summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
-rw-r--r--.gitattributes3
-rw-r--r--31954-0.txt14299
-rw-r--r--31954-0.zipbin0 -> 246638 bytes
-rw-r--r--31954-h.zipbin0 -> 5175209 bytes
-rw-r--r--31954-h/31954-h.htm19359
-rw-r--r--31954-h/images/front.jpgbin0 -> 88211 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/logo.gifbin0 -> 8019 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p000.jpgbin0 -> 57019 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p002.jpgbin0 -> 77556 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p008.jpgbin0 -> 71865 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p016.jpgbin0 -> 69841 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p020.jpgbin0 -> 51003 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p028.jpgbin0 -> 88162 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p038.jpgbin0 -> 53576 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p040.jpgbin0 -> 66055 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p052.jpgbin0 -> 83553 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p054.jpgbin0 -> 75325 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p056.jpgbin0 -> 76163 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p060.jpgbin0 -> 50036 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p064.jpgbin0 -> 67635 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p072.jpgbin0 -> 67467 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p080.jpgbin0 -> 104600 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p088.jpgbin0 -> 101809 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p092.jpgbin0 -> 71596 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p100.jpgbin0 -> 74435 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p104.jpgbin0 -> 72442 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p120.jpgbin0 -> 79787 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p132.jpgbin0 -> 63837 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p144.jpgbin0 -> 86614 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p148.jpgbin0 -> 75228 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p150.jpgbin0 -> 71275 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p164.jpgbin0 -> 92712 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p168.jpgbin0 -> 67138 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p172.jpgbin0 -> 91523 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p174.jpgbin0 -> 67138 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p176.jpgbin0 -> 85711 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p180.jpgbin0 -> 73324 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p184.jpgbin0 -> 67828 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p192.jpgbin0 -> 72589 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p200.jpgbin0 -> 47334 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p204.jpgbin0 -> 74277 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p208.jpgbin0 -> 69158 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p220.jpgbin0 -> 73695 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p226.jpgbin0 -> 82053 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p228.jpgbin0 -> 79683 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p232.jpgbin0 -> 71126 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p240.jpgbin0 -> 72517 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p242.jpgbin0 -> 55846 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p244.jpgbin0 -> 36736 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p246.jpgbin0 -> 84919 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p252.jpgbin0 -> 121570 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p256.jpgbin0 -> 70965 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p260.jpgbin0 -> 66327 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p270.jpgbin0 -> 76830 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p274.jpgbin0 -> 81620 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p276.jpgbin0 -> 77133 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p278.jpgbin0 -> 81901 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p280.jpgbin0 -> 67616 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p282.jpgbin0 -> 115719 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p284.jpgbin0 -> 82175 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p300.jpgbin0 -> 71893 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p302.jpgbin0 -> 76208 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p306.jpgbin0 -> 69972 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p310.jpgbin0 -> 65820 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p312.jpgbin0 -> 78092 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p314.jpgbin0 -> 72940 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p320.jpgbin0 -> 80562 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p328.jpgbin0 -> 68914 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p332.jpgbin0 -> 78400 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p338.jpgbin0 -> 72675 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/p352.jpgbin0 -> 60122 bytes
-rw-r--r--31954-h/images/titlepage.gifbin0 -> 18276 bytes
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
-rw-r--r--old/31954-8.txt14299
-rw-r--r--old/31954-8.zipbin0 -> 246383 bytes
76 files changed, 47973 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..6833f05
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,3 @@
+* text=auto
+*.txt text
+*.md text
diff --git a/31954-0.txt b/31954-0.txt
new file mode 100644
index 0000000..1ac3932
--- /dev/null
+++ b/31954-0.txt
@@ -0,0 +1,14299 @@
+The Project Gutenberg EBook of Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen, by
+Hélène Adeline Guerber
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen
+
+Author: Hélène Adeline Guerber
+
+Editor: H. W. Ph. E. van den Bergh van Eysinga
+
+Release Date: April 11, 2010 [EBook #31954]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: UTF-8
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK NOORSCHE MYTHEN ***
+
+
+
+
+Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
+Proofreading Team at https://www.pgdp.net/
+
+
+
+
+
+
+
+ Noorsche Mythen uit de Edda's en de Sagen
+
+ Door
+
+ H. A. Guerber
+
+ Schrijver van "Mythen en Legenden uit de Middeleeuwen", "Mythen van
+ Griekenland en Rome"
+
+ Bewerkt door
+
+ Dr H. W. Ph. E. v. d. Bergh v. Eysinga.
+
+
+
+ Tweede druk.
+
+ Zutphen.--W. J. Thieme & Cie.
+
+
+
+
+
+
+LIJST VAN ILLUSTRATIES.
+
+
+ Tegenover bladz.
+
+ 1. Sigurd (Gilbert Bayes). Vóór den Titel.
+ 2. De Reus met het vlammende Zwaard (J. C. Dollman) 2
+ 3. De Wolven vervolgen Sol en Mani (J. C. Dollman) 8
+ 4. Odin (Sir E. Burne-Jones) 16
+ 5. Een Vikingtocht (J. C. Dollman) 20
+ 6. De Rattenvanger van Hameln (H. Kaulbach) 28
+ 7. Odin (B. E. Fogelberg) 38
+ 8. Frigga spint de wolken (J. C. Dollman) 40
+ 9. Tannhäuser en Vrouw Venus (J. Wagrez) 52
+ 10. Eastre (Jacques Reich) 54
+ 11. Huldra's Nimfen (B. E. Ward) 56
+ 12. Thor (B. E. Fogelberg) 60
+ 13. Sif en Thor (J. C. Dollman) 64
+ 14. Thor en de Berg (J. C. Dollman) 72
+ 15. Geirrod neemt Loki gevangen (Patten Wilson) 80
+ 16. Een tocht (A. Malmström) 88
+ 17. Het binden van Fenris (Dorothy Hardy) 92
+ 18. Idoen (B. E. Ward) 100
+ 19. Loki en Thiassi (Dorothy Hardy) 104
+ 20. Frey (Jacques Reich) 120
+ 21. Freya (N. J. O. Blommér) 132
+ 22. De Regenboogbrug (H. Hendrich) 144
+ 23. Heimdall (Dorothy Hardy) 148
+ 24. Jarl (Albert Edelfelt) 150
+ 25. De Nornen (C. Ehrenberg) 164
+ 26. De Dises (Dorothy Hardy) 168
+ 27. Het Zwaan-Meisje (Gertrude Demain Hammond R.I.) 172
+ 28. De rit der Valkyren (J. C. Dollman) 174
+ 29. Brunhild en Sigmund (J. Wagrez) 176
+ 30. De weg naar Valhalla (Severin Nilsson) 180
+ 31. Ægir (J. P. Molin) 184
+ 32. De Neckan (J. P. Molin) 192
+ 33. Loki en Hodur (C. G. Qvarnström) 200
+ 34. De dood van Balder (Dorothy Hardy) 204
+ 35. Hermod voor Hela (J. C. Dollman) 208
+ 36. Loki en Svadilfari (Dorothy Hardy) 220
+ 37. Loki en Sigyn (M. E. Winge) 226
+ 38. Thor en de Reuzen (M. E. Winge) 228
+ 39. Thorgatten 232
+ 40. De Toppen van de Trolls 240
+ 41. De Elfendans (N. J. O. Blommér) 242
+ 42. De Witte Elfen (Charles P. Sainton, R. I.) 244
+ 43. Oude Huizen met gebeeldhouwde Posten 246
+ 44. Sigmund en het beest (Patten Wilson) 252
+ 45. De Weerwolven (J. C. Dollman) 256
+ 46. Het vaarwel van een Held (M. E. Winge) 260
+ 47. Sigurd en Fafnir (K. Dielitz) 270
+ 48. Sigurd vindt Brunhild (J. Wagrez) 274
+ 49. Odin en Brunhild (K. Dielitz) 276
+ 50. Aslaug (Gertrude Demain Hammond, R. I.) 278
+ 51. Sigurd en Gunnar (J. C. Dollman) 280
+ 52. De Dood van Sigurd (Patten Wilson) 282
+ 53. Het einde van Brunhild (J. Wagrez) 284
+ 54. Ingeborg (M. E. Winge) 300
+ 55. Frithiof klieft het Schild van Helge (Knut Ekwall) 302
+ 56. Ingeborg ziet haar minnaar vertrekken (Knut Ekwall) 306
+ 57. Frithiof keert terug naar Framnäs (Knut Ekwall) 310
+ 58. Frithiof bij het altaar van Balder (Knut Ekwall) 312
+ 59. Frithiof aan het Hof van Ring (Knut Ekwall) 314
+ 60. Frithiof ziet den slapenden Koning (Knut Ekwall) 320
+ 61. Odin en Fenris (Dorothy Hardy) 328
+ 62. Noren landende in IJsland (Oscar Wergeland) 332
+ 63. De reis der Valkyren (H. Hendrich) 338
+ 64. De Storm-Rit (Gilbert Bayes) 352
+
+
+
+
+
+
+INHOUD.
+
+
+ Hoofdstuk. Bladzijde.
+
+ I. Het Begin 1
+ II. Odin 14
+ III. Frigga 41
+ IV. Thor 58
+ V. Tyr 84
+ VI. Bragi 94
+ VII. Idoen 102
+ VIII. Niörd 110
+ IX. Frey 116
+ X. Freya 129
+ XI. Uller 137
+ XII. Forseti 140
+ XIII. Heimdall 144
+ XIV. Hermod 152
+ XV. Vidar 156
+ XVI. Vali 160
+ XVII. De Nornen 164
+ XVIII. De Valkyren 171
+ XIX. Hel 178
+ XX. Ægir 183
+ XXI. Balder 195
+ XXII. Loki 214
+ XXIII. De Reuzen 228
+ XXIV. De Dwergen 236
+ XXV. De Elfen 243
+ XXVI. De Sigurd Saga 247
+ XXVII. De Geschiedenis van Frithiof 292
+ XXVIII. De Godenschemering 323
+ XXIX. Grieksche en Noorsche Mythologie 336
+
+ Register en Index
+
+
+
+
+
+
+INLEIDING.
+
+
+De voorname beteekenis van de ruwe brokken poëzie, in vroege
+IJslandsche litteratuur bewaard, zal nu door niemand meer betwist
+worden, maar er bestond tot voor korten tijd een buitengewone
+onverschilligheid ten opzichte van de godsdienstige overlevering en
+mythische leer die zij behelzen.
+
+De langdurige verwaarloozing van deze kostbare herinneringen aan
+onze heidensche voorvaderen is niet de schuld van het materiaal,
+waarin alles wat van hun godsdienstige geloofsvoorstellingen over is,
+is besloten, want men kan veilig beweren dat de Edda even rijk is
+aan de eigenaardigheden van nationalen roman en van rasverbeelding,
+hoe ruw dan ook, als de meer bevallige en idyllische mythologie
+van het Zuiden. Ook ligt het niet aan een zekere wreedheid in de
+opvatting van de goden zelf, want ofschoon zij niet mogen reiken tot
+groote geestelijke hoogten, beweren in de eerste plaats kenners van
+de IJslandsche letterkunde, dat zij zich verheffen breed en massief
+als de Skandinavische bergen. Zij toonen "een geest van overwinning,
+die meer is dan brute kracht, die meer is dan het stoffelijke alleen,
+een geest die strijdt en overmeestert". [1] "Zelfs waar een deel
+van de stof hunner mythen aan anderen is ontleend, hebben de Noren
+hunnen goden een edelen, fieren, grooten geest gegeven en hen op een
+hoog standpunt geplaatst, dat geheel het hunne is." [2] "Inderdaad,
+deze oud-Noorsche zangen hebben een waarheid in zich, een innerlijke
+eeuwige waarheid en grootheid. Het is een grootheid, niet van lichaam
+en reusachtige afmeting alleen, maar een ruwe grootheid van ziel". [3]
+
+De invoering van het Christendom in het Noorden bracht mede den invloed
+van de klassieke rassen, en deze schaadde den aangeboren geest,
+zoodat de vreemde mythologie van Griekenland en Rome een toenemend
+deel van de geestelijke toerusting der noordelijke volken is geworden
+naarmate de letterkunde en overlevering des lands verwaarloosd zijn.
+
+Ongetwijfeld heeft de Noorsche mythologie een diepgaanden invloed
+uitgeoefend op onze gewoonten, wetten en taal, en er is daarom een
+groote onbewuste inspiratie van deze op de Engelsche letterkunde. De
+meest in het oog springende trekken van deze mythologie zijn een zeer
+bijzonder grimmige humor, dien men in den godsdienst van geen ander
+ras vindt, en een duistere draad van tragiek die door het gansche
+weefsel loopt, en deze eigenaardigheden, de beide uitersten rakend,
+zijn in forsche trekken op de Engelsche litteratuur geschreven.
+
+Maar van bewusten invloed is er, vergeleken bij den rijkvloeienden
+stroom van Helleensche inspiratie, weinig te merken, en als wij ons
+keeren tot de moderne kunst, is het verschil zelfs nog duidelijker.
+
+Deze onverschilligheid is toe te schrijven aan vele oorzaken, maar
+allereerst aan het feit dat de godsdienstige geloofsvoorstelling
+van onze heidensche voorvaderen niet wezenlijk diep waren
+geworteld. Vandaar het succes van de meer of minder overwogen
+politiek der eerste Christelijke zendelingen, die de heidensche
+opvattingen wilden verwarren en ze in het nieuwe geloof wilden
+verstikken, waarvan men een belangwekkend voorbeeld heeft in het
+overbrengen naar het Christelijk Paaschfeest van de attributen
+der heidensche godin Eastre, aan wie het in het Engelsch zelfs
+zijn naam ontleent. De Noorsche mythologie werd op deze wijze tot
+staan gebracht eer zij hare volle ontwikkeling had bereikt, en de
+voortgang van het Christendom bande haar ten slotte in het duister
+van vergeten dingen. Haar veel omvattend en ordelijk plan echter,
+in tegenstelling met de onsamenhangende mythologie van Grieken en
+Romeinen, vormde den grondslag van een meer of min redelijk geloof,
+dat de Noren geschikt maakte om de onderrichting van het Christendom
+te ontvangen, en zoo aan haar eigen ontbinding medewerkte.
+
+De godsdienstige voorstellingen van het Noorden zijn niet nauwkeurig
+weerspiegeld in de oudere Edda. Inderdaad is ons in de Noorsche
+litteratuur slechts een travestie van het geloof onzer voorvaderen
+bewaard. De primitieve dichter hield van allegoriseeren, en zijn
+verbeelding vermeide zich tusschen de scheppingen van zijn vruchtbare
+muze. "Zijn oogen waren gevestigd op de bergen, totdat de besneeuwde
+toppen menschelijke gestalten aannamen en de reus van de rots op het
+ijs neerdaalde met zwaren stap; of hij wilde staren op de pracht van
+de lente, of de zomersche velden, totdat Freya met den schitterenden
+halsketting, aankwam, of Sif met de wuivende gouden haren." [4]
+
+Wij hooren niets van de offergebruiken en godsdienstige riten, en alles
+is weggelaten wat geen stof levert voor artistieke behandeling. De
+zoogenaamde Noorsche mythologie kan men dus meer beschouwen als
+een waardevolle reliquie der Noorsche dichtkunst in haren aanvang,
+dan als een uiteenzetting van de godsdienstige voorstellingen der
+Skandinaviërs, en deze letterkundige fragmenten dragen veelvuldig
+het kenmerk van den overgangstoestand, waarin de verwarring van oud
+en nieuw geloof gemakkelijk is te zien.
+
+Maar niettegenstaande de grenzen, door langdurige verwaarloozing
+gesteld, is het mogelijk ten deele een plan van de oude Noorsche
+geloofsvoorstellingen te reconstrueeren, en de gewone lezer zal
+veel profijt hebben van Carlyle's onderrichtende studie in "Helden
+en Heldenvereering." "Een verbijsterend, ondoordringbaar kreupelbosch
+van leugens, verwarringen, onwaarheden en absurditeiten, dat het heele
+levensveld bedekt!" Zoo noemt hij ze, met goede reden, maar hij gaat
+verder en toont aan, met evenveel waarheid, dat in het hart van deze
+ruwe vereering van een uit haar verband gerukte natuur een geestelijke
+macht uiting zoekt. Wat wij zonder eerbied onderzoeken, zagen zij
+met devotie aan, en, daar zij het niet begrepen, vergoddelijkten zij
+het onverwijld, zooals alle kinderen geneigd waren te doen in alle
+perioden der wereldgeschiedenis. Inderdaad waren zij heldenvereerders
+naar het hart van Carlyle, en twijfelzucht had geen plaats in hun
+eenvoudige philosophie.
+
+Het was de kindsheid van de gedachte, die staarde op een heelal vol
+goddelijkheid, en die hartelijk en oprecht geloofde. Een volk met
+ruime ziel dat in het donker zich strekte naar idealen, die beter waren
+dan zij zelf wisten. Ragnarok moest een einde maken aan hunne goden,
+omdat zij waren gestruikeld van hun hoogere standplaatsen.
+
+Wij hebben aan een eigenaardig verschijnsel te danken, dat zooveel
+van de oude leer, als wij nog bezitten, is bewaard. Terwijl
+vreemde inlanders de Noorsche taal bedierven, bleef zij vrij wel
+onveranderd in IJsland, dat van het vastland uit door de Noormannen
+was gekoloniseerd, die er heen gevlucht waren om te ontkomen aan de
+onderdrukking van Harold Schoonhaar na zijn vernietigende overwinning
+van Hafrsfirth. Deze menschen brachten mede den dichterlijken geest
+die zich reeds geopenbaard had, en deze schoot nieuwen wortel in dien
+dorren grond. Velen van de oude Noorsche dichters waren uit IJsland
+afkomstig, en in den vroegsten tijd der Christelijke jaartelling
+werd een groote dienst aan de Noorsche letterkunde bewezen door den
+Christenpriester, Saemund, die vlijtig samenbracht een groote massa
+heidensche poëzie tot een verzameling, bekend als de Oudere Edda, en
+deze is de voornaamste basis van onze tegenwoordige kennis aangaande
+den godsdienst der oude Noormannen. De IJslandsche letterkunde
+bleef echter een verzegeld boek tot het einde van de achttiende
+eeuw, en heel langzaam heeft zij het sedert dien tijd gewonnen op
+onverschilligheid, totdat er nu teekenen zijn dat zij eventueel tot
+haar recht zal komen. "Het kennen van het oude geloof", zegt Carlyle,
+"brengt ons in nauwer en zuiverder betrekking tot het Verleden--tot
+onze eigen bezittingen in het Verleden. Want het gansche Verleden
+is het bezit van het Heden; het Verleden had steeds eenige waarheid,
+en is een kostelijk bezit."
+
+De veelbeteekenende woorden van William Morris met betrekking tot de
+Volsunga Saga kunnen ook heel goed worden aangehaald bij wijze van
+inleiding tot deze geheele verzameling "Mythen van de Noormannen". "Dit
+is de groote geschiedenis van het Noorden, die voor ons ras moet
+zijn wat het verhaal van Troje was voor de Grieken--voor ons geheele
+ras eerst, en verder, als de verandering van de wereld ons ras niet
+meer heeft gemaakt dan tot een naam van hetgeen is geweest--ook een
+geschiedenis--dan moet zij voor hen die na ons komen niet minder zijn
+dan wat het verhaal van Troje geweest is, voor ons".
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK I: HET BEGIN.
+
+
+Scheppingsmythen.
+
+
+Ofschoon de Arische bewoners van Noord-Europa, overeenkomstig de
+vooronderstelling van eenige gezaghebbende geleerden, oorspronkelijk
+van de hoogvlakte van Iran, in het hart van Azië, afkomstig zijn,
+hadden het klimaat en de omgeving van de landen, waar zij zich ten
+slotte vestigden, grooten invloed op de vorming van hun vroegere
+godsdienstige opvattingen, alsook op de verandering van hun
+levenswijze.
+
+De grootsche en ruwe landschappen van Noord-Europa, de middernachtzon,
+de schitterende stralen van den noordelijken dageraad, de oceaan
+die zich voortdurend tot woede opzweept tegen de groote klippen en
+ijsbergen van den Poolcirkel, moest de bevolking niet minder levendig
+aandoen dan de bijna wonderbare plantengroei, het voortdurende licht,
+en de blauwe zeeën en luchten van hun korten zomertijd. Het is daarom
+niet heel vreemd dat de IJslanders b.v., aan wie wij de meest volledige
+herinneringen aan dit geloof te danken hebben, als zij rondom zich
+zagen, zich verbeeldden dat de wereld oorspronkelijk was geschapen
+uit een zonderling mengsel van vuur en ijs.
+
+De Noordelijke mythologie is grootsch en tragisch. Haar voornaamste
+thema is de voortdurende worsteling van de weldadige natuurkrachten
+tegen de schadelijke, en dus is zij niet bekoorlijk en idyllisch
+als de godsdienst van het zonnige zuiden, waar de bevolking zich kan
+koesteren in een voortdurenden zonneschijn, en de vruchten der aarde
+opgroeiden zoodat men ze slechts te plukken had.
+
+Het was heel natuurlijk, dat de gevaren, waaraan men bloot stond
+op jacht en bij het visschen onder dezen onbarmhartigen hemel, en
+het lijden dat werd opgelegd door de lange, koude winters, als de
+zon nooit schijnt, onze voorvaderen koude en ijs deden beschouwen
+als boosaardige geesten; en het was om dezelfde reden, dat zij met
+bijzondere voorliefde aanriepen den weldadigen invloed van warmte
+en licht.
+
+Wanneer men hen vraagde naar de schepping der wereld, antwoordden de
+Noorsche skalden of dichters, wier zangen in de Edda's en Saga's zijn
+bewaard, dat in het begin, toen er nog geen aarde was, noch zee, noch
+lucht, toen duisternis op alles rustte, er een machtig wezen bestond,
+genaamd Alvader, dien zij vaag beseften als ongeschapen en onzienlijk,
+en dat, wat hij wilde, gebeuren moest.
+
+In het midden der ruimte was, bij den aanvang van den tijd, een groote
+afgrond Ginnunga-gap, de kloof der kloven, de gapende golf, welker
+diepten geen oog kon peilen, daar zij in voortdurende schemering
+was gehuld. Benoorden deze plek was een ruimte of wereld, bekend als
+Niflheim, de woonplaats van mist en donker, en in het hart daarvan
+vloeide de onuitputtelijke bron Hvergelmir, de ziedende ketel, welks
+wateren twaalf groote stroomen voedden: de Elivagar. Daar het water
+van deze stroomen snel wegliep van zijn bron en de koude winden van de
+gapende golf ontmoette, verhardde het weldra tot groote blokken ijs,
+die neerrolden in de onmetelijke diepten van den grooten afgrond met
+een voortdurend gedruisch als van donder.
+
+Bezuiden deze donkere kloof, en vlak tegenover Niflheim, het
+mistgebied, was een andere wereld, met name Muspells-heim, de
+woonplaats van het oorspronkelijke vuur, waar alles warmte en
+licht was, en welks grenzen steeds bewaakt werden door Surtr, den
+vlammenreus. Deze reus zwaaide trotsch zijn blinkend zwaard en zond
+voortdurend groote stroomen vonken uit, die met een sissend geluid
+op de ijsblokken vielen in den bodem van den afgrond, en ze ten deele
+door hitte deden smelten.
+
+
+ Door Surtr, met zijn brandend zwaard
+ Werd zuid'lijk Muspels poort bewaard,
+ In stroom van meer dan aardschen gloed
+ Vloeid' uit de kracht die leven doet.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+
+Ymir en Audhumla.
+
+Toen de damp tot wolken rees, ontmoette hij de heerschende koude en
+werd veranderd in rijm of rijp, die, laag op laag, de groote centrale
+ruimte vulde. Zoo door de voortdurende werking van koude en hitte,
+en waarschijnlijk ook door den wil van den ongeschapene en ongeziene,
+ontstond tusschen de ijsblokken van den afgrond een reusachtig wezen
+Ymir of Orgelmir (ziedende klei), de verpersoonlijking van den bevroren
+oceaan, en daar dit wezen uit rijm geboren was, werd hij Hrim-thurs
+of IJsreus genoemd.
+
+
+ In vroegen tijd
+ Toen Ymir leefde,
+ Was zand, noch zee
+ Geen golf die koelt;
+ Geen aard' omlaag,
+ Geen lucht omhoog;
+ Eén chaos 't al
+ En nergens gras.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Rondtastend in het donker op zoek naar wat voedsel, bemerkte Ymir een
+reusachtige koe, Audhumla (de voedster), die door dezelfde kracht
+als hij zelf was geschapen en uit dezelfde grondstoffen. Toen hij
+zich naar haar toe spoedde, merkte Ymir met vreugde op dat uit haar
+uier vier groote stroomen melk vloeiden, die in ruime mate voedsel
+verstrekken zouden.
+
+Aan al zijn behoeften was dus voldaan; maar de koe, rondziende naar
+voedsel op haar beurt, begon met haar ruwe tong het zout af te likken
+van een ijsblok in de buurt. Hiermee ging zij voort totdat het haar
+van een god verscheen en dan het gansche hoofd opdook uit zijn ijzig
+omhulsel, totdat langzamerhand Buri (de voortbrenger) vrij ten voeten
+uit te voorschijn stapte.
+
+Terwijl de koe dus bezig was geweest, was Ymir in slaap gevallen,
+en terwijl hij sliep werden een zoon en dochter geboren uit de
+uitwaseming onder zijn oksel, en zijn voeten brachten den zeshoofdigen
+reus Thrudgelmir voort, die, kort na zijn geboorte, op zijn beurt het
+leven schonk aan den reus Bergelmir van wien al de booze vorstreuzen
+afstammen.
+
+
+ Men zegt van Hrim-thurs,
+ Dat uit z'n oksel voort
+ Een knaap, een meisje kwam,
+ Dien wijzen Jötun
+ Heeft voet met voet verwekt
+ Zeshoofdigen zoon.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Odin, Vili en Ve.
+
+Toen deze reuzen het bestaan ontdekten van den god Buri en van zijn
+zoon Börr (geboren), dien hij onmiddellijk ter wereld had gebracht,
+begonnen zij krijg tegen hen te voeren, want daar de goden en reuzen
+vertegenwoordigden de tegengestelde machten van goed en kwaad, kon
+niet verwacht worden dat zij met elkander in vrede zouden leven. De
+strijd duurde blijkbaar eeuwen, terwijl geen van beide partijen een
+beslist voordeel behaalde, totdat Börr de reuzin Bestla huwde, dochter
+van Bolthorn (doorn des kwaads), die hem drie geweldige zonen baarde,
+Odin (geest), Vili (wil) en Ve (heilig). Deze drie zonen hielpen hun
+vader onmiddellijk in zijn strijd tegen de vijandige vorstreuzen,
+en slaagden er eindelijk in hun meest doodelijken vijand, den grooten
+Ymir, te verslaan. Toen hij levenloos te aarde zonk, gutste het bloed
+uit zijn wonden in zulke stroomen, dat het een grooten zondvloed teweeg
+bracht, waarin zijn geheele geslacht omkwam, behalve Bergelmir, die in
+een boot ontsnapte en met zijn vrouw naar de grenzen der wereld ging.
+
+
+ Gij deedt verdrinken Ymirs gansch geslacht,
+ Slechts niet Bergelmir, hij ontvlood te scheep
+ Uw zondvloed, uit hem 't reuzenvolk ontsprong.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Hier vestigde hij zich en noemde de plaats Jötun-heim (het huis der
+reuzen) en hier verwekte hij een nieuw ras van vorstreuzen die zijn
+antipathieën erfden, den strijd voortzetten en steeds bereid waren toe
+te snellen uit hun verlaten land en het gebied der goden te verwoesten.
+
+De goden, in de Noorsche mythologie Aesir (pilaren en dragers van de
+wereld) genoemd, begonnen, toen zij zoo getriomfeerd hadden over hunne
+vijanden, en niet langer in voortdurenden strijd waren verwikkeld,
+rondom zich te zien met het voornemen den desolaten aanblik der
+dingen te verbeteren en een bewoonbare wereld te vormen. Na behoorlijk
+overleg rolden Börr's zonen het groote lijk van Ymir in den gapenden
+afgrond, en begonnen de wereld te scheppen uit zijn verschillende
+samenstellende deelen.
+
+
+
+De schepping van de aarde.
+
+Uit het vleesch vormden zij Midgard (middentuin), zooals de aarde
+werd genoemd. Deze werd geplaatst precies in het centrum van de
+groote ruimte, en geheel in het rond omtuind met Ymirs wenkbrauwen
+als bolwerken of wallen. De vaste massa van Midgard werd omgeven met
+het bloed of zweet van den reus, dat den oceaan vormde, terwijl zijn
+beenderen de heuvelen uitmaakten, zijn vlakke tanden de klippen en
+zijn gekruld haar de boomen en allen plantengroei.
+
+Zeer tevreden over den uitslag van hun eerste pogingen in zake de
+schepping, namen de goden nu den loggen schedel van den reus en hingen
+hem behendig als hemelgewelf boven aarde en zee; daarna verstrooiden
+zij zijn hersenen door de ruimte er onder en vormden er de bevallige
+wolken uit.
+
+
+ Uit Ymirs vleesch
+ Werd d'aard geschapen,
+ Uit zijn bloed de zee,
+ Uit zijn beend'ren de heuvels,
+ Uit zijn haar boom en plant,
+ Uit zijn schedel de hemelen,
+ En uit zijn brauwen
+ Schiepen de goden
+ Midgard, het menschenkind ter woon;
+ Maar uit zijn brein
+ Werden de wolken zwaar
+ Alle geschapen.
+
+ Noorsche Mythologie.
+
+
+Ten einde het hemelgewelf te steunen, plaatsten de goden de sterke
+dwergen, Nordri, Sudri, Austri, Westri, op zijn vier hoeken, met het
+bevel het op hun schouders te houden, en aan hen ontleenden de vier
+punten van het kompas hun tegenwoordige namen: Noord, Zuid, Oost en
+West. Om aan de dus geschapen wereld licht te geven versierden de goden
+het hemelgewelf met vonken, afkomstig uit Muspells-heim, lichtpunten
+die gestadig schenen door het donker als schitterende sterren. De
+levendigste van deze vonken echter werden bewaard tot de vervaardiging
+van de zon en de maan, die in mooie gouden wagens werden gezet.
+
+
+ En uit het vlammenland, waar Muspel heerscht,
+ Zondt gij en haaldet vuur, en schiept gij 't licht
+ Van zon en maan en star, gij hingt ze aan 't zwerk.
+ Deelend de paden dus van nacht en dag.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Toen al deze toebereidselen gereed waren en de rossen Arvakr
+(de vroege ontwaker) en Alsvin (de snelle looper) gespannen waren
+voor de zonnekar, plaatsten de goden, bang dat de dieren zouden te
+lijden hebben als zij in de buurt van de brandende sfeer kwamen,
+onder hun schoudergewrichten groote vliezen, gevuld met lucht of met
+eene of andere verkoelende stof. Ook vormden zij het schild Svalin
+(de verkoeler), en plaatsten het voor den wagen om hen te behoeden
+voor de rechte stralen der zon, die anders hen en de aarde tot asch
+zouden hebben verbrand. Eveneens was de maanwagen voorzien van een
+snel ros, Alsvider (de al-sterke) geheeten; maar er was geen schild
+noodig om het te beschermen voor de milde stralen der maan.
+
+
+
+Mani en Sol.
+
+De wagens waren klaar, de paarden ingespannen en ongeduldig om hun
+dagelijksche ronde te beginnen, maar wie zou hen langs den rechten weg
+sturen? De goden keken om zich heen, en hun aandacht werd getrokken
+door de twee schoone spruiten van den reus Mundilfari. Hij was heel
+trotsch op zijn kinderen en had hen naar de pas geschapen bollen Mani
+(de maan) en Sol (de zon) genoemd. Sol, de Zonnemaagd, was de vrouw
+van Glaur (gloed) die blijkbaar een van Surtr's zonen was.
+
+De namen bleken gelukkig gekozen, toen aan broeder en zuster
+de besturing van de paarden hunner twee naamgenooten waren
+toevertrouwd. Nadat zij goeden raad hadden gekregen van de goden,
+werden zij naar de lucht gebracht, en vervulden dagelijks de hun
+opgelegde plichten en stuurden hun rossen langs de hemelpaden.
+
+
+ Weet dat Mundilfari genoemd
+ Vader wordt van maan en zon;
+ Eeuwen, eeuwen gaan voorbij
+ En zij duiden maand en dag.
+
+ Hávamál.
+
+
+Vervolgens riepen de goden Nott (nacht), een dochter van Norvi, een
+van de reuzen, en vertrouwden haar de zorg over een donkere kar,
+getrokken door een zwart paard Hrim-faxi (vorst-maan), uit wiens
+golvende manen dauw en rijp op aarde vielen.
+
+
+ Hrim-faxi is het zwarte ros
+ Dat van 't oosten brengt den nacht,
+ Zwaar van liefdevreugd die stroomt
+ Bijt hij op 't beschuimd gebit,
+ Dan drupt weer de dauw en siert
+ Rondgestrooid der aarde land.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+De godin van den nacht was driemaal getrouwd geweest, en bij haren
+eersten man Naglfari, had zij een zoon die Aud heette, bij haar
+tweeden, Annar, een dochter Jörd; en bij haar derden, den god Dellinger
+(dageraad) werd haar nu een andere zoon, van stralende schoonheid,
+geboren, en hij ontving den naam Dag.
+
+Zoodra de goden dit prachtige wezen zagen, rustten zij ook voor hem een
+wagen uit, getrokken door het schitterende witte ros Skin-faxi (die
+blinkende manen heeft) en van zijn manen schenen felle lichtstralen
+van alle kanten, de wereld verlichtend en glans en vreugde brengend
+aan iedereen.
+
+
+ Voort van het oost, naar 's hemels toppunt toe,
+ Dreef Dag zijn ros welks manen schitterden.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+De wolven Sköll en Hati.
+
+Maar daar het kwaad het goede altijd op de hielen volgt, in de hoop
+het te vernietigen, stelden de oude bewoners van de Noordelijke landen
+zich voor, dat beiden, Zon en Maan, voortdurend vervolgd werden door
+de woeste wolven Sköll (verzet) en Hati (haat), wier eenig doel was
+de schitterende wezens vóór hen in te halen en op te eten, opdat de
+wereld weer in haar oorspronkelijke duisternis mocht worden gehuld.
+
+
+ Sköll heet de wolf
+ Die de godin, de prachtige,
+ Naar de zee toedrijft;
+ Een andere, Hati genoemd
+ Is Hrodvitnir's zoon;
+ Hij zal voorgaan het hemelkind schoon.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Nu en dan vertelde men, haalden de wolven hun prooi in en trachtten
+ze op te eten, brachten zoo een verduistering van de stralende
+hemellichamen te weeg. Dan hief het verschrikte volk een zoo
+oorverdoovend rumoer aan, dat de wolven, door het getier verschrikt, ze
+direct loslieten. Dus bevrijd vervolgden Zon en Maan hun weg en ijlden
+sneller dan te voren, terwijl de hongerige monsters voortstormden in
+hun zog, snakkend naar den tijd wanneer hun pogingen zouden slagen en
+het einde der wereld zou komen. Want de noordelijke volken geloofden
+dat, daar hun goden ontsprongen waren aan een vereeniging van het
+goddelijke element (Börr) en het sterfelijke element (Bestla),
+zij eindig waren, en gedoemd onder te gaan met de wereld die zij
+hadden gewrocht.
+
+
+ Maar toen zelfs in dien vroegsten tijd
+ Was zwak geduid de dageraad
+ Van woesten strijd, van schok des doods,
+ Als alles endt in Ragnarok;
+ Als goed en kwaad, als niet en zijn
+ Beginnend nu, enden hun kamp.
+
+ Valhalla.
+
+
+Mani werd ook vergezeld door Hiuki, de wassende, en Bil, de afnemende
+maan, twee kinderen die hij had weggerukt van de aarde, waar een
+wreed vader hen noopte iederen nacht water te dragen. Onze voorouders
+verbeeldden zich dat zij deze kinderen, de oorspronkelijke, "Jack en
+Jill" met hun emmer, in vage omtrekken op de maan zagen.
+
+De goden stelden niet alleen Zon, Maan, Dag en Nacht aan om
+den voortgang van het jaar aan te geven, maar riepen ook Avond,
+Middernacht, Morgen, Voormiddag, Middag en Namiddag om hun plichten
+te deelen, terwijl zij Zomer en Winter tot de beheerschers der
+jaargetijden maakten. Zomer, een rechtstreeksche afstammeling van
+Svasud (de milde en lieflijke), erfde den vriendelijken aard van
+zijn vader, en werd door allen bemind behalve door Winter, zijn
+doodelijken vijand, den zoon van Vindsual, zelf weer een zoon van
+den onvriendelijken god, de verpersoonlijking van den ijskouden wind.
+
+
+ Vindsual is de naam van hem
+ Die heeft verwekt den wintergod;
+ Zomer was Suasuthers kind;
+ Beiden zullen gaan hun pad,
+ Tot der goden schemering.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+De koude winden zweepten voortdurend neer van het noorden, en
+verstijfden de aarde, en de Noormannen verbeeldden zich dat deze in
+beweging waren gezet door den grooten reus Hraesvelgr (lijken-zwelger),
+die, gedost in arendsvederen, aan den meest noordelijken top van den
+hemel zat, en dat wanneer hij zijn armen of vleugelen ophief de koude
+stormen uitschoten en onbarmhartig zwiepten over het gelaat der aarde,
+alle dingen verwoestend met hun ijzigen ademtocht.
+
+
+ Hrae-svelger is de naam van hem
+ Die zit voorbij der hemelen end,
+ En spreidt zijn arendsvleug'len uit,
+ Zoodat de storm te voorschijn schiet.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+
+Dwergen en elfen.
+
+Terwijl de goden bezig waren met het scheppen van de aarde en voor hare
+verlichting zorgden, was er een gansche schare op wormen gelijkende
+schepselen uitgebroed in Ymirs vleesch. Deze zonderlinge wezens trokken
+nu de aandacht der goden. Zij riepen hen tot zich en gaven hun eerst
+gestalten en voorzagen hen met bovenmenschelijk verstand en verdeelden
+hen vervolgens in twee groote klassen. Die welke donker, verraderlijk
+en sluw van nature waren, werden verbannen naar Svart-alfa-heim,
+de woning der zwarte dwergen, gelegen onder den grond, van waar zij
+nooit naar buiten mochten komen over dag, op straffe dat zij in steen
+zouden worden veranderd. Zij werden Dwergen, Trolls, Gnomen of Kobolden
+genoemd en besteedden al hun tijd en kracht aan het doorvorschen van
+de geheime schuilhoeken der aarde. Zij verzamelden zilver, goud en
+kostbare steenen, die zij wegstopten in geheime spleten, waar zij ze,
+als zij wilden, konden uithalen. De overige dezer kleine schepselen,
+allen die goed, schoon en nuttig waren, noemden de goden Feeën en
+Elfen, en zij lieten hen wonen in het luchtgebied Alfheim (huis der
+lichtelfen), gelegen tusschen hemel en aarde, van waar zij konden
+neerzweven als zij wilden, om bij de planten en bloemen te zijn, te
+spelen met de vogels en vlinders, of te dansen in het zilverachtige
+maanlicht op het groen.
+
+Odin die de leidende geest was geweest in al deze ondernemingen,
+gebood nu den goden, zijn afstammelingen, hem te volgen naar de
+breede vlakte, Idavold geheeten, ver boven de aarde, aan de andere
+zijde van den grooten stroom Ifing, welks wateren nimmer bevroren.
+
+
+ Ifings diep' en donk're vloed
+ Scheidt der aarde kind'ren nu
+ Van de plek, der goden woon;
+ Open ligt het water, dat
+ Nimmer ijskorst stremmen zal
+ Wijl het wiel der eeuwen vliegt.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+In het midden van de heilige ruimte, die van het begin der wereld
+gereserveerd was tot hun eigen verblijf en Asgard (huis der goden)
+heette, kwamen al de twaalf Aesir (goden) en vier-en-twintig Asynjur
+(godinnen) samen op Odins bevel. Toen werd een groote bijeenkomst
+gehouden, waarop werd vastgesteld dat geen bloed binnen de perken van
+hun gebied of vredeplaats zou vergoten worden, maar dat er harmonie
+zou heerschen voor altijd. Als een verdere uitkomst der bespreking
+richtten de goden een smidse op waar zij al hun wapenen maakten en de
+gereedschappen, noodig tot het bouwen van de prachtige paleizen van
+kostbare metalen waarin zij lange jaren woonden in zulk een gelukkigen
+toestand dat deze periode de Gouden Eeuw is genoemd.
+
+
+
+De schepping van den mensch.
+
+Ofschoon de goden van den beginne Midgard, of Mana-heim hadden
+aangewezen tot woning van den mensch, waren er eerst geen menschelijke
+schepsels om er in te wonen. Op zekeren dag trokken Odin, Vili en Ve,
+volgens sommigen, of Odin, Hoenir (de schitterende) en Lodur of Loki
+(vuur) er samen op uit en wandelden langs de zeekust toen zij vonden
+òf twee boomen, den esch, Ask, en den olm Embla, òf twee blokken
+hout, gehouwen in de ruwe gelijkenis van de menschelijke gestalte. De
+goden staarden eerst op het levenlooze hout in stille verbazing; toen,
+merkende wat er van gemaakt kon worden, gaf Odin dezen blokken zielen,
+Hoenir verschafte beweging en zintuigen, en Lodur verleende bloed en
+bloeiende kleur.
+
+Zoo begiftigd met taal en gedachte en met het vermogen om lief te
+hebben en te hopen en te werken, en met leven en dood, mochten de
+pas geschapen man en vrouw Midgard beheerschen zooals zij wilden. Zij
+bevolkten het gaandeweg met hunne nakomelingen terwijl de goden, zich
+herinnerend dat zij hen in het leven hadden geroepen, een bijzonder
+belang stelden in al wat zij deden, over hen waakten en hun dikwijls
+hulp en bescherming verleenden.
+
+
+
+De boom Yggdrasil.
+
+Alvader schiep vervolgens een forschen esch, Yggdrasil, den boom van
+het heelal, van den tijd of van het leven, die de heele wereld vulde,
+daar hij niet enkel wortel schoot in de verst verwijderde diepten
+van Niflheim, waar de bron Hvergelmir vloeide, maar ook in Midgard,
+bij Mimirs bron (den oceaan), en in Asgard, bij de Urdas-fontein.
+
+Door zijn drie groote wortels verkreeg de boom een zoo wonderbare
+hoogte dat zijn opperste tak, Lerad, (de vredegever) Odins hal
+overschaduwde, terwijl de andere wijd zich uitspreidende twijgen over
+de andere werelden staken. Een adelaar zat vastgeroest op den tak
+Lerad, en tusschen zijn oogen de valk Vedfolnir, die zijn doordringende
+blikken in den hemel zond en op de aarde en naar Niflheim, en vertelde
+al wat hij zag.
+
+Daar de boom Yggdrasil altijd groen was en zijn bladeren nooit
+verdorden, diende hij als weide, niet enkel voor Odins geit Heidrun,
+die de hemelsche mee, den drank der goden, verstrekte, maar ook
+voor de herten Dain, Dvalin, Duneyer en Durathor, van welker hoornen
+honigdauw op aarde druppelde en dat water voor alle rivieren in de
+wereld verstrekt.
+
+In den ziedenden ketel Hvergelmir, dicht bij den grooten boom, knaagde
+een verschrikkelijke draak, Nidhug, voortdurend aan de wortels,
+en werd in zijn vernielingswerk bijgestaan door tallooze wormen,
+welker doel was den boom te dooden, daar zij wisten dat zijn dood
+het teeken zou zijn van der goden val.
+
+
+ En altijd roofziek werkt een macht baldadig,
+ De wreede Nidhung uit des wereld diep,
+ Hij haat het asa-licht welks glans weldadig
+ Op heldenhoofd en zwaard zijn weerschijn schiep.
+
+ Viking-verhalen uit het noorden. (R. B. Anderson).
+
+
+Onophoudelijk de takken en den stam van den boom op en afvliegend,
+sleet het eekhoorntje Ratatosk (takboorder), de typische woelwater en
+babbelaar, zijn tijd met aan den draak beneden de opmerkingen van den
+adelaar boven te vertellen en omgekeerd, in de hoop twist tusschen
+hen te verwekken.
+
+
+
+De brug Bifröst.
+
+Het lag, natuurlijk, in de rede, dat de boom Yggdrasil in volkomen
+staat werd gehouden, en dit was de plicht der Nornen of Schikgodinnen,
+die hem elken dag besprenkelden met de heilige wateren van de
+Urdar-fontein. Als dit water naar de aarde druppelde door de takken
+en de bladeren, voorzag het de bijen van honig.
+
+Aan weerskanten van Niflheim, hoog zich verheffend boven Midgard,
+rees de heilige brug Bifröst (Asabru, de regenboog) op, gebouwd uit
+vuur, water, en lucht, welker beweeglijke en wisselende tinten zij
+behield, en waarover de goden heen en weer naar de aarde trokken of
+naar de Urdar-bron, aan den voet van den esch Yggdrasil, waar zij
+dagelijks vergaderden.
+
+
+ "De goden stonden op
+ Namen hun paarden, vingen aan hun rit
+ Over de Bifröst, brug die Heimdall hoedt,
+ Naar Yggdrasil, den esch, naar 't Idavold,
+ Thor kwam te voet, maar heel de rest te paard.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Van al de goden ging alleen Thor, de dondergod, nooit over de brug,
+uit vrees dat zijn zware tred of de hitte van zijn bliksem ze zou
+vernielen. De god Heimdall hield er dag en nacht de wacht. Hij was
+gewapend met een scherp zwaard, en droeg een trompet, Giallar-hoorn
+genaamd, waarop hij gewoonlijk een zachten toon blies om de komst of
+het vertrek der goden aan te geven, maar waarop hevig zou geblazen
+worden als Ragnarok zou komen, en de vorstreuzen en Surtr samenspanden
+om de wereld te verwoesten.
+
+
+ Surtr van het zuiden komt
+ Met flikk'rende vlam;
+ Blinkt van zijn zwaard
+ Niet Val-gods zon?
+ De rotsen worden saam gesloopt.
+ De reuzenbergen wank'len;
+ De menschen gaan het pad der hel,
+ De hemel is gespleten.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+De Vana's.
+
+Ofschoon nu de oorspronkelijke bewoners van den hemel de Aesir waren,
+waren zij niet de eenige godheden van de noordelijke rassen, die
+ook de macht erkenden van de zee- en windgoden, de Vana's, wonend
+in Vana-heim en regeerend naar hun willekeur. In vervlogen tijden,
+eer de gouden paleizen in Asgard gebouwd waren, ontstond een twist
+tusschen de Aesir en Vana's, en zij grepen naar de wapenen, terwijl
+zij rotsen, bergen en ijsschotsen gebruikten als werptuigen in het
+gevecht. Maar toen zij weldra ontdekten dat in eenheid hun kracht lag,
+legden zij hunne geschillen bij en sloten vrede, en om het verbond
+te bekrachtigen wisselden zij gijzelaars uit.
+
+Zoo gebeurde het dat de Van, Niörd, kwam wonen in Asgard, met zijn
+twee kinderen, Frey en Freya, terwijl de Asa, Hoenir, Odins eigen
+broeder, zijn tenten opsloeg in Vana-heim.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK II: ODIN.
+
+
+Odin vader van goden en menschen.
+
+Odin, Wuotan, of Wodan, was de hoogste en heiligste god van de
+noordelijke rassen. Hij was de alles doordringende geest van het
+heelal, de verpersoonlijking van de lucht, de god van universeele
+wijsheid en overwinning, en de leider en beschermer van vorsten en
+helden. Daar men veronderstelde dat al de goden van hem afstamden, had
+hij den bijnaam Alvader, en als oudste en opperste onder hen bezette
+hij den hoogsten zetel in Asgard. Bekend onder den naam Hlidskialf,
+was deze stoel niet enkel een verheven troon, maar ook een geweldige
+wachttoren, van waar hij de heele wereld kon overzien en met een
+enkelen blik in oogenschouw nemen alles wat er gebeurde onder goden,
+reuzen, elfen, dwergen en menschen.
+
+
+ En uit de hal des hemels toog hij weg
+ Naar Lidskialf, en zat er op zijn troon,
+ Den berg, van waar zijn oog de wereld ziet.
+ En uit den hemel sloeg hij lichten blik
+ En zag naar Midgard, d' aard' en 't menschenvolk.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+Odins persoonlijke verschijning.
+
+Niemand dan Odin en zijn vrouw en koningin Frigga mochten dezen
+zetel gebruiken, en als zij er op zaten keken zij meestal naar het
+Zuiden en het Westen, het wit van alle verwachtingen en tochten der
+noordelijke volken. Odin werd meestal voorgesteld als een groot,
+sterk man, ongeveer vijftig jaar oud, hetzij met donker krullend haar
+of met een langen grijzen baard en kaal hoofd. Hij was gekleed in
+een grijs gewaad, met een blauwe kap, en zijn gespierd lichaam was
+gehuld in een wijden blauwen mantel met grijze spikkels--een beeld
+van de lucht met haar wollige wolken. In zijn hand had Odin doorgaans
+de speer Gungnir die altijd trof en die zoo heilig was dat een eed,
+bij haar punt gezworen, nooit kon gebroken worden, en aan zijn vinger
+of arm droeg hij den wonderbaren ring, Draupnir, het zinnebeeld van
+vruchtbaarheid, boven vergelijking waardevol. Als hij op zijn troon
+zat of tot het gevecht was gewapend--want dikwijls daalde hij naar de
+aarde af om daaraan deel te nemen--dan droeg Odin zijn adelaarshelm;
+maar als hij vreedzaam over de aarde ging in menschelijke gestalte om
+te zien wat men uitvoerde, dan droeg hij doorgaans een breedgeranden
+hoed, laag over zijn voorhoofd getrokken, ten einde het feit te
+verbergen dat hij maar één oog had.
+
+Twee raven, Hugin (gedachte) en Munin (geheugen) zaten op zijn
+schouders als hij op zijn troon zetelde, en deze zond hij elken morgen
+de wijde wereld in, met spanning wachtend op hun terugkeer tegen den
+avond, wanneer zij hem in het oor fluisterden alles wat zij gezien
+hadden en gehoord. Zoo werd hij goed op de hoogte gehouden van alles
+wat op aarde gebeurde.
+
+
+ Hugin en Munin
+ Vliegen elken dag
+ Over de wijde wereld.
+ Ik vrees voor Hugin
+ Dat hij niet weerkomt,
+ Maar nog meer in angst ben ik voor Munin.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Aan zijn voeten hurkten twee wolven of jachthonden, Geri en Freki,
+dieren die daarom als heilig beschouwd werden en als goede voorteekenen
+wanneer men hen op weg tegenkwam. Odin voederde deze wolven altijd met
+eigen hand en met vleesch dat voor hen was neergezet. Hij wilde zelf
+geen voedsel en proefde zelden van iets behalve van de heilige mee.
+
+
+ Geri en Freki
+ De krijger voedt,
+ Der benden machtige heer;
+ Maar van wijn enkel
+ Bestaat de sterke
+ Odin, hoogberoemd.
+
+ Lied van Grimnir.
+
+
+Als hij in staatsie op zijn troon zat, deed Odin zijn voeten rusten op
+een voetbank van goud, het werk der goden wier meubelen en werktuigen
+alle gemaakt waren òf van dat kostbare metaal òf van zilver.
+
+Behalve de prachtige hal Gladsheim, waar de twaalf zetels stonden
+waarop de goden zaten wanneer zij vergaderden, en Valaskialf, waar
+zijn troon, Hlidskialf, was geplaatst, had Odin een derde paleis
+in Asgard, gelegen in het midden van het wondervolle bosch Glasir,
+welks glanzende bladeren waren van rood goud.
+
+
+
+Valhalla.
+
+Dit paleis, Valhalla geheeten (de hal der uitgelezen verslagenen) had
+vijfhonderd veertig deuren, breed genoeg om achthonderd krijgslieden
+naast elkander door te laten, en boven den hoofdingang waren een
+zwijnskop en een adelaar welks scherpe blik doordrong tot de verste
+hoeken van de wereld. De muren van dit wondervolle gebouw waren
+gemaakt van schitterende speren, zoo sterk gepolijst dat zij de
+hal verlichtten. Het dak was van gouden schilden, en de banken
+waren versierd met schoone rustingen, de geschenken van den god
+aan zijn gasten. Hier boden lange tafels ruimschoots gerief aan de
+Einheriar, soldaten gevallen in den slag, die in het bijzonder door
+Odin begunstigd werden.
+
+
+ Gemakkelijk wordt herkend,
+ Door hen die tot Odin gaan,
+ Het verblijf als men het ziet,
+ Zijn dak met speren belegd,
+ Zijn hal met schilden bedekt,
+ Met wapenen elke bank versierd.
+
+ Grimnirs Lied.
+
+
+De oudste Noorsche natiën, die den oorlog voor het meest eervolle
+bedrijf hielden, en moed als de grootste deugd beschouwden, vereerden
+Odin vooral als god van strijd en zegepraal. Zij geloofden dat,
+zoo dikwijls er een gevecht op handen was, hij zijn bijzondere
+dienaressen, de schild-, strijd- of wenschmaagden, Valkyren (kiezers
+der gesneuvelden) geheeten, uitzond, die uit de doode krijgers
+het halve aantal kozen en ze droegen op haar snelle rossen over de
+sidderende regenboogbrug, Bifröst, in het Valhalla. Welkom geheeten
+door Odins zonen, Hermod en Bragi, werden de helden geleid naar
+den voet van Odins troon, waar zij den prijs ontvingen die hun moed
+toekwam. Als een of andere uitverkorene van den god dus in Asgard
+werd gebracht, stond Valvader (vader der gesneuvelden) zooals Odin
+heette wanneer hij het voorzitterschap bekleedde over de krijgers,
+soms van zijn troon op en heette hem in persoon welkom aan de groote
+ingangspoort.
+
+
+
+Het feest van de helden.
+
+Behalve den roem van zulk een onderscheiding en het genot van Odins
+geliefde tegenwoordigheid dag op dag, wachtten nog andere stoffelijke
+genietingen de krijgers in het Valhalla. Een onbekrompen onthaal
+werd hun bereid aan lange tafels, waar de schoone maagden met hare
+blanke armen, de Valkyren, hen met nauwgezetten ijver dienden, nadat
+zij hare wapenrusting hadden afgelegd en zij zich in zuivere, witte
+kleederen hadden gedoscht. Deze maagden, negen in getal, volgens
+sommige bronnen, brachten den helden groote horens met heerlijke
+mêe gevuld, en zetten hun enorme porties wild-zwijnenvleesch voor,
+waarvan zij lekker smulden. De gewone Noorsche drank was bier of ale,
+maar onze voorvaderen vonden dit drinken te gemeen voor de hemelsche
+sfeer. Zij verbeeldden zich dus dat Valvader zijn tafel ruim voorzien
+had van mee of honigwijn die dagelijks in groote hoeveelheid door
+zijn geit Heidrun werd geleverd. Deze geit graasde voortdurend de
+teere bladeren en twijgen op Lerad, den hoogsten top van den Yggdrasil.
+
+
+ Veel strijd, gevaarvol vechten was hun leus;
+ Ontijdig en met purpren wonden vol,
+ Was harde dood hun keus; hij bracht hun aan
+ Een recht op feest en drinken dat nooit eindt
+ In Odins hal, welks ruim weerklinken deed
+ 't Vroolijk rumoer der schimmen, eens geveld
+ In woest gevecht of door gedurfden slag.
+
+ Vrijheid (James Thomson).
+
+
+De spijs die de Einheriar aten was het vleesch van het goddelijke
+everzwijn Saehrimnir, een wonderbaar dier, dat dagelijks geslacht werd
+door den kok Andhrimnir, en gekookt in den grooten ketel Eldhrimnir;
+maar ofschoon de gasten van Odin echten noorschen eetlust hadden en
+tot verzadigings toe aten, was er altijd vleesch genoeg voor allen.
+
+
+ Andhrimnir kookt
+ In Eldhrimnir
+ Saehrimnir;
+ 't Is 't beste vleesch;
+ Geen schier kent
+ Der Einherjen spijs.
+
+ Grimnirs lied.
+
+
+Bovendien was de voorraad onuitputtelijk, want het wilde zwijn
+kwam altijd weer in het leven terug vóór het uur van den volgenden
+maaltijd. De wonderbare vernieuwing van voorraad in de provisiekamer
+was niet de eenige miraculeuse gebeurtenis in Valhalla, want men zegt
+dat de krijgers na tot verzadigd wordens toe gegeten en gedronken
+te hebben, altijd naar hun wapenen vroegen, zich uitrustten en naar
+het groote hofplein reden, waar zij tegen elkander vochten en de
+wapenfeiten herhaalden, waardoor zij beroemd waren geworden op aarde,
+en dat zij elkander roekeloos vreeslijke wonden toebrachten, die echter
+op wonderdadige wijze totaal waren genezen zoodra de etenshoren klonk.
+
+
+ Odins uitverkoren gasten
+ Spelen daag'lijks 't oorlogsspel;
+ Van het feestlijk kampgebied
+ Rijden zij in glinstrend staal;
+ En vroolijk, aan der goden disch,
+ Zwelgt men den kroes met fonklend bier,
+ En eet Saehrimni's roemrijk vleesch.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+Ongedeerd en gelukkig als de horen klonk, en zonder elkander wrok toe
+te dragen om de harde stooten die men had gegeven of ontvangen, reden
+de Einheriar opgewekt naar Valhalla terug om in Odins lieflijk bijzijn
+hun feesten weer te beginnen, terwijl de Valkyren met hare witte armen
+en wuivend haar bevallig rondzweefden en telkens weer haar horens of
+haar geliefkoosde drinkschalen, de schedels harer vijanden, vulden,
+terwijl de skalden zongen van oorlog en van ontroerende Vikingtochten.
+
+
+ Zij krijgen stoot en houw den ganschen dag
+ Bij stof en kreet en bloed en lid, verminkt;
+ Maar keeren 's avonds weer naar Odins hal
+ Gezond en frisch; zoo is hun hemelsch lot.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Terwijl zij dus vochten en feestvierden brachten de helden hun dagen in
+volkomen geluk door, terwijl Odin genoegen had in hun kracht en aantal,
+dat echter, dit voorzag hij, zijn val niet zou kunnen voorkomen als
+de dag van het laatste gevecht aanbreken zou.
+
+Daar zulke genietingen de hoogste waren die de verbeelding van een
+noordelijken krijger kon schilderen, was het zeer natuurlijk dat
+alle krijgslieden Odin moesten liefhebben en vroeg in hun leven zich
+moesten wijden aan zijn dienst. Zij beloofden dat zij, zoo mogelijk,
+zouden sterven met de wapenen in de hand, en verwondden zelfs met hun
+eigen speren zich zelven als de dood naderde, wanneer zij ongelukkig
+genoeg waren geweest den dood op het oorlogsveld te ontgaan en bedreigd
+werden met "een strooien dood", zooals zij overlijden aan ouderdom
+of ziekte noemden.
+
+
+ Aan Odin trouw verpand
+ Kerft hij zich runen,
+ Dood-runen heel diep op zijn arm en zijn borst.
+
+ Viking-verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+Tot loon voor deze toewijding waakte Odin met bijzondere zorg over zijn
+gunstelingen, gaf hun geschenken, een tooverzwaard, een speer of een
+paard en maakte hen onoverwinnelijk totdat hun laatste uur gekomen was,
+als hij zelf verscheen om op te eischen of te vernietigen de giften
+die hij had geschonken, en de Valkyren de helden naar Valhalla droegen.
+
+
+ Hij gaf aan Hermod
+ Een helm en pantser,
+ Van hem ontving ook
+ Siegmund een zwaard.
+
+ Hyndla-lied.
+
+
+
+Sleipnir.
+
+Als Odin een werkzaam aandeel had in den oorlog, bereed hij meestal
+zijn acht-pootig grijs paard, Sleipnir, en droeg een wit schild. Zijn
+schitterende speer over de hoofden der strijdenden geslingerd, was het
+teeken dat het gevecht zou beginnen, en hij stormde dan in het midden
+van de gelederen en schreeuwde zijn oorlogskreet: "Odin heeft U allen".
+
+
+ En Odin doste
+ Zich uit met rusting blinkend, helm van goud,
+ En voerde Sleipnir voort.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Soms gebruikte hij zijn tooverboog waarvan hij tien pijlen tegelijk
+kon schieten, en elk velde zonder missen een vijand neer. Ook
+veronderstelde men dat Odin zijn begunstigden krijgers de beroemde
+Berserkerwoede (Berserker-naakthemd) ingaf, die hen in staat stelde,
+ofschoon naakt, zonder wapenen en geheel omsingeld, ongehoorde
+daden van moed en kracht te verrichten, en als door tooverkracht
+te ontwijken.
+
+Evenals Odins eigenschappen, gelijk de allesdoordringende elementen,
+veelvuldig waren, zoo ook zijn namen; hij had er niet minder dan
+tweehonderd, die bijna alle een vorm van zijn werken aanduidden. Men
+beschouwde hem als den ouden god van de zeelui en van den wind.
+
+
+ "Machtig' Odin,
+ Noren smeeken: U zij d' eer!
+ Stuur ons schip, o sterke Wodan,
+ Veilig over d' Oostzee weer".
+
+ Vail.
+
+
+
+De wilde jacht.
+
+Odin, in zijn hoedanigheid van windgod, werd afgebeeld als midden door
+de lucht ijlend op zijn achtpootig paard, waarvan het oudste Noorsche
+raadsel afkomstig is, dat aldus luidt: "Wie rijden er samen naar het
+gevecht? Zij hebben drie oogen, tien voeten, één staart: en zwerven
+zoo de landen door". En daar men meende dat de zielen van de dooden
+werden weggedreven op de vleugelen van den storm, werd Odin vereerd
+als de leider van alle zielen die het lichaam hadden verloren. In deze
+rol was hij het meest algemeen bekend als de Wilde Jager, en als de
+menschen het geruisch en gebulder van den wind hoorden, schreeuwden
+zij luid in bijgeloovige vrees en verbeeldden zich dat zij hem zagen
+voorbij rijden met zijn stoet, allen gezeten op snuivende paarden,
+en vergezeld van blaffende honden. En men beschouwde het voorbijgaan
+van de Wilde Jacht, bekend als Wodan's Jacht, de Razende Menigte,
+Gabriels Honden of Asgardreia, ook als een voorteeken van onheil als
+b.v. oorlog of pest.
+
+
+ De Rijn vloeit klaar, maar een dof gebrom
+ Van kamp hoort straks zijn bed,
+ En van speren galmt het land rondom
+ En er schreeuwt ginds een trompet,
+ En de dapp're ligt in zijn bloed, geveld,
+ Want de Wilde Jager is langs gesneld.
+
+ De Wilde Jager (Mevr. Hemans).
+
+
+Verder dacht men dat wanneer iemand zoo oneerbiedig was dat hij in
+scherts mee deed aan het wild hallo, hij direct zou worden gegrepen
+en met de verdwijnende schare meegevoerd, terwijl diegenen die aan
+het hallo deelnamen met onvoorwaardelijk goed geloof, beloond zouden
+worden met het plotselinge geschenk van een paardepoot, van boven
+hun toegeworpen, en dat deze, als zij hem zorgvuldig bewaarden tot
+den volgenden morgen, veranderd zou worden in een klomp goud.
+
+Zelfs na de invoering van het Christendom was het onontwikkelde
+Noorsche volk nog bang voor den opkomenden storm en beweerde dat het
+de Wilde Jacht was die voortjoeg door de lucht.
+
+
+ "Hem schrikt gerucht,
+ Want boven hem is Gabriels hondenstoet,
+ Die met hun slechten heer steeds jagen moet
+ Het vliedend hert in hooge streek der lucht".
+
+ Sonnet (Wordsworth).
+
+
+Soms liet zij een kleinen zwarten hond achter, die hinkend en jankend
+op een nabijzijnden haard, een heel jaar lang bewaard en zorgvuldig
+opgepast moest worden, indien hij niet kon worden uitgedreven
+of weggeschrikt. Het gewone voorschrift was, precies als voor de
+onttoovering van vondelingen, bier te brouwen in eierschalen, en men
+meende dat dit bedrijf den spookhond zulk een schrik zou aanjagen, dat
+hij zou wegvluchten met zijn staart tusschen de beenen, uitroepend,
+dat, ofschoon zoo oud als het Bohemer bosch, hij nooit eerder zoo
+iets doms gezien had.
+
+
+ Ik ben oud
+ Als 't Bohemer woud,
+ En heb van mijn leven
+ Zulk gebrouw niet gezien.
+
+ Oud gezegde.
+
+
+Het voorwerp van deze schimmenjacht was zeer afwisselend, en was òf
+een denkbeeldig wild zwijn òf wild paard, meisjes met blanke borsten
+die gevangen werden en weggevoerd slechts eens in de zeven jaren,
+of de boschnimfen, mosmeisjes genoemd, van wie men dacht dat zij de
+herfstbladen voorstelden, van de boomen afgescheurd en weggewaaid
+door den winterstorm.
+
+In de middeleeuwen, toen het geloof in de oude heidensche godheden
+ten deele vergeten was, was de aanvoerder van de Wilde Jacht niet
+langer Odin, maar Karel de Groote, Frederik Barbarossa, koning Arthur,
+of deze of gene Sabbatschender, zooals de Heer van Rodenstein of Hans
+von Hackelberg, die, tot straf voor zijn zonden, veroordeeld was voor
+goed te jagen door de lucht.
+
+Men meende, dat, daar de winden het hevigst bliezen in herfst en
+winter, Odin het liefst in dat seizoen op jacht ging, vooral in
+den tijd tusschen Kerstmis en Driekoningen, en de boeren zorgden er
+altijd voor de laatste schoof of maat graan op de velden achter te
+laten als voedsel voor zijn ros.
+
+Deze jacht was natuurlijk onder verschillende namen bekend in de
+onderscheiden landen van Noordelijk Europa; maar daar de verhalen, er
+van verteld, overal gelijk zijn, hadden zij blijkbaar hun oorsprong in
+hetzelfde oude heidensche geloof, en tot dezen dag denken onontwikkelde
+menschen met een noorsche fantasie, dat het gehuil van een hond in
+een stormachtigen nacht een onbedriegelijk voorteeken is van dood.
+
+
+ En ijlen zal de sombre jacht
+ Tot tijd volend is in zijn duur,
+ Des daags in holle aardeschacht,
+ Komt zij er uit in 't nachtlijk uur,
+
+ Dit zijn de horen, hond en paard
+ Die 's avonds soms verneemt de boer,
+ Dan slaat hij 't kruis, door vrees vervaard,
+ Als hij bemerkt het wild rumoer.
+
+ De wakk're priester treurt dan stil
+ Om 's menschen trots en 's menschen wee,
+ Als bij zijn nachtmis dringt een gil,
+ De helsche roep van "holla hé".
+
+ Sir Walter Scott.
+
+
+De Wilde Jacht, of de Razende Schaar van Duitschland, heette in
+Engeland Herlathing, naar den mythischen koning Herla, den vermeenden
+aanvoerder; in noordelijk Frankrijk droeg zij den naam van Mesnée
+d'Hellequin, naar Hell, de godin van den dood; en in de middeleeuwen
+was zij bekend als Cains Jacht of Herodes' Jacht. Deze laatste namen
+kreeg zij, omdat men geloofde dat de aanvoerders geen rust konden
+vinden wegens de schandelijke moorden op Abel, op Johannes den Dooper
+en op de Heilige Onschuldigen.
+
+In midden-Frankrijk heet de Wilde Jager, dien wij in andere landen
+al hebben leeren kennen als Odin, Karel den Groote, Barbarossa,
+Rodenstein, von Hackelberg, Koning Arthur, Hel, een van de Zweedsche
+koningen, Gabriel, Cain of Herodes, ook wel de Groote Jager van
+Fontainebleau (le Grand Veneur de Fontainebleau), en men beweert
+dat men den avond van den moord op Hendrik IV en ook precies voor
+het uitbreken van de groote Fransche Omwenteling, zijn geschreeuw
+duidelijk kon hooren toen hij ijlde door de lucht.
+
+Algemeen geloofde men onder de Noorsche volken dat de ziel ontsnapte
+uit het lichaam in de gedaante van een muis, die uit den mond van een
+lijk kroop en wegliep, en die ook zou kruipen in en uit de monden van
+menschen die in somnambule-toestand verkeerden. Terwijl de ziel afwezig
+was, kon geen poging of middel den patiënt tot het leven terugroepen;
+maar zoodra zij weerom was, kwam de bezieldheid terug.
+
+
+
+De Rattenvanger.
+
+Daar Odin de aanvoerder was van al de schimmen, werd hij in de
+middeleeuwen vereenzelvigd met den Rattenvanger van Hamelin. Volgens
+middeleeuwsche legenden werd Hamelin zoo door ratten gekweld dat het
+leven ondragelijk werd, en een groote belooning werd aangeboden aan
+dengene, die de stad van deze knagers bevrijden zou. Een fluitspeler,
+in veelkleurige kleederen, wilde het werk op zich nemen, en toen men
+de voorwaarden had vastgesteld, begon hij door de straten te spelen
+zóó, dat al de ratten uit haar gaten werden gelokt totdat zij een
+aaneengesloten stoet vormden. Er was iets in de melodie dat haar
+dwong mee te gaan, totdat eindelijk de rivier de Weser bereikt was
+en allen in haar wateren verdronken.
+
+
+ En eer de fluit drie tonen deed gaan
+ Scheen 't of een leger kwam murmelend aan;
+ En het murmelen werd tot een dof gerommel,
+ En het rommelen werd tot een luider brommen,
+ En uit ieder huis kwamen ratten in drommen.
+ Groote, kleine, lenige, vleezige,
+ Bruine en zwarte, dikke en pezige,
+ Grijze, halfgele, deftige, vlugge,
+ Vaders, moeders, oomes en neven,
+ Snorren gepunt, staarten boven de ruggen,
+ Familiën in massa, hoe groot is om 't even,
+ Broeder en zuster, heer en mevrouw,
+ Volgden den vreemden Pijper getrouw,
+ Van straat tot straat blies hij doordringend,
+ En stap voor stap volgden zij springend,
+ Tot zij kwamen aan de rivier de Weser,
+ Waar allen in vielen en verdronken.
+
+ Robert Browning.
+
+
+Toen de ratten allen dood waren en er geen kans was dat zij zouden
+terugkeeren om hen te plagen, weigerden de menschen van Hamelin de
+belooning te betalen, en zij zeiden dat de fluitspeler maar zien moest
+wat hij kon. Hij hield hen bij hun woord, en eenige oogenblikken
+later klonken de vreemde melodieën van de tooverfluit opnieuw, en
+dezen keer waren het de kinderen die in troepen uit de huizen kwamen
+en vroolijk den fluitspeler volgden.
+
+
+ Toen kon men ontwaren de woelige maren
+ Van vroolijke scharen in hevig misbaren,
+ Van voetjes die trappen en klompjes die stappen,
+ Van handjes die klappen en mondjes die snappen,
+ En als vogels op zaad, dat de hong'rigen happen,
+ Renden aan al de kinderen, meisjes en knapen,
+ Met wangetjes rood en goud haar om de slapen,
+ En tanden en oogjes tot schitt'ren geschapen,
+ Tripp'lend en hipp'lend in vroolijken stoet,
+ Den wonderen speelman gevolgd op den voet,
+
+ Robert Browning.
+
+
+De burgers waren niet bij machte het treurspel te voorkomen, en toen
+zij als door tooverkracht verlamd stonden, voerde de speelman de
+kinderen uit de stad naar den Koppelberg, een heuvel aan de grenzen
+van de stad, die miraculeus openging om den stoet te ontvangen en zich
+niet eerder weer sloot dan toen het laatste kind buiten het gezicht
+was. Deze legende deed blijkbaar de zegswijze ontstaan "den speelman
+betalen". Sedert heeft men in Hamelin de kinderen nooit teruggezien,
+en tot herinnering aan dit algemeene onheil zijn sedert alle officieele
+besluiten gedateerd zoovele jaren na het bezoek van den Rattenvanger.
+
+
+ Zij maakten een wet dat juristen nimmer
+ Moesten meenen hun stukken goed gesteld,
+ Als na den dag van de maand en het jaar
+ Niet stond te lezen, duid'lijk en klaar;
+ "En zoo lang na dat wat gebeurd is daar,
+ Op twee en twintig Juli, net geteld,
+ Van dertien honderd en zes en zeventig";
+ Om het feit te houden voortdurend levendig,
+ En de plek, waar de kinderen het laatst men zag,
+ Noemden zij de Rattenvangerstraat sinds dien dag,
+ En als iemand er voortaan blies op een fluit
+ Ging hij ongetwijfeld zijn baantje uit.
+
+ Robert Browning.
+
+
+In deze mythe is Odin de speelman, de schrille tonen van de fluit zijn
+zinnebeelden van den fluitenden wind, de ratten vertegenwoordigen
+de zielen van de dooden, die hem vroolijk volgen, en de holle berg
+waarin hij de kinderen voert, verbeeldt het graf.
+
+
+
+Bisschop Hatto.
+
+Een andere Germaansche legende, die harer oorsprong dankt aan dit
+geloof, is het verhaal van Bisschop Hatto, den ongelukkigen prelaat,
+die, geërgerd door het gezucht der armen tijdens een hongersnood, hen
+allen levend verbrand had in een verlaten schuur, evenals de ratten,
+waarop zij, volgens zijn zeggen geleken en hun niets had willen
+meedeelen van het kostelijke graan dat hij voor zich zelf had vergaard.
+
+
+ "O Zie, 't is een heerlijk vreugdevuur" zei
+ De bisschop, "het land heeft verplichting aan mij,
+ Want ik heb het gered, in dagen van nood,
+ Van ratten die enkel verteren het brood."
+
+ Robert Southey.
+
+
+Kort nadat deze verschrikkelijke misdaad was bedreven, berichtten de
+hoorigen van den bisschop de komst van een groote menigte ratten. Deze
+waren, naar het schijnt, de zielen van de vermoorde boeren, die
+de gedaante van de ratten hadden aangenomen, waarmede de bisschop
+hen vergeleken had. Zijn pogingen tot ontvluchten waren vergeefsch,
+en de ratten vervolgden hem zelfs tot midden in den Rijn, naar een
+steenen toren waarin hij trachtte te ontkomen aan hun tanden. Zij
+zwommen naar den toren, knaagden zich een weg door de steenen muren,
+stortten zich er van alle kanten tegelijk binnen, vonden den bisschop
+en verslonden hem levend.
+
+
+ En in door de vensters en in door de poort,
+ En dwars door den vloer gaat het stormende voort,
+ En af van den zolder, geen muur die ze stoort,
+ Van rechts en van links, van zuid en van noord,
+ Van binnen en buiten, van hier en van daar,
+ Dringt af op de bisschop de ijlende schaar,
+ Gewet zijn hun tanden vooraf aan het steen,
+ Zij bijten den kerkvorst tot diep op het been,
+ Zij rukten zijn vleesch van het lichaam hem af,
+ Want dit was hun taak: hem te brengen zijn straf.
+
+ Robert Southey.
+
+
+Men meent dat de roode gloed van den zonsondergang, boven den
+muizentoren bij Bingen aan den Rijn de spiegeling is van het helsche
+vuur waarin de slechte bisschop langzaam wordt geroosterd als straf
+voor zijn gruwelijke misdaad.
+
+
+Irmin.
+
+In sommige streken van Duitschland hield men Odin voor denzelfden als
+den Saksischen god Irmin, wiens beeld, de Irminzuil, bij Paderborn,
+door Karel den Groote in 772 werd vernield. Men vertelde dat Irmin
+een grooten koperen wagen had waarop hij door de lucht reed langs
+het pad dat wij kennen als den Melkweg, maar dat de oude Germanen
+aanduidden als Irmins weg. De wagen, welks geratel soms voor
+menschenooren verneembaar was als donder, verliet nooit de lucht,
+waar men hem nog kan zien in het sterrenbeeld van den Grooten Beer,
+in het Noorden ook bekend als Odins of Karels wagen.
+
+
+ "De Wagen, die rijdt door de hemel
+ Immer zijn cirk'lenden weg, en blijft in de buurt van Orion,
+ Eenige ster aan de lucht die nooit zich baadt in de golven.
+
+ Homerus Ilias.
+
+
+
+Mimirs bron.
+
+Ten einde de groote wijsheid te krijgen waardoor hij zoo beroemd is,
+bezocht Odin, in het begin der tijden, Mimirs (Memor, herinnering)
+bron, "de fontein van alle wetenschap en wijsheid", in welker heldere
+diepten zelfs de toekomst klaar gespiegeld werd, en verzocht den ouden
+man, die ze bewaakte, hem een teug te gunnen. Maar Mimir, die heel
+goed de waarde van zulk een gunst kende (want zijn bron gold als de
+bron of hoofdstroom der herinnering), weigerde de gift tenzij Odin
+toestond een van zijn oogen in ruil te geven.
+
+De god aarzelde niet, zoo hoog schatte hij de teug, maar rukte
+onmiddellijk een van zijn oogen uit, dat Mimir te pand hield en liet
+zinken diep in zijn fontein, waar het scheen met milden glans. Odin
+bleef met één oog over, wat men als een beeld van de zon beschouwt.
+
+
+ Wij zoeken heel ons leven naar de zon;
+ Dat brandend voorhoofd is het oog van Odin.
+ Zijn tweede oog, de maan, schijnt niet zoo hel;
+ Hij gaf 't aan Mimir, in zijn bron, te pand,
+ Dat hij er hale water, 't welk geneest,
+ Dit oog tot sterking, ied'ren nieuwen dag.
+
+ Oehlenschläger.
+
+
+Toen Odin diep dronk uit Mimirs bron, verkreeg hij de kennis, die
+hij verlangde, en hij beklaagde zich nooit over het offer dat hij
+had gebracht, maar tot verdere herinnering aan dien dag brak hij
+een tak van den heiligen boom Yggdrasil, die de bron overschaduwde,
+en vormde er van zijn geliefde speer Gungnir.
+
+
+ Een moedig god
+ Ging om een teug naar de bron,
+ Waar hij liet in ruiling
+ Gaarne het licht van een oog.
+ Van d' Yggdrasil
+ Rukt' eer hij ging Wotan een tak
+ En hij spleet het hout
+ Met heftige kracht van den stam.
+
+ Godenschemering, Wagner.
+
+
+Maar ofschoon Odin nu alwijs was, was hij bedroefd en gedrukt, want hij
+had een blik gekregen in de toekomst en had de vergankelijke natuur
+van alle dingen bemerkt, en zelfs het lot der goden, die allen tot
+ondergang waren gedoemd. Deze wetenschap deed hem zóó aan, dat hij
+naderhand er steeds melancholiek en peinzend uitzag.
+
+Om de waarde van de wijsheid, die hij dus had gekregen, te beproeven,
+ging Odin den geleerdste van al de reuzen, Vafthrudnir, bezoeken,
+en begon met hem een spiegelgevecht in scherpzinnigheid, waarbij de
+inzet niet minder was dan het hoofd van den verliezer.
+
+
+ Odin spoedde zich en ging
+ Tot een kamp in wetenschap
+ Met den Jute, wijs en sterk;
+ Naar Vafthrudnirs hooge hal
+ Kwam de groote runenvorst.
+
+ Vafthrudnirs-mal.
+
+
+
+Odin en Vafthrudnir.
+
+Bij deze gelegenheid had Odin zich vermomd als een zwerver, op raad
+van Frigga, en toen hem zijn naam werd gevraagd, zij hij dat die naam
+Gangrad was. De strijd begon onmiddellijk, want Vafthrudnir vroeg zijn
+gast naar de paarden die Dag en Nacht door de lucht trokken, naar de
+rivier Ifing die Jötun-heim van Asgard scheidde, en ook naar Vigrid,
+het veld waar het laatste gevecht moest worden geleverd.
+
+Al deze vragen werden nauwkeurig beantwoord door Odin, die,
+toen Vafthrudnir klaar was, op zijn beurt begon te vragen, en even
+uitvoerige antwoorden kreeg aangaande den oorsprong van hemel en aarde,
+de schepping van de goden, hun strijd met de Vana's, de bezigheden van
+de helden in Valhalla, de plichten van de Nornen, en de heerschers die
+de Aesir moesten vervangen als dezen waren ondergegaan met de wereld
+die zij hadden geschapen. Maar toen ten slotte Odin zich bij den reus
+boog en zacht de woorden vroeg die Alvader fluisterde tot zijn dooden
+zoon Balder, als hij lag op zijn brandstapel, herkende Vafthrudnir
+plotseling zijn goddelijken bezoeker. Hij deinsde teleurgesteld terug
+en zei dat alleen Odin die vraag kon beantwoorden, en dat het hem nu
+volkomen duidelijk was dat hij dwaaslijk een strijd had aangegaan
+in scherpzinnigheid en wetenschap met den koning der goden, en ten
+volle de boete verdiende omdat hij verloren had, n.l. het verlies
+van zijn hoofd.
+
+
+ Niet de mensch van sterflijk ras
+ Weet het woord, door u gesproken,
+ Tot uw zoon in ouden tijd.
+ Ik hoor den tred van dood die komt;
+ Hij rukt der runen wijsheid weg,
+ En 't weten van der goden worden
+ Uit d' ongelukkige ziel die streed
+ Met Odin zelf den geesteskamp,
+ Met hem die wijs is boven elk;
+ De prijs was 't leven, en gij wont.
+
+ Vafthrudnirs-mal.
+
+
+Zooals het met vele Noorsche mythen het geval is, die vaak fragmentair
+en duister zijn, eindigt deze hier, en geen der dichters vertelt ons of
+Odin werkelijk zijn tegenstander versloeg, noch ook wat het antwoord
+was op zijn laatste vraag; maar mythologen hebben het vermoeden
+gewaagd dat het woord, door Odin in Balders oor gefluisterd om hem
+over zijn ontijdigen dood te troosten "opstanding" moet zijn geweest.
+
+
+
+Vinding van de Runen.
+
+Behalve god der wijsheid was Odin god en uitvinder van de runen, het
+oudste alphabet in gebruik bij de noordelijke natiën, welke karakters,
+die geheimenis beteekenen, eerst voor waarzegging werden gebruikt,
+ofschoon zij later dienden voor inschriften en documenten. Evenals
+men de wijsheid slechts kon verkrijgen ten koste van offers, vertelt
+Odin zelf dat hij negen dagen en nachten hing aan den heiligen boom
+Yggdrasil, starende in de onmetelijke diepten van Niflheim, verzonken
+in diepe gedachten, en door eigen speer gewond, eer hij de kennis
+kreeg die hij zocht.
+
+
+ Ik weet dat ik hing
+ Aan een zwiependen tak
+ Negen nachten lang,
+ Door een speer verwond,
+ En aan Odin gewijd,
+ Ik zelf aan mij zelven;
+ Aan dien boom
+ Waarvan niemand weet
+ Waar zijn wortel is.
+
+ Odins Runenzang.
+
+
+Toen hij deze wetenschap volledig meester was, sneed Odin tooverrunen
+op zijn speer Gungnir, op de tanden van zijn paard Sleipnir, op de
+klauwen van den beer, en op tallooze andere bezielde en onbezielde
+dingen. En omdat hij dus had gehangen over den afgrond een zoo langen
+tijd, beschouwde men hem later altijd als den beschermgod van allen
+die veroordeeld waren om opgehangen te worden of die door den strop
+omkwamen.
+
+Nadat hij de gave der wijsheid en der runen verkregen had, die
+hem heerschappij gaf over alle dingen, wilde Odin ook de gave der
+welsprekendheid en der poëzie, die hij verwierf op een wijze waarvan
+wij zullen vertellen in een volgend hoofdstuk.
+
+
+
+Geirrod en Agnar.
+
+Odin, zooals reeds is gezegd, stelde veel belang in de zaken der
+menschen, en men vertelt dat hij in het bijzonder gaarne zorgde
+voor de aardige zoontjes van Koning Hrauding, Geirrod en Agnar,
+toen zij respectievelijk ongeveer acht en tien jaar oud waren. Op
+zekeren dag gingen deze kleine jongens visschen, en plotseling kwam
+een storm op, die hun boot in zee dreef, totdat zij tenslotte op
+een eiland strandden, waar een schijnbaar oud paar woonde, dat in
+werkelijkheid Odin en Frigga waren, dus vermomd. Zij hadden deze
+gedaanten aangenomen om toe te geven aan een plotselinge begeerte om
+bij hun beschermelingen dicht in de buurt zijn. De kinderen werden
+hartelijk verwelkomd en vriendelijk bejegend; Odin koos Geirrod tot
+zijn gunsteling en leerde hem de wapenen gebruiken, terwijl Frigga
+den kleinen Agnar vertroetelde en verwende. De jongens bleven op het
+eiland met hun vriendelijke beschermers gedurende het lange koude
+winterseizoen; maar toen de lente kwam en de luchten blauw waren, en
+de zee kalm, scheepten zij zich in op een boot waarvoor Odin zorgde,
+en vertrokken naar hun vaderland. Begunstigd door zachte koelten werden
+zij spoedig daarheen gedreven; maar toen de boot het strand naderde
+sprong Geirrod er vlug uit en stiet ze ver weg in het water, terwijl
+hij zijn broeder verwenschte in de macht van den boozen geest. Op
+datzelfde oogenblik draaide de wind en Agnar werd inderdaad weggevoerd,
+terwijl zijn broeder zich naar zijns vaders paleis spoedde met een
+leugenachtig verhaal over hetgeen met zijn broer gebeurd was. Hij
+werd met vreugde ontvangen als een uit den doode herrezene, en te
+zijner tijd volgde hij zijn vader op den troon op.
+
+Jaren gingen voorbij, waarin de aandacht van Odin door andere
+gewichtige overwegingen werd bezig gehouden, toen op zekeren dag,
+terwijl het goddelijk paar zat op den troon Hlidskialf, Odin zich
+plotseling het winterverblijf op het onbewoond eiland herinnerde, en
+hij zijn vrouw zeide, dat zij moest zien hoe machtig zijn pleegkind was
+geworden, en haar beschimpte omdat haar gunsteling Agnar een reuzin
+had gehuwd en arm was gebleven en niet vooruit was gekomen. Frigga
+antwoordde kalm dat het beter was arm te zijn dan hardvochtig, en
+beschuldigde Geirrod van gebrek aan gastvrijheid--een van de ergste
+zonden in de oogen van een Noorman. Zij ging zelfs zoo ver te beweren
+dat hij trots al zijn rijkdom zijn gasten dikwijls slecht behandelde.
+
+Toen Odin deze beschuldiging hoorde verklaarde hij dat hij de
+valschheid der aantijging zou bewijzen door de vermomming van een
+Zwerver aan te nemen en Geirrods edelmoedigheid op de proef te
+stellen. Gewikkeld in zijn wolkkleurig kleed, met slappen hoed en
+pelgrimsstaf,--
+
+
+ Zwerver noemt mij de wereld.
+ Ver zijn mijn voeten gegaan;
+ Op der aarde rug
+ Toog ik eindeloos ver.
+
+ Wagner.
+
+
+vertrok Odin onmiddellijk langs een omweg, terwijl Frigga, om hem
+na te gaan, dadelijk een snellen bode zond ten einde Geirrod te
+waarschuwen voor een man in een wijden mantel en met breedgeranden
+hoed, daar deze een booze toovenaar was die hem kwaad zou doen.
+
+Toen Odin zich dus voor het paleis van den koning vertoonde werd hij
+voor Geirrod gesleept en ruw ondervraagd. Hij gaf als zijn naam op
+Grimnir, maar weigerde te zeggen vanwaar hij kwam of wat hij wilde,
+zoodat daar deze geslotenheid de achterdocht versterkte die Geirrod
+was bijgebracht, hij zijn wreeden zin vrij spel liet en beval dat de
+vreemdeling zou worden gebonden tusschen twee vuren, op zulk een wijze
+dat de vlammen om hem heenspeelden zonder hem heelemaal te raken, en
+hij bleef in dien toestand acht dagen en acht nachten, in standvastig
+zwijgen, zonder voedsel. Nu was Agnar heimelijk teruggekeerd naar
+het paleis van zijn broeder, waar hij een dienstbare betrekking
+had gekregen en op zekeren dag, toen alles stil was, bood hij den
+ongelukkigen gevangene een beker ale. Maar nu wilde Odin niets te
+drinken hebben, het ergste van alles wat de god had uit te staan.
+
+Op het einde van den achtsten dag, terwijl Geirrod, op zijn troon
+gezeten, op de marteling van zijn gevangene staarde, begon Odin te
+zingen--eerst zacht, dan luider en luider totdat de hal weergalmde van
+zijn jubelende tonen--een profetie dat de koning die zoo lang de gunst
+van den god genoten had, weldra zou omkomen door zijn eigen zwaard.
+
+
+ Gevallen door 't zwaard
+ Heeft Ygy u dan;
+ Uw leven is ten eind:
+ Boos op u zijn de Dîsir;
+ Odin zult ge nu zien:
+ Kom naderbij als ge kunt.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Toen de laatste tonen wegstierven vielen de ketenen van zijn handen,
+vlammen flikkerden en gingen uit, en Odin stond midden in de hal,
+niet langer in menschelijke gedaante maar in al de macht en schoonheid
+van een god.
+
+Toen Geirrod de onheilspellende profetie hoorde trok hij haastig
+zijn zwaard, met het plan den onbeschaamden zanger neer te slaan;
+maar toen hij de plotselinge gedaanteverwisseling zag, deinsde hij
+bevreesd terug, struikelde, viel op het scherpe lemmet en kwam om,
+zooals Odin juist had voorspeld. Toen wendde Odin zich tot Agnar (die,
+volgens sommige verhalen 's konings zoon en niet zijn broeder was,
+want deze oude geschiedenissen zijn soms wonderlijk verward) en liet
+hem den troon bestijgen tot loon voor zijn menschlievend gedrag,
+en beloofde hem verder te beloonen voor de teug ale die juist van
+pas kwam, hem te zegenen met allerlei voorspoed.
+
+Bij een andere gelegenheid ging Odin naar de aarde en was zoo lang
+afwezig dat de goden begonnen te denken dat zij hem in Asgard niet
+weer zouden terugzien. Dit gaf zijn broeders Vili en Ve, die enkele
+mythologen als andere verpersoonlijkingen van hem zelf beschouwen,
+den moed zich zijn macht en zijn troon toe te eigenen, en zelfs,
+zooals men zegt, zijn vrouw Frigga te huwen.
+
+
+ Wees nu stil maar, Frigg!
+ Gij zijt Fiorgyns dochter
+ En waart op mannen steeds verzot,
+ Daar Ve en Villi, naar men zegt,
+ Gij, Vidrir's vrouw, hebt
+ Allebei omarmd.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Mei-dag feesten.
+
+Maar toen Odin terugkeerde verdwenen de geweldenaren voor goed; en
+ter herinnering aan het verdwijnen van den valschen Odin, die zeven
+maanden had geregeerd en enkel ellende in de wereld had gebracht
+en aan de wederkomst van den goeden god, vierden de heidensche
+Noormannen vroeger jaarlijksche feesten, die lang bleven bestaan
+als Mei-dag feesten. Tot in heel laten tijd was er dien dag steeds
+een groote optocht in Zweden, bekend als de Meirit, waarin een met
+bloemen bedekte Meikoning (Odin) den in bont gehulden Winter (zijn
+valschen dubbelganger) met bloesems wierp, totdat hij hem op de vlucht
+dreef. In Engeland werd ook de eerste Mei gevierd als een feestelijke
+gelegenheid waarbij Meiboomdansen, Meikoningen, Maid Marian en Jack
+in the Green een grooten rol speelden.
+
+Als verpersoonlijking van den hemel was Odin natuurlijk de minnaar
+en echtgenoot van de aarde, en daar de aarde hun drieërlei aanblik
+vertoonde, stelden de Noren hem als polygaam voor en kenden hem
+verschillende vrouwen toe. De eerste onder deze was Jörd (Erda),
+de primitieve aarde, dochter van Nacht of van de godin Fiorgyn. Zij
+schonk hem zijn beroemden zoon Thor, den god van den donder. De
+tweede en voornaamste vrouw was Frigga, een verpersoonlijking van de
+beschaafde wereld. Zij schonk hem Balder den lieflijken lentegod,
+Hermod, en, volgens sommigen, Tyr. De derde vrouw was Rinda, een
+personifieering van de harde en bevroren aarde, die met tegenzin
+toegeeft aan zijn warme omhelzing, maar eindelijk het leven schenkt
+aan Vali, zinnebeeld van den plantengroei.
+
+Ook heet het dat Odin Saga of Laga heeft gehuwd, de godin der
+geschiedenis (vandaar het engelsche werkwoord "to say"), en dat hij
+haar dagelijks bezocht heeft in de kristallen hal Sokvabek, onder een
+koele, altijd vloeiende rivier, om haar wateren te drinken en naar
+hare liederen over oude tijden en verdwenen geslachten te luisteren.
+
+
+ Sokvabek heet de vierde woning,
+ Over haar vloeien koele golven;
+ Odin drinkt er blij met Saga
+ Elken dag uit gouden kroes.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Zijn andere vrouwen waren Grid, de moeder van Vidar; Gunlod, de
+moeder van Bragi; Skadi; en de negen reuzinnen die tegelijk Heimdall
+baarden--allen spelen een meer of minder belangrijke rol in de
+verschillende mythen van het Noorden.
+
+
+
+De historische Odin.
+
+Behalve dezen ouden Odin was er een meer moderne, half-historische
+personage die denzelfden naam droeg, aan wien al die deugden, macht en
+avonturen van zijn voorganger zijn toegekend. Hij was het opperhoofd
+der Aesir, bewoners van Klein Azië, die, sterk door de Romeinen
+onderdrukt en met uitroeiing of slavernij bedreigd, hun geboorteland
+ongeveer 70 v. Chr. verlieten en naar Europa verhuisden. Men zegt
+dat deze Odin Rusland, Duitschland, Denemarken, Noorwegen en Zweden
+heeft veroverd en een zoon heeft achtergelaten op den troon van elk
+overwonnen land. Ook bouwde hij de stad Odensö. Hij werd verwelkomd
+in Zweden door Gylfi, den koning, die hem een deel van de streek gaf,
+en hem toestond de stad Sigtuna te stichten, waar hij een tempel bouwde
+en een nieuwe godsvereering invoerde. Verder vertelt de overlevering
+dat, toen zijn einde naderde, deze mythische Odin zijn volgelingen
+verzamelde, zich voor aller oogen negenmaal met zijn speer in de
+borst sneed,--een ceremonie die men "het kerven van Geir-wonden"
+noemde--en hun vertelde dat hij terug ging naar zijn land Asgard,
+zijn oud verblijf, waar hij hun komst zou afwachten, opdat zij met
+hem zouden deelnemen aan een leven van feestvieren, drinken en vechten.
+
+Volgens een ander verhaal reisde Gylfi, toen hij van de macht
+der Aesir, de bewoners van Asgard, had gehoord, en daar hij zich
+wilde overtuigen of deze berichten waar waren, naar het Zuiden. Te
+zijner tijd kwam hij aan Odin's paleis, waar hij werd verwacht, en
+waar hij misleid werd door het visioen van Har, Iafn-har en Thridi,
+drie godheden, die boven elkander troonden. De poortwachter Gangler
+beantwoordde al zijn vragen en gaf hem een lange uiteenzetting van de
+Noorsche mythologie, die in de Jongere Edda wordt meegedeeld, en dan,
+na zijn onderricht te hebben geëindigd, verdween hij plotseling met
+het paleis onder een oorverdoovend geraas.
+
+Volgens andere heel oude gedichten werden Odin's zonen, Weldegg,
+Beldegg, Sigi, Skiold, Seaming en Yngvi, koningen van Oost-Saksen,
+West-Saksen, Franconia, Denemarken, Noorwegen en Zweden, en van dezen
+stammen de Saksers, Hengist en Horso, en de koninklijke familiën van
+de Noordelijke landen af. Nog een andere overlevering verhaalt dat
+Odin en Frigga zeven zonen hadden, die de Anglo-Saksische heptarchie
+stichtten. In verloop van tijd werd deze geheimzinnige koning verward
+met den Odin wiens eeredienst hij invoerde, en al zijn daden werden
+toegekend aan den god.
+
+Odin werd vereerd in tallooze tempels, maar vooral in het groote
+heiligdom te Upsala, waar de plechtigste feesten werden gevierd en
+waar offers werden gebracht. Het offer was meestal een paard, maar
+in tijden van nijpenden nood bracht men menschenoffers, ja zelfs werd
+eens de koning geofferd om een hongersnood af te wenden.
+
+
+ Upsala's tempel waar men schouwt
+ Valhalla's hal op aard als beeld herbouwd.
+
+ Viking verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+De eerste dronk bij ieder feest hier werd op hem ingesteld, en behalve
+den eersten Mei, was hem één dag in elke week gewijd, en van zijn
+Saksischen naam Woden, heette deze Woden's-dag, vanwaar het Hollandsche
+woord "Woensdag" afkomt. Het volk had de gewoonte in zijn heiligdom
+bijeen te komen bij feestelijke gelegenheden, de zangen der skalden
+te hooren, die voor hun spel beloond werden met gouden braceletten
+of armbanden, die aan hun einden opkrulden en "Odin's slangen" heetten.
+
+Er zijn slechts weinige overblijfselen van oude Noorsche kunst, en
+ofschoon ruwe beelden van Odin eens zeer algemeen waren, zijn allen
+verdwenen, daar zij van hout waren gemaakt--een vergankelijke stof, die
+onder de handen van de zendelingen, en vooral van Olaf den Heiligen,
+den noordelijken beeldstormer, spoedig tot asch waren verteerd.
+
+
+ Daar in den tempel stond in hout
+ Het beeld van Odin, fier en stout.
+
+ Sage van koning Olaf (Longfellow).
+
+
+Men veronderstelt dat Odin zijn volk een wetboek heeft gegeven
+waarnaar zij hun gedrag hebben te richten, in een gedicht, Hávamál,
+of het Hooglied, dat een deel van de Edda uitmaakt. In dit lied
+leerde hij de zwakheid van den mensch, de noodzakelijkheid van moed,
+matigheid, onafhankelijkheid en oprechtheid, eerbied voor den ouderdom,
+gastvrijheid, ontferming en tevredenheid, en gaf voorschriften voor
+het begraven der dooden.
+
+
+ Te huis laat een mensch zijn blijde
+ En jegens een gast milddadig;
+ Een wijs gedrag moet hij hebben,
+ Een goed geheugen, een vlotte taal;
+ Als hij veel kennis verlangt,
+ Dan spreke hij van het goede veel.
+
+ Hávamál.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK III: FRIGGA.
+
+
+De koningin van de goden.
+
+Frigga, of Frigg, dochter van Fiorgyn en zuster van Jörd, volgens
+sommige mythologen, wordt door anderen als een dochter van Jörd en
+Odin beschouwd, met wien zij later huwde. Dit huwelijk veroorzaakte
+zoo algemeene vreugde in Asgard, waar de godin zeer bemind was, dat
+het naderhand steeds gewoonte was den trouwdag te vieren met feest
+en gezang, en daar de godin als beschermvrouw van het huwelijk gold,
+werd op bruiloften altijd op haar gedronken, evenals op Odin en Thor.
+
+Frigga was de godin van de atmosfeer, of liever van de wolken, en
+werd als zoodanig voorgesteld in sneeuwwitte of donkere kleeren,
+in overeenstemming met haar ietwat veranderlijken aard. Zij was de
+koningin der goden, en zij alleen had het voorrecht te mogen zitten
+op den troon Hlidskialf, naast haar verheven echtgenoot. Vanhier kon
+zij ook de geheele wereld overzien en waarnemen wat gebeurde, en, zoo
+geloofden onze voorouders, zij bezat kennis aangaande de toekomst,
+die echter niemand van haar te weten kon komen, waardoor zij bewees
+dat Noorsche vrouwen een geheim ongeschonden konden bewaren.
+
+
+ De goden zijn mijn kroost,
+ En al wat komen moet, ik weet het, maar
+ Besluit het in mij, zeg het niemand ooit.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Zij werd gewoonlijk voorgesteld als een slanke, schoone en statige
+vrouw, gekroond met reigerveeren, het symbool van zwijgen en vergeten,
+en gedost in zuiver wit gewaad, om het middel vastgehouden door
+een gouden gordel, waarvan een bos sleutels afhing, het attribuut
+van de Noorsche huismoeder, als wier bijzondere beschermvrouw
+zij gold. Ofschoon zij dikwijls naast haren echtgenoot verscheen,
+gaf Frigga er de voorkeur aan in haar eigen paleis te blijven, dat
+Fensalir heette, de hal der nevelen of de zee, waar zij ijverig bezig
+was met haar wiel of spinrokken en waar zij gouden draden spon of
+lange webben van kleurige wolken weefde.
+
+Om dit werk goed te doen gebruikte zij een bewonderenswaardig met
+juweelen bezet spinnewiel of rokken, dat 's nachts aan den hemel stond
+te schitteren als een sterrenbeeld, in het Noorden bekend als Frigga's
+spinnewiel, terwijl de bewoners van het Zuiden dezelfde sterren den
+Gordel van Orion noemden.
+
+In haar hal Fensalir noodigde de bevallige godin gehuwde mannen en
+vrouwen die op aarde een deugdzaam leven hadden geleid, zoodat zij
+elkanders gezelschap ook na den dood konden genieten, en nooit weer
+tot scheiden werden opgeroepen.
+
+
+ Daar in de pas staat Fensalir, het huis
+ Van Frea, godenmoeder, zeer geëerd,
+ Met open poorten, vensters hel verlicht.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Frigga werd daarom beschouwd als de godin van huwelijks- en
+moederliefde, en werd in het bijzonder gehuldigd door liefhebbende
+echtgenooten en teedere ouders. Maar deze hooge plicht nam niet al
+hare gedachten in beslag, want wij hooren dat zij zeer verzot was op
+kleeding, en, als zij voor de vergaderde goden verscheen, was haar
+dos rijk en voegzaam, en hare juweelen waren gekozen met veel smaak.
+
+
+
+Het gestolen goud.
+
+Frigga's liefde tot opschik bracht haar eens droevig van het spoor,
+want daar zij een nieuw versiersel wilde hebben, ontvreemdde zij
+heimelijk een stuk goud van een standbeeld dat haren echtgenoot
+voorstelde, en dat juist in zijn tempel was gezet. Het gestolen
+metaal werd aan de dwergen toevertrouwd, met opdracht een prachtigen
+halsketting voor haar gebruik te maken. Toen deze af was, was hij zoo
+schitterend dat hij sterk hare bekoorlijkheid verhoogde, en ook Odin's
+liefde jegens haar deed toenemen. Maar toen hij den diefstal van het
+goud ontdekte, riep hij vertoornd de dwergen en beval hen te zeggen wie
+zijn standbeeld had durven aanraken. Daar zij de koningin der goden
+niet wilden verraden, bleven de dwergen hardnekkig zwijgen, en toen
+Odin zag dat hij geen woord uit hen krijgen kon, beval Odin dat het
+beeld boven de tempelpoort zou worden gezet en ging aan het uitdenken
+van runen, die het vermogen tot spreken zouden geven zoodat het den
+dief zou kunnen aanwijzen. Toen Frigga dit hoorde beefde zij van
+angst, en smeekte haar gunstelinge en dienstmaagd, Fulla, een middel
+te verzinnen om haar voor Alvader's boosheid te beschermen. Fulla die
+altijd bereid was om hare meesteres te dienen, vertrok onmiddellijk
+en kwam weldra terug, vergezeld door een afschuwelijken dwerg,
+die beloofde te zullen voorkomen dat het beeld zou spreken als
+Frigga slechts vriendelijk tegen hem zou glimlachen. Toen dit was
+toegestaan haastte zich de dwerg naar den tempel en deed een diepen
+slaap neerdalen op de wachten, en toen zij dus in onbewusten toestand
+verkeerden, haalde hij het beeld van zijn voetstuk neer en brak het
+in stukken, zoodat het nooit Frigga's diefstal verraden kon, trots
+al de pogingen van Odin om het te laten spreken.
+
+Toen Odin 's morgens daarop deze schennis ontdekte, was hij werkelijk
+zeer boos; zóó boos dat hij Asgard verliet en geheel en al verdween,
+met zich nemend al de zegeningen die hij tot nu toe steeds op goden en
+menschen had doen neerdalen. Volgens sommigen trokken zijn broeders,
+zooals wij reeds gezien hebben, partij van zijn afwezigheid om zijn
+gedaante aan te nemen en beslag te leggen op zijn troon en zijn vrouw;
+maar ofschoon zij volkomen op hem geleken konden zij de verloren
+zegeningen niet teruggeven, en stonden de IJsreuzen of Jötuns toe de
+aarde te overvallen en ze in hun koude boeien vast te binden. Deze
+boosaardige reuzen knepen de bladeren en knoppen totdat ze geheel
+verdorden, stroopten de boomen kaal, wikkelden de aarde in een wit
+laken en hulden ze in ondoordringbare nevelen.
+
+Maar aan het einde van zeven vervelende maanden gaf de ware Odin toe
+en kwam terug en toen hij al het kwaad zag dat gedaan was, joeg hij de
+overweldigers weg, dwong de vorstreuzen de aarde los te laten en haar
+uit haar ijsboeien te bevrijden en deed weer al zijn zegeningen op haar
+neerdalen, terwijl hij ze blij maakte met het licht van zijn glimlach.
+
+
+
+Odin verschalkt.
+
+Zooals wij reeds zagen was Odin, ofschoon de god van verstand en
+wijsheid, geen partuur voor zijn vrouw Frigga, die als vrouw op een of
+andere manier steeds haar zin wist te krijgen. Eens zat het verheven
+paar op Hlidskialf en keek met belangstelling naar de Winilers en
+Vandalen, die zich tot een gevecht toerustten, dat beslissen zou welk
+volk van nu af aan de oppermacht zou hebben. Odin zag met voldoening
+op de Vandalen neer, die luid tot hem baden om de overwinning; maar
+Frigga lette op de bewegingen der Winilers met meer belangstelling,
+omdat zij haar hulp hadden ingeroepen. Zoo wendde zij zich tot Odin
+en vroeg hem met nadruk wie hij den volgenden dag zou begunstigen;
+hij, op haar vraag niet willende antwoorden, verklaarde dat hij niet
+wilde beslissen, daar het bedtijd was, maar dat hij de zege zou geven
+aan hen op wie zijn oogen het eerst 's ochtends zouden rusten.
+
+Dit antwoord was sluw berekend, want Odin wist dat zijn bed zóó stond
+dat hij bij zijn ontwaken de Vandalen zou zien, en was van plan vandaar
+te kijken, in plaats van te wachten totdat hij zijn troon beklommen
+had. Maar, ofschoon zoo sluw overlegd, werd dit plan verijdeld door
+Frigga, die, zijn opzet radend, wachtte totdat hij in diepen slaap
+was, en toen stil zijn bed omdraaide zoodat hij haar gunstelingen
+zou zien. Toen boodschapte zij den Winilers dat zij hunne vrouwen
+hun wapenrustingen zouden aandoen en haar als de dageraad aanbrak in
+krijgsdos zouden uitsturen, hare lange haren zorgvuldig over wangen
+en boezem gekamd.
+
+
+ Neemt al uw vrouwen mee,
+ Jongen en ouden:
+ Over uw enkels
+ Trek aan het wit strijdkleed;
+ Over uw boezem
+ Snoer vaster het harnas;
+ Over uw lippen
+ Vlecht tressen tot knevels,
+ Zoo houdt u vorst Odin
+ Voor baardige krijgers,
+ Als van 't grauwe zeestrand
+ Gij groet hem te morgen.
+
+ De Longobarden-Sage (Charles Kingsley).
+
+
+Deze bevelen werden uitgevoerd met angstvallige nauwkeurigheid,
+en toen Odin den volgenden morgen wakker werd viel zijn eerste
+blik op de gewapende schaar en hij riep in verwondering uit, "Wat
+Langbaarden zijn dit?" (In het Duitsch was het oude woord voor lange
+baarden Longobarden, met welken naam men de Lombarden placht aan te
+duiden). Toen Frigga dezen uitroep hoorde, dien zij had voorzien,
+riep zij onmiddellijk in triomf uit, dat Alvader hun een nieuwen
+naam had gegeven, en dat hij dus door zijn eer gehouden was het oud
+Noorsch gebruik te volgen en hun ook een doopgeschenk te geven.
+
+
+ De naam die gij schonkt hun
+ Eert hen en u zelven,
+ Goed is hij en passend.
+ Geef hun de zegepraal,
+ Die 't eerst u begroetten;
+ Geef hun de zegepraal,
+ Vriend van mijn ziel.
+
+ De Longobarden-Sage (Charles Kingsley).
+
+
+Toen Odin zag dat hij zoo handig misleid was, talmde hij niet, en ter
+herinnering aan de overwinning die zijn gunst hun schonk behielden de
+Winilers den naam, hun door den koning der goden gegeven, die voortaan
+met bijzondere zorg over hen waakte, en hun vele zegeningen gaf,
+onder andere een woonplaats in het zonnige Zuiden, in de vruchtbare
+vlakten van Lombardije.
+
+
+
+Fulla.
+
+Frigga had, tot haren specialen dienst, een aantal schoone meisjes,
+onder welke Fulla, (Volla), hare zuster, volgens sommige bronnen,
+aan wie zij haar juweelkistje toevertrouwde. Fulla had steeds het
+toezicht over het toilet van hare meesteres, had het voorrecht haar
+hare gouden schoenen te mogen aandoen, vergezelde haar overal heen,
+was haar vertrouwde, en gaf haar dikwijls raad hoe zij het best
+de stervelingen kon helpen die haar hulp afsmeekten. Fulla was
+inderdaad zeer schoon, en haar lange gouden haar, dat zij los had
+hangen over hare schouders, had zij enkel met een gouden ring of
+doek opgebonden. Zooals heur haar het gouden graan voorstelde, zoo
+beteekende de ring den band om de schoof. Fulla was ook bekend als
+Abundia of Abundantia, in sommige deelen van Duitschland, waar zij
+beschouwd werd als het symbool van de vruchtbaarheid der aarde.
+
+Hlin, Frigga's tweede dienstbode, was de godin der vertroosting,
+uitgezonden om de tranen van weenenden weg te kussen en balsem te
+gieten in harten die door smart waren verscheurd. Zij luisterde ook
+met altijd geopende ooren naar de gebeden der stervelingen, bracht
+die gebeden naar hare meesteres, en ried haar soms hoe er het best
+op te antwoorden en den verlangden steun te schenken.
+
+
+
+Gna.
+
+Gna was Frigga's snelle bodinne. Op haar paard Hofvarpnir (hoefwerper)
+gezeten, reed zij met verwonderlijke snelheid door vuur en lucht,
+over land en zee, en werd daarom beschouwd als de verpersoonlijking
+van den verfrisschenden wind. Zoo àf en aan vliegend zag Gna alles wat
+op aarde gebeurde en vertelde haar meesteres alles wat zij wist. Bij
+zekere gelegenheid, toen zij over Hunaland ging, zag zij koning Rerir,
+een rechtstreekschen afstammeling van Odin, bedroefd aan het strand
+zittend, er over klagend dat hij geen kinderen had. De godin van den
+hemel, die ook de godin was van de geboorte, nam, toen zij dit hoorde,
+een appel (het symbool van de vruchtbaarheid) uit haar eigen voorraad,
+gaf dien aan Gna, en, beval haar hem aan den koning te brengen. Met
+de snelheid van het element dat zij personifieerde schoot Gna weg,
+en toen zij over Rerir's hoofd kwam, liet zij haar appel in zijn
+schoot vallen met een stralenden glimlach.
+
+
+ "Wie vliegt daar op, jagend zoo snel als wind?"
+ Zij antwoordt als in vaart ver uit de lucht:
+ "Ik vlieg noch jaag, ik storm, geen die mij bindt,
+ Hoefwerper snel, door wolk en mist gevlucht."
+
+ Asgard en de goden (Wagner-Macdowall).
+
+
+De koning dacht een oogenblik na over de beteekenis van deze
+plotselinge verschijning en van dit geschenk, en snelde toen naar
+huis, terwijl zijn hart van verwachting klopte, en gaf den appel
+aan zijn vrouw te eten. Tot zijn groote vreugde schonk zij hem, toen
+haar tijd was gekomen, een zoon, Volsung, den grooten Noorschen held,
+die zoo beroemd werd dat hij zijn naam gaf aan zijn geheele ras.
+
+
+
+Lofn, Vjofn en Syn.
+
+Behalve de drie bovengenoemd had Frigga nog andere dienaressen in
+haar gevolg. Zoo was er de teedere en bevallige maagd Lofn (hoop of
+liefde), die tot taak had alle hinderpalen van het pad van minnenden
+weg te nemen.
+
+
+ Mijn lelie slank van haar zadel tillend
+ Voerde ik toen heen door den tempel, willend
+ Naar het altaar toe; in den priesterkring,
+ Zwoer zij Lofn's eed zonder aarzeling.
+
+ Viking-vertellingen uit het noorden. (R. B. Anderson).
+
+Vjofn's taak was harde harten tot liefde te neigen, vrede en
+eendracht onder de menschen te handhaven, en twistende echtgenooten
+te verzoenen. Syn (waarheid) bewaakte de deur van Frigga's paleis
+en wilde haar niet openen voor hen die er niet in mochten. Als zij
+eenmaal de deur gesloten had voor een gewaanden indringer kon geen
+praten haar besluit veranderen. Zij had daarom het praesidium van
+alle rechtbanken en verhooren, en wanneer iets niet werd goedgekeurd
+was de gewone formule dat Syn er tegen was.
+
+
+
+Gefjon.
+
+Gefjon was ook een van de meisjes in Frigga's paleis, en aan haar
+werden toevertrouwd al degenen die ongehuwd stierven, die zij ontving
+en voor eeuwig gelukkig maakte. Volgens sommige bronnen bleef Gefjon
+zelf niet maagd maar huwde een van de reuzen, bij wien zij vier zonen
+had. Deze zelfde overlevering vertelt verder dat Odin haar uitzond
+om Gylfi, koning van Zweden, te bezoeken, en wat land te vragen dat
+zij haar eigen zou mogen noemen. De koning, die haar verzoek aardig
+vond, beloofde haar zooveel land als zij in één dag en één nacht
+kon omploegen. Gefjon, niet verlegen, veranderde haar vier zonen in
+ossen, spande hen voor een ploeg, en begon een vore te trekken zoo
+breed en diep dat de koning en zijn hovelingen verbaasd waren. Maar
+Gefjon vervolgde haar werk zonder eenige vermoeidheid te toonen,
+en toen zij een groot stuk land had rondgeploegd, scheurde zij het
+met kracht weg en deed het hare ossen in zee trekken, waar zij het
+bevestigde en het Seeland noemde.
+
+
+ Gefjon nam van Gylfi,
+ Rijk aan schatten, 't land dat
+ Z' aan het Deensche hechtte.
+ Vierkoppig met acht oogen
+ Wijl 't zweet in stralen gutste,
+ Trokken d' ossen 't stuk weg
+ Dat vormde 't lieflijk eiland.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Wat de holte betreft die zij achterliet, deze werd snel gevuld met
+water en vormde een meer, dat eerst Logrum (de zee) werd genoemd,
+maar nu bekend is als Mälar, waarvan elke inkeping overeenkomt met de
+landtongen van Seeland. Gefjon huwde toen Skiold, een van Odins zonen,
+en werd de stammoeder van het Deensch vorstengeslacht der Skioldungs,
+die in de stad Hleidra of Lethra woonden, door hen gesticht, en welke
+de voornaamste offerplaats van de heidensche Denen werd.
+
+
+
+Eira, Vara, Vör en Snotra.
+
+Eira, ook Frigga's dienstbare, werd beschouwd als een heel handige
+dokteres. Zij verzamelde over de heele aarde kruiden om wonden en
+ziekten te genezen, en het was haar taak de wetenschap aan vrouwen
+te leeren, die alleen het vak onder de oude Noorsche natiën mochten
+uitoefenen.
+
+
+ Gaapt een wond, Eira verbindt ze.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Vara hoorde alle eeden en strafte meineedigen, terwijl zij diegenen
+beloonde die trouw hun woord hielden. Dan waren er verder nog Vör
+(geloof), die alles wist wat er in de wereld gebeurde, en Snotra,
+godin der deugd, die alle wetenschap meester was.
+
+Met zulk een schitterenden stoet dienstbaren werd Frigga natuurlijk
+beschouwd als een machtige godin; maar in spijt van de voorname plaats,
+die zij in den Noorschen godsdienst innam, had zij geen specialen
+tempel of bijzonder heiligdom, en werd zij zelden aangebeden dan in
+verbinding met Odin.
+
+
+
+Holda.
+
+Terwijl Frigga onder dezen naam niet in Zuid-Duitschland bekend
+was, werden daar andere godinnen vereerd, wier attributen zoo op de
+hare geleken, dat zij blijkbaar dezelfde waren, ofschoon zij zeer
+verschillende namen droegen in de verschillende gewesten. Onder dezen
+was de schoone godin Holda (Hulda of Frau Holla) die goedgunstig vele
+rijke gaven schonk. Daar zij over het weer gezag voerde, zeide men,
+wanneer de sneeuwvlokken vielen, dat Frau Holle haar bed schudde,
+en als het regende, dat zij hare kleeren wiesch; ook duidde men
+vaak de witte wolken als haar linnen aan dat zij te bleeken had
+gelegd. Als lange grijze wolkenflarden door de lucht dreven, zeide
+men dat zij aan het weven was, want men hield haar ook voor een
+ijverige weefster, spinster en huishoudster. Men vertelt dat zij het
+vlas aan de menschen gaf en hen het leerde gebruiken, en in Tyrol
+verhaalt men de volgende geschiedenis aangaande de wijze waarop zij
+dat onwaardeerbare geschenk gaf.
+
+
+
+De ontdekking van het vlas.
+
+Er was eens een boer die dagelijks zijn vrouw en kinderen in het
+dal achterliet om zijn schapen op den berg te laten weiden, en als
+hij zijn kudde hoedde die op de berghelling graasde, had hij vaak
+gelegenheid den kruisboog te gebruiken en een gems te vellen, wier
+vleesch zijn provisiekast voor vele dagen kon vullen.
+
+Toen hij eens een mooi dier vervolgde, zag hij het verdwijnen achter
+een rotsblok, en toen hij aan de plek kwam, was hij verbaasd een
+doorgang te zien in den belendenden gletscher, want in de opwinding
+van de vervolging was hij hooger en hooger geklommen totdat hij nu
+op den top van den berg was, waar de eeuwige sneeuw fonkelde.
+
+De schaapherder ging moedig door de open deur en bevond zich weldra in
+een wondervol met juweelen bezet gewelf, behangen met druipsteen; in
+het midden er van stond een schoone vrouw, gehuld in zilveren kleederen
+en omringd door een schare lieflijke meisjes die met Alpenrozen waren
+gekroond. In zijn verbazing zonk de schaapherder op de knieën en als
+in een droom hoorde hij de koninklijke gestalte in het midden zeggen
+dat hij uitkiezen mocht wat hij wilde en het mocht meenemen. Ofschoon
+verblind door den glans van de kostbare steenen rondom hem, keerden
+de oogen van den herder gedurig terug tot een kleinen bouquet blauwe
+bloemen die de bevallige verschijning in hare hand hield, en hij
+stamelde nu bedeesd een verzoek dat hij dien zou mogen hebben. Van
+vreugde glimlachend gaf Holda, want zij was het, ze hem, zeggende dat
+hij verstandig had gekozen en zoo lang zou leven als de bloemen niet
+uitvielen en verwelkten. Toen gaf zij den herder een hoeveelheid zaad
+dat hij op het land moest zaaien en liet hem vertrekken, en terwijl
+de donder ratelde en de aarde schudde, bevond zich de arme man weer
+buiten op de berghelling, en keerde langzaam tot zijn vrouw terug,
+aan wien hij zijn avontuur vertelde en de lieflijke blauwe bloemen
+liet zien en de hoeveelheid zaad.
+
+De vrouw maakte er haren man een bitter verwijt van, dat hij niet
+een van de kostbare steenen meebracht die hij zoo warm beschreef, in
+plaats van de bloesems en het zaad; niettemin ging de man het laatste
+zaaien en hij bespeurde tot zijn verbazing dat de hoeveelheid genoeg
+zaad leverde voor verscheiden bunders.
+
+Weldra kwamen de kleine groene spruiten op, en in een maannacht, toen
+de boer er naar keek, zooals hij gewoon was,--want hij voelde zich op
+vreemde wijze aangetrokken tot het veld dat hij had bezaaid en toefde
+er dikwijls, benieuwd welk soort van koren er zou opwassen,--zag hij
+een nevelige gestalte over het veld zweven, met de handen als tot
+zegenen uitgestrekt. Eindelijk droeg het land bloesems, en tallooze
+witte bloempjes openden hare kelken voor de gouden zon. Toen de
+bloemen verdord waren en het zaad was rijp geworden, kwam Holda nog
+eens terug om den boer en zijn vrouw te leeren hoe zij het vlas--want
+dit was het--moesten oogsten, en er linnen uit moesten spinnen, en
+dit weven en bleeken. Daar de menschen in de omgeving gaarne zoowel
+linnen als lijnzaad kochten, werden de boer en zijn vrouw spoedig
+inderdaad zeer rijk, en terwijl hij ploegde, zaaide en oogstte,
+spon, weefde en bleekte zij het linnen. De man leefde tot op hoogen
+ouderdom en zag zijn kleinkinderen en achterkleinkinderen rondom
+hem opgroeien. Gedurende al dien tijd was zijn zorgvuldig bewaarde
+bouquet even frisch gebleven als toen hij dien voor het eerst naar
+huis bracht, maar op zekeren dag zag hij dat gedurende den nacht de
+bloemen verwelkt waren en stierven.
+
+Wetende wat dit beteekende, en dat hij ook moest sterven, klom de boer
+nog eens den berg op naar den gletscher, en vond den doorgang weer dien
+hij dikwijls te vergeefs had gezocht. Hij trad het ijsportaal binnen
+en men heeft nooit meer van hem gehoord noch hem gezien, want, zoo
+zegt de legende, de godin nam hem onder haar hoede en liet hem wonen
+in haar gewelf, waar elke wensch, dien hij koesterde, werd ingewilligd.
+
+
+
+Tannhäuser.
+
+Overeenkomstig de middeleeuwsche traditie woonde Holda in een gewelf
+in den Hörselberg, in Thuringia, waar zij bekend stond als Frau Venus,
+en beschouwd werd als een toovenares die stervelingen in haar gebied
+lokte, waar zij hen voor goed gevangen hield, en hun zinnen in allerlei
+zinlijke genietingen dompelde. De beroemdste van haar slachtoffers
+was Tannhäuser, die, nadat hij een tijd onder haar toovermacht had
+geleefd, tot andere gevoelens kwam, wat haar macht over zijn geest
+brak en hem bezorgd maakte over zijn ziel. Hij ontsnapte haar macht
+en haastte zich naar Rome om zijn zonden te belijden en absolutie
+te zoeken. Maar toen de Paus hoorde van zijn omgang met een van de
+heidensche godinnen van wie de priesters leerden dat zij niet anders
+dan demonen waren, verklaarde hij dat de ridder niet eer op vergiffenis
+kon hopen voordat zijn staf knoppen en bloesems kon dragen.
+
+
+ "Hebt gij gelegen in des Duivels net?
+ Hebt gij uw ziel verpand aan haar verderf?
+ Hebt gij gehoord de Tooveren der Hel,
+ En vloek gedronken uit haar kroes die rookt?
+ Zoo weet dat eer uit den verdorden staf
+ Dien 'k in mijn hand houd, groen gebladert' spruit
+ Dan aan het vuur, ontstoken in de hel,
+ Ontbloeit de bloem des heils."
+
+ Tannhäuser (Owen Meredith).
+
+
+Door deze uitspraak diep verslagen vlood Tannhäuser weg en, in weerwil
+van de beden van zijn trouwen vriend Eckhardt, duurde het niet lang
+of hij keerde naar den Hörselberg terug, waar hij in het gewelf
+verdween. Juist was hij weg, of de boden van den Paus kwamen zeggen
+dat hij vergiffenis had gekregen, want de dorre staf was wonderdadig
+ontbloeid, aldus bewijzend aan een ieder, dat er geen zonde zoo erg
+was of zij kon vergeven worden, mits het berouw oprecht was.
+
+
+ Bemodderd tot de heupen, nat van zweet,
+ Vloog aan een bode, en in zijn hand hij droeg
+ Een dorren staf, ontbloeid tot blad en knop.
+ Hem volgd' een menigte van oud en jong
+ Zingend een lied waarbij de leeuwrik zwijgt,
+ "Een wonder, o een wonder bij den Paus!
+ Eere zij God die maakt het dorre groen!"
+ Toen sprong de bode toe en vroeg, waar was
+ De ridder Tannhäuser.
+
+ Tannhäuser (Owen Meredith).
+
+
+Holda was ook de eigenares van een tooverfontein, die Quickborn heette
+en de beroemde fontein der jeugd evenaarde, en van een wagen waarin zij
+van plaats tot plaats reed als zij haar gebied inspecteerde. Toen dit
+voertuig op zekeren keer beschadigd was, liet zij het een wagenmaker
+herstellen, en toen hij klaar was gaf zij hem eenige spaanders als
+loon. De man was boos over zulk een schrale betaling en nam slechts
+eenige er van; maar tot zijn verbazing zag hij deze den volgenden
+morgen in goud veranderd.
+
+
+ Fricka, uw vrouw--
+ Zij stuurt hierheen haar rammenspan
+ Hoor! hoe zij zwaait
+ De gouden zweep;
+ De dieren blaten
+ Steeds maar door;
+ Haar wielen raatlen voort,
+ Toorn licht op uit haar blik.
+
+ Wagner.
+
+
+
+Eástre, de godin van de Lente.
+
+De Saksische godin Eástre, of Ostara, godin van de lente, wier naam
+voortleefde in het Engelsche woord voor Paschen, Eáster, is ook
+dezelfde als Frigga want zij wordt eveneens beschouwd als de godin
+der aarde, of liever van de opstanding der natuur na den langen dood
+van den winter. Deze bevallige godin was zóó innig geliefd bij de oude
+Teutonen, dat zelfs, nadat het Christendom ingevoerd was, zij een zóó
+vriendelijke herinnering aan haar behielden, dat zij haar niet wilden
+verlaagd hebben tot den rang van een demon, zooals vele der andere
+goden, en haren naam overbrachten op hun groot Christelijk feest. Het
+was lang gebruik geweest dezen dag te vieren door het uitwisselen
+van geschenken in gekleurde eieren, want het ei is het zinnebeeld
+van het beginnende leven; dus hielden zich de eerste Christenen aan
+dezen regel, zeiden echter dat het ei ook de Opstanding verbeeldt. In
+verschillende deelen van Duitschland kan men nog steenen altaren zien,
+die als Eáster-steenen bekend staan, omdat zij waren gewijd aan de
+schoone godin Ostara. Zij werden met bloemen bekranst door de jonge
+menschen, die er vroolijk omheen dansten bij het licht van groote
+vreugdevuren,--een soort volksspelen die stand hielden tot het midden
+der negentiende eeuw, in weerwil van de verboden der priesters en de
+edicten, telkens er tegen uitgevaardigd.
+
+
+
+Bertha, de Witte Vrouw.
+
+In andere streken van Duitschland is Frigga, Holda of Ostara bekend
+onder den naam Brechta, Bertha, of de Witte Vrouw. Het meest bekend
+is zij zoo in Thüringen, waar zij, naar men meende, in een hollen
+berg woonde en de wacht hield over de Heimchen, zielen van ongeboren
+kinderen, en van hen die ongedoopt stierven. Hier behoedde Bertha den
+landbouw en zorgde voor de planten, die haar kindertroepje nauwgezet
+begoot, want men dacht dat elke kleine tot dat doel een kruikje bij
+zich had. Zoolang de godin geëerbiedigd werd en men haar verblijf niet
+verontrustte, bleef zij waar zij was; maar de overlevering vertelt
+dat zij eens het land verliet met haar kinderstoet en haar ploeg
+meesleepte en zich elders vestigde om met haar hulpvaardige diensten
+voort te gaan. Bertha is de legendaire stammoeder van verschillende
+edele geslachten, en vooral vereenzelvigd met de ijverige koningin
+van denzelfden naam, de mythische moeder van Karel den Groote, wiens
+naam spreekwoordelijk is geworden, want als men het in Frankrijk en
+Duitschland heeft over de Gouden Eeuw zegt men gewoonlijk: "in de
+dagen toen Bertha spon."
+
+Daar men meende dat deze Bertha een heel langen en platten voet heeft
+gekregen, doordat zij voortdurend de trede van haar wiel drukte,
+wordt zij dikwijls in de middeleeuwsche kunst voorgesteld als een
+vrouw met een krommen voet, en is daarom bekend als la reine pédauque.
+
+Als stammoeder van het keizerlijke huis van Duitschland heet de Witte
+Vrouw in het paleis te verschijnen voor een sterfgeval of onheil in
+de familie, en dit bijgeloof leeft nog zóó in Duitschland, dat de
+kranten in 1884 het officieele bericht behelsden van een schildwacht,
+die beweerde dat hij haar hem snel had zien voorbijgaan in een van
+de gangen van het paleis.
+
+Daar Bertha beroemd was wegens haar spinnen, werd zij natuurlijk
+beschouwd als de bijzondere beschermster van dien tak van vrouwelijke
+nijverheid, en men zeide dat zij door de straten van ieder dorp zwierf,
+als de avond viel, gedurende de twaalf nachten tusschen Kerstmis en
+6 Januari, terwijl zij in elk venster gluurde om het spinnen van het
+gezin na te gaan.
+
+De meisjes, wier werk goed was verricht, werden beloond met een
+geschenk van een harer gouden draden of een spinnewiel vol extra fijn
+vlas; maar waar zij een zorgelooze spinster vond, werd haar wiel
+gebroken, haar vlas bezoedeld, en als zij verzuimd had de godin te
+eeren door veel van den koek te eten, die in dien tijd van het jaar
+gebakken werd, werd zij streng gestraft.
+
+In Mecklenburg is dezelfde godin bekend als Frau Gode, of Wode,
+de vrouwlijke vorm van Wuotan of Odin, en haar verschijning wordt
+steeds beschouwd als de voorbode van grooten voorspoed. Ook zal zij
+een groote jageres zijn en de Wilde Jacht leiden, gezeten op een wit
+paard, terwijl hare gezellen zijn veranderd in honden en allerlei
+soorten wilde dieren.
+
+In Holland heette zij Vrouw Elde, en naar haar heet de Melkweg
+in Holland Vrouw-eldenstraat; terwijl in sommige streken van
+Noord-Duitschland zij Nerthus (moeder Aarde) heette. Haar heilige wagen
+werd bewaard op een eiland, waarschijnlijk Rügen, waar de priesters
+hem zorgvuldig bewaakten totdat zij verscheen om een jaarlijksche
+reis te doen door haar gebied om het land te zegenen. De godin hield
+haar gelaat dan verborgen door een zwaren sluier en zat zoo in dezen
+wagen die door twee koeien werd getrokken, en zij werd eerbiedig door
+hare priesters vergezeld. Als zij passeerde, huldigde het volk haar
+door allen twist te staken en hun wapens neer te leggen. Zij trokken
+hun feestkleederen aan en hervatten geen strijd voordat de godin
+weer teruggekeerd was naar haar heiligdom. Dan werden kar en godin
+beiden gebaad in een geheimzinnig meer (de Schwartze See in Rügen),
+die de slaven verzwolg welke bij het baden hadden geholpen, en opnieuw
+begonnen de priesters hun wacht over het heiligdom en het bosch van
+Nerthus of Hlodyn, om haar volgende verschijning te verbeiden.
+
+In Scandinavia heette deze godin ook Huldra en beroemde zich op
+een schaar woudnimfen, die haar vergezelden en die soms de menschen
+opzochten om met hen te dansen op de dorpsweide. Men kon ze echter
+altijd herkennen aan het tipje van een koestaart, die onder haar
+sneeuwwitte kleeren uithing. Dit Huldra-volk beschermde in het
+bijzonder het vee aan de berghellingen, en men beweerde dat zij soms
+den eenzamen zwerver verrasten door de wonderbare schoonheid van de
+melodieën die zij zongen om de uren van hun arbeid te korten.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK IV: THOR.
+
+
+De Donderaar.
+
+Volgens sommige mythologen is Thor, of Donar de zoon van Jörd (Erda)
+en van Odin, maar anderen zeggen dat zijn moeder Frigga was, de
+koningin der goden. Dit kind was zeer opmerkelijk groot en sterk,
+en heel spoedig na zijn geboorte verbaasde hij de verzamelde goden
+spelenderwijs op te tillen en weg te smijten tien groote balen
+berenhuiden. Ofschoon doorgaans goed gehumeurd, kon Thor soms in
+vreeselijke woede geraken, en daar hij dan heel gevaarlijk was,
+zond zijn moeder, die hem niet kon beteugelen, hem van huis, en
+vertrouwde hem toe aan de zorg van Vingnir (den gevleugelde), en
+van Hlora (hitte). Deze pleegouders, die men ook beschouwde als de
+verpersoonlijking van het bliksemgeflits, slaagden er weldra in, den
+lastigen pupil te bedwingen, en brachten hem zóó verstandig groot, dat
+de goden een zeer dankbare herinnering bewaarden aan hun vriendelijke
+hulp. Toen Thor tot het besef kwam wat hij hun verschuldigd was,
+nam hij de namen Vingthor en Hlorridi aan, waaronder hij ook bekend is.
+
+
+ Schreeuw dan, Vingi-Thor, maar wild
+ Als de maliënkolder schudt en danst het deukig oorlogschild,
+
+ Sigurd de Volsung (William Morris).
+
+
+Toen hij volgroeid was en de jaren des onderscheids had bereikt,
+werd Thor tot Asgard toegelaten onder de andere goden, waar hij een
+van de twaalf zetels in de groote oordeelshal bezette. Hij kreeg ook
+de streken Thrud-vang of Thrud-heim, waar hij een wonderbaar paleis
+bouwde, Bilskirnir (bliksem) geheeten, het grootste in heel Asgard. Het
+had vijfhonderd veertig hallen, ten dienste van de lijfeigenen,
+die na hun dood werden welkom geheeten in zijn huis, waar zij op
+dezelfde manier werden bejegend als hun meesters in het Valhalla,
+want Thor was de beschermgod van de boeren en de lagere standen.
+
+
+ Vijfhonderd hallen
+ En veertig nog,
+ Dunkt mij, houdt
+ Bilskirnir omvat.
+ Geen huis met dak
+ Is er gelijk
+ Aan dat van mijn Zoon.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Daar hij de god van den donder was, mocht Thor nooit alleen gaan
+over de wonderbare brug Bifröst, opdat hij ze niet zou in brand
+steken door de hitte van zijn aanwezigheid; en als hij zijn medegoden
+wenschte te ontmoeten bij de Urdar-fontein, onder de schaduw van den
+heiligen boom Yggdrasil, moest hij zijn weg daarheen te voet afleggen,
+wadend door de rivieren Kormt en Ormt, en de twee stroomen Kerlaug,
+naar de verzamelplaats.
+
+Thor, die geëerd werd als de hoogste god in Noorwegen, was de tweede
+in de trilogie van al de andere landen, en werd "de oude Thor" genoemd,
+omdat, zooals sommige mythologen gelooven, hij tot een oudere dynastie
+van goden behoorde en niet wegens zijn feitelijken ouderdom, want hij
+werd voorgesteld en beschreven als een man in zijn jeugd, slank en
+welgevormd, met gespierde ledematen, en borstelig rood haar, waaruit,
+als hij toornig was, vonken in stroomen te voorschijn schoten.
+
+
+ Eerst Thor, wiens oog nederstaart,
+ Momp'lend zacht in zijn rossen baard
+ (Zijn oog fonkel' naar bliksemaard)
+ Komt, terwijl dond'rend hij ment
+ Zijn kar, aangerend,
+ Bij zijn wilden mokerslag
+ Schudt hemel en aard' van ontzag
+ Wolken scheuren wijl siddert de aard.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De noordelijke rassen versierden hem verder met een kroon, en op elke
+punt daarvan was een schitterende ster of een steeds brandende vlam,
+zoodat zijn hoofd altijd omringd was door een krans van vuur, zijn
+eigen element.
+
+
+
+Thors hamer.
+
+Thor was de fiere bezitter van een hamer die Miölnir (de verbrijzelaar)
+heette en dien hij naar zijn vijanden wierp, de vorstreuzen, met
+vernielende kracht, en die de wonderbare eigenschap bezat dat hij
+steeds in zijn hand terugkeerde, hoe ver hij hem ook wierp.
+
+
+ Ik ben de Dond'rer!
+ Hier in mijn noorden,
+ Mijn vastheid en sterkte,
+ Heersch ik voor eeuwig.
+
+ Hier tusschen gletschers
+ Regeer ik de volken,
+ Dit is mijn hamer,
+ Miölnir de sterke;
+ Reuzen noch toovenaars
+ Bieden hem weerstand.
+
+ Sage van koning Olaf (Longfellow).
+
+
+Daar deze groote hamer, het beeld van de bliksems, doorgaans rood-heet
+was, had de god een ijzeren handschoen, Iarn-greiper geheeten,
+waarmee hij hem stijf kon vasthouden. Hij kon Miölnir ver wegwerpen,
+en zijn kracht, die altijd aanzienlijk was, werd verdubbeld als hij
+zijn toovergordel droeg, Megin-giörd genoemd.
+
+
+ Dit is mijn gordel.
+ Als ik hem draag
+ Is m'n kracht verdubbeld.
+
+ Sage van koning Olaf (Longfellow).
+
+
+Thors hamer werd zóó heilig geacht door het oude Noorsche volk,
+dat zij gewoon waren het teeken van den hamer te maken, evenals de
+Christenen hen later het teeken van het kruis leerden maken om alle
+verkeerde invloeden af te wenden en zegeningen te verwerven. Hetzelfde
+teeken werd ook gemaakt over het pasgeboren kind, wanneer water over
+zijn hoofd werd gegoten en het een naam kreeg. De hamer werd gebruikt
+om grenspalen in te slaan, en men hield het voor heiligschennis ze
+te verzetten; verder, om den dorpel van een nieuw huis te zegenen,
+een huwelijk plechtig in te wijden, en ten slotte speelde hij een rol
+in de heiliging van den brandstapel waarop de lichamen van helden,
+tegelijk met hun wapenen en paarden, en soms met hun vrouwen en
+onderhoorigen, werden verbrand.
+
+In Zweden dacht men dat Thor, evenals Odin, een breedgeranden hoed
+droeg, en daarom heeten de stormwolken in dat land Thors hoed, een naam
+dien men ook aan een van de belangrijkste bergen in Noorwegen heeft
+gegeven. Het gerommel en gerol van den donder hield men voor het rijden
+van zijn wagen, want hij was de eenige onder de goden die nooit op een
+paard zat, maar die liep, of reed in een koperen kar, getrokken door
+twee geiten, Tanngniostr (tandenkraker) en Tanngrisnr (tandenknarser),
+van wier tanden en hoeven voortdurend vonken uitgingen.
+
+
+ Toen kwaamt gij eerst, o machtige krijgsman Thor!
+ Hamer op schouder, rijdend in uw kar,
+ Sturend de geiten aan haar zilveren toom.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Wanneer de god dus van plaats tot plaats reed, werd hij Aku-thor
+genoemd, of Thor de wagenman, en in Zuid-Duitschland beweerde het
+volk, denkend dat een koperen wagen alleen niet al het leven kon
+maken dat zij hoorden, dat die wagen met koperen ketels beladen was,
+die ratelden en kletterden, en daarom noemde het hem dikwijls, met
+oneerbiedige gemeenzaamheid, den ketelverkooper.
+
+
+
+Thors familie.
+
+Thor was tweemaal getrouwd; eerst met de reuzin Iarnsaxa (ijzeren
+steen) die hem twee zonen schonk, Magni (kracht) en Modi (moed),
+beiden bestemd hun vader en de godenschemering te overleven en te
+heerschen over de nieuwe wereld die als een phoenix uit de asch van
+de eerste zou verrijzen. Zijn tweede vrouw was Sif, de goudharige,
+die hem ook twee kinderen schonk Lorride, en een dochter, Trud,
+een jonge reuzin, beroemd wegens hun moed en kracht. Overeenkomstig
+het bekende feit dat tegenstellingen elkander zoeken, werd Trud
+gevrijd door den dwerg Alvis, wien zij vrij goed gezind was; en op
+zekeren avond, toen deze aanbidder, die als dwerg het daglicht niet
+kon verdragen, in Asgard kwam om hare hand te vragen, weigerden de
+vergaderde goden hun toestemming niet. Zij hadden echter nauwelijks
+hun goedkeuring te kennen gegeven, toen Thor, die afwezig was geweest,
+plotseling verscheen en met een blik van verachting op den nietigen
+minnaar verklaarde dat deze moest toonen dat zijn wetenschap zijn
+dwergachtigheid goed maakte eer hij zijn bruid winnen kon.
+
+Ten einde Alvi's geestvermogens op de proef te stellen ondervroeg
+Thor hem dan in de taal der goden, Vanas, elven en dwergen, slim zijn
+onderzoek voortzettend tot zonsopgang, toen de eerste lichtstraal, op
+den ongelukkigen dwerg neergestreken, hem deed versteenen. Daar stond
+hij, een blijvend voorbeeld van de macht van den god, dat alle andere
+dwergen tot waarschuwing kon strekken, als zij de proef durfden nemen.
+
+
+ Nooit in menschen boezem
+ Vond ik zooveel woorden
+ Uit den ouden tijd.
+ U met vlotte slimheid
+ Heb ik nu bedrogen
+ Op den grond staat ge; dwerg
+ Door den dag overrompeld,
+ Klaar zonlicht vult de hal.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Sif, de goudharige.
+
+Sif, Thors vrouw, was zeer trotsch op een prachtig hoofd met lang
+gouden haar, dat haar van het hoofd tot de voeten als een schitterende
+sluier bedekte; en daar zij ook het symbool van de aarde was, zeide
+men dat heur haar het lange gras voorstelde, of het gouden graan,
+dat de noordelijke oogstvelden bedekte. Thor was zeer trotsch op
+het mooie haar van zijn vrouw; verbeeld u dus zijn teleurstelling,
+toen hij op zekeren morgen wakker werd en haar geschoren zag en
+even kaal en ontsierd als de aarde wanneer het koren in de schuur
+gebracht is en enkel de stoppels resten! In zijn toorn sprong Thor
+op en bezwoer dat hij hem zou straffen die hem deze beleediging had
+aangedaan; onmiddellijk en terecht vermoedde hij dat dit Loki zou
+wezen, de aartsschurk die altijd er op uit was om een booze daad
+te verrichten. Thor nam zijn hamer en ging Loki zoeken, die den
+vertoornden god trachtte te ontwijken door van gedaante te veranderen
+maar dit hielp niets, Thor kreeg hem spoedig in zijn macht en greep hem
+met niet veel omslag bij den hals en worgde hem bijna eer hij toegaf
+aan zijn smeekende gebaren en zijn machtige vuist losliet. Toen hij
+adem kon krijgen smeekte Loki om vergiffenis, maar al zijn woorden
+waren vergeefsch, totdat hij beloofde Sif een nieuw hoofd met haar
+te zullen bezorgen, even mooi als het vorige, en even welig van groei.
+
+
+ Vandaar zal ik brengen nieuw gouden haar
+ Voor Sif, eer de dag vergleed,
+ Dat zij lijkt een veld in het vroege jaar
+ Met zijn bloesembestikte kleed.
+
+ De Dwergen (Oehlenschläger).
+
+
+Toen liet Thor den verrader gaan; dus kroop Loki vlug in het hart der
+aarde waar Svart-alfa-heim lag, om den dwerg Dvalin te smeeken niet
+alleen het kostbare haar in orde te brengen, maar ook een geschenk
+voor Odin en Freya, wier boosheid hij wilde bedwingen.
+
+Zijn verzoek werd goedgunstig ingewilligd en de dwerg maakte de
+speer Gungnir, die nooit zijn doel miste, en het schip Skidbladnir,
+dat, altijd voortgestuurd door gunstige winden, zoowel door de lucht
+als door het water kon varen, en dat verder de wonderbare eigenschap
+bezat, dat, ofschoon het al de goden en al hun paarden kon bevatten,
+het kon worden opgenomen in de kleinste ruimte en in den zak kon
+worden gestoken. Ten slotte spon hij den fijnsten gouden draad,
+waaruit hij het haar vervaardigde dat Sif noodig had, en hij zeide,
+dat, zoodra het haar hoofd aanraakte, het er vast zou groeien en als
+haar eigen haar zou worden.
+
+
+ Nu schijnen zij dood, doch zij raken haar hoofd
+ En elk haar voelt het leefsap weer gaan,
+ Door slechtheid noch kunst wordt ooit Sif meer beroofd
+ Van de lokken die prachtig heur staan.
+
+ De Dwergen (Oehlenschläger).
+
+
+Loki was zóó ingenomen met deze proeven van de kunst der dwergen,
+dat hij den zoon van Ivald den handigsten der smeden noemde. Deze
+woorden werden opgevangen door Brock, een anderen dwerg, die uitriep
+dat zijn broeder Sindri drie voorwerpen kon maken die de andere, nu
+in Loki's handen, te boven gingen, niet slechts in innerlijke waarde
+maar ook in tooverkracht. Loki daagde onmiddellijk den dwerg uit,
+zijn kunstvaardigheid te toonen, zijn hoofd verweddend tegen dat van
+Brock na afloop van de onderneming.
+
+Toen Sindri de weddenschap hoorde nam hij Brocks aanbod om den
+blaasbalg te blazen aan, waarschuwde hem echter dat hij steeds
+moest doorwerken en geen oogenblik vertragen als hij wilde dat hij
+zou slagen, daarop wierp hij wat goud in het vuur en ging de gunst
+verzoeken van de verborgen machten. Tijdens zijn afwezigheid hanteerde
+Brock ijverig den blaasbalg, terwijl Loki, in de hoop hem te doen
+ophouden, zich in een paardenvlieg veranderde en hem hevig in de hand
+stak. Trots de pijn bleef de dwerg blazen, en toen Sindri terugkeerde
+trok hij uit het vuur een enorm wild zwijn, Gullin-bursti geheeten,
+wegens zijn gouden borstels, dat de kracht had licht te verspreiden
+als het door de lucht schoot, want het kon door de lucht vliegen met
+verwonderlijke snelheid.
+
+
+ Toen kwam uit het vuur, ongeloofelijk schier,
+ Gullinbörst, het goudharig wild zwijn,
+ Dat zou worden de bode des zonnegods,
+ Vast het eerste dat ooit er zou zijn.
+
+ De Dwergen, Oehlenschläger.
+
+
+Toen dit eerste stuk werk klaar was, wierp Sindri nog wat meer goud
+op het vuur, en zette zijn broeder weer aan het blazen, terwijl hij
+weer op weg ging om tooverhulp te zoeken. Dezen keer stak Loki, nog
+als paardenvlieg vermomd, den dwerg in zijn wang; maar in weerwil
+van de pijn werkte Brock door, en toen Sindri terugkeerde, trok hij
+triomfantelijk uit de vlammen den tooverring Draupnir, het zinnebeeld
+van vruchtbaarheid, waarvan elken negenden nacht acht gelijke ringen
+afvielen.
+
+
+ Zij werkten en smeedden met wonder talent
+ Tot de wondere kracht hij ontving,
+ Dat er afvielen iederen negenden nacht
+ Acht stuks van d' oorspronk'lijken ring.
+
+ De Dwergen, Oehlenschläger.
+
+
+Nu werd een brok ijzer in de vlammen geworpen, en met vernieuwde
+oplettendheid dat hun welslagen niet door gebrek aan zorg zou bedorven
+worden, ging Sindri weg en liet Brock als te voren den blaasbalg
+hanteeren. Loki was nu in wanhoop en bereidde zich voor tot een laatste
+poging. Nu, nog in de gedaante van een paardenvlieg, stak hij den dwerg
+boven het oog, totdat het bloed in zulk een stroom begon te vloeien,
+dat het hem belette te zien wat hij deed. Snel hief Brock zijn hand op,
+een seconde maar, en wischte den bloedstroom weg; maar hoe kort de
+stoornis ook was, zij bewerkte onherstelbaar letsel, en toen Sindri
+zijn werk uit het vuur trok, uitte hij een kreet van teleurstelling
+want de hamer, dien hij had gemaakt, was te kort van handvat.
+
+
+ En de dwerg hief uit pijn zijn hand op naar 't oog,
+ Voor het ijzer gesmeed was dit keer,
+ En hij merkte: het heft was een duim slechts te kort,
+ Maar verand'ren kon hij 't niet meer.
+
+ De Dwergen, Oehlenschläger.
+
+
+Trots de mislukking was Brock er zeker van dat hij de weddingschap zou
+winnen, en hij aarzelde niet naar de goden in Asgard te gaan, waar
+hij Odin den ring Draupnir gaf, Frey het wild zwijn Gullin-Bursti,
+en Thor den hamer Miölnir, welks macht niemand kon weerstaan.
+
+Loki gaf op zijn beurt de speer Gungnir aan Odin, het schip
+Skidbladnir aan Frey, en het gouden haar aan Thor; maar ofschoon dit
+laatste onmiddellijk ging groeien op Sif's hoofd en men eenstemmig
+verklaarde dat het schooner was dan hare eigen lokken ooit geweest
+waren, beslisten de goden dat Brock de weddingschap had gewonnen op
+grond dat de hamer Miölnir, in Thors handen, onschatbaar zou blijken
+tegen de vorstreuzen op den laatsten dag.
+
+
+ En aan hun hoofd kwam Thor,
+ Beurend zijn hamer, dien de reuzen kenden.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Om zijn hoofd te redden, vluchtte Loki hals over kop, maar werd
+ingehaald door Thor die hem terugbracht en aan Brock gaf, met de
+woorden echter, dat, ofschoon Loki's hoofd hem rechtens toekwam, hij
+zijn hals niet moest aanraken. Dus in zijn volledige wraakoefening
+belemmerd, besloot de dwerg Loki te straffen door zijn lippen samen
+te naaien, en daar zijn zwaard ze niet kon doorboren, leende hij tot
+dit doel zijns broeders els. Loki echter, na een poosje den spot der
+goden stilzwijgend verdragen te hebben, deed zijn best den draad door
+te krijgen en was spoedig weer even spraakzaam als ooit.
+
+In weerwil van zijn geweldigen hamer werd Thor niet gevreesd als de
+booze god van den storm, die vredige woningen vernielde en den oogst
+vernietigde door plotselinge hagelslagen en wolkbreuken. De Noormannen
+geloofden dat hij dien enkel blies tegen ijsreuzen en rotsmuren, deze
+laatste vergruizend om de aarde vruchtbaar te maken en te zorgen dat
+zij een rijken oogst zou schenken aan de landbouwers.
+
+In Duitschland, waar de oostelijke stormen altijd koud en verwoestend
+zijn, terwijl de westelijke warme regens en zacht weer brengen,
+geloofde men dat Thor altijd van het Westen naar het Oosten reisde
+om de booze geesten te bestrijden die het land gaarne zouden hebben
+gewikkeld in ondoordringbare nevelsluiers en ze in ijsboeien hebben
+vastgelegd.
+
+
+
+Thors Reis naar Jötun-heim.
+
+Daar de reuzen van Jötun-heim voortdurend koude winden zonden om de
+teedere knoppen te kwetsen en den groei der bloemen te belemmeren,
+besloot Thor nog eens op het pad te gaan en hen tot beterschap te
+dwingen. Vergezeld door Loki ging hij uit in zijn wagen, en na een
+geheelen dag te hebben gereden kwamen de goden bij het vallen van
+den avond aan de grenzen van de wereld der reuzen, waar zij in een
+boerenhut, die zij ontdekten, besloten te toeven om er te rusten en
+zich te verfrisschen.
+
+Hun gastheer was gastvrij maar heel arm, en Thor, ziende dat hij
+ternauwernood het noodige voedsel zou kunnen verschaffen om zijn
+geenszins kleinen eetlust te bevredigen, slachtte zijn beide geiten,
+die hij kookte en toebereidde, waarna hij zijn gastheer en diens
+familie uitnoodigde vrijelijk mee te eten van de dus verstrekte spijs,
+terwijl hij hen echter waarschuwde al de beenderen, zonder ze te
+breken, in de huiden van de geiten te werpen die hij op den vloer
+had uitgespreid.
+
+De boer en zijn gezin aten met graagte, maar zijn zoon Thialfi,
+aangemoedigd door den boozen Loki, waagde een van de beenderen te
+breken en het merg uit te zuigen, denkende dat zijn ongehoorzaamheid
+niet zou worden ontdekt. Den volgenden morgen echter sloeg Thor, die
+tot zijn vertrek gereed was, de geitenhuiden met zijn hamer Miölnir,
+en onmiddellijk sprongen de geiten even levend als te voren op,
+behalve dat een wat lam scheen. Bespeurend dat men zijn geboden
+niet gehoorzaamd had, wilde Thor in zijn boosheid de heele familie
+vermoorden. De schuldige bekende echter en de boer bood aan, om het
+verlies goed te maken, den toornigen god niet alleen zijn zoon Thialfi,
+maar ook zijn dochter Roskva te geven, om hem voor goed te dienen.
+
+Thor droeg den man op goed te zorgen voor de geiten die hij daarachter
+liet totdat hij terugkwam, en beval de jonge boeren hem te vergezellen;
+daarop ging hij met Loki te voet verder, en, na den geheel en dag
+gezworven te hebben, bereikte hij bij het vallen van den avond een
+koud en kaal land, dat in bijna ondoordringbaren nevel was gehuld. Na
+eenigen tijd te hebben gezocht zag Thor door den mist de vage omtrekken
+van wat uitzag als een vreemd gevormd huis. Het open portaal daarvan
+was zóó ruim en hoog dat het den geheelen eenen kant van het huis
+scheen te beslaan. Toen zij er binnentraden en er vuur nog licht
+vonden, wierpen Thor en zijn makkers zich moe op den vloer om te
+slapen, maar werden spoedig ontrust door een eigenaardig gedruisch, en
+een langdurig beven van den grond onder hen. Vreezend dat het geheele
+dak gedurende deze aardbeving zou neervallen, vluchtten Thor en zijn
+makkers in een vleugel van het gebouw, waar zij weldra in diepen slaap
+vielen. Toen de dag aanbrak, gingen de god en zijn makkers naar buiten,
+maar zij waren nauwelijks op weg of zij zagen dat een reus lag te
+slapen en ontdekten dat de eigenaardige geluiden, die hun rust hadden
+gestoord, teweeggebracht werden door zijn gesnork. Op dat oogenblik
+werd de reus wakker, stond op, rekte zich uit, keek rond naar zijn
+eigendom dat hij kwijt was, en nam een seconde later het ding op dat
+Thor en zijn gezellen in het donker ten onrechte voor een huis hadden
+gehouden. Toen bespeurden zij met verbazing dat dit niets anders was
+dan een groote handschoen en dat de vleugel waarin zij allen hadden
+geslapen de afgezonderde plaats was voor den grooten duim van den
+reus! Vernemend dat Thor en zijn makkers op weg waren naar Utgard,
+zooals het gebied der reuzen ook heette, stelde Skrymir, de reus,
+voor hun gids te zijn; en na den geheelen dag met hen te hebben
+gewandeld, bracht hij hen, toen de avond viel, op een plaats, waar
+hij hen voorstelde te rusten. Maar eer hij ging liggen bood hij hun de
+proviand in zijn knapzak aan. Maar trots hun ingespannen poging konden
+noch Thor noch zijn makkers de knoopen losmaken die Skrymir had gelegd.
+
+
+ Skrymir riemen
+ Schenen te hard
+ Toen gij het voedsel niet krijgen kondet,
+ Toen gij, gezond, van honger stierft.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Utgard-Loki.
+
+Boos over zijn gesnork, dat hem wakker hield, deelde Thor hem driemaal
+geweldige slagen toe met zijn hamer. Deze slagen, echter, in plaats van
+het monster te vernietigen, hadden niet meer uitwerking op den slapende
+dan wanneer een stukje boomschors of een takje van een vogelnest boven
+op zijn gezicht was gevallen. Vroeg in den morgen verliet Skrymir
+Thor en zijn makkers, en wees hun den kortsten weg naar Utgard-Loki's
+kasteel, dat van groote ijsblokken gebouwd was, met hooge schitterende
+ijskegels als pilaren. De goden slopen tusschen de sluitboomen van
+de groote poort door en gingen moedig naar den koning der reuzen,
+Utgard-Loki, die hen herkende en dadelijk beweerde heel verwonderd
+te zijn over hun kleine gestalte, en den wensch uitdrukte te zien
+wat zij wel konden, daar hij dikwijls hun wakkerheid had hooren roemen.
+
+Loki, die langer had gevast dan hij wenschte, zei onmiddellijk dat hij
+bereid was met wien dan ook een wedstrijd te houden in het eten. Dus
+liet de koning een grooten houten trog vol vleesch in de hal brengen,
+en zette Loki aan den eenen kant en zijn kok Logi aan den anderen,
+en beval hun te laten zien wie het zou winnen. Ofschoon Loki wonderen
+deed en weldra het midden van den trog bereikte, bespeurde hij dat,
+terwijl hij zelf de beenderen had schoongekluifd, zijn tegenpartij
+die beenderen had verslonden mét den trog.
+
+Utgard-Loki glimlachte verachtelijk en zei dat zij blijkbaar in
+het eten niet heel sterk waren, en dit prikkelde Thor zoo, dat
+hij verklaarde dat, indien Loki niet kon eten als de gulzige kok,
+hij stellig het grootste vat in huis zou kunnen leegdrinken, zoo
+onleschbaar was zijn dorst. Onmiddellijk werd een horen binnengebracht,
+en Utgard-Loki zeide dat goede drinkers dien in een teug leegden, matig
+dorstige personen in twee teugen en kleine drinkers in drie. Thor zette
+nu zijn lippen aan den rand, maar ofschoon hij een zóó diepe teug nam
+dat hij dacht te barsten, kwam het vocht nog bijna aan den rand toen
+hij zijn hoofd ophief. Een tweede en derde poging om dezen horen te
+ledigen bleek al even weinig succes te hebben. Thialfi stelde toen
+een wedloop voor, maar een jonge kerel, Hugi geheeten, die het tegen
+hem opnam, kwam hem weldra voorbij, ofschoon Thialfi heel vlug liep.
+
+Thor stelde vervolgens voor zijn kracht te toonen door gewichten op
+te tillen, en werd uitgedaagd de kat van den reus op te nemen. Hij
+nam een kans te baat om zijn gordel Megin-giörd, die zijn kracht in
+hooge mate vermeerderde, vast te maken en trok toen en deed zijn best,
+maar kon enkel een harer poten van den vloer oplichten.
+
+
+ Sterk is Thor, buiten kijf, als Megin-garder
+ Hij dicht sluit om zijn rotsge lend'nen heen.
+
+ Vikingverhalen van het noorden (R. B. Anderson).
+
+
+Een laatste poging van zijn kant om te worstelen met Udgard-Loki's
+oude voedster Elli, de eenige partij die men een zoo nietigen kerel
+waardig keurde, eindigde even ongelukkig, en toen de goden bekenden,
+dat zij verslagen waren, werden zij gastvrij onthaald. Den volgenden
+morgen werden zij begeleid tot de grenzen van Utgard, waar de reus
+hun beleefd te kennen gaf dat hij hoopte dat zij nooit meer hem
+zouden uitdagen, daar hij genoodzaakt was geweest toovermacht tegen
+hen te gebruiken. Hij vertelde toen dat hij de reus Skrymir was, en
+dat, had hij de voorzorg niet genomen een berg te zetten tusschen
+zijn hoofd en Thors slagen, terwijl hij schijnbaar lag te slapen,
+hij gedood zou zijn, evenals diepe kloven in de berghelling, waarop
+hij wees, getuigden van de kracht van den God. Verder deelde hij
+mede dat Loki's tegenpartij Logi was (wild vuur); dat Thialfi een
+wedloop had gehouden met Hugi (gedachte), den allersnelsten looper;
+dat Thors drinkhoren was verbonden met den oceaan, waar zijn diepe teug
+een aanmerkelijke ebbe had veroorzaakt, dat de kat in werkelijkheid
+de verschrikkelijke Midgardslang was die de wereld omgordt, welke
+Thor bijna uit de zee had getrokken; en dat Elli, zijn voedster,
+de ouderdom was die niemand kon weerstaan. Toen hij deze woorden
+geëindigd had en hen had gewaarschuwd nooit weer terug te keeren,
+of hij zou zich zelf verdedigen door gelijke toovenarijen, verdween
+Utgard-Loki, en ofschoon Thor vertoornd zijn hamer zwaaide en zijn
+kasteel had willen verbrijzelen, omhulde dit een nevel zoo dicht
+dat het niet zichtbaar was, en de dondergod was genoodzaakt terug te
+keeren naar Trud-vang zonder dat hij zijn bedoelde heilzame les aan
+het geslacht der reuzen gegeven had.
+
+
+ En zwaar gewapend ging
+ Wel dikwijls Thor den weg naar Jötun-heim
+ Maar trots zijn gordel, trots zijn stalen mantel
+ Zit steeds nog Udgard-Loki op zijn troon,
+ Kwaad, zelf en kracht, gaat voor geen kracht op zij.
+
+ Vikingverhalen van het noorden (R. B. Anderson).
+
+
+
+Thor en Hrungnir.
+
+Odin zelf ijlde eens door de lucht op z'n achtpootig paard Sleipnir,
+toen hij de aandacht trok van den reus Hrungnir die een wedloop
+voorstelde, zeggende dat Gullfaxi zijn paard Sleipnir in snelheid
+evenaarde. In de hitte van den strijd merkte Hrungnir de richting
+niet waarin zij gingen, totdat, in de ijdele verwachting dat hij
+Odin zou inhalen, hij zijn paard voortdreef tot de poorten van het
+Valhalla. Toen hij ontdekte waar hij was, werd de reus bleek van angst,
+want hij wist dat hij zijn leven op het spel had gezet door zich in
+de burcht van de goden, zijn erfvijanden, te wagen.
+
+De Aesir echter stonden te hoog om zelfs bij een vijand van tegenspoed
+te profiteeren, en in plaats van hem kwaad te doen, noodigden zij hem
+in hun eethallen, waar hij flink begon te drinken van de hemelsche mee
+die voor hem werd neergezet. Hij werd al spoedig zóó opgewonden dat hij
+zich op zijn macht begon te beroepen en verklaarde dat hij eens zou
+komen en Asgard in bezit nemen, dat hij met de goden samen vernielen
+zou, behalve Freya en Sif, naar wie hij met bewonderenden blik keek.
+
+De goden die wisten dat hij niet toerekenbaar was, lieten hem
+ongehinderd doorpraten, maar Thor, die toen juist van een zijner
+reizen thuis kwam en die zijn dreigement hoorde, dat hij de beminde
+Sif zou weghalen, werd vreeselijk woedend. Hij zwaaide razend zijn
+hamer met het doel den grootspreker te vernietigen. Dit wilden de
+goden echter niet toestaan en wierpen zich snel tusschen den toornigen
+Thor en zijn gast, terwijl zij Thor smeekten de heilige rechten der
+gastvrijheid te eeren, en hun vreedzame plaats niet te ontheiligen
+door het vergieten van bloed.
+
+Thor werd ten slotte er toe gebracht zijn toorn te breidelen, maar
+hij vroeg dat Hrungnir tijd en plaats zou aangeven voor een "holmgang"
+zooals een noorsch tweegevecht gewoonlijk werd genoemd. Dus uitgedaagd
+beloofde Hrungnir Thor te zullen treffen te Griottunagard, de grenzen
+van zijn gebied, drie dagen later, en vertrok wat ontnuchterd door
+den schrik, dien hij had gekregen. Toen zijn medereuzen hoorden
+hoe onnadenkend hij was geweest, scholden zij hem erg uit; maar
+zij overlegden samen hoe het beste te maken van den leelijken
+toestand. Hrungnir vertelde hun dat hij het voorrecht mocht hebben
+vergezeld te zijn door een krijger met wien Thialfi zou vechten, en
+daarom gingen zij een wezen maken uit klei, negen mijlen lang en naar
+evenredigheid breed, dat zij Mokerkialfi (nevelwader) noemden. Daar
+zij geen menschelijk hart konden vinden dat groot genoeg was om het
+in de borst van dit monster te steken, namen zij dat van een merrie,
+dat echter van vrees sidderde en beefde. De dag van het tweegevecht
+kwam. Hrungnir en zijn krijger wachtten op het terrein de aankomst
+van hun respectieve partijen. De reus had niet alleen een steenen hart
+en schedel, maar ook een schild en knots van dezelfde stof, en hield
+zich daarom bijna voor onoverwinlijk. Thialfi kwam voor zijn meester
+en kort daarop was er een heftig gedruisch en geschud waardoor de
+reus merkte dat zijn vijand door den grond zou komen en hem van onder
+aanvallen. Hij volgde dus een wenk van Thialfi en stond op zijn schild.
+
+Een oogenblik later zag hij echter zijn vergissing, want, terwijl
+Thialfi Mokerkialfi aanviel met een spade, kwam Thor plotseling
+op het tooneel en wierp zijn hamer vlak naar het hoofd van zijn
+tegenpartij. Hrungnir hield, om den slag af te weren, zijn steenen
+knots, die in stukken over de aarde vloog en oorzaak werd van al
+de keiën welke men er later zou vinden, en een stuk drong diep in
+Thors voorhoofd. Toen de god bewusteloos ter aarde viel, kraakte
+zijn hamer tegen het hoofd van Hrungnir, die dood naast hem neerviel,
+in dier voege dat een zijner zware beenen over den god kwam te liggen.
+
+
+ Gij doet mij denken nu
+ Hoe ik met Hrungnir vocht,
+ Dien stoutmoedigen Jötun,
+ Wiens hoofd was gansch van steen;
+ Toch deed ik hem vallen
+ En voor mij tuim'len.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Thialfi die intusschen had afgerekend met den grooten reus van klei
+met zijn laf merriehart, ijlde nu zijn meester te hulp, maar zijn
+pogingen waren vruchteloos, en ook konden de andere goden, die hij
+snel te hulp riep, het belemmerende been niet oplichten. Toen zij
+daar stonden, zich hulpeloos verbazend wat zij verder zouden doen,
+kwam Thors zoontje, Magni, aan. Volgens verschillende berichten was
+hij toen slechts drie dagen of drie jaar oud, maar hij greep snel
+den voet van den reus, en, zonder dat iemand hem hielp, bevrijdde hij
+zijn vader, zeggend dat indien men hem slechts eerder had geroepen hij
+met beiden, reus en krijger, zou hebben afgerekend. Deze openbaring
+van kracht verbaasde de goden zeer, en deed hun de waarheid merken
+van de verschillende voorspellingen, die alle verklaarden dat hun
+afstammelingen machtiger zouden zijn dan zij, hen zouden overleven en
+op hun beurt over den nieuwen hemel en de nieuwe aarde zouden regeeren.
+
+Om zijn zoon te beloonen voor zijn tijdige hulp gaf Thor hem het ros
+Gullfaxi (goud-manig), dat hem krachtens recht van buitmaking toekwam,
+en Magni reed voortaan steeds op dit wonderbare paard, dat bijna den
+beroemden Sleipnir evenaarde in snelheid en weerstandsvermogen.
+
+
+
+Groa, de toovenares.
+
+Na een vergeefsch pogen om den steensplinter uit zijn voorhoofd te
+verwijderen, keerde Thor bedroefd naar Thrud-vang terug, waar Sifs
+liefderijke pogingen even weinig succes hadden. Zij besloot dus
+om Groa (groenmaakster) te zenden, een toovenares, beroemd om hare
+bedrevenheid in de geneeskunst en om de kracht harer tooverformulen
+en bezweringen. Groa verklaarde zich dadelijk bereid alles wat in haar
+vermogen was te doen om den god te helpen, die zoo vaak haar terwille
+was geweest, en begon plechtig voor te dragen machtige runen, onder
+welker invloed Thor den steen losser en losser voelde worden. Zijn
+vreugde bij het uitzicht op een spoedige verlossing deed Thor wenschen
+de toovenares direct te beloonen, en wetend dat niets grooter genot kon
+geven aan een moeder dan het uitzicht een langverloren kind terug te
+zien, ging hij haar vertellen dat hij pas den Elivagar of ijsstroom had
+overgestoken, om haar zoontje Orvandil (zaad) uit de wreede macht der
+reuzen te bevrijden, en dat hij er in geslaagd was hem in een mandje
+mee te voeren. Maar daar de kleine ondeugd volhield een van zijn
+bloote teenen door een gat in de mand te steken, was deze bevroren,
+en Thor brak hem toevallig af en wierp hem in de lucht, waar hij als
+een ster zou schijnen, in het Noorden als "Orvandils Teen" bekend.
+
+Verheugd bij dit nieuws hield de profetes met hare bezweringen op
+om haar blijdschap uit te drukken, maar daar zij juist vergeten was
+waar zij was gebleven, kon zij haar betoovering niet voortzetten
+en de keisteen bleef in Thors voorhoofd zitten waar hij nimmer kon
+worden uitgehaald.
+
+Daar Thors hamer hem altijd zulke goede diensten bewees werd deze het
+meest van alles wat hij had geprezen, en groot was zijn teleurstelling
+toen hij op zekeren morgen wakker werd en de hamer weg bleek. Zijn
+kreet van toorn en teleurstelling riep Loki weldra aan zijn zijde
+en hem vertrouwde Thor het geheim van zijn verlies toe, zeggende dat
+als de reuzen er achter kwamen zij weldra Asgard zouden trachten te
+bestormen en de goden te vernielen.
+
+
+ Toornig werd Thor, ontwaakt nu weer,
+ En vond zijn trouwe knots niet meer,
+ Hij fronsde 't hoofd, hij streek zijn baard,
+ Toen keek rondom de zoon der aard,
+ En daar hij sprak dit woord vóór al:
+ "Nu luister wat 'k u zeggen zal,
+ Wat god noch mensch weet, leer ik u:
+ Weg is mijn knots, wat moet ik nu?"
+
+ Thryms Quida.
+
+
+
+Thor en Thrym.
+
+Loki zeide dat hij zijn best zou doen om den dief te ontdekken en den
+hamer terug te vinden, als Freya hem haar valkenveeren wilde leenen,
+en hij haastte zich onmiddellijk naar Folkvang om ze te vragen. Zijn
+reis had succes, en in de gestalte van een vogel vloog hij toen over
+de rivier Ifing en over de kale uitgestrektheid van Jötun-heim,
+waar hij vermoedde dat de dief zich ophield. Daar zag hij Thrym,
+heer der vorstreuzen en god van den verwoestenden donder, alleen aan
+een heuvelhelling zitten. Hem listig uitvragend, kwam hij spoedig te
+weten dat Thrym den hamer had gestolen en hem diep onder den grond
+begraven had. Bovendien merkte hij dat er weinig kans was hem terug
+te krijgen tenzij Freya hem gebracht werd als een vogel uitgedost.
+
+
+ Ik houd des Dond'rers knots bewaard
+ Acht meters diep beneden d' aard;
+ Geen is er die mij hem zal ontstelen
+ Als hij Freya niet brengt om mijn bed te deelen.
+
+ Thryms Quida.
+
+
+Verontwaardigd over de laatdunkendheid van den reus, keerde Loki terug
+naar Thrud-vang, maar Thor meende dat het goed zou zijn Freya op te
+zoeken en te trachten haar over te halen dat zij zich zou opofferen ten
+algemeenen nutte. Maar toen de Aesir de godin der schoonheid vertelde
+wat hij van haar wilde, werd zij zóó woedend dat haar halsketting
+barstte. Zij zeide hem dat zij nooit haren geliefden echtgenoot zou
+verlaten voor welken god ook, veel minder een afschuwelijken reus huwen
+en in Jötun-heim wonen, waar alles uiterst somber was, en waar zij
+spoedig zou sterven aan heimwee naar de groene velden en de bloemrijke
+weiden, waarin zij zoo gaarne rondzwierf. Ziende dat verdere overreding
+vruchteloos zou zijn, keerden Loki en Thor huiswaarts en overlegden
+er een ander plan om den hamer terug te krijgen. Op Heimdall's raad,
+die echter slechts met grooten tegenzin werd aangenomen, leende Thor de
+kleeren van Freya en haar halsketting, trok deze aan en wikkelde zich
+in een dichten sluier. Nadat Loki zich als een kamenier had vermomd,
+steeg hij met hem in den wagen, met geiten bespannen, en het vreemd
+uitgedoste paar vertrok naar Jötun-heim, waar zij de respectieve
+rollen zouden spelen van de godin der schoonheid en hare dienstbare.
+
+
+ Naar huis gedreven
+ Werden de geiten,
+ Gespannen voor de kar;
+ Vlug moest het gaan--
+ De bergen dreunden,
+ De aarde stond in vlam;
+ Odins zoon
+ Reed naar Jötun-heim.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Thrym heette zijn gasten welkom aan de deur van het paleis, zeer
+verheugd bij de gedachte, dat hij weldra in het volle bezit zou
+zijn van de godin der schoonheid, naar wie hij lang te vergeefs
+had gezucht. Hij voerde hen vlug naar de eetzaal, waar Thor,
+de uitverkoren bruid, zich onderscheidde door een os op te eten,
+acht groote zalmen, en al de koeken en zoetigheden die voor de
+vrouwen bestemd waren, terwijl hij deze verschillende gerechten
+wegspoelde met den inhoud van twee vaten mee. De reus-bruidegom
+sloeg deze gastronomische daden gade met verwondering, waarop Loki,
+om hem gerust te stellen, vertrouwelijk fluisterde dat de bruid zóó
+verliefd op hem was, dat zij in meer dan acht dagen niet in staat
+was geweest een bete te nuttigen. Thrym trachtte toen de bruid
+te kussen, maar week terug, ontsteld door het vuur van haar blik,
+dien Loki uitlegde als een brandenden liefdeblik. Op de zuster van
+den reus, die om de gewone geschenken vroeg, werd niet eens gelet;
+daarom fluisterde Loki den verbaasden Thrym weer toe dat liefde
+de menschen afgetrokken maakt. Opgewonden door hartstocht en mee,
+die ook hij in groote hoeveelheden had gedronken, beval de bruidegom
+zijn dienaren nu den heiligen hamer te brengen ten einde het huwelijk
+in te zegenen, en zoodra hij er was legde hij hem in den vermeenden
+schoot van Freya. Dadelijk greep een sterke hand het korte handvat,
+en weldra werden de reus, zijn zuster, en al de genoodigde gasten
+verslagen door den vreeslijken Thor.
+
+
+ "Haal nu den hamer, breng hem der maagd
+ En leg hem neer op den schoot der vrouw",
+ De Dond'rer lacht, stil verblijd,
+ Toen de hamer werd op zijn schoot geleid,
+ Eerst bracht hij Thrym, den koning, om,
+ En verder al de reuzen rondom.
+
+ Thryms Quida.
+
+
+Een rookende puinhoop achterlatend reden de goden toen snel naar Asgard
+terug, waar de geleende kleederen aan Freya werden teruggegeven,
+zeer tot verlichting van Thor, en de Aesir zich verheugde over de
+ontdekking van den kostbaren hamer. Toen later Odin keek naar dien
+kant van Jötun-heim van zijn troon Hlidskialf, zag hij de ruïnen bedekt
+met teedere groene spruiten, want Thor had, na zijn vijand overwonnen
+te hebben, zijn land in bezit genomen, dat voortaan niet langer kaal
+en woest zou blijven maar in overvloed vrucht voortbrengen zou.
+
+
+
+Thor en Geirrod.
+
+Loki leende eens Freya's valkengewaad en vloog uit op zoek van
+avonturen naar een anderen kant van Jötun-heim, waar hij ging
+zitten boven op den gevel van Geirrods huis. Hij trok al spoedig de
+aandacht van dezen reus, die een van zijn knechten beval den vogel
+te vangen. Loki had vermaak in de onhandige pogingen van den man om
+hem te pakken en vloog van plaats tot plaats, zich enkel bewegend
+juist wanneer de reus op het punt was hem te grijpen, toen hij zich
+vergiste in den afstand en hij plotseling merkte dat hij gevangen was.
+
+Aangetrokken door de schitterende oogen van den vogel keek Geirrod
+er oplettend naar en besloot dat het een god was in vermomming,
+en toen hij zag dat hij hem niet tot spreken kon dwingen, sloot hij
+hem in een kooi, waar hij hem drie heele maanden hield zonder spijs
+of drank. Ten slotte door honger en dorst genoopt vertelde Loki wie
+hij was en herkreeg zijn vrijheid door te beloven dat hij Thor zou
+overhalen Geirrod te bezoeken zonder zijn hamer, gordel of magischen
+handschoen. Loki vloog toen naar Asgard terug en zei Thor dat hij
+koninklijk was onthaald en dat zijn gastheer een sterk verlangen had te
+kennen gegeven om den machtigen dondergod te zien, van wien hij zulke
+wonderbare verhalen gehoord had. Gevleid door deze listige woorden
+stemde Thor toe in een vriendschappelijken tocht naar Jötun-heim,
+en de twee goden vertrokken, de drie wapenen thuis latend. Zij
+waren nog niet ver gekomen, toen zij het huis bereikten van Grid,
+een van Odins vele vrouwen. Toen zij zag dat Thor ongewapend was,
+waarschuwde zij hem zich in acht te nemen voor verraad en leende hem
+haar eigen gordel, staf en handschoen. Korten tijd daarna verlieten
+Thor en Loki haar en kwamen aan de rivier Veimer, die de Donderaar,
+het waden gewoon, wilde doorloopen, terwijl hij Loki en Thialfi zich
+liet vasthouden aan zijn gordel.
+
+Maar midden in den stroom greep hem een plotselinge wolkbreuk en
+vloed; de wateren begonnen te rijzen en te bruischen, en, ofschoon
+Thor stevig op zijn staf leunde, werd hij bijna weggezweept door de
+kracht van den woedenden stroom.
+
+
+ Was niet, Veimer,
+ Nu 'k doorwaden u wil
+ Naar des reuzen land!
+ Weet als gij wast,
+ Wast mijn godensterkte
+ Hoog als de hemelen.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Thor bespeurde nu dat stroomop Geirrods dochter Gialp zich bevond,
+en terecht vermoedend dat zij den storm veroorzaakte, nam hij een
+zwaren kei en gooide haar daarmee, mompelend dat de beste plaats
+om een rivier af te dammen bij haar bron was. Het werptuig had de
+bedoelde uitwerking, want de reuzen vluchtten, de wateren vielen,
+en Thor, uitgeput maar gered, trok zich op den anderen oever aan een
+kleinen struik op, den bergesch of sorbe. Deze staat sedert bekend als
+"Thors redding" en verborgen machten worden er aan toegeschreven. Na
+een poos rusten hervatten Thor en zijn makkers hun reis; maar toen
+zij aan Geirrods huis kwamen was de god zóó uitgeput dat hij moe
+neerviel op den eenigen stoel die er was. Maar tot zijn verbazing
+voelde hij hem onder zich oprijzen, en, vreezende dat hij tegen de
+balken zou verpletterd worden, stiet hij den geleenden staf tegen den
+zolder en drukte den stoel met alle macht naar beneden. Toen volgden
+een geweldig gekraak, plotselinge kreten en zuchten van pijn; en toen
+Thor aan het onderzoeken ging, bleek het dat de dochters van den reus,
+Gialp en Greip, onder zijn stoel waren geslopen om hem verraderlijk
+te vermoorden, en dat zij een verdiend loon hadden gekregen en beiden
+verpletterd waren.
+
+
+ Eens gebruikte ik
+ Mijn asa-macht
+ In het reuzenland,
+ Toen Gialp en Greip
+ Mij naar boven tilden.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Geirrod verscheen nu en daagde Thor uit tot een proeve van kracht en
+handigheid, maar zonder te wachten op een van te voren afgesproken
+teeken wierp hij hem met een rood-gloeiende wig. Thor, vlug van
+oogen en een ervaren opvanger, ving het werptuig op met den ijzeren
+handschoen van de reuzin en sloeg het terug naar zijn tegenpartij. Zóó
+groot was de kracht van den god, dat het ding niet alleen heenging door
+den pilaar waarachter de reus gevlucht was, maar door hem zelf heen en
+door den muur van het huis, en diep in den grond buiten, zich begroef.
+
+Thor ging toen naar het lijk van den reus, dat op den slag van zijn
+wapen versteend was, en zette het op een zichtbare plaats, als een
+herinnering aan zijn kracht en aan de overwinning, die hij behaald
+had op zijn verschrikkelijke vijanden, de bergreuzen.
+
+
+
+De vereering van Thor.
+
+Thors naam is gegeven aan vele plaatsen die hij dikwijls bezocht,
+zooals de voornaamste haven van de Faroe-eilanden, en aan geslachten
+die beweren van hem af te stammen. Hij komt nog voor in namen als
+Thunderhill in Surrey, en in de geslachtsnamen Thorburn en Thorwaldsen,
+maar is het duidelijkst in den naam van een der dagen van de week,
+Thors dag of Thursday (Donderdag).
+
+
+ Over heel d' aard
+ Is het nog Thors dag.
+
+ Sage van koning Olaf (Longfellow).
+
+
+Thor werd beschouwd als een buitengewoon goede god, en daarom werd
+hij in zoo breeden kring gehuldigd en rezen tempels hem ter eere op
+in Moeri, Hlader, Godey, Gothland, Upsala en op andere plaatsen, waar
+het volk nooit verzuimde hem te smeeken op Yuldag, zijn hoofdfeest,
+om een gunstig jaar. Men was gewoon dien dag een groot blok van een
+eik, den hem geheiligden boom, te branden, als een zinnebeeld van de
+warmte en het licht van den zomer, die zouden verdrijven de duisternis
+en de koude van den winter.
+
+Bruiden droegen altijd rood, Thors geliefkoosde kleur, die als
+het zinnebeeld van de liefde gold, en om dezelfde reden waren
+verlovingsringen in het noorden bijna altijd van een rooden steen
+voorzien.
+
+Thors tempels en beelden waren, evenals die van Wodan, uit hout
+gemaakt, en het meerendeel er van werd vernield gedurende de regeering
+van koning Olaf den Heilige. Volgens oude kronieken dwong deze vorst
+zijn onderdanen met geweld Christen te worden. Hij was vooral boos
+op de bewoners van een zekere provincie, omdat zij een ruw beeld van
+Thor dienden, dat zij met gouden versierselen bedekten, en waarvoor
+zij iederen avond voedsel neerzetten, bewerend dat de god het opat,
+daar er den volgenden morgen geen spoor meer van over was.
+
+Toen de bevolking werd aangezegd in 1030, dat zij dit beeld moest
+verloochenen ten gunste van den waren god, beloofde zij dit te
+zullen doen als den volgenden dag de lucht bewolkt was; maar toen
+na een heelen nacht, dien Olaf in vurig gebed had doorgebracht, er
+een bewolkte dag volgde, zeide het obstinate volk nog niet overtuigd
+te zijn van Gods macht, en enkel te zullen gelooven als de zon den
+volgenden dag scheen.
+
+Opnieuw bracht Olaf den nacht biddend door, maar, toen de morgen
+daagde, was tot zijn groote spijt de lucht bewolkt. Niettemin
+verzamelde hij het volk bij Thors standbeeld, en na heimelijk zijn
+eersten dienstman te hebben opgedragen het beeld met zijn strijdbijl te
+verbrijzelen als het volk een oogenblik de oogen afwendde, begon hij
+het toe te spreken. Plotseling, toen allen aan het luisteren waren,
+wees Olaf naar den horizon, waar de zon langzaam door de wolken brak,
+en riep uit "Zie onzen God!" Het heele volk keerde zich om, om te zien
+wat hij bedoelde en de dienstman benutte deze gelegenheid om het beeld
+aan te vallen, dat gemakkelijk voor zijn slagen bezweek, en een menigte
+muizen en ander ongedierte kwamen haastig uit zijn inwendige, dat hol
+was, te voorschijn. Toen de menschen zagen dat het voedsel, door hen
+geplaatst voor hun god, was verslonden door schadelijke dieren alleen,
+hielden zij op Thor te vereeren, en namen voor goed het geloof aan,
+dat koning Olaf hun zoo lang en te vergeefs had willen opdringen.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK V: TYR.
+
+
+De god van den oorlog.
+
+Tyr, Tiu of Ziu was de zoon van Odin, en, volgens verschillende
+mythologen, was zijn moeder Frigga, de koningin van de goden, of een
+schoone reuzin wier naam onbekend is, maar die de verpersoonlijking
+was van de onrustige zee. Hij is de god van de krijgseer, en een van
+de twaalf hoofdgodheden van Asgard. Ofschoon hij er geen speciale
+woning schijnt te hebben gehad, was hij altijd welkom te Vingolf of
+Valhalla, en zat op een van de twaalf tronen in de groote vergaderhal
+van Gladsheim.
+
+
+ Gladsheim, de hal, die is uit goud gewrocht,
+ Waar, in een cirkel, twalef stoelen staan
+ Van goud, in 't midden Odins troon het hoogst.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Als de god van moed en oorlog, werd Tyr dikwijls door de verschillende
+volken van het Noorden aangeroepen, die zich, tot hem, evenals tot
+Odin, wendden, om de overwinning. Dat hij naast Odin en Thor stond,
+blijkt uit zijn naam Tiu, die aan een van de dagen der week is
+gegeven, Tiu's dag, wat in het moderne Engelsch is geworden Tuesday
+(Dinsdag). Onder den naam Ziu, was Tyr de voornaamste god van de
+Suaven, die oorspronkelijk hun hoofdstad, het tegenwoordige Augsburg,
+Ziusburg noemden. Dit volk, den god vereerende zooals het dat deed, was
+gewoon hem te huldigen in de gestalte van een zwaard, zijn kenmerkend
+attribuut, en hield hem ter eere groote zwaarddansen, bestaande uit
+verschillende figuren. Soms vormden de deelnemers twee lange lijnen,
+kruisten hunne zwaarden, met de punten naar boven, en noodigden den
+stoutmoedigsten onder hen uit vliegensvlug er over heen te springen. Op
+andere tijden hielden de krijgers hun zwaardpunten dicht bij elkander
+in den vorm van een roos of een wiel, en als deze figuur volkomen was,
+noodigden zij hun aanvoerder uit op het dus gevormde kruispunt van
+vlakke, schitterende zwaarden te gaan staan, en dan droegen zij hem
+er op in triomf door het legerkamp. De zwaardspits werd verder als
+zóó heilig beschouwd dat het gebruik werd er eeden op te zweren.
+
+
+ Komt herwaarts, heeren,
+ En legt uw handen neder op mijn zwaard;
+ Dat nooit g' iets zeggen zult van wat gij hoordet,
+ Zweert bij mijn zwaard het."
+
+ Hamlet (Shakespeare.)
+
+
+Een karakteristieke trek van de vereering van dezen god onder de
+Franken en eenige andere Noorsche volken was dat de priesters,
+die Druids of Godi heetten, menschenoffers brachten op hun altaren,
+terwijl zij aan een van de kanten van de ruggegraat hunner slachtoffers
+een diepe insnijding maakten, er de ribben, die van binnen waren
+losgerukt, uithaalden, en door de dus gemaakte opening de ingewanden
+uittrokken. Natuurlijk werden alleen krijgsgevangenen zoo behandeld,
+en het werd als een zaak van eer beschouwd bij de noord-europeesche
+stammen, dat men deze marteling zonder klacht doorstond. Deze offers
+werden gebracht op ruwe steenen altaren die dolmens heetten, en die
+men in Noord-Europa nog kan zien. Daar Tyr beschouwd werd als de
+beschermgod van het zwaard moest men, noodzakelijk het teeken of de
+rune, die hem voorstelde, op het staal van ieder zwaard graveeren--een
+regel welken de Edda allen inprentte die verlangend waren naar het
+behalen van overwinning.
+
+
+ "Sig-runes moet gij kennen
+ Als gij zege (sigr) hebben wilt,
+ En op uw zwaardstaal drijf ze;
+ Enk'le op de scheê,
+ Enk'le op 't gevest,
+ En tweemaal den naam van Tyr".
+
+ Lied van Sigdrifa.
+
+
+Tyr was dezelfde als de Saksische god Saxnot (van sax, een zwaard)
+als Er, Heru, of Cheru, de opperste god der Cheruski, die hem ook
+als den god der zon beschouwden, en in zijn schitterend zwaardstaal
+een beeld van zijn stralen zagen.
+
+
+ Dit zwaard is zelf een straal van licht,
+ Der zon ontrukt.
+
+ Valhalla (J. G. Jones).
+
+
+
+Tyrs zwaard.
+
+Volgens een oude legende werd Cheru's zwaard, dat door dezelfde
+dwergen vervaardigd was, die ook Odins speer gemaakt hadden, voor
+zeer heilig gehouden door zijn volk, waaraan hij het te bewaren
+had gegeven, zeggende dat zij, die het hadden, zeker hunne vijanden
+zouden overwinnen. Maar ofschoon het zorgvuldig behoed werd in den
+tempel, waar het zóó was opgehangen dat het de eerste stralen van
+de ochtendzon weerkaatste, verdween het op een nacht plotseling en
+op een geheimzinnige wijs. Een Vala, druïdes of profetes, door de
+priesters geraadpleegd, openbaarde dat de Nornen hadden besloten,
+dat wie het voerde de wereld zou veroveren en er door sterven zou;
+maar trots alle pogingen weigerde zij zeggen wie het had weggenomen of
+waar men het kon vinden. Eenigen tijd nadat dit niet gebeurd was, kwam
+een forsch en waardig uitziend vreemdeling te Keulen, waar Vitellius,
+de Romeinsche prefect, feestvierde, en riep hem van zijn geliefde
+lekkere spijzen af. In tegenwoordigheid van de Romeinsche soldaten
+gaf hij hem het zwaard, zeggende dat het hem roem en faam zou brengen,
+en begroette hem ten slotte als keizer. De kreet werd overgenomen door
+de verzamelde legioenen, en Vitellius was tot keizer van Rome gekozen,
+zonder dat hij persoonlijk één poging had gedaan om deze eer deelachtig
+te worden. De nieuwe heerscher was echter zóó overgegeven aan zijn
+hartstocht van eten en drinken, dat hij aan het heilige wapen slechts
+weinig aandacht schonk. Op zekeren dag, toen hij met niet veel haast
+naar Rome trok, liet hij het zorgeloos hangen in de voorkamer van
+zijn paviljoen. Een Germaansch soldaat nam de kans waar om het voor
+zijn eigen roestig zwaard te ruilen, en de verdwaasde keizer merkte
+de ruiling niet. Toen hij te Rome kwam, hoorde hij dat de Oostelijke
+legioenen Vespasianus tot keizer hadden uitgeroepen, en dat deze toen
+juist onderweg was om zijn aanspraken te doen gelden op den troon.
+
+Vitellius zocht nu naar het heilig wapen om zijn rechten te verdedigen,
+maar ontdekte den diefstal en, overmand door bijgeloovige vrees,
+waagde hij het niet eens te vechten. Hij kroop weg in een donkeren
+hoek van zijn paleis, waaruit hij met schande werd weggesleept door
+het verwoede volk naar den voet van den Capitolijnschen heuvel. Daar
+werd de profetie geheel vervuld, want de Germaansche soldaat, die zich
+bij de tegenpartij had aangesloten, kwam op dat oogenblik voorbij en
+sloeg Vitellius' hoofd af met het heilig zwaard.
+
+De Germaansche soldaat ging nu van het eene legioen naar het andere,
+en doorreisde vele landen; maar waar hij en zijn zwaard ook toefden,
+was de overwinning.
+
+Nadat hij groote eer en onderscheiding had verworven, trok deze man,
+die oud geworden was, zich van den actieven dienst aan de oevers van
+den Donau terug, en begroef daar in het geheim zijn kostbaar wapen,
+terwijl hij zijn hut boven de plaats bouwde waar het lag om het,
+zoolang hij leefde, te bewaken. Toen hij op zijn sterfbed lag, vroeg
+men hem te zeggen waar hij het verborgen had, maar hij weigerde dit
+beslist, zeggende dat het zou gevonden worden door den man, wiens
+bestemming het was over de wereld te heerschen, maar dat hij niet
+den vloek zou kunnen ontgaan. Jaren gingen voorbij. Golf na golf
+stroomde het getij van barbaren-invallen over dat deel van het land,
+en het laatst van allen kwamen de vreeslijke Hunnen, onder aanvoering
+van Attila, den "Geesel Gods." Toen hij langs de rivier kwam, zag
+hij een boer bedroefd den poot van zijn koe onderzoeken, die gewond
+was door een scherp instrument, in het lange gras verborgen, en toen
+men nasporing deed, vond men de punt van een begraven zwaard uit den
+grond steken.
+
+Toen Attila het mooie werk en den goeden staat van dit wapen zag, riep
+hij dadelijk uit dat het Cherus' zwaard was, en terwijl hij het boven
+zijn hoofd zwaaide zeide hij dat hij de wereld zou veroveren. Gevecht
+na gevecht werd door de Hunnen bevochten, die, volgens de sagen,
+altijd zegevierden, totdat Attila genoeg had van den oorlog en zich in
+Hongarije neerliet, en de schoone Bourgondische prinses Ildico trouwde,
+wier vader hij verslagen had. Deze prinses, boos om den moord van haar
+bloedverwant en dien willende wreken, maakte gebruik van 's konings
+dronkenschap op den avond van zijn huwelijk om het goddelijk zwaard
+zich toe te eigenen, waarmee zij hem in zijn bed neersloeg, opnieuw
+de profetie vervullend die zoovele jaren te voren was uitgesproken.
+
+Het tooverzwaard verdween weer langen tijd om nog eens te worden
+opgedolven, voor den laatsten keer, door den hertog van Alva, den
+generaal van Karel V, die kort daarop de overwinning bij Mühlberg
+behaalde (1547). De Franken waren gewoon jaarlijks krijgsspelen te
+houden ter eere van het zwaard; maar men zegt dat toen de heidensche
+goden ten bate van het Christendom waren afgezworen, de priesters
+velen hunner attributen op de heiligen overbrachten en dat dit
+zwaard het eigendom werd van den Aartsengel St. Michael, die het
+sinds altijd droeg.
+
+Tyr, wiens naam synoniem was met dapperheid en wijsheid, werd door
+het oude Noorsche volk ook beschouwd als de witarmige Valkyren, Odins
+bodinnen, onder zijn bevel te hebben, en men dacht dat hij het was
+die de krijgslieden uitzocht welke zij moeten overbrengen naar het
+Valhalla om de goden te helpen op den laatsten dag.
+
+
+ De god Tyr zond
+ Gondul en Skogul
+ Om te kiezen een vorst
+ Uit het ras van Ingve,
+ Om te wonen met Odin
+ In het ruime Valhal.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+
+De geschiedenis van Fenris.
+
+Men sprak doorgaans van Tyr als van den eenarmige en beeldde hem zoo
+af, juist als men Odin een-oogig noemde. Verschillende verklaringen
+worden door verschillende autoriteiten gegeven, sommigen beweren dat
+het was omdat hij de overwinning slechts aan één kant kon geven;
+anderen omdat een zwaard slechts één lemmer heeft. Hoe dit zij,
+de ouden verklaarden het feit liever op de volgende wijze:
+
+Loki huwde in het geheim te Jötun-heim de leelijke reuzin Angur-boda
+(angst-spellende) die hem drie monsterachtige kinderen schonk--den wolf
+Fenris, Hel, de bontgekleurde godin van den dood, en Iörmungandr,
+een vreeselijke slang. Hij hield het bestaan van deze monsters
+zoolang geheim als hij kon; maar zij werden weldra zóó groot dat
+zij niet langer konden opgesloten blijven in het hol waar zij het
+licht hadden gezien. Odin merkte van zijn troon Hlidskialf, weldra
+hun bestaan, en ook de onrustbarende snelheid waarmee zij in omvang
+toenamen. Bang dat de monsters, wanneer zij sterker waren geworden,
+een inval in Asgard zouden doen en de goden vernietigen, besloot
+Alvader zich van hen te ontdoen, en ging naar Jötun-heim, waar hij
+Hel in de diepten van Nevelheim wierp, met de woorden dat zij over
+de negen leelijke werelden der dooden kon heerschen. Daarna wierp hij
+Iörmungandr in zee, waar hij zulke reusachtige afmetingen aannam, dat
+hij ten slotte de aarde omgordde en in zijn eigen staart kon bijten.
+
+
+ Geworpen in den duisteren zeegrond
+ Groeide de slang naar echten reuzenaard
+ Om heel de wereld lag zij en in haar mond
+ Hield ze, in cirkelvorm, haar staart,
+ Toch bleef zij stil
+ Op Odins wil.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Volstrekt niet blij dat de slang zoo vreeslijke afmetingen zou aannemen
+in haar nieuw element, besloot Odin Fenris naar Asgard te brengen,
+waar hij hoopte, door vriendelijke behandeling, hem tot zachtheid te
+stemmen. Maar de goden huiverden allen van schrik toen zij den wolf
+zagen, en geen durfde nader komen om hem voedsel te geven, behalve Tyr,
+die voor niets bang was. Ziende dat Fenris dagelijks toenam in omvang,
+kracht, vraatzucht en overmoed, belegden de goden een vergadering om
+te bepraten hoe zij het best van hem af konden komen. Zij besloten
+eenstemmig dat, daar hem te dooden een ontwijden zou zijn van hun
+vreedzame woonplaats, zij hem vast zouden binden zoodat hij hun geen
+kwaad kon doen.
+
+Met dat doel voor oogen, kregen zij een sterken ketting, Leiding
+geheeten, en stelden toen Fenris in scherts voor dien hem om te binden
+om zijn vermeende kracht te beproeven. Vertrouwend dat hij zich zelf
+zou kunnen bevrijden, stond Fenris gewillig toe dat zij hem zouden
+vastbinden, en toen allen er bij stonden, strekte hij zich uit met
+geweldige inspanning en brak den ketting gemakkelijk in tweeën.
+
+Terwijl zij hun spijt verborgen, prezen de goden zijn kracht zeer,
+maar zij brachten daarop een veel sterker ketting, Droma, dien,
+na eenige overreding, de wolf zich als te voren liet aandoen. Weer
+was een korte, sterke worsteling voldoende zijn boei te breken, en
+het is in het noorden een spreekwoordelijke uitdrukking geworden:
+"los te komen uit Leiding," en "zich vrij te maken van Droma,"
+wanneer men groote moeilijkheden moet te boven komen.
+
+
+ Weer trachtten d' Aesir hem te binden;
+ Weer moesten zij 't vergeefs bevinden;
+ IJzer of koper hielp geen zier,
+ Sterker tooverkunsten pasten hier.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Toen de goden nu merkten dat de gewone kettingen, hoe sterk ook,
+niets zouden uitwerken tegen de groote kracht van den wolf Fenris,
+droegen zij Skirnir, Frey's knecht, op naar Svart-alva-heim te gaan
+en de dwergen een keten te laten maken dien niemand van elkaar zou
+kunnen krijgen.
+
+Door tooverkunsten vervaardigden de elfen een dun zijden koord van
+zoo ontastbare stoffen als het geluid van de stappen eener kat,
+den baard van een vrouw, de wortelen van een berg, de verlangens van
+den beer, de stem van de visschen en het speeksel van de vogels, en
+toen het klaar was, gaven zij het aan Skirnir met de verzekering dat
+geen kracht het zou kunnen breken, en dat, hoe meer men er aan trok,
+het te sterker worden zou.
+
+
+ Gleipnir, bedocht
+ Door d' Elfen, gewrocht
+ In Svart-alf-heim, door felle toovermacht,
+ Werd tot Odin door Skirnir gebracht:
+ Zoo zacht als zij, zoo licht als lucht,
+ Was het van tooverkracht geducht.
+
+ Valhalla (J. C Jones).
+
+
+Gewapend met dit koord, dat Gleipnir heette, gingen de goden met Fenris
+naar het eiland Lyngvi, midden in het meer Amsvartnir, en stelden hem
+weer voor, zijn kracht te beproeven. Maar ofschoon Fenris nog sterker
+was geworden, wantrouwde hij het koord dat er zoo dun uitzag. Hij
+wilde zich dus niet laten binden, tenzij een van de Aesir zijn hand in
+zijn mond wou steken en ze er in laten als pand van hun goede trouw,
+en dat tegen hem geen tooverkunsten zouden worden aangewend.
+
+De goden hoorden de beslissing met teleurstelling, en allen deinsden
+terug, behalve Tyr, die, ziende dat de anderen niet durfden ingaan
+op deze voorwaarde, moedig aanstapte en zijn hand tusschen de
+kaken van het monster hield. De goden bonden Gleipnir nu vast om
+Fenris nek en pooten, en toen zij zagen dat zijn uiterste pogingen
+om zich te bevrijden vruchteloos waren, schreeuwden en lachten zij
+van plezier. Tyr kon echter hun vreugde niet deelen, want de wolf,
+bespeurende dat hij gevangen was, beet de hand van den god af bij
+het gewricht, dat sedert bekend staat als het wolfsgewricht.
+
+
+Loki. Wees stil, Tyr!
+ Gij kunt nooit beginnen
+ Een tweegevecht;
+ Van uw rechterhand moet ik
+ Ook melding maken
+ Die u Fenris ontnam.
+
+Tyr. Ik mis een hand slechts,
+ Maar gij goeden naam;
+ Droef is beider gemis,
+ Niet op zijn gemak is de wolf:
+ Hij moet blijven in boeien
+ Tot den val der goden.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Beroofd van zijn rechterhand, was Tyr nu genoodzaakt den verminkten
+arm voor zijn schild te gebruiken, en zijn zwaard te zwaaien met zijn
+linkerhand; maar zijn handigheid was zóó groot dat hij zijn vijanden
+als te voren versloeg.
+
+Trots de tegenstribbelingen van den wolf trokken de goden het eind
+van het koord Gelgia door de rots Gioll, en maakten het vast aan den
+steen Thviti, die diep in den grond werd gelaten. Zijn vreeslijke
+kaken wijd opensperrend uitte Fenris een zóó ontzettend gehuil,
+dat de goden, om hem te doen zwijgen, een zwaard in zijn bek staken,
+waarvan het gevest rustte op zijn benedenkaak en de punt tegen zijn
+gehemelte. Het bloed kwam toen in zulke stroomen te voorschijn dat
+het een groote rivier vormde, die Von werd genoemd. De wolf moest
+zoo tot den laatsten dag geketend blijven, wanneer hij zijn boeien
+zou verbreken en vrij zou zijn om het hem aangedane te wreken.
+
+
+ De wolf Fenris,
+ Van de boei ontdaan,
+ Zal zwerven op aarde.
+
+ Doods-lied van Hâkon.
+
+
+Terwijl sommige mythologen in deze mythen een beeld van de misdaad zien
+die bedwongen wordt en onschadelijk gemaakt door de kracht der wet,
+zien anderen er in het onderaardsche vuur, dat, in boeien geslagen,
+niemand iets kan doen, maar als het ontketend is de wereld vervult met
+verwoesting en ellende. Evenals het heet dat Odins tweede oog rust
+in Mimirs bron, zoo vindt men Tyrs tweede hand (zwaard) in Fenris'
+kaken. Hij heeft niet meer behoefte aan twee wapenen dan de lucht
+aan twee zonnen.
+
+De dienst van Tyr wordt vermeld in verschillende plaatsen (zooals
+Tübingen, in Duitschland) die meer of min gewijzigde vormen van zijn
+naam dragen. De naam is ook gegeven aan de monnikskap, een plant die
+in noordelijke landen bekend is als "Tyrs helm".
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK VI: BRAGI.
+
+
+Het ontstaan van de dichtkunst.
+
+Ten tijde van den twist tusschen de Aesir en de Vanas, toen men
+vrede gesloten had, werd een vaas in de vergadering gebracht, waarin
+beide partijen plechtig spuwden. Uit het speeksel schiepen de goden
+Kvasir, een wezen dat beroemd was wegens zijn wijsheid en goedheid,
+die de wereld rondging en antwoordde op alle hem gestelde vragen,
+en zoo de menschheid onderrichtte en gelukkig maakte. De dwergen,
+vernemend van Kvasirs groote wijsheid, begeerden hem, en toen zij
+hem op zekeren dag slapende vonden, versloegen twee hunner, Fialar en
+Galar, hem verraderlijk, en vingen iederen druppel van zijn bloed in
+drie vaten--den ketel Od-hroerir (ingeving) en de bekers Son (boete)
+en Boden (offer). Na dit bloed flink met honig vermengd te hebben,
+vervaardigden zij er een soort drank uit, die zóó inspireerend was,
+dat wie er van proefde onmiddellijk een dichter werd, en kon zingen
+met een lieflijkheid die stellig alle harten moest veroveren.
+
+Ofschoon de dwergen deze wonderbare meê tot eigen gebruik hadden
+gebrouwen, proefden zij er nu in het geheel niet van, maar verborgen
+haar op een geheime plaats, terwijl zij op zoek gingen naar verdere
+avonturen. Zij waren nog niet ver gegaan, toen zij den reus Gilling ook
+in diepen slaap vonden, liggend op een steilen oever, en zij rolden hem
+boosaardig in het water, waar hij omkwam. Toen zich naar zijn woning
+spoedend, klommen eenigen op het dak, dragend een grooten molensteen,
+terwijl de anderen naar binnen gingen en aan de reuzin vertelden dat
+haar man dood was. Toen zij door de deur ging rolden de ondeugende
+dwergen den molensteen op haar hoofd en doodden haar. Volgens een
+ander verhaal verzochten de dwergen den reus met hen te gaan visschen
+en slaagden er in hem te vermoorden doordat zij hem uitzonden in een
+lek schip dat zonk onder zijn gewicht.
+
+De zoo bedreven dubbele misdaad bleef niet lang ongestraft, want
+Gillings broeder, Suttung, ging snel de dwergen zoeken, besloten
+hem te wreken. Hij pakte hen in zijn machtige vuist en zette hen
+op een zandbank ver in zee, waar zij zeker zouden zijn omgekomen,
+ware het hun niet gelukt hun leven te redden door te beloven dat zij
+den reus hun pas gebrouwen meê zouden geven. Zoodra Suttung hen op
+het land zette, gaven zij hem daarom dit kostelijke mengsel, dat hij
+aan zijn dochter Gunlod toevertrouwde terwijl hij haar beval er dag
+en nacht voor te waken, en er noch goden noch menschen van te laten
+proeven. Om zijn gebod beter na te komen bracht Gunlod de drie vaten
+in den hollen berg, waar zij de wacht over ze hield met de meest
+angstvallige nauwgezetheid, en zij vermoedde niet dat Odin de plaats
+had ontdekt waar zij verborgen waren, dank de scherpe oogen van zijn
+altijd waakzame raven Hugin en Munin.
+
+
+
+Het zoeken van den drank.
+
+Toen Odin de runenwijsheid bemachtigd had en had geproefd de wateren
+van Mimirs fontein, was hij reeds de wijste der goden; maar toen hij
+vernam van de macht van den drank der inspiratie, die gemaakt was
+uit Kvasirs bloed, werd hij zeer verlangend om het toovervocht in
+bezit te krijgen. Met dit doel voor oogen zette hij dus zijn breed
+geranden hoed op, wikkelde zich in zijn wolkenmantel, en trok naar
+Jötun-heim. Op weg naar de woning van den reus kwam hij voorbij een
+veld waar negen leelijke kerels bezig waren met hooien. Odin bleef
+een oogenblik staan en keek naar hun werken, en merkende dat hun
+sikkels inderdaad heel stomp schenen, bood hij aan ze te slijpen,
+een aanbod dat de kerels gaarne aannamen.
+
+Een slijpsteen van zijn boezem halend, ging Odin aan het scherpen van
+de negen sikkels, en gaf hun handig een zóó scherpe snede dat de kerels
+er plezier aan hadden en vroegen of zij den steen konden krijgen. Met
+genoegen stond Odin dit toe en wierp den slijpsteen over den muur;
+maar toen de negen kerels te gelijk aansprongen om hem te pakken,
+wondden zij elkander met hun scherpe sikkels. Boos over hun aller
+groote zorgeloosheid begonnen zij nu te vechten en hielden niet op
+voordat zij allen doodelijk gewond of dood waren.
+
+Niets zich aantrekkend van deze treurige geschiedenis ging Odin verder
+en kwam kort daarop aan het huis van den reus Baugi, een broeder van
+Suttung, die hem zeer gastvrij ontving. In den loop van het gesprek
+vertelde Baugi hem dat hij in groote verlegenheid was, want het was
+oogsttijd en al zijn werklui waren juist dood in het hooiland gevonden.
+
+Odin die bij deze gelegenheid zich Bolwerk (kwaaddoener) had genoemd,
+bood dadelijk den reus zijn diensten aan en beloofde evenveel werk
+te zullen verrichten als de negen kerels samen, en ijverig den
+heelen zomer te zullen werken in ruil voor een teug van Suttungs
+toovermeê, als het drukke jaargetij ten einde was. Deze overeenkomst
+werd onmiddellijk gesloten, en Baugi's nieuwe knecht, Bolwerk,
+werkte den ganschen zomer onophoudelijk door; hij deed meer dan de
+afspraak nakomen en bracht al het graan veilig in de schuur voordat
+de herfstregens begonnen te vallen. Toen de eerste dag van den winter
+kwam, verscheen Bolwerk voor zijn meester en vroeg zijn loon. Maar
+Baugi aarzelde en weifelde en zeide dat hij niet ronduit zijn broeder
+Suttung om de teug der inspiratie durfde vragen, maar zou trachten
+ze door bedrog te krijgen. Samen togen Bolwerk en Baugi toen naar den
+berg waar Gunlod woonde, en daar zij geen andere manier konden vinden
+om den verborgen kelder binnen te komen, haalde Odin zijn betrouwbare
+boor, Raki geheeten, voor den dag en beval den reus met alle kracht te
+boren om een gat te maken waardoor hij naar binnen zou kunnen kruipen.
+
+Baugi gehoorzaamde zwijgend, en na eenige oogenblikken werkens trok hij
+het gereedschap terug, zeggend dat hij het door den berg had geboord
+en dat Odin er gemakkelijk in kon komen. Maar de god vertrouwde zijn
+bewering niet, blies in het gat en toen het stof en de spaanders hem in
+het gezicht vlogen, beval hij Baugi streng weer te gaan boren en niet
+weer te trachten hem te bedriegen. De reus deed zooals hem bevolen was,
+en toen hij zijn werktuig terugtrok, verzekerde Odin zich ervan dat
+het gat werkelijk klaar was. Hij veranderde zich in een slang en wrong
+er zich zóó merkwaardig snel doorheen, dat hij de scherpe boor ontweek
+die Baugi hem verraderlijk in het gat nastootte om hem te vermoorden.
+
+
+ Raki's mond liet ik
+ Maken een gat,
+ Doorknagen de rots;
+ Over en onder mij
+ Was der reuzen weg:
+ Dus waagde ik mijn hoofd.
+
+ Hávamál.
+
+
+
+De roof van den drank.
+
+Toen hij het binnenste van den berg had bereikt, nam Odin zijn
+gewone godengestalte weer aan en droeg weer zijn besterden mantel;
+zoo vertoonde hij zich in de met druipsteen behangen grot voor de
+schoone Gunlod. Hij was van plan haar liefde te winnen om haar er
+zoo toe te krijgen dat zij hem een slokje zou geven uit al de vaten,
+die aan hare zorg waren toevertrouwd.
+
+Gewonnen door zijn hartstocht stemde Gunlod er in toe zijn vrouw te
+worden, en nadat hij drie volle dagen met haar in dit verblijf had
+doorgebracht, haalde zij de vaten uit de verborgen plaats en zeide
+hem dat hij van elk een teug mocht nemen.
+
+
+ En hij kreeg een dronk
+ Van de kostb're mee.
+ Gemaakt uit Od-hroerir.
+
+ Odins Runenlied.
+
+
+Odin maakte flink gebruik van deze toestemming en dronk zóóveel dat hij
+alle drie vaten heelemaal leegdronk. Na dus verkregen te hebben al wat
+hij wenschte, dook hij weer op uit het hol, deed zijn arendsvleugelen
+aan en steeg hoog in de lucht, en, na een oogenblik boven den bergtop
+gezweefd te hebben, richtte hij zijn vlucht naar Asgard.
+
+Hij was nog ver van het gebied der goden, toen hij een vervolger
+bemerkte, en inderdaad, Suttung, die ook de gestalte van een arend
+had aangenomen, kwam hem snel achterna om hem tot teruggave van de
+gestolen mee te dwingen. Odin vloog daarom sneller en sneller, zich
+inspannend om Asgard te bereiken voordat de vijand hem inhaalde,
+en toen hij naderkwam, keken de goden met spanning naar den strijd.
+
+Ziende dat Odin slechts met moeite zou kunnen ontsnappen, haalden
+de Aesir alle brandbare stoffen, die zij konden vinden, bij elkaar,
+en toen hij over de muren van hun huis vloog, staken zij de massa
+brandstof aan, zoodat de vlammen hoog op rezen en de vleugels van
+Suttung zengden, terwijl hij den god volgde, en hij midden in het
+vuur viel waar hij verbrandde.
+
+Odin vloog tot waar de goden vaten hadden neergezet voor de gestolen
+mee, en hij spuwde den drank der inspiratie zoo snel uit dat een
+paar druppels neervielen en over de aarde verspreid werden. Daar
+werden zij het deel van rijmelaars en poëtasters, terwijl de goden het
+voornaamste tot eigen gebruik behielden, en slechts bij gelegenheid een
+teug toestonden aan den dezen of genen begunstigden sterveling, die,
+onmiddellijk daarop, wereldberoemd zou worden door zijn geïnspireerde
+zangen.
+
+
+ Van een welgekozen vorm
+ Maakt' ik goed gebruik;
+ Weinig mist de wijze;
+ Want Od-hroerir
+ Is gekomen nu
+ Op d' aarde der menschen.
+
+ Hávamál.
+
+
+Daar menschen en goden het onwaardeerbare geschenk aan Odin te danken
+hadden, waren zij steeds bereid hem hun erkentelijkheid uit te drukken,
+en zij noemden het niet alleen naar zijn naam, maar zij vereerden hem
+als patroon van welsprekendheid, poëzie en zang en van alle skalden.
+
+
+
+De god der muziek.
+
+Ofschoon Odin dus de gave der poëzie bemachtigd had, maakte hij
+zelden daarvan gebruik. Het was voorbehouden aan zijn zoon Bragi,
+het kind van Gunlod, de god van poëzie en muziek te worden, en de
+wereld door zijn liederen te betooveren.
+
+
+ Wit gebaard, oud
+ Speelt Bragi zijn gulden
+ Harp--en nog zachter
+ Sluipt weg de dag.
+
+ Viking-vertellingen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+Zoodra Bragi geboren was in de met druipsteen behangen grot waar Odin
+Gunlods liefde had gewonnen, begiftigden de dwergen hem met een gouden
+tooverharp, en zetten hem op een van hun eigen schepen en zonden
+hem de wijde wereld in. Toen de boot langzaam uit het onderaardsche
+duister kwam en over den drempel van Nain, het gebied van den dwerg
+des doods, ging, zat Bragi, de schoone en zuivere jonge god, die tot
+nu toe geen teekenen van leven had gegeven, plotseling overeind,
+greep zijn gouden harp die naast hem lag, en begon het wonderbare
+lied van het leven te zingen, dat soms ten hemel steeg en dan zonk
+tot het vreeslijk gebied van Hel, de godin van den dood.
+
+
+ Yggdrasils esch is
+ Van alle boomen 't schoonst,
+ En van alle schepen Skidbladnir;
+ Van de Aesir, Odin,
+ Van de paarden Sleipnir;
+ Bifröst van de bruggen,
+ Van de dichters Bragi.
+
+ Lied van Grimnir.
+
+
+Terwijl hij speelde, gleed het schip zacht over de door de zon
+beschenen wateren en naderde weldra de kust. Bragi ging toen te voet
+verder, zijn weg banend door het kale en zwijgende bosch, spelend
+terwijl hij liep. Op het geluid van zijn teere muziek begonnen de
+boomen te knoppen en te bloeien, en het gras onder zijn voeten werd
+met tallooze bloemen gesierd.
+
+Hier ontmoette hij Idoen, dochter van Ivald, de schoone godin van
+onsterflijke jeugd, wie de dwergen toestonden de aarde van tijd tot
+tijd te bezoeken, terwijl, bij haar nadering, de natuur steeds haar
+lieflijksten en bekoorlijksten aanblik kreeg.
+
+Het was te verwachten, dat twee zulke wezens zich tot elkaar zouden
+voelen aangetrokken, en Bragi kreeg de schoone godin tot vrouw. Samen
+haastten zij zich naar Asgard, waar beiden hartelijk welkom werden
+geheeten, en waar Odin, na runen te hebben getrokken op Bragi's
+tong, besloot, dat hij de hemelsche minstreel en dichter zou zijn
+van liederen op de goden en de helden die hij ontving in het Valhalla.
+
+
+
+Vereering van Bragi.
+
+Daar Bragi de god was van poëzie, welsprekendheid en zang,
+noemden de noordelijke volken de poëzie ook naar hem, en Skalden
+van beide geslachten werden dikwijls aangeduid als Bragi-mannen of
+Bragi-vrouwen. Bragi werd hooggeëerd door alle noordelijke volken,
+en daarom werd zijn gezondheid altijd gedronken bij plechtige of
+feestelijke gelegenheden, maar vooral bij begrafenisplechtigheden en
+bij Yuletijdvieringen.
+
+Wanneer het tijd was om een dronk op hem in te stellen, die gediend
+werd in bekers in den vorm van een schip en die Bragaful heetten, werd
+eerst het heilige teeken van den hamer er over gemaakt. Dan verbond
+zich de nieuwe heer of het hoofd van de familie plechtig tot de eene
+of andere dappere daad, die hij binnen het jaar moest volvoeren,
+tenzij hij als eerloos wilde zijn beschouwd. Zijn voorbeeld volgend
+legden al de gasten gewoonlijk dezelfde gelofte af en zeiden wat zij
+zouden doen, en daar sommigen hunner, die eerst hadden gedronken,
+al te vrij praatten over hun voornemens bij deze gelegenheden,
+schijnt deze gewoonte den naam van den god te hebben verbonden met
+het gemeenzame maar typische Engelsche werkwoord "to brag" (pochen).
+
+In de kunst wordt Bragi gewoonlijk voorgesteld als een oudachtig man
+met lang wit haar en baard, die de gouden harp vasthoudt, waaraan
+zijn vingers zulke tooverachtige wijzen konden ontlokken.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK VII: IDOEN.
+
+
+De appels van de jeugd.
+
+Idoen, de verpersoonlijking van de lente of de onsterflijke jeugd,
+die, volgens sommige mythologen, niet geboren was en nooit den dood zou
+behoeven te smaken, werd hartelijk welkom geheeten door de goden, toen
+zij met Bragi in Asgard verscheen. Ten einde verder hunne genegenheden
+te winnen beloofde zij hen dat zij elken dag mochten proeven van de
+wonderbare appelen die zij in haar doos had, en die eeuwige jeugd en
+lieflijkheid konden mededeelen aan allen die er van kregen.
+
+
+ De gouden appels
+ Uit haren tuin
+ Schonken een gaaf u van jeugd,
+ At gij ze iederen dag.
+
+ Wagner.
+
+
+Dank zij deze tooverkrachtige vrucht hielden de Skandinavische goden,
+die, omdat zij uit een gemengd ras ontsproten, niet allen onsterflijk
+waren, de nadering van den ouderdom en van ziekte van zich af, en
+bleven sterk, schoon en jong tallooze eeuwen. Deze appelen werden
+daarom als zeer kostbaar beschouwd en Idoen bewaarde ze zorgvuldig in
+haar tooverdoos. Hoe vele zij er ook uit nam, hetzelfde getal bleef
+altijd aanwezig om uit te deelen op het feest der goden, aan wie zij
+alleen toestond er van te proeven, ofschoon dwergen en reuzen ook
+gaarne de vruchten zouden hebben.
+
+
+ Schoon' Idoena, die nooit sterft,
+ Die door Valhals zalen zwerft,
+ Is een rijke schat betrouwd
+ In haar doos met app'len goud,
+ Zulke wond're vruchten geven
+ Aesir kracht ten eeuw'gen leven.
+
+ Valhalla.
+
+
+
+De geschiedenis van Thiassi.
+
+Op zekeren dag trokken Odin, Hoenir en Loki uit op een van hun gewone
+tochten naar de aarde, en, nadat zij langen tijd hadden gezworven,
+bevonden zij zich in een verlaten streek, waar zij geen gastvrij dak
+konden vinden. Moe en heel hongerig bespeurden de goden een kudde ossen
+en doodden een van de beesten, en een vuur ontstoken hebbende, gingen
+zij er bij zitten terwijl zij wachtten totdat het vleesch gaar was.
+
+Tot hun verbazing echter bleef, trots de laaiende vlammen, het stuk
+volkomen rauw. Begrijpende dat er tooverij in het spel moest zijn,
+keken zij rond om te ontdekken wat hun braderij in de war bracht,
+toen zij een adelaar zagen die op een boom boven hen zat. Ziende dat
+de reizigers erg in hem hadden, sprak de vogel hen toe en erkende dat
+hij het was, die het vuur belette zijn gewoon werk te doen, maar hij
+bood aan, de betoovering weg te nemen als zij hem zooveel eten gaven
+als hij op kon. De goden vonden dit goed, waarop de vogel neerschoot
+en de vlammen aanwakkerde met zijn groote vleugels, en weldra was
+het vleesch gaar. De adelaar wilde toen drie-vierde meenemen, maar
+dit was te veel voor Loki, die een grooten stok nam, welke naast
+hem lag, en den gulzigen vogel begon af te rossen, vergetend dat hij
+bedreven was in tooverkunsten. Tot zijn groote teleurstelling merkte
+hij, dat het eene eind van den stok zich vasthechtte aan den rug van
+den adelaar, het andere aan zijn handen, en dat hij werd meegesleurd
+over steenen en door struiken, soms door de lucht, terwijl zijn armen
+bijna uit het lid werden gerukt. Te vergeefs schreeuwde hij om genade
+en smeekte den arend hem los te laten; de vogel vloog verder, totdat
+hij beloofde dat hij elken losprijs zou geven dien zijn overwinnaar
+wilde in ruil voor zijn vrijheid.
+
+De schijn-adelaar, die de stormreus Thiassi was, stemde ten slotte
+erin toe, Loki vrij te laten op één voorwaarde. Hij liet hem beloven
+met de plechtigste eeden, dat hij Idoen zou lokken uit Asgard, zoodat
+Thiassi haar en haar toovervruchten in zijn bezit zou krijgen.
+
+
+Eindelijk vrijgelaten keerde Loki naar Odin en Hoenir terug,
+zorgde echter hun niet te vertellen op welke voorwaarde hij zijn
+vrijheid gekregen had; en toen zij weer in Asgard waren, begon hij
+plannen te maken hoe hij Idoen buiten de woning der goden zou kunnen
+lokken. Eenige dagen later, toen Bragi afwezig was op een van zijn
+minstreel-tochten, zocht Loki Idoen op in de boschjes van Brunnaker,
+waar zij verblijf hield, en beschreef sluw eenige appelen die op
+kleinen afstand groeiden, en die, zooals hij valschelijk beweerde,
+volkomen op de hare geleken; zoo lokte hij haar uit Asgard met een
+kristallen schotel vol vruchten, die zij wilde vergelijken met de
+door hem geprezene. Zoodra Idoen buiten Asgard was, verliet haar de
+bedriegelijke Loki, en eer zij kon terugkeeren in de beschutting
+van de hemelsche woning, schoot de stormreus Thiassi neer van het
+noorden op zijn adelaarsvleugelen, nam haar in zijn felle klauwen,
+en droeg haar snel weg naar zijn kaal en eenzaam verblijf Thrym-heim.
+
+
+ Thrym-heim is het zesde waar
+ Thiassi woonde,
+ De almachtige Jötun.
+
+ Grimnir-lied.
+
+
+Ver van haar geliefde gezellen leed Idoen, werd bleek en bedroefd,
+maar weigerde beslist Thiassi ook maar iets van haar toovervruchten
+te laten proeven, die, zooals hij wel wist, hem schoon zouden maken
+en zijn kracht en jeugd hernieuwen.
+
+
+ Van elk ongeval
+ Dat trof Odins hal,
+ Is de lage Loki schuld;
+ Uit Valhalla's paleizen
+ Heeft hij zoet' Idoena genood
+ Die bij zich had
+ Der applen schat,
+ Welke d'Aesir nooit doen grijzen,
+ Dat Thiassis toren z' omsloot.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De tijd verliep. De goden, denkend dat Idoen met haar man mee was
+en weldra zou terugkeeren, letten eerst niet op haar afwezigheid,
+maar langzamerhand verdween de gunstige werking van het laatste
+appelmaal. Zij begonnen te voelen dat de ouderdom kwam en zagen hun
+jeugd en schoonheid verdwijnen; dus werden zij ongerust en begonnen
+naar de godin, die er niet was, te zoeken.
+
+IJverige nasporing bracht het feit aan het licht dat zij het laatst
+was gezien in gezelschap van Loki, en toen Odin hem streng ter
+verantwoording riep, moest hij bekennen dat hij haar bedrieglijk had
+overgegeven in de macht van den stormreus.
+
+
+ Door zijn spottend, boos gezicht
+ Kwam 't in Valhal snel aan 't licht,
+ Dat door Loki's leugenmacht
+ D' arme Idoen was gebracht
+ Om in donkren toren
+ Jötun toe te hooren.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+
+De terugkomst van Idoen.
+
+De houding van de goden werd nu zeer dreigend, en Loki begreep, dat,
+als hij geen middelen verzon om de godin terug te halen, wel spoedig
+zijn leven in groot gevaar zou zijn.
+
+Hij verzekerde de goden dus, dat hij alles in het werk zou stellen om
+de bevrijding van Idoen te bewerken, en leende Freya's valkenvederen
+en vloog naar Thrym-heim, waar hij Idoen alleen vond, bitter bedroefd
+over haar ballingschap uit Asgard en van haar geliefden Bragi. De
+schoone godin, volgens sommige overleveringen in een noot, volgens
+andere in een zwaluw veranderend, greep Loki haar stevig tusschen
+zijn klauwen en vloog snel terug naar Asgard, in de hoop dat hij het
+schut van haar hooge muren zou bereiken eer Thiassi terugkwam van
+een vischvangst in de wonderlijke zeeën waarheen hij was gegaan.
+
+Intusschen hadden zich de goden verzameld op de wallen van de hemelsche
+stad, en zij wachtten Loki's terugkomst met veel sterker spanning af,
+dan zij voor Odin hadden gevoeld toen hij Od-hroerir zocht. Terwijl
+zij zich het succes van hun list bij die gelegenheid herinnerden,
+hadden zij groote massa's brandstof opgestapeld, die zij elk oogenblik
+in vlam konden zetten.
+
+Plotseling zagen zij Loki komen, maar ontdekten achter hem een grooten
+adelaar. Dit was de reus Thiassi die plotseling was teruggekeerd van
+Thrym-heim en merkte dat zijn gevangene door een valk was geroofd,
+waarin hij dadelijk een van de goden herkende. Haastig had hij zijn
+arendsveeren aangetrokken en was dadelijk op jacht gegaan en haalde
+vlug zijn buit in. Loki verdubbelde zijn pogingen toen hij de muren van
+Asgard naderde, en eer Thiassi hem inhaalde, bereikte hij het eindpunt
+en zonk uitgeput in het midden der goden neer. Onmiddellijk stak men
+de opgehoopte brandstof aan, en toen de achtervolgende Thiassi over
+de muren kwam op zijn beurt, deden de vlammen en de rook hem verminkt
+en half bewusteloos op den grond vallen, een gemakkelijken buit voor
+de goden, die onbarmhartig op hem aanvielen en hem afmaakten.
+
+De Aesir waren overgelukkig nu zij Idoen hadden teruggevonden,
+en zij namen snel van de kostelijke appelen, die zij behouden had
+teruggebracht. Toen zij hun gewone kracht en goed uitzicht voelden
+terugkeeren bij elken beet dien zij aten, verklaarden zij goedaardig
+dat het geen wonder was, als zelfs de reuzen de appels der eeuwige
+jeugd trachtten te proeven. Zij besloten dus dat zij Thiassi's oogen
+als een sterrebeeld aan den hemel zouden zetten, om elk gevoel van
+wrok weg te nemen dat zijn bloedverwanten zouden kunnen koesteren
+als zij hoorden dat hij gedood was.
+
+
+ Op werp ik de oogen
+ Van Alvadi's zoon
+ In de hemelen hel:
+ Zij duiden de grootste
+ Van al mijne daden.
+
+ Harbard-lied.
+
+
+
+De godin van de lente.
+
+De natuurlijke verklaring van deze mythen is voor de hand
+liggend. Idoen, het zinnebeeld van den plantengroei, wordt in den
+herfst met geweld weggesleept, als Bragi afwezig is en het zingen der
+vogels heeft opgehouden. De koude winterwind, Thiassi, houdt haar in
+het ijzige, barre Noorden, waar zij het niet kan vinden, tot Loki, de
+zuidenwind, het zaad of de zwaluw terugbrengt, die beide voorloopers
+zijn van de terugkeerende lente. De jeugd, schoonheid en kracht,
+door Idoen verleend, symboliseeren de herleving der natuur in het
+voorjaar na den slaap van den winter, als kleur en kracht bij de
+aarde wederkeeren, die gerimpeld en grijs geworden was.
+
+
+
+Idoen valt in de onderwereld.
+
+Daar de verdwijning van Idoen (plantengroei) een jaarlijksche
+gebeurtenis was, kunnen wij verwachten andere mythen te vinden,
+die zich met dit treffende verschijnsel bezig houden, en er is
+een andere geliefkoosde mythe van de oude zangers, die, helaas,
+ons slechts in een fragmentaire en zeer onvolledige gestalte heeft
+bereikt. Volgens deze overlevering zat Idoen eens op de takken van
+den heiligen esch Yggdrasil, toen zij plotseling duizelig werd en haar
+houvast kwijt raakte en op den grond viel, tot de diepste diepten van
+Nevelheim. Daar lag zij, bleek en stijf, starend met onbeweeglijke en
+verschrikte oogen op de sombere visioenen die het Hellegebied opdringt,
+heftig bevend als iemand die door felle koude wordt gekweld.
+
+
+ In de diepten woont
+ De alwetende Dis,
+ Van Yggdrasils
+ Esch zonk neer,
+ Van elfenras,
+ Idoen genaamd,
+ Het jongste van Ivaldi's
+ Oud're kindren.
+ Slecht bekwam
+ Haar de val
+ Onder den boom
+ Den grijzigen.
+ Zij kon niet blij zijn nu
+ Met Norvi's dochter,
+ Gewend aan vroolijker
+ Woning thuis.
+
+ Odins Ravenzang.
+
+
+Ziende dat zij niet terugkwam, beval Odin Bragi, Heimdall en een ander
+van de goden haar te gaan zoeken en gaf hun een witte wolfshuid mee
+om haar in te wikkelen, zoodat zij niet van de koude zou te lijden
+hebben; hij gebood hun alles in het werk te stellen om haar op te
+wekken uit de verdooving--want krachtens zijn voorwetenschap wist
+hij dat deze over haar gekomen was,
+
+
+ Zij gaven haar een wolfshuid
+ Waarin zij zich kleedde.
+
+ Odins Ravenzang.
+
+
+Idoen liet lijdelijk toe, dat de goden haar in de warme wolfshuid
+wikkelden, maar zij weigerde hardnekkig te spreken of zich te bewegen,
+en op grond van haar vreemde manieren vermoedde haar man met droefheid
+dat zij een visioen had van zeer nare dingen. De tranen stroomden
+onophoudelijk van hare bleeke wangen, en Bragi, overstelpt door haar
+ellende, vroeg eindelijk de andere goden zonder hem naar Asgard terug
+te keeren, zeggend dat hij bij zijn vrouw wilde blijven totdat zij
+Hels jammerlijk gebied weer verlaten kon. Het gezicht van haar smart
+drukte hem zóó neer, dat hij geen lust had in zijn gewone vroolijke
+liederen, en de snaren van zijn harp waren stom terwijl hij in de
+onderwereld was.
+
+
+ Die zachte zephyr suist langs bloemenweiden,
+ Of Bragi's toonen van zijn snaren glijden.
+
+ Viking-verhalen van het noorden (R. B. Anderson).
+
+
+In deze mythe beteekent Idoens val van Yggdrasil het vallen van de
+bladeren in den herfst, die bleek en hulpeloos op den kouden, kalen
+grond liggen, totdat zij aan het oog worden onttrokken door de sneeuw,
+voorgesteld door de wolfshuid, die Odin, de lucht, zendt om ze warm te
+houden; en het zwijgen van de liederen der vogels is verder aangeduid
+door Bragi's zwijgende harp.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK VIII: NIÖRD.
+
+
+Een gijzelaar bij de goden.
+
+Wij hebben reeds gezien, hoe de Aesir en Vana's gijzelaars wisselden
+na den verschrikkelijken oorlog dien zij hadden gevoerd, en dat,
+terwijl Hoenir, Odins broeder, in Vana-heim ging wonen, Niörd, met
+zijn twee kinderen, Frey en Freya, voor goed verblijf hield in Asgard.
+
+
+ In Vana-heim
+ Schiepen hem wijze machten,
+ En gaven den goden een gijzelaar.
+
+ Vafthrudnir-lied.
+
+
+Als heer van de winden en van de zee bij de kust kreeg Niörd het
+paleis Nôatûn, bij de zeekust, waar--zoo hooren wij--hij de hevige
+stormen stilde, door Aegir, den god van de diepe zee gewekt.
+
+
+ Niörd, de god van storm, 't zeevolk bekend,
+ Daarboven niet in Van-heim groot gebracht,
+ Bij menschen, blijft den goden gijzelaar;
+ Kent elken mond en elke rotsige kreek,
+ Omgord met pijnbosch, kent de banken, waar
+ Zeevogels schreeuwen.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Hij strekte zijn bijzondere zorg uit over handel en visscherij, twee
+bezigheden die men met voordeel slechts kon verrichten in de korte
+zomermaanden, waarvan hij in zekeren zin als de verpersoonlijking gold.
+
+
+
+De god van den zomer.
+
+Niörd wordt in de kunst voorgesteld als een heel lieflijke god, in den
+bloei des levens, gehuld in een soort groene tunica, met een kroon
+van schelpen en zeegras op zijn hoofd, of een bruingeranden hoed,
+versierd met arends- of reigerveeren. Als verpersoonlijking van den
+zomer werd hij aangeroepen om de woedende stormen te stillen, die de
+kusten gedurende de wintermaanden woest maakten. Ook riep men hem
+aan om de warmte van de lente te bespoedigen en zoo de wintervuren
+uit te dooven.
+
+Daar de landbouw enkel in de zomermaanden beoefend werd en voornamelijk
+langs de fjorden of inhammen van de zee, werd Niörd ook aangeroepen om
+gunstige oogsten te schenken, want men zeide dat hij gaarne welvaart
+schonk aan hen die op hem vertrouwden.
+
+Niörds eerste vrouw was, volgens sommigen, zijn zuster Nerthus, moeder
+aarde, die in Duitschland met Frigga vereenzelvigd werd, zooals wij
+hebben gezien, maar in Skandinavië als een afzonderlijke godin gold.
+
+Niörd moest haar echter verlaten toen hij naar Asgard werd geroepen,
+waar hij een van de twaalf zetels kreeg in de groote vergaderzaal,
+en alle samenkomsten der goden bijwoonde, terwijl hij slechts naar
+Nôatûn ging, als de Aesir zijn diensten niet noodig hadden.
+
+
+ Nôatûn is het elfde,
+ Daar heeft Niörd zich
+ Zelf een huis gebouwd,
+ Der menschen heer;
+ Zonder zonde
+ Bestuurt hij de hooge hal.
+
+ Grimnir-lied.
+
+
+In zijn huis aan de zeekust zag Niörd gaarne de zeemeeuwen af-
+en aanvliegen, en keek met genoegen naar de bevallige bewegingen
+van de zwanen, zijn geliefkoosde vogels, die hem heilig waren. Ook
+bracht hij menig uur door met te turen naar de kromme sprongen van
+de aardige zeehonden, die zich in den zonneschijn aan zijn voeten
+kwamen koesteren.
+
+
+
+Skadi, godin van den winter.
+
+Kort na Idoens terugkeer van Thrym-heim, en Thiassi's dood binnen
+de grenzen van Asgard, werden de vergaderde goden zeer verrast en
+teleurgesteld omdat zij Skadi, de dochter van den reus, op zekeren dag
+in hun midden zagen verschijnen, om voldoening te vragen voor haars
+vaders dood. Ofschoon de dochter van een leelijken ouden Hrim-thurs,
+was Skadi, de godin van den winter, inderdaad zeer schoon, in haar
+zilveren wapenrusting, met haar blinkende speer, haar scherp gepunte
+pijlen, kort wit jachtgewaad, witte bonten beenstukken en breede
+sneeuwschoenen; en de goden moesten de rechtmatigheid van haar eisch
+erkennen, waarom zij de gewone boete ten zoen aanboden. Skadi was
+echter zóó boos dat zij eerst deze schikking afsloeg, en streng leven
+voor leven eischte, totdat Loki, die haar toorn wilde kalmeeren en
+die dacht dat, als hij haar koude lippen slechts tot een glimlach
+kon bewegen, het overige gemakkelijk genoeg zou gaan, allerlei
+grappen begon te maken. Zoo bond hij met een onzichtbaar touw een
+geit aan zich vast en maakte allerlei potsen die de geit nadeed;
+en het gezicht was zóó mal, dat al de goden in lachen uitbarstten en
+zelfs Skadi moest glimlachen.
+
+De goden maakten zich deze verzachte stemming ten nutte en wezen
+naar den hemel waar de oogen van haar vader als schitterende sterren
+gloeiden in het noordelijk halfrond. Zij zeiden dat zij hem daar hadden
+geplaatst om hem alle eer te bewijzen, en voegden er ten slotte aan
+toe, dat zij als man mocht kiezen een der goden die in de vergadering
+aanwezig was, bedingende dat zij tevreden zou zijn hun bekoorlijkheden
+te beoordeelen naar hun bloote voeten.
+
+Geblinddoekt, zoodat zij alleen de voeten van de goden kon zien die
+in een cirkel om haar heen stonden, keek Skadi rond en haar oog viel
+op een paar schoongevormde voeten. Zij wist zeker dat zij aan Balder,
+den god van het licht, moesten toebehooren, wiens gelaat haar bekoord
+had, en zij wees hun eigenaar als haar keuze aan.
+
+Toen de doek was weggenomen, ontdekte zij echter tot haar spijt dat
+zij Niörd gekozen had, met wien zij verloofd was; maar trots haar
+teleurstelling bracht zij gelukkige wittebroodsweken in Asgard door,
+waar allen er genoegen in schenen te hebben haar te eeren. Vervolgens
+bracht Niörd zijn bruid naar zijn huis Nôatûn, waar het eentonig
+geluid van de golven, het geschreeuw van de zeemeeuwen, en de kreten
+van de zeehonden Skadi's slaap zóó stoorden, dat zij ten slotte het
+voor onmogelijk verklaarde er langer te blijven, en zij haar man
+smeekte haar terug te brengen naar haar geboorteplaats Thrym-heim.
+
+
+ Slapen kon ik niet
+ Op mijn zeestrand bed,
+ Daar de zeevogels schreeuwden.
+ Daar wekt mij
+ Als van de golven hij komt
+ Elken luchtend de meeuw.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Niörd, die gaarne zijn pasgetrouwde vrouw genoegen deed, willigde haar
+verzoek in haar naar Thrym-heim te brengen, en er met haar te wonen
+negen van elke twaalf nachten, mits zij de overige drie met hem zou
+doorbrengen te Nôatûn; maar toen hij den bergstreek naderde, scheen
+het gezicht van den wind in de pijnboomen, het gedonder van de lawinen,
+het gekraak van het ijs, het gedruisch der watervallen, en het gehuil
+der wolven hem even ondragelijk als het geluid van de zee het zijn
+vrouw had geschenen, en hij kon slechts blij zijn als zijn periode
+van ballingschap geëindigd was, en hij zich weer te Nôatûn bevond.
