." Op te springen van de sofa en zich achter de witte +kagchel met de koperen banden te verbergen was voor André eene daad +van werktuigelijke vertwijfeling, meer dan van overleg. + +Wist Lidewyde dat hij zich in hare vertrekken bevond? Zij gedroeg zich +gelijk eene vrouw van haren rang zich alleen gedragen kon in de +overtuiging, dat geen man haar bespiedde. Als naar gewoonte was de +regentessen-bijeenkomst van het Fundatiehuis haar zeer lang gevallen, +en toen eene der oudere dames verlof had gevraagd zich voor het +sluiten der vergadering te mogen verwijderen, had zij eene ligte +ongesteldheid voelen opkomen en van het aanbod der matrone, om eene +plaats aantenemen in haar rijtuig en zich naar buiten te laten +brengen, met erkentelijkheid gebruik gemaakt. Uit de weinige woorden, +door Lidewyde met Isidoor gewisseld, bleek dat zij kennis droeg van +Sarah's afwezigheid. Ontging het haar, of ontgaf zij het zich, dat de +deur, die toegang verleende tot hare vertrekken, niet gesloten was? +Zoo ja, dan moest men de zorgvuldigheid prijzen, waarmede zij dat +verzuim herstelde. Zoodra toch had zij Isidoor niet belast met de voor +Sarah bestemde boodschap, of zij drukte het zegel op den daarin +besloten wensch naar rust en afzondering door de hand aan een dier +kleine grendels te brengen, welke in de verte sieraden schijnen, doch +van nabij bezien het nuttige aan het bevallige paren. En die beweging +was de eenige niet waaruit bleek dat zij alleen wenschte te zijn. Toen +zij in het eerste vertrek een boek gekozen had uit de velen die +uitgespreid lagen op de tafel, in het tweede een blik had geworpen op +de kunstige pendule met den bevalligen jongen herder van porselein, in +het derde zich voorover had gebogen naar de welriekende theerozen in +de albasten vaas, was haar eerste werk, bij het binnentreden van haar +slaapvertrek, de fraaibewerkte schuifdeuren, wier mechaniek door de +portière aan weerszijde onzigtbaar werd gemaakt, tot elkander te +brengen en op zoodanige wijze te bevestigen, dat een onbescheidene +geweld zou hebben moeten plegen om dien beweegbaren scheidsmuur zich +weder te doen ontsluiten. Zij legde het medegebragte boek neder op +hare kaptafel en ontdeed zich van haar hoed en mantille. Al woog dat +hoedje geen nederlandsch lood, haar kapsel had daaronder een weinig +geleden, en zij wilde in de eerste plaats die wanorde herstellen. Zij +trok hare handschoenen uit en bragt, met een bevallige beweging van +beide armen, het kapsel weder in zijne natuurlijke plooi. Een +beeldhouwer zou jaloersch geworden zijn, indien hij hare vingers zich +tusschen de gecrêpeerde lokken had zien bewegen. Toen die arbeid +voltooid was, ging zij eenige keeren de kamer op en neder, met de +oogen naar den grond geslagen en de eene hand aan hare wang brengend, +als iemand die òf geheel en al met dezelfde gedachte vervuld is, òf +eene ligte vermaning van aangezigtspijn ondervindt. Gevoelde zij +werkelijk pijn en overwoog zij in die stemming de belangen van het +Fundatiehuis? Dit scheen zeker, dat het gaan haar weldra verdroot, +evenzeer als de warmte haar hinderde. Zij trad naar de alkoof, en nam +uit de daarin voorhanden garderobe een lang kleed van eene fijne witte +stof, gemaakt om als een peignoir gedragen en met eene cordelière om +het middel bevestigd te worden. Nevens het ledikant stonden twee +kleine muilen van wit satijn; kleiner dan de strik waarmede zij aan de +bovenzijde versierd waren en die den smallen voorschoen bijna +onzigtbaar maakte. Zij bukte met een zucht naar de muiltjes, en nam ze +op. Den peignoir hing zij over de leuning van den fauteuil, die voor +haar kapspiegel stond, liet de muiltjes langs haar kleed op den grond +glijden, zoodat zij den voet slechts behoefde uit te steken om ze te +kunnen aanschieten, en ging toen de openstaande vensters sluiten. +Hoewel die vensters uitzagen in den tuin, en men in de populieren aan +de overzijde had moeten klimmen om uit de verte een blik in hare kamer +te hebben kunnen werpen, onthaakte zij nogtans de gazen gordijnen en +sloeg ze over elkander, zoodat zelfs het doordringendst oog niet in +staat zou zijn geweest, door de ranken en bloemen van zoo veel +borduursel heen, waar te nemen hetgeen daarbinnen voorviel. Bovendien +zou men een bedorven schepsel hebben moeten zijn om aanstoot te nemen +aan hetgeen zij ging verrigten. Er viel toch binnen de muren van dit +vertrek niets anders voor als dat eene jonge schoone vrouw, op een +drukkende namiddag in de maand September, wanneer de warmte soms +lastiger is dan in het midden van den zomer, zich in de eenzaamheid +ontkleedde, haar knellend schoeisel verwijderde, en in een ruim kleed +gehuld zich met een boek in de hand uitstrekte op haar sofa. + +André had niets gezien; maar hetgeen hij vermoed en gehoord had +vervulde hem tegelijk met blijdschap en met ontzetting. Hoe reddeloos +verloren zou hij zijn, indien Lidewyde, onkundig en onbewust van zijne +tegenwoordigheid, hem ontdekte! Hoe onuitsprekelijk belagchelijk zou +hij zich in hare oogen gemaakt hebben, indien zij, hem gewaar wordend, +opstond en hem de deur wees! Geëconduiseerd te worden als een +luistervink en bespieder, welk een lot! Toch zou zelfs die harde en +vernederende uitkomst, meende hij, indien zij zijn deel moest zijn, +hem in sommige opzigten eeuwig benijdenswaardig blijven schijnen. Want +al kon hij zich niet beroemen, meer geweest te zijn dan een blind +getuige, hij had zich in Lidewyde's innigste nabijheid voelen +verkeeren; had genoten van den waan, dat al de schatten harer +schoonheid hem toebehoorden; had den droom geliefkoosd dat hij het +was, om wiens wil zij de eenzaamheid zocht, en al de ceremonien der +wereld uitschudde, en zich met geene andere sieraden tooide als +waarmede God haar begiftigd had. Die ideale uitlegging had voor hem +aan al hare bewegingen eene hoogere beteekenis gegeven. Toen zij hare +armbanden had nedergelegd op het marmeren blad van haar toilettafel; +toen zij haren gordel ontgespt had; toen zij haar gewaad had laten +afglijden op het tapijt,--had elk dier ritselende geluiden hem als +muziek in de ooren geklonken en had zijne verbeelding daaraan +voorstellingen verbonden die hem in verrukking bragten. Dit zou hij +nimmermeer vergeten; en het scheen hem toe dat die ééne herinnering +genoeg zou zijn om hem daarna voor altijd te verzoenen, ook met de +grievendste bejegening. Doch wat pijnigde hij zich zelven met allerlei +vreezen? Zeker zou hij het onedel gevonden hebben, misbruik te maken +van een voordeel, hem door het lot in den schoot geworpen. Lidewyde te +kwellen, te vervolgen, te beleedigen,--daartoe was hij niet in staat. +Indien zich haar regtmatigen toorn op den hals te halen in zijne oogen +de zwaarste straf was, hoe zou hij het denkbeeld hebben kunnen +verdragen, haar afschuw voor hem in te boezemen? Doch met dat al was +het een feit, dat zij zich op dit oogenblik in zijne magt bevond. Hij +had haar geen strik gespannen, haar niet belaagd, had niets gedaan om +den toestand in het leven te roepen, waarin hij zich thans tegenover +haar geplaatst zag. Was hare kamenier door hem omgekocht? Was hij het +geweest die Lidewyde hier bescheiden had? Had hij niet veeleer te +goeder trouw in de meening verkeerd dat zij den geheelen namiddag +afwezig blijven zou, en waren niet allerlei kleine bijomstandigheden, +met Sarah's uitgang aan de spits, hem in dat geloof komen versterken? +Des te meer vrijheid zou hij desverkiezend thans gehad hebben, om uit +zijnen schuilhoek te voorschijn te treden, zich aan Lidewyde's voeten +te werpen, haar tegelijk zijne misdaad en zijne liefde te bekennen, en +van hare ontroering partij te trekken om haar den hoogsten prijs te +doen betalen voor zijne toekomende bescheidenheid. Doch hij verwierp +die keus. Lidewyde, dacht hij, mogt niet boeten voor een trek, dien de +kans haar gespeeld had. Argeloos was zij herwaarts gekomen; argeloos +had zij zich opgesloten; argeloos rustte zij in zijne nabijheid. Het +zou eene laagheid geweest zijn, die rust op eenigerlei wijze te +verstoren. + +Op eene proef van vele uren zou dat heldhaftig besluit misschien +bezweken zijn. Doch eene zoo moeijelijke taak werd niet van hem +gevergd. Den tijd, dien hij had doorgebragt met te luisteren naar het +kloppen van zijn hart (want nu klopte het) en met na te denken over de +licht- en schaduwzijden van zijnen toestand, had Lidewyde zich ten +nutte gemaakt om zachtkens in te sluimeren; en getuige de +regelmatigheid van hare ademhaling, was haar slaap weldra even diep +als de onwetendheid waarin zij verkeerde omtrent André's liefde en +André's nabijheid. Hij zegende nogmaals zijn gesternte. Niets +verhinderde hem nu, zich over de leuning der sofa te buigen, en voor +eene wijl aan zijne oogen het feest te gunnen van Lidewyde's +aanschouwing. Langzaam en voorzigtig zou hij naar voren sluipen, en +reeds had hij aan de lage zijde der rustbank de zoom van haar kleed +meenen te onderscheiden, toen een zachte doffe slag hem met de +snelheid van den telegraaf deed terugdeizen. Hij hield den adem in, en +waande het oogenblik zijner ontdekking,--het smartelijk oogenblik +waarop een schoone droom misschien voor altijd verstoord zou +worden,--nabij. Doch het was niets geweest. Lidewyde's boek was haar +ontgleden en op den grond gevallen, zonder dat de slag haar had doen +ontwaken. Eene sekonde lang trilde haar ligchaam, gelijk slapende +ligchamen in zulke omstandigheden plegen te doen; daarna verzonk zij +weder in hare rust, nog dieper dan te voren; en naarmate zij vaster +insluimerde, gevoelde André op nieuw zijnen moed ontwaken. Gedreven +door de kracht van eenen hartstocht, die menigmaal de wijsheid +beschaamd heeft van sterkeren dan hij, boog hij zich nogmaals voorover +en zochten zijne oogen Lidewyde's gelaat. Ditmaal slaagde hij; en voor +hij het zelf gelooven kon, stond hij overeind achter de sofa en zag +hij neder op de rustende gestalte. + +Hetgeen u het meest verwonderd zou hebben, indien gij hem op dat +oogenblik gadegeslagen en in zijne ziel hadt kunnen lezen, zou geweest +zijn, dat hij van geene andere gewaarwording zoozeer doordrongen was +als van het geloof aan Lidewyde's onschuld. In hare kleeding was niets +wat niet tot het schoonheidsgevoel, maar ook, volgens hem, niets wat +tot de zinnen sprak. De wijde plooijen van haar lang en blank gewaad +geleken de draperien van een standbeeld, en men moest van haren +schouder af de lijn van hare heup volgen, tot waar de strik van het +muiltje zigtbaar werd, om te bespeuren dat de rooskleurige tint van +den kleinen blanken voet niet door menschenhanden geweven, maar door +de natuur-zelve gemengd was. Zij lag met het aangezigt naar het +getemperd licht gekeerd; haar blozende wang,--een blos door de +sluimering verhoogd,--rustte op de zaamgevouwen handen, blank als +sneeuw, en op die wang een lange zwarte wimper. + +Waarom, helaas, bezit de voorspoed de eigenschap, hare gunstelingen +overmoedig te maken? Toen hij Lidewyde eene poos in haren sluimer +bespied had, wilde André ook weten, de onvoorzigtige, of zij werkelijk +sluimerde; en hoewel gedruisch te maken het grootste gevaar was, +waaraan hij zich blootstellen kon, de zucht naar zekerheid was +magtiger dan hij. Op de toonen sloop hij van de achterzijde der sofa +naar de voorzijde, waar haar gelaat en hare gestalte zich in al hunne +schoonheid aan hem vertoonden: een mengsel van majesteit en +bevalligheid. Die beweging kon hij echter niet maken zonder zich +tusschen haar en het licht te plaatsen, en het was te vreezen dat het +vallen zijner schaduw op hare oogleden en haar voorhoofd, haar zou +doen ontwaken: doch zij verroerde zich niet. Hij bukte en raapte haar +boek van den grond; een heldenstuk dat hij niet volbrengen kon zonder +zich schier over haar heen te buigen: doch het bleek niet dat zij het +geringste besef had van hetgeen voorviel om haar henen. Hij +verwijderde zich van de sofa en deed ruggelings gaande eene schrede in +de rigting der kaptafel; doch ofschoon op die eerste schrede eene +tweede en eene derde volgden, haar slaap bleef even diep en hare +houding dezelfde. In de nabijheid der kaptafel gekomen, strekte hij, +zonder zich om te wenden, de hand uit en betastte, achter zich, de +gouden sieraden, door Lidewyde daarop nedergelegd. Zoo voorzigtig kon +hij dit alweder niet doen, of het aanvatten en loslaten dier +voorwerpen was hoorbaar; hijzelf althans, toen zijne vingers aan het +marmer raakten, onderscheidde duidelijk den klank van trillend goud. +Doch Lidewyde's rust scheen onverstoorbaar. Begon hij argwaan te +koesteren? Viel het hem in dat hij regt kon hebben, hare +bewusteloosheid als een vrijgeleide te beschouwen? Toch niet. Ten +einde toe volhardde hij in zijne eenmaal opgevatte meening; en toen +hij, zich eindelijk omwendend, zoodat hij met het aangezigt voor den +spiegel stond en Lidewyde's beeld zich op een afstand daarin +weerkaatste,--toen hij haar eensklaps twee schitterende oogen naar hem +zag opslaan in het glas en om hare lippen een glimlach zag spelen die +niets verbood,--zelfs toen zou hij gezworen hebben (maar was het nu +tijd voor zulke eeden?) dat elke berekening vreemd was geweest aan +hare handelwijze, en alleen een gelukkig toeval haar in zijne armen en +hem in de hare voerde. + + + + +VIERDE HOOFDSTUK. + + +Even buiten de poort, op den weg die van de stad naar Soekabrenti +voerde, verschool zich tusschen het geboomte een bierhuis van den +tweeden rang, in welks gelagkamer het zondagsavonds na kerktijd, en +somtijds tot laat in den nacht, druk genoeg kon toegaan. In de +dienstbodenwereld te M. was dit uitspanningsoord algemeen bekend onder +den naam van het Fonteintje, en naarmate men tot diegenen behoorde +welke aan de danspartijen in dit lokaal al dan niet deel namen, werd +men naar de uitspraak dezer jury òf tot de klasse der femelaars +gerekend, òf tot de talrijker en verlichter schaar van hen, die van +oordeel zijn, dat de mensch aanspraak heeft op eene betamelijke mate +van levensgenot. Het was zoo weinig eene kerk, en gold tegelijk zoo +weinig voor een =mauvais lieu=, dat onlangs eene meerderjarige M'sche +keukenmaagd van goede zeden, toen hare jeugdiger kameraad zich eene +wijsneuzige aanmerking veroorloofde, het regt meende te hebben haar +toe te voegen: "Hou je mond, kleuter, je hebt van je leven nog niet in +het Fonteintje gedanst!" + +In dezen tempel der maatschappelijke mondigheid was het dat Jakob, de +huisknecht van dokter Ruardi, weinige dagen na de gebeurtenissen uit +hooger sfeer waarvan in de voorgaande hoofdstukken gewag gemaakt is, +des ochtends tusschen elven en twaalven eene hartsterking kwam +gebruiken. Hij moest voor den dokter eene boodschap doen op +Soekabrenti, en zou het eene daad van onnatuurlijke zelfverloochening +geacht hebben, hier in het voorbijgaan niet even zijn anker neder te +werpen en aan de toonbank een morgenpraatje te houden met zijne +vriendin, de buffetjufvrouw. Hij beroemde er zich op, die jufvrouw te +kennen van "haver tot gort"; hetgeen in zijnen mond beteekende, dat +zij tot den kring der populaire Hebe's behoorde, die somtijds door hem +met kleine geschenken werden vereerd, en van wie hij getuigen kon dat +ondankbaarheid hare hoofdzonde niet was. + +--"Wel nu nog fraaijer, mijnheer Jakob," zeide de buffetjufvrouw, in +de eenzame gelagkamer bezig de groote glazen met tinnen deksels te +reinigen, die in den loop van den dag herhaaldelijk gevuld en door de +bezoekers van het etablissement herhaaldelijk geledigd zouden +worden,--"zoo vroeg al op het pad? En nu zeggen de menschen nog, dat +er geene witte raven bestaan!" + +--"Geen kompliment dat gij mijn krullebol maakt, jufvrouw Bella!" +antwoordde Jakob, zijn gegalonneerden hoed even optillend, ten einde +haar eene vrijen blik op zijne kortgeknipte en gitzwarte borstels te +gunnen. "Maar zwarte raaf of witte raaf, het staat u niet fraai, mij +bij een roofvogel te vergelijken." + +--"Gij zoudt toch niet willen, dat ik u bij een struisvogel vergeleek, +mijnheer Jakob?" + +--"Om den dood niet, jufvrouw Bella! Neen, indien ik volstrekt een +vogel moet verbeelden... Mag ik u iets influisteren?" En voor zij nog +wist of zij zijn verzoek zou toestaan of weigeren, had hij over de +toonbank heen zijne holle hand aan haar oor gebragt en lispelde hij: +"Ik ben het met Linnaeus eens, dat er geen beesten bestaan, die meer +van kippen houden dan een haan." + +--"Foei, mijnheer Jakob, gij moest u schamen," zeide de +buffetjufvrouw, die de verzen van den Schoolmeester niet kende. "Een +getrouwd man!" En zij bloosde wel, maar glimlachte toch. + +--"Ik zou er u nog meer van kunnen vertellen," zeide Jakob. "Luister +eens." + +--"Dank u, genoeg is meer dan veel. Spaar mijne ooren, wat ik u +verzoeken mag." + +--"Uwe ooren, jufvrouw Bella, loopen niet het minste gevaar. Wat zegt +de Schrift? Niet hetgeen door den mond ingaat verontreinigt den +mensch, maar de booze gedachten, die opwellen uit zijn hart. +Welnu..." + +--"Zwijg, goddelooze spotter! Gij weet wel, dat zulke aardigheden mij +niet aanstaan. Ik zou bijna gaan denken, dat het Fonteintje uwe eerste +aanlegplaats van dezen ochtend niet was. Zijt gij den geheelen nacht +weder aan het zwieren geweest?" + +--"Toch niet, jufvrouw Bella; mijne positie is volkomen normaal. Met +de kippetjes naar bed en 's morgens weer 't eerst op de baan, is eene +vaste gewoonte bij den haan." + +--"Gij wordt eentoonig, mijnheer Jakob," zeide het meisje, met eene +poging om strak te zien. "Wat zult gij gebruiken? Een glas Kitzinger, +of een glas Amsterdamsch?" + +--"Geen van beiden, jufvrouw Bella. Voor apoplektische gestellen als +het mijne, is beijersch bier geen gezonde drank. Het blaast op, het +echauffeert, het bevordert de korpulentie. De dokter heeft mij het +Banting-systeem voorgeschreven, en daar bevind ik mij uitmuntend bij." + +--"Is dat een systeem van laffe rijmpjes maken, mijnheer Jakob?" + +--"Rijmpjes? En ik onthaal u op het werk van een der grootste +dichters, die Nederland ooit voortgebragt heeft! Gij leest geen +kranten? Nu, zoo lang de Pruissen of de Franschen ons niet zullen +ingepalmd hebben, zoolang zullen de Hollanders hunnen Schoolmeester in +eere houden." + +--"Zeg mij liever wat gij gebruiken zult, mijnheer Jakob. Van al die +wijze praat begrijp ik niets." + +--"Ik volg het Banting-systeem, heb ik u gezegd, jufvrouw Bella, en +geef boven alles de voorkeur aan een morgenslokje uit het kommetje +onder mijn stokje." + +--"Bedoelt gij dit?" vroeg de jufvrouw, naar eene karaf jenever op +schillen wijzend. "Of zijt gij weder in de war met uw schoolmeester?" + +--"Gij raadt mijne geheimste gedachten, jufvrouw Bella. Werkelijk +strekt mijne begeerte zich uit naar een glaasje citroen met suiker, +buiten onder de verandah, als ik u verzoeken mag... Gij zijt immers +niet boos op mij, jufvrouw Bella?" + +--"Volstrekt niet, mijnheer Jakob. Mijne liefste gasten zijn zij, die +zich eene plaats onder de verandah kiezen. Dan heb ik vrede in het +buffet." + +Hij trad naar buiten en zette zich neder op de groen geschilderde bank +achter een der groen geschilderde tafeltjes, waarmede het voorplein +der herberg gestoffeerd was. Jufvrouw Bella volgde hem, met een +blaadje in de eene en een tot den rand gevuld glaasje in de andere +hand. + +--"Ik kan er immers op aan, dat gij niet boos op mij zijt?" vroeg hij, +eene beweging makend alsof hij den arm om haar middel wilde slaan. + +--"Ik zou het kunnen worden," antwoordde zij, onder het nederzetten +van het kelkje. "Raak mij niet aan, wat ik u bidden mag!" + +--"Ik zou u onbeleefd noemen, jufvrouw Bella, wist ik niet van nabij, +dat uw hart voor zachter aandoeningen vatbaar is dan het nu openbaart. +Jufvrouw Bella! jufvrouw Bella!" riep hij haar achterna. + +Zij was de gelagkamer weder binnengewipt en stond hem te woord over de +onderdeur. + +--"Mijnheer Jakob, gij zijt een mooiprater. Is dat nu taal voor een +gewoon mensch?" + +--"Zoo praat men op het tooneel, jufvrouw Bella, en zoo behoort het. +Wilt gij mij de eer doen voor morgen-avond een vrijkaartje van mij aan +te nemen? Dan zal ik u de Schoone Helena laten zien." + +--"Dank u hartelijk, mijnheer Jakob! ik moet te vroeg bij de hand +zijn, om tot 's nachts twaalf uur in de komedie te zitten." + +--"Reden te meer, ook voor u, jufvrouw Bella, om met de kippetjes..." + +Doch toen hij weder van zijne kippetjes begon, was jufvrouw Bella +eensklaps verdwenen. + +--"Ik heb mij versproken, naar het schijnt," mompelde hij, legde het +eene been over het andere, stak een sigaar op en savoureerde in de +eenzaamheid zijn goudgeel borreltje. + + +Er scheelde intusschen veel aan, dat Jakob dezen ochtend werkelijk zoo +vrolijk gestemd zou zijn geweest als men uit den luchthartigen toon +van zijn onderhoud met het buffetmeisje mogt afleiden. Briefjes voor +mevrouw Dijk waren zoo menigmaal aan zijne diskretie toevertrouwd +geworden, en hij had zich te allen tijde met zoo goeden uitslag van de +taak der overbrenging gekweten, dat zijn tegenwoordige gang naar +Soekabrenti hem niet de geringste kwelling zou veroorzaakt hebben, +indien eene soortgelijke boodschap ook ditmaal het doel van zijnen +togt geweest was. Doch dit was het geval niet. Het biljet, hetwelk hij +in de borstzak van zijn blaauwen rok met verzilverde knoopen bij zich +droeg, was niet aan mevrouw Lidewyde, maar aan mijnheer Adriaan +geadresseerd. Hij wist dat de dokter het geschreven had naar +aanleiding van eene exceptioneel onstuimige konversatie, den vorigen +avond te zijnen huize met Sarah gevoerd; en wanneer hij de opgevangen +fragmenten van dien twist in verband bragt met hetgeen hem reeds +sedert lang bekend was, kon hij met die bouwstoffen eene geschiedenis +zamenstellen, geschikter dan eenige andere om den dokter te +exaspereren. Misschien zou het natuurlijker of althans gewoner zijn +geweest, indien hij zich in zijne kwaliteit van knecht over de +déconfiture van zijnen heer in stilte verheugd had, denkend: boontje +komt om zijn loontje, groote dieven worden te zelden gehangen, en het +is niet meer dan billijk, dat wie zoovele anderen vernederd heeft, +eindelijk ook zelf aan de deur wordt gezet. Doch niet-alleen was +Jakobs inborst zoo niet, maar het streed ook met zijn belang, dat zijn +meester zich brouilleerde met mevrouw Dijk. 's Dokters relatie met die +dame was in den loop des tijds voor hem de bron geworden van een +overvloediger _casuel_ dan waarop menig dorpspastoor in Frankrijk of +Oostenrijk voor het drijven van zijne huishouding en het onthalen van +zijne superieuren rekenen kan; en van lieverlede was hij die +buitengewone belooning zijner schranderheid en bescheidenheid als een +vast inkomen gaan beschouwen. En wat zou nu gebeuren? Wanneer het +Italiaansche bloed in 's dokters aderen eenmaal aan het gisten ging, +deinsde hij voor niets terug, ook niet voor handelingen, die menigeen +wreedaardig en verraderlijk genoemd zou hebben. Evenmin kon men weten, +wat mijnheer Dijk zou aanvangen, wanneer iemand van dokter Ruardi's +talent hem inzage van de boeken gaf. Mijnheer Dijk had geheel en al +het voorkomen van een goedaardig man; en dat hij zich gedurende zoo +langen tijd met open oogen had laten bedriegen door zijne vrouw en den +dokter, was zeker geen bewijs van opvliegendheid; "doch ook mijn eigen +vader ging door voor een sukkel," dacht Jakob, "hetgeen niet wegneemt +dat hij mij somtijds bont en blaauw geranseld heeft." In dat briefje +zelf zou nu wel niets staan, waar dadelijk gevaar bij was, maar het +kon een begin zijn van eene door den dokter beraamde wraakoefening; en +wanneer dat potje eenmaal te vuur stond, zou de dokter wel zorgen, dat +mijnheer Dijk er zich het hardst den mond aan brandde. "Enfin," dus +luidde de konklusie van Jakobs overwegingen, "het is een miserabel +geval, en ik wilde om een lief ding, dat die mijnheer Kortenaer en +zijn meisje (onder ons gezegd, dat meisje kan haar plezier ook wel +op!) buiten ons vaarwater gebleven waren." + +De weg naar Soekabrenti was in de week en op dit uur van den dag eene +eenzame heirbaan, en van de plaats waar Jakob zat uit te rusten van de +wandeling die hij nog moest ondernemen, kon men, tusschen de +boomstammen door, de weinige voetgangers, die zich in de rigting der +stad bewogen, reeds in de verte zien aankomen. De glooijing eener +hooge brug met witte leuningen, waar eene vaart op eenigen afstand den +weg door midden sneed, verminderde nog de voor die waarneming +gevorderde inspanning; en Jakob vermaakte zich eene poos met op te +merken, hoe van de personen, die hem naderden, nadat de ronding der +brug hen gedurende korten tijd onzigtbaar had gemaakt, eerst het +hoofd, dan de romp, en eindelijk ook de beenen weder allengs zigtbaar +werden. + +--"Een saai kijkje," sprak hij echter weldra in zichzelven. En schier +onmiddelijk daarna, zich vooroverbuigend, ten einde scherper te kunnen +toezien: "Dat 's casueel!" riep hij uit, alsof het kijkje hem +eensklaps nieuwe belangstelling inboezemde, "hij is het, al zijn +leven!" + +De zwarte pet van glimmend wasdoek, de korte donkergrijze jas met +metalen knoopen en de om het been spannende slobkousen van +chocoladebruin laken, wier verschijnen op den top der brug Jakob dien +kreet van verwondering deed slaken, behoorden aan niemand anders als +Isidoor, den eerzamen huisknecht op Soekabrenti; in zoo ver namelijk +een livereibediende zeggen kan dat zijne kleederen hem toebehooren, en +niet hij aan zijne kleederen. Het duurde niet lang, of Isidoor, die +met eene boodschap van Lidewyde naar stad moest, merkte op dat van +onder den luifel van het Fonteintje, met dichterlijke vrijheid door +Jakob en jufvrouw Bella de verandah genoemd, telegrafische seinen tot +hem gerigt werden. Toen hij evenwel, nader gekomen, Jakob herkende, +was zijne vreugde slechts matig; want Jakob had onder zijne kameraden +den naam, in meer dan gewone mate "bij de pinken" te zijn, en Isidoor +deelde in zoo ver in het zwak dier onbedeesden wien het niet aan +verstand of doorzicht hapert, dat hij ongaarne overbluft werd. Des te +meer viel het hem in de hand, dat Jakob dezen ochtend in het geheel +niet spotziek gestemd scheen te zijn, en volstrekt geene aanstalten +maakte om hem, Isidoor, voor het lapje te houden. De ontvangst was +integendeel even hartelijk als gemeenzaam, en indien Isidoor het +voorregt had gehad, Jakob meer van nabij te kennen, zou hij aan diens +welwillendheid bemerkt hebben, dat Jakob hem noodig had. + +--"Hou je me gezelschap," vroeg Jakob, naar zijn kelkje wijzend, "of +ben je van de Afschaffing? Er is in mijn eigen leven een tijd geweest, +dat ik vóór twaalven nooit iets anders als water met suiker dronk." + +--"Voor mij moet die tijd nog komen," zeide Isidoor, die meende te +weten dat men tot de dagen van Jakob's zuigelingsschap zou moeten +opklimmen, alvorens de door hem bedoelde water- en suiker-periode te +bereiken. "Maar als ik regtuit spreken zal, drink ik vóór twaalven +liefst bier." + +--"Ieder zijn meug," antwoordde Jakob. En zich naar de openstaande +deur der gelagkamer wendend: "Jufvrouw Bella," riep hij, "een glas +Beijersch voor mijn vriend Isidoor! Groote maat, als ik je verzoeken +mag." + +--"Ik ben op weg naar jelui toe," vervolgde hij, een deel van zijne +eigen geheimen verklappend, ten einde des te spoediger achter die van +Isidoor te komen. "De dokter zendt me met een briefje naar +Soekabrenti. En wat moet jij zoo vroeg in de stad uitvoeren? Ik dacht +dat jelui nooit anders boodschappen deedt als met rijtuig?" + +--"Ik moet voor mevrouw een pakje brengen naar het expeditie-kantoor." + +--"Dat verandert. Spoortreinen wachten niet." + +--"Dat doen ze net niet; maar in dit geval zou de trein geen eer +inleggen met te wachten, want mijn pakje hoeft niet mee." + +--"Hoe heb ik het met je? Breng jij pakjes naar het expeditie-kantoor +om thuis gelaten te worden?" + +--"Niet precies. Mijn pakje moet worden bezorgd aan een adres in de +stad." + +--"Wat? Zoo als de rijke lui op Sinterklaas-avond doen, om te zorgen +dat de vrinden niet weten zullen uit welken hoek de wind waait? Jou +mevrouw is er tijdig bij, moet ik zeggen. Ik heb juist gisteren aan +mijn kleine meid verteld, dat Sinterklaas' mooije japon nog twee +maanden in de Bank moet staan, voor hij hem lossen kan." + +--"De kleine meid, voor wie mijn pakje bestemd is, zou blij zijn, +geloof ik, indien ze twee maanden uitstel kreeg," zeide Isidoor op +geheimzinnigen toon. + +Een minder naauwlettend hoorder dan Jakob zou het spel bedorven hebben +door te vragen: "Voor wie is het dan?" Doch Jakob begreep dat de ander +op den goeden weg was, en van hemzelven nog slechts een weinig meer +openhartigheid gevorderd werd, om Isidoor de zijne te doen voltooijen. + +--"Luister eens," zeide hij, eensklaps de hand op Isidoor's arm +leggend en insgelijks een mysterieusen toon aannemend, "het gaat mij +niet aan, welke boodschappen jou worden opgedragen, en mijn vader +heeft me geleerd, dat een booi, die niet hooren, zien en zwijgen kan, +geen knip voor zijn neus waard is. Maar, òf ik heb het mis, òf de +wagen gaat op dit oogenblik bij jou aan huis evenmin regt als bij den +dokter." + +--"Bij den dokter?" vroeg Isidoor verwonderd. "Daar weet ik niet van." + +--"Indien je alles wist, zou ik je niets te vertellen hebben, dat +spreekt. Wil ik je eens wat zeggen? Ik geloof dat die mevrouw van jou +een rare dame is." + +--"Ik wou," zeide Isidoor met een zucht, "dat het anders was; maar ik +vrees dat je gelijk hebt." + +--"Waarom zet je daar een bedrukt gezigt over? Ze is geen kind; en +wanneer ze dingen doet, die niet deugen, moet ze zelf weten wat er bij +staat." + +--"Jawel, maar voor de rest is ze een goed mensch; veel te goed om +zich te vergooijen." + +--"Dat is de vraag, Isidoor. Ken je de geschiedenis van prins +Potemkin?" + +--"Neen, van dien snuiter heb ik nooit gehoord." + +--"Nu, er is reis een keizerin van Rusland geweest, die eerst er man +gemold en toen een sleep vrijers nagehouden heeft, waarvan vriend +Potemkin het verder heeft gebragt dan al de anderen. Minister, +admiraal, generaal, stadhouder, prins,--de hemel weet wat de kerel al +niet geworden is, ofschoon hij van afkomst maar de zoon van een armen +kapelaan was. Want in Rusland, moet je denken, mogen de kapelaans +trouwen, als ze willen, en kinderen krijgen als ze kunnen. Maar denk +je dat iemand ooit precies geweten heeft waarom keizerin Katharina +zoo'n zin had in dien jongen?" + +--"Misschien was het wel..." + +--"Je wilt zeggen dat hij meer verstand of meer courage had dan de +anderen? Mis, maat! Hij was zoo dom als een eend, al hield hij zich, +wanneer het op vechten aankwam, wijsselijk buiten schot. Er kan maar +één reden geweest zijn, waarom de keizerin zich aan hem verslingerd +heeft." + +--"En dat was?" + +--"Men kan alle dingen zoo niet bij 'er naam noemen; maar ik geloof +dat keizerin Katharina om dezelfde reden van prins Potemkin hield, +waarom jou mevrouw een hekel heeft aan 'er man. Ja, ja, Isidoor, +sommige vrouwen zijn vreemde zeeschepen, en prins Potemkin was een +mooije jongen, zoo hoog en zoo breed als een tamboermajoor. Maar dat +'s tot daaraan toe. Is die mijnheer Kortenaer nog bij jelui +gelogeerd? Hij is een keer of wat bij den dokter komen praten, en de +dokter is een keer of wat met hem uit rijden of uit wandelen geweest. +Het zou mij niet verwonderen, indien het briefje, dat ik in mijn zak +heb, bestemd was om daar een einde aan te maken. De dokter is op zijn +gezelschap niet bijzonder gesteld, lijkt het wel." + +--"En zendt mijnheer Ruardi jou om die reden naar Soekabrenti?" vroeg +Isidoor, die het oogenblik gekomen achtte om op zijne beurt Jakob een +weinig uit te hooren. + +--"Dat zou ik je niet kunnen zeggen," antwoordde Jakob droogjes; "maar +wel, dat het briefje niet voor mijnheer Kortenaer, maar voor mijnheer +Dijk is. Het zou evenwel kunnen wezen, dat mijnheer Dijk alleen dienen +moest als tusschenpersoon, net als jou expeditie-kantoor." + +--"En voorzie je dat daar ongenoegen van komen zal?" + +--"Wel zeker voorzie ik dat, en erg ongenoegen ook." + +--"Het doet me pleizier dat je niet luchtig denkt over hetgeen +tegenwoordig bij ons aan huis voorvalt. Ik heb medelijden met dat +juffertje." + +--"Nu zeg je precies hetzelfde, Isidoor, wat ik bezig was bij mijn +eigen te overleggen, toen ik je daareven zag aankomen. Dat meisje, zei +ik, kan 'er pleizier meer dan op." + +--"En ik vrees dat haar pleizier nog verminderen zal, wanneer ze dit +pakje ontvangt." + +--"Heb ik het niet gedacht," riep Jakob, achter een schijn van +verontwaardiging zijne zelfvoldoening over Isidoor's mededeeling +verbergend. "Mevrouw Dijk doet met jufvrouw Emma even als de dokter +met mijnheer André." + +--"De tijd moet het leeren, Jakob; maar ik kan je zeggen dat ik van +mijn mevrouw nooit zoo iets vermoed zou hebben." + +--"Ik ook niet," antwoordde Jakob. "Gelukkig voor ons, dat wij onze +handen in onschuld wasschen kunnen. Maar onze lieve Heer is +regtvaardig, dat heb ik altijd gezeid. Wij, arme drommels, moeten het +werk doen; maar de verantwoording komt voor rekening van de grooten. +Zoo krijgt elk zijn deel. Nog een halfje Beijersch?" + +Het aanbod was niet geheel en al opregt; doch al ware het dat geweest, +Isidoor zou het in elk geval van de hand gewezen hebben. Hij was een +te naauwgezette knaap om ter wille van zijne gemoedsbezwaren zijne +boodschappen te verzuimen. + +Jakob was ruimer van geweten, en vond het geene doodzonde vóór hij +Isidoors voorbeeld volgde, nog een halfje citroen met suiker te +gebruiken. In het eind evenwel nam ook hij afscheid van het +Fonteintje, en ging hij zich kwijten van den hem opgedragen last. + +--"Veel wijzer ben ik niet geworden," zeide hij bij zichzelven, toen +hij zijne vertering betaald had en men hem den weg naar Soekabrenti +zag opwandelen. "Maar toch wel een beetje. Wel, wel, moet jufvrouw +Emma de vesting ruimen! Wonder is het niet, want voor Isidoors mevrouw +is zij geen portuur. Met dat al spijt het mij vervl--, dat de dokter +en mevrouw Lidewyde met elkander over hoop liggen. Dat zal een +geduchte streep door mijne rekening zijn. Een lieve jongen, die +mijnheer André!" + + + + +VIJFDE HOOFDSTUK. + + +Hoewel Adriaan Dijk voorwaar geen genie was, zou men hem ten onregte +voor een lafaard gehouden hebben, en wie hem in de eenzaamheid had +kunnen gadeslaan, toen hij, uit de stad gekomen, Ruardi's briefje vond +en zich daarmede naar zijne kamer begaf, zou getroffen zijn geweest +door de uitdrukking van vastberadenheid, welke zich eensklaps over +zijne gelaatstrekken verspreidde. Eerst stapte hij, met de armen over +de borst gekruist, eenige malen het vertrek op en neder, opende toen +zijn bureau, waarvan de cylinder naar achteren week, wanneer men het +blad bij den knop vatte en naar zich toe trok, en zette zich toen met +het hoofd in de hand, blijkbaar zonder eenig voornemen om thans +schrijf- of ander werk te verrigten, peinzend neder in zijn ronden +stoel. + +--"Gij zijt ijdel," zou de wereld hem hebben kunnen toevoegen, en tot +staving van dat verwijt had zij zegevierend kunnen wijzen op zijn +hunkeren naar een mandaat waarvoor hij niet berekend was. "Gij zijt +dom," kon zij vervolgen, en onder vier oogen zou Lefebvre het haar uit +den grond zijns harten hebben nagezegd. "Gij zijt veel te goed van +vertrouwen," kon zij er bijvoegen, en indien Jakob of Sarah uit de +school hadden willen klappen, zouden zij hem van de waarheid dier +stelling op eene voor zijn gevoel uiterst pijnlijke wijze hebben +kunnen overtuigen. Doch juist Ruardi was de man, die hem van elke +opkomende achterdocht ten aanzien van Lidewyde telkens genezen had; +zoodat zijne eenige fout, in zake van ligtgeloovigheid, hierin +bestond, dat hij Ruardi's vriendschap voor eene uitgemaakte zaak +hield. Zal men weigeren te erkennen dat die dwaling hem tot eer +verstrekte, ook al was hij overigens die hij was? Schranderder lieden +dan hij, lieden van wie elk erkent dat hunne handelingen te geener +tijd door vaniteit bestuurd werden, zijn dwaas genoeg geweest om ten +einde toe aan de goede trouw van sommige personen te gelooven; en het +moet nog uitgemaakt worden, of het beter is, alle menschen zonder +onderscheid te verdenken, dan enkelen hunner als het uitgedrukt beeld +der welwillendheid aan te merken. + +Er rustte op Dijks huwelijksleven een dier sluijers, welke alleen door +de dienstboden van Jakobs soort plegen opgeligt te worden. Lidewyde +had hem indertijd hare hand geschonken,--ja waarom? omdat zij eene +natuurlijke dochter was. Op een leeftijd dat andere jonge meisjes nog +naauwelijks de kinderschoenen ontwassen zijn, had het besef van dien +toestand haar reeds naar een huwelijk doen verlangen. Zij wilde +levenslang aan iemand toebehooren; een eigen naam dragen, gelijk alle +andere menschen in haren kring; een eigen huis en eene eigen omgeving +bezitten. Die wensch verdrong bij haar destijds al het overige; en +toen zij op achttien- of negentienjarigen leeftijd aan Adriaan Dijk +verbonden werd, was haar geduld, meende zij, reeds op de uiterste +proef gesteld geworden. Wat hem betreft, hare ongemeene, uitheemsche +schoonheid had hem eene wijl betooverd, en daarbij was het vragen van +hare hand in zijne oogen eene daad van courtoisie, bijna eene +heldendaad geweest. Zijne moeder, tegen wie hij van jongs af zeer had +opgezien, wier afkeuring hij nog nooit getrotseerd had, was eerst te +elfder ure tot berusten gekomen, en het had hem vrij wat moeite +gekost, haar eene vondeling, gelijk zij Lidewyde noemde, als +schoondochter te doen erkennen. Doch de vreugde over die zegepraal was +slechts van korten duur geweest. Geene drie maanden na zijn huwelijk +was tusschen Lidewyde en hem eene onoverkomelijke verwijdering +ontstaan; eene dier scheidingen, welke voor het oog der wereld +verborgen kunnen blijven, omdat zij haren oorsprong nemen in eene door +haar zelve ten toon gedragen koelheid. Weldra zou het zes jaren worden +dat Adriaan en Lidewyde voor elkander niets anders geweest waren als +twee personen, die in hetzelfde hôtel, ten onregte hun huis genoemd, +verschillende appartementen bewoonden. + +Het was heden geenszins voor de eerste maal in dat half dozijn jaren +dat Adriaan nadacht over hetgeen hij doen zou, indien Lidewyde hem te +eeniger tijd openlijk ontrouw werd. In bijzonderheden, wel is waar, +had hij daaromtrent nooit iets kunnen vaststellen, omdat de te nemen +wraak of de te eischen voldoening zich natuurlijkerwijze zouden moeten +regelen naar de omstandigheden, waaronder de beleediging zou plaats +hebben. Doch indien hij met zijne wenschen te rade ging, wist hij met +genoegzame zekerheid op welke soort van strafoefening, al zou de +wereld daarvan dan ook schande spreken, zijne keus zich vestigen zou, +en zelfs zou hij de wapenen hebben kunnen noemen en aanwijzen, waarvan +hij zich bij die gelegenheid liefst zou bedienen. In het eerste jaar +van zijn huwelijk had hij een gitzwarten Newfoundlander bezeten, aan +wien hij om zijne vrolijkheid en hartelijkheid bijzonder gehecht was, +en wiens doodvonnis (het dier was sporen van dolheid gaan vertoonen, +of was althans eensklaps niet langer te vertrouwen geweest) hij met +een verdeeld gemoed onderteekend had. Eerst had hij Marcelis last +gegeven, den hond buiten zijne voorkennis te doen afmaken; doch +naarmate het oogenblik naderde, waarop hij berekenen kon dat zijn +bevel ten uitvoer zou worden gelegd, was de vrees hem gaan bekruipen, +dat men het dier meer zou doen lijden dan volstrekt noodig was. Ten +slotte was hij naar de stad gereden, had bij een geweermaker den +moorddadigsten revolver gekocht, die in 's mans magazijn te vinden +was, en had met eigen hand den armen Moor, die roerloos en met +bloedroode oogen op eene binnenplaats aan zijne ketting lag, door den +kop geschoten. Sedert dien tijd rustte dat wapen achter de kleine +kunstig gesloten deur onder den cylinder van zijn bureau, en slechts +enkele malen haalde hij het voor den dag, ten einde het te reinigen en +in bruikbaren staat te houden. Naast den revolver lag de korte zweep +met den langen en zwaren slag van gevlochten leder, dien hij gewoon +was geweest bij zich te steken, wanneer hij met Moor eene verre +wandeling ging doen. Niet dat de hond veelvuldig behoefde gekastijd te +worden; maar hij was te gelijk een zwemmersbaas en een aartsvijand van +wolvee, en indien men onderweg geen ongenoegen krijgen wilde met +herders of boeren, was het somtijds zaak hem tot zijnen pligt te +roepen. Zoo verleidelijk evenwel konden de ontstelde schapen met hunne +dikke lijven en hunne korte pooten niet voor hem uitrennen; zoo +breed kon de molenvliet niet zijn, die hij moest overzwemmen om +zijnen meester weder in te halen, of op het eerste geluid van +Adriaans zweepslag keerde Moor, druipend en hijgend, op zijne +zevenmijlssprongen terug. + +De vraag of er eene bijzondere predispositie noodig is om te eeniger +tijd een doodslager of een beul te worden, dan wel of de aanleg +daartoe, zonder onderscheid van individuen, bij alle menschen als kiem +wordt aangetroffen, is welligt niet meer dan eene thesis voor de eene +of andere debating-club. Predikers der godsdienst hebben herhaaldelijk +in den loop der eeuwen het laatste alternatief tot het onderwerp van +roerende toespraken gemaakt; het eerste is door moralisten van de +physiologische school meermalen als ruim zoo waarschijnlijk +voorgesteld. Doch zoo min die zede-als die godsdienstleeraars zouden +in staat zijn geweest Adriaan Dijk de bekentenis te ontlokken, dat, +indien een man hem zijne eer ontroofde en zijne vrouw aan dien roof +medepligtig was, hij het regt niet hebben zou, Lidewyde voor dat +misdrijf te tuchtigen en haren minnaar te dwingen, zich met eigen hand +het leven te benemen. Op dat punt koesterde hij eene vastheid van +overtuiging, waarvan men beweren kon dat zij aan zinsverbijstering +grensde, doch tevens erkennen moest, dat zij de onbeduidendheid van +zijn persoon tot op zekere hoogte neutraliseerde. Het eene wapen om +hem te vernietigen, het andere om =haar= te vernederen: van die +opvatting was hij niet af te brengen. Dat stond geschreven, meende +hij. En aan de regtmatigheid van dat inzigt geloofde hij met dezelfde +onverzettelijkheid als een Arabier gelooft dat God groot en Mohammed +zijn profeet is. + + + + +ZESDE HOOFDSTUK. + + +De besteller van het expeditie-kantoor had zijnen pligt kwalijk +betracht, of wel de chef van het bureau had aan verstrooidheid +geleden. Althans, eerst in den loop van den avond, toen zij van huis +was en met André eene wandeling in het Park deed, was het voor Emma +bestemde pakje aan haar adres bezorgd geworden. + +--"Hier is een pakje voor de jufvrouw," had Floris gezegd, toen hij de +lampen was komen opsteken. + +--"Van wien komt het?" had freule Bertha gevraagd. + +--"Dat is er niet bij gezegd," had Floris geantwoord. "De man, die het +bezorgd heeft, is dezelfde die boodschappen pleegt te doen voor het +expeditie-kantoor." + +--"Leg het dan maar neder op de jufvrouws plaats," had de freule +bevolen. "De jufvrouw kan elk oogenblik thuis komen." + +Emma kwam, en vond de freule als naar gewoonte bij haar theeblad +zitten. Zij zou even naar hare kamer gaan, zeide zij, om zich van haar +wandelkostuum te ontdoen; dan kon zij verder rustig beneden blijven en +zou zij de freule iets voorlezen. + +--"Doe dat, liefkind! Hoe meer gij mij mijne oude oogen helpt ontzien, +hoe grooter dienst gij mij bewijst. Floris heeft daareven een +kleinigheid voor u binnengebragt, die gij misschien zult willen +medenemen naar boven. Ik heb hem gezegd, dat hij het dingje op uwe +plaats zou deponeren. Ligt het daar niet?" + +--"Waar?" vroeg Emma, die het pakje eerst niet opgemerkt had. + +--"Voor u, op de tafel." + +--"Hoe kan ik zoo onoplettend zijn! Gij bemerkt, freule, dat men jonge +oogen niet te spoedig prijzen moet." + +--"Nu, nu, gij zult eene aanstaande bruid niet hard vallen, omdat zij +kleine distrakties heeft." + +--"Staat dat in de Schrift, freule?" vroeg Emma lagchend. + +--"Neen, jufvrouw ongeloof, de Schrift bezondigt zich niet aan zulke +zwakheden. Dat doen alleen oude vrouwen, die een te goed hart hebben +voor de jonge." + +--"Mag ik dan even gaan? Binnen vijf minuten ziet gij mij weder hier." + +Emma had dien avond aan André niets ongewoons bespeurd. Alleen toen +hij reeds afscheid van haar genomen had was haar ingevallen, dat het +hartelijker van hem geweest zou zijn, indien hij voor het minst eene +poging had aangewend om de wandeling nog een weinig te rekken. Doch +ook dat verzuim had haar niet bijzonder getroffen, omdat zij wist dat +hij altijd vol bezorgdheid was voor hare gezondheid en hij de +avondlucht bepaald schadelijk achtte voor haar gestel. Arm in arm +hadden zij tusschen de oude boomen en het jonge plantsoen +gedwaald,--van de kiosk, waar muziek gemaakt werd, naar den vijver, en +van de hertenkamp terug naar de kiosk. Buitengemeen vertrouwelijk of +teeder waren hunne gesprekken niet geweest; daartoe was het dien avond +in het Park niet eenzaam genoeg, en hadden zij te vaak zorg moeten +dragen, den groet van nieuwe M'sche bekenden met wedergroeten te +beantwoorden. Niettemin had het onderhoud geen oogenblik gekwijnd. +Zooveel de gelegenheid het toeliet en met zorgvuldig vermijden van +Lidewyde's naam (bij stilzwijgende overeenkomst was tusschen hen in de +laatste dagen geene spraak van Lidewyde geweest), hadden zij als van +ouds gekeuveld over tijd en toekomst. Toen de duisternis begon te +vallen, waren zij den stroom der huiswaarts keerende wandelaars +gevolgd en voor de deur van freule Bertha's woning had André, meteen +vriendelijk: "Tot morgen!", hare hand eerst zacht gedrukt en daarna +gekust. + +--"Wat beteekent dat?... Van waar komt dat?... Wat zal nu volgen?... +Hoe zou hij het verloren,... wie zou het hem ontnomen,... aan wie zou +hij het gegeven hebben?... Ach, dat ik niet zien kan!... Floris, +Floris, breng licht!" + +In de meening, dat het pakje afkomstig was uit een magazijn, waar zij +des ochtends eenige kleine emplettes had gedaan, had zij het +gedachteloos met zich medegenomen naar hare kamer; en reeds was zij op +het punt weder naar beneden te gaan en het aan freule Bertha gegeven +woord gestand te doen, toen zij zich herinnerde, niet eenmaal inzage +genomen te hebben van hetgeen de oude dame met zooveel trouwhartigheid +voor haar in ontvang genomen had. Zonder licht naar boven geloopen, +had zij, half op het gevoel, het pakje nedergelegd op hare +schrijftafel; doch de gaslantaarn op de straat brandde helder genoeg +om het haar weldra te doen terugvinden. Zij beproefde, of welligt de +hand van schrijver of schrijfster op het adres haar de herkomst van +het gezondene zou kunnen doen raden; want het pakje scheen van buiten +de stad te komen, of was althans anders en zorgvuldiger gesloten dan +met gewone, bezendingen uit winkels het geval pleegt te zijn. Doch het +schrift was te fijn, en zij onderscheidde alleen de aanvangletters van +haar eigen naam en voornaam. Eerst toen zij drie of vier malen haar +schaartje gebruikt, het bindgaren doorgeknipt en het eene papier voor, +het andere na verwijderd had, ontwaarde zij, dat die windselen alleen +hadden moeten dienen om haar zoo lang mogelijk naar een klein rond +voorwerp te doen zoeken, hetwelk nogmaals in een papier gewikkeld was. +Zij betastte het, en ofschoon zij nog niet wist wat het was, begon +haar hart eensklaps sneller te kloppen en bekroop haar een geheime +angst. Zij zou gezworen hebben, dat het voorwerp, hetwelk zij in de +hand hield, haar eenmaal in eigendom had toebehoord; dat zij het +honderd malen had aanschouwd; het jaren achtereen, aan een fijn zwart +koord bevestigd, om haren hals gedragen had. Doch hoe kon het +medaljon, hetwelk zij eenige dagen geleden aan André had geschonken, +en dat hij plegtig beloofd had, levenslang te zullen bewaren als een +onderpand van hare liefde, zich eensklaps in dit pakje bevinden? +Moedig verbande zij elke gedachte, welke op nieuw eene schaduw zou +hebben kunnen werpen op André's karakter; en zelfs toen zij met +bevende vingers het laatste papier, dat dunner en buigzamer was dan +een der vorige, opengevouwen had; met onbedriegelijke zekerheid haar +eigen geschenk herkende; als eene gejaagde het vertrek op en neder +liep, om licht roepend en in hare radeloosheid de middelen niet +vindend om het zich zelve te verschaffen,--zelfs toen geloofde zij nog +aan eene dier duizend gunstige mogelijkheden, wier naam zelfbedrog of +misverstand is. + +Eindelijk vond zij op den schoorsteenmantel, achter eene candelabre, +het porseleinen doosje dat tot bergplaats voor de lucifers diende. Den +vorigen avond had zij het zelve daar nedergezet, en in elke andere +omstandigheid zou zij het onmiddelijk teruggevonden hebben. Doch met +het licht kwam wel de waarheid, maar niet de vrede. Aan de binnenzijde +toch van het glanzig blad, waarin vaardige vingeren waren aangevangen +het medaljon te vouwen, stonden in het Fransch eenige woorden +geschreven, die naauwlijks voor tweederlei uitlegging vatbaar schenen +te zijn. Reeds voor zij er in geslaagd was eene bougie te ontsteken, +had de gladheid en fijnheid van dat papier Emma's aandacht getrokken; +en meer nog dan zijne schitterend witte kleur of zijne satijnachtige +oppervlakte, de verveinegeur die het verspreidde. Zij bedroog zich +niet. Eau-de-verveine was Lidewyde's geliefkoosde parfumerie, en het +fraaije blad papier was afkomstig uit Lidewyde's buvard. Ook had +Lidewyde de moeite niet genomen, haar schrift, dat zeer elegant en +tegelijk zeer eigenaardig was, onkenbaar te maken. =Recueilli sur le +coeur= d'=un charmant infidèle=, luidden de fransche woorden, bestemd +om naar het medaljon te verwijzen; en die woorden waren geschreven met +dezelfde vaste en loopende hand als het briefje, waarin Lidewyde Emma +verzocht had, Belvedere voor eene wijl met Soekabrenti te verwisselen. +Emma bezat dat briefje nog. Het lag in hare schrijfportefeuille; en de +overeenkomst van het eene handschrift met het andere maakte elk verder +onderzoek overbodig. Ten overvloede prijkte Lidewyde's voorletter, +gevat in het schild van een gestempeld fantasiewapen, bovenaan links +op den brief zoowel, als op het nu ontvangen biljet. + +Hoe overtuigend dit alles ook was, duurde het eene poos alvorens Emma +zich van het aan haar gepleegd verraad ten volle bewust werd. Welk +leed had zij ooit aan Lidewyde berokkend, dat Lidewyde haar aldus naar +het hart stak? Wat kon het Lidewyde schelen, hoe het André's bruid +verging, mits André haar toebehoorde?... Doch bij het doen dier +laatste vraag, waarin tot tweemalen toe den naam van André voorkwam, +overmeesterde haar op nieuw het gevoel der doodelijke zekerheid. +Lidewyde moest zelve weten hoe zij haar gedrag verantwoorden kon. Zij, +Emma, was daarvoor niet aansprakelijk. Van zulke vrouwen en zulke +hartstogten kon zij zich geene voorstelling vormen. Doch hoe kwam +Lidewyde in het bezit van André's medaljon? Emma kon niet gelooven dat +hij het haar geschonken zou hebben. Het lag niet in zijnen aard, +meende zij, opzettelijk trouweloos te zijn; en daarin oordeelde zij +juist. Doch wat lag dan wèl in zijnen aard? Nog den vorigen dag had +hij haar verhaald, welken hoogen prijs hij stelde op het hem dien +zekeren ochtend door haar geschonken verzoeningsteeken; hoe weldadig +het hem had aangedaan, aldus door haar bejegend te zijn; dat zij de +teederste en de edelmoedigste van alle bruiden was, en hij haar +medaljon nacht en dag op zijne borst droeg. En zij, toen hij haar +edelmoedig genoemd en daardoor zijdelings bekend had, dat door hem +aanleiding was gegeven tot het gerezen misverstand, zij had niet voor +hem willen onderdoen in openhartigheid, maar had het geheim der aan +zijn oog onttrokken teekening,--met welk een ijver en welk eene +droefheid zij had zitten arbeiden aan hare aquarel; hoe zij daarbij +gestadig aan hem gedacht, en welke noodlottige voorstellingen hare +fantasie aan de donkerroode kleur der al de andere rozen +overschaduwende François Premier verbonden had,--eerlijk opgebiecht. +Was er dan wel een naam te vinden voor André's gedrag? Slechts op ééne +wijze was het medaljon uit zijn bezit in dat van Lidewyde kunnen +overgaan, en wanneer Emma bedacht, wat daartoe noodig was geweest, +verkreeg de eerste indruk weder de bovenhand en ontsnapte haar op +nieuw de kreet waarmede zij Lidewyde's briefje van zich af- en op den +grond geworpen had: "Afschuwelijk!" + +Zij was te lang boven gebleven om geheel en al zonder +verontschuldiging in de tegenwoordigheid van freule Bertha te kunnen +verschijnen; doch indien zij slechts eenmaal beneden was, meende zij, +zou haar wel het een of ander invallen tot verklaring van haar gedrag. +Intusschen was het in den gang, dien zij volgen moest om den trap te +bereiken, geheel en al duister geworden; en ten einde niet te +struikelen, of zich niet aan de ouderwetsche gebeeldhouwde linnenkast +te stooten, wier vooruitspringende voet schier de helft van het +portaal besloeg, nam zij den kandelaar mede, bij wiens schijnsel zij +Lidewyde's schrift ontcijferd had. Bij het afgaan van den trap viel, +door het wankelen van haren tred, een groote droppel was op de +bovenzijde van hare hand; doch zij bemerkte dit eerst, toen het heete +vocht reeds gestolten en strak geworden was. + +Hoe zwak freule Bertha's oogen bij avond ook waren, zij bespeurde +weldra aan Emma's voorkomen, en begreep uit het onwaarschijnlijke der +door haar aangevoerde redenen, dat haar iets ongewoons en onaangenaams +was wedervaren. Zoo lang evenwel Emma haar daaromtrent geene +opheldering gaf, meende zij den schijn te moeten aannemen, alsof zij +zonder bevreemding de aangekondigde vijf minuten zich had zien +verlengen tot een uur. Om te toonen hoe gevoelig zij voor die +bescheidenheid was, nam Emma het boek ter hand, waaruit zij beloofd +had, de freule te zullen voorlezen. De eerste bladzijde ging goed, de +tweede dragelijk. Doch van lieverlede werd hare stem onvaster, en toen +zij de derde bladzijde nog ten einde brengen moest, snikte zij zoo +luid en zoo hartstogtelijk, dat hare hoorderes de schepen der +diskretie moedig in brand stak. + +--"Kom hier, lief kind," zeide freule Bertha, de armen naar haar +uitbreidend, "kom hier en zeg mij wat u kwelt." + +Alles kon Emma de oude dame niet mededeelen; ten minste niet op +eenmaal. En dat wilde zij ook niet. Er viel, ten bate van André, een +wanhopige schijn te bewaren, en aan die verpligting mogt niet te kort +gedaan worden. Doch wat het ongelukkige meisje ook achterhield en de +brave freule ook raden moest,--toen zij elkander "goeden nacht" +kusten, geloofde geen van beiden dat die wensch in vervulling zou +gaan. Wakker liggen; de trage uren tellen; zich nu het een dan het +ander in het hoofd halen; het gelaat in de kussens verbergen met het +stellige voornemen om te gaan slapen; geene minuut later weder +overeind zitten om nogmaals en vruchteloos een nieuw antwoord op de +oude vragen te zoeken; het aanbreken van den dag verbeiden, en +nogtans weten, dat ook het rijzend licht niet in staat zal zijn de +benaauwde schaduwen te verdrijven,--zoo zal het wezen, dacht de vrouw +van leeftijd; daarop zal het nederkomen, voorspelde zich het jonge +meisje. En met een hart vol zorgen,--vlijmende zorgen, waarmede hier +beneden alleen de vriendschap en de liefde teisteren,--begaven beiden +zich naar hare slaapkamers. + + +Sommige nachten zijn zoo droog als de =Noctes Haganae= van onverschillig +welken rector der latijnsche scholen in het 's Gravenhage der 18de +eeuw; andere zoo amusant als de =Florentinische= van dokter Ruardi's +lievelingsauteur. Doch zoo min in het leven als in de litteratuur is +alles òf grappig òf vervelend. In beiden doet ook de weemoed zijne +regten gelden; en het is voor de bedroefden,--voor hen en voor haar +die in Emma's geval verkeeren, toen zelfs de ten hemel geslagen blik +van het =Ecce Home=-beeld, waarop in het fantastisch uur haar slapeloos +oog zich vestigde, geen antwoord gaf op de vraag, waarom André haar +bedrogen had,--voor haar en voor hen is het, dat Musset in eene zijner +=Nuits= die strofe vol zuchten en tranen gedicht heeft: + + Partout où j'ai voulu dormir, + Partout où j'ai voulu mourir, + Partout où j'ai touché la terre, + Sur ma route est venu s'asseoir + Un malheureux vêtu de noir + Qui me regardait comme un frère. + +Dat lied der eenzaamheid, Emma zou het dien nacht gezongen hebben, +indien elke andere aandrift voor haar op dat oogenblik niet +natuurlijker geweest dan die tot zingen. Zij dacht aan niets als aan +hare laatste wandeling met André in het Park. Wie haar toen had willen +diets maken dat de man, in wiens arm de hare rustte, weinige uren +later door eene andere vrouw zou worden verwelkomd,--zij had hem een +lasteraar genoemd. Ware de onbescheidene zelfzuchtig genoeg geweest, +door het aanvoeren van bewijzen zich te willen zuiveren van die +blaam,--de minste menschen kunnen het denkbeeld verdragen, voor +logenaars te worden aangezien, en wanneer zij kiezen moeten tusschen +hunne eigene rechtvaardiging en uwe smart vergeten zij ligt de +voorschriften der edelmoedigheid,--niet-alleen zou zij uit kieschheid +geweigerd hebben toe te luisteren, maar de aantijging zou bij haar +zijn afgestuit op een stalen ongeloof. Hoe jammerlijk was haar +vertrouwen beschaamd geworden! Hetgeen toen monsterachtig zou geluid +hebben, was nu eene werkelijkheid. Zij waakte, zij schreide, zij bad, +zij bracht de handen aan hare slapen om niet waanzinnig te worden van +verdriet,--terwijl Lidewyde's vingeren met de lokken van haren +bruidegom speelden. + + + + +ZEVENDE HOOFDSTUK. + + +--"Vroeg dag geweest van ochtend," zeide freule Bertha's koetsier tot +den ouden Floris, die nevens hem op den bok zat. + +Floris antwoordde niet. + +--"Vroeg dag geweest," herhaalde Hendrik, niet gewoon vóór twaalven te +rijden, doch heden, ofschoon het uur van negenen nog slaan moest, +reeds voor de tweede maal achter de paarden, eerst om Emma naar den +spoortrein, daarna om freule Bertha-zelve naar Soekabrenti te brengen. + +--"De jufvrouw zag er erg ontdaan uit," ging Hendrik voort, vast +besloten Floris aan de praat te krijgen. + +--"Hendrik," antwoordde Floris in het eind, niet willende dat zijn +kameraad, door geheel en al onkundig te blijven, misschien achteraf +nog veel onbeteugelder zou gaan babbelen, dan hij ongetwijfeld nu +reeds doen zou, "er is in de familie van jufvrouw Emma eene treurige +omstandigheid voorgevallen, zoodat de jufvrouw op stel en sprong naar +huis moest; en de freule heeft beloofd, daarvan onmiddelijk +mededeeling te zullen gaan doen aan mevrouw Dijk, met verzoek, er +mijnheer André op te willen voorbereiden. Daarom zijn we van daag zoo +in de vroegte. Pas gister-avond laat is de tijding ontvangen. Ik heb +zelf den brief binnen gebragt." + +--"Dat je den brief zelf hebt binnen gebragt," zeide Hendrik, dankbaar +maar onvoldaan, "zal ik niet tegenspreken, want ik ben er niet bij +geweest; maar ik vind het casueel, zoo als Jakob van den dokter om het +andere woord pleegt te zeggen, dat wij om die reden op dit uur naar +Soekabrenti moeten." + +--"Ik heb je al meer gezegd, Hendrik," antwoordde Floris, die den +aanval op het korps der vesting trachtte te ontwijken, door uit een +der afgelegen buitenwerken een uitval te beproeven, "dat je verkeerd +handelt door de kennis met dien Jakob aan te houden. Ik houd hem voor +een gemeenen kerel." + +--"Dat's tot je dienst," zeide Hendrik. "Je bent de eenige niet, die +zoo over hem denkt; en als je niet te oud waart om zondagsavonds in +het Fonteintje te komen dansen, zou je misschien nog wel erger over +hem gaan denken." + +--"Al kon ik er morgen twintig jaar mede worden," viel Floris hem +driftig in de reden, "ik zou geen voet in jelui vervl--Fonteintje +willen zetten. Dat je er zelf komt, laat ik daar; je bent jong gezel +en de jeugd moet 'er tijd hebben, zeggen de menschen; ofschoon dat +=mijn= leer =niet= is. Maar dat de vader van een huis vol kinderen zulke +plaatsen bezoekt, is schande; en daar je meê verkeert, wordt je meê +geëerd." + +--"Dat wordt je," antwoordde Hendrik, met de oogen knippend, "en dat +is de reden, zeggen ze, dat jufvrouw Emma niet langer verkeeren wil +met mijnheer André. Of heb ik het mis?" + +Floris zag hem verbijsterd aan. Tot zijn leedwezen bemerkte hij, dat +de koetsier hem niet zoozeer uitgehoord had ten einde iets nieuws, +maar alleen om van hem de bevestiging te vernemen van hetgeen hij +reeds wist of op goede gronden giste. Het was nu evenwel geen tijd om +Hendrik zoo ernstig onder handen te nemen als de zaak het verdiende. +Daar reden zij de laan van Soekabrenti op, Floris moest bij de hand +zijn om het portier te openen voor freule Bertha. + + +-"Zoodat gij niet voornemens zijt het bedreven kwaad op eenigerlei +wijze goed te maken?" vroeg freule Bertha oprijzend, nadat zij een uur +lang vruchteloos beproefd had Lidewyde òf eene bekentenis, òf eene +toezegging te ontlokken. + +Lidewyde was op dit of een dergelijk bezoek voorbereid geweest, en de +gevoelens der oude dame waren haar te gemeenzaam bekend, dan dat zij +langen tijd naar hare antwoorden zou hebben behoeven te zoeken. Bij +tusschenpoozen evenwel, en ook nu weder, hield zij zich, alsof freule +Bertha's vragen met de meeste naauwgezetheid door haar overwogen +werden. In stede van het voorbeeld harer bezoekster te volgen en +insgelijks op te rijzen, bleef zij zitten leunen in haar fauteuil, en +zeide op nadenkenden toon, als iemand, die er in het minst geen belang +bij heeft een aangevangen onderhoud vóór den tijd af te breken: + +--"Neen, freule, ik ben inderdaad niet voornemens iets te doen van +hetgeen gij bedoelt. Dat zou geene houding hebben en tot niets leiden. +Doch ik herhaal wat ik daareven zeide: indien tusschen ons omtrent +deze zaak eenig misverstand bestaat,--en ik erken, dat dit het geval +is,--komt het alleen hieruit voort, dat dezelfde gebeurtenis door u +als een kwaad wordt aangemerkt, en door mij niet zoozeer. Is het een +kwaad, dat Emma eenige tranen stort? Dat hare ouders en die van André +eene teleurstelling ondervinden? Ik kan het niet inzien. Spiegelen wij +ons aan de natuur, die den mensch geene enkele smart bespaart, en laat +ons niet wijzer willen zijn dan zij!" + +--"Dat zijn drogredenen, Lidewyde, door u aangegrepen met het oogmerk +om uwen misstap te vergoêlijken. Hoe kunt gij uwe handelwijze +natuurlijk noemen? Is het natuurlijk, dat gij uwen man en uwe vrienden +bedriegt? Dat gij droefheid brengt over het hoofd van personen, die, +zooals Emma's ouders, u nooit het geringste leed berokkend hebben? Ik +ken een anderen naam voor dergelijke handelingen." + +--"Gij verstaat mij verkeerd, freule, en de beteekenis, die door ons +aan dezelfde woorden gehecht wordt, verschilt. Men spreekt van oorlog, +van pest, van hongersnood; doch neem nu eens het alle dagen zich +herhalend verschijnsel van het sterven; neem de verpligting, waaronder +een onnoemlijk aantal menschen liggen om te moeten werken voor hun +brood. De een moet, om aan den kost te komen, veertien uren daags den +vernederendsten arbeid verrigten, de ander zijne aangeboren talenten +begraven, een derde zijn geweten verkrachten of zijne overtuiging +verkoopen. Doch zoo is de wereld nu eenmaal zamengesteld." + +--"Ik weet niet, Lidewyde, wat gij met dergelijke redeneringen +bedoelt. Voorheen spraakt gij anders, en ik zou nooit gedacht hebben, +dat het u in die mate aan gemoed ontbrak. Wat mij betreft, ik ben met +geen ander oogmerk hier gekomen als om u te verzoeken, gebruik te +maken van uwen invloed op André. Weigert gij mij die dienst, dan heb +ik verder niets te zeggen." + +--"Altoos hetzelfde misverstand, freule! Gij kondt even goed van mij +verlangen, dat ik een einde maken zal aan de dienstbaarheid van mijn +koetsier of aan de afhankelijke positie van Sarah. Ik heb dat niet in +mijne magt. En al kon ik iets dergelijks uitwerken, dan nog zou ik van +oordeel zijn, dat Emma's verdriet niet in de eerste plaats in +aanmerking komt. Sarah is in mijne oogen veel ongelukkiger dan +Emma, en het ongelukkigst van al vind ik Marcelis. Niets is +onwaarschijnlijker, niet waar? dan dat Marcelis te eeniger tijd in +beter doen komen zal; nogtans moet hij van den ochtend tot den avond +tuigen poetsen, rijtuigen schoonmaken en op den bok zitten. Doch houd +mij de aanmerking ten goede,--het behoort tot de zwakke zijde van uwe +filanthropie, voor =zulke= tragediën geen oog te hebben." + +--"Ik erken," zeide de freule, met een bitteren glimlach, "dat uwe +filanthropie geen gevaar loopt, voor zwak te worden aangezien. Foei, +Lidewyde, hoe kunt gij er behagen in scheppen, u zoo geheel anders +voor te doen als gij zijt? Op uwe christelijke barmhartigheid zal ik +mij niet beroepen: gij zoudt in staat zijn mij uit te lagchen. Maar ik +kan niet gelooven dat gij enkel als vrouw, hoe hardvochtig de +behaagzucht u moge gemaakt hebben, geene deernis gevoelen zoudt met +een meisje in Emma's toestand." + +--"Toch wel, freule. Ik ben niet overtuigd dat uwe barmhartigheid eene +deugd is, in den zin van eene kracht. En nu gij van christelijk +spreekt, grijp ik de gelegenheid aan om u ronduit te zeggen, dat ik +mij hoe langer hoe minder in uwe denkwijze te huis gevoel." + +--"Die mededeeling kondt gij sparen. Ik geloof niet, dat uwe +antipathie mijne denkwijze tot schande strekt." + +--"Meen niet, freule, dat mijn oogmerk is, u persoonlijk te grieven; +mijn toeleg is veeleer u een kompliment te maken. Doch laat mij u +mogen vragen, of de christelijke godsdienst niet bij uitsluiting +geschikt is om over het vreugdeloos bestaan van personen zeker waas +van poëzie te werpen? U houd ik voor eene voorbeeldige christin, en +van Emma zal, naar ik voorzie, over dertig of veertig jaren, hetzelfde +kunnen gezegd worden; doch is het christendom eigenlijk wel voor iets +anders bestemd, als om--ik spreek niet van uzelve--vrouwen die in het +geval verkeeren, waarin Emma dan verkeeren zal, te verzoenen met haar +lot? Mijne bedoeling met die vraag is natuurlijk niet de waarde van uw +geloof te verkleinen,--daarvoor is het aantal der gekontrariëerde +vrouwenlevens te groot,--maar alleen u duidelijk te maken, dat voor +mij geene reden bestaat, om, in strijd met mijn beter oordeel, gevolg +te geven aan uw beroep." + +--"Mijn geloof, Lidewyde, staat te hoog om door uwen schimp getroffen +te kunnen worden, en ook zonder dat ik het behoef te regtvaardigen, +veroordeelt het u. Wat mij veroordeelt en beschaamd doet staan, is, +dat ik u zoo lang gekend heb zonder u te doorzien. Op mijne knieën zal +ik om vergiffenis voor die kortzigtigheid smeeken tot denzelfden Heer, +die Zijn aangezigt van u afgewend en u overgegeven heeft aan uwe +verdorvenheid. Ook voor u zal ik tot Hem bidden, want Hij is magtig +genoeg om zelfs steenen harten te kunnen verbrijzelen. Wordt mijn +gebed verhoord, dan ziet gij mij weder; eer niet. Er bestaat van dit +oogenblik af geenerlei betrekking meer tusschen ons. Wees de heidin +van uwe keus, indien gij dat voor uw geweten verantwoorden kunt; doch +zoo eene vrijdenkster te zijn voor u beteekent geen hart en alleen +driften te hebben, verboden minnarijen te onderhouden, den naam te +onteeren van den man aan wien gij duizend verpligtingen hebt, +jongelieden in het verderf te storten en ouden van dagen in het +aangezigt te slaan,--zoo dat de vrucht is dier hoogere beschaving, +waartoe gij beweert opgeklommen te zijn, weet dan dat mijn bijgeloof +en mijne wanbegrippen te fier zijn om zich af te geven met uwe +wijsheid." + +--"Freule Bertha! Freule Bertha!" riep Lidewyde, eindelijk oprijzend, +toen de freule haar niet zonder digniteit den rug toekeerde en het +vertrek wilde verlaten. + +--"Wat is het, Lidewyde?" vroeg zij, het hoofd naar haar omwendend en +haar aanziende met een bestraffenden blik. + +Gelukkig voor haar en voor hare waardigheid verried niets in dien blik +de schemering van hoop, die Lidewyde's roepen in haar binnenste had +doen opflikkeren. Wel ver toch dat Lidewyde haar als eene berouwvolle +zondares te gemoet zou gegaan zijn, of voor het minst eenig leedgevoel +zou getoond hebben over hare onbeschaamdheid, ontving zij van haar een +laatsten slag door de wedervraag: + +--"Ik wenschte van u te vernemen, freule, wat ik, nu Emma vertrokken +is, aanvangen zal met André?" + + + + +ACHTSTE HOOFDSTUK. + + +De persoon, wiens naam in het voorgaand hoofdstuk het laatst genoemd +is, droeg van datgene, waarin hij zelf zoo van nabij betrokken was, +nog geene kennis. Hij was een ochtendzwerftogt gaan doen, doch niet in +de rigting der stad; anders zouden freule Bertha en hij elkander +misschien tegengekomen zijn, hij te voet en zij in haar rijtuig, en +zou die vroege togt der oude dame naar Soekabrenti hem welligt op het +denkbeeld gebragt hebben van iets buitengewoons. In weinige dagen toch +was het reeds zoo ver met hem gekomen, dat, zonder dergelijke +uitwendige aanleiding, de toestand van aan waanzin of dronkenschap +grenzende verblinding, waarin hij verkeerde, hem niet meer helder +worden kon. Doch de diepe sluimer van zijn geweten werd door geene +enkele ontmoeting gestoord; hij volbragt zijne wandeling, gelijk hij +dat gisteren of eergisteren gedaan zou hebben; droeg zorg den +terugtogt dus te nemen, dat hij van de andere zijde de stad weder +binnenkomen kon, en schelde omstreeks hetzelfde uur, waarop hij +meermalen in het voorbijgaan een bezoek aan Emma gebragt had, aan de +woning van freule Bertha. + +--"Vertrokken?" vroeg hij, met de uiterste verbazing, toen Floris hem +aangediend had en hij bij de vrouw des huizes toegelaten was. "Is Emma +vertrokken? Waarom? Waarheen? Hoezoo? Heeft zij geene boodschap voor +mij achtergelaten? Geen briefje? Kon zij niet gewacht hebben totdat ik +met haar gesproken had?" + +--"Mijnheer Kortenaer," antwoordde freule Bertha, wier gevoelig hart +tegen dezen toon met kracht in opstand kwam, "indien gij tegenwoordig +waart geweest bij het onderhoud dat ik een uur geleden met mevrouw +Dijk gehad heb, zoudt gij op dit oogenblik niet tegenover mij zitten. +Of heeft een regtvaardig God ook uw hart verstokt, even als dat van +Lidewyde? Eene boodschap voor u, of een briefje van haarzelve, heeft +Emma niet voor u achtergelaten, neen; doch ziehier hetgeen door eene +verraderlijke en onreine hand haar gisteren toegezonden is." + +De freule opende hare schrijfcassette, die nevens haar op de tafel +stond, en reikte André het medaljon over, met het daarbij behoorend +biljet van Lidewyde. Emma had eerst niet gewild, dat zij die +voorwerpen behouden zou, doch was geëindigd met toe te geven. + +André herkende aanstonds, even als Emma gedaan had, de hand van +Lidewyde. Hij herkende ook het medaljon met het fijne zwartzijden +koord. Ten overvloede bragt hij werktuigelijk de hand aan zijne borst, +ten einde zich te vergewissen dat het door Emma achtergelaten +voorwerp inderdaad hetzelfde was dat hij in de laatste dagen +getrouwelijk om den hals gedragen had. Gisteren nog, herinnerde hij +zich, of anders eergisteren, was het medaljon op de gewone plaats +bevestigd geweest; doch het was verdwenen, en thans hield hij het, +daar viel niet aan te twijfelen, in zijne hand. Hij bezag het eene +wijl aan de voor- en achterzijde, nam toen het papier nog eens op, +waarin het gewikkeld was geweest, en herlas met aandacht de daarop +door Lidewyde gestelde woorden. + +Doch meent men dat òf de aanblik der achtenswaardige vrouw tegenover +hem, òf het overtuigend bewijs der onverantwoordelijkste handelwijze, +waarop zijn oog thans rustte, hem verlegen maakte? In geene deele. +Misschien is het jammer, maar het is zoo, dat de stem van het geweten +en de vrees voor het vonnis der wereld luider bij ons spreken, wanneer +onze verkeerde neigingen om zoo te zeggen nog in de periode der +kindsheid verkeeren, dan wanneer zij reeds zekeren graad van +consistentie verkregen hebben; zoodat twee van onze beste +schutsvrouwen tegen de verleiding, helaas, magteloozer worden, +naarmate wij dringender behoefte zouden hebben aan hare bescherming. +André's hartstogt voor Lidewyde was te sterk en tevens te onzuiver, +dan dat freule Bertha's welmeenend bedoelde ontmaskering een +noemenswaardigen indruk op hem zou hebben gemaakt. + +--"Is uw wensch, freule, dat ik deze voorwerpen bij mij steken en +medenemen zal?" vroeg hij, zijn zakportefeuille voor den dag halend. + +--"Neen, mijnheer; mijn wensch is integendeel, dat gij ze mij +onmiddelijk teruggeven zult. Althans, zoodra gij u met eigen oogen +overtuigd zult hebben van uwe trouweloosheid. Foei, mijnheer +Kortenaer, ik zou u niet in staat hebben geacht tot eene zoo +laaghartige handelwijze!" + +Met eene zwijgende buiging reikte hij freule Bertha het medaljon en +het briefje over, greep zijnen hoed, en verliet, met eene aan fierheid +grenzende koelbloedigheid, het huis, waaruit Emma door hem verjaagd +was. + +Hij vond het vervelend, ja, dat eene oude jonge jufvrouw, die hij +daarenboven voor eene langtong hield, nu kennis droeg van zijne +hartsgeheimen. Klapte zij uit de school, dan zou hem dit in sommige +moeijelijkheden kunnen wikkelen. Die gedachte deed hem evenwel niet +blozen of verschrikken, maar alleen de wenkbraauwen fronsen; en weinig +scheelde het, of van ongeduld had hij op de openbare straat met den +voet gestampt. Doch verder ging voorshands zijne bezorgdheid niet. +Stond het Lidewyde fraai, achter zijnen rug het leven der goede Emma +te verbitteren? O neen. Door den teugel te vieren aan hare antipathie, +had Lidewyde eene verhouding onmogelijk gemaakt, die hij, wat hem +betrof, gaarne zoo lang mogelijk zou hebben zien voortduren. Doch aan +den anderen kant streelde het in de hoogste mate zijne gevoeligheid, +dat Lidewyde prijs stelde op het onverdeeld bezit van zijn persoon. +Dit was een triomf waarvan hij weinige dagen geleden zelfs niet zou +hebben durven droomen. Daarbij kwam dat Lidewyde, in de zaak van het +medaljon, hem toescheen meer uit onwetendheid dan met opzet gezondigd +te hebben. Zij kon niet weten, dat Emma aan dat kleine voorwerp eene +zoo groote waarde hechtte. Hijzelf althans kon zich alleen herinneren +haar gezegd te hebben, doch zonder meer, dat het medaljon van Emma +afkomstig was. Er was derhalve geene boosaardigheid in het spel +geweest, maar er had een noodlottige zamenloop van omstandigheden +plaats gehad. + +Evenwel, er moest nu in sommige opzigten raad geschaft worden. Met +zijn engagement was het gedaan, dat sprak van zelf. Emma,--daaromtrent +maakte hij zich geene hersenschimmen,--Emma had eene soort van +onafhankelijkheid over zich, die het gemakkelijker was te vertreden +dan te buigen. Hare ouders zouden in geen geval gedoogen, dat hij òf +hen, òf haar immer weder onder de oogen kwam. Ook zijne eigen ouders +kwamen in aanmerking. Zij moesten niet in de waan kunnen verkeeren, +dat hij den verkeerden weg was opgegaan, even als zijn broeder +Lodewijk, die gestolen had; hetgeen geheel iets anders was. Vooral +zijn vader, die hem steeds een goed hart had toegedragen en van wien +hij veel vriendschap ondervonden had, moest weten, dat de schuld +slechts gedeeltelijk aan hem, André, lag, en dat, al had zijn +engagement nog eene poos geduurd, en al was hij ten slotte met Emma +getrouwd, Emma toch nimmer eene geschikte vrouw voor hem zou geweest +zijn. Hij zou onmiddelijk werk maken van een uitvoerigen brief naar +huis, waarin hij een en ander duidelijk uiteenzetten zou. + +En wat zou de wereld zeggen, indien het uitkwam dat het afspringen van +zijn huwelijk met Emma het gevolg was van zijnen hartstogt voor +Lidewyde? Men zou er zoogenaamd schande van spreken, dat hij een lief +en onschuldig jong meisje opofferde of aan eene getrouwde vrouw. Doch +wat bekommerde hij zich daarom? Lidewyde's liefde was hem genoeg, en +voor Lidewyde's rust vreesde hij niet. Zij was te gevat en te +vindingrijk, dan dat zij de openbare meening niet gemakkelijk op een +dwaalspoor zou weten te brengen; en al gelukte haar dit niet, zoodat +het geheim hunner betrekking verraden werd, ja zelfs al zou eene +openbare breuk met een ondragelijk echtgenoot het gevolg daarvan +zijn,--welnu, die scheiding zou haar vrij en hem, André, tot den +gelukkigste der stervelingen maken. + +Toen hij tot zoover met zijne overdenkingen gevorderd was, had zijn +weg door de stad hem naar de Groote Markt gevoerd, waar de omnibussen +naar Zeeburg afreden. Juist sloeg de klok van het stadhuis twaalf ure, +en de schetterende trompet van een kondukteur kondigde aan, dat een +der voor het Badhuis bestemde wagens zich in beweging zou gaan zetten. + +"Door thans naar Soekabrenti terug te keeren," zeide hij bij zich +zelven, "zou ik daar zoo goed als zeker te gelijk met Dijk aankomen, +of in geen geval vroeg genoeg om rustig met Lidewyde te kunnen +spreken. Ook moet ik eerst nog eens bij mij zelven overleggen, hoe ik +dien brief aan den ouden heer inkleeden zal. Weet gij wat? Ik zal te +Zeeburg gaan ontbijten. Dat zal mij goed doen. Eerst een bad, dan wat +eten, dan met de eerstvolgende omnibus naar de stad terug,--zoodoende +ontloop ik Dijk, vind Lidewyde alleen, heb eene explikatie met haar, +en regel daarnaar mijn brief." + +Er was overvloed van plaats in de omnibus, en de enkele passagiers, in +wier gezelschap hij den rid naar Zeeburg maakte, schenen even weinig +lust te hebben om met hem in gesprek te komen als hij met hen. Ook de +groote zaal van het Badhuis vond hij bij zijne aankomst bijna +verlaten. De meeste badgasten waren reeds vroeger te water geweest en +deden nu een dutje in hunne slaapkamers, of kleedden zich om in den +namiddag naar de stad te gaan. Hij bestelde vooruit een ontbijt, kocht +een kaartje en begaf zich naar het strand. De heeren en dames, die hij +daar nog aantrof, boezemden hem weinig belangstelling in. Het waren +gewone badgasten van beiderlei geslacht, de mannen met schotsche +plaids om de schouders, de vrouwen blootshoofds en met loshangende +haren. Bekende aangezigten ontmoette hij niet. Ook in de babbelkoetsen +op het terras had hij in het voorbijgaan niemand opgemerkt, dien hij +zich herinneren kon gedurende zijn verblijf te M. wel eens gezien of +gesproken te hebben. Men waarschuwde hem dat eene badkoets beschikbaar +was; meer verlangde hij op dit oogenblik niet. + +=Le bain creuse=, zeggen de Franschen; en wie André, na afloop van het +zijne, in een hoekje der groote zaal had zien ontbijten, zou zich in +zijn geloof aan de juistheid van dat gezegde niet geschokt gevoeld +hebben. Nogtans was de graagte, waarmede hij zijne koffij verorberde +en zijne lamskoteletten at, niet uitsluitend van stoffelijken +oorsprong, maar tegelijk een symbool van hetgeen in hem omging. +Dezelfde golven, dacht hij, waarin hij daareven geplast en zich alle +vooroordeelen van het lijf, alle muizennesten uit de haren gespoeld +had, hadden menigmaal ook de schoone ledematen van Lidewyde +overstelpt. Lidewyde in het bad; Lidewyde nederduikend in het +bruischend water of de brekende golf opvangend met haren +schouder,--die voorstelling verschafte aan zijne fantasie niet minder +en geen onaangenamer werk dan de aangerigte disch aan zijn verhemelte. +Dat zulk eene vrouw, zoo schoon en zoo schrander, haar goeden naam in +zijne hand gesteld had; dat hij alles van haar gedaan kon krijgen; dat +zij zoover ging van zich naijverig te toonen op hare eigen +heerschappij over hem,--die wetenschap was bijna grooter weelde dan +hij dragen kon. In zijne opgewondenheid riep hij den knecht en +bestelde eene halve flesch sherry. + +--"Een glas sherry? Asjeblieft, mijnheer!" + +--"Verstaat gij mij niet? Ik vroeg een halve flesch." + +--"Asjeblieft, mijnheer!" + +Sedert dien namiddag, dat hij met Dijk ontbeten en daarna in spijt van +Sarah's waakzaamheid binnengedrongen was in zekere vertrekken, had een +glas wijn hem zoo goed niet gesmaakt. Hij dronk een tweede en derde +glas. Bij het vierde knipte hij met het linkeroog, bragt het vonkelend +goudkleurig vocht aan zijn regter, liet het licht er in spelen, en zou +lust gevoeld hebben een toast in te stellen op zijnen oom, den +oud-minister, die hem met Lidewyde in kennis had gebragt. + +Doch wiens stem weêrklonk daar in het galmend voorhuis, wie trad de +zaal binnen en vroeg overluid aan den kellner, of hij mijnheer Z. (een +der badgasten) voor eene wijl geen belet doen zou? Ja waarlijk, hij +was het! Niet oom Timmermans, hetgeen in hooge mate onwaarschijnlijk +geweest zou zijn, maar dokter Ruardi, wat niemand verwonderen kon en +alleen op dit uur tot de zeldzaamheden behoorde; dokter Ruardi, die +op het zien van André eensklaps al zijne opgeruimdheid scheen te +verliezen en over wiens welwillend gelaat zich plotseling eene +uitdrukking van haat en wraakzucht verspreidde, gelijk men aan onze +noorderstranden en bij onze meer flegmatieke landgenooten slechts +zelden in de gelegenheid is waar te nemen. + +André's goede luim daarentegen steeg, toen hij den dokter herkende, +nog hooger dan te voren. In een oogwenk was hij opgerezen, maakte zich +met eene bewonderenswaardige gemakkelijkheid meester van den +ongenaakbaren Ruardi, troonde hem met zich mede naar zijn tafeltje, +deed alsof 's dokters onwil in het geheel niet door hem werd +opgemerkt, en legde over deze ontmoeting eene in den aangenamen zin +des woords zoo contagieuse blijdschap aan den dag, dat men met alle +goede manieren gebroken zou moeten hebben om zijne demonstratien van +ingenomenheid niet voor het minst met een schijn van vriendschap te +beantwoorden. Het kostte Ruardi te minder inspanning dien glimp aan te +nemen, omdat, indien André zijne redenen had om aldus openlijk over +hem te triomferen, hij de zijne meende te hebben om te gelooven dat +André's uitgelatenheid van korten duur zou zijn. + +--"Dokter," zeide André op emfatischen toon, als moest de feestdronk, +dien hij daareven zou hebben willen instellen, hem thans onder een +anderen vorm van het hart, "het doet mij onbeschrijfelijk veel +genoegen, uw aangezigt te aanschouwen. Mag ik u een glas wijn +aanbieden? Jan, een glas!" + +--"Waarlijk niet, mijnheer Kortenaer. Het maderaklokje heeft voor mij +nog niet geslagen." + +--"Zoo als gij wilt, dokter. Op eene verpligting meer of minder, komt +het niet aan. De mijne aan u zijn talloos. Nimmer, dat zweer ik, zal +ik vergeten wat gij voor mij geweest zijt en gedaan hebt. Wanneer ik +betuig in u een ouderen broeder en te gelijk een voortreffelijk +leermeester gevonden te hebben, zeg ik inderdaad niet te veel. Op uwe +gezondheid, dokter, en dat gij voort moogt gaan eenig genoegen aan mij +te beleven!" + +--"Laat ons minder luid spreken, mijnheer Kortenaer," fluisterde de +dokter. "Wij hebben wel geene geheimen te verhandelen, maar het zou +niettemin kunnen gebeuren, dat personen, wien onze zaken niet aangaan, +ons beluisterden. Gij houdt mij die opmerking ten goede, niet waar? +Een medicus moet zich op publieke plaatsen somtijds meer in acht nemen +dan hem lief is." + +--"Ik begrijp u volkomen, dokter," antwoordde André, eenige oktaven +lager dan daareven, doch met dezelfde hartelijkheid. "Het is alleen de +medicus in u, die zoo spreekt. Als mensch zou het u slechts tot de +hoogste eer kunnen verstrekken, indien de geheele wereld u +beluisterde. Herinnert ge u ons eerste gesprek, daags nadat Adriaan +Dijk de goedheid had gehad mij aan u voor te stellen? Zoo in eenig +oogenblik van mijn leven eene onzigtbare hand in mijne ziel de kiem +gelegd heeft van een ander en hooger bestaan, is het dien +onvergetelijken dag geweest." + +--"Gij schertst, mijnheer Kortenaer!" + +--"Toch niet, dokter. Voorheen geloofde ik niet aan den invloed van +priesters op mannen, en wanneer ik op de straat, of buiten, een +predikant ontmoette, nam ik den hoed af en dacht bij mijzelven: "Geef +kinderen zoeten koek, en vrouwen zoeten most." Doch sedert mijn +gelukkig gesternte mij naar M. gevoerd en met u in aanraking heeft +gebragt, ben ik van dat vooroordeel voor goed teruggekomen. Gij ziet +in mij den katechumeen, die er in roemt en er zich op verhoovaardigt, +van u zijne wijding ontvangen te hebben." + +--"Uwe uitdrukkingen zijn zoo dichterlijk, mijnheer Kortenaer, dat ik +met den lakonieksten der staatslieden, toen een poëet hem zijne +politieke beschouwingen voordroeg, zou wenschen te zeggen: "Ik bid u, +mijnheer, laat ons op de aarde blijven!" Waarlijk, gij overdrijft +schromelijk de geringe diensten die ik u mag bewezen hebben. Zijn +mijne inzigten naar uwen smaak, het is mij aangenaam; doch houd in het +oog, dat de eenige denkbeelden, waarmede men in deze wereld verder +komt, die zijn, waarvan men zelf de uitvinder is." + +--"Hetgeen gij daar zegt, dokter, is weder zoo fijn gedacht en zoo +keurig uitgedrukt, dat mijne ingenomenheid met u er volkomen door +geregtvaardigd wordt. Vrees echter niet, dat gij in mij met een dier +onwaardige discipelen te doen hebt, die hunnen meester slechts +napraten." + +--"Waarde heer," zeide Ruardi, die nu zijne contenance niet meer +verloor, "niemand kan omtrent uwe originaliteit een gunstiger meening +koesteren dan ik; en tenzij er ook eene oorspronkelijkheid gevonden +wordt, die zich vergenoegt met nalezingen te houden,--hetgeen met +zichzelf in tegenspraak zou zijn,--weet ik inderdaad niet hoe men +billijkerwijze op het denkbeeld zou kunnen komen, u van gebrek aan +zelfstandigheid te beschuldigen." + +--"Ten opzigte van uw onderwijs althans, dokter, zou die aantijging +onverdiend zijn," antwoordde André. "Want het is juist omtrent eene +van uwe treffendste uitspraken, dat ik mij hij nader inzien verstout +heb, met u van meening te gaan verschillen. Herinnert gij u?... Maar +gij, die dagelijks zulke gesprekken voert, en, waar het op geestige en +welsprekende aforismen aankomt, u de weelde moogt veroorloven een +=enfant prodigue= te zijn..." + +-"Nog eens, mijnheer Kortenaer, gij vergeet dat het voorwerp van uwen +lof tegenover u zit. Hoe zou de kellner mij uitlagchen, indien hij de +vlugt van uwe oden volgen kon! Gelukkig voor mij dat er waarheid is in +het spreekwoord: men moet niemand prijzen vóór zijnen dood." + +--"En waarom zou men u niet prijzen bij uw leven, dokter? Toen gij de +eeredienst der vrouwen het aangewezen middel noemdet om onzen landaard +die hoogere vorming te doen bereiken, waarvan de tegenwoordige tijd +eene levensvoorwaarde maakt, waart gij de profeet der 19de eeuw +voor Nederland. Mij ten minste heeft dat denkbeeld eene geheel nieuwe +toekomst geopend, en ik zou alles willen opofferen om het in praktijk +te leeren brengen. Onze kunst, onze litteratuur, onze over het paard +getilde voorouders, den eenoogigen grondlegger van mijn geslacht niet +uitgezonderd,--onze geheele volkshistorie doe ik u prezent." + +--"Vrijzinniger kan het niet, mijnheer Kortenaer," zeide de dokter, +"en ik zou geheel en al ontrouw worden aan mijzelven, indien ik u met +die verandering van zienswijze niet van harte geluk wenschte. Doch uwe +bruid zou inderdaad reden hebben mij te haten, indien ik eene +dankbetuiging aannam, waarop buiten haar niemand regt heeft. Hoe vaart +jufvrouw Emma? Hebt gij haar van ochtend reeds een bezoek gebragt? Ik +moet verschooning vragen, dat ik eerst nu naar haren welstand verneem; +doch erken, waarde heer, dat gij mij tot hiertoe geene gelegenheid +gelaten hebt, mij van die aangename verpligting te kwijten." + +--"Ik bid u, dokter, bezig het woord verpligting niet. Gij doet +uzelven daarmede onregt aan. Ten eeuwigen dage zal ik de schuldenaar +zijn van den man, die mij den hartstogt der liefde als den volmaaksten +vorm van het menschelijk zijn heeft leeren beschouwen. Doch mag ik u +thans op mijne beurt van een vooroordeel genezen? Er waren in Holland +geene vrouwen, beweerdet gij, in staat eene neiging in te boezemen, +sterk genoeg om u ter wille daarvan alles te doen vergeten. Dat was +onbillijk van u. Ik althans mag eene vrouw de mijne noemen, die aan +uwen eisch in allen deele voldoet; de levende heldin van den +schoonsten roman." + +--"En houdt gij mij voor zoo kleingeestig," vroeg Ruardi, "dat ik ter +wille van mijne theorien u het genot van dat voorregt misgunnen zou? +Ik zou het veeleer bejammeren, indien hetgeen ik gezegd mag hebben van +de hollandsche dames in het algemeen, door u was toegepast op jufvrouw +Visscher. Van het eerste oogenblik af heeft uwe bruid den +aangenaamsten indruk op mij gemaakt, en het verwondert mij in geenen +deele dat gij in haar de vrouw van uwe keus gevonden hebt. Zoo ziet +gij, mijnheer de ingenieur, dat men tezelfdertijd een Archimedes in de +werktuigkunde en in de liefde kan zijn!" + +--"Voortreffelijk, dokter!" riep André, oprijzend. "Een Archimedes in +de liefde! Men moet dokter Ruardi heeten om aldus in drie woorden een +geheelen toestand te kunnen teekenen. Doch het wordt mijn tijd, en den +uwen mag ik niet langer ontrooven. Krijg ik voor de vrouw van mijne +keus uwe groeten mede?" + +Een oogenblik scheen het, alsof André's moedwil Ruardi op nieuw zijne +tegenwoordigheid van geest zou doen verliezen. Doch hij herstelde zich +spoedig en antwoordde met zijne gewone minzaamheid: + +--"Het zal mij zeer veel eer zijn, door u te worden aanbevolen in de +herinnering van jufvrouw Visscher." + +Hij volgde André naar buiten en zag hem eene plaats kiezen op den top +der huiswaarts keerende omnibus. André groette hem met de hand en hij +beantwoordde dien groet op dezelfde wijze. Toen keerde hij zijnen +zegevierenden medeminnaar den rug toe en zeide binnensmonds: + +--"Indien Dijk zichzelven gelijk blijft, zal vriend Kortenaers haan +den langsten tijd viktorie gekraaid hebben." + + + + +NEGENDE HOOFDSTUK. + + +Op een zaterdagavond in de tweede helft van September, zes weken na +dien anderen avond, des zondags, toen André en Emma te zamen op de +bovenvoorkamer van Belvedere voor het venster gestaan en elkander de +vonkelende ster gewezen hadden, die den hoorn der maan scheen te +kroonen, sukkelde over den Duinendaalschen straatweg, van de stad naar +buiten, een klein huurrijtuig met één paard. Het was hetzelfde paard +waarmede André, vermoeid van het dreunen der lokomotiven en het +ruischen der toasten, na afloop van de feestelijke opening der +spoorwegbrug, in de koelte en de schemering naar Duinendaal terug was +gebragt. Op den bok zat dezelfde voerman, die hem destijds had +ingewijd in het verborgen leven van zes slepers-arabieren, waarvan +deze de magerste, de stramste, en van afkomst de doorluchtigste was. +Boven op het rijtuig, welks bouwvallige imperiaal en rammelende veren +op onbedriegelijke wijze de spoorwegvigilante onzer provinciesteden +kenmerkten, stond een groote reiskoffer, hooger en breeder dan met +heeren-koffers het geval pleegt te zijn. De persoon, die zich in het +rijtuig bevond, was dan ook geen heer, maar eene dame. + +Het was Emma. Met den vroegen sneltrein uit M. vertrokken, had zij den +geheelen dag doorgereisd, en bereikte nu het einde van haren togt. +Ofschoon de duisternis haar belette het landschap te onderscheiden en +de avond koel, om niet te zeggen koud was, had zij uit behoefte aan +lucht het glas nedergelaten aan de zijde van waar de wind kwam. Zoo +hotste zij voort langs den eenzamen weg, niets ziende en door niemand +gezien. Tegelijk met den wind stroomde de walm van den petroleum naar +binnen, dien de sleper in zijne lantaarns brandde. In elke andere +stemming als die, waarin zij op dit oogenblik verkeerde, zou zij het +glas opgehaald en de ondragelijke reuk geweerd hebben; doch hare +zenuwen waren verstompt, en zij had alleen nog gevoel voor den +scherpen wind, die haar door het geopend portier in het aangezigt +blies. + +Daar hield de vigilante stil voor het nederige hek van Belvedere; doch +de ouderlijke woning ontsloot zich niet aanstonds. Zij hoorde den +voerman, van den bok gestegen om aan te schellen, eenige woorden +wisselen met eene der dienstboden, die zorg droeg de deur niet wijder +te openen dan noodig was om te kunnen vernemen wat men van haar +verlangde. + +--"Het is zaturdagavond vader is naar het dorp," dacht Emma, toen zij +dit oponthoud gewaar werd; want hoewel de openbare veiligheid te +Duinendaal niets te wenschen overliet, kon toch de heer des huizes in +dit saisoen, nu de avonden reeds begonnen te lengen, na zonsondergang +de hielen niet keeren, of keuken- en werkmeid beijverden zich om +strijd de ketting op de voordeur te doen; en lieten niemand binnen dan +na zich vergewist te hebben dat er geen onraad was. + +Hoe riepen die kleine bijzonderheden Emma dagen voor den geest wier +rust te weinig door haar was gewaardeerd! + +Aanvankelijk baatte het niet veel, dat de voerman, sprekend door de +reet der deur, onder eede verzekerde, dat niemand anders als jufvrouw +Emma, zich in zijne vigilante bevond. Men geloofde hem niet. De +jufvrouw was uit de stad, werd hem geantwoord, en men verwachtte haar +vooreerst niet terug. Hij beriep zich op zijn gezond verstand, op +zijne goede oogen, op zijn goed geheugen, en eerst toen het niet +langer mogelijk was de waarheid van zijn getuigenis in twijfel te +trekken, werd de ketting losgemaakt. + + +In dezelfde kleine bovenkamer bij den trap, waar zij meest den +laatsten avond der week doorbragt, zat mevrouw Visscher in de +eenzaamheid de thuiskomst van haren man te verbeiden. Des +zaturdagsavonds werd in het Wapen van Duinendaal heeren-societeit +gehouden: en ofschoon de eigenaar van Belvedere noch kaart speelde, +noch politiseerde, bezocht hij die bijeenkomst met naauwgezette +regelmatigheid. Wie op een dorp woont, meende hij, moest zich niet +afzonderen, en Lydia was dit volkomen met hem eens. Zelfs kwam de +aansporing om op het gebruikelijk uur naar de societeit te gaan +dikwijls van hare zijde, en ook dezen avond was zij de eerste geweest, +om hem aan zijne goede gewoonte te herinneren. + +--"De lust is niet groot," had hij gezegd, "en ik vind het aardiger, +zoo lang Emma van huis is, de societeit er aan te geven en u +gezelschap te blijven houden. De heeren zullen hun partijtje wel maken +zonder mij." + +--"En sedert wanneer wachten zij op uwe komst om de kaarten te +schudden?" had zij lagchend gevraagd. "Neen, lieve man, dat zijn +uitvlugten. Emma kan nog wel drie weken wegblijven. En wat zullen de +Duinendaalsche heeren van mij denken, indien gij hun morgen verhaalt, +dat uwe vrouw zelfs niet één avond in de week alleen kan zijn? Ik heb +lektuur en bezigheden in overvloed, geloof mij. Wij verrigten elk een +verdienstelijk werk: ik door afstand van u te doen, gij door te gaan." + +Na zijn vertrek was de stilte om haar henen gedurende een vol uur +door niets gestoord. Niemand had aangescheld, ook de postbode niet, +die anders omstreeks dezen tijd van den dag dikwijls brieven bezorgde. +Dubbel verwonderd was zij daarom, een rijtuig te hooren stilhouden +voor het hek, en daarna een koffer te hooren afladen en binnenbrengen. +Zij legde het tijdschrift, waarin zij had zitten bladeren, uit de +hand, schoof hare werkdoos op zijde, en wachtte luisterend naar eene +verklaring van het ongewoon gedruisch beneden in den gang. + +--"Daar zal Bartje zijn," dacht zij, meenende dat de persoon, die zij +den trap hoorde opkomen, de werkmeid was. "Waar blijft gij, Bartje? +Waarom talmt gij zoo? Zeg mij spoedig wat er te doen is." + +--"Ik ben het, moeder," zeide Emma, die in haar reisgewaad, en met de +hand aan de kruk, wankelend bij den ingang van het vertrek bleef +staan. "Kom naar mij toe en help mij; ik ben ziek." + +Emma moest zooveel moeite doen om te spreken, dat Lydia in het eerste +oogenblik te naauwernood hare stem herkende. Zij geloofde aan eene +hallucinatie, en rees wel op van hare zitplaats, maar snelde niet +aanstonds naar hare dochter. + +--"Help mij, moeder, ik kan niet meer," fluisterde op nieuw de doffe +stem; en ware Lydia niet toegeschoten, Emma zou van vermoeidheid en +aandoening ineengezonken zijn. + +--"Is er een ongeluk gebeurd?... Hoe komt gij hier?... Waar is +André?... Wat schort er aan?... Waarom hebt gij niet geschreven?"