+
+
+ 'k Ben moe van de bergen;
+ Niet lang was ik daar,
+ Negen nachten slechts;
+ 't Gehuil der wolven
+ Klonk, vond ik, heel slecht
+ Bij den zang van de zwanen.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+
+De scheiding van Niörd en Skadi.
+
+Gedurende eenigen tijd hielden Niörd en Skadi, die zomer en winter
+verbeelden, deze wisseling van woonplaats vol, terwijl de vrouw de drie
+korte zomermaanden aan de zee doorbracht, en hij tegen zijn zin bij
+haar in Thrym-heim bleef gedurende de negen lange wintermaanden. Maar,
+ten slotte bevindend dat hun smaken nooit samen zouden kunnen gaan,
+besloten zij voor goed te scheiden, en keerden naar hun respectieve
+woonplaatsen terug, waar elk zich kon bezighouden op de manier die
+hem door gewoonte lief geworden was.
+
+
+ Thrym-heim, zoo heet het,
+ Waar Thjasse woonde,
+ Die stroom-sterke reus;
+ Maar Skade toeft nu,
+ Zuivere godenbruid,
+ In haars vaders veste.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Skadi vatte haar oud jachtbedrijf weer op, en verliet haar gebied
+alleen weer om te huwen met den half-historischen Odin, wien zij een
+zoon, Seaming geheeten, baarde, den eersten koning van Noorwegen,
+en den vooronderstelden stichter van het vorstelijke ras, dat lang
+dat land heeft geregeerd.
+
+Volgens andere verhalen echter trouwde Skadi met Uhler,
+den wintergod. Daar Skadi een ervaren scherpschutter is, wordt
+zij met pijl en boog afgebeeld, en, als godin van de jacht, wordt
+zij gewoonlijk vergezeld door een van de wolfachtige Eskimo-honden
+die in het Noorden voorkomen. Skadi werd aangeroepen door jagers en
+winterreizigers, wier slede zij over sneeuw en ijs voerde en die zij
+dan hun bestemming behouden deed bereiken.
+
+Skadi's toorn tegen de goden, die haar vader, den stormreus, hadden
+verslagen, is een beeld van de onbuigzame strengheid der in ijs
+gehulde aarde, die, ten slotte verzacht door het dartele spel van
+Loki (de heete bliksem) glimlacht en de omhelzing van Niörd (zomer)
+goedvindt. Zijn liefde kon haar echter niet meer dan drie maanden van
+het jaar (in de mythe door nachten aangeduid) houden, en zij verlangt
+in stilte altijd naar de winterstormen en haar gewone bezigheden
+tusschen de bergen.
+
+
+
+De vereering van Niörd.
+
+Men geloofde dat Niörd de schepen zegende die in en uit de haven
+gingen, en zijn tempels lagen aan de zeekust; daar werden gewoonlijk
+eeden gezworen in zijn naam, en zijn gezondheid werd bij iederen
+maaltijd ingesteld, waar hij altijd met zijn zoon Frey werd
+samengenoemd.
+
+Daar men dacht dat alle waterplanten hem toebehoorden, stond de
+zeespons in het noorden bekend als "Niörds handschoen", een naam
+die tot voor kort bewaard bleef, toen dezelfde plant door het volk
+herdoopt werd in "Hand der Maagd".
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK IX: FREY.
+
+
+De god van het elfenland.
+
+Frey, of Froh, zooals hij in Duitschland heette, was de zoon van Niörd
+en Nerthus, of van Niörd en Skadi, en werd geboren in Vanaheim. Daarom
+behoorde hij tot het ras van de Vana's, de goden van water en lucht,
+maar werd hartelijk welkom geheeten in Asgard toen hij er kwam als
+gijzelaar met zijn vader. Daar het onder de noordelijke volken gebruik
+was een kind een groot geschenk te geven wanneer het zijn eersten
+tand kreeg, gaven de Aesir het kind Frey het schoone land Alf-heim
+of Elfenland, het verblijf der Lichtelfen.
+
+
+ Alf-heim werd aan Frey
+ Door de goden gegeven
+ Eens als tandgeschenk.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Hier ging Frey, de god van den gouden zonneschijn en de warme
+zomerbuien, wonen, bekoord door het gezelschap van de elfen en feeën,
+die blindelings zijn bevelen gehoorzaamden, en op een teeken van hem
+af en aan zweefden, terwijl zij alle goeds deden dat in haar macht
+stond, want zij waren buitengewoon weldadige geesten.
+
+Frey kreeg van de goden ook een wonderbaar zwaard (een beeld van de
+zonnestralen), dat de macht had met goed gevolg en uit zich zelf te
+strijden zoodra het uit de scheede getrokken was. Frey zwaaide dit
+vooral tegen de vorstreuzen, die hij bijna even sterk haatte als Thor,
+en omdat hij dit schitterende wapen droeg, is hij soms verward met
+den zwaardgod Tyr of Saxnot.
+
+
+ Met een kortgreep'gen hamer strijdt de machtige Thor,
+ Freys zwaard is slechts lang één el.
+
+ Viking-vertellingen van het noorden (R. B. Anderson).
+
+
+De dwergen van Svart-alfa-heim gaven Frey het goudborstelige zwijn
+Gullin-bursti (de goudborstelige) een verpersoonlijking van de zon. De
+schitterende borstels van dit dier werden symbolisch verklaard òf als
+de zonnestralen, òf als het gouden graan dat op zijn bevel golfde over
+de oogstlanden van Midgard, òf als de landbouw, want het wildzwijn
+(dat met zijn scherpen snuit den grond omwoelt) werd geacht de
+menschheid het eerst geleerd te hebben hoe zij ploegen moest.
+
+
+ Daar was Frey en zat
+ Op 't goudborstelig zwijn, dat--zeggen zij--
+ Ploegde de bruine aard', ze maakte groen.
+
+ Minnaars van Goedroen (William Morris).
+
+
+Frey reed soms schrijlings op dit wonderbare zwijn, welks snelheid
+zeer groot was en spande het op andere tijden voor den gouden wagen,
+die--zooals men zeide--de vruchten en bloemen bevatte welke hij
+kwistig over de aarde uitstrooide.
+
+Frey was bovendien de trotsche bezitter van het onverschrokken
+ros Blodug-hofi, dat op zijn bevel door vuur en water zou ijlen,
+maar ook van het tooverschip Skidbladnir, een verpersoonlijking van
+de wolken. Dit schip, dat over land en zee voer, werd altijd door
+gunstige winden voortgestuwd, en was zóó elastisch dat, terwijl
+het voldoende groote afmetingen kon aannemen om de goden te dragen,
+hun paarden en heel hun uitrusting, het ook als een doek kon worden
+opgevouwen en in den zak gestoken.
+
+
+ Ivaldi's zonen
+ Werkten in dagen van ouds
+ Om te maken Skidbladnir,
+ Het beste schip
+ Voor den schoonen Frey,
+ Niörds goeden zoon.
+
+ Grimnir-lied.
+
+
+
+Het dingen om Gerda's hand.
+
+In een van de Edda-liederen wordt verteld dat Frey eens Odins troon,
+Hlidskialf, durfde beklimmen, van welken hoogen zetel zijn blik over de
+wijde wereld zwierf. Toen hij naar het bevroren noorden keek, zag hij
+een schoon jong meisje het huis van den vorstreus Gymir binnengaan,
+en toen zij haar hand ophief om de klink op te lichten, bestraalde
+haar schitterende schoonheid zee en lucht.
+
+Een oogenblik later verdween dit lieflijke wezen, wier naam Gerda
+was en die men beschouwt als een verpersoonlijking van het flitsende
+noorderlicht, in het huis haars vaders, en Frey keerde in gedachten
+terug naar Alfheim, terwijl zijn hart vervuld was met het verlangen
+dit mooie meisje zijn vrouw te maken. Smoorlijk verliefd was hij
+zwaarmoedig en in de hoogste mate verstrooid, en begon zich zóó
+vreemd aan te stellen, dat zijn vader, Niörd, zeer ongerust werd over
+zijn gezondheid, en zijn trouwen knecht Skirnir beval de oorzaak van
+deze plotselinge verandering te ontdekken. Na veel overreding kreeg
+Skirnir ten slotte van Frey een verslag aangaande zijn beklimmen van
+Hlidskialf, en van het mooie schouwspel dat hij had gezien. Hij bekende
+zijn liefde en ook zijn uiterste wanhoop, want daar Gerda de dochter
+was van Gymir en Angur-boda, en een bloedverwante van den vermoorden
+reus Thiassi, vreesde hij, dat zij hem nooit gunstig ontvangen zou.
+
+
+ In Gymirs hof heb 'k haar geschouwd,
+ De maagd die mij gevangen houdt;
+ Haar sneeuwwitt' armen, blank gezicht
+ Wierpen op aard' en zee hun licht.
+ Haar min ik meer dan ooit voorheen
+ Een meisj' een jongling dierbaar scheen;
+ Maar elf en god die 't al gebiedt
+ Gunt ons 't geluk der liefde niet.
+
+ Skirners lied.
+
+
+Maar Skirnir antwoordde troostend dat hij geen reden kon zien waarom
+zijn meester een zoo wanhopigen blik op de zaak zou hebben, en hij bood
+aan, het meisje in zijn naam te gaan vragen, mits Frey hem zijn paard
+voor de reis wilde leenen en hem zijn blinkend zwaard geven tot loon.
+
+Overgelukkig in het vooruitzicht dat hij de schoone Gerda zou winnen,
+gaf Frey Skirnir gaarne het blinkende zwaard, en stond hem toe zijn
+paard te gebruiken. Maar hij verzonk spoedig weer in den droomerigen
+staat die hem gewoon was geworden sinds hij verliefd geworden was, en
+zoo merkte hij niet dat Skirnir nog bij hem talmde, en ook niet dat
+hij handig de spiegeling van zijn gelaat van het oppervlak der beek
+stal waaraan hij gezeten was, en dat hij ze sloot in den drinkhoren,
+met het plan "ze uit te storten in Gerda's beker, en door de schoonheid
+er van het hart der reuzin voor den heer te winnen" in wiens dienst hij
+nu uit vrijen ging. Toegerust met dit portret, met elf gouden appelen
+en met den tooverring Draupnir, reed Skirnir nu naar Jötun-heim om zijn
+opdracht uit te voeren. Toen hij bij Gymirs woning kwam, hoorde hij het
+luid en voortdurend gehuil van zijn wachthonden, die de winterwinden
+verpersoonlijkten. Een herder die zijn kudde in de nabijheid hoedde,
+vertelde hem, in antwoord op zijn vraag, dat men onmogelijk het huis
+kon naderen vanwege den vlammenmuur die het omringde; maar Skirnir,
+wetende dat Blodug-hofi door alle vuur heen kon, gaf zijn paard de
+sporen, en reed zonder letsel naar de deur van den reus en was weldra
+in tegenwoordigheid van de lieflijke Gerda.
+
+Opdat het mooie meisje een gunstig oor zou leenen aan de voorstellen
+van zijn meester, toonde Skirnir haar het gestolen portret en haalde
+voor den dag de gouden appelen en den tooverring, die zij echter
+met hoogheid afwees, zeggend dat haar vader genoeg goud had en meer
+dan genoeg.
+
+
+ Ik neem niet aan dien wondren ring
+ Schoon 'k hem van Balders schat ontving;
+ 'k Behoef geen goud in Gymers hal
+ Daar 't mij mijn vader geven zal.
+
+ Skirners lied.
+
+
+Boos omdat zij het goud versmaadde, dreigde Skirnir nu haar met zijn
+tooverzwaard te onthoofden, maar daar dit het meisje in het minst
+niet bang maakte en zij hem met kalmte tartte, nam hij zijn toevlucht
+tot tooverkunst. Hij sneed runen in zijn stok en zeide haar, dat,
+als zij niet toegaf eer de bezwering klaar was, zij òf tot eeuwige
+maagdelijkheid zou veroordeeld zijn òf een vorstreus zou huwen dien
+zij nooit zou kunnen beminnen.
+
+Verschrikt door de vreeslijke beschrijving van hare vreugdelooze
+toekomst in geval zij volhardde in hare weigering, stemde Gerda
+er eindelijk in toe Frey's vrouw te worden, en liet Skirnir gaan,
+met de belofte dat zij haar aanstaanden bruidegom op den negenden
+avond in het land Burri zou ontmoeten, het groene veld, waar zij zijn
+somberheid zou verdrijven en hem gelukkig zou maken.
+
+
+ Burri is liefdes hoog verblijf
+ Na negen nachten, buiten kijf,
+ Krijgt sterken Niorders dapp're zoon
+ Daar Gerda's kus tot liefdeloon.
+
+ Skirners lied.
+
+
+Verheugd over zijn succes, ijlde Skirnir naar Alf-heim terug waar
+Frey met vreugde den uitslag van de reis kwam te vernemen. Toen
+hij hoorde dat Gerda er in had toegestemd zijn vrouw te worden,
+straalde zijn gelaat van geluk, maar toen Skirnir hem vertelde dat
+hij negen nachten geduld moest hebben, eer hij de hem toegezegde
+bruid zou kunnen zien, ging hij bedroefd weg, zeggende dat hem die
+tijd eindeloos zou schijnen.
+
+
+ Lang is een nacht, en twee is meer,
+ Hoe draag 'k mijn smart ten derden keer?
+ Een maand van vreugde sneller vlucht
+ Dan halve nacht vol diep gezucht.
+
+ Skirners lied.
+
+
+Trots deze minnaarswanhoop kwam de tijd van wachten echter tot een
+einde en Frey spoedde zich blijde naar het groene land, waar hij,
+trouw aan haar aanwijzing, Gerda vond, en zij werd zijn gelukkige
+vrouw en zat fier op haar troon naast hem.
+
+
+ Frey had Gerda tot vrouw;
+ Zij was Gymirs dochter,
+ Van Jötuns stam.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Volgens sommige mythologen is Gerda niet een verpersoonlijking van
+den noordelijken morgenstond maar van de aarde, die, hard, koud en
+onhandelbaar, de geschenken van schoonheid en vruchtbaarheid (appelen
+en ring), haar door den lentegod aangeboden, niet wil, de schitterende
+zonnestralen (Frey's zwaard) tart, en slechts zijn kus wil ontvangen,
+als zij verneemt dat zij anders tot voortdurende onvruchtbaarheid
+zal worden veroordeeld, of geheel zal worden overgegeven in de macht
+der reuzen (ijs en sneeuw). De negen nachten wachtens duiden de negen
+wintermaanden aan; als zij ten einde zijn, wordt de aarde de bruid van
+de zon, in de velden waar de boomen bladeren en bloesem doen uitloopen.
+
+Wij hooren dat Frey en Gerda de ouders werden van een zoon, Fiolnir
+geheeten, wiens geboorte Gerda troostte over het verlies van haren
+broeder Beli. Deze had Frey aangevallen en was door hem verslagen,
+ofschoon de zonnegod, berooid van zijn ongeëvenaard zwaard, zich had
+moeten verdedigen met een hertshoorn dien hij snel van den muur zijner
+woning nam.
+
+Behalve den trouwen Skirnir had Frey twee andere dienstbaren, een
+gehuwd paar, Beyggvir en Beyla, de verpersoonlijkingen van molenafval
+en mest, twee ingrediënten die in den landbouw gebruikt worden om
+den grond vruchtbaar te maken, en daarom als Frey's getrouwe dienaren
+werden beschouwd, trots hun onaangename eigenschappen.
+
+
+
+De historische Frey.
+
+Snorro-Sturleson zegt in zijn "Heimskringla", of kroniek van de
+oude Noorweegsche koningen, dat Frey een historisch persoon was
+die Ingvi-Frey heette, en in Upsala regeerde na den dood van den
+half-historischen Odin en Niörd. Onder zijn bestuur genoot het volk
+zulk een welvaart en vrede dat zij zeiden dat hun koning een god moest
+zijn. Zij begonnen hem dus als zoodanig aan te roepen, en trokken hun
+enthousiaste bewondering zóó ver, dat, toen hij stierf de priesters,
+die het feit niet openbaar durfden maken, hem in een aardhoop legden
+in plaats van zijn lichaam te verbranden, zooals tot nu toe gewoonte
+was geweest. Zij vertelden het volk toen dat Frey--wiens naam in
+het noorsch synoniem is met "meester"--"in den aardhoop was gegaan",
+een uitdrukking die uiteindelijk de noorsche term voor den dood werd.
+
+Eerst drie jaren later ontdekte het volk, dat was voortgegaan met
+belasting te betalen aan den koning door geld, zilver en koper in
+de aardhoop te doen door drie verschillende openingen, dat Frey
+dood was. Daar hun vrede en voorspoed niet verstoord waren geworden,
+besloten zij dat zijn lijk nooit zou worden verbrand, en zoo voerden
+zij de gewoonte in, in een aardhoop te begraven, een gebruik dat
+te zijner tijd den brandstapel op vele plaatsen verving. Een van de
+drie aardhoopen bij Gamla Upsala heet nog naar den god. Zijn beelden
+stonden daar in den grooten tempel, en zijn naam werd behoorlijk te
+pas gebracht in alle plechtige eeden waarvan de gewone vorm luidde,
+"Zoo helpe mij Frey, Niörd en de Almachtige Asa" (Odin).
+
+
+
+Dienst van Frey.
+
+Geen wapens werden ooit in Frey's tempels geduld; de beroemdste dier
+tempels waren te Throndhjeim in Noorwegen, en te Thvera op IJsland. In
+deze tempels werden hem ossen of paarden geofferd, terwijl men een
+zwaren gouden ring doopte in het bloed van het offerdier eer de
+bovenvermelde eed er plechtig over werd uitgesproken.
+
+Frey's beelden, evenals die van alle andere Noorsche godheden, waren
+ruw gehouwen houtblokken, en het laatste van deze heilige beelden
+schijnt door Olaf den Heilige te zijn vernield, die, zooals wij hebben
+gezien, velen zijner onderdanen door dwang bekeerde. Daar hij verder
+de god was van den zonneschijn, de vruchtbaarheid, den vrede en de
+welvaart, werd Frey beschouwd als de patroon van paarden en ruiters,
+en de bevrijder van alle gevangenen.
+
+
+ Frey is de beste
+ Van alle heeren
+ Onder de goden;
+ Hij wekt geen tranen
+ Bij meisjes of moeders;
+ Hij wil ontboeien
+ Hen die geketend zijn.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+
+Het Yule-feest.
+
+Eéne maand van elk jaar, de Yulemaand of Thor-maand, werd beschouwd
+als aan Frey gewijd zoo goed als aan Thor, en begon met den langsten
+nacht van het jaar, die den naam droeg van Moeder Nacht. Deze maand
+was een tijd van feest en vreugde, want zij verkondigde de wederkomst
+van de zon. Het feest heette Yule (wiel) omdat men vooronderstelde
+dat de zon op een wiel geleek dat snel door de lucht draaide. Deze
+gelijkenis deed een eigenaardige gewoonte ontstaan in Engeland,
+Duitschland en langs de oevers van den Moezel. Tot zeer onlangs
+vergaderde het volk op een berg, om een groot houten wiel, dat met
+stroo omwikkeld was, in brand te steken, en dat dan, in lichtelaaie,
+den heuvel af te rollen, totdat het sissend in het water neerkwam.
+
+
+ Weer and'ren zoeken op een wiel, versleten, waardeloos,
+ Omwikk'len het met stroo en touw, verbergen het een poos;
+ Zij sleepen 't naar een heuveltop, het staat in vuur en gloed,
+ En went'len het in duist'ren nacht er af met heftigen spoed.
+ Zoo lijkt het op de zon, die komt dus van den hemel neer,
+ Het is een vreemd gezicht en wie het ziet, dien treft het zeer,
+ En zij gelooven dat al kwaad, dus wordt gesleept ter hel,
+ En nu, van smart en euvel vrij, zij leven kalm en wel.
+
+ Naogeorgus.
+
+
+Al de noordelijke rassen beschouwden het Yulefeest als het grootste
+van het jaar, en waren gewoon het te vieren met dansen, feesten
+en drinken, terwijl elke god bij name werd aangeroepen. De eerste
+Christenzendelingen, die de groote populariteit van dit feest
+bespeurden, dachten dat het best was op te wekken tot drinken op
+het welzijn van den Heer en zijn twaalf apostelen, toen zij voor het
+eerst de noordelijke heidenen begonnen te bekeeren. Ter eere van Frey
+at men bij deze gelegenheid varkensvleesch. Gekroond met laurier en
+rosmarijn werd de kop van het dier in de eetzaal gebracht met veel
+ceremonieel--een gewoonte die men lang in eere hield, zooals blijkt
+uit de volgende regels.
+
+
+ Caput Apri defero
+ Reddens laudes Domino,
+ Den zwijnskop draag ik in mijn handen
+ Met rozemaryn en groenguirlanden;
+ Nu moet gij zingen allemaal
+ Qui estis in convivio.
+
+ Queens College Deun, Oxford.
+
+
+De vader van het gezin legde zijn hand op den gewijden schotel, die
+"het zwijn der verzoening" heette, en bezwoer dat hij zijn familie
+trouw zou zijn en al zijn verplichtingen zou nakomen, een voorbeeld dat
+door alle aanwezigen werd gevolgd, van de hoogsten tot de laagsten. De
+schotel mocht slechts worden aangesneden door een man van onbevlekten
+naam en beproefden moed, want de zwijnskop was een gewijd zinnebeeld
+dat--zoo dacht men--elk met vrees vervulde. Om die reden werd dikwijls
+een zwijnskop gebruikt als versiering voor de helmen der Noorsche
+koningen en helden, wier dapperheid buiten twijfel was.
+
+Daar Frey's naam Fro naar den klank dezelfde is als het woord dat in
+het Duitsch voor blijdschap wordt gebruikt, werd hij als de beschermer
+van alle vreugde beschouwd en werd steeds aangeroepen door gehuwde
+paren die in harmonie wilden leven. Zij die er in slaagden dit
+een bepaalden tijd te doen, werden openlijk begiftigd met een stuk
+zwijnevleesch, dat in latere tijden door de Engelschen en Weeners
+vervangen werd door een zij spek of ham.
+
+
+ Gij zult zweren, door kracht van belijdenis,
+ Als ooit in uw huw'lijk verkeerd iets is,
+ Hetzij ge zijt getrouwd als vrouw of man,
+ Als de eendracht bij u niet blijven kan,
+ Of anders, aan tafel of te bed hebt verstoord
+ Gij elkanders stemming in doen of in woord;
+ Of, sinds de priester u heeft getrouwd,
+ Gij u ongehuwd wenschtet, daar de stap u heeft berouwd;
+ Of wel, in twaalf maanden en een dag tijd,
+ Gij niet werdt vervuld met zulk een spijt,
+ Maar bleeft bij uw denken en uw verlangen
+ Als toen uw handen elkaar in het koor hielden omvangen.
+ Als hierop, met vrijmoedigen geest,
+ Gij vast kunt zweren dat het zóó is geweest,
+ Dan zult gij krijgen een stuk spek en van hier
+ Het medenemen met groot plezier;
+ Want dit is gebruik te Dunmow, steeds en nu--
+ Schoon de vreugd is aan ons, het spek is van u.
+
+ Brands Populaire Oudheden.
+
+
+In het dorp Dunmow in Essex bestaat de oude gewoonte nog. In Weenen
+werd de ham of het stuk spek boven de stadspoort gehangen, vanwaar
+de gelukkige candidaat het moest halen, nadat hij den rechters de
+zekerheid had gegeven, dat hij met zijn vrouw in vrede had geleefd,
+maar niet onder de plak zat. Men zegt dat in Weenen deze ham sedert
+lang niet was opgeëischt, totdat een waardig burger zich voor de
+rechters vertoonde en bij zich had de geschreven verzekering van
+zijn vrouw dat zij twaalf jaren gehuwd waren en nooit twist hadden
+gehad--een bewering die door al hunne buren gestaafd werd. De rechters,
+tevreden met de bewijzen die zij voor oogen hadden, zeiden den
+candidaat dat de prijs hem zou worden gegeven, en dat hij alleen maar
+de ladder had te beklimmen, die er onder stond, en hem naar beneden
+moest halen. Blij dat hij een zoo mooie ham had gekregen, klom de
+man vlug op de ladder; maar toen hij op het punt was naar de ham te
+reiken bemerkte hij, dat de ham, aan de middagzon blootgesteld, begon
+te smelten, en dat een druppel vet op zijn Zondagsche jas dreigde
+te vallen. Snel trok hij zich terug en deed zijn jas uit, met de
+schertsende opmerking dat zijn vrouw hem een heftigen uitbrander zou
+geven als hij haar vuil maakte, een bekentenis die alle omstanders
+in den lach deed schieten, en die hem zijn ham kostte.
+
+Een ander Yuletijdgebruik was het branden van een groot houtblok, dat
+den nacht door moest duren, anders werd het als een heel slecht teeken
+beschouwd. De verkoolde overblijfselen van dit blok werden zorgvuldig
+verzameld en bewaard om het blok van het volgenden jaar aan te steken.
+
+
+ Met hout van vorig jaar
+ Ontsteek het nieuwe, maar
+ Grijp uw geluk met handen,
+ Speel op uw luit een lied
+ Dat voorspoed talme niet
+ Maar kome onder 't branden.
+
+ Hesperides (Herrick).
+
+
+Dit feest was zóó populair in Scandinavië, waar het in Januari
+werd gevierd, dat koning Olaf, ziende hoe dierbaar het was aan het
+Noorsche gemoed, vele van zijn gebruiken overbracht naar den Kerstdag
+en daardoor het onkundige volk met hun verandering van godsdienst
+verzoende.
+
+Als god van vrede en voorspoed meent men dat Frey dikwijls op aarde
+is teruggekeerd, en dat hij over de Zweden geregeerd heeft, onder den
+naam van Ingvi-Frey, waarnaar zijn afstammelingen Inglings heeten. Hij
+regeerde ook over de Denen onder den naam Fridleef. In Denemarken,
+zegt men, trouwde hij een mooi meisje Freygerda, die hij van een
+draak had bevrijd. Hij had bij haar een zoon, Frodi, die hem later
+als koning opvolgde.
+
+Frodi regeerde over Denemarken in de dagen toen er "vrede over de
+wereld" was, dat is, juist toen Christus werd geboren in Bethlehem
+van Judea; en omdat al zijn onderdanen in eensgezindheid leefden,
+was hij algemeen bekend als Vrede-Frodi.
+
+
+
+Hoe de zee zout werd.
+
+Men verhaalt dat Frodi eens van Hengikiaptr een paar magische
+molensteenen, Grotti geheeten, kreeg, die zóó zwaar waren dat geen
+zijner knechten en zelfs geen van zijn sterkste soldaten ze konden
+omkeeren. De koning begreep dat de molen betooverd was en al wat hij
+wilde zou malen; daarom was hij verlangend hem aan het werk te zetten,
+en, bij een bezoek aan Zweden, zag hij de twee reuzinnen Menia en
+Fenia, wier geweldige spieren en gestalten zijn aandacht trokken. Hij
+kocht ze als slavinnen.
+
+Toen hij thuis kwam, voerde Vrede-Frodi zijn nieuwe dienstbaren
+naar den molen, en beval haar de maalsteenen rond te draaien en te
+malen goud, vrede en voorspoed, en onmiddellijk vervulden zij zijn
+wensch. Vroolijk werkten de vrouwen door, uur op uur, totdat 's konings
+kisten vol goud waren, en voorspoed en vrede heerschten in zijn land.
+
+
+ Malen wij schatten voor Frothi!
+ Malen wij hem, blijde
+ Om veelheid van stof,
+ Op vroolijken steen.
+
+ Grotta Savngr.
+
+
+Maar toen Menia en Fenia gaarne wat zouden gerust hebben, beval de
+koning, wiens hebzucht was gewekt, haar door te werken. In weerwil
+van haar smeeken beval hij ze te arbeiden uur op uur, en stond hij
+ze slechts zooveel rusttijd toe als noodig was om een gezang vers
+te zingen, totdat, door zijn wreedheid vertoornd, de reuzinnen ten
+slotte besloten zich te wreken. Op zekeren nacht toen Frodi sliep,
+veranderden zij haar gezang, en in plaats van voorspoed en vrede,
+begonnen zij boos te malen een gewapend leger, waardoor zij den Viking
+Mysinger in het land brachten met een groote troepenmacht. Terwijl de
+tooverij aan het werk was, bleven de Denen slapen, en dus werden zij
+geheel en al verrast door de Vikingenschaar, die hen allen versloeg.
+
+
+ Een leger moet komen
+ Hier direct,
+ En branden de stad
+ Neer voor den vorst.
+
+ Grotta Savnrg.
+
+
+Mysinger nam de toovermolensteenen en de twee slavinnen en zette
+ze aan boord van zijn schip; toen liet hij de vrouwen zout malen,
+wat in die dagen een handelsartikel van groote waarde was. De
+vrouwen gehoorzaamden en hare molensteen en draaiden rond, malend
+zout in overvloed; maar de Viking, even wreed als Frodi, wilde den
+armen vrouwen geen rust gunnen, waarom hij en de zijnen zwaar werden
+gestraft. Een zóó groote hoeveelheid zout werd door de tooversteenen
+gemalen dat ten slotte zijn gewicht het schip deed zinken en alles
+wat aan boord was.
+
+De zware steenen zonken in zee in de Pentland-Firth, of aan de
+noordwestelijke kust van Noorwegen, waar zij een diep rond gat maakten,
+en de wateren, die in de draaikolk stroomden en in de gaten, die in
+de steenen waren, klokten, veroorzaakten de groote draaikolk die als
+de Maelstroom bekend is. Wat het zout betreft, dit smolt spoedig;
+maar zóó groot was de onmetelijke hoeveelheid die de reuzinnen hadden
+gemalen, dat het al de wateren van de zee doortrok, die sedert altijd
+zeer zout is geweest.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK X: FREYA.
+
+
+De godin der liefde.
+
+Freya, de mooie Noorsche godin van de schoonheid en de liefde, was
+de zuster van Frey en de dochter van Niörd en Nerthus, of Skadi. Zij
+was de schoonste en lieflijkste van alle godinnen, en terwijl zij in
+Duitschland met Frigga vereenzelvigd werd, gold zij in Noorwegen,
+Zweden, Denemarken en IJsland als een afzonderlijke godheid. Daar
+Freya geboren was in Vana-heim, was zij ook bekend als Vanadis,
+als de godin van de Vana's, of als Vanabruid.
+
+Toen zij in Asgard kwam, waren de goden zóó bekoord door hare
+schoonheid en gratie, dat zij haar het gebied Folkvang en de groote
+hal Sessrymnir (de ruimgezetelde) gaven, waar zij gemakkelijk al hare
+gasten zou kunnen plaatsen.
+
+
+ Folkvang heet het,
+ Waar Freya recht heeft
+ Op de stoelen der hal.
+ Ied'ren dag der verslaag'nen
+ Kiest zij de helft,
+ Gunt de helft aan Odin.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+
+Koningin der Valkyren.
+
+Ofschoon zij de godin der liefde was, was Freya niet alleen zachtzinnig
+en op vreugde gesteld, want de oude Noorsche volken geloofden dat zij
+zeer krijgshaftige neigingen had, en dat zij als Valfreya dikwijls de
+Valkyren de slagvelden langs voerde, kiezend en opeischend de eene
+helft der gevallen helden. Daarom werd zij dikwijls afgebeeld met
+pantser en helm, schild en speer, terwijl alleen de benedendeelen
+van haar lichaam in de gewone golvende vrouwelijke dracht gehuld waren.
+
+Freya bracht de uitverkoren gevallenen naar Folkvang, waar zij
+behoorlijk werden ontvangen. Daar ook heette zij welkom alle reine
+maagden en trouwe vrouwen, opdat zij na den dood zouden mogen genieten
+van het gezelschap harer minnaars en mannen. De vreugden van haar
+woning waren zóó verlokkend voor de heldhaftige Noorsche vrouwen,
+dat zij dikwijls in den slag stormden als hare geliefden verslagen
+waren, hopende hetzelfde lot te zullen deelen; of zij vielen in hare
+zwaarden, of werden vrijwillig verbrand op denzelfden brandstapel
+als de overblijfselen harer beminden.
+
+Daar men geloofde dat Freya een gunstig oor leende aan gebeden van
+minnenden, werd zij dikwijls door hen aangeroepen, en het was gebruik
+haar ter eere minneliederen te dichten, die bij alle feestelijke
+gelegenheden werden gezongen, terwijl haar naam zelfs het werkwoord
+vrijen het aanzijn gaf.
+
+
+
+Freya en Odur.
+
+Freya, de goudharige en blauwoogige godin, werd soms ook als een
+verpersoonlijking van de aarde beschouwd. Als zoodanig huwde zij Odur,
+een symbool van de zomerzon, dien zij innig liefhad en bij wien zij
+twee dochters had, Hnoss en Gersemi. Deze meisjes waren zóó schoon
+dat alle lieflijke en kostelijke dingen naar haar genoemd werden.
+
+Als Odur tevreden aan haar zijde toefde, glimlachte Freya en was zij
+volmaakt gelukkig; maar, helaas! de god was zwerver van natuur, en toen
+hij genoeg kreeg van zijn vrouws gezelschap, verliet hij plotseling
+het huis en zwierf in de wijde wereld. Freya, droef en verlaten,
+weende veel, en hare tranen vielen op de harde rotsen, die bij hun
+aanraking zacht werden. Wij vernemen zelfs dat zij doorsijpelden tot
+diep in het hart der steenen, waar zij in goud werden verkeerd. Sommige
+tranen vielen in zee en werden veranderd in doorschijnend barnsteen.
+
+Toen Freya van haar weduwlijken staat genoeg had en verlangde haar
+geliefde in hare armen te drukken, ging zij hem eindelijk zoeken, en
+kwam door vele landen, waar zij bekend werd onder vele namen, zooals
+Mardel, Horn, Gefn, Syr, Skialf en Thrung, allen die zij ontmoette
+vragend of haar man dien weg was langs gekomen, en overal zóóvele
+tranen stortend dat men goud kan vinden in alle deelen der aarde.
+
+
+ En Freya volgde met haar tranen goud
+ Liefste godin des hemels, hoogst geëerd
+ Door allen zij, na Odins gemalin.
+ Voorlang nam haar ten huw'lijk Odur zwerfsch,
+ Verliet haar dan en ging de wereld door,
+ Sinds zoekt zij hem en weent haar gouden tranen.
+ Veel namen heeft zij, Vanadis, zoo noemt
+ Op aard men haar, doch Freya in den hemel.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Ver weg in het zonnige Zuiden, onder de bloeiende mirten, vond Freya
+Odur ten slotte, en toen zij haar geliefde wederom had, was zij weer
+gelukkig en glimlachte en straalde zij als een bruid. Misschien is het
+omdat Freya haar man vond onder den bloeienden mirt, dat Noorsche
+bruiden, tot heden, mirten verkiezen boven den conventioneelen
+oranjebloesem van andere streken.
+
+Hand in hand keerden Odur en Freya nu vroolijk naar huis terug,
+en in het licht van hun geluk werd het gras groen, ontbloeiden de
+bloemen, en de bruid zong, want de heele natuur sympathiseerde even
+hartelijk met Freya's vreugde als zij getreurd had met haar toen zij
+in droefheid was.
+
+
+ Uit het morgenland,
+ Over het sneeuwveld
+ Kwam schoone Freya
+ Tripp'len naar Scoring.
+ Wit lag de heide,
+ Bevroren vóór haar;
+ Groen was de heide,
+ En bloeiend achter haar.
+ Uit gouden lokken
+ Schudde zij bloemen,
+ Uit haar kleed'ren
+ Schudde zij zuidenwind,
+ Rondom in de berken
+ Wekkend de lijsters,
+ Makend kuische vrouwen zeer
+ Naar hun helden verlangend,
+ Minnend, minnegevend,
+ Kwam zij naar Scoring.
+
+ De Longbeards Sage (Charles Kingsley).
+
+
+De mooiste planten en bloemen in het noorden heetten Freya's haar of
+Freya's oogendauw, terwijl de vlinder Freya's hen heette. Men dacht
+ook dat deze godin een bijzondere genegenheid had voor de elfen, die
+zij gaarne zag dansen in de maanstralen, en voor wie zij haar mooiste
+bloemen en zoetsten honig bewaarde. Odur, Freya's man, die verder
+gold als een verpersoonlijking van de zon, werd ook beschouwd als een
+zinnebeeld van den hartstocht of van de bedwelmende liefdegenietingen;
+zoo zeiden de ouden dat het geen wonder was wanneer zijn vrouw niet
+gelukkig kon zijn zonder hem.
+
+
+
+Freya's halsketting.
+
+Daar zij de godin van de schoonheid was, was Freya natuurlijk
+zeer verzot op haar toilet van schitterende sieraden en kostbare
+juweelen. Op zekeren dag, toen zij in Svart-alfa-heim vertoefde,
+het rijk onder den grond, zag zij vier dwergen den wonderbaarsten
+halsketting maken dien zij ooit gezien had. Schier buiten zich zelf
+van verlangen om dezen schat te bezitten, die Brisinga-men heette,
+en een zinnebeeld was van de sterren, smeekte Freya de dwergen hem
+haar te geven; maar zij weigerden dit met beslistheid tenzij zij
+beloofde dat zij hun haar gunst zou schenken. Toen zij tot dezen prijs
+den halsketting had gekregen, haastte Freya zich hem aan te doen,
+en zijn schoonheid verhoogde hare bekoorlijkheden zóó, dat zij hem
+dag en nacht droeg en slechts bij gelegenheid kon bewogen worden hem
+aan de andere godheden te leenen. Thor droeg echter dezen ketting,
+toen hij Freya in Jötun-heim voorstelde, en Loki begeerde hem en zou
+hem hebben gestolen, had Heimdall er niet opgepast.
+
+Freya was ook de trotsche bezitster van een valkengewaad, of
+valkenveeren, die dengene, die ze droeg, het vermogen schonk als een
+vogel door de lucht te vliegen; en dit kleed was zóó onschatbaar dat
+het tweemaal door Loki werd geleend, en door Freya zelve gebruikt
+werd toen zij Odur, die weg was, ging zoeken.
+
+
+ Op zeek'ren dag
+ Deed Freya aan valkenvleug'len en schoot door de lucht,
+ Noordwaarts, zuidwaarts zocht zij
+ Haar geliefden Odur.
+
+ Frithiof Saga, Tegnér.
+
+
+Daar Freya ook werd beschouwd als de godin van de vruchtbaarheid,
+werd zij soms voorgesteld als rondrijdend met haar broeder Frey
+in de kar, die getrokken werd door het zwijn met gouden borstels,
+met kwistige hand strooiend vruchten en bloemen, om de harten der
+menschen verheugd te maken. Zij had echter zelf een wagen waarin zij
+gewoonlijk reed. Deze werd getrokken door katten, hare geliefkoosde
+dieren, de zinnebeelden van koesterende liefheid en wellust, of de
+verpersoonlijking van vruchtbaarheid.
+
+
+ Toen kwam zwartbaardige Niörd en achter hem
+ Freya, in dun gewaad, en om haar enkels teer
+ Speelden de grauwe katten.
+
+ Minnaars van Goedroen (William Morris).
+
+
+Frey en Freya werden zóó hoog geëerd in het gansche noorden, dat hunne
+namen, in gewijzigde vormen, nog gebruikt worden voor "meester" en
+"meesteres", en één dag der week Vrijdag wordt genoemd. Freya's tempels
+waren inderdaad groot in getal, en werden lang in stand gehouden door
+hare geloovigen, het laatst te Maagdenburg, in Duitschland totdat
+deze op bevel van Karel den Groote werd verwoest.
+
+
+
+Geschiedenis van Ottar en Angantyr.
+
+Het Noorsche volk was gewoon Freya aan te roepen niet alleen om
+voorspoed af te smeeken in de liefde, en welvaart en rijkdom, maar ook,
+nu en dan, hulp en bescherming. Deze beloofde zij aan allen die haar
+trouw dienden, zooals bleek in het verhaal van Ottar en Angantyr, twee
+mannen, die, nadat zij een tijd lang getwist hadden over hun rechten
+op zeker stuk land, ten slotte de zaak voor het Thing brachten. Die
+volksvergadering besliste dat de man, die kon aantoonen dat hij de
+langste lijn van edele voorvaderen had, als winner zou gelden, en
+een bepaalden dag werd aangewezen om den geslachtsboom van iederen
+eischer na te sporen.
+
+Ottar, die zich slechts eenige namen van voorvaderen kon herinneren,
+bracht offers aan Freya en vroeg haar hulp. De godin hoorde goedgunstig
+naar zijn gebed en verscheen hem en veranderde hem in een wild zwijn,
+en reed op zijn rug naar de woonplaats van de toovenares Hyndla, een
+zeer beroemde heks. Door bedreigingen en verzoeken kreeg Freya van de
+oude vrouw gedaan, dat zij Ottar's geslachtsboom tot Odin naspoorde,
+en elk der vaderen op zijn beurt zou opnoemen, terwijl zij erbij
+vertelde wat hij had gedaan. Daar zij vreesde dat het geheugen van
+haren vereerder niet bij machte zou zijn zoovele bijzonderheden te
+onthouden, bewerkte Freya verder dat Hyndla een dronk herinneringsdrank
+brouwde, dien zij hem te drinken gaf.
+
+
+ Drinken zal hij
+ Heerlijke teugen,
+ Alle goden smeek ik
+ Te zeeg'nen Ottar.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Zoo voorbereid verscheen Ottar voor het Thing op den vastgestelden dag,
+en zei vloeiend zijn stamboom op, zooveel meer voorvaders noemende
+dan Angantyr zich kon herinneren, dat hem zonder moeite het bezit
+werd toegewezen dat hij verlangde.
+
+
+ Een plicht is te wijzen zóó
+ Dat de jonge vorst
+ Zijn vaderlijk erfdeel zal hebben
+ Volgens zijn afkomst.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+De mannen van Freya.
+
+Freya was zóó schoon dat al de goden, reuzen en dwergen naar hare
+liefde verlangden en om beurten haar tot vrouw wilden. Maar Freya
+bespotte de leelijke reuzen en weigerde zelfs Thrym, toen Loki en
+Thor voor hem pleitten. Zij was niet zoo onverzettelijk waar het de
+goden zelf betrof, als men de verschillende mythologen mag gelooven,
+want als de verpersoonlijking van de aarde, zegt men, heeft zij Odin
+(de lucht), Frey (den vruchtbaren regen), Odur (den zonneschijn)
+enz. getrouwd, totdat het scheen alsof zij de beschuldiging verdiende
+die de opperduivel Loki tegen haar uitgilde, dat zij om beurten alle
+goden bemind had en gehuwd.
+
+
+
+Vereering van Freya.
+
+Het was gebruik bij plechtige gelegenheden Freya's gezondheid te
+drinken met die van de andere goden, en toen het Christendom in het
+noorden werd ingevoerd, werd deze dronk overgebracht op de Maagd
+of op St. Gertruida; Freya werd, evenals alle heidensche godheden,
+tot een demon verklaard of een heks, en verbannen naar de bergtoppen
+van Noorwegen, Zweden of Duitschland, waar men den Brocken aanwijst
+als haar speciaal verblijf, en de algemeene verzamelplaats van haar
+duivelenstoet in den Valpurgisnacht.
+
+
+ Koor van heksen.
+
+ De heksen gaan den Brocken op,
+ De stoppel is geel, groen is de knop.
+ Van alle kanten komen ze aan,
+ En bovenop zit Uriaan.
+ Zoo gaat het over steen en stok,
+ Laat de heks een sch--t, dan st--t de bok.
+
+ Goethe's Faust (vert. v. Adama v. Scheltema).
+
+
+Daar de zwaluw, de koekoek en de kat in heidensche tijden Freya gewijd
+waren, meende men dat deze schepselen duivelsche eigenschappen hadden,
+en tot heden toe worden heksen altijd afgebeeld met koolzwarte katten
+naast zich.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XI: ULLER.
+
+
+De god van den winter.
+
+Uller, de god van den winter, was de zoon van Sif, en de stiefzoon
+van Thor. Zijn vader die nooit vermeld wordt in de Noorsche sagen
+moet een van de meest gevreesde vorstreuzen zijn geweest, want Uller
+hield van de koude en reisde gaarne door het land op zijn breede
+sneeuwschoenen of glinsterende schaatsen. Deze god hield ook van de
+jacht, en dreef zijn spel in de Noorsche wouden, zich maar weinig
+bekommerend om ijs en sneeuw, waartegen hij goed was beschermd door
+de dikke pelzen waarin hij altijd was gehuld.
+
+Als god van de jacht en het boogschieten wordt hij afgebeeld met
+een koker vol pijlen en een grooten boog, en daar de taxis het beste
+hout geeft tot vervaardiging van deze wapenen, zegt men dat dit zijn
+geliefkoosde boom was. Om altijd genoeg geschikt hout tot zijn gebruik
+bij de hand te hebben, sloeg Uller zijn verblijf op te Ydalir, het
+dal der taxisboomen, waar het altijd zeer vochtig was.
+
+
+ Ydalir heet het,
+ Waar Uller zich
+ Gemaakt heeft een woning.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Als wintergod werd Uller, of Oller, zooals hij ook heette, beschouwd
+als de tweede na Odin, wiens plaats hij gedurende zijn afwezigheid in
+de wintermaanden van het jaar zich toeëigende. Gedurende dit tijdperk
+voerde hij algeheele heerschappij over Asgard en Midgard, en ook,
+volgens sommige bronnen, nam hij bezit van Frigga, Odins vrouw, zooals
+vermeld wordt in de mythe van Vili en Ve. Maar daar Uller zeer zuinig
+was en nooit iets gaf aan de menschheid, begroette zij met groote
+blijdschap den terugkeer van Odin, die zijn onderkruiper wegjoeg en
+hem noodzaakte zijn toevlucht te nemen òf in het bevroren noorden òf op
+de toppen van de Alpen. Hier, als wij de dichters mogen gelooven, had
+hij een zomerhuis gebouwd, waarin hij zich terugtrok, totdat, wetend
+dat Odin weer weg was, hij opnieuw in de dalen durfde verschijnen.
+
+Uller werd ook beschouwd als de god van den dood, en men dacht dat hij
+in de Wilde Jacht reed en ze soms zelf leidde. Hij is in het bijzonder
+bekend om zijn snelheid van beweging, en daar de sneeuwschoenen, die
+men in noordelijke streken gebruikt, soms van been worden gemaakt,
+en bovenaan zijn opwaarts gekeerd als de boeg van een schip, vertelde
+men gewoonlijk dat Uller tooverrunen had gesproken over een stuk been,
+dat hij in een schip veranderde, hetwelk hem over land of zee droeg
+naar zijn wil.
+
+Daar sneeuwschoenen als een schild er uit zien, en daar het ijs waarmee
+hij jaarlijks de aarde omwikkelde als schild dient dat ze voor letsel
+in den winter beschermt, had Uller den bijnaam van schildgod, en
+hij werd in het bijzonder aangeroepen door alle personen die moesten
+meedoen aan een tweegevecht of een wanhopigen strijd.
+
+In Christelijke tijden werd zijn plaats in den dienst des volks
+ingenomen door St. Hubert, als jager, die ook gemaakt werd tot den
+patroon der eerste maand, welke op 22 November begon, en aan hem
+gewijd was, daar de zon door het sterrenbeeld Sagittarius ging,
+of den boogschutter.
+
+In het Angelsaksisch was Uller bekend als Vulder; maar in sommige
+deelen van Duitschland heette hij Holler en werd beschouwd als de
+gemaal van de schoone godin Holda, wier velden hij met een dikken
+mantel van sneeuw bedekte, om ze meer vruchtbaar te maken wanneer de
+lente kwam.
+
+Bij de Skandinaviërs vertelde men, dat Uller Skadi had gehuwd,
+Niörds gescheiden vrouw, de vrouwelijke verpersoonlijking van den
+winter en de koude en hun smaak was zóó gelijk dat zij in volkomen
+harmonie samen leefden.
+
+
+
+Dienst van Uller.
+
+Vele tempels waren in het Noorden aan Uller gewijd, en op zijn
+altaren, even goed als die van de andere goden, lag een heilige ring,
+waarop eeden werden gezworen. Men zeide dat deze de ring kracht had
+zóó hevig ineen te krimpen, dat hij den vinger van een met opzet
+meineedige afrukte. Het volk bezocht Ullers tempel, vooral gedurende
+de maanden November en December, om hem te vragen dat hij een dikke
+deken van sneeuw over hun landen zou brengen, als waarborg van een
+goeden oogst; en daar men geloofde dat hij de schitterende stralen
+van het noorderlicht zond, die de Noorsche lucht in haar langen nacht
+verlichten, dacht men dat hij in nauwe betrekking stond tot Balder,
+de verpersoonlijking van het licht.
+
+Volgens andere bronnen was Uller Balders speciale vriend, vooral
+omdat hij ook een deel van het jaar in de duistere diepten van
+Nevelheim doorbracht, met Hel, de godin van den dood. Men meende
+dat Uller daar jaarlijks, gedurende de zomermaanden, verbannen werd,
+als hij zijn heerschappij over de aarde moest afstaan aan Odin, den
+zomergod, en daar ontmoette hem Balder op Midzomer, den dag waarop
+hij uit Asgard verdween, want dan begonnen de dagen korter te worden,
+en de heerschappij van het licht (Balder) week allengs voor de steeds
+toenemende macht der duisternis (Hodur).
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XII: FORSETI.
+
+
+De god van de waarheid.
+
+Zoon van Balder, den god van het licht en van Nanna, de godin der
+vlekkelooze reinheid, was Forseti de wijste, welsprekendste en
+lieflijkste van alle goden. Toen men vernam dat hij in Asgard was,
+stonden de goden hem een zetel toe in de vergaderzaal, bepaalden dat
+hij de beschermer zou zijn van gerechtigheid en rechtvaardigheid, en
+gaven hem tot verblijf het schitterende paleis Glitnir. Deze woning
+had een zilveren dak, dat op pilaren van goud rustte, en het straalde
+zóó, dat men het op grooten afstand kon zien.
+
+
+ Glitnir is het tiende;
+ Gedragen door goud,
+ Ook met zilver gedekt.
+ Daar woont Forseti
+ Altijd door,
+ Beslecht elken strijd.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Hier, op een hoogen troon, zat Forseti, de wetgever, dag aan
+dag, en vereffende de geschillen van goden en menschen, geduldig
+luisterend naar beide kanten van elke vraag, en ten slotte uitsprekend
+beslissingen zóó billijk dat niemand ooit met zijn besluiten ontevreden
+was. Zóó groot waren de welsprekendheid en overredingskracht van
+dezen god, dat hij er altijd in slaagde de harten zijner hoorders
+te treffen, en het hem altijd gelukte ook de bitterste vijanden te
+verzoenen. Allen, die van hem vandaan gingen, waren voor het vervolg
+er zeker van in vrede te leven, want niemand durfde een gelofte te
+breken die hem eens was gedaan, anders zou hij zijn rechtmatigen
+toorn oploopen en onmiddellijk ten doode verwezen worden.
+
+
+ Forseti, Balders groote zoon
+ Hoorde mijn eed,
+ Geef mij rechtvaard'gen dood ter loon
+ Als 'k hem vergeet.
+
+ Viking-verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+Als de god van de gerechtigheid en eeuwige wet, meende men, was
+Forseti voorzitter bij elke rechtszitting; steeds wendden zich tot
+hem allen die een verhoor moesten ondergaan, en men zeide dat hij
+zelden in den steek liet degenen die zijn hulp verdienden.
+
+
+
+De geschiedenis van Heligoland.
+
+Om de administratie van het recht in hun land te vergemakkelijken,
+benoemden de Friezen, zegt men, twaalf van hun wijste mannen, de
+Asegeir, of oudsten, om de wetten van de verschillende familiën en
+stammen die hun natie uitmaakten te verzamelen, en daaruit een wetboek
+samen te stellen dat de grondslag zou zijn van uniforme wetten. Toen
+de oudsten heel nauwkeurig de verschillende gegevens hadden verzameld,
+scheepten zij zich in op een klein schip, om een eenzame plaats te
+vinden waar zij vreedzaam hun besprekingen zouden kunnen houden. Maar
+nauwelijks waren zij van wal gestoken, of een storm zette op, die
+hun schip ver naar zee dreef, nu in deze richting en dan in die,
+zoodat zij geheel hun kalmte verloren. In hun wanhoop riepen de twaalf
+rechtsgeleerden Forseti aan, en smeekten hem hen te helpen het land
+weer te bereiken, en nauwelijks was het gebed uit, of zij bespeurden,
+tot hun groote verrassing, dat het schip een dertienden passagier
+aan boord had.
+
+Het roer grijpend wendde de vreemdeling het vaartuig, stuurde het
+naar de plaats waar de golven het hoogst sloegen, en in ongeloofelijk
+korten tijd kwamen zij aan een eiland waar de stuurman hen aanspoorde
+zich te ontschepen. In eerbiedige stilte gehoorzaamden de twaalf
+mannen; en hun verbazing steeg nog meer, toen zij den vreemdeling
+zijn oorlogsbijl zagen zwaaien en een heldere bron zagen opspringen
+van de plaats op het grasveld waar zij neerkwam. Op voorbeeld van
+den vreemdeling dronken allen van dit water zonder een woord te
+spreken; toen gingen zij in een kring zitten, zich verbazend omdat
+de vreemdeling op ieder hunner in een of andere bijzonderheid geleek,
+maar toch veel van hen verschilde in algemeen voorkomen en uiterlijk.
+
+Plotseling werd het zwijgen verbroken en de vreemdeling begon te
+spreken op zachten toon, die vaster en luider werd toen hij een wetboek
+ging voordragen dat al de verschillende bestaande bepalingen vereenigde
+die de Asegeir hadden verzameld. Toen zijn rede uit was, verdween de
+vreemdeling even snel en geheimzinnig als hij was gekomen, en de twaalf
+rechtsgeleerden, hun spraak terug krijgend, riepen tegelijk uit dat
+Forseti zelf bij hen was geweest, en het wetboek had gegeven volgens
+hetwelk de Friezen voortaan moesten gevonnisd worden. Ter herinnering
+aan de verschijning van den god verklaarden zij het eiland waarop zij
+stonden heilig, en zij spraken een plechtige vervloeking uit over ieder
+die zijn heiligheid door twist of bloedvergieten zou ontwijden. Zoo
+werd dit eiland, bekend als Forseti's land of Heligoland (heilig land)
+hoogelijk geëerd door alle Noorsche volken en zelfs de stoutmoedigste
+vikings plunderden zijn kusten niet, om geen schipbreuk te lijden of
+een schandelijken dood te ondergaan tot straf voor hun misdaad.
+
+Plechtige rechtszittingen werden dikwijls op het heilige eiland
+gehouden, terwijl de rechters er altijd water schepten en het zwijgend
+dronken, ter herinnering aan Forseti's bezoek. De wateren van deze
+bron werden bovendien als zóó heilig beschouwd, dat allen die er
+van dronken voor gewijd werden gehouden, en zelfs het vee dat er
+van genuttigd had niet mocht worden geslacht. Daar men zeide dat
+Forseti zijn zittingen hield in de lente, den zomer en den herfst,
+maar nooit in den winter, werd het gewoonte, in alle Noorsche landen,
+de gerechtshoven vacantie te geven in deze jaargetijden, want het
+volk vond, dat, alleen wanneer het licht helder aan den hemel scheen,
+het recht allen zichtbaar kon zijn, en dat het volstrekt onmogelijk
+zou wezen een rechtvaardig vonnis te wijzen gedurende het donkere
+winterseizoen. Forseti wordt zelden genoemd dan samen met Balder. Hij
+nam blijkbaar geen deel aan de eindelooze twisten, waarin al de andere
+goden een zoo groote rol speelden.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XIII: HEIMDALL.
+
+
+De wachter van de goden.
+
+Toen hij eens langs het zeestrand wandelde, zag Odin negen schoone
+reuzinnen, de golfmeisjes Gialp, Creip, Egia, Augeia, Ulfrun, Aurgiafa,
+Sindur, Atla en Iarnsaxa, in diepen slaap op het witte zand. De god van
+de lucht werd zóó bekoord door deze schoone wezens, dat, zooals de Edda
+vertelt, hij alle negen huwde, en zij werkten op hetzelfde oogenblik
+samen tot de geboorte, van een zoon, die den naam Heimdall kreeg.
+
+
+ 'k Ben een kind van negen moeders,
+ 'k Ben een zoon van negen zusters.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+De negen moeders voedden hun kind met de kracht der aarde, de
+vochtigheid der zee en de hitte der zon, en deze zonderlinge leefregel
+bleek zóó versterkend, dat de jonge god in een verwonderlijk korten
+tijd volwassen was, en zich naar zijn vader in Asgard spoedde. Hij
+trof de goden aan terwijl zij met trots de regenboogbrug beschouwden,
+die zij juist uit vuur, lucht en water hadden gemaakt; nog kan men
+deze drie grondstoffen duidelijk zien in haar langen boog, waar de
+drie hoofdkleuren schitteren: het rood dat het vuur, het blauw dat
+de lucht en het groen dat de koele diepten van de zee aanduidt.
+
+
+
+De wachter van den regenboog.
+
+Deze brug verbond hemel en aarde en eindigde onder de schaduw van
+den machtigen wereldboom Yggdrasil, dicht bij de fontein, waar Mimir
+wacht hield, en de eenige belemmering om ten volle van het prachtige
+schouwspel te genieten, was de vrees dat de vorstreuzen er over heen
+zouden gaan en zoo in Asgard binnendringen.
+
+De goden hadden besproken dat het geraden was een betrouwbaren wachter
+aan te stellen, en zij heetten den nieuweling welkom als iemand die
+volkomen geschikt was om die ernstige taak te vervullen.
+
+Heimdall nam gaarne de verantwoordelijkheid op zich, en van nu af
+aan hield hij dag en nacht de wacht over den regenboogweg die naar
+Asgard voerde.
+
+
+ Bifröst in 't oosten blonk in kleuren rein;
+ En op zijn top, in blanksten schijn,
+ Bleek Heimdall op zijn post te zijn.
+
+ Oehlenschläger.
+
+
+Ten einde hun wachter in staat te stellen de nadering van een
+vijand van verre te zien, gaven de goden hem zóó scherpe zintuigen,
+dat--zooals men zegt--hij het gras op de heuvelhelling en de wol op
+den rug van het schaap kon hooren groeien; dat hij honderd mijlen ver
+zoowel 's daags als 's nachts duidelijk kon zien; en bij dit alles
+had hij minder slaap noodig dan een vogel.
+
+
+ Bij angst'ge reuzen meer bekend
+ Dan hij die zit in rust omhoog,
+ Wachter der lucht, en sluit geen oog.
+
+ Lied van Skirner.
+
+
+Heimdall werd verder toegerust met een schitterend zwaard en een
+wonderbare trompet, Giallar-hoorn geheeten, en de goden bevalen
+hem er op te blazen als hij hun vijanden zag aankomen, zeggende dat
+de klank er van alle wezens in den hemel, op aarde en in Niflheim
+zou wekken. De laatste hevige stoot er in zou de komst van den dag
+aangeven waarop de laatste strijd zou gestreden worden.
+
+
+ Ten strijd zijn de goden geroepen
+ Door den ouden
+ Giallar-hoorn,
+ Luid blaast Heimdall,
+ Zijn klank is in de lucht.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Om dit instrument, dat een zinnebeeld was van de wassende maan, altijd
+bij de hand te hebben, hing Heimdall het aan een tak van den Yggdrasil
+boven zijn hoofd of liet het zinken in de wateren van Mimirs bron. In
+deze bron lag het naast Odins oog, dat een zinnebeeld was van de maan
+wanneer zij vol is.
+
+Heimdalls paleis, Himinbiorg geheeten, lag op het hoogste punt van
+de brug, en hier bezochten de goden hem dikwijls om te smullen aan
+de heerlijke mee die hij hun voorzette.
+
+
+ 't Wordt genoemd Himinbiorg,
+ Waar Heimdall, zegt men,
+ Heeft woning en heerscht.
+ Daar de wachter drinkt
+ In still' oude hal
+ Vroolijk goede mee.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Heimdall werd altijd afgebeeld in schitterende witte rusting, en hij
+werd daarom genoemd de blinkende god. Hij stond ook bekend als de
+lichte, onschuldige en genaderijke god, en alle goden hielden van
+hem. Van moeders zijde verwant aan de zee werd hij somtijds tot de
+Vana's gerekend; en daar de oude Noormannen, vooral de IJslanders,
+wien de omringende zee het belangrijkste element scheen, dachten dat
+alles uit haar was voortgekomen, kenden zij hem een alles omvattende
+kennis toe en hielden hem voor bijzonder wijs.
+
+
+ Van d' Aesir de schoonste
+ Zag hij vooruit
+ Als d' and're Vanir.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Heimdall werd verder onderscheiden door zijn gouden tanden, die
+lichtten als hij sprak, en hem den bijnaam Gullintani (goudtandige)
+bezorgden. Hij was ook de fiere bezitter van een vlug, goudmanig paard
+dat Gull-top heette, en dat hem heen en weer droeg over de beweeglijke
+regenboogbrug. Deze ging hij vele malen per dag over, maar vooral in
+den vroegen morgen, en op dit uur droeg hij, als heraut van den dag,
+den naam Heimdellinger.
+
+
+ Vroeg reeds op Bifröst
+ Reed Ulfruns zoon,
+ De horenblazer
+ Van Himinbiörg.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Loki en Freya.
+
+Zijn buitengewoon scherp gehoor was oorzaak dat Heimdall op zekeren
+nacht door het geluid van zachte stappen--als van een kat--werd
+opgeschrikt; dit geluid kwam van den kant van Freya's paleis,
+Folkvang. Heimdall wierp zijn arendsblik door het duister en bespeurde
+dat het geluid werd veroorzaakt door Loki, die, heimelijk als een vlieg
+het paleis binnengekomen, naar Freya's bed was gegaan en haar blinkend
+gouden halsketen Brisinga-men, het zinnebeeld van de vruchtbaarheid
+der aarde, wilde stelen.
+
+Heimdall zag dat de godin in haar slaap zóó lag dat niemand met
+mogelijkheid de keten kon losmaken zonder haar te wekken. Loki stond
+eenige oogenblikken aarzelend naast het bed, en begon toen vlug
+de runen te mompelen waardoor de goden naar willekeur hun gedaante
+konden veranderen. Toen hij dit deed, zag Heimdall hem kleiner worden,
+totdat hij de afmeting en gedaante had gekregen van een vloo, en toen
+kroop hij onder de dekens en beet Freya in de zij, zoodat zij anders
+ging liggen zonder dat zij wakker was geworden.
+
+De gesp was nu zichtbaar en Loki maakte ze behoedzaam los en maakte
+zich van den begeerden schat meester, terwijl hij er dadelijk mee
+wegsloop. Heimdall schoot onmiddellijk naar voren om den nachtelijken
+dief te vervolgen, haalde hem spoedig in, trok zijn zwaard uit
+zijn scheede, om hem het hoofd af te slaan, toen de god zich in een
+flikkerende blauwe vlam veranderde. Snel als de gedachte nam Heimdall
+de gedaante aan van een wolk en zond een stroom regen neer om het
+vuur te blusschen; maar Loki veranderde even snel zijn gestalte in
+die van een grooten ijsbeer en opende zijn grooten muil om het water
+te verzwelgen. Heimdall, in het geheel niet bang, nam toen eveneens
+de gedaante aan van een beer en deed een moedigen aanval, maar toen
+het gevecht voor Loki noodlottig dreigde te eindigen, veranderde
+deze zich in een zeehond, en Heimdall desgelijks, waarop een laatste
+worsteling plaats greep, die hiermede eindigde, dat Loki den ketting
+moest teruggeven, die behoorlijk aan Freya weerom kwam.
+
+In deze mythe is Loki een zinnebeeld van de droogte, of van de
+verderfelijke invloeden van de te verschroeiende zonnehitte,
+die de aarde (Freya) komt berooven van haar schoonsten sier
+(Brisinga-men). Heimdall is een verpersoonlijking van den weldadigen
+regen en dauw, die, na een poos worstelen met zijn vijand, de droogte,
+hem de baas wordt en hem dwingt zijn buit af te staan.
+
+
+
+Heimdall's namen.
+
+Heimdall heeft verschillende andere namen, onder welke wij vinden
+die van Hallinskide en Irmin, want soms vervangt hij Odin en wordt
+vereenzelvigd met dien god, evenals met andere zwaardgoden, Er, Heru,
+Cheru en Tyr, die allen beroemd zijn door hun schitterende wapenen. Hij
+echter is het meest bekend als de wachter van den regenboog en de god
+des hemels en van de vruchtbare regens en den dauw die verfrissching
+aan de aarde brengen.
+
+Heimdall deelde ook met Bragi de eer van de helden in het Valhalla
+welkom te heeten, en, onder den naam van Riger, gold hij als de
+goddelijke voorvader van de verschillende groepen, die het menschelijke
+geslacht uitmaken, zooals blijkt in het volgende verhaal.
+
+
+
+De geschiedenis van Riger.
+
+ "Heilige kind'ren,
+ Groot en klein,
+ Zonen van Heimdall".
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Heimdall verliet op zekeren dag zijn plaats in Asgard om op aarde
+te dalen zooals de goden gewoon waren. Hij was niet ver gegaan, toen
+hij aan een armelijke hut op het zeestrand kwam, waar hij aantrof Ai
+(overgrootvader) en Edda (overgrootmoeder), een arm maar waardig paar,
+dat hem gastvrij uitnoodigde om hun eenvoudig maal varkensvleesch te
+deelen. Heimdall, die zich Riger noemde, nam verheugd deze invitatie
+aan en bleef bij het paar drie dagen, terwijl hij hen veel leerde. Na
+verloop van dien tijd hervatte hij zijn reis. Kort na zijn bezoek,
+baarde Edda een donkeren, dikken jongen, dien zij Thrall noemde.
+
+Thrall toonde weldra buitengewone physieke kracht en een grooten aanleg
+voor allen zwaren arbeid; en toen hij groot geworden was, nam hij tot
+vrouw Thyr, een zwaar gebouwd meisje met door de zon gebruinde handen
+en platte voeten, die, evenals haar man, vroeg en laat werkte. Vele
+kinderen werden dit paar geboren, en van hen stamden alle slaven van
+de noordelijke landen af.
+
+
+ Zij hadden kind'ren
+ En leefden gelukkig;
+
+ Z' omheinden landen,
+ Bemestten 't ploegveld,
+ Hoedden varkens,
+ Weidden geiten,
+ Groeven veen.
+
+ Rigsmál.
+
+
+Na de arme hut op de kale zeekust te hebben verlaten was Riger
+het land ingegaan, waar hij spoedig aan bebouwde velden kwam en een
+aanzienlijke boerderij. Deze vriendelijke woning binnentredend vond hij
+Afi (grootvader) en Amma (grootmoeder) die hem gastvrij uitnoodigden
+te gaan zitten en mede te eten van het eenvoudige maar overvloedige
+maal dat zij zouden gebruiken.
+
+Riger nam de uitnoodiging aan en hij bleef drie dagen bij zijn gastheer
+en gastvrouw, terwijl hij hun intusschen allerlei nuttige kennis
+mededeelde. Na zijn vertrek uit hun huis baarde Amma een blauwoogigen
+forschen knaap, dien zij Karl noemde. Toen hij groot werd spreidde hij
+enorme kennis van landbouwzaken ten toon, en te zijner tijd trouwde
+hij een vlugge en huishoudelijke vrouw, Snor geheeten, die hem vele
+kinderen baarde, van wie het ras der landbouwers afkomstig is.
+
+
+ Hij groeid' op,
+ Gedijde flink;
+ Hij temde ossen,
+ Maakte ploegen;
+ Bouwde huizen,
+ Maakte schuren,
+ Maakte wagens
+ En dreef den ploeg.
+
+ Rigsmál.
+
+
+Nadat hij dit huis van het tweede paar had verlaten, vervolgde Riger
+zijn reis, totdat hij kwam aan een heuvel, waarop een statig kasteel
+was gebouwd. Hier werd hij ontvangen door Fadir (vader) en Modir
+(moeder), die, wel gevoed en weelderig gekleed, hem hartelijk welkom
+heetten, en hem voorzetten lekkere spijzen en heerlijke wijnen.
+
+Riger bleef drie dagen bij dit paar en keerde vervolgens naar
+Himinbiorg terug om zijn taak als wachter van de Asa-brug te hervatten;
+en spoedig daarop baarde de vrouw van het kasteel een schoonen,
+slank gebouwden knaap, dien zij Jarl noemde. Dit kind toonde vroeg
+groote liefde voor de jacht en allerlei krijgsmansoefeningen, leerde de
+runen verstaan en liefde om groote daden van dapperheid te verrichten,
+die zijn naam beroemd maakten en glorie gaven aan zijn geslacht. Man
+geworden huwde Jarl Erna, een aristokratisch en slank gebouwd meisje,
+dat zijn huishouden met verstand waarnam en hem vele kinderen baarde,
+allen bestemd om te regeeren; de jongste van dezen, Konur, werd de
+eerste koning van Denemarken. Deze mythe geeft goed aan het sterk
+klassegevoel onder de noordelijke volken.
+
+
+ Op groeiden
+ Jarl's zonen;
+ Zij temden paarden,
+ Bogen schilden
+ Gladden pijlen,
+ Drilden speren,
+ Maar Kon, de jongste,
+ Wist de runen
+ Eeuw'ge runen
+ En levensrunen.
+
+ Rigsmál.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XIV: HERMOD.
+
+
+De vlugge god.
+
+Een andere zoon van Odin was Hermod, zijn speciale dienaar, een
+schitterende en schoone jonge god, die begaafd was met groote snelheid
+van beweging en daarom als de snelle of vlugge god werd aangeduid.
+
+
+ Maar een was er, van alle goden d' eerste,
+ In snelheid, Hermod werd zijn naam genoemd,
+ Het vlugst was hij.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Wegens deze belangrijke eigenschap deed Hermod doorgaans bij de
+goden als bode dienst, en op een enkel teeken van Odin was hij altijd
+bereid om zich naar welk deel der schepping ook heen te spoeden. Als
+een bijzonder bewijs van gunst gaf Alvader hem een prachtig pantser
+en een helm, die hij dikwijls aandeed als hij ging deelnemen aan het
+gevecht, en soms vertrouwde Odin aan zijn zorg toe de kostbare speer
+Gungnir, en gebood hem die over de hoofden der strijdenden te werpen,
+die op het punt waren den slag te wagen, opdat hun moed tot moordende
+woede zou worden aangezet.
+
+
+ Laat ons Odin bidden
+ In ons te varen;
+ Hij geeft en gunt
+ Den goeden goud;
+ Hij gaf aan Hermod
+ Een helm en pantser.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Hermod had behagen in het gevecht en heette dikwijls "de moedige in
+den slag", en werd vereenzelvigd met den god van het Al, Irmin. Men
+zegt dat hij soms de Valkyren vergezelde op hun rit naar de aarde,
+en vaak de krijgers naar het Valhalla begeleidde, waarom hij beschouwd
+werd als de gids der heldhaftige dooden.
+
+
+ Tot hem sprak Hermoden, sprak Brage:
+ "Wij groeten u uit naam van allen,
+ Bij de goden bekend om uw moed zijt gij,
+ En zij nooden u uit in hun hallen.
+
+ Owen Meredith.
+
+
+Hermod's kenmerkend attribuut was, behalve zijn pantser en helm, een
+stok of staf, die Gambantein heette, het teeken van zijn waardigheid,
+dat hij overal mededroeg.
+
+
+
+Hermod en de Waarzegger.
+
+Eens door onbepaalde angsten voor de toekomst gedrukt en van de Nornen
+geen voldoende antwoorden op zijn vragen kunnende verkrijgen, beval
+Odin Hermod zijn wapenrusting aan te doen en Sleipnir te zadelen, dien
+hij, behalve Odin, alleen berijden mocht, en zich te spoeden naar het
+land van de Finnen. Dit volk, dat in de bevroren poolstreken woonde,
+had--zoo meende men--behalve dat het de koude stormen kon verwekken,
+die van het noorden aanwoeien en veel ijs en sneeuw in hun gevolg
+meebrachten, groote geheimzinnige vermogens.
+
+De beroemdste van deze Finsche toovenaars was Rossthiof (de
+paardendief) die gewoon was reizigers in zijn gebied te halen door
+middel van magische kunsten, om hen te berooven en te vermoorden, en
+hij vermocht de toekomst te voorspellen, ofschoon hij steeds onwillig
+was het te doen.
+
+Hermod, "de snelle" reed vlug noordwaarts, met de opdracht dezen Fin
+te zoeken, en in plaats van zijn eigen stok droeg hij Odins runenstaf,
+dien Alvader hem had gegeven om alle belemmeringen, die Rossthiof
+tegen hem zou mogen in het werk stellen, uit den weg te ruimen. In
+weerwil van de schimachtige monsters en de onzichtbare hinderlagen en
+valstrikken, kon Hermod de woning van den toovenaar veilig bereiken,
+en toen de reus hem aanviel, kon hij hem met gemak overwinnen en
+bond hij hem aan handen en voeten, zeggende dat hij hem niet vrij
+zou laten eer hij beloofde alles te openbaren wat hij wilde weten.
+
+Toen Rossthiof zag dat er geen kans op ontvluchten was, beloofde hij
+te zullen doen als zijn overwinnaar wenschte, en, in vrijheid gesteld,
+begon hij dadelijk bezweringen te mompelen. Zoodra deze gehoord werden,
+verborg zich de zon achter de wolken, de aarde schudde en beefde,
+en de stormwinden huilden, als een troep hongerige wolven.
+
+Naar den horizon wijzende zei de toovenaar dat Hermod moest zien,
+en de snelle god zag in de verte een grooten stroom bloed die den
+grond rood maakte. Terwijl hij keek naar dien wonderbaren stroom
+verscheen plotseling een oude vrouw en een oogenblik later stond een
+klein kind naast haar. Tot verbazing van den god groeide dit kind zóó
+wonderbaarlijk snel dat hij weldra volwassen was, en Hermod bespeurde
+dat hij stoutmoedig een boog met pijlen zwaaide.
+
+Rossthiof begon nu de voorteekenen te verklaren, die zijn kunst
+bezworen had, en hij legde uit dat de stroom bloed den moord van
+een der zonen van Odin aanduidde, maar dat als de vader der goden
+zou vrijen en veroveren Rinda, in het land der Ruthenen (Russen),
+zij hem een zoon zou baren die volwassen zou zijn in een paar uur en
+zijn broeders dood wreken zou.
+
+
+ Rind zal baren een zoon,
+ In de west'lijke hallen;
+ Hij zal Odins zoon verslaan,
+ Één nacht oud.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Hermod luisterde aandachtig naar de woorden van Rossthiof en bij
+zijn terugkeer naar Asgard vertelde hij alles wat hij gezien en
+gehoord had aan Odin, wiens vreezen bevestigd werden, en die dus met
+zekerheid wist dat hij een zoon door een gewelddadigen dood verliezen
+zou. Hij troostte zich echter met de gedachte dat een ander van zijn
+afstammelingen de misdaad zou wreken en hij dus de genoegdoening zou
+krijgen die een echte Noorman altijd verlangde.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XV: VIDAR.
+
+
+De zwijgende god.
+
+Men verhaalt dat Odin eens verliefd was op de schoone reuzin Grid,
+die woonde in een spelonk in de woestijn en dat, toen hij haar
+vrijde, hij van haar gedaan kreeg dat zij zijn vrouw werd. Uit deze
+verbintenis tusschen Odin (geest) en Grid (stof) kwam Vidar voort,
+een zoon die even sterk als stil was, en dien de ouden beschouwden
+als een verpersoonlijking van het oorspronkelijke woord of van de
+onsterflijke natuurkrachten.
+
+Evenals de goden, door Heimdall, nauw verbonden waren met de zee, waren
+zij ook na verwant aan de bosschen en de natuur in het algemeen door
+Vidar, die de "zwijgende" genoemd werd en die bestemd was hun ondergang
+te overleven en te heerschen over een herboren aarde. Deze god woonde
+in Landvidi (het wijde land), een paleis versierd met groene takken en
+versche bloemen, gelegen in het midden van een ondoordringbaar oerwoud,
+waar de diepste stilte heerschte en de eenzaamheid, door hem bemind.
+
+
+ Overgroeid met struiken
+ En met hoog gras
+ In Vidar's wijd land.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+De oude Skandinavische opvatting van den zwijgenden Vidar is inderdaad
+zeer grootsch en dichterlijk en werd ingegeven door het woeste
+Noorsche landschap. "Wie heeft ooit gezworven door zulke wouden,
+vele mijlen ver, in een onbegrensde verte, zonder pad, zonder doel,
+tusschen hun geweldige schaduwen, hun gewijde duisternis, zonder
+vervuld te zijn met diepen eerbied voor de verheven grootheid der
+Natuur, die alle menschenwerk te boven gaat, zonder te voelen de
+verhevenheid der idee die den grondslag vormt van Vidar's wezen?"
+
+
+
+Vidar's schoen.
+
+Vidar wordt afgebeeld als slank, welgebouwd en schoon, gekleed in
+wapenrusting, omgord met een zwaard dat een breed lemmet heeft, en
+geschoeid met een grooten ijzeren of lederen schoen. Volgens sommige
+mythologen had hij deze eigenaardige voetbedekking te danken aan
+zijn moeder Grid, die, wetende dat hij op den jongsten dag zou moeten
+vechten tegen het vuur, haar als een bescherming bedoelde tegen het
+vurig element, zooals haar ijzeren handschoen Thor had beschut in
+zijn strijd tegen Geirrod. Maar andere bronnen zeggen dat zijn schoen
+was gemaakt van de lederreepen, die Noorsche schoenlappers hadden
+weggegeven of weggegooid. Daar het voornaamste was, dat de schoen
+groot en sterk genoeg moest zijn om de scherpe tanden van Fenrils
+wolf op den jongsten dag weerstand te bieden, was het een punt van
+religieuse verplichting onder Noorsche schoenmakers zooveel stukken
+en snippers leer als mogelijk was weg te geven.
+
+
+
+De profetie van de Nornen.
+
+Toen Vidar zijn makkers in het Valhalla ontmoette, heetten zij hem
+vroolijk welkom, want zij wisten dat zijn groote kracht hun van goeden
+dienst zou zijn in tijd van nood. Nadat zij hem vriendschappelijk
+hadden onthaald op de gouden meede, beval Alvader hem te volgen naar
+de Urdarfontein, waar de Nornen altijd bezig waren met het weven van
+hun web. Door Odin ondervraagd aangaande zijn toekomst en Vidars lot,
+antwoordden de drie zusters in orakeltaal en uitten elk een zin:
+
+
+ Vroeg begonnen.
+ Verder gesponnen.
+ Gedaan wat verzonnen.
+
+
+Hier voegde haar moeder, Wyrd, de oorspronkelijke godin van het noodlot
+bij: Met vreugd nog eens gewonnen. Deze geheimzinnige antwoorden
+zouden volstrekt onbegrijpelijk zijn gebleven, had de godin niet
+verklaard dat de tijd verder gaat, dat alles moet veranderen, dat
+als zijn vader zou vallen in den laatsten slag, zijn zoon Vidar zijn
+wreker zou zijn en zou leven om over een herboren wereld te heerschen,
+nadat hij al zijn vijanden overwonnen had.
+
+
+ Daar zit Odins
+ Zoon op het paard;
+ Zal wreken zijn vader.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Terwijl Wyrd sprak, sidderden de bladeren van den wereldboom alsof
+zij door een koelte bewogen werden, de arend op zijn hoogsten tak
+klapte met zijn vleugels, en de slang Nidhug staakte een oogenblik
+zijn vernielingswerk aan de wortelen van den Boom. Grid, bij vader
+en zoon komend, verheugde zich met Odin toen zij hoorde dat hun zoon
+bestemd was de oudere goden te overleven en over den nieuwen hemel
+en de nieuwe aarde te heerschen.
+
+
+ Daar wonen Vidar en Vale
+ In de heilige verblijven,
+ Als het vuur van Surt is gebluscht.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Vidar sprak echter geen woord, maar keerde langzaam terug naar zijn
+paleis Landvidi, in het hart van het oorspronkelijke woud en, daar,
+op zijn troon zittend dacht hij lang na over eeuwigheid, toekomst
+en oneindigheid. Als hij hare geheimen peilde, maakte hij ze nooit
+openbaar, want de ouden verzekerden dat hij "zwijgend als het graf"
+was--een zwijgen, dat aanduidde dat niemand weet wat hem in het
+toekomstige leven te wachten staat.
+
+Vidar was niet alleen een verpersoonlijking van de onvergankelijkheid
+der natuur, maar hij was ook een zinnebeeld van de opstanding en
+de vernieuwing, aanduidend de eeuwige waarheid dat nieuwe loten en
+bloesems zullen ontluiken om te vervangen die welke afgevallen zijn.
+
+De schoen dien hij droeg zou zijn verdediging zijn tegen den wolf
+Fenris, die, Odin verslagen hebbende, zijn woede tegen hem zou keeren
+en zijn vreeslijke kaken zou openen om hem te verslinden. Maar de oude
+Noormannen zeiden dat Vidar den dus bekleeden voet zou uitstrekken
+tegen de benedenkaak van het monster, en, de bovenkaak vastgrijpend,
+met hem worstelen zou totdat hij hem in tweeën had gescheurd.
+
+Daar slechts één schoen vermeld wordt in de Vidar-mythen,
+vooronderstellen sommige mythologen dat hij maar één been had, en
+de verpersoonlijking was van een waterstraal, die plotseling op den
+jongsten dag zou opstijgen, om het woeste vuur uit te blusschen,
+dat in den verschrikkelijken wolf Fenris verpersoonlijkt was.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XVI: VALI.
+
+
+Het vrijen van Rinda.
+
+Billing, de koning van de Ruthenen, was zeer teleurgesteld toen hij
+hoorde dat een groote macht zijn rijk zou binnenvallen, want hij was
+te oud om als vroeger te vechten, en zijn eenig kind, een dochter
+die Rinda heette, weigerde, ofschoon zij op huwbaren leeftijd was,
+een echtgenoot te kiezen uit hare vele vrijers, en dan haren vader
+de hulp te geven, die hij zoo smartelijk miste.
+
+Terwijl Billing mistroostig nadacht in zijn hal, trad plotseling een
+vreemdeling zijn paleis binnen. De koning keek op, en zag een man
+van middelbaren leeftijd, gewikkeld in een wijden mantel, met een
+breedgeranden hoed over zijn voorhoofd getrokken om te verbergen dat
+hij slechts één oog had. De vreemdeling vroeg beleefd naar de oorzaak
+van zijn klaarblijkelijke neerslachtigheid, en daar er iets in zijn
+houding was dat vertrouwen inboezemde, vertelde de koning hem alles,
+en op het eind van het verhaal bood hij aan het leger der Ruthenen
+tegen hun vijand aan te voeren.
+
+Toen zijn diensten met blijdschap waren aanvaard, duurde het niet lang
+of Odin--want hij was het--behaalde een merkwaardige overwinning, en,
+in triomf terugkeerend, vroeg hij toestemming om 's konings dochter
+Rinda te vrijen. Ofschoon de pretendent op jaren was, hoopte Billing
+dat zijn dochter een gunstig oor zou leenen aan een vrijer die zich
+zeer bleek te onderscheiden en hij gaf onmiddellijk toestemming. Zoo
+vertoonde Odin, nog onbekend, zich aan de prinses, maar zij wees boos
+zijn voorstel af en sloeg hem ruw om de ooren toen hij haar poogde
+te kussen.
+
+Genoopt zich terug te trekken, gaf Odin niettemin het plan niet op
+Rinda tot zijn vrouw te maken, want hij wist, dank zij Rossthiofs
+profetie, dat geen andere dan zij den aangewezen wreker van zijn
+vermoorden zoon kon ter wereld brengen. Zijn volgende poging was dus
+de gedaante van een smid aan te nemen, en in die vermomming kwam
+hij terug in Billings hal, en terwijl hij kostelijke versierselen
+maakte van zilver en goud, vermenigvuldigde hij zóó kunstig deze
+schoone bijouteriën, dat de koning gaarne zijn toestemming gaf, toen
+hij vroeg of hij zich tot de prinses mocht wenden. De smid, Rosterus,
+zooals hij zich aandiende, werd echter met even weinig plichtplegingen
+door Rinda afgescheept als zij dit den gelukkigen veldheer had gedaan;
+maar ofschoon zijn oor opnieuw suisde van haar harden klap, was hij
+meer besloten dan ooit haar tot zijn vrouw te maken.
+
+Den volgenden keer toen Odin zich vertoonde voor de grillige dame,
+was hij vermomd als een fier oorlogsheld, want, dacht hij, een jong
+soldaat zou misschien het hart van het meisje treffen, maar toen hij
+haar weer poogde te kussen, stootte zij hem zóó plotseling terug,
+dat hij struikelde en op één knie viel.
+
+
+ Menig schoone maagd
+ Is voor mannen onverschillig
+ Als men haar kent;
+ Dat ondervond ik
+ Toen ik beproefde,
+ Dat stille meisje
+ Voor mij te winnen;
+ Allerlei smaad
+ Hoopte toen op mij
+ Dat luimige kind;
+ Niets van die schoone kreeg ik gedaan.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Deze derde beleediging maakte Odin zóó woedend, dat hij zijn
+magischen runestaf uit zijn borst trok, hem op Rinda richtte en
+een zóó vreeselijke bezwering uitsprak, dat zij in de armen harer
+dienstbaren viel, stijf en schijnbaar levenloos.
+
+Toen de prinses weer tot zich zelf kwam, was haar vrijer verdwenen,
+maar de koning ontdekte tot zijn groot verdriet dat zij geheel haar
+verstand verloren had en zwaarmoedig krankzinnig was. Te vergeefs
+werden alle dokters geroepen en beproefden zij hun middelen; het meisje
+bleef stil en bedroefd, en haar ongeruste vader had bijna alle hoop
+opgegeven, toen een oude vrouw, die zich als Vecha, of Vak, aandiende,
+verscheen, en aanbood de prinses te genezen. De oude vrouw, die Odin
+was in vermomming, schreef der patiënte eerst een voetbad voor; maar,
+toen dit geen kennelijke uitwerking scheen te hebben, stelde zij voor
+met een krachtiger behandeling de proef te nemen. Tot dit doel, zei
+Vecha, moest de patiënte aan haar uitsluitende zorg worden toevertrouwd
+en stevig worden vastgebonden zoodat zij niet den minsten weerstand kon
+bieden. Billing, die zijn kind wilde redden, vond alles goed; en toen
+hij dus volledige macht over Rinda had gekregen, dwong Odin haar hem
+te huwen, terwijl hij haar slechts uit hare banden en hare betoovering
+los liet, toen zij eerlijk beloofd had zijn vrouw te worden.
+
+
+
+De geboorte van Vali.
+
+De voorspelling van Rossthiof was nu vervuld, want Rinda baarde een
+zoon, Vali (Ali, Bous of Beav) geheeten, een personifiëering van het
+lengen der dagen, die zóó snel opgroeide, dat hij in den loop van één
+enkelen dag zijn volle lengte kreeg. Zonder zelfs den tijd te nemen
+om zijn gezicht te wasschen of zijn haar te kammen, haastte zich deze
+jonge god naar Asgard, boog en pijl in de hand, om Balders dood op
+zijn moordenaar Hodur, den blinden god der duisternis, te wreken.
+
+
+ Zie, Vali komt, straft Hodur blind,
+ Hij zoon van 't west en Rinda's kind,
+ En Odins, in één dag volboren,
+ Hij gunt zich rust niet naar behooren,
+ Noch toeft te wasschen zich de handen
+ Zich 't haar te kammen, ijlt door landen
+ Totdat z'n roeping is vervuld
+ En Hodur heeft geboet zijn schuld.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+In deze mythe weerstaat Rinda, een verpersoonlijking van de bevroren
+aardkorst, de warme liefde van de zon, Odin, die te vergeefs aanduidt
+dat de lente de tijd is voor oorlogsondernemingen, en die de sieraden
+van den gouden zomer aanbiedt. Zij geeft slechts toe, als, na een bui
+(het voetbad) de dooi begint. Overwonnen dan door de onweerstaanbare
+macht van de zon, geeft de aarde zich neer onder zijn omhelzing,
+wordt bevrijd van de betoovering (het ijs) die haar hard en koud
+maakte, en brengt voort Vali, den voeder, of Bous, den boer, die
+uit zijn donkere hut te voorschijn komt als de liefelijke dagen zijn
+gekomen. Het vermoorden van Hodur door Vali beteekent dus het "voor
+den dag komen van nieuw licht na de duisternis van den winter."
+
+Vali, die als een der twaalf goden voorkomt welke de zetels in de
+groote hal van Gladsheim innemen, deelde met zijn vader het huis dat
+Valaskialf heette, en was, reeds vóór zijn geboorte, voorbestemd om
+het laatste gevecht en de godenschemering te overleven, en met Vidar
+te regeeren over de herboren aarde.
+
+
+
+Dienst van Vali.
+
+Vali is de god van het eeuwige licht, zooals Vidar van de
+onvergankelijke stof; en daar de lichtstralen dikwijls pijlen heetten,
+wordt hij altijd als boogschutter voorgesteld en vereerd. Daarom wordt
+zijn maand in den Noorschen kalender aangeduid door het teeken van
+den boog, en heet Lios-beri, de lichtbrengende. Daar zij valt tusschen
+het midden van Januari en Februari, wijdden de eerste Christenen deze
+maand aan St. Valentijn, die ook een ervaren boogschutter was, en die,
+evenals Vali, de heraut van lichter dagen heette, en de wekker van
+teedere gevoelens en de beschermheer van alle minnaars.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XVII: DE NORNEN.
+
+
+De drie schikgodinnen.
+
+De Noorsche godinnen van het noodlot, die Nornen heetten, waren in
+geen enkel opzicht afhankelijk van de andere goden, die noch naar hare
+besluiten mochten vragen, noch er invloed op oefenen. Zij waren drie
+zusters, waarschijnlijk afstammelingen van den reus Norvi, van wien
+Nott (nacht) afkomstig was. Zoodra de Gouden Eeuw voorbij was en de
+zonde zelfs de hemelsche woningen van Asgard binnensloop, verschenen
+de Nornen onder den grooten esch Yggdrasil en vestigden zich bij de
+Urdar-fontein. Volgens sommige bronnen moesten zij de goden waarschuwen
+voor toekomstig kwaad, hen op het hart binden goed gebruik te maken
+van het heden, en hen gezonde lessen leeren trekken uit het verleden.
+
+Deze drie zusters die Urd, Verdandi en Skuld heetten, stelden het
+verleden, het heden en de toekomst voor. Haar voornaamste bezigheden
+waren de webbe van het lot te weven, dagelijks den heiligen boom
+te besprenkelen met water uit de Urdar-fontein en versche aarde te
+leggen om zijn wortelen, opdat hij frisch en altijd groen zou blijven.
+
+
+ Vandaar komen de maagden
+ Die zeer veel weten,
+ Drie van de hal
+ Beneden den boom;
+ Een heette was,
+ D' andre zijnde
+ De derde die zijn zal.
+
+ De Völuspâ.
+
+
+Sommigen beweren verder dat de Nornen wacht hielden over de gouden
+appelen, die aan de takken van den boom des levens, der ervaring en
+der kennis hingen, en dat zij slechts Idoen toestonden de vrucht te
+plukken, de vrucht waardoor de goden konden vernieuwen hun jeugd.
+
+De Nornen verzorgden en voedden ook twee zwanen die over het
+spiegelgladde oppervlak van de Urdarfontein zwommen en van die paar
+vogels stammen--meende men--alle zwanen op aarde af. Soms, zoo
+zegt men, bekleedden zich de Nornen met zwanenveeren om de aarde
+te bezoeken, of vermaakten zich als meerminnen langs de kusten en
+in verschillende meren en rivieren, waar zij van tijd tot tijd aan
+de stervelingen verschenen om hun de toekomst te voorspellen of hun
+wijzen raad te geven.
+
+
+
+Het web der Nornen.
+
+De Nornen weefden soms zóó groote webben dat als een van de wevers
+stond op een hoogen berg in het verste Oosten, een ander ver in de
+Westersche zee waadde. De draden van haar weefsel geleken op koorden
+en verschilden zeer in kleur, in overeenstemming met den aard der
+gebeurtenissen die zouden geschieden, en een zwarte draad, die
+van het Noorden ging naar het Zuiden, gold vast als een teeken van
+dood. Wanneer deze zusters de spoel deden wentelen af en aan, zongen
+zij een plechtig gezang. Zij schenen niet te weven volgens hare eigen
+wenschen, maar blindelings alsof zij met tegenzin den wil uitvoerden
+van Orlog, de eeuwige wet van het al, een oudere en hoogere macht,
+die blijkbaar begin noch einde had.
+
+Twee van de Nornen, Urd en Verdandi, werden voor heel welwillend
+gehouden, terwijl, zooals men zeide, de derde steeds haar werk te niet
+deed en het dikwijls, als het bijna klaar was, toornig in flarden
+scheurde, terwijl zij de overblijfselen op de winden des hemels
+uitstrooide. Als verpersoonlijking van den tijd werden de Nornen
+voorgesteld als zusters van verschillenden leeftijd en karakter,
+terwijl Urd (Wurd, tooverkracht) heel oud en afgeleefd scheen en
+voortdurend omkeek alsof zij zich verdiepte in het beschouwen van
+voorbijgegane gebeurtenissen en volken van het verleden; Verdandi, de
+tweede zuster, jong, actief en zonder vrees, keek recht voor zich uit,
+terwijl Skuld, het type van het toekomstige, meestal afgebeeld werd
+als dichtgesluierd, met het hoofd gekeerd in tegengestelde richting
+als Urd, en vasthoudend een boek of rol, die nog niet geopend of
+ontrold was.
+
+Dagelijks kregen deze Nornen bezoek van de goden, die ze gaarne
+raadpleegden; en zelfs Odin reed dikwijls naar de Urdarfontein om
+haar hulp in te roepen, want meestal beantwoordden zij zijn vragen,
+'t zwijgen bewarend over zijn eigen lot en dat zijner medegoden.
+
+
+ Lang en heel snel reed hij heen,
+ Onders 's Levens boom (waar 't vocht
+ Van de heil'ge Bron welt) zocht
+ Urdar, Norne van 't Verleên;
+ Maar haar oog, dat rugwaarts zag
+ Hielp hem niet op dezen dag.
+ Op Verdandi's blad viel neer
+ Schaduw, meldend kommer meer,
+ Schaduw, die op Asgard hing,
+ Wierp er op een duistren kring
+ 't Geheim was niet bij deze vrouw,
+ Wat 't schoone Valhall redden zou.
+ De jongste zuster, van wat komt
+ Norna, Skuld, bleef gansch verstomd.
+ Toen hij vroeg om toekomsts zin,
+ Haar somber oog sloot kommer in.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+
+Andere beschermgeesten.
+
+Behalve de drie voornaamste Nornen, waren er vele andere, veel minder
+belangrijk, die de beschermgeesten der menschheid schijnen te zijn
+geweest, aan wie zij dikwijls verschenen, terwijl zij allerlei soorten
+van geschenken aan hun gunstelingen gaven, en zelden in gebreke bleven
+tegenwoordig te zijn bij geboorte, bij huwelijk en dood.
+
+
+ Veelvuldig is hun maagschap, wie zal hen noemen allen?
+ Zij heerschen over de menschen en der sterren rijzen en vallen.
+
+ Sigurd de Volsung (William Morris).
+
+
+
+De geschiedenis van Nornagesta.
+
+Eens bezochten de drie zusters Denemarken, en traden de woning binnen
+van een edelman, toen zijn eerste kind ter wereld kwam. Het vertrek
+binnentredend waar de moeder lag, beloofde de eerste Norne dat het
+kind flink en braaf zou zijn, en de tweede dat hij gelukkig zou wezen
+en een groot zanger zou worden--voorspellingen, die de harten der
+ouders met blijdschap vervulden. Intusschen had zich het nieuws van
+het gebeurde verspreid, en de buren kwamen in zóó groote menigte het
+vertrek binnen dat het dringen van de nieuwsgierige schare schuld
+was dat de derde Norne op ruwe wijze van haar stoel werd gestooten.
+
+Boos over deze beleediging stond Skuld trotsch op en zei dat de giften
+harer zusters niet zouden baten, daar zij zou bepalen dat het kind niet
+langer zou leven dan de kaars die bij het bed stond zou branden. Deze
+onheilspellende woorden vervulden het hart der moeder met schrik,
+en bevend sloot zij haar kind vaster aan haar borst, want de kaars
+was bijna afgebrand en het kon niet lang meer duren of zij ging
+uit. De oudste Norne echter had geen plan haar voorspelling aldus
+te niet te laten doen; maar daar zij hare zuster niet kon dwingen
+hare woorden in te trekken, greep zij snel de kaars, deed het licht
+uit en terwijl zij het rookende eind aan de moeder van het kind gaf,
+beval zij haar het zorgvuldig te bewaren, en het nooit aan te steken
+eer haar zoon van het leven genoeg had.
+
+
+ In het huis was het nacht:
+ De Nornen kwamen
+ Die zouden beslissen
+ Over 's prinsen leven.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Deze jongen werd Nornagesta genoemd ter eere van de Nornen, en groeide
+op tot een zoo schoonen, dapperen en begaafden man als een moeder
+maar kon wenschen. Toen hij oud genoeg was om den ernst van het hem
+toevertrouwde te verstaan, vertelde hem zijn moeder de geschiedenis
+van het bezoek der Nornen, en gaf hem het eindje kaars dat hij vele
+jaren bewaarde, terwijl hij het veiligheidshalve in de kast van zijn
+harp opborg. Toen zijn ouders dood waren, zwierf Nornagesta van plaats
+tot plaats, en nam deel aan ieder gevecht en onderscheidde zich in
+den oorlog, zijn heldenwijzen zingend waar hij ook ging. Daar hij van
+geestdriftigen en dichterlijken aard was, had hij niet spoedig genoeg
+van het leven, en terwijl andere helden gerimpeld en oud werden, bleef
+hij jong van hart en krachtig van gestalte. Hij was dus getuige van
+de geweldige daden der heldeneeuwen, was de trouwe makker van de oude
+krijgslieden, en nadat hij driehonderd jaar geleefd had, zag hij dat
+het geloof in de oude heidensche goden langzamerhand plaats maakte
+voor de prediking der Christenzendelingen. Eindelijk kwam Nornagesta
+aan het hof van koning Olaf Tryggvesson, die, overeenkomstig zijn
+gewoonte, hem schier door geweld bekeerde en hem dwong den doop te
+ontvangen. Wenschend zijn volk te overtuigen dat de tijd voor het
+bijgeloof voorbij was, noodzaakte de koning den ouden skalde de kaars
+voor den dag te halen en aan te steken, die hij meer dan drie eeuwen
+zorgvuldig had bewaard.
+
+Ofschoon hij pas bekeerd was, sloeg Nornagesta de flikkerende vlam
+angstig gade, en toen zij ten slotte uitging, zonk hij levenloos op
+den grond, dus bewijzend, in weerwil van den ontvangen doop, dat hij
+nog in de voorspelling van de Nornen geloofde.
+
+In de middeleeuwen, en zelfs later, komen de Nornen in vele verhalen
+en mythen voor, en verschijnen dan als feeën of heksen, zooals, bij
+voorbeeld, in het verhaal van de "Schoone Slaapster", en Shakespeare's
+treurspel Macbeth.
+
+
+ Eerste heks. Wanneer 't volgend samenzijn?
+ Bij regen, storm of weerlichtsschijn?
+
+ Tweede heks. Als 't rumoeren is gedaan,
+ Als men hoort victorie slaan.
+
+ Derde heks. Dat is na zonsondergaan.
+
+ Shakespeare's Macbeth (vert. v. Burgersdijk).
+
+
+
+De Vala.
+
+Soms droegen de Nornen den naam Vala, of profetessen, want zij hadden
+de gave der waarzegging--een gave die bij alle noordelijke volken
+in hoog aanzien was. Zij dachten dat zij het vrouwelijk geslacht was
+voorbehouden. De voorspellingen van de Vala werden nooit in twijfel
+getrokken, en men zegt dat de Romeinsche generaal Drusus zóó verschrikt
+was door de verschijning van Veleda, een der profetessen, die hem
+waarschuwde niet de Elbe over te trekken, dat hij inderdaad het sein
+tot den terugtocht gaf. Zij voorspelden zijn ophanden zijnden dood,
+die inderdaad kort daarop plaats had door een val van zijn paard.
+
+Deze profetessen, die ook bekend waren als Idises, Dises, of
+Hagedises, deden dienst in de boschtempels en in de heilige wouden,
+en vergezelden altijd de legers die een aanval deden. Aan het hoofd of
+in het midden van de schare rijdend, zetten zij de strijders krachtig
+tot de overwinning aan, en als de slag voorbij was sneden zij dikwijls
+den bloedigen arend op de lichamen van de gevangenen. Het bloed werd
+verzameld in groote tonnen, waarin de Dises hare naakte armen tot
+de schouders toe dompelden, voordat zij deel namen aan milden daad
+waarmee de plechtigheid eindigde.
+
+Het is niet te verwonderen dat deze vrouwen zeer gevreesd waren. Offers
+werden gebracht om ze gunstig te stemmen, en eerst in latere tijden
+werden zij verlaagd tot den rang van heksen, en verwezen naar de
+duivelbende op den Brocken, of den Blocksberg, in den Valpurgisnacht.
+
+Behalve de Nornen of Dises, die ook als schutsgodinnen beschouwd
+werden, schreven de Noormannen aan ieder menschelijk wezen een
+beschermgeest toe, Fylgie geheeten, die hem zijn geheele leven
+vergezelde, hetzij in menschelijke, hetzij in dierlijke gestalte,
+en onzichtbaar was, behalve op het oogenblik van zijn dood voor allen
+behalve de enkele ingewijden.
+
+De allegorische beteekenis van de Nornen en van hun web des lots is
+te duidelijk om verklaring te eischen; toch hebben enkele mythologen
+ze tot geesten van de lucht gemaakt, en zeggen dat haar webbe het
+wolkenweefsel was, en dat de nevelbanden, die zij knoopten van rots
+tot boom, van berg tot berg, gewelddadig verscheurd werden door den
+plotselingen opstekenden wind. Sommige autoriteiten zeggen bovendien
+dat Skuld, de derde Norne, bij tijd en wijle een Valkyre was, en dan
+weer de godin van den dood, de schrikwekkende Hel voorstelde.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XVIII: DE VALKYREN.
+
+
+De slagmaagden.
+
+Odin's speciale dienaressen, de Valkyren, of slagmaagden, waren òf
+zijn dochters zooals Brunhild, òf het kroost van sterfelijke koningen,
+maagden die het voorrecht hadden onsterflijk en onwondbaar te blijven
+zoolang zij den god trouw gehoorzaamden en maagden bleven. Zij en hunne
+paarden waren de verpersoonlijking van de wolken, hare schitterende
+wapenen waren de bliksemschichten. De ouden dachten dat zij naar
+de aarde streken op Valfaders bevel, om onder de in het gevecht
+gesneuvelden de helden te kiezen, die waardig waren de vreugde van
+het Valhalla te genieten, en dapper genoeg om hulp te verleen en aan
+de goden wanneer de groote slag zou bevochten worden.
+
+
+ Daar door een slagveld, waar de mannen sneuv'len,
+ Rijden zij voort, haar paarden diep in 't bloed,
+ Lezen de dappersten ten doode uit,
+ Brengen hen thuis des avonds in den hemel,
+ Tot vreugd der goden en tot Valhall's feest.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Deze maagden werden voorgesteld als jong en schoon, met verblindend
+witte armen en golvend gouden haar. Zij droegen helmen van zilver
+of goud, en bloedroode pantsers, en met blinkende speren en schilden
+snelden zij moedig door het gevecht op hare vurige witte rossen. Deze
+paarden galoppeerden door de lucht en over de sidderende Bifröst,
+dragende niet alleen hun schoone berijdsters, maar ook de verslagen
+helden, die, nadat zij den doodskus der Valkyren ontvangen hadden,
+dan onmiddellijk naar het Valhalla werden overgebracht.
+
+
+
+De wolkenpaarden.
+
+Daar de rossen van de Valkyren verpersoonlijkingen waren van de wolken,
+moest men natuurlijk denken dat de ruige vorst en de dauw op aarde
+neerdruppelden van hun schitterende manen, als zij snel af en aan
+stormden door de lucht. Zij werden daarom in hooge eere gehouden,
+want het volk schreef aan haren weldadigen invloed toe veel van de
+vruchtbaarheid der aarde, lieflijkheid van dal en berghelling, de
+pracht der pijnboomen, en de vetheid van het weideland.
+
+
+
+Zij kiezen de gevallenen.
+
+De Valkyren werden niet enkel naar de slagvelden op aarde gezonden,
+maar dikwijls reden zij over de zee en namen de stervende Vikings
+op van hun zinkende drakenschepen. Soms stonden zij op het strand
+om hen er heen te wenken, een onbedriegelijke waarschuwing dat de
+aanstaande strijd hun laatste zou zijn, en een die elke Noorsche held
+met vreugde ontving.
+
+
+ Zij reden langzaam naar de kust,
+ En toen men kon zien hun heir,
+ Scheen elk op een machtig ros in rust
+ En te dragen een groote veêr,
+ En te wenken met zachte hand
+ Van het donker, rotsig strand
+ En te drillen een blinkende speer.
+
+ Toen kwam er vrede in zijnen geest,
+ Wetend wat dit beduidt,
+ Want hij kende den stoet der Nornen die leest
+ De gevallen krijgers uit.
+
+ Valkyriur lied (Mrs. Hemans).
+
+
+
+Hun getal en hun werk.
+
+Het getal der Valkyren verschilt veel volgens onderscheiden mythologen,
+loopend van drie tot zestien; de meeste bronnen noemen er echter
+slechts negen. De Valkyren werden beschouwd als godheden van de lucht;
+zij werden ook Nornen of wenschmeisjes genoemd. Men zei dat Freya en
+Skuld haar ten strijde voerden.
+
+
+ Zij zag Valkyren
+ Komen van ver,
+ Tot rijden gereed
+ Naar der goden stam;
+ Skuld hield het schild
+ Skaugel kwam toen,
+ Gunnr, Hildr, Gaundul,
+ En Geir-skaugul,
+ Zoo zijn geteld
+ De oorlogsnornen.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+De Valkyren hadden, zooals wij gezien hebben, belangrijke dingen in
+Valhalla te doen, als zij hare bloedige wapenen hadden afgedaan en de
+hemelsche mee voor de Einheriar inschonken. Deze drank vervroolijkte
+de zielen van de pas gekomenen, en zij heetten de schoone meisjes even
+hartelijk welkom, als toen zij ze het eerst op het slagveld hadden
+gezien en hadden begrepen dat zij hen zouden brengen waar zij gaarne
+zouden wezen.
+
+
+ Nu komen in schaduw zeer rijzige gestalten,
+ Heur handen als sneeuwvlokken blinken in 't maanlicht;
+ Zij wenken, zij fluisteren, "O! met moed omgorden,
+ U wachten de gasten--mee schuimt in 't Valhalla."
+
+ Finn's Saga (Hewitt).
+
+
+
+Wieland en de Valkyren.
+
+Men meende dat de Valkyren dikwijls naar de aarde vlogen in
+zwanenveeren, die zij afdeden als zij aan een eenzamen stroom kwamen,
+om een bad te nemen. Als een sterveling ze dus verraste en hare veeren
+wegnam, kon hij ze beletten, de aarde te verlaten en deze trotsche
+maagden zelfs dwingen hem ter wille te zijn, als hij dat begeerde.
+
+Men vertelt dat drie van de Valkyren, Olrun, Alvit en Svanhvit, eens in
+het water speelden, toen plotseling de drie broeders Egel, Slagfinn
+en Völund of Wieland de smid bij ze kwamen, en hare zwanenveeren
+wegnemend, dwongen de jonge mannen ze op aarde te blijven en hun
+vrouwen te worden. De Valkyren, zoo vastgehouden, bleven bij hare
+mannen negen jaren, maar op het eind van dien tijd deden zij hare
+veêren weer aan of werd op andere wijs de betoovering verbroken,
+en gelukte het haar te ontvluchten.
+
+
+ Daar zij toefden
+ Zeven winters lang;
+ Maar in den achtsten
+ Greep heimwee allen;
+ En in den negenden
+ Scheidde ze 't lot;
+ De meisjes smachtten
+ Naar 't donker woud.
+
+ Völundlied.
+
+
+De broeders voelden het verlies hunner vrouwen buitengewoon, en twee
+hunner, Egil en Slagfin, deden hun sneeuwschoenen aan en gingen hunne
+geliefden zoeken, terwijl zij in de koude en mistige streken van het
+Noorden verdwenen. De derde broeder Völund echter bleef thuis, wetend
+dat alle zoeken niets baten zou, en hij vond troost in de beschouwing
+van een ring, dien Alvit hem als liefdeteeken had geschonken, en
+hij voelde de vaste hoop dat zij zou terugkeeren. Daar hij een knap
+smid was en de mooiste versierselen van goud en zilver kon maken,
+even goed als tooverwapenen die geen slag kon breken, gebruikte
+hij nu zijn vrijen tijd om zeven honderd ringen te vervaardigen,
+die alle precies gelijk waren aan den eenen, dien zijn vrouw hem had
+gegeven. Toen deze klaar waren, bond hij ze samen; maar toen hij 's
+nachts van de jacht thuis kwam, merkte hij dat iemand een ring had
+weggenomen, en zijn verwachtingen werden opnieuw aangewakkerd, want
+hij hield zich zelf voor, dat zijn vrouw er geweest was en spoedig
+voor goed zou terugkeeren.
+
+Dienzelfden nacht echter werd hij verrast in zijn slaap en gekneveld
+en gevangen genomen door koning Nidud van Zweden die zijn zwaard in
+bezit nam, een prachtig wapen, met tooverkracht bedeeld, dat hij voor
+zijn eigen gebruik behield, en den liefdering, uit zuiver Rijngoud
+gemaakt, dien hij later gaf aan zijn eenige dochter Bodvild. Wat den
+ongelukkigen Völund zelf betrof, hij werd als gevangene weggevoerd
+naar een naburig eiland, waar, na lam gemaakt te zijn, opdat hij
+niet zou ontsnappen, de koning hem voortdurend aan het werk hield om
+wapenen en versierselen tot zijn gebruik te smeden. Hij liet hem ook
+een ingewikkeld labyrinth bouwen, en tot dezen dag is een doolhof op
+IJsland bekend als "Völund's huis".
+
+Völund's woede en wanhoop namen toe bij elke nieuwe beleediging, hem
+door Nidud aangedaan, en dag en nacht peinsde hij, hoe hij zich zou
+kunnen wreken. Ook vergat hij niet te zinnen op zijn ontsnapping, en
+als hij niet werkte, maakte hij een paar vleugels die geleken op die
+welke zijn vrouw als Valkyre gebruikt had, en deze wilde hij aandoen
+zoodra hij aan zijn wraak toe was. Op zekeren dag kwam de koning zijn
+gevangene bezoeken en bracht hem het gestolen zwaard om het te maken;
+maar Völund stelde er handig een ander wapen voor in de plaats dat
+zóó volkomen op het tooverzwaard geleek, dat het den koning misleiden
+moest als hij het kwam terug vragen. Eenige dagen later lokte Völund
+'s konings zonen in zijn smidse en doodde ze, waarop hij knaphandig
+drinkschalen uit hun schedels vervaardigde en juweelen uit hun oogen
+en tanden, die hij bestemde voor hun ouders en zuster.
+
+
+ Maar hun schedels
+ Onder het haar
+ Zette hij in zilver,
+ Gaf ze aan Nidud;
+ En uit hun oogen
+ Vormde hij edelsteenen,
+ Die aan Nidud's
+ Sluwe vrouw hij zond
+ Maar van de tanden
+ Maakte hij borsttooi,
+ Zond dien aan Bödvild.
+
+ Lied van Völund.
+
+
+De koninklijke familie vermoedde niet, van waar zij kwamen; en zoo
+werden deze geschenken met vreugde aanvaard. Wat de arme jonge mannen
+betrof, men meende dat zij naar zee waren gedreven en verdronken waren.
+
+Kort daarop bezocht ook Bodvild, die haar ring hersteld wilde hebben,
+de hut van den smid, waar, toen zij er wachtte, zij onvoorziens een
+tooverdrank te drinken kreeg, die haar deed inslapen en in Völund's
+macht gaf. Toen zijn laatste daad van wraak vervuld was, deed Völund
+onmiddellijk de vleugels aan die hij voor dezen dag in gereedheid
+had gebracht, en zijn zwaard en ring nemend steeg hij langzaam in de
+lucht. Hij vloog naar het paleis, hield zich buiten bereik en vertelde
+zijn misdaden aan Nidud. De koning, buiten zich zelven van woede, riep
+Egil, Völund's broeder, die ook in zijn macht was gekomen, en beval
+hem zijn wonderlijke behendigheid als boogschutter te gebruiken om
+den onbeschaamden vogel neer te leggen. Gehoorzamend aan een wensch
+van Völund, mikte Egil op een knobbel onder zijn vleugel waar een
+blaas vol met het bloed der prinsen verborgen was, en de smid vloog
+triomfantelijk weg zonder letsel, zeggend dat Odin zijn zwaard zou
+geven aan Sigmund--een voorspelling die volkomen uitkwam.
+
+Völund ging toen naar Alf-heim, waar, als men de legende mag gelooven,
+hij zijn geliefde vrouw vond, en weer gelukkig met haar leefde tot
+de godenschemering.
+
+Maar zelfs in Alf-heim ging deze knappe smid voort met zijn handigheid
+te toonen, en tal van ondoordringbare rustingen, die hij zou hebben
+gemaakt, worden in latere heldendichten beschreven. Behalve Balmung
+en Joyeuse, de beroemde zwaarden van Sigmund en van Karel den Groote,
+zegt men dat hij Miming vervaardigd heeft voor zijn zoon Hermie,
+en vele andere merkwaardige wapenen.
+
+
+ Het is gelijk aan Miming
+ Aller zwaarden vorst,
+ En Wieland wrocht het,
+ Bitterfer zijn naam.
+
+ Angelsaksische Poëzie.
+
+
+Er zijn tallooze andere verhalen van zwaanmeisjes of Valkyren die met
+stervelingen zouden hebben verkeerd; maar het meest populaire is dat
+van Brunhild, de vrouw van Siguro, een afstammeling van Sigmund en
+den meest beroemden van de Noorsche helden.
+
+William Morris, in "het Land ten Oosten der Zon en ten Westen der
+Maan," geeft een prachtige bewerking van een andere dezer Noorsche
+legenden. De geschiedenis behoort tot de schoonste der verzameling in
+"Het Aardsche Paradijs".
+
+
+
+Brunhild.
+
+De geschiedenis van Brunhild vindt men in velerlei vorm. Sommige
+bewerkingen beschrijven de heldin als de dochter van een koning die
+Odin aannam om in zijn Valkyrenschaar te dienen, anderen als opperste
+der Valkyren en zijn eigen dochter. In Richard Wagners verhaal "De
+Ring van den Nibelung" geeft de groote toonkunstenaar een bijzonder
+aantrekkelijke, zij het ook een meer moderne conceptie van de opperste
+Strijd-maagd, en haar gehoorzaam zijn aan het gebod van Odin toen
+zij den jeugdigen Siegmund moest roepen van de zijde zijner geliefde
+Sieglinde naar de hallen der Gezaligden.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XIX: HEL.
+
+
+Loki's kroost.
+
+Hel, de godin van den dood, was de dochter van Loki, den god van het
+kwaad, en van de reuzin Angur-boda, de voorzegster van ellende. Zij
+kwam ter wereld in een donkere hal in Jötun-heim tegelijk met de
+slang Iörmungandr en den vreeselijken Fenriswolf, en deze drie werden
+beschouwd als de voorstellingen van smart, zonde en dood,
+
+
+ Loki verschijnt, bron van al leed
+ Hem vloekt die mensch of Aesir heet,
+ De goden zullen rouwen lang,
+ Om, zelfs nog na der tijden gang,
+ Zijn laag bedrog op Asgardsburg.
+ En diep in Jötun-heim, zoo fel,
+ Zijn Fenrir, Slang en gruw'bre Hel,
+ Zijn kindren drie, Pijn, Zond' en Dood,
+ Hij heeft ze lief en bracht ze groot,
+ Door hen brengt hij der wereld nood.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Te zijner tijd bespeurde Odin het vreeslijke gebroed dat Loki
+koesterde, en hij besloot, zooals wij reeds gezien hebben, ze van het
+gelaat der aarde te verbannen. De slang werd daarom in zee geworpen,
+waar, zoo dacht men, haar gekronkel de verschrikkelijkste stormen
+veroorzaakte; de wolf Fenris werd in ketenen geslagen, dank den
+onverschrokken Tyr; en Hel of Hela, de godin van den dood, werd
+in de diepten van Niflheim gestort, waar Odin haar macht gaf over
+negen werelden.
+
+
+ En Hela storttet gij in Niflheim,
+ En gaaft haar negen duistere werelden,
+ Als koningin die over dooden heerscht.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+Hel's Koninkrijk in Niflheim.
+
+Dit gebied, dat,--meende men--onder de aarde lag, kon men enkel na
+een lastige reis over de ruwste wegen in de koude, donkere streken van
+het verste Noorden naderen. De poort was zóó ver van alle menschelijke
+woning, dat zelfs Hermod de snelle, op Sleipnir gezeten, negen lange
+nachten moest reizen eer hij de rivier Giöll bereikte. Deze vormde de
+grens van Niflheim, en over haar was een brug geslagen van kristal
+met gouden boog, die aan een enkel haar hing, en die steeds bewaakt
+werd door het grimmige geraamte Mödgud, dat elken geest een tol in
+bloed liet betalen, eer het hem doorliet.
+
+
+ De glazen brug hing aan een haar.
+ Over den stroom van duisternis,
+ De Giöll, die grens der Helle is.
+ Hier stond de gruwbre maagd Mödgud,
+ En wachtt' als tol des geesten bloed.
+ Een vrouw, verschriklijk van gelaat,
+ Ontvleescht, met lake' en doodsgewaad.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De geesten gingen meestal over deze brug op de paarden of in de wagens
+die op den brandstapel met den doode tot dat doel waren verbrand,
+en de Noorsche volken zorgden er goed voor, dat aan de voeten van
+den overledene een bijzonder sterk paar schoenen werden gebonden,
+Helschoenen geheeten, opdat zij geen pijn zouden lijden gedurende
+de lange reis over ruwe wegen. Spoedig nadat de Giallar-brug was
+gepasseerd, bereikte de geest het IJzerbosch, waar enkel kale boomen
+met ijzeren bladeren stonden, en, als hij er door was, kwam hij aan
+de Hellepoort, waarnaast de vraatzuchtige, met bloed bevlekte hond
+Garm wacht hield, neergehurkt in een donker hol, dat bekend stond als
+de Gnipa-spelonk. De woede van dit monster kon enkel gestild worden
+doordat men het een Helle-koek gaf, waaraan zij nooit gebrek hadden,
+die altijd aan de behoeftigen brood hadden geschonken.
+
+
+ Luid blaft Garm,
+ Voor het Gnipa-hol.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Binnen de poort, te midden van de hevige koude en de ondoordringbare
+duisternis, hoorde men het zieden van den grooten ketel Hvergelmir,
+het rollen van de gletschers in de Elivagar en andere stroomen van de
+Hel, onder andere de Leipter, waarbij plechtige eeden werden gezworen,
+en de Slid, in welker woelige wateren steeds bloote zwaarden rolden.
+
+Verderop in dit gruwelijk gebied was Elvidner (ellende), de hal van de
+godin Hel, wier tafel Honger was. Haar mes was Begeerigheid. "Luiheid
+was de naam van haar man, Traagheid van haar dienstmaagd, Verval van
+haar drempel, Verdriet van haar bed, en Brand van hare gordijnen".
+
+
+ Elvidner was het huis van haar,
+ Met ijzren bout en muren zwaar;
+ Wie 't zag ontzette zich, en daar
+ Was Honger haar tot leegen disch,
+ Begeert' een mes, heur bed Gemis,
+ Brandende Angst richtt' aan haar feest,
+ In botten zat er elke geest.
+ Pest sprak met Nood haar runen uit,
+ Gemengd met Wanhoops schor geluid,
+ Weedom ook en Stervenspijn
+ Zullen in Hel's woning zijn.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De godin had verschillende woningen voor de gasten, die dagelijks tot
+haar kwamen, want zij ontving niet enkel meineedigen en misdadigers
+van allerlei slag, maar ook hen, die ongelukkig genoeg waren om
+te sterven zonder bloed te vergieten. Ook werden naar haar gebied
+verwezen zij die van ouderdom of aan een ziekte stierven--een wijze
+van overlijden die men met verachting "strooien dood" noemde, daar
+de bedden van de menschen doorgaans van die stof waren.
+
+
+ Hun zenuwen gehard
+ Door storm en vorst en werk, het kroost van hen
+ Wier eenige vrees een bloedloos sterven was.
+
+ Thomson.
+
+
+
+Denkbeelden aangaande het toekomstige leven.
+
+Ofschoon de onschuldigen vriendelijk door Hel behandeld werden en een
+toestand van negatieve gelukzaligheid genoten, verwondert het ons niet,
+dat de bewoners van het Noorden terugschrikten voor een bezoek aan haar
+vreugdelooze woning. En terwijl de mannen zich gaarne met de speerpunt
+wondden, zich van een helling wierpen, of zich lieten verbranden,
+voordat het leven geheel was gebluscht, deinsden de vrouwen niet
+terug voor even heldhaftige handelwijzen. In het uiterste harer smart
+aarzelden zij zich niet van een berg af te storten of in het zwaard te
+vallen, dat haar bij haar huwelijk gegeven was, opdat haar lichamen
+zouden mogen verbrand worden met die van hen die zij liefhadden, en
+haar geesten bevrijd om hen in de blijde woning der goden te ontmoeten.
+
+Verdere verschrikkingen wachtten echter hen, wier levens misdadig of
+onrein waren geweest, daar deze geesten naar Nastrond, het strand
+der lijken, verbannen waren, waar zij waadden in ijskoude stroomen
+vergif, door een hol dat van door elkaar gevlochten slangen gemaakt
+was, welker giftige vangarmen naar hen waren toegekeerd. Nadat zij
+daar onuitsprekelijke weeën hadden doorstaan, werden zij gewasschen
+in den ketel Hvergelmir, waar de slang Nidhug een oogenblik ophield
+met het knagen aan den wortel van den boom Yggdrasil, om te eten van
+hun beenderen.
+
+
+ Een hal staande
+ Ver van de zon
+ In Nâströnd;
+ Haar deuren zijn noordwaarts gekeerd,
+ Giftdruppelen vallen
+ Door haar spleten binnen;
+ Omgord is die heel
+ Met tal van slangen.
+ Zij zag er waden
+ Door trage stroomen
+ Bloeddorstige mannen
+ En meineedigen,
+ En hem die snood verleidd'
+ Eens and'ren vrouw.
+ Daar Nidhog teert
+ Op doode lijven.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Pestilentie en honger.
+
+Men meende, dat Hel zelve soms haar afschuwelijke woning verliet
+om op de aarde te zwerven op haar wit paard met drie pooten, en in
+tijden van pest of honger, als een deel der bewoners van een streek
+vluchtten, zeide men dat zij een hark hanteerde, en als heele dorpen
+en provinciën ontvolkt werden, zooals dit het geval was tijdens de
+in de geschiedenis bekende epidemie van den Zwarten Dood, vertelde
+men dat zij met een bezem gereden had.
+
+De Noordelijke volken meenden verder, dat de geesten van de dooden
+soms de aarde weer mochten bezoeken en aan hun verwanten verschijnen,
+wier smart of vreugde hun zelfs na hun dood ter harte ging, zooals
+verteld wordt in de Deensche ballade van Aager en Else, waar een
+doode minnaar zijn geliefde beveelt te glimlachen opdat zijn kist met
+rozen moge gevuld worden in plaats van met de geronnen bloeddruppels,
+teweeggebracht door hare tranen.
+
+
+ Luister nu, mijn dierbare Aager,
+ Bruidegom, al wat 'k behoef
+ Is te weten hoe het gaat u
+ In uw still' en sombre groef,
+
+ Elken keer als gij verheugd zijt
+ En 't geluk uw hart vermooit,
+ Wordt mijn stille graf met blaad'ren,
+ Rozenbladeren getooid.
+
+ Elken keer als, lief, gij jammert
+ En uw ziele tranen stort,
+ Weet dan, dat mijn stille grafsteen
+ Vol van somb'ren bloedstroom wordt.
+
+ Ballade van Aager en Else.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XX: AEGIR.
+
+
+De god van de zee.
+
+Behalve Niörd en Mimir, die beiden oceaangoden waren, terwijl de
+een de zee voorstelde bij de kust en de ander den oorspronkelijken
+oceaan, waaruit, zooals men meende, alle dingen waren voortgekomen,
+erkenden de noordelijke volken een ander zeebeheerscher, Aegir of Hler
+geheeten, die òf in de koele diepten van zijn vloeibaar gebied woonde
+òf verblijf hield op het eiland Lessoe, in het Kattegat, of Hlessey.
+
+
+ Beneden het golvengeruisch
+ Met lichtende glorie,
+ In blanke victorie
+ Was zeegods hooge huis.
+ Meer blinkend dan baren en schuimen
+ Blonk steeds door spelonkige ruimen
+ Het lichtende zand van zijn vloer,
+ Als meervlak waar windje langs voer.
+
+ Valhalla (J. C. Jones.)
+
+
+Aegir (de zee) heeft--zoo meent men--evenals zijn broeders Kari (de
+lucht) en Loki (het vuur) tot een oudere dynastie van goden behoord,
+want hij werd nooit gerekend tot de Aesir, de Vana's, de reuzen,
+de dwergen, of elfen, maar werd als almachtige beschouwd binnen
+zijn gebied.
+
+Men veronderstelde dat hij veroorzaakte en tot rust bracht de groote
+stormen die over de diepte jaagden, en hij werd meestal afgebeeld als
+een mager oud man, met langen witten baard en haar, en klauwachtige
+vingers, die zich altijd krampachtig toeknepen, alsof hij alle dingen
+in zijn greep wilde hebben. Wanneer hij boven de wateren verscheen,
+was het enkel om schepen te vervolgen en te overweldigen, en hen
+gulzig naar den bodem der zee te sleepen, een werk waarin hij--zoo
+dacht men--duivelsch genot vond.
+
+
+
+De godin Ran.
+
+Aegir was gehuwd met zijn zuster, de godin Ran, wier naam "roover"
+beteekent, en die even wreed, gulzig en onverzadiglijk was als haar
+echtgenoot. Haar geliefkoosd tijdverdrijf was te loeren bij gevaarlijke
+rotsen, waarheen zij de zeelieden lokte en daar haar net te spreiden,
+haar kostbaarst bezit, wanneer zij, na de menschen in zijn mazen
+verstrikt te hebben en hun schepen te hebben verbrijzeld op de scherpe
+klippen, hen kalm naar beneden trok in haar somber gebied.
+
+
+ In de holle rotsen,
+ Aan de kust die ruischt,
+ Bij het wilde klotsen
+ Als de stormwind bruist,
+ In de lange uren
+ In de fjord van 't noord,
+ Zit zij stil te turen,
+ En zij grijpt tot moord
+ En zij spant haar sterk net tot haar roof.
+
+ Geschiedenis van Siegfried (Baldwin).
+
+
+Ran werd beschouwd als de godin van den dood voor allen die op zee
+omkwamen, en de noordelijke volken meenden dat zij de verdronkenen
+borg in haar koraalspelonken, waar hare bedden gespreid waren om hen
+te ontvangen, en waar de weide welig bloeide als in Valhalla. Verder
+meende men, dat de godin een groote liefde had voor goud, dat "de
+vlam van de zee" werd genoemd, en gebruikt werd om hare hallen te
+verlichten. Dit geloof kwam op bij de zeelieden en had zijn ontstaan
+te danken aan de treffende phosphoresceerende schittering van de
+golven. Om de gunst van Ran te winnen, zorgden de Noormannen er voor,
+wat goud bij zich te bergen als een of ander bijzonder gevaar hen op
+zee bedreigde.
+
+
+ Goud op verre tochten
+ Is vol macht en vreugde;
+ Die met leege handen
+ Tot de blauwe Ran gaat,
+ Kust zij koud, en wieglend
+ Is dan haar omhelzing--
+ Maar wij schenken aan de
+ Zeebruid goud het zuiverst.
+
+ Viking-vertelling van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+
+De golven.
+
+Aegir en Ran hadden negen schoone dochters, de Golven, of golfmeisjes,
+wier sneeuwige armen en boezems, lang gouden haar, diepblauwe oogen, en
+slanke, bekoorlijke gestalten buitengewoon betooverend werkten. Deze
+meisjes hadden er genoegen in, te spelen op het oppervlak van
+haars vaders breed gebied, licht gekleed in doorschijnend blauwe,
+witte of groene sluiers. Zij waren echter zeer luimig en grillig,
+nu eens speelsch, dan neerslachtig en apathisch, en soms elkander
+bijna tot waanzin opzettend, heur haar en sluiers verscheurend, zich
+zorgeloos op hare harde bedden, de rotsen, werpende, elkaar met woeste
+haast verjagend, en luid schreeuwend van vreugd of wanhoop. Maar zij
+kwamen zelden spelen, tenzij haar broeder, de Wind, op het pad was,
+en overeenkomstig zijn stemming waren zij zacht en speelsch, of ruw
+en rumoerig.
+
+Men meende doorgaans dat de Winden bij drieën rondgingen, en men
+zeide dikwijls dat zij speelden rondom de schepen van de Vikingen
+dien zij gunstig gezind waren, elke belemmering op hun pad wegnemend,
+en hen helpend opdat zij spoedig hun doel bereikten.
+
+
+ En Aegirs dochters in haar blauwe wijl,
+ Springen om 't roer, en stuwen 't bollend zeil.
+
+ Viking-vertellingen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+
+Aegirs Brouwketel.
+
+Aan de Angel-Saksers was de zeegod Aegir bekend onder den naam Eagor,
+en zoo vaak een buitengewoon groote golf tegen de kust kwam donderen,
+riepen de matrozen, zooals de Trentschippers nog doen: "Zie, Eagor
+komt!" Hij was ook bekend onder den naam Helr (de hoeder) onder de
+Noorsche volken en Gymir (de verstopper), omdat hij altijd bereid was
+dingen te verbergen in de diepten van zijn gebied, en men er op aan kon
+dat hij de aan zijn zorg toevertrouwde geheimen niet openbaarde. En
+omdat, zooals men zeide--de wateren van de zee dikwijls ziedden en
+kookten, heette de oceaan vaak Aegirs brouwketel of vat.
+
+De twee voornaamste dienaren van den god waren Elde en Funfeng,
+zinnebeelden van het phosphoresceeren der zee; zij waren beroemd om
+hun snelheid en zij wachtten steeds op de gasten die hij tot zijn
+banketten in de diepten der zee noodigde. Aegir verliet soms zijn
+gebied om de Aesir in Asgard te bezoeken waar hij altijd koninklijk
+werd onthaald en hij behagen schepte in Bragi's vele geschiedenissen
+van de avonturen en daden der goden. Opgewekt door deze verhalen en
+ook door de tintelende mee, die er mede gepaard ging, waagde de god
+het eens de Aesir uit te noodigen het oogstfeest bij hem in Hlesey
+bij te wonen, waar hij beloofde hem op zijn beurt te zullen onthalen.
+
+
+
+Thor en Hymir.
+
+Verrast door deze uitnoodiging, waagde een der goden Aegir er aan te
+herinneren dat zij aan een lekker menu gewoon waren; daarop verklaarde
+de god van de zee dat, wat het eten betrof, zij niet bang behoefden
+te zijn, daar hij er zeker van was voor de grootste eters genoeg te
+hebben; maar hij bekende dat hij niet zoo gerust was wat aanging het
+drinken, daar zijn brouwketel vrij klein was. Dit hoorende bood Thor
+dadelijk aan, een goeden ketel te verschaffen en trok uit met Tyr om
+dien te halen. De twee goden reisden oostelijk van Elivagar in Thors
+geitenkar, en, deze verlatend bij het huis van den boer Egil, Thialfi's
+vader, gingen zij te voet naar de woning van den reus Hymir, van wien
+men wist dat hij een ketel had, een mijl diep en naar verhouding wijd.
+
+
+ Oostwaarts woont
+ Van Elivagar
+ d' Alwijze Hymir,
+ Aan 's hemels end.
+ Mijn heer, trotsch van zin,
+ Bezit een vat,
+ Een grooten ketel,
+ Een mijl diep.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Alleen de vrouwen echter waren thuis, en Tyr herkende in de oudste--een
+leelijk oud wijf met negen honderd hoofden--zijn eigen grootmoeder;
+terwijl de jongere, een schoone jonge reuzin, naar het scheen, zijn
+moeder was, en zij ontving haren zoon en zijn makker gastvrij en gaf
+hun te drinken.
+
+Na vernomen te hebben wat zij wilden, zei Thyr's moeder dat de
+bezoekers zich moesten verbergen onder eenige groote ketels, die op
+een balk aan het eind van de hal stonden, want haar man Hymir was
+zeer driftig en versloeg dikwijls zijn zoogenaamde gasten met een
+enkelen toornigen blik. De goden volgden vlug haar raad; en zoodra zij
+verborgen waren, kwam de oude reus Hymir binnen. Toen zijn vrouw hem
+zei dat er bezoek was, keek hij zoo verschrikkelijk boos, en wierp een
+zóó toornigen blik naar hun schuilplaats, dat de dwarsbalk spleet en de
+ketels met een slag neervielen, en, behalve de groote, alle stuk waren.
+
+
+ Stuk vloog de pilaar
+ Op den blik van den reus;
+ De balk werd eerst
+ In tweeën geknakt,
+ Acht ketels vielen,
+ Maar slechts een er van,
+ Een harde ijzeren
+ Bleef ongedeerd.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+De vrouw van den reus echter kreeg van haren man gedaan, dat hij
+Tyr en Thor welkom heette, en hij slachtte drie ossen om hen te
+verkwikken, maar groot was zijn teleurstelling, toen hij zag dat de
+dondergod twee er van voor zijn avondmaaltijd opat. Mompelend dat
+hij den volgenden morgen vroeg zou gaan visschen om een ontbijt te
+krijgen voor een zoo vraatzuchtigen gast, ging de reus naar bed,
+en toen hij 's anderen daags in de schemering naar de kust ging,
+kwam Thor bij hem die zeide dat hij hem was komen helpen. De reus
+beval hem op zijn eigen lokaas te letten, waarop Thor kalmweg den
+grootsten os van zijn gastheer Himinbrioter, (hemelbreker) doodde en,
+zijn hoofd afhakkend, ging hij in een schip en roeide ver in zee. Te
+vergeefs protesteerde Hymir dat zijn gewoon vischterrein bereikt was
+en dat hij de verschrikkelijke Midgardslang zoude kunnen ontmoeten
+als zij zich nog verder waagden; Thor roeide met volharding voort,
+totdat hij dacht dat zij vlak boven dit monster waren.
+
+
+ Op donkeren bodem onder zilten vloed,
+ Lag neer de reuzenslang in sluimering zoet,
+ Er is geen macht die haar ontwaken doet.
+
+ Thors vischvangst (Oehlenschläger).
+
+
+Terwijl hij den kop van den os aan den hengel sloeg, vischte Thor
+Iörmungandr, terwijl de reus intusschen twee walvisschen ophaalde, die
+hem genoeg schenen te zijn voor een vroeg ontbijt. Hij wilde dus juist
+voorstellen terug te keeren, toen Thor plotseling een schok voelde,
+en hij begon zoo hard als hij kon te rukken, want hij wist door den
+weerstand van zijn buit en den verschrikkelijken storm die door zijn
+woeste kronkelingen veroorzaakt werd, dat hij de Midgardslang aan
+den haak had. Bij zijn stellige pogingen om de slang te dwingen tot
+het oppervlak te rijzen, drukte Thor zijn voeten zóó stevig tegen den
+bodem van de boot dat hij er doorging en op het bed van de zee stond.
+
+Na een onbeschrijfelijke worsteling verscheen de vergifspuwende kop van
+het monster en Thor, grijpende zijn hamer, zou het juist vernietigen,
+toen de reus, verschrikt door de nabijheid van Iörmungandr en bang
+dat de boot zou zinken en hij de buit van het monster zou worden,
+de vischlijn doorsneed en dus de slang als een steen op den bodem
+der zee deed terugvallen.
+
+
+ Daar komt het mes, en diep onder de zee
+ Zonk neer de slang, vermoeid door zooveel wee
+ En zooveel arbeid mee.
+
+ Thors vischvangst (Oehlenschläger).
+
+
+Boos op Hymir omdat hij zoo van onpas was tusschenbeide gekomen, bracht
+Thor hem een slag toe met zijn hamer die hem over boord deed slaan;
+maar zonder aarzelen waadde Hymir naar het strand, en ontmoette den god
+toen hij van de kust terugkeerde. Hymir nam toen beide walvisschen,
+zijn zeebuit, op zijn rug, om ze naar huis te dragen; en Thor, die
+ook zijn kracht wilde toonen, nam boot, roeispanen en vischtuig op
+zijn schouders en volgde hem.
+
+Toen het ontbijt gereed was, daagde Hymir Thor uit zijn kracht te
+toonen door zijn beker te breken; maar ofschoon de dondergod hem met
+onweerstaanbare kracht tegen steenen pilaren wierp, bleef hij heel
+en was zelfs niet gedeukt. Maar op een influistering van Tyrs moeder
+smeet Thor den kroes plotseling tegen het hoofd van den reus, de
+eenige stof die harder was, waarop hij in splinters op den grond viel.
+
+Nadat Hymir zoo Thors kracht had leeren kennen, zeide hij hem, dat
+hij den ketel mocht hebben die de twee goden waren komen zoeken,
+maar Tyr trachtte te vergeefs hem op te tillen, en Thor kon hem enkel
+van den grond oplichten toen hij zijn krachtgordel had dichtgetrokken
+tot het laatste knoopsgat.
+
+
+ Tyr poogde tweemaal
+ Te bewegen het vat,
+ Maar elken keer
+ Bleef de ketel staan;
+ Toen nam Môdi's vader
+ Bij den rand hem,
+ En liep dus
+ Door 't vertrek.
+
+ Hymir-lied.
+
+
+De ruk waarmede hij hem eindelijk ophief, bracht groote schade toe aan
+het huis van den reus, en zijn voeten gingen door den vloer. Toen Tyr
+en Thor vertrokken, de laatste met den grooten pot op zijn hoofd in
+plaats van een hoed, riep Hymir zijn broeders de vorstreuzen, en stelde
+voor, dat zij hun hevigen vijand zouden vervolgen en verslaan. Toen
+hij zich omkeerde, merkte Thor plotseling wat zij wilden, en herhaalde
+malen Miölnir naar de reuzen werpend, versloeg hij hen allen eer zij
+hem konden inhalen. Tyr en Thor aanvaardden toen de terugreis naar
+Aegir, den ketel bij zich waarin het bier voor het oogstfeest moest
+gebrouwen worden.
+
+De naturalistische beteekenis van deze mythen is natuurlijk een onweer
+(Thor), een strijd met de woeste zee (de Midgardslang) en het breken
+van het poolijs (Hymirs beker en vloer) in de hitte van den zomer.
+
+De goden kleedden zich nu in feestgewaad en gingen vroolijk naar
+Aegirs feest, en zij waren sedert steeds gewoon het oogstfeest in
+zijn koraalspelonken te vieren.
+
+
+ Vana's en Aesir keeren zij
+ Van aard en lucht en Asgard, blij
+ Met hun godinnen, wonderbaar,
+ Een zeldzaam schitterende schaar,
+ Verzellend Odin, trokken voort
+ Over de zee in lichten tocht.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+
+Onbeminde godheden.
+
+Aegir, zooals wij hebben gezien, beheerschte de zee met behulp van
+de verraderlijke Ran. Deze beide godheden werden als wreed beschouwd
+door de noordelijke volken, die veel van de zee hadden te lijden,
+welke, hen aan alle kanten omringende, ver in het hart hunner landen
+drong door de vele fjorden, en dikwijls de schepen hunner Vikingen
+verzwolg met heel hun oorlogsbemanning.
+
+
+
+Andere goden van de zee.
+
+Behalve in deze voornaamste godheden van de zee geloofden de
+noordelijke volken in meermannen en meerminnen, en vele verhalen
+worden verteld van meerminnen, die voor een tijd de zwaneveeren of
+robbengewaden uitdeden, die zij op de kust lieten en welke door de
+menschen gevonden werden, waardoor deze de schoone meisjes konden
+dwingen op het land te blijven.
+
+
+ Zij kwam door de zee toen de maan klaar scheen,
+ Dreef op de golven van d' oceaan,
+ Zij kwam toen ik liep langs het strand alleen
+ Met een hart zoo licht als een hart kan slaan.
+
+ L. E. R.
+
+
+Er waren ook boosaardige zeemonsters, bekend als Nicort, van wier
+naam het spreekwoordelijke Oude Nikker is afgeleid. Vele van de
+lagere watergoden hadden vischstaarten, de vrouwelijke droegen den
+naam Undines en de mannelijke Stromkarels, Nixies, Necks of Neckar.
+
+
+ Waar in moerassen de roerdompen spelen
+ Nicker de ziellooze zit wat te kweelen,
+ Zit er ontroostbaar, heeft vijand noch vrind,
+ Nicker de ziellooze treurt als een kind.
+
+ Uit Broeder Fabian's Handschrift.
+
+
+In de middeleeuwen geloofde men, dat deze watergeesten hun
+geboortestroomen soms verlieten, om te verschijnen bij dorpsdansen,
+waar zij herkend werden aan den natten zoom hunner kleederen. Vaak
+zaten zij naast de vloeiende beek of rivier, spelend op een harp,
+of zingend verleidende liederen, terwijl zij hun lang groen haar
+uitkamden.
+
+
+ De Neck speelt zijn harp hier in 't glazen kasteel
+ En meerminnen kammen heur haren er veel,
+ En bleeken heur glanzende kleeren.
+
+ Stagnelius.
+
+
+De Nixies, Undines en Stromkarls waren bijzonder vriendelijke en
+liefelijke wezens, en waren zeer verlangend herhaalde verzekeringen
+te krijgen van hun eeuwig heil.
+
+Vele verhalen worden verteld van priesters of kinderen die hen
+ontmoetten, spelend aan een stroom, en die hen dreigden met toekomstige
+verdoemenis, een bedreiging die altijd de vroolijke muziek in droevige
+klachten verkeerde. Dikwijls haastten priesters of kinderen, als zij
+hun fout ontdekten en geroerd waren door den angst hunner slachtoffers,
+zich terug naar den stroom en verzekerden de watergeesten met hun
+groene tanden, dat zij behouden zouden worden, als zij steeds weer
+hun blijde melodieën hervatten.
+
+
+ Kent gij de Nixen, blij en klaar?
+ Hun oogen zijn zwart, groen is hun haar
+ Zij toeven op helmige kusten.
+
+ Mathisson.
+
+
+
+Riviernimfen.
+
+Naast Elf of Elb, den watergeest die den naam gaf aan de rivier de
+Elbe in Duitschland, de Neck, waarnaar de Neckar heet, en ouden Vader
+Rijn met zijn talrijke dochters (bijrivieren), is de beroemdste van
+alle lagere watergoden de Loreley, het sirenenmeisje dat zit op de
+rots bij St. Goar aan den Rijn, en wier verlokkend lied menig schipper
+in den dood heeft gelokt. De legenden over die sirene zijn inderdaad
+zeer talrijk, een der oudste is als volgt:
+
+
+
+Legenden van de Lorelei.
+
+Lorelei was een onsterflijke, een waternimf, dochter van Vader Rijn;
+overdag woonde zij in de koele diepten der rivierbedding, maar laat in
+den avond verscheen zij in het maanlicht, hoog zittend op een rotspunt,
+in het volle gezicht van allen die den stroom op en af gingen. Soms
+bracht de avondkoelte eenige tonen van haar lied tot de ooren van de
+bootslieden, zoodat zij tijd en plaats vergetend bij het luisteren
+naar deze betooverende melodieën, op de scherpe en gekante rotsen
+dreven, waar zij wis omkwamen.
+
+
+ De jonkvrouw is gezeten
+ Daarboven wonderbaar
+ Hoe blinkt haar gouden keten!
+ Zij kamt haar gouden haar.
+
+ Met kam, de gouden, reine,
+ En zingt een lied daarbij,
+ Dat heeft een wonderfijne,
+ Geweldige melodij.
+
+ Den schipper bij 't golvenklotsen
+ Omvat het met wild gerucht,
+ Hij speurt niet de scherpe rotsen,
+ Hij tuurt maar omhoog in de lucht.
+
+ 'k Geloof, in 't golvenbangen
+ Zijn schipper en boot vergaan,
+ Dat heeft met hare zangen
+ De Lorelei gedaan.
+
+ Lied, Heine.
+
+
+Slechts één persoon, zegt men, heeft de Lorelei van zeer nabij
+gezien. Dit was een jonge visscher van Oberwesel, die haar elken
+avond aan den rivierkant ontmoette, en eenige genotvolle uren met
+haar doorbracht, hare schoonheid indrinkend en luisterend naar haar
+wegsleepend gezang. De overlevering vertelde, dat eer zij scheidden
+de Lorelei de plaatsen aanwees waar de jongeling 's anderen morgens
+zijn netten moest werpen--bevelen, waaraan hij altijd gehoorzaamde
+en die hem steeds voordeelig waren.
+
+Op zekeren avond zag men den jongen visscher naar de rivier gaan,
+maar daar hij nooit wederkeerde, ging men hem zoeken. Daar men hem
+niet kon vinden, vertelden de lichtgeloovige Teutonen ten slotte,
+dat de Lorelei hem had naar beneden getrokken naar haar koraalgrotten
+opdat zij steeds van zijn gezelschap zou mogen profiteeren.
+
+Overeenkomstig een andere overlevering lokte de Lorelei, met haar
+wegsleepende melodieën van de scherpe rotsen zóóvele visschers ten
+grave in de diepten van den Rijn, dat een gewapende troep eens bij
+het vallen van den avond gezonden werd om haar te omringen en te
+grijpen. Maar de waternimf betooverde den kapitein en zijn mannen
+zóó, dat zij hand noch voet konden bewegen. Terwijl zij onbewegelijk
+rondom haar stonden, ontdeed de Lorelei zich van hare sieraden en
+wierp ze in het water onder zich; toen zong zij een tooverformule en
+liet de wateren komen tot den top van de rots waarop zij stond, en,
+tot verbazing van de soldaten, omsloten de golven een zeegroene kar,
+door rossen met witte manen getrokken, en de nimf sprong er vlug in en
+de tooverwagen was onmiddellijk uit het gezicht. Eenige oogenblikken
+later viel de Rijn tot zijn gewoon peil terug, de betoovering was
+gebroken en de mannen konden zich weer bewegen, en keerden terug om
+te vertellen dat hun pogingen vergeefsch waren geweest. Sedert dat
+oogenblik echter is de Lorelei niet gezien, en de boeren zeggen dat
+zij nog boos is wegens de haar aangedane beleediging en dat zij nooit
+weer hare koraalgrotten zal verlaten.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXI: BALDER.
+
+
+De meest beminde.
+
+Aan Odin en Frigga, zoo vertelt men ons, werden tweelingzonen geboren,
+zoo ongelijk in karakter en uiterlijk als bij twee kinderen mogelijk
+is. Hodur, god van de duisternis, was somber, zwijgend en blind,
+als het donker van de zonde, die hij, zoo meende men, voorstelde,
+terwijl zijn broeder Balder, de schoone, vereerd werd als de zuivere
+en stralende god van onschuld en licht. Van zijn sneeuwen voorhoofd
+en gouden lokken schenen stralen van zonneschijn te schitteren die
+de harten van goden en menschen blij maakten, door wie hij evenzeer
+werd bemind.
+
+
+ Van al de twaalf om Odins troon.
+ Balder enkel, het meest toch schoon,
+ De zonnegod, goed met zijn rein gezicht
+ Werd bemind door elk, als men mint het licht.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De jeugdige Balder groeide verwonderlijk snel op, en werd vroeg
+toegelaten tot de vergadering der goden. Hij ging wonen in het paleis
+Breidablik, welks zilveren dak op gouden pilaren rustte, en welks
+schoonheid zóó was, dat niets gewoons of onzuivers binnen zijn kring
+mocht komen, en hier woonde hij in volmaakte eenheid met zijn jonge
+vrouw Nanna (bloesem), de dochter van Nip (knopje), een schoone en
+bekoorlijke godin.
+
+De god van het licht was goed thuis in de wetenschap der runen, die op
+zijn tong waren gesneden; hij kende de verschillende krachten van de
+kruiden, waarvan een, de kamille, "Balders voorhoofd" heette, omdat
+haar bloem even vlekkeloos zuiver was als zijn voorhoofd. Het eenige
+wat voor Balders stralende oogen verborgen was, was de waarneming
+van wat ten slotte met hem zelf gebeuren zou.
+
+
+ Zijn eigen huis
+ Breidablik, op welks zuilen Balder schreef
+ Den tooverklank die dooden leven geeft.
+ Want wijs was hij, en kende kunsten veel,
+ En runen ook, en zeldzaam heelend kruid;
+ Helaas dat hij niet kende d' eene kunst
+ Van sparen 't eigen leven, 't licht te zien.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+Balders droom.
+
+Daar het zoo natuurlijk was voor Balder, den schoone, te glimlachen
+en gelukkig te zijn, waren de goden zeer ongerust toen zij op zekeren
+dag een verandering in zijn uiterlijk begonnen te bespeuren. Allengs
+stierf het licht weg uit zijn blauwe oogen, een zorgvolle trek kwam op
+zijn gelaat, en zijn stap werd zwaar en traag. Odin en Frigga, ziende
+de klaarblijkelijke gedruktheid van hun beminden zoon, smeekten hem
+teeder de oorzaak van zijn zwijgend verdriet te zeggen. Balder gaf
+ten slotte aan hun dringende woorden toe en vertelde dat zijn slaap,
+in plaats van vredig en rustig te zijn als vroeger, onlangs vreemd
+ontrust was door duistere en drukkende droomen, die, ofschoon hij
+ze zich niet goed kon herinneren als hij ontwaakte, hem voortdurend
+kwelden met een vaag gevoel van vrees.
+
+
+ Dien god was zijn slaap
+ Toen zeer onrustig,
+ Zijn gunstige droomen
+ Schenen voorbij.
+
+ Lied van Vegtam.
+
+
+Toen Odin en Frigga dit hoorden, waren zij zeer ontdaan, maar zeiden
+dat niets hun algemeen beminden zoon zou deren. Niettemin, toen de
+angstige ouders de zaak verder bespraken, bekenden zij dat zij ook
+door vreemde voorgevoelens gedrukt werden, en ten slotte, geloovend
+dat Balders leven werkelijk bedreigd werd, gingen zij maatregelen
+nemen om het gevaar af te wenden.
+
+Frigga zond hare dienaressen naar elke richting, met stellig bevel
+bij alle levende wezens, alle planten, metalen, steenen--kortom bij
+elk bezield en onbezield ding--er op aan te dringen dat zij plechtig
+zouden beloven Balder geen kwaad te doen. De geheele schepping deed
+gaarne den eed, want er was niets op aarde dat den stralenden god niet
+lief had. Zoo keerden de dienaressen tot Frigga terug, en vertelden
+haar dat allen naar den eisch hun woord gegeven hadden, behalve de
+maretak, die op den eikestam aan de poort van het Valhalla groeide,
+en dit, zoo voegde zij er bij, was een zoo nietig, onschadelijk ding,
+dat men er geen letsel van vreezen kon.
+
+
+ En dus werd besloten
+ Te zenden nu
+ Tot alle wezens,
+ Om zekerheid
+ Dat ze Balder niets zouden doen.
+ Alle schepselen zwoeren
+ Dat zij hem sparen zouden;
+ Frigg ontving alle
+ Geloften, contracten.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Frigga nam nu haar spinwerk weer ter hand in groote gerustheid,
+want zij voelde er zich zeker van, dat geen leed kon overkomen aan
+het kind dat zij boven allen liefhad.
+
+
+
+De profetie van de Vala.
+
+Odin had intusschen besloten een van de doode Vala of profetessen te
+raadplegen. Hij besteeg zijn achtpootig ros Sleipnir en reed over de
+sidderende brug Bifröst en over den vervelenden weg die naar Giallar
+voert en den ingang van Niflheim, waar hij, door de Hellepoort en
+langs den hond Garm gaande, in Hel's donkere woning drong.
+
+
+ Op rees der menschen heer met spoed,
+ Zadelde fluks zijn ros als roet;
+ Toen reed hij langs de steilte voort,
+ Die voert tot Hela's somb're poort.
+
+ Afkomst van Odin (Gray).
+
+
+Odin zag tot zijn verbazing dat een feest was aangericht in dit donker
+gebied, en dat de banken bedekt waren met tapijten en gouden ringen,
+alsof een of ander geëerde gast verwacht werd. Maar hij ijlde voort
+zonder te talmen, totdat hij de plaats bereikte waar de Vala vele
+jaren ongestoord had gerust, toen hij plechtig een tooverformule
+begon te zingen en de runen te trekken die de macht hadden de dooden
+op te roepen.
+
+
+ Hij sprak driemaal in sombre wijzen
+ Het lied dat doet de dooden rijzen:
+ Tot uit den hollen grond een stem
+ Sleepend en dof bereikte hem.
+
+ Afkomst van Odin (Gray).
+
+
+Plotseling opende zich het graf, en de profetes rees langzaam op,
+vragend wie zoo haar lange rust had durven storen. Odin, die niet wilde
+dat zij zou weten, dat hij de machtige vader was van goden en menschen,
+antwoordde dat hij Vegtam was, de zoon van Valtam, en dat hij haar
+geroepen had om te vragen voor wien de Hel hare banken spreidde en
+een feestmaal aanrichtte. In holle tonen bevestigde de profetes al
+zijne vreezen, hem zeggend dat de verwachte gast Balder was, die was
+bestemd om door Hodur, zijn broeder, den blinden god der duisternis,
+vermoord te worden.
+
+
+ Hodur zal herwaarts
+ Zenden zijn broeder;
+ Hij van Balder
+ Zal zijn de moordenaar,
+ En Odins zoon
+ Ontnemen 't leven;
+ Door dwang heb ik gesproken,
+ Nu wil ik zwijgen.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Trots den blijkbaren onwil van de Vala om verder te spreken, was Odin
+nog niet voldaan en drong bij haar aan hem te zeggen wie den verwonden
+god zou wreken en zijn moordenaar ter verantwoording roepen. Want
+wraak en wedervergelding werden als een heilige plicht beschouwd door
+de volken van het Noorden.
+
+Toen vertelde hem de profetes, zooals Rossthiof reeds had voorspeld,
+dat Rinda, de aardgodin, Odin een zoon zou baren, en dat Vali, zooals
+dit kind zou worden genoemd, noch zijn gelaat zou wasschen noch zijn
+haar kammen, totdat hij op Hodur den dood van Balder had gewroken.
+
+
+ In een west'lijke spelonk
+ Baart Rinda, die haar liefde schonk,
+ 'n Knaapje dat van Odin stamt,
+ Dat nooit zijn zwarte lokken kamt,
+ Noch in den stroom wascht zijn gezicht,
+ Noch ziet het avondzonnelicht,
+ Tot hij zal lachen bij het hout
+ Tot brand voor Hodurs lijk gebouwd.
+
+ Afkomst van Odin (Gray).
+
+
+Toen de weerstrevende Vala zoo had gesproken, vroeg Odin: "Wie
+zou niet willen weenen bij Balders dood?" Deze ondoordachte vraag
+toonde een kennis van de toekomst die geen sterveling kon bezitten,
+en openbaarde onmiddellijk aan Vala wie haar bezoeker was. Zij weigerde
+dus nog een woord te spreken en zonk terug in de stilte van het graf,
+verklarend dat niemand haar er weer uit zou kunnen lokken totdat het
+einde der wereld was gekomen.
+
+
+ Ga van hier en zeg thuis dan
+ Dat nooit een wezen komen kan
+ Dat m' uit zijn ijz'ren sluim'ring beurt,
+ Tot Lok zijn sterke keten scheurt;
+ Nimmer tot de diepe nacht
+ Weer herwon zijn oude kracht,
+ Tot in vlammen, woest van haat,
+ 's Werelds schepping ondergaat.
+
+ Afkomst van Odin (Gray).
+
+
+Toen Odin de besluiten van Orlog (lot) had vernomen, waarvan hij wist
+dat zij niet afgeweerd konden worden, besteeg hij zijn ros, en wendde
+zich bedroefd naar Asgard, denkend aan den tijd, die niet ver af was,
+als zijn geliefde zoon niet meer gezien zou worden in de hemelsche
+verblijven, en wanneer het licht van zijn tegenwoordigheid voor goed
+verdwenen zou zijn.
+
+Toen hij Gladsheim binnentrad, werd Odin echter wat gerust gesteld
+door de mededeeling die Frigga hem dadelijk deed, dat alle dingen
+onder de zon beloofd hadden Balder geen leed te zullen doen, en zich
+overtuigd voelend dat als niets hun geliefden zoon zou vermoorden, hij
+zeker moest voortgaan goden en menschen met zijn tegenwoordigheid te
+verblijden, zette hij de zorg opzij en gaf zich over aan de genietingen
+van het feestmaal.
+
+
+
+De goden aan het spelen.
+
+De speelplaats van de goden was gelegen op de groene vlakte van Ida
+en heette Idavold. Hier gingen de goden gewoonlijk heen als zij lust
+in het spel hadden, en hun geliefkoosde uitspanning was het werpen
+met hun gouden schijven, die zij met groote behendigheid konden
+gooien. Zij waren met verdubbelden ijver tot dit gewone tijdverdrijf
+teruggekeerd, sedert de wolk die hun geesten had neergedrukt door de
+voorzorgsmaatregelen van Frigga was weggevaagd. Toen zij echter ten
+slotte genoeg hadden van de gewone sport, bedachten zij een nieuw
+spel. Zij hadden gehoord dat Balder door geen enkel werptuig kon
+gedeerd worden, en zoo amuseerden zij zich door allerlei wapenen,
+steenen enz. naar hem te werpen, zeker dat hoe slim zij het ook
+aanlegden en hoe nauwkeurig zij ook mikten, de voorwerpen, die gezworen
+hadden hem geen kwaad te zullen doen, òf op zij zouden vliegen òf hem
+niet zouden raken. Dit nieuw vermaak bleek zóó aangenaam te zijn dat
+weldra alle goden zich rondom Balder verzamelden en hem elken keer
+als hij ongetroffen bleef met groot gelach begroetten.
+
+
+
+De dood van Balder.
+
+Deze uitingen van vroolijkheid wekten de nieuwsgierigheid van Frigga
+op, die in Fessalir zat te spinnen; en toen zij een oud vrouwtje haar
+woning zag voorbij gaan, zei zij dat zij even moest blijven en haar
+vertellen wat de goden deden dat zoo den lachlust prikkelde. Het oude
+vrouwtje was niemand anders dan Loki in vermomming, en hij antwoordde
+Frigga dat de goden steenen en andere werptuigen, stomp en scherp,
+naar Balder gooiden, die glimlachend en ongedeerd in hun midden stond,
+en hen uitdaagde hem aan te raken.
+
+De godin glimlachte en vatte haar werk weer op, zeggende dat het
+volmaakt natuurlijk was dat niets Balder zou deren, daar alle dingen
+het licht liefhadden, waarvan hij het zinnebeeld was, en plechtig
+hadden gezworen hem geen leed te doen. Loki, de verpersoonlijking
+van het vuur, was zeer verdrietig toen hij dit hoorde, want hij was
+jaloersch op Balder, de zon, die hem zoo geheel overschaduwde en die
+algemeen bemind was, terwijl hij zooveel mogelijk gevreesd werd en
+geschuwd; maar hij verborg wijslijk zijn boosheid en vroeg Frigga of
+zij geheel zeker was dat alle dingen tot het verbond waren toegetreden.
+
+Frigga antwoordde trotsch dat zij den plechtigen eed van alle
+dingen hadden ontvangen, uitgezonderd van een, een onschuldig klein
+woekerplantje, den maretak, dat op den eik bij de poort van het
+Valhalla groeide, en dit was te klein en te zwak om er bang voor te
+zijn. Deze mededeeling was alles wat Loki noodig had, en hij zei Frigga
+vaarwel en strompelde weg. Zoodra hij veilig en wel buiten het gezicht
+was, nam hij echter zijn gewone gestalte weer aan en haastte zich
+naar het Valhalla, waar hij bij de poort den eik van den maretak vond,
+zooals Frigga had aangegeven. Daarop gaf hij door de uitoefening van
+tooverkunsten aan den parasiet een omvang en hardheid die er geheel
+vreemd aan was.
+
+Zoo maakte hij van den houten stengel handig een schacht waarmee hij
+zich terugspoedde naar Idavold, waar de goden nog werptuigen naar
+Balder wierpen, terwijl alleen Hodur ondertusschen bedroefd tegen een
+boom stond geleund en geen deel nam aan het spel. Zorgeloos naderde
+Loki den blinden god, en den schijn van belangstelling aannemend
+vroeg hij de oorzaak van zijn zwaarmoedigheid, te gelijker tijd listig
+insinueerend dat trots en onverschilligheid hem weerhielden aan het
+spel mee te doen. Als antwoord op deze opmerkingen betuigde Hodur
+dat enkel zijn blindheid hem weerhield aan het nieuwe spel deel te
+nemen, en toen Loki hem de maretakschacht in zijn hand gaf en hem
+in het midden van den kring bracht, hem de richting van het nieuwe
+mikpunt aanwijzend, wierp Hodur zijn schacht met kracht. Maar tot
+zijn spijt trof in plaats van het luide gelach dat hij verwachtte,
+een ontstellende kreet van afgrijzen zijn oor, want Balder, de schoone,
+was op den grond gevallen, door den noodlottigen maretak doorstoken.
+
+
+ Zoo op den vloer lag Balder dood; gestrooid
+ Rondom de zwaarden, bijlen, speren al
+ Waarmee men had geworpen--dwaas gespeel--
+ Op Balder wien geen werptuig wondd' of schond;
+ Maar in zijn borst stak de fatale tak
+ De maretwijg, die Lok, de Duivel, gaf
+ Aan Hodur, en onwetend Hodur wierp--
+ Hiertegen slechts was Balder niet bestand.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+In vreeslijken angst verzamelden zich de goden rondom hun geliefden
+makker, maar helaas! het leven was geheel uitgebluscht, en al
+hunne pogingen om den gevallen zonnegod weer te wekken hielpen
+niet. Ontroostbaar wegens hun verlies keerden zij zich nu boos naar
+Hodur, dien zij daar direct zouden hebben vermoord, waren zij niet
+weerhouden door de wet der goden, dat geen opzettelijke daad van
+geweld hun gewijde vredeplaatsen mocht ontheiligen. Het rumoer van
+hun luid geklaag bracht de godin in groote haast bij het vreeselijke
+tooneel, en toen Frigga zag dat haar lieveling dood was, smeekte zij
+de goden hartstochtelijk naar Niflheim te gaan en Hel te overreden
+haar slachtoffer los te laten, want de aarde kon zonder hem niet
+gelukkig zijn.
+
+
+
+Hermod's Boodschap.
+
+Daar de weg uiterst ruw en moeilijk was, durfde eerst geen der
+goden te gaan; maar toen Frigga beloofde dat zij en Odin den bode
+boven al de Aesir zouden beminnen, verklaarde zich Hermod bereid
+om de boodschap over te brengen. Om hem hiertoe in staat te stellen
+leende Odin hem Sleipnir, en het edele ros, dat geen ander op zijn
+rug duldde dan Odin, vertrok zonder aarzeling op den donkeren weg,
+dien zijn hoeven reeds tweemaal te voren betreden hadden.
+
+Ondertusschen liet Odin het lichaam van Balder naar Breidablik brengen,
+en hij beval de goden naar het woud te gaan en hooge pijnboomen te
+vellen waarmee een waardige brandstapel zou worden gebouwd.
+
+
+ Maar toen de goden naar het woud gegaan
+ Waren, bracht Hermod Sleipnir uit zijn stal
+ En deed hem 't zadel aan; te voren wou
+ Sleipnir geen hand dan Odin's op zijn nek,
+ En droeg geen and'ren rijder op zijn rug;
+ Nu stond hij echter stil aan Hermod's zij,
+ Buigend zijn hals, en, voor zijn man gereed,
+ Omdat hij wist hoe Balder werd bemind,
+ Maar Hermod nu besteeg hem, ging heel stil
+ En zwijgend op den onbekenden weg
+ Die van het Noorden takt, en toog dus voort
+ Den ganschen dag; het licht verdween, 't werd nacht,
+ En heel dien nacht dus reed en reisde hij.
+ Zoo negen dagen, negen nachten lang,
+ Naar 't noordlijk ijs, door dalen, stroomomgord.
+ En op den tienden dag zag hij de brug
+ Die overspant met gouden boog den stroom
+ Van Giall, en op die brug een vrouw, gedost
+ In rusting, waar men komt aan d' overkant
+ En waar de weg in rotsen zich verliest.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+De brandstapel.
+
+Terwijl Hermod zich langs den somberen weg spoedde die tot Niflheim
+leidde, hakten en haalden de goden naar de kust een groote massa
+brandstof, dat zij op het dek van Balder's drakenschip, Ringhorn,
+opstapelden terwijl zij een grooten brandstapel maakten. Volgens
+gewoonte werd deze versierd met tapijtbehangsels, bloemenguirlanden,
+vaten en wapenen van allerlei soort, gouden ringen en tallooze
+voorwerpen van waarde, eer het vlekkelooze lichaam, rijkelijk
+uitgedost, er heen gebracht en er opgelegd werd.
+
+Een voor een kwamen de goden nu nader om een laatsten groet te brengen
+aan hun geliefden makker, en toen Nanna zich over hem neerboog,
+brak haar minnend hart en zij viel levenloos naast hem neder. Toen
+zij dit zagen legden de goden haar eerbiedig naast haren echtgenoot,
+opdat zij hem tot zelfs in den dood zou vergezellen; en nadat zij
+zijn paard en honden gedood hadden en den brandstapel met doornen,
+het zinnebeeld van den slaap, hadden omvlochten, kwam Odin, de laatste
+der goden, naderbij.
+
+Ten teeken van genegenheid voor den doode en van verdriet over
+zijn verlies, hadden allen hun meest kostbare bezittingen op zijn
+brandstapel gelegd, en Odin, zich neerbuigend, voegde nu bij de
+geschenken zijn tooverring Draupnir. De verzamelde goden merkten dat
+hij iets fluisterde in het oor van zijn gestorven zoon, maar geen
+was dicht genoeg bij om te hooren wat hij zeide.
+
+Toen deze droeve toebereidselen gedaan waren, maakten de goden
+aanstalten om het schip van stapel te laten loopen, maar bevonden
+dat de zware last van brandhout en schatten hun vereenigde pogingen
+weerstand bood en zij konden het schip geen duim doen bewegen. De
+bergreuzen, die het tooneel van verre zagen en hun verlegenheid
+bespeurden, kwamen nu naderbij en zeiden dat zij wisten van een reuzin
+die Hyrrokin heette en die in Jötun-heim woonde en sterk genoeg
+was om zonder eenige hulp het schip van stapel te laten loopen. De
+goden lieten dus een van de stormgeesten Hyrrokin roepen, en spoedig
+verscheen deze, gezeten op een reusachtige wolf, dien zij aan een
+leidsel, van kronkelende slangen gemaakt, stuurde. Naar de kust
+rijdende steeg de reuzin af en betuigde trotsch haar bereidheid om
+de gevraagde hulp te geven, als de goden intusschen wilden zorgen
+voor haar ros. Odin zond onmiddellijk vier van zijn meest woeste
+Berserkers om den wolf te houden, maar in weerwil van hun geweldige
+kracht, konden zij het monsterachtig schepsel niet bedwingen, totdat
+de reuzin het had neergeworpen en vastgebonden.
+
+Toen Hyrrokin zag dat zij nu haar weerspannig ros zouden kunnen
+besturen, ging zij langs het strand tot waar, hoog boven den
+waterspiegel, Balders machtig schip Ringhorn lag.
+
+
+ Zeventig el vier zich strekte
+ Op het gras de kiel in praal
+ Hoog er boven, fonklend rekte
+ Zich de drakenkop bloeddorstig
+ Met zijn kam van staal.
+
+ De Sage van koning Olaf (Longfellow).
+
+
+Zij zette haar schouders tegen zijn achtersteven en met een geweldige
+inspanning duwde zij het met een vaart in het water. Maar zóó groot was
+het gewicht van de massa en de snelheid waarmede het in zee schoot,
+dat de aarde als door een aardbeving schokte en de rollen waarop het
+schip gleed door de wrijving vuur vatten. De onverwachte schok deed de
+goden bijna hun evenwicht verliezen, en dit maakte Thor zóó boos dat
+hij zijn hamer ophief en hij de reuzin zou vermoord hebben, ware hij
+niet door zijn makkers tegengehouden. Gemakkelijk gekalmeerd, zooals
+gewoonlijk--want Thors woede, ofschoon snel gewekt, was voorbijgaande,
+greep hij nog eens het schip aan om den brandstapel te wijden met
+zijn heiligen hamer. Toen hij deze ceremonie verrichtte strompelde
+de dwerg Lit hem hinderlijk in den weg, waarop Thor, die nog niet
+heelemaal weer tot kalmte was gekomen, hem in het vuur wierp, dat
+hij juist met een doorn had aangestoken, en de dwerg werd tot asch
+verbrand met de lichamen van het goddelijk paar.
+
+Het groote schip dreef nu in zee en de vlammen van den brandstapel
+leverden een prachtig schouwspel op, dat elk oogenblik grootscher werd,
+totdat, toen het schip den westelijken horizon naderde, het scheen
+alsof zee en lucht in brand stonden. De goden keken treurig naar het
+brandende schip en zijn kostbaren last, totdat het plotseling in de
+golven dook en verdween; en zij wendden zich niet af noch keerden
+tot Asgard terug voordat de laatste lichtsprank was verdwenen, en
+de wereld, ten teeken van rouw over Balder den brave, in een mantel
+was gehuld.
+
+
+ Dra met veel leven steeg 't geweldig vuur,
+ Het brandhout knetterd' en tusschen de blokken
+ Wiekten vuurtongen bevend op, en vuur
+ Sprong krullend, schietend hooger, lekte straks
+ Den top van 't hout, de dooden, ook de mast,
+ Knaagd' aan de dorre zeilen; toch bleef 't schip
+ Nog voortgaan, brandend boven romp in vlam.
+ De goden stonden op de kust, elk keek,
+ En wijl zij keken neigde zich de zon
+ In rook omhulde zee, en aan kwam nacht,
+ Toen legde zich de wind en kalmte kwam;
+ Maar door het duister zagen zij het schip
+ Nog over wijde waatren voortgevoerd,
+ Verder en verder, als een oog van vuur
+ Zoo leek nu Balder's mutserd in den nacht,
+ Maar zwakker scheen hij in het sterrenlicht,
+ De lijken werden dus verteerd, ook 't hout.
+ En evenals in uitgaand wintervuur
+ 't Verkoolde blok als 't valt nog vonken schiet--
+ Zoo viel met vonkenstroom de mutserd in,
+ Kleurend de zee rondom; 't was donker toen.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+Hermod's tocht.
+
+De goden traden treurig Asgard binnen, waar geen geluiden van
+vroolijkheid of feestvieren het oor begroetten, want alle harten
+waren met angstige bezorgdheid vervuld over den afloop van alle dingen
+die men voelde komen. En waarlijk, de gedachte aan den vreeselijken
+Fimbul-winter, die hun dood verkondigde, was er wel een om de goden te
+verontrusten. Frigga alleen koesterde hoop, en zij wachtte met angst op
+den terugkeer van haren bode, Hermod den snelle, die intusschen over
+de sidderende brug was gereden en langs den donkeren Helleweg, totdat
+hij, in den tienden nacht, den ruischenden stroom van de rivier Giöll
+overkwam. Hier werd hij aangehouden door Mödgud, die vroeg waarom de
+Giallar-brug meer onder den stap van zijn paard sidderde dan wanneer
+een geheel leger er over ging, en vroeg waarom hij, een levend ruiter,
+trachtte binnen te dringen in het gevreesde gebied van Hel.
+
+
+ Wie zijt gij op uw zwart en vurig paard,
+ Onder welks hoeven Giall's brug hevig schudt
+ En rammelt? Zeg mij uw geslacht en huis.
+ Eerst gistren ochtend kwamen hier voorbij
+ Vijf troepen dooden op hun weg naar Hel,
+ Deden de brug niet schudden als gij doet,
+ En gij hebt vleesch en kleur toch op 't gelaat,
+ Als levenden, die aad'men lucht nog in;
+ Ook ziet gij er niet uit als dooden doen,
+ Zielen die afwaarts gaan, die 'k daaglijks schouw.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Hermod vertelde aan Mödgud de rede van zijn komst, en nadat hij
+zekerheid had gekregen dat Balder en Nanna vóór hem over de brug
+waren gereden, haastte hij zich verder, totdat hij kwam aan de poort,
+die belemmerend voor hem op rees.
+
+Niet afgeschrikt door dezen slagboom, steeg Hermod af op het gladde
+ijs, en de riemen van zijn zadel vaster makende, steeg hij weer op,
+bedolf zijn sporen diep in de zachte zijden van Sleipnir en dwong
+hem tot een verbazenden sprong, die hem behouden aan den anderen kant
+van de Hellepoort bracht.
+
+
+ Toen reed hij verder over 't veld van ijs
+ Nog noordwaarts, tot hij kwam aan hooge muren
+ (Belemmerend zijn weg) met traliewerk.
+ Toen steeg hij af, en trok de riemen aan,
+ Op 't gladde ijs, van Sleipnir, Odin's paard,
+ En deed hem springen, en kwam dus er in.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Voortrijdende kwam Hermod ten slotte aan Hel's eetzaal, waar hij Balder
+vond, bleek en uitgeput, liggend op een bank, zijn vrouw Nanna naast
+hem, onafgewend starend op een beker meê, dien hij blijkbaar geen
+moed had om te verzwelgen.
+
+
+
+De voorwaarde van Balders invrijheidsstelling.
+
+Te vergeefs vertelde Hermod zijn broeder dat hij gekomen was om hem
+te verlossen; Balder schudde droevig zijn hoofd en zeide te weten dat
+hij in zijn vreugdeloos verblijf moest vertoeven totdat de laatste
+dag kwam, maar hij smeekte Hermod Nanna met zich terug te nemen,
+daar het huis der schimmen geen plaats was voor een zoo prachtig
+en schoon schepsel. Maar toen Nanna dit verzoek hoorde, drong zij
+dichter aan de zijde van haren man en bezwoer dat niets er haar toe
+zou kunnen brengen van hem te scheiden, en dat zij voor altijd bij
+hem zou blijven, zelfs in Niflheim.
+
+De lange nacht werd gesleten in stil gesprek, eer Hermod Hel opzocht
+en haar smeekte Balder vrij te laten. De inhalige godin luisterde
+zwijgend naar zijn verzoek en zeide eindelijk dat zij haar slachtoffer
+zou laten vertrekken, mits alle dingen, bezield en onbezield, hun
+smart over zijn verlies zouden toonen doordat zij tranen stortten.
+
+
+ Kom dan! als Balder was zoo teer bemind,
+ Men in den Hemel zijn gemis zoo voelt,
+ Hoor hoe den Hemel hij hergeven wordt,
+ Toon mij alom de teekenen van smart!
+ Dat Balders toeven hier hun treuren is!
+ Laat al wat leeft en door de wereld gaat
+ Weenen om hem, en 't levenlooze ook;
+ Laat goden, menschen, dieren, plant en rots
+ Beweenen hem, dan zie 'k hoe men hem mist
+ En 'k vind het goed en geef U Balder weer.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold.)
+
+
+Dit antwoord was zeer bemoedigend want de geheele Natuur beweende het
+verlies van Balder, en zeker was er niets in de geheele schepping dat
+niet een traan schenken wilde. Zoo verliet Hermod blijde Hel's donker
+gebied, den ring Draupnir bij zich, dien Balder aan Odin terugzond,
+een geborduurd karpet van Nanna voor Frigga, en een ring voor Fulla.
+
+
+
+De terugkomst van Hermod.
+
+De vergaderde goden verdrongen zich angstig rondom Hermod zoodra
+hij terugkwam, en toen hij zijn boodschappen en geschenken had
+overgebracht, zonden de Aesir herauten naar alle deelen van de wereld
+om alle bezielde en onbezielde dingen te smeeken dat zij zouden weenen
+over Balder.
+
+
+ Ga snel door heel de wereld nu, en smeek
+ Te weenen al wat leeft en wie er leeft
+ Om Balder, opdat dus hij weer ons koom'!
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Noordwaarts, Zuidwaarts, Oostwaarts en Westwaarts reden de herauten,
+en als zij voorbij kwamen vielen tranen van elken plant en elken boom,
+zoodat de grond gedrenkt was met vocht, en metalen en steenen, trots
+hun harde harten, weenden ook.
+
+De weg voerde ten slotte naar Asgard, en aan den kant van den weg
+was een donkere grot, waarin de boden zagen neergehurkt de gestalte
+van een reuzin, Thok geheeten, die volgens sommige mythologen Loki
+in vermomming zal zijn geweest. Toen men haar aanspoorde een traan
+te storten, bespotte zij de herauten en vluchtend in de donkere
+schuilhoeken van haar grot, zei zij dat geen traan uit haar oogen zou
+vallen en dat, wat haar betrof, Hel haar prooi voor goed houden mocht.
+
+
+ Thok nu weende
+ Met tranen droog
+ Om Balders dood.
+ Noch in leven, noch in dood
+ Gaf hij mij vreugde,
+ Houde Hel haar buit.
+
+ Oudere Edda.
+
+
+Zoodra de terugkeerende boden in Asgard aankwamen, verdrongen zich de
+goden om hen heen om het resultaat hunner zending te hooren; maar hun
+gezichten, allen opgewekt in de vreugde van verwachting, werden duister
+van wanhoop toen zij hoorden, dat één schepsel geweigerd had zijn
+tranen te schenken, waarom zij Balder in Asgard niet meer zouden zien.
+
+
+ Balder, de Schoone, komt niet weer
+ Uit Hel's gebied in lichter sfeer!
+ Loki's verraad, dubbel verraad
+ Is 't wat de Dood ten buit hem laat;
+ Nooit komt hij uit de duisternis
+ Tot Ragnarok verschenen is.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+
+Vali de Wreker.
+
+De besluiten van het noodlot waren nog niet geheel volvoerd, en het
+laatste bedrijf van het treurspel moet nog kortelijk verteld worden.
+
+Wij hebben reeds gezien, hoe Odin na vele weigeringen er in slaagde
+de toestemming van Rinda tot hun huwelijk te krijgen, en dat de
+zoon, uit deze verbintenis geboren, bestemd was om den dood van
+Balder te wreken. De komst van dit wondervolle kind had nu plaats,
+en Vali de Wreker, zooals hij genoemd werd, trad Asgard op den dag
+van zijn geboorte binnen, en op dienzelfden dag versloeg hij Hodur
+met een pijl uit een bundel dien hij tot dat doel schijnt gedragen
+te hebben. Zoo boette de moordenaar van Balder, ofschoon hij een
+onbewust werktuig was, voor de misdaad met zijn bloed, volgens de
+wet van den echten Noorman.
+
+
+
+De beteekenis van de geschiedenis.
+
+De naturalistische verklaring van deze mythe moet men zoeken of in het
+dagelijksch ondergaan van de zon (Balder) die beneden de westelijke
+golven verdwijnt, weggedreven door de duisternis (Hodur), of in het
+eindigen van den korten Noorschen zomer en de lange regeering van
+het winterjaargetij. "Balder beteekent de lichte en klare zomer,
+als schemering en dag elkander kussen en hand in hand gaan in deze
+Noorsche streken."
+
+
+ Balders mutserd de zon verbeeldt,
+ Kleurt den heiligen haard,
+ Spoedig de laatste vlam er speelt,
+ Hodur regeert op aard.
+
+ Viking-verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+"Zijn door Hodur bewerkte dood is de overwinning van de duisternis
+over het licht, de duisternis van den winter over het licht van den
+zomer; en de wraak van Vali is het doorbreken van het nieuwe licht
+na de wintersche duisternis."
+
+Loki, het vuur, is jaloersch op Balder, het zuivere licht van den
+hemel, die de eenige onder de Noorsche goden was welke nooit vocht,
+maar altijd klaar was met woorden van verzoening en vrede.
+
+
+ Maar van uw lippen, Balder, nacht of dag,
+ Heeft niemand ooit een toornig woord gehoord
+ Aan God of Held, maar gij betoomdet steeds
+ De anderen, stillend een gerezen twist.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+De tranen, door alle dingen gestort voor den geliefden god, verbeelden
+den lentedauw die komt na de hardheid en koude van den winter, als
+elke boom en twijg en zelfs de steenen van vocht druipen; Thok (kool)
+alleen toont geen bewijs van teederheid, daar zij diep begraven is
+in de donkere aarde en het zonlicht niet meer noodig heeft.
+
+
+ Zooals des winters, als de vorst verdwijnt
+ Aan 's winters eind, eer dat de lente komt,
+ Een warme zoelte blaast en dauw begint--
+ Een enkel uur, dan hoort men 't drupp'len reeds
+ In alle wouden, en de sneeuw die ligt
+ Onder de boomen, wordt van vocht doorzeefd,
+ En van de takken komt de sneeuwlast neer;
+ Op heuv'len zuidwaarts hellend ziet het oog
+ Reeds groene plaatsen door de sneeuw in 't rond,
+ Die grooter worden, vreugde voor den boer--
+ Zoo werd gehoord alom een stil gedrop,
+ De dingen weenden, wenschen wederkomst
+ Van Balder, en den goden deed dit goed.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Uit de diepten van hun ondergrondsche gevangenis trachten de zon
+(Balder) en de plantengroei (Nanna) den hemel (Odin) en de aarde
+(Frigga) te verblijden door hun den ring Draupnir te zenden, het
+symbool van de vruchtbaarheid, en het bebloemde kleed, symbool van
+het karpet van groen dat de aarde weer zal bedekken en door zijn
+bekoring haar schoonheid zal vergrooten.
+
+De zedelijke beteekenis is niet minder schoon, want Balder en Hodur
+zijn de zinnebeelden van de strijdende machten van goed en kwaad,
+terwijl Loki den verzoeker personifieert.
+
+
+ In iedere ziel de wijze vindt
+ Geboren Hodur, Balders broeder blind,
+ Dan neemt hij toe, zijn kracht wordt meer
+ Want blind geboren wordt elk kwaad, als jonge beer,
+ Nacht is van kwaad het kleed; maar alle goed
+ Is steeds gehuld in wâ van licht en gloed.
+ De drukke Loki, die van ouds verleidt,
+ Gaat voorwaarts onophoud'lijk, vat altijd
+ Des blinden moord'naars hand, wiens vlugge speer
+ Doorboort jong Balders borst, die zon van Valhal's sfeer.
+
+ Viking-verhalen van het noorden (R. B. Anderson).
+
+
+
+De vereering van Balder.
+
+Een van de meest belangrijke feesten werd gehouden tijdens de
+zomerzonnewende of den avond van midzomer, ter eere van Balder den
+goede. Want men beschouwde dien dag als den gedenkdag van zijn dood
+en van zijn neerdaling in de onderwereld. Op dien dag, den langsten
+van het jaar, kwamen de menschen buiten bij elkander, staken groote
+vreugdevuren aan en keken naar de zon, die in de hooge Noorsche
+streken weinig beneden den horizon daalt eer zij weer opkomt. Van
+midzomer worden de dagen langzamerhand korter en de zonnestralen
+minder warm, tot de winterzonnewende, die "Moeder nacht" heette,
+daar het de langste nacht was van het jaar. Midzomeravond, die eens
+ter eere van Balder gevierd werd, heet nu St. Johannesdag, daar die
+heilige Balder den goede geheel en al vervangen heeft.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXII: LOKI.
+
+
+De geest van het kwade.
+
+Behalve den afschuwelijker reus Utgard-Loki, de verpersoonlijking
+van slechtheid en kwaad, dien Thor en zijn metgezellen in Jötun-heim
+bezochten, hadden de oude Noormannen een ander type van de zonde,
+dien zij ook Loki noemden, en dien wij reeds onder verschillende
+gestalten hebben gezien.
+
+Oorspronkelijk was Loki enkel de verpersoonlijking van het haardvuur
+en den geest des levens. Eerst een god, werd hij langzamerhand "god
+en duivel tegelijk" en wordt ten slotte algemeen verafschuwd als een
+volkomen evenbeeld van den middeleeuwschen Lucifer, den vorst der
+leugens, "den veroorzaker van bedrog en den lasteraar" van Aesir.
+
+Volgens sommige bronnen heette Loki de broeder van Odin, maar
+anderen beweren dat de twee niet verwant waren, maar elkander alleen
+bloedbroederschap hadden gezworen, zooals dit in het Noorden algemeen
+voorkomt.
+
+
+ Odin! weet gij nog
+ Hoe wij in vroeger dagen
+ Ons bloed vermengden?
+ Toen gij beslist niet wildet
+ Bier proeven,
+ Tenzij we 't samen dronken?
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Loki's karakter.
+
+Terwijl Thor de belichaming is van Noorsche activiteit, verbeeldt Loki
+de uitspanning, en de innige kameraadschap die eertijds tusschen deze
+twee goden bestond, toont heel duidelijk hoe spoedig onze voorvaderen
+begrepen dat beiden tot het welzijn der menschheid noodig waren. Thor
+is altijd werkzaam en in ernst, maar Loki maakt van alles een grap,
+totdat ten slotte zijn genot in ondeugendheid hem geheel op dwaalwegen
+brengt, en hij alle liefde voor het goede verliest en hij uiterst
+zelfzuchtig en kwaadwillig wordt.
+
+Hij vertegenwoordigt het kwaad in den verleidenden en schijnbaar
+schoonen vorm waarin het zich in de wereld vertoont. Wegens deze
+bedriegelijke verschijning vermeden de goden hem eerst niet, maar
+behandelden hem als een der hunnen in alle vriendschappelijkheid
+en namen hem met zich mede overal waar zij heen gingen, lieten hem
+verder niet alleen tot hun vermaken toe, maar ook tot hun vergaderzaal,
+waar zij, helaas! te dikwijls naar zijn raad luisterden.
+
+Zooals wij reeds gezien hebben, speelde Loki een groote rol in de
+schepping van den mensch, dien hij toerustte met het vermogen om zich
+te bewegen en wien hij het bloed vrijelijk door de aderen deed loopen,
+waardoor hij met hartstochten werd bezield.
+
+Als verpersoonlijking zoowel van het vuur als van de ondeugendheid
+ziet men Loki (bliksem) dikwijls met Thor (donder), dien hij naar
+Jötun-heim vergezelt om zijn hamer terug te halen, naar Utgard Loki's
+kasteel en naar Geirrod's huis. Hij is het, die Freya's halsketting
+en Sif's haar steelt, en Idoen verraderlijk overlevert in de macht
+van Thiassi, en ofschoon hij den goden soms goeden raad geeft en hen
+werkelijk helpt, is het enkel om hen te bevrijden uit een of anderen
+toestand waarin hij hen overijld heeft meegesleept.
+
+Sommige bronnen beweren, dat deze god, in plaats van een deel uit
+te maken van de scheppingsdriehoek (Odin, Hoenir en Loeder of Loki)
+oorspronkelijk behoorde tot een geslacht van goden ouder dan Odin,
+en de zoon was van den grooten reus Fornjotnr (Ymir), terwijl zijn
+broeders waren Kari (lucht) en Hler (water), en zijn zuster Ran, de
+verschrikkelijke godin van de zee. Andere mythologen echter maken
+hem tot den zoon van den reus Farbauti, die vereenzelvigd is met
+Bergelmir, den eenigen overlevende uit den zondvloed, en van Laufeia
+(bladrijk eiland) of Nal (schip), eigen moeder, dus vaststellend
+dat zijn betrekking tot Odin enkel die was van den Noorschen eed
+van kameraadschap.
+
+Loki (vuur) huwde eerst Glut (gloed), die hem twee dochters baarde,
+Eisa (spranken) en Einmyria (asch); het is dus zeer duidelijk, dat de
+Noormannen hem als zinnebeeld van het haardvuur beschouwden en als het
+vlammend hout op den haard knettert, dan zeiden de moedertjes in het
+Noorden dat Loki zijn kinderen slaat. Behalve zijn vrouw, zegt men,
+heeft Loki ook nog gehuwd de reuzin Angur-boda (de angstvoorspellende),
+die in Jötun-heim woonde, en die, zooals wij reeds gezien hebben, hem
+de drie monsters baarde: Hel, de godin van den dood, de Midgardslang
+Iörmungandr, en den grimmigen wolf Fenris.
+
+
+ Loki verwekte den wolf
+ Bij Angur-boda.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Sigyn.
+
+Loki's derde huwelijk was met Sigyn, die zich een liefhebbende vrouw
+en vol toewijding betoonde, en hem twee zoons baarde, Narve en Vali,
+de tweede een naamgenoot van den god die Balder wreekte. Sigyn was
+altijd trouw aan haren echtgenoot en verliet hem niet, zelfs toen
+hij uit Asgard was geworpen en in de ingewanden der aarde opgesloten.
+
+Daar Loki de belichaming was van het kwaad in de oogen der Noorsche
+volken, hadden zij enkel vrees voor hem, bouwden geen tempels hem
+ter eere, brachten geen offers aan hem en noemden de schadelijkste
+kruiden naar zijn naam. De trillende, overhitte atmosfeer van den
+zomer--meende men--duidde zijn nabijheid aan, want de menschen zeiden
+dan dat Loki zijn wilde haver zaaide, en als de zon scheen water te
+halen, vertelden zij dat Loki bezig was te drinken.
+
+De geschiedenis van Loki is zóó innig verbonden met die van de
+andere goden, dat de meeste mythen die op hem betrekking hebben,
+reeds verteld zijn en er zijn slechts twee episoden van zijn leven
+te verhalen over, een die zijn beteren kant toont voordat hij tot den
+aartsbedrieger was ontaard, en de andere laat zien hoe hij ten slotte
+de goden er toe bracht, hun vreedzame verblijven door opzettelijken
+moord te bezoedelen.
+
+
+
+Skrymsli en het kind van den boer.
+
+Een reus en een boer speelden eens samen een spel (waarschijnlijk
+schaak, dat een geliefkoosd tijdverdrijf voor den winter was bij de
+Noorsche vikings). Natuurlijk hadden zij bepaald dat zij voor zekeren
+inzet zouden spelen, en de reus, die won, kreeg den eenigen zoon van
+den boer, dien hij--zoo zeide hij--den volgenden dag zou komen halen
+en opeischen, tenzij zijn ouders hem zóó knap konden verbergen dat
+hij niet kon worden gevonden.
+
+Wetende dat zoo iets voor hen onmogelijk uitvoerbaar was, smeekten
+de ouders vurig tot Odin om hulp, en in antwoord op hun beden kwam de
+god op aarde neer en veranderde den knaap in een kleinen graankorrel,
+die hij in een korenaar midden in een groot veld verborg, verklarend
+dat de reus hem niet zou kunnen vinden. De reus Skrymsli echter
+bezat wijsheid, veel grooter dan Odin dacht, en toen hij het kind
+niet thuis vond, ging hij onmiddellijk naar het veld met zijn zeis,
+en maaide het koren af en koos juist de aar uit waar de knaap was
+verborgen. Terwijl hij de graankorrels telde zou hij juist zijn hand
+op den rechten leggen, toen Odin, die den angstkreet van het kind
+hoorde, de korrel uit de hand van den reus rukte en den knaap aan zijn
+ouders teruggaf, hem zeggende dat hij alles wat in zijn vermogen was
+had gedaan om hen te helpen. Maar toen de reus verklaarde, dat hij
+bedrogen was en den volgenden dag den knaap weer zou opeischen tenzij
+de ouders hem te slim af waren, gingen de ongelukkige boeren nu naar
+Hoenir om hulp. De god hoorde hen goedgunstig aan en veranderde den
+knaap in een pluisje dons, dat hij in den borst van een zwaan verborg
+die in een vijver in de buurt zwom. Toen nu, eenige minuten later,
+Skrymsli kwam, giste hij wat er gebeurd was, en den zwaan grijpend,
+beet hij zijn hals af en zou het dons verslonden hebben, had Hoenir
+het niet van zijn lippen weggeblazen, buiten zijn bereik, terwijl
+hij den knaap gezond en wel aan zijn ouders teruggaf, maar hen zeide,
+dat hij hen niet verder kon helpen.
+
+Skrymsli waarschuwde de ouders dat hij een derde poging zou wagen om
+het kind te krijgen, waarop zij zich in wanhoop tot Loki wendden,
+die het kind naar de zee bracht en het als een klein ei in de kuit
+van een bot verborg. Van zijn expeditie terugkeerend ontmoette Loki
+den reus bij de kust, en ziende dat hij uit visschen ging, wilde hij
+hem vergezellen. Hij voelde zich niet op zijn gemak, vreezende dat
+de verschrikkelijke reus zijn plan zou hebben doorzien, en dacht
+dat het daarom goed voor hem zou zijn als hij in geval van nood
+ter plaatse was. Skrymsli sloeg het aas aan den haak, en was meer
+of minder gelukkig in zijn hengelen, toen hij plotseling dezelfde
+bot optrok waarin Loki het knaapje, waarvoor hij te zorgen had, had
+verborgen. Hij sneed den visch op zijn knie open en ging nauwkeurig
+de kuit onderzoeken, totdat hij het ei vond dat hij zocht.
+
+De zaak van den knaap stond zeker zeer gevaarlijk, maar Loki, zijn
+kans afwachtende, rukte het ei uit de vuist van den reus, veranderde
+het weer in het kind en beval het heimelijk naar huis te loopen,
+zijn weg te nemen door het boethuis waar het langs moest en de deur
+achter zich sluiten. De verschrikte knaap deed onmiddellijk zooals
+hem bevolen was toen hij aan land was, en de reus, die dadelijk
+zijn vlucht merkte, sprong hem achterna in het boethuis. Nu had
+Loki listig een scherpe piek zóó geplaatst, dat het groote hoofd van
+den reus er in volle vaart tegen aan liep, en hij op den grond viel
+met een kreet, waarop Loki, ziende dat hij hulpeloos was, hem een
+zijner beenen afsneed. Verbeeld u echter de teleurstelling van den
+god, toen hij zag dat de stukken zich vereenigden en onmiddellijk
+samengroeiden. Maar Loki was een meester in bedrog en bespeurende dat
+hier tooverij in het spel was, sneed hij het andere been af, terwijl
+hij dadelijk steen en staal tusschen het gescheurde lid en het lichaam
+wierp, waardoor hij verdere betoovering verhinderde. De boeren waren
+ontzaglijk verlicht toen zij bevonden dat hun vijand verslagen was,
+en in het vervolg beschouwden zij Loki steeds als den machtigsten van
+den hemelschen raad, want hij had hen werkelijk van hun vijand bevrijd,
+terwijl de andere goden slechts tijdelijke hulp verleend hadden.
+
+
+
+De reus-Bouwmeester.
+
+In weerwil van hun wonderbare brug Bifröst, den sidderenden weg,
+en de waakzaamheid van Heimdall, konden de goden zich niet geheel
+veilig voelen in Asgard, en waren dikwijls bang dat de vorstreuzen in
+Asgard zouden komen. Om deze mogelijkheid te ontgaan, besloten zij
+ten slotte een onneembare sterkte te bouwen, en terwijl zij plannen
+maakten hoe dit gedaan kon worden, kwam een onbekend architect met het
+aanbod den bouw te ondernemen, mits de goden hem zon, maan en Freya,
+godin van jeugd en schoonheid, zouden geven als loon. De goden waren
+boos over een zoo aanmatigend aanbod, maar toen zij verontwaardigd
+den vreemdeling uit hun tegenwoordigheid wilden jagen, drong Loki
+er op aan, dat zij een contract zouden maken hetwelk de vreemdeling
+onmogelijk zou kunnen houden, en dus zeiden zij ten slotte tot den
+bouwmeester, dat hij de belooning zou hebben, mits de sterkte in een
+enkelen winter klaar zou zijn, en hij het werk met geen andere hulp
+zou voltooien dan met die van zijn paard Svadilfare.
+
+
+ In Asgard kwam een bouwheer aan
+ Die een kasteel wou stichten gaan,
+ Een hoog gebouw
+ Dat schutten zou
+ Voor Jötunlist en ruw geweld;
+ Dit was de eisch door hem gesteld:
+ Dat Freya met én maan én zon
+ Het loon zou zijn dat eens hij won.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De onbekende architect stemde in deze schijnbaar onmogelijke
+voorwaarden toe en ging onmiddellijk aan het werk, terwijl hij
+'s nachts zware steenblokken haalde en overdag bouwde, en zóó vlug
+voortmaakte, dat de goden wat bang begonnen te worden. Weldra merkten
+zij dat meer dan de helft van het werk voltooid was door het wonderros
+Svadilfare, en toen zij, tegen het einde van den winter zagen,
+dat het werk gereed was behalve slechts één portaal, dat--begrepen
+zij--de architect gemakkelijk in den nacht kon afmaken:
+
+
+ Toen werden zij met schrik vervuld,
+ Gereed was bijna het gebouw,
+ Drie dagen maar
+ En 't werk was klaar,
+ Dan moesten zij hun afspraak trouw,
+ Betalen hem hun schuld.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Bevreesd dat ze geroepen zouden worden te scheiden niet enkel van de
+zon en de maan, maar ook van Freya, de verpersoonlijking van jeugd en
+schoonheid in de wereld, wendden de goden zich tot Loki en dreigden
+hem te vermoorden, tenzij hij middelen wist om den architect in de
+voltooiing van zijn gebouw binnen den bepaalden tijd te verhinderen.
+
+Loki's list bleek opnieuw tegen den toestand opgewassen. Hij
+wachtte tot den avond van den laatsten dag kwam, toen hij, terwijl
+Svadilfare langs den zoom van een woud ging, met moeite een der groote
+steenblokken sleepend die tot de voltooiing van het werk geëischt
+werden, in de vermomming van een merrie uit een donkere plaats aanrende
+en zóó verlokkend hinnikte, dat, in een oogenblik, het paard zich uit
+zijn tuig losrukte en de merrie achterna liep, op den voet gevolgd
+door zijn vertoornden meester. De merrie galoppeerde snel voort,
+listig paard en meester dieper lokkend in de woudschaduwen, totdat de
+nacht bijna voorbij was en het niet langer mogelijk was het werk te
+voltooien. De architect was niemand anders dan een verschrikkelijke
+Hrimthurs, in vermomming, en hij keerde nu naar Asgard terug in groote
+woede over het bedrog dat men hem had aangedaan. Hij nam zijn gewone
+afmetingen aan en zou de goden vernietigd hebben, als niet Thor van een
+reis plotseling was teruggekeerd en hem met zijn tooverhamer, Miölnir,
+dien hij met verschrikkelijke kracht hem vlak in het gezicht sloeg,
+had vermoord.
+
+De goden hadden zich bij deze gelegenheid enkel door bedrog en door
+de ruwe daad van Thor weten te redden, en door deze zou groote ellende
+over hen gebracht worden, en zelfs hun val worden bewerkt en de komst
+van Ragnarok worden verhaast. Loki echter voelde, wat hem betrof,
+geen berouw, en men zegt, dat hij te zijner tijd de vader werd van
+een achtpootig ros, Sleipnir geheeten, dat, zooals wij gezien hebben,
+Odin's geliefkoosd paard was.
+
+
+ Maar Sleipnir verwekte
+ Hij bij Svadilfare.
+
+ Hyndlalied.
+
+
+Loki bedreef zóóvele slechte daden gedurende zijn leven, dat hij ten
+volle den naam "aartsbedrieger" verdiende, die hem gegeven werd. Hij
+werd in het algemeen gehaat wegens zijn boosaardige handelingen,
+en wegens een ingewortelde gewoonte van draaierij, waardoor hij ook
+den titel van "vorst des leugens" kreeg.
+
+
+
+Loki's laatste misdaad.
+
+Loki's laatste misdaad, en die welke de maat zijner ongerechtigheid
+volmaakte, was, dat hij Hodur er toe bracht den noodlottigen maretak
+naar Balder te werpen, die hij haatte enkel wegens zijn onbezoedelde
+reinheid. Misschien zou hem zelfs deze misdaad zijn vergeven, ware
+hij niet verhard geweest toen hij, in de gedaante van een oude vrouw
+Thok, een traan voor Balder storten moest. Zijn handelwijze bij
+deze gelegenheid toonde den goden dat er enkel boosheid in hem was,
+en zij spraken eenstemmig over hem het vonnis uit, dat hij voor goed
+van Asgard zou worden verbannen.
+
+
+
+Aegirs banket.
+
+Om de somberheid der goden af te leiden en hen voor een korten tijd
+het verraad van Loki te doen vergeten en Balders verlies, noodigde
+Aegir, de god van de zee, hen uit deel te nemen aan een banket in
+zijn koraalgrotten op den bodem van de zee.
+
+
+ Tot troost nu van der goden smart
+ Tot laafnis van hun treurend hart.
+ Uit rijk der baren,
+ Waar grotten waren,
+ Riep koning Aegir
+ De fiere Aesir.
+ Te maaltijd allen
+ In zijne hallen;
+ Opdat, schoon elk om Balder nog
+ Treurend in rouw,
+ Vergeten zou
+ Men aan zijn disch de zorgen toch.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De goden namen verheugd de uitnoodiging aan en in de rijkste
+kleeding gedost en met een feestelijken glimlach, verschenen zij in de
+koraalgrotten op den vastgestelden tijd. Er was niemand afwezig behalve
+de schitterende Balder, om wien menige spijtige zucht geslaakt werd,
+en de booze Loki; over wien niemand zich kon bedroeven. In den loop
+van het feest echter verscheen de laatstgenoemde god in hun midden als
+een duistre schaduw, en, toen hem bevolen werd te vertrekken, gaf hij
+lucht aan zijn slechte luim in een stroom van verwijten aan de goden.
+
+
+ Van de Aesir en de Alfar
+ Die zijn hier binnen
+ Heeft geen een vriendlijk woord voor u.
+
+ Aegir's Drinkgelag of Loki's Woordenwisseling.
+
+
+Toen, naijverig op den lof dien Funfeng, Aegirs knecht, had gekregen
+wegens de vlugheid waarmee hij de gasten van zijn meester diende,
+keerde zich Loki plotseling naar hem toe en vermoordde hem. Na deze
+lichtzinnige misdaad joegen de goden in toorn Loki opnieuw weg,
+en dreigden hem met strenge straf als hij hun ooit weer onder de
+oogen kwam.
+
+Nauwelijks waren de Aesir van deze onaangename stoornis in hun feest
+bekomen, en hadden zij hun plaatsen aan de tafel weer ingenomen,
+toen Loki opnieuw binnenkwam, met giftige tong zijn lasteringen
+hervattend en de goden beleedigend over hun feilen en tekortkomingen,
+terwijl hij boosaardig uitweidde over hun lichamelijke onvolmaaktheden,
+en hen uitlachte om hun fouten. Te vergeefs trachtten de goden zijn
+ongemanierdheid te doen ophouden; zijn stem werd luider en luider en
+hij uitte juist een lagere lastering over Sif, toen hij plotseling
+ophield bij den aanblik van Thor's hamer, die toornig gezwaaid
+werd door iemand wiens macht hij ten volle kende, en hij vluchtte
+onmiddellijk.
+
+
+ Stil, onrein wezen!
+ Mijn sterke hamer, Miöllnir,
+ Zal doen zwijgen uw woorden
+ Ik zal uw hoofd
+ Slaan van uw hals,
+ Dan is uw leven uit.
+
+ Aegirs Drinkgelag, of Loki's Woordenwisseling.
+
+
+
+De vervolging van Loki.
+
+Wetend dat hij de hoop niet kon koesteren weer in Asgard te worden
+toegelaten, en dat vroeger of later de goden, met het oog op de
+uitwerking zijner booze daden, er spijt van zouden hebben dat zij hem
+hadden toegestaan door de wereld te zwerven, en zouden trachten hem
+vast te binden of hem te vermoorden, trok Loki zich naar de bergen
+terug, waar hij zich een hut bouwde met vier deuren, die hij altijd
+wijd open liet opdat hij vlug zou kunnen ontsnappen. Zorgvuldig
+maakte hij zijn plannen en besloot dat, als de goden hem zouden
+komen zoeken, hij zou snellen naar den naburigen waterval, volgens
+de overlevering den Fraananger val of stroom, en dat hij zich in
+een zalm zou veranderen en zoo zijn vervolgers zou ontsnappen. Hij
+overlegde echter, dat ofschoon hij gemakkelijk een haak kon vermijden,
+het hem moeilijk zou zijn te ontvluchten als de goden een net maakten
+gelijk dat van de zeegodin Ran.
+
+Door deze vrees ontrust, besloot hij de proef te nemen of zulk een net
+gemaakt kon worden, en begon er een te vervaardigen uit garen. Hij
+was hiermee nog bezig, toen Odin, Kvasir en Thor plotseling in de
+verte verschenen; en wetend dat zij zijn verblijf ontdekt hadden,
+wierp Loki zijn half voltooid net in het vuur en, stormend door een
+van zijn altijd open deuren, sprong hij in den waterval, waar hij
+zich, in de gedaante van een zalm, verborg tusschen eenige steenen
+in de bedding van den stroom.
+
+De goden, zijn hut ledig vindend, waren op het punt te vertrekken,
+toen Kvasir de overblijfselen bespeurde van het verbrande net op den
+haard. Na eenig nadenken kreeg hij een inval, en hij ried den goden
+een dergelijk net te weven en het te gebruiken om hun vijand in den
+naburigen stroom te zoeken, daar het juist iets voor Loki was op
+deze wijze hun vervolging te verijdelen. De raad scheen goed en werd
+onmiddellijk opgevolgd, en, toen het net klaar was, gingen de goden
+den stroom afdreggen. Loki ontweek het net toen het voor het eerst
+werd geworpen doordat hij zich op den bodem van de rivier verborg
+tusschen twee steenen; en toen de goden het net zwaarder maakten
+en het voor den tweeden keer beproefden, ontkwam hij door stroomop
+te gaan. Een derde poging om hem te vangen trof echter doel, want,
+toen hij nog eens door een plotselingen sprong trachtte weg te komen,
+greep Thor hem midden in de lucht en hield hem zóó vast dat hij niet
+ontsnappen kon. De zalm welks gladheid spreekwoordelijk is in het
+Noorden, is bekend door zijn opmerkelijk dunnen staart, en de Noren
+schrijven dien toe aan de kracht waarmee Thor zijn vijand beetpakte.
+
+
+
+Loki's straf.
+
+Loki hernam nu pruilend zijn gewone gedaante, en zijn overwinnaars
+sleepten hem in een hol, waar zij hem vastmaakten, waarbij zij als
+banden gebruikten de ingewanden van zijn zoon Narve, die in stukken
+gescheurd was door Vali, zijn broeder, door de goden tot dit doel
+veranderd in een wolf. Een van deze boeien werd onder de schouders
+van Loki door gedaan en een onder zijn lendenen, terwijl zij hem hand
+en voet stevig vastzetten; maar de goden, niet geheel gerust of de
+touwen, ofschoon taai en duurzaam, ook zouden losgaan, veranderden
+ze in diamant of ijzer.
+
+
+ U, op een rotspunt,
+ Met de ingewanden van uw kouden zoon,
+ Zullen binden de goden.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Skadi, de reuzin, een verpersoonlijking van den ouden bergstroom,
+die met vreugde het vastbinden van haar vijand (het onderaardsche
+vuur) had aanschouwd, plaatste nu een slang vlak boven zijn hoofd,
+zoodat haar vergif druppel bij druppel op zijn opwaarts gericht gelaat
+zou vallen. Maar Sigyn, Loki's trouwe gade, snelde toe met een beker
+en ging naast hem staan, en tot aan de dagen van Ragnarok bleef zij
+bij hem, de druppelen opvangend terwijl zij vielen en nooit haar
+post verlatend behalve wanneer haar beker vol was en zij hem moest
+ledigen. Alleen gedurende haar korte afwezigheid konden de druppelen
+vallen op Loki's gelaat, en dan veroorzaakten zij een zóó hevige pijn
+dat hij zich van angst kronkelde, terwijl zijn pogingen om zich te
+bevrijden de aarde deden schudden en de aardbevingen verwekten die
+de stervelingen zoo bang maken.
+
+
+ Eer dus worden zou zijn leven,
+ Hing hem boven 't hoofd vol logen
+ Skadi nu een slang, die spoog en
+ Drupp'len deed hem gif, en immer
+ Elken zenuw pijnde, nimmer
+ Zal zijn kommer hem begeven.
+ Naast hem, steeds zijn heil verlangend,
+ Sigyn aan zijn zijde zit,
+ Trouwe ziel! in beker vangend
+ Drupp'len gif in hunnen val,
+ Pijnlijk, kwetsend, zonder tal!
+ Zonder slaap, en immer hangend
+ Trouw hem aan, volvoert zij dit.
+ Slechts als overvloeit zijn beker
+ En veroorzaakt nieuwe smart,
+ Houdt zij op en leegt hem, zeker,
+ Sloeg op aard geen trouwer hart,
+ Loki gilt
+ Dan luid en wild.
+ Zuchten slaakt hij,
+ Vloeken braakt hij
+ In een donderend gekrijt
+ Wijl zijn schokken d' aarde splijt;
+ Sidderend en bevend,
+ De lucht zelfs bestrevend.
+ Zoo maakt hij door zijn harde straf,
+ Tot Godenscheem'ring lost hem af.
+
+ Valhalla (J. C. Jones.)
+
+
+In dezen pijnlijken toestand moest Loki blijven tot de Godenschemering,
+wanneer zijn boeien zouden worden losgemaakt, en hij deel zou nemen
+aan het noodlottige gevecht op het slagveld van Vigrid, ten slotte
+sneuvelend door den hand van Heimdall, die ter zelfder tijd zou
+worden vermoord.
+
+Zooals wij gezien hebben, is de vergifdruppelende slang in deze mythe
+de koude bergstroom, welks wateren, van tijd tot tijd vallend op het
+onderaardsche vuur, in damp vernevelen, die door de spleten ontsnapt
+en aardbevingen en geysers veroorzaakt, verschijnselen waarmede de
+bewoners van IJsland b.v. zeer vertrouwd waren.
+
+
+
+Loki's Dag.
+
+Toen de goden verlaagd werden tot den rang van duivelen door de
+invoering van het Christendom, werd Loki verward met Saturnus, die
+ook ontdaan was van zijn goddelijke eigenschappen, en beiden werden
+beschouwd als prototypen van Satan. De laatste dag van de week, die
+als aan Loki gewijd gold, was in het Noorsch bekend als Laugurdag, of
+waschdag, maar werd in het Engelsch veranderd in Saturday, terwijl men
+zeide dat hij zijn naam niet ontleende aan Saturnus maar aan Sataere,
+den dief in de hinderlaag, en den Teutonischen god van den landbouw,
+dien men voor een andere verpersoonlijking van Loki hield.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXIII: DE REUZEN.
+
+
+Jötun-heim.
+
+Zooals wij reeds gezien hebben, meenden de Noorsche volken, dat de
+reuzen de eerste schepselen waren die het licht zagen tusschen de
+ijsbergen welke den grooten afgrond van Ginnunga-gap vulden. Deze
+reuzen waren van den beginne af de tegenstanders en mededingers der
+goden, en evenals de laatsten de verpersoonlijking waren van alles
+wat goed en liefelijk was, zoo stelden de eersten alles voor wat
+leelijk was en boos.
+
+
+ Hij komt--hij komt--de Vorstgeest komt! op den âam van noordenwind,
+ En het donkre noorsche pijnbosch boog, als 't langs hij ging
+ ontzind,
+ Met wilden vleugelslag kwam hij, waar 't vuur op Hekla gloeit,
+ Op donkre lucht die boven is, en 't ijs met glans besproeit.
+
+ J. G. Whittier.
+
+
+Toen Ymir, de eerste reus, levenloos op het ijs viel, door de goden
+verslagen, verdronk zijn kroost in zijn bloed. Eén paar slechts,
+Bergelmir en zijn vrouw, ontvluchtten naar Jötun-heim, waar zij gingen
+wonen en de voorouders werden van het gansche reuzengeslacht. In het
+Noorden werden de reuzen met verschillende namen genoemd, waarvan elk
+een bijzondere beteekenis had. Jötun b.v. beteekent "de groote eter",
+want de reuzen stonden bekend zoowel om hun ontzaglijken eetlust
+als om hun ongewone grootte. Zij waren verzot op drinken zoowel als
+op eten, en daarom heetten zij ook Thurses, een woord dat volgens
+sommige schrijvers hetzelfde beteekent als dorst; maar anderen denken
+dat zij dezen naam te danken hadden aan de hooge torens ("turseis")
+die zij, zooals men veronderstelde, gebouwd hadden. Daar de reuzen
+tegenover de goden stonden, deden de laatsten altijd hun best hen
+te dwingen in Jötun-heim te blijven, dat gelegen was in de koude
+streken van de Pool. De reuzen werden bijna altijd verslagen in hun
+gevechten met de goden, want zij waren zwaar en traag van verstand,
+en hadden enkel steenen wapenen te stellen tegen de bronzen van de
+Aesir. Trots deze ongelijkheid werden zij dikwijls zeer door de goden
+benijd, want zij waren volkomen op de hoogte van alle kennis van het
+verleden. Zelfs Odin was naijverig op deze eigenschap, en zoodra hij ze
+verkregen had door een dronk uit Mimir's bron, haastte hij zich naar
+Jötun-heim om zich te meten met Vafthrudnir, den geleerdsten van het
+reuzenbroed. Maar het zou hem nooit zijn gelukt, zijn tegenstander
+in dezen vreemden strijd te verslaan, als hij niet opgehouden had
+met te vragen naar het verleden en een vraag aangaande de toekomst
+had gesteld.
+
+Van alle goden werd Thor het meest door de Jötuns gevreesd, want
+hij voerde voortdurend strijd tegen de vorst- en bergreuzen, die
+gaarne de aarde voor goed in hun harde boeien hadden geslagen en zoo
+de menschen hadden verhinderd den grond te bebouwen. In het gevecht
+tegen hen gebruikte Thor, zooals wij reeds gezien hebben, gewoonlijk
+zijn verschrikkelijken hamer Miölnir.
+
+
+
+Oorsprong van de bergen.
+
+Volgens Germaansche legenden werd het oneffen oppervlak der aarde
+veroorzaakt door de reuzen, die hare gladheid bedierven door er op te
+loopen toen zij nog zacht en pasgeschapen was, terwijl de stroomen
+werden gevormd door de vele tranen, gestort door de reuzinnen, toen
+zij de dalen zagen, die door de groote voetstappen hunner mannen waren
+gemaakt. Daar dit het Teutonische geloof was, dachten de menschen dat
+de reuzen, die voor hen de bergen personifieerden, ongelukkige wezens
+waren, die zich enkel in de duisternis of den mist konden bewegen,
+en versteenden zoodra de eerste zonnestralen door de duisternis
+drongen of de wolken verspreidden.
+
+Dit geloof bracht hem er toe, een van hun voornaamste bergketenen het
+Reuzengebergte te noemen. De Skandinaviërs deelden dit geloof ook, en
+tot dezen dag duiden de IJslanders hun hoogste bergtoppen aan met den
+naam Jokul, een wijziging van het woord "Jötun". In Zwitserland, waar
+de eeuwige sneeuw rust op de hooge bergtoppen, vertellen de menschen
+nog oude geschiedenissen van den tijd toen de reuzen rondzwierven;
+en als een lawine van de berghelling is afgestort, zeggen zij dat
+de reuzen onrustig een deel van den ijslast hebben afgeschud van hun
+wenkbrauwen en hun schouders.
+
+
+
+De eerste goden.
+
+Daar de goden ook verpersoonlijkingen waren van sneeuw, ijs, koude
+gesteenten en onderaardsch vuur, heette het, dat zij afstamden
+van den oorspronkelijken Fornjotnr, dien sommige bronnen met Ymir
+vereenzelvigen. Volgens deze lezing van de mythe had Fornjotnr drie
+zonen: Hler, de zee; Kari de lucht; en Loki het vuur. Deze drie
+godheden, de eerste goden, vormden de oudste drieëenheid, en hun
+respectieve afstammelingen waren de zeereuzen Mimir, Gymir en Grendel,
+de stormreuzen Thiassi, Thrym en Beli en de reuzen van vuur en dood,
+zooals de Fenriswolf en Hel.
+
+Daar al de koninklijke dynastieën beweerden af te stammen van een
+of ander mythisch wezen, verzekerden de Merovingers dat hun eerste
+voorvader een zeereus was, die uit de golven opsteeg in de gedaante
+van een os, en de koningin verraste, toen zij alleen op het zeestrand
+wandelde, en haar dwong zijn vrouw te worden. Zij schonk een zoon het
+levenslicht, die Meroveus heette, de stichter van de eerste dynastie
+der Frankische koningen.
+
+Er zijn reeds vele verhalen gedaan over de belangrijkste reuzen. Zij
+keeren terug in vele der latere mythen en sprookjes, en vertoonen,
+na de invoering van het Christendom, een bijzonderen afkeer van den
+klank van kerkklokken en het zingen van monniken en nonnen.
+
+
+
+De reus verliefd.
+
+De Skandinaviërs vertellen, in dit verband, dat in de dagen van Olaf
+den heilige een reus, Senjemand geheeten, op het Eiland Senjen woonde,
+en hij was heel boos, omdat een non op het eiland Grypto dagelijks
+hare morgenhymne zong. De reus werd verliefd op een mooi meisje,
+Juterna-jesta geheeten, en het duurde lang eer hij moed vond haar
+te vragen. Toen hij ten slotte zijn stotterend aanzoek deed, wees
+de schoone dame hem toornig af, zeggend dat hij veel te oud en te
+leelijk was naar haar smaak.
+
+
+ "Ellendige Senjemand--leelijk en grauw!
+ Gij minnen het meisje van Kvedfiord!
+ Neen--een lummel zijt gij en blijft gij ook steeds."
+
+ Ballade.
+
+
+In zijn boosheid, omdat hij zoo toornig was afgewezen, zwoer de reus
+wraak en kort daarop schoot hij een grooten steenen pijl van zijn
+boog op het meisje, dat tachtig mijlen ver woonde. Een ander minnaar,
+Torge, ook een reus, die het gevaar zag waarin zij verkeerde en haar
+wilde beschermen, wierp zijn hoed naar den voortsnellenden pijl. Deze
+hoed was duizend voet hoog en naar verhouding breed en dik, maar
+de pijl doorboorde niettemin den bol, bereikte echter zijn doel
+niet. Senjemand, ziende dat hij gemist had en den toorn van Torge
+vreezend, besteeg zijn paard en wilde zoo snel mogelijk wegrijden;
+maar de zon, die toen juist boven den horizon rees, veranderde hem
+in steen, samen met den pijl en Torge's hoed; de groote massa heette
+Torghattenberg. Men wijst nog een obelisk aan waarvan men zegt dat
+hij de steenen pijl is; verder een gat in den berg, 289 voet hoog
+en 88 voet breed, dat heet te zijn de opening door den pijl in zijn
+vlucht door den hoed gemaakt; eindelijk den ruiter op Senjen-eiland,
+die blijkbaar een kolossaal paard berijdt en de vouwen van zijn wijden
+rijmantel dicht om zich heen trekt. De non, wier gezang Senjemand
+zoo in verwarring bracht, werd ook versteend en ontrustte nooit weer
+iemand met haar psalmgezang.
+
+
+
+De Reus en de kerkklokken.
+
+Een andere legende vertelt, dat een van de bergreuzen, gehinderd door
+het gelui van kerkklokken op meer dan vijftig mijlen afstand, eens
+een hooge rots nam die hij naar het heilige gebouw smeet. Gelukkig
+raakte zij niet en brak in tweeën. Sedert dien tijd, zeggen de
+boeren, komen de heksen op Kerstavond steeds het grootste steenblok
+op steenen pilaren zetten en er onder dansen en feestvieren. Een dame,
+die wilde weten of dit verhaal waar was, zond eens haar knecht naar de
+plaats. De heksen kwamen en boden hem gastvrij een dronk aan uit een
+horen met goud gemonteerd en versierd met runen. Den horen grijpende,
+wierp de knecht den inhoud weg en snelde er mee heen in wilden galop,
+op den voet gevolgd door de heksen, die hij enkel ontsnapte door te
+gaan door een stoppelveld en over stroomend water. Eenige harer kwamen
+den volgenden dag bij de dame om dezen horen terug te vragen, en toen
+zij weigerde er afstand van te doen, vervloekten zij haar, zeggende dat
+haar kasteel verbranden zou telkens als de horen van zijn plaats zou
+genomen worden. De voorspelling is driemaal uitgekomen en nu bewaakt
+de familie de reliek met bijgeloovige zorg. Een dergelijke drinkbeker,
+verkregen op bijna dezelfde wijze door de familie Oldenburg, wordt
+vertoond in de verzameling van den koning van Denemarken.
+
+Men dacht dat de reuzen geen vast verblijf hadden maar in het donker
+zich bewogen, soms groote massa's aarde en zand dragend, die zij
+lieten vallen hier en daar. De zandheuvels in Noord-Duitschland en
+Denemarken waren, meende men, aldus gevormd.
+
+
+
+Het schip van de reuzen.
+
+Een Noord-Friesche overlevering verhaalt, dat de reuzen een
+kolossaal schip hadden, Mannigfual genaamd, dat steeds rondvoer in
+den Atlantischen Oceaan. Zóó groot was het schip dat, naar men zeide,
+de kapitein het dek te paard overging, terwijl het tuig zóó uitgebreid
+en de masten zóó hoog waren, dat de matrozen die er als jongelingen
+inklommen als grijsaards naar beneden kwamen, terwijl zij gerust en
+zich verfrischt hadden in vertrekken, toebereid en met levensmiddelen
+voorzien tot dat doel in de groote blokken der katrollen.
+
+Bij ongeluk gebeurde het eens, dat de stuurman het reusachtige schip
+in de Noordzee stuurde, en daar hij zoo snel mogelijk terug wilde naar
+den Atlantischen Oceaan en in zoo kleine ruimte niet durfde draaien,
+stuurde hij in het Engelsche kanaal. Verbeeld u de teleurstelling van
+allen die aan boord waren, toen zij den doorgang nauwer en nauwer
+zagen worden hoe verder zij kwamen. Toen zij aan de nauwste plaats
+kwamen, tusschen Calais en Dover, scheen het totaal onmogelijk dat
+het schip, met den stroom drijvend, zich er een weg door zou kunnen
+banen. De kapitein met loflijke tegenwoordigheid van geest, beval
+onmiddellijk zijn mannen de zijden van het schip met zeep in te smeren,
+en een extra dikke laag op het stuurboord te leggen, waar de puntige
+klippen van Dover dreigend verrezen. Nauwelijks waren deze bevelen
+uitgevoerd, of het schip ging de nauwe ruimte binnen, en, dank zij
+de voorzorgen van den kapitein, gleed het er veilig door. De rotsen
+van Dover schrabden er echter zóóveel zeep af, dat zij sedert steeds
+bijzonder wit zijn geweest, en de golven die er tegen aan slaan,
+hebben een ongewoon schuimig aanzien.
+
+Deze pakkende ervaring was niet de eenige die de Mannigfual had, want
+wij vernemen dat zij eens, niemand weet hoe, in de Baltische zee kwam,
+waar het water niet diep genoeg was om het schip vlot te houden en
+de kapitein beval dat alle ballast overboord zou worden geworpen. Het
+materiaal dat dus aan beide kanten van het schip in zee werd gegooid,
+vormden de twee eilanden Bornholm en Christiansoë.
+
+
+
+Prinses Ilse.
+
+In Thüringen en in het Zwarte Woud zijn de verhalen over de reuzen
+legio, en een der meest geliefkoosde bij de boeren is dat van Ilse,
+de lieflijke dochter van den reus van den Ilsenstein. Zij was zóó
+bekoorlijk dat zij wijd en zijd bekend was als de Schoone Prinses
+Ilse, en door een aantal ridders gevrijd werd, van wie zij den Heer
+van Westerburg koos. Maar haar vader vond volstrekt niet goed dat
+zij met een eenvoudig sterveling omgang had, en verbood haar haar
+minnaar te zien. Prinses Ilse was echter stijfhoofdig, en in weerwil
+van haars vaders verbod bezocht zij dagelijks haren minnaar. De reus,
+woedend over haar volharding en ongehoorzaamheid, strekte ten slotte
+zijn groote handen uit, greep de rotsen en maakten een groote kloof
+tusschen de hoogte waar hij woonde en het kasteel Westerburg. Hierop
+ging Prinses Ilse naar de diepte die haar van haar minnaar scheidde en
+wierp zich roekeloos over de steilte in den kokenden stroom beneden,
+en werd daar in een betooverende waternimf veranderd. Zij woonde vele
+jaren in de heldere wateren, van tijd tot tijd verschijnend om haar
+betoovering op stervelingen uit te oefenen, en zelfs, zegt men, won
+zij de liefde van Keizer Hendrik, die vele bezoeken bracht aan haren
+waterval. Haar laatste verschijning was, volgens het volksgeloof, op
+Pinksteren, honderd jaar geleden, en de bewoners zien nog steeds uit
+naar de schoone prinses, die, zegt men, nog druk den stroom bezoekt
+en haar witte armen zwaait om de reizigers in den koelen stroom van
+den waterval te lokken.
+
+
+ Ik ben de Prinses Ilse
+ En ik woon in Ilsenstein;
+ Kom met mij naar mijn brug en
+ Wij zullen zalig zijn.
+
+ Uw hoofd wil ik besproeien
+ Met mijnen held'ren stroom,
+ Gij zult uw smart vergeten
+ In zoeten, teeren droom.
+
+ En in mijn blanke armen
+ En aan mijn borst gevleid
+ Daar zult gij liggen droomen
+ Van ouden zaal'gen tijd.
+
+ Heine.
+
+
+
+Het speelgoed van de reuzin.
+
+De reuzen bewoonden de geheele aarde voordat deze aan de menschheid
+gegeven was, en slechts met tegenzin maakten zij plaats voor het
+menschelijk geslacht, en trokken zich terug in de woeste en dorre
+deelen van het land, waar zij hun gezin grootbrachten in strenge
+afzondering. Zóó groot was de onkunde hunner kinderen, dat een
+jonge reuzin, van huis weggezworven, eens in een bewoond dal kwam,
+waar zij voor het eerst in haar leven een boer zag ploegen op den
+heuvelkant. Daar zij hem een aardig speelgoed vond, nam zij hem met
+zijn span op en deed hem in haar schort en bracht hem met vreugde
+thuis om hem aan haar vader te laten zien. Maar de reus beval haar
+onmiddellijk boer en paarden naar de plaats terug te brengen waar
+zij hen had gevonden, en toen zij dit gedaan had, vertelde hij haar
+mismoedig dat de schepselen, die zij voor niet meer dan speelgoed
+aanzag, eens het reuzenvolk zouden verdrijven, en heeren der aarde
+zouden worden.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXIV: DE DWERGEN.
+
+
+Kleine mannen.
+
+In het eerste hoofdstuk zagen wij hoe de zwarte elven, dwergen, of
+Svart-alfar als maden gebroed werden in het vleesch van den vermoorden
+reus Ymir. De goden, die deze kleine vormelooze schepselen zagen,
+terwijl zij in en uit kropen, gaven hun gestalte en trekken, en zij
+werden bekend als donkere elven, vanwege hun donker uitzien. Deze
+kleine wezens waren zóó onaanzienlijk met hun donkere huid, groene
+oogen, groote hoofden, korte beenen en kraaienvoeten, dat zij
+het bevel kregen zich onder den grond te verbergen, en nooit zich
+over dag mochten vertoonen, anders zouden zij in steen veranderd
+worden. Ofschoon veel minder machtig dan de goden waren zij heel wat
+scherpzinniger dan de menschen, en daar hun kennis onbegrensd was
+en zich zelfs tot de toekomst uitstrekte, stelden goden en menschen
+beiden even gaarne vragen.
+
+De dwergen waren ook bekend als trolls, kobolden, Huldra volk
+enz. overeenkomstig het land waar zij woonden.
+
+
+ Gij zijt de grijze Troll,
+ Met oogen, groen en klaar
+ Maar 'k min u, grijze Troll
+ Wijs zijt gij altegaar.
+
+ Zeg mij van ochtend ras,
+ Wat gij begrijpt,
+ Of ik geboren was
+ En ben gerijpt?
+
+ De legende van de kleine fee (Buchanan).
+
+
+
+De Tarnkap.
+
+Deze kleine wezens konden zich met wonderbare snelheid van de
+eene plaats naar de andere bewegen, en zij hielden er van zich
+achter de rotsen te verbergen, wanneer zij ondeugend de laatste
+woorden van gesprekken herhaalden die zij van zulke schuilplaatsen
+afluisterden. Wegens deze welbekende streek werden de echo's
+dwergengesprekken genoemd, en de menschen meenden dat de reden waarom
+zij, die zulke geluiden maakten, nooit gezien werden, deze was, dat
+iedere dwerg de trotsche bezitter was van een kleine roode kap, die
+den drager onzichtbaar maakte. Deze kap heette Tarnkappe, en zonder
+deze durfden de dwergen na zonsondergang niet boven het oppervlak van
+de aarde verschijnen uit vrees dat zij zouden versteenen. Als zij ze
+droegen, waren zij beveiligd voor dit gevaar.
+
+
+ Weg! laat de zon niet zien me--
+ Ik moet onmiddellijk heen;
+ Zij zou als Elf misschien me
+ Verand'ren in een steen.
+
+ La Motte Fouqué.
+
+
+
+De legende van Kallundborg.
+
+Helva, de dochter van den heer van Nesvek, werd bemind door Esbern
+Snara, wiens huwelijksaanzoek echter door den trotschen vader werd
+afgewezen met de hoogmoedige woorden: "Als gij te Kallundborg een
+grootsche kerk zult bouwen, dan zal ik u Helva tot vrouw geven".
+
+Nu was Esbern, ofschoon van geringen stand, trotsch van hart, evenals
+de heer, en hij besloot, wat er van komen mocht, een weg te vinden om
+zijn geliefde te krijgen. Zoo ging hij tot een troll in Ullshoi Hell,
+en trof een overeenkomst waarbij de troll een mooie kerk zou bouwen,
+maar als zij klaar was moest Esbern den naam van den bouwer zeggen
+of zijn oogen en zijn hart verbeuren.
+
+Nacht en dag werkte de troll voort, en toen het gebouw bijna klaar
+was, werd Esbern Snara, droeviger. Hij luisterde bij de spleten van
+den heuvel in den nacht; hij lette op overdag; hij werd als een schim
+door zijn angstige gedachten; hij bezwoer de elven hem te helpen. Maar
+het baatte allemaal niets. Geen geluid hoorde hij, niets zag hij dat
+den naam van den bouwer verried.
+
+Intusschen werd de zaak bekend, en de schoone Helva, die van de
+leelijke overeenkomst hoorde, bad voor de ziel van den ongelukkigen
+man.
+
+De tijd ging voorbij, totdat op zekeren dag aan de kerk slechts één
+pilaar ontbrak, en verleid door duistere wanhoop, zonk Esbern uitgeput
+op een bank, waar hij den dwerg den laatsten steen hoorde hameren
+in den harden ondergrond. "Dwaas die ik ben", zeide hij bitter,
+"ik heb mijn graf gebouwd".
+
+Juist toen hoorde hij een lichten voetstap, en toen hij opkeek,
+zag hij zijn geliefde. "Ik wilde dat ik in uw plaats sterven kon",
+zeide zij, door hare tranen heen, en daarop bekende Esbern dat hij
+uit liefde voor haar oogen zoowel hart als ziel had gewaagd.
+
+Terwijl de troll onder den grond voorthamerde, bad Helva naast
+haren minnaar, en de gebeden van het meisje waren sterker dan de
+toovermacht van den troll, want plotseling ving Esbern den klank op
+van een troll-vrouw die voor haar kind zong en zeide dat het stil
+moest zijn, want dat, den volgenden dag, Vader Fine zou terugkeeren
+met de oogen en het hart van een sterveling.
+
+Zeker van zijn slachtoffer ijlde de troll naar Kallundborg met
+den laatsten steen. "Te laat, Fine!" zei Esbern, en bij dat woord
+verdween de troll met zijn steen en men zegt dat de boeren 's nachts
+het gezucht van een vrouw onder den grond hoorden en de stem van den
+dwerg, die luid schold.
+
+
+ Van den dwerg van de kerk zij zingen het lied
+ als de maan op de zee hare stralen giet,
+ en de visschers van Zeeland zij hooren zijn stem
+ en bij Ulshoi-heuvel het schelden van hem.
+
+ En ginds aan den zeekant waar bloeit de berk,
+ staat steeds nog de toren van Kallundborg kerk,
+ Waar d' eerste aan 't outer als huwend paar,
+ Stonden Helva van Nesvek en Esbern Snare.
+
+ J. G. Whittier.
+
+
+
+De tooverij van de dwergen.
+
+De dwergen, zoo goed als de elven, werden geregeerd door een koning,
+die in verschillende landen van Noord-Europa bekend was als Alberich,
+Elbegast, Gondemar, Laurin, of Oberon. Hij woonde in een prachtig
+onderaardsch paleis, versierd met de edelsteenen die zijn onderdanen
+uit den boezem der aarde gehaald hadden, en behalve onnoemelijke
+rijkdommen, en de Tarnkap, bezat hij een tooverring, een onoverwinlijk
+zwaard en een krachtgordel. Op zijn bevel vervaardigden de kleine
+mannen, die heel handige smeden waren, wonderbare juweelen of wapenen,
+die hun gebieder aan geliefde stervelingen schonk.
+
+Wij hebben reeds gezien, hoe de dwergen Sifs gouden haar, het schip
+Skidbladnir, de punt van Odin's speer Gungnir, den ring Draupnir, het
+zwijn met gouden borstels Gullin-bursti, den hamer Miölnir en Freya's
+gouden halsketen Brisingamen maakten. Men zegt ook dat zij hebben
+vervaardigd den toovergordel, dien Spenser beschrijft in zijn gedicht
+"Faerie Queene"--een gordel, die, zooals men beweerde, de kracht had
+om te openbaren of hij, die hem droeg, deugdzaam was of een huichelaar.
+
+
+ Die gordel gaf de deugd van kuische min
+ En trouw aan wie haar omhad, iedereen,
+ Maar elk die sloeg verboden wegen in
+ Kon hem niet dragen om het middel heen,
+ Dan ging hij los of scheurd' ook wel van een.
+
+ Faerie Queene (Spenser).
+
+
+De dwergen maakten ook het mythische zwaard Tyrfing, dat ijzer en
+steen kon doorsnijden en dat zij aan Angantyr gaven. Dit zwaard,
+evenals dat van Frey, vocht uit zich zelf en kon niet in de scheede
+gestoken worden, nadat het eens was getrokken, voordat het bloed
+had geproefd. Angantyr was zóó trotsch op dit wapen, dat het met hem
+begraven werd; maar zijn dochter Hervor bezocht zijn grafmonument te
+middernacht, sprak tooverformulieren uit en noodzaakte hem uit zijn
+graf op te staan en haar het kostbare zwaard te geven. Zij voerde het
+dapper en het werd later het eigendom van een anderen der Noorsche
+helden.
+
+Een ander beroemd wapen, dat volgens de overlevering door de dwergen in
+Oostelijke landen gesmeed werd, was het zwaard Angurvadel, dat Frithiof
+kreeg als een deel der erfenis van zijn vaderen. Zijn gevest was van
+geslagen goud, en op het staal waren runen gegrift die onzichtbaar
+waren, totdat het in den oorlog gezwaaid werd, wanneer zij rood
+vlamden als de kam van den vechtenden haan.
+
+
+ De held was verloren
+ Die vond in een nachtelijk gevecht dit zwaard met z'n vurige runen,
+ Wijd in het rond beroemd, het kostlijkst der zwaarden van
+ 't Noorden.
+
+ Tegnér's Frithiof.
+
+
+
+Het weggaan van de dwergen.
+
+De dwergen waren over het algemeen vriendelijk en hulpvaardig, soms
+kneedden zij brood, maalden meel, brouwden bier, verrichtten tallooze
+huiselijke werkzaamheden en dorschten het koren voor de boeren. Als zij
+echter slecht behandeld werden of belachelijk gemaakt, verlieten deze
+kleine wezens het huis en kwamen nooit weerom. Toen de oude goden niet
+meer aangebeden werden in de noordelijke landen, trokken de dwergen
+zich geheel uit de streek terug, en een veerman vertelt hoe hij gehuurd
+was door een geheimzinnig persoon om zijn boot op zekeren nacht heen
+en weer over de rivier te sturen, en bij iederen tocht was zijn schip
+zóó vol geladen met onzichtbare passagiers dat het bijna zonk. Toen
+zijn nachtelijke arbeid gedaan was, kreeg hij een rijke belooning, en
+zijn klant zeide hem dat hij de dwergen over de rivier had gebracht,
+daar zij het land voor goed verlieten wegens het ongeloof van het volk.
+
+
+
+Ondergeschoven kinderen.
+
+Volgens het populair bijgeloof trachtten de dwergen, die ijverzuchtig
+waren op de forschere gestalte van den mensch, dikwijls hun geslacht te
+verheffen door menschelijke vrouwen te veroveren of door ongedoopte
+kinderen te stelen, en hun eigen kroost in plaats er van aan de
+menschelijke moeder ter zooging te geven. Deze dwergkinderen waren
+kenbaar aan hun kleine en schamele gestalte. Om haar eigen kind terug
+te krijgen en zich van het ondergeschovene te ontdoen, moest een vrouw
+bier in eierschalen brouwen of de zolen van de voeten van het kind met
+vet insmeren en ze zóó dicht bij de vlammen houden dat de dwergouders,
+aangetrokken door de wanhopige kreten van hun kroost, zich haastten
+hun eigen kind op te eischen en het gestolene weerom te geven.
+
+Men zeide, dat de troll-vrouwen de macht hadden zich te veranderen in
+Mara's of nachtmerries en te kwellen ieder dien zij wilden; maar als
+het slachtoffer er in slaagde het gat te stoppen, waardoor een Mara
+zijn kamer binnendrong, was zij geheel aan zijn genade overgeleverd en
+hij kon haar zelfs noodzaken hem te trouwen als hij dit verkoos. Een
+vrouw, die dus verkregen was, moest blijven zoolang de opening,
+waardoor zij in het huis gekomen was, was gesloten, maar als de prop
+was verwijderd hetzij bij toeval of met opzet, vluchtte zij dadelijk
+en kwam nooit weerom.
+
+
+
+De Troll-pieken.
+
+Natuurlijk zijn de overleveringen aangaande het kleine volkje overal
+in het Noorden veelvuldig, en vele plaatsen zijn verbonden met hun
+herinnering. De welbekende Troll-pieken (Trold-Tindterne) in Noorwegen
+zijn, zegt men, het tooneel van een strijd tusschen twee troepen
+dwergen, die in de hevigheid van het gevecht er niet op letten dat
+de zon opging, met het gevolg, dat zij in kleine rotspunten veranderd
+werden, die op de kammen van den berg duidelijk zichtbaar zijn.
+
+
+
+Een gissing.
+
+Sommige schrijvers hebben de gissing gewaagd, dat de dwergen, die
+zoo dikwijls in de oude sagen en feeënvertellingen genoemd worden,
+misschien de Phoenicische mijnwerkers waren, die, in de kool-,
+ijzer-, koper-, goud- en tinmijnen van Engeland, Noorwegen, Zweden
+enz. werkend, gebruik maakten van den eenvoud en de lichtgeloovigheid
+der oorspronkelijke bewoners en hen wijs maakten dat zij behoorden
+tot een bovennatuurlijk ras en altijd onder den grond woonden, in een
+gebied dat Svart-alfa-heim, of de woonplaats der zwarte elven heette.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXV: DE ELVEN.
+
+
+Het gebied der Elven.