... + +Emma moest op die onstuimige vragen het antwoord schuldig blijven. + +--"Breng mij naar bed, moeder," zeide zij, "dan zal ik u alles +vertellen." + +De moeder wist niet, of zij waakte dan droomde. Doch ofschoon hare +gissingen met de snelheid van het licht het onbegrensd gebied der +mogelijkheid doorvlogen, zij was er de vrouw niet naar om zich +daardoor te laten afbrengen van hetgeen thans in de eerste plaats van +haar gevorderd werd. Emma moest ontkleed en naar bed geholpen worden. + +--"Waarom wilt gij heengaan, moeder?" vroeg Emma, toen Lydia de +gordijnen van haar ledikant met die zekere zorgvuldigheid geplooid en +weder ontplooid had, waaraan zieken bemerken kunnen dat men voornemens +is, hen te verlaten. "Nu ik eenmaal rustig nederlig, behoeft gij niet +langer voor mij te vreezen. Blijf bij mij, totdat vader thuiskomt. Is +vader opgeruimd? Heeft hij dikwijls naar mij gevraagd?" + +--"Morgen zal ik al uwe vragen beantwoorden, mijn kind; maar houd u nu +stil, en beproef of gij den slaap kunt vatten. Gij hebt de koorts." + +--"Toch niet, moeder. Ik ben wel ziek, maar anders als gij meent. Voel +eens naar mijne voeten hoe koud zij zijn." + +--"Als marmer, kind. Ik zal Bartje zeggen, dat zij onmiddelijk water +heet maakt om de tinnen kruik voor u te vullen." + +--"Dat is lief van u. Maar een ding zou ik nog liever van u gedaan +hebben." + +--"En dat is?" + +--"Warm mijne voeten tusschen uwe handen, zoo als gij deedt toen ik +nog een kind was. Misschien zal ik dan van zelf gaan slapen." + +Lydia knielde neder aan het voeteneind van het ledikant, de armen +uitgestrekt onder de dekens en het aangezicht verbergend in de +plooijen der sprei die zij zelve gebreid had. Zij hief het hoofd niet +op om Emma aan te zien, en Emma wendde het hare niet af om den blik +van hare moeder te ontwijken. Doch het oogmerk der dochter was +bereikt. Er bevond zich in het vertrek geen ander licht als dat eener +veilleuse, en bij die weifelende schemering verhaalde zij, terwijl +Lydia hare voeten warmde, al hetgeen tusschen André en haar +voorgevallen was. + + + + +TIENDE HOOFDSTUK. + + +Van Belvedere naar zee, het bosch door en de duinen over, was bij dag +eene wandeling van niet meer dan twee uren. Doch kan het wonder +schijnen dat Aart Visscher dien nacht het dubbel van den tijd behoefde +om te gaan, en nogmaals het dubbel voor den terugtogt? Toen hij tegen +tien ure uit de societeit thuis gekomen was, had hij onmiddelijk aan +zijne vrouw bespeurd dat hen eene ramp had getroffen, en met den +besten wil was het haar niet mogelijk geweest, de waarheid voor hem te +verhelen. Emma terug, omdat André een slechtaard was? Die gedachte +dreigde hem te doen stikken. Emma's toestand gedoogde niet, dat hij +naar haar toevloog om haar te omhelzen; en zelfs smeekte Lydia hem, +slechts fluisterend te spreken. Voor zijn overkropt gemoed, en de +gezwollen aderen zijner kloppende slapen, was die dwang eene +duldelooze kwelling geweest. "Geef mij mijn hoed en mijn regenmantel!" +had hij gezegd. "Ik wil naar het strand, ik moet de zee zien! Hier =kan= +ik het niet uithouden!" + +--"En laat gij mij den geheelen nacht met Emma alleen? Indien haar +iets overkwam, wat zou ik beginnen?" + +--"Zeg Bartje, dat zij met u wake. Ik ben tot niets nut. Het is voor +ons allen beter dat ik ga." + +--"Maar indien Emma iets overkwam?" + +--"En welk grooter leed kan haar overkomen dan hetgeen die lafaard +haar berokkend heeft? Gij weet zoo goed als ik, Lydia, dat ik u van +geenerlei dienst kan zijn." + +--"En wanneer zie ik u terug?" + +--"Morgen-ochtend, met het aanbreken van den dag." + +--"Laat mij dan voor het minst uwe veldflesch vullen en u een stuk +brood medegeven. Is dit een uur om geheel alleen door de duinen te +gaan dwalen! Gij zult mij twee zieken voor eene bezorgen." + +--"Die wandeling zal mij niet ziek maken, Lydia, maar gezond. Vrees +niet voor mij. Ik ken den weg en neem ten overvloede Tiras mede." + +Met Reiniers hond aan zijne zijde stak hij het bosch door en besteeg +een voetpad door het zand, dat voor den kortsten weg naar zee gehouden +werd. Doch door de duisternis raakte hij het smal en dagelijks +verstuivend spoor weldra bijster, en kon zijnen weg alleen voortzetten +door nu eens met zijnen stok zich door de bremstruiken heen te slaan, +dan zich vast te klampen aan de helmplanten links en regts, dan zijnen +voet los te rukken uit de ineen gewoelde ranken der duinbeziën, de +angels en klemmen der natuur. Bij het afgaan van eene der hoogste +duinen viel hij eensklaps voorover en moest in het rond tasten om +zijnen hoed weer te vinden: de bovenlaag van een konijnenhol was niet +sterk genoeg geweest om hem te dragen, en hij mogt van geluk spreken +dat zijn struikelen geene erger gevolgen had dan eene schram over het +gelaat en opgekrabde handen. + +--"Maak geen leven om niets!" zeide hij, toen de hond om hem henen +sprong en aansloeg. "Kom hier, en speel voor chirurgijn." + +Hij rigtte zich op, zette zich neder in het zand, en liet zich door +Tiras het aangezigt en de handen lekken. Zoo ging het voort, duin op, +duin af, in de rigting der zee. Doch toen hij de laatste duinenrij +achter den rug had en alleen nog het strand hem van den grooten +waterplas scheidde, vond hij de begeerde verademing niet. Hij had zich +voorgesteld, onder het bruischen der baren woorden te zullen vinden +voor zijne verontwaardiging. Hoe sterker wind, had hij gedacht, en hoe +woester golven, des te weldadiger zou de overeenstemming zijn tusschen +het geraas om hem henen en den storm in zijne borst. Doch hij ontving +niet een der indrukken, waarop hij gerekend had. De inspanning van het +klimmen en dalen was vergelijkenderwijs eene afleiding geweest: de +vlakke zandbaan was eene teleurstelling. Hij zag omhoog, doch +bespeurde niets als een grijs en onrustig zwerk, met een zwartblaauwen +achtergrond, waarin nu en dan eene enkele ster kwam vonkelen en dan +weder verschoot. Verder dan honderd passen voor zich uit kon hij het +water niet van de lucht onderscheiden, en alleen in zijne onmiddelijke +nabijheid zagen de kuiven der baren wit. Het strand, dat bij dag +onafzienbaar zou zijn geweest, geleek nu eene kleine vlakte binnen +enge fantastische grenzen. Het eenige wat hem half en half voldoening +schonk, was het daverend geweld waarmede sommige reuzengolven +nederkwamen en het strand beukten. Doch hij kon zich niet onverdeeld +overgeven aan zijne gedachten, evenmin als hij een uitweg vond voor +zijne aandoeningen. Hij zou in de eenzaamheid de vuist hebben willen +ballen tegen André; maar om voort te kunnen komen moest hij met beide +handen zijnen mantel bijeen houden. Het zou eene verligting voor hem +geweest zijn, indien hij zich in Emma's droefheid had mogen verdiepen; +doch nu moest hij al zijne krachten inspannen om tegen den wind op te +worstelen, dan werd hij zijns ondanks voorwaarts gestuwd. Had hij +geweten, dat André dien eigen ochtend, op twee dagreizen afstand, +hetzelfde strand bezocht en daar in Lidewyde's bezit geroemd had; dat +Ruardi's haat Emma's vernedering wreken zou; dat André op dit zelfde +oogenblik... Doch van geen der dingen, die zijne belangstelling gewekt +of hem bevredigd zouden hebben, ook al hadden zij hem te gelijk met +afgrijzen vervuld, droeg hij kennis. Daarentegen vernieuwde hetgeen +hij wist onophoudelijk in zijn binnenste het gevoel van zijne +magteloosheid. + +Zulke teleurstellingen zijn geene zeldzaamheid. Men heeft verdriet, en +beeldt zich in, het te zullen kunnen verzetten, indien men van zijne +smart door niets wordt afgeleid en men er zich geheel aan wijden kan. +Doch naauwelijks is men met zichzelven alleen, of het blijkt, dat die +verwachting eene hersenschim geweest is. De ligtzinnigheid eet in +zulke uren opium, of drinkt alkohol; het piëtisme werpt zich op de +knieën en bidt. Doch wie het laatste niet zou kunnen doen zonder zich +aan huichelarij te bezondigen, het eerste niet zonder zich in eigen +oogen te verdierlijken, voor hem blijft alleen over zich het zwaard +uit de wonde te rukken en geduldig af te wachten of de tijd haar +cicatriseren wil. Elke andere poging om verligting van pijn te bekomen +staat gelijk met het heen en weder loopen van den leeuw in het hok +eener diergaarde. Hetzij hij nog tien jaren leeft of morgen sterft, in +de voorwaarden zijner gevangenschap komt geene verandering: eene +plaatsruimte van vijfentwintig kubieke voeten, ijzeren bouten aan de +voor-, ijzeren grendels aan de achterzijde, en tweemalen daags een +stuk vleesch. + +Ook Emma's vader zocht eenen troost die niet bestond, of althans +nergens op aarde voor hem te vinden was. Hij mogt zijne woning +ontvlugten als een vagebond, door bosschen en duinen dwalen gelijk een +strooper, nu in deze, dan in gene rigting den zoom der golven +volgen,--even als een moordenaar of dief gedaan zou hebben, die naar +een vaartuig zoekt om hem met zijnen buit naar de overzijde te +brengen,--zijn leed verminderde niet. Na Emma was hij het, die door +André's trouweloosheid het diepst gegriefd werd, dieper dan Lydia, +dieper zelfs dan André's ouders. Gulle vooringenomenheid had hem dien +knaap zijn hart doen schenken; voor het eerst sedert vele jaren had +hij weder vrolijk de toekomst ingestaard, had hij zich de +waarschijnlijkheid voorgespiegeld eener verwezenlijking van +lievelingsdenkbeelden, tot hiertoe slechts op één gebied mogelijk +geweest en daar in tranen verdwenen. En nu was het, alsof met het +boosaardigst overleg en door de ruwste vuist hem, voor elke van zijne +blijde verwachtingen, een stoot in de borst werd toegebragt. Wie of +wat kon hem van de smart dier ontgoocheling bevrijden? Bedrogen en +beleedigd was hij gegaan, beleedigd en bedrogen keerde hij op zijne +schreden terug. De eenige verandering was dat de wind ging liggen en +voor een digten motregen plaats maakte. Zijn mantel en Tiras dropen +toen Lydia hem binnenliet. + +--"Hoe maakt Emma het?" + +--"Zij slaapt. Heeft de wandeling u goed gedaan?" + +--"Neen, Lydia. Vergeef mij dat ik niet naar uwen raad geluisterd +heb." + +--"En wat beginnen wij nu?" + +--"Zorg gij voor Emma, en laat mij naar André gaan." + +--"Om wat te doen?" + +--"Dat weet ik zelf niet." + +--"Wilt gij hem rekenschap vragen van zijne handelwijze?" + +--"O neen, zijne verantwoording verkies ik niet aan te hooren. Maar +hij moet niet kunnen denken, dat wij hem vreezen." + +--"En wanneer woudt gij vertrekken?" + +--"Met den middagtrein van heden. Dan ben ik morgen-ochtend daar +ginds." + +--"Het is eene bittere beproeving voor ons allen." + +--"Bitterder dan... Maar ook welk eene dwaasheid, dat wij ons vleiden +met de hoop, André voor ons te zullen zien worden wat Reinier geweest +is!" + + + + +ELFDE HOOFDSTUK. + + +--"Wat deert u, Lidewyde? Wat is er gebeurd?" vroeg André, schichtig +oprijzend uit den slaap. "Gij vergist u, het is nog lang geen dag. +Waarom loopt gij zoo driftig op en neder? Kom hier, gij zult ziek +worden." + +Bij het schijnsel der albasten lamp, die in het voorvertrek van den +zolder afhing, kon hij alleen hare gedaante onderscheiden. Er was iets +spookachtigs in het heen en weder golven van dat wit en slepend +nachtgewaad: hetwelk het eene oogenblik zich van de alkoof verwijderde +en dan telkenmale eensklaps weer zigtbaar werd. + +--"Waarom antwoordt gij niet, Lidewyde? Schiet ten minste uwe muiltjes +aan, zeg ik u. In het holle van den nacht op uwe bloote voeten!" + +Zij trad naar het ledikant, sloeg de armen om zijnen hals, en +fluisterde hem in het oor: + +--"Ruardi heeft ons verraden. Dijk is hier geweest, terwijl gij +sliept. Sta dadelijk op en ga naar uwe kamer." + +--"Naar mijne kamer?" vroeg hij, overeind vliegend en naar zijne +kleederen grijpend. "Neen, Lidewyde, ik verlaat u niet. Geef mij den +sleutel van de kleine trapdeur. Ik zal Marcelis wekken en hem zeggen +dat hij ijlings inspant. Verkiest gij den landauer?" + +--"Gij droomt, André. Den sleutel, waarvan gij spreekt, bezit ik niet. +Dien heeft Ruardi aan Dijk in handen gespeeld. Marcelis is omgekocht. +Wij zijn in Dijks magt." + +--"Is hij het dan die verlangt, dat ik naar mijne kamer zal gaan?" + +--"Ja. Daareven stond hij eensklaps aan mijne zijde en wekte mij. Ik +kon hem aanzien dat hij gewaakt had." + +--"En wat heeft hij gezegd?" + +--"Niet veel, maar genoeg. Over een uur, zeide hij, kwam hij hier +terug en zou dan eene explikatie hebben met mij, na eerst met u te +hebben afgerekend." + +--"Hoe wenschte ik, dat hij mij uitdaagde! Het schreeuwt om wraak, dat +gij vastgeketend zijt aan zulk een bloed. Doch hij zal den moed niet +hebben om zich als een man te gedragen." + +--"Gij zult hem niet sparen, wel?" + +--"Wees zonder zorg. Het genot zou grooter zijn, indien ik, tegelijk +met hem, ook Ruardi treffen kon; maar Ruardi zal mij daarom niet +ontloopen. Met den prijs uwer liefde in het verschiet..." + +--"In het verschiet? Gij zoudt mij bijna doen glimlagchen. Zie mij +aan, en zeg welke vrouw zwakker voor u kan zijn dan ik? Doch de tijd +dringt. Rep u! Dijk wacht." + +--"Voor zijne rust zal ik vroeg genoeg tot zijne dienst zijn." + +--"Maar hij zal u verdenken, indien gij hem niet spoedig te woord +staat." + +--"Verjaagt gij mij? Dat is hard. Misschien zie ik u heden nacht voor +het laatst." + +--"Onzin, André! Zelfs in den dood ben ik de uwe!" + +--"Laat mij nog vijf minuten mogen blijven, Lidewyde! Het =kon= zijn dat +wij voor eeuwig gescheiden werden." + +--"Geloof toch niet aan dwaze voorgevoelens, André! Dijk mag niet +wachten. Gij bederft uwe zaak... en de mijne." + +--"Gij hebt gelijk. Omhels mij dan, en ik ga. Omhels mij, bid ik u." + +--"Ziedaar." + +--"Omhels mij nogmaals, en zeg overluid dat gij mij liefhebt." + +--"Nu dan." + +--"Neen, niet fluisteren." + +--"Ik heb u lief, André! Is het zoo naar uwen zin?" + +--"Bijna. Eerst moet ik u op den hals mogen kussen, even als ik dien +avond in den tuin gedaan heb." + +--"Maar dan gaat gij ook?" + +--"Stellig en zeker." + +--"Gij breekt uw woord! Laat mij los, André! Zoo kust een man zijne +aanstaande vrouw niet." + +--"Dat kunt gij niet meenen, Lidewyde. Uw hoofd op mijnen schouder en +mijne lippen op uwen hals: zoo behoort het. Mag ik?" + +--"Al wat gij wilt, mits gij mij loslaat." + +Reeds voor het bekomen verlof, ofschoon zij het niet aldus bedoeld +had, had zijne hand over haren schouder heen, haar gewaad ontknoopt, +en viel het matte licht der van den zolder afhangende lamp op haar nu +met geen enkel floers bedekten boezem. Het baatte niet dat zij met den +eenen arm hem van zich poogde af te weren en met den anderen haar +kleed bijeenhield. Haar gordel zelf bezweek weldra voor zijne drift, +die alles wilde aanschouwen. Toen ook de laatste sluijer verwijderd +was, deed hij eene schrede achterwaarts, verslond met de oogen het +golvend marmer van Lidewyde's schoonheid, drukte haar nog eenmaal aan +zijne borst, en ging. + + + + +TWAALFDE HOOFDSTUK. + + +Toen André in den voornacht zijne kamer verlaten had om zich naar die +van Lidewyde te begeven, had hij de deur voorzigtig aangezet, en noch +licht ontstoken, noch de overgordijnen tot elkander getrokken. Thans +waren die gordijnen zorgvuldig digtgeschoven; op de tafel brandde eene +lamp, en om binnen te kunnen treden had hij de deur moeten ontsluiten. +Ook de gang en het portaal waren min of meer verlicht, en hij had +ditmaal niet noodig, gelijk anders, afgaande op de flaauwe schemering +der lantaarn van gebogen glas, die zich hoog in de lucht boven den +trap welfde, tastend zijnen weg te zoeken. Hij opende de deur met +kracht, om te toonen dat hij geene vrees kende, en meende niet anders, +toen hij de ontstoken lamp bespeurde, of Lidewyde's echtgenoot zou +eensklaps op hem toeschieten. Doch er heerschte in het vertrek eene +doodsche stilte. Eerst had zijn oog moeite, de voorwerpen behoorlijk +te onderscheiden; want de kamer was te groot om door slechts ééne lamp +in alle rigtingen verlicht te kunnen worden, en de donkere kleur der +meubelen, bij het diepe groen en rood van het behangsel en de +draperiën, vermeerderde nog de duisternis op den achtergrond en aan de +zijden. Des te sterker daarentegen was het schijnsel dat van onder de +kap der lamp op de met een gebloemd kleed van fluweelachtig trijp +bedekte tafel viel. Ook kon het geen toeval zijn, dat geen enkel ander +voorwerp op dat oogenblik de aandacht afleidde van het tweetal, door +Dijks hand aan den voet der lamp nedergelegd. Niemand kon het vertrek +binnentreden zonder die twee--eene pistool en een brief--aanstonds op +te merken. + +André had zoo vast geloofd, Dijk te zullen aantreffen, dat zelfs het +lezen van zijnen naam op het adres van den brief hem niet overtuigde +dat hij alleen was. Hij rukte de overgordijnen open, als kon er voor +Adriaan eene reden bestaan hebben om zich daarachter te verbergen; +doch ook dit onderzoek leidde tot niets. Het verdroot hem, dat hij +Dijk niet onder de oogen kon treden. Niet één, maar twee pistolen +waren noodig; en niet hier of nu was daaraan behoefte, maar tegen +morgen of overmorgen, in het afgelegen veld, wanneer alles voor het +duel in gereedheid zou zijn gebragt en hij in den vorm van een +doodelijken kogel Dijk de voldoening schenken zou, welke voor +Lidewyde's rust gevorderd werd. Doch hoe bestierf eensklaps op zijne +lippen de taal van den overmoed; tot welk eene armzalige werkelijkheid +kromp voor zijn gevoel de poëzie van het wanbedrijf, zoodra hij kennis +genomen had van Adriaans wilsbeschikking! Dijk schreef hem: + +"Het is beneden mij, u met woorden te berispen of te straffen. De zorg +om dat met daden te doen, heb ik aan anderen opgedragen. Wend geene +pogingen aan om te ontvlugten; zij zouden u slechts te spoediger in de +handen van Marcelis en zijne palfreniers doen vallen. Al mijne +maatregelen zijn genomen, en indien gij het waagt, den voet buiten uwe +kamer te zetten, zal ik u voor uw leven tot verminkens toe doen +tuchtigen. Eén middel schiet u over om te toonen, dat gij geen lafaard +zijt. Het ligt voor u op de tafel. Gij zult daardoor tevens de +toekomst kunnen redden van het meisje dat door u verraden is. Terwijl +ik dit schrijf, slaat de klok twee ure; mijne lieden hebben in last, +indien met slaan van drieën uw schot niet gevallen is, binnen te +dringen in uwe kamer, u gekneveld mede te voeren naar den stal, en +hunnen euvelmoed aan u te koelen op eene wijze, die ik niet noemen +wil. Gij hebt te kiezen tusschen het wapen nevens u en de straf der +overspelers. + +"PS. De pistool is niet met kruid geladen; maar de bussen der kogels +zijn met donderpoeder gevuld. Er zijn er zes, zooals gij ziet. Ketst +de eene, gebruik dan den volgenden. Doch ik geloof niet dat het noodig +zal zijn. Het is dezelfde revolver waarmede ik Moor door den kop +geschoten heb. Het dier heeft geene minuut behoeven te lijden. Dit tot +uw narigt." + +André's eerste daad na het lezen dezer woorden was eene poging om door +een sprong in den tuin zijn leven te redden. Doch hoe hij nu aan het +eene, dan aan het andere venster rukte, er was aan de spanjoletten +geen verwrikken: eene geoefende hand had ze onbruikbaar gemaakt, en +hij verspilde noodeloos zijne krachten. Wat erger was, zoodra de +stilte in het vertrek door het gedruisch zijner voetstappen en het +rammeijen aan de vensters was afgebroken, hoorde hij een sleutel +steken in het slot der kamerdeur. Een onzigtbaar cipier draaide tot +tweemaal toe den sleutel om in het slot, en de gevangene kon voor-noch +achteruit. + +Het besef dat die voorzorg noodig was geweest om hem het vlugten te +beletten, vernederde hem, en hij schaamde zich over zijne eerste +opwelling. Alle verdere pogingen tot ontsnappen liet hij varen, en +beproefde een juist inzigt in zijnen toestand te bekomen. + +Zou Dijk zijne bedreigingen ten uitvoer durven brengen? Sedert hij van +Lidewyde wist dat Ruardi langer dan een jaar onder Dijk's oogen haar +aangenomen minnaar was geweest, had zijne verachting voor Adriaan haar +toppunt bereikt. Daareven nog was Adriaan in zijne oogen een +walgelijke stumpert, dien hij de moeite niet zou genomen hebben te +haten, indien hij niet een onoverkomelijke hinderpaal voor zijne eigen +vereeniging met Lidewyde geweest ware. Was het mogelijk, dat diezelfde +Adriaan thans eene koelbloedigheid ten toon spreidde, die misschien +niet veel persoonlijke dapperheid, maar eene dubbele maat van +hartstogt verried? Hoe blinder evenwel Adriaans woede was, des te meer +reden bestond er om te duchten dat hij behagen scheppen zou in de door +hem aangekondigde wraak. En de voorstelling dier strafoefening deed +het Kortenaersbloed André naar het aangezigt stijgen. Te zelden was +voorheen de stem van dat bloed bij hem ontwaakt, en indien men hem +gestreng beoordeelen wilde, had men het regt hem een treurig voorbeeld +van de verbastering van onzen landaard te noemen. Doch eene +beleediging als die, welke Dijk hem toedacht, was meer dan zelfs hij +verdragen kon. In zijne verbeelding zag hij zich door de geheele +wereld met den vinger nagewezen... + +De tranen sprongen hem in de oogen toen hij de pendule op den +schoorsteenmantel half drie hoorde slaan. Daareven had hij zich +nedergeworpen in zijn gemakkelijken stoel, ten einde des te rustiger +te kunnen nadenken; doch die metalen klank werkte zoo galvanisch op +zijne zenuwen, dat het hem niet mogelijk was langer te blijven zitten. +Met de kin op de borst en de handen in de zakken, krampachtig spelend +met zijne beurs en zijne sleutels, stapte hij de kamer op en neder, en +poogde, doch vruchteloos, zich zelven in te prenten dat, wilde hij +handelen als een man, hij binnen dertig minuten een lijk moest zijn. +Hij was geen Kato, en zou zonder wroeging den val van zijn vaderland +overleefd hebben; geen Hamlet, vragend naar te zijn of niet te zijn, +en over dat onderwerp, met een eigenwilligen dood voor oogen, +onsterfelijke diepzinnigheden verkondigend. Maar hij was jong; en +gelijk dat volstond om den lust naar het leven als wassend water te +doen klimmen in zijne borst, evenzoo was het verschoonbaar dat zijne +aandoeningen hem voor eene wijl overstelpten. Hij snikte overluid en +moest zich de oogen afwisschen. Emma had hij verraden, Dijk bedrogen, +Ruardi gesard, naar Lidewyde's omhelzingen gehunkerd, het was alles +zijne eigen schuld. Zijne ouders zouden ontroostbaar zijn. Die van +Emma, waaraan hij zulke groote verpligtingen had en die zoo goed voor +hem waren geweest, hem levenslang haten. Emma-zelve zou zich door zijn +toedoen diep ongelukkig gevoelen; en al was de vreugde van haar +bestaan niet noodzakelijk voor altijd verwoest, het zou eindelooze +jaren kunnen duren eer haar gevoelig hart weder aan deugd en liefde +kon gelooven. Al dien tijd zou zij het kruis van zijne nagedachtenis +moeten dragen en zouden de menschen haar elkander aanwijzen als de +voormalige bruid van dien André Kortenaer, wiens vader en moeder +zooveel verdriet beleefden van hunne zonen. Nogtans waren het geene +tranen van berouw, die zijne oogen verduisterden en hem deden +aanloopen tegen de meubelen regts en links. Het gevoel van schuld had +te geener tijd luid bij hem gesproken, en deed dit ook nu niet. Hij +schreide niet omdat hij slecht was, maar omdat hij pas dertig jaren +telde; en indien men hem gevraagd had wat hij meer betreurde, voor +altijd Emma te moeten missen of nimmermeer verzadigd te zullen +insluimeren aan Lidewyde's zijde, zou hij het antwoord schuldig +gebleven zijn. + + +En hoe zou Adriaan met Lidewyde handelen? Het vermoedelijkst was, dat +hij openlijk van haar zou willen scheiden; en misschien werd het +voornemen daartoe haar op dit oogenblik-zelf door hem aangekondigd. +Zou zij daarna het land verlaten en in vreemde werelddeelen gaan +omzwerven? Moeten eindigen met even als Sarah haar eigen brood te +verdienen? Dat dit haar deel zou kunnen zijn, was eene ondragelijke +gedachte. Doch duldeloozer nog was de voorstelling, dat de nood haar +op nieuw in Ruardi's armen zou kunnen drijven, en zij, ten einde in +haar levensonderhoud te voorzien, liefkozingen zou moeten dulden, +neen, beantwoorden, die zij in den grond van haar hart verafschuwde. +Arme Lidewyde, hoe duur zou het haar kunnen te staan komen, dat zij +hem, André, onvoorzigtig had liefgehad! Het zou hare schuld niet zijn, +indien zij voor Ruardi's aanbiedingen bezweek, maar alleen die van den +verfoeijelijken dokter. Zulk een schepsel had de wereld nog nooit +voortgebragt: tegelijk een wellusteling en een lafaard, een verrader +en een bluffer, een wijsgeer en een zielverkooper. + + +Van tijd tot tijd wierp hij een blik op de pistool. Het gepolijste +staal van den loop glinsterde in het licht der lamp, en het +donkerbruin der kunstig gesneden kolf kwam zoo schilderachtig uit +tegen de hooggekleurde bloemen van het tafelkleed, dat men gewaand zou +hebben een feestgeschenk te zien liggen: eenige dier nuttige +snuisterijen waarmede eene verstandige vrouw haren man op zijn +verjaardag verrast, of die een bevoorregt pupil bij zijn aanstaand +vertrek naar de akademie van een edelmoedig voogd tot eene gedachtenis +ontvangt. André was het nog in het geheel niet met zichzelven eens hoe +hij handelen zou; doch dit was geene reden, meende hij, om met het +door Dijk hem opgedrongen wapen niet meer van nabij kennis te maken. +Spoedig evenwel ontzonk hem die belangstelling. Door de gleuven van +den metalen kraag, tusschen de kolf en den loop, grijnsden hem zes +grijze puntkogels aan, en hij herkende in Dijks revolver een dier +uitheemsche moordtuigen, waarvan men den haan slechts behoeft over te +halen om telkens een nieuw schot te kunnen doen. Er was geen twijfel +aan: één zulk een kogel volstond om iemands hersenen uit elkander te +doen spatten, en zijne hand beefde toen hij de pistool weder op de +tafel legde. + + +Allerlei voornemens speelden hem door het hoofd. Eerst zou hij +beproeven een brief aan zijnen vader te schrijven, toen een brief aan +den ouden heer Visscher, toen een brief aan Emma. Doch geen dier +plannen slaagde. Moest hij sterven, dan zou het beste ongetwijfeld +zijn, dat hij Emma vergiffenis vroeg voor het haar aangedaan onregt, +en haar verzocht zijne voorspraak te willen zijn bij hare ouders. Aan +zijnen vader zou hij dan kunnen melden, dat het hem innig leed deed +door een jammerlijken zamenloop van omstandigheden in den bloei zijns +levens te zijn weggerukt. Doch zoolang het niet onherroepelijk +vaststond dat zijn laatste uur aanstonds slaan zou, wilde hem geen +enkel woord uit de pen; en hoe gering de kans ook zijn mogt om aan het +door Dijk gesteld dilemma te ontkomen, hij klampte zich met de +halstarrigheid van een ter dood veroordeelde aan de hersenschimmige +voorstelling vast, dat zijn lot, op welke wijze dan ook, in het +beslissend oogenblik eene gunstige wending nemen zou. + + +Onder het staren in dat denkbeeldig verschiet, verloor hij allengs +weder het besef van zijnen toestand. Daareven had hij met ontsteltenis +den grooten wijzer der pendule zich zien reppen om van de eene minuut +naar de andere te komen; thans scheen het alsof de groote wijzer de +kleine geworden was en het eene eeuwigheid duren zou eer hij den +eindpaal bereikte. Naarmate zijne wilskracht insluimerde, ontwaakte op +nieuw zijne fantasie, en hij begon het als eene uitgemaakte zaak te +beschouwen dat hij zich noodeloos verontrust had. Wanneer het zoo +aanstonds drie ure sloeg, zou de deur van zijne kamer openspringen +en--Lidewyde op den drempel verschijnen. Met den vinger op den mond, +ten teeken dat hij voorzigtig moest zijn, zou zij hem een sluijer +aanbieden en hem wenken zich dien voor de oogen te binden. Zoodra hij +daarmede gereed was, zou zij hem bij de hand grijpen en langs een +onbekenden weg hem naar beneden voeren, waar zij eenige woorden +fluisteren zou in het oor van iemand, die haar met gedempte stem zou +antwoorden, doch niet zoo onverstaanbaar of hij zou bemerken dat het +Sarah was. In het volgend oogenblik, nadat hij Sarah een grendel had +hooren wegschuiven, zou hij zich met Lidewyde in de open lucht +bevinden en langs honderd kronkelpaden door haar naar eene plaats +gevoerd worden, waar hij snuivende paarden met ongeduld zou hooren +stampvoeten op een geplaveiden weg en een postiljon tot het +ongeduldigste dier beesten met eene doffe stem zou hooren zeggen: +"Stil, knol!" Het rijtuig, waarin Lidewyde hem nevens haar zou doen +plaats nemen, zou in vliegende vaart den geheelen nacht voorthollen, +dorpen en steden door, en eerst wanneer de zon reeds sedert geruimen +tijd aan den hemel moest staan, zou Lidewyde, die al dien tijd zijne +hand in de hare gehouden had, hem vrijheid geven om zich den blinddoek +van het gelaat te rukken. Op hetzelfde oogenblik zou het rijtuig +stilhouden voor het hoog bordes van een oud en vervallen kasteel, +omgeven door verwilderde bosschen en verwaarloosd bouwland, maar zoo +verrukkelijk gelegen en met zulke prachtige vergezigten voor en +achter, dat men zich onwillekeurig afvroeg, waarom niemand de moeite +nam, orde in dien chaos te scheppen. "André!" zou Lidewyde tot hem +zeggen, op nieuw zijne hand grijpend en die aan haren boezem +drukkende, "ziedaar de plek die ik heb uitgekozen om er levenslang +gelukkig met u te zijn. Te zamen zullen wij deze wildernis een +paradijs doen worden, waaruit alleen de dood ons zal kunnen +verdrijven." + + +Uit het oogpunt eener verheven zedeleer gezien, was deze droom, waarin +hijzelf en Lidewyde zoozeer de hoofdrollen vervulden dat voor Emma te +naauwernood eene plaats onder de toeschouwers overbleef, een nieuw +bewijs van André's verdorvenheid. Zij daarentegen die van oordeel zijn +dat de mensch een te zwak en te nietig schepsel is om met een idealen +maatstaf gemeten te mogen worden, zullen zich om André's wil +verblijden dat zijne laatste gedachten in deze wereld ten minste niet +bezoedeld zijn geweest met de smet der zinnelijkheid. De gelegenheid +om eenmaal een beteren dunk van zich te doen koesteren werd hem niet +geschonken; want toen het slaan der pendule hem uit zijne verdooving +deed opschrikken en hij op hetzelfde oogenblik eene ruwe stem buiten +de deur bevel hoorde geven om naar binnen te dringen, daagde de +spookgestalte van Adriaans bedreiging met zulk eene overweldigende +kracht voor hem op en ontstak het gevoel der naderende schande zulk +een vuur in zijne aderen, dat hij met éénen sprong zich op den +revolver wierp, den loop aan zijnen mond bragt, en met een onvasten, +maar daarom niet minder wreeden vinger den trekker de beweging +mededeelde, die aan alles een einde moest maken. + + + + +DERTIENDE HOOFDSTUK. + + +--"Sta op!" zeide Dijk, voor het ledikant tredend, dat Lidewyde na +André's vertrek weder opgezocht had. "Sta op, zeg ik u!" + +Zij was verkleumd geweest, en het beste middel, had zij gedacht, om +van den schrik te bekomen, dien André's hartstogtelijkheid haar had +aangejaagd, was geweest, zich in hare dekens te wikkelen. Hoe dwaas +van hem, haar de kleederen van het lijf te scheuren, nadat hij zelf +aanmerking had gemaakt op hare bloote voeten! Doch nu zij geene koude +meer gevoelde, vergaf zij hem zijne drift en dacht met welgevallen aan +het tooneel van daareven. Alleen van zulk een minnaar, niet van een +berekenend egoïst gelijk Ruardi, kon zij verwachten, dat hij niets en +niemand ontzien zou. Wanneer het tot een tweegevecht kwam, zou André, +die alles voor haar over had, in vollen ernst Dijk om het leven zoeken +te brengen; en zijne meerdere bedrevenheid in het hanteren van wapenen +zou de kans om daarin te slagen nog doen toenemen. Omtrent hetgeen zij +daarna met hem zou aanvangen had zij nog niets bij zich zelve +vastgesteld. Dit zou afhangen van de middelen, waarover zij na Dijks +dood zou kunnen beschikken. André was haar medegevallen; doch niet in +zoodanige mate, dat zij gebrek met hem zou willen lijden. Het deed +haar geen leed, dat zij geene enkele voorzorg genomen had om hare +betrekking tot hem voor Dijk te verbergen. Geheime minnarijen waren +niet langer van hare gading, en met één overleg had zij twee oogmerken +bereikt. Sproten daaruit voor André sommige gevaren voort, zij vergde +niets van hem als hetgeen ieder man, die haar lief had, gaarne voor +haar wagen zou. Bovendien was de vrees, dat Dijk overwinnaar blijven +zou in den strijd, bijna hersenschimmig. Eenmaal op het terrein +verschenen, zou Adriaan onmiddelijk zijne tegenwoordigheid van geest +verliezen. Harerzijds zou zij, wanneer hij kwam om met haar te +spreken, hem tot het uiterste drijven, en van hare liefde voor André +zoo hoog opgeven, dat het gevoel van zijne minderheid hem geheel en al +demoraliseren zou. + +--"Verstaat gij mij niet?" vroeg hij, op nog barscher toon dan te +voren. "Ik zeg u, dat gij op zult staan." + +--"Zeg gij mij eerst waar André zich bevindt," antwoordde zij. "Ik ben +niet doof of slaap niet, en gij hebt verlof minder luid te spreken." + +--"André is in goede handen." + +--"Belooft gij mij, dat hem geen leed geschieden zal? Hij is +onschuldig. Indien ik hem niet aangemoedigd had, zou hij de oogen niet +naar mij hebben durven opslaan." + +--"De onbeschaamde, die mij niet ontzag al gaaft gij u den eersten den +besten prijs!" + +--"Hij onbeschaamd? Zijne bescheidenheid is integendeel zoo groot, dat +hij er zich mede vergenoegd heeft de opvolger van Ruardi te worden." + +--"Dat liegt gij. Ruardi's vriendschap voor mij zou hem het regt geven +zich uw bittersten vijand te toonen; maar er is niemand die met meer +verschooning over u spreekt dan hij." + +--"Het is waar, dat hij slechts enkele nachten in dit ledikant heeft +doorgebragt; maar ik een des te grooter aantal in het zijne. Ten +laatste walgde ik van hem, even als van u, en heb ik aan André de +voorkeur gegeven." + +--"Gij liegt, maar uwe fabelen zullen noch uzelve baten, noch André." + +--"Dat behoeft ook niet. Hij en ik, wij kunnen uwe bescherming +ontberen. André is een gentleman." + +--"Veel geluk er mede!" + +--"Ik heb hem lief, omdat hij in alles het tegenbeeld is van u." + +--"Ik gun hem uwe liefde. De genegenheid van lichtekooijen heeft nooit +veel aantrekkelijkheid voor mij gehad." + +--"En ik kan mij levendig voorstellen, dat de onverschilligheid +wederkeerig geweest is." + +--"In uwen mond is dat antwoord voegzaam. Zult gij opstaan?" + +--"Ja, indien gij mij zegt waar André is." + +--"Dat raakt u niet." + +--"Het is integendeel het eenige wat mij op dit oogenblik schelen +kan!" + +--"André is in den stal, bij Marcelis." + +--"In den stal!" + +--"Ja. Ik heb Marcelis last gegeven hem zijne booze lusten te +verleeren. Het is evenwel mogelijk dat hij zich nog in zijne kamer +bevindt." + +--"Waarom?" + +--"Omdat ik het in zijne keus gelaten heb, zich voor den kop te +schieten, of kennis te maken met wapenen van minder allooi. Zulke +knapen moeten loon naar werken ontvangen." + +--"Gij bluft. Al zou André zich van kant willen maken, hij zou niet +kunnen. Ik weet zeker, dat hij geene pistolen bij zich heeft." + +--"Die kan hij missen. Ééne pistool is genoeg, en die heb ik hem +verschaft. Denkt gij, dat hij er gebruik van maken zal?" + +--"En gij?" + +--"Ik denk van neen." + +--"Gij beoordeelt hem naar uzelven." + +--"Misgeraden, ik beoordeel hem naar u. De schoot van ontuchtige +vrouwen is het graf van den moed der jongelieden, zegt men. Doch mijn +geduld is ten einde. Voor het laatst vraag ik u, of gij zult opstaan?" + +Hij wilde haar bij den schouder grijpen, ten einde meer klem bij te +zetten aan zijne tot hiertoe vruchteloos herhaalde vraag, doch voor +hij de hand naar haar had kunnen uitstrekken, vloog zij overeind. Voor +het eerst in haar leven had zij in een woordenstrijd met haren man het +onderspit gedolven. Keer op keer was hij er in geslaagd haar +grievender te beleedigen dan zij hem; en de spijt over die +teleurstelling, gevoegd bij de woede en den angst waarmede de gedachte +aan André's hopeloozen toestand haar vervulde, deed haar zichzelve +zoozeer vergeten, dat zij Adriaan met hare vlakke hand een +luidklinkenden slag in het aangezigt toebragt. + +Die slag besliste over hetgeen Lidewyde dezen nacht wedervaren zou. +Adriaan toch was niet teruggekomen met het stellige voornemen om haar +te tuchtigen, en hij had zijne zweep alleen bij zich gestoken, ten +einde een middel van bedreiging bij de hand te hebben. Hij zou +tevreden zijn geweest, indien zij eenig leedgevoel of eenige schaamte +aan den dag gelegd had; ja zelfs, mits zij geene enkele poging +aanwendde om weder aanspraak op zijne genegenheid te verwerven, zou +hij met haar in overleg hebben willen treden over hetgeen gedaan kon +worden om hare misdaad te bedekken en de gevolgen daarvan zoo +onschadelijk mogelijk te maken. Doch nu zij in stede van berouw te +toonen of vergiffenis te vragen, hem met de uiterste impudentie te +woord stond, luid pronkte met hare schuldige liefde voor André, Ruardi +(gelijk hij waande) schandelijk belasterde, en zich ten laatste niet +ontzag hem in het aangezigt te slaan, achtte hij zich tot alles +geregtigd. Onder het uitspreken van een barbaarschen scheldnaam tastte +hij naar zijne zweep en viel op haar aan. Zij wilde vlugten en om hulp +roepen, doch reeds bij de eerste schrede struikelde zij over haar +nachtgewaad en stortte voorover op den grond. Hij wierp zich op haar, +scheurde haar den halsdoek van de borst, snoerde haar daarmede den +mond, en stiet, toen zij zich aan zijne knieën wilde vastklemmen om +weder op te staan, haar meedoogenloos van zich af. Vier, vijf, zes +malen snorde de lange zweep boven zijn hoofd door de lucht en kwam zij +met een doffen slag op Lidewyde's krimpend ligchaam neder. Met striem +aan striem teisterde Adriaan de schoone ledematen, waarvoor André een +uur te voren zou hebben willen nederknielen. In het eind, toen +Lidewyde in het eene oogenblik haar bewustzijn scheen te verliezen en +het knallen van een schot haar in het andere stuiptrekkend deed +opspringen, wierp hij haar het marteltuig in het gelaat, en zeide +onder het heengaan: + +--"Zoek nu André op, indien gij lust hebt, en laat mij voortaan met +vrede!" + + + + +VEREISCHT BESLUIT? + + +Op den tweeden Pinksterdag van het volgend jaar waren de +bedevaartgangers naar het Duinendaalsche bosch zoo talrijk als ooit te +voren. Des ochtends was de lente hun genadig geweest, en toen zij des +avonds huiswaarts keerden, favoriseerde hen de vaderlandsche Mei met +eene gematigde November-koelte. Meer konden zij billijkerwijze niet +verlangen. + +Voor de deur der tolgaarderswoning verbeidde een gemengd gezelschap de +komst van den tentwagen en het driespan, waarvan op de eerste +bladzijde van dit verhaal gesproken is. De zon was nog niet +ondergegaan, doch reeds sedert geruimen tijd waren de schaduwen der +duinen bezig geweest bezit te nemen van de weilanden aan den voet van +deze, en wanneer men het oog op den langzaam naderenden wagen +gevestigd hield, die 's morgens naar de stad gezonden was om te +stallen, was het of men hem zag opdagen uit het licht om door de +vallende duisternis verslonden te worden. + +Een gedeelte van het gezelschap had plaats genomen aan eene lange, +smalle tafel onder het geboomte en werd door de schoone +tolgaardersvrouw, de heeren van warme rumgrogjes, de dames van +glaasjes curaçao voorzien. Een minnend paar versmaadde die +lekkernijen, en mijmerde, zich zelf genoeg, het erf op en neder dat de +hofstede van den slagboom scheidde. Eerst luisterden de jongelieden +niet naar de gesprekken der anderen, meerendeels personen van leeftijd +en wier konversatie, na een geheelen dag pleizier-hebben, weinig +pikants aanbood. Doch weldra werd een onderwerp aangeroerd, dat hen de +ooren deed spitsen. + +--"In de bruidsdagen, zegt u?" + +--"Ja, mijnheer, of ten minste zoo goed als in. En daarom is het huis +nu gesloten, zoo als u ziet." + +--"En waar zei u dat zij begraven ligt?" + +--"Begraven, mijnheer? Bewaar me! Wij hopen haar toekomend voorjaar +gezond en wel hier weêr te zien." + +--"Is zij dan niet dood?" + +--"Mijnheer André is dood, maar jufvrouw Emma niet. Die is met haar +vader en moeder verleden jaar in den natijd op reis gegaan." + +Het was de tolgaardersvrouw die deze inlichtingen gaf; en zij schonk +ze aan een oud jong heer, die met de gewone belangstelling naar +Belvedere en naar den naam van Belvedere's eigenaar gevraagd had. Doch +de twee gelieven wilden er meer van weten. Ongemerkt slopen zij de +boerin achterna. + +--"Lieve tijd," zeide de schoonoogige en breedgebouwde, "heeft u daar +nooit van gehoord? Het heeft verleden jaar in al de kranten gestaan. +Terwijl de jufvrouw in het eene huis bij goede vrienden gelogeerd was, +heeft mijnheer zich in het andere 's nachts te kort gedaan. Den +vorigen avond had men ze zamen nog zien wandelen, en geen mensch wist +dat er iets aan haperde." + +--"Was hij niet wel bij het hoofd?" + +--"Een dokter in die stad heeft verklaard, dat hij hem 's morgens erg +van streek had gevonden; en dat zal wel zoo geweest zijn. Hier op het +dorp, anders, heeft nooit iemand kunnen bespeuren dat mijnheer +Kortenaer maalde." + +--"Woonde hij vroeger dan ook te Duinendaal, even als jufvrouw +Visscher?" + +--"Wonen niet zoozeer, maar hij is een klein jaar lang zooveel als +kommensaal geweest in het logement achter de kerk. De menschen hier +mogten hem gaarne lijden, en toen zij wisten dat hij met jufvrouw Emma +zou gaan trouwen, noemden zij hem in de wandeling mijnheer André. +Jufvrouw Emma is erg gezien hier op het dorp." + +--"Hoe treurig voor dat lieve meisje!" zeiden de geëngageerden uit +éénen mond. + +--"Toen zij voor het eerst weêr buiten de deur kwam, leek zij een +schim, kan ik u zeggen. Dat zal zoo wat een week of drie na mijnheer +André's dood geweest zijn. Maar over mijnheer André mogt ik niet met +haar spreken. Dat had haar vader ons uitdrukkelijk verzocht." + +--"En waar is zij nu, sedert al dien tijd?" + +--"Dat zou de brievengaarder u beter weten te zeggen dan mijn man of +ik. De oude heer heeft alleen gezegd: Wij gaan met jufvrouw Emma naar +het zuiden." + +--"Arme mijnheer Kortenaer!" zuchtte de aanstaande bruid. + +--"Dat is een waar woord, jufvrouw. Indien mijnheer André was blijven +leven, zou jufvrouw Emma een goed man aan hem gehad hebben. En een +knap man ook. Heeren, die er verstand van hebben, heb ik hooren zeggen +dat nog niemand een beter brug gebouwd heeft dan de onze. Maar ons +leven is in Gods hand, en wanneer onze lieve Heer ons met waanzin +slaat, moeten wij buigen of barsten." + + +Toen Adriaan Dijk, in zijn meedoogenloos briefje, André op Emma +gewezen en hem gesommeerd had met zijne eigene eer ook den goeden naam +van zijn meisje te redden, was zijn oogmerk met die aansporing alleen +geweest, André eene drangreden meer aan de hand te doen om naar de +vernietigende pistool te grijpen. Doch het goede doel, dat hij niet +beoogd, of alleen als bijzaak beoogd had, werd nogtans bereikt. Wel is +waar luidde de traditie omtrent André's uiteinde niet overal zoo +gunstig of zoo dichterlijk, als in den mond der welwillend gezinden +onder de Duinendalers;--en zelfs volgden verschillende personen, wier +theologie voor het overige met die der tolgaardersvrouw overeenstemde, +omtrent de aanleiding tot dat uiteinde eene geheel andere lezing. Doch +met dat al wist de buitenwereld over het algemeen niet beter, of er +hadden zich bij André, gedurende de laatste dagen van zijn verblijf +te M., sporen van krankzinnigheid vertoond. + +Die uitspraak der openbare meening, welke Emma's positie redde, was +door André's begrafenis met tact voorbereid. Twee koetsen waren het +lijk naar het kerkhof gevolgd: in de voorste zaten André's vader en de +oude heer Visscher; in de andere de geridderde heer Timmermans, +Adriaan Dijk, dokter Ruardi, en de aan het Fundatiehuis verbonden +deken der M'sche predikanten. Met uitzondering van den geestelijke, +die bij den geopenden grafkuil een gebed deed en eene korte toespraak +hield, was er onder deze mannen niet één, die niet volkomen wist hoe +de zaak zich toegedragen had; en indien zij op de begraafplaats, aan +het einde van 's leeraars toespraak, den teugel hadden gevierd aan +hunne hartstogten, zouden kreten van haat en toorn met snikken +ondermengd, de schimmen der dooden in hare eeuwige rust gestoord +hebben. Doch één gevoel en één belang breidelde aller driften. Zelfs +Ruardi's tegenwoordigheid werd door niemand der anderen gewraakt. Zijn +verhaal van hetgeen des ochtends vóór den zelfmoord tusschen hem en +André was voorgevallen op het Badhuis, bleek een kostbaar getuigenis. + + +Toen de stoet Soekabrenti verliet, kon men aan een der vensters van de +bovenverdieping de hand van een onzigtbaar persoon--eene magere +vrouwenhand--het nedergelaten valgordijn aan de eene zijde voorzigtig +bijeen zien houden. De opening was niet wijd genoeg om de +gelaatstrekken der bespiedster te verraden, maar wel om haar van alles +getuige te doen zijn. Freule Bertha zou, indien zij Sarah op deze daad +betrapt had,--want het was Sarah, die achter het gordijn +stond,--daarin een nieuw bewijs hebben gevonden voor hare stelling, +dat eene vrouw niet ophouden kan aan God te gelooven, zonder tevens al +hare betere gevoelens uit te schudden. Doch Sarah bekommerde zich niet +om zulke gevolgtrekkingen. Haar interesseerde het meest André's oom, +de oud-minister, en de houding van geen der heeren, die zij +achtereenvolgens in de koetsen zag stijgen, boezemde haar zooveel +belangstelling in als de zijne. André had aan Lidewyde en Lidewyde aan +Sarah verhaald, dat het denkbeeld om hem met mevrouw Dijk in kennis te +brengen van Zijne Excellentie was uitgegaan, en Sarah vond het +belangwekkend, dat hetgeen zij gedaan had om André te gronde te +rigten, buiten hare voorkennis, slechts had moeten dienen om de +bedoelingen van André's oom in de hand te werken. + +--"Daar komt hij aan", zeide zij, toen zij hem met gebogen hoofd en +knikkende knieën de stoep zag afgaan. "Hij steunt op den arm van den +lakei om in de koets te klimmen. Zou hij zich verwijten, André op den +verkeerden weg te hebben gebragt? Een gewezen diplomaat, dunkt mij, +moest minder aan het oordeel der wereld hechten. Hoe kon hij van te +voren weten, dat zijne aansporing nadeelige gevolgen hebben zou voor +André? Wordt, al naar de uitkomst, dezelfde handeling niet beurtelings +boosaardig en weldadig genoemd? Geloof mij, mijnheer Timmermans",--en +dit zeggende trok zij de hand terug van het gordijn,--"indien gij meer +ondervonden hadt, zoudt gij kalmer toezien!" + +De goede naam van mevrouw Dijk is tot op dit oogenblik niet volstrekt +verloren, en tenzij de hoogmoed haar tot wederspannigheid verleide, +kan zij blijven wie zij was. Zij weet nu, dat Adriaan haar aandurft. +Doet zij haar voordeel met die wetenschap, dan zullen de praatjes der +dienstboden haar weinig deren. Hare vriendinnen zullen haar blijven +dulden, omdat sommige van haar insgelijks behoefte hebben aan een +toegevend oordeel. Adriaan is edelmoedig genoeg geweest Marcelis eene +andere dienst te bezorgen, zoodat zij naar hartelust uit rijden kan +gaan met den nieuwen koetsier, zonder gekweld te worden door het +denkbeeld, dat haar Automedon bijna de beul van haren minnaar zou +geworden zijn. Tot hiertoe heeft zij zich goed gehouden. De dames +Dijk, uit Engeland teruggekeerd, weten nog van niets, en het zal +slechts van haarzelve afhangen, heeft Adriaan haar gezegd, die onkunde +te doen voortduren. Doch zal zij nog eenmaal in haar leven een bezoek +van freule Bertha ontvangen? Daaromtrent make niemand zich +hersenschimmen. De schrijver van dit verhaal kent slechts één man, die +welligt in vervolg van tijd, mogt het toeval hem met Lidewyde in +aanraking brengen, een gunstigen invloed op haar zou kunnen +uitoefenen: Eduard Stephenson. + + +Met een kort berigt omtrent dezen zou de auteur reeds hier ter plaatse +afscheid wenschen te nemen van het publiek. Er is evenwel een persoon +wiens naam hij ongaarne voor het laatst bewaren zou en van wiens doen +en laten men nogtans niet geheel onkundig mag blijven. Dokter Ruardi +namelijk verkeert tegenwoordig veel minder bij Adriaan Dijk aan huis +dan voorheen. Sarah heeft zorg gedragen dat Lidewyde's striemen niet +door balsem van zijne hand zijn verzacht, en tot hiertoe deed +geenerlei ongesteldheid, voorgewend noch wezenlijk, haar de hulp der +fakulteit inroepen. Mogt zij te eeniger tijd ernstig ziek worden, dan +zal zij Dijk verzoeken, een professor te ontbieden van eene onzer +hoogescholen, of anders, want de vermaardheden wisselen gelijk het +weêr, uit Amsterdam. Zij mijdt het gezelschap van Ruardi zoo veel zij +kan, en hij maakt haar dit gemakkelijk. Want hoewel hij schijnbaar +over haar getriomfeerd heeft, hindert het hem, dat zij hem eerder +moede is geweest dan hij haar, en nimmer zal hij vergeten, dat aan een +onervaren knaap, met wien hij gemeend had te kunnen spelen en die hem +eensklaps met gelijke munt had durven betalen, eenmaal boven hem de +voorkeur gegeven is, door haar. Ook heeft, vreemd genoeg, de man, die +anders altijd met zichzelven in vrede leefde, er geene rust bij, dat +hij Dijk heeft moeten gebruiken om den hoon hem aangedaan op Lidewyde +en André te wreken. Met uitzondering van dien éénen doorn in het +vleesch, is hij nog steeds dezelfde en gaat voort den type te +vertegenwoordigen van den valschen kosmopoliet der 19de eeuw. Jonge +mannen, voor wie die les dienstig zou kunnen zijn, mogen van hem +leeren, dat het niemand tot eer verstrekt, geen gemoed te hebben en +geen vaderland te erkennen. + + +De jonge priester, wiens orthodoxie, gestaalder dan die van freule +Bertha, het misschien eenmaal gelukken zal, Lidewyde tot het inzigt te +brengen, dat de =Bekentenissen= van Augustinus de voorkeur verdienen +boven die van Rousseau, Stephenson woont nog te G. en ziet iederen +ochtend uit zijne boven-achterkamer den grijzen pastoor zijne klompen +aanschieten en zijne bloemen reinigen. Men had mij verhaald dat hij +een echt handschrift bezat van de oudste hollandsche vertaling der +=Imitatio Christi=, en daar ik er belang in stelde, eene onder mij +berustende kopij dier vertaling, genomen naar een sedert uit het oog +verloren tweede exemplaar van hetzelfde handschrift, met het zijne te +kollationeren, heb ik mij zelven het vorig najaar het genoegen gegund, +hem een bezoek te gaan brengen. Hij bleek de dienstvaardigheid in +persoon, en nam het volstrekt niet kwalijk dat ik Thomas à Kempis niet +voor den maker van het boekje der =Navolging= hield. Toen wij eenigen +tijd over dat onderwerp hadden doorgepraat, bemerkte ik dat zijne stem +hem van lieverlede begaf. Hij moest zich nederzetten in zijne matten +stoel bij het venster, en over zijn gelaat verspreidde zich eene bijna +doodelijke bleekheid. Ik vroeg, of ik hem welligt met iets van dienst +kon zijn. Met de hand wenkte hij van neen, en noodigde mij uit, weder +plaats te nemen; want ik was opgestaan met het oogmerk mij te +verwijderen om een der huisgenooten te roepen. Naderhand zou het mij +gespeten hebben, indien ik niet had mogen blijven; want toen hij eene +poos had uitgerust en weder spreken kon, vroeg hij naar mijn geloof en +schetste mij het zijne met een vuur en eene liefde, die de hoogste +bewondering verdienden. Het was vijf uur in den namiddag, toen ik bij +hem werd toegelaten, en toen de zon tegen zeven uur onderging, was ik +nog niet vertrokken. Hij zat met het aangezigt naar het westen, en +wees mij, achterover leunend in zijnen stoel, boven de daken der +huizen en de toppen der boomen in de tuinen, den rozengloed aan het +firmament. + +--"Ik ben geen onvoorwaardelijk bewonderaar van uwe jongere +protestantsche dichters," zeide hij, om weder op het onderwerp van ons +gesprek te komen. "Maar een van hen, een vroeg gestorven vriend van u, +naar ik meen, heeft toch somtijds den regten toon getroffen. Er is +zuiver godsdienstig gevoel in de bede die hij ergens een kranken +voorganger onder uwe dissenters laat slaken: + + Leid mij zachtkens naar huis, + In de dienst van uw kruis, + Die mijn ziel zich zoo lieflijk gedacht heeft! + Dat ik werkend bezwijk, + Als een knecht van uw rijk, + Die zijn dagwerk geloovig volbragt heeft! + +--"Het metrum is misschien niet geheel en al oorspronkelijk;" ging hij +voort, "maar de toestand van den stervenden jongen leeraar is goed +begrepen en juist weergegeven. Het is anders het =fort= van uwe +protestantsche dichters niet. Het is alsof de wereld van het +priesterlijk gevoel een gesloten paradijs voor hen is." + +Nog geruimen tijd fantaseerde hij voort op dit thema, en poogde mij +aan het verstand te brengen, dat geene andere mannelijke roeping in +deze wereld zulk een voorregt en tevens zoo rationeel is als die van +den roomschen priester. Doch mijne aandacht was voor goed afgeleid. +Door mij te herinneren aan dat gedichtje, had hij mij woorden doen +vinden tot kenschetsing van zijnen eigen toestand, en ik wist niet of +de zelfverblinding van den teringlijder, die niet gevoelde dat zijn +eigen leven aan een zijden draad hing, aandoenlijk dan wel een al te +sprekend bewijs der menschelijke kortzigtigheid was. Onder dien indruk +verkeer ik nog thans. Denk ik aan Eduard Stephenson dan zie ik hem, +gelijk op dat oogenblik, in zijnen stoel bij het venster zitten, met +zijn manuscript der =Imitatio= naast zich op de tafel, en met den vinger +naar het westen wijzend. Tevens vind ik dan op nieuw de strofe, die +hijzelf mij toen aan de hand deed: + + En ik hoorde hem aan + Met een lach en een traan; + 'k Had de zon nooit zoo plegtig zien dalen: + En dat bleeke gezigt + Werd zoo sprekend verlicht + Door de laatste, haar stervende stralen. + + +EINDE. + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Lidewyde, by Conrad Busken Huet + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK LIDEWYDE *** + +***** This file should be named 31753-8.txt or 31753-8.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/3/1/7/5/31753/ + +Produced by Hélène de Mink and the Online Distributed +Proofreading Team at https://www.pgdp.net + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/31753-8.zip b/31753-8.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..5ba04f2 --- /dev/null +++ b/31753-8.zip diff --git a/31753-h.zip b/31753-h.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f4fd495 --- /dev/null +++ b/31753-h.zip diff --git a/31753-h/31753-h.htm b/31753-h/31753-h.htm new file mode 100644 index 0000000..c6a428a --- /dev/null +++ b/31753-h/31753-h.htm @@ -0,0 +1,11981 @@ + <!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD XHTML 1.0 Strict//EN" + "http://www.w3.org/TR/xhtml1/DTD/xhtml1-strict.dtd"> + <html xmlns="http://www.w3.org/1999/xhtml" lang="fr" xml:lang="nl"> + <head> + <meta http-equiv="content-type" + content="text/html;charset=iso-8859-1" /> + <meta http-equiv="Content-Style-Type" content="text/css" /> + <title> + The Project Gutenberg's Lidewyde, by Cd. Busken Huet</title> + <style type="text/css"> + + p { margin-top: .75em; + text-align: justify; + margin-bottom: .75em; + } + + h1,h2,h3,h4,h5 { + text-align: center; /* all headings centered */ + clear: both; + } + hr { width: 33%; + margin-top: 2em; + margin-bottom: 2em; + margin-left: auto; + margin-right: auto; + clear: both; + } + hr.c15 {width: 15%; margin-top: 2em; margin-bottom: 2em;} + + body {margin-left: 10%; + margin-right: 10%; + } + + .blockquote {margin-left: 5%; margin-right: 5%; font-size: 95%;} + .block {text-align: center; font-size: 12px;} + + .pagenum { /* uncomment the next line for invisible page numbers */ + /* visibility: hidden; */ + position: absolute; + left: 94%; + font-size: 10px; + font-variant: normal; + font-style: normal; + text-align: right; + background-color: #FFFACD; + border: 1px solid; + padding: 0.3em; + } /* page numbers */ + + .footnote {margin-left: 10%; margin-right: 10%; font-size: 0.9em;} + .footnote .label {position: absolute; right: 84%; text-align: right;} + .fnanchor {vertical-align: super; font-size: .6em; text-decoration: none; + font-style: normal;} + + .box {margin: auto; + text-align: center; + border: 1px solid; + padding: 1em; + background-color: #F0FFFF; + width: 25em;} + + sup {font-size: 0.7em;} + + .center {text-align: center;} + .smcap {font-variant: small-caps;} + .dalign {position: absolute; right: 10%; text-align: right;} + .sper {font-weight: normal; letter-spacing: .2em; padding-left: .2em;} + + .figcenter {margin: auto; text-align: center;} + + .p2 {margin-top: 2em;} + .p4 {margin-top: 4em;} + .p6 {margin-top: 6em;} + + .i1 {margin-left: 1em;} + .i2 {margin-left: 2em;} + + .left5 {margin-left: 5%;} + .left35 {margin-left: 35%;} + .right {text-align: right;} + +</style> +</head> +<body> + + +<pre> + +The Project Gutenberg EBook of Lidewyde, by Conrad Busken Huet + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Lidewyde + +Author: Conrad Busken Huet + +Release Date: March 24, 2010 [EBook #31753] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK LIDEWYDE *** + + + + +Produced by Hélène de Mink and the Online Distributed +Proofreading Team at https://www.pgdp.net + + + + + + +</pre> + + +<div class="box"> +<p>Opmerkingen van de bewerker:<br /> +De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde +spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren.</p> + +<p>Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn stilzwijgend +gecorrigeerd. Variaties in spelling (o. a. met of zonder afbreekstreepje/trema) zijn behouden.</p> + +<p>Bladzijde-nummering is verwijderd. Afgebroken woorden aan het einde +van de regel zijn stilzwijgend hersteld.</p> + +<p>De in het origineel als cusief weergegeven tekst is in dit e-boek +weergegeven als _cursief_. Uitgespatieerde tekst is weergegeven als +=uitgespatieerd=.</p></div> + +<div class="p4 figcenter"><img src="images/cover_s.png" width="175" height="254" +alt="cover" title="" /></div> +<p class="center"><a href="images/cover_b.png">Agrandissement</a></p> + +<h2 class="p6"><span class="smcap">Cd</span>. BUSKEN HUET</h2> + +<h1>LIDEWYDE</h1> + +<h5>DERDE DRUK</h5> + +<h4>MET EEN VOORBERICHT VAN G. BUSKEN HUET</h4> + +<h5>HAARLEM<br /> +H. D. TJEENK WILLINK</h5> + +<h3 class="p4">VOORBERICHT</h3> + +<h4>VOOR DEN DERDEN DRUK.</h4> + +<p class="p2"><i>Deze nieuwe uitgave van Lidewyde is noodzakelijk geworden, omdat de +twee eerste (verschenen in 1868 en 1872) geheel uitverkocht waren.</i></p> + +<p><i>Tevens maak ik van de gelegenheid die zich aanbiedt gebruik, om een +legende, die hier en daar rondwaart, en soms een beter onthaal heeft +gevonden dan zij verdient, uit den weg te ruimen. Men heeft het boek +in verband gebracht met des schrijvers vertrek naar Indie, dat +ongeveer samenviel met de eerste uitgaaf, en uitgaande van deze +coïncidentie allerlei gevolgtrekkingen gemaakt omtrent de +gemoedsstemming van den auteur op dat oogenblik. Dit alles zijn +gissingen. De ware geschiedenis van den roman is deze:</i></p> + +<p><span class="smcap">Busken Huet</span> <i>was, toen hij <span class="sper">Lidewyde</span> concipieerde, verbonden aan de +<span class="sper">Haarlemsche Courant</span>, die meer en meer niet alleen zijn dag-maar ook +zijn avonduren in beslag nam. Voor litterarische kritiek, die lezen en +vergelijken vordert, bleef geen tijd meer over. Daarentegen vond hij, +iederen avond van Haarlem naar zijn optrekje bij Bloemendaal +terugwandelend, gelegenheid tot fantaseren en tot opzetten van een +verhaal, dat dan in de vrije uren van den Zondag op het papier werd +gebracht.</i></p> + +<p><i>Het plan van <span class="sper">Lidewyde</span> was gereed en een gedeelte van het boek +afgewerkt in de eerste maanden van 1867, maanden lang voor er spraak +was van een vertrek naar Java. Ondanks</i> <span class="smcap">Potgieter</span>'s <i>aansporingen +vorderde de arbeid slechts langzaam, veel werd gewijzigd en geschrapt, +zoodat de laatste proef eerst toen de schrijver op weg was naar Indië, +door hem te Dordrecht, bij zijn zwager</i> <span class="smcap">Dr. van Deventer</span> <i>aan huis, +gecorrigeerd kon worden.—De "ongelukkige voorrede", ergernis van</i> +<span class="smcap">Simon Gorter</span>, <i>werd geschreven op verzoek van den uitgever, den heer</i> +<span class="smcap">Thieme</span>, <i>die wenschte dat <span class="sper">Lidewyde</span> de aandacht zou vestigen op de +eerste reeks der <span class="sper">Litterarische Fantasien</span>, die iets later bij hem +zouden verschijnen. Dit verklaart waarom de schrijver een voorrede +voegde bij den roman, iets dat in strijd was met zijn persoonlijke +esthetiek, en hoe hij er toe kwam zich zelf te citeren, wat hij +gewoonlijk vermeed.</i></p> + +<hr class="c15" /> + +<p><i>Deze uitgaaf is gevolgd naar die van 1868, de eenige die door den +schrijver-zelf herzien werd. Ook de spelling dier uitgaaf is +onveranderd gebleven: later schreef</i> <span class="smcap">Busken Huet</span> <i>ietwat anders, maar ik +meende dat de schrijfwijze van 1868 behouden moest blijven, nu de +auteur-zelf haar niet meer wijzigen kon; zij dagteekent het boek.</i></p> + +<p>Parijs, 1 Maart 1897. <span class="dalign">G. B. H.</span></p> + +<h3 class="p4">VOORREDE</h3> + +<p><i>"Misschien geeft men er zich over het algemeen niet genoeg rekenschap +van, dat hartstogten op te wekken de eigenaardige roeping is der +kunst, en eene magt, die bestemd is om driften te doen ontwaken, ook +zelve uit driften moet geboren zijn. In zichzelve is de kunst nooit +onzedelijk; doch het ontroerend vermogen, waarover zij beschikt, +ondermijnt ligtelijk in ons gemoed het zedelijkheidsgevoel; en het is +geenszins ten onregte dat menschen met strenge begrippen van hetgeen +eerbaar en rein is, vooral wanneer zij op zekeren leeftijd gekomen +zijn, de kunsten wantrouwen en de aandacht van het opkomend geslacht +van haar zoeken af te leiden. Een volkomen onschuldig genot levert de +dienst van het schoone alleen voor de zoodanigen op, die niet te +eenemale onervaren zijn in de kunst der zelfbeheersching; en aangezien +de groote meerderheid der menschen op dat gebied wel altijd tot de +klasse der dilettanten zal blijven behooren, zal men het nimmer ten +kwade kunnen duiden, indien er zich waarschuwende stemmen verheffen +tegen eene eenzijdige ontwikkeling van het schoonheidsgevoel. +Niettemin zijn ze doodgeboren, de kunstgewrochten waarin het +gevaarlijk vuur van den hartstogt niet voor het minst smeult of +sluimert. De schouwburg,—en in ruimer of beperkter zin kan men +hetzelfde zeggen van koncerten, van tentoonstellingen, van romans, van +bundels poëzie,—de alle uitingen der kunst in zich vereenigende +schouwburg is onuitstaanbaar, indien hij verveelt; hij kan alleen +belangstelling wekken door in het gemoed te tasten. Een apathisch +tooneel is als een visch op het drooge. Passie is hier het eerste +vereischte, passie het tweede, passie het derde. Doch hartstogten zijn +geene olie in de heilige lamp der deugd, en ligter zal iemand door den +schouwburg gevormd worden tot een held dan tot een braaf mensch."</i></p> + +<p><i>Toen ik eenige jaren geleden deze stelling durfde voordragen<a name="FNanchor_1" id="FNanchor_1"></a><a href="#Footnote_1" class="fnanchor">[1]</a>, was +er weinig reden om te meenen, dat ik mijzelven op dat oogenblik +welligt een oordeel schreef, en men na niet langen tijd over een +verhaal van mijn eigen vinding met noodlottig gevolg naar den +aangeduiden maatstaf uitspraak zou kunnen doen. Ondeugend zou +intusschen de kans hare rol spelen, indien mijne lezers en lezeressen +die bezorgdheid niet te huis wisten te brengen, en zij zich verwonderd +afvroegen, hoe de schrijver van <span class="sper">Lidewyde</span> vreezen kan, door het +opvoeren van zulk een onschadelijk drama, iets anders te zullen doen +als olie gieten in de zoo even genoemde lamp. Mogt daarentegen het +verwijt hem treffen, ergernis gegeven te hebben, dan verzoekt hij in +aanmerking te nemen, dat nut stichten en dadelijk nut stichten twee +zeer verschillende zaken zijn.</i></p> + +<p class="left5">Bloemendaal,<span class="dalign"><span class="smcap"> Cd.</span> B. H.</span><br /> +April 1868.</p> + +<div class="p2 footnote"> +<p><a name="Footnote_1" id="Footnote_1"></a><a href="#FNanchor_1"><span class="label">[1]</span></a> Zij wordt aangetroffen in eene fantasie over Jacob Cats, +geschreven in September 1863. Een tweede druk van dat opstel, en van +nog een tien- of twaalftal andere, tot denzelfden cyclus behoorende, +is bij den uitgever dezes [den heer Thieme] ter perse.</p></div> + +<hr class="c15" /> +<h4 class="p4">EERSTE BOEK.</h4> + +<h2>EENE IDYLLE.</h2> + +<h3 class="p4">Eerste Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Een reusachtige tentwagen met zes banken, bespannen met drie kloeke +paarden en geladen met wel vijfentwintig oudere en jongere +burgerheeren, hield stil voor een gesloten tolhek aan den ingang van +een bosch. Het was betrekkelijk nog vroeg in den ochtend; en de +rijzende Julijzon moest op de weilanden, waaruit de laatste leeuwrik +opsteeg om voor dien dag zijn zwanenzang te zingen, de laatste +dauwdroppels nog van de grasscheuten drinken.</p> + +<p>Uit de deur der tolgaarderswoning trad eene schoone jonge vrouw naar +voren, gekleed in het eigenaardig huisgewaad der noord-hollandsche +boerinnen: een korten zwarten rok, een gebloemd hoog jak, een kanten +mutsje, strak over het hoofd gespannen en zonder strook de lijn van +het voorhoofd volgend, zwarte wollen kousen en wippende muilen. Eene +zuivere, hoewel kolossale afslag van den melk-en-bloed type, waaraan +de vrouwen onzer volksklasse hare reputatie in het buitenland te +danken hebben, was zij zonder overdrijving meer dan vijf voet hoog, en +breed naar evenredigheid. Haar bovenarm, even zigtbaar onder de +krachtig opgestroopte mouw, zou tot model hebben kunnen dienen voor de +dij van een dier engeltjes, waarmede men in vorige eeuwen plafonds en +schoorsteenstukken beschilderde. Doch haar mond was zoo fraai gevormd; +bovenal, er was in den opslag van hare groote donkerbruine oogen iets +zoo onschuldigs en daardoor zoo innemends, dat men ter wille dier +schoonheden van hooger orde het overige onwillekeurig vergat.</p> + +<p>—"Goede morgen!" klonk het uit het rijtuig, met een hartig en +hartelijk unisono; en de penningmeester van het gezelschap haalde uit +zijnen buidel een groot stuk geld te voorschijn.</p> + +<p>—"Goede morgen, heeren!" antwoordde de boerin, lagchend en blozend om +dien krachtigen groet uit zoo vele mannenkeelen te gelijk. "De heeren +treffen een uitgezochten dag," liet zij er op volgen, met de eene hand +haar knipje leegschuddend in de andere, en de dubbeltjes en kwartjes +uitzoekend, die de onomkoopbare penningmeester haar blijkbaar niet +geschonken zou hebben, al ware zij Hebe in persoon geweest.</p> + +<p>—"Een mooije streek, vrouwtje," merkte een der toeristen op, met +oogen vol onschadelijke bewondering, niet de streek, maar de +welgemaakte boerin verslindend.</p> + +<p>—"En aan wien behoort dat optrekje?" vroeg een ander, links wijzend, +waar, op eenigen afstand van het tolhek, eene kleine nieuwerwetsche +woning zich verhief.</p> + +<p>—"Dat is Belvedere, van mijnheer Visscher, die hier winter en zomer +buiten woont, om u te dienen," antwoordde de Juno van het tolhek.</p> + +<p>—"Dank u," zei de vrager, die door dit bescheid niet veel wijzer +geworden was, maar zich hield alsof aan zijne wetenschap nu niets meer +ontbrak.</p> + +<p>—"Betaald, koetsier! voor heen en terug," riep de boerin den voerman +toe.</p> + +<p>De monster-tentwagen zette zich weder in beweging en verwijderde zich +in de rigting van het woud. Toen de onschuldige bewonderaar van het +vrouwelijk natuurschoon zich nog eens omwendde, ten einde een laatsten +blik uit de vriendelijke oogen der boerin op te vangen, zag hij haar +op den rug. Zij stond met het aangezigt naar hare woning gekeerd, en +breidde de handen uit naar een mollig en blozend kind, pas aan het +loopen, dat, zwaaijend met de armpjes, haar te gemoet kwam waggelen.</p> + +<p class="p2">Vast om den anderen dag, gedurende de zomermaanden, kwam datzelfde +rijtuig, steeds volgeladen met een ander personeel, hetzelfde tolhek +door. Het was eene soort van omnibus, vrijwilligerdienst verrigtend +tusschen de naastbijgelegen stad en het Duinendaalsche jagershuis. Nu +eens bestond het gezelschap uit louter leden van het sterker +geslacht: eene liedertafel, eene scherpschuttersvereeniging, een +onderwijzerskring, eene synode. Andere keeren was het gemengd: +regenten en regentessen eener combinatie van liefdadige gestichten, +een leesgezelschap van heeren en dames, eene groene, of zilveren, of +gouden bruiloft. Alles maakte gebruik van het weldoorvoed driespan en +van den boeijer op wielen; alles stroomde, van Junij tot Oktober, naar +de bosschen van Duinendaal. Gezegend de man, die in het dorp van dien +naam het burgemeestersambt vervulde! Twee veldwachters, zijne geheele +politiemagt, volstonden om onder die duizenden van bezoekers de beste +orde te bewaren. Nooit hoorde men in het jagershuis van drinkgelagen +of vechtpartijen. Regende het, men dineerde in de groote zaal met hare +gepleisterde muren, of onder het rieten dak der voormalige kolfbaan, +of op het terras, onder de geïmproviseerde verandah van uitgespannen +zeildoek. Scheen de zon, dan werden de tafels gedekt, hier in het +groote grasperk achter het huis, op een afstand door een halven +kring van hooge duinen tegen den noordenwind beschut, ginds in +het bosch, tusschen beuken en dennen, of onder de takken van een +breeduitgegroeiden eikenboom. Wie op dit plekje zijnen dag kwam +doorbrengen, had zich voorgenomen afstand te doen van alle eischen der +gastronomie. Met geen ander doel begaf men zich herwaarts als om voor +weinig geld het stil genot te smaken dat voor alle vreedzame lieden te +verkrijgen is onder den blooten hemel.</p> + +<p>De grindweg, die van de stad naar Duinendaal voerde, doorsneed eene +dier grazige vlakten, waaraan ons landschap in sommige provincien zijn +eigenaardigst karakter dankt. Vurige bewonderaars noemden dien weg den +schoonsten der wereld. Met een regten hoek rustte zijn eene uiteinde +op eene heirbaan, ter plaatse waar het breed geboomte eener statige +heerenhofstede den horizont sloot en alleen hier en ginds, bij het +omwenden, u een blik gunde op de bruine of witte zeilen in de +daarachter stroomende rivier. In den rug, het ruischend water en de +dreunende schepraderen der stoombooten. Regts en links, zoo ver het +oog reikte, teekenachtige boerenwoningen en grazend vee in weiland aan +weiland. Geen wuivend graan, geen bloeijende boekweit; korenbloemen +noch klaprozen; maar des te meer ruige schapen en gladde koeijen; des +te meer grasmaaijers in blaauwe borstrokken en witte troisièmes; des +te meer volgeladen hooiwagens, met inspanning voortgetrokken over de +hobbelige geschoren velden, tot waar de geopende hekken toegang +verleenden op den rijweg. Wat schaadt het,—riepen de enthusiasten +luidkeels uit, terwijl zij u staande hielden in de brandende zon,—wat +doet het af, dat geen enkele boom u hier zijne schaduw biedt? dat de +westenwind, bij luchtig weder, u omver dreigt te blazen? dat eene +regenbui, die elders hoogstens uwe bovenkleederen zou bevochtigen, +hier u tot op het hemd doorweekt? Denk niet aan den dag van morgen, +maar geniet het tegenwoordig oogenblik. Haal adem, en zeg hoe u de +geur dier verschgemaaide velden aanstaat. Zie voor u uit, en erken dat +dit vergezigt alles overtreft wat gij in Nederland aanschouwen kunt.</p> + +<p>Het was inderdaad een prachtig schouwspel. Tegen het doorzigtig blauw +van een wolkeloozen hemel kwamen de toppen der gele duinen +tooverachtig uit. Hunne smalle glooijingen zag men zich verliezen in +het lage eikenhout, dat als klimop tegen hen aanwies. Nog lager, +tusschen opgaand geboomte, in allerlei richtingen, lag eene keurbende +van villa's als uit te rusten aan hunnen voet. Het was de Mont Blanc +niet, zijne sneeuwtoppen spiegelend in het Meer van Genève; noch de +krans van opgaande rotsen, waartusschen het Vierwaldstättermeer gevat +is; noch de Loreley, vooruitspringend in eene bogt van den Rijn; noch +de Duno, met hare groene helling een geldersch landschap sluitend en +omsluitend. Doch al verschilde de orde, het was eene schoonheid van +denzelfden rang.</p> + +<p class="p2">Dat beweerde ook de eigenaar van Belvedere. Zijne woning lag wel is +waar niet hoog genoeg tegen de duinen aan om op grooten afstand de +aandacht te trekken, en eerst bij het naderen zag men haar allengs +zich loswikkelen uit het geboomte en de hofsteden waarmede zij een +geheel uitmaakte; doch des te beter beantwoordde zij aan de +voorstelling, die stedelingen van middelbaar fortuin zich watertandend +vormden van een vast verblijf in deze streek. Te wonen aan den ingang +van dit Eden; dagelijks op die duinen de frissche zeelucht te kunnen +inademen; in die bosschen, waar de kamperfoelie zich om de +eikenstammen slingerde, naar hartelust te kunnen omdolen; tusschen het +woud en de heuvels de zwanen te kunnen zien zwemmen in de kleine +meeren; thuis gekomen, zich ook waarlijk te huis te gevoelen; lang en +breed uit te rusten in een eigen tuin; in de schaduw eener verandah +gezeten, de geuren in te ademen van reseda en heliotropen, tot +bloembedden uitgespreid of opgeschoten aan den voet van bloeijende +stamrozen,—welk een leven! Het ongerief van niets om handen te hebben +ging onder in de weelde van deze bezige rust; de glans der +stadsvermaken verbleekte bij dezen gloed van echte stralen; de +gezelligheid-zelve scheen een overlast, vergeleken bij eene +eenzaamheid als die van Belvedere. Aan welke plaats, onder welke +hemelstreek, was voor den zwoegenden Nederlander een plekje te vinden, +waar de werkelijkheid de idealen van het renteniersleven zoo getrouw, +zoo liefelijk weerkaatste als hier? In den loop van iederen zomer +gebeurde het dan ook minstens honderdmalen dat tolbetalende +vreemdelingen, onder het afpassen hunner penningen naar Belvedere +wijzend, de klassieke boerin lastig vielen met de vraag, aan wien dat +optrekje behoorde?</p> + +<p>Lieden, die Victor Hugo alleen van fotografische portretten uit zijnen +natijd kenden, beweerden dat de oude heer Visscher—Aart Visscher, +gelijk zijne gemeenzame vrienden en tijdgenooten hem nog altijd +noemden, ook wanneer hij toevallig in persoon tegenwoordig was, en +zijne voormalige leerlingen alleen dan wanneer zij met zekerheid +wisten dat het geluid hunner vrijpostige konversatie niet tot hem +doordringen kon,—zij beweerden dat de eigenaar van Belvedere, met +zijne gekortwiekte grijze kruin, zijn grijzenden baard en grijzenden +knevel, een <span class="sper">faux-air</span> van den schrijver der <span class="sper">Misérables</span> had. De +opmerking was misschien juist; ofschoon het noemen van een +wereldberoemden naam tot kenschetsing, hoe oppervlakkig ook, van een +kunstenaar, die van al de genietingen van het kunstenaarsleven juist +te eenemaal onbekend gebleven was met die van populair te worden en +zich eene reputatie te maken, niet van een diepen blik in diens gemoed +of diens levensgeschiedenis getuigde. Doch men meende het met die +gelijkenis ook zoo ernstig niet; terwijl het geoorloofd is het er voor +te houden, dat Victor Hugo zelf, indien hij op eene ochtendwandeling +in de Duinendaalsche dreven een reeds bejaard, doch forsch gebouwd +heer ware tegengekomen, gekleed in een donkerbruin fantasie-gewaad en +met een breed geranden luchtigen panama op het hoofd, volstrekt niet +gedacht zou hebben, zijn ander-ik tegen het lijf te loopen.</p> + +<p>Belvedere was een dier grillige <span class="sper">cottages</span>, gelijk men er heden ten dage +op alle punten van den aardbodem, in alle nieuwaangelegde of +gemoderniseerde landschappen aantreft. De lijnen van het gebouwtje +waren die van het monumentele Palazzo Vecchio, te Florence: eene +vierkante kolom, twee verdiepingen hoog, gekroond met een plat en naar +alle kanten vooruitspringend dak, welks bovenste rand omgeven was van +eene balustrade, in den vorm van schietgaten. Het half moorsche dier +bouworde was echter in sommige voorname opzigten geheel en al +prijsgegeven, en eene goede laag portlandsche cement, waarmede het +gesticht van top tot teen bestreken was, verdreef uit de voorstelling +van den aanschouwer elke herinnering aan de overblijfselen der +oud-florentijnsche architektuur.</p> + +<p>Het is onaangenaam, gelukkig geprezen te worden om het bezit van iets, +waarmede men zelf op ver na niet onvoorwaardelijk ingenomen is; en +geheel en al onverdragelijk wordt de afgunst, wanneer men u benijdt +als den gezegenden eigenaar niet-alleen, maar ook en vooral als den +genialen vervaardiger van dat voorwerp. Toen Belvedere nog in de +naakte muren en in de grondverf stond, had de heer Visscher daarvoor +de som betaald, die een speculerend aannemer en stichter van meer +andere dergelijke optrekjes gemeend had te mogen eischen. Het was van +algemeene bekendheid dat hij zijn leven lang het beroep van +"fijnschilder" had uitgeoefend (in den mond des volks eene nuance van +dat van huis-en rijtuigschilder), en niets scheen uit dien hoofde +natuurlijker dan te onderstellen dat de teekening van Belvedere zoo +goed als door hem zelven vervaardigd was. Wel ontkende hij dit ten +stelligste en verzekerde hij aan wie het hooren wilde, dat Belvedere +in zijne oogen volstrekt niet beantwoordde aan de eischen van een +vernuftigen bouwtrant; doch men schreef die protesten aan valsche +schaamte toe en hield hem voor een dier renteniers, welke, nadat zij +in goeden doen gekomen zijn, niet gaarne herinnerd worden aan hunne +voormalige maatschappelijke positie. Er is iets ontmoedigends in +dergelijke logica, en de kooper van Belvedere zou geen verstandig man +geweest zijn, indien hij niet geëindigd was met de lieden te laten +praten. Doch dit genas hen niet van hun vooroordeel. Integendeel; hoe +stereotyper van lieverlede de zwijgende glimlach werd, waarmede hij +hunne loftuitingen op zijn scheppingsvermogen aanhoorde, des te vaster +hielden zij zich overtuigd, den spijker op den kop geslagen te hebben. +En zoo gold het voor eene uitgemaakte zaak, dat het bewonderd optrekje +een gewrocht van zijne eigen vinding was en dienen moest om aan de +wereld te toonen, op welke wijze een man van het vak partij wist te +trekken van een somtijds te weinig gewaardeerd landschap.</p> + +<p>Zijne positie als inwoner en burger van Duinendaal was met die +opgeschroefde vermaardheid in overeenstemming. Zoo min als eenig ander +stedeling had hij geheel en al straffeloos het karakter van een +dorpeling kunnen aannemen, en na een verblijf van twee winters en drie +zomers op Belvedere was men den opgezetene allengs als een ingezetene +gaan beschouwen. Men wist dat zijn klein en ordelijk gezin uit eene +vrouw en eene volwassen dochter bestond; dat hij kippen, duiven en een +hond nahield; dat hij een liefhebber was van jagen, visschen en +bloemen kweeken; dat hij middelen genoeg bezat om zich de weelde van +een tentwagentje te mogen veroorloven, bespannen met een doodmak +paard, welks drijver en verzorger tevens bij hem de betrekking van +huisknecht en tuinmansbediende vervulde. Dit klassificeerde hem, en +gaf hem aanspraak om te gelegener tijd in aanmerking te komen voor het +lidmaatschap van den gemeenteraad; een ideale distinktie, die hem +geene geringe mate van eerzucht toedichtte en op zonderlinge wijze +kontrasteerde met de gevoelens, waarvan zijn gemoed in werkelijkheid +plagt over te vloeijen.</p> + +<p>Vier of vijf jaren geleden,—en ziedaar eene zaak waarvan de +Duinendalers geene kennis droegen,—had hij schier op hetzelfde +oogenblik eene erfenis bekomen en zijn eenigen zoon verloren; en door +dien zamenloop van omstandigheden had zijn uit- en inwendig bestaan, +op een leeftijd dat het lot der meeste menschen reeds voor goed +bepaald is, plotseling eene nieuwe wending genomen. Van geboorte was +hij een kind des volks, en het toppunt zijner wenschen was door hem +bereikt geworden, meende hij, toen hij op meer dan veertigjarigen +leeftijd, na door onverdroten arbeid zich eene plaats in onze +schilderswereld veroverd te hebben, aan een huwlijk had mogen denken. +Onder het voortwerken voor zijn brood had hij de twintig volgende +jaren van zijn leven aan de studie en de vorming van zijnen zoon +gewijd. Toen hij als knaap, vaders schootsvel en moeders pappot +versmadend, geheel alleen de wereld ingegaan was, had hij aan eene +onmiskenbare roeping gehoorzaamd; doch het schijnt wel, althans zijn +voorbeeld bewees, dat overbegaafdheid, indien zij niet beteugeld wordt +door een ordenend en centraliserend genie, een struikelblok in plaats +van een hulpmiddel worden kan. De muziek en de architektuur, +beeldhouwen en schilderen, het proza en de poëzie,—alles was hem in +den aanvang even vlug van de hand gegaan; en toch, dit erkende hij +zelf, toch had hij, ook na zich uitsluitend te zijn gaan toeleggen op +één vak, in de kunst nooit veel beduid. Zijne tijdgenooten beweerden, +dat hij te veel filosofeerde en te veel boeken las om een artiste van +naam te kunnen worden. Zijne hoofdverdienste was in elk geval meer die +van een theorist en teekenaar dan van een schilder; en zelfs in het +teekenen, hoewel hij als vrucht van zijne bedrevenheid daarin op even +veel bekwame leerlingen wijzen kon als anderen op welgeslaagde doeken, +bezat hij niet die meesterschap, waardoor een kunstenaar in onze dagen +door vreemdeling en landgenoot erkend wordt als een oorspronkelijk +talent en de wegbereider eener nieuwe rigting.</p> + +<p>Wat evenwel deerde hem dit, sedert hij een zoon bezat, die van jongs +af toegerust bleek met die ééne gaaf wier ontbreken den vader +levenslang had doen worstelen met de middelmatigheid? Aan eene +vaardigheid met het penseel, die aan het verwonderlijk viool- of +pianospel van sommige halfkinderlijke virtuozen herinnerde, paarde de +kleine Reinier eene stoutheid van konceptie en koloriet die aan het +fabelachtige grensde; en sommige doeken van zijne hand, aangelegd en +voltooid toen hij zijn vijftiende jaar nog moest intreden, zouden door +oningewijden, en niet door geheel en al oningewijden alleen, zijn +aangezien voor het werk van een volwassen meester. Vermoedelijk +hechtte de vaderlijke eigenliefde aan dit alles meer waarde dan het +verdiende; doch niemand kon tegenspreken, dat voor het minst de schijn +in het voordeel der hoogst gespannen verwachtingen pleitte. Reinier +was noch verwaand, noch een druiloor, maar een wonderkind in den vorm +van een gewonen jongen. Vreemde talen en algebra, geschiedenis en +natuurkunde, geografie en botanie,—van al deze dingen wist hij niet +meer, maar ook niet minder dan de schranderste aankomende jongens van +zijnen leeftijd. Hij sprong mede over en in de breedste sloten, was +een hartstogtelijk schaatsenrijder, schoot met pijl en boog de appelen +en peren van de boomen, at goed en dronk goed, zwom als een kikkert, +sliep als eene roos, en zou niettemin liever een geheelen nacht wakend +doorgebragt hebben, dan te gedogen dat Tiras, zijn hond, hem niet dat +zeker blijk van onderdanigheid gaf, hetwelk hij, Reinier, bij zich +zelven vastgesteld had, van hem te zullen ontvangen.</p> + +<p>Indien Reinier ware blijven leven, zouden de denkbeelden zijns vaders +vermoedelijk een anderen loop genomen hebben als zij bleven volgen na +Reiniers dood. Hij had te allen tijde zekere algemeene wenschen +gekoesterd omtrent eene herleving der vaderlandsche schilderkunst, +uitgaande van een terugkeer tot onze meesters der 17<sup>de</sup> eeuw. Hij +schaamde zich niet-alleen over zijn eigen werk, maar ook over het werk +van diegenen onder zijne tijdgenooten en kunstbroeders, van wie hij +erkende dat zij boven hem stonden, en wier oogen, meende hij, slechts +behoefden open te gaan voor het ware licht om hen met rassche schreden +een anderen en beteren weg te doen inslaan. Had het talent van Reinier +tijd en gelegenheid gehad om zich te individualiseren, hij zou van +lieverlede teruggekomen zijn van den waan dat Reinier bestemd was om +de stichter van dat nieuwe nationale rijk van lijnen en kleuren te +worden; vroeger of later zou hij zich hebben leeren vergenoegen met de +wetenschap: "Mijn jongen munt uit in dit of dat;" en zijne voornaamste +zorg, indien Reinier werkelijk een schilder van den eersten rang +gebleken was, zou geweest zijn hem naar het buitenland te zenden, en +hem in de eene of andere wereldstad, waar de kunsten in eere worden +gehouden, een zijner waardig atelier te laten opslaan. Of is in iets +uit te munten, zonder meer, niet de rijpste vrucht van alle +menschelijke ontwikkeling? Verdient één vogel in de hand niet de +voorkeur boven tien in de lucht? Is er iets anders wat zoo zeer het +karakter vormt, zoo onkwetsbaar maakt voor allerlei verwijten, als met +de oogen des geestes de wetten te aanschouwen waaraan de +verschijnselen gehoorzamen en zich op die wijze van hunne grenzen +bewust te worden? Doch de oude Visscher was van die soort van +hooger-onderwijs verstoken gebleven. Eene kwaadaardige ziekte, +opgedaan, naar het scheen, bij gelegenheid van een verren togt over +het ijs, had Reinier in den winter na zijn eenentwintigsten verjaardag +eensklaps weggeraapt; en toen, na eene poos, de droefheid zijns vaders +dat stil karakter had aangenomen, waaraan men de lidteekenen eener +groote smart pleegt te herkennen;—toen onverhoopt de nalatenschap +eener bloedverwant van zijne vrouw hem vrijheid had geschonken palet +en penseelen in een hoek te werpen en buiten te gaan wonen,—was hij +minder dan ooit af te brengen geweest van het ééne denkbeeld, hetwelk +gedurende zoo vele jaren hem geheel vervuld had. Vaster dan ooit bleef +hij gelooven aan eene toekomst voor de vaderlandsche kunst; zag met +leede oogen de industrie zich meester maken van het gemoed zijner +jongere tijdgenooten; leefde met hart en ziel in zijne geliefkoosde +17<sup>de</sup> eeuw, en hield zich bij voortduring overtuigd dat Reinier +slechts uit de dooden zou behoeven op te staan om dat verloren +paradijs te doen herbloeijen.</p> + +<p class="p2">Er is veel over stokpaarden geschreven; doch welligt heeft men tot +hiertoe te weinig opgemerkt, dat het zonder uitzondering mannen zijn, +die zich met dat speelgoed onledig houden. De twee vrouwen althans, +Lydia en Emma, in wier dagelijksch gezelschap de heer Visscher den +herfst zijns levens doorbragt, kenden het alleen van aanzien of van +hooren zeggen. Doch zij hadden een ander gebrek: het zeldzame van zoo +sprekend op elkander te gelijken, dat men bij schemeravond in het +bosch, of zelfs bij het getemperd lamplicht in de gezellige zitkamer +op Belvedere, gevaar liep de moeder aan te spreken voor de dochter, en +hetgeen erger was, de dochter voor de moeder. Een gebrek alzoo? Eene +dier grenzen der volmaaktheid, waardoor het voorstellingsvermogen te +hulp gekomen en onze eigenliefde bevredigd wordt? Helaas, hier was het +zoo gesteld, dat de onvolkomenheid-zelve waaraan men gemeend zou +hebben zich voor een keer het nijdig hart te kunnen ophalen, nieuwe +perplexiteiten deed geboren worden! Zij waren klein van gestalte, zij +waren tenger, zij waren blond, zij hadden lichtblaauwe oogen, zij +hadden een frisch teint, zij hadden eene heldere stem, zij lachten met +dezelfde zilverachtig klinkende intonatie, zij hadden in huis dezelfde +bevallige manier van u iets aan te bieden, en op de wandeling dezelfde +half gemeenzame, half ingetogen wijze van u te groeten. En men durft +beweren dat nooit eene gehuwde vrouw van veertig jaren zoo zeer op een +jong meisje van twintig geleek, dat de eene niet bij den eersten +oogopslag te onderkennen was van de andere! Een ongeloovige zal +zeggen: indien de moeder zich op dezelfde wijze kapte als hare +dochter, was de moeder behaagziek; en indien de dochter zich tooide +met een hoed die haar moeder niet misstaan zou hebben, was de dochter +kwalijk getooid. Volkomen zuiver geredeneerd, en men herkent aan dit +betoog die gepantserde soort van logica, waarop de evidentie-zelve, +indien zij het waagde haar aan te tasten, haar krachtigst kruid en +hare puntigste kogels verspillen zou. Doch zoo er niets valt in te +brengen tegen de propositie: Eene vrouw is gekleed naar hare jaren, of +zij is het niet,—er valt ook niets af te dingen op het feit, dat noch +mevrouw Visscher, door haar toilet, haar meer gevorderden leeftijd, +noch hare dochter Emma, door het hare, hare jeugd verzaakte. Het +verstandigst wat gij doen kondt, was van Emma te zeggen, dat men de +lijnen van haar beeld zich maar een weinig zwaarder behoefde te denken +om op het levendigst aan hare moeder herinnerd te worden, en van hare +moeder, dat enkele trekken van dier gelaat maar een weinig behoefden +te worden uitgewischt, enkele van hare bewegingen maar een omzien te +worden versneld, om haar voor eene tweelingzuster van Emma te doen +houden. Doch wie gevoelt niet, dat zulk eene expeditive manier van +konterfeiten gelijk staat met eene bekentenis van onvermogen?</p> + +<p class="p2">Voor iemand die wist welke bittere tranen deze twee vrouwen, hoewel de +jongste van haar toen nog slechts een aankomend meisje was, geschreid +hadden op den dag van Reiniers begrafenis; hoe de smart die teedere +gelaatstrekken verwrongen had; met welke sprakelooze wanhoop zij de +armen geslagen hadden om den hals van den snikkenden vader; welke +droefgeestigheid geheerscht had in de eensklaps vreugdeloos geworden +woning; met welken tegenzin en welke inspanning zijnerzijds de arbeid +hervat was, en hoe somber zij er altegader plagten uit te zien in +hunne rouwkleederen,—was het een weldadig schouwspel hen op een +zomerschen zondagvoormiddag, nu al dat leed geleden en de stad met +buiten verwisseld was, gezamenlijk uit de Duinendaalsche ochtendkerk +naar Belvedere te zien terugwandelen, het dorp door en den belommerden +rijweg langs.</p> + +<p>Die grijze mijnheer met snorren, wiens hoed een weinig op één oor +plagt te staan en die meer op een gepensioneerd hoofd-officier dan op +een Hervormd christen geleek; die mevrouw, met dat jeugdige in haar +voorkomen, wier japonnen te Amsterdam of in Den Haag gemaakt werden en +die een uit Parijs afkomstigen mantel droeg; dat jonge meisje, met +haar neteldoeksche kleedjes, haar nette laarsjes, haar onberispelijke +handschoenen, haar zachtgekleurde bloemen in den hoed,—zulke +menschen, meenden de minder ontwikkelden onder de Duinendalers, +bezochten de kerk alleen voor den vorm, of om een goed voorbeeld te +geven aan de dienstboden, of uit tijdverdrijf en omdat de zondagen dan +minder lang vielen. Ook andere misanthropen, hoewel minder ruw in het +uitspraak doen dan deze dorpelingen, hebben beweerd, dat de +uitdrukking van zielsrust en vriendelijkheid, waardoor het gelaat van +huiswaarts keerende kerkgangers zich pleegt te onderscheiden, +bedriegelijk is, en dat men zich wachten moet, vooral ten platten +lande en in liefelijk gelegen oorden, te spoedig geloof te slaan aan +dien vrede en die vergenoegdheid, welke zoo bedenkelijk goed +harmoniëren met een tusschen lindeboomen verscholen torenspitsje, een +ten gebede noodigend klokgeklep, of het naspel van een koraalgezang +bij het scheiden eener godsdienstoefening.</p> + +<p>Doch al zou de schijn, hetgeen het geval niet was, ook ditmaal misleid +hebben, de illusie was volkomen. Wie den ouden heer Visscher, met twee +dames-kerkboekjes in de hand, tusschen zijne vrouw en zijne dochter +niet al te snel het breede voetpad langs den door buitenplaats aan +buitenplaats zich kronkelenden rijweg volgen zag, achtte het eene +uitgemaakte zaak dat ook het zondagsgevoel eene aandoening is, vatbaar +om in beeld gebragt te worden. Had men hun oordeel gevraagd over de +aangehoorde leerrede, hoogst waarschijnlijk zouden zij niet in staat +geweest zijn, den bijbeltekst te noemen, dien de predikant ten +grondslag gelegd had aan zijne toespraak. Zij vonden het psalmgezang +der Duinendalers stellig zeer onwelluidend, doch het ontstichtte hen +niet; ook dan niet, wanneer noch de denkbeelden, noch de woorden van +het aangeheven lied gezegd konden worden, gegrepen te zijn uit hunne +eigene ziel. Zij waren getrouwe en opregte kerkgangers, zoo los van +theologie als vereenigbaar is met lief te hebben en getroost te zijn, +en zoo godsdienstig als kan zamengaan met niet-ontvankelijkheid voor +de indrukken van het piëtisme. Het buitenleven had hen in die +gevoelens versterkt. Beter dan in de digtbevolkte stad, met hare meer +dan honderdduizend inwoners, hadden zij op het stille Duinendaal +leeren inzien, welk een zegen de priesterlijke invloed zijn kan; hoe +de predikant en de pastoor der plaats, al hadden beiden hunne +menschelijke zwakheden, elk in hunnen kring een middenpunt vormden, +waarop eene menigte belangen uitliepen, gelijk bergpaden uitloopen op +eene heirbaan; hoe die geheele kleine maatschappij, op weinige +uitzonderingen na, ja ook wel bijeengehouden werd door sommige +dogmatische begrippen, waarvan de eene helft de andere ophief en al +wier deelen gelijkelijk iederen dag gelogenstraft werden door de +ervaring, doch tevens en allermeest door ongehuichelde gevoelens, +waarmede die begrippen zamengegroeid waren zonder ze te verstikken. +Eerst in deze nieuwe omgeving was het hun duidelijk geworden, hoe +naauw voor eene bepaalde klasse van menschen kerkelijkheid zamenhangt +met arbeidzaamheid, met ingetogenheid, met fatsoen en een goeden toon; +en hoewel zij nog niet half op de hoogte waren van de Duinendaalsche +<span class="sper">chronique scandaleuse</span>, wisten zij zeer wel dat van de twintig +boerenknapen, die de kerk verzuimden, zij mogten roomsch of protestant +heeten, niet een bestand was tegen de verleiding van drinken of +spelen; en onder de twintig boerendochters, van wie men verhaalde of +wist dat zij op oneerbiedigen toon over Heeroom spraken,—indien al +Duinendaal twintig boerendochters telde, van wie gezegd kon worden, +dat zij vrijdenksters waren,—niet eene gevonden werd, aan wie niet +een steekje los was. De huichelarij-zelve waren zij allengs minder +afschuwelijk gaan vinden op het dorp dan in de stad; niet omdat zij +toegeeflijker waren geworden omtrent eenigerlei ondeugd, maar omdat de +ondervinding hen geleerd had dat in sommige kringen het veinzen van +godsdienstigheid en deugd een minder groot maatschappelijk kwaad is, +dan zeker drijven op eigen wieken, waarvan ongebondenheid en tot +overlast worden in den regel het einde zijn.</p> + +<h3 class="p4">Tweede Hoofdstuk</h3> + +<p class="p2">Indien meer voorspoed minder idealiteit beteekent, hadden de drie +personen van daareven hun besten tijd reeds eene poos achter den rug, +en was het gothisch halfdonker, waarin zij nog naauwlijks gelegenheid +gehad hebben zich aan den lezer te vertoonen, in de werkelijkheid +reeds geweken voor een ander licht, alledaagscher omdat het feller +was.</p> + +<p>Het mogt een jaar geleden zijn dat de burgemeester van Duinendaal in +den gemeenteraad verschenen was met het berigt, dat de concessie +verleend, de negotiatie volgeteekend, de ingenieur aangesteld, de +rigting van den weg afgebakend, het punt waar de groote draaibrug de +rivier snijden zou gearresteerd,—kortom, dat geene der voorwaarden +onvervuld gebleven was, waarop de Duinendalers, indien zij slechts de +moeite wilden nemen van naar het stationsgebouw te kuijeren, zich +eerlang zouden kunnen beroemen, verbonden te zijn aan het europesche +spoorwegnet. Hoe ongelijk dat huwelijk ook schijnen mogt, de +voorspelling van den burgemeester was uitgekomen; en Duinendaal +verbeidde het oogenblik dat de lokomotief voor het eerst in vollen +ernst zijne vlakten doorsnijden zou. De baan was gereed, de staven +gelegd, al de kleinere werken voltooid, en er ontbrak nog slechts aan +dat de rivierbrug, om wier spil zich de geheele onderneming bewoog, +voor het verkeer opengesteld kon worden. Doch ook dit zou weldra +gebeuren, en zelfs beweerde men, dat de dag reeds vaststond.</p> + +<p>Niemand wane dat het uitvoeren van dien veelomvattenden arbeid, die +voor eene geheele reeks van toekomende geslachten in deze streek +beslissen moest over welvaart of achteruitgang, Duinendaal in rep en +roer of zijne bewoners van hun stuk had gebragt. Het aanleggen van den +weg, toevertrouwd aan van elders gekomen werkvolk, dat buiten de kom +der gemeente tijdelijk in keeten woonde, bragt hun geen dadelijk +voordeel aan. In alle leveranciën werd door de maatschappij, wie het +werk aanging, van buiten af voorzien; en voorloopig was in hunne oogen +de kastelein van het Wapen van Duinendaal, bij wien de ingenieur der +maatschappij zijnen intrek genomen had en zijne kleine verteringen +maakte, de eenige persoon van het dorp wien het niet onverschillig +behoefde te zijn, dat men voortaan van hier in hetzelfde +spoorwegrijtuig naar Parijs of Weenen zou kunnen komen.</p> + +<p class="p2">Hij heette Kortenaer en was een afstammeling van den admiraal van dien +naam; denzelfden wiens leeuwenkop vereeuwigd is door Bartholomeus van +der Helst. Den Duinendalers was die bijzonderheid onbekend; zij wisten +alleen van hooren zeggen dat hij een ingenieur van reputatie was. Toch +moest hij zijne riddersporen nog verdienen, en daarom hechtte hij +waarde aan het gelukkig voltooijen der hem toevertrouwde brug. Buiten +zijne dertig jaren bezat hij geen fortuin, en een oom van moederszijde +was de eenige persoon op aarde, van wien hij mettertijd iets erven +zou. Doch voorshands bekommerde hij zich daar niet om. Hij verwijlde +nog met den éénen voet in die ideale periode des levens, waarin de eer +boven het geld gaat, en het was hem genoeg, dat hij in het Wapen van +Duinendaal van de helft van zijn traktement leven kon als een prins.</p> + +<p>Toen André Kortenaer aldus redeneerde, moest het gelukkig toeval nog +plaats hebben dat hem ja bijna het leven had gekost, doch uitgeloopen +was op een verblijf van vier volle weken in Emma Visschers +dagelijksche nabijheid. Toch was hij niet begonnen met zich het meest +te hechten aan haar, maar aan hare ouders, aan haren vader bovenal; en +de groote aantrekkingskracht van Belvedere had in den eersten tijd +voor hem allermeest bestaan in de blijken van opregte genegenheid die +hij van den ouden heer ontving. Het lag voor de hand om te meenen dat +de herinnering aan Reinier hierbij in het spel was, en André den ouden +Visscher met welgevallen denken deed aan hetgeen zijn eigen zoon, +indien hij ware blijven leven, op dit oogenblik geweest zou zijn en +gedaan zou hebben. Doch twee jongelieden van denzelfden leeftijd +konden niet minder op elkander gelijken, geen twee karakters verder +uiteenloopen. Reinier was een opvliegende knaap geweest, en zou +ongetwijfeld een kort aangebonden man geworden zijn. Zijne donkere +oogen konden somwijlen vlammen schieten, en wanneer hij voor de leus +zijne korte gitzwarte haren opstreek,—er viel bijna niet aan op te +strijken, zoo kort waren ze,—sprak uit zijn geheele wezen eene aan +vermetelheid grenzende stoutmoedigheid. André daarentegen had iets +langzaams in zijne bewegingen, iets geposeerds, dat hem wel in geenen +deele misstond, maar meer van nadenken dan van inspiratie getuigde, +meer van lijdzaamheid dan van ondernemingsgeest. Alleen zijne +benijders konden voorwenden dat de bevallige scheiding, die zijne +blonde haren, lang en fijn, ter weerszijden over zijne slapen hielp +golven, het eenige teeken van distinktie was, dat aan hem te bespeuren +viel. Doch het was niettemin waar, dat zijn beroemde voorvader, de +wapenbroeder der Van Galens en der Evertsens, moeite zou gehad hebben +om in hem zijnen wettigen naneef te herkennen. Ook de admiraal was +blond geweest, maar blond als een roodbonte stier van Paulus Potter, +breed van schoft, zwaar van spieren en gebindte. De lichtblaauwe +oogen, een andere familietrek, schenen evenzeer in den loop des tijds +aan de wet der natuurkeus gehoorzaamd te hebben. Wat zij aan glans +hadden gewonnen, hadden zij verloren aan uitdrukking, en voor het +voorregt van te zijn overgegaan tot eene uitgelezener soort, hadden +zij afstand moeten doen van een deel der voorvaderlijke +eigenaardigheid. Ook van dien kant dus had de oude heer Visscher zich +tot zijn nieuwen jongen vriend niet bij uitzondering aangetrokken +kunnen gevoelen. Voor iemand die al de praalgraven van nederlandsche +admiralen en al de portretten van Van der Helst van buiten kende, was +er zelfs iets komieks in de gedachte, dat dit nu de achterkleinzoon +was van dien breedgepenseelden zeeheld, voor wiens beeldtenis hij zoo +menigmaal vol bewondering verwijld had. Het kontrast was te sterk +tusschen dat fijnbesneden gelaat der 19<sup>de</sup> eeuw, die handen als van +eene vrouw, dien eleganten knevel, en den realistischen Herkules van +het Trippenhuis, met armen als boomstammen en eene vuist die geschapen +scheen om den Oceaan met bezemen te keeren. Doch hij kende de +jongelieden, meende hij; zijn blik op hunnen aard bedroog hem zelden, +en het ware met zijn geloof in eigen doorzigt gedaan geweest, indien +hij geene huizen had gebouwd op André's onschuld. Zelf onbedorven van +hart, schonk hij onwillekeurig zijn vertrouwen aan de onbedorvenen. +Het materiële streven van den tegenwoordigen tijd vertoonde zich aan +hem, in André's persoon, onder een gunstig licht; de kennismaking met +den jongen ingenieur had een van zijne vooroordeelen aan het wankelen +gebragt, en in stede van André te verachten omdat hij tenger van +uitzigt was, wekte het zijne belangstelling dat een zoo jong mensch, +met een zoo weinig athletisch voorkomen, het als eene van zelf +sprekende zaak beschouwde, de oevers eener breede snelvlietende rivier +te overspannen met een boog, die zonder doorbuigen duizenden +centenaars vrachten torschen kon.</p> + +<p>Zes maanden nadat André te Duinendaal zijne tent had opgeslagen, in de +laatste dagen van December, had de oude heer Visscher hem met zich +medegenomen op de jagt. Hunne kennismaking dagteekende toen nog +slechts van eenige weken, en in gewone omstandigheden zou die uitgang +hen niet veel nader tot elkander gebragt hebben. Doch op dienzelfden +togt was iets voorgevallen, waardoor André, zonder het te weten, +groote vorderingen gemaakt had in het hart van Emma's vader. Het +jagtveld van den ouden heer liep gedeeltelijk over de duinen en +omvatte een kort en smal kanaal, gedolven in het zand. Regtstreeks +gevaarlijk was het in de nabijheid dier doorgraving op kleine schaal +in geenen deele; doch indien men door de duinen dwaalde en niet +behoorlijk acht gaf op de golvingen van het terrein, kon het gebeuren +dat men zich eensklaps aan den rand eener steilte bevond, beneden aan +wier voet, dertig of veertig vademen in de diepte, het stilstaand +water een ondoordringbaren muur ontmoette. Op kleine houten borden, +aan jagtpalen op de hoogste punten van het duin bevestigd, stonden +vermaningen tot voorzigtigheid te lezen: doch van die palen was de +eene helft zoo ver van het punt in kwestie geplant, dat een +vreemdeling den zin der waarschuwing naauwlijks vatte, terwijl de +andere helft van zoo nabij aan den gevaarlijken rand grensde, dat men +kans had ze eerst op te merken wanneer het te laat was.</p> + +<p>Het was een dier schoone heldere winterochtenden, gelijk alleen een +klimaat als het onze bedeeld zijn: slechts zoo veel zon als kon worden +gedoogd om de sporen der nachtvorst ongerept te doen blijven, en niet +zoo veel vorst dat men geen genot kon hebben van de doorbrekende +zonnestralen. André en zijn gastheer waren goede wandelaars, met een +geopend oog voor de bekoorlijkheden van het landschap, en goede +schutters, gevoelig voor de poëzie van hun bedrijf. <span class="sper">Wild</span> is een woord +van slechts één syllabe, maar dat in eene maatschappij, zoo tam als de +onze, veel zegt. Niets evenaarde het geduld, waarmede de oude heer +Visscher zijne prooi vervolgde, behalve alleen de stille geestdrift, +waarin hij ontstak, wanneer hij haar de zijne noemen mogt. Hij was +dien ochtend buitengewoon voorspoedig geweest; zijn hond had wonderen +van schranderheid en van gehoorzaamheid verrigt; de jager, die hem +plagt te vergezellen, scheen zich zelven te overtreffen. Zonder André +geheel en al uit het oog te verliezen, liet hij hem zijn eigen weg +gaan, en bespeurde met welgevallen dat zij elkander volkomen goed +begrepen. Arme hazen en patrijzen! Beurtelings in het naauw of in de +ruimte gedreven, nu omsingeld, dan opgejaagd, vloden zij te vergeefs. +De velden door, de bosschen in, de duinen op, voort ging het, de +vlugtelingen achterna, met hartstogtelijke volharding en doodelijk +overleg. Doch eensklaps verkeerden de kansen en waren de vervolgers +aan de beurt om kennis te maken met ontsteltenis en verlegenheid. +André, die niet opgemerkt had dat zij zich in de rigting der zanderij +bewogen, wilde op nieuw, door een kleinen omweg te maken, de lijn +herstellen, die hun dien morgen reeds menige goede dienst bewezen had. +Hadden de anderen acht op hem gegeven, zij zouden, op vijftig schreden +afstand, hem hebben zien voortsluipen langs een dier kreupelboschjes, +als in de kommen der duinen keer op keer worden aangetroffen, en +straks, met de beide handen aan het geweer en met opgeheven gelaat, +hem vooruit hebben zien snellen om de uit het lage hout snorrend +opstijgende hoenders binnen schot te krijgen. Doch zij waren te zeer +met hunne eigene gedachten vervuld; en toen zij zijn schot hoorden +vallen en omzagen, was hij reeds verdwenen in den gapenden kuil. Op +het oogenblik-zelf dat hij den vinger aan den trekker had gebragt, was +de grond onder zijne voeten bezweken, en eer hij wist wat hem +overkwam, buitelde hij de steilte af naar omlaag, een groot stuk +duinkorst met zich medeslepend in zijnen val.</p> + +<p>Geen struik, geen helmplant, geen grasscheut om zich aan vast te +houden; niets als mul zand dat met hem naar beneden stroomde en hem +overstelpte. Het gevaar was niet ernstig, dacht hij eerst, en dat zand +zou hem geen kwaad doen; doch het gewigt dat hem drukte, woog al +zwaarder; zijn geweer, dat hij tot nu toe was blijven omklemmen, werd +hem uit de armen gescheurd; hij kwetste zich de handen en het gelaat +aan zijne weitasch, aan zijn kruidhoorn, aan de knoopen van zijn +jagtbuis; de zandstroom groeide aan tot eene lawine, en toen hij ten +laatste werd nedergesmakt op den effen grond, eenige schreden van het +water af, verloor hij zijn bewustzijn en koelde de verbolgen Duingod +zijnen toorn aan een weerlooze.</p> + +<p>Een uur lang hadden de heer Visscher en zijn jager werk gehad om hem +te bevrijden; en zelfs zou hun dit met de grootste inspanning +naauwlijks gelukt zijn, had daar niet eene verlaten aak gelegen, aan +de plegt met zeildoek overspannen, onder welk afdak een zorgvuldig +zanddelver zijn gereedschap verborgen had. Met behulp dier werktuigen +ontgroeven zij hem. Hij lag op den rug, met het hoofd naar beneden, en +de armen wijd van een. Ware het grootste gedeelte van zijn ligchaam +niet bedolven geweest, men zou gewaand hebben een soldaat uitgestrekt +te zien liggen op een slagveld, met een kogel in de borst. Die indruk +had slechts eene korte poos geduurd; want toen de anderen hem +nedergezet hadden in de aak, onder het uitgespannen zeildoek, en zij +de schuit een kwartier gaans hadden voortgestuwd, tot waar de vaart +den naastbijgelegen rijweg sneed, was hij weder geheel bijgekomen en +kon hij, zoo goed en kwaad het ging, in een wagentje stappen, door een +hulpvaardigen boer te hunner beschikking gesteld. Doch hoe snel de +eerste schrik voorbijgegaan mogt zijn, de vader van Reinier zag nog +telkens in zijne verbeelding, ook toen André hoog en droog op +Belvedere ingekwartierd was en menigeen zijn lot eer gezegend dan +bejammerd zou hebben, dat marmerbleek en opgekrabd gelaat van den +bezwijmenden jongeling voor zich, en die verwarde haren, uitgespreid +op het zand, en die geloken oogleden, zoo onheilspellend goed voegend +bij den geopenden mond en de loodkleurige lippen. Vóór dien tijd had +hij André gaarne mogen lijden en hem zijne vriendschap geschonken; +doch sedert het tooneel aan den voet der zanderij, was hij voor hem +die soort van teederheid gaan gevoelen, waarmede wij een verloren +gewaand en eensklaps teruggevonden kleinood aanschouwen.</p> + +<p>De kastelein van het dorp had geprutteld, dat men zijn kommenzaal, +toen deze een patient geworden was, hem zonder veel pligtplegingen +ontvoerd had. Niets, had hij beweerd, zou hem en zijne vrouw en haar +dienstmaagd beter van de hand gegaan zijn, als André te verplegen en +hem van al het noodige te voorzien. Doch de oude heer had den waard +zelfs niet in de gelegenheid gesteld om daarvan de proef te nemen, en +André had zich te zwak gevoeld om tegenstand te bieden of een eigen +wil te hebben. Als eene van zelf sprekende zaak was de logeerkamer op +Belvedere voor hem in orde gebragt en had men een man van de kunst +ontboden om hem van top tot teen te betasten. Uit het onderzoek was +gebleken, dat hij, om van zijne kneuzingen te bekomen, alleen rust +behoefde; en toen hij acht dagen zijne kamer gehouden had, zou hij +zonder een zweem van onvoorzigtigheid naar zijn logement en naar zijne +bezigheden hebben kunnen terugkeeren. Doch men had aangehouden dat hij +nog wat blijven zou, en hij had een Trappist moeten zijn om dat +verzoek af te wijzen. De week was eene maand geworden, zonder dat hij +zich herinneren kon waar de tijd gebleven was.</p> + +<p class="p2">Een half jaar geleden had André het slechts als een buitenkansje +beschouwd, in de nabijheid van een welvarend dorp en van eene lieve +streek belast te worden met een werk, dat hem gelegenheid aanbood zich +te onderscheiden. Thans dacht hij daar anders en minder luchtig over. +Hij had eene moeijelijke jeugd gehad; was van het eene examen +voortgezweept geworden naar het andere, en had tot nog toe van de +wereld weinig meer leeren kennen dan haar proza. Hem was bovendien +zekere zwakheid van verbeelding eigen, die dezelfde uitwerking deed +als anders de vooroordeelen van den hoogmoed doen. Het huisgezin van +een kunstschilder,—hij had er nooit opzettelijk over nagedacht, wat +dit al zoo wezen kon; was nooit in de gelegenheid geweest er van nabij +kennis mede te maken, en zou gemeend hebben, indien men zijn gevoelen +had gevraagd, dat de aard van zulk een interieur vrij wel werd +uitgedrukt door eene mengeling van slordigheid en luidruchtigheid, +gepaard met indolentie. En daar trof hij in de vertrekken van +Belvedere eene degelijkheid en eene weelde aan, die hem de woonkamer +zijner ouders kaal en ongezellig, en hunne gezelschapszaal smakeloos +gemeubeld deden vinden. Er was karakter in het snijwerk van tafel en +stoelen, in de kleuren van behangsel en gordijnen, in den vorm van +bekers en karaffen, in de afwisseling van ouderwetsch en +nieuwerwetsch. Even onzinnig en heterogeen als Belvedere er uitzag aan +de buitenzijde, even veel oordeel en studie, even veel eenheid van +geest verried het inwendige dier woning. In den persoon van den ouden +heer Visscher gevoelde André zich staan tegenover een man die veel +ondervonden had en van alles afwist; zich onafgebroken bezig hield met +belangwekkende dingen; fijn gevoelde en snedig uitspraak deed, en in +één woord hem zelven in allerlei opzigten aanvulde en in de meeste +overtrof. Mevrouw Lydia was in zijne oogen de innemendste der +gastvrouwen; ervaren in de kunst om anderen te laten praten en hen op +hun gemak te zetten; altijd vervuld met eene volmaakt natuurlijke +belangstelling in hetgeen zij gissen kon, hun na aan het hart te +liggen; de bemoedigendste der apparitiën voor een jong mensch, die +zijne intrede in de wereld nog moest doen. En wat Emma betrof, hij zou +gezworen hebben, dat nergens op de geheele aarde een bevalliger jong +meisje kon aangetroffen worden: zoo onafhankelijk in hare meeningen en +zoo zacht van aard, zoo klein en zoo dapper, zoo stemmig en zoo +vrolijk, zoo keurig op haar toilet en zoo in het geheel geen nufje.</p> + +<p>De magt, die hem ten laatste verdreven had uit dit Paradijs, was +dezelfde die hem dag en dag het meest was gaan boeijen. Noch mevrouw +Visscher evenwel,—al scheen het vrijpostig van zulk eene bevallige +vrouw de diensten eener moederlijke pleegzuster te blijven vergen; +noch haar echtgenoot,—al moest er blijkbaar een einde komen aan het +exploiteren van diens voorkomendheid,—zouden hem vermoedelijk in den +eersten tijd tot de bekentenis gedwongen hebben, dat hij misbruik +maakte van de gezegende gevolgen eener onbesuisde jagtpartij. Waarom +zou hij heengegaan zijn, daar men hem iederen dag aanmoedigde om te +blijven, en hij met zijne geheele ziel aan de opregtheid van dien +aandrang geloofde? Behoefde zijn werk er onder te lijden dat hij nog +eene poos vertoefde? Lag Belvedere, strikt genomen, niet even digt +ja, digter bij de rivier dan het Wapen van Duinendaal? Wist hij niet +dat de brug in tijds gereed zou komen, gesteld zelfs dat een felle +vorst inviel, en de vaart gestremd werd, en men met het hervatten van +den arbeid zou moeten wachten tot na den afloop van dooi en ijsgang?</p> + +<p class="p2">Voor de minste jongelieden zou het dienstig zijn, op romaneske wijze +door de omstandigheden-zelven aan de voeten van een aanvallig jong +meisje gevoerd te worden. Doch hetzij André al dan niet eene +uitzondering op den regel vertegenwoordigde, het ontwaken zijner +liefde voor Emma had hem niet bedorven, maar een gunstigen invloed +uitgeoefend op zijn karakter. Instede van overmoedig, had de voorspoed +hem ernstig gemaakt; zoo zeer zelfs, dat het hem eenigzins +verbijsterde, eensklaps in zichzelven een troetelkind der fortuin en +den huisgenoot te aanschouwen van een bekoorlijk schepsel, dat nooit +schooner was dan in het halve fantaisie-toilet dat zij zich in de +ouderlijke woning permitteerde, en nooit opgeruimder dan wanneer zij +in bondgenootschap met hare moeder het er op toelegde, haren vader in +een vrolijke stemming te brengen. Die verzoeking was voor den +konvalescent te sterk geweest, en ten laatste had hij ter naauwernood +genoeg zelfbewustzijn overgehouden om te beseffen, dat het niet voegde +het hof te maken aan een meisje, onder het dak van wier ouders hij +gastvrijheid genoot.</p> + +<p>Doch toen hij van Belvedere afscheid genomen en zijne kamers in het +logement weder betrokken had, was het gevoel van eerlijk gehandeld te +hebben hem toegeschenen, eene magere schadeloosstelling te zijn voor +het gemis van Emma's tegenwoordigheid. Het baatte niet dat hij zijne +bezoeken aan hare ouders en haar tot zeker minimum poogde te +herleiden: hoe zeldzamer hij Emma zag, hoe meer tijd hij overhield om +aan haar te denken; en hij meende op te merken, of maakte zichzelven +diets, dat de eenige dagen dat hij in staat was, zich min of meer +nuttig bezig te houden, juist die waren, waarop hij haar 's morgens +ontmoet had, of er op rekenen kon, haar 's avonds te zullen zien en +spreken. Het eenvoudigst zou geweest zijn, haar te vragen of zij hem +liefhad en zijne vrouw wilde worden; maar ofschoon hij honderdmalen +het voornemen daartoe had opgevat, was de moed hem even zoo vele malen +in de schoenen gezonken. De vrees, haar te zullen moeten mijden en +missen, indien hij haar onverschillig bleek te zijn, plaatste zich +telkens als een spooksel tusschen hem en zijne heldhaftigste +voornemens. "Wat dan?" vroeg hij, de mogelijkheid overpeinzend van een +koel of zelfs weigerend antwoord. "Is onkundig te blijven niet beter +voor mij, dan het ondragelijke te vernemen?" En zoo was het eene +uitstel den weg van het andere gegaan. De gelegenheden, die hij +gezocht had, waren hem ontsnapt; en misschien zou hij nog op dit +oogenblik in het onzekere verkeerd hebben, indien niet zijn +geheim-zelf op zekeren avond het aanstekelijk voorbeeld dier +voortvlugtige gelegenheden gevolgd was.</p> + +<p class="p2">In het begin van Maart was het gebeurd, dat André, <span class="sper">à la fortune du pot</span> +op Belvedere genoodigd, na den maaltijd met haar en haar vader in +diens kamer gezeten had... Of neen, hij zat nog telkens, in zijne +verbeelding, op datzelfde uur in hetzelfde vertrek. Het was niet zoo +zeer gebeurd, maar ging voort te gebeuren; en indien hij had moeten +verhalen hoe alles zich toegedragen had, zou hij zich instinktmatig +bediend hebben van dien onvolmaakt verleden tijd, waarin de dingen, +die achter ons liggen, nog half en half deel schijnen uit te maken van +het tegenwoordige.</p> + +<p>Elken winter maakte de familie Visscher een uitstapje naar de stad +harer voormalige inwoning: van welke bedevaarten, die eene of twee +weken plagten te duren, de hoop op eene fraaije opera of een +uitgezocht koncert het vaak met teleurstelling gestrafte voorwendsel, +en de lust om in het "'s winters buiten" eene kleine afwisseling te +brengen de niet altijd openlijk erkende beweegreden was. Het saizoen +was ditmaal reeds bijna verstreken, en indien men nog tijdig genoeg +wilde aankomen om van de europesche vermaardheid der beschadigde prima +donna's of der vermoeide virtuozen in noemenswaardige mate te +profiteren, moest men zich reppen. Morgen-ochtend na het ontbijt zou +de togt aanvaard worden, en André was te zeer op de hoogte van hetgeen +op Belvedere voorviel, om niet te weten dat die woning eene poos lang +voor hem gesloten ging worden. Hij was te moede als een ter dood +veroordeelde aan het nageregt van zijn laatsten maaltijd.</p> + +<p>De kamer van den ouden heer Visscher geleek des avonds, wanneer de +lampen ontstoken waren, in niets op een atelier. In de stad zou men +haar eene bovenvoorkamer met eene suite genoemd hebben, tevens +gescheiden en aaneen verbonden door eene tot aan den zolder reikende +portière. De suite lag op het westen en ontving haar licht van de +noordzijde, zoodat de schilder in ruste, wanneer over dag de lust hem +bekroop om zijn voormalig bedrijf weder ter hand te nemen, slechts de +deur eener kast behoefde te openen en naar zijne gereedschappen +behoefde te grijpen om aanstonds aan het werk te kunnen tijgen. De +voorkamer zag op het oosten uit, en het was uit die vensters +allermeest dat men in zomersche dagen dat vergezigt genoot, waaraan +Belvedere zijnen naam verschuldigd was. De meubelen in beide +vertrekken bestonden voornamelijk in langs den wand geschaarde +boekenkasten van vreemdsoortig hout, sommige met glazen deuren van +boven tot beneden, andere in den vorm van opstaande buffetten, van +onderen met schuifladen voor platen en teekeningen, of met een +vooruitspringend bureau dat tevens voor schrijftafel diende. Al de +kasten waren van boven en op zijde met snijwerk versierd, dat bij de +eenen scheen af te hangen in festoenen van bloemen en vruchten en +vogels, bij de anderen een geheel van consoles vormde, waarop bronzen +ornamenten rustten, of kleine beelden van wit marmer, of busten van +beroemde kunstenaars, en staatslieden, en veldheeren. Terwijl in de +voorkamer, in den vorm van een vooruitspringenden modernen haard, tol +betaald werd aan de ijdelheden van den nieuwen tijd, glinsterden in +dit allerheilige, onder een ouderwetschen schoorsteenmantel van +donkerkleurig marmer, blankgeschuurde haardijzers, waarachter in +voor-en najaar voorvaderlijke turfvuren werden aangelegd, die bij +feller koude voor beukenhouten blokken moesten wijken. Doch dit was +ook het eenig onderscheid tusschen de twee helften van het vertrek. In +de eene zoo min als in de andere afdeeling bevond zich ergens aan den +wand een open vak, waarin niet hier een spiegel, ginds eene gravure, +ginds een bas-relief in hout of klei of koper hing. De gravuren hadden +de overhand: proefdrukken van den <span class="sper">Schuttersmaaltijd</span>, van de +<span class="sper">Anatomische les</span>, van den <span class="sper">Nachtwacht</span>, van beroemde portretten uit den +oud-vaderlandschen tijd; maar ook van de <span class="sper">Schaakspelers</span> van Meissonier, +of van Scheffers <span class="sper">Francesca</span>, en <span class="sper">Gretchen</span>, en <span class="sper">Mignon</span>. Het geheel maakte +den indruk eener gezellige bibliotheek, niet dien van eene +schilderswerkplaats, en evenmin dien van een muzeum in miniatuur. Men +bevond er zich in eene zitkamer, voorzien van al de gemakken waarvan +het denkbeeld zich aan dien naam verbindt; en het was genoeg den blik +te laten glijden langs zoo vele rustige boeken om bij zichzelven dat +zeker gevoel van eenheid en zamenhang te ontwaren, waarvan het gemis, +ook bij het vertoeven in de uitgelezenste kunstgalerijen, somtijds +onaangenaam aandoet.</p> + +<p class="p2">Eenige jaren geleden is ons vaderland afgereisd door een Engelschman, +wiens konversatie zich oploste in de telkens herhaalde en in een enkel +woord zaamgedrongen vraag: "<span class="sper">Emblems?</span>" Hij was een archeoloog in het +vak der graveerkunst en had zijne specialiteit gemaakt van de oude +geïllustreerde zededichters in alle landen van Europa. Waar hij kwam, +in welke openbare bibliotheek, bij welken geleerden boekhandelaar of +privatiserenden liefhebber, overal vroeg hij naar hetgeen betrekking +had op de geschiedenis van zijn onderwerp en naar niets anders.</p> + +<p>Hoewel niet zulk een zonderling, had ook de oude heer Visscher eene +aan hartstogt grenzende liefde voor <span class="sper">Emblems</span>, en het kostte hem moeite +eene volkomen hoogachting te koesteren voor lieden, die koel bleven +bij het aanschouwen zijner minnebeelden en zinnepoppen. Uitwendig +vormden zij het minst aanzienlijk gedeelte van zijnen boekenschat; +doch om die ééne kleine kollektie te mogen behouden zou hij desnoods +afstand hebben willen doen van zijne geheele kunstverzameling. "Allen +eerbied," zeide hij, "voor Kaulbach en Doré, doch voor het fraaiste +hunner werken wil ik mijn exemplaar van Cats niet missen."</p> + +<p>Nog herinnerde André zich de stomme verbazing waarmede hij weleer het +verhaal had aangehoord van een zijner voormalige kameraden aan de +D—sche akademie, die er geen geheim van maakte dat het <span class="sper">Houwelijck</span> van +Jacob Cats het eenige boek geweest was, dat hij op zijn +huwelijksreisje met zich medegenomen en aan zijne jonge vrouw +voorgelezen had. Gelijk de meeste nederlandsche kinderen had hij in +zijne jeugd de werken van Cats leeren beschouwen als een prentenboek; +en toen hij ouder geworden was en zich de berijmde vertellingen poogde +te binnenbrengen, waarmede men in het ouderlijk huis, op regenachtige +zondagen, hem den tijd had laten korten, was het hem toegeschenen dat +zeker ruw <span class="sper">sobriquet</span>, indertijd door Vondel uitgedacht, ongeveer de +geschiktste van alle bijnamen voor den eeuwigdurig amoureuzen +raadpensionaris was. Toch was het de hernieuwde kennismaking met een +langvergeten gedichtje van Cats, die hem Emma op dien avond zijne +liefde deed verklaren.</p> + +<p>Wees billijk en erken dat het niet meer dan achtregelig versje van de +twee Gepaarde Schelpen een grooter meesterstukje is dan sommige +heldendichten. Die oudste panden, die tevens de beste zijn; die eerste +trouw, waar niets bovengaat,—er is in die eenvoudige woorden een +oneindige rijkdom van gevoel. Welk eene tragedie in het breken of +verloren gaan van die ééne schelp! Welk een wanhopig zoeken en kiezen, +of het gelukken mogt een plaatsvervanger te vinden! Op den bodem van +dat versje sluimert een gesmoorde zielekreet, en naar mate men zich of +in den eenen of in den anderen toestand verplaatst, ziet men, bij het +passen dier nimmer effen randen, nu eene jonge bruid zich op de knieën +werpen bij het lijk van haar verloofde, dan een man van jaren, die, +onder het storten van stille tranen, de gezellin van een half +menschenleven vol lief en leed met loomen tred naar hare laatste +rustplaats vergezelt.</p> + +<p>Had de oude Visscher op dat oogenblik in André's gemoed kunnen lezen, +hij zou gejuicht hebben. "Heb ik het u niet gezegd, jong mensch van +den tegenwoordigen tijd? Hij was een dichter! En die dat medaljon +geteekend heeft, niet minder. Konventioneel, niet waar? die twee +handen, te voorschijn komend uit manchetten van tabaksrook, zou men +meenen. Mythologisch, fantastisch, hybridisch, al wat gij wilt. Doch +zie mij die vingers eens aan! Zijn zij niet bewonderenswaardig fraai? +Passen ze niet, zoo als gij zelf zoudt passen en meten, indien gij +twee schelpen bij elkander moest zoeken? Ziet gij dat leven in die +toppen? Voelt gij het bloed door die fijne aderen stroomen? Ik geef u +toe dat gij het land zoudt kunnen rondreizen zonder een zuiverder +afdruk te vinden dan dezen. Het exemplaar is misschien eenig in zijne +soort. Doch ziedaar, denk u eene gefatigeerde proef, eene gebrekkige +kopij misschien; denk zelfs de kleine prent geheel en al weg,—de +indruk zal niet vernietigd zijn, al is zij zwakker geworden."</p> + +<p>De reden dat de oude heer Visscher dien avond niet in de gelegenheid +gesteld werd den vrijen loop te laten aan zijne bewondering, was dat +hij geene kennis kon dragen van hetgeen in zijne afwezigheid voorviel. +Op het oogenblik-zelf dat hij zich gereed maakte eene geliefkoosde +lektuur te hervatten (André stond in het andere vertrek, bij den +haard, niet ver van Emma), ontving hij een verzoek van zijne vrouw, +haar behulpzaam te willen zijn bij het maken van eenige toebereidselen +voor den dag van morgen. Hij rees weder op uit zijn gemakkelijken +stoel, tusschen de lamp en het vuur, en liep naar boven. En zoo +geschiedde het dat Vader Cats ongeopend op de tafel bleef liggen.</p> + +<p>Het vooruitzigt, veertien eindelooze dagen achtereen in dit barre +jaargetijde de zonnestralen van Emma's tegenwoordigheid te zullen +moeten missen, maakte André zenuwachtig, en toen hij met haar alleen +in het vertrek gebleven was, overviel hem een gevoel van verlegenheid, +sterker dan hij in haar bijzijn nog ooit bij zichzelven had +waargenomen. Wat zou hij niet gegeven hebben om te weten hoe zij over +hem dacht! Het scheen onnatuurlijk dat zij in het geheel niet zou +hebben opgemerkt hoe zij hem aantrok. Sedert lang meende hij, moest +zij tot het bewustzijn, of althans op het vermoeden zijn gekomen dat +hij haar liefhad en zij naar welgevallen met hem handelen kon. En +toch, hoewel zij geene drie schreden van hem af op de kleine sofa zat +en hij de minste harer bewegingen kon gadeslaan; hoewel geen lach om +haar lippen spelen, geen wolkje over haar voorhoofd drijven kon zonder +dat hij het gewaar werd; hoewel hij de steken zou hebben kunnen tellen +van het borduurwerk in hare hand,—de gevoelens, die haar vervulden, +schenen hem eene ondoordringbare verborgenheid. Was het haar om het +even dat hij alleen achterblijven zou? Gaf zij niet om hem? Zou zij +hem glad vergeten zijn, wanneer de muziek in den schouwburg om haar +henen zou ruischen, of haar vader haar met zich medenemen zou naar het +muzeum, of zij met hem en met hare moeder in het besneeuwde park zou +gaan wandelen om de sledevaart te zien voorbijsnellen? Zoo volkomen +onkundig te zijn van hetgeen hem de hoogste belangstelling inboezemde; +aan haar gelaat zoo min als in hare houding iets te kunnen bespeuren +dat al ware het slechts eene schemering in deze hopelooze duisternis +geleek,—maakte hem te gelijk schroomvallig en ongeduldig. Hij +beproefde iets tot haar te zeggen; maar de periode der banaliteiten +was voor hem voorbij. Hij moest òf zwijgen; òf datgene zeggen wat hij +niet uitbrengen kon zonder zijn geheele leven op ééne kaart te zetten.</p> + +<p>Tot dit laatste ontbrak hem de moed, en om het eerste iets minder +onnatuurlijk en gedwongen te doen schijnen, nam hij de toevlugt tot +iets onnoozels: hij ging de <span class="sper">Anatomische les</span> staan opnemen; daarna den +<span class="sper">Schuttersmaaltijd</span>; daarna de <span class="sper">Schaakspelers</span>. Doch die afleiding baatte +niet, en hij had een gevoel alsof hij geblinddoekt langs den wand liep +te tasten. Toen hij aan de portière genaderd was, die de plaats eener +porte-brisée verving, zou hij hebben willen omkeeren en zich weder +naar de kanapétafel hebben willen begeven. Nuttelooze poging! Emma zat +steeds op dezelfde plaats, in dezelfde houding, en bekommerde zich +blijkbaar meer om haar borduurwerk dan om zijne hartsgeheimen. Nog +ééne schrede, en hij bevond zich in de kamer van haren vader. Zou hij +belangstelling veinzen in den bronzen Shakespeare op de pendule? In +den buste van Bilderdijk, met den vermaarden tulband om de slapen, die +op den hoogsten top der middelste boekenkast rustte? In het medaljon +met gouden rand, achter welks glas eene roos van het graf van +Washington bewaard werd? In het andere medaljon, met het profiel van +Dante in bas-relief van zilver, waarboven een kleine ivoren arend de +vleugelen uitsloeg? Het beste was, dat hij zich op den grootst +mogelijken afstand van Emma nederzette in haar vaders fauteuil, of op +een stoel daarnevens, en eene soort van <span class="sper">contenance</span> borgde door zich +voor de leus in Cats te verdiepen.</p> + +<p>Eerst bezag hij het boek aan de buitenzijde: het was een exemplaar der +oorspronkelijke kwarto-uitgaaf, beroemd om de schoonheid en zuiverheid +der platen. De band zag donkerbruin, gelijk een band van meer dan twee +honderd jaren betaamde, doch was overigens volkomen gaaf en op het +plat versierd met een verguld wapen in een vergulden rand. Het +exemplaar scheen oorspronkelijk het eigendom geweest te zijn van een +stedelijk bestuur uit de dagen der Republiek; althans, André herkende +het wapen, en toen hij het schutblad opsloeg, trof hij eene door Cats +zelven geschreven en eigenhandig door hem onderteekende opdragt aan, +waarin melding gemaakt werd van aan den dichter bewezen diensten en +van eene voor hem daaruit voortgevloeide verpligting tot +erkentelijkheid. Des noods zou hij Emma zijne belangstelling in deze +bijzonderheid hebben kunnen mededeelen en op die wijze een gesprek met +haar hebben kunnen aanknoopen; doch hij begreep juist van pas, dat zij +de bedoelde inscriptie ongetwijfeld van buiten kende en haar vader +haar de lotgevallen van dit boek stellig meermalen haarklein verhaald +had. Hij bleef dus zwijgen en bezag de titelprent en, daartegenover, +het portret van den dichter. De uitdrukking van het gelaat beviel hem +niet, doch hij wist niet regt om welke reden, en vreesde Emma te +zullen kwetsen indien hij iets zeide ten nadeele van een van haar +vaders huisgoden, of zich zelven in hare schatting te zullen +benadeelen, indien hij zich aan eene ongegronde en welligt onbekookte +aanmerking waagde.</p> + +<p>Hij zou gaan lezen, doch moest het voorkomen aannemen, alsof hij +slechts feuilleteerde. De eene bladzijde voor, de andere na, werd half +gedachteloos omgeslagen. Toen hij aan den <span class="sper">Spiegel</span> genaderd was, begon +hij eenigzins ruimer adem te halen. De verzen en versjes in die +afdeeling vond hij mooi, mooijer dan de dichtproeven in sommige +vroegere afdeelingen; mooijer vooral dan hij gedacht zou hebben, +wanneer hij met zijne kinderlijke herinneringen te rade ging. Het had +hem meermalen verwonderd dat een man van zulk een geoefenden smaak als +Emma's vader zich bijwijlen een geheelen avond vermaken kon met Cats +te lezen. Die bevreemding week nu allengs naar den achtergrond. Men +had hem geleerd dat ons vaderland, in de dagen van zijn tierigsten +bloei, vier voorname dichters had voortgebragt, waarvan Vondel de +grootste en Cats de minste was. Hij had zich echter nooit afgevraagd, +of die lagere plaats niet nog altijd eene eereplaats verdiende te +heeten, en of men niet inderdaad een zeldzaam vernuft geweest moest +zijn om van geslacht tot geslacht in den mond van een geheel volk te +blijven voortleven, en in binnenkameren dier natie, al behoorde deze +niet tot de ontwikkeldsten, of al zou men de atmosfeer in dat +heiligdom gaarne van tijd tot tijd ververscht gezien hebben, om zoo te +zeggen tot een spreekwoord te worden. En hoe was Cats aan die in zijne +dagen en voor zijne landgenooten geheel nieuwe onderwerpen en vormen +gekomen? De oude heer Visscher beweerde, dat Cats groote verpligtingen +had gehad aan den schrijver van <span class="sper">Don Quyote</span>, en men een geheel +menschenleven allergenoegelijkst zou kunnen doorbrengen met na te +gaan, welken invloed de oud-spaansche litteratuur op de +oud-nederlandsche had uitgeoefend. Was die uitspraak het gevolg eener +blinde vooringenomenheid, gelijk men bij dilettanten pleegt aan te +treffen, of steunde zij op deugdelijke gronden? André wist het niet. +Die <span class="sper">Spiegel van den ouden en nieuwen Tijd</span> was in elk geval doorweven +met spaansche spreekwoorden en aanhalingen uit spaansche dichters. Dat +waren trouwens ook de zinne- en minnebeelden van <span class="sper">Proteus</span> en van de +<span class="sper">Maagdenpligten</span>, die hij eerst een weinig verwaarloosd had en waartoe +hij nu terugkeerde.</p> + +<p>Veel sneller dan eene pen over het papier kan gaan, volgden in zijnen +geest deze indrukken en herinneringen elkander op. Zijn eigen oordeel +sliep in; de ingenomenheid van Emma's vader deelde zich aan hem mede; +Cats was op dit oogenblik voor hem de grootste dichter der wereld; en +toen hij in diezelfde <span class="sper">Maagdenpligten</span>, die hij vroeger òf +onverstaanbaar, òf ongezouten, òf alleen ouderwetsch en potsierlijk +gevonden had, het versje der gepaarde schelpen aantrof, lette hij noch +op dat die schelpen wel wat al te veel op notendoppen geleken, noch +dat ditzelfde gedichtje ook op twee andere plaatsen, in vrij wat +minder ideale bewoordingen te lezen stond, maar verslond het met de +oogen, nam het op in zijn hart, en riep in geestvervoering uit: "God, +hoe schoon!"</p> + +<p>Zijn gemoed was eensklap in een speeltuig verkeerd, waaraan eene +onzigtbare hand de liefelijkste toonen ontlokte, en eer Emma wist wat +hem overkwam, stond hij nevens haar, had hare hand gegrepen, en deed +hij dien éénen worp waarvan alles afhing. "Emma," zeide hij, zijne +schepen in brand stekend en haar voor het eerst bij haren doopnaam +noemend, "ga in 's hemelsnaam niet ver van hier zonder gezegd te +hebben hoe gij over mij denkt. Ik heb u te lief om u te kwellen, en +indien uw hart reeds aan een ander behoort (maar dat is immers zoo +niet?), of ik niets meer voor u ben dan iemand die bij uwe ouders aan +huis komt, zijt gij de laatste op wie ik mij over die teleurstelling +wreken zal. Weet alleen dat ik alles doen wil om u gelukkig te maken. +Mijn leven lang zal ik u dienen en wil ik voor u werken."</p> + +<p>Moet men eene tweede of derde liefde achter den rug hebben om met +grond te mogen beweren dat niets boven de eerste gaat? Met een +minachtend schouderophalen zou André, indien zij hem gedaan was, op +die vraag geantwoord hebben. Hij vergeleek niet, en kon niet +vergelijken, maar genoot. Wat ging het hem aan, dat zijne woorden, +indien men ze opgeschreven had in een boek, door de eenen stijf, door +de anderen sentimenteel, door nog anderen belagchelijk zouden gevonden +zijn? De maatschappelijke toovercirkel, waarbinnen Emma tot hiertoe +voor hem gebannen geweest was, was nu verbroken. Hij had hare hand +durven aanraken, haar Emma durven noemen, haar durven spreken over +zichzelven; en ofschoon hij nog niet wist, of gissen kon, hoe haar +antwoord luiden zou, doorstroomde hem reeds nu een onuitsprekelijk +gevoel van welbehagen. Was dat gevoel zwakheid? Was het kracht? Het +scheen een mengsel te zijn van beiden. Had hij eene rol gespeeld, hij +zou het vernederend hebben moeten vinden, te bedelen om een jawoord; +en onder den indruk dier pijnlijke gewaarwording zou dat jawoord-zelf +al zijne betoovering voor hem verloren hebben. Of is een man, voor het +minst, niet even goed als eene vrouw, en is het eene aanbod het andere +niet waard? Thans daarentegen was hij als die Edelen uit den +Spaanschen tijd, wier fierheid en onafhankelijkheid zich openbaarden +door het aanbieden van een smeekschrift. Ook hij had eene Hertogin van +Parma tot meesteres gekozen van zijn lot; doch omdat die abdikatie de +uiting was van een zuiver gevoel, maakte zij hem gelukkig, in stede +van verdrietig. Was hij een Hollander? Heette hij André Kortenaer? +Teekende hij zich civiel-ingenieur? Hij had even goed een Duitscher en +fabrikant van kinderspeelgoed kunnen zijn, meende hij; of een +Engelschman en correspondent van de <span class="sper">Times</span> voor de expeditie naar +Abyssinie; of een Franschman en klarinettist in het orkest der groote +opera te Parijs. Hetgeen hem op dit oogenblik overweldigde was niet +datgene wat hem van andere jonge mannen in eene soortgelijke positie +als de zijne onderscheidde, maar wat hij met hen gemeen had en zij met +hem. Er is in zulke onpersoonlijke gewaarwordingen iets weeks, iets +waarvan pathos de aangeboren spreek- en schrijftaal is; doch tevens +iets magtigs en verheffends. Ook de zee schijnt een verwijfd element, +wanneer aan den avond van een heeten zomerdag hare golven zuchtend +breken op het strand; en toch zou zelfs een stoomwerktuig van duizend +paardenkrachten niet in staat zijn, over eene noemenswaardige +uitgestrektheid die wellustig ademhalende watermassa te verplaatsen of +hare deining gedurende slechts één sekonde te keer te gaan...</p> + +<p class="p2">Geheel Duinendaal had voorspeld dat het op die wijze eindigen zou; en +toen Emma, tegelijk met de lente, teruggekeerd was uit de stad, en men +op Palmzondag, bij het aan- en uitgaan der kerk, haar aan André's arm +voorbij had zien wandelen, waren in- en opgezetenen om strijd van +oordeel geweest, dat de zaken haren behoorlijken loop genomen hadden. +Hoe jammer zou het zijn, indien ons genoegen door zulke voorspellingen +bedorven werd! Doch dit behoeft niet, en nergens staat geschreven dat +onze vreugde, om onvermengd te mogen heeten, volstrekt eene verrassing +moet zijn voor onze medemenschen. Op Belvedere althans was men er te +gelukkiger om, dat alles natuurlijk in het werk gegaan was, en niemand +te dien huize treurde er over, dat de menschelijke aard zichzelven +niet verloochend had: André niet, omdat hij nimmer uit eigen beweging +naar het avontuurlijke getaald zou hebben; Emma niet, omdat zij aan +hetgeen thans omging in haar gemoed reeds stof te over tot +aandoeningen bezat; hare ouders niet, omdat die uitkomst hun het +welgevalligst was, waarvan de geheele wereld getuigen moest, dat zij +sprekend op eene vergoeding geleek.</p> + +<h3 class="p4">Derde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">De te weinig gekende indische hoofd-officier met tweejarig verlof +wegens ziekte, die, als proeve van koloniale orthodoxie omtrent de +waarde van het menschelijk individu, aan eene open tafel het leerstuk +verkondigde, dat in deze wereld "eene jonge jufvrouw meer of minder er +niet op aankomt,"—er was spraak geweest van eene twintigjarige van +goeden huize, gestorven van verdriet over de trouweloosheid van haren +bruidegom,—was een schrander, een expeditief, een onbetaalbaar man. +Sprak het van zelf dat de liefde van een jong meisje eene +aangelegenheid is, niet waardig vergeleken te worden bij kwestiën als +de romeinsche of de oostersche, als die van het lager-onderwijs of van +de uitgifte van gronden in erfpacht op het eiland Java,—hoe eenvoudig +zou in dat geval de mechaniek van ons leven zijn, en met welk eene +ligtgeladen mars op den rug zouden wij menschen dan het einde der reis +kunnen halen!</p> + +<p>Doch hoe veel licht de gebasaneerde kolonel, wiens naam hier met opzet +verzwegen wordt, <span class="sper">entre la poire et le fromage</span> ook verspreid moge +hebben over een der neteligste sociale vraagstukken van dezen en van +den toekomenden tijd,—er zou door hem aan de zamenleving eene grooter +dienst bewezen zijn, indien hij het probleem niet slechts doorgehakt, +maar ook opgelost had. Dat het op eene jonge jufvrouw meer of minder +niet aankomen zou, is eene stelling waartegen al hetgeen in de borst +der gezamenlijke jongejufvrouwen is, zich krachtig en met reden +verheft. Want ofschoon men niet gewoon is, veel waarde te hechten aan +de uitspraak van personen die als regter en partij in hunne eigene +zaak optreden, het instinkt van het zelfbehoud is meer dan enkel +magtig: het is ook regtmatig. Indien één enkel meisje, daartoe +bewogen door gevoelens waarvan zij aan de geheele wereld rekenschap +zou durven geven, in vollen ernst erkende, zonder schade gemist te +kunnen worden, zou het krediet der geheele vrouwenwereld daardoor een +gevoeligen stoot ontvangen; zoo gevoelig, dat men vragen mag, of bij +déze katastrofe vergeleken, zelfs de ineenstorting van het turksche +Rijk niet op hare beurt een voorval van ondergeschikt belang zou +schijnen?</p> + +<p>De meening van den indischen hoofd-officier is inderdaad geheel en al +verwerpelijk, en zelfs het eenige wat men zou kunnen aanvoeren tot +hare verdediging, houdt welbezien geen steek. Het is zoo, vele mannen +hebben er belang bij, de onontbeerlijkheid der jonge dames, hoofd voor +hoofd, niet boven alle verdenking verheven te achten; en misschien zou +hun geweten luider spreken dan dienstig is voor hunne rust, indien de +tegenovergestelde zienswijze al te zeer bij hen voor een axioma gold. +Het is derhalve goed, kan men zeggen, dat te dien aanzien op deze +wereld een weinig scepticisme heerschte, daar anders het verblijf hier +beneden te eenemaal ondragelijk worden zou voor een groot aantal +individuen van het sterker geslacht, wier regt van bestaan niet +volstrekt ontkend kan worden zonder tevens dat van sommige vrouwen +betwistbaar te doen schijnen. Ook de vrouwen-zelven dragen er +zijdelings toe bij om de stelling van den kolonel van een gedeelte +harer barbaarschheid te ontdoen. De overtuiging toch van hare +onmisbaarheid blijkt bij haar veel minder levendig te zijn, wanneer er +spraak is van hare zusters, dan wanneer het haarzelve geldt, en zelfs +zal, zoo lang de jaloezie niet ophoudt eene vrouwelijke eigenschap te +zijn, het geval zich kunnen voordoen dat van twee dames, in +oogenblikken van opgewektheid, de eene het bestaan der andere als eene +volkomen overbodige zaak beschouwt. Dit alles bewijst evenwel slechts, +dat geene meening zoo valsch is, of men kan, met een weinig +inspanning, daaruit eenige druppels waarheid distilleren.</p> + +<p>Had men Emma Visscher gevraagd, hoe het bij haar met het geloof aan +hare eigen onmisbaarheid gesteld was, vermoedelijk zou zij den vrager +hebben aangezien met een eenigzins verontwaardigden, een aan +minachting grenzenden, maar daarom niet minder bekoorlijken blik. +Mogelijk ook zou zij eene schuddende beweging hebben gemaakt met haar +welgevormd kopje, als iemand die zich aangerand gevoelt in zijne +verborgenste gedachten, en zouden hare lange blonde krullen daardoor +voor eene wijl met bevallige waardigheid hare zedige rust verlaten +hebben. Ware de vraag haar gedaan in den tuin, bij het wandelen om de +bloemperken, misschien zou zij zich van den inquisiteur hebben +afgewend met een gevoel van beminnelijken onwil en voor de leus al +hare aandacht hebben gewijd aan haar vaders rozen. Had de +onbescheidene zich toevallig alleen met haar bevonden in de zitkamer, +terwijl haar vader van huis en hare moeder bezig was de laatste hand +aan haar toilet te leggen, misschien zou zij in de volle lengte harer +sylphide-taille opgerezen zijn, en aanstalten hebben gemaakt om het +vertrek te mijden, en den indringer alleen gelaten hebben met de +wetenschap, dat hij zich hare benijdenswaardige ongenade op den hals +gehaald had. En zelfs al ware bij die gelegenheid geene enkele syllabe +over hare lippen gekomen, zij zou door haar voorbeeld hebben getoond, +dat zwijgen het beste antwoord op sommige vragen is. De schoonheid der +vrouwen toch is een alles afdoend argument tot regtvaardiging van het +vrouwelijk bestaan, en Emma was nooit schooner dan in de korte +oogenblikken dat een begin van toorn zich van haar meester maakte. +Andere jonge meisjes zijn het innemendst, wanneer zij hartelijk om +iets lagchen; vooral wanneer de eene of andere daad van mannelijke +linkschheid het mikpunt van hare vrolijkheid is. Doch Emma miste het +talent van te kunnen schertsen met hetgeen haar hinderde. Wanneer zij +zich stootte aan eene onbescheidenheid, werd niet haar vernuft het +eerst opgewekt, maar hare drift. En dit eigenaardige beschermde haar +tegen het ongerief dier blooheid, welke anders met gelijkmatige +karakters en gevoelige harten pleegt zamen te gaan. Het schoonste +vrouwengelaat is ontsierd zoodra zich daarop eene tint van +verlegenheid vertoont; en dit zal de reden zijn dat verlegenheid de +aandoening is, welke schoone vrouwen, en zelfs minder schoone, +zorgvuldiger zoeken te verbergen dan eenige andere. Niets daarentegen +tooit zoo zeer een anders effen gelaat als eene opwelling van edelen +toorn. In den regel teekende Emma's uitzigt meer gevoel dan +hartstogtelijkheid. Er was niets in haar ligchaamsbouw waardoor Rubens +zich opgewekt zou hebben gevoeld, haar tot model voor eene zijner +vleezige heiligen te kiezen; niets in haar oogopslag, dat niet van +geduld en vertrouwen gewaagde. Haar tengere gestalte scheen tot +iederen man het verzoek te rigten, haar zoo mogelijk te ontzien en +haar in geen geval te vertreden. Zij zag er veel te gezond en te +levenslustig uit om onder de fijne popjes gerekend te worden; en toch +zou een Parijsch fabrikant van porceleinen tafelserviezen, indien hij +haar had moeten inpakken en verzenden, zonder fout op de buitenzijde +van den lieven last voor het woord <span class="sper">fragile</span> hebben gezorgd. Doch +wanneer zij driftig werd, week die indruk plotseling naar den +achtergrond. Dan was het of zij gereed stond een fier en ongeduldig +paard te bestijgen, en met hare kleine vuist een zwaard te omklemmen +of eene banier omhoog te heffen, en voort te rennen naar den top van +een heuvel, en bevelen te geven aan eene hare wenken verbeidende +schaar van wrekers aan haren voet. Aan eene vrouw van rijper leeftijd, +met een imposant voorkomen en een van nature gebiedenden oogopslag, +zou dergelijke geestvervoering misstaan hebben; het zou eene +buitensporigheid zijn geweest, en door die overdrijving zelve zou de +betoovering geweken zijn. Doch in Emma—zoo waar is het, dat de +hoogste schoonheid uit eene gelukkige vereeniging van tegenstrijdige +hoedanigheden bestaat, en niets daarentegen haar zoo zeer benadeelt +als zich gestadig in dezelfde rigting te bewegen en telkens haar +laatste woord te spreken,—in Emma behaagde die krijgshaftigheid omdat +zij verraste, en omdat weinig dingen ons zoo aangenaam aandoen als het +ontdekken van kracht, waar wij zwakheid, of van bezieling, waar wij +koelheid onderstelden.</p> + +<p>De liefde is te allen tijde voor de moralisten, ook al wilden zij het +niet bekennen, de kwadratuur van den cirkel geweest; en toen Agur, de +zoon van Jake, haar even onnaspeurlijk noemde als den weg van het +schip door de zee of van den arend door de lucht, was hij opregter dan +sommige andere wijzen na hem. Men waant een voor een de redenen te +kunnen opsommen, waarom dit of dat meisje de vrouw of de bruid +geworden is van dezen of genen man; men verbeeldt zich, het kluwen in +de hand te houden, welks draad met onbedriegelijke zekerheid den weg +doet vinden in hetgeen de domme menigte eenen doolhof noemt; men +verzamelt zeker aantal feiten, eer te veel dan te weinig, leidt +daaruit de noodige gevolgtrekkingen af, en eindigt met zegevierend uit +te roepen: Ziehier een volkomen zuiver zielkundig proces; zoo is het +gegaan; het kon niet anders!—Doch wordt de zaak op den keper +beschouwd, dan blijkt die fijne zielkundige analyse weinig +diepzinniger te zijn dan het gulle volksgeloof, hetwelk de huwelijken +in den hemel laat sluiten. Aan het einde van elk onderzoek naar het +waarom der liefde staat een vraagteeken! en wie dit laatste waarom +niet opmerkt, of beweert dat het niet voorhanden is, kan zich +overtuigd houden dat hij te weinig aandacht geschonken heeft aan het +eerste.</p> + +<p>Doch wie niet sterk is, zij slim, en wie een vraagstuk niet oplossen +kan, verschuive het. Waarom was Emma, waarom was zij niet boos +geworden, toen André dien avond hare hand gegrepen en haar bij haren +doopnaam genoemd had?... Jonge heeren, luidde in gewone omstandigheden +hare jonkvrouwelijke dogmatiek, mogten een meisje het hof niet maken +(André nu hád haar het hof gemaakt), indien zij geene positive +bedoelingen koesterden; en zij wist voorbeelden te over van meisjes +wier leven verbitterd was geworden, omdat zij op goede gronden en +niettemin te vergeefs geloofd hadden, het voorwerp van onbedriegelijke +onderscheidingen geweest te zijn. Zoo waren de vrouwen, en daar kwamen +de ongelukkige huwelijken van. Men werd teleurgesteld in de billijkste +verwachtingen, en nam dan naderhand, uit redenering of uit +baloorigheid, de hand aan van een man dien men niet liefhad. Vandaar +die kerkhoven vol bezweken huishoudsters, op wier onwaarheidlievende +grafsteenen te lezen stond dat zij echtgenooten geweest waren. +Derhalve (een vrouwelijk <span class="sper">atqui ergo</span>, want ook die zijn er!), al had +zij André niet liefgehad, zou hij, meende Emma, haar niettemin hebben +moeten vragen. Die zegepraal was volgens haar stelsel de +bescheidenste, waarmede hare jeugd, hare schoonheid, hare teederheid +vooral, zich vergenoegen kon; en indien hij niet geëindigd was, haar +een bepaald voorstel te doen, of voor het minst te laten doorschemeren +dat het plan daartoe bij hem bestaan had, zou zij die nalatigheid +kwalijk genomen en op grond daarvan den schuldige gehaat hebben. Doch +zij beminde hem, en dit was eene nieuwe en alles afdoende reden +geweest om niet toornig te worden over zijne vrijpostigheid. Haar had +niet het meest geïntrigeerd hoe zij zich houden zou, indien hij te +eeniger tijd vertrok zonder iets bijzonders tot haar gezegd te hebben, +maar hoe het haar bevallen zou, indien hij haar in tijds van zijne +bedoelingen kennis gaf. En zij had niet kunnen loochenen dat zij dit +aardig vinden zou. Het denkbeeld, mevrouw Kortenaer te worden, stuitte +haar in het minst niet tegen de borst; en met meer kennis van het +vrouwelijk gemoed, dan hij op dit oogenblik nog bezat, zou André +begrepen hebben dat zij minstens even gunstig dacht over hem als hij +over haar. Doch hierin had zij hare meerderheid getoond, dat noch hij, +noch haar vader iets van hare ware gevoelens bespeurd had en zelfs de +scherpzinnigheid harer moeder daarin bijna te kort geschoten was. Ware +André eenige maanden later, na het hem opgedragen werk voltooid te +hebben, afscheid komen nemen op Belvedere als een broederlijk vriend, +met een dier handdrukken gelijk een hartelijk man, indien hij een +liefhebber is van de jagt, somtijds ook wel aan zijn Pluto of zijne +Juno geeft, hij zou op Emma's gelaat geen zweem van teleurstelling +ontdekt hebben; zou aan niets gewaar geworden zijn, hoe diep hij haar +gegriefd had; zou te goeder trouw in den waan hebben verkeerd, dat hij +haar betrekkelijk even onverschillig was als zij hem. Zelfs nog +geruimen tijd nadat hij geleerd had Emma te kussen en door haar gekust +te worden, en hij een tweede Thomas had moeten zijn om te kunnen +twijfelen aan hare wederliefde, was het hem alsof hare genegenheid +voor hem eerst had gedagteekend van het uur, waarop hij haar gesmeekt +had zijne vrouw te willen worden. Niet dat hij zich zelven aanmerkte +als den schepper, of ook maar als den ontsteker van het vuur waarmede +zij zijne liefde beantwoordde; maar hij kende de vrouwen niet, of had +te afgezonderd geleefd en te weinig romans gelezen. Eerst later, +hoewel altijd nog vroeg genoeg,—"want geene vrouw kan te voorzigtig +zijn met hare bekentenissen,"—doorzag hij Emma's geveinsdheid en +leerde hij de kracht bewonderen van een gevoel, dat liever levend +begraven zou willen worden dan zichzelf verraden.</p> + +<h3 class="p4">Vierde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">De dagen hunner verloving waren tot hiertoe regt genoeglijk geweest. +Hij was haar gaan voorstellen aan zijne ouders, aan den oom van +moederszijde, aan nog andere bloedverwanten en goede bekenden; en elke +dier formaliteiten had tot voorwendsel gediend voor korter of langer +afwezigheden <span class="sper">à deux</span>. De vaderlandsche zeden gedogen in dit opzigt eene +vrijheid die met veel verzoent, al zou zij een Franschman doen +meesmuilen. Mits een engagement bij ons,—en dat van André en Emma was +bestemd, om binnen het jaar te eindigen,—niet te lang duurt, is het +op één na de zonnigste tijd van iemands leven. Men geniet nog niet al +de beneficien van het getrouwd-zijn, doch des te zaliger is men in +hope; en sedert het openen van Pandora's doos weet ieder hoe oneindig +veel dit laatste zeggen wil. Voor duizenden komt een tijd dat zij zich +afvragen, of de helft niet inderdaad meer dan het geheel, en <span class="sper">bijna</span> +volkomen gelukkig te zijn niet het verste punt is waartoe een mensch +het brengen kan. Doch in de dagen der verloving is die tijd ook voor +hen nog ver verwijderd; zij weigeren te gelooven dat hij immer komen +zal, en baden zich onderwijl in de weelde van het zegevierend <span class="sper">à peu +près</span>.</p> + +<p>Overal waar André zich met haar vertoond had, was Emma in den smaak +gevallen. Zelfs de erfoom, een gevreesd man in de familie, was +vriendelijk voor haar geweest, en omdat zij niet wist dat André van +die zijde, achter haren rug en om harentwil, eene onaangename +korrespondentie had moeten verduren, werd voor haar het genoegen +zijner voorkomendheid door niets bedorven. De wereld is minzaam voor +gelieven. Zij schenkt hun een deel derzelfde aandacht waarmede zij +novellen verslindt, en betaalt in den vorm dier hulde de pasmunt van +den tol, waarop de alles beheerschende hartstogt van oudsher aanspraak +maakt. Dezelfde vrouwen, die het woord liefde niet overluid durfden +uitspreken en zich als surrogaat daarvoor in den dagelijkschen omgang +van allerlei gefranciseerde omschrijvingen bedienden, ontvingen Emma +met eene gelukwensching in den blik en een bemoedigenden glimlach op +de lippen;—niet omdat zij niets hadden af te dingen op haar +uiterlijk, of haar toilet, of haar bruidegom, maar omdat zij een +bruidegom had. Oude vrijsters, meent gij? Neen, maar gehuwde vrouwen +van allerlei leeftijd, met deftige matronen aan de spits. Elke vrouw, +heeft Salomo kunnen zeggen, gelooft aan de mogelijkheid van een roman, +en meent, zoo vaak een geëngageerd meisje bij haar binnentreedt, een +hoofdstuk uit dat boek levend te zien verschijnen.</p> + +<p>Doch de tijd der bezoeken en der vliegreisjes was nu voorbij; de +laatste Julijdag neigde ten ondergang, en den 1<sup>sten</sup> Augustus zou de +directie van André's maatschappij den feestelijken openingsrid doen +over den nieuwen weg en de nieuwe brug. Zijn vader was voor die +plegtigheid overgekomen, ten gevolge waarvan het gezelschap, in den +avond voor het aanbreken van den gewigtigen dag, één persoon sterker +was dan gewoonlijk. Emma en André drentelden de kleine plaats op en +neder; de twee oude heeren zaten een sigaar te rooken onder de +verandah; mevrouw schonk thee in de benedentuinkamer, wier +openstaande glazen deuren haar des zomers met de verandah één geheel +deden uitmaken. Achter Lydia, boven een breed buffet, hing het portret +van Reinier; zoodat André's vader het hoofd niet omwenden en het woord +niet rigten kon tot de gastvrouw, zonder dat telkens zijn oog op die +beeldtenis viel.</p> + +<p>Er zwierf door de wereld een jonkheer Lodewijk Kortenaer, die +gedurende eenigen tijd op een dorp van naam ontvanger der openbare +middelen geweest was en toen wegens misbruik van vertrouwen weggejaagd +was geworden uit 's lands dienst. Volgens de eenen had die jonge man, +André's oudere broeder en de eerstgeborene uit het geslacht, na zijne +verwijdering uit Nederland dienst genomen bij het algerijnsche +vreemden-legioen; volgens anderen was hij, na met een troep +paardrijders naar Australie vertrokken te zijn en te Sydney of te +Melbourne als onder-pikeur gefungeerd te hebben, voor het laatst +aangetroffen in een hôtel te San Francisco, in Californie, waar hij +bij gebrek aan beter de betrekking van kellner waarnam. Eerst was het +gering fortuin der ouders heengegaan aan het bedekken der misdaden van +dien Lodewijk, en toen zij al hunne bezittingen voor hem opgeofferd +hadden, was hij geëindigd met ook een smet te werpen op hunnen naam. +Doch die verloren zoon was eenmaal jong en onschuldig geweest; toen +hij een kind was, had zijne moeder hem des avonds toegedekt met +dezelfde zorgvuldigheid en liefde als daarna al hare andere kinderen; +jaren achtereen had zijn vader, wanneer 's middags de klok vier uur +sloeg, hem afgehaald van de school en was keuvelend met hem naar huis +gewandeld. Ouders onthouden zulke dingen. Vraagt men hun echter, +wanneer hun kind naderhand slecht geworden is, of het waken voor een +leven, bestemd om dus te eindigen, huns inziens niet eene weemoedige +spotternij geweest is, dan is het of die vraag weerklank bij hen +vindt. De dood is beter dan het leven, denken zij dikwijls; en zij +beschouwen andere ouders, die treuren over het verlies van volwassen +kinderen, als onverstandigen. Er was iets van dat gevoel in den blik +dien de oude heer Kortenaer, wanneer hij het hoofd omwendde, liet +rusten op het portret van Reinier; doch die blik was in zijnen weemoed +tegelijk zoo zachtzinnig, dat niemand er aanstoot aan nemen kon.</p> + +<p>Het gesprek tusschen de twee vaders vlotte niet. Toen Figaro het +huwelijk de potsierlijkste van alle ernstige zaken noemde, heeft hij +ongetwijfeld niet uitsluitend aan de twee hoofdpersonen bij het +voltrekken dier verbindtenis gedacht; en indien het waar is dat een +onverschillige niet zonder een glimlach getuige zou kunnen zijn van de +eerste ontmoeting tusschen twee dames van leeftijd wier kinderen man +en vrouw zullen worden, zal er ook wel iets van aan zijn, dat in een +soortgelijk geval twee min of meer bejaarde mannen, die elkander tot +op een gegeven oogenblik volkomen vreemd gebleven zijn, eene voor de +wereld welligt amusante, doch voor hen zelven minder aangename +verlegenheid ondervinden, wanneer zij voor de eerste maal, in het +gevoel der nieuwe betrekking die weldra tusschen hen ontstaan zal, een +sigaar zitten te rooken onder een verandah. Zonder elkander aan te +zien nemen zij elkander nogtans wederzijds op; zij verdenken elkander +niet, doch zouden er niettemin vrij wat voor over hebben om van +elkander iets meer te weten; zij pogen in de toekomst te lezen, en +vragen zich zwijgend af: Wat zal eenmaal mijn zoon, wat zal mijne +dochter, indien het er vroeger of later op aankomt, wat zal hij of zij +hebben aan dien Chremes daar tegenover mij?</p> + +<p>—"Dat is het portret van onzen zoon, dien wij verloren hebben," zeide +Lydia, toen zij, over haren schouder, den blik van André's vader op +nieuw naar de beeldtenis boven het buffet zag dwalen.</p> + +<p>Hij schrikte min of meer van die noodelooze toelichting, want André +had hem te vaak van Reinier verhaald, dan dat hij, ook zonder nadere +aanduiding, niet aanstonds begrepen zou hebben, wien het portret +voorstelde. Met een gevoel alsof zijn omzien eene daad van +onbescheidenheid geweest was, wilde hij de eene of andere +konventionele verontschuldiging aanvoeren; doch Lydia bespaarde hem +die moeite:</p> + +<p>—"De dood van dien lieven jongen," ging zij voort, "is voor ons een +onuitsprekelijk groot verlies geweest. Somtijds dachten onze vrienden +dat wij te veel van hem vergden, omdat hij zulke buitengewone +vermogens had; andere zeiden, dat wij zwak voor hem waren en hem in +alles zijnen gang lieten gaan. Zij deden hem onregt. Indien iemand hem +heeft bedorven, ben ik het geweest, door te dulden dat hij mij op de +wandeling den arm aanbood en mij voor zijne zuster liet doorgaan, of +door te luisteren naar zijne dwaze verhalen en hem al mijne geheimen +te vertellen; doch hij was te goed om zich op éénig ding iets te laten +voorstaan of ergens misbruik van te maken. Nooit werd in huis +hartelijker gelagchen dan wanneer wij onder elkander waren en Reinier +op zijn dreef was."</p> + +<p>Bij die moederlijke lofspraak, waarin al het licht op het gemoed van +den jongen doode viel en zijn genie in de schaduw bleef, zag de oude +heer Kortenaer nogmaals op naar het portret. Het was geene schilderij +in olieverf, maar eene groote teekening in zwart krijt of +oost-indische inkt, door een ouderen kameraad vervaardigd naar eene +fotografie. Het stelde Reinier voor in atelier-kostuum, met de armen +over de borst gekruist, op een derde of vierde der natuurlijke +grootte. Het enge wambuis van gebreide wol, laag uitgesneden om den +hals, deed hem in de verte op een jongen athleet gelijken, met een +buigzamen malienkolder aan. De oude heer Aart Visscher, die de +fotografie haatte, beminde de beeldtenis van zijnen zoon, en vond de +oplossing dier kontradiktie in de omstandigheid dat de hand van den +jongen kunstbroeder, na Reiniers dood, tusschenbeide gekomen was en +eene hoogere wijding had gegeven aan het brutale lichtbeeld in +miniatuur. André's vader was geen kunstkenner, maar had gevoel voor +uitdrukking, en er sprak uit Reiniers konterfeitsel iets zoo +origineels en zoo levenslustigs, dat hij er de oogen niet van afhouden +kon. Misschien had zijne eigen zwakke gezondheid eenig aandeel in de +soort van afgunstige bewondering waarmede hij opzag naar de beeldtenis +boven mevrouw Visschers hoofd. Zulk een hals en zulke armen had hij +nooit gehad.</p> + +<p>Werkelijk was de heer Kortenaer een klein en tenger man, met een +zachten blos op een fijnbesneden en bijna lelieblank gelaat. Het +eigenaardigst in zijn uiterlijk was, dat wanneer men hem in de verte +zag aankomen, men gewaand zou hebben een man van hoogstens veertig +jaren te zien naderen, terwijl hij er minstens zestig telde. Tusschen +hem en zijn zoon André was geen zweem van gelijkenis te bespeuren, +doch zonder dat de parallel daarom ten nadeele van een van beiden +behoefde uit te vallen. André zag er gezonder uit dan zijn vader en +had van zijne moeder sommige bevallige trekken geërfd, die de oude +heer Kortenaer miste. Doch wat distinktie betreft, won de vader het +misschien van den zoon. Op het tooneel of in de litteratuur zou hij +slechts bij uitzondering voor een type van den armen edelman hebben +kunnen doorgaan; kende men evenwel zijne omstandigheden en sloeg men +hem aandachtig gade, dan begreep men zonder moeite dat hij in zijnen +kring als zulk een type aangemerkt werd. Even onmogelijk als het was, +in zijne keurige kleeding eenig spoor van verval te ontdekken, even +duidelijk sprak uit zijnen van berusting getuigenden oogopslag de +levensgeschiedenis van iemand die met vele tegenspoeden had moeten +worstelen; en ofschoon men zijne blanke fijne handen slechts behoefde +aan te zien om met zekerheid te kunnen gissen dat nooit door die +vingers eenige grove arbeid verrigt was, zou niemand de mededeeling +verrassend of fabelachtig gevonden hebben, dat zij veertig jaren lang, +in dienst van den Staat, tabellen ingevuld en rapporten gesteld +hadden. Het is in deze wereld misschien niet aangenaam en stellig niet +profijtelijk, tegelijk een gevoelig hart, eene ledige beurs en het +voorkomen van een diplomaat te bezitten, en toch worden er vele mannen +aangetroffen met ronde aangezigten en gevulde buidels, die, uit het +oogpunt der esthetiek gezien, mogten willen, dat zij eenigzins in de +termen van den ouden heer Kortenaer vielen.</p> + +<p class="p2">—"Welnu," vroeg Lydia aan haren man, toen zij eenige uren later hem +goeden nacht kuste en hij naar gewoonte nog eene poos bleef zitten +lezen in de huiskamer, "wat dunkt u van André's vader? Zal hij voor +Emma een goed schoonvader zijn?"</p> + +<p>—"Zeg mij eerst uwe meening," antwoordde hij, "dan zal ik u daarna de +mijne zeggen."</p> + +<p>—"Mij schijnt het toe, dat Emma het uitmuntend getroffen heeft. De +jongelieden, dit is zoo, zullen zich niet in weelde kunnen baden; doch +dat behoeft ook niet, en indien André fortuin had, of te wachten had, +zou hij Emma misschien niet gevraagd hebben. Inderdaad, ik zou niet +weten wat ik voor Emma meer of anders wenschen zou. Zij hangt aan +André met geheel haar hart; André is door en door een goede jongen, en +indien aan mijne gunstige meening omtrent hem nog iets ontbroken had, +zou de toon waarop zijn vader heden avond over hem sprak, en de kleine +trekken uit André's jeugd die hij ons verhaalde, mijn laatste +vooroordeel hebben doen verdwijnen. Ik vind den ouden heer Kortenaer +een allerbeminnelijkst mensch; zoo beminnelijk, dat het mijn begrip te +boven gaat, hoe die oudste zoon van hem zich zoozeer heeft kunnen +vergeten. Ik zou niet gedacht hebben dat het mogelijk was voor een +kind, het leven van zulk een vader te verbitteren."</p> + +<p>—"En ik zou durven beweren, Lydia, dat voor de menschelijke +ondankbaarheid niets onmogelijk is. Men zegt, dat de jongelieden van +den tegenwoordigen tijd niet slechter zijn dan die van een vroeger +geslacht; mij schijnt het integendeel toe dat de tegenwoordige tijd +gekenmerkt wordt door eene zeer merkbare vermindering van het +ouderlijk gezag, die van zelf noodlottig werken moet op de levenswijs +der zonen. Er zijn te allen tijde, dat weet ik wel, deugnieten +geweest, die verdriet en schande gebragt hebben over het hoofd van +hunne ouders; doch zoo meen ik het niet. De mate van slechtheid onder +de jonge lieden is dezelfde gebleven, maar de onbeschaamdheid is +toegenomen. Doch gij moet naar bed, Lydia, en hebt met mijn gepruttel +niet van doen. Nu dan, ik ben het met u eens dat wij honderd redenen +van dankbaarheid hebben voor eene. Ook ik houd André's vader voor een +voortreffelijk man, en toen het ijs tusschen ons eenmaal gebroken was +en wij aan het praten gekomen waren, ben ik verwonderd geweest over +zulk eene schoone vereeniging van verstand en gemoed. Hij draagt een +naam uit den goeden tijd, en dat is een gunstig voorteeken. Laat Emma +veilig lid van die familie worden. Zij krijgt tot man een der +degelijkste jongens die ik ooit ontmoet heb; komen daar nog +voortreffelijke schoonouders bij, dan zal menschelijkerwijs haar +toekomend geluk in alle opzigten gewaarborgd zijn. Zij is de dochter +van een parvenu, en André een jong mensch van geboorte; doch ik geloof +niet dat dit haar in den weg zal staan. Wij bezitten wel geene +schatten, doch wanneer wij het hoofd nedergelegd hebben, zal André het +niet onaardig vinden, eigenaar van Belvedere te worden. Ik doe dus als +gij en zie de toekomst vrolijk in. Het zal mij pijn doen, van Emma te +moeten scheiden; doch haar geluk gaat bovenal, en al zie ik haar niet +meer iederen morgen en iederen avond om mij henen, des te vrolijker +zullen wij zijn, wanneer zij met haar man bij ons komt logeren. Ik +hoop dat zij kinderen krijgen zal, Lydia."</p> + +<p>—"Maar, beste man, hoe kunt gij met een effen gelaat zulke +ontzettende dingen verkondigen?"</p> + +<p>—"Ik zeg niet veel kinderen, Lydia, maar kinderen, of althans één +kind. Wij weten bij ondervinding, en door Emma zelve, wat het zegt een +lief kind groot te zien worden."</p> + +<p>—"Dat weten wij," zeide Lydia, "en ik oordeel dat zij eene lieve +moeder worden zal."</p> + +<p>—"André zal ons het gemis van Reinier doen vergeten," voegde hij +daarbij, "en zoo zal ook de tweede helft van ons leven, Lydia, iets +van dien zonneschijn genieten, waaraan de eerste helft zoo rijk was."</p> + +<h3 class="p4">Vijfde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Den volgenden ochtend was alles op Belvedere bij tijds in de weer. Van +André-alleen bespeurde men niets. In groot pontifikaal had hij zich +voor dag en dauw naar de stad laten brengen, waar zijne direkteuren en +zijne kommissarissen, insgelijks in plegtgewaad, van regts en links +bijeen zouden komen. De receptie had plaats op het stadhuis. Van daar +begaf men zich in statigen optogt naar het stationsgebouw, waar de met +groen en vlaggen versierde feesttrein gereed stond.</p> + +<p>Het was overheerlijk weder; en toen omstreeks tien ure in den ochtend +het tentwagentje voorkwam om de familie van Belvedere naar de plaats +harer bestemming te brengen, zou de menschenhaat in persoon den lust +bij zich hebben voelen ontwaken om van de partij te zijn. Dorp en +omtrek waren op de been, en alles stroomde, den grindweg langs, naar +de rivier. Boerinnen en boeren, tuinlieden en arbeiders hadden om +strijd hunne zondagsche pakjes voor den dag gehaald, en zagen er de +eenen al helderder en vrolijker uit dan de anderen. De hollandsche +landlieden missen in hun voorkomen dat schilderachtige waarmede +men—in het Napolitaansche door den aanblik der lazzaroni, meent +gij?—neen, maar om een minder heterogeen voorbeeld te noemen, in +Zwabenland door dien der Steinlacherinnen of door de mannen van het +Hohenzollernsche verrast wordt. De vrouwen, bij ons op het land, +dragen geene kleederen van kostbare stof, erfstukken van een vroeger +geslacht, maar moderne weefsels, afkomstig uit hedendaagsche winkels; +de mannen hebben jassen en rokken aan, die in snede niet +noemenswaardig verschillen van het kostuum der handwerkslieden onder +de stedelingen. Zelfs is er iets wanstaltigs in de bij hen en bij haar +niet zelden voorkomende vermenging van voorvaderlijk en nieuwerwetsch. +Wie kan zonder meesmuilen eene boerin aanschouwen, op wier hoofd eene +superpositie heeft plaats gehad van valsch haar, gouden oorijzers, +eene kanten muts met afhangenden kap, en een strooijen hoedje met +breede linten naar op drie na de laatste mode? Wie gruwt niet +eenigzins, wanneer hij voor zich uit op den weg, te midden van het +bekoorlijk landschap, terwijl de zon de weiden en akkers bestraalt of +door de takken of bladeren van hoog en laag geboomte speelt, een +<span class="sper">suivez-moi</span> ziet nederdalen op de waggelende rotonditeit eener +verknipte crinoline, en de wetenschap met zich omdraagt dat de aldus +toegestelde dochter Eva's niemand anders is als de vrouw van Gerrit, +den zetbaas op de hoeve van mijnheer X? Doch ook de welvaart en de +welgedaanheid hebben hare bekoring, en er zijn oogenblikken waarin men +evenveel gevoelt voor eene vaderlandsche tolgaardersvrouw met eene +ongekreukte zwartzijden mantille over een japon van pimpelpaarsch +orleans, als voor dat puik der schaapherders in zuidelijker streken, +van tusschen wiens ongekamde haren een paar gitzwarte oogen u +tegenvonkelen, en door de gaten van wiens nonchalant gedrapeerden +mantel de trotsche overtuiging heenschijnt: "Ook een artiste, met uw +verlof!"</p> + +<p>De schaar van feestelijk uitgedoste voetgangers, door wier digten drom +het tentwagentje zich eenen weg moest banen, kon en zou niet +toegelaten worden op de tribune, in de onmiddelijke nabijheid der +brug, waar voor den heer Visscher en de zijnen vier van de beste +plaatsen waren opengehouden. De tribune,—een geïmproviseerde tempel +van schragen en planken, overschaduwd door een dak van zeildoek, van +welks top eene groote driekleur vrolijk in het zonlicht wapperde, +terwijl de spitsen der stijlen met bonte wapenborden en veelkleurige +vaantjes prijkten,—was dus geplaatst dat men regts en links, tot op +den versten afstand, de schijnbaar zich vernaauwende rails met het oog +volgen kon, en voor en achter, waar de bogen der reusachtige brug de +rivier overspanden, den vrijen blik had op het water. Daar krielde het +van tjalken en sloepen, van boeijers en jollen en gieken, de eenen +vastgesjord aan den wal, de anderen in het midden der rivier voor +anker liggend, de meesten op geringen afstand der brug aan de stevige +ducdalven bevestigd, die 's winters, wanneer de ijsgang kwam, +ernstiger proeven van hunne weerstandbiedende kracht zouden moeten +leveren dan die, waarmede zij nu volstaan konden. Door het stedelijk +bestuur waren twee groote met balken en planken aaneenverbonden aken +afgevaardigd, te zamen een vlot vormend, tusschen welks omtuining van +sparrenloof de eene of andere <span class="sper">Polyhymnia</span> een onmogelijk programma +uitvoerde: ouvertures en symfonien, afgewisseld door volksliederen en +verlevendigd door potpourri's waarin men al de populairste cavatines +uit vijfentwintig verschillende opera's krijgertje hoorde spelen. De +stemming der gezelschappen in de grooter en kleiner vaartuigen was <span class="sper">au +diapason</span> van het programma: een weinig luidruchtig, niet zeer +klassiek, maar opgeruimd en welmeenend. Zij kortten zich den tijd met +te kijken naar een jong heer in een wit linnen jasje en pantalon, die +de kunst vertoonde van op waterschoenen te loopen en elk oogenblik in +gevaar verkeerde, een nat pak te zullen halen. Toen hij werkelijk zijn +evenwigt verloor en voor eene wijl kopje onder maakte, ging er een +kreet van ontsteltenis op, doch zoodra hij eene minuut later weder op +zijne lange houten schoenen stond en met vernieuwden ijver druipend +aan het pagaaijen sloeg, viel hem een algemeen handgeklap ten deel.</p> + +<p>Wachten maakt hongerig en vooral dorstig; en toen het uur waarop de +feesttrein zou aankomen uit de stad en in volle vaart de brug zou +oversnorren, reeds zoo goed als verstreken was en nog niets kwam +opdagen, zag men spijskorfjes voor den dag halen, en werden er +broodjes met vleesch gegeten en glazen rijnschen wijn met spuitwater +gedronken door honderden van menschen, die anders op dit uur rustig +aan hunne bezigheden zaten en een diepen afkeer van overdaad en van +uithuizigheid professeerden. De zonnestralen dansten op het water; +ruischend schuurde de frissche stroom langs de boorden der schepen en +scheepjes; vrolijk klonk daarboven uit het schateren der trompetten; +het menschdom graasde. Moest men iedere week van het jaar zulk een +vertooning bijwonen, men zou er spoedig genoeg van krijgen; doch voor +een keer was het regt amusant en volkomen nationaal.</p> + +<p>Daar krijschte in de verte een schel en welbekend gefluit. Tallooze +malen had in de laatste maanden diezelfde gil, wanneer een werktrein +kwam aanstoomen, die zand, of steenen, of ijzer aan- of verder bragt, +de Duinendaalsche echo's wakker gemaakt en was hij door de oevers der +rivier weerkaatst. Ieder kende dat sein: de genoodigden op de tribune, +de opeengedrongen schare aan weerzijde van het water, de spelevarenden +in hunne booten. Toch voer door aller leden een elektrieke schok, als +bij het naderen van een Vorst wiens aangezigt zijn volk voor het eerst +aanschouwen zal. Duizend hoofden wendden zich eensklaps om; duizend +oogen staarden in dezelfde rigting; de muziek zweeg; men hoorde geen +ander geluid als dat van den ratelenden trein, die snel en statig +zijnen weg vervolgde. Op korten afstand voor de brug klonk een tweede +sein, scheller en aanhoudender dan het eerste; de wachters stonden +roerloos op hunnen post, met de hand aan de kruk; de storm schoot aan; +nog één slag der zwoegende machine en de grens zou overschreden zijn. +Daar hield de Koning zijnen intogt! Een fanfare, wuivende mutsen en +doeken, een daverend hoera uit duizend keelen,—en voorbij was de +feesttrein.</p> + +<p>André had dit goede, dat hij deugdelijk werk verrigtte, zonder zich +illusien te maken omtrent zijne eigen belangrijkheid. Hij was geen +engel, maar ook niet een dier jonge mannen, die hun handwerk voor eene +zending, of hunne broodwinning voor eene providentiële roeping +aanzien. Zonder valsche nederigheid (zijne gebreken lagen elders) had +hij Emma beduid, dat men geen genie behoefde te zijn om een tunnel te +graven of een viaduc te bouwen; dat ook de moeijelijkste ondernemingen +van dien aard, in den tegenwoordigen tijd, eenvoudig nederkwamen op +eene geldkwestie, en het voor hem en zijne toekomst veeleer de vraag +was of hij zijne meerderen niet misleidde en zich door zijne minderen +niet liet omkoopen, dan of hij de geheimen der natuur doorzocht en een +sleutel op tot nog toe onopgeloste raadselen ontdekt had. Hij was +gewoon geraakt aan de wetenschap, dat hij even als een daglooner, die +onopgemerkt zijne taak verrigt, of een koopman, die van zijn kantoor +naar de beurs en van de beurs naar huis gaat, of een kunstenaar, die +zich opsluit in zijne binnenkamer en den dichter aflegt om +handwerksman te zijn, zich iederen ochtend op een bepaalden tijd naar +zijn werk begaf en op een bepaalden tijd iederen middag of avond +huiswaarts keerde. De denkbeelden van haren vader, die niet geloofde +aan talent zonder studie, en burgerlijke hoedanigheden als den +grondslag van iederen welgevestigden roem beschouwde, hadden Emma van +lieverlede er toe gebragt in haren bruidegom niet meer te zien dan +iemand, die volkomen berekend was voor zijn vak, en die het corps, +waartoe hij behoorde, eer aandeed. Doch toen zij hem dien ochtend zag +aansnellen, met eigen hand de lokomotief besturend die in haar gevolg +zoo vele beloften voor de toekomst eener geheele landstreek voerde; en +meer nog, toen zij den trein stampend en dreunend hoorde henenratelen +over de brug wier steenen pijlers en metalen bovenbouw de eeuwen +schenen uit te dagen, was zij trotsch op haren bruidegom en schitterde +in haar oog een traan van aandoening.</p> + +<p>Geen menschenwerk is grootsch zoolang het onvoltooid, of althans niet +ver genoeg afgewerkt is om zich eene voorstelling te kunnen vormen van +het geheel. In geene geboorte is iets verhevens, en hoe men den arbeid +ook idealisere, hij is en blijft poorterlijk. In de mokerslagen van +den bankwerker, die ijzeren bouten drilt in den stoomketel eener +lokomotief, is geen zweem van poëzie; ook niet in het obscene lied van +den heibaas, wiens polderjongens op de maat het blok doen nederbonzen +op den schedel eener puntige juffer; ook niet in de bevelen van den +ingenieur, die, met modderlaarzen aan, heen en weder loopt van den +oever naar de keet, of zich in een schuitje, terwijl de wind met de +panden van zijn halfsleetsch zomerjasje speelt, van den eenen kistdam +naar den anderen laat roeijen. Doch laat de vrucht der inspanning van +zoovele hoofden en handen; der vindingrijkheid van geslacht aan +geslacht; der eeuwenheugende worsteling van mensch en natuur,—laat in +een gegeven oogenblik, onder gunstige omstandigheden, die vrucht u in +zijn vollen wasdom vertoond worden,—en gij looft onwillekeurig de +menschelijke industrie, om het even of zij een koningrijk verovert, of +eene godsdienst sticht, of een spoorweg bouwt. Zweet, bloed, +verrukking van zinnen,—al het walgelijke en tegenstrijdige is +uitgewischt, en voor een poos verkwikt men zich met volle teugen aan +de bron der harmonie.</p> + +<h3 class="p4">Zesde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">De terugtocht naar Belvedere was een triomftogt voor den afwezigen +André. Zijn vader, Emma's ouders, Emma-zelve,—allen dachten aan hem +met welgevallen, en prezen hem in stilte of overluid, en zagen eene +blijde toekomst zich voor hem openen. Intusschen zat hij, met zijne +direktie en hare genoodigden, in de groote zaal van een hôtel, uren +ver van Duinendaal verwijderd, aan een dier somptueuse maaltijden aan, +die het midden houden tusschen een ontbijt en een diner en waaraan +alle feestvierende spoorweg-compagnien zich eene indigestie plegen te +eten. Er kwam een toast van den gouverneur der provincie aan den +president der maatschappij, een andere van den eerstaanwezenden +ingenieur van den waterstaat aan den burgemeester der plaats, en +eindelijk, toen de rij der officiële dronken bijna gesloten was, +eindelijk ook een toast aan André-zelven. Doch hij luisterde te +nauwernood naar hetgeen van hem, en tot hem, gezegd werd. Zijn hart +was te Duinendaal, en hij haakte naar het oogenblik dat trein en +feestgenooten den terugtogt zouden aannemen. Laat in den avond kwam +hij op Belvedere aanschellen.</p> + +<p>Met dien avond eindigde voor hem een hoofdstuk uit zijn leven. In de +stad aangekomen, liet hij zich in een open rijtuig naar buiten +brengen, de frissche lucht en de halve duisternis verkwikte hem en +gaven hem rust; hij nam plaats op de voorbank, naast den koetsier, en +zat onopgemerkt te glimlagchen om de ingenomenheid waarmede die +trouwhartige voerman over den schimmel sprak, die hen op een +sukkeldrafje naar Duinendaal bragt, en over nog een half dozijn +andere, even magere en even kreupele dieren, die op stal of in het +land de terugkomst van dezen asthmatieken kameraad verbeidden. Er was +humor in de verhalen van dien man. Geen zijner apokalyptische rossen, +scheen het, zag er zoo onooglijk uit, of het had de bloem der dagen +gekend en was het lievelingspaard geweest van een rijk heer of eene +aanzienlijke dame, wier namen zij voortgingen te dragen. Andere +sleperspaarden mogen Betzy of Mina, de bruin of de bles heeten; de +stal van dezen sleper deed aan de oudadelijke abdij van Rijnsburg +denken, waar graven van Wassenaar den avond kwamen doorbrengen in het +gezelschap van gravinnen van Noordwijk. Vergelijkenderwijs was de +merrieschimmel, die André naar buiten sleepte, een dier van lage +afkomst: naar de schatrijke weduwe van een bankier, die voor hare +kosten een geheel weeshuis had laten bouwen, doch in wier aderen nooit +een druppel edel bloed gestroomd had, heette zij "mevrouw Tissot." +Wanneer eene vigilante besteld werd, en de staljongen den sleper +vroeg: "Baas, wie wil je er voor?" antwoordde de sleper met volkomen +ernst: "Mevrouw Tissot dan maar." Somtijds, wanneer er haast bij het +werk was, geraakte "mevrouw" tusschen de haverkist en den voerbak; en +heette de schimmel,—hetgeen haar voormalige eigenares, indien zij het +had kunnen hooren, gewis en teregt zeer oneerbiedig zou gevonden +hebben,—kortweg "Tissot."</p> + +<p>Zonder er een voorgevoel van te hebben, dat de idylle zijns levens ten +einde spoedde, bleef de herinnering aan deze nietigheden, gelijk het +geval pleegt te zijn wanneer iemands lotgevallen een keerpunt +naderen, André nogtans bij. Gedurende de laatste maanden waren alleen +de goede elementen in zijne natuur aan het licht gekomen; Emma's +invloed had tot hiertoe uitsluitend weldadig op hem gewerkt; eervolle +gedwongen arbeid had hem de gelegenheid niet gelaten om toe te geven +aan welke verkeerde neigingen dan ook. Binnen een korter tijdsverloop +dan hijzelf met de waarschijnlijkheid overeen zou kunnen brengen, zou +men hem hooren beweren,—of zou althans op den bodem van zijne ziel +geschreven staan,—dat aan Emma en aan zijn geluk iets ontbrak; niet +iets bijkomstigs, niet eene zaak van ondergeschikt belang, maar iets +wezenlijks, iets dat al het overige in de schaduw stelde, de +aanvulling eener leegte en de voldoening van een wensch, in +vergelijking waarvan zijn tegenwoordige rijkdom armoede scheen. Uit +Emma's oogpunt gezien, zou dat meerdere, waarnaar hij haken zou, een +bedriegelijk goed zijn en niet verkregen kunnen worden als door +wreedheid en verraad. Hij daarentegen zou volhouden dat geen offer te +zwaar is, wanneer het geldt zekere inspraak te volgen; dat de mensch +het somtijds niet in zijne magt heeft, weerstand te bieden aan den +aandrang, dien hij ondervindt, en sommige hartstogten tegelijk zoo +krachtig en zoo natuurlijk zijn, dat men, indien het schuldig ware +zich daaraan overtegeven, de natuur-zelve wreed en trouweloos zou +moeten noemen. In dien strijd tusschen ja en neen zou alleen eene meer +dan menschelijke magt uitspraak kunnen doen. Doch op dit oogenblik was +de strijd zelfs nog niet aangevangen, en de toekomst moest nog leeren +(want ook de dag van morgen maakt een deel der toekomst uit) of er al +dan niet scheuring komen en, zoo ja, hoe wijd de kloof gapen zou. +Slechts dit eene zou André in geen geval kunnen ontkennen, dat de +soort van naïveteit, waaraan men teregt of ten onregte den naam geeft +van onschuld of onbedorvenheid, hare eigenaardige bekoorlijkheid +heeft, en geene herinneringen uit andere perioden van ons leven ons op +onzen weg zoo getrouw vergezellen als deze. Die sleper met zijne +rossinanten was komiek, en de aanzienlijke namen dier viervoetige +martelaren van den ouderdom en den arbeid wekten een glimlach. Doch +het is ieder niet gegeven aldus te <span class="sper">kunnen</span> glimlagchen, en het zal lang +duren eer het menschdom afleert te gelooven dat het vermogen daartoe +een van zijne goede eigenschappen is.</p> + +<p>—"Daar is André!" riep Emma, toen zij een rijtuig hoorde stilhouden. +Zij had zijne stem herkend, en tevens herkende zij aan den +hartelijken toon waarop de sleper hem goeden avond wenschte, zijne +edelmoedigheid. Gelijk al degenen die gewoon zijn in hun eigen +onderhoud te voorzien en met de arbeidende klasse te verkeeren, was +André mild met fooitjes geven.</p> + +<p>Zij snelde naar voren en ontving hem in den gang met eene dier +omhelzingen, waarvan hij voor zijne verloving met haar zich vaak had +voorgesteld, dat zij hem tot den gelukkigsten van alle menschen zouden +maken.</p> + +<p>—"Dag Emma!" fluisterde hij haar in het oor, haar kussend op den mond +en haar aan zijne borst drukkend. "Heb ik mij goed gehouden van +ochtend? Zijt gij tevreden over mij geweest?"</p> + +<p>—"En hebben uwe ooren niet getuit?" vroeg zij, haar arm in den zijnen +leggend en hem met zich medetroonend naar de zitkamer. "Den geheelen +dag hebben wij niets anders gedaan als uwen lof zingen. Wees niet +eenkennig, maar kom en laat u feliciteren."</p> + +<p>Een opwekkend gevoel doorstroomde geheel zijn wezen, toen hij met Emma +aan zijne zijde de kamer binnentrad en zij hem schertsend aan hare +ouders en aan zijn eigen vader voorstelde als een overwinnaar in de +Olympische spelen van den nieuwen tijd. Allen stonden op, en kwamen +hem te gemoet, en drukten hem de handen. Lydia en Emma boden hem +vruchten aan, de oude heer Visscher een glas Bourgonje. Ofschoon hij +dien dag reeds wijn genoeg gedronken had, smaakte die teug hem +overheerlijk, en hij at een tweede perzik ten einde een overbodig +argument te kunnen aanvoeren ten gunste van nog een glas.</p> + +<p>—"Mijnheer Kortenaer," zeide de oude heer Visscher, zich in de +volheid zijner vreugde tot André's vader wendend en André nogmaals de +hand toestekend, "dit jonge mensch draagt zijnen naam met eere. Wij +wenschen u en hem en onszelven daarmede geluk. Mijne vrouw en ik, wij +bevelen u nogmaals onze dochter aan. Wij hebben haar innig lief, te +lief om hare wenschen te wederstreven, en daarom zal onze droefheid, +wanneer zij ons huis verlaten zal om André's vrouw te worden, niet +bitter zijn. Voor de geheele wereld hebben wij hem heden aangenomen +als onzen zoon, en wij zijn er trotsch op, hem aldus te mogen noemen. +Dat gij voor Emma een liefhebbend vader zijn zult, daarvan, al kennen +wij elkander eerst sedert gisteren van aangezigt, houden wij ons +verzekerd. De dag van heden is voor ons allen een schoone en zoete +dag. Laat ons zijne herinnering bewaren en hem in eere houden als een +voorbode van veel goeds, veel blijdschap en groote stof tot +dankbaarheid."</p> + +<p>—"En is het waarlijk waar, mijnheer," vroeg Emma, zich insgelijks tot +den ouden heer Kortenaer wendend, "dat André ons in den loop der +volgende week voor een poos zal moeten verlaten?"</p> + +<p>—"Heeft hij gezegd in den loop, lieve Emma? Dan heeft hij gejokt, en +behoort gij hem daarover te bestraffen. Niet in den loop maar in het +begin, zeer in het begin der volgende week moet hij zich te A. +bevinden. Zijn oom wacht hem aanstaanden maandag-ochtend, aan het +ontbijt, en zijn oom is een man van de klok."</p> + +<p>—"Dus zal hij zondag-avond in de stad moeten zijn om met den laatsten +trein te kunnen vertrekken?"</p> + +<p>—"Dat zal hij, lief kind, maar daar het nu nog geen donderdag is, +zult gij eerst nog vier volle dagen uw hart kunnen ophalen aan +elkanders bijzijn. Mijn persoon, dat weet gij, zal u daarbij niet in +den weg staan. Ik neem morgen-ochtend vroeg de terugreis weder aan."</p> + +<p>—"Daar protesteren wij tegen, mijnheer Kortenaer," riep Lydia met een +lach. "Gij weet hoe gaarne wij u nog eenigen tijd te Duinendaal zouden +gehouden hebben; en indien ùwe tegenwoordigheid een hinderpaal voor +het genoegen van onze jonge lieden moest heeten, waar zullen dan wij, +mijn man en ik, ons gedurende die vier dagen bergen?"</p> + +<p>—"En nu is het aan ons om te protesteren," riep André op zijne beurt +en met vuur. "Niet waar, Emma? Neen, lieve mevrouw, al zoudt gij ons +nog tienmaal erger plagen dan gij nu zes maanden achtereen dagelijks +gedaan hebt, nimmer zult gij ons aan eenig gezelschap de voorkeur +hooren geven boven dat van uzelve en van mijnheer Visscher. Mijn vader +gaat veel te spoedig weder heen om u naar verdienste te kunnen +schatten. Wilde hij slechts veertien dagen hier blijven, hij zou met +mij getuigen, dat gij de aardigste, de gezelligste en de +toegeeflijkste van alle aanstaande schoonmoeders zijt."</p> + +<p>—"Zwijg, André," viel de oude heer Visscher hem met een vriendelijk +bevel in de rede; "zwijg en maak geene slechte komplimenten. +Toegeeflijkheid is niet meer dan eene halve deugd, en hoe korter men +de jongelieden houdt, hoe beter dienst men hen bewijst. Zeg ons +liever, hoe lang gij afwezig denkt te blijven, en laat mij uw adres, +voor het geval dat gedurende uwe afwezigheid de nieuwe brug +ineenstort."</p> + +<p>—"Foei, lieve vader," zeide Emma, "hoe kunt gij het van u verkrijgen, +met zulke dingen den spot te drijven? En gij zijt zelf de eerste +geweest om te beweren, dat de brug minstens honderd jaar zal kunnen +duren, al gaan er nog zoo veel treinen overheen!"</p> + +<p>—"Juist, mijn kind, en daarom scherts ik met een goed geweten. +Wanneer een gouvernement stevig in elkander zit, behoeft het niet bang +te zijn voor de uitwerking eener onschuldige spotprent. Maar waarom, +André, antwoordt gij niet op mijne vraag? Spreek, en indien gij met +alle brave bruidegoms een afschuw hebt van den trouweloozen Theseus, +noem dag en uur, en zeg ons tegen wanneer de kleine Ariadne, hier, +hare traantjes zal kunnen droogen."</p> + +<p>Emma lachte, omdat haar vader zoo goed geluimd was; beter geluimd dan +in langen tijd met hem het geval was geweest.</p> + +<p>—"Ik twijfel, mijnheer Visscher," zeide André, zijnen vader vragend +aanziende, "of ik nu reeds zal kunnen bepalen, wanneer het mijn oom +behagen zal mij weder los te laten. Doch gelooft gij wel, Emma, dat in +mij een Theseus-aard schuilt? Neen, moet ik op een griekschen halfgod +gelijken, dan op Herkules bij den tweesprong!"</p> + +<p>—"Dat kunt gij laten!" schertste Emma. "Of zijt gij van plan, op reis +verkeerde relaties aan te knoopen? Toch niet met de huishoudster van +uw oom, hoop ik?"</p> + +<p>—"Met die goede oude schommel, wier ziel sedert eene halve eeuw in +een sleutelmandje zit? Neen Emma," zeide André, hartelijk lagchend, +"wees daaromtrent gerust. Indien ik op Herkules zou willen gelijken, +zou het zijn om bij elke wisseling tusschen verleiding en deugd het +goede deel te kiezen."</p> + +<p>—"Maar ik wil volstrekt niet hebben," ging Emma voort, "dat gij +weifelen zult. Verbeeld u, dat ik het vaste voornemen aankondigde om +gedurende uwe afwezigheid met niemand te koketteren? Dat ik u heilig +beloofde, het voorbeeld te zullen volgen van alle Penelope's en alle +Lucretia's van den ouden en nieuwen tijd? In uwe plaats zou ik +dergelijke verbindtenissen bedenkelijk vinden. Lieve moeder," ging zij +voort, zich tot Lydia wendend, "zeg André toch dat hij aan anderen +niet doen mag hetgeen hij niet zou willen dat hem geschiedde."</p> + +<p>—"André heeft die vermaning niet noodig, beste Emma," antwoordde +Lydia, "en indien ik hem bepreekte, vrees ik dat hij mij op nieuw +komplimenten zou gaan maken. Voor het kwaad, waarvan gij spreekt, is +geen kruid gewassen. De wereld is altijd zoo geweest en zal altijd zoo +blijven."</p> + +<p>—"Van welk kwaad spreekt Emma toch, lieve vrouw?" vroeg de oude heer +Visscher. "Mij is daarvan niets ter oore gekomen."</p> + +<p>—"Ik zal het u zeggen, mijnheer Visscher," haastte André zich in te +vallen. "Emma heeft in een van hare boeken gelezen, dat de vrouwen +dezelfde regten hebben als de mannen, en daaruit leidt zij af, dat +wanneer een man iets verkeerds doet, zijne vrouw of zijn meisje +daardoor vrijheid bekomt om insgelijks verkeerd te handelen."</p> + +<p>—"Is het waar, Emma, wat André daar van u vertelt?"</p> + +<p>—"Geloof hem niet, beste vader. Hij spelt u wat op den mouw."</p> + +<p>—"Maar, Emma," begon André.</p> + +<p>—"Maar, André," begon Emma.</p> + +<p>—"Kinderen," viel de oude heer Kortenaer hen in de rede, "laat ons +aan den avond van dezen veelbewogen dag, zooals de couranten zich +uitdrukken, niet in bespiegelingen vervallen, die een onrustigen nacht +zouden geven. André, het is voor ons meer dan tijd, naar uw logement +terug te keeren. Sluit vrede met Emma, en ga met mij mede."</p> + +<p>Aan dien wenk moest gehoorzaamd worden. De oude heer Kortenaer, die er +op stond den volgenden ochtend vroeg weder te vertrekken, nam afscheid +van de familie op Belvedere, en deed dit in de opgeruimde stemming van +iemand die eene plaats, waar hij eenige gelukkige oogenblikken heeft +doorgebragt, weldra terug hoopt te zien. Het tijdstip van André's +huwelijk was dan ook niet ver meer verwijderd, en men scheidde van +elkander in het vrolijk vooruitzicht, binnen weinige maanden de +wederzijdsche kennismaking te hernieuwen.</p> + +<p class="p2">—"Zijt gij daar, André?" vroeg de oude heer, toen zij buiten gekomen +waren en het voetpad volgden dat door het bosch naar de dorpstraat +voerde.</p> + +<p>—"Ik ben vlak achter u, vader. Ga gerust door. Gij kunt hier +onmogelijk dwalen."</p> + +<p>—"Intusschen zie ik geen hand voor oogen. Het is stikdonker in dit +laantje."</p> + +<p>—"Dat komt, vader, omdat het zomer is. 's Winters, wanneer de boomen +zonder bladen zijn, herkent men de voetpaden buiten veel +gemakkelijker. Over een dag of wat hebben wij eerste kwartier: dan +wandel ik naar het dorp in den maneschijn."</p> + +<p>—"Ik hoop, André, dat de wassende maan u hier niet langer zal doen +vertoeven dan met uwe en onze belangen overeen te brengen is. Uw oom +is er zeer op gesteld u aanstaanden maandag-morgen bij zich te zien."</p> + +<p>—"Zondag-avond, dat beloof ik u, vertrek ik van hier en ga met den +laatsten trein naar A. De veeren in de <span class="sper">Pays-Bas</span> zouden al zeer zacht +moeten zijn, indien ik maandag-ochtend niet present was op het appèl. +Mag ik weten wat oom Timmermans mij te zeggen heeft?"</p> + +<p>—"O ja wel. Het is over die kleine erfenis te M., die wij deelen +moeten met onzen neef Dijk."</p> + +<p>—"Heb ik daar persoonlijk iets mede te maken?"</p> + +<p>—"Niet bepaald; maar het kan zijn, dat uw oom u verzoekt, in zijne +plaats naar M. te gaan."</p> + +<p>—"Waarom gaat oom daar niet zelf naar toe?"</p> + +<p>—"Beste jongen, dat weet ik niet. Ik weet niet eens, of hij u +opdragen zal, zijne plaats te vervangen. Welligt heeft hij geheel +andere plannen."</p> + +<p>—"Mag Emma weten, dat ik misschien naar M. zal moeten gaan?"</p> + +<p>—"Ik zie niet in waarom niet; maar de vraag is, of het tot iets +dienen zou. In uwe plaats wachtte ik liever totdat gij kennis zult +dragen van hetgeen uw oom van u verlangt. Wil hij dat gij naar M. +gaat, dan is het tijd genoeg, dunkt mij, Emma daarvan te verwittigen, +en het zal ongetwijfeld haar minder grieven dat berigt te ontvangen in +een brief, dan zoo gij haar nu reeds welligt noodeloos schrikbeelden +voorspiegelt. Sedert ik Emma heb zien omgaan met hare ouders en hare +ouders met haar, ben ik versterkt geworden in mijn gevoelen dat zij +een buitengemeen zachtzinnig meisje is. Zulke teêre planten willen met +omzigtigheid behandeld worden."</p> + +<p>—"Dat is zoo, vader, maar gij maakt u niettemin eene verkeerde +voorstelling van Emma. Zij is veel flinker dan men denken zou. Niet +dat ik uw raad niet volgen wil, integendeel, maar ik houd mij +overtuigd dat de voorzorg overbodig is. Of zoudt gij waarlijk meenen, +dat het Emma benadeelen zou, indien ik haar ronduit zeide, dat mijne +afwezigheid misschien langer duren zal dan zij vermoedt?"</p> + +<p>—"Beste jongen, ik laat u volkomen vrij. Wat gij van Emma zegt, is +waar: zij is niet alleen een gevoelig, maar ook een zeer verstandig +meisje. Handel dus naar uw beste weten, en laat ons over dat punt niet +meer woorden verspillen dan noodig is. Mij dunkt, die gloeijende +spijker daar, is de lantaarn van ons logement. Is het niet zoo?"</p> + +<p>—"Zoo is het, vader; ofschoon de kastelein het zeer kwalijk nemen +zou, indien hij u op dien toon over de verlichting van zijn +etablissement hoorde spreken. Daar zijn wij er. Goeden nacht, vader; +morgen-ochtend vóór uw vertrek zie ik u nog."</p> + +<p>—"Dat behoeft niet, mijn jongen. Gij hebt een vermoeijenden dag +gehad, en ik geef u verlof om uit te slapen. Belast mij met uwe +groeten naar huis, en beloof mij nogmaals dat gij niet verzuimen zult, +aan den wensch van uw oom te voldoen; meer verlang ik niet. Goeden +nacht, en tot wederziens."</p> + +<p class="p2">Had men den ouden heer Kortenaer, toen hij zich geheel alleen in zijne +kamer bevond, met aandrang afgevraagd, of hij zich over André's +toekomst in het geheel niet ongerust maakte, misschien zou hij, na +zich met de hand over het hooge voorhoofd te hebben gestreken, +geantwoord hebben: "Ongerust? zeer zeker niet; doch nu gij het vraagt, +ja toch, wel een omzien." Daar evenwel niemand hem dwong, zich op die +wijze rekenschap te geven van zijne indrukken, ging het hem gelijk het +ons allen gaat, wanneer wij er belang bij hebben ons heen te zetten +over onze invallende gedachten. Het had hem daareven onaangenaam +getroffen, indien gij wilt, dat André in het geheel geene bezorgdheid +aan den dag had gelegd over hetgeen hijzelf ontberen zou, indien hij +Emma voor eene poos verlaten moest; en misschien, zoo de vader zich +aan die opmerking vastgehouden had, zou hij daaruit ten aanzien van +het karakter van zijnen zoon sommige leerzame gevolgtrekkingen hebben +afgeleid. Doch ook de besten en de fijngevoeligsten ontgeven zich +zulke dingen, en eerst naderhand, wanneer de gebeurtenissen daarop hun +licht of hunne schaduw zijn komen werpen, en het te laat is, wordt men +gewaar dat zij eene beteekenis hadden.</p> + +<p>Wat André betreft, hij dacht op dit oogenblik met zoo veel liefde aan +Emma, dat zijn vaders bekommering, ingeval deze werkelijk bestaan en +zich in woorden geuit had, door hem niet ernstig opgenomen, maar op +rekening der zwaartillendheid van den ouderdom gesteld zou zijn. Nu is +het waar dat geen uur van den dag een bruidegom zoo zeer tot +teederheid stemt als het nachtelijk klokje van twaalven, en dat hij, +door de eenzaamheid-zelve herinnerd aan de onvolledigheid van zijn +bestaan, op dat uur en in die omstandigheden dubbel vervuld pleegt te +zijn met de herinnering aan haar, die hem van zijne verlatenheid +eerlang troosten zal. Doch André had die verzoenende gedachte +vooralsnog niet noodig, of verbeeldde zich althans, haar te kunnen +ontberen. Het was zoo, dat het vooruitzigt eener mogelijke scheiding, +hoe kort die ook duren mogt, hem meer griefde om Emma's dan om +zijnentwil; en zij, die zich te regt of ten onregte op hunne kennis +van het menschelijk gemoed laten voorstaan, zullen op grond van dat +verschijnsel beweren dat aan het register zijner liefde, met de mannen +der muzikale kritiek gesproken, sommige toonen ontbraken. Dit moest +evenwel nog uitkomen, en hij was zich van dat gebrek in 't minst niet +bewust. Hij stak zijne lamp op en zette zich neder in den niet al te +gemakkelijken vouwstoel, dien de kastelein van het Wapen van +Duinendaal een voltaire noemde. Zijn hoofd stond er niet naar om een +boek ter hand te nemen of zich te verdiepen in de teekeningen en +tabellen waarmede zijne geïmproviseerde schrijftafel overdekt was. +Doch terwijl hij daar nevens die tafel zat en zijne sigaar uitrookte, +dacht hij met onberispelijk welgevallen aan de toekomst, en in al de +voorstellingen, al de beelden, al de groepen, die zijnen geest +voorbijtrokken, vervulde Emma eene voorname plaats. Een vol half uur +bleef hij in die gepeinzen verdiept, achterover leunend in zijn stoel +en rookwolkjes uitblazend; en nog toen hij zich ter rust begeven had, +omzweefde hem Emma's beeld.</p> + +<p>In den droom zag hij haar op den buitensten rand eener met vlaggen +versierde tribune staan en de armen naar hem uitbreiden; hijzelf kwam +aansnorren als bestuurder eener lokomotief, klemde zich in het +voorbijrijden met de eene hand aan de balustrade vast, greep zijne +bruid met de andere om het midden, drukte haar lagchend aan zijne +borst, en stoof met haar een tooverland te gemoet, waar de toppen van +blaauwe bergen zich in het azuur der lucht verloren en de poorten van +tunnel aan tunnel een eindeloos vergezigt openden in lagchende dalen.</p> + +<h3 class="p4">Zevende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Den dag van André's vertrek was Emma stiller dan gewoonlijk; niet +omdat zij een voorgevoel had van rampen, die haar boven het hoofd +hingen, maar alleen omdat zij hem gaarne bij zich zou gehouden hebben. +Nu eens schenen de uren haar toe, eindeloos langzaam om te kruipen; +een oogenblik later was het haar, alsof de tijd eensklaps een levend +wezen geworden was en hij die zekere vleugelen had aangeschoten, wier +bestaan men gewoon is, naar het rijk der mythologie en der allegorie +te verbannen. De laatste indruk behield de overhand, en toen de avond +begon te vallen zocht zij de zijde van André, ten einde van zijne +tegenwoordigheid zoo lang en van zoo nabij mogelijk te genieten.</p> + +<p>Hij had dien middag op Belvedere gegeten, was daarna in het logement +zijn valies gaan pakken, en stond nu, naast Emma, voor het +opengeslagen venster derzelfde bovenvoorkamer, waar hij haar voor het +eerst van zijne liefde gesproken had. Alles in het vertrek had sedert +dien winteravond hetzelfde voorkomen behouden; zelfs de +vooruitspringende haard stond nog op zijne plaats, en indien er geene +muggen gedanst hadden om de lamp, zou men in den waan hebben kunnen +verkeeren, dat ook in het saizoen geene verandering gekomen was. Doch +in plaats dat de oostenwind door de kale takken der boomen gierde, of +de Maartsche sneeuw zich stapelde op het afdak der verandah, stroomde +nu, tegelijk met de zoele avondlucht, de uit den tuin opstijgende +geuren der bloembedden naar binnen. André, die naauwlijks meer een +half uur te verliezen had, hield den linkerarm om Emma's middel +geslagen; zij liet haren regter op zijnen schouder rusten en leunde +met het hoofd aan zijne borst. Zonder hare gestalte te overschaduwen, +maakte de zijne, wanneer men hen aldus nevens elkander zag staan, den +indruk een steun voor haar te zijn.</p> + +<p>Zij zag op naar de rijzende maan en wees hem eene ster, wier gouden +vonk bijna den bovenrand der zilveren sikkel raakte. Zwijgend +luisterden zij naar het zacht rumoer dat opsteeg van den weg. Daar +hoorden zij, over de velden heen, de klok van den hoogen stadstoren +met zware slagen het uur van negenen slaan, en op hetzelfde oogenblik +drong de zachte klank van het stads-boomklokje tot hen door: een +waarschuwend sein voor de schepen op het water en ditmaal ook voor +den reiziger aan den wal.</p> + +<p>In de 17<sup>de</sup> eeuw te onzent, toen voor de fijne schakeringen der +menschelijke genegenheden zulke edele namen nog niet bestonden als +tegenwoordig, noemde men eene stemming als die, waarin André den +afscheidskus op Emma's lippen drukte en Emma hem dien kus teruggaf, +<span class="sper">kalverliefde</span>. Misschien was de naam welgekozen en zou hij ook nu nog +verdienen in zwang te zijn. Misschien is naar de meening van sommigen +dat ruwe woord de ware term tot aanduiding en gisping van al hetgeen +er in eene eerste liefde, misschien door wat zinnelijken lust +ontsierd, doch voor het overige van alle wereldsche berekening zuiver, +door geenerlei maatschappelijk belang ingegeven, aangemoedigd, of tot +standvastigheid bewogen,—van al hetgeen daarin bevalligs en +innemends, nu ja, maar ook hagchelijks, onvoorzigtigs en bovenal +onnoozels is. Verga nogtans, zullen anderen beweren, verga de man, +die, na de wieken zijner ziel in deze wateren gedoopt te hebben, +voortaan hunne frischheid lastert, en moge de Hemel zich over de +dochter Eva's ontfermen, die van betere idealen droomt! Doch dit is +eene gemakkelijke verwensching, en schraal ware hier beneden de oogst +des Duivels, ook al ging zij in vervulling. Men heeft ontgoochelde +vrouwen van leeftijd ontmoet, die boven alle andere dingen in hemel en +op aarde de voorkeur gaven aan eene hertoginnen-tabouret, of aan eene +inschrijving op het Grootboek, of aan een rijken schoonzoon, of aan +een spaaroven. Er zijn eerzuchtige mannen geweest, die ja wat niet al +zouden hebben willen uitrigten of volbrengen? hunnen Vorst onttroonen +en president eener Republiek worden, of zich een europeschen naam in +de wetenschap maken, of in volksvergaderingen de schare zien hangen +aan hunne lippen, of met vier paarden rijden, of na een moeitevol +leven smalle coupons knippen van langgerekte oostenrijksche +schuldbrieven. Doch al bezitten die mannen, op het oogenblik dat deze +bladzijde onder hunne aandacht komt, eene buitenplaats en een eigen +graf; al prijkt op de étagère dier vrouwen eene verzameling van +oud-blaauw waarvoor een mandarijn den hoed zou afnemen,—geen van +haar, geen van hen, die den dag of het uur vergeet, toen zij die hij +Emma noemde hem aansprak met den naam van André, toen haar door hem +dien zij het waagde André te heeten de naam van Emma toegefluisterd +werd.</p> + +<hr class="c15" /> +<h4 class="p4">TWEEDE BOEK.</h4> +<h2>IN HET VUUR.</h2> + +<h3 class="p4">Eerste Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Aan het station G., het laatste van een der nieuwe vaderlandsche +spoorwegen, was in den naar M. bestemden ochtendtrein een reiziger +gestapt, wiens gewaad geen twijfel overliet omtrent zijne +maatschappelijke betrekking. Zelfs verried het die zoo duidelijk, dat +twee niet-katholieke burgerjufvrouwen van gevorderden leeftijd, +gezeten in hetzelfde rijtuig der tweede klasse waarin hij plaats +genomen had en waarin niet gerookt werd, de moeite hadden kunnen +sparen elkander aan te stooten, als wilden zij zeggen: "Daar is er +weêr een." Echter diene tot hare verontschuldiging dat de +binnengetredene welligt de twintigste pastoor was, dien zij in het +morgenuur op hare reis van A. naar M. aan verschillende +tusschenstations hadden zien uitstijgen of instappen. Aan wie de +schuld? Ook van pastoors kan men zeggen, even als van gekroonde +hoofden, dat zij, om geducht te blijven, zich niet in te grooten +getale, en niet te snel achter elkander, den volke vertoonen moeten.</p> + +<p>Al had de nieuwe reisgenoot de mimiek der beide vrouwen opgemerkt of +den zin daarvan begrepen, hij zou zich thans in geenerlei trant +deswege op haar gewroken hebben. Doch hij was zich zoo min bewust, +door zijne tegenwoordigheid voedsel gegeven te hebben aan hare +hilariteit, als hij op dit oogenblik in eene stemming verkeerde om +haar òf te kapittelen, òf haar op zijne beurt voor het lapje te +houden. Men kon hem aanzien dat hij geheel en al met een of ander +denkbeeld vervuld was; en naar de uitdrukking van zijn gelaat te +oordeelen, was die alles absorberende gedachte ver van vrolijk. Hij +gaf dan ook weinig acht op hetgeen voorviel om hem henen. Een +beleefde, maar verstrooide groet was de eenige vorm waaronder hij van +de twee vrouwen (andere passagiers bevonden zich niet in den wagen) +bij het instappen en uitstijgen notitie nam. Bij hare aankomst in de +groote stad zagen zij, onder de schare der voetgangers en tusschen de +rijtuigen voor haar uit, hem ras verdwijnen.</p> + +<p>Niemand groette hem: waaruit moest worden opgemaakt dat M. zijne +standplaats niet was; ofschoon zijn rustige gang in eene bepaalde +rigting, grachten langs en pleinen over, bewees dat hij den weg kende +en een doel had. Hij bereikte eene breede en lange straat, blijkbaar +eene hoofdstraat; ontweek op het trottoir aan de linkerzijde de +elkander op het middenpad kruisende omnibussen en vrachtwagens en +handkarren, ging de straat half ten einde, stak over, en schelde toen, +op de wijze van iemand die weet waar hij wezen moet, aan de deur van +eene breede en deftige bovenwoning. Het onderhuis vormde een voornaam +magazijn van lakens en stoffen, en een winkelbediende was bezig achter +een der groote spiegelglazen vensters, in hardsteen en blinkend koper +gevat, voor de duizendste maal in zijn leven eene piramide van +fraaibewerkte vesten te bouwen. Er waren er van fluweel, van zijde, +van cachemire, sommige met levendige, andere met stille kleuren; doch +geen zoo zedig van tint, zoo gematigd edel van stof, of het schreeuwde +met het gewaad van onzen reiziger, gelijk de wereld schreeuwt met de +leer des kruises. Op de deur der bovenwoning stond met duidelijke +letters, wit op donkerbruin of donkergroen, de naam van <span class="sper">Dokter Ruardi</span> +te lezen.</p> + +<p>De drager van dien naam was een jong weduwnaar; doch die, hetzij uit +droefheid over het verlies eener aanvallige vrouw met wie hij +naauwelijks een jaar gehuwd was geweest, hetzij om andere en minder +aandoenlijke redenen, zijne huishouding opgebroken had en sedert +geruimen tijd tot zijne voormalige levenswijze teruggekeerd was. Aan +de voorname, doch wel wat doodsche gracht, waar hij, in de schaduw van +breedgetakte iepenboomen, tien maanden lang voor het oog der wereld +een gelukkig echtgenoot geweest was, had hij den rug toegewend en was +zich komen vestigen op het kwartier hetwelk hij ook nu nog bewoonde, +in het volkrijkst en vrolijkst gedeelte der stad. Met uitzondering +van een reeds bejaard en min of meer geheimzinnig wezen, wier +aangezigt men zelden of nooit aanschouwde en wier kleeding half naar +die van eene schoonmaakster, half naar die van eene marketentster +zweemde, hield de dokter geene vrouwelijke dienstboden na, maar wel, +behalve een koetsier in groot tenu, die 's winters met eene +beerenvacht om de schouders op den bok van zijn rijtuig zetelde en in +alle jaargetijden zijn tweespan mende, een livereidragend huisknecht, +die antwoordde op den naam van Jakob en speciaal belast was met het +aandienen en uitlaten van bezoekers.</p> + +<p>Het was tusschen negenen en tienen in den ochtend; een uur, waarmede +dokter Ruardi niet mild plagt te zijn en dat hij in den regel òf +geheel voor zich zelven hield, òf alleen afstond voor van te voren +aangekondigde consulten. De periode toch, gedurende welke +eerstbeginnende artsen in eene groote stad de lijders van hunne +patiënten zijn, behoorde voor hem reeds tot de geschiedenis, en hij +had het ver genoeg gebragt in de wereld om een eigen wil te mogen +hebben. Dezen ochtend meende hij vrij te zullen blijven en rustig het +oogenblik te zullen kunnen afwachten dat zijn rijtuig voorkomen zou. +Niemand had belet doen vragen, en hij had aan niemand zijn woord +gegeven. Het was dan ook niet met eene uitdrukking van christelijke +lijdzaamheid of filanthropische welwillendheid op het gelaat,—het was +veeleer met een kwalijk verkropt gevoel van ongeduld en onder het +mompelen van eene dier kernspreuken waarvan men ten onregte het +monopolie aan matrozen en militairen toeschrijft, dat hij, terwijl +Jakob aanstalten maakte om af te dalen en de huisdeur te openen, zijn +dagblad naast zich nederwierp op de sofa en opstond van zijn ontbijt.</p> + +<p>Hij trad naar het venster en staarde (de aanwezigheid dier gefoeliede +ruit, geen nederlandsche palm in het vierkant metend, was eene +voorname reden waarom hij eene van zijne voorkamers voor ontbijtkamer +gebruikte) in den kleinen half-horizontaal aangebragten spiegel, welks +glas met verraderlijke getrouwheid het beeld weerkaatste van elk die +beneden op de stoep vertoefde. Doch de nieuwsgierigheid overwon den +wrevel, toen hij in den persoon, die de hand aan den schelknop gebragt +had en nu met den rug naar de deur het oogenblik verbeidde dat hem +opengedaan zou worden, een priester van het oude geloof herkende. Een +hoed met breeden rand onderschepte, van boven naar beneden gezien, de +gelaatstrekken des bezoekers; dokter Ruardi was evenwel een te goed +anatoom om aan de plooijen van den langen, schier tot den grond +afhangenden mantel niet aanstonds te bespeuren dat de drager van dat +kleed een grijsaard noch een jongeling, maar een man van middelbaren +leeftijd was. Ware hij den vreemdeling tegengekomen op de straat, hij +zou aan de bijna vrouwelijke fijnheid zijner trekken, aan de +purperkleurige kringen onder twee heldergrijze oogen, aan den +onnatuurlijken blos op die blanke kaken, den teringlijder der eerste +periode herkend hebben; en tevens zou het hem in dat geval niet hebben +bevreemd, dat iemand, wiens voorkomen zoo onwillekeurig aan eene +geknakte en verkleumde witte lelie herinnerde, reeds in dit saizoen, +door het omslaan van een mantel, bescherming zocht tegen de +ochtendkoelte. Thans ried hij alleen eene gestalte, even tenger als +hoog; terwijl eene magere, doch fraaigevormde bloote hand, waarmede de +almaviva van voren bijeengehouden werd, eene meer steedsche dan +boersche afkomst scheen aan te duiden. Voorts stond het om twee +redenen vast dat de bezoeker geen stadgenoot was: dokter Ruardi kende +al de roomsche geestelijken te M. van aangezigt, en indien een hunner +verlangd had hem te spreken, zou hij hem òf ontboden hebben in zijne +kwaliteit, òf op eene andere wijze, welke dan ook, hem van zijnen +wensch hebben verwittigd.</p> + +<p>Er heerschte in 's dokters woning een onberispelijke toon, en Jakob +had strikten last om, indien er gescheld werd, elk welgekleed persoon +van het mannelijk geslacht,—hetgeen omtrent die van het vrouwelijke +van zelf sprak,—te bejegenen met die voorkomendheid, welke een +livereibediende van goeden huize voegt. Op zijne vraag, wien hij de +eer zou hebben aan te dienen, ontving hij een visite-kaartje tot +zwijgend antwoord, en met dat kaartje in de hand begaf hij zich, na +den vreemdeling bovengelaten en de deur van een spreekvertrek voor hem +geopend te hebben, naar de kamer zijns meesters.</p> + +<p>Het ontbrak Jakob niet aan zekere algemeene beschaving, en hoewel hij +zich in de dagen zijner jongelingschap nooit bezondigd had aan het +bezoeken van herhalingscholen, stelde hij er eene eer in, leergierig +gebleven te zijn. "Een beter naam," zeide hij bij zich zelven, op +zijnen weg van de eene naar de andere kamer kennis nemend van het hem +geopenbaard geheim, "een beter naam voor den uitvinder der lokomotiven +en van de veiligheidslantarens, dan voor zoo'n kreeft van het oude +licht." Op het gesteendrukt kaartje, dat Jakob gelegenheid schonk tot +het maken van deze opmerking en dat voor het overige niet dikker of +dunner, niet gladder of stroever was dan alle andere toonbare +visite-kaartjes der 19<sup>de</sup> eeuw, stond te lezen <span class="sper">Ed. Stephenson, +Priester</span>.</p> + +<p>—"Stephenson? Stephenson?" herhaalde dokter Ruardi binnen'smonds, op +het hem door Jakob aangeboden kaartje turend; en voor zijne +verbeelding daagden herinneringen op van twintig jaren her, toen hij +jong student was en een boezemvriend had die Stephenson heette. Eduard +Stephenson, de uitgelaten Stephenson dier dagen, kandidaat in de +regten, doch ruim zoo nadrukkelijk aan de dienst van Dionysos en +Afrodite als aan die van Themis verbonden, was indertijd spoorloos +verdwenen van de akademie. Hij was roomsch geworden, zeide men; had +zich in een katholiek seminarie laten plakken, en was, na volbragten +studietijd, als vikaris geplaatst in den eenen of anderen uithoek des +lands. De geheele wereld hield hem voor dood en begraven. Enkele +malen, bij het ontmoeten van andere akademie-kennissen en onder het +ophalen van den ouden tijd, had Ruardi, de inspraak volgend van eene +weinig hoofdbreken kostende belangstelling, hen gevraagd of iemand +hunner iets van Stephenson wist, doch geen der vrienden had hem ooit +kunnen zeggen, waar Stephenson gevlogen was, en hij was geëindigd met +ook dit onderzoek te laten rusten. Over het algemeen was de lust tot +onderzoeken er bij hem uitgegaan. Doch hetgeen hij tallooze malen +beweerd had, dat afwachten en zien komen wijzer is dan opsporen of +najagen, scheen zich ook thans te bevestigen. De Stephenson, die zich +bij hem aanmeldde, was ongetwijfeld de lang en vruchteloos gezochte +Stephenson van voorheen. De naam, de voornaam, de kwaliteit, alles +kwam uit. In den roomsch-katholieken priester zou hij den ontrouw +geworden zoon der jurisprudentie, den levenslustigen broeder van +Flanor wederzien. Het kon niet anders; een luid sprekend voorgevoel +leerde het hem.</p> + +<p>—"Verzoek mijnheer Stephenson hier te komen," zeide hij in het eind +tot Jakob, een veel gewigtiger toon aannemend, dan hij gewoon was. +"Doch wat drommel," voer hij voort, toen Jakob zich verwijderd had en +hij aan zijne verwondering den vrijen loop laten kon, "wat drommel kan +Stephenson mij te zeggen of van mij te halen hebben?"</p> + +<h3 class="p4">Tweede Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Lezers die bij zichzelven zekere aanvechting mochten gevoelen om op +dit pas met dokter Ruardi een loopje en dien priester van Aesculapius +niet <span class="sper">au sérieux</span> te nemen, worden verzocht geen al te groot vertrouwen +te stellen in dien eersten indruk. Dokter Ruardi was namelijk in het +minst geen belagchelijk persoon, en om het regt te hebben +halfschertsend en met getemperde hoogachting over hem te spreken, +zooals daareven herhaaldelijk gedaan is, moest men hem kennen gelijk +de gelegenheid daartoe allen aangeboden wordt door een boek. In de +schatting zijner medemenschen,—waarmede zij bedoeld worden met wie +hij voor het oog der wereld dagelijks verkeerde,—gold hij naar hart +en verstand voor hetgeen zijn voorkomen teekende; en dat voorkomen was +gunstig. Zelfs kon het schijnen dat de natuur, toen zij hem in het +aanzijn riep, het er op toegelegd had, in alles de gulden middelmaat +in acht te nemen en in geen enkel opzigt de eischen der evenredigheid +te schenden. Hij was niet lang van gestalte, niet mager of schraal, +niet barsch van uitzigt; nogtans zou niemand op den inval gekomen +zijn, hem kort of gezet te noemen, of te beweren dat in zijn +ligchaamsbouw of zijne gelaatstrekken iets lag dat naar verwijfdheid +zweemde. Even zoo ging hij, hoewel steeds onberispelijk gekleed, bij +niemand door voor een modeplaatje; en al droeg hij in het knoopsgat +het lint eener buitenlandsche orde (hij was lid geweest van een +internationaal gezondheids-kongres en had te Konstantinopel, of +elders, met kracht van redenen betoogd dat buikloop niet met zich +spotten laat), geen sterveling hield hem voor ijdel. Zijne +appartementen en zijn tweespan, zijn knecht en zijn koetsier, alles +was voor het uitwendige in overeenstemming met zijne onmiskenbare +wellevendheid en schranderheid. En schrander was hij in hooge mate. +Misschien deugde hij niet voor de studeerkamer of voor het +hooger-onderwijs; doch des te beter was hij op zijne plaats in den +ruimen en populair-wetenschappelijken kring die zich in groote steden +voor de werkzaamheid van den praktischen geneesheer opent. Daarbij +bezat hij die zekere vaardigheid in het antwoorden, waardoor lachlust +en onbescheidenheid op een eerbiedigen afstand plegen gehouden te +worden, en ofschoon hij in den regel de goedhartigheid-zelve bleek, +was meer dan één voorbeeld bekend van lieden die beproefd hadden hem +in het ootje te nemen en er kwalijk afgekomen waren.</p> + +<p class="p2">Inderdaad, door ligtvaardig te denken of te spreken over iemand met +zulke gelukkige gaven en in de schatting der wereld zoo eervol +aangeschreven, zou men zichzelven potsierlijk maken in plaats van hem, +ware het niet... dat diezelfde wereld, indien zij tijd en gelegenheid +had gehad om hem te doorgronden, hem uitgemaakt zou hebben voor een +toonbeeld van immoraliteit.</p> + +<p>Een man toch die aan de vrouwen verslaafd is; die een boekdeel zou +kunnen vullen met de geschiedenis van zijne minnarijen; een +Nederlander met de hebbelijkheden van een Sultan,—zulk een man noemt +de wereld onzedelijk. En dokter Ruardi was zulk een man. 