+
+Behalve de dwergen was er een andere talrijke klasse van kleine wezens,
+Lios-alfan, licht- of witte elven geheeten, die het gebied der lucht
+tusschen den hemel en de aarde bewoonden, en in het algemeen geregeerd
+werden door den beschermgod Frey uit zijn paleis Alf-heim. Zij
+waren lieflijke, weldoende schepselen, zóó zuiver en onschuldig dat,
+volgens sommigen, hun naam was afgeleid van denzelfden wortel als
+het Latijnsche woord "wit" (albus) die, in een gewijzigden vorm,
+gegeven werd aan de met sneeuw bedekte Alpen, en aan Albion (Engeland)
+wegens zijn witte kalkrotsen, die men uit de verte kan zien.
+
+De elven waren zóó klein, dat zij onzichtbaar konden rondzweven,
+terwijl zij over de bloemen, vogels en vlinders waakten, en daar zij
+hartstochtelijk verzot waren op dansen, gleden zij dikwijls op de aarde
+neer op een maanstraal om te dansen op het groen. Elkaar bij de hand
+houdend, dansten zij in cirkels en maakten daarbij "elvenkringen",
+die men kon onderscheiden door het dieper groen en de grootere
+weelderigheid van het gras, dat hun kleine voeten hadden gedrukt.
+
+
+ Vroolijk' elven, voeten strekkend
+ Op muziek uit hooge lucht,
+ Groene ring op heigrond trekkend,
+ Dansen vlot met blij gerucht.
+
+ Sir Walter Scott.
+
+
+Als een sterveling in het midden van een dezer elvenkringen stond,
+kon hij, volgens het populair geloof in Engeland, de feeën zien en
+hun gunst verwerven; maar de Skandinaviërs en Teutonen beweerden,
+dat de ongelukkige mensch sterven moest. Ter illustratie van dit
+bijgeloof wordt verteld hoe Sir Olaf, die ter bruiloft reed, door
+de elven in hun kring werd gesloten. Den volgenden dag waren zijn
+vrienden in plaats van vroolijk ter bruiloft te gaan, getuigen van
+een drievoudige uitvaart, want zijn moeder en zijn bruid stierven ook,
+toen zij zijn zielloos lichaam zagen.
+
+
+ Heer Olaf reed uit, eer de nacht was gegaan
+ En kwam bij het dansende elvenvolk aan,
+ De dans is zoo vroolijk,
+ Zoo vroolijk in 't woud.
+
+ En 's anderen morgens eer 't zonlicht was rood,
+ Vond men in zijn huis drie gestrekt in den dood.
+ De dans is zoo vroolijk,
+ Zoo vroolijk in 't woud.
+
+ Heer Olaf het eerst, dan zijn jeugdige bruid,
+ Zijn moeder--zij hield het van jammer niet uit.
+ De dans is zoo vroolijk,
+ Zoo vroolijk in 't woud.
+
+ Meester Olaf en de Elvendans.
+
+
+
+De Elvendans.
+
+Deze elven waren ook geestdriftige musici en hadden vooral genot in een
+zekere melodie, die als de elvendans bekend was, en zóó onweerstaanbaar
+was dat niemand ze kon hooren en zijn danslust bedwingen. Als een
+sterveling, die de melodie hoorde, het waagde ze na te doen, merkte
+hij plotseling, dat hij niet kon ophouden en verder en verder moest
+spelen, totdat hij van uitputting stierf, tenzij hij handig genoeg
+was om de melodie achterstvoren te spelen of iemand zoo goed was de
+snaren van zijn viool te breken. Zijn hoorders, die moesten dansen
+zoolang de tonen aanhielden, konden slechts ophouden als deze zwegen.
+
+
+
+De dwaallichtjes.
+
+In de middeleeuwen waren de dwaallichtjes in het Noorden bekend als
+elvenlichten, want deze kleine geesten, vooronderstelde men, deden
+de reizigers verdwalen, en het volksbijgeloof hield het er voor,
+dat de dwaallichtjes de rustelooze geesten van moordenaars waren,
+die tegen hun wil werden gedwongen naar het tooneel hunner misdaden
+terug te keeren. Als zij elken nacht hierheen gingen, zoo vertelde
+men, herhaalden zij norsch met iederen stap: "Het is goed", maar als
+zij terugkwamen herhaalden zij droevig: "Het is verkeerd".
+
+
+
+Oberon en Titania.
+
+In latere tijden heette het, dat de feeën of elven geregeerd werden
+door den koning der dwergen, die een onderaardsche geest was en als
+een demon beschouwd werd en wellicht de toovermacht bezat, door de
+zendelingen aan den god Frey ontweldigd. In Engeland en Frankrijk
+werd de koning der feeën Oberon genoemd; hij regeerde het feeënland
+met zijn koningin Titania, en de grootste feesten op aarde werden in
+Midzomernacht gehouden. Dan kwamen al de feeën rondom hem samen en
+dansten zoo vroolijk.
+
+
+ Viert dan, blij als vogel, feest,
+ Iedere elf en toovergeest
+ Zingen saam in harmonie,
+ Dansen op de melodie.
+
+ Midzomernachtsdroom (Shakespeare).
+
+
+
+Alf-blot.
+
+In Scandinavië en Duitschland werden aan de elven offers gebracht
+om ze gunstig te stemmen. Deze offers bestonden in een klein dier,
+of een schotel honig en melk, en waren bekend als Alf-blot. Zij
+kwamen veel voor, totdat de zendelingen het volk leerden dat de elven
+slechte demonen waren; toen werden zij op de engelen overgebracht,
+die men lang smeekte om de vrienden der menschen te zijn en die
+gunstig gestemd werden door dezelfde gaven.
+
+Vele elven, meende men, leefden en stierven met de boomen en planten
+waarvoor zij zorgden, maar deze mos-, woud- of boommaagden waren
+bijzonder schoon als men ze van voren, maar hol als een trog, wanneer
+men ze van achteren zag. Zij komen in vele volksvertellingen voor als
+welwillende en hulpvaardige geesten, want zij hielpen de stervelingen
+gaarne en traden gaarne in vriendschappelijke verhoudingen tot hen.
+
+
+
+Beelden op deurposten.
+
+In Scandinavië werden de elven, beide lichte en donkere, vereerd als
+huisgodheden, en hunne beelden werden gesneden op de deurposten. De
+Noormannen, die van huis werden gedreven door de tirannie van
+Harald Harfager in 874, namen hun besneden deurposten met zich
+op hunne schepen mee. Dergelijke snijwerken, die beelden van de
+goden en helden bevatten, versierden de pilaren van hun hooge
+zetels, die zij ook meenamen. De ballingen toonden hun vertrouwen
+in hunne goden doordat zij deze houten beelden overboord wierpen,
+toen zij de kusten van IJsland naderden en zich neerzetten, waar de
+golven de posten heendroegen, al scheen ook de plaats nauwelijks de
+meest begeerlijke. "Zoo droegen zij met zich mede den godsdienst,
+de poëzie en de wetten van hun ras, en op het verlaten vulkanisch
+eiland bewaarden zij deze herinneringen honderden jaren onveranderd,
+terwijl andere Teutonische volken langzamerhand den invloed ondergingen
+van hun omgang met de Romeinsche en Byzantijnsche Christenheid". Deze
+herinneringen, zorgvuldig bewaard door Saemund den geleerde, vormen de
+Oudere Edda's, het meest waardevolle overblijfsel van de Oud-Noorsche
+letterkunde, zonder hetwelk wij betrekkelijk weinig van den godsdienst
+onzer voorvaderen zouden weten.
+
+De sagen vertellen dat de eerste vestigingen in Groenland en Vinland op
+dezelfde wijze plaats hadden, terwijl de Noormannen namelijk landden
+waar hunne huisgoden aan de kust dreven.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXVI: DE SIGURD SAGA.
+
+
+Het begin van het verhaal.
+
+Terwijl het eerste deel van de Oudere Edda bestaat uit een verzameling
+allitereerende gedichten, die de schepping der wereld beschrijven
+en de avonturen van de goden en hun eventueelen ondergang, en een
+volledige uiteenzetting geeft van de Noorsche zedewet, bevat het
+tweede deel een reeks heldenliederen die de ondernemingen van het
+Volsunggeslacht beschrijven, en vooral van hun representatief hoofd,
+Sigurd, den geliefden held van het Noorden.
+
+
+
+De Volsunga Saga.
+
+Deze liederen vormen den grondslag van het groote Scandinavische
+heldendicht, de Volsunga Saga, en hebben niet alleen de stof geleverd
+voor het Nibelungenlied, het Germaansche epos, en voor tallooze
+volksvertellingen, maar ook voor Wagners beroemde opera's, Het
+Rijngoud, De Walküren, Siegfried en De Godenschemering. In Engeland
+heeft William Morris hun den vorm gegeven die zij waarschijnlijk
+zullen behouden in onze letterkunde, en uit dit groote epische gedicht
+citeeren wij in dit hoofdstuk, daar wij het verkiezen boven uittreksels
+uit de Edda.
+
+
+
+Sigi.
+
+De geschiedenis van de Volsungs begint met Sigi, een zoon van Odin,
+een machtig man, en over het algemeen geëerd, totdat hij iemand uit
+ijverzucht vermoordde, omdat de laatste meer buit maakte, toen zij
+samen op jacht waren. Wegens deze misdaad werd Sigi uit zijn eigen
+land verdreven en vogelvrij verklaard. Maar het schijnt dat hij niet
+geheel Odins gunst had verbeurd, want de god voorzag hem nu van een
+goed toegerust schip en een aantal dappere volgelingen en beloofde
+hun dat de overwinning hen altijd zou vergezellen.
+
+Zoo, door Odin geholpen, werden de strooptochten van Sigi een schrik
+voor zijne vijanden, en ten slotte veroverde hij het schitterende
+rijk van de Hunnen en regeerde vele jaren als machtig vorst. Maar op
+hoogen leeftijd veranderde zijn geluk. Odin liet hem in den steek,
+de familie van zijn vrouw overviel hem en hij werd vermoord in een
+verraderlijk gevecht.
+
+
+
+Rerir.
+
+Zijn dood werd echter spoedig gewroken, want Rerir, zijn zoon, die
+terugkwam van een expeditie, waardoor hij op dien tijd uit het land
+was geweest, bracht de moordenaars ter dood als zijn eerste daad toen
+hij den troon beklom. De regeering van Rerir werd gekenmerkt door
+alle teekenen van voorspoed, maar zijn liefste wensch, een zoon,
+die hem zou opvolgen, bleef vele jaren onvervuld. Eindelijk echter
+besloot Frigga zijn standvastig gebed te verhooren en den erfgenaam,
+dien hij verlangde, te beloven. Zij zond dus haar snelle bodinne Gna,
+of Liod, met een wonderkrachtigen appel, dien zij in zijn schoot liet
+vallen toen hij alleen op den heuvelkant zat. Opkijkend herkende Rerir
+de gezante der godin en haastte zich vol vreugde naar huis om met
+zijn vrouw van den appel te eten. Het kind, dat te zijner tijd werd
+geboren onder deze gunstige omstandigheden, was een aardige kleine
+jongen. Zijn ouders noemden hem Volsung, en terwijl hij nog maar een
+kind was, stierven zij beiden en de knaap werd heer van dat land.
+
+
+
+Volsung.
+
+De jaren gingen voorbij en Volsungs rijkdom en macht namen steeds
+toe. Hij was de fierste leider en verzamelde vele dappere soldaten
+om zich heen. Vaak dronken zij zijn meede onder den Branstock, een
+grooten eik, die midden in zijn hal stond en het dak doorboorde en
+het geheele huis overschaduwde.
+
+
+ En als in al and're dingen 't was een huis als geen er is,
+ Aan den muur hingen schoone schilden, van den roem getuigenis,
+ En van binnen zag men 't mooiste, een wonder, roemrijk ding,
+ Want uit den vloer in het midden van de hal een boom opging,
+ Die spreidde zijn zegen over het dak en omkranste het wijd
+ Met de glorie van elken zomer en de bloesems van den tijd.
+
+
+Tien sterke zonen werden Volsung geboren, en een dochter, Signy,
+vervroolijkte zijn huis. Zóó lieflijk was dit meisje dat, toen zij
+den huwbaren leeftijd bereikte, vele vrijers naar hare hand dongen,
+onder welken was Siggeir, de koning van de Gothen, die ten slotte
+Volsungs toestemming kreeg, ofschoon Signy hem nooit had gezien.
+
+
+
+Het trouwen van Signy.
+
+Toen de trouwdag kwam en de bruid den haar bestemden man zag,
+schrikte zij met smart terug, want zijn nietige gestalte en loerende
+blikken contrasteerden onaangenaam met de flinke figuren en open
+gelaatstrekken harer broeders. Maar het was te laat om zich terug te
+trekken--de eer der familie stond op het spel--en Signy verborg met
+zóó goed gevolg haar afkeer, dat niemand behalve haar tweelingbroeder
+Sigmund vermoedde, met welke tegenzin zij Siggeirs vrouw werd.
+
+
+
+Het zwaard van Branstock.
+
+Terwijl het trouwfeest aan den gang was en de vreugde op het
+hoogst, werd de ingang van de hal plotseling verdonkerd door de
+rijzige gestalte van een éénoogig man, die dicht was gewikkeld in
+een mantel van wolkenblauw. Zonder een woord te spreken of naar
+iemand in de vergadering te zien, stapte de vreemdeling naar den
+Branstock en stak een schitterend zwaard tot het gevest toe in zijn
+grooten stam. Toen, zich langzaam omkeerend keek hij de verschrikte
+en zwijgende vergadering aan en verklaarde dat het wapen voor den
+krijgsman zou zijn die het uit zijn eiken scheede zou kunnen trekken,
+en dat het hem de overwinning zou verzekeren in ieder gevecht. Nadat
+hij had uitgesproken, ging hij weg zooals hij gekomen was en verdween,
+terwijl hij in de harten van allen de overtuiging achterliet, dat Odin,
+de koning van de goden, in hun midden was geweest.
+
+
+ Zoo zoet klonken zijn woorden, zoo wijs ook al zijn reên,
+ Dat ieder zat te zwijgen, bewegen durfde geen,
+ Zoo doet in schoone droomen, die niet ontwaken wou.
+ Maar na zijn spreken ging hij weer weg uit Volsungs bouw,
+ En geen dorst hem iets vragen of volgen op zijn pad.
+ Zij wisten, het was Odin, van hem dit zwaard, die schat.
+
+
+Volsung was de eerste die weer kon spreken, en zijn eigen recht om
+het eerst zijn kunst te beproeven opgevend, noodigde hij Siggeir, uit
+de eerste poging te wagen, om het goddelijke wapen uit den boomstam
+te trekken. De bruidegom trok en spande zich krachtig in, maar het
+zwaard bleef stevig vast in den eik en hij ging weer zitten met een
+teleurgesteld gezicht. Toen beproefde Volsung het met hetzelfde
+gevolg. Het wapen was blijkbaar niet voor een hunner bestemd, en
+de jonge Volsungprinsen werden vervolgens uitgenoodigd hun kracht
+te beproeven.
+
+
+ 'k Wou zonen die ik minde, komt nu, beproeft uw kracht,
+ Dat Odin niet vertelle, hoe hij hier zwierf op aard
+ En hij den niet bedoelde wel geven moest zijn zwaard.
+
+
+
+Sigmund.
+
+De negen oudste zonen hadden even weinig succes; maar toen Sigmund,
+de tiende en de jongste, zijn sterke jonge hand op den greep legde,
+gaf het zwaard gemakkelijk op zijn aanraking mee, en hij trok het
+triomfantelijk uit den stam alsof het slechts in zijn scheede had
+gezeten.
+
+
+ Ten laatste stond bij den Branstock jonge Sigmund, Volsungs zoon,
+ Zijn rechter, in 't strijden geoefend, greep het zwaard, dat Odin
+ er liet,
+ 't Ging of het hem niets kon schelen, of hij telde voor niet,
+ Toen, plots, van den grond tot den dakspar, een luid geroep
+ weerklonk.
+ Want zie in de hand van Sigmund, het naakte lemmer blonk,
+ Toen over zijn hoofd hij het zwaaide; want het staal was losgeraakt
+ Uit den greep in het hart van den Branstock, of het niet er
+ was vastgemaakt.
+
+
+Bijna alle aanwezigen waren verheugd over het succes van den jongen
+prins; maar Siggeirs hart was met nijd vervuld, en hij wilde het wapen
+hebben. Hij bood aan het te koopen van zijn jongen zwager, maar Sigmund
+wilde er tot geen prijs afstand van doen, zeggend, dat het duidelijk
+was dat het wapen door hem moest gedragen worden. Deze weigering
+beleedigde Siggeir zóó, dat hij heimelijk besloot de trotsche Volsungs
+uit te roeien, en het goddelijk zwaard te bemachtigen, terzelfder
+tijd waarop hij zijn haat jegens zijn nieuwe verwanten koelde.
+
+Zijn spijt verbergend keerde hij zich tot Volsung en noodigde hem
+hartelijk uit zijn hof een maand later te bezoeken, samen met zijn
+zonen en verwanten. De uitnoodiging werd onmiddellijk aangenomen,
+en ofschoon Signy, die iets kwaads vermoedde, haren vader heimelijk
+opzocht, terwijl haar man sliep en hem smeekte zijn belofte in te
+trekken en thuis te blijven, wilde hij er niet van weten zijn gegeven
+woord terug te nemen en zoo vrees te toonen.
+
+
+
+Siggeirs verraad.
+
+Eenige weken na de terugkomst van het bruidspaar, kwamen dus Volsungs
+goed bemande schepen in het gezicht van Siggeirs kusten. Signy had
+angstig uitgekeken, en toen zij ze bemerkte, haastte zij zich naar
+de kust om hare verwanten te smeeken niet te landen, terwijl zij
+ze waarschuwde dat haar man verraderlijk een hinderlaag had gelegd,
+waaraan zij niet levend konden ontsnappen. Maar Volsung en zijn zonen,
+die geen gevaar kon verschrikken, zeiden haar kalm, dat zij moest
+terugkeeren naar het paleis van haar echtgenoot en, hun wapenen
+aandoende, stapten zij fier aan land.
+
+
+ En zacht kuste haar Volsung: "'t Spijt mij voor u, mijn schat.
+ Maar d'aard heeft het vernomen, wat 'k ongeboren bad,
+ Hoe 'k nooit mij af zou keeren van zwaard of gif of vuur,
+ En 'k heb dat woord gehouden--zal 't anders zijn dit uur?
+ En zie op deez' uw broed'ren, wat zijn zij groot en fier,
+ Wilt gij dat hen bespotten de meisjes (als dit hier
+ Behoort tot het verleden) omdat zij vreesden 't lot?
+ Laat ons wat plicht is werken en oogsten roem voor spot,
+ En als de Nornen willen dat Volsungs huis bezwijk',
+ 'k Weet dat de daad niet omkomt, de naam duurt sterk en rijk."
+
+
+Het gebeurde zooals Signy had gezegd, want op weg naar het paleis viel
+de dappere kleine schare in Siggeirs hinderlaag, en, ofschoon zij met
+heldenmoed vochten, werden zij zóó overweldigd door het grooter getal
+hunner vijanden, dat Volsung werd vermoord en al zijne zonen gevangen
+genomen. De jonge mannen werden geboeid gebracht in de tegenwoordigheid
+van den lafhartigen Siggeir, die geen deel aan het gevecht had genomen,
+en Sigmund werd genoodzaakt zijn kostbaar zwaard af te staan, waarop
+hij en zijn broeders ter dood veroordeeld werden.
+
+Signy, het wreede vonnis hoorend, kwam te vergeefs voor hare broeders
+op; al wat zij door hare gebeden en overredingen kon verkrijgen was,
+dat zij zouden worden geketend aan een omgevallen eik in het woud, om
+van honger en dorst om te komen als de wilde beesten hen spaarden. Dan,
+opdat zij hare broeders niet zou opzoeken en helpen, sloot Siggeir zijn
+vrouw in het paleis op, waar zij dag en nacht nauwkeurig werd bewaakt.
+
+Elken morgen vroeg zond Siggeir zelf een bode in het woud om te
+zien of de Volsungs nog leefden, en elken morgen kwam de man weerom,
+zeggende dat een monster 's nachts was gekomen en een van de prinsen
+had verslonden, niets dan zijn beenderen overlatend. Ten slotte, toen
+niemand dan Sigmund in leven was, dacht Signy een plan uit, en zij
+kreeg van een harer dienaren gedaan dat deze wat honig in het woud
+bracht en dien over het gezicht en den mond van haar broeder smeerde.
+
+Toen het wilde beest dien nacht kwam, aangetrokken door den geur
+van den honing, likte het Sigmunds gelaat, en stak zelfs zijn tong
+in zijn mond. Zijn tanden er op vastklemmend hield Sigmund, zwak en
+gewond als hij was, het dier beet, en in zijn wilde worsteling vielen
+zijn boeien af, en hij slaagde er in het roofdier te vermoorden dat
+zijn broeders verslonden had. Toen verdween hij in het woud, waar
+hij verborgen bleef totdat de bode van den koning als gewoonlijk was
+gekomen, en totdat Signy, uit de gevangenschap bevrijd, naar het woud
+kwam om over de overblijfselen van hare verwanten te weenen.
+
+Hare diepe smart ziende en wetend dat zij geen deel had gehad aan
+Siggeirs wreedheid, sloop Sigmund uit zijn schuilplaats en troostte
+haar zoo goed als kon. Samen begroeven zij toen de bleekende beenderen,
+en Sigmund zwoer een plechtigen eed dat hij het onrecht, zijn geslacht
+aangedaan, zou wreken. Deze gelofte vond groote instemming bij Signy,
+die echter haar broeder verzocht een gunstigen tijd af te wachten
+en beloofde hem hulp te zullen zenden. Toen scheidden de broeder en
+zuster neerslachtig, zij om weer te keeren tot haar gehaat paleis,
+en hij naar een verwijderd deel van het woud, waar hij een kleine
+hut bouwde en het beroep van smid uitoefende.
+
+
+ En Signy weende stil,
+ Toen zij ging van den laatsten der haren; toch weende zij gansch
+ niet meer
+ Als zij was aan het hof van Siggeir, en zoo lieflijk als weleer
+ Scheen haar blik in aller oogen, en niets deed kennen haar rouw,
+ Noch haar vrees, noch eenig begeeren; geen die kon zeggen in trouw,
+ Dat zij ooit sinds dat uur heeft gelachen totdat haar sterfuur
+ kwam.
+
+
+
+Signy's Zonen.
+
+Siggeir nam nu bezit van het Volsungrijk en gedurende de eerste paar
+jaren sloeg hij trotsch het opgroeien van zijn oudste zoon gade, dien
+Signy heimelijk naar haar broeder zond toen hij tien jaar oud was,
+opdat Sigmund het kind zoover mocht brengen, dat hij hem zou helpen in
+zijn wraakoefening als hij dit zou blijken te verdienen. Sigmund nam
+met tegenzin de opdracht aan; maar zoodra hij den jongen op den proef
+had gesteld, vond hij dat hij gebrek aan moed had en zond hem dus òf
+terug naar zijn moeder, òf, zooals sommige overleveringen verhalen,
+vermoordde hem.
+
+Eenigen tijd hierna werd de tweede zoon van Signy, met hetzelfde doel
+in het bosch gezonden, maar Sigmund merkte, dat hij even weinig moed
+had. Blijkbaar zou niemand anders dan een Volsung van onvervalschten
+bloede geschikt zijn voor het grimmige werk der wraak, en Signy,
+dit begrijpend, besloot een misdaad te begaan.
+
+
+ En zij mompelde eens in het donker: "Waar was dan het oud refrein
+ Dat de goden tweelinggeboren het dochten geen kwaad te zijn
+ Te paren ten dienste der wereld, waaruit de Aesir ontsprong
+ En de Vanir en het Dwergkind en al wat op aarde gong?
+
+
+Haar besluit was genomen, en zij riep een schoone jonge heks en ruilde
+met haar van gestalte, waarna zij de diepten van het donkere woud
+opzocht en een schuilplaats zocht in Sigmunds hut. De Volsung ontdekte
+de vermomming van zijn zuster niet. Hij hield haar slechts voor de
+heks die zij scheen, en spoedig door haar coquetterie gewonnen maakte
+hij haar tot zijn vrouw. Drie dagen later verdween zij uit de hut, en,
+naar het paleis terugkeerend, nam zij hare oude gestalte weder aan,
+en toen zij daarop een zoon baarde, verheugde zij zich er over dat zij
+in zijn fieren blik en sterken bouw de belofte zag van een Volsungheld.
+
+
+
+Sinfiotli.
+
+Toen Sinfiotli, zooals het kind werd genoemd, tien jaar oud was,
+nam zij zelf een voorloopige proef van zijn moed door zijn kleed
+aan zijn huid vast te naaien, en het daarop plotseling af te rukken,
+en daar de dappere jongen geen spier vertrok maar luidkeels lachte,
+zond zij hem vol vertrouwen naar de hut in het bosch. Sigmund maakte
+spoedig aanstalten tot zijn gewone proefneming, en eer hij op zekeren
+dag de hut verliet, beval hij Sinfiotli meel uit een bepaalden zak
+te nemen en het te kneden en brood te bakken. Bij zijn thuiskomst
+vroeg Sigmund of zijn bevelen waren uitgevoerd. De knaap antwoordde
+doordat hij het brood toonde, en toen hij verder ondervraagd werd,
+bekende hij eenvoudig weg dat hij in het brood een groote adder had
+moeten kneden, die in het meel was verborgen. Verheugd te bespeuren
+dat de knaap voor wien hij een vreemde genegenheid voelde, met goed
+gevolg de proef had doorstaan die zijn broeders had afgeschrikt,
+stelde Sigmund hem er vrij van, het brood te eten, want ofschoon hij
+bestand was tegen den beet van een slang, kon hij niet, zooals zijn
+mentor, vergif gebruiken zonder er letsel van te ondervinden.
+
+
+ Want het verhaal der ouden verbaast de menschen zeer,
+ Dat Sigmund zoo was geschapen onder alle vorsten op aard.
+ Dat hij adders kon hanteeren en wat andren sterven baart,
+ En drinken vergif zonder letsel, maar zoo was Sinfiotli's bouw,
+ Dat een beet van kruipende dieren in 't geheel hem niet deren zou.
+
+
+
+De weerwolven.
+
+Sigmund begon nu Sinfiotli geduldig alles te leeren wat een krijgsman
+van het Noorden moest weten, en de twee werden weldra onafscheidelijke
+metgezellen. Op zekeren dag toen zij samen door het woud zwierven,
+kwamen zij aan een hut, waar zij twee mannen in diepen slaap
+vonden. Dicht bij hen hingen twee wolfshuiden, die onmiddellijk
+aangaven dat de vreemdelingen weerwolven waren, wien een wreede
+betoovering hun natuurlijke gedaante ontzegde, tenzij voor korten
+tijd. Door nieuwsgierigheid gedreven trokken Sigmund en Sinfiotli
+de wolfshuiden aan, en zij zwierven weldra, als wolven vermomd, door
+het woud, vermoordend en verslindend alles wat hun in den weg kwam.
+
+Zóó wolfsch was hun aard, dat zij weldra elkander aanvielen, en na een
+wild gevecht viel Sinfiotli, de jongste en zwakste, dood neer. Dit
+ongeluk bracht Sigmund tot bezinning, en hij bukte zich in wanhoop
+over zijn vermoorden metgezel. Op dit oogenblik zag hij twee wezels
+uit het bosch komen en elkander woedend aanvallen, totdat de een dood
+neerlag. De overwinnaar sprong toen in het kreupelhout om met een
+blad terug te komen, dat hij op de borst van zijn makker legde. Toen
+zag men een wonder gebeuren, want op de aanraking van het tooverkruid
+kwam het doode dier weer in het leven. Een oogenblik later liet een
+raaf die over hen heenvloog een dergelijk blad vallen aan Sigmunds
+voeten, en hij, begrijpend dat de goden hem wilden helpen, legde het
+op Sinfiotli, die te gelijker tijd weer levend werd.
+
+In vreeslijken angst dat zij elkander weer kwaad zouden doen, kropen
+Sigmund en Sinfiotli nu naar huis, en wachtten, tot de tijd van hun
+verlossing zou aanbreken. Tot hun groote verlichting vielen de huiden
+den negenden nacht af, en zij wierpen ze snel in het vuur, waar zij
+geheel verteerd werden, en de tooverkracht was voor goed gebroken.
+
+
+
+Sigmund en Sinfiotli door Siggeir gevangen genomen.
+
+Sigmund vertelde nu het verhaal van het hem aangedaan onrecht aan
+Sinfiotli, die zwoer dat, ofschoon Siggeir zijn vader was (want noch
+hij noch Sigmund wisten het geheim van zijn geboorte), hij hem in zijn
+wraakneming zou helpen. Bij het vallen van den avond dus vergezelde
+hij Sigmund naar de hal van den koning en zij traden ongezien binnen,
+terwijl zij zich in den kelder verborgen, achter de groote vaten
+bier. Hier werden zij ontdekt door Signy's twee jongste kinderen, die,
+terwijl zij met gouden ringen speelden, welke in den kelder rolden,
+plotseling tegen de mannen in hinderlaag aanliepen.
+
+Zij riepen luidkeels hun ontdekking aan hun vader en zijn gasten,
+maar eer Siggeir en zijn mannen de wapenen konden opvatten, nam Signy
+beide kinderen, sleepte ze in den kelder en beval haar broeder de
+kleine verraders te vermoorden. Sigmund wilde dit volstrekt niet doen,
+maar Sinfiotli sloeg hunne hoofden af eer hij zich keerde tegen de
+aanvallers, die nu op hem aankwamen.
+
+In weerwil van alle pogingen vielen Sigmund en zijn dappere jonge
+makker in handen van de Gothen, waarop Siggeir hen veroordeelde levend
+begraven te worden in denzelfden wal, met een steenen afscheiding
+tusschen hen, zoodat zij elkander noch konden zien noch aanraken. De
+gevangenen werden dus in hun levend graf opgesloten, toen Signy kwam
+met een bos stroo, dien zij aan Sinfiotli's voeten mocht werpen, want
+de Gothen dachten dat hij enkel eenige proviand bevatte, dat zijn
+doodstrijd zou kunnen verlengen, zonder dat het hem hielp ontsnappen.
+
+Toen alles stil was, maakte Sinfiotli de schoof open, en groot was
+zijn vreugde, toen hij in plaats van brood het zwaard vond dat Odin aan
+Sigmund gegeven had. Wetende dat niets het scherpe staal van dit mooie
+wapen kon afstompen of breken, stootte Sinfiotli het door de steenen
+afscheiding, en, geholpen door Sigmund, slaagde hij er in, een opening
+te maken en ten slotte bewerkten beiden hun ontvluchting door het dak.
+
+
+ Toen in de donkre diepten stond koning Sigmund hoog,
+ En met zijn naakte hand hij het oorlogszwaard bewoog;
+ Zij trokken 't Godsgeschenk met moeite heen en weer,
+ Sigmund, Sinfiotli zaagde, de steen, gekloofd, viel neer;
+ Toen kusten zij elkander, zij hieuwen met veel kracht,
+ Tot door de open spleten hun scheen de winternacht,
+ Toen sprongen z' uit met vreugde, zij hadden reeds verstaan,
+ Eer zij 't elkander zeiden, waarheen zij zouden gaan.
+
+
+
+Sigmunds wraak.
+
+Zoodra zij vrij waren, keerden Sigmund en Sinfiotli naar de hal
+van den koning terug, hoopten er ontbrandbare stoffen om heen op en
+staken die massa in brand. Toen stelden zij zich op aan beide kanten
+van den ingang en beletten allen behalve de nonnen den doortocht. Zij
+bezwoeren Signy met luider stem te ontsnappen eer het te laat was,
+maar zij begeerde niet te leven, en toen zij in den ingang kwam tot een
+laatste omhelzing, vond zij gelegenheid om het geheim van Sinfiotli's
+geboorte te verraden, waarop zij terug in de vlammen sprong en met
+de overigen omkwam.
+
+
+ En koning Siggeirs dakboom dreigde laatste val,
+ De muren stortten samen, en wat was arm en kleen
+ Vermengde nu de vuurdood met 's konings kostbaarheen.
+
+
+
+Helgi.
+
+De lang beraamde wraak wegens het vermoorden van de Volsungs dus
+volvoerd hebbende, ging Sinfiotli, die voelde dat hem nu niets
+terughield in het land van de Gothen, scheep, en keerde weerom naar
+Hunnenland, waar hij hartelijk welkom geheeten werd tot den zetel
+der heerschappij onder de schaduw van zijn voorvaderlijken boom, den
+fieren Branstock. Toen zijn gezag volkomen was gevestigd, trouwde
+Sigmund Borghild, een schoone prinses, die hem twee zonen schonk,
+Hamond en Helgi. De tweede kreeg bezoek van de Nornen toen hij in
+zijn wieg lag, en zij beloofden hem een rijk onthaal in het Valhalla,
+als zijn aardsche loopbaan zou zijn geëindigd.
+
+
+ De vrouw was schoon en lieflijk en schonk hem kroost, geëerd,
+ Zij heetten Hamond en Helgi, en, toen zij Helgi had,
+ Verschenen aan zijn wiegje de Nornen met veel schat,
+ Zij hebben hem Zonneheuvel, Scherpzwaard en Ringland genoemd,
+ En zeiden dat hij zou worden groot en onder vorsten beroemd.
+
+
+Noorsche koningen vertrouwden de opvoeding hunner zonen meestal aan
+een vreemdeling toe, want zij dachten dat zij zoo minder toegeeflijk
+behandeld zouden worden dan thuis. Dienovereenkomstig werd Helgi
+opgevoed door Hagal, en onder diens leiding werd de jonge vorst
+zóó moedig, dat hij, toen hij vijftien jaar was, zich alleen in de
+hal van Hunding waagde, met wiens geslacht zijn familie in twist
+was. Zonder letsel en onherkend kwam hij door de hal en liet een
+onbeschaamde boodschap achter, die Hunding zóó vertoornde dat hij
+onmiddellijk er op uitging om den brutalen jongen prins te vervolgen,
+dien hij nazette tot het huis van Hagal. Om veilig te zijn had Helgi
+zich als een dienstmeisje toegerust en was bezig koren te malen alsof
+dit zijn gewone werk was. De vervolgers verbaasden zich eenigszins
+over de forsche gestalte en de gespierde armen van het meisje, maar
+vertrokken niettemin zonder te vermoeden dat zij zoo dicht bij den
+held waren geweest dien zij zochten.
+
+Nadat hij zoo handig was ontsnapt, kwam Helgi bij Sinfiotli en, een
+leger op de been brengende, trokken de beide jonge mannen moedig tegen
+de Hundings op, tegen wie zij een groot gevecht leverden, waarover
+de Valkyren zweefden, wachtend om de verslagenen naar het Valhalla
+te brengen. Goedroen, een van de oorlogsmeisjes, werd zoo getroffen
+door den moed dien Helgi ten toon spreidde, dat zij hem openlijk
+zocht en beloofde zijn vrouw te zullen worden. Slechts een van het
+Hundinggeslacht, Dag, bleef in leven, en hij mocht vrij uitgaan,
+nadat hij beloofd had geen poging te zullen doen om den dood zijner
+bloedverwanten te wreken. Deze belofte werd echter niet gehouden, en
+Dag, Odins speer Gungnir in bezit gekregen hebbend, versloeg Helgi
+er verradelijk mede. Goedroen, die intusschen haar belofte om zijn
+vrouw te worden was nagekomen, schreide vele tranen over zijn dood,
+en sprak een plechtige vervloeking uit over zijn moordenaar; toen,
+hoorend van een harer meisjes dat haar vermoorde echtgenoot haar
+uit de diepte van het graf riep, trad zij zonder vrees den heuvel
+bij nacht binnen en vroeg hem teeder waarom hij riep en waarom zijn
+wonden na zijn dood bleven bloeden. Helgi antwoordde dat hij niet
+kon rusten wegens haar smart, en zeide dat voor elken traan, dien
+zij geschreid had, een druppel bloed moest vloeien.
+
+
+ Gij weent, goudglanzende!
+ Wreede tranen,
+ Zonlichte dochter van 't zuid!
+ Eer gij slapen gaat;
+ Elk valt bloedig
+ Op 's prinsen borst,
+ Nat, koud, pijnend,
+ Van droefenis zwaar.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Om de geest van haar geliefden man tot rust te brengen, hield Goedroen
+van dat oogenblik op met weenen, maar zij bleven niet lang gescheiden,
+want spoedig nadat de geest van Helgi over Bifröst had gereden en
+Valhalla was binnengegaan, om aanvoerder van de Einheriar te worden,
+kwam Goedroen bij hem, die, opnieuw als Valkyre, haar liefdevolle
+genegenheid tot hem keerde. Als zij op bevel van Odin zijn zijde
+verliet voor tooneelen van menschelijken strijd, was het om nieuwe
+recruten voor het leger te zoeken dat haar heer ten strijde moest
+voeren als Ragnarok, de godenschemering, komen zou.
+
+
+
+De dood van Sinfiotli.
+
+Sinfiotli, Sigmunds oudste zoon, stierf ook vroeg; want, nadat hij in
+een twist den broeder van Borghild had verslagen, besloot zij hem te
+vergiftigen. Twee malen ontdekte Sinfiotli de poging en vertelde zijn
+vader dat er vergif in den beker was. Twee malen ledigde Sigmund,
+wien geen vergif kon deren, den beker, en toen Borghild een derde
+poging deed, zeide hij Sinfiotli dat hij den wijn door zijn baard
+moest laten loopen. De bedoeling van zijns vaders woorden verkeerd
+verstaande, ledigde Sinfiotli den beker onmiddellijk en viel levenloos
+op den grond, want het vergif was van de meest doodelijke soort.
+
+
+ Hij dronk toen hij sprak het woord en het gif vloeide neder dan
+ In een kouden vloed over zijn hart, en dood viel de sterke man
+ Zonder stervensklacht tot besluit, noch met stervensblik die blonk
+ En de vloer van de hal des Volsungs dreunde toen neer hij zonk.
+ Toen hieven de ouden van dagen zich op met bitteren kreet,
+ En beurden het hoofd van het offer; geen durfde hooren van 't leed
+ Dat sprak uit zijn mond, ten minste wanneer hij woorden zei;
+ Ten ware die uitte Alvader toen Balder gestorven lei.
+ En weer als vóór den slag kwam, werd schemerig des Volsungs gewelf,
+ En weer scheen hij in de bosschen, waar hij sprak met zich zelf.
+
+
+Sprakeloos van smart nam Sigmund teeder het lichaam van zijn zoon
+in zijn armen, en schreed uit de hal naar de kust, waar hij zijn
+kostbaren last in een bootje legde dat een eenoogige bootsman op
+zijn roepen bracht. Hij zou zelf ook gaarne aan boord zijn gegaan,
+maar eer hij dit kon doen, stiet de bootsman af en het ranke vaartuig
+was uit het gezicht. De beroofde vader ging toen langzaam naar huis,
+troost puttend uit de gedachte dat Odin zelf gekomen was om den jongen
+held op te eischen en met hem "naar het westen" was geroeid.
+
+
+
+Hiordis.
+
+Sigmund zette Borghild als zijn vrouw en koningin tot straf voor
+haar misdaad af, en toen hij zeer oud was, dong hij naar de hand van
+Hiordis, een schoone jonge prinses, dochter van Eglimi, koning van
+de Eilanden. Deze jonge maagd had vele vrijers, o.a. koning Lygni
+van Hundings geslacht, maar zóó groot was Sigmunds roem, dat zij
+hem verheugd aannam en zijn vrouw werd. Lygni, de versmade vrijer,
+was zóó kwaad over deze beslissing, dat hij onmiddellijk een groot
+leger verzamelde en tegen zijn gelukkigen medeminnaar optrok, die,
+ofschoon overweldigd door de veel grootere schare, met den moed der
+wanhoop vocht. Uit de diepten van een bosch, dat het oorlogsterrein
+bestreek, wachtten Hiordis en haar maagd angstig het verloop van
+het gevecht af. Zij zagen Sigmund de dooden rondom zich ophoopen,
+want niemand kon hem weerstand bieden, totdat ten slotte een forsch,
+eenoogig krijgsman verscheen, en de hevigheid van het gevecht week
+voor den schrik door zijn aanwezigheid.
+
+Zonder een oogenblik te talmen richtte de nieuwe kampioen een hevigen
+slag op Sigmund, dien de oude held met zijn zwaard afwendde. De schok
+verbrijzelde het ongeëvenaarde zwaard, en ofschoon de vreemde aanvaller
+verdween zooals hij gekomen was, bleef Sigmund zonder verweer achter
+en werd spoedig door zijn vijanden doodelijk gewond.
+
+
+ Doch zie, door de haag van de lansen een sterke held aankwam,
+ Eenoogig en schijnbaar oud reeds, maar zijn aangezicht lichtt'
+ als een vlam,
+ Stralend grijs was z'n wambuis en wolkig blauw zijn hoed,
+ En hij droeg een groote helbaard, toen hij schreed door de pijlen
+ vol moed,
+ En stond tegenover Sigmund, zijn wapen geheven ten slag,
+ Nog eens om het hoofd van den Volsung men het Branstock's licht
+ glanzen zag
+ Het zwaard dat kwam van Odin, en Sigmunds wilde gerucht
+ Ging boven het woelen der krijgers op naar de hooge lucht.
+ Dan stieten op elkander de sneden bij Sigmunds stoot;
+ En in splinters viel ter aarde de brenger van angst en dood.
+ Maar veranderd was Sigmunds uitzicht en de moed verliet zijn blik
+ Want de grauwe sterke helper was weg, en tot zijn schrik
+ Drong d' ongebroken speerschacht op Volsungs leege hand
+ En velde neder Sigmund, het wonder van ieder land,
+ Op de krijgers, op de gewonden, die dien dag hij had neergeleid.
+
+
+Toen het gevecht nu was gewonnen, en het geheele Volsunggeslacht
+vermoord, haastte Lygni zich van het oorlogsveld om bezit te nemen
+van het koninkrijk en de schoone Hiordis te dwingen zijn vrouw te
+worden. Zoodra hij echter gegaan was kroop de schoone jonge koningin
+uit haar schuilplaats in het kreupelhout en zocht de plek waar Sigmund
+zoo goed als dood lag. Zij nam den gewonden held aan haar borst in
+een laatste hartstochtelijke omarming en luisterde toen onder tranen,
+terwijl hij haar zeide, de stukken van zijn zwaard te verzamelen, en
+ze zorgvuldig te bewaren voor hun zoon die--voorspelde hij--spoedig
+zou geboren worden, en die bestemd was zijns vaders dood te wreken
+en veel grooter te zijn dan hij.
+
+
+ 'k Heb eerlijk gewerkt voor de Volsungs en toch wist ik al te goed,
+ Dat een het zal voleinden die mij overtreft in moed:
+ Men zal de splinters smeden voor hem, het zal zijn mijn zoon
+ Die gedenkt wat ik heb vergeten en zet op mijn werken de kroon.
+
+
+
+Elf, de Viking.
+
+Terwijl Hiordis treurde over Sigmunds levenloos lichaam, waarschuwde
+haar dienstmeisje haar plotseling dat een bende Vikings naderde. Zij
+trokken zich nogmaals in het bosch terug, en de twee vrouwen
+verwisselden hare kleederen, waarop Hiordis het meisje beval vooruit
+te loopen en zich als de koningin te houden, en zoo gingen zij den
+viking Elf (Helfrat of Helferich) tegemoet. Elf ontving de vrouwen
+beleefd en haar verhaal van het gevecht wekte zóó zijn bewondering
+voor Sigmund op, dat hij de overblijfselen van den gevallen held
+eerbiedig naar een passende plaats liet brengen, waar zij met alle
+behoorlijke plechtigheden werden ter aarde besteld. Hij bood toen de
+koningin en haar meisje een veilig toevluchtsoord aan in zijn hal en
+zij vergezelden hem met vreugde over de zeeën.
+
+Daar hij van het eerste oogenblik af beider betrekkingen onderling
+betwijfeld had, nam Elf de eerste de beste gelegenheid te baat--nadat
+hij in zijn rijk was aangekomen--om een schijnbaar onbeduidende vraag
+te doen opdat hij de waarheid zoude weten. Hij vroeg de eene die
+zich voor koningin uitgaf, hoe zij wist dat het uur was gekomen om
+op te staan, wanneer de winterdagen kort waren en er geen licht was
+om het aanbreken van den morgen te melden, en zij antwoordde, dat,
+daar zij altijd gewoon was melk te drinken eer zij de koeien voerde,
+zij altijd dorstig wakker werd. Toen dezelfde vraag aan de werkelijke
+Hiordis werd gedaan, antwoordde zij, met even weinig nadenken,
+dat zij den morgen gekomen wist, omdat op dat uur de gouden ring,
+dien haar vader haar had gegeven, koud werd in haar hand.
+
+
+
+De geboorte van Sigurd.
+
+Toen de vermoedens van Elf dus bevestigd waren, vroeg hij de
+voorgewende dienstmaagd ten huwelijk, terwijl hij Hiordis beloofde voor
+haar kindje te zorgen, een belofte die hij edelmoedig nakwam. Toen
+het kind werd geboren, besprenkelde Elf het zelf met water--een
+plechtigheid die onze heidensche voorvaderen nauwgezet nakwamen--en gaf
+het den naam Sigurd. Toen het grooter werd, werd het als 's konings
+eigen zoon behandeld en zijn opvoeding werd toevertrouwd aan Regin,
+den wijsten der menschen, die alle dingen wist, zijn eigen lot zelfs
+niet uitgezonderd, want het was hem geopenbaard dat hij door de hand
+van een jongeling zou vallen.
+
+
+ Nog was er een dien de Helper in zijn woning bij zich had,
+ Baardloos en klein van gestalte, zijn gezicht gerimpeld en mat.
+ Zoo zeldzaam oud was Regin dat niemand zeggen kon,
+ Wanneer in vervlogen dagen in dit land hij te wonen begon.
+ Maar opgevoed had hij vorst Elf en den Helper, zeldzaam knap,
+ Ja en diens vaders vader, hij wist alle wetenschap
+ En was thuis in allerlei kunsten, behalve 't hanteeren van
+ 't zwaard.
+ Zoo zoet was hij in zijn spreken, dat elk dacht hem 't vertrouwen
+ waard.
+ Als zijn hand de harp bespeelde vermengde hij tonen van smart
+ Met tonen van groote vreugde; nooit was zijn vertelling verward,
+ De Meester aller Meesters in de kunst van den smid was hij,
+ Hij kon omgaan met wind en weder en stillen het golvengetij,
+ En niemand kon heelkunst hem leeren, want eer het geslacht was
+ gewrocht
+ En de generatie der menschen, had hij hun toekomst doorzocht.
+
+
+Onder dezen leidsman nam Sigurd dagelijks in wijsheid toe, totdat
+weinigen hem konden overtreffen. Hij was een meester in de smeedkunst
+en de kunst van allerlei runen te snijden; hij leerde talen, muziek
+en welsprekendheid; en werd eindelijk een wakker krijgsman, dien
+niemand kon overwinnen. Toen hij den manlijken leeftijd had bereikt,
+drong Regin hem den koning om een oorlogspaard te vragen, een verzoek
+dat dadelijk werd ingewilligd, en Gripir, de stalmeester, kreeg in
+opdracht hem te laten kiezen uit de koninklijke stallen het paard
+dat hij het mooist vond.
+
+Op zijn weg naar de weide waar de paarden aan het grazen waren,
+ontmoette Sigurd een eenoogige vreemdeling, gekleed in grijs en blauw,
+die den jongen man aansprak en hem vroeg de paarden in de rivier
+te jagen, en dat te kiezen hetwelk tegen den stroom met de grootste
+gemakkelijkheid op kon.
+
+Sigurd nam den raad verheugd aan, en toen hij de weide bereikte, dreef
+hij de paarden in den stroom die aan den eenen kant liep. Een van
+hen draafde, na hem overgestoken te zijn, de weide aan den overkant
+rond; en, zich in de rivier stortend, kwam het naar zijn vroegere
+weide terug, zonder eenige teekenen van vermoeienis te toonen. Sigurd
+aarzelde dus niet dit paard te kiezen, en hij gaf het den naam Grane
+of Grijssel. Het paard stamde af van Odins achtpootig paard Sleipnir,
+en behalve dat het buitengewoon sterk en onvermoeid was, was het even
+onbevreesd als zijn meester.
+
+Op een winterdag, toen Regin en zijn leerling bij het vuur zaten,
+sloeg de oude man zijn harp en op de wijze der Noorsche scalden zong
+of droeg hij voor, in het volgend verhaal, het verslag van zijn leven.
+
+
+
+De schat van den dwergkoning.
+
+Hreidmar, koning van het dwergvolk, was de vader van drie
+zonen. Fafnir, de oudste, was begiftigd met een dapper hart en een
+krachtigen arm; Otter, de tweede, met strik en net, en de macht om,
+als hij dat wilde, van gedaante te veranderen; en Regin, de jongste,
+met alle wijsheid en vlugheid van hand. Om den hebzuchtigen Hreidmar te
+believen maakte zijn jongste zoon hem een huis, bezet met schitterend
+goud en fonkelende edelsteenen en dit werd door Fafnir bewaakt,
+wiens vurige blikken en Aegishelm niemand durfde trotseeren.
+
+Nu gebeurde het dat Odin, Hoenir en Loki eens in menschelijke gedaante,
+op een van hun gewone tochten die zij deden om de harten van de
+menschen te bespieden, in het land kwamen waar Hreidmar woonde.
+
+
+ Bij de drie was de wijze Odin, de heer van die valt in den slag
+ En Loki, d' Albenijder, wien geen werk gelukken mag,
+ En Hoenir, de zondelooze die wrocht des menschen hoop
+ En zijn hart en zijn zielsverlangens, toen hij begon zijn loop,
+ De God die was in den voortijd en die later nog zal zijn
+ Als het nieuwe licht zal zenden over aard en zee zijn schijn.
+
+
+Toen de goden bij Hreidmars woning kwamen, bespeurde Loki een Otter
+die zich koesterde in de zon. Deze was niemand anders dan de tweede
+zoon van den koning, Otter, die nu bezweek voor Loki's gewone liefde
+tot vernieling. Het ongelukkige schepsel vermoordend wierp hij zijn
+levenloos lichaam over zijn schouders, denkende dat hij een goeden
+schotel zou geven als de tijd tot eten kwam.
+
+Loki haastte zich daarop om zijn makkers in te halen, en Hreidmars huis
+met hen binnentredend, wierp hij zijn last neer op den vloer. Toen
+het oog van den dwergkoning op den gewonden Otter viel, brak hij
+in hevige woede uit, en, eer zij actieven weerstand konden bieden,
+lagen de goden gebonden, en hoorden zij Hreidmar zeggen dat zij nooit
+hun vrijheid weerom zouden krijgen, voordat zij zijn dorst naar goud
+konden voldoen, door hem van die kostbare stof genoeg te geven om de
+huid van den Otter van binnen en van buiten te bedekken.
+
+
+ Nu hoort naar den vloek dien ik spreke! Gij vreemden zult worden
+ weer vrij,
+ Als gij schenkt de vlam van de wat'ren, 't verzamelde zeegoud
+ aan mij,
+ Dat Andvari houdt verborgen in het bleek gebied, flets als het graf,
+ En de heer der list zal het halen, en de hand die nooit iets gaf,
+ En het hart des Albenijders zal geven en toonen zijn spijt,
+ Zie, dit is het vonnis des wijzen, geen ander wordt u bereid.
+
+
+Daar de otterhuid de eigenschap openbaarde zich tot een fabelachtige
+afmeting te kunnen uitrekken, was geen gewone schat voldoende om ze
+te bedekken, en de taak van de goden was een heel lastige. De zaak
+werd echter wat hoopvoller, toen Hreidmar toestond een hunner vrij te
+laten. De gekozene die zou gaan, was Loki die geen tijd liet verloren
+gaan om naar den waterval waar de dwerg Andvari woonde te vertrekken,
+opdat hij de daar opgestapelde schatten zou verkrijgen.
+
+
+ Ginds is een schrikbre woestijn aan het uiterste deel onzer aard
+ Waar over een muur van bergen het machtige water vaart,
+ Welks bron geen schepsel kent noch waar zijn monding is,
+ En die macht is de macht van Andvari, een Elf van de Duisternis.
+ Hij woont in de wolk en woestijn in het midden van 't land alleen
+ En zijn werk is het sparen van schatten die hij houdt in zijn
+ huis van steen.
+
+
+In weerwil van ijverig zoeken kon Loki den dwerg niet vinden, totdat
+hij een zalm bespeurde, die in de schuimende wateren speelde, en het
+hem inviel dat misschien de dwerg deze gedaante aangenomen had. Hij
+leende Ran's net en ving spoedig den visch, en kwam te weten dat het,
+zooals hij had vermoed, Andvari was. Bezinnend dat er niets anders op
+zat, bracht de dwerg nu met tegenzin zijn grooten schat te voorschijn
+en gaf hem geheel en al over, met inbegrip van den Helm van Schrik
+en een pantser van goud, terwijl hij enkel achterhield een ring
+die met wonderbare kracht was begiftigd en die, als een magneet,
+het kostbare goud aantrok. Maar de slimme Loki, die dien in het oog
+kreeg, lichtte hem van den vinger van den dwerg en ging lachend weg,
+terwijl zijn slachtoffer hem booze vervloekingen achterna schreeuwde,
+zeggende dat de ring altijd zou blijken het verderf voor zijn bezitter
+te zijn en de dood van velen zou veroorzaken.
+
+
+ Dat goud
+ Dat de dwerg bezat
+ Zou voor twee broeders
+ De oorzaak zijn van dood,
+ En voor acht vorsten
+ Van veel tweedracht,
+ Uit mijn schat zal geen
+ Iets goeds geworden.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Toen hij aan Hreidmars huis kwam, bevond Loki dat de geweldige schat
+niets te groot was, want de huid werd wijder met elk voorwerp dat
+er op werd geplaatst, en hij werd genoodzaakt den ring Andvaranaut
+(Andvari's ring) er in te werpen, dien hij had willen bewaren om de
+bevrijding van zichzelf en zijn makkers te bewerken. Andvari's vloek
+van het goud begon spoedig zijn kracht te doen gevoelen. Fafnir
+en Regin begeerden beiden een deel, terwijl Hreidmar nacht en dag
+over zijn schat tuurde, en er niets van wilde weggeven. Fafnir, de
+onoverwinlijke, ziende ten slotte dat hij niet anders aan zijn lust
+kon voldoen, versloeg zijn vader en nam den geheelen schat, want,
+toen Regin kwam om een deel op te eischen, joeg hij hem toornig weg
+en zeide dat hij zijn eigen kost maar moest verdienen.
+
+Zoo verbannen nam Regin zijn toevlucht onder de menschen, aan wie
+hij de kunsten leerde van zaaien en maaien. Hij toonde hun hoe zij
+metalen moesten bewerken, de zeeën bevaren, paarden dresseeren,
+lastdieren temmen, huizen bouwen, spinnen, weven en naaien--kortom,
+alle industrieën van het beschaafde leven, die tot nu toe onbekend
+waren geweest. Jaren verliepen, en Regin wachtte geduldig zijn tijd af,
+hopend dat hij den een of anderen dag een held zou vinden, sterk genoeg
+om zijn onrecht op Fafnir te wreken, wien de jaren van turen over
+zijn schat hadden veranderd in een vreeslijken draak, den schrik van
+Gnîtaheid (schitterende Heuvel), waar hij zijn verblijf gevestigd had.
+
+Toen zijn verhaal uit was, wendde Regin zich plotseling tot den
+aandachtigen Sigurd, zeggend dat hij wist dat de jonge man den draak
+als hij wilde kon dooden, en vragend of hij bereid was hem te helpen
+het hem geschiedde onrecht te wreken.
+
+
+ En hij sprak: Hebt gehoord gij, Sigurd? Wilt gij helpen een man
+ die is oud
+ Zich te wreken ter wille zijns vaders? Wilt gij hebben een schat
+ van goud
+ En meer zijn dan de vorsten der aarde? Verlossen de aard van
+ een kwaad
+ En genezen de pijn en de droefnis die sinds tijden geen rust
+ mij laat?
+
+
+
+Sigurds zwaard.
+
+Sigurd stemde onmiddellijk toe, op voorwaarde echter dat de vloek zou
+worden opgenomen door Regin, die ook om voor het aanstaand gevecht
+den jongen man behoorlijk uit te rusten, hem een zwaard zou smeden
+dat geen slag zou kunnen breken. Tweemaal maakte Regin een wonderbaar
+wapen, maar tweemaal brak Sigurd het op het aanbeeld in stukken. Toen
+dacht Sigurd aan de gebroken stukken van Sigmunds wapen, die zijn
+moeder bewaard had, en tot Hiordis gaande vroeg hij haar erom; en
+òf hij òf Regin smeedde er uit een zwaard zoo sterk, dat het het
+groote aanbeeld in tweeën splitste zonder gedeukt te zijn, en welks
+gesteldheid van dien aard was dat het wat wol die op den stroom los
+ronddreef in tweeën deelde.
+
+Sigurd ging nu op afscheidsbezoek bij Gripir, die, de toekomst wetende,
+elke gebeurtenis in zijn aanstaande loopbaan vertelde; daarop nam
+hij afscheid van zijn moeder en vergezeld door Regin zette hij koers
+naar het land zijner vaderen, belovend dat hij den draak zou verslaan
+als hij zijn eersten plicht had vervuld; het wreken van den dood
+van Sigmund.
+
+
+ Eerst zult gij, vorst,
+ Wreken uw vader,
+ En voor de schuld van Eglymi
+ Neemt gij boete,
+ Gij zult de wreedaards,
+ De zoons van Hunding,
+ Fier verslaan,
+ En zult overwinnen.
+
+ Lied van Sigurd den Fafnerdooder.
+
+
+Op zijn weg naar het land van de Volsungs werd iets heel wonderlijks
+gezien, want er kwam een man over het water wandelen. Sigurd nam hem
+dadelijk aan boord van zijn drakenschip en de vreemdeling, die zich
+Feng of Fiöllnir noemde, beloofde gunstige winden. Ook leerde hij
+Sigurd hoe gunstige voorteekenen te onderscheiden. In werkelijkheid
+was de oude man Odin of Hniker, de golvenstiller, maar Sigurd vermeldde
+niet dat hij het was.
+
+
+
+Het gevecht met den draak.
+
+Sigurd was zeer gelukkig in zijn aanval op Signy, dien hij met velen
+zijner volgelingen versloeg. Hij vertrok toen uit zijn heroverd rijk
+en kwam met Regin terug om Fafnir te verslaan. Samen reden zij door
+de bergen, die steeds hooger en hooger voor hen oprezen, totdat zij
+kwamen bij een groot woestijnpad, dat volgens Regin het verblijf van
+Fafnir was. Sigurd reed nu alleen verder totdat hij een eenoogig
+vreemdeling ontmoette die hem zeide dat hij grachten moest graven
+midden op den weg waar de draak elken dag zijn slijmig lichaam naar
+de rivier sleepte om zijn dorst te lesschen, en dat hij in een van
+deze moest liggen wachten, totdat het monster over hem heen kwam,
+dan kon hij het zijn zwaard dwars door zijn hart boren.
+
+Sigurd volgde dankbaar dezen raad en werd met volledig succes beloond,
+want toen de walgelijke vouwen van het monster over zijn hoofd rolden,
+stak hij zijn zwaard van boven in zijn linker borst, en toen hij uit
+de gracht sprong, lag de draak te zieltogen in doodsstuipen.
+
+
+ Toen kwam een groote stilte, en Sigmunds zoon vol moed
+ Stond op d' oneffen vlakte, waar vloeide Fafnir's bloed,
+ En de slang lag aan zijn voeten, dood, en zwaar en grauw,
+ En over de Lichte Heide scheen de zon uit 's hemels blauw,
+ En een windje volgde de zon en blies lang het doodsche zand
+ Zoo frisch als het rimpelt het zeevlak en buigt het korenland.
+
+
+Regin was wijslijk op een afstand gebleven totdat alle gevaar voorbij
+was, maar, ziende dat zijn vijand was verslagen, kwam hij nu nabij. Hij
+was bang dat de jonge held een belooning zou eischen, dus begon hij
+hem te beschuldigen dat hij zijn bloedverwant had vermoord, maar, met
+geveinsde grootmoedigheid zeide hij in plaats van leven voor leven
+te willen, overeenkomstig de zeden van het Noorden, hij het als een
+genoegzame voldoening zou beschouwen als Sigurd uitsneed het hart
+van het monster en het voor hem aan een spit braadde.
+
+
+ Zoo Regin sprak tot Sigurd: "van boete wilt ge vrij?
+ Breng dan een vuur te zamen en braad het hart voor mij,
+ Dat ik het eet' en leve, en zij uw meester en meer,
+ Want daarin was macht en wijsheid en wetenschap weleer:
+ Of anders ga uw pad met angst van de Lichtende Hei".
+
+
+Sigurd was zich bewust dat een echt soldaat nooit voldoening van
+welken aard ook mocht weigeren aan de familie van den vermoorde,
+en dus stemde hij toe in het schijnbaar onbeteekenend voorstel, en
+maakte zich dadelijk gereed om als kok op te treden, terwijl Regin
+dutte totdat het vleesch klaar was. Na eenigen tijd raakte Sigurd
+het gebraad aan om te zien of het gaar werd, maar hij brandde erg
+zijn vingers en stak ze onwillekeurig in zijn mond om de pijn te
+stillen. Nauwelijks had Fafnirs bloed zijn lippen aangeraakt of hij
+ontdekte, tot zijn uiterste verbazing, dat hij de zangen der vogels kon
+verstaan, waarvan velen zich reeds om het aas verzamelden. Nauwkeurig
+luisterend merkte hij dat zij vertelden hoe Regin kwaad tegen hem voor
+had, en hoe hij den ouden man moest dooden en het goud zich toeëigenen
+dat hem toekwam omdat hij het veroverd had, en dat hij daarna het hart
+en het bloed van den draak moest nemen. Daar dit overeenkwam met zijn
+eigen wenschen doodde hij den slechten ouden man met een stoot van
+zijn zwaard en ging voort met eten en drinken, zooals de vogels hadden
+aangegeven, terwijl hij een stukje van Fafnirs hart voor later gebruik
+bewaarde. Hij ging dan op zoek van den grooten schat, en na den Helm
+van Schrik, de gouden hellebaard en dan den ring Andvaranaut te hebben
+aangedaan, terwijl hij Greyfell met zóóveel goud belaadde als hij kon
+dragen, sprong hij in het zadel en zat met graagte te luisteren naar
+de zangen der vogels om te weten wat zijn toekomstige tocht moest zijn.
+
+
+
+De slapende oorlogsmaagd.
+
+Weldra hoorde hij van een oorlogsmaagd, vast in slaap op een berg en
+omringd door een fonkelende vlammenhaag, waar slechts de dapperste
+der mannen kon doordringen om haar te wekken.
+
+
+ Op den berg daar ligt
+ Een oorlogsmaagd in slaap;
+ Over haar golft
+ Linde's vergif:
+ Ygg stak voorheen
+ Een slaapdoorn in 't kleed
+ Der maagd, die eerst
+ De helden uitkoos.
+
+ Fafnir-lied.
+
+
+Dit avontuur was juist iets voor Sigurd, en hij vertrok dadelijk. De
+weg voerde door ongebaande streken, en de reis was lang en onaangenaam,
+maar ten slotte kwam hij bij de Hindarfiall in Frankenland, een hoogen
+berg welks met wolken bedekte top door vurige vlammen scheen omringd.
+
+
+ Lang rijdt hij door de steppen, tot hij eens, 's morgens, ziet,
+ Uit de verweerde rotsen, en in 't bewolkt gebied,
+ Hoe rijst een trotsche berg op, en 't is alsof er brandt,
+ Een toorts in krans van nevel: en Sigurd gaat dien kant
+ Waar hij denkt dat van die hoogte men ziet den omtrek goed
+ En Grijsvel hinnikt vroolijk, hij zelf is vol van moed.
+
+
+Sigurd reed de berghelling op, en het licht werd al sterker en
+sterker naarmate hij verder kwam, totdat, toen hij den top bereikt
+had, een haag van donkere vlammen voor hem stond. Het vuur brandde
+met een geraas dat het hart van ieder ander zou verschrikt hebben,
+maar Sigurd herinnerde zich de woorden van de vogels, en zonder een
+oogenblik te aarzelen, stortte hij zich er midden in.
+
+
+ Nu wendt zich Sigurd in 't zadel, 't gevest van Toorn hij richt,
+ Hij heft de teugels hooger en snoert zijn gordel dicht,
+ En roept dan luid tot Grijsvel en rijdt in 't midden van 't vuur,
+ Maar de vlammen slaan ter zijde en dus wijkt de witte muur,
+ Hoog boven zijn hoofd stijgt het branden en groot en wild is
+ 't gerucht.
+ Als het draagt de machtige barning naar de hooge hemellucht.
+ Toch gaat hij door het ruischen als een krijgsman door roggeveld
+ Als het buigt voor wind in den zomer en onder de koelte zwelt.
+ De witte vlam lekt zijn kleeren en de manen van zijn paard.
+ En streelt de handen van Sigurd, en 't in bloed gedoopte zwaard,
+ En windt zich om zijn helm heen en mengt zich met zijn haar,
+ Maar niets ontloutert zijn kleeding die schittert als vroeger klaar;
+ Dan valt zij; verdwijnt en wordt donker tot alles schijnt volbracht,
+ En de vlam is opgezwolgen in diepen, duist'ren nacht.
+
+
+Toen de dreigende vlammen nu waren weggestorven, vervolgde Sigurd
+zijn tocht over een breed spoor van witte asch en richtte zijn weg
+naar een groot kasteel met muren met schilden behangen. De groote
+poorten stonden wijd open, en Sigurd reed er doorheen, niet belemmerd
+door wachters of gewapenden. Behoedzaam voortgaande, omdat hij een of
+andere list vreesde, kwam hij eindelijk midden op de plaats, waar hij
+een gestalte zag liggen in wapenrusting. Sigurd steeg van zijn paard en
+deed handig den helm weg, toen hij van verbazing terugdeinsde omdat hij
+in plaats van een krijgsman, het gelaat van een zeer schoon meisje zag.
+
+Al zijne pogingen om de slaapster te wekken waren echter vergeefsch,
+totdat hij haar wapenrusting had afgedaan, en zij voor hem lag in
+zuiver wit-linnen kleederen, terwijl haar lange haren in gouden
+golven om haar heen vielen. Toen de laatste sluiting van haar
+rusting openging, sloeg zij haar schoone oogen op, die de opgaande zon
+ontmoetten, en eerst met verrukking het prachtig schouwspel begroetend,
+wendde zij zich tot haren bevrijder, en de jonge held en het meisje
+beminden elkander op het eerste gezicht.
+
+
+ Toen wendde zij zich tot Sigurd, haar oogen ontmoetten zijn oog,
+ En krachtig en zonder grenzen steeg hunne liefde hoog,
+ Want beider begeeren kwam samen en hij wist dat zij lief hem had.
+ En zij sprak tot hem alleenig en haar lippen betuigden dat.
+
+
+Het meisje begon nu aan Sigurd haar geschiedenis te vertellen. Haar
+naam was Brunhild en volgens sommige bronnen was zij de dochter van een
+aardsch koning, die Odin had verheven tot den rang van Valkyre. Zij
+had hem lang trouw gediend, maar eens had zij het gewaagd haar eigen
+wensch boven den zijnen te stellen, toen zij aan een jongeren en dus
+meer sympathieken tegenstander de overwinning gaf die Odin een ander
+had toegedacht.
+
+Tot straf voor deze daad van ongehoorzaamheid was zij van haar ambt
+ontzet en naar de aarde verbannen, waar zij, volgens besluit van
+Alvader, als ieder ander lid harer sexe zou huwen. Deze uitspraak
+vervulde Brunhilds hart met teleurstelling, want zij vreesde zeer
+dat het haar lot zou zijn zich met een lafaard te verbinden dien
+zij zou verachten. Om deze vrees weg te nemen, bracht Odin haar naar
+Hindarfiall of Hindfel, en haar met den Doren van den Slaap aanrakend,
+opdat zij in onveranderde jeugd en schoonheid de komst van den haar
+bestemden echtgenoot zou afwachten, omringde hij haar met een muur
+van vlammen, waar geen ander dan een held zich doorheen zou wagen.
+
+Van den top van Hindarfiall wees Brunhild nu aan Sigurd haar vroegere
+woonplaats, te Lymdale of Hunaland, en zeide hem dat hij haar daar
+zou vinden als hij haar als zijn vrouw kwam opeischen; en toen,
+terwijl zij samen op den eenzamen bergtop stonden, deed Sigurd den
+ring Andvaranaut aan haar vinger, ten teeken van hun verloving,
+en zwoer haar alleen te zullen liefhebben zijn heele leven lang.
+
+
+ En van zijn hand trekt Sigurd Andvari's gouden ring,
+ Niets is er dan de hemel boven hun hoofden, kring
+ Die ophoudt noch vernieuwt zich, en steeds een teeken is,
+ Dat God niet meer verandert, daar hij voleindigd is;
+ En Sigurd riep: Brunhilde, o hoor mij nu ik zweer
+ Dat de zon aan de lucht zal sterven en de dag zijn schoon niet meer,
+ Als 'k zoek niet liefd' in Lymdale en uw geboortehuis,
+ En 't land waar gij ontwaaktet bij bosch en zeegeruisch!
+ En zij riep: o Sigurd, Sigurd, hoor mij nu hoe ik zweer
+ Dat de dag voor goed zal sterven en de zonne praalt niet meer,
+ Eer 'k u vergeet, o Sigurd, als bij bosch en zeegeruisch
+ Ik lig in het land van Lymdale en mijn geboortehuis.
+
+
+
+De opvoeding van Aslaug.
+
+Volgens sommige bronnen scheidden de minnenden, na elkander dus
+trouw te hebben beloofd; maar anderen zeggen dat Sigurd Brunhild
+opzocht en huwde, met wie hij een tijd lang in volkomen geluk leefde,
+totdat hij haar en zijn dochtertje Aslaug moest verlaten. Dit kind,
+als wees achtergebleven, werd door Brunhilds vader groot gebracht,
+die, van huis verdreven, haar in een kunstig vervaardigde harp
+verborg, totdat hij in een ver land kwam en daar vermoord werd
+door een troep boeren wegens het goud dat--zoo dachten zij--er
+in zat. Hun verwondering en teleurstelling waren inderdaad groot,
+toen zij het instrument open braken en een klein mooi meisje vonden,
+dat zij voor stom hielden omdat het geen woord wilde zeggen. De tijd
+ging voorbij en het kind, dat zij als een slavin hadden gebruikt,
+groeide op tot een schoone maagd, en zij verwierf de genegenheid van
+den voorbijtrekkenden Viking, Ragnar Lodbrog, Koning van de Denen,
+aan wien zij haar geschiedenis vertelde. De koning voer weg naar
+andere landen om te doen wat het doel van zijn reis was, maar toen
+een jaar was voorbijgegaan, in welken tijd hij veel roem oogstte,
+kwam hij terug en voerde Aslaug weg als zijn bruid.
+
+
+ Ze hoord' een stem haar welbekend,
+ Verwacht in uren zonder end,
+ Een krachtig arm haar leest omwond;
+ Maar toen haar sidderende mond
+ Den hemel van dien kus verliet,
+ Ontging haar in zijn oogen niet
+ De jonge trots, de hoop, de min;
+ Nu wist zij; dit was slecht begin,
+ En beiden zouden gaan, gelijk
+ Nu saam langs 't strand, door 't leven rijk.
+
+ De opvoeding van Aslaug (William Morris).
+
+
+In het verdere van de geschiedenis van Sigurd en Brunhild wordt ons
+echter medegedeeld, dat de jonge man avonturen ging zoeken in de
+groote wereld, waar hij, als een echte held, beloofd had het onrecht
+te bestrijden en de vaderloozen en verdrukten te verdedigen.
+
+
+
+De Niblungen.
+
+In het verloop van zijn zwerftochten kwam Sigurd in het land van de
+Niblungen, het land van voortdurenden nevel, waar Giuki en Grimhild
+koning en koningin waren. Vooral de laatste was te vreezen, daar zij
+goed thuis was in magische kunst, en tooveren kon en wonderlijke
+dranken brouwen die de kracht hadden den drinker in tijdelijke
+vergetelheid te dompelen en te dwingen haren wil te doen.
+
+De koning en koningin hadden drie zonen, Gunnar, Högni, en Guttorm,
+die dappere jonge mannen waren, en een dochter, Goedroen, het liefste
+en het mooiste van alle meisjes. Allen heetten Sigurd hartelijk welkom,
+en Giuki noodigde hem uit eenigen tijd te toeven. De uitnoodiging was
+zeer aangenaam na zijn langen zwerftocht, en Sigurd was blij te kunnen
+blijven en aan de genietingen en de bezigheden van de Niblungen te
+kunnen deelnemen. Hij vergezelde hen naar den oorlog, en onderscheidde
+zich zóó door zijn moed, dat hij de bewondering van Grimhild verwierf
+en zij besloot hem voor haar dochter als man te nemen. Op zekeren dag
+brouwde zij dus een van haar tooverdranken en toen hij uit de hand van
+Goedroen deze had gedronken, vergat hij Brunhild en zijn beloofde trouw
+geheel, en al zijn liefde was overgegaan op de dochter van den koning.
+
+
+ En 't werd opeens met Sigurd of in zijn hart de min
+ Voor Brunhild nooit geleefd had, nu hij zag de koningin;
+ Brunhilds geliefde wezen was hem een vuur, gedoofd,
+ Schonk hem geen smart of vreugde, begunstigd en beroofd.
+
+
+Ofschoon hij wel een vage vreeze had dat hij een feit in het verleden,
+hetwelk zijn gedrag moest regelen, had vergeten, dong Sigurd naar
+Goedroens hand en kreeg haar, en hun huwelijk werd gevierd temidden
+van de vreugde des volks, dat den jongen held innig lief had. Sigurd
+gaf zijn bruid iets van Fafnir's hart te eten, en op het oogenblik
+toen zij het proefde, werd haar natuur veranderd, en zij begon koud en
+zwijgend te worden tegenover allen behalve hem. Om zijn verbintenis met
+de twee oudste Giukings (zooals de zonen van Giuki genoemd werden)
+hechter te maken, ging Sigurd met hen in den "oordeelring", en de
+drie jonge mannen staken een zode die op een schild werd gelegd
+waaronder zij stonden, terwijl zij hun rechterarmen ontblootten en
+licht verwondden, en hun bloed zich lieten vermengen met de versche
+aarde. Toen zij eeuwige vriendschap gezworen hadden, werd de zode
+weer op haar plaats gelegd.
+
+Maar ofschoon Sigurd zijn vrouw liefhad en een ware broederlijke
+genegenheid voor haar broeders koesterde, kon hij zijn kwellend
+gevoel van gedruktheid niet kwijt raken en men zag hem zelden zoo blij
+glimlachen als voorheen. Giuki was nu gestorven, en zijn oudste zoon,
+Gunnar, regeerde in zijn plaats. Daar de jonge koning ongehuwd was,
+bezwoer Grimhild, zijn moeder, hem een vrouw te nemen, zeggend dat geen
+meer waardig scheen de Koningin der Niblungen te worden dan Brunhild,
+die, zooals men vertelde, in een gouden hal zat, door vlammen omringd,
+waaruit zij, zooals zij verklaard had, enkel wilde weggaan om den
+held te huwen die, haar ter wille, het vuur durfde trotseeren.
+
+
+
+Gunnars krijgslist.
+
+Gunnar maakte zich onmiddellijk gereed om dit meisje te zoeken,
+en gesterkt door een van de tooverdranken van zijn moeder en
+aangemoedigd door Sigurd, die hem vergezelde, had hij goed vertrouwen
+op welslagen. Maar toen hij den top van den berg bereikte en in het
+vuur wilde rijden, ging zijn ros verschrikt terug en hij kon het er
+niet toe krijgen nog een stap te doen. Ziende dat het paard van zijn
+makker geen teeken van vrees toonde, vroeg hij Sigurd er om, maar
+ofschoon Grijsvel Gunnar op zijn rug duldde, bewoog hij zich niet,
+omdat zijn meester niet op hem zat.
+
+Aangezien Sigurd nu den Helm van den Schrik droeg, en Grimhild
+Gunnar een tooverdrank had gegeven in geval dit noodig zou zijn,
+was het voor de wachters mogelijk hun gestalte en gelaatstrekken te
+ruilen, en, ziende dat Gunnar niet kon doordringen in den vlammenmuur,
+stelde Sigurd voor het uiterlijk van Gunnar aan te nemen en de bruid
+voor hem te nemen. De koning was zeer teleurgesteld, maar daar geen
+andere keuze overbleef steeg hij af en de noodzakelijke ruiling was
+spoedig gedaan. Toen besteeg Sigurd Grijsvel in de gedaante van zijn
+makker, en nu toonde het paard niet de minste aarzeling, maar sprong
+in de vlammen zoodra hij zijn teugel aanraakte, en bracht weldra zijn
+berijder naar het kasteel, waar, in de groote hal, Brunhild zat. Zij
+herkenden elkander niet: Sigurd niet van wege de betoovering van
+Grimhild: Brunhild van wege het veranderd uiterlijk van haren minnaar.
+
+De maagd schikte angstig terug voor den donkerharigen indringer,
+want zij had het onmogelijk geacht dat een ander dan Sigurd zou kunnen
+rijden door den vlammencirkel. Maar zij kwam met vreugde haren bezoeker
+te gemoet, en toen hij zeide dat hij gekomen was om haar te huwen,
+stond zij hem toe de plaats van echtgenoot aan hare zijde in te nemen,
+want zij was gehouden door een plechtig bevel dat zij als echtgenoot
+zou aannemen dengene die haar dus door de vlammen zou opzoeken.
+
+Sigurd bleef drie dagen bij Brunhild, en zijn ontbloot zwaard
+lag tusschen hem en zijn bruid. Dit zonderling gedrag wekte de
+nieuwsgierigheid van het meisje, waarom Sigurd haar vertelde dat de
+goden hem hadden bevolen zoo zijn bruiloft te vieren.
+
+
+ Ze hadden één bed te zamen; waar de voedsterbroeder lei
+ 't Blauw slagzwaard tusschen zich zelven en haar die lag aan
+ zijn zij,
+ En zij keek en lett' er op gansch niet; maar als met dooden
+ geschiedt,
+ Lag zij met gevouwen handen, bewoog dien nacht zich niet,
+ En zóó stil lag het Beeld van Gunnar als één wien het leven verging.
+ En de handen vouwde hij samen wijl hij wachtte de schemering,
+ Zoo kunt ge bij maanlicht in kerk soms wel zien: uw voorgeslacht
+ Dat gansch, en mannen en vrouwen, den nieuwen dag verwacht.
+
+
+Toen de vierde morgen lichtte, trok Sigurd den ring Andvaranaut van
+Brunhilds hand, deed er een ander voor in de plaats en kreeg haar
+plechtige toezegging dat zij binnen tien dagen zou verschijnen aan het
+hof der Niblungen om hare plichten als koningin en trouwe echtgenoote
+te aanvaarden.
+
+
+ Ik dank u, vorst, voor uw goedheid, ik neem uw liefdewoord aan,
+ Zeg tot uw volk mijn gelofte; maar eer tien dagen vergaan,
+ Kom ik zelf tot der Niblungen zonen, dan scheiden wij niet meer,
+ Tot ons roepen Odin en Freya bij onzer dagen keer.
+
+
+Toen de belofte gegeven was, ging Sigurd weer uit het paleis, door de
+asch, en kwam bij Gunnar, met wien hij, na het succes van zijn poging
+verteld te hebben, snel weer van gedaante wisselde. De helden richtten
+toen hunne paarden huiswaarts, en enkel aan Goedroen openbaarde Sigurd
+het geheim van haars broeders vrijage, en hij gaf haar den noodlottigen
+ring, weinig verdacht op de vele ellende die hij zou veroorzaken.
+
+
+
+De komst van Brunhild.
+
+Trouw aan haar belofte verscheen Brunhild tien dagen later, en terwijl
+zij plechtig het huis zegende dat zij op het punt was binnen te treden,
+begroette zij Gunnar vriendelijk, en stond hem toe haar te geleiden
+naar de groote hal, waar Sigurd naast Goedroen zat. De Volsung keek op,
+en toen hij Brunhilds verwijtende blikken ontmoette, was Grimhild's
+betoovering gebroken en het verleden kwam terug in een vloed van
+bittere herinnering. Het was echter te laat, beiden waren in eere
+gebonden, hij aan Goedroen en zij aan Gunnar, die zij lijdelijk volgde
+naar den hoogen zetel om naast hem te zitten, terwijl de skalden het
+koninklijk paar onderhielden met de melodieën van hun land.
+
+De dagen gingen voorbij en Brunhild bleef voor het uiterlijk
+onverschillig, maar haar hart was heet van toorn, en dikwijls sloop
+zij uit het paleis van haar echtgenoot naar het woud, waar zij lucht
+kon geven aan haar smart in de eenzaamheid.
+
+Intusschen merkte Gunnar de koude onverschilligheid van zijn vrouw
+voor zijn liefdesbetuigingen, en begon jaloersche vermoedens te
+krijgen, zich verwonderend of Sigurd eerlijk de ware geschiedenis
+van de vrijage verteld had, en vreezend dat hij partij had getrokken
+van zijn positie om Brunhilds liefde te winnen. Sigurd alleen ging
+ongestoord zijn weg, enkel strijdend tegen tirannen en onderdrukkers,
+en allen opvroolijkend door zijn vriendelijke woorden en glimlachen.
+
+
+
+De twist der koninginnen.
+
+Op zekeren dag gingen de koninginnen naar den Rijn om te baden,
+en toen zij in het water zouden gaan, eischte Goedroen den voorrang
+op grond van haars mans dapperheid. Brunhild weigerde te geven wat
+zij haar recht meende, en een twist volgde, waarin Goedroen haar
+schoonzuster beschuldigde haar trouw niet te hebben bewaard, terwijl
+zij den ring Andvaranaut voor den dag haalde om haar aanklacht te
+staven. Het gezicht van den noodlottigen ring in de hand van hare
+mededingster verpletterde Brunhild en zij vluchtte naar huis en lag in
+sprakelooze smart den eenen dag na den anderen totdat allen dachten
+dat zij sterven moest. Te vergeefs zochten Gunnar en de leden van de
+koninklijke familie haar om beurten op en smeekten haar te spreken;
+zij wilde geen woord uiten, totdat Sigurd kwam en naar de oorzaak van
+haar onzegbaar verdriet vroeg. Toen, als een lang tegengehouden stroom,
+barstten haar liefde en boosheid los, en zij overlaadde den held met
+verwijten, totdat zijn hart zóó door droefheid over haar smart opzwol,
+dat de dichte banden van zijn sterke wapenrusting los gingen.
+
+
+ Uit ging Sigurd
+ Van dat gesprek
+ In de hal der vorsten,
+ Door angst gefolterd;
+ Het ijzeren kleed
+ Des dapperen strijders
+ Van zijn lichaam.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Geen woorden waren in staat den droevigen toestand te verbeteren,
+en Brunhild weigerde er notitie van te nemen toen Sigurd aanbood
+Goedroen te laten loopen, zeggende als zij hem prijs gaf, dat hij
+niet ontrouw jegens Gunnar zou zijn. De gedachten dat twee levende
+mannen haar vrouw hadden genoemd, was niet te dragen voor haren trots,
+en den volgenden keer, toen haar echtgenoot hare aanwezigheid zocht,
+smeekte zij hem Sigurd te dooden, dus zijn jaloezie en achterdocht
+versterkend. Hij wilde echter niet gewelddadig met Sigurd te werk
+gaan wegens hun eed van vriendschap, en zoo wendde zij zich tot Högni
+om hulp. Ook hij wenschte zijn eed niet te schenden, maar hij bracht
+Guttorm, door middel van veel overreding en een van Grimhild's dranken
+er toe, om de lafhartige daad te ondernemen.
+
+
+
+De dood van Sigurd.
+
+Dus, in het holle van den nacht, sloop Guttorm in Sigurds kamer, een
+wapen in de hand; maar toen hij zich over het bed heen boog zag hij
+Sigurds heldere oogen op zich gericht en vluchtte overhaast. Later
+keerde hij terug en het tooneel herhaalde zich; maar toen hij tegen
+den morgen voor de derde maal binnensloop, vond hij den held in slaap
+en dreef verraderlijk zijn speer door zijn rug.
+
+Ofschoon ten doode gewond, hief Sigurd zich in bed op en zijn beroemd
+zwaard dat naast hem hing grijpend, wierp hij het met al de kracht
+die nog in hem over was naar den vluchtenden moordenaar en hieuw hem
+in tweeën toen hij de deur bereikte. Toen, met een laatst gefluisterd
+vaarwel aan de verschrikte Goedroen zonk Sigurd achterover en blies
+den laatsten adem uit.
+
+
+ "Treur niet, o Goedroen, de slag is het leste kwaad,
+ Vrees wijkt uit het Niblungen huis, terwijl deze morgen naakt,
+ Leef rustig, geliefde vrouw, ongekweld nu en onverzaakt."
+
+ "Het is Brunhild's bedrijf, dit deed de vrouw die mij mint,"
+ Zoo zuchtte hij zacht, "er is niets dat nu reden tot wroeging
+ meer vindt;
+ Ik heb veel in mijn dagen gedaan, en mijn liefde en dit al
+ wordt gelegd
+ In de opene hand van Odin, tot dan komt het laatste gerecht.
+ 'k Heb gewerkt en ik doe 't niet te niet, ik gaf en neem het
+ niet weer,
+ Zijt gij anders dan ik, Alvader, en oogst gij vergeefs mijn eer?"
+
+
+Sigurds zoontje werd op het zelfde oogenblik vermoord en de arme
+Goedroen treurde over hare dooden met zwijgende smart, zonder tranen;
+terwijl Brunhild luid lachte, waardoor zij den toorn van Gunnar
+opwekte, die er te laat berouw over had, dat hij geen middelen had
+beraamd om de verschrikkelijke daad af te wenden.
+
+De smart der Niblungen uitte zich in een openbare lijkplechtigheid die
+weldra werd gehouden. Een groote houtstapel werd opgericht, waarheen
+kostbare behangsels, versche bloemen en schitterende wapenen werden
+gebracht, zooals de gewoonte was bij de begrafenis van een vorst
+en toen deze droeve toebereidselen plaats vonden, was Goedroen het
+voorwerp van de teedere bezorgdheid der vrouwen, die, vreezend dat
+haar hart zou breken, de sluizen harer tranen trachtten te openen
+door haar de bittere smarten te vertellen, die zij hadden gekend,
+terwijl een haar verhaalde hoe ook zij alles had verloren wat haar
+dierbaar was. Maar deze pogingen om haar aan het schreien te krijgen
+waren volkomen vergeefsch, totdat zij ten slotte het hoofd van haar
+man in haar schoot legden en haar zeide dat zij hem moest kussen alsof
+hij nog in leven was; toen begonnen hare tranen in stroomen te vloeien.
+
+Ook bij Brunhild trad weldra de reactie in; al haar wrok was vergeten
+toen zij het lichaam van Sigurd op den brandstapel zag gelegd,
+alsof hij klaar was tot den strijd in gepolijste rusting, met den
+Helm van Schrik op zijn hoofd, en vergezeld van zijn paard, dat met
+hem verbrand zou worden, alsook van velen zijner trouwe knechten,
+die zijn verlies niet wilden overleven. Zij trok zich terug in haar
+vertrek, en na haar bezittingen onder hare kameniers verdeeld te
+hebben, trok zij haar rijkste gewaad aan en doorstak zich zelf toen
+zij op haar bed lag uitgestrekt.
+
+Het nieuws bereikte al spoedig Gunnar, die haastig naar zijn vrouw ging
+en nog juist bij tijds kwam om den laatsten wil van de stervende te
+vernemen: dat men haar zou leggen naast den held, dien zij liefhad,
+met het schitterende, ontbloote zwaard tusschen hen in, zooals het
+had gelegen toen hij haar bij volmacht had gevrijd. Toen zij haar
+laatsten adem had uitgeblazen, werden deze wenschen stipt uitgevoerd,
+en haar lichaam werd met dat van Sigurd verbrand onder de klachten
+van al de Niblungen.
+
+In Richard Wagners verhaal van "De Ring" is Brunhilds einde meer
+schilderachtig. Op haar paard gestegen, evenals toen zij haar
+oorlogsmeisjes op bevel van Odin aanvoerde, reed zij in de vlammen
+die van den grooten brandstapel opstegen, en verdween voor immer uit
+het gezicht der menschen.
+
+
+ Zij zijn weg, de machtigen, goeden, de hoop van het wereldrond,
+ Het zal zwoegen en dragen zijn lasten als voor hun geboortestond:
+ Het zal zuchten in blinde kloven om den dag toen Sigurd ging heen
+ En het uur dat Brunhild zich spoedde, en de dag die op dooden
+ scheen,
+ Het zal smeeken, vaak worden geholpen en vergeten hun daden
+ niet meer
+ Tot de nieuwe zon schijnt op Balder en de zalige stranden neer.
+
+
+De doodsscene van Sigurd (Siegfried) is veel machtiger in het
+Niblungenlied. In de Teutonische vertolking lokt zijn verraderlijke
+vijand hem van een jachtpartij in het bosch om zijn dorst aan een
+beek te lesschen, waar hij hem door den rug stoot met een speer. Zijn
+lichaam werd vandaar naar huis gedragen door de jagers en aan de
+voeten van zijn vrouw gelegd.
+
+
+
+De vlucht van Goedroen.
+
+Goedroen, nog ontroostbaar en verfoeiend het geslacht, dat haar
+verraderlijk van alle levensvreugde had beroofd, vluchtte uit haars
+vaders huis en zocht een schuilplaats bij Elf, Sigurds voedstervader,
+die, na den dood van Hiordis, Thora, de dochter van koning Hakon had
+gehuwd. De twee vrouwen werden groote vriendinnen en hier vertoefde
+Goedroen vele jaren, terwijl zij zich bezighield met het borduren
+op een tapijt der groote daden van Sigurd, en zij zorgde voor haar
+dochtertje Swanhild, wier heldere oogen haar levendig den echtgenoot
+herinnerden, dien zij verloren had.
+
+
+
+Atli, koning van de Hunnen.
+
+Intusschen had Atli, Brunhilds broeder, die nu koning van de Hunnen
+was, naar Gunnar gezonden om verzoening van zijn zusters dood te
+vragen; en om aan zijn eischen te voldoen had Gunnar beloofd dat,
+wanneer hare jaren van weduwschap voorbij waren, hij hem Goedroens
+hand zou geven. De tijd verliep, en Atli vroeg de vervulling van zijn
+belofte, waarom de Niblungbroeders, met hun moeder Grimhild, de lang
+afwezige prinses gingen zoeken, en met behulp van den tooverdrank
+dien Grimhild had klaar gemaakt, slaagden zij er in Goedroen over te
+halen de kleine Swanhild in Denemarken te laten en de vrouw van Atli
+te worden in het land der Hunnen.
+
+Niettemin verachtte Goedroen haren echtgenoot, wiens hebzuchtige
+neigingen haar zeer tegen de borst stuitten; en zelfs de geboorte van
+twee zonen, Erp en Eitel, troostte haar niet over den dood van haar
+geliefde en de afwezigheid van Swanhild. Hare gedachten waren steeds
+bij het verleden, en zij sprak er dikwijls over, weinig vermoedend
+dat hare beschrijvingen van den rijkdom der Niblungen Atli's begeerte
+had opgewekt, en dat hij in het geheim een voorwendsel zocht om er
+beslag op te leggen.
+
+Atli besloot ten slotte Knefrud of Wingi, een van zijn dienaren,
+te zenden, om de Niblung-vorsten uit te noodigen tot een bezoek aan
+zijn hof, terwijl hij voornemens was hen te vermoorden als hij hen in
+zijn macht had; maar Goedroen, die zijn bedoeling doorzag, zond een
+runeboodschap aan hare broeders, tegelijk met den ring Andvaranaut,
+waar zij een wolfshaar omheen had gewonden. Onderweg echter wischte
+de bode de runen ten deele uit en veranderde dus hun zin; en toen
+hij voor de Niblungen verscheen, nam Gunna de uitnoodiging aan, in
+weerwil van Högni's en Grimhilds waarschuwingen en een voorspellenden
+droom van Glaumvor, zijn tweede vrouw.
+
+
+
+Het begraven van den Niblungenschat.
+
+Vóór zijn vertrek besloot Gunnar echter eerst heimlijk den
+Niblungenschat te begraven in den Rijn, en hij liet hem in een diep
+gat in de bedding van de rivier zinken, terwijl alleen de koninklijke
+broeders de plaats wisten, die zij--zoo beloofden zij onder een
+plechtigen eed--nooit aan iemand zouden openbaren.
+
+
+ Toen viel in drukke wieling het roode Goud, gelijk
+ Een vlam in grauwen morgen glansde de schat van 't rijk,
+ Toen stroomd' er boven 't water, het schuim en 't water zwart
+ Spatte op toen 't Goud er neerzonk tegen den rotswand hard.
+ Voor goed onzichtbaar werd het, een wonder en een sprook
+ Tot d' allerlaatste zanger zal zijn verdwenen ook.
+
+
+
+Het verraad van Atli.
+
+In krijgsgewaad reed toen de koninklijke stoet uit de stad der
+Niblungen, die zij nooit zouden weerom zien, en na vele avonturen
+betraden zij het land van de Hunnen en kwam in Atli's hal, waar
+zij, bespeurend dat zij er waren ingeloopen, den verrader Knefrud
+vermoordden, en zich toebereidden om hun levens zoo duur mogelijk
+te verkoopen.
+
+Goedroen haastte zich om hen met een teedere omhelzing welkom te
+heeten, en, ziende dat zij moesten vechten, greep zij een wapen
+en hielp hen dapper in de hevige moordpartij die volgde. Na den
+eersten aanval hield Gunnar er den moed bij zijn mannen in door op
+zijn harp te spelen, die hij ter zijde legde als de aanvallen werden
+vernieuwd. Driemalen braveerden de dappere Niblungen den aanval van
+de Hunnen, totdat allen, behalve Gunnar en Högni, waren omgekomen,
+en de koning en zijn broeder, gewond, verzwakt en moe, in de handen
+hunner vijanden vielen, die hen, stevig vastgebonden, in een gevangenis
+wierpen om hun dood af te wachten.
+
+Atli had zich wijslijk onthouden van eenig werkzaam aandeel aan
+het gevecht te nemen, en hij had nu zijn zwagers beurt voor beurt
+voor zich laten brengen, en hun de vrijheid beloofd als zij de plaats
+openbaarden waar de gouden schat verborgen was; maar zij bewaarden fier
+het stilzwijgen, en eerst na veel marteling sprak Gunnar, zeggend dat
+hij een plechtigen eed had gezworen, dat hij zoo lang Högni leefde
+nooit het geheim vertellen zou. Ter zelfder tijd zeide hij, dat hij
+enkel zou gelooven aan den dood van zijn broeder als zijn hart hem
+op een schotel gebracht werd.
+
+
+ Met een vreeslijke stem riep Gunnar: o Dwaas, hoe is u vertrouwd,
+ Wie won den schat in 't verleden en de rosse ringen van goud?
+ Het was Sigurd, het kind der Volsungs, de beste der besten was 't,
+ Hij reed van het Noord en de bergen, en werd mijn zomergast,
+ Mijn vriend, mijn bezworen broeder, hij reed door het wuivend vuur,
+ En won mij der Glorie Vorstinne, en schonk mijn verlangst mij
+ dat uur,
+ Hij was de roem der wereld, de hoop van die werden gekneld,
+ De steun der simple lieden, de hamer der sterken, de held;
+ Ja, vaak in de toekomst vertelt men 't verhaal van wat hij deed,
+ En ik, ook ik, zal 't vertellen, als komt den Niblungen Leed;
+ Want ik zat 's nachts in mijn rusting, en toen 't licht was ver
+ over 't land,
+ Versloeg ik Sigurd, mijn broeder, en keek naar het werk mijner hand.
+ En nu, o machtig' Atli, heb 'k gezien des Niblungen val
+ Hoe de voet van een zwakken lafaard Gunnars nek vertreden zal;
+ En als mij de goden misgunnen den vrede, waarnaar ik dorst.
+ Laat mij zien het hart van Högni, gerukt uit zijn levende borst
+ En gelegd op den schotel vóór mij, dan zal ik zeggen van 't Goud,
+ En worden uw knecht die zijn krachten voor u beschikbaar houdt.
+
+
+Door nood gedrongen gaf Atli onmiddellijk bevel dat Högni's hart zou
+worden gebracht, maar zijn knechten, bang om de hand te slaan aan
+zulk een verschriklijken krijgsman, vermoordden den lafhartigen
+kok Hialli. Het trillende hart van dezen armen kerel ontlokte
+verachtelijke woorden aan Gunnar, die verklaarde dat zulk een
+vreesachtig lichaamsdeel nooit aan zijn moedigen broeder kon hebben
+behoord. Atli gaf wederom toornige bevelen, en nu werd het niet-bevende
+hart van Högni gebracht, waarop Gunnar, zich tot den vorst wendend,
+plechtig zwoer dat, daar het geheim nu bij hem alleen berustte,
+het nooit openbaar zou worden.
+
+
+
+De laatste der Niblungen.
+
+Bleek van toorn beval de koning zijn knechten Gunnar met gebonden
+handen in een hol met vergiftige slangen te werpen; maar dit
+verschrikte den moedigen Niblung niet, en toen men hem uit spot zijn
+harp had nageworpen, zat hij kalm in den put, spelend met zijn teenen
+en al de reptielen op één na in slaap wiegend. Men zeide dat Atli's
+moeder de gedaante van een slang had aangenomen, en dat zij het was,
+die hem nu in de zijde beet en zijn triomfanten zang voor goed tot
+zwijgen bracht.
+
+Om zijn triomf te vieren, richtte Atli nu een groot feest aan, en
+beval Goedroen klaar te zijn om hem af te wachten. Aan dit banket at
+en dronk hij smakelijk, weinig vermoedend dat zijn broeder zijn beide
+zonen had verslagen en hun gebraden harten had opgediend en hun bloed
+vermengd had met wijn in bekers, die van hun schedels waren gemaakt. Na
+eenigen tijd werden de koning en zijn gasten dronken, toen Goedroen,
+overeenkomstig één overlevering van het verhaal, het paleis in brand
+stak, en, toen de dronken mannen opstonden, te laat om te ontsnappen,
+vertelde zij wat zij had gedaan, en, na eerst haren man doorstoken
+te hebben, kwam zij kalm om met de Hunnen in de vlammen. Een andere
+overlevering zegt, dat zij Atli vermoordde met Sigurds zwaard en, na
+zijn lichaam op een schip te hebben gezet, dat zij liet wegdrijven,
+wierp zij zich in zee en verdronk.
+
+
+ Al sprekende breidde zij d' armen en sprong van het land in zee,
+ En zij kon niet wederkeeren, want de golven voerden haar mee,
+ En hun wil is haar wil voortaan en wie kent der waat'ren vloed
+ En het bed waar Goedroen sluimert en den tijd die nog komen moet?
+
+
+Overeenkomstig een derde en zeer afwijkende overlevering verdronk
+Goedroen niet, maar werd door de golven naar het land gevoerd waar
+Jonakur koning was. Daar werd zij zijn vrouw en de moeder van drie
+zonen, Sörli, Hamdir en Erp. Zij kreeg bovendien haar geliefde dochter
+Swanhild terug, die intusschen tot een mooi meisje van huwbaren
+leeftijd was opgegroeid.
+
+
+
+Swanhild.
+
+Swanhild werd uitgehuwlijkt aan Ermenrich, koning van Gothland, die
+zijn zoon Randwer en een van zijn knechten, Sibich, zond om zijn bruid
+naar zijn rijk te voeren. Sibich was een verrader en hij had een plan
+gesmeed tot uitroeiing van de koninklijke familie opdat hij zelf het
+rijk mocht krijgen; dus beschuldigde hij Randwer dat hij getracht
+had de genegenheid van zijn jonge stiefmoeder te verwerven. Deze
+beschuldiging maakte Ermenrich zóó boos, dat hij het bevel gaf zijn
+zoon op te hangen en Sigurd te doen doodtrappen onder de pooten van
+wilde paarden. De schoonheid van deze dochter van Sigurd en Goedroen
+echter was van dien aard, dat zelfs de wilde paarden er niet toe
+gebracht konden worden om haar leed te doen, totdat zij onder een
+groot kleed verborgen werd waarna zij haar doodtrapten onder hun
+wreede hoeven.
+
+Toen zij het lot van haar geliefde dochter vernam, riep Goedroen hare
+drie zonen bij zich en deed hen een rusting en wapenen aan waarop
+enkel steen invloed had, en beval hen te vertrekken en hun vermoorde
+zuster te wreken, waarna zij van verdriet stierf, en op een grooten
+brandstapel werd verbrand.
+
+De drie jongelingen, Sörli, Hamdir en Erp, gingen naar Ermenrichs rijk,
+maar eer zij hunne vijanden ontmoetten, bespotten de twee oudsten,
+die Erp te jong vonden om hen bij te staan, dezen om zijn kleinheid,
+en vermoordden hem ten slotte. Sörli en Hamdir vielen toen Ermenrich
+aan, hieuwen zijn handen en voeten af, en zouden hem vermoord hebben
+als niet een eenoogig vreemdeling plotseling was verschenen en de
+omstanders had aangespoord de jonge mannen met steenen te werpen. Zijn
+bevelen werden onmiddellijk uitgevoerd en Sörli en Hamdir vielen
+weldra onder den regen van steenen, die, zooals wij gezien hebben,
+alleen in staat waren hen te deren.
+
+
+ Gij hoordet vroeger van Sigurd hoe hij Gods vervolgers sloeg;
+ Hoe uit de donk're diepten het goud der wat'ren hij droeg,
+ Hoe hij wekte de liefste in de bergen en wekte Brunhild schoon,
+ En toefd' een tijdlang op aard' en droeg onder allen de kroon,
+ Gij hoordet van 't Nevelvolk en de diepe schemering,
+ En hoe de wereld verstoord werd en Sigurd onderging,
+ Nu kent gij der Niblungen nooden en wat kwam toen trouw werd bespot,
+ Ook het sterven van vorsten en prinsen, en de smart van Odin
+ den Goth.
+
+
+
+Verklaring van de sage.
+
+Sommige geleerden beweren dat deze geschiedenis van de Volsungs een
+reeks van zonnemythen is, waarin Sigi, Reri, Volsung, Sigmund en
+Sigurd om beurten den aanbrekenden dag personifieeren. Zij zijn allen
+gewapend met onoverwinnelijke zwaarden, de zonnestralen, en reizen
+allen door de wereld, vechtend tegen hun vijanden, de demonen van
+koude en duisternis. Sigurd, evenals Balder, wordt door allen bemind;
+hij huwt Brunhild, het schemeringmeisje, die hij midden in de vlammen
+vindt, en van wie hij weggaat om haar enkel weer te vinden als zijn
+loopbaan geëindigd is. Zijn lichaam wordt verbrand op den brandstapel,
+die, evenals die van Balder, òf de ondergaande zon òf de laatste vlam
+van den zomer voorstelt, waarvan hij ook het type is. Het dooden
+van Fafnir symboliseert de vernietiging van den demon van koude of
+duisternis, die gestolen heeft den gouden schat van den zomer of de
+gele stralen van de zon.
+
+Volgens andere geleerden is deze sage gegrond op de geschiedenis. Atli
+is de wreede Attila, de "Geesel Gods", terwijl Gunnar is Gundicarius,
+een Bourgondisch vorst, wiens rijk verwoest werd door de Hunnen, en die
+met zijn broeders vermoord werd in 451. Goedroen is de Bourgondische
+prinses Ildico, die haar man in haar huwelijksnacht vermoordde, zooals
+reeds gemeld is, terwijl zij het schitterend zwaard gebruikte, dat
+eens aan den zonnegod behoord had, om haar vermoorde bloedverwanten
+te wreken.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXVII: DE GESCHIEDENIS VAN FRITHIOF.
+
+
+Bisschop Tegnér.
+
+Misschien heeft geen schrijver van de negentiende eeuw zooveel
+gedaan om belangstelling te wekken voor de letterkundige schatten
+van Scandinavië als Bisschop Esaias Tegnér, dien een Zweedsch auteur
+karakteriseerde als "dat machtig Genie dat zelfs wanorde organiseert."
+
+Tegnérs "Frithiofsage" is ten minste éénmaal in iedere Europeesche taal
+vertaald, en een twintig keer in het Engelsch en het Duitsch. Goethe
+sprak van het werk met het grootste enthousiasme, en het verhaal,
+dat een ongeëvenaard beeld geeft van onze heidensche voorouders in
+het noorden, oogstte evenveel lof van Longfellow, die het beschouwde
+als een van de merkwaardigste producten zijner eeuw.
+
+Ofschoon Tegnér enkel de Frithiofsage tot zijn onderwerp heeft gekozen,
+zien wij dat dat verhaal het vervolg is op de oudere maar minder
+belangwekkende Thorstensage waarvan wij hier een zeer kort overzicht
+geven, enkel om den lezer in staat te stellen elke toespeling in het
+nieuwere gedicht goed te begrijpen.
+
+Evenals zoo dikwijls het geval is bij deze oude verhalen, begint de
+geschiedenis met Haloge (Loki), die naar het noorden kwam met Odin en
+over noordelijk Noorwegen begon te regeeren, dat naar hem Halogaland
+werd genoemd. Volgens de Noorsche mythologie had deze god twee
+lieflijke dochters. Zij werden geschaakt door stoutmoedige vrijers,
+die, door Haloge's vervloekingen en tooverkunsten van het hoofdland
+verbannen, met hun pas verkregen vrouwen op naburige eilanden hun
+toevlucht namen.
+
+
+
+Geboorte van Viking.
+
+Zoo geschiedde het dat Haloge's kleinzoon, Viking, geboren werd op het
+eiland Bornholm in de Oostzee, waar hij woonde totdat hij vijftien
+jaar was, en waar hij de grootste en sterkste man van zijn tijd
+werd. Geruchten aangaande zijn kracht bereikten ten slotte Hunvor,
+een Zweedsche prinses, die gekweld werd door de attenties van een
+reusachtigen vrijer dien niemand durfde wegjagen, en zij zond om
+Viking om haar te verlossen.
+
+Zoo geroepen vertrok de jongeling nadat hij van zijn vader een
+tooverzwaard, Angurvadel geheeten, gekregen had, welks slagen
+noodlottig zouden blijken zelfs voor een reus als de vrijer van
+Hunvor. Een "holmgang" zooals een tweegevecht in het Noorsch heette,
+volgde, zoodra de held op het tooneel verscheen, en Viking, na zijn
+tegenstander verslagen te hebben, zou de prinses hebben kunnen huwen,
+ware het niet als ongepast voor een Noorman beschouwd als hij,
+voordat hij twintig was, huwde.
+
+Om den tijd dien hij op de hem beloofde bruid wachten moest, te korten,
+trok Viking op een goedbemand drakenschip uit; en kruisend tusschen de
+Noordelijke en Zuidelijke zeeën had hij tallooze avonturen. Gedurende
+dezen tijd werd hij in het bijzonder vervolgd door de familieleden
+van den reus dien hij had verslagen, en die in de tooverij bedreven
+waren, en zij brachten tallooze gevaren over hem te land en ter zee.
+
+Geholpen en ondersteund door zijn boezemvriend Halfdan, ontsnapte
+Viking aan elk gevaar, versloeg vele zijner vijanden, en na Hunvor,
+die intusschen de vijand naar Indië had gevoerd, teruggehaald te
+hebben, zette hij zich neer in Zweden. Zijn vriend, trouw zoowel in
+vrede als in oorlogstijd, zette zich naast hem neer en huwde ook,
+terwijl hij zich tot vrouw koos Ingeborg, Hunvor's kamermaagd.
+
+De sage beschrijft nu de lange, vreedzame winters, als de helden feest
+vierden en luisterden naar de verhalen der skalden, terwijl zij zich
+enkel opmaakten tot krachtige daden als de terugkeerende lente hen
+weer toestond hun drakenschepen van stapel te laten loopen en opnieuw
+hun zeerooverstochten te beginnen.
+
+
+ Toen de Skald nam zijn harp en zong
+ En breed door het spel der tonen gong
+ 't Geluid, aan het lied gepaard,
+ Van de harpesnaren stroomd' een klank
+ Of men ze sloeg met het ijzer blank
+ Van een zwaard.
+
+ En de Berserks altemaal
+ Barstten los in een roep, die de zaal
+ Deed daav'ren, uit volle borst:
+ Ze sloegen de tafel bij hun zang
+ En riepen: "leve het Strijdzwaard lang
+ En de Vorst!"
+
+ Longfellow's Saga van koning Olaf.
+
+
+In de oude sage vertellen de skalden met groot genoegen elke phase van
+aanval en verweer gedurende het gevecht, en beschrijven elken slag die
+gegeven en ontvangen wordt, terwijl zij met voldoening stilstaan bij
+het bloedbad en de donkere vlammen, die beide vijanden en schepen in
+gemeenschappelijken ondergang omhullen. Een dapper gevecht is echter
+dikwijls een belofte van toekomstige vriendschap, en wij vernemen
+dat Halfdan en Viking nadat zij er niet in waren geslaagd Njorfe,
+een vijand van grooten moed, meester te worden, hun zwaarden na een
+hevigen strijd in de scheede staken en hun vijand als derden in hun
+innig vriendschapsverbond opnamen. Op weg huiswaarts van een dezer
+gewone tochten, verloor Viking zijn beminde vrouw; en haar kind, Ring,
+toevertrouwend aan de zorg van een pleegvader, trouwde de dappere held,
+na een korten tijd van rouw, opnieuw. Deze keer was zijn huwelijkszegen
+grooter, want de sage vertelt dat zijn tweede vrouw hem negen flinke
+zonen schonk.
+
+Njorfe, koning van Uplands, in Noorwegen, verheugde zich ook in
+een gezin van negen dappere zonen. Maar, ofschoon hun vaders door
+banden van de hechtste vriendschap waren verbonden, daar zij elkander
+bloedbroederschap hadden gezworen volgens de echte Noorsche zeden,
+waren de jonge mannen naijverig op elkander en zeer tot vechten
+geneigd.
+
+
+
+Het Balspel.
+
+Niettegenstaande deze smeulende geprikkeldheid ontmoetten de jongelui
+elkander dikwijls; en de sage vertelt dat zij gewoon waren samen
+met den bal te spelen, en geeft een beschrijving van het vroegste
+balspel dat in de Noorsche jaarboeken vermeld wordt. Viking's zonen,
+even forsch en sterk als hij, waren geneigd zich weinig erom te
+bekommeren hoe het hun tegenpartij ging, en te oordeelen naar het
+volgend verslag, dat uit de oude sage is vertaald, waren de spelers
+dikwijls in een even droevigen toestand als na een modern spel.
+
+"Den volgenden morgen gingen de broeders aan het spelen, en hadden
+bijna steeds den bal dien dag in handen; zij troffen menschen en
+lieten hen ruw vallen en sloegen anderen. 's Avonds hadden drie mannen
+gebroken armen en velen waren gekneusd of verminkt."
+
+Het spel tusschen Njorfes en Vikings zonen liep op een twist uit,
+en een van Njorfes zonen bracht een zijner tegenpartijders een
+gevaarlijken en verraderlijken slag toe. Verhinderd op dat oogenblik
+en op die plaats wraak te nemen, daar de toeschouwers tusschen beiden
+kwamen, maakte de beleedigde man een nietszeggende verontschuldiging
+om alleen naar het strijdperk terug te keeren; en toen hij daar zijn
+aanvaller ontmoette, doodde hij hem.
+
+
+
+De bloedveete.
+
+Toen Viking hoorde dat een zijner zonen een van de kinderen van zijn
+vriend had vermoord was hij zeer verontwaardigd, en gedachtig aan zijn
+eed dat hij alle onrecht, Njorfe aangedaan, zou wreken, verbande hij
+den jongen moordenaar. Toen de andere broeders deze uitspraak hoorden,
+deden zij de gelofte dat zij den balling zouden vergezellen, en zoo nam
+Viking bedroefd afscheid van hen, terwijl hij zijn zwaard Angurvadel
+aan Thorsten den oudsten gaf, en hen aanried rustig te blijven op een
+eiland in het Wener meer, totdat alle gevaar voor vergelding van de
+zijde van Njorfes overgebleven zonen voorbij zou zijn.
+
+De jonge mannen gehoorzaamden; maar Njorfes zonen hadden besloten hun
+broeder te wreken, en, ofschoon zij geen booten hadden om hen over het
+meer te zetten, maakten zij gebruik van de hulp van een toovenaar om
+een sterke vorst te verwekken. Vergezeld van vele gewapenden slopen
+zij toen, zonder leven te maken, over het ijs om Thorsten en zijn
+broeders aan te vallen, en een vreeslijk bloedbad volgde. Slechts
+twee van de aanvallers slaagden er in te ontvluchten, maar zij lieten,
+zooals zij meenden, al hunne vijanden onder de dooden.
+
+Toen kwam Viking zijn zonen begraven, en hij bevond dat twee van hen,
+Thorsten en Thorer, nog leefden; waarop hij hen heimelijk in een
+kelder onder zijn woning bracht, en na verloop van tijd herstelden
+zij van hun wonden.
+
+Njorfe's twee overlevende zonen ontdekten weldra door tooverkunsten,
+dat hun tegenstanders niet dood waren, en zij deden een tweede
+vergeefsche poging om hen te vermoorden. Viking zag dat de twist
+voortdurend hernieuwd zou worden als zijn zonen thuis bleven; daarom
+zond hij hen nu tot Halfdan, wiens hof zij bereikten na een reeks
+van avonturen die in vele opzichten doen denken aan die van Theseus
+op weg naar Athene.
+
+Toen de lente aanbrak, ging Thorsten op een zeerooverstocht
+en ontmoette toen Johul, Njorfes oudsten zoon, die, intusschen,
+met geweld had bezit genomen van het koninkrijk Sogn, nadat hij den
+koning had vermoord, zijn erfopvolger Belé had verbannen, en zijn
+schoone dochter, Ingeborg, veranderd had in een oude heks.
+
+In het verloop der geschiedenis wordt Johul voorgesteld als een soort
+lafaard, want hij nam bij voorkeur zijn toevlucht tot tooverij als
+hij Vikings zonen kwaad wilde doen. Zoo verwekte hij hevige stormen,
+en Thorsten, na tweemaal schipbreuk geleden te hebben, werd slechts uit
+de golven gered door de gewaande heks, die hij beloofde te huwen uit
+dankbaarheid voor hare goede diensten. Thorsten, geraden door Ingeborg,
+ging nu Belé zoeken, dien hij vond en weer op zijn erfelijken troon
+plaatste, nadat hij hem erfelijke vriendschap gezworen had. Hierop
+werd de ellendige betoovering gebroken, en Ingeborg, die nu in de
+haar aangeboren schoonheid werd gezien, werd met Thorsten verbonden
+en woonde met hem te Framnäs.
+
+
+
+Thorsten en Belé.
+
+Elke lente trokken Thorsten en Belé er samen op uit in hunne schepen;
+en op een van deze tochten verbonden zij zich met Angantyr, een vijand
+wiens moed zij behoorlijk hadden leeren kennen, en kregen weer een niet
+te schatten goed in bezit, een magisch drakenschip, Ellida geheeten,
+dat Aegir, god van de zee, eens aan Viking had gegeven als loon voor
+een gastvrije behandeling, en dat hem ontstolen was.
+
+
+ Een vorstlijke gift om te zien, want d' opgaande planken van
+ 't schipraam
+ Waren met spijkers niet vast, zooals pleegt, maar gegroeid in
+ elkander.
+ Zijn gestalte was die van een draak als hij zwemt, maar verder
+ naar voren
+ Rees zijn kop met veel fierheid omhoog, zijn hals daarbij straalde
+ van veel goud;
+ Zijn buik was gevlekt met rood en met geel, maar achter bij
+ 't roer lag
+ Rond gevouwen zijn staart in cirkels, gansch schubbig van zilver;
+ Vleug'len zwart met punten van rood; als ieder gespreid was
+ Vloog Ellida vooruit met den storm, nog sneller dan d' arend,
+ Ging zij volledig bemand haar weg over golvende zeeën,
+ O, dan hieldt gij het wis voor een drijvend kasteel of een slotburg,
+ 't Schip was beroemd waar men kwam, en het eerste der schepen in
+ 't Noorden.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+In het volgende seizoen veroverden Thorsten, Belé en Agantyr de
+Orkney-eilanden, die als koninkrijk aan den laatsten gegeven werden,
+terwijl hij vrijwillig beloofde een jaarlijksche belasting te zullen
+betalen aan Belé. Daarop gingen Thorsten en Belé een tooverring zoeken,
+of een armband, die eens door Völund, den smid, gesmeed was en door
+Soté, een beroemd roover, was gestolen.
+
+Deze stoute roover was zóó bang dat iemand den tooverring in bezit zou
+krijgen, dat hij zich zelf er mee levend begraven had in een aardhoop
+in Bretland. Hier, zoo zeide men, hield zijn geest er steeds de wacht
+over, en toen Thorsten in zijn graf kwam, hoorde Belé, die buiten
+wachtte, het geluid van geweldige slagen die gegeven en teruggegeven
+werden, en zag hij donkere vlammen van bovennatuurlijk vuur.
+
+Toen Thorsten eindelijk uit den aardhoop, bleek en bebloed, maar
+triumfeerend kwam aan wankelen, weigerde hij te spreken van den schrik
+dien hij doorstaan had om den begeerden schat te winnen, maar vaak
+placht hij te zeggen, als hij dien liet zien: "Ik beefde eens slechts
+in mijn leven, en dat was toen ik hem wegnam".
+
+
+
+Geboorte van Frithiof en Ingeborg.
+
+Zoo, eigenaar van de drie grootste schatten van het Noorden, keerde
+Thorsten huiswaarts naar Framnäs, waar Ingeborg hem een schoonen
+jongen, Frithiof, schonk, terwijl twee zonen, Halfda en Helge, aan
+Belé geboren werden. De knapen speelden samen en waren reeds vrij
+groot, toen Ingeborg, Belé's dochtertje, geboren werd, en eenigen tijd
+later werd het kind toevertrouwd aan de zorg van Hilding, die reeds
+Frithiofs pleegvader was, daar Thorstens veelvuldige afwezigheid het
+hem moeilijk maakte de opvoeding van zijn jongen te behartigen.
+
+
+ Zij groeiden op in zuiv're vreugd;
+ Een jonge boom was Frithiofs jeugd;
+ En nevens hem in bloesemschoon
+ Zoet' Ingeborg, der tuinen kroon.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Frithiof werd spoedig gehard en dapper onder de leiding van zijn
+pleegvader, en Ingeborg ontwikkelde snel de lieflijkste trekken van
+karakter en aanvalligheid. Beiden waren het gelukkigst als zij samen
+waren; en toen zij ouder werden, werd hun kinderlijke genegenheid
+dagelijks dieper en inniger, totdat Hilding, dezen staat van zaken
+ziende, den jongen man beval te bedenken dat hij een onderdaan van
+den koning was, en dus geen partij voor zijn eenige dochter.
+
+
+ Tot Odin, in zijn sterrenpracht,
+ Klimt op haar roemrijk voorgeslacht;
+ Maar Thorstens zoon zijt gij: dit weet!
+ Want "soort past best bij soort" zoo 't heet.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Frithiofs liefde voor Ingeborg.
+
+Deze wijze raadgevingen kwamen echter te laat, en Frithiof verklaarde
+met nadruk dat hij de schoone Ingeborg als bruid wilde winnen, trots
+alle belemmeringen en zijn nederige afkomst.
+
+Kort hierop ontmoetten Belé en Thorsten elkander voor het laatst, bij
+het prachtige heiligdom van Balder, waar de koning, voelend dat zijn
+einde nabij was, een plechtige vergadering, of Thing, had belegd van al
+zijn voornaamste onderdanen, om zijn zonen Helge en Halfdan aan zijn
+volk als zijn verkoren opvolgers voor te stellen. De jonge erfgenamen
+werden bij deze gelegenheid zeer koel ontvangen, want Helge was somber
+en stil van aard en tot een priesterlijk leven geneigd, en Halfdan
+was van een zwakke, verwijfde natuur en bekend meer om zijn liefde tot
+vermaken dan tot oorlog en jacht. Frithiof, die aanwezig was en naast
+hen stond was het voorwerp van vele bewonderende blikken der menigte.
+
+
+ Maar op hen volgde Frithiof dan,
+ Gehuld in blauw gewaad
+ Een hoofd wel grooter, teeken van
+ Zijn heldelijken staat.
+
+ Hij stond nabij de broeders daar
+ Als rijpe dag, geschouwd
+ Tusschen den morgen rozig klaar
+ En nacht in donker woud.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Nadat hij zijn laatste instructies en raad aan zijn zonen had
+gegeven en vriendelijk tot Frithiof had gesproken, voor wien hij
+een hartelijke genegenheid koesterde, wendde de oude koning zich
+tot zijn trouwen makker Thorsten, om afscheid van hem te nemen,
+maar de oude krijgsman zeide dat zij niet lang gescheiden zouden
+zijn. Belé sprak toen weder tot zijn zonen en beval hen dat zij zijn
+grafheuvel in het gezicht van dien van Thorsten zouden oprichten,
+opdat hun geesten met elkander omgang zouden hebben over de wateren
+van de nauwe kreek die tusschen hen zou vloeien, opdat zij zoo zelfs
+niet in den dood gescheiden zouden worden.
+
+
+
+Helge en Halfdan.
+
+Deze bevelen werden met piëteit uitgevoerd, toen, kort daarop, de oude
+makkers hun laatsten adem uitbliezen; en toen de groote grafheuvels
+waren opgericht, begonnen Helge en Halfdan hun koninkrijk te regeeren,
+terwijl Frithiof, hun vroegere speelmakker, zich naar zijn eigen plaats
+te Framnäs begaf, een vruchtbaar verblijf, liggend in een mooi dal,
+dat omgeven was door de hooge bergen en de wateren van de altijd
+veranderende kreek.
+
+
+ Drie mijl strekten zich uit de velden in 't rond; aan drie kanten
+ Dalen en bergen en heuv'len, waar aan den vierden de zee lag,
+ Berken kroonden de toppen, maar over de hellende heuvels
+ Glansde het goudene koren, en manshoog wuifde de rogge.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Maar ofschoon omringd door trouwe vrienden en gezegend met veel rijkdom
+en het bezit van de beroemde schatten van zijn voorvader, het zwaard
+Angurvadel, de Völundring, en het ongeëvenaarde drakenschip Ellida,
+was Frithiof ongelukkig, omdat hij de schoone Ingeborg niet langer
+elken dag kon zien. Al zijn vroegere geestkracht herleefde echter toen,
+in de lente, op zijn uitnoodiging beide koningen hem kwamen bezoeken,
+samen met hun schoone zuster, en opnieuw brachten zij lange uren door
+in vroolijkheid en gezelligheid. Daar zij dus telkens samen waren, vond
+Frithiof gelegenheid om aan Ingeborg zijn diepe genegenheid kenbaar
+te maken, en hij ontving als antwoord de betuiging van hare liefde.
+
+
+ Hij zat aan haar zijde en drukte haar hand
+ En hij voelde den druk dien zij gaf van haar kant;
+ Toen zijn blik zag haar aan
+ Dien zij weergaf als 't zonlicht de teedere maan.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Frithiofs vrijage.
+
+Toen het bezoek voorbij was en de gasten vertrokken waren, deelde
+Frithiof zijn vertrouweling en aanzienlijksten metgezel, Björn,
+zijn besluit mee om hen te volgen en openlijk Ingeborgs hand te
+vragen. Zijn schip werd van zijn kettingen losgemaakt en het schoot
+als een adelaar over naar de kust bij Balders heiligdom, waar de
+vorstelijke broeders gezeten waren in statie op Belé's graf om te
+luisteren naar de smeekingen hunner onderdanen. Zonder omwegen ging
+Frithiof vóór hen staan en deed moedig zijn verzoek, er bij voegend
+dat de oude koning hem altijd had lief gehad en zeker zijn bede zou
+toegestaan hebben.
+
+
+ Geen vorst was mijn vader, noch eêl van geslacht:
+ Toch zingen de skalden van wat hij volbracht,
+ De Rune noemt 't werk
+ Volvoerd door mijn stam op bebeitelde zerk.
+
+ Heel licht kon ik winnen mij aanzien en land
+ Maar liever vertoef ik op 't welbekend strand,
+ Als 'k waap'nen hanteer
+ Bescherm ik den arme, mijn koning zijn eer.
+
+ Op heuvel van Belé hier staan wij, elk woord
+ In donkere diepten wordt door hem gehoord;
+ Met Frithiof pleit mede
+ De vorst in zijn graf: denk dus na, is mijn bede.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Toen beloofde hij verder levenslange trouw en den dienst van zijn
+sterken rechterarm tot loon van het geschenk dat hij begeerde.
+
+Toen Frithiof ophield, rees Helgé op, en den jongen man boos aanziende,
+zeide hij "Onze zuster is niet voor een boerenzoon; trotsche heeren
+van het Noorden mogen om haar hand dingen, niet gij. Wat uw aanmatigend
+aanbod betreft, weet dat ik mijn koninkrijk kan verdedigen. Maar indien
+gij mijn dienaar wilt zijn, een plaats in mijn huis kunt gij krijgen".
+
+Woedend over de beleediging hem dus openlijk aangedaan, trok Frithiof
+zijn onoverwinnelijk zwaard; maar, bedenkend dat hij op een gewijde
+plek stond, sloeg hij enkel op 's konings schild, dat in twee stukken
+kletterend op den grond viel. Toen terugkeerend naar zijn schip in
+somber zwijgen, scheepte hij zich in en voer weg.
+
+
+ In tweeën gekloofd door een slag viel toen daar
+ Het schild van den vorst van zijn eiken pilaar;
+ De slag heeft ontzet
+ Die leven op aard, die in groef zijn gebed.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Sigurd Ring als vrijer.
+
+Na zijn vertrek kwamen boden van Sigurd Ring, den onderkoning van
+Ringric, in Noorwegen, die, na zijn vrouw verloren te hebben, naar
+Helgé en Halfdan zond om Ingeborgs hand te vragen. Voordat hij dezen
+koninklijken pretendent antwoord gaf, raadpleegde Helgé de Vala,
+of profetes, en de priesters, die allen zeiden dat de voorteekenen
+het huwelijk niet gunstig waren. Hierop riep Helgé zijn volk bijeen
+om het woord te hooren dat de boden hun meesters moesten brengen,
+maar koning Halfdan gaf, jammer genoeg, toe aan zijn schalkschen zin,
+en maakte spottend een toespeling op den gevorderden leeftijd van den
+koninklijken pretendent. Deze onhoffelijke woorden werden koning Ring
+overgebracht en beleedigde hem zóó, dat hij onmiddellijk een leger
+verzamelde en zich gereed maakte om tegen de koningen van Sogn op te
+trekken ten einde de beleediging met zijn zwaard te wreken. Toen het
+gerucht van zijn nadering de laffe broeders bereikte, werden zij bang
+en, vreezende den vijand zonder bijstand van anderen te ontmoeten,
+zonden zij Hilding tot Frithiof om zijn hulp te vragen.
+
+Hilding vond Frithiof aan het schaakspelen met Björn en bracht dadelijk
+zijn boodschap over.
+
+
+ Van Belé's erven spoed 'k me voort
+ Tot u met vragend, hoflijk woord,
+ Zij zijn door dreigend nieuws ontsteld;
+ Op u de hoop van gansch een volk.
+
+ In Balders tempel, prooi van zorg,
+ Treurt dag op dag zoet' Ingeborg:
+ Zeg, mag zij weenen ongetroost
+ Terwijl haar ridder hoort noch komt?
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Toen de oude man aan het spreken was, ging Frithiof door met spelen,
+terwijl hij er telkens een raadselachtige toespeling op het spel
+tusschen wierp, totdat hij, aan dit punt gekomen, zeide:
+
+
+ Björn wil vergeefs mijn koningin
+ Die 'k sinds mijn kindsheid 't meest bemin!
+ Z' is in mijn spel mijn liefste stuk,
+ Kome wat wil--haar houd ik toch!
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Hilding verstond zulk een wijze van antwoorden niet, en berispte
+Frithiof ten slotte wegens zijn onverschilligheid. Toen stond Frithiof
+op en, vriendelijk de hand van den ouden man drukkend, zeide hij hem,
+dat hij den koning moest mededeelen dat hij te diep beleedigd was om
+aan hun roep gehoor te geven.
+
+Helgé en Halfdan, dus genoodzaakt te vechten zonder hun dappersten
+leider, sloten liever een verdrag met Sigurd Ring, en zij kwamen
+overeen dat zij hem niet alleen hun zuster Ingeborg zouden geven,
+maar ook een jaarlijksche belasting.
+
+
+
+Bij Balders Heiligdom.
+
+Terwijl zij dus bezig waren op Soyn Sound, haastte Frithiof zich
+naar Balders tempel waarheen Ingeborg veiligheidshalve gezonden
+was, en waar, zooals Hilding had gezegd, hij haar ten prooi vond
+aan het verdriet. Ofschoon het nu als een ontheiliging van den
+tempel werd beschouwd als een man en vrouw een woord in het heiligdom
+wisselden, kon Frithiof niet nalaten haar te troosten; en al het andere
+vergetende, sprak hij tot haar en kalmeerde haar, terwijl hij al hare
+gedachten dat de goden toornig zouden zijn tot rust bracht door haar
+te verzekeren dat Balder, de goede, hun ontschuldigen hartstocht met
+goedkeurende blikken moest aanzien, want een zoo zuivere liefde als
+de hunne kon geen tempel ontheiligen; en zij eindigden met hun trouw
+te bezweren op de meest gewijde plek.
+
+
+ Gij fluistert: "Balder"--vreest zijn woede,
+ Die eed'le god kent toorn noch haat,
+ Wij eeren hier een minnaar, goede,
+ Zijn dienst in onzer harten staat.
+ De god wiens glans 't van zon moet winnen,
+ Wiens trouw houdt eeuwigheden stand,
+ Was niet voor Nanna door zijn minnen,
+ Zoo zuiver, zoo tot gloed ontbrand?
+
+ Zie hier zijn beeld, vol groot gelijken,
+ Hoe mild, hoe zacht straalt zijn gezicht,
+ Een offer kon ik hier hem reiken,
+ Een hart, waar warme liefd' in licht,
+ Kom, kniel met mij, geen altaargave,
+ Is Balders ziel meer wellekom,
+ Dan twee die met haar woorden staven
+ Weerkeerige trouw in 't heiligdom.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Gerustgesteld door deze redeneering, die versterkt werd door de stem,
+welke luide uit haar eigen hart sprak, kon Ingeborg niet weigeren
+Frithiof te zien en met hem te spreken. Tijdens de afwezigheid
+der koningen spraken de jonge minnenden elkander dagelijks, en zij
+wisselden teekenen van liefde, terwijl Frithiof aan Ingeborg Völunds
+armring gaf, dien zij--zoo beloofde zij plechtig--aan haar minnaar
+zou terugsturen als zij gedwongen zou worden haar belofte om voor
+hem alleen te leven, zou breken. Frithiof toefde te Framnäs totdat de
+koningen terugkwamen, toen hij toegevend aan de zachte overredingen van
+Ingeborg de Schoone weer voor haar verscheen en beloofde hen van haar
+afhankelijkheid van Sigurd Ring te zullen bevrijden, als zij slechts
+op hun besluit wilden terugkomen en hem de hand hunner zuster beloven.
+
+
+ Strijd wacht en slaat
+ Zijn schittrend schild nu in uw rijksgebied;
+ Uw land, vorst Helgé, is in slavernij
+ Maar geef m' uw zuster, en ik leen mijn arm
+ Tot uwe hulp. Zij komt u goed te pas.
+ Kom, laat de twist van ons nu zijn vergeten,
+ 'k Voed die ongaarne tegen Ingborgs broeder,
+ Laat raden u, wees wijs, en red meteen
+ Uw gouden kroon en 't lieve zusterhart
+ Hier is mijn hand, ik zweer bij Asa-Thor,
+ Dat nooit ik weer ze tot verzoening strek.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Frithiof verbannen.
+
+Maar ofschoon dit aanbod onder toejuiching van de verzamelde krijgers
+werd ontvangen, vroeg Helgé boos aan Frithiof of hij met Ingeborg
+had gesproken en zoo Balders tempel had ontheiligd.
+
+Een geroep van "Zeg neen, Frithiof! zeg neen!" brak los uit den kring
+van helden, maar hij antwoordde fier: "Ik zou niet liegen als ik
+Valhalla er mede beërven kon. Ik heb gesproken tot uw zuster, Helgé,
+toch heb ik Balder's vrede niet verstoord."
+
+Een gemompel van afgrijzen doorliep de rijen bij deze bekentenis,
+en toen de ruwe stem van Helgé zich tot het vonnis verhief, was er
+niemand die de rechtvaardigheid van de uitspraak loochende.
+
+Deze was schijnbaar niet hard, maar Helgé wist zeer goed dat zij den
+dood beteekende en dit was zijn bedoeling.
+
+Ver westelijk lagen de Orkney-eilanden, geregeerd door Jarl Angantyr,
+wiens jaarlijksche belasting aan Belé niet inkwam nu de oude koning
+in zijn graf lag. Men zeide dat hij een harde vuist had en zwaar van
+hand was, en aan Frithiof werd de taak opgedragen in persoon van hem
+de schatting te eischen.
+
+Voordat hij uittoog op den tocht waartoe hij veroordeeld was, zocht hij
+echter nog eens Ingeborg op, en smeekte haar met hem te ontvluchten
+naar het zonnige Zuiden, waar haar geluk ook het zijne zoude zijn
+en waar zij zou regeeren over zijn onderdanen als zijn geëerbiedigde
+vrouw. Maar Ingeborg weigerde bedroefd met hem mee te gaan, zeggende,
+dat sedert haar vader er niet meer was, zij onvoorwaardelijk aan hare
+broeders moest gehoorzamen en niet kon huwen zonder hun toestemming.
+
+De vurige geest van Frithiof was eerst ongeduldig omdat zijn hoop
+was teleurgesteld, maar ten slotte zegevierde zijn edele natuur, en
+na een hartverscheurend afscheidstooneel scheepte hij zich in op de
+Ellida en zeilde bedroefd de haven uit, terwijl Ingeborg, door een
+nevel van tranen, het zeil nastaarde toen het flauwer werd en in de
+verte verdween.
+
+Het schip was geheel uit het gezicht, toen Helgé om twee heksen,
+Heid en Ham, zond, die hij beval door tooverbezweringen een storm
+op zee te verwekken, waarin zelfs het goddelijke schip Ellida het
+niet zou kunnen uithouden, zoodat allen aan boord zouden omkomen. De
+heksen gehoorzaamden onmiddellijk; en met behulp van Helgé verwekten
+zij weldra een storm welks woede ongeëvenaard is in de geschiedenis.
+
+
+ Helgé op 't strand
+ Doet zijn tooverspel,
+ Heeft hen in zijn hand,
+ Duiv'len van de hel.
+ Duisternis omwolkt de lucht,
+ Hoor, de donder rolt verwoed,
+ Bleeke bliksem waar hij vlucht
+ Tint de grauwe zee met bloed.
+ De oceaan die kookt en ziedt,
+ Spreidt z'n schuim in wild gebruis,
+ Gillend of met snelheid vliedt
+ Vooglen vlucht naar veilig thuis.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+ Dan de storm schiet aan, gevleugeld,
+ Wilder, wilder, drukt hen neer,
+ Nu in diep, dan, onbeteugeld,
+ Heft hen tot der goden sfeer;
+ Elke schrikgeest vaart nu dreigend
+ Op de torenhooge zee
+ Uit de golven, wentlend, stijgend
+ Bodemloos, een graf van wee.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+De Storm.
+
+Onbeangst door de kokende golven en gierende winden zong Frithiof een
+vroolijk lied om zijn verschrikt scheepsvolk te kalmeeren; maar toen
+het gevaar zóó groot werd dat zijn uitgeputte makkers zich verloren
+waanden, dacht hij aan de schatting van de godin Ran, die altijd goud
+vraagt van hen, die in vrede onder de zeegolven zullen rusten. Hij
+nam zijn armband en hieuw hem met zijn zwaard doormidden en verdeelde
+hem in gelijke stukken onder zijn mannen.
+
+
+ Wie met leege handen
+ Gaat tot blauwe Ran?
+ Kil zijn hare kussen,
+ Vloeiend haar omarming.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Hij beval Björn toen het roer te houden, en zelf klom hij boven in
+den mast om den horizon te zien. Toen hij daar zat onderscheidde hij
+een walvisch waarop de twee heksen den storm beheerschten. Sprekend
+tot zijn goed schip, dat begaafd was met verstand en zijn bevelen
+kon gehoorzamen, overviel hij nu beiden, walvisch en heksen, en de
+zee werd rood gekleurd met hun bloed. Op hetzelfde oogenblik ging
+de wind liggen, de golven hielden op te dreigen, en mooi weer lachte
+weder over het water.
+
+Uitgeput door hun voorafgaande bovenmenschelijke pogingen en door de
+inspanning die het uitscheppen van hun met water vol geloopen vaartuig
+hun kostte, waren de mannen te zwak om te landen, toen zij ten slotte
+de Orkney-eilanden bereikten, en moesten aan de kust worden gebracht
+door Björn en Frithiof, die hen zacht op het zand legden en zeiden
+dat zij moesten uitrusten en zich verfrisschen na al den nood dien
+zij hadden doorstaan.
+
+
+ Toch nog moeier dan hun Draakschip
+ Wank'len Frithiofs mannen aan,
+ Steunt ook ieder op zijn wapen
+ Nauwlijks kan hij rechtop staan.
+ Björn op sterke schouders waagt het
+ Vier te beuren op het strand.
+ Frithiof neemt er acht en draagt ze
+ Waar het vuur reeds lustig brandt.
+
+ Neen, schaamt u niet, gij bleeken!
+ Want golven zijn als Vikings,
+ Zwaar is d' oneven strijd,
+ Zeedochters haten ons.
+ Zie, daar komt de drinkhoorn,
+ Gaand' op gouden voet,
+ Verwarmt u, koude zeelui,
+ Ik drink op Ingeborg.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+De komst van Frithiof en zijn mannen, en hun manier van landen,
+werd opgemerkt door den wachter van Angantyr, die dadelijk zijn
+meester meedeelde alles wat hij gezien had. De vorst riep dat het
+schip, hetwelk zulk een storm doorstaan had, enkel Ellida kon zijn
+en dat zijn kapitein zonder twijfel Frithiof was, de dappere zoon
+van Thorsten. Toen hij dit hoorde nam een van zijn Berserkers, Atlé,
+zijn wapens en schreed uit de hal, zeggende dat hij Frithiof wilde
+uitdagen, en dus zich zelf voldoening wilde verschaffen in zake de
+waarheid van de verhalen, die hij aangaande den moed van den jongen
+held had gehoord.
+
+
+
+Atlé's uitdaging.
+
+Ofschoon nog zeer uitgeput nam Frithiof onmiddellijk Atlé's uitdaging
+aan, en na een hevig zwaar gevecht, waarin Angurvadel overwon,
+vochten de twee kampioenen in doodelijke omarming. Wijd en zijd is
+die worsteling in het Noorden beroemd, en de helden waren beide goede
+partijen, maar ten slotte wierp Frithiof zijn tegenstander neer, dien
+hij toen en daar ter plaatste zou gedood hebben als zijn zwaard binnen
+zijn bereik was geweest. Atlé zag zijn bedoeling en verzocht hem het
+wapen te gaan halen, terwijl hij beloofde dat hij onbewegelijk zou
+blijven gedurende zijn afwezigheid. Daar Frithiof wist dat zulk een
+belofte van een held onschendbaar was, gehoorzaamde hij onmiddellijk;
+maar toen hij met zijn zwaard terugkwam en zijn tegenpartij rustig
+den dood vond afwachten, werd hij getroffen en verzocht Atlé op te
+staan en te leven.
+
+
+ "Nu stormen zonder beven
+ "Als baren held op held
+ "En slaan met staal omgeven
+ "Hun borsten met geweld."
+
+ "Zij vechten als hun beren
+ "Op sneeuwland, fel verwoed,
+ "En als twee aad'laars weren
+ "Zich boven wilden vloed.
+ "Zelfs hechte rotsen zouden
+ "Hen nauwelijks weerstaan,
+ "De sterkste eik der wouden
+ "Viel vast voor minder slaan
+ "Hun zweet vloeit neer in stroomen,
+ "Hun borsten zwoegen wild;
+ "Ook krijgen steenen, boomen
+ "Den slag van speer die trilt."
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Samen gingen nu de gekalmeerde helden naar Angantyr's hal, die,
+zooals Frithiof zag, zeer verschilde van de ruwe woningen van zijn
+geboorteland. De muren waren met leder bedekt dat rijk versierd was
+met vergulde teekeningen. Het schoorsteenstuk was van marmer, en
+glasruiten waren in de vensterramen. Een zacht licht werd verspreid
+door vele kaarsen die in zilveren armen brandden, en de tafels bogen
+onder de meest weelderige spijs.
+
+Hoog in een zilveren stoel zat de vorst, gekleed in een gouden
+maliënkolder, waarover een rijke mantel was heengeworpen, die met
+hermelijn was omzoomd; maar toen Frithiof binnentrad schreed hij van
+zijn zetel en strekte vriendelijk de hand uit. "Menigen horen heb ik
+met mijn ouden vriend Thorsten geledigd," zeide hij, "en zijn dappere
+zoon is eveneens welkom aan mijn disch."
+
+Rustig ging Frithiof naast zijn gastheer zitten, en nadat hij had
+gegeten en gedronken, vertelde hij zijn avonturen te land en ter zee.
+
+Ten slotte echter deelde Frithiof zijn boodschap mede, waarop Angantyr
+zeide dat hij geen schatting verschuldigd was aan Helgé, en hem geen
+wilde betalen; maar dat hij de verschuldigde som als een vrije gift
+aan den zoon van zijn ouden vriend zou geven, terwijl hij hem de
+vrijheid liet er over te beschikken zooals hij wilde. Intusschen,
+daar het jaargetijde ongeschikt was tot de terugreis en stormen
+voortdurend de zee zweepten, noodigde de koning Frithiof uit met
+hem den winter over te blijven; en het was eerst toen de lieflijke
+lentekoelten weer bliezen, dat hij hem ten slotte toestond weg te gaan.
+
+
+
+Frithiofs thuiskomst.
+
+Afscheid nemende van zijn gastheer stak Frithiof in zee en, gestuurd
+door gunstige winden, kwam de held, na zes dagen in het gezicht van
+Framnäs, en bevond dat zijn huis in een vormlooze aschhoop was verkeerd
+op bevel van Helgé. Bedroefd schreed Frithiof over de verwoeste
+plek waar het huis zijner kindsheid had gestaan, en, toen hij de
+troostelooze plaats overzag, brandde zijn hart in hem. De ruïnen
+waren echter niet geheel verlaten, en plotseling voelde Frithiof
+den kouden snuit van zijn hond in zijn hand. Eenige oogenblikken
+daarna sprong zijn geliefkoosd ros aan zijns meesters zijde en de
+trouwe schepselen waren bijna wild van vreugde. Toen kwam Hilding
+hem bezoeken met de mededeeling dat Ingeborg nu de vrouw van Sigurd
+Ring was. Toen Frithiof dit hoorde, beving hem een Berserker woede en
+hij beval zijn mannen de schepen in de haven in den grond te boren,
+terwijl hij naar den tempel ging om Helgé te zoeken.
+
+De koning stond gekroond in het midden van een kring van priesters,
+van welke eenigen brandende pijntakken zwaaiden, terwijl allen een
+offermes van steen vasthielden. Plotseling was er een gekletter van
+wapenen en Frithiof stortte naar binnen, zijn voorhoofd donker als
+herfststormen. Helgé's gelaat werd bleek toen hij den toornigen held
+aanzag, want hij wist wat zijn komst beteekende. "Neem uw schatting,
+Koning," zei Frithiof, en met deze woorden nam hij de beurs uit den
+gordel en wierp ze in Helgé's gezicht met zulk een kracht, dat het
+bloed uit zijn mond stroomde en hij aan Balder's voeten in zwijm viel.
+
+De zilvergebaarde priesters naderden de plaats waar de gewelddaad
+was geschied, maar Frithiof wenkte hen terug, en zijn blikken waren
+zóó dreigend, dat zij niet ongehoorzaam durfden wezen.
+
+Toen viel zijn oog op den armring dien hij aan Ingeborg had gegeven
+en dien Helgé aan den arm van Balder had gedaan, en, toeschrijdend op
+het houten beeld zeide hij: "Vergiffenis, groote Balder, niet voor
+u werd de ring gehaald uit Völunds graf!" Toen greep hij den ring,
+maar hoe hard hij ook trok, hij wilde er niet af. Eindelijk spande
+hij al zijn krachten in, en met een plotselingen ruk kreeg hij den
+ring en op hetzelfde oogenblik viel het beeld van den god voorover op
+het altaarvuur. Onmiddellijk werd het in vlammen gehuld, en voordat
+iets kon gedaan worden stond de geheele tempel in vuur en rook.
+
+
+ 't Is al voorbij! Nu heft omhoog
+ De roode haan zijn vleug'len!
+ Zit op het dak, schreeuwt waar hij vloog
+ Met wieken, niet te teug'len.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Frithiof, hevig verschrikt bij de ontwijding die hij zonder het
+te willen op zijn geweten had, trachtte te vergeefs de vlammen te
+blusschen en het kostbare heiligdom te redden, maar, bespeurend dat
+zijn pogingen niets gaven, ontvlood hij naar zijn schip en besloot
+tot het moeizame leven van een verworpene en een banneling.
+
+
+ Gij moogt niet rusten
+ Weg van de kusten
+ Ellida!--voort
+ Van oord tot oord,
+ Steeds verder spoeden
+ Door zoute vloeden
+ Mijn dierb're Draak!
+
+ Gij golven stout
+ Helpt me! wij beiden
+ Gaan nooit weer scheiden!
+ Mijns vaders groef
+ Ligt ginder droef,
+ De waat'ren neuren
+ In eindloos treuren,
+ Toch blauwt mijn boot
+ Door zeeën groot,
+ Door buien zwoegend,
+ De golven ploegend
+ Zal verder gaan,
+ Op, af en aan;
+ Wees mij voor 't leven
+ Tot woon gegeven,
+ Wees graf voor mij
+ O zee, zoo vrij.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Frithiof als balling.
+
+Helgé vervolgde hem met tien groote drakenschepen, maar deze waren
+nauwelijks onder weg of zij begonnen te zinken, en Björn zeide
+lachend: "Wat Ran toevouwt zal zij dunkt mij houden". Met moeite kwam
+koning Helgé aan land, en de overlevenden moesten hulpeloos blijven
+toekijken terwijl Ellida's groote zeilen langzaam wegzonken achter den
+horizon. Zoo zag Frithiof bedroefd zijn geboorteland uit het gezicht
+verdwijnen; en toen hij verdween riep hij een teeder vaarwel toe aan
+het geliefde land, dat hij nooit weer dacht terug te zien.
+
+Na zoo zijn geboorteland verlaten te hebben, zwierf Frithiof over zee
+als een roover of viking. Zijn wet was: nooit ergens aan wal te gaan,
+op zijn schild te slapen, te vechten en noch kwartier te geven noch
+te nemen, de schepen te beschermen die hem schatting opbrachten en
+de andere te plunderen, en den geheelen buit onder zijn manschappen
+te verdeelen, terwijl hij voor zich zelf niets anders behield dan
+den roem van de onderneming. Zoo varend en vechtend bezocht Frithiof
+vele landen en kwam ten slotte aan de zonnige Grieksche eilanden waar
+hij gaarne Ingeborg als bruid had heengebracht; en het gezicht riep
+zoovele droeve herinneringen bij hem wakker, dat hij bijna overweldigd
+was door het verlangen naar zijn geliefde en naar zijn geboorteland.
+
+
+
+Aan het hof van Sigurd Ring.
+
+Drie jaren waren voorbijgegaan en Frithiof besloot noordwaarts
+terug te keeren en het hof van Sigurd Ring te bezoeken. Toen hij
+zijn plan aan Björn mededeelde, verweet hem zijn trouwe makker
+dat hij zoo onbezonnen was er over te denken om alleen te reizen,
+maar Frithiof wilde niet worden afgebracht van zijn plan en zeide:
+"Ik ben nooit alleen terwijl Angurvadel aan mijn zijde hangt". Hij
+stuurde Ellida de Vik (het opperste gedeelte van de Christiania Fiörd)
+op, vertrouwde haar toe aan de zorg van Björn, en, gewikkeld in een
+berenhuid, die hij als vermomming droeg, vertrok hij alleen te voet
+naar het hof van Sigurd, waar hij aankwam toen de Yulefeesten aan
+den gang waren. Alsof hij niet meer was dan een oude bedelaar ging
+Frithiof op de bank bij de deur zitten, waar hij weldra het voorwerp
+van de ruwe grappen der hovelingen werd. Toen echter een van zijn
+plagers te dicht bij hem kwam, greep hem de zoogenaamde bedelaar met
+sterke vuist en zwaaide hem hoog boven zijn hoofd.
+
+Verschrikt door deze openbaring van bovenmenschelijke kracht trokken
+de hovelingen zich fluks terug van zijn gevaarlijke nabijheid,
+terwijl Sigurd Ring, wiens aandacht door de drukte getrokken werd,
+den vreemden gast met strengheid beval nabij te komen en te vertellen
+wie dus den vrede durfde verstoren in zijn koninklijke hal.
+
+Frithiof antwoordde ontwijkend dat hij in boetedoening was groot
+gebracht, dat hij armoede had geërfd en dat hij honger had; wat zijn
+naam betrof, deze kwam er niet op aan. De koning, zooals hoffelijke
+gewoonte was, drong niet verder bij hem aan, maar noodigde hem uit een
+zetel te nemen naast hem en de koningin, en met hen te eten. "Maar
+eerst", zei hij "laat de gehavende kleedij vallen, die, als ik mij
+niet vergis, een flinke gestalte verbergt".
+
+Frithiof nam gaarne de dus hartelijk tot hem gerichte uitnoodiging aan,
+en toen de harige bedekking van zijn hoofd en zijn schouders viel,
+stond hij bloeiend in de fierheid van de jeugd, zeer tot verbazing
+der verzamelde krijgers.
+
+Maar ofschoon zijn verschijning hem deed kennen als iemand van ongewoon
+ras, herkende hem geen der hovelingen. Het was echter iets anders met
+Ingeborg. Als een nieuwsgierig oog in dat oogenblik op haar gericht
+geweest ware, zou haar verschietende kleur en de snelle beweging van
+haar borst haar diepe ontroering hebben geopenbaard.
+
+
+ Hoe kleurt nu een tint van rood haar het vorst'lijke, bleeke
+ gezicht,
+ Zoo purper op velden in sneeuw het huiverende wonderlicht,
+ Als twee witte waterlelies die dobbren op stroom, ongestild,
+ Maar aldoor rijzend en dalend, dus zwoegt haar het harte wild.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Frithiof had nauwelijks plaats genomen aan tafel, toen met
+trompetgeschal een groot wild zwijn werd binnengebracht en voor den
+koning geplaatst. Overeenkomstig de Yule-gewoonte dier dagen stond
+de oude vorst op, en, aanrakend den kop van het dier, uitte hij een
+gelofte dat hij met hulp van Frey, Odin en Thor den stoutmoedigen
+kampioen Frithiof zou overwinnen. Het volgende oogenblik stond ook
+Frithiof overeind, en met zijn zwaard slaande op de groote houten
+bank, verklaarde hij dat Frithiof zijn bloedverwant was en hij ook de
+gelofte wilde doen, dat, ofschoon de heele wereld er tegen op kwam,
+den held geen leed zou geschieden, zoolang hij de macht had zijn
+zwaard te voeren.
+
+Op deze onverwachte interruptie waren de mannen snel van de eikenhouten
+banken opgestaan. Maar Sigurd Ring glimlachte toegeeflijk over de
+heftigheid van den jongen man, en zeide: "Vriend, uwe woorden zijn
+overmoedig, maar nooit werd hier een gast ontzegd zijn gedachten te
+uiten in deze koninklijke hal". Toen keerde hij zich tot Ingeborg en
+beval haar een grooten, rijkversierden horen, die voor haar stond,
+tot den rand met haar beste meede te vullen en haar den gast aan te
+bieden. De koningin gehoorzaamde met ter neder geslagen oogen en het
+beven van haar hand maakte dat het vocht overliep. Twee gewone mannen
+konden nauwelijks de groote hoeveelheid opgedronken hebben, maar
+Frithiof hief ze naar zijn lippen, en, toen hij den horen terugtrok,
+was er geen druppel van de meede meer in.
+
+Eer de maaltijd geëindigd was noodigde Sigurd Ring den jongen
+vreemdeling uit om aan zijn hof te blijven totdat het weer lente
+was, en Frithiof, de aangeboden gastvrijheid aannemend, werd de
+trouwe makker van het vorstelijk paar, dat hij bij alle gelegenheden
+vergezelde.
+
+Op zekeren dag ging Sigurd Ring met Ingeborg naar een feestmaal. Zij
+reisden in een slee, terwijl Frithiof op schaatsen, bevallig naast
+hen ging en vele geheimzinnige teekenen in het ijs kraste. Hun
+weg voerde hen over een gevaarlijk stuk van de bevroren vlakte, en
+Frithiof waarschuwde den koning dat het verstandig zou zijn dit te
+vermijden. Hij wilde echter naar den raad niet hooren, en plotseling
+zonk de slee in een diepe spleet, die ze met den koning en de koningin
+dreigde te verzwelgen. Maar als een valk zoo snel was Frithiof in
+een oogenblik bij hen en trok zonder moeite het paard en zijn last
+op het harde ijs. "Inderdaad," zeide Ring, "Frithiof zelf kon het
+niet beter gedaan hebben."
+
+De lange winter liep ten einde, en in de vroege lente richtten de
+koning en de koningin een jachtpartij aan, waaraan het geheele hof
+deelnam. Toen de jacht plaats had, maakten zijn vergevorderde jaren
+het Sigurd Ring onmogelijk door te zetten, en zoo geschiedde het dat
+hij achter bleef, tot dat hij ten slotte met Frithiof alleen was. Zij
+reden samen langzaam voort, totdat zij een lieflijk dal bereikten
+dat den vermoeiden koning tot rusten uitnoodigde, en hij zeide dat
+hij een oogenblik wilde liggen slapen.
+
+
+ Toen wierp Frithiof af zijn mantel, legde hem op 't gras en zie!
+ Vol vertrouwen lei de koning, nu zijn hoofd op Frithiofs knie
+ Sliep zoo rustig als de held slaapt, is het strijdrumoer geschorst,
+ Op zijn schild, of als het kind slaapt aan de zachte moederborst.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Frithiofs trouw.
+
+Toen de oude koning dus sliep, zong een vogel voor Frithiof van een
+boom in de nabijheid en zeide hem dat hij gebruik moest maken van
+de onmacht van zijn gastheer, om hem te dooden, en de bruid terug
+te winnen van wie hij zoo schandelijk beroofd was. Maar ofschoon
+Frithiofs warm jong hart naar zijn verloofde snakte, wierp hij toch
+de lafhartige gedachte van zich af, maar, bang dat hem de verzoeking
+te sterk zou worden, trots zijn afschuw van het denkbeeld, gooide hij
+in een opwelling zijn zwaard ver van zich in een naburig kreupelbosch.
+
+Eenige oogenblikken later opende Sigurd Ring zijn oogen en zeide
+Frithiof dat hij zich slechts had gehouden alsof hij sliep; hij
+vertelde hem ook dat hij hem van het eerste oogenblik af had herkend
+en hem op allerlei wijze op de proef gesteld had en bevonden had dat
+zijn eer gelijk was aan zijn moed. De ouderdom was hem nu te machtig
+geworden en hij voelde dat de dood naderde. Frithiof zou dus mogen
+hopen dat zijn liefste verwachting binnenkort zou verwezenlijkt
+worden, en Sigurd Ring zeide hem dat hij gelukkig zou sterven als
+hij tot het einde toe bij hem bleef.
+
+Maar een ander gevoel had Frithiof overmeesterd, en hij vertelde
+den ouden koning dat hij overtuigd was dat Ingeborg nooit de zijne
+kon zijn wegens den toorn van Balder. Te lang was hij gebleven; hij
+wilde opnieuw op zee gaan en den dood in den strijd zoeken om zoo de
+vertoornde goden te verzoenen. Vol van dit plan maakte hij spoedig
+toebereidselen om te vertrekken, maar toen hij naar het hof terugkeerde
+om zijn vorstelijken gastheer en zijn gastvrouw vaarwel te zeggen vond
+hij Sigurd Ring stervende. De oude krijgsman herinnerde zich dat een
+"strooien dood" Odin niet gunstig zou stemmen, en in tegenwoordigheid
+van Frithiof en zijn hof sneed hij moedig de doodsrunen op zijn
+arm en zijn borst. Toen greep hij Ingeborg met de ééne hand vast
+en hief de andere op om Frithiof en zijn jeugdigen zoon te zegenen,
+en verscheidde in vrede, naar de hallen der gezaligden.
+
+
+ Goden, ik groet u!
+ Zonen van Valhalla!
+ D'aarde verdwijnt; tot der Asenen feest
+ Roept mij de Giallar-hoorn;
+ Zaligheid, als een
+ Helm van goud, omringt den gast die kome!
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Verloving van Frithiof en Ingeborg.
+
+De krijgslieden van de natie vergaderden nu in een plechtig Thing om
+een troonopvolger te kiezen. Frithiof had de geestdriftige bewondering
+van het volk gewonnen, en zij zouden hem gaarne tot koning hebben
+gekozen; maar hij hief Sigurd Rings zoontje hoog op zijn schild toen
+hij het geschreeuw hoorde dat zijn naam riep, en stelde het kind aan
+de vergadering voor als hun aanstaanden koning, openlijk zwerend dat
+hij hem zou ondersteunen totdat hij oud genoeg was om het gebied te
+verdedigen. De knaap, moe van zijn lastige positie, sprong stoutmoedig
+op den grond toen Frithiof zijn rede had geëindigd en kwam op zijn
+voeten te land. Deze daad van behendigheid en durf in een zóó jong
+persoon trof de ruwe Noren, en een luid geroep ging omhoog. "Wij
+kiezen u, op het schild gedragen kind!"
+
+
+ Maar zie, gebeurd op schild zat daar
+ Het knaapje trotsch,
+ Zoo tuurt in zon een adelaar
+ Uit wolk om rots.
+
+ Maar dan zijn rust'loos bloed bevond
+ 't Hier zijn te lang,
+ En met één sprong zocht hij den grond,
+ Vlug en niet bang.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Volgens sommige berichten oorloogde Frithiof nu met de broeders
+van Ingeborg, en, na hen overwonnen te hebben, stond hij hen
+toe hun rijk te behouden mits zij hem een jaarlijksche schatting
+betaalden. Vervolgens bleven hij en Ingeborg in Ringric totdat de
+jonge koning in staat was de regeering te aanvaarden, waarop zij naar
+Hordaland vertrokken, een rijk dat Frithiof eens door verovering had
+verkregen, en dat hij aan zijn zonen Gungthiof en Hunthiof overliet.
+
+De afloop van Bisschop Tegnérs verhaal is echter heel anders,
+en, indien het minder schijnt te passen bij den ruwen aard van
+de onbeschaafde zeerooverstijden, maken zijn hoogere geestelijke
+eigenschappen het meer aanlokkelijk. Volgens Tegnérs gedicht werd
+Frithiof door het volk van Sigurd Ring aangevuurd om Ingeborg te huwen
+en onder hen als bewaker van het land te blijven. Maar hij antwoordde
+dat dit niet kon, daar de toorn van Balder nog tegen hem gloeide,
+en niemand hem zijn geliefde bruid kon geven. Hij zeide het volk,
+dat hij over de zeeën wilde varen en wilde zoeken om vergiffenis van
+den god te krijgen, en kort daarop nam hij afscheid en dreef de wind
+opnieuw zijn schip voort. Frithiofs eerste bezoek werd gebracht aan
+den grafheuvel van zijn vader, waar hij, gedompeld in zwaarmoedigheid
+door de verlatenheid rondom, zijn ziel uitstortte voor den beleedigden
+god. Hij herinnerde zich dat het de gewoonte was van de Noormannen
+geld te eischen voor gedoode verwanten, en zeker zouden de zalige goden
+niet minder vergevend zijn dan de op aarde geborenen. Hartstochtelijk
+bezwoer hij Balder hem te toonen hoe hij zijn niet bedoelde vergrijp
+zou kunnen goedmaken, en plotseling werd hem een antwoord vergund en
+Frithiof zag in de wolken een visioen van een nieuwen tempel.
+
+
+ Daar plotseling, op het westelijk water zwevend
+ Komt aan een Beeld, in goud en vlammen levend,
+ Het zweeft op Balders bosch, nachtwolken onder,
+ Als gouden kroon rust op een bed van groen.
+ Straks staat het vast, met boog en muur en drempel,
+ Waar Balder stond is nu een nieuwe tempel.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+De held begreep onmiddellijk, dat de goden dus een middel tot
+verzoening hadden aangegeven, en hij zag op tegen kosten noch moeite,
+totdat een prachtige tempel en bosch, die verre de pracht van het
+oude heiligdom te boven gingen, uit de bouwvallen oprees.
+
+
+ Voltooid was Balders heiligdom,
+ Geen palissade stond rondom
+ Nu meer van hout,
+ Een ijzeren hekwerk, punten goud,
+ Schooner en sterker dan voorheen
+ In evenwicht verscheen
+ Om Balders heilig huis. Een lange stoet
+ Geharnasten die speren schitt'ren doet.
+ En helmen 't zonlicht--dus in pracht
+ Blonk in het heilig woud de fiere wacht.
+
+ En van graniet, met groote zorg bedocht
+ Een stoute kunst, was 't machtig werk gewrocht,
+ En zooals reuzenhallen,
+ Die tijden niet doen vallen,
+ Rees 't op--lijk Upsals tempel, waar het Noord
+ Valhall verbeeld zag in dit wereldsch oord.
+
+ Trotsch stond het dan op bergkant, zijn profiel
+ Werd kalm gespiegeld in de klare zee,
+ Rondom--gelijk een bloemengordel schoon,
+ Ging Balders Dal, met boschjes vol muziek
+ En teere vogelzangen, Vreeverblijf.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Ondertusschen was, toen het hout gehakt werd, koning Helgé afwezig
+op een tocht door het Finsche gebergte. Op zekeren dag gebeurde het,
+dat zijn troep een rots passeerde, waar het eenzame heiligdom stond
+van een vergeten god, en koning Helgé bestormde de rotsspits met het
+doel om den bouwvalligen muur om te halen. Het slot bood weerstand,
+en toen Helgé sterk trok aan de vermolmde poort, viel plotseling een
+gehouwen beeld van den god, die ruw uit zijn langen slaap gewekt was,
+van zijn nis naar beneden.
+
+Zwaar kwam hij op het hoofd van den indringer neer, en Helgé viel
+lang uit op den rotsgrond en lag bewegingloos.
+
+Toen de tempel naar behooren aan Balders dienst werd gewijd, stond
+Frithiof bij het altaar om de komst van zijn bruid af te wachten. Maar
+Halfdan kwam eerst over den drempel, terwijl zijn wankelende tred
+duidelijk toonde, dat hij een onvriendelijke ontvangst verwachtte. Toen
+Frithiof dit zag, gespte hij zijn zwaard los en stapte vrijmoedig op
+Halfdan toe met uitgestrekte hand, waarop de koning, met hoogen blos,
+de toegestoken hand hartelijk aannam, en van dat oogenblik af waren
+alle geschillen vergeten. Het volgende oogenblik kwam Ingeborg,
+en de hernieuwde vriendschap van de langgescheiden vrienden werd
+bekrachtigd door de hand van de bruid, die Halfdan in die van zijn
+nieuwen broeder legde.
+
+
+ Over den koop'ren drempel nu
+ Halfdan schuw
+ Kwam met angstigen blik en bleek,
+ Schuin naar zijn machtigen vijand keek,
+ En zwijgend op eenigen afstand stond
+ Toen Frithiof, en zijn hand ontbond
+ Angurvadel, den sterke, van zijn dij,
+ Zijn gouden schild wierp hij ter zij;
+ Op zijn vijand, bang,
+ Trekt hij los met woord en waardigen gang,
+ "Het edelst in 't gevecht is hij
+ Die 't eerst zijn rechter biedt
+ En versmaadt de trouwe verbroed'ring niet".
+ Dan Halfdan, blozend, doet heel haastig uit
+ Zijn ijz'ren handschoen, en zijn hand omsluit
+ Die van den vriend, te lang gescheiden,
+ Nu staan als bergen vast zij beiden.
+
+ En eindlijk woorden diep
+ Weerklinken er van zegen en van roem,
+ Zie! Ingeborg treedt binnen, rijk gesierd
+ Met bruidstooi en het slanke lijf gehuld
+ In kostlijk hermelijn, haar volgen stil
+ Meisjes met klaar gelaat, zooals den maanvorst
+ Verzellen sterrenstoeten aan de lucht!
+ Doch d' oogen van de bruid,
+ Twee heem'len blauw,
+ Met tranen zijn gevuld,
+ En aan haars broeders hart zinkt neer zij bevend;
+ Hij, door zijn zusters rouw
+ Ontroerd, haar hand aan die van Frithiof gevend.
+ Legt aan zijn heldenborst den lieven last,
+ Beproefde trouw is dat wat Ingeborg past.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXVIII: DE GODENSCHEMERING.
+
+
+Het verhaal van de goden.
+
+Een van de kenmerkende trekken van de Noorsche mythologie is dat
+het volk steeds geloofde dat hun goden tot een vergankelijk ras
+behoorden. De Aesir hadden een begin gehad; dus, redeneerde men, moeten
+zij een einde nemen; en daar zij geboren werden uit een mengsel van
+goddelijke elementen en van elementen der reuzen, en dus onvolmaakt
+waren, droegen zij de kiem des doods in zich en waren als de menschen
+veroordeeld den natuurlijken dood te ondergaan, teneinde geestelijke
+onsterfelijkheid te verkrijgen.
+
+Het geheele schema van de Noorsche mythologie was dus een drama,
+waarvan elke stap gaandeweg leidde tot het toppunt of het tragisch
+einde, als, met echt dichterlijke rechtvaardigheid, straf en loon
+onpartijdig werden uitgedeeld. In de vorige hoofdstukken zijn de
+langzame opkomst en het verval der goden zorgvuldig vermeld. Wij
+hebben verhaald, hoe de Aesir de aanwezigheid van het kwaad, in Loki
+verpersoonlijkt, in hun midden duldden; hoe zij zwak zijn raad volgden,
+toestonden dat hij hen in allerlei soorten van moeilijkheden bracht,
+waaruit zij slechts ten koste van hun deugd of vrede konden ontkomen,
+en eindelijk hem veroorloofden zulk een macht over hen te krijgen, dat
+hij niet schroomde hen van hun liefste bezit, zuiverheid of onschuld,
+gepersonifieerd in Balder den goeden, te berooven.
+
+Te laat bemerkten de goden hoe slecht deze geest was die een verblijf
+onder hen had gevonden, en te laat verbanden zij Loki naar de aarde,
+waar de menschen, volgend het voorbeeld van de goden, naar zijn lessen
+luisterden en bedorven werden door zijn noodlottigen invloed.
+
+
+ Broed'ren slaan broed'ren;
+ Zusterskind'ren
+ Storten elkaars bloed,
+ Vleeschlijk kwaad neemt toe,
+ Het zijn zwaardtijden, akstijden;
+ Schilden klieft men door,
+ Stormtijden, moordtijden
+ Tot de wereld sterft,
+ En niemand meelij voelt
+ Meer voor zijn nevenmensch.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+
+De Fimbul-winter.
+
+Ziende dat de misdaad tierde en al het goede van de aarde verbannen
+was, bedachten de goden dat de van oudsher gedane voorspellingen
+op het punt waren in vervulling te treden, en dat de schaduw van
+Ragnarok, de schemering der goden, reeds over hen was. Sol en Mani
+werden bleek van schrik, en stuurden hunne wagens bevend langs de
+paden die zij moesten gaan, terwijl zij bevreesd omkeken naar de hen
+achtervolgende wolven, die hen spoedig zouden inhalen en verslinden;
+en toen hun glimlach verdween, werd de aarde droevig en koud, en
+de vreeslijke Fimbul-winter begon. Toen viel er sneeuw uit de vier
+windstreken tegelijk, de scherpe winden joegen aan van het noorden
+en de geheele aarde was met een dikke laag ijs bedekt.
+
+
+ De strenge Fimbul woedde en bracht
+ Op aard veel storm en sneeuwjacht,
+ De zee sloeg schotsen kort en klein
+ En wierp het ijsschuim, tot waar zijn
+ De bergen hoog;
+ Geen zoelte toog,
+ Geen lichtglans, zij het nog zoo flauw.
+ Temp'rend den nacht van vorst en kou.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Deze strenge winter duurde drie volle seizoenen zonder tusschenpoozen
+en werd gevolgd door drie andere, even streng, waarin alle vreugde
+van de wereld wegging en de misdaden der menschen met vreeslijke
+snelheid toenamen, terwijl in den algemeenen strijd voor het leven,
+de laatste gevoelens van menschelijkheid en mededoogen verdwenen.
+
+
+
+De wolven losgelaten.
+
+In de donkere hoeken van het IJzerbosch voedde de reuzin Iarnsaxa of
+Angur-boda nauwgezet de wolven Hati, Sköll en Managarm, het kroost van
+Fenris, met het merg van moordenaars en de beenderen van echtbrekers;
+en zóóveel kwamen deze lage misdaden voor, dat de schier onverzadelijke
+monsters nooit gebrek aan voedsel hadden. Zij wonnen dagelijks aan
+kracht om Sol en Mani te vervolgen, en haalden hen eindelijk in en
+verscheurden hen terwijl zij de aarde overstroomden met bloed uit
+hun druipende muilen.
+
+
+ Zij zat in het Oosten, die oude Jarnrid,
+ En zij voedd' er de kinderen, geboren uit Fenrir;
+ Hij zal zijn het schrikkelijkst van al, hij,
+ Die, onder den vorm van een monster, zal verzwelgen de maan.
+
+ Voluspa.
+
+
+Bij dit vreeselijk onheil trilde en schokte de geheele aarde, de
+sterren, ontsteld, vielen van hunne plaatsen, en Loki, Fenris en Germ,
+hun pogingen vernieuwend, rukten hun keten van elkander en stormden
+aan om wraak te nemen. Op hetzelfde oogenblik knaagde de draak Nidhug
+den wortel van den esch Yggdrasil door, die tot aan zijn bovensten
+top sidderde; de roode haan Fialar, zwevend boven Valhalla, kraaide
+luid alarm, wat onmiddellijk beantwoord werd door Gullin-kambi,
+den huishaan in Midgard en door Hels donkerrooden vogel in Niflheim.
+
+
+ De haan met gouden kam
+ Riep luid te wapen allen in 't Valhal;
+ De haan, bloedrood, roept even fel bijeen
+ Die zijn op aard en ook er onder.
+
+ Viking-vertellingen van het Noorden (R. B. Anderson.)
+
+
+
+Heimdall geeft het sein.
+
+Heimdall, deze voorzeggende teekenen bespeurend en hoorend den
+schrillen kreet van den haan, bracht onmiddellijk den Giallar-hoorn
+aan zijn lippen en blies den langverwachten klank, die door de wereld
+werd gehoord. Bij het eerste klinken van verzamelen sprongen Aesir en
+Einheriar van hun gouden bedden op en stormden dapper uit de groote
+hal, gewapend tot den aanstaanden slag, en, bestijgend hun ongeduldige
+paarden, galloppeerden zij over de sidderende regenboogbrug naar het
+wijde veld Vigrid, waar, zooals Vafthrudnir lang te voren voorspeld
+had, de laatste slag moest plaats hebben.
+
+
+
+De verschrikkingen van de zee.
+
+De vreeselijke Midgardslang Iörmungandr werd door de algemeene
+beweging gewekt, en met ontzaglijke kronkelingen en trekkingen,
+waardoor de zeeën tot zóó hooge golven werden opgezweept als vroeger
+nooit de diepte van den oceaan ontrust hadden, kroop hij op het land
+en haastte zich om aan den vreeslijken strijd mede te doen, waarin
+hij een hoofdrol zou spelen.
+
+
+ In reuzenbocht de slang lag neer
+ Diep in de zee, tot, vrij van boei,
+ Hij oprees op het schuimgeloei;
+ Onder de zwieping van zijn staart
+ Zwol water, bergenhoog, op 't land.
+ Toen ijlend wild dwars door het diep
+ Stortend zijn bloedig schuim in vaart,
+ Als hagel, aad'mend giftig fel
+ Doodlijken nevel over d' aard,
+ Zocht hij door branding heen het strand.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Een van de golven, door Iörmungandr's bewegingen opgezet, maakte
+Nagilfar vlot, het noodlottig schip, dat enkel gemaakt was uit de
+nagels van die doode menschen, wier verwanten, door de eeuwen heen,
+hun plicht verzuimd hadden om de nagels der overledenen te knippen
+eer zij ter ruste werden gelegd. Nauwelijks was dit schip vlot, of
+Loki ging er op met de vurige bende van Muspells-heim en stuurde het
+stout over de stormachtige wateren naar de plaats van het gevecht.
+
+Dit was niet het eenige schip echter dat naar Vigrid koers zette, want
+uit een dikke mistbank noordwaarts kwam een ander schip, bestuurd door
+Hrym, waarin al de vorstreuzen waren, tot de tanden gewapend en zich
+verheugend in den strijd tegen de Aesir, die zij altijd hadden gehaat.
+
+
+
+De verschrikkingen van de Onderwereld.
+
+Terzelfder tijd kroop Hel, de godin van den dood, door een spleet van
+de aarde uit haar huis onder den grond, op den voet gevolgd door den
+Hellehond Garm, den boosdoener van haar vreugdeloos gebied, en den
+draak Nidhug, die over het slagveld vloog terwijl hij lijken op zijn
+schouders droeg. Zoodra hij landde, heette Loki deze versterkingen
+met vreugde welkom en, zich aan het hoofd plaatsend, marcheerde hij
+met hen ten gevecht.
+
+Plotseling werd de lucht in tweeën gescheurd en door de vurige bres
+reed Surtr met zijn vlammend zwaard, gevolgd door zijn zonen; en toen
+zij over de brug Bifröst reden, met het plan om Asgard te bestormen,
+viel de roemrijke boog met gekraak onder den tred hunner paarden in.
+
+
+ Door het gebied der lucht,
+ In blinkend staal, geducht,
+ En in slagorden rijk;
+ Ging het, wijl heet gevlam
+ Uit snelle hoeven kwam,
+ Voerend zijn stoet vol glans reed Surtur
+ Tusschen de stroomen woedend vuur.
+
+ Valhalla (J. C. Jones.)
+
+
+De goden wisten zeker dat hun einde nu nabij was en dat hun zwakheid
+en gebrek aan voorzorg hen in een zeer nadeeligen toestand hadden
+gebracht, want Odin had slechts één oog, Tyr slechts één hand, en
+Frey enkel één hertshoorn om zich daarmede te verdedigen, in plaats
+van zijn onverwinlijk zwaard. Niettemin lieten de Aesir geen wanhoop
+blijken, maar, als echte slaggoden van het Noorden, trokken zij hun
+rijkste kleeding aan, en reden vroolijk naar het slagveld, besloten
+hun leven zoo duur mogelijk te verkoopen.
+
+Terwijl zij dus hunne krachten monsterden, reed Odin nog eens naar
+de Urdarfontein, waar, onder den nedervallenden Yggdrasil, de Nornen
+zaten met gesluierde aangezichten en hardnekkig zwijgend, terwijl haar
+weefsels verscheurd aan hare voeten lagen. Nog eenmaal fluisterde de
+vader der goden een geheimzinnige mededeeling aan Minir toe, waarop
+hij Sleipnir besteeg en met den wachtenden troep meeging.
+
+
+
+Het groote gevecht.
+
+De strijders waren nu samen op Vigrids breede vlakte. Aan den eenen
+kant waren de fiere, kalme gezichten der Aesir, Vanas en Einheriar
+gerangschikt; terwijl aan den anderen kant vereenigd waren de bonte
+troep van Surtr, de grimmige vorstreuzen, het bleeke leger van Hel,
+en Loki en zijn verschrikkelijk gevolg, Garm, Fenris en Iörmungandr,
+terwijl de beide laatsten vuur en rook braakten en wolken uitademden
+van schadelijke, doodelijke dampen, die den geheelen hemel en de
+geheele aarde met hun giftigen adem vervulden.
+
+
+ De jaren gaan,
+ Geslachten vlieden, eeuwen worden oud,
+ 't Brengt als ons nader tot den lesten dag,
+ Als uit het Zuid de vurige stoet marcheert
+ En overschrijdt de brug, Loki als gids,
+ En Fenris volgend met gebroken boei,
+ Terwijl van 't oost de groote Rymer komt
+ En stuurt zijn schip en landen doet de slang;
+ En allen worden op het hemelveld
+ Gevoerd tegen de goden in carré.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold.)
+
+
+Al het verborgen antagonisme van eeuwen werd nu ontbonden in een stroom
+van haat, terwijl ieder lid van de tegenover elkander staande legers
+met grimmige vastberadenheid vocht, zooals onze voorouders van ouds
+deden, hand tegen hand, en van aangezicht tot aangezicht. Met een
+hevigen schok, die gehoord werd boven het krijgsrumoer uit dat het
+heelal vervulde, kwamen Odin en de Fenriswolf in geweldige aanraking,
+terwijl Thor de Midgardslang aanviel, en Tyr handgemeen werd met den
+hond Garm. Frey vocht met Surtr, Heimdall met Loki, dien hij vroeger
+reeds verslagen had, en de rest van de goden en al de Einheriar vonden
+vijanden die hun dapperheid waard waren. Maar trots hun dagelijksche
+oefening in de hemelsche stad, was Valhalla's schare veroordeeld
+om te komen, en Odin was onder de eersten der blinkenden die vallen
+moest. Zelfs de groote moed en de machtige eigenschappen van Alvader
+konden het getij van het kwaad dat in den Fenriswolf verpersoonlijkt
+was, niet weerstaan. Elk volgend oogenblik van den strijd nam zijn
+kolossale gestalte groote afmetingen aan, totdat ten slotte zijn
+wijdgeopende kaken de gansche ruimte tusschen hemel en aarde omvatten
+en het vreeslijk monster aanstormde op den vader van de goden en hem
+in levenden lijve met zijn verschrikkelijken muil verzwolg.
+
+
+ Fenrir zal met fellen tand
+ Aller eeuwen heer verslaan;
+ Vithar zal zijn wreker zijn,
+ En, vechtend met den ruigen wolf,
+ Klieven zijn bebloeden muil.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+Geen van de goden kon Alvader een helpende hand bieden op het kritieke
+oogenblik, want het was voor allen een moeilijke tijd. Frey deed
+heldhaftige pogingen, maar Surtr's vlammend zwaard bracht hem een
+doodelijken slag toe. In zijn strijd met den aartsvijand Loki ging
+het Heimdall beter, maar zijn laatste overwinning werd duur gekocht,
+want ook hij viel dood. De strijd tusschen Tyr en Garm had hetzelfde
+tragische einde, en Thor, na een allerverschrikkelijkst gevecht
+met de Midgardslang, en na hem met een slag van Miölnir te hebben
+neergeslagen, deinsde negen stappen terug en verdronk in den stroom
+vergif die uit de kaken van het stervende monster kwam.
+
+
+ Odins zoon gaat
+ Met het monster ten strijde,
+ Midgard's Veor in toorn
+ Wil dooden den draak,
+ Negen voeten treedt
+ Fiorgyns zoon,
+ Door de slang gebogen
+ Die geen vijand vreesde.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Vidar kwam nu aansnellen van een verwijderd deel der vlakte om den
+dood van zijn machtigen heer te wreken, en de voorspelde vloek trof
+Fenris, wiens onderkaak nu den slag van dien schoen voelde die voor
+dezen dag bewaard was. Op hetzelfde oogenblik greep Vidar de bovenkaak
+van het monster met zijn handen, en scheurde hem met een vreeslijken
+ruk in tweeën.
+
+
+
+Het verslindende vuur.
+
+De andere goden die deelnamen aan het gevecht, en al de Einheriar
+waren nu gevallen, en Surtr wierp nu plotseling zijn vurige donders
+over hemel, aarde en de negen rijken der Hel. De woedende vlammen
+omringden den zwaren stam van den wereldsche Yggdrasil, en bereikten de
+gouden paleizen der goden die geheel verteerd werden. De plantengroei
+op aarde werd eveneens vernietigd en de brandende hitte deed al de
+wateren zieden en koken.
+
+
+ Vuuraâm valt aan
+ Den alvoedenden boom,
+ Stijgend vuur speelt
+ Naar de lucht zelfs toe.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+De groote brand woedde verschrikkelijk totdat alles verteerd was,
+toen de aarde, zwart en gewond, onder de kokende golven der zee
+wegzonk. Ragnarok was inderdaad gekomen, de tragedie der wereld
+was voorbij, de goddelijke spelers waren gedood en de chaos scheen
+haar vroegere heerschappij herwonnen te hebben. Maar evenals in een
+tooneelstuk, nadat de hoofdpersonen vermoord zijn en het gordijn is
+gevallen, de aanwezigen nog verwachten dat de gunstelingen verschijnen
+en een buiging maken, zoo meenden de oude Noorsche volken dat als
+alles in Surtr's vlammen was omgekomen, uit de algemeene ruïne de
+goedheid zou oprijzen, om hare heerschappij over de aarde te hernemen,
+en dat sommige goden zouden terugkeeren en voor eeuwig in den hemel
+zouden wonen.
+
+
+ Alle kwaad
+ Sterft een eindloozen dood, en goedheid rijst
+ Uit dat groot wereldvuur gezuiverd weer
+ Tot leven hooger, beter, eedler dan weleer.
+
+ Viking-verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+
+Wedergeboorte.
+
+Onze voorouders geloofden ten volle in de wedergeboorte en hielden het
+er voor, dat na een zeker tijdsverloop de aarde, gezuiverd door het
+vuur, gelouterd door hare indompeling in de zee, weer verrees in al
+hare oorspronkelijke schoonheid en verlicht werd door de zon, welker
+kar gevoerd werd door een dochter van Sol, geboren eer de wolf haar
+moeder had verslonden. De nieuwe dagtoorts was niet onvolmaakt als de
+eerste zon was geweest, en hare stralen waren niet langer zóó sterk
+dat men een schild moest plaatsen tusschen haar en de aarde. Deze
+meer weldadige stralen deden de aarde weldra haren groenen mantel
+vernieuwen en haar bloemen en vruchten in overvloed voortbrengen. Twee
+menschelijke wezens, een vrouw Lif, en een man Lifthrasir, doken nu op
+uit de diepten van Hodmimir's (Mimir's) bosch, waarheen zij gevlucht
+waren toen Surtr de wereld in brand stak. Zij waren daar in vredige
+sluimering gezonken, onbewust van de verwoesting rondom hen, en waren
+er gebleven, gevoed door den morgendauw, totdat zij veilig opnieuw
+konden uittrekken, waarop zij bezit namen van de herboren aarde,
+die hun afstammelingen moesten bevolken en waarover zij volkomen
+heerschappij zouden voeren.
+
+
+ Wij zullen rijzen zien
+ Uit lichte zee aan onzen voet een aard
+ Frisscher dan de oude, bloeiender, met vrucht
+ Van zelf ontloken, en met menschen die
+ Dan zullen leven in vrede als eens in twist.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+Een nieuwe hemel.
+
+Al de goden die de ontwikkelingskrachten der natuur voorstelden,
+werden op het noodlottige Vigridveld verslagen, maar Vali en Vidar,
+de typen van de onvergankelijke krachten der natuur, keerden tot het
+Idavold terug, waar zij Modi en Magni, Thors zonen, ontmoetten, de
+verpersoonlijkingen van sterkte en energie, die den heiligen hamer van
+hun vader uit de algemeene verwoesting redden en hem er heen brachten.
+
+
+ Vithar's dan en Vali's kracht
+ Erft het ledig goôngebied;
+ Mothi's spieren, Magni's wil
+ Zwaaien nu den moker zwaar,
+ Hun bezit, sinds Donar viel.
+
+ Vafthrudni-mal.
+
+
+Hier ontmoetten zij Hoenir, niet langer een balling onder de Vanas,
+die, als ontwikkelingskrachten, ook voor goed verdwenen waren; en
+uit de donkere onderwereld, waar hij zoo lang gekwijnd had, rees
+de stralende Balder op, samen met zijn Broeder Hodur, met wien hij
+verzoend was en met wien hij in volkomen vriendschap en vrede zou
+leven. Het verleden was voor goed voorbij en de overlevende goden
+konden het zonder bitterheid terugroepen. De herinnering aan hun
+vroegere makkers was hun echter dierbaar, en vaak keerden zij naar
+hun oude verblijven terug. Zoo wandelden zij eens in het lange gras
+op Idavold en vonden weer de gouden schijven waarmede de Aesir altijd
+speelden.
+
+
+ Wij zullen gaan weer langs 't bekend terrein
+ Van Ida, en wij zullen tusschen 't gras
+ Vinden de gouden schijven, waarmee eens
+ Wij speelden, dit herinnert ons 't weleer,
+ Der goden tijdverdrijf, het wijs gesprek
+ Van Odin, al de vreugde van 't verleên.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Toen de kleine stoet der goden zich bedroefd naar de plaats keerde,
+waar hun vorstelijke verblijven eenmaal stonden, bespeurden zij,
+tot hun blijde verrassing, dat Gimli, het hoogste hemelsche paleis,
+niet vernield was, want het rees schitterend voor hen op, terwijl
+zijn gouden dak de zon overscheen. Zij haastten zich er naar toe
+en ontdekten, tot hun nog veel grooter blijdschap, dat het het
+toevluchtsoord was geworden voor alle deugdzamen.
+
+
+ In Gimli het grootsche,
+ Daar zal de schaar
+ Der deugdzamen zijn,
+ En door alle eeuw
+ Smaken de vreugde.
+
+ Letterkunde en Romantiek van Noord-Europa (Howitt).
+
+
+
+Een te groot om te noemen.
+
+Daar de Noormannen, die zich op IJsland vestigden, en door wie
+de meest volledige expositie van het Odins geloof ons in de Eddas
+en Sages heeft bereikt, niet geheel bekeerd werden voor de elfde
+eeuw--ofschoon zij in aanraking waren gekomen met Christenen op hun
+vikingtochten bijna zes eeuwen vroeger,--is het zeer waarschijnlijk,
+dat de Noordelijke scalden eenige denkbeelden van de Christelijke
+leerstellingen opdeden, en dat deze kennis in zekere mate invloed
+op hen uitoefende, en hun beschrijvingen van het wereldeinde en de
+wedergeboorte der aarde kleurde. Misschien was het deze vage kennis
+ook, die hen er toe bracht aan de Edda een vers toe te voegen dat
+men gewoonlijk voor een interpolatie houdt, waarin gezegd wordt dat
+een andere God, te groot om te noemen, zou verrijzen om over Gimli te
+heerschen. Van deze hemelsche plaats zou hij de menschheid oordeelen en
+de boozen van de goeden scheiden. De eersten zouden worden verbannen
+naar de ellendige oorden van Nastrond, terwijl de goeden naar de
+zalige hallen van Gimli, het lieflijke, zouden worden overgebracht.
+
+
+ Dan komt een ander,
+ Nog meer machtig,
+ Maar Hem te noemen
+ Durf ik niet wagen.
+ Meest ziet niet verder
+ Men dan waar Odin
+ Den wolf gaat treffen.
+
+ Letterkunde en Romantiek van Noord-Europa (Howitt).
+
+
+Er waren twee andere hemelsche verblijven echter, het eene afgezonderd
+voor de dwergen en het andere voor de reuzen; want daar deze schepselen
+geen vrijen wil hadden en slechts blindelings de bepalingen van het
+lot uitvoerden, achtte men hen niet verantwoordelijk voor eenig kwaad
+dat zij hadden gedaan; en dus, meende men, verdienden zij geen straf.
+
+De dwergen, geregeerd door Sindri, bewoonden, meende men, een gebouw in
+de Nidabergen, waar zij de vonkelende meê dronken, dewijl de reuzen
+zich vermaakten in de hal Crimer, gelegen in de streek Okolnur,
+(niet koel), want de macht van de koude was geheel vernietigd, en er
+was geen ijs meer.
+
+Verschillende mythologen hebben natuurlijk beproefd deze mythen te
+verklaren, en eenigen, zooals wij reeds hebben gezegd, zien in het
+verhaal van Ragnarok den invloed van Christelijke onderrichting en
+beschouwen het enkel als een barbaarsche vertolking van het wereldeinde
+en van de komende oorlogsdag, als een nieuwe hemel en aarde zal rijzen
+en alle goeden eeuwige zaligheid zullen genieten.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXIX: GRIEKSCHE EN NOORSCHE MYTHOLOGIE.
+
+
+Vergelijkende Mythologie.
+
+Gedurende de laatste vijftig jaren hebben geleerden van allerlei
+landen zóó grondig de philologie en vergelijkende mythologie
+beoefend, dat zij boven allen twijfel hebben gesteld "dat het
+Engelsch, met alle Teutonische dialekten van het vasteland, tot de
+groote taalfamilie behoort, die, behalve de Teutonische, Latijnsche,
+Grieksche, Slavische en Celtische, de Oostersche talen van Indië en
+Perzië omvat." "Ook is het bewezen dat de verschillende stammen, die
+van hun gemeenschappelijk gebied uitgingen om Europa in het Noorden
+en Indië in het Zuiden te ontdekken, met zich namen niet alleen een
+gemeenschappelijke taal maar ook een gemeenschappelijk geloof en een
+gemeenschappelijke mythologie. Dit zijn feiten waarmede men onbekend
+kan zijn, maar waarover men niet kan twisten, en de twee wetenschappen
+van vergelijkende spraakleer en vergelijkende mythologie, schoon
+slechts van jongen datum, berusten op een grondslag zóó degelijk en
+vast als welke inductieve wetenschap ook." "Want meer dan duizend
+jaar zijn de Skandinavische bewoners van Noorwegen in de taal van hun
+Teutonische broederen op het Vasteland gescheiden geweest, en toch
+hebben beiden niet alleen eenzelfde bezit van volksoverleveringen
+bewaard, maar zij vertelden ze, bij verschillende gelegenheden,
+in schier dezelfde woorden."
+
+Deze gelijkenis, die zoo sterk is in de vroege literatuur van
+volken, die landen bewonen welke in vele opzichten hetzelfde physiek
+karakter vertoonden en bijna hetzelfde klimaat hebben, is niet zoo
+sprekend als wij de Noorsche mythen vergelijken met die van het
+geniale Zuiden. Toch, in weerwil van het contrast tusschen Noord- en
+Zuid-Europa, waar deze mythen geleidelijk rijpten en haar vollen wasdom
+erlangden, is er analogie tusschen de beide mythologiën, die toont dat
+de kiemen, waaruit beide voortkwamen, oorspronkelijk dezelfde waren.
+
+In de voorafgaande hoofdstukken is het stelsel van Noorsche mythologie
+zoo duidelijk mogelijk geschetst, en de natuurbeteekenis van de mythen
+is er verklaard. Nu zullen wij trachten de overeenkomst tusschen de
+Noorsche mythologie en die van de andere Aziatische volken te laten
+zien door ze te stellen naast de Grieksche, waarop zij echter niet
+zooveel gelijkt als de Oostersche.
+
+Natuurlijk is het in een werk als dit onmogelijk meer te doen dan
+aan te geven de hoofdpunten van overeenkomst in de verhalen, die
+den grondslag van deze godsdiensten vormen; maar dit zal ook voor
+den grootsten scepticus voldoende zijn om aan te toonen, dat zij
+identiek moeten zijn geweest in een tijd, die te veraf ligt om dien
+nu met eenige zekerheid aan te wijzen.
+
+
+
+Het begin van de dingen.
+
+De Noorsche volken, evenals de Grieken, dachten dat de wereld uit
+een chaos voortkwam, en terwijl de laatsten dien beschreven als een
+nevelige, vormelooze massa, schetsten de eersten, onder den invloed
+van hun onmiddellijke omgeving, hem als een chaos van vuur en ijs--een
+combinatie die maar al te begrijpelijk is voor iemand die IJsland
+heeft bezocht en het wilde, bijzondere contrast heeft gezien tusschen
+zijn vulcanischen bodem en spuitende geysers, en de groote ijsbergen
+die het rondom omheinen gedurende het lange, donkere winterseizoen.
+
+Uit deze tegengestelde elementen, vuur en ijs, werden de eerste goden
+geboren, die, evenals de eerste goden van de Grieken, reusachtig waren
+in gestalte en ruw in uiterlijk. Ymir, de groote ijsreus, en zijn
+afstammelingen, kan men vergelijken met de Titanen, die ook elementaire
+natuurkrachten waren, verpersoonlijkingen van het onderaardsche vuur,
+en beiden moesten, nadat zij een tijd onbeperkt geheerscht hadden,
+wijken voor grooter volmaaktheid. Na een geweldige worsteling om de
+opperheerschappij werden zij allen verslagen, en verbannen naar de
+verschillende afgelegen gebieden van den Tartarus en van Jötun-heim.
+
+De triade, Odin, Vili en Ve, van de Noorsche mythen, is het volledige
+pendant van Jupiter, Neptunus en Pluto, die, de Titanische machten
+overwinnend, op hun beurt over de wereld heerschappij voeren. In
+de Grieksche mythologie nemen de goden, die ook allen verwant aan
+elkander zijn, hun toevlucht tot den Olympus, waar zij gouden paleizen
+tot hun gebruik bouwen; in de Noorsche mythologie gaan de goddelijke
+overwinnaars naar Asgard en bouwen gelijke woningen.
+
+
+
+Kosmogonie.
+
+De Noorsche kosmogonie deed wel denken aan de Grieksche, want het
+volk meende dat de aarde, Mana-heim, geheel door de zee omringd was,
+op welker bodem de groote Midgardslang lag, die beet in haar eigen
+staart; en het was volkomen natuurlijk dat zij, ziende de door den
+storm gezweepte winden, die tegen de rotsen sloegen, moesten denken,
+dat deze door haar krampachtig gekronkel werden veroorzaakt. De
+Grieken, die ook meenden dat de aarde rond was en door een groote
+rivier, Oceanus genoemd, werd omgeven, beschreven haar als vloeiend
+met "een gelijkmatigen stroom", want zij keken doorgaans op kalme en
+zonnige zeeën. Niflheim, het Noorsche gebied van voortdurende koude en
+nevel, had zijn pendant in het land ten Noorden van de Hyperboreërs,
+waar veêren (sneeuw) voortdurend in de lucht dwarrelden, en waar
+Hercules het Cerynaeïsche hert in een sneeuwstorm najoeg eer hij het
+kon grijpen en vastbinden.
+
+
+
+De luchtverschijnselen.
+
+Evenals de Grieken geloofden de Noorsche volken dat de aarde het eerst
+was geschapen, en dat de gewelfde hemelen naderhand waren gemaakt om
+haar geheel te overkappen. Zij meenden ook, dat de zon en de maan
+dagelijks door de lucht reden, in wagens, getrokken door vurige
+rossen. Sol, de zonnemaagd, kwam dus overeen met Helios, Hyperion,
+Phoebus of Apollo, terwijl Mani, de Maan, (in overeenstemming met een
+eigenaardigheid van de Noorsche spraakkunst, die de Zon vrouwelijk
+maakt en de Maan mannelijk), het pendant was Phoebe, Diana of Cynthia.
+
+De Noorsche dichters, die dachten dat zij de steigerende gestalten van
+witgemaande paarden in de vliegende wolken zagen, en het schitteren
+van speren in het stralende licht van den noordelijken morgen,
+zeiden, dat de Valkyren of slagmaagden door de lucht galoppeerden,
+terwijl de Grieken in hetzelfde natuurverschijnsel de witte kudden
+van Apollo zagen die door Phaetusa en Lampetia werden gehoed.
+
+Als de dauw uit de wolken viel, zeiden de Noorsche dichters dat hij
+van de manen der Valkyren druppelde, terwijl de Grieken, die opmerkten
+dat hij doorgaans het langst blonk in de kreupelboschjes, hem met
+Daphne en Procris vereenzelvigden, wier namen zijn afgeleid van het
+Sanskrit woord dat "sprenkelen" beteekent, en die door hunne minnaars,
+Apollo en Cephalus, verpersoonlijkingen van de zon, worden vermoord.
+
+De aarde werd in het Noorden zoo goed als in het Zuiden beschouwd
+als een vrouwelijke godheid, de voedstermoeder aller dingen; en het
+lag aan klimaatverschillen alleen, dat de mythologie van het Noorden,
+waar de menschen dagelijks het recht moesten veroveren om met de Natuur
+op voet van oorlog te leven, haar als hard en bevroren voorstelden
+zooals Rinda, terwijl de Grieken haar verpersoonlijkten in de blijde
+Ceres. De Grieken geloofden, dat de koude winterwinden van het Noorden
+neerzweepten, en de Noorsche volken voegden er bij, dat zij veroorzaakt
+werden door het klapwieken van den grooten adelaar Hrae-svelgr.
+
+De dwergen of donkere elfen, gebroed in Ymirs vleesch, kwam hierin
+met Pluto's dienstknechten overeen, dat zij nooit hun onderaardsch
+gebied verlieten, waar zij ook de kostbare metalen zochten, die zij
+tot prachtige versierselen vormden, zooals Vulcanus die aan de goden
+gaf, en tot wapenen die niemand kon deuken of bederven. Wat de lichte
+elfen betreft die boven den grond leefden en voor planten, boomen en
+rivieren zorgden, deze waren blijkbaar bij de Noren dezelfde als de
+nimfen, dryaden, oreaden en hamadryaden, die de bosschen, dalen en
+fonteinen van oud-Griekenland bevolkten.
+
+
+
+Jupiter en Odin.
+
+Jupiter was, evenals Odin, de vader der goden, de god der overwinning
+en een verpersoonlijking van het Al. Hlidskialf, Alvaders verheven
+troon, was niet minder hoog dan Olympus of Ida, van waar de Donderaar
+alles wat plaats greep kon waarnemen; en Odins onoverwinlijke speer
+Gungnir was even schrikwekkend als de bliksems die zijn Grieksch
+prototype zwaaide. De Noorsche goden hielden steeds hunne feesten met
+meê en zwijnenvleesch, den drank en het vleesch dat het best paste
+bij de bewoners van een noordelijk klimaat, terwijl de goden van
+den Olympus den nectar en de ambrosia verkozen, die hun uitsluitend
+levensonderhoud uitmaakten.
+
+Twaalf Aesir zaten in Odins raad om te beraadslagen over de beste
+maatregelen tot bestuur van wereld en menschen, en een even groot
+aantal goden verzamelde zich op de bewolkte spits van den Berg Olympus
+tot een zelfde doel. De Gouden Eeuw in Griekenland was een periode
+van idyllisch geluk, te midden van altijd bloeiende velden en onder
+balsemrijke luchten, terwijl de Noorsche gelukseeuw ook een tijd was
+waarin vrede en onschuld op aarde bloeiden, en het kwaad nog zoo goed
+als geheel onbekend was.
+
+
+
+De schepping van den mensch.
+
+Gebruik makend van de materialen, die bij de hand waren modelleerden de
+Grieken hun eerste beelden uit klei; daarom dachten zij natuurlijk, dat
+Prometheus de menschen uit die stof had gemaakt, toen hij geroepen
+werd een schepsel te vormen, dat slechts de mindere was van de
+goden. Daar de Noorsche beelden uit hout waren gehouwen, vertelden
+de Noorsche volken, als iets dat van zelf sprak, dat Odin, Vile en
+Ve (die hier overeenkomen met Prometheus, Epimetheus en Minerva,
+de drie Grieksche scheppers van den mensch) het eerste menschenpaar,
+Ask en Embla, uit houtblokken maakten.
+
+De geit Heidrun, die de hemelsche meede verschafte, is gelijk aan
+Amalthea, Jupiters eerste voedster, en de drukke, praatgrage Ratatosk
+is gelijkwaardig met de sneeuwwitte kraai in de geschiedenis van
+Coronis, die zwart werd tot straf van haar gesnoep. Jupiters adelaar
+heeft zijn pendant in de raven Hugin en Munin, of in de wolven Geri
+en Freki, die steeds aan Odins voeten liggen.
+
+
+
+Nornen en Schikgodinnen.
+
+De groote overeenkomst tusschen den Noorschen Orlog en het Grieksche
+Noodlot, godinnen wier besluiten de goden zelven moesten eerbiedigen,
+en de even machtige Nornen en Moerae, is te duidelijk om te behoeven
+vermeld te worden, terwijl de Vanas pendanten zijn van Neptunus en de
+overige zeegoden. De groote strijd tusschen de Vanas en de Aesir is
+slechts een andere overlevering van het geschil tusschen Jupiter en
+Neptunus over de oppermacht in de wereld. Evenals Jupiter zijn broeder
+noodzaakt zich voor zijn macht te bukken, zoo blijven de Aesir meester
+van alles, maar willen wel voortgaan met hun macht te deelen met hun
+overwonnen vijanden, die dus hun bondgenooten en vrienden werden.
+
+Evenals Jupiter wordt Odin altijd beschreven als majestueus en
+van middelbaren leeftijd, en beide goden gelden als de goddelijke
+stamvaderen van koninklijk geslacht, want terwijl de Heracliden
+Jupiter als hun vader opeischten, dachten de Inglingen, Skioldings
+enz. dat Odin de stichter hunner familiën was. De plechtigste eeden
+werden gezworen bij Odins speer zoo goed als bij Odins voetschabel,
+en beide goden hebben een groot aantal namen, die alle de verschillende
+phasen van hun aard en eeredienst beschrijven.
+
+Odin, evenals Jupiter, bezocht dikwijls de aarde vermomd, om de
+gastvrijheid der menschen op de proef te stellen, zooals in de
+geschiedenis van Geirrod en Agna, die aan die van Philemon en Baucis
+doet denken. De bedoeling was: gastvrijheid aan te bevelen; daarom
+worden in beide geschiedenissen zij, die zich humaan betoonden,
+rijkelijk beloond, en in de Noorsche mythen wordt de les versterkt
+door de bestraffing die Geirrod ontvangt, daar de skalden in poëtische
+gerechtigheid geloofden en zagen dat deze zorgvuldig werd uitgemeten.
+
+De wedstrijd in scherpzinnigheid tusschen Odin en Vafthrudnir heeft
+zijn parallel in den muzikalen wedstrijd van Apollo en Marsyas,
+of in den strijd tusschen Minerva en Arachne, die moest toonen,
+wie het knapst was. Odin leek verder hierin op Apollo, dat hij ook
+de god was der welsprekendheid en poëzie en dat hij alle harten kon
+winnen door zijn goddelijke stem; hij geleek op Mercurius hierin,
+dat hij de stervelingen het gebruik van de runen leerde, terwijl de
+Grieksche god het alphabet invoerde.
+
+
+
+Mythen, die betrekking hebben op de jaargetijden.
+
+Het verdwijnen van Odin, de zon of den zomer, en de daaruit volgende
+verlatenheid van Frigga, de aarde, is slechts een andere overlevering
+van de mythen van Proserpina en Adonis. Als Proserpina en Adonis weg
+zijn, betreurt de aarde (Ceres of Venus) bitter hun afwezigheid en
+weigert alle vertroosting. Slechts wanneer zij terugkomen uit hun
+ballingschap, werpt zij haar rouwkleederen en somberheid af, en
+dost zich weer in al hare juweelen. Zoo beschreien Frigga en Freya
+de afwezigheid van hunne echtgenooten Odin en Odur, en blijven hard
+en koud totdat zij terugkeeren. Odin's vrouw, Saga, de godin der
+geschiedenis, die toefde bij Sokvabek "den stroom van den tijd en het
+gebeuren", terwijl zij alles wat zij zagen bewaren, is gelijk aan Clio,
+de muze der geschiedenis, die Apollo zocht bij de inspireerende bron
+van den Helicon.
+
+Evenals er volgens Euhemerus een historische Zeus was, in Creta
+begraven, waar men zijn graf nog kan zien, zoo was er een historische
+Odin, wiens grafheuvel bij Upsala verrijst, waar de grootste Noorsche
+tempel eens stond, en waar een machtige eik was, die den beroemden
+boom van Dodona evenaarde.
+
+
+
+Frigga en Juno.
+
+Frigga was, evenals Juno, een verpersoonlijking van den dampkring,
+de beschermvrouw van het huwelijk, van de echtelijke en moederlijke
+liefde, en de godin der geboorte. Zij ook was voorgesteld als een
+schoone, statige vrouw, die genoegen schept in hare sieraden, en haar
+bijzondere dienstmaagd, Gna, evenaart Iris in de snelheid waarmede zij
+de bevelen harer meesteres uitvoert. Juno heeft volkomen heerschappij
+over de wolken, die zij met een beweging van haar hand kon wegvagen,
+en men gelooft dat Frigga ze weeft uit de draden die zij gesponnen
+heeft op haar met juweelen bezet spinnewiel.
+
+In de Grieksche mythologie vinden wij vele voorbeelden van de
+wijzen waarop Juno Jupiter zoekt te bedriegen. Dergelijke verhalen
+ontbreken in de Noorsche mythen niet. Juno krijgt Io in bezit,
+trots den tegenstand van haar man, die niet van haar wil scheiden, en
+Frigga bezorgt slim de overwinning aan de Winilers in de Langobarden
+Saga. Odin's toorn over Frigga's diefstal van het goud van zijn
+standbeeld komt overeen met Jupiters mishagen over Juno's jaloezie en
+haar tusschenbeide komen in den Trojaanschen oorlog. In de geschiedenis
+van Gefjon en de slimme manier waarop zij land van Gylfi kreeg,
+om haar koninkrijk Zeeland te vormen, hebben wij een herhaling van
+de geschiedenis van Dido, die door krijgslist het land machtig werd
+waarop zij haar stad Carthago bouwde. In beide verhalen komen ossen in
+het spel, want terwijl in de Noorsche mythen deze sterke beesten het
+stuk land ver naar zee uitleggen, dient in het andere een ossenhuid,
+in reepen gesneden, om de schenking der koningin te omsluiten.
+
+
+
+Muzikale mythen.
+
+De Rattenvanger van Hamelin, die alle levende wezens door zijn muziek
+kon aantrekken, komt overeen met Orpheus of Amphion, wier lieren
+dezelfde kracht hadden; en Odin, als de aanvoerder van de schimmen,
+is het pendant van Mercurius Psychopompus; beiden verbeelden den wind,
+op welks vleugelen van het lichaam beroofde zielen, zooals men meende,
+uit deze sterfelijke sfeer werden weggedreven.
+
+De trouwe Eckhardt, die Tannhäuser gaarne wilde redden en zijn
+terugkeer wilde voorkomen om zich zelf aan de betoovering der tooveres
+bloot te stellen, in den Hörselberg, komt overeen met den Griekschen
+Mentor, die niet alleen Telemachus vergezelde, maar hem ook goeden
+raad gaf en wijze instructies, en Ulysses uit de handen van Calypso
+wilde hebben verlost.
+
+
+
+Thor en de Grieksche goden.
+
+Thor en de Noorsche dondergod heeft ook vele punten van overeenkomst
+met Jupiter. Hij voert den hamer Miölnir, het Noorsche symbool van
+den doodelijken bliksem; en, evenals Jupiter, gebruikt hij hem nog als
+hij oorlog voert tegen de reuzen. In zijn snellen groei gelijkt Thor
+op Mercurius, want terwijl de eerste spelenderwijs verscheidene balen
+ossenhuiden rondwerpt een paar uur na zijn geboorte, steelt de tweede
+Apollo's ossen, voordat hij één dag oud is. In lichaamskracht gelijkt
+Thor op Hercules, die ook proeven gaf van ongewone sterkte door de
+slangen te worgen die gestuurd waren om hem in zijn wieg te vermoorden,
+en die er later genoegen in had reuzen en monsters aan te vallen en
+te overwinnen. Hercules werd een vrouw en ging spinnen om Omphale,
+de Lydische koningin, ter wille te zijn, en Thor deed de kleeren van
+een vrouw aan om Trym te bezoeken en zijn hamer weerom te halen, die
+negen roeden onder den grond verborgen was. De hamer, zijn voornaamste
+attribuut, werd tot vele gewijde doeleinden gebruikt. Hij heiligde
+den brandstapel der dooden en de huwelijksgebruiken, en grenspalen,
+die met een hamer waren ingedreven, werden als heilig beschouwd onder
+de Noorsche volken, evenals de Hermae of standbeelden van Mercurius,
+op welker verwijdering de doodstraf was gesteld.
+
+Thors vrouw, Sif, met haar weelderig gouden haar, is, zooals wij reeds
+gezegd hebben, een zinnebeeld van de aarde, en heur haar was haar
+rijke plantengroei. Loki's diefstal van deze lokken is gelijk aan
+Pluto's roof van Proserpina. Om de gouden lokken weerom te krijgen,
+moet Loki de dwergen (Pluto's knechten) bezoeken, terwijl hij kruipt
+in de lage doorgangen van de onderwereld; zoo moet Mercurius Proserpina
+zoeken in den Hades.
+
+De paardenvlieg, die Jupiter belet Io weer in bezit te krijgen, nadat
+Mercurius Argus heeft vermoord, verschijnt weer in de Noorsche mythen
+om Brock te steken, en tracht te voorkomen dat de tooverring Draupnir
+gemaakt wordt, die geheel en al een pendant is van Sifs lokken, zooals
+hij ook de vruchten van de aarde voorstelt. De vlieg gaat voort met
+den dwerg te kwellen gedurende het maken van Frey's wild zwijn met de
+gouden borstels, een prototype van Apollo's gouden zonnekar, en zij
+zorgt er voor, dat het handvat van Thors hamer niet geheel klaar komt.
+
+Het tooverschip Skidbladnir, ook door dwergen gemaakt, komt overeen
+met den snelzeilenden Argo, die de wolken, boven onze hoofden zeilend,
+voorstelde, en evenals het van het eerste heette dat het groot genoeg
+was om alle goden te bevatten, zoo droeg de tweede alle Grieksche
+helden naar het verre land Colchis.
+
+De Germanen, die de dagen der week naar hunne goden wilden noemen,
+zooals de Romeinen hadden gedaan, gaven den naam van Thor aan Jupiters
+dag, en maakten hem zoo tot den tegenwoordigen Donderdag.
+
+Thors strijd tegen Hrungnir is een pendant van het gevecht tusschen
+Herkules en Cacus of Antaeus; terwijl Groa blijkbaar Ceres is,
+want ook zij treurt over haar afwezig kind Orvandil (Proserpina),
+en breekt los in een vreugdezang als zij hoort dat het zal terugkeeren.
+
+Magni, Thors zoon, die, als hij slechts drie uur oud is, zijn
+wonderbare kracht ten toon spreidt terwijl hij Hrungnirs been optilt
+van zijn vader die nederligt, herinnert ook aan het kind Hercules;
+en Thors verslindende eetlust bij Thryms bruiloft heeft zijn parallel
+in Mercurius' eersten maaltijd, die uit twee heele ossen bestond.
+
+Het doorschrijden van het gewassen tij van Veimer door Thor doet
+denken aan Jasons daad, toen hij door den stroom waadde, terwijl hij
+op weg was om den tiran Pelias te bezoeken en zijns vaders troon terug
+te krijgen. De wonderbare halsband, door Frigga en Freya gedragen om
+hare bekoring te verhoogen, komt overeen met den cestus of gordel van
+Venus, die Juno leende om haar heer te onderwerpen, en is, evenals
+de lokken van Sif en de ring Draupnir, een beeld van rijken groei of
+een symbool van de sterren die aan den hemel schijnen.
+
+De Noorsche zwaardgod Tyr is natuurlijk de Grieksche krijgsgod Ares,
+op wien hij zóó volkomen gelijkt, dat zijn naam werd gegeven aan
+den dag die aan Ares was gewijd, en die nu bekend is als Dinsdag of
+Tui's dag. Evenals Ares was Tyr druk en moedig; hij had behagen in
+het krijgsrumoer, en was steeds zonder vrees. Hij alleen durfde den
+Fenriswolf te trotseeren; en het zuidelijke spreekwoord van Scylla
+en Charybdis heeft zijn pendant in het Noorsche gezegde "loskomen
+van Laeding en schipbreuk lijden in Droma". De Fenris-wolf, ook een
+verpersoonlijking van het onderaardsche vuur, wordt, evenals zijn
+prototypen, de Titanen, vastgebonden in den Tartarus.
+
+De gelijkenis tusschen den lieflijken, muziekminnenden Bragi met
+zijn harp, en Apollo of Orpheus, is zeer groot; zoo is er gelijkenis
+tusschen den magischen drank Odhroerir en de wateren van den Helicon,
+die beide, meende men, als inspiratie dienden zoowel voor sterflijke
+als voor onsterflijke dichters. Odin doet arendsveeren aan om zijn
+kostelijke meê weg te dragen, en Jupiter neemt een gelijke vermomming
+aan om zich zijn bekerdrager Ganymedes te verschaffen.
+
+Idoen is, evenals Adonis en Proserpina, of meer nog als Eurydice,
+een schoone personificatie van de lente. Zij wordt weggevoerd door
+den wreeden ijsreus Thiassi, die het wilde zwijn voorstelt dat Adonis
+vermoordde, de kinderdief van Proserpina, of de vergiftige slang die
+Eurydice beet. Idoen wordt gedurende langen tijd in Jötun-heim (Hades)
+opgehouden waar ze al haar vroolijke, speelsche manieren vergeet en
+treurig en bleek wordt. Zij kan niet alleen naar Asgard terugkeeren
+en zij kan pas haar ontvluchting ten uitvoer brengen, wanneer Loki
+(nu een zinnebeeld van den zuidenwind) haar komt wegdragen in de
+gedaante van een noot of een zwaluw. Zij herinnert ons aan Proserpina
+en Adonis die door Mercurius (den god van den wind) naar de aarde
+worden teruggebracht, of aan Eurydice, uit Hades gelokt door de zoete
+klanken van Orpheus' harp, die ook symbolisch het zuchten van den
+wind voorstelden.
+
+
+
+Idoen en Eurydice.
+
+De mythe van Idoens val van den Yggdrasil in de donkerste diepten van
+Niflheim is, hoewel onderworpen aan dezelfde uitlegging en vergelijking
+als het bovengenoemde verhaal, toch nog nauwer verwant aan het verhaal
+van Orpheus en Eurydice, want de eerste, zoo goed als Bragi, kan niet
+zonder de laatste bestaan, die hij volgt zelfs tot in het donkere rijk
+des doods; zonder haar zwijgen zijn zangen geheel en al. De wolfshuid
+waarin Idoen gewikkeld is, is typisch voor de zware sneeuwstormen in
+de Noordelijke streken, die de teere worteltjes beschermen voor den
+verderfelijken invloed van de strenge winterkoude.
+
+
+
+Skadi en Diana.
+
+De Van Niörd die de god is van de zonnige zomerzeeën, heeft zijn
+tegenhanger in Neptunus en meer in het bijzonder in Nereus, de
+personificatie van den kalmen en vriendelijken aanblik van de machtige
+diepten. Niörds vrouw, Skadi, is de Noorsche vrouwelijke jager; daarom
+gelijkt zij op Diana. Evenals deze draagt zij een pijlkoker vol pijlen
+en een boog, dien zij met de uiterste handigheid hanteert. Haar kort
+gewaad laat haar de meeste vrijheid van beweging, ook is zij meestal
+vergezeld van een hond.
+
+Het verhaal van het overbrengen van Thiassi's oogen naar het firmament,
+waar zij gloeien als schitterende sterren, herinnert ons aan veel
+Grieksche sterren-mythen en vooral aan Argus' altijd-wakende oogen,
+aan Orion en zijn bejuweelden gordel en aan zijn hond Sirius,
+die allen in sterren zijn veranderd door de goden, om vertoornde
+godinnen te verzoenen. Loki's grollen om een glimlach te krijgen
+van de vertoornde Skadi worden beschouwd verwant te zijn aan de
+trillende bliksem-schichten, die hij in het noorden personifieerde,
+terwijl Steropes en de Cyclopen hetzelfde bij de Grieken uitdrukken.
+
+
+
+Frey en Apollo.
+
+De noordelijke god van zonneschijn en zomerregens de vriendelijke
+Frey, heeft vele trekken gemeen met Apollo; want evenals deze, is hij
+schoon en jong, berijdt het wilde zwijn met gouden stekels, wat de
+noordelijke opvatting was van de zonnestralen, of rijdt door de lucht
+in een gouden wagen, die ons herinnert aan Apollo's schitterende kar.
+
+Bovendien bezit Frey nog enkele van de eigenschappen van den
+vriendelijken Zephyrus, want ook hij strooit bloemen langs zijn
+weg. Zijn paard Blodug-hofi is niet ongelijk aan Pegasus, Apollo's
+lievelingspaard, want het kan met even groot gemak en vlugheid door
+vuur en water heengaan.
+
+Fro, evenals Odin en Jupiter, wordt ook vergeleken bij een
+menschelijken koning, en zijn berg ligt naast dien van Odin dicht
+bij Upsala. Zijn regeering was zóó gelukkig, dat zij de Gouden Eeuw
+werd genoemd en daarom herinnert hij ons aan Saturnus, die, naar de
+aarde verbannen, over het Italiaansche volk regeerde en hun gelijken
+voorspoed schonk.
+
+
+
+Freya en Venus.
+
+Gerda, de schoone maagd, is, als Venus en ook als Atalanta; zij is
+moeilijk te winnen en moeilijk te vrijen, evenals de snelvoetige maagd,
+maar, evenals deze, geeft zij ten slotte toe en wordt een gelukkige
+vrouw. De gouden appelen waarmede Skinir haar tracht om te koopen,
+herinneren ons aan de gouden vruchten welke Hippomenes op Atalanta's
+weg wierp, en die haar de wedloop deden verliezen.
+
+Freya, de godin van jeugd, liefde en schoonheid, is, evenals
+Venus, uit de zee geboren, want zij is een dochter van den zee-god
+Niörd. Venus schonk haar warmste gevoelens aan den oorlogsgod en aan
+den krijgshaftigen Anchises, terwijl Freya dikwijls het gewaad van
+een Valkyr aanneemt en snel over de aarde rijdt om deel te nemen aan
+den doodelijken strijd en om de heldhaftig verslagenen weg te dragen
+opdat zij zullen feestvieren in hare zalen. Evenals Venus geniet zij
+van geschenken van vruchten en bloemen en verleent zij een goedgunstig
+oor aan de smeekingen van geliefden. Freya herinnert ook aan Minerva,
+want, evenals deze, draagt zij een helm en een borstplaat en, evenals
+als deze, is ook zij beroemd om haar prachtig blauwe oogen.
+
+
+
+Odur en Adonis.
+
+Odur, Freya's echtgenoot, is gelijk aan Adonis en als hij haar verlaat
+stort ook zij tallooze tranen, die, in dit geval, in goud worden
+veranderd, terwijl Venus' tranen in anemonen zijn verkeerd, en die
+van de Heliaden, die Phaeton beweenden, tot barnsteen verharden dat op
+goud lijkt in kleur en vastheid. Evenals Venus verheugd is over Adonis'
+terugkeer en de geheele natuur in bloei staat als teeken van sympathie
+in haar vreugde, zoo wordt ook Freya nogmaals opgewekt van hart, als
+zij haar echtgenoot heeft gevonden onder de bloesemde mirten van het
+Zuiden. Venus' wagen wordt getrokken door fladderende duiven, en die
+van Freya wordt snel voortgedragen door katten, die het symbool zijn
+van de zinnelijke liefde, evenals de duiven werden beschouwd als het
+beeld van de teederste liefde. Freya heeft een oog voor schoonheid
+en weigert toornig om Thrym te huwen, terwijl Venus Vulcanus haat
+met wien zij is gedwongen te trouwen, en dien zij ten slotte verlaat.
+
+De Grieken stelden de gerechtigheid voor als een geblinddoekte godin
+met een weegschaal in de ééne hand en een zwaard in de andere, om
+de onpartijdigheid en vastheid van haar bevelen aan te toonen. De
+aan haar beantwoordende godheid van het Noorden was Forseti, die
+geduldig luisterde naar beide zijden van een kwestie voordat ook hij
+zijn onpartijdig en onherroepelijk vonnis afkondigde.
+
+Uller, de winter-god, gelijkt alleen op Apollo en Orion in zijn
+liefde voor de jacht, welke hij onder alle omstandigheden met ijver
+voortzet. Hij is de Noordelijke boogschutter, en zijn handigheid is
+even feilloos als de hunne.
+
+Heimdall was, evenals Argus, begiftigd met buitengewone helderheid van
+gezicht, hetgeen hem in staat stelde op een afstand van honderd mijlen
+even helder te zien bij dag zoowel als bij nacht. Zijn Giallar-hoorn
+die de geheele wereld door kon worden gehoord, en die den overtocht van
+de goden heen en terug over de trillende brug Bifröst bekend maakte,
+was als de trompet van de godin Roem. Daar hij van moeders zijde
+verwant was aan het water, kon hij evenals Proteus naar believen elke
+gedaante aannemen, en hij maakte een goed gebruik van die macht bij
+gelegenheid dat hij Loki's poging om het halssnoer van Brisingamen
+te stelen, verhinderde.
+
+Hermod, de vlugge of vlotte, gelijkt op Mercurius en niet alleen
+in zijn wonderbaarlijke snelheid van beweging. Ook hij was de bode
+der goden en evenals de Grieksche godheid, schoot hij hierheen en
+daarheen, niet geholpen door den gevleugelden helm en de sandalen,
+maar door Odins ros Sleipnir, dat hij alleen mocht berijden. In plaats
+van den Caduceus droeg hij den staf Gambantein. Hij ondervroeg de
+Nornen en den magiër Rossthiof, van wien hij vernam dat Vali zou
+komen om zijn broeder Balder te wreken en zijn vader den voet te
+lichten. Voorbeelden van soortgelijke vragen worden in de Grieksche
+mythologie gevonden, waar Jupiter gaarne Thetis zou hebben gehuwd en
+toch daarvan afzag toen de Schikgodinnen voorspelden, dat, als hij
+zoo deed, zij de moeder zou worden van een zoon, die zijn vader in
+macht en beroemdheid zou overtreffen.
+
+De noordelijke God der stilte, Vidar, heeft eenige gelijkenis met
+Hercules, want, terwijl de laatste niets dan een stok heeft om
+zichzelf daarmede te verdedigen tegen den Nemeïschen leeuw, dien
+hij verscheurt, wordt de eerste in staat gesteld den wolf Fenris te
+Ragnarok te verscheuren, doordat hij in het bezit is van een enkelen
+grooten schoen.
+
+
+
+Rinda en Danae.
+
+Odins vrijage met Rinda herinnert ons aan Jupiters hof maken van Danae,
+die ook een symbool van de aarde is; en terwijl de overvloed van goud
+in de Grieksche sage bedoelt voor te stellen de vruchtbaarmakende
+zonnestralen, stelt het voetbad in het noordelijke verhaal den
+lentedooi voor, die invalt wanneer de zon den weerstand van de bevroren
+aarde heeft overwonnen. Perseus, het kind van deze vereeniging, heeft
+veel punten van overeenkomst met Vali, want ook hij is een wreker en
+verslaat zijns moeders vijanden, even zeker als Vali Hodur vermoordt,
+den moordenaar van Balder.
+
+Het wordt voorgesteld alsof de Noodlotsgodinnen tegenwoordig waren bij
+de geboorte van een kind in Griekenland en de toekomst van een kind
+voorspelden, zooals de Nornen deden; en het verhaal van Meleager
+heeft zijn onmiskenbare parallel in dat van Nornagesta. Althea
+bewaart de half-verteerde fakkel in een kist, Nornagesta verbergt het
+kaarseneindje in zijn harp; en terwijl de Grieksche moeder den dood
+van haar zoon teweeg brengt door de fakkel in het vuur te werpen,
+sterft Nornagesta, die gedwongen is dit eindje kaars aan te steken
+op Olafs bevel, als het flikkert en uitbrandt.
+
+Hebe en de Valkyren waren de schenksters van den Olympus en Asgard. Zij
+waren allen de gepersonifieerde jeugd; en terwijl Hebe den grooten held
+en halfgod Hercules huwde toen zij ophield haar ambt te vervullen,
+werd den Valkyren haar ambt ontnomen, toen zij vereenigd werden met
+helden als Helgi, Hakon, Völund en Sigurd.
+
+Het Cretenser labyrint heeft zijn tegenhanger in het IJslandsche
+Völundarhuis, en Völund en Daedalus beiden brengen hun ontvluchting
+uit een doolhof ten uitvoer door middel van een handig uitgevonden
+paar vleugels, die hen in staat stellen in veiligheid over land en
+zee te vliegen en te ontkomen aan de tyrannie van hun respectieve
+meesters, Nidud en Minos. Völund gelijkt ook hierin Vulcanus, dat hij
+een knappe smid is en van zijn talenten gebruik maakt om zijn wraak
+te koelen. Vulcanus, kreupel geworden door een val van den Olympus
+en door Juno verwaarloosd, met wie hij had getracht goede vrienden
+te worden, zendt haar een gouden troon, die voorzien is van kunstig
+aangebrachte veeren om haar te grijpen en vast te houden. Völund,
+machteloos door de suggestie van Nidud's koningin, vermoordt heimelijk
+hare zonen en maakt van hun oogen wonderbare juweelen, die zij zonder
+wantrouwen op haar borst draagt, totdat hij haar hun afkomst verraadt.
+
+
+
+Zee-Mythen.
+
+Juist zooals de Grieken zich voorstelden dat de stormen het gevolg
+waren van Neptunus' woede, zoo schreven de Noordelijke volken hen
+toe of aan de stuiptrekkingen van Iörmungandr de Midgardslang of
+aan den toorn van Aegir, die, juist zooals Neptunus, met zeewier
+gekroond, dikwijls zijn kinderen, de golven-maagden (de tegenhangers
+van de Nereïden en Oceaniden) wegzond om op de woelende golven te
+spelen. Neptunus woonde in koraalholen dicht bij het eiland Euboea,
+terwijl Aegir in een dergelijk paleis dicht bij het Kattegat gevestigd
+was. Hier was hij omringd door de nixen, undinen en meerminnen, de
+tegenhangers van de Grieksche waternimfen en door de riviergoden van
+den Rijn, de Elbe en den Neckar, die ons doen denken aan Alpheus en
+Peneus, de riviergoden van de Grieken.
+
+Het veelvuldig voorkomen van schipbreuken op de Noordelijke kusten
+heeft er toe bijgedragen om de menschen zich Ran (plaatsvervanger van
+de Grieksche zeegodin Amphitrite) voor te stellen als gulzig en gierig,
+en zij beschreven haar als gewapend met een sterk net waarmede zij
+alle dingen neertrok in de diepte. De Grieksche Sirenen hebben hare
+parallellen in de Noordelijke Lorelei die dezelfde gave van zingen
+bezat en ook zeelieden in den dood lokte; terwijl Prinses Ilse,
+die in een bron werd veranderd, ons herinnert aan de nimf Arethusa,
+die een dergelijke gedaanteverwisseling onderging.
+
+In de Noordelijke opvatting van Niflheim hebben wij een bijna
+nauwkeurigen tegenhanger van den Griekschen Hades. Mödgud, de bewaker
+van de Giallar-brug (de doodenbrug) waarover alle geesten van de dooden
+moeten gaan, eischt een schatting van bloed even gestreng als Charon
+een obool vraagt van elke ziel die hij den Acheron, de doodsrivier,
+overzet. De geweldige hond Garm, die ineengekrompen zit in het Gnipahol
+en de wacht houdt aan de Hellepoort, is als het driehoofdig monster
+Cerberus; en de negen werelden van Niflheim zijn niet ongelijk aan
+de verdeeling van Hades, terwijl Nastrond geheel analoog is aan den
+Tartarus, waar de boozen werden gestraft met een gelijke gestrengheid.
+
+De gewoonte om de doode helden te verbranden met hunne wapenen, en
+om offers, zooals paarden en honden, op hun brandstapel te slachten,
+was even sterk in het Noorden als in het Zuiden; en terwijl Mors
+of Thanatos, de Grieksche dood, voorgesteld werd met een scherpe
+zeis, werd Hel voorgesteld met een bezem of een hark, dien zij even
+meedoogenloos gebruikte en waarmede zij evenveel strafoefende.
+
+
+
+Balder en Apollo.
+
+Balder, de stralende god van den zonneschijn, herinnert ons niet
+alleen aan Apollo en Orpheus, maar aan al de andere helden van
+zonnemythen. Zijn vrouw Nanna gelijkt op Flora en nog meer op
+Proserpina, want ook zij daalt neer in de onderwereld waar zij voor
+een wijl vertoeft. Balders gouden hal van Breidablik gelijkt op
+Apollo's paleis in 't Oosten; ook hij houdt van bloemen; alle dingen
+glimlachen wanneer hij komt, en doen gewillig den eed hem nooit te
+zullen beleedigen. Zooals Achilles alleen kwetsbaar was aan den hiel,
+zoo kon Balder alleen worden getroffen door den onschuldigen maretak,
+en zijn dood wordt veroorzaakt door Loki's jaloezie, juist zooals
+Hercules werd verslagen door die van Deianeira. Balders brandstapel
+op Ringhorn herinnert ons aan Hercules' dood op den berg Etna: de
+vlammen en de roode gloed van beide vuren dienen om de ondergaande
+zon te typeeren. De Noordelijke god van zon en zomer kon alleen
+worden verlost van Niflheim, wanneer alle levende en doode dingen
+tranen zouden storten; en zoo kon Proserpina alleen uit den Hades
+ontsnappen op voorwaarde dat zij geen voedsel had gebruikt. De weinig
+beteekenende weigering van Thok om een enkelen traan te storten,
+doet denken aan de zaden van den granaatappel dien Proserpina at, en
+het gevolg is in beide gevallen even afgrijselijk, daar het Balder en
+Proserpina onder den grond terughoudt en de aarde (Frigga of Ceres)
+moet voortgaan hun afwezigheid te beweenen.
+
+Door Loki kwam het kwaad in de Noorsche wereld; Prometheus' gift
+van het vuur bracht denzelfden vloek over de Grieken. De straf
+aan de schuldigen toebedeeld door de goeden is niet ongelijk,
+want, terwijl Loki met diamanten ketenen onder den grond wordt
+vastgebonden en geteisterd door het aanhoudend druppelen van vergif
+uit de slagtanden van een slang die boven zijn hoofd is vastgemaakt,
+wordt Prometheus op een dergelijke wijze aan den Caucasus geketend,
+terwijl een vraatzuchtige gier aanhoudend aan zijn lever knaagt. Loki's
+straf heeft een anderen tegenhanger in die van Tityus, in den Hades
+gebonden, en in die van Enceladus, geketend onder den Etna waar
+zijn bezweringen aardbevingen veroorzaakten en zijn verwenschingen
+plotselinge uitbarstingen van den vulkaan ten gevolge hadden. Loki
+herinnert verder aan Neptunus, daar ook hij een paardengedaante aannam
+en de stamvader werd van een wonderbaar ros, want Sleipnir wedijvert
+met Arion zoowel in vlugheid als in uithoudingsvermogen.
+
+De Fimbul-winter is vergeleken geworden bij het lange voorafgaande
+gevecht onder de muren van Troje, en Ragnarok, het grootsche einddrama
+van de Noorsche mythologie bij het branden van die beroemde stad. "Thor
+is Hector; de wolf Fenris, Pyrrhus, zoon van Achilles die Priamus
+versloeg (Odin); en Vidar die in Ragnarok herleeft, is Aeneas." De
+verwoesting van Priamus' paleis is het type van de verwoesting van
+de gouden hallen der goden; en de verslindende wolven Hati, Sköll en
+Managarm, de vijanden der duisternis, zijn het prototype van Paris en
+al de andere demonen der duisternis die de zonnemaagd Helena wegdragen
+of haar verslinden.
+
+
+
+Ragnarok en de Zondvloed.
+
+Volgens een andere uitlegging evenwel is de Ragnarok en de daaruit
+volgende overstrooming van de wereld slechts een Noorsche overlevering
+van den zondvloed. De overlevenden, Lif en Lifthrasir, waren
+evenals Deucalion en Pyrrha bestemd om de wereld weer te bevolken;
+en zooals het altaar van Delphi alleen de vernielende macht van de
+groote overstrooming weerstond, zoo stond ook Gimli stralend om de
+overlevende goden te ontvangen.
+
+
+
+Reuzen en Titanen.
+
+Wij hebben al gezien, hoe nauw de Noordelijke reuzen verwant zijn aan
+de Titanen. Nu valt alleen nog te vertellen dat, terwijl de Grieken
+zich voorstelden dat Atlas in een berg was veranderd, de Noormannen
+geloofden dat het Reuzengebergte in Duitschland was gevormd uit reuzen,
+en dat de lawines die van hun steile hoogten af naar beneden kwamen,
+de sneeuwhoopen waren die deze reuzen ongeduldig van hunne kruinen
+afschudden, wanneer zij hun verwrongen houdingen veranderden. De
+verschijning in den vorm van een stier van een der waterreuzen die
+kwam om de koningin der Franken te vrijen, heeft zijn parallel in het
+verhaal van Jupiters vrijage om Europa, en Meroveus is klaarblijkelijk
+geheel de tegenhanger van Sarpedon. Een vage gelijkenis kan men vinden
+tusschen het reuzenschip Mannigfual en de Argo, want terwijl de eene
+wordt voorondersteld door de Aegeïsche en de Zwarte Zee te hebben
+gekruist, en vele plaatsen gedenkwaardig te hebben gemaakt door de
+gevaren die het daar ontmoette, zeilt het Noorsche schip door de Noord-
+en de Oost-Zee en wordt het genoemd in verband met het eiland Bornholm
+en de klippen van Dover.
+
+Terwijl de Grieken zich voorstelden, dat nachtmerries de booze droomen
+waren die ontsnapt waren uit het hol van Somnus, dacht het Noorsche
+ras zich deze als vrouwelijke dwergen of trollen, die uit de donkere
+schuilhoeken van de aarde kropen om hen te kwellen. Alle tooverwapenen
+in het Noorden heetten het werk der dwergen, de smeden onder den grond,
+terwijl die van de Grieken gemaakt waren door Vulcanus en de Cyclopen
+onder den Etna of op het eiland Lemnos.
+
+
+
+De Volsunga Saga.
+
+In de mythe van Sigurd vinden wij Odin één-oogig als de Cyclopen,
+die, evenals hij, persoonsverbeeldingen van de zon zijn. Sigurd
+wordt onderwezen door Gripir den paardendresseerder, die aan Chiron,
+den Centaur herinnert. Hij is niet alleen in staat een jongen held te
+leeren alles wat hij moet weten en hem goeden raad te geven aangaande
+zijn toekomstig gedrag, maar hij bezit ook de gave van de profetie.
+
+Het wonderbare zwaard dat het eigendom wordt van Sigmund en van Sigurd,
+zoo spoedig als zij zich waardig genoeg zullen betoonen om dit te
+hanteeren, en het zwaard Angurvadel dat Frithiof van zijn vader erft,
+herinneren ons aan het wapen dat Aegeus had verborgen onder de rots
+en dat Theseus in veiligheid bracht zoo spoedig hij een man geworden
+was. Sigurd tracht evenals Theseus, Perseus en Jason, de misdaden van
+zijn vader te wreken vóórdat hij uitgaat om te zoeken den gouden schat,
+volkomen hetzelfde als het gouden vlies, dat ook door een draak wordt
+bewaard en moeilijk in veiligheid te brengen is. Evenals alle Grieksche
+zonnegoden en helden, heeft Sigurd gouden haar en helder blauwe oogen;
+zijn gevecht met Fafnir herinnert ons aan Apollo's strijd met den
+Python, terwijl de ring Andvaranaut vergeleken kan worden bij Venus'
+gordel en de vloek dien hij brengt aan den drager, herinnert aan de
+tragedie van Helena die een eindeloos bloedbad veroorzaakte aan allen
+die met haar verbonden waren.
+
+Sigurd kon Fafnir niet hebben overwonnen zonder het tooverzwaard, juist
+zooals het den Grieken niet gelukte Troje te krijgen zonder de pijlen
+van Philoctetes die ook het symbool zijn van de alles-overwinnende
+stralen der zon. Het terugvinden van den gestolen schat gelijkt op
+Menelaus' terugvinden van Helena, en klaarblijkelijk brengt hij al
+even weinig geluk aan Sigurd als zijn lafhartige vrouw bracht aan
+den Spartaanschen koning.
+
+
+
+Brunhild.
+
+Brunhild gelijkt op Minerva in haar krijgshaftigen zin, lichamelijk
+voorkomen en wijsheid; maar haar toorn en verachting wanneer Sigurd
+haar vergeet voor Goedroen, is als de toorn van Oenone, die Paris
+verlaat om Helena te vrijen. Brunhilds toorn blijft Sigurd levenslang
+vervolgen, en zelfs tracht zij zijn dood te beramen, terwijl Oenone,
+geroepen om haar gewonden minnaar te genezen, dit weigert en hem laat
+sterven. Oenone en Brunhild zijn beiden overstelpt door dezelfde
+berouwvolle gevoelens, als hare minnaren hun laatsten adem hebben
+uitgeblazen, en zij beiden dringen er op aan, hun brandstapels te
+deelen en haar leven te eindigen aan de zijde van hen die zij hadden
+bemind.
+
+
+
+Zonnemythen.
+
+De Volsunga Saga, zóóals zij is, bevattende een geheele serie
+van zonnemythen, herhaalt zich zelf in elke phase; en juist zooals
+Ariadne, verlaten door den zonneheld Theseus, ten slotte Bacchus huwt,
+zoo doet ook Goedroen wanneer Sigurd vertrokken is en zij Atli huwt,
+den Hunnenkoning. Ook hij eindigt zijn leven te midden van de vlammen
+van zijn brandend paleis of schip. Gunnar, speelt evenals Orpheus
+of Amphion zulke wondervolle melodieën op zijn harp, dat zelfs de
+slangen in slaap gezongen werden. Volgens sommige overleveringen
+herinnert Atli aan Fafnir en begeert het bezit van goud. Daarom zijn
+beide verpersoonlijkingen van de winterwolk, die over de stervelingen
+hangt en van hen weghoudt het goud van het zonnelicht en de warmte,
+totdat in de lente de blinkende bol de machten van duisternis en
+stormen overwint en zijn goud over het aangezicht der aarde strooit.
+
+Swanhild, Sigurds dochter, is een andere verpersoonlijking van de zon,
+zooals zij gezien wordt met haar blauwe oogen en gouden haar; en haar
+dood onder de hoeven van zwarte paarden stelt voor het uitgewischt
+worden van de zon door wolken van storm of van duisternis.
+
+Zooals Castor en Pollux zich haasten om hun zuster Helena te bevrijden
+als ze wordt weggevoerd door Theseus, zoo haasten ook Swanhilds
+broeders, Erp, Hamdir en Sörli, zich, om haar dood te wreken.
+
+Dit zijn de hoofdpunten van overeenkomst tusschen de Mythologieën
+van het Noorden en het Zuiden, en de overeenkomst gaat zóó ver, dat
+zij oorspronkelijk zijn gevormd uit dezelfde stof, en de voornaamste
+verschillen zijn te verklaren uit de locale kleur, onbewust er aan
+toegebracht door de verschillende rassen.
+
+
+
+
+
+
+AANTEEKENINGEN
+
+
+[1] Noorsche Mythology "Kauffman".
+
+[2] Halliday Sparling.
+
+[3] Carlyle "Heroes and Heroworship".
+
+[4] "Noordelijke Mythologie", Kauffmann.