's Lands wijs +gedoogde niet dat hij een harem nahield, doch het surrogaat daarvan +was in zijne woning te vinden. Zijne stemmige voorkamers, waar elk +meubelstuk en elk sieraad uitsluitend aan de behoeften en gewoonten +van mannelijk comfort herinnerden, waren, met uitzondering welligt van +een kabinet, slechts de voorhof van een allerheilige, welks bestaan, +buiten hem, alleen aan zijnen adjudant Jacob en aan de dubbelzinnige +vivandière bekend was. Door een breeden gang van die kamers +gescheiden, bevond zich een drietal ineenloopende vertrekken, die +geene westersche Odaliske, tenzij zij buitensporig vele noten op haren +zang had, zich geschaamd zou hebben te bewonen. Aan het eene uiteinde +van den gang, links, eene met kunstig <span class="sper">stuc</span> bekleede badkamer, waarin +een wit marmeren kuip met zinnebeeldige bas-reliefs; aan het andere +uiteinde een boudoir en alkoof, zoo frisch als had de lente het +getooid met hare seringen en jasmijnen; in het midden een groot +vertrek, tevens eetkamer en salon, waar ebbenhouten meubelen +voordeelig uitkwamen bij den gloed van amarantroode overgordijnen, en +de vergulde lijsten van spiegels en schilderijen leven schonken aan +een behangsel van gebruineerd trijpt. Drie hooge ramen tot aan den +grond vormden een middel van gemeenschap tusschen dit vertrek en eene +tamelijk uitgestrekte esplanade, met glas overdekt en ingerigt als +wintertuin.</p> + +<p>De schare van haar die honderd redenen voor ééne hadden om het bestaan +van dit palladium aan niemand te verklappen, was zamengesteld uit +(laat ons zeggen) drie verschillende elementen. Voor een gedeelte, +doch slechts een gering, waren het jonge vrouwen uit den hoogeren en +den hoogsten stand; mishuwden, die hier eene schadeloosstelling of een +vergeetboek zochten, en waanden te vinden, voor de geheime ellende van +hare eigen binnenkamers. Talrijker, opgeruimder in den aanvang, meer +geneigd tot blijven, waren zij die hier somwijlen in alle stilte als +vrouwen van den huize fungeerden: binnen- en buitenlandsche +schoonheden, wier klimopleven bestond in van den eenen op den anderen +Bassa te teren; trekvogels, die niets liever zouden gezien hebben dan +dat de dokter om harentwil zijne reputatie er aan gegeven had; +internationale Aspasia's, wie het kluizenaarsleven, hoe weelderig ook, +toch in den regel hier ten laatste te bang werd. Talrijkst van al +waren de min of meer ouderlooze burgermeisjes vertegenwoordigd; +zusters van schreeuwende broertjes, wier kielen versteld of wier +kousen gestopt moesten worden; jonge deernen, die pas het diakoniehuis +verlaten of pas hare belijdenis gedaan hadden, en nieuwsgierig waren +te weten hoe het er uitzag in de wereld; winkeldochters inzonderheid, +moede van het uitmeten van zijden kleedjes voor anderen en meer +bevoorregten, en wie het niet onverschillig kon zijn ook zelven voor +een keer zulk een kleedje te dragen, of een horloge te bezitten, of +bij hare vriendinnen te kunnen verschijnen met eene echte marabout op +een hoedje van italiaansch stroo.</p> + +<p class="p2">Deernis met eene twintigjarige van de laatste kategorie, die in eene +naburige stad, dezelfde waar Stephenson thans werkzaam was, hare +schande was gaan verbergen en daar in de bitterste armoede naar +voedsel hunkerde voor haarzelve en voor een pasgeboren kind, had den +kapelaan,—hij was inderdaad slechts kapelaan,—zich naar M. doen +begeven en hem zich doen aanmelden bij Ruardi. In de schamelste woning +eener achterbuurt had hij, bij het verrigten van pastorale bezoeken, +de boeteling harer ijdelheid aangetroffen en uit haren mond eene oude, +steeds onbehagelijke geschiedenis vernomen. Op staalgravures zien +dergelijke zondaressen, vooral indien zij tevens een kindermoord op +het geweten hebben en dien ten gevolge van staatswege in verzekerde +bewaring genomen zijn, er somtijds aantrekkelijk genoeg uit. Zij +liggen dan, met het aangezigt naar den toeschouwer gekeerd en met de +zaamgevouwen handen onder het hoofd, uitgestrekt op eene met +teekenachtig stroo gevulde krib: uit haar halfgeopende mond en hare +starende oogen spreekt poëtische wanhoop, en de breede lichtstraal, +die door het getralied venster der sombere gevangeniscel naar binnen +dringt, is eene aanleiding tot rembrandtieke effekten geworden.</p> + +<p>Stephensons kennismaking met het verdoolde schaap zijner kudde was zoo +romanesk niet geweest. Het levendigst was hem van zijn eerste bezoek +de herinnering bijgebleven aan eene bedorven atmosfeer en een ruwen +aarden schotel, waarin zich de overblijfselen van een maaltijd +bevonden, dien de hond van een scharenslijper versmaad zou hebben. In +een morsigen japon, haveloos overblijfsel van een voormalig +half-weelderig, half-burgerlijk toilet, had hij in den hoek van een +zoldervertrek, waar een behangselpapier van de gemeenste soort aan +flarden langs de vochtige muren hing, eene jonge maar in het geheel +niet schoone vrouw aangetroffen, die, ten einde hem te woord te kunnen +staan, begonnen was met haar schreeuwend kind in eene met vodden +gevulde bedstede neder te leggen. Het was eene vrouw zonder adel van +gemoed, en die in hare amourette met Ruardi het zeer onaanzienlijk +kapitaal van aandoenlijkheid, hetwelk haar door de natuur ten +bruidschat was medegegeven, tot op den laatsten penning verteerd had. +Dat zij gebrek leed aan het noodigste, was hare eenige aanbeveling.</p> + +<p class="p2">Ware de kapelaan een andere Stephenson geweest als de uit het oog +verloren akademievriend van Ruardi, de zaak zou den eenvoudigsten loop +der wereld genomen hebben. "Mijnheer! In mijne gemeente houdt zich +eene jonge dochter, eene jonge moeder op, moest ik zeggen, die in de +kommervolste omstandigheden verkeert en regten meent te kunnen doen +gelden op uwe ondersteuning, enz.",—dit of een dergelijk briefje zou +aan alles een einde hebben gemaakt; en de priester zou er geen +oogenblik aan hebben behoeven te twijfelen, dat zijn beroep op de +mildheid van den medepligtige, die voor een vermogend man bekend +stond, de gewenschte vruchten zou gedragen hebben.</p> + +<p>Doch, hoe veranderd ook naar den inwendigen mensch, hij was dezelfde +Stephenson; dezelfde, die na gedurende een viertal jaren den teugel te +hebben gevierd aan al de driften der jeugd, plotseling aangegrepen was +geworden door eene hartstogtelijke zucht naar algeheele verandering +van levenswandel; dezelfde, die, een magteloos bolwerk ziende in het +kerkgeloof zijner opleiding, hetwelk hem voor geene enkele zonde +behoed had, van het eene uiterste in het andere overslaand, als een +nieuwe Augustinus vrede gezocht en gevonden had in het roomsche dogme; +die, steeds onbekwaam om iets ten halve te doen en leek te blijven, +priester had willen worden en geworden was, en in de gelofte, door hem +in die hoedanigheid afgelegd, het aangewezen middel had ontdekt en +gezegend om tot heiligheid te geraken. Hij was evenwel geen +alledaagsch egoïst geworden. Zijn gevoelig hart en zijne levendige +verbeelding vervolgden hem voortdurend met de herinnering aan het +verledene. Schier dagelijks stond de beeldtenis zijner makkers van +weleer, met Ruardi aan de spits, hem voor den geest. Hij kende de +geschiedenis van hun wedervaren, den naam van elke plaats waar zij +zich hadden nedergezet, al de voornaamste bijzonderheden van hunnen +levensloop. Ware zijne studie van het menschelijk hart oppervlakkiger +geweest, of had hij de onmisbaarheid eener goddelijke genade, aan wier +tusschenkomst hij voor zichzelven alles te danken had, minder diep +beseft,—hij zou pogingen aangewend hebben om hen tot boete en +bekeering te brengen. Thans gedacht hij hen alleen in zijne gebeden. +Een hunner was op dertigjarigen leeftijd (nog telkens joeg die +voorstelling hem eene huivering aan) bezweken aan de gevolgen zijner +voortgezette uitspattingen. Van de anderen, hier en ginds in het land +verspreid, waren sommigen ingetogen personen geworden, allerlei +openbare of bijzondere betrekkingen bekleedend; doch hunne beterschap, +meende hij, stond gelijk met eene verdorpering van het hooger-ik, en +met hunne losbandigheid hadden die voortaan gezeten burgers, die +vaders van opkomende huisgezinnen, tevens het natuurlijk goede +afgelegd, waardoor zij zich vroeger onderscheiden en hem aangetrokken +hadden. Van de anderen waren twee of drie er in geslaagd zich voor +eene poos een naam te maken in de letteren of in de staatkunde, doch +zonder iets voort te brengen of uit te werken dat den toets des tijds +zou kunnen doorstaan, en in elk geval zonder te ontwaken tot dat beter +leven, waaraan hij, Stephenson, sedert hij met hen gebroken had, zijne +zaligste oogenblikken dankte. Van al die vrienden was alleen Ruardi +een man van aanzien geworden. In alle opzigten was het hem +medegeloopen, doch op eene wijze die bedroevender scheen dan de felste +tegenspoed gedaan zou hebben. Ruardi, die in den kring van zijne +kameraden steeds gegolden had voor het sterkste hoofd van allen, had +zich in de armen eener wijsbegeerte geworpen, die in den grond der +zaak niets anders was als eene regtvaardigende theorie van zijne +eigen ondeugden. Zijn geheele leven was van lieverlede in eene leugen +verkeerd. Voor het uitwendige ontzag hij de gevestigde orde der +maatschappij en overtrad hij niet eene van hare wetten; doch in stilte +misbruikte hij zijne talenten en ontheiligde hij zijn beroep om aan +één boozen hartstogt te voldoen. De wereld groette hem voor een +weldoener der lijdende menschheid, terwijl voor honderde van zijne +medeschepselen (de bekeerling en de priester gruwden om het zeerst van +dit raffinement van verdorvenheid) zijne aanraking noodlottiger +geweest was dan eene epidemie.</p> + +<p class="p2">Stephenson's kerkelijke begrippen speelden in dit oordeel over het +karakter van Ruardi een veel voornamer rol dan hij zich zelven +bekennen wilde, en misschien zou het hem moeite gekost hebben, betere +gronden aan te voeren voor zijne vroomheid dan de ander tot +bevrediging van zijne sensualiteit plagt bij te brengen. Doch +Stephenson was een dier menschen, die, wanneer uitspraak gedaan moet +worden over hetgeen betaamt of niet betaamt, niet in de eerste plaats +naar bewijzen vragen, maar met indrukken te rade gaan. De +overgeleverde en algemeen aangenomen zedewet bezat voor hem het +karakter der evidentie, en zijn eerbied voor het katholicisme wortelde +vooral hierin, dat het roomsch geloof hem toescheen, aan die wet de +hoogste wijding te geven. Hij vroeg niet naar het waarom van hetgeen +hij deugd en heiligheid noemde; de in de zamenleving geldende +begrippen van goed en kwaad waren in zijn oog niet de uitdrukking van +iets betrekkelijks, zooals koud en warm, ver en nabij, maar droegen +een goddelijk karakter; al hetgeen daarmede streed, was uit den Booze. +Doch hoe vaster het bij hem stond dat Ruardi, van wien hij meer wist +en dien hij beter doorgrondde dan den ander welgevallig kon zijn, tot +de orde der zedelijke monsters behoorde, des te meer had hij het van +zijnen pligt gerekend hem althans eenmaal in zijn leven onder de oogen +te gaan zien; terwijl aan den anderen kant, naarmate het voornemen +daartoe bij hem gerijpt was, zijn zelfstrijd in hevigheid was +toegenomen. Den man in wiens schuldige vermaken hij indertijd zelf +gedeeld had, kon hij, dit sprak, niet bejegenen als een vreemde; +bovenal, hij kon tegenover hem geen beroep op zijn priesterlijk +karakter doen. Elke poging van dien aard zou hem buiten eenigen +twijfel aangerekend worden als eene daad van geestelijken hoogmoed, +van huichelarij misschien. Voorts zeide hem zijn instinkt, dat om hem +te begrijpen en te waarderen, juist die zekere zin voor het reine en +heilige gevorderd werd, waaraan het Ruardi in de eerste en voornaamste +plaats ontbrak. En toch, hij moest nu gaan. Te schrijven zou eene +laagheid geweest zijn; het zou een gebrek aan zedelijken moed verraden +hebben, dat hem nimmer voor de voeten moest kunnen geworpen worden. +Voor het eerst in al de twintig jaren, die sedert zijne bekeering +verloopen waren, bood zich eene gelegenheid aan om onder vier oogen te +zeggen en te toonen wie hij was. Wat baatte het, dat eene +kerkgemeente, die zijne geschiedenis niet kende, hem eerbiedigde als +een godsgezant? Dat de bejaarde en niet buitengewoon schrandere +priester, als een van wiens onderhoorigen hij werkzaam was, hem prees +om zijnen ijver? Dat lieden van allerlei stand in de plaats zijner +inwoning, deftigen en schamelen, hem groetten op de straat en hem met +onderscheiding toegang verleenden tot hunne woning? Die hulde, hij was +er van doordrongen, werd niet aan zijn persoon, maar aan zijn ambt +gebragt, en menigmaal had hij zich haar verweten als de nootlottige +vrucht van een zijnerzijds volgehouden stelsel van misleiding. In +Ruardi's oogen, daarentegen, zou hij zijn die hij was; niets minder, +maar ook en vooral niets meer. De vernedering, dit is zoo, zou ook +hierom te dieper door hem gevoeld worden, omdat, naarmate hij een +ander mensch geworden was, zich uit zijne vorige driestheid eene +bedeesdheid en schroomvalligheid ontwikkeld hadden, die ligt voor +valsche schaamte konden aangezien worden. Doch ook dien teug uit den +bitteren beker wilde hij drinken. En wat alles afdeed, hij zou niet +gaan om zichzelven, of uit gemaakte belangstelling, of in de hoop op +eene martelaarskroon, maar omdat hij eene zending te vervullen had. Er +moest voorzien worden in de behoeften eener verlorene, de zorg +daarvoor was hem opgelegd, en hij ging.</p> + +<h3 class="p4">Derde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Toen Stephenson te G., gelijk zijne standplaats heette, plaats nam in +den spoortrein, ontging het hem dat in het rijtuig der eerste klasse, +waaraan het zijne onmiddelijk voorafging, twee heeren gezeten waren, +waarvan de een André Kortenaer was en de ander voor de lezers van dit +verhaal nog een vreemdeling is. De schrijver zou het vleijend voor +zijne eigenliefde vinden, indien het hun eenig belang inboezemde te +vernemen, om welke reden André zich niet meer te A. bevond, waar hij +zaken had af te doen met zijnen oom, en wat hem naar M. voerde, waar +hij, voor zoo ver bekend was, niets te verrigten had. Doch het is hem +meer waard, de leemten hunner wetenschap aan te vullen dan aanstonds +hunne nieuwsgierigheid te bevredigen, en hij verstout zich te beweren +dat het voor hen van hooger belang is de kennismaking met dokter +Ruardi eerst nog eene poos voort te zetten, dan nu reeds te worden +ingewijd in geheimen die spoedig genoeg aan het licht zullen komen.</p> + +<p>De huisknecht Jakob was te zeer opgevoed in het ontzag zijns heeren +dan dat hij voor luistervink zou hebben durven spelen, en met een +groot aantal zijner natuurgenooten had hij dit gemeen, dat de +gehechtheid aan zijne maatschappelijke positie, of indien men liever +wil, de vrees van daaruit verdreven te zullen worden, hem afhield van +sommige kwade praktijken waartoe het hem anders niet aan de vereischte +neiging zou ontbroken hebben. Hij hoorde niets; en evenmin als hij +iets hoorde, zag hij iets. De sleutelgaten van dokter Ruardi's +vertrekken waren niet derwijze ingerigt, dat men hetgeen daar binnen +voorviel steelsgewijs van buiten waarnemen kon. Al hetgeen Jakob dan +ook in den namiddag van dien dag aan zijn vrouw verhaalde omtrent het +ongewoon bezoek des ochtends aan den dokter gebragt,—Jakob was in +zoover gehuwd dat hij de zorg voor zijne zeven kinderen overliet aan +hunne moeder en zijn eigen haard enkel als een kosthuis +beschouwde,—was geheel en al eene vinding van zijn aangeboren +vernuft. Jakob had niets gezien en niets gehoord; had noch de +wederzijdsche verlegenheid kunnen opmerken, waardoor het gesprek zich +in den aanvang gekenmerkt had, noch aanteekening kunnen houden van den +koude- of warmtegraad, waartoe het beurtelings gedaald en gestegen +was. Dit alleen wist hij, dat, toen "mijnheer de pastoor" een uur +later den trap afging, zijn gelaat en zijn houding al de kenteekenen +vertoond hadden eener volkomen teleurstelling.</p> + +<p>Ziehier in het kort hetgeen Eduard Stephenson, roomsch-katholiek +priester, na de belijdenis van zijn christelijk geloof en zijn verzoek +om onderstand te hebben voorgedragen, ten antwoord bekwam van Frederik +Ruardi, dokter in de genees-, heel- en verloskunde:</p> + +<p>—"Indien ik Alexander niet was, lieve vriend, zou ik Diogenes +wenschen te zijn. Maak daaruit op, dat ik uwe gevoelens eerbiedig, +doch tevens, dat ik daarin onmogelijk deelen kan. De theologie is +nooit mijne specialiteit geweest, doch voor zoo ver ik over die zaken +oordeelen kan schijnt het mij toe, dat gij van uw standpunt wèl +gehandeld hebt met roomsch te worden. Ik ga verder en erken, dat zelfs +de meest orthodoxe protestant, om van de liberalere niet te spreken, +mij voorkomt eene anomalie te zijn. Toen de duivel vroom werd, zegt +het spreekwoord, was hij een oud man, en ik voor mij ben van zins het +volgen van dat voorbeeld uit te stellen tot den dag mijner begrafenis. +Mogt ik evenwel vroeg of laat mijne tegenwoordige zienswijze vaarwel +zeggen, dan geloof ik dat de keus tusschen Rome en Genève mij niet +moeijelijk vallen, en ik in de oudste brieven al spoedig het meeste +vertrouwen stellen zou.</p> + +<p>—"Doch dit daargelaten. Uwe fout, in mijne oogen, is niet zoo zeer +dat gij roomsch of priester, maar dat gij met de predikanten en de +rabbi's de vertegenwoordiger zijt van eene opvatting der menschelijke +natuur die mij onmenschelijk voorkomt. Gijlieden van de godgeleerde +fakulteit zijt in onze zamenleving een element van gewigt, en mijn +stelsel brengt mede dat ik den hoed voor u afneem. Gij vormt met u +allen eene indrukwekkende politiemagt; en de juistheid dier +vergelijking is mij nooit zoo duidelijk geweest als sedert ik een jaar +of drie geleden eene reis gedaan heb door het vaderland van mijne +grootouders. De dienders in de Staten van koning Victor Emanuel gaan +namelijk in het zwart gekleed, en een Hollander zou een vergrootglas +moeten gebruiken om eenig wezenlijk onderscheid te ontdekken tusschen +het uitzigt dier onontbeerlijke agenten en dat van onze geestelijken +hier te lande. De vorsten en hunne regeringen hebben in zekeren zin +groot gelijk dat zij ulieden naar de oogen zien; want uwe hulp is even +onmisbaar voor hen als die van hunne legers, hunne dagbladen en hunne +spionnen. Desniettemin houd ik u en uwe leer voor den kanker der +zamenleving. Ontberen is van die leer de grondtoon; genieten de +grondtoon der mijne, die uit dien hoofde even gezond is als de uwe +ziekelijk. Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij, is, met +uw verlof, een uitnemend beginsel; en voor zoo ver ik dat beginsel in +praktijk breng, ben ik uw vijand. Doch hierin ben ik het met ulieden +eens, dat een mensch niet leven kan alleen van brood. Ik voor mij, ten +minste, die een gastronoom ben, protesteer tegen dat régime. +Herinnert gij u Karel van Mansveld? Een goede jongen, doch dien het +niet medegeloopen is in de wereld. Hij werkt thans veertien uren daags +op een kassierskantoor hier in de stad; zijn patroons, eene firma van +drie of vier leden, behandelen hem als een kruijer; hij heet +sous-chef, doch is inderdaad niets meer dan een bediende. Waarom +verbreekt hij zijn juk niet? Waarom laat hij zijne superieuren +zoogenaamd, die met hun allen niet het tiende deel zijner bekwaamheden +bezitten, niet rondom loopen? Alleen omdat hij den moed niet heeft, +zich en zijne vrouw en zijne zes kinderen van kant te maken. Ofschoon +ik er de noodzakelijkheid niet van inzie, hij moet leven, zegt hij, en +om dat te kunnen doen onderwerpt hij zich aan den vernederendsten +arbeid. Zoo is de wereld. Gij theologen dicht aan het menschelijk +bestaan, ik laat in het midden met welke bijoogmerken, een doel toe +waar niemand naar streeft. In den grond der zaak toch bekommert geen +sterveling zich om iets anders als om spijs en drank; tenzij men, +gelijk het geval is met mijzelven, eene afleiding gevonden heeft in de +liefde. De liefde en de honger, heeft Schiller gezegd, zijn de twee +polen waartusschen het menschelijk leven zich beweegt; en nooit hebben +uwe apostelen of uwe profeten iets zoo afdoends gezegd. Gij vraagt mij +eene gift voor de jonge vrouw, die, naar gij zegt, door mijne schuld +ongelukkig geworden is. Die gift zal ik u doen toekomen, doch onder +protest. Ik heb dat meisje niet ongelukkig, maar betrekkelijk gelukkig +gemaakt; en het eenige wat ik u kan toegeven is, dat haar voorspoed +slechts kort geduurd heeft. Aan den omgang met mij is zij sommige van +de genoegelijkste oogenblikken haars levens verschuldigd geweest. +Ontbrak het haar hiertoe niet aan de noodige middelen, zij zou die +oogenblikken kunnen vermeerderen; doch dat zij die middelen niet +bezit, is mijn schuld niet. Hebt gij ooit eene fransche rozenkweekerij +gezien? In velden vol gemeene soorten ziet men hier en ginds, op +groote afstanden van elkander, eenige zeldzame nieuwe varieteiten zich +vormen. Die varieteiten hebben waarde; de massa der rozen niet. Met de +menschen is het niet anders. Het min of meer volkomen geluk van een +hunner heeft de slavernij of den tegenspoed van duizend, laat ons +zeggen van honderd anderen tot onvermijdelijke voorwaarde. In mijne +soort en op kleine schaal ben ik eene varieteit; een konkest zeggen de +bloemisten. Had het van mijnen wil afgehangen, ik zou bedongen hebben, +dat een kleiner aantal van hetgeen gij mijne slagtoffers noemt +volstaan moest om mij te doen beantwoorden aan mijne bestemming. Doch +ik heb daar niets aan kunnen veranderen. Ook was het voor mij, even +als voor alle menschen, u zelve niet uitgezonderd, er op of er onder. +De wet van het zelfbehoud is eene tirannieke meesteres, en wie niet +heerscht wordt gebruikt; daar is geen bidden voor. Ons leven bestaat +in een eindeloos streven naar herstel van evenwigt op allerlei gebied. +Gijlieden van de sombere fakulteit predikt aan de menschen dat zij +behagen moeten leeren vinden in het doen van hunnen pligt. Voor mij en +volgens mij is dat een omweg. Mijn lust is mijn leven, en eerst +wanneer ik dien geboet heb, vind ik rust. Er is een tijd geweest dat +ik wilde trouwen, en ik ben getrouwd. Doch hetgeen toen goed was, +omdat ik het wenschte, zou thans, indien de omstandigheden mij niet +van dat juk bevrijd hadden, mijn grootste kwelling zijn. Thans gevoel +ik, dat het celibaat mijne roeping is; eene instelling, welke zoo zeer +in de natuur der voortreffelijkste menschen ligt, dat men gehuwde +kunstenaars van uitnemenden aanleg, worstelend ondergegaan in de zorg +voor vrouw en kind, den dag heeft hooren verwenschen waarop zij +huisvaders geworden waren; eene instelling, mijnheer de kapelaan, +waarop uw eigen kerkgenootschap, en teregt, den hoogsten prijs stelt. +Het groot, maar dan ook eenig verschil tusschen uw celibaat en het +mijne is dat gij met den naam van heiligheid bestempelt hetgeen ik +ontaarding noem. Niet gij zijt de ware priester, maar ik; ik die de +menschelijkste aller aandoeningen tot wet van mijn leven verhef en mij +tot bedienaar zalf van een evangelie, dat ouder is en langer duren zal +dan het uwe."</p> + +<h3 class="p4">Vierde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Sedert vierentwintig uren van zijnen zendelingstocht naar M. +teruggekomen, zat Eduard Stephenson in de boven-achterkamer, die hem +tegelijk tot studeer- en tot slaapvertrek diende en uitzag in den tuin +achter de niet verwaarloosde, maar nogtans uitermate burgerlijke +woning van zijn pastoor, in de <span class="sper">Bekentenissen</span> van Augustinus te lezen.</p> + +<p>G. is geene groote plaats, gelijk men weet, maar eene dier +provinciesteden van den tweeden rang, welke nog slechts met sommige +van hare buitenwijken naar den spoorweg beginnen te kruipen en de hand +naar een aandeel in de voorregten der algemeene beschaving +uitstrekken. De huizen met trapgevels zijn er menigvuldiger dan +elders, en het ontbreekt er niet aan bovenverdiepingen waar de muren +der vertrekken nog met voorvaderlijke kalk bestreken zijn, het +onverholen getimmerte der zolderingen nog in de donkergroene grondverf +staat, en de vloeren iets ruws en onbehagelijks over zich hebben, dat +onvereenigbaar is met het comfort van een tapijt.</p> + +<p>Zulk een ouderwetsch huis was het huis van den pastoor, en zulk eene +onherbergzame kamer die van Stephenson. Voor eene boekenkast van +gladgeschaafde planken hing een dundoek van geruit katoen, wit en +blaauw; om het eikenhouten ledikant, bruin van ouderdom, was een +behang geslagen van eeuwenheugend en verkleurd damast, dezelfde vale +en sombere tint vertoonend als de gordijnen dier bedsteden in het +klooster van den Grooten Saint-Bernard, welke er zoo spelonkachtig +uitzien wanneer de kloosterbroeder, met de kaars in de hand, ze u voor +uw nachtverblijf aanwijst, en waarin men nogtans, na een vermoeijenden +rid te paard of eene wandeling van veertien uren, overheerlijk slapen +kan. Stephenson had <span class="sper">niet</span> overheerlijk geslapen, en dezelfde reden +waarom hij in den afgeloopen nacht naauwlijks de oogen had kunnen +luiken,—nabetrachtingen over zijn gesprek met Ruardi en onafzienbare +bespiegelingen over het waarom der menschelijke verdorvenheid,—was +ook oorzaak dat hij dezen ochtend minder aandacht schonk dan ooit aan +het kloosterachtige zijner omgeving. Hij was niet in eene stemming om +op te merken hoe hard de zitting was van zijn matten stoel, of hoe +spoedig zijne voeten een gat geboord zouden hebben in het +halfversleten karpet onder zijne tafel. Hij zag op uit zijn boek en +staarde in den tuin. Daar drentelde de pastoor op en neder, met eene +lange goudsche pijp in den mond en een zwartfluweelen kalot op het +hoofd. In den aanblik van dien man was niets verheffends of +bemoedigends. Hij droeg in huis eene soutane af, door langdurig +gebruik geheel glimmend geworden, en wanneer hij 's morgens in den +tuin wandelde, plagt hij tegen het opslaan van den vochtigen grond, +over zijne muilen heen, een paar klompen aan te schieten. Niet het +minst wanneer hij zijne pijp dwars tusschen de tanden nam en zich +voorover bukte over zijne hortikultuur, in het voorjaar rupsen +zoekend tusschen de knoppen zijner rozenstruiken, in den nazomer de +gele bladeren uit zijne geraniums verwijderend, zou in het oog van een +denker de oude pastoor op holsblokken een belangwekkend beeld geweest +zijn van het proza des christendoms. Een schilder zou partij hebben +weten te trekken van dit eenvoudig, maar zuiver menschelijk tooneel; +zou hier met een toets en ginds met eene lijn het alledaagsche daarin +ongemeen gemaakt of aan het platte relief gegeven hebben. Doch +Stephenson, die geen schilder was, was ook geen denker. Hem troostte, +wanneer hij verdriet had, noch de kunst, noch de wijsbegeerte, en +alleen de mystiek was in staat hem te verzoenen met eene wereld, van +welke hij zoo diep als iemand gevoelde dat zij in den Booze lag. Hij +ergerde zich niet aan zijn pastoor; nog veel minder verachtte hij hem; +de grijsaard was in zijne oogen een Israëliet zonder bedrog. Doch er +zijn zielen die ook in de trivialiteit van Nathanaël, hoe onschadelijk +zij overigens wezen moge, eene openbaring zien van de magt der zonde. +In vergelijking van Ruardi was de pastoor een engel, ongetwijfeld; +doch Ruardi's bestaan, meende Stephenson, werd door het bestaan van +zulke kortgewiekte goede geniussen niet opgewogen of geneutraliseerd.</p> + +<p>—"<span class="sper">O felix culpa!</span>" prevelde hij voor niemand weet de hoeveelste maal +in zijn priesterlijk leven. Want dit moet van hem gezegd worden, dat +hoewel het gevoel der menschelijke schuld hem diep ter neder drukte, +hij die schuld-zelve niet uitgewischt zou hebben willen zien, indien +hij voor zoo hoog een prijs zijnen Verlosser had moeten missen.</p> + +<p>Op hetzelfde oogenblik dat Stephenson zich aldus in de verborgenheden +der christelijke geloofsleer verdiepte, zat André Kortenaer, +insgelijks op eene boven-achterkamer met het uitzigt op den tuin, den +volgenden brief aan zijn meisje te schrijven:</p> + +<div class="blockquote"> +<p class="right">Soekabrenti, bij M,... Augustus 186—</p> + +<p class="left5">"Lieve Emma,</p> + +<p>"Ik wenschte niet dat gij raden kondt waar ik mij op dit oogenblik +bevind of hoe ik hier gekomen ben. Het zou veel, maar te veel voor uwe +schranderheid bewijzen. De dames hebben het regt, ondoorgrondelijk te +zijn; doch bezaten zij bovendien de gaaf van alles te doorgronden,... +dan zou voor de heeren (hoor ik u zeggen) in het geheel geen kans meer +overschieten om haar te bedriegen. Hoe komt gij toch aan die +ongunstige meening omtrent ons, en waaraan heb ik het te danken dat +gij om mijnentwil eene uitzondering op den regel toelaat? Geloof mij, +ik ben geene uitzondering, en aan de meesten onzer is een weinig blind +vertrouwen zeer wel besteed.</p> + +<p>"Dit herinnert mij aan ons laatste gesprek in het Duinendaalsche +bosch, en ik kan mij bijna niet voorstellen, dat het nog slechts drie +dagen geleden is dat wij afscheid genomen hebben van elkander. Hoe +snel ging de tijd voorbij toen wij bijeen waren, en hoe traag kruipen +thans de uren om! Waarom glimlagchen de menschen en noemen zij het +kinderachtig, wanneer twee aanstaande echtgenooten niet buiten +elkander kunnen? Voor mij is niets zoo belangrijk in dit leven als uwe +liefde, en ik heb oneindig meer op met u dan met alle spoorwegbruggen +en alle volkspaleizen die ik misschien nog bouwen zal. In vergelijking +van ons huwelijk vind ik zelfs de vereenigde doorgraving der +landengten van Suez en van Panama eene zaak van niet meer dan +betrekkelijk gewigt.</p> + +<p>"Doch luister nu eens, mejufvrouw, naar hetgeen ik u te vertellen +heb. Het is elf ure in den ochtend, en ik zit u dezen brief te +schrijven in een koketten stoel, aan een elegant bureau, in de +weelderigste van alle logeerkamers. Wanneer ik het hoofd omwend, heb +ik aan mijne linkerzijde twee opengeslagen vensterdeuren, en zie ik +neder op een groot grasperk, in het midden waarvan een zware bruine +beuk prijkt. Zaagt gij de zon door de takken en bladeren van dien boom +hare vonken schieten op het gras, gij zoudt er stil van worden. Het +park, dat mij omringt, is geene eigenlijk gezegde buitenplaats, maar +de breed aangelegde tuin van eene villa, geen twintig minuten gaans +van de stad verwijderd. Den vreemden naam van <span class="sper">Soekabrenti</span> dankt die +villa aan een oost-indisch millionair, die haar eenige jaren geleden +hier heeft doen bouwen en van wiens chineesche vrouw even als van hem +zelven ik u bij gelegenheid kurieuze anekdoten vertellen zal. Thans is +zij het eigendom van—dat zal ik u zeggen. Gij zult dan meteen +weten wie mijn gastheer is, hoe mijne gastvrouw heet, waarom ik niet +bij mijn oom gebleven ben, te A., en welke zaken ik te M. te +verhandelen heb.</p> + +<p>"Toen ik eergisteren-ochtend op het bepaalde uur bij mijn oom +verscheen... Maar neen, op die wijze zou aan mijn verhaal geen einde +komen, en het is niet belangwekkend genoeg om lang te mogen zijn. +"Vertel mij eens, vriendje," vroeg mijn oom, op den hem eigen +vernederenden en brusken toon, waarachter hij volgens sommige zijne +warmste genegenheden verbergt, doch dien ik voor mij altijd +onaangenaam gevonden heb, "weet gij wel dat uwe moeder en ik eene +erfenis deelen moeten met een verren neef van ons, Adriaan Dijk +geheeten? Ter wille van uwe zusters wenschte ik dat de nalatenschap +vorstelijker ware, doch daaraan is nu eenmaal niets te veranderen. Ik +ben verhinderd, in persoon naar M. te gaan en met Dijk, die buitendien +mijn boezemvriend niet is, de noodige schikkingen te maken. De zaak +moet evenwel geregeld worden, en dat is de reden dat ik u ontboden +heb. Deze prokuratie is, geloof ik, zoo algemeen mogelijk, en met dat +ding in den zak zult gij uit mijnen naam alles kunnen verrigten wat de +wet voorschrijft." Mijn vader had mij van die erfenis het een en ander +verteld, zoodat mijn oom de moeite had kunnen sparen mij in te lichten +en te bejegenen als een knaap. Doch zoo is hij. Ik had in de mij +toegedachte kommissie weinig lust, en liet niet onduidelijk +doorschemeren, dat ik het in elk geval ruim zoo eenvoudig zou gevonden +hebben, mij die prokuratie toe te zenden over de post, desnoods in een +aangeteekenden brief. Niet waar? Ik zou dan regtstreeks naar M. hebben +kunnen reizen, en had niet noodig gehad den omweg te maken, die thans, +door eerst naar A. te trekken, onvermijdelijk geworden was. Voor die +opmerking werd ik evenwel aanstonds gestraft door de vraag, of ik zoo +weinig prijs stelde op een persoonlijk onderhoud met mijnen oom, dat +het genot van dat voorregt mij zelfs geen halve dag reizens waard was? +"Bovendien," vervolgde mijn oom, "wenschte ik u omtrent, de personen +met wie gij te M. in aanraking komen zult,—Adriaan Dijk en zijne +vrouw, bedoel ik,—eenige dier inlichtingen te verschaffen, welke +ik niet gewoon ben toe te vertrouwen aan het papier. Wees openhartig +en zeg mij, kent gij mevrouw Dijk?" Bij het doen dier vraag zag mijn +oom mij doordringend aan; veel ernstiger en veel doordringender dan +noodig was, want van mevrouw Dijks bestaan was mij toen nog alleen dit +bekend dat zij de vrouw was van onzen neef Adriaan, met wien ik de +zaak der erfenis regelen zou. Wel herinnerde ik mij, haar somtijds te +hebben hooren roemen als eene schoonheid, te schoon en te geestig voor +een man als den haren, van wien men beweerde dat hij het kruid niet +uitgevonden had; doch daar ik òf hem òf haar zelfs niet van aangezigt +kende, vond ik het niet noodig gewag te maken, van die bijzonderheid. +Mijn antwoord was, en zoo sprekend zeide ik de gulle waarheid: "Ik +weet te naauwernood dat er eene mevrouw Dijk in de wereld is." Wat +mijn oom mij toen uitlegde, en het vele wonderlijke dat hij mij +vertelde van den heer en de dame aan wie hij bezig was mij te +endosseren, kan ik u niet alles woordelijk overbrengen. Ook zou het u +vermoedelijk voor een groot gedeelte even weinig belang inboezemen als +mij. "Dijk," zeide hij onder anderen, als ten vervolge op zijne +mededeeling dat neef Adriaan zijn boezemvriend niet was, "Dijk is een +ingebeelde zot. Of hij verstand van tabak heeft, weet ik niet, maar +dat hij op nieuw intrigeert om lid van de Tweede Kamer te worden, is +onvergefelijk. Eenige jaren geleden ben ik toevallig veroordeeld +geweest hem herhaaldelijk te ontmoeten in gezelschap van derden, en +bij die gelegenheden heb ik hem hooren doorslaan over politiek. Het +was erbarmelijk. Omdat hij fortuin en een grooten mond heeft, +verbeeldt hij zich te kunnen medepraten over belastingwetten, over +diplomatieke nota's, over koloniale onderwerpen, en wat niet al; doch +van mijn leven heb ik door een volwassen mensch zooveel onzin niet +hooren uitkramen. Gelijk de meesten zijner stadgenooten, zeilt hij +onder liberale vlag; doch had ik vóór '48 geweten, dat onze nieuwe +Grondwet voor zulke werveldraaijers het hek ontsluiten zou, ik zou +mijne onafhankelijke positie nooit prijs gegeven hebben." Meer zal u +interesseren hetgeen mijn oom van mevrouw Dijk vertelde. "Mevrouw +Dijk," zeide hij, "is de natuurlijke dochter van een mijner voormalige +schoolkameraden. Haar voornaam is Lidewyde, doch zij is geene +hollandsche van geboorte. Haar vader is jaren geleden nederlandsch +consul geweest te Alexandrie, en heeft daar een tijdlang geleefd met +eene soort van grieksche slavin. Of hij nog bestaat weet ik niet, maar +ik twijfel er aan. Hij is indertijd met mevrouw Dijk, die toen een +kind was, uit Egypte naar Holland gekomen en heeft haar ergens besteed +op eene kostschool, waar zij de vriendin geworden is van Dijks +zusters. Vervolgens is hij naar de Oost vertrokken, en schijnt voor de +opvoeding van dat kind, wat het geldelijke betreft, behoorlijk zorg +gedragen te hebben. In de eene of andere groote vakantie is het meisje +door de oude mevrouw Dijk te logeeren gevraagd, en zoo is Adriaan aan +haar gekomen. Indien zij ooit van hem gecharmeerd geweest is, is zij +eene even groote zottin als hij; maar ik gis dat zij hem alleen +genomen heeft om eene toonbare positie te hebben."</p> + +<p>"Gij weet ongeveer, lieve Emma, hoe ik over mijn oom denk. Hij is +mijn weldoener geweest en zonder hem zou ik geen ingenieur geworden +zijn; reden genoeg voor mij om hem te achten en te ontzien. Doch +liefhebben kan ik hem niet; en dat hij in weerwil van zijne +ondervinding en van zijn oud-ministerstitel een man vol vooroordeelen +is, daarvan heb ik sedert gisteren op nieuw de ervaring opgedaan. Hij +heeft zijnen tijd gehad en kent de kaart van het land niet meer. Heb +ik het hem niet als eene uitgemaakte zaak hooren voorstellen dat +Adriaan Dijk liberaal was en als lid van de liberale partij lid van de +Tweede Kamer wilde worden? Welnu, op mijne reis van A. naar M. heb ik +kennis gemaakt met een welingelicht persoon, die mij verzekerd heeft +dat mijn oom den bal volkomen missloeg. Van dien heer, die er +onoogelijk uitzag, maar zeer onderhoudend praatte (hij heet Lefebvre, +en moet een voornaam advokaat zijn), heb ik vernomen dat Adriaan Dijk +niet-alleen bij de aanstaande verkiezing van een lid der Tweede Kamer +te M. optreden zal als de kandidaat der konservativen, maar dat +hijzelf (den heer Lefebvre meen ik), die insgelijk de konservative +rigting toegedaan is, zich met geen ander doel naar M. begaf als om +met Adriaan over diens kandidatuur te gaan spreken en bezoeken met hem +te gaan afleggen bij eenige vrienden. Mij is het volmaakt +onverschillig, dat begrijpt gij, of mijn neef Dijk konservatief of +liberaal is; maar uit hetgeen ik u daar vertel blijkt genoeg, dat op +het oordeel van mijn oom Timmermans weinig staat valt te maken.</p> + +<p>"Wilt gij een ander staaltje van zijne kortzigtigheid? Toen ik +gisteren-avond bij Dijk mijne opwachting ging maken (want hij ontvangt +alleen 's avonds, en indien ik dat van te voren geweten had, zou ik +minder vroeg uit A. vertrokken zijn), verbeeldde ik mij, afgaande op +de beschrijving van mijn oom, een winderig persoon te zullen +aanschouwen, die mij half en half brutaliseren of althans overbluffen +zou, en tegen wien ik op mijne hoede zou moeten zijn. Doch toen de +vigelante, waarmede ik mij naar Soekabrenti had laten brengen, +stilhield voor dat paleis (Dijks woning is inderdaad een vorstelijk +gebouw), werd ik ontvangen door een gul en wellevend man, de +voorkomendheid in persoon, die naauwelijks mijn naam en het doel van +mijne komst vernomen had, of hij gaf mij de hand en bood mij zijn huis +aan. Dijk is iemand van vijfenveertig jaren, naar ik gis. Hij heeft +een hoog voorhoofd en is bijna kaal; maar ofschoon zijn digte blonde +baard hier en daar grijze plekken begint te vertoonen, ziet hij er +volstrekt niet uit als een versleten man. Hij is klein van gestalte, +heeft kleine handen en kleine voeten en is naar den laatsten smaak +gekleed. Het eenige wat ik op hem zou weten aan te merken, is dat hij +iets deftigs over zich heeft, dat niet geheel en al natuurlijk is; +maar dat misstaat hem niet, omdat men gevoelt dat hij anders misschien +te levendig en te toeschietend zou zijn.</p> + +<p>"Wat mijne nicht Lidewyde betreft, deze heeft, naar ik u verklaren +kan, niet den minsten indruk op mij gemaakt, en ik begrijp ter wereld +niet hoe mijn oom (of had ik u dat nog niet verteld?) mij haar heeft +kunnen afschilderen als eene kokette vrouw. Misschien, ja, indien zij +wilde, zou zij er interessant kunnen uitzien; doch gelijk ik haar +gisteren-avond aangetroffen heb, thee schenkend onder de verandah aan +de achterzijde van het huis en zich te mijner eer te naauwernood +opheffend uit haar gemakkelijken stoel, vond ik haar niet-alleen niet +mooi, maar bijna onbevallig. Haar oog zegt niets; haar mond (in +afgemeten en karige woorden heette zij mij welkom) weinig meer, en op +haar voorhoofd troont eene wolk, die aan wrevel en meer nog aan +onverschilligheid denken doet. Men kon het haar aanzien, dat zij +afkomstig is uit het Oosten, of althans uit het Zuiden, en die indruk +is zelfs zoo sterk, dat men verwonderd is, haar Hollandsch te hooren +spreken zonder accent. Doch dat vreemde uitzigt is dan ook het eenige +in haar wat frappeert. Zij is jonger dan haar man, en zal ongeveer van +mijn eigen leeftijd zijn.</p> + +<p>"En ziedaar, lieve Emma, hoe ik beland ben op Soekabrenti en waarom ik +aldaar mijn anker heb laten vallen. Naar de berekening van mijn oom, +zullen met het opmaken der noodige akten, en zoo voorts, hoogstens +acht dagen gemoeid zijn. Dijk heeft dat niet tegengesproken, en daarom +heb ik dan ook van zijn aanbod, om bij hem mijnen intrek te nemen, +zonder schroom gebruikt gemaakt. Hij wilde volstrekt niet hebben, dat +ik meer dan één nacht in een logement slapen zou, en om u de waarheid +te zeggen was zijne propositie mij zeer naar den smaak. Te Duinendaal +heb ik zoovele maanden achtereen als een zwaluw onder de dakgoot +gewoond, dat die levenswijze voor mij al hare bekoorlijkheid verloren +heeft. Daarbij komt dat het weelderigst hôtel niet confortabler +ingerigt kan zijn dan Soekabrenti. Voor menschen zonder kinderen is +het huis eigenlijk veel te groot; men verdwaalt er in, en indien ik u +den weg naar mijne kamer moest wijzen, zou ik misschien verlegen +staan. De persoon die het heeft laten bouwen, maar er spoedig genoeg +van had en nu de hemel weet waar op een landgoed woont,—in +Boheme, hoor ik,—had een talrijk gezin, en zijne jongelui, met +inbegrip van goeverneurs en goevernantes, moesten elk eene +afzonderlijke kamer kunnen hebben. Doch met uitzondering van dit +doolhofachtige is het de fraaiste villa die men zich denken kan, en ik +weet wel wie er schik in hebben zou, het eenmaal in de wereld zoo ver +te brengen, dat hij zulk een huis bewonen kon. Meermalen had ik hooren +vertellen, dat Dijk fortuin had; doch om zoo te kunnen leven als hij +doet, met een kantoor in de stad, eigen rijtuig, eigen paarden, een +eigen tuinman en een huis vol bedienden, moet hij schatrijk zijn.</p> + +<p>"Gisteren-ochtend met mijn ledigen tijd geen raad wetend, heb ik eene +ontdekkingsreis door de straten van M. gedaan en ben ik een kijkje +gaan nemen van het Park. Alles heeft hier in de laatste jaren een veel +levendiger aanzien bekomen dan te voren; er heerscht eene +ongeloofelijke drukte, en even als men van de meeste kerkorgels in ons +land verhaalt dat zij na het Haarlemsche de grootste zijn, zal men +over niet langen tijd, doch met meer grond, van M. kunnen zeggen, dat +het na Amsterdam of Rotterdam onze voornaamste koopstad is. Behalve +naar het Park, waar tweemalen in de week muziek gemaakt wordt, gaan de +menschen hier veel naar Zeeburg, waar verleden jaar een badhuis +geopend is. Wel tienmalen daags is er gelegenheid om met omnibussen of +diligences daarheen te rijden, en wie niet rijden wil kan desnoods +wandelen, want van hier naar genoemd dorp is weinig meer dan een uur +gaans.</p> + +<p>"Gij bemerkt, melieve, dat het oord mijner ballingschap in het geheel +geene woestijn is. Ook zou ik het er wel kunnen uithouden, indien gij +slechts bij mij waart. Doch uwe afwezigheid vervolgt mij overal; en +pas sedert ik u ben gaan schrijven, heb ik mij weder minder verlaten +gevoeld. Met evenveel droefheid als zelfvoldoening zie ik de +volgekrabde blaadjes nevens mij nog aangroeijen; want hoewel de +gedachte mij goeddoet, eerlijk gebiecht en u haarklein al mijne +wederwaardigheden verteld te hebben, besef ik met smart dat ook aan de +genoegelijkste dingen een einde moet komen, en het niet aangaan zou, +een nog langeren brief naar Duinendaal te zenden dan deze +onwillekeurig reeds geworden is. Groet uwe ouders van mij, en al +degenen die naar mij vragen zullen. Gedenk mijne eenzaamheid en troost +mij spoedig, bid ik u, met een lettertje van uwe hand. Het zal de +eerste brief zijn, dien ik van u ontvang; maar indien van u gescheiden +te zijn de prijs is waarvoor ik het genot moet koopen de teekenen van +uwe lieve hand te aanschouwen, zou ik bijna wenschen dat het tevens de +laatste was. Ik kan niet buiten u, Emma, en hij zal een toovernaar +zijn die mij hier langer aan de praat houdt dan volstrekt noodzakelijk +is. Mijn hart is op Belvedere. Bij u behoor ik, voor u leef ik, u +omhels ik."</p></div> + +<h3 class="p4">Vijfde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Noem het onopregtheid, noem het zwakheid, noem het onnoozelheid; doe +van die gebreken zooveel af als noodig is om er niet geheel en al vrij +van te zijn en nogtans in een roman een dragelijk figuur te kunnen +blijven maken,—André's oordeel over zijn oom was in elk geval +onjuist. Kort na 1848, toen het liberaal-zijn in de politiek nog iets +veel deftigers en veel gekleeders was dan tegenwoordig, was die oom en +oude vrijer, als lid van een liberaal Kabinet, een tijd lang minister +van Buitenlandsche Zaken geweest, en nog in zijne A'sche rust omgaf +hem de naglans dier Haagsche grootheid. Opgeleid voor den handel, was +hij door schrandere spekulatien reeds vroeg een man van vermogen +geworden, had veel en goed gereisd, kende al de hoofdsteden van Europa +op zijn duimpje, en kon, wat zijne bevoegdheid tot het vervullen eener +diplomatieke betrekking aangaat, de vergelijking met de meeste +diplomaten zeer wel doorstaan. Met eene minstens vijftigjarige weduwe, +die zijne huishouding waarnam en doodelijk bang voor hem was, woonde +hij in een der fraaiste huizen eener voorname straat, hield rijtuig, +zag menschen, verkeerde in aanzienlijke kringen, en zou door menigen +neef in den lande, als het model der erfooms, in hooge eer gehouden +zijn. Doch omdat hij Kortenaer heette en adelbrieven bezat, was André +van lieverlede weinig bewondering gaan koesteren voor een bloedverwant +die alleen den burgerlijken naam van Timmermans voerde (den naam +zijner eigen moeder intusschen); minister geworden was in een halven +revolutietijd, en nooit in de gelegenheid was geweest het klatergoud +van zijn ambt te doen vergeten door het bewijzen van degelijke +diensten aan den lande. Hij erkende met den mond dat hij aan zijnen +oom groote verpligtingen had; doch in den grond zijns harten (want +sommige jongelieden zijn minder onbedorven dan zij er uitzien) +griefden hem die verpligtingen. Het was bitter, meende hij, dat zijn +vader, een geboren edelman, het nooit verder had kunnen brengen in de +wereld dan tot direkteur van een postkantoor in eene provinciestad, en +de zorg voor een groot gezin hem nog bij voortduring noodzaakte +gunsten aan te nemen van een boven zijnen stand voorspoedig zwager.</p> + +<p>En bij die oude grieven was sedert eenige maanden eene nieuwe gekomen: +André had reden om zijnen oom voor een tegenstander van zijn +engagement met Emma te houden. Hij had hem van zijne verloving +schriftelijk kennis gegeven, en ooms antwoord was geweest: "Ik dweep +niet met dat huwelijk." Hij had opheldering gevraagd van die +ongemotiveerde afkeuring en tot bescheid ontvangen: "Mij dunkt, gij +zoudt later eene betere partij hebben kunnen doen." Wat beduidde dat? +Nu ja, Emma was geene gravin; doch bij een huwelijk kwam het bloed van +de mannen, en in elk geval waren de Visschers ligt van zoo goeden +huize als de Timmermansen. De oude heer Visscher was geen millionair; +ook dit was waar. Doch Emma was een eenig kind, en het was duidelijk +dat iemand zonder fortuin vergelijkenderwijs een goed huwelijk aan +haar deed. Waarom dan die tegenkanting? Moest genoten ondersteuning +dit gevolg hebben, dat men zich levenslang te schikken had naar de +luim van hen of haar wier goedheid men ondervonden heeft, men zou +eindigen met alle gulle tantes en alle vrijgevige ooms naar de +Mokerheide te wenschen. <span class="sper">Que diable</span>, men telt geene dertig jaren en +bouwt geene spoorwegbruggen, om ten eeuwige dage naar de pijpen te +dansen van een oom, die minister van Buitenlandsche Zaken—geweest is!</p> + +<p>Zoo dacht André, wanneer hij zich niet in het gezelschap van zijnen +oom bevond. Doch had het toeval ons tot getuigen gemaakt van zijn +onderhoud met den oud-minister, wij zouden van het onafhankelijke dier +gevoelens weinig bij hem bespeurd hebben. De oud-minister mogt +vooroordeelen hebben en niet volkomen meer op de hoogte van alle +nieuwtjes zijn, hij was een man wiens tegenwoordigheid imponeerde. +Zijn voorkomen teekende in het geheel niet hetgeen men eene +burgerlijke afkomst noemt, en op twee kleine gouden ringetjes na, die +hij sedert jaar en dag in de ooren droeg, zou men hem voor eene +geboren Excellentie hebben aangezien. Zijn kamerjapon was geenzins +met ridderorden uitgemonsterd, en men zou langvergeten jaargangen der +<span class="sper">Staats-Courant</span> hebben moeten naslaan om te weten te komen, tot het +"aannemen en dragen" van hoevele versierselen van dien aard hij 's +Konings vergunning bekomen had. Zijn gelaat, dat aan de snede van dat +van Voltaire herinnerde, was ver van schoon; doch de groote neus paste +in zijne soort volkomen bij het tusschen grijze lokken schuilgaand +voorhoofd, en men behoefde slechts eenmaal in zijn leven een goed +portret van Sterne gezien te hebben, om zich ook in dit geval verzoend +te gevoelen met een mond, die wijder gaapte dan, volgens Poot, de +hoofsche staatsjufvrouwen doen. Zonder dat hij dandineerde, was in +zijn gang iets elastieks, dat bij mollige tapijten voegde, en in +weerwil van zijnen leeftijd had hij iets zoo bevalligs in zijne +bewegingen en was hij zoo vlug ter been, dat geen verstandig jong +meisje geweigerd zou hebben, zich door hem ten dans te laten noodigen. +Komplimenteus in zijne gesprekken met vrouwen, dogmatisch in zijn +onderhoud met mannen, niet naijverig op het voeren van het hoogste +woord en nogtans een aangenaam prater, was er geene enkele reden om +dezen celibatair gering te schatten en had een jong mensch gelijk +André er honderd voor eene om hem met onderscheiding te bejegenen.</p> + +<p>André sprak waarheid toen hij aan Emma schreef, dat zijn oom hem +gebruskeerd had. Zonder overdreven volledig te worden had hij er +evenwel kunnen bijvoegen dat die soort van aan koelheid, om niet te +zeggen onbeleefdheid grenzende <span class="sper">sans-gêne</span> tot de bekende +eigenaardigheden van zijnen oom behoorde en het tegendeel was van een +bewijs van onhartelijkheid. Het gold veeleer bij André's familie voor +eene uitgemaakte zaak, dat neven of nichten nooit meer kans hadden +iets van oom Timmermans gedaan te krijgen dan wanneer hij hen op een +na brutaliseerde, terwijl zij zich van te voren verzekerd hielden, nul +op het rekest te zullen ontvangen, zoo vaak en zoodra hij den +oud-minister uithing en minzaam was.</p> + +<p>Onvolledig: dit was André's brief nog in een ander opzigt. Zijn oom +toch had hem niet-alleen gezegd dat mevrouw Dijk doorging voor +behaagziek, maar had hem voor Lidewyde bepaald gewaarschuwd. "Jong +mensch," had hij gezegd, "ik meende dat gij niet naar M. moest gaan, +zonder te weten wie gij daar ontmoeten zoudt. Sommige getrouwde +vrouwen kunnen voor een man in uw positie gevaarlijk worden. Daarom, +pas op uw tellen." Waarom maakte André voor zijn meisje een geheim van +die reisles, hem door zijnen oom medegegeven? Op die vraag kan, +helaas, slechts met eene wedervraag geantwoord worden: Waarom is de +mensch een kortzigtig schepsel? Had André kunnen voorzien dat mevrouw +Dijk, die hij thans nog naauwelijks van aangezigt kende, binnen den +tijd van weinige weken eene heerschappij over hem uitoefenen zou die +Emma's invloed op zijn gemoed eerst verzwakken, dan neutraliseren en +eindelijk vernietigen zou,—hij zou de eerste zijn geweest om zich +tegen die vrouw te wapenen. Doch hij was jong en onervaren, en de +voorspoed had hem overmoedig gemaakt. Voor dien eerbiedigen en zoeten +schroom, waarmede hij nog kort geleden tegen Emma had opgezien, was al +spoedig zekere fatuiteit in de plaats gekomen, en indien hij voor een +kundig oog zijne ware gevoelens blootgelegd had, zou het gebleken zijn +dat zijne eerste liefde hare eerste pleisterplaats reeds genaderd was. +In stede van Lidewyde in gedachte te verafschuwen of voor het minst te +wantrouwen, interesseerde hij zich voor haar. Het benieuwde hem, +welken indruk zij op hem maken zou, en zonder nog in de verte den +wensch te koesteren dat die nieuwgsgierigheid wederkeerig zijn en +mevrouw Dijk ook in hem eenig belang stellen mogt, prikkelde hem het +vooruitzigt, in kennis te geraken met eene vrouw, tegen wie hij, naar +men hem zeide, op zijne hoede moest zijn.</p> + +<p>Het verwijt ligt voor de hand, dat deze gevoelens André geenszins tot +eer verstrekken, en men zou van den kronijkschrijver wenschen te +vernemen hoe zij te rijmen waren met de betuigingen van teederheid aan +het slot en in den aanhef van zekeren brief. Doch op die wijze zou men +Melis Stoke eene taak opleggen, die de zijne niet is. Hij weet niet en +behoeft niet te weten, hoe het kwam dat André Kortenaer eensklaps +bleef beneden hetgeen men van hem zou hebben mogen verwachten; evenmin +als hij zeggen kan, of gehouden is te kunnen zeggen, in hoe ver de +handelwijze van den oud-minister van Buitenlandsche Zaken, André's +oom, overeengebragt kon worden met de voorschriften der ideale +zedewet. Die oom was in zijne soort een goed man; een man die niets +anders beoogde als het geluk van zijnen neef, doch wien het uit dien +hoofde dubbel verdroot, dat André door een onberaden huwelijk zijn +fortuin (of hetgeen hij zoo noemde) ging verspelen. Hij vond het +geoorloofd, André's getrouwheid op de proef te stellen, en was genoeg +een man van de wereld om zich van de kennismaking met eene dame als +mevrouw Dijk een bepaald resultaat te mogen beloven. Te eerlijk om +André geheel en al onvoorbereid in verzoeking te brengen; te +menschkundig om niet aan de terugwerkende kracht der geprikkelde +nieuwsgierigheid te gelooven, meende hij voor zijn doel,—indien dat +doel voor verwezenlijking vatbaar was,—het beste middel gekozen te +hebben. Hij had, dit is zoo, eenigszins komedie gespeeld en zonder +bepaalde noodzakelijkheid eene geheimzinnige houding aangenomen; doch +het gold de toekomst van een jong mensch, dien hij steeds op zijne +wijze hartelijk had liefgehad, en die prijs was zijnerzijds eenige +zelfverloochening waard. Emma Visscher,—zoo redeneerde deze +wereldwijze, was een struikelblok, dat zoo mogelijk uit den weg +behoorde geruimd te worden. Bleek André's genegenheid voor haar een +ernstige hartstogt te zijn, dan was het tijd genoeg om zich te voegen +naar het onvermijdelijke; doch elk moest het loven, meende hij, dat +eene laatste poging aangewend werd om een knaap van goeden huize die +het slagtoffer dreigde te worden van zijne eigen onervarenheid en van +de berekeningen van zekere schoonouders in hope, uit die strikken te +redden.</p> + +<h3 class="p4">Zesde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Het was, gelijk André aan Emma schreef, tusschen elven en twaalven in +den ochtend; het uur waarop zelfs in het heetst van den zomer de +warmte nog niet onverdragelijk pleegt te zijn, de bloemen nog iets +overgehouden hebben van de frischheid van den morgenstond, en de +wandelpaden in de tuinen nog min of meer den indruk der voetstappen +bewaren.</p> + +<p>Ontegenzeggelijk is in Mei en in het begin van Junij het blad hier te +lande fraaijer dan in Augustus. Het heeft dan die eenvormige donkere +tint nog niet aangenomen, die naderhand de meeste boomen en de meeste +heesters leden van dezelfde familie doet schijnen. Doch al mist de +volle zomer dat afsteken van het lichtere tegen het donkerder loof; +die fijne schakeringen van linden- en van eikengroen; dat bloeijen der +madelieven aan den voet der kastanjes in de grasperken,—hij wordt, of +mag men aan boomen zulke menschelijke gevoelens niet toeschrijven? +door de bruine beuken in eere gehouden. De zware boom tegenover +André's venster althans, dezelfde waarvan hij melding had gemaakt in +zijnen brief aan Emma, had reden om in de heerlijkheden van den +nazomer te roemen. Vol majesteit strekte hij naar alle zijden zijne +takken uit, en geen alleenheerscher onder de menschen kan fierder op +zijn eenzamen zetel troonen, dan hij in zijn grasperk deed. Elke +poging om in den omtrek van dien zwaren stam eene bloem te kweeken, +zou vruchteloos gebleven zijn. Alleen mosplanten wilden tieren in de +schaduw van dat ondoordringbaar bladerendak. In laag op laag stapelde +zich het donkerkleurig loof opwaarts; en zoo fijnbewerkt, zoo +bewegelijk, zoo doorzigtig was nogtans dat massief gebladerte, dat +hier en ginds, door alles heen, gouden vonken nederschoten op het +heldergroene mos om den stam; dat vogeltjes, niet grooter dan eene +kinderhand, eene zachte schommeling mededeelden aan de uiteinden van +het gevaarte; dat oost noch west een zucht kon slaken zonder al de +zenuwen van den boom te doen trillen. De lente is schoon en magtig; +doch de koningen van het woud met heerlijkheid te kroonen,—dat vermag +de volle zomer alleen.</p> + +<p>De brief aan Emma was gereed, de enveloppe digtgelijmd, het adres +geschreven, het postzegel bevestigd; en met het gevoel van iemand die +zich in allen deele gekweten heeft van zijnen pligt, ging André voor +het venster staan en liet het oog weiden over het beperkt, maar +innemend landschap aan zijnen voet en om hem henen. Hij dacht aan +Emma, aan hare liefde voor hem, aan hare uitmuntende hoedanigheden, +aan hetgeen zij reeds was en nog zou kunnen worden. Doch tevens dacht +hij aan zichzelven en aan zijn gesternte, dat hem naar Soekabrenti +gevoerd had, en misschien zou hij nog geruimen tijd zich hebben staan +verdiepen in allerlei voorstellingen, indien zijne aandacht niet +afgeleid ware geworden door een geluid van naderende voetstappen en +van twee fluisterende stemmen, tot hem opstijgend van het pad dat +onder zijn venster kronkelde. Het ruischen van een vrouwenkleed deed +hem vermoeden dat een der twee sprekende personen Lidewyde was, +terwijl de andere, te oordeelen naar stem en gang, een man scheen te +zijn. Werkelijk zag hij eenige oogenblikken later een heer en eene +dame het voetpad volgen, dat langs den beuk naar de tegenovergestelde +zijde van den tuin voerde en uitkwam aan een boschje tusschen den tuin +en den rijweg.</p> + +<p>Soekabrenti had twee toegangen: een van arduin en ijzer voor +rijtuigen aan het eene, en een kleiner hek van hout voor voetgangers +aan de andere zijde van het park. Doch André was met die bijzonderheid +nog onbekend, en eerst nu merkte hij op, dat bij dat kleinere hek, aan +gene zijde van het boschje, een elegante, met twee paarden bespannen +tom-pouce stapvoets heen en weder gereden werd. Had hij de aangezigten +van het wandelend paar kunnen onderscheiden, misschien zou het +verschil in beider uitdrukking hem getroffen hebben: de bloeijende +mannelijke schoonheid van het eene, en de onmiskenbare sporen van +vrouwelijk lijden op het andere. In elk geval zou hij aanstonds gewaar +geworden zijn dat de onbekende dame misschien Lidewyde's jufvrouw van +gezelschap, doch zeker niet Lidewyde-zelve was. Doch de slankheid van +haar figuur en het bedriegelijk-jeugdige van een lagen tuinhoed met +breeden rand misleidden hem omtrent haren leeftijd, en eerst toen zij +onverzeld uit het boschje terugkeerde en hij haar in het gelaat kon +zien, bemerkte hij zijne vergissing.</p> + +<p>Zij was eene vrouw van vijftig jaren, fatsoenlijk, doch zoo eenvoudig +gekleed, dat men twijfelen mogt of zij in allen deele als de gelijke +van de vrouw des huizes aangemerkt kon worden. Aan eene dienstbare +deed zij niet denken, doch evenmin aan eene meesteres; althans niet op +dit gebied en in deze omgeving. De tuinmansjongen, bezig met het +opbinden der bloemen en het reinigen der bedden, groette haar toen zij +hem voorbijging, doch niet met dat ontzag waarop het gedistingeerde in +haar voorkomen haar aanspraak scheen te geven. Was zij welligt +Lidewyde's moeder? Indachtig aan de verhalen van zijnen oom omtrent +Lidewyde's afkomst, kon André dit bezwaarlijk aannemen. Tusschen hare +gelaatstrekken en die van Lidewyde was geen zweem van gelijkenis te +bespeuren. Ook zou de tuinmansjongen, indien zij in eene zoo naauwe +betrekking tot zijne mevrouw gestaan had, haar ongetwijfeld met meer +onderscheiding bejegend hebben. "Het zal Lidewyde's kamenier zijn," +zeide André; en hij zou met die onderstelling vollen vrede hebben +gehad, indien de jonge man aan hare zijde, dien zij uitgeleide scheen +gedaan te hebben, in zijne manier van nevens haar te gaan en met haar +te spreken meer gemeenzaamheid aan den dag gelegd had.</p> + +<p>Dat hij dat niet had gedaan, maar zich onwillekeurig onderworpen +scheen te hebben aan den toon van gezag, waarop zij tot hem sprak, was +iets dat André intrigeerde. Voor het overige vond hij de zaak in het +minst niet geheimzinnig. Lidewyde, redeneerde hij, was juist eene +vrouw om gestadig hare toevlugt te nemen tot de medische fakulteit; +die vreemde heer met zijn brieschend tweespan en zijn nuffig rijtuig +was de M'sche mode-dokter; niets natuurlijker dan dat de +gezelschapsjufvrouw, of welke andere naam haar dan ook voegde, last +bekomen had om den volgeling van Hippokrates, die hier welligt iederen +dag een morgenbezoek kwam afleggen, als naar gewoonte uit te laten. +Veel tijd evenwel om dit gewone en natuurlijke in overeenstemming te +brengen met de verrassende deferentie, welke uit de houding van den +gevierden medicus gesproken en waarmede hij naar de vertoogen der +ondergeschikte vijftigjarige geluisterd had, schoot thans voor André +niet over. Een bediende kwam hem waarschuwen dat het ontbijt gereed +was en de vrouw des huizes hem wachtte.</p> + +<p>—"Heeft mijnheer soms boodschappen te verrigten?" vroeg de knecht.</p> + +<p>—"Boodschappen?" herhaalde André, "dat niet zoo zeer. Maar indien gij +naar de stad gaat, wees dan zoo goed en bezorg meteen dezen brief op +de post."</p> + +<p>—"Met genoegen, mijnheer."</p> + +<h3 class="p4">Zevende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">De schoonheid van sommige vrouwen is als de zee aan onze +westerstranden. Op den middag spiegelt zich de zon in de golven; zij +breken, en het glanzig schuim spat vonkelend op. De watervlakte, het +blanke zand, de vastgewoelde pinken met haar tuig en bruine netten, de +witte huiven der badkoetsen, de bloote beenen en de roode broek van +den wadenden visscher met het anker op den schouder, de havelooze +kleedij der visscherskinderen, die met eene opgetuigde klomp +schuitjevaren spelen in de plas,—alles glinstert, alles baadt zich +dansend in het stroomend licht: de hemel schijnt geopend. Doch +gindsche reuzenwolk, die sedert lang gedreigd heeft de zonnestralen te +zullen onderscheppen, drijft allengs nader; in het eind volvoert zij +hare bedreiging, en voort zijn eensklaps de glans en de gloed. Grooter +en grooter wordt de schaduwvlek op den blinkenden spiegel; nog een +oogwenk, en de bruiloft van daareven is in eene begrafenis verkeerd.</p> + +<p>Denk u het omgekeerde van dat tooneel, en gij zult u eene voorstelling +van André's verbazing kunnen vormen, toen hij de kleine eetzaal +binnentrad. Den vorigen avond had Lidewyde den indruk op hem gemaakt +eener half uitgebloeide schoonheid; eener vrouw, die, omdat zij zich +verveelde, op hare beurt vervelend was; voor wie beminnelijk te zijn +een lastpost scheen; wier kleeding-zelve geblaseerdheid teekende. +Thans daarentegen, thans zat bij het geopend venster, tusschen een +amfitheater van sierplanten, in de lichte schaduw van een in den tuin +vooruitspringend zonnescherm, als een madeliefje in het groen, een +aanvallig wezen. Ongekunstelde vriendelijkheid sprak uit hare donkere +oogen, een glimlach speelde om haar fraaijen gullen mond, een wit +neteldoeksch ochtendkleed met zacht gekleurde bouquetten van violet en +groen vormde de bevalligste harmonie met de breede afhangende linten, +groen en violet, die haar mutsje sierden. Het blanke voorhoofd kwam +schitterend uit tegen het ongebleekte kantwerk, en die gele tint +temperde wederkeerig den golvenden gloed der donkerzwarte +haarvlechten.</p> + +<p>Ware zij, toen André binnentrad, opgerezen en hem te gemoet gegaan, +hare houding noch haar gang zouden de schoonheid van haar gelaat +gelogenstraft hebben. Had zij hem de hand gereikt en had hij die een +oogenblik in de zijne mogen houden, het zou hem getroffen hebben dat +zulke fijne vingertoppen de verlenging waren eener zoo poezele vuist. +Doch zij bleef zitten in haar leunstoel bij het venster, liet beide +handen eene wijl in de schoot rusten, wendde het hoofd naar de deur, +en nam met den vriendelijksten blik der wereld, het uitnoodigendst +welkom verkondigend, haren neef en logeergast op.</p> + +<p>In de tegenwoordigheid eener zoo schoone vrouw, op wier gelaat +bovendien de blos eener volmaakte gezondheid zetelde, was het André +niet mogelijk, lang aan de medische fakulteit te denken. De +herinnering aan het dokterskoetsje was eensklaps als weggevaagd uit +zijnen geest; Lidewyde's liefelijke en tegelijk indrukwekkende +verschijning vervulde hem geheel, en indien iets hem op dit oogenblik +bekommerde, was het de vraag, op welken voet hij haar toespreken zou. +"Mevrouw" tot haar te zeggen, had hem den vorigen avond niet de +geringste inspanning gekost, nu daarentegen bestierf dat deftige woord +hem schier op de lippen. Doch ook dit bezwaar werd uit den weg +geruimd, en zijne eigenliefde had van zijne opkomende verlegenheid +niets te lijden.</p> + +<p>—"Laat ons elkaar bij den voornaam noemen," zeide zij. "Neef en nicht +zijn gruwzame woorden, nog gruwzamer dan mijnheer en mevrouw. Hoe +minder ik ze hoor, hoe liever het mij is... Mijn man kan elk oogenblik +thuiskomen. Ga zitten, André, en vertel mij intusschen van uwe Emma."</p> + +<p>Gewoon te spreken en te handelen zonder <span class="sper">arrière-pensée</span>,—althans dit +verbeeldde hij zich; en daarvoor ging hij door,—verkeerde André te +goeder trouw in den waan dat alle andere regtschapen lieden even zoo +deden. Bijoogmerken te hebben stond in zijne schatting gelijk met +huichelen, en hij kon zich niet voorstellen, plagt hij te zeggen, dat +iemand met een zuiver karakter omwegen gebruikte om tot zijn doel te +geraken. "Vertel mij van uwe Emma," was voor hem, uit Lidewyde's +mond,—en voorshands waren er dan ook inderdaad geene redenen om aan +die woorden eene andere beteekenis te hechten,—het verzoek van eene +lieve, goedhartige vrouw, die herstellen wilde hetgeen zij den vorigen +avond door hare koelheid bedorven had.</p> + +<p>—"Het doet mij regt veel genoegen," vervolgde zij, "dat het toeval +mij met u in kennis brengt. Verleden week waren de couranten vol van +uwen lof. Doch een neef te bezitten die spoorwegbruggen bouwt, is niet +genoeg. Men is begeerig, zulk een neef te aanschouwen. Gij zijt het +eerste lid van uwe familie waarmede ik tot hiertoe in aanraking kom. +Met uw oom is mijn man enkele malen in gezelschap geweest, doch ik +zelf heb hem nooit ontmoet. Is hij een aangenaam mensch? Houdt gij van +hem?"</p> + +<p>—"Indien gij den brief gelezen hadt, dien ik daareven aan mijn meisje +heb zitten schrijven, zoudt gij naar mijn antwoord op de laatste dier +twee vragen niet lang behoeven te raden," zeide André met een +glimlach. "Neen, ik houd niet bijzonder veel van mijn oom, maar hij +kan daarom wel een aangenaam mensch zijn."</p> + +<p>—"Is hij tegen uw huwelijk?" vroeg zij, hem aanziende en insgelijks +glimlagchend.</p> + +<p>—"Hij is er ten minste tegen geweest. Hoe hij op dit oogenblik +daarover denkt, weet ik niet. Doch waarom vraagt gij dat?"</p> + +<p>—"Waarom? Omdat het mij van u spijten zou, indien men tegelijk een +aangenaam mensch en uwe antipathie zijn kon. Maar alles verandert, +zoodra uw oom ongaarne uw huwelijk ziet. Bruidegoms hebben het regt +ieder te haten die niet doodelijk is van hunne bruid. Doch uw oom is +een oud jong heer, aan wiens meening gij u niet te storen hebt. Erger +zou het zijn, indien uwe ouders niet ingenomen waren met uw meisje. Of +anders uwe zusters. Gij hebt immers zusters?"</p> + +<p>—"O, van dien kant is alles in orde. Emma heeft bij mijne ouders +herhaaldelijk gelogeerd, en de geheele wereld bij ons aan huis draagt +haar op de handen."</p> + +<p>—"Zij is eene jufvrouw Visscher niet waar, en gij hebt haar te +Duinendaal leeren kennen? Dat was een romaneske geschiedenis, die val +van u. Er zijn weinig jonge heeren die niet gaarne tot dien prijs in +kennis zouden komen met een aardig meisje."</p> + +<p>—"Die val van mij?" vroeg André, voor de eerste reis blozend om een +accident, dat een huisgenoot op Belvedere van hem gemaakt had. "Hoe is +het mogelijk dat gij daar kennis van draagt?"</p> + +<p>—"Ja wel, ja wel," schertste zij, "men heeft te M. bloedverwanten +wonen waar men niet naar omziet; men laat Adriaan Dijk en zijne vrouw +aan hun lot over; men wacht met mededeelzaam te zijn totdat het toeval +neef André en nicht Lidewyde met elkander in kennis brengt. Doch nicht +Lidewyde wordt goed geïnformeerd, reken daarop; en bovendien is +Duinendaal zulk een uithoek niet, dat men, met een weinig +belangstelling, geene gelegenheid zou kunnen vinden om sommige +informatien op de plaats zelve te gaan kontroleren."</p> + +<p>—"Inderdaad, Lidewyde, ik ben verbaasd..."</p> + +<p>—"Dat is braaf van u, mij Lidewyde te noemen. Ik begon al te vreezen +dat mijn naam u tegenstond. Emma klinkt veel liefelijker, dat erken +ik. Weet gij hoe ik aan dien naam van Lidewyde kom? Ik heet naar de +zalige Lidewyde van Schiedam, waar mijn vader geboren is. Misschien +doet die oude dame nog eenmaal een goed woord voor mij, en verzoent +zij mij daardoor met de gedachte, half en half eene Schiedamsche te +zijn; wat ik geen voorregt vind. Ik benijd u den naam van Kortenaer; +en, had het in mijne keus gestaan, ik zou, even als gij, hebben willen +afstammen van iemand die in de Groote Kerk te Rotterdam in een +praalgraf rust. Mijne petemoei, indien ik haar zoo noemen mag, heeft +zich moeten vergenoegen met een opschrift boven een klein-steedsch +hofje. Maar waarom verbaast het u, dat ik op de hoogte ben van uw +roman? Of zijt gij zoo nederig, dat gij den roep van uwe ridderlijke +daden beperkt zoudt willen weten tot de echo's der Duinendaalsche +boschjes? Dat kan ik niet gelooven. In mijn tijd althans waren de +jonge lieden zoo bescheiden niet."</p> + +<p>—"In uw tijd, Lidewyde? Moest ik u een kompliment maken, ik zou +zeggen dat uw tijd nog komen moet. Maar in vollen ernst, wie heeft u +verteld onder welke omstandigheden ik het hof aan Emma gemaakt heb?"</p> + +<p>—"Niemand heeft mij dat verteld. En dat was ook niet noodig. Zoo lang +de boschaadjes de kunst van klappen niet zullen verleerd hebben, +behoeft niemand veel moeite te doen om achter het geheim van sommige +vrijaadjes te komen."</p> + +<p>—"Foei, Lidewyde, nu doet gij even als mijn aanstaande schoonvader, +die langzamerhand de taal der oude hollandsche dichters begint te +spreken. Ik voor mij houd niet..."</p> + +<p>—"Wat hoor ik? Dat is een slecht begin, André! Gij houdt niet van uw +oom, niet van uwen aanstaanden schoonvader, misschien ook niet van uw +aanstaande schoonmoeder,—waar moet dat heen? Gij houdt van uw meisje, +zult gij zeggen, en ik geef u toe dat die vlag de lading dekt. Hoe +ziet uw meisje er uit? Allerliefst, natuurlijk; doch erken dat dit +tevens te veel en te weinig zegt. Is zij blond, is zij bruin, is zij +groot, is zij klein? Biecht op, mijnheer André, en stel mij in de +gelegenheid uw goeden smaak te bewonderen!"</p> + +<p>—"Wilt gij haar portret zien?" vroeg hij, naar zijne portefeuille +tastend. "Hier is het."</p> + +<p>Hij rees op, reikte haar het albumblad over, en ging toen weder +zitten. Zij liet zich achterover zinken in haren stoel, hield de +kleine beeldtenis met de eene hand een weinig voor zich uit, ten einde +haar niet onder een valsch licht te zien, en bragt de andere hand aan +hare wang.</p> + +<p>—"Welk een lief onschuldig gezigtje!" zeide zij, terwijl een +glimlach, gelijk alleen welgevallen en bewondering tooveren konden, +haar gelaat verlichtte. "En welk bevallig figuurtje! Mijnheer André, +ik maak u mijn kompliment. Meestal doet de fotografie blondines +onregt; doch Emma heeft geen reden van klagen. Is zij altijd zoo +gekapt, met die lange krullen van voren? En is het waar, dat men haar +en hare moeder voor zusters zou aanzien? Het is een keurig portretje. +Alleen zou ik gewild hebben, dat de fotograaf haar een weinig minder +<span class="sper">en face</span> genomen had; doch dat zijn van die details waar de fotografen +gemeenlijk geen oog voor hebben."</p> + +<p>—"Ja maar," begon André.</p> + +<p>Doch om Lidewyde duidelijk te maken dat hare aanmerking hem niet +geheel en al gegrond voorkwam, moest hij opstaan; en wilde hij het +licht niet roekeloos onderscheppen, dan was het onvermijdelijk dat +hij zich achter haar fauteuil plaatste en haar met den vinger aanwees, +dat het door den fotograaf gebragte offer goedgemaakt werd door +sommige schoonheden in Emma's houding, die anders verloren zouden zijn +gegaan. Hij ondernam het, zich van dat pleidooi te kwijten, doch niet +zonder zekere ontroering. De fijne geur van bloemen en kruiden die uit +Lidewyde's kapsel naar hem opsteeg, bedwelmde hem niet zoo zeer; maar +gedurende zijn onderhoud met haar had hij de oogen schier niet kunnen +afwenden van hare schouders, die, zonder breed te zijn, toch eene +ronding en volheid vertoonden, waarbij Emma's buste onvorstelijk +afstak. Nu hij zich in de onmiddelijke nabijheid van Lidewyde bevond, +troffen die schouders hem op nieuw en nog sterker dan te voren. Emma +zou hij steeds ontraden hebben, zich bij bals of andere feestelijke +gelegenheden te zeer den hals te ontblooten, Lidewyde niet. Hij stelde +zich integendeel voor, dat het een verrukkelijk schouwspel moest +opleveren, Lidewyde gedekolleteerd te zien.</p> + +<p>—"Ja maar," hervatte hij, zich voorover buigend, zoodat hij den adem +moest inhouden om haar kanten mutsje te ontzien, "ik geloof niet dat +de fotograaf er veel bij zou gewonnen hebben..."</p> + +<p>—"En waarom zou hij niet?"</p> + +<p>—"Wel, omdat anders..."</p> + +<p>—"Neen, dat ben ik niet met u eens."</p> + +<p>—"Ik druk mij verkeerd uit, geloof ik."</p> + +<p>—"Toch niet, ik begrijp uwe bedoeling volkomen. Tenzij..."</p> + +<p>—"Nu juist, dat is het."</p> + +<p>Het pleidooi zou misschien gaandeweg zijn gaan vlotten, en ook al ware +het nu en dan een weinig blijven steken, welligt zou André het niet +onaangenaam hebben gevonden, zich nog digter over de leuning van +Lidewyde's stoel heen te buigen en haar in vertrouwen te betoogen dat +Emma's houding weinig of niets te wenschen overliet. Doch hun +onderhoud werd gestoord door de komst van den heer des huizes, en het +duurde geen vijf minuten, of het manipuleren van messen en vorken had +aan alle debatten voorshands een einde gemaakt.</p> + +<h3 class="p4">Achtste Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">—"Luister eens, Kortenaer," zeide Dijk, toen de maaltijd afgeloopen +was en Lidewyde zich was gaan kleeden, "uw oom heeft onwillekeurig +eene dwaasheid gedaan door u dezer dagen aan mij te adresseren. Mijne +gewone bezigheden zijn in den regel zoo menigvuldig niet, dat ik u +niet behoorlijk te woord zou kunnen staan; en indien gij zes weken +vroeger of zes weken later hier gekomen waart, zou ik onmiddelijk tot +uwe dienst geweest zijn. Wat wordt vereischt om onze zaak in orde te +brengen? Een paar bezoeken bij den kantonregter, eene konferentie of +wat met mijn notaris, meer niet. Doch op dit oogenblik heb ik zelfs +voor dat weinige geen tijd. Een ander en gewigtiger belang neemt in +den loop dezer maand en tot in het begin der volgende al mijne vrije +uren in beslag."</p> + +<p>—"Gij zijt kandidaat voor de Tweede Kamer."</p> + +<p>—"Hoe weet gij dat? Heeft mijne vrouw het u verteld? Die interesseert +zich anders niet sterk voor zulke zaken."</p> + +<p>—"Neen, maar toen ik gisteren-ochtend hierheen reisde, is te T. een +heer bij mij komen zitten, die u persoonlijk kende, en die mij zeide, +dat hij naar M. moest om met u te spreken over uwe kandidatuur. Ik had +hem nooit ontmoet, maar de geheele wereld kent den naam van Lefebvre, +en toen ik hem verteld had dat ik insgelijks naar M. moest en eene +zaak met u te vereffenen had, waren wij aanstonds goede vrienden."</p> + +<p>—"Een vreemd uiterlijk, niet waar? Men zou het hem niet aanzeggen dat +hij zoo knap is. Hebt gij hem zien snuiven?"</p> + +<p>—"Niet-alleen heb ik dat gezien, maar ik durf beweren dat hij van T. +naar M. niets anders gedaan heeft als snuiven en praten. Om u de +waarheid te zeggen, vond ik hem nog al vies. Met een grooten witten +zakdoek vol ongeregtigheden veegde hij na iedere anekdote zich het +voorhoofd af, en het beetje rappé dat niet aan zijne wangen bleef +kleven vond logies tusschen de plooijen van zijn overhemd."</p> + +<p>—"Maar hij zegt voortreffelijke dingen, vindt gij niet?"</p> + +<p>—"Zoo voortreffelijk, dat ik somtijds moeite had hem te volgen. Hij +schijnt verwonderlijk goed te huis te zijn in onze politiek."</p> + +<p>—"Dat is hij, en ofschoon hij zelden of nooit iets schrijft, oefent +hij een grooten invloed uit. Maar om terug te komen op hetgeen ik u +zeggen wilde, gij zult, naar ik voorzie, niet veel lust hebben, hier +te blijven totdat de verkiezing achter den rug is; en ik, ik kan, op +mijn woord van eer, mij vóór dien tijd niet met u occuperen. Doch ik +meen er iets op gevonden te hebben."</p> + +<p>—"En dat is?" vroeg André.</p> + +<p>—"Mijne moeder bevindt zich op dit oogenblik met mijne beide zusters +in Engeland; haar huis, hier in de stad, is gesloten, en van dien kant +heb ik u dus niets aan te bieden. Dit is evenwel geen onoverkomelijk +beletsel. Mijn moeders beste vriendin, tegelijk eene zeer goede kennis +van mijne vrouw, is eene oude ongetrouwde dame Steinmetz, die wij +gewoon zijn freule Bertha te noemen. Wat dunkt u, indien freule +Bertha, die niets omhanden en bij zich aan huis ruimte in overvloed +heeft, uw meisje voor eene poos te logeren vroeg? Onze eigen woning, +naar gij bemerkt, is tot uwe dispositie; gij zult jufvrouw Visscher +ten huize van onze vriendin, die eene algemeen geachte en inderdaad +hoogst achtenswaardige dame is, zoo dikwijls kunnen bezoeken als gij +verkiest, en wat ons zelven betreft, het zal ons natuurlijk uitermate +aangenaam zijn, kennis te maken met uwe aanstaande. Het overige kunt +gij met Lidewyde bespreken."</p> + +<p>—"Indien Emma's ouders vrede hebben met dat plan, ik voor mij," riep +André uit, "vind het alleraardigst. Gij zijt volkomen opregt, niet +waar, wanneer gij mij verzekert dat ik u geen overlast doe, en niet +minder wanneer gij mij waarborgt dat Emma door de vriendin uwer moeder +goed ontvangen zal worden?"</p> + +<p>—"Beste vriend, daarvan kan geen kwestie zijn. Freule Steinmetz is +eene allerbeminnelijkste oude vrouw, die jonge meisjes niet-alleen +niet haat, maar een bepaald zwak voor haar heeft. Zij zal het als een +voorregt beschouwen, jufvrouw Visscher te kunnen herbergen. Belooft +gij mij, de zaak bij uzelven rijpelijk te zullen overleggen? Ik +verzeker u, dat het mij een pak van het hart zal zijn."</p> + +<p>—"Al hetgeen ik beloven kan, beloof ik. Waarlijk, het is mij eene +alleraangenaamste verrassing, zoo vriendschappelijk door u bejegend te +worden."</p> + +<p>—"Goed, dat eene is dus afgesproken. Gij zult met Lidewyde en +Lidewyde zal met hare vriendin bepraten wat er gedaan moet worden om +uw meisje te overreden. Verlangt gij, vooraf uwe opwachting te gaan +maken bij freule Steinmetz, mijne vrouw zal u gaarne bij haar +introduceren. Nu nog iets anders. De medicus van mijne vrouw, dokter +Ruardi, is mijn intime vriend. Ware ik vrij, ik zou geen afstand doen +van het genoegen, de honneurs der stad bij u waar te nemen. Doch nu +dit niet gaat, is er niemand aan wien ik u met zulk een goed geweten +overleveren kan als aan hem. Staat gij toe dat ik hem over u spreek en +hem uw geval vertel? Hij is een uitmuntend mensch, en zijne +konversatie zal u vast niet minder belang inboezemen dan die van uw +reisgenoot Lefebvre."</p> + +<p>—"Kan ik dien heer een uur of anderhalf geleden hier in den tuin +hebben zien wandelen?"</p> + +<p>—"Meent gij Lefebvre?"</p> + +<p>—"Neen, dokter Ruardi bedoel ik. Zoo noemt gij hem immers? Een +welgemaakt jong man, donker van uitzigt, en geheel in het zwart +gekleed."</p> + +<p>—"Juist. Ruardi komt dagelijks en op ieder uur van den dag bij ons +aan huis. Zoo als ik zeide, hij is tevens mijn boezemvriend en de +medicus van Lidewyde. Dus hebt gij hem reeds gesproken?"</p> + +<p>—"Niet gesproken, maar gezien. Toen ik daareven op mijne kamer voor +het venster stond, zag ik een dokterskoetsje heen en weder stappen op +den straatweg, en toen op hetzelfde oogenblik een vreemd heer den tuin +doorging, begreep ik half en half dat die vreemdeling Lidewyde's +dokter zijn zou. Gaat het mijnheer Ruardi zoo voor den wind, dat hij +zulk keurig equipage houden kan?"</p> + +<p>—"O, Ruardi verdient met zijne praktijk geld als water en heeft +bovendien fortuin van zich zelven en van zijne vrouw."</p> + +<p>—"Met wie is hij getrouwd?"</p> + +<p>—"Op dit oogenblik is hij weduwnaar, maar eenige jaren geleden is hij +korten tijd getrouwd geweest met een meisje uit onze patricische +societeit. Hij had aan dat juffertje een uitmuntend huwelijk gedaan, +en haar verlies is eene zware slag voor hem geweest."</p> + +<p>—"Bedoelt gij daarmede dat hij zelf geen patricier is?"</p> + +<p>—"Lieve vriend, wat zal ik op die vraag antwoorden? Mijn eigen vader +was evenmin patricier als Ruardi het is, en alleen om zijn huwelijk is +hij in dien kring toegelaten geworden. Toen ter tijd werd de +fatsoenlijke wereld te M. nog als van ouds in twee helften verdeeld, +de patriciers en de burgers, hoogmoed tegen hoogmoed. Doch sedert is, +gelijk in vele andere dingen, ook daarin groote verandering gekomen. +Tegenwoordig domineren hier handel en industrie, en de geboorte is op +den achtergrond getreden. Evenwel is het daarom nog niet +onverschillig voor een medicus, aan welke familien hij geparenteerd +is. Vergenoeg u dus met de wetenschap dat gij aan de zijde van Ruardi +overal welkom zult zijn... Hoe laat is het? Te drommel, ik moet naar +de stad... Nu, tot van middag aan tafel. Morgen-ochtend hoop ik in de +gelegenheid te zijn, Ruardi voor te bereiden op de kennismaking met u. +Vergeet intusschen onze afspraak omtrent jufvrouw Visscher niet. +Adieu."</p> + +<p class="p2">Ook zonder die aanbeveling zou André aan de gemaakte afspraak gedacht +hebben. Het liep hem mede, vond hij, en de voorspoed heeft een goed +geheugen. De kennismaking met Lidewyde te kunnen voortzetten en tevens +met Emma vereenigd te zijn, dit was een kolfje naar zijne hand. Zoodra +Lidewyde beneden kwam zou hij met haar over de zaak spreken. Dit was +het voorname pund. Naar den dokter zou hij haar voorloopig niet +vragen. Diens geheimen, zoo hij ze had, gingen hem niet aan; of indien +later blijken mogt van wèl, zou het nog vroeg genoeg zijn.</p> + +<h3 class="p4">Negende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Lidewyde kleedde zich; en had André tegenwoordig mogen zijn bij dat +toilet, zijn goede dunk omtrent de bekoorlijkheden van mevrouw Dijk +zou er niet onder geleden, zijne menschenkennis er bij gewonnen +hebben. Hetgeen hij gegist had, was waar. De bejaarde vrouw, door hem +opgemerkt in den tuin, vervulde werkelijk bij Lidewyde de taak van +kamenier, en de onbekende, wien zij uitgeleide had gedaan, was +inderdaad dokter Ruardi geweest. Het onderhoud tusschen meesteres en +dienstbode liet daaromtrent geen twijfel over. Slechts in één opzigt +zou André, indien hij dat gesprek had aangehoord, vermoedelijk +teleurgesteld geweest zijn: een zoo volstrekt verzwijgen van zijnen +naam, een zoo onbepaald wegdenken van zijn persoon, zou hem in zijne +eigenliefde deerlijk gekwetst hebben.</p> + +<p>Lidewyde zat op hare gewone plaats, voor haren kapspiegel, en wanneer +zij de oogen opsloeg, kon zij Sarah, die achter haar stond en bezig +was iets aan haar kapsel te veranderen, in het aangezigt zien. +Verwonderlijk aangezigt! Of liever, verwonderlijk dat eene vrouw van +leeftijd, met zoo iets <span class="sper">lady-like's</span> in haar voorkomen, het werk eener +kamenier verrigtte. Verwonderlijk ook, dat zij dit deed zonder +merkbaren tegenzin zoowel, als zonder ostentatie, met de +gemakkelijkheid van iemand die zich in hare nederige rol volkomen op +hare plaats gevoelde en tegelijk eene honderd malen betere plaats met +eer vervuld zou hebben. Zij geleek de tegenstrijdigheid in persoon. +Haar zwart zijden kleed teekende geene armoede, en toch ontving men +den indruk, dat zij bij meer dan eene gelegenheid het gebrek onder de +holle oogen had gezien. De scherpe trekken van haar gelaat drukten +meer zelfbeheersching dan aandoenlijkheid uit, hetgeen niet +verhinderde dat men in haar iemand waande te zien, over wier hoofd +schier al het lijden heengegaan—en niets slechts heengegaan—moest +zijn, waardoor eene vrouw getroffen kan worden. Haar zwakke stem, hare +lichte oogen, schenen van zachtzinnigheid te getuigen; en toch zou men +niet verbaasd geweest zijn, haar op gestrengen toon een wreed bevel te +hooren geven. Hare grijsblonde lokken, onder een mutsje van zwarte +tulle, opgemaakt met pensé lint, spraken van een stemmig gemoed, van +uitgedoofde hartstogten, van eene boven iederen strijd verheven deugd, +terwijl niettemin met volle regt van haar beweerd kon worden, dat hare +zestig jaren aan niets verhevens of edels deden denken. Somtijds drong +zich van den twijfelachtigen indruk, dien haar persoon te weeg bragt, +het innemend element op den voorgrond, en vroeg men zich naderhand af, +of deze vrouw wel inderdaad zoo koud, zoo hardvochtig, zoo slecht was, +als zij scheen. Andere keeren had het tegenovergestelde plaats, en +kwam de ongunstige impressie, als korrektief eener voorbarige +sympathie, hinkend en terugstootend achteraan. Boosaardigheid, +evenwel, was aan de uitdrukking van haar gelaat, ook onder de minst +voordeelige omstandigheden, te eenemaal vreemd. Was zij werkelijk, +gelijk men somwijlen in verzoeking kwam te denken, in staat en bereid +tot het plegen van iedere misdaad, dan sproot dit blijkbaar bij haar +niet voort uit lust in het kwade, maar uit zeker niet-inzien of +niet-erkennen van eenig wezenlijk onderscheid tusschen kwaad en goed. +Zelfs was de diabolische trek bij haar zoo volstrekt afwezig, dat de +dienstboden van minderen rang, op Soekabrenti, in plaats van haar te +benijden of te belasteren, haar gaarne lijden mogten en haar roemden +om hare goedheid. In de tuinmanswoning was zij eene welkome +bezoekster, en de kinderen van den koetsier liefkoosden haar in de +tegenwoordigheid hunner moeder. In de keuken was zij vooral hierom +populair, omdat men meende te weten dat zij zelve, in vroeger jaren, +eene "mevrouw" geweest was, en er niettemin nooit een woord over hare +lippen kwam, dat ontevredenheid met haar tegenwoordigen staat van +ondergeschiktheid verried.</p> + +<p>—"En wat," vroeg Lidewyde, de wenkbraauwen fronsend en op +ongeduldigen toon het gesprek voortzettend, "wat is zijn antwoord +geweest?"</p> + +<p>—"Eerst verbleekte hij, tegen zijne gewoonte, en beet zich op de +lippen. Toen ik aanhield en zeide dat gij den sleutel en de brieven +tot iederen prijs terug verlangdet, wilde hij de reden kennen. Hij +vroeg—ja wat al niet."</p> + +<p>—"Wat vroeg hij dan?"</p> + +<p>—"Hij vroeg, waarom gij in plaats van mij die boodschap voor hem op +te dragen, haar niet zelf gedaan hadt, en wat het beteekende dat ik +hem achterna gezonden werd, daar het toch een oogenblik te voren in +uwe magt had gestaan, hem uwen wensch mede te deelen."</p> + +<p>—"Dat kon, dat wilde ik niet. Indien ik hem alleen haatte, zou ik wel +woorden vinden; harde of zachte om het even. Maar bij de gedachte dat +hij mij in zijne magt heeft,—hij mij,—gevoel ik mij zelve in zulk +eene woede ontsteken, dat de spraak mij begeeft. Wat vroeg hij nog +meer?"</p> + +<p>—"Iets dat hij niet gevraagd zou hebben, indien hij u had hooren +spreken gelijk gij nu doet. Hij vroeg, of gij hem niet meer lief +hadt?"</p> + +<p>—"Dat kan hij niet gemeend hebben. Hij weet dat ik hem haat. Hij moet +het weten!"</p> + +<p>—"Met uw verlof, mevrouw, zoo lang onverschilligheid de eenige vorm +is waaronder gij hem uwen afkeer laat blijken, kan hij te goeder trouw +meenen dat uwe koelheid slechts voorbijgaande is."</p> + +<p>—"Noem Ruardi en de goede trouw niet in één adem, wat ik u verzoeken +mag. Hij is de valschheid in persoon. Hebt gij hem dan niet gezegd dat +ik hem met mijn geheele hart verfoei? Waar waren uwe zinnen, Sarah?"</p> + +<p>—"Ik had geene vrijheid om hem dat te zeggen, mevrouw. Mijn antwoord +is dan ook geweest, dat hij alsnog, voor zoo ver ik wist, niet aan uwe +liefde behoefde te twijfelen, en ik uw wensch meer als eene gril dan +als een bevel of een eisch beschouwde."</p> + +<p>—"Gij hebt gelijk, Sarah. Vergeef het mij, dat ik daareven iets +onvriendelijks tot u zeide. Het zou lafhartig van mij zijn, u een last +op te dragen waarvoor ik zelf tot hiertoe teruggedeinsd ben. En wat +antwoordde hij, toen gij hem om bestwil met die halve waarheid +tevreden hadt zoeken te stellen?"</p> + +<p>—"Dat dezelfde redenen, die u den sleutel en de brieven deden +afvragen, hem bewegen moesten om ze te houden."</p> + +<p>—"Juist een antwoord voor hem. Zoo iets puntigs en snijdends, dat een +schijn van diepzinnigheid heeft, maar in den grond der zaak niets +beteekent. O Sarah, Sarah," zuchtte Lidewyde, terwijl zij als in +vertwijfeling de handen aan het voorhoofd bragt, "waarom heb ik dien +man ooit mijn vertrouwen geschonken!"</p> + +<p>Had Sarah de booze wereld vertegenwoordigd, zij zou geantwoord hebben +dat Lidewyde ongetwijfeld minder wanhopig en bekommerd zou zijn +geweest, indien zij dokter Ruardi nooit iets anders geschonken had als +haar vertrouwen. Doch stekelige gezegden van dien aard vielen evenmin +in Sarah's smaak of karakter, als het openbaren eener in dit geval +anders niet onnatuurlijke deernis. Eene gewone vrouw van Sarah's +leeftijd en positie zou Lidewyde, hoe schuldig deze dan ook wezen +mogt, niet zonder mededoogen hebben kunnen zien lijden. Want dat zij +leed was duidelijk. Daarvan getuigde de ongelijkheid van haar humeur; +hare onnatuurlijke neerslagtigheid in het eene, hare even +onnatuurlijke opgewondenheid in het andere oogenblik; de sombere +stemming, waarin gisteren avond André haar aangetroffen had; de +gemaakte opgeruimdheid, waarmede zij dien ochtend met hem had +geschertst en gekeuveld; de hartstogtelijke toon, waarop zij daareven +was uitgevaren tegen Ruardi. Doch voor Sarah was het eene uitgemaakte +zaak dat Lidewyde ophouden zou zich ongelukkig te gevoelen, van het +oogenblik af dat zij haren minnaar zou kunnen trotseren, en de reden +van Lidewyde's verdriet alleen hierin bestond, dat zij voorshands niet +in de gelegenheid was, haar overwigt te doen gevoelen. Dat onvermogen, +meende Sarah, noopte tot nadenken, niet tot medelijden. Het kwam er +slechts op aan, een middel te ontdekken en aan te wenden, waardoor +Lidewyde, die zich thans in de magt van den dokter bevond, hem op hare +beurt tot onderwerping zou kunnen brengen, of althans hem op eene +kwetsbare plaats zou kunnen grieven.</p> + +<p>—"En toch," vervolgde Lidewyde, "er moet een einde komen aan onze +valsche verhouding. Zoo kan het niet langer. Zijne gemeenzaamheid is +mij ondragelijk geworden. Liever openlijke vijandschap dan zulk een +omgang."</p> + +<p>—"Mevrouw weet even goed als ik," antwoordde Sarah, "dat al het +ongerief eener vriendschapsbreuk met den dokter nederkomen zou op haar +eigen hoofd. De blindheid van mijnheer Dijk heeft grenzen."</p> + +<p>—"Mijn man is een ellendeling," viel Lidewyde haar in de rede. +"Nimmer zal ik hem de helft van het leed kunnen berokkenen dat hij +gebragt heeft over mij. Wat raakt het mij, of hij verdriet heeft? +Wanneer heeft hij zich over het mijne bekommerd?"</p> + +<p>—"Niet dikwijls, dat erken ik; maar," ging Sarah voort, "daar staat +tegenover dat mijnheer Dijk, toen gij gelukkig waart met dokter +Ruardi, geen hinderpaal voor u geweest is. Die verdienste behoort +erkend te worden."</p> + +<p>—"Eene fraaije verdienste!" riep Lidewyde op minachtenden toon.</p> + +<p>—"Thans, nu ieder weet dat dokter Ruardi de beste vriend is van uw +man,"—de kamenier vond het niet noodig het "mijnheer Dijk" tot in het +oneindige te vermenigvuldigen en verhielp onder de hand nog eene +kleinigheid aan Lidewyde's kapsel,—"thans bestaat er voor zijne +veelvuldige bezoeken hier aan huis eene natuurlijke reden. Doch zoodra +gij zelve dat voorwendsel vernietigt, zullen uwe vriendinnen van de +gelegenheid gebruik maken om zich van u af te zonderen. En zij, die +het meest op haar geweten hebben, zullen uw gezelschap het ijverigst +mijden. Op die wijze zult gij u dubbel eenzaam gaan gevoelen."</p> + +<p>—"Maar moet ik dan," vroeg Lidewyde, met ongeduld oprijzend, ten +einde Sarah in staat te stellen de knoopjes aan de achterzijde van +haar kleed te bevestigen, "moet ik ten eeuwige dage vastgeketend +blijven aan een schepsel, dat ik niet liefheb, dat ik haat, dat ik +veracht? Is het niet genoeg, dat iemand die zich mijn man noemt, dag +aan dag mijn leven verbittert? Ben ik gedoemd, hetzelfde ten tweede +male te lijden door toedoen van een ander, die er zich op verheft mijn +minnaar te zijn? Dat is duldeloos, zeg ik u."</p> + +<p class="p2">Het leven was voor Sarah-zelve zoo onvriendelijk geweest; wettige +instellingen en deugdzame menschen hadden haar zoo ongelukkig gemaakt; +zij had zooveel en zoo lang geleden door op de werkelijkheid te +willen toepassen hetgeen zij van kindsbeen af onder braaf-zijn had +leeren verstaan,—dat het haar niet tegen de borst stuitte, maar +veeleer eene verademing voor haar was, te doen te hebben met eene +vrouw als Lidewyde. Misschien was Lidewyde haar mindere in geboorte, +en stellig was er in haar eigen leven een tijd geweest, dat zij het +regt zou gehad hebben, haar ook als hare mindere in maatschappelijken +rang te beschouwen. Doch wat zou dit? Zij was oud; zij was nooit eene +schoonheid geweest; zij had met het verledene onherroepelijk +afgerekend. Lidewyde daarentegen telde nog slechts vijfentwintig jaren +(geheel ten onregte had André haar voor ouder aangezien); elke trek +van haar gelaat, indien zij wilde, ademde levenslust; elke lijn van +haar fraaigebouwd ligchaam was rond en zacht. Om tot model eener Venus +te kunnen dienen, was zij misschien een weinig te breed en te gevuld; +doch de andere Pradier, die haar had mogen voorstellen als eene +rustende Bacchante, met wingertranken en druiventrossen gekroond, zou +door zijne romantische kameraden begroet geworden zijn als een wreker +der antieken. Onder de weinige dingen die Sarah nog aan het leven +hechtten, behoorde het dagelijksch verkeer met dit van onder een +anderen hemel herwaarts overgeplant natuurkind, dat in ons noordelijk +klimaat, in onze germaansche maatschappij, niet aarden wilde. Wanneer +Sarah aan den eindeloozen winter dacht, dien hare meesteres aan de +zijde van een man als den haren sleet; aan de nieuwe teleurstelling, +die Lidewyde's deel was geworden sedert zij voor den vriend van dien +man vrijwillig had opgeofferd hetgeen duizend andere vrouwen onder +tranen en gebeden zouden verdedigd hebben als haar hoogste goed, +betrapte zij zichzelve op eene belangstelling, waarvan zij moeijelijk +rekenschap zou hebben kunnen geven en misschien ook liever geen +rekenschap gegeven had. Tot geenen prijs zou zij aan Lidewyde iets +hebben willen veranderen, en elke poging van deze om hare inborst +geweld aan te doen, zou in hare oogen eene dwaasheid geweest zijn. +Doch Sarah kende de wereld, meende zij, beter dan hare meesteres die +kende. Met bezorgdheid zag zij Lidewyde als voortspelen aan den rand +van een afgrond; zich geene rekenschap geven van de meedogenlooze +dommekracht van zeden en gewoonten; zich inbeelden dat men haar zou +blijven dulden, ook indien zij openlijk als eene echtbreekster en +overspeelster bekend stond. Banaliteiten, dit gevoelde Sarah, waren de +gronden, door haar tegen Lidewyde's voornemen om met den dokter te +breken aangevoerd; doch de slotsom van hare levenservaring was, dat +eene maatschappij, welke leeft van gemeenplaatsen en daarin ademhaalt, +in de eerste plaats voor banaliteiten eerbied eischt. Dat zij Lidewyde +idealiseerde; dat alleen hare eigen verbeelding van Lidewyde eene +martelares en van eene courtisane een natuurkind maakte, daarvan was +Sarah zich niet bewust, en zij zou zeer verwonderd zijn geweest, +indien men hare opvatting van Lidewyde's karakter sentimenteel genoemd +had.</p> + +<p>Zou zij nogmaals beproeven, Lidewyde af te brengen van haar plan? Het +oogenblik scheen daartoe weinig geschikt. De huisknecht kwam +aankondigen dat het rijtuig wachtte; aan het te naauwernood voltooid +toilet werd de laatste hand gelegd, en Sarah begeleidde hare meesteres +tot aan het portaal, waar de trap, die naar beneden voerde, zich in +tweeën scheidde.</p> + +<h3 class="p4">Tiende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Aan den avond van den volgenden dag, tusschen licht en donker, zat de +oude dame, die uitgekozen was om voor eene poos Emma's gastvrouw te +zijn, te lezen en thee te schenken in haar eenzaam salon. Op grond van +een briefje, dien ochtend van Lidewyde ontvangen en aanstonds +toestemmend beantwoord, wachtte zij op dit uur haar en André's bezoek. +Het was intusschen reeds laat geworden. De ondergaande zon kleurde met +hare laatste stralen de toppen der boomen aan de overzijde der gracht, +en de schemering had in het groote vertrek met zijne hooge verdieping +reeds zulke vorderingen gemaakt, dat het vlammetje onder den trekpot +diensten begon te bewijzen. Bij de flikkering van dat kleine licht +onderscheidde men op het groote wortelhouten theeblad met ebbenhouten +rand een overvloed van zilver en porcelein, en daarachter, in een +ruimen leunstoel, het beeld van freule Bertha, die door de invallende +duisternis genoodzaakt was geworden, hare lektuur te staken.</p> + +<p>Het geduld der bejaarde dame was onuitputtelijk; niet uit gebrek aan +karakter, maar door overvloed van blijmoedigheid. Zij was nooit +gemelijk, omdat zij altijd rustig en altijd vrolijk was. Toen dan ook +Lidewyde's rijtuig ten laatste stilhield voor de deur, en een +oogenblik daarna Lidewyde-zelve, door André gevolgd, werd aangediend, +ging zij hen even vriendelijk te gemoet als zij gedaan zou hebben, +indien de bezoekers met onberispelijke naauwkeurigheid op hunnen tijd +gepast hadden.</p> + +<p>—"Het was zulk eene stille, zoele avond," voerde Lidewyde tot hare +verontschuldiging aan, "en de muziek in het Park klonk zoo lief, dat +wij onwillekeurig langer zijn blijven rondstappen dan ons plan was +geweest. Ik had met mijn neef eene weddenschap aangegaan, dat hij geen +weerstand zou kunnen bieden aan de verleidingen van ons Bois de +Boulogne."</p> + +<p>—"Voor de eer van ons Bois de Boulogne doet het mij genoegen dat gij +de weddenschap verloren hebt, mijnheer Kortenaer," zeide freule +Bertha, "en ik heb een veel te goeden dunk van u om het niet in u te +prijzen dat gij in het gezelschap van mevrouw Dijk juist niet +gehunkerd hebt naar het mijne. Gij doet mij de eer," ging zij voort, +"in mijn huis een plaatsje te vragen voor eene jonge dame van uwe +kennis? Dat is braaf van u. Veel genoegens kan ik jufvrouw Visscher +niet beloven; doch aan hare vrijheid om u te ontvangen zal niets +ontbreken; en misschien," voegde zij er met een gullen glimlach bij, +"misschien zal jufvrouw Emma niet weigeren, het met die eene +uitspanning voor lief te nemen."</p> + +<p>—"Uwe vriendelijkheid is inderdaad beschamend, freule," zeide André. +"Toen mijn neef Adriaan mij te verstaan gaf dat ik eene vergeefsche +reis gemaakt had, was ik onbeleefd genoeg, den lip te laten hangen en +nu wordt, dank zij uwe bereidvaardigheid, die teleurstelling voor mij +eene bron van aangename surprises."</p> + +<p>—"Zoo ziet gij, mijnheer Kortenaer," antwoordde freule Bertha, +eensklaps in een min of meer sententieusen toon vervallend, "dat men +verkeerd doet, te spoedig het ergste te vreezen." En toen, zich weder +met haar gewone opgeruimdheid tot Lidewyde keerend: "Zeg mij nu, +melieve, hoe zullen wij doen? Verlangt gij, dat ik jufvrouw Visscher +schrijven zal, of schrijft gij liever zelve?"</p> + +<p>—"Mij dunkt," zeide Lidewyde, "dat wij van uwe goedheid reeds te veel +gevergd hebben. Morgen-ochtend schrijf ik aan Emma, en André zal mijn +briefje insluiten. Hij vraagt dan meteen verlof aan Emma's ouders om +zijn meisje te mogen gaan afhalen. Niet waar, André?"</p> + +<p>—"O, wat mij betreft," riep hij met geestdrift uit, "ik dweep met +die schikking. Indien ik morgen schrijf, kan ik zaturdag antwoord +hebben. Zondag maak ik dan een vliegreisje naar Duinendaal en kom +maandag of dinsdag met Emma hier."</p> + +<p>—"En indien men te Duinendaal onze invitatie versmaadt?" vroeg +Lidewyde, om hem te plagen. "Verlaat gij ons dan, en zullen wij in dat +geval tevens uw gezelschap moeten missen en uw meisje niet te zien +krijgen?"</p> + +<p>—"Mijnheer Kortenaer is te bescheiden," zeide freule Bertha, "om +overluid te beweren dat jufvrouw Visscher hem niets weigeren kan."</p> + +<p>—"Het is zeer edelmoedig van u, freule," antwoordde hij, "mij aldus +uit de strikken mijner ondeugende nicht te redden. Doch ik geloof +inderdaad niet, dat er reden bestaat om voor het mislukken van ons +plan beducht te zijn. Mijne eenige vrees is, dat Emma u door mijne +schuld overlast zal aandoen."</p> + +<p>—"Geen woord meer daarover, waarde heer," zeide de vriendelijke oude +dame. "Ik herhaal wat ik dezen ochtend aan Lidewyde schreef, dat het +mij bijzonder aangenaam is, haar en u een klein genoegen te kunnen +doen. Word ik daarvoor beloond door de kennismaking met een lief +meisje, dan zal de verpligting aan mij zijn. Mag ik van uwe goedheid +iets zeer huiselijks vergen, mijnheer Kortenaer?"</p> + +<p>—"Gaarne, freule."</p> + +<p>—"Trek dan even voor mij aan de schel. Gij vindt het immers goed, +Lidewyde, dat ik Floris licht laat brengen? Mijne oogen weigeren mij +de dienst. Of hebt gij haast, en mag uw rijtuig niet langer wachten?"</p> + +<p>—"Neen," zeide Lidewyde, "ik ben volstrekt niet gepresseerd, en +indien wij u geen belet doen, blijf ik gaarne nog een kwartiertje."</p> + +<p>Een oude in het zwart gekleede knecht, even oud en even zilverharig +als freule Bertha zelve, bragt achtereenvolgens drie of vier lampen +binnen. Hij plaatste ze zoo,—op de tafel, op een buffet, op eene +étagère, op eene console,—dat het groote vertrek eensklaps ophield +somber te schijnen. Ten overvloede stak hij, na de luiken aangezet en +de overgordijnen over elkander geslagen te hebben, aan weerszijden van +den hoogen spiegel boven den schoorsteen, een bouquet waskaarsen aan. +Het salon van freule Bertha had bij avond dergelijke illuminatie zeer +noodig. Het was eene voorvaderlijke, ietwat reusachtige zijkamer, +opgemaakt en gemeubeld in den smaak der vorige eeuw: een geschilderd +behangsel, in vakken; eene lambrizering, grijs met vergulde randen, +die het geheele vertrek omsloot; deuren, kozijnen en vensterbanken, +een geheel uitmakend met de boiserie beneden en de zoldering boven; +een gebogen marmeren schoorsteenmantel met smallen rand; een +smirnaasch tapijt, blijkbaar voor deze kamer besteld en geweven. Het +grijs met goud was in zich zelf niet genoeg tot neutralisering dier +zekere zwaarmoedigheid, waarmede groote landschappen met zware boomen +en breede watervallen, hoe fraai ook geschilderd, een zitvertrek +plegen te vervullen; doch freule Bertha kende de zwakke zijde van haar +salon, en sedert jaar en dag was Floris gewoon, wanneer zijne +meesteres avondbezoeken ontving, met kracht van zwavelstokken de +duisternis te bestrijden. Die moeite werd beloond, en het was voor den +binnentredende een aardig schouwspel, freule Bertha te zien troonen in +het midden dezer ouderwetsche, maar uitnemend gekonserveerde en van +piëteit getuigende heerlijkheden. Zij droeg nooit anders als zwarte of +donkerbruine kleederen, eer sluik dan ruim, en wanneer zij oprees uit +haren stoel, zag men eene lange gestalte zich verheffen, die behoefte +scheen te gevoelen aan een steun. Meestal legde zij dan hare eene hand +op den rand der tafel, en maakte met de andere eene wuivende beweging +om hare bezoekers te verwelkomen. De gladde mouwen van haar kleed +waren zoo lang, dat zij de vingers halverwege bedekten, en ruime +manchetten van geplooid batist deden hare handen nog smaller en +kleiner schijnen dan de natuur ze gemaakt had. Van geplooid batist was +ook de kraag vervaardigd, die haren hals omsloot en een gedeelte van +hare schouders bedekte, en evenzoo de breede half nederhangende strook +om hare met geen enkel lint versierde muts. Een korte, bijna +sneeuwwitte lok, die aan weerszijde op hare slapen rustte, verhoogde +nog het eerwaardige in de uitdrukking van haar gelaat. Zij was eene +oude vrouw, dat teekenden niet slechts die grijzen lokken, maar ook de +scherpe trekken om neus en mond, de zaamgetrokken plooijen der +oogleden, de horizontale groeven in het voorhoofd; doch eene +afgeleefde vrouw was zij niet. Er brandde in hare verduisterde oogen +een dier stille vuren, welke aan inwendig verlichte wit porseleinen +vazen doen denken: een gesluijerde gloed, maar die het langer uithoudt +dan sommige kunstige lampen.</p> + +<p class="p2">—"Is freule Steinmetz familie van u?" vroeg André aan Lidewyde, toen +hij weder nevens haar in het open rijtuig zat en zij door de woelige +straten, waar in winkel aan winkel het vrijpostig gaslicht schitterde, +naar Soekabrenti terugkeerden.</p> + +<p>—"Van mij? In het minst niet. Ik heb geene familie in dit land. Zij +is eene vriendin van mijne schoonmoeder, meer niet. Doch wij verkeeren +met haar alsof zij eene nabestaande van ons was. Denkt gij dat Emma +het met haar zal kunnen vinden?"</p> + +<p>—"Ongetwijfeld zal zij dat. Dacht gij van neen?"</p> + +<p>—"Dat is de vraag. Ik laat aan freule Bertha's goede kwaliteiten +volkomen regt wedervaren, en naar hetgeen gij mij van Emma verteld +hebt, houd ik het er voor, dat zij elkander uitmuntend verstaan +zullen. Doch zult gij boos worden, indien ik zeg, dat Emma's smaak en +de mijne vermoedelijk in één opzigt verschillen? Om u de waarheid te +zeggen, mij is freule Bertha te stemmig. Ik erken dat zij van alle +vrome dames in de stad de eenige is, die ik waarlijk liefheb; de +eenige, bij wie ik het kan uithouden. Niettemin maakt zij mij met hare +bidstonden en hare bijbeloefeningen somtijds zenuwachtig."</p> + +<p>—"Is freule Steinmetz iemand van die kleur? Dat verwondert mij. Ik +zou haar voor eene vrouw van de wereld gehouden hebben."</p> + +<p>—"In vele opzigten is zij dat ook; maar hebt gij niet opgemerkt dat +zij somtijds geheel en al in den preektoon vervalt? Mij frappeerde het +ten minste, dat zij op ik weet niet welk gezegde van u aanstonds eene +zedeles liet volgen."</p> + +<p>—"Ik zou het mij ontgeven hebben; doch ja, nu gij er mij aan +herinnert, er was iets preekerigs in de manier waarop zij zeide dat ik +niet moest toegeven aan het gevoel van teleurgestelde verwachtingen. +Houdt zij dikwijls van die kleine sermoenen? Denkt gij dat zij Emma +zal willen bekeeren?"</p> + +<p>—"Heb daar geene vrees voor. Gij hebt zelf kunnen bemerken dat de +natuur bij haar boven de leer gaat. Ook moet gij aan mijn oordeel over +haar niet te veel waarde hechten. Freule Bertha gaat door voor de +goede genius van mijn mans familie, en het zou mij leed doen, indien +gij anders over haar dacht. De schuld ligt aan mij. Ik houd niet van +vrome menschen."</p> + +<p>—"Er is vroom en vroom."</p> + +<p>—"Jawel, gelijk er blond en blond of bruin en bruin is. Maar zoo +bedoel ik het niet. Met vroom meen ik bekrompen. Freule Steinmetz is +eene ongewone, eene voortreffelijke, eene allerliefste oude vrouw; +maar denkt gij, indien gij of ik iets deden waarover de domme wereld +het hoofd schudde, dat zij het ons vergeven of zich met onze +verdediging belasten zou? Maak u daaromtrent geene hersenschimmen. +Zelden heb ik eene vrouw ontmoet die zoo <span class="sper">à cheval</span> is op hetgeen zij +hare eeuwige waarheden noemt. En ik bid u, wat zijn eeuwige waarheden? +Laat een vooroordeel honderd jaren geduurd hebben, en gij zult +menschen vinden, bereid om voor dien waan den marteldood te sterven."</p> + +<p>—"Met uw verlof, Lidewyde..."</p> + +<p>—"Ik weet wat gij zeggen wilt; maar ga met mij mede, en ik zal u +bewijzen dat vergankelijk barège somtijds evenveel waarde heeft als de +bovennatuurkunde van freule Bertha. Marcelis, stilhouden bij Mad<sup>e</sup> +Philidor!"</p> + +<p>—"Om u te dienen, mevrouw," antwoordde Marcelis van den bok, even het +hoofd omwendend; en met een sierlijken zwaai reed hij tot vlak voor de +stoep van het hem welbekende mode-magazijn.</p> + +<p>Zulke dames behoeven zulke koetsiers.</p> + +<h3 class="p4">Elfde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">—"Te veel en te weinig;" zeide André bij zelven, toen hij den +volgenden ochtend onder het kleeden zijne kamer op en neder stapte. +"Dijk is een zot, beweerde mijn oom, en ik zal niet ontkennen dat +daarvan iets aan kan zijn; doch mijn oom had zelf een slag van den +molen weg, toen hij met minachting over Lidewyde sprak. Lidewyde is +eene vrouw, gelijk er niet vele gevonden worden. Zij toont veel minder +humeur dan ik gedacht zou hebben. Dijk schijnt mij toe, geen man voor +haar te zijn. Het zal mij benieuwen, welken indruk die dokter op mij +maken zal. Wie weet of mijnheer Ruardi niet nog iets anders is als +Adriaans boezemvriend? Dat zou komiek zijn, maar verwonderen zou het +mij niet. Lidewyde is juist eene vrouw om een minnaar te hebben. Het +eene oogenblik is zij buitengewoon vrij in haar spreken, het andere +oogenblik weet zij zich op zulk eene natuurlijke wijze in te houden, +dat men er dupe van is. Wie zou gedacht hebben, toen zij +gisteren-avond met freule Steinmetz zat te praten, dat zij geene vijf +minuten daarna over diezelfde dame zulk een vrijmoedig en, naar mij +voorkomt, zulk een juist oordeel vellen zou? Doch met hare schoonheid +en haar smaak maakt zij alles goed. Het kleedje, dat zij voor Emma +gekocht heeft, is inderdaad een model van bevalligheid, en het was een +lieve inval van haar, mij met zich mede te nemen in dat magazijn en +mij voor de leus te raadplegen over hetgeen zij kiezen zou. Zij heeft +blijkbaar verstand van toilet maken, en alles staat haar goed. Zonder +mooijer te zijn dan Emma, is zij toch ook in hare soort eene +schoonheid. Zij heeft iets vorstelijks over zich. Emma doet mij denken +aan een vergeet-mijnietje, Lidewyde aan eene tulp. Het zou inderdaad +grappig zijn, indien tusschen haar en dien dokter de eene of andere +relatie bestond. Hij schijnt een jong weduwnaar te zijn met een +interessant voorkomen. Bovendien beweert Adriaan dat hij een aardige +prater is. Noch het een, noch het ander maakt het minder +waarschijnlijk dat Lidewyde iets met hem heeft. Wij zullen zien. +Misschien vind ik dat geheim nog wel uit, en wie drommel weet of +Lidewyde's gedienstige geest Sarah..."</p> + +<p>Er werd aan de deur getikt.</p> + +<p>—"Binnen!" riep André, die niet zoo verdiept geweest was in zijne +meditatien, of hij had onder de hand zijn toilet voltooid, zoodat hij +zonder schroom voor den bediende kon verschijnen, dien hij meende voor +zich te zullen zien.</p> + +<p>De deur werd behoedzaam geopend. Het was—de gedienstige geest Sarah +met een brief in de hand.</p> + +<p>—"Mijnheer Dijk heeft mij gelast u dezen brief ter hand te stellen", +zeide zij, "en u tevens te verzoeken, indien het u schikt, van middag +tusschen tweeën en drieën even bij hem aan het kantoor te komen."</p> + +<p>—"Is mijnheer Dijk al naar de stad?" vroeg André, den brief aannemend +en onderwijl een blik op het adres werpend, waarin hij aanstonds de +hand van Emma herkende.</p> + +<p>—"Mijnheer scheen het van ochtend buitengewoon druk te hebben", +antwoordde Sarah. "De besteller heeft daareven meer dan een dozijn +brieven gebragt, waaronder ook deze was, dien mijnheer in vergissing +bijna opengebroken had."</p> + +<p>—"Dat bemerk ik," zeide André lagchend, terwijl hij den aan de +achterzijde half gescheurden enveloppe bezag. "Nu, de fondsen zouden +er niet door gerezen of gedaald zijn, al had mijnheer Dijk bij ongeluk +kennis genomen van den inhoud."</p> + +<p>—"Mijnheer Dijk heeft mij ook nog opgedragen u te zeggen," vervolgde +Sarah, zonder André's opmerking te beantwoorden, dat hij tusschen +tweeën en drieën in de stad een bezoek van dokter Ruardi verwacht, en +hij van die gelegenheid gebruik wenscht te maken om u aan den dokter +voor te stellen."</p> + +<p>—"Zeg mij eens, Sarah," zeide André, eensklaps van toon veranderend, +"dokter Ruardi is immers dezelfde persoon, met wien ik u een dezer +dagen in den tuin heb zien wandelen?"</p> + +<p>Sarah, die tot hiertoe zonder gemaaktheid onafgebroken naar den grond +gestaard had, sloeg thans de oogen langzaam op en vestigde op André +een blik, dien hij wel belangwekkend vond, maar die hem nogtans niet +zeer aangenaam aandeed. Evenwel verdween die ongunstige indruk, toen +zich over Sarah's gelaat een glimlach verspreidde; de statige, +wellevende glimlach der matrone van goeden huize, zou men gezegd +hebben, die zich in stilte vermaakt met een onschuldigen inval.</p> + +<p>—"Ik wenschte wel, mijnheer," zeide zij, "dat gij die vraag niet +enkel uit nieuwsgierigheid gedaan hadt."</p> + +<p>—"Waarom, Sarah? Mag ik niet nieuwsgierig zijn te weten, of dokter +Ruardi en zeker iemand elkander van nabij bestaan?"</p> + +<p>—"Van mogen of niet mogen is geene spraak, mijnheer; maar indien ik +aan uw verlangen voldeed, zou het u aanstonds spijten, door mij +ingelicht te zijn. Het is immers waar, dat uwe aanstaande hier zal +komen logeren?"</p> + +<p>—"Mij dunkt, Sarah," zeide André, eenigszins geraakt over die +vrijpostige wedervraag, "dat gij en ik, waar het op nieuwsgierigheid +aankomt, elkander niets te verwijten hebben. Nu ja, er is spraak van, +dat jufvrouw Visscher eenige dagen ten huize van freule Steinmetz zal +komen doorbrengen; maar wat zou dat?"</p> + +<p>—"Vergeef mij, mijnheer, ik wilde zeggen, dat uw engagement met +jufvrouw Visscher het voor u eene onverschillige zaak doet zijn, te +weten of niet te weten, wie dokter Ruardi is."</p> + +<p>—"Ik bid u, Sarah, laat ons over iets anders spreken. Dokter Ruardi +heeft met mijn engagement niets te maken."</p> + +<p>Sarah deed alsof zij wilde vertrekken; André alsof hij gaarne alleen +wilde zijn. Doch de een wist nog niet hetgeen hij verlangde te weten, +en de ander moest nog zeggen hetgeen zij op het hart had.</p> + +<p>—"Ik erken, mijnheer," zeide zij, "dat mijn toon u ongepast moet +voorkomen; doch indien gij wist hoe hartelijk ik aan mevrouw Dijk +gehecht ben, zoudt gij mij ongetwijfeld mijne onbescheidenheid ten +goede houden."</p> + +<p>—"Is mevrouw Dijk dan ook al in de zaak betrokken? Gij wordt hoe +langer hoe duisterder, Sarah."</p> + +<p>—"Mevrouw Dijk is de hoofdpersoon, mijnheer; doch indien zij kennis +droeg van hetgeen ik u thans mededeel, zou ik voor altijd hare +genegenheid verbeuren. En hare genegenheid is voor mij alles waard.".</p> + +<p>—"Hetgeen gij mij thans mededeelt? Gij deelt mij integendeel niets +ter wereld mede, en ik vraag mij nog altijd af wat gij eigenlijk +zeggen wilt."</p> + +<p>—"Belooft gij mij op uw woord van eer, mijnheer Kortenaer, dat +hetgeen ik u zeggen zal een diep geheim zal blijven? Dat mevrouw Dijk +daarvan nimmer iets bemerken zal?"</p> + +<p>—"Dat spreekt, Sarah. Maar indien hetgeen ik van u vernemen zal niet +duidelijker is dan hetgeen ik tot hiertoe te weten kwam, zal ik voor +mevrouw Dijk niet veel te verbergen hebben."</p> + +<p>—"Nu dan, dokter Ruardi,... doch ik kan er staat op maken, niet +waar, dat gij mij niet verklappen zult?" fluisterde Sarah.</p> + +<p>—"Wilt gij zeggen dat dokter Ruardi mevrouw Dijk het hof maakt?"</p> + +<p>—"Wat erger is, mijnheer, hij vervolgt haar met zijne beleefdheden +tot in haar eigen huis."</p> + +<p>—"Mij dunkt, tegen dat ongerief is kruid gewassen. Aan lastige +minnaars wijst men de deur."</p> + +<p>—"Doch indien die minnaar de vriend des huizes is? Indien de heer des +huizes geen kwaad van hem kan hooren spreken? Indien men geen afkeer, +zelfs geene onverschilligheid kan laten blijken, zonder vijandschap te +stichten en opspraak te verwekken? Neen, mijnheer Kortenaer, er is +maar één middel om mevrouw Dijk van de vervolgingen van dokter Ruardi +te verlossen, zonder in de plaats van het eene kwaad een ander en +grooter te brouwen."</p> + +<p>—"En waarin zou dat middel bestaan?"</p> + +<p>—"Dat weet ik niet, mijnheer. Of liever, het zou niet baten het u te +noemen; en daarom spijt het mij dat gij naar dokter Ruardi gevraagd +hebt. Dingen, die niet gebeuren kunnen, al zou men het nog zoo gaarne +willen, moet men zich uit het hoofd zetten."</p> + +<p>—"Hoor eens, Sarah, mijn eerbied voor mevrouw Dijk is zoo groot, dat +ik er mij in verheugen zal, haar op de eene of andere wijze van dienst +te kunnen zijn. Zeg mij uw plan, en ik zal zien."</p> + +<p>—"Mijn denkbeeld is onuitvoerbaar, mijnheer, en dat grieft mij het +meest. Ik zou willen, dat iemand zich ongemerkt tusschen mevrouw Dijk +en dokter Ruardi plaatste; dat mevrouw Dijk in de gelegenheid werd +gesteld, hare genegenheid in schijn op iemand anders te vestigen, en +zoo te vestigen, dat dokter Ruardi van alle verdere pogingen om haar +te behagen voor goed afzag. Doch ik vraag u, wat baat het, u met deze +wenschen bekend te maken? Binnen weinige dagen zal jufvrouw Visscher +uwe geheele aandacht in beslag nemen; ieder weet hier daarenboven, of +zal weldra weten, dat gij geëngageerd zijt; dokter Ruardi zal geen +oogenblik dupe zijn van de beleefdheden die mevrouw Dijk voor u zou +kunnen hebben, en zoodra gij ons zult hebben verlaten, zal die goede +mevrouw haar kruis weder moeten opnemen."</p> + +<p>—"Gij hebt gelijk, Sarah: ik kan de dienst, waarvan gij spreekt, +onmogelijk bewijzen."</p> + +<p>—"Niet waar, mijnheer? Mijn plan is eene hersenschim. Hoe zoudt gij +onder de oogen van jufvrouw Visscher, van wie gij doodelijk zijt, den +schijn kunnen aannemen alsof tusschen mevrouw Dijk en u iets bestond? +Niemand kan zulk eene rol spelen. Het zou eene onnatuurlijke, eene +scheve, eene in alle opzigten valsche verhouding zijn."</p> + +<p>—"Dat zou het, Sarah. Eene in alle opzigten valsche verhouding."</p> + +<p>—"En waartoe zou het dienen? Al de belanghebbenden zouden u +onmiddelijk in de kaart zien."</p> + +<p>—"Onmiddelijk."</p> + +<p>—"Het zou een komedie zijn zonder knoop, een vervelende roman zonder +intrige."</p> + +<p>—"Een vervelende roman."</p> + +<p>—"Tenzij misschien jufvrouw Visscher er in toestemde, mede te spelen? +In dat geval zou de knoop niet onaardig kunnen worden."</p> + +<p>—"Jufvrouw Visscher zal zich daartoe nimmer leenen. Zij is een veel +te gevoelig en veel te ernstig meisje voor zulk soort van +aardigheden."</p> + +<p>—"Dat dacht ik wel, mijnheer; en zonder u een kompliment te willen +maken, voeg ik er bij: indien zij anders was, zoudt gij haar niet voor +uwe aanstaande vrouw gekozen hebben."</p> + +<p>—"Zoodat Sarah?"</p> + +<p>—"Zoodat ik u verschooning vraag voor mijne dwaze praatjes, mijnheer. +Hoe gaarne ik mevrouw Dijk ook van haren vervolger zou willen +bevrijden, ik kan het denkbeeld niet verdragen, dat, buiten dokter +Ruardi, iemand daardoor eenig leed ondervinden zou."</p> + +<p>—"Dat is braaf van u. En mag ik nu eens even zien wat deze brief +inhoudt?"</p> + +<p>Sarah liet zich gedwee de konversatie opzeggen. Haar doel was bereikt. +Met de enquête, die zij zich had voorgenomen in te stellen, behoefde +zij niet op eenmaal gereed te komen. Zij wist nu voorshands genoeg van +André.</p> + +<h3 class="p4">Twaalfde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Voor derden moest de toon van Emma's brieven iets te kinderlijks +hebben. Het flinke in haar karakter kwam in haar korrespondentie niet +tot zijn regt, en zij scheen alleen woorden te kunnen vinden voor eene +zachtheid, die aan zoetheid grensde. Doch André genoot te zeer van het +bezit van haren brief en van hetgeen daarin streelends was voor zijne +fatuiteit, om door die eenzijdigheid getroffen te worden. Zich +aangebeden te weten, was voor hem, zonder dat hij zich daarvan +rekenschap gaf, de streelendste der gewaarwordingen; en een ingewijde +zou het hem kunnen aanzien, dat hij op dit oogenblik meer dan louter +een gevoel van welbehagen ondervond. De zelfvoldoening waarmede hij, +alvorens zijne lektuur aan te vangen, een laatsten blik in zijn +toiletspiegel wierp,—Emma zou, indien zij tegenwoordig had kunnen +zijn bij die pantomime, tevreden zijn geweest over haar triomf.</p> + +<p>Zij schreef:</p> + +<div class="blockquote"> +<p class="right">"Maandag-ochtend.</p> + +<p>"Ik neem dit blaadje uit mijne portefeuille, zonder te weten wanneer +ik het opvouwen en verzenden zal. Dat zal afhangen van uwe eigen +vlugheid in het schrijven. Zoo lang ik geen brief van u heb, volg ik +het voorbeeld dier lieve ouders, wier kinderen zich in de Oost +bevinden, en die iederen dag eenige regels voegen bij den brief, +bestemd om met de eerstvolgende mail hun toegezonden te worden. Zoo +lang zal het nu wel niet duren eer ik dezen op de post doe, maar +wachten is wachten, en wanneer gij niet bij mij zijt, is het zoo goed +alsof gij in de Oost waart.</p> + +<p>"Ik zal eerlijk zijn en bekennen dat ik den geheelen nacht van u +gedroomd heb. Waarom zijt gij ook zoo lief? Toen wij gisteren-avond +aan het venster stonden, zou ik met u hebben willen wegvliegen naar +die schitterende ster, boven de maan. Van ochtend vroeg zou ik gewild +hebben, dat gij met mij in den tuin had kunnen wandelen, en op dit +oogenblik wenschte ik dat gij tegenover mij zat, terwijl ik aan het +schrijven ben. Helaas, mijnheer, men is uwe slavin of men is het niet!</p> + +<p>"Daareven ben ik, snuffelend in vaders woordenboeken, achter den +franschen naam gekomen van het vogeltje, welks hollandsche de eer niet +heeft u te behagen. <span class="sper">Oiseau grenadier</span> heet het, en nu behoef ik mij de +fraaije snorren van mijn baardmannetje niet langer te schamen. "Ik +acht een schoonen naam, die waardig wordt gedragen," en hij draagt den +zijnen met even veel digniteit als zijne knevels. Doch gij, mijnheer, +indien uw wijfje stierf, zoudt gij even als mijn baardmannetje en +zijne stamgenooten wegkwijnen van verdriet? Neem mij niet kwalijk dat +ik op dat punt overdreven nieuwsgierig en een weinig ongeloovig ben. +Och, André, indien gij mij half zoo lief hadt als ik u, gij zoudt... +Doch ik behoef u niet bepaald dwaasheden te zeggen.</p> + +<p>"De tuinman is ons van ochtend eene nieuwe stamroos komen brengen, +eene <span class="sper">François premier</span>. Zij is donkerrood met een vol hart en ruikt +overheerlijk. Ik vrees alleen dat ik haar niet zal kunnen aanzien +zonder dikwijls aan de arme vrouwen te denken, die koning Frans +ongelukkig gemaakt heeft. De bloem is prachtig en herinnert aan de +warme kleuren van Titiaans portret, op het Trippenhuis te Amsterdam. +Maar voor eene nieuwe roos vind ik den naam ongelukkig gekozen. Waarom +niet <span class="sper">Romeo</span>? Waarom niet <span class="sper">Abélard</span>? Bijna schreef ik,—doch ik heb +mij nu eenmaal voorgenomen geene dwaasheden te zeggen,—waarom +niet <span class="sper">André</span>?</p> + +<p>"Omtrent de ontvangst bij uw oom zult gij mij wel het noodige +schrijven, ook al vraag ik daar niet naar. Droom ik voor een keer dat +gij mij niet liefhebt, of dat men mij van u scheiden wil (doch +gelukkig gebeurt dat bijna nooit), dan is altijd uw oom de persoon, +die zich tusschen u en mij komt plaatsen. Ik heb hem maar eenmaal in +mijn leven gezien en zou geene dragelijke reden kunnen aanvoeren voor +de vrees die hij mij inboezemt. Doch ik ben bang voor hem; en (ach, +wanneer zult ook gij aan voorgevoelens gelooven!) eene geheime stem +zegt mij dat ik hem geen onregt doe.</p> + +<p>"Een nieuwtje. Van avond komt Miss Sampson, de vrouwelijke Numa +Pompilius van mijne jeugd, thee bij ons drinken. Tot mijne spijt wil +moeder haar voor eene week te logeren vragen, wanneer de familie op +Jagtlust, waar zij op dit oogenblik geherbergd is, genoeg van haar +hebben zal. Ook met haar ben ik maar half op mijn gemak. Zij is met +den tijd geheel en al eene schooljufvrouw geworden en behandelt alle +menschen als kostmeisjes. Toen zij nog maar de secondante was, vond ik +haar veel liever. Vrees niet, wanneer wij getrouwd zullen zijn, dat <span class="sper">ik</span> +haar te logeren vragen zal. Oude vrijsters voegen niet in jonge +huishoudens, en wanneer ik kiezen moet, zie ik liever tien van uwe +vrienden komen dan één Miss.</p> + +<p>"Van die vrienden van u hoop ik nog eenmaal partij te trekken, dat +weet gij. Het minst dat gij koel tegen mij zijt, word ik koket en maak +ik u jaloersch. Dat zal eene voortreffelijke uitwerking doen. Of kunt +gij niet jaloersch worden? In antwoord op die vraag zie ik u fijntjes +glimlagchen; doch ik stoor mij niet aan dien spot, en zal mij te +mijner tijd weten te wreken. Dit voorspel ik u, dat indien gij immer +ophoudt mij het hof te maken, en gij een dier akelige getrouwde mannen +wordt gelijk ik er sommige ken, gij weinig genoegen aan mij beleven +zult.</p> + +<p>"Waarom heb ik u lief? Waarom heb ik mijn hart geschonken aan een man +die mij uitlacht, mij drilt, mij tiranniseert, mij op alle mogelijke +wijzen doet gevoelen dat de vrouwen zwijgen moeten in de vergadering? +Helaas, al werd ik honderd jaren oud, dat raadsel, vrees ik, zou +onopgelost blijven. En toch zeggen de wijze menschen dat alles eene +reden heeft! Lieve hemel, heeft dit geschrijf dan eene reden? Ik vrees +integendeel dat het de zinneloosheid-zelve is."</p> + +<p class="right">"Dinsdag-ochtend.</p> + +<p>"Nadat ik u geschreven had, is de tijd gisteren mij minder lang +gevallen dan ik had durven hopen... Ondankbare die ik ben! Men zou de +liefde gaan haten, wanneer men bemerkt hoe zelfzuchtig zij maakt. De +twee wezens, van wie ik na u op deze wereld het meest houd, hebben mij +den genoegelijksten dag bezorgd dien men bedenken kan; en ik spreek +alsof de trage uren langzaam omgekropen waren en ik de minuten had +zitten tellen in eene gevangenis, even als weleer op de hangklok in de +schoolkamer van Miss Sampson!</p> + +<p>"Of er dan zooveel bijzonders gebeurd is? O neen, maar alles hangt af +van de wijze waarop en de stemming waarin. Wanneer ik u zeg dat vader +gisteren-avond een uur lang kollege heeft staan geven over het +dames-toilet van den tegenwoordigen tijd, zult gij mij begrijpen. Gij +glimlacht, niet om vader, maar om mij? Nu ja dan, gisteren-middag vóór +het eten ben ik met moeder naar de stad gereden en hebben wij ons hart +opgehaald aan de heerlijkheden van de Wed<sup>e</sup> Muller en C<sup>ie</sup>. Ik +plaagde moeder, en beweerde dat zij mij behoefte aan eene afleiding +toedichtte, ten einde voor zich zelve een nieuwen hoed te kunnen +koopen; en zij plaagde mij weerom met te zeggen, dat ik sedert mijne +kennismaking met u al mijn zelfvertrouwen in het kiezen van parasols +en handschoenen verloren had. Doch de vrolijkheid begon eerst regt, +toen na het eten de Wed<sup>e</sup> Muller in persoon, gevolgd door een knecht +met eene groote doos aan den arm, bij ons kwam aanzetten. Wij hadden +er op gerekend, moeder en ik, dat vader ons met de noodige sermoenen +bestormen zou; zoodat onze voorzorgen genomen waren. Er was geen +enkele schotel op tafel verschenen, waar niet iets extra's aan was; en +aan het dessert had hij bij zijne koffij zijn geparfumeerdst likeurtje +en zijn geurigste sigaar gehad. In het gevoel dier goede werken en van +hun apaiserend vermogen, wachtten wij dan ook de komst der modiste +onverschrokken af en gaven bij haar binnentreden geen enkel blijk van +ontsteltenis of verlegenheid. Doch het was vreeselijk, kan ik u +zeggen. Er werd betoogd dat elke vrouw gekleed behoorde te gaan +overeenkomstig hare eigen taille en haar eigen teint; dat de mode +niets anders was als iets dat goed stond aan de eene of andere +aanzienlijke dame buitenslands; dat andere vrouwen, die ook hare +bekoorlijkheden hadden, maar toevallig niet op die dame geleken, +uitzinnig handelden met juist zoo gekleed te willen gaan als zij; dat +moeders nieuwe hoed geen hoed, maar voor het overige onberispelijk +was; dat van de kleedjes, waaruit wij eene keus wenschten te doen, of +het dessin misteekend was, of de kleuren schreeuwden, of het weefsel +te wenschen overliet; in één woord, dat wij ons geld in het water +wierpen, of zouden werpen, of reeds geworpen hadden. De modiste zette +bij dit alles een onnavolgbaar gezigt. Een menschenkenner zou er uit +gelezen hebben, dat zij haar dierbaar vak met de grootste gelatenheid +nog tien maal smadelijker zou hebben laten verguizen, indien slechts +alle hoofden van huisgezinnen, even als mijn engel van een vader, +met een geopend oog voor de zwakke zijden van hare industrie, +blindelings hare nota's voldeden.</p> + +<p class="right">"Woensdag-ochtend.</p> + +<p>"Vader heeft zich opgesloten in zijn atelier. Hij verkeert in den +waan, dat wij niet weten waarom; doch onze liefde voor hem heeft ons +sedert lang zijn geheim op het spoor doen komen. Ik hoop, André, neen +ik weet zeker, dat gij hoe langer hoe meer van vader zult gaan houden. +Hij is de beste vader en de liefste man, die ooit geleefd heeft. Onze +modemaaksters vervelen hem, en hij heeft alle moeite om niet korzelig +te worden, wanneer zij hare wijsheid en hare doozen komen ontpakken. +Doch ofschoon God weet, dat hij sedert den dood van Reinier reden +heeft om somtijds mistroostig te zijn, denkt gij dat hij moeder of mij +op eenigerlei wijze zal laten blijken, hoe hij te worstelen heeft met +zijn humeur? Nooit bemerken wij iets daarvan. Zijn stelregel is, dat +een man behoort te waken over zijne luimen en middelen moet verzinnen +om, indien het noodig is, zichzelven onschadelijk te maken. En dat +doet hij met voorbeeldige trouwhartigheid. De ijver waarmede hij op +dit oogenblik zit te schilderen is niets anders, wil ik wedden, als +een voorwendsel; en wanneer hij van middag aan tafel verschijnt, zal +niemand het hem kunnen aanzien, hoe hij geleden en gestreden heeft. +Zoo is hij. Het leven is eene zaak die de krachten der meeste menschen +te boven gaat, beweert hij, en volgens hem zou de geheele wereld van +adel moeten zijn, indien men wilde dat nooit ergens de plaats der +liefde werd ingenomen door stuurschheid of onverschilligheid. Nu, hij +is van adel; en indien ik zijn bloed niet onwaardig ben, zult gij u +mijne afkomst tegenover niemand behoeven te schamen.</p> + +<p class="right">"Donderdag-avond.</p> + +<p>"Dezen ochtend eerst heb ik uw brief ontvangen. In 's hemelsnaam! Men +kan van den Duinendaalschen bode de volmaaktheid niet vergen; en is +hij langzaam, hij is ten minste getrouw. Zeer getrouw zelfs, want van +uwe twaalf blaadjes is onderweg geen enkel zoek geraakt. Doch stil, +het schreijen staat mij nader dan het lagchen, en zoo ik scherts, is +het om mijn verdriet te verzetten. Wat? heeft uw oom u van mij +weggetroond? Heeft hij een middel bedacht om u voor eene poos van +Duinendaal te verwijderen? Welnu, hij doe wat hij niet laten kan. +Speel vrij den boozen geest, oom Bertram, gij zult Robert niet van +Alice, Alice van haren Robert niet scheiden! Foei, ik wilde dat die +man geen familie van u was. Zijn toeleg is inderdaad al te doorzigtig, +en ik zou u onregt doen, indien ik u ried op uwe hoede te zijn. Geloof +mij, André: uw oom heeft plannen met die mevrouw Dijk. Gij schrijft +dat zij niet jong, niet mooi, niet vriendelijk is: ik wil het wel +gelooven, maar een onbedriegelijk voorgevoel zegt mij, dat gij met +geen ander doel naar M. gezonden zijt als om u van mij te vervreemden.</p> + +<p>"Mag ik volkomen opregt zijn? Uw brief maakt mij ongerust. +Kinderachtig, niet waar? Doch het is zoo. Wat ik op het hart heb, deel +ik u thans nog niet mede. Den geheelen dag ben ik er mede bezig +geweest, doch ik moet de regte woorden nog vinden. Misschien vind ik +ze morgen, misschien eerst over een paar dagen; doch zoo lang mag ik u +niet zonder antwoord laten. Daarom zal ik dezen nu sluiten en hem voor +het venster zetten; dan neemt de postbode hem morgen-ochtend tijdig +mede naar de stad.</p> + +<p>"Doch laat ik mijzelve, eer ik naar bed ga, nog even uitlagchen. Uw +oom, met zijne ruwe manieren, is inderdaad een potsierlijke +Mefistofeles, en ik ben wel goed, mij om zijnentwil het hoofd te +breken. Hoe grappig zou het zijn, indien wij hem vangen konden in +zijne eigen netten! Verbeeld u dat gij den schijn aannaamt, alsof die +mevrouw Dijk u plotseling betooverd had, en mijnheer de ex-minister +zich daardoor ontheven waande van de zorg, mij eenmaal als zijn +nichtje te moeten erkennen? O, wat al middelen zou ik u aan de hand +doen om hem in het ootje te nemen! Hoe zou ik mij uitputten in +kunstgrepen om het hoofd dier kokette dame door u op hol te doen +brengen! En wanneer uw lieve oom zich dan deugdelijk verbeeldde het +spel zoo goed als gewonnen te hebben; wanneer hij nog slechts op een +briefje van u wachtte, met berigt dat ons engagement verbroken +was,—hoe onbeschrijfelijk aardig zou ik het dan vinden, met u +eene deftige visite bij hem te gaan maken en hem te vragen +tegenwoordig te willen zijn bij onze bruiloft!... Maar neen, neen, +neen, weg met die valsche vrolijkheid! Onze liefde, verstaat gij +André? is te heilig om door zulke vertooningen bezoedeld te worden. Ik +<span class="sper">ben</span> niet bang voor u of voor mij; ik maak mij <span class="sper">niet</span> ongerust over uwe +afwezigheid. Eenmaal heb ik gezworen, u levenslang te zullen +liefhebben; en de overtuiging dat gij mij toebehoort, even als ik u, +is zoo diep in mijne ziel geworteld, dat men mij om het leven zou +moeten brengen om mij haar te ontnemen. Fladder dus vrij, lieve man! +Ik weet wel waar het bloempje bloeit, waarop mijn vlinder te allen +tijde weder zal komen nederstrijken. <span class="sper">Gij zijt van mij</span>, bedenk dat wel, +en beproef maar niet (het zou u toch niet baten) daar iets aan te +veranderen. In gedachten neem ik uw blond hoofd tusschen mijne beide +handen en kus u zachtjes op de oogen. Zoo is het goed. En wil ik nu de +kroon zetten op mijne barmhartigheden? Nu dan, ik belast u met mijne +vriendelijke groeten voor mijnheer Adriaan en mevrouw Lidewyde!"</p></div> + +<p class="p2">Arme Emma! Even trotsch als zij op haren bruidegom geweest zou zijn, +toen hij haar brief nog lezen moest, even vreemd zou zij hebben +opgezien,—neen, even snel zou op haar lieve wangen het blosje der +vreugde verschoten zijn, even popelend zou haar hartje geklopt hebben, +even onheilspellend zou zij haren moed en hare grootmoedigheid in hare +nette schoentjes hebben voelen zinken, indien zij getuige had kunnen +zijn van den ernst en de deftigheid, waarmede André, aan het einde van +haren epistel genaderd, dien weder opvouwde, hem wegschoof in den half +gescheurden enveloppe, zijne zakportefeuille voor den dag haalde en +met een nadenkend gelaat de kamer verliet. Doch dit goede heeft de +onwetendheid, dat sommige verwonderingen door haar toedoen ons voor +een tijd bespaard blijven. Bovendien zou het onbillijk geweest zijn, +omdat André het voorhoofd fronste en een peinzende trek zich om zijnen +mond plooide, daaruit af te leiden dat hij voor het innemende in +Emma's brief ongevoelig was. Indien een jager geen wreedaard is, +alleen omdat hij er behagen in schept het wild op de daad te +betrappen, hoe zou een jonge man, gelijk André, tenzij hij een monster +ware, en dat was André in geenen deele,—koel kunnen blijven bij het +besef, dat onder het zijden lint van zijn zakboekje, en derhalve in de +onmiddelijke nabijheid van zijne borst, een hart vol liefde klopte? +Dat zulke harten niet dagelijks voorkomen, is op zichzelf reeds genoeg +om aan hun bestaan zekere waarde te doen hechten; en André was in de +laatste maanden te wijs geworden om niet te gevoelen, dat Emma +vergelijkenderwijs eene uitzondering verdiende te heeten. Doch hoe +bereid men hem ook vinden mogt toe te geven, dat de minste vrouwen +een vrouwenhart bezitten en de prijs van Emma's liefde daardoor niet +weinig verhoogd werd, hij was op dit oogenblik te zeer met eene +bepaalde gedachte vervuld om aan de teederheid van haar schrijven +volkomen regt te laten wedervaren. Een eerst door haar opgenomen en +toen door haar verworpen denkbeeld, waarvan hij moeijelijk scheiden +kon, speelde hem door het brein; en zoo geschiedde het dat de +opwelling van genegenheid, waarmede hij haren brief ter hand had +genomen, gesmoord werd in eene kombinatie, die het hart koeler liet, +naarmate zij meer inspanning vorderde van het verstand.</p> + +<h3 class="p4">Dertiende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Het kantoor van Adriaan Dijk was in het geheel niet een dier +wijdluftige gebouwen gelijk in onze eeuw het Krediet in alle groote +steden doet verrijzen. Het geleek noch op een spoorweg-station, noch +op een ander Felix Meritis. Ook was het geen vertimmerd heerenhuis uit +den goeden ouden tijd, welks nieuwe en welligt insolide bestemming +herkend wordt aan een geschilderd naambord boven of nevens de deur. +Het was—en deskundigen mogen beslissen of de goede zaak der +architektuur hierbij won of verloor—het was een pakhuis, zes zolders +hoog, met eene reusachtige poort tot hoofdingang, aan wier eene zijde +zich twee of drie zoo niet bewoonbare, of overvloedig verlichte, dan +toch ruime en stevig gebouwde vertrekken bevonden. Gedurende even zoo +vele geslachten op zijn minst als het pakhuis verdiepingen telde, had +de firma Dijk in het voornaamste dier vertrekken—in de twee anderen +arbeidden een boekhouder en klerken—zaken gedaan; en dat die zaken +niet onvoordeelig waren geweest, daarvan getuigde de meer dan gewone +welvaart, te midden waarvan het tegenwoordig hoofd der firma leefde. +Het was een familietrek in dit geslacht, dat zijne leden van oudsher +de toepassing van het begrip comfort voor hunne woonhuizen bewaard +hadden, en hun geld hadden verdiend in eene werkplaats, die meer naar +eene spelonk dan naar eene kamer geleek. De vader, de grootvader, de +overgrootvader,—al de Dijken hadden het gedurende tien of twaalf uren +daags voor lief genomen met een vertrek, welks donkergeel geverfde +zolder van lieverlede zwart gewalmd was, eerst door smeerkaarsen, +later door olielampen, nog later door gasvlammen; welks wanden +beschoten waren met getraliede schuifdeuren, waarachter grootboeken en +journalen van ouder en jonger dagteekening grijnzend in het gelid +stonden geschaard; welks eentoonige aanblik alleen afgewisseld werd +door eene stijve dekoratie van opgeplakte kantoor-almanakken, en in +welks midden, als eenig en sober ameublement, eene groote dubbele +lessenaar stond voor vier personen, omgeven door even zoo vele +ouderwetsche leuningstoelen van bruingeschilderd hout met zittingen +van weleer zeegroen katoen-damast. Toen Adriaan nog een kind was en +zijn vader hem somtijds medenam naar het kantoor, had hij van dat +alles weinig of niets bemerkt; hij wist toen niet beter, of het +behoorde zoo. Naderhand, in zijne dandy-dagen, had hij er zich aan +geërgerd en was het voorvaderlijk kantoor hem toegeschenen, het +voorkomen aan te bieden van een paardenstal. Thans, en sedert hij zelf +als chef van het huis was opgetreden, gevoelde hij zich in dien stal +volkomen op zijn gemak. Hij prees nu zijne voorouders om de scheiding +die zij gemaakt hadden tusschen hunne tabak en hunne weelde; zou aan +dat dualisme, dat hij zoo niet als een onderpand van soliditeit, dan +toch als een zinnebeeld daarvan had leeren aanmerken, niets hebben +willen veranderen, en sleet met een gerust geweten het grootste +gedeelte zijner dagen aan de zijde van een venster, dat geen ander +uitzigt aanbood als de bijna eenzame kade der achtergracht waaraan het +pakhuis gelegen was.</p> + +<p>—"Ga zitten, Ruardi," zeide hij, toen de dokter op het bepaalde +middaguur eensklaps voor hem stond. "Gij zijt een man van de klok."</p> + +<p>—"Is uw neef nog niet hier?"</p> + +<p>—"Zoo als gij ziet; maar ik twijfel niet, of wij zullen hem +onmiddelijk zien verschijnen. Ik heb Sarah opgedragen hem te +verwittigen dat hij u van middag hier vinden zou; en Sarah vergeet +zulke dingen niet ligt."</p> + +<p>—"Is het al bepaald, dat het meisje van uw neef hier zal komen +logeren?"</p> + +<p>—"Nog niet; maar ik kan niet gelooven, dat daartegen eenig bezwaar +zou bestaan. Er wordt heden aan haar geschreven, meen ik, en de brief +moet op dit oogenblik reeds verzonden zijn."</p> + +<p>—"Kunt gij het vinden met uw logé?"</p> + +<p>—"Tot nog toe uitmuntend. Eerst vreesde ik dat Lidewyde hem het leven +een weinig zuur zou maken, en hij geen lust zou hebben om te blijven. +Doch het tegendeel is het geval: Lidewyde heeft hem bepaald <span class="sper">en amitié</span> +genomen."</p> + +<p>—"Hij is ingenieur, niet waar? En zijn meisje is eene jufvrouw +Visscher? Kent gij die familie? Oppervlakkig geoordeeld zou men meenen +dat uw neef over eenigen tijd gemakkelijk een ander en beter huwelijk +had kunnen doen."</p> + +<p>—"Onder ons gezegd, ik geloof dat zijn oom Timmermans, aan wien hij +veel verpligting heeft, er insgelijks zoo over denkt. Doch dat zijn +zaken waarmede ik mij niet inlaat. Ik vind hem een aardigen jongen, en +naar ik hoor is jufvrouw Visscher een allerliefst meisje."</p> + +<p>—"De ingenieurs zijn tegenwoordig in de mode. Er wordt bijna geen +fransche vaudeville vertoond waarin niet een ingenieur voorkomt."</p> + +<p>—"Zijt gij bang dat zij de dokters verdringen zullen?"</p> + +<p>—"Wat mij betreft, mogen zij dat veilig doen; doch ik geloof niet, +dat zij de konkurrentie zullen kunnen volhouden. Zijn eenmaal overal +spoorwegen aangelegd, dan zullen de ingenieurs, die nu zulke goede +diensten aan de tooneelpoëzie bewijzen,—en geen wonder, want zij zijn +de meest portative sujetten van onzen tijd en men kan ze, even als +champignons, overal laten opschieten,—van zelf weder van de planken +verdwijnen. De dokters daarentegen blijven eeuwig jong, en nog over +twee duizend jaar zullen zij even onvermijdelijk zijn op het tooneel +als in de wereld."</p> + +<p>—"Lefebvre praat over de advokaten even als gij over de dokters."</p> + +<p>—"Nu, daar doet hij zoo dom niet aan. Zoo lang het menschdom niet +uitgestorven is, zal het groote publiek te goeder trouw aan de +onmisbaarheid van dokters en advokaten blijven gelooven. Mij is het +wel. Maar daar is de man in levendigen lijve!"</p> + +<p>—"Wie? André Kortenaer?"</p> + +<p>—"Wel neen? Zie maar eens uit."</p> + +<p>Juist toen Dijk het hoofd omwendde, ten einde onder de voorbijgangers +den persoon te onderscheiden dien Ruardi bedoelde, zag hij iemand, +wiens slordige kleeding en zwaaijende gang geen twijfel overlieten +omtrent zijne identiteit, de poort van het pakhuis binnentreden, en +hoorde hij met eene krijschende stem aan een der klerken in het +voorvertrek de vraag doen: Of hier het kantoor van mijnheer Dijk +gehouden werd en of mijnheer te spreken was? Dijk rees op, opende de +deur en riep met de kruk in de hand:</p> + +<p>—"Kom binnen, mijnheer Lefebvre, kom binnen, als ik u verzoeken mag. +Wij zijn onder ons. Er is niemand hier als mijn vriend Ruardi, dien +gij kent, en voor wien wij geen van beiden, geloof ik, geheimen +hebben."</p> + +<p>—"Bonjour, Ruardi," zeide de binnentredende, den netten dokter eene +breede ongewasschen hand toestekend, die intusschen zonder +pligtplegingen aangenomen werd. "Hoe maakt gij het sedert gisteren? +Indien gij niet meer geheimen hebt voor ons als wij voor u, zijt gij +een man om in een glazen huis te wonen. Wat dunkt u? Zal onze vriend +Dijk de reis halen? Zal het ons gelukken, in zijn persoon een man in +de kamer te brengen op wien de liberalen zich de tanden stomp zullen +bijten? Ik voor mij heb goeden moed. Beweert men dat hij laauwe +vrienden en heete vijanden heeft, van het eerste is mij tot heden +niets gebleken. Al de personen, die ik in den loop van den ochtend +gesproken heb, schenen mij vol ijver. Zijne onze vijanden fel, zij +zijn tevens onmogelijk; en wij zullen met die gezegende infirmiteit +ons voordeel weten te doen. Eene partij die alleen oppositie maken, +maar niet regeren kan, moet eindigen met het onderspit te delven."</p> + +<p>—"Gij zijt optimist, mijnheer Lefebvre," zeide Adriaan. "Geloof mij, +er zal eene zware wijs op gaan om mijne kandidatuur te doen slagen, en +zonder slapelooze nachten kom ik er niet."</p> + +<p>—"Slapelooze nachten, waarde heer? Indien ik voorzag dat de politiek +mij een uur van mijne kostelijke nachtrust rooven zou, kreeg zij voor +goed haar afscheid. Neen, mag ik u een goeden raad geven, en ziedaar +de reden van mijne komst, vraag dan in de volgende week, of in de week +daarna,—op eenige dagen vroeger of later komt het niet aan,—een +dozijn personen, die ik u noemen zal, bij u te gast. Ik heb in mijne +gesprekken met dezen en genen laten doorschemeren dat het plan daartoe +bij u bestond, en meen opgemerkt te hebben dat men van die gelegenheid +om u nader te leeren kennen gaarne gebruik maken zou. Doch geen diner +van enkel heeren, wat ik u bidden mag! De wereld moet weten, dat een +konservatief kandidaat een gezellig schepsel is. Er moeten dames van +de partij zijn. Belooft gij mij dat? Belooft gij op uw woord van eer +dat gij met mevrouw Dijk zult zamenspannen om het uwe gasten zoo +aangenaam mogelijk te maken? Nu dan, geen woord meer daarover. Ook de +aanzienlijkste kiezers zijn gevoelig voor een keurig onthaal, en het +is zonder voorbeeld in de parlementaire jaarboeken, dat iemand, wiens +soep naar den rook of wiens wijn naar de kurk smaakte, zich een +toonbaren aanhang verworven heeft."</p> + +<p>De man, die aldus den makelaar in verkiezingen uithing en de politiek +van het cynisme in zijne banier scheen geschreven te hebben, stond in +de meeste opzigten hooger dan zijn programma. Wie wilde mogt met hem +in meening verschillen, doch aan zijne goede trouw viel evenmin te +twijfelen als aan zijne bekwaamheden. Zoon van een predikant, had men +hem indertijd als eene van zelf sprekende zaak naar de akademie +gezonden om te studeren in de theologie; doch zijne vaardigheid in het +ledigen van halve ankers rooden wijn was niet de eenige drijfveer +geweest die hem achtereenvolgens, met veronachtzaming der vaderlijke +wenschen, in de letteren en in de regten had doen promoveren. Het +pleitte voor zijne opregtheid, dat hij eene loopbaan vaarwel gezegd +had, waarin hij niet minder aan zijne natuur dan aan zijn verstand +geweld zou hebben moeten aandoen; en die daad had aan zijne geheele +levensbeschouwing eene andere rigting gegeven. Zoo lang het vaststond +dat hij predikant zou worden, haatte hij de christelijke dogmatiek met +een mohammedaanschen haat, en zou hij, met den Sultan van Bantam, aan +drie vrouwen en één God ver weg de voorkeur gegeven hebben boven drie +Goden en ééne vrouw. Doch zoodra had hij geene vrijheid bekomen om +zich in zijne natuurlijke rigting te bewegen, of hij was een opregt +vereerder geworden dierzelfde Kerk, als wier dienaar hij nooit iets +anders zou hebben kunnen zijn als een wolf in schaapskleederen. Zelfs +in zijne vereering van <span class="sper">la Dive Bouteille</span>, gelijk hij met +rabelaisiaansche spotternij zijn zwak voor de vrucht van den wijnstok +plagt te bestempelen, was eene verandering ten goede gekomen: hoe +slordig hij er bleef uitzien, en hoe verward zijne sluike zwarte haren +hem over het voorhoofd bleven hangen, op zijne matigheid viel voortaan +niets af te dingen. Sommigen misprezen het in hem, dat hij in strijd +met zijne antecedenten van lieverlede een behoudsman was geworden. Men +noemde dit verschijnsel abnormaal, zag er eene inconsequentie in, en +schreef het aan zekere zucht tot tegenspraak toe, die niet zelden +pleegt aangetroffen te worden bij menschen met buitengewone +bekwaamheden, wel is waar, doch niet buitengewoon genoeg om hen met +het voorwerp hunner eigen antipathie zich in hoogeren kring te doen +verzoenen. Misschien was hij van dat gebrek niet geheel en al vrij, en +personen die hem ongaarne lijden mogten waren in hun regt, wanneer zij +hem een paradoxenjager noemden; doch wanneer men hem het beloop van +zijnen overgang, uit de eene orde van denkbeelden tot de andere hoorde +verhalen, moet men erkennen dat zijne redenen, vergelijkenderwijs, den +toets konden doorstaan. Het liberalisme was tegelijk een ideaal en +eene negatie, beweerde hij; zoodat men, om aan die rigting getrouw te +blijven, haar alleen moest toepassen op een denkbeeldig gebied, gelijk +dat der wetenschap, maar niet beproeven moest, haar eene plaats te +verzekeren in de praktijk. Historische studiën waren in den loop des +tijds zijne specialiteit geworden, en als historicus was hij de +vrijgevigheid in persoon. De nakomelingschap, meende hij, had regt op +elk dokument, hoe bedenkelijk ook voor sommige nagedachtenissen; en +bij uitnemendheid illiberale onderzoekers, in zijne oogen, waren zij, +die ter wille van eene geliefkoosde opinie of van eene dierbare +persoonlijkheid uit den voortijd, feiten verdonkermaanden of ondeugden +vergoêlijkten. Doch men moest niet bij hem aankomen met het beweren, +dat dezelfde soort van kritiek, die zulk een uitmuntend werktuig tot +reconstructie van het verledene vertegenwoordigde, ook in staat was +iets op te bouwen voor het tegenwoordige of voor de toekomst. Toen hij +liberaal was, haatte hij de maatschappij, was zijn zeggen, en zou het +zijn grootste lust geweest zijn alles onderst boven te werpen; en ten +bewijze van de opregtheid zijner conservative gevoelens voerde hij +aan, dat de geest der echte humaniteit eerst vaardig over hem geworden +was, nadat hij zich ontslagen had gevoeld van de verpligting, zich een +hervormer te heeten, ten einde straffeloos een slooper te kunnen zijn.</p> + +<p>Gedienstige vereerders noemden Lefebvre een genie; en zij grondden die +meening op het feit dat hij alle talen van den aardbodem verstond en +de wereldgeschiedenis van buiten kende. Volgens anderen daarentegen +was hij een warhoofd, misschien uitermate geschikt om bibliotheken te +ordenen en voor snuffelaars den weg te banen, doch niet bestemd om +immer zelf iets te leveren, hetwelk door een volgend geslacht naar +zijn naam genoemd zou worden, en in elk geval bij zijn leven +veroordeeld tot den omgang met lieden, die niet in zijne schaduw +konden staan. Voor zoover Dijk en Ruardi betrof, was van dit laatste +werkelijk iets aan; of, zoo de dokter in sommige opzigten, wanneer +het niet op studie of nadenken, maar op intelligentie en aangeboren +doorzigt aankwam, zijn evenknie mogt heeten, de koopman stond in elk +geval ver beneden hem. Adriaan Dijk begreep geen iota van Lefebvre's +transcendentale behoudsleer. Hij was konservatief, omdat zijn aard dit +medebragt, en omdat de Aprilbeweging, gelijk hij in vertrouwelijke +oogenblikken erkende, hem de oogen geopend had. Tien of vijftien jaren +geleden—want de meeste menschen hebben overlast van zeker <span class="sper">trop plein</span> +des gemoeds en wie daarvoor geene afleiding vindt bij zijne vrouw of +zijne kinderen werpt zich alligt in de armen der publieke zaak,—zou +hij gemeend hebben, het doel van zijne eerzucht niet anders te kunnen +of te mogen bereiken als onder het opsteken eener vrijzinnige vlag. +Doch sedert 1853 was daarin verandering gekomen. Van dien tijd af, +zeide hij, had hij het protestantisme leeren beschouwen, niet-alleen +als een voornaam, maar als het deugdelijkst element van den publieken +geest in Nederland en Europa. Voortaan onderscheidde hij de volken in +roomsche en protestantsche; hield het voor uitgemaakt dat aan +laatstgenoemde de toekomst behoorde, en zag in de geschiedenis der +jongste vijftig of zestig jaren,—niet de opkomst van den stoom en van +de telegrafie,—maar de lotgevallen van het stuiptrekkend romanisme, +zijne uiterste, maar nog altijd geduchte krachten verzamelend tot +eenen strijd op leven en dood met een providentieel mededinger en +voorbestemd overwinnaar. De nagedachtenis van Koning Willem I werd +door hem in eere gehouden, omdat die Vorst in 1830 en vroeger, gelijk +Adriaan het noemde, niet voor "den priester" had willen buigen; +terwijl het bondgenootschap tusschen katholieken en liberalen hier te +lande, in 1848 gesloten en in 1853, volgens hem, aan het licht +gekomen, in zijne oogen vooral hierom bedenkelijk was, omdat daardoor +aan eene kleine, maar schrandere en digt aaneengesloten roomsche +minderheid in de Kamer, welke bij menige stemming naar welgevallen den +doorslag geven kon, de koorden der nationale beurs in handen werden +gespeeld. Zijn protestantisme, gelijk men ziet, stond niet +rechtstreeks in verband, hetzij met braafheid of godsdienstigheid, +hetzij met regtzinnigheid in de leer. Doch het was van eene +konservative soort. Het beteekende handhaving van de gemengde school +als anti-papistische instelling; van het kultuurstelsel als schepping +van Koning Willem I, die de roomschen had aangedurfd; van het +koninklijk gezag en van de prerogativen der Kroon als tegenwigt tegen +het bondgenootschap van liberalen en katholieken. Een welligt +onwijsgeerig, maar daarom niet minder welgemeend programma.</p> + +<p>—"Mag ik binnenkomen?" vroeg iemand, die reeds een paar malen +vruchteloos had aangeklopt en nu het hoofd om het hoekje der deur +stak. "De heeren zijn zoo druk aan het redeneren en hunne gedachten +bewegen zich in zulke verheven kringen, dat een gewoon sterveling +vergeefsche pogingen aanwendt om gehoor te erlangen. Wordt er +kiesvergadering gehouden? Ben ik overkompleet?"</p> + +<p>—"In het minst niet, André," zeide Dijk, "kom gerust binnen. Ik vraag +verschooning dat wij u onbehoorlijk lang antichambre hebben laten +maken."</p> + +<p>—"Volstrekt niet overkompleet, mijnheer Kortenaer," voegde Lefebvre +er bij. "Verheugd u hier weêr te zien. Maar het is niet aardig van u, +glossen te maken op onze luidruchtigheid. Is het wel, Ruardi? Gij +vooral, die eene stem hebt als eene primadonna, moogt u dat verwijt +niet laten aanleunen."</p> + +<p>—"Toch wel," zeide Ruardi. "Wij hebben alle dingen gemeen en zijn +solidair aansprakelijk voor elkanders keelgeluiden. Bovendien heeft +mijnheer Kortenaer groot gelijk, wanneer hij een weinig den draak +steekt met onze debatten. Mag ik u welkom heeten te M., mijnheer +Kortenaer, en mij aanbevelen in uwe vriendschap?"</p> + +<p>—"Ik bemerk," antwoordde André, "dat mijn neef niets te veel gezegd +heeft, toen hij voorspelde dat dokter Ruardi mij met de meeste +voorkomendheid bejegenen zou. Doch gij maakt mij verlegen, dokter. Het +is aan mij, om mij aan te bevelen, ik zal zeer erkentelijk zijn, +indien ik mij bij dezen en genen, gedurende mijn verblijf te M., op u +beroepen mag."</p> + +<p>—"Kom morgen of overmorgen op ditzelfde uur een praatje bij mij +maken, indien gij lust hebt; dan zal ik u van de M'sche heeren en de +M'sche dames, de M'sche licht- en de M'sche schaduwzijden alles +vertellen wat ik er zelf van weet."</p> + +<p>—"Neem u in acht, mijnheer Kortenaer," krijschte Lefebvre, die heden +bijzonder goed gemutst was en daardoor nog luider sprak dan +gewoonlijk. "Dokter Ruardi is een menschenhater en welsprekend. Hij +zal u van deze goede stad en van hare inwoners een donker tafereel +ophangen."</p> + +<p>—"Indien zulke tafereelen niet dienstig zijn voor uw gemoed," +antwoordde de dokter, "draag dan zorg, mijnheer Kortenaer, dat gij de +woonplaats van mijn vriend Lefebvre mijdt, en sla, indien hij u +verleiden wil hem daar een bezoek te komen brengen, zijne uitnoodiging +wijsselijk af. Hij zou door zijne verhalen van hetgeen in het +doodonschuldige T. voorvalt niet-alleen uwen eetlust bederven en uwe +nachtrust verstoren, maar, wat erger is, uwe vaderlandsliefde +ondermijnen."</p> + +<p>—"Gekheid!" riep Lefebvre, door 's dokters beschuldiging op een van +zijn geliefkoosde <span class="sper">topics</span> gebragt. "Luister niet, mijnheer Kortenaer, +naar den boozen raad van dezen Achitofel, en houd u verzekerd dat het +u niet berouwen zal, indien het toeval, wat zeg ik? indien uwe +gelukster u vroeg of laat naar het eerzame T. voert. Zou ik de stad +mijner inwoning lasteren? Die bakermat van het liberalisme? Eer +vergete mijne regterhand zich zelve! Misschien hebt gij hooren +verhalen, mijnheer, dat T. eene plaats is, waar de dienst van Amor +naar evenredigheid meer volgelingen telt dan in eenige andere stad van +Nederland; doch ik beroep mij op uw gezond verstand en vraag, of die +beschuldiging, indien zij niet veeleer eene hulde verdient te heeten, +niet de onwaarschijnlijkheid-zelve is? T. is eene stad met dertig +duizend inwoners, mijnheer, en het kan niemand bevreemden, dat op eene +bevolking van twee synagogen, vijf roomsche en zeven gereformeerde +kerken, een half dozijn galanterie-winkels aangetroffen worden. Doch, +geloof mij, aan andere galanterien wordt te T. niet gedaan. Men zal u +verhalen dat het jongste kind van onzen burgemeester sprekend gelijkt +op den kolonel van ons garnizoen, of dat de vrouw van den +schout-bij-nacht op non-aktiviteit, dien T. de eer heeft te +huisvesten, de hand heeft in de voordragten van den president onzer +arrondissements-regtbank. Geloof het niet, mijnheer; of liever, kom +met eigen oogen die heeren en die dames aanschouwen, kom hunne +konversatie aanhooren, wees getuige van hunne gezellige bijeenkomsten, +en wanneer gij de insipiditeit zult hebben zien heen en weder +fladderen van de schamele borst van mevrouw X. naar den breeden schoot +van mevrouw Y., wanneer gij de maagdelijke Célestine Z. met de +aanminnigheid eener geit zult hebben zien glimlagchen om de +dubbelzinnigheden van den luitenant A. of de naïveteiten van mijn +konfrater, den advokaat B., zult gij mij zeggen of T. er al dan niet +de plaats naar is om aan Clarissa's tot geboortestad of aan Lovelace's +tot oord van ballingschap te verstrekken. Neen, mijnheer, wij van T. +zijn een eerbaar en ordelijk volk; een volk van katoenspinners en +garentwijnders, van landbouwers en veehoeders. Van de weinige +hartstogten, die ons kwellen, genezen wij ons door een overvloedig +gebruik van mout-extrakt, en onze eenige eerzucht is, de liberaalste +stad van Nederland te zijn of daarvoor door te gaan. Wilt gij een +staaltje van onze virtuositeit op dit gebied? Tot voor weinige jaren +hadden wij eene speelbank, die wel niet met de banken van Spa of +Homburg kon vergeleken worden, maar toch dit goede had, dat zij een +subsidie van vijfentwintig duizend gulden 's jaars aan onze opera +uitkeerde. Voor dat geld engageerden wij tenors en baritons, sopranen +en alten, zoo veel wij noodig hadden; en in dien tijd bezat T. een +theater, dat, hoe klein en nederig ook, met de beste uit het land +wedijveren kon. Het was een centrum van beschaving, en twee-of +driemalen in de week vonden wij er eene weldadige verpoozing van onzen +arbeid. Doch naarmate wij toenamen in liberalisme, gingen allengs onze +oogen open. Wij petitioneerden bij den gemeenteraad om opheffing der +zedelooze speelbank die de zenuw onzer opera was, en niemand is in +staat het verheven gevoel te schetsen hetwelk onze borst doorstroomde, +toen het stedelijk bestuur gehoor gaf aan onzen wensch. T. scheen ons +toe eensklaps een Paradijs geworden te zijn. Het gebouw der speelbank +gesloten en weldra in een venduhuis herschapen; op het affiche van +onzen schouwburg de woorden: <span class="sper">Relâche pour cause de suppression</span>,—wij +zagen in die verschijnselen de voorboden van het naderend godsrijk; en +waren sommigen onzer niet van eene twijfelachtige regtzinnigheid +geweest, wij zouden het hemelsch Jeruzalem hebben wanen te zien +nederdalen binnen de muren onzer stad. Want supprimeren, mijnheer, dat +weet gij, is de hoogste vreugde van het liberalisme. Verleden jaar +hebben wij de opera gesupprimeerd, omdat wij de speelbank goddeloos +vonden; toekomend jaar zullen wij de <span class="sper">terrines de foies gras</span> +supprimeren, omdat wij het treden op warme koperen platen, al geldt +het slechts ganzen, voor onvereenigbaar houden met onze beginselen van +filanthropie. En vraag niet wat wij voor een en ander in de plaats +bekomen hebben, of hoe wij het voortaan zonder ganzenleverpasteipotjes +en zonder opera stellen zullen. Het liberalisme supprimeert; doch +remplaceren, daar doet het niet aan. Ons ideaal is eene eeuw, waarin +niemand muziek maken en niemand truffels eten zal, het onderscheid +tusschen arm en rijk, knap en dom, man en vrouw zal zijn opgeheven, de +geheele maatschappij er uit zal zien als een egyptisch korenveld +waarop de sprinkhanen te gast zijn gegaan, en onze kaalgeschoren +aarde zich in de onmetelijke ruimte zal wentelen, dikker dan een ton +en gladder dan een kampernoelje. Nog heeft men te T. dat toppunt van +volkomenheid niet bereikt; nog worden daar smulpapen gevonden, die aan +biefstuk met aardappelen de voorkeur geven boven andijviesla met +beetwortelen; nog vindt men bij ons (doch alles kan ook niet op eens +komen) onhebbelijke vrouwen, die nu en dan een welgeschapen kind ter +wereld brengen. Houd u evenwel bedaard, mijnheer, en wanhoop niet aan +onze toekomst. Den stroom des tijds kan niemand tegenhouden, en mits +gij twaalf maanden wacht met mij een bezoek te komen brengen, maak ik +mij sterk u eene bevolking te toonen, aan wier volmaaktheid alleen nog +ontbreken zal dat zij niet gesupprimeerd is."</p> + +<p>—"Mij dunkt," zeide Dijk, toen Lefebvre deze uitboezeming ten einde +had gebragt, "wij moesten gezamenlijk naar de Buitensocieteit wandelen +en daar een luchtje gaan scheppen onder de verandah. Hebt gij lust, +André?"</p> + +<p>—"Wat mij betreft," zeide Ruardi, "ik kan bezwaarlijk van de partij +zijn; doch laat dit de heeren niet afbrengen van hun plan. Mag ik er +staat op maken, mijnheer Kortenaer, dat gij mijne uitnoodiging niet +versmaden zult?"</p> + +<p>—"Zoo zeer, dokter," antwoordde André, "dat gij mij misschien reeds +morgen aan den dag te uwent zult zien verschijnen."</p> + +<h3 class="p4">Veertiende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">"Ik wenschte dat Dijk mij dien knaap niet aanbevolen had," zeide +dokter Ruardi bij zichzelven, toen hij den volgenden ochtend zijn +ontbijt had gebruikt en zich gereed maakte om visites te gaan rijden. +"Hij schijnt verbazend groen, en wie weet of het de moeite loont hem +te helpen ontbolsteren? Het best zou zijn, dat hij eenigen tijd bij +Lefebvre in de leer ging, om zijne denkbeelden te vormen; want dat er +in de praktijk immer iets van hem teregt zal komen, geloof ik niet. +Lidewyde heeft hem <span class="sper">en amitié</span> genomen, zegt Dijk; dat verstaat zich. +Zij haalt hem aan uit tijdverdrijf, en zal beproeven zijn meisje +jaloersch van haar te maken. Indien dat lieve kind haar belang kende, +zou zij stil bij vader en moeder blijven en zich hier in geene +wespennesten komen steken. Die goede Lefebvre! Hij is de +onschadelijkheid-zelve, en men lastert hem, wanneer men hem een +corrumperenden invloed toeschrijft. Toch kan ik mij voorstellen, dat +onervaren jongelieden door hem zoogenaamd op het dwaalspoor gebragt +worden; en misschien is het maar goed, dat vriend Kortenaer niet onder +zijne leiding komt. Indien ik ooit pædagoog word, waarvoor de hemel +mij beware, ben ik voornemens zulk soort van meesters op een afstand +te houden. Ik kan niet gelooven, dat het dienstig is voor jongelui, +hunne tegenstanders te leeren minachten. Die taktiek is alleen goed, +dunkt mij, ten aanzien van de vrouwen; tegenover mannen deugt zij +niet. Om die onder den duim te krijgen... Maar genadige goedheid, neef +André is geen schoolknaap, en ik behoef hier in de eenzaamheid geen +cursus over opvoedkunde te zitten houden. Jakob, ben je daar? Luister +eens."</p> + +<p>—"Wat is er van uwe dienst, mijnheer?" vroeg Jakob, die in een +aangrenzend vertrek bezig was eenig huiswerk te verrigten.</p> + +<p>—"Ik verwacht van middag bezoek."</p> + +<p>—"Mijnheer kan er op rekenen, dat ik de dames behoorlijk ontvangen +zal."</p> + +<p>—"Wat praat gij van dames? Er is kwestie van een jong heer, een logé +van mijnheer en mevrouw Dijk. Het kan gebeuren dat ik nog niet thuis +ben tegen dat mijnheer komt: in dat geval laat gij mijnheer in de +rookkamer, en verzoekt hem een oogenblik te willen wachten. Vergeet +niet, het noodige gereed te zetten. Mijnheers naam is Kortenaer; +verder ben ik voor niemand thuis of te spreken."</p> + +<p class="p2">Het vertrek waarin André, in den namiddag van dien dag, door Jakob +verzocht werd de thuiskomst des dokters te verbeiden, maakte geen deel +uit der appartementen waarvan het middelste toegang tot den wintertuin +verleende. Evenmin was het dat, waarin Ruardi des ochtends den +kapelaan ontvangen en dezen op een overzigt zijner wijsbegeerte +onthaald had. Het lag evenwel in dezelfde rigting als dit laatste en +kommuniceerde daarmede. Zijn omvang was die van een ruim kabinet, +gemeubeld met divan aan divan. Hier en ginds stond eene kleine tafel, +wier japansch-verlakt blad, glanzig rood met gouden vogels, in eene +ebbenhouten lijst gevat was en op een kunstig gedraaiden zwarten voet +rustte. Een dier tafeltjes droeg een zilveren schenkblad met +vonkelende wijnkaraffen, waarnevens een kistje veelbelovende sigaren +en eene turksche pijp. Boven den schoorsteen hing een trofee van +indische wapenen, terwijl de plaats onder den schoorsteenmantel, waar +'s winters de haard zich uitbreidde, thans ingenomen werd door eene +monsterpul van oud-blaauw. De wanden prijkten met vier medaljons in +pastel, levensgroote kniestukken, de vier jaargetijden voorstellend in +de gedaante van even zoo vele schoone vrouwengestalten. Echter +verbraken die beelden min of meer de oostersche tint die over het +vertrek uitgespreid lag, en men behoefde niet in Azie gereisd te +hebben om weldra te gevoelen dat <span class="sper">les filles de marbre</span>, die tot +modellen voor deze teekeningen hadden gediend, geene geboren bayadères +waren. Te zeggen dat André, toen hij uit tijdverdrijf, nadat Jakob hem +alleen gelaten had, van het eene medaljon naar het andere ging, de +oogen nedersloeg, of zich met weerzin afwendde, zou met de +geschiedenis in strijd zijn. Doch wel is het waar dat hij zich in de +beschouwing dier nuditeiten niet regtstreeks verlustigde. Daartoe had +verbazing te zeer den boventoon in zijnen geest; verbazing dat er +vrouwen gevonden worden, die voor geld te bewegen waren om in +zoodanige mate met de vooroordeelen misschien, doch in elk geval met +de overleveringen der schaamte te breken; verbazing dat dokter Ruardi +eene voorstelling der saizoenen nahield, waaraan het element der +draperie zoo te eenemaal ontbrak. Bloemen en vruchten in overvloed; +ook bekers en schalen. Doch van de onontbeerlijkste kleedingstukken +nergens een spoor.</p> + +<p>Een gulle lach uit den mond van den binnentredenden heer des huizes +maakte een einde aan André's kunstbeschouwing.</p> + +<p>—"O, o, mijnheer de puritein," schertste de dokter, "ik zie wel +waaraan het hapert; gij ergert u aan mijne jaargetijden. Maar ga +zitten, neem een sigaar en een glas madera, en ik zal u haarklein de +geschiedenis dier medaljons vertellen."</p> + +<p>Ruardi kon liegen of het gedrukt stond, niet-alleen, maar of een +volleerd tooneelspeler zijne fabelen met studie voordroeg. De inhoud +zijner verhalen wisselde naarmate van het gezelschap waarin hij zich +bevond, en het geval moest zich nog voordoen dat hij in de +tegenwoordigheid van een jong meisje eene anekdote aanroerde die +alleen door gehuwde vrouwen gesavoureerd kon worden, of het voorhoofd +van grijsaards glad zocht te strijken met geestigheden waar alleen een +jong mensch met ongedwongenheid om glimlagchen kon. Hij kende André +nog te weinig om een bepaald oordeel over hem te hebben; doch zooveel +vaster dan de meeste jongelieden van zijnen leeftijd, meende hij, +stond deze vaudeville-held, gelijk hij hem noemde, niet in zijne +schoenen, dat hij aarzelen moest hem de legende der medaljons op te +disschen. Het was het onderhoudend verhaal van een vaderlandsch +edelman, een van Ruardi's voormalige patienten, die gedurende eene +lange reeks van jaren al den tijd, hem door eene sinecure aan ons Hof +gelaten, te Parijs plagt door te brengen. "Hier te lande," zeide +Ruardi, "werd hij aangezien voor een groot heer, en wanneer hij bij +officiële gelegenheden in gala-kostuum als ceremoniemeester fungeerde, +of zoo iets, zag hij er met zijn geborduurden rok vol ridderorden zeer +voornaam uit. Doch daarginds, waar het krielde van russische prinsen +en hongaarsche magnaten, twintig maal rijker en aanzienlijker dan hij, +maakte hij met zijne schelvischoogen en zijn onverbeterlijk hollandsch +accent zulk een beklagelijk figuur, dat hem niets anders overschoot +als zich in de armen van den <span class="sper">demi-monde</span> te werpen. Op zijn landgoed in +Gelderland of Overijssel had hij de afgod der boeren en de trots van +den burgemeester kunnen zijn; doch liever dan zich des zondags door +den dominé der plaats te hooren gedenken in den gebede, liever dan uit +de hand van onschuldige dorpskinderen verjaarverzen en pionierozen aan +te nemen, liet hij zich plukken door uitgebloeide actrices of de les +lezen door ondernemende figuranten uit de vrouwelijke helft van een +corps-de-ballet. Verleden jaar, in het eind, is hij getrouwd met een +schatrijk meisje uit onze bankierswereld, wier familiewapen, dat +verzeker ik u, minder kwartieren telt dan er hypotheken op zijne +boerderijen staan; en toen ik hem tegen het aanbreken van den grooten +dag weder een weinig op zijn verhaal geholpen had, heeft hij mij +dringend verzocht, hem wel te willen ontheffen van dit viertal +souvenirs uit den tijd zijner losse haren. Ik heb het geschenk +aanvaard, en laat de medaljons daar hangen als eene dagelijksche +waarschuwing aan mijzelven om toch niet af te dwalen van het pad der +deugd."</p> + +<p>—"Durfde ik," zeide André, "ik zou beweren, dat de vermaning te +wegslepend is om volkomen ernstig te kunnen zijn."</p> + +<p>—"Dan zweemt zij naar de predikatien van onzen vriend Lefebvre, die +mij insgelijks toeschijnen, meer te boeijen dan te stichten."</p> + +<p>—"Is dat inderdaad uwe meening? Houdt gij hem niet voor een ernstig +man? Op mij heeft hij een aangenamen indruk gemaakt. Wanneer hij daar +voor u staat met zijn hoog en breed ligchaam, zwaaijend met het +bovenlijf, zich de haren uit het gelaat strijkend, dan vergeet men, +vind ik, zijne korpulentie, zijne krassende stem en zijn groezelig +linnen, en wordt men onwillekeurig medegesleept door zijne +denkbeelden, meer nog dan door zijne woorden. Het is of hij eene +elektriseer-machine in het hoofd heeft, wier vonken hem uit de oogen +schieten."</p> + +<p>—"Ongetwijfeld geef ik u toe, dat Lefebvre een buitengewoon man is, +en gij moet niet denken dat ik kwaad van hem spreek. Zonder dat hij +tot mijne oudste vrienden behoort, ken ik hem toch reeds sedert +geruimen tijd, en telkens als ik hem na eene korter en langer +tusschenpoos weêrzie, gelijk nu dezer dagen het geval is, word ik +versterkt in de meening dat hij de grootste hoogachting verdient. Maar +ofschoon ik over een aantal zaken even zoo denk als hij en hij zonder +eenigen twijfel een man van overtuiging is, wantrouw ik hem toch in +sommige opzigten. Ik geloof inderdaad niet, dat hij zulk een +anti-liberaal is als waarvoor hij zich uitgeeft."</p> + +<p>—"Dat begrijp ik niet. Hetgeen hij zegt komt blijkbaar uit het diepst +van zijne ziel, en hij zou onmogelijk met zooveel vuur kunnen spreken, +indien hij niet geheel doordrongen was van de waarheid zijner +denkwijze."</p> + +<p>—"Maar dat vuur, waarde heer, dat vuur? Let wel dat ik u van uwe +gunstige meening omtrent Lefebvre volstrekt niet wil afbrengen. Ook +ben ik niet genoeg te huis in de denkbeelden, waarmede hij voortdurend +vervuld is. Alleen schijnt het mij toe, dat hij liberaal en +konservatief onophoudelijk met elkander verwart. Wat is liberaal zijn? +Vergeef mij, dat ik zulke pedante vragen opwerp, maar ik, die niets +ben, noch liberaal, noch konservatief,—en in dat opzigt varen wij in +hetzelfde schuitje, niet waar?—ik beweer dat al wie voor iets ijvert, +met iets dweept, aan iets gelooft zoo als de menschen zeggen, liberaal +is. De ernstige behoudsman is positivist, dunkt mij en neemt de +menschen en de dingen gelijk zij zijn. Hoe doet Lefebvre daarentegen? +De vonken van het enthusiasme, gelijk gij teregt opmerkt, spatten hem +uit de oogen. Hij is in zijne soort een fanaticus, en men hoort hem +zijn konservatisme bepleiten met eene ingenomenheid, die den +trouwhartigsten liberaal niet misstaan zou. Neem mij niet kwalijk, +maar ik houd niet van zulke begripsverwarringen. Lefebvre is met al +zijne paradoxen en al zijne sarkasmen een goed man, en toch geloof ik +dat hij de lieden van het spoor brengt. Wie mede spreekt over de +publieke zaak, moet weten wat hij wil; en dat weet Lefebvre niet. Hij +dooft bij anderen juist datgene uit, waarin het aantrekkelijke van +zijn eigen persoon gelegen is; en indien ik u de gulle waarheid zeggen +mag,—mijn onbeduidende kamerheer-ceremoniemeester, met zijn +schelvischoogen en zijne vooze konstitutie, is in mijne oogen een +onschadelijker lid der zamenleving dan de geniale Lefebvre."</p> + +<p>—"Jawel; maar men behoort in deze wereld nog iets meer dan alleen +onschadelijk te zijn. Lefebvre is in elk geval eene kracht."</p> + +<p>—"En mijn ceremoniemeester dan? Daareven heb ik zoo onbarmhartig den +draak met hem gestoken, dat ik mij verpligt acht, nu ook iets te +zijnen voordeele te zeggen. Het is, dat hij in een ander land als het +onze, een genoeglijk leven en schoone vrouwen is gaan zoeken. Die +verdienste schijnt gering, maar in mijne schatting is zij eene daad +van toegepaste metaphysica, niet-alleen, maar van de eenige +metaphysica die onze aandacht verdient. Ik geloof namelijk aan het +bestaan van den hartstogt dien men liefde noemt, en dien ik voor mij +als den volmaaktsten vorm van het menschelijk zijn beschouw. Gij +begrijpt mij? Wanneer iemand mij komt verhalen dat hard werken zijn +lust en zijn leven is, keer ik hem in gedachte den rug toe; want +ofschoon ik zeer wel inzie dat de wereld niet zou kunnen voortduren, +indien wij niet elk op onze beurt ons inspanden, vind ik in den arbeid +iets vernederends, en zoo menigmaal een dusgenaamde werkezel mij den +lof van zijn bestaan komt zingen, gevoel ik lust hem aan zijn naam te +houden, en hem te zeggen dat hij inderdaad een langoor is. Nu, iets +dergelijks is ook het geval met alle andere quasi-genoeglijke +aandoeningen van onze ziel, de liefde uitgezonderd. Rijk te willen +zijn, beroemd te willen zijn, een eerzaam huisvader te willen zijn, +lid van de Tweede Kamer te willen zijn,—van elk dier idealen, deze +nederig, gene subliem, is zekere mate van trivialiteit +onafscheidelijk. Daaronder is er niet één... Doch ik verveel u met +mijne bespiegelingen?"</p> + +<p>—"Neen," zeide André, "het tegendeel is waar; maar ik vraag mij af, +of ook de minnarijen van uw verloopen kamerheer niet insgelijks min of +meer triviaal waren?"</p> + +<p>—"Natuurlijk, wel zeker," hervatte de dokter, "maar mijn kamerheer +bevond zich niettemin op den goeden weg. De soort van liefde, +waarmede hij, omdat hij een Hollander, een stumpert en een kamerheer +was, zich vergenoegen moest, beantwoordde op ver na niet aan het +begrip van dien hartstogt. Het was er eene karikatuur, eene parodie, +eene charge van. Doch dit neemt niet weg dat men met een weinig takt +zeer wel in die misvormde trekken het oorspronkelijk beeld herkennen +kan. Geen man, daar houd ik het voor, vervult zijne bestemming, indien +hij zich niet aan de vrouwen wijdt; en geene vrouw draagt haren naam +met eere, indien zij niet in staat is een hartstogt in te boezemen, +sterk genoeg om u ter wille daarvan alles te doen vergeten. Elke +vrouw, die dat vermag, is schoon, ook al zouden hare vriendinnen haar +leelijk noemen; en ziedaar"—hier barstte de dokter op nieuw in een +gullen schaterlach uit, die moest aanduiden dat hij met zijne eigen +theorien een loopje nam en er niet om gaf of hij zichzelven al dan +niet tegensprak,—"ziedaar waarom ik beweer dat er in Holland geene +schoone vrouwen zijn!"</p> + +<p>André zou hebben willen vragen: "En Emma dan? En Lidewyde?" Doch het +was duidelijk dat Ruardi met zijne stelling niets personeels bedoelde, +en het zou belagchelijk geweest zijn, vond hij, aan diens woorden meer +beteekenis te hechten dan waarop zij aanspraak maakten.</p> + +<p>—"Meent gij," vroeg hij, 's dokters woorden voor de leus <span class="sper">au sérieux</span> +nemend, "meent gij dat de vrouwen in Holland minder hartelijk of +toeschietend zijn dan in andere landen? Mij is dat zoo niet +voorgekomen. Ook het tegendeel niet. Het is waar, dat ik weinig in het +buitenland verkeerd heb. Maar te oordeelen naar de vreemdelingen met +wie ik nu en dan in kennis ben gekomen, zou ik zeggen dat zoowel de +mannen als de vrouwen in alle landen van Europa tamelijk veel op +elkander gelijken."</p> + +<p>—"Nu ja," zeide Ruardi, "ik geef u toe dat de gelijkvormigheid van +menschen en van dingen een der sprekendste karaktertrekken van onzen +tijd is. Al onze mannen dragen een ronden hoed, al onze vrouwen een +hoepelrok, en men moet in onze dagen de menschen persoonlijk kennen om +Rothschild van zijn kantoorbediende, of Keizerin Eugénie van hare +modemaakster te kunnen onderscheiden. Zelfs bij de militairen vindt +men bijna geene onderscheidingsteekenen meer; en de kolonel van een +regiment huzaren in groot uniform gelijkt sprekend op zijn oppasser. +Onder ons gezegd is dat niet de beste dienst die de Fransche Revolutie +ons bewezen heeft. Het is niet natuurlijk dat elk huisonderwijzer +president van een ministerraad, elk adjunkt-kommies onderkoning van +eene kolonie worden kan. Goede onderkoningen bekomt men niet op die +wijze, maar wel ongedurige adjunkt-kommiezen. Daar is nu evenwel niets +aan te doen, en men moet de tijden nemen gelijk zij zijn. Daarenboven +zou het mij niet fraai staan, kwaad te spreken van de egaliteit. Toen +mijn piemontesche overgrootvader zich hier te lande als +schoorsteenveger kwam nederzetten, droomde hij ook niet dat zijn +achterkleinzoon eenmaal ongestraft, wat zeg ik? op uitdrukkelijk +verzoek de hagelblanke pols zou mogen voelen der meest patricische +dames. Ik beweer alleen, dat onder de oppervlakte der gelijkheid, in +onze europesche maatschappij, een bepaald verschil van rassen is +blijven voortbestaan, waaronder het hollandsche van beiderlei geslacht +vooral niet uitmunt. De Duitschers praten van kultuurvolken, en zij +houden zichzelven voor één daarvan. Ik mag het lijden, ofschoon het +mij nooit is mogen gelukken, in de duitsche beschaving iets +noemenswaardigs te ontdekken wat niet van de Franschen of de +Engelschen geborgd was. Indien de Duitschers werkelijk een kultuurvolk +zijn, zijn zij het van de nabootsing; hetgeen, let wel, in elk geval +beter is dan, zoo als wij, zelfs in de nabootsing niet uit te munten +en <span class="sper">traînards</span> te zijn tot in de assimilatie toe. De Spanjaarden en de +Italianen (moge mijn overgrootvader mij die gelijkstelling vergeven!) +hebben hun besten tijd achter den rug; zij zijn kultuurvolken geweest, +gelijk de Russen het nog worden moeten; indien althans mijn vriend +Börne het bij het regte einde had, toen hij de Moskoviten het eenige +volk van Europa noemde, van hetwelk onze maatschappij nog een weinig +bloedvernieuwing verwachten kon. Ik voor mij ben op die verversching +in het minst niet gesteld, en zoo lang er Franschen en Engelschen +zijn, vooral Franschen, geloof ik dat wij de Russen best missen +kunnen. Werkelijk zijn de Franschen het universeelste volk van de +geheele wereld. Hunne taal te radbraken is zelfs onder ons een vast +kenmerk van rusticiteit. Wanneer wij goed gekleed willen gaan, +bedienen wij ons van een franschen snijder, en iederen keer dat wij +een feestelijken maaltijd wenschen aan te rigten, nemen wij onze +toevlugt tot een franschen kok. Parijs is de stad waar het toilet van +alle toonbare vrouwen der beide halfronden vastgesteld wordt, en onze +meest orthodox-gereformeerde dames zouden niet op de openbare straat +durven verschijnen, indien hare hoeden of japonnen niet zweemden naar +de Parijsche modeplaatjes van den vorigen dag. Het is inderdaad +merkwaardig, dat eene hollandsche vrouw van den eersten rang, indien +zij voor een keer er regt achtbaar en fashionable wenscht uit te zien, +dat doel het best bereiken kan door zich te kleeden gelijk twee +saizoenen geleden de bloem der Parijsche courtisanes zich uitdoste. En +die hulde is niet onverdiend. Zulk eene Parijsche courtisane toch +staat als vrouw, ik bedoel als liefhebbend wezen, werkelijk hooger dan +de gedistingeerdste vrouwen bij ons. Noem mij zoo onbeleefd als gij +wilt, de feiten getuigen in mijn voordeel. Mij is in Nederland geene +enkele vrouw bekend, die voegzaam de heldin van een roman zou kunnen +zijn; en men moet tot Jacoba van Beijeren opklimmen,—van Beijeren, +hoort gij wel?—om in onze vaderlandsche geschiedenis een persoon te +ontmoeten, die eenigszins (en dan nog!) tot draagster zou kunnen +dienen van de edelste aandoeningen van het vrouwelijk gemoed. Ik zeg +u, de hollandsche vrouwenwereld is eene wereld van bakers en +kindermeisjes, gelijk onze mannenwereld er eene van +katechiseermeesters is."</p> + +<p>—"Ik wenschte," zeide André, "dat mijn aanstaande schoonvader u +hoorde. Hij erkent wel, dat onze landaard tegenwoordig niet half zoo +veel te beduiden heeft als voorheen, maar gelooft toch aan het bestaan +eener hollandsche nationaliteit en is daarvan een vereerder. Hij zou +uwe invektiven beter weten te beantwoorden dan ik."</p> + +<p>—"Ik heb de eer niet uw aanstaanden schoonvader persoonlijk te +kennen," antwoordde Ruardi, "en indien ik het genoegen had hem te +ontmoeten, zou ik waarschijnlijk mijne denkbeelden voor mijzelven +houden. Het is eene vaste gewoonte van mij, en die ik u ter navolging +durf aanbevelen, nooit te redetwisten met mannen van zekeren leeftijd +en zekere rigting. De oude heer Visscher is artist geweest, niet +waar?"</p> + +<p>—"Geweest, ja, en in zekeren zin is hij het nog. Zijne groote +bewondering voor onze dichters en schilders der 17<sup>de</sup> eeuw doet hem +belang stellen in al hetgeen ook nu nog bij ons op dat gebied +voorvalt. Volgens hem, zouden onze kunstenaars van den tegenwoordigen +tijd slechts hun eigen voorgeslacht tot model behoeven te kiezen, om +den hollandschen naam weder tot eer te brengen. En zoo denkt hij in de +meeste dingen. In de politiek behoort hij tot geene der tegenwoordige +partijen, maar is een vaderlandlievend man, die met zijne geheele ziel +aan eene providentiële roeping van ons Vorstenhuis gelooft en maar één +programma kent: Oranje en de vrijheid."</p> + +<p>De dokter schudde ongeloovig het hoofd.</p> + +<p>—"Waarom houdt gij dat voor eene illusie?" vroeg André. "Is het +onnatuurlijk dat een Koning zich tot orgaan der volkswenschen maakt?"</p> + +<p>—"Ik bid u," antwoordde Ruardi, "bewaar die vragen voor uw +eerstvolgend onderhoud met Lefebvre. Mij klinkt het programma van uwen +schoonvader in hope als een fragment uit ik weet niet welke +gedenkschriften <span class="sper">d'Outre-Tombe</span> in de ooren; doch wat bewijst dit? Ik +bemoei mij niet met politiek, en mijne vreemde afkomst maakt mij +ongevoelig voor de tooverkracht met uwlieder nationale overleveringen +en sympathien. Waarom regeert in Nederland eene familie Oranje-Nassau? +Wat beduiden die uitheemsche namen? Is uw land zoo arm aan edele +geslachten, dat buitenlanders naar hier zijn moeten overkomen om u te +regeren? Ik versta het niet en weet het niet. Van mijnheer Visschers +bondgenootschap tusschen Oranje en de vrijheid begrijp ik geen +syllabe. Uw vorstenhuis is, voor zoo ver ik oordeelen mag, nooit iets +anders geweest als de bondgenoot van <span class="sper">the mob</span>, en zijne geschiedenis is +die van eene fortuinzoekende dynastie, die er in den loop des tijds in +geslaagd is, de rol van ambtenaar te verruilen voor die van souverein. +Doch ik kwets met mijne ketterijen uwe regtzinnig-nederlandsche +ooren?"</p> + +<p>—"Dat doet gij," zeide André, "maar het is mijne eigen schuld. +Bovendien zou mijnheer Visscher u niet toegeven, dat de Hollanders +geene natie zijn, alleen omdat de grondlegger van hunne nationaliteit +een vreemdeling geweest is. Er is eene hollandsche kunst en eene +hollandsche litteratuur geweest, beweert hij; en zoo lang Holland +bestaat, is er mogelijkheid dat die kunst en die litteratuur +terugkomen. Het zijn de besten die zich beteren, volgens hem."</p> + +<p>—"Beterschap is een woord", zeide de dokter, "waarvan de medici zich +uit goedhartigheid bedienen in den dagelijkschen omgang met +individuen, doch waarvoor in het leven der volken geene plaats is. Men +is eene natie, of men is het niet."</p> + +<p>—"Men zou kunnen opgehouden hebben het te zijn, en het niettemin +naderhand weder kunnen worden", meende André.</p> + +<p>—"Wel mogelijk," was het antwoord; "doch voor de Hollanders, die te +geener tijd eene natie geweest zijn, is die troostgrond zwak. De +Japannezen zijn het eenige volk der aarde, dat zich ooit ingespannen +heeft om uwe taal te leeren; en nu eindelijk voor hen het oogenblik +gekomen is om voor die moeite beloond te worden, kunnen zij met uwe +wanspraak nergens teregt. Is dat een bewijs van nationale kracht? Is +het dat van de zijde van een volk, dat twee honderd en vijftig jaren +lang in het bezit geweest is van de prachtigste kolonien en met de +geheele wereld handel gedreven heeft? Geloof mij, eene natie wier taal +men ontberen kan, telt niet mede in de rij der volken. Wanneer de +wereldgeschiedenis haren gang kan gaan, zonder notitie van u te nemen; +wanneer zij zichzelve zou moeten benadeelen en stil zou moeten staan, +om zich met u onledig te kunnen houden,—deedt gij beter, zooals de +boeren zeggen, eijeren voor uw geld te kiezen. Er is een tijd geweest, +nu ja, dat Holland eene plaats in den europeschen kabinetsraad had; +doch op welken voet? Niet uwe beschaving deed u den toegang tot dien +areopagus verwerven, maar uwe schaggeraarsnatuur. Gij zijt een +tijdlang de woekeraars van Europa geweest; en daarin heeft het +voornaamste punt van overeenkomst tusschen u en het volk Israel +bestaan. Doch toen uw geld op was, hebben de welopgevoede natien u den +rug toegekeerd, even als aan de akademien de jongelui van goeden huize +wel voor eene poos omgang houden met den vermogenden kinkel die hun +oesters voorzet en champagne schenkt, maar hem aan zijn lot overlaten +zoodra het uitlekt dat zijn vader bankroet gemaakt heeft. Gij zijt, +met uw verlof, te allen tijde de risée en de dupe van Europa geweest; +en alleen het isolement, waartoe gij vervallen zijt, is oorzaak dat +het menschdom,—hetwelk thans van die dingen geene kennis neemt en dan +ook waarlijk zijn vrijen tijd nuttiger besteden kan,—niet nog +dagelijks schatert van lagchen om al die boeken en bladen waarin gij u +zelven honig om den mond smeert, uwe mediokriteiten tot den rang van +geniën verheft, en uwe voorvaderen groot noemt, in de hoop dat uwe +kinderen niet bemerken zullen hoe klein gij zijt."</p> + +<p>—"Ik geloof inderdaad niet," zeide André, "dat mijnheer Visscher zich +door uwe beschouwingswijze van zijn stuk zou laten brengen. Niets zou +ons verhinderen, volgens hem, weder een toonbaar volk te worden, +gelijk gij het noemt, indien wij ons op nieuw leerden onderscheiden +door onze degelijkheid. Wij zouden dan wel niet kunnen wedijveren, +gelijk voorheen, met de Engelschen of de Franschen, en zelfs niet met +de Duitschers, maar dit zou niet beletten, dat wij onder de volken van +den tweeden rang eene eervolle plaats konden innemen."</p> + +<p>—"Mijn lieve mijnheer Kortenaer," antwoordde de dokter, die op zijne +wijze van lieverlede ernstiger geworden was en nu bijna gemoedelijk +werd, "ik herhaal dat ik voor uw aanstaanden schoonvader den meest +mogelijken eerbied heb en hem gaarne voor een merkwaardig man houd; +doch neem mij niet kwalijk, dat ik zijne denkbeelden droomerijen noem. +Hoe kan eene natie weder in het bezit komen van eene eigenschap, die +zij verloren heeft? Dat is zuiver woordenspel. Nationale deugden zijn +geene verdwaalde wandelstokken of doekspelden, waarvan de kommissaris +van politie in de courant adverteert dat de eigenaren ze aan zijn +bureau terugbekomen kunnen. Doch al konden uwe Hollanders zich de +voorvaderlijke degelijkheid op nieuw eigen maken,—houd mij ten goede +dat dergelijk ondernemen mij toeschijnt een even onbegonnen werk te +zijn als uit het venster te gaan liggen, ten einde zichzelven te zien +voorbijgaan op de straat,—die degelijkheid, waarmede mijnheer +Visscher zoo ingenomen is, vormt mijns inziens juist een voornaam +beletsel tegen uwlieder toenemen in beschaving. Predik degelijkheid +aan een Franschman, en ik zal u begrijpen; want in het fransche +volkskarakter is die kwaliteit niet in zoo ruime mate voorhanden, dat +zij niet nu en dan aanmoediging zou behoeven. Predik degelijkheid aan +de Spanjaarden, de Italianen, de Mexikanen, de Mohikanen, aan wie gij +wilt. Doch wanneer ik haar u aan de Hollanders hoor verkondigen, +verbaas ik mij. Gij kondt even goed tot hen zeggen: Lieve vrienden, +gij zijt geboren lummels; draagt derhalve vooral zorg, dat gij den +hoogsten trap der lummelachtigheid bereikt. Neen, indien gij van uw +volk nog iets maken wilt, en gij niet vreest den moriaan te zullen +schuren, leer den Hollanders urbaniteit, goede manieren, een goeden +toon; bovenal, leer hen omgaan met vrouwen. Gij spot met mij, omdat ik +telkens op hetzelfde aanbeeld sla; en ik ben op dat punt, ik erken +het, een weinig monomaan. Doch zeg mij, zou uw aanstaande schoonvader, +die zulk een bewonderaar der oude hollandsche schilders is, zou hij in +staat zijn één doek dier heeren te noemen, waarop een aanvallig +vrouwenbeeld voorkomt? Ik laster uwe nationale schilderschool niet, +dat spreekt; maar dit durf ik volhouden, dat men in de italiaansche of +de spaansche kunst een volslagen vreemdeling moet zijn, om niet te +gevoelen dat de uwe in sommige voorname punten jammerlijk te kort +geschoten is. Van Rafael, van Titiaan, van Murillo, van Velasquez, van +honderd andere schilders uit die scholen, weet men de schoonste +vrouwelijke typen te noemen; beelden, waarop het verste nageslacht +met bewondering staren zal en bij wier aanschouwen men door de hoogste +verrukking wordt medegesleept. Doch uw Frans Hals en uw Van der Helst, +wat hebben zij geschilderd en aan welke onderwerpen hebben zij hunne +beste krachten verspild? Schuttersmaaltijden, op mijn woord van eer! +waar men het vet der karbonaden langs de vingers der onhebbelijke +gasten ziet druipen, en de rhijnsche wijn hunne wangen zoo rood ziet +kleuren als de kalkoensche hanen, die zij meteen naar binnen zullen +slaan. Loopt er temet een vrouwenbeeld onder hunne voorstellingen, het +gelijken altegader hofjesjufvrouwen, regentessen van weeshuizen, met +gezigten om bang van te worden, en in het kostuum eener strafkolonie. +Rembrandt in persoon maakt geene uitzondering op dien regel, en ik +noem het karakteristiek, dat de bloem zijner vrouwenportretten eene +dame in de interessantste van alle positien voorstelt. <span class="sper">Low life</span>, ziet +gij, <span class="sper">low life</span> is het natuurlijk element van uwe groote hollandsche +schilders geweest; en dat veroordeelt hen. Zij hebben geen oog gehad +voor den hoogsten vorm der schoonheid, of indien al, geen talent +genoeg om dat schoon te reproduceren."</p> + +<p>—"Heine beweert," zeide André, "dat Jan Steen een even groot schilder +geweest is als Rafael."</p> + +<p>—"Met die autoriteit kan het u geen ernst zijn, waarde heer," +antwoordde de dokter. "Wie ontkent dat Heine de grootste europesche +schrijver is van den nieuwen tijd? De eenige, misschien, die nooit +verveelt, maar altijd nieuwe denkbeelden bij u opwekt? De onzigtbare +weldoener en verlosser van eene in de pedanterie verzonken +maatschappij? Doch wat hij van de godsdienst der vreugde zegt, die Jan +Steen vertegenwoordigen zou, in onderscheiding van de door Rafael en +zoo vele anderen in beeld gebrachte godsdienst der smart, is hoogst +eenzijdig. Hij droomt van een tijd dat de nachtegalen vrijheid zullen +hebben om naar hartelust hier beneden hunne blijde kreten te slaken: +doch noemt gij het vreugde, met eene bierkroes in de hand en met den +arm om het midden van eene dikke boerenmeid, in de gelagkamer van een +dorpsherberg de horlepijp te dansen? Geloof mij, het staat met de +slemppartijen van Jan Steen als met die van Frans Hals: de roem dier +voorstellingen is in zekeren zin de schande van uw land. Voor het +overige doet het mij genoegen dat gij Heine leest, en derhalve nog in +iets anders smaak hebt als in den kost dien uwe landslieden u +voorzetten."</p> + +<p>—"Ik verdien dat kompliment maar half, dokter, niet-alleen omdat ik +Heine slechts zeer oppervlakkig ken, maar ook omdat ik werkelijk tot +de vereerders behoor van sommige onzer vaderlandsche auteurs."</p> + +<p>—"Hoe is het mogelijk!" riep Ruardi, de handen ten hemel heffend. +"Neen, dan moet ik u zeggen dat uwe schilders, hoe veel er ook op hen +aan te merken zij, toch altijd nog hooger staan dan hunne +kunstbroeders met de pen. Waarom bestaat er geene leesbare +geschiedenis van uwe letterkunde? Omdat, lieve vriend, zelfs een +fransche kok een haas noodig heeft om hazepeper te kunnen maken. Een +volk, dat nooit een eigen denkbeeld vertegenwoordigd heeft; altijd, om +zoo te zeggen, op den boer heeft gereisd; nooit iets anders heeft +gedaan als navolgen en achteraan komen,—zulk een volk, dat spreekt, +heeft geene litteratuur die het de moeite waard zou zijn te boek te +stellen; en men rigt dan ook bij u standbeelden op voor letterkundige +grootheden wier werken zoo weinig gehalte bezitten, dat wie beproeven +wil, ze in eene beschaafde taal over te brengen, het er stelselmatig +op aflegt. Ik heb evenmin verstand van litteratuur als van politiek, +en verzoek u daarom, aan mijne meening niet meer waarde te hechten dan +zij verdient; doch niemand heeft ooit in mijne oogen een juister +oordeel over uw proza en uwe poëzie geveld dan de oude Disraëli, +wanneer hij van u zegt dat bij eene natie, wier litterarische +producten de middelmatigheid niet te bovengaan, het middelmatige voor +uitstekend geldt, en hetgeen zulk eene natie meesterstukken noemt, in +vergelijking van hetgeen beschaafder volken voortgebragt hebben, +slechts knapenwerk is. Kent gij een hollandschen roman, een hollandsch +drama, een hollandsch dichtwerk, waarin eene heldin voorkomt, die gij, +ik zeg niet voor uwe grootmoeder of voor uwe schoonmaakster, maar voor +uwe vrouw zoudt willen hebben? Ik niet. Men klaagt dat uwe +welopgevoede dames die boeken versmaden, en aan fransche romans, soms +van het ligtst allooi, de voorkeur geven; men noemt het ergerlijk, dat +fatsoenlijke hollandsche meisjes, die uit volle borst van: "<span class="sper">O mon +Fernand!</span>" en van: "<span class="sper">Robert! toi que j'aime</span>" zingen, wanneer men haar +een minnedichtje van Hooft in handen geeft, aan het ginnegappen en +blozen slaan. Doch niets is mijns inziens natuurlijker. De liefde, die +de zenuw der romantiek is, heeft te allen tijde bij u om brood +geloopen; doch tevens is die hartstogt zulk een tiran, dat gij hem +hulde bewijst in de vormen van het buitenland. Missen kunt gij hem +niet; maar wanneer hij uwe taal spreekt zet gij het op een loopen. Hij +mag zichzelven bij u ridikuul maken; mag het idioom uwer achterbuurten +nabootsen; mag optreden in de gedaante van een korporaal, die een +dienstmeisje aan zijn hart drukt. Zoodra hij zich evenwel verstout, +eene sport hooger te klimmen op den maatschappelijken ladder en hij +het ernstig begint te meenen, beleeft men tweederlei verschijnsel: de +kunst uwer dichters schiet dan eensklaps te kort, en de natuurlijke +terugwerking van dat onvermogen is, dat men hen uitlacht of van hen +walgt."</p> + +<p>—"Zoodat?" vroeg André, oprijzend om te vertrekken.</p> + +<p>—"Zoodat," antwoordde de dokter, hem tot afscheid de beide handen +drukkend en eensklaps zijn gewonen lagchenden toon hernemend, "sommige +jeugdige Nederlanders van geluk mogen spreken, de toekomstige +echtgenooten te zijn van meisjes, zooals Rembrandt ze niet geschilderd +en Hooft ze niet bezongen heeft."</p> + +<p class="p2">Aldus korrigeerde dokter Ruardi, met meer valsch vernuft dan echte +logica, hetgeen hij de fout van zijnen vriend Lefebvre noemde: +jongelieden minachting in te boezemen voor andersdenkenden.</p> + +<h3 class="p4">Vijftiende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">—"Hemelsche goedheid," zeide André bij zichzelven, toen hij buiten de +stad gekomen was en het schijnen kon dat hij met het laatste gedeelte +van Ruardi's sigaar ook de bedwelming van Ruardi's drogredenen van +zich afwierp, "in welke verbijsterende mate bezit die goede man het +talent van doorslaan! Zonder onbeleefd te worden kon ik hem niet +telkens in de rede vallen, en daarom heb ik meestentijds gezwegen; +doch het zou inderdaad al zeer weinig moeite behoeven te kosten hem +slag op slag in zijne eigen woorden te vangen. Het kleingeestigst van +al vond ik die aanmerking op de Nassau's. Wat doet het er toe, of eene +dynastie al dan niet familie van ons is, indien zij ons eeuw in, eeuw +uit, onbetaalbare diensten bewijst? Zulk een kosmopoliet als Ruardi +behoorde daaromtrent minder bekrompen te denken. Doch hij schijnt mij +toe een oppervlakkig man te zijn, en ik wil wedden dat hij de +hollandsche boeken en de hollandsche schilderijen, waarover hij met +zooveel minachting spreekt, meest van hooren zeggen kent. Neen, dan is +Emma's vader in die zaken vrij wat beter te huis. Potsierlijk vond ik +het, dat hij ons volk opvoeden wil door den omgang met vrouwen. Nu, +men behoeft zijne vier jaargetijden slechts aan te zien, om te +gevoelen dat het zeer onvoorzigtig zou zijn hem bij die soort van +hoogere burgerschool tot docent aan te stellen! En wat doet Dijk met +zulk een vriend? Doch vermoedelijk kent Adriaan hem even kwalijk als +hij zelf Hooft en Rembrandt kent. Ruardi moet er slag van hebben, met +allerlei soort van menschen om te gaan, anders kon hij hier in de stad +onmogelijk zoo gezien zijn als ik geloof dat hij is. In gezelschap van +jonge dames en oude heeren slaat hij stellig een geheel anderen toon +aan als wanneer hij onder vier oogen met jongelui van mijn leeftijd +praat. Van tijd tot tijd vond ik hem heel aardig, en ik kan mij best +begrijpen dat men hem over het algemeen gaarne lijden mag. Zelfs +verwondert het mij dat Lidewyde hem moede schijnt te zijn. Doch +misschien pleit het in haar voordeel, dat zij genoeg van hem heeft. Om +de gulle waarheid te zeggen,—wanneer Ruardi beweert dat de +hollandsche vrouwen niet mooi of niet teeder zijn, geloof ik dat hij +doet als de vos in de fabel, en hij de druiven, die hem te hoog +hangen, zuur noemt. Hij zou wel anders spreken, verbeeld ik mij, +indien Lidewyde van hem gediend was! Maar zij heeft groot gelijk dat +zij dien gesublimeerden commis-voyageur,—want meer dan een +commis-voyageur onder het masker van een wijsgeer is hij toch +eigenlijk niet,—van zich afhoudt."</p> + +<p>André zou meer fierheid en meer bekwaamheid ten toon gespreid hebben, +indien hij onder een voegzamen vorm een gedeelte van deze denkbeelden +voorgedragen had in Ruardi's bijzijn, en elk moet het afkeuren dat +zijne gemaakte minachting voor den dokter ten slotte hare meest +geconcentreerde uitdrukking vond in eene insolentie. Doch de +Kortenaers der 19<sup>de</sup> eeuw zijn minder dapper en hebben minder +tegenwoordigheid van geest dan hun stamvader, en wanneer de bron +hunner argumenten uitgeput is, of niet vloeijen wil, vergenoegen zij +zich somwijlen met beleedigende bijnamen. De omstandigheid dat Ruardi +een bovenhuis bewoonde was dan ook noch de eenige, noch de voornaamste +reden dat André's gevatheid eerst aan het licht kwam, toen hij 's +dokters trap reeds een half uur geleden afgedaald was. Te schitteren +met <span class="sper">esprit d'escalier</span> strookte met zijn karakter, helaas; en zijn +gebrek aan moed was slechts een andere vorm van zijn gebrek aan +opregtheid. Het was onwaar dat hij Ruardi met ergernis had aangehoord. +Veeleer had het hem gevleid, dat iemand met zulke buitengewone gaven, +die van zijne ware gevoelens voor alle andere menschen een geheim +maakte, hem tot zijnen vertrouwde scheen te hebben gekozen. Het +aanhooren van Ruardi's vermakelijken onzin, indien men daartegen niet +met nadruk en waardigheid opkwam, stond gelijk, dit gevoelde hij, met +een begin van medepligtigheid. Doch hij wilde wel zoo; en de ander was +in zijne oogen een veel fijner opmerker en veel onafhankelijker denker +dan men uit het in de eenzaamheid hem naar het hoofd geworpen +epitheton zou hebben opgemaakt. De eenige reden waarom hij Ruardi's +verdiensten met woorden poogde te verkleinen, was dat hij hem Lidewyde +niet gunde; en hij zou over den afwezige met veel meer lof gesproken +hebben, indien hij vaster overtuigd geweest was, dat Lidewyde ten +aanzien van den dokter altijd dezelfde onverschilligheid zou blijven +gevoelen.</p> + +<h3 class="p4">Zestiende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">—"En is dat nu de stad waar mijnheer Lefebvre woont?" vroeg Emma, +toen de trein zich in beweging zette en zij het oog kon laten gaan +over de schoorsteenen en de kerktorens van T.</p> + +<p>—"En tevens de stad waar gij van nacht gelogeerd hebt," antwoordde +André, die tegenover haar zat.</p> + +<p>—"Jawel," zeide zij, "maar groote steden hebben een geheel ander +voorkomen wanneer men ze op een afstand ziet, als wanneer men er zich +in ophoudt. En het is alsof men dan ook een anderen indruk van de +menschen ontvangt."</p> + +<p>—"Er is aan T. niet veel te zien," meende André.</p> + +<p>—"Vindt gij? Váder zeide van wel. Zoodra hij mij gisteren-avond in +het logement bezorgd had, is hij eene wandeling door de stad gaan +doen, en van ochtend was ik nog niet bij de hand, of hij was al weder +op het pad. Het stadhuis, de groote kerk, de vleeschhal, de poort aan +de zijde van het bolwerk, ik weet niet wat al wonderen hij mij +daarvan niet verhaald heeft. Het is jammer dat de treinen elkander zoo +snel opvolgen, anders had hij u zeker uitgenoodigd tusschentijds het +een en ander met hem te gaan zien."</p> + +<p>—"Luister eens, Emma," zeide André, eensklaps van toon veranderend, +"wij zijn nu nog alleen en kunnen dus vrijuit zamen spreken. Aan het +volgend station bekomen wij welligt reisgezelschap, en moeten òf +zwijgen, òf praten over het mooije weer. Wees dus openhartig, en zeg +mij waaraan ik uwe afgemetenheid moet toeschrijven? Uw vader, +daareven, was hartelijker dan gij."</p> + +<p>Emma antwoordde niet en staarde het raampje uit. Van de monumenten van +T's geloof en T's industrie was thans weinig meer te zien, en men +behoefde het meisje niet van nabij te kennen, of te weten wat omging +in haar hart, om aan de uitdrukking van haar gelaat te bespeuren dat +zij zich op dit oogenblik minder dan ooit bekommerde om het verband of +de tegenstrijdigheid van kerkgebouwen en katoenfabrieken, +steenkolendamp en wierookwalm. Zij dacht aan andere dingen, die zij +gewigtiger vond.</p> + +<p>—"Emma," vroeg André nogmaals, "waarom zijt gij koel tegen mij? In +veertien lange dagen hebben wij elkander niet gezien, en gij behandelt +mij alsof ik een vreemdeling voor u was. Ik heb allen eerbied voor +oude gebouwen; doch toen ik dezen ochtend van M. vertrok om u te komen +afhalen, is mijne eerste zorg niet geweest, te T. onderzoek te doen +naar de architektuur van den vleeschhal."</p> + +<p>—"Ik geloof niet, André," zeide zij, bijna zonder hem aan te zien, +"dat die veertien dagen u bijzonder lang gevallen zijn."</p> + +<p>—"Hoe nu? Zal ik van gebrek aan liefde voor u beschuldigd worden, +alleen omdat ik in de eenzaamheid zoo goed mogelijk mijn tijd zoek te +korten? Indien gij geen lust hadt om naar M. te komen en van de +uitnoodiging van freule Steinmetz gebruik te maken, waarom mij dat +niet ronduit geschreven? Wat is de reden dat ik u niet mogt komen +afhalen van Duinendaal? Uwe antwoorden waren zoo gul en hartelijk, dat +ik niet anders denken kon, of gij waart met de door Lidewyde gemaakte +schikking even ingenomen als ik. Of is er iets tusschenbeide gekomen +dat ik niet weet? Vindt uwe moeder het niet goed dat gij te M. komt +logeren? Aan uw vader heb ik niets kunnen bespeuren. Hij was even +vriendelijk als altijd."</p> + +<p>Er kwam beweging in Emma's trekken. Zij staarde nu niet meer naar +eene zijde, het venster uit, maar hield, ofschoon met nedergeslagen +oogen, het aangezigt naar André gekeerd. Hij vond haar in die houding +schooner en lieftalliger dan ooit te voren. Het eenvoudig reistoilet +scheen opzettelijk voor haar uitgevonden te zijn, zoo goed kleedde het +haar en zoo volkomen voegde het bij hare taille. Het zuiver ovaal van +haar gelaat vormde met hare blonde krullen, thans aan weerszijde in +één zwaren lok vereenigd, het bekoorlijkst geheel. Op nieuw maakte hij +in zijnen geest eene in de laatste dagen herhaaldelijk ontworpen +vergelijking, en ditmaal sloeg de schaal zeer bepaald naar Emma's +zijde over. Lidewyde had noch dat voorhoofd,—zoo rein, dat een engel +het gekust zou hebben,—noch dien lieven trek om den mond, noch die +zachte wangen, noch het zedige dier lange wimpers. Met kracht kwam +zijne eerste liefde weder bij hem boven; en toen hij onder elk dier +wimpers zich een kristalhelderen traan zag vormen, vonkelend als +diamant, was de triomf voltooid. Hij greep hare twee kleine handen in +de zijne en riep in geestvervoering uit:</p> + +<p>"Om godswil, Emma, maak mij niet rampzalig! Kwel u zelve niet! Ik heb +u lief met geheel mijn hart! Schrei niet, en zie mij aan!"</p> + +<p>Nog kwam geen glimlach spelen om haren mond; doch zij voldeed +niettemin aan zijn verlangen en sloeg de oogen naar hem op. Zulk een +blik moet het geweest zijn, die de dichters der oudheid heeft doen +zeggen, dat het licht in de oogen der vrouwen het doorbrekend zonlicht +gelijkt.</p> + +<p>—"André," zeide zij, hare eene hand loswikkelend uit zijnen greep en +met haar zakdoek de opkomende tranen wegwisschend, "gij vergist u te +eenemaal in mijn gevoelens. Vooreerst is het volstrekt niet waar, dat +gij niet naar Duinendaal zijt mogen komen. Niemand heeft u dat +verboden; maar het was, gelijk ik u geschreven heb"...</p> + +<p>—"Ik bid u, lieve," viel hij haar in de rede, "doe geene moeite om +mij van mijn ongelijk te overtuigen. Dat gij verdriet hebt gehad is +het duidelijkst bewijs van mijne schuld. Wees vriendelijk tegen mij, +en ik zal erkennen dat gij bij uitnemendheid de kunst van straffen +verstaat."</p> + +<p>—"Neen, André, zoo moet gij niet spreken. In het begin van onze +kennismaking voerdet gij nooit zulk eene ligtzinnige taal, en juist de +verandering die in dat opzigt eensklaps over u gekomen is, maakt mij +bekommerd. Waarom mag ik u niet herinneren, dat uw niet-overkomen naar +Duinendaal de natuurlijkste zaak der wereld geweest is? Vader vond +het te vermoeijend voor mij, op één dag zulk eene verre reis te doen; +en om die reden-alleen heb ik u geschreven, mij te T. te komen +afhalen. Het is niet goed van u, het te doen voorkomen, alsof mijn +oogmerk met die schikking geweest was, u op een afstand te houden."</p> + +<p>—"De schikking heeft niettemin op mij dien indruk gemaakt."</p> + +<p>—"Neen, André, dat kunt gij niet meenen. Van het oogenblik af dat ik +de reis in twee dagen zou doen, sprak het van zelf dat gij te M. +bleeft en vader mij tot T. geleidde. Indien ik iets tegen u heb, is +het dat gij eene vergoelijkende uitlegging zoekt te geven aan uwe +eigen onverschilligheid. Ik verg niet van u, ik mag niet vergen, dat +gij iederen dag en ieder uur van uw leven mij even teeder zult +liefhebben als ik het u doe. Ik wil gelooven dat de mannen in dit +opzigt anders zijn als wij. Doch neem den schijn niet aan, bid ik u, +alsof in dit geval de meeste genegenheid van uwe zijde gekomen was. Ik +heb dat niet aan u verdiend."</p> + +<p>—"En welken anderen schijn wilt gij dan dat ik aannemen zal, +melieve?"</p> + +<p>—"Mijn wensch, André, is dat gij uzelven zijn en iederen schijn ter +zijde stellen zult. Hoe kunt gij vragen, of moeder het afkeurt dat ik +te M. ga logeren? Gij weet even goed als ik, dat ik zonder haar +goedvinden Belvedere niet verlaten zou hebben. Neen, niet zij, maar ik +zag er tegen op, de uitnoodiging dier vreemde dame aan te nemen. En +niet om freule Steinmetz aarzelde ik, maar om mevrouw Dijk. Ik heb een +voorgevoel dat onze kennismaking met die dame tot niets goeds leiden +zal; en gij kunt mijne brieven niet met aandacht gelezen hebben, +zonder te bemerken dat ik uwe Lidewyde wantrouw."</p> + +<p>—"<span class="sper">Mijne</span> Lidewyde, zegt gij? Maar ik zweer u, Emma, dat Lidewyde niet +in uwe schaduw staan kan. Al was zij een jong meisje, het zou niet in +mij opkomen haar het hof te maken; nu zij de vrouw is van Adriaan +Dijk, spreekt het van zelf dat ik mij vergenoeg met te haren aanzien +de burgerlijke beleefdheid in acht te nemen. Uwe vrees voor haar is +eene <span class="sper">idée fixe</span> van u, meer niet. Heden-avond zult gij hare kennis +maken, en morgen-ochtend, daarvoor sta ik in, zal uw eerste werk zijn, +met uwe eigen bekommeringen den draak te steken. Lidewyde is eene +belangwekkende vrouw, daarmede is alles gezegd; en zelfs dat gematigd +kompliment zou overdreven zijn, indien men niet nu en dan aan hare +vrolijkheid-zelve bemerken kon, dat zij ongelukkig is. En nu vraag ik +u of het verstandig, neen, of het edelmoedig is, haar om dat ééne +<span class="sper">charme</span> in den ban te doen?"