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Noorsche mythen uit de Edda's en de
+sagen, by Hélène Adeline Guerber
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK NOORSCHE MYTHEN ***
+
+***** This file should be named 31954-0.txt or 31954-0.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/3/1/9/5/31954/
+
+Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
+Proofreading Team at https://www.pgdp.net/
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. \ No newline at end of file
diff --git a/31954-0.zip b/31954-0.zip
new file mode 100644
index 0000000..ad7f4a5
--- /dev/null
+++ b/31954-0.zip
Binary files differ
diff --git a/31954-h.zip b/31954-h.zip
new file mode 100644
index 0000000..2310e2f
--- /dev/null
+++ b/31954-h.zip
Binary files differ
diff --git a/31954-h/31954-h.htm b/31954-h/31954-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..f3a07a0
--- /dev/null
+++ b/31954-h/31954-h.htm
@@ -0,0 +1,19359 @@
+<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN"
+"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd">
+<html lang="nl-1900">
+<head>
+<meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=utf-8">
+<title>The Project Gutenberg eBook of Noorsche Mythen uit de Edda&rsquo;s en de Sagen, by Hélène Adeline Guerber</title>
+
+<style type="text/css">
+
+body
+{
+font: 100%/1.2em "Times New Roman", Times, serif;
+margin: 1.58em 16%;
+text-align: left;
+}
+/***** Titlepage *****************************************************/
+.titlePage
+{
+border: #DDDDDD 2px solid;
+margin: 3em 0% 7em 0%;
+padding: 5em 10% 6em 10%;
+text-align: center;
+}
+.titlePage .docTitle
+{
+line-height: 3.5em;
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+font-weight: bold;
+}
+.titlePage .docTitle .mainTitle
+{
+font-size: 1.8em;
+}
+.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle, .titlePage .docTitle
+{
+font-size: 1.44em;
+}
+.titlePage .byline
+{
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+font-size:1.2em;
+line-height:1.72em;
+}
+.titlePage .byline .docAuthor
+{
+font-size: 1.2em;
+font-weight: bold;
+}
+.titlePage .figure
+{
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+}
+.titlePage .docImprint
+{
+margin: 4em 0% 0em 0%;
+font-size: 1.2em;
+line-height: 1.72em;
+}
+.titlePage .docImprint .docDate
+{
+font-size: 1.2em;
+font-weight: bold;
+}
+/***** End Titlepage *****/
+.transcribernote
+{
+background-color:#DDE;
+border:black 1px dotted;
+color:#000;
+font-family:sans-serif;
+font-size:80%;
+margin:2em 5%;
+padding:1em;
+}
+.advertisment
+{
+background-color:#FFFEE0;
+border:black 1px dotted;
+color:#000;
+margin:2em 5%;
+padding:1em;
+}
+.width20
+{
+width: 20%;
+}
+.width40
+{
+width: 40%;
+}
+.indextoc
+{
+text-align: center;
+}
+.div0
+{
+padding-top: 5.6em;
+}
+.div1
+{
+padding-top: 4.8em;
+}
+.index
+{
+font-size: 80%;
+}
+.div2
+{
+padding-top: 3.6em;
+}
+.div3, .div4, .div5
+{
+padding-top: 2.4em;
+}
+.footnotes .body,
+.footnotes .div1
+{
+padding: 0;
+}
+.apparatusnote
+{
+text-decoration: none;
+}
+h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, pseudoh4
+{
+clear: both;
+font-style: normal;
+text-transform: none;
+}
+h3, .pseudoh3
+{
+font-size:1.2em;
+line-height:1.2em;
+}
+h3.label
+{
+font-size:1em;
+line-height:1.2em;
+margin-bottom:0;
+}
+h4, pseudoh4
+{
+font-size:1em;
+line-height:1.2em;
+}
+.alignleft
+{
+text-align:left;
+}
+.alignright
+{
+text-align:right;
+}
+.alignblock
+{
+text-align:justify;
+}
+p.tb, hr.tb
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-bottom: 1.6em;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+text-align: center;
+}
+p.argument, p.note, p.tocArgument
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+text-indent:0;
+}
+p.argument, p.tocArgument
+{
+margin:1.58em 10%;
+}
+p.tocChapter
+{
+margin:1.58em 0%;
+}
+p.tocSection
+{
+margin:0.7em 5%;
+}
+.epigraph
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+width: 60%;
+margin-left: auto;
+}
+.epigraph span.bibl
+{
+display: block;
+text-align: right;
+}
+.trailer
+{
+clear: both;
+padding-top: 2.4em;
+padding-bottom: 1.6em;
+}
+.figure
+{
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+}
+.floatLeft
+{
+float:left;
+margin:10px 10px 10px 0;
+}
+.floatRight
+{
+float:right;
+margin:10px 0 10px 10px;
+}
+p.figureHead
+{
+font-size:100%;
+text-align:center;
+}
+.figAnnotation
+{
+font-size:80%;
+position:relative;
+margin: 0 auto; /* center this */
+}
+.figTopLeft, .figBottomLeft
+{
+float: left;
+}
+.figTop, .figBottom
+{
+}
+.figTopRight, .figBottomRight
+{
+float: right;
+}
+.figure p
+{
+font-size:80%;
+margin-top:0;
+text-align:center;
+}
+img
+{
+border-width:0;
+}
+p.smallprint,li.smallprint
+{
+color:#666666;
+font-size:80%;
+}
+span.parnum
+{
+font-weight: bold;
+}
+.leftnote
+{
+font-size:0.8em;
+height:0;
+left:1%;
+line-height:1.2em;
+position:absolute;
+text-indent:0;
+width:14%;
+}
+.pagenum
+{
+display:inline;
+font-size:70%;
+font-style:normal;
+margin:0;
+padding:0;
+position:absolute;
+right:1%;
+text-align:right;
+}
+a.noteref, a.pseudonoteref
+{
+font-size: 80%;
+text-decoration: none;
+vertical-align: 0.25em;
+}
+.displayfootnote
+{
+display: none;
+}
+div.footnotes
+{
+font-size: 80%;
+margin-top: 1em;
+padding: 0;
+}
+hr.fnsep
+{
+margin-left: 0;
+margin-right: 0;
+text-align: left;
+width: 25%;
+}
+p.footnote
+{
+margin-bottom: 0.5em;
+margin-top: 0.5em;
+}
+p.footnote .label
+{
+float:left;
+width:2em;
+height:12pt;
+display:block;
+}
+/****** Tables ******/
+td.sum
+{
+padding-top: 2px; border-top: solid black 1px;
+}
+/****** Poetry ******/
+.lgouter
+{
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+display:table; /* used to make the block shrink to the actual size */
+}
+.lg
+{
+text-align: left;
+}
+.lg h4, .lgouter h4
+{
+font-weight: normal;
+}
+.lg .linenum
+{
+color:#777;
+font-size:90%;
+left:-2.5em;
+margin:0;
+position:absolute;
+text-align:center;
+text-indent:0;
+top:auto;
+width:1.75em;
+}
+p.line
+{
+margin: 0 0% 0 0%;
+}
+span.hemistich /* invisible text to achieve visual effect of hemistich indentation. */
+{
+color: white;
+}
+.versenum
+{
+font-weight:bold;
+}
+/***** Drama *****/
+.speaker
+{
+font-weight: bold;
+margin-bottom: 0.4em;
+}
+.sp .line
+{
+margin: 0 10%;
+text-align: left;
+}
+/***** End Drama *****/
+/* right aligned page number in table of contents */
+.tocPagenum, .flushright
+{
+position: absolute;
+right: 16%;
+top: auto;
+}
+span.corr
+{
+border-bottom:1px dotted red;
+}
+span.abbr
+{
+border-bottom:1px dotted gray;
+}
+span.measure
+{
+border-bottom:1px dotted green;
+}
+/****** Font Styles and Colors *****/
+.letterspaced
+{
+letter-spacing:0.2em;
+}
+.smallcaps
+{
+font-variant:small-caps;
+}
+.caps
+{
+text-transform:uppercase;
+}
+/* overline is actually a bit too high; overtilde is approximated with overline */
+.overline, .overtilde
+{
+text-decoration: overline;
+}
+.rm
+{
+font-style: normal;
+}
+.red
+{
+color: red;
+}
+/***** End Font Styles and Colors *****/
+hr
+{
+clear:both;
+height:1px;
+margin-left:auto;
+margin-right:auto;
+margin-top:1em;
+text-align:center;
+width:45%;
+}
+.aligncenter, div.figure
+{
+text-align:center;
+}
+h1, h2
+{
+font-size:1.44em;
+line-height:1.5em;
+}
+h1.label, h2.label
+{
+font-size:1.2em;
+line-height:1.2em;
+margin-bottom:0;
+}
+h5, h6
+{
+font-size:1em;
+font-style:italic;
+line-height:1em;
+}
+p
+{
+text-indent:0;
+}
+p.firstlinecaps:first-line
+{
+text-transform: uppercase;
+}
+p.dropcap:first-letter
+{
+float: left;
+clear: left;
+margin: 0em 0.05em 0 0;
+padding: 0px;
+line-height: 0.8em;
+font-size: 420%;
+vertical-align:super;
+}
+.lg
+{
+padding: .5em 0% .5em 0%;
+}
+p.quote,div.blockquote,div.argument
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+margin:1.58em 5%;
+}
+.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden
+{
+text-decoration:none;
+}
+ul { list-style-type: none; }
+.castlist, .castitem { list-style-type: none; }
+body
+{
+background: #FFFFFF;
+font-family: "Times New Roman", Times, serif;
+}
+body, a.hidden
+{
+color: black;
+}
+.titlePage
+{
+color: #001FA4;
+font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif;
+}
+h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, .pseudoh4
+{
+color: #001FA4;
+font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif;
+}
+p.byline
+{
+font-style: italic;
+margin-bottom: 2em;
+}
+.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, span.leftnote, p.legend, .versenum, .stage
+{
+color: #001FA4;
+}
+.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a
+{
+color: #AAAAAA;
+}
+a.hidden:hover, a.noteref:hover
+{
+color: red;
+}
+p.dropcap:first-letter
+{
+color: #001FA4;
+font-weight: bold;
+}
+sub, sup
+{
+line-height: 0;
+}
+.pagenum, .linenum
+{
+speak: none;
+}
+.xd20e79width
+{
+width:481px;
+}
+.xd20e85
+{
+text-align:center;
+}
+.xd20e90width
+{
+width:465px;
+}
+.xd20e114width
+{
+width:161px;
+}
+.xd20e1030width
+{
+width:493px;
+}
+.xd20e1115width
+{
+width:490px;
+}
+.xd20e1136
+{
+text-align:right;
+}
+.xd20e1321width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e1504
+{
+text-indent:8em;
+}
+.xd20e1593width
+{
+width:330px;
+}
+.xd20e1761width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e2103width
+{
+width:517px;
+}
+.xd20e2383width
+{
+width:494px;
+}
+.xd20e2444width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e2699width
+{
+width:549px;
+}
+.xd20e2787width
+{
+width:477px;
+}
+.xd20e2817width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e2955width
+{
+width:493px;
+}
+.xd20e3055width
+{
+width:490px;
+}
+.xd20e3210width
+{
+width:489px;
+}
+.xd20e3363width
+{
+width:510px;
+}
+.xd20e3530width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e3637width
+{
+width:503px;
+}
+.xd20e3851width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e3942width
+{
+width:504px;
+}
+.xd20e4411width
+{
+width:517px;
+}
+.xd20e4487width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e5052width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e5181width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e5244width
+{
+width:499px;
+}
+.xd20e5431
+{
+font-style:italic;
+}
+.xd20e5583width
+{
+width:540px;
+}
+.xd20e5718width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e5804width
+{
+width:496px;
+}
+.xd20e5935width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e5979width
+{
+width:551px;
+}
+.xd20e6122width
+{
+width:550px;
+}
+.xd20e6321width
+{
+width:485px;
+}
+.xd20e6572width
+{
+width:495px;
+}
+.xd20e6860width
+{
+width:497px;
+}
+.xd20e6991width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e7114width
+{
+width:489px;
+}
+.xd20e7481width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e7545
+{
+text-indent:4em;
+}
+.xd20e7637width
+{
+width:550px;
+}
+.xd20e7739width
+{
+width:550px;
+}
+.xd20e7796width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e8004width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e8042width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e8125width
+{
+width:460px;
+}
+.xd20e8174width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e8345width
+{
+width:509px;
+}
+.xd20e8418width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e8519width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e8780width
+{
+width:509px;
+}
+.xd20e8932width
+{
+width:516px;
+}
+.xd20e9016width
+{
+width:460px;
+}
+.xd20e9047width
+{
+width:490px;
+}
+.xd20e9101width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e9147width
+{
+width:512px;
+}
+.xd20e9194width
+{
+width:532px;
+}
+.xd20e9584width
+{
+width:490px;
+}
+.xd20e9672width
+{
+width:520px;
+}
+.xd20e9838width
+{
+width:499px;
+}
+.xd20e10018width
+{
+width:512px;
+}
+.xd20e10043width
+{
+width:508px;
+}
+.xd20e10141width
+{
+width:508px;
+}
+.xd20e10297width
+{
+width:498px;
+}
+.xd20e10628width
+{
+width:503px;
+}
+.xd20e10783width
+{
+width:720px;
+}
+.xd20e10924width
+{
+width:485px;
+}
+.xd20e11116width
+{
+width:720px;
+}
+</style>
+</head>
+<body>
+
+
+<pre>
+
+The Project Gutenberg EBook of Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen, by
+Hélène Adeline Guerber
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen
+
+Author: Hélène Adeline Guerber
+
+Editor: H. W. Ph. E. van den Bergh van Eysinga
+
+Release Date: April 11, 2010 [EBook #31954]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: UTF-8
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK NOORSCHE MYTHEN ***
+
+
+
+
+Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
+Proofreading Team at https://www.pgdp.net/
+
+
+
+
+
+
+</pre>
+
+<div class="front">
+<div class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<p class="firstpar"></p>
+<div class="figure xd20e79width"><img src="images/front.jpg" alt="Oorspronkelijke voorkant." width="481" height="720"></div>
+</div>
+<div class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<p class="firstpar xd20e85">Noorsche Mythen uit de Edda&rsquo;s en de
+Sagen.</p>
+<div class="figure xd20e90width"><img src="images/titlepage.gif" alt="Originele titelpagina." width="465" height="720"></div>
+</div>
+<div class="titlePage">
+<div class="docTitle">
+<div class="mainTitle">Noorsche Mythen uit de Edda&rsquo;s en de
+Sagen</div>
+</div>
+<div class="byline">Door<br>
+<span class="docAuthor">H. A. Guerber</span><br>
+Schrijver van &ldquo;Mythen en Legenden uit de Middeleeuwen&rdquo;,
+&ldquo;Mythen van Griekenland en Rome&rdquo;<br>
+Bewerkt door<br>
+<span class="docAuthor">Dr H. W. Ph. E. v. d. Bergh v.
+Eysinga.</span></div>
+<div class="figure xd20e114width"><img src="images/logo.gif" alt="Uitgeverslogo: Anno 1863 Waeksaem In Thyme&rsquo;s Eedel Cruyt."
+width="161" height="172"></div>
+<div class="docImprint"><i>Tweede druk.</i><br>
+Zutphen.&mdash;W. J. Thieme &amp; Cie.</div>
+</div>
+<p><span class="pagenum">[<a id="xd20e123" href="#xd20e123" name="xd20e123">V</a>]</span></p>
+<div class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Lijst van illustraties.</h2>
+<ul>
+<li>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">Tegenover
+bladz.</span></li>
+<li>1. <a href="#p000">Sigurd</a> (<i>Gilbert Bayes</i>).
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum"><i>V&oacute;&oacute;r
+den Titel.</i></span></li>
+<li>2. <a href="#p002">De Reus met het vlammende Zwaard</a> (<i>J. C.
+Dollman</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">2</span></li>
+<li>3. <a href="#p008">De Wolven vervolgen Sol en Mani</a> (<i>J. C.
+Dollman</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">8</span></li>
+<li>4. <a href="#p016">Odin</a> (<i>Sir E. Burne-Jones</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">16</span></li>
+<li>5. <a href="#p020">Een Vikingtocht</a> (<i>J. C. Dollman</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">20</span></li>
+<li>6. <a href="#p028">De Rattenvanger van Hameln</a> (<i>H.
+Kaulbach</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">28</span></li>
+<li>7. <a href="#p038">Odin</a> (<i>B. E. Fogelberg</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">38</span></li>
+<li>8. <a href="#p040">Frigga spint de wolken</a> (<i>J. C.
+Dollman</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">40</span></li>
+<li>9. <a href="#p052">Tannh&auml;user en Vrouw Venus</a> (<i>J.
+Wagrez</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">52</span></li>
+<li>10. <a href="#p054">Eastre</a> (<i>Jacques Reich</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">54</span></li>
+<li>11. <a href="#p056">Huldra&rsquo;s Nimfen</a> (<i>B. E. Ward</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">56</span></li>
+<li>12. <a href="#p060">Thor</a> (<i>B. E. Fogelberg</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">60</span></li>
+<li>13. <a href="#p064">Sif en Thor</a> (<i>J. C. Dollman</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">64</span></li>
+<li>14. <a href="#p072">Thor en de Berg</a> (<i>J. C. Dollman</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">72</span></li>
+<li>15. <a href="#p080">Geirrod neemt Loki gevangen</a> (<i>Patten
+Wilson</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">80</span></li>
+<li>16. <a href="#p088">Een tocht</a> (<i>A. Malmstr&ouml;m</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">88</span></li>
+<li>17. <a href="#p092">Het binden van Fenris</a> (<i>Dorothy
+Hardy</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">92</span></li>
+<li>18. <a href="#p100"><span class="corr" id="xd20e308" title="Bron: Idun">Idoen</span></a> (<i>B. E. Ward</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">100</span></li>
+<li>19. <a href="#p104">Loki en Thiassi</a> (<i>Dorothy Hardy</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">104</span></li>
+<li>20. <a href="#p120">Frey</a> (<i>Jacques Reich</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">120</span></li>
+<li>21. <a href="#p132">Freya</a> (<i>N. J. O. Blomm&eacute;r</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">132</span></li>
+<li>22. <a href="#p144">De Regenboogbrug</a> (<i>H. Hendrich</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">144</span></li>
+<li>23. <a href="#p148">Heimdall</a> (<i>Dorothy Hardy</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">148</span></li>
+<li>24. <a href="#p150">Jarl</a> (<i>Albert Edelfelt</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">150</span></li>
+<li>25. <a href="#p164">De Nornen</a> (<i>C. Ehrenberg</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">164</span></li>
+<li>26. <a href="#p168">De Dises</a> (<i>Dorothy Hardy</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">168</span></li>
+<li>27. <a href="#p172">Het Zwaan-Meisje</a> (<i>Gertrude Demain
+Hammond R.I.</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">172</span></li>
+<li>28. <a href="#p174">De rit der Valkyren</a> (<i>J. C. Dollman</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">174</span></li>
+<li>29. <a href="#p176">Brunhild en Sigmund</a> (<i>J. Wagrez</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">176</span><span class="pagenum">[<a id="xd20e427" href="#xd20e427" name="xd20e427">VI</a>]</span></li>
+<li>30. <a href="#p180">De weg naar Valhalla</a> (<i>Severin
+Nilsson</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">180</span></li>
+<li>31. <a href="#p184">&AElig;gir</a> (<i>J. P. Molin</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">184</span></li>
+<li>32. <a href="#p192">De Neckan</a> (<i>J. P. <span class="corr" id="xd20e455" title="Bron: Mollin">Molin</span></i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">192</span></li>
+<li>33. <a href="#p200">Loki en Hodur</a> (<i>C. G.
+Qvarnstr&ouml;m</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">200</span></li>
+<li>34. <a href="#p204">De dood van Balder</a> (<i>Dorothy Hardy</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">204</span></li>
+<li>35. <a href="#p208">Hermod voor Hela</a> (<i>J. C. Dollman</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">208</span></li>
+<li>36. <a href="#p220">Loki en Svadilfari</a> (<i>Dorothy Hardy</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">220</span></li>
+<li>37. <a href="#p226">Loki en Sigyn</a> (<i>M. E. Winge</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">226</span></li>
+<li>38. <a href="#p228">Thor en de Reuzen</a> (<i>M. E. Winge</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">228</span></li>
+<li>39. <a href="#p232">Thorgatten</a> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">232</span></li>
+<li>40. <a href="#p240">De Toppen van de Trolls</a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">240</span></li>
+<li>41. <a href="#p242">De Elfendans</a> (<i>N. J. O.
+Blomm&eacute;r</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">242</span></li>
+<li>42. <a href="#p244">De Witte Elfen</a> (<i>Charles P. Sainton, R.
+I.</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">244</span></li>
+<li>43. <a href="#p246">Oude Huizen met gebeeldhouwde Posten</a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">246</span></li>
+<li>44. <a href="#p252">Sigmund en het beest</a> (<i>Patten Wilson</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">252</span></li>
+<li>45. <a href="#p256">De Weerwolven</a> (<i>J. C. Dollman</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">256</span></li>
+<li>46. <a href="#p260">Het vaarwel van een Held</a> (<i>M. E.
+Winge</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">260</span></li>
+<li>47. <a href="#p270">Sigurd en Fafnir</a> (<i>K. Dielitz</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">270</span></li>
+<li>48. <a href="#p274">Sigurd vindt Brunhild</a> (<i>J. Wagrez</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">274</span></li>
+<li>49. <a href="#p276">Odin en Brunhild</a> (<i>K. Dielitz</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">276</span></li>
+<li>50. <a href="#p278">Aslaug</a> (<i>Gertrude Demain Hammond, R.
+I.</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">278</span></li>
+<li>51. <a href="#p280">Sigurd en Gunnar</a> (<i>J. C. Dollman</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">280</span></li>
+<li>52. <a href="#p282">De Dood van Sigurd</a> (<i>Patten Wilson</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">282</span></li>
+<li>53. <a href="#p284">Het einde van Brunhild</a> (<i>J. Wagrez</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">284</span></li>
+<li>54. <a href="#p300">Ingeborg</a> (<i>M. E. Winge</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">300</span></li>
+<li>55. <a href="#p302">Frithiof klieft het Schild van Helge</a>
+(<i>Knut Ekwall</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">302</span></li>
+<li>56. <a href="#p306">Ingeborg ziet haar minnaar vertrekken</a>
+(<i>Knut Ekwall</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">306</span></li>
+<li>57. <a href="#p310">Frithiof keert terug naar Framn&auml;s</a>
+(<i>Knut Ekwall</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">310</span><span class="pagenum">[<a id="xd20e704" href="#xd20e704" name="xd20e704">VII</a>]</span></li>
+<li>58. <a href="#p312">Frithiof bij het altaar van Balder</a> (<i>Knut
+Ekwall</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">312</span></li>
+<li>59. <a href="#p314">Frithiof aan het Hof van Ring</a> (<i>Knut
+Ekwall</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">314</span></li>
+<li>60. <a href="#p320">Frithiof ziet den slapenden Koning</a> (<i>Knut
+Ekwall</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">320</span></li>
+<li>61. <a href="#p328">Odin en Fenris</a> (<i>Dorothy Hardy</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">328</span></li>
+<li>62. <a href="#p332">Noren landende in IJsland</a> (<i>Oscar
+Wergeland</i>) &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">332</span></li>
+<li>63. <a href="#p338">De reis der Valkyren</a> (<i>H. Hendrich</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">338</span></li>
+<li>64. <a href="#p352">De Storm-Rit</a> (<i>Gilbert Bayes</i>)
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">352</span></li>
+</ul>
+<p><span class="pagenum">[<a id="xd20e775" href="#xd20e775" name="xd20e775">IX</a>]</span></p>
+</div>
+<div id="toc" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Inhoud.</h2>
+<ul>
+<li>Hoofdstuk. &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">Bladzijde.</span></li>
+<li>I. <a href="#ch1"><span class="smallcaps">Het Begin</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">1</span></li>
+<li>II. <a href="#ch2"><span class="smallcaps">Odin</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">14</span></li>
+<li>III. <a href="#ch3"><span class="smallcaps">Frigga</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">41</span></li>
+<li>IV. <a href="#ch4"><span class="smallcaps">Thor</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">58</span></li>
+<li>V. <a href="#ch5"><span class="smallcaps">Tyr</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">84</span></li>
+<li>VI. <a href="#ch6"><span class="smallcaps">Bragi</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">94</span></li>
+<li>VII. <a href="#ch7"><span class="smallcaps"><span class="corr" id="xd20e837" title="Bron: Idun">Idoen</span></span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">102</span></li>
+<li>VIII. <a href="#ch8"><span class="smallcaps">Ni&ouml;rd</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">110</span></li>
+<li>IX. <a href="#ch9"><span class="smallcaps">Frey</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">116</span></li>
+<li>X. <a href="#ch10"><span class="smallcaps">Freya</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">129</span></li>
+<li>XI. <a href="#ch11"><span class="smallcaps">Uller</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">137</span></li>
+<li>XII. <a href="#ch12"><span class="smallcaps">Forseti</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">140</span></li>
+<li>XIII. <a href="#ch13"><span class="smallcaps">Heimdall</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">144</span></li>
+<li>XIV. <a href="#ch14"><span class="smallcaps">Hermod</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">152</span></li>
+<li>XV. <a href="#ch15"><span class="smallcaps">Vidar</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">156</span></li>
+<li>XVI. <a href="#ch16"><span class="smallcaps">Vali</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">160</span></li>
+<li>XVII. <a href="#ch17"><span class="smallcaps">De Nornen</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">164</span></li>
+<li>XVIII. <a href="#ch18"><span class="smallcaps">De
+Valkyren</span></a> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">171</span></li>
+<li>XIX. <a href="#ch19"><span class="smallcaps">Hel</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">178</span></li>
+<li>XX. <a href="#ch20"><span class="smallcaps">&AElig;gir</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">183</span></li>
+<li>XXI. <a href="#ch21"><span class="smallcaps">Balder</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">195</span></li>
+<li>XXII. <a href="#ch22"><span class="smallcaps">Loki</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">214</span></li>
+<li>XXIII. <a href="#ch23"><span class="smallcaps">De Reuzen</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">228</span></li>
+<li>XXIV. <a href="#ch24"><span class="smallcaps">De Dwergen</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">236</span></li>
+<li>XXV. <a href="#ch25"><span class="smallcaps">De Elfen</span></a>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">243</span></li>
+<li>XXVI. <a href="#ch26"><span class="smallcaps">De Sigurd
+Saga</span></a> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">247</span></li>
+<li>XXVII. <a href="#ch27"><span class="smallcaps">De Geschiedenis van
+Frithiof</span></a> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">292</span></li>
+<li>XXVIII. <a href="#ch28"><span class="smallcaps">De
+Godenschemering</span></a> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">323</span></li>
+<li>XXIX. <a href="#ch29"><span class="smallcaps">Grieksche en Noorsche
+Mythologie</span></a> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">336</span></li>
+<li><a href="#index">Register</a> en <a href="#index2">Index</a></li>
+</ul>
+<p><span class="pagenum">[<a id="xd20e1027" href="#xd20e1027" name="xd20e1027">X</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<p class="firstpar"></p>
+<div class="figure xd20e1030width" id="p000"><img src="images/p000.jpg"
+alt="Sigurd" width="493" height="720">
+<p class="figureHead">Sigurd</p>
+<p class="firstpar">Gilbert Bayes.</p>
+</div>
+<p><span class="pagenum">[<a id="xd20e1036" href="#xd20e1036" name="xd20e1036">XI</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Inleiding.</h2>
+<p class="firstpar">De voorname beteekenis van de ruwe brokken
+po&euml;zie, in vroege IJslandsche litteratuur bewaard, zal nu door
+niemand meer betwist worden, maar er bestond tot voor korten tijd een
+buitengewone onverschilligheid ten opzichte van de godsdienstige
+overlevering en mythische leer die zij behelzen.</p>
+<p>De langdurige verwaarloozing van deze kostbare herinneringen aan
+onze heidensche voorvaderen is niet de schuld van het materiaal, waarin
+alles wat van hun godsdienstige geloofsvoorstellingen over is, is
+besloten, want men kan veilig beweren dat de Edda even rijk is aan de
+eigenaardigheden van nationalen roman en van rasverbeelding, hoe ruw
+dan ook, als de meer bevallige en idyllische mythologie van het Zuiden.
+Ook ligt het niet aan een zekere wreedheid in de opvatting van de goden
+zelf, want ofschoon zij niet mogen reiken tot groote geestelijke
+hoogten, beweren in de eerste plaats kenners van de IJslandsche
+letterkunde, dat zij zich verheffen breed en massief als de
+Skandinavische bergen. Zij toonen &ldquo;een geest van overwinning, die
+meer is dan brute kracht, die meer is dan het stoffelijke alleen, een
+geest die strijdt en overmeestert&rdquo;.<a class="noteref" id="xd20e1044src" href="#xd20e1044" name="xd20e1044src">1</a> &ldquo;Zelfs
+waar een deel van de stof hunner mythen aan anderen is ontleend, hebben
+de Noren hunnen goden een edelen, fieren, grooten geest gegeven en hen
+op een hoog standpunt geplaatst, dat geheel het hunne is.<span class="corr" id="xd20e1047" title="Niet in bron">&rdquo;</span><a class="noteref" id="xd20e1049src" href="#xd20e1049" name="xd20e1049src">2</a>
+&ldquo;Inderdaad, deze oud-Noorsche zangen hebben een waarheid in zich,
+een innerlijke eeuwige waarheid en grootheid. Het is een grootheid,
+niet van lichaam en reusachtige afmeting alleen, maar een ruwe
+grootheid van ziel&rdquo;.<a class="noteref" id="xd20e1052src" href="#xd20e1052" name="xd20e1052src">3</a></p>
+<p>De invoering van het Christendom in het Noorden bracht mede den
+invloed van de klassieke rassen, en <span class="pagenum">[<a id="xd20e1060" href="#xd20e1060" name="xd20e1060">XII</a>]</span>deze
+schaadde den aangeboren geest, zoodat de vreemde mythologie van
+Griekenland en Rome een toenemend deel van de geestelijke toerusting
+der noordelijke volken is geworden naarmate de letterkunde en
+overlevering des lands verwaarloosd zijn.</p>
+<p>Ongetwijfeld heeft de Noorsche mythologie een diepgaanden invloed
+uitgeoefend op onze gewoonten, wetten en taal, en er is daarom een
+groote onbewuste inspiratie van deze op de Engelsche letterkunde. De
+meest in het oog springende trekken van deze mythologie zijn een zeer
+bijzonder grimmige humor, dien men in den godsdienst van geen ander ras
+vindt, en een duistere draad van tragiek die door het gansche weefsel
+loopt, en deze eigenaardigheden, de beide uitersten rakend, zijn in
+forsche trekken op de Engelsche litteratuur geschreven.</p>
+<p>Maar van bewusten invloed is er, vergeleken bij den rijkvloeienden
+stroom van Helleensche inspiratie, weinig te merken, en als wij ons
+keeren tot de moderne kunst, is het verschil zelfs nog duidelijker.</p>
+<p>Deze onverschilligheid is toe te schrijven aan vele oorzaken, maar
+allereerst aan het feit dat de godsdienstige geloofsvoorstelling van
+onze heidensche voorvaderen niet wezenlijk diep waren geworteld.
+Vandaar het succes van de meer of minder overwogen politiek der eerste
+<span class="corr" id="xd20e1068" title="Bron: christelijke">Christelijke</span> zendelingen, die de heidensche
+opvattingen wilden verwarren en ze in het nieuwe geloof wilden
+verstikken, waarvan men een belangwekkend voorbeeld heeft in het
+overbrengen naar het Christelijk Paaschfeest van de attributen der
+heidensche godin Eastre, aan wie het in het Engelsch zelfs zijn naam
+ontleent. De Noorsche mythologie werd op deze wijze tot staan gebracht
+eer zij hare volle ontwikkeling had bereikt, en de voortgang van het
+Christendom bande haar ten slotte in het duister van vergeten dingen.
+Haar veel omvattend en ordelijk plan echter, in tegenstelling met
+<span class="pagenum">[<a id="xd20e1071" href="#xd20e1071" name="xd20e1071">XIII</a>]</span>de <span class="corr" id="xd20e1073" title="Bron: omsamenhangende">onsamenhangende</span> mythologie van Grieken
+en Romeinen, vormde den grondslag van een meer of min redelijk geloof,
+dat de Noren geschikt maakte om de onderrichting van het Christendom te
+ontvangen, en zoo aan haar eigen ontbinding medewerkte.</p>
+<p>De godsdienstige voorstellingen van het Noorden zijn niet nauwkeurig
+weerspiegeld in de oudere Edda. Inderdaad is ons in de Noorsche
+litteratuur slechts een travestie van het geloof onzer voorvaderen
+bewaard. De primitieve dichter hield van allegoriseeren, en zijn
+verbeelding vermeide zich tusschen de scheppingen van zijn vruchtbare
+muze. &ldquo;Zijn oogen waren gevestigd op de bergen, totdat de
+besneeuwde toppen menschelijke gestalten aannamen en de reus van de
+rots op het ijs neerdaalde met zwaren stap; of hij wilde staren op de
+pracht van de lente, of de zomersche velden, totdat Freya met den
+schitterenden halsketting, aankwam, of Sif met de wuivende gouden
+haren.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1078src" href="#xd20e1078"
+name="xd20e1078src">4</a></p>
+<p>Wij hooren niets van de offergebruiken en godsdienstige riten, en
+alles is weggelaten wat geen stof levert voor artistieke behandeling.
+De zoogenaamde Noorsche mythologie kan men dus meer beschouwen als een
+waardevolle reliquie der Noorsche dichtkunst in haren aanvang, dan als
+een uiteenzetting van de godsdienstige voorstellingen der
+Skandinavi&euml;rs, en deze letterkundige fragmenten dragen veelvuldig
+het kenmerk van den overgangstoestand, waarin de verwarring van oud en
+nieuw geloof gemakkelijk is te zien.</p>
+<p>Maar niettegenstaande de grenzen, door langdurige verwaarloozing
+gesteld, is het mogelijk ten deele een plan van de oude Noorsche
+geloofsvoorstellingen te reconstrueeren, en de gewone lezer zal veel
+profijt hebben van Carlyle&rsquo;s onderrichtende studie in
+&ldquo;Helden en Heldenvereering.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="xd20e1085" href="#xd20e1085" name="xd20e1085">XIV</a>]</span>&ldquo;Een verbijsterend, ondoordringbaar
+kreupelbosch van leugens, verwarringen, onwaarheden en absurditeiten,
+dat het heele levensveld bedekt!&rdquo; Zoo noemt hij ze, met goede
+reden, maar hij gaat verder en toont aan, met evenveel waarheid, dat in
+het hart van deze ruwe vereering van een uit haar verband gerukte
+natuur een geestelijke macht uiting zoekt. Wat wij zonder eerbied
+onderzoeken, zagen zij met devotie aan, en, daar zij het niet begrepen,
+vergoddelijkten zij het onverwijld, zooals alle kinderen geneigd waren
+te doen in alle perioden der wereldgeschiedenis. Inderdaad waren zij
+heldenvereerders naar het hart van Carlyle, en twijfelzucht had geen
+plaats in hun eenvoudige philosophie.</p>
+<p>Het was de kindsheid van de gedachte, die staarde op een heelal vol
+goddelijkheid, en die hartelijk en oprecht geloofde. Een volk met ruime
+ziel dat in het donker zich strekte naar idealen, die beter waren dan
+zij zelf wisten. Ragnarok moest een einde maken aan hunne goden, omdat
+zij waren gestruikeld van hun hoogere standplaatsen.</p>
+<p>Wij hebben aan een eigenaardig verschijnsel te danken, dat zooveel
+van de oude leer, als wij nog bezitten, is bewaard. Terwijl vreemde
+inlanders de Noorsche taal bedierven, bleef zij vrij wel onveranderd in
+IJsland, dat van het vastland uit door de Noormannen was gekoloniseerd,
+die er heen gevlucht waren om te ontkomen aan de onderdrukking van
+Harold Schoonhaar na zijn vernietigende overwinning van Hafrsfirth.
+Deze menschen brachten mede den dichterlijken geest die zich reeds
+geopenbaard had, en deze schoot nieuwen wortel in dien dorren grond.
+Velen van de oude Noorsche dichters waren uit IJsland afkomstig, en in
+den vroegsten tijd der Christelijke jaartelling werd een groote dienst
+aan de Noorsche letterkunde bewezen door den Christenpriester, Saemund,
+die vlijtig samenbracht een groote massa heidensche po&euml;zie tot een
+verzameling, <span class="pagenum">[<a id="xd20e1092" href="#xd20e1092"
+name="xd20e1092">XV</a>]</span>bekend als de Oudere Edda, en deze is de
+voornaamste basis van onze tegenwoordige kennis aangaande den
+godsdienst der oude Noormannen. De IJslandsche letterkunde bleef echter
+een verzegeld boek tot het einde van de achttiende eeuw, en heel
+langzaam heeft zij het sedert dien tijd gewonnen op onverschilligheid,
+totdat er nu teekenen zijn dat zij eventueel tot haar recht zal komen.
+&ldquo;Het kennen van het oude geloof&rdquo;, zegt Carlyle,
+&ldquo;brengt ons in nauwer en zuiverder betrekking tot het
+Verleden&mdash;tot onze eigen bezittingen in het Verleden. Want het
+gansche Verleden is het bezit van het Heden; het Verleden had steeds
+eenige waarheid, en is een kostelijk bezit.&rdquo;</p>
+<p>De veelbeteekenende woorden van William Morris met betrekking tot de
+Volsunga Saga kunnen ook heel goed worden aangehaald bij wijze van
+inleiding tot deze geheele verzameling &ldquo;Mythen van de
+Noormannen&rdquo;. &ldquo;Dit is de groote geschiedenis van het
+Noorden, die voor ons ras moet zijn wat het verhaal van Troje was voor
+de Grieken&mdash;voor ons geheele ras eerst, en verder, als de
+verandering van de wereld ons ras niet meer heeft gemaakt dan tot een
+naam van hetgeen is geweest&mdash;ook een geschiedenis&mdash;dan moet
+zij voor hen die na ons komen niet minder zijn dan wat het verhaal van
+Troje geweest is, voor ons&rdquo;.</p>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1044" href="#xd20e1044src" name="xd20e1044">1</a></span> Noorsche
+Mythology &ldquo;Kauffman&rdquo;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1049" href="#xd20e1049src" name="xd20e1049">2</a></span> Halliday
+Sparling.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1052" href="#xd20e1052src" name="xd20e1052">3</a></span> Carlyle
+&ldquo;<span lang="en">Heroes and Heroworship</span>&rdquo;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1078" href="#xd20e1078src" name="xd20e1078">4</a></span>
+&ldquo;Noordelijke Mythologie&rdquo;, Kauffmann.</p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="body">
+<p><span class="pagenum">[<a id="pb1" href="#pb1" name="pb1">1</a>]</span></p>
+<div id="ch1" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk I: Het Begin.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Scheppingsmythen.</h3>
+<p class="firstpar">Ofschoon de Arische bewoners van Noord-Europa,
+overeenkomstig de vooronderstelling van eenige gezaghebbende geleerden,
+oorspronkelijk van de hoogvlakte van Iran, in het hart van Azi&euml;,
+afkomstig zijn, hadden het klimaat en de omgeving van de landen, waar
+zij zich ten slotte vestigden, grooten invloed op de vorming van hun
+vroegere godsdienstige opvattingen, alsook op de verandering van hun
+levenswijze.</p>
+<p>De grootsche en ruwe landschappen van Noord-Europa, de
+middernachtzon, de schitterende stralen van den noordelijken dageraad,
+de oceaan die zich voortdurend tot woede opzweept tegen de groote
+klippen en ijsbergen van den Poolcirkel, moest de bevolking niet minder
+levendig aandoen dan de bijna wonderbare plantengroei, het voortdurende
+licht, en de blauwe zee&euml;n en luchten van hun korten zomertijd. Het
+is daarom niet heel vreemd dat de IJslanders b.v., aan wie wij de meest
+volledige herinneringen aan dit geloof te danken hebben, als zij rondom
+zich zagen, zich verbeeldden dat de wereld oorspronkelijk was geschapen
+uit een zonderling mengsel van vuur en ijs.</p>
+<p>De Noordelijke mythologie is grootsch en tragisch. Haar voornaamste
+thema is de voortdurende worsteling van de weldadige natuurkrachten
+tegen de schadelijke, en dus is zij niet bekoorlijk en idyllisch als de
+godsdienst van het zonnige zuiden, waar de bevolking zich kan koesteren
+in een voortdurenden zonneschijn, en de vruchten der aarde opgroeiden
+zoodat men ze slechts te plukken had.</p>
+<p>Het was heel natuurlijk, dat de gevaren, waaraan men bloot stond op
+jacht en bij het visschen onder dezen onbarmhartigen hemel, en het
+lijden dat werd opgelegd door de lange, koude winters, als de zon nooit
+schijnt, onze voorvaderen koude en ijs deden beschouwen als boosaardige
+geesten; en het was om dezelfde reden, dat zij met <span class="pagenum">[<a id="pb2" href="#pb2" name="pb2">2</a>]</span>bijzondere
+voorliefde aanriepen den weldadigen invloed van warmte en licht.</p>
+<div class="figure xd20e1115width" id="p002"><img src="images/p002.jpg"
+alt="De Reus met het vlammende Zwaard" width="490" height="720">
+<p class="figureHead">De Reus met het vlammende Zwaard</p>
+<p class="firstpar">J. C. Dollman.</p>
+</div>
+<p>Wanneer men hen vraagde naar de schepping der wereld, antwoordden de
+Noorsche skalden of dichters, wier zangen in de Edda&rsquo;s en
+Saga&rsquo;s zijn bewaard, dat in het begin, toen er nog geen aarde
+was, noch zee, noch lucht, toen duisternis op alles rustte, er een
+machtig wezen bestond, genaamd Alvader, dien zij vaag beseften als
+ongeschapen en onzienlijk, en dat, wat hij wilde, gebeuren moest.</p>
+<p>In het midden der ruimte was, bij den aanvang van den tijd, een
+groote afgrond Ginnunga-gap, de kloof der kloven, de gapende golf,
+welker diepten geen oog kon peilen, daar zij in voortdurende schemering
+was gehuld. Benoorden deze plek was een ruimte of wereld, bekend als
+Niflheim, de woonplaats van mist en donker, en in het hart daarvan
+vloeide de onuitputtelijke bron Hvergelmir, de ziedende ketel, welks
+wateren twaalf groote stroomen voedden: de Elivagar. Daar het water van
+deze stroomen snel wegliep van zijn bron en de koude winden van de
+gapende golf ontmoette, verhardde het weldra tot groote blokken ijs,
+die neerrolden in de onmetelijke diepten van den grooten afgrond met
+een voortdurend gedruisch als van donder.</p>
+<p>Bezuiden deze donkere kloof, en vlak tegenover Niflheim, het
+mistgebied, was een andere wereld, met name Muspells-heim, de
+woonplaats van het oorspronkelijke vuur, waar alles warmte en licht
+was, en welks grenzen steeds bewaakt werden door Surtr, den
+vlammenreus. Deze reus zwaaide trotsch zijn blinkend zwaard en zond
+voortdurend groote stroomen vonken uit, die met een sissend geluid op
+de ijsblokken vielen in den bodem van den afgrond, en ze ten deele door
+hitte deden smelten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Door Surtr, met zijn brandend zwaard</p>
+<p class="line">Werd zuid&rsquo;lijk Muspels poort bewaard,</p>
+<p class="line">In stroom van meer dan aardschen gloed</p>
+<p class="line">Vloeid&rsquo; uit de kracht die leven doet.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones)</i>.
+<span class="pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3" name="pb3">3</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Ymir en Audhumla.</h3>
+<p class="firstpar">Toen de damp tot wolken rees, ontmoette hij de
+heerschende koude en werd veranderd in rijm of rijp, die, laag op laag,
+de groote centrale ruimte vulde. Zoo door de voortdurende werking van
+koude en hitte, en waarschijnlijk ook door den wil van den ongeschapene
+en ongeziene, ontstond tusschen de ijsblokken van den afgrond een
+reusachtig wezen Ymir of Orgelmir (ziedende klei), de verpersoonlijking
+van den bevroren oceaan, en daar dit wezen uit rijm geboren was, werd
+hij Hrim-thurs of IJsreus genoemd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In vroegen tijd</p>
+<p class="line">Toen Ymir leefde,</p>
+<p class="line">Was zand, noch zee</p>
+<p class="line">Geen golf die koelt;</p>
+<p class="line">Geen aard&rsquo; omlaag,</p>
+<p class="line">Geen lucht omhoog;</p>
+<p class="line">E&eacute;n chaos &rsquo;t al</p>
+<p class="line">En nergens gras.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Rondtastend in het donker op zoek naar wat voedsel, bemerkte Ymir
+een reusachtige koe, Audhumla (de voedster), die door dezelfde kracht
+als hij zelf was geschapen en uit dezelfde grondstoffen. Toen hij zich
+naar haar toe spoedde, merkte Ymir met vreugde op dat uit haar uier
+vier groote stroomen melk vloeiden, die in ruime mate voedsel
+verstrekken zouden.</p>
+<p>Aan al zijn behoeften was dus voldaan; maar de koe, rondziende naar
+voedsel op haar beurt, begon met haar ruwe tong het zout af te likken
+van een ijsblok in de buurt. Hiermee ging zij voort totdat het haar van
+een god verscheen en dan het gansche hoofd opdook uit zijn ijzig
+omhulsel, totdat langzamerhand Buri (de voortbrenger) vrij ten voeten
+uit te voorschijn stapte.</p>
+<p>Terwijl de koe dus bezig was geweest, was Ymir in slaap gevallen, en
+terwijl hij sliep werden een zoon en dochter geboren uit de uitwaseming
+onder zijn oksel, en zijn <span class="pagenum">[<a id="pb4" href="#pb4" name="pb4">4</a>]</span>voeten brachten den zeshoofdigen reus
+Thrudgelmir voort, die, kort na zijn geboorte, op zijn beurt het leven
+schonk aan den reus Bergelmir van wien al de booze vorstreuzen
+afstammen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Men zegt van Hrim-thurs,</p>
+<p class="line">Dat uit z&rsquo;n oksel voort</p>
+<p class="line">Een knaap, een meisje kwam,</p>
+<p class="line">Dien wijzen J&ouml;tun</p>
+<p class="line">Heeft voet met voet verwekt</p>
+<p class="line">Zeshoofdigen zoon.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e1190"
+title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Odin, Vili en Ve.</h3>
+<p class="firstpar">Toen deze reuzen het bestaan ontdekten van den god
+Buri en van zijn zoon B&ouml;rr (geboren), dien hij onmiddellijk ter
+wereld had gebracht, begonnen zij krijg tegen hen te voeren, want daar
+de goden en reuzen vertegenwoordigden de tegengestelde machten van goed
+en kwaad, kon niet verwacht worden dat zij met elkander in vrede zouden
+leven. De strijd duurde blijkbaar eeuwen, terwijl geen van beide
+partijen een beslist voordeel behaalde, totdat B&ouml;rr de reuzin
+Bestla huwde, dochter van Bolthorn (doorn des kwaads), die hem drie
+geweldige zonen baarde, Odin (geest), Vili (wil) en Ve (heilig). Deze
+drie zonen hielpen hun vader onmiddellijk in zijn strijd tegen de
+vijandige vorstreuzen, en slaagden er eindelijk in hun meest
+doodelijken vijand, den grooten Ymir, te verslaan. Toen hij levenloos
+te aarde zonk, gutste het bloed uit zijn wonden in zulke stroomen, dat
+het een grooten zondvloed teweeg bracht, waarin zijn geheele geslacht
+omkwam, behalve Bergelmir, die in een boot ontsnapte en met zijn vrouw
+naar de grenzen der wereld ging.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gij deedt verdrinken Ymirs gansch geslacht,</p>
+<p class="line">Slechts niet Bergelmir, hij ontvlood te scheep</p>
+<p class="line">Uw zondvloed, uit hem &rsquo;t reuzenvolk
+ontsprong.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Hier vestigde hij zich en noemde de plaats <span class="corr" id="xd20e1212" title="Bron: J&ouml;tunheim">J&ouml;tun-heim</span> (het
+huis der reuzen) en hier verwekte hij een nieuw ras <span class="pagenum">[<a id="pb5" href="#pb5" name="pb5">5</a>]</span>van
+vorstreuzen die zijn antipathie&euml;n erfden, den strijd voortzetten
+en steeds bereid waren toe te snellen uit hun verlaten land en het
+gebied der goden te verwoesten.</p>
+<p>De goden, in de Noorsche mythologie Aesir (pilaren en dragers van de
+wereld) genoemd, begonnen, toen zij zoo getriomfeerd hadden over hunne
+vijanden, en niet langer in voortdurenden strijd waren verwikkeld,
+rondom zich te zien met het voornemen den desolaten aanblik der dingen
+te verbeteren en een bewoonbare wereld te vormen. Na behoorlijk overleg
+rolden B&ouml;rr&rsquo;s zonen het groote lijk van Ymir in den gapenden
+afgrond, en begonnen de wereld te scheppen uit zijn verschillende
+samenstellende deelen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De schepping van de aarde.</h3>
+<p class="firstpar">Uit het vleesch vormden zij Midgard (middentuin),
+zooals de aarde werd genoemd. Deze werd geplaatst precies in het
+centrum van de groote ruimte, en geheel in het rond omtuind met
+<span class="corr" id="xd20e1224" title="Bron: Ymir&rsquo;s">Ymirs</span> wenkbrauwen als bolwerken of wallen.
+De vaste massa van Midgard werd omgeven met het bloed of zweet van den
+reus, dat den oceaan vormde, terwijl zijn beenderen de heuvelen
+uitmaakten, zijn vlakke tanden de klippen en zijn gekruld haar de
+boomen en allen plantengroei.</p>
+<p>Zeer tevreden over den uitslag van hun eerste pogingen in zake de
+schepping, namen de goden nu den loggen schedel van den reus en hingen
+hem behendig als hemelgewelf boven aarde en zee; daarna verstrooiden
+zij zijn hersenen door de ruimte er onder en vormden er de bevallige
+wolken uit.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Uit Ymirs vleesch</p>
+<p class="line">Werd d&rsquo;aard geschapen,</p>
+<p class="line">Uit zijn bloed de zee,</p>
+<p class="line">Uit zijn beend&rsquo;ren de heuvels,</p>
+<p class="line">Uit zijn haar boom en plant,</p>
+<p class="line">Uit zijn schedel de hemelen,</p>
+<p class="line">En uit zijn brauwen</p>
+<p class="line">Schiepen de goden</p>
+<p class="line">Midgard, het menschenkind ter woon; <span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6" name="pb6">6</a>]</span></p>
+<p class="line">Maar uit zijn brein</p>
+<p class="line">Werden de wolken zwaar</p>
+<p class="line">Alle geschapen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie.</i></p>
+<p>Ten einde het hemelgewelf te steunen, plaatsten de goden de sterke
+dwergen, Nordri, Sudri, Austri, Westri, op zijn vier hoeken, met het
+bevel het op hun schouders te houden, en aan hen ontleenden de vier
+punten van het kompas hun tegenwoordige namen: Noord, Zuid, Oost en
+West. Om aan de dus geschapen wereld licht te geven versierden de goden
+het hemelgewelf met vonken, afkomstig uit Muspells-heim, lichtpunten
+die gestadig schenen door het donker als schitterende sterren. De
+levendigste van deze vonken echter werden bewaard tot de vervaardiging
+van de zon en de maan, die in mooie gouden wagens werden gezet.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En uit het vlammenland, waar Muspel heerscht,</p>
+<p class="line">Zondt gij en haaldet vuur, en schiept gij &rsquo;t
+licht</p>
+<p class="line">Van zon en maan en star, gij hingt ze aan &rsquo;t
+zwerk.</p>
+<p class="line">Deelend de paden dus van nacht en dag.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Toen al deze toebereidselen gereed waren en de rossen Arvakr (de
+vroege ontwaker) en Alsvin (de snelle looper) gespannen waren voor de
+zonnekar, plaatsten de goden, bang dat de dieren zouden te lijden
+hebben als zij in de buurt van de brandende sfeer kwamen, onder hun
+schoudergewrichten groote vliezen, gevuld met lucht of met eene of
+andere verkoelende stof. Ook vormden zij het schild Svalin (de
+verkoeler), en plaatsten het voor den wagen om hen te behoeden voor de
+rechte stralen der zon, die anders hen en de aarde tot asch zouden
+hebben verbrand. Eveneens was de maanwagen voorzien van een snel ros,
+Alsvider (de al-sterke) geheeten; maar er was geen schild noodig om het
+te beschermen voor de milde stralen der maan.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Mani en Sol.</h3>
+<p class="firstpar">De wagens waren klaar, de paarden ingespannen en
+ongeduldig om hun dagelijksche ronde te beginnen, maar <span class="pagenum">[<a id="pb7" href="#pb7" name="pb7">7</a>]</span>wie zou hen
+langs den rechten weg sturen? De goden keken om zich heen, en hun
+aandacht werd getrokken door de twee schoone spruiten van den reus
+Mundilfari. Hij was heel trotsch op zijn kinderen en had hen naar de
+pas geschapen bollen Mani (de maan) en Sol (de zon) genoemd. Sol, de
+Zonnemaagd, was de vrouw van Glaur (gloed) die blijkbaar een van
+Surtr&rsquo;s zonen was.</p>
+<p>De namen bleken gelukkig gekozen, toen aan broeder en zuster de
+besturing van de paarden hunner twee naamgenooten waren toevertrouwd.
+Nadat zij goeden raad hadden gekregen van de goden, werden zij naar de
+lucht gebracht, en vervulden dagelijks de hun opgelegde plichten en
+stuurden hun rossen langs de hemelpaden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Weet dat Mundilfari genoemd</p>
+<p class="line">Vader wordt van maan en zon;</p>
+<p class="line">Eeuwen, eeuwen gaan voorbij</p>
+<p class="line">En zij duiden maand en dag.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>H&aacute;vam&aacute;l.</i></p>
+<p>Vervolgens riepen de goden Nott (nacht), een dochter van Norvi, een
+van de reuzen, en vertrouwden haar de zorg over een donkere kar,
+getrokken door een zwart paard Hrim-faxi (vorst-maan), uit wiens
+golvende manen dauw en rijp op aarde vielen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hrim-faxi is het zwarte ros</p>
+<p class="line">Dat van &rsquo;t oosten brengt den nacht,</p>
+<p class="line">Zwaar van liefdevreugd die stroomt</p>
+<p class="line">Bijt hij op &rsquo;t beschuimd gebit,</p>
+<p class="line">Dan drupt weer de dauw en siert</p>
+<p class="line">Rondgestrooid der aarde land.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vafthrudni&rsquo;s-mal.</i></p>
+<p>De godin van den nacht was driemaal getrouwd geweest, en bij haren
+eersten man Naglfari, had zij een zoon die Aud heette, bij haar
+tweeden, Annar, een dochter J&ouml;rd; en bij haar derden, den god
+Dellinger (dageraad) werd haar nu een andere zoon, van stralende
+schoonheid, geboren, en hij ontving den naam Dag.</p>
+<div class="figure xd20e1321width" id="p008"><img src="images/p008.jpg"
+alt="De Wolven vervolgen Sol en Mani" width="720" height="488">
+<p class="figureHead">De Wolven vervolgen Sol en Mani</p>
+<p class="firstpar">J. C. Dollman.</p>
+</div>
+<p>Zoodra de goden dit prachtige wezen zagen, rustten zij ook
+<span class="pagenum">[<a id="pb8" href="#pb8" name="pb8">8</a>]</span>voor hem een wagen uit, getrokken door het
+schitterende witte ros Skin-faxi (die blinkende manen heeft) en van
+zijn manen schenen felle lichtstralen van alle kanten, de wereld
+verlichtend en glans en vreugde brengend aan iedereen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Voort van het oost, naar &rsquo;s hemels toppunt
+toe,</p>
+<p class="line">Dreef Dag zijn ros welks manen schitterden.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De wolven Sk&ouml;ll en Hati.</h3>
+<p class="firstpar">Maar daar het kwaad het goede altijd op de hielen
+volgt, in de hoop het te vernietigen, stelden de oude bewoners van de
+Noordelijke landen zich voor, dat beiden, Zon en Maan, voortdurend
+vervolgd werden door de woeste wolven Sk&ouml;ll (verzet) en Hati
+(haat), wier eenig doel was de schitterende wezens v&oacute;&oacute;r
+hen in te halen en op te eten, opdat de wereld weer in haar
+oorspronkelijke duisternis mocht worden gehuld.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Sk&ouml;ll heet de wolf</p>
+<p class="line">Die de godin, de prachtige,</p>
+<p class="line">Naar de zee toedrijft;</p>
+<p class="line">Een andere, Hati genoemd</p>
+<p class="line">Is Hrodvitnir&rsquo;s zoon;</p>
+<p class="line">Hij zal voorgaan het hemelkind schoon.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e1361"
+title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+<p>Nu en dan vertelde men, haalden de wolven hun prooi in en trachtten
+ze op te eten, brachten zoo een verduistering van de stralende
+hemellichamen te weeg. Dan hief het verschrikte volk een zoo
+oorverdoovend rumoer aan, dat de wolven, door het getier verschrikt, ze
+direct loslieten. Dus bevrijd vervolgden Zon en Maan hun weg en ijlden
+sneller dan te voren, terwijl de hongerige monsters voortstormden in
+hun zog, snakkend naar den tijd wanneer hun pogingen zouden slagen en
+het einde der wereld zou komen. Want de noordelijke volken geloofden
+dat, daar hun goden ontsprongen waren aan een vereeniging van het
+goddelijke element (B&ouml;rr) en het sterfelijke element (Bestla), zij
+eindig waren, en gedoemd onder te gaan met de wereld die zij hadden
+gewrocht. <span class="pagenum">[<a id="pb9" href="#pb9" name="pb9">9</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Maar toen zelfs in dien vroegsten tijd</p>
+<p class="line">Was zwak geduid de dageraad</p>
+<p class="line">Van woesten strijd, van schok des doods,</p>
+<p class="line">Als alles endt in Ragnarok;</p>
+<p class="line">Als goed en kwaad, als niet en zijn</p>
+<p class="line">Beginnend nu, enden hun kamp.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla.</i></p>
+<p>Mani werd ook vergezeld door Hiuki, de wassende, en Bil, de
+afnemende maan, twee kinderen die hij had weggerukt van de aarde, waar
+een wreed vader hen noopte iederen nacht water te dragen. Onze
+voorouders verbeeldden zich dat zij deze kinderen, de oorspronkelijke,
+&ldquo;Jack en Jill&rdquo; met hun emmer, in vage omtrekken op de maan
+zagen.</p>
+<p>De goden stelden niet alleen Zon, Maan, Dag en Nacht aan om den
+voortgang van het jaar aan te geven, maar riepen ook Avond,
+Middernacht, Morgen, Voormiddag, Middag en Namiddag om hun plichten te
+deelen, terwijl zij Zomer en Winter tot de beheerschers der
+jaargetijden maakten. Zomer, een rechtstreeksche afstammeling van
+Svasud (de milde en lieflijke), erfde den vriendelijken aard van zijn
+vader, en werd door allen bemind behalve door Winter, zijn doodelijken
+vijand, den zoon van Vindsual, zelf weer een zoon van den
+onvriendelijken god, de verpersoonlijking van den ijskouden wind.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Vindsual is de naam van hem</p>
+<p class="line">Die heeft verwekt den wintergod;</p>
+<p class="line">Zomer was Suasuthers kind;</p>
+<p class="line">Beiden zullen gaan hun pad,</p>
+<p class="line">Tot der goden schemering.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vafthrudni&rsquo;s-mal.</i></p>
+<p>De koude winden zweepten voortdurend neer van het noorden, en
+verstijfden de aarde, en de Noormannen verbeeldden zich dat deze in
+beweging waren gezet door den grooten reus Hraesvelgr (lijken-zwelger),
+die, gedost in arendsvederen, aan den meest noordelijken top van den
+hemel zat, en dat wanneer hij zijn armen of vleugelen ophief de koude
+stormen uitschoten en onbarmhartig zwiepten <span class="pagenum">[<a id="pb10" href="#pb10" name="pb10">10</a>]</span>over het
+gelaat der aarde, alle dingen verwoestend met hun ijzigen
+ademtocht.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hrae-svelger is de naam van hem</p>
+<p class="line">Die zit voorbij der hemelen end,</p>
+<p class="line">En spreidt zijn arendsvleug&rsquo;len uit,</p>
+<p class="line">Zoodat de storm te voorschijn schiet.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vafthrudni&rsquo;s-mal.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Dwergen en elfen.</h3>
+<p class="firstpar">Terwijl de goden bezig waren met het scheppen van
+de aarde en voor hare verlichting zorgden, was er een gansche schare op
+wormen gelijkende schepselen uitgebroed in Ymirs vleesch. Deze
+zonderlinge wezens trokken nu de aandacht der goden. Zij riepen hen tot
+zich en gaven hun eerst gestalten en voorzagen hen met bovenmenschelijk
+verstand en verdeelden hen vervolgens in twee groote klassen. Die welke
+donker, verraderlijk en sluw van nature waren, werden verbannen naar
+Svart-alfa-heim, de woning der zwarte dwergen, gelegen onder den grond,
+van waar zij nooit naar buiten mochten komen over dag, op straffe dat
+zij in steen zouden worden veranderd. Zij werden Dwergen, Trolls,
+Gnomen of Kobolden genoemd en besteedden al hun tijd en kracht aan het
+doorvorschen van de geheime schuilhoeken der aarde. Zij verzamelden
+zilver, goud en kostbare steenen, die zij wegstopten in geheime
+spleten, waar zij ze, als zij wilden, konden uithalen. De overige dezer
+kleine schepselen, allen die goed, schoon en nuttig waren, noemden de
+goden Fee&euml;n en Elfen, en zij lieten hen wonen in het luchtgebied
+Alfheim (huis der lichtelfen), gelegen tusschen hemel en aarde, van
+waar zij konden neerzweven als zij wilden, om bij de planten en bloemen
+te zijn, te spelen met de vogels en vlinders, of te dansen in het
+zilverachtige maanlicht op het groen.</p>
+<p>Odin die de leidende geest was geweest in al deze ondernemingen,
+gebood nu den goden, zijn afstammelingen, hem te volgen naar de breede
+vlakte, <span class="corr" id="xd20e1429" title="Bron: Idawold">Idavold</span> geheeten, ver <span class="pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11" name="pb11">11</a>]</span>boven de
+aarde, aan de andere zijde van den grooten stroom Ifing, welks wateren
+nimmer bevroren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ifings diep&rsquo; en donk&rsquo;re vloed</p>
+<p class="line">Scheidt der aarde kind&rsquo;ren nu</p>
+<p class="line">Van de plek, der goden woon;</p>
+<p class="line">Open ligt het water, dat</p>
+<p class="line">Nimmer ijskorst stremmen zal</p>
+<p class="line">Wijl het wiel der eeuwen vliegt.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vafthrudni&rsquo;s-mal.</i></p>
+<p>In het midden van de heilige ruimte, die van het begin der wereld
+gereserveerd was tot hun eigen verblijf en Asgard (huis der goden)
+heette, kwamen al de twaalf Aesir (goden) en vier-en-twintig Asynjur
+(godinnen) samen op Odins bevel. Toen werd een groote bijeenkomst
+gehouden, waarop werd vastgesteld dat geen bloed binnen de perken van
+hun gebied of vredeplaats zou vergoten worden, maar dat er harmonie zou
+heerschen voor altijd. Als een verdere uitkomst der bespreking richtten
+de goden een smidse op waar zij al hun wapenen maakten en de
+gereedschappen, noodig tot het bouwen van de prachtige paleizen van
+kostbare metalen waarin zij lange jaren woonden in zulk een gelukkigen
+toestand dat deze periode de Gouden Eeuw is genoemd.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De schepping van den mensch.</h3>
+<p class="firstpar">Ofschoon de goden van den beginne Midgard, of
+Mana-heim hadden aangewezen tot woning van den mensch, waren er eerst
+geen menschelijke schepsels om er in te wonen. Op zekeren dag trokken
+Odin, Vili en Ve, volgens sommigen, of Odin, Hoenir (de schitterende)
+en Lodur of Loki (vuur) er samen op uit en wandelden langs de zeekust
+toen zij vonden &ograve;f twee boomen, den esch, Ask, en den olm Embla,
+&ograve;f twee blokken hout, gehouwen in de ruwe gelijkenis van de
+menschelijke gestalte. De goden staarden eerst op het levenlooze hout
+in stille verbazing; toen, merkende wat er van gemaakt kon worden, gaf
+Odin dezen <span class="pagenum">[<a id="pb12" href="#pb12" name="pb12">12</a>]</span>blokken zielen, Hoenir verschafte beweging en
+zintuigen, en Lodur verleende bloed en bloeiende kleur.</p>
+<p>Zoo begiftigd met taal en gedachte en met het vermogen om lief te
+hebben en te hopen en te werken, en met leven en dood, mochten de pas
+geschapen man en vrouw Midgard beheerschen zooals zij wilden. Zij
+bevolkten het gaandeweg met hunne nakomelingen terwijl de goden, zich
+herinnerend dat zij hen in het leven hadden geroepen, een bijzonder
+belang stelden in al wat zij deden, over hen waakten en hun dikwijls
+hulp en bescherming verleenden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De boom Yggdrasil.</h3>
+<p class="firstpar">Alvader schiep vervolgens een forschen esch,
+Yggdrasil, den boom van het heelal, van den tijd of van het leven, die
+de heele wereld vulde, daar hij niet enkel wortel schoot in de verst
+verwijderde diepten van <span class="corr" id="xd20e1467" title="Bron: Nifl-heim">Niflheim</span>, waar de bron Hvergelmir vloeide,
+maar ook in Midgard, bij Mimirs bron (den oceaan), en in Asgard, bij de
+Urdas-fontein.</p>
+<p>Door zijn drie groote wortels verkreeg de boom een zoo wonderbare
+hoogte dat zijn opperste tak, Lerad, (de vredegever) Odins hal
+overschaduwde, terwijl de andere wijd zich uitspreidende twijgen over
+de andere werelden staken. Een adelaar zat vastgeroest op den tak
+Lerad, en tusschen zijn oogen de valk Vedfolnir, die zijn doordringende
+blikken in den hemel zond en op de aarde en naar Niflheim, en vertelde
+al wat hij zag.</p>
+<p>Daar de boom Yggdrasil altijd groen was en zijn bladeren nooit
+verdorden, diende hij als weide, niet enkel voor Odins geit Heidrun,
+die de hemelsche mee, den drank der goden, verstrekte, maar ook voor de
+herten Dain, Dvalin, Duneyer en Durathor, van welker hoornen honigdauw
+op aarde druppelde en dat water voor alle rivieren in de wereld
+verstrekt.</p>
+<p>In den ziedenden ketel Hvergelmir, dicht bij den grooten boom,
+knaagde een verschrikkelijke draak, Nidhug, voortdurend <span class="pagenum">[<a id="pb13" href="#pb13" name="pb13">13</a>]</span>aan de
+wortels, en werd in zijn vernielingswerk bijgestaan door tallooze
+wormen, welker doel was den boom te dooden, daar zij wisten dat zijn
+dood het teeken zou zijn van der goden val.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En altijd roofziek werkt een macht baldadig,</p>
+<p class="line">De wreede Nidhung uit des wereld diep,</p>
+<p class="line">Hij haat het asa-licht welks glans weldadig</p>
+<p class="line">Op heldenhoofd en zwaard zijn weerschijn schiep.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-verhalen uit het noorden. (R.
+B. Anderson).</i></p>
+<p>Onophoudelijk de takken en den stam van den boom op en afvliegend,
+sleet het eekhoorntje Ratatosk (takboorder), de typische woelwater en
+babbelaar, zijn tijd met aan den draak beneden de opmerkingen van den
+adelaar boven te vertellen en omgekeerd, in de hoop twist tusschen hen
+te verwekken.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De brug Bifr&ouml;st.</h3>
+<p class="firstpar">Het lag, natuurlijk, in de rede, dat de boom
+Yggdrasil in volkomen staat werd gehouden, en dit was de plicht der
+Nornen of Schikgodinnen, die hem elken dag besprenkelden met de heilige
+wateren van de Urdar-fontein. Als dit water naar de aarde druppelde
+door de takken en de bladeren, voorzag het de bijen van honig.</p>
+<p>Aan weerskanten van <span class="corr" id="xd20e1500" title="Bron: Nifl-heim">Niflheim</span>, hoog zich verheffend boven Midgard,
+rees de heilige brug Bifr&ouml;st (Asabru, de regenboog) op, gebouwd
+uit vuur, water, en lucht, welker beweeglijke en wisselende tinten zij
+behield, en waarover de goden heen en weer naar de aarde trokken of
+naar de Urdar-bron, aan den voet van den esch Yggdrasil, waar zij
+dagelijks vergaderden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">&ldquo;De goden stonden op</p>
+<p class="line">Namen hun paarden, vingen aan hun rit</p>
+<p class="line">Over de Bifr&ouml;st, brug die <span class="corr" id="xd20e1510" title="Bron: Heimsdall">Heimdall</span> hoedt,</p>
+<p class="line">Naar Yggdrasil, den esch, naar &rsquo;t <span class="corr" id="xd20e1515" title="Bron: Ida-veld">Idavold</span>,</p>
+<p class="line">Thor kwam te voet, maar heel de rest te paard.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i>
+<span class="pagenum">[<a id="pb14" href="#pb14" name="pb14">14</a>]</span></p>
+<p>Van al de goden ging alleen Thor, de dondergod, nooit over de brug,
+uit vrees dat zijn zware tred of de hitte van zijn bliksem ze zou
+vernielen. De god Heimdall hield er dag en nacht de wacht. Hij was
+gewapend met een scherp zwaard, en droeg een trompet, <span class="corr" id="xd20e1527" title="Bron: Giallar-horen">Giallar-hoorn</span>
+genaamd, waarop hij gewoonlijk een zachten toon blies om de komst of
+het vertrek der goden aan te geven, maar waarop hevig zou geblazen
+worden als Ragnarok zou komen, en de vorstreuzen en Surtr samenspanden
+om de wereld te verwoesten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Surtr van het zuiden komt</p>
+<p class="line">Met flikk&rsquo;rende vlam;</p>
+<p class="line">Blinkt van zijn zwaard</p>
+<p class="line">Niet Val-gods zon?</p>
+<p class="line">De rotsen worden saam gesloopt.</p>
+<p class="line">De reuzenbergen wank&rsquo;len;</p>
+<p class="line">De menschen gaan het pad der hel,</p>
+<p class="line">De hemel is gespleten.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e1549"
+title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Vana&rsquo;s.</h3>
+<p class="firstpar">Ofschoon nu de oorspronkelijke bewoners van den
+hemel de Aesir waren, waren zij niet de eenige godheden van de
+noordelijke rassen, die ook de macht erkenden van de zee- en windgoden,
+de Vana&rsquo;s, wonend in Vana-heim en regeerend naar hun willekeur.
+In vervlogen tijden, eer de gouden paleizen in Asgard gebouwd waren,
+ontstond een twist tusschen de Aesir en Vana&rsquo;s, en zij grepen
+naar de wapenen, terwijl zij rotsen, bergen en ijsschotsen gebruikten
+als werptuigen in het gevecht. Maar toen zij weldra ontdekten dat in
+eenheid hun kracht lag, legden zij hunne geschillen bij en sloten
+vrede, en om het verbond te bekrachtigen wisselden zij gijzelaars
+uit.</p>
+<p>Zoo gebeurde het dat de Van, Ni&ouml;rd, kwam wonen in Asgard, met
+zijn twee kinderen, Frey en Freya, terwijl de Asa, Hoenir, Odins eigen
+broeder, zijn tenten opsloeg in Vana-heim. <span class="pagenum">[<a id="pb15" href="#pb15" name="pb15">15</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch2" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk II: Odin.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Odin vader van goden en menschen.</h3>
+<p class="firstpar">Odin, Wuotan, of Wodan, was de hoogste en heiligste
+god van de noordelijke rassen. Hij was de alles doordringende geest van
+het heelal, de verpersoonlijking van de lucht, de god van universeele
+wijsheid en overwinning, en de leider en beschermer van vorsten en
+helden. Daar men veronderstelde dat al de goden van hem afstamden, had
+hij den bijnaam Alvader, en als oudste en opperste onder hen bezette
+hij den hoogsten zetel in Asgard. Bekend onder den naam Hlidskialf, was
+deze stoel niet enkel een verheven troon, maar ook een geweldige
+wachttoren, van waar hij de heele wereld kon overzien en met een
+enkelen blik in oogenschouw nemen alles wat er gebeurde onder goden,
+reuzen, elfen, dwergen en menschen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En uit de hal des hemels toog hij weg</p>
+<p class="line">Naar Lidskialf, en zat er op zijn troon,</p>
+<p class="line">Den berg, van waar zijn oog de wereld ziet.</p>
+<p class="line">En uit den hemel sloeg hij lichten blik</p>
+<p class="line">En zag naar Midgard, d&rsquo; aard&rsquo; en &rsquo;t
+menschenvolk.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Odins persoonlijke verschijning.</h3>
+<p class="firstpar">Niemand dan Odin en zijn vrouw en koningin Frigga
+mochten dezen zetel gebruiken, en als zij er op zaten keken zij meestal
+naar het Zuiden en het Westen, het wit van alle verwachtingen en
+tochten der noordelijke volken. Odin werd meestal voorgesteld als een
+groot, sterk man, ongeveer vijftig jaar oud, hetzij met donker krullend
+haar of met een langen grijzen baard en kaal hoofd. Hij was gekleed in
+een grijs gewaad, met een blauwe kap, en zijn gespierd lichaam was
+gehuld in een wijden blauwen mantel met grijze spikkels&mdash;een beeld
+van de lucht met haar wollige wolken. In zijn hand had Odin doorgaans
+de speer Gungnir die altijd trof en die zoo heilig was dat een eed, bij
+haar punt gezworen, nooit kon gebroken worden, en aan zijn vinger of
+arm droeg hij den wonderbaren ring, Draupnir, het zinnebeeld
+<span class="pagenum">[<a id="pb16" href="#pb16" name="pb16">16</a>]</span>van vruchtbaarheid, boven vergelijking waardevol.
+Als hij op zijn troon zat of tot het gevecht was gewapend&mdash;want
+dikwijls daalde hij naar de aarde af om daaraan deel te nemen&mdash;dan
+droeg Odin zijn adelaarshelm; maar als hij vreedzaam over de aarde ging
+in menschelijke gestalte om te zien wat men uitvoerde, dan droeg hij
+doorgaans een breedgeranden hoed, laag over zijn voorhoofd getrokken,
+ten einde het feit te verbergen dat hij maar &eacute;&eacute;n oog
+had.</p>
+<div class="figure xd20e1593width" id="p016"><img src="images/p016.jpg"
+alt="Odin" width="330" height="720">
+<p class="figureHead">Odin</p>
+<p class="firstpar">Sir E. Burne-Jones.</p>
+</div>
+<p>Twee raven, Hugin (gedachte) en Munin (geheugen) zaten op zijn
+schouders als hij op zijn troon zetelde, en deze zond hij elken morgen
+de wijde wereld in, met spanning wachtend op hun terugkeer tegen den
+avond, wanneer zij hem in het oor fluisterden alles wat zij gezien
+hadden en gehoord. Zoo werd hij goed op de hoogte gehouden van alles
+wat op aarde gebeurde.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hugin en Munin</p>
+<p class="line">Vliegen elken dag</p>
+<p class="line">Over de wijde wereld.</p>
+<p class="line">Ik vrees voor Hugin</p>
+<p class="line">Dat hij niet weerkomt,</p>
+<p class="line">Maar nog meer in angst ben ik voor Munin.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Aan zijn voeten hurkten twee wolven of jachthonden, Geri en Freki,
+dieren die daarom als heilig beschouwd werden en als goede voorteekenen
+wanneer men hen op weg tegenkwam. Odin voederde deze wolven altijd met
+eigen hand en met vleesch dat voor hen was neergezet. Hij wilde zelf
+geen voedsel en proefde zelden van iets behalve van de heilige mee.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Geri en Freki</p>
+<p class="line">De krijger voedt,</p>
+<p class="line">Der benden machtige heer;</p>
+<p class="line">Maar van wijn enkel</p>
+<p class="line">Bestaat de sterke</p>
+<p class="line">Odin, hoogberoemd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Lied van Grimnir.</i></p>
+<p>Als hij in staatsie op zijn troon zat, deed Odin zijn voeten rusten
+op een voetbank van goud, het werk der goden <span class="pagenum">[<a id="pb17" href="#pb17" name="pb17">17</a>]</span>wier
+meubelen en werktuigen alle gemaakt waren &ograve;f van dat kostbare
+metaal &ograve;f van zilver.</p>
+<p>Behalve de prachtige hal <span class="corr" id="xd20e1643" title="Bron: Glads-heim">Gladsheim</span>, waar de twaalf zetels stonden
+waarop de goden zaten wanneer zij vergaderden, en Valaskialf, waar zijn
+troon, Hlidskialf, was geplaatst, had Odin een derde paleis in Asgard,
+gelegen in het midden van het wondervolle bosch Glasir, welks glanzende
+bladeren waren van rood goud.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Valhalla.</h3>
+<p class="firstpar">Dit paleis, Valhalla geheeten (de hal der
+uitgelezen verslagenen) had vijfhonderd veertig deuren, breed genoeg om
+achthonderd krijgslieden naast elkander door te laten, en boven den
+hoofdingang waren een zwijnskop en een adelaar welks scherpe blik
+doordrong tot de verste hoeken van de wereld. De muren van dit
+wondervolle gebouw waren gemaakt van schitterende speren, zoo sterk
+gepolijst dat zij de hal verlichtten. Het dak was van gouden schilden,
+en de banken waren versierd met schoone rustingen, de geschenken van
+den god aan zijn gasten. Hier boden lange tafels ruimschoots gerief aan
+de Einheriar, soldaten gevallen in den slag, die in het <span class="corr" id="xd20e1651" title="Bron: bizonder">bijzonder</span> door Odin
+begunstigd werden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gemakkelijk wordt herkend,</p>
+<p class="line">Door hen die tot Odin gaan,</p>
+<p class="line">Het verblijf als men het ziet,</p>
+<p class="line">Zijn dak met speren belegd,</p>
+<p class="line">Zijn hal met schilden bedekt,</p>
+<p class="line">Met wapenen elke bank versierd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Grimnirs Lied.</i></p>
+<p>De oudste Noorsche nati&euml;n, die den oorlog voor het meest
+eervolle bedrijf hielden, en moed als de grootste deugd beschouwden,
+vereerden Odin vooral als god van strijd en zegepraal. Zij geloofden
+dat, zoo dikwijls er een gevecht op handen was, hij zijn bijzondere
+dienaressen, de schild-, strijd- of wenschmaagden, Valkyren (kiezers
+der gesneuvelden) <span class="pagenum">[<a id="pb18" href="#pb18"
+name="pb18">18</a>]</span>geheeten, uitzond, die uit de doode krijgers
+het halve aantal kozen en ze droegen op haar snelle rossen over de
+sidderende regenboogbrug, Bifr&ouml;st, in het Valhalla. Welkom
+geheeten door Odins zonen, Hermod en Bragi, werden de helden geleid
+naar den voet van Odins troon, waar zij den prijs ontvingen die hun
+moed toekwam. Als een of andere uitverkorene van den god dus in Asgard
+werd gebracht, stond Valvader (vader der gesneuvelden) zooals Odin
+heette wanneer hij het voorzitterschap bekleedde over de krijgers, soms
+van zijn troon op en heette hem in persoon welkom aan de groote
+ingangspoort.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het feest van de helden.</h3>
+<p class="firstpar">Behalve den roem van zulk een onderscheiding en het
+genot van Odins geliefde tegenwoordigheid dag op dag, wachtten nog
+andere stoffelijke genietingen de krijgers in het Valhalla. Een
+onbekrompen onthaal werd hun bereid aan lange tafels, waar de schoone
+maagden met hare blanke armen, de Valkyren, hen met nauwgezetten ijver
+dienden, nadat zij hare wapenrusting hadden afgelegd en zij zich in
+zuivere, witte kleederen hadden gedoscht. Deze maagden, negen in getal,
+volgens sommige bronnen, brachten den helden groote horens met
+heerlijke m&ecirc;e gevuld, en zetten hun enorme porties
+wild-zwijnenvleesch voor, waarvan zij lekker smulden. De gewone
+Noorsche drank was bier of ale, maar onze voorvaderen vonden dit
+drinken te gemeen voor de hemelsche sfeer. Zij verbeeldden zich dus dat
+Valvader zijn tafel ruim voorzien had van mee of honigwijn die
+dagelijks in groote hoeveelheid door zijn geit Heidrun werd geleverd.
+Deze geit graasde voortdurend de teere bladeren en twijgen op Lerad,
+den hoogsten top van den Yggdrasil.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Veel strijd, gevaarvol vechten was hun leus;</p>
+<p class="line">Ontijdig en met purpren wonden vol,</p>
+<p class="line">Was harde dood hun keus; hij bracht hun aan</p>
+<p class="line">Een recht op feest en drinken dat nooit eindt
+<span class="pagenum">[<a id="pb19" href="#pb19" name="pb19">19</a>]</span></p>
+<p class="line">In Odins hal, welks ruim weerklinken deed</p>
+<p class="line">&rsquo;t Vroolijk rumoer der schimmen, eens geveld</p>
+<p class="line">In woest gevecht of door gedurfden slag.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vrijheid (James Thomson).</i></p>
+<p>De spijs die de Einheriar aten was het vleesch van het goddelijke
+everzwijn Saehrimnir, een wonderbaar dier, dat dagelijks geslacht werd
+door den kok Andhrimnir, en gekookt in den grooten ketel Eldhrimnir;
+maar ofschoon de gasten van Odin echten noorschen eetlust hadden en tot
+verzadigings toe aten, was er altijd vleesch genoeg voor allen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Andhrimnir kookt</p>
+<p class="line">In Eldhrimnir</p>
+<p class="line">Saehrimnir;</p>
+<p class="line">&rsquo;t Is &rsquo;t beste vleesch;</p>
+<p class="line">Geen schier kent</p>
+<p class="line">Der Einherjen spijs.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Grimnirs lied.</i></p>
+<p>Bovendien was de voorraad onuitputtelijk, want het wilde zwijn kwam
+altijd weer in het leven terug v&oacute;&oacute;r het uur van den
+volgenden maaltijd. De wonderbare vernieuwing van voorraad in de
+provisiekamer was niet de eenige miraculeuse gebeurtenis in Valhalla,
+want men zegt dat de krijgers na tot verzadigd wordens toe gegeten en
+gedronken te hebben, altijd naar hun wapenen vroegen, zich uitrustten
+en naar het groote hofplein reden, waar zij tegen elkander vochten en
+de wapenfeiten herhaalden, waardoor zij beroemd waren geworden op
+aarde, en dat zij elkander roekeloos vreeslijke wonden toebrachten, die
+echter op wonderdadige wijze totaal waren genezen zoodra de etenshoren
+klonk.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Odins uitverkoren gasten</p>
+<p class="line">Spelen daag&rsquo;lijks &rsquo;t oorlogsspel;</p>
+<p class="line">Van het feestlijk kampgebied</p>
+<p class="line">Rijden zij in glinstrend staal;</p>
+<p class="line">En vroolijk, aan der goden disch,</p>
+<p class="line">Zwelgt men den kroes met fonklend bier,</p>
+<p class="line">En eet Saehrimni&rsquo;s roemrijk vleesch.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vafthrudni&rsquo;s-mal.</i></p>
+<p>Ongedeerd en gelukkig als de horen klonk, en zonder <span class="pagenum">[<a id="pb20" href="#pb20" name="pb20">20</a>]</span>elkander
+wrok toe te dragen om de harde stooten die men had gegeven of
+ontvangen, reden de Einheriar opgewekt naar Valhalla terug om in Odins
+lieflijk bijzijn hun feesten weer te beginnen, terwijl de Valkyren met
+hare witte armen en wuivend haar bevallig rondzweefden en telkens weer
+haar horens of haar geliefkoosde drinkschalen, de schedels harer
+vijanden, vulden, terwijl de skalden zongen van oorlog en van
+ontroerende Vikingtochten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zij krijgen stoot en houw den ganschen dag</p>
+<p class="line">Bij stof en kreet en bloed en lid, verminkt;</p>
+<p class="line">Maar keeren &rsquo;s avonds weer naar Odins hal</p>
+<p class="line">Gezond en frisch; zoo is hun hemelsch lot.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Terwijl zij dus vochten en feestvierden brachten de helden hun dagen
+in volkomen geluk door, terwijl Odin genoegen had in hun kracht en
+aantal, dat echter, dit voorzag hij, zijn val niet zou kunnen voorkomen
+als de dag van het laatste gevecht aanbreken zou.</p>
+<div class="figure xd20e1761width" id="p020"><img src="images/p020.jpg"
+alt="Een Vikingtocht" width="720" height="423">
+<p class="figureHead">Een Vikingtocht</p>
+<p class="firstpar">J. C. Dollman.</p>
+</div>
+<p>Daar zulke genietingen de hoogste waren die de verbeelding van een
+noordelijken krijger kon schilderen, was het zeer natuurlijk dat alle
+krijgslieden Odin moesten liefhebben en vroeg in hun leven zich moesten
+wijden aan zijn dienst. Zij beloofden dat zij, zoo mogelijk, zouden
+sterven met de wapenen in de hand, en verwondden zelfs met hun eigen
+speren zich zelven als de dood naderde, wanneer zij ongelukkig genoeg
+waren geweest den dood op het oorlogsveld te ontgaan en bedreigd werden
+met &ldquo;een strooien dood&rdquo;, zooals zij overlijden aan ouderdom
+of ziekte noemden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Aan Odin trouw verpand</p>
+<p class="line">Kerft hij zich runen,</p>
+<p class="line">Dood-runen heel diep op zijn arm en zijn borst.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-verhalen van het Noorden (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Tot loon voor deze toewijding waakte Odin met bijzondere zorg over
+zijn gunstelingen, gaf hun geschenken, een tooverzwaard, een speer of
+een paard en maakte hen <span class="pagenum">[<a id="pb21" href="#pb21" name="pb21">21</a>]</span>onoverwinnelijk totdat hun laatste
+uur gekomen was, als hij zelf verscheen om op te eischen of te
+vernietigen de giften die hij had geschonken, en de Valkyren de helden
+naar Valhalla droegen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hij gaf aan Hermod</p>
+<p class="line">Een helm en pantser,</p>
+<p class="line">Van hem ontving ook</p>
+<p class="line">Siegmund een zwaard.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Hyndla-lied.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Sleipnir.</h3>
+<p class="firstpar">Als Odin een werkzaam aandeel had in den oorlog,
+bereed hij meestal zijn acht-pootig grijs paard, Sleipnir, en droeg een
+wit schild. Zijn schitterende speer over de hoofden der strijdenden
+geslingerd, was het teeken dat het gevecht zou beginnen, en hij stormde
+dan in het midden van de gelederen en schreeuwde zijn oorlogskreet:
+&ldquo;Odin heeft U allen&rdquo;.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En Odin doste</p>
+<p class="line">Zich uit met rusting blinkend, helm van goud,</p>
+<p class="line">En voerde Sleipnir voort.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Soms gebruikte hij zijn tooverboog waarvan hij tien pijlen tegelijk
+kon schieten, en elk velde zonder missen een vijand neer. Ook
+veronderstelde men dat Odin zijn begunstigden krijgers de beroemde
+Berserkerwoede (Berserker-naakthemd) ingaf, die hen in staat stelde,
+ofschoon naakt, zonder wapenen en geheel omsingeld, ongehoorde daden
+van moed en kracht te verrichten, en als door tooverkracht te
+ontwijken.</p>
+<p>Evenals Odins eigenschappen, gelijk de allesdoordringende elementen,
+veelvuldig waren, zoo ook zijn namen; hij had er niet minder dan
+tweehonderd, die bijna alle een vorm van zijn werken aanduidden. Men
+beschouwde hem als den ouden god van de zeelui en van den wind.
+<span class="pagenum">[<a id="pb22" href="#pb22" name="pb22">22</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">&ldquo;Machtig&rsquo; Odin,</p>
+<p class="line">Noren smeeken: U zij d&rsquo; eer!</p>
+<p class="line">Stuur ons schip, o sterke Wodan,</p>
+<p class="line">Veilig over d&rsquo; Oostzee weer&rdquo;.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vail.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De wilde jacht.</h3>
+<p class="firstpar">Odin, in zijn hoedanigheid van windgod, werd
+afgebeeld als midden door de lucht ijlend op zijn achtpootig paard,
+waarvan het oudste Noorsche raadsel afkomstig is, dat aldus luidt:
+&ldquo;Wie rijden er samen naar het gevecht? Zij hebben drie oogen,
+tien voeten, &eacute;&eacute;n staart: en zwerven zoo de landen
+door&rdquo;. En daar men meende dat de zielen van de dooden werden
+weggedreven op de vleugelen van den storm, werd Odin vereerd als de
+leider van alle zielen die het lichaam hadden verloren. In deze rol was
+hij het meest algemeen bekend als de Wilde Jager, en als de menschen
+het geruisch en gebulder van den wind hoorden, schreeuwden zij luid in
+bijgeloovige vrees en verbeeldden zich dat zij hem zagen voorbij rijden
+met zijn stoet, allen gezeten op snuivende paarden, en vergezeld van
+blaffende honden. En men beschouwde het voorbijgaan van de Wilde Jacht,
+bekend als Wodan&rsquo;s Jacht, de Razende Menigte, Gabriels Honden of
+Asgardreia, ook als een voorteeken van onheil als b.v. oorlog of
+pest.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De Rijn vloeit klaar, maar een dof gebrom</p>
+<p class="line">Van kamp hoort straks zijn bed,</p>
+<p class="line">En van speren galmt het land rondom</p>
+<p class="line">En er schreeuwt ginds een trompet,</p>
+<p class="line">En de dapp&rsquo;re ligt in zijn bloed, geveld,</p>
+<p class="line">Want de Wilde Jager is langs gesneld.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De Wilde Jager (Mevr.
+Hemans)<span class="corr" id="xd20e1852" title="Niet in bron">.</span></i></p>
+<p>Verder dacht men dat wanneer iemand zoo oneerbiedig was dat hij in
+scherts mee deed aan het wild hallo, hij direct zou worden gegrepen en
+met de verdwijnende schare meegevoerd, terwijl diegenen die aan het
+hallo deelnamen met onvoorwaardelijk goed geloof, beloond zouden worden
+met het plotselinge geschenk van een paardepoot, van <span class="pagenum">[<a id="pb23" href="#pb23" name="pb23">23</a>]</span>boven
+hun toegeworpen, en dat deze, als zij hem zorgvuldig bewaarden tot den
+volgenden morgen, veranderd zou worden in een klomp goud.</p>
+<p>Zelfs na de invoering van het Christendom was het onontwikkelde
+Noorsche volk nog bang voor den opkomenden storm en beweerde dat het de
+Wilde Jacht was die voortjoeg door de lucht.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">&ldquo;Hem schrikt gerucht,</p>
+<p class="line">Want boven hem is Gabriels hondenstoet,</p>
+<p class="line">Die met hun slechten heer steeds jagen moet</p>
+<p class="line">Het vliedend hert in hooge streek der lucht&rdquo;.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Sonnet (Wordsworth).</i></p>
+<p>Soms liet zij een kleinen zwarten hond achter, die hinkend en
+jankend op een nabijzijnden haard, een heel jaar lang bewaard en
+zorgvuldig opgepast moest worden, indien hij niet kon worden
+uitgedreven of weggeschrikt. Het gewone voorschrift was, precies als
+voor de onttoovering van vondelingen, bier te brouwen in eierschalen,
+en men meende dat dit bedrijf den spookhond zulk een schrik zou
+aanjagen, dat hij zou wegvluchten met zijn staart tusschen de beenen,
+uitroepend, dat, ofschoon zoo oud als het Bohemer bosch, hij nooit
+eerder zoo iets doms gezien had.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ik ben oud</p>
+<p class="line">Als &rsquo;t Bohemer woud,</p>
+<p class="line">En heb van mijn leven</p>
+<p class="line">Zulk gebrouw niet gezien.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Oud gezegde.</i></p>
+<p>Het voorwerp van deze schimmenjacht was zeer afwisselend, en was
+&ograve;f een denkbeeldig wild zwijn &ograve;f wild paard, meisjes met
+blanke borsten die gevangen werden en weggevoerd slechts eens in de
+zeven jaren, of de boschnimfen, mosmeisjes genoemd, van wie men dacht
+dat zij de herfstbladen voorstelden, van de boomen afgescheurd en
+weggewaaid door den winterstorm.</p>
+<p>In de middeleeuwen, toen het geloof in de oude heidensche godheden
+ten deele vergeten was, was de aanvoerder <span class="pagenum">[<a id="pb24" href="#pb24" name="pb24">24</a>]</span>van de Wilde Jacht niet
+langer Odin, maar Karel de Groote, Frederik Barbarossa, koning Arthur,
+of deze of gene Sabbatschender, zooals de Heer van Rodenstein of Hans
+von Hackelberg, die, tot straf voor zijn zonden, veroordeeld was voor
+goed te jagen door de lucht.</p>
+<p>Men meende, dat, daar de winden het hevigst bliezen in herfst en
+winter, Odin het liefst in dat seizoen op jacht ging, vooral in den
+tijd tusschen Kerstmis en Driekoningen, en de boeren zorgden er altijd
+voor de laatste schoof of maat graan op de velden achter te laten als
+voedsel voor zijn ros.</p>
+<p>Deze jacht was natuurlijk onder verschillende namen bekend in de
+onderscheiden landen van Noordelijk Europa; maar daar de verhalen, er
+van verteld, overal gelijk zijn, hadden zij blijkbaar hun oorsprong in
+hetzelfde oude heidensche geloof, en tot dezen dag denken onontwikkelde
+menschen met een noorsche fantasie, dat het gehuil van een hond in een
+stormachtigen nacht een onbedriegelijk voorteeken is van dood.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">En ijlen zal de sombre jacht</p>
+<p class="line">Tot tijd volend is in zijn duur,</p>
+<p class="line">Des daags in holle aardeschacht,</p>
+<p class="line">Komt zij er uit in &rsquo;t nachtlijk uur,</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Dit zijn de horen, hond en paard</p>
+<p class="line">Die &rsquo;s avonds soms verneemt de boer,</p>
+<p class="line">Dan slaat hij &rsquo;t kruis, door vrees vervaard,</p>
+<p class="line">Als hij bemerkt het wild rumoer.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">De wakk&rsquo;re priester treurt dan stil</p>
+<p class="line">Om &rsquo;s menschen trots en &rsquo;s menschen
+wee,</p>
+<p class="line">Als bij zijn nachtmis dringt een gil,</p>
+<p class="line">De helsche roep van &ldquo;holla h&eacute;&rdquo;.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Sir Walter Scott.</i></p>
+<p>De Wilde Jacht, of de Razende Schaar van Duitschland, heette in
+Engeland Herlathing, naar den mythischen koning Herla, den vermeenden
+aanvoerder; in noordelijk Frankrijk droeg zij den naam van
+Mesn&eacute;e d&rsquo;Hellequin, naar <span class="pagenum">[<a id="pb25" href="#pb25" name="pb25">25</a>]</span>Hell, de godin van den
+dood; en in de middeleeuwen was zij bekend als Cains Jacht of
+Herodes&rsquo; Jacht. Deze laatste namen kreeg zij, omdat men geloofde
+dat de aanvoerders geen rust konden vinden wegens de schandelijke
+moorden op Abel, op Johannes den Dooper en op de Heilige
+Onschuldigen.</p>
+<p>In midden-Frankrijk heet de Wilde Jager, dien wij in andere landen
+al hebben leeren kennen als Odin, Karel den Groote, Barbarossa,
+Rodenstein, von Hackelberg, Koning Arthur, Hel, een van de Zweedsche
+koningen, Gabriel, Cain of Herodes, ook wel de Groote Jager van
+Fontainebleau (<span lang="fr">le Grand Veneur de <span class="corr"
+id="xd20e1940" title="Bron: Fontaineblau">Fontainebleau</span></span>),
+en men beweert dat men den avond van den moord op Hendrik IV en ook
+precies voor het uitbreken van de groote Fransche Omwenteling, zijn
+geschreeuw duidelijk kon hooren toen hij ijlde door de lucht.</p>
+<p>Algemeen geloofde men onder de Noorsche volken dat de ziel ontsnapte
+uit het lichaam in de gedaante van een muis, die uit den mond van een
+lijk kroop en wegliep, en die ook zou kruipen in en uit de monden van
+menschen die in somnambule-toestand verkeerden. Terwijl de ziel afwezig
+was, kon geen poging of middel den pati&euml;nt tot het leven
+terugroepen; maar zoodra zij weerom was, kwam de bezieldheid terug.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Rattenvanger.</h3>
+<p class="firstpar">Daar Odin de aanvoerder was van al de schimmen,
+werd hij in de middeleeuwen vereenzelvigd met den Rattenvanger van
+Hamelin. Volgens middeleeuwsche legenden werd Hamelin zoo door ratten
+gekweld dat het leven ondragelijk werd, en een groote belooning werd
+aangeboden aan dengene, die de stad van deze knagers bevrijden zou. Een
+fluitspeler, in veelkleurige kleederen, wilde het werk op zich nemen,
+en toen men de voorwaarden had vastgesteld, begon hij door de straten
+te spelen z&oacute;&oacute;, dat <span class="pagenum">[<a id="pb26"
+href="#pb26" name="pb26">26</a>]</span>al de ratten uit haar gaten
+werden gelokt totdat zij een aaneengesloten stoet vormden. Er was iets
+in de melodie dat haar dwong mee te gaan, totdat eindelijk de rivier de
+Weser bereikt was en allen in haar wateren verdronken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En eer de fluit drie tonen deed gaan</p>
+<p class="line">Scheen &rsquo;t of een leger kwam murmelend aan;</p>
+<p class="line">En het murmelen werd tot een dof gerommel,</p>
+<p class="line">En het rommelen werd tot een luider brommen,</p>
+<p class="line">En uit ieder huis kwamen ratten in drommen.</p>
+<p class="line">Groote, kleine, lenige, vleezige,</p>
+<p class="line">Bruine en zwarte, dikke en pezige,</p>
+<p class="line">Grijze, halfgele, deftige, vlugge,</p>
+<p class="line">Vaders, moeders, oomes en neven,</p>
+<p class="line">Snorren gepunt, staarten boven de ruggen,</p>
+<p class="line">Famili&euml;n in massa, hoe groot is om &rsquo;t
+even,</p>
+<p class="line">Broeder en zuster, heer en mevrouw,</p>
+<p class="line">Volgden den vreemden Pijper getrouw,</p>
+<p class="line">Van straat tot straat blies hij doordringend,</p>
+<p class="line">En stap voor stap volgden zij springend,</p>
+<p class="line">Tot zij kwamen aan de rivier de Weser,</p>
+<p class="line">Waar allen in vielen en verdronken.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Robert Browning.</i></p>
+<p>Toen de ratten allen dood waren en er geen kans was dat zij zouden
+terugkeeren om hen te plagen, weigerden de menschen van Hamelin de
+belooning te betalen, en zij zeiden dat de fluitspeler maar zien moest
+wat hij kon. Hij hield hen bij hun woord, en eenige oogenblikken later
+klonken de vreemde melodie&euml;n van de tooverfluit opnieuw, en dezen
+keer waren het de kinderen die in troepen uit de huizen kwamen en
+vroolijk den fluitspeler volgden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen kon men ontwaren de woelige maren</p>
+<p class="line">Van vroolijke scharen in hevig misbaren,</p>
+<p class="line">Van voetjes die trappen en klompjes die stappen,</p>
+<p class="line">Van handjes die klappen en mondjes die snappen,</p>
+<p class="line">En als vogels op zaad, dat de hong&rsquo;rigen
+happen,</p>
+<p class="line">Renden aan al de kinderen, meisjes en knapen,</p>
+<p class="line">Met wangetjes rood en goud haar om de slapen,</p>
+<p class="line">En tanden en oogjes tot schitt&rsquo;ren geschapen,</p>
+<p class="line">Tripp&rsquo;lend en hipp&rsquo;lend in vroolijken
+stoet,</p>
+<p class="line">Den wonderen speelman gevolgd op den voet,</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Robert Browning.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb27" href="#pb27" name="pb27">27</a>]</span></p>
+<p>De burgers waren niet bij machte het treurspel te voorkomen, en toen
+zij als door tooverkracht verlamd stonden, voerde de speelman de
+kinderen uit de stad naar den Koppelberg, een heuvel aan de grenzen van
+de stad, die miraculeus openging om den stoet te ontvangen en zich niet
+eerder weer sloot dan toen het laatste kind buiten het gezicht was.
+Deze legende deed blijkbaar de zegswijze ontstaan &ldquo;den speelman
+betalen&rdquo;. Sedert heeft men in Hamelin de kinderen nooit
+teruggezien, en tot herinnering aan dit algemeene onheil zijn sedert
+alle officieele besluiten gedateerd zoovele jaren na het bezoek van den
+Rattenvanger.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zij maakten een wet dat juristen nimmer</p>
+<p class="line">Moesten meenen hun stukken goed gesteld,</p>
+<p class="line">Als na den dag van de maand en het jaar</p>
+<p class="line">Niet stond te lezen, duid&rsquo;lijk en klaar;</p>
+<p class="line">&ldquo;En zoo lang na dat wat gebeurd is daar,</p>
+<p class="line">Op twee en twintig Juli, net geteld,</p>
+<p class="line">Van dertien honderd en zes en zeventig&rdquo;;</p>
+<p class="line">Om het feit te houden voortdurend levendig,</p>
+<p class="line">En de plek, waar de kinderen het laatst men zag,</p>
+<p class="line">Noemden zij de Rattenvangerstraat sinds dien dag,</p>
+<p class="line">En als iemand er voortaan blies op een fluit</p>
+<p class="line">Ging hij ongetwijfeld zijn baantje uit.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Robert Browning.</i></p>
+<p>In deze mythe is Odin de speelman, de schrille tonen van de fluit
+zijn zinnebeelden van den fluitenden wind, de ratten vertegenwoordigen
+de zielen van de dooden, die hem vroolijk volgen, en de holle berg
+waarin hij de kinderen voert, verbeeldt het graf.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Bisschop Hatto.</h3>
+<p class="firstpar">Een andere Germaansche legende, die harer oorsprong
+dankt aan dit geloof, is het verhaal van Bisschop Hatto, den
+ongelukkigen prelaat, die, ge&euml;rgerd door het gezucht der armen
+tijdens een hongersnood, hen allen levend verbrand had in een verlaten
+schuur, evenals de ratten, waarop zij, volgens zijn zeggen geleken en
+hun niets had willen meedeelen van het kostelijke graan dat hij voor
+zich zelf had vergaard. <span class="pagenum">[<a id="pb28" href="#pb28" name="pb28">28</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&ldquo;O Zie, &rsquo;t is een heerlijk
+vreugdevuur&rdquo; zei</p>
+<p class="line">De bisschop, &ldquo;het land heeft verplichting aan
+mij,</p>
+<p class="line">Want ik heb het gered, in dagen van nood,</p>
+<p class="line">Van ratten die enkel verteren het brood.&rdquo;</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Robert Southey.</i></p>
+<p>Kort nadat deze verschrikkelijke misdaad was bedreven, berichtten de
+hoorigen van den bisschop de komst van een groote menigte ratten. Deze
+waren, naar het schijnt, de zielen van de vermoorde boeren, die de
+gedaante van de ratten hadden aangenomen, waarmede de bisschop hen
+vergeleken had. Zijn pogingen tot ontvluchten waren vergeefsch, en de
+ratten vervolgden hem zelfs tot midden in den Rijn, naar een steenen
+toren waarin hij trachtte te ontkomen aan hun tanden. Zij zwommen naar
+den toren, knaagden zich een weg door de steenen muren, stortten zich
+er van alle kanten tegelijk binnen, vonden den bisschop en verslonden
+hem levend.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En in door de vensters en in door de poort,</p>
+<p class="line">En dwars door den vloer gaat het stormende voort,</p>
+<p class="line">En af van den zolder, geen muur die ze stoort,</p>
+<p class="line">Van rechts en van links, van zuid en van noord,</p>
+<p class="line">Van binnen en buiten, van hier en van daar,</p>
+<p class="line">Dringt af op de bisschop de ijlende schaar,</p>
+<p class="line">Gewet zijn hun tanden vooraf aan het steen,</p>
+<p class="line">Zij bijten den kerkvorst tot diep op het been,</p>
+<p class="line">Zij rukten zijn vleesch van het lichaam hem af,</p>
+<p class="line">Want dit was hun taak: hem te brengen zijn straf.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Robert Southey.</i></p>
+<p>Men meent dat de roode gloed van den zonsondergang, boven den
+muizentoren bij Bingen aan den Rijn de spiegeling is van het helsche
+vuur waarin de slechte bisschop langzaam wordt geroosterd als straf
+voor zijn gruwelijke misdaad.</p>
+<div class="figure xd20e2103width" id="p028"><img src="images/p028.jpg"
+alt="De Rattenvanger van Hameln" width="517" height="720">
+<p class="figureHead">De Rattenvanger van Hameln</p>
+<p class="firstpar">H. Kaulbach.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Irmin.</h3>
+<p class="firstpar">In sommige streken van Duitschland hield men Odin
+voor denzelfden als den Saksischen god Irmin, wiens beeld, de
+Irminzuil, bij Paderborn, door Karel den Groote in 772 werd vernield.
+Men vertelde dat Irmin een grooten koperen <span class="pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29" name="pb29">29</a>]</span>wagen
+had waarop hij door de lucht reed langs het pad dat wij kennen als den
+Melkweg, maar dat de oude Germanen aanduidden als Irmins weg. De wagen,
+welks geratel soms voor menschenooren verneembaar was als donder,
+verliet nooit de lucht, waar men hem nog kan zien in het sterrenbeeld
+van den Grooten Beer, in het Noorden ook bekend als Odins of Karels
+wagen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">&ldquo;De Wagen, die rijdt door de hemel</p>
+<p class="line">Immer zijn cirk&rsquo;lenden weg, en blijft in de buurt
+van Orion,</p>
+<p class="line">Eenige ster aan de lucht die nooit zich baadt in de
+golven.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Homerus Ilias.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Mimirs bron.</h3>
+<p class="firstpar">Ten einde de groote wijsheid te krijgen waardoor
+hij zoo beroemd is, bezocht Odin, in het begin der tijden, Mimirs
+(Memor, herinnering) bron, &ldquo;de fontein van alle wetenschap en
+wijsheid&rdquo;, in welker heldere diepten zelfs de toekomst klaar
+gespiegeld werd, en verzocht den ouden man, die ze bewaakte, hem een
+teug te gunnen. Maar Mimir, die heel goed de waarde van zulk een gunst
+kende (want zijn bron gold als de bron of hoofdstroom der herinnering),
+weigerde de gift tenzij Odin toestond een van zijn oogen in ruil te
+geven.</p>
+<p>De god aarzelde niet, zoo hoog schatte hij de teug, maar rukte
+onmiddellijk een van zijn oogen uit, dat Mimir te pand hield en liet
+zinken diep in zijn fontein, waar het scheen met milden glans. Odin
+bleef met &eacute;&eacute;n oog over, wat men als een beeld van de zon
+beschouwt.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Wij zoeken heel ons leven naar de zon;</p>
+<p class="line">Dat brandend voorhoofd is het oog van Odin.</p>
+<p class="line">Zijn tweede oog, de maan, schijnt niet zoo hel;</p>
+<p class="line">Hij gaf &rsquo;t aan Mimir, in zijn bron, te pand,</p>
+<p class="line">Dat hij er hale water, &rsquo;t welk geneest,</p>
+<p class="line">Dit oog tot sterking, ied&rsquo;ren nieuwen dag.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Oehlenschl&auml;ger.</i></p>
+<p>Toen Odin diep dronk uit Mimirs bron, verkreeg hij de kennis, die
+hij verlangde, en hij beklaagde zich nooit over het offer dat hij had
+gebracht, maar tot verdere herinnering <span class="pagenum">[<a id="pb30" href="#pb30" name="pb30">30</a>]</span>aan dien dag brak hij een
+tak van den heiligen boom Yggdrasil, die de bron overschaduwde, en
+vormde er van zijn geliefde speer Gungnir.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Een moedig god</p>
+<p class="line">Ging om een teug naar de bron,</p>
+<p class="line">Waar hij liet in ruiling</p>
+<p class="line">Gaarne het licht van een oog.</p>
+<p class="line">Van d&rsquo; Yggdrasil</p>
+<p class="line">Rukt&rsquo; eer hij ging Wotan een tak</p>
+<p class="line">En hij spleet het hout</p>
+<p class="line">Met heftige kracht van den stam.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Godenschemering, Wagner.</i></p>
+<p>Maar ofschoon Odin nu alwijs was, was hij bedroefd en gedrukt, want
+hij had een blik gekregen in de toekomst en had de vergankelijke natuur
+van alle dingen bemerkt, en zelfs het lot der goden, die allen tot
+ondergang waren gedoemd. Deze wetenschap deed hem z&oacute;&oacute;
+aan, dat hij naderhand er steeds melancholiek en peinzend uitzag.</p>
+<p>Om de waarde van de wijsheid, die hij dus had gekregen, te
+beproeven, ging Odin den geleerdste van al de reuzen, Vafthrudnir,
+bezoeken, en begon met hem een spiegelgevecht in scherpzinnigheid,
+waarbij de inzet niet minder was dan het hoofd van den verliezer.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Odin spoedde zich en ging</p>
+<p class="line">Tot een kamp in wetenschap</p>
+<p class="line">Met den Jute, wijs en sterk;</p>
+<p class="line">Naar Vafthrudnirs hooge hal</p>
+<p class="line">Kwam de groote runenvorst.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vafthrudnirs-mal.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Odin en Vafthrudnir.</h3>
+<p class="firstpar">Bij deze gelegenheid had Odin zich vermomd als een
+zwerver, op raad van Frigga, en toen hem zijn naam werd gevraagd, zij
+hij dat die naam Gangrad was. De strijd begon onmiddellijk, want
+Vafthrudnir vroeg zijn gast naar de paarden die Dag en Nacht door de
+lucht trokken, naar de rivier Ifing die J&ouml;tun-heim van Asgard
+scheidde, en ook naar Vigrid, het veld waar het laatste gevecht moest
+worden geleverd. <span class="pagenum">[<a id="pb31" href="#pb31" name="pb31">31</a>]</span></p>
+<p>Al deze vragen werden nauwkeurig beantwoord door Odin, die, toen
+Vafthrudnir klaar was, op zijn beurt begon te vragen, en even
+uitvoerige antwoorden kreeg aangaande den oorsprong van hemel en aarde,
+de schepping van de goden, hun strijd met de Vana&rsquo;s, de
+bezigheden van de helden in Valhalla, de plichten van de Nornen, en de
+heerschers die de Aesir moesten vervangen als dezen waren ondergegaan
+met de wereld die zij hadden geschapen. Maar toen ten slotte Odin zich
+bij den reus boog en zacht de woorden vroeg die Alvader fluisterde tot
+zijn dooden zoon Balder, als hij lag op zijn brandstapel, herkende
+Vafthrudnir plotseling zijn goddelijken bezoeker. Hij deinsde
+teleurgesteld terug en zei dat alleen Odin die vraag kon beantwoorden,
+en dat het hem nu volkomen duidelijk was dat hij dwaaslijk een strijd
+had aangegaan in scherpzinnigheid en wetenschap met den koning der
+goden, en ten volle de boete verdiende omdat hij verloren had, n.l. het
+verlies van zijn hoofd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Niet de mensch van sterflijk ras</p>
+<p class="line">Weet het woord, door u gesproken,</p>
+<p class="line">Tot uw zoon in ouden tijd.</p>
+<p class="line">Ik hoor den tred van dood die komt;</p>
+<p class="line">Hij rukt der runen wijsheid weg,</p>
+<p class="line">En &rsquo;t weten van der goden worden</p>
+<p class="line">Uit d&rsquo; ongelukkige ziel die streed</p>
+<p class="line">Met Odin zelf den geesteskamp,</p>
+<p class="line">Met hem die wijs is boven elk;</p>
+<p class="line">De prijs was &rsquo;t leven, en gij wont.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vafthrudnirs-mal.</i></p>
+<p>Zooals het met vele Noorsche mythen het geval is, die vaak
+fragmentair en duister zijn, eindigt deze hier, en geen der dichters
+vertelt ons of Odin werkelijk zijn tegenstander versloeg, noch ook wat
+het antwoord was op zijn laatste vraag; maar mythologen hebben het
+vermoeden gewaagd dat het woord, door Odin in Balders oor gefluisterd
+om hem over zijn ontijdigen dood te troosten &ldquo;opstanding&rdquo;
+moet zijn geweest. <span class="pagenum">[<a id="pb32" href="#pb32"
+name="pb32">32</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Vinding van de Runen.</h3>
+<p class="firstpar">Behalve god der wijsheid was Odin god en uitvinder
+van de runen, het oudste alphabet in gebruik bij de noordelijke
+nati&euml;n, welke karakters, die geheimenis beteekenen, eerst voor
+waarzegging werden gebruikt, ofschoon zij later dienden voor
+inschriften en documenten. Evenals men de wijsheid slechts kon
+verkrijgen ten koste van offers, vertelt Odin zelf dat hij negen dagen
+en nachten hing aan den heiligen boom Yggdrasil, starende in de
+onmetelijke diepten van Niflheim, verzonken in diepe gedachten, en door
+eigen speer gewond, eer hij de kennis kreeg die hij zocht.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ik weet dat ik hing</p>
+<p class="line">Aan een zwiependen tak</p>
+<p class="line">Negen nachten lang,</p>
+<p class="line">Door een speer verwond,</p>
+<p class="line">En aan Odin gewijd,</p>
+<p class="line">Ik zelf aan mij zelven;</p>
+<p class="line">Aan dien boom</p>
+<p class="line">Waarvan niemand weet</p>
+<p class="line">Waar zijn wortel is.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Odins Runenzang.</i></p>
+<p>Toen hij deze wetenschap volledig meester was, sneed Odin
+tooverrunen op zijn speer Gungnir, op de tanden van zijn paard
+Sleipnir, op de klauwen van den beer, en op tallooze andere bezielde en
+onbezielde dingen. En omdat hij dus had gehangen over den afgrond een
+zoo langen tijd, beschouwde men hem later altijd als den beschermgod
+van allen die veroordeeld waren om opgehangen te worden of die door den
+strop omkwamen.</p>
+<p>Nadat hij de gave der wijsheid en der runen verkregen had, die hem
+heerschappij gaf over alle dingen, wilde Odin ook de gave der
+welsprekendheid en der po&euml;zie, die hij verwierf op een wijze
+waarvan wij zullen vertellen in een volgend hoofdstuk.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Geirrod en Agnar.</h3>
+<p class="firstpar">Odin, zooals reeds is gezegd, stelde veel belang in
+de <span class="pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33" name="pb33">33</a>]</span>zaken der menschen, en men vertelt dat hij in het
+bijzonder gaarne zorgde voor de aardige zoontjes van Koning Hrauding,
+Geirrod en Agnar, toen zij respectievelijk ongeveer acht en tien jaar
+oud waren. Op zekeren dag gingen deze kleine jongens visschen, en
+plotseling kwam een storm op, die hun boot in zee dreef, totdat zij
+tenslotte op een eiland strandden, waar een schijnbaar oud paar woonde,
+dat in werkelijkheid Odin en Frigga waren, dus vermomd. Zij hadden deze
+gedaanten aangenomen om toe te geven aan een plotselinge begeerte om
+bij hun beschermelingen dicht in de buurt zijn. De kinderen werden
+hartelijk verwelkomd en vriendelijk bejegend; Odin koos Geirrod tot
+zijn gunsteling en leerde hem de wapenen gebruiken, terwijl Frigga den
+kleinen Agnar vertroetelde en verwende. De jongens bleven op het eiland
+met hun vriendelijke beschermers gedurende het lange koude
+winterseizoen; maar toen de lente kwam en de luchten blauw waren, en de
+zee kalm, scheepten zij zich in op een boot waarvoor Odin zorgde, en
+vertrokken naar hun vaderland. Begunstigd door zachte koelten werden
+zij spoedig daarheen gedreven; maar toen de boot het strand naderde
+sprong Geirrod er vlug uit en stiet ze ver weg in het water, terwijl
+hij zijn broeder verwenschte in de macht van den boozen geest. Op
+datzelfde oogenblik draaide de wind en Agnar werd inderdaad weggevoerd,
+terwijl zijn broeder zich naar zijns vaders paleis spoedde met een
+leugenachtig verhaal over hetgeen met zijn broer gebeurd was. Hij werd
+met vreugde ontvangen als een uit den doode herrezene, en te zijner
+tijd volgde hij zijn vader op den troon op.</p>
+<p>Jaren gingen voorbij, waarin de aandacht van Odin door andere
+gewichtige overwegingen werd bezig gehouden, toen op zekeren dag,
+terwijl het goddelijk paar zat op den troon Hlidskialf, Odin zich
+plotseling het winterverblijf op het onbewoond eiland herinnerde, en
+hij zijn vrouw zeide, dat zij moest zien hoe machtig zijn pleegkind was
+geworden, <span class="pagenum">[<a id="pb34" href="#pb34" name="pb34">34</a>]</span>en haar beschimpte omdat haar gunsteling Agnar een
+reuzin had gehuwd en arm was gebleven en niet vooruit was gekomen.
+Frigga antwoordde kalm dat het beter was arm te zijn dan hardvochtig,
+en beschuldigde Geirrod van gebrek aan gastvrijheid&mdash;een van de
+ergste zonden in de oogen van een Noorman. Zij ging zelfs zoo ver te
+beweren dat hij trots al zijn rijkdom zijn gasten dikwijls slecht
+behandelde.</p>
+<p>Toen Odin deze beschuldiging hoorde verklaarde hij dat hij de
+valschheid der aantijging zou bewijzen door de vermomming van een
+Zwerver aan te nemen en Geirrods edelmoedigheid op de proef te stellen.
+Gewikkeld in zijn wolkkleurig kleed, met slappen hoed en
+pelgrimsstaf,&mdash;</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zwerver noemt mij de wereld.</p>
+<p class="line">Ver zijn mijn voeten gegaan;</p>
+<p class="line">Op der aarde rug</p>
+<p class="line">Toog ik eindeloos ver.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Wagner.</i></p>
+<p>vertrok Odin onmiddellijk langs een omweg, terwijl Frigga, om hem na
+te gaan, dadelijk een snellen bode zond ten einde Geirrod te
+waarschuwen voor een man in een wijden mantel en met breedgeranden
+hoed, daar deze een booze toovenaar was die hem kwaad zou doen.</p>
+<p>Toen Odin zich dus voor het paleis van den koning vertoonde werd hij
+voor Geirrod gesleept en ruw ondervraagd. Hij gaf als zijn naam op
+Grimnir, maar weigerde te zeggen vanwaar hij kwam of wat hij wilde,
+zoodat daar deze geslotenheid de achterdocht versterkte die Geirrod was
+bijgebracht, hij zijn wreeden zin vrij spel liet en beval dat de
+vreemdeling zou worden gebonden tusschen twee vuren, op zulk een wijze
+dat de vlammen om hem heenspeelden zonder hem heelemaal te raken, en
+hij bleef in dien toestand acht dagen en acht nachten, in standvastig
+zwijgen, zonder voedsel. Nu was Agnar heimelijk teruggekeerd naar het
+paleis van zijn broeder, waar hij een dienstbare <span class="pagenum">[<a id="pb35" href="#pb35" name="pb35">35</a>]</span>betrekking had gekregen en op zekeren dag, toen
+alles stil was, bood hij den ongelukkigen gevangene een beker ale. Maar
+nu wilde Odin niets te drinken hebben, het ergste van alles wat de god
+had uit te staan.</p>
+<p>Op het einde van den achtsten dag, terwijl Geirrod, op zijn troon
+gezeten, op de marteling van zijn gevangene staarde, begon Odin te
+zingen&mdash;eerst zacht, dan luider en luider totdat de hal weergalmde
+van zijn jubelende tonen&mdash;een profetie dat de koning die zoo lang
+de gunst van den god genoten had, weldra zou omkomen door zijn eigen
+zwaard.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gevallen door &rsquo;t zwaard</p>
+<p class="line">Heeft Ygy u dan;</p>
+<p class="line">Uw leven is ten eind:</p>
+<p class="line">Boos op u zijn de D&icirc;sir;</p>
+<p class="line">Odin zult ge nu zien:</p>
+<p class="line">Kom naderbij als ge kunt.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e2314"
+title="Bron: Saedmund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+<p>Toen de laatste tonen wegstierven vielen de ketenen van zijn handen,
+vlammen flikkerden en gingen uit, en Odin stond midden in de hal, niet
+langer in menschelijke gedaante maar in al de macht en schoonheid van
+een god.</p>
+<p>Toen Geirrod de onheilspellende profetie hoorde trok hij haastig
+zijn zwaard, met het plan den onbeschaamden zanger neer te slaan; maar
+toen hij de plotselinge gedaanteverwisseling zag, deinsde hij bevreesd
+terug, struikelde, viel op het scherpe lemmet en kwam om, zooals Odin
+juist had voorspeld. Toen wendde Odin zich tot Agnar (die, volgens
+sommige verhalen &rsquo;s konings zoon en niet zijn broeder was, want
+deze oude geschiedenissen zijn soms wonderlijk verward) en liet hem den
+troon bestijgen tot loon voor zijn menschlievend gedrag, en beloofde
+hem verder te beloonen voor de teug ale die juist van pas kwam, hem te
+zegenen met allerlei voorspoed.</p>
+<p>Bij een andere gelegenheid ging Odin naar de aarde en was zoo lang
+afwezig dat de goden begonnen te denken <span class="pagenum">[<a id="pb36" href="#pb36" name="pb36">36</a>]</span>dat zij hem in Asgard
+niet weer zouden terugzien. Dit gaf zijn broeders Vili en Ve, die
+enkele mythologen als andere verpersoonlijkingen van hem zelf
+beschouwen, den moed zich zijn macht en zijn troon toe te eigenen, en
+zelfs, zooals men zegt, zijn vrouw Frigga te huwen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Wees nu stil maar, Frigg!</p>
+<p class="line">Gij zijt <span class="corr" id="xd20e2332" title="Bron: Fi&ouml;gyn&rsquo;s">Fiorgyns</span> dochter</p>
+<p class="line">En waart op mannen steeds verzot,</p>
+<p class="line">Daar Ve en Villi, naar men zegt,</p>
+<p class="line">Gij, Vidrir&rsquo;s vrouw, hebt</p>
+<p class="line">Allebei omarmd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e2345"
+title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Mei-dag feesten.</h3>
+<p class="firstpar">Maar toen Odin terugkeerde verdwenen de
+geweldenaren voor goed; en ter herinnering aan het verdwijnen van den
+valschen Odin, die zeven maanden had geregeerd en enkel ellende in de
+wereld had gebracht en aan de wederkomst van den goeden god, vierden de
+heidensche Noormannen vroeger jaarlijksche feesten, die lang bleven
+bestaan als Mei-dag feesten. Tot in heel laten tijd was er dien dag
+steeds een groote optocht in Zweden, bekend als de Meirit, waarin een
+met bloemen bedekte Meikoning (Odin) den in bont gehulden Winter (zijn
+valschen dubbelganger) met bloesems wierp, totdat hij hem op de vlucht
+dreef. In Engeland werd ook de eerste Mei gevierd als een feestelijke
+gelegenheid waarbij Meiboomdansen, Meikoningen, Maid Marian en Jack in
+the Green een grooten rol speelden.</p>
+<p>Als verpersoonlijking van den hemel was Odin natuurlijk de minnaar
+en echtgenoot van de aarde, en daar de aarde hun drie&euml;rlei aanblik
+vertoonde, stelden de Noren hem als polygaam voor en kenden hem
+verschillende vrouwen toe. De eerste onder deze was J&ouml;rd (Erda),
+de primitieve aarde, dochter van Nacht of van de godin Fiorgyn. Zij
+schonk hem zijn beroemden zoon Thor, den god van den donder. De tweede
+en voornaamste vrouw was Frigga, <span class="pagenum">[<a id="pb37"
+href="#pb37" name="pb37">37</a>]</span>een verpersoonlijking van de
+beschaafde wereld. Zij schonk hem Balder den lieflijken lentegod,
+Hermod, en, volgens sommigen, Tyr. De derde vrouw was Rinda, een
+personifieering van de harde en bevroren aarde, die met tegenzin
+toegeeft aan zijn warme omhelzing, maar eindelijk het leven schenkt aan
+Vali, zinnebeeld van den plantengroei.</p>
+<p>Ook heet het dat Odin Saga of Laga heeft gehuwd, de godin der
+geschiedenis (vandaar het engelsche werkwoord &ldquo;to say&rdquo;), en
+dat hij haar dagelijks bezocht heeft in de kristallen hal Sokvabek,
+onder een koele, altijd vloeiende rivier, om haar wateren te drinken en
+naar hare liederen over oude tijden en verdwenen geslachten te
+luisteren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Sokvabek heet de vierde woning,</p>
+<p class="line">Over haar vloeien koele golven;</p>
+<p class="line">Odin drinkt er blij met Saga</p>
+<p class="line">Elken dag uit gouden kroes.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Zijn andere vrouwen waren Grid, de moeder van Vidar; Gunlod, de
+moeder van Bragi; Skadi; en de negen reuzinnen die tegelijk Heimdall
+baarden&mdash;allen spelen een meer of minder belangrijke rol in de
+verschillende mythen van het Noorden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De historische Odin.</h3>
+<p class="firstpar">Behalve dezen ouden Odin was er een meer moderne,
+half-historische personage die denzelfden naam droeg, aan wien al die
+deugden, macht en avonturen van zijn voorganger zijn toegekend. Hij was
+het opperhoofd der Aesir, bewoners van Klein Azi&euml;, die, sterk door
+de Romeinen onderdrukt en met uitroeiing of slavernij bedreigd, hun
+geboorteland ongeveer 70 v. Chr. verlieten en naar Europa verhuisden.
+Men zegt dat deze Odin Rusland, Duitschland, Denemarken, Noorwegen en
+Zweden heeft veroverd en een zoon heeft achtergelaten op den troon van
+elk overwonnen land. Ook bouwde hij de stad Odens&ouml;. <span class="pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38" name="pb38">38</a>]</span>Hij werd
+verwelkomd in Zweden door Gylfi, den koning, die hem een deel van de
+streek gaf, en hem toestond de stad Sigtuna te stichten, waar hij een
+tempel bouwde en een nieuwe godsvereering invoerde. Verder vertelt de
+overlevering dat, toen zijn einde naderde, deze mythische Odin zijn
+volgelingen verzamelde, zich voor aller oogen negenmaal met zijn speer
+in de borst sneed,&mdash;een ceremonie die men &ldquo;het kerven van
+Geir-wonden&rdquo; noemde&mdash;en hun vertelde dat hij terug ging naar
+zijn land Asgard, zijn oud verblijf, waar hij hun komst zou afwachten,
+opdat zij met hem zouden deelnemen aan een leven van feestvieren,
+drinken en vechten.</p>
+<div class="figure xd20e2383width" id="p038"><img src="images/p038.jpg"
+alt="Odin" width="494" height="720">
+<p class="figureHead">Odin</p>
+<p class="firstpar">B. E. Fogelberg.</p>
+</div>
+<p>Volgens een ander verhaal reisde Gylfi, toen hij van de macht der
+Aesir, de bewoners van Asgard, had gehoord, en daar hij zich wilde
+overtuigen of deze berichten waar waren, naar het Zuiden. Te zijner
+tijd kwam hij aan Odin&rsquo;s paleis, waar hij werd verwacht, en waar
+hij misleid werd door het visioen van Har, Iafn-har en Thridi, drie
+godheden, die boven elkander troonden. De poortwachter Gangler
+beantwoordde al zijn vragen en gaf hem een lange uiteenzetting van de
+Noorsche mythologie, die in de Jongere Edda wordt meegedeeld, en dan,
+na zijn onderricht te hebben ge&euml;indigd, verdween hij plotseling
+met het paleis onder een oorverdoovend geraas.</p>
+<p>Volgens andere heel oude gedichten werden Odin&rsquo;s zonen,
+Weldegg, Beldegg, Sigi, Skiold, Seaming en Yngvi, koningen van
+Oost-Saksen, West-Saksen, Franconia, Denemarken, Noorwegen en Zweden,
+en van dezen stammen de Saksers, Hengist en Horso, en de koninklijke
+famili&euml;n van de Noordelijke landen af. Nog een andere overlevering
+verhaalt dat Odin en Frigga zeven zonen hadden, die de Anglo-Saksische
+heptarchie stichtten. In verloop van tijd werd deze geheimzinnige
+koning verward met den Odin wiens eeredienst hij invoerde, en al zijn
+daden werden toegekend aan den god. <span class="pagenum">[<a id="pb39"
+href="#pb39" name="pb39">39</a>]</span></p>
+<p>Odin werd vereerd in tallooze tempels, maar vooral in het groote
+heiligdom te Upsala, waar de plechtigste feesten werden gevierd en waar
+offers werden gebracht. Het offer was meestal een paard, maar in tijden
+van nijpenden nood bracht men menschenoffers, ja zelfs werd eens de
+koning geofferd om een hongersnood af te wenden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Upsala&rsquo;s tempel waar men schouwt</p>
+<p class="line">Valhalla&rsquo;s hal op aard als beeld herbouwd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking verhalen van het Noorden (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>De eerste dronk bij ieder feest hier werd op hem ingesteld, en
+behalve den eersten Mei, was hem &eacute;&eacute;n dag in elke week
+gewijd, en van zijn Saksischen naam Woden, heette deze
+Woden&rsquo;s-dag, vanwaar het <span class="corr" id="xd20e2407" title="Bron: hollandsche">Hollandsche</span> woord &ldquo;Woensdag&rdquo;
+afkomt. Het volk had de gewoonte in zijn heiligdom bijeen te komen bij
+feestelijke gelegenheden, de zangen der skalden te hooren, die voor hun
+spel beloond werden met gouden braceletten of armbanden, die aan hun
+einden opkrulden en &ldquo;Odin&rsquo;s slangen&rdquo; heetten.</p>
+<p>Er zijn slechts weinige overblijfselen van oude Noorsche kunst, en
+ofschoon ruwe beelden van Odin eens zeer algemeen waren, zijn allen
+verdwenen, daar zij van hout waren gemaakt&mdash;een vergankelijke
+stof, die onder de handen van de zendelingen, en vooral van Olaf den
+Heiligen, den noordelijken beeldstormer, spoedig tot asch waren
+verteerd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Daar in den tempel stond in hout</p>
+<p class="line">Het beeld van Odin, fier en stout.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Sage van koning Olaf
+(Longfellow).</i></p>
+<p>Men veronderstelt dat Odin zijn volk een wetboek heeft gegeven
+waarnaar zij hun gedrag hebben te richten, in een gedicht,
+H&aacute;vam&aacute;l, of het Hooglied, dat een deel van de Edda
+uitmaakt. In dit lied leerde hij de zwakheid van den mensch, de
+noodzakelijkheid van moed, matigheid, onafhankelijkheid en oprechtheid,
+eerbied voor den <span class="pagenum">[<a id="pb40" href="#pb40" name="pb40">40</a>]</span>ouderdom, gastvrijheid, ontferming en
+tevredenheid, en gaf voorschriften voor het begraven der dooden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Te huis laat een mensch zijn blijde</p>
+<p class="line">En jegens een gast milddadig;</p>
+<p class="line">Een wijs gedrag moet hij hebben,</p>
+<p class="line">Een goed geheugen, een vlotte taal;</p>
+<p class="line">Als hij veel kennis verlangt,</p>
+<p class="line">Dan spreke hij van het goede veel.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>H&aacute;vam&aacute;l.</i></p>
+<div class="figure xd20e2444width" id="p040"><img src="images/p040.jpg"
+alt="Frigga spint de wolken" width="720" height="492">
+<p class="figureHead">Frigga spint de wolken</p>
+<p class="firstpar">J. C. Dollman.</p>
+</div>
+<p><span class="pagenum">[<a id="pb41" href="#pb41" name="pb41">41</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch3" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk III: Frigga.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De koningin van de goden.</h3>
+<p class="firstpar">Frigga, of Frigg, dochter van <span class="corr"
+id="xd20e2459" title="Bron: Fi&ouml;rgyn">Fiorgyn</span> en zuster van
+J&ouml;rd, volgens sommige mythologen, wordt door anderen als een
+dochter van J&ouml;rd en Odin beschouwd, met wien zij later huwde. Dit
+huwelijk veroorzaakte zoo algemeene vreugde in Asgard, waar de godin
+zeer bemind was, dat het naderhand steeds gewoonte was den trouwdag te
+vieren met feest en gezang, en daar de godin als beschermvrouw van het
+huwelijk gold, werd op bruiloften altijd op haar gedronken, evenals op
+Odin en Thor.</p>
+<p>Frigga was de godin van de atmosfeer, of liever van de wolken, en
+werd als zoodanig voorgesteld in sneeuwwitte of donkere kleeren, in
+overeenstemming met haar ietwat veranderlijken aard. Zij was de
+koningin der goden, en zij alleen had het voorrecht te mogen zitten op
+den troon Hlidskialf, naast haar verheven echtgenoot. Vanhier kon zij
+ook de geheele wereld overzien en waarnemen wat gebeurde, en, zoo
+geloofden onze voorouders, zij bezat kennis aangaande de toekomst, die
+echter niemand van haar te weten kon komen, waardoor zij bewees dat
+Noorsche vrouwen een geheim ongeschonden konden bewaren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De goden zijn mijn kroost,</p>
+<p class="line">En al wat komen moet, ik weet het, maar</p>
+<p class="line">Besluit het in mij, zeg het niemand ooit.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Zij werd gewoonlijk voorgesteld als een slanke, schoone en statige
+vrouw, gekroond met reigerveeren, het symbool van zwijgen en vergeten,
+en gedost in zuiver wit gewaad, om het middel vastgehouden door een
+gouden gordel, waarvan een bos sleutels afhing, het attribuut van de
+Noorsche huismoeder, als wier bijzondere beschermvrouw zij gold.
+Ofschoon zij dikwijls naast haren echtgenoot verscheen, gaf Frigga er
+de voorkeur aan in haar eigen paleis te blijven, dat Fensalir heette,
+de hal der nevelen of <span class="pagenum">[<a id="pb42" href="#pb42"
+name="pb42">42</a>]</span>de zee, waar zij ijverig bezig was met haar
+wiel of spinrokken en waar zij gouden draden spon of lange webben van
+kleurige wolken weefde.</p>
+<p>Om dit werk goed te doen gebruikte zij een bewonderenswaardig met
+juweelen bezet spinnewiel of rokken, dat &rsquo;s nachts aan den hemel
+stond te schitteren als een sterrenbeeld, in het Noorden bekend als
+Frigga&rsquo;s spinnewiel, terwijl de bewoners van het Zuiden dezelfde
+sterren den Gordel van Orion noemden.</p>
+<p>In haar hal Fensalir noodigde de bevallige godin gehuwde mannen en
+vrouwen die op aarde een deugdzaam leven hadden geleid, zoodat zij
+elkanders gezelschap ook na den dood konden genieten, en nooit weer tot
+scheiden werden opgeroepen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Daar in de pas staat Fensalir, het huis</p>
+<p class="line">Van Frea, godenmoeder, zeer ge&euml;erd,</p>
+<p class="line">Met open poorten, vensters hel verlicht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Frigga werd daarom beschouwd als de godin van huwelijks- en
+moederliefde, en werd in het bijzonder gehuldigd door liefhebbende
+echtgenooten en teedere ouders. Maar deze hooge plicht nam niet al hare
+gedachten in beslag, want wij hooren dat zij zeer verzot was op
+kleeding, en, als zij voor de vergaderde goden verscheen, was haar dos
+rijk en voegzaam, en hare juweelen waren gekozen met veel smaak.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het gestolen goud.</h3>
+<p class="firstpar">Frigga&rsquo;s liefde tot opschik bracht haar eens
+droevig van het spoor, want daar zij een nieuw versiersel wilde hebben,
+ontvreemdde zij heimelijk een stuk goud van een standbeeld dat haren
+echtgenoot voorstelde, en dat juist in zijn tempel was gezet. Het
+gestolen metaal werd aan de dwergen toevertrouwd, met opdracht een
+prachtigen halsketting voor haar gebruik te maken. Toen deze af was,
+was hij zoo <span class="pagenum">[<a id="pb43" href="#pb43" name="pb43">43</a>]</span>schitterend dat hij sterk hare bekoorlijkheid
+verhoogde, en ook Odin&rsquo;s liefde jegens haar deed toenemen. Maar
+toen hij den diefstal van het goud ontdekte, riep hij vertoornd de
+dwergen en beval hen te zeggen wie zijn standbeeld had durven aanraken.
+Daar zij de koningin der goden niet wilden verraden, bleven de dwergen
+hardnekkig zwijgen, en toen Odin zag dat hij geen woord uit hen krijgen
+kon, beval Odin dat het beeld boven de tempelpoort zou worden gezet en
+ging aan het uitdenken van runen, die het vermogen tot spreken zouden
+geven zoodat het den dief zou kunnen aanwijzen. Toen Frigga dit hoorde
+beefde zij van angst, en smeekte haar gunstelinge en dienstmaagd,
+Fulla, een middel te verzinnen om haar voor Alvader&rsquo;s boosheid te
+beschermen. Fulla die altijd bereid was om hare meesteres te dienen,
+vertrok onmiddellijk en kwam weldra terug, vergezeld door een
+afschuwelijken dwerg, die beloofde te zullen voorkomen dat het beeld
+zou spreken als Frigga slechts vriendelijk tegen hem zou glimlachen.
+Toen dit was toegestaan haastte zich de dwerg naar den tempel en deed
+een diepen slaap neerdalen op de wachten, en toen zij dus in onbewusten
+toestand verkeerden, haalde hij het beeld van zijn voetstuk neer en
+brak het in stukken, zoodat het nooit Frigga&rsquo;s diefstal verraden
+kon, trots al de pogingen van Odin om het te laten spreken.</p>
+<p>Toen Odin &rsquo;s morgens daarop deze schennis ontdekte, was hij
+werkelijk zeer boos; z&oacute;&oacute; boos dat hij Asgard verliet en
+geheel en al verdween, met zich nemend al de zegeningen die hij tot nu
+toe steeds op goden en menschen had doen neerdalen. Volgens sommigen
+trokken zijn broeders, zooals wij reeds gezien hebben, partij van zijn
+afwezigheid om zijn gedaante aan te nemen en beslag te leggen op zijn
+troon en zijn vrouw; maar ofschoon zij volkomen op hem geleken konden
+zij de verloren zegeningen niet teruggeven, en stonden de IJsreuzen of
+J&ouml;tuns toe de aarde te overvallen en <span class="pagenum">[<a id="pb44" href="#pb44" name="pb44">44</a>]</span>ze in hun koude boeien
+vast te binden. Deze boosaardige reuzen knepen de bladeren en knoppen
+totdat ze geheel verdorden, stroopten de boomen kaal, wikkelden de
+aarde in een wit laken en hulden ze in ondoordringbare nevelen.</p>
+<p>Maar aan het einde van zeven vervelende maanden gaf de ware Odin toe
+en kwam terug en toen hij al het kwaad zag dat gedaan was, joeg hij de
+overweldigers weg, dwong de vorstreuzen de aarde los te laten en haar
+uit haar ijsboeien te bevrijden en deed weer al zijn zegeningen op haar
+neerdalen, terwijl hij ze blij maakte met het licht van zijn
+glimlach.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Odin verschalkt.</h3>
+<p class="firstpar">Zooals wij reeds zagen was Odin, ofschoon de god
+van verstand en wijsheid, geen partuur voor zijn vrouw Frigga, die als
+vrouw op een of andere manier steeds haar zin wist te krijgen. Eens zat
+het verheven paar op Hlidskialf en keek met belangstelling naar de
+Winilers en Vandalen, die zich tot een gevecht toerustten, dat
+beslissen zou welk volk van nu af aan de oppermacht zou hebben. Odin
+zag met voldoening op de Vandalen neer, die luid tot hem baden om de
+overwinning; maar Frigga lette op de bewegingen der Winilers met meer
+belangstelling, omdat zij haar hulp hadden ingeroepen. Zoo wendde zij
+zich tot Odin en vroeg hem met nadruk wie hij den volgenden dag zou
+begunstigen; hij, op haar vraag niet willende antwoorden, verklaarde
+dat hij niet wilde beslissen, daar het bedtijd was, maar dat hij de
+zege zou geven aan hen op wie zijn oogen het eerst &rsquo;s ochtends
+zouden rusten.</p>
+<p>Dit antwoord was sluw berekend, want Odin wist dat zijn bed
+z&oacute;&oacute; stond dat hij bij zijn ontwaken de Vandalen zou zien,
+en was van plan vandaar te kijken, in plaats van te wachten totdat hij
+zijn troon beklommen had. Maar, ofschoon zoo sluw overlegd, werd dit
+plan verijdeld door Frigga, die, zijn opzet radend, wachtte totdat hij
+in diepen <span class="pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45" name="pb45">45</a>]</span>slaap was, en toen stil zijn bed omdraaide zoodat
+hij haar gunstelingen zou zien. Toen boodschapte zij den Winilers dat
+zij hunne vrouwen hun wapenrustingen zouden aandoen en haar als de
+dageraad aanbrak in krijgsdos zouden uitsturen, hare lange haren
+zorgvuldig over wangen en boezem gekamd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Neemt al uw vrouwen mee,</p>
+<p class="line">Jongen en ouden:</p>
+<p class="line">Over uw enkels</p>
+<p class="line">Trek aan het wit strijdkleed;</p>
+<p class="line">Over uw boezem</p>
+<p class="line">Snoer vaster het harnas;</p>
+<p class="line">Over uw lippen</p>
+<p class="line">Vlecht tressen tot knevels,</p>
+<p class="line">Zoo houdt u vorst Odin</p>
+<p class="line">Voor baardige krijgers,</p>
+<p class="line">Als van &rsquo;t grauwe zeestrand</p>
+<p class="line">Gij groet hem te morgen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De Longobarden-Sage (Charles
+Kingsley).</i></p>
+<p>Deze bevelen werden uitgevoerd met angstvallige nauwkeurigheid, en
+toen Odin den volgenden morgen wakker werd viel zijn eerste blik op de
+gewapende schaar en hij riep in verwondering uit, &ldquo;Wat
+Langbaarden zijn dit?&rdquo; (In het Duitsch was het oude woord voor
+lange baarden Longobarden, met welken naam men de Lombarden placht aan
+te duiden). Toen Frigga dezen uitroep hoorde, dien zij had voorzien,
+riep zij onmiddellijk in triomf uit, dat Alvader hun een nieuwen naam
+had gegeven, en dat hij dus door zijn eer gehouden was het oud Noorsch
+gebruik te volgen en hun ook een doopgeschenk te geven.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De naam die gij schonkt hun</p>
+<p class="line">Eert hen en u zelven,</p>
+<p class="line">Goed is hij en passend.</p>
+<p class="line">Geef hun de zegepraal,</p>
+<p class="line">Die &rsquo;t eerst u begroetten;</p>
+<p class="line">Geef hun de zegepraal,</p>
+<p class="line">Vriend van mijn ziel.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De Longobarden-Sage (Charles
+Kingsley).</i> <span class="pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46" name="pb46">46</a>]</span></p>
+<p>Toen Odin zag dat hij zoo handig misleid was, talmde hij niet, en
+ter herinnering aan de overwinning die zijn gunst hun schonk behielden
+de Winilers den naam, hun door den koning der goden gegeven, die
+voortaan met bijzondere zorg over hen waakte, en hun vele zegeningen
+gaf, onder andere een woonplaats in het zonnige Zuiden, in de
+vruchtbare vlakten van Lombardije.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Fulla.</h3>
+<p class="firstpar">Frigga had, tot haren specialen dienst, een aantal
+schoone meisjes, onder welke Fulla, (Volla), hare zuster, volgens
+sommige bronnen, aan wie zij haar juweelkistje toevertrouwde. Fulla had
+steeds het toezicht over het toilet van hare meesteres, had het
+voorrecht haar hare gouden schoenen te mogen aandoen, vergezelde haar
+overal heen, was haar vertrouwde, en gaf haar dikwijls raad hoe zij het
+best de stervelingen kon helpen die haar hulp afsmeekten. Fulla was
+inderdaad zeer schoon, en haar lange gouden haar, dat zij los had
+hangen over hare schouders, had zij enkel met een gouden ring of doek
+opgebonden. Zooals heur haar het gouden graan voorstelde, zoo
+beteekende de ring den band om de schoof. Fulla was ook bekend als
+Abundia of Abundantia, in sommige deelen van Duitschland, waar zij
+beschouwd werd als het symbool van de vruchtbaarheid der aarde.</p>
+<p>Hlin, Frigga&rsquo;s tweede dienstbode, was de godin der
+vertroosting, uitgezonden om de tranen van weenenden weg te kussen en
+balsem te gieten in harten die door smart waren verscheurd. Zij
+luisterde ook met altijd geopende ooren naar de gebeden der
+stervelingen, bracht die gebeden naar hare meesteres, en ried haar soms
+hoe er het best op te antwoorden en den verlangden steun te
+schenken.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Gna.</h3>
+<p class="firstpar">Gna was Frigga&rsquo;s snelle bodinne. Op haar
+paard <span class="pagenum">[<a id="pb47" href="#pb47" name="pb47">47</a>]</span>Hofvarpnir (hoefwerper) gezeten, reed zij met
+verwonderlijke snelheid door vuur en lucht, over land en zee, en werd
+daarom beschouwd als de verpersoonlijking van den verfrisschenden wind.
+Zoo &agrave;f en aan vliegend zag Gna alles wat op aarde gebeurde en
+vertelde haar meesteres alles wat zij wist. Bij zekere gelegenheid,
+toen zij over Hunaland ging, zag zij koning Rerir, een rechtstreekschen
+afstammeling van Odin, bedroefd aan het strand zittend, er over klagend
+dat hij geen kinderen had. De godin van den hemel, die ook de godin was
+van de geboorte, nam, toen zij dit hoorde, een appel (het symbool van
+de vruchtbaarheid) uit haar eigen voorraad, gaf dien aan Gna, en, beval
+haar hem aan den koning te brengen. Met de snelheid van het element dat
+zij personifieerde schoot Gna weg, en toen zij over Rerir&rsquo;s hoofd
+kwam, liet zij haar appel in zijn schoot vallen met een stralenden
+glimlach.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&ldquo;Wie vliegt daar op, jagend zoo snel als
+wind?&rdquo;</p>
+<p class="line">Zij antwoordt als in vaart ver uit de lucht:</p>
+<p class="line">&ldquo;Ik vlieg noch jaag, ik storm, geen die mij
+bindt,</p>
+<p class="line">Hoefwerper snel, door wolk en mist
+gevlucht.<span class="corr" id="xd20e2595" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Asgard en de goden
+(Wagner-Macdowall).</i></p>
+<p>De koning dacht een oogenblik na over de beteekenis van deze
+plotselinge verschijning en van dit geschenk, en snelde toen naar huis,
+terwijl zijn hart van verwachting klopte, en gaf den appel aan zijn
+vrouw te eten. Tot zijn groote vreugde schonk zij hem, toen haar tijd
+was gekomen, een zoon, Volsung, den grooten Noorschen held, die zoo
+beroemd werd dat hij zijn naam gaf aan zijn geheele ras.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Lofn, Vjofn en Syn.</h3>
+<p class="firstpar">Behalve de drie bovengenoemd had Frigga nog andere
+dienaressen in haar gevolg. Zoo was er de teedere en bevallige
+<span class="corr" id="xd20e2608" title="Bron: maag">maagd</span> Lofn
+(hoop of liefde), die tot taak had alle hinderpalen van het pad van
+minnenden weg te nemen. <span class="pagenum">[<a id="pb48" href="#pb48" name="pb48">48</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Mijn lelie slank van haar zadel tillend</p>
+<p class="line">Voerde ik toen heen door den tempel, willend</p>
+<p class="line">Naar het altaar toe; in den priesterkring,</p>
+<p class="line">Zwoer zij Lofn&rsquo;s eed zonder aarzeling.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-vertellingen uit het noorden.
+(R. B. Anderson).</i></p>
+<p>Vjofn&rsquo;s taak was harde harten tot liefde te neigen, vrede en
+eendracht onder de menschen te handhaven, en twistende echtgenooten te
+verzoenen. Syn (waarheid) bewaakte de deur van Frigga&rsquo;s paleis en
+wilde haar niet openen voor hen die er niet in mochten. Als zij eenmaal
+de deur gesloten had voor een gewaanden indringer kon geen praten haar
+besluit veranderen. Zij had daarom het praesidium van alle rechtbanken
+en verhooren, en wanneer iets niet werd goedgekeurd was de gewone
+formule dat Syn er tegen was.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Gefjon.</h3>
+<p class="firstpar">Gefjon was ook een van de meisjes in Frigga&rsquo;s
+paleis, en aan haar werden toevertrouwd al degenen die ongehuwd
+stierven, die zij ontving en voor eeuwig gelukkig maakte. Volgens
+sommige bronnen bleef Gefjon zelf niet maagd maar huwde een van de
+reuzen, bij wien zij vier zonen had. Deze zelfde overlevering vertelt
+verder dat Odin haar uitzond om Gylfi, koning van Zweden, te bezoeken,
+en wat land te vragen dat zij haar eigen zou mogen noemen. De koning,
+die haar verzoek aardig vond, beloofde haar zooveel land als zij in
+&eacute;&eacute;n dag en &eacute;&eacute;n nacht kon omploegen. Gefjon,
+niet verlegen, <span class="corr" id="xd20e2632" title="Bron: verandere">veranderde</span> haar vier zonen in ossen, spande
+hen voor een ploeg, en begon een vore te trekken zoo breed en diep dat
+de koning en zijn hovelingen verbaasd waren. Maar Gefjon vervolgde haar
+werk zonder eenige vermoeidheid te toonen, en toen zij een groot stuk
+land had rondgeploegd, scheurde zij het met kracht weg en deed het hare
+ossen in zee trekken, waar zij het bevestigde en het Seeland noemde.
+<span class="pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49" name="pb49">49</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gefjon nam van Gylfi,</p>
+<p class="line">Rijk aan schatten, &rsquo;t land dat</p>
+<p class="line">Z&rsquo; aan het Deensche hechtte.</p>
+<p class="line">Vierkoppig met acht oogen</p>
+<p class="line">Wijl &rsquo;t zweet in stralen gutste,</p>
+<p class="line">Trokken d&rsquo; ossen &rsquo;t stuk weg</p>
+<p class="line">Dat vormde &rsquo;t lieflijk eiland<span class="corr"
+id="xd20e2651" title="Bron: ,">.</span></p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Wat de holte betreft die zij achterliet, deze werd snel gevuld met
+water en vormde een meer, dat eerst Logrum (de zee) werd genoemd, maar
+nu bekend is als M&auml;lar, waarvan elke inkeping overeenkomt met de
+landtongen van Seeland. Gefjon huwde toen Skiold, een van Odins zonen,
+en werd de stammoeder van het Deensch vorstengeslacht der Skioldungs,
+die in de stad Hleidra of Lethra woonden, door hen gesticht, en welke
+de voornaamste offerplaats van de heidensche Denen werd.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Eira, Vara, V&ouml;r en Snotra.</h3>
+<p class="firstpar">Eira, ook Frigga&rsquo;s dienstbare, werd beschouwd
+als een heel handige dokteres. Zij verzamelde over de heele aarde
+kruiden om wonden en ziekten te genezen, en het was haar taak de
+wetenschap aan vrouwen te leeren, die alleen het vak onder de oude
+Noorsche nati&euml;n mochten uitoefenen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gaapt een wond, Eira verbindt ze.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>Vara hoorde alle eeden en strafte meineedigen, terwijl zij diegenen
+beloonde die trouw hun woord hielden. Dan waren er verder nog V&ouml;r
+(geloof), die alles wist wat er in de wereld gebeurde, en Snotra, godin
+der deugd, die alle wetenschap meester was.</p>
+<p>Met zulk een schitterenden stoet dienstbaren werd Frigga natuurlijk
+beschouwd als een machtige godin; maar in spijt van de voorname plaats,
+die zij in den Noorschen godsdienst innam, had zij geen specialen
+tempel of bijzonder heiligdom, en werd zij zelden aangebeden dan in
+verbinding met Odin. <span class="pagenum">[<a id="pb50" href="#pb50"
+name="pb50">50</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Holda.</h3>
+<p class="firstpar">Terwijl Frigga onder dezen naam niet in
+Zuid-Duitschland bekend was, werden daar andere godinnen vereerd, wier
+attributen zoo op de hare geleken, dat zij blijkbaar dezelfde waren,
+ofschoon zij zeer verschillende namen droegen in de verschillende
+gewesten. Onder dezen was de schoone godin Holda (Hulda of Frau Holla)
+die goedgunstig vele rijke gaven schonk. Daar zij over het weer gezag
+voerde, zeide men, wanneer de sneeuwvlokken vielen, dat Frau Holle haar
+bed schudde, en als het regende, dat zij hare kleeren wiesch; ook
+duidde men vaak de witte wolken als haar linnen aan dat zij te bleeken
+had gelegd. Als lange grijze wolkenflarden door de lucht dreven, zeide
+men dat zij aan het weven was, want men hield haar ook voor een
+ijverige weefster, spinster en huishoudster. Men vertelt dat zij het
+vlas aan de menschen gaf en hen het leerde gebruiken, en in Tyrol
+verhaalt men de volgende geschiedenis aangaande de wijze waarop zij dat
+onwaardeerbare geschenk gaf.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De ontdekking van het vlas.</h3>
+<p class="firstpar">Er was eens een boer die dagelijks zijn vrouw en
+kinderen in het dal achterliet om zijn schapen op den berg te laten
+weiden, en als hij zijn kudde hoedde die op de berghelling graasde, had
+hij vaak gelegenheid den kruisboog te gebruiken en een gems te vellen,
+wier vleesch zijn provisiekast voor vele dagen kon vullen.</p>
+<p>Toen hij eens een mooi dier vervolgde, zag hij het verdwijnen achter
+een rotsblok, en toen hij aan de plek kwam, was hij verbaasd een
+doorgang te zien in den belendenden gletscher, want in de opwinding van
+de vervolging was hij hooger en hooger geklommen totdat hij nu op den
+top van den berg was, waar de eeuwige sneeuw fonkelde.</p>
+<p>De schaapherder ging moedig door de open deur en <span class="pagenum">[<a id="pb51" href="#pb51" name="pb51">51</a>]</span>bevond
+zich weldra in een wondervol met juweelen bezet gewelf, behangen met
+druipsteen; in het midden er van stond een schoone vrouw, gehuld in
+zilveren kleederen en omringd door een schare lieflijke meisjes die met
+Alpenrozen waren gekroond. In zijn verbazing zonk de schaapherder op de
+knie&euml;n en als in een droom hoorde hij de koninklijke gestalte in
+het midden zeggen dat hij uitkiezen mocht wat hij wilde en het mocht
+meenemen. Ofschoon verblind door den glans van de kostbare steenen
+rondom hem, keerden de oogen van den herder gedurig terug tot een
+kleinen bouquet blauwe bloemen die de bevallige verschijning in hare
+hand hield, en hij stamelde nu bedeesd een verzoek dat hij dien zou
+mogen hebben. Van vreugde glimlachend gaf Holda, want zij was het, ze
+hem, zeggende dat hij verstandig had gekozen en zoo lang zou leven als
+de bloemen niet uitvielen en verwelkten. Toen gaf zij den herder een
+hoeveelheid zaad dat hij op het land moest zaaien en liet hem
+vertrekken, en terwijl de donder ratelde en de aarde schudde, bevond
+zich de arme man weer buiten op de berghelling, en keerde langzaam tot
+zijn vrouw terug, aan wien hij zijn avontuur vertelde en de lieflijke
+blauwe bloemen liet zien en de hoeveelheid zaad.</p>
+<p>De vrouw maakte er haren man een bitter verwijt van, dat hij niet
+een van de kostbare steenen meebracht die hij zoo warm beschreef, in
+plaats van de bloesems en het zaad; niettemin ging de man het laatste
+zaaien en hij bespeurde tot zijn verbazing dat de hoeveelheid genoeg
+zaad leverde voor verscheiden bunders.</p>
+<p>Weldra kwamen de kleine groene spruiten op, en in een maannacht,
+toen de boer er naar keek, zooals hij gewoon was,&mdash;want hij voelde
+zich op vreemde wijze aangetrokken tot het veld dat hij had bezaaid en
+toefde er dikwijls, benieuwd welk soort van koren er zou
+opwassen,&mdash;zag hij een nevelige gestalte over het veld zweven, met
+de handen als tot zegenen uitgestrekt. Eindelijk droeg <span class="pagenum">[<a id="pb52" href="#pb52" name="pb52">52</a>]</span>het land
+bloesems, en tallooze witte bloempjes openden hare kelken voor de
+gouden zon. Toen de bloemen verdord waren en het zaad was rijp
+geworden, kwam Holda nog eens terug om den boer en zijn vrouw te leeren
+hoe zij het vlas&mdash;want dit was het&mdash;moesten oogsten, en er
+linnen uit moesten spinnen, en dit weven en bleeken. Daar de menschen
+in de omgeving gaarne zoowel linnen als lijnzaad kochten, werden de
+boer en zijn vrouw spoedig inderdaad zeer rijk, en terwijl hij ploegde,
+zaaide en oogstte, spon, weefde en bleekte zij het linnen. De man
+leefde tot op hoogen ouderdom en zag zijn kleinkinderen en
+achterkleinkinderen rondom hem opgroeien. Gedurende al dien tijd was
+zijn zorgvuldig bewaarde bouquet even frisch gebleven als toen hij dien
+voor het eerst naar huis bracht, maar op zekeren dag zag hij dat
+gedurende den nacht de bloemen verwelkt waren en stierven.</p>
+<div class="figure xd20e2699width" id="p052"><img src="images/p052.jpg"
+alt="Tannh&auml;user en Vrouw Venus" width="549" height="720">
+<p class="figureHead">Tannh&auml;user en Vrouw Venus</p>
+<p class="firstpar">J. Wagrez.</p>
+</div>
+<p>Wetende wat dit beteekende, en dat hij ook moest sterven, klom de
+boer nog eens den berg op naar den gletscher, en vond den doorgang weer
+dien hij dikwijls te vergeefs had gezocht. Hij trad het ijsportaal
+binnen en men heeft nooit meer van hem gehoord noch hem gezien, want,
+zoo zegt de legende, de godin nam hem onder haar hoede en liet hem
+wonen in haar gewelf, waar elke wensch, dien hij koesterde, werd
+ingewilligd.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Tannh&auml;user.</h3>
+<p class="firstpar">Overeenkomstig de middeleeuwsche traditie woonde
+Holda in een gewelf in den H&ouml;rselberg, in Thuringia, waar zij
+bekend stond als Frau Venus, en beschouwd werd als een toovenares die
+stervelingen in haar gebied lokte, waar zij hen voor goed gevangen
+hield, en hun zinnen in allerlei zinlijke genietingen dompelde. De
+beroemdste van haar slachtoffers was Tannh&auml;user, die, nadat hij
+een tijd onder haar toovermacht had geleefd, tot andere <span class="pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53" name="pb53">53</a>]</span>gevoelens kwam, wat haar macht over zijn geest
+brak en hem bezorgd maakte over zijn ziel. Hij ontsnapte haar macht en
+haastte zich naar Rome om zijn zonden te belijden en absolutie te
+zoeken. Maar toen de Paus hoorde van zijn omgang met een van de
+heidensche godinnen van wie de priesters leerden dat zij niet anders
+dan demonen waren, verklaarde hij dat de ridder niet eer op vergiffenis
+kon hopen voordat zijn staf knoppen en bloesems kon dragen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&ldquo;Hebt gij gelegen in des Duivels net?</p>
+<p class="line">Hebt gij uw ziel verpand aan haar verderf?</p>
+<p class="line">Hebt gij gehoord de Tooveren der Hel,</p>
+<p class="line">En vloek gedronken uit haar kroes die rookt?</p>
+<p class="line">Zoo weet dat eer uit den verdorden staf</p>
+<p class="line">Dien &rsquo;k in mijn hand houd, groen gebladert&rsquo;
+spruit</p>
+<p class="line">Dan aan het vuur, ontstoken in de hel,</p>
+<p class="line">Ontbloeit de bloem des heils.&rdquo;</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tannh&auml;user (Owen
+Meredith).</i></p>
+<p>Door deze uitspraak diep verslagen vlood Tannh&auml;user weg en, in
+weerwil van de beden van zijn trouwen vriend Eckhardt, duurde het niet
+lang of hij keerde naar den H&ouml;rselberg terug, waar hij in het
+gewelf verdween. Juist was hij weg, of de boden van den Paus kwamen
+zeggen dat hij vergiffenis had gekregen, want de dorre staf was
+wonderdadig ontbloeid, aldus bewijzend aan een ieder, dat er geen zonde
+zoo erg was of zij kon vergeven worden, mits het berouw oprecht
+was.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Bemodderd tot de heupen, nat van zweet,</p>
+<p class="line">Vloog aan een bode, en in zijn hand hij droeg</p>
+<p class="line">Een dorren staf, ontbloeid tot blad en knop.</p>
+<p class="line">Hem volgd&rsquo; een menigte van oud en jong</p>
+<p class="line">Zingend een lied waarbij de leeuwrik zwijgt,</p>
+<p class="line">&ldquo;Een wonder, o een wonder bij den Paus!</p>
+<p class="line">Eere zij God die maakt het dorre groen!&rdquo;</p>
+<p class="line">Toen sprong de bode toe en vroeg, waar was</p>
+<p class="line">De ridder Tannh&auml;user.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tannh&auml;user (Owen
+Meredith).</i></p>
+<p>Holda was ook de eigenares van een tooverfontein, die <span class="pagenum">[<a id="pb54" href="#pb54" name="pb54">54</a>]</span>Quickborn heette en de beroemde fontein der jeugd
+evenaarde, en van een wagen waarin zij van plaats tot plaats reed als
+zij haar gebied inspecteerde. Toen dit voertuig op zekeren keer
+beschadigd was, liet zij het een wagenmaker herstellen, en toen hij
+klaar was gaf zij hem eenige spaanders als loon. De man was boos over
+zulk een schrale betaling en nam slechts eenige er van; maar tot zijn
+verbazing zag hij deze den volgenden morgen in goud veranderd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Fricka, uw vrouw&mdash;</p>
+<p class="line">Zij stuurt hierheen haar rammenspan</p>
+<p class="line">Hoor! hoe zij zwaait</p>
+<p class="line">De gouden zweep;</p>
+<p class="line">De dieren blaten</p>
+<p class="line">Steeds maar door;</p>
+<p class="line">Haar wielen raatlen voort,</p>
+<p class="line">Toorn licht op uit haar blik.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Wagner.</i></p>
+<div class="figure xd20e2787width" id="p054"><img src="images/p054.jpg"
+alt="Eastre" width="477" height="720">
+<p class="figureHead">Eastre</p>
+<p class="firstpar">Jacques Reich.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>E&aacute;stre, de godin van de Lente.</h3>
+<p class="firstpar">De Saksische godin E&aacute;stre, of Ostara, godin
+van de lente, wier naam voortleefde in het Engelsche woord voor
+Paschen, E&aacute;ster, is ook dezelfde als Frigga want zij wordt
+eveneens beschouwd als de godin der aarde, of liever van de opstanding
+der natuur na den langen dood van den winter. Deze bevallige godin was
+z&oacute;&oacute; innig geliefd bij de oude Teutonen, dat zelfs, nadat
+het Christendom ingevoerd was, zij een z&oacute;&oacute; vriendelijke
+herinnering aan haar behielden, dat zij haar niet wilden verlaagd
+hebben tot den rang van een demon, zooals vele der andere goden, en
+haren naam overbrachten op hun groot Christelijk feest. Het was lang
+gebruik geweest dezen dag te vieren door het uitwisselen van geschenken
+in gekleurde eieren, want het ei is het zinnebeeld van het beginnende
+leven; dus hielden zich de eerste Christenen aan dezen regel, zeiden
+echter dat het ei ook de Opstanding verbeeldt. In verschillende deelen
+van Duitschland kan men nog steenen altaren zien, die als
+E&aacute;ster-steenen bekend staan, omdat <span class="pagenum">[<a id="pb55" href="#pb55" name="pb55">55</a>]</span>zij waren gewijd aan de
+schoone godin Ostara. Zij werden met bloemen bekranst door de jonge
+menschen, die er vroolijk omheen dansten bij het licht van groote
+vreugdevuren,&mdash;een soort volksspelen die stand hielden tot het
+midden der negentiende eeuw, in weerwil van de verboden der priesters
+en de edicten, telkens er tegen uitgevaardigd.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Bertha, de Witte Vrouw.</h3>
+<p class="firstpar">In andere streken van Duitschland is Frigga, Holda
+of Ostara bekend onder den naam Brechta, Bertha, of de Witte Vrouw. Het
+meest bekend is zij zoo in <span class="corr" id="xd20e2805" title="Bron: Thuringen">Th&uuml;ringen</span>, waar zij, naar men meende, in
+een hollen berg woonde en de wacht hield over de Heimchen, zielen van
+ongeboren kinderen, en van hen die ongedoopt stierven. Hier behoedde
+Bertha den landbouw en zorgde voor de planten, die haar kindertroepje
+nauwgezet begoot, want men dacht dat elke kleine tot dat doel een
+kruikje bij zich had. Zoolang de godin ge&euml;erbiedigd werd en men
+haar verblijf niet verontrustte, bleef zij waar zij was; maar de
+overlevering vertelt dat zij eens het land verliet met haar kinderstoet
+en haar ploeg meesleepte en zich elders vestigde om met haar
+hulpvaardige diensten voort te gaan. Bertha is de legendaire stammoeder
+van verschillende edele geslachten, en vooral vereenzelvigd met de
+ijverige koningin van denzelfden naam, de mythische moeder van Karel
+den Groote, wiens naam spreekwoordelijk is geworden, want als men het
+in Frankrijk en Duitschland heeft over de Gouden Eeuw zegt men
+gewoonlijk: &ldquo;in de dagen toen Bertha spon.&rdquo;</p>
+<p>Daar men meende dat deze Bertha een heel langen en platten voet
+heeft gekregen, doordat zij voortdurend de trede van haar wiel drukte,
+wordt zij dikwijls in de middeleeuwsche kunst voorgesteld als een vrouw
+met een krommen voet, en is daarom bekend als <i lang="fr">la reine
+p&eacute;dauque</i>. <span class="pagenum">[<a id="pb56" href="#pb56"
+name="pb56">56</a>]</span></p>
+<p>Als stammoeder van het keizerlijke huis van Duitschland heet de
+Witte Vrouw in het paleis te verschijnen voor een sterfgeval of onheil
+in de familie, en dit bijgeloof leeft nog z&oacute;&oacute; in
+Duitschland, dat de kranten in 1884 het officieele bericht behelsden
+van een schildwacht, die beweerde dat hij haar hem snel had zien
+voorbijgaan in een van de gangen van het paleis.</p>
+<div class="figure xd20e2817width" id="p056"><img src="images/p056.jpg"
+alt="Huldra&rsquo;s Nimfen" width="720" height="495">
+<p class="figureHead">Huldra&rsquo;s Nimfen</p>
+<p class="firstpar">B. E. Ward.</p>
+</div>
+<p>Daar Bertha beroemd was wegens haar spinnen, werd zij natuurlijk
+beschouwd als de bijzondere beschermster van dien tak van vrouwelijke
+nijverheid, en men zeide dat zij door de straten van ieder dorp zwierf,
+als de avond viel, gedurende de twaalf nachten tusschen Kerstmis en 6
+Januari, terwijl zij in elk venster gluurde om het spinnen van het
+gezin na te gaan.</p>
+<p>De meisjes, wier werk goed was verricht, werden beloond met een
+geschenk van een harer gouden draden of een spinnewiel vol extra fijn
+vlas; maar waar zij een zorgelooze spinster vond, werd haar wiel
+gebroken, haar vlas bezoedeld, en als zij verzuimd had de godin te
+eeren door veel van den koek te eten, die in dien tijd van het jaar
+gebakken werd, werd zij streng gestraft.</p>
+<p>In Mecklenburg is dezelfde godin bekend als Frau Gode, of Wode, de
+vrouwlijke vorm van Wuotan of Odin, en haar verschijning wordt steeds
+beschouwd als de voorbode van grooten voorspoed. Ook zal zij een groote
+jageres zijn en de Wilde Jacht leiden, gezeten op een wit paard,
+terwijl hare gezellen zijn veranderd in honden en allerlei soorten
+wilde dieren.</p>
+<p>In Holland heette zij Vrouw Elde, en naar haar heet de Melkweg in
+Holland Vrouw-eldenstraat; terwijl in sommige streken van
+Noord-Duitschland zij Nerthus (moeder Aarde) heette. Haar heilige wagen
+werd bewaard op een eiland, waarschijnlijk R&uuml;gen, waar de
+priesters hem zorgvuldig bewaakten totdat zij verscheen om een
+jaarlijksche reis te doen door haar gebied om het land te zegenen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57" name="pb57">57</a>]</span>De godin hield haar gelaat dan verborgen door een
+zwaren sluier en zat zoo in dezen wagen die door twee koeien werd
+getrokken, en zij werd eerbiedig door hare priesters vergezeld. Als zij
+passeerde, huldigde het volk haar door allen twist te staken en hun
+wapens neer te leggen. Zij trokken hun feestkleederen aan en hervatten
+geen strijd voordat de godin weer teruggekeerd was naar haar heiligdom.
+Dan werden kar en godin beiden gebaad in een geheimzinnig meer (de
+Schwartze See in R&uuml;gen), die de slaven verzwolg welke bij het
+baden hadden geholpen, en opnieuw begonnen de priesters hun wacht over
+het heiligdom en het bosch van Nerthus of Hlodyn, om haar volgende
+verschijning te verbeiden.</p>
+<p>In Scandinavia heette deze godin ook Huldra en beroemde zich op een
+schaar woudnimfen, die haar vergezelden en die soms de menschen
+opzochten om met hen te dansen op de dorpsweide. Men kon ze echter
+altijd herkennen aan het tipje van een koestaart, die onder haar
+sneeuwwitte kleeren uithing. Dit Huldra-volk beschermde in het
+bijzonder het vee aan de berghellingen, en men beweerde dat zij soms
+den eenzamen zwerver verrasten door de wonderbare schoonheid van de
+melodie&euml;n die zij zongen om de uren van hun arbeid te korten.
+<span class="pagenum">[<a id="pb58" href="#pb58" name="pb58">58</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk IV: Thor.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Donderaar.</h3>
+<p class="firstpar">Volgens sommige mythologen is Thor, of Donar de
+zoon van J&ouml;rd (Erda) en van Odin, maar anderen zeggen dat zijn
+moeder Frigga was, de koningin der goden. Dit kind was zeer opmerkelijk
+groot en sterk, en heel spoedig na zijn geboorte verbaasde hij de
+verzamelde goden spelenderwijs op te tillen en weg te smijten tien
+groote balen berenhuiden. Ofschoon doorgaans goed gehumeurd, kon Thor
+soms in vreeselijke woede geraken, en daar hij dan heel gevaarlijk was,
+zond zijn moeder, die hem niet kon beteugelen, hem van huis, en
+vertrouwde hem toe aan de zorg van Vingnir (den gevleugelde), en van
+Hlora (hitte). Deze pleegouders, die men ook beschouwde als de
+verpersoonlijking van het bliksemgeflits, slaagden er weldra in, den
+lastigen pupil te bedwingen, en brachten hem z&oacute;&oacute;
+verstandig groot, dat de goden een zeer dankbare herinnering bewaarden
+aan hun vriendelijke hulp. Toen Thor tot het besef kwam wat hij hun
+verschuldigd was, nam hij de namen Vingthor en Hlorridi aan, waaronder
+hij ook bekend is.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">Schreeuw dan, Vingi-Thor, maar wild</p>
+<p class="line">Als de mali&euml;nkolder schudt en danst het deukig
+oorlogschild,</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Sigurd de Volsung (William
+Morris).</i></p>
+<p>Toen hij volgroeid was en de jaren des onderscheids had bereikt,
+werd Thor tot Asgard toegelaten onder de andere goden, waar hij een van
+de twaalf zetels in de groote oordeelshal bezette. Hij kreeg ook de
+streken Thrud-vang of Thrud-heim, waar hij een wonderbaar paleis
+bouwde, Bilskirnir (bliksem) geheeten, het grootste in heel Asgard. Het
+had vijfhonderd veertig hallen, ten dienste van de lijfeigenen, die na
+hun dood werden welkom geheeten <span class="corr" id="xd20e2855"
+title="Bron: is">in</span> zijn huis, waar zij op dezelfde manier
+werden bejegend als hun meesters in het Valhalla, want Thor was de
+beschermgod van de boeren en de lagere standen. <span class="pagenum">[<a id="pb59" href="#pb59" name="pb59">59</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Vijfhonderd hallen</p>
+<p class="line">En veertig nog,</p>
+<p class="line">Dunkt mij, houdt</p>
+<p class="line">Bilskirnir omvat.</p>
+<p class="line">Geen huis met dak</p>
+<p class="line">Is er gelijk</p>
+<p class="line">Aan dat van mijn Zoon.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e2876"
+title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+<p>Daar hij de god van den donder was, mocht Thor nooit alleen gaan
+over de wonderbare brug Bifr&ouml;st, opdat hij ze niet zou in brand
+steken door de hitte van zijn aanwezigheid; en als hij zijn medegoden
+wenschte te ontmoeten bij de Urdar-fontein, onder de schaduw van den
+heiligen boom Yggdrasil, moest hij zijn weg daarheen te voet afleggen,
+wadend door de rivieren Kormt en Ormt, en de twee stroomen Kerlaug,
+naar de verzamelplaats.</p>
+<p>Thor, die ge&euml;erd werd als de hoogste god in Noorwegen, was de
+tweede in de trilogie van al de andere landen, en werd &ldquo;de oude
+Thor&rdquo; genoemd, omdat, zooals sommige mythologen gelooven, hij tot
+een oudere dynastie van goden behoorde en niet wegens zijn feitelijken
+ouderdom, want hij werd voorgesteld en beschreven als een man in zijn
+jeugd, slank en welgevormd, met gespierde ledematen, en borstelig rood
+haar, waaruit, als hij toornig was, vonken in stroomen te voorschijn
+schoten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Eerst Thor, wiens oog nederstaart,</p>
+<p class="line">Momp&rsquo;lend zacht in zijn rossen baard</p>
+<p class="line">(Zijn oog fonkel&rsquo; naar bliksemaard)</p>
+<p class="line">Komt, terwijl dond&rsquo;rend hij ment</p>
+<p class="line">Zijn kar, aangerend,</p>
+<p class="line">Bij zijn wilden mokerslag</p>
+<p class="line">Schudt hemel en aard&rsquo; van ontzag</p>
+<p class="line">Wolken scheuren wijl siddert de aard.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>De noordelijke rassen versierden hem verder met een kroon, en op
+elke punt daarvan was een schitterende ster of een steeds brandende
+vlam, zoodat zijn hoofd altijd omringd was door een krans van vuur,
+zijn eigen element. <span class="pagenum">[<a id="pb60" href="#pb60"
+name="pb60">60</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Thors hamer.</h3>
+<p class="firstpar">Thor was de fiere bezitter van een hamer die
+Mi&ouml;lnir (de verbrijzelaar) heette en dien hij naar zijn vijanden
+wierp, de vorstreuzen, met vernielende kracht, en die de wonderbare
+eigenschap bezat dat hij steeds in zijn hand terugkeerde, hoe ver hij
+hem ook wierp.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Ik ben de Dond&rsquo;rer!</p>
+<p class="line">Hier in mijn noorden,</p>
+<p class="line">Mijn vastheid en sterkte,</p>
+<p class="line">Heersch ik voor eeuwig.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Hier tusschen gletschers</p>
+<p class="line">Regeer ik de volken,</p>
+<p class="line">Dit is mijn hamer,</p>
+<p class="line">Mi&ouml;lnir de sterke;</p>
+<p class="line">Reuzen noch toovenaars</p>
+<p class="line">Bieden hem weerstand.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Sage van koning Olaf
+(Longfellow).</i></p>
+<p>Daar deze groote hamer, het beeld van de bliksems, doorgaans
+rood-heet was, had de god een ijzeren handschoen, Iarn-greiper
+geheeten, waarmee hij hem stijf kon vasthouden. Hij kon Mi&ouml;lnir
+ver wegwerpen, en zijn kracht, die altijd aanzienlijk was, werd
+verdubbeld als hij zijn toovergordel droeg, Megin-gi&ouml;rd
+genoemd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Dit is mijn gordel.</p>
+<p class="line">Als ik hem draag</p>
+<p class="line">Is m&rsquo;n kracht verdubbeld.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Sage van koning Olaf
+(Longfellow).</i></p>
+<div class="figure xd20e2955width" id="p060"><img src="images/p060.jpg"
+alt="Thor" width="493" height="720">
+<p class="figureHead">Thor</p>
+<p class="firstpar">B. E. Fogelberg.</p>
+</div>
+<p>Thors hamer werd z&oacute;&oacute; heilig geacht door het oude
+Noorsche volk, dat zij gewoon waren het teeken van den hamer te maken,
+evenals de Christenen hen later het teeken van het kruis leerden maken
+om alle verkeerde invloeden af te wenden en zegeningen te verwerven.
+Hetzelfde teeken werd ook gemaakt over het pasgeboren kind, wanneer
+water over zijn hoofd werd gegoten en het een naam kreeg. De hamer werd
+gebruikt om grenspalen in te slaan, en men hield het voor
+heiligschennis ze te <span class="pagenum">[<a id="pb61" href="#pb61"
+name="pb61">61</a>]</span>verzetten; verder, om den dorpel van een
+nieuw huis te zegenen, een huwelijk plechtig in te wijden, en ten
+slotte speelde hij een rol in de heiliging van den brandstapel waarop
+de lichamen van helden, tegelijk met hun wapenen en paarden, en soms
+met hun vrouwen en onderhoorigen, werden verbrand.</p>
+<p>In Zweden dacht men dat Thor, evenals Odin, een breedgeranden hoed
+droeg, en daarom heeten de stormwolken in dat land Thors hoed, een naam
+dien men ook aan een van de belangrijkste bergen in Noorwegen heeft
+gegeven. Het gerommel en gerol van den donder hield men voor het rijden
+van zijn wagen, want hij was de eenige onder de goden die nooit op een
+paard zat, maar die liep, of reed in een koperen kar, getrokken door
+twee geiten, Tanngniostr (tandenkraker) en Tanngrisnr (tandenknarser),
+van wier tanden en hoeven voortdurend vonken uitgingen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen kwaamt gij eerst, o machtige krijgsman Thor!</p>
+<p class="line">Hamer op schouder, rijdend in uw kar,</p>
+<p class="line">Sturend de geiten aan haar zilveren toom.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Wanneer de god dus van plaats tot plaats reed, werd hij Aku-thor
+genoemd, of Thor de wagenman, en in Zuid-Duitschland beweerde het volk,
+denkend dat een koperen wagen alleen niet al het leven kon maken dat
+zij hoorden, dat die wagen met koperen ketels beladen was, die ratelden
+en kletterden, en daarom noemde het hem dikwijls, met oneerbiedige
+gemeenzaamheid, den ketelverkooper.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Thors familie.</h3>
+<p class="firstpar">Thor was tweemaal getrouwd; eerst met de reuzin
+Iarnsaxa (ijzeren steen) die hem twee zonen schonk, Magni (kracht) en
+Modi (moed), beiden bestemd hun vader en de godenschemering te
+overleven en te heerschen over de nieuwe wereld die als een phoenix uit
+de asch van de <span class="pagenum">[<a id="pb62" href="#pb62" name="pb62">62</a>]</span>eerste zou verrijzen. Zijn tweede vrouw was Sif,
+de goudharige, die hem ook twee kinderen schonk Lorride, en een
+dochter, Trud, een jonge reuzin, beroemd wegens hun moed en kracht.
+Overeenkomstig het bekende feit dat tegenstellingen elkander zoeken,
+werd Trud gevrijd door den dwerg Alvis, wien zij vrij goed gezind was;
+en op zekeren avond, toen deze aanbidder, die als dwerg het daglicht
+niet kon verdragen, in Asgard kwam om hare hand te vragen, weigerden de
+vergaderde goden hun toestemming niet. Zij hadden echter nauwelijks hun
+goedkeuring te kennen gegeven, toen Thor, die afwezig was geweest,
+plotseling verscheen en met een blik van verachting op den nietigen
+minnaar verklaarde dat deze moest toonen dat zijn wetenschap zijn
+dwergachtigheid goed maakte eer hij zijn bruid winnen kon.</p>
+<p>Ten einde Alvi&rsquo;s geestvermogens op de proef te stellen
+ondervroeg Thor hem dan in de taal der goden, Vanas, elven en dwergen,
+slim zijn onderzoek voortzettend tot zonsopgang, toen de eerste
+lichtstraal, op den ongelukkigen dwerg neergestreken, hem deed
+versteenen. Daar stond hij, een blijvend voorbeeld van de macht van den
+god, dat alle andere dwergen tot waarschuwing kon strekken, als zij de
+proef durfden nemen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Nooit in menschen boezem</p>
+<p class="line">Vond ik zooveel woorden</p>
+<p class="line">Uit den ouden tijd.</p>
+<p class="line">U met vlotte slimheid</p>
+<p class="line">Heb ik nu bedrogen</p>
+<p class="line">Op den grond staat ge; dwerg</p>
+<p class="line">Door den dag overrompeld,</p>
+<p class="line">Klaar zonlicht vult de hal.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e3009"
+title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Sif, de goudharige.</h3>
+<p class="firstpar">Sif, Thors vrouw, was zeer trotsch op een prachtig
+hoofd met lang gouden haar, dat haar van het hoofd tot de voeten als
+een schitterende sluier bedekte; en daar zij ook het symbool van de
+aarde was, zeide men dat heur <span class="pagenum">[<a id="pb63" href="#pb63" name="pb63">63</a>]</span>haar het lange gras voorstelde, of
+het gouden graan, dat de noordelijke oogstvelden bedekte. Thor was zeer
+trotsch op het mooie haar van zijn vrouw; verbeeld u dus zijn
+teleurstelling, toen hij op zekeren morgen wakker werd en haar
+geschoren zag en even kaal en ontsierd als de aarde wanneer het koren
+in de schuur gebracht is en enkel de stoppels resten! In zijn toorn
+sprong Thor op en bezwoer dat hij hem zou straffen die hem deze
+beleediging had aangedaan; onmiddellijk en terecht vermoedde hij dat
+dit Loki zou wezen, de aartsschurk die altijd er op uit was om een
+booze daad te verrichten. Thor nam zijn hamer en ging Loki zoeken, die
+den vertoornden god trachtte te ontwijken door van gedaante te
+veranderen maar dit hielp niets, Thor kreeg hem spoedig in zijn macht
+en greep hem met niet veel omslag bij den hals en worgde hem bijna eer
+hij toegaf aan zijn smeekende gebaren en zijn machtige vuist losliet.
+Toen hij adem kon krijgen smeekte Loki om vergiffenis, maar al zijn
+woorden waren vergeefsch, totdat hij beloofde Sif een nieuw hoofd met
+haar te zullen bezorgen, even mooi als het vorige, en even welig van
+groei.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Vandaar zal ik brengen nieuw gouden haar</p>
+<p class="line">Voor Sif, eer de dag vergleed,</p>
+<p class="line">Dat zij lijkt een veld in het vroege jaar</p>
+<p class="line">Met zijn bloesembestikte kleed.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De Dwergen
+(Oehlenschl&auml;ger).</i></p>
+<p>Toen liet Thor den verrader gaan; dus kroop Loki vlug in het hart
+der aarde waar Svart-alfa-heim lag, om den dwerg Dvalin te smeeken niet
+alleen het kostbare haar in orde te brengen, maar ook een geschenk voor
+Odin en Freya, wier boosheid hij wilde bedwingen.</p>
+<p>Zijn verzoek werd goedgunstig ingewilligd en de dwerg maakte de
+speer Gungnir, die nooit zijn doel miste, en het schip Skidbladnir,
+dat, altijd voortgestuurd door gunstige winden, zoowel door de lucht
+als door het water kon varen, <span class="pagenum">[<a id="pb64" href="#pb64" name="pb64">64</a>]</span>en dat verder de wonderbare
+eigenschap bezat, dat, ofschoon het al de goden en al hun paarden kon
+bevatten, het kon worden opgenomen in de kleinste ruimte en in den zak
+kon worden gestoken. Ten slotte spon hij den fijnsten gouden draad,
+waaruit hij het haar vervaardigde dat Sif noodig had, en hij zeide,
+dat, zoodra het haar hoofd aanraakte, het er vast zou groeien en als
+haar eigen haar zou worden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Nu schijnen zij dood, doch zij raken haar hoofd</p>
+<p class="line">En elk haar voelt het leefsap weer gaan,</p>
+<p class="line">Door slechtheid noch kunst wordt ooit Sif meer
+beroofd</p>
+<p class="line">Van de lokken die prachtig heur staan.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De Dwergen
+(Oehlenschl&auml;ger).</i></p>
+<p>Loki was z&oacute;&oacute; ingenomen met deze proeven van de kunst
+der dwergen, dat hij den zoon van Ivald den handigsten der smeden
+noemde. Deze woorden werden opgevangen door Brock, een anderen dwerg,
+die uitriep dat zijn broeder Sindri drie voorwerpen kon maken die de
+andere, nu in Loki&rsquo;s handen, te boven gingen, niet slechts in
+innerlijke waarde maar ook in tooverkracht. Loki daagde onmiddellijk
+den dwerg uit, zijn kunstvaardigheid te toonen, zijn hoofd verweddend
+tegen dat van Brock na afloop van de onderneming.</p>
+<div class="figure xd20e3055width" id="p064"><img src="images/p064.jpg"
+alt="Sif en Thor" width="490" height="720">
+<p class="figureHead">Sif en Thor</p>
+<p class="firstpar">J. C. Dollman.</p>
+</div>
+<p>Toen Sindri de weddenschap hoorde nam hij Brocks aanbod om den
+blaasbalg te blazen aan, waarschuwde hem echter dat hij steeds moest
+doorwerken en geen oogenblik vertragen als hij wilde dat hij zou
+slagen, daarop wierp hij wat goud in het vuur en ging de gunst
+verzoeken van de verborgen machten. Tijdens zijn afwezigheid hanteerde
+Brock ijverig den blaasbalg, terwijl Loki, in de hoop hem te doen
+ophouden, zich in een paardenvlieg veranderde en hem hevig in de hand
+stak. Trots de pijn bleef de dwerg blazen, en toen Sindri terugkeerde
+trok hij uit het vuur een enorm wild zwijn, Gullin-bursti geheeten,
+wegens zijn gouden borstels, dat de kracht had licht te <span class="pagenum">[<a id="pb65" href="#pb65" name="pb65">65</a>]</span>verspreiden als het door de lucht schoot, want het
+kon door de lucht vliegen met verwonderlijke snelheid.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen kwam uit het vuur, ongeloofelijk schier,</p>
+<p class="line">Gullinb&ouml;rst, het goudharig wild zwijn,</p>
+<p class="line">Dat zou worden de bode des zonnegods,</p>
+<p class="line">Vast het eerste dat ooit er zou zijn.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De Dwergen,
+Oehlenschl&auml;ger.</i></p>
+<p>Toen dit eerste stuk werk klaar was, wierp Sindri nog wat meer goud
+op het vuur, en zette zijn broeder weer aan het blazen, terwijl hij
+weer op weg ging om tooverhulp te zoeken. Dezen keer stak Loki, nog als
+paardenvlieg vermomd, den dwerg in zijn wang; maar in weerwil van de
+pijn werkte Brock door, en toen Sindri terugkeerde, trok hij
+triomfantelijk uit de vlammen den tooverring Draupnir, het zinnebeeld
+van vruchtbaarheid, waarvan elken negenden nacht acht gelijke ringen
+afvielen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zij werkten en smeedden met wonder talent</p>
+<p class="line">Tot de wondere kracht hij ontving,</p>
+<p class="line">Dat er afvielen iederen negenden nacht</p>
+<p class="line">Acht stuks van d&rsquo; oorspronk&rsquo;lijken
+ring.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De Dwergen,
+Oehlenschl&auml;ger.</i></p>
+<p>Nu werd een brok ijzer in de vlammen geworpen, en met vernieuwde
+oplettendheid dat hun welslagen niet door gebrek aan zorg zou bedorven
+worden, ging Sindri weg en liet Brock als te voren den blaasbalg
+hanteeren. Loki was nu in wanhoop en bereidde zich voor tot een laatste
+poging. Nu, nog in de gedaante van een paardenvlieg, stak hij den dwerg
+boven het oog, totdat het bloed in zulk een stroom begon te vloeien,
+dat het hem belette te zien wat hij deed. Snel hief Brock zijn hand op,
+een seconde maar, en wischte den bloedstroom weg; maar hoe kort de
+stoornis ook was, zij bewerkte onherstelbaar letsel, en toen Sindri
+zijn werk uit het vuur trok, uitte hij een kreet van teleurstelling
+want de hamer, dien hij had gemaakt, was te kort van handvat.
+<span class="pagenum">[<a id="pb66" href="#pb66" name="pb66">66</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En de dwerg hief uit pijn zijn hand op naar &rsquo;t
+oog,</p>
+<p class="line">Voor het ijzer gesmeed was dit keer,</p>
+<p class="line">En hij merkte: het heft was een duim slechts te
+kort,</p>
+<p class="line">Maar verand&rsquo;ren kon hij &rsquo;t niet meer.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De Dwergen,
+Oehlenschl&auml;ger.</i></p>
+<p>Trots de mislukking was Brock er zeker van dat hij de weddingschap
+zou winnen, en hij aarzelde niet naar de goden in Asgard te gaan, waar
+hij Odin den ring Draupnir gaf, Frey het wild zwijn Gullin-Bursti, en
+Thor den hamer Mi&ouml;lnir, welks macht niemand kon weerstaan.</p>
+<p>Loki gaf op zijn beurt de speer Gungnir aan Odin, het schip
+Skidbladnir aan Frey, en het gouden haar aan Thor; maar ofschoon dit
+laatste onmiddellijk ging groeien op Sif&rsquo;s hoofd en men
+eenstemmig verklaarde dat het schooner was dan hare eigen lokken ooit
+geweest waren, beslisten de goden dat Brock de weddingschap had
+gewonnen op grond dat de hamer Mi&ouml;lnir, in Thors handen,
+onschatbaar zou blijken tegen de vorstreuzen op den laatsten dag.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En aan hun hoofd kwam Thor,</p>
+<p class="line">Beurend zijn hamer, dien de reuzen kenden.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Om zijn hoofd te redden, vluchtte Loki hals over kop, maar werd
+ingehaald door Thor die hem terugbracht en aan Brock gaf, met de
+woorden echter, dat, ofschoon Loki&rsquo;s hoofd hem rechtens toekwam,
+hij zijn hals niet moest aanraken. Dus in zijn volledige wraakoefening
+belemmerd, besloot de dwerg Loki te straffen door zijn lippen samen te
+naaien, en daar zijn zwaard ze niet kon doorboren, leende hij tot dit
+doel zijns broeders els. Loki echter, na een poosje den spot der goden
+stilzwijgend verdragen te hebben, deed zijn best den draad door te
+krijgen en was spoedig weer even spraakzaam als ooit.</p>
+<p>In weerwil van zijn geweldigen hamer werd Thor niet gevreesd als de
+booze god van den storm, die <span class="pagenum">[<a id="pb67" href="#pb67" name="pb67">67</a>]</span>vredige woningen vernielde en den
+oogst vernietigde door plotselinge hagelslagen en wolkbreuken. De
+Noormannen geloofden dat hij dien enkel blies tegen ijsreuzen en
+rotsmuren, deze laatste vergruizend om de aarde vruchtbaar te maken en
+te zorgen dat zij een rijken oogst zou schenken aan de landbouwers.</p>
+<p>In Duitschland, waar de oostelijke stormen altijd koud en
+verwoestend zijn, terwijl de westelijke warme regens en zacht weer
+brengen, geloofde men dat Thor altijd van het Westen naar het Oosten
+reisde om de booze geesten te bestrijden die het land gaarne zouden
+hebben gewikkeld in ondoordringbare nevelsluiers en ze in ijsboeien
+hebben vastgelegd.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Thors Reis naar J&ouml;tun-heim.</h3>
+<p class="firstpar">Daar de reuzen van J&ouml;tun-heim voortdurend
+koude winden zonden om de teedere knoppen te kwetsen en den groei der
+bloemen te belemmeren, besloot Thor nog eens op het pad te gaan en hen
+tot beterschap te dwingen. Vergezeld door Loki ging hij uit in zijn
+wagen, en na een geheelen dag te hebben gereden kwamen de goden bij het
+vallen van den avond aan de grenzen van de wereld der reuzen, waar zij
+in een boerenhut, die zij ontdekten, besloten te toeven om er te rusten
+en zich te verfrisschen.</p>
+<p>Hun gastheer was gastvrij maar heel arm, en Thor, ziende dat hij
+ternauwernood het noodige voedsel zou kunnen verschaffen om zijn
+geenszins kleinen eetlust te bevredigen, slachtte zijn beide geiten,
+die hij kookte en toebereidde, waarna hij zijn gastheer en diens
+familie uitnoodigde vrijelijk mee te eten van de dus verstrekte spijs,
+terwijl hij hen echter waarschuwde al de beenderen, zonder ze te
+breken, in de huiden van de geiten te werpen die hij op den vloer had
+uitgespreid.</p>
+<p>De boer en zijn gezin aten met graagte, maar zijn <span class="pagenum">[<a id="pb68" href="#pb68" name="pb68">68</a>]</span>zoon
+Thialfi, aangemoedigd door den boozen Loki, waagde een van de beenderen
+te breken en het merg uit te zuigen, denkende dat zijn ongehoorzaamheid
+niet zou worden ontdekt. Den volgenden morgen echter sloeg Thor, die
+tot zijn vertrek gereed was, de geitenhuiden met zijn hamer
+Mi&ouml;lnir, en onmiddellijk sprongen de geiten even levend als te
+voren op, behalve dat een wat lam scheen. Bespeurend dat men zijn
+geboden niet gehoorzaamd had, wilde Thor in zijn boosheid de heele
+familie vermoorden. De schuldige bekende echter en de boer bood aan, om
+het verlies goed te maken, den toornigen god niet alleen zijn zoon
+Thialfi, maar ook zijn dochter Roskva te geven, om hem voor goed te
+dienen.</p>
+<p>Thor droeg den man op goed te zorgen voor de geiten die hij
+daarachter liet totdat hij terugkwam, en beval de jonge boeren hem te
+vergezellen; daarop ging hij met Loki te voet verder, en, na den geheel
+en dag gezworven te hebben, bereikte hij bij het vallen van den avond
+een koud en kaal land, dat in bijna ondoordringbaren nevel was gehuld.
+Na eenigen tijd te hebben gezocht zag Thor door den mist de vage
+omtrekken van wat uitzag als een vreemd gevormd huis. Het open portaal
+daarvan was z&oacute;&oacute; ruim en hoog dat het den geheelen eenen
+kant van het huis scheen te beslaan. Toen zij er binnentraden en er
+vuur nog licht vonden, wierpen Thor en zijn makkers zich moe op den
+vloer om te slapen, maar werden spoedig ontrust door een eigenaardig
+gedruisch, en een langdurig beven van den grond onder hen. Vreezend dat
+het geheele dak gedurende deze aardbeving zou neervallen, vluchtten
+Thor en zijn makkers in een vleugel van het gebouw, waar zij weldra in
+diepen slaap vielen. Toen de dag aanbrak, gingen de god en zijn makkers
+naar buiten, maar zij waren nauwelijks op weg of zij zagen dat een reus
+lag te slapen en ontdekten dat de eigenaardige geluiden, die hun rust
+hadden gestoord, teweeggebracht werden <span class="pagenum">[<a id="pb69" href="#pb69" name="pb69">69</a>]</span>door zijn gesnork. Op dat
+oogenblik werd de reus wakker, stond op, rekte zich uit, keek rond naar
+zijn eigendom dat hij kwijt was, en nam een seconde later het ding op
+dat Thor en zijn gezellen in het donker ten onrechte voor een huis
+hadden gehouden. Toen bespeurden zij met verbazing dat dit niets anders
+was dan een groote handschoen en dat de vleugel waarin zij allen hadden
+geslapen de afgezonderde plaats was voor den grooten duim van den reus!
+Vernemend dat Thor en zijn makkers op weg waren naar Utgard, zooals het
+gebied der reuzen ook heette, stelde Skrymir, de reus, voor hun gids te
+zijn; en na den geheelen dag met hen te hebben gewandeld, bracht hij
+hen, toen de avond viel, op een plaats, waar hij hen voorstelde te
+rusten. Maar eer hij ging liggen bood hij hun de proviand in zijn
+knapzak aan. Maar trots hun ingespannen poging konden noch Thor noch
+zijn makkers de knoopen losmaken die Skrymir had gelegd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Skrymir riemen</p>
+<p class="line">Schenen te hard</p>
+<p class="line">Toen gij het voedsel niet krijgen kondet,</p>
+<p class="line">Toen gij, gezond, van honger stierft.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Utgard-Loki.</h3>
+<p class="firstpar">Boos over zijn gesnork, dat hem wakker hield,
+deelde Thor hem driemaal geweldige slagen toe met zijn hamer. Deze
+slagen, echter, in plaats van het monster te vernietigen, hadden niet
+meer uitwerking op den slapende dan wanneer een stukje boomschors of
+een takje van een vogelnest boven op zijn gezicht was gevallen. Vroeg
+in den morgen verliet Skrymir Thor en zijn makkers, en wees hun den
+kortsten weg naar Utgard-Loki&rsquo;s kasteel, dat van groote
+ijsblokken gebouwd was, met hooge schitterende ijskegels als pilaren.
+De goden slopen tusschen de sluitboomen van de groote poort door en
+gingen moedig naar den koning der reuzen, Utgard-Loki, die hen herkende
+en dadelijk beweerde heel verwonderd te zijn <span class="pagenum">[<a id="pb70" href="#pb70" name="pb70">70</a>]</span>over hun
+kleine gestalte, en den wensch uitdrukte te zien wat zij wel konden,
+daar hij dikwijls hun wakkerheid had hooren roemen.</p>
+<p>Loki, die langer had gevast dan hij wenschte, zei onmiddellijk dat
+hij bereid was met wien dan ook een wedstrijd te houden in het eten.
+Dus liet de koning een grooten houten trog vol vleesch in de hal
+brengen, en zette Loki aan den eenen kant en zijn kok Logi aan den
+anderen, en beval hun te laten zien wie het zou winnen. Ofschoon Loki
+wonderen deed en weldra het midden van den trog bereikte, bespeurde hij
+dat, terwijl hij zelf de beenderen had schoongekluifd, zijn tegenpartij
+die beenderen had verslonden m&eacute;t den trog.</p>
+<p>Utgard-Loki glimlachte verachtelijk en zei dat zij blijkbaar in het
+eten niet heel sterk waren, en dit prikkelde Thor zoo, dat hij
+verklaarde dat, indien Loki niet kon eten als de gulzige kok, hij
+stellig het grootste vat in huis zou kunnen leegdrinken, zoo
+onleschbaar was zijn dorst. Onmiddellijk werd een horen binnengebracht,
+en Utgard-Loki zeide dat goede drinkers dien in een teug leegden, matig
+dorstige personen in twee teugen en kleine drinkers in drie. Thor zette
+nu zijn lippen aan den rand, maar ofschoon hij een z&oacute;&oacute;
+diepe teug nam dat hij dacht te barsten, kwam het vocht nog bijna aan
+den rand toen hij zijn hoofd ophief. Een tweede en derde poging om
+dezen horen te ledigen bleek al even weinig succes te hebben. Thialfi
+stelde toen een wedloop voor, maar een jonge kerel, Hugi geheeten, die
+het tegen hem opnam, kwam hem weldra voorbij, ofschoon Thialfi heel
+vlug liep.</p>
+<p>Thor stelde vervolgens voor zijn kracht te toonen door gewichten op
+te tillen, en werd uitgedaagd de kat van den reus op te nemen. Hij nam
+een kans te baat om zijn gordel Megin-gi&ouml;rd, die zijn kracht in
+hooge mate vermeerderde, vast te maken en trok toen en deed zijn best,
+maar kon enkel een harer poten van den vloer oplichten. <span class="pagenum">[<a id="pb71" href="#pb71" name="pb71">71</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Sterk is Thor, buiten kijf, als Megin-garder</p>
+<p class="line">Hij dicht sluit om zijn rotsge lend&rsquo;nen heen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vikingverhalen van het noorden (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Een laatste poging van zijn kant om te worstelen met
+Udgard-Loki&rsquo;s oude voedster Elli, de eenige partij die men een
+zoo nietigen kerel waardig keurde, eindigde even ongelukkig, en toen de
+goden bekenden, dat zij verslagen waren, werden zij gastvrij onthaald.
+Den volgenden morgen werden zij begeleid tot de grenzen van Utgard,
+waar de reus hun beleefd te kennen gaf dat hij hoopte dat zij nooit
+meer hem zouden uitdagen, daar hij genoodzaakt was geweest toovermacht
+tegen hen te gebruiken. Hij vertelde toen dat hij de reus Skrymir was,
+en dat, had hij de voorzorg niet genomen een berg te zetten tusschen
+zijn hoofd en Thors slagen, terwijl hij schijnbaar lag te slapen, hij
+gedood zou zijn, evenals diepe kloven in de berghelling, waarop hij
+wees, getuigden van de kracht van den God. Verder deelde hij mede dat
+Loki&rsquo;s tegenpartij Logi was (wild vuur); dat Thialfi een wedloop
+had gehouden met Hugi (gedachte), den allersnelsten looper; dat Thors
+drinkhoren was verbonden met den oceaan, waar zijn diepe teug een
+aanmerkelijke ebbe had veroorzaakt, dat de kat in werkelijkheid de
+verschrikkelijke Midgardslang was die de wereld omgordt, welke Thor
+bijna uit de zee had getrokken; en dat Elli, zijn voedster, de ouderdom
+was die niemand kon weerstaan. Toen hij deze woorden ge&euml;indigd had
+en hen had gewaarschuwd nooit weer terug te keeren, of hij zou zich
+zelf verdedigen door gelijke toovenarijen, verdween Utgard-Loki, en
+ofschoon Thor vertoornd zijn hamer zwaaide en zijn kasteel had willen
+verbrijzelen, omhulde dit een nevel zoo dicht dat het niet zichtbaar
+was, en de dondergod was genoodzaakt terug te keeren naar Trud-vang
+zonder dat hij zijn bedoelde heilzame les aan het geslacht der reuzen
+gegeven had. <span class="pagenum">[<a id="pb72" href="#pb72" name="pb72">72</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">En zwaar gewapend ging</p>
+<p class="line">Wel dikwijls Thor den weg naar <span class="corr" id="xd20e3191" title="Bron: Jotunheim">J&ouml;tun-heim</span></p>
+<p class="line">Maar trots zijn gordel, trots zijn stalen mantel</p>
+<p class="line">Zit steeds nog Udgard-Loki op zijn troon,</p>
+<p class="line">Kwaad, zelf en kracht, gaat voor geen kracht op
+zij.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vikingverhalen van het noorden (R. B.
+Anderson).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Thor en Hrungnir.</h3>
+<p class="firstpar">Odin zelf ijlde eens door de lucht op z&rsquo;n
+achtpootig paard Sleipnir, toen hij de aandacht trok van den reus
+Hrungnir die een wedloop voorstelde, zeggende dat Gullfaxi zijn paard
+Sleipnir in snelheid evenaarde. In de hitte van den strijd merkte
+Hrungnir de richting niet waarin zij gingen, totdat, in de ijdele
+verwachting dat hij Odin zou inhalen, hij zijn paard voortdreef tot de
+poorten van het Valhalla. Toen hij ontdekte waar hij was, werd de reus
+bleek van angst, want hij wist dat hij zijn leven op het spel had gezet
+door zich in de burcht van de goden, zijn erfvijanden, te wagen.</p>
+<div class="figure xd20e3210width" id="p072"><img src="images/p072.jpg"
+alt="Thor en de Berg" width="489" height="720">
+<p class="figureHead">Thor en de Berg</p>
+<p class="firstpar">J. C. Dollman.</p>
+</div>
+<p>De Aesir echter stonden te hoog om zelfs bij een vijand van
+tegenspoed te profiteeren, en in plaats van hem kwaad te doen,
+noodigden zij hem in hun eethallen, waar hij flink begon te drinken van
+de hemelsche mee die voor hem werd neergezet. Hij werd al spoedig
+z&oacute;&oacute; opgewonden dat hij zich op zijn macht begon te
+beroepen en verklaarde dat hij eens zou komen en Asgard in bezit nemen,
+dat hij met de goden samen vernielen zou, behalve Freya en Sif, naar
+wie hij met bewonderenden blik keek.</p>
+<p>De goden die wisten dat hij niet toerekenbaar was, lieten hem
+ongehinderd doorpraten, maar Thor, die toen juist van een zijner reizen
+thuis kwam en die zijn dreigement hoorde, dat hij de beminde Sif zou
+weghalen, werd vreeselijk woedend. Hij zwaaide razend zijn hamer met
+het doel den grootspreker te vernietigen. Dit wilden de goden echter
+niet toestaan en wierpen zich snel tusschen den toornigen Thor en zijn
+gast, terwijl zij Thor smeekten de heilige rechten der gastvrijheid te
+eeren, en hun <span class="pagenum">[<a id="pb73" href="#pb73" name="pb73">73</a>]</span>vreedzame plaats niet te ontheiligen door het
+vergieten van bloed.</p>
+<p>Thor werd ten slotte er toe gebracht zijn toorn te breidelen, maar
+hij vroeg dat Hrungnir tijd en plaats zou aangeven voor een
+&ldquo;holmgang&rdquo; zooals een noorsch tweegevecht gewoonlijk werd
+genoemd. Dus uitgedaagd beloofde Hrungnir Thor te zullen treffen te
+Griottunagard, de grenzen van zijn gebied, drie dagen later, en vertrok
+wat ontnuchterd door den schrik, dien hij had gekregen. Toen zijn
+medereuzen hoorden hoe onnadenkend hij was geweest, scholden zij hem
+erg uit; maar zij overlegden samen hoe het beste te maken van den
+leelijken toestand. Hrungnir vertelde hun dat hij het voorrecht mocht
+hebben vergezeld te zijn door een krijger met wien Thialfi zou vechten,
+en daarom gingen zij een wezen maken uit klei, negen mijlen lang en
+naar evenredigheid breed, dat zij Mokerkialfi (nevelwader) noemden.
+Daar zij geen menschelijk hart konden vinden dat groot genoeg was om
+het in de borst van dit monster te steken, namen zij dat van een
+merrie, dat echter van vrees sidderde en beefde. De dag van het
+tweegevecht kwam. Hrungnir en zijn krijger wachtten op het terrein de
+aankomst van hun respectieve partijen. De reus had niet alleen een
+steenen hart en schedel, maar ook een schild en knots van dezelfde
+stof, en hield zich daarom bijna voor onoverwinlijk. Thialfi kwam voor
+zijn meester en kort daarop was er een heftig gedruisch en geschud
+waardoor de reus merkte dat zijn vijand door den grond zou komen en hem
+van onder aanvallen. Hij volgde dus een wenk van Thialfi en stond op
+zijn schild.</p>
+<p>Een oogenblik later zag hij echter zijn vergissing, want, terwijl
+Thialfi Mokerkialfi aanviel met een spade, kwam Thor plotseling op het
+tooneel en wierp zijn hamer vlak naar het hoofd van zijn tegenpartij.
+Hrungnir hield, om den slag af te weren, zijn steenen knots, die in
+stukken <span class="pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74" name="pb74">74</a>]</span>over de aarde vloog en oorzaak werd van al de
+kei&euml;n welke men er later zou vinden, en een stuk drong diep in
+Thors voorhoofd. Toen de god bewusteloos ter aarde viel, kraakte zijn
+hamer tegen het hoofd van Hrungnir, die dood naast hem neerviel, in
+dier voege dat een zijner zware beenen over den god kwam te liggen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gij doet mij denken nu</p>
+<p class="line">Hoe ik met Hrungnir vocht,</p>
+<p class="line">Dien stoutmoedigen <span class="corr" id="xd20e3235"
+title="Bron: Jotun">J&ouml;tun</span>,</p>
+<p class="line">Wiens hoofd was gansch van steen;</p>
+<p class="line">Toch deed ik hem vallen</p>
+<p class="line">En voor mij tuim&rsquo;len.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Thialfi die intusschen had afgerekend met den grooten reus van klei
+met zijn laf merriehart, ijlde nu zijn meester te hulp, maar zijn
+pogingen waren vruchteloos, en ook konden de andere goden, die hij snel
+te hulp riep, het belemmerende been niet oplichten. Toen zij daar
+stonden, zich hulpeloos verbazend wat zij verder zouden doen, kwam
+Thors zoontje, Magni, aan. Volgens verschillende berichten was hij toen
+slechts drie dagen of drie jaar oud, maar hij greep snel den voet van
+den reus, en, zonder dat iemand hem hielp, bevrijdde hij zijn vader,
+zeggend dat indien men hem slechts eerder had geroepen hij met beiden,
+reus en krijger, zou hebben afgerekend. Deze openbaring van kracht
+verbaasde de goden zeer, en deed hun de waarheid merken van de
+verschillende voorspellingen, die alle verklaarden dat hun
+afstammelingen machtiger zouden zijn dan zij, hen zouden overleven en
+op hun beurt over den nieuwen hemel en de nieuwe aarde zouden
+regeeren.</p>
+<p>Om zijn zoon te beloonen voor zijn tijdige hulp gaf Thor hem het ros
+Gullfaxi (goud-manig), dat hem krachtens recht van buitmaking toekwam,
+en Magni reed voortaan steeds op dit wonderbare paard, dat bijna den
+beroemden Sleipnir evenaarde in snelheid en weerstandsvermogen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb75" href="#pb75" name="pb75">75</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Groa, de toovenares.</h3>
+<p class="firstpar">Na een vergeefsch pogen om den steensplinter uit
+zijn voorhoofd te verwijderen, keerde Thor bedroefd naar Thrud-vang
+terug, waar Sifs liefderijke pogingen even weinig succes hadden. Zij
+besloot dus om Groa (groenmaakster) te zenden, een toovenares, beroemd
+om hare bedrevenheid in de geneeskunst en om de kracht harer
+tooverformulen en bezweringen. Groa verklaarde zich dadelijk bereid
+alles wat in haar vermogen was te doen om den god te helpen, die zoo
+vaak haar terwille was geweest, en begon plechtig voor te dragen
+machtige runen, onder welker invloed Thor den steen losser en losser
+voelde worden. Zijn vreugde bij het uitzicht op een spoedige verlossing
+deed Thor wenschen de toovenares direct te beloonen, en wetend dat
+niets grooter genot kon geven aan een moeder dan het uitzicht een
+langverloren kind terug te zien, ging hij haar vertellen dat hij pas
+den Elivagar of ijsstroom had overgestoken, om haar zoontje Orvandil
+(zaad) uit de wreede macht der reuzen te bevrijden, en dat hij er in
+geslaagd was hem in een mandje mee te voeren. Maar daar de kleine
+ondeugd volhield een van zijn bloote teenen door een gat in de mand te
+steken, was deze bevroren, en Thor brak hem toevallig af en wierp hem
+in de lucht, waar hij als een ster zou schijnen, in het Noorden als
+&ldquo;Orvandils Teen&rdquo; bekend.</p>
+<p>Verheugd bij dit nieuws hield de profetes met hare bezweringen op om
+haar blijdschap uit te drukken, maar daar zij juist vergeten was waar
+zij was gebleven, kon zij haar betoovering niet voortzetten en de
+keisteen bleef in Thors voorhoofd zitten waar hij nimmer kon worden
+uitgehaald.</p>
+<p>Daar Thors hamer hem altijd zulke goede diensten bewees werd deze
+het meest van alles wat hij had geprezen, en groot was zijn
+teleurstelling toen hij op zekeren morgen wakker werd en de hamer weg
+bleek. Zijn kreet van <span class="pagenum">[<a id="pb76" href="#pb76"
+name="pb76">76</a>]</span>toorn en teleurstelling riep Loki weldra aan
+zijn zijde en hem vertrouwde Thor het geheim van zijn verlies toe,
+zeggende dat als de reuzen er achter kwamen zij weldra Asgard zouden
+trachten te bestormen en de goden te vernielen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toornig werd Thor, ontwaakt nu weer,</p>
+<p class="line">En vond zijn trouwe knots niet meer,</p>
+<p class="line">Hij fronsde &rsquo;t hoofd, hij streek zijn baard,</p>
+<p class="line">Toen keek rondom de zoon der aard,</p>
+<p class="line">En daar hij sprak dit woord v&oacute;&oacute;r al:</p>
+<p class="line">&ldquo;Nu luister wat &rsquo;k u zeggen zal,</p>
+<p class="line">Wat god noch mensch weet, leer ik u:</p>
+<p class="line">Weg is mijn knots, wat moet ik nu?&rdquo;</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Thryms Quida.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Thor en Thrym.</h3>
+<p class="firstpar">Loki zeide dat hij zijn best zou doen om den dief
+te ontdekken en den hamer terug te vinden, als Freya hem haar
+valkenveeren wilde leenen, en hij haastte zich onmiddellijk naar
+Folkvang om ze te vragen. Zijn reis had succes, en in de gestalte van
+een vogel vloog hij toen over de rivier Ifing en over de kale
+uitgestrektheid van J&ouml;tun-heim, waar hij vermoedde dat de dief
+zich ophield. Daar zag hij Thrym, heer der vorstreuzen en god van den
+verwoestenden donder, alleen aan een heuvelhelling zitten. Hem listig
+uitvragend, kwam hij spoedig te weten dat Thrym den hamer had gestolen
+en hem diep onder den grond begraven had. Bovendien merkte hij dat er
+weinig kans was hem terug te krijgen tenzij Freya hem gebracht werd als
+een vogel uitgedost.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ik houd des Dond&rsquo;rers knots bewaard</p>
+<p class="line">Acht meters diep beneden d&rsquo; aard;</p>
+<p class="line">Geen is er die mij hem zal ontstelen</p>
+<p class="line">Als hij Freya niet brengt om mijn bed te deelen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Thryms Quida.</i></p>
+<p>Verontwaardigd over de laatdunkendheid van den reus, keerde Loki
+terug naar Thrud-vang, maar Thor meende dat het goed zou zijn Freya op
+te zoeken en te trachten <span class="pagenum">[<a id="pb77" href="#pb77" name="pb77">77</a>]</span>haar over te halen dat zij zich zou
+opofferen ten algemeenen nutte. Maar toen de Aesir de godin der
+schoonheid vertelde wat hij van haar wilde, werd zij z&oacute;&oacute;
+woedend dat haar halsketting barstte. Zij zeide hem dat zij nooit haren
+geliefden echtgenoot zou verlaten voor welken god ook, veel minder een
+afschuwelijken reus huwen en in J&ouml;tun-heim wonen, waar alles
+uiterst somber was, en waar zij spoedig zou sterven aan heimwee naar de
+groene velden en de bloemrijke weiden, waarin zij zoo gaarne
+rondzwierf. Ziende dat verdere overreding vruchteloos zou zijn, keerden
+Loki en Thor huiswaarts en overlegden er een ander plan om den hamer
+terug te krijgen. Op Heimdall&rsquo;s raad, die echter slechts met
+grooten tegenzin werd aangenomen, leende Thor de kleeren van Freya en
+haar halsketting, trok deze aan en wikkelde zich in een dichten sluier.
+Nadat Loki zich als een kamenier had vermomd, steeg hij met hem in den
+wagen, met geiten bespannen, en het vreemd uitgedoste paar vertrok naar
+J&ouml;tun-heim, waar zij de respectieve rollen zouden spelen van de
+godin der schoonheid en hare dienstbare.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Naar huis gedreven</p>
+<p class="line">Werden de geiten,</p>
+<p class="line">Gespannen voor de kar;</p>
+<p class="line">Vlug moest het gaan&mdash;</p>
+<p class="line">De bergen dreunden,</p>
+<p class="line">De aarde stond in vlam;</p>
+<p class="line">Odins zoon</p>
+<p class="line">Reed naar J&ouml;tun-heim.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Thrym heette zijn gasten welkom aan de deur van het paleis, zeer
+verheugd bij de gedachte, dat hij weldra in het volle bezit zou zijn
+van de godin der schoonheid, naar wie hij lang te vergeefs had gezucht.
+Hij voerde hen vlug naar de eetzaal, waar Thor, de uitverkoren bruid,
+zich onderscheidde door een os op te eten, acht groote zalmen, en al de
+koeken en zoetigheden die voor <span class="pagenum">[<a id="pb78"
+href="#pb78" name="pb78">78</a>]</span>de vrouwen bestemd waren,
+terwijl hij deze verschillende gerechten wegspoelde met den inhoud van
+twee vaten mee. De reus-bruidegom sloeg deze gastronomische daden gade
+met verwondering, waarop Loki, om hem gerust te stellen, vertrouwelijk
+fluisterde dat de bruid z&oacute;&oacute; verliefd op hem was, dat zij
+in meer dan acht dagen niet in staat was geweest een bete te nuttigen.
+Thrym trachtte toen de bruid te kussen, maar week terug, ontsteld door
+het vuur van haar blik, dien Loki uitlegde als een brandenden
+liefdeblik. Op de zuster van den reus, die om de gewone geschenken
+vroeg, werd niet eens gelet; daarom fluisterde Loki den verbaasden
+Thrym weer toe dat liefde de menschen afgetrokken maakt. Opgewonden
+door hartstocht en mee, die ook hij in groote hoeveelheden had
+gedronken, beval de bruidegom zijn dienaren nu den heiligen hamer te
+brengen ten einde het huwelijk in te zegenen, en zoodra hij er was
+legde hij hem in den vermeenden schoot van Freya. Dadelijk greep een
+sterke hand het korte handvat, en weldra werden de reus, zijn zuster,
+en al de genoodigde gasten verslagen door den vreeslijken Thor.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&ldquo;Haal nu den hamer, breng hem der maagd</p>
+<p class="line">En leg hem neer op den schoot der vrouw&rdquo;,</p>
+<p class="line">De Dond&rsquo;rer lacht, stil verblijd,</p>
+<p class="line">Toen de hamer werd op zijn schoot geleid,</p>
+<p class="line">Eerst bracht hij Thrym, den koning, om,</p>
+<p class="line">En verder al de reuzen rondom.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Thryms Quida.</i></p>
+<p>Een rookende puinhoop achterlatend reden de goden toen snel naar
+Asgard terug, waar de geleende kleederen aan Freya werden teruggegeven,
+zeer tot verlichting van Thor, en de Aesir zich verheugde over de
+ontdekking van den kostbaren hamer. Toen later Odin keek naar dien kant
+van J&ouml;tun-heim van zijn troon Hlidskialf, zag hij de ru&iuml;nen
+bedekt met teedere groene spruiten, want Thor had, na zijn vijand
+overwonnen te hebben, zijn land in <span class="pagenum">[<a id="pb79"
+href="#pb79" name="pb79">79</a>]</span>bezit genomen, dat voortaan niet
+langer kaal en woest zou blijven maar in overvloed vrucht voortbrengen
+zou.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Thor en Geirrod.</h3>
+<p class="firstpar">Loki leende eens Freya&rsquo;s valkengewaad en
+vloog uit op zoek van avonturen naar een anderen kant van
+J&ouml;tun-heim, waar hij ging zitten boven op den gevel van Geirrods
+huis. Hij trok al spoedig de aandacht van dezen reus, die een van zijn
+knechten beval den vogel te vangen. Loki had vermaak in de onhandige
+pogingen van den man om hem te pakken en vloog van plaats tot plaats,
+zich enkel bewegend juist wanneer de reus op het punt was hem te
+grijpen, toen hij zich vergiste in den afstand en hij plotseling merkte
+dat hij gevangen was.</p>
+<p>Aangetrokken door de schitterende oogen van den vogel keek Geirrod
+er oplettend naar en besloot dat het een god was in vermomming, en toen
+hij zag dat hij hem niet tot spreken kon dwingen, sloot hij hem in een
+kooi, waar hij hem drie heele maanden hield zonder spijs of drank. Ten
+slotte door honger en dorst genoopt vertelde Loki wie hij was en
+herkreeg zijn vrijheid door te beloven dat hij Thor zou overhalen
+Geirrod te bezoeken zonder zijn hamer, gordel of magischen handschoen.
+Loki vloog toen naar Asgard terug en zei Thor dat hij koninklijk was
+onthaald en dat zijn gastheer een sterk verlangen had te kennen gegeven
+om den machtigen dondergod te zien, van wien hij zulke wonderbare
+verhalen gehoord had. Gevleid door deze listige woorden stemde Thor toe
+in een vriendschappelijken tocht naar J&ouml;tun-heim, en de twee goden
+vertrokken, de drie wapenen thuis latend. Zij waren nog niet ver
+gekomen, toen zij het huis bereikten van Grid, een van Odins vele
+vrouwen. Toen zij zag dat Thor ongewapend was, waarschuwde zij hem zich
+in acht te nemen voor verraad en leende hem haar eigen gordel, staf en
+handschoen. Korten tijd daarna verlieten Thor en Loki haar <span class="pagenum">[<a id="pb80" href="#pb80" name="pb80">80</a>]</span>en
+kwamen aan de rivier Veimer, die de Donderaar, het waden gewoon, wilde
+doorloopen, terwijl hij Loki en Thialfi zich liet vasthouden aan zijn
+gordel.</p>
+<div class="figure xd20e3363width" id="p080"><img src="images/p080.jpg"
+alt="Geirrod neemt Loki gevangen" width="510" height="720">
+<p class="figureHead">Geirrod neemt Loki gevangen</p>
+<p class="firstpar">Patten Wilson.</p>
+</div>
+<p>Maar midden in den stroom greep hem een plotselinge wolkbreuk en
+vloed; de wateren begonnen te rijzen en te bruischen, en, ofschoon Thor
+stevig op zijn staf leunde, werd hij bijna weggezweept door de kracht
+van den woedenden stroom.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Was niet, Veimer,</p>
+<p class="line">Nu &rsquo;k doorwaden u wil</p>
+<p class="line">Naar des reuzen land!</p>
+<p class="line">Weet als gij wast,</p>
+<p class="line">Wast mijn godensterkte</p>
+<p class="line">Hoog als de hemelen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Thor bespeurde nu dat stroomop Geirrods dochter Gialp zich bevond,
+en terecht vermoedend dat zij den storm veroorzaakte, nam hij een
+zwaren kei en gooide haar daarmee, mompelend dat de beste plaats om een
+rivier af te dammen bij haar bron was. Het werptuig had de bedoelde
+uitwerking, want de reuzen vluchtten, de wateren vielen, en Thor,
+uitgeput maar gered, trok zich op den anderen oever aan een kleinen
+struik op, den bergesch of sorbe. Deze staat sedert bekend als
+&ldquo;Thors redding&rdquo; en verborgen machten worden er aan
+toegeschreven. Na een poos rusten hervatten Thor en zijn makkers hun
+reis; maar toen zij aan Geirrods huis kwamen was de god
+z&oacute;&oacute; uitgeput dat hij moe neerviel op den eenigen stoel
+die er was. Maar tot zijn verbazing voelde hij hem onder zich oprijzen,
+en, vreezende dat hij tegen de balken zou verpletterd worden, stiet hij
+den geleenden staf tegen den zolder en drukte den stoel met alle macht
+naar beneden. Toen volgden een geweldig gekraak, plotselinge kreten en
+zuchten van pijn; en toen Thor aan het onderzoeken ging, bleek het dat
+de dochters van den reus, Gialp en Greip, onder zijn stoel waren
+<span class="pagenum">[<a id="pb81" href="#pb81" name="pb81">81</a>]</span>geslopen om hem verraderlijk te vermoorden, en dat
+zij een verdiend loon hadden gekregen en beiden verpletterd waren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Eens gebruikte ik</p>
+<p class="line">Mijn asa-macht</p>
+<p class="line">In het reuzenland,</p>
+<p class="line">Toen Gialp en Greip</p>
+<p class="line">Mij naar boven tilden.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Geirrod verscheen nu en daagde Thor uit tot een proeve van kracht en
+handigheid, maar zonder te wachten op een van te voren afgesproken
+teeken wierp hij hem met een rood-gloeiende wig. Thor, vlug van oogen
+en een ervaren opvanger, ving het werptuig op met den ijzeren
+handschoen van de reuzin en sloeg het terug naar zijn tegenpartij.
+Z&oacute;&oacute; groot was de kracht van den god, dat het ding niet
+alleen heenging door den pilaar waarachter de reus gevlucht was, maar
+door hem zelf heen en door den muur van het huis, en diep in den grond
+buiten, zich begroef.</p>
+<p>Thor ging toen naar het lijk van den reus, dat op den slag van zijn
+wapen versteend was, en zette het op een zichtbare plaats, als een
+herinnering aan zijn kracht en aan de overwinning, die hij behaald had
+op zijn verschrikkelijke vijanden, de bergreuzen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De vereering van Thor.</h3>
+<p class="firstpar">Thors naam is gegeven aan vele plaatsen die hij
+dikwijls bezocht, zooals de voornaamste haven van de Faroe-eilanden, en
+aan geslachten die beweren van hem af te stammen. Hij komt nog voor in
+namen als Thunderhill in Surrey, en in de geslachtsnamen Thorburn en
+Thorwaldsen, maar is het duidelijkst in den naam van een der dagen van
+de week, Thors dag of Thursday (Donderdag).</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Over heel d&rsquo; aard</p>
+<p class="line">Is het nog Thors dag.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Sage van koning Olaf (Longfellow).</i>
+<span class="pagenum">[<a id="pb82" href="#pb82" name="pb82">82</a>]</span></p>
+<p>Thor werd beschouwd als een buitengewoon goede god, en daarom werd
+hij in zoo breeden kring gehuldigd en rezen tempels hem ter eere op in
+Moeri, Hlader, Godey, Gothland, Upsala en op andere plaatsen, waar het
+volk nooit verzuimde hem te smeeken op Yuldag, zijn hoofdfeest, om een
+gunstig jaar. Men was gewoon dien dag een groot blok van een eik, den
+hem geheiligden boom, te branden, als een zinnebeeld van de warmte en
+het licht van den zomer, die zouden verdrijven de duisternis en de
+koude van den winter.</p>
+<p>Bruiden droegen altijd rood, Thors geliefkoosde kleur, die als het
+zinnebeeld van de liefde gold, en om dezelfde reden waren
+verlovingsringen in het noorden bijna altijd van een rooden steen
+voorzien.</p>
+<p>Thors tempels en beelden waren, evenals die van Wodan, uit hout
+gemaakt, en het meerendeel er van werd vernield gedurende de regeering
+van koning Olaf den Heilige. Volgens oude kronieken dwong deze vorst
+zijn onderdanen met geweld Christen te worden. Hij was vooral boos op
+de bewoners van een zekere provincie, omdat zij een ruw beeld van Thor
+dienden, dat zij met gouden versierselen bedekten, en waarvoor zij
+iederen avond voedsel neerzetten, bewerend dat de god het opat, daar er
+den volgenden morgen geen spoor meer van over was.</p>
+<p>Toen de bevolking werd aangezegd in 1030, dat zij dit beeld moest
+verloochenen ten gunste van den waren god, beloofde zij dit te zullen
+doen als den volgenden dag de lucht bewolkt was; maar toen na een
+heelen nacht, dien Olaf in vurig gebed had doorgebracht, er een
+bewolkte dag volgde, zeide het obstinate volk nog niet overtuigd te
+zijn van Gods macht, en enkel te zullen gelooven als de zon den
+volgenden dag scheen.</p>
+<p>Opnieuw bracht Olaf den nacht biddend door, maar, toen de morgen
+daagde, was tot zijn groote spijt de <span class="pagenum">[<a id="pb83" href="#pb83" name="pb83">83</a>]</span>lucht bewolkt. Niettemin
+verzamelde hij het volk bij Thors standbeeld, en na heimelijk zijn
+eersten dienstman te hebben opgedragen het beeld met zijn strijdbijl te
+verbrijzelen als het volk een oogenblik de oogen afwendde, begon hij
+het toe te spreken. Plotseling, toen allen aan het luisteren waren,
+wees Olaf naar den horizon, waar de zon langzaam door de wolken brak,
+en riep uit &ldquo;Zie onzen God!&rdquo; Het heele volk keerde zich om,
+om te zien wat hij bedoelde en de dienstman benutte deze gelegenheid om
+het beeld aan te vallen, dat gemakkelijk voor zijn slagen bezweek, en
+een menigte muizen en ander ongedierte kwamen haastig uit zijn
+inwendige, dat hol was, te voorschijn. Toen de menschen zagen dat het
+voedsel, door hen geplaatst voor hun god, was verslonden door
+schadelijke dieren alleen, hielden zij op Thor te vereeren, en namen
+voor goed het geloof aan, dat koning Olaf hun zoo lang en te vergeefs
+had willen opdringen. <span class="pagenum">[<a id="pb84" href="#pb84"
+name="pb84">84</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk V: Tyr.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De god van den oorlog.</h3>
+<p class="firstpar">Tyr, Tiu of Ziu was de zoon van Odin, en, volgens
+verschillende mythologen, was zijn moeder Frigga, de koningin van de
+goden, of een schoone reuzin wier naam onbekend is, maar die de
+verpersoonlijking was van de onrustige zee. Hij is de god van de
+krijgseer, en een van de twaalf hoofdgodheden van Asgard. Ofschoon hij
+er geen speciale woning schijnt te hebben gehad, was hij altijd welkom
+te Vingolf of Valhalla, en zat op een van de twaalf tronen in de groote
+vergaderhal van Gladsheim.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gladsheim, de hal, die is uit goud gewrocht,</p>
+<p class="line">Waar, in een cirkel, twalef stoelen staan</p>
+<p class="line">Van goud, in &rsquo;t midden Odins troon het
+hoogst.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Als de god van moed en oorlog, werd Tyr dikwijls door de
+verschillende volken van het Noorden aangeroepen, die zich, tot hem,
+evenals tot Odin, wendden, om de overwinning. Dat hij naast Odin en
+Thor stond, blijkt uit zijn naam Tiu, die aan een van de dagen der week
+is gegeven, Tiu&rsquo;s dag, wat in het moderne Engelsch is geworden
+Tuesday (Dinsdag). Onder den naam Ziu, was Tyr de voornaamste god van
+de Suaven, die oorspronkelijk hun hoofdstad, het tegenwoordige
+Augsburg, Ziusburg noemden. Dit volk, den god vereerende zooals het dat
+deed, was gewoon hem te huldigen in de gestalte van een zwaard, zijn
+kenmerkend attribuut, en hield hem ter eere groote zwaarddansen,
+bestaande uit verschillende figuren. Soms vormden de deelnemers twee
+lange lijnen, kruisten hunne zwaarden, met de punten naar boven, en
+noodigden den stoutmoedigsten onder hen uit vliegensvlug er over heen
+te springen. Op andere tijden hielden de krijgers hun zwaardpunten
+dicht bij elkander in den vorm van een roos of een wiel, en als deze
+figuur volkomen was, noodigden <span class="pagenum">[<a id="pb85"
+href="#pb85" name="pb85">85</a>]</span>zij hun aanvoerder uit op het
+dus gevormde kruispunt van vlakke, schitterende zwaarden te gaan staan,
+en dan droegen zij hem er op in triomf door het legerkamp. De
+zwaardspits werd verder als z&oacute;&oacute; heilig beschouwd dat het
+gebruik werd er eeden op te zweren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">Komt herwaarts, heeren,</p>
+<p class="line">En legt uw handen neder op mijn zwaard;</p>
+<p class="line">Dat nooit g&rsquo; iets zeggen zult van wat gij
+hoordet,</p>
+<p class="line">Zweert bij mijn zwaard het.&rdquo;</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Hamlet (Shakespeare.)</i></p>
+<p>Een karakteristieke trek van de vereering van dezen god onder de
+Franken en eenige andere Noorsche volken was dat de priesters, die
+Druids of Godi heetten, menschenoffers brachten op hun altaren, terwijl
+zij aan een van de kanten van de ruggegraat hunner slachtoffers een
+diepe insnijding maakten, er de ribben, die van binnen waren losgerukt,
+uithaalden, en door de dus gemaakte opening de ingewanden uittrokken.
+Natuurlijk werden alleen krijgsgevangenen zoo behandeld, en het werd
+als een zaak van eer beschouwd bij de noord-europeesche stammen, dat
+men deze marteling zonder klacht doorstond. Deze offers werden gebracht
+op ruwe steenen altaren die dolmens heetten, en die men in Noord-Europa
+nog kan zien. Daar Tyr beschouwd werd als de beschermgod van het zwaard
+moest men, noodzakelijk het teeken of de rune, die hem voorstelde, op
+het staal van ieder zwaard graveeren&mdash;een regel welken de Edda
+allen inprentte die verlangend waren naar het behalen van
+overwinning.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&ldquo;Sig-runes moet gij kennen</p>
+<p class="line">Als gij zege (sigr) hebben wilt,</p>
+<p class="line">En op uw zwaardstaal drijf ze;</p>
+<p class="line">Enk&rsquo;le op de sche&ecirc;,</p>
+<p class="line">Enk&rsquo;le op &rsquo;t gevest,</p>
+<p class="line">En tweemaal den naam van Tyr&rdquo;.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Lied van Sigdrifa.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb86" href="#pb86" name="pb86">86</a>]</span></p>
+<p>Tyr was dezelfde als de Saksische god Saxnot (van <i>sax</i>, een
+zwaard) als Er, Heru, of Cheru, de opperste god der Cheruski, die hem
+ook als den god der zon beschouwden, en in zijn schitterend zwaardstaal
+een beeld van zijn stralen zagen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Dit zwaard is zelf een straal van licht,</p>
+<p class="line">Der zon ontrukt.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. G. Jones<span class="corr" id="xd20e3511" title="Bron: .)">).</span></i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Tyrs zwaard.</h3>
+<p class="firstpar">Volgens een oude legende werd Cheru&rsquo;s zwaard,
+dat door dezelfde dwergen vervaardigd was, die ook Odins speer gemaakt
+hadden, voor zeer heilig gehouden door zijn volk, waaraan hij het te
+bewaren had gegeven, zeggende dat zij, die het hadden, zeker hunne
+vijanden zouden overwinnen. Maar ofschoon het zorgvuldig behoed werd in
+den tempel, waar het z&oacute;&oacute; was opgehangen dat het de eerste
+stralen van de ochtendzon weerkaatste, verdween het op een nacht
+plotseling en op een geheimzinnige wijs. Een Vala, dru&iuml;des of
+profetes, door de priesters geraadpleegd, openbaarde dat de Nornen
+hadden besloten, dat wie het voerde de wereld zou veroveren en er door
+sterven zou; maar trots alle pogingen weigerde zij zeggen wie het had
+weggenomen of waar men het kon vinden. Eenigen tijd nadat dit niet
+gebeurd was, kwam een forsch en waardig uitziend vreemdeling te Keulen,
+waar Vitellius, de Romeinsche prefect, feestvierde, en riep hem van
+zijn geliefde lekkere spijzen af. In tegenwoordigheid van de Romeinsche
+soldaten gaf hij hem het zwaard, zeggende dat het hem roem en faam zou
+brengen, en begroette hem ten slotte als keizer. De kreet werd
+overgenomen door de verzamelde legioenen, en Vitellius was tot keizer
+van Rome gekozen, zonder dat hij persoonlijk &eacute;&eacute;n poging
+had gedaan om deze eer deelachtig te worden. De nieuwe heerscher was
+echter z&oacute;&oacute; overgegeven aan zijn hartstocht van eten en
+drinken, dat hij aan het heilige wapen slechts weinig aandacht
+<span class="pagenum">[<a id="pb87" href="#pb87" name="pb87">87</a>]</span>schonk. Op zekeren dag, toen hij met niet veel
+haast naar Rome trok, liet hij het zorgeloos hangen in de voorkamer van
+zijn paviljoen. Een Germaansch soldaat nam de kans waar om het voor
+zijn eigen roestig zwaard te ruilen, en de verdwaasde keizer merkte de
+ruiling niet. Toen hij te Rome kwam, hoorde hij dat de Oostelijke
+legioenen Vespasianus tot keizer hadden uitgeroepen, en dat deze toen
+juist onderweg was om zijn aanspraken te doen gelden op den troon.</p>
+<p>Vitellius zocht nu naar het heilig wapen om zijn rechten te
+verdedigen, maar ontdekte den diefstal en, overmand door bijgeloovige
+vrees, waagde hij het niet eens te vechten. Hij kroop weg in een
+donkeren hoek van zijn paleis, waaruit hij met schande werd weggesleept
+door het verwoede volk naar den voet van den Capitolijnschen heuvel.
+Daar werd de profetie geheel vervuld, want de Germaansche soldaat, die
+zich bij de tegenpartij had aangesloten, kwam op dat oogenblik voorbij
+en sloeg Vitellius&rsquo; hoofd af met het heilig zwaard.</p>
+<p>De Germaansche soldaat ging nu van het eene legioen naar het andere,
+en doorreisde vele landen; maar waar hij en zijn zwaard ook toefden,
+was de overwinning.</p>
+<p>Nadat hij groote eer en onderscheiding had verworven, trok deze man,
+die oud geworden was, zich van den actieven dienst aan de oevers van
+den Donau terug, en begroef daar in het geheim zijn kostbaar wapen,
+terwijl hij zijn hut boven de plaats bouwde waar het lag om het,
+zoolang hij leefde, te bewaken. Toen hij op zijn sterfbed lag, vroeg
+men hem te zeggen waar hij het verborgen had, maar hij weigerde dit
+beslist, zeggende dat het zou gevonden worden door den man, wiens
+bestemming het was over de wereld te heerschen, maar dat hij niet den
+vloek zou kunnen ontgaan. Jaren gingen voorbij. Golf na golf stroomde
+het getij van barbaren-invallen over dat deel van het land, en het
+laatst van allen kwamen de vreeslijke <span class="pagenum">[<a id="pb88" href="#pb88" name="pb88">88</a>]</span>Hunnen, onder aanvoering
+van Attila, den &ldquo;Geesel Gods.&rdquo; Toen hij langs de rivier
+kwam, zag hij een boer bedroefd den poot van zijn koe onderzoeken, die
+gewond was door een scherp instrument, in het lange gras verborgen, en
+toen men nasporing deed, vond men de punt van een begraven zwaard uit
+den grond steken.</p>
+<div class="figure xd20e3530width" id="p088"><img src="images/p088.jpg"
+alt="Een tocht" width="720" height="491">
+<p class="figureHead">Een tocht</p>
+<p class="firstpar">A. Malmstr&ouml;m.</p>
+</div>
+<p>Toen Attila het mooie werk en den goeden staat van dit wapen zag,
+riep hij dadelijk uit dat het Cherus&rsquo; zwaard was, en terwijl hij
+het boven zijn hoofd zwaaide zeide hij dat hij de wereld zou veroveren.
+Gevecht na gevecht werd door de Hunnen bevochten, die, volgens de
+sagen, altijd zegevierden, totdat Attila genoeg had van den oorlog en
+zich in Hongarije neerliet, en de schoone Bourgondische prinses Ildico
+trouwde, wier vader hij verslagen had. Deze prinses, boos om den moord
+van haar bloedverwant en dien willende wreken, maakte gebruik van
+&rsquo;s konings dronkenschap op den avond van zijn huwelijk om het
+goddelijk zwaard zich toe te eigenen, waarmee zij hem in zijn bed
+neersloeg, opnieuw de profetie vervullend die zoovele jaren te voren
+was uitgesproken.</p>
+<p>Het tooverzwaard verdween weer langen tijd om nog eens te worden
+opgedolven, voor den laatsten keer, door den hertog van Alva, den
+generaal van Karel V, die kort daarop de overwinning bij M&uuml;hlberg
+behaalde (1547). De Franken waren gewoon jaarlijks krijgsspelen te
+houden ter eere van het zwaard; maar men zegt dat toen de heidensche
+goden ten bate van het Christendom waren afgezworen, de priesters velen
+hunner attributen op de heiligen overbrachten en dat dit zwaard het
+eigendom werd van den Aartsengel St. Michael, die het sinds altijd
+droeg.</p>
+<p>Tyr, wiens naam synoniem was met dapperheid en wijsheid, werd door
+het oude Noorsche volk ook beschouwd als de witarmige Valkyren, Odins
+bodinnen, onder zijn bevel te hebben, en men dacht dat hij het was die
+de krijgslieden uitzocht welke zij moeten <span class="pagenum">[<a id="pb89" href="#pb89" name="pb89">89</a>]</span>overbrengen naar het
+Valhalla om de goden te helpen op den laatsten dag.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De god Tyr zond</p>
+<p class="line">Gondul en Skogul</p>
+<p class="line">Om te kiezen een vorst</p>
+<p class="line">Uit het ras van Ingve,</p>
+<p class="line">Om te wonen met Odin</p>
+<p class="line">In het ruime Valhal.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De geschiedenis van Fenris.</h3>
+<p class="firstpar">Men sprak doorgaans van Tyr als van den eenarmige
+en beeldde hem zoo af, juist als men Odin een-oogig noemde.