</p> + +<p>—"Ik heb u reeds geschreven, André, dat Lidewyde's rampen mij +tamelijk koel laten. Laat het zoo zijn, dat zij niet gelukkig getrouwd +is: heeft zij indertijd niet hare eigen keus gevolgd? En indien zij +zich in uw neef Adriaan vergist heeft, geeft dat haar het regt om uit +de hoogte neder te zien op een man die haar niets in den weg legt en +alles doet wat in zijn vermogen is om haar leven te veraangenamen? Ik +<span class="sper">kan</span> geen medelijden hebben met vrouwen, hoe ongelukkig ook, die alles +geoorloofd achten, alleen omdat hare mannen geene engelen zijn."</p> + +<p>—"Nu ja, ik heb u geschreven, dat mijn eerste indruk omtrent Dijk te +gunstig is geweest, en ik al spoedig ben gaan bemerken, dat hij er de +man niet naar is, om eene vrouw als Lidewyde gelukkig te maken. Doch +ik zou meer hebben kunnen schrijven. Behalve dat Lidewyde verbonden is +aan iemand, dien zij onmogelijk met haar geheele hart liefhebben kan, +wordt haar het hof gemaakt door dienzelfden dokter Ruardi, die zich +Adriaans intiemsten vriend noemt. Zeer toevallig ben ik dat te weten +gekomen door een gezegde van Lidewyde's kamenier."</p> + +<p>—"Luister, André, ik heb een ingeschapen afkeer van al dergelijke +intriges, en hetgeen gij daar zegt vermeerdert niet, maar vermindert +nog mijne hoogachting voor Lidewyde. Indien zij het ernstig wilde, zou +het haar geene moeite behoeven te kosten, dokter Ruardi op een afstand +te houden zonder aan haren man te doen blijken dat zijn beste vriend +een verrader is. Doch Lidewyde is eene kokette, daar houd ik het voor. +Uw oom doorgrondt haar, en omdat hij haar kent voor hetgeen zij +is,—omdat hij hoopt, dat zij u van uwe liefde voor mij genezen zal, +daarom en daarom-alleen heeft hij u naar M. gezonden."</p> + +<p>—"Lieve Emma, hoe komt gij er toe, u zulke dingen in het hoofd te +halen? Mijn oom mag wezen wie hij wil, hij is onbekwaam, zulke +quasi-diabolische plannen te ontwerpen. En al ontwierp hij ze, hebben +wij het niet in onze magt ze te verijdelen? Zijt gij niet de vrouw van +mijne keus? "Kom en zie," schreef ik u, en dat herhaal ik. Leer +Lidewyde kennen, en in een omzien zult gij u verlost gevoelen van uwe +vooroordeelen. Op mijn woord van eer, gij maakt noch uzelve een +kompliment, wanneer gij haar een vermogen op mij toeschrijft, grooter +dan het uwe, noch mij, wanneer gij mij voor zwak genoeg houdt om voor +eene zoo gewone verzoeking te bezwijken."</p> + +<p>Hoewel niet verbaasd over de gladheid van zijne eigen tong,—want +Emma's nabijheid inspireerde hem, en hij zou onder dien invloed, +zonder van zijn stuk te geraken, geheele redevoeringen hebben kunnen +houden,—schrikte André toch min of meer op, toen het schel gefluit +der lokomotief, onder het voortrammelen van den trein, zijne laatste +betuiging van genegenheid met eene soort van fanfare begeleidde, die +niet regtstreeks uit de gewesten der hemelsche gelukzaligheid +afkomstig scheen te zijn. Het is inderdaad jammer dat Virgilius en +Dante, die zulke fraaije beschrijvingen van de onderwereld geleverd en +zulke uitgezochte helsche klanken nagebootst hebben, onbekend geweest +zijn met het schrille stemgeluid van het privatief vehikel der 19<sup>de</sup> +eeuw. Hadden zij daarvan een voorgevoel kunnen hebben, elk ander +symbool van de verschrikkingen des gewetens zou hun toegeschenen zijn, +kleur en toon te missen. Voor het verdeeld gemoed van de kinderen +onzes tijds is dat valsch en snerpend geluid hetgeen voor een vroeger +geslacht het bazuingeschal geweest is, waarmede de +joodsch-christelijke eschatologie het laatste oordeel laat aanvangen. +Doch André maakte zich noodeloos ongerust. Instede van de om zijne +dubbelhartigheid lagchende booze geesten zijner opgewekte +verbeeldingskracht, zag hij eensklaps aan zijne zijde, op de loopplank +nevens het portier, het onschuldig aangezigt verschijnen van een +kondukteur, die plaatskaartjes kwam ophalen, en op den meest +aardschgezinden toon der wereld vroeg, of zich in dit kompartiment +welligt passagiers bevonden, die te G. wenschten uit te stappen. Er +was in de alledaagsche belangstelling van dien man iets zoo +ontnuchterends; de goedige uitdrukking zijner oogen neutraliseerde zoo +te eenemaal het fantastische van zijn verschijnen; zij vernietigde zoo +onherroepelijk de ontsteltenis, die zijn borstelige knevel en zijn +zware sapeursbaard anders welligt nog hadden kunnen teweegbrengen, dat +men voor het minst een moord op het geweten zou moeten gehad hebben om +niet aanstonds te beseffen dat de dichterlijke Furien der mythologie +niets te maken hadden met het plotseling optreden van dezen man, die +een dood-onschuldig Metalen Kruis in het knoopsgat droeg en voor het +overige slechts de voorwaarden zijner broodwinning vervulde. Zoo is +het leven en zoo worden de menschen slecht! Wanende Beëlzebub aan +zijne zijde te zien verschijnen, aanschouwt men een gepasporteerd +militair in de gedaante van een wellevend spoorweg-kondukteur.</p> + +<p>Het toeval wilde, dat bij het stilhouden te G. geen enkel passagier +plaats kwam nemen in het rijtuig, waarin André en Emma zich bevonden. +"En is dat nu de stad waar de kapelaan Stephenson woont?" had Emma +kunnen vragen; doch zoomin als André was zij zich van het bestaan van +dien belangwekkenden jongen priester bewust; en haar vervulde alleen +de gedachte aan hetgeen André daareven gezegd had. Hoe kon hij wanen, +dat het haar te doen was om òf hem, òf haarzelve een kompliment te +maken? Wie had hem zulke dingen in het hoofd gebragt? Wat beteekende +die wereldsche taal? Doch aan den anderen kant viel het niet te +ontkennen, meende zij, dat hij de hartelijkheid-zelve scheen en zich +te haren opzigte geheel en al als een vurig bruidegom gedroeg. Nu ja, +ook zonder den kapelaan Stephenson geraadpleegd te hebben, gevoelde +zij dat André sommige drogredenen verkondigde en zijn oordeel over +Lidewyde den toets niet doorstaan kon. Doch zij had nu eenmaal hare +eigen denkbeelden omtrent het hart der mannen in het algemeen en +André's hart in het bijzonder; en een dier axioma's was, dat de +verloofde van hare keus, hetzij als bruidegom of als echtgenoot, het +mogt gaan hoe het wilde, haar nimmer geheel en al ontrouw worden kon. +De bloem onder het uitrukken van wier bladen zij beurtelings +indertijd: "Hij zal mij vragen" en: "Toch niet" gefluisterd, en wier +laatste woord in eene stellige toezegging bestaan had,—die +denkbeeldige bloem was geen kortstondig madeliefje, maar eene +immortelle geweest. De voorstelling dat André in staat was haar te +verwaarloozen, kwetste hare fierheid en deed haar naar de wapenen der +beleedigde onschuld grijpen. Doch pas bedacht zij, dat niemand hem zoo +volkomen kon liefhebben als zij en hij telkens zou moeten eindigen met +dit te erkennen, of zij deed afstand van hare verontwaardiging en +verzoende zich met hem in den geest. In het leven van een man, die aan +zulk eene vrouw zijn woord verpand heeft, kunnen zich oogenblikken +voordoen dat hare al te groote teederheid hem verdrietig maakt en hij +wenschen zou, bij minder zenuwachtigheid, meer in haar te vinden van +hetgeen ledepoppen eene gemakkelijke soort van speelgoed doet zijn. +Doch de mannen, die het regt zouden hebben dergelijke verzuchtingen te +slaken, vormen eene uitzondering op den regel; en André was zulk eene +uitzondering niet. Hij behoorde veeleer tot de klasse dergenen, die +eene vrouw als Emma onwaardig zijn en aan wie eene liefde als de hare +verspild is. Hij wilde wel de baten van Emma's vergevensgezindheid +genieten, doch was niet bereid om daarvan de lasten te dragen; en het +was jammer dat zij dit niet in tijds doorzag. Ware zij daartoe +onbeneveld genoeg van blik geweest, zij zou zichzelve een lang en +groot verdriet gespaard hebben; indien men althans met grond van +oordeel is, dat eene vrouw wijzer handelt en zich minder ongelukkig +maakt, indien zij sommige betrekkingen uit eigen beweging verbreekt, +dan indien zij de gevolgen van hare verblinding voor hare rekening +neemt. En tot Emma's verontschuldiging kon worden aangevoerd, dat zij +niet blinder was dan gevorderd werd om hare liefde aan de voorwaarden +van dat gevoel te doen beantwoorden. Of is eene vrouw te veroordeelen, +alleen omdat zich in haar bestaan eene vaste wet van haren aard +vervult? Alle deskundigen zullen dit ontkennen, en teregt. Toen gij +liefhadt, waart gij blind, mevrouw; zonder dat zou uwe liefde niet van +de regte soort geweest zijn. Tevens meent men te weten, dat de +ongemeene schranderheid, die in de laatste jaren bij u is opgemerkt, +en waardoor gij u eene volkomen verdiende reputatie van superioriteit +verworven hebt, dagteekent van het oogenblik dat uw ideaal in de +werkelijkheid omgekomen en de dienst van Eros door u voor die van +Hermes misschien, maar in elk geval voor die van Athene verlaten is.</p> + +<p class="p2">Op ieder honderd jeugdige kantoorbedienden, die in gemengd gezelschap, +wanneer zij de zekerheid bezitten niet door hunne patroons beluisterd +te worden, wel eens tot amusement van de dames eene gewaagde anekdote +opdisschen, worden er negen en negentig gevonden, die meer dan eens +genoegen hebben beleefd aan het verhaal van den Tunnel en het Moesje. +Doch Emma droeg geene moesjes, en het geheele nederlandsche +spoorwegnet is geen enkelen tunnel rijk. Het zou derhalve niet baten, +den lezer te willen wijsmaken, dat een kleine zwarte stip, die +gedurende de geheele reis, en nog bij het afrijden van G., een +bekoorlijk relief gegeven had aan Emma's zachtgekleurde wang, bij de +aankomst te M. bevonden werd aan André's bovenlip te kleven. En +waartoe fabelen verhaald, wanneer men de feiten slechts voor het +grijpen heeft? Emma, die zonder moeite over André's redenen zou hebben +kunnen triomferen, was niet bestand tegen die van haar eigen hart. +Zij beloofde, hare vooringenomenheid tegen Lidewyde ter zijde te +zullen stellen; en reeds toen de trein, in weerwil van den geringen +afstand, nog een goed eind van M. verwijderd was, had, dank zij de +nederlandsche spoorwegzeden, die geene jongelieden van beiderlei +geslacht verbieden zamen te reizen, een kus het hersteld verbond +bezegeld tusschen de twistende gelieven.</p> + +<h3 class="p4">Zeventiende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Bij haar eerste ontwaken in de woning van freule Steinmetz, had André +voorspeld, zou Emma zich van hare vooroordeelen omtrent Lidewyde +ontheven gevoelen; en die profetie kwam ten deele uit. Geene benaauwde +droomen hadden haar gekweld gedurende den nacht, en toen zij de oogen +opsloeg, verrees voor haren geest, in Lidewyde's gestalte, geen enkel +schrikbeeld. Integendeel, zij ontwaarde in hare kamer slechts +voorwerpen, wier aanschouwing haar weldadig aandeed: een +ochtendzonnestraal die van achter het hoofden-eind van haar ledikant +op het tapijt viel en hoop gaf op een onbewolkten dag; in een hoek der +kamer, aan hare zijde, een console en daarop eene pendule, die het uur +van zevenen aanwees; halverwege den muur tegenover haar, een +waschtafel en daarboven eene fraaije gravure, Van Dijks <span class="sper">Ecce Homo</span> +voorstellend. Vooral de aanblik dier gravure deed haar goed en stelde +haar gerust. Uit zichzelve was zij niet godsdienstig of niet +christelijk genoeg om waarde te hechten aan dergelijke voorstellingen, +en in gewone omstandigheden zou zij in staat geweest zijn te beweren, +dat hare voorkeur aan wereldscher beelden behoorde. Doch zeker nieuw +gevoel van hulpbehoevendheid, dat zij zich niet herinneren kon, +vroeger in die mate met zich omgedragen te hebben, deed het haar eene +aangename gewaarwording vinden, zich onder het dak te weten van eene +vrouw, die aan Christus met de doornenkroon geloofde, en die, zonder +ophef, tot in de beeldtenissen toe, waarmede zij hare logeerkamer +versierde, daarvan getuigenis aflegde. André had beweerd, dat zij +zichzelve ten onregte en noodeloos verkleinde door van haar eigen +overwigt op hem een geringeren dunk te koesteren dan zij van +Lidewyde's vermogen had. Met meer regt zou hij thans hebben kunnen +aanvoeren, dat zij door hare onwillekeurige bekentenis van zwakheid, +en hare daarop gegronde toenadering tot den Man van smarte, geen +kompliment aan de christelijke godsdienst maakte, en indien òf de +predikant van Duinendaal, òf de kapelaan Stephenson, òf beiden op +hetzelfde oogenblik, André die stelling hadden hooren voordragen, +zouden zij hem gelijk gegeven en Emma berispt hebben. Doch tot haar +lof moet gezegd worden, dat haar brein voor dergelijke beschouwingen +niet toegankelijk was. Zelve te allen tijde bereid om diensten te +bewijzen, kon zij zich niet voorstellen dat Hooger wezens hunne +welwillendheid immer van iets anders afhankelijk zouden maken als van +het beroep daarop, door zwakkeren gedaan. Voor haar gemoed vloeide de +hoogste nuttigheid der dingen met hunne werkelijkheid en +verkrijgbaarheid ineen, en hare verbazing zou volkomen geweest zijn, +indien zij had hooren betoogen, dat men om de baten der godsdienst te +mogen genieten, zich eerst sterk genoeg moest gevoelen om haar te +kunnen missen.</p> + +<p>Zij stond op en kleedde zich, en toen zij haar koffer ontpakt en hare +toilet-artikelen behoorlijk gerangschikt had, begaf zij zich naar de +ruime en vrolijke bovenvoorkamer, die haar den vorigen dag, bij hare +aankomst, door freule Bertha in persoon was aangewezen als haar salon. +Zij trad naar een der vensters en vermaakte zich met het ontluikend +leven te bespieden aan boord der pramen en beurtschepen in de gracht. +Drukte op de straat beneden haar of aan de overzijde was er nog niet +op dit uur, en de weinige sjouwerlieden die zij eene vracht opladen of +eene handwagen voortduwen zag, namen nog die zekere stilzwijgendheid +in acht, welke den arbeidzamen mensch eerst schijnt te verlaten, +wanneer de zon hoog aan den hemel staat. Zij bleef evenwel niet lang +in hare waarnemingen verdiept. Voor het ontbijt wilde zij een +uitvoerigen brief aan hare moeder schrijven, en zij begreep dat zij om +dit plan te kunnen volvoeren haren tijd niet verbeuzelen moest. Ook +had zij een voorgevoel, dat die brief, waarin zij alles zeggen en +nogtans het voornaamste verzwijgen moest, haar eene meer dan gewone +inspanning kosten zou.</p> + +<p class="p2">Freule Steinmetz ontbeet in eene tuinkamer. Eene breede vensterdeur +verleende toegang tot een bestraat voorpleintje, dat door eene +gemetselde rollaag, drie trappen hoog, gescheiden was van den +eigenlijk gezegden bloemhof. De tuin was grooter en minder +kinderachtig aangelegd dan die van den ouden pastoor te G. Hij bestond +uit een middenperk, waarin een bed stamrozen bloeide, met een bed +geraniums aan de voor- en een bed fuchsia's aan de achterzijde. Nevens +dat perk liep aan weerskanten een breed voetpad, omzoomd met +aardbezieplanten, waarachter heesters van allerhande soort zich +beijverden eene heining te verbergen, die scheiding maakte tusschen +dit pand en die der buren regts en links. Den achtergrond vormde de +blinde muur van een hoog en breed gebouw, dat voor koetshuis en +paardenstal gebruikt werd en uitkwam in eene straat van minderen rang, +in dezelfde rigting loopend als de gracht voor freule Bertha's woning. +Ten einde dien muur zoo veel mogelijk onzigtbaar te maken, hadden +vroegere bewoners, eene halve eeuw en welligt langer geleden, aan +zijnen voet een moerbezieboom geplant, die thans, dank zij eene +zorgvuldige verpleging, geheel en al aan zijne bestemming beantwoordde +en minstens over eene oppervlakte van honderd voeten in het vierkant +zijne takken uitbreidde. Bijna verscholen tusschen de plooijen van dat +groene scherm stond aan de regterzijde van den tuin, waar de grond een +weinig opliep, eene lage hut, wier zijwanden van rietmatten en +boschhout vervaardigd waren en wier dak gevormd werd door de +overhangende takken van een wilden kastanje. De zorg waarmede die hut +bevloerd, en zoo ook de moderne vorm der tafels en stoelen waarmede +zij gemeubeld was, getuigden van eene kennelijke voorkeur voor dit +plekje. Werkelijk zou freule Steinmetz aan haren "koepel" zoo veel +geld niet besteed hebben, indien zij niet in den waan had verkeerd, +dat zulk een verblijf haren stadstuin naar eene buitenplaats deed +zweemen.</p> + +<p>Voor Emma, die gewoon was uit de vensters van Belvedere den blik te +laten weiden over een landschap van vele uren in den omtrek; die in de +Duinendaalsche bosschen plekjes had leeren ontdekken waar geen +sterfelijk oog u bespieden kon en zelfs de konijnen hunne +schichtigheid schenen te hebben afgelegd; die honderd malen met hare +ouders, of aan André's arm, den hoogsten top der duinen beklommen en +nu eens voor zich uit naar de blaauwe streep der zee gestaard, of zich +omgewend en met het oog op verren afstand de kronkelingen der rivier +gevolgd had,—bezat de aanblik van freule Bertha's bloemhof geene +magnetische kracht, en zij moest zichzelve eenig geweld aandoen om +ingenomenheid te kunnen toonen met een vergezigt van vijftig schreden +in de lengte op eene breedte van dertig.</p> + +<p>In het geheel geene moeite daarentegen kostte het haar, aan het +gezelschap van hare gastvrouw te gewennen. André, dit bleek, had van +dier beminnelijken aard niets te veel gezegd, en Emma had geen half +uur tegenover de bejaarde freule aan de ontbijttafel gezeten, of zij +gevoelde zich volkomen op haar gemak. Ook het voorstel der freule om +te zamen een hoofdstuk uit den Bijbel te lezen mishaagde haar niet, en +toen die kleine huiselijke godsdienstoefening, waarbij Emma de taak +van lectrice vervuld had, afgeloopen was, scheen aan beider gekeuvel +geen einde te zullen komen.</p> + +<p>—"Wij hebben gisteren veel te vlugtig kennis gemaakt, lieve +jufvrouw," was freule Bertha's thema, "en het doet mij regt veel +genoegen eens rustig met u te kunnen praten. Het was niet meer dan +natuurlijk, dat mijnheer Kortenaer u aanstonds met zich mede troonde +naar Soekabrenti, en ik begrijp dat gij in de eerste plaats mevrouw +Dijk wenschtet te ontmoeten. Ook meen ik opregt hetgeen ik mijnheer +André aanstonds gezegd heb, dat uwe vrijheid bij mij aan huis +onbeperkt is. Gij kunt hem bij u ontvangen, kunt hem afwijzen, al naar +het u gelegen komt. Ik houd niet van menschen die hunne logeergasten +tiranniseren, en wil zelve niet voor zulk eene dwingster aangezien +worden. Geef mij uwe ochtenduren, indien gij wilt; geef mij een deel +daarvan, en ik zal tevreden zijn. Onderstel in geen geval, bid ik u, +dat ik mij niet in uwe positie zou weten te verplaatsen, en doe mij +het onregt niet van te gelooven, dat ik het gezelschap eener vrouw van +mijne jaren en van mijne denkwijze zou wenschen op te dringen aan een +jong meisje dat andere en voor haar gewigtiger dingen aan het hoofd +heeft. Uw bijzijn bevalt mij, en daarom durf ik zoo spreken. Ik ga +door voor eene overdreven kerksche vrouw, en sommige personen mijden +mij daarom, doch van u geloof ik niet dat gij mij om die reden schuwen +zult. Men moet eene christin zijn om met zoo veel gevoel eene +bladzijde uit den Bijbel te kunnen voorlezen als gij daareven gedaan +hebt."</p> + +<p>—"Wat ik u bidden mag, freule, prijs mij niet om mijne vroomheid," +antwoordde Emma, blozend en met eene onvaste stem. "In dat opzigt, en +in menig ander, schiet ik veel te kort. Bij ons aan huis wordt over +den Bijbel en de kerk weinig gesproken, en ik volg daarin het +voorbeeld van mijn vader en mijne moeder. Ook mijn aanstaande man +zwijgt meest over die onderwerpen. Neen, waarlijk, ik ben in het +geheel niet vroom."</p> + +<p>—"Verkeerd van u, mijn kind, en er zal een tijd in uw leven komen, +dat gij mij dat zult nazeggen. Voor mij is de godsdienst nooit een +schrikbeeld geweest. Mijne zoogenaamde regtzinnigheid is niets anders +als de uitdrukking van hetgeen ik dagelijks gevoel, en dat gevoel is +zoo eenvoudig en zoo natuurlijk, dat ik daarbuiten mijzelve niet zijn +zou. Nooit heb ik een braaf mensch ontmoet, die niet datgene wilde wat +ik ook wil, en het is mij altijd voorgekomen dat het eenige +onderscheid tusschen de regtzinnige en de niet-regtzinnige menschen +hierin bestaat, dat de regtzinnige geene vruchten verwachten van een +boom die niet in eere gehouden wordt. Doch God beware mij, dat ik +daarom mijne medemenschen, die anders denken als ik, veroordeelen zou. +Ik gevoel mij aangetrokken tot al hetgeen liefelijk is en wel luidt, +zoo als Paulus zegt; en mijn omgang met een aantal personen wier +gevoelens zeer van de mijne verschillen, mijne vriendschap voor +mevrouw Dijk, de vriendschap die ik nu reeds voor uzelve en voor +mijnheer Kortenaer gevoel, zijn bewijzen genoeg dat ik in mijne soort +even vrijzinnig denk als vele andere menschen, die voor vrijzinniger +doorgaan dan ik. Zelfs vrees ik somwijlen, dat ik de maat overschrijd, +en eene vrouw van mijne gevoelens, indien zij den schijn niet op zich +laden wil van meer dan eenen Meester te dienen, scherper behoorde te +onderscheiden tusschen de gezelschappen die zij bijwonen mag, en die, +waaruit zij zich terugtrekken moet."</p> + +<p>Emma kon de gedachte niet van zich afzetten dat in deze bedekte +zelfkastijding eene toespeling op Lidewyde opgesloten lag; en de +verzoeking om bij deze gelegenheid iets naders te vernemen omtrent de +vrouw, die laatstelijk zulk eene voorname plaats in hare gedachten had +ingenomen, was haar te sterk. Daar zij evenwel den moed niet had, dat +onderwerp regtstreeks aan te roeren, beproefde zij een omweg.</p> + +<p>—"Ik geloof, freule," zeide zij, "dat behalve de regtzinnige en de +niet-regtzinnige, zoo als gij ze noemt, er nog eene derde klasse van +menschen gevonden wordt. Ik spreek noch van André, noch van mijzelve; +want wij zijn jongelieden, en onze meeningen tellen nog niet mede. +Doch indien gij André's vader, en vooral indien gij mijne ouders +kendet, zoudt gij begrijpen wat ik meen. Het is waar dat wij 's +ochtends niet gezamenlijk in den Bijbel lezen en er 's middags aan +tafel bij ons aan huis niet gebeden wordt. Wij gaan 's zondagsochtends +naar de kerk, dat is al. En toch durf ik beweren dat mijn vader en +mijne moeder, indien ik zoo spreken mag, engelen zijn. Ik heb een +lieven broeder gehad, die in den bloei van zijn leven weggenomen is; +iemand met buitengewone gaven, wiens verlies voor ons allen een +onuitsprekelijk groot verdriet is geweest. Doch ik weet inderdaad +niet, hoe het mogelijk zou zijn, zulk een slag dieper te gevoelen dan +mijne ouders dit gedaan hebben. Al wordt mijn vader honderd jaren oud, +hij zal sterven zonder het gemis van Reinier te boven gekomen te zijn, +en zoo gelukkig kan André mij niet maken, of er zal in de vreugde van +mijne moeder eene groote leegte blijven bestaan. Niettemin kan de +buitenwereld niets daarvan aan hen bespeuren, en ook in hun hart +klagen of morren zij niet. Zij zijn goed en vriendelijk voor iedereen, +schrikken niemand af, trekken zich moedwillig uit niets terug, en +leven in vrede met de geheele wereld. Mij komt het voor, dat alleen +zulke gevoelens de waarde der menschen bepalen, en het verder eene +onverschillige zaak is, of men al dan niet hetzij tot de regtzinnigen, +hetzij tot de onregtzinnigen gerekend kan worden."</p> + +<p>—"Jawel, mijn kind, in zekeren zin is dat ook eene onverschillige +zaak. Wanneer het hart niet op de regte plaats zit, baat geene +godsdienstigheid. Dat ben ik volkomen met u eens. Om beminnelijk te +zijn, moet de godsdienst gepaard gaan met menschelijke gevoelens, en +ikzelve ben daarvan zoo doordrongen, dat ik gevaar loop in het andere +uiterste te vallen en, zooals ik daareven zeide, te groote waarde aan +het menschelijke te hechten. En toch geloof ik, dat zij, die denken +zoo als uwe ouders,—en zoo denken een groot aantal personen met wie +ik dagelijks verkeer, Lidewyde onder anderen,—toch geloof ik dat +hetgeen hen en haar beminnelijk maakt eene onwillekeurige hulde aan de +regtzinnigheid is. Ook zou het bandeloos gemeen hen even goed willen +vertreden als het lust zou hebben dit mij en de mijnen te doen, indien +in deze wereld de magt van het geloof minder groot was of minder +ontzag inboezemde. Doch is het dan ook niet waar, dat zij de vruchten +plukken van instellingen en overleveringen, tot wier instandhouding +zij regtstreeks niets bijdragen? Ik zeg nog eens, de Hemel beware mij +dat ik personen als uwe ouders, over wie gij met zoo veel liefde en +eerbied spreekt, minder achten zou dan mijzelve. Maar het is mijne +schuld niet, dat ik de dingen anders inzie; en dit weet ik, dat +openlijk voor mijne meening uit te komen, mij meer aanspraak op +vertrouwen geeft, dan indien ik mijne ware denkwijze zocht te +verbergen."</p> + +<p>Emma was met hare gedachten niet genoeg bij de zaak om regt te laten +wedervaren aan freule Bertha's liberaliteit. Haar belang bragt +mede,—en vooreerst zal die drijfveer hier beneden haar monopolie wel +niet verliezen,—de aandacht harer gastvrouw af te leiden van een +onderwerp, dat thans niet in de eerste en voornaamste plaats de hare +bezig hield. Zij zweeg eene poos, schijnbaar nadenkend over freule +Bertha's laatste woorden en over de mate van instemming die zij +daarmede zou kunnen betuigen, en vroeg toen, zoo veel mogelijk +verhelend dat die vraag haar op de lippen brandde:</p> + +<p>—"En zoudt gij denken, freule, dat Lidewyde, het verschil in leeftijd +daargelaten, even veel vertrouwen verdient als mijne moeder? André +heeft mij veel goeds van haar verteld; doch om de waarheid te zeggen +kost het mij eenige moeite, aan die voorstelling te gewennen."</p> + +<p>—"Lieve Emma," was het antwoord, "hoe wilt gij dat ik u daaromtrent +zekerheid geven zal? Lidewyde is eene schoone, jonge vrouw, die veel +menschen ziet en veel uitgaat; het spreekt dus van zelf dat zij +somtijds aanstoot geeft en verschillend beoordeeld wordt. Ongetwijfeld +zullen er personen gevonden worden, die haar voor ligtzinnig houden, +en de wereld zou de wereld niet moeten zijn, indien vooral de dames +van haar eigen leeftijd niets op haar aan te merken hadden. Doch +gijzelve hebt haar gister-avond gezien en gesproken, en zult +dagelijks, gedurende uw verblijf in deze stad, in de gelegenheid zijn +om uwe opmerkingen te maken en uw oordeel te vestigen. Is de eerste +indruk ongunstig geweest? Is dat de reden van uwe vraag?"</p> + +<p>—"Integendeel, Lidewyde heeft mij met de meeste heuschheid ontvangen, +en het zou mij niet fraai staan, daarop iets te willen afdingen. Haar +eerste werk is geweest, mij een beeldig kleedje ten geschenke te +geven, dat zij met André voor mij uitgezocht had. Ook mijnheer Dijk +was zeer vriendelijk voor mij. En toch gevoelde ik mij op Soekabrenti +niet geheel en al op mijne plaats. Ik vind Lidewyde niet natuurlijk, +niet gewoon, niet zoo als andere vrouwen, hoe zal ik zeggen?"</p> + +<p>—"Gij moet in aanmerking nemen, lieve, dat Lidewyde eigenlijk geene +Hollandsche is. Zij heeft voortdurend moeite zich te gewennen aan ons +klimaat en aan onze zeden. Doch indien mijnheer Kortenaer u gezegd +heeft, dat gij billijker over haar zult oordeelen naarmate gij haar +meer van nabij zult leeren kennen, heeft hij de waarheid gesproken. De +oude mevrouw Dijk is eene vriendin van mijne jeugd, en ik heb Lidewyde +bij haar aan huis om zoo te zeggen van jong meisje afaan zien +opgroeijen. Ik heb haar ontmoet, toen zij nog een juffertje van de +kostschool was, die in hare vakantiedagen te logeren werd gevraagd bij +Adriaans zusters; ik heb Adriaan om haar heen zien fladderen als eene +mug om de kaars; ik ben genoodigd geweest op hunne bruiloft. Vraagt +gij mij, of hij en zij niet welligt gelukkiger zouden zijn, indien hun +huwelijk met kinderen gezegend was geworden, dan zeg ik volmondig ja. +Doch welk menschenleven heeft niet zijne schaduwen? Toen Lidewyde +Adriaans vrouw werd, hebben al de leden der familie Dijk zich daarover +verheugd. Adriaans vooruitzigten waren van dien aard, dat hij de +inspraak van zijn hart gerust volgen kon en niet behoefde te zoeken +naar eene vrouw met geld; en Lidewyde's schoonheid was zoo +buitengewoon; zij had zoo uitmuntend geprofiteerd van het haar gegeven +onderwijs; hare manieren waren zoo onberispelijk, dat men haar de +positie, welke Adriaan haar aanbood, wel misgunnen, maar niet beweren +kon, dat zij die in eenig opzigt onwaardig was. Zij heeft geen +expansiven aard, en de intimiteit tusschen haar en Adriaans zusters is +met den tijd niet toegenomen; doch dit kan ik u verzekeren, dat zij in +weerwil van hare afgemetenheid bij Adriaans familie hoog aangeschreven +staat. En volgens mij verdient zij dit ten volle. Ik heb u reeds +gezegd dat zij in het godsdienstige anders denkt als ik; doch in de +schatting van haren man en van diens moeder en zusters, die het daarin +met haar meer eens zijn dan met mij, verkleint dat hare waarde niet. +Somtijds karig met woorden, is zij de gulheid-zelve, wanneer het op +geven aankomt; en meer dan eene liefdadige instelling in deze stad +heeft groote verpligtingen aan haar. Waarlijk, Lidewyde heeft +ontzaggelijk veel goeds; en het zou mij zeer verwonderen, indien gij +haar niet weldra opregt leerdet liefhebben."</p> + +<p>Emma's antipathie was te diep geworteld om voor freule Bertha's +optimisme aanstonds te wijken, en in haren geest bleef ruimte voor de +onderstelling, dat de scherpzinnigheid der oude dame, waar het op het +beoordeelen van sommige karakters aankwam, geen gelijken tred met hare +argeloosheid hield. Doch zij had nog te weinig menschenkennis om in +haar eigen doorzigt veel vertrouwen te mogen stellen. Ook schaamde +zij zich min of meer, achterdochtiger te schijnen dan de vrouw van +leeftijd tegenover haar. "De liefde hoopt alle dingen; de liefde denkt +geen kwaad;" had zij daareven in freule Bertha's Bijbel gelezen, en +zij wilde niet aanstonds ontrouw worden aan eene leer, die zij ook +voor de hare erkende. Juist dezen ochtend was het besef in haar +ontwaakt, dat huiselijke godsdienstoefeningen hare nuttige zijde +kunnen hebben; en schoon het te bezien stond, of zij haren wrok niet +even goed zonder als met de vermaningen van den apostel Paulus zou +hebben kunnen te boven komen, en het zelfs twijfelachtig was, of de +heugenis van diens welluidende woorden haar op dit oogenblik eene +dienst bewees,—zij schortte haar oordeel over Lidewyde op en nam zich +voor, gunstiger over haar te gaan denken. Zoo volledig was evenwel +hare bekeering niet, of zij poogde uitstel van schuldbelijdenis te +verwerven door het voorwenden eener aan nieuwsgierigheid grenzende +belangstelling.</p> + +<p>—"En wie is," vroeg zij, "die zekere Sarah, welke Lidewyde schijnt te +volgen als hare schaduw? Zij ontving ons in het voorhuis, en dat moest +beteekenen, dat zij eene dienstbode was; maar indien zij mij minder +spoedig behulpzaam was geweest in het afdoen van mijn hoed en doek, +zou ik eene onderdanige dienaresse voor haar gemaakt hebben. Hoe komt +Lidewyde aan zulk eene dame tot kamenier?"</p> + +<p>—"Wie Sarah is, kan ik u niet zeggen, en weet Lidewyde zelve niet +regt, geloof ik; doch zij geeft zich uit voor de weduwe van een +Engelschman, die haar op Java heeft leeren kennen en haar medegenomen +heeft naar Britsch-Indie, waar hij eene aanzienlijke betrekking +bekleed heeft. Dit alles schijnt waar te zijn, en de geschiedenis van +dien man moet vele jaren geleden het onderwerp hebben uitgemaakt van +een levendigen strijd in de engelsche couranten. Hij had warme +vrienden, maar ook onverbiddelijke vijanden. Er werd aan zijne +eerlijkheid getwijfeld, en men beschuldigde hem een oproermaker te +zijn. Na van zijnen post te zijn ontzet, heeft hij geruimen tijd met +zijne vrouw door Europa gezworven, van de eene badplaats naar de +andere verhuizend en al zijne bezittingen verspelend. Ook aan de +waarheid daarvan schijnt niet getwijfeld te kunnen worden. Alleen +geloof ik niet dat hij dood is, gelijk Sarah beweert. Hier in de stad +althans worden personen gevonden, die zeker meenen te weten, dat zij +hem nog dezen zomer in het buitenland ontmoet hebben. Zoo veel te +erger voor die arme vrouw. Men behoeft haar slechts aan te zien, om +te bemerken, dat zij veel geleden heeft, en hare tegenwoordige +dienstbaarheid, hoe hard die haar ook vallen moet, niet eenmaal hare +zwaarste beproeving is. Zij heeft zich sterk aan Lidewyde gehecht, en +Lidewyde houdt ook hierom veel van haar, omdat zij gelooft dat Sarah +op Java haren vader gekend heeft. Lidewyde is eene natuurlijke +dochter, zoo als gij weet."</p> + +<p>—"En zoudt gij denken, freule," vroeg Emma, "dat Sarah een gunstigen +invloed op Lidewyde uitoefent?"</p> + +<p>—"Ik ben daaromtrent niet geheel en al gerust; maar gij zult dit +alweder aan mijne regtzinnigheid toeschrijven. De enkele malen dat ik +met Sarah vertrouwelijk gesproken heb, heeft zij den indruk op mij +gemaakt, eene waardige vrouw te zijn, met eere oud geworden in de +school van den tegenspoed en achter wier rug een moeijelijk, maar +smetteloos leven ligt. Maar tot mijne ontsteltenis meen ik tevens +bespeurd te hebben dat zij geen geloof heeft."</p> + +<p>—"Zou welligt haar man in het godsdienstige overdreven liberaal +gedacht hebben? De meeste mannen, die uit Indie terugkomen, behooren +tot die rigting, zegt men."</p> + +<p>—"Helaas, lief kind, ik vrees maar al te zeer dat Sarah verder gaat +dan de meest overdreven vrijzinnigen: en het is niet door den invloed +van haar man, dat zij aan die meeningen gekomen is, maar uit haar +zelve. Zij is volslagen ongeloovig, zeg ik u. Met de grootste +koelbloedigheid heb ik haar hooren beweren, dat God voor haar niet +bestond. Het was verschrikkelijk. En hoe aandoenlijk, te gelijkertijd, +dat juist eene vrouw, die uit het geloof zulke magtige vertroostingen +zou kunnen putten, te eenemaal daarvan verstoken is!"</p> + +<p>—"En meent zij waarlijk, dat de wereld alleen door het toeval of het +noodlot geregeerd wordt? Mij dunkt, zij kan dit wel met woorden +beweren, of het meenen met haar hoofd; maar wanneer het hart boven +komt, moet zij anders denken."</p> + +<p>—"Neen, Emma, wanneer het God betreft, komt het hart bij Sarah nimmer +boven. Zij is goed en vriendelijk; al de huisgenooten op Soekabrenti +hebben haar lief, en dat verdient zij. Somtijds zelfs zou men in +verzoeking komen te beweren dat zij gelooft zonder het te willen of te +weten. Maar dit is zelfmisleiding. Hoe treurig het wezen moge, er valt +niets aan te veranderen: zij is zonder hoop en zonder God in de +wereld. Ook redeneert zij niet over dat onderwerp op zijn filosoofs, +gelijk eene <span class="sper">savante</span> doen zou. Zij betuigt alleen dat zij vruchteloos +gedurende haar geheele leven naar eenig blijk van Gods +tegenwoordigheid gezocht heeft; dat Zijne stem geene enkele maal +weerklonken heeft in haar hart, en zij vergelijkenderwijs meer vrede +vindt bij de gedachte, dat Zijn bestaan een hersenschim is, dan dat +Hij haar geheel en al vergeten zou hebben. Zij keert den troost van +onze gezegende godsdienst om, en beweert dat haar ongeloof haar voor +morren bewaart."</p> + +<p>—"En wat zegt Lidewyde daarvan?"</p> + +<p>—"Ziedaar een der punten waaromtrent ik zelfverwijt gevoel. Tot mijn +leedwezen toch moet ik bekennen, dat Lidewyde zich den gemoedstoestand +van Sarah niet genoeg aantrekt. Beweer ik, dat Sarah's ongeloof eene +besmetting is waartegen men niet genoeg op zijne hoede kan zijn, dan +haalt Lidewyde de schouders op en lacht schier om hetgeen zij mijne +schrikbeelden noemt. Maar komaan, lieve Emma, verdiepen wij ons niet +te zeer in de gevoelens van anderen. God is almachtig, en op uw +leeftijd vooral moet men van alle menschen het beste hopen."</p> + +<p>—"Dat moet men ook, freule," zeide Emma, met eene poging tot +opgeruimdheid. Doch in haar hart voegde zij er bij met eene zucht: +"Indien slechts de afstand tusschen moeten en kunnen niet somtijds +eene breede rivier geleek!"</p> + +<p class="p2">Op hare kamer teruggekomen, herlas Emma haren brief, vóór het ontbijt +in gereedheid gebragt, en herlas dien met tegenzin. Had het haar te +huis reeds moeite gekost, met woorden eene gerustheid te veinzen, die +ver was van in haar gemoed te wonen, dubbel stuitte het haar tegen de +borst, dezelfde onopregtheid in geschrifte te plegen. En onwillekeurig +was het bedrog zoo kunstig door haar ingekleed, dat hare moeder, die +van niets wist, door het ontvangen van dezen brief noodwendig gestijfd +moest worden in hare onkunde. Het was een van hartelijkheid +overvloeijend reisverhaal, waarin zij vertelde, hoe zij te T. afscheid +genomen had van haren vader, hoe hulpvaardig André geweest was op den +verderen togt van T. naar M., hoe gul zij ontvangen was geworden eerst +door freule Bertha en daarna door Lidewyde, welk een aangenamen indruk +die twee dames, bij alle verschil van leeftijd, uitzigt en karakter, +op haar gemaakt hadden, hoe hare slaapkamer ingerigt en hare zitkamer +gemeubeld was, hoe elk zich beijverde haar allerlei kleine +beleefdheden te bewijzen, hoe al haar opzien tegen het verblijf te M. +reeds dadelijk geweken was voor een gevoel van welbehagen, en hoe +gerust men op Belvedere zijn kon, dat zij het in hare schijnbare +ballingschap niet-alleen niet kwaad, maar veeleer te goed had.</p> + +<p>De meeste menschen van boven de veertig hebben het schrijven van +dergelijke brieven reeds zoo vaak bij de hand gehad, dat zij zich +zonder inspanning over dat onwaarheid spreken heenzetten. Het +verbloemen van hunne eigenlijke gevoelens is voor hen geheel en al +eene stijloefening geworden, en om de ware toedragt der zaken +bekommeren zij zich sedert lang niet meer. Doch Emma was nog slechts +even in de twintig, en voor het eerst in haar leven had zij dezen +ochtend de veder der historie in de kleurstof der fabel gedoopt. +Vandaar kwellingen des gewetens, die wel misschien alleen bewezen dat +ook het verdichten, even als de meeste andere vormen der ondeugd, +slechts eene kwestie van gewoonte of ongewoonte is, maar niettemin +pijn deden en onrust aanjoegen. Zij gevoelde aan haar hart, dat zij +niet straffeloos romanschrijfster worden kon, en wilde haren brief +verscheuren. Bij het herschrijven zou zij, met weglating van sommige +andere zaken, in bijzonderheden kunnen treden omtrent het onderhoud +dat zij daareven met hare gastvrouw gehad had, en hare moeder in het +breede kunnen vertellen, welk eene partikuliere soort van orthodoxe +dame freule Bertha was. Op die wijze zou de brief niet minder +hartelijk, niet minder vrolijk, en vooral niet minder lang worden. +Doch te goeder uur bedacht zij, dat zij zuinig moest zijn op hare +onderwerpen en zichzelve het gras niet voor de voeten wegsnijden mogt, +zooals de maaijers in de Duinendaalsche velden deden. Indien zij nu +reeds ging uitweiden over freule Bertha's regtzinnigheid, waarover zou +zij dan den volgenden keer aan hare moeder schrijven? Bovendien, zij +kon niet zwijgen, of niet kort zijn, omtrent de ontvangst bij +Lidewyde, zonder het vermoeden te wekken, dat de receptie op +Soekabrenti eene teleurstelling was geweest, en daardoor een démenti +te geven aan André, die in zijne brieven uit M. allerlei wonderen +aangaande de villa en hare kasteleines verhaald had. Wel is waar zou +zij zich kunnen bepalen tot de mededeeling, dat hare ingenomenheid met +Lidewyde voor alsnog geen gelijken tred hield met de zijne; doch welk +eene houding zou het hebben het oordeel en den goeden smaak van haar +aanstaanden man aldus twijfelachtig te maken? en hoe ligt zou hare +moeder daardoor op het denkbeeld kunnen komen, dat zij, Emma, òf door +André veronachtzaamd werd, òf dat zij aanleg had om hem de wet te +willen stellen? Neen, noch hem, noch haarzelve mogt zij in de +schatting van anderen benadeelen; vooral hem niet. Het moest voor +eeuwig een geheim blijven tusschen hen beiden, dat zij somwijlen aan +hem getwijfeld had. Zelfs hare ouders behoorden daarvan niets te weten +of te vermoeden. En wel mogt zij zeggen: getwijfeld <span class="sper">had</span>; want sedert +gisteren twijfelde zij niet meer. André's ongeveinsde blijdschap bij +het wederzien te T.; zijne onbedriegelijke betuigingen van teederheid +onder weg; de fierheid, waarmede hij haar aan freule Steinmetz had +voorgesteld als zijne bruid; de oplettendheden die hij op Soekabrenti, +gedurende het middagmaal en daarna, niet opgehouden had haar te +bewijzen; de kus, waarmede hij gisteren avond, voor de deur van freule +Bertha's woning, afscheid van haar genomen had en die nog onder het +insluimeren om hare lippen had gezweefd,—indien men niet, gelijk de +rampzalige Sarah, opgehouden had in God te gelooven, moest men +vertrouwen stellen in zulke onmiskenbare blijken van teederheid, en +was het pligt, zoo als freule Bertha zeide, het goede te denken. Alles +zou teregt komen, daaraan viel niet te twijfelen: waarom dan +dubbelzinnige brieven naar huis geschreven? brieven, die misschien +veel kwaad, maar in geen geval nut konden stichten. Het beste was +derhalve,—want de staatkunde is geenszins het eenige terrein waarop +men niet doet hetgeen men wil, maar hetgeen men kan,—het beste was, +den brief te verzenden gelijk hij nu eenmaal luidde.</p> + +<p>Meent men dat de brief nogtans <span class="sper">niet</span> verzonden werd? Billijkerwijze kan +niemand daaromtrent in het onzekere verkeeren. In oogenblikken van +tweestrijd toch, wanneer de evenaar nu naar de eene, dan naar de +andere zijde overhelt, eindigt de mensch in den regel met zich te +laten bepalen door zijne eigenliefde; en er worden slechts zeer enkele +personen gevonden, die ondervinding en geestkracht genoeg bezitten om +voor die verzoeking niet te bezwijken. Emma nu bezat die twee +kwaliteiten nog niet; en wat hare eigenliefde betrof, zij zou in het +tegenwoordig stadium van haren hartstogt voor André liever het +onmogelijke verduurd hebben, dan zelfs aan hare moeder te bekennen dat +zij zich in hem vergist had.</p> + +<h3 class="p4">Achttiende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Jean-Jacques Rousseau heeft somtijds gewaagde magtspreuken verkondigd, +en men kan hem niet altijd op zijn woord gelooven. Doch indien het +eene ligtvaardige profetie van hem geweest is, dat geene vrouw van eer +zijne <span class="sper">Nouvelle Héloïse</span> zou kunnen lezen zonder zichzelve te gronde te +rigten,—zou de uitkomst hem ook gelogenstraft hebben, indien hij van +zijne <span class="sper">Confessions</span> beweerd had, dat enkele hoofdstukken van dat boek +volstrekt ongeschikt zijn om onder vier oogen door een jong mensch te +worden voorgelezen aan de echtgenoot van zijnen gastheer?</p> + +<p>—"Weet gij," vroeg Lidewyde, toen haar man zich des ochtends naar +zijn kantoor begeven had en zij met André alleen gebleven was (het +mogt eene week of daaromtrent geleden zijn dat Emma gebiljetteerd was +geworden ten huize van freule Bertha), "weet gij wat ik vind?"</p> + +<p>De waarheid was, dat zij André als een stuk speelgoed beschouwde, +welks maaksel tot op zekere hoogte hare belangstelling opwekte, doch +waarvan zij zich overigens alleen als een middel tot tijdverdrijf +bediende.</p> + +<p>—"Ik vind," vervolgde zij op dien lagchenden toon, waardoor zij haar +beslissendst overwigt op hem uitoefende, "ik vind dat gij een zeer +koel en zeer afgemeten bruidegom zijt."</p> + +<p>André zou hebben willen vragen: "Hoe dat?" of: "Wat meent gij +daarmede?" Doch hij durfde niet. Lidewyde's schertsende aanklagt was +met sommige zeer ernstige verwijten, die hijzelf in de laatste dagen +zich in de eenzaamheid herhaaldelijk gedaan had, te zeer in +overeenstemming, dan dat hij nu reeds met een goed geweten +verwondering zou hebben kunnen veinzen.</p> + +<p>—"En weet gij wat ik vind?" antwoordde hij overluid, met eene poging +om Lidewyde's jovialiteit te evenaren, "Ik vind"...</p> + +<p>—"Gij vindt dat ik mij bemoei met zaken die mij niet aangaan," viel +zij hem in de rede. "Doch daarin bedriegt gij u. Emma is mijne zuster, +en ik heb regt te eischen, dat gij haar al de eer geeft, die haar +toekomt. Wij vrouwen zijn naijverig op ons geslacht, en wanneer eene +van ons niet met de noodige onderscheiding bejegend wordt, nemen wij +het allen voor haar op. Gij zijt beleefd jegens Emma, dat erken ik, en +wie het tegendeel beweerde, zou u onregt doen; maar hartelijk, innig, +teeder, eerbiedig,—neen, dat zijt gij niet. Vooral niet eerbiedig."</p> + +<p>—"Dat ben ik wèl," zeide André, wien het overdrevene-zelf van hare +beschuldiging tot tegenspraak prikkelde, en die niet begreep dat haar +requisitoir, hoewel ernstig gemeend, nogtans door hem als kortswijl +had moeten opgenomen worden. "Emma is niet-alleen in mijne oogen het +beminnelijkste van alle schepselen, maar tegelijk met de hoogste +liefde boezemt zij mij een geheel vrijwillig ontzag in. Indien ik +immer iets tegen haar misdreef, zou ik hare verontwaardiging misschien +nog meer vreezen dan hare droefheid."</p> + +<p>—"Des te beter; doch er is ontzag en ontzag. De eerbied, dien ik +bedoel, is van eene bijzondere soort. Het is eene ridderlijke hulde, +zooals de groote dichters ons die beschrijven; een mengsel van +onderdanigheid en vurige begeerte; iets demoedigs, dat nogtans in het +geheel niet onmanlijk is. Ik meen niet dat gij bang moet zijn voor +Emma; integendeel, zij moet bang zijn voor u, gelijk het een jong +meisje tegenover een jong heer, met zulk een... knevel als den uwen, +betaamt. Wat ik meen, is... doch ik kan het niet onder woorden +brengen. Geef mij, bid ik u," en zij wees naar eene kleine werktafel, +waarop tusschen eene bloemvaas en een borduurpatroon eenige +fraaigebonden boeken lagen, "geef mij dat boek, en ik zal trachten, u +mijne bedoeling duidelijk te maken."</p> + +<p>Hij stond op en zocht.</p> + +<p>—"Bedoelt gij dit?" vroeg hij, een der boeken omhoog heffend.</p> + +<p>—"Neen," zeide zij, "dat niet, maar het andere vlak daarnaast."</p> + +<p>Hij overhandigde haar het boek en bleef staan. Het was een dier op +glanzig papier met een vorstelijke letter gedrukte folianten in +miniatuur, waarvoor onze boekhandel den naam van imperiaal-oktavo +uitgevonden heeft. Houtsnede aan houtsnede diende tot illustratie van +den tekst, en elk nieuw hoofdstuk ving aan met eene weelderig +versierde letter. Na eene poos in het boek gebladerd te hebben, eerst +voor- en toen achteruit, als iemand die niet aanstonds vinden kan +hetgeen hij zoekt:</p> + +<p>—"Ga nu rustig tegenover mij zitten," zeide zij, "en lees mij deze +twee bladzijden voor." En met de eene hand gaf zij hem het boek terug, +terwijl zij met den voorsten vinger der andere hem de plaats aanwees +waar hij beginnen moest.</p> + +<p>Had het in zijne keus gestaan, hij zou zich nevens haar op de sofa +nedergezet, of een stoel aangeschoven hebben. Doch zij had hem gezegd, +tegenover haar te gaan zitten, en haar blik had hem naar de andere +zijde der tafel verwezen. Hij voegde zich naar dien wenk, ofschoon +half onwillig, en begon:</p> + +<p>—""<span class="sper">De tous mes châteaux en Espagne</span>""...</p> + +<p>—"Neen," riep zij uit, "zoo bedoel ik het alweder niet! Vreemde talen +zijn uitvluchten. Voor ons is het hollandsch de eenige spraak, waarin +wij ons volkomen rekenschap kunnen geven van hetgeen wij gevoelen. Doe +alsof gij nog op school waart en de meester u leerde vertalen van het +blad. Of zijt gij van die oefening verschoond gebleven? Mij heeft men +er vijf jaren achtereen mede vervolgd."</p> + +<p>Hij zag op uit het boek en staarde haar in het gelaat, als om te +vragen: "Hoe heb ik het met u?" Misschien hinderde het hem, dat zij +zoo veeleischend was, en vond hij dat hare wijze van met hem om te +gaan werkelijk eenige overeenkomst vertoonde met die van den +schoolmonarch zijner kinderjaren. Doch het kwam niet tot een openlijk +verzet. Met eene gedweeheid, eene betere zaak waardig (tenzij te +gehoorzamen op den wenk van twee schoone oogen, in bondgenootschap met +een vriendelijk lagchenden mond, het beste deel en de hoogste +verdienste is), hernam hij:</p> + +<p>—""Van al mijne luchtkasteelen was slechts één nog niet ingestort: +het vinden eener bezigheid, waardoor ik in mijn onderhoud zou kunnen +voorzien; en zelfs het verwezenlijken van dien bescheiden droom had +zwarigheden in. Ik dacht aan mijn voormalig handwerk, doch was daarin +niet bedreven genoeg om te gaan arbeiden bij een meester. Meesters +waren er bovendien te Turin niet veel.""</p> + +<p>—"Wij zijn te Turin, naar gij bemerkt," zeide Lidewyde. "Herinnert +gij u wie de persoon is die zoo openhartig de geschiedenis van zijne +eigen geldelijke verlegenheden biecht? Om het even. Het was een jong +Geneefsch horlogemaker, die ook een weinig graveren kon. Naderhand +heeft hij meer boeken dan stempels gegraveerd. Doch ga gerust voort, +want het fraaiste moet nog komen; dat spreekt."</p> + +<p>André vervolgde:</p> + +<p>—""Hierna beter, dacht ik, en ging van winkel tot winkel mijne +diensten aanbieden, verlof vragend om een wapen of een naamcijfer in +tafelzilver te mogen snijden, en hopend, door aan de welwillendheid +der lieden het bepalen van den prijs over te laten, hen te zullen +lokken door de goedkoopte. Productief was dat hulpmiddel niet. Bijna +overal werd mij de deur gewezen, en van het weinige dat men mij liet +verrigten volstond de opbrengst te naauwernood voor een maaltijd of +wat. Op zekeren keer evenwel""...</p> + +<p>—"Pas nu op, mijnheer André," schertste Lidewyde, "het stuk gaat +beginnen!"</p> + +<p>Hij ging voort:</p> + +<p>—""Op zekeren keer, toen ik in het ochtenduur door de Contrà Nova +ging, zag ik achter het venster van een magazijn eene jonge vrouw +zitten, wier voorkomen zoo veel bevalligheid en zoo veel +welwillendheid teekende, dat ik, in weerwil der in zulk gezelschap mij +eigene bedeesdheid, het waagde binnen te treden en mijne geringe kunst +te harer beschikking te stellen. Zij zeide niet neen, verzocht mij te +gaan zitten, wilde weten wie ik was en van waar ik kwam, beklaagde +mij, sprak mij moed in, en verzekerde dat goede medemenschen mij niet +in den steek zouden laten. Zij zond naar een zilversmid, ten einde de +gereedschappen te ontbieden die ik zeide noodig te hebben, verliet +onderwijl het vertrek en keerde na eene poos terug met een ontbijt, +dat zij eigenhandig voor mij opzette. Dit scheen mij toe, een +veelbelovend begin te zijn; en de uitkomst logenstrafte die goede +meening niet. Ik kon bespeuren, dat mijn werk haar aanstond en, meer +nog dan mijn werk, toen ik mijne schroomvalligheid wat overwonnen had, +mijn gekeuvel. Die schroom was niet onnatuurlijk, want zij was getooid +met fluweel en zijde, en in weerwil van haar innemend voorkomen maakte +dat schitterend toilet mij linksch. Hare vriendelijke ontvangst +evenwel, haar belangstellende toon, hare stille en meewarige manieren, +hergaven mij weldra mijne tegenwoordigheid van geest. Ik bemerkte dat +ik slaagde; en door het zelfvertrouwen, dat die bewustheid mij schonk, +slaagde ik nog meer. Maar hoewel zij eene Italiaansche en daarbij veel +te schoon was om ook niet een weinig behaagziek te zijn, was zij met +dat al zoo zedig, en ik zoo schuchter, dat onze kennismaking vooreerst +wel niet vertrouwelijk worden kon. Nu, men liet ons daartoe dan ook +den tijd niet. Doch des te levendiger herinner ik mij, hoe bekoorlijk +de vlugtige uren waren, die ik in hare nabijheid heb mogen +doorbrengen; en ik overdrijf niet, wanneer ik beweer, in die +oogenblikken de zoetste en zuiverste genietingen der liefde gesmaakt +te hebben.""</p> + +<p>André zweeg eene poos; en in zekeren zin zou niets natuurlijker +geweest zijn, dan dat hij het boek digtgeslagen en er hartelijk voor +bedankt had, langer door Lidewyde gekatechiseerd te worden. Doch er +is, naar het schijnt, al zouden de lichtvrienden van alle +werelddeelen een genootschap oprigten uitsluitend met het doel om die +stelling te bestrijden en hare onwaarheid alom voelbaar te maken, er +is een katechismus, dien de meeste jonge mannen van André's leeftijd, +wanneer de onderwijzeres eene zoo bekoorlijke vrouw als Lidewyde is, +nimmer moede zullen worden zich te laten overhooren. Het kwam, dit was +zoo klaar als het naderend middaguur, niet te pas, dat Lidewyde hem +zulk een boek in handen gaf, zulk een gesprek met hem aanknoopte, zulk +een houding tegenover hem aannam. Het was ongehoord, ongepermitteerd, +en in de hoogste mate onbetamelijk. Doch toen zij met den vrolijksten +glimlach hem vroeg, waarom hij zijne lektuur eensklaps staakte, en of +hij meende, reeds aan het einde der geschiedenis te zijn, zou hij het +niet minder ongehoord en vooral niet minder onbetamelijk gevonden +hebben, het aangevangen werk onvoltooid te laten.</p> + +<p>Hij vervolgde:</p> + +<p>—""Het was eene zeer pikante brunette, uit wier gelaat met dat al +zulk een goed hart sprak, dat hare levendigheid iets aandoenlijks +behield. Zij heette Mad<sup>e</sup> Basile. Haar man, die veel ouder dan zij en +tamelijk jaloersch was, liet haar, wanneer hij voor zijne zaken van +huis moest, onder de hoede van een kantoorbediende achter; een te +gemelijk persoon om gevaarlijk te kunnen heeten, en die, ofschoon hij +zich te haren aanzien vrij wat aanmatigde, dit schier nooit anders +blijken liet als door zuur te zien. Ik geraakte bij hem in zeer kwaden +reuk, niettegenstaande ik hem somwijlen met welgevallen op de +dwarsfluit hoorde spelen; een instrument, waarmede hij handig wist om +te gaan. Deze nieuwerwetsche Egisthus knorde overluid, zoo vaak hij +mij de kamer zijner meesteres zag binnentreden; doch zij gaf hem de +minachting, waarmede hij mij bejegende, met woeker terug. Zelfs kon +het schijnen dat zij, om hem te kwellen, mij in zijne tegenwoordigheid +met opzet aanmoedigde. Die soort van wraakoefening was mij zeer naar +den zin, en zou dat nog meer geweest zijn, indien Mad<sup>e</sup> Basile haar +voortgezet had wanneer wij alleen waren. Maar dit deed zij niet, of +althans niet zoo openlijk. Hetzij zij mij te jong vond, hetzij zij +niet regt wist hoe het aan te leggen, hetzij bij haar een ernstig +voornemen bestond om op haar hart te passen,—zoo vaak Egisthus er +niet bij was wapende zij zich met eene soort van waardigheid, die wel +niet afstiet, maar mij, ik wist zelf niet waarom, in de hoogste mate +intimideerde. Ik was verlegen, bloosde; durfde haar niet aanzien, +durfde naauwlijks ademhalen, en toch zou het mij minder moeite gekost +hebben te sterven, dan voor altijd van haar te scheiden. Mijn oog +verslond om strijd al hetgeen ik onopgemerkt begluren kon: de bloemen +van haar zijden kleed; de spits van haar kleinen voet; haar gevulden +en blanken arm, voor zoover die zigtbaar was tusschen een handschoen +en eene ondermouw; haar hals, wanneer, gelijk somtijds gebeurde, haar +kraagje niet bevestigd was aan den kanten doek, dien zij kruiselings +over haar keurslijf droeg. De indruk van het eene voorwerp +verlevendigde nog dien van het andere. Al turend op hetgeen ik zag, en +durfde gissen, schoot een waas voor mijne oogen en was het of mijne +borst digtgenepen werd; al mijne krachten moest ik inspannen om mijne +ademhaling te regelen, die hoe langer hoe ongelijkmatiger werd; en het +eenige wat ik doen kon was, hoewel de stilte om ons henen dit somtijds +niet gemakkelijk maakte, mij lucht te verschaffen door het slaken van +eene onderdrukte zucht. Gelukkig scheen Mad<sup>e</sup> Basile, verdiept in haar +vrouwelijk handwerk, mijne ontroering niet te bespeuren. Nu en dan +evenwel verbeeldde ik mij, alsof hetzelfde gevoel hare borst en de +mijne doortrilde, haar keurslijf sneller te zien rijzen en dalen dan +anders. Dat verleidelijk gezigt deed de maat mijner verbijstering +overloopen; doch, was ik op het punt van aan mijnen hartstogt toe te +geven, dan rigtte zij tot mij de eene of andere onverschillige vraag +en deed mij aanstonds weder tot mijzelven komen.""</p> + +<p>Op nieuw staakte André zijne lektuur.</p> + +<p>—"Welnu," vroeg Lidewyde nogmaals, "waarom leest gij niet door? Ik +herhaal, dat het fraaiste nog komen moet."</p> + +<p>De verzekering was misschien niet te eenemaal geruststellend en de +vraag in elk geval niet overbodig; want ofschoon André in weerwil van +zichzelven werd medegesleept door hetgeen hij las, en het hem niet +weinig leed deed (hetgeen een bedenkelijk verschijnsel heeten mogt) +zich te moeten behelpen met eene geïmproviseerde en half gestamelde +vertaling,—hij was nog niet zoo te eenemaal onder den invloed van +Lidewyde gekomen, dat hij zonder hare toestemming, en zelfs zonder een +uitdrukkelijk bevel uit haren mond, durfde voortgaan. De verlegenheid +van den Geneefschen horlogemaker was besmettelijk, naar het scheen; en +had Lidewyde met hare koele vraag niet juist van pas het voorbeeld van +Mad<sup>e</sup> Basile tot rigtsnoer gekozen, en door haar onverschilligen toon +de soort van verbijstering weggevaagd, waaronder ook hij van +lieverlede geraakt was, hij zou welligt geen raad geweten hebben met +zijn figuur. Thans evenwel, ofschoon niet bevroedend dat zijn +verlevendigde moed niet uit hemzelven, maar meest van Lidewyde kwam, +vermande hij zich, en las de les, die zij hem opgegeven had, in éénen +adem ten einde:</p> + +<p>—""Herhaaldelijk was ik met haar op die wijze alleen, zonder dat een +woord, een wenk, of ook maar een te veel beteekenende blik, de +geringste verstandhouding tusschen ons verried. Hoe pijnlijk voor mij +die toestand ook was, toch gevoelde ik mij volkomen gelukkig; en nog +zoo onbedorven was destijds mijn hart, dat ik van hetgeen mij kwelde +mijzelven te naauwernood rekenschap geven kon. Ook haar schenen die +kleine zamenkomsten niet ongevallig te zijn: ten minste, zij wist de +gelegenheid er toe van pas te vermenigvuldigen. Noodeloos overleg, +inderdaad, wanneer ik bedenk welk gebruik zij van die kansen maakte, +en mij daarvan maken liet!... Ten einde door de zoutelooze praat van +den kantoorbediende, die haar lastig was komen vallen, niet langer +gekweld te worden, had zij op zekeren dag de wijk genomen naar hare +kamer; en zoodra ik in het achter-magazijn, waar ik mij op dat +oogenblik bevond, gereed was met mijn werk, sloop ik, den trap op, +haar achterna. De deur van het vertrek stond aan, en ongemerkt trad ik +binnen. Zij zat te borduren aan een der vensters tegenover de deur, +met het aangezigt naar het licht gekeerd. Zij kon mij niet zien +binnenkomen, en kon mij ook niet hooren, uithoofde van het geraas der +zware vrachtwagens in de straat beneden. Altijd was zij met zorg +gekleed; doch die dag zou ieder in hare kleeding een zweem van +koketterie bespeurd hebben. Hare houding was de bevalligheid-zelve; +het hoofd een weinig voorover,—zoodat ik de lijn van haar blanken +hals kon volgen,—en met bloemen in het sierlijk gekapte haar. Haar +geheele persoon had iets onuitsprekelijk betooverends, dat mij meer +buiten mijzelven bragt, naarmate ik meer tijd had om het op te merken. +Ik zonk aan den ingang van het vertrek op mijne knieën en breidde de +armen naar haar uit, vast overtuigd dat zij mij niet hooren, en in den +waan dat zij mij ook niet zien kon. Doch boven den schoorsteen hing +een spiegel die mij verried. Welken indruk mijne hartstogtelijke +handelwijze op haar maakte, weet ik niet; zij zag mij noch aan, noch +sprak mij toe, maar wendde half het hoofd naar mijne zijde en wees +met haren vinger, zonder meer, naar de gevlochten mat, waarop hare +voeten rustten. Ik trilde, slaakte een kreet, en bevond mij in een +oogwenk nevens haar, knielend op de door haar mij aangewezen plaats. +Zal men gelooven, dat ik zelfs toen den moed niet had, het woord tot +haar te rigten, of de oogen naar haar op te slaan, of haar aan te +raken en de hand op hare knie te leggen om een steunpunt te zoeken? +Sprakeloos, roerloos was ik, maar voorwaar niet weinig ontroerd. Alles +verried de spanning, waarin ik verkeerde: mijne blijdschap, mijne +erkentelijkheid, mijne vurige, maar onbestemde wenschen, in toom +gehouden door de vrees van te zullen mishagen... Zij scheen even +ontroerd en even bedeesd als ikzelf. Verlegen met mijne +tegenwoordigheid aan hare zijde, zich bewust dat zijzelve mij geroepen +had, verrast door de uitkomst van een wenk, welks gevolgen zij +blijkbaar niet had berekend,—moedigde zij mij niet aan, maar stiet +mij ook niet van zich af. Hare oogen bleven onafgebroken op haar +borduurwerk gerigt, en zij deed haar best, niet te bespeuren dat ik +nevens haar geknield lag. Doch ik zou blind moeten geweest zijn om +niet te bemerken dat haar hart niet minder onrustig klopte dan het +mijne...""</p> + +<p>""Wie weet,"" besloot André zijne lektuur, ""hoe dit zwijgend tooneel +geëindigd of gedurende hoe langen tijd ik in denzelfden even +belagchelijken als streelenden toestand gebleven zou zijn, indien men +ons niet gestoord had? Doch juist toen mijne ontroering haar toppunt +had bereikt, hoorde ik in mijne nabijheid eene deur openen. "Sta op, +daar is Rosina!" zeide Mad<sup>e</sup> Basile op verschrikten toon en met een +schichtig gebaar. Rosina was hare dienstbode, en Rosina's vertrek +grensde aan dat van hare meesteres. Ik rees ijlings overeind, greep en +kuste vurig tweemalen achtereen de hand die zij mij reikte, en +gevoelde hoe bij den tweeden kus die lieve hand schier onmerkbaar +mijne lippen zocht. Zoeter oogenblik heb ik op aarde nooit beleefd. +Doch de gunstige gelegenheid, die ik ongebruikt voorbij had laten +gaan, keerde nimmer terug, en met dit eerste en eenige hoofdstuk +eindigde onze roman.""</p> + +<h3 class="p4">Negentiende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">André had Sarah, sedert zijn onderhoud met haar over Lidewyde's +betrekking tot Ruardi, schier niet wedergezien. Opzet of toeval, van +geene enkele gelegenheid om zich met hem alleen te bevinden was partij +door haar getrokken.</p> + +<p>Ware hij zich volkomen bewust geweest van hetgeen hij wilde, welligt +zou die bescheidenheid hem verdroten hebben. Waarschijnlijker nog zou +hij in dat geval het initiatief genomen en door de eene of andere daad +van toenadering zijnerzijds mededeelingen hebben uitgelokt, die men +uit eigen beweging niet voor hem ten beste scheen te hebben. Doch hij +handelde niet overeenkomstig een vast plan; en zoo hij aan den eenen +kant zou hebben gewenscht, vollediger door Sarah op de hoogte gehouden +te worden omtrent Lidewyde's doen en laten, aan den anderen kant was +het hem eene verligting, dienaangaande min of meer in het onzekere te +blijven verkeeren. Hoe langer hij met een goed geweten zich zelven +diets kon maken dat zijne betrekking tot Lidewyde eene zaak van geene +beteekenis was en niemand anders als Emma bij voortduring de eerste +plaats in zijn hart bekleedde, hoe aangenamer hij het vond. Het was +dan ook geenszins een kreet van onvermengde vreugde, die hem +ontsnapte, toen hij op het reeds vergevorderd avonduur van een der +volgende dagen, terwijl hij, met de lamp aan zijne zijde, voor het +geopend venster zijner kamer zat en de sterrebeelden aan den +donkerblaauwen hemel bespiedde, eensklaps door een bezoek van Sarah +verrast werd.</p> + +<p>Met Adriaan, Lidewyde en Emma was hij in den vooravond uit rijden +geweest naar Zeeburg, waar men gezamenlijk, luisterend naar de +muziekale uitvoering van een militair orkest en groeten wisselend met +bloedverwanten of vrienden, de zon had zien ondergaan. André was niet +ongevoelig voor zulke genietingen. Hij vond Dijks landauer een +voortreffelijk rijtuig, en het voorregt twee vrouwen tot <span class="sper">vis-à-vis</span> te +hebben als Emma en Lidewyde vergoedde honderdvoudig in zijne schatting +het ongerief van Dijks konversatie. Het Zeeburgsche badhuis was klein +van omvang, dit gaf hij toe, en wanneer men het met dat van +Scheveningen of Ostende vergeleek, verzonk het in het niet. Doch alle +dingen zijn betrekkelijk; en niet zelden zal men aan een beperkt +terras, mits men zich omgeven weet door een uitgelezen kring van +bekenden, de voorkeur geven boven een veel uitgestrekter grondgebied, +waarover vreemdelingen den schepter voeren. In het gezelschap van +Lidewyde en haren man, gevoelde André zich opgenomen in de M'sche +<span class="sper">beau-monde</span>, en al kende hij de meeste dier heeren en dames nog slechts +van naam of van aangezigt, het was niettemin eene weldadige +gewaarwording, zichzelven en zijn meisje tijdelijk als een onderdeel +dier fiere keurbende te mogen beschouwen.</p> + +<p>—"Kom binnen, Sarah," zeide hij opstaand en het venster sluitend. +"Het is reeds laat, en de avonden beginnen koel te worden."</p> + +<p>—"Vergeef mij, mijnheer," antwoordde zij, "dat ik zulk een ongelegen +uur kies om u mijnen dank te komen betuigen. Mijne vrijheid is +beperkt, en het behoort tot de zeldzaamheden dat ik voor mijzelve +eenige oogenblikken uitbreken kan."</p> + +<p>—"Om uwentwil wenschte ik, dat daarin verandering kwam, Sarah. Gij +zijt in uwe afhankelijke betrekking hier aan huis niet op uwe plaats, +en indien ik iets bijdragen kon om u eene betere positie te +verzekeren, zou ik het gaarne en met ijver doen. Doch ik bezit geene +noemenswaardige relatien, en moet voorshands in de eerste plaats voor +mijzelven zorgen."</p> + +<p>—"Ik dank u voor uwe belangstelling, mijnheer André, maar het is niet +over mij dat ik kom spreken. Mijne positie is geheel en al het gevolg +van mijne eigen keus, en ik twijfel of gij met den besten wil daarin +eenige verandering zoudt kunnen brengen. Men heeft u verhaald, naar ik +bemerk, dat mijn lot eenmaal zeer verschillend is geweest van hetgeen +het nu is, en evenals vele andere welwillende personen verlangt gij, +dat ik mijnen rang in de zamenleving, gelijk men dat noemt, hernemen +zal. Doch gij zoudt mij toch niet gelukkig willen maken tegen mijnen +wensch? Geloof mij, gij kunt niets voor mij doen, en elke poging die +gij zoudt aanwenden om mij uit dit huis te verwijderen, zou mij juist +van datgene berooven waarop ik den hoogsten prijs stel. Voor mij gaat +niets boven de vriendschap van mevrouw Dijk, en de gelukkigste +oogenblikken van mijn leven zijn die, waarin ik mij beroemen mag iets +gedaan of beproefd te hebben om haar leven te veraangenamen."</p> + +<p>—"Die gevoelens strekken u zeer tot eer, Sarah," zeide André op een +gewigtigen en beschermenden toon, "en met u geloof ik dat mevrouw Dijk +volle aanspraak heeft op uwe erkentelijkheid. Doch, in ernst, zijt gij +overtuigd dat aan haar geluk iets wezenlijks ontbreekt? Zij heeft +hare vlagen van somberheid en afgetrokkenheid, nu ja; doch welke vrouw +is altijd dezelfde? Mij komt het voor, dat mevrouw Dijk niets anders +behoeft als nu en dan een weinig afleiding."</p> + +<p>—"Ik begrijp zeer wel, mijnheer André, dat gij tegenover mij uwe +verdiensten poogt te verkleinen; doch mijne dankbaarheid voor uwe +tusschenkomst is daarom niet minder levendig. Gij hebt gedaan hetgeen +ik voor onmogelijk zou gehouden hebben, en tot hiertoe is uw overleg +met den besten uitslag bekroond geworden."</p> + +<p>—"Mijn overleg, Sarah? Verkeert mevrouw Dijk in de meening dat ik met +overleg gehandeld heb?"</p> + +<p>—"Mevrouw Dijk is geheel en al onkundig, mijnheer, van het verzoek +dat ik mij verstout heb tot u te rigten. Zij vermoedt in de verte +niet, dat gij kennis draagt van de zorgen, die haar kwellen, en +waarvan de oorzaak bij dokter Ruardi ligt. Niet-alleen heeft zij mij +niet opgedragen u eenigerlei mededeeling te doen omtrent hetgeen zij +voor u gevoelt, maar tot hiertoe is uw naam te naauwernood door haar +genoemd geworden. Ik kan u alleen zeggen, dat zij in de hoogste mate +ingenomen is met jufvrouw Visscher, en daareven nog heb ik haar in den +lof van uw meisje hooren uitweiden. Zij verhaalde mij dat jufvrouw +Emma ook weder dezen avond aan het Badhuis het voorwerp van allerlei +oplettendheden geweest is, en dat de geheele wereld haar u benijdt. +Zoo is het ook, mijnheer, daar ben ik zeker van; en juist om die reden +doet het mij zulk een groot genoegen, dat in weerwil van hetgeen gij +aan jufvrouw Visscher verschuldigd zijt, gij middel hebt weten te +vinden om dokter Ruardi op een afstand te houden. Sedert uwe komst, en +vooral sedert de komst van jufvrouw Emma, gevoelt mevrouw Dijk zich +veel krachtiger tegenover hem; en ik heb reden om te hopen, dat zij +binnen kort voor goed van hem ontslagen zal zijn."</p> + +<p>—"Ik bespeur, Sarah, dat men voor u geene geheimen behoeft te hebben; +doch laat mij nu alleen, bid ik u, en spreek niet meer met mij over +deze zaak. Het is volkomen waar, dat ik door u op het denkbeeld +gebragt ben om mevrouw Dijk eene dienst te bewijzen, die zij van +niemand anders scheen te kunnen verwachten. Ik verneem van u, dat ik +daarin geslaagd ben, of kans heb van te zullen slagen. Des te beter. +En nu gij alles weet, behoort ook dit u niet onbekend te zijn, dat ik +gehandeld heb met voorkennis van jufvrouw Visscher en onder het zegel +van hare goedkeuring. Met dokter Ruardi, die vooral in de eerste dagen +van mijn verblijf alhier zeer vriendelijk voor mij geweest is, wensch +ik voor het uitwendige op een goeden voet te blijven. Mijnheer Dijk, +gelijk van zelf spreekt, weet van niets, en zal, dat beloof ik u, +nimmer van iets weten. Ook mevrouw Lidewyde behoort onkundig gelaten +te worden van hetgeen tusschen ons verhandeld is, en in geen geval zou +ik meer voor haar kunnen doen dan hetgeen zij tot hiertoe door mij +verkregen heeft. In een woord, het zal mij bijzonder aangenaam zijn, +indien aan de scheve positie, waarnaar ik mij uit vriendschap voor +mevrouw Dijk eene poos gevoegd heb, zoodra mogelijk een einde komt."</p> + +<p class="p2">Nog nooit had André in éénen adem zoo vele onwaarheden op elkander +gestapeld als in dit antwoord van hem aan Sarah. Dat Sarah hem op den +inval had gebragt om voor de leus aan Lidewyde het hof te maken; dat +hij daarover met Emma gesproken en Emma's toestemming op dat +gedrochtelijk plan verworven had; dat hij in zijne verhouding tot +Ruardi geene verandering wenschte te zien komen; dat hij hoe eer hoe +liever ontslagen wilde worden van zijne geheime verstandhouding met +Lidewyde: dit waren even zoo vele leugens; en Sarah kon, hij gevoelde +het aan zijn hart, van al die verzinselen geen woord gelooven. Een uur +geleden zou hij zichzelven onbekwaam geacht hebben om in die mate zijn +eigen beter-ik geweld aan te doen, en nog daareven, toen Sarah de +kamer binnentrad, had hij er op durven zweren dat geene magt op aarde +hem immer tot zoo iets zou kunnen bewegen. Toch was de valschheid, +waaraan hij thans eensklaps in zijne eigen oogen schuldig stond, +slechts eene bevestiging der misdaad waarvoor Emma, gehoor gevend aan +een schrander instinkt, hem van den dag zijner komst op Soekabrenti af +gewaarschuwd had.</p> + +<p>Vanwaar dat men somtijds in weerwil van zichzelven er toe gebragt +wordt, de dingen voor te stellen onder een licht, waarvan men zich +bewust is dat het daaraan een met de werkelijkheid onvereenigbaren +schijn leent?... André zou dan-alleen in staat geweest zijn een +bevredigend antwoord op die vraag te geven, indien hij tevens en in de +eerste plaats had kunnen verklaren, hoe het kwam dat Emma's beeld in +zijne ziel door dat van Lidewyde overschaduwd en verduisterd werd. +Helaas, hij wist het niet; en daar hij de oorzaak van het kwaad niet +kende, kon hij ook zijne gevolgen niet wegnemen. Waarom werd Theseus +ontrouw aan Ariadne? Waarom deed Herakles op den tweesprong eene +loffelijke keus? Omdat Herakles Herakles, en Theseus Theseus was.</p> + +<p>Doch het zou er met de menschelijke wetenschap treurig uitzien, indien +zij, om belangrijk te zijn, onvoorwaardelijk moest kunnen doordringen +tot den diepsten grond der dingen. Ook tweede gronden kunnen somtijds +belangstelling wekken; en zelfs dan nog bijwijlen bestaat er uitzigt +op een wetenswaardig resultaat, wanneer de kennis der oorzaken u te +eenemaal ontzegd is en gij u met de ontleding van feiten en +overleggingen te vreden moet stellen.</p> + +<p>Na eene korte poos—te kort, voor een held—geworsteld te hebben tegen +het licht, hetwelk Sarah's dankbetuiging in zijnen geest deed opgaan, +was André voor het eerst tot een besluit gekomen. Hij overzag nu den +toestand, waarin hij zichzelven gebragt had, en meende wijs, of +althans manlijk te handelen, door dien te aanvaarden. Waren zijne +eerste antwoorden aan Sarah half ontwijkend geweest, het laatste had +de kenmerken van een gevestigd voornemen vertoond. Of de schaduwzijden +dier vastberadenheid niet welligt talrijker waren dan hare voordeden; +of de strik, waarin hij verward was geraakt, instede van losser te +worden, niet van nu af dagelijks meer zou gaan klemmen; of zijn geloof +aan Lidewyde's genegenheid voor hem niet de vermetelheid-zelve was; of +toe te geven aan dien mogelijken waan niet in den grond der zaak +gelijk stond met het opofferen van zijne eerste liefde ter wille van +eene andere en mindere,—daaraan dacht hij niet en vroeg zich dat niet +af. Hetgeen hem aan zijn onderhoud met Sarah plotseling een einde had +doen maken en hem op gemelijken toon den wensch had doen te kennen +geven, alleen gelaten te worden, was de volgende redenering geweest:</p> + +<p>"Er is tegenspraak tusschen Sarah's beweren, dat Lidewyde mijnen naam +niet noemt, en het feit, dat zij zich aanvankelijk krachtiger gevoelt;</p> + +<p>"Zoo Lidewyde mij al niet regtstreeks lief heeft, is het nogtans +duidelijk dat zij aan mij de voorkeur geeft boven Ruardi;</p> + +<p>"Ik wil voortaan niets meer met Sarah te maken hebben;</p> + +<p>"Het beste middel om mij van haar te ontslaan, is haar te doen +gelooven, dat ik haar plan geheel en al tot het mijne gemaakt en in +alles met Emma's voorkennis gehandeld heb.</p> + +<p>"Op die wijze zal de eenige persoon, welke thans nog tusschen mij en +Lidewyde staat, uit den weg geruimd zijn, en zal het moeten blijken, +of ik werkelijk in Lidewyde's oogen niets anders ben als een bruikbare +afleider."</p> + +<p>Ware dit laatste denkbeeld minder ondragelijk geweest, misschien zou +André niet met zulk eene snelle vaart zijn voortgehold op den weg +zijns verderfs. Doch tegen eene zoo sterke slingering tusschen hoop en +vrees was zijn karakter niet bestand. Stelde hij zich voor, dat de +verdorven Ruardi zich eene plaats in Lidewyde's hart had weten te +veroveren, dan maakte een onuitsprekelijk gevoel van haat zich van hem +meester, en hij zou, indien de dokter zich in zijne nabijheid bevonden +had, hem een slag in het aangezigt hebben willen geven. Dacht hij +daarbij aan Ruardi's gaven, dan klom, door het gevoel van zijne eigen +minderheid, de haat tot woede. Te beseffen dat Lidewyde regt had +Ruardi te verwijderen, en tevens te moeten bekennen dat hij zelf in +het oog der wereld niet in Ruardi's schaduw kon staan, was in de +hoogste mate smartelijk. Oneindig pijnlijker nog evenwel was de +mogelijkheid, dat Lidewyde van zijne dagelijks aangroeijende liefde +voor haar, die zij ongetwijfeld opgemerkt had, alleen gebruik maakte +om daarmede haar voordeel te doen, en zij hem met geen ander oogmerk +aanmoedigde,—of indien de gesprekken, die zij met hem voerde, indien +de bladzijden, die zij hem liet voorlezen, geene aanmoediging waren, +wat zou dan immer zoo heeten?—als om zich des te gemakkelijker te +kunnen ontslaan van zijnen medeminnaar. Die vrees maakte hem +waanzinnig. Zij gaf overmagt op zijn gemoed aan eenen invloed waaraan +hij nog nooit onderworpen was geweest; en misschien lag in die +demonische verbijstering,—tenzij men liever elke verklaring mist, dan +zich op te houden bij eene zoo willekeurige,—de sleutel tot den +nieuwen hartstogt, die hem aan Lidewyde ketende. Daarentegen geraakte +hij buiten zichzelven van verrukking, wanneer hij zich de andere +mogelijkheid voorstelde. Het was een gevoel, duizendmaal verhevener +dan het oogenblik, toen hij, een half jaar geleden, voor het eerst van +hart tot hart met Emma sprak. Aan Emma's zijde zou hij een bezoek aan +de Elyzeesche velden hebben willen brengen; en zonder blozen zou hij, +door haar begeleid, getuige zijn geweest van de reine blijdschap der +gelukzaligen in het Paradijs. Doch wat zeide zulk eene hemelvaart, al +moest dezelfde togt, met Lidewyde ondernomen, in eene hellevaart +eindigen? Sommige genietingen, meende hij, waren voor geene +vergelijking vatbaar; en indien men hem te dezer ure aan zijn woord +gehouden had, zou hij de eeuwige straf geen te duren prijs gevonden +hebben voor één kus van Lidewyde's lippen.</p> + +<h3 class="p4">Twintigste Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Noordduitsche liberalen van vóór den slag van Königgrätz, uit den tijd +toen men aan gene zijde van den Rijn nog aan het staatsomwentelend +vermogen van politieke maaltijden geloofde, zouden het heden door den +heer Dijk in de groote zaal van Soekabrenti aangerigt diner een +<span class="sper">Zweck-Essen</span> genoemd hebben. Werkelijk bestond het gezelschap, voor zoo +ver de heeren betrof, zoo niet uitsluitend dan toch grootendeels uit +personen, wier ondersteuning de gastheer voor zijne parlementaire +kandidatuur behoefde. Doch in koopsteden heeft de staatkundige wereld +een zeer weinig afschrikwekkend diplomatisch voorkomen, en men weet in +die kringen de regeling van 's lands zaken gepaard te doen gaan met +een ongedwongen behartiging van al de belangen der gezelligheid. Het +waren welopgevoede mannen, niet uitermate schrander of geleerd, geene +feniksen in het staatsregt, maar doorkneed in hunne mercantile, of +industriële of financiële specialiteit; mannen, die, onder den +nederigen naam van commissionairs, russische leeningen sloten of +americaansche spoorwegen hielpen aanleggen; makelaars in suiker, die +niet opstonden voor een paar ton; eigenaars van scheepstimmerwerven, +die met het grootste genoegen van de wereld den aanbouw van een +volledig gepantserd eskader voor hunne rekening zouden genomen hebben. +Huisvrienden van Adriaan Dijk waren zij niet; evenmin als hunne +vrouwen of dochters tot Lidewyde's gewone omgeving behoorden. Doch zij +vertegenwoordigden dezelfde maatschappelijke belangen als hij, en +waren hem genegen omdat zij hem als den regten man beschouwden om in +de Tweede Kamer (zoodat zijzelven te huis konden blijven) als orgaan +van die belangen plaats te nemen. Die sympathie, niet overmaat van +intimiteit, ontboeide wederzijds de tongen. En waarom ontveinsd, dat +eene al te gemeenzame bekendheid het middel niet is om talrijke +gezelschappen in eene aangename stemming te brengen? Vaak zal men een +opgeruimder geest en levendiger gesprekken waarnemen bij lieden, die +heden zamenkomen om morgen weder elk huns weegs te gaan, dan onder +hen die sedert lang op de hoogte zijn van elkanders wedervaren en de +een voor den ander geene geheimen meer hebben. "Men moet twintig jaren +uitlandig geweest zijn," heeft iemand gezegd, "om het in een salon vol +boezemvrienden twintig minuten te kunnen uithouden."</p> + +<p>Toen de maaltijd afgeloopen was, en de dames, met Lidewyde aan de +spits en Emma in de achterhoede, zich verwijderd hadden, vroeg +Lefebvre het woord en stelde hij, in den vorm eener eindelooze +redevoering, welke al de gasten van het sterker geslacht, en André +niet het minst, met hooge bewondering voor hem vervulde, den volgende +feestdronk in:</p> + +<p>"Om te weten, mijne heeren, wie onze vrienden zijn, behooren wij ons +eene juiste voorstelling te vormen van onze vijanden. Misprijst het +niet, bid ik u, dat ik thans deze kwestie aanroer. Zij raakt ons +zamenzijn van nabij.</p> + +<p>"De rigting, die wij bestrijden, is geen alledaagsch kwaad, maar een +voortwoekerende kanker. Triomfeerde zij, wij zouden niet-alleen in +Staat en Kerk en School, in onzen handel en in onze nijverheid den +treurigsten achteruitgang waarnemen;—neen, ook ons gezellig verkeer +zou gestoord zijn, en eene bijeenkomst als de onze op dit oogenblik, +zoo genoegelijk en vriendschappelijk, zou weldra tot de +onmogelijkheden behooren.</p> + +<p>"Onze tegenstanders hebben een woord gekozen en vastgesteld, waarmede +zij deze voorspelling zoeken te brandmerken. Doch mij intimideert +hunne aanklagt wegens intimidatie niet. De vrees, beweren zij, is de +meest nuttelooze van alle hartstogten; en aan die spraak herkent men +hun bestaan. Alleen het nuttige toch heeft waarde in hunne oogen; en +vrijpostigheid is hun levenselement. Zouden zij niet anders denken en +anders spreken, indien hetgeen zij nuttig noemen in het algemeen, +schadelijk bleek te zijn voor henzelven? Zoo ja, ik zou er hen niet +minder om achten. De vrees, die zij bespotten, is een trek der +menschelijke natuur. Zij is het begin der wijsheid. De mensch is +geschapen om te vreezen, even als hij geschapen is om lief te hebben +en na te denken.</p> + +<p>"Of is het zelfzucht en eigenbaat, indien wij in naam van dit ons +zamenzijn waarschuwend den vinger opheffen? Ik loochen het. Wie de +gezelligheid verwoest, is een vijand der maatschappij; en het is geen +egoïsme, het is ware menschenmin, die ons de maatschappij doet +liefhebben. De omwenteling en het despotisme hebben ook dit met +elkander gemeen, dat zij in hun gevolg slemppartijen medevoeren. De +ingehouden overvloed daarentegen, de gekuischte weelde, zijn een vast +kenmerk van een toestand van orde en van eerbied voor de wet. Deze +feestelijke tafel, mijne heeren, is meer dan zij schijnt. Zij is het +symbool der konservative beginselen. Zij vertegenwoordigt de nationale +welvaart, gegrondvest op nationale tucht.</p> + +<p>"Zeide ik tucht? In het woordenboek der vrijzinnigheid zult gij die +uitdrukking misschien niet vruchteloos zoeken; doch zij is een klank +geworden, eene letter zonder geest, eene formule waarvan men zich +bedient om zichzelven en anderen te misleiden. Die soort van bedrog is +eene specialiteit van de mannen der vrijzinnige rigting. Hun +dagelijksch handwerk is, te ploegen met den os van hunne tegenpartij.</p> + +<p>"Vraag de liberalen, u den zetel van het gezag te noemen,—zij zullen +u op den volkswil wijzen. Beteekent dit, dat zij het ernstig meenen +met de heerschappij der menigte? In geenen deele: zij slaan een kruis +bij die gedachte. Is dan de vorst hun souverein? Nog veel minder. Zij +meesmuilen onder elkander om alle Koningen der aarde; zouden +zesendertig gekroonde Hoofden, en meer, voor een droog flanelletje +wenschen te kunnen bieden, en gelooven aan geene andere souvereiniteit +als die der rede, zeggen zij. Doch met die aangelengde wijsbegeerte is +geen praktisch resultaat te verkrijgen, en men regeert geen volk met +paragrafen uit een schoolboek. Dit gevoelen zij. En ook weten zij wel, +dat onze natie haar woord verpand heeft aan eene dynastie. Vandaar een +Janussysteem, waarvan waarheid in staatsbeleid het uithangbord en +onopregtheid de geheime kracht is. Zij zweren trouw aan een Vorst, +dien zij in hunne binnenkamer minachten en bespotten, en vleijen de +ijdelheid eener schare aan wier onmondigheid zij hunne populariteit +ontleenen.</p> + +<p>"Ziet het liberalisme in de kaart, mijne heeren, en gij zult bespeuren +dat onze beginselen, die het verwerpt, zijne eenige levenskracht zijn. +Om iets tot stand te kunnen brengen moet het onze liefde en onze +geestdrift huichelen. Geloofden wij niet, het ongeloof van onze +tegenstanders zou niets te beteekenen hebben. Aan ons hebben zij het +te danken, dat hunne negatien een schijn van magt vertoonen. Zij +willen den Staat regeren; doch indien het van hen afgehangen had, zou +geen Staat zich ooit gevormd hebben. Niets van hetgeen een volk tot +volk maakt, is door hen in het leven geroepen, en veel daarvan is +onherroepelijk door hen verwoest. Zij weten te bedillen; maar om iets +te stichten, daartoe zijn zij onbekwaam. Zegt men dat Indie de kurk +is, waarop Nederland drijft? welnu, wij konservatieven zijn het, die +de liberalen boven water houden. Wij zijn het gezag, wij de orde, wij +de welvaart. Zonder ons vermogen zij niets.</p> + +<p>"Indie, mijne heeren! Ik behoef niet uit te weiden over hetgeen voor +ons in dat ééne woord besloten ligt. Door het bezit dier onschatbare +kolonie is Nederland onder de volken als een man van fortuin, die +eigen rijtuig en een buitenplaats nahoudt. Zwitserland, Wurtemberg, +Beijeren,—wat zijn zij, met Nederland vergeleken? Daglooners onder de +Staten! Laat mij niet vragen hoe het u smaken zou, indien uw +rentmeester, uw pachter, uw tuinman tot u zeide: "Twintig jaren lang +heb ik uwe bloembedden aangelegd, uwe velden omgespit, uwe bosschen +verzorgd: dit geeft mij het regt om na uwen dood uw landgoed als mijn +eigendom te beschouwen." Op even goede gronden zou uw koetsier kunnen +beweren, dat gij hem bij testamentaire beschikking uwe paarden behoort +te vermaken, die hij zoo lang gereden heeft. Doch ongaarne scherts ik +waar het hooge en heilige belangen geldt. Nederlands regt op Indie is +even onbetwistbaar als het regt van een zoon op de nalatenschap van +zijnen vader. De liberalen noemen zich filanthropen, omdat zij van de +Javanen een onafhankelijk volk willen maken; en de christelijke liefde +gebiedt ons te gelooven, dat zij het met dien toeleg eerlijk meenen. +Doch wij, mijne heeren, zijn de leer toegedaan, dat wie Java van +Nederland poogt te scheiden, misschien een goed mensch, maar stellig +een slecht Nederlander is. Ook in deze aangelegenheid (ik vraag +verlof, dit nogmaals te mogen doen uitkomen), ook hier is het +parasitisch karakter der vrijzinnigheid openbaar. Zij werpt koloniale +kwestien op, zij draagt kultuurwetten voor, zij bepleit de toekomst +der Javanen, en bemerkt niet, de kortzigtige, dat men zonder duiven +geene duivenpastei vervaardigen kan. Al de lauweren, welke onze +koloniale vrijzinnigen zich zelven om de filanthropische slapen +hechten; al de populariteit, welke hunne Javanenliefde hun tot hiertoe +heeft opgebragt; al het geld, hetwelk zij in de toekomst uit hunne +koloniale kwestie slaan zullen;—hebben zij hieraan te danken, dat het +behoudend Nederland eene koloniale mogendheid is... Nog eene +opmerking, mijne heeren, en ik zal uw geduld op zijne laatste proef +gesteld hebben.</p> + +<p>"Wanneer men van de schare onzer tegenstanders diegenen aftrekt, die +aanspraak kunnen maken hetzij op onze hoogachting, omdat zij te goeder +trouw hunne krachten wijden aan eene in hunne oogen loffelijke zaak, +hetzij op onze deernis en onze verschooning, omdat zij blindelings +gelooven hetgeen hun gepredikt wordt door lieden, die zij voor +bekwamer houden dan zich zelven;—ik bedoel, wanneer men het totaal +der liberale partij vermindert met de som van hare dupen en van hare +dweepers,—en gij zult mij toestemmen dat geen dier twee elementen +geacht kan worden, tot de kern der partij te behooren,—blijken +nooddruft en eerzucht de voorname springveeren van het liberalisme te +zijn. Tallooze malen is men in de gelegenheid geweest te konstateren, +dat niets te verliezen te hebben een afdoend motief is om zich onder +de vanen van eene rigting te scharen, welke met het hazardspel dit +gemeen heeft, dat zij somwijlen de bank kan doen springen. Men is +liberaal om dezelfde reden, waarom men in benarde omstandigheden een +loterijbriefje koopt. Voegt daarbij dat in de gelederen van het +liberalisme geen avancement is als voor diegenen, welke uitmunten door +verstandelijke gaven. Hebben zij het doel van hunne eerzucht bereikt, +dan werpen deze berooide vernuften het masker af; verloochenen het +gepeupel waaraan zij hunne opkomst te danken hadden, en worden eene +bastaardsoort van konservatieven, voor wie behoud en zelfbehoud +woorden van eenerlei beteekenis zijn.</p> + +<p>"Ik vraag niet, mijne heeren, of wij het in onze magt hebben, en zoo +ja, of het verstandig van ons gehandeld zou zijn, die partij te +vernietigen. Ik vraag alleen, of het heilzaam geacht kan worden voor +den nederlandschen Staat, het beruchte <span class="sper">laissez-faire</span> in praktijk te +brengen ten aanzien van menschen, wier eenige drijfveer carrière-maken +is; met wier opkomst of wier val geen enkel nationaal belang +zamenhangt, en van wie men alleen dit getuigen kan, dat zij den loop +der vaderlandsche geschiedenis stremmen, en ons volk verhinderen, zich +overeenkomstig zijnen aanleg te ontwikkelen? Voor mij, ik eerbiedig in +het bestaan ook van hen, die ik bestrijd, de wegen der goddelijke +Voorzienigheid. Wij moeten met onze tegenstanders doen gelijk de Staat +met dezulken doet, die zich aan het leven of eigendom van hunne +medeburgers vergrijpen. Onschadelijk maken moet ons wachtwoord zijn.</p> + +<p>"<span class="sper">Similia similibus curantur</span>, zeiden de Ouden; hetgeen ik aldus +vertolk: het beste tegengif der vrijzinnigheid is de vrijheid. Gij, +mijne heeren, zijt vrij. Waarom? Omdat gij kapitalisten zijt. De +zwaarste slavernij in deze wereld is het lijfeigenschap der +broodeloosheid; want de hongerige mensch is geneigd tot alle kwaad en +bezwijkt voor de geringste verleiding. Met de welvaart begint de +onafhankelijkheid; en waar de meeste overvloed heerscht, bij die natie +wordt ook de grootste mate van vrijheid aangetroffen. Vrijheid van +drukpers, van denken en spreken, van arbeid en handel, al die +vrijheden, de gewetensvrijheid niet uitgezonderd, zijn in zichzelven +slechts holle klanken en kunnen hoogstens als tijdverdrijf voor ledige +magen een voorbijgaanden opgang maken. Alleen die vrijheid houdt +stand, waarvan gijlieden, mijne heeren, de vertegenwoordigers zijt en +die gij door het omzetten van uwe kapitalen in het leven helpt roepen. +Hoe krachtiger dat beginsel in het nederlandsch Parlement optreedt, +des te beter zal de nederlandsche natie varen. Laat ons daarom hopen, +dat onze geachte vriend, in wiens huis en om wiens disch wij op dit +oogenblik vereenigd zijn, eerlang in die vergadering de plaats zal +innemen, waarnaar met het volste regt door hem gedongen wordt!"</p> + +<h3 class="p4">Eenentwintigste Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Het terras voor Soekabrenti's eetzaal lag op het oosten, en de heen en +weder drentelende dames konden een goed eind weegs de glooijing volgen +voor zij het einde bereikt hadden der lange schaduwen, die aan den +voet van het huis, thans door de ondergaande zon op den rug beschenen, +zich uitstrekten over het grasperk en de paden. Nog een half uur, en +die schaduwen, tot in het oneindige verlengd, zouden den gloed der +zonnestralen ook op den versten afstand uitgedoofd en voor goed +verdreven hebben.</p> + +<p>—"Mijnheer Kortenaer treft het niet," zeide een jong meisje, dat +Emma's zijde gekozen had en op eenigen afstand van de andere dames +pratend naast haar voortwandelde. "Hij kan moeijelijk belang stellen +in hetgeen thans de heeren hier het meest interesseert, en om +zijnentwil verheug ik mij, dat de <span class="sper">speech</span> van mijnheer Lefebvre niet +bestemd schijnt om door andere van dien aard gevolgd te worden. Ten +minste, ik hoor wel een verward gedruisch van stemmen tot ons komen, +maar de alleenspraken schijnen afgedaan te hebben." —"Het is goed +dat Kortenaer u niet hoort," antwoordde Emma op vrolijken toon. "Hij +is een warm vereerder van mijnheer Lefebvre en ik houd mij overtuigd +dat hij naar diens toespraak met onverdeelde aandacht geluisterd +heeft. Mijnheer Lefebvre, beweert hij, is een man vol nieuwe +denkbeelden."</p> + +<p>—"Dat zegt mijn vader ook," hernam het meisje, "maar ik voor mij kan +de gedachte niet van mij afzetten dat hij eene rol speelt. Indien ik +kiezen moest tusschen dokter Ruardi en hem, zou ik geen oogenblik +aarzelen."</p> + +<p>—"Neen, dat ben ik niet met u eens. Gij schijnt mijnheer Lefebvre van +nabij te kennen, en ik zie hem van daag voor het eerst; doch met al +zijne ruwheid en zonderlingheid boezemt hij mij meer vertrouwen in dan +mijnheer Ruardi."</p> + +<p>—"Vertrouwen? nu ja," zeide het meisje, minder ernstig dan Emma. +"Doch ik ben niet van meening dat men de heeren daarnaar beoordeelen +moet. Mijnheer Kortenaer boezemt mij in het geheel geen vertrouwen in; +doch dat neemt niet weg dat ik hem zeer beminnelijk vind. Te +beminnelijker misschien naarmate ik hem voor gevaarlijker houd."</p> + +<p>—"Laat ons niet met woorden spelen, bid ik u. Waarom geeft gij aan +mijnheer Ruardi de voorkeur boven mijnheer Lefebvre? Dat intrigeert +mij. Ik gevoel mij niet aangetrokken tot mijnheer Ruardi, en reeds +hebben wij een paar malen over hem gekrieuwd, Kortenaer en ik."</p> + +<p>—"Dus heb ik een bondgenoot in mijnheer Kortenaer gevonden? Des te +beter. Doch maak mij, wat ik u verzoeken mag, in mijne eigen oogen +niet dwazer dan ik reeds ben. Dokter Ruardi bezit voor mij geen ander +charme als dat hij beleefd en gezellig is. Hij praat niet altijd +alleen en weet zich te voegen naar den smaak en de bevattelijkheid van +vrouwen. Komt daarentegen mijnheer Lefebvre in de stad en brengt hij +ons een bezoek, dan maakt hij zich meester van mijn vader en van de +konversatie, en gunt ons dames den tijd niet er eene speld tusschen te +steken."</p> + +<p>—"En noemt gij dat eene rol spelen?"</p> + +<p>—"Ja en neen; ofschoon ik u toegeef, dat men op die wijze ook van +dokter Ruardi zou kunnen beweren dat hij onder een anderen vorm aan +het zelfde euvel mank gaat. Mijne voorkeur, naar gij ziet, is niet van +eene geprononceerde soort. Zelfs vond ik Ruardi vandaag minder beleefd +dan gewoonlijk. En hoe bevalt het u hier? Betreurt gij Duinendaal +niet? Vindt gij freule Steinmetz niet eene allerliefste vrouw? Het +spijt mij dat zij de invitatie van mevrouw Dijk voor dezen middag +niet aangenomen heeft."</p> + +<p>—"Zij zou wel lust gehad hebben om te komen, maar zulke talrijke +gezelschappen, zegt zij, vermoeijen haar te zeer. En op haar leeftijd +is dat niet meer dan natuurlijk. Het doet mij genoegen, u met liefde +over haar te hooren spreken. Toen mevrouw Dijk mij voorstelde, eenigen +tijd bij freule Steinmetz te komen doorbrengen, zijn de Duinendaalsche +bosschen, ik beken het, mij nog liever geworden dan te voren. Ik zag +op tegen de kennismaking met die twee vreemde dames, en vreesde dat +Kortenaer het te druk zou hebben om zich veel met mij bezig te houden. +Doch alles heeft zich naar wensch geschikt, en ik heb in freule Bertha +eene vrouw gevonden zooals ik niet geloof dat er vele zijn. Men is met +haar volkomen op zijn gemak, en aan allerlei kleinigheden bemerkt men, +dat haar hart van goedheid overvloeit."</p> + +<p>—"En hoe," vroeg het meisje, fluisterend en omziend, als vreesde zij +dat eene of meer der andere dames hare vraag verstaan zouden, "hoe +denkt gij over Lidewyde?"</p> + +<p>Emma vond het niet aangenaam, aldus geïnterpelleerd te worden, en aan +het uitblijven van haar antwoord kon het vriendinnetje bespeuren, dat +zij de maat te buiten was gegaan. Daar het haar evenwel meer te doen +was geweest om hare eigen meening over Lidewyde te kunnen zeggen dan +het oordeel van Emma te winnen, vervolgde zij op denzelfden toon, de +onbescheidenheid van hare vraag met meer takt naar den achtergrond +schuivend dan men van haren leeftijd verwacht zou hebben:</p> + +<p>—"Sommige familien hier zijn met mevrouw Dijk ontzaggelijk ingenomen, +en ik weet dat ook freule Steinmetz zeer gunstig over haar denkt. Doch +bij ons aan huis staat zij niet hoog aangeschreven. Mijn vader zou +niet willen hebben dat ik vertrouwelijk met haar omging, en ik mag +alleen op Soekabrenti komen om staatsie-visites te maken, of bij +niet-intieme gelegenheden, zoo als deze."</p> + +<p>—"Hoe groot is toch het verschil tusschen de stad en buiten!" kon +Emma zich niet weerhouden uit te roepen. "Te Duinendaal gaat men +alleen om met de menschen die men waarlijk liefheeft of hoogacht; hier +daarentegen"...</p> + +<p>—"Zoo is het," vulde het meisje den volzin aan, "men verkeert hier +somwijlen met lieden die men niet verder vertrouwt dan men ze ziet. En +dan nog!"</p> + +<p>Op een zeer kleinen ijzeren stoel naast eene zeer kleine ijzeren tafel +had zich eene vervaarlijk groote en lijvige dame van leeftijd +nedergezet. Het wandelen scheen haar moeijelijk te vallen, en zij +maakte ijverig gebruik van een flakon, die met eene gouden ketting aan +haar broche bevestigd was en in welker gouden stop zich een +miniatuur-cylinderhorloge bevond, met paarlen omzet. Haar toilet was +evenredig aan deze tentoonstelling van bijouterien, en al hetgeen, de +voornaamste modewinkels eener welvarende stad kunnen bijdragen om eene +vrouw van dien tonnenlast te doen schitteren en kraken, kraakte en +schitterde aan haar breede persoon. Nadar zou een tweede ballon-géant +hebben kunnen vervaardigen met de ellen zijde die langs hare heupen +afhingen en haren boezem omspanden. Gelukkig huisde in die +ontzagwekkende borst de inborst van een lam: deze kolossale apparitie +was eene weldoende toovergodin voor al de armen van haar kerspel. Dit, +en een zwak voor den jongen ongehuwden predikant der plaats waartoe +haar buitengoed behoorde (haar man lag sedert vele jaren in het graf +en zij had geene kinderen), waren hare eenige hartstogten.</p> + +<p>—"Laat ons hier een oogenblik uitrusten," zeide zij tot twee andere +vrouwen van jaren, doch van gewoner dimensien dan zij, die met haar +aan deze zijde van het terras de schaduw gezocht hadden. "Misschien +zullen meer dames ons voorbeeld volgen en zich bij ons komen voegen. +De heeren kunnen nog niet scheiden, lijkt het wel, en de politiek doet +hen de galanterie vergeten. Heb ik u verteld, mevrouw Spaan, wat mij +in het midden der week naar de stad heeft doen komen?"</p> + +<p>De dame, tot wie deze vraag gerigt werd, meende wel is waar reeds +vernomen te hebben, welk belang tot die ongewone overkomst genoopt +had, doch de beleefdheid deed haar eene onkunde voorwenden, welke, +opgenomen voor goede munt, bevorderlijk kon zijn voor de levendigheid +van het gesprek.</p> + +<p>—"En gij weet," vervolgde de vonkelende weduwe, "dat ik er prijs op +stel, met freule Steinmetz op een goeden voet te blijven. Zij is een +waardige vrouw, en ik zal altijd beweren, dat dames van elke rigting +een voorbeeld aan haar nemen mogten. Doch wie onzer heeft zijne +zwakheden niet? Enfin, indien ik niet overgekomen was en een oog in +het zeil gehouden had, zou mijn lieve mijnheer Steenstra misschien +niet eenmaal op het twaalftal geparaisseerd hebben. En ik, die zoo +gaarne zien zou, dat hij te M. in aanmerking kwam! Ik spreek niet +voor mijzelve, dat begrijpt gij; want indien hij hier beroepen wordt, +ben ik hem op Linschoten den geheelen zomer kwijt."</p> + +<p>—"En heeft freule Steinmetz waarlijk moeite gedaan om mijnheer +Steenstra te weren?" vroeg de dame, die daareven als mevrouw Spaan +toegesproken was. "Ik zou haar tot zoo iets niet in staat geacht +hebben."</p> + +<p>—"Moeite gedaan om hem te weren, zal ik niet zeggen, want zij heeft +Steenstra's naam in het geheel niet genoemd; maar door andere namen te +noemen en den zijnen te verzwijgen, werd langs een zijweg hetzelfde +doel bereikt."</p> + +<p>—"Men weet toch nooit wat men aan die fijnen heeft," zeide de dame, +die tot hiertoe gezwegen had. "Al gaan zij een eind weegs met u mede +en al spelen zij voor eene wijl open kaart, altijd eindigen zij met de +kat in donker te knijpen."</p> + +<p>—"Dat moet gij niet zeggen, lieve mevrouw," antwoordde de goedhartige +weduwe, wier kerkelijke ijver, al viel hare dogmatiek iets minder +Bismarcksombre, vooral niet flaauwer was dan die van freule Bertha; +"wij moeten alleen maar zorgen, dat aan alle partijen regt wedervaart. +Ik gun freule Steinmetz een predikant naar haar hart, en zelfs zou ik +niet willen dat hier iemand beroepen werd die alles wegredeneerde. +Doch daarvoor behoeft zij, wat Steenstra betreft, niet bevreesd te +zijn. Steenstra heeft den naam van liberaal te zijn, dat weet ik wel; +maar ik weet ook dat hij mij niet zou kunnen stichten, indien hij de +groote waarheden van onze gezegende godsdienst niet verkondigde."</p> + +<p>Het geloof der korpulente weduwe was als haar schoot: het vormde een +hellend vlak waarlangs de kritiek naar beneden gleed, en de twee +andere matronen gevoelden blijkbaar weinig lust, haar te volgen op den +weg eener zoo subtiele onderscheiding als die van daareven. Men moest +een halve theologant zijn, meenden zij, om het verschil te vatten +tusschen een predikant die regtzinnig was, en een die voor liberaal +doorging, maar niettemin voor de groote waarheden der christelijke +godsdienst opkwam. Gelukkig evenwel behoefden zij niet lang naar een +nieuw onderwerp van gesprek te zoeken: het kwam haar te gemoet in de +gedaante van Lidewyde; die, insgelijks van twee dames vergezeld, de +tijding kwam brengen, dat men de heeren zoo aanstonds in den tuin zou +zien verschijnen.</p> + +<p>—"Wij mogen het wel zeer op prijs stellen, lieve mevrouw Dutry," +zeide Lidewyde, het woord tot de weduwe rigtend, "dat een gelukkig +zamentreffen u heden onze gast heeft doen zijn. Het behoort tot de +zeldzaamheden in dit saizoen, dat de stad u meer aantrekt dan buiten."</p> + +<p>—"Dat is zoo, Lidewyde, ofschoon het zonderling klinkt u in deze +omgeving van de stad te hooren spreken. Soekabrenti is een paradijs, +en gij moet het u kwalijk kunnen voorstellen, dunkt mij, dat ik de +moeite neem, mij iederen zomer op Linschoten te gaan begraven. Hebt +gij goede tijding van de oude mevrouw Dijk?"</p> + +<p>—"Uitmuntende tijding. Zij is in het geheel niet zeeziek geweest, en +Londen, schrijven mijne zusters mij, is nog niet half groot genoeg +naar haar zin. Iederen ochtend laat zij zich met rijtuig naar de +tentoonstelling brengen, en iederen avond wil zij een koncert of eene +opera hooren."</p> + +<p>—"Denkt zij lang afwezig te blijven?"</p> + +<p>—"Daaromtrent is nog niets bepaald. De afspraak was, eene maand uit +en thuis; doch de maand is bijna om, en ik hoor nog van geen +weeromkomen reppen. Het zou mij niet verwonderen, indien aan den togt +naar Engeland een togtje naar Schotland werd vastgeknoopt."</p> + +<p>—"Uw schoonmoeder heeft altijd gezegd, dat wanneer zij eenmaal aan +het reizen ging, men den lust daartoe haar niet gemakkelijk weder +afleeren zou. Nu, in Engeland is men voor eene excentriciteit meer of +minder niet zoo vervaard als hier, en indien zij behagen vindt in heen +en weder te trekken, heeft zij gelijk dat zij ons laat praten."</p> + +<p>—"Om één ding spijt het mij toch dat zij juist nu afwezig is," zeide +Lidewyde.</p> + +<p>—"En dat is?"</p> + +<p>—"Dat zij de gelegenheid mist kennis te maken met ons aanstaand +nichtje. Ik ben zeker dat jufvrouw Visscher in haar smaak zou gevallen +zijn. Vindt gij niet dat mijn neef Kortenaer goed uit zijne oogen +gezien heeft?"</p> + +<p>—"Jufvrouw Visscher logeert bij freule Steinmetz, niet waar, en +mijnheer Kortenaer bij u?"</p> + +<p>—"Dat is zeer toevallig zoo gekomen ja, of liever, de eer dier +schikking behoort geheel en al aan mijn man. Dijk heeft rust noch duur +gehad voor hij André had bewogen, Emma over dat plan te schrijven. +Voor ons is hun bezoek eene aangename afleiding, en ik hoop maar dat +het voor henzelven geene teleurstelling zijn zal. Zie, daar komen zij +aan."</p> + +<p>Zoodra de gastheer het sein tot opstaan had gegeven, was André naar +buiten gesneld om Emma te zoeken. Zoo vele personen hadden hem dezen +middag geluk gewenscht met zijne verloving; men beschouwde zijn +aanstaand huwelijk zoo zeer als eene uitgemaakte zaak; Emma's lof had +uit zoo vele monden om hem henen geruischt, dat hij behoefte gevoelde +haar zijnen arm en zijne hulde te gaan aanbieden. Zij nam beiden aan +met die ingetogen gretigheid, welke in het oog der mannen, omdat zij +hunne ijdelheid streelt en hen in den fieren waan van hunne +onmisbaarheid versterkt, eene der bekoorlijkste bewegingen is van het +vrouwelijk gemoed. Een ligte blos van aandoening kleurde haar gelaat, +en hare oogen stroomden van blijdschap over. Zij scheen dezelfde +persoon niet, die daareven met het andere jonge meisje had loopen +keuvelen.</p> + +<p>—"Men behoeft niet te vragen of die jongelieden gelukkig zijn," zeide +mevrouw Dutry, met de onbaatzuchtigheid der jaren en der lijvigheid de +oogen op André en Emma gevestigd houdend.</p> + +<p>Lidewyde hield hare meening voor zichzelve.</p> + +<p class="p2">Het was avond geworden, en het uit de eetzaal naar buiten stroomend +licht zou de duisternis in den tuin ondoordringbaar hebben doen +schijnen, indien niet van punt tot punt, tusschen de heesters van het +groote grasperk en aan de boomen op de hoeken der wandelpaden, de hand +van gedienstige geesten papieren lantarens ontstoken had. Bij dat +zachtgekleurd schijnsel zag men kleine groepen van heeren en dames, of +van heeren alleen, fantastisch heen en weder dwalen. Voor het huis, op +het hoogste punt van het terras, was eene tafel aangerigt, die voor de +mannelijke helft der gasten al de aantrekkingskracht bleek te +bezitten, welke door vazen van zeegroen kristal, tot aan den rand met +wijn en kruiden gevuld en door een drom van goudgele roemers +gelijfstaffierd, van oudsher in deze gewesten uitgeoefend is. Allen +spraken door elkander, en nu en dan hoorde men den advokaat Lefebvre +in een homerisch lagchen uitbarsten.</p> + +<p>Doktor Ruardi handelde in den regel niet consequent genoeg om dit +tooneel alleen hierom te ontwijken, dewijl vaatjes kruidenwijn en +glazen met holle voeten de hem antipathetische zeden van een vervlogen +tijdvak der nederlandsche volkshistorie met al te groote levendigheid +voor zijne herinnering deden oprijzen. Andere redenen hadden hem dien +middag aan tafel iets van zijne gewone spraakzaamheid doen verzaken; +andere redenen ook deden hem thans het luidruchtig gezelschap mijden +van Lefebvre en de zijnen. Hij wilde Lidewyde spreken. Geduldiger nog +dan het huisdier, welks moordziek instinkt den goedaardigen Van Alphen +tot eene lofspraak verlokte, had hij het oogenblik verbeid om met haar +alleen te zijn; en slechts hij, die zijne betrekking tot haar volkomen +kende, zou in het talent, waarmede, na twintig mislukte pogingen, de +dokter haar eindelijk naar een der afgelegen wandelpaden wist te +troonen, de vrucht van studie gewaardeerd hebben.</p> + +<p>—"Gij zult moeten kiezen of deelen, Lidewyde," zeide hij snel, toen +hij zich zeker durfde achten dat niemand hen beluisteren kon. "Ik wil +niet dat gij zult voortgaan u aldus te emanciperen."</p> + +<p>—"Goede Frederik," antwoordde zij op minachtenden toon, "maak u toch +geen hersenschimmen omtrent uw overwigt op mij. Waarom wilt gij niet +gelooven dat hetgeen Sarah u herhaaldelijk gezegd heeft waarheid is? +Kunt gij u de mogelijkheid niet voorstellen dat men van uwe +gemeenzaamheid voortaan verschoont wenscht te blijven? Is de ijdelheid +bij u tot monomanie geworden?"</p> + +<p>—"Die bitterheden deren mij niet, en ik ben niet dwaas genoeg om te +vergen dat gij mij zult liefhebben in weerwil van uzelve. Doch wat ik +eischen mag, is dat gij een weinig eerbied toonen zult voor +herinneringen die u dierbaar behooren te zijn."</p> + +<p>—"Dit stemt niet overeen met uwe wijsbegeerte, vriend; of zoo ja, het +is u niet onbekend wie in de eerste plaats aanspraak heeft op hetgeen +gij mijnen eerbied noemt. Mag ik weten hoe gij eensklaps aan dat +deftige woord gekomen zijt? Het is de eerste maal dat ik het u hoor +bezigen."</p> + +<p>—"Nuttelooze uitvlugten! Indien gij u met geen ander oogmerk van mij +afwendet als om u te verzoenen met uw man, zou ik de eerste zijn om +mij daarover te verheugen. Honderd malen heb ik u gezegd, dat die +transaktie u mijnentwege vrijstond. Doch sedert gij in uw huis eene +kamer hebt ingeruimd voor dien knaap"...</p> + +<p>—"Uwe belangstelling in mijne toekomst is inderdaad +bewonderenswaardig. Eerst hebt gij mij het voorregt gegund, kennis te +maken met uwe... beteekenis; en nu ik daarvan doordrongen ben, +noodigt gij mij uit een goed heenkomen te zoeken in het paradijs van +den pligt. Gaarne geloof ik dat het u rust zou geven, mij dien weg te +zien inslaan; doch houd mij ten goede dat ik geene roeping gevoel u +die voldoening te verschaffen."</p> + +<p>—"Val mij niet in de rede, bid ik u, en poog mij niet om den tuin te +leiden."</p> + +<p>—"Ik leid u niet om den tuin, maar gij mij. Nog eene schrede en wij +staan op den straatweg. Indien wij terugkeerden, wat dunkt u?"</p> + +<p>—"Gij zoudt tot zulke laffe woordspelingen uwe toevlugt niet nemen, +indien gij niet bekennen moest dat mijne vermoedens gegrond zijn. En +wat wilt gij dat ik van u denken zal? Een ernstigen hartstogt kunt gij +voor dien jongen niet gevoelen; daar is hij te onbeduidend voor. Kondt +gij tegenwoordig zijn bij zijne gesprekken met mij, gij zoudt +medelijden met hem krijgen. Hij is eene volslagen nulliteit, en die +hem liefhebben moeten wenschen dat hij hoe eer hoe beter in het +huwelijk trede met zijne Duinendaalsche schoone. Misschien komt er dan +nog iets van hem teregt."</p> + +<p>—"Indien het over André Kortenaer is dat gij op die wijze spreekt, +moet ik u zeggen dat gij hem kwalijk beloont. Hij is een bewonderaar +van u en houdt u voor een genie. Lefebvre is de eenige persoon, dien +hij somtijds boven u stelt, en dan nog met onderscheid."</p> + +<p>—"Ik dank hem voor zijne goede meening, doch geloof mij, Lidewyde, +hij verdient niet dat gij u met hem bezig houdt. Wilt gij een goeden +raad van mij aannemen, laat hem loopen en zoek een waardiger +tijdverdrijf. Het is beneden u, te triomferen over jufvrouw Visscher."</p> + +<p>—"En wie zegt u, dat ik mij die zegepraal ten doel heb gesteld? Oneer +zou ik er in geen geval mede inleggen. Ook vind ik u potsierlijk. Zijn +dan uwe eigen overwinningen altijd evenredig geweest aan de goede +meening die gij van uzelven koestert? Om dat te kunnen gelooven, zou +ik minder goed op de hoogte moeten zijn van uwe geschiedenis."</p> + +<p>—"Gij zijt onhandelbaar heden avond, Lidewyde, en ik zal niet langer +beproeven, u van uw ongelijk te overtuigen. Ook wordt het tijd dat gij +uwe gasten weder gaat opzoeken. Beloof mij slechts, dat gij uzelve +niet te roekeloos zult exponeren."</p> + +<p>—"Dank u voor deze nieuwe impertinentie. Doch ik geloof met u, dat +het tot niets zou dienen, ons onderhoud te verlengen. Adieu, don Juan! +Elk zijns weegs."</p> + +<p>Zij sloeg een zijpad in, dat haar in een oogwenk naar het terras en +naar hare gasten terugvoerde, en liet hem met zijnen toorn alleen.</p> + +<p class="p2">Adriaan Dijk had post gevat hij den zilveren hevel, en men moest de +wellevendheid prijzen waarmede hij voor oud en jong het kraantje +roerde. Zijne kandidatuur was hem, overdragtelijk gesproken, naar het +hoofd gestegen, en hij verkeerde in die gelukzalige stemming, waar +vrouwen zich geene voorstelling van kunnen vormen, maar die in de +mannenwereld, sedert de demokratische instellingen van den nieuwen +tijd het publiek-persoon-zijn tot eene algemeen bereikbare +hoedanigheid verheven hebben, onder den naam van populariteitsgevoel +bekend is.</p> + +<p>—"Kortenaer!" riep hij, toen André en Emma voor de derde of vierde +maal op eenigen afstand hem voorbijgingen. "Kortenaer! Waarom +versmaadt gij mijne goede gaven? Het is avond, mijn vriend, en +jufvrouw Visscher moet het goedkeuren dat gij u naar den inwendigen +mensch behoorlijk verwarmt."</p> + +<p>—"Zeker keur ik dat goed," zeide Emma, André aanmoedigend om nader te +treden. "Kortenaer beweert dat uw mengsel voor heeren al de goede +eigenschappen bezit, die de dames aan hare sortie's toeschrijven."</p> + +<p>—"Met uw verlof, Emma," schertste André, "ik heb alleen gezegd dat de +zorg voor uwe gezondheid mij weinig voordeel aanbrengen zou, indien ik +niet te gelijker tijd voor de mijne waakte."</p> + +<p>—"Goed geantwoord!" riep Adriaan. "Laten leven is niet genoeg; men +behoort ook zelf te leven. Doch waar blijft Lidewyde? Het is een uur +geleden, dat ik haar voor het laatst gezien heb."</p> + +<p>—"Hier is zij," antwoordde eene welbekende stem; en met rustigen pas, +alsof er niets was voorgevallen, trad eene schoone gedaante uit de +duisternis naar het licht.</p> + +<p>—"Foei, Lidewyde," zeide Emma verwijtend, "waarom hebt gij niet iets +omgeslagen? Gij zult ziek worden, zeg ik u. Wij leven waarlijk niet in +een land, waar de avondlucht met zich spotten laat."</p> + +<p>—"Is dat ook uwe meening, André?" vroeg Lidewyde, zich tot Emma's +bruidegom keerend.</p> + +<p>—"Zeker is zij dat," antwoordde Dijk in zijne plaats. "Kortenaer is +het oud-vaderlandsch gevoelen toegedaan, dat de heeren zich tegen de +avondlucht moeten wapenen door kruidenwijn te drinken en de dames door +mantels om te slaan."</p> + +<p>—"Adriaan belastert mij," zeide André, "doch hierin heeft hij gelijk, +dat ik het zeer onvoorzigtig van u vind, op dit uur blootshoofds en +zonder mantel in den tuin te wandelen. Mag ik het genoegen hebben uw +grooten doek te gaan halen? Emma, heb ik uwe permissie?"</p> + +<p>—"Hoe kunt gij zoo iets vragen, André?"</p> + +<p>Hij snelde het huis in en vroeg een bediende, dien hij in den gang +ontmoette, waar hij mevrouws doek vinden kon. De bediende wist het +niet, maar liep naar boven, waar hij zeker was Sarah te zullen +aantreffen; en geene minuut later keerde hij terug met het verlangde +voorwerp over den arm.</p> + +<p>—"André geeft zich waarlijk te veel moeite," zeide Lidewyde. "Waarom +ook maak ik misbruik van zijne goedheid? Doch daar komt hij reeds aan, +belast en beladen."</p> + +<p>Zij wendde zich om en ging hem te gemoet. Op hetzelfde oogenblik kwam +Ruardi Emma aanspreken.</p> + +<p>—"Gij maakt mij verlegen, André," zeide zij halfluid, zoodat de +anderen haar niet verstaan konden. "Doch ik wil niet ondankbaar zijn. +Al hetgeen ik laatst gezegd heb van uwe koelheid jegens Emma neem ik +terug. Gij zijt heden avond de teederheid-zelve geweest, en ik mag van +geluk spreken dat gij tijd gevonden hebt om aan mijn sjaal te denken. +Anders om, als ik u verzoeken mag."</p> + +<p>Zij keerde hem op de plaats-zelve den rug toe en boog zich neigend een +weinig achterover, ten einde den doek, dien hij met beide handen +omhoog hield, op hare schouders te ontvangen.</p> + +<p>—"Nu dan?" vroeg zij, toen hij scheen te aarzelen.</p> + +<p>—"Daar is de doek," fluisterde hij op zijne beurt, zich over haar +heenbuigend. En onder het omslaan roerde hij met zijne lippen de +blonde aan, die haren hals bedekte.</p> + +<p>—"Dank u," zeide zij; en de toon waarop zij die woorden uitsprak, +was, hoewel onderdrukt, tegelijk zoo natuurlijk en zoo ongewoon, dat +hij onmogelijk bepalen kon of hare betuiging van erkentelijkheid de +eene daad of de andere gold.</p> + +<hr class="c15" /> + +<h4 class="p4">DERDE BOEK.</h4> +<h2>NEMESIS.</h2> + +<h3 class="p4">Eerste Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Een apostolische vermaning wil, dat elk mensch volkomen verzekerd zal +zijn in zijn gemoed; en indien de menschelijke lotbestemming aan het +opvolgen van vermaningen hing, zou den uitvinder dier les de kroon der +wijsheid toekomen. Doch ziehier een jong meisje van twintig jaren, +beminnelijker en schranderder dan de meeste, bezield met de beste +bedoelingen, en, naar de wereld gesproken, zoowel geneigd tot alle +goed als onbekwaam tot eenig kwaad. Had zij over een koningrijk te +beschikken, zij zou het u schenken, indien zij tot dien prijs vrede +bekomen kon; doch haar gemoed is verdeeld, zij wordt her- en derwaarts +geslingerd, en geene magt op aarde schijnt in staat, haar te verlossen +van hetgeen haar de borst beklemt.</p> + +<p>Daareven, na het ontbijt, had Emma de ronde gedaan van freule Bertha's +tuin; zonder schroom gebruik makend van de vergunning der gastvrouw om +zoo vele bloemen te snijden als zij voor hare aquarel noodig meende te +hebben. Thans zat zij op hare kamer, boven aan de straat, en de +vruchten van haren strooptocht stonden in een kristallen beker, +halverwege met water gevuld, voor haar op de tafel. Zij kon getuigen +dat freule Bertha's hof medeviel, wanneer men er eenmaal den weg in +wist. De bloemen der oude dame mogten geene geleerde namen dragen of +niet modieus gerangschikt zijn, zij waren goed gekweekt en krachtig. +Gewapend met eene monsterschaar, wier oogen hare kleine vuist +omspanden evenals het gevest van een degen dit zou gedaan hebben (van +vader op zoon had het huis Steinmetz zich van die schaar bediend om +bladen papier mede door midden te snijden, en freule Bertha meende het +aan haar voorgeslacht verpligt te zijn, dat erfstuk door het gebruik +in eere te houden), was Emma langs de bedden gewandeld en had zij hare +keus gedaan. Doch het genoegen, waarmede zij den tuin doorkruist en +haren ruiker geschikt had, was van korten duur geweest. Op hare kamer +gekomen, had zij de bloemen in het water gezet en haar +teekengereedschap voor den dag gehaald; naauwelijks evenwel was zij +gereed met eene schets, of zij legde hare potlooden en hare penseelen +naast zich neder, schoof hare kleurendoos op zijde, stond op en ging +aan hare schrijftafel zitten. Doch ook de brief naar huis, waarmede +zij een begin gemaakt had en dien zij meende slechts voor het +opschrijven te zullen hebben, vlotte niet. Na eene poos, met de pen in +de hand, op het halfgevulde blad papier te hebben gestaard stond zij +nogmaals op en beproefde haar teekenwerk te hervatten.</p> + +<p>Hetgeen haar verdrietig, neen rampzalig maakte, was dat zij niet tot +een besluit kon komen omtrent haar verblijf te M. en, in verband +daarmede, omtrent André. Al de twijfelingen, die zij eerst zoo moedig +ter zijde had gesteld, waren met vernieuwde kracht teruggekomen. Zij +wist niet langer wat zij aan hem had. Het was of hij eensklaps te M. +aan allerlei invloeden blootgesteld was geworden, welke vroeger òf +niet op hem gewerkt hadden, òf krachteloos gebleven waren. Daar was +vooreerst Lidewyde met haar schitterend toilet, hare wereldsche +schoonheid en hare pikante konversatie. Dan Sarah met hare +geheimzinnige levensgeschiedenis en haar noodlottig ongeloof; Adriaan +Dijk met zijne onbeduidendheid en zijne rijkdommen; Lefebvre, die zich +wel slechts van tijd tot tijd vertoonde, maar zoo vaak hij kwam een +nieuwen voorraad verblindende gezegden medebragt; Ruardi wiens +denkbeelden bij André voor orakelspreuken golden, en die ja vaak met +ingenomenheid verhaalde van zijn vromen vriend Eduard Stephenson, den +kapelaan, doch wiens eigen leven blijkbaar geheel en al omging buiten +iederen God en elk gebod. Freule Bertha-zelve was van lieverlede in +Emma's oogen medepligtig geworden aan de algemeene zamenspanning, en +dagelijks werd het haar onverklaarbaarder, hoe zoo veel deugd en +godsdienstigheid gepaard konden gaan met eene zoo sterke mate van +verblinding. Zij zou hebben durven zweren dat op Soekabrenti eene +intrige gesponnen werd, waarin André meer en meer verward geraakte. +Liet zij aan hare opgewekte verbeelding den vrijen loop, dan zag zij +de woning van Adriaan Dijk doorzigtig worden en de gedaante aannemen +van een reusachtig web. In het middenpunt van dat weefsel huisde eene +monsterspin, niet een dier afzigtelijke dieren, wier lijken in muzeums +van natuurlijke historie tentoongesteld worden, maar een fraaigevormd +levend insekt, al de kleuren van den regenboog vertoonend en gekroond +met een vonkelenden diamant. Het deed denken aan de fantastische +dieren uit het boek der Openbaring in freule Bertha's bijbel, op wier +voorhoofden onheilspellende namen geschreven staan. De spin heette +<span class="sper">Lidewyde</span>, en wanneer men haar riep, kwam zij naar u toe, even als een +mak vogeltje uit vreemde luchtstreek, dat in ons noordelijk klimaat is +uitgebroeid en zijne schuwheid heeft afgelegd. Niettemin was zij eene +arachnide, gelijk men bemerken kon aan de kleinere insekten, die, als +in een lijkkleed van natuurlijke draden gewikkeld, levenloos in haar +web hingen. Het was Emma, alsof zij in een dier slagtoffers haar eigen +beeld herkende. Of neen, zijzelve kon zich nog roeren, en ofschoon +gevangen in het verraderlijk weefsel, was de kracht om adem te halen +en zich te weer te stellen nog niet geheel en al van haar geweken. +Doch hoe zij zich ook inspande om een van hare medegevangenen te hulp +te komen, uit wiens brekend oog de ziel van André tot haar sprak, zij +kon hem niet bereiken; en wat smartelijker was dan al het overige, hij +scheen zich om haren bijstand niet te bekommeren. Als een bedwelmde +liet hij zich vaster en vaster in de fijne ketenen klinken, door de +schitterende spin voor hem bestemd. Reeds waren zijne vleugelen +omwoeld, en binnen het uur zou het met hem gedaan zijn.</p> + +<p>Doch droomen zijn bedrog, dacht Emma; en met eene driftige beweging +der hand vaagde zij het vizioen door midden, op het oogenblik-zelf dat +hare fantazie het voltooid had. André behoorde haar toe, en niemand +zou hem haar ontrukken: dit stond vast. De menschen twistten onder +elkander, tot in de kerken toe, over de vraag of wonderen mogelijk +waren; doch wat gingen haar die afgetrokken kwesties aan? Onmogelijk +was het dat André voor haar verloren ging: meer behoefde zij niet te +weten en dit ééne was genoeg voor hare rust. Doch kon zij aan den +anderen kant de oogen voor het daglicht sluiten? Al stelde zij de +insinuaties van Ruardi op rekening van diens karakter,—want wie was +Ruardi, dat zij aan zijne woorden meer waarde gehecht zou hebben dan +aan de inspraak van haar eigen gevoel?—zij kon niet loochenen dat +Lidewyde een magtigen invloed uitoefende op André. Aan alles was dit +merkbaar, en duidelijkst van al aan het jagen van haar eigen hart, +wanneer zij eene enkele maal met Lidewyde alleen was. Dan brandden +woorden des verwijts haar op de lippen, en slechts met de grootste +inspanning gelukte het haar, niet al te zeer te verraden hetgeen +omging in haar gemoed. Wie had gedacht, dat zij in haar eenvoudig +leven ooit zulk een strijd zou hebben te voeren? Eene gehuwde vrouw +hare medeminnares! Haar bruidegom luisterend naar de vleitaal van een +misdadigen hartstogt! Hare eigen wenken voor die van Lidewyde +versmaad! André's hart gespannen in het gareel van Lidewyde's oogen! +En dat dit laatste werkelijk het geval was,—Emma zou vrouw noch bruid +hebben moeten zijn, om aan dat feit te kunnen twijfelen.</p> + +<p>De toestand was onhoudbaar geworden, dit erkende zij, en weder keerde +zij naar haren brief terug. Zonder alles te zeggen, zou zij zorg +dragen dat hare moeder alles wist. Het kwam er slechts op aan, een +geschikten vorm te vinden. Zij wilde niet, dat hare ouders André +verstooten zouden; daarom zou zij vermijden, hem regtstreeks van +ontrouw te beschuldigen. Doch zij kon duidelijk genoeg op een begin +van verkoeling zinspelen, meende zij, om te bewerken dat zij uit haar +folterverblijf te M. verlost en naar Belvedere opontboden werd. Meer +was voorshands niet noodig. Hare vrouwelijke waardigheid gedoogde +niet, dat zij langer bleef waar zij was: daaromtrent was zij het met +zichzelve volkomen eens. Ook dit was uitgemaakt, dat André eene +gevoelige les verdiende. Welnu, zij zou het een met het ander +verbinden, en het volgen van dien middenweg zou haar vrede schenken.</p> + +<p>Zij tastte naar de pen, bragt de hand aan het voorhoofd, vond de +juiste uitdrukking niet voor hetgeen zij zeggen wilde, en ontwaakte +uit hare mijmering—kleuren zoekend voor haar penseel. En dat zoeken +was vergefelijk. De volleerdste toovenaar uit de school der +aquarellisten zou bij den eersten greep de warme donkerroode tint niet +hebben gevonden, vereischt om regt te doen aan den gloed van gindsche +François Premier. Emma had gedaan wat zij konde om die roos uit haren +ruiker te weren, doch de magt der herinneringen was eene te sterke +verleiding geweest. Vruchteloos had eene Rose la Reine de scherpte +van hare gewapende hand gevoeld; vruchteloos was daarnevens eene +Gloire de Dijon op het altaar van den minnenijd geslagt; vruchteloos +was de hekatombe voltooid door het offeren eener Malmaison van de +eerste grootte. Vorstelijk prijkten die bloemen tusschen het +bruinachtig groen der provincierozen, en wijd openden zij hare harten +van satijn. Tegelijk geestig en bescheiden hieven de bonte +cancellaria's hunne kopjes naar haar op en bogen de violetkleurige +heliotropen zich ootmoedig voor haar neder. Hoe bevallig ook lieten de +fuchsia's hare kelken hangen over den rand van het glas! Het mogt niet +baten. De eene roos, welke het laatst van al voor Emma's schaar +bezweken was, overschaduwde den geheelen ruiker, en even als de maan +en de sterren in Jozefs droom, schenen hare zusters en hare speelnoten +alleen geschapen te zijn om hulde te bewijzen aan deze rijzende zon. +Hoe was het mogelijk, dacht Emma, dat zij den naam dier bloem, in eene +harer brieven aan André, tot een voorwerp van scherts had gemaakt? +Helaas, François Premier was slechts al te zeer de type van den wuften +minnaar; het bloedig en tragisch rood der onbedachtzaam naar hem +genoemde bloem in vollen ernst de kleur der trouweloosheid. Met een +gemengd gevoel van welgevallen en afschuw vulde zij keer op keer haar +penseel met het donkerst karmozijn. De tinten op het papier werden +zwaarder, en naarmate de andere bloemen vorderden, kwam ook de +noodlottige roos meer en meer uit. Bestond er een geheim verband +tusschen het hart dier bloem en het hart van André? Was het een genot +voor Emma, het eene dier harten tot in zijne fijnste plooijen te +onderzoeken, en hoopte zij door die studie den weg naar het andere te +zullen terugvinden? Of gehoorzaamde zij alleen aan die verleidelijke +aandrift, welke ons in dagen van smart behagen doet scheppen in het +loswoelen van ons eigen wee? Teekende zij het eigenwillig door haar +gekozen beeld der ontrouw alleen hierom na, dewijl het haar verademing +schonk eenen arbeid te volbrengen, die haar tegelijk aan hare +gepeinzen ontvoerde en toch haar telkens in dat schemergebied +wederbragt?... Zij was niet ontwikkeld genoeg om zich van de motieven +harer daad rekenschap te kunnen geven, doch dit gevoelde zij, dat haar +geluk op één na verwoest was. En niemand kon loochenen, dat er eenige +overeenkomst bestond tusschen de gedachte, welke haar naar hare +penseelen deed grijpen, en het lied der arme linnennaaister die bezig +was haar eigen doodshemd te zoomen.</p> + +<h3 class="p4">Tweede Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">In weerwil van Emma's ijver was de teekening nog in lang niet +voltooid, toen zij een welbekenden voetstap de deur harer kamer hoorde +naderen. IJlings op te staan; het glas met bloemen op den rand van den +schoorsteenmantel te plaatsen, waar zij niet in het oog vielen; een +blad papier over hare schets te werpen; al de sporen van haren arbeid +te verwijderen en zich weder aan hare schrijftafel te plaatsen, was +het werk van een oogenblik. Het gevoel van gekwetste fierheid had +eensklaps weder de overhand bekomen in haar gemoed, en voor al het +goud der wereld had zij niet door André verrast willen worden te +midden harer gewaarwordingen van daareven.</p> + +<p>—"Mag ik binnenkomen?" vroeg hij, aankloppend en de daad bij het +woord voegend.</p> + +<p>Zij zag op van haren brief en antwoordde:</p> + +<p>—"Jawel, André."</p> + +<p>Er is in de intonatie, waarmede de vrouw die hij heet lief te hebben, +of werkelijk liefheeft, hem ontvangt en zijnen welkomstgroet +beantwoordt, iets waaromtrent geen man zich vergissen kan. Al was Emma +naar hem toegesneld; al had zij hare armen om zijnen hals geslagen en +de grootste blijdschap over zijne komst geveinsd,—André zou in het +diepst van zijn hart gevoeld hebben, alleen afgaande op den klank van +hare stem, dat nogmaals tusschen hem en haar een scheidsmuur verrezen +was. Te dieper gevoelde hij dit, nu hij noch omhelsd, noch verwelkomd +werd.</p> + +<p>—"Mijn God, Emma, wat scheelt er aan?" vroeg hij, zich nederzettend +in een fauteuil dien zij hem niet aangeboden had.</p> + +<p>Zij droeg hetzelfde ochtendgewaad als anders, effen lichtgrijs met +groen belegsel; haar kapsel had geene verandering ondergaan; hetzelfde +lint onder een glad kraagje van dezelfde snede, viel met twee korte +slippen neder op hare borst, en om haar middel sloot hetzelfde +ceintuur. Al de keeren dat André haar in deze dagen een morgenbezoek +had gebragt, had zij er even zoo uitgezien als nu. Ook vertoonden zich +op haar gelaat geene sporen van tranen of van ligchamelijke +vermoeidheid, overblijfselen van een doorgewaakten nacht. Toch hadden +hare trekken eene nieuwe uitdrukking bekomen, en zag zij er +vrouwelijker, volwassener, weerbaarder, minder kinderlijk uit dan +voorheen.</p> + +<p>—"Ik heb dadelijk begrepen," zeide zij kortaf, "dat ik hier niet op +mijne plaats zou zijn; en het is uitgekomen zooals ik gedacht had. Ik +had te Duinendaal moeten blijven bij mijne ouders."</p> + +<p>—"Maar hoe is het mogelijk, lieve Emma..." begon André. Doch zij liet +hem niet uitspreken.</p> + +<p>—"Val mij niet in de rede," ging zij voort, met nog gebiedender +stembuiging dan daareven, "en veins geene genegenheid, die gij niet +meer gevoelt. Uw hart behoort aan Lidewyde, en iederen keer dat gij +mij lieve Emma noemt, spreekt gij onwaarheid. Ik zit aan mijne moeder +te schrijven, dat ik hier geen dag langer blijven wil. De brief wordt +heden verzonden."</p> + +<p>—"Zou zij iets weten?" vroeg André zich af. "Maar dat is onmogelijk. +Zij heeft niets kunnen zien, niets kunnen hooren. En hoe onregtvaardig +van haar, mij te verwijten dat ik haar niet liefheb!"</p> + +<p>—"Emma," vervolgde hij overluid, en de toon van beleedigde onschuld, +dien hij aansloeg, was te opregter, naarmate hij zich stelliger +voorgenomen had, voortaan geen enkel gemeenzaam woord met Lidewyde +meer te wisselen, laat staan haar te kussen,—"Emma, gij valt mij +tegen. Dat gij jaloersch zijt van Lidewyde, is kinderachtig van u; +maar schandelijk noem ik het, u daarover op mij te wreken."</p> + +<p>—"Indien gij mij liefhadt," antwoordde zij, "zoudt gij deelen in +mijne jaloezie, in plaats van daarover met minachting te spreken. +Denkt gij, omdat ik schertsen kan,—schertsen kon, moest ik zeggen, +want ik kan het niet meer,—denkt gij met mij te kunnen spelen? Ik had +wijzer moeten zijn, en mij nooit aan u moeten hechten. Toen ik u +leerde kennen, ben ik voor fabelen gaan houden hetgeen ik van +trouwelooze minnaars gehoord en gelezen had; doch gijlieden kunt niet +anders, schijnt het wel. Het ligt in uw aard. Eene vrouw heeft maar +één woord, en wanneer zij dat woord gegeven heeft, doet zij het +gestand; doch gij, gij weet niet wat het is, lief te hebben. Ga weg +van mij, man zonder hart!"</p> + +<p>—"Emma, Emma, hoe draaft gij door! Weet gij wel, wanneer ik u zoo +hoor spreken, dat ik regt zou hebben, ernstig boos op u te worden?"</p> + +<p>—"Schijnheilige die gij zijt! Zie ik niet met open oogen, dat uwe +Lidewyde en haar dokter u betooverd hebben? Indien mijn verdriet en +mijne vreugde de uwe waren, gelijk het betaamde, zoudt gij dan tot mij +spreken op een toon, alsof ik uwe vergiffenis behoefde, in plaats van +gij de mijne? Doch ik schenk u geene vergiffenis. Een man, die +vergiffenis noodig heeft, verdient geene plaats in het hart eener +vrouw."</p> + +<p>Het klimmen van Emma's drift deed André's ongeduld bovenkomen en +versterkte hem in de overtuiging, dat, mogt hij zich al iets te +verwijten hebben, er niet de minste evenredigheid bestond tusschen het +door hem gepleegd misdrijf en Emma's vonnis.</p> + +<p>—"Mag ik weten," vroeg hij, "met welk regt gij op nieuw, van mijne +Lidewyde spreekt, en wat Lidewyde's dokter te maken heeft met ons +onderhoud? Een onderhoud, dit moet ik u zeggen, dat mij zeer mishaagt, +en waarvan ik om uwentwil wenschte, dat het eene andere wending +genomen had."</p> + +<p>Doch dit was olie in het vuur.</p> + +<p>—"Het pleit niet voor u," zeide zij, "dat gij in mijne +tegenwoordigheid Ruardi's verdediging op u durft nemen. Of zijt gij de +eenige in deze stad, die zijne geschiedenis niet kent? Moet gij van +mij vernemen, dat hij een glimlagchende booswicht is, die er zijn +bedrijf van maakt, onschuldige vrouwen en meisjes in het verderf te +storten? Ach, dat ik aan uwe onnoozelheid gelooven kon! Maar dat gaat +niet aan, en dat wil ik ook niet. Onnoozele mannen zijn niet van mijne +gading. Indien gij niet slecht waart, of niet bezig om slecht te +worden, zoudt gij Ruardi verafschuwen. Maar gij zoekt zijn gezelschap, +gij schept behagen in zijne gesprekken, gij bewondert en vereert hem, +even als gij keer op keer aan de lippen van zijnen vriend Lefebvre +hangt."</p> + +<p>—"En wat, in 's hemelsnaam hebt gij op Lefebvre aan te merken? +Lefebvre is de ingetogenheid in persoon; iemand die leeft als een +kluizenaar en zich met niets anders bezig houdt als met zijne +klienten."</p> + +<p>—"Ik zeg niet dat mijnheer Lefebvre een slecht mensch is, zooals +Ruardi, maar alleen dat hij u verkeerde dingen in het hoofd brengt. Al +is hetgeen hij denkt en zegt misschien onschadelijk voor hem zelven, +voor u deugt het niet. Voorheen, wanneer ik u met mijn vader hoorde +spreken, waart gij eenvoudig en zeidet ronduit uwe meening; nu +daarentegen oppert gij telkens allerlei vreemde denkbeelden, waarvan +men duidelijk bemerken kan dat zij niet uit uzelven komen."</p> + +<p>—"En ik zeg u, dat van een man als Lefebvre in veertien dagen meer te +leeren valt dan men in een half dozijn jaren gewone menschen leert. +Lefebvre is een der uitstekendste personen van ons land."</p> + +<p>—"Van Ruardi kunt gij misschien hetzelfde zeggen, maar dat neemt niet +weg dat hij een verdorven schepsel is, wiens omgang gij behoordet te +mijden. Waarom weidt gij uit in den lof van Lefebvre? Heb ik gezegd, +dat mijnheer Lefebvre zich slecht gedroeg? Het bewijst tegen u, dat +gij den eenen van uwe afgoden gebruikt om er den anderen achter te +verbergen. Ik zou van mijnheer Lefebvre niet gesproken hebben, indien +ik het niet schande vond, dat gij tevens het hof maakt aan Ruardi en +aan hem."</p> + +<p>—"Ik maak het hof niet aan Ruardi," viel André haar in de rede, even +driftig als zij. "Ik bewonder hem niet, ik vereer hem niet, ik hang +niet aan zijne lippen, niets van dat alles. Ik laat hem alleen regt +wedervaren. Wie u verteld kan hebben, dat hij een verachtelijk mensch +is, weet ik niet en raakt mij niet. Freule Bertha vast; want zoo zijn +de oude vrijsters. Hij is een man met een helder hoofd en die verder +ziet dan de meesten; dat is al. Waarom behagen mij zijne gesprekken? +Omdat hij vernuft heeft. Geleek hij op mijn zoetsappigen neef Adriaan, +in wien ik mij zoo jammerlijk bedrogen heb en die iederen dag meer +tegenvalt"...</p> + +<p>—"Uw neef Adriaan", riep zij uit, bleek van verontwaardiging, "uw +neef Adriaan is een beter mensch dan òf uw vriend Ruardi, òf +gijzelf... op dit oogenblik. En al was hij een onbeduidend persoon, +geeft dit Ruardi het regt, hem zijne eer te ontrooven? Den man, wiens +vriend hij heet, wiens huis voor hem openstaat, die hem ontvangt aan +zijne tafel? Ruardi is een monster, zeg ik u, en Lidewyde is zijne +maîtres."</p> + +<p>Onder het uitspreken van dit laatste woord, dat zij in haar geheele +leven nog nooit overluid gebezigd had, stroomde het bloed weder naar +Emma's wangen. Zij bloosde; en indien André op dat oogenblik zichzelf +was geweest en haar had aangezien, zou hij misschien tot andere en +betere gedachten gekomen zijn. Misschien ook niet, want de aanblik der +eerbaarheid treft meer dan zij verteedert. Doch getroffen was hij dan +toch, en Juist om die reden hield hij de oogen naar den grond +geslagen. Hetgeen Emma van Ruardi's betrekking tot Lidewyde beweerde, +beschouwde hij als laster; het stemde in het geheel niet overeen met +hetgeen hij daaromtrent van Sarah wist. En wie was aangaande deze zaak +beter ingelicht dan Sarah? Doch reeds de onderstelling, dat Lidewyde, +die dan toch zelve erkende dat Ruardi haar het hof maakte, iets voor +dien man gevoelen zou, vervulde hem met wrevel. Nog zeer kort geleden +was hijzelf van oordeel geweest dat Lidewyde juist eene vrouw was om +een minnaar te hebben, en had hij het denkbeeld, dat Ruardi die +minnaar was, zelfs zeer aannemelijk gevonden. Doch toen kende hij +Lidewyde nog bijna in het geheel niet, en er was tusschentijds eene +groote verandering gekomen in zijne meening omtrent haar. Lidewyde +mogt hare gebreken hebben, hij kon niet verdragen, dat iemand, wie dan +ook, met minachting over haar sprak; en dat Emma dit deed stond haar +leelijk, want steeds was Lidewyde, wanneer Emma's naam in hare +tegenwoordigheid genoemd werd, overvloedig geweest in haren lof.</p> + +<p>Minder stuitte het hem tegen de borst dat Emma den dokter zwart +maakte. Er was ongetwijfeld veel overdrevens in de voorstelling die +zij zich van hem vormde, en blijkbaar verkeerde zij te zijnen aanzien +onder den invloed van kwaadsprekende tongen. Doch hij begon nu zelf te +vinden dat er voor hem redenen konden zijn om Ruardi te haten. +Lidewyde zwak voor Ruardi? Het was niet mogelijk, dat eene zoo +schoone, zoo schrandere, en bovenal zoo door en door goede vrouw in +die mate met blindheid geslagen zou zijn.</p> + +<p>—"Arme Lidewyde," dacht hij bij zichzelven, terwijl een droefgeestige +trek zich om zijnen mond plooide, "hoe miskent men u!" Overluid voegde +hij er bij: "Gij weet niet half, Emma, hoe uwe woorden mij door de +ziel snijden."</p> + +<p>Die toon en dat waas van weemoed over zijn gelaat misleidden Emma. Zij +begon berouw te gevoelen over hare heftigheid van daareven. Met welk +regt, vroeg zij zich af, had zij den teugel gevierd aan haren +hartstogt? Was drift het middel om André tot inkeer te brengen? En +indien hij onschuldig was, wat moest hij van haar denken? Welke +bewijzen kon zij aanvoeren tot staving van Ruardi's wangedrag en +Lidewyde's ligtzinnigheid? Waaruit bleek het, dat de scherpzinnigheid +van hare zegslieden gelijken tred hield met hunne goede trouw? +Bovendien, al was Lidewyde de koketterie in persoon en Ruardi een +onverbeterlijke slechtaard, was André daarom minder André? Had zij hem +niet lief met hare geheele ziel? En indien eenig gevaar hem dreigde, +was zij niet de aangewezen persoon om hem daartegen te beschermen?</p> + +<p>Er volgde eene verzoening, zoo vleijend voor André's eigenliefde als +hij slechts wenschen kon. Emma knielde naast hem neder, greep zijne +handen, en kuste die.</p> + +<p>—"Vergeef het mij," zeide zij, "dat ik mij daareven zoo dwaas heb +aangesteld. Ik heb u bedroefd, maar het was uit liefde. Wat gaat mij +Lidewyde aan? Wat kan mijnheer Ruardi mij schelen? Aan uw hart heb ik +genoeg."</p> + +<p>André verkeerde in een ligt vermurwbare stemming, en om te toonen dat +hij op het punt van edelmoedigheid voor niemand behoefde onder te +doen, zeide hij, haar op het voorhoofd kussend en hare blonde lokken +streelend:</p> + +<p>—"Ik geloof, Emma, dat uw oordeel over Ruardi inderdaad juister is +dan het mijne. Hij is minder slecht dat gij denkt, veel minder; en +toch gevoel ik dat zijne conversatie mij niet lijkt. Zelfs erken ik, +dat in zijne gesprekken onder vier oogen iets onvoegzaams is. Men kan +een jong weduwnaar, die zulke gevoelens koestert, niet ten volle +vertrouwen, en daarom, ik beloof het u,—ik zal zijnen omgang mijden +en hem van nu af op een afstand houden."</p> + +<p>Voor Emma's gemoedsrust zou het meer waard geweest zijn, indien André +eene soortgelijke gelofte omtrent Lidewyde had gedaan, en vooral, +indien hij dien eed nagekomen was. Doch zij was te gelukkig om deze +leemte in zijne toezeggingen thans op te merken, of de portée daarvan +te beseffen. En ook <span class="sper">zijn</span> geluk was, menschelijkerwijze gesproken, op +dit oogenblik volkomen. De gedachte aan Lidewyde sluimerde zachtkens +op den achtergrond van zijn gemoed; terwijl niets hem verhinderde, nu +Emma die herinnering met vrede liet, te genieten van Emma's +tegenwoordigheid. Niet-alleen haatte hij Emma niet en zou hij om niets +ter wereld zijne verbindtenis met haar hebben willen verbreken, maar +hij gevoelde, dat hij haar hartelijk liefhad; vooral nu hij als van +ouds den arm geslagen hield om haar lief figuurtje, en zij haar +geestig kopje weder rusten liet aan zijne borst. Met het meeste +welgevallen dacht hij op nieuw aan de toekomst; aan het stil en +minzaam leven, dat hij aan Emma's zijde slijten zou; aan de +onveranderlijke getrouwheid, waarmede zij aan hem gehecht zou blijven; +aan dien kleinen hemel op aarde, waarvan hij zoo vaak had gedroomd. +Beter maakten die gedachten hem op dit oogenblik niet, maar wel +aandoenlijker; en aangedaan-zijn is in den regel eene streelender +gewaarwording dan beter-worden.</p> + +<p>—"En wat," vroeg hij op innemenden toon, toen zij als tortelduiven +eene poos kussend gekeuveld hadden,—"wat zal nu, lieve, het onderpand +van onze verzoening zijn?"</p> + +<p>Als bragt die vraag een plan tot rijpheid, dat reeds geruimen tijd +door haar gekoesterd was, rees zij op en greep het blad papier, +bestemd geweest om een brief aan hare moeder te worden. Een kenner van +autografen zou het niet ontgaan zijn, dat het schrift van dien brief +teekenen van toorn vertoonde; en aan het gevloeide van sommige woorden +zou hij bespeurd hebben, dat de droefheid, onder het schrijven, hier +en ginds de overhand bekomen had op de verontwaardiging. Doch André +was in die wetenschap niet te huis, en toen Emma het blad lagchend +omhoog hief en er mede wuifde, zag hij alleen dat van de vier zijden +reeds drie beschreven waren.</p> + +<p>—"Plaaggeest!" riep zij, op vrolijken toon; "moet gij dan in alles uw +zin hebben? Zie hier!"</p> + +<p>Zij scheurde den brief in honderd stukjes en strooide hem de snippers +in het haar.</p> + +<p>—"Nu poeijert gij mij voor den tijd," schertste hij, zich den +papieren regen van het hoofd schuddend. "Doch zoo goedkoop komt gij er +niet af. Uw horloge zal ik u laten houden, want gij moet kunnen zien, +wanneer het oogenblik daar is om mij te verdrijven, maar indien gij +mij niet uw mooisten bracelet, uwe mooiste broche, uw mooiste +oorbellen tot onderpand geeft, zal ik niet gelooven dat gij het +eerlijk meent."—"Ik zie wel, mijnheer," antwoordde zij, te gelijk +lagchend en blozend van geluk, "dat het oogenblik om u te verdrijven +sedert lang gekomen is. Gij wordt lastig. Doch indien gij een +onderpand begeert," ging zij voort, eensklaps ernstig wordend en +terwijl de tranen haar in de oogen sprongen, "neem dit!" Zij plagt om +den hals een fijn zwart koord te dragen, waaraan een medaljon +bevestigd was. Het kleine ronde glas met den gouden rand bevatte niets +anders als aan de eene zijde een gitzwarten haarlok, eene herinnering +aan haar broeder Reinier, de vroeggestorven bloem van haar geslacht, +en aan de andere zijde een grijzen lok van haren vader, gestrengeld +door een blonden van hare moeder.</p> + +<p>—"Het is," zeide zij, koord en medaljon André in de hand en op zijne +hand een kus drukkend, "het is mijne reinste en heiligste +gedachtenis."</p> + +<h3 class="p4">Derde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Met een verruimd hart trad André een uur daarna de hem welbekende +tuinkamer binnen, waar Lidewyde en haar echtgenoot, wanneer zij geene +gasten hadden, of alleen zulke die zij tevens als halve huisgenooten +beschouwen mogten, plagten te ontbijten. Hij vond de tafel gedekt, en +den knecht, Isidoor, bezig met het rangschikken van zilver en kristal. +Volgens de pendule was het bij éénen.</p> + +<p>—"Is mijnheer Dijk nog in de stad?" vroeg hij den knecht, meer om +iets te zeggen, dan uit wezenlijke belangstelling.</p> + +<p>—"Ik vermoed van ja, mijnheer," antwoordde Isidoor. "Mevrouw is +uitgereden, maar mijnheer wordt gewacht."</p> + +<p>—"Komt mevrouw niet ontbijten, denkt gij?"</p> + +<p>—"Ik geloof het niet, mijnheer. Den tweeden donderdag van elke maand +is het vergadering van het Fundatiehuis, waar mevrouw regentes van is. +Het Fundatiehuis is zoo veel als een weeshuis, mijnheer. Knappe +burgerkinderen worden er opgeleid voor dienstmeisje. Ik heb er een +zuster."</p> + +<p>—"Jawel," zeide André, die zich herinnerde Lidewyde over die +inrigting te hebben hooren spreken.</p> + +<p>—"Een weeshuis is het eigenlijk niet, mijnheer, want mijn vader en +moeder leven nog. Ook dragen de meisjes elk haar eigen kleeren en +behoeven niet twee aan twee achter elkander over straat te gaan. +Iederen ochtend komt de oudste dominé een hoofdstuk uit den Bijbel +lezen. Dat is in het testament bepaald."</p> + +<p>—"En wanneer de meisjes ziek zijn, worden zij in het huis verpleegd, +niet waar?"</p> + +<p>—"Om u te dienen, mijnheer. Mijnheer Ruardi is er vaste dokter."</p> + +<p>—"Nu, daar zullen zij niet kwalijk bij varen. Zulke knappe dokters +zijn er niet veel."</p> + +<p>Isidoor had zijne zuster wel eens hooren verhalen, dat de kennismaking +met mijnheer Ruardi sommige meisjes van het Fundatiehuis naderhand +juist niet ten zegen geweest was. Hij vond het evenwel niet noodig, +dit mede te deelen aan den logeergast, die een vriend van den dokter +scheen te zijn. Bovendien werd er aan de voordeur gescheld, en zijne +funktien als dorpelwachter gedoogden niet, dat hij thans nieuwe vragen +uitlokte of beantwoordde.</p> + +<p>Thuisgekomen van zijn bezoek bij Emma, had André zich een oogenblik +naar zijne kamer begeven en eenig toilet gemaakt. Nu Isidoor hem +alleen liet, en hij niets anders te doen had als het vertrek op en +neder te wandelen, wierp hij beurtelings een blik in verschillende +spiegels. Het zou valsche nederigheid geweest zijn, indien hij met het +resultaat van zijne waarnemingen in het geheel geen vrede had gehad. +Met betrekkelijk welgevallen bezigtigde hij zijn zwart fluweelen vest, +dat goed kleurde bij zijn blonde haren en zijn blonden knevel en een +aangenaam geheel vormde met zijn grijzen pantalon en zijn gekleed +jasje van donkerbruin laken. Hij betastte met de eene hand zijn +horlogeketting, met de andere de bloedkoralen knoopjes in zijn keurig +overhemd. Daaronder sluimerde thans het hem door Emma geschonken +medaljon, dat hij met hetzelfde koord, waaraan zij het om haren hals +plagt te dragen, om den zijnen bevestigd had. Wanneer hij eene kleine +voorwaartsche beweging met het bovenlijf en daardoor tevens in den +spiegel eene ligte buiging voor zichzelven maakte, kon hij het +medaljon voelen heen en weder schuiven langs zijne borst. Toen hij +voetstappen hoorde in den gang en de stem van zijnen gastheer meende +te herkennen, trad hij ijlings naar het venster, ten einde Dijk bij +het binnentreden in den waan verkeeren zou, dat hij zich den tijd had +gekort met Lidewyde's bloemenmand te bewonderen.</p> + +<p>Adriaan was in <span class="sper">high spirits</span>. Hij had dien ochtend te gelijk met een +brief van Lefebvre, het berigt inhoudend dat zijne verkiezing zoo goed +als verzekerd was, een verblijdend handelstelegram uit het buitenland +ontvangen. Met ongemeene graagte,—want hij behoorde niet tot degenen +wier eetlust door aangename tijdingen bedorven wordt,—drong hij +André, zich aan tafel te zetten. Lidewyde zou niet verschijnen, zeide +hij, en hij verontschuldigde hare afwezigheid met dezelfde redenen die +reeds door Isidoor aangevoerd waren. Ofschoon André kort te voren door +geheel andere aandoeningen bestormd was geworden als zijn +bloedverwant, had zijn appetijt daaronder weinig minder geleden dan +die van Adriaan. Vooral de moezelwijn, waarmede zijn gastheer hem +aanmoedigde brood en vleesch te besproeijen, smaakte hem kostelijk.</p> + +<p>—"Het spijt mij geducht," zeide Dijk, "dat ik u van middag alweder +geen gezelschap zal kunnen houden. Doch het rijtuig is tot uwe +dispositie, gelijk gij weet. Zoo gij met uw meisje een toertje wilt +gaan maken, bekommer u dan noch om Lidewyde, noch om mij."</p> + +<p>—"Zeer verpligt," antwoordde André, "maar Emma heeft van daag wat +hoofdpijn, en ik denk van mijne verlatenheid gebruik te maken om +brieven te schrijven."</p> + +<p>—"Zoo als gij wilt. Vrijheid blijheid. Mag ik u nog een glas wijn +verzoeken? Dank u. Geurige Pisporter, vindt gij niet?"</p> + +<p>André vond den Pisporter geuriger dan ooit; en toen Dijk hem verlaten +had om naar zijn kantoor terug te keeren en van daar naar de beurs te +gaan, bleef hij nog eene poos aan tafel zitten en ledigde hij langzaam +zijn derde of vierde glas. Onder den opwekkenden invloed van den wijn +rekapituleerde hij nog eens zijn jongste gesprek met Emma en trachtte +hij zich rekenschap te geven van hetgeen hij thans gevoelde. De +slotsom was bevredigend. Het nakomen der gelofte, die hij bij +zichzelven had afgelegd, werd hem door Lidewyde's ongezochte +afwezigheid, en dat was een gunstig voorteeken, reeds aanstonds +gemakkelijk gemaakt. Wilden die voorspoedige gelegenheden zich slechts +vermenigvuldigen,—hij, voor zich, zou zich beijveren ze aan te +grijpen. Niets zou hem aangenamer zijn dan den tegenwoordigen stand +van zaken te doen voortduren. Hij beminde Emma, dat was een feit, en +zij kon er op rekenen dat hij haar getrouw zou blijven. Doch zij moest +niet jaloersch worden, en wanneer hij beleefd was voor andere vrouwen, +behoorde zij hem daarin zijnen gang te laten gaan. Ten opzigte van +Lidewyde kon zij dit gemakkelijker doen, omdat hij Lidewyde wel zeer +schoon—en hoe zou hij het noemen?—zeer appetissant vond, maar +geenszins van haar gecharmeerd was. Lidewyde was en bleef eene +getrouwde vrouw; eene vrouw, nu ja, waarmede hij, André, uit +tijdverdrijf een weinig koketteren mogt, en zij met hem, maar die +nimmer een ernstige hinderpaal kon worden voor zijne vereeniging met +Emma. Hij gevoelde alleen behoefte aan Lidewyde's onderscheiding. Zij +moest hem niet kunnen verwijten dat hij opging in een meisje als het +zijne; moest bespeuren dat hij kon liefhebben, voorzeker, doch tevens +dat hij een man was en niet een opgeschoten knaap.</p> + +<p>—"Maar komaan," viel hij zichzelven in de rede, "Isidoor moet +afnemen, en het wordt tijd dat ik naar mijne kamer ga."</p> + +<p>Op het portaal, boven aan den trap, ontmoette hij Sarah, die met eene +zwijgende buiging eenigzins ter zijde trad om plaats voor hem te +maken. Nog nooit tot hiertoe had hij zich naar zijne kamer kunnen +begeven zonder op de eene of andere wijze er aan herinnerd te worden, +dat Lidewyde eene vrouwelijke Cerberus nahield, die den toegang tot +hare appartementen versperde. Ook thans werd hem dit te binnen +gebragt, doch niet onder denzelfden onaangenamen vorm. Sarah toch was +gekleed om uit te gaan. Zij, die hij tot hiertoe steeds had aangemerkt +als een huiszittend wezen, hetwelk zich hoogstens, en dan nog wegens +dienstzaken, eene wandeling in den tuin veroorloofde, droeg heden, +even als andere vrouwen, een hoed en eene mantille. Zelfs zou hij +hebben durven zweren dat zij eene crinoline aan had. Nietige +omstandigheden, indien men wil, doch waaruit het geoorloofd was op te +maken, dat Lidewyde in de eerste twee of drie uren niet terug verwacht +werd. Dijk van huis, Lidewyde van huis, Sarah van huis: gunstiger +gelegenheid tot het beproeven van een onderzoek, hetwelk hij reeds +meer dan eens zou hebben willen instellen, kon zich bezwaarlijk +aanbieden.</p> + +<p>Hij trad zijne kamer binnen, doch liet de deur achter zich open staan. +Niemand zou hem thans komen storen, en zonder onbescheidenheid kon +hij, voor hij aan zijne brieven begon, een paar malen het portaal en +den gang op en neder wandelen. Hij behoefde Lidewyde's vertrekken +immers niet binnen te treden, al verwijlde hij eene poos voor de deur +die tot het eerste daarvan toegang verleende? Toen hij evenwel ten +derde male tegenover de door geene engelen met vlammende zwaarden +bewaakte poort van het verboden Eden stilhield, stond Lidewyde's beeld +hem zoo levendig voor den geest en was hij zoozeer met de gedachte aan +haar vervuld, dat het niet onnatuurlijk scheen eene schrede verder te +gaan en de hand aan den kruk te brengen. Indien het bestaan-zelf van +sommige wezens, door de kracht der sympathie, zich aan ons schijnt +mede te deelen, zoodat het is alsof hun leven een deel uitmaakt van +het onze, waarom zou het dan ongeoorloofd zijn, zich in de +aanschouwing der onbezielde voorwerpen te vermeiden, die hen of haar +dagelijks omringen? Vermoedelijk beleed Emma daaromtrent gevoelens, +die van de zijne afweken; doch dit was geen beslissend argument. De +vrucht toch van zijne kennismaking met Lidewyde was juist, dat de +grenzen van Emma's superioriteit hem openbaar geworden waren. Hij +moest bekennen dat Emma met al hare beminnelijke eigenschappen niet +vrij was van zekere bekrompenheid in het oordeelen,—dezelfde formule +waarvan Lidewyde zich ten aanzien van freule Bertha bediend +had,—welke bezwaarlijk geacht kon worden tot het ideaal eener vrouw +te behooren. Ware zij hem op dit oogenblik plotseling verschenen en +had zij geraden wat hij ging doen,—zij ried veel, meer dan hem lief +was, meer zelfs dan hij somwijlen overeen kon brengen met eene +volkomen vrouwelijke onschuld,—dan zou hij om harentwil, en omdat hij +in spijt van hare gebreken innig veel van haar hield, zijn voornemen +hebben laten varen; niet omdat hij toestemde dat zijne +nieuwsgierigheid misdadig of ook maar berispelijk was, maar omdat hij +het wreed zou hebben gevonden, in Emma's tegenwoordigheid iets door te +drijven, wat haar onaangenaam bleek te zijn.</p> + +<p>De eerste indruk, dien hij van Lidewyde's kamer ontving,—want hij had +André Kortenaer niet moeten zijn om thans buiten te blijven staan—was +verward. Om de brandende stralen der namiddagzon te weren, had Sarah, +voor zij heenging, al de jalousien gesloten, en het oog moest aan de +halve duisternis een weinig wennen. Weldra echter bemerkte André, dat +het vertrek, waarin hij zich bevond, slechts de inleiding was tot twee +of drie andere vertrekken, die te zamen den zuidelijken bovenvleugel +van Soekabrenti uitmaakten, en waarvan eerst het verst verwijderde, +dat met de vorige een regten hoek vormde, het eigenlijk doel van zijne +ontdekkingsreis heeten mogt. Geene lastige deuren verhinderden hem +zich daarvan aanstonds te vergewissen. Hij liep door, van den eenen +lusthof in den anderen, zoo ver de afstand reikte, en keerde toen op +zijne schreden terug. Voldaan was hij niet; maar het schemerlicht, en +de door niets afgebroken stilte om hem henen, hadden hem daareven min +of meer schichtig gemaakt, en hij wilde thans alles nog eens rustig +opnemen.</p> + +<p>Eerst een kleine bazar, zou men gezegd hebben, bijeengebragt uit verre +landen: donkerbruine meubelen met japansch-verlakte paneelen, goud op +zwart; étagères, overladen met chineesch porselein; boeken en +plaatwerken uitgespreid op eene met gekleurd paarlemoer ingelegde +tafel; behangsels en overgordijnen van ligtgele zijde, tusschen wier +plooijen men geborduurde kakkatoes met hunne kuiven zag pronken en de +bevallig gebogen staarten van paradijsvogels zag afhangen. Dit was de +kamer, die gemeenschap had met den gang. De daarop volgende geleek het +boudoir eener fransche hofdame uit den tijd van Lodewijk den XV<sup>de</sup>: +een ameublement van zeegroen damast; vergulde lustres, een geheel +vormend met ovale spiegels; werktafels van kruiselings ingelegd +rozenhout met in vergulde schoentjes gevatte pooten; boven eene +kanapee het zachtgekleurd portret eener bruid uit de school van +Greuze; eene vergulde kroon, die voor een ruiker van waterlelien zou +hebben kunnen doorgaan; snuisterijen om te stelen; eene pendule van +saksisch porselein, op wier top men een kleinen herder met keurig +geschoren baard, eene korenbloem in den hoed van een herderinnetje +steken zag. Het derde vertrek scheen een zachten overgang naar +Lidewyde's slaapkamer te vormen. De wanden vertoonden een rozerooden +achtergrond, met geplooid neteldoek bespannen, waartusschen de +spiegels zich half verscholen. Van de zittingen der witte sofas en der +witte fauteuils hingen breede geborduurde strooken af tot op den +grond. Op de van zilverachtig hout vervaardigde tafel stond eene +albasten bloemvaas vol theerozen, wier frissche, fijne geur het +geheele vertrek doorstroomde. Het tapijt was van eene heldergrijze +kleur, even als de tafel, en bezaaid met bouquetten van bleeke +pionies.</p> + +<p>Er ging van die rustbanken, waarop Lidewyde plagt neder te zitten; die +spiegels, waarin zij bij het uitgaan telkens een laatsten blik wierp; +dat speelgoed, hetwelk hare hand nog daareven scheen te hebben +aangeraakt, om het te verschikken of van stof te reinigen; die +tapijten, waarlangs den eigen ochtend de zoom van haar kleed geruischt +had, en waarop haar kleine voet van afstand tot afstand een indruk zou +hebben achtergelaten, indien gestalten, zoo harmonisch als de hare, +niet veeleer schenen te zweven dan te gaan,—van dit alles ging voor +André eene biologiserende kracht uit, die, zonder hem te verbijsteren +of op te winden, hem nogtans aan zichzelven ontvoerde. En de +bedwelming verminderde niet, toen hij, aan het einde van het derde +vertrek gekomen en zich half omwendend, Lidewyde's kleed- en +slaapkamer voor zich zag. In de andere vertrekken was de schaduw warm; +en men gevoelde dat het <span class="sper">clairobscur</span>, waarin zij gehuld waren, alleen +dienen moest om de hitte niet ondragelijk te maken. Hier daarentegen, +waar het niet noodig was geweest de zuiderzonnestralen te weren, hier +was licht en koelte, en de ademtogt van den oostenwind speelde, door +het halfgeopend venster, met de kanten strooken der ontplooide +overgordijnen. Lidewyde's liefde voor stille kleuren had zich ook in +dit vertrek niet verloochend. De vergeet-mij-niet had haar teederst +blaauw aan de draperien geleend, die afhingen langs de vensters en de +alkoof omhuifden, waarin het ledikant der schoone slaapster geplaatst +was. En weder scheen het geheele ameublement, en schenen alle +sieraden, met die festoenen uit één stuk gegoten te zijn. Zonder door +eenige ongelijkheid gestoord te worden, gleed het oog van de paneelen +der garderobe naar den hemel van het ledikant en van de waschtafel +naar den kapspiegel.</p> + +<p>Naast den ingang, aan de linkerzijde, half verscholen achter de breede +plooijen der portière, stond eene hooge en breede porseleinen +kolomkagchel, thans ongebruikt, maar te zwaar om des zomers te worden +weggenomen; en daarvoor eene kleine sofa, dus geplaatst, dat men met +een boek in de hand zich daarop rustig uitstrekken en het licht der +vensters, aan de andere zijde van het vertrek, naar welgevallen kon +laten spelen over de bladzijden. André zette zich neder, liet zich +half achterover zinken, kruiste de armen over de borst, en staarde +voor zich uit. Want hetgeen hem in die kleine sofa het meest bekoorde, +was dat zijn blik van dit plekje door kon dringen tot in het diepst +der alcoof tegenover hem.</p> + +<p>Zou hij met Emma's geheimen hebben durven handelen, gelijk hij thans +met die van Lidewyde deed? Had hij zich die vraag gesteld,—doch hij +liet haar rusten,—dan zou hij niet verlegen zijn geweest om een +antwoord. Nu ja, er <span class="sper">was</span> eene soort van eerbied, die Emma hem +inboezemde en Lidewyde niet; dit bewees evenwel alleen, vond hij, dat +Emma voor hem eene aantrekkingskracht miste, die juist, om zoo te +zeggen, Lidewyde's specialiteit was. Hij verwachtte niets van +Lidewyde; zag niet in, hoe zij ooit iets voor hem zou kunnen worden; +eischte van haar geene wederliefde, en zou desnoods hebben volgehouden +dat zijne stille genegenheid voor haar met minder zelfzucht vermengd +was dan het gevoel hetwelk hem aan Emma Verbond. Van Emma's zijde toch +rekende hij voor zichzelven op eene vermeerdering van levensgeluk; de +zorg, die hij eenmaal voor haar dragen zou, moest Emma hem vergoeden; +zij moest hem levenslang troosten van zijnen arbeid; moest de +lichtstraal zijn en blijven van zijne maatschappelijke positie; en +indien zij te eeniger tijd te kort schoot in het volbrengen van die +taak, zou hij het regt hebben, meende hij, haar dat te verwijten. +Lidewyde daarentegen had hem niets beloofd en zich tot niets +verbonden; elk blijk van genegenheid, dat hij van haar ontving, was +eene gift van hare vrije goedheid; hij kon haar slechts danken voor +hetgeen zij hem schonk. Dat Lidewyde niet zwak voor hem kon zijn, +zonder verraad te plegen aan haren man,—was eene gedachte, waarbij +hij ongaarne verwijlde. Het denkbeeld dat hij hare gunsten, indien zij +hem die verleende, zou moeten deelen met Ruardi, had hij zich voor +goed uit het hoofd gezet. Van eenig gevaar voor haar goeden naam, +indien zij hem met te veel welwillendheid bejegende, kon geene kwestie +zijn, en nog veel minder van eenige afhankelijkheid, waarin zij +geraken zou, indien zij zich aan hem, André, overgaf. Wie sprak +daarenboven van zich over te geven? Wie vergde van haar, dat zij iets +voor hem doen zou? Dit was onzin. Hij vroeg niets en rekende op niets: +daarom klopte zijn hart dan ook nu volkomen rustig en werd hij door +geene inwendige stem van iets ergers dan vrijpostigheid beschuldigd.</p> + +<p>Zijne kalmte zou intusschen weldra ter toets gebragt worden. Reeds +twee- of driemalen was van den straatweg het geluid van een naderend +rijtuig tot hem doorgedrongen, zonder dat hij zich daarom bekommerd +had. Hij was vast overtuigd dat Lidewyde eerst tegen het etensuur +terugkeeren zou, en de uitkomst had zijn zelfvertrouwen tot hiertoe +niet beschaamd. Tot driemalen toe was het naderend rijtuig Soekabrenti +voorbijgereden, en had hij het dreunend geraas der wielen in de verte +hooren wegsterven gelijk het opgedoemd was. Doch toen weder een +rijtuig aankwam, gebeurde het tegenovergestelde. In plaats van zijnen +geplaveiden weg te vervolgen, sloeg het de laan in, die op de plaats +aanliep, en met meer verwondering dan ontsteltenis hoorde André het +hem welbekend geluid der kiezelsteenen, opspringend om de hoeven der +paarden en krakend onder het ijzer der wielen. Ook toen het rijtuig +stilhield voor de deur maakte hij zich niet ongerust. Het <span class="sper">kon</span> Lidewyde +niet zijn; en in die meening werd hij versterkt, toen hij het rijtuig +zich onmiddellijk weder hoorde verwijderen. Het zou een bezoek geweest +zijn, meende hij; en in zijne verbeelding had hij Isidoor den stoep af +naar het portier zien snellen, en hem uit de geglaceerde hand van deze +of gene van Lidewyde's vriendinnen, op het hooren dat de vrouw des +huizes afwezig was, een visite-kaartje zien aannemen. Doch hij +vergiste zich, en even onverstoorbaar als daareven zijne gerustheid +geweest was, even radeloos werd eensklaps zijne verlegenheid, toen hij +een ruischend kleed hoorde naderen en de stem van Lidewyde-zelve +vernam, die in het voorvertrek tot den huisknecht zeide: "Ik ben voor +niemand te huis; wanneer Sarah terugkomt, zeg haar dat ik haar niet +noodig heb." Op te springen van de sofa en zich achter de witte +kagchel met de koperen banden te verbergen was voor André eene daad +van werktuigelijke vertwijfeling, meer dan van overleg.</p> + +<p>Wist Lidewyde dat hij zich in hare vertrekken bevond? Zij gedroeg zich +gelijk eene vrouw van haren rang zich alleen gedragen kon in de +overtuiging, dat geen man haar bespiedde. Als naar gewoonte was de +regentessen-bijeenkomst van het Fundatiehuis haar zeer lang gevallen, +en toen eene der oudere dames verlof had gevraagd zich voor het +sluiten der vergadering te mogen verwijderen, had zij eene ligte +ongesteldheid voelen opkomen en van het aanbod der matrone, om eene +plaats aantenemen in haar rijtuig en zich naar buiten te laten +brengen, met erkentelijkheid gebruik gemaakt. Uit de weinige woorden, +door Lidewyde met Isidoor gewisseld, bleek dat zij kennis droeg van +Sarah's afwezigheid. Ontging het haar, of ontgaf zij het zich, dat de +deur, die toegang verleende tot hare vertrekken, niet gesloten was? +Zoo ja, dan moest men de zorgvuldigheid prijzen, waarmede zij dat +verzuim herstelde. Zoodra toch had zij Isidoor niet belast met de voor +Sarah bestemde boodschap, of zij drukte het zegel op den daarin +besloten wensch naar rust en afzondering door de hand aan een dier +kleine grendels te brengen, welke in de verte sieraden schijnen, doch +van nabij bezien het nuttige aan het bevallige paren. En die beweging +was de eenige niet waaruit bleek dat zij alleen wenschte te zijn. Toen +zij in het eerste vertrek een boek gekozen had uit de velen die +uitgespreid lagen op de tafel, in het tweede een blik had geworpen op +de kunstige pendule met den bevalligen jongen herder van porselein, in +het derde zich voorover had gebogen naar de welriekende theerozen in +de albasten vaas, was haar eerste werk, bij het binnentreden van haar +slaapvertrek, de fraaibewerkte schuifdeuren, wier mechaniek door de +portière aan weerszijde onzigtbaar werd gemaakt, tot elkander te +brengen en op zoodanige wijze te bevestigen, dat een onbescheidene +geweld zou hebben moeten plegen om dien beweegbaren scheidsmuur zich +weder te doen ontsluiten. Zij legde het medegebragte boek neder op +hare kaptafel en ontdeed zich van haar hoed en mantille. Al woog dat +hoedje geen nederlandsch lood, haar kapsel had daaronder een weinig +geleden, en zij wilde in de eerste plaats die wanorde herstellen. Zij +trok hare handschoenen uit en bragt, met een bevallige beweging van +beide armen, het kapsel weder in zijne natuurlijke plooi. Een +beeldhouwer zou jaloersch geworden zijn, indien hij hare vingers zich +tusschen de gecrêpeerde lokken had zien bewegen. Toen die arbeid +voltooid was, ging zij eenige keeren de kamer op en neder, met de +oogen naar den grond geslagen en de eene hand aan hare wang brengend, +als iemand die òf geheel en al met dezelfde gedachte vervuld is, òf +eene ligte vermaning van aangezigtspijn ondervindt. Gevoelde zij +werkelijk pijn en overwoog zij in die stemming de belangen van het +Fundatiehuis? Dit scheen zeker, dat het gaan haar weldra verdroot, +evenzeer als de warmte haar hinderde. Zij trad naar de alkoof, en nam +uit de daarin voorhanden garderobe een lang kleed van eene fijne witte +stof, gemaakt om als een peignoir gedragen en met eene cordelière om +het middel bevestigd te worden. Nevens het ledikant stonden twee +kleine muilen van wit satijn; kleiner dan de strik waarmede zij aan de +bovenzijde versierd waren en die den smallen voorschoen bijna +onzigtbaar maakte. Zij bukte met een zucht naar de muiltjes, en nam ze +op. Den peignoir hing zij over de leuning van den fauteuil, die voor +haar kapspiegel stond, liet de muiltjes langs haar kleed op den grond +glijden, zoodat zij den voet slechts behoefde uit te steken om ze te +kunnen aanschieten, en ging toen de openstaande vensters sluiten. +Hoewel die vensters uitzagen in den tuin, en men in de populieren aan +de overzijde had moeten klimmen om uit de verte een blik in hare kamer +te hebben kunnen werpen, onthaakte zij nogtans de gazen gordijnen en +sloeg ze over elkander, zoodat zelfs het doordringendst oog niet in +staat zou zijn geweest, door de ranken en bloemen van zoo veel +borduursel heen, waar te nemen hetgeen daarbinnen voorviel. Bovendien +zou men een bedorven schepsel hebben moeten zijn om aanstoot te nemen +aan hetgeen zij ging verrigten. Er viel toch binnen de muren van dit +vertrek niets anders voor als dat eene jonge schoone vrouw, op een +drukkende namiddag in de maand September, wanneer de warmte soms +lastiger is dan in het midden van den zomer, zich in de eenzaamheid +ontkleedde, haar knellend schoeisel verwijderde, en in een ruim kleed +gehuld zich met een boek in de hand uitstrekte op haar sofa.</p> + +<p>André had niets gezien; maar hetgeen hij vermoed en gehoord had +vervulde hem tegelijk met blijdschap en met ontzetting. Hoe reddeloos +verloren zou hij zijn, indien Lidewyde, onkundig en onbewust van zijne +tegenwoordigheid, hem ontdekte! Hoe onuitsprekelijk belagchelijk zou +hij zich in hare oogen gemaakt hebben, indien zij, hem gewaar wordend, +opstond en hem de deur wees! Geëconduiseerd te worden als een +luistervink en bespieder, welk een lot! Toch zou zelfs die harde en +vernederende uitkomst, meende hij, indien zij zijn deel moest zijn, +hem in sommige opzigten eeuwig benijdenswaardig blijven schijnen. Want +al kon hij zich niet beroemen, meer geweest te zijn dan een blind +getuige, hij had zich in Lidewyde's innigste nabijheid voelen +verkeeren; had genoten van den waan, dat al de schatten harer +schoonheid hem toebehoorden; had den droom geliefkoosd dat hij het +was, om wiens wil zij de eenzaamheid zocht, en al de ceremonien der +wereld uitschudde, en zich met geene andere sieraden tooide als +waarmede God haar begiftigd had. Die ideale uitlegging had voor hem +aan al hare bewegingen eene hoogere beteekenis gegeven. Toen zij hare +armbanden had nedergelegd op het marmeren blad van haar toilettafel; +toen zij haren gordel ontgespt had; toen zij haar gewaad had laten +afglijden op het tapijt,—had elk dier ritselende geluiden hem als +muziek in de ooren geklonken en had zijne verbeelding daaraan +voorstellingen verbonden die hem in verrukking bragten. Dit zou hij +nimmermeer vergeten; en het scheen hem toe dat die ééne herinnering +genoeg zou zijn om hem daarna voor altijd te verzoenen, ook met de +grievendste bejegening. Doch wat pijnigde hij zich zelven met allerlei +vreezen? Zeker zou hij het onedel gevonden hebben, misbruik te maken +van een voordeel, hem door het lot in den schoot geworpen. Lidewyde te +kwellen, te vervolgen, te beleedigen,—daartoe was hij niet in staat. +Indien zich haar regtmatigen toorn op den hals te halen in zijne oogen +de zwaarste straf was, hoe zou hij het denkbeeld hebben kunnen +verdragen, haar afschuw voor hem in te boezemen? Doch met dat al was +het een feit, dat zij zich op dit oogenblik in zijne magt bevond. Hij +had haar geen strik gespannen, haar niet belaagd, had niets gedaan om +den toestand in het leven te roepen, waarin hij zich thans tegenover +haar geplaatst zag. Was hare kamenier door hem omgekocht? Was hij het +geweest die Lidewyde hier bescheiden had? Had hij niet veeleer te +goeder trouw in de meening verkeerd dat zij den geheelen namiddag +afwezig blijven zou, en waren niet allerlei kleine bijomstandigheden, +met Sarah's uitgang aan de spits, hem in dat geloof komen versterken? +Des te meer vrijheid zou hij desverkiezend thans gehad hebben, om uit +zijnen schuilhoek te voorschijn te treden, zich aan Lidewyde's voeten +te werpen, haar tegelijk zijne misdaad en zijne liefde te bekennen, en +van hare ontroering partij te trekken om haar den hoogsten prijs te +doen betalen voor zijne toekomende bescheidenheid. Doch hij verwierp +die keus. Lidewyde, dacht hij, mogt niet boeten voor een trek, dien de +kans haar gespeeld had. Argeloos was zij herwaarts gekomen; argeloos +had zij zich opgesloten; argeloos rustte zij in zijne nabijheid. Het +zou eene laagheid geweest zijn, die rust op eenigerlei wijze te +verstoren.</p> + +<p>Op eene proef van vele uren zou dat heldhaftig besluit misschien +bezweken zijn. Doch eene zoo moeijelijke taak werd niet van hem +gevergd. Den tijd, dien hij had doorgebragt met te luisteren naar het +kloppen van zijn hart (want nu klopte het) en met na te denken over de +licht- en schaduwzijden van zijnen toestand, had Lidewyde zich ten +nutte gemaakt om zachtkens in te sluimeren; en getuige de +regelmatigheid van hare ademhaling, was haar slaap weldra even diep +als de onwetendheid waarin zij verkeerde omtrent André's liefde en +André's nabijheid. Hij zegende nogmaals zijn gesternte. Niets +verhinderde hem nu, zich over de leuning der sofa te buigen, en voor +eene wijl aan zijne oogen het feest te gunnen van Lidewyde's +aanschouwing. Langzaam en voorzigtig zou hij naar voren sluipen, en +reeds had hij aan de lage zijde der rustbank de zoom van haar kleed +meenen te onderscheiden, toen een zachte doffe slag hem met de +snelheid van den telegraaf deed terugdeizen. Hij hield den adem in, en +waande het oogenblik zijner ontdekking,—het smartelijk oogenblik +waarop een schoone droom misschien voor altijd verstoord zou +worden,—nabij. Doch het was niets geweest. Lidewyde's boek was haar +ontgleden en op den grond gevallen, zonder dat de slag haar had doen +ontwaken. Eene sekonde lang trilde haar ligchaam, gelijk slapende +ligchamen in zulke omstandigheden plegen te doen; daarna verzonk zij +weder in hare rust, nog dieper dan te voren; en naarmate zij vaster +insluimerde, gevoelde André op nieuw zijnen moed ontwaken. Gedreven +door de kracht van eenen hartstocht, die menigmaal de wijsheid +beschaamd heeft van sterkeren dan hij, boog hij zich nogmaals voorover +en zochten zijne oogen Lidewyde's gelaat. Ditmaal slaagde hij; en voor +hij het zelf gelooven kon, stond hij overeind achter de sofa en zag +hij neder op de rustende gestalte.</p> + +<p>Hetgeen u het meest verwonderd zou hebben, indien gij hem op dat +oogenblik gadegeslagen en in zijne ziel hadt kunnen lezen, zou geweest +zijn, dat hij van geene andere gewaarwording zoozeer doordrongen was +als van het geloof aan Lidewyde's onschuld. In hare kleeding was niets +wat niet tot het schoonheidsgevoel, maar ook, volgens hem, niets wat +tot de zinnen sprak. De wijde plooijen van haar lang en blank gewaad +geleken de draperien van een standbeeld, en men moest van haren +schouder af de lijn van hare heup volgen, tot waar de strik van het +muiltje zigtbaar werd, om te bespeuren dat de rooskleurige tint van +den kleinen blanken voet niet door menschenhanden geweven, maar door +de natuur-zelve gemengd was. Zij lag met het aangezigt naar het +getemperd licht gekeerd; haar blozende wang,—een blos door de +sluimering verhoogd,—rustte op de zaamgevouwen handen, blank als +sneeuw, en op die wang een lange zwarte wimper.</p> + +<p>Waarom, helaas, bezit de voorspoed de eigenschap, hare gunstelingen +overmoedig te maken? Toen hij Lidewyde eene poos in haren sluimer +bespied had, wilde André ook weten, de onvoorzigtige, of zij werkelijk +sluimerde; en hoewel gedruisch te maken het grootste gevaar was, +waaraan hij zich blootstellen kon, de zucht naar zekerheid was +magtiger dan hij. Op de toonen sloop hij van de achterzijde der sofa +naar de voorzijde, waar haar gelaat en hare gestalte zich in al hunne +schoonheid aan hem vertoonden: een mengsel van majesteit en +bevalligheid. Die beweging kon hij echter niet maken zonder zich +tusschen haar en het licht te plaatsen, en het was te vreezen dat het +vallen zijner schaduw op hare oogleden en haar voorhoofd, haar zou +doen ontwaken: doch zij verroerde zich niet. Hij bukte en raapte haar +boek van den grond; een heldenstuk dat hij niet volbrengen kon zonder +zich schier over haar heen te buigen: doch het bleek niet dat zij het +geringste besef had van hetgeen voorviel om haar henen. Hij +verwijderde zich van de sofa en deed ruggelings gaande eene schrede in +de rigting der kaptafel; doch ofschoon op die eerste schrede eene +tweede en eene derde volgden, haar slaap bleef even diep en hare +houding dezelfde. In de nabijheid der kaptafel gekomen, strekte hij, +zonder zich om te wenden, de hand uit en betastte, achter zich, de +gouden sieraden, door Lidewyde daarop nedergelegd. Zoo voorzigtig kon +hij dit alweder niet doen, of het aanvatten en loslaten dier +voorwerpen was hoorbaar; hijzelf althans, toen zijne vingers aan het +marmer raakten, onderscheidde duidelijk den klank van trillend goud. +Doch Lidewyde's rust scheen onverstoorbaar. Begon hij argwaan te +koesteren? Viel het hem in dat hij regt kon hebben, hare +bewusteloosheid als een vrijgeleide te beschouwen? Toch niet. Ten +einde toe volhardde hij in zijne eenmaal opgevatte meening; en toen +hij, zich eindelijk omwendend, zoodat hij met het aangezigt voor den +spiegel stond en Lidewyde's beeld zich op een afstand daarin +weerkaatste,—toen hij haar eensklaps twee schitterende oogen naar hem +zag opslaan in het glas en om hare lippen een glimlach zag spelen die +niets verbood,—zelfs toen zou hij gezworen hebben (maar was het nu +tijd voor zulke eeden?) dat elke berekening vreemd was geweest aan +hare handelwijze, en alleen een gelukkig toeval haar in zijne armen en +hem in de hare voerde.</p> + +<h3 class="p4">Vierde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Even buiten de poort, op den weg die van de stad naar Soekabrenti +voerde, verschool zich tusschen het geboomte een bierhuis van den +tweeden rang, in welks gelagkamer het zondagsavonds na kerktijd, en +somtijds tot laat in den nacht, druk genoeg kon toegaan. In de +dienstbodenwereld te M. was dit uitspanningsoord algemeen bekend onder +den naam van het Fonteintje, en naarmate men tot diegenen behoorde +welke aan de danspartijen in dit lokaal al dan niet deel namen, werd +men naar de uitspraak dezer jury òf tot de klasse der femelaars +gerekend, òf tot de talrijker en verlichter schaar van hen, die van +oordeel zijn, dat de mensch aanspraak heeft op eene betamelijke mate +van levensgenot. Het was zoo weinig eene kerk, en gold tegelijk zoo +weinig voor een <span class="sper">mauvais lieu</span>, dat onlangs eene meerderjarige M'sche +keukenmaagd van goede zeden, toen hare jeugdiger kameraad zich eene +wijsneuzige aanmerking veroorloofde, het regt meende te hebben haar +toe te voegen: "Hou je mond, kleuter, je hebt van je leven nog niet in +het Fonteintje gedanst!"</p> + +<p>In dezen tempel der maatschappelijke mondigheid was het dat Jakob, de +huisknecht van dokter Ruardi, weinige dagen na de gebeurtenissen uit +hooger sfeer waarvan in de voorgaande hoofdstukken gewag gemaakt is, +des ochtends tusschen elven en twaalven eene hartsterking kwam +gebruiken. Hij moest voor den dokter eene boodschap doen op +Soekabrenti, en zou het eene daad van onnatuurlijke zelfverloochening +geacht hebben, hier in het voorbijgaan niet even zijn anker neder te +werpen en aan de toonbank een morgenpraatje te houden met zijne +vriendin, de buffetjufvrouw. Hij beroemde er zich op, die jufvrouw te +kennen van "haver tot gort"; hetgeen in zijnen mond beteekende, dat +zij tot den kring der populaire Hebe's behoorde, die somtijds door hem +met kleine geschenken werden vereerd, en van wie hij getuigen kon dat +ondankbaarheid hare hoofdzonde niet was.</p> + +<p>—"Wel nu nog fraaijer, mijnheer Jakob," zeide de buffetjufvrouw, in +de eenzame gelagkamer bezig de groote glazen met tinnen deksels te +reinigen, die in den loop van den dag herhaaldelijk gevuld en door de +bezoekers van het etablissement herhaaldelijk geledigd zouden +worden,—"zoo vroeg al op het pad? En nu zeggen de menschen nog, dat +er geene witte raven bestaan!"</p> + +<p>—"Geen kompliment dat gij mijn krullebol maakt, jufvrouw Bella!" +antwoordde Jakob, zijn gegalonneerden hoed even optillend, ten einde +haar eene vrijen blik op zijne kortgeknipte en gitzwarte borstels te +gunnen. "Maar zwarte raaf of witte raaf, het staat u niet fraai, mij +bij een roofvogel te vergelijken."</p> + +<p>—"Gij zoudt toch niet willen, dat ik u bij een struisvogel vergeleek, +mijnheer Jakob?"</p> + +<p>—"Om den dood niet, jufvrouw Bella! Neen, indien ik volstrekt een +vogel moet verbeelden... Mag ik u iets influisteren?" En voor zij nog +wist of zij zijn verzoek zou toestaan of weigeren, had hij over de +toonbank heen zijne holle hand aan haar oor gebragt en lispelde hij: +"Ik ben het met Linnaeus eens, dat er geen beesten bestaan, die meer +van kippen houden dan een haan."</p> + +<p>—"Foei, mijnheer Jakob, gij moest u schamen," zeide de +buffetjufvrouw, die de verzen van den Schoolmeester niet kende. "Een +getrouwd man!" En zij bloosde wel, maar glimlachte toch.</p> + +<p>—"Ik zou er u nog meer van kunnen vertellen," zeide Jakob. "Luister +eens."</p> + +<p>—"Dank u, genoeg is meer dan veel. Spaar mijne ooren, wat ik u +verzoeken mag."</p> + +<p>—"Uwe ooren, jufvrouw Bella, loopen niet het minste gevaar. Wat zegt +de Schrift? Niet hetgeen door den mond ingaat verontreinigt den +mensch, maar de booze gedachten, die opwellen uit zijn hart. +Welnu..."</p> + +<p>—"Zwijg, goddelooze spotter! Gij weet wel, dat zulke aardigheden mij +niet aanstaan. Ik zou bijna gaan denken, dat het Fonteintje uwe eerste +aanlegplaats van dezen ochtend niet was. Zijt gij den geheelen nacht +weder aan het zwieren geweest?"</p> + +<p>—"Toch niet, jufvrouw Bella; mijne positie is volkomen normaal. Met +de kippetjes naar bed en 's morgens weer 't eerst op de baan, is eene +vaste gewoonte bij den haan."</p> + +<p>—"Gij wordt eentoonig, mijnheer Jakob," zeide het meisje, met eene +poging om strak te zien. "Wat zult gij gebruiken? Een glas Kitzinger, +of een glas Amsterdamsch?"</p> + +<p>—"Geen van beiden, jufvrouw Bella. Voor apoplektische gestellen als +het mijne, is beijersch bier geen gezonde drank. Het blaast op, het +echauffeert, het bevordert de korpulentie. De dokter heeft mij het +Banting-systeem voorgeschreven, en daar bevind ik mij uitmuntend bij."</p> + +<p>—"Is dat een systeem van laffe rijmpjes maken, mijnheer Jakob?"</p> + +<p>—"Rijmpjes? En ik onthaal u op het werk van een der grootste +dichters, die Nederland ooit voortgebragt heeft! Gij leest geen +kranten? Nu, zoo lang de Pruissen of de Franschen ons niet zullen +ingepalmd hebben, zoolang zullen de Hollanders hunnen Schoolmeester in +eere houden."</p> + +<p>—"Zeg mij liever wat gij gebruiken zult, mijnheer Jakob. Van al die +wijze praat begrijp ik niets."</p> + +<p>—"Ik volg het Banting-systeem, heb ik u gezegd, jufvrouw Bella, en +geef boven alles de voorkeur aan een morgenslokje uit het kommetje +onder mijn stokje."</p> + +<p>—"Bedoelt gij dit?" vroeg de jufvrouw, naar eene karaf jenever op +schillen wijzend. "Of zijt gij weder in de war met uw schoolmeester?"</p> + +<p>—"Gij raadt mijne geheimste gedachten, jufvrouw Bella. Werkelijk +strekt mijne begeerte zich uit naar een glaasje citroen met suiker, +buiten onder de verandah, als ik u verzoeken mag... Gij zijt immers +niet boos op mij, jufvrouw Bella?"</p> + +<p>—"Volstrekt niet, mijnheer Jakob. Mijne liefste gasten zijn zij, die +zich eene plaats onder de verandah kiezen. Dan heb ik vrede in het +buffet."</p> + +<p>Hij trad naar buiten en zette zich neder op de groen geschilderde bank +achter een der groen geschilderde tafeltjes, waarmede het voorplein +der herberg gestoffeerd was. Jufvrouw Bella volgde hem, met een +blaadje in de eene en een tot den rand gevuld glaasje in de andere +hand.</p> + +<p>—"Ik kan er immers op aan, dat gij niet boos op mij zijt?" vroeg hij, +eene beweging makend alsof hij den arm om haar middel wilde slaan.</p> + +<p>—"Ik zou het kunnen worden," antwoordde zij, onder het nederzetten +van het kelkje. "Raak mij niet aan, wat ik u bidden mag!"</p> + +<p>—"Ik zou u onbeleefd noemen, jufvrouw Bella, wist ik niet van nabij, +dat uw hart voor zachter aandoeningen vatbaar is dan het nu openbaart. +Jufvrouw Bella! jufvrouw Bella!" riep hij haar achterna.</p> + +<p>Zij was de gelagkamer weder binnengewipt en stond hem te woord over de +onderdeur.</p> + +<p>—"Mijnheer Jakob, gij zijt een mooiprater. Is dat nu taal voor een +gewoon mensch?"</p> + +<p>—"Zoo praat men op het tooneel, jufvrouw Bella, en zoo behoort het. +Wilt gij mij de eer doen voor morgen-avond een vrijkaartje van mij aan +te nemen? Dan zal ik u de Schoone Helena laten zien."</p> + +<p>—"Dank u hartelijk, mijnheer Jakob! ik moet te vroeg bij de hand +zijn, om tot 's nachts twaalf uur in de komedie te zitten."</p> + +<p>—"Reden te meer, ook voor u, jufvrouw Bella, om met de kippetjes..."</p> + +<p>Doch toen hij weder van zijne kippetjes begon, was jufvrouw Bella +eensklaps verdwenen.</p> + +<p>—"Ik heb mij versproken, naar het schijnt," mompelde hij, legde het +eene been over het andere, stak een sigaar op en savoureerde in de +eenzaamheid zijn goudgeel borreltje.</p> + +<p class="p2">Er scheelde intusschen veel aan, dat Jakob dezen ochtend werkelijk zoo +vrolijk gestemd zou zijn geweest als men uit den luchthartigen toon +van zijn onderhoud met het buffetmeisje mogt afleiden. Briefjes voor +mevrouw Dijk waren zoo menigmaal aan zijne diskretie toevertrouwd +geworden, en hij had zich te allen tijde met zoo goeden uitslag van de +taak der overbrenging gekweten, dat zijn tegenwoordige gang naar +Soekabrenti hem niet de geringste kwelling zou veroorzaakt hebben, +indien eene soortgelijke boodschap ook ditmaal het doel van zijnen +togt geweest was. Doch dit was het geval niet. Het biljet, hetwelk hij +in de borstzak van zijn blaauwen rok met verzilverde knoopen bij zich +droeg, was niet aan mevrouw Lidewyde, maar aan mijnheer Adriaan +geadresseerd. Hij wist dat de dokter het geschreven had naar +aanleiding van eene exceptioneel onstuimige konversatie, den vorigen +avond te zijnen huize met Sarah gevoerd; en wanneer hij de opgevangen +fragmenten van dien twist in verband bragt met hetgeen hem reeds +sedert lang bekend was, kon hij met die bouwstoffen eene geschiedenis +zamenstellen, geschikter dan eenige andere om den dokter te +exaspereren. Misschien zou het natuurlijker of althans gewoner zijn +geweest, indien hij zich in zijne kwaliteit van knecht over de +déconfiture van zijnen heer in stilte verheugd had, denkend: boontje +komt om zijn loontje, groote dieven worden te zelden gehangen, en het +is niet meer dan billijk, dat wie zoovele anderen vernederd heeft, +eindelijk ook zelf aan de deur wordt gezet. Doch niet-alleen was +Jakobs inborst zoo niet, maar het streed ook met zijn belang, dat zijn +meester zich brouilleerde met mevrouw Dijk. 's Dokters relatie met die +dame was in den loop des tijds voor hem de bron geworden van een +overvloediger <i>casuel</i> dan waarop menig dorpspastoor in Frankrijk of +Oostenrijk voor het drijven van zijne huishouding en het onthalen van +zijne superieuren rekenen kan; en van lieverlede was hij die +buitengewone belooning zijner schranderheid en bescheidenheid als een +vast inkomen gaan beschouwen. En wat zou nu gebeuren? Wanneer het +Italiaansche bloed in 's dokters aderen eenmaal aan het gisten ging, +deinsde hij voor niets terug, ook niet voor handelingen, die menigeen +wreedaardig en verraderlijk genoemd zou hebben. Evenmin kon men weten, +wat mijnheer Dijk zou aanvangen, wanneer iemand van dokter Ruardi's +talent hem inzage van de boeken gaf. Mijnheer Dijk had geheel en al +het voorkomen van een goedaardig man; en dat hij zich gedurende zoo +langen tijd met open oogen had laten bedriegen door zijne vrouw en den +dokter, was zeker geen bewijs van opvliegendheid; "doch ook mijn eigen +vader ging door voor een sukkel," dacht Jakob, "hetgeen niet wegneemt +dat hij mij somtijds bont en blaauw geranseld heeft." In dat briefje +zelf zou nu wel niets staan, waar dadelijk gevaar bij was, maar het +kon een begin zijn van eene door den dokter beraamde wraakoefening; en +wanneer dat potje eenmaal te vuur stond, zou de dokter wel zorgen, dat +mijnheer Dijk er zich het hardst den mond aan brandde. "Enfin," dus +luidde de konklusie van Jakobs overwegingen, "het is een miserabel +geval, en ik wilde om een lief ding, dat die mijnheer Kortenaer en +zijn meisje (onder ons gezegd, dat meisje kan haar plezier ook wel +op!) buiten ons vaarwater gebleven waren."</p> + +<p>De weg naar Soekabrenti was in de week en op dit uur van den dag eene +eenzame heirbaan, en van de plaats waar Jakob zat uit te rusten van de +wandeling die hij nog moest ondernemen, kon men, tusschen de +boomstammen door, de weinige voetgangers, die zich in de rigting der +stad bewogen, reeds in de verte zien aankomen. De glooijing eener +hooge brug met witte leuningen, waar eene vaart op eenigen afstand den +weg door midden sneed, verminderde nog de voor die waarneming +gevorderde inspanning; en Jakob vermaakte zich eene poos met op te +merken, hoe van de personen, die hem naderden, nadat de ronding der +brug hen gedurende korten tijd onzigtbaar had gemaakt, eerst het +hoofd, dan de romp, en eindelijk ook de beenen weder allengs zigtbaar +werden.</p> + +<p>—"Een saai kijkje," sprak hij echter weldra in zichzelven. En schier +onmiddelijk daarna, zich vooroverbuigend, ten einde scherper te kunnen +toezien: "Dat 's casueel!" riep hij uit, alsof het kijkje hem +eensklaps nieuwe belangstelling inboezemde, "hij is het, al zijn +leven!"</p> + +<p>De zwarte pet van glimmend wasdoek, de korte donkergrijze jas met +metalen knoopen en de om het been spannende slobkousen van +chocoladebruin laken, wier verschijnen op den top der brug Jakob dien +kreet van verwondering deed slaken, behoorden aan niemand anders als +Isidoor, den eerzamen huisknecht op Soekabrenti; in zoo ver namelijk +een livereibediende zeggen kan dat zijne kleederen hem toebehooren, en +niet hij aan zijne kleederen. Het duurde niet lang, of Isidoor, die +met eene boodschap van Lidewyde naar stad moest, merkte op dat van +onder den luifel van het Fonteintje, met dichterlijke vrijheid door +Jakob en jufvrouw Bella de verandah genoemd, telegrafische seinen tot +hem gerigt werden. Toen hij evenwel, nader gekomen, Jakob herkende, +was zijne vreugde slechts matig; want Jakob had onder zijne kameraden +den naam, in meer dan gewone mate "bij de pinken" te zijn, en Isidoor +deelde in zoo ver in het zwak dier onbedeesden wien het niet aan +verstand of doorzicht hapert, dat hij ongaarne overbluft werd. Des te +meer viel het hem in de hand, dat Jakob dezen ochtend in het geheel +niet spotziek gestemd scheen te zijn, en volstrekt geene aanstalten +maakte om hem, Isidoor, voor het lapje te houden. De ontvangst was +integendeel even hartelijk als gemeenzaam, en indien Isidoor het +voorregt had gehad, Jakob meer van nabij te kennen, zou hij aan diens +welwillendheid bemerkt hebben, dat Jakob hem noodig had.</p> + +<p>—"Hou je me gezelschap," vroeg Jakob, naar zijn kelkje wijzend, "of +ben je van de Afschaffing? Er is in mijn eigen leven een tijd geweest, +dat ik vóór twaalven nooit iets anders als water met suiker dronk."</p> + +<p>—"Voor mij moet die tijd nog komen," zeide Isidoor, die meende te +weten dat men tot de dagen van Jakob's zuigelingsschap zou moeten +opklimmen, alvorens de door hem bedoelde water- en suiker-periode te +bereiken. "Maar als ik regtuit spreken zal, drink ik vóór twaalven +liefst bier."</p> + +<p>—"Ieder zijn meug," antwoordde Jakob. En zich naar de openstaande +deur der gelagkamer wendend: "Jufvrouw Bella," riep hij, "een glas +Beijersch voor mijn vriend Isidoor! Groote maat, als ik je verzoeken +mag."</p> + +<p>—"Ik ben op weg naar jelui toe," vervolgde hij, een deel van zijne +eigen geheimen verklappend, ten einde des te spoediger achter die van +Isidoor te komen. "De dokter zendt me met een briefje naar +Soekabrenti. En wat moet jij zoo vroeg in de stad uitvoeren? Ik dacht +dat jelui nooit anders boodschappen deedt als met rijtuig?"</p> + +<p>—"Ik moet voor mevrouw een pakje brengen naar het expeditie-kantoor."</p> + +<p>—"Dat verandert. Spoortreinen wachten niet."</p> + +<p>—"Dat doen ze net niet; maar in dit geval zou de trein geen eer +inleggen met te wachten, want mijn pakje hoeft niet mee."</p> + +<p>—"Hoe heb ik het met je? Breng jij pakjes naar het expeditie-kantoor +om thuis gelaten te worden?"</p> + +<p>—"Niet precies. Mijn pakje moet worden bezorgd aan een adres in de +stad."</p> + +<p>—"Wat? Zoo als de rijke lui op Sinterklaas-avond doen, om te zorgen +dat de vrinden niet weten zullen uit welken hoek de wind waait? Jou +mevrouw is er tijdig bij, moet ik zeggen. Ik heb juist gisteren aan +mijn kleine meid verteld, dat Sinterklaas' mooije japon nog twee +maanden in de Bank moet staan, voor hij hem lossen kan."</p> + +<p>—"De kleine meid, voor wie mijn pakje bestemd is, zou blij zijn, +geloof ik, indien ze twee maanden uitstel kreeg," zeide Isidoor op +geheimzinnigen toon.</p> + +<p>Een minder naauwlettend hoorder dan Jakob zou het spel bedorven hebben +door te vragen: "Voor wie is het dan?" Doch Jakob begreep dat de ander +op den goeden weg was, en van hemzelven nog slechts een weinig meer +openhartigheid gevorderd werd, om Isidoor de zijne te doen voltooijen.</p> + +<p>—"Luister eens," zeide hij, eensklaps de hand op Isidoor's arm +leggend en insgelijks een mysterieusen toon aannemend, "het gaat mij +niet aan, welke boodschappen jou worden opgedragen, en mijn vader +heeft me geleerd, dat een booi, die niet hooren, zien en zwijgen kan, +geen knip voor zijn neus waard is. Maar, òf ik heb het mis, òf de +wagen gaat op dit oogenblik bij jou aan huis evenmin regt als bij den +dokter."</p> + +<p>—"Bij den dokter?" vroeg Isidoor verwonderd. "Daar weet ik niet van."</p> + +<p>—"Indien je alles wist, zou ik je niets te vertellen hebben, dat +spreekt. Wil ik je eens wat zeggen? Ik geloof dat die mevrouw van jou +een rare dame is."</p> + +<p>—"Ik wou," zeide Isidoor met een zucht, "dat het anders was; maar ik +vrees dat je gelijk hebt."</p> + +<p>—"Waarom zet je daar een bedrukt gezigt over? Ze is geen kind; en +wanneer ze dingen doet, die niet deugen, moet ze zelf weten wat er bij +staat."</p> + +<p>—"Jawel, maar voor de rest is ze een goed mensch; veel te goed om +zich te vergooijen."</p> + +<p>—"Dat is de vraag, Isidoor. Ken je de geschiedenis van prins +Potemkin?"</p> + +<p>—"Neen, van dien snuiter heb ik nooit gehoord."</p> + +<p>—"Nu, er is reis een keizerin van Rusland geweest, die eerst er man +gemold en toen een sleep vrijers nagehouden heeft, waarvan vriend +Potemkin het verder heeft gebragt dan al de anderen. Minister, +admiraal, generaal, stadhouder, prins,—de hemel weet wat de kerel al +niet geworden is, ofschoon hij van afkomst maar de zoon van een armen +kapelaan was. Want in Rusland, moet je denken, mogen de kapelaans +trouwen, als ze willen, en kinderen krijgen als ze kunnen. Maar denk +je dat iemand ooit precies geweten heeft waarom keizerin Katharina +zoo'n zin had in dien jongen?"</p> + +<p>—"Misschien was het wel..."</p> + +<p>—"Je wilt zeggen dat hij meer verstand of meer courage had dan de +anderen? Mis, maat! Hij was zoo dom als een eend, al hield hij zich, +wanneer het op vechten aankwam, wijsselijk buiten schot. Er kan maar +één reden geweest zijn, waarom de keizerin zich aan hem verslingerd +heeft."</p> + +<p>—"En dat was?"</p> + +<p>—"Men kan alle dingen zoo niet bij 'er naam noemen; maar ik geloof +dat keizerin Katharina om dezelfde reden van prins Potemkin hield, +waarom jou mevrouw een hekel heeft aan 'er man. Ja, ja, Isidoor, +sommige vrouwen zijn vreemde zeeschepen, en prins Potemkin was een +mooije jongen, zoo hoog en zoo breed als een tamboermajoor. Maar dat +'s tot daaraan toe. Is die mijnheer Kortenaer nog bij jelui +gelogeerd? Hij is een keer of wat bij den dokter komen praten, en de +dokter is een keer of wat met hem uit rijden of uit wandelen geweest. +Het zou mij niet verwonderen, indien het briefje, dat ik in mijn zak +heb, bestemd was om daar een einde aan te maken. De dokter is op zijn +gezelschap niet bijzonder gesteld, lijkt het wel."</p> + +<p>—"En zendt mijnheer Ruardi jou om die reden naar Soekabrenti?" vroeg +Isidoor, die het oogenblik gekomen achtte om op zijne beurt Jakob een +weinig uit te hooren.</p> + +<p>—"Dat zou ik je niet kunnen zeggen," antwoordde Jakob droogjes; "maar +wel, dat het briefje niet voor mijnheer Kortenaer, maar voor mijnheer +Dijk is. Het zou evenwel kunnen wezen, dat mijnheer Dijk alleen dienen +moest als tusschenpersoon, net als jou expeditie-kantoor."</p> + +<p>—"En voorzie je dat daar ongenoegen van komen zal?"</p> + +<p>—"Wel zeker voorzie ik dat, en erg ongenoegen ook."</p> + +<p>—"Het doet me pleizier dat je niet luchtig denkt over hetgeen +tegenwoordig bij ons aan huis voorvalt. Ik heb medelijden met dat +juffertje."</p> + +<p>—"Nu zeg je precies hetzelfde, Isidoor, wat ik bezig was bij mijn +eigen te overleggen, toen ik je daareven zag aankomen. Dat meisje, zei +ik, kan 'er pleizier meer dan op."</p> + +<p>—"En ik vrees dat haar pleizier nog verminderen zal, wanneer ze dit +pakje ontvangt."</p> + +<p>—"Heb ik het niet gedacht," riep Jakob, achter een schijn van +verontwaardiging zijne zelfvoldoening over Isidoor's mededeeling +verbergend. "Mevrouw Dijk doet met jufvrouw Emma even als de dokter +met mijnheer André."</p> + +<p>—"De tijd moet het leeren, Jakob; maar ik kan je zeggen dat ik van +mijn mevrouw nooit zoo iets vermoed zou hebben."</p> + +<p>—"Ik ook niet," antwoordde Jakob. "Gelukkig voor ons, dat wij onze +handen in onschuld wasschen kunnen. Maar onze lieve Heer is +regtvaardig, dat heb ik altijd gezeid. Wij, arme drommels, moeten het +werk doen; maar de verantwoording komt voor rekening van de grooten. +Zoo krijgt elk zijn deel. Nog een halfje Beijersch?"</p> + +<p>Het aanbod was niet geheel en al opregt; doch al ware het dat geweest, +Isidoor zou het in elk geval van de hand gewezen hebben. Hij was een +te naauwgezette knaap om ter wille van zijne gemoedsbezwaren zijne +boodschappen te verzuimen.</p> + +<p>Jakob was ruimer van geweten, en vond het geene doodzonde vóór hij +Isidoors voorbeeld volgde, nog een halfje citroen met suiker te +gebruiken. In het eind evenwel nam ook hij afscheid van het +Fonteintje, en ging hij zich kwijten van den hem opgedragen last.</p> + +<p>—"Veel wijzer ben ik niet geworden," zeide hij bij zichzelven, toen +hij zijne vertering betaald had en men hem den weg naar Soekabrenti +zag opwandelen. "Maar toch wel een beetje. Wel, wel, moet jufvrouw +Emma de vesting ruimen! Wonder is het niet, want voor Isidoors mevrouw +is zij geen portuur. Met dat al spijt het mij vervl—, dat de dokter +en mevrouw Lidewyde met elkander over hoop liggen. Dat zal een +geduchte streep door mijne rekening zijn. Een lieve jongen, die +mijnheer André!"</p> + +<h3 class="p4">Vijfde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Hoewel Adriaan Dijk voorwaar geen genie was, zou men hem ten onregte +voor een lafaard gehouden hebben, en wie hem in de eenzaamheid had +kunnen gadeslaan, toen hij, uit de stad gekomen, Ruardi's briefje vond +en zich daarmede naar zijne kamer begaf, zou getroffen zijn geweest +door de uitdrukking van vastberadenheid, welke zich eensklaps over +zijne gelaatstrekken verspreidde. Eerst stapte hij, met de armen over +de borst gekruist, eenige malen het vertrek op en neder, opende toen +zijn bureau, waarvan de cylinder naar achteren week, wanneer men het +blad bij den knop vatte en naar zich toe trok, en zette zich toen met +het hoofd in de hand, blijkbaar zonder eenig voornemen om thans +schrijf- of ander werk te verrigten, peinzend neder in zijn ronden +stoel.</p> + +<p>—"Gij zijt ijdel," zou de wereld hem hebben kunnen toevoegen, en tot +staving van dat verwijt had zij zegevierend kunnen wijzen op zijn +hunkeren naar een mandaat waarvoor hij niet berekend was. "Gij zijt +dom," kon zij vervolgen, en onder vier oogen zou Lefebvre het haar uit +den grond zijns harten hebben nagezegd. "Gij zijt veel te goed van +vertrouwen," kon zij er bijvoegen, en indien Jakob of Sarah uit de +school hadden willen klappen, zouden zij hem van de waarheid dier +stelling op eene voor zijn gevoel uiterst pijnlijke wijze hebben +kunnen overtuigen. Doch juist Ruardi was de man, die hem van elke +opkomende achterdocht ten aanzien van Lidewyde telkens genezen had; +zoodat zijne eenige fout, in zake van ligtgeloovigheid, hierin +bestond, dat hij Ruardi's vriendschap voor eene uitgemaakte zaak +hield. Zal men weigeren te erkennen dat die dwaling hem tot eer +verstrekte, ook al was hij overigens die hij was? Schranderder lieden +dan hij, lieden van wie elk erkent dat hunne handelingen te geener +tijd door vaniteit bestuurd werden, zijn dwaas genoeg geweest om ten +einde toe aan de goede trouw van sommige personen te gelooven; en het +moet nog uitgemaakt worden, of het beter is, alle menschen zonder +onderscheid te verdenken, dan enkelen hunner als het uitgedrukt beeld +der welwillendheid aan te merken.</p> + +<p>Er rustte op Dijks huwelijksleven een dier sluijers, welke alleen door +de dienstboden van Jakobs soort plegen opgeligt te worden. Lidewyde +had hem indertijd hare hand geschonken,—ja waarom? omdat zij eene +natuurlijke dochter was. Op een leeftijd dat andere jonge meisjes nog +naauwelijks de kinderschoenen ontwassen zijn, had het besef van dien +toestand haar reeds naar een huwelijk doen verlangen. Zij wilde +levenslang aan iemand toebehooren; een eigen naam dragen, gelijk alle +andere menschen in haren kring; een eigen huis en eene eigen omgeving +bezitten. Die wensch verdrong bij haar destijds al het overige; en +toen zij op achttien- of negentienjarigen leeftijd aan Adriaan Dijk +verbonden werd, was haar geduld, meende zij, reeds op de uiterste +proef gesteld geworden. Wat hem betreft, hare ongemeene, uitheemsche +schoonheid had hem eene wijl betooverd, en daarbij was het vragen van +hare hand in zijne oogen eene daad van courtoisie, bijna eene +heldendaad geweest. Zijne moeder, tegen wie hij van jongs af zeer had +opgezien, wier afkeuring hij nog nooit getrotseerd had, was eerst te +elfder ure tot berusten gekomen, en het had hem vrij wat moeite +gekost, haar eene vondeling, gelijk zij Lidewyde noemde, als +schoondochter te doen erkennen. Doch de vreugde over die zegepraal was +slechts van korten duur geweest. Geene drie maanden na zijn huwelijk +was tusschen Lidewyde en hem eene onoverkomelijke verwijdering +ontstaan; eene dier scheidingen, welke voor het oog der wereld +verborgen kunnen blijven, omdat zij haren oorsprong nemen in eene door +haar zelve ten toon gedragen koelheid. Weldra zou het zes jaren worden +dat Adriaan en Lidewyde voor elkander niets anders geweest waren als +twee personen, die in hetzelfde hôtel, ten onregte hun huis genoemd, +verschillende appartementen bewoonden.</p> + +<p>Het was heden geenszins voor de eerste maal in dat half dozijn jaren +dat Adriaan nadacht over hetgeen hij doen zou, indien Lidewyde hem te +eeniger tijd openlijk ontrouw werd. In bijzonderheden, wel is waar, +had hij daaromtrent nooit iets kunnen vaststellen, omdat de te nemen +wraak of de te eischen voldoening zich natuurlijkerwijze zouden moeten +regelen naar de omstandigheden, waaronder de beleediging zou plaats +hebben. Doch indien hij met zijne wenschen te rade ging, wist hij met +genoegzame zekerheid op welke soort van strafoefening, al zou de +wereld daarvan dan ook schande spreken, zijne keus zich vestigen zou, +en zelfs zou hij de wapenen hebben kunnen noemen en aanwijzen, waarvan +hij zich bij die gelegenheid liefst zou bedienen. In het eerste jaar +van zijn huwelijk had hij een gitzwarten Newfoundlander bezeten, aan +wien hij om zijne vrolijkheid en hartelijkheid bijzonder gehecht was, +en wiens doodvonnis (het dier was sporen van dolheid gaan vertoonen, +of was althans eensklaps niet langer te vertrouwen geweest) hij met +een verdeeld gemoed onderteekend had. Eerst had hij Marcelis last +gegeven, den hond buiten zijne voorkennis te doen afmaken; doch +naarmate het oogenblik naderde, waarop hij berekenen kon dat zijn +bevel ten uitvoer zou worden gelegd, was de vrees hem gaan bekruipen, +dat men het dier meer zou doen lijden dan volstrekt noodig was. Ten +slotte was hij naar de stad gereden, had bij een geweermaker den +moorddadigsten revolver gekocht, die in 's mans magazijn te vinden +was, en had met eigen hand den armen Moor, die roerloos en met +bloedroode oogen op eene binnenplaats aan zijne ketting lag, door den +kop geschoten. Sedert dien tijd rustte dat wapen achter de kleine +kunstig gesloten deur onder den cylinder van zijn bureau, en slechts +enkele malen haalde hij het voor den dag, ten einde het te reinigen en +in bruikbaren staat te houden. Naast den revolver lag de korte zweep +met den langen en zwaren slag van gevlochten leder, dien hij gewoon +was geweest bij zich te steken, wanneer hij met Moor eene verre +wandeling ging doen. Niet dat de hond veelvuldig behoefde gekastijd te +worden; maar hij was te gelijk een zwemmersbaas en een aartsvijand van +wolvee, en indien men onderweg geen ongenoegen krijgen wilde met +herders of boeren, was het somtijds zaak hem tot zijnen pligt te +roepen. Zoo verleidelijk evenwel konden de ontstelde schapen met hunne +dikke lijven en hunne korte pooten niet voor hem uitrennen; zoo breed +kon de molenvliet niet zijn, die hij moest overzwemmen om zijnen +meester weder in te halen, of op het eerste geluid van Adriaans +zweepslag keerde Moor, druipend en hijgend, op zijne +zevenmijlssprongen terug.</p> + +<p>De vraag of er eene bijzondere predispositie noodig is om te eeniger +tijd een doodslager of een beul te worden, dan wel of de aanleg +daartoe, zonder onderscheid van individuen, bij alle menschen als kiem +wordt aangetroffen, is welligt niet meer dan eene thesis voor de eene +of andere debating-club. Predikers der godsdienst hebben herhaaldelijk +in den loop der eeuwen het laatste alternatief tot het onderwerp van +roerende toespraken gemaakt; het eerste is door moralisten van de +physiologische school meermalen als ruim zoo waarschijnlijk +voorgesteld. Doch zoo min die zede-als die godsdienstleeraars zouden +in staat zijn geweest Adriaan Dijk de bekentenis te ontlokken, dat, +indien een man hem zijne eer ontroofde en zijne vrouw aan dien roof +medepligtig was, hij het regt niet hebben zou, Lidewyde voor dat +misdrijf te tuchtigen en haren minnaar te dwingen, zich met eigen hand +het leven te benemen. Op dat punt koesterde hij eene vastheid van +overtuiging, waarvan men beweren kon dat zij aan zinsverbijstering +grensde, doch tevens erkennen moest, dat zij de onbeduidendheid van +zijn persoon tot op zekere hoogte neutraliseerde. Het eene wapen om +hem te vernietigen, het andere om <span class="sper">haar</span> te vernederen: van die +opvatting was hij niet af te brengen. Dat stond geschreven, meende +hij. En aan de regtmatigheid van dat inzigt geloofde hij met dezelfde +onverzettelijkheid als een Arabier gelooft dat God groot en Mohammed +zijn profeet is.</p> + +<h3 class="p4">Zesde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">De besteller van het expeditie-kantoor had zijnen pligt kwalijk +betracht, of wel de chef van het bureau had aan verstrooidheid +geleden. Althans, eerst in den loop van den avond, toen zij van huis +was en met André eene wandeling in het Park deed, was het voor Emma +bestemde pakje aan haar adres bezorgd geworden.</p> + +<p>—"Hier is een pakje voor de jufvrouw," had Floris gezegd, toen hij de +lampen was komen opsteken.</p> + +<p>—"Van wien komt het?" had freule Bertha gevraagd.</p> + +<p>—"Dat is er niet bij gezegd," had Floris geantwoord. "De man, die het +bezorgd heeft, is dezelfde die boodschappen pleegt te doen voor het +expeditie-kantoor."</p> + +<p>—"Leg het dan maar neder op de jufvrouws plaats," had de freule +bevolen. "De jufvrouw kan elk oogenblik thuis komen."</p> + +<p>Emma kwam, en vond de freule als naar gewoonte bij haar theeblad +zitten. Zij zou even naar hare kamer gaan, zeide zij, om zich van haar +wandelkostuum te ontdoen; dan kon zij verder rustig beneden blijven en +zou zij de freule iets voorlezen.</p> + +<p>—"Doe dat, liefkind! Hoe meer gij mij mijne oude oogen helpt ontzien, +hoe grooter dienst gij mij bewijst. Floris heeft daareven een +kleinigheid voor u binnengebragt, die gij misschien zult willen +medenemen naar boven. Ik heb hem gezegd, dat hij het dingje op uwe +plaats zou deponeren. Ligt het daar niet?"</p> + +<p>—"Waar?" vroeg Emma, die het pakje eerst niet opgemerkt had.</p> + +<p>—"Voor u, op de tafel."</p> + +<p>—"Hoe kan ik zoo onoplettend zijn! Gij bemerkt, freule, dat men jonge +oogen niet te spoedig prijzen moet."</p> + +<p>—"Nu, nu, gij zult eene aanstaande bruid niet hard vallen, omdat zij +kleine distrakties heeft."</p> + +<p>—"Staat dat in de Schrift, freule?" vroeg Emma lagchend.</p> + +<p>—"Neen, jufvrouw ongeloof, de Schrift bezondigt zich niet aan zulke +zwakheden. Dat doen alleen oude vrouwen, die een te goed hart hebben +voor de jonge."</p> + +<p>—"Mag ik dan even gaan? Binnen vijf minuten ziet gij mij weder hier."</p> + +<p>Emma had dien avond aan André niets ongewoons bespeurd. Alleen toen +hij reeds afscheid van haar genomen had was haar ingevallen, dat het +hartelijker van hem geweest zou zijn, indien hij voor het minst eene +poging had aangewend om de wandeling nog een weinig te rekken. Doch +ook dat verzuim had haar niet bijzonder getroffen, omdat zij wist dat +hij altijd vol bezorgdheid was voor hare gezondheid en hij de +avondlucht bepaald schadelijk achtte voor haar gestel. Arm in arm +hadden zij tusschen de oude boomen en het jonge plantsoen +gedwaald,—van de kiosk, waar muziek gemaakt werd, naar den vijver, en +van de hertenkamp terug naar de kiosk. Buitengemeen vertrouwelijk of +teeder waren hunne gesprekken niet geweest; daartoe was het dien avond +in het Park niet eenzaam genoeg, en hadden zij te vaak zorg moeten +dragen, den groet van nieuwe M'sche bekenden met wedergroeten te +beantwoorden. Niettemin had het onderhoud geen oogenblik gekwijnd. +Zooveel de gelegenheid het toeliet en met zorgvuldig vermijden van +Lidewyde's naam (bij stilzwijgende overeenkomst was tusschen hen in de +laatste dagen geene spraak van Lidewyde geweest), hadden zij als van +ouds gekeuveld over tijd en toekomst. Toen de duisternis begon te +vallen, waren zij den stroom der huiswaarts keerende wandelaars +gevolgd en voor de deur van freule Bertha's woning had André, meteen +vriendelijk: "Tot morgen!", hare hand eerst zacht gedrukt en daarna +gekust.</p> + +<p>—"Wat beteekent dat?... Van waar komt dat?... Wat zal nu volgen?... +Hoe zou hij het verloren,... wie zou het hem ontnomen,... aan wie zou +hij het gegeven hebben?... Ach, dat ik niet zien kan!... Floris, +Floris, breng licht!"</p> + +<p>In de meening, dat het pakje afkomstig was uit een magazijn, waar zij +des ochtends eenige kleine emplettes had gedaan, had zij het +gedachteloos met zich medegenomen naar hare kamer; en reeds was zij op +het punt weder naar beneden te gaan en het aan freule Bertha gegeven +woord gestand te doen, toen zij zich herinnerde, niet eenmaal inzage +genomen te hebben van hetgeen de oude dame met zooveel trouwhartigheid +voor haar in ontvang genomen had. Zonder licht naar boven geloopen, +had zij, half op het gevoel, het pakje nedergelegd op hare +schrijftafel; doch de gaslantaarn op de straat brandde helder genoeg +om het haar weldra te doen terugvinden. Zij beproefde, of welligt de +hand van schrijver of schrijfster op het adres haar de herkomst van +het gezondene zou kunnen doen raden; want het pakje scheen van buiten +de stad te komen, of was althans anders en zorgvuldiger gesloten dan +met gewone, bezendingen uit winkels het geval pleegt te zijn. Doch het +schrift was te fijn, en zij onderscheidde alleen de aanvangletters van +haar eigen naam en voornaam. Eerst toen zij drie of vier malen haar +schaartje gebruikt, het bindgaren doorgeknipt en het eene papier voor, +het andere na verwijderd had, ontwaarde zij, dat die windselen alleen +hadden moeten dienen om haar zoo lang mogelijk naar een klein rond +voorwerp te doen zoeken, hetwelk nogmaals in een papier gewikkeld was. +Zij betastte het, en ofschoon zij nog niet wist wat het was, begon +haar hart eensklaps sneller te kloppen en bekroop haar een geheime +angst. Zij zou gezworen hebben, dat het voorwerp, hetwelk zij in de +hand hield, haar eenmaal in eigendom had toebehoord; dat zij het +honderd malen had aanschouwd; het jaren achtereen, aan een fijn zwart +koord bevestigd, om haren hals gedragen had. Doch hoe kon het +medaljon, hetwelk zij eenige dagen geleden aan André had geschonken, +en dat hij plegtig beloofd had, levenslang te zullen bewaren als een +onderpand van hare liefde, zich eensklaps in dit pakje bevinden? +Moedig verbande zij elke gedachte, welke op nieuw eene schaduw zou +hebben kunnen werpen op André's karakter; en zelfs toen zij met +bevende vingers het laatste papier, dat dunner en buigzamer was dan +een der vorige, opengevouwen had; met onbedriegelijke zekerheid haar +eigen geschenk herkende; als eene gejaagde het vertrek op en neder +liep, om licht roepend en in hare radeloosheid de middelen niet +vindend om het zich zelve te verschaffen,—zelfs toen geloofde zij nog +aan eene dier duizend gunstige mogelijkheden, wier naam zelfbedrog of +misverstand is.