+Verschillende verklaringen worden door verschillende autoriteiten
+gegeven, sommigen beweren dat het was omdat hij de overwinning slechts
+aan &eacute;&eacute;n kant kon geven; anderen omdat een zwaard slechts
+&eacute;&eacute;n lemmer heeft. Hoe dit zij, de ouden verklaarden het
+feit liever op de volgende wijze:</p>
+<p>Loki huwde in het geheim te J&ouml;tun-heim de leelijke reuzin
+Angur-boda (angst-spellende) die hem drie monsterachtige kinderen
+schonk&mdash;den wolf Fenris, Hel, de bontgekleurde godin van den dood,
+en I&ouml;rmungandr, een vreeselijke slang. Hij hield het bestaan van
+deze monsters zoolang geheim als hij kon; maar zij werden weldra
+z&oacute;&oacute; groot dat zij niet langer konden opgesloten blijven
+in het hol waar zij het licht hadden gezien. Odin merkte van zijn troon
+Hlidskialf, weldra hun bestaan, en ook de onrustbarende snelheid
+waarmee zij in omvang toenamen. Bang dat de monsters, wanneer zij
+sterker waren geworden, een inval in Asgard zouden doen en de goden
+vernietigen, besloot Alvader zich van hen te ontdoen, en ging naar
+J&ouml;tun-heim, waar hij Hel in de diepten van Nevelheim wierp, met de
+woorden dat zij over de negen leelijke werelden der dooden kon
+heerschen. Daarna wierp hij I&ouml;rmungandr in zee, waar hij zulke
+reusachtige <span class="pagenum">[<a id="pb90" href="#pb90" name="pb90">90</a>]</span>afmetingen aannam, dat hij ten slotte de aarde
+omgordde en in zijn eigen staart kon bijten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Geworpen in den duisteren zeegrond</p>
+<p class="line">Groeide de slang naar echten reuzenaard</p>
+<p class="line">Om heel de wereld lag zij en in haar mond</p>
+<p class="line">Hield ze, in cirkelvorm, haar staart,</p>
+<p class="line">Toch bleef zij stil</p>
+<p class="line">Op Odins wil.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>Volstrekt niet blij dat de slang zoo vreeslijke afmetingen zou
+aannemen in haar nieuw element, besloot Odin Fenris naar Asgard te
+brengen, waar hij hoopte, door vriendelijke behandeling, hem tot
+zachtheid te stemmen. Maar de goden huiverden allen van schrik toen zij
+den wolf zagen, en geen durfde nader komen om hem voedsel te geven,
+behalve Tyr, die voor niets bang was. Ziende dat Fenris dagelijks
+toenam in omvang, kracht, vraatzucht en overmoed, belegden de goden een
+vergadering om te bepraten hoe zij het best van hem af konden komen.
+Zij besloten eenstemmig dat, daar hem te dooden een ontwijden zou zijn
+van hun vreedzame woonplaats, zij hem vast zouden binden zoodat hij hun
+geen kwaad kon doen.</p>
+<p>Met dat doel voor oogen, kregen zij een sterken ketting, Leiding
+geheeten, en stelden toen Fenris in scherts voor dien hem om te binden
+om zijn vermeende kracht te beproeven. Vertrouwend dat hij zich zelf
+zou kunnen bevrijden, stond Fenris gewillig toe dat zij hem zouden
+vastbinden, en toen allen er bij stonden, strekte hij zich uit met
+geweldige inspanning en brak den ketting gemakkelijk in
+twee&euml;n.</p>
+<p>Terwijl zij hun spijt verborgen, prezen de goden zijn kracht zeer,
+maar zij brachten daarop een veel sterker ketting, Droma, dien, na
+eenige overreding, de wolf zich als te voren liet aandoen. Weer was een
+korte, sterke worsteling voldoende zijn boei te breken, en het is in
+het noorden een spreekwoordelijke uitdrukking geworden: <span class="pagenum">[<a id="pb91" href="#pb91" name="pb91">91</a>]</span>&ldquo;los te komen uit Leiding,&rdquo; en
+&ldquo;zich vrij te maken van Droma,&rdquo; wanneer men groote
+moeilijkheden moet te boven komen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Weer trachtten d&rsquo; Aesir hem te binden;</p>
+<p class="line">Weer moesten zij &rsquo;t vergeefs bevinden;</p>
+<p class="line">IJzer of koper hielp geen zier,</p>
+<p class="line">Sterker tooverkunsten pasten hier.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones<span class="corr" id="xd20e3607" title="Bron: .)">).</span></i></p>
+<p>Toen de goden nu merkten dat de gewone kettingen, hoe sterk ook,
+niets zouden uitwerken tegen de groote kracht van den wolf Fenris,
+droegen zij Skirnir, Frey&rsquo;s knecht, op naar Svart-alva-heim te
+gaan en de dwergen een keten te laten maken dien niemand van elkaar zou
+kunnen krijgen.</p>
+<p>Door tooverkunsten vervaardigden de elfen een dun zijden koord van
+zoo ontastbare stoffen als het geluid van de stappen eener kat, den
+baard van een vrouw, de wortelen van een berg, de verlangens van den
+beer, de stem van de visschen en het speeksel van de vogels, en toen
+het klaar was, gaven zij het aan Skirnir met de verzekering dat geen
+kracht het zou kunnen breken, en dat, hoe meer men er aan trok, het te
+sterker worden zou.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gleipnir, bedocht</p>
+<p class="line">Door d&rsquo; Elfen, gewrocht</p>
+<p class="line">In Svart-alf-heim, door felle toovermacht,</p>
+<p class="line">Werd tot Odin door Skirnir gebracht:</p>
+<p class="line">Zoo zacht als zij, zoo licht als lucht,</p>
+<p class="line">Was het van tooverkracht geducht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C Jones).</i></p>
+<p>Gewapend met dit koord, dat Gleipnir heette, gingen de goden met
+Fenris naar het eiland Lyngvi, midden in het meer Amsvartnir, en
+stelden hem weer voor, zijn kracht te beproeven. Maar ofschoon Fenris
+nog sterker was geworden, wantrouwde hij het koord dat er zoo dun
+uitzag. Hij wilde zich dus niet laten binden, tenzij een van de Aesir
+zijn hand in zijn mond wou steken en ze er in <span class="pagenum">[<a id="pb92" href="#pb92" name="pb92">92</a>]</span>laten
+als pand van hun goede trouw, en dat tegen hem geen tooverkunsten
+zouden worden aangewend.</p>
+<div class="figure xd20e3637width" id="p092"><img src="images/p092.jpg"
+alt="Het binden van Fenris" width="503" height="720">
+<p class="figureHead">Het binden van Fenris</p>
+<p class="firstpar">Dorothy Hardy.</p>
+</div>
+<p>De goden hoorden de beslissing met teleurstelling, en allen deinsden
+terug, behalve Tyr, die, ziende dat de anderen niet durfden ingaan op
+deze voorwaarde, moedig aanstapte en zijn hand tusschen de kaken van
+het monster hield. De goden bonden Gleipnir nu vast om Fenris nek en
+pooten, en toen zij zagen dat zijn uiterste pogingen om zich te
+bevrijden vruchteloos waren, schreeuwden en lachten zij van plezier.
+Tyr kon echter hun vreugde niet deelen, want de wolf, bespeurende dat
+hij gevangen was, beet de hand van den god af bij het gewricht, dat
+sedert bekend staat als het wolfsgewricht.</p>
+<div class="sp">
+<p class="speaker"><span class="smallcaps">Loki.</span></p>
+<p class="line">Wees stil, Tyr!</p>
+<p class="line">Gij kunt nooit beginnen</p>
+<p class="line">Een tweegevecht;</p>
+<p class="line">Van uw rechterhand moet ik</p>
+<p class="line">Ook melding maken</p>
+<p class="line">Die u Fenris ontnam.</p>
+</div>
+<div class="sp">
+<p class="speaker"><span class="smallcaps">Tyr.</span></p>
+<p class="line">Ik mis een hand slechts,</p>
+<p class="line">Maar gij goeden naam;</p>
+<p class="line">Droef is beider gemis,</p>
+<p class="line">Niet op zijn gemak is de wolf:</p>
+<p class="line">Hij moet blijven in boeien</p>
+<p class="line">Tot den val der goden.</p>
+</div>
+<p class="xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e3679" title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+<p>Beroofd van zijn rechterhand, was Tyr nu genoodzaakt den verminkten
+arm voor zijn schild te gebruiken, en zijn zwaard te zwaaien met zijn
+linkerhand; maar zijn handigheid was z&oacute;&oacute; groot dat hij
+zijn vijanden als te voren versloeg.</p>
+<p>Trots de tegenstribbelingen van den wolf trokken de goden het eind
+van het koord Gelgia door de rots Gioll, en maakten het vast aan den
+steen Thviti, die diep in den grond werd gelaten. Zijn vreeslijke kaken
+wijd opensperrend <span class="pagenum">[<a id="pb93" href="#pb93"
+name="pb93">93</a>]</span>uitte Fenris een z&oacute;&oacute; ontzettend
+gehuil, dat de goden, om hem te doen zwijgen, een zwaard in zijn bek
+staken, waarvan het gevest rustte op zijn benedenkaak en de punt tegen
+zijn gehemelte. Het bloed kwam toen in zulke stroomen te voorschijn dat
+het een groote rivier vormde, die Von werd genoemd. De wolf moest zoo
+tot den laatsten dag geketend blijven, wanneer hij zijn boeien zou
+verbreken en vrij zou zijn om het hem aangedane te wreken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De wolf Fenris,</p>
+<p class="line">Van de boei ontdaan,</p>
+<p class="line">Zal zwerven op aarde.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Doods-lied van H&acirc;kon.</i></p>
+<p>Terwijl sommige mythologen in deze mythen een beeld van de misdaad
+zien die bedwongen wordt en onschadelijk gemaakt door de kracht der
+wet, zien anderen er in het onderaardsche vuur, dat, in boeien
+geslagen, niemand iets kan doen, maar als het ontketend is de wereld
+vervult met verwoesting en ellende. Evenals het heet dat Odins tweede
+oog rust in Mimirs bron, zoo vindt men Tyrs tweede hand (zwaard) in
+Fenris&rsquo; kaken. Hij heeft niet meer behoefte aan twee wapenen dan
+de lucht aan twee zonnen.</p>
+<p>De dienst van Tyr wordt vermeld in verschillende plaatsen (zooals
+T&uuml;bingen, in Duitschland) die meer of min gewijzigde vormen van
+zijn naam dragen. De naam is ook gegeven aan de monnikskap, een plant
+die in noordelijke landen bekend is als &ldquo;Tyrs helm&rdquo;.
+<span class="pagenum">[<a id="pb94" href="#pb94" name="pb94">94</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch6" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk VI: Bragi.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het ontstaan van de dichtkunst.</h3>
+<p class="firstpar">Ten tijde van den twist tusschen de Aesir en de
+Vanas, toen men vrede gesloten had, werd een vaas in de vergadering
+gebracht, waarin beide partijen plechtig spuwden. Uit het speeksel
+schiepen de goden Kvasir, een wezen dat beroemd was wegens zijn
+wijsheid en goedheid, die de wereld rondging en antwoordde op alle hem
+gestelde vragen, en zoo de menschheid onderrichtte en gelukkig maakte.
+De dwergen, vernemend van Kvasirs groote wijsheid, begeerden hem, en
+toen zij hem op zekeren dag slapende vonden, versloegen twee hunner,
+Fialar en Galar, hem verraderlijk, en vingen iederen druppel van zijn
+bloed in drie vaten&mdash;den ketel Od-hroerir (ingeving) en de bekers
+Son (boete) en Boden (offer). Na dit bloed flink met honig vermengd te
+hebben, vervaardigden zij er een soort drank uit, die z&oacute;&oacute;
+inspireerend was, dat wie er van proefde onmiddellijk een dichter werd,
+en kon zingen met een lieflijkheid die stellig alle harten moest
+veroveren.</p>
+<p>Ofschoon de dwergen deze wonderbare me&ecirc; tot eigen gebruik
+hadden gebrouwen, proefden zij er nu in het geheel niet van, maar
+verborgen haar op een geheime plaats, terwijl zij op zoek gingen naar
+verdere avonturen. Zij waren nog niet ver gegaan, toen zij den reus
+Gilling ook in diepen slaap vonden, liggend op een steilen oever, en
+zij rolden hem boosaardig in het water, waar hij omkwam. Toen zich naar
+zijn woning spoedend, klommen eenigen op het dak, dragend een grooten
+molensteen, terwijl de anderen naar binnen gingen en aan de reuzin
+vertelden dat haar man dood was. Toen zij door de deur ging rolden de
+ondeugende dwergen den molensteen op haar hoofd en doodden haar.
+Volgens een ander verhaal verzochten de dwergen den reus met hen te
+gaan visschen en slaagden er in hem te vermoorden doordat zij
+<span class="pagenum">[<a id="pb95" href="#pb95" name="pb95">95</a>]</span>hem uitzonden in een lek schip dat zonk onder zijn
+gewicht.</p>
+<p>De zoo bedreven dubbele misdaad bleef niet lang ongestraft, want
+Gillings broeder, Suttung, ging snel de dwergen zoeken, besloten hem te
+wreken. Hij pakte hen in zijn machtige vuist en zette hen op een
+zandbank ver in zee, waar zij zeker zouden zijn omgekomen, ware het hun
+niet gelukt hun leven te redden door te beloven dat zij den reus hun
+pas gebrouwen me&ecirc; zouden geven. Zoodra Suttung hen op het land
+zette, gaven zij hem daarom dit kostelijke mengsel, dat hij aan zijn
+dochter Gunlod toevertrouwde terwijl hij haar beval er dag en nacht
+voor te waken, en er noch goden noch menschen van te laten proeven. Om
+zijn gebod beter na te komen bracht Gunlod de drie vaten in den hollen
+berg, waar zij de wacht over ze hield met de meest angstvallige
+nauwgezetheid, en zij vermoedde niet dat Odin de plaats had ontdekt
+waar zij verborgen waren, dank de scherpe oogen van zijn altijd
+waakzame raven Hugin en Munin.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het zoeken van den drank.</h3>
+<p class="firstpar">Toen Odin de runenwijsheid bemachtigd had en had
+geproefd de wateren van Mimirs fontein, was hij reeds de wijste der
+goden; maar toen hij vernam van de macht van den drank der inspiratie,
+die gemaakt was uit Kvasirs bloed, werd hij zeer verlangend om het
+toovervocht in bezit te krijgen. Met dit doel voor oogen zette hij dus
+zijn breed geranden hoed op, wikkelde zich in zijn wolkenmantel, en
+trok naar J&ouml;tun-heim. Op weg naar de woning van den reus kwam hij
+voorbij een veld waar negen leelijke kerels bezig waren met hooien.
+Odin bleef een oogenblik staan en keek naar hun werken, en merkende dat
+hun sikkels inderdaad heel stomp schenen, bood hij aan ze te slijpen,
+een aanbod dat de kerels gaarne aannamen.</p>
+<p>Een slijpsteen van zijn boezem halend, ging Odin aan <span class="pagenum">[<a id="pb96" href="#pb96" name="pb96">96</a>]</span>het
+scherpen van de negen sikkels, en gaf hun handig een z&oacute;&oacute;
+scherpe snede dat de kerels er plezier aan hadden en vroegen of zij den
+steen konden krijgen. Met genoegen stond Odin dit toe en wierp den
+slijpsteen over den muur; maar toen de negen kerels te gelijk
+aansprongen om hem te pakken, wondden zij elkander met hun scherpe
+sikkels. Boos over hun aller groote zorgeloosheid begonnen zij nu te
+vechten en hielden niet op voordat zij allen doodelijk gewond of dood
+waren.</p>
+<p>Niets zich aantrekkend van deze treurige geschiedenis ging Odin
+verder en kwam kort daarop aan het huis van den reus Baugi, een broeder
+van Suttung, die hem zeer gastvrij ontving. In den loop van het gesprek
+vertelde Baugi hem dat hij in groote verlegenheid was, want het was
+oogsttijd en al zijn werklui waren juist dood in het hooiland
+gevonden.</p>
+<p>Odin die bij deze gelegenheid zich Bolwerk (kwaaddoener) had
+genoemd, bood dadelijk den reus zijn diensten aan en beloofde evenveel
+werk te zullen verrichten als de negen kerels samen, en ijverig den
+heelen zomer te zullen werken in ruil voor een teug van Suttungs
+tooverme&ecirc;, als het drukke jaargetij ten einde was. Deze
+overeenkomst werd onmiddellijk gesloten, en Baugi&rsquo;s nieuwe
+knecht, Bolwerk, werkte den ganschen zomer onophoudelijk door; hij deed
+meer dan de afspraak nakomen en bracht al het graan veilig in de schuur
+voordat de herfstregens begonnen te vallen. Toen de eerste dag van den
+winter kwam, verscheen Bolwerk voor zijn meester en vroeg zijn loon.
+Maar Baugi aarzelde en weifelde en zeide dat hij niet ronduit zijn
+broeder Suttung om de teug der inspiratie durfde vragen, maar zou
+trachten ze door bedrog te krijgen. Samen togen Bolwerk en Baugi toen
+naar den berg waar Gunlod woonde, en daar zij geen andere manier konden
+vinden om den verborgen kelder binnen te komen, haalde Odin zijn
+betrouwbare boor, <span class="pagenum">[<a id="pb97" href="#pb97"
+name="pb97">97</a>]</span>Raki geheeten, voor den dag en beval den reus
+met alle kracht te boren om een gat te maken waardoor hij naar binnen
+zou kunnen kruipen.</p>
+<p>Baugi gehoorzaamde zwijgend, en na eenige oogenblikken werkens trok
+hij het gereedschap terug, zeggend dat hij het door den berg had
+geboord en dat Odin er gemakkelijk in kon komen. Maar de god vertrouwde
+zijn bewering niet, blies in het gat en toen het stof en de spaanders
+hem in het gezicht vlogen, beval hij Baugi streng weer te gaan boren en
+niet weer te trachten hem te bedriegen. De reus deed zooals hem bevolen
+was, en toen hij zijn werktuig terugtrok, verzekerde Odin zich ervan
+dat het gat werkelijk klaar was. Hij veranderde zich in een slang en
+wrong er zich z&oacute;&oacute; merkwaardig snel doorheen, dat hij de
+scherpe boor ontweek die Baugi hem verraderlijk in het gat nastootte om
+hem te vermoorden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Raki&rsquo;s mond liet ik</p>
+<p class="line">Maken een gat,</p>
+<p class="line">Doorknagen de rots;</p>
+<p class="line">Over en onder mij</p>
+<p class="line">Was der reuzen weg:</p>
+<p class="line">Dus waagde ik mijn hoofd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>H&aacute;vam&aacute;l.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De roof van den drank.</h3>
+<p class="firstpar">Toen hij het binnenste van den berg had bereikt,
+nam Odin zijn gewone godengestalte weer aan en droeg weer zijn
+besterden mantel; zoo vertoonde hij zich in de met druipsteen behangen
+grot voor de schoone Gunlod. Hij was van plan haar liefde te winnen om
+haar er zoo toe te krijgen dat zij hem een slokje zou geven uit al de
+vaten, die aan hare zorg waren toevertrouwd.</p>
+<p>Gewonnen door zijn hartstocht stemde Gunlod er in toe zijn vrouw te
+worden, en nadat hij drie volle dagen met haar in dit verblijf had
+doorgebracht, haalde zij de <span class="pagenum">[<a id="pb98" href="#pb98" name="pb98">98</a>]</span>vaten uit de verborgen plaats en
+zeide hem dat hij van elk een teug mocht nemen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En hij kreeg een dronk</p>
+<p class="line">Van de kostb&rsquo;re mee.</p>
+<p class="line">Gemaakt uit Od-hroerir.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Odins Runenlied.</i></p>
+<p>Odin maakte flink gebruik van deze toestemming en dronk
+z&oacute;&oacute;veel dat hij alle drie vaten heelemaal leegdronk. Na
+dus verkregen te hebben al wat hij wenschte, dook hij weer op uit het
+hol, deed zijn arendsvleugelen aan en steeg hoog in de lucht, en, na
+een oogenblik boven den bergtop gezweefd te hebben, richtte hij zijn
+vlucht naar Asgard.</p>
+<p>Hij was nog ver van het gebied der goden, toen hij een vervolger
+bemerkte, en inderdaad, Suttung, die ook de gestalte van een arend had
+aangenomen, kwam hem snel achterna om hem tot teruggave van de gestolen
+mee te dwingen. Odin vloog daarom sneller en sneller, zich inspannend
+om Asgard te bereiken voordat de vijand hem inhaalde, en toen hij
+naderkwam, keken de goden met spanning naar den strijd.</p>
+<p>Ziende dat Odin slechts met moeite zou kunnen ontsnappen, haalden de
+Aesir alle brandbare stoffen, die zij konden vinden, bij elkaar, en
+toen hij over de muren van hun huis vloog, staken zij de massa
+brandstof aan, zoodat de vlammen hoog op rezen en de vleugels van
+Suttung zengden, terwijl hij den god volgde, en hij midden in het vuur
+viel waar hij verbrandde.</p>
+<p>Odin vloog tot waar de goden vaten hadden neergezet voor de gestolen
+mee, en hij spuwde den drank der inspiratie zoo snel uit dat een paar
+druppels neervielen en over de aarde verspreid werden. Daar werden zij
+het deel van rijmelaars en po&euml;tasters, terwijl de goden het
+voornaamste tot eigen gebruik behielden, en slechts bij gelegenheid een
+teug toestonden aan den dezen of genen <span class="pagenum">[<a id="pb99" href="#pb99" name="pb99">99</a>]</span>begunstigden sterveling,
+die, onmiddellijk daarop, wereldberoemd zou worden door zijn
+ge&iuml;nspireerde zangen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Van een welgekozen vorm</p>
+<p class="line">Maakt&rsquo; ik goed gebruik;</p>
+<p class="line">Weinig mist de wijze;</p>
+<p class="line">Want Od-hroerir</p>
+<p class="line">Is gekomen nu</p>
+<p class="line">Op d&rsquo; aarde der menschen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>H&aacute;vam&aacute;l.</i></p>
+<p>Daar menschen en goden het onwaardeerbare geschenk aan Odin te
+danken hadden, waren zij steeds bereid hem hun erkentelijkheid uit te
+drukken, en zij noemden het niet alleen naar zijn naam, maar zij
+vereerden hem als patroon van welsprekendheid, po&euml;zie en zang en
+van alle skalden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De god der muziek.</h3>
+<p class="firstpar">Ofschoon Odin dus de gave der po&euml;zie
+bemachtigd had, maakte hij zelden daarvan gebruik. Het was <span class="corr" id="xd20e3809" title="Bron: voor behouden">voorbehouden</span>
+aan zijn zoon Bragi, het kind van Gunlod, de god van po&euml;zie en
+muziek te worden, en de wereld door zijn liederen te betooveren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Wit gebaard, oud</p>
+<p class="line">Speelt Bragi zijn gulden</p>
+<p class="line">Harp&mdash;en nog zachter</p>
+<p class="line">Sluipt weg de dag.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-vertellingen van het Noorden
+(R. B. Anderson).</i></p>
+<p>Zoodra Bragi geboren was in de met druipsteen behangen grot waar
+Odin Gunlods liefde had gewonnen, begiftigden de dwergen hem met een
+gouden tooverharp, en zetten hem op een van hun eigen schepen en zonden
+hem de wijde wereld in. Toen de boot langzaam uit het onderaardsche
+duister kwam en over den drempel van Nain, het gebied van den dwerg des
+doods, ging, zat Bragi, de schoone en zuivere jonge god, die tot nu toe
+geen teekenen van leven had gegeven, plotseling <span class="pagenum">[<a id="pb100" href="#pb100" name="pb100">100</a>]</span>overeind, greep zijn gouden harp die naast hem
+lag, en begon het wonderbare lied van het leven te zingen, dat soms ten
+hemel steeg en dan zonk tot het vreeslijk gebied van Hel, de godin van
+den dood.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Yggdrasils esch is</p>
+<p class="line">Van alle boomen &rsquo;t schoonst,</p>
+<p class="line">En van alle schepen Skidbladnir;</p>
+<p class="line">Van de Aesir, Odin,</p>
+<p class="line">Van de paarden Sleipnir;</p>
+<p class="line">Bifr&ouml;st van de bruggen,</p>
+<p class="line">Van de dichters Bragi.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Lied van Grimnir.</i></p>
+<p>Terwijl hij speelde, gleed het schip zacht over de door de zon
+beschenen wateren en naderde weldra de kust. Bragi ging toen te voet
+verder, zijn weg banend door het kale en zwijgende bosch, spelend
+terwijl hij liep. Op het geluid van zijn teere muziek begonnen de
+boomen te knoppen en te bloeien, en het gras onder zijn voeten werd met
+tallooze bloemen gesierd.</p>
+<div class="figure xd20e3851width" id="p100"><img src="images/p100.jpg"
+alt="Idoen" width="720" height="492">
+<p class="figureHead"><span class="corr" id="xd20e3853" title="Bron: Idun">Idoen</span></p>
+<p class="firstpar">B. E. Ward.</p>
+</div>
+<p>Hier ontmoette hij Idoen, dochter van Ivald, de schoone godin van
+onsterflijke jeugd, wie de dwergen toestonden de aarde van tijd tot
+tijd te bezoeken, terwijl, bij haar nadering, de natuur steeds haar
+lieflijksten en bekoorlijksten aanblik kreeg.</p>
+<p>Het was te verwachten, dat twee zulke wezens zich tot elkaar zouden
+voelen aangetrokken, en Bragi kreeg de schoone godin tot vrouw. Samen
+<span class="corr" id="xd20e3862" title="Bron: haasten">haastten</span>
+zij zich naar Asgard, waar beiden hartelijk welkom werden geheeten, en
+waar Odin, na runen te hebben getrokken op Bragi&rsquo;s tong, besloot,
+dat hij de hemelsche minstreel en dichter zou zijn van liederen op de
+goden en de helden die hij ontving in het Valhalla.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Vereering van Bragi.</h3>
+<p class="firstpar">Daar Bragi de god was van po&euml;zie,
+welsprekendheid en zang, noemden de noordelijke volken de po&euml;zie
+ook <span class="pagenum">[<a id="pb101" href="#pb101" name="pb101">101</a>]</span>naar hem, en Skalden van beide geslachten werden
+dikwijls aangeduid als Bragi-mannen of Bragi-vrouwen. Bragi werd
+hoogge&euml;erd door alle noordelijke volken, en daarom werd zijn
+gezondheid altijd gedronken bij plechtige of feestelijke gelegenheden,
+maar vooral bij begrafenisplechtigheden en bij <span class="corr" id="xd20e3872" title="Bron: Yultijdvieringen">Yuletijdvieringen</span>.</p>
+<p>Wanneer het tijd was om een dronk op hem in te stellen, die gediend
+werd in bekers in den vorm van een schip en die Bragaful heetten, werd
+eerst het heilige teeken van den hamer er over gemaakt. Dan verbond
+zich de nieuwe heer of het hoofd van de familie plechtig tot de eene of
+andere dappere daad, die hij binnen het jaar moest volvoeren, tenzij
+hij als eerloos wilde zijn beschouwd. Zijn voorbeeld volgend legden al
+de gasten gewoonlijk dezelfde gelofte af en zeiden wat zij zouden doen,
+en daar sommigen hunner, die eerst hadden gedronken, al te vrij
+praatten over hun voornemens bij deze gelegenheden, schijnt deze
+gewoonte den naam van den god te hebben verbonden met het gemeenzame
+maar typische Engelsche werkwoord &ldquo;to brag&rdquo; (pochen).</p>
+<p>In de kunst wordt Bragi gewoonlijk voorgesteld als een oudachtig man
+met lang wit haar en baard, die de gouden harp vasthoudt, waaraan zijn
+vingers zulke tooverachtige wijzen konden ontlokken. <span class="pagenum">[<a id="pb102" href="#pb102" name="pb102">102</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch7" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk VII: Idoen.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De appels van de jeugd.</h3>
+<p class="firstpar">Idoen, de verpersoonlijking van de lente of de
+onsterflijke jeugd, die, volgens sommige mythologen, niet geboren was
+en nooit den dood zou behoeven te smaken, werd hartelijk welkom
+geheeten door de goden, toen zij met Bragi in Asgard verscheen. Ten
+einde verder hunne genegenheden te winnen beloofde zij hen dat zij
+elken dag mochten proeven van de wonderbare appelen die zij in haar
+doos had, en die eeuwige jeugd en lieflijkheid konden mededeelen aan
+allen die er van kregen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De gouden appels</p>
+<p class="line">Uit haren tuin</p>
+<p class="line">Schonken een gaaf u van jeugd,</p>
+<p class="line">At gij ze iederen dag.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Wagner.</i></p>
+<p>Dank zij deze tooverkrachtige vrucht hielden de Skandinavische
+goden, die, omdat zij uit een gemengd ras ontsproten, niet allen
+onsterflijk waren, de nadering van den <span class="corr" id="xd20e3903" title="Bron: ouderom">ouderdom</span> en van ziekte van
+zich af, en bleven sterk, schoon en jong tallooze eeuwen. Deze appelen
+werden daarom als zeer kostbaar beschouwd en Idoen bewaarde ze
+zorgvuldig in haar tooverdoos. Hoe vele zij er ook uit nam, hetzelfde
+getal bleef altijd aanwezig om uit te deelen op het feest der goden,
+aan wie zij alleen toestond er van te proeven, ofschoon dwergen en
+<span class="corr" id="xd20e3906" title="Bron: goden">reuzen</span> ook
+gaarne de vruchten zouden hebben.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Schoon&rsquo; Idoena, die nooit sterft,</p>
+<p class="line">Die door Valhals zalen zwerft,</p>
+<p class="line">Is een rijke schat betrouwd</p>
+<p class="line">In haar doos met app&rsquo;len goud,</p>
+<p class="line">Zulke wond&rsquo;re vruchten geven</p>
+<p class="line">Aesir kracht ten eeuw&rsquo;gen leven.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb103" href="#pb103" name="pb103">103</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De geschiedenis van Thiassi.</h3>
+<p class="firstpar">Op zekeren dag trokken Odin, Hoenir en Loki uit op
+een van hun gewone tochten naar de aarde, en, nadat zij langen tijd
+hadden gezworven, bevonden zij zich in een verlaten streek, waar zij
+geen gastvrij dak konden vinden. Moe en heel hongerig bespeurden de
+goden een kudde ossen en doodden een van de beesten, en een vuur
+ontstoken hebbende, gingen zij er bij zitten terwijl zij wachtten
+totdat het vleesch gaar was.</p>
+<p>Tot hun verbazing echter bleef, trots de laaiende vlammen, het stuk
+volkomen rauw. Begrijpende dat er tooverij in het spel moest zijn,
+keken zij rond om te ontdekken wat hun braderij in de war bracht, toen
+zij een adelaar zagen die op een boom boven hen zat. Ziende dat de
+reizigers erg in hem hadden, sprak de vogel hen toe en erkende dat hij
+het was, die het vuur belette zijn gewoon werk te doen, maar hij bood
+aan, de betoovering weg te nemen als zij hem zooveel eten gaven als hij
+op kon. De goden vonden dit goed, waarop de vogel neerschoot en de
+vlammen aanwakkerde met zijn groote vleugels, en weldra was het vleesch
+gaar. De adelaar wilde toen drie-vierde meenemen, maar dit was te veel
+voor Loki, die een grooten stok nam, welke naast hem lag, en den
+gulzigen vogel begon af te rossen, vergetend dat hij bedreven was in
+tooverkunsten. Tot zijn groote teleurstelling merkte hij, dat het eene
+eind van den stok zich vasthechtte aan den rug van den adelaar, het
+andere aan zijn handen, en dat hij werd meegesleurd over steenen en
+door struiken, soms door de lucht, terwijl zijn armen bijna uit het lid
+werden gerukt. Te vergeefs schreeuwde hij om genade en smeekte den
+arend hem los te laten; de vogel vloog verder, totdat hij beloofde dat
+hij elken losprijs zou geven dien zijn overwinnaar wilde in ruil voor
+zijn <span class="corr" id="xd20e3934" title="Bron: wijsheid">vrijheid</span>.</p>
+<p>De schijn-adelaar, die de stormreus Thiassi was, stemde <span class="pagenum">[<a id="pb104" href="#pb104" name="pb104">104</a>]</span>ten
+slotte erin toe, Loki vrij te laten op &eacute;&eacute;n voorwaarde.
+Hij liet hem beloven met de plechtigste eeden, dat hij Idoen zou lokken
+uit Asgard, zoodat Thiassi haar en haar toovervruchten in zijn bezit
+zou krijgen.</p>
+<div class="figure xd20e3942width" id="p104"><img src="images/p104.jpg"
+alt="Loki en Thiassi" width="504" height="720">
+<p class="figureHead">Loki en Thiassi</p>
+<p class="firstpar">Dorothy Hardy.</p>
+</div>
+<p>Eindelijk vrijgelaten keerde Loki naar Odin en Hoenir terug, zorgde
+echter hun niet te vertellen op welke voorwaarde hij zijn vrijheid
+gekregen had; en toen zij weer in Asgard waren, begon hij plannen te
+maken hoe hij Idoen buiten de woning der goden zou kunnen lokken.
+Eenige dagen later, toen Bragi afwezig was op een van zijn
+minstreel-tochten, zocht Loki Idoen op in de boschjes van Brunnaker,
+waar zij verblijf hield, en beschreef sluw eenige appelen die op
+kleinen afstand groeiden, en die, zooals hij valschelijk beweerde,
+volkomen op de hare geleken; zoo lokte hij haar uit Asgard met een
+kristallen schotel vol vruchten, die zij wilde vergelijken met de door
+hem geprezene. Zoodra Idoen buiten Asgard was, verliet haar de
+bedriegelijke Loki, en eer zij kon terugkeeren in de beschutting van de
+hemelsche woning, schoot de stormreus Thiassi neer van het noorden op
+zijn adelaarsvleugelen, nam haar in zijn felle klauwen, en droeg haar
+snel weg naar zijn kaal en eenzaam verblijf Thrym-heim.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Thrym-heim is het zesde waar</p>
+<p class="line">Thiassi woonde,</p>
+<p class="line">De almachtige J&ouml;tun.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Grimnir-lied.</i></p>
+<p>Ver van haar geliefde gezellen leed Idoen, werd bleek en bedroefd,
+maar weigerde beslist Thiassi ook maar iets van haar toovervruchten te
+laten proeven, die, zooals hij wel wist, hem schoon zouden maken en
+zijn kracht en jeugd hernieuwen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Van elk ongeval</p>
+<p class="line">Dat trof Odins hal,</p>
+<p class="line">Is de lage Loki schuld;</p>
+<p class="line">Uit Valhalla&rsquo;s paleizen</p>
+<p class="line"><span class="pagenum">[<a id="pb105" href="#pb105"
+name="pb105">105</a>]</span>Heeft hij zoet&rsquo; Idoena genood</p>
+<p class="line">Die bij zich had</p>
+<p class="line">Der applen schat,</p>
+<p class="line">Welke d&rsquo;Aesir nooit doen grijzen,</p>
+<p class="line">Dat Thiassis toren z&rsquo; omsloot.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>De tijd verliep. De goden, denkend dat Idoen met haar man mee was en
+weldra zou terugkeeren, letten eerst niet op haar afwezigheid, maar
+langzamerhand verdween de gunstige werking van het laatste appelmaal.
+Zij begonnen te voelen dat de ouderdom kwam en zagen hun jeugd en
+schoonheid verdwijnen; dus werden zij ongerust en begonnen naar de
+godin, die er niet was, te zoeken.</p>
+<p>IJverige nasporing bracht het feit aan het licht dat zij het laatst
+was gezien in gezelschap van Loki, en toen Odin hem streng ter
+verantwoording riep, moest hij bekennen dat hij haar bedrieglijk had
+overgegeven in de macht van den stormreus.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Door zijn spottend, boos gezicht</p>
+<p class="line">Kwam &rsquo;t in Valhal snel aan &rsquo;t licht,</p>
+<p class="line">Dat door Loki&rsquo;s leugenmacht</p>
+<p class="line">D&rsquo; arme Idoen was gebracht</p>
+<p class="line">Om in donkren toren</p>
+<p class="line">J&ouml;tun toe te hooren.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De terugkomst van Idoen.</h3>
+<p class="firstpar">De houding van de goden werd nu zeer dreigend, en
+Loki begreep, dat, als hij geen middelen verzon om de godin terug te
+halen, wel spoedig zijn leven in groot gevaar zou zijn.</p>
+<p>Hij verzekerde de goden dus, dat hij alles in het werk zou stellen
+om de bevrijding van Idoen te bewerken, en leende Freya&rsquo;s
+valkenvederen en vloog naar Thrym-heim, waar hij Idoen alleen vond,
+bitter bedroefd over haar ballingschap uit Asgard en van haar geliefden
+Bragi. De schoone godin, volgens sommige overleveringen in <span class="pagenum">[<a id="pb106" href="#pb106" name="pb106">106</a>]</span>een
+noot, volgens andere in een zwaluw veranderend, greep Loki haar stevig
+tusschen zijn klauwen en vloog snel terug naar Asgard, in de hoop dat
+hij het schut van haar hooge muren zou bereiken eer Thiassi terugkwam
+van een vischvangst in de wonderlijke zee&euml;n waarheen hij was
+gegaan.</p>
+<p>Intusschen hadden zich de goden verzameld op de wallen van de
+hemelsche stad, en zij wachtten Loki&rsquo;s terugkomst met veel
+sterker spanning af, dan zij voor Odin hadden gevoeld toen hij
+Od-hroerir zocht. Terwijl zij zich het succes van hun list bij die
+gelegenheid herinnerden, hadden zij groote massa&rsquo;s brandstof
+opgestapeld, die zij elk oogenblik in vlam konden zetten.</p>
+<p>Plotseling zagen zij Loki komen, maar ontdekten achter hem een
+grooten adelaar. Dit was de reus Thiassi die plotseling was
+teruggekeerd van Thrym-heim en merkte dat zijn gevangene door een valk
+was geroofd, waarin hij dadelijk een van de goden herkende. Haastig had
+hij zijn arendsveeren aangetrokken en was dadelijk op jacht gegaan en
+haalde vlug zijn buit in. Loki verdubbelde zijn pogingen toen hij de
+muren van Asgard naderde, en eer Thiassi hem inhaalde, bereikte hij het
+eindpunt en zonk uitgeput in het midden der goden neer. Onmiddellijk
+stak men de opgehoopte brandstof aan, en toen de achtervolgende Thiassi
+over de muren kwam op zijn beurt, deden de vlammen en de rook hem
+verminkt en half bewusteloos op den grond vallen, een gemakkelijken
+buit voor de goden, die onbarmhartig op hem aanvielen en hem
+afmaakten.</p>
+<p>De Aesir waren overgelukkig nu zij Idoen hadden teruggevonden, en
+zij namen snel van de kostelijke appelen, die zij behouden had
+teruggebracht. Toen zij hun gewone kracht en goed uitzicht voelden
+terugkeeren bij elken beet dien zij aten, verklaarden zij goedaardig
+dat het geen wonder was, als zelfs de reuzen de appels <span class="pagenum">[<a id="pb107" href="#pb107" name="pb107">107</a>]</span>der
+eeuwige jeugd trachtten te proeven. Zij besloten dus dat zij
+Thiassi&rsquo;s oogen als een sterrebeeld aan den hemel zouden zetten,
+om elk gevoel van wrok weg te nemen dat zijn bloedverwanten zouden
+kunnen koesteren als zij hoorden dat hij gedood was.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Op werp ik de oogen</p>
+<p class="line">Van Alvadi&rsquo;s zoon</p>
+<p class="line">In de hemelen hel:</p>
+<p class="line">Zij duiden de grootste</p>
+<p class="line">Van al mijne daden.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Harbard-lied.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De godin van de lente.</h3>
+<p class="firstpar">De natuurlijke verklaring van deze mythen is voor
+de hand liggend. Idoen, het zinnebeeld van den plantengroei, wordt in
+den herfst met geweld weggesleept, als Bragi afwezig is en het zingen
+der vogels heeft opgehouden. De koude winterwind, Thiassi, houdt haar
+in het ijzige, barre Noorden, waar zij het niet kan vinden, tot Loki,
+de zuidenwind, het zaad of de zwaluw terugbrengt, die beide voorloopers
+zijn van de terugkeerende lente. De jeugd, schoonheid en kracht, door
+Idoen verleend, symboliseeren de herleving der natuur in het voorjaar
+na den slaap van den winter, als kleur en kracht bij de aarde
+wederkeeren, die gerimpeld en grijs geworden was.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Idoen valt in de onderwereld.</h3>
+<p class="firstpar">Daar de verdwijning van Idoen (plantengroei) een
+jaarlijksche gebeurtenis was, kunnen wij verwachten andere mythen te
+vinden, die zich met dit treffende verschijnsel bezig houden, en er is
+een andere geliefkoosde mythe van de oude zangers, die, helaas, ons
+slechts in een fragmentaire en zeer onvolledige gestalte heeft bereikt.
+Volgens deze overlevering zat Idoen eens op de takken van den heiligen
+esch Yggdrasil, toen zij plotseling duizelig werd en haar houvast kwijt
+raakte en op <span class="pagenum">[<a id="pb108" href="#pb108" name="pb108">108</a>]</span>den grond viel, tot de diepste diepten van
+Nevelheim. Daar lag zij, bleek en stijf, starend met onbeweeglijke en
+verschrikte oogen op de sombere visioenen die het Hellegebied opdringt,
+heftig bevend als iemand die door felle koude wordt gekweld.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In de diepten woont</p>
+<p class="line">De alwetende Dis,</p>
+<p class="line">Van Yggdrasils</p>
+<p class="line">Esch zonk neer,</p>
+<p class="line">Van elfenras,</p>
+<p class="line">Idoen genaamd,</p>
+<p class="line">Het jongste van Ivaldi&rsquo;s</p>
+<p class="line">Oud&rsquo;re kindren.</p>
+<p class="line">Slecht bekwam</p>
+<p class="line">Haar de val</p>
+<p class="line">Onder den boom</p>
+<p class="line">Den grijzigen.</p>
+<p class="line">Zij kon niet blij zijn nu</p>
+<p class="line">Met Norvi&rsquo;s dochter,</p>
+<p class="line">Gewend aan vroolijker</p>
+<p class="line">Woning thuis.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Odins Ravenzang.</i></p>
+<p>Ziende dat zij niet terugkwam, beval Odin Bragi, Heimdall en een
+ander van de goden haar te gaan zoeken en gaf hun een witte wolfshuid
+mee om haar in te wikkelen, zoodat zij niet van de koude zou te lijden
+hebben; hij gebood hun alles in het werk te stellen om haar op te
+wekken uit de verdooving&mdash;want krachtens zijn voorwetenschap wist
+hij dat deze over haar gekomen was,</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zij gaven haar een wolfshuid</p>
+<p class="line">Waarin zij zich kleedde.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Odins Ravenzang.</i></p>
+<p>Idoen liet lijdelijk toe, dat de goden haar in de warme wolfshuid
+wikkelden, maar zij weigerde hardnekkig te spreken of zich te bewegen,
+en op grond van haar vreemde manieren vermoedde haar man met droefheid
+dat zij een visioen had van zeer nare dingen. De tranen stroomden
+onophoudelijk van hare bleeke wangen, en Bragi, <span class="pagenum">[<a id="pb109" href="#pb109" name="pb109">109</a>]</span>overstelpt door haar ellende, vroeg eindelijk de
+andere goden zonder hem naar Asgard terug te keeren, zeggend dat hij
+bij zijn vrouw wilde blijven totdat zij Hels jammerlijk gebied weer
+verlaten kon. Het gezicht van haar smart drukte hem z&oacute;&oacute;
+neer, dat hij geen lust had in zijn gewone vroolijke liederen, en de
+snaren van zijn harp waren stom terwijl hij in de onderwereld was.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Die zachte zephyr suist langs bloemenweiden,</p>
+<p class="line">Of Bragi&rsquo;s toonen van zijn snaren glijden.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-verhalen van het noorden (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>In deze mythe beteekent Idoens val van Yggdrasil het vallen van de
+bladeren in den herfst, die bleek en hulpeloos op den kouden, kalen
+grond liggen, totdat zij aan het oog worden onttrokken door de sneeuw,
+voorgesteld door de wolfshuid, die Odin, de lucht, zendt om ze warm te
+houden; en het zwijgen van de liederen der vogels is verder aangeduid
+door Bragi&rsquo;s zwijgende harp. <span class="pagenum">[<a id="pb110"
+href="#pb110" name="pb110">110</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch8" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk VIII: Ni&ouml;rd.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Een gijzelaar bij de goden.</h3>
+<p class="firstpar">Wij hebben reeds gezien, hoe de Aesir en
+Vana&rsquo;s gijzelaars wisselden na den verschrikkelijken oorlog dien
+zij hadden gevoerd, en dat, terwijl Hoenir, Odins broeder, in Vana-heim
+ging wonen, Ni&ouml;rd, met zijn twee kinderen, Frey en Freya, voor
+goed verblijf hield in Asgard.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In Vana-heim</p>
+<p class="line">Schiepen hem wijze machten,</p>
+<p class="line">En gaven den goden een gijzelaar.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vafthrudnir-lied.</i></p>
+<p>Als heer van de winden en van de zee bij de kust kreeg Ni&ouml;rd
+het paleis N&ocirc;at&ucirc;n, bij de zeekust, waar&mdash;zoo hooren
+wij&mdash;hij de hevige stormen stilde, door Aegir, den god van de
+diepe zee gewekt.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ni&ouml;rd, de god van storm, &rsquo;t zeevolk
+bekend,</p>
+<p class="line">Daarboven niet in Van-heim groot gebracht,</p>
+<p class="line">Bij menschen, blijft den goden gijzelaar;</p>
+<p class="line">Kent elken mond en elke rotsige kreek,</p>
+<p class="line">Omgord met pijnbosch, kent de banken, waar</p>
+<p class="line">Zeevogels schreeuwen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Hij strekte zijn bijzondere zorg uit over handel en visscherij, twee
+bezigheden die men met voordeel slechts kon verrichten in de korte
+zomermaanden, waarvan hij in zekeren zin als de verpersoonlijking
+gold.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De god van den zomer.</h3>
+<p class="firstpar">Ni&ouml;rd wordt in de kunst voorgesteld als een
+heel lieflijke god, in den bloei des levens, gehuld in een soort groene
+tunica, met een kroon van schelpen en zeegras op zijn hoofd, of een
+bruingeranden hoed, versierd met arends- of reigerveeren. Als
+verpersoonlijking van den zomer werd hij aangeroepen om de woedende
+stormen te stillen, die de kusten gedurende de wintermaanden
+<span class="pagenum">[<a id="pb111" href="#pb111" name="pb111">111</a>]</span>woest maakten. Ook riep men hem aan om de warmte
+van de lente te bespoedigen en zoo de wintervuren uit te dooven.</p>
+<p>Daar de landbouw enkel in de zomermaanden beoefend werd en
+voornamelijk langs de fjorden of inhammen van de zee, werd Ni&ouml;rd
+ook aangeroepen om gunstige oogsten te schenken, want men zeide dat hij
+gaarne welvaart schonk aan hen die op hem vertrouwden.</p>
+<p>Ni&ouml;rds eerste vrouw was, volgens sommigen, zijn zuster Nerthus,
+moeder aarde, die in Duitschland met Frigga vereenzelvigd werd, zooals
+wij hebben gezien, maar in Skandinavi&euml; als een afzonderlijke godin
+gold.</p>
+<p>Ni&ouml;rd moest haar echter verlaten toen hij naar Asgard werd
+geroepen, waar hij een van de twaalf zetels kreeg in de groote
+vergaderzaal, en alle samenkomsten der goden bijwoonde, terwijl hij
+slechts naar N&ocirc;at&ucirc;n ging, als de Aesir zijn diensten niet
+noodig hadden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">N&ocirc;at&ucirc;n is het elfde,</p>
+<p class="line">Daar heeft Ni&ouml;rd zich</p>
+<p class="line">Zelf een huis gebouwd,</p>
+<p class="line">Der menschen heer;</p>
+<p class="line">Zonder zonde</p>
+<p class="line">Bestuurt hij de hooge hal.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Grimnir-lied.</i></p>
+<p>In zijn huis aan de zeekust zag Ni&ouml;rd gaarne de zeemeeuwen af-
+en aanvliegen, en keek met genoegen naar de bevallige bewegingen van de
+zwanen, zijn geliefkoosde vogels, die hem heilig waren. Ook bracht hij
+menig uur door met te turen naar de kromme sprongen van de aardige
+zeehonden, die zich in den zonneschijn aan zijn voeten kwamen
+koesteren.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Skadi, godin van den winter.</h3>
+<p class="firstpar">Kort na Idoens terugkeer van Thrym-heim, en
+Thiassi&rsquo;s dood binnen de grenzen van Asgard, werden de vergaderde
+goden zeer verrast en teleurgesteld omdat zij <span class="pagenum">[<a id="pb112" href="#pb112" name="pb112">112</a>]</span>Skadi, de dochter van den reus, op zekeren dag
+in hun midden zagen verschijnen, om voldoening te vragen voor haars
+vaders dood. Ofschoon de dochter van een leelijken ouden Hrim-thurs,
+was Skadi, de godin van den winter, inderdaad zeer schoon, in haar
+zilveren wapenrusting, met haar blinkende speer, haar scherp gepunte
+pijlen, kort wit jachtgewaad, witte bonten beenstukken en breede
+sneeuwschoenen; en de goden moesten de rechtmatigheid van haar eisch
+erkennen, waarom zij de gewone boete ten zoen aanboden. Skadi was
+echter z&oacute;&oacute; boos dat zij eerst deze schikking afsloeg, en
+streng leven voor leven eischte, totdat Loki, die haar toorn wilde
+kalmeeren en die dacht dat, als hij haar koude lippen slechts tot een
+glimlach kon bewegen, het overige gemakkelijk genoeg zou gaan, allerlei
+grappen begon te maken. Zoo bond hij met een onzichtbaar touw een geit
+aan zich vast en maakte allerlei potsen die de geit nadeed; en het
+gezicht was z&oacute;&oacute; mal, dat al de goden in lachen
+uitbarstten en zelfs Skadi moest glimlachen.</p>
+<p>De goden maakten zich deze verzachte stemming ten nutte en wezen
+naar den hemel waar de oogen van haar vader als schitterende sterren
+gloeiden in het noordelijk halfrond. Zij zeiden dat zij hem daar hadden
+geplaatst om hem alle eer te bewijzen, en voegden er ten slotte aan
+toe, dat zij als man mocht kiezen een der goden die in de vergadering
+aanwezig was, bedingende dat zij tevreden zou zijn hun bekoorlijkheden
+te beoordeelen naar hun bloote voeten.</p>
+<p>Geblinddoekt, zoodat zij alleen de voeten van de goden kon zien die
+in een cirkel om haar heen stonden, keek Skadi rond en haar oog viel op
+een paar schoongevormde voeten. Zij wist zeker dat zij aan Balder, den
+god van het licht, moesten toebehooren, wiens gelaat haar bekoord had,
+en zij wees hun eigenaar als haar keuze aan.</p>
+<p>Toen de doek was weggenomen, ontdekte zij echter <span class="pagenum">[<a id="pb113" href="#pb113" name="pb113">113</a>]</span>tot
+haar spijt dat zij Ni&ouml;rd gekozen had, met wien zij verloofd was;
+maar trots haar teleurstelling bracht zij gelukkige wittebroodsweken in
+Asgard door, waar allen er genoegen in schenen te hebben haar te eeren.
+Vervolgens bracht Ni&ouml;rd zijn bruid naar zijn huis
+N&ocirc;at&ucirc;n, waar het eentonig geluid van de golven, het
+geschreeuw van de zeemeeuwen, en de kreten van de zeehonden
+Skadi&rsquo;s slaap z&oacute;&oacute; stoorden, dat zij ten slotte het
+voor onmogelijk verklaarde er langer te blijven, en zij haar man
+smeekte haar terug te brengen naar haar geboorteplaats Thrym-heim.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Slapen kon ik niet</p>
+<p class="line">Op mijn zeestrand bed,</p>
+<p class="line">Daar de zeevogels schreeuwden.</p>
+<p class="line">Daar wekt mij</p>
+<p class="line">Als van de golven hij komt</p>
+<p class="line">Elken luchtend de meeuw.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Ni&ouml;rd, die gaarne zijn pasgetrouwde vrouw genoegen deed,
+willigde haar verzoek in haar naar Thrym-heim te brengen, en er met
+haar te wonen negen van elke twaalf nachten, mits zij de overige drie
+met hem zou doorbrengen te N&ocirc;at&ucirc;n; maar toen hij den
+bergstreek naderde, scheen het gezicht van den wind in de pijnboomen,
+het gedonder van de lawinen, het gekraak van het ijs, het gedruisch der
+watervallen, en het gehuil der wolven hem even ondragelijk als het
+geluid van de zee het zijn vrouw had geschenen, en hij kon slechts blij
+zijn als zijn periode van ballingschap ge&euml;indigd was, en hij zich
+weer te N&ocirc;at&ucirc;n bevond.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&rsquo;k Ben moe van de bergen;</p>
+<p class="line">Niet lang was ik daar,</p>
+<p class="line">Negen nachten slechts;</p>
+<p class="line">&rsquo;t Gehuil der wolven</p>
+<p class="line">Klonk, vond ik, heel slecht</p>
+<p class="line">Bij den zang van de zwanen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i> <span class="pagenum">[<a id="pb114" href="#pb114" name="pb114">114</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De scheiding van Ni&ouml;rd en Skadi.</h3>
+<p class="firstpar">Gedurende eenigen tijd hielden Ni&ouml;rd en Skadi,
+die zomer en winter verbeelden, deze wisseling van woonplaats vol,
+terwijl de vrouw de drie korte zomermaanden aan de zee doorbracht, en
+hij tegen zijn zin bij haar in <span class="corr" id="xd20e4247" title="Bron: Thrymheim">Thrym-heim</span> bleef gedurende de negen lange
+wintermaanden. Maar, ten slotte bevindend dat hun smaken nooit samen
+zouden kunnen gaan, besloten zij voor goed te scheiden, en keerden naar
+hun respectieve woonplaatsen terug, waar elk zich kon bezighouden op de
+manier die hem door gewoonte lief geworden was.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Thrym-heim, zoo heet het,</p>
+<p class="line">Waar Thjasse woonde,</p>
+<p class="line">Die stroom-sterke reus;</p>
+<p class="line">Maar Skade toeft nu,</p>
+<p class="line">Zuivere godenbruid,</p>
+<p class="line">In haars vaders veste.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Skadi vatte haar oud jachtbedrijf weer op, en verliet haar gebied
+alleen weer om te huwen met den half-historischen Odin, wien zij een
+zoon, Seaming geheeten, baarde, den eersten koning van Noorwegen, en
+den vooronderstelden stichter van het vorstelijke ras, dat lang dat
+land heeft geregeerd.</p>
+<p>Volgens andere verhalen echter trouwde Skadi met Uhler, den
+wintergod. Daar Skadi een ervaren scherpschutter is, wordt zij met pijl
+en boog afgebeeld, en, als godin van de jacht, wordt zij gewoonlijk
+vergezeld door een van de wolfachtige Eskimo-honden die in het Noorden
+voorkomen. Skadi werd aangeroepen door jagers en winterreizigers, wier
+slede zij over sneeuw en ijs voerde en die zij dan hun bestemming
+behouden deed bereiken.</p>
+<p>Skadi&rsquo;s toorn tegen de goden, die haar vader, den stormreus,
+hadden verslagen, is een beeld van de onbuigzame <span class="pagenum">[<a id="pb115" href="#pb115" name="pb115">115</a>]</span>strengheid der in ijs gehulde aarde, die, ten
+slotte verzacht door het dartele spel van Loki (de heete bliksem)
+glimlacht en de omhelzing van Ni&ouml;rd (zomer) goedvindt. Zijn liefde
+kon haar echter niet meer dan drie maanden van het jaar (in de mythe
+door nachten aangeduid) houden, en zij verlangt in stilte altijd naar
+de winterstormen en haar gewone bezigheden tusschen de bergen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De vereering van Ni&ouml;rd.</h3>
+<p class="firstpar">Men geloofde dat Ni&ouml;rd de schepen zegende die
+in en uit de haven gingen, en zijn tempels lagen aan de zeekust; daar
+werden gewoonlijk eeden gezworen in zijn naam, en zijn gezondheid werd
+bij iederen maaltijd ingesteld, waar hij altijd met zijn zoon Frey werd
+samengenoemd.</p>
+<p>Daar men dacht dat alle waterplanten hem toebehoorden, stond de
+zeespons in het noorden bekend als &ldquo;Ni&ouml;rds
+handschoen&rdquo;, een naam die tot voor kort bewaard bleef, toen
+dezelfde plant door het volk herdoopt werd in &ldquo;Hand der
+Maagd&rdquo;. <span class="pagenum">[<a id="pb116" href="#pb116" name="pb116">116</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch9" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk IX: Frey.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De god van het elfenland.</h3>
+<p class="firstpar">Frey, of Froh, zooals hij in Duitschland heette,
+was de zoon van Ni&ouml;rd en Nerthus, of van Ni&ouml;rd en Skadi, en
+werd geboren in Vanaheim. Daarom behoorde hij tot het ras van de
+Vana&rsquo;s, de goden van water en lucht, maar werd hartelijk welkom
+geheeten in Asgard toen hij er kwam als gijzelaar met zijn vader. Daar
+het onder de noordelijke volken gebruik was een kind een groot geschenk
+te geven wanneer het zijn eersten tand kreeg, gaven de Aesir het kind
+Frey het schoone land Alf-heim of Elfenland, het verblijf der
+Lichtelfen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Alf-heim werd aan Frey</p>
+<p class="line">Door de goden gegeven</p>
+<p class="line">Eens als tandgeschenk.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Hier ging Frey, de god van den gouden zonneschijn en de warme
+zomerbuien, wonen, bekoord door het gezelschap van de elfen en
+fee&euml;n, die blindelings zijn bevelen gehoorzaamden, en op een
+teeken van hem af en aan zweefden, terwijl zij alle goeds deden dat in
+haar macht stond, want zij waren buitengewoon weldadige geesten.</p>
+<p>Frey kreeg van de goden ook een wonderbaar zwaard (een beeld van de
+zonnestralen), dat de macht had met goed gevolg en uit zich zelf te
+strijden zoodra het uit de scheede getrokken was. Frey zwaaide dit
+vooral tegen de vorstreuzen, die hij bijna even sterk haatte als Thor,
+en omdat hij dit schitterende wapen droeg, is hij soms verward met den
+zwaardgod Tyr of Saxnot.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Met een kortgreep&rsquo;gen hamer strijdt de machtige
+Thor,</p>
+<p class="line">Freys zwaard is slechts lang &eacute;&eacute;n el.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-vertellingen van het noorden
+(R. B. Anderson).</i></p>
+<p>De dwergen van Svart-alfa-heim gaven Frey het goudborstelige zwijn
+Gullin-bursti (de goudborstelige) een verpersoonlijking <span class="pagenum">[<a id="pb117" href="#pb117" name="pb117">117</a>]</span>van
+de zon. De schitterende borstels van dit dier werden symbolisch
+verklaard &ograve;f als de zonnestralen, &ograve;f als het gouden graan
+dat op zijn bevel golfde over de oogstlanden van Midgard, &ograve;f als
+de landbouw, want het wildzwijn (dat met zijn scherpen snuit den grond
+omwoelt) werd geacht de menschheid het eerst geleerd te hebben hoe zij
+ploegen moest.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">Daar was Frey en zat</p>
+<p class="line">Op &rsquo;t goudborstelig zwijn, dat&mdash;zeggen
+zij&mdash;</p>
+<p class="line">Ploegde de bruine aard&rsquo;, ze maakte groen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Minnaars van Goedroen (William
+Morris).</i></p>
+<p>Frey reed soms schrijlings op dit wonderbare zwijn, welks snelheid
+zeer groot was en spande het op andere tijden voor den gouden wagen,
+die&mdash;zooals men zeide&mdash;de vruchten en bloemen bevatte welke
+hij kwistig over de aarde uitstrooide.</p>
+<p>Frey was bovendien de trotsche bezitter van het onverschrokken ros
+Blodug-hofi, dat op zijn bevel door vuur en water zou ijlen, maar ook
+van het tooverschip Skidbladnir, een verpersoonlijking van de wolken.
+Dit schip, dat over land en zee voer, werd altijd door gunstige winden
+voortgestuwd, en was z&oacute;&oacute; elastisch dat, terwijl het
+voldoende groote afmetingen kon aannemen om de goden te dragen, hun
+paarden en heel hun uitrusting, het ook als een doek kon worden
+opgevouwen en in den zak gestoken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ivaldi&rsquo;s zonen</p>
+<p class="line">Werkten in dagen van ouds</p>
+<p class="line">Om te maken Skidbladnir,</p>
+<p class="line">Het beste schip</p>
+<p class="line">Voor den schoonen Frey,</p>
+<p class="line">Ni&ouml;rds goeden zoon.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Grimnir-lied.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het dingen om Gerda&rsquo;s hand.</h3>
+<p class="firstpar">In een van de Edda-liederen wordt verteld dat Frey
+<span class="pagenum">[<a id="pb118" href="#pb118" name="pb118">118</a>]</span>eens Odins troon, Hlidskialf, durfde beklimmen,
+van welken hoogen zetel zijn blik over de wijde wereld zwierf. Toen hij
+naar het bevroren noorden keek, zag hij een schoon jong meisje het huis
+van den vorstreus Gymir binnengaan, en toen zij haar hand ophief om de
+klink op te lichten, bestraalde haar schitterende schoonheid zee en
+lucht.</p>
+<p>Een oogenblik later verdween dit lieflijke wezen, wier naam Gerda
+was en die men beschouwt als een verpersoonlijking van het flitsende
+noorderlicht, in het huis haars vaders, en Frey keerde in gedachten
+terug naar Alfheim, terwijl zijn hart vervuld was met het verlangen dit
+mooie meisje zijn vrouw te maken. Smoorlijk verliefd was hij
+zwaarmoedig en in de hoogste mate verstrooid, en begon zich
+z&oacute;&oacute; vreemd aan te stellen, dat zijn vader, Ni&ouml;rd,
+zeer ongerust werd over zijn gezondheid, en zijn trouwen knecht Skirnir
+beval de oorzaak van deze plotselinge verandering te ontdekken. Na veel
+overreding kreeg Skirnir ten slotte van Frey een verslag aangaande zijn
+beklimmen van Hlidskialf, en van het mooie schouwspel dat hij had
+gezien. Hij bekende zijn liefde en ook zijn uiterste wanhoop, want daar
+Gerda de dochter was van Gymir en Angur-boda, en een bloedverwante van
+den vermoorden reus Thiassi, vreesde hij, dat zij hem nooit gunstig
+ontvangen zou.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In Gymirs hof heb &rsquo;k haar geschouwd,</p>
+<p class="line">De maagd die mij gevangen houdt;</p>
+<p class="line">Haar sneeuwwitt&rsquo; armen, blank gezicht</p>
+<p class="line">Wierpen op aard&rsquo; en zee hun licht.</p>
+<p class="line">Haar min ik meer dan ooit voorheen</p>
+<p class="line">Een meisj&rsquo; een jongling dierbaar scheen;</p>
+<p class="line">Maar elf en god die &rsquo;t al gebiedt</p>
+<p class="line">Gunt ons &rsquo;t geluk der liefde niet.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Skirners lied.</i></p>
+<p>Maar Skirnir antwoordde troostend dat hij geen reden kon zien waarom
+zijn meester een zoo wanhopigen blik op <span class="pagenum">[<a id="pb119" href="#pb119" name="pb119">119</a>]</span>de zaak zou hebben,
+en hij bood aan, het meisje in zijn naam te gaan vragen, mits Frey hem
+zijn paard voor de reis wilde leenen en hem zijn blinkend zwaard geven
+tot loon.</p>
+<p>Overgelukkig in het vooruitzicht dat hij de schoone Gerda zou
+winnen, gaf Frey Skirnir gaarne het blinkende zwaard, en stond hem toe
+zijn paard te gebruiken. Maar hij verzonk spoedig weer in den
+droomerigen staat die hem gewoon was geworden sinds hij verliefd
+geworden was, en zoo merkte hij niet dat Skirnir nog bij hem talmde, en
+ook niet dat hij handig de spiegeling van zijn gelaat van het oppervlak
+der beek stal waaraan hij gezeten was, en dat hij ze sloot in den
+drinkhoren, met het plan &ldquo;ze uit te storten in Gerda&rsquo;s
+beker, en door de schoonheid er van het hart der reuzin voor den heer
+te winnen&rdquo; in wiens dienst hij nu uit vrijen ging. Toegerust met
+dit portret, met elf gouden appelen en met den tooverring Draupnir,
+reed Skirnir nu naar J&ouml;tun-heim om zijn opdracht uit te voeren.
+Toen hij bij Gymirs woning kwam, hoorde hij het luid en voortdurend
+gehuil van zijn wachthonden, die de winterwinden verpersoonlijkten. Een
+herder die zijn kudde in de nabijheid hoedde, vertelde hem, in antwoord
+op zijn vraag, dat men onmogelijk het huis kon naderen vanwege den
+vlammenmuur die het omringde; maar Skirnir, wetende dat Blodug-hofi
+door alle vuur heen kon, gaf zijn paard de sporen, en reed zonder
+letsel naar de deur van den reus en was weldra in tegenwoordigheid van
+de lieflijke Gerda.</p>
+<p>Opdat het mooie meisje een gunstig oor zou leenen aan de voorstellen
+van zijn meester, toonde Skirnir haar het gestolen portret en haalde
+voor den dag de gouden appelen en den <span class="corr" id="xd20e4390"
+title="Bron: tooverrring">tooverring</span>, die zij echter met
+hoogheid afwees, zeggend dat haar vader genoeg goud had en meer dan
+genoeg. <span class="pagenum">[<a id="pb120" href="#pb120" name="pb120">120</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ik neem niet aan dien wondren ring</p>
+<p class="line">Schoon &rsquo;k hem van Balders schat ontving;</p>
+<p class="line">&rsquo;k Behoef geen goud in Gymers hal</p>
+<p class="line">Daar &rsquo;t mij mijn vader geven zal.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Skirners lied.</i></p>
+<p>Boos omdat zij het goud versmaadde, dreigde Skirnir nu haar met zijn
+tooverzwaard te onthoofden, maar daar dit het meisje in het minst niet
+bang maakte en zij hem met kalmte tartte, nam hij zijn toevlucht tot
+tooverkunst. Hij sneed runen in zijn stok en zeide haar, dat, als zij
+niet toegaf eer de bezwering klaar was, zij &ograve;f tot eeuwige
+maagdelijkheid zou veroordeeld zijn &ograve;f een vorstreus zou huwen
+dien zij nooit zou kunnen beminnen.</p>
+<div class="figure xd20e4411width" id="p120"><img src="images/p120.jpg"
+alt="Frey" width="517" height="720">
+<p class="figureHead">Frey</p>
+<p class="firstpar">Jacques Reich.</p>
+</div>
+<p>Verschrikt door de vreeslijke beschrijving van hare vreugdelooze
+toekomst in geval zij volhardde in hare weigering, stemde Gerda er
+eindelijk in toe Frey&rsquo;s vrouw te worden, en liet Skirnir gaan,
+met de belofte dat zij haar aanstaanden bruidegom op den negenden avond
+in het land Burri zou ontmoeten, het groene veld, waar zij zijn
+somberheid zou verdrijven en hem gelukkig zou maken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Burri is liefdes hoog verblijf</p>
+<p class="line">Na negen nachten, buiten kijf,</p>
+<p class="line">Krijgt sterken Niorders dapp&rsquo;re zoon</p>
+<p class="line">Daar Gerda&rsquo;s kus tot liefdeloon.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Skirners lied.</i></p>
+<p>Verheugd over zijn succes, ijlde Skirnir naar Alf-heim terug waar
+Frey met vreugde den uitslag van de reis kwam te vernemen. Toen hij
+hoorde dat Gerda er in had toegestemd zijn vrouw te worden, straalde
+zijn gelaat van geluk, maar toen Skirnir hem vertelde dat hij negen
+nachten geduld moest hebben, eer hij de hem toegezegde bruid zou kunnen
+zien, ging hij bedroefd weg, zeggende dat hem die tijd eindeloos zou
+schijnen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Lang is een nacht, en twee is meer,</p>
+<p class="line">Hoe draag &rsquo;k mijn smart ten derden keer?</p>
+<p class="line">Een maand van vreugde sneller vlucht</p>
+<p class="line">Dan halve nacht vol diep gezucht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Skirners lied.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb121" href="#pb121" name="pb121">121</a>]</span></p>
+<p>Trots deze minnaarswanhoop kwam de tijd van wachten echter tot een
+einde en Frey spoedde zich blijde naar het groene land, waar hij, trouw
+aan haar aanwijzing, Gerda vond, en zij werd zijn gelukkige vrouw en
+zat fier op haar troon naast hem.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Frey had Gerda tot vrouw;</p>
+<p class="line">Zij was Gymirs dochter,</p>
+<p class="line">Van J&ouml;tuns stam.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Volgens sommige mythologen is Gerda niet een verpersoonlijking van
+den noordelijken morgenstond maar van de aarde, die, hard, koud en
+onhandelbaar, de geschenken van schoonheid en vruchtbaarheid (appelen
+en ring), haar door den lentegod aangeboden, niet wil, de schitterende
+zonnestralen (Frey&rsquo;s zwaard) tart, en slechts zijn kus wil
+ontvangen, als zij verneemt dat zij anders tot voortdurende
+onvruchtbaarheid zal worden veroordeeld, of geheel zal worden
+overgegeven in de macht der reuzen (ijs en sneeuw). De negen nachten
+wachtens duiden de negen wintermaanden aan; als zij ten einde zijn,
+wordt de aarde de bruid van de zon, in de velden waar de boomen
+bladeren en bloesem doen uitloopen.</p>
+<p>Wij hooren dat Frey en Gerda de ouders werden van een zoon, Fiolnir
+geheeten, wiens geboorte Gerda troostte over het verlies van haren
+broeder Beli. Deze had Frey aangevallen en was door hem verslagen,
+ofschoon de zonnegod, berooid van zijn onge&euml;venaard zwaard, zich
+had moeten verdedigen met een hertshoorn dien hij snel van den muur
+zijner woning nam.</p>
+<p>Behalve den trouwen Skirnir had Frey twee andere dienstbaren, een
+gehuwd paar, Beyggvir en Beyla, de verpersoonlijkingen van molenafval
+en mest, twee ingredi&euml;nten die in den landbouw gebruikt worden om
+den grond vruchtbaar te maken, en daarom als Frey&rsquo;s getrouwe
+dienaren werden beschouwd, trots hun onaangename eigenschappen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb122" href="#pb122" name="pb122">122</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De historische Frey.</h3>
+<p class="firstpar">Snorro-Sturleson zegt in zijn
+&ldquo;Heimskringla&rdquo;, of kroniek van de oude Noorweegsche
+koningen, dat Frey een historisch persoon was die Ingvi-Frey heette, en
+in Upsala regeerde na den dood van den half-historischen Odin en
+Ni&ouml;rd. Onder zijn bestuur genoot het volk zulk een welvaart en
+vrede dat zij zeiden dat hun koning een god moest zijn. Zij begonnen
+hem dus als zoodanig aan te roepen, en trokken hun enthousiaste
+bewondering z&oacute;&oacute; ver, dat, toen hij stierf de priesters,
+die het feit niet openbaar durfden maken, hem in een aardhoop legden in
+plaats van zijn lichaam te verbranden, zooals tot nu toe gewoonte was
+geweest. Zij vertelden het volk toen dat Frey&mdash;wiens naam in het
+noorsch synoniem is met &ldquo;meester&rdquo;&mdash;&ldquo;in den
+aardhoop was gegaan&rdquo;, een uitdrukking die <span class="corr" id="xd20e4474" title="Bron: eventueel">uiteindelijk</span> de noorsche
+term voor den dood werd.</p>
+<p>Eerst drie jaren later ontdekte het volk, dat was voortgegaan met
+belasting te betalen aan den koning door geld, zilver en koper in de
+aardhoop te doen door drie verschillende openingen, dat Frey dood was.
+Daar hun vrede en voorspoed niet verstoord waren geworden, besloten zij
+dat zijn lijk nooit zou worden verbrand, en zoo voerden zij de gewoonte
+in, in een aardhoop te begraven, een gebruik dat te zijner tijd den
+brandstapel op vele plaatsen verving. Een van de drie aardhoopen bij
+Gamla Upsala heet nog naar den god. Zijn beelden stonden daar in den
+grooten tempel, en zijn naam werd behoorlijk te pas gebracht in alle
+plechtige eeden waarvan de gewone vorm luidde, &ldquo;Zoo helpe mij
+Frey, Ni&ouml;rd en de Almachtige Asa&rdquo; (Odin).</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Dienst van Frey.</h3>
+<p class="firstpar">Geen wapens werden ooit in Frey&rsquo;s tempels
+geduld; de beroemdste dier tempels waren te Throndhjeim in Noorwegen,
+<span class="pagenum">[<a id="pb123" href="#pb123" name="pb123">123</a>]</span>en te Thvera op IJsland. In deze tempels werden
+hem ossen of paarden geofferd, terwijl men een zwaren gouden ring
+doopte in het bloed van het offerdier eer de bovenvermelde eed er
+plechtig over werd uitgesproken.</p>
+<div class="figure xd20e4487width" id="p132"><img src="images/p132.jpg"
+alt="Freya" width="720" height="490">
+<p class="figureHead">Freya</p>
+<p class="firstpar">N. J. O. Blomm&eacute;r.</p>
+</div>
+<p>Frey&rsquo;s beelden, evenals die van alle andere Noorsche godheden,
+waren ruw gehouwen houtblokken, en het laatste van deze heilige beelden
+schijnt door Olaf den Heilige te zijn vernield, die, zooals wij hebben
+gezien, velen zijner onderdanen door dwang bekeerde. Daar hij verder de
+god was van den zonneschijn, de vruchtbaarheid, den vrede en de
+welvaart, werd Frey beschouwd als de patroon van paarden en ruiters, en
+de bevrijder van alle gevangenen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Frey is de beste</p>
+<p class="line">Van alle heeren</p>
+<p class="line">Onder de goden;</p>
+<p class="line">Hij wekt geen tranen</p>
+<p class="line">Bij meisjes of moeders;</p>
+<p class="line">Hij wil ontboeien</p>
+<p class="line">Hen die geketend zijn.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het Yule-feest.</h3>
+<p class="firstpar">E&eacute;ne maand van elk jaar, de Yulemaand of
+Thor-maand, werd beschouwd als aan Frey gewijd zoo goed als aan Thor,
+en begon met den langsten nacht van het jaar, die den naam droeg van
+Moeder Nacht. Deze maand was een tijd van feest en vreugde, want zij
+verkondigde de wederkomst van de zon. Het feest heette Yule (wiel)
+omdat men vooronderstelde dat de zon op een wiel geleek dat snel door
+de lucht draaide. Deze gelijkenis deed een eigenaardige gewoonte
+ontstaan in Engeland, Duitschland en langs de oevers van den Moezel.
+Tot zeer onlangs vergaderde het volk op een berg, om een groot houten
+wiel, dat met stroo omwikkeld was, in brand te steken, en dat dan, in
+lichtelaaie, den heuvel af te rollen, totdat het sissend in het water
+neerkwam. <span class="pagenum">[<a id="pb124" href="#pb124" name="pb124">124</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Weer and&rsquo;ren zoeken op een wiel, versleten,
+waardeloos,</p>
+<p class="line">Omwikk&rsquo;len het met stroo en touw, verbergen het
+een poos;</p>
+<p class="line">Zij sleepen &rsquo;t naar een heuveltop, het staat in
+vuur en gloed,</p>
+<p class="line">En went&rsquo;len het in duist&rsquo;ren nacht er af
+met heftigen spoed.</p>
+<p class="line">Zoo lijkt het op de zon, die komt dus van den hemel
+neer,</p>
+<p class="line">Het is een vreemd gezicht en wie het ziet, dien treft
+het zeer,</p>
+<p class="line">En zij gelooven dat al kwaad, dus wordt gesleept ter
+hel,</p>
+<p class="line">En nu, van smart en euvel vrij, zij leven kalm en
+wel.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Naogeorgus.</i></p>
+<p>Al de noordelijke rassen beschouwden het Yulefeest als het grootste
+van het jaar, en waren gewoon het te vieren met dansen, feesten en
+drinken, terwijl elke god bij name werd aangeroepen. De eerste
+Christenzendelingen, die de groote populariteit van dit feest
+bespeurden, dachten dat het best was op te wekken tot drinken op het
+welzijn van den Heer en zijn twaalf apostelen, toen zij voor het eerst
+de noordelijke heidenen begonnen te bekeeren. Ter eere van Frey at men
+bij deze gelegenheid varkensvleesch. Gekroond met laurier en rosmarijn
+werd de kop van het dier in de eetzaal gebracht met veel
+ceremonieel&mdash;een gewoonte die men lang in eere hield, zooals
+blijkt uit de volgende regels.</p>
+<div class="lgouter">
+<p lang="la" class="line">Caput Apri defero</p>
+<p lang="la" class="line">Reddens laudes Domino,</p>
+<p class="line">Den zwijnskop draag ik in mijn handen</p>
+<p class="line">Met rozemaryn en groenguirlanden;</p>
+<p class="line">Nu moet gij zingen allemaal</p>
+<p lang="la" class="line">Qui estis in convivio.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Queens College Deun, Oxford.</i></p>
+<p>De vader van het gezin legde zijn hand op den gewijden schotel, die
+&ldquo;het zwijn der verzoening&rdquo; heette, en bezwoer dat hij zijn
+familie trouw zou zijn en al zijn verplichtingen zou nakomen, een
+voorbeeld dat door alle aanwezigen werd gevolgd, van de hoogsten tot de
+laagsten. De schotel mocht slechts worden aangesneden door een man van
+onbevlekten naam en beproefden moed, want de zwijnskop was een gewijd
+zinnebeeld dat&mdash;zoo dacht men&mdash;elk met vrees vervulde. Om
+<span class="pagenum">[<a id="pb125" href="#pb125" name="pb125">125</a>]</span>die reden werd dikwijls <span class="corr" id="xd20e4564" title="Bron: eens">een</span> zwijnskop gebruikt als
+versiering voor de helmen der Noorsche koningen en helden, wier
+dapperheid buiten twijfel was.</p>
+<p>Daar Frey&rsquo;s naam Fro naar den klank dezelfde is als het woord
+dat in het Duitsch voor blijdschap wordt gebruikt, werd hij als de
+beschermer van alle vreugde beschouwd en werd steeds aangeroepen door
+gehuwde paren die in harmonie wilden leven. Zij die er in slaagden dit
+een bepaalden tijd te doen, werden openlijk begiftigd met een stuk
+zwijnevleesch, dat in latere tijden door de Engelschen en Weeners
+vervangen werd door een zij spek of ham.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gij zult zweren, door kracht van belijdenis,</p>
+<p class="line">Als ooit in uw huw&rsquo;lijk verkeerd iets is,</p>
+<p class="line">Hetzij ge zijt getrouwd als vrouw of man,</p>
+<p class="line">Als de eendracht bij u niet blijven kan,</p>
+<p class="line">Of anders, aan tafel of te bed hebt verstoord</p>
+<p class="line">Gij elkanders stemming in doen of in woord;</p>
+<p class="line">Of, sinds de priester u heeft getrouwd,</p>
+<p class="line">Gij u ongehuwd wenschtet, daar de stap u heeft
+berouwd;</p>
+<p class="line">Of wel, in twaalf maanden en een dag tijd,</p>
+<p class="line">Gij niet werdt vervuld met zulk een spijt,</p>
+<p class="line">Maar bleeft bij uw denken en uw verlangen</p>
+<p class="line">Als toen uw handen elkaar in het koor hielden
+omvangen.</p>
+<p class="line">Als hierop, met vrijmoedigen geest,</p>
+<p class="line">Gij vast kunt zweren dat het z&oacute;&oacute; is
+geweest,</p>
+<p class="line">Dan zult gij krijgen een stuk spek en van hier</p>
+<p class="line">Het medenemen met groot plezier;</p>
+<p class="line">Want dit is gebruik te Dunmow, steeds en nu&mdash;</p>
+<p class="line">Schoon de vreugd is aan ons, het spek is van u.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Brands Populaire Oudheden.</i></p>
+<p>In het dorp Dunmow in Essex bestaat de oude gewoonte nog. In Weenen
+werd de ham of het stuk spek boven de stadspoort gehangen, vanwaar de
+gelukkige candidaat het moest halen, nadat hij den rechters de
+zekerheid had gegeven, dat hij met zijn vrouw in vrede had geleefd,
+maar niet onder de plak zat. Men zegt dat in Weenen deze ham sedert
+lang niet was opge&euml;ischt, totdat een waardig burger zich voor de
+rechters vertoonde en bij zich had de geschreven verzekering van zijn
+vrouw dat <span class="pagenum">[<a id="pb126" href="#pb126" name="pb126">126</a>]</span>zij twaalf jaren gehuwd waren en nooit twist
+hadden gehad&mdash;een bewering die door al hunne buren gestaafd werd.
+De rechters, tevreden met de bewijzen die zij voor oogen hadden, zeiden
+den candidaat dat de prijs hem zou worden gegeven, en dat hij alleen
+maar de ladder had te beklimmen, die er onder stond, en hem naar
+beneden moest halen. Blij dat hij een zoo mooie ham had gekregen, klom
+de man vlug op de ladder; maar toen hij op het punt was naar de ham te
+reiken bemerkte hij, dat de ham, aan de middagzon blootgesteld, begon
+te smelten, en dat een druppel vet op zijn Zondagsche jas dreigde te
+vallen. Snel trok hij zich terug en deed zijn jas uit, met de
+schertsende opmerking dat zijn vrouw hem een heftigen uitbrander zou
+geven als hij haar vuil maakte, een bekentenis die alle omstanders in
+den lach deed schieten, en die hem zijn ham kostte.</p>
+<p>Een ander Yuletijdgebruik was het branden van een groot houtblok,
+dat den nacht door moest duren, anders werd het als een heel slecht
+teeken beschouwd. De verkoolde overblijfselen van dit blok werden
+zorgvuldig verzameld en bewaard om het blok van het volgenden jaar aan
+te steken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Met hout van vorig jaar</p>
+<p class="line">Ontsteek het nieuwe, maar</p>
+<p class="line">Grijp uw geluk met handen,</p>
+<p class="line">Speel op uw luit een lied</p>
+<p class="line">Dat voorspoed talme niet</p>
+<p class="line">Maar kome onder &rsquo;t branden.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Hesperides (Herrick).</i></p>
+<p>Dit feest was z&oacute;&oacute; populair in Scandinavi&euml;, waar
+het in Januari werd gevierd, dat koning Olaf, ziende hoe dierbaar het
+was aan het Noorsche gemoed, vele van zijn gebruiken overbracht naar
+den Kerstdag en daardoor het onkundige volk met hun verandering van
+godsdienst verzoende.</p>
+<p>Als god van vrede en voorspoed meent men dat Frey dikwijls op aarde
+is teruggekeerd, en dat hij over de <span class="pagenum">[<a id="pb127" href="#pb127" name="pb127">127</a>]</span>Zweden geregeerd
+heeft, onder den naam van Ingvi-Frey, waarnaar zijn afstammelingen
+Inglings heeten. Hij regeerde ook over de Denen onder den naam
+Fridleef. In Denemarken, zegt men, trouwde hij een mooi meisje
+Freygerda, die hij van een draak had bevrijd. Hij had bij haar een
+zoon, Frodi, die hem later als koning opvolgde.</p>
+<p>Frodi regeerde over Denemarken in de dagen toen er &ldquo;vrede over
+de wereld&rdquo; was, dat is, juist toen Christus werd geboren in
+Bethlehem van Judea; en omdat al zijn onderdanen in eensgezindheid
+leefden, was hij algemeen bekend als Vrede-Frodi.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Hoe de zee zout werd.</h3>
+<p class="firstpar">Men verhaalt dat Frodi eens van Hengikiaptr een
+paar magische molensteenen, Grotti geheeten, kreeg, die
+z&oacute;&oacute; zwaar waren dat geen zijner knechten en zelfs geen
+van zijn sterkste soldaten ze konden omkeeren. De koning begreep dat de
+molen betooverd was en al wat hij wilde zou malen; daarom was hij
+verlangend hem aan het werk te zetten, en, bij een bezoek aan Zweden,
+zag hij de twee reuzinnen Menia en Fenia, wier geweldige spieren en
+gestalten zijn aandacht trokken. Hij kocht ze als slavinnen.</p>
+<p>Toen hij thuis kwam, voerde Vrede-Frodi zijn nieuwe dienstbaren naar
+den molen, en beval haar de maalsteenen rond te draaien en te malen
+goud, vrede en voorspoed, en onmiddellijk vervulden zij zijn wensch.
+Vroolijk werkten de vrouwen door, uur op uur, totdat &rsquo;s konings
+kisten vol goud waren, en voorspoed en vrede heerschten in zijn
+land.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Malen wij schatten voor Frothi!</p>
+<p class="line">Malen wij hem, blijde</p>
+<p class="line">Om veelheid van stof,</p>
+<p class="line">Op vroolijken steen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Grotta Savngr.</i></p>
+<p>Maar toen Menia en Fenia gaarne wat zouden gerust hebben, beval de
+koning, wiens hebzucht was gewekt, haar <span class="pagenum">[<a id="pb128" href="#pb128" name="pb128">128</a>]</span>door te werken. In
+weerwil van haar smeeken beval hij ze te arbeiden uur op uur, en stond
+hij ze slechts zooveel rusttijd toe als noodig was om een gezang vers
+te zingen, totdat, door zijn wreedheid vertoornd, de reuzinnen ten
+slotte besloten zich te wreken. Op zekeren nacht toen Frodi sliep,
+veranderden zij haar gezang, en in plaats van voorspoed en vrede,
+begonnen zij boos te malen een gewapend leger, waardoor zij den Viking
+Mysinger in het land brachten met een groote troepenmacht. Terwijl de
+tooverij aan het werk was, bleven de Denen slapen, en dus werden zij
+geheel en al verrast door de Vikingenschaar, die hen allen
+versloeg.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Een leger moet komen</p>
+<p class="line">Hier direct,</p>
+<p class="line">En branden de stad</p>
+<p class="line">Neer voor den vorst.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Grotta Savnrg.</i></p>
+<p>Mysinger nam de toovermolensteenen en de twee slavinnen en zette ze
+aan boord van zijn schip; toen liet hij de vrouwen zout malen, wat in
+die dagen een handelsartikel van groote waarde was. De vrouwen
+gehoorzaamden en hare molensteen en draaiden rond, malend zout in
+overvloed; maar de Viking, even wreed als Frodi, wilde den armen
+vrouwen geen rust gunnen, waarom hij en de zijnen zwaar werden
+gestraft. Een z&oacute;&oacute; groote hoeveelheid zout werd door de
+tooversteenen gemalen dat ten slotte zijn gewicht het schip deed zinken
+en alles wat aan boord was.</p>
+<p>De zware steenen zonken in zee in de Pentland-Firth, of aan de
+noordwestelijke kust van Noorwegen, waar zij een diep rond gat maakten,
+en de wateren, die in de draaikolk stroomden en in de gaten, die in de
+steenen waren, klokten, veroorzaakten de groote draaikolk die als de
+Maelstroom bekend is. Wat het zout betreft, dit smolt spoedig; maar
+z&oacute;&oacute; groot was de onmetelijke hoeveelheid die de reuzinnen
+hadden gemalen, dat het al de wateren van de zee doortrok, die sedert
+altijd zeer zout is geweest. <span class="pagenum">[<a id="pb129" href="#pb129" name="pb129">129</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch10" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk X: Freya.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De godin der liefde.</h3>
+<p class="firstpar">Freya, de mooie Noorsche godin van de schoonheid en
+de liefde, was de zuster van Frey en de dochter van Ni&ouml;rd en
+Nerthus, of Skadi. Zij was de schoonste en lieflijkste van alle
+godinnen, en terwijl zij in Duitschland met Frigga vereenzelvigd werd,
+gold zij in Noorwegen, Zweden, Denemarken en IJsland als een
+afzonderlijke godheid. Daar Freya geboren was in Vana-heim, was zij ook
+bekend als Vanadis, als de godin van de Vana&rsquo;s, of als
+Vanabruid.</p>
+<p>Toen zij in Asgard kwam, waren de goden z&oacute;&oacute; bekoord
+door hare schoonheid en gratie, dat zij haar het gebied Folkvang en de
+groote hal Sessrymnir (de ruimgezetelde) gaven, waar zij gemakkelijk al
+hare gasten zou kunnen plaatsen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Folkvang heet het,</p>
+<p class="line">Waar Freya recht heeft</p>
+<p class="line">Op de stoelen der hal.</p>
+<p class="line">Ied&rsquo;ren dag der verslaag&rsquo;nen</p>
+<p class="line">Kiest zij de helft,</p>
+<p class="line">Gunt de helft aan Odin.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Koningin der Valkyren.</h3>
+<p class="firstpar">Ofschoon zij de godin der liefde was, was Freya
+niet alleen zachtzinnig en op vreugde gesteld, want de oude Noorsche
+volken geloofden dat zij zeer krijgshaftige neigingen had, en dat zij
+als Valfreya dikwijls de Valkyren de slagvelden langs voerde, kiezend
+en opeischend de eene helft der gevallen helden. Daarom werd zij
+dikwijls afgebeeld met pantser en helm, schild en speer, terwijl alleen
+de benedendeelen van haar lichaam in de gewone golvende vrouwelijke
+dracht gehuld waren.</p>
+<p>Freya bracht de uitverkoren gevallenen naar Folkvang, waar zij
+behoorlijk werden ontvangen. Daar ook heette <span class="pagenum">[<a id="pb130" href="#pb130" name="pb130">130</a>]</span>zij
+welkom alle reine maagden en trouwe vrouwen, opdat zij na den dood
+zouden mogen genieten van het gezelschap harer minnaars en mannen. De
+vreugden van haar woning waren z&oacute;&oacute; verlokkend voor de
+heldhaftige Noorsche vrouwen, dat zij dikwijls in den slag stormden als
+hare geliefden verslagen waren, hopende hetzelfde lot te zullen deelen;
+of zij vielen in hare zwaarden, of werden vrijwillig verbrand op
+denzelfden brandstapel als de overblijfselen harer beminden.</p>
+<p>Daar men geloofde dat Freya een gunstig oor leende aan gebeden van
+minnenden, werd zij dikwijls door hen aangeroepen, en het was gebruik
+haar ter eere minneliederen te dichten, die bij alle feestelijke
+gelegenheden werden gezongen, terwijl haar naam zelfs het werkwoord
+<i>vrijen</i> het aanzijn gaf.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Freya en Odur.</h3>
+<p class="firstpar">Freya, de goudharige en blauwoogige godin, werd
+soms ook als een verpersoonlijking van de aarde beschouwd. Als zoodanig
+huwde zij Odur, een symbool van de zomerzon, dien zij innig liefhad en
+bij wien zij twee dochters had, Hnoss en Gersemi. Deze meisjes waren
+z&oacute;&oacute; schoon dat alle lieflijke en kostelijke dingen naar
+haar genoemd werden.</p>
+<p>Als Odur tevreden aan haar zijde toefde, glimlachte Freya en was zij
+volmaakt gelukkig; maar, helaas! de god was zwerver van natuur, en toen
+hij genoeg kreeg van zijn vrouws gezelschap, verliet hij plotseling het
+huis en zwierf in de wijde wereld. Freya, droef en verlaten, weende
+veel, en hare tranen vielen op de harde rotsen, die bij hun aanraking
+zacht werden. Wij vernemen zelfs dat zij doorsijpelden tot diep in het
+hart der steenen, waar zij in goud werden verkeerd. Sommige tranen
+vielen in zee en werden veranderd in doorschijnend barnsteen.</p>
+<p>Toen Freya van haar weduwlijken staat genoeg had en <span class="pagenum">[<a id="pb131" href="#pb131" name="pb131">131</a>]</span>verlangde haar geliefde in hare armen te
+drukken, ging zij hem eindelijk zoeken, en kwam door vele landen, waar
+zij bekend werd onder vele namen, zooals Mardel, Horn, Gefn, Syr,
+Skialf en Thrung, allen die zij ontmoette vragend of haar man dien weg
+was langs gekomen, en overal z&oacute;&oacute;vele tranen stortend dat
+men goud kan vinden in alle deelen der aarde.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En Freya volgde met haar tranen goud</p>
+<p class="line">Liefste godin des hemels, hoogst ge&euml;erd</p>
+<p class="line">Door allen zij, na Odins gemalin.</p>
+<p class="line">Voorlang nam haar ten huw&rsquo;lijk Odur zwerfsch,</p>
+<p class="line">Verliet haar dan en ging de wereld door,</p>
+<p class="line">Sinds zoekt zij hem en weent haar gouden tranen.</p>
+<p class="line">Veel namen heeft zij, Vanadis, zoo noemt</p>
+<p class="line">Op aard men haar, doch Freya in den hemel.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Ver weg in het zonnige Zuiden, onder de bloeiende mirten, vond Freya
+Odur ten slotte, en toen zij haar geliefde wederom had, was zij weer
+gelukkig en glimlachte en straalde zij als een bruid. Misschien is het
+omdat Freya haar man vond onder den bloeienden mirt, dat Noorsche
+bruiden, tot heden, mirten verkiezen boven den conventioneelen
+oranjebloesem van andere streken.</p>
+<p>Hand in hand keerden Odur en Freya nu vroolijk naar huis terug, en
+in het licht van hun geluk werd het gras groen, ontbloeiden de bloemen,
+en de bruid zong, want de heele natuur sympathiseerde even hartelijk
+met Freya&rsquo;s vreugde als zij getreurd had met haar toen zij in
+droefheid was.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Uit het morgenland,</p>
+<p class="line">Over het sneeuwveld</p>
+<p class="line">Kwam schoone Freya</p>
+<p class="line">Tripp&rsquo;len naar Scoring.</p>
+<p class="line">Wit lag de heide,</p>
+<p class="line">Bevroren v&oacute;&oacute;r haar;</p>
+<p class="line">Groen was de heide,</p>
+<p class="line">En bloeiend achter haar.</p>
+<p class="line">Uit gouden lokken</p>
+<p class="line">Schudde zij bloemen,</p>
+<p class="line"><span class="pagenum">[<a id="pb132" href="#pb132"
+name="pb132">132</a>]</span>Uit haar kleed&rsquo;ren</p>
+<p class="line">Schudde zij zuidenwind,</p>
+<p class="line">Rondom in de berken</p>
+<p class="line">Wekkend de lijsters,</p>
+<p class="line">Makend kuische vrouwen zeer</p>
+<p class="line">Naar hun helden verlangend,</p>
+<p class="line">Minnend, minnegevend,</p>
+<p class="line">Kwam zij naar Scoring.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De Longbeards Sage (Charles
+Kingsley).</i></p>
+<p>De mooiste planten en bloemen in het noorden heetten Freya&rsquo;s
+haar of Freya&rsquo;s oogendauw, terwijl de vlinder Freya&rsquo;s hen
+heette. Men dacht ook dat deze godin een bijzondere genegenheid had
+voor de elfen, die zij gaarne zag dansen in de maanstralen, en voor wie
+zij haar mooiste bloemen en zoetsten honig bewaarde. Odur,
+Freya&rsquo;s man, die verder gold als een verpersoonlijking van de
+zon, werd ook beschouwd als een zinnebeeld van den hartstocht of van de
+bedwelmende liefdegenietingen; zoo zeiden de ouden dat het geen wonder
+was wanneer zijn vrouw niet gelukkig kon zijn zonder hem.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Freya&rsquo;s halsketting.</h3>
+<p class="firstpar">Daar zij de godin van de schoonheid was, was Freya
+natuurlijk zeer verzot op haar toilet van schitterende sieraden en
+kostbare juweelen. Op zekeren dag, toen zij in Svart-alfa-heim
+vertoefde, het rijk onder den grond, zag zij vier dwergen den
+wonderbaarsten halsketting maken dien zij ooit gezien had. Schier
+buiten zich zelf van verlangen om dezen schat te bezitten, die
+Brisinga-men heette, en een zinnebeeld was van de sterren, smeekte
+Freya de dwergen hem haar te geven; maar zij weigerden dit met
+beslistheid tenzij zij beloofde dat zij hun haar gunst zou schenken.
+Toen zij tot dezen prijs den halsketting had gekregen, haastte Freya
+zich hem aan te doen, en zijn schoonheid verhoogde hare bekoorlijkheden
+z&oacute;&oacute;, dat zij hem dag en nacht droeg en slechts bij
+gelegenheid kon bewogen worden hem aan de andere <span class="pagenum">[<a id="pb133" href="#pb133" name="pb133">133</a>]</span>godheden te leenen. Thor droeg echter dezen
+ketting, toen hij Freya in <span class="corr" id="xd20e4814" title="Bron: J&ouml;tunheim">J&ouml;tun-heim</span> voorstelde, en Loki
+begeerde hem en zou hem hebben gestolen, had Heimdall er niet
+opgepast.</p>
+<p>Freya was ook de trotsche bezitster van een valkengewaad, of
+valkenveeren, die dengene, die ze droeg, het vermogen schonk als een
+vogel door de lucht te vliegen; en dit kleed was z&oacute;&oacute;
+onschatbaar dat het tweemaal door Loki werd geleend, en door Freya
+zelve gebruikt werd toen zij Odur, die weg was, ging zoeken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Op zeek&rsquo;ren dag</p>
+<p class="line">Deed Freya aan valkenvleug&rsquo;len en schoot door de
+lucht,</p>
+<p class="line">Noordwaarts, zuidwaarts zocht zij</p>
+<p class="line">Haar geliefden Odur.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Frithiof Saga, Tegn&eacute;r.</i></p>
+<p>Daar Freya ook werd beschouwd als de godin van de vruchtbaarheid,
+werd zij soms voorgesteld als rondrijdend met haar broeder Frey in de
+kar, die getrokken werd door het zwijn met gouden borstels, met
+kwistige hand strooiend vruchten en bloemen, om de harten der menschen
+verheugd te maken. Zij had echter zelf een wagen waarin zij gewoonlijk
+reed. Deze werd getrokken door katten, hare geliefkoosde dieren, de
+zinnebeelden van koesterende liefheid en wellust, of de
+verpersoonlijking van vruchtbaarheid.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen kwam zwartbaardige Ni&ouml;rd en achter hem</p>
+<p class="line">Freya, in dun gewaad, en om haar enkels teer</p>
+<p class="line">Speelden de grauwe katten.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Minnaars van Goedroen (William
+Morris<span class="corr" id="xd20e4844" title="Bron: .)">).</span></i></p>
+<p>Frey en Freya werden z&oacute;&oacute; hoog <span class="corr" id="xd20e4849" title="Bron: ge&euml;rd">ge&euml;erd</span> in het gansche
+noorden, dat hunne namen, in gewijzigde vormen, nog gebruikt worden
+voor &ldquo;meester&rdquo; en &ldquo;meesteres&rdquo;, en
+&eacute;&eacute;n dag der week Vrijdag wordt genoemd. Freya&rsquo;s
+tempels waren inderdaad groot in getal, en werden lang in stand
+gehouden door hare geloovigen, het laatst te <span class="pagenum">[<a id="pb134" href="#pb134" name="pb134">134</a>]</span>Maagdenburg, in Duitschland totdat deze op bevel
+van Karel den Groote werd verwoest.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Geschiedenis van Ottar en Angantyr.</h3>
+<p class="firstpar">Het Noorsche volk was gewoon Freya aan te roepen
+niet alleen om voorspoed af te smeeken in de liefde, en welvaart en
+rijkdom, maar ook, nu en dan, hulp en bescherming. Deze beloofde zij
+aan allen die haar trouw dienden, zooals bleek in het verhaal van Ottar
+en Angantyr, twee mannen, die, nadat zij een tijd lang getwist hadden
+over hun rechten op zeker stuk land, ten slotte de zaak voor het Thing
+brachten. Die volksvergadering besliste dat de man, die kon aantoonen
+dat hij de langste lijn van edele voorvaderen had, als winner zou
+gelden, en een bepaalden dag werd aangewezen om den geslachtsboom van
+iederen eischer na te sporen.</p>
+<p>Ottar, die zich slechts eenige namen van voorvaderen kon herinneren,
+bracht offers aan Freya en vroeg haar hulp. De godin hoorde goedgunstig
+naar zijn gebed en verscheen hem en veranderde hem in een wild zwijn,
+en reed op zijn rug naar de woonplaats van de toovenares Hyndla, een
+zeer beroemde heks. Door bedreigingen en verzoeken kreeg Freya van de
+oude vrouw gedaan, dat zij Ottar&rsquo;s geslachtsboom tot Odin
+naspoorde, en elk der vaderen op zijn beurt zou opnoemen, terwijl zij
+erbij vertelde wat hij had gedaan. Daar zij vreesde dat het geheugen
+van haren vereerder niet bij machte zou zijn zoovele bijzonderheden te
+onthouden, bewerkte Freya verder dat Hyndla een dronk herinneringsdrank
+brouwde, dien zij hem te drinken gaf.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Drinken zal hij</p>
+<p class="line">Heerlijke teugen,</p>
+<p class="line">Alle goden smeek ik</p>
+<p class="line">Te zeeg&rsquo;nen Ottar.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb135" href="#pb135" name="pb135">135</a>]</span></p>
+<p>Zoo voorbereid verscheen Ottar voor het Thing op den vastgestelden
+dag, en zei vloeiend zijn stamboom op, zooveel meer voorvaders noemende
+dan Angantyr zich kon herinneren, dat hem zonder moeite het bezit werd
+toegewezen dat hij verlangde.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Een plicht is te wijzen z&oacute;&oacute;</p>
+<p class="line">Dat de jonge vorst</p>
+<p class="line">Zijn vaderlijk erfdeel zal hebben</p>
+<p class="line">Volgens zijn afkomst.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De mannen van Freya.</h3>
+<p class="firstpar">Freya was z&oacute;&oacute; schoon dat al de goden,
+reuzen en dwergen naar hare liefde verlangden en om beurten haar tot
+vrouw wilden. Maar Freya bespotte de leelijke reuzen en weigerde zelfs
+Thrym, toen Loki en Thor voor hem pleitten. Zij was niet zoo
+onverzettelijk waar het de goden zelf betrof, als men de verschillende
+mythologen mag gelooven, want als de verpersoonlijking van de aarde,
+zegt men, heeft zij Odin (de lucht), Frey (den vruchtbaren regen), Odur
+(den zonneschijn) enz. getrouwd, totdat het scheen alsof zij de
+beschuldiging verdiende die de opperduivel Loki tegen haar uitgilde,
+dat zij om beurten alle goden bemind had en gehuwd.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Vereering van Freya.</h3>
+<p class="firstpar">Het was gebruik bij plechtige gelegenheden
+Freya&rsquo;s gezondheid te drinken met die van de andere goden, en
+toen het Christendom in het noorden werd ingevoerd, werd deze dronk
+overgebracht op de Maagd of op St. Gertruida; Freya werd, evenals alle
+heidensche godheden, tot een demon verklaard of een heks, en verbannen
+naar de bergtoppen van Noorwegen, Zweden of Duitschland, waar men den
+Brocken aanwijst als haar speciaal verblijf, en de algemeene
+verzamelplaats van haar duivelenstoet in den Valpurgisnacht.
+<span class="pagenum">[<a id="pb136" href="#pb136" name="pb136">136</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Koor van heksen.</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De heksen gaan den Brocken op,</p>
+<p class="line">De stoppel is geel, groen is de knop.</p>
+<p class="line">Van alle kanten komen ze aan,</p>
+<p class="line">En bovenop zit Uriaan.</p>
+<p class="line">Zoo gaat het over steen en stok,</p>
+<p class="line">Laat de heks een sch&mdash;t, dan st&mdash;t de
+bok.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Goethe&rsquo;s Faust (vert. v. Adama
+v. Scheltema).</i></p>
+<p>Daar de zwaluw, de koekoek en de kat in heidensche tijden Freya
+gewijd waren, meende men dat deze schepselen duivelsche eigenschappen
+hadden, en tot heden toe worden heksen altijd afgebeeld met koolzwarte
+katten naast zich. <span class="pagenum">[<a id="pb137" href="#pb137"
+name="pb137">137</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch11" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XI: Uller.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De god van den winter.</h3>
+<p class="firstpar">Uller, de god van den winter, was de zoon van Sif,
+en de stiefzoon van Thor. Zijn vader die nooit vermeld wordt in de
+Noorsche sagen moet een van de meest gevreesde vorstreuzen zijn
+geweest, want Uller hield van de koude en reisde gaarne door het land
+op zijn breede sneeuwschoenen of glinsterende schaatsen. Deze god hield
+ook van de jacht, en dreef zijn spel in de Noorsche wouden, zich maar
+weinig bekommerend om ijs en sneeuw, waartegen hij goed was beschermd
+door de dikke pelzen waarin hij altijd was gehuld.</p>
+<p>Als god van de jacht en het boogschieten wordt hij afgebeeld met een
+koker vol pijlen en een grooten boog, en daar de taxis het beste hout
+geeft tot vervaardiging van deze wapenen, zegt men dat dit zijn
+geliefkoosde boom was. Om altijd genoeg geschikt hout tot zijn gebruik
+bij de hand te hebben, sloeg Uller zijn verblijf op te Ydalir, het dal
+der taxisboomen, waar het altijd zeer vochtig was.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ydalir heet het,</p>
+<p class="line">Waar Uller zich</p>
+<p class="line">Gemaakt heeft een woning.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Als wintergod werd Uller, of Oller, zooals hij ook heette, beschouwd
+als de tweede na Odin, wiens plaats hij gedurende zijn afwezigheid in
+de wintermaanden van het jaar zich toe&euml;igende. Gedurende dit
+tijdperk voerde hij algeheele heerschappij over Asgard en Midgard, en
+ook, volgens sommige bronnen, nam hij bezit van Frigga, Odins vrouw,
+zooals vermeld wordt in de mythe van Vili en Ve. Maar daar Uller zeer
+zuinig was en nooit iets gaf aan de menschheid, begroette zij met
+groote blijdschap den terugkeer van Odin, die zijn onderkruiper
+<span class="pagenum">[<a id="pb138" href="#pb138" name="pb138">138</a>]</span>wegjoeg en hem noodzaakte zijn toevlucht te
+nemen &ograve;f in het bevroren noorden &ograve;f op de toppen van de
+Alpen. Hier, als wij de dichters mogen gelooven, had hij een zomerhuis
+gebouwd, waarin hij zich terugtrok, totdat, wetend dat Odin weer weg
+was, hij opnieuw in de dalen durfde verschijnen.</p>
+<p>Uller werd ook beschouwd als de god van den dood, en men dacht dat
+hij in de Wilde Jacht reed en ze soms zelf leidde. Hij is in het
+bijzonder bekend om zijn snelheid van beweging, en daar de
+sneeuwschoenen, die men in noordelijke streken gebruikt, soms van been
+worden gemaakt, en bovenaan zijn opwaarts gekeerd als de boeg van een
+schip, vertelde men <span class="corr" id="xd20e4954" title="Bron: gewoolijk">gewoonlijk</span> dat Uller tooverrunen had gesproken
+over een stuk been, dat hij in een schip veranderde, hetwelk hem over
+land of zee droeg naar zijn wil.</p>
+<p>Daar sneeuwschoenen als een schild er uit zien, en daar het ijs
+waarmee hij jaarlijks de aarde omwikkelde als schild dient dat ze voor
+letsel in den winter beschermt, had Uller den bijnaam van schildgod, en
+hij werd in het bijzonder aangeroepen door alle personen die moesten
+meedoen aan een tweegevecht of een wanhopigen strijd.</p>
+<p>In Christelijke tijden werd zijn plaats in den dienst des volks
+ingenomen door St. Hubert, als jager, die ook gemaakt werd tot den
+patroon der eerste maand, welke op 22 November begon, en aan hem gewijd
+was, daar de zon door het sterrenbeeld Sagittarius ging, of den
+boogschutter.</p>
+<p>In het Angelsaksisch was Uller bekend als Vulder; maar in sommige
+deelen van Duitschland heette hij Holler en werd beschouwd als de
+gemaal van de schoone godin Holda, wier velden hij met een dikken
+mantel van sneeuw bedekte, om ze meer vruchtbaar te maken wanneer de
+lente kwam.</p>
+<p>Bij de Skandinavi&euml;rs vertelde men, dat Uller Skadi <span class="pagenum">[<a id="pb139" href="#pb139" name="pb139">139</a>]</span>had
+gehuwd, Ni&ouml;rds gescheiden vrouw, de vrouwelijke verpersoonlijking
+van den winter en de koude en hun smaak was z&oacute;&oacute; gelijk
+dat zij in volkomen harmonie samen leefden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Dienst van Uller.</h3>
+<p class="firstpar">Vele tempels waren in het Noorden aan Uller gewijd,
+en op zijn altaren, even goed als die van de andere goden, lag een
+heilige ring, waarop eeden werden gezworen. Men zeide dat deze de ring
+kracht had z&oacute;&oacute; hevig ineen te krimpen, dat hij den vinger
+van een met opzet meineedige afrukte. Het volk bezocht Ullers tempel,
+vooral gedurende de maanden November en December, om hem te vragen dat
+hij een dikke deken van sneeuw over hun landen zou brengen, als
+waarborg van een goeden oogst; en daar men geloofde dat hij de
+schitterende stralen van het noorderlicht zond, die de Noorsche lucht
+in haar langen nacht verlichten, dacht men dat hij in nauwe betrekking
+stond tot Balder, de verpersoonlijking van het licht.</p>
+<p>Volgens andere bronnen was Uller Balders speciale vriend, vooral
+omdat hij ook een deel van het jaar in de duistere diepten van
+Nevelheim doorbracht, met Hel, de godin van den dood. Men meende dat
+Uller daar jaarlijks, gedurende de zomermaanden, verbannen werd, als
+hij zijn heerschappij over de aarde moest afstaan aan Odin, den
+zomergod, en daar ontmoette hem Balder op Midzomer, den dag waarop hij
+uit Asgard verdween, want dan begonnen de dagen korter te worden, en de
+heerschappij van het licht (Balder) week allengs voor de steeds
+toenemende macht der duisternis (Hodur). <span class="pagenum">[<a id="pb140" href="#pb140" name="pb140">140</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch12" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XII: Forseti.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De god van de waarheid.</h3>
+<p class="firstpar">Zoon van Balder, den god van het licht en van
+Nanna, de godin der vlekkelooze reinheid, was Forseti de wijste,
+welsprekendste en lieflijkste van alle goden. Toen men vernam dat hij
+in Asgard was, stonden de goden hem een zetel toe in de vergaderzaal,
+bepaalden dat hij de beschermer zou zijn van gerechtigheid en
+rechtvaardigheid, en gaven hem tot verblijf het schitterende paleis
+Glitnir. Deze woning had een zilveren dak, dat op pilaren van goud
+rustte, en het straalde z&oacute;&oacute;, dat men het op grooten
+afstand kon zien.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Glitnir is het tiende;</p>
+<p class="line">Gedragen door goud,</p>
+<p class="line">Ook met zilver gedekt.</p>
+<p class="line">Daar woont Forseti</p>
+<p class="line">Altijd door,</p>
+<p class="line">Beslecht elken strijd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Hier, op een hoogen troon, zat Forseti, de wetgever, dag aan dag, en
+vereffende de geschillen van goden en menschen, geduldig luisterend
+naar beide kanten van elke vraag, en ten slotte uitsprekend
+beslissingen z&oacute;&oacute; billijk dat niemand ooit met zijn
+besluiten ontevreden was. Z&oacute;&oacute; groot waren de
+welsprekendheid en overredingskracht van dezen god, dat hij er altijd
+in slaagde de harten zijner hoorders te treffen, en het hem altijd
+gelukte ook de bitterste vijanden te verzoenen. Allen, die van hem
+vandaan gingen, waren voor het vervolg er zeker van in vrede te leven,
+want niemand durfde een gelofte te breken die hem eens was gedaan,
+anders zou hij zijn rechtmatigen toorn oploopen en onmiddellijk ten
+doode verwezen worden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Forseti, Balders groote zoon</p>
+<p class="line">Hoorde mijn eed,</p>
+<p class="line">Geef mij rechtvaard&rsquo;gen dood ter loon</p>
+<p class="line">Als &rsquo;k hem vergeet.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-verhalen van het Noorden (R. B.
+Anderson).</i> <span class="pagenum">[<a id="pb141" href="#pb141" name="pb141">141</a>]</span></p>
+<p>Als de god van de gerechtigheid en eeuwige wet, meende men, was
+Forseti voorzitter bij elke rechtszitting; steeds wendden zich tot hem
+allen die een verhoor moesten ondergaan, en men zeide dat hij zelden in
+den steek liet degenen die zijn hulp verdienden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De geschiedenis van Heligoland.</h3>
+<p class="firstpar">Om de administratie van het recht in hun land te
+vergemakkelijken, benoemden de Friezen, zegt men, twaalf van hun wijste
+mannen, de Asegeir, of oudsten, om de wetten van de verschillende
+famili&euml;n en stammen die hun natie uitmaakten te verzamelen, en
+daaruit een wetboek samen te stellen dat de grondslag zou zijn van
+uniforme wetten. Toen de oudsten heel nauwkeurig de verschillende
+gegevens hadden verzameld, scheepten zij zich in op een klein schip, om
+een eenzame plaats te vinden waar zij vreedzaam hun besprekingen zouden
+kunnen houden. Maar nauwelijks waren zij van wal gestoken, of een storm
+zette op, die hun schip ver naar zee dreef, nu in deze richting en dan
+in die, zoodat zij geheel hun kalmte verloren. In hun wanhoop riepen de
+twaalf rechtsgeleerden Forseti aan, en smeekten hem hen te helpen het
+land weer te bereiken, en nauwelijks was het gebed uit, of zij
+bespeurden, tot hun groote verrassing, dat het schip een dertienden
+passagier aan boord had.</p>
+<p>Het roer grijpend wendde de vreemdeling het vaartuig, stuurde het
+naar de plaats waar de golven het hoogst sloegen, en in ongeloofelijk
+korten tijd kwamen zij aan een eiland waar de stuurman hen aanspoorde
+zich te ontschepen. In eerbiedige stilte gehoorzaamden de twaalf
+mannen; en hun verbazing steeg nog meer, toen zij den vreemdeling zijn
+oorlogsbijl zagen zwaaien en een heldere bron zagen opspringen van de
+plaats op het grasveld waar zij neerkwam. Op voorbeeld van den
+vreemdeling dronken <span class="pagenum">[<a id="pb142" href="#pb142"
+name="pb142">142</a>]</span>allen van dit water zonder een woord te
+spreken; toen gingen zij in een kring zitten, zich verbazend omdat de
+vreemdeling op ieder hunner in een of andere bijzonderheid geleek, maar
+toch veel van hen verschilde in algemeen voorkomen en uiterlijk.</p>
+<p>Plotseling werd het zwijgen verbroken en de vreemdeling begon te
+spreken op zachten toon, die vaster en luider werd toen hij een wetboek
+ging voordragen dat al de verschillende bestaande bepalingen vereenigde
+die de Asegeir hadden verzameld. Toen zijn rede uit was, verdween de
+vreemdeling even snel en geheimzinnig als hij was gekomen, en de twaalf
+rechtsgeleerden, hun spraak terug krijgend, riepen tegelijk uit dat
+Forseti zelf bij hen was geweest, en het wetboek had gegeven volgens
+hetwelk de Friezen voortaan moesten gevonnisd worden. Ter herinnering
+aan de verschijning van den god verklaarden zij het eiland waarop zij
+stonden heilig, en zij spraken een plechtige vervloeking uit over ieder
+die zijn heiligheid door twist of bloedvergieten zou ontwijden. Zoo
+werd dit eiland, bekend als Forseti&rsquo;s land of Heligoland (heilig
+land) hoogelijk ge&euml;erd door alle Noorsche volken en zelfs de
+stoutmoedigste vikings plunderden zijn kusten niet, om geen schipbreuk
+te lijden of een schandelijken dood te ondergaan tot straf voor hun
+misdaad.</p>
+<p>Plechtige rechtszittingen werden dikwijls op het heilige eiland
+gehouden, terwijl de rechters er altijd water schepten en het zwijgend
+dronken, ter herinnering aan Forseti&rsquo;s bezoek. De wateren van
+deze bron werden bovendien als z&oacute;&oacute; heilig beschouwd, dat
+allen die er van dronken voor gewijd werden gehouden, en zelfs het vee
+dat er van genuttigd had niet mocht worden geslacht. Daar men zeide dat
+Forseti zijn zittingen hield in de lente, den zomer en den herfst, maar
+nooit in den winter, werd het gewoonte, in alle Noorsche landen, de
+gerechtshoven <span class="pagenum">[<a id="pb143" href="#pb143" name="pb143">143</a>]</span>vacantie te geven in deze jaargetijden, want het
+volk vond, dat, alleen wanneer het licht helder aan den hemel scheen,
+het recht allen zichtbaar kon zijn, en dat het volstrekt onmogelijk zou
+wezen een rechtvaardig vonnis te wijzen gedurende het donkere
+winterseizoen. Forseti wordt zelden genoemd dan samen met Balder. Hij
+nam blijkbaar geen deel aan de eindelooze twisten, waarin al de andere
+goden een zoo groote rol speelden. <span class="pagenum">[<a id="pb144"
+href="#pb144" name="pb144">144</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch13" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XIII: Heimdall.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De wachter van de goden.</h3>
+<p class="firstpar">Toen hij eens langs het zeestrand wandelde, zag
+Odin negen schoone reuzinnen, de golfmeisjes Gialp, Creip, Egia,
+Augeia, Ulfrun, Aurgiafa, Sindur, Atla en Iarnsaxa, in diepen slaap op
+het witte zand. De god van de lucht werd z&oacute;&oacute; bekoord door
+deze schoone wezens, dat, zooals de Edda vertelt, hij alle negen huwde,
+en zij werkten op hetzelfde oogenblik samen tot de geboorte, van een
+zoon, die den naam Heimdall kreeg.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&rsquo;k Ben een kind van negen moeders,</p>
+<p class="line">&rsquo;k Ben een zoon van negen zusters.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<div class="figure xd20e5052width" id="p144"><img src="images/p144.jpg"
+alt="De Regenboogbrug" width="720" height="519">
+<p class="figureHead">De Regenboogbrug</p>
+<p class="firstpar">H. Hendrich.</p>
+</div>
+<p>De negen moeders voedden hun kind met de kracht der aarde, de
+vochtigheid der zee en de hitte der zon, en deze zonderlinge leefregel
+bleek z&oacute;&oacute; versterkend, dat de jonge god in een
+verwonderlijk korten tijd volwassen was, en zich naar zijn vader in
+Asgard spoedde. Hij trof de goden aan terwijl zij met trots de
+regenboogbrug beschouwden, die zij juist uit vuur, lucht en water
+hadden gemaakt; nog kan men deze drie grondstoffen duidelijk zien in
+haar langen boog, waar de drie hoofdkleuren schitteren: het rood dat
+het vuur, het blauw dat de lucht en het groen dat de koele diepten van
+de zee aanduidt.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De wachter van den regenboog.</h3>
+<p class="firstpar">Deze brug verbond hemel en aarde en eindigde onder
+de schaduw van den machtigen wereldboom Yggdrasil, dicht bij de
+fontein, waar Mimir wacht hield, en de eenige belemmering om ten volle
+van het prachtige schouwspel te genieten, was de vrees dat de
+vorstreuzen er over heen zouden gaan en zoo in Asgard binnendringen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb145" href="#pb145" name="pb145">145</a>]</span></p>
+<p>De goden hadden besproken dat het geraden was een betrouwbaren
+wachter aan te stellen, en zij heetten den nieuweling welkom als iemand
+die volkomen geschikt was om die ernstige taak te vervullen.</p>
+<p>Heimdall nam gaarne de verantwoordelijkheid op zich, en van nu af
+aan hield hij dag en nacht de wacht over den regenboogweg die naar
+Asgard voerde.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Bifr&ouml;st in &rsquo;t oosten blonk in kleuren
+rein;</p>
+<p class="line">En op zijn top, in blanksten schijn,</p>
+<p class="line">Bleek Heimdall op zijn post te zijn.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Oehlenschl&auml;ger.</i></p>
+<p>Ten einde hun wachter in staat te stellen de nadering van een vijand
+van verre te zien, gaven de goden hem z&oacute;&oacute; scherpe
+zintuigen, dat&mdash;zooals men zegt&mdash;hij het gras op de
+heuvelhelling en de wol op den rug van het schaap kon hooren groeien;
+dat hij honderd mijlen ver zoowel &rsquo;s daags als &rsquo;s nachts
+duidelijk kon zien; en bij dit alles had hij minder slaap noodig dan
+een vogel.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Bij angst&rsquo;ge reuzen meer bekend</p>
+<p class="line">Dan hij die zit in rust omhoog,</p>
+<p class="line">Wachter der lucht, en sluit geen oog.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Lied van Skirner.</i></p>
+<p>Heimdall werd verder toegerust met een schitterend zwaard en een
+wonderbare trompet, <span class="corr" id="xd20e5096" title="Bron: Giallar-horen">Giallar-hoorn</span> geheeten, en de goden
+bevalen hem er op te blazen als hij hun vijanden zag aankomen, zeggende
+dat de klank er van alle wezens in den hemel, op aarde en in Niflheim
+zou wekken. De laatste hevige stoot er in zou de komst van den dag
+aangeven waarop de laatste strijd zou gestreden worden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ten strijd zijn de goden geroepen</p>
+<p class="line">Door den ouden</p>
+<p class="line"><span class="corr" id="xd20e5105" title="Bron: Gjallar-horen">Giallar-hoorn</span>,</p>
+<p class="line">Luid blaast Heimdall,</p>
+<p class="line">Zijn klank is in de lucht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb146" href="#pb146" name="pb146">146</a>]</span></p>
+<p>Om dit instrument, dat een zinnebeeld was van de wassende maan,
+altijd bij de hand te hebben, hing Heimdall het aan een tak van den
+Yggdrasil boven zijn hoofd of liet het zinken in de wateren van Mimirs
+bron. In deze bron lag het naast Odins oog, dat een zinnebeeld was van
+de maan wanneer zij vol is.</p>
+<p>Heimdalls paleis, Himinbiorg geheeten, lag op het hoogste punt van
+de brug, en hier bezochten de goden hem dikwijls om te smullen aan de
+heerlijke mee die hij hun voorzette.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&rsquo;t Wordt genoemd Himinbiorg,</p>
+<p class="line">Waar Heimdall, zegt men,</p>
+<p class="line">Heeft woning en heerscht.</p>
+<p class="line">Daar de wachter drinkt</p>
+<p class="line">In still&rsquo; oude hal</p>
+<p class="line">Vroolijk goede mee.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Heimdall werd altijd afgebeeld in schitterende witte rusting, en hij
+werd daarom genoemd de blinkende god. Hij stond ook bekend als de
+lichte, onschuldige en genaderijke god, en alle goden hielden van hem.
+Van moeders zijde verwant aan de zee werd hij somtijds tot de
+Vana&rsquo;s gerekend; en daar de oude Noormannen, vooral de
+IJslanders, wien de omringende zee het belangrijkste element scheen,
+dachten dat alles uit haar was voortgekomen, kenden zij hem een alles
+omvattende kennis toe en hielden hem voor bijzonder wijs.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Van d&rsquo; Aesir de schoonste</p>
+<p class="line">Zag hij vooruit</p>
+<p class="line">Als d&rsquo; and&rsquo;re Vanir.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Heimdall werd verder onderscheiden door zijn gouden tanden, die
+lichtten als hij sprak, en hem den bijnaam Gullintani (goudtandige)
+bezorgden. Hij was ook de fiere bezitter van een vlug, goudmanig paard
+dat Gull-top <span class="pagenum">[<a id="pb147" href="#pb147" name="pb147">147</a>]</span>heette, en dat hem heen en weer droeg over de
+beweeglijke regenboogbrug. Deze ging hij vele malen per dag over, maar
+vooral in den vroegen morgen, en op dit uur droeg hij, als heraut van
+den dag, den naam Heimdellinger.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Vroeg reeds op Bifr&ouml;st</p>
+<p class="line">Reed Ulfruns zoon,</p>
+<p class="line">De horenblazer</p>
+<p class="line">Van Himinbi&ouml;rg.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Loki en Freya.</h3>
+<p class="firstpar">Zijn buitengewoon scherp gehoor was oorzaak dat
+Heimdall op zekeren nacht door het geluid van zachte stappen&mdash;als
+van een kat&mdash;werd opgeschrikt; dit geluid kwam van den kant van
+Freya&rsquo;s paleis, Folkvang. Heimdall wierp zijn arendsblik door het
+duister en bespeurde dat het geluid werd veroorzaakt door Loki, die,
+heimelijk als een vlieg het paleis binnengekomen, naar Freya&rsquo;s
+bed was gegaan en haar blinkend gouden halsketen Brisinga-men, het
+zinnebeeld van de vruchtbaarheid der aarde, wilde stelen.</p>
+<p>Heimdall zag dat de godin in haar slaap z&oacute;&oacute; lag dat
+niemand met mogelijkheid de keten kon losmaken zonder haar te wekken.
+Loki stond eenige oogenblikken aarzelend naast het bed, en begon toen
+vlug de runen te mompelen waardoor de goden naar willekeur hun gedaante
+konden veranderen. Toen hij dit deed, zag Heimdall hem kleiner worden,
+totdat hij de afmeting en gedaante had gekregen van een vloo, en toen
+kroop hij onder de dekens en beet Freya in de zij, zoodat zij anders
+ging liggen zonder dat zij wakker was geworden.</p>
+<p>De gesp was nu zichtbaar en Loki maakte ze behoedzaam los en maakte
+zich van den begeerden schat meester, terwijl hij er dadelijk mee
+wegsloop. Heimdall schoot onmiddellijk naar voren om den nachtelijken
+dief <span class="pagenum">[<a id="pb148" href="#pb148" name="pb148">148</a>]</span>te vervolgen, haalde hem spoedig in, trok zijn
+zwaard uit zijn scheede, om hem het hoofd af te slaan, toen de god zich
+in een flikkerende blauwe vlam veranderde. Snel als de gedachte nam
+Heimdall de gedaante aan van een wolk en zond een stroom regen neer om
+het vuur te blusschen; maar Loki veranderde even snel zijn gestalte in
+die van een grooten ijsbeer en opende zijn grooten muil om het water te
+verzwelgen. Heimdall, in het geheel niet bang, nam toen eveneens de
+gedaante aan van een beer en deed een moedigen aanval, maar toen het
+gevecht voor Loki noodlottig dreigde te eindigen, veranderde deze zich
+in een zeehond, en Heimdall desgelijks, waarop een laatste worsteling
+plaats greep, die hiermede eindigde, dat Loki den ketting moest
+teruggeven, die behoorlijk aan Freya weerom kwam.</p>
+<div class="figure xd20e5181width" id="p148"><img src="images/p148.jpg"
+alt="Heimdall" width="720" height="502">
+<p class="figureHead">Heimdall</p>
+<p class="firstpar">Dorothy Hardy.</p>
+</div>
+<p>In deze mythe is Loki een zinnebeeld van de droogte, of van de
+verderfelijke invloeden van de te verschroeiende zonnehitte, die de
+aarde (Freya) komt berooven van haar schoonsten sier (Brisinga-men).
+Heimdall is een verpersoonlijking van den weldadigen regen en dauw,
+die, na een poos worstelen met zijn vijand, de droogte, hem de baas
+wordt en hem dwingt zijn buit af te staan.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Heimdall&rsquo;s namen.</h3>
+<p class="firstpar">Heimdall heeft verschillende andere namen, onder
+welke wij vinden die van Hallinskide en Irmin, want soms vervangt hij
+Odin en wordt vereenzelvigd met dien god, evenals met andere
+zwaardgoden, Er, Heru, Cheru en Tyr, die allen beroemd zijn door hun
+schitterende wapenen. Hij echter is het meest bekend als de wachter van
+den regenboog en de god des hemels en van de vruchtbare regens en den
+dauw die verfrissching aan de aarde brengen.</p>
+<p>Heimdall deelde ook met Bragi de eer van de helden in het Valhalla
+welkom te heeten, en, onder den naam <span class="pagenum">[<a id="pb149" href="#pb149" name="pb149">149</a>]</span>van Riger, gold hij
+als de goddelijke voorvader van de verschillende groepen, die het
+menschelijke geslacht uitmaken, zooals blijkt in het volgende
+verhaal<span class="corr" id="xd20e5198" title="Bron: :">.</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De geschiedenis van Riger.</h3>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&ldquo;Heilige kind&rsquo;ren,</p>
+<p class="line">Groot en klein,</p>
+<p class="line">Zonen van Heimdall&rdquo;.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Heimdall verliet op zekeren dag zijn plaats in Asgard om op aarde te
+dalen zooals de goden gewoon waren. Hij was niet ver gegaan, toen hij
+aan een armelijke hut op het zeestrand kwam, waar hij aantrof Ai
+(overgrootvader) en Edda (overgrootmoeder), een arm maar waardig paar,
+dat hem gastvrij uitnoodigde om hun eenvoudig maal varkensvleesch te
+deelen. Heimdall, die zich Riger noemde, nam verheugd deze invitatie
+aan en bleef bij het paar drie dagen, terwijl hij hen veel leerde. Na
+verloop van dien tijd hervatte hij zijn reis. Kort na zijn bezoek,
+baarde Edda een donkeren, dikken jongen, dien zij Thrall noemde.</p>
+<p>Thrall toonde weldra buitengewone physieke kracht en een grooten
+aanleg voor allen zwaren arbeid; en toen hij groot geworden was, nam
+hij tot vrouw Thyr, een zwaar gebouwd meisje met door de zon gebruinde
+handen en platte voeten, die, evenals haar man, vroeg en laat werkte.
+Vele kinderen werden dit paar geboren, en van hen stamden alle slaven
+van de noordelijke landen af.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Zij hadden kind&rsquo;ren</p>
+<p class="line">En leefden gelukkig;</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Z&rsquo; omheinden landen,</p>
+<p class="line">Bemestten &rsquo;t ploegveld,</p>
+<p class="line">Hoedden varkens,</p>
+<p class="line">Weidden geiten,</p>
+<p class="line">Groeven veen.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Rigsm&aacute;l.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb150" href="#pb150" name="pb150">150</a>]</span></p>
+<p>Na de arme hut op de kale zeekust te hebben verlaten was Riger het
+land ingegaan, waar hij spoedig aan bebouwde velden kwam en een
+aanzienlijke boerderij. Deze vriendelijke woning binnentredend vond hij
+Afi (grootvader) en Amma (grootmoeder) die hem gastvrij uitnoodigden te
+gaan zitten en mede te eten van het eenvoudige maar overvloedige maal
+dat zij zouden gebruiken.</p>
+<div class="figure xd20e5244width" id="p150"><img src="images/p150.jpg"
+alt="Jarl" width="499" height="720">
+<p class="figureHead">Jarl</p>
+<p class="firstpar">Albert Edelfelt.</p>
+</div>
+<p>Riger nam de uitnoodiging aan en hij bleef drie dagen bij zijn
+gastheer en gastvrouw, terwijl hij hun intusschen allerlei nuttige
+kennis mededeelde. Na zijn vertrek uit hun huis baarde Amma een
+blauwoogigen forschen knaap, dien zij Karl noemde. Toen hij groot werd
+spreidde hij enorme kennis van landbouwzaken ten toon, en te zijner
+tijd trouwde hij een vlugge en huishoudelijke vrouw, Snor geheeten, die
+hem vele kinderen baarde, van wie het ras der landbouwers afkomstig
+is.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hij groeid&rsquo; op,</p>
+<p class="line">Gedijde flink;</p>
+<p class="line">Hij temde ossen,</p>
+<p class="line">Maakte ploegen;</p>
+<p class="line">Bouwde huizen,</p>
+<p class="line">Maakte schuren,</p>
+<p class="line">Maakte wagens</p>
+<p class="line">En dreef den ploeg.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Rigsm&aacute;l.</i></p>
+<p>Nadat hij dit huis van het tweede paar had verlaten, vervolgde Riger
+zijn reis, totdat hij kwam aan een heuvel, waarop een statig kasteel
+was gebouwd. Hier werd hij ontvangen door Fadir (vader) en Modir
+(moeder), die, wel gevoed en weelderig gekleed, hem hartelijk welkom
+heetten, en hem voorzetten lekkere spijzen en heerlijke wijnen.</p>
+<p>Riger bleef drie dagen bij dit paar en keerde vervolgens naar
+Himinbiorg terug om zijn taak als wachter van de Asa-brug te hervatten;
+en spoedig daarop baarde de vrouw van het kasteel een schoonen, slank
+gebouwden <span class="pagenum">[<a id="pb151" href="#pb151" name="pb151">151</a>]</span>knaap, dien zij Jarl noemde. Dit kind toonde
+vroeg groote liefde voor de jacht en allerlei krijgsmansoefeningen,
+leerde de runen verstaan en liefde om groote daden van dapperheid te
+verrichten, die zijn naam beroemd maakten en glorie gaven aan zijn
+geslacht. Man geworden huwde Jarl Erna, een aristokratisch en slank
+gebouwd meisje, dat zijn huishouden met verstand waarnam en hem vele
+kinderen baarde, allen bestemd om te regeeren; de jongste van dezen,
+Konur, werd de eerste koning van Denemarken. Deze mythe geeft goed aan
+het sterk klassegevoel onder de noordelijke volken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Op groeiden</p>
+<p class="line">Jarl&rsquo;s zonen;</p>
+<p class="line">Zij temden paarden,</p>
+<p class="line">Bogen schilden</p>
+<p class="line">Gladden pijlen,</p>
+<p class="line">Drilden speren,</p>
+<p class="line">Maar Kon, de jongste,</p>
+<p class="line">Wist de runen</p>
+<p class="line">Eeuw&rsquo;ge runen</p>
+<p class="line">En levensrunen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Rigsm&aacute;l.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb152" href="#pb152" name="pb152">152</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch14" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XIV: Hermod.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De vlugge god.</h3>
+<p class="firstpar">Een andere zoon van Odin was Hermod, zijn speciale
+dienaar, een schitterende en schoone jonge god, die begaafd was met
+groote snelheid van beweging en daarom als de snelle of vlugge god werd
+aangeduid.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Maar een was er, van alle goden d&rsquo; eerste,</p>
+<p class="line">In snelheid, Hermod werd zijn naam genoemd,</p>
+<p class="line">Het vlugst was hij.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Wegens deze belangrijke eigenschap deed Hermod doorgaans bij de
+goden als bode dienst, en op een enkel teeken van Odin was hij altijd
+bereid om zich naar welk deel der schepping ook heen te spoeden. Als
+een bijzonder bewijs van gunst gaf Alvader hem een prachtig pantser en
+een helm, die hij dikwijls aandeed als hij ging deelnemen aan het
+gevecht, en soms vertrouwde Odin aan zijn zorg toe de kostbare speer
+Gungnir, en gebood hem die over de hoofden der strijdenden te werpen,
+die op het punt waren den slag te wagen, opdat hun moed tot moordende
+woede zou worden aangezet.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Laat ons Odin bidden</p>
+<p class="line">In ons te varen;</p>
+<p class="line">Hij geeft en gunt</p>
+<p class="line">Den goeden goud;</p>
+<p class="line">Hij gaf aan Hermod</p>
+<p class="line">Een helm en pantser.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Hermod had behagen in het gevecht en heette dikwijls &ldquo;de
+moedige in den slag&rdquo;, en werd vereenzelvigd met den god van het
+Al, Irmin. Men zegt dat hij soms de Valkyren vergezelde op hun rit naar
+de aarde, en vaak de krijgers naar het Valhalla begeleidde, waarom hij
+beschouwd werd als de gids der heldhaftige dooden. <span class="pagenum">[<a id="pb153" href="#pb153" name="pb153">153</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Tot hem sprak Hermoden, sprak Brage:</p>
+<p class="line">&ldquo;Wij groeten u uit naam van allen,</p>
+<p class="line">Bij de goden bekend om uw moed zijt gij,</p>
+<p class="line">En zij nooden u uit in hun hallen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Owen Meredith.</i></p>
+<p>Hermod&rsquo;s kenmerkend attribuut was, behalve zijn pantser en
+helm, een stok of staf, die Gambantein heette, het teeken van zijn
+waardigheid, dat hij overal mededroeg.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Hermod en de Waarzegger.</h3>
+<p class="firstpar">Eens door onbepaalde angsten voor de toekomst
+gedrukt en van de Nornen geen voldoende antwoorden op zijn vragen
+kunnende verkrijgen, beval Odin Hermod zijn wapenrusting aan te doen en
+Sleipnir te zadelen, dien hij, behalve Odin, alleen berijden mocht, en
+zich te spoeden naar het land van de Finnen. Dit volk, dat in de
+bevroren poolstreken woonde, had&mdash;zoo meende men&mdash;behalve dat
+het de koude stormen kon verwekken, die van het noorden aanwoeien en
+veel ijs en sneeuw in hun gevolg meebrachten, groote geheimzinnige
+vermogens.</p>
+<p>De beroemdste van deze Finsche toovenaars was Rossthiof (de
+paardendief) die gewoon was reizigers in zijn gebied te halen door
+middel van magische kunsten, om hen te berooven en te vermoorden, en
+hij vermocht de toekomst te voorspellen, ofschoon hij steeds onwillig
+was het te doen.</p>
+<p>Hermod, &ldquo;de snelle&rdquo; reed vlug noordwaarts, met de
+opdracht dezen Fin te zoeken, en in plaats van zijn eigen stok droeg
+hij Odins runenstaf, dien Alvader hem had gegeven om alle
+belemmeringen, die Rossthiof tegen hem zou mogen in het werk stellen,
+uit den weg te ruimen. In weerwil van de schimachtige monsters en de
+onzichtbare hinderlagen en valstrikken, kon Hermod de woning van den
+toovenaar veilig bereiken, en toen <span class="pagenum">[<a id="pb154"
+href="#pb154" name="pb154">154</a>]</span>de reus hem aanviel, kon hij
+hem met gemak overwinnen en bond hij hem aan handen en voeten, zeggende
+dat hij hem niet vrij zou laten eer hij beloofde alles te openbaren wat
+hij wilde weten.</p>
+<p>Toen Rossthiof zag dat er geen kans op ontvluchten was, beloofde hij
+te zullen doen als zijn overwinnaar wenschte, en, in vrijheid gesteld,
+begon hij dadelijk bezweringen te mompelen. Zoodra deze gehoord werden,
+verborg zich de zon achter de wolken, de aarde schudde en beefde, en de
+stormwinden huilden, als een troep hongerige wolven.</p>
+<p>Naar den horizon wijzende zei de toovenaar dat Hermod moest zien, en
+de snelle god zag in de verte een grooten stroom bloed die den grond
+rood maakte. Terwijl hij keek naar dien wonderbaren stroom verscheen
+plotseling een oude vrouw en een oogenblik later stond een klein kind
+naast haar. Tot verbazing van den god groeide dit kind
+z&oacute;&oacute; wonderbaarlijk snel dat hij weldra volwassen was, en
+Hermod bespeurde dat hij stoutmoedig een boog met pijlen zwaaide.</p>
+<p>Rossthiof begon nu de voorteekenen te verklaren, die zijn kunst
+bezworen had, en hij legde uit dat de stroom bloed den moord van een
+der zonen van Odin aanduidde, maar dat als de vader der goden zou
+vrijen en veroveren Rinda, in het land der Ruthenen (Russen), zij hem
+een zoon zou baren die volwassen zou zijn in een paar uur en zijn
+broeders dood wreken zou.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Rind zal baren een zoon,</p>
+<p class="line">In de west&rsquo;lijke hallen;</p>
+<p class="line">Hij zal Odins zoon verslaan,</p>
+<p class="line">&Eacute;&eacute;n nacht oud.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Hermod luisterde aandachtig naar de woorden van Rossthiof en bij
+zijn terugkeer naar Asgard vertelde hij alles wat hij gezien en gehoord
+had aan Odin, wiens <span class="pagenum">[<a id="pb155" href="#pb155"
+name="pb155">155</a>]</span>vreezen bevestigd werden, en die dus met
+zekerheid wist dat hij een zoon door een gewelddadigen dood verliezen
+zou. Hij troostte zich echter met de gedachte dat een ander van zijn
+afstammelingen de misdaad zou wreken en hij dus de genoegdoening zou
+krijgen die een echte Noorman altijd verlangde. <span class="pagenum">[<a id="pb156" href="#pb156" name="pb156">156</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch15" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XV: Vidar.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De zwijgende god.</h3>
+<p class="firstpar">Men verhaalt dat Odin eens verliefd was op de
+schoone reuzin Grid, die woonde in een spelonk in de woestijn en dat,
+toen hij haar vrijde, hij van haar gedaan kreeg dat zij zijn vrouw
+werd. Uit deze verbintenis tusschen Odin (geest) en Grid (stof) kwam
+Vidar voort, een zoon die even sterk als stil was, en dien de ouden
+beschouwden als een verpersoonlijking van het oorspronkelijke woord of
+van de onsterflijke natuurkrachten.</p>
+<p>Evenals de goden, door Heimdall, nauw verbonden waren met de zee,
+waren zij ook na verwant aan de bosschen en de natuur in het algemeen
+door Vidar, die de &ldquo;zwijgende&rdquo; genoemd werd en die bestemd
+was hun ondergang te overleven en te heerschen over een herboren aarde.
+Deze god woonde in Landvidi (het wijde land), een paleis versierd met
+groene takken en versche bloemen, gelegen in het midden van een
+ondoordringbaar oerwoud, waar de diepste stilte heerschte en de
+eenzaamheid, door hem bemind.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Overgroeid met struiken</p>
+<p class="line">En met hoog gras</p>
+<p class="line">In Vidar&rsquo;s wijd land.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>De oude Skandinavische opvatting van den zwijgenden Vidar is
+inderdaad zeer grootsch en dichterlijk en werd ingegeven door het
+woeste Noorsche landschap. &ldquo;Wie heeft ooit gezworven door zulke
+wouden, vele mijlen ver, in een onbegrensde verte, zonder pad, zonder
+doel, tusschen hun geweldige schaduwen, hun gewijde duisternis, zonder
+vervuld te zijn met diepen eerbied voor de verheven grootheid der
+Natuur, die alle menschenwerk te boven gaat, zonder te voelen de
+verhevenheid der idee die den grondslag vormt van Vidar&rsquo;s
+wezen?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb157" href="#pb157" name="pb157">157</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Vidar&rsquo;s schoen.</h3>
+<p class="firstpar">Vidar wordt afgebeeld als slank, welgebouwd en
+schoon, gekleed in wapenrusting, omgord met een zwaard dat een breed
+lemmet heeft, en geschoeid met een grooten ijzeren of lederen schoen.
+Volgens sommige mythologen had hij deze eigenaardige voetbedekking te
+danken aan zijn moeder Grid, die, wetende dat hij op den jongsten dag
+zou moeten vechten tegen het vuur, haar als een bescherming bedoelde
+tegen het vurig element, zooals haar ijzeren handschoen Thor had
+beschut in zijn strijd tegen Geirrod. Maar andere bronnen zeggen dat
+zijn schoen was gemaakt van de lederreepen, die Noorsche schoenlappers
+hadden weggegeven of weggegooid. Daar het voornaamste was, dat de
+schoen groot en sterk genoeg moest zijn om de scherpe tanden van
+Fenrils wolf op den jongsten dag weerstand te bieden, was het een punt
+van religieuse verplichting onder Noorsche schoenmakers zooveel stukken
+en snippers leer als mogelijk was weg te geven.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De profetie van de Nornen.</h3>
+<p class="firstpar">Toen Vidar zijn makkers in het Valhalla ontmoette,
+heetten zij hem vroolijk welkom, want zij wisten dat zijn groote kracht
+hun van goeden dienst zou zijn in tijd van nood. Nadat zij hem
+vriendschappelijk hadden onthaald op de gouden meede, beval Alvader hem
+te volgen naar de Urdarfontein, waar de Nornen altijd bezig waren met
+het weven van hun web. Door Odin ondervraagd aangaande zijn toekomst en
+Vidars lot, antwoordden de drie zusters in orakeltaal en uitten elk een
+zin:</p>
+<div class="lgouter xd20e5431">
+<p class="line">Vroeg begonnen.</p>
+<p class="line">Verder gesponnen.</p>
+<p class="line">Gedaan wat verzonnen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Hier voegde haar moeder, Wyrd, de oorspronkelijke
+godin van het noodlot bij: <i>Met vreugd nog eens gewonnen</i>.
+<span class="pagenum">[<a id="pb158" href="#pb158" name="pb158">158</a>]</span>Deze geheimzinnige antwoorden zouden volstrekt
+onbegrijpelijk zijn gebleven, had de godin niet verklaard dat de tijd
+verder gaat, dat alles moet veranderen, dat als zijn vader zou vallen
+in den laatsten slag, zijn zoon Vidar zijn wreker zou zijn en zou leven
+om over een herboren wereld te heerschen, nadat hij al zijn vijanden
+overwonnen had.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Daar zit Odins</p>
+<p class="line">Zoon op het paard;</p>
+<p class="line">Zal wreken zijn vader.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Terwijl Wyrd sprak, sidderden de bladeren van den wereldboom alsof
+zij door een koelte bewogen werden, de arend op zijn hoogsten tak
+klapte met zijn vleugels, en de slang Nidhug staakte een oogenblik zijn
+vernielingswerk aan de wortelen van den Boom. <span class="corr" id="xd20e5458" title="Bron: Gird">Grid</span>, bij vader en zoon komend,
+verheugde zich met Odin toen zij hoorde dat hun zoon bestemd was de
+oudere goden te overleven en over den nieuwen hemel en de nieuwe aarde
+te heerschen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Daar wonen Vidar en Vale</p>
+<p class="line">In de heilige verblijven,</p>
+<p class="line">Als het vuur van Surt is gebluscht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>Vidar sprak echter geen woord, maar keerde langzaam terug naar zijn
+paleis Landvidi, in het hart van het oorspronkelijke woud en, daar, op
+zijn troon zittend dacht hij lang na over eeuwigheid, toekomst en
+oneindigheid. Als hij hare geheimen peilde, maakte hij ze nooit
+openbaar, want de ouden verzekerden dat hij &ldquo;zwijgend als het
+graf&rdquo; was&mdash;een zwijgen, dat aanduidde dat niemand weet wat
+hem in het toekomstige leven te wachten staat.</p>
+<p>Vidar was niet alleen een verpersoonlijking van de <span class="pagenum">[<a id="pb159" href="#pb159" name="pb159">159</a>]</span>onvergankelijkheid der natuur, maar hij was ook
+een zinnebeeld van de opstanding en de vernieuwing, aanduidend de
+eeuwige waarheid dat nieuwe loten en bloesems zullen ontluiken om te
+vervangen die welke afgevallen zijn.</p>
+<p>De schoen dien hij droeg zou zijn verdediging zijn tegen den wolf
+Fenris, die, Odin verslagen hebbende, zijn woede tegen hem zou keeren
+en zijn vreeslijke kaken zou openen om hem te verslinden. Maar de oude
+Noormannen zeiden dat Vidar den dus bekleeden voet zou uitstrekken
+tegen de benedenkaak van het monster, en, de bovenkaak vastgrijpend,
+met hem worstelen zou totdat hij hem in twee&euml;n had gescheurd.</p>
+<p>Daar slechts &eacute;&eacute;n schoen vermeld wordt in de
+Vidar-mythen, vooronderstellen sommige mythologen dat hij maar
+&eacute;&eacute;n been had, en de verpersoonlijking was van een
+waterstraal, die plotseling op den jongsten dag zou opstijgen, om het
+woeste vuur uit te blusschen, dat in den verschrikkelijken wolf Fenris
+verpersoonlijkt was. <span class="pagenum">[<a id="pb160" href="#pb160"
+name="pb160">160</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch16" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XVI: Vali.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het vrijen van Rinda.</h3>
+<p class="firstpar">Billing, de koning van de Ruthenen, was zeer
+teleurgesteld toen hij hoorde dat een groote macht zijn rijk zou
+binnenvallen, want hij was te oud om als vroeger te vechten, en zijn
+eenig kind, een dochter die Rinda heette, weigerde, ofschoon zij op
+huwbaren leeftijd was, een echtgenoot te kiezen uit hare vele vrijers,
+en dan haren vader de hulp te geven, die hij zoo smartelijk miste.</p>
+<p>Terwijl Billing mistroostig nadacht in zijn hal, trad plotseling een
+vreemdeling zijn paleis binnen. De koning keek op, en zag een man van
+middelbaren leeftijd, gewikkeld in een wijden mantel, met een
+breedgeranden hoed over zijn voorhoofd getrokken om te verbergen dat
+hij slechts &eacute;&eacute;n oog had. De vreemdeling vroeg beleefd
+naar de oorzaak van zijn klaarblijkelijke neerslachtigheid, en daar er
+iets in zijn houding was dat vertrouwen inboezemde, vertelde de koning
+hem alles, en op het eind van het verhaal bood hij aan het leger der
+Ruthenen tegen hun vijand aan te voeren.</p>
+<p>Toen zijn diensten met blijdschap waren aanvaard, duurde het niet
+lang of Odin&mdash;want hij was het&mdash;behaalde een merkwaardige
+overwinning, en, in triomf terugkeerend, vroeg hij toestemming om
+&rsquo;s konings dochter Rinda te vrijen. Ofschoon de pretendent op
+jaren was, hoopte Billing dat zijn dochter een gunstig oor zou leenen
+aan een vrijer die zich zeer bleek te onderscheiden en hij gaf
+onmiddellijk toestemming. Zoo vertoonde Odin, nog onbekend, zich aan de
+prinses, maar zij wees boos zijn voorstel af en sloeg hem ruw om de
+ooren toen hij haar poogde te kussen.</p>
+<p>Genoopt zich terug te trekken, gaf Odin niettemin het plan niet op
+Rinda tot zijn vrouw te maken, want hij wist, dank zij Rossthiofs
+profetie, dat geen andere dan zij den aangewezen wreker van zijn
+vermoorden zoon kon ter wereld <span class="pagenum">[<a id="pb161"
+href="#pb161" name="pb161">161</a>]</span>brengen. Zijn volgende poging
+was dus de gedaante van een smid aan te nemen, en in die vermomming
+kwam hij terug in Billings hal, en terwijl hij kostelijke versierselen
+maakte van zilver en goud, vermenigvuldigde hij z&oacute;&oacute;
+kunstig deze schoone bijouteri&euml;n, dat de koning gaarne zijn
+toestemming gaf, toen hij vroeg of hij zich tot de prinses mocht
+wenden. De smid, Rosterus, zooals hij zich aandiende, werd echter met
+even weinig plichtplegingen door Rinda afgescheept als zij dit den
+gelukkigen veldheer had gedaan; maar ofschoon zijn oor opnieuw suisde
+van haar harden klap, was hij meer besloten dan ooit haar tot zijn
+vrouw te maken.</p>
+<p>Den volgenden keer toen Odin zich vertoonde voor de grillige dame,
+was hij vermomd als een fier oorlogsheld, want, dacht hij, een jong
+soldaat zou misschien het hart van het meisje treffen, maar toen hij
+haar weer poogde te kussen, stootte zij hem z&oacute;&oacute;
+plotseling terug, dat hij struikelde en op &eacute;&eacute;n knie
+viel.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Menig schoone maagd</p>
+<p class="line">Is voor mannen onverschillig</p>
+<p class="line">Als men haar kent;</p>
+<p class="line">Dat ondervond ik</p>
+<p class="line">Toen ik beproefde,</p>
+<p class="line">Dat stille meisje</p>
+<p class="line">Voor mij te winnen;</p>
+<p class="line">Allerlei smaad</p>
+<p class="line">Hoopte toen op mij</p>
+<p class="line">Dat luimige kind;</p>
+<p class="line">Niets van die schoone kreeg ik gedaan.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Deze derde beleediging maakte Odin z&oacute;&oacute; woedend, dat
+hij zijn magischen runestaf uit zijn borst trok, hem op Rinda richtte
+en een z&oacute;&oacute; vreeselijke bezwering uitsprak, dat zij in de
+armen harer dienstbaren viel, stijf en schijnbaar levenloos.</p>
+<p>Toen de prinses weer tot zich zelf kwam, was haar vrijer verdwenen,
+maar de koning ontdekte tot zijn groot verdriet dat zij geheel haar
+verstand verloren had en <span class="pagenum">[<a id="pb162" href="#pb162" name="pb162">162</a>]</span>zwaarmoedig krankzinnig was. Te
+vergeefs werden alle dokters geroepen en beproefden zij hun middelen;
+het meisje bleef stil en bedroefd, en haar ongeruste vader had bijna
+alle hoop opgegeven, toen een oude vrouw, die zich als Vecha, of Vak,
+aandiende, verscheen, en aanbood de prinses te genezen. De oude vrouw,
+die Odin was in vermomming, schreef der pati&euml;nte eerst een voetbad
+voor; maar, toen dit geen kennelijke uitwerking scheen te hebben,
+stelde zij voor met een krachtiger behandeling de proef te nemen. Tot
+dit doel, zei Vecha, moest de pati&euml;nte aan haar uitsluitende zorg
+worden toevertrouwd en stevig worden vastgebonden zoodat zij niet den
+minsten weerstand kon bieden. Billing, die zijn kind wilde redden, vond
+alles goed; en toen hij dus volledige macht over Rinda had gekregen,
+dwong Odin haar hem te huwen, terwijl hij haar slechts uit hare banden
+en hare betoovering los liet, toen zij eerlijk beloofd had zijn vrouw
+te worden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De geboorte van Vali.</h3>
+<p class="firstpar">De voorspelling van Rossthiof was nu vervuld, want
+Rinda baarde een zoon, Vali (Ali, Bous of Beav) geheeten, een
+personifi&euml;ering van het lengen der dagen, die z&oacute;&oacute;
+snel opgroeide, dat hij in den loop van &eacute;&eacute;n enkelen dag
+zijn volle lengte kreeg. Zonder zelfs den tijd te nemen om zijn gezicht
+te wasschen of zijn haar te kammen, haastte zich deze jonge god naar
+Asgard, boog en pijl in de hand, om Balders dood op zijn moordenaar
+Hodur, den blinden god der duisternis, te wreken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zie, Vali komt, straft Hodur blind,</p>
+<p class="line">Hij zoon van &rsquo;t west en Rinda&rsquo;s kind,</p>
+<p class="line">En Odins, in &eacute;&eacute;n dag volboren,</p>
+<p class="line">Hij gunt zich rust niet naar behooren,</p>
+<p class="line">Noch toeft te wasschen zich de handen</p>
+<p class="line">Zich &rsquo;t haar te kammen, ijlt door landen</p>
+<p class="line">Totdat z&rsquo;n roeping is vervuld</p>
+<p class="line">En Hodur heeft geboet zijn schuld.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones<span class="corr" id="xd20e5560" title="Bron: .)">).</span></i> <span class="pagenum">[<a id="pb163" href="#pb163" name="pb163">163</a>]</span></p>
+<p>In deze mythe weerstaat Rinda, een verpersoonlijking van de bevroren
+aardkorst, de warme liefde van de zon, Odin, die te vergeefs aanduidt
+dat de lente de tijd is voor oorlogsondernemingen, en die de sieraden
+van den gouden zomer aanbiedt. Zij geeft slechts toe, als, na een bui
+(het voetbad) de dooi begint. Overwonnen dan door de onweerstaanbare
+macht van de zon, geeft de aarde zich neer onder zijn omhelzing, wordt
+bevrijd van de betoovering (het ijs) die haar hard en koud maakte, en
+brengt voort Vali, den voeder, of Bous, den boer, die uit zijn donkere
+hut te voorschijn komt als de liefelijke dagen zijn gekomen. Het
+vermoorden van Hodur door Vali beteekent dus het &ldquo;voor den dag
+komen van nieuw licht na de duisternis van den winter.&rdquo;</p>
+<p>Vali, die als een der twaalf goden voorkomt welke de zetels in de
+groote hal van Gladsheim innemen, deelde met zijn vader het huis dat
+Valaskialf heette, en was, reeds v&oacute;&oacute;r zijn geboorte,
+voorbestemd om het laatste gevecht en de godenschemering te overleven,
+en met Vidar te regeeren over de herboren aarde.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Dienst van Vali.</h3>
+<p class="firstpar">Vali is de god van het eeuwige licht, zooals Vidar
+van de onvergankelijke stof; en daar de lichtstralen dikwijls pijlen
+heetten, wordt hij altijd als boogschutter voorgesteld en vereerd.
+Daarom wordt zijn maand in den Noorschen kalender aangeduid door het
+teeken van den boog, en heet Lios-beri, de lichtbrengende. Daar zij
+valt tusschen het midden van Januari en Februari, wijdden de eerste
+Christenen deze maand aan St. Valentijn, die ook een ervaren
+boogschutter was, en die, evenals Vali, de heraut van lichter dagen
+heette, en de wekker van teedere gevoelens en de beschermheer van alle
+minnaars. <span class="pagenum">[<a id="pb164" href="#pb164" name="pb164">164</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch17" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XVII: De Nornen.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De drie schikgodinnen.</h3>
+<p class="firstpar">De Noorsche godinnen van het noodlot, die Nornen
+heetten, waren in geen enkel opzicht afhankelijk van de andere goden,
+die noch naar hare besluiten mochten vragen, noch er invloed op
+oefenen. Zij waren drie zusters, waarschijnlijk afstammelingen van den
+reus Norvi, van wien Nott (nacht) afkomstig was. Zoodra de Gouden Eeuw
+voorbij was en de zonde zelfs de hemelsche woningen van Asgard
+binnensloop, verschenen de Nornen onder den grooten esch Yggdrasil en
+vestigden zich bij de Urdar-fontein. Volgens sommige bronnen moesten
+zij de goden waarschuwen voor toekomstig kwaad, hen op het hart binden
+goed gebruik te maken van het heden, en hen gezonde lessen leeren
+trekken uit het verleden.</p>
+<div class="figure xd20e5583width" id="p164"><img src="images/p164.jpg"
+alt="De Nornen" width="540" height="720">
+<p class="figureHead">De Nornen</p>
+<p class="firstpar">C. Ehrenberg.</p>
+</div>
+<p>Deze drie zusters die Urd, Verdandi en Skuld heetten, stelden het
+verleden, het heden en de toekomst voor. Haar voornaamste bezigheden
+waren de webbe van het lot te weven, dagelijks den heiligen boom te
+besprenkelen met water uit de Urdar-fontein en versche aarde te leggen
+om zijn wortelen, opdat hij frisch en altijd groen zou blijven.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Vandaar komen de maagden</p>
+<p class="line">Die zeer veel weten,</p>
+<p class="line">Drie van de hal</p>
+<p class="line">Beneden den boom;</p>
+<p class="line">Een heette <i>was</i>,</p>
+<p class="line">D&rsquo; andre <i>zijnde</i></p>
+<p class="line">De derde <i>die zijn zal</i>.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De V&ouml;lusp&acirc;.</i></p>
+<p>Sommigen beweren verder dat de Nornen wacht hielden over de gouden
+appelen, die aan de takken van den boom des levens, der ervaring en der
+kennis hingen, en dat zij slechts <span class="corr" id="xd20e5621"
+title="Bron: Idun">Idoen</span> toestonden de vrucht te plukken, de
+vrucht waardoor de goden konden vernieuwen hun jeugd. <span class="pagenum">[<a id="pb165" href="#pb165" name="pb165">165</a>]</span></p>
+<p>De Nornen verzorgden en voedden ook twee zwanen die over het
+spiegelgladde oppervlak van de Urdarfontein zwommen en van die paar
+vogels stammen&mdash;meende men&mdash;alle zwanen op aarde af. Soms,
+zoo zegt men, bekleedden zich de Nornen met zwanenveeren om de aarde te
+bezoeken, of vermaakten zich als meerminnen langs de kusten en in
+verschillende meren en rivieren, waar zij van tijd tot tijd aan de
+stervelingen verschenen om hun de toekomst te voorspellen of hun wijzen
+raad te geven.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het web der Nornen.</h3>
+<p class="firstpar">De Nornen weefden soms z&oacute;&oacute; groote
+webben dat als een van de wevers stond op een hoogen berg in het verste
+Oosten, een ander ver in de Westersche zee waadde. De draden van haar
+weefsel geleken op koorden en verschilden zeer in kleur, in
+overeenstemming met den aard der gebeurtenissen die zouden geschieden,
+en een zwarte draad, die van het Noorden ging naar het Zuiden, gold
+vast als een teeken van dood. Wanneer deze zusters de spoel deden
+wentelen af en aan, zongen zij een plechtig gezang. Zij schenen niet te
+weven volgens hare eigen wenschen, maar blindelings alsof zij met
+tegenzin den wil uitvoerden van Orlog, de eeuwige wet van het al, een
+oudere en hoogere macht, die blijkbaar begin noch einde had.</p>
+<p>Twee van de Nornen, Urd en Verdandi, werden voor heel welwillend
+gehouden, terwijl, zooals men zeide, de derde steeds haar werk te niet
+deed en het dikwijls, als het bijna klaar was, toornig in flarden
+scheurde, terwijl zij de overblijfselen op de winden des hemels
+uitstrooide. Als verpersoonlijking van den tijd werden de Nornen
+voorgesteld als zusters van verschillenden leeftijd en karakter,
+terwijl Urd (Wurd, tooverkracht) heel oud en afgeleefd scheen en
+voortdurend omkeek alsof zij zich <span class="pagenum">[<a id="pb166"
+href="#pb166" name="pb166">166</a>]</span>verdiepte in het beschouwen
+van voorbijgegane gebeurtenissen en volken van het verleden; Verdandi,
+de tweede zuster, jong, actief en zonder vrees, keek recht voor zich
+uit, terwijl Skuld, het type van het toekomstige, meestal afgebeeld
+werd als dichtgesluierd, met het hoofd gekeerd in tegengestelde
+richting als Urd, en vasthoudend een boek of rol, die nog niet geopend
+of ontrold was.</p>
+<p>Dagelijks kregen deze Nornen bezoek van de goden, die ze gaarne
+raadpleegden; en zelfs Odin reed dikwijls naar de Urdarfontein om haar
+hulp in te roepen, want meestal beantwoordden zij zijn vragen, &rsquo;t
+zwijgen bewarend over zijn eigen lot en dat zijner medegoden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Lang en heel snel reed hij heen,</p>
+<p class="line">Onders &rsquo;s Levens boom (waar &rsquo;t vocht</p>
+<p class="line">Van de heil&rsquo;ge Bron welt) zocht</p>
+<p class="line">Urdar, Norne van &rsquo;t Verle&ecirc;n;</p>
+<p class="line">Maar haar oog, dat rugwaarts zag</p>
+<p class="line">Hielp hem niet op dezen dag.</p>
+<p class="line">Op Verdandi&rsquo;s blad viel neer</p>
+<p class="line">Schaduw, meldend kommer meer,</p>
+<p class="line">Schaduw, die op Asgard hing,</p>
+<p class="line">Wierp er op een duistren kring</p>
+<p class="line">&rsquo;t Geheim was niet bij deze vrouw,</p>
+<p class="line">Wat &rsquo;t schoone Valhall redden zou.</p>
+<p class="line">De jongste zuster, van wat komt</p>
+<p class="line">Norna, Skuld, bleef gansch verstomd.</p>
+<p class="line">Toen hij vroeg om toekomsts zin,</p>
+<p class="line">Haar somber oog sloot kommer in.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones<span class="corr" id="xd20e5675" title="Bron: .)">).</span></i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Andere beschermgeesten.</h3>
+<p class="firstpar">Behalve de drie voornaamste Nornen, waren er vele
+andere, veel minder belangrijk, die de beschermgeesten der menschheid
+schijnen te zijn geweest, aan wie zij dikwijls verschenen, terwijl zij
+allerlei soorten van geschenken aan hun gunstelingen gaven, en zelden
+in gebreke bleven tegenwoordig te zijn bij geboorte, bij huwelijk en
+dood.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Veelvuldig is hun maagschap, wie zal hen noemen
+allen?</p>
+<p class="line">Zij heerschen over de menschen en der sterren rijzen en
+vallen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Sigurd de Volsung (William
+Morris).</i> <span class="pagenum">[<a id="pb167" href="#pb167" name="pb167">167</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De geschiedenis van Nornagesta.</h3>
+<p class="firstpar">Eens bezochten de drie zusters Denemarken, en
+traden de woning binnen van een edelman, toen zijn eerste kind ter
+wereld kwam. Het vertrek binnentredend waar de moeder lag, beloofde de
+eerste Norne dat het kind flink en braaf zou zijn, en de tweede dat hij
+gelukkig zou wezen en een groot zanger zou worden&mdash;voorspellingen,
+die de harten der ouders met blijdschap vervulden. Intusschen had zich
+het nieuws van het gebeurde verspreid, en de buren kwamen in
+z&oacute;&oacute; groote menigte het vertrek binnen dat het dringen van
+de nieuwsgierige schare schuld was dat de derde Norne op ruwe wijze van
+haar stoel werd gestooten.</p>
+<p>Boos over deze beleediging stond Skuld trotsch op en zei dat de
+giften harer zusters niet zouden baten, daar zij zou bepalen dat het
+kind niet langer zou leven dan de kaars die bij het bed stond zou
+branden. Deze onheilspellende woorden vervulden het hart der moeder met
+schrik, en bevend sloot zij haar kind vaster aan haar borst, want de
+kaars was bijna afgebrand en het kon niet lang meer duren of zij ging
+uit. De oudste Norne echter had geen plan haar voorspelling aldus te
+niet te laten doen; maar daar zij hare zuster niet kon dwingen hare
+woorden in te trekken, greep zij snel de kaars, deed het licht uit en
+terwijl zij het rookende eind aan de moeder van het kind gaf, beval zij
+haar het zorgvuldig te bewaren, en het nooit aan te steken eer haar
+zoon van het leven genoeg had.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In het huis was het nacht:</p>
+<p class="line">De Nornen kwamen</p>
+<p class="line">Die zouden beslissen</p>
+<p class="line">Over &rsquo;s prinsen leven.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Deze jongen werd Nornagesta genoemd ter eere van de Nornen, en
+groeide op tot een zoo schoonen, dapperen en begaafden man als een
+moeder maar kon <span class="pagenum">[<a id="pb168" href="#pb168"
+name="pb168">168</a>]</span>wenschen. Toen hij oud genoeg was om den
+ernst van het hem toevertrouwde te verstaan, vertelde hem zijn moeder
+de geschiedenis van het bezoek der Nornen, en gaf hem het eindje kaars
+dat hij vele jaren bewaarde, terwijl hij het veiligheidshalve in de
+kast van zijn harp opborg. Toen zijn ouders dood waren, zwierf
+Nornagesta van plaats tot plaats, en nam deel aan ieder gevecht en
+onderscheidde zich in den oorlog, zijn heldenwijzen zingend waar hij
+ook ging. Daar hij van geestdriftigen en dichterlijken aard was, had
+hij niet spoedig genoeg van het leven, en terwijl andere helden
+gerimpeld en oud werden, bleef hij jong van hart en krachtig van
+gestalte. Hij was dus getuige van de geweldige daden der heldeneeuwen,
+was de trouwe makker van de oude krijgslieden, en nadat hij driehonderd
+jaar geleefd had, zag hij dat het geloof in de oude heidensche goden
+langzamerhand plaats maakte voor de prediking der Christenzendelingen.
+Eindelijk kwam Nornagesta aan het hof van koning Olaf Tryggvesson, die,
+overeenkomstig zijn gewoonte, hem schier door geweld bekeerde en hem
+dwong den doop te ontvangen. Wenschend zijn volk te overtuigen dat de
+tijd voor het bijgeloof voorbij was, noodzaakte de koning den ouden
+skalde de kaars voor den dag te halen en aan te steken, die hij meer
+dan drie eeuwen zorgvuldig had bewaard.</p>
+<div class="figure xd20e5718width" id="p168"><img src="images/p168.jpg"
+alt="De Dises" width="720" height="493">
+<p class="figureHead">De Dises</p>
+<p class="firstpar">Dorothy Hardy.</p>
+</div>
+<p>Ofschoon hij pas bekeerd was, sloeg Nornagesta de flikkerende vlam
+angstig gade, en toen zij ten slotte uitging, zonk hij levenloos op den
+grond, dus bewijzend, in weerwil van den ontvangen doop, dat hij nog in
+de voorspelling van de Nornen geloofde.</p>
+<p>In de middeleeuwen, en zelfs later, komen de Nornen in vele verhalen
+en mythen voor, en verschijnen dan als fee&euml;n of heksen, zooals,
+bij voorbeeld, in het verhaal van de &ldquo;Schoone Slaapster&rdquo;,
+en Shakespeare&rsquo;s treurspel Macbeth. <span class="pagenum">[<a id="pb169" href="#pb169" name="pb169">169</a>]</span></p>
+<div class="sp">
+<p class="speaker"><i>Eerste heks.</i></p>
+<p class="line">Wanneer &rsquo;t volgend samenzijn?</p>
+<p class="line">Bij regen, storm of weerlichtsschijn?</p>
+</div>
+<div class="sp">
+<p class="speaker"><i>Tweede heks.</i></p>
+<p class="line">Als &rsquo;t rumoeren is gedaan,</p>
+<p class="line">Als men hoort victorie slaan.</p>
+</div>
+<div class="sp">
+<p class="speaker"><i>Derde heks.</i></p>
+<p class="line">Dat is na zonsondergaan.</p>
+</div>
+<p class="xd20e1136"><i>Shakespeare&rsquo;s Macbeth (vert. v.
+Burgersdijk).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Vala.</h3>
+<p class="firstpar">Soms droegen de Nornen den naam Vala, of
+profetessen, want zij hadden de gave der waarzegging&mdash;een gave die
+bij alle noordelijke volken in hoog aanzien was. Zij dachten dat zij
+het vrouwelijk geslacht was voorbehouden. De voorspellingen van de Vala
+werden nooit in twijfel getrokken, en men zegt dat de Romeinsche
+generaal Drusus z&oacute;&oacute; verschrikt was door de verschijning
+van Veleda, een der profetessen, die hem waarschuwde niet de Elbe over
+te trekken, dat hij inderdaad het sein tot den terugtocht gaf. Zij
+voorspelden zijn ophanden zijnden dood, die inderdaad kort daarop
+plaats had door een val van zijn paard.</p>
+<p>Deze profetessen, die ook bekend waren als Idises, Dises, of
+Hagedises, deden dienst in de boschtempels en in de heilige wouden, en
+vergezelden altijd de legers die een aanval deden. Aan het hoofd of in
+het midden van de schare rijdend, zetten zij de strijders krachtig tot
+de overwinning aan, en als de slag voorbij was sneden zij dikwijls den
+bloedigen arend op de lichamen van de gevangenen. Het bloed werd
+verzameld in groote tonnen, waarin de Dises hare naakte armen tot de
+schouders toe dompelden, voordat zij deel namen aan milden daad waarmee
+de plechtigheid eindigde.</p>
+<p>Het is niet te verwonderen dat deze vrouwen zeer gevreesd waren.
+Offers werden gebracht om ze gunstig te stemmen, en eerst in latere
+tijden werden zij verlaagd tot den rang van heksen, en verwezen naar de
+duivelbende op den Brocken, of den Blocksberg, in den Valpurgisnacht.
+<span class="pagenum">[<a id="pb170" href="#pb170" name="pb170">170</a>]</span></p>
+<p>Behalve de Nornen of Dises, die ook als schutsgodinnen beschouwd
+werden, schreven de Noormannen aan ieder menschelijk wezen een
+beschermgeest toe, Fylgie geheeten, die hem zijn geheele leven
+vergezelde, hetzij in menschelijke, hetzij in dierlijke gestalte, en
+onzichtbaar was, behalve op het oogenblik van zijn dood voor allen
+behalve de enkele ingewijden.</p>
+<p>De allegorische beteekenis van de Nornen en van hun web des lots is
+te duidelijk om verklaring te eischen; toch hebben enkele mythologen ze
+tot geesten van de lucht gemaakt, en zeggen dat haar webbe het
+wolkenweefsel was, en dat de nevelbanden, die zij knoopten van rots tot
+boom, van berg tot berg, gewelddadig verscheurd werden door den
+plotselingen opstekenden wind. Sommige autoriteiten zeggen bovendien
+dat Skuld, de derde Norne, bij tijd en wijle een Valkyre was, en dan
+weer de godin van den dood, de schrikwekkende Hel voorstelde.
+<span class="pagenum">[<a id="pb171" href="#pb171" name="pb171">171</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch18" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XVIII: De Valkyren.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De slagmaagden.</h3>
+<p class="firstpar">Odin&rsquo;s speciale dienaressen, de Valkyren, of
+slagmaagden, waren &ograve;f zijn dochters zooals Brunhild, &ograve;f
+het kroost van sterfelijke koningen, maagden die het voorrecht hadden
+onsterflijk en onwondbaar te blijven zoolang zij den god trouw
+gehoorzaamden en maagden bleven. Zij en hunne paarden waren de
+verpersoonlijking van de wolken, hare schitterende wapenen waren de
+bliksemschichten. De ouden dachten dat zij naar de aarde streken op
+Valfaders bevel, om onder de in het gevecht gesneuvelden de helden te
+kiezen, die waardig waren de vreugde van het Valhalla te genieten, en
+dapper genoeg om hulp te verleen en aan de goden wanneer de groote slag
+zou bevochten worden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Daar door een slagveld, waar de mannen
+sneuv&rsquo;len,</p>
+<p class="line">Rijden zij voort, haar paarden diep in &rsquo;t
+bloed,</p>
+<p class="line">Lezen de dappersten ten doode uit,</p>
+<p class="line">Brengen hen thuis des avonds in den hemel,</p>
+<p class="line">Tot vreugd der goden en tot Valhall&rsquo;s feest.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Deze maagden werden voorgesteld als jong en schoon, met verblindend
+witte armen en golvend gouden haar. Zij droegen helmen van zilver of
+goud, en bloedroode pantsers, en met blinkende speren en schilden
+snelden zij moedig door het gevecht op hare vurige witte rossen. Deze
+paarden galoppeerden door de lucht en over de sidderende Bifr&ouml;st,
+dragende niet alleen hun schoone berijdsters, maar ook de verslagen
+helden, die, nadat zij den doodskus der Valkyren ontvangen hadden, dan
+onmiddellijk naar het Valhalla werden overgebracht.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De wolkenpaarden.</h3>
+<p class="firstpar">Daar de rossen van de Valkyren verpersoonlijkingen
+<span class="pagenum">[<a id="pb172" href="#pb172" name="pb172">172</a>]</span>waren van de wolken, moest men natuurlijk denken
+dat de ruige vorst en de dauw op aarde neerdruppelden van hun
+schitterende manen, als zij snel af en aan stormden door de lucht. Zij
+werden daarom in hooge eere gehouden, want het volk schreef aan haren
+weldadigen invloed toe veel van de vruchtbaarheid der aarde,
+lieflijkheid van dal en berghelling, de pracht der pijnboomen, en de
+vetheid van het weideland.</p>
+<div class="figure xd20e5804width" id="p172"><img src="images/p172.jpg"
+alt="Het Zwaan-Meisje" width="496" height="720">
+<p class="figureHead">Het Zwaan-Meisje</p>
+<p class="firstpar">Gertrude Demain Hammond R. I.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Zij kiezen de gevallenen.</h3>
+<p class="firstpar">De Valkyren werden niet enkel naar de slagvelden op
+aarde gezonden, maar dikwijls reden zij over de zee en namen de
+stervende Vikings op van hun zinkende drakenschepen. Soms stonden zij
+op het strand om hen er heen te wenken, een onbedriegelijke
+waarschuwing dat de aanstaande strijd hun laatste zou zijn, en een die
+elke Noorsche held met vreugde ontving.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Zij reden langzaam naar de kust,</p>
+<p class="line">En toen men kon zien hun heir,</p>
+<p class="line">Scheen elk op een machtig ros in rust</p>
+<p class="line">En te dragen een groote <span class="corr" id="xd20e5825" title="Bron: v&ecirc;er">ve&ecirc;r</span>,</p>
+<p class="line">En te wenken met zachte hand</p>
+<p class="line">Van het donker, rotsig strand</p>
+<p class="line">En te drillen een blinkende speer.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Toen kwam er vrede in zijnen geest,</p>
+<p class="line">Wetend wat dit beduidt,</p>
+<p class="line">Want hij kende den stoet der Nornen die leest</p>
+<p class="line">De gevallen krijgers uit.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valkyriur lied (Mrs. Hemans).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Hun getal en hun werk.</h3>
+<p class="firstpar">Het getal der Valkyren verschilt veel volgens
+onderscheiden mythologen, loopend van drie tot zestien; de meeste
+bronnen noemen er echter slechts negen. De Valkyren werden beschouwd
+als godheden van de lucht; zij werden ook Nornen of wenschmeisjes
+genoemd. Men zei dat Freya en Skuld haar ten strijde voerden.
+<span class="pagenum">[<a id="pb173" href="#pb173" name="pb173">173</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zij zag Valkyren</p>
+<p class="line">Komen van ver,</p>
+<p class="line">Tot rijden gereed</p>
+<p class="line">Naar der goden stam;</p>
+<p class="line">Skuld hield het schild</p>
+<p class="line">Skaugel kwam toen,</p>
+<p class="line">Gunnr, Hildr, Gaundul,</p>
+<p class="line">En Geir-skaugul,</p>
+<p class="line">Zoo zijn geteld</p>
+<p class="line">De oorlogsnornen<span class="corr" id="xd20e5874"
+title="Niet in bron">.</span></p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e5878"
+title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+<p>De Valkyren hadden, zooals wij gezien hebben, belangrijke dingen in
+Valhalla te doen, als zij hare bloedige wapenen hadden afgedaan en de
+hemelsche mee voor de Einheriar inschonken. Deze drank vervroolijkte de
+zielen van de pas gekomenen, en zij heetten de schoone meisjes even
+hartelijk welkom, als toen zij ze het eerst op het slagveld hadden
+gezien en hadden begrepen dat zij hen zouden brengen waar zij gaarne
+zouden wezen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Nu komen in schaduw zeer rijzige gestalten,</p>
+<p class="line">Heur handen als sneeuwvlokken blinken in &rsquo;t
+maanlicht;</p>
+<p class="line">Zij wenken, zij fluisteren, &ldquo;O! met moed
+omgorden,</p>
+<p class="line">U wachten de gasten&mdash;mee schuimt in &rsquo;t
+Valhalla.<span class="corr" id="xd20e5893" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Finn&rsquo;s Saga (Hewitt).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Wieland en de Valkyren.</h3>
+<p class="firstpar">Men meende dat de Valkyren dikwijls naar de aarde
+vlogen in zwanenveeren, die zij afdeden als zij aan een eenzamen stroom
+kwamen, om een bad te nemen. Als een sterveling ze dus verraste en hare
+veeren wegnam, kon hij ze beletten, de aarde te verlaten en deze
+trotsche maagden zelfs dwingen hem ter wille te zijn, als hij dat
+begeerde.</p>
+<p>Men vertelt dat drie van de Valkyren, Olrun, Alvit en Svanhvit, eens
+in het water speelden, toen plotseling de drie broeders Egel, Slagfinn
+en V&ouml;lund of Wieland de smid bij ze kwamen, en hare zwanenveeren
+wegnemend, dwongen de jonge mannen ze op aarde te blijven en hun
+vrouwen te worden. De Valkyren, zoo vastgehouden, <span class="pagenum">[<a id="pb174" href="#pb174" name="pb174">174</a>]</span>bleven bij hare mannen negen jaren, maar op het
+eind van dien tijd deden zij hare <span class="corr" id="xd20e5908"
+title="Bron: v&ecirc;eren">ve&ecirc;ren</span> weer aan of werd op
+andere wijs de betoovering verbroken, en gelukte het haar te
+ontvluchten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Daar zij toefden</p>
+<p class="line">Zeven winters lang;</p>
+<p class="line">Maar in den achtsten</p>
+<p class="line">Greep heimwee allen;</p>
+<p class="line">En in den negenden</p>
+<p class="line">Scheidde ze &rsquo;t lot;</p>
+<p class="line">De meisjes smachtten</p>
+<p class="line">Naar &rsquo;t donker woud.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>V&ouml;lundlied.</i></p>
+<p>De broeders voelden het verlies hunner vrouwen buitengewoon, en twee
+hunner, Egil en Slagfin, deden hun sneeuwschoenen aan en gingen hunne
+geliefden zoeken, terwijl zij in de koude en mistige streken van het
+Noorden verdwenen. De derde broeder V&ouml;lund echter bleef thuis,
+wetend dat alle zoeken niets baten zou, en hij vond troost in de
+beschouwing van een ring, dien Alvit hem als liefdeteeken had
+geschonken, en hij voelde de vaste hoop dat zij zou terugkeeren. Daar
+hij een knap smid was en de mooiste versierselen van goud en zilver kon
+maken, even goed als tooverwapenen die geen slag kon breken, gebruikte
+hij nu zijn vrijen tijd om zeven honderd ringen te vervaardigen, die
+alle precies gelijk waren aan den eenen, dien zijn vrouw hem had
+gegeven. Toen deze klaar waren, bond hij ze samen; maar toen hij
+&rsquo;s nachts van de jacht thuis kwam, merkte hij dat iemand een ring
+had weggenomen, en zijn verwachtingen werden opnieuw aangewakkerd, want
+hij hield zich zelf voor, dat zijn vrouw er geweest was en spoedig voor
+goed zou terugkeeren.</p>
+<div class="figure xd20e5935width" id="p174"><img src="images/p174.jpg"
+alt="De rit der Valkyren" width="720" height="493">
+<p class="figureHead">De rit der Valkyren</p>
+<p class="firstpar">J. C. Dollman.</p>
+</div>
+<p>Dienzelfden nacht echter werd hij verrast in zijn slaap en gekneveld
+en gevangen genomen door koning Nidud van Zweden die zijn zwaard in
+bezit nam, een prachtig wapen, met tooverkracht bedeeld, dat hij voor
+zijn eigen <span class="pagenum">[<a id="pb175" href="#pb175" name="pb175">175</a>]</span>gebruik behield, en den liefdering, uit zuiver
+Rijngoud gemaakt, dien hij later gaf aan zijn eenige dochter Bodvild.
+Wat den ongelukkigen V&ouml;lund zelf betrof, hij werd als gevangene
+weggevoerd naar een naburig eiland, waar, na lam gemaakt te zijn, opdat
+hij niet zou ontsnappen, de koning hem voortdurend aan het werk hield
+om wapenen en versierselen tot zijn gebruik te smeden. Hij liet hem ook
+een ingewikkeld labyrinth bouwen, en tot dezen dag is een doolhof op
+IJsland bekend als &ldquo;V&ouml;lund&rsquo;s huis&rdquo;.</p>
+<p>V&ouml;lund&rsquo;s woede en wanhoop namen toe bij elke nieuwe
+beleediging, hem door Nidud aangedaan, en dag en nacht peinsde hij, hoe
+hij zich zou kunnen wreken. Ook vergat hij niet te zinnen op zijn
+ontsnapping, en als hij niet werkte, maakte hij een paar vleugels die
+geleken op die welke zijn vrouw als Valkyre gebruikt had, en deze wilde
+hij aandoen zoodra hij aan zijn wraak toe was. Op zekeren dag kwam de
+koning zijn gevangene bezoeken en bracht hem het gestolen zwaard om het
+te maken; maar V&ouml;lund stelde er handig een ander wapen voor in de
+plaats dat z&oacute;&oacute; volkomen op het tooverzwaard geleek, dat
+het den koning misleiden moest als hij het kwam terug vragen. Eenige
+dagen later lokte V&ouml;lund &rsquo;s konings zonen in zijn smidse en
+doodde ze, waarop hij knaphandig drinkschalen uit hun schedels
+vervaardigde en juweelen uit hun oogen en tanden, die hij bestemde voor
+hun ouders en zuster.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Maar hun schedels</p>
+<p class="line">Onder het haar</p>
+<p class="line">Zette hij in zilver,</p>
+<p class="line">Gaf ze aan Nidud;</p>
+<p class="line">En uit hun oogen</p>
+<p class="line">Vormde hij edelsteenen,</p>
+<p class="line">Die aan Nidud&rsquo;s</p>
+<p class="line">Sluwe vrouw hij zond</p>
+<p class="line">Maar van de tanden</p>
+<p class="line">Maakte hij borsttooi,</p>
+<p class="line">Zond dien aan B&ouml;dvild.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Lied van V&ouml;lund.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb176" href="#pb176" name="pb176">176</a>]</span></p>
+<p>De koninklijke familie vermoedde niet, van waar zij kwamen; en zoo
+werden deze geschenken met vreugde aanvaard. Wat de arme jonge mannen
+betrof, men meende dat zij naar zee waren gedreven en verdronken
+waren.</p>
+<div class="figure xd20e5979width" id="p176"><img src="images/p176.jpg"
+alt="Brunhild en Sigmund" width="551" height="720">
+<p class="figureHead">Brunhild en Sigmund</p>
+<p class="firstpar">J. Wagrez.</p>
+</div>
+<p>Kort daarop bezocht ook Bodvild, die haar ring hersteld wilde
+hebben, de hut van den smid, waar, toen zij er wachtte, zij onvoorziens
+een tooverdrank te drinken kreeg, die haar deed inslapen en in
+V&ouml;lund&rsquo;s macht gaf. Toen zijn laatste daad van wraak vervuld
+was, deed V&ouml;lund onmiddellijk de vleugels aan die hij voor dezen
+dag in gereedheid had gebracht, en zijn zwaard en ring nemend steeg hij
+langzaam in de lucht. Hij vloog naar het paleis, hield zich buiten
+bereik en vertelde zijn misdaden aan Nidud. De koning, buiten zich
+zelven van woede, riep Egil, V&ouml;lund&rsquo;s broeder, die ook in
+zijn macht was gekomen, en beval hem zijn wonderlijke behendigheid als
+boogschutter te gebruiken om den onbeschaamden vogel neer te leggen.
+Gehoorzamend aan een wensch van V&ouml;lund, mikte Egil op een knobbel
+onder zijn vleugel waar een blaas vol met het bloed der prinsen
+verborgen was, en de smid vloog triomfantelijk weg zonder letsel,
+zeggend dat Odin zijn zwaard zou geven aan Sigmund&mdash;een
+voorspelling die volkomen uitkwam.</p>
+<p>V&ouml;lund ging toen naar Alf-heim, waar, als men de legende mag
+gelooven, hij zijn geliefde vrouw vond, en weer gelukkig met haar
+leefde tot de godenschemering.</p>
+<p>Maar zelfs in Alf-heim ging deze knappe smid voort met zijn
+handigheid te toonen, en tal van ondoordringbare rustingen, die hij zou
+hebben gemaakt, worden in latere heldendichten beschreven. Behalve
+Balmung en Joyeuse, de beroemde zwaarden van Sigmund en van Karel den
+Groote, zegt men dat hij Miming vervaardigd heeft voor zijn zoon
+Hermie, en vele andere merkwaardige wapenen. <span class="pagenum">[<a id="pb177" href="#pb177" name="pb177">177</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Het is gelijk aan Miming</p>
+<p class="line">Aller zwaarden vorst,</p>
+<p class="line">En Wieland wrocht het,</p>
+<p class="line">Bitterfer zijn naam.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Angelsaksische Po&euml;zie.</i></p>
+<p>Er zijn tallooze andere verhalen van zwaanmeisjes of Valkyren die
+met stervelingen zouden hebben verkeerd; maar het meest populaire is
+dat van Brunhild, de vrouw van Siguro, een afstammeling van Sigmund en
+den meest beroemden van de Noorsche helden.</p>
+<p>William Morris, in &ldquo;het Land ten Oosten der Zon en ten Westen
+der Maan,&rdquo; geeft een prachtige bewerking van een andere dezer
+Noorsche legenden. De geschiedenis behoort tot de schoonste der
+verzameling in &ldquo;Het Aardsche Paradijs&rdquo;.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Brunhild.</h3>
+<p class="firstpar">De geschiedenis van Brunhild vindt men in velerlei
+vorm. Sommige bewerkingen beschrijven de heldin als de dochter van een
+koning die Odin aannam om in zijn Valkyrenschaar te dienen, anderen als
+opperste der Valkyren en zijn eigen dochter. In Richard Wagners verhaal
+&ldquo;De Ring van den Nibelung&rdquo; geeft de groote toonkunstenaar
+een bijzonder aantrekkelijke, zij het ook een meer moderne conceptie
+van de opperste Strijd-maagd, en haar gehoorzaam zijn aan het gebod van
+Odin toen zij den jeugdigen Siegmund moest roepen van de zijde zijner
+geliefde Sieglinde naar de hallen der Gezaligden. <span class="pagenum">[<a id="pb178" href="#pb178" name="pb178">178</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch19" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XIX: Hel.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Loki&rsquo;s kroost.</h3>
+<p class="firstpar">Hel, de godin van den dood, was de dochter van
+Loki, den god van het kwaad, en van de reuzin <span class="corr" id="xd20e6023" title="Bron: Angurboda">Angur-boda</span>, de voorzegster
+van ellende. Zij kwam ter wereld in een donkere hal in <span class="corr" id="xd20e6026" title="Bron: J&ouml;tunheim">J&ouml;tun-heim</span> tegelijk met de slang
+I&ouml;rmungandr en den vreeselijken Fenriswolf, en deze drie werden
+beschouwd als de voorstellingen van smart, zonde en dood,</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Loki verschijnt, bron van al leed</p>
+<p class="line">Hem vloekt die mensch of Aesir heet,</p>
+<p class="line">De goden zullen rouwen lang,</p>
+<p class="line">Om, zelfs nog na der tijden gang,</p>
+<p class="line">Zijn laag bedrog op Asgardsburg.</p>
+<p class="line">En diep in <span class="corr" id="xd20e6042" title="Bron: J&ouml;tunheim">J&ouml;tun-heim</span>, zoo fel,</p>
+<p class="line">Zijn Fenrir, Slang en gruw&rsquo;bre Hel,</p>
+<p class="line">Zijn kindren drie, Pijn, Zond&rsquo; en Dood,</p>
+<p class="line">Hij heeft ze lief en bracht ze groot,</p>
+<p class="line">Door hen brengt hij der wereld nood.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones<span class="corr" id="xd20e6056" title="Bron: .)">).</span></i></p>
+<p>Te zijner tijd bespeurde Odin het vreeslijke gebroed dat Loki
+koesterde, en hij besloot, zooals wij reeds gezien hebben, ze van het
+gelaat der aarde te verbannen. De slang werd daarom in zee geworpen,
+waar, zoo dacht men, haar gekronkel de verschrikkelijkste stormen
+veroorzaakte; de wolf Fenris werd in ketenen geslagen, dank den
+onverschrokken Tyr; en Hel of Hela, de godin van den dood, werd in de
+diepten van Niflheim gestort, waar Odin haar macht gaf over negen
+werelden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En Hela storttet gij in Niflheim,</p>
+<p class="line">En gaaft haar negen duistere werelden,</p>
+<p class="line">Als koningin die over dooden heerscht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Hel&rsquo;s Koninkrijk in Niflheim.</h3>
+<p class="firstpar">Dit gebied, dat,&mdash;meende men&mdash;onder de
+aarde lag, kon men enkel na een lastige reis over de ruwste wegen in de
+koude, donkere streken van het verste <span class="pagenum">[<a id="pb179" href="#pb179" name="pb179">179</a>]</span>Noorden naderen. De
+poort was z&oacute;&oacute; ver van alle menschelijke woning, dat zelfs
+Hermod de snelle, op Sleipnir gezeten, negen lange nachten moest reizen
+eer hij de rivier Gi&ouml;ll bereikte. Deze vormde de grens van
+Niflheim, en over haar was een brug geslagen van kristal met gouden
+boog, die aan een enkel haar hing, en die steeds bewaakt werd door het
+grimmige geraamte M&ouml;dgud, dat elken geest een tol in bloed liet
+betalen, eer het hem doorliet.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De glazen brug hing aan een haar.</p>
+<p class="line">Over den stroom van duisternis,</p>
+<p class="line">De <span class="corr" id="xd20e6086" title="Bron: Gi&ouml;l">Gi&ouml;ll</span>, die grens der Helle is.</p>
+<p class="line">Hier stond de gruwbre maagd <span class="corr" id="xd20e6091" title="Bron: M&ouml;dgoed">M&ouml;dgud</span>,</p>
+<p class="line">En wachtt&rsquo; als tol des geesten bloed.</p>
+<p class="line">Een vrouw, verschriklijk van gelaat,</p>
+<p class="line">Ontvleescht, met lake&rsquo; en doodsgewaad.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>De geesten gingen meestal over deze brug op de paarden of in de
+wagens die op den brandstapel met den doode tot dat doel waren
+verbrand, en de Noorsche volken zorgden er goed voor, dat aan de voeten
+van den overledene een bijzonder sterk paar schoenen werden gebonden,
+Helschoenen geheeten, opdat zij geen pijn zouden lijden gedurende de
+lange reis over ruwe wegen. Spoedig nadat de <span class="corr" id="xd20e6106" title="Bron: Giallarbrug">Giallar-brug</span> was
+gepasseerd, bereikte de geest het IJzerbosch, waar enkel kale boomen
+met ijzeren bladeren stonden, en, als hij er door was, kwam hij aan de
+Hellepoort, waarnaast de vraatzuchtige, met bloed bevlekte hond Garm
+wacht hield, neergehurkt in een donker hol, dat bekend stond als de
+Gnipa-spelonk. De woede van dit monster kon enkel gestild worden
+doordat men het een Helle-koek gaf, waaraan zij nooit gebrek hadden,
+die altijd aan de behoeftigen brood hadden geschonken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Luid blaft Garm,</p>
+<p class="line">Voor het Gnipa-hol.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb180" href="#pb180" name="pb180">180</a>]</span></p>
+<p>Binnen de poort, te midden van de hevige koude en de ondoordringbare
+duisternis, hoorde men het zieden van den grooten ketel Hvergelmir, het
+rollen van de gletschers in de Elivagar en andere stroomen van de Hel,
+onder andere de Leipter, waarbij plechtige eeden werden gezworen, en de
+Slid, in welker woelige wateren steeds bloote zwaarden rolden.</p>
+<div class="figure xd20e6122width" id="p180"><img src="images/p180.jpg"
+alt="De weg naar Valhalla" width="550" height="679">
+<p class="figureHead">De weg naar Valhalla</p>
+<p class="firstpar">Severin Nilsson.</p>
+</div>
+<p>Verderop in dit gruwelijk gebied was Elvidner (ellende), de hal van
+de godin Hel, wier tafel Honger was. Haar mes was Begeerigheid.
+&ldquo;Luiheid was de naam van haar man, Traagheid van haar
+dienstmaagd, Verval van haar drempel, Verdriet van haar bed, en Brand
+van hare gordijnen&rdquo;.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Elvidner was het huis van haar,</p>
+<p class="line">Met ijzren bout en muren zwaar;</p>
+<p class="line">Wie &rsquo;t zag ontzette zich, en daar</p>
+<p class="line">Was Honger haar tot leegen disch,</p>
+<p class="line">Begeert&rsquo; een mes, heur bed Gemis,</p>
+<p class="line">Brandende Angst richtt&rsquo; aan haar feest,</p>
+<p class="line">In botten zat er elke geest.</p>
+<p class="line">Pest sprak met Nood haar runen uit,</p>
+<p class="line">Gemengd met Wanhoops schor geluid,</p>
+<p class="line">Weedom ook en Stervenspijn</p>
+<p class="line">Zullen in Hel&rsquo;s woning zijn.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>De godin had verschillende woningen voor de gasten, die dagelijks
+tot haar kwamen, want zij ontving niet enkel meineedigen en misdadigers
+van allerlei slag, maar ook hen, die ongelukkig genoeg waren om te
+sterven zonder bloed te vergieten. Ook werden naar haar gebied verwezen
+zij die van ouderdom of aan een ziekte stierven&mdash;een wijze van
+overlijden die men met verachting &ldquo;strooien dood&rdquo; noemde,
+daar de bedden van de menschen doorgaans van die stof waren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">Hun zenuwen gehard</p>
+<p class="line">Door storm en vorst en werk, het kroost van hen</p>
+<p class="line">Wier eenige vrees een bloedloos sterven was.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Thomson.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb181" href="#pb181" name="pb181">181</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Denkbeelden aangaande het toekomstige leven.</h3>
+<p class="firstpar">Ofschoon de onschuldigen vriendelijk door Hel
+behandeld werden en een toestand van negatieve gelukzaligheid genoten,
+verwondert het ons niet, dat de bewoners van het Noorden terugschrikten
+voor een bezoek aan haar vreugdelooze woning. En terwijl de mannen zich
+gaarne met de speerpunt wondden, zich van een helling wierpen, of zich
+lieten verbranden, voordat het leven geheel was gebluscht, deinsden de
+vrouwen niet terug voor even heldhaftige handelwijzen. In het uiterste
+harer smart aarzelden zij zich niet van een berg af te storten of in
+het zwaard te vallen, dat haar bij haar huwelijk gegeven was, opdat
+haar lichamen zouden mogen verbrand worden met die van hen die zij
+liefhadden, en haar geesten bevrijd om hen in de blijde woning der
+goden te ontmoeten.</p>
+<p>Verdere verschrikkingen wachtten echter hen, wier levens misdadig of
+onrein waren geweest, daar deze geesten naar Nastrond, het strand der
+lijken, verbannen waren, waar zij waadden in ijskoude stroomen vergif,
+door een hol dat van door elkaar gevlochten slangen gemaakt was, welker
+giftige vangarmen naar hen waren toegekeerd. Nadat zij daar
+onuitsprekelijke wee&euml;n hadden doorstaan, werden zij gewasschen in
+den ketel Hvergelmir, waar de slang Nidhug een oogenblik ophield met
+het knagen aan den wortel van den boom Yggdrasil, om te eten van hun
+beenderen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Een hal staande</p>
+<p class="line">Ver van de zon</p>
+<p class="line">In N&acirc;str&ouml;nd;</p>
+<p class="line">Haar deuren zijn noordwaarts gekeerd,</p>
+<p class="line">Giftdruppelen vallen</p>
+<p class="line">Door haar spleten binnen;</p>
+<p class="line">Omgord is die heel</p>
+<p class="line">Met tal van slangen.</p>
+<p class="line">Zij zag er waden</p>
+<p class="line">Door trage stroomen</p>
+<p class="line"><span class="pagenum">[<a id="pb182" href="#pb182"
+name="pb182">182</a>]</span>Bloeddorstige mannen</p>
+<p class="line">En meineedigen,</p>
+<p class="line">En hem die snood verleidd&rsquo;</p>
+<p class="line">Eens and&rsquo;ren vrouw.</p>
+<p class="line">Daar Nidhog teert</p>
+<p class="line">Op doode lijven.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Pestilentie en honger.</h3>
+<p class="firstpar">Men meende, dat Hel zelve soms haar afschuwelijke
+woning verliet om op de aarde te zwerven op haar wit paard met drie
+pooten, en in tijden van pest of honger, als een deel der bewoners van
+een streek vluchtten, zeide men dat zij een hark hanteerde, en als
+heele dorpen en provinci&euml;n ontvolkt werden, zooals dit het geval
+was tijdens de in de geschiedenis bekende epidemie van den Zwarten
+Dood, vertelde men dat zij met een bezem gereden had.</p>
+<p>De Noordelijke volken meenden verder, dat de geesten van de dooden
+soms de aarde weer mochten bezoeken en aan hun verwanten verschijnen,
+wier smart of vreugde hun zelfs na hun dood ter harte ging, zooals
+verteld wordt in de Deensche ballade van Aager en Else, waar een doode
+minnaar zijn geliefde beveelt te glimlachen opdat zijn kist met rozen
+moge gevuld worden in plaats van met de geronnen bloeddruppels,
+teweeggebracht door hare tranen.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Luister nu, mijn dierbare Aager,</p>
+<p class="line">Bruidegom, al wat &rsquo;k behoef</p>
+<p class="line">Is te weten hoe het gaat u</p>
+<p class="line">In uw still&rsquo; en sombre groef,</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Elken keer als gij verheugd zijt</p>
+<p class="line">En &rsquo;t geluk uw hart vermooit,</p>
+<p class="line">Wordt mijn stille graf met blaad&rsquo;ren,</p>
+<p class="line">Rozenbladeren getooid.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Elken keer als, lief, gij jammert</p>
+<p class="line">En uw ziele tranen stort,</p>
+<p class="line">Weet dan, dat mijn stille grafsteen</p>
+<p class="line">Vol van somb&rsquo;ren bloedstroom wordt.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Ballade van Aager en Else.</i>
+<span class="pagenum">[<a id="pb183" href="#pb183" name="pb183">183</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch20" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XX: Aegir.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De god van de zee.</h3>
+<p class="firstpar">Behalve Ni&ouml;rd en Mimir, die beiden oceaangoden
+waren, terwijl de een de zee voorstelde bij de kust en de ander den
+oorspronkelijken oceaan, waaruit, zooals men meende, alle dingen waren
+voortgekomen, erkenden de noordelijke volken een ander zeebeheerscher,
+Aegir of Hler geheeten, die &ograve;f in de koele diepten van zijn
+vloeibaar gebied woonde &ograve;f verblijf hield op het eiland Lessoe,
+in het Kattegat, of Hlessey.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Beneden het golvengeruisch</p>
+<p class="line">Met lichtende glorie,</p>
+<p class="line">In blanke victorie</p>
+<p class="line">Was zeegods hooge huis.</p>
+<p class="line">Meer blinkend dan baren en schuimen</p>
+<p class="line">Blonk steeds door spelonkige ruimen</p>
+<p class="line">Het lichtende zand van zijn vloer,</p>
+<p class="line">Als meervlak waar windje langs voer.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones.)</i></p>
+<p>Aegir (de zee) heeft&mdash;zoo meent men&mdash;evenals zijn broeders
+Kari (de lucht) en Loki (het vuur) tot een oudere dynastie van goden
+behoord, want hij werd nooit gerekend tot de Aesir, de Vana&rsquo;s, de
+reuzen, de dwergen, of elfen, maar werd als almachtige beschouwd binnen
+zijn gebied.</p>
+<p>Men veronderstelde dat hij veroorzaakte en tot rust bracht de groote
+stormen die over de diepte jaagden, en hij werd meestal afgebeeld als
+een mager oud man, met langen witten baard en haar, en klauwachtige
+vingers, die zich altijd krampachtig toeknepen, alsof hij alle dingen
+in zijn greep wilde hebben. Wanneer hij boven de wateren verscheen, was
+het enkel om schepen te vervolgen en te overweldigen, en hen gulzig
+naar den bodem der zee te sleepen, een werk waarin hij&mdash;zoo dacht
+men&mdash;duivelsch genot vond. <span class="pagenum">[<a id="pb184"
+href="#pb184" name="pb184">184</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De godin Ran.</h3>
+<p class="firstpar">Aegir was gehuwd met zijn zuster, de godin Ran,
+wier naam &ldquo;roover&rdquo; beteekent, en die even wreed, gulzig en
+onverzadiglijk was als haar echtgenoot. Haar geliefkoosd tijdverdrijf
+was te loeren bij gevaarlijke rotsen, waarheen zij de zeelieden lokte
+en daar haar net te spreiden, haar kostbaarst bezit, wanneer zij, na de
+menschen in zijn mazen verstrikt te hebben en hun schepen te hebben
+verbrijzeld op de scherpe klippen, hen kalm naar beneden trok in haar
+somber gebied.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In de holle rotsen,</p>
+<p class="line">Aan de kust die ruischt,</p>
+<p class="line">Bij het wilde klotsen</p>
+<p class="line">Als de stormwind bruist,</p>
+<p class="line">In de lange uren</p>
+<p class="line">In de fjord van &rsquo;t noord,</p>
+<p class="line">Zit zij stil te turen,</p>
+<p class="line">En zij grijpt tot moord</p>
+<p class="line">En zij spant haar sterk net tot haar roof.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Geschiedenis van Siegfried
+(Baldwin).</i></p>
+<div class="figure xd20e6321width" id="p184"><img src="images/p184.jpg"
+alt="&AElig;gir" width="485" height="720">
+<p class="figureHead">&AElig;gir</p>
+<p class="firstpar">J. P. Molin.</p>
+</div>
+<p>Ran werd beschouwd als de godin van den dood voor allen die op zee
+omkwamen, en de noordelijke volken meenden dat zij de verdronkenen borg
+in haar koraalspelonken, waar hare bedden gespreid waren om hen te
+ontvangen, en waar de weide welig bloeide als in Valhalla. Verder
+meende men, dat de godin een groote liefde had voor goud, dat &ldquo;de
+vlam van de zee&rdquo; werd genoemd, en gebruikt werd om hare hallen te
+verlichten. Dit geloof kwam op bij de zeelieden en had zijn ontstaan te
+danken aan de treffende phosphoresceerende schittering van de golven.
+Om de gunst van Ran te winnen, zorgden de Noormannen er voor, wat goud
+bij zich te bergen als een of ander bijzonder gevaar hen op zee
+bedreigde.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Goud op verre tochten</p>
+<p class="line">Is vol macht en vreugde; <span class="pagenum">[<a id="pb185" href="#pb185" name="pb185">185</a>]</span></p>
+<p class="line">Die met leege handen</p>
+<p class="line">Tot de blauwe Ran gaat,</p>
+<p class="line">Kust zij koud, en wieglend</p>
+<p class="line">Is dan haar omhelzing&mdash;</p>
+<p class="line">Maar wij schenken aan de</p>
+<p class="line">Zeebruid goud het zuiverst.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-vertelling van het Noorden (R.
+B. Anderson).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De golven.</h3>
+<p class="firstpar">Aegir en Ran hadden negen schoone dochters, de
+Golven, of golfmeisjes, wier sneeuwige armen en boezems, lang gouden
+haar, diepblauwe oogen, en slanke, bekoorlijke gestalten buitengewoon
+betooverend werkten. Deze meisjes hadden er genoegen in, te spelen op
+het oppervlak van haars vaders breed gebied, licht gekleed in
+doorschijnend blauwe, witte of groene sluiers. Zij waren echter zeer
+luimig en grillig, nu eens speelsch, dan neerslachtig en apathisch, en
+soms elkander bijna tot waanzin opzettend, heur haar en sluiers
+verscheurend, zich zorgeloos op hare harde bedden, de rotsen, werpende,
+elkaar met woeste haast verjagend, en luid schreeuwend van vreugd of
+wanhoop. Maar zij kwamen zelden spelen, tenzij haar broeder, de Wind,
+op het pad was, en overeenkomstig zijn stemming waren zij zacht en
+speelsch, of ruw en rumoerig.</p>
+<p>Men meende doorgaans dat de Winden bij drie&euml;n rondgingen, en
+men zeide dikwijls dat zij speelden rondom de schepen van de Vikingen
+dien zij gunstig gezind waren, elke belemmering op hun pad wegnemend,
+en hen helpend opdat zij spoedig hun doel bereikten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En Aegirs dochters in haar blauwe wijl,</p>
+<p class="line">Springen om &rsquo;t roer, en stuwen &rsquo;t bollend
+zeil.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-vertellingen van het Noorden
+(R. B. Anderson).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Aegirs Brouwketel.</h3>
+<p class="firstpar">Aan de Angel-Saksers was de zeegod Aegir bekend
+onder den naam Eagor, en zoo vaak een buitengewoon <span class="pagenum">[<a id="pb186" href="#pb186" name="pb186">186</a>]</span>groote golf tegen de kust kwam donderen, riepen
+de matrozen, zooals de Trentschippers nog doen: &ldquo;Zie, Eagor
+komt!&rdquo; Hij was ook bekend onder den naam Helr (de hoeder) onder
+de Noorsche volken en Gymir (de verstopper), omdat hij altijd bereid
+was dingen te verbergen in de diepten van zijn gebied, en men er op aan
+kon dat hij de aan zijn zorg toevertrouwde geheimen niet openbaarde. En
+omdat, zooals men zeide&mdash;de wateren van de zee dikwijls ziedden en
+kookten, heette de oceaan vaak Aegirs brouwketel of vat.</p>
+<p>De twee voornaamste dienaren van den god waren Elde en Funfeng,
+zinnebeelden van het phosphoresceeren der zee; zij waren beroemd om hun
+snelheid en zij wachtten steeds op de gasten die hij tot zijn banketten
+in de diepten der zee noodigde. Aegir verliet soms zijn gebied om de
+Aesir in Asgard te bezoeken waar hij altijd koninklijk werd onthaald en
+hij behagen schepte in Bragi&rsquo;s vele geschiedenissen van de
+avonturen en daden der goden. Opgewekt door deze verhalen en ook door
+de tintelende mee, die er mede gepaard ging, waagde de god het eens de
+Aesir uit te noodigen het oogstfeest bij hem in Hlesey bij te wonen,
+waar hij beloofde hem op zijn beurt te zullen onthalen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Thor en Hymir.</h3>
+<p class="firstpar">Verrast door deze uitnoodiging, waagde een der
+goden Aegir er aan te herinneren dat zij aan een lekker menu gewoon
+waren; daarop verklaarde de god van de zee dat, wat het eten betrof,
+zij niet bang behoefden te zijn, daar hij er zeker van was voor de
+grootste eters genoeg te hebben; maar hij bekende dat hij niet zoo
+gerust was wat aanging het drinken, daar zijn brouwketel vrij klein
+was. Dit hoorende bood Thor dadelijk aan, een goeden ketel te
+verschaffen en trok uit met Tyr om dien te halen. De twee goden reisden
+oostelijk <span class="pagenum">[<a id="pb187" href="#pb187" name="pb187">187</a>]</span>van Elivagar in Thors geitenkar, en, deze
+verlatend bij het huis van den boer Egil, Thialfi&rsquo;s vader, gingen
+zij te voet naar de woning van den reus Hymir, van wien men wist dat
+hij een ketel had, een mijl diep en naar verhouding wijd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Oostwaarts woont</p>
+<p class="line">Van Elivagar</p>
+<p class="line">d&rsquo; Alwijze Hymir,</p>
+<p class="line">Aan &rsquo;s hemels end.</p>
+<p class="line">Mijn heer, trotsch van zin,</p>
+<p class="line">Bezit een vat,</p>
+<p class="line">Een grooten ketel,</p>
+<p class="line">Een mijl diep.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Alleen de vrouwen echter waren thuis, en Tyr herkende in de
+oudste&mdash;een leelijk oud wijf met negen honderd hoofden&mdash;zijn
+eigen grootmoeder; terwijl de jongere, een schoone jonge reuzin, naar
+het scheen, zijn moeder was, en zij ontving haren zoon en zijn makker
+gastvrij en gaf hun te drinken.</p>
+<p>Na vernomen te hebben wat zij wilden, zei Thyr&rsquo;s moeder dat de
+bezoekers zich moesten verbergen onder eenige groote ketels, die op een
+balk aan het eind van de hal stonden, want haar man Hymir was zeer
+driftig en versloeg dikwijls zijn zoogenaamde gasten met een enkelen
+toornigen blik. De goden volgden vlug haar raad; en zoodra zij
+verborgen waren, kwam de oude reus Hymir binnen. Toen zijn vrouw hem
+zei dat er bezoek was, keek hij zoo verschrikkelijk boos, en wierp een
+z&oacute;&oacute; toornigen blik naar hun schuilplaats, dat de
+dwarsbalk spleet en de ketels met een slag neervielen, en, behalve de
+groote, alle stuk waren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Stuk vloog de pilaar</p>
+<p class="line">Op den blik van den reus;</p>
+<p class="line">De balk werd eerst</p>
+<p class="line">In twee&euml;n geknakt, <span class="pagenum">[<a id="pb188" href="#pb188" name="pb188">188</a>]</span></p>
+<p class="line">Acht ketels vielen,</p>
+<p class="line">Maar slechts een er van,</p>
+<p class="line">Een harde ijzeren</p>
+<p class="line">Bleef ongedeerd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>De vrouw van den reus echter kreeg van haren man gedaan, dat hij Tyr
+en Thor welkom heette, en hij slachtte drie ossen om hen te verkwikken,
+maar groot was zijn teleurstelling, toen hij zag dat de dondergod twee
+er van voor zijn avondmaaltijd opat. Mompelend dat hij den volgenden
+morgen vroeg zou gaan visschen om een ontbijt te krijgen voor een zoo
+vraatzuchtigen gast, ging de reus naar bed, en toen hij &rsquo;s
+anderen daags in de schemering naar de kust ging, kwam Thor bij hem die
+zeide dat hij hem was komen helpen. De reus beval hem op zijn eigen
+lokaas te letten, waarop Thor kalmweg den grootsten os van zijn
+gastheer Himinbrioter, (hemelbreker) doodde en, zijn hoofd afhakkend,
+ging hij in een schip en roeide ver in zee. Te vergeefs protesteerde
+Hymir dat zijn gewoon vischterrein bereikt was en dat hij de
+verschrikkelijke Midgardslang zoude kunnen ontmoeten als zij zich nog
+verder waagden; Thor roeide met volharding voort, totdat hij dacht dat
+zij vlak boven dit monster waren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Op donkeren bodem onder zilten vloed,</p>
+<p class="line">Lag neer de reuzenslang in sluimering zoet,</p>
+<p class="line">Er is geen macht die haar ontwaken doet.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Thors vischvangst
+(Oehlenschl&auml;ger).</i></p>
+<p>Terwijl hij den kop van den os aan den hengel sloeg, vischte Thor
+I&ouml;rmungandr, terwijl de reus intusschen twee walvisschen ophaalde,
+die hem genoeg schenen te zijn voor een vroeg ontbijt. Hij wilde dus
+juist voorstellen terug te keeren, toen Thor plotseling een schok
+voelde, en hij begon zoo hard als hij kon te rukken, want hij wist door
+den weerstand van zijn buit en den verschrikkelijken storm die door
+zijn woeste kronkelingen <span class="pagenum">[<a id="pb189" href="#pb189" name="pb189">189</a>]</span>veroorzaakt werd, dat hij de
+Midgardslang aan den haak had. Bij zijn stellige pogingen om de slang
+te dwingen tot het oppervlak te rijzen, drukte Thor zijn voeten
+z&oacute;&oacute; stevig tegen den bodem van de boot dat hij er
+doorging en op het bed van de zee stond.</p>
+<p>Na een onbeschrijfelijke worsteling verscheen de vergifspuwende kop
+van het monster en Thor, grijpende zijn hamer, zou het juist
+vernietigen, toen de reus, verschrikt door de nabijheid van
+I&ouml;rmungandr en bang dat de boot zou zinken en hij de buit van het
+monster zou worden, de vischlijn doorsneed en dus de slang als een
+steen op den bodem der zee deed terugvallen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Daar komt het mes, en diep onder de zee</p>
+<p class="line">Zonk neer de slang, vermoeid door zooveel wee</p>
+<p class="line">En zooveel arbeid mee.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Thors vischvangst
+(Oehlenschl&auml;ger).</i></p>
+<p>Boos op Hymir omdat hij zoo van onpas was tusschenbeide gekomen,
+bracht Thor hem een slag toe met zijn hamer die hem over boord deed
+slaan; maar zonder aarzelen waadde Hymir naar het strand, en ontmoette
+den god toen hij van de kust terugkeerde. Hymir nam toen beide
+walvisschen, zijn zeebuit, op zijn rug, om ze naar huis te dragen; en
+Thor, die ook zijn kracht wilde toonen, nam boot, roeispanen en
+vischtuig op zijn schouders en volgde hem.</p>
+<p>Toen het ontbijt gereed was, daagde Hymir Thor uit zijn kracht te
+toonen door zijn beker te breken; maar ofschoon de dondergod hem met
+onweerstaanbare kracht tegen steenen pilaren wierp, bleef hij heel en
+was zelfs niet gedeukt. Maar op een influistering van Tyrs moeder smeet
+Thor den kroes plotseling tegen het hoofd van den reus, de eenige stof
+die harder was, waarop hij in splinters op den grond viel.</p>
+<p>Nadat Hymir zoo Thors kracht had leeren kennen, zeide hij hem, dat
+hij den ketel mocht hebben die de twee <span class="pagenum">[<a id="pb190" href="#pb190" name="pb190">190</a>]</span>goden waren komen
+zoeken, maar Tyr trachtte te vergeefs hem op te tillen, en Thor kon hem
+enkel van den grond oplichten toen hij zijn krachtgordel had
+dichtgetrokken tot het laatste knoopsgat.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Tyr poogde tweemaal</p>
+<p class="line">Te bewegen het vat,</p>
+<p class="line">Maar elken keer</p>
+<p class="line">Bleef de ketel staan;</p>
+<p class="line">Toen nam M&ocirc;di&rsquo;s vader</p>
+<p class="line">Bij den rand hem,</p>
+<p class="line">En liep dus</p>
+<p class="line">Door &rsquo;t vertrek.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Hymir-lied.</i></p>
+<p>De ruk waarmede hij hem eindelijk ophief, bracht groote schade toe
+aan het huis van den reus, en zijn voeten gingen door den vloer. Toen
+Tyr en Thor vertrokken, de laatste met den grooten pot op zijn hoofd in
+plaats van een hoed, riep Hymir zijn broeders de vorstreuzen, en stelde
+voor, dat zij hun hevigen vijand zouden vervolgen en verslaan. Toen hij
+zich omkeerde, merkte Thor plotseling wat zij wilden, en herhaalde
+malen Mi&ouml;lnir naar de reuzen werpend, versloeg hij hen allen eer
+zij hem konden inhalen. Tyr en Thor aanvaardden toen de terugreis naar
+Aegir, den ketel bij zich waarin het bier voor het oogstfeest moest
+gebrouwen worden.</p>
+<p>De naturalistische beteekenis van deze mythen is natuurlijk een
+onweer (Thor), een strijd met de woeste zee (de Midgardslang) en het
+breken van het poolijs (Hymirs beker en vloer) in de hitte van den
+zomer.</p>
+<p>De goden kleedden zich nu in feestgewaad en gingen vroolijk naar
+Aegirs feest, en zij waren sedert steeds gewoon het oogstfeest in zijn
+koraalspelonken te vieren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Vana&rsquo;s en Aesir keeren zij</p>
+<p class="line">Van aard en lucht en Asgard, blij</p>
+<p class="line">Met hun godinnen, wonderbaar,</p>
+<p class="line">Een zeldzaam schitterende schaar,</p>
+<p class="line">Verzellend Odin, trokken voort</p>
+<p class="line">Over de zee in lichten tocht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i>
+<span class="pagenum">[<a id="pb191" href="#pb191" name="pb191">191</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Onbeminde godheden.</h3>
+<p class="firstpar">Aegir, zooals wij hebben gezien, beheerschte de zee
+met behulp van de verraderlijke Ran. Deze beide godheden werden als
+wreed beschouwd door de noordelijke volken, die veel van de zee hadden
+te lijden, welke, hen aan alle kanten omringende, ver in het hart
+hunner landen drong door de vele fjorden, en dikwijls de schepen hunner
+Vikingen verzwolg met heel hun oorlogsbemanning.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Andere goden van de zee.</h3>
+<p class="firstpar">Behalve in deze voornaamste godheden van de zee
+geloofden de noordelijke volken in meermannen en meerminnen, en vele
+verhalen worden verteld van meerminnen, die voor een tijd de
+zwaneveeren of robbengewaden uitdeden, die zij op de kust lieten en
+welke door de menschen gevonden werden, waardoor deze de schoone
+meisjes konden dwingen op het land te blijven.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zij kwam door de zee toen de maan klaar scheen,</p>
+<p class="line">Dreef op de golven van d&rsquo; oceaan,</p>
+<p class="line">Zij kwam toen ik liep langs het strand alleen</p>
+<p class="line">Met een hart zoo licht als een hart kan slaan.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>L. E. R.</i></p>
+<p>Er waren ook boosaardige zeemonsters, bekend als Nicort, van wier
+naam het spreekwoordelijke Oude Nikker is afgeleid. Vele van de lagere
+watergoden hadden vischstaarten, de vrouwelijke droegen den naam
+Undines en de mannelijke Stromkarels, Nixies, Necks of Neckar.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Waar in moerassen de roerdompen spelen</p>
+<p class="line">Nicker de ziellooze zit wat te kweelen,</p>
+<p class="line">Zit er ontroostbaar, heeft vijand noch vrind,</p>
+<p class="line">Nicker de ziellooze treurt als een kind.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Uit Broeder Fabian&rsquo;s
+Handschrift.</i></p>
+<p>In de middeleeuwen geloofde men, dat deze watergeesten hun
+geboortestroomen soms verlieten, om te verschijnen bij dorpsdansen,
+waar zij herkend werden <span class="pagenum">[<a id="pb192" href="#pb192" name="pb192">192</a>]</span>aan den natten zoom hunner
+kleederen. Vaak zaten zij naast de vloeiende beek of rivier, spelend op
+een harp, of zingend verleidende liederen, terwijl zij hun lang groen
+haar uitkamden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De Neck speelt zijn harp hier in &rsquo;t glazen
+kasteel</p>
+<p class="line">En meerminnen kammen heur haren er veel,</p>
+<p class="line">En bleeken heur glanzende kleeren.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Stagnelius.</i></p>
+<p>De Nixies, Undines en Stromkarls waren bijzonder vriendelijke en
+liefelijke wezens, en waren zeer verlangend herhaalde verzekeringen te
+krijgen van hun eeuwig heil.</p>
+<div class="figure xd20e6572width" id="p192"><img src="images/p192.jpg"
+alt="De Neckan" width="495" height="720">
+<p class="figureHead">De Neckan</p>
+<p class="firstpar">J. P. Molin.</p>
+</div>
+<p>Vele verhalen worden verteld van priesters of kinderen die hen
+ontmoetten, spelend aan een stroom, en die hen dreigden met toekomstige
+verdoemenis, een bedreiging die altijd de vroolijke muziek in droevige
+klachten verkeerde. Dikwijls haastten priesters of kinderen, als zij
+hun fout ontdekten en geroerd waren door den angst hunner slachtoffers,
+zich terug naar den stroom en verzekerden de watergeesten met hun
+groene tanden, dat zij behouden zouden worden, als zij steeds weer hun
+blijde melodie&euml;n hervatten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Kent gij de Nixen, blij en klaar?</p>
+<p class="line">Hun oogen zijn zwart, groen is hun haar</p>
+<p class="line">Zij toeven op helmige kusten.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Mathisson.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Riviernimfen.</h3>
+<p class="firstpar">Naast Elf of Elb, den watergeest die den naam gaf
+aan de rivier de Elbe in Duitschland, de Neck, waarnaar de Neckar heet,
+en ouden Vader Rijn met zijn talrijke dochters (bijrivieren), is de
+beroemdste van alle lagere watergoden de Loreley, het sirenenmeisje dat
+zit op de rots bij St. Goar aan den Rijn, en wier verlokkend lied menig
+schipper in den dood heeft gelokt. De legenden over die sirene zijn
+inderdaad zeer talrijk, een der oudste is als volgt: <span class="pagenum">[<a id="pb193" href="#pb193" name="pb193">193</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Legenden van de Lorelei.</h3>
+<p class="firstpar">Lorelei was een onsterflijke, een waternimf,
+dochter van Vader Rijn; overdag woonde zij in de koele diepten der
+rivierbedding, maar laat in den avond verscheen zij in het maanlicht,
+hoog zittend op een rotspunt, in het volle gezicht van allen die den
+stroom op en af gingen. Soms bracht de avondkoelte eenige tonen van
+haar lied tot de ooren van de bootslieden, zoodat zij tijd en plaats
+vergetend bij het luisteren naar deze betooverende melodie&euml;n, op
+de scherpe en gekante rotsen dreven, waar zij wis omkwamen.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">De jonkvrouw is gezeten</p>
+<p class="line">Daarboven wonderbaar</p>
+<p class="line">Hoe blinkt haar gouden keten!</p>
+<p class="line">Zij kamt haar gouden haar.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Met kam, de gouden, reine,</p>
+<p class="line">En zingt een lied daarbij,</p>
+<p class="line">Dat heeft een wonderfijne,</p>
+<p class="line">Geweldige melodij.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Den schipper bij &rsquo;t golvenklotsen</p>
+<p class="line">Omvat het met wild gerucht,</p>
+<p class="line">Hij speurt niet de scherpe rotsen,</p>
+<p class="line">Hij tuurt maar omhoog in de lucht.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">&rsquo;k Geloof, in &rsquo;t golvenbangen</p>
+<p class="line">Zijn schipper en boot vergaan,</p>
+<p class="line">Dat heeft met hare zangen</p>
+<p class="line">De Lorelei gedaan.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Lied, Heine.</i></p>
+<p>Slechts &eacute;&eacute;n persoon, zegt men, heeft de Lorelei van
+zeer nabij gezien. Dit was een jonge visscher van Oberwesel, die haar
+elken avond aan den rivierkant ontmoette, en eenige genotvolle uren met
+haar doorbracht, hare schoonheid indrinkend en luisterend naar haar
+wegsleepend gezang. De overlevering vertelde, dat eer zij scheidden de
+Lorelei de plaatsen aanwees waar de jongeling &rsquo;s anderen morgens
+zijn netten moest werpen&mdash;bevelen, waaraan hij altijd gehoorzaamde
+en die hem steeds voordeelig waren. <span class="pagenum">[<a id="pb194" href="#pb194" name="pb194">194</a>]</span></p>
+<p>Op zekeren avond zag men den jongen visscher naar de rivier gaan,
+maar daar hij nooit wederkeerde, ging men hem zoeken. Daar men hem niet
+kon vinden, vertelden de lichtgeloovige Teutonen ten slotte, dat de
+Lorelei hem had naar beneden getrokken naar haar koraalgrotten opdat
+zij steeds van zijn gezelschap zou mogen profiteeren.</p>
+<p>Overeenkomstig een andere overlevering lokte de Lorelei, met haar
+wegsleepende melodie&euml;n van de scherpe rotsen z&oacute;&oacute;vele
+visschers ten grave in de diepten van den Rijn, dat een gewapende troep
+eens bij het vallen van den avond gezonden werd om haar te omringen en
+te grijpen. Maar de waternimf betooverde den kapitein en zijn mannen
+z&oacute;&oacute;, dat zij hand noch voet konden bewegen. Terwijl zij
+onbewegelijk rondom haar stonden, ontdeed de Lorelei zich van hare
+sieraden en wierp ze in het water onder zich; toen zong zij een
+tooverformule en liet de wateren komen tot den top van de rots waarop
+zij stond, en, tot verbazing van de soldaten, omsloten de golven een
+zeegroene kar, door rossen met witte manen getrokken, en de nimf sprong
+er vlug in en de tooverwagen was onmiddellijk uit het gezicht. Eenige
+oogenblikken later viel de Rijn tot zijn gewoon peil terug, de
+betoovering was gebroken en de mannen konden zich weer bewegen, en
+keerden terug om te vertellen dat hun pogingen vergeefsch waren
+geweest. Sedert dat oogenblik echter is de Lorelei niet gezien, en de
+boeren zeggen dat zij nog boos is wegens de haar aangedane beleediging
+en dat zij nooit weer hare koraalgrotten zal verlaten. <span class="pagenum">[<a id="pb195" href="#pb195" name="pb195">195</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch21" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XXI: Balder.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De meest beminde.</h3>
+<p class="firstpar">Aan Odin en Frigga, zoo vertelt men ons, werden
+tweelingzonen geboren, zoo ongelijk in karakter en uiterlijk als bij
+twee kinderen mogelijk is. Hodur, god van de duisternis, was somber,
+zwijgend en blind, als het donker van de zonde, die hij, zoo meende
+men, voorstelde, terwijl zijn broeder Balder, de schoone, vereerd werd
+als de zuivere en stralende god van onschuld en licht. Van zijn
+sneeuwen voorhoofd en gouden lokken schenen stralen van zonneschijn te
+schitteren die de harten van goden en menschen blij maakten, door wie
+hij evenzeer werd bemind.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Van al de twaalf om Odins troon.</p>
+<p class="line">Balder enkel, het meest toch schoon,</p>
+<p class="line">De zonnegod, goed met zijn rein gezicht</p>
+<p class="line">Werd bemind door elk, als men mint het licht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>De jeugdige Balder groeide verwonderlijk snel op, en werd vroeg
+toegelaten tot de vergadering der goden. Hij ging wonen in het paleis
+Breidablik, welks zilveren dak op gouden pilaren rustte, en welks
+schoonheid z&oacute;&oacute; was, dat niets gewoons of onzuivers binnen
+zijn kring mocht komen, en hier woonde hij in volmaakte eenheid met
+zijn jonge vrouw Nanna (bloesem), de dochter van Nip (knopje), een
+schoone en bekoorlijke godin.</p>
+<p>De god van het licht was goed thuis in de wetenschap der runen, die
+op zijn tong waren gesneden; hij kende de verschillende krachten van de
+kruiden, waarvan een, de kamille, &ldquo;Balders voorhoofd&rdquo;
+heette, omdat haar bloem even vlekkeloos zuiver was als zijn voorhoofd.
+Het eenige wat voor Balders stralende oogen verborgen was, was de
+waarneming van wat ten slotte met hem zelf gebeuren zou. <span class="pagenum">[<a id="pb196" href="#pb196" name="pb196">196</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">Zijn eigen huis</p>
+<p class="line">Breidablik, op welks zuilen Balder schreef</p>
+<p class="line">Den tooverklank die dooden leven geeft.</p>
+<p class="line">Want wijs was hij, en kende kunsten veel,</p>
+<p class="line">En runen ook, en zeldzaam heelend kruid;</p>
+<p class="line">Helaas dat hij niet kende d&rsquo; eene kunst</p>
+<p class="line">Van sparen &rsquo;t eigen leven, &rsquo;t licht te
+zien.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Balders droom.</h3>
+<p class="firstpar">Daar het zoo natuurlijk was voor Balder, den
+schoone, te glimlachen en gelukkig te zijn, waren de goden zeer
+ongerust toen zij op zekeren dag een verandering in zijn uiterlijk
+begonnen te bespeuren. Allengs stierf het licht weg uit zijn blauwe
+oogen, een zorgvolle trek kwam op zijn gelaat, en zijn stap werd zwaar
+en traag. Odin en Frigga, ziende de klaarblijkelijke gedruktheid van
+hun beminden zoon, smeekten hem teeder de oorzaak van zijn zwijgend
+verdriet te zeggen. Balder gaf ten slotte aan hun dringende woorden toe
+en vertelde dat zijn slaap, in plaats van vredig en rustig te zijn als
+vroeger, onlangs vreemd ontrust was door duistere en drukkende droomen,
+die, ofschoon hij ze zich niet goed kon herinneren als hij ontwaakte,
+hem voortdurend kwelden met een vaag gevoel van vrees.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Dien god was zijn slaap</p>
+<p class="line">Toen zeer onrustig,</p>
+<p class="line">Zijn gunstige droomen</p>
+<p class="line">Schenen voorbij.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Lied van Vegtam.</i></p>
+<p>Toen Odin en Frigga dit hoorden, waren zij zeer ontdaan, maar zeiden
+dat niets hun algemeen beminden zoon zou deren. Niettemin, toen de
+angstige ouders de zaak verder bespraken, bekenden zij dat zij ook door
+vreemde voorgevoelens gedrukt werden, en ten slotte, geloovend dat
+Balders leven werkelijk bedreigd werd, gingen zij maatregelen nemen om
+het gevaar af te wenden. <span class="pagenum">[<a id="pb197" href="#pb197" name="pb197">197</a>]</span></p>
+<p>Frigga zond hare dienaressen naar elke richting, met stellig bevel
+bij alle levende wezens, alle planten, metalen, steenen&mdash;kortom
+bij elk bezield en onbezield ding&mdash;er op aan te dringen dat zij
+plechtig zouden beloven Balder geen kwaad te doen. De geheele schepping
+deed gaarne den eed, want er was niets op aarde dat den stralenden god
+niet lief had. Zoo keerden de dienaressen tot Frigga terug, en
+vertelden haar dat allen naar den eisch hun woord gegeven hadden,
+behalve de maretak, die op den eikestam aan de poort van het Valhalla
+groeide, en dit, zoo voegde zij er bij, was een zoo nietig,
+onschadelijk ding, dat men er geen letsel van vreezen kon.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En dus werd besloten</p>
+<p class="line">Te zenden nu</p>
+<p class="line">Tot alle wezens,</p>
+<p class="line">Om zekerheid</p>
+<p class="line">Dat ze Balder niets zouden doen.</p>
+<p class="line">Alle schepselen zwoeren</p>
+<p class="line">Dat zij hem sparen zouden;</p>
+<p class="line">Frigg ontving alle</p>
+<p class="line">Geloften, contracten.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Frigga nam nu haar spinwerk weer ter hand in groote gerustheid, want
+zij voelde er zich zeker van, dat geen leed kon overkomen aan het kind
+dat zij boven allen liefhad.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De profetie van de Vala.</h3>
+<p class="firstpar">Odin had intusschen besloten een van de doode Vala
+of profetessen te raadplegen. Hij besteeg zijn achtpootig ros Sleipnir
+en reed over de sidderende brug Bifr&ouml;st en over den vervelenden
+weg die naar Giallar voert en den ingang van Niflheim, waar hij, door
+de Hellepoort en langs den hond Garm gaande, in Hel&rsquo;s donkere
+woning drong.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Op rees der menschen heer met spoed,</p>
+<p class="line">Zadelde fluks zijn ros als roet; <span class="pagenum">[<a id="pb198" href="#pb198" name="pb198">198</a>]</span></p>
+<p class="line">Toen reed hij langs de steilte voort,</p>
+<p class="line">Die voert tot Hela&rsquo;s somb&rsquo;re poort.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Afkomst van Odin (Gray<span class="corr" id="xd20e6762" title="Bron: .)">).</span></i></p>
+<p>Odin zag tot zijn verbazing dat een feest was aangericht in dit
+donker gebied, en dat de banken bedekt waren met tapijten en gouden
+ringen, alsof een of ander ge&euml;erde gast verwacht werd. Maar hij
+ijlde voort zonder te talmen, totdat hij de plaats bereikte waar de
+Vala vele jaren ongestoord had gerust, toen hij plechtig een
+tooverformule begon te zingen en de runen te trekken die de macht
+hadden de dooden op te roepen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hij sprak driemaal in sombre wijzen</p>
+<p class="line">Het lied dat doet de dooden rijzen:</p>
+<p class="line">Tot uit den hollen grond een stem</p>
+<p class="line">Sleepend en dof bereikte hem.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Afkomst van Odin (Gray).</i></p>
+<p>Plotseling opende zich het graf, en de profetes rees langzaam op,
+vragend wie zoo haar lange rust had durven storen. Odin, die niet wilde
+dat zij zou weten, dat hij de machtige vader was van goden en menschen,
+antwoordde dat hij Vegtam was, de zoon van Valtam, en dat hij haar
+geroepen had om te vragen voor wien de Hel hare banken spreidde en een
+feestmaal aanrichtte. In holle tonen bevestigde de profetes al zijne
+vreezen, hem zeggend dat de verwachte gast Balder was, die was bestemd
+om door Hodur, zijn broeder, den blinden god der duisternis, vermoord
+te worden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hodur zal herwaarts</p>
+<p class="line">Zenden zijn broeder;</p>
+<p class="line">Hij van Balder</p>
+<p class="line">Zal zijn de moordenaar,</p>
+<p class="line">En Odins zoon</p>
+<p class="line">Ontnemen &rsquo;t leven;</p>
+<p class="line">Door dwang heb ik gesproken,</p>
+<p class="line">Nu wil ik zwijgen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Trots den blijkbaren onwil van de Vala om verder <span class="pagenum">[<a id="pb199" href="#pb199" name="pb199">199</a>]</span>te
+spreken, was Odin nog niet voldaan en drong bij haar aan hem te zeggen
+wie den verwonden god zou wreken en zijn moordenaar ter verantwoording
+roepen. Want wraak en wedervergelding werden als een heilige plicht
+beschouwd door de volken van het Noorden.</p>
+<p>Toen vertelde hem de profetes, zooals Rossthiof<a id="xd20e6810"
+name="xd20e6810"></a> reeds had voorspeld, dat Rinda, de aardgodin,
+Odin een zoon zou baren, en dat Vali, zooals dit kind zou worden
+genoemd, noch zijn gelaat zou wasschen noch zijn haar kammen, totdat
+hij op Hodur den dood van Balder had gewroken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In een west&rsquo;lijke spelonk</p>
+<p class="line">Baart Rinda, die haar liefde schonk,</p>
+<p class="line">&rsquo;n Knaapje dat van Odin stamt,</p>
+<p class="line">Dat nooit zijn zwarte lokken kamt,</p>
+<p class="line">Noch in den stroom wascht zijn gezicht,</p>
+<p class="line">Noch ziet het avondzonnelicht,</p>
+<p class="line">Tot hij zal lachen bij het hout</p>
+<p class="line">Tot brand voor Hodurs lijk gebouwd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Afkomst van Odin (Gray).</i></p>
+<p>Toen de weerstrevende Vala zoo had gesproken, vroeg Odin: &ldquo;Wie
+zou niet willen weenen bij Balders dood?&rdquo; Deze ondoordachte vraag
+toonde een kennis van de toekomst die geen sterveling kon bezitten, en
+openbaarde onmiddellijk aan Vala wie haar bezoeker was. Zij weigerde
+dus nog een woord te spreken en zonk terug in de stilte van het graf,
+verklarend dat niemand haar er weer uit zou kunnen lokken totdat het
+einde der wereld was gekomen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ga van hier en zeg thuis dan</p>
+<p class="line">Dat nooit een wezen komen kan</p>
+<p class="line">Dat m&rsquo; uit zijn ijz&rsquo;ren sluim&rsquo;ring
+beurt,</p>
+<p class="line">Tot Lok zijn sterke keten scheurt;</p>
+<p class="line">Nimmer tot de diepe nacht</p>
+<p class="line">Weer herwon zijn oude kracht,</p>
+<p class="line">Tot in vlammen, woest van haat,</p>
+<p class="line">&rsquo;s Werelds schepping ondergaat.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Afkomst van Odin (Gray).</i>
+<span class="pagenum">[<a id="pb200" href="#pb200" name="pb200">200</a>]</span></p>
+<p>Toen Odin de besluiten van Orlog (lot) had vernomen, waarvan hij
+wist dat zij niet afgeweerd konden worden, besteeg hij zijn ros, en
+wendde zich bedroefd naar Asgard, denkend aan den tijd, die niet ver af
+was, als zijn geliefde zoon niet meer gezien zou worden in de hemelsche
+verblijven, en wanneer het licht van zijn tegenwoordigheid voor goed
+verdwenen zou zijn.</p>
+<div class="figure xd20e6860width" id="p200"><img src="images/p200.jpg"
+alt="Loki en Hodur" width="497" height="720">
+<p class="figureHead">Loki en Hodur</p>
+<p class="firstpar">C. G. Qvarnstr&ouml;m.</p>
+</div>
+<p>Toen hij <span class="corr" id="xd20e6868" title="Bron: Glads-heim">Gladsheim</span> binnentrad, werd Odin echter wat
+gerust gesteld door de mededeeling die Frigga hem dadelijk deed, dat
+alle dingen onder de zon beloofd hadden Balder geen leed te zullen
+doen, en zich overtuigd voelend dat als niets hun geliefden zoon zou
+vermoorden, hij zeker moest voortgaan goden en menschen met zijn
+tegenwoordigheid te verblijden, zette hij de zorg <span class="corr"
+id="xd20e6871" title="Bron: op zij">opzij</span> en gaf zich over aan
+de genietingen van het feestmaal.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De goden aan het spelen.</h3>
+<p class="firstpar">De speelplaats van de goden was gelegen op de
+groene vlakte van Ida en heette Idavold. Hier gingen de goden
+gewoonlijk heen als zij lust in het spel hadden, en hun geliefkoosde
+uitspanning was het werpen met hun gouden schijven, die zij met groote
+behendigheid konden gooien. Zij waren met verdubbelden ijver tot dit
+gewone tijdverdrijf teruggekeerd, sedert de wolk die hun geesten had
+neergedrukt door de voorzorgsmaatregelen van Frigga was weggevaagd.
+Toen zij echter ten slotte genoeg hadden van de gewone sport, bedachten
+zij een nieuw spel. Zij hadden gehoord dat Balder door geen enkel
+werptuig kon gedeerd worden, en zoo amuseerden zij zich door allerlei
+wapenen, steenen enz. naar hem te werpen, zeker dat hoe slim zij het
+ook aanlegden en hoe nauwkeurig zij ook mikten, de voorwerpen, die
+gezworen hadden hem geen kwaad te zullen doen, &ograve;f op zij zouden
+vliegen &ograve;f hem niet zouden <span class="pagenum">[<a id="pb201"
+href="#pb201" name="pb201">201</a>]</span>raken. Dit nieuw vermaak
+bleek z&oacute;&oacute; aangenaam te zijn dat weldra alle goden zich
+rondom Balder verzamelden en hem elken keer als hij ongetroffen bleef
+met groot gelach begroetten.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De dood van Balder.</h3>
+<p class="firstpar">Deze uitingen van vroolijkheid wekten de
+nieuwsgierigheid van Frigga op, die in Fessalir zat te spinnen; en toen
+zij een oud vrouwtje haar woning zag voorbij gaan, zei zij dat zij even
+moest blijven en haar vertellen wat de goden deden dat zoo den lachlust
+prikkelde. Het oude vrouwtje was niemand anders dan Loki in vermomming,
+en hij antwoordde Frigga dat de goden steenen en andere werptuigen,
+stomp en scherp, naar Balder gooiden, die glimlachend en ongedeerd in
+hun midden stond, en hen uitdaagde hem aan te raken.</p>
+<p>De godin glimlachte en vatte haar werk weer op, zeggende dat het
+volmaakt natuurlijk was dat niets Balder zou deren, daar alle dingen
+het licht liefhadden, waarvan hij het zinnebeeld was, en plechtig
+hadden gezworen hem geen leed te doen. Loki, de verpersoonlijking van
+het vuur, was zeer verdrietig toen hij dit hoorde, want hij was
+jaloersch op Balder, de zon, die hem zoo geheel overschaduwde en die
+algemeen bemind was, terwijl hij zooveel mogelijk gevreesd werd en
+geschuwd; maar hij verborg wijslijk zijn boosheid en vroeg Frigga of
+zij geheel zeker was dat alle dingen tot het verbond waren
+toegetreden.</p>
+<p>Frigga antwoordde trotsch dat zij den plechtigen eed van alle dingen
+hadden ontvangen, uitgezonderd van een, een onschuldig klein
+woekerplantje, den maretak, dat op den eik bij de poort van het
+Valhalla groeide, en dit was te klein en te zwak om er bang voor te
+zijn. Deze mededeeling was alles wat Loki noodig had, en hij zei Frigga
+vaarwel en strompelde weg. Zoodra hij <span class="pagenum">[<a id="pb202" href="#pb202" name="pb202">202</a>]</span>veilig en wel buiten
+het gezicht was, nam hij echter zijn gewone gestalte weer aan en
+haastte zich naar het Valhalla, waar hij bij de poort den eik van den
+maretak vond, zooals Frigga had aangegeven. Daarop gaf hij door de
+uitoefening van tooverkunsten aan den parasiet een omvang en hardheid
+die er geheel vreemd aan was.</p>
+<p>Zoo maakte hij van den houten stengel handig een schacht waarmee hij
+zich terugspoedde naar Idavold, waar de goden nog werptuigen naar
+Balder wierpen, terwijl alleen Hodur ondertusschen bedroefd tegen een
+boom stond geleund en geen deel nam aan het spel. Zorgeloos naderde
+Loki den blinden god, en den schijn van belangstelling aannemend vroeg
+hij de oorzaak van zijn zwaarmoedigheid, te gelijker tijd listig
+insinueerend dat trots en onverschilligheid hem weerhielden aan het
+spel mee te doen. Als antwoord op deze opmerkingen betuigde Hodur dat
+enkel zijn blindheid hem <span class="corr" id="xd20e6894" title="Bron: wierhield">weerhield</span> aan het nieuwe spel deel te nemen,
+en toen Loki hem de maretakschacht in zijn hand gaf en hem in het
+midden van den kring bracht, hem de richting van het nieuwe mikpunt
+aanwijzend, wierp Hodur zijn schacht met kracht. Maar tot zijn spijt
+trof in plaats van het luide gelach dat hij verwachtte, een
+ontstellende kreet van afgrijzen zijn oor, want Balder, de schoone, was
+op den grond gevallen, door den <span class="corr" id="xd20e6897"
+title="Bron: nootlottigen">noodlottigen</span> maretak doorstoken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zoo op den vloer lag Balder dood; gestrooid</p>
+<p class="line">Rondom de zwaarden, bijlen, speren al</p>
+<p class="line">Waarmee men had geworpen&mdash;dwaas gespeel&mdash;</p>
+<p class="line">Op Balder wien geen werptuig wondd&rsquo; of
+schond;</p>
+<p class="line">Maar in zijn borst stak de fatale tak</p>
+<p class="line">De maretwijg, die Lok, de Duivel, gaf</p>
+<p class="line">Aan Hodur, en onwetend Hodur wierp&mdash;</p>
+<p class="line">Hiertegen slechts was Balder niet bestand.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>In vreeslijken angst verzamelden zich de goden rondom hun geliefden
+makker, maar helaas! het leven was geheel <span class="pagenum">[<a id="pb203" href="#pb203" name="pb203">203</a>]</span>uitgebluscht, en al
+hunne pogingen om den gevallen zonnegod weer te wekken hielpen niet.
+Ontroostbaar wegens hun verlies keerden zij zich nu boos naar Hodur,
+dien zij daar direct zouden hebben vermoord, waren zij niet weerhouden
+door de wet der goden, dat geen opzettelijke daad van geweld hun
+gewijde vredeplaatsen mocht ontheiligen. Het rumoer van hun luid
+geklaag bracht de godin in groote haast bij het vreeselijke tooneel, en
+toen Frigga zag dat haar lieveling dood was, smeekte zij de goden
+hartstochtelijk naar Niflheim te gaan en Hel te overreden haar
+slachtoffer los te laten, want de aarde kon zonder hem niet gelukkig
+zijn.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Hermod&rsquo;s Boodschap.</h3>
+<p class="firstpar">Daar de weg uiterst ruw en moeilijk was, durfde
+eerst geen der goden te gaan; maar toen Frigga beloofde dat zij en Odin
+den bode boven al de Aesir zouden beminnen, verklaarde zich Hermod
+bereid om de boodschap over te brengen. Om hem hiertoe in staat te
+stellen leende Odin hem Sleipnir, en het edele ros, dat geen ander op
+zijn rug <span class="corr" id="xd20e6930" title="Bron: dulde">duldde</span> dan Odin, vertrok zonder aarzeling op den
+donkeren weg, dien zijn hoeven reeds tweemaal te voren betreden
+hadden.</p>
+<p>Ondertusschen liet Odin het lichaam van Balder naar Breidablik
+brengen, en hij beval de goden naar het woud te gaan en hooge
+pijnboomen te vellen waarmee een waardige brandstapel zou worden
+gebouwd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Maar toen de goden naar het woud gegaan</p>
+<p class="line">Waren, bracht Hermod Sleipnir uit zijn stal</p>
+<p class="line">En deed hem &rsquo;t zadel aan; te voren wou</p>
+<p class="line">Sleipnir geen hand dan Odin&rsquo;s op zijn nek,</p>
+<p class="line">En droeg geen and&rsquo;ren rijder op zijn rug;</p>
+<p class="line">Nu stond hij echter stil aan Hermod&rsquo;s zij,</p>
+<p class="line">Buigend zijn hals, en, voor zijn man gereed,</p>
+<p class="line">Omdat hij wist hoe Balder werd bemind,</p>
+<p class="line">Maar Hermod nu besteeg hem, ging heel stil</p>
+<p class="line">En zwijgend op den onbekenden weg</p>
+<p class="line">Die van het Noorden takt, en toog dus voort
+<span class="pagenum">[<a id="pb204" href="#pb204" name="pb204">204</a>]</span></p>
+<p class="line">Den ganschen dag; het licht verdween, &rsquo;t werd
+nacht,</p>
+<p class="line">En heel dien nacht dus reed en reisde hij.</p>
+<p class="line">Zoo negen dagen, negen nachten lang,</p>
+<p class="line">Naar &rsquo;t noordlijk ijs, door dalen,
+stroomomgord.</p>
+<p class="line">En op den tienden dag zag hij de brug</p>
+<p class="line">Die overspant met gouden boog den stroom</p>
+<p class="line">Van Giall, en op die brug een vrouw, gedost</p>
+<p class="line">In rusting, waar men komt aan d&rsquo; overkant</p>
+<p class="line">En waar de weg in rotsen zich verliest.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De brandstapel.</h3>
+<p class="firstpar">Terwijl Hermod zich langs den somberen weg spoedde
+die tot <span class="corr" id="xd20e6987" title="Bron: Nifl-heim">Niflheim</span> leidde, hakten en haalden de goden
+naar de kust een groote massa brandstof, dat zij op het dek van
+Balder&rsquo;s drakenschip, Ringhorn, opstapelden terwijl zij een
+grooten brandstapel maakten. Volgens gewoonte werd deze versierd met
+tapijtbehangsels, bloemenguirlanden, vaten en wapenen van allerlei
+soort, gouden ringen en tallooze voorwerpen van waarde, eer het
+vlekkelooze lichaam, rijkelijk uitgedost, er heen gebracht en er
+opgelegd werd.</p>
+<div class="figure xd20e6991width" id="p204"><img src="images/p204.jpg"
+alt="De dood van Balder" width="720" height="492">
+<p class="figureHead">De dood van Balder</p>
+<p class="firstpar">Dorothy Hardy.</p>
+</div>
+<p>Een voor een kwamen de goden nu nader om een laatsten groet te
+brengen aan hun geliefden makker, en toen Nanna zich over hem neerboog,
+brak haar minnend hart en zij viel levenloos naast hem neder. Toen zij
+dit zagen legden de goden haar eerbiedig naast haren echtgenoot, opdat
+zij hem tot zelfs in den dood zou vergezellen; en nadat zij zijn paard
+en honden gedood hadden en den brandstapel met doornen, het zinnebeeld
+van den slaap, hadden omvlochten, kwam Odin, de laatste der goden,
+naderbij.</p>
+<p>Ten teeken van genegenheid voor den doode en van verdriet over zijn
+verlies, hadden allen hun meest kostbare bezittingen op zijn
+brandstapel gelegd, en Odin, zich neerbuigend, voegde nu bij de
+geschenken zijn tooverring Draupnir. De verzamelde goden merkten dat
+hij iets fluisterde in het oor van zijn gestorven zoon, maar geen was
+dicht genoeg bij om te hooren wat hij zeide. <span class="pagenum">[<a id="pb205" href="#pb205" name="pb205">205</a>]</span></p>
+<p>Toen deze droeve toebereidselen gedaan waren, maakten de goden
+aanstalten om het schip van stapel te laten loopen, maar bevonden dat
+de zware last van brandhout en schatten hun vereenigde pogingen
+weerstand bood en zij konden het schip geen duim doen bewegen. De
+bergreuzen, die het tooneel van verre zagen en hun verlegenheid
+bespeurden, kwamen nu naderbij en zeiden dat zij wisten van een reuzin
+die Hyrrokin heette en die in J&ouml;tun-heim woonde en sterk genoeg
+was om zonder eenige hulp het schip van stapel te laten loopen. De
+goden lieten dus een van de stormgeesten Hyrrokin roepen, en spoedig
+verscheen deze, gezeten op een reusachtige wolf, dien zij aan een
+leidsel, van kronkelende slangen gemaakt, stuurde. Naar de kust
+rijdende steeg de reuzin af en betuigde trotsch haar bereidheid om de
+gevraagde hulp te geven, als de goden intusschen wilden zorgen voor
+haar ros. Odin zond onmiddellijk vier van zijn meest woeste Berserkers
+om den wolf te houden, maar in weerwil van hun geweldige kracht, konden
+zij het monsterachtig schepsel niet bedwingen, totdat de reuzin het had
+neergeworpen en vastgebonden.</p>
+<p>Toen Hyrrokin zag dat zij nu haar weerspannig ros zouden kunnen
+besturen, ging zij langs het strand tot waar, hoog boven den
+waterspiegel, Balders machtig schip Ringhorn lag.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zeventig el vier zich strekte</p>
+<p class="line">Op het gras de kiel in praal</p>
+<p class="line">Hoog er boven, fonklend rekte</p>
+<p class="line">Zich de drakenkop bloeddorstig</p>
+<p class="line">Met zijn kam van staal.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De Sage van koning Olaf
+(Longfellow).</i></p>
+<p>Zij zette haar schouders tegen zijn achtersteven en met een
+geweldige inspanning duwde zij het met een vaart in het water. Maar
+z&oacute;&oacute; groot was het gewicht van de massa en de snelheid
+waarmede het in zee schoot, <span class="pagenum">[<a id="pb206" href="#pb206" name="pb206">206</a>]</span>dat de aarde als door een
+aardbeving schokte en de rollen waarop het schip gleed door de wrijving
+vuur vatten. De onverwachte schok deed de goden bijna hun evenwicht
+verliezen, en dit maakte Thor z&oacute;&oacute; boos dat hij zijn hamer
+ophief en hij de reuzin zou vermoord hebben, ware hij niet door zijn
+makkers tegengehouden. Gemakkelijk gekalmeerd, zooals
+gewoonlijk&mdash;want Thors woede, ofschoon snel gewekt, was
+voorbijgaande, greep hij nog eens het schip aan om den brandstapel te
+wijden met zijn heiligen hamer. Toen hij deze ceremonie verrichtte
+strompelde de dwerg Lit hem hinderlijk in den weg, waarop Thor, die nog
+niet heelemaal weer tot kalmte was gekomen, hem in het vuur wierp, dat
+hij juist met een doorn had aangestoken, en de dwerg werd tot asch
+verbrand met de lichamen van het goddelijk paar.</p>
+<p>Het groote schip dreef nu in zee en de vlammen van den brandstapel
+leverden een prachtig schouwspel op, dat elk oogenblik grootscher werd,
+totdat, toen het schip den westelijken horizon naderde, het scheen
+alsof zee en lucht in brand stonden. De goden keken treurig naar het
+brandende schip en zijn kostbaren last, totdat het plotseling in de
+golven dook en verdween; en zij wendden zich niet af noch keerden tot
+Asgard terug voordat de laatste lichtsprank was verdwenen, en de
+wereld, ten teeken van rouw over Balder den brave, in een mantel was
+gehuld.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Dra met veel leven steeg &rsquo;t geweldig vuur,</p>
+<p class="line">Het brandhout knetterd&rsquo; en tusschen de
+blokken</p>
+<p class="line">Wiekten vuurtongen bevend op, en vuur</p>
+<p class="line">Sprong krullend, schietend hooger, lekte straks</p>
+<p class="line">Den top van &rsquo;t hout, de dooden, ook de mast,</p>
+<p class="line">Knaagd&rsquo; aan de dorre zeilen; toch bleef &rsquo;t
+schip</p>
+<p class="line">Nog voortgaan, brandend boven romp in vlam.</p>
+<p class="line">De goden stonden op de kust, elk keek,</p>
+<p class="line">En wijl zij keken neigde zich de zon</p>
+<p class="line">In rook omhulde zee, en aan kwam nacht, <span class="pagenum">[<a id="pb207" href="#pb207" name="pb207">207</a>]</span></p>
+<p class="line">Toen legde zich de wind en kalmte kwam;</p>
+<p class="line">Maar door het duister zagen zij het schip</p>
+<p class="line">Nog over wijde waatren voortgevoerd,</p>
+<p class="line">Verder en verder, als een oog van vuur</p>
+<p class="line">Zoo leek nu Balder&rsquo;s mutserd in den nacht,</p>
+<p class="line">Maar zwakker scheen hij in het sterrenlicht,</p>
+<p class="line">De lijken werden dus verteerd, ook &rsquo;t hout.</p>
+<p class="line">En evenals in uitgaand wintervuur</p>
+<p class="line">&rsquo;t Verkoolde blok als &rsquo;t valt nog vonken
+schiet&mdash;</p>
+<p class="line">Zoo viel met vonkenstroom de mutserd in,</p>
+<p class="line">Kleurend de zee rondom; &rsquo;t was donker toen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Hermod&rsquo;s tocht.</h3>
+<p class="firstpar">De goden traden treurig Asgard binnen, waar geen
+geluiden van vroolijkheid of feestvieren het oor begroetten, want alle
+harten waren met angstige bezorgdheid vervuld over den afloop van alle
+dingen die men voelde komen. En waarlijk, de gedachte aan den
+vreeselijken Fimbul-winter, die hun dood verkondigde, was er wel een om
+de goden te verontrusten. Frigga alleen koesterde hoop, en zij wachtte
+met angst op den terugkeer van haren bode, Hermod den snelle, die
+intusschen over de sidderende brug was gereden en langs den donkeren
+Helleweg, totdat hij, in den tienden nacht, den ruischenden stroom van
+de rivier Gi&ouml;ll overkwam. Hier werd hij aangehouden door
+M&ouml;dgud, die vroeg waarom de <span class="corr" id="xd20e7082"
+title="Bron: Giallerbrug">Giallar-brug</span> meer onder den stap van
+zijn paard sidderde dan wanneer een geheel leger er over ging, en vroeg
+waarom hij, een levend ruiter, trachtte binnen te dringen in het
+gevreesde gebied van Hel.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Wie zijt gij op uw zwart en vurig paard,</p>
+<p class="line">Onder welks hoeven Giall&rsquo;s brug hevig schudt</p>
+<p class="line">En rammelt? Zeg mij uw geslacht en huis.</p>
+<p class="line">Eerst gistren ochtend kwamen hier voorbij</p>
+<p class="line">Vijf troepen dooden op hun weg naar Hel,</p>
+<p class="line">Deden de brug niet schudden als gij doet,</p>
+<p class="line">En gij hebt vleesch en kleur toch op &rsquo;t
+gelaat,</p>
+<p class="line">Als levenden, die aad&rsquo;men lucht nog in;</p>
+<p class="line">Ook ziet gij er niet uit als dooden doen,</p>
+<p class="line">Zielen die afwaarts gaan, die &rsquo;k daaglijks
+schouw.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i>
+<span class="pagenum">[<a id="pb208" href="#pb208" name="pb208">208</a>]</span></p>
+<p>Hermod vertelde aan M&ouml;dgud de rede van zijn komst, en nadat hij
+zekerheid had gekregen dat Balder en Nanna v&oacute;&oacute;r hem over
+de brug waren gereden, haastte hij zich verder, totdat hij kwam aan de
+poort, die belemmerend voor hem op rees.</p>
+<div class="figure xd20e7114width" id="p208"><img src="images/p208.jpg"
+alt="Hermod voor Hela" width="489" height="720">
+<p class="figureHead">Hermod voor Hela</p>
+<p class="firstpar">J. C. Dollman.</p>
+</div>
+<p>Niet afgeschrikt door dezen slagboom, steeg Hermod af op het gladde
+ijs, en de riemen van zijn zadel vaster makende, steeg hij weer op,
+bedolf zijn sporen diep in de zachte zijden van Sleipnir en dwong hem
+tot een verbazenden sprong, die hem behouden aan den anderen kant van
+de Hellepoort bracht.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen reed hij verder over &rsquo;t veld van ijs</p>
+<p class="line">Nog noordwaarts, tot hij kwam aan hooge muren</p>
+<p class="line">(Belemmerend zijn weg) met traliewerk.</p>
+<p class="line">Toen steeg hij af, en trok de riemen aan,</p>
+<p class="line">Op &rsquo;t gladde ijs, van Sleipnir, Odin&rsquo;s
+paard,</p>
+<p class="line">En deed hem springen, en kwam dus er in.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Voortrijdende kwam Hermod ten slotte aan Hel&rsquo;s eetzaal, waar
+hij Balder vond, bleek en uitgeput, liggend op een bank, zijn vrouw
+Nanna naast hem, onafgewend starend op een beker me&ecirc;, dien hij
+blijkbaar geen moed had om te verzwelgen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De voorwaarde van Balders invrijheidsstelling.</h3>
+<p class="firstpar">Te vergeefs vertelde Hermod zijn broeder dat hij
+gekomen was om hem te verlossen; Balder schudde droevig zijn hoofd en
+zeide te weten dat hij in zijn vreugdeloos verblijf moest vertoeven
+totdat de laatste dag kwam, maar hij smeekte Hermod Nanna met zich
+terug te nemen, daar het huis der schimmen geen plaats was voor een zoo
+prachtig en schoon schepsel. Maar toen Nanna dit verzoek hoorde, drong
+zij dichter aan de zijde van haren man en bezwoer dat niets er haar toe
+zou kunnen brengen van hem te scheiden, en dat zij voor altijd bij hem
+zou blijven, zelfs in <span class="corr" id="xd20e7146" title="Bron: Nifl-heim">Niflheim</span>. <span class="pagenum">[<a id="pb209"
+href="#pb209" name="pb209">209</a>]</span></p>
+<p>De lange nacht werd gesleten in stil gesprek, eer Hermod Hel opzocht
+en haar smeekte Balder vrij te laten. De inhalige godin luisterde
+zwijgend naar zijn verzoek en zeide eindelijk dat zij haar slachtoffer
+zou laten vertrekken, mits alle dingen, bezield en onbezield, hun smart
+over zijn verlies zouden toonen doordat zij tranen stortten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Kom dan! als Balder was zoo teer bemind,</p>
+<p class="line">Men in den Hemel zijn gemis zoo voelt,</p>
+<p class="line">Hoor hoe den Hemel hij hergeven wordt,</p>
+<p class="line">Toon mij alom de teekenen van smart!</p>
+<p class="line">Dat Balders toeven hier hun treuren is!</p>
+<p class="line">Laat al wat leeft en door de wereld gaat</p>
+<p class="line">Weenen om hem, en &rsquo;t levenlooze ook;</p>
+<p class="line">Laat goden, menschen, dieren, plant en rots</p>
+<p class="line">Beweenen hem, dan zie &rsquo;k hoe men hem mist</p>
+<p class="line">En &rsquo;k vind het goed en geef U Balder weer.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold.)</i></p>
+<p>Dit antwoord was zeer bemoedigend want de geheele Natuur beweende
+het verlies van Balder, en zeker was er niets in de geheele schepping
+dat niet een traan schenken wilde. Zoo verliet Hermod blijde
+Hel&rsquo;s donker gebied, den ring Draupnir bij zich, dien Balder aan
+Odin terugzond, een geborduurd karpet van Nanna voor Frigga, en een
+ring voor Fulla.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De terugkomst van Hermod.</h3>
+<p class="firstpar">De vergaderde goden verdrongen zich angstig rondom
+Hermod zoodra hij terugkwam, en toen hij zijn boodschappen en
+geschenken had overgebracht, zonden de Aesir herauten naar alle deelen
+van de wereld om alle bezielde en onbezielde dingen te smeeken dat zij
+zouden weenen over Balder.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ga snel door heel de wereld nu, en smeek</p>
+<p class="line">Te weenen al wat leeft en wie er leeft</p>
+<p class="line">Om Balder, opdat dus hij weer ons koom&rsquo;!</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i>
+<span class="pagenum">[<a id="pb210" href="#pb210" name="pb210">210</a>]</span></p>
+<p>Noordwaarts, Zuidwaarts, Oostwaarts en Westwaarts reden de herauten,
+en als zij voorbij kwamen vielen tranen van elken plant en elken boom,
+zoodat de grond gedrenkt was met vocht, en metalen en steenen, trots
+hun harde harten, weenden ook.</p>
+<p>De weg voerde ten slotte naar Asgard, en aan den kant van den weg
+was een donkere grot, waarin de boden zagen neergehurkt de gestalte van
+een reuzin, Thok geheeten, die volgens sommige mythologen Loki in
+vermomming zal zijn geweest. Toen men haar aanspoorde een traan te
+storten, bespotte zij de herauten en vluchtend in de donkere
+schuilhoeken van haar grot, zei zij dat geen traan uit haar oogen zou
+vallen en dat, wat haar betrof, Hel haar prooi voor goed houden
+mocht.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Thok nu weende</p>
+<p class="line">Met tranen droog</p>
+<p class="line">Om Balders dood.</p>
+<p class="line">Noch in leven, noch in dood</p>
+<p class="line">Gaf hij mij vreugde,</p>
+<p class="line">Houde Hel haar buit.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Oudere Edda.</i></p>
+<p>Zoodra de terugkeerende boden in Asgard aankwamen, verdrongen zich
+de goden om hen heen om het resultaat hunner zending te hooren; maar
+hun gezichten, allen opgewekt in de vreugde van verwachting, werden
+duister van wanhoop toen zij hoorden, dat &eacute;&eacute;n schepsel
+geweigerd had zijn tranen te schenken, waarom zij Balder in Asgard niet
+meer zouden zien.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Balder, de Schoone, komt niet weer</p>
+<p class="line">Uit Hel&rsquo;s gebied in lichter sfeer!</p>
+<p class="line">Loki&rsquo;s verraad, dubbel verraad</p>
+<p class="line">Is &rsquo;t wat de Dood ten buit hem laat;</p>
+<p class="line">Nooit komt hij uit de duisternis</p>
+<p class="line">Tot Ragnarok verschenen is.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Vali de Wreker.</h3>
+<p class="firstpar">De besluiten van het noodlot waren nog niet geheel
+<span class="pagenum">[<a id="pb211" href="#pb211" name="pb211">211</a>]</span>volvoerd, en het laatste bedrijf van het
+treurspel moet nog kortelijk verteld worden.</p>
+<p>Wij hebben reeds gezien, hoe Odin na vele weigeringen er in slaagde
+de toestemming van Rinda tot hun huwelijk te krijgen, en dat de zoon,
+uit deze verbintenis geboren, bestemd was om den dood van Balder te
+wreken. De komst van dit wondervolle kind had nu plaats, en Vali de
+Wreker, zooals hij genoemd werd, trad Asgard op den dag van zijn
+geboorte binnen, en op dienzelfden dag versloeg hij Hodur met een pijl
+uit een bundel dien hij tot dat doel schijnt gedragen te hebben. Zoo
+boette de moordenaar van Balder, ofschoon hij een onbewust werktuig
+was, voor de misdaad met zijn bloed, volgens de wet van den echten
+Noorman.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De beteekenis van de geschiedenis.</h3>
+<p class="firstpar">De naturalistische verklaring van deze mythe moet
+men zoeken of in het dagelijksch ondergaan van de zon (Balder) die
+beneden de westelijke golven verdwijnt, weggedreven door de duisternis
+(Hodur), of in het eindigen van den korten Noorschen zomer en de lange
+regeering van het winterjaargetij. &ldquo;Balder beteekent de lichte en
+klare zomer, als schemering en dag elkander kussen en hand in hand gaan
+in deze Noorsche streken.&rdquo;</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Balders mutserd de zon verbeeldt,</p>
+<p class="line">Kleurt den heiligen haard,</p>
+<p class="line">Spoedig de laatste vlam er speelt,</p>
+<p class="line"><span class="corr" id="xd20e7259" title="Bron: Hodus">Hodur</span> regeert op aard.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-verhalen van het Noorden (R. B.
+Anderson).</i></p>
+<p>&ldquo;Zijn door Hodur bewerkte dood is de overwinning van de
+duisternis over het licht, de duisternis van den winter over het licht
+van den zomer; en de wraak van Vali is het doorbreken van het nieuwe
+licht na de wintersche duisternis.&rdquo;</p>
+<p>Loki, het vuur, is jaloersch op Balder, het zuivere <span class="pagenum">[<a id="pb212" href="#pb212" name="pb212">212</a>]</span>licht van den hemel, die de eenige onder de
+Noorsche goden was welke nooit vocht, maar altijd klaar was met woorden
+van verzoening en vrede.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Maar van uw lippen, Balder, nacht of dag,</p>
+<p class="line">Heeft niemand ooit een toornig woord gehoord</p>
+<p class="line">Aan God of Held, maar gij betoomdet steeds</p>
+<p class="line">De anderen, stillend een gerezen twist.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>De tranen, door alle dingen gestort voor den geliefden god,
+verbeelden den lentedauw die komt na de hardheid en koude van den
+winter, als elke boom en twijg en zelfs de steenen van vocht druipen;
+Thok (kool) alleen toont geen bewijs van teederheid, daar zij diep
+begraven is in de donkere aarde en het zonlicht niet meer noodig
+heeft.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zooals des winters, als de vorst verdwijnt</p>
+<p class="line">Aan &rsquo;s winters eind, eer dat de lente komt,</p>
+<p class="line">Een warme zoelte blaast en dauw begint&mdash;</p>
+<p class="line">Een enkel uur, dan hoort men &rsquo;t drupp&rsquo;len
+reeds</p>
+<p class="line">In alle wouden, en de sneeuw die ligt</p>
+<p class="line">Onder de boomen, wordt van vocht doorzeefd,</p>
+<p class="line">En van de takken komt de sneeuwlast neer;</p>
+<p class="line">Op heuv&rsquo;len zuidwaarts hellend ziet het oog</p>
+<p class="line">Reeds groene plaatsen door de sneeuw in &rsquo;t
+rond,</p>
+<p class="line">Die grooter worden, vreugde voor den boer&mdash;</p>
+<p class="line">Zoo werd gehoord alom een stil gedrop,</p>
+<p class="line">De dingen weenden, wenschen wederkomst</p>
+<p class="line">Van Balder, en den goden deed dit goed.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<p>Uit de diepten van hun ondergrondsche gevangenis trachten de zon
+(Balder) en de plantengroei (Nanna) den hemel (Odin) en de aarde
+(Frigga) te verblijden door hun den ring Draupnir te zenden, het
+symbool van de vruchtbaarheid, en het bebloemde kleed, symbool van het
+karpet van groen dat de aarde weer zal bedekken en door zijn bekoring
+haar schoonheid zal vergrooten.</p>
+<p>De zedelijke beteekenis is niet minder schoon, want <span class="pagenum">[<a id="pb213" href="#pb213" name="pb213">213</a>]</span>Balder en Hodur zijn de zinnebeelden van de
+strijdende machten van goed en kwaad, terwijl Loki den verzoeker
+personifieert.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In iedere ziel de wijze vindt</p>
+<p class="line">Geboren Hodur, Balders broeder blind,</p>
+<p class="line">Dan neemt hij toe, zijn kracht wordt meer</p>
+<p class="line">Want blind geboren wordt elk kwaad, als jonge beer,</p>
+<p class="line">Nacht is van kwaad het kleed; maar alle goed</p>
+<p class="line">Is steeds gehuld in w&acirc; van licht en gloed.</p>
+<p class="line">De drukke Loki, die van ouds verleidt,</p>
+<p class="line">Gaat voorwaarts onophoud&rsquo;lijk, vat altijd</p>
+<p class="line">Des blinden moord&rsquo;naars hand, wiens vlugge
+speer</p>
+<p class="line">Doorboort jong Balders borst, die zon van
+Valhal&rsquo;s sfeer.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-verhalen van het noorden (R. B.
+Anderson).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De vereering van Balder.</h3>
+<p class="firstpar">Een van de meest belangrijke feesten werd gehouden
+tijdens de zomerzonnewende of den avond van midzomer, ter eere van
+Balder den goede. Want men beschouwde dien dag als den gedenkdag van
+zijn dood en van zijn neerdaling in de onderwereld. Op dien dag, den
+langsten van het jaar, kwamen de menschen buiten bij elkander, staken
+groote vreugdevuren aan en keken naar de zon, die in de hooge Noorsche
+streken weinig beneden den horizon daalt eer zij weer opkomt. Van
+midzomer worden de dagen langzamerhand korter en de zonnestralen minder
+warm, tot de winterzonnewende, die &ldquo;Moeder nacht&rdquo; heette,
+daar het de langste nacht was van het jaar. Midzomeravond, die eens ter
+eere van Balder gevierd werd, heet nu St. Johannesdag, daar die heilige
+Balder den goede geheel en al vervangen heeft. <span class="pagenum">[<a id="pb214" href="#pb214" name="pb214">214</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch22" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XXII: Loki.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De geest van het kwade.</h3>
+<p class="firstpar">Behalve den afschuwelijker reus Utgard-Loki, de
+verpersoonlijking van slechtheid en kwaad, dien Thor en zijn
+metgezellen in J&ouml;tun-heim bezochten, hadden de oude Noormannen een
+ander type van de zonde, dien zij ook Loki noemden, en dien wij reeds
+onder verschillende gestalten hebben gezien.</p>
+<p>Oorspronkelijk was Loki enkel de verpersoonlijking van het haardvuur
+en den geest des levens. Eerst een god, werd hij langzamerhand
+&ldquo;god en duivel tegelijk&rdquo; en wordt ten slotte algemeen
+verafschuwd als een volkomen evenbeeld van den middeleeuwschen Lucifer,
+den vorst der leugens, &ldquo;den veroorzaker van bedrog en den
+lasteraar&rdquo; van Aesir.</p>
+<p>Volgens sommige bronnen heette Loki de broeder van Odin, maar
+anderen beweren dat de twee niet verwant waren, maar elkander alleen
+bloedbroederschap hadden gezworen, zooals dit in het Noorden algemeen
+voorkomt.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Odin! weet gij nog</p>
+<p class="line">Hoe wij in vroeger dagen</p>
+<p class="line">Ons bloed vermengden?</p>
+<p class="line">Toen gij beslist niet wildet</p>
+<p class="line">Bier proeven,</p>
+<p class="line">Tenzij we &rsquo;t samen dronken?</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e7385"
+title="Bron: Seamunds">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Loki&rsquo;s karakter.</h3>
+<p class="firstpar">Terwijl Thor de belichaming is van Noorsche
+activiteit, verbeeldt Loki de uitspanning, en de innige kameraadschap
+die eertijds tusschen deze twee goden bestond, toont heel duidelijk hoe
+spoedig onze voorvaderen begrepen dat beiden tot het welzijn der
+menschheid noodig waren. Thor is altijd werkzaam en in ernst, maar Loki
+maakt van alles een grap, totdat ten slotte zijn genot in ondeugendheid
+hem geheel op dwaalwegen brengt, en <span class="pagenum">[<a id="pb215" href="#pb215" name="pb215">215</a>]</span>hij alle liefde voor
+het goede verliest en hij uiterst zelfzuchtig en kwaadwillig wordt.</p>
+<p>Hij vertegenwoordigt het kwaad in den verleidenden en schijnbaar
+schoonen vorm waarin het zich in de wereld vertoont. Wegens deze
+bedriegelijke verschijning vermeden de goden hem eerst niet, maar
+behandelden hem als een der hunnen in alle vriendschappelijkheid en
+namen hem met zich mede overal waar zij heen gingen, lieten hem verder
+niet alleen tot hun vermaken toe, maar ook tot hun vergaderzaal, waar
+zij, helaas! te dikwijls naar zijn raad luisterden.</p>
+<p>Zooals wij reeds gezien hebben, speelde Loki een groote rol in de
+schepping van den mensch, dien hij toerustte met het vermogen om zich
+te bewegen en wien hij het bloed vrijelijk door de aderen deed loopen,
+waardoor hij met hartstochten werd bezield.</p>
+<p>Als verpersoonlijking zoowel van het vuur als van de ondeugendheid
+ziet men Loki (bliksem) dikwijls met Thor (donder), dien hij naar
+J&ouml;tun-heim vergezelt om zijn hamer terug te halen, naar Utgard
+Loki&rsquo;s kasteel en naar Geirrod&rsquo;s huis. Hij is het, die
+Freya&rsquo;s halsketting en Sif&rsquo;s haar steelt, en <span class="corr" id="xd20e7402" title="Bron: Idroen">Idoen</span> verraderlijk
+overlevert in de macht van Thiassi, en ofschoon hij den goden soms
+goeden raad geeft en hen werkelijk helpt, is het enkel om hen te
+bevrijden uit een of anderen toestand waarin hij hen overijld heeft
+meegesleept.</p>
+<p>Sommige bronnen beweren, dat deze god, in plaats van een deel uit te
+maken van de scheppingsdriehoek (Odin, Hoenir en Loeder of Loki)
+oorspronkelijk behoorde tot een geslacht van goden ouder dan Odin, en
+de zoon was van den grooten reus Fornjotnr (Ymir), terwijl zijn
+broeders waren Kari (lucht) en Hler (water), en zijn zuster Ran, de
+verschrikkelijke godin van de zee. Andere mythologen echter maken hem
+tot den zoon van den reus Farbauti, die vereenzelvigd is met Bergelmir,
+<span class="pagenum">[<a id="pb216" href="#pb216" name="pb216">216</a>]</span>den eenigen overlevende uit den zondvloed, en
+van Laufeia (bladrijk eiland) of Nal (schip), eigen moeder, dus
+vaststellend dat zijn betrekking tot Odin enkel die was van den
+Noorschen eed van kameraadschap.</p>
+<p>Loki (vuur) huwde eerst Glut (gloed), die hem twee dochters baarde,
+Eisa (spranken) en Einmyria (asch); het is dus zeer duidelijk, dat de
+Noormannen hem als zinnebeeld van het haardvuur beschouwden en als het
+vlammend hout op den haard knettert, dan zeiden de moedertjes in het
+Noorden dat Loki zijn kinderen slaat. Behalve zijn vrouw, zegt men,
+heeft Loki ook nog gehuwd de reuzin Angur-boda (de angstvoorspellende),
+die in J&ouml;tun-heim woonde, en die, zooals wij reeds gezien hebben,
+hem de drie monsters baarde: Hel, de godin van den dood, de
+Midgardslang I&ouml;rmungandr, en den grimmigen wolf Fenris.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Loki verwekte den wolf</p>
+<p class="line">Bij Angur-boda.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Sigyn.</h3>
+<p class="firstpar">Loki&rsquo;s derde huwelijk was met Sigyn, die zich
+een liefhebbende vrouw en vol toewijding betoonde, en hem twee zoons
+baarde, Narve en Vali, de tweede een naamgenoot van den god die Balder
+wreekte. Sigyn was altijd trouw aan haren echtgenoot en verliet hem
+niet, zelfs toen hij uit Asgard was geworpen en in de ingewanden der
+aarde opgesloten.</p>
+<p>Daar Loki de belichaming was van het kwaad in de oogen der Noorsche
+volken, hadden zij enkel vrees voor hem, bouwden geen tempels hem ter
+eere, brachten geen offers aan hem en noemden de schadelijkste kruiden
+naar zijn naam. De trillende, overhitte atmosfeer van den
+zomer&mdash;meende men&mdash;duidde zijn nabijheid aan, want de
+menschen zeiden dan dat Loki zijn wilde haver <span class="pagenum">[<a id="pb217" href="#pb217" name="pb217">217</a>]</span>zaaide, en als de zon scheen water te halen,
+vertelden zij dat Loki bezig was te drinken.</p>
+<p>De geschiedenis van Loki is z&oacute;&oacute; innig verbonden met
+die van de andere goden, dat de meeste mythen die op hem betrekking
+hebben, reeds verteld zijn en er zijn slechts twee episoden van zijn
+leven te verhalen over, een die zijn beteren kant toont voordat hij tot
+den aartsbedrieger was ontaard, en de andere laat zien hoe hij ten
+slotte de goden er toe bracht, hun vreedzame verblijven door
+opzettelijken moord te bezoedelen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Skrymsli en het kind van den boer.</h3>
+<p class="firstpar">Een reus en een boer speelden eens samen een spel
+(waarschijnlijk schaak, dat een geliefkoosd tijdverdrijf voor den
+winter was bij de Noorsche vikings). Natuurlijk hadden zij bepaald dat
+zij voor zekeren inzet zouden spelen, en de reus, die won, kreeg den
+eenigen zoon van den boer, dien hij&mdash;zoo zeide hij&mdash;den
+volgenden dag zou komen halen en opeischen, tenzij zijn ouders hem
+z&oacute;&oacute; knap konden verbergen dat hij niet kon worden
+gevonden.</p>
+<p>Wetende dat zoo iets voor hen onmogelijk uitvoerbaar was, smeekten
+de ouders vurig tot Odin om hulp, en in antwoord op hun beden kwam de
+god op aarde neer en veranderde den knaap in een kleinen graankorrel,
+die hij in een korenaar midden in een groot veld verborg, verklarend
+dat de reus hem niet zou kunnen vinden. De reus Skrymsli echter bezat
+wijsheid, veel grooter dan Odin dacht, en toen hij het kind niet thuis
+vond, ging hij onmiddellijk naar het veld met zijn zeis, en maaide het
+koren af en koos juist de aar uit waar de knaap was verborgen. Terwijl
+hij de graankorrels telde zou hij juist zijn hand op den rechten
+leggen, toen Odin, die den <span class="corr" id="xd20e7438" title="Bron: angskreet">angstkreet</span> van het kind hoorde, de korrel
+<span class="pagenum">[<a id="pb218" href="#pb218" name="pb218">218</a>]</span>uit de hand van den reus rukte en den knaap aan
+zijn ouders teruggaf, hem zeggende dat hij alles wat in zijn vermogen
+was had gedaan om hen te helpen. Maar toen de reus verklaarde, dat hij
+bedrogen was en den volgenden dag den knaap weer zou opeischen tenzij
+de ouders hem te slim af waren, gingen de ongelukkige boeren nu naar
+Hoenir om hulp. De god hoorde hen goedgunstig aan en veranderde den
+knaap in een pluisje dons, dat hij in den borst van een zwaan verborg
+die in een vijver in de buurt zwom. Toen nu, eenige minuten later,
+Skrymsli kwam, giste hij wat er gebeurd was, en den zwaan grijpend,
+beet hij zijn hals af en zou het dons verslonden hebben, had Hoenir het
+niet van zijn lippen weggeblazen, buiten zijn bereik, terwijl hij den
+knaap gezond en wel aan zijn ouders teruggaf, maar hen zeide, dat hij
+hen niet verder kon helpen.</p>
+<p>Skrymsli waarschuwde de ouders dat hij een derde poging zou wagen om
+het kind te krijgen, waarop zij zich in wanhoop tot Loki wendden, die
+het kind naar de zee bracht en het als een klein ei in de kuit van een
+bot verborg. Van zijn expeditie terugkeerend ontmoette Loki den reus
+bij de kust, en ziende dat hij uit visschen ging, wilde hij hem
+vergezellen. Hij voelde zich niet op zijn gemak, vreezende dat de
+verschrikkelijke reus zijn plan zou hebben doorzien, en dacht dat het
+daarom goed voor hem zou zijn als hij in geval van nood ter plaatse
+was. Skrymsli sloeg het aas aan den haak, en was meer of minder
+gelukkig in zijn hengelen, toen hij plotseling dezelfde bot optrok
+waarin Loki het knaapje, waarvoor hij te zorgen had, had verborgen. Hij
+sneed den visch op zijn knie open en ging nauwkeurig de kuit
+onderzoeken, totdat hij het ei vond dat hij zocht.</p>
+<p>De zaak van den knaap stond zeker zeer gevaarlijk, maar Loki, zijn
+kans afwachtende, rukte het ei uit de vuist van den reus, veranderde
+het weer in het kind <span class="pagenum">[<a id="pb219" href="#pb219"
+name="pb219">219</a>]</span>en beval het heimelijk naar huis te loopen,
+zijn weg te nemen door het boethuis waar het langs moest en de deur
+achter zich sluiten. De verschrikte knaap deed onmiddellijk zooals hem
+bevolen was toen hij aan land was, en de reus, die dadelijk zijn vlucht
+merkte, sprong hem achterna in het boethuis. Nu had Loki listig een
+scherpe piek z&oacute;&oacute; geplaatst, dat het groote hoofd van den
+reus er in volle vaart tegen aan liep, en hij op den grond viel met een
+kreet, waarop Loki, ziende dat hij hulpeloos was, hem een zijner beenen
+afsneed. Verbeeld u echter de teleurstelling van den god, toen hij zag
+dat de stukken zich vereenigden en onmiddellijk samengroeiden. Maar
+Loki was een meester in bedrog en bespeurende dat hier tooverij in het
+spel was, sneed hij het andere been af, terwijl hij dadelijk steen en
+staal tusschen het gescheurde lid en het lichaam wierp, waardoor hij
+verdere betoovering verhinderde. De boeren waren ontzaglijk verlicht
+toen zij bevonden dat hun vijand verslagen was, en in het vervolg
+beschouwden zij Loki steeds als den machtigsten van den hemelschen
+raad, want hij had hen werkelijk van hun vijand bevrijd, terwijl de
+andere goden slechts tijdelijke hulp verleend hadden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De reus-Bouwmeester.</h3>
+<p class="firstpar">In weerwil van hun wonderbare brug Bifr&ouml;st,
+den sidderenden weg, en de waakzaamheid van Heimdall, konden de goden
+zich niet geheel veilig voelen in Asgard, en waren dikwijls bang dat de
+vorstreuzen in Asgard zouden komen. Om deze mogelijkheid te ontgaan,
+besloten zij ten slotte een onneembare sterkte te bouwen, en terwijl
+zij plannen maakten hoe dit gedaan kon worden, kwam een onbekend
+architect met het aanbod den bouw te ondernemen, mits de goden hem zon,
+maan en Freya, godin van jeugd en schoonheid, zouden geven als loon.
+<span class="pagenum">[<a id="pb220" href="#pb220" name="pb220">220</a>]</span>De goden waren boos over een zoo aanmatigend
+aanbod, maar toen zij verontwaardigd den vreemdeling uit hun
+tegenwoordigheid wilden jagen, drong Loki er op aan, dat zij een
+contract zouden maken hetwelk de vreemdeling onmogelijk zou kunnen
+houden, en dus zeiden zij ten slotte tot den bouwmeester, dat hij de
+belooning zou hebben, mits de sterkte in een enkelen winter klaar zou
+zijn, en hij het werk met geen andere hulp zou voltooien dan met die
+van zijn paard Svadilfare.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In Asgard kwam een bouwheer aan</p>
+<p class="line">Die een kasteel wou stichten gaan,</p>
+<p class="line">Een hoog gebouw</p>
+<p class="line">Dat schutten zou</p>
+<p class="line">Voor <span class="corr" id="xd20e7467" title="Bron: Jotunlist">J&ouml;tunlist</span> en ruw geweld;</p>
+<p class="line">Dit was de eisch door hem gesteld:</p>
+<p class="line">Dat Freya met &eacute;n maan &eacute;n zon</p>
+<p class="line">Het loon zou zijn dat eens hij won.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<div class="figure xd20e7481width" id="p220"><img src="images/p220.jpg"
+alt="Loki en Svadilfari" width="720" height="495">
+<p class="figureHead">Loki en Svadilfari</p>
+<p class="firstpar">Dorothy Hardy.</p>
+</div>
+<p>De onbekende architect stemde in deze schijnbaar onmogelijke
+voorwaarden toe en ging onmiddellijk aan het werk, terwijl hij &rsquo;s
+nachts zware steenblokken haalde en overdag bouwde, en
+z&oacute;&oacute; vlug voortmaakte, dat de goden wat bang begonnen te
+worden. Weldra merkten zij dat meer dan de helft van het werk voltooid
+was door het wonderros Svadilfare, en toen zij, tegen het einde van den
+winter zagen, dat het werk gereed was behalve slechts &eacute;&eacute;n
+portaal, dat&mdash;begrepen zij&mdash;de architect gemakkelijk in den
+nacht kon afmaken:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen werden zij met schrik vervuld,</p>
+<p class="line">Gereed was bijna het gebouw,</p>
+<p class="line">Drie dagen maar</p>
+<p class="line">En &rsquo;t werk was klaar,</p>
+<p class="line">Dan moesten zij hun afspraak trouw,</p>
+<p class="line">Betalen hem hun schuld.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>Bevreesd dat ze geroepen zouden worden te scheiden niet enkel van de
+zon en de maan, maar ook van Freya, de verpersoonlijking van jeugd en
+schoonheid <span class="pagenum">[<a id="pb221" href="#pb221" name="pb221">221</a>]</span>in de wereld, wendden de goden zich tot Loki en
+dreigden hem te vermoorden, tenzij hij middelen wist om den architect
+in de voltooiing van zijn gebouw binnen den bepaalden tijd te
+verhinderen.</p>
+<p>Loki&rsquo;s list bleek opnieuw tegen den toestand opgewassen. Hij
+wachtte tot den avond van den laatsten dag kwam, toen hij, terwijl
+Svadilfare langs den zoom van een woud ging, met moeite een der groote
+steenblokken sleepend die tot de voltooiing van het werk ge&euml;ischt
+werden, in de vermomming van een merrie uit een donkere plaats aanrende
+en z&oacute;&oacute; verlokkend hinnikte, dat, in een oogenblik, het
+paard zich uit zijn tuig losrukte en de merrie achterna liep, op den
+voet gevolgd door zijn vertoornden meester. De merrie galoppeerde snel
+voort, listig paard en meester dieper lokkend in de woudschaduwen,
+totdat de nacht bijna voorbij was en het niet langer mogelijk was het
+werk te voltooien. De architect was niemand anders dan een
+verschrikkelijke Hrimthurs, in vermomming, en hij keerde nu naar Asgard
+terug in groote woede over het bedrog dat men hem had aangedaan. Hij
+nam zijn gewone afmetingen aan en zou de goden vernietigd hebben, als
+niet Thor van een reis plotseling was teruggekeerd en hem met zijn
+tooverhamer, Mi&ouml;lnir, dien hij met verschrikkelijke kracht hem
+vlak in het gezicht sloeg, had vermoord.</p>
+<p>De goden hadden zich bij deze gelegenheid enkel door bedrog en door
+de ruwe daad van Thor weten te redden, en door deze zou groote ellende
+over hen gebracht worden, en zelfs hun val worden bewerkt en de komst
+van Ragnarok worden verhaast. Loki echter voelde, wat hem betrof, geen
+berouw, en men zegt, dat hij te zijner tijd de vader werd van een
+achtpootig ros, Sleipnir geheeten, dat, zooals wij gezien hebben,
+Odin&rsquo;s geliefkoosd paard was. <span class="pagenum">[<a id="pb222" href="#pb222" name="pb222">222</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Maar Sleipnir verwekte</p>
+<p class="line">Hij bij Svadilfare.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Hyndlalied.</i></p>
+<p>Loki bedreef z&oacute;&oacute;vele slechte daden gedurende zijn
+leven, dat hij ten volle den naam &ldquo;aartsbedrieger&rdquo;
+verdiende, die hem gegeven werd. Hij werd in het algemeen gehaat wegens
+zijn boosaardige handelingen, en wegens een ingewortelde gewoonte van
+draaierij, waardoor hij ook den titel van &ldquo;vorst des
+leugens&rdquo; kreeg.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Loki&rsquo;s laatste misdaad.</h3>
+<p class="firstpar">Loki&rsquo;s laatste misdaad, en die welke de maat
+zijner ongerechtigheid volmaakte, was, dat hij Hodur er toe bracht den
+noodlottigen maretak naar Balder te werpen, die hij <span class="corr"
+id="xd20e7532" title="Bron: haatten">haatte</span> enkel wegens zijn
+onbezoedelde reinheid. Misschien zou hem zelfs deze misdaad zijn
+vergeven, ware hij niet verhard geweest toen hij, in de gedaante van
+een oude vrouw Thok, een traan voor Balder storten moest. Zijn
+handelwijze bij deze gelegenheid toonde den goden dat er enkel boosheid
+in hem was, en zij spraken eenstemmig over hem het vonnis uit, dat hij
+voor goed van Asgard zou worden verbannen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Aegirs banket.</h3>
+<p class="firstpar">Om de somberheid der goden af te leiden en hen voor
+een korten tijd het verraad van Loki te doen vergeten en Balders
+verlies, noodigde Aegir, de god van de zee, hen uit deel te nemen aan
+een banket in zijn koraalgrotten op den bodem van de zee.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Tot troost nu van der goden smart</p>
+<p class="line">Tot laafnis van hun treurend hart.</p>
+<p class="line xd20e7545">Uit rijk der baren,</p>
+<p class="line xd20e7545">Waar grotten waren,</p>
+<p class="line xd20e7545">Riep koning Aegir</p>
+<p class="line xd20e7545">De fiere Aesir.</p>
+<p class="line xd20e7545">Te maaltijd allen</p>
+<p class="line xd20e7545">In zijne hallen; <span class="pagenum">[<a id="pb223" href="#pb223" name="pb223">223</a>]</span></p>
+<p class="line">Opdat, schoon elk om Balder nog</p>
+<p class="line xd20e7545">Treurend in rouw,</p>
+<p class="line xd20e7545">Vergeten zou</p>
+<p class="line">Men aan zijn disch de zorgen toch.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>De goden namen verheugd de uitnoodiging aan en in de rijkste
+kleeding gedost en met een feestelijken glimlach, verschenen zij in de
+koraalgrotten op den vastgestelden tijd. Er was niemand afwezig behalve
+de schitterende Balder, om wien menige spijtige zucht geslaakt werd, en
+de booze Loki; over wien niemand zich kon bedroeven. In den loop van
+het feest echter verscheen de laatstgenoemde god in hun midden als een
+duistre schaduw, en, toen hem bevolen werd te vertrekken, gaf hij lucht
+aan zijn slechte luim in een stroom van verwijten aan de goden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Van de Aesir en de Alfar</p>
+<p class="line">Die zijn hier binnen</p>
+<p class="line">Heeft geen een vriendlijk woord voor u.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Aegir&rsquo;s Drinkgelag of
+Loki&rsquo;s Woordenwisseling.</i></p>
+<p>Toen, naijverig op den lof dien Funfeng, Aegirs knecht, had gekregen
+wegens de vlugheid waarmee hij de gasten van zijn meester diende,
+keerde zich Loki plotseling naar hem toe en vermoordde hem. Na deze
+lichtzinnige misdaad joegen de goden in toorn Loki opnieuw weg, en
+dreigden hem met strenge straf als hij hun ooit weer onder de oogen
+kwam.</p>
+<p>Nauwelijks waren de Aesir van deze onaangename stoornis in hun feest
+bekomen, en hadden zij hun plaatsen aan de tafel weer ingenomen, toen
+Loki opnieuw binnenkwam, met giftige tong zijn lasteringen hervattend
+en de goden beleedigend over hun feilen en tekortkomingen, terwijl hij
+boosaardig uitweidde over hun lichamelijke onvolmaaktheden, en hen
+uitlachte om hun fouten. Te vergeefs trachtten de goden zijn
+ongemanierdheid <span class="pagenum">[<a id="pb224" href="#pb224"
+name="pb224">224</a>]</span>te doen ophouden; zijn stem werd luider en
+luider en hij uitte juist een lagere lastering over Sif, toen hij
+plotseling ophield bij den aanblik van Thor&rsquo;s hamer, die toornig
+gezwaaid werd door iemand wiens macht hij ten volle kende, en hij
+vluchtte onmiddellijk.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Stil, onrein wezen!</p>
+<p class="line">Mijn sterke hamer, Mi&ouml;llnir,</p>
+<p class="line">Zal doen zwijgen uw woorden</p>
+<p class="line">Ik zal uw hoofd</p>
+<p class="line">Slaan van uw hals,</p>
+<p class="line">Dan is uw leven uit.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Aegirs Drinkgelag, of Loki&rsquo;s
+Woordenwisseling.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De vervolging van Loki.</h3>
+<p class="firstpar">Wetend dat hij de hoop niet kon koesteren weer in
+Asgard te worden toegelaten, en dat vroeger of later de goden, met het
+oog op de uitwerking zijner booze daden, er spijt van zouden hebben dat
+zij hem hadden toegestaan door de wereld te zwerven, en zouden trachten
+hem vast te binden of hem te vermoorden, trok Loki zich naar de bergen
+terug, waar hij zich een hut bouwde met vier deuren, die hij altijd
+wijd open liet opdat hij vlug zou kunnen ontsnappen. Zorgvuldig maakte
+hij zijn plannen en besloot dat, als de goden hem zouden komen zoeken,
+hij zou snellen naar den naburigen waterval, volgens de overlevering
+den Fraananger val of stroom, en dat hij zich in een zalm zou
+veranderen en zoo zijn vervolgers zou ontsnappen. Hij overlegde echter,
+dat ofschoon hij gemakkelijk een haak kon vermijden, het hem moeilijk
+zou zijn te ontvluchten als de goden een net maakten gelijk dat van de
+zeegodin Ran.</p>
+<p>Door deze vrees ontrust, besloot hij de proef te nemen of zulk een
+net gemaakt kon worden, en begon er een te vervaardigen uit garen. Hij
+was hiermee nog bezig, toen Odin, Kvasir en Thor plotseling in de verte
+verschenen; <span class="pagenum">[<a id="pb225" href="#pb225" name="pb225">225</a>]</span>en wetend dat zij zijn verblijf ontdekt hadden,
+wierp Loki zijn half voltooid net in het vuur en, stormend door een van
+zijn altijd open deuren, sprong hij in den waterval, waar hij zich, in
+de gedaante van een zalm, verborg tusschen eenige steenen in de bedding
+van den stroom.</p>
+<p>De goden, zijn hut ledig vindend, waren op het punt te vertrekken,
+toen Kvasir de overblijfselen bespeurde van het verbrande net op den
+haard. Na eenig nadenken kreeg hij een inval, en hij ried den goden een
+dergelijk net te weven en het te gebruiken om hun vijand in den
+naburigen stroom te zoeken, daar het juist iets voor Loki was op deze
+wijze hun vervolging te verijdelen. De raad scheen goed en werd
+onmiddellijk opgevolgd, en, toen het net klaar was, gingen de goden den
+stroom afdreggen. Loki ontweek het net toen het voor het eerst werd
+geworpen doordat hij zich op den bodem van de rivier verborg tusschen
+twee steenen; en toen de goden het net zwaarder maakten en het voor den
+tweeden keer beproefden, ontkwam hij door stroomop te gaan. Een derde
+poging om hem te vangen trof echter doel, want, toen hij nog eens door
+een plotselingen sprong trachtte weg te komen, greep Thor hem midden in
+de lucht en hield hem z&oacute;&oacute; vast dat hij niet ontsnappen
+kon. De zalm welks gladheid spreekwoordelijk is in het Noorden, is
+bekend door zijn opmerkelijk dunnen staart, en de Noren schrijven dien
+toe aan de kracht waarmee Thor zijn vijand beetpakte.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Loki&rsquo;s straf.</h3>
+<p class="firstpar">Loki hernam nu pruilend zijn gewone gedaante, en
+zijn overwinnaars sleepten hem in een hol, waar zij hem vastmaakten,
+waarbij zij als banden gebruikten de ingewanden van zijn zoon Narve,
+die in stukken gescheurd was door Vali, zijn broeder, door de goden tot
+dit doel <span class="pagenum">[<a id="pb226" href="#pb226" name="pb226">226</a>]</span>veranderd in een wolf. Een van deze boeien werd
+onder de schouders van Loki door gedaan en een onder zijn lendenen,
+terwijl zij hem hand en voet stevig vastzetten; maar de goden, niet
+geheel gerust of de touwen, ofschoon taai en duurzaam, ook zouden
+losgaan, veranderden ze in diamant of ijzer.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">U, op een rotspunt,</p>
+<p class="line">Met de ingewanden van uw kouden zoon,</p>
+<p class="line">Zullen binden de goden.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<div class="figure xd20e7637width" id="p226"><img src="images/p226.jpg"
+alt="Loki en Sigyn" width="550" height="712">
+<p class="figureHead">Loki en Sigyn</p>
+<p class="firstpar">M. E. Winge.</p>
+</div>
+<p>Skadi, de reuzin, een verpersoonlijking van den ouden bergstroom,
+die met vreugde het vastbinden van haar vijand (het onderaardsche vuur)
+had aanschouwd, plaatste nu een slang vlak boven zijn hoofd, zoodat
+haar vergif druppel bij druppel op zijn opwaarts gericht gelaat zou
+vallen. Maar Sigyn, Loki&rsquo;s trouwe gade, snelde toe met een beker
+en ging naast hem staan, en tot aan de dagen van Ragnarok bleef zij bij
+hem, de druppelen opvangend terwijl zij vielen en nooit haar post
+verlatend behalve wanneer haar beker vol was en zij hem moest ledigen.
+Alleen gedurende haar korte afwezigheid konden de druppelen vallen op
+Loki&rsquo;s gelaat, en dan veroorzaakten zij een z&oacute;&oacute;
+hevige pijn dat hij zich van angst kronkelde, terwijl zijn pogingen om
+zich te bevrijden de aarde deden schudden en de aardbevingen verwekten
+die de stervelingen zoo bang maken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Eer dus worden zou zijn leven,</p>
+<p class="line">Hing hem boven &rsquo;t hoofd vol logen</p>
+<p class="line">Skadi nu een slang, die spoog en</p>
+<p class="line">Drupp&rsquo;len deed hem gif, en immer</p>
+<p class="line">Elken zenuw pijnde, nimmer</p>
+<p class="line">Zal zijn kommer hem begeven.</p>
+<p class="line">Naast hem, steeds zijn heil verlangend,</p>
+<p class="line">Sigyn aan zijn zijde zit,</p>
+<p class="line">Trouwe ziel! in beker vangend</p>
+<p class="line">Drupp&rsquo;len gif in hunnen val,</p>
+<p class="line">Pijnlijk, kwetsend, zonder tal!</p>
+<p class="line">Zonder slaap, en immer hangend</p>
+<p class="line">Trouw hem aan, volvoert zij dit. <span class="pagenum">[<a id="pb227" href="#pb227" name="pb227">227</a>]</span></p>
+<p class="line">Slechts als overvloeit zijn beker</p>
+<p class="line">En veroorzaakt nieuwe smart,</p>
+<p class="line">Houdt zij op en leegt hem, zeker,</p>
+<p class="line">Sloeg op aard geen trouwer hart,</p>
+<p class="line">Loki gilt</p>
+<p class="line">Dan luid en wild.</p>
+<p class="line">Zuchten slaakt hij,</p>
+<p class="line">Vloeken braakt hij</p>
+<p class="line">In een donderend gekrijt</p>
+<p class="line">Wijl zijn schokken d&rsquo; aarde splijt;</p>
+<p class="line">Sidderend en bevend,</p>
+<p class="line">De lucht zelfs bestrevend.</p>
+<p class="line">Zoo maakt hij door zijn harde straf,</p>
+<p class="line">Tot Godenscheem&rsquo;ring lost hem af.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones.)</i></p>
+<p>In dezen pijnlijken toestand moest Loki blijven tot de
+Godenschemering, wanneer zijn boeien zouden worden losgemaakt, en hij
+deel zou nemen aan het noodlottige gevecht op het slagveld van Vigrid,
+ten slotte sneuvelend door den hand van Heimdall, die ter zelfder tijd
+zou worden vermoord.</p>
+<p>Zooals wij gezien hebben, is de vergifdruppelende slang in deze
+mythe de koude bergstroom, welks wateren, van tijd tot tijd vallend op
+het onderaardsche vuur, in damp vernevelen, die door de spleten
+ontsnapt en aardbevingen en geysers veroorzaakt, verschijnselen
+waarmede de bewoners van IJsland b.v. zeer vertrouwd waren.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Loki&rsquo;s Dag.</h3>
+<p class="firstpar">Toen de goden verlaagd werden tot den rang van
+duivelen door de invoering van het Christendom, werd Loki verward met
+Saturnus, die ook ontdaan was van zijn goddelijke eigenschappen, en
+beiden werden beschouwd als prototypen van Satan. De laatste dag van de
+week, die als aan Loki gewijd gold, was in het Noorsch bekend als
+Laugurdag, of waschdag, maar werd in het Engelsch veranderd in
+Saturday, terwijl men zeide dat hij zijn naam niet ontleende aan
+Saturnus maar aan Sataere, den dief in de hinderlaag, en den
+Teutonischen god van den landbouw, dien men voor een andere
+verpersoonlijking van Loki hield. <span class="pagenum">[<a id="pb228"
+href="#pb228" name="pb228">228</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch23" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XXIII: De Reuzen.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>J&ouml;tun-heim.</h3>
+<p class="firstpar">Zooals wij reeds gezien hebben, meenden de Noorsche
+volken, dat de reuzen de eerste schepselen waren die het licht zagen
+tusschen de ijsbergen welke den grooten afgrond van Ginnunga-gap
+vulden. Deze reuzen waren van den beginne af de tegenstanders en
+mededingers der goden, en evenals de laatsten de verpersoonlijking
+waren van alles wat goed en liefelijk was, zoo stelden de eersten alles
+voor wat leelijk was en boos.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hij komt&mdash;hij komt&mdash;de Vorstgeest komt! op
+den &acirc;am van noordenwind,</p>
+<p class="line">En het donkre noorsche pijnbosch boog, als &rsquo;t
+langs hij ging ontzind,</p>
+<p class="line">Met wilden vleugelslag kwam hij, waar &rsquo;t vuur op
+Hekla gloeit,</p>
+<p class="line">Op donkre lucht die boven is, en &rsquo;t ijs met glans
+besproeit.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>J. G. Whittier.</i></p>
+<div class="figure xd20e7739width" id="p228"><img src="images/p228.jpg"
+alt="Thor en de Reuzen" width="550" height="714">
+<p class="figureHead">Thor en de Reuzen</p>
+<p class="firstpar">M. E. Winge.</p>
+</div>
+<p>Toen Ymir, de eerste reus, levenloos op het ijs viel, door de goden
+verslagen, verdronk zijn kroost in zijn bloed. E&eacute;n paar slechts,
+Bergelmir en zijn vrouw, ontvluchtten naar J&ouml;tun-heim, waar zij
+gingen wonen en de voorouders werden van het gansche reuzengeslacht. In
+het Noorden werden de reuzen met verschillende namen genoemd, waarvan
+elk een bijzondere beteekenis had. J&ouml;tun b.v. beteekent &ldquo;de
+groote eter&rdquo;, want de reuzen stonden bekend zoowel om hun
+ontzaglijken eetlust als om hun ongewone grootte. Zij waren verzot op
+drinken zoowel als op eten, en daarom heetten zij ook Thurses, een
+woord dat volgens sommige schrijvers hetzelfde beteekent als dorst;
+maar anderen denken dat zij dezen naam te danken hadden aan de hooge
+torens (&ldquo;turseis&rdquo;) die zij, zooals men veronderstelde,
+gebouwd hadden. Daar de reuzen tegenover de goden stonden, deden de
+laatsten altijd hun best hen te dwingen in J&ouml;tun-heim te blijven,
+dat gelegen was in de koude streken van de Pool. De reuzen werden bijna
+altijd verslagen in hun <span class="pagenum">[<a id="pb229" href="#pb229" name="pb229">229</a>]</span>gevechten met de goden, want zij
+waren zwaar en traag van verstand, en hadden enkel steenen wapenen te
+stellen tegen de bronzen van de Aesir. Trots deze ongelijkheid werden
+zij dikwijls zeer door de goden benijd, want zij waren volkomen op de
+hoogte van alle kennis van het verleden. Zelfs Odin was naijverig op
+deze eigenschap, en zoodra hij ze verkregen had door een dronk uit
+Mimir&rsquo;s bron, haastte hij zich naar J&ouml;tun-heim om zich te
+meten met Vafthrudnir, den geleerdsten van het reuzenbroed. Maar het
+zou hem nooit zijn gelukt, zijn tegenstander in dezen vreemden strijd
+te verslaan, als hij niet opgehouden had met te vragen naar het
+verleden en een vraag aangaande de toekomst had gesteld.</p>
+<p>Van alle goden werd Thor het meest door de J&ouml;tuns gevreesd,
+want hij voerde voortdurend strijd tegen de vorst- en bergreuzen, die
+gaarne de aarde voor goed in hun harde boeien hadden geslagen en zoo de
+menschen hadden verhinderd den grond te bebouwen. In het gevecht tegen
+hen gebruikte Thor, zooals wij reeds gezien hebben, gewoonlijk zijn
+verschrikkelijken hamer Mi&ouml;lnir.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Oorsprong van de bergen.</h3>
+<p class="firstpar">Volgens Germaansche legenden werd het oneffen
+oppervlak der aarde veroorzaakt door de reuzen, die hare gladheid
+bedierven door er op te loopen toen zij nog zacht en pasgeschapen was,
+terwijl de stroomen werden gevormd door de vele tranen, gestort door de
+reuzinnen, toen zij de dalen zagen, die door de groote voetstappen
+hunner mannen waren gemaakt. Daar dit het Teutonische geloof was,
+dachten de menschen dat de reuzen, die voor hen de bergen
+personifieerden, ongelukkige wezens waren, die zich enkel in de
+duisternis of den mist konden bewegen, en versteenden zoodra de eerste
+zonnestralen door de duisternis drongen of de wolken verspreidden.
+<span class="pagenum">[<a id="pb230" href="#pb230" name="pb230">230</a>]</span></p>
+<p>Dit geloof bracht hem er toe, een van hun voornaamste bergketenen
+het Reuzengebergte te noemen. De Skandinavi&euml;rs deelden dit geloof
+ook, en tot dezen dag duiden de IJslanders hun hoogste bergtoppen aan
+met den naam Jokul, een wijziging van het woord
+&ldquo;J&ouml;tun&rdquo;. In Zwitserland, waar de eeuwige sneeuw rust
+op de hooge bergtoppen, vertellen de menschen nog oude geschiedenissen
+van den tijd toen de reuzen rondzwierven; en als een lawine van de
+berghelling is afgestort, zeggen zij dat de reuzen onrustig een deel
+van den ijslast hebben afgeschud van hun wenkbrauwen en hun
+schouders.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De eerste goden.</h3>
+<p class="firstpar">Daar de goden ook verpersoonlijkingen waren van
+sneeuw, ijs, koude gesteenten en onderaardsch vuur, heette het, dat zij
+afstamden van den oorspronkelijken Fornjotnr, dien sommige bronnen met
+Ymir vereenzelvigen. Volgens deze lezing van de mythe had Fornjotnr
+drie zonen: Hler, de zee; Kari de lucht; en Loki het vuur. Deze drie
+godheden, de eerste goden, vormden de oudste drie&euml;enheid, en hun
+respectieve afstammelingen waren de zeereuzen Mimir, Gymir en Grendel,
+de stormreuzen Thiassi, Thrym en Beli en de reuzen van vuur en dood,
+zooals de Fenriswolf en Hel.</p>
+<p>Daar al de koninklijke dynastie&euml;n beweerden af te stammen van
+een of ander mythisch wezen, verzekerden de Merovingers dat hun eerste
+voorvader een zeereus was, die uit de golven opsteeg in de gedaante van
+een os, en de koningin verraste, toen zij alleen op het zeestrand
+wandelde, en haar dwong <span class="corr" id="xd20e7766" title="Bron: haar">zijn</span> vrouw te worden. Zij schonk een zoon het
+levenslicht, die Meroveus heette, de stichter van de eerste dynastie
+der Frankische koningen.</p>
+<p>Er zijn reeds vele verhalen gedaan over de belangrijkste reuzen. Zij
+keeren terug in vele der latere mythen en sprookjes, en vertoonen, na
+de invoering van het <span class="pagenum">[<a id="pb231" href="#pb231"
+name="pb231">231</a>]</span>Christendom, een bijzonderen afkeer van den
+klank van kerkklokken en het zingen van monniken en nonnen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De reus verliefd.</h3>
+<p class="firstpar">De Skandinavi&euml;rs vertellen, in dit verband,
+dat in de dagen van Olaf den heilige een reus, Senjemand geheeten, op
+het Eiland Senjen woonde, en hij was heel boos, omdat een non op het
+eiland Grypto dagelijks hare morgenhymne zong. De reus werd verliefd op
+een mooi meisje, Juterna-jesta geheeten, en het duurde lang eer hij
+moed vond haar te vragen. Toen hij ten slotte zijn stotterend aanzoek
+deed, wees de schoone dame hem toornig af, zeggend dat hij veel te oud
+en te leelijk was naar haar smaak.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&ldquo;Ellendige Senjemand&mdash;leelijk en grauw!</p>
+<p class="line">Gij minnen het meisje van Kvedfiord!</p>
+<p class="line">Neen&mdash;een lummel zijt gij en blijft gij ook
+steeds.<span class="corr" id="xd20e7785" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Ballade.</i></p>
+<p>In zijn boosheid, omdat hij zoo toornig was afgewezen, zwoer de reus
+wraak en kort daarop schoot hij een grooten steenen pijl van zijn boog
+op het meisje, dat tachtig mijlen ver woonde. Een ander minnaar, Torge,
+ook een reus, die het gevaar zag waarin zij verkeerde en haar wilde
+beschermen, wierp zijn hoed naar den voortsnellenden pijl. Deze hoed
+was duizend voet hoog en naar verhouding breed en dik, maar de pijl
+doorboorde niettemin den bol, bereikte echter zijn doel niet.
+Senjemand, ziende dat hij gemist had en den toorn van Torge vreezend,
+besteeg zijn paard en wilde zoo snel mogelijk wegrijden; maar de zon,
+die toen juist boven den horizon rees, veranderde hem in steen, samen
+met den pijl en Torge&rsquo;s hoed; de groote massa heette
+Torghattenberg. Men wijst nog een obelisk aan waarvan men zegt dat hij
+de steenen pijl is; verder een gat in den berg, 289 voet hoog en 88
+voet breed, dat heet te zijn de opening door den pijl in zijn vlucht
+door den hoed gemaakt; eindelijk den ruiter op <span class="pagenum">[<a id="pb232" href="#pb232" name="pb232">232</a>]</span>Senjen-eiland, die blijkbaar een kolossaal paard
+berijdt en de vouwen van zijn wijden rijmantel dicht om zich heen
+trekt. De non, wier gezang Senjemand zoo in verwarring bracht, werd ook
+versteend en ontrustte nooit weer iemand met haar psalmgezang.</p>
+<div class="figure xd20e7796width" id="p232"><img src="images/p232.jpg"
+alt="Thorgatten" width="720" height="492">
+<p class="figureHead">Thorgatten</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Reus en de kerkklokken.</h3>
+<p class="firstpar">Een andere legende vertelt, dat een van de
+bergreuzen, gehinderd door het gelui van kerkklokken op meer dan
+vijftig mijlen afstand, eens een hooge rots nam die hij naar het
+heilige gebouw smeet. Gelukkig raakte zij niet en brak in twee&euml;n.
+Sedert dien tijd, zeggen de boeren, komen de heksen op Kerstavond
+steeds het grootste steenblok op steenen pilaren zetten en er onder
+dansen en feestvieren. Een dame, die wilde weten of dit verhaal waar
+was, zond eens haar knecht naar de plaats. De heksen kwamen en boden
+hem gastvrij een dronk aan uit een horen met goud gemonteerd en
+versierd met runen. Den horen grijpende, wierp de knecht den inhoud weg
+en snelde er mee heen in wilden galop, op den voet gevolgd door de
+heksen, die hij enkel ontsnapte door te gaan door een stoppelveld en
+over stroomend water. Eenige harer kwamen den volgenden dag bij de dame
+om dezen horen terug te vragen, en toen zij weigerde er afstand van te
+doen, vervloekten zij haar, zeggende dat haar kasteel verbranden zou
+telkens als de horen van zijn plaats zou genomen worden. De
+voorspelling is driemaal uitgekomen en nu bewaakt de familie de reliek
+met bijgeloovige zorg. Een dergelijke drinkbeker, verkregen op bijna
+dezelfde wijze door de familie Oldenburg, wordt vertoond in de
+verzameling van den koning van Denemarken.</p>
+<p>Men dacht dat de reuzen geen vast verblijf hadden maar in het donker
+zich bewogen, soms groote massa&rsquo;s aarde en zand dragend, die zij
+lieten vallen hier en <span class="pagenum">[<a id="pb233" href="#pb233" name="pb233">233</a>]</span>daar. De zandheuvels in
+Noord-Duitschland en Denemarken waren, meende men, aldus gevormd.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het schip van de reuzen.</h3>
+<p class="firstpar">Een Noord-Friesche overlevering verhaalt, dat de
+reuzen een kolossaal schip hadden, Mannigfual genaamd, dat steeds
+rondvoer in den Atlantischen Oceaan. Z&oacute;&oacute; groot was het
+schip dat, naar men zeide, de kapitein het dek te paard overging,
+terwijl het tuig z&oacute;&oacute; uitgebreid en de masten
+z&oacute;&oacute; hoog waren, dat de matrozen die er als jongelingen
+inklommen als grijsaards naar beneden kwamen, terwijl zij gerust en
+zich verfrischt hadden in vertrekken, toebereid en met levensmiddelen
+voorzien tot dat doel in de groote blokken der katrollen.</p>
+<p>Bij ongeluk gebeurde het eens, dat de stuurman het reusachtige schip
+in de Noordzee stuurde, en daar hij zoo snel mogelijk terug wilde naar
+den Atlantischen Oceaan en in zoo kleine ruimte niet durfde draaien,
+stuurde hij in het Engelsche kanaal. Verbeeld u de teleurstelling van
+allen die aan boord waren, toen zij den doorgang nauwer en nauwer zagen
+worden hoe verder zij kwamen. Toen zij aan de nauwste plaats kwamen,
+tusschen Calais en Dover, scheen het totaal onmogelijk dat het schip,
+met den stroom drijvend, <a id="xd20e7816" name="xd20e7816"></a>zich er
+een weg door zou kunnen banen. De kapitein met loflijke
+tegenwoordigheid van geest, beval onmiddellijk zijn mannen de zijden
+van het schip met zeep in te smeren, en een extra dikke laag op het
+stuurboord te leggen, waar de puntige klippen van Dover dreigend
+verrezen. Nauwelijks waren deze bevelen uitgevoerd, of het schip ging
+de nauwe ruimte binnen, en, dank zij de voorzorgen van den kapitein,
+gleed het er veilig door. De rotsen van Dover schrabden er echter
+z&oacute;&oacute;veel zeep af, dat zij sedert steeds bijzonder wit zijn
+geweest, en de golven die er tegen aan slaan, hebben een ongewoon
+schuimig aanzien. <span class="pagenum">[<a id="pb234" href="#pb234"
+name="pb234">234</a>]</span></p>
+<p>Deze pakkende ervaring was niet de eenige die de Mannigfual had,
+want wij vernemen dat zij eens, niemand weet hoe, in de Baltische zee
+kwam, waar het water niet diep genoeg was om het schip vlot te houden
+en de kapitein beval dat alle ballast overboord zou worden geworpen.
+Het materiaal dat dus aan beide kanten van het schip in zee werd
+gegooid, vormden de twee eilanden Bornholm en Christianso&euml;.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Prinses Ilse.</h3>
+<p class="firstpar">In Th&uuml;ringen en in het Zwarte Woud zijn de
+verhalen over de reuzen legio, en een der meest geliefkoosde bij de
+boeren is dat van Ilse, de lieflijke dochter van den reus van den
+Ilsenstein. Zij was z&oacute;&oacute; bekoorlijk dat zij wijd en zijd
+bekend was als de Schoone Prinses Ilse, en door een aantal ridders
+gevrijd werd, van wie zij den Heer van Westerburg koos. Maar haar vader
+vond volstrekt niet goed dat zij met een eenvoudig sterveling omgang
+had, en verbood haar haar minnaar te zien. Prinses Ilse was echter
+stijfhoofdig, en in weerwil van haars vaders verbod bezocht zij
+dagelijks haren minnaar. De reus, woedend over haar volharding en
+ongehoorzaamheid, strekte ten slotte zijn groote handen uit, greep de
+rotsen en maakten een groote kloof tusschen de hoogte waar hij woonde
+en het kasteel Westerburg. Hierop ging Prinses Ilse naar de diepte die
+haar van haar minnaar scheidde en wierp zich roekeloos over de steilte
+in den kokenden stroom beneden, en werd daar in een betooverende
+waternimf veranderd. Zij woonde vele jaren in de heldere wateren, van
+tijd tot tijd verschijnend om haar betoovering op stervelingen uit te
+oefenen, en zelfs, zegt men, won zij de liefde van Keizer Hendrik, die
+vele bezoeken bracht aan haren waterval. Haar laatste verschijning was,
+volgens het volksgeloof, op Pinksteren, honderd jaar geleden, en de
+bewoners zien nog steeds <span class="pagenum">[<a id="pb235" href="#pb235" name="pb235">235</a>]</span>uit naar de schoone prinses, die,
+zegt men, nog druk den stroom bezoekt en haar witte armen zwaait om de
+reizigers in den koelen stroom van den waterval te lokken<span class="corr" id="xd20e7828" title="Niet in bron">.</span></p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Ik ben de Prinses Ilse</p>
+<p class="line">En ik woon in Ilsenstein;</p>
+<p class="line">Kom met mij naar mijn brug en</p>
+<p class="line">Wij zullen zalig zijn.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Uw hoofd wil ik besproeien</p>
+<p class="line">Met mijnen held&rsquo;ren stroom,</p>
+<p class="line">Gij zult uw smart vergeten</p>
+<p class="line">In zoeten, teeren droom.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">En in mijn blanke armen</p>
+<p class="line">En aan mijn borst gevleid</p>
+<p class="line">Daar zult gij liggen droomen</p>
+<p class="line">Van ouden zaal&rsquo;gen tijd.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Heine.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het speelgoed van de reuzin.</h3>
+<p class="firstpar">De reuzen bewoonden de geheele aarde voordat deze
+aan de menschheid gegeven was, en slechts met tegenzin maakten zij
+plaats voor het menschelijk geslacht, en trokken zich terug in de
+woeste en dorre deelen van het land, waar zij hun gezin grootbrachten
+in strenge afzondering. Z&oacute;&oacute; groot was de onkunde hunner
+kinderen, dat een jonge reuzin, van huis weggezworven, eens in een
+bewoond dal kwam, waar zij voor het eerst in haar leven een boer zag
+ploegen op den heuvelkant. Daar zij hem een aardig speelgoed vond, nam
+zij hem met zijn span op en deed hem in haar schort en bracht hem met
+vreugde thuis om hem aan haar vader te laten zien. Maar de reus beval
+haar onmiddellijk boer en paarden naar de plaats terug te brengen waar
+zij hen had gevonden, en toen zij dit gedaan had, vertelde hij haar
+mismoedig dat de schepselen, die zij voor niet meer dan speelgoed
+aanzag, eens het reuzenvolk zouden verdrijven, en heeren der aarde
+zouden worden. <span class="pagenum">[<a id="pb236" href="#pb236" name="pb236">236</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch24" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XXIV: De Dwergen.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Kleine mannen.</h3>
+<p class="firstpar">In het <a href="#ch1">eerste hoofdstuk</a> zagen
+wij hoe de zwarte elven, dwergen, of Svart-alfar als maden gebroed
+werden in het vleesch van den vermoorden reus Ymir. De goden, die deze
+kleine vormelooze schepselen zagen, terwijl zij in en uit kropen, gaven
+hun gestalte en trekken, en zij werden bekend als donkere elven,
+vanwege hun donker uitzien. Deze kleine wezens waren z&oacute;&oacute;
+onaanzienlijk met hun donkere huid, groene oogen, groote hoofden, korte
+beenen en kraaienvoeten, dat zij het bevel kregen zich onder den grond
+te verbergen, en nooit zich over dag mochten vertoonen, anders zouden
+zij in steen veranderd worden. Ofschoon veel minder machtig dan de
+goden waren zij heel wat scherpzinniger dan de menschen, en daar hun
+kennis onbegrensd was en zich zelfs tot de toekomst uitstrekte, stelden
+goden en menschen beiden even gaarne vragen.</p>
+<p>De dwergen waren ook bekend als trolls, kobolden, Huldra volk enz.
+overeenkomstig het land waar zij woonden.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Gij zijt de grijze Troll,</p>
+<p class="line">Met oogen, groen en klaar</p>
+<p class="line">Maar &rsquo;k min u, grijze Troll</p>
+<p class="line">Wijs zijt gij altegaar.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Zeg mij van ochtend ras,</p>
+<p class="line">Wat gij begrijpt,</p>
+<p class="line">Of ik geboren was</p>
+<p class="line">En ben gerijpt?</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De legende van de kleine fee
+(Buchanan).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Tarnkap.</h3>
+<p class="firstpar">Deze kleine wezens konden zich met wonderbare
+snelheid van de eene plaats naar de andere bewegen, en zij hielden er
+van zich achter de rotsen te verbergen, wanneer zij ondeugend de
+laatste woorden van gesprekken herhaalden die zij van zulke
+schuilplaatsen afluisterden. Wegens deze welbekende streek werden de
+echo&rsquo;s <span class="pagenum">[<a id="pb237" href="#pb237" name="pb237">237</a>]</span>dwergengesprekken genoemd, en de menschen
+meenden dat de reden waarom zij, die zulke geluiden maakten, nooit
+gezien werden, deze was, dat iedere dwerg de trotsche bezitter was van
+een kleine roode kap, die den drager onzichtbaar maakte. Deze kap
+heette Tarnkappe, en zonder deze durfden de dwergen na zonsondergang
+niet boven het oppervlak van de aarde verschijnen uit vrees dat zij
+zouden versteenen. Als zij ze droegen, waren zij beveiligd voor dit
+gevaar.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Weg! laat de zon niet zien me&mdash;</p>
+<p class="line">Ik moet onmiddellijk heen;</p>
+<p class="line">Zij zou als Elf misschien me</p>
+<p class="line">Verand&rsquo;ren in een steen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>La Motte Fouqu&eacute;.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De legende van Kallundborg.</h3>
+<p class="firstpar">Helva, de dochter van den heer van Nesvek, werd
+bemind door Esbern Snara, wiens huwelijksaanzoek echter door den
+trotschen vader werd afgewezen met de hoogmoedige woorden: &ldquo;Als
+gij te Kallundborg een grootsche kerk zult bouwen, dan zal ik u Helva
+tot vrouw geven&rdquo;.</p>
+<p>Nu was Esbern, ofschoon van geringen stand, trotsch van hart,
+evenals de heer, en hij besloot, wat er van komen mocht, een weg te
+vinden om zijn geliefde te krijgen. Zoo ging hij tot een troll in
+Ullshoi Hell, en trof een overeenkomst waarbij de troll een mooie
+kerk<a id="xd20e7932" name="xd20e7932"></a> zou bouwen, maar als zij
+klaar was moest Esbern den naam van den bouwer zeggen of zijn oogen en
+zijn hart verbeuren.</p>
+<p>Nacht en dag werkte de troll voort, en toen het gebouw bijna klaar
+was, werd Esbern Snara, droeviger. Hij luisterde bij de spleten van den
+heuvel in den nacht; hij lette op overdag; hij werd als een schim door
+zijn angstige gedachten; hij bezwoer de elven hem te helpen. Maar het
+baatte allemaal niets. Geen geluid hoorde hij, niets zag hij dat den
+naam van den bouwer verried. <span class="pagenum">[<a id="pb238" href="#pb238" name="pb238">238</a>]</span></p>
+<p>Intusschen werd de zaak bekend, en de schoone <span class="corr" id="xd20e7939" title="Bron: Helve">Helva</span>, die van de leelijke
+overeenkomst hoorde, bad voor de ziel van den ongelukkigen man.</p>
+<p>De tijd ging voorbij, totdat op zekeren dag aan de kerk slechts
+&eacute;&eacute;n pilaar ontbrak, en verleid door duistere wanhoop,
+zonk Esbern uitgeput op een bank, waar hij den dwerg den laatsten steen
+hoorde hameren in den harden ondergrond. &ldquo;Dwaas die ik
+ben&rdquo;, zeide hij bitter, &ldquo;ik heb mijn graf
+gebouwd&rdquo;.</p>
+<p>Juist toen hoorde hij een lichten voetstap, en toen hij opkeek, zag
+hij zijn geliefde. &ldquo;Ik wilde dat ik in uw plaats sterven
+kon&rdquo;, zeide zij, door hare tranen heen, en daarop bekende Esbern
+dat hij uit liefde voor haar oogen zoowel hart als ziel had
+gewaagd.</p>
+<p>Terwijl de troll onder den grond voorthamerde, bad Helva naast haren
+minnaar, en de gebeden van het meisje waren sterker dan de toovermacht
+van den troll, want plotseling ving Esbern den klank op van een
+troll-vrouw die voor haar kind zong en zeide dat het stil moest zijn,
+want dat, den volgenden dag, <i>Vader Fine</i> zou terugkeeren met de
+oogen en het hart van een sterveling.</p>
+<p>Zeker van zijn slachtoffer ijlde de troll naar Kallundborg met den
+laatsten steen. &ldquo;Te laat, Fine!&rdquo; zei Esbern, en bij dat
+woord verdween de troll met zijn steen en men zegt dat de boeren
+&rsquo;s nachts het gezucht van een vrouw onder den grond hoorden en de
+stem van den dwerg, die luid schold.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Van den dwerg van de kerk zij zingen het lied</p>
+<p class="line">als de maan op de zee hare stralen giet,</p>
+<p class="line">en de visschers van Zeeland zij hooren zijn stem</p>
+<p class="line">en bij Ulshoi-heuvel het schelden van hem.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">En ginds aan den zeekant waar bloeit de berk,</p>
+<p class="line">staat steeds nog de toren van Kallundborg kerk,</p>
+<p class="line">Waar d&rsquo; eerste aan &rsquo;t outer als huwend
+paar,</p>
+<p class="line">Stonden Helva van Nesvek en Esbern Snare.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>J. G. Whittier.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb239" href="#pb239" name="pb239">239</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De tooverij van de dwergen.</h3>
+<p class="firstpar">De dwergen, zoo goed als de elven, werden geregeerd
+door een koning, die in verschillende landen van Noord-Europa bekend
+was als Alberich, Elbegast, Gondemar, Laurin, of Oberon. Hij woonde in
+een prachtig onderaardsch paleis, versierd met de edelsteenen die zijn
+onderdanen uit den boezem der aarde gehaald hadden, en behalve
+onnoemelijke rijkdommen, en de Tarnkap, bezat hij een tooverring, een
+onoverwinlijk zwaard en een krachtgordel. Op zijn bevel vervaardigden
+de kleine mannen, die heel handige smeden waren, wonderbare juweelen of
+wapenen, die hun gebieder aan geliefde stervelingen schonk.</p>
+<p>Wij hebben reeds gezien, hoe de dwergen Sifs gouden haar, het schip
+Skidbladnir, de punt van Odin&rsquo;s speer Gungnir, den ring Draupnir,
+het zwijn met gouden borstels Gullin-bursti, den hamer Mi&ouml;lnir en
+Freya&rsquo;s gouden halsketen Brisingamen maakten. Men zegt ook dat
+zij hebben vervaardigd den toovergordel, dien Spenser beschrijft in
+zijn gedicht &ldquo;Faerie Queene&rdquo;&mdash;een gordel, die, zooals
+men beweerde, de kracht had om te openbaren of hij, die hem droeg,
+deugdzaam was of een huichelaar.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Die gordel gaf de deugd van kuische min</p>
+<p class="line">En trouw aan wie haar omhad, iedereen,</p>
+<p class="line">Maar elk die sloeg verboden wegen in</p>
+<p class="line">Kon hem niet dragen om het middel heen,</p>
+<p class="line">Dan ging hij los of scheurd&rsquo; ook wel van een.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Faerie Queene (Spenser).</i></p>
+<p>De dwergen maakten ook het mythische zwaard Tyrfing, dat ijzer en
+steen kon doorsnijden en dat zij aan Angantyr gaven. Dit zwaard,
+evenals dat van Frey, vocht uit zich zelf en kon niet in de scheede
+gestoken worden, nadat het eens was getrokken, voordat het bloed had
+geproefd. Angantyr was z&oacute;&oacute; trotsch op dit wapen, dat het
+met hem <span class="pagenum">[<a id="pb240" href="#pb240" name="pb240">240</a>]</span>begraven werd; maar zijn dochter Hervor bezocht
+zijn grafmonument te middernacht, sprak tooverformulieren uit en
+noodzaakte hem uit zijn graf op te staan en haar het kostbare zwaard te
+geven. Zij voerde het dapper en het werd later het eigendom van een
+anderen der Noorsche helden.</p>
+<div class="figure xd20e8004width" id="p240"><img src="images/p240.jpg"
+alt="De Toppen van de Trolls" width="720" height="496">
+<p class="figureHead">De Toppen van de Trolls</p>
+</div>
+<p>Een ander beroemd wapen, dat volgens de overlevering door de dwergen
+in Oostelijke landen gesmeed werd, was het zwaard Angurvadel, dat
+Frithiof kreeg als een deel der erfenis van zijn vaderen. Zijn gevest
+was van geslagen goud, en op het staal waren runen gegrift die
+onzichtbaar waren, totdat het in den oorlog gezwaaid werd, wanneer zij
+rood vlamden als de kam van den vechtenden haan.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">De held was verloren</p>
+<p class="line">Die vond in een nachtelijk gevecht dit zwaard met
+z&rsquo;n vurige runen,</p>
+<p class="line">Wijd in het rond beroemd, het kostlijkst der zwaarden
+van &rsquo;t Noorden.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r&rsquo;s
+Frithiof.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het weggaan van de dwergen.</h3>
+<p class="firstpar">De dwergen waren over het algemeen vriendelijk en
+hulpvaardig, soms kneedden zij brood, maalden meel, brouwden bier,
+verrichtten tallooze huiselijke werkzaamheden en dorschten het koren
+voor de boeren. Als zij echter slecht behandeld werden of belachelijk
+gemaakt, verlieten deze kleine wezens het huis en kwamen nooit weerom.
+Toen de oude goden niet meer aangebeden werden in de noordelijke
+landen, trokken de dwergen zich geheel uit de streek terug, en een
+veerman vertelt hoe hij gehuurd was door een geheimzinnig persoon om
+zijn boot op zekeren nacht heen en weer over de rivier te sturen, en
+bij iederen tocht was zijn schip z&oacute;&oacute; vol geladen met
+onzichtbare passagiers dat het bijna zonk. Toen zijn nachtelijke arbeid
+gedaan was, kreeg hij een rijke belooning, en zijn klant zeide hem dat
+hij de dwergen over de rivier had gebracht, daar zij het land voor goed
+verlieten wegens het ongeloof van het volk. <span class="pagenum">[<a id="pb241" href="#pb241" name="pb241">241</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Ondergeschoven kinderen.</h3>
+<p class="firstpar">Volgens het populair bijgeloof trachtten de
+dwergen, die ijverzuchtig waren op de forschere gestalte van den
+mensch, dikwijls hun geslacht te verheffen door menschelijke vrouwen te
+veroveren of door ongedoopte kinderen te stelen, en hun eigen kroost in
+plaats er van aan de menschelijke moeder ter zooging te geven. Deze
+dwergkinderen waren kenbaar aan hun kleine en schamele gestalte. Om
+haar eigen kind terug te krijgen en zich van het ondergeschovene te
+ontdoen, moest een vrouw bier in eierschalen brouwen of de zolen van de
+voeten van het kind met vet insmeren en ze z&oacute;&oacute; dicht bij
+de vlammen houden dat de dwergouders, aangetrokken door de wanhopige
+kreten van hun kroost, zich haastten hun eigen kind op te eischen en
+het gestolene weerom te geven.</p>
+<p>Men zeide, dat de troll-vrouwen de macht hadden zich te veranderen
+in Mara&rsquo;s of nachtmerries en te kwellen ieder dien zij wilden;
+maar als het slachtoffer er in slaagde het gat te stoppen, waardoor een
+Mara zijn kamer binnendrong, was zij geheel aan zijn genade
+overgeleverd en hij kon haar zelfs noodzaken hem te trouwen als hij dit
+verkoos. Een vrouw, die dus verkregen was, moest blijven zoolang de
+opening, waardoor zij in het huis gekomen was, was gesloten, maar als
+de prop was verwijderd hetzij bij toeval of met opzet, vluchtte zij
+dadelijk en kwam nooit weerom.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Troll-pieken.</h3>
+<p class="firstpar">Natuurlijk zijn de overleveringen aangaande het
+kleine volkje overal in het Noorden veelvuldig, en vele plaatsen zijn
+verbonden met hun herinnering. De welbekende Troll-pieken
+(Trold-Tindterne) in Noorwegen zijn, zegt men, het tooneel van een
+strijd tusschen twee troepen dwergen, die in de hevigheid van het
+gevecht er niet <span class="pagenum">[<a id="pb242" href="#pb242"
+name="pb242">242</a>]</span>op letten dat de zon opging, met het
+gevolg, dat zij in kleine rotspunten veranderd werden, die op de kammen
+van den berg duidelijk zichtbaar zijn.</p>
+<div class="figure xd20e8042width" id="p242"><img src="images/p242.jpg"
+alt="De Elfendans" width="720" height="491">
+<p class="figureHead">De Elfendans</p>
+<p class="firstpar">N. J. O. Blomm&eacute;r.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Een gissing.</h3>
+<p class="firstpar">Sommige schrijvers hebben de gissing gewaagd, dat
+de dwergen, die zoo dikwijls in de oude sagen en fee&euml;nvertellingen
+genoemd worden, misschien de Phoenicische mijnwerkers waren, die, in de
+kool-, ijzer-, koper-, goud- en tinmijnen van Engeland, Noorwegen,
+Zweden enz. werkend, gebruik maakten van den eenvoud en de
+lichtgeloovigheid der oorspronkelijke bewoners en hen wijs maakten dat
+zij behoorden tot een bovennatuurlijk ras en altijd onder den grond
+woonden, in een gebied dat <span class="corr" id="xd20e8053" title="Bron: Swart-alfa-heim">Svart-alfa-heim</span>, of de woonplaats der
+zwarte elven heette. <span class="pagenum">[<a id="pb243" href="#pb243"
+name="pb243">243</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch25" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XXV: De Elven.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het gebied der Elven.</h3>
+<p class="firstpar">Behalve de dwergen was er een andere talrijke
+klasse van kleine wezens, Lios-alfan, licht- of witte elven geheeten,
+die het gebied der lucht tusschen den hemel en de aarde bewoonden, en
+in het algemeen geregeerd werden door den beschermgod Frey uit zijn
+paleis Alf-heim. Zij waren lieflijke, weldoende schepselen,
+z&oacute;&oacute; zuiver en onschuldig dat, volgens sommigen, hun naam
+was afgeleid van denzelfden wortel als het Latijnsche woord
+&ldquo;wit&rdquo; (<i>albus</i>) die, in een gewijzigden vorm, gegeven
+werd aan de met sneeuw bedekte Alpen, en aan Albion (Engeland) wegens
+zijn witte kalkrotsen, die men uit de verte kan zien.</p>
+<p>De elven waren z&oacute;&oacute; klein, dat zij onzichtbaar konden
+rondzweven, terwijl zij over de bloemen, vogels en vlinders waakten, en
+daar zij hartstochtelijk verzot waren op dansen, gleden zij dikwijls op
+de aarde neer op een maanstraal om te dansen op het groen. Elkaar bij
+de hand houdend, dansten zij in cirkels en maakten daarbij
+&ldquo;elvenkringen&rdquo;, die men kon onderscheiden door het dieper
+groen en de grootere weelderigheid van het gras, dat hun kleine voeten
+hadden gedrukt.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Vroolijk&rsquo; elven, voeten strekkend</p>
+<p class="line">Op muziek uit hooge lucht,</p>
+<p class="line">Groene ring op heigrond trekkend,</p>
+<p class="line">Dansen vlot met blij gerucht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Sir Walter Scott.</i></p>
+<p>Als een sterveling in het midden van een dezer elvenkringen stond,
+kon hij, volgens het populair geloof in Engeland, de fee&euml;n zien en
+hun gunst verwerven; maar de Skandinavi&euml;rs en Teutonen beweerden,
+dat de ongelukkige mensch sterven moest. Ter illustratie van dit
+bijgeloof wordt verteld hoe Sir Olaf, die ter bruiloft reed, door de
+elven in hun kring werd gesloten. Den <span class="pagenum">[<a id="pb244" href="#pb244" name="pb244">244</a>]</span>volgenden dag waren
+zijn vrienden in plaats van vroolijk ter bruiloft te gaan, getuigen van
+een drievoudige uitvaart, want zijn moeder en zijn bruid stierven ook,
+toen zij zijn zielloos lichaam zagen.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Heer Olaf reed uit, eer de nacht was gegaan</p>
+<p class="line">En kwam bij het dansende elvenvolk aan,</p>
+<p class="line xd20e7545">De dans is zoo vroolijk,</p>
+<p class="line xd20e7545">Zoo vroolijk in &rsquo;t woud.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">En &rsquo;s anderen morgens eer &rsquo;t zonlicht was
+rood,</p>
+<p class="line">Vond men in zijn huis drie gestrekt in den dood.</p>
+<p class="line xd20e7545">De dans is zoo vroolijk,</p>
+<p class="line xd20e7545">Zoo vroolijk in &rsquo;t woud.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Heer Olaf het eerst, dan zijn jeugdige bruid,</p>
+<p class="line">Zijn moeder&mdash;zij hield het van jammer niet
+uit.</p>
+<p class="line xd20e7545">De dans is zoo vroolijk,</p>
+<p class="line xd20e7545">Zoo vroolijk in &rsquo;t woud.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Meester Olaf en de Elvendans.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Elvendans.</h3>
+<p class="firstpar">Deze elven waren ook geestdriftige musici en hadden
+vooral genot in een zekere melodie, die als de elvendans bekend was, en
+z&oacute;&oacute; onweerstaanbaar was dat niemand ze kon hooren en zijn
+danslust bedwingen. Als een sterveling, die de melodie hoorde, het
+waagde ze na te doen, merkte hij plotseling, dat hij niet kon ophouden
+en verder en verder moest spelen, totdat hij van uitputting stierf,
+tenzij hij handig genoeg was om de melodie achterstvoren te spelen of
+iemand zoo goed was de snaren van zijn viool te breken. Zijn hoorders,
+die moesten dansen zoolang de tonen aanhielden, konden slechts ophouden
+als deze zwegen.</p>
+<div class="figure xd20e8125width" id="p244"><img src="images/p244.jpg"
+alt="De Witte Elfen" width="460" height="720">
+<p class="figureHead">De Witte Elfen</p>
+<p class="firstpar">Charles P. Sainton, R. I.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De dwaallichtjes.</h3>
+<p class="firstpar">In de middeleeuwen waren de dwaallichtjes in het
+Noorden bekend als elvenlichten, want deze kleine geesten,
+vooronderstelde men, deden de reizigers verdwalen, en het
+volksbijgeloof hield het er voor, dat de dwaallichtjes de rustelooze
+geesten van moordenaars <span class="pagenum">[<a id="pb245" href="#pb245" name="pb245">245</a>]</span>waren, die tegen hun wil werden
+gedwongen naar het tooneel hunner misdaden terug te keeren. Als zij
+elken nacht hierheen gingen, zoo vertelde men, herhaalden zij norsch
+met iederen stap: &ldquo;Het is goed&rdquo;, maar als zij terugkwamen
+herhaalden zij droevig: &ldquo;Het is verkeerd&rdquo;.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Oberon en Titania.</h3>
+<p class="firstpar">In latere tijden heette het, dat de fee&euml;n of
+elven geregeerd werden door den koning der dwergen, die een
+onderaardsche geest was en als een demon beschouwd werd en wellicht de
+toovermacht bezat, door de zendelingen aan den god Frey ontweldigd. In
+Engeland en Frankrijk werd de koning der fee&euml;n Oberon genoemd; hij
+regeerde het fee&euml;nland met zijn koningin Titania, en de grootste
+feesten op aarde werden in Midzomernacht gehouden. Dan kwamen al de
+fee&euml;n rondom hem samen en dansten zoo vroolijk.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Viert dan, blij als vogel, feest,</p>
+<p class="line">Iedere elf en toovergeest</p>
+<p class="line">Zingen saam in harmonie,</p>
+<p class="line">Dansen op de melodie.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Midzomernachtsdroom
+(Shakespeare).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Alf-blot.</h3>
+<p class="firstpar">In Scandinavi&euml; en Duitschland werden aan de
+elven offers gebracht om ze gunstig te stemmen. Deze offers bestonden
+in een klein dier, of een schotel honig en melk, en waren bekend als
+Alf-blot. Zij kwamen veel voor, totdat de zendelingen het volk leerden
+dat de elven slechte demonen waren; toen werden zij op de engelen
+overgebracht, die men lang smeekte om de vrienden der menschen te zijn
+en die gunstig gestemd werden door dezelfde gaven.</p>
+<p>Vele elven, meende men, leefden en stierven met de boomen en planten
+waarvoor zij zorgden, maar deze mos-, woud- of boommaagden waren
+bijzonder schoon <span class="pagenum">[<a id="pb246" href="#pb246"
+name="pb246">246</a>]</span>als men ze van voren, maar hol als een
+trog, wanneer men ze van achteren zag. Zij komen in vele
+volksvertellingen voor als welwillende en hulpvaardige geesten, want
+zij hielpen de stervelingen gaarne en traden gaarne in
+vriendschappelijke verhoudingen tot hen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Beelden op deurposten.</h3>
+<p class="firstpar">In Scandinavi&euml; werden de elven, beide lichte
+en donkere, vereerd als huisgodheden, en hunne beelden werden gesneden
+op de deurposten. De Noormannen, die van huis werden gedreven door de
+tirannie van Harald Harfager in 874, namen hun besneden deurposten met
+zich op hunne schepen mee. Dergelijke snijwerken, die beelden van de
+goden en helden bevatten, versierden de pilaren van hun hooge zetels,
+die zij ook meenamen. De ballingen toonden hun vertrouwen in hunne
+goden doordat zij deze houten beelden overboord wierpen, toen zij de
+kusten van IJsland naderden en zich neerzetten, waar de golven de
+posten heendroegen, al scheen ook de plaats nauwelijks de meest
+begeerlijke. &ldquo;Zoo droegen zij met zich mede den godsdienst, de
+<span class="corr" id="xd20e8170" title="Bron: p&ouml;ezie">po&euml;zie</span> en de wetten van hun ras, en op
+het verlaten vulkanisch eiland bewaarden zij deze herinneringen
+honderden jaren onveranderd, terwijl andere Teutonische volken
+langzamerhand den invloed ondergingen van hun omgang met de Romeinsche
+en Byzantijnsche Christenheid&rdquo;. Deze herinneringen, zorgvuldig
+bewaard door Saemund den geleerde, vormen de Oudere Edda&rsquo;s, het
+meest waardevolle overblijfsel van de Oud-Noorsche letterkunde, zonder
+hetwelk wij betrekkelijk weinig van den godsdienst onzer voorvaderen
+zouden weten.</p>
+<div class="figure xd20e8174width" id="p246"><img src="images/p246.jpg"
+alt="Oude Huizen met gebeeldhouwde Posten" width="720" height="517">
+<p class="figureHead">Oude Huizen met gebeeldhouwde Posten</p>
+</div>
+<p>De sagen vertellen dat de eerste vestigingen in Groenland en Vinland
+op dezelfde wijze plaats hadden, terwijl de Noormannen namelijk landden
+waar hunne huisgoden aan de kust dreven. <span class="pagenum">[<a id="pb247" href="#pb247" name="pb247">247</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch26" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XXVI: De Sigurd Saga.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het begin van het verhaal.</h3>
+<p class="firstpar">Terwijl het eerste deel van de Oudere Edda bestaat
+uit een verzameling allitereerende gedichten, die de schepping der
+wereld beschrijven en de avonturen van de goden en hun eventueelen
+ondergang, en een volledige uiteenzetting geeft van de Noorsche
+zedewet, bevat het tweede deel een reeks heldenliederen die de
+ondernemingen van het Volsunggeslacht beschrijven, en vooral van hun
+representatief hoofd, Sigurd, den geliefden held van het Noorden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Volsunga Saga.</h3>
+<p class="firstpar">Deze liederen vormen den grondslag van het groote
+Scandinavische heldendicht, de Volsunga Saga, en hebben niet alleen de
+stof geleverd voor het Nibelungenlied, het Germaansche epos, en voor
+tallooze volksvertellingen, maar ook voor Wagners beroemde
+opera&rsquo;s, <i>Het Rijngoud</i>, <i><span class="corr" id="xd20e8198" title="Bron: de">De</span> Walk&uuml;ren</i>,
+<i>Siegfried</i> en <i>De Godenschemering</i>. In Engeland heeft
+William Morris hun den vorm gegeven die zij waarschijnlijk zullen
+behouden in onze letterkunde, en uit dit groote epische gedicht
+citeeren wij in dit hoofdstuk, daar wij het verkiezen boven uittreksels
+uit de Edda.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Sigi.</h3>
+<p class="firstpar">De geschiedenis van de Volsungs begint met Sigi,
+een zoon van Odin, een machtig man, en over het algemeen ge&euml;erd,
+totdat hij iemand uit ijverzucht vermoordde, omdat de laatste meer buit
+maakte, toen zij samen op jacht waren. Wegens deze misdaad werd Sigi
+uit zijn eigen land verdreven en vogelvrij verklaard. Maar het schijnt
+dat hij niet geheel Odins gunst had verbeurd, want de god voorzag hem
+nu van een goed toegerust schip en een aantal dappere volgelingen en
+beloofde <span class="pagenum">[<a id="pb248" href="#pb248" name="pb248">248</a>]</span>hun dat de overwinning hen altijd zou
+vergezellen.</p>
+<p>Zoo, door Odin geholpen, werden de strooptochten van Sigi een schrik
+voor zijne vijanden, en ten slotte veroverde hij het schitterende rijk
+van de Hunnen en regeerde vele jaren als machtig vorst. Maar op hoogen
+leeftijd veranderde zijn geluk. Odin liet hem in den steek, de familie
+van zijn vrouw overviel hem en hij werd vermoord in een verraderlijk
+gevecht.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3><span class="corr" id="xd20e8219" title="Bron: Ririr">Rerir</span>.</h3>
+<p class="firstpar">Zijn dood werd echter spoedig gewroken, want Rerir,
+zijn zoon, die terugkwam van een expeditie, waardoor hij op dien tijd
+uit het land was geweest, bracht de moordenaars ter dood als zijn
+eerste daad toen hij den troon beklom. De regeering van Rerir werd
+gekenmerkt door alle teekenen van voorspoed, maar zijn liefste wensch,
+een zoon, die hem zou opvolgen, bleef vele jaren onvervuld. Eindelijk
+echter besloot Frigga zijn standvastig gebed te verhooren en den
+erfgenaam, dien hij verlangde, te beloven. Zij zond dus haar snelle
+bodinne Gna, of Liod, met een wonderkrachtigen appel, dien zij in zijn
+schoot liet vallen toen hij alleen op den heuvelkant zat. Opkijkend
+herkende Rerir de gezante der godin en haastte zich vol vreugde naar
+huis om met zijn vrouw van den appel te eten. Het kind, dat te zijner
+tijd werd geboren onder deze gunstige omstandigheden, was een aardige
+kleine jongen. Zijn ouders noemden hem Volsung, en terwijl hij nog maar
+een kind was, stierven zij beiden en de knaap werd heer van dat
+land.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Volsung.</h3>
+<p class="firstpar">De jaren gingen voorbij en Volsungs rijkdom en
+macht namen steeds toe. Hij was de fierste leider en verzamelde vele
+dappere soldaten om zich heen. Vaak <span class="pagenum">[<a id="pb249" href="#pb249" name="pb249">249</a>]</span>dronken zij zijn
+meede onder den Branstock, een grooten eik, die midden in zijn hal
+stond en het dak doorboorde en het geheele huis overschaduwde.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En als in al <span class="corr" id="xd20e8234" title="Bron: &rsquo;andre">and&rsquo;re</span> dingen &rsquo;t was een huis
+als geen er is,</p>
+<p class="line">Aan den muur hingen schoone schilden, van den roem
+getuigenis,</p>
+<p class="line">En van binnen zag men &rsquo;t mooiste, een wonder,
+roemrijk ding,</p>
+<p class="line">Want uit den vloer in het midden van de hal een boom
+opging,</p>
+<p class="line">Die spreidde zijn zegen over het dak en omkranste het
+wijd</p>
+<p class="line">Met de glorie van elken zomer en de bloesems van den
+tijd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Tien sterke zonen werden Volsung geboren, en een
+dochter, Signy, vervroolijkte zijn huis. Z&oacute;&oacute; lieflijk was
+dit meisje dat, toen zij den huwbaren leeftijd bereikte, vele vrijers
+naar hare hand dongen, onder welken was Siggeir, de koning van de
+Gothen, die ten slotte Volsungs toestemming kreeg, ofschoon Signy hem
+nooit had gezien.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het trouwen van Signy.</h3>
+<p class="firstpar">Toen de trouwdag kwam en de bruid den haar
+bestemden man zag, schrikte zij met smart terug, want zijn nietige
+gestalte en loerende blikken contrasteerden onaangenaam met de flinke
+figuren en open gelaatstrekken harer broeders. Maar het was te laat om
+zich terug te trekken&mdash;de eer der familie stond op het
+spel&mdash;en Signy verborg met z&oacute;&oacute; goed gevolg haar
+afkeer, dat niemand behalve haar tweelingbroeder Sigmund vermoedde, met
+welke tegenzin zij Siggeirs vrouw werd.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het zwaard van Branstock.</h3>
+<p class="firstpar">Terwijl het trouwfeest aan den gang was en de
+vreugde op het hoogst, werd de ingang van de hal plotseling verdonkerd
+door de rijzige gestalte van een &eacute;&eacute;noogig man, die dicht
+was gewikkeld in een mantel van wolkenblauw. Zonder een woord te
+spreken of naar iemand in de vergadering te zien, stapte de vreemdeling
+naar den Branstock en stak een schitterend zwaard tot het gevest toe in
+zijn grooten stam. Toen, zich langzaam <span class="pagenum">[<a id="pb250" href="#pb250" name="pb250">250</a>]</span>omkeerend keek hij de
+verschrikte en zwijgende vergadering aan en verklaarde dat het wapen
+voor den krijgsman zou zijn die het uit zijn eiken scheede zou kunnen
+trekken, en dat het hem de overwinning zou verzekeren in ieder gevecht.
+Nadat hij had uitgesproken, ging hij weg zooals hij gekomen was en
+verdween, terwijl hij in de harten van allen de overtuiging achterliet,
+dat Odin, de koning van de goden, in hun midden was geweest.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zoo zoet klonken zijn woorden, zoo wijs ook al zijn
+re&ecirc;n,</p>
+<p class="line">Dat ieder zat te zwijgen, bewegen durfde geen,</p>
+<p class="line">Zoo doet in schoone droomen, die niet ontwaken wou.</p>
+<p class="line">Maar na zijn spreken ging hij weer weg uit Volsungs
+bouw,</p>
+<p class="line">En geen dorst hem iets vragen of volgen op zijn
+pad.</p>
+<p class="line">Zij wisten, het was Odin, van hem dit zwaard, die
+schat.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Volsung was de eerste die weer kon spreken, en zijn
+eigen recht om het eerst zijn kunst te beproeven opgevend, noodigde hij
+Siggeir, uit de eerste poging te wagen, om het goddelijke wapen uit den
+boomstam te trekken. De bruidegom trok en spande zich krachtig in, maar
+het zwaard bleef stevig vast in den eik en hij ging weer zitten met een
+teleurgesteld gezicht. Toen beproefde Volsung het met hetzelfde gevolg.
+Het wapen was blijkbaar niet voor een hunner bestemd, en de jonge
+Volsungprinsen werden vervolgens uitgenoodigd hun kracht te
+beproeven.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&rsquo;k Wou zonen die ik minde, komt nu, beproeft uw
+kracht,</p>
+<p class="line">Dat Odin niet vertelle, hoe hij hier zwierf op aard</p>
+<p class="line">En hij den niet bedoelde wel geven moest zijn
+zwaard.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Sigmund.</h3>
+<p class="firstpar">De negen oudste zonen hadden even weinig succes;
+maar toen Sigmund, de tiende en de jongste, zijn sterke jonge hand op
+den greep legde, gaf het zwaard gemakkelijk op zijn aanraking mee, en
+hij trok het triomfantelijk <span class="pagenum">[<a id="pb251" href="#pb251" name="pb251">251</a>]</span>uit den stam alsof het slechts in
+zijn scheede had gezeten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ten laatste stond bij den Branstock jonge Sigmund,
+Volsungs zoon,</p>
+<p class="line">Zijn rechter, in &rsquo;t strijden geoefend, greep het
+zwaard, dat Odin er liet,</p>
+<p class="line">&rsquo;t Ging of het hem niets kon schelen, of hij
+telde voor niet,</p>
+<p class="line">Toen, plots, van den grond tot den dakspar, een luid
+geroep weerklonk.</p>
+<p class="line">Want zie in de hand van Sigmund, het naakte lemmer
+blonk,</p>
+<p class="line">Toen over zijn hoofd hij het zwaaide; want het staal
+was losgeraakt</p>
+<p class="line">Uit den greep in het hart van den Branstock, of het
+niet er was vastgemaakt.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Bijna alle aanwezigen waren verheugd over het
+succes van den jongen prins; maar Siggeirs hart was met nijd vervuld,
+en hij wilde het wapen hebben. Hij bood aan het te koopen van zijn
+jongen zwager, maar Sigmund wilde er tot geen prijs afstand van doen,
+zeggend, dat het duidelijk was dat het wapen door hem moest gedragen
+worden. Deze weigering beleedigde Siggeir z&oacute;&oacute;, dat hij
+heimelijk besloot de trotsche Volsungs uit te roeien, en het goddelijk
+zwaard te bemachtigen, terzelfder tijd waarop hij zijn haat jegens zijn
+nieuwe verwanten koelde.</p>
+<p>Zijn spijt verbergend keerde hij zich tot Volsung en noodigde hem
+hartelijk uit zijn hof een maand later te bezoeken, samen met zijn
+zonen en verwanten. De uitnoodiging werd onmiddellijk aangenomen, en
+ofschoon Signy, die iets kwaads vermoedde, haren vader heimelijk
+opzocht, terwijl haar man sliep en hem smeekte zijn belofte in te
+trekken en thuis te blijven, wilde hij er niet van weten zijn gegeven
+woord terug te nemen en zoo vrees te toonen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Siggeirs verraad.</h3>
+<p class="firstpar">Eenige weken na de terugkomst van het bruidspaar,
+kwamen dus Volsungs goed bemande schepen in het gezicht van Siggeirs
+kusten. Signy had angstig uitgekeken, en toen zij ze bemerkte, haastte
+zij zich naar <span class="pagenum">[<a id="pb252" href="#pb252" name="pb252">252</a>]</span>de kust om hare verwanten te smeeken niet te
+landen, terwijl zij ze waarschuwde dat haar man verraderlijk een
+hinderlaag had gelegd, waaraan zij niet levend konden ontsnappen. Maar
+Volsung en zijn zonen, die geen gevaar kon verschrikken, zeiden haar
+kalm, dat zij moest terugkeeren naar het paleis van haar echtgenoot en,
+hun wapenen aandoende, stapten zij fier aan land.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En zacht kuste haar Volsung: &ldquo;&rsquo;t Spijt mij
+voor u, mijn schat.</p>
+<p class="line">Maar d&rsquo;aard heeft het vernomen, wat &rsquo;k
+ongeboren bad,</p>
+<p class="line">Hoe &rsquo;k nooit mij af zou keeren van zwaard of gif
+of vuur,</p>
+<p class="line">En &rsquo;k heb dat woord gehouden&mdash;zal &rsquo;t
+anders zijn dit uur?</p>
+<p class="line">En zie op deez&rsquo; uw broed&rsquo;ren, wat zijn zij
+groot en fier,</p>
+<p class="line">Wilt gij dat hen bespotten de meisjes (als dit hier</p>
+<p class="line">Behoort tot het verleden) omdat zij vreesden &rsquo;t
+lot?</p>
+<p class="line">Laat ons wat plicht is werken en oogsten roem voor
+spot,</p>
+<p class="line">En als de Nornen willen dat Volsungs huis
+bezwijk&rsquo;,</p>
+<p class="line">&rsquo;k Weet dat de daad niet omkomt, de naam duurt
+sterk en rijk.<span class="corr" id="xd20e8337" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+</div>
+<p class="firstpar">Het gebeurde zooals Signy had gezegd, want op weg
+naar het paleis viel de dappere kleine schare in <span class="corr" id="xd20e8341" title="Bron: Signeirs">Siggeirs</span> hinderlaag, en,
+ofschoon zij met heldenmoed vochten, werden zij z&oacute;&oacute;
+overweldigd door het grooter getal hunner vijanden, dat Volsung werd
+vermoord en al zijne zonen gevangen genomen. De jonge mannen werden
+geboeid gebracht in de tegenwoordigheid van den lafhartigen Siggeir,
+die geen deel aan het gevecht had genomen, en Sigmund werd genoodzaakt
+zijn kostbaar zwaard af te staan, waarop hij en zijn broeders ter dood
+veroordeeld werden.</p>
+<div class="figure xd20e8345width" id="p252"><img src="images/p252.jpg"
+alt="Sigmund en het beest" width="509" height="720">
+<p class="figureHead">Sigmund en het beest</p>
+<p class="firstpar">Patten Wilson.</p>
+</div>
+<p>Signy, het wreede vonnis hoorend, kwam te vergeefs voor hare
+broeders op; al wat zij door hare gebeden en overredingen kon
+verkrijgen was, dat zij zouden worden geketend aan een omgevallen eik
+in het woud, om van honger en dorst om te komen als de wilde beesten
+hen spaarden. Dan, opdat zij hare broeders niet zou opzoeken en helpen,
+sloot Siggeir zijn vrouw in het paleis op, waar zij dag en nacht
+nauwkeurig werd bewaakt. <span class="pagenum">[<a id="pb253" href="#pb253" name="pb253">253</a>]</span></p>
+<p>Elken morgen vroeg zond Siggeir zelf een bode in het woud om te zien
+of de Volsungs nog leefden, en elken morgen kwam de man weerom,
+zeggende dat een monster &rsquo;s nachts was gekomen en een van de
+prinsen had verslonden, niets dan zijn beenderen overlatend. Ten
+slotte, toen niemand dan Sigmund in leven was, dacht Signy een plan
+uit, en zij kreeg van een harer dienaren gedaan dat deze wat honig in
+het woud bracht en dien over het gezicht en den mond van haar broeder
+smeerde.</p>
+<p>Toen het wilde beest dien nacht kwam, aangetrokken door den geur van
+den honing, likte het Sigmunds gelaat, en stak zelfs zijn tong in zijn
+mond. Zijn tanden er op vastklemmend hield Sigmund, zwak en gewond als
+hij was, het dier beet, en in zijn wilde worsteling vielen zijn boeien
+af, en hij slaagde er in het roofdier te vermoorden dat zijn broeders
+verslonden had. Toen verdween hij in het woud, waar hij verborgen bleef
+totdat de bode van den koning als gewoonlijk was gekomen, en totdat
+Signy, uit de gevangenschap bevrijd, naar het woud kwam om over de
+overblijfselen van hare verwanten te weenen.</p>
+<p>Hare diepe smart ziende en wetend dat zij geen deel had gehad aan
+Siggeirs wreedheid, sloop Sigmund uit zijn schuilplaats en troostte
+haar zoo goed als kon. Samen begroeven zij toen de bleekende beenderen,
+en Sigmund zwoer een plechtigen eed dat hij het onrecht, zijn geslacht
+aangedaan, zou wreken. Deze gelofte vond groote instemming bij Signy,
+die echter haar broeder verzocht een gunstigen tijd af te wachten en
+beloofde hem hulp te zullen zenden. Toen scheidden de broeder en zuster
+neerslachtig, zij om weer te keeren tot haar gehaat paleis, en hij naar
+een verwijderd deel van het woud, waar hij een kleine hut bouwde en het
+beroep van smid uitoefende. <span class="pagenum">[<a id="pb254" href="#pb254" name="pb254">254</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">En Signy weende stil,</p>
+<p class="line">Toen zij ging van den laatsten der haren; toch weende
+zij gansch niet meer</p>
+<p class="line">Als zij was aan het hof van Siggeir, en zoo lieflijk
+als weleer</p>
+<p class="line">Scheen haar blik in aller oogen, en niets deed kennen
+haar rouw,</p>
+<p class="line">Noch haar vrees, noch eenig begeeren; geen die kon
+zeggen in trouw,</p>
+<p class="line">Dat zij ooit sinds dat uur heeft gelachen totdat haar
+sterfuur kwam.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Signy&rsquo;s Zonen.</h3>
+<p class="firstpar">Siggeir nam nu bezit van het Volsungrijk en
+gedurende de eerste paar jaren sloeg hij trotsch het opgroeien van zijn
+oudste zoon gade, dien Signy heimelijk naar haar broeder zond toen hij
+tien jaar oud was, opdat Sigmund het kind zoover mocht brengen, dat hij
+hem zou helpen in zijn wraakoefening als hij dit zou blijken te
+verdienen. Sigmund nam met tegenzin de opdracht aan; maar zoodra hij
+den jongen op den proef had gesteld, vond hij dat hij gebrek aan moed
+had en zond hem dus &ograve;f terug naar zijn moeder, &ograve;f, zooals
+sommige overleveringen verhalen, vermoordde hem.</p>
+<p>Eenigen tijd hierna werd de tweede zoon van Signy, met hetzelfde
+doel in het bosch gezonden, maar Sigmund merkte, dat hij even weinig
+moed had. Blijkbaar zou niemand anders dan een Volsung van
+onvervalschten bloede geschikt zijn voor het grimmige werk der wraak,
+en Signy, dit begrijpend, besloot een misdaad te begaan.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En zij mompelde eens in het donker: &ldquo;Waar was dan
+het oud refrein</p>
+<p class="line">Dat de goden tweelinggeboren het dochten geen kwaad te
+zijn</p>
+<p class="line">Te paren ten dienste der wereld, waaruit de Aesir
+ontsprong</p>
+<p class="line">En de Vanir en het Dwergkind en al wat op aarde
+gong?</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Haar besluit was genomen, en zij riep een schoone
+jonge heks en ruilde met haar van gestalte, waarna zij de diepten van
+het donkere woud opzocht en een schuilplaats zocht in Sigmunds hut. De
+Volsung ontdekte de vermomming van zijn zuster niet. Hij hield haar
+slechts voor de heks die zij scheen, en spoedig door haar <span class="pagenum">[<a id="pb255" href="#pb255" name="pb255">255</a>]</span>coquetterie gewonnen maakte hij haar tot zijn
+vrouw. Drie dagen later verdween zij uit de hut, en, naar het paleis
+terugkeerend, nam zij hare oude gestalte weder aan, en toen zij daarop
+een zoon baarde, verheugde zij zich er over dat zij in zijn fieren blik
+en sterken bouw de belofte zag van een Volsungheld.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Sinfiotli.</h3>
+<p class="firstpar">Toen Sinfiotli, zooals het kind werd genoemd, tien
+jaar oud was, nam zij zelf een voorloopige proef van zijn moed door
+zijn kleed aan zijn huid vast te naaien, en het daarop plotseling af te
+rukken, en daar de dappere jongen geen spier vertrok maar luidkeels
+lachte, zond zij hem vol vertrouwen naar de hut in het bosch. Sigmund
+maakte spoedig aanstalten tot zijn gewone proefneming, en eer hij op
+zekeren dag de hut verliet, beval hij Sinfiotli meel uit een bepaalden
+zak te nemen en het te kneden en brood te bakken. Bij zijn thuiskomst
+vroeg Sigmund of zijn bevelen waren uitgevoerd. De knaap antwoordde
+doordat hij het brood toonde, en toen hij verder ondervraagd werd,
+bekende hij eenvoudig weg dat hij in het brood een groote adder had
+moeten kneden, die in het meel was verborgen. Verheugd te bespeuren dat
+de knaap voor wien hij een vreemde genegenheid voelde, met goed gevolg
+de proef had doorstaan die zijn broeders had afgeschrikt, stelde
+Sigmund hem er vrij van, het brood te eten, want ofschoon hij bestand
+was tegen den beet van een slang, kon hij niet, zooals zijn mentor,
+vergif gebruiken zonder er letsel van te ondervinden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Want het verhaal der ouden verbaast de menschen
+zeer,</p>
+<p class="line">Dat Sigmund zoo was geschapen onder alle vorsten op
+aard.</p>
+<p class="line">Dat hij adders kon hanteeren en wat andren sterven
+baart,</p>
+<p class="line">En drinken vergif zonder letsel, maar zoo was
+Sinfiotli&rsquo;s bouw,</p>
+<p class="line">Dat een beet van kruipende dieren in &rsquo;t geheel
+hem niet deren zou.</p>
+</div>
+<p><span class="pagenum">[<a id="pb256" href="#pb256" name="pb256">256</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De weerwolven.</h3>
+<p class="firstpar">Sigmund begon nu Sinfiotli geduldig alles te leeren
+wat een krijgsman van het Noorden moest weten, en de twee werden weldra
+onafscheidelijke metgezellen. Op zekeren dag toen zij samen door het
+woud zwierven, kwamen zij aan een hut, waar zij twee mannen in diepen
+slaap vonden. Dicht bij hen hingen twee wolfshuiden, die onmiddellijk
+aangaven dat de vreemdelingen weerwolven waren, wien een wreede
+betoovering hun natuurlijke gedaante ontzegde, tenzij voor korten tijd.
+Door nieuwsgierigheid gedreven trokken Sigmund en Sinfiotli de
+wolfshuiden aan, en zij zwierven weldra, als wolven vermomd, door het
+woud, vermoordend en verslindend alles wat hun in den weg kwam.</p>
+<div class="figure xd20e8418width" id="p256"><img src="images/p256.jpg"
+alt="De Weerwolven" width="720" height="490">
+<p class="figureHead">De Weerwolven</p>
+<p class="firstpar">J. C. Dollman.</p>
+</div>
+<p>Z&oacute;&oacute; wolfsch was hun aard, dat zij weldra elkander
+aanvielen, en na een wild gevecht viel Sinfiotli, de jongste en
+zwakste, dood neer. Dit ongeluk bracht Sigmund tot bezinning, en hij
+bukte zich in wanhoop over zijn vermoorden metgezel. Op dit oogenblik
+zag hij twee wezels uit het bosch komen en elkander woedend aanvallen,
+totdat de een dood neerlag. De overwinnaar sprong toen in het
+kreupelhout om met een blad terug te komen, dat hij op de borst van
+zijn makker legde. Toen zag men een wonder gebeuren, want op de
+aanraking van het tooverkruid kwam het doode dier weer in het leven.
+Een oogenblik later liet een raaf die over hen heenvloog een dergelijk
+blad vallen aan Sigmunds voeten, en hij, begrijpend dat de goden hem
+wilden helpen, legde het op Sinfiotli, die te gelijker tijd weer levend
+werd.</p>
+<p>In vreeslijken angst dat zij elkander weer kwaad zouden doen, kropen
+Sigmund en Sinfiotli nu naar huis, en wachtten, tot de tijd van hun
+verlossing zou aanbreken. Tot hun groote verlichting vielen de huiden
+den negenden nacht af, en zij wierpen ze snel in het vuur, waar zij
+geheel verteerd werden, en de tooverkracht was voor goed gebroken.
+<span class="pagenum">[<a id="pb257" href="#pb257" name="pb257">257</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Sigmund en Sinfiotli door Siggeir gevangen genomen.</h3>
+<p class="firstpar">Sigmund vertelde nu het verhaal van het hem
+aangedaan onrecht aan Sinfiotli, die zwoer dat, ofschoon Siggeir zijn
+vader was (want noch hij noch Sigmund wisten het geheim van zijn
+geboorte), hij hem in zijn wraakneming zou helpen. Bij het vallen van
+den avond dus vergezelde hij Sigmund naar de hal van den koning en zij
+traden ongezien binnen, terwijl zij zich in den kelder verborgen,
+achter de groote vaten bier. Hier werden zij ontdekt door Signy&rsquo;s
+twee jongste kinderen, die, terwijl zij met gouden ringen speelden,
+welke in den kelder rolden, plotseling tegen de mannen in hinderlaag
+aanliepen.</p>
+<p>Zij riepen luidkeels hun ontdekking aan hun vader en zijn gasten,
+maar eer Siggeir en zijn mannen de wapenen konden opvatten, nam Signy
+beide kinderen, sleepte ze in den kelder en beval haar broeder de
+kleine verraders te vermoorden. Sigmund wilde dit volstrekt niet doen,
+maar Sinfiotli sloeg hunne hoofden af eer hij zich keerde tegen de
+aanvallers, die nu op hem aankwamen.</p>
+<p>In weerwil van alle pogingen vielen Sigmund en zijn dappere jonge
+makker in handen van de Gothen, waarop Siggeir hen veroordeelde levend
+begraven te worden in denzelfden wal, met een steenen afscheiding
+tusschen hen, zoodat zij elkander noch konden zien noch aanraken. De
+gevangenen werden dus in hun levend graf opgesloten, toen Signy kwam
+met een bos stroo, dien zij aan Sinfiotli&rsquo;s voeten mocht werpen,
+want de Gothen dachten dat hij enkel eenige proviand bevatte, dat zijn
+doodstrijd zou kunnen verlengen, zonder dat het hem hielp
+ontsnappen.</p>
+<p>Toen alles stil was, maakte Sinfiotli de schoof open, en groot was
+zijn vreugde, toen hij in plaats van brood het zwaard vond dat Odin aan
+Sigmund gegeven had. <span class="pagenum">[<a id="pb258" href="#pb258"
+name="pb258">258</a>]</span>Wetende dat niets het scherpe staal van dit
+mooie wapen kon afstompen of breken, stootte Sinfiotli het door de
+steenen afscheiding, en, geholpen door Sigmund, slaagde hij er in, een
+opening te maken en ten slotte bewerkten beiden hun ontvluchting door
+het dak.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen in de donkre diepten stond koning Sigmund
+hoog,</p>
+<p class="line">En met zijn naakte hand hij het oorlogszwaard
+bewoog;</p>
+<p class="line">Zij trokken &rsquo;t Godsgeschenk met moeite heen en
+weer,</p>
+<p class="line">Sigmund, Sinfiotli zaagde, de steen, gekloofd, viel
+neer;</p>
+<p class="line">Toen kusten zij elkander, zij hieuwen met veel
+kracht,</p>
+<p class="line">Tot door de open spleten hun scheen de winternacht,</p>
+<p class="line">Toen sprongen z&rsquo; uit met vreugde, zij hadden
+reeds verstaan,</p>
+<p class="line">Eer zij &rsquo;t elkander zeiden, waarheen zij zouden
+gaan.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Sigmunds wraak.</h3>
+<p class="firstpar">Zoodra zij vrij waren, keerden Sigmund en Sinfiotli
+naar de hal van den koning terug, hoopten er ontbrandbare stoffen om
+heen op en staken die massa in brand. Toen stelden zij zich op aan
+beide kanten van den ingang en beletten allen behalve de nonnen den
+doortocht. Zij bezwoeren Signy met luider stem te ontsnappen eer het te
+laat was, maar zij begeerde niet te leven, en toen zij in den ingang
+kwam tot een laatste omhelzing, vond zij gelegenheid om het geheim van
+Sinfiotli&rsquo;s geboorte te verraden, waarop zij terug in de vlammen
+sprong en met de overigen omkwam.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En koning Siggeirs dakboom dreigde laatste val,</p>
+<p class="line">De muren stortten samen, en wat was arm en kleen</p>
+<p class="line">Vermengde nu de vuurdood met &rsquo;s konings
+kostbaarheen.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Helgi.</h3>
+<p class="firstpar">De lang beraamde wraak wegens het vermoorden van de
+Volsungs dus volvoerd hebbende, ging Sinfiotli, die voelde dat hem nu
+niets terughield in het land van de Gothen, scheep, en keerde weerom
+naar Hunnenland, waar hij hartelijk welkom geheeten werd tot den zetel
+der heerschappij onder de schaduw van zijn voorvaderlijken boom, den
+fieren Branstock. Toen zijn gezag volkomen <span class="pagenum">[<a id="pb259" href="#pb259" name="pb259">259</a>]</span>was
+gevestigd, trouwde Sigmund Borghild, een schoone prinses, die hem twee
+zonen schonk, Hamond en Helgi. De tweede kreeg bezoek van de Nornen
+toen hij in zijn wieg lag, en zij beloofden hem een rijk onthaal in het
+Valhalla, als zijn aardsche loopbaan zou zijn ge&euml;indigd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De vrouw was schoon en lieflijk en schonk hem kroost,
+ge&euml;erd,</p>
+<p class="line">Zij heetten Hamond en Helgi, en, toen zij Helgi
+had,</p>
+<p class="line">Verschenen aan zijn wiegje de Nornen met veel
+schat,</p>
+<p class="line">Zij hebben hem Zonneheuvel, Scherpzwaard en Ringland
+genoemd,</p>
+<p class="line">En zeiden dat hij zou worden groot en onder vorsten
+beroemd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Noorsche koningen vertrouwden de opvoeding hunner
+zonen meestal aan een vreemdeling toe, want zij dachten dat zij zoo
+minder toegeeflijk behandeld zouden worden dan thuis.
+Dienovereenkomstig werd Helgi opgevoed door Hagal, en onder diens
+leiding werd de jonge vorst z&oacute;&oacute; moedig, dat hij, toen hij
+vijftien jaar was, zich alleen in de hal van Hunding waagde, met wiens
+geslacht zijn familie in twist was. Zonder letsel en onherkend kwam hij
+door de hal en liet een onbeschaamde boodschap achter, die Hunding
+z&oacute;&oacute; vertoornde dat hij onmiddellijk er op uitging om den
+brutalen jongen prins te vervolgen, dien hij nazette tot het huis van
+Hagal. Om veilig te zijn had Helgi zich als een dienstmeisje toegerust
+en was bezig koren te malen alsof dit zijn gewone werk was. De
+vervolgers verbaasden zich eenigszins over de forsche gestalte en de
+gespierde armen van het meisje, maar vertrokken niettemin zonder te
+vermoeden dat zij zoo dicht bij den held waren geweest dien zij
+zochten.</p>
+<p>Nadat hij zoo handig was ontsnapt, kwam Helgi bij Sinfiotli en, een
+leger op de been brengende, trokken de beide jonge mannen moedig tegen
+de Hundings op, tegen wie zij een groot gevecht leverden, waarover de
+Valkyren zweefden, wachtend om de verslagenen naar het Valhalla te
+brengen. Goedroen, een van de oorlogsmeisjes, werd zoo getroffen door
+den moed dien Helgi <span class="pagenum">[<a id="pb260" href="#pb260"
+name="pb260">260</a>]</span>ten toon spreidde, dat zij hem openlijk
+zocht en beloofde zijn vrouw te zullen worden. Slechts een van het
+Hundinggeslacht, Dag, bleef in leven, en hij mocht vrij uitgaan, nadat
+hij beloofd had geen poging te zullen doen om den dood zijner
+bloedverwanten te wreken. Deze belofte werd echter niet gehouden, en
+Dag, Odins speer Gungnir in bezit gekregen hebbend, versloeg Helgi er
+verradelijk mede. Goedroen, die intusschen haar belofte om zijn vrouw
+te worden was nagekomen, schreide vele tranen over zijn dood, en sprak
+een plechtige vervloeking uit over zijn moordenaar; toen, hoorend van
+een harer meisjes dat haar vermoorde echtgenoot haar uit de diepte van
+het graf riep, trad zij zonder vrees den heuvel bij nacht binnen en
+vroeg hem teeder waarom hij riep en waarom zijn wonden na zijn dood
+bleven bloeden. Helgi antwoordde dat hij niet kon rusten wegens haar
+smart, en zeide dat voor elken traan, dien zij geschreid had, een
+druppel bloed moest vloeien.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gij weent, goudglanzende!</p>
+<p class="line">Wreede tranen,</p>
+<p class="line">Zonlichte dochter van &rsquo;t zuid!</p>
+<p class="line">Eer gij slapen gaat;</p>
+<p class="line">Elk valt bloedig</p>
+<p class="line">Op &rsquo;s prinsen borst,</p>
+<p class="line">Nat, koud, pijnend,</p>
+<p class="line">Van droefenis zwaar.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e8514"
+title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+<div class="figure xd20e8519width" id="p260"><img src="images/p260.jpg"
+alt="Het vaarwel van een Held" width="720" height="517">
+<p class="figureHead">Het vaarwel van een Held</p>
+<p class="firstpar">M. E. Winge.</p>
+</div>
+<p>Om de geest van haar geliefden man tot rust te brengen, hield
+Goedroen van dat oogenblik op met weenen, maar zij bleven niet lang
+gescheiden, want spoedig nadat de geest van Helgi over Bifr&ouml;st had
+gereden en Valhalla was binnengegaan, om aanvoerder van de Einheriar te
+worden, kwam Goedroen bij hem, die, opnieuw als Valkyre, haar
+liefdevolle genegenheid tot hem keerde. Als zij op bevel van Odin zijn
+zijde verliet voor tooneelen van menschelijken strijd, was het
+<span class="pagenum">[<a id="pb261" href="#pb261" name="pb261">261</a>]</span>om nieuwe recruten voor het leger te zoeken dat
+haar heer ten strijde moest voeren als Ragnarok, de godenschemering,
+komen zou.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De dood van Sinfiotli.</h3>
+<p class="firstpar">Sinfiotli, Sigmunds oudste zoon, stierf ook vroeg;
+want, nadat hij in een twist den broeder van Borghild had verslagen,
+besloot zij hem te vergiftigen. Twee malen ontdekte Sinfiotli de poging
+en vertelde zijn vader dat er vergif in den beker was. Twee malen
+ledigde Sigmund, wien geen vergif kon deren, den beker, en toen
+Borghild een derde poging deed, zeide hij Sinfiotli dat hij den wijn
+door zijn baard moest laten loopen. De bedoeling van zijns vaders
+woorden verkeerd verstaande, ledigde Sinfiotli den beker onmiddellijk
+en viel levenloos op den grond, want het vergif was van de meest
+doodelijke soort.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hij dronk toen hij sprak het woord en het gif vloeide
+neder dan</p>
+<p class="line">In een kouden vloed over zijn hart, en dood viel de
+sterke man</p>
+<p class="line">Zonder stervensklacht tot besluit, noch met
+stervensblik die blonk</p>
+<p class="line">En de vloer van de hal des Volsungs dreunde toen neer
+hij zonk.</p>
+<p class="line">Toen hieven de ouden van dagen zich op met bitteren
+kreet,</p>
+<p class="line">En beurden het hoofd van het offer; geen durfde hooren
+van &rsquo;t leed</p>
+<p class="line">Dat sprak uit zijn mond, ten minste wanneer hij woorden
+zei;</p>
+<p class="line">Ten ware die uitte Alvader toen Balder gestorven
+lei.</p>
+<p class="line">En weer als v&oacute;&oacute;r den slag kwam, werd
+schemerig des Volsungs gewelf,</p>
+<p class="line">En weer scheen hij in de bosschen, waar hij sprak met
+zich zelf.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Sprakeloos van smart nam Sigmund teeder het lichaam
+van zijn zoon in zijn armen, en schreed uit de hal naar de kust, waar
+hij zijn kostbaren last in een bootje legde dat een eenoogige bootsman
+op zijn roepen bracht. Hij zou zelf ook gaarne aan boord zijn gegaan,
+maar eer hij dit kon doen, stiet de bootsman af en het ranke vaartuig
+was uit het gezicht. De beroofde vader ging toen langzaam naar huis,
+troost puttend uit de gedachte dat Odin zelf gekomen was om den jongen
+held op te eischen en met hem &ldquo;naar het westen&rdquo; was
+geroeid. <span class="pagenum">[<a id="pb262" href="#pb262" name="pb262">262</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Hiordis.</h3>
+<p class="firstpar">Sigmund zette Borghild als zijn vrouw en koningin
+tot straf voor haar misdaad af, en toen hij zeer oud was, dong hij naar
+de hand van Hiordis, een schoone jonge prinses, dochter van Eglimi,
+koning van de Eilanden. Deze jonge maagd had vele vrijers, o.a. koning
+Lygni van Hundings geslacht, maar z&oacute;&oacute; groot was Sigmunds
+roem, dat zij hem verheugd aannam en zijn vrouw werd. Lygni, de
+versmade vrijer, was z&oacute;&oacute; kwaad over deze beslissing, dat
+hij onmiddellijk een groot leger verzamelde en tegen zijn gelukkigen
+medeminnaar optrok, die, ofschoon overweldigd door de veel grootere
+schare, met den moed der wanhoop vocht. Uit de diepten van een bosch,
+dat het oorlogsterrein bestreek, wachtten Hiordis en haar maagd angstig
+het verloop van het gevecht af. Zij zagen Sigmund de dooden rondom zich
+ophoopen, want niemand kon hem weerstand bieden, totdat ten slotte een
+forsch, eenoogig krijgsman verscheen, en de hevigheid van het gevecht
+week voor den schrik door zijn aanwezigheid.</p>
+<p>Zonder een oogenblik te talmen richtte de nieuwe kampioen een
+hevigen slag op Sigmund, dien de oude held met zijn zwaard afwendde. De
+schok verbrijzelde het onge&euml;venaarde zwaard, en ofschoon de
+vreemde aanvaller verdween zooals hij gekomen was, bleef Sigmund zonder
+verweer achter en werd spoedig door zijn vijanden doodelijk gewond.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Doch zie, door de haag van de lansen een sterke held
+aankwam,</p>
+<p class="line">Eenoogig en schijnbaar oud reeds, maar zijn aangezicht
+lichtt&rsquo; als een vlam,</p>
+<p class="line">Stralend grijs was z&rsquo;n wambuis en wolkig blauw
+zijn hoed,</p>
+<p class="line">En hij droeg een groote helbaard, toen hij schreed door
+de pijlen vol moed,</p>
+<p class="line">En stond tegenover Sigmund, zijn wapen geheven ten
+slag,</p>
+<p class="line">Nog eens om het hoofd van den Volsung men het
+Branstock&rsquo;s licht glanzen zag</p>
+<p class="line">Het zwaard dat kwam van Odin, en Sigmunds wilde
+gerucht</p>
+<p class="line">Ging boven het woelen der krijgers op naar de hooge
+lucht. <span class="pagenum">[<a id="pb263" href="#pb263" name="pb263">263</a>]</span></p>
+<p class="line">Dan stieten op elkander de sneden bij Sigmunds
+stoot;</p>
+<p class="line">En in splinters viel ter aarde de brenger van angst en
+dood.</p>
+<p class="line">Maar veranderd was Sigmunds uitzicht en de moed verliet
+zijn blik</p>
+<p class="line">Want de grauwe sterke helper was weg, en tot zijn
+schrik</p>
+<p class="line">Drong d&rsquo; ongebroken speerschacht op Volsungs
+leege hand</p>
+<p class="line">En velde neder Sigmund, het wonder van ieder land,</p>
+<p class="line">Op de krijgers, op de gewonden, die dien dag hij had
+neergeleid.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Toen het gevecht nu was gewonnen, en het geheele
+Volsunggeslacht vermoord, haastte Lygni zich van het oorlogsveld om
+bezit te nemen van het koninkrijk en de schoone Hiordis te dwingen zijn
+vrouw te worden. Zoodra hij echter gegaan was kroop de schoone jonge
+koningin uit haar schuilplaats in het kreupelhout en zocht de plek waar
+Sigmund zoo goed als dood lag. Zij nam den gewonden held aan haar borst
+in een laatste hartstochtelijke omarming en luisterde toen onder
+tranen, terwijl hij haar zeide, de stukken van zijn zwaard te
+verzamelen, en ze zorgvuldig te bewaren voor hun zoon
+die&mdash;voorspelde hij&mdash;spoedig zou geboren worden, en die
+bestemd was zijns vaders dood te wreken en veel grooter te zijn dan
+hij.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&rsquo;k Heb eerlijk gewerkt voor de Volsungs en toch
+wist ik al te goed,</p>
+<p class="line">Dat een het zal voleinden die mij overtreft in
+moed:</p>
+<p class="line">Men zal de splinters smeden voor hem, het zal zijn mijn
+zoon</p>
+<p class="line">Die gedenkt wat ik heb vergeten en zet op mijn werken
+de kroon.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Elf, de Viking.</h3>
+<p class="firstpar">Terwijl Hiordis treurde over Sigmunds levenloos
+lichaam, waarschuwde haar dienstmeisje haar plotseling dat een bende
+Vikings naderde. Zij trokken zich nogmaals in het bosch terug, en de
+twee vrouwen verwisselden hare kleederen, waarop Hiordis het meisje
+beval vooruit te loopen en zich als de koningin te houden, en zoo
+gingen zij den viking Elf (Helfrat of Helferich) tegemoet. Elf ontving
+de vrouwen beleefd en haar verhaal van het gevecht wekte
+z&oacute;&oacute; zijn bewondering voor Sigmund op, dat hij de
+overblijfselen van den gevallen held eerbiedig naar een passende plaats
+liet brengen, waar zij met alle <span class="pagenum">[<a id="pb264"
+href="#pb264" name="pb264">264</a>]</span>behoorlijke plechtigheden
+werden ter aarde besteld. Hij bood toen de koningin en haar meisje een
+veilig toevluchtsoord aan in zijn hal en zij vergezelden hem met
+vreugde over de zee&euml;n.</p>
+<p>Daar hij van het eerste oogenblik af beider betrekkingen onderling
+betwijfeld had, nam Elf de eerste de beste gelegenheid te
+baat&mdash;nadat hij in zijn rijk was aangekomen&mdash;om een
+schijnbaar onbeduidende vraag te doen opdat hij de waarheid zoude
+weten. Hij vroeg de eene die zich voor koningin uitgaf, hoe zij wist
+dat het uur was gekomen om op te staan, wanneer de winterdagen kort
+waren en er geen licht was om het aanbreken van den morgen te melden,
+en zij antwoordde, dat, daar zij altijd gewoon was melk te drinken eer
+zij de koeien voerde, zij altijd dorstig wakker werd. Toen dezelfde
+vraag aan de werkelijke Hiordis werd gedaan, antwoordde zij, met even
+weinig nadenken, dat zij den morgen gekomen wist, omdat op dat uur de
+gouden ring, dien haar vader haar had gegeven, koud werd in haar
+hand.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De geboorte van Sigurd.</h3>
+<p class="firstpar">Toen de vermoedens van Elf dus bevestigd waren,
+vroeg hij de voorgewende dienstmaagd ten huwelijk, terwijl hij Hiordis
+beloofde voor haar kindje te zorgen, een belofte die hij edelmoedig
+nakwam. Toen het kind werd geboren, besprenkelde Elf het zelf met
+water&mdash;een plechtigheid die onze heidensche voorvaderen nauwgezet
+nakwamen&mdash;en gaf het den naam Sigurd. Toen het grooter werd, werd
+het als &rsquo;s konings eigen zoon behandeld en zijn opvoeding werd
+toevertrouwd aan Regin, den wijsten der menschen, die alle dingen wist,
+zijn eigen lot zelfs niet uitgezonderd, want het was hem geopenbaard
+dat hij door de hand van een jongeling zou vallen. <span class="pagenum">[<a id="pb265" href="#pb265" name="pb265">265</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Nog was er een dien de Helper in zijn woning bij zich
+had,</p>
+<p class="line">Baardloos en klein van gestalte, zijn gezicht gerimpeld
+en mat.</p>
+<p class="line">Zoo zeldzaam oud was Regin dat niemand zeggen kon,</p>
+<p class="line">Wanneer in vervlogen dagen in dit land hij te wonen
+begon.</p>
+<p class="line">Maar opgevoed had hij vorst Elf en den Helper, zeldzaam
+knap,</p>
+<p class="line">Ja en diens vaders vader, hij wist alle wetenschap</p>
+<p class="line">En was thuis in allerlei kunsten, behalve &rsquo;t
+hanteeren van &rsquo;t zwaard.</p>
+<p class="line">Zoo zoet was hij in zijn spreken, dat elk dacht hem
+&rsquo;t vertrouwen waard.</p>
+<p class="line">Als zijn hand de harp bespeelde vermengde hij tonen van
+smart</p>
+<p class="line">Met tonen van groote vreugde; nooit was zijn vertelling
+verward,</p>
+<p class="line">De Meester aller Meesters in de kunst van den smid was
+hij,</p>
+<p class="line">Hij kon omgaan met wind en weder en stillen het
+golvengetij,</p>
+<p class="line">En niemand kon heelkunst hem leeren, want eer het
+geslacht was gewrocht</p>
+<p class="line">En de generatie der menschen, had hij hun toekomst
+doorzocht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Onder dezen leidsman nam Sigurd dagelijks in
+wijsheid toe, totdat weinigen hem konden overtreffen. Hij was een
+meester in de smeedkunst en de kunst van allerlei runen te snijden; hij
+leerde talen, muziek en welsprekendheid; en werd eindelijk een wakker
+krijgsman, dien niemand kon overwinnen. Toen hij den manlijken leeftijd
+had bereikt, drong Regin hem den koning om een oorlogspaard te vragen,
+een verzoek dat dadelijk werd ingewilligd, en Gripir, de stalmeester,
+kreeg in opdracht hem te laten kiezen uit de koninklijke stallen het
+paard dat hij het mooist vond.</p>
+<p>Op zijn weg naar de weide waar de paarden aan het grazen waren,
+ontmoette Sigurd een eenoogige vreemdeling, gekleed in grijs en blauw,
+die den jongen man aansprak en hem vroeg de paarden in de rivier te
+jagen<span class="corr" id="xd20e8658" title="Bron: .">,</span> en dat
+te kiezen hetwelk tegen den stroom met de grootste gemakkelijkheid op
+kon.</p>
+<p>Sigurd nam den raad verheugd aan, en toen hij de weide bereikte,
+dreef hij de paarden in den stroom die aan den eenen kant liep. Een van
+hen draafde, na hem overgestoken te zijn, de weide aan den overkant
+rond; en, zich in de rivier stortend, kwam het naar zijn vroegere weide
+terug, zonder eenige teekenen van vermoeienis te toonen. Sigurd
+aarzelde dus niet dit paard te kiezen, <span class="pagenum">[<a id="pb266" href="#pb266" name="pb266">266</a>]</span>en hij gaf het den
+naam Grane of Grijssel. Het paard stamde af van Odins achtpootig paard
+Sleipnir, en behalve dat het buitengewoon sterk en onvermoeid was, was
+het even onbevreesd als zijn meester.</p>
+<p>Op een winterdag, toen Regin en zijn leerling bij het vuur zaten,
+sloeg de oude man zijn harp en op de wijze der Noorsche scalden zong of
+droeg hij voor, in het volgend verhaal, het verslag van zijn leven.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De schat van den dwergkoning.</h3>
+<p class="firstpar">Hreidmar, koning van het dwergvolk, was de vader
+van drie zonen. Fafnir, de oudste, was begiftigd met een dapper hart en
+een krachtigen arm; Otter, de tweede, met strik en net, en de macht om,
+als hij dat wilde, van gedaante te veranderen; en Regin, de jongste,
+met alle wijsheid en vlugheid van hand. Om den hebzuchtigen Hreidmar te
+believen maakte zijn jongste zoon hem een huis, bezet met schitterend
+goud en fonkelende edelsteenen en dit werd door Fafnir bewaakt, wiens
+vurige blikken en Aegishelm niemand durfde trotseeren.</p>
+<p>Nu gebeurde het dat Odin, Hoenir en Loki eens in menschelijke
+gedaante, op een van hun gewone tochten die zij deden om de harten van
+de menschen te bespieden, in het land kwamen waar Hreidmar woonde.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Bij de drie was de wijze Odin, de heer van die valt in
+den slag</p>
+<p class="line">En Loki, d&rsquo; Albenijder, wien geen werk gelukken
+mag,</p>
+<p class="line">En Hoenir, de zondelooze die wrocht des menschen
+hoop</p>
+<p class="line">En zijn hart en zijn zielsverlangens, toen hij begon
+zijn loop,</p>
+<p class="line">De God die was in den voortijd en die later nog zal
+zijn</p>
+<p class="line">Als het nieuwe licht zal zenden over aard en zee zijn
+schijn.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Toen de goden bij Hreidmars woning kwamen,
+bespeurde Loki een Otter die zich koesterde in de zon. Deze was niemand
+anders dan de tweede zoon van den koning, Otter, die nu bezweek voor
+Loki&rsquo;s gewone liefde tot vernieling. Het ongelukkige schepsel
+<span class="pagenum">[<a id="pb267" href="#pb267" name="pb267">267</a>]</span>vermoordend wierp hij zijn levenloos lichaam
+over zijn schouders, denkende dat hij een goeden schotel zou geven als
+de tijd tot eten kwam.</p>
+<p>Loki haastte zich daarop om zijn makkers in te halen, en Hreidmars
+huis met hen binnentredend, wierp hij zijn last neer op den vloer. Toen
+het oog van den dwergkoning op den gewonden Otter viel, brak hij in
+hevige woede uit, en, eer zij actieven weerstand konden bieden, lagen
+de goden gebonden, en hoorden zij Hreidmar zeggen dat zij nooit hun
+vrijheid weerom zouden krijgen, voordat zij zijn dorst naar goud konden
+voldoen, door hem van die kostbare stof genoeg te geven om de huid van
+den Otter van binnen en van buiten te bedekken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Nu hoort naar den vloek dien ik spreke! Gij vreemden
+zult worden weer vrij,</p>
+<p class="line">Als gij schenkt de vlam van de wat&rsquo;ren, &rsquo;t
+verzamelde zeegoud aan mij,</p>
+<p class="line">Dat Andvari houdt verborgen in het bleek gebied, flets
+als het graf,</p>
+<p class="line">En de heer der list zal het halen, en de hand die nooit
+iets gaf,</p>
+<p class="line">En het hart des Albenijders zal geven en toonen zijn
+spijt,</p>
+<p class="line">Zie, dit is het vonnis des wijzen, geen ander wordt u
+bereid.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Daar de otterhuid de eigenschap openbaarde zich tot
+een fabelachtige afmeting te kunnen uitrekken, was geen gewone schat
+voldoende om ze te bedekken, en de taak van de goden was een heel
+lastige. De zaak werd echter wat hoopvoller, toen Hreidmar toestond een
+hunner vrij te laten. De gekozene die zou gaan, was Loki die geen tijd
+liet verloren gaan om naar den waterval waar de dwerg Andvari woonde te
+vertrekken, opdat hij de daar opgestapelde schatten zou verkrijgen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ginds is een schrikbre woestijn aan het uiterste deel
+onzer aard</p>
+<p class="line">Waar over een muur van bergen het machtige water
+vaart,</p>
+<p class="line">Welks bron geen schepsel kent noch waar zijn monding
+is,</p>
+<p class="line">En die macht is de macht van Andvari, een Elf van de
+Duisternis.</p>
+<p class="line">Hij woont in de wolk en woestijn in het midden van
+&rsquo;t land alleen</p>
+<p class="line">En zijn werk is het sparen van schatten die hij houdt
+in zijn huis van steen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">In weerwil van ijverig zoeken kon Loki den dwerg
+<span class="pagenum">[<a id="pb268" href="#pb268" name="pb268">268</a>]</span>niet vinden, totdat hij een zalm bespeurde, die
+in de schuimende wateren speelde, en het hem inviel dat misschien de
+dwerg deze gedaante aangenomen had. Hij leende Ran&rsquo;s net en ving
+spoedig den visch, en kwam te weten dat het, zooals hij had vermoed,
+Andvari was. Bezinnend dat er niets anders op zat, bracht de dwerg nu
+met tegenzin zijn grooten schat te voorschijn en gaf hem geheel en al
+over, met inbegrip van den Helm van Schrik en een pantser van goud,
+terwijl hij enkel achterhield een ring die met wonderbare kracht was
+begiftigd en die, als een magneet, het kostbare goud aantrok. Maar de
+slimme Loki, die dien in het oog kreeg, lichtte hem van den vinger van
+den dwerg en ging lachend weg, terwijl zijn slachtoffer hem booze
+vervloekingen achterna schreeuwde, zeggende dat de ring altijd zou
+blijken het verderf voor zijn bezitter te zijn en de dood van velen zou
+veroorzaken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Dat goud</p>
+<p class="line">Dat de dwerg bezat</p>
+<p class="line">Zou voor twee broeders</p>
+<p class="line">De oorzaak zijn van dood,</p>
+<p class="line">En voor acht vorsten</p>
+<p class="line">Van veel tweedracht,</p>
+<p class="line">Uit mijn schat zal geen</p>
+<p class="line">Iets goeds geworden.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e8745"
+title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+<p>Toen hij aan Hreidmars huis kwam, bevond Loki dat de geweldige schat
+niets te groot was, want de huid werd wijder met elk voorwerp dat er op
+werd geplaatst, en hij werd genoodzaakt den ring Andvaranaut
+(<span class="corr" id="xd20e8751" title="Bron: Andvar&rsquo;s">Andvari&rsquo;s</span> ring) er in te werpen,
+dien hij had willen bewaren om de bevrijding van zichzelf en zijn
+makkers te bewerken. Andvari&rsquo;s vloek van het goud begon spoedig
+zijn kracht te doen gevoelen. Fafnir en Regin begeerden beiden een
+deel, terwijl Hreidmar nacht en dag over zijn schat tuurde, en er niets
+van wilde <span class="pagenum">[<a id="pb269" href="#pb269" name="pb269">269</a>]</span>weggeven. Fafnir, de onoverwinlijke, ziende ten
+slotte dat hij niet anders aan zijn lust kon voldoen, versloeg zijn
+vader en nam den geheelen schat, want, toen Regin kwam om een deel op
+te eischen, joeg hij hem toornig weg en zeide dat hij zijn eigen kost
+maar moest verdienen.</p>
+<p>Zoo verbannen nam Regin zijn toevlucht onder de menschen, aan wie
+hij de kunsten leerde van zaaien en maaien. Hij toonde hun hoe zij
+metalen moesten bewerken, de zee&euml;n bevaren, paarden dresseeren,
+lastdieren temmen, huizen bouwen, spinnen, weven en
+naaien&mdash;kortom, alle industrie&euml;n van het beschaafde leven,
+die tot nu toe onbekend waren geweest. Jaren verliepen, en Regin
+wachtte geduldig zijn tijd af, hopend dat hij den een of anderen dag
+een held zou vinden, sterk genoeg om zijn onrecht op Fafnir te wreken,
+wien de jaren van turen over zijn schat hadden veranderd in een
+vreeslijken draak, den schrik van Gn&icirc;taheid (schitterende
+Heuvel), waar hij zijn verblijf gevestigd had.</p>
+<p>Toen zijn verhaal uit was, wendde Regin zich plotseling tot den
+aandachtigen Sigurd, zeggend dat hij wist dat de jonge man den draak
+als hij wilde kon dooden, en vragend of hij bereid was hem te helpen
+het hem <span class="corr" id="xd20e8760" title="Bron: geschiede">geschiedde</span> onrecht te wreken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En hij sprak: Hebt gehoord gij, Sigurd? Wilt gij helpen
+een man die is oud</p>
+<p class="line">Zich te wreken ter wille zijns vaders? Wilt gij hebben
+een schat van goud</p>
+<p class="line">En meer zijn dan de vorsten der aarde? Verlossen de
+aard van een kwaad</p>
+<p class="line">En genezen de pijn en de droefnis die sinds tijden geen
+rust mij laat?</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Sigurds zwaard.</h3>
+<p class="firstpar">Sigurd stemde onmiddellijk toe, op voorwaarde
+echter dat de vloek zou worden opgenomen door Regin, die ook om voor
+het aanstaand gevecht den jongen man behoorlijk uit te rusten, hem een
+zwaard zou smeden <span class="pagenum">[<a id="pb270" href="#pb270"
+name="pb270">270</a>]</span>dat geen slag zou kunnen breken. Tweemaal
+maakte Regin een wonderbaar wapen, maar tweemaal brak Sigurd het op het
+aanbeeld in stukken. Toen dacht Sigurd aan de gebroken stukken van
+Sigmunds wapen, die zijn moeder bewaard had, en tot Hiordis gaande
+vroeg hij haar erom; en &ograve;f hij &ograve;f Regin smeedde er uit
+een zwaard zoo sterk, dat het het groote aanbeeld in twee&euml;n
+splitste zonder gedeukt te zijn, en welks gesteldheid van dien aard was
+dat het wat wol die op den stroom los ronddreef in twee&euml;n
+deelde.</p>
+<div class="figure xd20e8780width" id="p270"><img src="images/p270.jpg"
+alt="Sigurd en Fafnir" width="509" height="720">
+<p class="figureHead">Sigurd en Fafnir</p>
+<p class="firstpar">K. Dielitz.</p>
+</div>
+<p>Sigurd ging nu op afscheidsbezoek bij Gripir, die, de toekomst
+wetende, elke gebeurtenis in zijn aanstaande loopbaan vertelde; daarop
+nam hij afscheid van zijn moeder en vergezeld door Regin zette hij
+koers naar het land zijner vaderen, belovend dat hij den draak zou
+verslaan als hij zijn eersten plicht had vervuld; het wreken van den
+dood van Sigmund.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Eerst zult gij, vorst,</p>
+<p class="line">Wreken uw vader,</p>
+<p class="line">En voor de schuld van Eglymi</p>
+<p class="line">Neemt gij boete,</p>
+<p class="line">Gij zult de wreedaards,</p>
+<p class="line">De zoons van Hunding,</p>
+<p class="line">Fier verslaan,</p>
+<p class="line">En zult overwinnen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Lied van Sigurd den
+Fafnerdooder.</i></p>
+<p>Op zijn weg naar het land van de Volsungs werd iets heel wonderlijks
+gezien, want er kwam een man over het water wandelen. Sigurd nam hem
+dadelijk aan boord van zijn drakenschip en de vreemdeling, die zich
+Feng of Fi&ouml;llnir noemde, beloofde gunstige winden. Ook leerde hij
+Sigurd hoe gunstige voorteekenen te onderscheiden. In werkelijkheid was
+de oude man Odin of Hniker, de golvenstiller, maar Sigurd vermeldde
+niet dat hij het was.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het gevecht met den draak.</h3>
+<p class="firstpar">Sigurd was zeer gelukkig in zijn aanval op
+<span class="corr" id="xd20e8817" title="Bron: Sygni">Signy</span>,
+<span class="pagenum">[<a id="pb271" href="#pb271" name="pb271">271</a>]</span>dien hij met velen zijner volgelingen versloeg.
+Hij vertrok toen uit zijn heroverd rijk en kwam met Regin terug om
+Fafnir te verslaan. Samen reden zij door de bergen, die steeds hooger
+en hooger voor hen oprezen, totdat zij kwamen bij een groot
+woestijnpad, dat volgens Regin het verblijf van Fafnir was. Sigurd reed
+nu alleen verder totdat hij een eenoogig vreemdeling ontmoette die hem
+zeide dat hij grachten moest graven midden op den weg waar de draak
+elken dag zijn slijmig lichaam naar de rivier sleepte om zijn dorst te
+lesschen, en dat hij in een van deze moest liggen wachten, totdat het
+monster over hem heen kwam, dan kon hij het zijn zwaard dwars door zijn
+hart boren.</p>
+<p>Sigurd volgde dankbaar dezen raad en werd met volledig succes
+beloond, want toen de walgelijke vouwen van het monster over zijn hoofd
+rolden, stak hij zijn zwaard van boven in zijn linker borst, en toen
+hij uit de gracht sprong, lag de draak te zieltogen in
+doodsstuipen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen kwam een groote stilte, en Sigmunds zoon vol
+moed</p>
+<p class="line">Stond op d&rsquo; oneffen vlakte, waar vloeide
+Fafnir&rsquo;s bloed,</p>
+<p class="line">En de slang lag aan zijn voeten, dood, en zwaar en
+grauw,</p>
+<p class="line">En over de Lichte Heide scheen de zon uit &rsquo;s
+hemels blauw,</p>
+<p class="line">En een windje volgde de zon en blies lang het doodsche
+zand</p>
+<p class="line">Zoo frisch als het rimpelt het zeevlak en buigt het
+korenland.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Regin was wijslijk op een afstand gebleven totdat
+alle gevaar voorbij was, maar, ziende dat zijn vijand was verslagen,
+kwam hij nu nabij. Hij was bang dat de jonge held een belooning zou
+eischen, dus begon hij hem te beschuldigen dat hij zijn bloedverwant
+had vermoord, maar, met geveinsde grootmoedigheid zeide hij in plaats
+van leven voor leven te willen, overeenkomstig de zeden van het
+Noorden, hij het als een genoegzame voldoening zou beschouwen als
+Sigurd uitsneed het hart van het monster en het voor hem aan een spit
+braadde. <span class="pagenum">[<a id="pb272" href="#pb272" name="pb272">272</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zoo Regin sprak tot Sigurd: &ldquo;van boete wilt ge
+vrij?</p>
+<p class="line">Breng dan een vuur te zamen en braad het hart voor
+mij,</p>
+<p class="line">Dat ik het eet&rsquo; en leve, en zij uw meester en
+meer,</p>
+<p class="line">Want daarin was macht en wijsheid en wetenschap
+weleer:</p>
+<p class="line">Of anders ga uw pad met angst van de Lichtende
+Hei&rdquo;.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Sigurd was zich bewust dat een echt soldaat nooit
+voldoening van welken aard ook mocht weigeren aan de familie van den
+vermoorde, en dus stemde hij toe in het schijnbaar onbeteekenend
+voorstel, en maakte zich dadelijk gereed om als kok op te treden,
+terwijl Regin dutte totdat het vleesch klaar was. Na eenigen tijd
+raakte Sigurd het gebraad aan om te zien of het gaar werd, maar hij
+brandde erg zijn vingers en stak ze onwillekeurig in zijn mond om de
+pijn te stillen. Nauwelijks had Fafnirs bloed zijn lippen aangeraakt of
+hij ontdekte, tot zijn uiterste verbazing, dat hij de zangen der vogels
+kon verstaan, waarvan velen zich reeds om het aas verzamelden.
+Nauwkeurig luisterend merkte hij dat zij vertelden hoe Regin kwaad
+tegen hem voor had, en hoe hij den ouden man moest dooden en het goud
+zich toe&euml;igenen dat hem toekwam omdat hij het veroverd had, en dat
+hij daarna het hart en het bloed van den draak moest nemen. Daar dit
+overeenkwam met zijn eigen wenschen doodde hij den slechten ouden man
+met een stoot van zijn zwaard en ging voort met eten en drinken, zooals
+de vogels hadden aangegeven, terwijl hij een stukje van Fafnirs hart
+voor later gebruik bewaarde. Hij ging dan op zoek van den grooten
+schat, en na den Helm van Schrik, de gouden hellebaard en dan den ring
+Andvaranaut te hebben aangedaan, terwijl hij Greyfell met
+z&oacute;&oacute;veel goud belaadde als hij kon dragen, sprong hij in
+het zadel en zat met graagte te luisteren naar de zangen der vogels om
+te weten wat zijn toekomstige tocht moest zijn.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De slapende oorlogsmaagd.</h3>
+<p class="firstpar">Weldra hoorde hij van een oorlogsmaagd, vast in
+slaap <span class="pagenum">[<a id="pb273" href="#pb273" name="pb273">273</a>]</span>op een berg en omringd door een fonkelende
+vlammenhaag, waar slechts de dapperste der mannen kon doordringen om
+haar te wekken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Op den berg daar ligt</p>
+<p class="line">Een oorlogsmaagd in slaap;</p>
+<p class="line">Over haar golft</p>
+<p class="line">Linde&rsquo;s vergif:</p>
+<p class="line">Ygg stak voorheen</p>
+<p class="line">Een slaapdoorn in &rsquo;t kleed</p>
+<p class="line">Der maagd, die eerst</p>
+<p class="line">De helden uitkoos.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Fafnir-lied.</i></p>
+<p>Dit avontuur was juist iets voor Sigurd, en hij vertrok dadelijk. De
+weg voerde door ongebaande streken, en de reis was lang en onaangenaam,
+maar ten slotte kwam hij bij de Hindarfiall in Frankenland, een hoogen
+berg welks met wolken bedekte top door vurige vlammen scheen
+omringd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Lang rijdt hij door de steppen, tot hij eens, &rsquo;s
+morgens, ziet,</p>
+<p class="line">Uit de verweerde rotsen, en in &rsquo;t bewolkt
+gebied,</p>
+<p class="line">Hoe rijst een trotsche berg op, en &rsquo;t is alsof er
+brandt,</p>
+<p class="line">Een toorts in krans van nevel: en Sigurd gaat dien
+kant</p>
+<p class="line">Waar hij denkt dat van die hoogte men ziet den omtrek
+goed</p>
+<p class="line">En Grijsvel hinnikt vroolijk, hij zelf is vol van
+moed.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Sigurd reed de berghelling op, en het licht werd al
+sterker en sterker naarmate hij verder kwam, totdat, toen hij den top
+bereikt had, een haag van donkere vlammen voor hem stond. Het vuur
+brandde met een geraas dat het hart van ieder ander zou verschrikt
+hebben, maar Sigurd herinnerde zich de woorden van de vogels, en zonder
+een oogenblik te aarzelen, stortte hij zich er midden in.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Nu wendt zich Sigurd in &rsquo;t zadel, &rsquo;t gevest
+van Toorn hij richt,</p>
+<p class="line">Hij heft de teugels hooger en snoert zijn gordel
+dicht,</p>
+<p class="line">En roept dan luid tot Grijsvel en rijdt in &rsquo;t
+midden van &rsquo;t vuur,</p>
+<p class="line">Maar de vlammen slaan ter zijde en dus wijkt de witte
+muur,</p>
+<p class="line">Hoog boven zijn hoofd stijgt het branden en groot en
+wild is &rsquo;t gerucht.</p>
+<p class="line">Als het draagt de machtige barning naar de hooge
+hemellucht.</p>
+<p class="line">Toch gaat hij door het ruischen als een krijgsman door
+roggeveld</p>
+<p class="line">Als het buigt voor wind in den zomer en onder de koelte
+zwelt. <span class="pagenum">[<a id="pb274" href="#pb274" name="pb274">274</a>]</span></p>
+<p class="line">De witte vlam lekt zijn kleeren en de manen van zijn
+paard.</p>
+<p class="line">En streelt de handen van Sigurd, en &rsquo;t in bloed
+gedoopte zwaard,</p>
+<p class="line">En windt zich om zijn helm heen en mengt zich met zijn
+haar,</p>
+<p class="line">Maar niets ontloutert zijn kleeding die schittert als
+vroeger klaar;</p>
+<p class="line">Dan valt zij; verdwijnt en wordt donker tot alles
+schijnt volbracht,</p>
+<p class="line">En de vlam is opgezwolgen in diepen, duist&rsquo;ren
+nacht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Toen de dreigende vlammen nu waren weggestorven,
+vervolgde Sigurd zijn tocht over een breed spoor van witte asch en
+richtte zijn weg naar een groot kasteel met muren met schilden
+behangen. De groote poorten stonden wijd open, en Sigurd reed er
+doorheen, niet belemmerd door wachters of gewapenden. Behoedzaam
+voortgaande, omdat hij een of andere list vreesde, kwam hij eindelijk
+midden op de plaats, waar hij een gestalte zag liggen in wapenrusting.
+Sigurd steeg van zijn paard en deed handig den helm weg, toen hij van
+verbazing terugdeinsde omdat hij in plaats van een krijgsman, het
+gelaat van een zeer schoon meisje zag.</p>
+<div class="figure xd20e8932width" id="p274"><img src="images/p274.jpg"
+alt="Sigurd vindt Brunhild" width="516" height="720">
+<p class="figureHead">Sigurd vindt Brunhild</p>
+<p class="firstpar">J. Wagrez.</p>
+</div>
+<p>Al zijne pogingen om de slaapster te wekken waren echter vergeefsch,
+totdat hij haar wapenrusting had afgedaan, en zij voor hem lag in
+zuiver wit-linnen kleederen, terwijl haar lange haren in gouden golven
+om haar heen vielen. Toen de laatste sluiting van haar rusting
+openging, sloeg zij haar schoone oogen op, die de opgaande zon
+ontmoetten, en eerst met verrukking het prachtig schouwspel begroetend,
+wendde zij zich tot haren bevrijder, en de jonge held en het meisje
+beminden elkander op het eerste gezicht.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen wendde zij zich tot Sigurd, haar oogen ontmoetten
+zijn oog,</p>
+<p class="line">En krachtig en zonder grenzen steeg hunne liefde
+hoog,</p>
+<p class="line">Want beider begeeren kwam samen en hij wist dat zij
+lief hem had.</p>
+<p class="line">En zij sprak tot hem alleenig en haar lippen betuigden
+dat.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Het meisje begon nu aan Sigurd haar geschiedenis te
+vertellen. Haar naam was Brunhild en volgens sommige bronnen was zij de
+dochter van een aardsch koning, die <span class="pagenum">[<a id="pb275" href="#pb275" name="pb275">275</a>]</span>Odin had verheven tot
+den rang van Valkyre. Zij had hem lang trouw gediend, maar eens had zij
+het gewaagd haar eigen wensch boven den zijnen te stellen, toen zij aan
+een jongeren en dus meer sympathieken tegenstander de overwinning gaf
+die Odin een ander had toegedacht.</p>
+<p>Tot straf voor deze daad van ongehoorzaamheid was zij van haar ambt
+ontzet en naar de aarde verbannen, waar zij, volgens besluit van
+Alvader, als ieder ander lid harer sexe zou huwen. Deze uitspraak
+vervulde Brunhilds hart met teleurstelling, want zij vreesde zeer dat
+het haar lot zou zijn zich met een lafaard te verbinden dien zij zou
+verachten. Om deze vrees weg te nemen, bracht Odin haar naar
+Hindarfiall of Hindfel, en haar met den Doren van den Slaap aanrakend,
+opdat zij in onveranderde jeugd en schoonheid de komst van den haar
+bestemden echtgenoot zou afwachten, omringde hij haar met een muur van
+vlammen, waar geen ander dan een held zich doorheen zou wagen.</p>
+<p>Van den top van Hindarfiall wees Brunhild nu aan Sigurd haar
+vroegere woonplaats, te Lymdale of Hunaland, en zeide hem dat hij haar
+daar zou vinden als hij haar als zijn vrouw kwam opeischen; en toen,
+terwijl zij samen op den eenzamen bergtop stonden, deed Sigurd den ring
+Andvaranaut aan haar vinger, ten teeken van hun verloving, en zwoer
+haar alleen te zullen liefhebben zijn heele leven lang.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En van zijn hand trekt Sigurd Andvari&rsquo;s gouden
+ring,</p>
+<p class="line">Niets is er dan de hemel boven hun hoofden, kring</p>
+<p class="line">Die ophoudt noch vernieuwt zich, en steeds een teeken
+is,</p>
+<p class="line">Dat God niet meer verandert, daar hij voleindigd
+is;</p>
+<p class="line">En Sigurd riep: Brunhilde, o hoor mij nu ik zweer</p>
+<p class="line">Dat de zon aan de lucht zal sterven en de dag zijn
+schoon niet meer,</p>
+<p class="line">Als &rsquo;k zoek niet liefd&rsquo; in Lymdale en uw
+geboortehuis,</p>
+<p class="line">En &rsquo;t land waar gij ontwaaktet bij bosch en
+zeegeruisch!</p>
+<p class="line">En zij riep: o Sigurd, Sigurd, hoor mij nu hoe ik
+zweer</p>
+<p class="line">Dat de dag voor goed zal sterven en de zonne praalt
+niet meer,</p>
+<p class="line">Eer &rsquo;k u vergeet, o Sigurd, als bij bosch en
+zeegeruisch</p>
+<p class="line">Ik lig in het land van Lymdale en mijn
+geboortehuis.</p>
+</div>
+<p><span class="pagenum">[<a id="pb276" href="#pb276" name="pb276">276</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De opvoeding van Aslaug.</h3>
+<p class="firstpar">Volgens sommige bronnen scheidden de minnenden, na
+elkander dus trouw te hebben beloofd; maar anderen zeggen dat Sigurd
+Brunhild opzocht en huwde, met wie hij een tijd lang in volkomen geluk
+leefde, totdat hij haar en zijn dochtertje Aslaug moest verlaten. Dit
+kind, als wees achtergebleven, werd door Brunhilds vader groot
+gebracht, die, van huis verdreven, haar in een kunstig vervaardigde
+harp verborg, totdat hij in een ver land kwam en daar vermoord werd
+door een troep boeren wegens het goud dat&mdash;zoo dachten
+zij&mdash;er in zat. Hun verwondering en teleurstelling waren inderdaad
+groot, toen zij het instrument open braken en een klein mooi meisje
+vonden, dat zij voor stom hielden omdat het geen woord wilde zeggen. De
+tijd ging voorbij en het kind, dat zij als een slavin hadden gebruikt,
+groeide op tot een schoone maagd, en zij verwierf de genegenheid van
+den voorbijtrekkenden Viking, Ragnar Lodbrog, Koning van de Denen, aan
+wien zij haar geschiedenis vertelde. De koning voer weg naar andere
+landen om te doen wat het doel van zijn reis was, maar toen een jaar
+was voorbijgegaan, in welken tijd hij veel roem oogstte, kwam hij terug
+en voerde Aslaug weg als zijn bruid.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ze hoord&rsquo; een stem haar welbekend,</p>
+<p class="line">Verwacht in uren zonder end,</p>
+<p class="line">Een krachtig arm haar leest omwond;</p>
+<p class="line">Maar toen haar sidderende mond</p>
+<p class="line">Den hemel van dien kus verliet,</p>
+<p class="line">Ontging haar in zijn oogen niet</p>
+<p class="line">De jonge trots, de hoop, de min;</p>
+<p class="line">Nu wist zij; dit was slecht begin,</p>
+<p class="line">En beiden zouden gaan, gelijk</p>
+<p class="line">Nu saam langs &rsquo;t strand, door &rsquo;t leven
+rijk.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>De opvoeding van Aslaug (William
+Morris).</i></p>
+<div class="figure xd20e9016width" id="p276"><img src="images/p276.jpg"
+alt="Odin en Brunhild" width="460" height="720">
+<p class="figureHead">Odin en Brunhild</p>
+<p class="firstpar">K. Dielitz.</p>
+</div>
+<p>In het verdere van de geschiedenis van Sigurd en Brunhild wordt ons
+echter medegedeeld, dat de jonge man avonturen ging zoeken in de groote
+wereld, waar <span class="pagenum">[<a id="pb277" href="#pb277" name="pb277">277</a>]</span>hij, als een echte held, beloofd had het onrecht
+te bestrijden en de vaderloozen en verdrukten te verdedigen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Niblungen.</h3>
+<p class="firstpar">In het verloop van zijn zwerftochten kwam Sigurd in
+het land van de Niblungen, het land van voortdurenden nevel, waar Giuki
+en Grimhild koning en koningin waren. Vooral de laatste was te vreezen,
+daar zij goed thuis was in magische kunst, en tooveren kon en
+wonderlijke dranken brouwen die de kracht hadden den drinker in
+tijdelijke vergetelheid te dompelen en te dwingen haren wil te
+doen.</p>
+<p>De koning en koningin hadden drie zonen, Gunnar, H&ouml;gni, en
+Guttorm, die dappere jonge mannen waren, en een dochter, Goedroen, het
+liefste en het mooiste van alle meisjes. Allen heetten Sigurd hartelijk
+welkom, en Giuki noodigde hem uit eenigen tijd te toeven. De
+uitnoodiging was zeer aangenaam na zijn langen zwerftocht, en Sigurd
+was blij te kunnen blijven en aan de genietingen en de bezigheden van
+de Niblungen te kunnen deelnemen. Hij vergezelde hen naar den oorlog,
+en onderscheidde zich z&oacute;&oacute; door zijn moed, dat hij de
+bewondering van Grimhild verwierf en zij besloot hem voor haar dochter
+als man te nemen. Op zekeren dag brouwde zij dus een van haar
+tooverdranken en toen hij uit de hand van Goedroen deze had gedronken,
+vergat hij Brunhild en zijn beloofde trouw geheel, en al zijn liefde
+was overgegaan op de dochter van den koning.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">En &rsquo;t werd opeens met Sigurd of in zijn hart de
+min</p>
+<p class="line">Voor Brunhild nooit geleefd had, nu hij zag de
+koningin;</p>
+<p class="line">Brunhilds geliefde wezen was hem een vuur, gedoofd,</p>
+<p class="line">Schonk hem geen smart of vreugde, begunstigd en
+beroofd.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Ofschoon hij wel een vage vreeze had dat hij een
+feit in het verleden, hetwelk zijn gedrag moest regelen, had vergeten,
+dong Sigurd naar Goedroens hand en <span class="pagenum">[<a id="pb278"
+href="#pb278" name="pb278">278</a>]</span>kreeg haar, en hun huwelijk
+werd gevierd temidden van de vreugde des volks, dat den jongen held
+innig lief had. Sigurd gaf zijn bruid iets van Fafnir&rsquo;s hart te
+eten, en op het oogenblik toen zij het proefde, werd haar natuur
+veranderd, en zij begon koud en zwijgend te worden tegenover allen
+behalve hem. Om zijn verbintenis met de twee oudste Giukings (zooals de
+zonen van Giuki genoemd werden) hechter te maken, ging Sigurd met hen
+in den &ldquo;oordeelring&rdquo;, en de drie jonge mannen staken een
+zode die op een schild werd gelegd waaronder zij stonden, terwijl zij
+hun rechterarmen ontblootten en licht verwondden, en hun bloed zich
+lieten vermengen met de versche aarde. Toen zij eeuwige vriendschap
+gezworen hadden, werd de zode weer op haar plaats gelegd.</p>
+<div class="figure xd20e9047width" id="p278"><img src="images/p278.jpg"
+alt="Aslaug" width="490" height="720">
+<p class="figureHead">Aslaug</p>
+<p class="firstpar">Gertrude Demain Hammond, R. I.</p>
+</div>
+<p>Maar ofschoon Sigurd zijn vrouw liefhad en een ware broederlijke
+genegenheid voor haar broeders koesterde, kon hij zijn kwellend gevoel
+van gedruktheid niet kwijt raken en men zag hem zelden zoo blij
+glimlachen als voorheen. Giuki was nu gestorven, en zijn oudste zoon,
+Gunnar, regeerde in zijn plaats. Daar de jonge koning ongehuwd was,
+bezwoer Grimhild, zijn moeder, hem een vrouw te nemen, zeggend dat geen
+meer waardig scheen de Koningin der Niblungen te worden dan Brunhild,
+die, zooals men vertelde, in een gouden hal zat, door vlammen omringd,
+waaruit zij, zooals zij verklaard had, enkel wilde weggaan om den held
+te huwen die, haar ter wille, het vuur durfde trotseeren.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Gunnars krijgslist.</h3>
+<p class="firstpar">Gunnar maakte zich onmiddellijk gereed om dit
+meisje te zoeken, en gesterkt door een van de tooverdranken van zijn
+moeder en aangemoedigd door Sigurd, die hem vergezelde, had hij goed
+vertrouwen op welslagen. Maar toen hij den top van den berg bereikte en
+in het vuur <span class="pagenum">[<a id="pb279" href="#pb279" name="pb279">279</a>]</span>wilde rijden, ging zijn ros verschrikt terug en
+hij kon het er niet toe krijgen nog een stap te doen. Ziende dat het
+paard van zijn makker geen teeken van vrees toonde, vroeg hij Sigurd er
+om, maar ofschoon Grijsvel Gunnar op zijn rug duldde, bewoog hij zich
+niet, omdat zijn meester niet op hem zat.</p>
+<p>Aangezien Sigurd nu den Helm van den Schrik droeg, en Grimhild
+Gunnar een tooverdrank had gegeven in geval dit noodig zou zijn, was
+het voor de wachters mogelijk hun gestalte en gelaatstrekken te ruilen,
+en, ziende dat Gunnar niet kon doordringen in den vlammenmuur, stelde
+Sigurd voor het uiterlijk van Gunnar aan te nemen en de bruid voor hem
+te nemen. De koning was zeer teleurgesteld, maar daar geen andere keuze
+overbleef steeg hij af en de noodzakelijke ruiling was spoedig gedaan.
+Toen besteeg Sigurd Grijsvel in de gedaante van zijn makker, en nu
+toonde het paard niet de minste aarzeling, maar sprong in de vlammen
+zoodra hij zijn teugel aanraakte, en bracht weldra zijn berijder naar
+het kasteel, waar, in de groote hal, Brunhild zat. Zij herkenden
+elkander niet: Sigurd niet van wege de betoovering van Grimhild:
+Brunhild van wege het veranderd uiterlijk van haren minnaar.</p>
+<p>De maagd schikte angstig terug voor den donkerharigen indringer,
+want zij had het onmogelijk geacht dat een ander dan Sigurd zou kunnen
+rijden door den vlammencirkel. Maar zij kwam met vreugde haren bezoeker
+te gemoet, en toen hij zeide dat hij gekomen was om haar te huwen,
+stond zij hem toe de plaats van echtgenoot aan hare zijde in te nemen,
+want zij was gehouden door een plechtig bevel dat zij als echtgenoot
+zou aannemen dengene die haar dus door de vlammen zou opzoeken.</p>
+<p>Sigurd bleef drie dagen bij Brunhild, en zijn ontbloot zwaard lag
+tusschen hem en zijn bruid. Dit zonderling gedrag wekte de
+nieuwsgierigheid van het meisje, waarom <span class="pagenum">[<a id="pb280" href="#pb280" name="pb280">280</a>]</span>Sigurd haar vertelde
+dat de goden hem hadden bevolen zoo zijn bruiloft te vieren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ze hadden &eacute;&eacute;n bed te zamen; waar de
+voedsterbroeder lei</p>
+<p class="line">&rsquo;t Blauw slagzwaard tusschen zich zelven en haar
+die lag aan zijn zij,</p>
+<p class="line">En zij keek en lett&rsquo; er op gansch niet; maar als
+met dooden geschiedt,</p>
+<p class="line">Lag zij met gevouwen handen, bewoog dien nacht zich
+niet,</p>
+<p class="line">En z&oacute;&oacute; stil lag het Beeld van Gunnar als
+&eacute;&eacute;n wien het leven verging.</p>
+<p class="line">En de handen vouwde hij samen wijl hij wachtte de
+schemering,</p>
+<p class="line">Zoo kunt ge bij maanlicht in kerk soms wel zien: uw
+voorgeslacht</p>
+<p class="line">Dat gansch, en mannen en vrouwen, den nieuwen dag
+verwacht.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Toen de vierde morgen lichtte, trok Sigurd den ring
+Andvaranaut van Brunhilds hand, deed er een ander voor in de plaats en
+kreeg haar plechtige toezegging dat zij binnen tien dagen zou
+verschijnen aan het hof der Niblungen om hare plichten als koningin en
+trouwe echtgenoote te aanvaarden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Ik dank u, vorst, voor uw goedheid, ik neem uw
+liefdewoord aan,</p>
+<p class="line">Zeg tot uw volk mijn gelofte; maar eer tien dagen
+vergaan,</p>
+<p class="line">Kom ik zelf tot der Niblungen zonen, dan scheiden wij
+niet meer,</p>
+<p class="line">Tot ons roepen Odin en Freya bij onzer dagen keer.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Toen de belofte gegeven was, ging Sigurd weer uit
+het paleis, door de asch, en kwam bij Gunnar, met wien hij, na het
+succes van zijn poging verteld te hebben, snel weer van gedaante
+wisselde. De helden richtten toen hunne paarden huiswaarts, en enkel
+aan Goedroen openbaarde Sigurd het geheim van haars broeders vrijage,
+en hij gaf haar den noodlottigen ring, weinig verdacht op de vele
+ellende die hij zou veroorzaken.</p>
+<div class="figure xd20e9101width" id="p280"><img src="images/p280.jpg"
+alt="Sigurd en Gunnar" width="720" height="489">
+<p class="figureHead">Sigurd en Gunnar</p>
+<p class="firstpar">J. C. Dollman.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De komst van Brunhild.</h3>
+<p class="firstpar">Trouw aan haar belofte verscheen Brunhild tien
+dagen later, en terwijl zij plechtig het huis zegende dat zij op het
+punt was binnen te treden, begroette zij Gunnar vriendelijk, en stond
+hem toe haar te geleiden naar de groote hal, waar Sigurd naast Goedroen
+zat. De <span class="pagenum">[<a id="pb281" href="#pb281" name="pb281">281</a>]</span>Volsung keek op, en toen hij Brunhilds
+verwijtende blikken ontmoette, was Grimhild&rsquo;s betoovering
+gebroken en het verleden kwam terug in een vloed van bittere
+herinnering. Het was echter te laat, beiden waren in eere gebonden, hij
+aan Goedroen en zij aan Gunnar, die zij lijdelijk volgde naar den
+hoogen zetel om naast hem te zitten, terwijl de skalden het koninklijk
+paar onderhielden met de melodie&euml;n van hun land.</p>
+<p>De dagen gingen voorbij en Brunhild bleef voor het uiterlijk
+onverschillig, maar haar hart was heet van toorn, en dikwijls sloop zij
+uit het paleis van haar echtgenoot naar het woud, waar zij lucht kon
+geven aan haar smart in de eenzaamheid.</p>
+<p>Intusschen merkte Gunnar de koude onverschilligheid van zijn vrouw
+voor zijn liefdesbetuigingen, en begon jaloersche vermoedens te
+krijgen, zich verwonderend of Sigurd eerlijk de ware geschiedenis van
+de vrijage verteld had, en vreezend dat hij partij had getrokken van
+zijn positie om Brunhilds liefde te winnen. Sigurd alleen ging
+ongestoord zijn weg, enkel strijdend tegen tirannen en onderdrukkers,
+en allen opvroolijkend door zijn vriendelijke woorden en
+glimlachen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De twist der koninginnen.</h3>
+<p class="firstpar">Op zekeren dag gingen de koninginnen naar den Rijn
+om te baden, en toen zij in het water zouden gaan, eischte Goedroen den
+voorrang op grond van haars mans dapperheid. Brunhild weigerde te geven
+wat zij haar recht meende, en een twist volgde, waarin Goedroen haar
+schoonzuster beschuldigde haar trouw niet te hebben bewaard, terwijl
+zij den ring Andvaranaut voor den dag haalde om haar aanklacht te
+staven. Het gezicht van den noodlottigen ring in de hand van hare
+mededingster verpletterde Brunhild en zij vluchtte naar huis en lag in
+sprakelooze smart den eenen dag na den anderen <span class="pagenum">[<a id="pb282" href="#pb282" name="pb282">282</a>]</span>totdat allen dachten dat zij sterven moest. Te
+vergeefs zochten Gunnar en de leden van de koninklijke familie haar om
+beurten op en smeekten haar te spreken; zij wilde geen woord uiten,
+totdat Sigurd kwam en naar de oorzaak van haar onzegbaar verdriet
+vroeg. Toen, als een lang tegengehouden stroom, barstten haar liefde en
+boosheid los, en zij overlaadde den held met verwijten, totdat zijn
+hart z&oacute;&oacute; door droefheid over haar smart opzwol, dat de
+dichte banden van zijn sterke wapenrusting los gingen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Uit ging Sigurd</p>
+<p class="line">Van dat gesprek</p>
+<p class="line">In de hal der vorsten,</p>
+<p class="line">Door angst gefolterd;</p>
+<p class="line">Het ijzeren kleed</p>
+<p class="line">Des dapperen strijders</p>
+<p class="line">Van zijn lichaam.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e9142"
+title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> Edda.</i></p>
+<div class="figure xd20e9147width" id="p282"><img src="images/p282.jpg"
+alt="De Dood van Sigurd" width="512" height="720">
+<p class="figureHead">De Dood van Sigurd</p>
+<p class="firstpar">Patten Wilson.</p>
+</div>
+<p>Geen woorden waren in staat den droevigen toestand te verbeteren, en
+Brunhild weigerde er notitie van te nemen toen Sigurd aanbood Goedroen
+te laten loopen, zeggende als zij hem prijs gaf, dat hij niet ontrouw
+jegens Gunnar zou zijn. De gedachten dat twee levende mannen haar vrouw
+hadden genoemd, was niet te dragen voor haren trots, en den volgenden
+keer, toen haar echtgenoot hare aanwezigheid zocht, smeekte zij hem
+Sigurd te dooden, dus zijn jaloezie en achterdocht versterkend. Hij
+wilde echter niet gewelddadig met Sigurd te werk gaan wegens hun eed
+van vriendschap, en zoo wendde zij zich tot H&ouml;gni om hulp. Ook hij
+wenschte zijn eed niet te schenden, maar hij bracht Guttorm, door
+middel van veel overreding en een van Grimhild&rsquo;s dranken er toe,
+om de lafhartige daad te ondernemen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De dood van Sigurd.</h3>
+<p class="firstpar">Dus, in het holle van den nacht, sloop Guttorm in
+Sigurds kamer, een wapen in de hand; maar toen <span class="pagenum">[<a id="pb283" href="#pb283" name="pb283">283</a>]</span>hij
+zich over het bed heen boog zag hij Sigurds heldere oogen op zich
+gericht en vluchtte overhaast. Later keerde hij terug en het tooneel
+herhaalde zich; maar toen hij tegen den morgen voor de derde maal
+binnensloop, vond hij den held in slaap en dreef verraderlijk zijn
+speer door zijn rug.</p>
+<p>Ofschoon ten doode gewond, hief Sigurd zich in bed op en zijn
+beroemd zwaard dat naast hem hing grijpend, wierp hij het met al de
+kracht die nog in hem over was naar den vluchtenden moordenaar en hieuw
+hem in twee&euml;n toen hij de deur bereikte. Toen, met een laatst
+gefluisterd vaarwel aan de verschrikte Goedroen zonk Sigurd achterover
+en blies den laatsten adem uit.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line xd20e1504">&ldquo;Treur niet, o Goedroen, de slag is het
+leste kwaad,</p>
+<p class="line">Vrees wijkt uit het Niblungen huis, terwijl deze morgen
+naakt,</p>
+<p class="line">Leef rustig, geliefde vrouw, ongekweld nu en
+onverzaakt.&rdquo;</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">&ldquo;Het is Brunhild&rsquo;s bedrijf, dit deed de
+vrouw die mij mint,&rdquo;</p>
+<p class="line">Zoo zuchtte hij zacht, &ldquo;er is niets dat nu reden
+tot wroeging meer vindt;</p>
+<p class="line">Ik heb veel in mijn dagen gedaan, en mijn liefde en dit
+al wordt gelegd</p>
+<p class="line">In de opene hand van Odin, tot dan komt het laatste
+gerecht.</p>
+<p class="line">&rsquo;k Heb gewerkt en ik doe &rsquo;t niet te niet,
+ik gaf en neem het niet weer,</p>
+<p class="line">Zijt gij anders dan ik, Alvader, en oogst gij vergeefs
+mijn eer?&rdquo;</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar">Sigurds zoontje werd op het zelfde oogenblik
+vermoord en de arme Goedroen treurde over hare dooden met zwijgende
+smart, zonder tranen; terwijl Brunhild luid lachte, waardoor zij den
+toorn van Gunnar opwekte, die er te laat berouw over had, dat hij geen
+middelen had beraamd om de verschrikkelijke daad af te wenden.</p>
+<p>De smart der Niblungen uitte zich in een openbare lijkplechtigheid
+die weldra werd gehouden. Een groote houtstapel werd opgericht,
+waarheen kostbare behangsels, versche bloemen en schitterende wapenen
+werden gebracht, zooals de gewoonte was bij de begrafenis van een vorst
+en toen deze droeve toebereidselen plaats vonden, was Goedroen het
+voorwerp van de teedere <span class="pagenum">[<a id="pb284" href="#pb284" name="pb284">284</a>]</span>bezorgdheid der vrouwen, die,
+vreezend dat haar hart zou breken, de sluizen harer tranen trachtten te
+openen door haar de bittere smarten te vertellen, die zij hadden
+gekend, terwijl een haar verhaalde hoe ook zij alles had verloren wat
+haar dierbaar was. Maar deze pogingen om haar aan het schreien te
+krijgen waren volkomen vergeefsch, totdat zij ten slotte het hoofd van
+haar man in haar schoot legden en haar zeide dat zij hem moest kussen
+alsof hij nog in leven was; toen begonnen hare tranen in stroomen te
+vloeien.</p>
+<p>Ook bij Brunhild trad weldra de reactie in; al haar wrok was
+vergeten toen zij het lichaam van Sigurd op den brandstapel zag gelegd,
+alsof hij klaar was tot den strijd in gepolijste rusting, met den Helm
+van Schrik op zijn hoofd, en vergezeld van zijn paard, dat met hem
+verbrand zou worden, alsook van velen zijner trouwe knechten, die zijn
+verlies niet wilden overleven. Zij trok zich terug in haar vertrek, en
+na haar bezittingen onder hare kameniers verdeeld te hebben, trok zij
+haar rijkste gewaad aan en doorstak zich zelf toen zij op haar bed lag
+uitgestrekt.</p>
+<div class="figure xd20e9194width" id="p284"><img src="images/p284.jpg"
+alt="Het einde van Brunhild" width="532" height="720">
+<p class="figureHead">Het einde van Brunhild</p>
+<p class="firstpar">J. Wagrez.</p>
+</div>
+<p>Het nieuws bereikte al spoedig Gunnar, die haastig naar zijn vrouw
+ging en nog juist bij tijds kwam om den laatsten wil van de stervende
+te vernemen: dat men haar zou leggen naast den held, dien zij liefhad,
+met het schitterende, ontbloote zwaard tusschen hen in, zooals het had
+gelegen toen hij haar bij volmacht had gevrijd. Toen zij haar laatsten
+adem had uitgeblazen, werden deze wenschen stipt uitgevoerd, en haar
+lichaam werd met dat van Sigurd verbrand onder de klachten van al de
+Niblungen.</p>
+<p>In Richard Wagners verhaal van &ldquo;De Ring&rdquo; is Brunhilds
+einde meer schilderachtig. Op haar paard gestegen, evenals toen zij
+haar oorlogsmeisjes op bevel van Odin aanvoerde, reed zij in de vlammen
+die van den grooten <span class="pagenum">[<a id="pb285" href="#pb285"
+name="pb285">285</a>]</span>brandstapel opstegen, en verdween voor
+immer uit het gezicht der menschen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zij zijn weg, de machtigen, goeden, de hoop van het
+wereldrond,</p>
+<p class="line">Het zal zwoegen en dragen zijn lasten als voor hun
+geboortestond:</p>
+<p class="line">Het zal zuchten in blinde kloven om den dag toen Sigurd
+ging heen</p>
+<p class="line">En het uur dat Brunhild zich spoedde, en de dag die op
+dooden scheen,</p>
+<p class="line">Het zal smeeken, vaak worden geholpen en vergeten hun
+daden niet meer</p>
+<p class="line">Tot de nieuwe zon schijnt op Balder en de zalige
+stranden neer.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">De doodsscene van Sigurd (Siegfried) is veel
+machtiger in het Niblungenlied. In de Teutonische vertolking lokt zijn
+verraderlijke vijand hem van een jachtpartij in het bosch om zijn dorst
+aan een beek te lesschen, waar hij hem door den rug stoot met een
+speer. Zijn lichaam werd vandaar naar huis gedragen door de jagers en
+aan de voeten van zijn vrouw gelegd.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De vlucht van Goedroen.</h3>
+<p class="firstpar">Goedroen, nog ontroostbaar en verfoeiend het
+geslacht, dat haar verraderlijk van alle levensvreugde had beroofd,
+vluchtte uit haars vaders huis en zocht een schuilplaats bij Elf,
+Sigurds voedstervader, die, na den dood van Hiordis, Thora, de dochter
+van koning Hakon had gehuwd. De twee vrouwen werden groote vriendinnen
+en hier vertoefde Goedroen vele jaren, terwijl zij zich bezighield met
+het borduren op een tapijt der groote daden van Sigurd, en zij zorgde
+voor haar dochtertje Swanhild, wier heldere oogen haar levendig den
+echtgenoot herinnerden, dien zij verloren had.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Atli, koning van de Hunnen.</h3>
+<p class="firstpar">Intusschen had Atli, Brunhilds broeder, die nu
+koning van de Hunnen was, naar Gunnar gezonden om verzoening van zijn
+zusters dood te vragen; en om aan zijn eischen te voldoen had Gunnar
+beloofd dat, wanneer hare jaren van weduwschap voorbij waren, hij hem
+Goedroens hand <span class="pagenum">[<a id="pb286" href="#pb286" name="pb286">286</a>]</span>zou geven. De tijd verliep, en Atli vroeg de
+vervulling van zijn belofte, waarom de Niblungbroeders, met hun moeder
+Grimhild, de lang afwezige prinses gingen zoeken, en met behulp van den
+tooverdrank dien Grimhild had klaar gemaakt, slaagden zij er in
+Goedroen over te halen de kleine Swanhild in Denemarken te laten en de
+vrouw van Atli te worden in het land der Hunnen.</p>
+<p>Niettemin verachtte Goedroen haren echtgenoot, wiens hebzuchtige
+neigingen haar zeer tegen de borst stuitten; en zelfs de geboorte van
+twee zonen, Erp en Eitel, troostte haar niet over den dood van haar
+geliefde en de afwezigheid van Swanhild. Hare gedachten waren steeds
+bij het verleden, en zij sprak er dikwijls over, weinig vermoedend dat
+hare beschrijvingen van den rijkdom der Niblungen Atli&rsquo;s begeerte
+had opgewekt, en dat hij in het geheim een voorwendsel zocht om er
+beslag op te leggen.</p>
+<p>Atli besloot ten slotte Knefrud of Wingi, een van zijn dienaren, te
+zenden, om de Niblung-vorsten uit te noodigen tot een bezoek aan zijn
+hof, terwijl hij voornemens was hen te vermoorden als hij hen in zijn
+macht had; maar Goedroen, die zijn bedoeling doorzag, zond een
+runeboodschap aan hare broeders, tegelijk met den ring Andvaranaut,
+waar zij een wolfshaar omheen had gewonden. Onderweg echter wischte de
+bode de runen ten deele uit en veranderde dus hun zin; en toen hij voor
+de Niblungen verscheen, nam Gunna de uitnoodiging aan, in weerwil van
+H&ouml;gni&rsquo;s en Grimhilds waarschuwingen en een voorspellenden
+droom van Glaumvor, zijn tweede vrouw.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het begraven van den Niblungenschat.</h3>
+<p class="firstpar">V&oacute;&oacute;r zijn vertrek besloot Gunnar
+echter eerst heimlijk den Niblungenschat te begraven in den Rijn, en
+hij liet hem in een diep gat in de bedding van de rivier zinken,
+<span class="pagenum">[<a id="pb287" href="#pb287" name="pb287">287</a>]</span>terwijl alleen de koninklijke broeders de plaats
+wisten, die zij&mdash;zoo beloofden zij onder een plechtigen
+eed&mdash;nooit aan iemand zouden openbaren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen viel in drukke wieling het roode Goud, gelijk</p>
+<p class="line">Een vlam in grauwen morgen glansde de schat van
+&rsquo;t rijk,</p>
+<p class="line">Toen stroomd&rsquo; er boven &rsquo;t water, het schuim
+en &rsquo;t water zwart</p>
+<p class="line">Spatte op toen &rsquo;t Goud er neerzonk tegen den
+rotswand hard.</p>
+<p class="line">Voor goed onzichtbaar werd het, een wonder en een
+sprook</p>
+<p class="line">Tot d&rsquo; allerlaatste zanger zal zijn verdwenen
+ook.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het verraad van Atli.</h3>
+<p class="firstpar">In krijgsgewaad reed toen de koninklijke stoet uit
+de stad der Niblungen, die zij nooit zouden weerom zien, en na vele
+avonturen betraden zij het land van de Hunnen en kwam in Atli&rsquo;s
+hal, waar zij, bespeurend dat zij er waren ingeloopen, den verrader
+Knefrud vermoordden, en zich toebereidden om hun levens zoo duur
+mogelijk te verkoopen.</p>
+<p>Goedroen haastte zich om hen met een teedere omhelzing welkom te
+heeten, en, ziende dat zij moesten vechten, greep zij een wapen en
+hielp hen dapper in de hevige moordpartij die volgde. Na den eersten
+aanval hield Gunnar er den moed bij zijn mannen in door op zijn harp te
+spelen, die hij ter zijde legde als de aanvallen werden vernieuwd.
+Driemalen braveerden de dappere Niblungen den aanval van de Hunnen,
+totdat allen, behalve Gunnar en H&ouml;gni, waren omgekomen, en de
+koning en zijn broeder, gewond, verzwakt en moe, in de handen hunner
+vijanden vielen, die hen, stevig vastgebonden, in een gevangenis
+wierpen om hun dood af te wachten.</p>
+<p>Atli had zich wijslijk onthouden van eenig werkzaam aandeel aan het
+gevecht te nemen, en hij had nu zijn zwagers beurt voor beurt voor zich
+laten brengen, en hun de vrijheid beloofd als zij de plaats openbaarden
+waar de gouden schat verborgen was; maar zij bewaarden fier het
+stilzwijgen, en eerst na veel marteling sprak Gunnar, <span class="pagenum">[<a id="pb288" href="#pb288" name="pb288">288</a>]</span>zeggend dat hij een plechtigen eed had gezworen,
+dat hij zoo lang H&ouml;gni leefde nooit het geheim vertellen zou. Ter
+zelfder tijd zeide hij, dat hij enkel zou gelooven aan den dood van
+zijn broeder als zijn hart hem op een schotel gebracht werd.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Met een vreeslijke stem riep Gunnar: o Dwaas, hoe is u
+vertrouwd,</p>
+<p class="line">Wie won den schat in &rsquo;t verleden en de rosse
+ringen van goud?</p>
+<p class="line">Het was Sigurd, het kind der Volsungs, de beste der
+besten was &rsquo;t,</p>
+<p class="line">Hij reed van het Noord en de bergen, en werd mijn
+zomergast,</p>
+<p class="line">Mijn vriend, mijn bezworen broeder, hij reed door het
+wuivend vuur,</p>
+<p class="line">En won mij der Glorie Vorstinne, en schonk mijn
+verlangst mij dat uur,</p>
+<p class="line">Hij was de roem der wereld, de hoop van die werden
+gekneld,</p>
+<p class="line">De steun der simple lieden, de hamer der sterken, de
+held;</p>
+<p class="line">Ja, vaak in de toekomst vertelt men &rsquo;t verhaal
+van wat hij deed,</p>
+<p class="line">En ik, ook ik, zal &rsquo;t vertellen, als komt den
+Niblungen Leed;</p>
+<p class="line">Want ik zat &rsquo;s nachts in mijn rusting, en toen
+&rsquo;t licht was ver over &rsquo;t land,</p>
+<p class="line">Versloeg ik Sigurd, mijn broeder, en keek naar het werk
+mijner hand.</p>
+<p class="line">En nu, o machtig&rsquo; Atli, heb &rsquo;k gezien des
+Niblungen val</p>
+<p class="line">Hoe de voet van een zwakken lafaard Gunnars nek
+vertreden zal;</p>
+<p class="line">En als mij de goden misgunnen den vrede, waarnaar ik
+dorst.</p>
+<p class="line">Laat mij zien het hart van H&ouml;gni, gerukt uit zijn
+levende borst</p>
+<p class="line">En gelegd op den schotel v&oacute;&oacute;r mij, dan
+zal ik zeggen van &rsquo;t Goud,</p>
+<p class="line">En worden uw knecht die zijn krachten voor u
+beschikbaar houdt.</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Door nood gedrongen gaf Atli onmiddellijk bevel dat
+H&ouml;gni&rsquo;s hart zou worden gebracht, maar zijn knechten, bang
+om de hand te slaan aan zulk een verschriklijken krijgsman, vermoordden
+den lafhartigen kok Hialli. Het trillende hart van dezen armen kerel
+ontlokte verachtelijke woorden aan Gunnar, die verklaarde dat zulk een
+vreesachtig lichaamsdeel nooit aan zijn moedigen broeder kon hebben
+behoord. Atli gaf wederom toornige bevelen, en nu werd het niet-bevende
+hart van H&ouml;gni gebracht, waarop Gunnar, zich tot den vorst
+wendend, plechtig zwoer dat, daar het geheim nu bij hem alleen
+berustte, het nooit openbaar zou worden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De laatste der Niblungen.</h3>
+<p class="firstpar">Bleek van toorn beval de koning zijn knechten
+Gunnar met gebonden handen in een hol met vergiftige slangen
+<span class="pagenum">[<a id="pb289" href="#pb289" name="pb289">289</a>]</span>te werpen; maar dit verschrikte den moedigen
+Niblung niet, en toen men hem uit spot zijn harp had nageworpen, zat
+hij kalm in den put, spelend met zijn teenen en al de reptielen op
+&eacute;&eacute;n na in slaap wiegend. Men zeide dat Atli&rsquo;s
+moeder de gedaante van een slang had aangenomen, en dat zij het was,
+die hem nu in de zijde beet en zijn triomfanten zang voor goed tot
+zwijgen bracht.</p>
+<p>Om zijn triomf te vieren, richtte Atli nu een groot feest aan, en
+beval Goedroen klaar te zijn om hem af te wachten. Aan dit banket at en
+dronk hij smakelijk, weinig vermoedend dat zijn broeder zijn beide
+zonen had verslagen en hun gebraden harten had opgediend en hun bloed
+vermengd had met wijn in bekers, die van hun schedels waren gemaakt. Na
+eenigen tijd werden de koning en zijn gasten dronken, toen Goedroen,
+overeenkomstig &eacute;&eacute;n overlevering van het verhaal, het
+paleis in brand stak, en, toen de dronken mannen opstonden, te laat om
+te ontsnappen, vertelde zij wat zij had gedaan, en, na eerst haren man
+doorstoken te hebben, kwam zij kalm om met de Hunnen in de vlammen. Een
+andere overlevering zegt, dat zij Atli vermoordde met Sigurds zwaard
+en, na zijn lichaam op een schip te hebben gezet, dat zij liet
+wegdrijven, wierp zij zich in zee en verdronk.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Al sprekende breidde zij d&rsquo; armen en sprong van
+het land in zee,</p>
+<p class="line">En zij kon niet wederkeeren, want de golven voerden
+haar mee,</p>
+<p class="line">En hun wil is haar wil voortaan en wie kent der
+waat&rsquo;ren vloed</p>
+<p class="line">En het bed waar Goedroen sluimert en den tijd die nog
+komen moet?</p>
+</div>
+<p class="firstpar">Overeenkomstig een derde en zeer afwijkende
+overlevering verdronk Goedroen niet, maar werd door de golven naar het
+land gevoerd waar Jonakur koning was. Daar werd zij zijn vrouw en de
+moeder van drie zonen, S&ouml;rli, Hamdir en Erp. Zij kreeg bovendien
+haar geliefde dochter Swanhild terug, die intusschen tot een mooi
+meisje van huwbaren leeftijd was opgegroeid. <span class="pagenum">[<a id="pb290" href="#pb290" name="pb290">290</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Swanhild.</h3>
+<p class="firstpar">Swanhild werd uitgehuwlijkt aan Ermenrich, koning
+van Gothland, die zijn zoon Randwer en een van zijn knechten, Sibich,
+zond om zijn bruid naar zijn rijk te voeren. Sibich was een verrader en
+hij had een plan gesmeed tot uitroeiing van de koninklijke familie
+opdat hij zelf het rijk mocht krijgen; dus beschuldigde hij Randwer dat
+hij getracht had de genegenheid van zijn jonge stiefmoeder te
+verwerven. Deze beschuldiging maakte Ermenrich z&oacute;&oacute; boos,
+dat hij het bevel gaf zijn zoon op te hangen en Sigurd te doen
+doodtrappen onder de pooten van wilde paarden. De schoonheid van deze
+dochter van Sigurd en Goedroen echter was van dien aard, dat zelfs de
+wilde paarden er niet toe gebracht konden worden om haar leed te doen,
+totdat zij onder een groot kleed verborgen werd waarna zij haar
+doodtrapten onder hun wreede hoeven.</p>
+<p>Toen zij het lot van haar geliefde dochter vernam, riep Goedroen
+hare drie zonen bij zich en deed hen een rusting en wapenen aan waarop
+enkel steen invloed had, en beval hen te vertrekken en hun vermoorde
+zuster te wreken, waarna zij van verdriet stierf, en op een grooten
+brandstapel werd verbrand.</p>
+<p>De drie jongelingen, S&ouml;rli, Hamdir en Erp, gingen naar
+Ermenrichs rijk, maar eer zij hunne vijanden ontmoetten, bespotten de
+twee oudsten, die Erp te jong vonden om hen bij te staan, dezen om zijn
+kleinheid, en vermoordden hem ten slotte. S&ouml;rli en Hamdir vielen
+toen Ermenrich aan, hieuwen zijn handen en voeten af, en zouden hem
+vermoord hebben als niet een eenoogig vreemdeling plotseling was
+verschenen en de omstanders had aangespoord de jonge mannen met steenen
+te werpen. Zijn bevelen werden onmiddellijk uitgevoerd en S&ouml;rli en
+Hamdir vielen weldra onder den regen van steenen, die, zooals wij
+gezien hebben, alleen in staat waren hen te deren. <span class="pagenum">[<a id="pb291" href="#pb291" name="pb291">291</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Gij hoordet vroeger van Sigurd hoe hij Gods vervolgers
+sloeg;</p>
+<p class="line">Hoe uit de donk&rsquo;re diepten het goud der
+wat&rsquo;ren hij droeg,</p>
+<p class="line">Hoe hij wekte de liefste in de bergen en wekte Brunhild
+schoon,</p>
+<p class="line">En toefd&rsquo; een tijdlang op aard&rsquo; en droeg
+onder allen de kroon,</p>
+<p class="line">Gij hoordet van &rsquo;t Nevelvolk en de diepe
+schemering,</p>
+<p class="line">En hoe de wereld verstoord werd en Sigurd
+onderging,</p>
+<p class="line">Nu kent gij der Niblungen nooden en wat kwam toen trouw
+werd bespot,</p>
+<p class="line">Ook het sterven van vorsten en prinsen, en de smart van
+Odin den Goth.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Verklaring van de sage.</h3>
+<p class="firstpar">Sommige geleerden beweren dat deze geschiedenis van
+de Volsungs een reeks van zonnemythen is, waarin Sigi, Reri, Volsung,
+Sigmund en Sigurd om beurten den aanbrekenden dag personifieeren. Zij
+zijn allen gewapend met onoverwinnelijke zwaarden, de zonnestralen, en
+reizen allen door de wereld, vechtend tegen hun vijanden, de demonen
+van koude en duisternis. Sigurd, evenals Balder, wordt door allen
+bemind; hij huwt Brunhild, het schemeringmeisje, die hij midden in de
+vlammen vindt, en van wie hij weggaat om haar enkel weer te vinden als
+zijn loopbaan ge&euml;indigd is. Zijn lichaam wordt verbrand op den
+brandstapel, die, evenals die van Balder, &ograve;f de ondergaande zon
+&ograve;f de laatste vlam van den zomer voorstelt, waarvan hij ook het
+type is. Het dooden van Fafnir symboliseert de vernietiging van den
+demon van koude of duisternis, die gestolen heeft den gouden schat van
+den zomer of de gele stralen van de zon.</p>
+<p>Volgens andere geleerden is deze sage gegrond op de geschiedenis.
+Atli is de wreede Attila, de &ldquo;Geesel Gods&rdquo;, terwijl Gunnar
+is Gundicarius, een Bourgondisch vorst, wiens rijk verwoest werd door
+de Hunnen, en die met zijn broeders vermoord werd in 451. Goedroen is
+de Bourgondische prinses Ildico, die haar man in haar huwelijksnacht
+vermoordde, zooals reeds gemeld is, terwijl zij het schitterend zwaard
+gebruikte, dat eens aan den zonnegod behoord had, om haar vermoorde
+bloedverwanten te wreken. <span class="pagenum">[<a id="pb292" href="#pb292" name="pb292">292</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch27" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XXVII: De Geschiedenis van Frithiof.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Bisschop Tegn&eacute;r.</h3>
+<p class="firstpar">Misschien heeft geen schrijver van de negentiende
+eeuw zooveel gedaan om belangstelling te wekken voor de letterkundige
+schatten van Scandinavi&euml; als Bisschop Esaias <span class="corr"
+id="xd20e9374" title="Bron: Tegn&egrave;r">Tegn&eacute;r</span>, dien
+een Zweedsch auteur karakteriseerde als &ldquo;dat machtig Genie dat
+zelfs wanorde organiseert.&rdquo;</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e9378" title="Bron: Tegn&egrave;rs">Tegn&eacute;rs</span> &ldquo;Frithiofsage&rdquo;
+is ten minste &eacute;&eacute;nmaal in iedere Europeesche taal
+vertaald, en een twintig keer in het Engelsch en het Duitsch. Goethe
+sprak van het werk met het grootste enthousiasme, en het verhaal, dat
+een onge&euml;venaard beeld geeft van onze heidensche voorouders in het
+noorden, oogstte evenveel lof van Longfellow, die het beschouwde als
+een van de merkwaardigste producten zijner eeuw.</p>
+<p>Ofschoon <span class="corr" id="xd20e9383" title="Bron: Tegn&egrave;r">Tegn&eacute;r</span> enkel de Frithiofsage tot
+zijn onderwerp heeft gekozen, zien wij dat dat verhaal het vervolg is
+op de oudere maar minder belangwekkende Thorstensage waarvan wij hier
+een zeer kort overzicht geven, enkel om den lezer in staat te stellen
+elke toespeling in het nieuwere gedicht goed te begrijpen.</p>
+<p>Evenals zoo dikwijls het geval is bij deze oude verhalen, begint de
+geschiedenis met Haloge (Loki), die naar het noorden kwam met Odin en
+over noordelijk Noorwegen begon te regeeren, dat naar hem Halogaland
+werd genoemd. Volgens de Noorsche mythologie had deze god twee
+lieflijke dochters. Zij werden geschaakt door stoutmoedige vrijers,
+die, door Haloge&rsquo;s vervloekingen en tooverkunsten van het
+hoofdland verbannen, met hun pas verkregen vrouwen op naburige eilanden
+hun toevlucht namen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Geboorte van Viking.</h3>
+<p class="firstpar">Zoo geschiedde het dat Haloge&rsquo;s kleinzoon,
+Viking, <span class="pagenum">[<a id="pb293" href="#pb293" name="pb293">293</a>]</span>geboren werd op het eiland Bornholm in de
+Oostzee, waar hij woonde totdat hij vijftien jaar was, en waar hij de
+grootste en sterkste man van zijn tijd werd. Geruchten aangaande zijn
+kracht bereikten ten slotte Hunvor, een Zweedsche prinses, die gekweld
+werd door de attenties van een reusachtigen vrijer dien niemand durfde
+wegjagen, en zij zond om Viking om haar te verlossen.</p>
+<p>Zoo geroepen vertrok de jongeling nadat hij van zijn vader een
+tooverzwaard, Angurvadel geheeten, gekregen had, welks slagen
+noodlottig zouden blijken zelfs voor een reus als de vrijer van Hunvor.
+Een &ldquo;holmgang&rdquo; zooals een tweegevecht in het Noorsch
+heette, volgde, zoodra de held op het tooneel verscheen, en Viking, na
+zijn tegenstander verslagen te hebben, zou de prinses hebben kunnen
+huwen, ware het niet als ongepast voor een Noorman beschouwd als hij,
+voordat hij twintig was, huwde.</p>
+<p>Om den tijd dien hij op de hem beloofde bruid wachten moest, te
+korten, trok Viking op een goedbemand drakenschip uit; en kruisend
+tusschen de Noordelijke en Zuidelijke <span class="corr" id="xd20e9399"
+title="Bron: ze&euml;en">zee&euml;n</span> had hij tallooze avonturen.
+Gedurende dezen tijd werd hij in het bijzonder vervolgd door de
+familieleden van den reus dien hij had verslagen, en die in de tooverij
+bedreven waren, en zij brachten tallooze gevaren over hem te land en
+ter zee.</p>
+<p>Geholpen en ondersteund door zijn boezemvriend Halfdan, ontsnapte
+Viking aan elk gevaar, versloeg vele zijner vijanden, en na Hunvor, die
+intusschen de vijand naar Indi&euml; had gevoerd, teruggehaald te
+hebben, zette hij zich neer in Zweden. Zijn vriend, trouw zoowel in
+vrede als in oorlogstijd, zette zich naast hem neer en huwde ook,
+terwijl hij zich tot vrouw koos Ingeborg, Hunvor&rsquo;s
+kamermaagd.</p>
+<p>De sage beschrijft nu de lange, vreedzame winters, als de helden
+feest vierden en luisterden naar de verhalen <span class="pagenum">[<a id="pb294" href="#pb294" name="pb294">294</a>]</span>der
+skalden, terwijl zij zich enkel opmaakten tot krachtige daden als de
+terugkeerende lente hen weer toestond hun drakenschepen van stapel te
+laten loopen en opnieuw hun zeerooverstochten te beginnen.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Toen de Skald nam zijn harp en zong</p>
+<p class="line">En breed door het spel der tonen gong</p>
+<p class="line">&rsquo;t Geluid, aan het lied gepaard,</p>
+<p class="line">Van de harpesnaren stroomd&rsquo; een klank</p>
+<p class="line">Of men ze sloeg met het ijzer blank</p>
+<p class="line">Van een zwaard.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">En de Berserks altemaal</p>
+<p class="line">Barstten los in een roep, die de zaal</p>
+<p class="line">Deed daav&rsquo;ren, uit volle borst:</p>
+<p class="line">Ze sloegen de tafel bij hun zang</p>
+<p class="line">En riepen: &ldquo;leve het Strijdzwaard lang</p>
+<p class="line">En de Vorst!&rdquo;</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Longfellow&rsquo;s Saga van koning
+Olaf.</i></p>
+<p>In de oude sage vertellen de skalden met groot genoegen elke phase
+van aanval en verweer gedurende het gevecht, en beschrijven elken slag
+die gegeven en ontvangen wordt, terwijl zij met voldoening stilstaan
+bij het bloedbad en de donkere vlammen, die beide vijanden en schepen
+in gemeenschappelijken ondergang omhullen. Een dapper gevecht is echter
+dikwijls een belofte van toekomstige vriendschap, en wij vernemen dat
+Halfdan en Viking nadat zij er niet in waren geslaagd Njorfe, een
+vijand van grooten moed, meester te worden, hun zwaarden na een hevigen
+strijd in de scheede staken en hun vijand als derden in hun innig
+vriendschapsverbond opnamen. Op weg huiswaarts van een dezer gewone
+tochten, verloor Viking zijn beminde vrouw; en haar kind, Ring,
+toevertrouwend aan de zorg van een pleegvader, trouwde de dappere held,
+na een korten tijd van rouw, opnieuw. Deze keer was zijn huwelijkszegen
+grooter, want de sage vertelt dat zijn tweede vrouw hem negen flinke
+zonen schonk.</p>
+<p>Njorfe, koning van Uplands, in Noorwegen, verheugde <span class="pagenum">[<a id="pb295" href="#pb295" name="pb295">295</a>]</span>zich
+ook in een gezin van negen dappere zonen. Maar, ofschoon hun vaders
+door banden van de hechtste vriendschap waren verbonden, daar zij
+elkander bloedbroederschap hadden gezworen volgens de echte Noorsche
+zeden, waren de jonge mannen naijverig op elkander en zeer tot vechten
+geneigd.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het Balspel.</h3>
+<p class="firstpar">Niettegenstaande deze smeulende geprikkeldheid
+ontmoetten de jongelui elkander dikwijls; en de sage vertelt dat zij
+gewoon waren samen met den bal te spelen, en geeft een beschrijving van
+het vroegste balspel dat in de Noorsche jaarboeken vermeld wordt.
+Viking&rsquo;s zonen, even forsch en sterk als hij, waren geneigd zich
+weinig erom te bekommeren hoe het hun tegenpartij ging, en te oordeelen
+naar het volgend verslag, dat uit de oude sage is vertaald, waren de
+spelers dikwijls in een even droevigen toestand als na een modern
+spel.</p>
+<p>&ldquo;Den volgenden morgen gingen de broeders aan het spelen, en
+hadden bijna steeds den bal dien dag in handen; zij troffen menschen en
+lieten hen ruw vallen en sloegen anderen. &rsquo;s Avonds hadden drie
+mannen gebroken armen en velen waren gekneusd of verminkt.&rdquo;</p>
+<p>Het spel tusschen Njorfes en Vikings zonen liep op een twist uit, en
+een van Njorfes zonen bracht een zijner tegenpartijders een
+gevaarlijken en verraderlijken slag toe. Verhinderd op dat oogenblik en
+op die plaats wraak te nemen, daar de toeschouwers tusschen beiden
+kwamen, maakte de beleedigde man een nietszeggende verontschuldiging om
+alleen naar het strijdperk terug te keeren; en toen hij daar zijn
+aanvaller ontmoette, doodde hij hem.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De bloedveete.</h3>
+<p class="firstpar">Toen Viking hoorde dat een zijner zonen een van
+<span class="pagenum">[<a id="pb296" href="#pb296" name="pb296">296</a>]</span>de kinderen van zijn vriend had vermoord was hij
+zeer verontwaardigd, en gedachtig aan zijn eed dat hij alle onrecht,
+Njorfe aangedaan, zou wreken, verbande hij den jongen moordenaar. Toen
+de andere broeders deze uitspraak hoorden, deden zij de gelofte dat zij
+den balling zouden vergezellen, en zoo nam Viking bedroefd afscheid van
+hen, terwijl hij zijn zwaard Angurvadel aan Thorsten den oudsten gaf,
+en hen aanried rustig te blijven op een eiland in het Wener meer,
+totdat alle gevaar voor vergelding van de zijde van Njorfes
+overgebleven zonen voorbij zou zijn.</p>
+<p>De jonge mannen gehoorzaamden; maar Njorfes zonen hadden besloten
+hun broeder te wreken, en, ofschoon zij geen booten hadden om hen over
+het meer te zetten, maakten zij gebruik van de hulp van een toovenaar
+om een sterke vorst te verwekken. Vergezeld van vele gewapenden slopen
+zij toen, zonder leven te maken, over het ijs om Thorsten en zijn
+broeders aan te vallen, en een vreeslijk bloedbad volgde. Slechts twee
+van de aanvallers slaagden er in te ontvluchten, maar zij lieten,
+zooals zij meenden, al hunne vijanden onder de dooden.</p>
+<p>Toen kwam Viking zijn zonen begraven, en hij bevond dat twee van
+hen, Thorsten en Thorer, nog leefden; waarop hij hen heimelijk in een
+kelder onder zijn woning bracht, en na verloop van tijd herstelden zij
+van hun wonden.</p>
+<p>Njorfe&rsquo;s twee overlevende zonen ontdekten weldra door
+tooverkunsten, dat hun tegenstanders niet dood waren, en zij deden een
+tweede vergeefsche poging om hen te vermoorden. Viking zag dat de twist
+voortdurend hernieuwd zou worden als zijn zonen thuis bleven; daarom
+zond hij hen nu tot Halfdan, wiens hof zij bereikten na een reeks van
+avonturen die in vele opzichten doen denken aan die van Theseus op weg
+naar Athene. <span class="pagenum">[<a id="pb297" href="#pb297" name="pb297">297</a>]</span></p>
+<p>Toen de lente aanbrak, ging Thorsten op een zeerooverstocht en
+ontmoette toen Johul, Njorfes oudsten zoon, die, intusschen, met geweld
+had bezit genomen van het koninkrijk Sogn, nadat hij den koning had
+vermoord, zijn erfopvolger Bel&eacute; had verbannen, en zijn schoone
+dochter, Ingeborg, veranderd had in een oude heks.</p>
+<p>In het verloop der geschiedenis wordt Johul voorgesteld als een
+soort lafaard, want hij nam bij voorkeur zijn toevlucht tot tooverij
+als hij Vikings zonen kwaad wilde doen. Zoo verwekte hij hevige
+stormen, en Thorsten, na tweemaal schipbreuk geleden te hebben, werd
+slechts uit de golven gered door de gewaande heks, die hij beloofde te
+huwen uit dankbaarheid voor hare goede diensten. Thorsten, geraden door
+Ingeborg, ging nu Bel&eacute; zoeken, dien hij vond en weer op zijn
+erfelijken troon plaatste, nadat hij hem erfelijke vriendschap gezworen
+had. Hierop werd de ellendige betoovering gebroken, en Ingeborg, die nu
+in de haar aangeboren schoonheid werd gezien, werd met Thorsten
+verbonden en woonde met hem te <span class="corr" id="xd20e9472" title="Bron: Fr&auml;mnas">Framn&auml;s</span>.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Thorsten en Bel&eacute;.</h3>
+<p class="firstpar">Elke lente trokken Thorsten en Bel&eacute; er samen
+op uit in hunne schepen; en op een van deze tochten verbonden zij zich
+met Angantyr, een vijand wiens moed zij behoorlijk hadden leeren
+kennen, en kregen weer een niet te schatten goed in bezit, een magisch
+drakenschip, Ellida geheeten, dat Aegir, god van de zee, eens aan
+Viking had gegeven als loon voor een gastvrije behandeling, en dat hem
+ontstolen was.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Een vorstlijke gift om te zien, want d&rsquo; opgaande
+planken van &rsquo;t schipraam</p>
+<p class="line">Waren met spijkers niet vast, zooals pleegt, maar
+gegroeid in elkander.</p>
+<p class="line">Zijn gestalte was die van een draak als hij zwemt, maar
+verder naar voren <span class="pagenum">[<a id="pb298" href="#pb298"
+name="pb298">298</a>]</span></p>
+<p class="line">Rees zijn kop met veel fierheid omhoog, zijn hals
+daarbij straalde van veel goud;</p>
+<p class="line">Zijn buik was gevlekt met rood en met geel, maar achter
+bij &rsquo;t roer lag</p>
+<p class="line">Rond gevouwen zijn staart in cirkels, gansch schubbig
+van zilver;</p>
+<p class="line">Vleug&rsquo;len zwart met punten van rood; als ieder
+gespreid was</p>
+<p class="line">Vloog Ellida vooruit met den storm, nog sneller dan
+d&rsquo; arend,</p>
+<p class="line">Ging zij volledig bemand haar weg over golvende
+zee&euml;n,</p>
+<p class="line">O, dan hieldt gij het wis voor een drijvend kasteel of
+een slotburg,</p>
+<p class="line">&rsquo;t Schip was beroemd waar men kwam, en het eerste
+der schepen in &rsquo;t Noorden.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>In het volgende seizoen veroverden Thorsten, Bel&eacute; en Agantyr
+de Orkney-eilanden, die als koninkrijk aan den laatsten gegeven werden,
+terwijl hij vrijwillig beloofde een jaarlijksche belasting te zullen
+betalen aan Bel&eacute;. Daarop gingen Thorsten en Bel&eacute; een
+tooverring zoeken, of een armband, die eens door V&ouml;lund, den smid,
+gesmeed was en door Sot&eacute;, een beroemd roover, was gestolen.</p>
+<p>Deze stoute roover was z&oacute;&oacute; bang dat iemand den
+tooverring in bezit zou krijgen, dat hij zich zelf er mee levend
+begraven had in een aardhoop in Bretland. Hier, zoo zeide men, hield
+zijn geest er steeds de wacht over, en toen Thorsten in zijn graf kwam,
+hoorde Bel&eacute;, die buiten wachtte, het geluid van geweldige slagen
+die gegeven en teruggegeven werden, en zag hij donkere vlammen van
+bovennatuurlijk vuur.</p>
+<p>Toen Thorsten eindelijk uit den aardhoop, bleek en bebloed, maar
+triumfeerend kwam aan wankelen, weigerde hij te spreken van den schrik
+dien hij doorstaan had om den begeerden schat te winnen, maar vaak
+placht hij te zeggen, als hij dien liet zien: &ldquo;Ik beefde eens
+slechts in mijn leven, en dat was toen ik hem wegnam&rdquo;.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Geboorte van Frithiof en Ingeborg.</h3>
+<p class="firstpar">Zoo, eigenaar van de drie grootste schatten van het
+Noorden, keerde Thorsten huiswaarts naar Framn&auml;s, waar Ingeborg
+hem een schoonen jongen, Frithiof, schonk, terwijl twee zonen, Halfda
+en Helge, aan Bel&eacute; geboren <span class="pagenum">[<a id="pb299"
+href="#pb299" name="pb299">299</a>]</span>werden. De knapen speelden
+samen en waren reeds vrij groot, toen Ingeborg, Bel&eacute;&rsquo;s
+dochtertje, geboren werd, en eenigen tijd later werd het kind
+toevertrouwd aan de zorg van Hilding, die reeds Frithiofs pleegvader
+was, daar Thorstens veelvuldige afwezigheid het hem moeilijk maakte de
+opvoeding van zijn jongen te behartigen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zij groeiden op in zuiv&rsquo;re vreugd;</p>
+<p class="line">Een jonge boom was Frithiofs jeugd;</p>
+<p class="line">En nevens hem in bloesemschoon</p>
+<p class="line">Zoet&rsquo; Ingeborg, der tuinen kroon.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Frithiof werd spoedig gehard en dapper onder de leiding van zijn
+pleegvader, en Ingeborg ontwikkelde snel de lieflijkste trekken van
+karakter en aanvalligheid. Beiden waren het gelukkigst als zij samen
+waren; en toen zij ouder werden, werd hun kinderlijke genegenheid
+dagelijks dieper en inniger, totdat Hilding, dezen staat van zaken
+ziende, den jongen man beval te bedenken dat hij een onderdaan van den
+koning was, en dus geen partij voor zijn eenige dochter.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Tot Odin, in zijn sterrenpracht,</p>
+<p class="line">Klimt op haar roemrijk voorgeslacht;</p>
+<p class="line">Maar Thorstens zoon zijt gij: dit weet!</p>
+<p class="line">Want &ldquo;soort past best bij soort&rdquo; zoo
+&rsquo;t heet.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Frithiofs liefde voor Ingeborg.</h3>
+<p class="firstpar">Deze wijze raadgevingen kwamen echter te laat, en
+Frithiof verklaarde met nadruk dat hij de schoone Ingeborg als bruid
+wilde winnen, trots alle belemmeringen en zijn nederige afkomst.</p>
+<p>Kort hierop ontmoetten Bel&eacute; en Thorsten elkander voor het
+laatst, bij het prachtige heiligdom van Balder, waar de koning, voelend
+dat zijn einde nabij was, een plechtige vergadering, of Thing, had
+belegd van al zijn voornaamste onderdanen, om zijn zonen Helge en
+Halfdan aan <span class="pagenum">[<a id="pb300" href="#pb300" name="pb300">300</a>]</span>zijn volk als zijn verkoren opvolgers voor te
+stellen. De jonge erfgenamen werden bij deze gelegenheid zeer koel
+ontvangen, want Helge was somber en stil van aard en tot een
+priesterlijk leven geneigd, en Halfdan was van een zwakke, verwijfde
+natuur en bekend meer om zijn liefde tot vermaken dan tot oorlog en
+jacht. Frithiof, die aanwezig was en naast hen stond was het voorwerp
+van vele bewonderende blikken der menigte.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Maar op hen volgde Frithiof dan,</p>
+<p class="line">Gehuld in blauw gewaad</p>
+<p class="line">Een hoofd wel grooter, teeken van</p>
+<p class="line">Zijn heldelijken staat.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Hij stond nabij de broeders daar</p>
+<p class="line">Als rijpe dag, geschouwd</p>
+<p class="line">Tusschen den morgen rozig klaar</p>
+<p class="line">En nacht in donker woud.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Nadat hij zijn laatste instructies en raad aan zijn zonen had
+gegeven en vriendelijk tot Frithiof had gesproken, voor wien hij een
+hartelijke genegenheid koesterde, wendde de oude koning zich tot zijn
+trouwen makker Thorsten, om afscheid van hem te nemen, maar de oude
+krijgsman zeide dat zij niet lang gescheiden zouden zijn. Bel&eacute;
+sprak toen weder tot zijn zonen en beval hen dat zij zijn grafheuvel in
+het gezicht van dien van Thorsten zouden oprichten, opdat hun geesten
+met elkander omgang zouden hebben over de wateren van de nauwe kreek
+die tusschen hen zou vloeien, opdat zij zoo zelfs niet in den dood
+gescheiden zouden worden.</p>
+<div class="figure xd20e9584width" id="p300"><img src="images/p300.jpg"
+alt="Ingeborg" width="490" height="720">
+<p class="figureHead">Ingeborg</p>
+<p class="firstpar">M. E. Winge.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Helge en Halfdan.</h3>
+<p class="firstpar">Deze bevelen werden met pi&euml;teit uitgevoerd,
+toen, kort daarop, de oude makkers hun laatsten adem uitbliezen; en
+toen de groote grafheuvels waren opgericht, begonnen Helge en Halfdan
+hun koninkrijk te regeeren, terwijl Frithiof, hun vroegere speelmakker,
+zich naar <span class="pagenum">[<a id="pb301" href="#pb301" name="pb301">301</a>]</span>zijn eigen plaats te Framn&auml;s begaf, een
+vruchtbaar verblijf, liggend in een mooi dal, dat omgeven was door de
+hooge bergen en de wateren van de altijd veranderende kreek.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Drie mijl strekten zich uit de velden in &rsquo;t rond;
+aan drie kanten</p>
+<p class="line">Dalen en bergen en heuv&rsquo;len, waar aan den vierden
+de zee lag,</p>
+<p class="line">Berken kroonden de toppen, maar over de hellende
+heuvels</p>
+<p class="line">Glansde het goudene koren, en manshoog wuifde de
+rogge.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Maar ofschoon omringd door trouwe vrienden en gezegend met veel
+rijkdom en het bezit van de beroemde schatten van zijn voorvader, het
+zwaard Angurvadel, de V&ouml;lundring, en het onge&euml;venaarde
+drakenschip Ellida, was Frithiof ongelukkig, omdat hij de schoone
+Ingeborg niet langer elken dag kon zien. Al zijn vroegere geestkracht
+herleefde echter toen, in de lente, op zijn uitnoodiging beide koningen
+hem kwamen bezoeken, samen met hun schoone zuster, en opnieuw brachten
+zij lange uren door in vroolijkheid en gezelligheid. Daar zij dus
+telkens samen waren, vond Frithiof gelegenheid om aan Ingeborg zijn
+diepe genegenheid kenbaar te maken, en hij ontving als antwoord de
+betuiging van hare liefde.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hij zat aan haar zijde en drukte haar hand</p>
+<p class="line">En hij voelde den druk dien zij gaf van haar kant;</p>
+<p class="line">Toen zijn blik zag haar aan</p>
+<p class="line">Dien zij weergaf als &rsquo;t zonlicht de teedere
+maan.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Frithiofs vrijage.</h3>
+<p class="firstpar">Toen het bezoek voorbij was en de gasten vertrokken
+waren, deelde Frithiof zijn vertrouweling en aanzienlijksten metgezel,
+Bj&ouml;rn, zijn besluit mee om hen te volgen en openlijk Ingeborgs
+hand te vragen. Zijn schip werd van zijn kettingen losgemaakt en het
+schoot als een adelaar over naar de kust bij Balders heiligdom, waar de
+vorstelijke broeders gezeten waren in statie op Bel&eacute;&rsquo;s
+graf om te luisteren naar de smeekingen hunner onderdanen. Zonder
+omwegen ging Frithiof v&oacute;&oacute;r hen staan en deed <span class="pagenum">[<a id="pb302" href="#pb302" name="pb302">302</a>]</span>moedig zijn verzoek, er bij voegend dat de oude
+koning hem altijd had lief gehad en zeker zijn bede zou toegestaan
+hebben.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Geen vorst was mijn vader, noch <span class="corr" id="xd20e9636" title="Bron: &ecirc;el">e&ecirc;l</span> van geslacht:</p>
+<p class="line">Toch zingen de skalden van wat hij volbracht,</p>
+<p class="line">De Rune noemt &rsquo;t werk</p>
+<p class="line">Volvoerd door mijn stam op bebeitelde zerk.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Heel licht kon ik winnen mij aanzien en land</p>
+<p class="line">Maar liever vertoef ik op &rsquo;t welbekend
+strand,</p>
+<p class="line">Als &rsquo;k waap&rsquo;nen hanteer</p>
+<p class="line">Bescherm ik den arme, mijn koning zijn eer.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Op heuvel van Bel&eacute; hier staan wij, elk woord</p>
+<p class="line">In donkere diepten wordt door hem gehoord;</p>
+<p class="line">Met Frithiof pleit mede</p>
+<p class="line">De vorst in zijn graf: denk dus na, is mijn bede.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Toen beloofde hij verder levenslange trouw en den dienst van zijn
+sterken rechterarm tot loon van het geschenk dat hij begeerde.</p>
+<p>Toen Frithiof ophield, rees Helg&eacute; op, en den jongen man boos
+aanziende, zeide hij &ldquo;Onze zuster is niet voor een boerenzoon;
+trotsche heeren van het Noorden mogen om haar hand dingen, niet gij.