</p> + +<p>Eindelijk vond zij op den schoorsteenmantel, achter eene candelabre, +het porseleinen doosje dat tot bergplaats voor de lucifers diende. Den +vorigen avond had zij het zelve daar nedergezet, en in elke andere +omstandigheid zou zij het onmiddelijk teruggevonden hebben. Doch met +het licht kwam wel de waarheid, maar niet de vrede. Aan de binnenzijde +toch van het glanzig blad, waarin vaardige vingeren waren aangevangen +het medaljon te vouwen, stonden in het Fransch eenige woorden +geschreven, die naauwlijks voor tweederlei uitlegging vatbaar schenen +te zijn. Reeds voor zij er in geslaagd was eene bougie te ontsteken, +had de gladheid en fijnheid van dat papier Emma's aandacht getrokken; +en meer nog dan zijne schitterend witte kleur of zijne satijnachtige +oppervlakte, de verveinegeur die het verspreidde. Zij bedroog zich +niet. Eau-de-verveine was Lidewyde's geliefkoosde parfumerie, en het +fraaije blad papier was afkomstig uit Lidewyde's buvard. Ook had +Lidewyde de moeite niet genomen, haar schrift, dat zeer elegant en +tegelijk zeer eigenaardig was, onkenbaar te maken. <span class="sper">Recueilli sur le +cœur</span> d'<span class="sper">un charmant infidèle</span>, luidden de fransche woorden, bestemd +om naar het medaljon te verwijzen; en die woorden waren geschreven met +dezelfde vaste en loopende hand als het briefje, waarin Lidewyde Emma +verzocht had, Belvedere voor eene wijl met Soekabrenti te verwisselen. +Emma bezat dat briefje nog. Het lag in hare schrijfportefeuille; en de +overeenkomst van het eene handschrift met het andere maakte elk verder +onderzoek overbodig. Ten overvloede prijkte Lidewyde's voorletter, +gevat in het schild van een gestempeld fantasiewapen, bovenaan links +op den brief zoowel, als op het nu ontvangen biljet.</p> + +<p>Hoe overtuigend dit alles ook was, duurde het eene poos alvorens Emma +zich van het aan haar gepleegd verraad ten volle bewust werd. Welk +leed had zij ooit aan Lidewyde berokkend, dat Lidewyde haar aldus naar +het hart stak? Wat kon het Lidewyde schelen, hoe het André's bruid +verging, mits André haar toebehoorde?... Doch bij het doen dier +laatste vraag, waarin tot tweemalen toe den naam van André voorkwam, +overmeesterde haar op nieuw het gevoel der doodelijke zekerheid. +Lidewyde moest zelve weten hoe zij haar gedrag verantwoorden kon. Zij, +Emma, was daarvoor niet aansprakelijk. Van zulke vrouwen en zulke +hartstogten kon zij zich geene voorstelling vormen. Doch hoe kwam +Lidewyde in het bezit van André's medaljon? Emma kon niet gelooven dat +hij het haar geschonken zou hebben. Het lag niet in zijnen aard, +meende zij, opzettelijk trouweloos te zijn; en daarin oordeelde zij +juist. Doch wat lag dan wèl in zijnen aard? Nog den vorigen dag had +hij haar verhaald, welken hoogen prijs hij stelde op het hem dien +zekeren ochtend door haar geschonken verzoeningsteeken; hoe weldadig +het hem had aangedaan, aldus door haar bejegend te zijn; dat zij de +teederste en de edelmoedigste van alle bruiden was, en hij haar +medaljon nacht en dag op zijne borst droeg. En zij, toen hij haar +edelmoedig genoemd en daardoor zijdelings bekend had, dat door hem +aanleiding was gegeven tot het gerezen misverstand, zij had niet voor +hem willen onderdoen in openhartigheid, maar had het geheim der aan +zijn oog onttrokken teekening,—met welk een ijver en welk eene +droefheid zij had zitten arbeiden aan hare aquarel; hoe zij daarbij +gestadig aan hem gedacht, en welke noodlottige voorstellingen hare +fantasie aan de donkerroode kleur der al de andere rozen +overschaduwende François Premier verbonden had,—eerlijk opgebiecht. +Was er dan wel een naam te vinden voor André's gedrag? Slechts op ééne +wijze was het medaljon uit zijn bezit in dat van Lidewyde kunnen +overgaan, en wanneer Emma bedacht, wat daartoe noodig was geweest, +verkreeg de eerste indruk weder de bovenhand en ontsnapte haar op +nieuw de kreet waarmede zij Lidewyde's briefje van zich af- en op den +grond geworpen had: "Afschuwelijk!"</p> + +<p>Zij was te lang boven gebleven om geheel en al zonder +verontschuldiging in de tegenwoordigheid van freule Bertha te kunnen +verschijnen; doch indien zij slechts eenmaal beneden was, meende zij, +zou haar wel het een of ander invallen tot verklaring van haar gedrag. +Intusschen was het in den gang, dien zij volgen moest om den trap te +bereiken, geheel en al duister geworden; en ten einde niet te +struikelen, of zich niet aan de ouderwetsche gebeeldhouwde linnenkast +te stooten, wier vooruitspringende voet schier de helft van het +portaal besloeg, nam zij den kandelaar mede, bij wiens schijnsel zij +Lidewyde's schrift ontcijferd had. Bij het afgaan van den trap viel, +door het wankelen van haren tred, een groote droppel was op de +bovenzijde van hare hand; doch zij bemerkte dit eerst, toen het heete +vocht reeds gestolten en strak geworden was.</p> + +<p>Hoe zwak freule Bertha's oogen bij avond ook waren, zij bespeurde +weldra aan Emma's voorkomen, en begreep uit het onwaarschijnlijke der +door haar aangevoerde redenen, dat haar iets ongewoons en onaangenaams +was wedervaren. Zoo lang evenwel Emma haar daaromtrent geene +opheldering gaf, meende zij den schijn te moeten aannemen, alsof zij +zonder bevreemding de aangekondigde vijf minuten zich had zien +verlengen tot een uur. Om te toonen hoe gevoelig zij voor die +bescheidenheid was, nam Emma het boek ter hand, waaruit zij beloofd +had, de freule te zullen voorlezen. De eerste bladzijde ging goed, de +tweede dragelijk. Doch van lieverlede werd hare stem onvaster, en toen +zij de derde bladzijde nog ten einde brengen moest, snikte zij zoo +luid en zoo hartstogtelijk, dat hare hoorderes de schepen der +diskretie moedig in brand stak.</p> + +<p>—"Kom hier, lief kind," zeide freule Bertha, de armen naar haar +uitbreidend, "kom hier en zeg mij wat u kwelt."</p> + +<p>Alles kon Emma de oude dame niet mededeelen; ten minste niet op +eenmaal. En dat wilde zij ook niet. Er viel, ten bate van André, een +wanhopige schijn te bewaren, en aan die verpligting mogt niet te kort +gedaan worden. Doch wat het ongelukkige meisje ook achterhield en de +brave freule ook raden moest,—toen zij elkander "goeden nacht" +kusten, geloofde geen van beiden dat die wensch in vervulling zou +gaan. Wakker liggen; de trage uren tellen; zich nu het een dan het +ander in het hoofd halen; het gelaat in de kussens verbergen met het +stellige voornemen om te gaan slapen; geene minuut later weder +overeind zitten om nogmaals en vruchteloos een nieuw antwoord op de +oude vragen te zoeken; het aanbreken van den dag verbeiden, en +nogtans weten, dat ook het rijzend licht niet in staat zal zijn de +benaauwde schaduwen te verdrijven,—zoo zal het wezen, dacht de vrouw +van leeftijd; daarop zal het nederkomen, voorspelde zich het jonge +meisje. En met een hart vol zorgen,—vlijmende zorgen, waarmede hier +beneden alleen de vriendschap en de liefde teisteren,—begaven beiden +zich naar hare slaapkamers.</p> + +<p class="p2">Sommige nachten zijn zoo droog als de <span class="sper">Noctes Haganae</span> van onverschillig +welken rector der latijnsche scholen in het 's Gravenhage der 18<sup>de</sup> +eeuw; andere zoo amusant als de <span class="sper">Florentinische</span> van dokter Ruardi's +lievelingsauteur. Doch zoo min in het leven als in de litteratuur is +alles òf grappig òf vervelend. In beiden doet ook de weemoed zijne +regten gelden; en het is voor de bedroefden,—voor hen en voor haar +die in Emma's geval verkeeren, toen zelfs de ten hemel geslagen blik +van het <span class="sper">Ecce Home</span>-beeld, waarop in het fantastisch uur haar slapeloos +oog zich vestigde, geen antwoord gaf op de vraag, waarom André haar +bedrogen had,—voor haar en voor hen is het, dat Musset in eene zijner +<span class="sper">Nuits</span> die strofe vol zuchten en tranen gedicht heeft:</p> + +<p class="left35">Partout où j'ai voulu dormir,<br /> +Partout où j'ai voulu mourir,<br /> +Partout où j'ai touché la terre,<br /> +Sur ma route est venu s'asseoir<br /> +Un malheureux vêtu de noir<br /> +Qui me regardait comme un frère.</p> + +<p>Dat lied der eenzaamheid, Emma zou het dien nacht gezongen hebben, +indien elke andere aandrift voor haar op dat oogenblik niet +natuurlijker geweest dan die tot zingen. Zij dacht aan niets als aan +hare laatste wandeling met André in het Park. Wie haar toen had willen +diets maken dat de man, in wiens arm de hare rustte, weinige uren +later door eene andere vrouw zou worden verwelkomd,—zij had hem een +lasteraar genoemd. Ware de onbescheidene zelfzuchtig genoeg geweest, +door het aanvoeren van bewijzen zich te willen zuiveren van die +blaam,—de minste menschen kunnen het denkbeeld verdragen, voor +logenaars te worden aangezien, en wanneer zij kiezen moeten tusschen +hunne eigene rechtvaardiging en uwe smart vergeten zij ligt de +voorschriften der edelmoedigheid,—niet-alleen zou zij uit kieschheid +geweigerd hebben toe te luisteren, maar de aantijging zou bij haar +zijn afgestuit op een stalen ongeloof. Hoe jammerlijk was haar +vertrouwen beschaamd geworden! Hetgeen toen monsterachtig zou geluid +hebben, was nu eene werkelijkheid. Zij waakte, zij schreide, zij bad, +zij bracht de handen aan hare slapen om niet waanzinnig te worden van +verdriet,—terwijl Lidewyde's vingeren met de lokken van haren +bruidegom speelden.</p> + +<h3 class="p4">Zevende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">—"Vroeg dag geweest van ochtend," zeide freule Bertha's koetsier tot +den ouden Floris, die nevens hem op den bok zat.</p> + +<p>Floris antwoordde niet.</p> + +<p>—"Vroeg dag geweest," herhaalde Hendrik, niet gewoon vóór twaalven te +rijden, doch heden, ofschoon het uur van negenen nog slaan moest, +reeds voor de tweede maal achter de paarden, eerst om Emma naar den +spoortrein, daarna om freule Bertha-zelve naar Soekabrenti te brengen.</p> + +<p>—"De jufvrouw zag er erg ontdaan uit," ging Hendrik voort, vast +besloten Floris aan de praat te krijgen.</p> + +<p>—"Hendrik," antwoordde Floris in het eind, niet willende dat zijn +kameraad, door geheel en al onkundig te blijven, misschien achteraf +nog veel onbeteugelder zou gaan babbelen, dan hij ongetwijfeld nu +reeds doen zou, "er is in de familie van jufvrouw Emma eene treurige +omstandigheid voorgevallen, zoodat de jufvrouw op stel en sprong naar +huis moest; en de freule heeft beloofd, daarvan onmiddelijk +mededeeling te zullen gaan doen aan mevrouw Dijk, met verzoek, er +mijnheer André op te willen voorbereiden. Daarom zijn we van daag zoo +in de vroegte. Pas gister-avond laat is de tijding ontvangen. Ik heb +zelf den brief binnen gebragt."</p> + +<p>—"Dat je den brief zelf hebt binnen gebragt," zeide Hendrik, dankbaar +maar onvoldaan, "zal ik niet tegenspreken, want ik ben er niet bij +geweest; maar ik vind het casueel, zoo als Jakob van den dokter om het +andere woord pleegt te zeggen, dat wij om die reden op dit uur naar +Soekabrenti moeten."</p> + +<p>—"Ik heb je al meer gezegd, Hendrik," antwoordde Floris, die den +aanval op het korps der vesting trachtte te ontwijken, door uit een +der afgelegen buitenwerken een uitval te beproeven, "dat je verkeerd +handelt door de kennis met dien Jakob aan te houden. Ik houd hem voor +een gemeenen kerel."</p> + +<p>—"Dat's tot je dienst," zeide Hendrik. "Je bent de eenige niet, die +zoo over hem denkt; en als je niet te oud waart om zondagsavonds in +het Fonteintje te komen dansen, zou je misschien nog wel erger over +hem gaan denken."</p> + +<p>—"Al kon ik er morgen twintig jaar mede worden," viel Floris hem +driftig in de reden, "ik zou geen voet in jelui vervl—Fonteintje +willen zetten. Dat je er zelf komt, laat ik daar; je bent jong gezel +en de jeugd moet 'er tijd hebben, zeggen de menschen; ofschoon dat +<span class="sper">mijn</span> leer <span class="sper">niet</span> is. Maar dat de vader van een huis vol kinderen zulke +plaatsen bezoekt, is schande; en daar je meê verkeert, wordt je meê +geëerd."</p> + +<p>—"Dat wordt je," antwoordde Hendrik, met de oogen knippend, "en dat +is de reden, zeggen ze, dat jufvrouw Emma niet langer verkeeren wil +met mijnheer André. Of heb ik het mis?"</p> + +<p>Floris zag hem verbijsterd aan. Tot zijn leedwezen bemerkte hij, dat +de koetsier hem niet zoozeer uitgehoord had ten einde iets nieuws, +maar alleen om van hem de bevestiging te vernemen van hetgeen hij +reeds wist of op goede gronden giste. Het was nu evenwel geen tijd om +Hendrik zoo ernstig onder handen te nemen als de zaak het verdiende. +Daar reden zij de laan van Soekabrenti op, Floris moest bij de hand +zijn om het portier te openen voor freule Bertha.</p> + +<p class="p2">-"Zoodat gij niet voornemens zijt het bedreven kwaad op eenigerlei +wijze goed te maken?" vroeg freule Bertha oprijzend, nadat zij een uur +lang vruchteloos beproefd had Lidewyde òf eene bekentenis, òf eene +toezegging te ontlokken.</p> + +<p>Lidewyde was op dit of een dergelijk bezoek voorbereid geweest, en de +gevoelens der oude dame waren haar te gemeenzaam bekend, dan dat zij +langen tijd naar hare antwoorden zou hebben behoeven te zoeken. Bij +tusschenpoozen evenwel, en ook nu weder, hield zij zich, alsof freule +Bertha's vragen met de meeste naauwgezetheid door haar overwogen +werden. In stede van het voorbeeld harer bezoekster te volgen en +insgelijks op te rijzen, bleef zij zitten leunen in haar fauteuil, en +zeide op nadenkenden toon, als iemand, die er in het minst geen belang +bij heeft een aangevangen onderhoud vóór den tijd af te breken:</p> + +<p>—"Neen, freule, ik ben inderdaad niet voornemens iets te doen van +hetgeen gij bedoelt. Dat zou geene houding hebben en tot niets leiden. +Doch ik herhaal wat ik daareven zeide: indien tusschen ons omtrent +deze zaak eenig misverstand bestaat,—en ik erken, dat dit het geval +is,—komt het alleen hieruit voort, dat dezelfde gebeurtenis door u +als een kwaad wordt aangemerkt, en door mij niet zoozeer. Is het een +kwaad, dat Emma eenige tranen stort? Dat hare ouders en die van André +eene teleurstelling ondervinden? Ik kan het niet inzien. Spiegelen wij +ons aan de natuur, die den mensch geene enkele smart bespaart, en laat +ons niet wijzer willen zijn dan zij!"</p> + +<p>—"Dat zijn drogredenen, Lidewyde, door u aangegrepen met het oogmerk +om uwen misstap te vergoêlijken. Hoe kunt gij uwe handelwijze +natuurlijk noemen? Is het natuurlijk, dat gij uwen man en uwe vrienden +bedriegt? Dat gij droefheid brengt over het hoofd van personen, die, +zooals Emma's ouders, u nooit het geringste leed berokkend hebben? Ik +ken een anderen naam voor dergelijke handelingen."</p> + +<p>—"Gij verstaat mij verkeerd, freule, en de beteekenis, die door ons +aan dezelfde woorden gehecht wordt, verschilt. Men spreekt van oorlog, +van pest, van hongersnood; doch neem nu eens het alle dagen zich +herhalend verschijnsel van het sterven; neem de verpligting, waaronder +een onnoemlijk aantal menschen liggen om te moeten werken voor hun +brood. De een moet, om aan den kost te komen, veertien uren daags den +vernederendsten arbeid verrigten, de ander zijne aangeboren talenten +begraven, een derde zijn geweten verkrachten of zijne overtuiging +verkoopen. Doch zoo is de wereld nu eenmaal zamengesteld."</p> + +<p>—"Ik weet niet, Lidewyde, wat gij met dergelijke redeneringen +bedoelt. Voorheen spraakt gij anders, en ik zou nooit gedacht hebben, +dat het u in die mate aan gemoed ontbrak. Wat mij betreft, ik ben met +geen ander oogmerk hier gekomen als om u te verzoeken, gebruik te +maken van uwen invloed op André. Weigert gij mij die dienst, dan heb +ik verder niets te zeggen."</p> + +<p>—"Altoos hetzelfde misverstand, freule! Gij kondt even goed van mij +verlangen, dat ik een einde maken zal aan de dienstbaarheid van mijn +koetsier of aan de afhankelijke positie van Sarah. Ik heb dat niet in +mijne magt. En al kon ik iets dergelijks uitwerken, dan nog zou ik van +oordeel zijn, dat Emma's verdriet niet in de eerste plaats in +aanmerking komt. Sarah is in mijne oogen veel ongelukkiger dan Emma, +en het ongelukkigst van al vind ik Marcelis. Niets is +onwaarschijnlijker, niet waar? dan dat Marcelis te eeniger tijd in +beter doen komen zal; nogtans moet hij van den ochtend tot den avond +tuigen poetsen, rijtuigen schoonmaken en op den bok zitten. Doch houd +mij de aanmerking ten goede,—het behoort tot de zwakke zijde van uwe +filanthropie, voor <span class="sper">zulke</span> tragediën geen oog te hebben."</p> + +<p>—"Ik erken," zeide de freule, met een bitteren glimlach, "dat uwe +filanthropie geen gevaar loopt, voor zwak te worden aangezien. Foei, +Lidewyde, hoe kunt gij er behagen in scheppen, u zoo geheel anders +voor te doen als gij zijt? Op uwe christelijke barmhartigheid zal ik +mij niet beroepen: gij zoudt in staat zijn mij uit te lagchen. Maar ik +kan niet gelooven dat gij enkel als vrouw, hoe hardvochtig de +behaagzucht u moge gemaakt hebben, geene deernis gevoelen zoudt met +een meisje in Emma's toestand."</p> + +<p>—"Toch wel, freule. Ik ben niet overtuigd dat uwe barmhartigheid eene +deugd is, in den zin van eene kracht. En nu gij van christelijk +spreekt, grijp ik de gelegenheid aan om u ronduit te zeggen, dat ik +mij hoe langer hoe minder in uwe denkwijze te huis gevoel."</p> + +<p>—"Die mededeeling kondt gij sparen. Ik geloof niet, dat uwe +antipathie mijne denkwijze tot schande strekt."</p> + +<p>—"Meen niet, freule, dat mijn oogmerk is, u persoonlijk te grieven; +mijn toeleg is veeleer u een kompliment te maken. Doch laat mij u +mogen vragen, of de christelijke godsdienst niet bij uitsluiting +geschikt is om over het vreugdeloos bestaan van personen zeker waas +van poëzie te werpen? U houd ik voor eene voorbeeldige christin, en +van Emma zal, naar ik voorzie, over dertig of veertig jaren, hetzelfde +kunnen gezegd worden; doch is het christendom eigenlijk wel voor iets +anders bestemd, als om—ik spreek niet van uzelve—vrouwen die in het +geval verkeeren, waarin Emma dan verkeeren zal, te verzoenen met haar +lot? Mijne bedoeling met die vraag is natuurlijk niet de waarde van uw +geloof te verkleinen,—daarvoor is het aantal der gekontrariëerde +vrouwenlevens te groot,—maar alleen u duidelijk te maken, dat voor +mij geene reden bestaat, om, in strijd met mijn beter oordeel, gevolg +te geven aan uw beroep."</p> + +<p>—"Mijn geloof, Lidewyde, staat te hoog om door uwen schimp getroffen +te kunnen worden, en ook zonder dat ik het behoef te regtvaardigen, +veroordeelt het u. Wat mij veroordeelt en beschaamd doet staan, is, +dat ik u zoo lang gekend heb zonder u te doorzien. Op mijne knieën zal +ik om vergiffenis voor die kortzigtigheid smeeken tot denzelfden Heer, +die Zijn aangezigt van u afgewend en u overgegeven heeft aan uwe +verdorvenheid. Ook voor u zal ik tot Hem bidden, want Hij is magtig +genoeg om zelfs steenen harten te kunnen verbrijzelen. Wordt mijn +gebed verhoord, dan ziet gij mij weder; eer niet. Er bestaat van dit +oogenblik af geenerlei betrekking meer tusschen ons. Wees de heidin +van uwe keus, indien gij dat voor uw geweten verantwoorden kunt; doch +zoo eene vrijdenkster te zijn voor u beteekent geen hart en alleen +driften te hebben, verboden minnarijen te onderhouden, den naam te +onteeren van den man aan wien gij duizend verpligtingen hebt, +jongelieden in het verderf te storten en ouden van dagen in het +aangezigt te slaan,—zoo dat de vrucht is dier hoogere beschaving, +waartoe gij beweert opgeklommen te zijn, weet dan dat mijn bijgeloof +en mijne wanbegrippen te fier zijn om zich af te geven met uwe +wijsheid."</p> + +<p>—"Freule Bertha! Freule Bertha!" riep Lidewyde, eindelijk oprijzend, +toen de freule haar niet zonder digniteit den rug toekeerde en het +vertrek wilde verlaten.</p> + +<p>—"Wat is het, Lidewyde?" vroeg zij, het hoofd naar haar omwendend en +haar aanziende met een bestraffenden blik.</p> + +<p>Gelukkig voor haar en voor hare waardigheid verried niets in dien blik +de schemering van hoop, die Lidewyde's roepen in haar binnenste had +doen opflikkeren. Wel ver toch dat Lidewyde haar als eene berouwvolle +zondares te gemoet zou gegaan zijn, of voor het minst eenig leedgevoel +zou getoond hebben over hare onbeschaamdheid, ontving zij van haar een +laatsten slag door de wedervraag:</p> + +<p>—"Ik wenschte van u te vernemen, freule, wat ik, nu Emma vertrokken +is, aanvangen zal met André?"</p> + +<h3 class="p4">Achtste Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">De persoon, wiens naam in het voorgaand hoofdstuk het laatst genoemd +is, droeg van datgene, waarin hij zelf zoo van nabij betrokken was, +nog geene kennis. Hij was een ochtendzwerftogt gaan doen, doch niet in +de rigting der stad; anders zouden freule Bertha en hij elkander +misschien tegengekomen zijn, hij te voet en zij in haar rijtuig, en +zou die vroege togt der oude dame naar Soekabrenti hem welligt op het +denkbeeld gebragt hebben van iets buitengewoons. In weinige dagen toch +was het reeds zoo ver met hem gekomen, dat, zonder dergelijke +uitwendige aanleiding, de toestand van aan waanzin of dronkenschap +grenzende verblinding, waarin hij verkeerde, hem niet meer helder +worden kon. Doch de diepe sluimer van zijn geweten werd door geene +enkele ontmoeting gestoord; hij volbragt zijne wandeling, gelijk hij +dat gisteren of eergisteren gedaan zou hebben; droeg zorg den +terugtogt dus te nemen, dat hij van de andere zijde de stad weder +binnenkomen kon, en schelde omstreeks hetzelfde uur, waarop hij +meermalen in het voorbijgaan een bezoek aan Emma gebragt had, aan de +woning van freule Bertha.</p> + +<p>—"Vertrokken?" vroeg hij, met de uiterste verbazing, toen Floris hem +aangediend had en hij bij de vrouw des huizes toegelaten was. "Is Emma +vertrokken? Waarom? Waarheen? Hoezoo? Heeft zij geene boodschap voor +mij achtergelaten? Geen briefje? Kon zij niet gewacht hebben totdat ik +met haar gesproken had?"</p> + +<p>—"Mijnheer Kortenaer," antwoordde freule Bertha, wier gevoelig hart +tegen dezen toon met kracht in opstand kwam, "indien gij tegenwoordig +waart geweest bij het onderhoud dat ik een uur geleden met mevrouw +Dijk gehad heb, zoudt gij op dit oogenblik niet tegenover mij zitten. +Of heeft een regtvaardig God ook uw hart verstokt, even als dat van +Lidewyde? Eene boodschap voor u, of een briefje van haarzelve, heeft +Emma niet voor u achtergelaten, neen; doch ziehier hetgeen door eene +verraderlijke en onreine hand haar gisteren toegezonden is."</p> + +<p>De freule opende hare schrijfcassette, die nevens haar op de tafel +stond, en reikte André het medaljon over, met het daarbij behoorend +biljet van Lidewyde. Emma had eerst niet gewild, dat zij die +voorwerpen behouden zou, doch was geëindigd met toe te geven.</p> + +<p>André herkende aanstonds, even als Emma gedaan had, de hand van +Lidewyde. Hij herkende ook het medaljon met het fijne zwartzijden +koord. Ten overvloede bragt hij werktuigelijk de hand aan zijne borst, +ten einde zich te vergewissen dat het door Emma achtergelaten +voorwerp inderdaad hetzelfde was dat hij in de laatste dagen +getrouwelijk om den hals gedragen had. Gisteren nog, herinnerde hij +zich, of anders eergisteren, was het medaljon op de gewone plaats +bevestigd geweest; doch het was verdwenen, en thans hield hij het, +daar viel niet aan te twijfelen, in zijne hand. Hij bezag het eene +wijl aan de voor- en achterzijde, nam toen het papier nog eens op, +waarin het gewikkeld was geweest, en herlas met aandacht de daarop +door Lidewyde gestelde woorden.</p> + +<p>Doch meent men dat òf de aanblik der achtenswaardige vrouw tegenover +hem, òf het overtuigend bewijs der onverantwoordelijkste handelwijze, +waarop zijn oog thans rustte, hem verlegen maakte? In geene deele. +Misschien is het jammer, maar het is zoo, dat de stem van het geweten +en de vrees voor het vonnis der wereld luider bij ons spreken, wanneer +onze verkeerde neigingen om zoo te zeggen nog in de periode der +kindsheid verkeeren, dan wanneer zij reeds zekeren graad van +consistentie verkregen hebben; zoodat twee van onze beste +schutsvrouwen tegen de verleiding, helaas, magteloozer worden, +naarmate wij dringender behoefte zouden hebben aan hare bescherming. +André's hartstogt voor Lidewyde was te sterk en tevens te onzuiver, +dan dat freule Bertha's welmeenend bedoelde ontmaskering een +noemenswaardigen indruk op hem zou hebben gemaakt.</p> + +<p>—"Is uw wensch, freule, dat ik deze voorwerpen bij mij steken en +medenemen zal?" vroeg hij, zijn zakportefeuille voor den dag halend.</p> + +<p>—"Neen, mijnheer; mijn wensch is integendeel, dat gij ze mij +onmiddelijk teruggeven zult. Althans, zoodra gij u met eigen oogen +overtuigd zult hebben van uwe trouweloosheid. Foei, mijnheer +Kortenaer, ik zou u niet in staat hebben geacht tot eene zoo +laaghartige handelwijze!"</p> + +<p>Met eene zwijgende buiging reikte hij freule Bertha het medaljon en +het briefje over, greep zijnen hoed, en verliet, met eene aan fierheid +grenzende koelbloedigheid, het huis, waaruit Emma door hem verjaagd +was.</p> + +<p>Hij vond het vervelend, ja, dat eene oude jonge jufvrouw, die hij +daarenboven voor eene langtong hield, nu kennis droeg van zijne +hartsgeheimen. Klapte zij uit de school, dan zou hem dit in sommige +moeijelijkheden kunnen wikkelen. Die gedachte deed hem evenwel niet +blozen of verschrikken, maar alleen de wenkbraauwen fronsen; en weinig +scheelde het, of van ongeduld had hij op de openbare straat met den +voet gestampt. Doch verder ging voorshands zijne bezorgdheid niet. +Stond het Lidewyde fraai, achter zijnen rug het leven der goede Emma +te verbitteren? O neen. Door den teugel te vieren aan hare antipathie, +had Lidewyde eene verhouding onmogelijk gemaakt, die hij, wat hem +betrof, gaarne zoo lang mogelijk zou hebben zien voortduren. Doch aan +den anderen kant streelde het in de hoogste mate zijne gevoeligheid, +dat Lidewyde prijs stelde op het onverdeeld bezit van zijn persoon. +Dit was een triomf waarvan hij weinige dagen geleden zelfs niet zou +hebben durven droomen. Daarbij kwam dat Lidewyde, in de zaak van het +medaljon, hem toescheen meer uit onwetendheid dan met opzet gezondigd +te hebben. Zij kon niet weten, dat Emma aan dat kleine voorwerp eene +zoo groote waarde hechtte. Hijzelf althans kon zich alleen herinneren +haar gezegd te hebben, doch zonder meer, dat het medaljon van Emma +afkomstig was. Er was derhalve geene boosaardigheid in het spel +geweest, maar er had een noodlottige zamenloop van omstandigheden +plaats gehad.</p> + +<p>Evenwel, er moest nu in sommige opzigten raad geschaft worden. Met +zijn engagement was het gedaan, dat sprak van zelf. Emma,—daaromtrent +maakte hij zich geene hersenschimmen,—Emma had eene soort van +onafhankelijkheid over zich, die het gemakkelijker was te vertreden +dan te buigen. Hare ouders zouden in geen geval gedoogen, dat hij òf +hen, òf haar immer weder onder de oogen kwam. Ook zijne eigen ouders +kwamen in aanmerking. Zij moesten niet in de waan kunnen verkeeren, +dat hij den verkeerden weg was opgegaan, even als zijn broeder +Lodewijk, die gestolen had; hetgeen geheel iets anders was. Vooral +zijn vader, die hem steeds een goed hart had toegedragen en van wien +hij veel vriendschap ondervonden had, moest weten, dat de schuld +slechts gedeeltelijk aan hem, André, lag, en dat, al had zijn +engagement nog eene poos geduurd, en al was hij ten slotte met Emma +getrouwd, Emma toch nimmer eene geschikte vrouw voor hem zou geweest +zijn. Hij zou onmiddelijk werk maken van een uitvoerigen brief naar +huis, waarin hij een en ander duidelijk uiteenzetten zou.</p> + +<p>En wat zou de wereld zeggen, indien het uitkwam dat het afspringen van +zijn huwelijk met Emma het gevolg was van zijnen hartstogt voor +Lidewyde? Men zou er zoogenaamd schande van spreken, dat hij een lief +en onschuldig jong meisje opofferde of aan eene getrouwde vrouw. Doch +wat bekommerde hij zich daarom? Lidewyde's liefde was hem genoeg, en +voor Lidewyde's rust vreesde hij niet. Zij was te gevat en te +vindingrijk, dan dat zij de openbare meening niet gemakkelijk op een +dwaalspoor zou weten te brengen; en al gelukte haar dit niet, zoodat +het geheim hunner betrekking verraden werd, ja zelfs al zou eene +openbare breuk met een ondragelijk echtgenoot het gevolg daarvan +zijn,—welnu, die scheiding zou haar vrij en hem, André, tot den +gelukkigste der stervelingen maken.</p> + +<p>Toen hij tot zoover met zijne overdenkingen gevorderd was, had zijn +weg door de stad hem naar de Groote Markt gevoerd, waar de omnibussen +naar Zeeburg afreden. Juist sloeg de klok van het stadhuis twaalf ure, +en de schetterende trompet van een kondukteur kondigde aan, dat een +der voor het Badhuis bestemde wagens zich in beweging zou gaan zetten.</p> + +<p>"Door thans naar Soekabrenti terug te keeren," zeide hij bij zich +zelven, "zou ik daar zoo goed als zeker te gelijk met Dijk aankomen, +of in geen geval vroeg genoeg om rustig met Lidewyde te kunnen +spreken. Ook moet ik eerst nog eens bij mij zelven overleggen, hoe ik +dien brief aan den ouden heer inkleeden zal. Weet gij wat? Ik zal te +Zeeburg gaan ontbijten. Dat zal mij goed doen. Eerst een bad, dan wat +eten, dan met de eerstvolgende omnibus naar de stad terug,—zoodoende +ontloop ik Dijk, vind Lidewyde alleen, heb eene explikatie met haar, +en regel daarnaar mijn brief."</p> + +<p>Er was overvloed van plaats in de omnibus, en de enkele passagiers, in +wier gezelschap hij den rid naar Zeeburg maakte, schenen even weinig +lust te hebben om met hem in gesprek te komen als hij met hen. Ook de +groote zaal van het Badhuis vond hij bij zijne aankomst bijna +verlaten. De meeste badgasten waren reeds vroeger te water geweest en +deden nu een dutje in hunne slaapkamers, of kleedden zich om in den +namiddag naar de stad te gaan. Hij bestelde vooruit een ontbijt, kocht +een kaartje en begaf zich naar het strand. De heeren en dames, die hij +daar nog aantrof, boezemden hem weinig belangstelling in. Het waren +gewone badgasten van beiderlei geslacht, de mannen met schotsche +plaids om de schouders, de vrouwen blootshoofds en met loshangende +haren. Bekende aangezigten ontmoette hij niet. Ook in de babbelkoetsen +op het terras had hij in het voorbijgaan niemand opgemerkt, dien hij +zich herinneren kon gedurende zijn verblijf te M. wel eens gezien of +gesproken te hebben. Men waarschuwde hem dat eene badkoets beschikbaar +was; meer verlangde hij op dit oogenblik niet.</p> + +<p><span class="sper">Le bain creuse</span>, zeggen de Franschen; en wie André, na afloop van het +zijne, in een hoekje der groote zaal had zien ontbijten, zou zich in +zijn geloof aan de juistheid van dat gezegde niet geschokt gevoeld +hebben. Nogtans was de graagte, waarmede hij zijne koffij verorberde +en zijne lamskoteletten at, niet uitsluitend van stoffelijken +oorsprong, maar tegelijk een symbool van hetgeen in hem omging. +Dezelfde golven, dacht hij, waarin hij daareven geplast en zich alle +vooroordeelen van het lijf, alle muizennesten uit de haren gespoeld +had, hadden menigmaal ook de schoone ledematen van Lidewyde +overstelpt. Lidewyde in het bad; Lidewyde nederduikend in het +bruischend water of de brekende golf opvangend met haren +schouder,—die voorstelling verschafte aan zijne fantasie niet minder +en geen onaangenamer werk dan de aangerigte disch aan zijn verhemelte. +Dat zulk eene vrouw, zoo schoon en zoo schrander, haar goeden naam in +zijne hand gesteld had; dat hij alles van haar gedaan kon krijgen; dat +zij zoover ging van zich naijverig te toonen op hare eigen +heerschappij over hem,—die wetenschap was bijna grooter weelde dan +hij dragen kon. In zijne opgewondenheid riep hij den knecht en +bestelde eene halve flesch sherry.</p> + +<p>—"Een glas sherry? Asjeblieft, mijnheer!"</p> + +<p>—"Verstaat gij mij niet? Ik vroeg een halve flesch."</p> + +<p>—"Asjeblieft, mijnheer!"</p> + +<p>Sedert dien namiddag, dat hij met Dijk ontbeten en daarna in spijt van +Sarah's waakzaamheid binnengedrongen was in zekere vertrekken, had een +glas wijn hem zoo goed niet gesmaakt. Hij dronk een tweede en derde +glas. Bij het vierde knipte hij met het linkeroog, bragt het vonkelend +goudkleurig vocht aan zijn regter, liet het licht er in spelen, en zou +lust gevoeld hebben een toast in te stellen op zijnen oom, den +oud-minister, die hem met Lidewyde in kennis had gebragt.</p> + +<p>Doch wiens stem weêrklonk daar in het galmend voorhuis, wie trad de +zaal binnen en vroeg overluid aan den kellner, of hij mijnheer Z. (een +der badgasten) voor eene wijl geen belet doen zou? Ja waarlijk, hij +was het! Niet oom Timmermans, hetgeen in hooge mate onwaarschijnlijk +geweest zou zijn, maar dokter Ruardi, wat niemand verwonderen kon en +alleen op dit uur tot de zeldzaamheden behoorde; dokter Ruardi, die +op het zien van André eensklaps al zijne opgeruimdheid scheen te +verliezen en over wiens welwillend gelaat zich plotseling eene +uitdrukking van haat en wraakzucht verspreidde, gelijk men aan onze +noorderstranden en bij onze meer flegmatieke landgenooten slechts +zelden in de gelegenheid is waar te nemen.</p> + +<p>André's goede luim daarentegen steeg, toen hij den dokter herkende, +nog hooger dan te voren. In een oogwenk was hij opgerezen, maakte zich +met eene bewonderenswaardige gemakkelijkheid meester van den +ongenaakbaren Ruardi, troonde hem met zich mede naar zijn tafeltje, +deed alsof 's dokters onwil in het geheel niet door hem werd +opgemerkt, en legde over deze ontmoeting eene in den aangenamen zin +des woords zoo contagieuse blijdschap aan den dag, dat men met alle +goede manieren gebroken zou moeten hebben om zijne demonstratien van +ingenomenheid niet voor het minst met een schijn van vriendschap te +beantwoorden. Het kostte Ruardi te minder inspanning dien glimp aan te +nemen, omdat, indien André zijne redenen had om aldus openlijk over +hem te triomferen, hij de zijne meende te hebben om te gelooven dat +André's uitgelatenheid van korten duur zou zijn.</p> + +<p>—"Dokter," zeide André op emfatischen toon, als moest de feestdronk, +dien hij daareven zou hebben willen instellen, hem thans onder een +anderen vorm van het hart, "het doet mij onbeschrijfelijk veel +genoegen, uw aangezigt te aanschouwen. Mag ik u een glas wijn +aanbieden? Jan, een glas!"</p> + +<p>—"Waarlijk niet, mijnheer Kortenaer. Het maderaklokje heeft voor mij +nog niet geslagen."</p> + +<p>—"Zoo als gij wilt, dokter. Op eene verpligting meer of minder, komt +het niet aan. De mijne aan u zijn talloos. Nimmer, dat zweer ik, zal +ik vergeten wat gij voor mij geweest zijt en gedaan hebt. Wanneer ik +betuig in u een ouderen broeder en te gelijk een voortreffelijk +leermeester gevonden te hebben, zeg ik inderdaad niet te veel. Op uwe +gezondheid, dokter, en dat gij voort moogt gaan eenig genoegen aan mij +te beleven!"</p> + +<p>—"Laat ons minder luid spreken, mijnheer Kortenaer," fluisterde de +dokter. "Wij hebben wel geene geheimen te verhandelen, maar het zou +niettemin kunnen gebeuren, dat personen, wien onze zaken niet aangaan, +ons beluisterden. Gij houdt mij die opmerking ten goede, niet waar? +Een medicus moet zich op publieke plaatsen somtijds meer in acht nemen +dan hem lief is."</p> + +<p>—"Ik begrijp u volkomen, dokter," antwoordde André, eenige oktaven +lager dan daareven, doch met dezelfde hartelijkheid. "Het is alleen de +medicus in u, die zoo spreekt. Als mensch zou het u slechts tot de +hoogste eer kunnen verstrekken, indien de geheele wereld u +beluisterde. Herinnert ge u ons eerste gesprek, daags nadat Adriaan +Dijk de goedheid had gehad mij aan u voor te stellen? Zoo in eenig +oogenblik van mijn leven eene onzigtbare hand in mijne ziel de kiem +gelegd heeft van een ander en hooger bestaan, is het dien +onvergetelijken dag geweest."</p> + +<p>—"Gij schertst, mijnheer Kortenaer!"</p> + +<p>—"Toch niet, dokter. Voorheen geloofde ik niet aan den invloed van +priesters op mannen, en wanneer ik op de straat, of buiten, een +predikant ontmoette, nam ik den hoed af en dacht bij mijzelven: "Geef +kinderen zoeten koek, en vrouwen zoeten most." Doch sedert mijn +gelukkig gesternte mij naar M. gevoerd en met u in aanraking heeft +gebragt, ben ik van dat vooroordeel voor goed teruggekomen. Gij ziet +in mij den katechumeen, die er in roemt en er zich op verhoovaardigt, +van u zijne wijding ontvangen te hebben."</p> + +<p>—"Uwe uitdrukkingen zijn zoo dichterlijk, mijnheer Kortenaer, dat ik +met den lakonieksten der staatslieden, toen een poëet hem zijne +politieke beschouwingen voordroeg, zou wenschen te zeggen: "Ik bid u, +mijnheer, laat ons op de aarde blijven!" Waarlijk, gij overdrijft +schromelijk de geringe diensten die ik u mag bewezen hebben. Zijn +mijne inzigten naar uwen smaak, het is mij aangenaam; doch houd in het +oog, dat de eenige denkbeelden, waarmede men in deze wereld verder +komt, die zijn, waarvan men zelf de uitvinder is."</p> + +<p>—"Hetgeen gij daar zegt, dokter, is weder zoo fijn gedacht en zoo +keurig uitgedrukt, dat mijne ingenomenheid met u er volkomen door +geregtvaardigd wordt. Vrees echter niet, dat gij in mij met een dier +onwaardige discipelen te doen hebt, die hunnen meester slechts +napraten."</p> + +<p>—"Waarde heer," zeide Ruardi, die nu zijne contenance niet meer +verloor, "niemand kan omtrent uwe originaliteit een gunstiger meening +koesteren dan ik; en tenzij er ook eene oorspronkelijkheid gevonden +wordt, die zich vergenoegt met nalezingen te houden,—hetgeen met +zichzelf in tegenspraak zou zijn,—weet ik inderdaad niet hoe men +billijkerwijze op het denkbeeld zou kunnen komen, u van gebrek aan +zelfstandigheid te beschuldigen."</p> + +<p>—"Ten opzigte van uw onderwijs althans, dokter, zou die aantijging +onverdiend zijn," antwoordde André. "Want het is juist omtrent eene +van uwe treffendste uitspraken, dat ik mij hij nader inzien verstout +heb, met u van meening te gaan verschillen. Herinnert gij u?... Maar +gij, die dagelijks zulke gesprekken voert, en, waar het op geestige en +welsprekende aforismen aankomt, u de weelde moogt veroorloven een +<span class="sper">enfant prodigue</span> te zijn..."</p> + +<p>-"Nog eens, mijnheer Kortenaer, gij vergeet dat het voorwerp van uwen +lof tegenover u zit. Hoe zou de kellner mij uitlagchen, indien hij de +vlugt van uwe oden volgen kon! Gelukkig voor mij dat er waarheid is in +het spreekwoord: men moet niemand prijzen vóór zijnen dood."</p> + +<p>—"En waarom zou men u niet prijzen bij uw leven, dokter? Toen gij de +eeredienst der vrouwen het aangewezen middel noemdet om onzen landaard +die hoogere vorming te doen bereiken, waarvan de tegenwoordige tijd +eene levensvoorwaarde maakt, waart gij de profeet der 19<sup>de</sup> eeuw +voor Nederland. Mij ten minste heeft dat denkbeeld eene geheel nieuwe +toekomst geopend, en ik zou alles willen opofferen om het in praktijk +te leeren brengen. Onze kunst, onze litteratuur, onze over het paard +getilde voorouders, den eenoogigen grondlegger van mijn geslacht niet +uitgezonderd,—onze geheele volkshistorie doe ik u prezent."</p> + +<p>—"Vrijzinniger kan het niet, mijnheer Kortenaer," zeide de dokter, +"en ik zou geheel en al ontrouw worden aan mijzelven, indien ik u met +die verandering van zienswijze niet van harte geluk wenschte. Doch uwe +bruid zou inderdaad reden hebben mij te haten, indien ik eene +dankbetuiging aannam, waarop buiten haar niemand regt heeft. Hoe vaart +jufvrouw Emma? Hebt gij haar van ochtend reeds een bezoek gebragt? Ik +moet verschooning vragen, dat ik eerst nu naar haren welstand verneem; +doch erken, waarde heer, dat gij mij tot hiertoe geene gelegenheid +gelaten hebt, mij van die aangename verpligting te kwijten."</p> + +<p>—"Ik bid u, dokter, bezig het woord verpligting niet. Gij doet +uzelven daarmede onregt aan. Ten eeuwigen dage zal ik de schuldenaar +zijn van den man, die mij den hartstogt der liefde als den volmaaksten +vorm van het menschelijk zijn heeft leeren beschouwen. Doch mag ik u +thans op mijne beurt van een vooroordeel genezen? Er waren in Holland +geene vrouwen, beweerdet gij, in staat eene neiging in te boezemen, +sterk genoeg om u ter wille daarvan alles te doen vergeten. Dat was +onbillijk van u. Ik althans mag eene vrouw de mijne noemen, die aan +uwen eisch in allen deele voldoet; de levende heldin van den +schoonsten roman."</p> + +<p>—"En houdt gij mij voor zoo kleingeestig," vroeg Ruardi, "dat ik ter +wille van mijne theorien u het genot van dat voorregt misgunnen zou? +Ik zou het veeleer bejammeren, indien hetgeen ik gezegd mag hebben van +de hollandsche dames in het algemeen, door u was toegepast op jufvrouw +Visscher. Van het eerste oogenblik af heeft uwe bruid den +aangenaamsten indruk op mij gemaakt, en het verwondert mij in geenen +deele dat gij in haar de vrouw van uwe keus gevonden hebt. Zoo ziet +gij, mijnheer de ingenieur, dat men tezelfdertijd een Archimedes in de +werktuigkunde en in de liefde kan zijn!"</p> + +<p>—"Voortreffelijk, dokter!" riep André, oprijzend. "Een Archimedes in +de liefde! Men moet dokter Ruardi heeten om aldus in drie woorden een +geheelen toestand te kunnen teekenen. Doch het wordt mijn tijd, en den +uwen mag ik niet langer ontrooven. Krijg ik voor de vrouw van mijne +keus uwe groeten mede?"</p> + +<p>Een oogenblik scheen het, alsof André's moedwil Ruardi op nieuw zijne +tegenwoordigheid van geest zou doen verliezen. Doch hij herstelde zich +spoedig en antwoordde met zijne gewone minzaamheid:</p> + +<p>—"Het zal mij zeer veel eer zijn, door u te worden aanbevolen in de +herinnering van jufvrouw Visscher."</p> + +<p>Hij volgde André naar buiten en zag hem eene plaats kiezen op den top +der huiswaarts keerende omnibus. André groette hem met de hand en hij +beantwoordde dien groet op dezelfde wijze. Toen keerde hij zijnen +zegevierenden medeminnaar den rug toe en zeide binnensmonds:</p> + +<p>—"Indien Dijk zichzelven gelijk blijft, zal vriend Kortenaers haan +den langsten tijd viktorie gekraaid hebben."</p> + +<h3 class="p4">Negende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Op een zaterdagavond in de tweede helft van September, zes weken na +dien anderen avond, des zondags, toen André en Emma te zamen op de +bovenvoorkamer van Belvedere voor het venster gestaan en elkander de +vonkelende ster gewezen hadden, die den hoorn der maan scheen te +kroonen, sukkelde over den Duinendaalschen straatweg, van de stad naar +buiten, een klein huurrijtuig met één paard. Het was hetzelfde paard +waarmede André, vermoeid van het dreunen der lokomotiven en het +ruischen der toasten, na afloop van de feestelijke opening der +spoorwegbrug, in de koelte en de schemering naar Duinendaal terug was +gebragt. Op den bok zat dezelfde voerman, die hem destijds had +ingewijd in het verborgen leven van zes slepers-arabieren, waarvan +deze de magerste, de stramste, en van afkomst de doorluchtigste was. +Boven op het rijtuig, welks bouwvallige imperiaal en rammelende veren +op onbedriegelijke wijze de spoorwegvigilante onzer provinciesteden +kenmerkten, stond een groote reiskoffer, hooger en breeder dan met +heeren-koffers het geval pleegt te zijn. De persoon, die zich in het +rijtuig bevond, was dan ook geen heer, maar eene dame.</p> + +<p>Het was Emma. Met den vroegen sneltrein uit M. vertrokken, had zij den +geheelen dag doorgereisd, en bereikte nu het einde van haren togt. +Ofschoon de duisternis haar belette het landschap te onderscheiden en +de avond koel, om niet te zeggen koud was, had zij uit behoefte aan +lucht het glas nedergelaten aan de zijde van waar de wind kwam. Zoo +hotste zij voort langs den eenzamen weg, niets ziende en door niemand +gezien. Tegelijk met den wind stroomde de walm van den petroleum naar +binnen, dien de sleper in zijne lantaarns brandde. In elke andere +stemming als die, waarin zij op dit oogenblik verkeerde, zou zij het +glas opgehaald en de ondragelijke reuk geweerd hebben; doch hare +zenuwen waren verstompt, en zij had alleen nog gevoel voor den +scherpen wind, die haar door het geopend portier in het aangezigt +blies.</p> + +<p>Daar hield de vigilante stil voor het nederige hek van Belvedere; doch +de ouderlijke woning ontsloot zich niet aanstonds. Zij hoorde den +voerman, van den bok gestegen om aan te schellen, eenige woorden +wisselen met eene der dienstboden, die zorg droeg de deur niet wijder +te openen dan noodig was om te kunnen vernemen wat men van haar +verlangde.</p> + +<p>—"Het is zaturdagavond vader is naar het dorp," dacht Emma, toen zij +dit oponthoud gewaar werd; want hoewel de openbare veiligheid te +Duinendaal niets te wenschen overliet, kon toch de heer des huizes in +dit saisoen, nu de avonden reeds begonnen te lengen, na zonsondergang +de hielen niet keeren, of keuken- en werkmeid beijverden zich om +strijd de ketting op de voordeur te doen; en lieten niemand binnen dan +na zich vergewist te hebben dat er geen onraad was.</p> + +<p>Hoe riepen die kleine bijzonderheden Emma dagen voor den geest wier +rust te weinig door haar was gewaardeerd!</p> + +<p>Aanvankelijk baatte het niet veel, dat de voerman, sprekend door de +reet der deur, onder eede verzekerde, dat niemand anders als jufvrouw +Emma, zich in zijne vigilante bevond. Men geloofde hem niet. De +jufvrouw was uit de stad, werd hem geantwoord, en men verwachtte haar +vooreerst niet terug. Hij beriep zich op zijn gezond verstand, op +zijne goede oogen, op zijn goed geheugen, en eerst toen het niet +langer mogelijk was de waarheid van zijn getuigenis in twijfel te +trekken, werd de ketting losgemaakt.</p> + +<p class="p2">In dezelfde kleine bovenkamer bij den trap, waar zij meest den +laatsten avond der week doorbragt, zat mevrouw Visscher in de +eenzaamheid de thuiskomst van haren man te verbeiden. Des +zaturdagsavonds werd in het Wapen van Duinendaal heeren-societeit +gehouden: en ofschoon de eigenaar van Belvedere noch kaart speelde, +noch politiseerde, bezocht hij die bijeenkomst met naauwgezette +regelmatigheid. Wie op een dorp woont, meende hij, moest zich niet +afzonderen, en Lydia was dit volkomen met hem eens. Zelfs kwam de +aansporing om op het gebruikelijk uur naar de societeit te gaan +dikwijls van hare zijde, en ook dezen avond was zij de eerste geweest, +om hem aan zijne goede gewoonte te herinneren.</p> + +<p>—"De lust is niet groot," had hij gezegd, "en ik vind het aardiger, +zoo lang Emma van huis is, de societeit er aan te geven en u +gezelschap te blijven houden. De heeren zullen hun partijtje wel maken +zonder mij."</p> + +<p>—"En sedert wanneer wachten zij op uwe komst om de kaarten te +schudden?" had zij lagchend gevraagd. "Neen, lieve man, dat zijn +uitvlugten. Emma kan nog wel drie weken wegblijven. En wat zullen de +Duinendaalsche heeren van mij denken, indien gij hun morgen verhaalt, +dat uwe vrouw zelfs niet één avond in de week alleen kan zijn? Ik heb +lektuur en bezigheden in overvloed, geloof mij. Wij verrigten elk een +verdienstelijk werk: ik door afstand van u te doen, gij door te gaan."</p> + +<p>Na zijn vertrek was de stilte om haar henen gedurende een vol uur +door niets gestoord. Niemand had aangescheld, ook de postbode niet, +die anders omstreeks dezen tijd van den dag dikwijls brieven bezorgde. +Dubbel verwonderd was zij daarom, een rijtuig te hooren stilhouden +voor het hek, en daarna een koffer te hooren afladen en binnenbrengen. +Zij legde het tijdschrift, waarin zij had zitten bladeren, uit de +hand, schoof hare werkdoos op zijde, en wachtte luisterend naar eene +verklaring van het ongewoon gedruisch beneden in den gang.</p> + +<p>—"Daar zal Bartje zijn," dacht zij, meenende dat de persoon, die zij +den trap hoorde opkomen, de werkmeid was. "Waar blijft gij, Bartje? +Waarom talmt gij zoo? Zeg mij spoedig wat er te doen is."</p> + +<p>—"Ik ben het, moeder," zeide Emma, die in haar reisgewaad, en met de +hand aan de kruk, wankelend bij den ingang van het vertrek bleef +staan. "Kom naar mij toe en help mij; ik ben ziek."</p> + +<p>Emma moest zooveel moeite doen om te spreken, dat Lydia in het eerste +oogenblik te naauwernood hare stem herkende. Zij geloofde aan eene +hallucinatie, en rees wel op van hare zitplaats, maar snelde niet +aanstonds naar hare dochter.</p> + +<p>—"Help mij, moeder, ik kan niet meer," fluisterde op nieuw de doffe +stem; en ware Lydia niet toegeschoten, Emma zou van vermoeidheid en +aandoening ineengezonken zijn.</p> + +<p>—"Is er een ongeluk gebeurd?... Hoe komt gij hier?... Waar is +André?... Wat schort er aan?... Waarom hebt gij niet geschreven?"...</p> + +<p>Emma moest op die onstuimige vragen het antwoord schuldig blijven.</p> + +<p>—"Breng mij naar bed, moeder," zeide zij, "dan zal ik u alles +vertellen."</p> + +<p>De moeder wist niet, of zij waakte dan droomde. Doch ofschoon hare +gissingen met de snelheid van het licht het onbegrensd gebied der +mogelijkheid doorvlogen, zij was er de vrouw niet naar om zich +daardoor te laten afbrengen van hetgeen thans in de eerste plaats van +haar gevorderd werd. Emma moest ontkleed en naar bed geholpen worden.</p> + +<p>—"Waarom wilt gij heengaan, moeder?" vroeg Emma, toen Lydia de +gordijnen van haar ledikant met die zekere zorgvuldigheid geplooid en +weder ontplooid had, waaraan zieken bemerken kunnen dat men voornemens +is, hen te verlaten. "Nu ik eenmaal rustig nederlig, behoeft gij niet +langer voor mij te vreezen. Blijf bij mij, totdat vader thuiskomt. Is +vader opgeruimd? Heeft hij dikwijls naar mij gevraagd?"</p> + +<p>—"Morgen zal ik al uwe vragen beantwoorden, mijn kind; maar houd u nu +stil, en beproef of gij den slaap kunt vatten. Gij hebt de koorts."</p> + +<p>—"Toch niet, moeder. Ik ben wel ziek, maar anders als gij meent. Voel +eens naar mijne voeten hoe koud zij zijn."</p> + +<p>—"Als marmer, kind. Ik zal Bartje zeggen, dat zij onmiddelijk water +heet maakt om de tinnen kruik voor u te vullen."</p> + +<p>—"Dat is lief van u. Maar een ding zou ik nog liever van u gedaan +hebben."</p> + +<p>—"En dat is?"</p> + +<p>—"Warm mijne voeten tusschen uwe handen, zoo als gij deedt toen ik +nog een kind was. Misschien zal ik dan van zelf gaan slapen."</p> + +<p>Lydia knielde neder aan het voeteneind van het ledikant, de armen +uitgestrekt onder de dekens en het aangezicht verbergend in de +plooijen der sprei die zij zelve gebreid had. Zij hief het hoofd niet +op om Emma aan te zien, en Emma wendde het hare niet af om den blik +van hare moeder te ontwijken. Doch het oogmerk der dochter was +bereikt. Er bevond zich in het vertrek geen ander licht als dat eener +veilleuse, en bij die weifelende schemering verhaalde zij, terwijl +Lydia hare voeten warmde, al hetgeen tusschen André en haar +voorgevallen was.</p> + +<h3 class="p4">Tiende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Van Belvedere naar zee, het bosch door en de duinen over, was bij dag +eene wandeling van niet meer dan twee uren. Doch kan het wonder +schijnen dat Aart Visscher dien nacht het dubbel van den tijd behoefde +om te gaan, en nogmaals het dubbel voor den terugtogt? Toen hij tegen +tien ure uit de societeit thuis gekomen was, had hij onmiddelijk aan +zijne vrouw bespeurd dat hen eene ramp had getroffen, en met den +besten wil was het haar niet mogelijk geweest, de waarheid voor hem te +verhelen. Emma terug, omdat André een slechtaard was? Die gedachte +dreigde hem te doen stikken. Emma's toestand gedoogde niet, dat hij +naar haar toevloog om haar te omhelzen; en zelfs smeekte Lydia hem, +slechts fluisterend te spreken. Voor zijn overkropt gemoed, en de +gezwollen aderen zijner kloppende slapen, was die dwang eene +duldelooze kwelling geweest. "Geef mij mijn hoed en mijn regenmantel!" +had hij gezegd. "Ik wil naar het strand, ik moet de zee zien! Hier <span class="sper">kan</span> +ik het niet uithouden!"</p> + +<p>—"En laat gij mij den geheelen nacht met Emma alleen? Indien haar +iets overkwam, wat zou ik beginnen?"</p> + +<p>—"Zeg Bartje, dat zij met u wake. Ik ben tot niets nut. Het is voor +ons allen beter dat ik ga."</p> + +<p>—"Maar indien Emma iets overkwam?"</p> + +<p>—"En welk grooter leed kan haar overkomen dan hetgeen die lafaard +haar berokkend heeft? Gij weet zoo goed als ik, Lydia, dat ik u van +geenerlei dienst kan zijn."</p> + +<p>—"En wanneer zie ik u terug?"</p> + +<p>—"Morgen-ochtend, met het aanbreken van den dag."</p> + +<p>—"Laat mij dan voor het minst uwe veldflesch vullen en u een stuk +brood medegeven. Is dit een uur om geheel alleen door de duinen te +gaan dwalen! Gij zult mij twee zieken voor eene bezorgen."</p> + +<p>—"Die wandeling zal mij niet ziek maken, Lydia, maar gezond. Vrees +niet voor mij. Ik ken den weg en neem ten overvloede Tiras mede."</p> + +<p>Met Reiniers hond aan zijne zijde stak hij het bosch door en besteeg +een voetpad door het zand, dat voor den kortsten weg naar zee gehouden +werd. Doch door de duisternis raakte hij het smal en dagelijks +verstuivend spoor weldra bijster, en kon zijnen weg alleen voortzetten +door nu eens met zijnen stok zich door de bremstruiken heen te slaan, +dan zich vast te klampen aan de helmplanten links en regts, dan zijnen +voet los te rukken uit de ineen gewoelde ranken der duinbeziën, de +angels en klemmen der natuur. Bij het afgaan van eene der hoogste +duinen viel hij eensklaps voorover en moest in het rond tasten om +zijnen hoed weer te vinden: de bovenlaag van een konijnenhol was niet +sterk genoeg geweest om hem te dragen, en hij mogt van geluk spreken +dat zijn struikelen geene erger gevolgen had dan eene schram over het +gelaat en opgekrabde handen.</p> + +<p>—"Maak geen leven om niets!" zeide hij, toen de hond om hem henen +sprong en aansloeg. "Kom hier, en speel voor chirurgijn."</p> + +<p>Hij rigtte zich op, zette zich neder in het zand, en liet zich door +Tiras het aangezigt en de handen lekken. Zoo ging het voort, duin op, +duin af, in de rigting der zee. Doch toen hij de laatste duinenrij +achter den rug had en alleen nog het strand hem van den grooten +waterplas scheidde, vond hij de begeerde verademing niet. Hij had zich +voorgesteld, onder het bruischen der baren woorden te zullen vinden +voor zijne verontwaardiging. Hoe sterker wind, had hij gedacht, en hoe +woester golven, des te weldadiger zou de overeenstemming zijn tusschen +het geraas om hem henen en den storm in zijne borst. Doch hij ontving +niet een der indrukken, waarop hij gerekend had. De inspanning van het +klimmen en dalen was vergelijkenderwijs eene afleiding geweest: de +vlakke zandbaan was eene teleurstelling. Hij zag omhoog, doch +bespeurde niets als een grijs en onrustig zwerk, met een zwartblaauwen +achtergrond, waarin nu en dan eene enkele ster kwam vonkelen en dan +weder verschoot. Verder dan honderd passen voor zich uit kon hij het +water niet van de lucht onderscheiden, en alleen in zijne onmiddelijke +nabijheid zagen de kuiven der baren wit. Het strand, dat bij dag +onafzienbaar zou zijn geweest, geleek nu eene kleine vlakte binnen +enge fantastische grenzen. Het eenige wat hem half en half voldoening +schonk, was het daverend geweld waarmede sommige reuzengolven +nederkwamen en het strand beukten. Doch hij kon zich niet onverdeeld +overgeven aan zijne gedachten, evenmin als hij een uitweg vond voor +zijne aandoeningen. Hij zou in de eenzaamheid de vuist hebben willen +ballen tegen André; maar om voort te kunnen komen moest hij met beide +handen zijnen mantel bijeen houden. Het zou eene verligting voor hem +geweest zijn, indien hij zich in Emma's droefheid had mogen verdiepen; +doch nu moest hij al zijne krachten inspannen om tegen den wind op te +worstelen, dan werd hij zijns ondanks voorwaarts gestuwd. Had hij +geweten, dat André dien eigen ochtend, op twee dagreizen afstand, +hetzelfde strand bezocht en daar in Lidewyde's bezit geroemd had; dat +Ruardi's haat Emma's vernedering wreken zou; dat André op dit zelfde +oogenblik... Doch van geen der dingen, die zijne belangstelling gewekt +of hem bevredigd zouden hebben, ook al hadden zij hem te gelijk met +afgrijzen vervuld, droeg hij kennis. Daarentegen vernieuwde hetgeen +hij wist onophoudelijk in zijn binnenste het gevoel van zijne +magteloosheid.</p> + +<p>Zulke teleurstellingen zijn geene zeldzaamheid. Men heeft verdriet, en +beeldt zich in, het te zullen kunnen verzetten, indien men van zijne +smart door niets wordt afgeleid en men er zich geheel aan wijden kan. +Doch naauwelijks is men met zichzelven alleen, of het blijkt, dat die +verwachting eene hersenschim geweest is. De ligtzinnigheid eet in +zulke uren opium, of drinkt alkohol; het piëtisme werpt zich op de +knieën en bidt. Doch wie het laatste niet zou kunnen doen zonder zich +aan huichelarij te bezondigen, het eerste niet zonder zich in eigen +oogen te verdierlijken, voor hem blijft alleen over zich het zwaard +uit de wonde te rukken en geduldig af te wachten of de tijd haar +cicatriseren wil. Elke andere poging om verligting van pijn te bekomen +staat gelijk met het heen en weder loopen van den leeuw in het hok +eener diergaarde. Hetzij hij nog tien jaren leeft of morgen sterft, in +de voorwaarden zijner gevangenschap komt geene verandering: eene +plaatsruimte van vijfentwintig kubieke voeten, ijzeren bouten aan de +voor-, ijzeren grendels aan de achterzijde, en tweemalen daags een +stuk vleesch.</p> + +<p>Ook Emma's vader zocht eenen troost die niet bestond, of althans +nergens op aarde voor hem te vinden was. Hij mogt zijne woning +ontvlugten als een vagebond, door bosschen en duinen dwalen gelijk een +strooper, nu in deze, dan in gene rigting den zoom der golven +volgen,—even als een moordenaar of dief gedaan zou hebben, die naar +een vaartuig zoekt om hem met zijnen buit naar de overzijde te +brengen,—zijn leed verminderde niet. Na Emma was hij het, die door +André's trouweloosheid het diepst gegriefd werd, dieper dan Lydia, +dieper zelfs dan André's ouders. Gulle vooringenomenheid had hem dien +knaap zijn hart doen schenken; voor het eerst sedert vele jaren had +hij weder vrolijk de toekomst ingestaard, had hij zich de +waarschijnlijkheid voorgespiegeld eener verwezenlijking van +lievelingsdenkbeelden, tot hiertoe slechts op één gebied mogelijk +geweest en daar in tranen verdwenen. En nu was het, alsof met het +boosaardigst overleg en door de ruwste vuist hem, voor elke van zijne +blijde verwachtingen, een stoot in de borst werd toegebragt. Wie of +wat kon hem van de smart dier ontgoocheling bevrijden? Bedrogen en +beleedigd was hij gegaan, beleedigd en bedrogen keerde hij op zijne +schreden terug. De eenige verandering was dat de wind ging liggen en +voor een digten motregen plaats maakte. Zijn mantel en Tiras dropen +toen Lydia hem binnenliet.</p> + +<p>—"Hoe maakt Emma het?"</p> + +<p>—"Zij slaapt. Heeft de wandeling u goed gedaan?"</p> + +<p>—"Neen, Lydia. Vergeef mij dat ik niet naar uwen raad geluisterd +heb."</p> + +<p>—"En wat beginnen wij nu?"</p> + +<p>—"Zorg gij voor Emma, en laat mij naar André gaan."</p> + +<p>—"Om wat te doen?"</p> + +<p>—"Dat weet ik zelf niet."</p> + +<p>—"Wilt gij hem rekenschap vragen van zijne handelwijze?"</p> + +<p>—"O neen, zijne verantwoording verkies ik niet aan te hooren. Maar +hij moet niet kunnen denken, dat wij hem vreezen."</p> + +<p>—"En wanneer woudt gij vertrekken?"</p> + +<p>—"Met den middagtrein van heden. Dan ben ik morgen-ochtend daar +ginds."</p> + +<p>—"Het is eene bittere beproeving voor ons allen."</p> + +<p>—"Bitterder dan... Maar ook welk eene dwaasheid, dat wij ons vleiden +met de hoop, André voor ons te zullen zien worden wat Reinier geweest +is!"</p> + +<h3 class="p4">Elfde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">—"Wat deert u, Lidewyde? Wat is er gebeurd?" vroeg André, schichtig +oprijzend uit den slaap. "Gij vergist u, het is nog lang geen dag. +Waarom loopt gij zoo driftig op en neder? Kom hier, gij zult ziek +worden."</p> + +<p>Bij het schijnsel der albasten lamp, die in het voorvertrek van den +zolder afhing, kon hij alleen hare gedaante onderscheiden. Er was iets +spookachtigs in het heen en weder golven van dat wit en slepend +nachtgewaad: hetwelk het eene oogenblik zich van de alkoof verwijderde +en dan telkenmale eensklaps weer zigtbaar werd.</p> + +<p>—"Waarom antwoordt gij niet, Lidewyde? Schiet ten minste uwe muiltjes +aan, zeg ik u. In het holle van den nacht op uwe bloote voeten!"</p> + +<p>Zij trad naar het ledikant, sloeg de armen om zijnen hals, en +fluisterde hem in het oor:</p> + +<p>—"Ruardi heeft ons verraden. Dijk is hier geweest, terwijl gij +sliept. Sta dadelijk op en ga naar uwe kamer."</p> + +<p>—"Naar mijne kamer?" vroeg hij, overeind vliegend en naar zijne +kleederen grijpend. "Neen, Lidewyde, ik verlaat u niet. Geef mij den +sleutel van de kleine trapdeur. Ik zal Marcelis wekken en hem zeggen +dat hij ijlings inspant. Verkiest gij den landauer?"</p> + +<p>—"Gij droomt, André. Den sleutel, waarvan gij spreekt, bezit ik niet. +Dien heeft Ruardi aan Dijk in handen gespeeld. Marcelis is omgekocht. +Wij zijn in Dijks magt."</p> + +<p>—"Is hij het dan die verlangt, dat ik naar mijne kamer zal gaan?"</p> + +<p>—"Ja. Daareven stond hij eensklaps aan mijne zijde en wekte mij. Ik +kon hem aanzien dat hij gewaakt had."</p> + +<p>—"En wat heeft hij gezegd?"</p> + +<p>—"Niet veel, maar genoeg. Over een uur, zeide hij, kwam hij hier +terug en zou dan eene explikatie hebben met mij, na eerst met u te +hebben afgerekend."</p> + +<p>—"Hoe wenschte ik, dat hij mij uitdaagde! Het schreeuwt om wraak, dat +gij vastgeketend zijt aan zulk een bloed. Doch hij zal den moed niet +hebben om zich als een man te gedragen."</p> + +<p>—"Gij zult hem niet sparen, wel?"</p> + +<p>—"Wees zonder zorg. Het genot zou grooter zijn, indien ik, tegelijk +met hem, ook Ruardi treffen kon; maar Ruardi zal mij daarom niet +ontloopen. Met den prijs uwer liefde in het verschiet..."</p> + +<p>—"In het verschiet? Gij zoudt mij bijna doen glimlagchen. Zie mij +aan, en zeg welke vrouw zwakker voor u kan zijn dan ik? Doch de tijd +dringt. Rep u! Dijk wacht."</p> + +<p>—"Voor zijne rust zal ik vroeg genoeg tot zijne dienst zijn."</p> + +<p>—"Maar hij zal u verdenken, indien gij hem niet spoedig te woord +staat."</p> + +<p>—"Verjaagt gij mij? Dat is hard. Misschien zie ik u heden nacht voor +het laatst."</p> + +<p>—"Onzin, André! Zelfs in den dood ben ik de uwe!"</p> + +<p>—"Laat mij nog vijf minuten mogen blijven, Lidewyde! Het <span class="sper">kon</span> zijn dat +wij voor eeuwig gescheiden werden."</p> + +<p>—"Geloof toch niet aan dwaze voorgevoelens, André! Dijk mag niet +wachten. Gij bederft uwe zaak... en de mijne."</p> + +<p>—"Gij hebt gelijk. Omhels mij dan, en ik ga. Omhels mij, bid ik u."</p> + +<p>—"Ziedaar."</p> + +<p>—"Omhels mij nogmaals, en zeg overluid dat gij mij liefhebt."</p> + +<p>—"Nu dan."</p> + +<p>—"Neen, niet fluisteren."</p> + +<p>—"Ik heb u lief, André! Is het zoo naar uwen zin?"</p> + +<p>—"Bijna. Eerst moet ik u op den hals mogen kussen, even als ik dien +avond in den tuin gedaan heb."</p> + +<p>—"Maar dan gaat gij ook?"</p> + +<p>—"Stellig en zeker."</p> + +<p>—"Gij breekt uw woord! Laat mij los, André! Zoo kust een man zijne +aanstaande vrouw niet."</p> + +<p>—"Dat kunt gij niet meenen, Lidewyde. Uw hoofd op mijnen schouder en +mijne lippen op uwen hals: zoo behoort het. Mag ik?"</p> + +<p>—"Al wat gij wilt, mits gij mij loslaat."</p> + +<p>Reeds voor het bekomen verlof, ofschoon zij het niet aldus bedoeld +had, had zijne hand over haren schouder heen, haar gewaad ontknoopt, +en viel het matte licht der van den zolder afhangende lamp op haar nu +met geen enkel floers bedekten boezem. Het baatte niet dat zij met den +eenen arm hem van zich poogde af te weren en met den anderen haar +kleed bijeenhield. Haar gordel zelf bezweek weldra voor zijne drift, +die alles wilde aanschouwen. Toen ook de laatste sluijer verwijderd +was, deed hij eene schrede achterwaarts, verslond met de oogen het +golvend marmer van Lidewyde's schoonheid, drukte haar nog eenmaal aan +zijne borst, en ging.</p> + +<h3 class="p4">Twaalfde Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">Toen André in den voornacht zijne kamer verlaten had om zich naar die +van Lidewyde te begeven, had hij de deur voorzigtig aangezet, en noch +licht ontstoken, noch de overgordijnen tot elkander getrokken. Thans +waren die gordijnen zorgvuldig digtgeschoven; op de tafel brandde eene +lamp, en om binnen te kunnen treden had hij de deur moeten ontsluiten. +Ook de gang en het portaal waren min of meer verlicht, en hij had +ditmaal niet noodig, gelijk anders, afgaande op de flaauwe schemering +der lantaarn van gebogen glas, die zich hoog in de lucht boven den +trap welfde, tastend zijnen weg te zoeken. Hij opende de deur met +kracht, om te toonen dat hij geene vrees kende, en meende niet anders, +toen hij de ontstoken lamp bespeurde, of Lidewyde's echtgenoot zou +eensklaps op hem toeschieten. Doch er heerschte in het vertrek eene +doodsche stilte. Eerst had zijn oog moeite, de voorwerpen behoorlijk +te onderscheiden; want de kamer was te groot om door slechts ééne lamp +in alle rigtingen verlicht te kunnen worden, en de donkere kleur der +meubelen, bij het diepe groen en rood van het behangsel en de +draperiën, vermeerderde nog de duisternis op den achtergrond en aan de +zijden. Des te sterker daarentegen was het schijnsel dat van onder de +kap der lamp op de met een gebloemd kleed van fluweelachtig trijp +bedekte tafel viel. Ook kon het geen toeval zijn, dat geen enkel ander +voorwerp op dat oogenblik de aandacht afleidde van het tweetal, door +Dijks hand aan den voet der lamp nedergelegd. Niemand kon het vertrek +binnentreden zonder die twee—eene pistool en een brief—aanstonds op +te merken.</p> + +<p>André had zoo vast geloofd, Dijk te zullen aantreffen, dat zelfs het +lezen van zijnen naam op het adres van den brief hem niet overtuigde +dat hij alleen was. Hij rukte de overgordijnen open, als kon er voor +Adriaan eene reden bestaan hebben om zich daarachter te verbergen; +doch ook dit onderzoek leidde tot niets. Het verdroot hem, dat hij +Dijk niet onder de oogen kon treden. Niet één, maar twee pistolen +waren noodig; en niet hier of nu was daaraan behoefte, maar tegen +morgen of overmorgen, in het afgelegen veld, wanneer alles voor het +duel in gereedheid zou zijn gebragt en hij in den vorm van een +doodelijken kogel Dijk de voldoening schenken zou, welke voor +Lidewyde's rust gevorderd werd. Doch hoe bestierf eensklaps op zijne +lippen de taal van den overmoed; tot welk eene armzalige werkelijkheid +kromp voor zijn gevoel de poëzie van het wanbedrijf, zoodra hij kennis +genomen had van Adriaans wilsbeschikking! Dijk schreef hem:</p> + +<p>"Het is beneden mij, u met woorden te berispen of te straffen. De zorg +om dat met daden te doen, heb ik aan anderen opgedragen. Wend geene +pogingen aan om te ontvlugten; zij zouden u slechts te spoediger in de +handen van Marcelis en zijne palfreniers doen vallen. Al mijne +maatregelen zijn genomen, en indien gij het waagt, den voet buiten uwe +kamer te zetten, zal ik u voor uw leven tot verminkens toe doen +tuchtigen. Eén middel schiet u over om te toonen, dat gij geen lafaard +zijt. Het ligt voor u op de tafel. Gij zult daardoor tevens de +toekomst kunnen redden van het meisje dat door u verraden is. Terwijl +ik dit schrijf, slaat de klok twee ure; mijne lieden hebben in last, +indien met slaan van drieën uw schot niet gevallen is, binnen te +dringen in uwe kamer, u gekneveld mede te voeren naar den stal, en +hunnen euvelmoed aan u te koelen op eene wijze, die ik niet noemen +wil. Gij hebt te kiezen tusschen het wapen nevens u en de straf der +overspelers.</p> + +<p>"PS. De pistool is niet met kruid geladen; maar de bussen der kogels +zijn met donderpoeder gevuld. Er zijn er zes, zooals gij ziet. Ketst +de eene, gebruik dan den volgenden. Doch ik geloof niet dat het noodig +zal zijn. Het is dezelfde revolver waarmede ik Moor door den kop +geschoten heb. Het dier heeft geene minuut behoeven te lijden. Dit tot +uw narigt."</p> + +<p>André's eerste daad na het lezen dezer woorden was eene poging om door +een sprong in den tuin zijn leven te redden. Doch hoe hij nu aan het +eene, dan aan het andere venster rukte, er was aan de spanjoletten +geen verwrikken: eene geoefende hand had ze onbruikbaar gemaakt, en +hij verspilde noodeloos zijne krachten. Wat erger was, zoodra de +stilte in het vertrek door het gedruisch zijner voetstappen en het +rammeijen aan de vensters was afgebroken, hoorde hij een sleutel +steken in het slot der kamerdeur. Een onzigtbaar cipier draaide tot +tweemaal toe den sleutel om in het slot, en de gevangene kon voor-noch +achteruit.</p> + +<p>Het besef dat die voorzorg noodig was geweest om hem het vlugten te +beletten, vernederde hem, en hij schaamde zich over zijne eerste +opwelling. Alle verdere pogingen tot ontsnappen liet hij varen, en +beproefde een juist inzigt in zijnen toestand te bekomen.</p> + +<p>Zou Dijk zijne bedreigingen ten uitvoer durven brengen? Sedert hij van +Lidewyde wist dat Ruardi langer dan een jaar onder Dijk's oogen haar +aangenomen minnaar was geweest, had zijne verachting voor Adriaan haar +toppunt bereikt. Daareven nog was Adriaan in zijne oogen een +walgelijke stumpert, dien hij de moeite niet zou genomen hebben te +haten, indien hij niet een onoverkomelijke hinderpaal voor zijne eigen +vereeniging met Lidewyde geweest ware. Was het mogelijk, dat diezelfde +Adriaan thans eene koelbloedigheid ten toon spreidde, die misschien +niet veel persoonlijke dapperheid, maar eene dubbele maat van +hartstogt verried? Hoe blinder evenwel Adriaans woede was, des te meer +reden bestond er om te duchten dat hij behagen scheppen zou in de door +hem aangekondigde wraak. En de voorstelling dier strafoefening deed +het Kortenaersbloed André naar het aangezigt stijgen. Te zelden was +voorheen de stem van dat bloed bij hem ontwaakt, en indien men hem +gestreng beoordeelen wilde, had men het regt hem een treurig voorbeeld +van de verbastering van onzen landaard te noemen. Doch eene +beleediging als die, welke Dijk hem toedacht, was meer dan zelfs hij +verdragen kon. In zijne verbeelding zag hij zich door de geheele +wereld met den vinger nagewezen...</p> + +<p>De tranen sprongen hem in de oogen toen hij de pendule op den +schoorsteenmantel half drie hoorde slaan. Daareven had hij zich +nedergeworpen in zijn gemakkelijken stoel, ten einde des te rustiger +te kunnen nadenken; doch die metalen klank werkte zoo galvanisch op +zijne zenuwen, dat het hem niet mogelijk was langer te blijven zitten. +Met de kin op de borst en de handen in de zakken, krampachtig spelend +met zijne beurs en zijne sleutels, stapte hij de kamer op en neder, en +poogde, doch vruchteloos, zich zelven in te prenten dat, wilde hij +handelen als een man, hij binnen dertig minuten een lijk moest zijn. +Hij was geen Kato, en zou zonder wroeging den val van zijn vaderland +overleefd hebben; geen Hamlet, vragend naar te zijn of niet te zijn, +en over dat onderwerp, met een eigenwilligen dood voor oogen, +onsterfelijke diepzinnigheden verkondigend. Maar hij was jong; en +gelijk dat volstond om den lust naar het leven als wassend water te +doen klimmen in zijne borst, evenzoo was het verschoonbaar dat zijne +aandoeningen hem voor eene wijl overstelpten. Hij snikte overluid en +moest zich de oogen afwisschen. Emma had hij verraden, Dijk bedrogen, +Ruardi gesard, naar Lidewyde's omhelzingen gehunkerd, het was alles +zijne eigen schuld. Zijne ouders zouden ontroostbaar zijn. Die van +Emma, waaraan hij zulke groote verpligtingen had en die zoo goed voor +hem waren geweest, hem levenslang haten. Emma-zelve zou zich door zijn +toedoen diep ongelukkig gevoelen; en al was de vreugde van haar +bestaan niet noodzakelijk voor altijd verwoest, het zou eindelooze +jaren kunnen duren eer haar gevoelig hart weder aan deugd en liefde +kon gelooven. Al dien tijd zou zij het kruis van zijne nagedachtenis +moeten dragen en zouden de menschen haar elkander aanwijzen als de +voormalige bruid van dien André Kortenaer, wiens vader en moeder +zooveel verdriet beleefden van hunne zonen. Nogtans waren het geene +tranen van berouw, die zijne oogen verduisterden en hem deden +aanloopen tegen de meubelen regts en links. Het gevoel van schuld had +te geener tijd luid bij hem gesproken, en deed dit ook nu niet. Hij +schreide niet omdat hij slecht was, maar omdat hij pas dertig jaren +telde; en indien men hem gevraagd had wat hij meer betreurde, voor +altijd Emma te moeten missen of nimmermeer verzadigd te zullen +insluimeren aan Lidewyde's zijde, zou hij het antwoord schuldig +gebleven zijn.</p> + +<p class="p2">En hoe zou Adriaan met Lidewyde handelen? Het vermoedelijkst was, dat +hij openlijk van haar zou willen scheiden; en misschien werd het +voornemen daartoe haar op dit oogenblik-zelf door hem aangekondigd. +Zou zij daarna het land verlaten en in vreemde werelddeelen gaan +omzwerven? Moeten eindigen met even als Sarah haar eigen brood te +verdienen? Dat dit haar deel zou kunnen zijn, was eene ondragelijke +gedachte. Doch duldeloozer nog was de voorstelling, dat de nood haar +op nieuw in Ruardi's armen zou kunnen drijven, en zij, ten einde in +haar levensonderhoud te voorzien, liefkozingen zou moeten dulden, +neen, beantwoorden, die zij in den grond van haar hart verafschuwde. +Arme Lidewyde, hoe duur zou het haar kunnen te staan komen, dat zij +hem, André, onvoorzigtig had liefgehad! Het zou hare schuld niet zijn, +indien zij voor Ruardi's aanbiedingen bezweek, maar alleen die van den +verfoeijelijken dokter. Zulk een schepsel had de wereld nog nooit +voortgebragt: tegelijk een wellusteling en een lafaard, een verrader +en een bluffer, een wijsgeer en een zielverkooper.</p> + +<p class="p2">Van tijd tot tijd wierp hij een blik op de pistool. Het gepolijste +staal van den loop glinsterde in het licht der lamp, en het +donkerbruin der kunstig gesneden kolf kwam zoo schilderachtig uit +tegen de hooggekleurde bloemen van het tafelkleed, dat men gewaand zou +hebben een feestgeschenk te zien liggen: eenige dier nuttige +snuisterijen waarmede eene verstandige vrouw haren man op zijn +verjaardag verrast, of die een bevoorregt pupil bij zijn aanstaand +vertrek naar de akademie van een edelmoedig voogd tot eene gedachtenis +ontvangt. André was het nog in het geheel niet met zichzelven eens hoe +hij handelen zou; doch dit was geene reden, meende hij, om met het +door Dijk hem opgedrongen wapen niet meer van nabij kennis te maken. +Spoedig evenwel ontzonk hem die belangstelling. Door de gleuven van +den metalen kraag, tusschen de kolf en den loop, grijnsden hem zes +grijze puntkogels aan, en hij herkende in Dijks revolver een dier +uitheemsche moordtuigen, waarvan men den haan slechts behoeft over te +halen om telkens een nieuw schot te kunnen doen. Er was geen twijfel +aan: één zulk een kogel volstond om iemands hersenen uit elkander te +doen spatten, en zijne hand beefde toen hij de pistool weder op de +tafel legde.</p> + +<p class="p2">Allerlei voornemens speelden hem door het hoofd. Eerst zou hij +beproeven een brief aan zijnen vader te schrijven, toen een brief aan +den ouden heer Visscher, toen een brief aan Emma. Doch geen dier +plannen slaagde. Moest hij sterven, dan zou het beste ongetwijfeld +zijn, dat hij Emma vergiffenis vroeg voor het haar aangedaan onregt, +en haar verzocht zijne voorspraak te willen zijn bij hare ouders. Aan +zijnen vader zou hij dan kunnen melden, dat het hem innig leed deed +door een jammerlijken zamenloop van omstandigheden in den bloei zijns +levens te zijn weggerukt. Doch zoolang het niet onherroepelijk +vaststond dat zijn laatste uur aanstonds slaan zou, wilde hem geen +enkel woord uit de pen; en hoe gering de kans ook zijn mogt om aan het +door Dijk gesteld dilemma te ontkomen, hij klampte zich met de +halstarrigheid van een ter dood veroordeelde aan de hersenschimmige +voorstelling vast, dat zijn lot, op welke wijze dan ook, in het +beslissend oogenblik eene gunstige wending nemen zou.</p> + +<p class="p2">Onder het staren in dat denkbeeldig verschiet, verloor hij allengs +weder het besef van zijnen toestand. Daareven had hij met ontsteltenis +den grooten wijzer der pendule zich zien reppen om van de eene minuut +naar de andere te komen; thans scheen het alsof de groote wijzer de +kleine geworden was en het eene eeuwigheid duren zou eer hij den +eindpaal bereikte. Naarmate zijne wilskracht insluimerde, ontwaakte op +nieuw zijne fantasie, en hij begon het als eene uitgemaakte zaak te +beschouwen dat hij zich noodeloos verontrust had. Wanneer het zoo +aanstonds drie ure sloeg, zou de deur van zijne kamer openspringen +en—Lidewyde op den drempel verschijnen. Met den vinger op den mond, +ten teeken dat hij voorzigtig moest zijn, zou zij hem een sluijer +aanbieden en hem wenken zich dien voor de oogen te binden. Zoodra hij +daarmede gereed was, zou zij hem bij de hand grijpen en langs een +onbekenden weg hem naar beneden voeren, waar zij eenige woorden +fluisteren zou in het oor van iemand, die haar met gedempte stem zou +antwoorden, doch niet zoo onverstaanbaar of hij zou bemerken dat het +Sarah was. In het volgend oogenblik, nadat hij Sarah een grendel had +hooren wegschuiven, zou hij zich met Lidewyde in de open lucht +bevinden en langs honderd kronkelpaden door haar naar eene plaats +gevoerd worden, waar hij snuivende paarden met ongeduld zou hooren +stampvoeten op een geplaveiden weg en een postiljon tot het +ongeduldigste dier beesten met eene doffe stem zou hooren zeggen: +"Stil, knol!" Het rijtuig, waarin Lidewyde hem nevens haar zou doen +plaats nemen, zou in vliegende vaart den geheelen nacht voorthollen, +dorpen en steden door, en eerst wanneer de zon reeds sedert geruimen +tijd aan den hemel moest staan, zou Lidewyde, die al dien tijd zijne +hand in de hare gehouden had, hem vrijheid geven om zich den blinddoek +van het gelaat te rukken. Op hetzelfde oogenblik zou het rijtuig +stilhouden voor het hoog bordes van een oud en vervallen kasteel, +omgeven door verwilderde bosschen en verwaarloosd bouwland, maar zoo +verrukkelijk gelegen en met zulke prachtige vergezigten voor en +achter, dat men zich onwillekeurig afvroeg, waarom niemand de moeite +nam, orde in dien chaos te scheppen. "André!" zou Lidewyde tot hem +zeggen, op nieuw zijne hand grijpend en die aan haren boezem +drukkende, "ziedaar de plek die ik heb uitgekozen om er levenslang +gelukkig met u te zijn. Te zamen zullen wij deze wildernis een +paradijs doen worden, waaruit alleen de dood ons zal kunnen +verdrijven."</p> + +<p class="p2">Uit het oogpunt eener verheven zedeleer gezien, was deze droom, waarin +hijzelf en Lidewyde zoozeer de hoofdrollen vervulden dat voor Emma te +naauwernood eene plaats onder de toeschouwers overbleef, een nieuw +bewijs van André's verdorvenheid. Zij daarentegen die van oordeel zijn +dat de mensch een te zwak en te nietig schepsel is om met een idealen +maatstaf gemeten te mogen worden, zullen zich om André's wil +verblijden dat zijne laatste gedachten in deze wereld ten minste niet +bezoedeld zijn geweest met de smet der zinnelijkheid. De gelegenheid +om eenmaal een beteren dunk van zich te doen koesteren werd hem niet +geschonken; want toen het slaan der pendule hem uit zijne verdooving +deed opschrikken en hij op hetzelfde oogenblik eene ruwe stem buiten +de deur bevel hoorde geven om naar binnen te dringen, daagde de +spookgestalte van Adriaans bedreiging met zulk eene overweldigende +kracht voor hem op en ontstak het gevoel der naderende schande zulk +een vuur in zijne aderen, dat hij met éénen sprong zich op den +revolver wierp, den loop aan zijnen mond bragt, en met een onvasten, +maar daarom niet minder wreeden vinger den trekker de beweging +mededeelde, die aan alles een einde moest maken.</p> + +<h3 class="p4">Dertiende Hoofdstuk.</h3> + +<p class="p2">—"Sta op!" zeide Dijk, voor het ledikant tredend, dat Lidewyde na +André's vertrek weder opgezocht had. "Sta op, zeg ik u!"</p> + +<p>Zij was verkleumd geweest, en het beste middel, had zij gedacht, om +van den schrik te bekomen, dien André's hartstogtelijkheid haar had +aangejaagd, was geweest, zich in hare dekens te wikkelen. Hoe dwaas +van hem, haar de kleederen van het lijf te scheuren, nadat hij zelf +aanmerking had gemaakt op hare bloote voeten! Doch nu zij geene koude +meer gevoelde, vergaf zij hem zijne drift en dacht met welgevallen aan +het tooneel van daareven. Alleen van zulk een minnaar, niet van een +berekenend egoïst gelijk Ruardi, kon zij verwachten, dat hij niets en +niemand ontzien zou. Wanneer het tot een tweegevecht kwam, zou André, +die alles voor haar over had, in vollen ernst Dijk om het leven zoeken +te brengen; en zijne meerdere bedrevenheid in het hanteren van wapenen +zou de kans om daarin te slagen nog doen toenemen. Omtrent hetgeen zij +daarna met hem zou aanvangen had zij nog niets bij zich zelve +vastgesteld. Dit zou afhangen van de middelen, waarover zij na Dijks +dood zou kunnen beschikken. André was haar medegevallen; doch niet in +zoodanige mate, dat zij gebrek met hem zou willen lijden. Het deed +haar geen leed, dat zij geene enkele voorzorg genomen had om hare +betrekking tot hem voor Dijk te verbergen. Geheime minnarijen waren +niet langer van hare gading, en met één overleg had zij twee oogmerken +bereikt. Sproten daaruit voor André sommige gevaren voort, zij vergde +niets van hem als hetgeen ieder man, die haar lief had, gaarne voor +haar wagen zou. Bovendien was de vrees, dat Dijk overwinnaar blijven +zou in den strijd, bijna hersenschimmig. Eenmaal op het terrein +verschenen, zou Adriaan onmiddelijk zijne tegenwoordigheid van geest +verliezen. Harerzijds zou zij, wanneer hij kwam om met haar te +spreken, hem tot het uiterste drijven, en van hare liefde voor André +zoo hoog opgeven, dat het gevoel van zijne minderheid hem geheel en al +demoraliseren zou.</p> + +<p>—"Verstaat gij mij niet?" vroeg hij, op nog barscher toon dan te +voren. "Ik zeg u, dat gij op zult staan."</p> + +<p>—"Zeg gij mij eerst waar André zich bevindt," antwoordde zij. "Ik ben +niet doof of slaap niet, en gij hebt verlof minder luid te spreken."</p> + +<p>—"André is in goede handen."</p> + +<p>—"Belooft gij mij, dat hem geen leed geschieden zal? Hij is +onschuldig. Indien ik hem niet aangemoedigd had, zou hij de oogen niet +naar mij hebben durven opslaan."</p> + +<p>—"De onbeschaamde, die mij niet ontzag al gaaft gij u den eersten den +besten prijs!"</p> + +<p>—"Hij onbeschaamd? Zijne bescheidenheid is integendeel zoo groot, dat +hij er zich mede vergenoegd heeft de opvolger van Ruardi te worden."</p> + +<p>—"Dat liegt gij. Ruardi's vriendschap voor mij zou hem het regt geven +zich uw bittersten vijand te toonen; maar er is niemand die met meer +verschooning over u spreekt dan hij."</p> + +<p>—"Het is waar, dat hij slechts enkele nachten in dit ledikant heeft +doorgebragt; maar ik een des te grooter aantal in het zijne. Ten +laatste walgde ik van hem, even als van u, en heb ik aan André de +voorkeur gegeven."</p> + +<p>—"Gij liegt, maar uwe fabelen zullen noch uzelve baten, noch André."</p> + +<p>—"Dat behoeft ook niet. Hij en ik, wij kunnen uwe bescherming +ontberen. André is een gentleman."</p> + +<p>—"Veel geluk er mede!"</p> + +<p>—"Ik heb hem lief, omdat hij in alles het tegenbeeld is van u."</p> + +<p>—"Ik gun hem uwe liefde. De genegenheid van lichtekooijen heeft nooit +veel aantrekkelijkheid voor mij gehad."</p> + +<p>—"En ik kan mij levendig voorstellen, dat de onverschilligheid +wederkeerig geweest is."</p> + +<p>—"In uwen mond is dat antwoord voegzaam. Zult gij opstaan?"</p> + +<p>—"Ja, indien gij mij zegt waar André is."</p> + +<p>—"Dat raakt u niet."</p> + +<p>—"Het is integendeel het eenige wat mij op dit oogenblik schelen +kan!"</p> + +<p>—"André is in den stal, bij Marcelis."</p> + +<p>—"In den stal!"</p> + +<p>—"Ja. Ik heb Marcelis last gegeven hem zijne booze lusten te +verleeren. Het is evenwel mogelijk dat hij zich nog in zijne kamer +bevindt."</p> + +<p>—"Waarom?"</p> + +<p>—"Omdat ik het in zijne keus gelaten heb, zich voor den kop te +schieten, of kennis te maken met wapenen van minder allooi. Zulke +knapen moeten loon naar werken ontvangen."</p> + +<p>—"Gij bluft. Al zou André zich van kant willen maken, hij zou niet +kunnen. Ik weet zeker, dat hij geene pistolen bij zich heeft."</p> + +<p>—"Die kan hij missen. Ééne pistool is genoeg, en die heb ik hem +verschaft. Denkt gij, dat hij er gebruik van maken zal?"</p> + +<p>—"En gij?"</p> + +<p>—"Ik denk van neen."</p> + +<p>—"Gij beoordeelt hem naar uzelven."</p> + +<p>—"Misgeraden, ik beoordeel hem naar u. De schoot van ontuchtige +vrouwen is het graf van den moed der jongelieden, zegt men. Doch mijn +geduld is ten einde. Voor het laatst vraag ik u, of gij zult opstaan?"</p> + +<p>Hij wilde haar bij den schouder grijpen, ten einde meer klem bij te +zetten aan zijne tot hiertoe vruchteloos herhaalde vraag, doch voor +hij de hand naar haar had kunnen uitstrekken, vloog zij overeind. Voor +het eerst in haar leven had zij in een woordenstrijd met haren man het +onderspit gedolven. Keer op keer was hij er in geslaagd haar +grievender te beleedigen dan zij hem; en de spijt over die +teleurstelling, gevoegd bij de woede en den angst waarmede de gedachte +aan André's hopeloozen toestand haar vervulde, deed haar zichzelve +zoozeer vergeten, dat zij Adriaan met hare vlakke hand een +luidklinkenden slag in het aangezigt toebragt.</p> + +<p>Die slag besliste over hetgeen Lidewyde dezen nacht wedervaren zou. +Adriaan toch was niet teruggekomen met het stellige voornemen om haar +te tuchtigen, en hij had zijne zweep alleen bij zich gestoken, ten +einde een middel van bedreiging bij de hand te hebben. Hij zou +tevreden zijn geweest, indien zij eenig leedgevoel of eenige schaamte +aan den dag gelegd had; ja zelfs, mits zij geene enkele poging +aanwendde om weder aanspraak op zijne genegenheid te verwerven, zou +hij met haar in overleg hebben willen treden over hetgeen gedaan kon +worden om hare misdaad te bedekken en de gevolgen daarvan zoo +onschadelijk mogelijk te maken. Doch nu zij in stede van berouw te +toonen of vergiffenis te vragen, hem met de uiterste impudentie te +woord stond, luid pronkte met hare schuldige liefde voor André, Ruardi +(gelijk hij waande) schandelijk belasterde, en zich ten laatste niet +ontzag hem in het aangezigt te slaan, achtte hij zich tot alles +geregtigd. Onder het uitspreken van een barbaarschen scheldnaam tastte +hij naar zijne zweep en viel op haar aan. Zij wilde vlugten en om hulp +roepen, doch reeds bij de eerste schrede struikelde zij over haar +nachtgewaad en stortte voorover op den grond. Hij wierp zich op haar, +scheurde haar den halsdoek van de borst, snoerde haar daarmede den +mond, en stiet, toen zij zich aan zijne knieën wilde vastklemmen om +weder op te staan, haar meedoogenloos van zich af. Vier, vijf, zes +malen snorde de lange zweep boven zijn hoofd door de lucht en kwam zij +met een doffen slag op Lidewyde's krimpend ligchaam neder. Met striem +aan striem teisterde Adriaan de schoone ledematen, waarvoor André een +uur te voren zou hebben willen nederknielen. In het eind, toen +Lidewyde in het eene oogenblik haar bewustzijn scheen te verliezen en +het knallen van een schot haar in het andere stuiptrekkend deed +opspringen, wierp hij haar het marteltuig in het gelaat, en zeide +onder het heengaan:</p> + +<p>—"Zoek nu André op, indien gij lust hebt, en laat mij voortaan met +vrede!"</p> + +<h3 class="p4">Vereischt Besluit?</h3> + +<p class="p2">Op den tweeden Pinksterdag van het volgend jaar waren de +bedevaartgangers naar het Duinendaalsche bosch zoo talrijk als ooit te +voren. Des ochtends was de lente hun genadig geweest, en toen zij des +avonds huiswaarts keerden, favoriseerde hen de vaderlandsche Mei met +eene gematigde November-koelte. Meer konden zij billijkerwijze niet +verlangen.</p> + +<p>Voor de deur der tolgaarderswoning verbeidde een gemengd gezelschap de +komst van den tentwagen en het driespan, waarvan op de eerste +bladzijde van dit verhaal gesproken is. De zon was nog niet +ondergegaan, doch reeds sedert geruimen tijd waren de schaduwen der +duinen bezig geweest bezit te nemen van de weilanden aan den voet van +deze, en wanneer men het oog op den langzaam naderenden wagen +gevestigd hield, die 's morgens naar de stad gezonden was om te +stallen, was het of men hem zag opdagen uit het licht om door de +vallende duisternis verslonden te worden.</p> + +<p>Een gedeelte van het gezelschap had plaats genomen aan eene lange, +smalle tafel onder het geboomte en werd door de schoone +tolgaardersvrouw, de heeren van warme rumgrogjes, de dames van +glaasjes curaçao voorzien. Een minnend paar versmaadde die +lekkernijen, en mijmerde, zich zelf genoeg, het erf op en neder dat de +hofstede van den slagboom scheidde. Eerst luisterden de jongelieden +niet naar de gesprekken der anderen, meerendeels personen van leeftijd +en wier konversatie, na een geheelen dag pleizier-hebben, weinig +pikants aanbood. Doch weldra werd een onderwerp aangeroerd, dat hen de +ooren deed spitsen.</p> + +<p>—"In de bruidsdagen, zegt u?"</p> + +<p>—"Ja, mijnheer, of ten minste zoo goed als in. En daarom is het huis +nu gesloten, zoo als u ziet."</p> + +<p>—"En waar zei u dat zij begraven ligt?"</p> + +<p>—"Begraven, mijnheer? Bewaar me! Wij hopen haar toekomend voorjaar +gezond en wel hier weêr te zien."</p> + +<p>—"Is zij dan niet dood?"</p> + +<p>—"Mijnheer André is dood, maar jufvrouw Emma niet. Die is met haar +vader en moeder verleden jaar in den natijd op reis gegaan."</p> + +<p>Het was de tolgaardersvrouw die deze inlichtingen gaf; en zij schonk +ze aan een oud jong heer, die met de gewone belangstelling naar +Belvedere en naar den naam van Belvedere's eigenaar gevraagd had. Doch +de twee gelieven wilden er meer van weten. Ongemerkt slopen zij de +boerin achterna.</p> + +<p>—"Lieve tijd," zeide de schoonoogige en breedgebouwde, "heeft u daar +nooit van gehoord? Het heeft verleden jaar in al de kranten gestaan. +Terwijl de jufvrouw in het eene huis bij goede vrienden gelogeerd was, +heeft mijnheer zich in het andere 's nachts te kort gedaan. Den +vorigen avond had men ze zamen nog zien wandelen, en geen mensch wist +dat er iets aan haperde."</p> + +<p>—"Was hij niet wel bij het hoofd?"</p> + +<p>—"Een dokter in die stad heeft verklaard, dat hij hem 's morgens erg +van streek had gevonden; en dat zal wel zoo geweest zijn. Hier op het +dorp, anders, heeft nooit iemand kunnen bespeuren dat mijnheer +Kortenaer maalde."</p> + +<p>—"Woonde hij vroeger dan ook te Duinendaal, even als jufvrouw +Visscher?"</p> + +<p>—"Wonen niet zoozeer, maar hij is een klein jaar lang zooveel als +kommensaal geweest in het logement achter de kerk. De menschen hier +mogten hem gaarne lijden, en toen zij wisten dat hij met jufvrouw Emma +zou gaan trouwen, noemden zij hem in de wandeling mijnheer André. +Jufvrouw Emma is erg gezien hier op het dorp."</p> + +<p>—"Hoe treurig voor dat lieve meisje!" zeiden de geëngageerden uit +éénen mond.</p> + +<p>—"Toen zij voor het eerst weêr buiten de deur kwam, leek zij een +schim, kan ik u zeggen. Dat zal zoo wat een week of drie na mijnheer +André's dood geweest zijn. Maar over mijnheer André mogt ik niet met +haar spreken. Dat had haar vader ons uitdrukkelijk verzocht."</p> + +<p>—"En waar is zij nu, sedert al dien tijd?"</p> + +<p>—"Dat zou de brievengaarder u beter weten te zeggen dan mijn man of +ik. De oude heer heeft alleen gezegd: Wij gaan met jufvrouw Emma naar +het zuiden."</p> + +<p>—"Arme mijnheer Kortenaer!" zuchtte de aanstaande bruid.</p> + +<p>—"Dat is een waar woord, jufvrouw. Indien mijnheer André was blijven +leven, zou jufvrouw Emma een goed man aan hem gehad hebben. En een +knap man ook. Heeren, die er verstand van hebben, heb ik hooren zeggen +dat nog niemand een beter brug gebouwd heeft dan de onze. Maar ons +leven is in Gods hand, en wanneer onze lieve Heer ons met waanzin +slaat, moeten wij buigen of barsten."</p> + +<p class="p2">Toen Adriaan Dijk, in zijn meedoogenloos briefje, André op Emma +gewezen en hem gesommeerd had met zijne eigene eer ook den goeden naam +van zijn meisje te redden, was zijn oogmerk met die aansporing alleen +geweest, André eene drangreden meer aan de hand te doen om naar de +vernietigende pistool te grijpen. Doch het goede doel, dat hij niet +beoogd, of alleen als bijzaak beoogd had, werd nogtans bereikt. Wel is +waar luidde de traditie omtrent André's uiteinde niet overal zoo +gunstig of zoo dichterlijk, als in den mond der welwillend gezinden +onder de Duinendalers;—en zelfs volgden verschillende personen, wier +theologie voor het overige met die der tolgaardersvrouw overeenstemde, +omtrent de aanleiding tot dat uiteinde eene geheel andere lezing. Doch +met dat al wist de buitenwereld over het algemeen niet beter, of er +hadden zich bij André, gedurende de laatste dagen van zijn verblijf +te M., sporen van krankzinnigheid vertoond.</p> + +<p>Die uitspraak der openbare meening, welke Emma's positie redde, was +door André's begrafenis met tact voorbereid. Twee koetsen waren het +lijk naar het kerkhof gevolgd: in de voorste zaten André's vader en de +oude heer Visscher; in de andere de geridderde heer Timmermans, +Adriaan Dijk, dokter Ruardi, en de aan het Fundatiehuis verbonden +deken der M'sche predikanten. Met uitzondering van den geestelijke, +die bij den geopenden grafkuil een gebed deed en eene korte toespraak +hield, was er onder deze mannen niet één, die niet volkomen wist hoe +de zaak zich toegedragen had; en indien zij op de begraafplaats, aan +het einde van 's leeraars toespraak, den teugel hadden gevierd aan +hunne hartstogten, zouden kreten van haat en toorn met snikken +ondermengd, de schimmen der dooden in hare eeuwige rust gestoord +hebben. Doch één gevoel en één belang breidelde aller driften. Zelfs +Ruardi's tegenwoordigheid werd door niemand der anderen gewraakt. Zijn +verhaal van hetgeen des ochtends vóór den zelfmoord tusschen hem en +André was voorgevallen op het Badhuis, bleek een kostbaar getuigenis.</p> + +<p class="p2">Toen de stoet Soekabrenti verliet, kon men aan een der vensters van de +bovenverdieping de hand van een onzigtbaar persoon—eene magere +vrouwenhand—het nedergelaten valgordijn aan de eene zijde voorzigtig +bijeen zien houden. De opening was niet wijd genoeg om de +gelaatstrekken der bespiedster te verraden, maar wel om haar van alles +getuige te doen zijn. Freule Bertha zou, indien zij Sarah op deze daad +betrapt had,—want het was Sarah, die achter het gordijn +stond,—daarin een nieuw bewijs hebben gevonden voor hare stelling, +dat eene vrouw niet ophouden kan aan God te gelooven, zonder tevens al +hare betere gevoelens uit te schudden. Doch Sarah bekommerde zich niet +om zulke gevolgtrekkingen. Haar interesseerde het meest André's oom, +de oud-minister, en de houding van geen der heeren, die zij +achtereenvolgens in de koetsen zag stijgen, boezemde haar zooveel +belangstelling in als de zijne. André had aan Lidewyde en Lidewyde aan +Sarah verhaald, dat het denkbeeld om hem met mevrouw Dijk in kennis te +brengen van Zijne Excellentie was uitgegaan, en Sarah vond het +belangwekkend, dat hetgeen zij gedaan had om André te gronde te +rigten, buiten hare voorkennis, slechts had moeten dienen om de +bedoelingen van André's oom in de hand te werken.</p> + +<p>—"Daar komt hij aan", zeide zij, toen zij hem met gebogen hoofd en +knikkende knieën de stoep zag afgaan. "Hij steunt op den arm van den +lakei om in de koets te klimmen. Zou hij zich verwijten, André op den +verkeerden weg te hebben gebragt? Een gewezen diplomaat, dunkt mij, +moest minder aan het oordeel der wereld hechten. Hoe kon hij van te +voren weten, dat zijne aansporing nadeelige gevolgen hebben zou voor +André? Wordt, al naar de uitkomst, dezelfde handeling niet beurtelings +boosaardig en weldadig genoemd? Geloof mij, mijnheer Timmermans",—en +dit zeggende trok zij de hand terug van het gordijn,—"indien gij meer +ondervonden hadt, zoudt gij kalmer toezien!"</p> + +<p>De goede naam van mevrouw Dijk is tot op dit oogenblik niet volstrekt +verloren, en tenzij de hoogmoed haar tot wederspannigheid verleide, +kan zij blijven wie zij was. Zij weet nu, dat Adriaan haar aandurft. +Doet zij haar voordeel met die wetenschap, dan zullen de praatjes der +dienstboden haar weinig deren. Hare vriendinnen zullen haar blijven +dulden, omdat sommige van haar insgelijks behoefte hebben aan een +toegevend oordeel. Adriaan is edelmoedig genoeg geweest Marcelis eene +andere dienst te bezorgen, zoodat zij naar hartelust uit rijden kan +gaan met den nieuwen koetsier, zonder gekweld te worden door het +denkbeeld, dat haar Automedon bijna de beul van haren minnaar zou +geworden zijn. Tot hiertoe heeft zij zich goed gehouden. De dames +Dijk, uit Engeland teruggekeerd, weten nog van niets, en het zal +slechts van haarzelve afhangen, heeft Adriaan haar gezegd, die onkunde +te doen voortduren. Doch zal zij nog eenmaal in haar leven een bezoek +van freule Bertha ontvangen? Daaromtrent make niemand zich +hersenschimmen. De schrijver van dit verhaal kent slechts één man, die +welligt in vervolg van tijd, mogt het toeval hem met Lidewyde in +aanraking brengen, een gunstigen invloed op haar zou kunnen +uitoefenen: Eduard Stephenson.</p> + +<p class="p2">Met een kort berigt omtrent dezen zou de auteur reeds hier ter plaatse +afscheid wenschen te nemen van het publiek. Er is evenwel een persoon +wiens naam hij ongaarne voor het laatst bewaren zou en van wiens doen +en laten men nogtans niet geheel onkundig mag blijven. Dokter Ruardi +namelijk verkeert tegenwoordig veel minder bij Adriaan Dijk aan huis +dan voorheen. Sarah heeft zorg gedragen dat Lidewyde's striemen niet +door balsem van zijne hand zijn verzacht, en tot hiertoe deed +geenerlei ongesteldheid, voorgewend noch wezenlijk, haar de hulp der +fakulteit inroepen. Mogt zij te eeniger tijd ernstig ziek worden, dan +zal zij Dijk verzoeken, een professor te ontbieden van eene onzer +hoogescholen, of anders, want de vermaardheden wisselen gelijk het +weêr, uit Amsterdam. Zij mijdt het gezelschap van Ruardi zoo veel zij +kan, en hij maakt haar dit gemakkelijk. Want hoewel hij schijnbaar +over haar getriomfeerd heeft, hindert het hem, dat zij hem eerder +moede is geweest dan hij haar, en nimmer zal hij vergeten, dat aan een +onervaren knaap, met wien hij gemeend had te kunnen spelen en die hem +eensklaps met gelijke munt had durven betalen, eenmaal boven hem de +voorkeur gegeven is, door haar. Ook heeft, vreemd genoeg, de man, die +anders altijd met zichzelven in vrede leefde, er geene rust bij, dat +hij Dijk heeft moeten gebruiken om den hoon hem aangedaan op Lidewyde +en André te wreken. Met uitzondering van dien éénen doorn in het +vleesch, is hij nog steeds dezelfde en gaat voort den type te +vertegenwoordigen van den valschen kosmopoliet der 19<sup>de</sup> eeuw. Jonge +mannen, voor wie die les dienstig zou kunnen zijn, mogen van hem +leeren, dat het niemand tot eer verstrekt, geen gemoed te hebben en +geen vaderland te erkennen.</p> + +<p class="p2">De jonge priester, wiens orthodoxie, gestaalder dan die van freule +Bertha, het misschien eenmaal gelukken zal, Lidewyde tot het inzigt te +brengen, dat de <span class="sper">Bekentenissen</span> van Augustinus de voorkeur verdienen +boven die van Rousseau, Stephenson woont nog te G. en ziet iederen +ochtend uit zijne boven-achterkamer den grijzen pastoor zijne klompen +aanschieten en zijne bloemen reinigen. Men had mij verhaald dat hij +een echt handschrift bezat van de oudste hollandsche vertaling der +<span class="sper">Imitatio Christi</span>, en daar ik er belang in stelde, eene onder mij +berustende kopij dier vertaling, genomen naar een sedert uit het oog +verloren tweede exemplaar van hetzelfde handschrift, met het zijne te +kollationeren, heb ik mij zelven het vorig najaar het genoegen gegund, +hem een bezoek te gaan brengen. Hij bleek de dienstvaardigheid in +persoon, en nam het volstrekt niet kwalijk dat ik Thomas à Kempis niet +voor den maker van het boekje der <span class="sper">Navolging</span> hield. Toen wij eenigen +tijd over dat onderwerp hadden doorgepraat, bemerkte ik dat zijne stem +hem van lieverlede begaf. Hij moest zich nederzetten in zijne matten +stoel bij het venster, en over zijn gelaat verspreidde zich eene bijna +doodelijke bleekheid. Ik vroeg, of ik hem welligt met iets van dienst +kon zijn. Met de hand wenkte hij van neen, en noodigde mij uit, weder +plaats te nemen; want ik was opgestaan met het oogmerk mij te +verwijderen om een der huisgenooten te roepen. Naderhand zou het mij +gespeten hebben, indien ik niet had mogen blijven; want toen hij eene +poos had uitgerust en weder spreken kon, vroeg hij naar mijn geloof en +schetste mij het zijne met een vuur en eene liefde, die de hoogste +bewondering verdienden. Het was vijf uur in den namiddag, toen ik bij +hem werd toegelaten, en toen de zon tegen zeven uur onderging, was ik +nog niet vertrokken. Hij zat met het aangezigt naar het westen, en +wees mij, achterover leunend in zijnen stoel, boven de daken der +huizen en de toppen der boomen in de tuinen, den rozengloed aan het +firmament.</p> + +<p>—"Ik ben geen onvoorwaardelijk bewonderaar van uwe jongere +protestantsche dichters," zeide hij, om weder op het onderwerp van ons +gesprek te komen. "Maar een van hen, een vroeg gestorven vriend van u, +naar ik meen, heeft toch somtijds den regten toon getroffen. Er is +zuiver godsdienstig gevoel in de bede die hij ergens een kranken +voorganger onder uwe dissenters laat slaken:</p> + +<p class="left35">Leid mij zachtkens naar huis,<br /> +<span class="i1">In de dienst van uw kruis,</span><br /> +<span class="i2">Die mijn ziel zich zoo lieflijk gedacht heeft!</span><br /> +Dat ik werkend bezwijk,<br /> +<span class="i1">Als een knecht van uw rijk,</span><br /> +<span class="i2">Die zijn dagwerk geloovig volbragt heeft!</span></p> + +<p>—"Het metrum is misschien niet geheel en al oorspronkelijk;" ging hij +voort, "maar de toestand van den stervenden jongen leeraar is goed +begrepen en juist weergegeven. Het is anders het <span class="sper">fort</span> van uwe +protestantsche dichters niet. Het is alsof de wereld van het +priesterlijk gevoel een gesloten paradijs voor hen is."</p> + +<p>Nog geruimen tijd fantaseerde hij voort op dit thema, en poogde mij +aan het verstand te brengen, dat geene andere mannelijke roeping in +deze wereld zulk een voorregt en tevens zoo rationeel is als die van +den roomschen priester. Doch mijne aandacht was voor goed afgeleid. +Door mij te herinneren aan dat gedichtje, had hij mij woorden doen +vinden tot kenschetsing van zijnen eigen toestand, en ik wist niet of +de zelfverblinding van den teringlijder, die niet gevoelde dat zijn +eigen leven aan een zijden draad hing, aandoenlijk dan wel een al te +sprekend bewijs der menschelijke kortzigtigheid was. Onder dien indruk +verkeer ik nog thans. Denk ik aan Eduard Stephenson dan zie ik hem, +gelijk op dat oogenblik, in zijnen stoel bij het venster zitten, met +zijn manuscript der <span class="sper">Imitatio</span> naast zich op de tafel, en met den vinger +naar het westen wijzend. Tevens vind ik dan op nieuw de strofe, die +hijzelf mij toen aan de hand deed:</p> + +<p class="left35">En ik hoorde hem aan<br /> +<span class="i1">Met een lach en een traan;</span><br /> +<span class="i2">'k Had de zon nooit zoo plegtig zien dalen:</span><br /> +En dat bleeke gezigt<br /> +<span class="i1">Werd zoo sprekend verlicht</span><br /> +<span class="i2">Door de laatste, haar stervende stralen.</span></p> + +<h4 class="p4">EINDE.</h4> + + + + + + + + +<pre> + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Lidewyde, by Conrad Busken Huet + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK LIDEWYDE *** + +***** This file should be named 31753-h.htm or 31753-h.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/3/1/7/5/31753/ + +Produced by Hélène de Mink and the Online Distributed +Proofreading Team at https://www.pgdp.net + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. + + +</pre> + +</body> +</html> diff --git a/31753-h/images/cover_b.png b/31753-h/images/cover_b.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..e35b646 --- /dev/null +++ b/31753-h/images/cover_b.png diff --git a/31753-h/images/cover_s.png b/31753-h/images/cover_s.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..b3b63a4 --- /dev/null +++ b/31753-h/images/cover_s.png diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..e17321a --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #31753 (https://www.gutenberg.org/ebooks/31753) |