+Wat uw aanmatigend aanbod betreft, weet dat ik mijn koninkrijk kan
+verdedigen. Maar indien gij mijn dienaar wilt zijn, een plaats in mijn
+huis kunt gij krijgen&rdquo;.</p>
+<div class="figure xd20e9672width" id="p302"><img src="images/p302.jpg"
+alt="Frithiof klieft het Schild van Helge" width="520" height="720">
+<p class="figureHead">Frithiof klieft het Schild van Helge</p>
+<p class="firstpar">Knut Ekwall.</p>
+</div>
+<p>Woedend over de beleediging hem dus openlijk aangedaan, trok
+Frithiof zijn onoverwinnelijk zwaard; maar, bedenkend dat hij op een
+gewijde plek stond, sloeg hij enkel op &rsquo;s konings schild, dat in
+twee stukken kletterend op den grond viel. Toen terugkeerend naar zijn
+schip in somber zwijgen, scheepte hij zich in en voer weg.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In twee&euml;n gekloofd door een slag viel toen
+daar</p>
+<p class="line">Het schild van den vorst van zijn eiken pilaar;</p>
+<p class="line">De slag heeft ontzet</p>
+<p class="line">Die leven op aard, die in groef zijn gebed.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i>
+<span class="pagenum">[<a id="pb303" href="#pb303" name="pb303">303</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Sigurd Ring als vrijer.</h3>
+<p class="firstpar">Na zijn vertrek kwamen boden van Sigurd Ring, den
+onderkoning van Ringric, in Noorwegen, die, na zijn vrouw verloren te
+hebben, naar Helg&eacute; en Halfdan zond om Ingeborgs hand te vragen.
+Voordat hij dezen koninklijken pretendent antwoord gaf, raadpleegde
+Helg&eacute; de Vala, of profetes, en de priesters, die allen zeiden
+dat de voorteekenen het huwelijk niet gunstig waren. Hierop riep
+Helg&eacute; zijn volk bijeen om het woord te hooren dat de boden hun
+meesters moesten brengen, maar koning Halfdan gaf, jammer genoeg, toe
+aan zijn schalkschen zin, en maakte spottend een toespeling op den
+gevorderden leeftijd van den koninklijken pretendent. Deze onhoffelijke
+woorden werden koning Ring overgebracht en beleedigde hem
+z&oacute;&oacute;, dat hij onmiddellijk een leger verzamelde en zich
+gereed maakte om tegen de koningen van Sogn op te trekken ten einde de
+beleediging met zijn zwaard te wreken. Toen het gerucht van zijn
+nadering de laffe broeders bereikte, werden zij bang en, vreezende den
+vijand zonder bijstand van anderen te ontmoeten, zonden zij Hilding tot
+Frithiof om zijn hulp te vragen.</p>
+<p>Hilding vond Frithiof aan het schaakspelen met Bj&ouml;rn en bracht
+dadelijk zijn boodschap over.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Van Bel&eacute;&rsquo;s erven spoed &rsquo;k me
+voort</p>
+<p class="line">Tot u met vragend, hoflijk woord,</p>
+<p class="line">Zij zijn door dreigend nieuws ontsteld;</p>
+<p class="line">Op u de hoop van gansch een volk.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">In Balders tempel, prooi van zorg,</p>
+<p class="line">Treurt dag op dag zoet&rsquo; Ingeborg:</p>
+<p class="line">Zeg, mag zij weenen ongetroost</p>
+<p class="line">Terwijl haar ridder hoort noch komt?</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Toen de oude man aan het spreken was, ging Frithiof door met spelen,
+terwijl hij er telkens een raadselachtige toespeling op het spel
+tusschen wierp, totdat hij, aan dit punt gekomen, zeide: <span class="pagenum">[<a id="pb304" href="#pb304" name="pb304">304</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Bj&ouml;rn wil vergeefs mijn koningin</p>
+<p class="line">Die &rsquo;k sinds mijn kindsheid &rsquo;t meest
+bemin!</p>
+<p class="line">Z&rsquo; is in mijn spel mijn liefste stuk,</p>
+<p class="line">Kome wat wil&mdash;haar houd ik toch!</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Hilding verstond zulk een wijze van antwoorden niet, en berispte
+Frithiof ten slotte wegens zijn onverschilligheid. Toen stond Frithiof
+op en, vriendelijk de hand van den ouden man drukkend, zeide hij hem,
+dat hij den koning moest mededeelen dat hij te diep beleedigd was om
+aan hun roep gehoor te geven.</p>
+<p>Helg&eacute; en Halfdan, dus genoodzaakt te vechten zonder hun
+dappersten leider, sloten liever een verdrag met Sigurd Ring, en zij
+kwamen overeen dat zij hem niet alleen hun zuster Ingeborg zouden
+geven, maar ook een jaarlijksche belasting.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Bij Balders Heiligdom.</h3>
+<p class="firstpar">Terwijl zij dus bezig waren op Soyn Sound, haastte
+Frithiof zich naar Balders tempel waarheen Ingeborg veiligheidshalve
+gezonden was, en waar, zooals Hilding had gezegd, hij haar ten prooi
+vond aan het verdriet. Ofschoon het nu als een ontheiliging van den
+tempel werd beschouwd als een man en vrouw een woord in het heiligdom
+wisselden, kon Frithiof niet nalaten haar te troosten; en al het andere
+vergetende, sprak hij tot haar en kalmeerde haar, terwijl hij al hare
+gedachten dat de goden toornig zouden zijn tot rust bracht door haar te
+verzekeren dat Balder, de goede, hun ontschuldigen hartstocht met
+goedkeurende blikken moest aanzien, want een zoo zuivere liefde als de
+hunne kon geen tempel ontheiligen; en zij eindigden met hun trouw te
+bezweren op de meest gewijde plek.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Gij fluistert: &ldquo;Balder&rdquo;&mdash;vreest zijn
+woede,</p>
+<p class="line">Die eed&rsquo;le god kent toorn noch haat,</p>
+<p class="line">Wij eeren hier een minnaar, goede,</p>
+<p class="line">Zijn dienst in onzer harten staat. <span class="pagenum">[<a id="pb305" href="#pb305" name="pb305">305</a>]</span></p>
+<p class="line">De god wiens glans &rsquo;t van zon moet winnen,</p>
+<p class="line">Wiens trouw houdt eeuwigheden stand,</p>
+<p class="line">Was niet voor Nanna door zijn minnen,</p>
+<p class="line">Zoo zuiver, zoo tot gloed ontbrand?</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Zie hier zijn beeld, vol groot gelijken,</p>
+<p class="line">Hoe mild, hoe zacht straalt zijn gezicht,</p>
+<p class="line">Een offer kon ik hier hem reiken,</p>
+<p class="line">Een hart, waar warme liefd&rsquo; in licht,</p>
+<p class="line">Kom, kniel met mij, geen altaargave,</p>
+<p class="line">Is Balders ziel meer wellekom,</p>
+<p class="line">Dan twee die met haar woorden staven</p>
+<p class="line">Weerkeerige trouw in &rsquo;t heiligdom<span class="corr" id="xd20e9786" title="Niet in bron">.</span></p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Gerustgesteld door deze redeneering, die versterkt werd door de
+stem, welke luide uit haar eigen hart sprak, kon Ingeborg niet weigeren
+Frithiof te zien en met hem te spreken. Tijdens de afwezigheid der
+koningen spraken de jonge minnenden elkander dagelijks, en zij
+wisselden teekenen van liefde, terwijl Frithiof aan Ingeborg
+V&ouml;lunds armring gaf, dien zij&mdash;zoo beloofde zij
+plechtig&mdash;aan haar minnaar zou terugsturen als zij gedwongen zou
+worden haar belofte om voor hem alleen te leven, zou breken. Frithiof
+toefde te Framn&auml;s totdat de koningen terugkwamen, toen hij
+toegevend aan de zachte overredingen van Ingeborg de Schoone weer voor
+haar verscheen en beloofde hen van haar afhankelijkheid van Sigurd Ring
+te zullen bevrijden, als zij slechts op hun besluit wilden terugkomen
+en hem de hand hunner zuster beloven.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">Strijd wacht en slaat</p>
+<p class="line">Zijn schittrend schild nu in uw rijksgebied;</p>
+<p class="line">Uw land, vorst Helg&eacute;, is in slavernij</p>
+<p class="line">Maar geef m&rsquo; uw zuster, en ik leen mijn arm</p>
+<p class="line">Tot uwe hulp. Zij komt u goed te pas.</p>
+<p class="line">Kom, laat de twist van ons nu zijn vergeten,</p>
+<p class="line">&rsquo;k Voed die ongaarne tegen Ingborgs broeder,</p>
+<p class="line">Laat raden u, wees wijs, en red meteen</p>
+<p class="line">Uw gouden kroon en &rsquo;t lieve zusterhart</p>
+<p class="line">Hier is mijn hand, ik zweer bij Asa-Thor,</p>
+<p class="line">Dat nooit ik weer ze tot verzoening strek.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i>
+<span class="pagenum">[<a id="pb306" href="#pb306" name="pb306">306</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Frithiof verbannen.</h3>
+<p class="firstpar">Maar ofschoon dit aanbod onder toejuiching van de
+verzamelde krijgers werd ontvangen, vroeg Helg&eacute; boos aan
+Frithiof of hij met Ingeborg had gesproken en zoo Balders tempel had
+ontheiligd.</p>
+<p>Een geroep van &ldquo;Zeg neen, Frithiof! zeg neen!&rdquo; brak los
+uit den kring van helden, maar hij antwoordde fier: &ldquo;Ik zou niet
+liegen als ik Valhalla er mede be&euml;rven kon. Ik heb gesproken tot
+uw zuster, Helg&eacute;, toch heb ik Balder&rsquo;s vrede niet
+verstoord.&rdquo;</p>
+<p>Een gemompel van afgrijzen doorliep de rijen bij deze bekentenis, en
+toen de ruwe stem van Helg&eacute; zich tot het vonnis verhief, was er
+niemand die de rechtvaardigheid van de uitspraak loochende.</p>
+<p>Deze was schijnbaar niet hard, maar Helg&eacute; wist zeer goed dat
+zij den dood beteekende en dit was zijn bedoeling.</p>
+<p>Ver westelijk lagen de Orkney-eilanden, geregeerd door Jarl
+Angantyr, wiens jaarlijksche belasting aan Bel&eacute; niet inkwam nu
+de oude koning in zijn graf lag. Men zeide dat hij een harde vuist had
+en zwaar van hand was, en aan Frithiof werd de taak opgedragen in
+persoon van hem de schatting te eischen.</p>
+<p>Voordat hij uittoog op den tocht waartoe hij veroordeeld was, zocht
+hij echter nog eens Ingeborg op, en smeekte haar met hem te ontvluchten
+naar het zonnige Zuiden, waar haar geluk ook het zijne zoude zijn en
+waar zij zou regeeren over zijn onderdanen als zijn ge&euml;erbiedigde
+vrouw. Maar Ingeborg weigerde bedroefd met hem mee te gaan, zeggende,
+dat sedert haar vader er niet meer was, zij onvoorwaardelijk aan hare
+broeders moest gehoorzamen en niet kon huwen zonder hun
+toestemming.</p>
+<div class="figure xd20e9838width" id="p306"><img src="images/p306.jpg"
+alt="Ingeborg ziet haar minnaar vertrekken" width="499" height="720">
+<p class="figureHead">Ingeborg ziet haar minnaar vertrekken</p>
+<p class="firstpar">Knut Ekwall.</p>
+</div>
+<p>De vurige geest van Frithiof was eerst ongeduldig omdat zijn hoop
+was teleurgesteld, maar ten slotte zegevierde <span class="pagenum">[<a id="pb307" href="#pb307" name="pb307">307</a>]</span>zijn
+edele natuur, en na een hartverscheurend afscheidstooneel scheepte hij
+zich in op de Ellida en zeilde bedroefd de haven uit, terwijl Ingeborg,
+door een nevel van tranen, het zeil nastaarde toen het flauwer werd en
+in de verte verdween.</p>
+<p>Het schip was geheel uit het gezicht, toen Helg&eacute; om twee
+heksen, Heid en Ham, zond, die hij beval door tooverbezweringen een
+storm op zee te verwekken, waarin zelfs het goddelijke schip Ellida het
+niet zou kunnen uithouden, zoodat allen aan boord zouden omkomen. De
+heksen gehoorzaamden onmiddellijk; en met behulp van Helg&eacute;
+verwekten zij weldra een storm welks woede onge&euml;venaard is in de
+geschiedenis.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Helg&eacute; op &rsquo;t strand</p>
+<p class="line">Doet zijn tooverspel,</p>
+<p class="line">Heeft hen in zijn hand,</p>
+<p class="line">Duiv&rsquo;len van de hel.</p>
+<p class="line">Duisternis omwolkt de lucht,</p>
+<p class="line">Hoor, de donder rolt verwoed,</p>
+<p class="line">Bleeke bliksem waar hij vlucht</p>
+<p class="line">Tint de grauwe zee met bloed.</p>
+<p class="line">De oceaan die kookt en ziedt,</p>
+<p class="line">Spreidt z&rsquo;n schuim in wild gebruis,</p>
+<p class="line">Gillend of met snelheid vliedt</p>
+<p class="line">Vooglen vlucht naar veilig thuis.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Dan de storm schiet aan, gevleugeld,</p>
+<p class="line">Wilder, wilder, drukt hen neer,</p>
+<p class="line">Nu in diep, dan, onbeteugeld,</p>
+<p class="line">Heft hen tot der goden sfeer;</p>
+<p class="line">Elke schrikgeest vaart nu dreigend</p>
+<p class="line">Op de torenhooge zee</p>
+<p class="line">Uit de golven, wentlend, stijgend</p>
+<p class="line">Bodemloos, een graf van wee.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage</i>.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Storm.</h3>
+<p class="firstpar">Onbeangst door de kokende golven en gierende winden
+zong Frithiof een vroolijk lied om zijn verschrikt scheepsvolk te
+kalmeeren; maar toen het gevaar z&oacute;&oacute; groot werd dat zijn
+uitgeputte makkers zich <span class="pagenum">[<a id="pb308" href="#pb308" name="pb308">308</a>]</span>verloren waanden, dacht hij aan de
+schatting van de godin Ran, die altijd goud vraagt van hen, die in
+vrede onder de zeegolven zullen rusten. Hij nam zijn armband en hieuw
+hem met zijn zwaard doormidden en verdeelde hem in gelijke stukken
+onder zijn mannen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Wie met leege handen</p>
+<p class="line">Gaat tot blauwe Ran?</p>
+<p class="line">Kil zijn hare kussen,</p>
+<p class="line">Vloeiend haar omarming.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Hij beval Bj&ouml;rn toen het roer te houden, en zelf klom hij boven
+in den mast om den horizon te zien. Toen hij daar zat onderscheidde hij
+een walvisch waarop de twee heksen den storm beheerschten. Sprekend tot
+zijn goed schip, dat begaafd was met verstand en zijn bevelen kon
+gehoorzamen, overviel hij nu beiden, walvisch en heksen, en de zee werd
+rood gekleurd met hun bloed. Op hetzelfde oogenblik ging de wind
+liggen, de golven hielden op te dreigen, en mooi weer lachte weder over
+het water.</p>
+<p>Uitgeput door hun voorafgaande bovenmenschelijke pogingen en door de
+inspanning die het uitscheppen van hun met water vol geloopen vaartuig
+hun kostte, waren de mannen te zwak om te landen, toen zij ten slotte
+de Orkney-eilanden bereikten, en moesten aan de kust worden gebracht
+door Bj&ouml;rn en Frithiof, die hen zacht op het zand legden en zeiden
+dat zij moesten uitrusten en zich verfrisschen na al den nood dien zij
+hadden doorstaan.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Toch nog moeier dan hun Draakschip</p>
+<p class="line">Wank&rsquo;len Frithiofs mannen aan,</p>
+<p class="line">Steunt ook ieder op zijn wapen</p>
+<p class="line">Nauwlijks kan hij rechtop staan.</p>
+<p class="line">Bj&ouml;rn op sterke schouders waagt het</p>
+<p class="line">Vier te beuren op het strand.</p>
+<p class="line">Frithiof neemt er acht en draagt ze</p>
+<p class="line">Waar het vuur reeds lustig brandt.</p>
+</div>
+<span class="pagenum">[<a id="pb309" href="#pb309" name="pb309">309</a>]</span>
+<div class="lg">
+<p class="line">Neen, schaamt u niet, gij bleeken!</p>
+<p class="line">Want golven zijn als Vikings,</p>
+<p class="line">Zwaar is d&rsquo; oneven strijd,</p>
+<p class="line">Zeedochters haten ons.</p>
+<p class="line">Zie, daar komt de drinkhoorn,</p>
+<p class="line">Gaand&rsquo; op gouden voet,</p>
+<p class="line">Verwarmt u, koude zeelui,</p>
+<p class="line">Ik drink op Ingeborg.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>De komst van Frithiof en zijn mannen, en hun manier van landen, werd
+opgemerkt door den wachter van Angantyr, die dadelijk zijn meester
+meedeelde alles wat hij gezien had. De vorst riep dat het schip,
+hetwelk zulk een storm doorstaan had, enkel Ellida kon zijn en dat zijn
+kapitein zonder twijfel Frithiof was, de dappere zoon van Thorsten.
+Toen hij dit hoorde nam een van zijn Berserkers, Atl&eacute;, zijn
+wapens en schreed uit de hal, zeggende dat hij Frithiof wilde uitdagen,
+en dus zich zelf voldoening wilde verschaffen in zake de waarheid van
+de verhalen, die hij aangaande den moed van den jongen held had
+gehoord.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Atl&eacute;&rsquo;s uitdaging.</h3>
+<p class="firstpar">Ofschoon nog zeer uitgeput nam Frithiof
+onmiddellijk Atl&eacute;&rsquo;s uitdaging aan, en na een hevig zwaar
+gevecht, waarin Angurvadel overwon, vochten de twee kampioenen in
+doodelijke omarming. Wijd en zijd is die worsteling in het Noorden
+beroemd, en de helden waren beide goede partijen, maar ten slotte wierp
+Frithiof zijn tegenstander neer, dien hij toen en daar ter plaatste zou
+gedood hebben als zijn zwaard binnen zijn bereik was geweest.
+Atl&eacute; zag zijn bedoeling en verzocht hem het wapen te gaan halen,
+terwijl hij beloofde dat hij onbewegelijk zou blijven gedurende zijn
+afwezigheid. Daar Frithiof wist dat zulk een belofte van een held
+onschendbaar was, gehoorzaamde hij onmiddellijk; maar toen hij met zijn
+zwaard terugkwam <span class="pagenum">[<a id="pb310" href="#pb310"
+name="pb310">310</a>]</span>en zijn tegenpartij rustig den dood vond
+afwachten, werd hij getroffen en verzocht Atl&eacute; op te staan en te
+leven.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">&ldquo;Nu stormen zonder beven</p>
+<p class="line">&ldquo;Als baren held op held</p>
+<p class="line">&ldquo;En slaan met staal omgeven</p>
+<p class="line">&ldquo;Hun borsten met geweld.&rdquo;</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">&ldquo;Zij vechten als hun beren</p>
+<p class="line">&ldquo;Op sneeuwland, fel verwoed,</p>
+<p class="line">&ldquo;En als twee aad&rsquo;laars weren</p>
+<p class="line">&ldquo;Zich boven wilden vloed.</p>
+<p class="line">&ldquo;Zelfs hechte rotsen zouden</p>
+<p class="line">&ldquo;Hen nauwelijks weerstaan,</p>
+<p class="line">&ldquo;De sterkste eik der wouden</p>
+<p class="line">&ldquo;Viel vast voor minder slaan</p>
+<p class="line">&ldquo;Hun zweet vloeit neer in stroomen,</p>
+<p class="line">&ldquo;Hun borsten zwoegen wild;</p>
+<p class="line">&ldquo;Ook krijgen steenen, boomen</p>
+<p class="line">&ldquo;Den slag van speer die trilt.&rdquo;</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Samen gingen nu de gekalmeerde helden naar Angantyr&rsquo;s hal,
+die, zooals Frithiof zag, zeer verschilde van de ruwe woningen van zijn
+geboorteland. De muren waren met leder bedekt dat rijk versierd was met
+vergulde teekeningen. Het schoorsteenstuk was van marmer, en glasruiten
+waren in de vensterramen. Een zacht licht werd verspreid door vele
+kaarsen die in zilveren armen brandden, en de tafels bogen onder de
+meest weelderige spijs.</p>
+<div class="figure xd20e10018width" id="p310"><img src="images/p310.jpg" alt="Frithiof keert terug naar Framn&auml;s" width="512" height="720">
+<p class="figureHead">Frithiof keert terug naar Framn&auml;s</p>
+<p class="firstpar">Knut Ekwall.</p>
+</div>
+<p>Hoog in een zilveren stoel zat de vorst, gekleed in een gouden
+mali&euml;nkolder, waarover een rijke mantel was heengeworpen, die met
+hermelijn was omzoomd; maar toen Frithiof binnentrad schreed hij van
+zijn zetel en strekte vriendelijk de hand uit. &ldquo;Menigen horen heb
+ik met mijn ouden vriend Thorsten geledigd,&rdquo; zeide hij, &ldquo;en
+zijn dappere zoon is eveneens welkom aan mijn disch.&rdquo;</p>
+<p>Rustig ging Frithiof naast zijn gastheer zitten, en nadat hij had
+gegeten en gedronken, vertelde hij zijn avonturen te land en ter zee.
+<span class="pagenum">[<a id="pb311" href="#pb311" name="pb311">311</a>]</span></p>
+<p>Ten slotte echter deelde Frithiof zijn boodschap mede, waarop
+Angantyr zeide dat hij geen schatting verschuldigd was aan
+Helg&eacute;, en hem geen wilde betalen; maar dat hij de verschuldigde
+som als een vrije gift aan den zoon van zijn ouden vriend zou geven,
+terwijl hij hem de vrijheid liet er over te beschikken zooals hij
+wilde. Intusschen, daar het jaargetijde ongeschikt was tot de terugreis
+en stormen voortdurend de zee zweepten, noodigde de koning Frithiof uit
+met hem den winter over te blijven; en het was eerst toen de lieflijke
+lentekoelten weer bliezen, dat hij hem ten slotte toestond weg te
+gaan.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Frithiofs thuiskomst.</h3>
+<p class="firstpar">Afscheid nemende van zijn gastheer stak Frithiof in
+zee en, gestuurd door gunstige winden, kwam de held, na zes dagen in
+het gezicht van Framn&auml;s, en bevond dat zijn huis in een vormlooze
+aschhoop was verkeerd op bevel van Helg&eacute;. Bedroefd schreed
+Frithiof over de verwoeste plek waar het huis zijner kindsheid had
+gestaan, en, toen hij de troostelooze plaats overzag, brandde zijn hart
+in hem. De ru&iuml;nen waren echter niet geheel verlaten, en plotseling
+voelde Frithiof den kouden snuit van zijn hond in zijn hand. Eenige
+oogenblikken daarna sprong zijn geliefkoosd ros aan zijns meesters
+zijde en de trouwe schepselen waren bijna wild van vreugde. Toen kwam
+Hilding hem bezoeken met de mededeeling dat Ingeborg nu de vrouw van
+Sigurd Ring was. Toen Frithiof dit hoorde, beving hem een Berserker
+woede en hij beval zijn mannen de schepen in de haven in den grond te
+boren, terwijl hij naar den tempel ging om Helg&eacute; te zoeken.</p>
+<p>De koning stond gekroond in het midden van een kring van priesters,
+van welke eenigen brandende pijntakken zwaaiden, terwijl allen een
+offermes van steen <span class="pagenum">[<a id="pb312" href="#pb312"
+name="pb312">312</a>]</span>vasthielden. Plotseling was er een
+gekletter van wapenen en Frithiof stortte naar binnen, zijn voorhoofd
+donker als herfststormen. Helg&eacute;&rsquo;s gelaat werd bleek toen
+hij den toornigen held aanzag, want hij wist wat zijn komst beteekende.
+&ldquo;Neem uw schatting, Koning,&rdquo; zei Frithiof, en met deze
+woorden nam hij de beurs uit den gordel en wierp ze in
+Helg&eacute;&rsquo;s gezicht met zulk een kracht, dat het bloed uit
+zijn mond stroomde en hij aan Balder&rsquo;s voeten in zwijm viel.</p>
+<p>De zilvergebaarde priesters naderden de plaats waar de gewelddaad
+was geschied, maar Frithiof wenkte hen terug, en zijn blikken waren
+z&oacute;&oacute; dreigend, dat zij niet ongehoorzaam durfden
+wezen.</p>
+<div class="figure xd20e10043width" id="p312"><img src="images/p312.jpg" alt="Frithiof bij het altaar van Balder" width="508"
+height="720">
+<p class="figureHead">Frithiof bij het altaar van Balder</p>
+<p class="firstpar">Knut Ekwall.</p>
+</div>
+<p>Toen viel zijn oog op den armring dien hij aan Ingeborg had gegeven
+en dien Helg&eacute; aan den arm van Balder had gedaan, en,
+toeschrijdend op het houten beeld zeide hij: &ldquo;Vergiffenis, groote
+Balder, niet voor u werd de ring gehaald uit V&ouml;lunds graf!&rdquo;
+Toen greep hij den ring, maar hoe hard hij ook trok, hij wilde er niet
+af<span class="corr" id="xd20e10051" title="Niet in bron">.</span>
+Eindelijk spande hij al zijn krachten in, en met een plotselingen ruk
+kreeg hij den ring en op hetzelfde oogenblik viel het beeld van den god
+voorover op het altaarvuur. Onmiddellijk werd het in vlammen gehuld, en
+voordat iets kon gedaan worden stond de geheele tempel in vuur en
+rook.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">&rsquo;t Is al voorbij! Nu heft omhoog</p>
+<p class="line">De roode haan zijn vleug&rsquo;len!</p>
+<p class="line">Zit op het dak, schreeuwt waar hij vloog</p>
+<p class="line">Met wieken, niet te teug&rsquo;len.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Frithiof, hevig verschrikt bij de ontwijding die hij zonder het te
+willen op zijn geweten had, trachtte te vergeefs de vlammen te
+blusschen en het kostbare heiligdom te redden, maar, bespeurend dat
+zijn pogingen niets gaven, ontvlood hij naar zijn schip en besloot tot
+het moeizame leven van een verworpene en een banneling. <span class="pagenum">[<a id="pb313" href="#pb313" name="pb313">313</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Gij moogt niet rusten</p>
+<p class="line">Weg van de kusten</p>
+<p class="line">Ellida!&mdash;voort</p>
+<p class="line">Van oord tot oord,</p>
+<p class="line">Steeds verder spoeden</p>
+<p class="line">Door zoute vloeden</p>
+<p class="line">Mijn dierb&rsquo;re Draak!</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Gij golven stout</p>
+<p class="line">Helpt me! wij beiden</p>
+<p class="line">Gaan nooit weer scheiden!</p>
+<p class="line">Mijns vaders groef</p>
+<p class="line">Ligt ginder droef,</p>
+<p class="line">De waat&rsquo;ren neuren</p>
+<p class="line">In eindloos treuren,</p>
+<p class="line">Toch blauwt mijn boot</p>
+<p class="line">Door zee&euml;n groot,</p>
+<p class="line">Door buien zwoegend,</p>
+<p class="line">De golven ploegend</p>
+<p class="line">Zal verder gaan,</p>
+<p class="line">Op, af en aan;</p>
+<p class="line">Wees mij voor &rsquo;t leven</p>
+<p class="line">Tot woon gegeven,</p>
+<p class="line">Wees graf voor mij</p>
+<p class="line">O zee, zoo vrij.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Frithiof als balling.</h3>
+<p class="firstpar">Helg&eacute; vervolgde hem met tien groote
+drakenschepen, maar deze waren nauwelijks onder weg of zij begonnen te
+zinken, en Bj&ouml;rn zeide lachend: &ldquo;Wat Ran toevouwt zal zij
+dunkt mij houden&rdquo;. Met moeite kwam koning Helg&eacute; aan land,
+en de overlevenden moesten hulpeloos blijven toekijken terwijl
+Ellida&rsquo;s groote zeilen langzaam wegzonken achter den horizon. Zoo
+zag Frithiof bedroefd zijn geboorteland uit het gezicht verdwijnen; en
+toen hij verdween riep hij een teeder vaarwel toe aan het geliefde
+land, dat hij nooit weer dacht terug te zien.</p>
+<p>Na zoo zijn geboorteland verlaten te hebben, zwierf Frithiof over
+zee als een roover of viking. Zijn wet was: nooit ergens aan wal te
+gaan, op zijn schild te slapen, te vechten en noch kwartier te geven
+noch te nemen, de schepen te beschermen die hem schatting opbrachten
+<span class="pagenum">[<a id="pb314" href="#pb314" name="pb314">314</a>]</span>en de andere te plunderen, en den geheelen buit
+onder zijn manschappen te verdeelen, terwijl hij voor zich zelf niets
+anders behield dan den roem van de onderneming. Zoo varend en vechtend
+bezocht Frithiof vele landen en kwam ten slotte aan de zonnige
+Grieksche eilanden waar hij gaarne Ingeborg als bruid had heengebracht;
+en het gezicht riep zoovele droeve herinneringen bij hem wakker, dat
+hij bijna overweldigd was door het verlangen naar zijn geliefde en naar
+zijn geboorteland.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Aan het hof van Sigurd Ring.</h3>
+<p class="firstpar">Drie jaren waren voorbijgegaan en Frithiof besloot
+noordwaarts terug te keeren en het hof van Sigurd Ring te bezoeken.
+Toen hij zijn plan aan Bj&ouml;rn mededeelde, verweet hem zijn trouwe
+makker dat hij zoo onbezonnen was er over te denken om alleen te
+reizen, maar Frithiof wilde niet worden afgebracht van zijn plan en
+zeide: &ldquo;Ik ben nooit alleen terwijl Angurvadel aan mijn zijde
+hangt&rdquo;. Hij stuurde Ellida de Vik (het opperste gedeelte van de
+Christiania Fi&ouml;rd) op, vertrouwde haar toe aan de zorg van
+Bj&ouml;rn, en, gewikkeld in een berenhuid, die hij als vermomming
+droeg, vertrok hij alleen te voet naar het hof van Sigurd, waar hij
+aankwam toen de Yulefeesten aan den gang waren. Alsof hij niet meer was
+dan een oude bedelaar ging Frithiof op de bank bij de deur zitten, waar
+hij weldra het voorwerp van de ruwe grappen der hovelingen werd. Toen
+echter een van zijn plagers te dicht bij hem kwam, greep hem de
+zoogenaamde bedelaar met sterke vuist en zwaaide hem hoog boven zijn
+hoofd.</p>
+<div class="figure xd20e10141width" id="p314"><img src="images/p314.jpg" alt="Frithiof aan het Hof van Ring" width="508"
+height="720">
+<p class="figureHead">Frithiof aan het Hof van Ring</p>
+<p class="firstpar">Knut Ekwall.</p>
+</div>
+<p>Verschrikt door deze openbaring van bovenmenschelijke kracht trokken
+de hovelingen zich fluks terug van zijn gevaarlijke nabijheid, terwijl
+Sigurd Ring, wiens aandacht door de drukte getrokken werd, den vreemden
+gast met strengheid beval nabij te komen en te vertellen wie dus den
+vrede durfde verstoren in zijn koninklijke hal. <span class="pagenum">[<a id="pb315" href="#pb315" name="pb315">315</a>]</span></p>
+<p>Frithiof antwoordde ontwijkend dat hij in boetedoening was groot
+gebracht, dat hij armoede had ge&euml;rfd en dat hij honger had; wat
+zijn naam betrof, deze kwam er niet op aan. De koning, zooals
+hoffelijke gewoonte was, drong niet verder bij hem aan, maar noodigde
+hem uit een zetel te nemen naast hem en de koningin, en met hen te
+eten. &ldquo;Maar eerst&rdquo;, zei hij &ldquo;laat de gehavende
+kleedij vallen, die, als ik mij niet vergis, een flinke gestalte
+verbergt&rdquo;.</p>
+<p>Frithiof nam gaarne de dus hartelijk tot hem gerichte uitnoodiging
+aan, en toen de harige bedekking van zijn hoofd en zijn schouders viel,
+stond hij bloeiend in de fierheid van de jeugd, zeer tot verbazing der
+verzamelde krijgers.</p>
+<p>Maar ofschoon zijn verschijning hem deed kennen als iemand van
+ongewoon ras, herkende hem geen der hovelingen. Het was echter iets
+anders met Ingeborg. Als een nieuwsgierig oog in dat oogenblik op haar
+gericht geweest ware, zou haar verschietende kleur en de snelle
+beweging van haar borst haar diepe ontroering hebben geopenbaard.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Hoe kleurt nu een tint van rood haar het
+vorst&rsquo;lijke, bleeke gezicht,</p>
+<p class="line">Zoo purper op velden in sneeuw het huiverende
+wonderlicht,</p>
+<p class="line">Als twee witte waterlelies die dobbren op stroom,
+ongestild,</p>
+<p class="line">Maar aldoor rijzend en dalend, dus zwoegt haar het
+harte wild.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r<span class="corr" id="xd20e10168" title="Niet in bron">,</span> Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Frithiof had nauwelijks plaats genomen aan tafel, toen met
+trompetgeschal een groot wild zwijn werd binnengebracht en voor den
+koning geplaatst. Overeenkomstig de Yule-gewoonte dier dagen stond de
+oude vorst op, en, aanrakend den kop van het dier, uitte hij een
+gelofte dat hij met hulp van Frey, Odin en Thor den stoutmoedigen
+kampioen Frithiof zou overwinnen. Het volgende oogenblik stond ook
+Frithiof overeind, en met zijn zwaard slaande op de groote houten bank,
+verklaarde hij dat Frithiof zijn bloedverwant was en hij <span class="pagenum">[<a id="pb316" href="#pb316" name="pb316">316</a>]</span>ook
+de gelofte wilde doen, dat, ofschoon de heele wereld er tegen op kwam,
+den held geen leed zou geschieden, zoolang hij de macht had zijn zwaard
+te voeren.</p>
+<p>Op deze onverwachte interruptie waren de mannen snel van de
+eikenhouten banken opgestaan. Maar Sigurd Ring glimlachte toegeeflijk
+over de heftigheid van den jongen man, en zeide: &ldquo;Vriend, uwe
+woorden zijn overmoedig, maar nooit werd hier een gast ontzegd zijn
+gedachten te uiten in deze koninklijke hal&rdquo;. Toen keerde hij zich
+tot Ingeborg en beval haar een grooten, rijkversierden horen, die voor
+haar stond, tot den rand met haar beste meede te vullen en haar den
+gast aan te bieden. De koningin gehoorzaamde met ter neder geslagen
+oogen en het beven van haar hand maakte dat het vocht overliep. Twee
+gewone mannen konden <span class="corr" id="xd20e10178" title="Bron: nauwelijke">nauwelijks</span> de groote hoeveelheid opgedronken
+hebben, maar Frithiof hief ze naar zijn lippen, en, toen hij den horen
+terugtrok, was er geen druppel van de meede meer in.</p>
+<p>Eer de maaltijd <span class="corr" id="xd20e10184" title="Bron: geeindigd">ge&euml;indigd</span> was noodigde Sigurd Ring den
+jongen vreemdeling uit om aan zijn hof te blijven totdat het weer lente
+was, en Frithiof, de aangeboden gastvrijheid aannemend, werd de trouwe
+makker van het vorstelijk paar, dat hij bij alle gelegenheden
+vergezelde.</p>
+<p>Op zekeren dag ging Sigurd Ring met Ingeborg naar een feestmaal. Zij
+reisden in een slee, terwijl Frithiof op schaatsen, bevallig naast hen
+ging en vele geheimzinnige teekenen in het ijs kraste. Hun weg voerde
+hen over een gevaarlijk stuk van de bevroren vlakte, en Frithiof
+waarschuwde den koning dat het verstandig zou zijn dit te vermijden.
+Hij wilde echter naar den raad niet hooren, en plotseling zonk de slee
+in een diepe spleet, die ze met den koning en de koningin dreigde te
+verzwelgen. Maar als een valk zoo snel was Frithiof in een oogenblik
+bij hen en trok zonder moeite het paard en zijn last op het harde ijs.
+&ldquo;Inderdaad,&rdquo; zeide <span class="pagenum">[<a id="pb317"
+href="#pb317" name="pb317">317</a>]</span>Ring<span class="corr" id="xd20e10191" title="Niet in bron">,</span> &ldquo;Frithiof zelf kon het
+niet beter gedaan hebben.&rdquo;</p>
+<p>De lange winter liep ten einde, en in de vroege lente richtten de
+koning en de koningin een jachtpartij aan, waaraan het geheele hof
+deelnam. Toen de jacht plaats had, maakten zijn vergevorderde jaren het
+Sigurd Ring onmogelijk door te zetten, en zoo geschiedde het dat hij
+achter bleef, tot dat hij ten slotte met Frithiof alleen was. Zij reden
+samen langzaam voort, totdat zij een lieflijk dal bereikten dat den
+vermoeiden koning tot rusten uitnoodigde, en hij zeide dat hij een
+oogenblik wilde liggen slapen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Toen wierp Frithiof af zijn mantel, legde hem op
+&rsquo;t gras en zie!</p>
+<p class="line">Vol vertrouwen lei de koning, nu zijn hoofd op
+Frithiofs knie</p>
+<p class="line">Sliep zoo rustig als de held slaapt, is het
+strijdrumoer geschorst,</p>
+<p class="line">Op zijn schild, of als het kind slaapt aan de zachte
+moederborst.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Frithiofs trouw.</h3>
+<p class="firstpar">Toen de oude koning dus sliep, zong een vogel voor
+Frithiof van een boom in de nabijheid en zeide hem dat hij gebruik
+moest maken van de onmacht van zijn gastheer, om hem te dooden, en de
+bruid terug te winnen van wie hij zoo schandelijk beroofd was. Maar
+ofschoon Frithiofs warm jong hart naar zijn verloofde snakte, wierp hij
+toch de lafhartige gedachte van zich af, maar, bang dat hem de
+verzoeking te sterk zou worden, trots zijn afschuw van het denkbeeld,
+gooide hij in een opwelling zijn zwaard ver van zich in een naburig
+kreupelbosch.</p>
+<p>Eenige oogenblikken later opende Sigurd Ring zijn oogen en zeide
+Frithiof dat hij zich slechts had gehouden alsof hij sliep; hij
+vertelde hem ook dat hij hem van het eerste oogenblik af had herkend en
+hem op allerlei wijze op de proef gesteld had en bevonden had dat zijn
+eer gelijk was aan zijn moed. De ouderdom was hem nu te machtig
+geworden en hij voelde dat de dood <span class="pagenum">[<a id="pb318"
+href="#pb318" name="pb318">318</a>]</span>naderde. Frithiof zou dus
+<span class="corr" id="xd20e10218" title="Bron: moge">mogen</span>
+hopen dat zijn liefste verwachting binnenkort zou verwezenlijkt worden,
+en Sigurd Ring zeide hem dat hij gelukkig zou sterven als hij tot het
+einde toe bij hem bleef.</p>
+<p>Maar een ander gevoel had Frithiof overmeesterd, en hij vertelde den
+ouden koning dat hij overtuigd was dat Ingeborg nooit de zijne kon zijn
+wegens den toorn van Balder. Te lang was hij gebleven; hij wilde
+opnieuw op zee gaan en den dood in den strijd zoeken om zoo de
+vertoornde goden te verzoenen. Vol van dit plan maakte hij spoedig
+toebereidselen om te vertrekken, maar toen hij naar het hof terugkeerde
+om zijn vorstelijken gastheer en zijn gastvrouw vaarwel te zeggen vond
+hij Sigurd Ring stervende. De oude krijgsman herinnerde zich dat een
+&ldquo;strooien dood&rdquo; Odin niet gunstig zou stemmen, en in
+tegenwoordigheid van Frithiof en zijn hof sneed hij moedig de
+doodsrunen op zijn arm en zijn borst. Toen greep hij Ingeborg met de
+&eacute;&eacute;ne hand vast en hief de andere op om Frithiof en zijn
+jeugdigen zoon te zegenen, en verscheidde in vrede, naar de hallen der
+gezaligden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Goden, ik groet u!</p>
+<p class="line">Zonen van Valhalla!</p>
+<p class="line">D&rsquo;aarde verdwijnt; tot der Asenen feest</p>
+<p class="line">Roept mij de <span class="corr" id="xd20e10232" title="Bron: Gjallarhoren">Giallar-hoorn</span>;</p>
+<p class="line">Zaligheid, als een</p>
+<p class="line">Helm van goud, omringt den gast die kome!</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Verloving van Frithiof en Ingeborg.</h3>
+<p class="firstpar">De krijgslieden van de natie vergaderden nu in een
+plechtig Thing om een troonopvolger te kiezen. Frithiof had de
+geestdriftige bewondering van het volk gewonnen, en zij zouden hem
+gaarne tot koning hebben gekozen; maar hij hief Sigurd Rings zoontje
+hoog op zijn schild toen hij het geschreeuw hoorde dat zijn naam riep,
+en stelde het kind aan de vergadering voor als hun aanstaanden
+<span class="pagenum">[<a id="pb319" href="#pb319" name="pb319">319</a>]</span>koning, openlijk zwerend dat hij hem zou
+ondersteunen totdat hij oud genoeg was om het gebied te verdedigen. De
+knaap, moe van zijn lastige positie, sprong stoutmoedig op den grond
+toen Frithiof zijn rede had ge&euml;indigd en kwam op zijn voeten te
+land. Deze daad van behendigheid en durf in een z&oacute;&oacute; jong
+persoon trof de ruwe Noren, en een luid geroep ging omhoog. &ldquo;Wij
+kiezen u, op het schild gedragen kind!&rdquo;</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Maar zie, gebeurd op schild zat daar</p>
+<p class="line">Het knaapje trotsch,</p>
+<p class="line">Zoo tuurt in zon een adelaar</p>
+<p class="line">Uit wolk om rots.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Maar dan zijn rust&rsquo;loos bloed bevond</p>
+<p class="line">&rsquo;t Hier zijn te lang,</p>
+<p class="line">En met &eacute;&eacute;n sprong zocht hij den
+grond,</p>
+<p class="line">Vlug en niet bang.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Volgens sommige berichten oorloogde Frithiof nu met de broeders van
+Ingeborg, en, na hen overwonnen te hebben, stond hij hen toe hun rijk
+te behouden mits zij hem een jaarlijksche schatting betaalden.
+Vervolgens bleven hij en Ingeborg in Ringric totdat de jonge koning in
+staat was de regeering te aanvaarden, waarop zij naar Hordaland
+vertrokken, een rijk dat Frithiof eens door verovering had verkregen,
+en dat hij aan zijn zonen Gungthiof en Hunthiof overliet.</p>
+<p>De afloop van Bisschop Tegn&eacute;rs verhaal is echter heel anders,
+en, indien het minder schijnt te passen bij den ruwen aard van de
+onbeschaafde zeerooverstijden, maken zijn hoogere geestelijke
+eigenschappen het meer aanlokkelijk. Volgens Tegn&eacute;rs gedicht
+werd Frithiof door het volk van Sigurd Ring aangevuurd om Ingeborg te
+huwen en onder hen als bewaker van het land te blijven. Maar hij
+antwoordde dat dit niet kon, daar de toorn van Balder nog tegen hem
+gloeide, en niemand hem zijn geliefde bruid kon geven. Hij zeide het
+volk, dat hij over de <span class="pagenum">[<a id="pb320" href="#pb320" name="pb320">320</a>]</span>zee&euml;n wilde varen en wilde
+zoeken om vergiffenis van den god te krijgen, en kort daarop nam hij
+afscheid en dreef de wind opnieuw zijn schip voort. Frithiofs eerste
+bezoek werd gebracht aan den grafheuvel van zijn vader, waar hij,
+gedompeld in zwaarmoedigheid door de verlatenheid rondom, zijn ziel
+uitstortte voor den beleedigden god. Hij herinnerde zich dat het de
+gewoonte was van de Noormannen geld te eischen voor gedoode verwanten,
+en zeker zouden de zalige goden niet minder vergevend zijn dan de op
+aarde geborenen. Hartstochtelijk bezwoer hij Balder hem te toonen hoe
+hij zijn niet bedoelde vergrijp zou kunnen goedmaken, en plotseling
+werd hem een antwoord vergund en Frithiof zag in de wolken een visioen
+van een nieuwen tempel.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Daar plotseling, op het westelijk water zwevend</p>
+<p class="line">Komt aan een Beeld, in goud en vlammen levend,</p>
+<p class="line">Het zweeft op Balders bosch, nachtwolken onder,</p>
+<p class="line">Als gouden kroon rust op een bed van groen.</p>
+<p class="line">Straks staat het vast, met boog en muur en drempel,</p>
+<p class="line">Waar Balder stond is nu een nieuwe tempel.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<div class="figure xd20e10297width" id="p320"><img src="images/p320.jpg" alt="Frithiof ziet den slapenden Koning" width="498"
+height="720">
+<p class="figureHead">Frithiof ziet den slapenden Koning</p>
+<p class="firstpar">Knut Ekwall.</p>
+</div>
+<p>De held begreep onmiddellijk, dat de goden dus een middel tot
+verzoening hadden aangegeven, en hij zag op tegen kosten noch moeite,
+totdat een prachtige tempel en bosch, die verre de pracht van het oude
+heiligdom te boven gingen, uit de bouwvallen oprees.</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Voltooid was Balders heiligdom,</p>
+<p class="line">Geen palissade stond rondom</p>
+<p class="line">Nu meer van hout,</p>
+<p class="line">Een ijzeren hekwerk, punten goud,</p>
+<p class="line">Schooner en sterker dan voorheen</p>
+<p class="line">In evenwicht verscheen</p>
+<p class="line">Om Balders heilig huis. Een lange stoet</p>
+<p class="line">Geharnasten die speren schitt&rsquo;ren doet.</p>
+<p class="line">En helmen &rsquo;t zonlicht&mdash;dus in pracht</p>
+<p class="line">Blonk in het heilig woud de fiere wacht<span class="corr" id="xd20e10327" title="Bron: ,">.</span></p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">En van graniet, met groote zorg bedocht</p>
+<p class="line">Een stoute kunst, was &rsquo;t machtig werk gewrocht,
+<span class="pagenum">[<a id="pb321" href="#pb321" name="pb321">321</a>]</span></p>
+<p class="line">En zooals reuzenhallen,</p>
+<p class="line">Die tijden niet doen vallen,</p>
+<p class="line">Rees &rsquo;t op&mdash;lijk Upsals tempel, waar het
+Noord</p>
+<p class="line">Valhall verbeeld zag in dit wereldsch oord.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Trotsch stond het dan op bergkant, zijn profiel</p>
+<p class="line">Werd kalm gespiegeld in de klare zee,</p>
+<p class="line">Rondom&mdash;gelijk een bloemengordel schoon,</p>
+<p class="line">Ging Balders Dal, met boschjes vol muziek</p>
+<p class="line">En teere vogelzangen, Vreeverblijf.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i></p>
+<p>Ondertusschen was, toen het hout gehakt werd, koning Helg&eacute;
+afwezig op een tocht door het Finsche gebergte. Op zekeren dag gebeurde
+het, dat zijn troep een rots passeerde, waar het eenzame heiligdom
+stond van een vergeten god, en koning Helg&eacute; bestormde de
+rotsspits met het doel om den bouwvalligen muur om te halen. Het slot
+bood weerstand, en toen Helg&eacute; sterk trok aan de vermolmde poort,
+viel plotseling een gehouwen beeld van den god, die ruw uit zijn langen
+slaap gewekt was, van zijn nis naar beneden.</p>
+<p>Zwaar kwam hij op het hoofd van den indringer neer, en Helg&eacute;
+viel lang uit op den rotsgrond en lag bewegingloos.</p>
+<p>Toen de tempel naar behooren aan Balders dienst werd gewijd, stond
+Frithiof bij het altaar om de komst van zijn bruid af te wachten. Maar
+Halfdan kwam eerst over den drempel, terwijl zijn wankelende tred
+duidelijk toonde, dat hij een onvriendelijke ontvangst verwachtte. Toen
+Frithiof dit zag, gespte hij zijn zwaard los en stapte vrijmoedig op
+Halfdan toe met uitgestrekte hand, waarop de koning, met hoogen blos,
+de toegestoken hand hartelijk aannam, en van dat oogenblik af waren
+alle geschillen vergeten. Het volgende oogenblik kwam Ingeborg, en de
+hernieuwde vriendschap van de langgescheiden vrienden werd bekrachtigd
+door de hand van de bruid, die Halfdan in die van zijn nieuwen broeder
+legde. <span class="pagenum">[<a id="pb322" href="#pb322" name="pb322">322</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Over den koop&rsquo;ren drempel nu</p>
+<p class="line">Halfdan schuw</p>
+<p class="line">Kwam met angstigen blik en bleek,</p>
+<p class="line">Schuin naar zijn machtigen vijand keek,</p>
+<p class="line">En zwijgend op eenigen afstand stond</p>
+<p class="line">Toen Frithiof, en zijn hand ontbond</p>
+<p class="line">Angurvadel, den sterke, van zijn dij,</p>
+<p class="line">Zijn gouden schild wierp hij ter zij;</p>
+<p class="line">Op zijn vijand, bang,</p>
+<p class="line">Trekt hij los met woord en waardigen gang,</p>
+<p class="line">&ldquo;Het edelst in &rsquo;t gevecht is hij</p>
+<p class="line">Die &rsquo;t eerst zijn rechter biedt</p>
+<p class="line">En versmaadt de trouwe verbroed&rsquo;ring
+niet&rdquo;.</p>
+<p class="line">Dan Halfdan, blozend, doet heel haastig uit</p>
+<p class="line">Zijn ijz&rsquo;ren handschoen, en zijn hand omsluit</p>
+<p class="line">Die van den vriend, te lang gescheiden,</p>
+<p class="line">Nu staan als bergen vast zij beiden.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">En eindlijk woorden diep</p>
+<p class="line">Weerklinken er van zegen en van roem,</p>
+<p class="line">Zie! Ingeborg treedt binnen, rijk gesierd</p>
+<p class="line">Met bruidstooi en het slanke lijf gehuld</p>
+<p class="line">In kostlijk hermelijn, haar volgen stil</p>
+<p class="line">Meisjes met klaar gelaat, zooals den maanvorst</p>
+<p class="line">Verzellen sterrenstoeten aan de lucht!</p>
+<p class="line">Doch d&rsquo; oogen van de bruid,</p>
+<p class="line">Twee heem&rsquo;len blauw,</p>
+<p class="line">Met tranen zijn gevuld,</p>
+<p class="line">En aan haars broeders hart zinkt neer zij bevend;</p>
+<p class="line">Hij, door zijn zusters rouw</p>
+<p class="line">Ontroerd, haar hand aan die van Frithiof gevend.</p>
+<p class="line">Legt aan zijn heldenborst den lieven last,</p>
+<p class="line">Beproefde trouw is dat wat Ingeborg past.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Tegn&eacute;r, Frithiof-sage.</i>
+<span class="pagenum">[<a id="pb323" href="#pb323" name="pb323">323</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch28" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk <span class="corr" id="xd20e10443" title="Bron: XXVII">XXVIII</span>: De Godenschemering.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het verhaal van de goden.</h3>
+<p class="firstpar">Een van de kenmerkende trekken van de Noorsche
+mythologie is dat het volk steeds geloofde dat hun goden tot een
+vergankelijk ras behoorden. De Aesir hadden een begin gehad; dus,
+redeneerde men, moeten zij een einde nemen; en daar zij geboren werden
+uit een mengsel van goddelijke elementen en van elementen der reuzen,
+en dus onvolmaakt waren, droegen zij de kiem des doods in zich en waren
+als de menschen veroordeeld den natuurlijken dood te ondergaan,
+teneinde geestelijke onsterfelijkheid te verkrijgen.</p>
+<p>Het geheele schema van de Noorsche mythologie was dus een drama,
+waarvan elke stap gaandeweg leidde tot het toppunt of het tragisch
+einde, als, met echt dichterlijke rechtvaardigheid, straf en loon
+onpartijdig werden uitgedeeld. In de vorige hoofdstukken zijn de
+langzame opkomst en het verval der goden zorgvuldig vermeld. Wij hebben
+verhaald, hoe de Aesir de aanwezigheid van het kwaad, in Loki
+verpersoonlijkt, in hun midden duldden; hoe zij zwak zijn raad volgden,
+toestonden dat hij hen in allerlei soorten van moeilijkheden bracht,
+waaruit zij slechts ten koste van hun deugd of vrede konden ontkomen,
+en eindelijk hem veroorloofden zulk een macht over hen te krijgen, dat
+hij niet schroomde hen van hun liefste bezit, zuiverheid of onschuld,
+gepersonifieerd in Balder den goeden, te berooven.</p>
+<p>Te laat bemerkten de goden hoe slecht deze geest was die een
+verblijf onder hen had gevonden, en te laat verbanden zij Loki naar de
+aarde, waar de menschen, volgend het voorbeeld van de goden, naar zijn
+lessen luisterden en bedorven werden door zijn noodlottigen
+invloed.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Broed&rsquo;ren slaan broed&rsquo;ren;</p>
+<p class="line">Zusterskind&rsquo;ren <span class="pagenum">[<a id="pb324" href="#pb324" name="pb324">324</a>]</span></p>
+<p class="line">Storten elkaars bloed,</p>
+<p class="line">Vleeschlijk kwaad neemt toe,</p>
+<p class="line">Het zijn zwaardtijden, <span class="corr" id="xd20e10467" title="Bron: aksttijden">akstijden</span>;</p>
+<p class="line">Schilden klieft men door,</p>
+<p class="line">Stormtijden, moordtijden</p>
+<p class="line">Tot de wereld sterft,</p>
+<p class="line">En niemand meelij voelt</p>
+<p class="line">Meer voor zijn nevenmensch.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Noorsche Mythologie (R. B.
+Anderson).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Fimbul-winter.</h3>
+<p class="firstpar">Ziende dat de misdaad tierde en al het goede van de
+aarde verbannen was, bedachten de goden dat de van oudsher gedane
+voorspellingen op het punt waren in vervulling te treden, en dat de
+schaduw van Ragnarok, de schemering der goden, reeds over hen was. Sol
+en Mani werden bleek van schrik, en stuurden hunne wagens bevend langs
+de paden die zij moesten gaan, terwijl zij bevreesd omkeken naar de hen
+achtervolgende wolven, die hen spoedig zouden inhalen en verslinden; en
+toen hun glimlach verdween, werd de aarde droevig en koud, en de
+vreeslijke Fimbul-winter begon. Toen viel er sneeuw uit de vier
+windstreken tegelijk, de scherpe winden joegen aan van het noorden en
+de geheele aarde was met een dikke laag ijs bedekt.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De strenge Fimbul woedde en bracht</p>
+<p class="line">Op aard veel storm en sneeuwjacht,</p>
+<p class="line">De zee sloeg schotsen kort en klein</p>
+<p class="line">En wierp het ijsschuim, tot waar zijn</p>
+<p class="line">De bergen hoog;</p>
+<p class="line">Geen zoelte toog,</p>
+<p class="line">Geen lichtglans, zij het nog zoo flauw.</p>
+<p class="line">Temp&rsquo;rend den nacht van vorst en kou.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>Deze strenge winter duurde drie volle seizoenen zonder
+tusschenpoozen en werd gevolgd door drie andere, even streng, waarin
+alle vreugde van de wereld wegging en de misdaden der menschen met
+vreeslijke snelheid toenamen, terwijl in den algemeenen strijd voor het
+leven, de laatste gevoelens van menschelijkheid en mededoogen
+verdwenen. <span class="pagenum">[<a id="pb325" href="#pb325" name="pb325">325</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De wolven losgelaten.</h3>
+<p class="firstpar">In de donkere hoeken van het IJzerbosch voedde de
+reuzin Iarnsaxa of Angur-boda nauwgezet de wolven Hati, Sk&ouml;ll en
+Managarm, het kroost van Fenris, met het merg van moordenaars en de
+beenderen van echtbrekers; en z&oacute;&oacute;veel kwamen deze lage
+misdaden voor, dat de schier onverzadelijke monsters nooit gebrek aan
+voedsel hadden. Zij wonnen dagelijks aan kracht om Sol en Mani te
+vervolgen, en haalden hen eindelijk in en verscheurden hen terwijl zij
+de aarde overstroomden met bloed uit hun druipende muilen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zij zat in het Oosten, die oude Jarnrid,</p>
+<p class="line">En zij voedd&rsquo; er de kinderen, geboren uit
+Fenrir;</p>
+<p class="line">Hij zal zijn het schrikkelijkst van al, hij,</p>
+<p class="line">Die, onder den vorm van een monster, zal verzwelgen de
+maan.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Voluspa.</i></p>
+<p>Bij dit vreeselijk onheil trilde en schokte de geheele aarde, de
+sterren, ontsteld, vielen van hunne plaatsen, en Loki, Fenris en Germ,
+hun pogingen vernieuwend, rukten hun keten van elkander en stormden aan
+om wraak te nemen. Op hetzelfde oogenblik knaagde de draak Nidhug den
+wortel van den esch Yggdrasil door, die tot aan zijn bovensten top
+sidderde; de roode haan Fialar, zwevend boven Valhalla, kraaide luid
+alarm, wat onmiddellijk beantwoord werd door Gullin-kambi, den huishaan
+in Midgard en door Hels donkerrooden vogel in Niflheim.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">De haan met gouden kam</p>
+<p class="line">Riep luid te wapen allen in &rsquo;t Valhal;</p>
+<p class="line">De haan, bloedrood, roept even fel bijeen</p>
+<p class="line">Die zijn op aard en ook er onder.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i><span class="corr" id="xd20e10544"
+title="Bron: Vikingvertellingen">Viking-vertellingen</span> van het
+Noorden (R. B. Anderson.)</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3><span class="corr" id="xd20e10550" title="Bron: Heimdal">Heimdall</span> geeft het sein.</h3>
+<p class="firstpar"><span class="corr" id="xd20e10554" title="Bron: Heimdal">Heimdall</span>, deze voorzeggende teekenen bespeurend
+en hoorend den schrillen kreet van den haan, bracht onmiddellijk den
+<span class="corr" id="xd20e10557" title="Bron: Galler-horen">Giallar-hoorn</span> aan zijn lippen en blies den
+<span class="pagenum">[<a id="pb326" href="#pb326" name="pb326">326</a>]</span>langverwachten klank, die door de wereld werd
+gehoord. Bij het eerste klinken van verzamelen sprongen Aesir en
+Einheriar van hun gouden bedden op en stormden dapper uit de groote
+hal, gewapend tot den aanstaanden slag, en, bestijgend hun ongeduldige
+paarden, galloppeerden zij over de sidderende regenboogbrug naar het
+wijde veld Vigrid, waar, zooals Vafthrudnir lang te voren voorspeld
+had, de laatste slag moest plaats hebben.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De verschrikkingen van de zee.</h3>
+<p class="firstpar">De vreeselijke Midgardslang I&ouml;rmungandr werd
+door de algemeene beweging gewekt, en met ontzaglijke kronkelingen en
+trekkingen, waardoor de zee&euml;n tot z&oacute;&oacute; hooge golven
+werden opgezweept als vroeger nooit de diepte van den oceaan ontrust
+hadden, kroop hij op het land en haastte zich om aan den vreeslijken
+strijd mede te doen, waarin hij een hoofdrol zou spelen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In reuzenbocht de slang lag neer</p>
+<p class="line">Diep in de zee, tot, vrij van boei,</p>
+<p class="line">Hij oprees op het schuimgeloei;</p>
+<p class="line">Onder de zwieping van zijn staart</p>
+<p class="line">Zwol water, bergenhoog, op &rsquo;t land.</p>
+<p class="line">Toen ijlend wild dwars door het diep</p>
+<p class="line">Stortend zijn bloedig schuim in vaart,</p>
+<p class="line">Als hagel, aad&rsquo;mend giftig fel</p>
+<p class="line">Doodlijken nevel over d&rsquo; aard,</p>
+<p class="line">Zocht hij door branding heen het strand.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones).</i></p>
+<p>Een van de golven, door I&ouml;rmungandr&rsquo;s bewegingen opgezet,
+maakte Nagilfar vlot, het noodlottig schip, dat enkel gemaakt was uit
+de nagels van die doode menschen, wier verwanten, door de eeuwen heen,
+hun plicht verzuimd hadden om de nagels der overledenen te knippen eer
+zij ter ruste werden gelegd. Nauwelijks was dit schip vlot, of Loki
+ging er op met de vurige bende van Muspells-heim en stuurde het stout
+over de stormachtige wateren naar de plaats van het gevecht.
+<span class="pagenum">[<a id="pb327" href="#pb327" name="pb327">327</a>]</span></p>
+<p>Dit was niet het eenige schip echter dat naar Vigrid koers zette,
+want uit een dikke mistbank noordwaarts kwam een ander schip, bestuurd
+door Hrym, waarin al de vorstreuzen waren, tot de tanden gewapend en
+zich verheugend in den strijd tegen de Aesir, die zij altijd hadden
+gehaat.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De verschrikkingen van de Onderwereld.</h3>
+<p class="firstpar">Terzelfder tijd kroop Hel, de godin van den dood,
+door een spleet van de aarde uit haar huis onder den grond, op den voet
+gevolgd door den Hellehond Garm, den boosdoener van haar vreugdeloos
+gebied, en den draak Nidhug, die over het slagveld vloog terwijl hij
+lijken op zijn schouders droeg. Zoodra hij landde, heette Loki deze
+versterkingen met vreugde welkom en, zich aan het hoofd plaatsend,
+marcheerde hij met hen ten gevecht.</p>
+<p>Plotseling werd de lucht in twee&euml;n gescheurd en door de vurige
+bres reed Surtr met zijn vlammend zwaard, gevolgd door zijn zonen; en
+toen zij over de brug Bifr&ouml;st reden, met het plan om Asgard te
+bestormen, viel de roemrijke boog met gekraak onder den tred hunner
+paarden in.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Door het gebied der lucht,</p>
+<p class="line">In blinkend staal, geducht,</p>
+<p class="line">En in slagorden rijk;</p>
+<p class="line">Ging het, wijl heet gevlam</p>
+<p class="line">Uit snelle hoeven kwam,</p>
+<p class="line">Voerend zijn stoet vol glans reed Surtur</p>
+<p class="line">Tusschen de stroomen woedend vuur.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Valhalla (J. C. Jones.)</i></p>
+<p>De goden wisten zeker dat hun einde nu nabij was en dat hun zwakheid
+en gebrek aan voorzorg hen in een zeer nadeeligen toestand hadden
+gebracht, want Odin had slechts &eacute;&eacute;n oog, Tyr slechts
+&eacute;&eacute;n hand, en Frey enkel &eacute;&eacute;n hertshoorn om
+zich daarmede te verdedigen, in plaats van zijn onverwinlijk zwaard.
+Niettemin lieten <span class="pagenum">[<a id="pb328" href="#pb328"
+name="pb328">328</a>]</span>de Aesir geen wanhoop blijken, maar, als
+echte slaggoden van het Noorden, trokken zij hun rijkste kleeding aan,
+en reden vroolijk naar het slagveld, besloten hun leven zoo duur
+mogelijk te verkoopen.</p>
+<div class="figure xd20e10628width" id="p328"><img src="images/p328.jpg" alt="Odin en Fenris" width="503" height="720">
+<p class="figureHead">Odin en Fenris</p>
+<p class="firstpar">Dorothy Hardy.</p>
+</div>
+<p>Terwijl zij dus hunne krachten monsterden, reed Odin nog eens naar
+de Urdarfontein, waar, onder den nedervallenden <span class="corr" id="xd20e10636" title="Bron: Yggdrasill">Yggdrasil</span>, de Nornen zaten
+met gesluierde aangezichten en hardnekkig zwijgend, terwijl haar
+weefsels verscheurd aan hare voeten lagen. Nog eenmaal fluisterde de
+vader der goden een geheimzinnige mededeeling aan Minir toe, waarop hij
+Sleipnir besteeg en met den wachtenden troep meeging.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het groote gevecht.</h3>
+<p class="firstpar">De strijders waren nu samen op Vigrids breede
+vlakte. Aan den eenen kant waren de fiere, kalme gezichten der Aesir,
+Vanas en Einheriar gerangschikt; terwijl aan den anderen kant vereenigd
+waren de bonte troep van Surtr, de grimmige vorstreuzen, het bleeke
+leger van Hel, en Loki en zijn verschrikkelijk gevolg, Garm, Fenris en
+I&ouml;rmungandr, terwijl de beide laatsten vuur en rook braakten en
+wolken uitademden van schadelijke, doodelijke dampen, die den geheelen
+hemel en de geheele aarde met hun giftigen adem vervulden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">De jaren gaan,</p>
+<p class="line">Geslachten vlieden, eeuwen worden oud,</p>
+<p class="line">&rsquo;t Brengt als ons nader tot den lesten dag,</p>
+<p class="line">Als uit het Zuid de vurige stoet marcheert</p>
+<p class="line">En overschrijdt de brug, Loki als gids,</p>
+<p class="line">En Fenris volgend met gebroken boei,</p>
+<p class="line">Terwijl van &rsquo;t oost de groote Rymer komt</p>
+<p class="line">En stuurt zijn schip en landen doet de slang;</p>
+<p class="line">En allen worden op het hemelveld</p>
+<p class="line">Gevoerd tegen de goden in carr&eacute;.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold.)</i></p>
+<p>Al het verborgen antagonisme van eeuwen werd nu ontbonden in een
+stroom van haat, terwijl ieder lid van <span class="pagenum">[<a id="pb329" href="#pb329" name="pb329">329</a>]</span>de tegenover elkander
+staande legers met grimmige vastberadenheid vocht, zooals onze
+voorouders van ouds deden, hand tegen hand, en van aangezicht tot
+aangezicht. Met een hevigen schok, die gehoord werd boven het
+krijgsrumoer uit dat het heelal vervulde, kwamen Odin en de Fenriswolf
+in geweldige aanraking, terwijl Thor de Midgardslang aanviel, en Tyr
+handgemeen werd met den hond Garm. <span class="corr" id="xd20e10673"
+title="Bron: Fry">Frey</span> vocht met Surtr, Heimdall met Loki, dien
+hij vroeger reeds verslagen had, en de rest van de goden en al de
+Einheriar vonden vijanden die hun dapperheid waard waren. Maar trots
+hun dagelijksche oefening in de hemelsche stad, was Valhalla&rsquo;s
+schare veroordeeld om te komen, en Odin was onder de eersten der
+blinkenden die vallen moest. Zelfs de groote moed en de machtige
+eigenschappen van Alvader konden het getij van het kwaad dat in den
+Fenriswolf verpersoonlijkt was, niet weerstaan. Elk volgend oogenblik
+van den strijd nam zijn kolossale gestalte groote afmetingen aan,
+totdat ten slotte zijn wijdgeopende kaken de gansche ruimte tusschen
+hemel en aarde omvatten en het vreeslijk monster aanstormde op den
+vader van de goden en hem in levenden lijve met zijn verschrikkelijken
+muil verzwolg.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Fenrir zal met fellen tand</p>
+<p class="line">Aller eeuwen heer verslaan;</p>
+<p class="line">Vithar zal zijn wreker zijn,</p>
+<p class="line">En, vechtend met den ruigen wolf,</p>
+<p class="line">Klieven zijn bebloeden muil.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vafthrudni&rsquo;s-mal.</i></p>
+<p>Geen van de goden kon Alvader een helpende hand bieden op het
+kritieke oogenblik, want het was voor allen een moeilijke tijd. Frey
+deed heldhaftige pogingen, maar <span class="corr" id="xd20e10693"
+title="Bron: Sutr&rsquo;s">Surtr&rsquo;s</span> vlammend zwaard bracht
+hem een doodelijken slag toe. In zijn strijd met den aartsvijand Loki
+ging het Heimdall beter, maar zijn laatste overwinning werd duur
+gekocht, want ook hij viel dood. De strijd tusschen <span class="pagenum">[<a id="pb330" href="#pb330" name="pb330">330</a>]</span>Tyr
+en Garm had hetzelfde tragische einde, en Thor, na een
+allerverschrikkelijkst gevecht met de Midgardslang, en na hem met een
+slag van Mi&ouml;lnir te hebben neergeslagen, deinsde negen stappen
+terug en verdronk in den stroom vergif die uit de kaken van het
+stervende monster kwam.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Odins zoon gaat</p>
+<p class="line">Met het monster ten strijde,</p>
+<p class="line">Midgard&rsquo;s Veor in toorn</p>
+<p class="line">Wil dooden den draak,</p>
+<p class="line">Negen voeten treedt</p>
+<p class="line"><span class="corr" id="xd20e10710" title="Bron: Fi&ouml;rgyns">Fiorgyns</span> zoon,</p>
+<p class="line">Door de slang gebogen</p>
+<p class="line">Die geen vijand vreesde.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i></p>
+<p>Vidar kwam nu aansnellen van een verwijderd deel der vlakte om den
+dood van zijn machtigen heer te wreken, en de voorspelde vloek trof
+Fenris, wiens onderkaak nu den slag van dien schoen voelde die voor
+dezen dag bewaard was. Op hetzelfde oogenblik greep Vidar de bovenkaak
+van het monster met zijn handen, en scheurde hem met een vreeslijken
+ruk in twee&euml;n.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het verslindende vuur.</h3>
+<p class="firstpar">De andere goden die deelnamen aan het gevecht, en
+al de Einheriar waren nu gevallen, en Surtr wierp nu plotseling zijn
+vurige donders over hemel, aarde en de negen rijken der Hel. De
+woedende vlammen omringden den zwaren stam van den <span class="corr"
+id="xd20e10728" title="Bron: wereldesch">wereldsche</span> Yggdrasil,
+en bereikten de gouden paleizen der goden die geheel verteerd werden.
+De plantengroei op aarde werd eveneens vernietigd en de brandende hitte
+deed al de wateren zieden en koken.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Vuura&acirc;m valt aan</p>
+<p class="line">Den alvoedenden boom,</p>
+<p class="line">Stijgend vuur speelt</p>
+<p class="line">Naar de lucht zelfs toe.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Saemunds Edda.</i> <span class="pagenum">[<a id="pb331" href="#pb331" name="pb331">331</a>]</span></p>
+<p>De groote brand woedde verschrikkelijk totdat alles verteerd was,
+toen de aarde, zwart en gewond, onder de kokende golven der zee
+wegzonk. Ragnarok was inderdaad gekomen, de tragedie der wereld was
+voorbij, de goddelijke spelers waren gedood en de chaos scheen haar
+vroegere heerschappij herwonnen te hebben. Maar evenals in een
+tooneelstuk, nadat de hoofdpersonen vermoord zijn en het gordijn is
+gevallen, de aanwezigen nog verwachten dat de gunstelingen verschijnen
+en een buiging maken, zoo meenden de oude Noorsche volken dat als alles
+in Surtr&rsquo;s vlammen was omgekomen, uit de algemeene ru&iuml;ne de
+goedheid zou oprijzen, om hare heerschappij over de aarde te hernemen,
+en dat sommige goden zouden terugkeeren en voor eeuwig in den hemel
+zouden wonen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">Alle kwaad</p>
+<p class="line">Sterft een eindloozen dood, en goedheid rijst</p>
+<p class="line">Uit dat groot wereldvuur gezuiverd weer</p>
+<p class="line">Tot leven hooger, beter, eedler dan weleer.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Viking-verhalen van het Noorden (R. B.
+Anderson).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Wedergeboorte.</h3>
+<p class="firstpar">Onze voorouders geloofden ten volle in de
+wedergeboorte en hielden het er voor, dat na een zeker tijdsverloop de
+aarde, gezuiverd door het vuur, gelouterd door hare indompeling in de
+zee, weer verrees in al hare oorspronkelijke schoonheid en verlicht
+werd door de zon, welker kar gevoerd werd door een dochter van Sol,
+geboren eer de wolf haar moeder had verslonden. De nieuwe dagtoorts was
+niet onvolmaakt als de eerste zon was geweest, en hare stralen waren
+niet langer z&oacute;&oacute; sterk dat men een schild moest plaatsen
+tusschen haar en de aarde. Deze meer weldadige stralen deden de aarde
+weldra haren groenen mantel vernieuwen en haar bloemen en vruchten in
+overvloed voortbrengen. Twee menschelijke wezens, een vrouw Lif, en een
+man <span class="pagenum">[<a id="pb332" href="#pb332" name="pb332">332</a>]</span>Lifthrasir, doken nu op uit de diepten van
+Hodmimir&rsquo;s (Mimir&rsquo;s) bosch, waarheen zij gevlucht waren
+toen Surtr de wereld in brand stak. Zij waren daar in vredige
+sluimering gezonken, onbewust van de verwoesting rondom hen, en waren
+er gebleven, gevoed door den morgendauw, totdat zij veilig opnieuw
+konden uittrekken, waarop zij bezit namen van de herboren aarde, die
+hun afstammelingen moesten bevolken en waarover zij volkomen
+heerschappij zouden voeren.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line xd20e1504">Wij zullen rijzen zien</p>
+<p class="line">Uit lichte zee aan onzen voet een aard</p>
+<p class="line">Frisscher dan de oude, bloeiender, met vrucht</p>
+<p class="line">Van zelf ontloken, en met menschen die</p>
+<p class="line">Dan zullen leven in vrede als eens in twist.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew Arnold).</i></p>
+<div class="figure xd20e10783width" id="p332"><img src="images/p332.jpg" alt="Noren landende in IJsland" width="720" height="493">
+<p class="figureHead">Noren landende in IJsland</p>
+<p class="firstpar">Oscar Wergeland.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Een nieuwe hemel.</h3>
+<p class="firstpar">Al de goden die de ontwikkelingskrachten der natuur
+voorstelden, werden op het noodlottige Vigridveld verslagen, maar Vali
+en Vidar, de typen van de onvergankelijke krachten der natuur, keerden
+tot het <span class="corr" id="xd20e10794" title="Bron: Idaveld">Idavold</span> terug, waar zij Modi en Magni, Thors
+zonen, ontmoetten, de verpersoonlijkingen van sterkte en energie, die
+den heiligen hamer van hun vader uit de algemeene verwoesting redden en
+hem er heen brachten.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Vithar&rsquo;s dan en Vali&rsquo;s kracht</p>
+<p class="line">Erft het ledig <span class="corr" id="xd20e10802"
+title="Bron: g&ocirc;ongebied">go&ocirc;ngebied</span>;</p>
+<p class="line">Mothi&rsquo;s spieren, Magni&rsquo;s wil</p>
+<p class="line">Zwaaien nu den moker zwaar,</p>
+<p class="line">Hun bezit, sinds Donar viel.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Vafthrudni-mal.</i></p>
+<p>Hier ontmoetten zij Hoenir, niet langer een balling onder de Vanas,
+die, als ontwikkelingskrachten, ook voor goed verdwenen waren; en uit
+de donkere onderwereld, waar hij zoo lang gekwijnd had, rees de
+stralende Balder op, samen met zijn Broeder Hodur, met wien hij
+verzoend was en met wien hij in volkomen vriendschap en vrede
+<span class="pagenum">[<a id="pb333" href="#pb333" name="pb333">333</a>]</span>zou leven. Het verleden was voor goed voorbij en
+de overlevende goden konden het zonder bitterheid terugroepen. De
+herinnering aan hun vroegere makkers was hun echter dierbaar, en vaak
+keerden zij naar hun oude verblijven terug. Zoo wandelden zij eens in
+het lange gras op Idavold en vonden weer de gouden schijven waarmede de
+Aesir altijd speelden.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Wij zullen gaan weer langs &rsquo;t bekend terrein</p>
+<p class="line">Van Ida, en wij zullen tusschen &rsquo;t gras</p>
+<p class="line">Vinden de gouden schijven, waarmee eens</p>
+<p class="line">Wij speelden, dit herinnert ons &rsquo;t weleer,</p>
+<p class="line">Der goden tijdverdrijf, het wijs gesprek</p>
+<p class="line">Van Odin, al de vreugde van &rsquo;t verle&ecirc;n.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Balder Dood (Matthew
+Arnold<span class="corr" id="xd20e10835" title="Bron: .)">).</span></i></p>
+<p>Toen de kleine stoet der goden zich bedroefd naar de plaats keerde,
+waar hun vorstelijke verblijven eenmaal stonden, bespeurden zij, tot
+hun blijde verrassing, dat <span class="corr" id="xd20e10840" title="Bron: Grimli">Gimli</span>, het hoogste hemelsche paleis, niet
+vernield was, want het rees schitterend voor hen op, terwijl zijn
+gouden dak de zon overscheen. Zij haastten zich er naar toe en
+ontdekten, tot hun nog veel grooter blijdschap, dat het het
+toevluchtsoord was geworden voor alle deugdzamen.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In Gimli het grootsche,</p>
+<p class="line">Daar zal de schaar</p>
+<p class="line">Der deugdzamen zijn,</p>
+<p class="line">En door alle eeuw</p>
+<p class="line">Smaken de vreugde.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Letterkunde en Romantiek van
+Noord-Europa (Howitt).</i></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Een te groot om te noemen.</h3>
+<p class="firstpar">Daar de Noormannen, die zich op IJsland vestigden,
+en door wie de meest volledige expositie van het Odins geloof ons in de
+Eddas en Sages heeft bereikt, niet geheel bekeerd werden voor de elfde
+eeuw&mdash;ofschoon zij in aanraking waren gekomen met Christenen op
+hun vikingtochten bijna zes eeuwen vroeger,&mdash;is het zeer
+<span class="pagenum">[<a id="pb334" href="#pb334" name="pb334">334</a>]</span>waarschijnlijk, dat de Noordelijke scalden
+eenige denkbeelden van de Christelijke leerstellingen opdeden, en dat
+deze kennis in zekere mate invloed op hen uitoefende, en hun
+beschrijvingen van het wereldeinde en de wedergeboorte der aarde
+kleurde. Misschien was het deze vage kennis ook, die hen er toe bracht
+aan de Edda een vers toe te voegen dat men gewoonlijk voor een
+interpolatie houdt, waarin gezegd wordt dat een andere God, te groot om
+te noemen, zou verrijzen om over Gimli te heerschen. Van deze hemelsche
+plaats zou hij de menschheid oordeelen en de boozen van de goeden
+scheiden. De eersten zouden worden verbannen naar de ellendige oorden
+van Nastrond, terwijl de goeden naar de zalige hallen van Gimli, het
+lieflijke, zouden worden overgebracht.</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Dan komt een ander,</p>
+<p class="line">Nog meer machtig,</p>
+<p class="line">Maar Hem te noemen</p>
+<p class="line">Durf ik niet wagen.</p>
+<p class="line">Meest ziet niet verder</p>
+<p class="line">Men dan waar Odin</p>
+<p class="line">Den wolf gaat treffen.</p>
+</div>
+<p class="firstpar xd20e1136"><i>Letterkunde en Romantiek van
+Noord-Europa (Howitt<span class="corr" id="xd20e10884" title="Bron: .)">).</span></i></p>
+<p>Er waren twee andere hemelsche verblijven echter, het eene
+afgezonderd voor de dwergen en het andere voor de reuzen; want daar
+deze schepselen geen vrijen wil hadden en slechts blindelings de
+bepalingen van het lot uitvoerden, achtte men hen niet verantwoordelijk
+voor eenig kwaad dat zij hadden gedaan; en dus, meende men, verdienden
+zij geen straf.</p>
+<p>De dwergen, geregeerd door Sindri, bewoonden, meende men, een gebouw
+in de Nidabergen, waar zij de vonkelende me&ecirc; dronken, dewijl de
+reuzen zich vermaakten in de hal Crimer, gelegen in de streek Okolnur,
+(niet koel), want de macht van de koude was geheel vernietigd, en er
+was geen ijs meer. <span class="pagenum">[<a id="pb335" href="#pb335"
+name="pb335">335</a>]</span></p>
+<p>Verschillende mythologen hebben natuurlijk beproefd deze mythen te
+verklaren, en eenigen, zooals wij reeds hebben gezegd, zien in het
+verhaal van Ragnarok den invloed van Christelijke onderrichting en
+beschouwen het enkel als een barbaarsche vertolking van het wereldeinde
+en van de komende oorlogsdag, als een nieuwe hemel en aarde zal rijzen
+en alle goeden eeuwige zaligheid zullen genieten. <span class="pagenum">[<a id="pb336" href="#pb336" name="pb336">336</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch29" class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Hoofdstuk XXIX: Grieksche en Noorsche Mythologie.</h2>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Vergelijkende Mythologie.</h3>
+<p class="firstpar">Gedurende de laatste vijftig jaren hebben geleerden
+van allerlei landen z&oacute;&oacute; grondig de philologie en
+vergelijkende mythologie beoefend, dat zij boven allen twijfel hebben
+gesteld &ldquo;dat het Engelsch, met alle Teutonische dialekten van het
+vasteland, tot de groote taalfamilie behoort, die, behalve de
+Teutonische, Latijnsche, Grieksche, Slavische en Celtische, de
+Oostersche talen van Indi&euml; en Perzi&euml; omvat.&rdquo; &ldquo;Ook
+is het bewezen dat de verschillende stammen, die van hun
+gemeenschappelijk gebied uitgingen om Europa in het Noorden en
+Indi&euml; in het Zuiden te ontdekken, met zich namen niet alleen een
+gemeenschappelijke taal maar ook een gemeenschappelijk geloof en een
+gemeenschappelijke mythologie. Dit zijn feiten waarmede men onbekend
+kan zijn, maar waarover men niet kan twisten, en de twee wetenschappen
+van vergelijkende spraakleer en vergelijkende mythologie, schoon
+slechts van jongen datum, berusten op een grondslag z&oacute;&oacute;
+degelijk en vast als welke inductieve wetenschap ook.&rdquo;
+&ldquo;Want meer dan duizend jaar zijn de Skandinavische bewoners van
+Noorwegen in de taal van hun Teutonische broederen op het Vasteland
+gescheiden geweest, en toch hebben beiden niet alleen eenzelfde bezit
+van volksoverleveringen bewaard, maar zij vertelden ze, bij
+verschillende gelegenheden, in schier dezelfde woorden.&rdquo;</p>
+<p>Deze gelijkenis, die zoo sterk is in de vroege literatuur van
+volken, die landen bewonen welke in vele opzichten hetzelfde physiek
+karakter vertoonden en bijna hetzelfde klimaat hebben, is niet zoo
+sprekend als wij de Noorsche mythen vergelijken met die van het geniale
+Zuiden. Toch, in weerwil van het contrast tusschen Noord- en
+<span class="pagenum">[<a id="pb337" href="#pb337" name="pb337">337</a>]</span>Zuid-Europa, waar deze mythen geleidelijk
+rijpten en haar vollen wasdom erlangden, is er analogie tusschen de
+beide mythologi&euml;n, die toont dat de kiemen, waaruit beide
+voortkwamen, oorspronkelijk dezelfde waren.</p>
+<p>In de voorafgaande hoofdstukken is het stelsel van Noorsche
+mythologie zoo duidelijk mogelijk geschetst, en de natuurbeteekenis van
+de mythen is er verklaard. Nu zullen wij trachten de overeenkomst
+tusschen de Noorsche mythologie en die van de andere Aziatische volken
+te laten zien door ze te stellen naast de Grieksche, waarop zij echter
+niet zooveel gelijkt als de Oostersche.</p>
+<p>Natuurlijk is het in een werk als dit onmogelijk meer te doen dan
+aan te geven de hoofdpunten van overeenkomst in de verhalen, die den
+grondslag van deze godsdiensten vormen; maar dit zal ook voor den
+grootsten scepticus voldoende zijn om aan te toonen, dat zij identiek
+moeten zijn geweest in een tijd, die te veraf ligt om dien nu met
+eenige zekerheid aan te wijzen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Het begin van de dingen.</h3>
+<p class="firstpar">De Noorsche volken, evenals de Grieken, dachten dat
+de wereld uit een chaos voortkwam, en terwijl de laatsten dien
+beschreven als een nevelige, vormelooze massa, schetsten de eersten,
+onder den invloed van hun onmiddellijke omgeving, hem als een chaos van
+vuur en ijs&mdash;een combinatie die maar al te begrijpelijk is voor
+iemand die IJsland heeft bezocht en het wilde, bijzondere contrast
+heeft gezien tusschen zijn vulcanischen bodem en spuitende geysers, en
+de groote ijsbergen die het rondom omheinen gedurende het lange,
+donkere winterseizoen.</p>
+<p>Uit deze tegengestelde elementen, vuur en ijs, werden de eerste
+goden geboren, die, evenals de eerste goden van de Grieken, reusachtig
+waren in gestalte en ruw in uiterlijk. Ymir, de groote ijsreus, en zijn
+afstammelingen, <span class="pagenum">[<a id="pb338" href="#pb338"
+name="pb338">338</a>]</span>kan men vergelijken met de Titanen, die ook
+elementaire natuurkrachten waren, verpersoonlijkingen van het
+onderaardsche vuur, en beiden moesten, nadat zij een tijd onbeperkt
+geheerscht hadden, wijken voor grooter volmaaktheid. Na een geweldige
+worsteling om de opperheerschappij werden zij allen verslagen, en
+verbannen naar de verschillende afgelegen gebieden van den Tartarus en
+van <span class="corr" id="xd20e10920" title="Bron: J&ouml;tunheim">J&ouml;tun-heim</span>.</p>
+<div class="figure xd20e10924width" id="p338"><img src="images/p338.jpg" alt="De reis der Valkyren" width="485" height="720">
+<p class="figureHead">De reis der Valkyren</p>
+<p class="firstpar">H. Hendrich.</p>
+</div>
+<p>De triade, Odin, Vili en Ve, van de Noorsche mythen, is het
+volledige pendant van Jupiter, Neptunus en Pluto, die, de Titanische
+machten overwinnend, op hun beurt over de wereld heerschappij voeren.
+In de Grieksche mythologie nemen de goden, die ook allen verwant aan
+elkander zijn, hun toevlucht tot den Olympus, waar zij gouden paleizen
+tot hun gebruik bouwen; in de Noorsche mythologie gaan de goddelijke
+overwinnaars naar Asgard en bouwen gelijke woningen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Kosmogonie.</h3>
+<p class="firstpar">De Noorsche kosmogonie deed wel denken aan de
+Grieksche, want het volk meende dat de aarde, Mana-heim, geheel door de
+zee omringd was, op welker bodem de groote Midgardslang lag, die beet
+in haar eigen staart; en het was volkomen natuurlijk dat zij, ziende de
+door den storm gezweepte winden, die tegen de rotsen sloegen, moesten
+denken, dat deze door haar krampachtig gekronkel werden veroorzaakt. De
+Grieken, die ook meenden dat de aarde rond was en door een groote
+rivier, Oceanus genoemd, werd omgeven, beschreven haar als vloeiend met
+&ldquo;een gelijkmatigen stroom&rdquo;, want zij keken doorgaans op
+kalme en zonnige zee&euml;n. Niflheim, het Noorsche gebied van
+voortdurende koude en nevel, had zijn pendant in het land ten Noorden
+van de Hyperbore&euml;rs, waar ve&ecirc;ren (sneeuw) voortdurend in de
+lucht dwarrelden, en waar Hercules het Cerynae&iuml;sche <span class="pagenum">[<a id="pb339" href="#pb339" name="pb339">339</a>]</span>hert
+in een sneeuwstorm najoeg eer hij het kon grijpen en vastbinden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De luchtverschijnselen.</h3>
+<p class="firstpar">Evenals de Grieken geloofden de Noorsche volken dat
+de aarde het eerst was geschapen, en dat de gewelfde hemelen naderhand
+waren gemaakt om haar geheel te overkappen. Zij meenden ook, dat de zon
+en de maan dagelijks door de lucht reden, in wagens, getrokken door
+vurige rossen. Sol, de zonnemaagd, kwam dus overeen met Helios,
+Hyperion, Phoebus of Apollo, terwijl Mani, de Maan, (in overeenstemming
+met een eigenaardigheid van de Noorsche spraakkunst, die de Zon
+vrouwelijk maakt en de Maan mannelijk), het pendant was Phoebe, Diana
+of Cynthia.</p>
+<p>De Noorsche dichters, die dachten dat zij de steigerende gestalten
+van witgemaande paarden in de vliegende wolken zagen, en het schitteren
+van speren in het stralende licht van den noordelijken morgen, zeiden,
+dat de Valkyren of slagmaagden door de lucht galoppeerden, terwijl de
+Grieken in hetzelfde natuurverschijnsel de witte kudden van Apollo
+zagen die door Phaetusa en Lampetia werden gehoed.</p>
+<p>Als de dauw uit de wolken viel, zeiden de Noorsche dichters dat hij
+van de manen der Valkyren druppelde, terwijl de Grieken, die opmerkten
+dat hij doorgaans het langst blonk in de kreupelboschjes, hem met
+Daphne en Procris vereenzelvigden, wier namen zijn afgeleid van het
+Sanskrit woord dat &ldquo;sprenkelen&rdquo; beteekent, en die door
+hunne minnaars, Apollo en Cephalus, verpersoonlijkingen van de zon,
+worden vermoord.</p>
+<p>De aarde werd in het Noorden zoo goed als in het Zuiden beschouwd
+als een vrouwelijke godheid, de voedstermoeder aller dingen; en het lag
+aan klimaatverschillen alleen, dat de mythologie van het Noorden, waar
+de menschen <span class="pagenum">[<a id="pb340" href="#pb340" name="pb340">340</a>]</span>dagelijks het recht moesten veroveren om met de
+Natuur op voet van oorlog te leven, haar als hard en bevroren
+voorstelden zooals Rinda, terwijl de Grieken haar verpersoonlijkten in
+de blijde Ceres. De Grieken geloofden, dat de koude winterwinden van
+het Noorden neerzweepten, en de Noorsche volken voegden er bij, dat zij
+veroorzaakt werden door het klapwieken van den grooten adelaar
+Hrae-svelgr.</p>
+<p>De dwergen of donkere elfen, gebroed in Ymirs vleesch, kwam hierin
+met Pluto&rsquo;s dienstknechten overeen, dat zij nooit hun
+onderaardsch gebied verlieten, waar zij ook de kostbare metalen
+zochten, die zij tot prachtige versierselen vormden, zooals Vulcanus
+die aan de goden gaf, en tot wapenen die niemand kon deuken of
+bederven. Wat de lichte elfen betreft die boven den grond leefden en
+voor planten, boomen en rivieren zorgden, deze waren blijkbaar bij de
+Noren dezelfde als de nimfen, dryaden, oreaden en hamadryaden, die de
+bosschen, dalen en fonteinen van oud-Griekenland bevolkten.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Jupiter en Odin.</h3>
+<p class="firstpar">Jupiter was, evenals Odin, de vader der goden, de
+god der overwinning en een verpersoonlijking van het Al. Hlidskialf,
+Alvaders verheven troon, was niet minder hoog dan Olympus of Ida, van
+waar de Donderaar alles wat plaats greep kon waarnemen; en Odins
+onoverwinlijke speer Gungnir was even schrikwekkend als de bliksems die
+zijn Grieksch prototype zwaaide. De Noorsche goden hielden steeds hunne
+feesten met me&ecirc; en zwijnenvleesch, den drank en het vleesch dat
+het best paste bij de bewoners van een noordelijk klimaat, terwijl de
+goden van den Olympus den nectar en de ambrosia verkozen, die hun
+uitsluitend levensonderhoud uitmaakten.</p>
+<p>Twaalf Aesir zaten in Odins raad om te beraadslagen over de beste
+maatregelen tot bestuur van wereld en <span class="pagenum">[<a id="pb341" href="#pb341" name="pb341">341</a>]</span>menschen, en een even
+groot aantal goden verzamelde zich op de bewolkte spits van den Berg
+Olympus tot een zelfde doel. De Gouden Eeuw in Griekenland was een
+periode van idyllisch geluk, te midden van altijd bloeiende velden en
+onder balsemrijke luchten, terwijl de Noorsche gelukseeuw ook een tijd
+was waarin vrede en onschuld op aarde bloeiden, en het kwaad nog zoo
+goed als geheel onbekend was.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De schepping van den mensch.</h3>
+<p class="firstpar">Gebruik makend van de materialen, die bij de hand
+waren modelleerden de Grieken hun eerste beelden uit klei; daarom
+dachten zij natuurlijk, dat Prometheus de menschen uit die stof had
+gemaakt, toen hij geroepen werd een schepsel te vormen, dat slechts de
+mindere was van de goden. Daar de Noorsche beelden uit hout waren
+gehouwen, vertelden de Noorsche volken, als iets dat van zelf sprak,
+dat Odin, Vile en Ve (die hier overeenkomen met Prometheus, Epimetheus
+en Minerva, de drie Grieksche scheppers van den mensch) het eerste
+menschenpaar, Ask en Embla, uit houtblokken maakten.</p>
+<p>De geit Heidrun, die de hemelsche meede verschafte, is gelijk aan
+Amalthea, Jupiters eerste voedster, en de drukke, praatgrage Ratatosk
+is gelijkwaardig met de sneeuwwitte kraai in de geschiedenis van
+Coronis, die zwart werd tot straf van haar gesnoep. Jupiters adelaar
+heeft zijn pendant in de raven Hugin en Munin, of in de wolven Geri en
+Freki, die steeds aan Odins voeten liggen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Nornen en Schikgodinnen.</h3>
+<p class="firstpar">De groote overeenkomst tusschen den Noorschen Orlog
+en het Grieksche Noodlot, godinnen wier besluiten de goden zelven
+moesten eerbiedigen, en de even machtige Nornen en Moerae, is te
+duidelijk om te behoeven vermeld te worden, terwijl de Vanas pendanten
+zijn van Neptunus en de <span class="pagenum">[<a id="pb342" href="#pb342" name="pb342">342</a>]</span>overige zeegoden. De groote strijd
+tusschen de Vanas en de Aesir is slechts een andere overlevering van
+het geschil tusschen Jupiter en Neptunus over de oppermacht in de
+wereld. Evenals Jupiter zijn broeder noodzaakt zich voor zijn macht te
+bukken, zoo blijven de Aesir meester van alles, maar willen wel
+voortgaan met hun macht te deelen met hun overwonnen vijanden, die dus
+hun bondgenooten en vrienden werden.</p>
+<p>Evenals Jupiter wordt Odin altijd beschreven als majestueus en van
+middelbaren leeftijd, en beide goden gelden als de goddelijke
+stamvaderen van koninklijk geslacht, want terwijl de Heracliden Jupiter
+als hun vader opeischten, dachten de Inglingen, Skioldings enz. dat
+Odin de stichter hunner famili&euml;n was. De plechtigste eeden werden
+gezworen bij Odins speer zoo goed als bij Odins voetschabel, en beide
+goden hebben een groot aantal namen, die alle de verschillende phasen
+van hun aard en eeredienst beschrijven.</p>
+<p>Odin, evenals Jupiter, bezocht dikwijls de aarde vermomd, om de
+gastvrijheid der menschen op de proef te stellen, zooals in de
+geschiedenis van Geirrod en Agna, die aan die van Philemon en Baucis
+doet denken. De bedoeling was: gastvrijheid aan te bevelen; daarom
+worden in beide geschiedenissen zij, die zich humaan betoonden,
+rijkelijk beloond, en in de Noorsche mythen wordt de les versterkt door
+de bestraffing die Geirrod ontvangt, daar de skalden in po&euml;tische
+gerechtigheid geloofden en zagen dat deze zorgvuldig werd
+uitgemeten.</p>
+<p>De wedstrijd in scherpzinnigheid tusschen Odin en Vafthrudnir heeft
+zijn parallel in den muzikalen wedstrijd van Apollo en Marsyas, of in
+den strijd tusschen Minerva en Arachne, die moest toonen, wie het
+knapst was. Odin leek verder hierin op Apollo, dat hij ook de god was
+der welsprekendheid en po&euml;zie en dat hij alle harten kon winnen
+door zijn goddelijke stem; hij geleek op Mercurius <span class="pagenum">[<a id="pb343" href="#pb343" name="pb343">343</a>]</span>hierin, dat hij de stervelingen het gebruik van
+de runen leerde, terwijl de Grieksche god het alphabet invoerde.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Mythen, die betrekking hebben op de jaargetijden.</h3>
+<p class="firstpar">Het verdwijnen van Odin, de zon of den zomer, en de
+daaruit volgende verlatenheid van Frigga, de aarde, is slechts een
+andere overlevering van de mythen van Proserpina en Adonis. Als
+Proserpina en Adonis weg zijn, betreurt de aarde (Ceres of Venus)
+bitter hun afwezigheid en weigert alle vertroosting. Slechts wanneer
+zij terugkomen uit hun ballingschap, werpt zij haar rouwkleederen en
+somberheid af, en dost zich weer in al hare juweelen. Zoo beschreien
+Frigga en Freya de afwezigheid van hunne echtgenooten Odin en Odur, en
+blijven hard en koud totdat zij terugkeeren. Odin&rsquo;s vrouw, Saga,
+de godin der geschiedenis, die toefde bij Sokvabek &ldquo;den stroom
+van den tijd en het gebeuren&rdquo;, terwijl zij alles wat zij zagen
+bewaren, is gelijk aan Clio, de muze der geschiedenis, die Apollo zocht
+bij de inspireerende bron van den Helicon.</p>
+<p>Evenals er volgens Euhemerus een historische Zeus was, in Creta
+begraven, waar men zijn graf nog kan zien, zoo was er een historische
+Odin, wiens grafheuvel bij Upsala verrijst, waar de grootste Noorsche
+tempel eens stond, en waar een machtige eik was, die den beroemden boom
+van Dodona evenaarde.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Frigga en Juno.</h3>
+<p class="firstpar">Frigga was, evenals Juno, een verpersoonlijking van
+den dampkring, de beschermvrouw van het huwelijk, van de echtelijke en
+moederlijke liefde, en de godin der geboorte. Zij ook was voorgesteld
+als een schoone, statige vrouw, die genoegen schept in hare sieraden,
+en haar bijzondere dienstmaagd, Gna, evenaart Iris in de snelheid
+waarmede zij de bevelen harer meesteres uitvoert. Juno <span class="pagenum">[<a id="pb344" href="#pb344" name="pb344">344</a>]</span>heeft volkomen heerschappij over de wolken, die
+zij met een beweging van haar hand kon wegvagen, en men gelooft dat
+Frigga ze weeft uit de draden die zij gesponnen heeft op haar met
+juweelen bezet spinnewiel.</p>
+<p>In de Grieksche mythologie vinden wij vele voorbeelden van de wijzen
+waarop Juno Jupiter zoekt te bedriegen. Dergelijke verhalen ontbreken
+in de Noorsche mythen niet. Juno krijgt Io in bezit, trots den
+tegenstand van haar man, die niet van haar wil scheiden, en Frigga
+bezorgt slim de overwinning aan de Winilers in de Langobarden Saga.
+Odin&rsquo;s toorn over Frigga&rsquo;s diefstal van het goud van zijn
+standbeeld komt overeen met Jupiters mishagen over Juno&rsquo;s
+jaloezie en haar tusschenbeide komen in den Trojaanschen oorlog. In de
+geschiedenis van Gefjon en de slimme manier waarop zij land van Gylfi
+kreeg, om haar koninkrijk Zeeland te vormen, hebben wij een herhaling
+van de geschiedenis van Dido, die door krijgslist het land machtig werd
+waarop zij haar stad Carthago bouwde. In beide verhalen komen ossen in
+het spel, want terwijl in de Noorsche mythen deze sterke beesten het
+stuk land ver naar zee uitleggen, dient in het andere een ossenhuid, in
+reepen gesneden, om de schenking der koningin te omsluiten.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Muzikale mythen.</h3>
+<p class="firstpar">De Rattenvanger van Hamelin, die alle levende
+wezens door zijn muziek kon aantrekken, komt overeen met Orpheus of
+Amphion, wier lieren dezelfde kracht hadden; en Odin, als de aanvoerder
+van de schimmen, is het pendant van Mercurius Psychopompus; beiden
+verbeelden den wind, op welks vleugelen van het lichaam beroofde
+zielen, zooals men meende, uit deze sterfelijke sfeer werden
+weggedreven.</p>
+<p>De trouwe Eckhardt, die Tannh&auml;user gaarne wilde <span class="pagenum">[<a id="pb345" href="#pb345" name="pb345">345</a>]</span>redden en zijn terugkeer wilde voorkomen om zich
+zelf aan de betoovering der tooveres bloot te stellen, in den
+H&ouml;rselberg, komt overeen met den Griekschen Mentor, die niet
+alleen Telemachus vergezelde, maar hem ook goeden raad gaf en wijze
+instructies, en Ulysses uit de handen van Calypso wilde hebben
+verlost.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Thor en de Grieksche goden.</h3>
+<p class="firstpar">Thor en de Noorsche dondergod heeft ook vele punten
+van overeenkomst met Jupiter. Hij voert den hamer Mi&ouml;lnir, het
+Noorsche symbool van den doodelijken bliksem; en, evenals Jupiter,
+gebruikt hij hem nog als hij oorlog voert tegen de reuzen. In zijn
+snellen groei gelijkt Thor op Mercurius, want terwijl de eerste
+spelenderwijs verscheidene balen ossenhuiden rondwerpt een paar uur na
+zijn geboorte, steelt de tweede Apollo&rsquo;s ossen, voordat hij
+&eacute;&eacute;n dag oud is. In lichaamskracht gelijkt Thor op
+Hercules, die ook proeven gaf van ongewone sterkte door de slangen te
+worgen die gestuurd waren om hem in zijn wieg te vermoorden, en die er
+later genoegen in had reuzen en monsters aan te vallen en te
+overwinnen. Hercules werd een vrouw en ging spinnen om Omphale, de
+Lydische koningin, ter wille te zijn, en Thor deed de kleeren van een
+vrouw aan om Trym te bezoeken en zijn hamer weerom te halen, die negen
+roeden onder den grond verborgen was. De hamer, zijn voornaamste
+attribuut, werd tot vele gewijde doeleinden gebruikt. Hij heiligde den
+brandstapel der dooden en de huwelijksgebruiken, en grenspalen, die met
+een hamer waren ingedreven, werden als heilig beschouwd onder de
+Noorsche volken, evenals de Hermae of standbeelden van Mercurius, op
+welker verwijdering de doodstraf was gesteld.</p>
+<p>Thors vrouw, Sif, met haar weelderig gouden haar, is, zooals wij
+reeds gezegd hebben, een zinnebeeld van <span class="pagenum">[<a id="pb346" href="#pb346" name="pb346">346</a>]</span>de aarde, en heur
+haar was haar rijke plantengroei. Loki&rsquo;s diefstal van deze lokken
+is gelijk aan Pluto&rsquo;s roof van Proserpina. Om de gouden lokken
+weerom te krijgen, moet Loki de dwergen (Pluto&rsquo;s knechten)
+bezoeken, terwijl hij kruipt in de lage doorgangen van de onderwereld;
+zoo moet Mercurius Proserpina zoeken in den Hades.</p>
+<p>De paardenvlieg, die Jupiter belet Io weer in bezit te krijgen,
+nadat Mercurius Argus heeft vermoord, verschijnt weer in de Noorsche
+mythen om Brock te steken, en tracht te voorkomen dat de <span class="corr" id="xd20e11022" title="Bron: toovering">tooverring</span>
+Draupnir gemaakt wordt, die geheel en al een pendant is van Sifs
+lokken, zooals hij ook de vruchten van de aarde voorstelt. De vlieg
+gaat voort met den dwerg te kwellen gedurende het maken van
+Frey&rsquo;s wild zwijn met de gouden borstels, een prototype van
+Apollo&rsquo;s gouden zonnekar, en zij zorgt er voor, dat het handvat
+van Thors hamer niet geheel klaar komt.</p>
+<p>Het tooverschip Skidbladnir, ook door dwergen gemaakt, komt overeen
+met den snelzeilenden Argo, die de wolken, boven onze hoofden zeilend,
+voorstelde, en evenals het van het eerste heette dat het groot genoeg
+was om alle goden te bevatten, zoo droeg de tweede alle Grieksche
+helden naar het verre land Colchis.</p>
+<p>De Germanen, die de dagen der week naar hunne goden wilden noemen,
+zooals de Romeinen hadden gedaan, gaven den naam van Thor aan Jupiters
+dag, en maakten hem zoo tot den tegenwoordigen Donderdag.</p>
+<p>Thors strijd tegen Hrungnir is een pendant van het gevecht tusschen
+Herkules en Cacus of Antaeus; terwijl Groa blijkbaar Ceres is, want ook
+zij treurt over haar afwezig kind Orvandil (Proserpina), en breekt los
+in een vreugdezang als zij hoort dat het zal terugkeeren.</p>
+<p>Magni, Thors zoon, die, als hij slechts drie uur oud is, zijn
+wonderbare kracht ten toon spreidt terwijl hij <span class="pagenum">[<a id="pb347" href="#pb347" name="pb347">347</a>]</span>Hrungnirs been optilt van zijn vader die
+nederligt, herinnert ook aan het kind Hercules; en Thors verslindende
+eetlust bij Thryms bruiloft heeft zijn parallel in Mercurius&rsquo;
+eersten maaltijd, die uit twee heele ossen bestond.</p>
+<p>Het doorschrijden van het gewassen tij van Veimer door Thor doet
+denken aan Jasons daad, toen hij door den stroom waadde, terwijl hij op
+weg was om den tiran Pelias te bezoeken en zijns vaders troon terug te
+krijgen. De wonderbare halsband, door Frigga en Freya gedragen om hare
+bekoring te verhoogen, komt overeen met den cestus of gordel van Venus,
+die Juno leende om haar heer te onderwerpen, en is, evenals de lokken
+van Sif en de ring Draupnir, een beeld van rijken groei of een symbool
+van de sterren die aan den hemel schijnen.</p>
+<p>De Noorsche zwaardgod Tyr is natuurlijk de Grieksche krijgsgod Ares,
+op wien hij z&oacute;&oacute; volkomen gelijkt, dat zijn naam werd
+gegeven aan den dag die aan Ares was gewijd, en die nu bekend is als
+Dinsdag of Tui&rsquo;s dag. Evenals Ares was Tyr druk en moedig; hij
+had behagen in het krijgsrumoer, en was steeds zonder vrees. Hij alleen
+durfde den Fenriswolf te trotseeren; en het zuidelijke spreekwoord van
+Scylla en Charybdis heeft zijn pendant in het Noorsche gezegde
+&ldquo;loskomen van Laeding en schipbreuk lijden in Droma&rdquo;. De
+Fenris-wolf, ook een verpersoonlijking van het onderaardsche vuur,
+wordt, evenals zijn prototypen, de Titanen, vastgebonden in den
+Tartarus.</p>
+<p>De gelijkenis tusschen den lieflijken, muziekminnenden Bragi met
+zijn harp, en Apollo of Orpheus, is zeer groot; zoo is er gelijkenis
+tusschen den magischen drank Odhroerir en de wateren van den Helicon,
+die beide, meende men, als inspiratie dienden zoowel voor sterflijke
+als voor onsterflijke dichters. Odin doet arendsveeren aan om zijn
+kostelijke me&ecirc; weg te dragen, en Jupiter neemt een gelijke
+vermomming aan om zich zijn bekerdrager Ganymedes te verschaffen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb348" href="#pb348" name="pb348">348</a>]</span></p>
+<p>Idoen is, evenals Adonis en Proserpina, of meer nog als Eurydice,
+een schoone personificatie van de lente. Zij wordt weggevoerd door den
+wreeden ijsreus Thiassi, die het wilde zwijn voorstelt dat Adonis
+vermoordde, de kinderdief van Proserpina, of de vergiftige slang die
+Eurydice beet. <span class="corr" id="xd20e11045" title="Bron: Idun">Idoen</span> wordt gedurende langen tijd in
+J&ouml;tun-heim (Hades) opgehouden waar ze al haar vroolijke, speelsche
+manieren vergeet en treurig en bleek wordt. Zij kan niet alleen naar
+Asgard terugkeeren en zij kan pas haar ontvluchting ten uitvoer
+brengen, wanneer Loki (nu een zinnebeeld van den zuidenwind) haar komt
+wegdragen in de gedaante van een noot of een zwaluw. Zij herinnert ons
+aan Proserpina en Adonis die door Mercurius (den god van den wind) naar
+de aarde worden teruggebracht, of aan Eurydice, uit Hades gelokt door
+de zoete klanken van Orpheus&rsquo; harp, die ook symbolisch het
+zuchten van den wind voorstelden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3><span class="corr" id="xd20e11050" title="Bron: Idun">Idoen</span>
+en Eurydice.</h3>
+<p class="firstpar">De mythe van <span class="corr" id="xd20e11055"
+title="Bron: Iduns">Idoens</span> val van den Yggdrasil in de donkerste
+diepten van Niflheim is, hoewel onderworpen aan dezelfde uitlegging en
+vergelijking als het bovengenoemde verhaal, toch nog nauwer verwant aan
+het verhaal van Orpheus en Eurydice, want de eerste, zoo goed als
+Bragi, kan niet zonder de laatste bestaan, die hij volgt zelfs tot in
+het donkere rijk des doods; zonder haar zwijgen zijn zangen geheel en
+al. De wolfshuid waarin <span class="corr" id="xd20e11058" title="Bron: Idun">Idoen</span> gewikkeld is, is typisch voor de zware
+sneeuwstormen in de Noordelijke streken, die de teere worteltjes
+beschermen voor den verderfelijken invloed van de strenge
+winterkoude.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Skadi en Diana.</h3>
+<p class="firstpar">De Van Ni&ouml;rd die de god is van de zonnige
+zomerzee&euml;n, heeft zijn tegenhanger in Neptunus en meer in het
+<span class="pagenum">[<a id="pb349" href="#pb349" name="pb349">349</a>]</span>bijzonder in Nereus, de personificatie van den
+kalmen en vriendelijken aanblik van de machtige diepten. Ni&ouml;rds
+vrouw, Skadi, is de Noorsche vrouwelijke jager; daarom gelijkt zij op
+Diana. Evenals deze draagt zij een pijlkoker vol pijlen en een boog,
+dien zij met de uiterste handigheid hanteert. Haar kort gewaad laat
+haar de meeste vrijheid van beweging, ook is zij meestal vergezeld van
+een hond.</p>
+<p>Het verhaal van het overbrengen van Thiassi&rsquo;s oogen naar het
+firmament, waar zij gloeien als schitterende sterren, herinnert ons aan
+veel Grieksche sterren-mythen en vooral aan Argus&rsquo; altijd-wakende
+oogen, aan Orion en zijn bejuweelden gordel en aan zijn hond Sirius,
+die allen in sterren zijn veranderd door de goden, om vertoornde
+godinnen te verzoenen. Loki&rsquo;s grollen om een glimlach te krijgen
+van de vertoornde Skadi worden beschouwd verwant te zijn aan de
+trillende bliksem-schichten, die hij in het noorden personifieerde,
+terwijl Steropes en de Cyclopen hetzelfde bij de Grieken
+uitdrukken.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Frey en Apollo.</h3>
+<p class="firstpar">De noordelijke god van zonneschijn en zomerregens
+de vriendelijke Frey, heeft vele trekken gemeen met Apollo; want
+evenals deze, is hij schoon en jong, berijdt het wilde zwijn met gouden
+stekels, wat de noordelijke opvatting was van de zonnestralen, of rijdt
+door de lucht in een gouden wagen, die ons herinnert aan Apollo&rsquo;s
+schitterende kar.</p>
+<p>Bovendien bezit Frey nog enkele van de eigenschappen van den
+vriendelijken Zephyrus, want ook hij strooit bloemen langs zijn weg.
+Zijn paard Blodug-hofi is niet ongelijk aan Pegasus, Apollo&rsquo;s
+lievelingspaard, want het kan met even groot gemak en vlugheid door
+vuur en water heengaan.</p>
+<p>Fro, evenals Odin en Jupiter, wordt ook vergeleken bij een
+menschelijken koning, en zijn berg ligt naast dien <span class="pagenum">[<a id="pb350" href="#pb350" name="pb350">350</a>]</span>van
+Odin dicht bij Upsala. Zijn regeering was z&oacute;&oacute; gelukkig,
+dat zij de Gouden Eeuw werd genoemd en daarom herinnert hij ons aan
+Saturnus, die, naar de aarde verbannen, over het Italiaansche volk
+regeerde en hun gelijken voorspoed schonk.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Freya en Venus.</h3>
+<p class="firstpar">Gerda, de schoone maagd, is, als Venus en ook als
+Atalanta; zij is moeilijk te winnen en moeilijk te vrijen, evenals de
+snelvoetige maagd, maar, evenals deze, geeft zij ten slotte toe en
+wordt een gelukkige vrouw. De gouden appelen waarmede Skinir haar
+tracht om te koopen, herinneren ons aan de gouden vruchten welke
+Hippomenes op Atalanta&rsquo;s weg wierp, en die haar de wedloop deden
+verliezen.</p>
+<p>Freya, de godin van jeugd, liefde en schoonheid, is, evenals Venus,
+uit de zee geboren, want zij is een dochter van den zee-god Ni&ouml;rd.
+Venus schonk haar warmste gevoelens aan den oorlogsgod en aan den
+krijgshaftigen Anchises, terwijl Freya dikwijls het gewaad van een
+Valkyr aanneemt en snel over de aarde rijdt om deel te nemen aan den
+doodelijken strijd en om de heldhaftig verslagenen weg te dragen opdat
+zij zullen feestvieren in hare zalen. Evenals Venus geniet zij van
+geschenken van vruchten en bloemen en verleent zij een goedgunstig oor
+aan de smeekingen van geliefden. Freya herinnert ook aan Minerva, want,
+evenals deze, draagt zij een helm en een borstplaat en, evenals als
+deze, is ook zij beroemd om haar prachtig blauwe oogen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Odur en Adonis.</h3>
+<p class="firstpar">Odur, Freya&rsquo;s echtgenoot, is gelijk aan
+Adonis en als hij haar verlaat stort ook zij tallooze tranen, die, in
+dit geval, in goud worden veranderd, terwijl Venus&rsquo; tranen
+<span class="corr" id="xd20e11095" title="Bron: en">in</span> anemonen
+zijn verkeerd, en die van de Heliaden, die Phaeton beweenden, tot
+barnsteen verharden dat op goud lijkt in kleur <span class="pagenum">[<a id="pb351" href="#pb351" name="pb351">351</a>]</span>en
+vastheid. Evenals Venus verheugd is over Adonis&rsquo; terugkeer en de
+geheele natuur in bloei staat als teeken van sympathie in haar vreugde,
+zoo wordt ook Freya nogmaals opgewekt van hart, als zij haar echtgenoot
+heeft gevonden onder de bloesemde mirten van het Zuiden. Venus&rsquo;
+wagen wordt getrokken door fladderende duiven, en die van <span class="corr" id="xd20e11100" title="Bron: Feya">Freya</span> wordt snel
+voortgedragen door katten, die het symbool zijn van de zinnelijke
+liefde, evenals de duiven werden beschouwd als het beeld van de
+teederste liefde. Freya heeft een oog voor schoonheid en weigert
+toornig om Thrym te huwen, terwijl Venus Vulcanus haat met wien zij is
+gedwongen te trouwen, en dien zij ten slotte verlaat.</p>
+<p>De Grieken stelden de gerechtigheid voor als een geblinddoekte godin
+met een weegschaal in de &eacute;&eacute;ne hand en een zwaard in de
+andere, om de onpartijdigheid en vastheid van haar bevelen aan te
+toonen. De aan haar beantwoordende godheid van het Noorden was Forseti,
+die geduldig luisterde naar beide zijden van een kwestie voordat ook
+hij zijn onpartijdig en onherroepelijk vonnis afkondigde.</p>
+<p>Uller, de winter-god, gelijkt alleen op Apollo en Orion in zijn
+liefde voor de jacht, welke hij onder alle omstandigheden met ijver
+voortzet. Hij is de Noordelijke boogschutter, en zijn handigheid is
+even feilloos als de hunne.</p>
+<p>Heimdall was, evenals Argus, begiftigd met buitengewone helderheid
+van gezicht, hetgeen hem in staat stelde op een afstand van honderd
+mijlen even helder te zien bij dag zoowel als bij nacht. Zijn
+<span class="corr" id="xd20e11109" title="Bron: Giallerhoorn">Giallar-hoorn</span> die de geheele wereld door
+kon worden gehoord, en die den overtocht van de goden heen en terug
+over de trillende brug Bifr&ouml;st bekend maakte, was als de trompet
+van de godin Roem. Daar hij van moeders zijde verwant was aan het
+water, kon hij evenals Proteus naar believen elke gedaante aannemen, en
+hij maakte een goed gebruik van die macht bij gelegenheid dat hij
+Loki&rsquo;s poging om het halssnoer van Brisingamen te stelen,
+verhinderde. <span class="pagenum">[<a id="pb352" href="#pb352" name="pb352">352</a>]</span></p>
+<p>Hermod, de vlugge of vlotte, gelijkt op Mercurius en niet alleen in
+zijn wonderbaarlijke snelheid van beweging. Ook hij was de bode der
+goden en evenals de Grieksche godheid, schoot hij hierheen en daarheen,
+niet geholpen door den gevleugelden helm en de sandalen, maar door
+Odins ros Sleipnir, dat hij alleen mocht berijden. In plaats van den
+Caduceus droeg hij den staf Gambantein. Hij ondervroeg de Nornen en den
+magi&euml;r Rossthiof, van wien hij vernam dat Vali zou komen om zijn
+broeder Balder te wreken en zijn vader den voet te lichten. Voorbeelden
+van soortgelijke vragen worden in de Grieksche mythologie gevonden,
+waar Jupiter gaarne Thetis zou hebben gehuwd en toch daarvan afzag toen
+de Schikgodinnen voorspelden, dat, als hij zoo deed, zij de moeder zou
+worden van een zoon, die zijn vader in macht en beroemdheid zou
+overtreffen.</p>
+<div class="figure xd20e11116width" id="p352"><img src="images/p352.jpg" alt="De Storm-Rit" width="720" height="397">
+<p class="figureHead">De Storm-Rit</p>
+<p class="firstpar">Gilbert Bayes.</p>
+</div>
+<p>De noordelijke God der stilte, Vidar, heeft eenige gelijkenis met
+Hercules, want, terwijl de laatste niets dan een stok heeft om zichzelf
+daarmede te verdedigen tegen den <span class="corr" id="xd20e11124"
+title="Bron: Nem&euml;ischen">Neme&iuml;schen</span> leeuw, dien hij
+verscheurt, wordt de eerste in staat gesteld den wolf Fenris te
+Ragnarok te verscheuren, doordat hij in het bezit is van een enkelen
+grooten schoen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Rinda en Danae.</h3>
+<p class="firstpar">Odins vrijage met Rinda herinnert ons aan Jupiters
+hof maken van Danae, die ook een symbool van de aarde is; en terwijl de
+overvloed van goud in de Grieksche sage bedoelt voor te stellen de
+vruchtbaarmakende zonnestralen, stelt het voetbad in het noordelijke
+verhaal den lentedooi voor, die invalt wanneer de zon den weerstand van
+de bevroren aarde heeft overwonnen. Perseus, het kind van deze
+vereeniging, heeft veel punten van overeenkomst met Vali, want ook hij
+is een wreker en verslaat zijns moeders vijanden, even zeker als Vali
+Hodur vermoordt, den moordenaar van Balder. <span class="pagenum">[<a id="pb353" href="#pb353" name="pb353">353</a>]</span></p>
+<p>Het wordt voorgesteld alsof de Noodlotsgodinnen tegenwoordig waren
+bij de geboorte van een kind in Griekenland en de toekomst van een kind
+voorspelden, zooals de Nornen deden; en het verhaal van Meleager heeft
+zijn onmiskenbare parallel in dat van Nornagesta. Althea bewaart de
+half-verteerde fakkel in een kist, Nornagesta verbergt het
+kaarseneindje in zijn harp; en terwijl de Grieksche moeder den dood van
+haar zoon teweeg brengt door de fakkel in het vuur te werpen, sterft
+Nornagesta, die gedwongen is dit eindje kaars aan te steken op Olafs
+bevel, als het flikkert en uitbrandt.</p>
+<p>Hebe en de Valkyren waren de schenksters van den Olympus en Asgard.
+Zij waren allen de gepersonifieerde jeugd; en terwijl Hebe den grooten
+held en halfgod Hercules huwde toen zij ophield haar ambt te vervullen,
+werd den Valkyren haar ambt ontnomen, toen zij vereenigd werden met
+helden als Helgi, Hakon, V&ouml;lund en Sigurd.</p>
+<p>Het Cretenser labyrint heeft zijn tegenhanger in het IJslandsche
+V&ouml;lundarhuis, en V&ouml;lund en Daedalus beiden brengen hun
+ontvluchting uit een doolhof ten uitvoer door middel van een handig
+uitgevonden paar vleugels, die hen in staat stellen in veiligheid over
+land en zee te vliegen en te ontkomen aan de tyrannie van hun
+respectieve meesters, Nidud en Minos. V&ouml;lund gelijkt ook hierin
+Vulcanus, dat hij een knappe smid is en van zijn talenten gebruik maakt
+om zijn wraak te koelen. Vulcanus, kreupel geworden door een val van
+den Olympus en door Juno verwaarloosd, met wie hij had getracht goede
+vrienden te worden, zendt haar een gouden troon, die voorzien is van
+kunstig aangebrachte veeren om haar te grijpen en vast te houden.
+V&ouml;lund, machteloos door de suggestie van Nidud&rsquo;s koningin,
+vermoordt heimelijk hare zonen en maakt van hun oogen wonderbare
+juweelen, die zij zonder wantrouwen op haar borst draagt, totdat hij
+haar hun afkomst verraadt. <span class="pagenum">[<a id="pb354" href="#pb354" name="pb354">354</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Zee-Mythen.</h3>
+<p class="firstpar">Juist zooals de Grieken zich voorstelden dat de
+stormen het gevolg waren van Neptunus&rsquo; woede, zoo schreven de
+Noordelijke volken hen toe of aan de stuiptrekkingen van
+I&ouml;rmungandr de Midgardslang of aan den toorn van Aegir, die, juist
+zooals Neptunus, met zeewier gekroond, dikwijls zijn kinderen, de
+golven-maagden (de tegenhangers van de Nere&iuml;den en Oceaniden)
+wegzond om op de woelende golven te spelen. Neptunus woonde in
+koraalholen dicht bij het eiland Euboea, terwijl Aegir in een dergelijk
+paleis dicht bij het Kattegat gevestigd was. Hier was hij omringd door
+de nixen, undinen en meerminnen, de tegenhangers van de Grieksche
+waternimfen en door de riviergoden van den Rijn, de Elbe en den Neckar,
+die ons doen denken aan Alpheus en Peneus, de riviergoden van de
+Grieken.</p>
+<p>Het veelvuldig voorkomen van schipbreuken op de Noordelijke kusten
+heeft er toe bijgedragen om de menschen zich Ran (plaatsvervanger van
+de Grieksche zeegodin Amphitrite) voor te stellen als gulzig en gierig,
+en zij beschreven haar als gewapend met een sterk net waarmede zij alle
+dingen neertrok in de diepte. De Grieksche Sirenen hebben hare
+parallellen in de Noordelijke Lorelei die dezelfde gave van zingen
+bezat en ook zeelieden in den dood lokte; terwijl Prinses Ilse, die in
+een bron werd veranderd, ons herinnert aan de nimf Arethusa, die een
+dergelijke gedaanteverwisseling onderging.</p>
+<p>In de Noordelijke opvatting van <span class="corr" id="xd20e11149"
+title="Bron: Nifl-heim">Niflheim</span> hebben wij een bijna
+nauwkeurigen tegenhanger van den Griekschen Hades. M&ouml;dgud, de
+bewaker van de Giallar-brug (de doodenbrug) waarover alle geesten van
+de dooden moeten gaan, eischt een schatting van bloed even gestreng als
+Charon een obool vraagt van elke ziel die hij den Acheron, de
+doodsrivier, overzet. De geweldige hond Garm, die ineengekrompen zit in
+het Gnipahol en de <span class="pagenum">[<a id="pb355" href="#pb355"
+name="pb355">355</a>]</span>wacht houdt aan de Hellepoort, is als het
+driehoofdig monster Cerberus; en de negen werelden van <span class="corr" id="xd20e11154" title="Bron: Nifl-heim">Niflheim</span> zijn
+niet ongelijk aan de verdeeling van Hades, terwijl Nastrond geheel
+analoog is aan den Tartarus, waar de boozen werden gestraft met een
+gelijke gestrengheid.</p>
+<p>De gewoonte om de doode helden te verbranden met hunne wapenen, en
+om offers, zooals paarden en honden, op hun brandstapel te slachten,
+was even sterk in het Noorden als in het Zuiden; en terwijl Mors of
+Thanatos, de Grieksche dood, voorgesteld werd met een scherpe zeis,
+werd Hel voorgesteld met een bezem of een hark, dien zij even
+meedoogenloos gebruikte en waarmede zij evenveel strafoefende.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Balder en Apollo.</h3>
+<p class="firstpar">Balder, de stralende god van den zonneschijn,
+herinnert ons niet alleen aan Apollo en Orpheus, maar aan al de andere
+helden van zonnemythen. Zijn vrouw Nanna gelijkt op Flora en nog meer
+op Proserpina, want ook zij daalt neer in de onderwereld waar zij voor
+een wijl vertoeft. Balders gouden hal van Breidablik gelijkt op
+Apollo&rsquo;s paleis in &rsquo;t Oosten; ook hij houdt van bloemen;
+alle dingen glimlachen wanneer hij komt, en doen gewillig den eed hem
+nooit te zullen beleedigen. Zooals Achilles alleen kwetsbaar was aan
+den hiel, zoo kon Balder alleen worden getroffen door den onschuldigen
+maretak, en zijn dood wordt veroorzaakt door Loki&rsquo;s jaloezie,
+juist zooals Hercules werd verslagen door die van Deianeira. Balders
+brandstapel op Ringhorn herinnert ons aan Hercules&rsquo; dood op den
+berg Etna: de vlammen en de roode gloed van beide vuren dienen om de
+ondergaande zon te typeeren. De Noordelijke god van zon en zomer kon
+alleen worden verlost van Niflheim, wanneer alle levende en doode
+dingen tranen zouden storten; en zoo kon Proserpina alleen uit den
+Hades ontsnappen op voorwaarde dat zij <span class="pagenum">[<a id="pb356" href="#pb356" name="pb356">356</a>]</span>geen voedsel had
+gebruikt. De weinig beteekenende weigering van Thok om een enkelen
+traan te storten, doet denken aan de zaden van den granaatappel dien
+Proserpina at, en het gevolg is in beide gevallen even afgrijselijk,
+daar het Balder en Proserpina onder den grond terughoudt en de aarde
+(Frigga of Ceres) moet voortgaan hun afwezigheid te beweenen.</p>
+<p>Door Loki kwam het kwaad in de Noorsche wereld; Prometheus&rsquo;
+gift van het vuur bracht denzelfden vloek over de Grieken. De straf aan
+de schuldigen toebedeeld door de goeden is niet ongelijk, want, terwijl
+Loki met diamanten ketenen onder den grond wordt vastgebonden en
+geteisterd door het aanhoudend druppelen van vergif uit de slagtanden
+van een slang die boven zijn hoofd is vastgemaakt, wordt Prometheus op
+een dergelijke wijze aan den Caucasus geketend, terwijl een
+vraatzuchtige gier aanhoudend aan zijn lever knaagt. Loki&rsquo;s straf
+heeft een anderen tegenhanger in die van Tityus, in den Hades gebonden,
+en in die van Enceladus, geketend onder den Etna waar zijn bezweringen
+aardbevingen veroorzaakten en zijn verwenschingen plotselinge
+uitbarstingen van den vulkaan ten gevolge hadden. Loki herinnert verder
+aan Neptunus, daar ook hij een paardengedaante aannam en de stamvader
+werd van een wonderbaar ros, want Sleipnir wedijvert met Arion zoowel
+in vlugheid als in uithoudingsvermogen.</p>
+<p>De Fimbul-winter is vergeleken geworden bij het lange voorafgaande
+gevecht onder de muren van Troje, en Ragnarok, het grootsche einddrama
+van de Noorsche mythologie bij het branden van die beroemde stad.
+&ldquo;Thor is Hector; de wolf Fenris, Pyrrhus, zoon van Achilles die
+Priamus versloeg (Odin); en Vidar die in Ragnarok herleeft, is
+Aeneas.&rdquo; De verwoesting van Priamus&rsquo; paleis is het type van
+de verwoesting van de gouden hallen der goden; en de verslindende
+wolven Hati, Sk&ouml;ll <span class="pagenum">[<a id="pb357" href="#pb357" name="pb357">357</a>]</span>en Managarm, de vijanden der
+duisternis, zijn het prototype van Paris en al de andere demonen der
+duisternis die de zonnemaagd Helena wegdragen of haar verslinden.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Ragnarok en de Zondvloed.</h3>
+<p class="firstpar">Volgens een andere uitlegging evenwel is de
+Ragnarok en de daaruit volgende overstrooming van de wereld slechts een
+Noorsche overlevering van den zondvloed. De overlevenden, Lif en
+Lifthrasir, waren evenals Deucalion en Pyrrha bestemd om de wereld weer
+te bevolken; en zooals het altaar van Delphi alleen de vernielende
+macht van de groote overstrooming weerstond, zoo stond ook Gimli
+stralend om de overlevende goden te ontvangen.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Reuzen en Titanen.</h3>
+<p class="firstpar">Wij hebben al gezien, hoe nauw de Noordelijke
+reuzen verwant zijn aan de Titanen. Nu valt alleen nog te vertellen
+dat, terwijl de Grieken zich voorstelden dat Atlas in een berg was
+veranderd, de Noormannen geloofden dat het Reuzengebergte in
+Duitschland was gevormd uit reuzen, en dat de lawines die van hun
+steile hoogten af naar beneden kwamen, de sneeuwhoopen waren die deze
+reuzen ongeduldig van hunne kruinen afschudden, wanneer zij hun
+verwrongen houdingen veranderden. De verschijning in den vorm van een
+stier van een der waterreuzen die kwam om de koningin der Franken te
+vrijen, heeft zijn parallel in het verhaal van Jupiters vrijage om
+Europa, en Meroveus is klaarblijkelijk geheel de tegenhanger van
+Sarpedon. Een vage gelijkenis kan men vinden tusschen het reuzenschip
+Mannigfual en de Argo, want terwijl de eene wordt voorondersteld door
+de Aege&iuml;sche en de Zwarte Zee te hebben gekruist, en vele plaatsen
+gedenkwaardig te hebben gemaakt door de gevaren die het daar ontmoette,
+zeilt het Noorsche schip door de <span class="pagenum">[<a id="pb358"
+href="#pb358" name="pb358">358</a>]</span>Noord- en de Oost-Zee en
+wordt het genoemd in verband met het eiland Bornholm en de klippen van
+Dover.</p>
+<p>Terwijl de Grieken zich voorstelden, dat nachtmerries de booze
+droomen waren die ontsnapt waren uit het hol van Somnus, dacht het
+Noorsche ras zich deze als vrouwelijke dwergen of trollen, die uit de
+donkere schuilhoeken van de aarde kropen om hen te kwellen. Alle
+tooverwapenen in het Noorden heetten het werk der dwergen, de smeden
+onder den grond, terwijl die van de Grieken gemaakt waren door Vulcanus
+en de Cyclopen onder den Etna of op het eiland Lemnos.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>De Volsunga Saga.</h3>
+<p class="firstpar">In de mythe van Sigurd vinden wij Odin
+&eacute;&eacute;n-oogig als de Cyclopen, die, evenals hij,
+persoonsverbeeldingen van de zon zijn. Sigurd wordt onderwezen door
+Gripir den paardendresseerder, die aan Chiron, den Centaur herinnert.
+Hij is niet alleen in staat een jongen held te leeren alles wat hij
+moet weten en hem goeden raad te geven aangaande zijn toekomstig
+gedrag, maar hij bezit ook de gave van de profetie.</p>
+<p>Het wonderbare zwaard dat het eigendom wordt van Sigmund en van
+Sigurd, zoo spoedig als zij zich waardig genoeg zullen betoonen om dit
+te hanteeren, en het zwaard Angurvadel dat Frithiof van zijn vader
+erft, herinneren ons aan het wapen dat Aegeus had verborgen onder de
+rots en dat Theseus in veiligheid bracht zoo spoedig hij een man
+geworden was. Sigurd tracht evenals Theseus, Perseus en Jason, de
+misdaden van zijn vader te wreken v&oacute;&oacute;rdat hij uitgaat om
+te zoeken den gouden schat, volkomen hetzelfde als het gouden vlies,
+dat ook door een draak wordt bewaard en moeilijk in veiligheid te
+brengen is. Evenals alle Grieksche zonnegoden en helden, heeft Sigurd
+gouden haar en helder blauwe oogen; zijn gevecht met Fafnir herinnert
+ons aan Apollo&rsquo;s strijd <span class="pagenum">[<a id="pb359"
+href="#pb359" name="pb359">359</a>]</span>met den Python, terwijl de
+ring Andvaranaut vergeleken kan worden bij Venus&rsquo; gordel en de
+vloek dien hij brengt aan den drager, herinnert aan de tragedie van
+Helena die een eindeloos bloedbad veroorzaakte aan allen die met haar
+verbonden waren.</p>
+<p>Sigurd kon Fafnir niet hebben overwonnen zonder het tooverzwaard,
+juist zooals het den Grieken niet gelukte Troje te krijgen zonder de
+pijlen van Philoctetes die ook het symbool zijn van de
+alles-overwinnende stralen der zon. Het terugvinden van den gestolen
+schat gelijkt op Menelaus&rsquo; terugvinden van Helena, en
+klaarblijkelijk brengt hij al even weinig geluk aan Sigurd als zijn
+lafhartige vrouw bracht aan den Spartaanschen koning.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Brunhild.</h3>
+<p class="firstpar">Brunhild gelijkt op Minerva in haar krijgshaftigen
+zin, lichamelijk voorkomen en wijsheid; maar haar toorn en verachting
+wanneer Sigurd haar vergeet voor <span class="corr" id="xd20e11203"
+title="Bron: Gudrun">Goedroen</span>, is als de toorn van Oenone, die
+Paris verlaat om Helena te vrijen. Brunhilds toorn blijft Sigurd
+levenslang vervolgen, en zelfs tracht zij zijn dood te beramen, terwijl
+Oenone, geroepen om haar gewonden minnaar te genezen, dit weigert en
+hem laat sterven. Oenone en Brunhild zijn beiden overstelpt door
+dezelfde berouwvolle gevoelens, als hare minnaren hun laatsten adem
+hebben uitgeblazen, en zij beiden dringen er op aan, hun brandstapels
+te deelen en haar leven te eindigen aan de zijde van hen die zij hadden
+bemind.</p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3>Zonnemythen.</h3>
+<p class="firstpar">De Volsunga Saga, z&oacute;&oacute;als zij is,
+bevattende een geheele serie van zonnemythen, herhaalt zich zelf in
+elke phase; en juist zooals Ariadne, verlaten door den zonneheld
+Theseus, ten slotte Bacchus huwt, zoo doet ook <span class="corr" id="xd20e11211" title="Bron: Gudrun">Goedroen</span> wanneer Sigurd
+vertrokken is en zij Atli huwt, den <span class="pagenum">[<a id="pb360" href="#pb360" name="pb360">360</a>]</span>Hunnenkoning. Ook hij
+eindigt zijn leven te midden van de vlammen van zijn brandend paleis of
+schip. Gunnar, speelt evenals Orpheus of Amphion zulke wondervolle
+melodie&euml;n op zijn harp, dat zelfs de slangen in slaap gezongen
+werden. Volgens sommige overleveringen herinnert Atli aan Fafnir en
+begeert het bezit van goud. Daarom zijn beide verpersoonlijkingen van
+de winterwolk, die over de stervelingen hangt en van hen weghoudt het
+goud van het zonnelicht en de warmte, totdat in de lente de blinkende
+bol de machten van duisternis en stormen overwint en zijn goud over het
+aangezicht der aarde strooit.<a id="xd20e11216" name="xd20e11216"></a></p>
+<p>Swanhild, Sigurds dochter, is een andere verpersoonlijking van de
+zon, zooals zij gezien wordt met haar blauwe oogen en gouden haar; en
+haar dood onder de hoeven van zwarte paarden stelt voor het uitgewischt
+worden van de zon door wolken van storm of van duisternis.</p>
+<p>Zooals Castor en Pollux zich haasten om hun zuster Helena te
+bevrijden als ze wordt weggevoerd door Theseus, zoo haasten ook
+Swanhilds broeders, Erp, Hamdir en S&ouml;rli, zich, om haar dood te
+wreken.</p>
+<p>Dit zijn de hoofdpunten van overeenkomst tusschen de
+Mythologie&euml;n van het Noorden en het Zuiden, en de overeenkomst
+gaat z&oacute;&oacute; ver, dat zij oorspronkelijk zijn gevormd uit
+dezelfde stof, en de voornaamste verschillen zijn te verklaren uit de
+locale kleur, onbewust er aan toegebracht door de verschillende
+rassen.</p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="back">
+<p><span class="pagenum">[<a id="pb361" href="#pb361" name="pb361">361</a>]</span></p>
+<div id="index" class="div1 index"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Register op aangehaalde gedichten</h2>
+<p class="firstpar">Aager en Else, Ballade van, <a href="#pb182" class="pageref">182</a></p>
+<p>Adema van Scheltema (vertaling van Goethe&rsquo;s Faust), <a href="#pb136" class="pageref">136</a></p>
+<p>Anderson, Rasmus B., <a href="#pb13" class="pageref">13</a>,
+<a href="#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>, <a href="#pb48" class="pageref">48</a>,
+<a href="#pb49" class="pageref">49</a>, <a href="#pb71" class="pageref">71</a>, <a href="#pb72" class="pageref">72</a>, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>,
+<a href="#pb81" class="pageref">81</a>, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>, <a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href="#pb109" class="pageref">109</a>, <a href="#pb113" class="pageref">113</a>, <a href="#pb114" class="pageref">114</a>, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>, <a href="#pb123" class="pageref">123</a>, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>, <a href="#pb184" class="pageref">184</a>, <a href="#pb185" class="pageref">185</a>, <a href="#pb211" class="pageref">211</a>, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>, <a href="#pb324" class="pageref">324</a>, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>, <a href="#pb331" class="pageref">331</a></p>
+<p>Arnold, Matthew, <a href="#pb4" class="pageref">4</a>, <a href="#pb6" class="pageref">6</a>, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>,
+<a href="#pb13" class="pageref">13</a>, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>,
+<a href="#pb42" class="pageref">42</a>, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href="#pb110" class="pageref">110</a>, <a href="#pb131" class="pageref">131</a>, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>, <a href="#pb171" class="pageref">171</a>, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>, <a href="#pb196" class="pageref">196</a>, <a href="#pb202" class="pageref">202</a>, <a href="#pb203" class="pageref">203</a>, <a href="#pb204" class="pageref">204</a>, <a href="#pb206" class="pageref">206</a>, <a href="#pb207" class="pageref">207</a>, <a href="#pb208" class="pageref">208</a>, <a href="#pb209" class="pageref">209</a>, <a href="#pb212" class="pageref">212</a>, <a href="#pb328" class="pageref">328</a>, <a href="#pb332" class="pageref">332</a>, <a href="#pb333" class="pageref">333</a></p>
+<p>Baldwin, James, Geschiedenis van Siegfried, <a href="#pb184" class="pageref">184</a></p>
+<p>Brand, <a href="#pb125" class="pageref">125</a></p>
+<p>Browning, Robert, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>, <a href="#pb27" class="pageref">27</a></p>
+<p>Buchanan, Robert, <a href="#pb236" class="pageref">236</a></p>
+<p>Burgersdijk, <a href="#pb169" class="pageref">169</a></p>
+<p>Edda (<span class="corr" id="xd20e11462" title="Bron: Saemund&rsquo;s">Saemunds</span> of de Oudere), <a href="#pb3"
+class="pageref">3</a>, <a href="#pb4" class="pageref">4</a>, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>,
+<a href="#pb35" class="pageref">35</a>, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>, <a href="#pb69" class="pageref">69</a>,
+<a href="#pb74" class="pageref">74</a>, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>, <a href="#pb121" class="pageref">121</a>, <a href="#pb134" class="pageref">134</a>, <a href="#pb135" class="pageref">135</a>, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>, <a href="#pb144" class="pageref">144</a><span class="corr" id="xd20e11521" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb145" class="pageref">145</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>, <a href="#pb154" class="pageref">154</a>, <a href="#pb161" class="pageref">161</a>, <a href="#pb167" class="pageref">167</a>, <a href="#pb173" class="pageref">173</a>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb181" class="pageref">181</a>, <a href="#pb182" class="pageref">182</a>, <a href="#pb187" class="pageref">187</a>, <a href="#pb188" class="pageref">188</a>, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>, <a href="#pb198" class="pageref">198</a>, <a href="#pb210" class="pageref">210</a>, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>, <a href="#pb226" class="pageref">226</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>, <a href="#pb268" class="pageref">268</a>, <a href="#pb282" class="pageref">282</a>, <a href="#pb330" class="pageref">330</a></p>
+<p>Fabian&rsquo;s Handschrift, <a href="#pb191" class="pageref">191</a></p>
+<p>Goethe, <a href="#pb136" class="pageref">136</a></p>
+<p>Gray, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>, <a href="#pb198"
+class="pageref">198</a>, <a href="#pb199" class="pageref">199</a></p>
+<p>Grotta-Savngr, <a href="#pb127" class="pageref">127</a>, <a href="#pb128" class="pageref">128</a></p>
+<p>Heine, <a href="#pb193" class="pageref">193</a>, <a href="#pb235"
+class="pageref">235</a></p>
+<p>Hemans, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>, <a href="#pb172"
+class="pageref">172</a></p>
+<p>Herrick, <a href="#pb126" class="pageref">126</a></p>
+<p>Hewitt, <a href="#pb173" class="pageref">173</a></p>
+<p>Homerus, <a href="#pb29" class="pageref">29</a></p>
+<p>Jones, Julia Clinton, Valhalla, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href="#pb9" class="pageref">9</a>, <a href="#pb49"
+class="pageref">49</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>,
+<a href="#pb86" class="pageref">86</a>, <a href="#pb90" class="pageref">90</a>, <a href="#pb91" class="pageref">91</a>, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>, <a href="#pb105" class="pageref">105</a>, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb180" class="pageref">180</a>, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>, <a href="#pb210" class="pageref">210</a>, <a href="#pb220" class="pageref">220</a>, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb324" class="pageref">324</a>, <a href="#pb326" class="pageref">326</a>, <a href="#pb327" class="pageref">327</a></p>
+<p>Kingsley, Charles, <a href="#pb45" class="pageref">45</a>, <a href="#pb131" class="pageref">131</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a></p>
+<p>L. E. R., <a href="#pb191" class="pageref">191</a></p>
+<p>La Motte-Fouqu&eacute;, <a href="#pb237" class="pageref">237</a></p>
+<p>Longfellow, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>, <a href="#pb60"
+class="pageref">60</a>, <a href="#pb81" class="pageref">81</a>,
+<a href="#pb205" class="pageref">205</a>, <a href="#pb294" class="pageref">294</a></p>
+<p>Macdowall, Asgard en de goden, <a href="#pb47" class="pageref">47</a></p>
+<p>Mathisson, <a href="#pb192" class="pageref">192</a></p>
+<p>Meredith, Owen, <a href="#pb53" class="pageref">53</a>, <a href="#pb153" class="pageref">153</a></p>
+<p>Morris, William, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>, <a href="#pb117" class="pageref">117</a>, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href="#pb276" class="pageref">276</a></p>
+<p>Naogeorgus, <a href="#pb124" class="pageref">124</a></p>
+<p>Oehlenschl&auml;ger, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>,
+<a href="#pb63" class="pageref">63</a>, <a href="#pb64" class="pageref">64</a>, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>, <a href="#pb145" class="pageref">145</a>, <a href="#pb188" class="pageref">188</a>, <a href="#pb189" class="pageref">189</a></p>
+<p>Oxford Deun, <a href="#pb124" class="pageref">124</a></p>
+<p>Scott, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href="#pb243"
+class="pageref">243</a></p>
+<p>Shakespeare, <a href="#pb85" class="pageref">85</a>, <a href="#pb169" class="pageref">169</a>, <a href="#pb245" class="pageref">245</a></p>
+<p>Southey, <a href="#pb28" class="pageref">28</a></p>
+<p>Spenser, <a href="#pb239" class="pageref">239</a></p>
+<p>Stagnelius, <a href="#pb192" class="pageref">192</a></p>
+<p>Tegn&eacute;r, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href="#pb240" class="pageref">240</a>, <a href="#pb298" class="pageref">298</a>, <a href="#pb299" class="pageref">299</a>, <a href="#pb300" class="pageref">300</a>, <a href="#pb301" class="pageref">301</a>, <a href="#pb302" class="pageref">302</a>, <a href="#pb303" class="pageref">303</a>, <a href="#pb304" class="pageref">304</a>, <a href="#pb305" class="pageref">305</a>, <a href="#pb307" class="pageref">307</a>, <a href="#pb308" class="pageref">308</a>, <a href="#pb309" class="pageref">309</a>, <a href="#pb310" class="pageref">310</a>, <a href="#pb312" class="pageref">312</a>, <a href="#pb313" class="pageref">313</a>, <a href="#pb315" class="pageref">315</a>, <a href="#pb317" class="pageref">317</a>, <a href="#pb318" class="pageref">318</a>, <a href="#pb319" class="pageref">319</a>, <a href="#pb320" class="pageref">320</a>, <a href="#pb321" class="pageref">321</a>, <a href="#pb322" class="pageref">322</a></p>
+<p>Thomson, <a href="#pb19" class="pageref">19</a>, <a href="#pb180"
+class="pageref">180</a></p>
+<p>Vail, <a href="#pb22" class="pageref">22</a></p>
+<p>Wagner, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb34"
+class="pageref">34</a>, <a href="#pb54" class="pageref">54</a>,
+<a href="#pb102" class="pageref">102</a></p>
+<p>Wagner-Macdowall, Asgard en de goden, <a href="#pb47" class="pageref">47</a></p>
+<p>Whittier, J. G., <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a></p>
+<p>Wordsworth, <a href="#pb23" class="pageref">23</a> <span class="pagenum">[<a id="pb362" href="#pb362" name="pb362">362</a>]</span></p>
+</div>
+<div id="index2" class="div1 index"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h2>Register.</h2>
+<div class="transcribernote indextoc"><a href="#xd20e12010">A</a> |
+<a href="#xd20e13477">B</a> | <a href="#xd20e14439">C</a> | <a href="#xd20e14732">D</a> | <a href="#xd20e15260">E</a> | <a href="#xd20e15932">F</a> | <a href="#xd20e16932">G</a> | <a href="#xd20e18081">H</a> | <a href="#xd20e19722">I</a> | <a href="#xd20e20159">J</a> | <a href="#xd20e20484">K</a> | <a href="#xd20e20694">L</a> | <a href="#xd20e21220">M</a> | <a href="#xd20e21944">N</a> | <a href="#xd20e22672">O</a> | <a href="#xd20e23532">P</a> | <a href="#xd20e23752">Q</a> | <a href="#xd20e23763">R</a> | <a href="#xd20e24249">S</a> | <a href="#xd20e25525">T</a> | <a href="#xd20e26392">U</a> | <a href="#xd20e26543">V</a> | <a href="#xd20e27409">W</a> | <a href="#xd20e27689">Y</a> | <a href="#xd20e27937">Z</a></div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e12010">A</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Aager</span> en Else.
+Ballade van, <a href="#pb182" class="pageref">182</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aartsengel St. Michael</span>. Cheru&rsquo;s
+zwaard het eigendom van den, <a href="#pb88" class="pageref">88</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Abel</span>. Cain&rsquo;s Wilde Jacht wegens
+moord op, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Abundantia</span> = Fulla, <a href="#pb46"
+class="pageref">46</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Abundia</span> = Fulla, <a href="#pb46"
+class="pageref">46</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Acheron</span>. Gi&ouml;ll, de Noorsche,
+<a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Achilles</span>. Balder, de Noorsche,
+<a href="#pb355" class="pageref">355</a>;<br>
+vader van Pyrrhus, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Adonis</span>. Odin, de Noorsche, <a href="#pb343" class="pageref">343</a>;<br>
+Idoen vergeleken met, <a href="#pb348" class="pageref">348</a>;<br>
+Odur, de Noorsche, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aege&iuml;sche Zee</span>. Argo&rsquo;s
+doorkruisen van de, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aegeus</span>. Sigmunds zwaard vergeleken
+met dat van, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aegir</span>. Stormen, verwekt door,
+<a href="#pb183" class="pageref">183</a>;<br>
+god van de zee, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>&ndash;191,
+<a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+feestmaal van, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>;<br>
+Neptunus, de Grieksche, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aegis</span>. Naam van Fafnirs Helm van
+Schrik, <a href="#pb266" class="pageref">266</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aeneas</span>. Vidar, de Noorsche, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aesir</span><span class="corr" id="xd20e12141" title="Bron: ,">.</span> Goden in de Noorsche mythologie
+genaamd, <a href="#pb5" class="pageref">5</a>;<br>
+twaalf in getal, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>;<br>
+Asgard, woning van, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+twist tusschen de Vana&rsquo;s en, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>;<br>
+heerschers die hen moesten vervangen<span class="corr" id="xd20e12165"
+title="Bron: .">,</span> <a href="#pb31" class="pageref">31</a>;<br>
+bewoners van Klein Azi&euml;, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+Gyfli bezoekt de, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>;<br>
+Hrungnir viert feest met de, <a href="#pb72" class="pageref">72</a>;<br>
+Freya bezocht door de, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>;<br>
+de ontdekking van den hamer verheugt de, <a href="#pb78" class="pageref">78</a>;<br>
+Fenris gebonden door de, <a href="#pb91" class="pageref">91</a>;<br>
+Suttung gedood door de, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>;<br>
+vinden Idoen terug, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>;<br>
+Ni&ouml;rd en de, <a href="#pb110" class="pageref">110</a>;<br>
+Aegir niet gerekend tot de, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>;<br>
+Aegir noodigt uit de, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>;<br>
+Hermod bemind boven de, <a href="#pb203" class="pageref">203</a>;<br>
+herauten uitgezonden door de, <a href="#pb209" class="pageref">209</a>;<br>
+Loki belastert de, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>;<br>
+strijd tusschen de reuzen en de, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>;<br>
+begin en einde der, <a href="#pb323" class="pageref">323</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e12262" title="Bron: Gallar-horen">Giallar-hoorn</span> wekt de, <a href="#pb325"
+class="pageref">325</a>;<br>
+vorstenreuzen komen strijden tegen de, <a href="#pb327" class="pageref">327</a>;<br>
+het gevecht der, <a href="#pb328" class="pageref">328</a>;<br>
+gouden schijven der, <a href="#pb333" class="pageref">333</a>;<br>
+goden vergeleken met de, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>;<br>
+Grieksch equivalent voor den strijd tusschen de Vanas en de, <a href="#pb342" class="pageref">342</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Afi</span>. Riger bezoekt, <a href="#pb150"
+class="pageref">150</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Agnar</span>. Zoon van Hrauding, door Frigga
+vertroeteld, <a href="#pb33" class="pageref">33</a>;<br>
+geeft Odin een teug drank, <a href="#pb35" class="pageref">35</a>;<br>
+bestijgt den troon, <a href="#pb35" class="pageref">35</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb342" class="pageref">342</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ai</span>. Riger bezoekt, <a href="#pb149"
+class="pageref">149</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aku-Thor</span>. Thor de wagenman, <a href="#pb61" class="pageref">61</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alberich</span>. Koning der dwergen,
+<a href="#pb239" class="pageref">239</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Albion</span>. Oorsprong van den naam,
+<a href="#pb243" class="pageref">243</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alf-blot</span>. Offers aan elven gebracht,
+<a href="#pb245" class="pageref">245</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alfheim</span>. Huis der lichtengelen,
+<a href="#pb10" class="pageref">10</a>, <a href="#pb243" class="pageref">243</a>;<br>
+Frey woont in<span class="corr" id="xd20e12373" title="Bron: ;">,</span> <a href="#pb116" class="pageref">116</a>;<br>
+Frey keert terug naar, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>;<br>
+Skirnir ijlt terug naar, <a href="#pb120" class="pageref">120</a>;<br>
+V&ouml;lund gaat wonen in, <a href="#pb176" class="pageref">176</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ali</span> = Vali, <a href="#pb162" class="pageref">162</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alpen</span>. Zomerhuis van Uller in de,
+<a href="#pb138" class="pageref">138</a>;<br>
+vermoedelijke beteekenis van den naam, <a href="#pb243" class="pageref">243</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alpenroos</span>. Holda&rsquo;s meisjes
+gekroond met, <a href="#pb51" class="pageref">51</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alpheus</span>. Grieksch equivalent van
+Noorschen riviergod, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alsvider</span>. Ros voor maanwagen,
+<a href="#pb6" class="pageref">6</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alsvin</span>. Ros voor de zonnekar,
+<a href="#pb6" class="pageref">6</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Althea</span>. Gelijk aan de moeder van
+Nornagesta, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alva</span>. Cheru&rsquo;s zwaard opgedolven
+door den Hertog van, <a href="#pb88" class="pageref">88</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alvader</span>. Het ongeschapen en
+onzienlijk wezen genaamd, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>;<br>
+Yggdrasil geschapen door, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+<span class="pagenum">[<a id="pb363" href="#pb363" name="pb363">363</a>]</span> Odin bijgenaamd, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>;<br>
+ondervraagt Vafthrudnir, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>;<br>
+zijn boosheid, <a href="#pb43" class="pageref">43</a>;<br>
+Longobarden zoo genaamd door, <a href="#pb45" class="pageref">45</a>;<br>
+ontdoet zich van de monsters, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>;<br>
+zendt Hermod naar Finland, <a href="#pb153" class="pageref">153</a>;<br>
+met Vidar om de Nornen te ondervragen, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>;<br>
+doemt Brunhild te huwen, <a href="#pb275" class="pageref">275</a>;<br>
+verzwolgen, <a href="#pb329" class="pageref">329</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alvis</span>. Een dwerg, die versteent,
+<a href="#pb62" class="pageref">62</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Alvit</span>. Een Valkyr die op aarde huwt,
+<a href="#pb173" class="pageref">173</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Amalthea</span>. Vergeleken met Heidrun,
+<a href="#pb341" class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ambrosia</span>. Noorsche goden eten
+zwijnevleesch in plaats van, <a href="#pb340" class="pageref">340</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Amma</span>. Riger bezoekt, <a href="#pb150"
+class="pageref">150</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Amphion</span>. De Rattenvanger van Hamelin
+komt overeen met, <a href="#pb344" class="pageref">344</a>;<br>
+Gunnar vergeleken met, <a href="#pb360" class="pageref">360</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Amphitrite</span>. Grieksch equivalent voor
+Ran, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Amsvartnir</span>. Het meer waar Fenris
+gebonden wordt, <a href="#pb91" class="pageref">91</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Anchises</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Andhrimnir</span>. Kok in Valhalla, <a href="#pb19" class="pageref">19</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Andvaranaut</span>. Andvar&rsquo;s ring,
+<a href="#pb268" class="pageref">268</a>;<br>
+Sigurd doet den ring aan, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>;<br>
+Brunhild draagt den ring ten teeken harer verloving, <a href="#pb275"
+class="pageref">275</a>;<br>
+door Sigurd van Brunhild&rsquo;s hand getrokken, <a href="#pb280"
+class="pageref">280</a>;<br>
+Goedroen toont, <a href="#pb281" class="pageref">281</a>;<br>
+Goedroen zendt hare broeders, <a href="#pb286" class="pageref">286</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Andvari</span>. Loki bezoekt, <a href="#pb268" class="pageref">268</a>;<br>
+ring van, <a href="#pb268" class="pageref">268</a>, <a href="#pb272"
+class="pageref">272</a>, <a href="#pb275" class="pageref">275</a>,
+<a href="#pb280" class="pageref">280</a>, <a href="#pb286" class="pageref">286</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Angantyr</span>. Ottar en, <a href="#pb134"
+class="pageref">134</a>;<br>
+Tyrfing, zwaard van, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>;<br>
+verbonden met Thorsten en Bel&eacute;, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+belasting van, <a href="#pb306" class="pageref">306</a>;<br>
+ontvangt Frithiof, <a href="#pb310" class="pageref">310</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Angelsaksen</span>. Heptarchie, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>;<br>
+Uller genaamd Vulder in, <a href="#pb138" class="pageref">138</a>;<br>
+Aegir genaamd Eagor in, <a href="#pb185" class="pageref">185</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Angur-Boda</span>. Moeder van Hel, Fenris en
+I&ouml;rmungandr, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>;<br>
+moeder van Gerda, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>;<br>
+vrouw van Loki, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>;<br>
+voedt wolven in het IJzerbosch, <a href="#pb325" class="pageref">325</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Angurvadel</span>. Tooverzwaard van Viking,
+<a href="#pb293" class="pageref">293</a>, <a href="#pb309" class="pageref">309</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb358" class="pageref">358</a>.</p>
+<p><span class="smallcaps">Annar</span>. Echtgenoot van Nott, <a href="#pb7" class="pageref">7</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Antaeus</span>. Grieksch equivalent voor
+Hrungnir, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Apollo</span>. Grieksch equivalent voor Sol,
+<a href="#pb339" class="pageref">339</a>;<br>
+verpersoonlijking van de zon, <a href="#pb339" class="pageref">339</a>;<br>
+parallel van wedstrijd tusschen Odin en Vafthrudnir is die tusschen
+Marsyas en, <a href="#pb342" class="pageref">342</a>;<br>
+huwelijk met Clio vergeleken met dat van Odin en Saga, <a href="#pb343"
+class="pageref">343</a>;<br>
+Mercurius steelt de ossen van, <a href="#pb345" class="pageref">345</a>;<br>
+Frey&rsquo;s wild zwijn het prototype van den gouden zonnekar van,
+<a href="#pb346" class="pageref">346</a>;<br>
+muziekminnaar gelijk Bragi, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>;<br>
+Frey vergeleken met, <a href="#pb349" class="pageref">349</a>;<br>
+Uller, liefhebber van de jacht gelijk, <a href="#pb351" class="pageref">351</a>;<br>
+zonnegod gelijk Balder, <a href="#pb355" class="pageref">355</a>;<br>
+zonne-mythe gelijk aan die van Sigurd, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Appels</span>. Gna&rsquo;s, <a href="#pb47"
+class="pageref">47</a>, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>;<br>
+Idoens, <a href="#pb102" class="pageref">102</a>, <a href="#pb104"
+class="pageref">104</a>, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>;<br>
+Skirnir geeft Gerda de gouden, <a href="#pb119" class="pageref">119</a>;<br>
+zinnebeeld der schoonheid en vruchtbaarheid, <a href="#pb121" class="pageref">121</a>;<br>
+Nornen houden wacht over de gouden, <a href="#pb164" class="pageref">164</a>;<br>
+Idoen mag plukken de, <a href="#pb164" class="pageref">164</a>;<br>
+Rerir ontvangt een wonderkrachtigen appel, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>;<br>
+vergelijking van Atalanta&rsquo;s en Gerda&rsquo;s, <a href="#pb350"
+class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Arachne</span>. Vafthrudnir, Noorsch
+equivalent voor, <a href="#pb342" class="pageref">342</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ares</span>. Is de zwaardgod Tyr, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Arethusa</span>. Prinses Ilse equivalent
+van, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Argo</span>. Komt overeen met Skidbladnir,
+<a href="#pb346" class="pageref">346</a>;<br>
+vergeleken met Mannigfual, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Argus</span>. Geschiedenis vergeleken met
+die van Brock, <a href="#pb346" class="pageref">346</a>;<br>
+oogen vergeleken met die van Thiassi, <span class="pagenum">[<a id="pb364" href="#pb364" name="pb364">364</a>]</span>349;<br>
+oogen vergeleken met die van Heimdall, <a href="#pb351" class="pageref">351</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ariadne</span>. Vergeleken met <span class="corr" id="xd20e12926" title="Bron: Gudrun">Goedroen</span>, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ari&euml;rs</span>. Oorsprong der, <a href="#pb1" class="pageref">1</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Arion</span>. Vergeleken met Sleipnir,
+<a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Arthur</span>. Aanvoerder van de Wilde
+jacht, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Arvakr</span>. Ros voor de zonnekar,
+<a href="#pb6" class="pageref">6</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Asa</span>. Hoenir een, <a href="#pb14"
+class="pageref">14</a>;<br>
+Odin, de almachtige, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>;<br>
+Balder een, <a href="#pb195" class="pageref">195</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Asabru</span> = De brug Bifr&ouml;st,
+<a href="#pb13" class="pageref">13</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Asa-brug</span> = Bifr&ouml;st, <a href="#pb13" class="pageref">13</a>;<br>
+Heimdall bewaker van de, <a href="#pb150" class="pageref">150</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Asegeir</span>. De oudste Friezen, <a href="#pb141" class="pageref">141</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Asgard</span>. Huis der goden, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>;<br>
+Yggdrasil schiet wortel in, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+godenpaleizen in, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>;<br>
+Ni&ouml;rd komt wonen in, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>;<br>
+Odins zetel in, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>;<br>
+uitverkorene gebracht in, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>;<br>
+Ifing scheidt J&ouml;tun-heim van, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>;<br>
+Odin verlaat, <a href="#pb35" class="pageref">35</a>, <a href="#pb36"
+class="pageref">36</a>, <a href="#pb43" class="pageref">43</a>;<br>
+Odin keert terug te, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>;<br>
+Gilfy bezoekt, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>;<br>
+Thor toegelaten tot, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>;<br>
+Bilskirnir in, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>;<br>
+Brock gaat naar, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>;<br>
+Hrungnir pocht erop Asgard in bezit te zullen nemen, <a href="#pb72"
+class="pageref">72</a>;<br>
+onveiligheid in, <a href="#pb219" class="pageref">219</a>;<br>
+Thor rijdt terug naar, <a href="#pb78" class="pageref">78</a>;<br>
+Loki vliegt terug naar, <a href="#pb79" class="pageref">79</a>;<br>
+Tyr, een halfgodheid van, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>;<br>
+Fenris gebracht naar, <a href="#pb90" class="pageref">90</a>;<br>
+Odin brengt den drank der inspiratie naar, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>;<br>
+Idoen en Bragi verschijnen in, <a href="#pb102" class="pageref">102</a>;<br>
+Idoen gelokt uit, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>;<br>
+Idoen treurt over haar ballingschap uit, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>, <a href="#pb105" class="pageref">105</a>, <a href="#pb353" class="pageref">353</a>;<br>
+de Goden keeren zonder Idoen terug naar, <a href="#pb109" class="pageref">109</a>;<br>
+Frey, Freya en Ni&ouml;rd in, <a href="#pb110" class="pageref">110</a>;<br>
+Ni&ouml;rd geroepen naar, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>;<br>
+Thiassi afgemaakt in, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>,
+<a href="#pb111" class="pageref">111</a>;<br>
+Skadi&rsquo;s wittebroodsweken in, <a href="#pb113" class="pageref">113</a>;<br>
+Frey welkom geheeten in, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>;<br>
+Freya in, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>;<br>
+Uller voert heerschappij over, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>;<br>
+Balder verlaat, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>;<br>
+Forseti in, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>;<br>
+Heimdall spoedt zich naar, <a href="#pb144" class="pageref">144</a>;<br>
+Heimdall verlaat<span class="corr" id="xd20e13208" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb149" class="pageref">149</a>;<br>
+Hermod keert terug naar, <a href="#pb154" class="pageref">154</a>;<br>
+Vali in, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>;<br>
+zonde sluipt binnen in, <a href="#pb164" class="pageref">164</a>;<br>
+Aegirs bezoek aan, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>;<br>
+Odin wendt zich naar, <a href="#pb200" class="pageref">200</a>;<br>
+de goden komen treurig in, <a href="#pb207" class="pageref">207</a>;<br>
+boden komen terug in, <a href="#pb210" class="pageref">210</a>;<br>
+Loki verbannen uit, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>;<br>
+de goden wenschen Asgard te versterken, <a href="#pb219" class="pageref">219</a>;<br>
+een Hrimthurs keert terug naar, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>;<br>
+Loki niet toegelaten in, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>;<br>
+door reuzen bestormd, <a href="#pb327" class="pageref">327</a>;<br>
+Olympus, het Grieksche, <a href="#pb338" class="pageref">338</a>;<br>
+Valkyren schenksters in, <a href="#pb353" class="pageref">353</a><a id="xd20e13291" name="xd20e13291"></a></p>
+<p><span class="smallcaps">Asgardreia</span>. Wilde jacht, genaamd,
+<a href="#pb22" class="pageref">22</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ask</span>. Esch, waaruit de Goden den
+mensch maakten, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>;<br>
+vergeleken met de schepping van Prometheus, <a href="#pb341" class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aslaug</span>. De opvoeding van, <a href="#pb276" class="pageref">276</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Asynjur</span>. Noorsche godin, genaamd,
+<a href="#pb11" class="pageref">11</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Atalanta</span>. Haar appels vergeleken met
+die van Gerda, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Atla</span>. Een der golfmeisjes, <a href="#pb144" class="pageref">144</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Atlantische Oceaan</span>. Mannigfual in
+den, <a href="#pb233" class="pageref">233</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Atlas</span>. Grieksch equivalent voor
+Reuzengebergte, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Atl&eacute;</span>. Daagt Frithiof uit,
+<a href="#pb309" class="pageref">309</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Atli</span>. Wenscht zich Goedroen tot
+vrouw, <a href="#pb286" class="pageref">286</a>;<br>
+verraad van, <a href="#pb287" class="pageref">287</a>;<br>
+Gunnar gedood door, <a href="#pb289" class="pageref">289</a>;<br>
+vermoord door Goedroen, <a href="#pb289" class="pageref">289</a>;<br>
+= Attila, de geesel Gods, <a href="#pb291" class="pageref">291</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e13391" title="Bron: Gudrun">Goedroen</span>
+huwt, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Attila</span>. Hunnenkoning, bezitter van
+Cheru&rsquo;s zwaard, <a href="#pb88" class="pageref">88</a>;<br>
+= Atli, <a href="#pb291" class="pageref">291</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aud</span>. Zoon van Nott, <a href="#pb7"
+class="pageref">7</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Audhumla</span>. Voedsterkoe van Ymir,
+<a href="#pb3" class="pageref">3</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Augeia</span>. Een der golfmeisjes, <a href="#pb144" class="pageref">144</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Augsburg</span>. Stad naar Tyr genaamd,
+<a href="#pb84" class="pageref">84</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Aurgiafa</span>. Een der golfmeisjes,
+<a href="#pb144" class="pageref">144</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Austri</span>. Dwerg die het hemelgewelf
+<span class="pagenum">[<a id="pb365" href="#pb365" name="pb365">365</a>]</span>in het Oosten steunt, <a href="#pb6" class="pageref">6</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Avond</span><span class="corr" id="xd20e13458" title="Bron: ,">.</span> Deel van den dag, <a href="#pb9"
+class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Azi&euml;</span>. Hoogvlakte van Iran in,
+<a href="#pb1" class="pageref">1</a>;<br>
+Aesir komen uit, <a href="#pb37" class="pageref">37</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e13477">B</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Bacchus</span>. Atli
+vergeleken met, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Balder</span>. Odin ondervraagt Vafthrudnir
+omtrent, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>;<br>
+Zoon van Frigga, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+Skadi wenscht Balder te huwen, <a href="#pb112" class="pageref">112</a>;<br>
+Uller bevriend met, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>;<br>
+Forseti de zoon van, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>;<br>
+Forseti samen genoemd met, <a href="#pb143" class="pageref">143</a>;<br>
+Vali wreekt, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>;<br>
+god van zon en zomer<span class="corr" id="xd20e13527" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb195" class="pageref">195</a>&ndash;214;<br>
+Loki de eigenlijke moordenaar van, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>;<br>
+niet tegenwoordig aan Aegirs banket, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>;<br>
+vergeleken met Sigurd, <a href="#pb291" class="pageref">291</a>;<br>
+Loki berooft de Aesir van, <a href="#pb323" class="pageref">323</a>;<br>
+het verschijnen van, <a href="#pb332" class="pageref">332</a>;<br>
+Hodur vermoordt, <a href="#pb352" class="pageref">352</a>;<br>
+zijn dood gewroken, <a href="#pb352" class="pageref">352</a>;<br>
+vergeleken met Grieksche goden, <a href="#pb355" class="pageref">355</a>;<br>
+heiligdom van, <a href="#pb299" class="pageref">299</a>;<br>
+zijn beeld valt op het vuuraltaar, <a href="#pb312" class="pageref">312</a>;<br>
+tempel herbouwd, <a href="#pb321" class="pageref">321</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Balmung</span>. V&ouml;lund vervaardigt,
+<a href="#pb176" class="pageref">176</a>;<br>
+Odin steekt het zwaard in Branstock, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>;<br>
+Sigmund trekt het uit den stam, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>;<br>
+Siggeir krijgt, <a href="#pb252" class="pageref">252</a>;<br>
+Sinfiotli maakt gebruik van, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>;<br>
+verbrijzeld, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>;<br>
+Hiordis verzamelt de stukken van, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>;<br>
+opnieuw gesmeed, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>;<br>
+Fafnir doorstoken met, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>;<br>
+gelegd tusschen Sigurd en Brunhild, <a href="#pb279" class="pageref">279</a>;<br>
+Guttorm in twee&euml;n gehouwen door, <a href="#pb283" class="pageref">283</a>;<br>
+op brandstapel gelegd, <a href="#pb284" class="pageref">284</a>;<br>
+zinnebeeld van zonnestralen, <a href="#pb291" class="pageref">291</a>;<br>
+vergeleken met het zwaard van Aegeus, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Baltische Zee</span>. De Mannigfual in de,
+<a href="#pb234" class="pageref">234</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Barbarossa, Frederik</span>. Aanvoerder van
+de Wilde jacht, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href="#pb25"
+class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Baucis</span>. Geschiedenis van, vergeleken
+met Geirrod en Agnar, <a href="#pb342" class="pageref">342</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Baugi</span>. Onthaalt Odin gastvrij,
+<a href="#pb96" class="pageref">96</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Beav</span> = Vali, <a href="#pb162" class="pageref">162</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Beelden</span>. Houten, <a href="#pb341"
+class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Behmer</span>. Woud in Bohemen, <a href="#pb23" class="pageref">23</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Beldegg</span>. Koning van West-Saksen,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bel&eacute;</span>. Erfopvolger van Sogn,
+<a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+verbannen door Johul, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+op zijn erfelijken troon geplaatst, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+verovert de Orkney-eilanden, <a href="#pb298" class="pageref">298</a>;<br>
+helpt Thorsten den door V&ouml;lund vervaardigden ring te zoeken,
+<a href="#pb298" class="pageref">298</a>;<br>
+dochtertje van, <a href="#pb299" class="pageref">299</a>;<br>
+spreekt tot zijn zonen, <a href="#pb300" class="pageref">300</a>;<br>
+vorsten gezeten op het graf van, <a href="#pb301" class="pageref">301</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Beli</span>. Dood van, <a href="#pb121"
+class="pageref">121</a>;<br>
+zoon van Kari, <a href="#pb230" class="pageref">230</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bergelmir</span>. Ontsnapt aan zondvloed,
+<a href="#pb4" class="pageref">4</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>;<br>
+= Farbauti, <a href="#pb215" class="pageref">215</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Berserker</span>. Woede, <a href="#pb21"
+class="pageref">21</a>;<br>
+Frithiof bevangen door Berserker woede, <a href="#pb311" class="pageref">311</a>;<br>
+pogen wolf te bedwingen, <a href="#pb205" class="pageref">205</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bertha</span> = Frigga, <a href="#pb55"
+class="pageref">55</a>;<br>
+moeder van Karel den Groote, <a href="#pb55" class="pageref">55</a>;<br>
+beschermster van het spinnen, <a href="#pb56" class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bestla</span>. Reuzin, <a href="#pb4" class="pageref">4</a>;<br>
+het sterfelijke element, <a href="#pb8" class="pageref">8</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bethlehem</span>. Frodi regeert over
+Denemarken, in de dagen dat er vrede over de wereld was, juist toen
+Christus werd geboren te, <a href="#pb127" class="pageref">127</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Beyggvir</span>. Dienstbare van Frey,
+<a href="#pb121" class="pageref">121</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Beyla</span>. Dienstbare van Frey, <a href="#pb121" class="pageref">121</a></p>
+<p><span class="smallcaps"><span class="corr" id="xd20e13868" title="Bron: Bifrost">Bifr&ouml;st</span></span>. Regenboogbrug, <a href="#pb13" class="pageref">13</a>;<br>
+Valkyren rijden over, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>, <a href="#pb171" class="pageref">171</a>;<br>
+beschrijving van, <a href="#pb144" class="pageref">144</a>;<br>
+Heimdall gaat heen en weer over, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>;<br>
+Odin rijdt over, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>;<br>
+het onvoldoende zijn van, <a href="#pb219" class="pageref">219</a>;<br>
+Helgi&rsquo;s geest rijdt over, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>;<br>
+het invallen van, <a href="#pb327" class="pageref">327</a>;<br>
+de <span class="corr" id="xd20e13917" title="Bron: Giallarhoorn">Giallar-hoorn</span> maakt bekend den tocht der
+goden over, <a href="#pb351" class="pageref">351</a> <span class="pagenum">[<a id="pb366" href="#pb366" name="pb366">366</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Bil</span>. De afnemende maan, <a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Billing</span>. Koning van de Ruthenen,
+<a href="#pb160" class="pageref">160</a>;<br>
+Wil Rinda redden, <a href="#pb162" class="pageref">162</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bilskirnir</span>. Thor&rsquo;s paleis,
+genaamd, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>;<br>
+lijfeigenen verwelkomd in, <a href="#pb58" class="pageref">58</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bingen</span>. Muizentoren nabij, <a href="#pb28" class="pageref">28</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bisschop Hatto</span>. Geschiedenis van,
+<a href="#pb27" class="pageref">27</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bj&ouml;rn</span>. Vertrouweling van
+Frithiof, <a href="#pb301" class="pageref">301</a>;<br>
+speelt schaak met, <a href="#pb303" class="pageref">303</a>;<br>
+houdt het roer van de Ellida, <a href="#pb308" class="pageref">308</a>;<br>
+brengt mannen aan de kust, <a href="#pb308" class="pageref">308</a>;<br>
+Ellida toevertrouwd aan de zorg van, <a href="#pb314" class="pageref">314</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Blocksberg</span>. Nornen op den, <a href="#pb169" class="pageref">169</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Blodug-Hofi</span>. Paard van Frey, <a href="#pb117" class="pageref">117</a>;<br>
+gaat door het vlammenvuur van Gymir, <a href="#pb119" class="pageref">119</a>;<br>
+vergeleken met Pegasus, <a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Boden</span>. Offerbeker, <a href="#pb94"
+class="pageref">94</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bodvild</span>. Misleid door V&ouml;lund,
+<a href="#pb176" class="pageref">176</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bohemerbosch</span> = Behmer, <a href="#pb23" class="pageref">23</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bolthorn</span>. Reuzin genaamd, <a href="#pb4" class="pageref">4</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bolwerk</span>. Odin noemt zich, <a href="#pb96" class="pageref">96</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Boommaagden</span>. Elven, <a href="#pb245"
+class="pageref">245</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Borghild</span>. Sigmund huwt, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>;<br>
+Sinfiotli vergiftigd door, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>;<br>
+Sigmund bestraft, <a href="#pb262" class="pageref">262</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bornholm</span>. Het ontstaan van, <a href="#pb234" class="pageref">234</a>;<br>
+het kruisen van Mannigfual genoemd in verband met het eiland, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">B&ouml;rr</span>. Huwt Bestla, <a href="#pb4" class="pageref">4</a>;<br>
+de aarde geschapen door de zonen van, <a href="#pb5" class="pageref">5</a>;<br>
+het goddelijk element der goden in, <a href="#pb8" class="pageref">8</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bourgondisch</span>. Ildico, Bourgondisch
+prinses, <a href="#pb88" class="pageref">88</a>;<br>
+Gunnar, Bourgondisch vorst, <a href="#pb291" class="pageref">291</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bous</span> = Vali, <a href="#pb162" class="pageref">162</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Braga-ful</span>. Beker waarin een dronk op
+Bragi wordt opgediend, <a href="#pb101" class="pageref">101</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Braga-mannen</span>. Noorsche Skalden,
+<a href="#pb101" class="pageref">101</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Braga-vrouwen</span>. Noorsche
+priesteressen, <a href="#pb101" class="pageref">101</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bragi</span>. Helden verwelkomd door,
+<a href="#pb18" class="pageref">18</a>;<br>
+Gunlod, moeder van, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+God van po&euml;zie, welsprekendheid en zang, <a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>;<br>
+geboorte van, <a href="#pb99" class="pageref">99</a>;<br>
+afwezigheid van, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>;<br>
+Idoen treurt over, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>, <a href="#pb105" class="pageref">105</a>;<br>
+Idoen gezocht door, <a href="#pb108" class="pageref">108</a>;<br>
+blijft met Idoen in Nevelheim, <a href="#pb109" class="pageref">109</a>;<br>
+helden in het Valhalla verwelkomd door Heimdall en, <a href="#pb148"
+class="pageref">148</a>;<br>
+Aegir schept behagen in de avonturen van, <a href="#pb186" class="pageref">186</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Branstock</span>. Eik in Volsung&rsquo;s
+hal, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>;<br>
+zwaard gestoken in, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>;<br>
+Sinfiotli onder den, <a href="#pb258" class="pageref">258</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Brechta</span> = Frigga, <a href="#pb55"
+class="pageref">55</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Breidablik</span>. Balder&rsquo;s paleis,
+<a href="#pb195" class="pageref">195</a>;<br>
+Balders lichaam gebracht naar, <a href="#pb203" class="pageref">203</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Bretland</span>. Aardhoop waarin Sot&eacute;
+zich verbergt, <a href="#pb298" class="pageref">298</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Brisinga-men</span>. Halsketting van Freya,
+<a href="#pb132" class="pageref">132</a>;<br>
+Loki tracht te stelen, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>,
+<a href="#pb351" class="pageref">351</a>;<br>
+zinnebeeld van der aarde schoonsten sier, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>;<br>
+gemaakt door dwergen, <a href="#pb239" class="pageref">239</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Brock</span>. Jaloerschheid van, <a href="#pb64" class="pageref">64</a>;<br>
+weddenschap van Loki en, <a href="#pb64" class="pageref">64</a>;<br>
+de drie schatten van, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>;<br>
+weddenschap gewonnen door, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>;<br>
+geschiedenis vergeleken met die van Io, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Brocken</span>. Heksen dansen op de,
+<a href="#pb135" class="pageref">135</a>;<br>
+Nornen op de, <a href="#pb169" class="pageref">169</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Brunhild</span>. Een Valkyre, <a href="#pb171" class="pageref">171</a>, <a href="#pb177" class="pageref">177</a>;<br>
+Sigurd vindt, <a href="#pb274" class="pageref">274</a>;<br>
+Sigurd verlooft zich met, <a href="#pb275" class="pageref">275</a>;<br>
+Sigurd huwt, <a href="#pb276" class="pageref">276</a>;<br>
+Sigurd vergeet, <a href="#pb277" class="pageref">277</a>;<br>
+Gunnar bemint, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>, <a href="#pb279" class="pageref">279</a>;<br>
+Gunnar dingt in de gedaante van Sigurd naar, <a href="#pb279" class="pageref">279</a>;<br>
+smart en toorn van, <a href="#pb281" class="pageref">281</a>;<br>
+wendt zich tot H&ouml;gni om hulp, <a href="#pb282" class="pageref">282</a>;<br>
+lacht luid over Sigurd&rsquo;s dood, <a href="#pb283" class="pageref">283</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb284" class="pageref">284</a>;<br>
+Atli, broeder van, <a href="#pb285" class="pageref">285</a>;<br>
+vergeleken met Grieksche goden, <a href="#pb291" class="pageref">291</a>, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Brunnaker</span>. Idoen in de boschjes van,
+<a href="#pb104" class="pageref">104</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Buri</span>. Geboorte van, <a href="#pb3"
+class="pageref">3</a>;<br>
+krijg der reuzen tegen, <a href="#pb4" class="pageref">4</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Burri</span>. Het groene veld, waar
+<span class="pagenum">[<a id="pb367" href="#pb367" name="pb367">367</a>]</span>Frey en Gerda elkaar ontmoeten, <a href="#pb120"
+class="pageref">120</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Byzantijnsch</span>. Invloed der
+Byzantijnsche Christenheid op Teutonische volken, <a href="#pb246"
+class="pageref">246</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e14439">C</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Cacus</span>. Hrungnir
+vergeleken met, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps"><span class="corr" id="xd20e14450" title="Bron: Cadaceus">Caduceus</span></span>. Gambantein vergeleken met,
+<a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ca&iuml;n&rsquo;s Jacht</span>. De Wilde
+Jacht, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Calais</span>. Mannigfual passeert, <a href="#pb233" class="pageref">233</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Calypso</span>. Vergeleken met Holda,
+<a href="#pb345" class="pageref">345</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Capitolijnsche heuvel</span>. Vitellius
+gedood bij den, <a href="#pb87" class="pageref">87</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Carthago</span>. Vergeleken met Zeeland,
+<a href="#pb344" class="pageref">344</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Castor</span>. Vergeleken met Erp,
+S&ouml;rli, en Hamdir, <a href="#pb360" class="pageref">360</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Caucasus</span><span class="corr" id="xd20e14501" title="Bron: ,">.</span> Loki&rsquo;s straf vergeleken met
+die van Prometheus, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Celtische taal</span>. Taalfamilie waartoe
+behoort de, <a href="#pb336" class="pageref">336</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Cephalus</span>. Verpersoonlijking van de
+zon, <a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Cerberus</span>. Vergeleken met Garm,
+<a href="#pb354" class="pageref">354</a>, <a href="#pb355" class="pageref">355</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ceres</span>. Vergeleken met Rinda, <a href="#pb340" class="pageref">340</a>;<br>
+vergeleken met Frigga, <a href="#pb343" class="pageref">343</a>;<br>
+vergeleken met Groa, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Cerynae&iuml;sch Hert</span>. Geschiedenis
+van het, <a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb339"
+class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Chaos</span>. Wereld ontstond uit, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>;<br>
+overeenkomst der Grieksche en Noorsche conceptie betreffende, <a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Charon</span>. Vergeleken met M&ouml;dgud,
+<a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Charybdis</span>. Noorsch parallel van,
+<a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Cheru</span> = Tyr, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>;<br>
+zwaard van, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>&ndash;89;<br>
+= Heimdall, <a href="#pb148" class="pageref">148</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Cheruski</span>. God der, <a href="#pb86"
+class="pageref">86</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Chiron</span>. Vergeleken met Gripir,
+<a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Christendom</span>. Invoering van het,
+<a href="#pb54" class="pageref">54</a>, <a href="#pb88" class="pageref">88</a>, <a href="#pb135" class="pageref">135</a>, <a href="#pb231" class="pageref">231</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Christenen</span>. Paaschfeest, <a href="#pb54" class="pageref">54</a>;<br>
+Noormannen be&iuml;nvloed door de, <a href="#pb335" class="pageref">335</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Christenheid</span>. Romeinsche en
+Byzantijnsche, <a href="#pb246" class="pageref">246</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Christianso&euml;</span>. Het ontstaan van,
+<a href="#pb234" class="pageref">234</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Christus</span>. Frodi regeert in Denemarken
+tijdens de geboorte van, <a href="#pb127" class="pageref">127</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Clio</span> = Saga, <a href="#pb343" class="pageref">343</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Colchis</span>. Argo zeilt naar, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Coronis</span>. Ratatosk gelijkwaardig met
+de kraai in de geschiedenis van, <a href="#pb341" class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Creta</span>. Odin&rsquo;s grafheuvel te
+Upsala vergeleken met die van Jupiter op, <a href="#pb343" class="pageref">343</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Cretenser Labyrinth</span>. Vergeleken met
+V&ouml;lundarhuis, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Crimer</span>. Hal waar de reuzen zich
+vermaken, <a href="#pb334" class="pageref">334</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Cyclopen</span>. Vergeleken met Loki,
+<a href="#pb349" class="pageref">349</a>;<br>
+vergeleken met Noorsche dwergen, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Cynthia</span>. Mani vergeleken met,
+<a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e14732">D</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Daedalus</span>. Vergeleken
+met V&ouml;lund, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dag</span>. Zoon van Nott, <a href="#pb7"
+class="pageref">7</a>;<br>
+verdeeling van den, <a href="#pb9" class="pageref">9</a>;<br>
+een verraderlijke Hunding, <a href="#pb260" class="pageref">260</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dain</span>. Hert, hetwelk Yggdrasil als
+weide dient, <a href="#pb12" class="pageref">12</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Danae</span>. Vergeleken met Rinda, <a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Daphne</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">December</span>. Uller&rsquo;s maand,
+<a href="#pb139" class="pageref">139</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Deensche Ballade</span>. Aager en Else een,
+<a href="#pb182" class="pageref">182</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Deianeira</span>. Loki&rsquo;s jaloezie
+vergeleken bij die van, <a href="#pb355" class="pageref">355</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dellinger</span>. Derde echtgenoot van Nott,
+<a href="#pb7" class="pageref">7</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Delphi</span>. Vergeleken met Gimli,
+<a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Denemarken</span>. Odin verovert, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>; <span class="pagenum">[<a id="pb368"
+href="#pb368" name="pb368">368</a>]</span> Frey in, <a href="#pb127"
+class="pageref">127</a>;<br>
+Freya in, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>;<br>
+Konur koning van, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>;<br>
+Nornen bezoeken, <a href="#pb167" class="pageref">167</a>;<br>
+drinkbeker in de verzameling van den koning van, <a href="#pb232"
+class="pageref">232</a>;<br>
+Goedroen verlaat, <a href="#pb286" class="pageref">286</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Denen</span>. Offerplaats der, <a href="#pb49" class="pageref">49</a>;<br>
+Frey regeert over de, <a href="#pb127" class="pageref">127</a>;<br>
+Mysinger verslaat de, <a href="#pb128" class="pageref">128</a>;<br>
+Ragnar Lodbrog, koning der, <a href="#pb276" class="pageref">276</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Deucalion</span> en Pyrrha, vergeleken met
+Lif en Lifthrasir, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Diana</span>. Mani komt overeen met,
+<a href="#pb339" class="pageref">339</a>;<br>
+Skadi gelijkt op, <a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dido</span>. Vergeleken met Gefjon, <a href="#pb344" class="pageref">344</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dinsdag</span>. Gewijd aan Tyr, <a href="#pb84" class="pageref">84</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dises</span> = Nornen, <a href="#pb169"
+class="pageref">169</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dodona</span>. Vergeleken met Upsala,
+<a href="#pb343" class="pageref">343</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dolmens</span>. Steenen altaren, genaamd,
+<a href="#pb85" class="pageref">85</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Donar</span> = Thor, <a href="#pb58" class="pageref">58</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Donau</span>. Cheru&rsquo;s zwaard begraven
+aan de oevers van den, <a href="#pb87" class="pageref">87</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Donderaar</span> = Odin, <a href="#pb340"
+class="pageref">340</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Donderdag</span>. Gewijd aan Thor, <a href="#pb81" class="pageref">81</a>, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Doren van den Slaap</span>. Brunhild
+aangeraakt met den, <a href="#pb275" class="pageref">275</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dover</span>. Mannigfual passeert, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Draupnir</span>. Odins ring, <a href="#pb15"
+class="pageref">15</a>;<br>
+Sudri en Brock maken, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>;<br>
+Odin ontvangt, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>;<br>
+wordt Gerda door Skirnir aangeboden, <a href="#pb119" class="pageref">119</a>;<br>
+gelegd op brandstapel, <a href="#pb204" class="pageref">204</a>;<br>
+Balder zendt Draupnir aan Odin, <a href="#pb209" class="pageref">209</a>;<br>
+symbool der vruchtbaarheid, <a href="#pb212" class="pageref">212</a>;<br>
+dwergen maken, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Driekoningen</span>. Wilde jacht tusschen
+Kerstmis en, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>;<br>
+Bertha tusschen Kerstmis en, <a href="#pb56" class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Droma</span>. Ketting voor Fenris, <a href="#pb90" class="pageref">90</a>;<br>
+spreekwoord betreffende, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Druids</span>. Menschenoffer der, <a href="#pb85" class="pageref">85</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Drusus</span>. Gewaarschuwd door Veleda,
+<a href="#pb169" class="pageref">169</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dryaden</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb340" class="pageref">340</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Duitsch</span>. Longobarden de naam voor
+Lombarden in het, <a href="#pb45" class="pageref">45</a>;<br>
+Eckhardt, vriend van Tannh&auml;user, <a href="#pb53" class="pageref">53</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Duitschland</span>. De Wilde jacht in,
+<a href="#pb24" class="pageref">24</a>;<br>
+Odin verovert, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+Abundantia vereerd in, <a href="#pb46" class="pageref">46</a>;<br>
+Frigga vereerd in, <a href="#pb50" class="pageref">50</a>;<br>
+Easter-steenen in, <a href="#pb54" class="pageref">54</a>;<br>
+Gouden eeuw in, <a href="#pb55" class="pageref">55</a>;<br>
+geloof aan de Witte Vrouw in, <a href="#pb56" class="pageref">56</a>;<br>
+Thor de wagenman in, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>;<br>
+stormen in, <a href="#pb67" class="pageref">67</a>;<br>
+Nerthus in, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>;<br>
+Frey heet Fro in, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>, <a href="#pb125" class="pageref">125</a>;<br>
+Yle in, <a href="#pb123" class="pageref">123</a>;<br>
+Freya vereerd in, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>;<br>
+tempel te Maagdenburg in, <a href="#pb134" class="pageref">134</a>;<br>
+Freya nu een heks in, <a href="#pb135" class="pageref">135</a>;<br>
+Uller in, <a href="#pb138" class="pageref">138</a>;<br>
+de Elbe in, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>;<br>
+zandheuvels in, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>;<br>
+offers aan de elven in, <a href="#pb245" class="pageref">245</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Duneyr</span>. Hert, hetwelk Yggdrasil als
+weide dient, <a href="#pb12" class="pageref">12</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dunmow</span>. Stuk spek, <a href="#pb125"
+class="pageref">125</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Durathor</span>. Hert, hetwelk Yggdrasil als
+weide dient, <a href="#pb12" class="pageref">12</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dvalin</span>. Hert, hetwelk Yggdrasil als
+weide dient, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+door Loki bezochte dwerg, <a href="#pb63" class="pageref">63</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Dwergen</span>. Zwarte elfen genaamd,
+<a href="#pb10" class="pageref">10</a>;<br>
+Aegir niet gerekend tot de, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>;<br>
+verbranden van een der, <a href="#pb206" class="pageref">206</a>;<br>
+hoofdstuk betreffende de, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>&ndash;243;<br>
+woning der, <a href="#pb346" class="pageref">346</a>;<br>
+nachtmerries zijn vrouwelijke, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e15260">E</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Eagor</span> = &AElig;gir,
+<a href="#pb185" class="pageref">185</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Easter</span> = Ostara, <a href="#pb54"
+class="pageref">54</a>;<br>
+aan Ostara gewijde steenen altaren, <a href="#pb54" class="pageref">54</a>, <a href="#pb55" class="pageref">55</a></p>
+<p><span class="smallcaps">E&aacute;stre</span> = Ostara, <a href="#pb54" class="pageref">54</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Echo</span>. Dwerggesprek, <a href="#pb236"
+class="pageref">236</a>, <a href="#pb237" class="pageref">237</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eckhardt</span>. Tracht Tannh&auml;user te
+doen blijven, <a href="#pb53" class="pageref">53</a>;<br>
+vergeleken met Mentor, <a href="#pb344" class="pageref">344</a>,
+<a href="#pb345" class="pageref">345</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eclipsen</span>. Noorsche opvatting omtrent,
+<a href="#pb8" class="pageref">8</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Edda</span>. Verzameling van Noorsche
+mythen, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>, <a href="#pb144" class="pageref">144</a>, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>, <a href="#pb333" class="pageref">333</a>;<br>
+zwaard-runen in de, <a href="#pb85" class="pageref">85</a>;<br>
+het dingen om Gerda&rsquo;s hand in de, <a href="#pb117" class="pageref">117</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>;<br>
+Heimdall&rsquo;s <span class="pagenum">[<a id="pb369" href="#pb369"
+name="pb369">369</a>]</span>nederdalen op de aarde en bezoek aan,
+<a href="#pb149" class="pageref">149</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e15366" title="Bron: Seamund">Saemund</span>
+verzamelaar der oudere, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>;<br>
+godenbeschrijving in de, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>;<br>
+Jongere, <a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eed</span>. Gezworen bij de punt van
+Gungnir, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb342"
+class="pageref">342</a>;<br>
+op zwaardspitsen, <a href="#pb85" class="pageref">85</a>;<br>
+bij Frey, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>;<br>
+bij het zwijn, <a href="#pb124" class="pageref">124</a>;<br>
+op Uller, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>;<br>
+op Leipter, <a href="#pb180" class="pageref">180</a>;<br>
+ten gerieve van Balder, <a href="#pb197" class="pageref">197</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Egia</span>. Golfmeisje, <a href="#pb144"
+class="pageref">144</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Egil</span>. Huwt een Valkyre, <a href="#pb173" class="pageref">173</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e15441" title="Bron: baag">blaas</span> van,
+<a href="#pb176" class="pageref">176</a>;<br>
+vader van Thialfi, <a href="#pb187" class="pageref">187</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eglimi</span>. Vader van Hiordis, <a href="#pb266" class="pageref">266</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eilanden</span>. Eglimi, Koning der,
+<a href="#pb262" class="pageref">262</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eindige natuur</span>. Der Goden, <a href="#pb8" class="pageref">8</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Einheriar</span>. Door Odin begunstigd,
+<a href="#pb17" class="pageref">17</a>;<br>
+hun spijs, <a href="#pb19" class="pageref">19</a>;<br>
+hun dagelijksche gevechten, <a href="#pb19" class="pageref">19</a>;<br>
+Valkyren onthalen de, <a href="#pb173" class="pageref">173</a>;<br>
+Helgi, aanvoerder van de, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e15505" title="Bron: Giallarhoren">Giallar-hoorn</span> wekt de, <a href="#pb326"
+class="pageref">326</a>;<br>
+kalme gezichten der, <a href="#pb328" class="pageref">328</a>;<br>
+alle gesneuveld in de vlakte van Vigrid, <a href="#pb330" class="pageref">330</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Einmyria</span>. Dochter van Loki, <a href="#pb216" class="pageref">216</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eira</span>. Handige dokteres, <a href="#pb49" class="pageref">49</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eisa</span>. Dochter van Loki, <a href="#pb216" class="pageref">216</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eitel</span>. Zoon van Atli en Goedroen,
+<a href="#pb286" class="pageref">286</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elb</span>. Watergeest, <a href="#pb192"
+class="pageref">192</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elbe</span>. Drusus gewaarschuwd niet te
+gaan over de, <a href="#pb169" class="pageref">169</a>;<br>
+genaamd naar Elb, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>;<br>
+riviergoden van de, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elbegast</span>. <span class="corr" id="xd20e15578" title="Bron: Roning">Koning</span> der dwergen, <a href="#pb239" class="pageref">239</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elde</span>. Dienaar van Aegir, <a href="#pb186" class="pageref">186</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eldhrimnir</span>. Ketel in Valhalla,
+<a href="#pb19" class="pageref">19</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elf</span>. Watergeest, <a href="#pb192"
+class="pageref">192</a>;<br>
+elvenlichten, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>;<br>
+elvendans, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>;<br>
+de viking Elf laat Sigmund&rsquo;s overblijfselen begraven, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>;<br>
+vraagt Hiordis ten huwelijk, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>;<br>
+tweede huwelijk van, <a href="#pb285" class="pageref">285</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elfen</span>, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>;<br>
+Aegir niet gerekend tot de, <a href="#pb182" class="pageref">182</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elfenland</span> = Alf-heim, <a href="#pb116" class="pageref">116</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elivagar</span>. IJsstroomen van Hvergelmir,
+<a href="#pb2" class="pageref">2</a>;<br>
+Thor steekt over den, <a href="#pb75" class="pageref">75</a>;<br>
+gletschers in de, <a href="#pb180" class="pageref">180</a>;<br>
+Thor reist oostelijk van, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>,
+<a href="#pb187" class="pageref">187</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elli</span>. Thor worstelt met, <a href="#pb71" class="pageref">71</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ellida</span>. Magisch drakenschip, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>, <a href="#pb301" class="pageref">301</a>, <a href="#pb307" class="pageref">307</a>, <a href="#pb313" class="pageref">313</a>, <a href="#pb314" class="pageref">314</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Else</span>. Ballade van Aager en, <a href="#pb182" class="pageref">182</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elvenkringen</span>, <a href="#pb243" class="pageref">243</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Elvidner</span>. Hal van Hel, <a href="#pb180" class="pageref">180</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Embla</span>. De olm of eerste vrouw,
+<a href="#pb11" class="pageref">11</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Enceladus</span>. Vergeleken met Loki,
+<a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Engeland</span>. De Wilde Jacht in, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>;<br>
+Mei dag in, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>;<br>
+Yule in, <a href="#pb123" class="pageref">123</a>;<br>
+zij spek in, <a href="#pb125" class="pageref">125</a>;<br>
+mijnwerkers in, <a href="#pb242" class="pageref">242</a>;<br>
+= Albion, <a href="#pb243" class="pageref">243</a>;<br>
+fee&euml;n in, <a href="#pb243" class="pageref">243</a>, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>;<br>
+Oberon, koning der fee&euml;n in, <a href="#pb245" class="pageref">245</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Engelsch Kanaal</span>. Mannigfual in het,
+<a href="#pb233" class="pageref">233</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Epimetheus</span>. Vergeleken met Noorsche
+scheppende goden, <a href="#pb341" class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Er</span> = Tyr, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>;<br>
+= Heimdall, <a href="#pb148" class="pageref">148</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Erda</span> = J&ouml;rd, <a href="#pb58"
+class="pageref">58</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ermenrich</span>. Swanhild huwt, <a href="#pb290" class="pageref">290</a>;<br>
+aangevallen door de zoons van Goedroen, <a href="#pb290" class="pageref">290</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Erna</span>. Jarl huwt, <a href="#pb151"
+class="pageref">151</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Erp</span>. Zoon van Atli en Goedroen,
+<a href="#pb286" class="pageref">286</a>;<br>
+zoon van Jonakur en Goedroen, <a href="#pb289" class="pageref">289</a>;<br>
+vermoord door zijn broeders, <a href="#pb290" class="pageref">290</a>;<br>
+wreekt Swanhilds dood, <a href="#pb360" class="pageref">360</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Esbern Snare</span>. Legende van, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eskimo</span>. Hond van Skadi, <a href="#pb114" class="pageref">114</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Etna</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb355" class="pageref">355</a>;<br>
+het smeden der dwergen vergeleken met dat van Vulcanus onder den,
+<a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Euboea</span>. Aegir&rsquo;s paleis gelijkt
+op dat van Neptunus te, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Euhemerus</span>. Geschiedkundige theorie
+van, <a href="#pb343" class="pageref">343</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Europa</span>. Aesir verhuizen naar,
+<span class="pagenum">[<a id="pb370" href="#pb370" name="pb370">370</a>]</span>37;<br>
+ontdekking van, <a href="#pb336" class="pageref">336</a>;<br>
+Noorsch equivalent voor de geschiedenis van, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Eurydice</span>. Vergeleken met <span class="corr" id="xd20e15925" title="Bron: Idun">Idoen</span>, <a href="#pb348" class="pageref">348</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e15932">F</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Fadir</span>. Heimdall
+bezoekt, <a href="#pb150" class="pageref">150</a></p>
+<p>&ldquo;<span class="smallcaps">Faerie Queene</span>&rdquo;. Gordel
+in, <a href="#pb239" class="pageref">239</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fafnir</span>. Zoon van Hreidmar, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>;<br>
+neemt den schat van den dwergkoning, <a href="#pb269" class="pageref">269</a>;<br>
+Sigurd trekt uit om Fafnir te verslaan, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>;<br>
+Goedroen eet iets van het hart van, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>;<br>
+verpersoonlijking van koude en duisternis, <a href="#pb291" class="pageref">291</a>, <a href="#pb358" class="pageref">358</a>;<br>
+vergeleken met Python, <a href="#pb358" class="pageref">358</a>,
+<a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Farbauti</span> = Bergelmir, <a href="#pb215" class="pageref">215</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Faroe Eilanden</span>. Thors naam op de,
+<a href="#pb81" class="pageref">81</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Februari</span>. Vali&rsquo;s maand,
+<a href="#pb163" class="pageref">163</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Feng</span> = Odin, <a href="#pb270" class="pageref">270</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fenia</span>. Frodi&rsquo;s reuzenslavin,
+<a href="#pb127" class="pageref">127</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fenris</span>. Geboorte van, <a href="#pb89"
+class="pageref">89</a>;<br>
+geschiedenis van<span class="corr" id="xd20e16036" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb89" class="pageref">89</a>&ndash;94;<br>
+Vidar&rsquo;s schoen om zich te verdedigen tegen, <a href="#pb159"
+class="pageref">159</a>;<br>
+voorspelling betreffende, <a href="#pb159" class="pageref">159</a>;<br>
+Hel komt ter wereld te gelijk met, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>;<br>
+geboorte van, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>;<br>
+Loki vader van, <a href="#pb230" class="pageref">230</a>;<br>
+rukt ketenen van elkander, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>;<br>
+in het gevolg van Loki, <a href="#pb328" class="pageref">328</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb330" class="pageref">330</a>;<br>
+alleen Tyr durft te trotseeren, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>;<br>
+vergeleken met den <span class="corr" id="xd20e16093" title="Bron: Nem&euml;ischen">Neme&iuml;schen</span> leeuw, <a href="#pb352"
+class="pageref">352</a>;<br>
+vergeleken met Pyrrhus, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fensalir</span>. Frigga&rsquo;s paleis,
+<a href="#pb42" class="pageref">42</a>;<br>
+Frigga spinnend in, <a href="#pb201" class="pageref">201</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fialar</span>. I. Kvasir verslaat, <a href="#pb94" class="pageref">94</a>;<br>
+II. Roode haan die boven Valhalla zweeft, <a href="#pb325" class="pageref">325</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fimbul-winter</span>. Gedachte aan den,
+<a href="#pb207" class="pageref">207</a>;<br>
+verschrikkingen van den, <a href="#pb324" class="pageref">324</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Finnen</span>. Hermod bezoekt de, <a href="#pb153" class="pageref">153</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Finsche bergen</span>. Helg&eacute; op een
+tocht door de, <a href="#pb321" class="pageref">321</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fi&ouml;llnir</span> = Odin, <a href="#pb270" class="pageref">270</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fiolnir</span>. Geboorte van, <a href="#pb121" class="pageref">121</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fiorgyn</span>. Moeder van Erda, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>;<br>
+Frigga, dochter van, <a href="#pb41" class="pageref">41</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Flora</span>. Nanna vergeleken met, <a href="#pb355" class="pageref">355</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Folkvang</span>. Freya&rsquo;s woning,
+<a href="#pb76" class="pageref">76</a>, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>;<br>
+krijgslieden en vrouwen in, <a href="#pb130" class="pageref">130</a>;<br>
+Loki komt binnen in, <a href="#pb147" class="pageref">147</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fornjotnr</span> = <span class="smallcaps">Ymir</span>, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>;<br>
+goden stammen af van, <a href="#pb230" class="pageref">230</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Forseti</span>. God van de waarheid,
+<a href="#pb140" class="pageref">140</a>&ndash;144;<br>
+Grieksch equivalent, voor, <a href="#pb351" class="pageref">351</a>;<br>
+land van, <a href="#pb142" class="pageref">142</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fraananger</span>. Loki vlucht naar,
+<a href="#pb224" class="pageref">224</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Framna&iuml;s</span>. Ingeborg en Thorsten
+wonen te, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+verblijf van Frithiof, <a href="#pb301" class="pageref">301</a>,
+<a href="#pb311" class="pageref">311</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Franconia</span>. Door Odin veroverd,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Franken</span>. Vereering van Tyr onder de,
+<a href="#pb85" class="pageref">85</a>;<br>
+behandeling der krijgsgevangenen door de, <a href="#pb85" class="pageref">85</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frankenland</span>. <span class="corr" id="xd20e16292" title="Bron: Hindarfial">Hindarfiall</span> in, <a href="#pb273" class="pageref">273</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frankische koningen</span>, dynastie der,
+<a href="#pb230" class="pageref">230</a>;<br>
+vrijage van waterreus met Koningin, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frankrijk</span>. De Gouden Eeuw in,
+<a href="#pb55" class="pageref">55</a>;<br>
+Oberon fee&euml;nkoning in, <a href="#pb245" class="pageref">245</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fransche Revolutie</span>. Aangekondigd door
+de Wilde Jacht, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frau Gode</span> = Frigga, <a href="#pb56"
+class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frau Holle</span> = Frigga, <a href="#pb50"
+class="pageref">50</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frau Venus</span> = Holda, <a href="#pb52"
+class="pageref">52</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frederik Barbarossa</span>. De Wilde Jacht
+aangevoerd door, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Freki</span>. Odin&rsquo;s wolf, <a href="#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb341" class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frey</span>. Komt wonen in Asgard, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>, <a href="#pb110" class="pageref">110</a>;<br>
+geschenk voor, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>;<br>
+Gullin-bursti en Skidbladnir voor, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>;<br>
+toast ter eere van, <a href="#pb115" class="pageref">115</a>;<br>
+god van den zomer, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>&ndash;128;<br>
+Freya, zuster van, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>;<br>
+rijdt met Freya, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>;<br>
+heeft naar men zegt Freya gehuwd, <a href="#pb135" class="pageref">135</a>;<br>
+zwaard van, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>;<br>
+regeert <span class="pagenum">[<a id="pb371" href="#pb371" name="pb371">371</a>]</span>de elven, <a href="#pb243" class="pageref">243</a>;<br>
+toovermacht ontweldigd aan, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>;<br>
+hertshoorn, waarmede Frey zich verdedigt, <a href="#pb327" class="pageref">327</a>;<br>
+vecht met Surtr, <a href="#pb329" class="pageref">329</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb329" class="pageref">329</a>;<br>
+wild zwijn van, <a href="#pb346" class="pageref">346</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Freya</span>. Komt wonen in Asgard, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>, <a href="#pb110" class="pageref">110</a>;<br>
+Hrungnir verlangt, <a href="#pb72" class="pageref">72</a>;<br>
+Loki leent de valkenveeren van, <a href="#pb76" class="pageref">76</a>,
+<a href="#pb105" class="pageref">105</a>;<br>
+Thor leent de kleeren van, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>;<br>
+Thor speelt de rol van, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>;<br>
+de godin der schoonheid, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>,
+<a href="#pb129" class="pageref">129</a>&ndash;137;<br>
+Vrijdag genoemd naar, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>;<br>
+Loki steelt de halsketen van, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>,
+<a href="#pb215" class="pageref">215</a>;<br>
+de aarde is, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>;<br>
+voert de Valkyren aan, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>,
+<a href="#pb172" class="pageref">172</a>;<br>
+aan reus beloofd, <a href="#pb219" class="pageref">219</a>;<br>
+de goden vreezen haar te verliezen, <a href="#pb220" class="pageref">220</a>;<br>
+dwergen geven halsketting aan, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb343" class="pageref">343</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Freygerda</span>. Vrouw van Fridleef,
+<a href="#pb127" class="pageref">127</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fridleef</span> = Frey, <a href="#pb127"
+class="pageref">127</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Friezen</span>. Verlangen nieuwe wetten,
+<a href="#pb141" class="pageref">141</a>;<br>
+overlevering der, <a href="#pb233" class="pageref">233</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frigga</span>. Zit op den troon Hlidskialf,
+<a href="#pb15" class="pageref">15</a>;<br>
+Odin vermomt zich op aanraden van, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>;<br>
+Agnar vertroeteld door, <a href="#pb33" class="pageref">33</a>;<br>
+Odin verschalkt door, <a href="#pb36" class="pageref">36</a><span class="corr" id="xd20e16609" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb44" class="pageref">44</a>;<br>
+huwt met Vili en Ve, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>;<br>
+vrouw van Odin, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>;<br>
+zeven zonen van, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>;<br>
+hoofdstuk betreffende, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>&ndash;58;<br>
+godin van de atmosfeer, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>;<br>
+aan het spinrokken, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>;<br>
+aangebeden in verbinding met Odin, <a href="#pb49" class="pageref">49</a>;<br>
+Thor, zoon van, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>;<br>
+Nerthus, in Duitschland vereenzelvigd met, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>;<br>
+vereenzelvigd met Frey, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>;<br>
+Uller huwt, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>;<br>
+Balder en Hodur zoons van, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>;<br>
+merkt gedruktheid van Balder op, <a href="#pb196" class="pageref">196</a>;<br>
+de heele schepping doet belofte aan, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>;<br>
+uitgehoord door Loki, <a href="#pb201" class="pageref">201</a>;<br>
+Hermod brengt de boodschap over van, <a href="#pb203" class="pageref">203</a>;<br>
+de hoop van, <a href="#pb207" class="pageref">207</a>;<br>
+zinnebeeld der aarde, <a href="#pb212" class="pageref">212</a>;<br>
+willigt Rerir&rsquo;s verlangen in, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb343" class="pageref">343</a>, <a href="#pb344" class="pageref">344</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frithiof</span>. Geschiedenis van, <a href="#pb292" class="pageref">292</a>&ndash;323;<br>
+Bisschop Fegn&egrave;r bezingt de sage van, <a href="#pb292" class="pageref">292</a>;<br>
+geboorte van, <a href="#pb298" class="pageref">298</a>;<br>
+zoon van Thorsten, <a href="#pb298" class="pageref">298</a>;<br>
+Angurvadel, zwaard van, <a href="#pb301" class="pageref">301</a>;<br>
+de V&ouml;lundring in het bezit van, <a href="#pb301" class="pageref">301</a>;<br>
+zijn liefde voor Ingeborg, <a href="#pb299" class="pageref">299</a>;<br>
+verblijf van, <a href="#pb301" class="pageref">301</a>;<br>
+zijn vrijage, <a href="#pb301" class="pageref">301</a>;<br>
+afgewezen, <a href="#pb302" class="pageref">302</a>;<br>
+Hilding vraagt de hulp van, <a href="#pb303" class="pageref">303</a>;<br>
+ontmoet Ingeborg in den tempel, <a href="#pb304" class="pageref">304</a>;<br>
+tracht tot een schikking met de Koningin te komen, <a href="#pb305"
+class="pageref">305</a>;<br>
+trekt naar de Orkney-eilanden, <a href="#pb306" class="pageref">306</a>;<br>
+in den storm, <a href="#pb307" class="pageref">307</a>;<br>
+gevecht met Atl&eacute;, <a href="#pb309" class="pageref">309</a>;<br>
+bezoekt Angantyr, <a href="#pb310" class="pageref">310</a>;<br>
+keert terug naar Framn&auml;s, <a href="#pb311" class="pageref">311</a>;<br>
+als balling, <a href="#pb313" class="pageref">313</a>;<br>
+als roover, <a href="#pb313" class="pageref">313</a>;<br>
+bezoekt Sigurd Ring, <a href="#pb314" class="pageref">314</a>;<br>
+herkend door Ingeborg, <a href="#pb315" class="pageref">315</a>;<br>
+zijn trouw, <a href="#pb317" class="pageref">317</a>;<br>
+herbouwt tempel, <a href="#pb320" class="pageref">320</a>;<br>
+verloving met Ingeborg, <a href="#pb318" class="pageref">318</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fro</span> = Frey, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>, <a href="#pb125" class="pageref">125</a>, <a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Frodi</span>. Molensteenen van, <a href="#pb127" class="pageref">127</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb128" class="pageref">128</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fulla</span>. Gunstelinge van Frigga,
+<a href="#pb43" class="pageref">43</a>, <a href="#pb46" class="pageref">46</a>;<br>
+Nanna zendt ring aan, <a href="#pb209" class="pageref">209</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Funfeng</span>. Dienaar van Aegir, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>;<br>
+Loki naijverig op, <a href="#pb223" class="pageref">223</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Fylgie</span>. Beschermgeest, <a href="#pb170" class="pageref">170</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e16932">G</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Gabriels honden</span>. De
+Wilde Jacht in Engeland, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>;<br>
+aanvoerder van de Wilde Jacht, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Galar</span>. Kvasir verslagen door,
+<a href="#pb94" class="pageref">94</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gambantein</span>. Staf van Hermod, <a href="#pb153" class="pageref">153</a>;<br>
+vergeleken met <span class="corr" id="xd20e16962" title="Bron: Cadaceus">Caduceus</span>, <a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gamla Upsala</span>. Odin&rsquo;s,
+Frey&rsquo;s en Thor&rsquo;s bergen nabij, <a href="#pb122" class="pageref">122</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gangler</span>. Misleidt Gylfi, <a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gangrad</span>. Odin als, <a href="#pb30"
+class="pageref">30</a> <span class="pagenum">[<a id="pb372" href="#pb372" name="pb372">372</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Ganymedes</span>. Noorsch equivalent voor de
+geschiedenis van, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Garm</span>. Helhond, <a href="#pb179"
+class="pageref">179</a>;<br>
+Odin gaat langs, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>;<br>
+Hel gevolgd door, <a href="#pb327" class="pageref">327</a>;<br>
+door Loki aangevoerd, <a href="#pb327" class="pageref">327</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb330" class="pageref">330</a>;<br>
+vergeleken met Cerberus, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Geesel gods</span>. Attila, de, <a href="#pb88" class="pageref">88</a>, <a href="#pb291" class="pageref">291</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gefjon</span>. Bezoekt Gylfi, <a href="#pb48" class="pageref">48</a>;<br>
+vergeleken met Dido, <a href="#pb344" class="pageref">344</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gefn</span> = Freya, <a href="#pb131" class="pageref">131</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Geirrod</span>. I. Geschiedenis
+van<span class="corr" id="xd20e17064" title="Niet in bron">,</span>
+<a href="#pb32" class="pageref">32</a>&ndash;36;<br>
+II. Loki bezoekt, <a href="#pb79" class="pageref">79</a>;<br>
+Thor bezoekt, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>, <a href="#pb157"
+class="pageref">157</a>;<br>
+Loki en Thor naar het huis van, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb342" class="pageref">342</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Geir-wonden</span>. Het kerven van, <a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gelgia</span>. Het eind van Fenris&rsquo;
+koord, <a href="#pb92" class="pageref">92</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gerda</span>. Frey&rsquo;s dingen naar haar
+hand, <a href="#pb117" class="pageref">117</a>&ndash;122;<br>
+vergeleken met Venus, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gerechtigheid</span>. Vergeleken met
+Forseti, <a href="#pb35" class="pageref">35</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Geri</span>. Odin&rsquo;s wolf, <a href="#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb341" class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Germaansch</span>. Legende omtrent oorsprong
+der bergen, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>;<br>
+epos, het Nibelungenlied, <a href="#pb247" class="pageref">247</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gersemi</span>. Freya&rsquo;s dochter,
+<a href="#pb130" class="pageref">130</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gertruida St</span>. Vervangt Freya in
+Duitschland, <a href="#pb135" class="pageref">135</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Giallar</span>. Brug in <span class="corr"
+id="xd20e17167" title="Bron: Nilfheim">Niflheim</span>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>;<br>
+Odin rijdt over, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>;<br>
+het sidderen van, <a href="#pb207" class="pageref">207</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Giallar-hoorn</span>. Trompet van Heimdall,
+<a href="#pb14" class="pageref">14</a>, <a href="#pb145" class="pageref">145</a>;<br>
+het blazen op den, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>, <a href="#pb326" class="pageref">326</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb351" class="pageref">351</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gialp</span>. Veroorzaakt storm, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>;<br>
+verpletterd door Thor, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>, <a href="#pb81" class="pageref">81</a>;<br>
+golfmeisje genaamd, <a href="#pb144" class="pageref">144</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gilling</span>. Door dwergen vermoorde reus,
+<a href="#pb94" class="pageref">94</a>;<br>
+dood van zijn vrouw, <a href="#pb94" class="pageref">94</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gimli</span>. Met gouden dak, <a href="#pb333" class="pageref">333</a>;<br>
+vergeleken met Delphi, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ginnunga-gap</span>. De kloof der kloven,
+<a href="#pb2" class="pageref">2</a>; reuzen leven in den afgrond van,
+<a href="#pb228" class="pageref">228</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gioll</span>. Rots waaraan Fenris gebonden
+wordt, <a href="#pb92" class="pageref">92</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gi&ouml;ll</span>. Grensrivier van
+<span class="corr" id="xd20e17280" title="Bron: Nilfheim">Niflheim</span>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>;<br>
+Hermod passeert, <a href="#pb207" class="pageref">207</a>;<br>
+gelijkt den Acheron, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Giuki</span>. Koning in het land van de
+Niblungen, <a href="#pb277" class="pageref">277</a>;<br>
+Sigurd vermengt zijn bloed met dat van de zonen van, <a href="#pb278"
+class="pageref">278</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Giukings</span>. Zoons van Giuki, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>;<br>
+Sigurd gedood door, <a href="#pb283" class="pageref">283</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gladsheim</span>. Twaalf zetels in de hal,
+<a href="#pb17" class="pageref">17</a>;<br>
+Tyr in de vergaderzaal van, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>;<br>
+Vali&rsquo;s zetel in<span class="corr" id="xd20e17335" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb163" class="pageref">163</a>;<br>
+Odin terug in, <a href="#pb200" class="pageref">200</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Glasir</span>. Het bosch met gouden
+bladeren, <a href="#pb17" class="pageref">17</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Glaumvor</span>. Tweede vrouw van Gunnar,
+<a href="#pb286" class="pageref">286</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Glaur</span>. Echtgenoot van Sol, <a href="#pb7" class="pageref">7</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gleipnir</span>. Het maken van, <a href="#pb91" class="pageref">91</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Glitnir</span>. Paleis van Forseti, <a href="#pb140" class="pageref">140</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Glut</span>. Loki&rsquo;s eerste vrouw,
+<a href="#pb216" class="pageref">216</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gna</span>. Bodin van Frigga, <a href="#pb46" class="pageref">46</a>;<br>
+brengt Rerir den wonderkrachtigen appel, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>;<br>
+vergeleken met Iris, <a href="#pb343" class="pageref">343</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gnipa</span>. Spelonk in <span class="corr"
+id="xd20e17411" title="Bron: Nilfheim">Niflheim</span>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>;<br>
+Garm in, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gn&icirc;taheid</span>. Fafnir&rsquo;s
+verblijf, <a href="#pb269" class="pageref">269</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gnomen</span> = dwergen, <a href="#pb10"
+class="pageref">10</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gode</span> = Frigga, <a href="#pb56" class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Godenschemering</span>, <a href="#pb176"
+class="pageref">176</a>, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>,
+<a href="#pb324" class="pageref">324</a>;<br>
+Wagner&rsquo;s, <a href="#pb247" class="pageref">247</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Godey</span>. Thor&rsquo;s tempel te,
+<a href="#pb82" class="pageref">82</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Godi</span>. Menschenoffers der, <a href="#pb85" class="pageref">85</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Goedroen</span>. I. Een Valkyre die Helgi
+huwt, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>;<br>
+zelfopoffering van, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>;<br>
+II. brouwt tooverdrank voor Sigurd, <a href="#pb277" class="pageref">277</a>;<br>
+huwt Sigurd, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>;<br>
+Sigurd geeft ring aan, <a href="#pb280" class="pageref">280</a>;<br>
+Sigurd biedt aan, haar te laten loopen, <a href="#pb282" class="pageref">282</a>;<br>
+treurt over hare dooden, <a href="#pb283" class="pageref">283</a>;<br>
+zoekt schuilplaats bij Elf, <a href="#pb285" class="pageref">285</a>;<br>
+huwt Atli, <a href="#pb286" class="pageref">286</a>;<br>
+wil de Niblungen helpen, <a href="#pb286" class="pageref">286</a>;<br>
+wreekt zich, <a href="#pb289" class="pageref">289</a>;<br>
+beveelt haar zonen om Swanhild te wreken, <a href="#pb290" class="pageref">290</a>; <span class="pagenum">[<a id="pb373" href="#pb373"
+name="pb373">373</a>]</span> = Ildico, <a href="#pb291" class="pageref">291</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Golven</span>. Dochters van Aegir, <a href="#pb185" class="pageref">185</a>, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gondemar</span>. Koning der dwergen,
+<a href="#pb239" class="pageref">239</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gothen</span>. Siggeir, Koning der, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>;<br>
+Sigmund en Sinfiotli, gevangenen van de, <a href="#pb257" class="pageref">257</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gothland</span>. Thor&rsquo;s tempel in,
+<a href="#pb82" class="pageref">82</a>;<br>
+Sinfiotli verlaat, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>;<br>
+Ermenrich, koning van, <a href="#pb290" class="pageref">290</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Goud</span>. Freya&rsquo;s tranen zijn van,
+<a href="#pb131" class="pageref">131</a>;<br>
+&ldquo;de vlam van de zee&rdquo;, <a href="#pb184" class="pageref">184</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gouden eeuw</span>, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>;<br>
+Nornen verschijnen na de, <a href="#pb164" class="pageref">164</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>;<br>
+Fro&rsquo;s regeering heet, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Grane</span>. Sigurd kiest, <a href="#pb266"
+class="pageref">266</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Greip</span>. Thor verplettert, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>, <a href="#pb81" class="pageref">81</a>;<br>
+golfmeisje genaamd, <a href="#pb144" class="pageref">144</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Grendel</span>. Zoon van Hler, <a href="#pb230" class="pageref">230</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Greyfell</span> = Grane, <a href="#pb266"
+class="pageref">266</a>;<br>
+door Sigurd beladen met goud, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>;<br>
+Gunnar leent, <a href="#pb279" class="pageref">279</a>;<br>
+Gunnar rijdt door de vlammen op, <a href="#pb279" class="pageref">279</a>;<br>
+verbrand met Sigurd, <a href="#pb284" class="pageref">284</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Grid</span>. Vrouw van Odin, <a href="#pb37"
+class="pageref">37</a>, <a href="#pb79" class="pageref">79</a>,
+<a href="#pb156" class="pageref">156</a>;<br>
+geeft Vidar een lederen schoen, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>;<br>
+met Vidar en Odin, <a href="#pb158" class="pageref">158</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Grimhild</span>. Koningin der Niblungen,
+<a href="#pb277" class="pageref">277</a>;<br>
+besluit Sigurd voor haar dochter als man te nemen, <a href="#pb277"
+class="pageref">277</a>;<br>
+bezweert Gunnar zich een vrouw te nemen, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>;<br>
+geeft Gunnar een tooverdrank, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>;<br>
+geeft tooverdrank aan Guttorm, <a href="#pb282" class="pageref">282</a>;<br>
+aan Goedroen, <a href="#pb286" class="pageref">286</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Grimnir</span>. Odin geeft als zijn naam op,
+<a href="#pb34" class="pageref">34</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Griottunagard</span>. Het duel in, <a href="#pb73" class="pageref">73</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gripir</span>. Stalmeester van Elf, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>;<br>
+voorspellingen van, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>;<br>
+vergeleken met Chiron, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Groa</span>. Toovenares, <a href="#pb75"
+class="pageref">75</a>;<br>
+vergeleken met Ceres, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Groenland</span>. Eerste vestiging in,
+<a href="#pb246" class="pageref">246</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Groote Beer</span>. Odins wagen, <a href="#pb29" class="pageref">29</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Groote Jager van Fontainebleau</span>.
+Aanvoerder van Wilde Jacht, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Grotti</span>. Magische molensteenen,
+<a href="#pb127" class="pageref">127</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Grypto</span>. Non op, <a href="#pb231"
+class="pageref">231</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Grijsvel</span>. Zie Greyfell</p>
+<p><span class="smallcaps">Gullfaxi</span>. Hrungnirs paard, <a href="#pb72" class="pageref">72</a>;<br>
+Magni krijgt, <a href="#pb74" class="pageref">74</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gullin-bursti</span>. Wild zwijn, <a href="#pb64" class="pageref">64</a>;<br>
+Frey ontvangt, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>, <a href="#pb116"
+class="pageref">116</a>;<br>
+dwergen maken, <a href="#pb239" class="pageref">239</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gullin-kambi</span>. Huishaan in Midgard,
+<a href="#pb325" class="pageref">325</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gullintani</span> = Heimdall, <a href="#pb146" class="pageref">146</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gull-top</span>. Paard van Heimdall,
+<a href="#pb146" class="pageref">146</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gundicarius</span> = Gunnar, <a href="#pb291" class="pageref">291</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gungnir</span>. Odins speer, <a href="#pb15"
+class="pageref">15</a>;<br>
+gevormd van een tak van Yggdrasil, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>;<br>
+runen op, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>;<br>
+Dvalin, maakt, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>, <a href="#pb239"
+class="pageref">239</a>;<br>
+Odin ontvangt, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>;<br>
+Hermod werpt met, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>;<br>
+Dag in het bezit van, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb340" class="pageref">340</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gungthiof</span>. Zoon van Frithiof,
+<a href="#pb319" class="pageref">319</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gunlod</span>. Moeder van Bragi, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>, <a href="#pb99" class="pageref">99</a>;<br>
+bewaakt den drank der inspiratie, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>;<br>
+Odin bezoekt, <a href="#pb97" class="pageref">97</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gunnar</span>. Zoon van Giuki, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>;<br>
+wenscht zich Brunhild tot vrouw, <a href="#pb279" class="pageref">279</a>;<br>
+Brunhild zal huwen, <a href="#pb280" class="pageref">280</a>;<br>
+verneemt laatste wensch van Brunhild om mede verbrand te worden,
+<a href="#pb284" class="pageref">284</a>;<br>
+Atli vraagt verzoening van zijn zusters dood, <a href="#pb285" class="pageref">285</a>;<br>
+belofte van, <a href="#pb285" class="pageref">285</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb289" class="pageref">289</a>;<br>
+= Gundicarius, <a href="#pb291" class="pageref">291</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Guttorm</span>. Zoon van Giuki, <a href="#pb277" class="pageref">277</a>;<br>
+Sigurd gedood door, <a href="#pb283" class="pageref">283</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb283" class="pageref">283</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gylfi</span>. Odin verwelkomd door, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>;<br>
+misleiding van, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>;<br>
+Gefjon bezoekt, <a href="#pb48" class="pageref">48</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gymir</span>. Gerda, dochter van, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>;<br>
+woning van, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>;<br>
+= &AElig;gir, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>;<br>
+zoon van Hler, <a href="#pb230" class="pageref">230</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Gijzelaars</span>. Uitgewisseld tusschen
+Aesir en Vana&rsquo;s, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>
+<span class="pagenum">[<a id="pb374" href="#pb374" name="pb374">374</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e18081">H</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Hades</span>. Vergeleken
+met Niflheim, <a href="#pb346" class="pageref">346</a>, <a href="#pb354" class="pageref">354</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e18095" title="Bron: J&ouml;tunheim">J&ouml;tun-heim</span> vergeleken met, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hagal</span>. Voedt Helgi op, <a href="#pb259" class="pageref">259</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hagedises</span>. Nornen genaamd, <a href="#pb169" class="pageref">169</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hakon</span>. Thora, dochter van, <a href="#pb285" class="pageref">285</a>;<br>
+huwt een Valkyr, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Halfdan</span>. Boezemvriend van Viking,
+<a href="#pb293" class="pageref">293</a>;<br>
+vriendschapsbond met Njorfe, <a href="#pb294" class="pageref">294</a>;<br>
+zoons van Viking gezonden naar, <a href="#pb296" class="pageref">296</a>;<br>
+zoon van Bel&eacute;, <a href="#pb298" class="pageref">298</a>;<br>
+verzoend met Frithiof, <a href="#pb321" class="pageref">321</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hallinskide</span> = Heimdall, <a href="#pb148" class="pageref">148</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Halogaland</span>. Haloge en Odin regeeren
+over, <a href="#pb292" class="pageref">292</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Haloge</span> = Loki, regeert over
+Noorwegen<span class="corr" id="xd20e18173" title="Niet in bron">,
+<a href="#pb292" class="pageref">292</a></span>;<br>
+Viking, kleinzoon van, <a href="#pb292" class="pageref">292</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ham</span>. Heks onder bevel van
+Helg&eacute;, <a href="#pb307" class="pageref">307</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hamadryaden</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb340" class="pageref">340</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hamdir</span>. Zoon van Goedroen, <a href="#pb289" class="pageref">289</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb290" class="pageref">290</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb360" class="pageref">360</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hamelin</span>. Fluitspeler, <a href="#pb25"
+class="pageref">25</a>, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb344" class="pageref">344</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hamer</span>. Het teeken van den hamer
+gemaakt over pasgeboren kinderen, om grenspalen in te slaan, huwelijk
+in te wijden, <a href="#pb60" class="pageref">60</a>, <a href="#pb61"
+class="pageref">61</a>;<br>
+het slaan met den, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href="#pb69" class="pageref">69</a>;<br>
+de diefstal van den, <a href="#pb75" class="pageref">75</a>;<br>
+het teeken van den, <a href="#pb101" class="pageref">101</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hamond</span>. Zoon van Sigmund, <a href="#pb259" class="pageref">259</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hans van Hackelberg</span>. Aanvoerder van
+de Wilde Jacht, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href="#pb25"
+class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Har</span>. Het visioen van, aan Gylfi
+verschenen, <a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Harald Harfager</span>. Noormannen van huis
+gedreven door, <a href="#pb246" class="pageref">246</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hati</span>. De wolf, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>;<br>
+opgevoed in het IJzerbosch, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>;<br>
+demon der duisternis, <a href="#pb356" class="pageref">356</a>,
+<a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hatto</span>. Bisschop, <a href="#pb28"
+class="pageref">28</a></p>
+<p><span class="smallcaps">H&aacute;vam&aacute;l</span>. Wetboek van
+Odin, <a href="#pb39" class="pageref">39</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hebe</span>. Vergeleken met Valkyrs,
+<a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hector</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heer Olaf</span>. In den kring der elven,
+<a href="#pb243" class="pageref">243</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heid</span>. Heks, onder bevel van
+Helg&eacute;, <a href="#pb307" class="pageref">307</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heidrun</span>. Odins geit, welke den
+godendrank verstrekt, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+vergeleken met Amalthea, <a href="#pb341" class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heilige Onschuldigen</span>. In Wilde Jacht,
+<a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heimchen</span>. Ongeboren kinderen,
+<a href="#pb55" class="pageref">55</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heimdall</span>. Bifr&ouml;st bewaakt door,
+<a href="#pb14" class="pageref">14</a>;<br>
+negen moeders van, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>, <a href="#pb144" class="pageref">144</a>;<br>
+geeft Thor raad, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>;<br>
+zoekt Idoen, <a href="#pb108" class="pageref">108</a>;<br>
+bewaakt Brisingamen, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>;<br>
+bewaker van Asgard, <a href="#pb145" class="pageref">145</a>;<br>
+door Heimdall de goden verwant aan de zee, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>;<br>
+waakzaamheid van, <a href="#pb219" class="pageref">219</a>;<br>
+zal Loki doen sneuvelen, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>;<br>
+blaast op den Giallar-hoorn, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>;<br>
+vecht met Loki, <a href="#pb329" class="pageref">329</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb329" class="pageref">329</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb351" class="pageref">351</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heim-dellinger</span> = Heimdall, <a href="#pb147" class="pageref">147</a></p>
+<p>&ldquo;<span class="smallcaps">Heimskringla</span>&rdquo;. Noorsche
+kroniek, <a href="#pb122" class="pageref">122</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hel</span>. Godin van den dood, <a href="#pb25" class="pageref">25</a>;<br>
+geboorte en het verbergen van, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>,
+<a href="#pb216" class="pageref">216</a>;<br>
+het koninkrijk van, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>;<br>
+Idoens verblijf in het Hellegebied, <a href="#pb108" class="pageref">108</a>;<br>
+Uller en, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>;<br>
+Skuld als, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>;<br>
+hoofdstuk betreffende<span class="corr" id="xd20e18511" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb178" class="pageref">178</a>&ndash;183;<br>
+Odin bezoekt, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e18525" title="Bron: Dochter">dochter</span>
+van Loki, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>, <a href="#pb230"
+class="pageref">230</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e18536" title="Bron: Hermond">Hermod</span>
+tracht binnen te dringen in, <a href="#pb207" class="pageref">207</a>;<br>
+rustbanken in, <a href="#pb208" class="pageref">208</a>;<br>
+Hermod in, <a href="#pb208" class="pageref">208</a>;<br>
+Balders invrijheidstelling, <a href="#pb208" class="pageref">208</a>;<br>
+Hermod verlaat, <a href="#pb209" class="pageref">209</a>;<br>
+de vogel van, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>;<br>
+komt in Vigrid, <a href="#pb327" class="pageref">327</a>;<br>
+het leger van, <a href="#pb328" class="pageref">328</a>;<br>
+donders geworpen over de negen rijken van, <a href="#pb330" class="pageref">330</a>;<br>
+Garm houdt de wacht aan de poort der, <a href="#pb354" class="pageref">354</a>, <a href="#pb355" class="pageref">355</a>;<br>
+strafoefening van, <a href="#pb355" class="pageref">355</a>
+<span class="pagenum">[<a id="pb375" href="#pb375" name="pb375">375</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Hela</span><a id="xd20e18603" name="xd20e18603"></a> = Hel, <a href="#pb178" class="pageref">178</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helena</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb357" class="pageref">357</a>, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helferich</span><a id="xd20e18622" name="xd20e18622"></a> = Elf, <a href="#pb263" class="pageref">263</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helfrat</span><a id="xd20e18630" name="xd20e18630"></a> = Elf, <a href="#pb263" class="pageref">263</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helg&eacute;</span>. Zoon van Bel&eacute;,
+<a href="#pb298" class="pageref">298</a>;<br>
+weigert Ingeborg aan Frithiof te geven, <a href="#pb304" class="pageref">304</a>;<br>
+wil Sigurd Ring antwoorden, <a href="#pb303" class="pageref">303</a>;<br>
+sluit verdrag met Sigurd Ring, <a href="#pb304" class="pageref">304</a>;<br>
+ondervraagt Frithiof naar diens ontheiliging van Balder&rsquo;s tempel,
+<a href="#pb306" class="pageref">306</a>;<br>
+verwekt storm tegen Frithiof, <a href="#pb307" class="pageref">307</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e18671" title="Bron: Agantyr">Angantyr</span> weigert schatting aan, <a href="#pb311"
+class="pageref">311</a>;<br>
+Frithiof trekt ring van Balder&rsquo;s arm, <a href="#pb312" class="pageref">312</a>;<br>
+vervolgt Frithiof, <a href="#pb313" class="pageref">313</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb321" class="pageref">321</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helgi</span>. Lotgevallen van, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>;<br>
+huwelijk van, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heliaden</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helicon</span>. Vergeleken met Sokvabek,
+<a href="#pb343" class="pageref">343</a>;<br>
+vergeleken met Odhroerir, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heligoland</span>. Benaming van, <a href="#pb142" class="pageref">142</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helios</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helle-Koek</span>. Garms woede gestild door,
+<a href="#pb179" class="pageref">179</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hellepoort</span>. Hermod, door de, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb208" class="pageref">208</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helleweg</span>. Hermod rijdt langs den,
+<a href="#pb207" class="pageref">207</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helm van Schrik</span>, <a href="#pb268"
+class="pageref">268</a>;<br>
+Sigurd draagt den, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>, <a href="#pb279" class="pageref">279</a>, <a href="#pb290" class="pageref">290</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helschoenen</span>. Voor voeten van een
+overledene, <a href="#pb179" class="pageref">179</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Helva</span>. Dochter van den heer van
+Nesvek bidt voor Esbern, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>,
+<a href="#pb238" class="pageref">238</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hendrik</span>. Moord op, <a href="#pb25"
+class="pageref">25</a>;<br>
+Keizer Hendrik bezoekt Ilse&rsquo;s waterval, <a href="#pb234" class="pageref">234</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hengi-Kiaptr</span>. Frodi krijgt
+molensteenen van, <a href="#pb127" class="pageref">127</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hengist</span>. Afstammeling van Odin,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heracliden</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hercules</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb345" class="pageref">345</a>, <a href="#pb346" class="pageref">346</a>, <a href="#pb352" class="pageref">352</a>, <a href="#pb353" class="pageref">353</a>, <a href="#pb355" class="pageref">355</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Herla</span>. Mythisch koning van Engeland,
+<a href="#pb24" class="pageref">24</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Herlathing</span>. Wilde Jacht genaamd,
+<a href="#pb24" class="pageref">24</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Herm&aelig;</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb345" class="pageref">345</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hermie</span>. Mimung het zwaard van,
+<a href="#pb176" class="pageref">176</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hermod</span>. Helden verwelkomd door,
+<a href="#pb18" class="pageref">18</a>;<br>
+Frigga de moeder van, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+vlugge god, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>, <a href="#pb153"
+class="pageref">153</a>;<br>
+op weg naar <span class="corr" id="xd20e18909" title="Bron: Nilfheim">Niflheim</span>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb203" class="pageref">203</a>&ndash;211;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Herodes</span>. Aanvoerder van de Wilde
+Jacht, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hertog van Alva</span>. Cheru&rsquo;s zwaard
+opgedolven door den, <a href="#pb88" class="pageref">88</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Heru</span> = Tyr, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>;<br>
+= Heimdall, <a href="#pb148" class="pageref">148</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hervor</span>. Dochter van Angantyr,
+<a href="#pb240" class="pageref">240</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hialli</span>. Het trillende hart van,
+<a href="#pb288" class="pageref">288</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hilding</span>. Pleegvader van Frithiof en
+Ingeborg, <a href="#pb299" class="pageref">299</a>;<br>
+vraagt Frithiof om hulp voor de Koningen van Song, <a href="#pb303"
+class="pageref">303</a>;<br>
+Frithiof weigert zijn verzoek, <a href="#pb304" class="pageref">304</a>;<br>
+meldt Frithiof het huwelijk van Ingeborg, <a href="#pb311" class="pageref">311</a><a id="xd20e18986" name="xd20e18986"></a></p>
+<p><span class="smallcaps">Himinbiorg</span>. Paleis van Heimdall,
+<a href="#pb146" class="pageref">146</a>, <a href="#pb150" class="pageref">150</a><a id="xd20e18997" name="xd20e18997"></a></p>
+<p><span class="smallcaps">Himinbrioter</span>. Sigurd komt bij de,
+<a href="#pb273" class="pageref">273</a>;<br>
+Brunhilde voor Odin gebracht naar, <a href="#pb275" class="pageref">275</a>, <a href="#pb278" class="pageref">278</a></p>
+<p><span class="smallcaps"><span class="corr" id="xd20e19017" title="Bron: Hindalfiall">Hindarfiall</span></span>. Sigurd komt bij de,
+<a href="#pb273" class="pageref">273</a>;<br>
+Brunhilde voor Odin gebracht naar, <a href="#pb275" class="pageref">275</a>, <a href="#pb278" class="pageref">278</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hindfell</span> = Hindarfiall, <a href="#pb275" class="pageref">275</a><a id="xd20e19037" name="xd20e19037"></a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hiordis</span>. Sigmund dingt naar de hand
+van, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>;<br>
+bewaart de stukken van het zwaard, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>;<br>
+Elf huwt, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb285" class="pageref">285</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hippomenes</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hiuki</span>. Metgezel van Mani, <a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hlader</span>. Thor&rsquo;s tempel te,
+<a href="#pb82" class="pageref">82</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hleidra</span>. Hoofdstad van Denemarken,
+<a href="#pb49" class="pageref">49</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hler</span> = Aegir, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>;<br>
+broeder van Loki, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>;<br>
+zoon van Fornjotnr, <a href="#pb230" class="pageref">230</a>
+<span class="pagenum">[<a id="pb376" href="#pb376" name="pb376">376</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Hlessey</span>. Aegirs woonplaats, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>, <a href="#pb186" class="pageref">186</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hlidskialf</span>. Zetel van Odin, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>,
+<a href="#pb78" class="pageref">78</a>, <a href="#pb340" class="pageref">340</a>;<br>
+Odin op Hlidskialf gezeten herinnert zich het winterverblijf, <a href="#pb33" class="pageref">33</a>;<br>
+Frigga zit op, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>;<br>
+Odin ziet de vandalen vanaf, <a href="#pb44" class="pageref">44</a>;<br>
+Frey beklimt, <a href="#pb118" class="pageref">118</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hlin</span>. Dienstbode van Frigga, <a href="#pb46" class="pageref">46</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hlodyn</span> = Nerthus, <a href="#pb57"
+class="pageref">57</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hlora</span>. Thor toevertrouwd aan,
+<a href="#pb58" class="pageref">58</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hlorridi</span> = Thor, <a href="#pb58"
+class="pageref">58</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hnikar</span> = Odin, <a href="#pb270"
+class="pageref">270</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hnoss</span>. Dochter van Freya, <a href="#pb130" class="pageref">130</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hodmimir</span>. Het bosch, <a href="#pb332"
+class="pageref">332</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hodur</span>. Verpersoonlijking der
+duisternis, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>, <a href="#pb211"
+class="pageref">211</a>;<br>
+Vali vermoordt, <a href="#pb163" class="pageref">163</a>, <a href="#pb199" class="pageref">199</a>;<br>
+tweelingbroeder van Balder, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>;<br>
+Balder zal worden vermoord door, <a href="#pb198" class="pageref">198</a>;<br>
+Balder gedood door, <a href="#pb202" class="pageref">202</a>;<br>
+Vali verslaat, <a href="#pb211" class="pageref">211</a>, <a href="#pb352" class="pageref">352</a>;<br>
+beteekenis van de geschiedenis van, <a href="#pb211" class="pageref">211</a>;<br>
+Loki brengt hem ertoe, de maretak naar Balder te werpen, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>;<br>
+terugkeer van, <a href="#pb332" class="pageref">332</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hoenir</span>. Verschaft den mensch
+zintuigen, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+bezoekt de aarde, <a href="#pb103" class="pageref">103</a>, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>;<br>
+Loki keert terug naar, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>;<br>
+gaat in Vana-heim wonen, <a href="#pb110" class="pageref">110</a>;<br>
+boeren vragen hulp aan, <a href="#pb218" class="pageref">218</a>;<br>
+ontmoeting van, <a href="#pb332" class="pageref">332</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hofvarpnir</span>. Paard van Gna, <a href="#pb47" class="pageref">47</a></p>
+<p><span class="smallcaps">H&ouml;gni</span>. Zoon van Giuki, <a href="#pb277" class="pageref">277</a>;<br>
+plan om Sigurd te dooden, <a href="#pb282" class="pageref">282</a>;<br>
+waarschuwing van, <a href="#pb286" class="pageref">286</a>;<br>
+krijgsgevangen, <a href="#pb287" class="pageref">287</a>;<br>
+het hart van, <a href="#pb288" class="pageref">288</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Holda</span> = Frigga, <a href="#pb50"
+class="pageref">50</a>;<br>
+Uller gemaal van, <a href="#pb138" class="pageref">138</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Holland</span>. Frigga vereerd in, <a href="#pb56" class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Holle, Frau</span> = Frigga, <a href="#pb50"
+class="pageref">50</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Holler</span> = Uller, <a href="#pb138"
+class="pageref">138</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Holmgang</span>. Thors en Hrungnirs,
+<a href="#pb73" class="pageref">73</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hongarije</span>. <span class="corr" id="xd20e19386" title="Bron: Attilla">Attila</span> zet zich neder in,
+<a href="#pb88" class="pageref">88</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Honig</span>. Druipt van Yggdrasil, <a href="#pb12" class="pageref">12</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hooglied</span> = H&aacute;vam&aacute;l,
+<a href="#pb39" class="pageref">39</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hordaland</span>. Rijk door Frithiof
+veroverd en aan zijn zoons overgelaten, <a href="#pb319" class="pageref">319</a> <span class="letterspaced">Horn</span> = Freya,
+<a href="#pb131" class="pageref">131</a></p>
+<p><span class="smallcaps">H&ouml;rselberg</span>. Holda&rsquo;s woning
+in de, <a href="#pb52" class="pageref">52</a>, <a href="#pb345" class="pageref">345</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Horso</span>. Afstammeling van Odin,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hr&aelig;-svelger</span>. Lijken-zwelger,
+<a href="#pb9" class="pageref">9</a>;<br>
+winden veroorzaakt door, <a href="#pb340" class="pageref">340</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hrauding</span>. Agnar en Geirrod, zoons
+van, <a href="#pb33" class="pageref">33</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hreidmar</span>. Geschiedenis van, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>&ndash;270</p>
+<p><span class="smallcaps">Hrim-faxi</span>. Paard van Nott, <a href="#pb7" class="pageref">7</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hrim-Thurs</span>. IJsreus uit rijm geboren,
+<a href="#pb3" class="pageref">3</a>;<br>
+Skadi, een, <a href="#pb112" class="pageref">112</a>;<br>
+architect van Valhalla een, <a href="#pb221" class="pageref">221</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hrungnir</span>. Wedloop met Odin, <a href="#pb72" class="pageref">72</a>;<br>
+Thor&rsquo;s gevecht met, <a href="#pb72" class="pageref">72</a>,
+<a href="#pb73" class="pageref">73</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hrym</span>. Bestuurder van een
+schip<span class="corr" id="xd20e19512" title="Niet in bron">,</span>
+<a href="#pb327" class="pageref">327</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hubert St</span>. Uller vervangen door,
+<a href="#pb138" class="pageref">138</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hugi</span>. Thialfi houdt wedloop
+met<span class="corr" id="xd20e19529" title="Niet in bron">,</span>
+<a href="#pb71" class="pageref">71</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hugin</span>. Raaf van Odin, <a href="#pb16"
+class="pageref">16</a>, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>;<br>
+Od-hroerir ontdekt door, <a href="#pb95" class="pageref">95</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hulda</span> = Holda, <a href="#pb50" class="pageref">50</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Huldra</span> = Holda, <a href="#pb57"
+class="pageref">57</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Huldra-volk</span>. Woudnimfen, <a href="#pb57" class="pageref">57</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hunaland</span>. Gna gaat over, <a href="#pb47" class="pageref">47</a>;<br>
+Brunhild&rsquo;s woonplaats, <a href="#pb275" class="pageref">275</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hunding</span>. Helgi&rsquo;s twist met,
+<a href="#pb263" class="pageref">263</a>;<br>
+nakomelingschap van, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hunnen</span>. Inval der, <a href="#pb88"
+class="pageref">88</a>;<br>
+Sigi koning der, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>;<br>
+Atli, koning der, <a href="#pb285" class="pageref">285</a>, <a href="#pb360" class="pageref">360</a>;<br>
+het land der, <a href="#pb286" class="pageref">286</a>, <a href="#pb287" class="pageref">287</a>, <a href="#pb297" class="pageref">297</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hunnenland</span>. Sinfiotli keert terug
+naar, <a href="#pb258" class="pageref">258</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hunthiof</span>. Zoon van Frithiof, <a href="#pb319" class="pageref">319</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hunvor</span>. Zweedsche prinses, door
+Viking verlost, <a href="#pb293" class="pageref">293</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hvergelmir</span>. De ziedende ketel,
+<a href="#pb2" class="pageref">2</a>;<br>
+wortel van Yggdrasil nabij, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+Nidhug in, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+het zieden van, <a href="#pb180" class="pageref">180</a>;<br>
+gewasschen in, <a href="#pb181" class="pageref">181</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hymir</span>. Thors bezoek en visschen
+<span class="pagenum">[<a id="pb377" href="#pb377" name="pb377">377</a>]</span>met, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>&ndash;191</p>
+<p><span class="smallcaps">Hyndla</span>. Freya en Ottar bezoeken,
+<a href="#pb134" class="pageref">134</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hyperboreers</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb338" class="pageref">338</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hyperion</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Hyrrokin</span>. Het van stapel laten loopen
+van Ringhorn door, <a href="#pb205" class="pageref">205</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e19722">I</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Iafn-har</span>. Gylfi
+ziet, <a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Iarn-greiper</span>. Thor&rsquo;s
+handschoen, <a href="#pb60" class="pageref">60</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Iarnsaxa</span><span class="corr" id="xd20e19741" title="Niet in bron">.</span> I. Thors vrouw genaamd,
+<a href="#pb61" class="pageref">61</a>;<br>
+voedt wolven, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>;<br>
+II. golfmeisje, <a href="#pb144" class="pageref">144</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ida</span> = Idavold, <a href="#pb200"
+class="pageref">200</a>;<br>
+goden wandelen in het gras op, <a href="#pb333" class="pageref">333</a>;<br>
+Hindskialf even hoog als, <a href="#pb340" class="pageref">340</a><span class="corr" id="xd20e19775" title="Bron: ;">.</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Idavold</span>. Vlakte waar de goden wonen,
+<a href="#pb10" class="pageref">10</a>;<br>
+speelplaats der goden, <a href="#pb200" class="pageref">200</a>;<br>
+Balder doorstoken in, <a href="#pb202" class="pageref">202</a>;<br>
+laatste samenkomst op, <a href="#pb333" class="pageref">333</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Idises</span>. Nornen, <a href="#pb169"
+class="pageref">169</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Idoen</span>. Dochter van Ivald, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>;<br>
+hoofdstuk betreffende, <a href="#pb102" class="pageref">102</a>&ndash;110;<br>
+keert terug naar Asgard, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>;<br>
+de appel van, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>, <a href="#pb164" class="pageref">164</a>;<br>
+Loki misleidt, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>;<br>
+Grieksche equivalent, <a href="#pb348" class="pageref">348</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ifing</span>. Stroom langs de vlakte
+<span class="corr" id="xd20e19852" title="Bron: Idavolt">Idavold</span>, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>,
+<a href="#pb11" class="pageref">11</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e19863" title="Bron: Vafthudnir">Vafthrudnir</span> vraagt naar, <a href="#pb30"
+class="pageref">30</a>;<br>
+Loki vliegt over, <a href="#pb76" class="pageref">76</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ildico</span><span class="corr" id="xd20e19878" title="Bron: ,">.</span> Vrouw van Attila, <a href="#pb88"
+class="pageref">88</a>;<br>
+= Goedroen, <a href="#pb291" class="pageref">291</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ilse</span>. Geschiedenis van prinses,
+<a href="#pb234" class="pageref">234</a>;<br>
+vergeleken met Arethusa, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ilsenstein</span>. Woonplaats van Ilse,
+<a href="#pb234" class="pageref">234</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Indi&euml;</span>. De talen van, <a href="#pb336" class="pageref">336</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ingeborg</span>. I. Hunvor&rsquo;s
+kamermaagd, <a href="#pb293" class="pageref">293</a>;<br>
+II. veranderd in een oude heks, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+Thorsten gered door, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+moeder van Frithiof, <a href="#pb298" class="pageref">298</a>;<br>
+III. <span class="corr" id="xd20e19941" title="Bron: Dochter">dochter</span> van Bel&eacute;, <a href="#pb299" class="pageref">299</a>;<br>
+Frithiof&rsquo;s liefde voor, <a href="#pb299" class="pageref">299</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e19955" title="Bron: Frithiot&rsquo;s">Frithiof&rsquo;s</span> vrijage, <a href="#pb301" class="pageref">301</a>;<br>
+Sigurd Ring als vrijer, <a href="#pb303" class="pageref">303</a>;<br>
+met Frithiof in den tempel, <a href="#pb304" class="pageref">304</a>;<br>
+scheidt van Frithiof, <a href="#pb306" class="pageref">306</a>,
+<a href="#pb307" class="pageref">307</a>;<br>
+gehuwd met Sigurd Ring, <a href="#pb311" class="pageref">311</a>;<br>
+Frithiof verlangt naar, <a href="#pb314" class="pageref">314</a>;<br>
+herkent Frithiof, <a href="#pb315" class="pageref">315</a>;<br>
+verloving met Frithiof, <a href="#pb318" class="pageref">318</a>;<br>
+Frithiof beoorloogt de broeders van, <a href="#pb319" class="pageref">319</a>;<br>
+huwelijk met Frithiof<span class="corr" id="xd20e20009" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb321" class="pageref">321</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Inglings</span>. Afstammelingen van Frey,
+<a href="#pb127" class="pageref">127</a>, <a href="#pb342" class="pageref">342</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ingvi-Frey</span><span class="corr" id="xd20e20028" title="Bron: ,">.</span> Geschiedenis van, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>&ndash;127</p>
+<p><span class="smallcaps">Inspiratie, Drank der</span>. Geschiedenis
+der, <a href="#pb94" class="pageref">94</a>&ndash;102</p>
+<p><span class="smallcaps">Io</span>. Noorsche equivalenten voor de
+geschiedenis van, <a href="#pb344" class="pageref">344</a>, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">I&ouml;rmungandr</span>. Geboorte en
+opsluiting van, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>;<br>
+Hel geboren tegelijk met, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>;<br>
+Thor vischt<span class="corr" id="xd20e20065" title="Bron: .">,</span>
+<a href="#pb188" class="pageref">188</a>;<br>
+geboorte van, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>;<br>
+kruipt op het land, <a href="#pb326" class="pageref">326</a>;<br>
+Loki voert bevel over<span class="corr" id="xd20e20085" title="Bron: ;">,</span> <a href="#pb327" class="pageref">327</a>;<br>
+storm verwerkt door, <a href="#pb326" class="pageref">326</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Iran</span>. De hoogvlakte van, <a href="#pb1" class="pageref">1</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Iris</span>. Vergeleken met Gna, <a href="#pb343" class="pageref">343</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Irmin</span> = Odin, Heimdall of Hermod,
+<a href="#pb28" class="pageref">28</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>, <a href="#pb152" class="pageref">152</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Irminspad</span> = Melkweg, <a href="#pb29"
+class="pageref">29</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Irminzuil</span>. Door Karel den Groote
+vernield, <a href="#pb28" class="pageref">28</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Itali&euml;</span>. Gouden eeuw in, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ivald</span>. De smid, <a href="#pb64"
+class="pageref">64</a>;<br>
+Idoen, dochter van, <a href="#pb100" class="pageref">100</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e20159">J</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Jack</span> en <span class="smallcaps">Jill</span>. Oorsprong der geschiedenis van, <a href="#pb9"
+class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Jack in the Green</span>, <a href="#pb36"
+class="pageref">36</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Januari</span>. Yule in, <a href="#pb126"
+class="pageref">126</a>;<br>
+Vali&rsquo;s maand, <a href="#pb163" class="pageref">163</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Jarl</span>. Geboorte van, <a href="#pb151"
+class="pageref">151</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Jason</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb347" class="pageref">347</a>, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Jill</span>. Jack en, <a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Johannes de dooper</span>, <a href="#pb25"
+class="pageref">25</a> <span class="pagenum">[<a id="pb378" href="#pb378" name="pb378">378</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Jokul</span> = J&ouml;tun, <a href="#pb230"
+class="pageref">230</a>, <a href="#pb297" class="pageref">297</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Jonakur</span>. Goedroen, vrouw
+van<span class="corr" id="xd20e20237" title="Niet in bron">,</span>
+<a href="#pb289" class="pageref">289</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Jongere Edda</span>. Gylfi&rsquo;s
+misleiding geschetst in de, <a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">J&ouml;rd</span>. Dochter van Nott, <a href="#pb7" class="pageref">7</a>;<br>
+vrouw van Odin, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>, <a href="#pb41"
+class="pageref">41</a>, <a href="#pb58" class="pageref">58</a></p>
+<p><span class="smallcaps"><span class="corr" id="xd20e20271" title="Bron: J&ouml;tunheim">J&ouml;tun-heim</span></span>. Huis der reuzen,
+<a href="#pb4" class="pageref">4</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e20279" title="Bron: Vafthudnir">Vafthrudnir</span> vraagt naar, <a href="#pb30"
+class="pageref">30</a>;<br>
+koude winden komen uit, <a href="#pb67" class="pageref">67</a>;<br>
+Thor&rsquo;s bezoek aan, <a href="#pb76" class="pageref">76</a>;<br>
+Odin kijkt naar, <a href="#pb78" class="pageref">78</a>;<br>
+Thor bezoekt Geirrod in, <a href="#pb79" class="pageref">79</a>,
+<a href="#pb80" class="pageref">80</a>;<br>
+Loki&rsquo;s afstammelingen in, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>;<br>
+Odin gaat naar, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>;<br>
+Skirnir bezoekt, <a href="#pb119" class="pageref">119</a>;<br>
+Thor stelt Freya voor in, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>;<br>
+Hel geboren in, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>;<br>
+Hyrrokin woont in, <a href="#pb205" class="pageref">205</a>;<br>
+Loki in, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>, <a href="#pb215"
+class="pageref">215</a>;<br>
+Loki huwt in, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>;<br>
+reuzen wonen in, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>;<br>
+Tartarus vergeleken met<span class="corr" id="xd20e20363" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb338" class="pageref">338</a>;<br>
+Idoen in, <a href="#pb348" class="pageref">348</a></p>
+<p><span class="smallcaps">J&ouml;tuns</span>. De aarde in de macht
+der, <a href="#pb43" class="pageref">43</a>;<br>
+ontstaan der, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>;<br>
+Thor gevreesd door de, <a href="#pb229" class="pageref">229</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Joyeuse</span>. Zwaard van Karel den Groote,
+<a href="#pb176" class="pageref">176</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Judea</span>. Bethlehem van, <a href="#pb127" class="pageref">127</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Juno</span>. Vergeleken met Frigga, <a href="#pb343" class="pageref">343</a>;<br>
+vergeleken met Freya, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Jupiter</span>. Odin vergeleken met,
+<a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb340" class="pageref">340</a>, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>, <a href="#pb342" class="pageref">342</a>;<br>
+Amalthea, voedster van, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>;<br>
+geschil met Neptunus, <a href="#pb342" class="pageref">342</a>;<br>
+verschalkt door Juno, <a href="#pb344" class="pageref">344</a>;<br>
+Thor vergeleken met, <a href="#pb345" class="pageref">345</a>;<br>
+verschaft zich Ganymedes, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>;<br>
+vergeleken met Fro, <a href="#pb349" class="pageref">349</a>;<br>
+wenscht Thetis te huwen, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Juterna-jesta</span>. Senjemand bemint,
+<a href="#pb231" class="pageref">231</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e20484">K</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Kallundborg</span>. Legende
+van, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Kamille</span>. Balders voorhoofd, <a href="#pb195" class="pageref">195</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Karel de Groote</span>. Aanvoerder van de
+Wilde Jacht, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href="#pb25"
+class="pageref">25</a>;<br>
+Bertha, de moeder van, <a href="#pb55" class="pageref">55</a>;<br>
+Freya&rsquo;s tempel verwoest door, <a href="#pb134" class="pageref">134</a>;<br>
+zwaard van, <a href="#pb176" class="pageref">176</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Karel de Vijfde</span>. Alva, Generaal van,
+<a href="#pb88" class="pageref">88</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Karels wagen</span><a id="xd20e20539" name="xd20e20539"></a> = Groote Beer, <a href="#pb29" class="pageref">29</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Kari</span>. Broeder van Aegir, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>;<br>
+broeder van Loki, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>;<br>
+zoon van Fornjotnr, <a href="#pb230" class="pageref">230</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Karl</span>. Geboorte van, <a href="#pb150"
+class="pageref">150</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Kattegat</span>. Aegir woont in, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Keisteen</span>. In Thor&rsquo;s voorhoofd,
+<a href="#pb75" class="pageref">75</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Kerlaug</span>. Thor waadt door, <a href="#pb59" class="pageref">59</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Kerstmis</span>. De Wilde Jacht tijdens,
+<a href="#pb24" class="pageref">24</a><span class="corr" id="xd20e20599" title="Bron: ,">;</span><br>
+Bertha&rsquo;s bezoek met, <a href="#pb56" class="pageref">56</a>;<br>
+Yule nu genaamd, <a href="#pb126" class="pageref">126</a>;<br>
+de heksen op Kerstavond, <a href="#pb232" class="pageref">232</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Keulen</span>. Vreemdeling bezoekt, <a href="#pb86" class="pageref">86</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Knefrud</span>. Noodigt de Niblungvorsten
+uit tot bezoek aan Atli&rsquo;s hof, <a href="#pb286" class="pageref">286</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb287" class="pageref">287</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Kobolden</span> = dwergen, <a href="#pb11"
+class="pageref">11</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>;<br>
+dwergkoning regeert de elven, <a href="#pb245" class="pageref">245</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Konur</span>. Geboorte van, <a href="#pb151"
+class="pageref">151</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Koppelberg</span>. Kinderen in den, <a href="#pb27" class="pageref">27</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Kormt</span>. Thor waadt door, <a href="#pb59" class="pageref">59</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Kvasir</span>. I. Moord op, <a href="#pb94"
+class="pageref">94</a>;<br>
+Odin ontdekt de drie vaten bloed van, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>;<br>
+II. Loki ontdekt door, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>,
+<a href="#pb225" class="pageref">225</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e20694">L</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Laeding</span>. Spreekwoord
+betreffende, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Laga</span> = Saga, <a href="#pb37" class="pageref">37</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lampetia</span>. Noorsch equivalent voor de
+kudden van, <a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Landvidi</span>. Paleis van Vidar, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href="#pb158" class="pageref">158</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Langbaarden</span>. Sage der, <a href="#pb45" class="pageref">45</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Laufeia</span>. Moeder van Loki, <a href="#pb216" class="pageref">216</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Laugurdag</span> = Zaterdag, <a href="#pb227" class="pageref">227</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Laurin</span>. Koning der dwergen, <a href="#pb239" class="pageref">239</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Leiding</span>. Ketting voor Fenris,
+<a href="#pb90" class="pageref">90</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Leipter</span>. Stroom in Niflheim, <a href="#pb180" class="pageref">180</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lemnos</span>. Noorsch equivalent voor,
+<a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lerad</span>. Opperste tak van Yggdrasil,
+<span class="pagenum">[<a id="pb379" href="#pb379" name="pb379">379</a>]</span>12, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>;<br>
+de dieren op, <a href="#pb12" class="pageref">12</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lessoe</span>. Eiland waar Aegir verblijf
+houdt, <a href="#pb183" class="pageref">183</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lethra</span>. Offerplaats, <a href="#pb49"
+class="pageref">49</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Licht elfen</span>. Alf-heim, het verblijf
+der, <a href="#pb116" class="pageref">116</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lif</span>. Overleeft de wereldbrand,
+<a href="#pb331" class="pageref">331</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lifthrasir</span>. Overleeft de wereldbrand,
+<a href="#pb331" class="pageref">331</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Liod</span> = Gna, <a href="#pb248" class="pageref">248</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lios-alfan</span>. Elven, <a href="#pb243"
+class="pageref">243</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lios-beri</span>. Vali&rsquo;s maand,
+<a href="#pb163" class="pageref">163</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lit</span>. Dwerg door Thor verbrand,
+<a href="#pb206" class="pageref">206</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lodur</span>. Verleent den mensch bloed,
+<a href="#pb12" class="pageref">12</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Loeder</span> = Loki, <a href="#pb215"
+class="pageref">215</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lofn</span>. Dienares van Frigga, <a href="#pb47" class="pageref">47</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Logi</span>. Kok van Utgard-Loki, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>;<br>
+wild vuur, <a href="#pb71" class="pageref">71</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Logrum</span>. De zee, <a href="#pb49"
+class="pageref">49</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Loki</span>. Vuurgod, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>;<br>
+Sif&rsquo;s haar geroofd door, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>;<br>
+verandert van gedaante, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>;<br>
+Thor valt hem aan, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>;<br>
+weddenschap met Brock, <a href="#pb64" class="pageref">64</a>;<br>
+vlucht van, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>;<br>
+Brock naait de lippen samen van, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>;<br>
+weddenschap in het eten, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>;<br>
+brengt hamer terug, <a href="#pb78" class="pageref">78</a>;<br>
+huwt reuzin, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>;<br>
+geschiedenis met den adelaar, <a href="#pb103" class="pageref">103</a>;<br>
+verzekert den goden Idoen te bevrijden, <a href="#pb105" class="pageref">105</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e20973" title="Bron: zuide wind">zuidenwind</span> is, <a href="#pb107" class="pageref">107</a>;<br>
+Skadi lacht over de potsierlijkheden van, <a href="#pb112" class="pageref">112</a>;<br>
+de bliksem is, <a href="#pb115" class="pageref">115</a>;<br>
+begeert Brisingamen, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>;<br>
+leent valkenveeren<span class="corr" id="xd20e21000" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb76" class="pageref">76</a>,
+<a href="#pb79" class="pageref">79</a>, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>;<br>
+Freya beschuldigd door, <a href="#pb135" class="pageref">135</a>;<br>
+Hel, dochter van, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>;<br>
+Aegir, broeder van, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>;<br>
+Frigga ondervraagd door, <a href="#pb201" class="pageref">201</a>;<br>
+Hodurs hand geleid door, <a href="#pb202" class="pageref">202</a>;<br>
+Thok synoniem met, <a href="#pb210" class="pageref">210</a>;<br>
+jaloerschheid van, <a href="#pb211" class="pageref">211</a>;<br>
+personifieert den verzoeker, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>;<br>
+vuurgod, <a href="#pb211" class="pageref">211</a>&ndash;228;<br>
+zoon van Fornjotnr, <a href="#pb230" class="pageref">230</a>;<br>
+bezoekt de aarde, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>;<br>
+vermoordt Otter, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>, <a href="#pb267" class="pageref">267</a>;<br>
+neemt den schat, <a href="#pb268" class="pageref">268</a>;<br>
+de Aesir dulden, <a href="#pb323" class="pageref">323</a>;<br>
+rukt ketenen van elkaar, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>;<br>
+bestuurt Nagilfar, <a href="#pb326" class="pageref">326</a>;<br>
+aan het hoofd der vijanden, <a href="#pb327" class="pageref">327</a>,
+<a href="#pb328" class="pageref">328</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb329" class="pageref">329</a>;<br>
+Grieksch equivalent voor de diefstal van, <a href="#pb346" class="pageref">346</a>;<br>
+vergelijkingen, <a href="#pb348" class="pageref">348</a>, <a href="#pb349" class="pageref">349</a>, <a href="#pb355" class="pageref">355</a>, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lombarden</span>. Geschiedenis der, <a href="#pb45" class="pageref">45</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lombardije</span>. Het bezit van, <a href="#pb46" class="pageref">46</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Longobarden</span>. Geschiedenis der,
+<a href="#pb45" class="pageref">45</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb344" class="pageref">344</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lorelei</span>. Legende van de, <a href="#pb193" class="pageref">193</a>, <a href="#pb194" class="pageref">194</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lorride</span>. Dochter van Thor, <a href="#pb62" class="pageref">62</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lucifer</span>. Loki, evenbeeld van den
+middeleeuwschen, <a href="#pb214" class="pageref">214</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lydische koningin</span>. Noorsch
+equivalent, <a href="#pb345" class="pageref">345</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lygni</span>. Trekt op tegen Sigmund,
+<a href="#pb262" class="pageref">262</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lymdale</span>. Brunhild&rsquo;s verblijf,
+<a href="#pb275" class="pageref">275</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Lyngvi</span>. Eiland waar Feris, gebonden
+werd, <a href="#pb91" class="pageref">91</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e21220">M</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Maagd</span>. Hand der,
+<a href="#pb115" class="pageref">115</a>;<br>
+dronk op de gezondheid der, <a href="#pb135" class="pageref">135</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Maagdenburg</span>. Freya&rsquo;s tempel te,
+<a href="#pb134" class="pageref">134</a></p>
+<p>&ldquo;<span class="smallcaps">Macbeth</span>.&rdquo; De Nornen in,
+<a href="#pb168" class="pageref">168</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Maelstroom</span>. Draaikolk, <a href="#pb128" class="pageref">128</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Magni</span>. Thor&rsquo;s zoon, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>;<br>
+verpersoonlijking van moed, <a href="#pb332" class="pageref">332</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb346" class="pageref">346</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Maid Marian</span>. Op den eersten Meidag,
+<a href="#pb36" class="pageref">36</a></p>
+<p><span class="smallcaps">M&auml;lar-meer</span>. Legende omtrent het
+ontstaan van het, <a href="#pb49" class="pageref">49</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Managarm</span>. Gevoed in het IJzerbosch,
+<a href="#pb325" class="pageref">325</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mana-heim</span> = Midgard, <a href="#pb11"
+class="pageref">11</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb338" class="pageref">338</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mani</span>. De maan, <a href="#pb7" class="pageref">7</a>;<br>
+metgezellen van, <a href="#pb9" class="pageref">9</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb324" class="pageref">324</a>, <a href="#pb325"
+class="pageref">325</a>;<br>
+equivalent, <a href="#pb339" class="pageref">339</a> <span class="pagenum">[<a id="pb380" href="#pb380" name="pb380">380</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Mannigfual</span>. Kolossaal schip, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>; Grieksch equivalent, <a href="#pb357"
+class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mara&rsquo;s</span>. Troll-vrouwen, <a href="#pb241" class="pageref">241</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mardel</span> = Freya, <a href="#pb131"
+class="pageref">131</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Maretak</span>. Legt den eed niet af,
+<a href="#pb197" class="pageref">197</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mars</span> = Ares. Noorsch
+equivalent<span class="corr" id="xd20e21381" title="Bron: .">,</span>
+<a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Marsyas</span>. Vergeleken met Vafthrudnir,
+<a href="#pb342" class="pageref">342</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mecklenburg</span>. Frigga bekend in,
+<a href="#pb56" class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mee</span>. Heidrun verschaft<span class="corr" id="xd20e21405" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb12" class="pageref">12</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Meerminnen</span>. Bij Aegirs paleis,
+<a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Megin-gi&ouml;rd</span>. Thors toovergordel,
+<a href="#pb60" class="pageref">60</a>;<br>
+Thor maakt hem vast, <a href="#pb70" class="pageref">70</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mei-dag feesten</span>, <a href="#pb36"
+class="pageref">36</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Meleager</span>. Nornagesta vergeleken met,
+<a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Melkweg</span>. In Duitschland en Holland,
+<a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb56" class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Memor</span> = Mimir, <a href="#pb29" class="pageref">29</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Menelaus</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Menia</span>. Frodi&rsquo;s reuzenslavin,
+<a href="#pb127" class="pageref">127</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mentor</span>. Eckhardt vergeleken met,
+<a href="#pb345" class="pageref">345</a><a id="xd20e21482" name="xd20e21482"></a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mercurius</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb342" class="pageref">342</a>, <a href="#pb344" class="pageref">344</a>, <a href="#pb345" class="pageref">345</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>, <a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Meroveus</span>. Geboorte van, <a href="#pb230" class="pageref">230</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Merovingers</span>. Voorvader der, <a href="#pb230" class="pageref">230</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mesn&eacute;e d&rsquo;Hellequin</span>. De
+Wilde Jacht in Frankrijk, <a href="#pb24" class="pageref">24</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Middag</span>. Deel van den Dag, <a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Middernacht</span>. Deel van de Nacht,
+<a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Midgard</span>. De aarde genaamd, <a href="#pb5" class="pageref">5</a>;<br>
+de wensch woont in, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+wortel van Yggdrasil in, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+Bifr&ouml;st overspant, <a href="#pb13" class="pageref">13</a>;<br>
+oogstlanden van, <a href="#pb117" class="pageref">117</a>;<br>
+Uller voert heerschappij over, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>;<br>
+huishaan in, <a href="#pb325" class="pageref">325</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Midgardslang</span>. Thor bijna uit de zee
+getrokken, <a href="#pb71" class="pageref">71</a>;<br>
+Hymir vreest de, <a href="#pb188" class="pageref">188</a>;<br>
+Thor hengelt de, <a href="#pb189" class="pageref">189</a>, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>;<br>
+geboorte van de, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>;<br>
+aangevallen door Thor, <a href="#pb329" class="pageref">329</a>;<br>
+Thor doodt de, <a href="#pb330" class="pageref">330</a>;<br>
+equivalent, <a href="#pb338" class="pageref">338</a>;<br>
+stormen verwekt door, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Midzomeravond</span>. Feesten op, <a href="#pb213" class="pageref">213</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Midzomernacht</span>. Feesten op aarde in,
+<a href="#pb245" class="pageref">245</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Miming</span>. Een zwaard, <a href="#pb176"
+class="pageref">176</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mimir</span><span class="corr" id="xd20e21654" title="Bron: ,">.</span> Bron van, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb93" class="pageref">93</a>, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>,
+<a href="#pb144" class="pageref">144</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>;<br>
+oceaangod, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>;<br>
+zoon van Hler, <a href="#pb230" class="pageref">230</a>;<br>
+Odin spreekt voor de laatste maal met, <a href="#pb328" class="pageref">328</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Minerva</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb341" class="pageref">341</a>, <a href="#pb342" class="pageref">342</a>, <a href="#pb350" class="pageref">350</a>, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Minos</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mi&ouml;lnir</span>. Thors hamer, <a href="#pb60" class="pageref">60</a>;<br>
+Thor ontvangt, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>;<br>
+dwergen maken, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>;<br>
+Thor schept geiten door middel van, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>;<br>
+Thor werpt met, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>;<br>
+reus gedood door, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>;<br>
+Midgardslang verslagen met, <a href="#pb330" class="pageref">330</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb345" class="pageref">345</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Misletoe</span>. Zie maretak</p>
+<p><span class="smallcaps">M&ouml;dgud</span>. Geraamte dat Gi&ouml;ll
+bewaakt, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb207"
+class="pageref">207</a>, <a href="#pb208" class="pageref">208</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Modi</span>. Zoon van Thor, <a href="#pb61"
+class="pageref">61</a>;<br>
+verpersoonlijking van sterkte, <a href="#pb332" class="pageref">332</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Modir</span>. Heimdall bezoekt, <a href="#pb150" class="pageref">150</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Moeder Nacht</span>. Langste nacht van het
+jaar, <a href="#pb123" class="pageref">123</a>, <a href="#pb213" class="pageref">213</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Moerae</span>. Vergeleken met Nornen,
+<a href="#pb341" class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Moeri</span>. Thor&rsquo;s tempel te,
+<a href="#pb82" class="pageref">82</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Moezel</span>. Gewoonten aan de oevers der,
+<a href="#pb123" class="pageref">123</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mokerkialfi</span>. Nevelwader, met wien
+<span class="corr" id="xd20e21842" title="Bron: Thialfie">Thialfi</span> zal vechten, <a href="#pb73" class="pageref">73</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Morgen</span>. Deel van den dag, <a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mors</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb355" class="pageref">355</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mosmeisjes</span>. Stellen herfstbladen
+voor, <a href="#pb23" class="pageref">23</a>;<br>
+equivalent <a href="#pb245" class="pageref">245</a>, <a href="#pb246"
+class="pageref">246</a></p>
+<p><span class="smallcaps">M&uuml;hlberg</span>. Overwinning bij,
+<a href="#pb88" class="pageref">88</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Muizentoren</span>. In den Rijn, <a href="#pb28" class="pageref">28</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mundilfari</span>. Vader der
+paardenbestuurders, <a href="#pb7" class="pageref">7</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Munin</span>. Raaf van Odin, <a href="#pb16"
+class="pageref">16</a>;<br>
+Od-hroerir ontdekt door, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>
+<span class="pagenum">[<a id="pb381" href="#pb381" name="pb381">381</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Muspells-Heim</span>. Woonplaats van het
+vuur, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>;<br>
+vonken afkomstig uit, <a href="#pb6" class="pageref">6</a>;<br>
+de vurige bende van, <a href="#pb326" class="pageref">326</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Mysinger</span>. Frodi verslagen door den
+Viking, <a href="#pb128" class="pageref">128</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e21944">N</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Nacht</span>. Dochter van
+Norvi, <a href="#pb7" class="pageref">7</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nagilfar</span>. Het vlot maken van,
+<a href="#pb326" class="pageref">326</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nagilfari</span>. Man van Nott, <a href="#pb7" class="pageref">7</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nain</span>. Dwerg des doods, <a href="#pb99" class="pageref">99</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nal</span>. Moeder van Loki, <a href="#pb216" class="pageref">216</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Namiddag</span>. Deel van den
+Dag<span class="corr" id="xd20e21985" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nanna</span>. Moeder van Forseti, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>;<br>
+vrouw van Balder, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb204" class="pageref">204</a>;<br>
+Balder in Hel&rsquo;s eetzaal met, <a href="#pb208" class="pageref">208</a>;<br>
+zendt karpet aan Frigga, <a href="#pb209" class="pageref">209</a>;<br>
+symbool der plantengroei, <a href="#pb212" class="pageref">212</a>;<br>
+vergeleken met Grieksche godinnen, <a href="#pb355" class="pageref">355</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Narve</span>. Zoon van Loki, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e22039" title="Bron: Dood">dood</span> van,
+<a href="#pb225" class="pageref">225</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nastrond</span>. De misdadigen en onreinen
+in, <a href="#pb181" class="pageref">181</a>, <a href="#pb334" class="pageref">334</a>;<br>
+analoog aan Tartarus, <a href="#pb355" class="pageref">355</a><a id="xd20e22059" name="xd20e22059"></a></p>
+<p><span class="smallcaps">Neckar</span>. God en rivier, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Necks</span>. Watergoden, <a href="#pb191"
+class="pageref">191</a>, <a href="#pb192" class="pageref">192</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nectar</span>. Vergeleken met Noorschen
+drank, <a href="#pb340" class="pageref">340</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Neme&iuml;sche Leeuw</span>. Noorsch
+equivalent, <a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Neptunus</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>, <a href="#pb348" class="pageref">348</a>, <a href="#pb354" class="pageref">354</a>, <a href="#pb361" class="pageref">361</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nere&iuml;den</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nereus</span>. Ni&ouml;rd gelijk, <a href="#pb348" class="pageref">348</a>, <a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nerthus</span> = Frigga, <a href="#pb56"
+class="pageref">56</a>, <a href="#pb57" class="pageref">57</a>;<br>
+vrouw van Ni&ouml;rd, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>,
+<a href="#pb116" class="pageref">116</a>, <a href="#pb129" class="pageref">129</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Niblungen</span>. Sigurd bezoekt de,
+<a href="#pb277" class="pageref">277</a>;<br>
+Brunhild, koningin der, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>;<br>
+smart der, <a href="#pb283" class="pageref">283</a>;<br>
+Atli en de, <a href="#pb286" class="pageref">286</a>, <a href="#pb287"
+class="pageref">287</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Niblungenlied</span>. Germaansch epos,
+<a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb285" class="pageref">285</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nicort</span>. Zeemonsters, <a href="#pb191"
+class="pageref">191</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nida</span>. Bergen waar de dwergen wonen,
+<a href="#pb334" class="pageref">334</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nidhug</span>. Knaagt aan de wortels van
+Yggdrasil, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>, <a href="#pb158"
+class="pageref">158</a>, <a href="#pb181" class="pageref">181</a>,
+<a href="#pb327" class="pageref">327</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nidud</span>. Koning van Zweden, <a href="#pb174" class="pageref">174</a>, <a href="#pb176" class="pageref">176</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps"><span class="corr" id="xd20e22241" title="Bron: Nifl-heim">Niflheim</span></span>. Woonplaats van mist en
+donker, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>;<br>
+wortel van Yggdrasil in, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+Bifr&ouml;st aan weerszijden van, <a href="#pb13" class="pageref">13</a>;<br>
+Odin staart in, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>;<br>
+Hel in, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>;<br>
+Hel&rsquo;s vogel in, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>;<br>
+Idoen in, <a href="#pb108" class="pageref">108</a>;<br>
+Uller in, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>;<br>
+hoorn gehoord in, <a href="#pb145" class="pageref">145</a>;<br>
+Odin bezoekt, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>;<br>
+Hermod naar<span class="corr" id="xd20e22300" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb203" class="pageref">203</a>;<br>
+Balder in, <a href="#pb208" class="pageref">208</a>;<br>
+vergelijkingen, <a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb348" class="pageref">348</a>, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nikker Oude</span>. Oorsprong van den naam,
+<a href="#pb191" class="pageref">191</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nimfen</span>. Vergeleken met
+Elven<span class="corr" id="xd20e22334" title="Niet in bron">,</span>
+<a href="#pb340" class="pageref">340</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ni&ouml;rd</span>. Komt wonen in Asgard,
+<a href="#pb14" class="pageref">14</a>;<br>
+zeegod <a href="#pb110" class="pageref">110</a>&ndash;116, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>;<br>
+Skadi huwt, <a href="#pb113" class="pageref">113</a>, <a href="#pb138"
+class="pageref">138</a>, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>;<br>
+handschoen van, <a href="#pb115" class="pageref">115</a>;<br>
+Frey, zoon van<span class="corr" id="xd20e22375" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb116" class="pageref">116</a>;<br>
+de half-historische, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>;<br>
+eed op, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>;<br>
+Freya<span class="corr" id="xd20e22394" title="Niet in bron">,</span>
+dochter van, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>;<br>
+equivalent, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>, <a href="#pb350"
+class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nip</span>. Vader van Nanna, <a href="#pb195" class="pageref">195</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nixen</span>. Watergoden, <a href="#pb191"
+class="pageref">191</a>, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>,
+<a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Njorfe</span>. Koning van Uplands, vriend
+van Viking, <a href="#pb294" class="pageref">294</a>, <a href="#pb295"
+class="pageref">295</a>;<br>
+zoons van, vallen Thorsten aan, <a href="#pb296" class="pageref">296</a></p>
+<p><span class="smallcaps">N&ocirc;at&ucirc;n</span>. Paleis van
+Ni&ouml;rd, <a href="#pb110" class="pageref">110</a>, <a href="#pb111"
+class="pageref">111</a>, <a href="#pb113" class="pageref">113</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Noodlot</span>. Vergeleken met Orlog,
+<a href="#pb341" class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Noordzee</span>. Mannigfual in de, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Noormannen</span>. Nemen beelden der elven
+mede, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>;<br>
+het geloof der, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>, <a href="#pb333" class="pageref">333</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Noorsch Raadsel</span>, <a href="#pb22"
+class="pageref">22</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Noorwegen</span>. Odin verovert, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+Thor in, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>;<br>
+Koningin van, <a href="#pb114" class="pageref">114</a>, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e22519" title="Bron: Maelstrom">Malmstr&ouml;m</span> nabij, <a href="#pb128" class="pageref">128</a>;<br>
+Freya in<span class="corr" id="xd20e22527" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb129" class="pageref">129</a>,
+<a href="#pb135" class="pageref">135</a>;<br>
+mijnwerkers in, <a href="#pb242" class="pageref">242</a>;<br>
+Haloge, Koning <span class="pagenum">[<a id="pb382" href="#pb382" name="pb382">382</a>]</span>van, <a href="#pb292" class="pageref">292</a>;<br>
+Sigurd Ring in, <a href="#pb303" class="pageref">303</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nordri</span>. Dwerg die het hemelgewelf
+steunt, <a href="#pb6" class="pageref">6</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nornagesta</span>. Geschiedenis van,
+<a href="#pb167" class="pageref">167</a>, <a href="#pb168" class="pageref">168</a>;<br>
+vergeleken met Meleager, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nornen</span>. Besprenkelen Yggdrasil,
+<a href="#pb13" class="pageref">13</a>;<br>
+plichten der, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>;<br>
+hoofdstuk betreffende de, <a href="#pb164" class="pageref">164</a>&ndash;171;<br>
+besluit der, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>;<br>
+Odin ondervraagt de, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>;<br>
+zijn Valkyren, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>;<br>
+verschijnen aan de stervelingen, <a href="#pb165" class="pageref">165</a>, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>;<br>
+het web der, <a href="#pb165" class="pageref">165</a>, <a href="#pb328"
+class="pageref">328</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>, <a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Norvi</span>. Vader van Nott, <a href="#pb7"
+class="pageref">7</a>, <a href="#pb164" class="pageref">164</a>;<br>
+Nornen stammen af van, <a href="#pb164" class="pageref">164</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Nott</span>. Godin der nacht, <a href="#pb7"
+class="pageref">7</a>, <a href="#pb164" class="pageref">164</a></p>
+<p><span class="smallcaps">November</span>. Gewijd aan Uller, <a href="#pb139" class="pageref">139</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e22672">O</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Oberon</span>. <span class="corr" id="xd20e22678" title="Bron: Konig">Koning</span>, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>, <a href="#pb245" class="pageref">245</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oberwesel</span>. Visscher van, <a href="#pb193" class="pageref">193</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oceaan</span>. Zondvloed zijnde Ymirs bloed,
+<a href="#pb4" class="pageref">4</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oceaniden</span>. Vergeleken met
+golven-maagden, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oceanus</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb338" class="pageref">338</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Odens&ouml;</span>. Gebouwd door Odin,
+<a href="#pb37" class="pageref">37</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Od-hroerir</span>. Ketel der
+inspiratie<span class="corr" id="xd20e22726" title="Bron: .">,</span>
+<a href="#pb94" class="pageref">94</a>;<br>
+Odin zoekend naar, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>;<br>
+vergeleken met den Helicon, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Odin</span>. Geboorte van, <a href="#pb4"
+class="pageref">4</a>;<br>
+schept den mensch, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>;<br>
+hal van, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+geit van, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+broeder van, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>;<br>
+hoofdstuk betreffende, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>&ndash;40;<br>
+karakteristiek van, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>;<br>
+gewaad en speer van, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>;<br>
+troon van, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>;<br>
+vader der gesneuvelden, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>;<br>
+liefde der krijgslieden voor, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>;<br>
+de Wilde Jacht, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>;<br>
+aanvoerder der schimmen, <a href="#pb25" class="pageref">25</a>;<br>
+sterrenbeeld, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>;<br>
+een oog van, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb89"
+class="pageref">89</a>, <a href="#pb93" class="pageref">93</a>,
+<a href="#pb249" class="pageref">249</a>;<br>
+Geirrod verzorgd door, <a href="#pb33" class="pageref">33</a>;<br>
+de historische Odin, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>, <a href="#pb343" class="pageref">343</a>;<br>
+slangen van, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>;<br>
+beelden van, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>;<br>
+Frigga, vrouw van<span class="corr" id="xd20e22864" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb41" class="pageref">41</a>;<br>
+drinken op, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>;<br>
+terugkomst van, <a href="#pb44" class="pageref">44</a>;<br>
+Thor, zoon van, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>;<br>
+geschenk voor, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>;<br>
+Hrungnir&rsquo;s wedloop met, <a href="#pb72" class="pageref">72</a>;<br>
+ziet J&ouml;tun-heim, <a href="#pb78" class="pageref">78</a>;<br>
+Grid, vrouw van, <a href="#pb79" class="pageref">79</a>, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>;<br>
+Tyr<span class="corr" id="xd20e22913" title="Niet in bron">,</span>
+zoon van, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>;<br>
+speer van, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>, <a href="#pb86"
+class="pageref">86</a>, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>,
+<a href="#pb260" class="pageref">260</a>;<br>
+ontdekt Loki&rsquo;s afstammelingen, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>;<br>
+ontdekt Od-hroerir, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>;<br>
+wint de liefde van Gunlod, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>;<br>
+runen van, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>;<br>
+bezoekt de aarde, <a href="#pb103" class="pageref">103</a>;<br>
+Loki keert terug naar, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>;<br>
+Loki ter verantwoording geroepen door, <a href="#pb105" class="pageref">105</a>;<br>
+geeft Idoen de wolfshuid, <a href="#pb108" class="pageref">108</a>;<br>
+de lucht is, <a href="#pb109" class="pageref">109</a>;<br>
+Hoenir<span class="corr" id="xd20e22987" title="Niet in bron">,</span>
+broeder van, <a href="#pb110" class="pageref">110</a>;<br>
+troon van, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>;<br>
+Freya huwt, <a href="#pb135" class="pageref">135</a>;<br>
+Uller neemt de plaats in van, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>;<br>
+verjaagt Uller, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>, <a href="#pb138" class="pageref">138</a>, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>;<br>
+huwt de golfmeisjes, <a href="#pb144" class="pageref">144</a>;<br>
+Heimdall vervangt, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>;<br>
+Hermod<span class="corr" id="xd20e23034" title="Niet in bron">,</span>
+dienaar van, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>;<br>
+runenstaf van, <a href="#pb153" class="pageref">153</a>;<br>
+moord van eenen der zonen van, <a href="#pb154" class="pageref">154</a>;<br>
+voorspelling betreffende, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>;<br>
+vrijage om Rinda, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>&ndash;163,
+<a href="#pb211" class="pageref">211</a>;<br>
+Nornen bezocht door, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href="#pb328" class="pageref">328</a>;<br>
+Valkyren dienen, <a href="#pb171" class="pageref">171</a>;<br>
+zal zwaard geven aan Sigmund, <a href="#pb176" class="pageref">176</a>;<br>
+Balder, zoon van, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>;<br>
+Vala geraadpleegd door, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>&ndash;200;<br>
+gerustgesteld door Frigga, <a href="#pb200" class="pageref">200</a>;<br>
+leent Sleipnir uit, <a href="#pb203" class="pageref">203</a>;<br>
+fluistert Balder in het oor, <a href="#pb204" class="pageref">204</a>;<br>
+Draupnir teruggezonden aan, <a href="#pb209" class="pageref">209</a>;<br>
+symbool van den hemel, <a href="#pb212" class="pageref">212</a>;<br>
+Loki<span class="corr" id="xd20e23124" title="Niet in bron">,</span>
+broeder van, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>;<br>
+scheppingsdriehoek, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>;<br>
+helpt een boer, <a href="#pb217" class="pageref">217</a>;<br>
+Sleipnir, paard van, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>;<br>
+Loki ontdekt door, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>;<br>
+bezoekt de reuzen, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>;<br>
+<span class="corr" id="xd20e23159" title="Bron: Signi">Signy</span>,
+zoon van, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>;<br>
+Sigmund neemt het zwaard van, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>,
+<a href="#pb257" class="pageref">257</a>;<br>
+eischt Sinfiotli op, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>;<br>
+Sigurd geraden door, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>;<br>
+bezoekt Hreidmar, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>;<br>
+Brunhild bestraft door, <a href="#pb275" class="pageref">275</a>;<br>
+valt in den strijd, <a href="#pb329" class="pageref">329</a>;<br>
+vergeleken met Grieksche <span class="pagenum">[<a id="pb383" href="#pb383" name="pb383">383</a>]</span>goden, <a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb340" class="pageref">340</a>, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>, <a href="#pb342" class="pageref">342</a>, <a href="#pb343" class="pageref">343</a>, <a href="#pb344" class="pageref">344</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>, <a href="#pb349" class="pageref">349</a>, <a href="#pb352" class="pageref">352</a>, <a href="#pb356" class="pageref">356</a>, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Odur</span>. Freya<span class="corr" id="xd20e23247" title="Niet in bron">,</span> echtgenoote van, <a href="#pb130" class="pageref">130</a>;<br>
+Freya vindt<span class="corr" id="xd20e23255" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb131" class="pageref">131</a>;<br>
+Freya zoekt<span class="corr" id="xd20e23264" title="Bron: .">,</span>
+<a href="#pb131" class="pageref">131</a>, <a href="#pb343" class="pageref">343</a>;<br>
+verpersoonlijking van de zon, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>,
+<a href="#pb135" class="pageref">135</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oenone</span>. Vergeleken met Brunhild,
+<a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Okolnur</span>. Reuzen wonen in, <a href="#pb334" class="pageref">334</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Olaf</span>. Beeldenstormer, <a href="#pb39"
+class="pageref">39</a>, <a href="#pb82" class="pageref">82</a>,
+<a href="#pb123" class="pageref">123</a>;<br>
+Yulefeest overgebracht naar Kerstdag door, <a href="#pb126" class="pageref">126</a>;<br>
+Nornagesta bezoekt, <a href="#pb168" class="pageref">168</a>, <a href="#pb353" class="pageref">353</a>;<br>
+reuzen in de dagen van, <a href="#pb231" class="pageref">231</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Olaf Sir</span>. Door elven in hun kring
+gesloten, <a href="#pb243" class="pageref">243</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oldenburg</span>. Drinkbeker der familie,
+<a href="#pb232" class="pageref">232</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oller</span> = <span class="smallcaps">Uller</span>, <a href="#pb137" class="pageref">137</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Olrun</span>. Huwt op aarde<span class="corr" id="xd20e23362" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb173" class="pageref">173</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Olympus</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb340" class="pageref">340</a>, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Omphale</span>. Noorsch equivalent voor,
+<a href="#pb345" class="pageref">345</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oost Saksen</span>. Door Odin veroverd,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Opstanding</span>. Het woord door Odin
+uitgesproken, <a href="#pb31" class="pageref">31</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oreaden</span>. Vergeleken met Noorsche
+elfen, <a href="#pb340" class="pageref">340</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Orgelmir</span>. IJsreus, <a href="#pb3"
+class="pageref">3</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Orion</span>. Noorsche equivalenten voor,
+<a href="#pb42" class="pageref">42</a>, <a href="#pb349" class="pageref">349</a>, <a href="#pb351" class="pageref">351</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Orkney-eilanden</span>. Veroverd door
+Thorsten, <span class="corr" id="xd20e23434" title="Bron: B&eacute;le">Bel&eacute;</span> en Agantyr, <a href="#pb298"
+class="pageref">298</a>;<br>
+Frithiof bezoekt de, <a href="#pb306" class="pageref">306</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Orlog</span>. De eeuwige wet van het al,
+<a href="#pb165" class="pageref">165</a>, <a href="#pb200" class="pageref">200</a>;<br>
+equivalent, <a href="#pb341" class="pageref">341</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ormt</span>. Thor doorwaadt, <a href="#pb59"
+class="pageref">59</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Orpheus</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb344" class="pageref">344</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>, <a href="#pb355" class="pageref">355</a>, <a href="#pb360" class="pageref">360</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Orvandil</span>. Door Thor bevrijd, <a href="#pb75" class="pageref">75</a>;<br>
+equivalent, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ostara</span> = E&aacute;stre, <a href="#pb54" class="pageref">54</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ottar</span>. Freya helpt, <a href="#pb134"
+class="pageref">134</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Otter</span>. Gedood door Loki, <a href="#pb267" class="pageref">267</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oude Nikker</span>. Ontstaan van den naam,
+<a href="#pb191" class="pageref">191</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Oxford</span>. Yule in, <a href="#pb124"
+class="pageref">124</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e23532">P</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Paderborn</span>. Irminzuil
+bij, <a href="#pb28" class="pageref">28</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Paris</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Pegasus</span>. Blodug-hofi vergeleken met,
+<a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Pelias</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Peneus</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Pentland-Firth</span><span class="corr" id="xd20e23572" title="Bron: ,">.</span> Draaikolk te, <a href="#pb128"
+class="pageref">128</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Perseus</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb352" class="pageref">352</a>, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Phaeton</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Phaetusa</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Philemon</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb342" class="pageref">342</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Philoctetes</span>. Noorsch equivalent voor
+de pijlen van, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Phoebe</span>. Equivalent, <a href="#pb339"
+class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Phoebus</span>. Equivalent, <a href="#pb339"
+class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Phoenicische</span>. Dwergen vergeleken met
+Phoenicische mijnwerkers, <a href="#pb242" class="pageref">242</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Pinksteren</span>. Laatste verschijning van
+Prinses Ilse op, <a href="#pb234" class="pageref">234</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Pluto</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb340" class="pageref">340</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Pollux</span>. Noorsch
+equivalent<span class="corr" id="xd20e23659" title="Bron: .">,</span>
+<a href="#pb360" class="pageref">360</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Poolcirkel</span>. IJsbergen van den,
+<a href="#pb1" class="pageref">1</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Priamus</span>. Vergeleken met Odin,
+<a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Procris</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Prometheus</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb341" class="pageref">341</a>, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Proserpina</span>. Noorsche equivalenten
+voor, <a href="#pb343" class="pageref">343</a>, <a href="#pb346" class="pageref">346</a>, <a href="#pb348" class="pageref">348</a>, <a href="#pb355" class="pageref">355</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Proteus</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb351" class="pageref">351</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Psychopompus</span>. Vergeleken met Odin,
+<a href="#pb344" class="pageref">344</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Pyrrha</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Pyrrhus</span>, Noorsch equivalent, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Python</span>. Vergeleken met Fafnir,
+<a href="#pb358" class="pageref">358</a>, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e23752">Q</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Quickborn</span>.
+Tooverfontein, <a href="#pb54" class="pageref">54</a> <span class="pagenum">[<a id="pb384" href="#pb384" name="pb384">384</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e23763">R</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Ragnar Lodbrog</span>.
+Aslaug huwt, <a href="#pb276" class="pageref">276</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ragnarok</span>. Heimdall moet diens komst
+aankondigen, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>;<br>
+komst van, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>;<br>
+recruten voor het leger tegen, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>;<br>
+de verschrikking van, <a href="#pb324" class="pageref">324</a>,
+<a href="#pb331" class="pageref">331</a>;<br>
+verklaring der mythe, <a href="#pb335" class="pageref">335</a>,
+<a href="#pb357" class="pageref">357</a>;<br>
+Fenris sterft te, <a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Raki</span>. Odin&rsquo;s boor, <a href="#pb97" class="pageref">97</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ran</span>. Vrouw van Aegir, <a href="#pb184" class="pageref">184</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>;<br>
+zuster van Loki, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>;<br>
+Loki maakt een net als dat van, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>;<br>
+Loki leent het net van, <a href="#pb268" class="pageref">268</a>;<br>
+Frithiof denkt aan de schatting van, <a href="#pb308" class="pageref">308</a>;<br>
+vergeleken met Amphitrite, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Randwer</span>. Dood van, <a href="#pb290"
+class="pageref">290</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ratatosk</span>. Eekhoorntje, takboorder,
+<a href="#pb13" class="pageref">13</a>;<br>
+equivalent<span class="corr" id="xd20e23872" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb134" class="pageref">134</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Rattentoren</span>. In den Rijn, <a href="#pb28" class="pageref">28</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Razende Menigte</span>. Wilde Jacht,
+<a href="#pb22" class="pageref">22</a>, <a href="#pb24" class="pageref">24</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Regin</span>. Sigurd opgevoed door, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>;<br>
+geschiedenis van, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>&ndash;270;<br>
+smeedt wapen, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>;<br>
+keert met Sigurd terug om Fafnir te verslaan, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>;<br>
+verlangt voldoening, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb272" class="pageref">272</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Reine P&eacute;dauque</span> = Frigga,
+<a href="#pb55" class="pageref">55</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Rerir</span>. Zoon van Odin, ontvangt appel,
+<a href="#pb47" class="pageref">47</a>, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>;<br>
+equivalent van de geschiedenis van, <a href="#pb291" class="pageref">291</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Reuzen</span>. Geboorte der vorstreuzen,
+<a href="#pb4" class="pageref">4</a>;<br>
+de goden verslaan de, <a href="#pb4" class="pageref">4</a>;<br>
+Aegir behoort niet tot de, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>;<br>
+Hyrrokin een reuzin, <a href="#pb205" class="pageref">205</a>;<br>
+hoofdstuk betreffende de, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>&ndash;236;<br>
+Crimer, hal der, <a href="#pb334" class="pageref">334</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Reuzengebergte</span>. Bergketen, <a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Riger</span>. Heimdall bezoekt de aarde en
+noemt zich, <a href="#pb149" class="pageref">149</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Rinda</span>. Vrouw van Odin, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>, <a href="#pb211" class="pageref">211</a>;<br>
+voorspelling betreffende, <a href="#pb154" class="pageref">154</a>,
+<a href="#pb199" class="pageref">199</a>;<br>
+Odin maakt het hof aan, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>,
+<a href="#pb211" class="pageref">211</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb340" class="pageref">340</a>, <a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ring</span>. Zoon van Viking, <a href="#pb294" class="pageref">294</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ringhorn</span>. Balders schip, <a href="#pb204" class="pageref">204</a>, <a href="#pb205" class="pageref">205</a>;<br>
+Grieksch equivalent, <a href="#pb355" class="pageref">355</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ringric</span>. Sigurd Ring, onderkoning
+van, <a href="#pb303" class="pageref">303</a>;<br>
+Frithiof blijft in, <a href="#pb319" class="pageref">319</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Rodenstein</span>. Wilde Jacht aangevoerd
+door, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Roem</span>. Vergeleken met Heimdall,
+<a href="#pb351" class="pageref">351</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Rome</span>. Tannh&auml;user bezoekt,
+<a href="#pb53" class="pageref">53</a>;<br>
+Vitellius keizer van, <a href="#pb86" class="pageref">86</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Romeinen</span>. Verdrijven de Aesir uit
+Klein-Azi&euml;, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+Vitellius heerscher over de, <a href="#pb86" class="pageref">86</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Roskva</span>. Dienares van Thor, <a href="#pb68" class="pageref">68</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Rossthiof</span>. Toovenaar, <a href="#pb153" class="pageref">153</a>, <a href="#pb154" class="pageref">154</a>, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>, <a href="#pb199" class="pageref">199</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Rosterus</span>. Odin als smid, <a href="#pb161" class="pageref">161</a></p>
+<p><span class="smallcaps">R&uuml;gen</span>. Nerthus <span class="corr" id="xd20e24155" title="Bron: ge&euml;rd">ge&euml;erd</span> op,
+<a href="#pb58" class="pageref">58</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Runen</span>. Odin god en bekend met de,
+<a href="#pb32" class="pageref">32</a>, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>, <a href="#pb198" class="pageref">198</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Rusland</span>. De Aesir verhuizen naar,
+<a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+naam voor, <a href="#pb154" class="pageref">154</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ruthenen</span>. Odin in het land der,
+<a href="#pb154" class="pageref">154</a>, <a href="#pb160" class="pageref">160</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Rijn</span>. Toren in den<span class="corr"
+id="xd20e24203" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb28" class="pageref">28</a>;<br>
+godheid, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>, <a href="#pb354"
+class="pageref">354</a>;<br>
+Lorelei, dochter van Vader, <a href="#pb193" class="pageref">193</a>,
+<a href="#pb196" class="pageref">196</a><span class="corr" id="xd20e24225" title="Bron: ,">;</span><br>
+Brunhild en Goedroen baden in den, <a href="#pb281" class="pageref">281</a>;<br>
+Nevelingenschat begraven in den, <a href="#pb286" class="pageref">286</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Rijngoud</span>, <a href="#pb175" class="pageref">175</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e24249">S</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Saehrimnir</span>.
+Everzwijn in Valhalla, <a href="#pb19" class="pageref">19</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Saeming</span>. Koning van
+Noorwegen<span class="corr" id="xd20e24262" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb38" class="pageref">38</a><span class="corr" id="xd20e24267" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb114" class="pageref">114</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Saemund</span>. Verzamelaar der Oudere
+Edda&rsquo;s, <a href="#pb246" class="pageref">246</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Saga</span><span class="corr" id="xd20e24283" title="Niet in bron">.</span> I. Vrouw van Odin, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>, <a href="#pb343" class="pageref">343</a>;<br>
+II. verzameling zangen, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb333" class="pageref">333</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sagittarius</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb138" class="pageref">138</a></p>
+<p><span class="smallcaps">St. Gertruida</span>. Gezondheid drinken op,
+<a href="#pb135" class="pageref">135</a><a id="xd20e24317" name="xd20e24317"></a></p>
+<p><span class="smallcaps">St. Goar</span>. Lorelei te, <a href="#pb192" class="pageref">192</a> <span class="pagenum">[<a id="pb385"
+href="#pb385" name="pb385">385</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">St. Hubert</span>. Uller is, <a href="#pb138" class="pageref">138</a></p>
+<p><span class="smallcaps">St. Johannesdag</span>. Feest op, <a href="#pb213" class="pageref">213</a></p>
+<p><span class="smallcaps">St. Michael</span>. Draagt Cheru&rsquo;s
+zwaard, <a href="#pb88" class="pageref">88</a></p>
+<p><span class="smallcaps">St. Valentijn</span>. Vervangt Vali,
+<a href="#pb163" class="pageref">163</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Saksen</span>. Odins zonen Koningen van,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Saksers</span>. Hengist en Horso, <a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Saksisch</span>. Irmin een Saksisch God,
+<a href="#pb28" class="pageref">28</a>;<br>
+E&aacute;stre, godin, <a href="#pb54" class="pageref">54</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sarpedon</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sataere</span>. God van den landbouw,
+<a href="#pb227" class="pageref">227</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Satan</span> = Loki, <a href="#pb227" class="pageref">227</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Saturday</span>. Aan Loki gewijd, <a href="#pb227" class="pageref">227</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Saturnus</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Saxnot</span>. Saksische God, <a href="#pb88" class="pageref">88</a>;<br>
+Frey verwisseld met, <a href="#pb116" class="pageref">116</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Scandinavia</span>. Godenvereering in,
+<a href="#pb57" class="pageref">57</a>, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>, <a href="#pb126" class="pageref">126</a>, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>;<br>
+elven in, <a href="#pb243" class="pageref">243</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Scandinavi&euml;rs</span>. Geloof der,
+<a href="#pb138" class="pageref">138</a>, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb231" class="pageref">231</a>;<br>
+epos der, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>;<br>
+geloof omtrent het uitzien der aarde, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>, <a href="#pb230" class="pageref">230</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Schikgodinnen</span>. Yggdrasil besprenkeld
+door, <a href="#pb13" class="pageref">13</a>;<br>
+Nornen, <a href="#pb164" class="pageref">164</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Schitterende Heuvel</span> =
+Gn&icirc;taheid, <a href="#pb269" class="pageref">269</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Schoone Slaapster</span>. Het verhaal van
+de, <a href="#pb168" class="pageref">168</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Schwartze See</span>. Nerthus&rsquo; kar
+gebaad in de, <a href="#pb57" class="pageref">57</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Scylla</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Seeland</span>. Gefjon geeft den naam aan,
+<a href="#pb48" class="pageref">48</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Senjemand</span>. Geschiedenis van den reus,
+<a href="#pb231" class="pageref">231</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Senjen</span>. Het eiland, <a href="#pb231"
+class="pageref">231</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sessrymnir</span>. Freya&rsquo;s hal,
+<a href="#pb129" class="pageref">129</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Shakespeare</span>. De Nornen in een
+treurspel van, <a href="#pb168" class="pageref">168</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sibich</span>. De verrader, <a href="#pb290"
+class="pageref">290</a></p>
+<p>&ldquo;<span class="smallcaps">Siegfried</span>&rdquo;. Opera van
+Wagner, <a href="#pb285" class="pageref">285</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sif</span>. Vrouw van Thor, <a href="#pb62"
+class="pageref">62</a>;<br>
+haar haar gestolen, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>;<br>
+Uller<span class="corr" id="xd20e24603" title="Niet in bron">,</span>
+zoon van, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>;<br>
+Loki lastert, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>;<br>
+dwergen maken het haar van Sif in orde, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>;<br>
+vergelijkingen <a href="#pb345" class="pageref">345</a>, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Siggeir</span>. Huwelijk van, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>&ndash;251;<br>
+verraad van, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb252"
+class="pageref">252</a>, <a href="#pb258" class="pageref">258</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sigi</span>. Zoon van Odin, <a href="#pb38"
+class="pageref">38</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>;<br>
+equivalent, <a href="#pb291" class="pageref">291</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sigmund</span>. V&ouml;lund&rsquo;s zwaard
+voor, <a href="#pb176" class="pageref">176</a>;<br>
+broeder van <span class="corr" id="xd20e24673" title="Bron: Signi">Signy</span>, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>;<br>
+trekt het zwaard uit den stam, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>;<br>
+ter dood veroordeeld, <a href="#pb252" class="pageref">252</a>;<br>
+eed van, <a href="#pb253" class="pageref">253</a>;<br>
+stelt Signy&rsquo;s zoon op de proef, <a href="#pb254" class="pageref">254</a>;<br>
+vermomd als wolf, <a href="#pb256" class="pageref">256</a>;<br>
+door Siggeir gevangen genomen, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>;<br>
+ontvluchting van, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>;<br>
+wraak van, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>;<br>
+de zoon van<span class="corr" id="xd20e24727" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb261" class="pageref">261</a>;<br>
+Hiordis, vrouw van, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>;<br>
+doodelijk gewond, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>;<br>
+Sigurd, zoon van, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>;<br>
+het zwaard van, <a href="#pb176" class="pageref">176</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>;<br>
+equivalent, <a href="#pb291" class="pageref">291</a>, <a href="#pb358"
+class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Signy</span>. Dochter van Volsung, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>&ndash;255;<br>
+wraak van, <a href="#pb254" class="pageref">254</a>&ndash;258</p>
+<p><span class="smallcaps">Sigtuna</span>. Odin sticht de stad,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sigurd</span>. Geschiedenis van, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>;<br>
+geboorte van, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>;<br>
+Grane gekozen door, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>;<br>
+Regin spreekt met, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>;<br>
+zwaard van, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>;<br>
+verslaat Fafnir, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>;<br>
+rijdt door vlammen, <a href="#pb273" class="pageref">273</a>;<br>
+verloving van, <a href="#pb275" class="pageref">275</a>;<br>
+huwelijk van, <a href="#pb276" class="pageref">276</a>;<br>
+Goedroen geeft tooverdrank aan, <a href="#pb277" class="pageref">277</a>;<br>
+huwt Goedroen, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>;<br>
+neemt de gestalte van Gunnar aan, <a href="#pb279" class="pageref">279</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb282" class="pageref">282</a>&ndash;285;<br>
+brandstapel, <a href="#pb284" class="pageref">284</a>;<br>
+Goedroen ontroostbaar, <a href="#pb285" class="pageref">285</a>;<br>
+Atli vermoord met het zwaard van, <a href="#pb289" class="pageref">289</a>;<br>
+zonnemythe, <a href="#pb291" class="pageref">291</a>;<br>
+Grieksche equivalenten, <a href="#pb353" class="pageref">353</a>,
+<a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sigyn</span>. Loki&rsquo;s trouwe gade,
+<a href="#pb216" class="pageref">216</a>, <a href="#pb226" class="pageref">226</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sindri</span>. Broeder van Brock, <a href="#pb64" class="pageref">64</a>;<br>
+dwergkoning, <a href="#pb334" class="pageref">334</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sindur</span>. Golfmeisje, <a href="#pb144"
+class="pageref">144</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sinfiotli</span>. Geboorte van, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>;<br>
+opvoeding van, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>;<br>
+Signy <span class="pagenum">[<a id="pb386" href="#pb386" name="pb386">386</a>]</span>helpt, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>;<br>
+wraak van, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>;<br>
+levensloop en dood van, <a href="#pb261" class="pageref">261</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sir Olaf</span>. In den kring der elven,
+<a href="#pb243" class="pageref">243</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sirenen</span>. Vergeleken met Lorelei,
+<a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sirius</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Skadi</span>. Vrouw van Odin, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+in Asgard, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>, <a href="#pb113"
+class="pageref">113</a>;<br>
+vrouw van Ni&ouml;rd, <a href="#pb113" class="pageref">113</a>,
+<a href="#pb129" class="pageref">129</a>;<br>
+vrouw van Uller, <a href="#pb138" class="pageref">138</a>, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>;<br>
+bestraft Loki, <a href="#pb226" class="pageref">226</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Skalden</span>. Edda het werk van, <a href="#pb2" class="pageref">2</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Skialf</span> = Freya, <a href="#pb131"
+class="pageref">131</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Skidbladnir</span>. Dvalin maakt, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>;<br>
+eigenschappen van, <a href="#pb64" class="pageref">64</a>;<br>
+gegeven aan Frey, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>, <a href="#pb117" class="pageref">117</a>;<br>
+dwergen maken, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb346" class="pageref">346</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Skin-faxi</span>. Ros van Dag, <a href="#pb8" class="pageref">8</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Skiold</span>. Koning van Denemarken,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb49" class="pageref">49</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Skioldungs</span>. Afstammelingen van,
+<a href="#pb49" class="pageref">49</a>, <a href="#pb342" class="pageref">342</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Skirnir</span>. Knecht van Frey, <a href="#pb91" class="pageref">91</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>&ndash;119;<br>
+tocht van, <a href="#pb119" class="pageref">119</a>&ndash;121;<br>
+appels van, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sk&ouml;ll</span>. Wolf, die Zon en Maan
+vervolgt, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Skrymir</span>. Thor en, <a href="#pb69"
+class="pageref">69</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Skrymsli</span>. Geschiedenis van den reus,
+<a href="#pb217" class="pageref">217</a>&ndash;220</p>
+<p><span class="smallcaps">Skuld</span>. Eene der Nornen genaamd,
+<a href="#pb164" class="pageref">164</a>, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href="#pb167" class="pageref">167</a>, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>, <a href="#pb172" class="pageref">172</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Slagfinn</span>. Huwt een Valkyre, <a href="#pb173" class="pageref">173</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sleipnir</span>. Paard van Odin, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>,
+<a href="#pb72" class="pageref">72</a>, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>, <a href="#pb203" class="pageref">203</a>, <a href="#pb328" class="pageref">328</a>, <a href="#pb352" class="pageref">352</a>;<br>
+Hermod berijdt, <a href="#pb153" class="pageref">153</a>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb208" class="pageref">208</a>;<br>
+Loki vader van, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>, <a href="#pb356" class="pageref">356</a>;<br>
+Grane stamt af van, <a href="#pb266" class="pageref">266</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Slid</span>. Stroom in Niflheim, <a href="#pb180" class="pageref">180</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Snor</span>. Vrouw van Karl, <a href="#pb150" class="pageref">150</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Snorro-Sturleson</span>. Schrijver der
+Heimskringla, <a href="#pb122" class="pageref">122</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Snotra</span>. Godin der deugd, <a href="#pb49" class="pageref">49</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sogn</span>. <span class="corr" id="xd20e25245" title="Bron: Jokul">Johul,</span> Koning van, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+de Koningen van, <a href="#pb303" class="pageref">303</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sokvabek</span>. Hal van Saga, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb343" class="pageref">343</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sol</span>. Zonnemaagd, <a href="#pb7"
+class="pageref">7</a>, <a href="#pb324" class="pageref">324</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>, <a href="#pb331"
+class="pageref">331</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Somnus</span>. Noorsch equivalent voor het
+hol, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Son</span>. De beker boete, <a href="#pb94"
+class="pageref">94</a></p>
+<p><span class="smallcaps">S&ouml;rli</span>. Zoon van Goedroen,
+<a href="#pb289" class="pageref">289</a>, <a href="#pb290" class="pageref">290</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb360" class="pageref">360</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sot&eacute;</span>. Beroemd roover, steelt
+den door V&ouml;lund vervaardigden ring, <a href="#pb298" class="pageref">298</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Spartaansch Koning</span>. Equivalent,
+<a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Steropes</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Stromkarls</span>. Watergoden, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href="#pb192" class="pageref">192</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Strooie dood</span>. Het van ouderdom of aan
+een ziekte sterven, <a href="#pb180" class="pageref">180</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Suaven</span>. Tyr god der, <a href="#pb84"
+class="pageref">84</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sudri</span>. Steunt het hemelgewelf,
+<a href="#pb6" class="pageref">6</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Surtr</span>. Vlammenreus, <a href="#pb2"
+class="pageref">2</a>;<br>
+afstammeling van, <a href="#pb7" class="pageref">7</a>;<br>
+verwoest de wereld, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>;<br>
+verschijnen van, <a href="#pb327" class="pageref">327</a>;<br>
+de troep van, <a href="#pb328" class="pageref">328</a>;<br>
+doodt Frey, <a href="#pb329" class="pageref">329</a>;<br>
+werpt vurige donders over de aarde, <a href="#pb330" class="pageref">330</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Sutting</span>. Geschiedenis van den reus,
+<a href="#pb95" class="pageref">95</a>, <a href="#pb96" class="pageref">96</a>, <a href="#pb98" class="pageref">98</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Svadilfare</span>. Paard van den architect,
+<a href="#pb220" class="pageref">220</a>, <a href="#pb221" class="pageref">221</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Svalin</span>. Schild van den zonnewagen,
+<a href="#pb6" class="pageref">6</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Svanhvit</span>. Huwt op aarde, <a href="#pb173" class="pageref">173</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Svart-alfa-heim</span>. Woning der dwergen,
+<a href="#pb10" class="pageref">10</a>, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>, <a href="#pb91" class="pageref">91</a>, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb242" class="pageref">242</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Svart-alfar</span>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Svasud</span>. Vader van Zomer, <a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Swanhild</span>. Dochter van Goedroen,
+<a href="#pb285" class="pageref">285</a>, <a href="#pb286" class="pageref">286</a>, <a href="#pb289" class="pageref">289</a>, <a href="#pb290" class="pageref">290</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb360" class="pageref">360</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Syn</span>. Godin der waarheid, <a href="#pb48" class="pageref">48</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Syr</span> = Freya, <a href="#pb131" class="pageref">131</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e25525">T</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Tanngniostr</span>. Thors
+geit, <a href="#pb61" class="pageref">61</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Tanngrisnr</span>. Thors geit, <a href="#pb61" class="pageref">61</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Tannh&auml;user</span>. Geschiedenis van,
+<a href="#pb52" class="pageref">52</a>&ndash;54;<br>
+equivalent, <a href="#pb344" class="pageref">344</a>, <a href="#pb345"
+class="pageref">345</a> <span class="pagenum">[<a id="pb387" href="#pb387" name="pb387">387</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Tarnkap</span>. Onzichtbare kap, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>, <a href="#pb239" class="pageref">239</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Tartarus</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>, <a href="#pb355" class="pageref">355</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Telemachus</span>. Noorsch equivalent,
+<a href="#pb345" class="pageref">345</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Teutonen</span>. Ostara, godin geliefd bij
+de, <a href="#pb54" class="pageref">54</a>;<br>
+geloof aan Lorelei, <a href="#pb194" class="pageref">194</a>;<br>
+geloof omtrent fee&euml;n, <a href="#pb243" class="pageref">243</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Teutonische goden</span>, <a href="#pb227"
+class="pageref">227</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thanatos</span> = Hel, <a href="#pb355"
+class="pageref">355</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Theseus</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb358" class="pageref">358</a>, <a href="#pb360" class="pageref">360</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thetis</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb352" class="pageref">352</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thialfi</span>. Dienaar van Thor, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href="#pb69" class="pageref">69</a>,
+<a href="#pb70" class="pageref">70</a>, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>;<br>
+gevecht van, <a href="#pb73" class="pageref">73</a>, <a href="#pb74"
+class="pageref">74</a>;<br>
+Egil&rsquo;s zoon, <a href="#pb187" class="pageref">187</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thiassi</span>. Geschiedenis van, <a href="#pb103" class="pageref">103</a>;<br>
+Idoen gevangen genomen door<span class="corr" id="xd20e25679" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb104" class="pageref">104</a>,
+<a href="#pb105" class="pageref">105</a>, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>, <a href="#pb107" class="pageref">107</a>, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>, <a href="#pb348" class="pageref">348</a>;<br>
+Loki vervolgd door, <a href="#pb103" class="pageref">103</a>, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>;<br>
+Gerda bloedverwante van, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>;<br>
+de oogen van, <a href="#pb107" class="pageref">107</a>, <a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thing</span>. Noorsche volksvergadering,
+<a href="#pb134" class="pageref">134</a>, <a href="#pb135" class="pageref">135</a>, <a href="#pb299" class="pageref">299</a>, <a href="#pb318" class="pageref">318</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thok</span>. Loki als, <a href="#pb210"
+class="pageref">210</a>, <a href="#pb212" class="pageref">212</a>,
+<a href="#pb222" class="pageref">222</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thor</span>. Gaat nooit over Bifr&ouml;st,
+<a href="#pb14" class="pageref">14</a>;<br>
+J&ouml;rd, moeder van, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>;<br>
+gedronken op, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>;<br>
+de donderaar, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>&ndash;84;<br>
+jeugd van, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>;<br>
+toorn van, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>, <a href="#pb63"
+class="pageref">63</a>;<br>
+beschrijving van, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>;<br>
+kamer van, <a href="#pb60" class="pageref">60</a>;<br>
+Alvis op de proef gesteld door, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>;<br>
+Mi&ouml;lnir in het bezit van, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>;<br>
+weddenschap betreffende drinken, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>;<br>
+duel met Hrungnir, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>;<br>
+Geirrod en, <a href="#pb79" class="pageref">79</a>;<br>
+tempels voor, <a href="#pb82" class="pageref">82</a>;<br>
+Tyr staat naast, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>;<br>
+haat de reuzen, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>;<br>
+Yule gewijd aan, <a href="#pb123" class="pageref">123</a>;<br>
+Brisinga-men gedragen door, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>;<br>
+Uller, stiefzoon van, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>;<br>
+Grid&rsquo;s ijzeren handschoen beschermt, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>;<br>
+Thor en de ketel, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>;<br>
+gaat visschen, <a href="#pb188" class="pageref">188</a>, <a href="#pb189" class="pageref">189</a>;<br>
+wijdt brandstapel, <a href="#pb206" class="pageref">206</a>;<br>
+bezoekt Utgard Loki, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>;<br>
+vermoordt den architect, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>;<br>
+grijpt Loki, <a href="#pb225" class="pageref">225</a>;<br>
+doodt Midgardslang, <a href="#pb330" class="pageref">330</a>;<br>
+zoons van, <a href="#pb332" class="pageref">332</a>;<br>
+Grieksche equivalenten, <a href="#pb345" class="pageref">345</a>,
+<a href="#pb346" class="pageref">346</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thora</span>. Dochter van Hakon, vrouw van
+Elf, <a href="#pb285" class="pageref">285</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thorburn</span>. Oorsprong van den naam,
+<a href="#pb81" class="pageref">81</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thorer</span>. Zoon van Viking, in kelder
+gebracht, <a href="#pb296" class="pageref">296</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thorsten</span>. I. Sage, <a href="#pb292"
+class="pageref">292</a>;<br>
+II. Zoon van Viking, die Angurvadel ontvangt, <a href="#pb296" class="pageref">296</a>;<br>
+schipbreuk van, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+huwelijk van, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+te Framn&auml;s, <a href="#pb297" class="pageref">297</a>;<br>
+vader van Frithiof, <a href="#pb298" class="pageref">298</a>;<br>
+laatste ontmoeting met <span class="corr" id="xd20e25989" title="Bron: B&eacute;l&eacute;">Bel&eacute;</span>, <a href="#pb299" class="pageref">299</a>;<br>
+grafheuvel van, <a href="#pb300" class="pageref">300</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thorwaldsen</span>. Oorsprong van den naam,
+<a href="#pb81" class="pageref">81</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thrall</span>. Geboorte van, <a href="#pb149" class="pageref">149</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thridi</span>. Een der drie godheden,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Throndhjeim</span>. Tempel van Frey te,
+<a href="#pb122" class="pageref">122</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thrud</span>. Dochter van Thor, <a href="#pb62" class="pageref">62</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thrudgelmir</span>. Geboorte van, <a href="#pb4" class="pageref">4</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thrud-heim</span>. Thors rijk, <a href="#pb58" class="pageref">58</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thrud-vang</span> = Thrud-heim, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>, <a href="#pb71" class="pageref">71</a>,
+<a href="#pb75" class="pageref">75</a>, <a href="#pb76" class="pageref">76</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thrung</span> = Freya, <a href="#pb131"
+class="pageref">131</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thrym</span>. Thor bezoekt, <a href="#pb76"
+class="pageref">76</a>, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>,
+<a href="#pb345" class="pageref">345</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>;<br>
+Freya weigert, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>, <a href="#pb135"
+class="pageref">135</a>;<br>
+zoon van Kari, <a href="#pb230" class="pageref">230</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thrym-heim</span>. Verblijf van Thiassi,
+<a href="#pb104" class="pageref">104</a>;<br>
+Loki bezoekt, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>;<br>
+geboorteplaats van Skadi, <a href="#pb113" class="pageref">113</a>,
+<a href="#pb114" class="pageref">114</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thunderhill</span>. Naar Thor <span class="corr" id="xd20e26128" title="Bron: gegenaamd">genaamd</span>, <a href="#pb81" class="pageref">81</a></p>
+<p><span class="smallcaps"><span class="corr" id="xd20e26137" title="Bron: Th&uuml;ringia">Thuringia</span></span>. Horselberg in, <a href="#pb52" class="pageref">52</a>;<br>
+reuzen in, <a href="#pb234" class="pageref">234</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thurses</span>. Reuzen genaamd, <a href="#pb228" class="pageref">228</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thvera</span>. Tempel van Frey te, <a href="#pb123" class="pageref">123</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thviti</span>. Steen waaraan Fenris werd
+gebonden, <a href="#pb92" class="pageref">92</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Thyr</span>. Vrouw van Thrall, <a href="#pb149" class="pageref">149</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Titanen</span>. Noorsch equivalent voor,
+<a href="#pb338" class="pageref">338</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>, <a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Titania</span>. Koningin in fee&euml;nland,
+<a href="#pb245" class="pageref">245</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Tityus</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Tiu</span> = Tyr, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a> <span class="pagenum">[<a id="pb388" href="#pb388" name="pb388">388</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Toasten</span>. Op Odin, <a href="#pb39"
+class="pageref">39</a>;<br>
+op Frigga, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>;<br>
+op Bragi, <a href="#pb101" class="pageref">101</a>;<br>
+op Ni&ouml;rd en Frey, <a href="#pb115" class="pageref">115</a>;<br>
+op Freya, <a href="#pb135" class="pageref">135</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Torge</span>. Geschiedenis van den reus,
+<a href="#pb231" class="pageref">231</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Torghatten</span>. De berg, <a href="#pb231"
+class="pageref">231</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Trentschippers</span>. Bijgeloof der,
+<a href="#pb186" class="pageref">186</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Trollpieken</span>, <a href="#pb241" class="pageref">241</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Trolls</span>. Dwergen, <a href="#pb10"
+class="pageref">10</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>,
+<a href="#pb241" class="pageref">241</a>, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Troye</span>. Noorsch equivalent voor de
+belegering van, <a href="#pb344" class="pageref">344</a>, <a href="#pb356" class="pageref">356</a>, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">T&uuml;bingen</span>. Dienst van Tyr te,
+<a href="#pb93" class="pageref">93</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Tyr</span>. Zoon van Frigga, <a href="#pb37"
+class="pageref">37</a>;<br>
+god van den oorlog, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>&ndash;94;<br>
+verminkte arm, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>, <a href="#pb327"
+class="pageref">327</a>;<br>
+geeft Fenris voedsel, <a href="#pb90" class="pageref">90</a>;<br>
+verwisseld met Frey, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>;<br>
+vereenzelvigd met Irmin, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>;<br>
+ketent Fenris, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>, <a href="#pb178"
+class="pageref">178</a>;<br>
+vergezelt Thor, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>&ndash;191;<br>
+vecht met Garm, <a href="#pb329" class="pageref">329</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb330" class="pageref">330</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Tyrfing</span>. Mythisch zwaard, <a href="#pb239" class="pageref">239</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Tyrol</span>. Geschiedenis van het vlas in,
+<a href="#pb50" class="pageref">50</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Tyr&rsquo;s Helm</span>. Monnikskap genaamd,
+<a href="#pb93" class="pageref">93</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e26392">U</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Ulfrun</span>. Golfmeisje,
+<a href="#pb144" class="pageref">144</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Uller</span>. Skadi huwt, <a href="#pb114"
+class="pageref">114</a>;<br>
+god van den winter, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>&ndash;140;<br>
+equivalent, <a href="#pb351" class="pageref">351</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ulyssus</span>. Vergeleken met
+Tannh&auml;user, <a href="#pb344" class="pageref">344</a>, <a href="#pb345" class="pageref">345</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Undinen</span>. Watergodinnen, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>, <a href="#pb354" class="pageref">354</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Uplands</span>. <span class="corr" id="xd20e26445" title="Bron: Njofre">Njorfe</span>, koning van, <a href="#pb294" class="pageref">294</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Upsala</span>. Heiligdom te, <a href="#pb39"
+class="pageref">39</a>, <a href="#pb82" class="pageref">82</a>,
+<a href="#pb343" class="pageref">343</a>;<br>
+Ingvi-Frey in, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>;<br>
+berg bij, <a href="#pb350" class="pageref">350</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Urd</span>. Een der Nornen, <a href="#pb165"
+class="pageref">165</a>, <a href="#pb166" class="pageref">166</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Urdar</span>. Fontein, <a href="#pb12"
+class="pageref">12</a>, <a href="#pb13" class="pageref">13</a>,
+<a href="#pb59" class="pageref">59</a>, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb164" class="pageref">164</a>, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href="#pb328" class="pageref">328</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Utgard</span>. Rijk van, <a href="#pb69"
+class="pageref">69</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Utgard-Loki</span>. Kasteel van, <a href="#pb69" class="pageref">69</a>, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>,
+<a href="#pb71" class="pageref">71</a>;<br>
+verpersoonlijking van het kwaad, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>;<br>
+Thor bezoekt, <a href="#pb215" class="pageref">215</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e26543">V</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Vader-Fine</span>. Zal
+terugkeeren, <a href="#pb238" class="pageref">238</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vafthrudnir</span>. Odins bezoek aan,
+<a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>, <a href="#pb342" class="pageref">342</a>;<br>
+zijn voorspelling komt uit, <a href="#pb326" class="pageref">326</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vak</span>. Odin als, <a href="#pb162"
+class="pageref">162</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vala</span>. Nornen genaamd, <a href="#pb86"
+class="pageref">86</a>, <a href="#pb169" class="pageref">169</a>;<br>
+Odin raadpleegt de, <a href="#pb198" class="pageref">198</a>;<br>
+het graf van, <a href="#pb199" class="pageref">199</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Valaskialf</span>. Hal in Asgard, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>;<br>
+Vali in, <a href="#pb163" class="pageref">163</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Valentijn St</span>. Vali als, <a href="#pb163" class="pageref">163</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Valfreya</span> = Freya, <a href="#pb129"
+class="pageref">129</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Valhalla</span>. Beschrijving van, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>&ndash;21;<br>
+meesters in het, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>;<br>
+Hrungnir in, <a href="#pb72" class="pageref">72</a>;<br>
+Tyr welkom in, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>;<br>
+Tyr&rsquo;s krijgslieden in, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>;<br>
+Bragi minstreel in, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>;<br>
+helden in, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href="#pb148"
+class="pageref">148</a>, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>,
+<a href="#pb259" class="pageref">259</a>;<br>
+Vidar bezoekt, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>;<br>
+Valkyren kiezen helden voor het, <a href="#pb171" class="pageref">171</a>, <a href="#pb173" class="pageref">173</a>;<br>
+Ran&rsquo;s spelonken vergeleken met het, <a href="#pb184" class="pageref">184</a>;<br>
+maretak aan de poort van, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>,
+<a href="#pb201" class="pageref">201</a>;<br>
+Helgi&rsquo;s onthaal in, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>;<br>
+Goedroen terug in, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>;<br>
+Fialnar boven, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>;<br>
+de schare van, <a href="#pb329" class="pageref">329</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vali</span>. Zinnebeeld van den
+plantengroei, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+I. geboorte van, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>, <a href="#pb199" class="pageref">199</a>;<br>
+verslaat Hodur, <a href="#pb211" class="pageref">211</a>;<br>
+onvergankelijk, <a href="#pb332" class="pageref">332</a>, <a href="#pb352" class="pageref">352</a>;<br>
+II. zoon van Loki, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>, <a href="#pb225" class="pageref">225</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Valkyren</span>. Dienaressen van Odin,
+<a href="#pb17" class="pageref">17</a>, <a href="#pb171" class="pageref">171</a>;<br>
+dienaressen der krijgslieden, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>,
+<a href="#pb20" class="pageref">20</a>;<br>
+dienaressen van Tyr, <a href="#pb88" class="pageref">88</a>;<br>
+Freya koningin der, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>;<br>
+vergezellen Hermod, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>;<br>
+Skuld eene der, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>;<br>
+hoofdstuk betreffende de, <a href="#pb171" class="pageref">171</a>&ndash;178;<br>
+Helgi huwt een, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>;<br>
+Goedroen een, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>;<br>
+Brunhild een, <a href="#pb171" class="pageref">171</a>;<br>
+Freya een Valkyr, <a href="#pb350" class="pageref">350</a>;<br>
+Hebe vergeleken met de, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Valpurgisnacht</span>. Heksen dansen in den,
+<a href="#pb135" class="pageref">135</a>, <a href="#pb169" class="pageref">169</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Valtam</span>. Vegtam, zoon van, <a href="#pb198" class="pageref">198</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Valvader</span> = Odin, <a href="#pb18"
+class="pageref">18</a>, <a href="#pb171" class="pageref">171</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Van</span>. <span class="corr" id="xd20e26863" title="Bron: Niord">Ni&ouml;rd</span> een, <a href="#pb14"
+class="pageref">14</a>, <a href="#pb348" class="pageref">348</a>
+<span class="pagenum">[<a id="pb389" href="#pb389" name="pb389">389</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Vanabruid</span> <span class="corr" id="xd20e26876" title="Bron: .">=</span> Freya, <a href="#pb129" class="pageref">129</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vanadis</span> = Freya, <a href="#pb129"
+class="pageref">129</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vana-heim</span>. Huis der Vana&rsquo;s,
+<a href="#pb14" class="pageref">14</a>, <a href="#pb110" class="pageref">110</a>, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>, <a href="#pb129" class="pageref">129</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vana&rsquo;s</span>. Zee- en windgoden,
+<a href="#pb14" class="pageref">14</a>, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>;<br>
+strijd tusschen Aesir en, <a href="#pb94" class="pageref">94</a>,
+<a href="#pb110" class="pageref">110</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb332" class="pageref">332</a>, <a href="#pb342" class="pageref">342</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vandalen</span>. Geschiedenis der
+<span class="corr" id="xd20e26945" title="Bron: Wiliners">Winilers</span> en, <a href="#pb44" class="pageref">44</a>, <a href="#pb344" class="pageref">344</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vara</span>. Straft meineedigen, <a href="#pb49" class="pageref">49</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vasud</span>. Vader van Vindsual, <a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ve</span>. Geboorte van, <a href="#pb4"
+class="pageref">4</a>;<br>
+bij de schepping van den mensch, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>;<br>
+verpersoonlijkt Odin, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>;<br>
+equivalent, <a href="#pb338" class="pageref">338</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vecha</span>. Odin als, <a href="#pb162"
+class="pageref">162</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vedfolnir</span>. Die valk die verslag doet,
+<a href="#pb12" class="pageref">12</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vegtam</span> = Odin, <a href="#pb198"
+class="pageref">198</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Veimer</span>. Thor doorwaadt, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Veleda</span>. Waarschuwt Drusus, <a href="#pb169" class="pageref">169</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Veneur de Fontainebleau</span>. De Wilde
+Jager, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Venus</span>. Noorsche equivalenten voor,
+<a href="#pb343" class="pageref">343</a>, <a href="#pb347" class="pageref">347</a>, <a href="#pb350" class="pageref">350</a>, <a href="#pb359" class="pageref">359</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Verdandi</span>. Eene der Nornen, <a href="#pb165" class="pageref">165</a>;<br>
+welwillendheid van, <a href="#pb165" class="pageref">165</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vespasianus</span>. Tot Keizer uitgeroepen,
+<a href="#pb87" class="pageref">87</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vidar</span>. Ouders van, <a href="#pb37"
+class="pageref">37</a>;<br>
+geschiedenis van, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>&ndash;160;<br>
+verscheurt Fenris, <a href="#pb330" class="pageref">330</a>;<br>
+onvergankelijk, <a href="#pb159" class="pageref">159</a>, <a href="#pb332" class="pageref">332</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb352" class="pageref">352</a>, <a href="#pb356" class="pageref">356</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vigrid</span>. Het laatste gevecht op het
+veld, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb328" class="pageref">328</a>, <a href="#pb332" class="pageref">332</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Viking</span>. Kleinzoon van Harloge,
+<a href="#pb292" class="pageref">292</a>;<br>
+geboorte en huwelijk van, <a href="#pb293" class="pageref">293</a>;<br>
+tweede huwelijk van, <a href="#pb294" class="pageref">294</a>;<br>
+geschiedenis zijner zoons, <a href="#pb295" class="pageref">295</a>,
+<a href="#pb296" class="pageref">296</a>;<br>
+Aegir geeft Ellida aan, <a href="#pb297" class="pageref">297</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vikings</span>. Opgenomen door Valkyren,
+<a href="#pb172" class="pageref">172</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vili</span>. Geboorte van, <a href="#pb4"
+class="pageref">4</a>;<br>
+bij de schepping van den mensch, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>, <a href="#pb341" class="pageref">341</a>;<br>
+verpersoonlijkt Odin, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb338" class="pageref">338</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vindsual</span>. Vader van Winter, <a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vingnir</span>. Thor toevertrouwd aan,
+<a href="#pb58" class="pageref">58</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vingolf</span>. Tyr welkom te, <a href="#pb84" class="pageref">84</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vingthor</span> = Thor, <a href="#pb58"
+class="pageref">58</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vinland</span>. Noormannen vestigen zich in,
+<a href="#pb246" class="pageref">246</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vitellius</span>. Heeft Cheru&rsquo;s
+zwaard, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>, <a href="#pb87" class="pageref">87</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vjofn</span>. Godin der vrede en eendracht,
+<a href="#pb48" class="pageref">48</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vlas</span>. Ontdekking van het, <a href="#pb50" class="pageref">50</a>&ndash;52</p>
+<p><span class="smallcaps">Volla</span> = Fulla, <a href="#pb46" class="pageref">46</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Volsung</span>. Saga, <a href="#pb247"
+class="pageref">247</a>, <a href="#pb359" class="pageref">359</a>;<br>
+geboorte van, <a href="#pb47" class="pageref">47</a>, <a href="#pb248"
+class="pageref">248</a>;<br>
+geschiedenis en dood van, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>&ndash;252;<br>
+afstammelingen van, <a href="#pb254" class="pageref">254</a>, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>, <a href="#pb291" class="pageref">291</a></p>
+<p><span class="smallcaps">V&ouml;lund</span>. De smid, <a href="#pb173" class="pageref">173</a>&ndash;178, <a href="#pb353" class="pageref">353</a>;<br>
+armband, <a href="#pb298" class="pageref">298</a>, <a href="#pb305"
+class="pageref">305</a></p>
+<p><span class="smallcaps">V&ouml;lund&rsquo;s huis</span>. Doolhof,
+<a href="#pb175" class="pageref">175</a>;<br>
+vergeleken met het Cretenser labyrinth, <a href="#pb353" class="pageref">353</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Von</span>. Rivier uit Fenris&rsquo; mond,
+<a href="#pb93" class="pageref">93</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Voormiddag</span>. Deel van den Dag,
+<a href="#pb9" class="pageref">9</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Voorteekenen</span>. Wolven zijn goede,
+<a href="#pb16" class="pageref">16</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vor</span> = geloof, <a href="#pb49" class="pageref">49</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vrede-Frodi</span>. Geschiedenis van,
+<a href="#pb127" class="pageref">127</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vrou-elde</span> = Frigga, <a href="#pb56"
+class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vrou-eldenstraat</span>. Melkweg in Holland,
+<a href="#pb56" class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vrijdag</span>. Naar <span class="corr" id="xd20e27382" title="Bron: Freye">Freya</span> genaamd, <a href="#pb133"
+class="pageref">133</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vulcanus</span>. Noorsche equivalenten,
+<a href="#pb340" class="pageref">340</a>, <a href="#pb353" class="pageref">353</a>, <a href="#pb358" class="pageref">358</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Vulder</span> = Uller, <a href="#pb138"
+class="pageref">138</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e27409">W</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Wagen</span><a id="xd20e27414" name="xd20e27414"></a> = Groote Beer, <a href="#pb29"
+class="pageref">29</a>;<br>
+zonne- en maan-, <a href="#pb6" class="pageref">6</a>;<br>
+nacht en dag, <a href="#pb7" class="pageref">7</a>;<br>
+Irmins, <a href="#pb28" class="pageref">28</a>;<br>
+Holda&rsquo;s, <a href="#pb54" class="pageref">54</a>;<br>
+Nerthus&rsquo;, <a href="#pb56" class="pageref">56</a>;<br>
+Thor&rsquo;s, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>, <a href="#pb67"
+class="pageref">67</a>, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>;<br>
+Frey&rsquo;s <a href="#pb117" class="pageref">117</a>;<br>
+Freya&rsquo;s, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>;<br>
+vergelijking tusschen de wagens der Grieksche en Noorsche Goden,
+<a href="#pb339" class="pageref">339</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wagner</span>. Vier opera&rsquo;s ontleend
+aan de Volsunga Saga, <a href="#pb247" class="pageref">247</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Weenen</span>. Gewoonten in, <a href="#pb125" class="pageref">125</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Weerwolf</span>. Sigmund als, <a href="#pb256" class="pageref">256</a> <span class="pagenum">[<a id="pb390"
+href="#pb390" name="pb390">390</a>]</span></p>
+<p><span class="smallcaps">Weldegg</span>. Koning van Oost-Saksen,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wener Meer</span>. Thorsten op een eiland in
+het, <a href="#pb296" class="pageref">296</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Weser</span>. Ratten verdronken in de,
+<a href="#pb26" class="pageref">26</a></p>
+<p><span class="smallcaps">West Saksen</span>. Door Odin veroverd,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Westenburg</span>. Ilse bemint den Heer van,
+<a href="#pb234" class="pageref">234</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Westri</span>. Dwerg die het hemelgewelf
+steunt, <a href="#pb6" class="pageref">6</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wieland</span> = V&ouml;lund, <a href="#pb173" class="pageref">173</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wilde Jacht</span>, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>, <a href="#pb23" class="pageref">23</a>, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href="#pb25" class="pageref">25</a>,
+<a href="#pb56" class="pageref">56</a>, <a href="#pb138" class="pageref">138</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wilde Jager</span>, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>, <a href="#pb25" class="pageref">25</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wind</span>. Golven spelen met, <a href="#pb185" class="pageref">185</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wingi</span> = Knefrud, <a href="#pb286"
+class="pageref">286</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Winilers</span>. Geschiedenis van de
+Vandalen en, <a href="#pb44" class="pageref">44</a>, <a href="#pb344"
+class="pageref">344</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Winter</span>. Odin drijft hem op de vlucht,
+<a href="#pb36" class="pageref">36</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Witte vrouw</span>. Bertha bekend als de,
+<a href="#pb55" class="pageref">55</a>, <a href="#pb56" class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wodan</span> = Odin, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>, <a href="#pb41" class="pageref">41</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wode</span> = Frigga, <a href="#pb56" class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Woden&rsquo;s dag</span> = Woensdag,
+<a href="#pb39" class="pageref">39</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Woensdag</span> = Woden&rsquo;s dag,
+<a href="#pb39" class="pageref">39</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Woudmaagden</span>. De elven, <a href="#pb245" class="pageref">245</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wuotan</span> = Odin, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb56" class="pageref">56</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wurd</span> = Urd, <a href="#pb165" class="pageref">165</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Wyrd</span>. Moeder der Nornen, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb158" class="pageref">158</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e27689">Y</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Ydalir</span>. Verblijf van
+Uller, <a href="#pb137" class="pageref">137</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Yggdrasil</span>. Het scheppen van, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+geiten en herten weiden op, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>;<br>
+speer gevormd van een tak van, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>;<br>
+Odin hangt aan, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>;<br>
+Thor onder de schaduw van, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>;<br>
+Idoen valt uit, <a href="#pb107" class="pageref">107</a>;<br>
+de regenboogbrug eindigt onder, <a href="#pb144" class="pageref">144</a>;<br>
+Giallar-hoorn hangt aan, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>;<br>
+Nornen wonen onder, <a href="#pb164" class="pageref">164</a>;<br>
+Nidhug knaagt aan den wortel van, <a href="#pb181" class="pageref">181</a>, <a href="#pb325" class="pageref">325</a>;<br>
+verteerd, <a href="#pb330" class="pageref">330</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb348" class="pageref">348</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ymir</span>. IJsreus, <a href="#pb3" class="pageref">3</a>;<br>
+slaap van, <a href="#pb3" class="pageref">3</a>;<br>
+dood van, <a href="#pb5" class="pageref">5</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>;<br>
+de aarde geschapen uit, <a href="#pb5" class="pageref">5</a>;<br>
+dwergen uit zijn vleesch, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>,
+<a href="#pb236" class="pageref">236</a>, <a href="#pb340" class="pageref">340</a>;<br>
+Fornjotnr synoniem met, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>,
+<a href="#pb230" class="pageref">230</a>;<br>
+vergelijking, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>, <a href="#pb337" class="pageref">337</a>, <a href="#pb338" class="pageref">338</a></p>
+<p><span class="smallcaps">IJsland</span><span class="corr" id="xd20e27828" title="Bron: ,">.</span> Thvera op, <a href="#pb123"
+class="pageref">123</a>;<br>
+Freya in, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>;<br>
+doolhof op, <a href="#pb175" class="pageref">175</a>;<br>
+spleten en geysers in, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>;<br>
+Noormannen vestigen zich op, <a href="#pb333" class="pageref">333</a>;<br>
+beschrijving der natuur van, <a href="#pb337" class="pageref">337</a></p>
+<p><span class="smallcaps">IJslanders</span>. Verbeelding der, <a href="#pb1" class="pageref">1</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>;<br>
+noemen hooge bergtoppen Jokul, <a href="#pb230" class="pageref">230</a></p>
+<p><span class="smallcaps">IJslandsch</span>. Kusten, <a href="#pb246"
+class="pageref">246</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Yuldag</span>, <a href="#pb82" class="pageref">82</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Yule</span>. De maand en het feest van,
+<a href="#pb123" class="pageref">123</a>, <a href="#pb126" class="pageref">126</a>, <a href="#pb314" class="pageref">314</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Yuleblok</span>, <a href="#pb126" class="pageref">126</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Yuletijd</span>, <a href="#pb101" class="pageref">101</a>, <a href="#pb126" class="pageref">126</a>, <a href="#pb315" class="pageref">315</a></p>
+<p><span class="smallcaps">IJzerbosch</span>. IJzeren bladeren in het,
+<a href="#pb179" class="pageref">179</a>;<br>
+wolven gevoed in het, <a href="#pb325" class="pageref">325</a></p>
+</div>
+<div class="div2"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<h3 id="xd20e27937">Z</h3>
+<p class="firstpar"><span class="smallcaps">Zaterdag</span>. Aan Loki
+gewijd, <a href="#pb227" class="pageref">227</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zeeland</span>. Gefjon vormt, <a href="#pb344" class="pageref">344</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zephyrus</span>. Vergeleken met Frey,
+<a href="#pb349" class="pageref">349</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zeus</span>. Noorsch equivalent, <a href="#pb343" class="pageref">343</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Ziu</span> = Tyr, <a href="#pb84" class="pageref">84</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zomermaanden</span>. Balder verbannen
+gedurende de, <a href="#pb139" class="pageref">139</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zuisburg</span> = Augsburg, <a href="#pb84"
+class="pageref">84</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zwaarddansen</span>, <a href="#pb84" class="pageref">84</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zwarte Dood</span>. Pestilentie, <a href="#pb182" class="pageref">182</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zwarte woud</span>. Reuzen in het, <a href="#pb234" class="pageref">234</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zwarte Zee</span>. Mannigfual doorkruist de,
+<a href="#pb357" class="pageref">357</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zweden</span>. Meidag in, <a href="#pb36"
+class="pageref">36</a>;<br>
+Odin verovert, <a href="#pb37" class="pageref">37</a>;<br>
+Gyfli, koning van, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb48" class="pageref">48</a>;<br>
+Thor in, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>;<br>
+Frey regeert over de, <a href="#pb126" class="pageref">126</a>,
+<a href="#pb127" class="pageref">127</a>;<br>
+Frodi bezoekt, <a href="#pb127" class="pageref">127</a>;<br>
+Freya in, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>, <a href="#pb135"
+class="pageref">135</a>;<br>
+Nidud, koning van, <a href="#pb174" class="pageref">174</a>;<br>
+mijnwerkers in, <a href="#pb242" class="pageref">242</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zwerver</span>. Odin als, <a href="#pb30"
+class="pageref">30</a></p>
+<p><span class="smallcaps">Zwitserland</span>. Reuzen in, <a href="#pb230" class="pageref">230</a> <span class="pagenum">[<a id="pb391"
+href="#pb391" name="pb391">391</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div class="div1"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<p class="firstpar">Mede verschenen:</p>
+<p><span class="smallcaps">T. Hadland Davis.</span> <b><a class="pglink" title="Link naar Project Gutenberg eboek" href="https://www.gutenberg.org/etext/16043">Mythen en Legenden van
+Japan.</a></b> Voor Nederland bewerkt door Dr. B. C. Goudsmit. Met
+twee-en-dertig gekleurde platen van Evelyn Paul. Ing. f 3,90, Geb. f
+4,50.</p>
+<p><span class="smallcaps">H. A. Guerber.</span> <b>Mythen en Legenden
+uit de Middeleeuwen.</b> Haar oorsprong en invloed op letterkunde en
+kunst. Bewerkt door Dr. H. W. Ph. E. v. d. Bergh v. Eysinga. Tweede
+Druk. Met 64 fraaie platen. Ing. f 3,90, Geb. f 4,50.</p>
+<p><span class="smallcaps">H. A. Guerber.</span> <b>Mythen van
+Griekenland en Rome.</b> Bewerkt door Dr. B. C. Goudsmit. Met 64 zeer
+fraaie platen. Tweede druk. Ing. f 3,90, Geb. f 4,50.</p>
+<div class="transcribernote">
+<h2>Colofon</h2>
+<h3>Codering</h3>
+<p class="firstpar">Dit bestand is in een verouderde spelling. Er is
+geen poging gedaan de tekst te moderniseren. Afgebroken woorden aan het
+einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in
+het origineel zijn gecorrigeerd. Dergelijke correcties zijn gemarkeerd
+met het corr-element.</p>
+<h3>Verbeteringen</h3>
+<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p>
+<table width="75%" summary="Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst.">
+<tr>
+<th>Bladzijde</th>
+<th>Bron</th>
+<th>Verbetering</th>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e308">V</a></td>
+<td class="width40">Idun</td>
+<td class="width40">Idoen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e455">VI</a></td>
+<td class="width40">Mollin</td>
+<td class="width40">Molin</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e837">IX</a></td>
+<td class="width40">Idun</td>
+<td class="width40">Idoen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1047">XI</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">&rdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1068">XII</a></td>
+<td class="width40">christelijke</td>
+<td class="width40">Christelijke</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1073">XIII</a></td>
+<td class="width40">omsamenhangende</td>
+<td class="width40">onsamenhangende</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1190">4</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1212">4</a></td>
+<td class="width40">J&ouml;tunheim</td>
+<td class="width40">J&ouml;tun-heim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1224">5</a></td>
+<td class="width40">Ymir&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Ymirs</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1361">8</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1429">10</a></td>
+<td class="width40">Idawold</td>
+<td class="width40">Idavold</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1467">12</a></td>
+<td class="width40">Nifl-heim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1500">13</a></td>
+<td class="width40">Nifl-heim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1510">13</a></td>
+<td class="width40">Heimsdall</td>
+<td class="width40">Heimdall</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1515">13</a></td>
+<td class="width40">Ida-veld</td>
+<td class="width40">Idavold</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1527">14</a></td>
+<td class="width40">Giallar-horen</td>
+<td class="width40">Giallar-hoorn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1549">14</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1643">17</a></td>
+<td class="width40">Glads-heim</td>
+<td class="width40">Gladsheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1651">17</a></td>
+<td class="width40">bizonder</td>
+<td class="width40">bijzonder</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1852">22</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1940">25</a></td>
+<td class="width40">Fontaineblau</td>
+<td class="width40">Fontainebleau</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2314">35</a></td>
+<td class="width40">Saedmund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2332">36</a></td>
+<td class="width40">Fi&ouml;gyn&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Fiorgyns</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2345">36</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2407">39</a></td>
+<td class="width40">hollandsche</td>
+<td class="width40">Hollandsche</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2459">41</a></td>
+<td class="width40">Fi&ouml;rgyn</td>
+<td class="width40">Fiorgyn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2595">47</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">&rdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2608">47</a></td>
+<td class="width40">maag</td>
+<td class="width40">maagd</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2632">48</a></td>
+<td class="width40">verandere</td>
+<td class="width40">veranderde</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2651">49</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2805">55</a></td>
+<td class="width40">Thuringen</td>
+<td class="width40">Th&uuml;ringen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2855">58</a></td>
+<td class="width40">is</td>
+<td class="width40">in</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2876">59</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3009">62</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3191">72</a></td>
+<td class="width40">Jotunheim</td>
+<td class="width40">J&ouml;tun-heim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3235">74</a></td>
+<td class="width40">Jotun</td>
+<td class="width40">J&ouml;tun</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3511">86</a></td>
+<td class="width40">.)</td>
+<td class="width40">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3607">91</a></td>
+<td class="width40">.)</td>
+<td class="width40">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3679">92</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3809">99</a></td>
+<td class="width40">voor behouden</td>
+<td class="width40">voorbehouden</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3853">100</a></td>
+<td class="width40">Idun</td>
+<td class="width40">Idoen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3862">100</a></td>
+<td class="width40">haasten</td>
+<td class="width40">haastten</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3872">101</a></td>
+<td class="width40">Yultijdvieringen</td>
+<td class="width40">Yuletijdvieringen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3903">102</a></td>
+<td class="width40">ouderom</td>
+<td class="width40">ouderdom</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3906">102</a></td>
+<td class="width40">goden</td>
+<td class="width40">reuzen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3934">103</a></td>
+<td class="width40">wijsheid</td>
+<td class="width40">vrijheid</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4247">114</a></td>
+<td class="width40">Thrymheim</td>
+<td class="width40">Thrym-heim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4390">119</a></td>
+<td class="width40">tooverrring</td>
+<td class="width40">tooverring</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4474">122</a></td>
+<td class="width40">eventueel</td>
+<td class="width40">uiteindelijk</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4564">125</a></td>
+<td class="width40">eens</td>
+<td class="width40">een</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4814">133</a></td>
+<td class="width40">J&ouml;tunheim</td>
+<td class="width40">J&ouml;tun-heim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4844">133</a></td>
+<td class="width40">.)</td>
+<td class="width40">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4849">133</a></td>
+<td class="width40">ge&euml;rd</td>
+<td class="width40">ge&euml;erd</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4954">138</a></td>
+<td class="width40">gewoolijk</td>
+<td class="width40">gewoonlijk</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5096">145</a></td>
+<td class="width40">Giallar-horen</td>
+<td class="width40">Giallar-hoorn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5105">145</a></td>
+<td class="width40">Gjallar-horen</td>
+<td class="width40">Giallar-hoorn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5198">149</a></td>
+<td class="width40">:</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5458">158</a></td>
+<td class="width40">Gird</td>
+<td class="width40">Grid</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5560">162</a></td>
+<td class="width40">.)</td>
+<td class="width40">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5621">164</a></td>
+<td class="width40">Idun</td>
+<td class="width40">Idoen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5675">166</a></td>
+<td class="width40">.)</td>
+<td class="width40">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5825">172</a></td>
+<td class="width40">v&ecirc;er</td>
+<td class="width40">ve&ecirc;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5874">173</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5878">173</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5893">173</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">&rdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5908">174</a></td>
+<td class="width40">v&ecirc;eren</td>
+<td class="width40">ve&ecirc;ren</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6023">178</a></td>
+<td class="width40">Angurboda</td>
+<td class="width40">Angur-boda</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6026">178</a></td>
+<td class="width40">J&ouml;tunheim</td>
+<td class="width40">J&ouml;tun-heim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6042">178</a></td>
+<td class="width40">J&ouml;tunheim</td>
+<td class="width40">J&ouml;tun-heim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6056">178</a></td>
+<td class="width40">.)</td>
+<td class="width40">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6086">179</a></td>
+<td class="width40">Gi&ouml;l</td>
+<td class="width40">Gi&ouml;ll</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6091">179</a></td>
+<td class="width40">M&ouml;dgoed</td>
+<td class="width40">M&ouml;dgud</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6106">179</a></td>
+<td class="width40">Giallarbrug</td>
+<td class="width40">Giallar-brug</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6762">198</a></td>
+<td class="width40">.)</td>
+<td class="width40">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6810">199</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6868">200</a></td>
+<td class="width40">Glads-heim</td>
+<td class="width40">Gladsheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6871">200</a></td>
+<td class="width40">op zij</td>
+<td class="width40">opzij</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6894">202</a></td>
+<td class="width40">wierhield</td>
+<td class="width40">weerhield</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6897">202</a></td>
+<td class="width40">nootlottigen</td>
+<td class="width40">noodlottigen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6930">203</a></td>
+<td class="width40">dulde</td>
+<td class="width40">duldde</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6987">204</a></td>
+<td class="width40">Nifl-heim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7082">207</a></td>
+<td class="width40">Giallerbrug</td>
+<td class="width40">Giallar-brug</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7146">208</a></td>
+<td class="width40">Nifl-heim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7259">211</a></td>
+<td class="width40">Hodus</td>
+<td class="width40">Hodur</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7385">214</a></td>
+<td class="width40">Seamunds</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7402">215</a></td>
+<td class="width40">Idroen</td>
+<td class="width40">Idoen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7438">217</a></td>
+<td class="width40">angskreet</td>
+<td class="width40">angstkreet</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7467">220</a></td>
+<td class="width40">Jotunlist</td>
+<td class="width40">J&ouml;tunlist</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7532">222</a></td>
+<td class="width40">haatten</td>
+<td class="width40">haatte</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7766">230</a></td>
+<td class="width40">haar</td>
+<td class="width40">zijn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7785">231</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">&rdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7816">233</a></td>
+<td class="width40">en</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7828">235</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7932">237</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7939">238</a></td>
+<td class="width40">Helve</td>
+<td class="width40">Helva</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8053">242</a></td>
+<td class="width40">Swart-alfa-heim</td>
+<td class="width40">Svart-alfa-heim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8170">246</a></td>
+<td class="width40">p&ouml;ezie</td>
+<td class="width40">po&euml;zie</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8198">247</a></td>
+<td class="width40">de</td>
+<td class="width40">De</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8219">248</a></td>
+<td class="width40">Ririr</td>
+<td class="width40">Rerir</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8234">249</a></td>
+<td class="width40">&rsquo;andre</td>
+<td class="width40">and&rsquo;re</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8337">252</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">&rdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8341">252</a></td>
+<td class="width40">Signeirs</td>
+<td class="width40">Siggeirs</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8514">260</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8658">265</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8745">268</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8751">268</a></td>
+<td class="width40">Andvar&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Andvari&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8760">269</a></td>
+<td class="width40">geschiede</td>
+<td class="width40">geschiedde</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e8817">270</a></td>
+<td class="width40">Sygni</td>
+<td class="width40">Signy</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e9142">282</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e9374">292</a></td>
+<td class="width40">Tegn&egrave;r</td>
+<td class="width40">Tegn&eacute;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e9378">292</a></td>
+<td class="width40">Tegn&egrave;rs</td>
+<td class="width40">Tegn&eacute;rs</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e9383">292</a></td>
+<td class="width40">Tegn&egrave;r</td>
+<td class="width40">Tegn&eacute;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e9399">293</a></td>
+<td class="width40">ze&euml;en</td>
+<td class="width40">zee&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e9472">297</a></td>
+<td class="width40">Fr&auml;mnas</td>
+<td class="width40">Framn&auml;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e9636">302</a></td>
+<td class="width40">&ecirc;el</td>
+<td class="width40">e&ecirc;l</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e9786">305</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10051">312</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10168">315</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10178">316</a></td>
+<td class="width40">nauwelijke</td>
+<td class="width40">nauwelijks</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10184">316</a></td>
+<td class="width40">geeindigd</td>
+<td class="width40">ge&euml;indigd</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10191">317</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10218">318</a></td>
+<td class="width40">moge</td>
+<td class="width40">mogen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10232">318</a></td>
+<td class="width40">Gjallarhoren</td>
+<td class="width40">Giallar-hoorn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10327">320</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10443">323</a></td>
+<td class="width40">XXVII</td>
+<td class="width40">XXVIII</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10467">324</a></td>
+<td class="width40">aksttijden</td>
+<td class="width40">akstijden</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10544">325</a></td>
+<td class="width40">Vikingvertellingen</td>
+<td class="width40">Viking-vertellingen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10550">325</a></td>
+<td class="width40">Heimdal</td>
+<td class="width40">Heimdall</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10554">325</a></td>
+<td class="width40">Heimdal</td>
+<td class="width40">Heimdall</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10557">325</a></td>
+<td class="width40">Galler-horen</td>
+<td class="width40">Giallar-hoorn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10636">328</a></td>
+<td class="width40">Yggdrasill</td>
+<td class="width40">Yggdrasil</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10673">329</a></td>
+<td class="width40">Fry</td>
+<td class="width40">Frey</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10693">329</a></td>
+<td class="width40">Sutr&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Surtr&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10710">330</a></td>
+<td class="width40">Fi&ouml;rgyns</td>
+<td class="width40">Fiorgyns</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10728">330</a></td>
+<td class="width40">wereldesch</td>
+<td class="width40">wereldsche</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10794">332</a></td>
+<td class="width40">Idaveld</td>
+<td class="width40">Idavold</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10802">332</a></td>
+<td class="width40">g&ocirc;ongebied</td>
+<td class="width40">go&ocirc;ngebied</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10835">333</a></td>
+<td class="width40">.)</td>
+<td class="width40">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10840">333</a></td>
+<td class="width40">Grimli</td>
+<td class="width40">Gimli</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10884">334</a></td>
+<td class="width40">.)</td>
+<td class="width40">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10920">338</a></td>
+<td class="width40">J&ouml;tunheim</td>
+<td class="width40">J&ouml;tun-heim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11022">346</a></td>
+<td class="width40">toovering</td>
+<td class="width40">tooverring</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11045">348</a></td>
+<td class="width40">Idun</td>
+<td class="width40">Idoen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11050">348</a></td>
+<td class="width40">Idun</td>
+<td class="width40">Idoen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11055">348</a></td>
+<td class="width40">Iduns</td>
+<td class="width40">Idoens</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11058">348</a></td>
+<td class="width40">Idun</td>
+<td class="width40">Idoen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11095">350</a></td>
+<td class="width40">en</td>
+<td class="width40">in</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11100">351</a></td>
+<td class="width40">Feya</td>
+<td class="width40">Freya</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11109">351</a></td>
+<td class="width40">Giallerhoorn</td>
+<td class="width40">Giallar-hoorn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11124">352</a></td>
+<td class="width40">Nem&euml;ischen</td>
+<td class="width40">Neme&iuml;schen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11149">354</a></td>
+<td class="width40">Nifl-heim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11154">355</a></td>
+<td class="width40">Nifl-heim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11203">359</a></td>
+<td class="width40">Gudrun</td>
+<td class="width40">Goedroen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11211">359</a></td>
+<td class="width40">Gudrun</td>
+<td class="width40">Goedroen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11216">360</a></td>
+<td class="width40">&rdquo;</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11462">361</a></td>
+<td class="width40">Saemund&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Saemunds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11521">361</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e12141">362</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e12165">362</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e12262">362</a></td>
+<td class="width40">Gallar-horen</td>
+<td class="width40">Giallar-hoorn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e12373">362</a></td>
+<td class="width40">;</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e12926">364</a></td>
+<td class="width40">Gudrun</td>
+<td class="width40">Goedroen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e13208">364</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e13291">364</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e13391">364</a></td>
+<td class="width40">Gudrun</td>
+<td class="width40">Goedroen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e13458">365</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e13527">365</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e13868">365</a></td>
+<td class="width40">Bifrost</td>
+<td class="width40">Bifr&ouml;st</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e13917">365</a></td>
+<td class="width40">Giallarhoorn</td>
+<td class="width40">Giallar-hoorn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e14450">367</a></td>
+<td class="width40">Cadaceus</td>
+<td class="width40">Caduceus</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e14501">367</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e15366">369</a></td>
+<td class="width40">Seamund</td>
+<td class="width40">Saemund</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e15441">369</a></td>
+<td class="width40">baag</td>
+<td class="width40">blaas</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e15505">369</a></td>
+<td class="width40">Giallarhoren</td>
+<td class="width40">Giallar-hoorn</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e15578">369</a></td>
+<td class="width40">Roning</td>
+<td class="width40">Koning</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e15925">370</a></td>
+<td class="width40">Idun</td>
+<td class="width40">Idoen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e16036">370</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e16093">370</a></td>
+<td class="width40">Nem&euml;ischen</td>
+<td class="width40">Neme&iuml;schen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e16292">370</a></td>
+<td class="width40">Hindarfial</td>
+<td class="width40">Hindarfiall</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e16609">371</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e16962">371</a></td>
+<td class="width40">Cadaceus</td>
+<td class="width40">Caduceus</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e17064">372</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e17167">372</a></td>
+<td class="width40">Nilfheim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e17280">372</a></td>
+<td class="width40">Nilfheim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e17335">372</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e17411">372</a></td>
+<td class="width40">Nilfheim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18095">374</a></td>
+<td class="width40">J&ouml;tunheim</td>
+<td class="width40">J&ouml;tun-heim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18173">374</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">, <a href="#pb292" class="pageref">292</a></td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18511">374</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18525">374</a></td>
+<td class="width40">Dochter</td>
+<td class="width40">dochter</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18536">374</a></td>
+<td class="width40">Hermond</td>
+<td class="width40">Hermod</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18603">375</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18622">375</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18630">375</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18671">375</a></td>
+<td class="width40">Agantyr</td>
+<td class="width40">Angantyr</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18909">375</a></td>
+<td class="width40">Nilfheim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18986">375</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e18997">375</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19017">375</a></td>
+<td class="width40">Hindalfiall</td>
+<td class="width40">Hindarfiall</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19037">375</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19386">376</a></td>
+<td class="width40">Attilla</td>
+<td class="width40">Attila</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19512">376</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19529">376</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19741">377</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19775">377</a></td>
+<td class="width40">;</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19852">377</a></td>
+<td class="width40">Idavolt</td>
+<td class="width40">Idavold</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19863">377</a></td>
+<td class="width40">Vafthudnir</td>
+<td class="width40">Vafthrudnir</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19878">377</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19941">377</a></td>
+<td class="width40">Dochter</td>
+<td class="width40">dochter</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e19955">377</a></td>
+<td class="width40">Frithiot&rsquo;s</td>
+<td class="width40">Frithiof&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20009">377</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20028">377</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20065">377</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20085">377</a></td>
+<td class="width40">;</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20237">378</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20271">378</a></td>
+<td class="width40">J&ouml;tunheim</td>
+<td class="width40">J&ouml;tun-heim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20279">378</a></td>
+<td class="width40">Vafthudnir</td>
+<td class="width40">Vafthrudnir</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20363">378</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20539">378</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20599">378</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e20973">379</a></td>
+<td class="width40">zuide wind</td>
+<td class="width40">zuidenwind</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e21000">379</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e21381">380</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e21405">380</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e21482">380</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e21654">380</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e21842">380</a></td>
+<td class="width40">Thialfie</td>
+<td class="width40">Thialfi</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e21985">381</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22039">381</a></td>
+<td class="width40">Dood</td>
+<td class="width40">dood</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22059">381</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22241">381</a></td>
+<td class="width40">Nifl-heim</td>
+<td class="width40">Niflheim</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22300">381</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22334">381</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22375">381</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22394">381</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22519">381</a></td>
+<td class="width40">Maelstrom</td>
+<td class="width40">Malmstr&ouml;m</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22527">381</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22678">382</a></td>
+<td class="width40">Konig</td>
+<td class="width40">Koning</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22726">382</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22864">382</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22913">382</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e22987">382</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23034">382</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23124">382</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23159">382</a></td>
+<td class="width40">Signi</td>
+<td class="width40">Signy</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23247">383</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23255">383</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23264">383</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23362">383</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23434">383</a></td>
+<td class="width40">B&eacute;le</td>
+<td class="width40">Bel&eacute;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23572">383</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23659">383</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e23872">384</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e24155">384</a></td>
+<td class="width40">ge&euml;rd</td>
+<td class="width40">ge&euml;erd</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e24203">384</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e24225">384</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e24262">384</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e24267">384</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e24283">384</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e24317">384</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e24603">385</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e24673">385</a></td>
+<td class="width40">Signi</td>
+<td class="width40">Signy</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e24727">385</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e25245">386</a></td>
+<td class="width40">Jokul</td>
+<td class="width40">Johul,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e25679">387</a></td>
+<td class="width40">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e25989">387</a></td>
+<td class="width40">B&eacute;l&eacute;</td>
+<td class="width40">Bel&eacute;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e26128">387</a></td>
+<td class="width40">gegenaamd</td>
+<td class="width40">genaamd</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e26137">387</a></td>
+<td class="width40">Th&uuml;ringia</td>
+<td class="width40">Thuringia</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e26445">388</a></td>
+<td class="width40">Njofre</td>
+<td class="width40">Njorfe</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e26863">388</a></td>
+<td class="width40">Niord</td>
+<td class="width40">Ni&ouml;rd</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e26876">389</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">=</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e26945">389</a></td>
+<td class="width40">Wiliners</td>
+<td class="width40">Winilers</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e27382">389</a></td>
+<td class="width40">Freye</td>
+<td class="width40">Freya</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e27414">389</a></td>
+<td class="width40">.</td>
+<td class="width40">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e27828">390</a></td>
+<td class="width40">,</td>
+<td class="width40">.</td>
+</tr>
+</table>
+</div>
+</div>
+</div>
+
+
+
+
+
+
+
+<pre>
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Noorsche mythen uit de Edda's en de
+sagen, by Hélène Adeline Guerber
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK NOORSCHE MYTHEN ***
+
+***** This file should be named 31954-h.htm or 31954-h.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/3/1/9/5/31954/
+
+Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
+Proofreading Team at https://www.pgdp.net/
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+
+</pre>
+
+</body>
+</html>
diff --git a/31954-h/images/front.jpg b/31954-h/images/front.jpg
new file mode 100644
index 0000000..7c5a4b7
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/front.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/logo.gif b/31954-h/images/logo.gif
new file mode 100644
index 0000000..35ce210
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/logo.gif
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p000.jpg b/31954-h/images/p000.jpg
new file mode 100644
index 0000000..cb70dc0
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p000.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p002.jpg b/31954-h/images/p002.jpg
new file mode 100644
index 0000000..1ffb27c
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p002.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p008.jpg b/31954-h/images/p008.jpg
new file mode 100644
index 0000000..cbb0a76
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p008.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p016.jpg b/31954-h/images/p016.jpg
new file mode 100644
index 0000000..8302997
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p016.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p020.jpg b/31954-h/images/p020.jpg
new file mode 100644
index 0000000..2cf16a8
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p020.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p028.jpg b/31954-h/images/p028.jpg
new file mode 100644
index 0000000..6e2e899
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p028.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p038.jpg b/31954-h/images/p038.jpg
new file mode 100644
index 0000000..05a6c28
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p038.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p040.jpg b/31954-h/images/p040.jpg
new file mode 100644
index 0000000..bfa8c3e
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p040.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p052.jpg b/31954-h/images/p052.jpg
new file mode 100644
index 0000000..de66546
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p052.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p054.jpg b/31954-h/images/p054.jpg
new file mode 100644
index 0000000..2e66e44
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p054.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p056.jpg b/31954-h/images/p056.jpg
new file mode 100644
index 0000000..17f9402
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p056.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p060.jpg b/31954-h/images/p060.jpg
new file mode 100644
index 0000000..63521c1
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p060.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p064.jpg b/31954-h/images/p064.jpg
new file mode 100644
index 0000000..6ef463f
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p064.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p072.jpg b/31954-h/images/p072.jpg
new file mode 100644
index 0000000..0259492
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p072.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p080.jpg b/31954-h/images/p080.jpg
new file mode 100644
index 0000000..cffb4a5
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p080.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p088.jpg b/31954-h/images/p088.jpg
new file mode 100644
index 0000000..bae0795
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p088.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p092.jpg b/31954-h/images/p092.jpg
new file mode 100644
index 0000000..a39ec87
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p092.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p100.jpg b/31954-h/images/p100.jpg
new file mode 100644
index 0000000..5f83d3d
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p100.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p104.jpg b/31954-h/images/p104.jpg
new file mode 100644
index 0000000..068a493
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p104.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p120.jpg b/31954-h/images/p120.jpg
new file mode 100644
index 0000000..aa1164a
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p120.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p132.jpg b/31954-h/images/p132.jpg
new file mode 100644
index 0000000..3d0cb56
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p132.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p144.jpg b/31954-h/images/p144.jpg
new file mode 100644
index 0000000..85a8bb8
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p144.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p148.jpg b/31954-h/images/p148.jpg
new file mode 100644
index 0000000..757f2bd
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p148.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p150.jpg b/31954-h/images/p150.jpg
new file mode 100644
index 0000000..31ed712
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p150.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p164.jpg b/31954-h/images/p164.jpg
new file mode 100644
index 0000000..380632c
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p164.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p168.jpg b/31954-h/images/p168.jpg
new file mode 100644
index 0000000..bae426e
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p168.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p172.jpg b/31954-h/images/p172.jpg
new file mode 100644
index 0000000..ca9f2d2
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p172.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p174.jpg b/31954-h/images/p174.jpg
new file mode 100644
index 0000000..bae426e
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p174.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p176.jpg b/31954-h/images/p176.jpg
new file mode 100644
index 0000000..29f7c00
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p176.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p180.jpg b/31954-h/images/p180.jpg
new file mode 100644
index 0000000..8e56ca9
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p180.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p184.jpg b/31954-h/images/p184.jpg
new file mode 100644
index 0000000..b94c6e1
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p184.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p192.jpg b/31954-h/images/p192.jpg
new file mode 100644
index 0000000..6852838
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p192.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p200.jpg b/31954-h/images/p200.jpg
new file mode 100644
index 0000000..39edd6b
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p200.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p204.jpg b/31954-h/images/p204.jpg
new file mode 100644
index 0000000..0dfb056
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p204.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p208.jpg b/31954-h/images/p208.jpg
new file mode 100644
index 0000000..9c9d05f
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p208.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p220.jpg b/31954-h/images/p220.jpg
new file mode 100644
index 0000000..b005d0e
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p220.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p226.jpg b/31954-h/images/p226.jpg
new file mode 100644
index 0000000..b2aa8e4
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p226.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p228.jpg b/31954-h/images/p228.jpg
new file mode 100644
index 0000000..c82a70f
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p228.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p232.jpg b/31954-h/images/p232.jpg
new file mode 100644
index 0000000..a17df3d
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p232.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p240.jpg b/31954-h/images/p240.jpg
new file mode 100644
index 0000000..f22cf0c
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p240.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p242.jpg b/31954-h/images/p242.jpg
new file mode 100644
index 0000000..5fce160
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p242.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p244.jpg b/31954-h/images/p244.jpg
new file mode 100644
index 0000000..cebe913
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p244.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p246.jpg b/31954-h/images/p246.jpg
new file mode 100644
index 0000000..5413b9a
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p246.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p252.jpg b/31954-h/images/p252.jpg
new file mode 100644
index 0000000..2ec44c1
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p252.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p256.jpg b/31954-h/images/p256.jpg
new file mode 100644
index 0000000..8754831
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p256.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p260.jpg b/31954-h/images/p260.jpg
new file mode 100644
index 0000000..0b8e652
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p260.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p270.jpg b/31954-h/images/p270.jpg
new file mode 100644
index 0000000..7d1a881
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p270.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p274.jpg b/31954-h/images/p274.jpg
new file mode 100644
index 0000000..dd8dad4
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p274.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p276.jpg b/31954-h/images/p276.jpg
new file mode 100644
index 0000000..bcea476
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p276.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p278.jpg b/31954-h/images/p278.jpg
new file mode 100644
index 0000000..f7a4007
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p278.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p280.jpg b/31954-h/images/p280.jpg
new file mode 100644
index 0000000..7a052dc
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p280.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p282.jpg b/31954-h/images/p282.jpg
new file mode 100644
index 0000000..9070b8e
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p282.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p284.jpg b/31954-h/images/p284.jpg
new file mode 100644
index 0000000..ab113c4
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p284.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p300.jpg b/31954-h/images/p300.jpg
new file mode 100644
index 0000000..848464e
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p300.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p302.jpg b/31954-h/images/p302.jpg
new file mode 100644
index 0000000..423d3fa
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p302.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p306.jpg b/31954-h/images/p306.jpg
new file mode 100644
index 0000000..6b0e5d5
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p306.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p310.jpg b/31954-h/images/p310.jpg
new file mode 100644
index 0000000..7e00df4
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p310.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p312.jpg b/31954-h/images/p312.jpg
new file mode 100644
index 0000000..6b1221b
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p312.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p314.jpg b/31954-h/images/p314.jpg
new file mode 100644
index 0000000..22b43ce
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p314.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p320.jpg b/31954-h/images/p320.jpg
new file mode 100644
index 0000000..0a29908
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p320.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p328.jpg b/31954-h/images/p328.jpg
new file mode 100644
index 0000000..35ec9aa
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p328.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p332.jpg b/31954-h/images/p332.jpg
new file mode 100644
index 0000000..69e8fcc
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p332.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p338.jpg b/31954-h/images/p338.jpg
new file mode 100644
index 0000000..d4f6890
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p338.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/p352.jpg b/31954-h/images/p352.jpg
new file mode 100644
index 0000000..57c06fa
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/p352.jpg
Binary files differ
diff --git a/31954-h/images/titlepage.gif b/31954-h/images/titlepage.gif
new file mode 100644
index 0000000..c821d0a
--- /dev/null
+++ b/31954-h/images/titlepage.gif
Binary files differ
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..71262c5
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #31954 (https://www.gutenberg.org/ebooks/31954)
diff --git a/old/31954-8.txt b/old/31954-8.txt
new file mode 100644
index 0000000..d867ac3
--- /dev/null
+++ b/old/31954-8.txt
@@ -0,0 +1,14299 @@
+The Project Gutenberg EBook of Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen, by
+Hélène Adeline Guerber
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Noorsche mythen uit de Edda's en de sagen
+
+Author: Hélène Adeline Guerber
+
+Editor: H. W. Ph. E. van den Bergh van Eysinga
+
+Release Date: April 11, 2010 [EBook #31954]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK NOORSCHE MYTHEN ***
+
+
+
+
+Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
+Proofreading Team at https://www.pgdp.net/
+
+
+
+
+
+
+
+ Noorsche Mythen uit de Edda's en de Sagen
+
+ Door
+
+ H. A. Guerber
+
+ Schrijver van "Mythen en Legenden uit de Middeleeuwen", "Mythen van
+ Griekenland en Rome"
+
+ Bewerkt door
+
+ Dr H. W. Ph. E. v. d. Bergh v. Eysinga.
+
+
+
+ Tweede druk.
+
+ Zutphen.--W. J. Thieme & Cie.
+
+
+
+
+
+
+LIJST VAN ILLUSTRATIES.
+
+
+ Tegenover bladz.
+
+ 1. Sigurd (Gilbert Bayes). Vóór den Titel.
+ 2. De Reus met het vlammende Zwaard (J. C. Dollman) 2
+ 3. De Wolven vervolgen Sol en Mani (J. C. Dollman) 8
+ 4. Odin (Sir E. Burne-Jones) 16
+ 5. Een Vikingtocht (J. C. Dollman) 20
+ 6. De Rattenvanger van Hameln (H. Kaulbach) 28
+ 7. Odin (B. E. Fogelberg) 38
+ 8. Frigga spint de wolken (J. C. Dollman) 40
+ 9. Tannhäuser en Vrouw Venus (J. Wagrez) 52
+ 10. Eastre (Jacques Reich) 54
+ 11. Huldra's Nimfen (B. E. Ward) 56
+ 12. Thor (B. E. Fogelberg) 60
+ 13. Sif en Thor (J. C. Dollman) 64
+ 14. Thor en de Berg (J. C. Dollman) 72
+ 15. Geirrod neemt Loki gevangen (Patten Wilson) 80
+ 16. Een tocht (A. Malmström) 88
+ 17. Het binden van Fenris (Dorothy Hardy) 92
+ 18. Idoen (B. E. Ward) 100
+ 19. Loki en Thiassi (Dorothy Hardy) 104
+ 20. Frey (Jacques Reich) 120
+ 21. Freya (N. J. O. Blommér) 132
+ 22. De Regenboogbrug (H. Hendrich) 144
+ 23. Heimdall (Dorothy Hardy) 148
+ 24. Jarl (Albert Edelfelt) 150
+ 25. De Nornen (C. Ehrenberg) 164
+ 26. De Dises (Dorothy Hardy) 168
+ 27. Het Zwaan-Meisje (Gertrude Demain Hammond R.I.) 172
+ 28. De rit der Valkyren (J. C. Dollman) 174
+ 29. Brunhild en Sigmund (J. Wagrez) 176
+ 30. De weg naar Valhalla (Severin Nilsson) 180
+ 31. Ægir (J. P. Molin) 184
+ 32. De Neckan (J. P. Molin) 192
+ 33. Loki en Hodur (C. G. Qvarnström) 200
+ 34. De dood van Balder (Dorothy Hardy) 204
+ 35. Hermod voor Hela (J. C. Dollman) 208
+ 36. Loki en Svadilfari (Dorothy Hardy) 220
+ 37. Loki en Sigyn (M. E. Winge) 226
+ 38. Thor en de Reuzen (M. E. Winge) 228
+ 39. Thorgatten 232
+ 40. De Toppen van de Trolls 240
+ 41. De Elfendans (N. J. O. Blommér) 242
+ 42. De Witte Elfen (Charles P. Sainton, R. I.) 244
+ 43. Oude Huizen met gebeeldhouwde Posten 246
+ 44. Sigmund en het beest (Patten Wilson) 252
+ 45. De Weerwolven (J. C. Dollman) 256
+ 46. Het vaarwel van een Held (M. E. Winge) 260
+ 47. Sigurd en Fafnir (K. Dielitz) 270
+ 48. Sigurd vindt Brunhild (J. Wagrez) 274
+ 49. Odin en Brunhild (K. Dielitz) 276
+ 50. Aslaug (Gertrude Demain Hammond, R. I.) 278
+ 51. Sigurd en Gunnar (J. C. Dollman) 280
+ 52. De Dood van Sigurd (Patten Wilson) 282
+ 53. Het einde van Brunhild (J. Wagrez) 284
+ 54. Ingeborg (M. E. Winge) 300
+ 55. Frithiof klieft het Schild van Helge (Knut Ekwall) 302
+ 56. Ingeborg ziet haar minnaar vertrekken (Knut Ekwall) 306
+ 57. Frithiof keert terug naar Framnäs (Knut Ekwall) 310
+ 58. Frithiof bij het altaar van Balder (Knut Ekwall) 312
+ 59. Frithiof aan het Hof van Ring (Knut Ekwall) 314
+ 60. Frithiof ziet den slapenden Koning (Knut Ekwall) 320
+ 61. Odin en Fenris (Dorothy Hardy) 328
+ 62. Noren landende in IJsland (Oscar Wergeland) 332
+ 63. De reis der Valkyren (H. Hendrich) 338
+ 64. De Storm-Rit (Gilbert Bayes) 352
+
+
+
+
+
+
+INHOUD.
+
+
+ Hoofdstuk. Bladzijde.
+
+ I. Het Begin 1
+ II. Odin 14
+ III. Frigga 41
+ IV. Thor 58
+ V. Tyr 84
+ VI. Bragi 94
+ VII. Idoen 102
+ VIII. Niörd 110
+ IX. Frey 116
+ X. Freya 129
+ XI. Uller 137
+ XII. Forseti 140
+ XIII. Heimdall 144
+ XIV. Hermod 152
+ XV. Vidar 156
+ XVI. Vali 160
+ XVII. De Nornen 164
+ XVIII. De Valkyren 171
+ XIX. Hel 178
+ XX. Ægir 183
+ XXI. Balder 195
+ XXII. Loki 214
+ XXIII. De Reuzen 228
+ XXIV. De Dwergen 236
+ XXV. De Elfen 243
+ XXVI. De Sigurd Saga 247
+ XXVII. De Geschiedenis van Frithiof 292
+ XXVIII. De Godenschemering 323
+ XXIX. Grieksche en Noorsche Mythologie 336
+
+ Register en Index
+
+
+
+
+
+
+INLEIDING.
+
+
+De voorname beteekenis van de ruwe brokken poëzie, in vroege
+IJslandsche litteratuur bewaard, zal nu door niemand meer betwist
+worden, maar er bestond tot voor korten tijd een buitengewone
+onverschilligheid ten opzichte van de godsdienstige overlevering en
+mythische leer die zij behelzen.
+
+De langdurige verwaarloozing van deze kostbare herinneringen aan
+onze heidensche voorvaderen is niet de schuld van het materiaal,
+waarin alles wat van hun godsdienstige geloofsvoorstellingen over is,
+is besloten, want men kan veilig beweren dat de Edda even rijk is
+aan de eigenaardigheden van nationalen roman en van rasverbeelding,
+hoe ruw dan ook, als de meer bevallige en idyllische mythologie
+van het Zuiden. Ook ligt het niet aan een zekere wreedheid in de
+opvatting van de goden zelf, want ofschoon zij niet mogen reiken tot
+groote geestelijke hoogten, beweren in de eerste plaats kenners van
+de IJslandsche letterkunde, dat zij zich verheffen breed en massief
+als de Skandinavische bergen. Zij toonen "een geest van overwinning,
+die meer is dan brute kracht, die meer is dan het stoffelijke alleen,
+een geest die strijdt en overmeestert". [1] "Zelfs waar een deel
+van de stof hunner mythen aan anderen is ontleend, hebben de Noren
+hunnen goden een edelen, fieren, grooten geest gegeven en hen op een
+hoog standpunt geplaatst, dat geheel het hunne is." [2] "Inderdaad,
+deze oud-Noorsche zangen hebben een waarheid in zich, een innerlijke
+eeuwige waarheid en grootheid. Het is een grootheid, niet van lichaam
+en reusachtige afmeting alleen, maar een ruwe grootheid van ziel". [3]
+
+De invoering van het Christendom in het Noorden bracht mede den invloed
+van de klassieke rassen, en deze schaadde den aangeboren geest,
+zoodat de vreemde mythologie van Griekenland en Rome een toenemend
+deel van de geestelijke toerusting der noordelijke volken is geworden
+naarmate de letterkunde en overlevering des lands verwaarloosd zijn.
+
+Ongetwijfeld heeft de Noorsche mythologie een diepgaanden invloed
+uitgeoefend op onze gewoonten, wetten en taal, en er is daarom een
+groote onbewuste inspiratie van deze op de Engelsche letterkunde. De
+meest in het oog springende trekken van deze mythologie zijn een zeer
+bijzonder grimmige humor, dien men in den godsdienst van geen ander
+ras vindt, en een duistere draad van tragiek die door het gansche
+weefsel loopt, en deze eigenaardigheden, de beide uitersten rakend,
+zijn in forsche trekken op de Engelsche litteratuur geschreven.
+
+Maar van bewusten invloed is er, vergeleken bij den rijkvloeienden
+stroom van Helleensche inspiratie, weinig te merken, en als wij ons
+keeren tot de moderne kunst, is het verschil zelfs nog duidelijker.
+
+Deze onverschilligheid is toe te schrijven aan vele oorzaken, maar
+allereerst aan het feit dat de godsdienstige geloofsvoorstelling
+van onze heidensche voorvaderen niet wezenlijk diep waren
+geworteld. Vandaar het succes van de meer of minder overwogen
+politiek der eerste Christelijke zendelingen, die de heidensche
+opvattingen wilden verwarren en ze in het nieuwe geloof wilden
+verstikken, waarvan men een belangwekkend voorbeeld heeft in het
+overbrengen naar het Christelijk Paaschfeest van de attributen
+der heidensche godin Eastre, aan wie het in het Engelsch zelfs
+zijn naam ontleent. De Noorsche mythologie werd op deze wijze tot
+staan gebracht eer zij hare volle ontwikkeling had bereikt, en de
+voortgang van het Christendom bande haar ten slotte in het duister
+van vergeten dingen. Haar veel omvattend en ordelijk plan echter,
+in tegenstelling met de onsamenhangende mythologie van Grieken en
+Romeinen, vormde den grondslag van een meer of min redelijk geloof,
+dat de Noren geschikt maakte om de onderrichting van het Christendom
+te ontvangen, en zoo aan haar eigen ontbinding medewerkte.
+
+De godsdienstige voorstellingen van het Noorden zijn niet nauwkeurig
+weerspiegeld in de oudere Edda. Inderdaad is ons in de Noorsche
+litteratuur slechts een travestie van het geloof onzer voorvaderen
+bewaard. De primitieve dichter hield van allegoriseeren, en zijn
+verbeelding vermeide zich tusschen de scheppingen van zijn vruchtbare
+muze. "Zijn oogen waren gevestigd op de bergen, totdat de besneeuwde
+toppen menschelijke gestalten aannamen en de reus van de rots op het
+ijs neerdaalde met zwaren stap; of hij wilde staren op de pracht van
+de lente, of de zomersche velden, totdat Freya met den schitterenden
+halsketting, aankwam, of Sif met de wuivende gouden haren." [4]
+
+Wij hooren niets van de offergebruiken en godsdienstige riten, en alles
+is weggelaten wat geen stof levert voor artistieke behandeling. De
+zoogenaamde Noorsche mythologie kan men dus meer beschouwen als
+een waardevolle reliquie der Noorsche dichtkunst in haren aanvang,
+dan als een uiteenzetting van de godsdienstige voorstellingen der
+Skandinaviërs, en deze letterkundige fragmenten dragen veelvuldig
+het kenmerk van den overgangstoestand, waarin de verwarring van oud
+en nieuw geloof gemakkelijk is te zien.
+
+Maar niettegenstaande de grenzen, door langdurige verwaarloozing
+gesteld, is het mogelijk ten deele een plan van de oude Noorsche
+geloofsvoorstellingen te reconstrueeren, en de gewone lezer zal
+veel profijt hebben van Carlyle's onderrichtende studie in "Helden
+en Heldenvereering." "Een verbijsterend, ondoordringbaar kreupelbosch
+van leugens, verwarringen, onwaarheden en absurditeiten, dat het heele
+levensveld bedekt!" Zoo noemt hij ze, met goede reden, maar hij gaat
+verder en toont aan, met evenveel waarheid, dat in het hart van deze
+ruwe vereering van een uit haar verband gerukte natuur een geestelijke
+macht uiting zoekt. Wat wij zonder eerbied onderzoeken, zagen zij
+met devotie aan, en, daar zij het niet begrepen, vergoddelijkten zij
+het onverwijld, zooals alle kinderen geneigd waren te doen in alle
+perioden der wereldgeschiedenis. Inderdaad waren zij heldenvereerders
+naar het hart van Carlyle, en twijfelzucht had geen plaats in hun
+eenvoudige philosophie.
+
+Het was de kindsheid van de gedachte, die staarde op een heelal vol
+goddelijkheid, en die hartelijk en oprecht geloofde. Een volk met
+ruime ziel dat in het donker zich strekte naar idealen, die beter waren
+dan zij zelf wisten. Ragnarok moest een einde maken aan hunne goden,
+omdat zij waren gestruikeld van hun hoogere standplaatsen.
+
+Wij hebben aan een eigenaardig verschijnsel te danken, dat zooveel
+van de oude leer, als wij nog bezitten, is bewaard. Terwijl
+vreemde inlanders de Noorsche taal bedierven, bleef zij vrij wel
+onveranderd in IJsland, dat van het vastland uit door de Noormannen
+was gekoloniseerd, die er heen gevlucht waren om te ontkomen aan de
+onderdrukking van Harold Schoonhaar na zijn vernietigende overwinning
+van Hafrsfirth. Deze menschen brachten mede den dichterlijken geest
+die zich reeds geopenbaard had, en deze schoot nieuwen wortel in dien
+dorren grond. Velen van de oude Noorsche dichters waren uit IJsland
+afkomstig, en in den vroegsten tijd der Christelijke jaartelling
+werd een groote dienst aan de Noorsche letterkunde bewezen door den
+Christenpriester, Saemund, die vlijtig samenbracht een groote massa
+heidensche poëzie tot een verzameling, bekend als de Oudere Edda, en
+deze is de voornaamste basis van onze tegenwoordige kennis aangaande
+den godsdienst der oude Noormannen. De IJslandsche letterkunde
+bleef echter een verzegeld boek tot het einde van de achttiende
+eeuw, en heel langzaam heeft zij het sedert dien tijd gewonnen op
+onverschilligheid, totdat er nu teekenen zijn dat zij eventueel tot
+haar recht zal komen. "Het kennen van het oude geloof", zegt Carlyle,
+"brengt ons in nauwer en zuiverder betrekking tot het Verleden--tot
+onze eigen bezittingen in het Verleden. Want het gansche Verleden
+is het bezit van het Heden; het Verleden had steeds eenige waarheid,
+en is een kostelijk bezit."
+
+De veelbeteekenende woorden van William Morris met betrekking tot de
+Volsunga Saga kunnen ook heel goed worden aangehaald bij wijze van
+inleiding tot deze geheele verzameling "Mythen van de Noormannen". "Dit
+is de groote geschiedenis van het Noorden, die voor ons ras moet
+zijn wat het verhaal van Troje was voor de Grieken--voor ons geheele
+ras eerst, en verder, als de verandering van de wereld ons ras niet
+meer heeft gemaakt dan tot een naam van hetgeen is geweest--ook een
+geschiedenis--dan moet zij voor hen die na ons komen niet minder zijn
+dan wat het verhaal van Troje geweest is, voor ons".
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK I: HET BEGIN.
+
+
+Scheppingsmythen.
+
+
+Ofschoon de Arische bewoners van Noord-Europa, overeenkomstig de
+vooronderstelling van eenige gezaghebbende geleerden, oorspronkelijk
+van de hoogvlakte van Iran, in het hart van Azië, afkomstig zijn,
+hadden het klimaat en de omgeving van de landen, waar zij zich ten
+slotte vestigden, grooten invloed op de vorming van hun vroegere
+godsdienstige opvattingen, alsook op de verandering van hun
+levenswijze.
+
+De grootsche en ruwe landschappen van Noord-Europa, de middernachtzon,
+de schitterende stralen van den noordelijken dageraad, de oceaan
+die zich voortdurend tot woede opzweept tegen de groote klippen en
+ijsbergen van den Poolcirkel, moest de bevolking niet minder levendig
+aandoen dan de bijna wonderbare plantengroei, het voortdurende licht,
+en de blauwe zeeën en luchten van hun korten zomertijd. Het is daarom
+niet heel vreemd dat de IJslanders b.v., aan wie wij de meest volledige
+herinneringen aan dit geloof te danken hebben, als zij rondom zich
+zagen, zich verbeeldden dat de wereld oorspronkelijk was geschapen
+uit een zonderling mengsel van vuur en ijs.
+
+De Noordelijke mythologie is grootsch en tragisch. Haar voornaamste
+thema is de voortdurende worsteling van de weldadige natuurkrachten
+tegen de schadelijke, en dus is zij niet bekoorlijk en idyllisch
+als de godsdienst van het zonnige zuiden, waar de bevolking zich kan
+koesteren in een voortdurenden zonneschijn, en de vruchten der aarde
+opgroeiden zoodat men ze slechts te plukken had.
+
+Het was heel natuurlijk, dat de gevaren, waaraan men bloot stond
+op jacht en bij het visschen onder dezen onbarmhartigen hemel, en
+het lijden dat werd opgelegd door de lange, koude winters, als de
+zon nooit schijnt, onze voorvaderen koude en ijs deden beschouwen
+als boosaardige geesten; en het was om dezelfde reden, dat zij met
+bijzondere voorliefde aanriepen den weldadigen invloed van warmte
+en licht.
+
+Wanneer men hen vraagde naar de schepping der wereld, antwoordden de
+Noorsche skalden of dichters, wier zangen in de Edda's en Saga's zijn
+bewaard, dat in het begin, toen er nog geen aarde was, noch zee, noch
+lucht, toen duisternis op alles rustte, er een machtig wezen bestond,
+genaamd Alvader, dien zij vaag beseften als ongeschapen en onzienlijk,
+en dat, wat hij wilde, gebeuren moest.
+
+In het midden der ruimte was, bij den aanvang van den tijd, een groote
+afgrond Ginnunga-gap, de kloof der kloven, de gapende golf, welker
+diepten geen oog kon peilen, daar zij in voortdurende schemering
+was gehuld. Benoorden deze plek was een ruimte of wereld, bekend als
+Niflheim, de woonplaats van mist en donker, en in het hart daarvan
+vloeide de onuitputtelijke bron Hvergelmir, de ziedende ketel, welks
+wateren twaalf groote stroomen voedden: de Elivagar. Daar het water
+van deze stroomen snel wegliep van zijn bron en de koude winden van de
+gapende golf ontmoette, verhardde het weldra tot groote blokken ijs,
+die neerrolden in de onmetelijke diepten van den grooten afgrond met
+een voortdurend gedruisch als van donder.
+
+Bezuiden deze donkere kloof, en vlak tegenover Niflheim, het
+mistgebied, was een andere wereld, met name Muspells-heim, de
+woonplaats van het oorspronkelijke vuur, waar alles warmte en
+licht was, en welks grenzen steeds bewaakt werden door Surtr, den
+vlammenreus. Deze reus zwaaide trotsch zijn blinkend zwaard en zond
+voortdurend groote stroomen vonken uit, die met een sissend geluid
+op de ijsblokken vielen in den bodem van den afgrond, en ze ten deele
+door hitte deden smelten.
+
+
+ Door Surtr, met zijn brandend zwaard
+ Werd zuid'lijk Muspels poort bewaard,
+ In stroom van meer dan aardschen gloed
+ Vloeid' uit de kracht die leven doet.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+
+Ymir en Audhumla.
+
+Toen de damp tot wolken rees, ontmoette hij de heerschende koude en
+werd veranderd in rijm of rijp, die, laag op laag, de groote centrale
+ruimte vulde. Zoo door de voortdurende werking van koude en hitte,
+en waarschijnlijk ook door den wil van den ongeschapene en ongeziene,
+ontstond tusschen de ijsblokken van den afgrond een reusachtig wezen
+Ymir of Orgelmir (ziedende klei), de verpersoonlijking van den bevroren
+oceaan, en daar dit wezen uit rijm geboren was, werd hij Hrim-thurs
+of IJsreus genoemd.
+
+
+ In vroegen tijd
+ Toen Ymir leefde,
+ Was zand, noch zee
+ Geen golf die koelt;
+ Geen aard' omlaag,
+ Geen lucht omhoog;
+ Eén chaos 't al
+ En nergens gras.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Rondtastend in het donker op zoek naar wat voedsel, bemerkte Ymir een
+reusachtige koe, Audhumla (de voedster), die door dezelfde kracht
+als hij zelf was geschapen en uit dezelfde grondstoffen. Toen hij
+zich naar haar toe spoedde, merkte Ymir met vreugde op dat uit haar
+uier vier groote stroomen melk vloeiden, die in ruime mate voedsel
+verstrekken zouden.
+
+Aan al zijn behoeften was dus voldaan; maar de koe, rondziende naar
+voedsel op haar beurt, begon met haar ruwe tong het zout af te likken
+van een ijsblok in de buurt. Hiermee ging zij voort totdat het haar
+van een god verscheen en dan het gansche hoofd opdook uit zijn ijzig
+omhulsel, totdat langzamerhand Buri (de voortbrenger) vrij ten voeten
+uit te voorschijn stapte.
+
+Terwijl de koe dus bezig was geweest, was Ymir in slaap gevallen,
+en terwijl hij sliep werden een zoon en dochter geboren uit de
+uitwaseming onder zijn oksel, en zijn voeten brachten den zeshoofdigen
+reus Thrudgelmir voort, die, kort na zijn geboorte, op zijn beurt het
+leven schonk aan den reus Bergelmir van wien al de booze vorstreuzen
+afstammen.
+
+
+ Men zegt van Hrim-thurs,
+ Dat uit z'n oksel voort
+ Een knaap, een meisje kwam,
+ Dien wijzen Jötun
+ Heeft voet met voet verwekt
+ Zeshoofdigen zoon.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Odin, Vili en Ve.
+
+Toen deze reuzen het bestaan ontdekten van den god Buri en van zijn
+zoon Börr (geboren), dien hij onmiddellijk ter wereld had gebracht,
+begonnen zij krijg tegen hen te voeren, want daar de goden en reuzen
+vertegenwoordigden de tegengestelde machten van goed en kwaad, kon
+niet verwacht worden dat zij met elkander in vrede zouden leven. De
+strijd duurde blijkbaar eeuwen, terwijl geen van beide partijen een
+beslist voordeel behaalde, totdat Börr de reuzin Bestla huwde, dochter
+van Bolthorn (doorn des kwaads), die hem drie geweldige zonen baarde,
+Odin (geest), Vili (wil) en Ve (heilig). Deze drie zonen hielpen hun
+vader onmiddellijk in zijn strijd tegen de vijandige vorstreuzen,
+en slaagden er eindelijk in hun meest doodelijken vijand, den grooten
+Ymir, te verslaan. Toen hij levenloos te aarde zonk, gutste het bloed
+uit zijn wonden in zulke stroomen, dat het een grooten zondvloed teweeg
+bracht, waarin zijn geheele geslacht omkwam, behalve Bergelmir, die in
+een boot ontsnapte en met zijn vrouw naar de grenzen der wereld ging.
+
+
+ Gij deedt verdrinken Ymirs gansch geslacht,
+ Slechts niet Bergelmir, hij ontvlood te scheep
+ Uw zondvloed, uit hem 't reuzenvolk ontsprong.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Hier vestigde hij zich en noemde de plaats Jötun-heim (het huis der
+reuzen) en hier verwekte hij een nieuw ras van vorstreuzen die zijn
+antipathieën erfden, den strijd voortzetten en steeds bereid waren toe
+te snellen uit hun verlaten land en het gebied der goden te verwoesten.
+
+De goden, in de Noorsche mythologie Aesir (pilaren en dragers van de
+wereld) genoemd, begonnen, toen zij zoo getriomfeerd hadden over hunne
+vijanden, en niet langer in voortdurenden strijd waren verwikkeld,
+rondom zich te zien met het voornemen den desolaten aanblik der
+dingen te verbeteren en een bewoonbare wereld te vormen. Na behoorlijk
+overleg rolden Börr's zonen het groote lijk van Ymir in den gapenden
+afgrond, en begonnen de wereld te scheppen uit zijn verschillende
+samenstellende deelen.
+
+
+
+De schepping van de aarde.
+
+Uit het vleesch vormden zij Midgard (middentuin), zooals de aarde
+werd genoemd. Deze werd geplaatst precies in het centrum van de
+groote ruimte, en geheel in het rond omtuind met Ymirs wenkbrauwen
+als bolwerken of wallen. De vaste massa van Midgard werd omgeven met
+het bloed of zweet van den reus, dat den oceaan vormde, terwijl zijn
+beenderen de heuvelen uitmaakten, zijn vlakke tanden de klippen en
+zijn gekruld haar de boomen en allen plantengroei.
+
+Zeer tevreden over den uitslag van hun eerste pogingen in zake de
+schepping, namen de goden nu den loggen schedel van den reus en hingen
+hem behendig als hemelgewelf boven aarde en zee; daarna verstrooiden
+zij zijn hersenen door de ruimte er onder en vormden er de bevallige
+wolken uit.
+
+
+ Uit Ymirs vleesch
+ Werd d'aard geschapen,
+ Uit zijn bloed de zee,
+ Uit zijn beend'ren de heuvels,
+ Uit zijn haar boom en plant,
+ Uit zijn schedel de hemelen,
+ En uit zijn brauwen
+ Schiepen de goden
+ Midgard, het menschenkind ter woon;
+ Maar uit zijn brein
+ Werden de wolken zwaar
+ Alle geschapen.
+
+ Noorsche Mythologie.
+
+
+Ten einde het hemelgewelf te steunen, plaatsten de goden de sterke
+dwergen, Nordri, Sudri, Austri, Westri, op zijn vier hoeken, met het
+bevel het op hun schouders te houden, en aan hen ontleenden de vier
+punten van het kompas hun tegenwoordige namen: Noord, Zuid, Oost en
+West. Om aan de dus geschapen wereld licht te geven versierden de goden
+het hemelgewelf met vonken, afkomstig uit Muspells-heim, lichtpunten
+die gestadig schenen door het donker als schitterende sterren. De
+levendigste van deze vonken echter werden bewaard tot de vervaardiging
+van de zon en de maan, die in mooie gouden wagens werden gezet.
+
+
+ En uit het vlammenland, waar Muspel heerscht,
+ Zondt gij en haaldet vuur, en schiept gij 't licht
+ Van zon en maan en star, gij hingt ze aan 't zwerk.
+ Deelend de paden dus van nacht en dag.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Toen al deze toebereidselen gereed waren en de rossen Arvakr
+(de vroege ontwaker) en Alsvin (de snelle looper) gespannen waren
+voor de zonnekar, plaatsten de goden, bang dat de dieren zouden te
+lijden hebben als zij in de buurt van de brandende sfeer kwamen,
+onder hun schoudergewrichten groote vliezen, gevuld met lucht of met
+eene of andere verkoelende stof. Ook vormden zij het schild Svalin
+(de verkoeler), en plaatsten het voor den wagen om hen te behoeden
+voor de rechte stralen der zon, die anders hen en de aarde tot asch
+zouden hebben verbrand. Eveneens was de maanwagen voorzien van een
+snel ros, Alsvider (de al-sterke) geheeten; maar er was geen schild
+noodig om het te beschermen voor de milde stralen der maan.
+
+
+
+Mani en Sol.
+
+De wagens waren klaar, de paarden ingespannen en ongeduldig om hun
+dagelijksche ronde te beginnen, maar wie zou hen langs den rechten weg
+sturen? De goden keken om zich heen, en hun aandacht werd getrokken
+door de twee schoone spruiten van den reus Mundilfari. Hij was heel
+trotsch op zijn kinderen en had hen naar de pas geschapen bollen Mani
+(de maan) en Sol (de zon) genoemd. Sol, de Zonnemaagd, was de vrouw
+van Glaur (gloed) die blijkbaar een van Surtr's zonen was.
+
+De namen bleken gelukkig gekozen, toen aan broeder en zuster
+de besturing van de paarden hunner twee naamgenooten waren
+toevertrouwd. Nadat zij goeden raad hadden gekregen van de goden,
+werden zij naar de lucht gebracht, en vervulden dagelijks de hun
+opgelegde plichten en stuurden hun rossen langs de hemelpaden.
+
+
+ Weet dat Mundilfari genoemd
+ Vader wordt van maan en zon;
+ Eeuwen, eeuwen gaan voorbij
+ En zij duiden maand en dag.
+
+ Hávamál.
+
+
+Vervolgens riepen de goden Nott (nacht), een dochter van Norvi, een
+van de reuzen, en vertrouwden haar de zorg over een donkere kar,
+getrokken door een zwart paard Hrim-faxi (vorst-maan), uit wiens
+golvende manen dauw en rijp op aarde vielen.
+
+
+ Hrim-faxi is het zwarte ros
+ Dat van 't oosten brengt den nacht,
+ Zwaar van liefdevreugd die stroomt
+ Bijt hij op 't beschuimd gebit,
+ Dan drupt weer de dauw en siert
+ Rondgestrooid der aarde land.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+De godin van den nacht was driemaal getrouwd geweest, en bij haren
+eersten man Naglfari, had zij een zoon die Aud heette, bij haar
+tweeden, Annar, een dochter Jörd; en bij haar derden, den god Dellinger
+(dageraad) werd haar nu een andere zoon, van stralende schoonheid,
+geboren, en hij ontving den naam Dag.
+
+Zoodra de goden dit prachtige wezen zagen, rustten zij ook voor hem een
+wagen uit, getrokken door het schitterende witte ros Skin-faxi (die
+blinkende manen heeft) en van zijn manen schenen felle lichtstralen
+van alle kanten, de wereld verlichtend en glans en vreugde brengend
+aan iedereen.
+
+
+ Voort van het oost, naar 's hemels toppunt toe,
+ Dreef Dag zijn ros welks manen schitterden.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+De wolven Sköll en Hati.
+
+Maar daar het kwaad het goede altijd op de hielen volgt, in de hoop
+het te vernietigen, stelden de oude bewoners van de Noordelijke landen
+zich voor, dat beiden, Zon en Maan, voortdurend vervolgd werden door
+de woeste wolven Sköll (verzet) en Hati (haat), wier eenig doel was
+de schitterende wezens vóór hen in te halen en op te eten, opdat de
+wereld weer in haar oorspronkelijke duisternis mocht worden gehuld.
+
+
+ Sköll heet de wolf
+ Die de godin, de prachtige,
+ Naar de zee toedrijft;
+ Een andere, Hati genoemd
+ Is Hrodvitnir's zoon;
+ Hij zal voorgaan het hemelkind schoon.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Nu en dan vertelde men, haalden de wolven hun prooi in en trachtten
+ze op te eten, brachten zoo een verduistering van de stralende
+hemellichamen te weeg. Dan hief het verschrikte volk een zoo
+oorverdoovend rumoer aan, dat de wolven, door het getier verschrikt, ze
+direct loslieten. Dus bevrijd vervolgden Zon en Maan hun weg en ijlden
+sneller dan te voren, terwijl de hongerige monsters voortstormden in
+hun zog, snakkend naar den tijd wanneer hun pogingen zouden slagen en
+het einde der wereld zou komen. Want de noordelijke volken geloofden
+dat, daar hun goden ontsprongen waren aan een vereeniging van het
+goddelijke element (Börr) en het sterfelijke element (Bestla),
+zij eindig waren, en gedoemd onder te gaan met de wereld die zij
+hadden gewrocht.
+
+
+ Maar toen zelfs in dien vroegsten tijd
+ Was zwak geduid de dageraad
+ Van woesten strijd, van schok des doods,
+ Als alles endt in Ragnarok;
+ Als goed en kwaad, als niet en zijn
+ Beginnend nu, enden hun kamp.
+
+ Valhalla.
+
+
+Mani werd ook vergezeld door Hiuki, de wassende, en Bil, de afnemende
+maan, twee kinderen die hij had weggerukt van de aarde, waar een
+wreed vader hen noopte iederen nacht water te dragen. Onze voorouders
+verbeeldden zich dat zij deze kinderen, de oorspronkelijke, "Jack en
+Jill" met hun emmer, in vage omtrekken op de maan zagen.
+
+De goden stelden niet alleen Zon, Maan, Dag en Nacht aan om
+den voortgang van het jaar aan te geven, maar riepen ook Avond,
+Middernacht, Morgen, Voormiddag, Middag en Namiddag om hun plichten
+te deelen, terwijl zij Zomer en Winter tot de beheerschers der
+jaargetijden maakten. Zomer, een rechtstreeksche afstammeling van
+Svasud (de milde en lieflijke), erfde den vriendelijken aard van
+zijn vader, en werd door allen bemind behalve door Winter, zijn
+doodelijken vijand, den zoon van Vindsual, zelf weer een zoon van
+den onvriendelijken god, de verpersoonlijking van den ijskouden wind.
+
+
+ Vindsual is de naam van hem
+ Die heeft verwekt den wintergod;
+ Zomer was Suasuthers kind;
+ Beiden zullen gaan hun pad,
+ Tot der goden schemering.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+De koude winden zweepten voortdurend neer van het noorden, en
+verstijfden de aarde, en de Noormannen verbeeldden zich dat deze in
+beweging waren gezet door den grooten reus Hraesvelgr (lijken-zwelger),
+die, gedost in arendsvederen, aan den meest noordelijken top van den
+hemel zat, en dat wanneer hij zijn armen of vleugelen ophief de koude
+stormen uitschoten en onbarmhartig zwiepten over het gelaat der aarde,
+alle dingen verwoestend met hun ijzigen ademtocht.
+
+
+ Hrae-svelger is de naam van hem
+ Die zit voorbij der hemelen end,
+ En spreidt zijn arendsvleug'len uit,
+ Zoodat de storm te voorschijn schiet.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+
+Dwergen en elfen.
+
+Terwijl de goden bezig waren met het scheppen van de aarde en voor hare
+verlichting zorgden, was er een gansche schare op wormen gelijkende
+schepselen uitgebroed in Ymirs vleesch. Deze zonderlinge wezens trokken
+nu de aandacht der goden. Zij riepen hen tot zich en gaven hun eerst
+gestalten en voorzagen hen met bovenmenschelijk verstand en verdeelden
+hen vervolgens in twee groote klassen. Die welke donker, verraderlijk
+en sluw van nature waren, werden verbannen naar Svart-alfa-heim,
+de woning der zwarte dwergen, gelegen onder den grond, van waar zij
+nooit naar buiten mochten komen over dag, op straffe dat zij in steen
+zouden worden veranderd. Zij werden Dwergen, Trolls, Gnomen of Kobolden
+genoemd en besteedden al hun tijd en kracht aan het doorvorschen van
+de geheime schuilhoeken der aarde. Zij verzamelden zilver, goud en
+kostbare steenen, die zij wegstopten in geheime spleten, waar zij ze,
+als zij wilden, konden uithalen. De overige dezer kleine schepselen,
+allen die goed, schoon en nuttig waren, noemden de goden Feeën en
+Elfen, en zij lieten hen wonen in het luchtgebied Alfheim (huis der
+lichtelfen), gelegen tusschen hemel en aarde, van waar zij konden
+neerzweven als zij wilden, om bij de planten en bloemen te zijn, te
+spelen met de vogels en vlinders, of te dansen in het zilverachtige
+maanlicht op het groen.
+
+Odin die de leidende geest was geweest in al deze ondernemingen,
+gebood nu den goden, zijn afstammelingen, hem te volgen naar de
+breede vlakte, Idavold geheeten, ver boven de aarde, aan de andere
+zijde van den grooten stroom Ifing, welks wateren nimmer bevroren.
+
+
+ Ifings diep' en donk're vloed
+ Scheidt der aarde kind'ren nu
+ Van de plek, der goden woon;
+ Open ligt het water, dat
+ Nimmer ijskorst stremmen zal
+ Wijl het wiel der eeuwen vliegt.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+In het midden van de heilige ruimte, die van het begin der wereld
+gereserveerd was tot hun eigen verblijf en Asgard (huis der goden)
+heette, kwamen al de twaalf Aesir (goden) en vier-en-twintig Asynjur
+(godinnen) samen op Odins bevel. Toen werd een groote bijeenkomst
+gehouden, waarop werd vastgesteld dat geen bloed binnen de perken van
+hun gebied of vredeplaats zou vergoten worden, maar dat er harmonie
+zou heerschen voor altijd. Als een verdere uitkomst der bespreking
+richtten de goden een smidse op waar zij al hun wapenen maakten en de
+gereedschappen, noodig tot het bouwen van de prachtige paleizen van
+kostbare metalen waarin zij lange jaren woonden in zulk een gelukkigen
+toestand dat deze periode de Gouden Eeuw is genoemd.
+
+
+
+De schepping van den mensch.
+
+Ofschoon de goden van den beginne Midgard, of Mana-heim hadden
+aangewezen tot woning van den mensch, waren er eerst geen menschelijke
+schepsels om er in te wonen. Op zekeren dag trokken Odin, Vili en Ve,
+volgens sommigen, of Odin, Hoenir (de schitterende) en Lodur of Loki
+(vuur) er samen op uit en wandelden langs de zeekust toen zij vonden
+òf twee boomen, den esch, Ask, en den olm Embla, òf twee blokken
+hout, gehouwen in de ruwe gelijkenis van de menschelijke gestalte. De
+goden staarden eerst op het levenlooze hout in stille verbazing; toen,
+merkende wat er van gemaakt kon worden, gaf Odin dezen blokken zielen,
+Hoenir verschafte beweging en zintuigen, en Lodur verleende bloed en
+bloeiende kleur.
+
+Zoo begiftigd met taal en gedachte en met het vermogen om lief te
+hebben en te hopen en te werken, en met leven en dood, mochten de
+pas geschapen man en vrouw Midgard beheerschen zooals zij wilden. Zij
+bevolkten het gaandeweg met hunne nakomelingen terwijl de goden, zich
+herinnerend dat zij hen in het leven hadden geroepen, een bijzonder
+belang stelden in al wat zij deden, over hen waakten en hun dikwijls
+hulp en bescherming verleenden.
+
+
+
+De boom Yggdrasil.
+
+Alvader schiep vervolgens een forschen esch, Yggdrasil, den boom van
+het heelal, van den tijd of van het leven, die de heele wereld vulde,
+daar hij niet enkel wortel schoot in de verst verwijderde diepten
+van Niflheim, waar de bron Hvergelmir vloeide, maar ook in Midgard,
+bij Mimirs bron (den oceaan), en in Asgard, bij de Urdas-fontein.
+
+Door zijn drie groote wortels verkreeg de boom een zoo wonderbare
+hoogte dat zijn opperste tak, Lerad, (de vredegever) Odins hal
+overschaduwde, terwijl de andere wijd zich uitspreidende twijgen over
+de andere werelden staken. Een adelaar zat vastgeroest op den tak
+Lerad, en tusschen zijn oogen de valk Vedfolnir, die zijn doordringende
+blikken in den hemel zond en op de aarde en naar Niflheim, en vertelde
+al wat hij zag.
+
+Daar de boom Yggdrasil altijd groen was en zijn bladeren nooit
+verdorden, diende hij als weide, niet enkel voor Odins geit Heidrun,
+die de hemelsche mee, den drank der goden, verstrekte, maar ook
+voor de herten Dain, Dvalin, Duneyer en Durathor, van welker hoornen
+honigdauw op aarde druppelde en dat water voor alle rivieren in de
+wereld verstrekt.
+
+In den ziedenden ketel Hvergelmir, dicht bij den grooten boom, knaagde
+een verschrikkelijke draak, Nidhug, voortdurend aan de wortels,
+en werd in zijn vernielingswerk bijgestaan door tallooze wormen,
+welker doel was den boom te dooden, daar zij wisten dat zijn dood
+het teeken zou zijn van der goden val.
+
+
+ En altijd roofziek werkt een macht baldadig,
+ De wreede Nidhung uit des wereld diep,
+ Hij haat het asa-licht welks glans weldadig
+ Op heldenhoofd en zwaard zijn weerschijn schiep.
+
+ Viking-verhalen uit het noorden. (R. B. Anderson).
+
+
+Onophoudelijk de takken en den stam van den boom op en afvliegend,
+sleet het eekhoorntje Ratatosk (takboorder), de typische woelwater en
+babbelaar, zijn tijd met aan den draak beneden de opmerkingen van den
+adelaar boven te vertellen en omgekeerd, in de hoop twist tusschen
+hen te verwekken.
+
+
+
+De brug Bifröst.
+
+Het lag, natuurlijk, in de rede, dat de boom Yggdrasil in volkomen
+staat werd gehouden, en dit was de plicht der Nornen of Schikgodinnen,
+die hem elken dag besprenkelden met de heilige wateren van de
+Urdar-fontein. Als dit water naar de aarde druppelde door de takken
+en de bladeren, voorzag het de bijen van honig.
+
+Aan weerskanten van Niflheim, hoog zich verheffend boven Midgard,
+rees de heilige brug Bifröst (Asabru, de regenboog) op, gebouwd uit
+vuur, water, en lucht, welker beweeglijke en wisselende tinten zij
+behield, en waarover de goden heen en weer naar de aarde trokken of
+naar de Urdar-bron, aan den voet van den esch Yggdrasil, waar zij
+dagelijks vergaderden.
+
+
+ "De goden stonden op
+ Namen hun paarden, vingen aan hun rit
+ Over de Bifröst, brug die Heimdall hoedt,
+ Naar Yggdrasil, den esch, naar 't Idavold,
+ Thor kwam te voet, maar heel de rest te paard.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Van al de goden ging alleen Thor, de dondergod, nooit over de brug,
+uit vrees dat zijn zware tred of de hitte van zijn bliksem ze zou
+vernielen. De god Heimdall hield er dag en nacht de wacht. Hij was
+gewapend met een scherp zwaard, en droeg een trompet, Giallar-hoorn
+genaamd, waarop hij gewoonlijk een zachten toon blies om de komst of
+het vertrek der goden aan te geven, maar waarop hevig zou geblazen
+worden als Ragnarok zou komen, en de vorstreuzen en Surtr samenspanden
+om de wereld te verwoesten.
+
+
+ Surtr van het zuiden komt
+ Met flikk'rende vlam;
+ Blinkt van zijn zwaard
+ Niet Val-gods zon?
+ De rotsen worden saam gesloopt.
+ De reuzenbergen wank'len;
+ De menschen gaan het pad der hel,
+ De hemel is gespleten.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+De Vana's.
+
+Ofschoon nu de oorspronkelijke bewoners van den hemel de Aesir waren,
+waren zij niet de eenige godheden van de noordelijke rassen, die
+ook de macht erkenden van de zee- en windgoden, de Vana's, wonend
+in Vana-heim en regeerend naar hun willekeur. In vervlogen tijden,
+eer de gouden paleizen in Asgard gebouwd waren, ontstond een twist
+tusschen de Aesir en Vana's, en zij grepen naar de wapenen, terwijl
+zij rotsen, bergen en ijsschotsen gebruikten als werptuigen in het
+gevecht. Maar toen zij weldra ontdekten dat in eenheid hun kracht lag,
+legden zij hunne geschillen bij en sloten vrede, en om het verbond
+te bekrachtigen wisselden zij gijzelaars uit.
+
+Zoo gebeurde het dat de Van, Niörd, kwam wonen in Asgard, met zijn
+twee kinderen, Frey en Freya, terwijl de Asa, Hoenir, Odins eigen
+broeder, zijn tenten opsloeg in Vana-heim.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK II: ODIN.
+
+
+Odin vader van goden en menschen.
+
+Odin, Wuotan, of Wodan, was de hoogste en heiligste god van de
+noordelijke rassen. Hij was de alles doordringende geest van het
+heelal, de verpersoonlijking van de lucht, de god van universeele
+wijsheid en overwinning, en de leider en beschermer van vorsten en
+helden. Daar men veronderstelde dat al de goden van hem afstamden, had
+hij den bijnaam Alvader, en als oudste en opperste onder hen bezette
+hij den hoogsten zetel in Asgard. Bekend onder den naam Hlidskialf,
+was deze stoel niet enkel een verheven troon, maar ook een geweldige
+wachttoren, van waar hij de heele wereld kon overzien en met een
+enkelen blik in oogenschouw nemen alles wat er gebeurde onder goden,
+reuzen, elfen, dwergen en menschen.
+
+
+ En uit de hal des hemels toog hij weg
+ Naar Lidskialf, en zat er op zijn troon,
+ Den berg, van waar zijn oog de wereld ziet.
+ En uit den hemel sloeg hij lichten blik
+ En zag naar Midgard, d' aard' en 't menschenvolk.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+Odins persoonlijke verschijning.
+
+Niemand dan Odin en zijn vrouw en koningin Frigga mochten dezen
+zetel gebruiken, en als zij er op zaten keken zij meestal naar het
+Zuiden en het Westen, het wit van alle verwachtingen en tochten der
+noordelijke volken. Odin werd meestal voorgesteld als een groot,
+sterk man, ongeveer vijftig jaar oud, hetzij met donker krullend haar
+of met een langen grijzen baard en kaal hoofd. Hij was gekleed in
+een grijs gewaad, met een blauwe kap, en zijn gespierd lichaam was
+gehuld in een wijden blauwen mantel met grijze spikkels--een beeld
+van de lucht met haar wollige wolken. In zijn hand had Odin doorgaans
+de speer Gungnir die altijd trof en die zoo heilig was dat een eed,
+bij haar punt gezworen, nooit kon gebroken worden, en aan zijn vinger
+of arm droeg hij den wonderbaren ring, Draupnir, het zinnebeeld van
+vruchtbaarheid, boven vergelijking waardevol. Als hij op zijn troon
+zat of tot het gevecht was gewapend--want dikwijls daalde hij naar de
+aarde af om daaraan deel te nemen--dan droeg Odin zijn adelaarshelm;
+maar als hij vreedzaam over de aarde ging in menschelijke gestalte om
+te zien wat men uitvoerde, dan droeg hij doorgaans een breedgeranden
+hoed, laag over zijn voorhoofd getrokken, ten einde het feit te
+verbergen dat hij maar één oog had.
+
+Twee raven, Hugin (gedachte) en Munin (geheugen) zaten op zijn
+schouders als hij op zijn troon zetelde, en deze zond hij elken morgen
+de wijde wereld in, met spanning wachtend op hun terugkeer tegen den
+avond, wanneer zij hem in het oor fluisterden alles wat zij gezien
+hadden en gehoord. Zoo werd hij goed op de hoogte gehouden van alles
+wat op aarde gebeurde.
+
+
+ Hugin en Munin
+ Vliegen elken dag
+ Over de wijde wereld.
+ Ik vrees voor Hugin
+ Dat hij niet weerkomt,
+ Maar nog meer in angst ben ik voor Munin.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Aan zijn voeten hurkten twee wolven of jachthonden, Geri en Freki,
+dieren die daarom als heilig beschouwd werden en als goede voorteekenen
+wanneer men hen op weg tegenkwam. Odin voederde deze wolven altijd met
+eigen hand en met vleesch dat voor hen was neergezet. Hij wilde zelf
+geen voedsel en proefde zelden van iets behalve van de heilige mee.
+
+
+ Geri en Freki
+ De krijger voedt,
+ Der benden machtige heer;
+ Maar van wijn enkel
+ Bestaat de sterke
+ Odin, hoogberoemd.
+
+ Lied van Grimnir.
+
+
+Als hij in staatsie op zijn troon zat, deed Odin zijn voeten rusten op
+een voetbank van goud, het werk der goden wier meubelen en werktuigen
+alle gemaakt waren òf van dat kostbare metaal òf van zilver.
+
+Behalve de prachtige hal Gladsheim, waar de twaalf zetels stonden
+waarop de goden zaten wanneer zij vergaderden, en Valaskialf, waar
+zijn troon, Hlidskialf, was geplaatst, had Odin een derde paleis
+in Asgard, gelegen in het midden van het wondervolle bosch Glasir,
+welks glanzende bladeren waren van rood goud.
+
+
+
+Valhalla.
+
+Dit paleis, Valhalla geheeten (de hal der uitgelezen verslagenen) had
+vijfhonderd veertig deuren, breed genoeg om achthonderd krijgslieden
+naast elkander door te laten, en boven den hoofdingang waren een
+zwijnskop en een adelaar welks scherpe blik doordrong tot de verste
+hoeken van de wereld. De muren van dit wondervolle gebouw waren
+gemaakt van schitterende speren, zoo sterk gepolijst dat zij de
+hal verlichtten. Het dak was van gouden schilden, en de banken
+waren versierd met schoone rustingen, de geschenken van den god
+aan zijn gasten. Hier boden lange tafels ruimschoots gerief aan de
+Einheriar, soldaten gevallen in den slag, die in het bijzonder door
+Odin begunstigd werden.
+
+
+ Gemakkelijk wordt herkend,
+ Door hen die tot Odin gaan,
+ Het verblijf als men het ziet,
+ Zijn dak met speren belegd,
+ Zijn hal met schilden bedekt,
+ Met wapenen elke bank versierd.
+
+ Grimnirs Lied.
+
+
+De oudste Noorsche natiën, die den oorlog voor het meest eervolle
+bedrijf hielden, en moed als de grootste deugd beschouwden, vereerden
+Odin vooral als god van strijd en zegepraal. Zij geloofden dat,
+zoo dikwijls er een gevecht op handen was, hij zijn bijzondere
+dienaressen, de schild-, strijd- of wenschmaagden, Valkyren (kiezers
+der gesneuvelden) geheeten, uitzond, die uit de doode krijgers
+het halve aantal kozen en ze droegen op haar snelle rossen over de
+sidderende regenboogbrug, Bifröst, in het Valhalla. Welkom geheeten
+door Odins zonen, Hermod en Bragi, werden de helden geleid naar
+den voet van Odins troon, waar zij den prijs ontvingen die hun moed
+toekwam. Als een of andere uitverkorene van den god dus in Asgard
+werd gebracht, stond Valvader (vader der gesneuvelden) zooals Odin
+heette wanneer hij het voorzitterschap bekleedde over de krijgers,
+soms van zijn troon op en heette hem in persoon welkom aan de groote
+ingangspoort.
+
+
+
+Het feest van de helden.
+
+Behalve den roem van zulk een onderscheiding en het genot van Odins
+geliefde tegenwoordigheid dag op dag, wachtten nog andere stoffelijke
+genietingen de krijgers in het Valhalla. Een onbekrompen onthaal
+werd hun bereid aan lange tafels, waar de schoone maagden met hare
+blanke armen, de Valkyren, hen met nauwgezetten ijver dienden, nadat
+zij hare wapenrusting hadden afgelegd en zij zich in zuivere, witte
+kleederen hadden gedoscht. Deze maagden, negen in getal, volgens
+sommige bronnen, brachten den helden groote horens met heerlijke
+mêe gevuld, en zetten hun enorme porties wild-zwijnenvleesch voor,
+waarvan zij lekker smulden. De gewone Noorsche drank was bier of ale,
+maar onze voorvaderen vonden dit drinken te gemeen voor de hemelsche
+sfeer. Zij verbeeldden zich dus dat Valvader zijn tafel ruim voorzien
+had van mee of honigwijn die dagelijks in groote hoeveelheid door
+zijn geit Heidrun werd geleverd. Deze geit graasde voortdurend de
+teere bladeren en twijgen op Lerad, den hoogsten top van den Yggdrasil.
+
+
+ Veel strijd, gevaarvol vechten was hun leus;
+ Ontijdig en met purpren wonden vol,
+ Was harde dood hun keus; hij bracht hun aan
+ Een recht op feest en drinken dat nooit eindt
+ In Odins hal, welks ruim weerklinken deed
+ 't Vroolijk rumoer der schimmen, eens geveld
+ In woest gevecht of door gedurfden slag.
+
+ Vrijheid (James Thomson).
+
+
+De spijs die de Einheriar aten was het vleesch van het goddelijke
+everzwijn Saehrimnir, een wonderbaar dier, dat dagelijks geslacht werd
+door den kok Andhrimnir, en gekookt in den grooten ketel Eldhrimnir;
+maar ofschoon de gasten van Odin echten noorschen eetlust hadden en
+tot verzadigings toe aten, was er altijd vleesch genoeg voor allen.
+
+
+ Andhrimnir kookt
+ In Eldhrimnir
+ Saehrimnir;
+ 't Is 't beste vleesch;
+ Geen schier kent
+ Der Einherjen spijs.
+
+ Grimnirs lied.
+
+
+Bovendien was de voorraad onuitputtelijk, want het wilde zwijn
+kwam altijd weer in het leven terug vóór het uur van den volgenden
+maaltijd. De wonderbare vernieuwing van voorraad in de provisiekamer
+was niet de eenige miraculeuse gebeurtenis in Valhalla, want men zegt
+dat de krijgers na tot verzadigd wordens toe gegeten en gedronken
+te hebben, altijd naar hun wapenen vroegen, zich uitrustten en naar
+het groote hofplein reden, waar zij tegen elkander vochten en de
+wapenfeiten herhaalden, waardoor zij beroemd waren geworden op aarde,
+en dat zij elkander roekeloos vreeslijke wonden toebrachten, die echter
+op wonderdadige wijze totaal waren genezen zoodra de etenshoren klonk.
+
+
+ Odins uitverkoren gasten
+ Spelen daag'lijks 't oorlogsspel;
+ Van het feestlijk kampgebied
+ Rijden zij in glinstrend staal;
+ En vroolijk, aan der goden disch,
+ Zwelgt men den kroes met fonklend bier,
+ En eet Saehrimni's roemrijk vleesch.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+Ongedeerd en gelukkig als de horen klonk, en zonder elkander wrok toe
+te dragen om de harde stooten die men had gegeven of ontvangen, reden
+de Einheriar opgewekt naar Valhalla terug om in Odins lieflijk bijzijn
+hun feesten weer te beginnen, terwijl de Valkyren met hare witte armen
+en wuivend haar bevallig rondzweefden en telkens weer haar horens of
+haar geliefkoosde drinkschalen, de schedels harer vijanden, vulden,
+terwijl de skalden zongen van oorlog en van ontroerende Vikingtochten.
+
+
+ Zij krijgen stoot en houw den ganschen dag
+ Bij stof en kreet en bloed en lid, verminkt;
+ Maar keeren 's avonds weer naar Odins hal
+ Gezond en frisch; zoo is hun hemelsch lot.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Terwijl zij dus vochten en feestvierden brachten de helden hun dagen in
+volkomen geluk door, terwijl Odin genoegen had in hun kracht en aantal,
+dat echter, dit voorzag hij, zijn val niet zou kunnen voorkomen als
+de dag van het laatste gevecht aanbreken zou.
+
+Daar zulke genietingen de hoogste waren die de verbeelding van een
+noordelijken krijger kon schilderen, was het zeer natuurlijk dat
+alle krijgslieden Odin moesten liefhebben en vroeg in hun leven zich
+moesten wijden aan zijn dienst. Zij beloofden dat zij, zoo mogelijk,
+zouden sterven met de wapenen in de hand, en verwondden zelfs met hun
+eigen speren zich zelven als de dood naderde, wanneer zij ongelukkig
+genoeg waren geweest den dood op het oorlogsveld te ontgaan en bedreigd
+werden met "een strooien dood", zooals zij overlijden aan ouderdom
+of ziekte noemden.
+
+
+ Aan Odin trouw verpand
+ Kerft hij zich runen,
+ Dood-runen heel diep op zijn arm en zijn borst.
+
+ Viking-verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+Tot loon voor deze toewijding waakte Odin met bijzondere zorg over zijn
+gunstelingen, gaf hun geschenken, een tooverzwaard, een speer of een
+paard en maakte hen onoverwinnelijk totdat hun laatste uur gekomen was,
+als hij zelf verscheen om op te eischen of te vernietigen de giften
+die hij had geschonken, en de Valkyren de helden naar Valhalla droegen.
+
+
+ Hij gaf aan Hermod
+ Een helm en pantser,
+ Van hem ontving ook
+ Siegmund een zwaard.
+
+ Hyndla-lied.
+
+
+
+Sleipnir.
+
+Als Odin een werkzaam aandeel had in den oorlog, bereed hij meestal
+zijn acht-pootig grijs paard, Sleipnir, en droeg een wit schild. Zijn
+schitterende speer over de hoofden der strijdenden geslingerd, was het
+teeken dat het gevecht zou beginnen, en hij stormde dan in het midden
+van de gelederen en schreeuwde zijn oorlogskreet: "Odin heeft U allen".
+
+
+ En Odin doste
+ Zich uit met rusting blinkend, helm van goud,
+ En voerde Sleipnir voort.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Soms gebruikte hij zijn tooverboog waarvan hij tien pijlen tegelijk
+kon schieten, en elk velde zonder missen een vijand neer. Ook
+veronderstelde men dat Odin zijn begunstigden krijgers de beroemde
+Berserkerwoede (Berserker-naakthemd) ingaf, die hen in staat stelde,
+ofschoon naakt, zonder wapenen en geheel omsingeld, ongehoorde
+daden van moed en kracht te verrichten, en als door tooverkracht
+te ontwijken.
+
+Evenals Odins eigenschappen, gelijk de allesdoordringende elementen,
+veelvuldig waren, zoo ook zijn namen; hij had er niet minder dan
+tweehonderd, die bijna alle een vorm van zijn werken aanduidden. Men
+beschouwde hem als den ouden god van de zeelui en van den wind.
+
+
+ "Machtig' Odin,
+ Noren smeeken: U zij d' eer!
+ Stuur ons schip, o sterke Wodan,
+ Veilig over d' Oostzee weer".
+
+ Vail.
+
+
+
+De wilde jacht.
+
+Odin, in zijn hoedanigheid van windgod, werd afgebeeld als midden door
+de lucht ijlend op zijn achtpootig paard, waarvan het oudste Noorsche
+raadsel afkomstig is, dat aldus luidt: "Wie rijden er samen naar het
+gevecht? Zij hebben drie oogen, tien voeten, één staart: en zwerven
+zoo de landen door". En daar men meende dat de zielen van de dooden
+werden weggedreven op de vleugelen van den storm, werd Odin vereerd
+als de leider van alle zielen die het lichaam hadden verloren. In deze
+rol was hij het meest algemeen bekend als de Wilde Jager, en als de
+menschen het geruisch en gebulder van den wind hoorden, schreeuwden
+zij luid in bijgeloovige vrees en verbeeldden zich dat zij hem zagen
+voorbij rijden met zijn stoet, allen gezeten op snuivende paarden,
+en vergezeld van blaffende honden. En men beschouwde het voorbijgaan
+van de Wilde Jacht, bekend als Wodan's Jacht, de Razende Menigte,
+Gabriels Honden of Asgardreia, ook als een voorteeken van onheil als
+b.v. oorlog of pest.
+
+
+ De Rijn vloeit klaar, maar een dof gebrom
+ Van kamp hoort straks zijn bed,
+ En van speren galmt het land rondom
+ En er schreeuwt ginds een trompet,
+ En de dapp're ligt in zijn bloed, geveld,
+ Want de Wilde Jager is langs gesneld.
+
+ De Wilde Jager (Mevr. Hemans).
+
+
+Verder dacht men dat wanneer iemand zoo oneerbiedig was dat hij in
+scherts mee deed aan het wild hallo, hij direct zou worden gegrepen
+en met de verdwijnende schare meegevoerd, terwijl diegenen die aan
+het hallo deelnamen met onvoorwaardelijk goed geloof, beloond zouden
+worden met het plotselinge geschenk van een paardepoot, van boven
+hun toegeworpen, en dat deze, als zij hem zorgvuldig bewaarden tot
+den volgenden morgen, veranderd zou worden in een klomp goud.
+
+Zelfs na de invoering van het Christendom was het onontwikkelde
+Noorsche volk nog bang voor den opkomenden storm en beweerde dat het
+de Wilde Jacht was die voortjoeg door de lucht.
+
+
+ "Hem schrikt gerucht,
+ Want boven hem is Gabriels hondenstoet,
+ Die met hun slechten heer steeds jagen moet
+ Het vliedend hert in hooge streek der lucht".
+
+ Sonnet (Wordsworth).
+
+
+Soms liet zij een kleinen zwarten hond achter, die hinkend en jankend
+op een nabijzijnden haard, een heel jaar lang bewaard en zorgvuldig
+opgepast moest worden, indien hij niet kon worden uitgedreven
+of weggeschrikt. Het gewone voorschrift was, precies als voor de
+onttoovering van vondelingen, bier te brouwen in eierschalen, en men
+meende dat dit bedrijf den spookhond zulk een schrik zou aanjagen, dat
+hij zou wegvluchten met zijn staart tusschen de beenen, uitroepend,
+dat, ofschoon zoo oud als het Bohemer bosch, hij nooit eerder zoo
+iets doms gezien had.
+
+
+ Ik ben oud
+ Als 't Bohemer woud,
+ En heb van mijn leven
+ Zulk gebrouw niet gezien.
+
+ Oud gezegde.
+
+
+Het voorwerp van deze schimmenjacht was zeer afwisselend, en was òf
+een denkbeeldig wild zwijn òf wild paard, meisjes met blanke borsten
+die gevangen werden en weggevoerd slechts eens in de zeven jaren,
+of de boschnimfen, mosmeisjes genoemd, van wie men dacht dat zij de
+herfstbladen voorstelden, van de boomen afgescheurd en weggewaaid
+door den winterstorm.
+
+In de middeleeuwen, toen het geloof in de oude heidensche godheden
+ten deele vergeten was, was de aanvoerder van de Wilde Jacht niet
+langer Odin, maar Karel de Groote, Frederik Barbarossa, koning Arthur,
+of deze of gene Sabbatschender, zooals de Heer van Rodenstein of Hans
+von Hackelberg, die, tot straf voor zijn zonden, veroordeeld was voor
+goed te jagen door de lucht.
+
+Men meende, dat, daar de winden het hevigst bliezen in herfst en
+winter, Odin het liefst in dat seizoen op jacht ging, vooral in
+den tijd tusschen Kerstmis en Driekoningen, en de boeren zorgden er
+altijd voor de laatste schoof of maat graan op de velden achter te
+laten als voedsel voor zijn ros.
+
+Deze jacht was natuurlijk onder verschillende namen bekend in de
+onderscheiden landen van Noordelijk Europa; maar daar de verhalen, er
+van verteld, overal gelijk zijn, hadden zij blijkbaar hun oorsprong in
+hetzelfde oude heidensche geloof, en tot dezen dag denken onontwikkelde
+menschen met een noorsche fantasie, dat het gehuil van een hond in
+een stormachtigen nacht een onbedriegelijk voorteeken is van dood.
+
+
+ En ijlen zal de sombre jacht
+ Tot tijd volend is in zijn duur,
+ Des daags in holle aardeschacht,
+ Komt zij er uit in 't nachtlijk uur,
+
+ Dit zijn de horen, hond en paard
+ Die 's avonds soms verneemt de boer,
+ Dan slaat hij 't kruis, door vrees vervaard,
+ Als hij bemerkt het wild rumoer.
+
+ De wakk're priester treurt dan stil
+ Om 's menschen trots en 's menschen wee,
+ Als bij zijn nachtmis dringt een gil,
+ De helsche roep van "holla hé".
+
+ Sir Walter Scott.
+
+
+De Wilde Jacht, of de Razende Schaar van Duitschland, heette in
+Engeland Herlathing, naar den mythischen koning Herla, den vermeenden
+aanvoerder; in noordelijk Frankrijk droeg zij den naam van Mesnée
+d'Hellequin, naar Hell, de godin van den dood; en in de middeleeuwen
+was zij bekend als Cains Jacht of Herodes' Jacht. Deze laatste namen
+kreeg zij, omdat men geloofde dat de aanvoerders geen rust konden
+vinden wegens de schandelijke moorden op Abel, op Johannes den Dooper
+en op de Heilige Onschuldigen.
+
+In midden-Frankrijk heet de Wilde Jager, dien wij in andere landen
+al hebben leeren kennen als Odin, Karel den Groote, Barbarossa,
+Rodenstein, von Hackelberg, Koning Arthur, Hel, een van de Zweedsche
+koningen, Gabriel, Cain of Herodes, ook wel de Groote Jager van
+Fontainebleau (le Grand Veneur de Fontainebleau), en men beweert
+dat men den avond van den moord op Hendrik IV en ook precies voor
+het uitbreken van de groote Fransche Omwenteling, zijn geschreeuw
+duidelijk kon hooren toen hij ijlde door de lucht.
+
+Algemeen geloofde men onder de Noorsche volken dat de ziel ontsnapte
+uit het lichaam in de gedaante van een muis, die uit den mond van een
+lijk kroop en wegliep, en die ook zou kruipen in en uit de monden van
+menschen die in somnambule-toestand verkeerden. Terwijl de ziel afwezig
+was, kon geen poging of middel den patiënt tot het leven terugroepen;
+maar zoodra zij weerom was, kwam de bezieldheid terug.
+
+
+
+De Rattenvanger.
+
+Daar Odin de aanvoerder was van al de schimmen, werd hij in de
+middeleeuwen vereenzelvigd met den Rattenvanger van Hamelin. Volgens
+middeleeuwsche legenden werd Hamelin zoo door ratten gekweld dat het
+leven ondragelijk werd, en een groote belooning werd aangeboden aan
+dengene, die de stad van deze knagers bevrijden zou. Een fluitspeler,
+in veelkleurige kleederen, wilde het werk op zich nemen, en toen men
+de voorwaarden had vastgesteld, begon hij door de straten te spelen
+zóó, dat al de ratten uit haar gaten werden gelokt totdat zij een
+aaneengesloten stoet vormden. Er was iets in de melodie dat haar
+dwong mee te gaan, totdat eindelijk de rivier de Weser bereikt was
+en allen in haar wateren verdronken.
+
+
+ En eer de fluit drie tonen deed gaan
+ Scheen 't of een leger kwam murmelend aan;
+ En het murmelen werd tot een dof gerommel,
+ En het rommelen werd tot een luider brommen,
+ En uit ieder huis kwamen ratten in drommen.
+ Groote, kleine, lenige, vleezige,
+ Bruine en zwarte, dikke en pezige,
+ Grijze, halfgele, deftige, vlugge,
+ Vaders, moeders, oomes en neven,
+ Snorren gepunt, staarten boven de ruggen,
+ Familiën in massa, hoe groot is om 't even,
+ Broeder en zuster, heer en mevrouw,
+ Volgden den vreemden Pijper getrouw,
+ Van straat tot straat blies hij doordringend,
+ En stap voor stap volgden zij springend,
+ Tot zij kwamen aan de rivier de Weser,
+ Waar allen in vielen en verdronken.
+
+ Robert Browning.
+
+
+Toen de ratten allen dood waren en er geen kans was dat zij zouden
+terugkeeren om hen te plagen, weigerden de menschen van Hamelin de
+belooning te betalen, en zij zeiden dat de fluitspeler maar zien moest
+wat hij kon. Hij hield hen bij hun woord, en eenige oogenblikken
+later klonken de vreemde melodieën van de tooverfluit opnieuw, en
+dezen keer waren het de kinderen die in troepen uit de huizen kwamen
+en vroolijk den fluitspeler volgden.
+
+
+ Toen kon men ontwaren de woelige maren
+ Van vroolijke scharen in hevig misbaren,
+ Van voetjes die trappen en klompjes die stappen,
+ Van handjes die klappen en mondjes die snappen,
+ En als vogels op zaad, dat de hong'rigen happen,
+ Renden aan al de kinderen, meisjes en knapen,
+ Met wangetjes rood en goud haar om de slapen,
+ En tanden en oogjes tot schitt'ren geschapen,
+ Tripp'lend en hipp'lend in vroolijken stoet,
+ Den wonderen speelman gevolgd op den voet,
+
+ Robert Browning.
+
+
+De burgers waren niet bij machte het treurspel te voorkomen, en toen
+zij als door tooverkracht verlamd stonden, voerde de speelman de
+kinderen uit de stad naar den Koppelberg, een heuvel aan de grenzen
+van de stad, die miraculeus openging om den stoet te ontvangen en zich
+niet eerder weer sloot dan toen het laatste kind buiten het gezicht
+was. Deze legende deed blijkbaar de zegswijze ontstaan "den speelman
+betalen". Sedert heeft men in Hamelin de kinderen nooit teruggezien,
+en tot herinnering aan dit algemeene onheil zijn sedert alle officieele
+besluiten gedateerd zoovele jaren na het bezoek van den Rattenvanger.
+
+
+ Zij maakten een wet dat juristen nimmer
+ Moesten meenen hun stukken goed gesteld,
+ Als na den dag van de maand en het jaar
+ Niet stond te lezen, duid'lijk en klaar;
+ "En zoo lang na dat wat gebeurd is daar,
+ Op twee en twintig Juli, net geteld,
+ Van dertien honderd en zes en zeventig";
+ Om het feit te houden voortdurend levendig,
+ En de plek, waar de kinderen het laatst men zag,
+ Noemden zij de Rattenvangerstraat sinds dien dag,
+ En als iemand er voortaan blies op een fluit
+ Ging hij ongetwijfeld zijn baantje uit.
+
+ Robert Browning.
+
+
+In deze mythe is Odin de speelman, de schrille tonen van de fluit zijn
+zinnebeelden van den fluitenden wind, de ratten vertegenwoordigen
+de zielen van de dooden, die hem vroolijk volgen, en de holle berg
+waarin hij de kinderen voert, verbeeldt het graf.
+
+
+
+Bisschop Hatto.
+
+Een andere Germaansche legende, die harer oorsprong dankt aan dit
+geloof, is het verhaal van Bisschop Hatto, den ongelukkigen prelaat,
+die, geërgerd door het gezucht der armen tijdens een hongersnood, hen
+allen levend verbrand had in een verlaten schuur, evenals de ratten,
+waarop zij, volgens zijn zeggen geleken en hun niets had willen
+meedeelen van het kostelijke graan dat hij voor zich zelf had vergaard.
+
+
+ "O Zie, 't is een heerlijk vreugdevuur" zei
+ De bisschop, "het land heeft verplichting aan mij,
+ Want ik heb het gered, in dagen van nood,
+ Van ratten die enkel verteren het brood."
+
+ Robert Southey.
+
+
+Kort nadat deze verschrikkelijke misdaad was bedreven, berichtten de
+hoorigen van den bisschop de komst van een groote menigte ratten. Deze
+waren, naar het schijnt, de zielen van de vermoorde boeren, die
+de gedaante van de ratten hadden aangenomen, waarmede de bisschop
+hen vergeleken had. Zijn pogingen tot ontvluchten waren vergeefsch,
+en de ratten vervolgden hem zelfs tot midden in den Rijn, naar een
+steenen toren waarin hij trachtte te ontkomen aan hun tanden. Zij
+zwommen naar den toren, knaagden zich een weg door de steenen muren,
+stortten zich er van alle kanten tegelijk binnen, vonden den bisschop
+en verslonden hem levend.
+
+
+ En in door de vensters en in door de poort,
+ En dwars door den vloer gaat het stormende voort,
+ En af van den zolder, geen muur die ze stoort,
+ Van rechts en van links, van zuid en van noord,
+ Van binnen en buiten, van hier en van daar,
+ Dringt af op de bisschop de ijlende schaar,
+ Gewet zijn hun tanden vooraf aan het steen,
+ Zij bijten den kerkvorst tot diep op het been,
+ Zij rukten zijn vleesch van het lichaam hem af,
+ Want dit was hun taak: hem te brengen zijn straf.
+
+ Robert Southey.
+
+
+Men meent dat de roode gloed van den zonsondergang, boven den
+muizentoren bij Bingen aan den Rijn de spiegeling is van het helsche
+vuur waarin de slechte bisschop langzaam wordt geroosterd als straf
+voor zijn gruwelijke misdaad.
+
+
+Irmin.
+
+In sommige streken van Duitschland hield men Odin voor denzelfden als
+den Saksischen god Irmin, wiens beeld, de Irminzuil, bij Paderborn,
+door Karel den Groote in 772 werd vernield. Men vertelde dat Irmin
+een grooten koperen wagen had waarop hij door de lucht reed langs
+het pad dat wij kennen als den Melkweg, maar dat de oude Germanen
+aanduidden als Irmins weg. De wagen, welks geratel soms voor
+menschenooren verneembaar was als donder, verliet nooit de lucht,
+waar men hem nog kan zien in het sterrenbeeld van den Grooten Beer,
+in het Noorden ook bekend als Odins of Karels wagen.
+
+
+ "De Wagen, die rijdt door de hemel
+ Immer zijn cirk'lenden weg, en blijft in de buurt van Orion,
+ Eenige ster aan de lucht die nooit zich baadt in de golven.
+
+ Homerus Ilias.
+
+
+
+Mimirs bron.
+
+Ten einde de groote wijsheid te krijgen waardoor hij zoo beroemd is,
+bezocht Odin, in het begin der tijden, Mimirs (Memor, herinnering)
+bron, "de fontein van alle wetenschap en wijsheid", in welker heldere
+diepten zelfs de toekomst klaar gespiegeld werd, en verzocht den ouden
+man, die ze bewaakte, hem een teug te gunnen. Maar Mimir, die heel
+goed de waarde van zulk een gunst kende (want zijn bron gold als de
+bron of hoofdstroom der herinnering), weigerde de gift tenzij Odin
+toestond een van zijn oogen in ruil te geven.
+
+De god aarzelde niet, zoo hoog schatte hij de teug, maar rukte
+onmiddellijk een van zijn oogen uit, dat Mimir te pand hield en liet
+zinken diep in zijn fontein, waar het scheen met milden glans. Odin
+bleef met één oog over, wat men als een beeld van de zon beschouwt.
+
+
+ Wij zoeken heel ons leven naar de zon;
+ Dat brandend voorhoofd is het oog van Odin.
+ Zijn tweede oog, de maan, schijnt niet zoo hel;
+ Hij gaf 't aan Mimir, in zijn bron, te pand,
+ Dat hij er hale water, 't welk geneest,
+ Dit oog tot sterking, ied'ren nieuwen dag.
+
+ Oehlenschläger.
+
+
+Toen Odin diep dronk uit Mimirs bron, verkreeg hij de kennis, die
+hij verlangde, en hij beklaagde zich nooit over het offer dat hij
+had gebracht, maar tot verdere herinnering aan dien dag brak hij
+een tak van den heiligen boom Yggdrasil, die de bron overschaduwde,
+en vormde er van zijn geliefde speer Gungnir.
+
+
+ Een moedig god
+ Ging om een teug naar de bron,
+ Waar hij liet in ruiling
+ Gaarne het licht van een oog.
+ Van d' Yggdrasil
+ Rukt' eer hij ging Wotan een tak
+ En hij spleet het hout
+ Met heftige kracht van den stam.
+
+ Godenschemering, Wagner.
+
+
+Maar ofschoon Odin nu alwijs was, was hij bedroefd en gedrukt, want hij
+had een blik gekregen in de toekomst en had de vergankelijke natuur
+van alle dingen bemerkt, en zelfs het lot der goden, die allen tot
+ondergang waren gedoemd. Deze wetenschap deed hem zóó aan, dat hij
+naderhand er steeds melancholiek en peinzend uitzag.
+
+Om de waarde van de wijsheid, die hij dus had gekregen, te beproeven,
+ging Odin den geleerdste van al de reuzen, Vafthrudnir, bezoeken,
+en begon met hem een spiegelgevecht in scherpzinnigheid, waarbij de
+inzet niet minder was dan het hoofd van den verliezer.
+
+
+ Odin spoedde zich en ging
+ Tot een kamp in wetenschap
+ Met den Jute, wijs en sterk;
+ Naar Vafthrudnirs hooge hal
+ Kwam de groote runenvorst.
+
+ Vafthrudnirs-mal.
+
+
+
+Odin en Vafthrudnir.
+
+Bij deze gelegenheid had Odin zich vermomd als een zwerver, op raad
+van Frigga, en toen hem zijn naam werd gevraagd, zij hij dat die naam
+Gangrad was. De strijd begon onmiddellijk, want Vafthrudnir vroeg zijn
+gast naar de paarden die Dag en Nacht door de lucht trokken, naar de
+rivier Ifing die Jötun-heim van Asgard scheidde, en ook naar Vigrid,
+het veld waar het laatste gevecht moest worden geleverd.
+
+Al deze vragen werden nauwkeurig beantwoord door Odin, die,
+toen Vafthrudnir klaar was, op zijn beurt begon te vragen, en even
+uitvoerige antwoorden kreeg aangaande den oorsprong van hemel en aarde,
+de schepping van de goden, hun strijd met de Vana's, de bezigheden van
+de helden in Valhalla, de plichten van de Nornen, en de heerschers die
+de Aesir moesten vervangen als dezen waren ondergegaan met de wereld
+die zij hadden geschapen. Maar toen ten slotte Odin zich bij den reus
+boog en zacht de woorden vroeg die Alvader fluisterde tot zijn dooden
+zoon Balder, als hij lag op zijn brandstapel, herkende Vafthrudnir
+plotseling zijn goddelijken bezoeker. Hij deinsde teleurgesteld terug
+en zei dat alleen Odin die vraag kon beantwoorden, en dat het hem nu
+volkomen duidelijk was dat hij dwaaslijk een strijd had aangegaan
+in scherpzinnigheid en wetenschap met den koning der goden, en ten
+volle de boete verdiende omdat hij verloren had, n.l. het verlies
+van zijn hoofd.
+
+
+ Niet de mensch van sterflijk ras
+ Weet het woord, door u gesproken,
+ Tot uw zoon in ouden tijd.
+ Ik hoor den tred van dood die komt;
+ Hij rukt der runen wijsheid weg,
+ En 't weten van der goden worden
+ Uit d' ongelukkige ziel die streed
+ Met Odin zelf den geesteskamp,
+ Met hem die wijs is boven elk;
+ De prijs was 't leven, en gij wont.
+
+ Vafthrudnirs-mal.
+
+
+Zooals het met vele Noorsche mythen het geval is, die vaak fragmentair
+en duister zijn, eindigt deze hier, en geen der dichters vertelt ons of
+Odin werkelijk zijn tegenstander versloeg, noch ook wat het antwoord
+was op zijn laatste vraag; maar mythologen hebben het vermoeden
+gewaagd dat het woord, door Odin in Balders oor gefluisterd om hem
+over zijn ontijdigen dood te troosten "opstanding" moet zijn geweest.
+
+
+
+Vinding van de Runen.
+
+Behalve god der wijsheid was Odin god en uitvinder van de runen, het
+oudste alphabet in gebruik bij de noordelijke natiën, welke karakters,
+die geheimenis beteekenen, eerst voor waarzegging werden gebruikt,
+ofschoon zij later dienden voor inschriften en documenten. Evenals
+men de wijsheid slechts kon verkrijgen ten koste van offers, vertelt
+Odin zelf dat hij negen dagen en nachten hing aan den heiligen boom
+Yggdrasil, starende in de onmetelijke diepten van Niflheim, verzonken
+in diepe gedachten, en door eigen speer gewond, eer hij de kennis
+kreeg die hij zocht.
+
+
+ Ik weet dat ik hing
+ Aan een zwiependen tak
+ Negen nachten lang,
+ Door een speer verwond,
+ En aan Odin gewijd,
+ Ik zelf aan mij zelven;
+ Aan dien boom
+ Waarvan niemand weet
+ Waar zijn wortel is.
+
+ Odins Runenzang.
+
+
+Toen hij deze wetenschap volledig meester was, sneed Odin tooverrunen
+op zijn speer Gungnir, op de tanden van zijn paard Sleipnir, op de
+klauwen van den beer, en op tallooze andere bezielde en onbezielde
+dingen. En omdat hij dus had gehangen over den afgrond een zoo langen
+tijd, beschouwde men hem later altijd als den beschermgod van allen
+die veroordeeld waren om opgehangen te worden of die door den strop
+omkwamen.
+
+Nadat hij de gave der wijsheid en der runen verkregen had, die
+hem heerschappij gaf over alle dingen, wilde Odin ook de gave der
+welsprekendheid en der poëzie, die hij verwierf op een wijze waarvan
+wij zullen vertellen in een volgend hoofdstuk.
+
+
+
+Geirrod en Agnar.
+
+Odin, zooals reeds is gezegd, stelde veel belang in de zaken der
+menschen, en men vertelt dat hij in het bijzonder gaarne zorgde
+voor de aardige zoontjes van Koning Hrauding, Geirrod en Agnar,
+toen zij respectievelijk ongeveer acht en tien jaar oud waren. Op
+zekeren dag gingen deze kleine jongens visschen, en plotseling kwam
+een storm op, die hun boot in zee dreef, totdat zij tenslotte op
+een eiland strandden, waar een schijnbaar oud paar woonde, dat in
+werkelijkheid Odin en Frigga waren, dus vermomd. Zij hadden deze
+gedaanten aangenomen om toe te geven aan een plotselinge begeerte om
+bij hun beschermelingen dicht in de buurt zijn. De kinderen werden
+hartelijk verwelkomd en vriendelijk bejegend; Odin koos Geirrod tot
+zijn gunsteling en leerde hem de wapenen gebruiken, terwijl Frigga
+den kleinen Agnar vertroetelde en verwende. De jongens bleven op het
+eiland met hun vriendelijke beschermers gedurende het lange koude
+winterseizoen; maar toen de lente kwam en de luchten blauw waren, en
+de zee kalm, scheepten zij zich in op een boot waarvoor Odin zorgde,
+en vertrokken naar hun vaderland. Begunstigd door zachte koelten werden
+zij spoedig daarheen gedreven; maar toen de boot het strand naderde
+sprong Geirrod er vlug uit en stiet ze ver weg in het water, terwijl
+hij zijn broeder verwenschte in de macht van den boozen geest. Op
+datzelfde oogenblik draaide de wind en Agnar werd inderdaad weggevoerd,
+terwijl zijn broeder zich naar zijns vaders paleis spoedde met een
+leugenachtig verhaal over hetgeen met zijn broer gebeurd was. Hij
+werd met vreugde ontvangen als een uit den doode herrezene, en te
+zijner tijd volgde hij zijn vader op den troon op.
+
+Jaren gingen voorbij, waarin de aandacht van Odin door andere
+gewichtige overwegingen werd bezig gehouden, toen op zekeren dag,
+terwijl het goddelijk paar zat op den troon Hlidskialf, Odin zich
+plotseling het winterverblijf op het onbewoond eiland herinnerde, en
+hij zijn vrouw zeide, dat zij moest zien hoe machtig zijn pleegkind was
+geworden, en haar beschimpte omdat haar gunsteling Agnar een reuzin
+had gehuwd en arm was gebleven en niet vooruit was gekomen. Frigga
+antwoordde kalm dat het beter was arm te zijn dan hardvochtig, en
+beschuldigde Geirrod van gebrek aan gastvrijheid--een van de ergste
+zonden in de oogen van een Noorman. Zij ging zelfs zoo ver te beweren
+dat hij trots al zijn rijkdom zijn gasten dikwijls slecht behandelde.
+
+Toen Odin deze beschuldiging hoorde verklaarde hij dat hij de
+valschheid der aantijging zou bewijzen door de vermomming van een
+Zwerver aan te nemen en Geirrods edelmoedigheid op de proef te
+stellen. Gewikkeld in zijn wolkkleurig kleed, met slappen hoed en
+pelgrimsstaf,--
+
+
+ Zwerver noemt mij de wereld.
+ Ver zijn mijn voeten gegaan;
+ Op der aarde rug
+ Toog ik eindeloos ver.
+
+ Wagner.
+
+
+vertrok Odin onmiddellijk langs een omweg, terwijl Frigga, om hem
+na te gaan, dadelijk een snellen bode zond ten einde Geirrod te
+waarschuwen voor een man in een wijden mantel en met breedgeranden
+hoed, daar deze een booze toovenaar was die hem kwaad zou doen.
+
+Toen Odin zich dus voor het paleis van den koning vertoonde werd hij
+voor Geirrod gesleept en ruw ondervraagd. Hij gaf als zijn naam op
+Grimnir, maar weigerde te zeggen vanwaar hij kwam of wat hij wilde,
+zoodat daar deze geslotenheid de achterdocht versterkte die Geirrod
+was bijgebracht, hij zijn wreeden zin vrij spel liet en beval dat de
+vreemdeling zou worden gebonden tusschen twee vuren, op zulk een wijze
+dat de vlammen om hem heenspeelden zonder hem heelemaal te raken, en
+hij bleef in dien toestand acht dagen en acht nachten, in standvastig
+zwijgen, zonder voedsel. Nu was Agnar heimelijk teruggekeerd naar
+het paleis van zijn broeder, waar hij een dienstbare betrekking
+had gekregen en op zekeren dag, toen alles stil was, bood hij den
+ongelukkigen gevangene een beker ale. Maar nu wilde Odin niets te
+drinken hebben, het ergste van alles wat de god had uit te staan.
+
+Op het einde van den achtsten dag, terwijl Geirrod, op zijn troon
+gezeten, op de marteling van zijn gevangene staarde, begon Odin te
+zingen--eerst zacht, dan luider en luider totdat de hal weergalmde van
+zijn jubelende tonen--een profetie dat de koning die zoo lang de gunst
+van den god genoten had, weldra zou omkomen door zijn eigen zwaard.
+
+
+ Gevallen door 't zwaard
+ Heeft Ygy u dan;
+ Uw leven is ten eind:
+ Boos op u zijn de Dîsir;
+ Odin zult ge nu zien:
+ Kom naderbij als ge kunt.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Toen de laatste tonen wegstierven vielen de ketenen van zijn handen,
+vlammen flikkerden en gingen uit, en Odin stond midden in de hal,
+niet langer in menschelijke gedaante maar in al de macht en schoonheid
+van een god.
+
+Toen Geirrod de onheilspellende profetie hoorde trok hij haastig
+zijn zwaard, met het plan den onbeschaamden zanger neer te slaan;
+maar toen hij de plotselinge gedaanteverwisseling zag, deinsde hij
+bevreesd terug, struikelde, viel op het scherpe lemmet en kwam om,
+zooals Odin juist had voorspeld. Toen wendde Odin zich tot Agnar (die,
+volgens sommige verhalen 's konings zoon en niet zijn broeder was,
+want deze oude geschiedenissen zijn soms wonderlijk verward) en liet
+hem den troon bestijgen tot loon voor zijn menschlievend gedrag,
+en beloofde hem verder te beloonen voor de teug ale die juist van
+pas kwam, hem te zegenen met allerlei voorspoed.
+
+Bij een andere gelegenheid ging Odin naar de aarde en was zoo lang
+afwezig dat de goden begonnen te denken dat zij hem in Asgard niet
+weer zouden terugzien. Dit gaf zijn broeders Vili en Ve, die enkele
+mythologen als andere verpersoonlijkingen van hem zelf beschouwen,
+den moed zich zijn macht en zijn troon toe te eigenen, en zelfs,
+zooals men zegt, zijn vrouw Frigga te huwen.
+
+
+ Wees nu stil maar, Frigg!
+ Gij zijt Fiorgyns dochter
+ En waart op mannen steeds verzot,
+ Daar Ve en Villi, naar men zegt,
+ Gij, Vidrir's vrouw, hebt
+ Allebei omarmd.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Mei-dag feesten.
+
+Maar toen Odin terugkeerde verdwenen de geweldenaren voor goed; en
+ter herinnering aan het verdwijnen van den valschen Odin, die zeven
+maanden had geregeerd en enkel ellende in de wereld had gebracht
+en aan de wederkomst van den goeden god, vierden de heidensche
+Noormannen vroeger jaarlijksche feesten, die lang bleven bestaan
+als Mei-dag feesten. Tot in heel laten tijd was er dien dag steeds
+een groote optocht in Zweden, bekend als de Meirit, waarin een met
+bloemen bedekte Meikoning (Odin) den in bont gehulden Winter (zijn
+valschen dubbelganger) met bloesems wierp, totdat hij hem op de vlucht
+dreef. In Engeland werd ook de eerste Mei gevierd als een feestelijke
+gelegenheid waarbij Meiboomdansen, Meikoningen, Maid Marian en Jack
+in the Green een grooten rol speelden.
+
+Als verpersoonlijking van den hemel was Odin natuurlijk de minnaar
+en echtgenoot van de aarde, en daar de aarde hun drieërlei aanblik
+vertoonde, stelden de Noren hem als polygaam voor en kenden hem
+verschillende vrouwen toe. De eerste onder deze was Jörd (Erda),
+de primitieve aarde, dochter van Nacht of van de godin Fiorgyn. Zij
+schonk hem zijn beroemden zoon Thor, den god van den donder. De
+tweede en voornaamste vrouw was Frigga, een verpersoonlijking van de
+beschaafde wereld. Zij schonk hem Balder den lieflijken lentegod,
+Hermod, en, volgens sommigen, Tyr. De derde vrouw was Rinda, een
+personifieering van de harde en bevroren aarde, die met tegenzin
+toegeeft aan zijn warme omhelzing, maar eindelijk het leven schenkt
+aan Vali, zinnebeeld van den plantengroei.
+
+Ook heet het dat Odin Saga of Laga heeft gehuwd, de godin der
+geschiedenis (vandaar het engelsche werkwoord "to say"), en dat hij
+haar dagelijks bezocht heeft in de kristallen hal Sokvabek, onder een
+koele, altijd vloeiende rivier, om haar wateren te drinken en naar
+hare liederen over oude tijden en verdwenen geslachten te luisteren.
+
+
+ Sokvabek heet de vierde woning,
+ Over haar vloeien koele golven;
+ Odin drinkt er blij met Saga
+ Elken dag uit gouden kroes.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Zijn andere vrouwen waren Grid, de moeder van Vidar; Gunlod, de
+moeder van Bragi; Skadi; en de negen reuzinnen die tegelijk Heimdall
+baarden--allen spelen een meer of minder belangrijke rol in de
+verschillende mythen van het Noorden.
+
+
+
+De historische Odin.
+
+Behalve dezen ouden Odin was er een meer moderne, half-historische
+personage die denzelfden naam droeg, aan wien al die deugden, macht en
+avonturen van zijn voorganger zijn toegekend. Hij was het opperhoofd
+der Aesir, bewoners van Klein Azië, die, sterk door de Romeinen
+onderdrukt en met uitroeiing of slavernij bedreigd, hun geboorteland
+ongeveer 70 v. Chr. verlieten en naar Europa verhuisden. Men zegt
+dat deze Odin Rusland, Duitschland, Denemarken, Noorwegen en Zweden
+heeft veroverd en een zoon heeft achtergelaten op den troon van elk
+overwonnen land. Ook bouwde hij de stad Odensö. Hij werd verwelkomd
+in Zweden door Gylfi, den koning, die hem een deel van de streek gaf,
+en hem toestond de stad Sigtuna te stichten, waar hij een tempel bouwde
+en een nieuwe godsvereering invoerde. Verder vertelt de overlevering
+dat, toen zijn einde naderde, deze mythische Odin zijn volgelingen
+verzamelde, zich voor aller oogen negenmaal met zijn speer in de
+borst sneed,--een ceremonie die men "het kerven van Geir-wonden"
+noemde--en hun vertelde dat hij terug ging naar zijn land Asgard,
+zijn oud verblijf, waar hij hun komst zou afwachten, opdat zij met
+hem zouden deelnemen aan een leven van feestvieren, drinken en vechten.
+
+Volgens een ander verhaal reisde Gylfi, toen hij van de macht
+der Aesir, de bewoners van Asgard, had gehoord, en daar hij zich
+wilde overtuigen of deze berichten waar waren, naar het Zuiden. Te
+zijner tijd kwam hij aan Odin's paleis, waar hij werd verwacht, en
+waar hij misleid werd door het visioen van Har, Iafn-har en Thridi,
+drie godheden, die boven elkander troonden. De poortwachter Gangler
+beantwoordde al zijn vragen en gaf hem een lange uiteenzetting van de
+Noorsche mythologie, die in de Jongere Edda wordt meegedeeld, en dan,
+na zijn onderricht te hebben geëindigd, verdween hij plotseling met
+het paleis onder een oorverdoovend geraas.
+
+Volgens andere heel oude gedichten werden Odin's zonen, Weldegg,
+Beldegg, Sigi, Skiold, Seaming en Yngvi, koningen van Oost-Saksen,
+West-Saksen, Franconia, Denemarken, Noorwegen en Zweden, en van dezen
+stammen de Saksers, Hengist en Horso, en de koninklijke familiën van
+de Noordelijke landen af. Nog een andere overlevering verhaalt dat
+Odin en Frigga zeven zonen hadden, die de Anglo-Saksische heptarchie
+stichtten. In verloop van tijd werd deze geheimzinnige koning verward
+met den Odin wiens eeredienst hij invoerde, en al zijn daden werden
+toegekend aan den god.
+
+Odin werd vereerd in tallooze tempels, maar vooral in het groote
+heiligdom te Upsala, waar de plechtigste feesten werden gevierd en
+waar offers werden gebracht. Het offer was meestal een paard, maar
+in tijden van nijpenden nood bracht men menschenoffers, ja zelfs werd
+eens de koning geofferd om een hongersnood af te wenden.
+
+
+ Upsala's tempel waar men schouwt
+ Valhalla's hal op aard als beeld herbouwd.
+
+ Viking verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+De eerste dronk bij ieder feest hier werd op hem ingesteld, en behalve
+den eersten Mei, was hem één dag in elke week gewijd, en van zijn
+Saksischen naam Woden, heette deze Woden's-dag, vanwaar het Hollandsche
+woord "Woensdag" afkomt. Het volk had de gewoonte in zijn heiligdom
+bijeen te komen bij feestelijke gelegenheden, de zangen der skalden
+te hooren, die voor hun spel beloond werden met gouden braceletten
+of armbanden, die aan hun einden opkrulden en "Odin's slangen" heetten.
+
+Er zijn slechts weinige overblijfselen van oude Noorsche kunst, en
+ofschoon ruwe beelden van Odin eens zeer algemeen waren, zijn allen
+verdwenen, daar zij van hout waren gemaakt--een vergankelijke stof, die
+onder de handen van de zendelingen, en vooral van Olaf den Heiligen,
+den noordelijken beeldstormer, spoedig tot asch waren verteerd.
+
+
+ Daar in den tempel stond in hout
+ Het beeld van Odin, fier en stout.
+
+ Sage van koning Olaf (Longfellow).
+
+
+Men veronderstelt dat Odin zijn volk een wetboek heeft gegeven
+waarnaar zij hun gedrag hebben te richten, in een gedicht, Hávamál,
+of het Hooglied, dat een deel van de Edda uitmaakt. In dit lied
+leerde hij de zwakheid van den mensch, de noodzakelijkheid van moed,
+matigheid, onafhankelijkheid en oprechtheid, eerbied voor den ouderdom,
+gastvrijheid, ontferming en tevredenheid, en gaf voorschriften voor
+het begraven der dooden.
+
+
+ Te huis laat een mensch zijn blijde
+ En jegens een gast milddadig;
+ Een wijs gedrag moet hij hebben,
+ Een goed geheugen, een vlotte taal;
+ Als hij veel kennis verlangt,
+ Dan spreke hij van het goede veel.
+
+ Hávamál.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK III: FRIGGA.
+
+
+De koningin van de goden.
+
+Frigga, of Frigg, dochter van Fiorgyn en zuster van Jörd, volgens
+sommige mythologen, wordt door anderen als een dochter van Jörd en
+Odin beschouwd, met wien zij later huwde. Dit huwelijk veroorzaakte
+zoo algemeene vreugde in Asgard, waar de godin zeer bemind was, dat
+het naderhand steeds gewoonte was den trouwdag te vieren met feest
+en gezang, en daar de godin als beschermvrouw van het huwelijk gold,
+werd op bruiloften altijd op haar gedronken, evenals op Odin en Thor.
+
+Frigga was de godin van de atmosfeer, of liever van de wolken, en
+werd als zoodanig voorgesteld in sneeuwwitte of donkere kleeren,
+in overeenstemming met haar ietwat veranderlijken aard. Zij was de
+koningin der goden, en zij alleen had het voorrecht te mogen zitten
+op den troon Hlidskialf, naast haar verheven echtgenoot. Vanhier kon
+zij ook de geheele wereld overzien en waarnemen wat gebeurde, en, zoo
+geloofden onze voorouders, zij bezat kennis aangaande de toekomst,
+die echter niemand van haar te weten kon komen, waardoor zij bewees
+dat Noorsche vrouwen een geheim ongeschonden konden bewaren.
+
+
+ De goden zijn mijn kroost,
+ En al wat komen moet, ik weet het, maar
+ Besluit het in mij, zeg het niemand ooit.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Zij werd gewoonlijk voorgesteld als een slanke, schoone en statige
+vrouw, gekroond met reigerveeren, het symbool van zwijgen en vergeten,
+en gedost in zuiver wit gewaad, om het middel vastgehouden door
+een gouden gordel, waarvan een bos sleutels afhing, het attribuut
+van de Noorsche huismoeder, als wier bijzondere beschermvrouw
+zij gold. Ofschoon zij dikwijls naast haren echtgenoot verscheen,
+gaf Frigga er de voorkeur aan in haar eigen paleis te blijven, dat
+Fensalir heette, de hal der nevelen of de zee, waar zij ijverig bezig
+was met haar wiel of spinrokken en waar zij gouden draden spon of
+lange webben van kleurige wolken weefde.
+
+Om dit werk goed te doen gebruikte zij een bewonderenswaardig met
+juweelen bezet spinnewiel of rokken, dat 's nachts aan den hemel stond
+te schitteren als een sterrenbeeld, in het Noorden bekend als Frigga's
+spinnewiel, terwijl de bewoners van het Zuiden dezelfde sterren den
+Gordel van Orion noemden.
+
+In haar hal Fensalir noodigde de bevallige godin gehuwde mannen en
+vrouwen die op aarde een deugdzaam leven hadden geleid, zoodat zij
+elkanders gezelschap ook na den dood konden genieten, en nooit weer
+tot scheiden werden opgeroepen.
+
+
+ Daar in de pas staat Fensalir, het huis
+ Van Frea, godenmoeder, zeer geëerd,
+ Met open poorten, vensters hel verlicht.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Frigga werd daarom beschouwd als de godin van huwelijks- en
+moederliefde, en werd in het bijzonder gehuldigd door liefhebbende
+echtgenooten en teedere ouders. Maar deze hooge plicht nam niet al
+hare gedachten in beslag, want wij hooren dat zij zeer verzot was op
+kleeding, en, als zij voor de vergaderde goden verscheen, was haar
+dos rijk en voegzaam, en hare juweelen waren gekozen met veel smaak.
+
+
+
+Het gestolen goud.
+
+Frigga's liefde tot opschik bracht haar eens droevig van het spoor,
+want daar zij een nieuw versiersel wilde hebben, ontvreemdde zij
+heimelijk een stuk goud van een standbeeld dat haren echtgenoot
+voorstelde, en dat juist in zijn tempel was gezet. Het gestolen
+metaal werd aan de dwergen toevertrouwd, met opdracht een prachtigen
+halsketting voor haar gebruik te maken. Toen deze af was, was hij zoo
+schitterend dat hij sterk hare bekoorlijkheid verhoogde, en ook Odin's
+liefde jegens haar deed toenemen. Maar toen hij den diefstal van het
+goud ontdekte, riep hij vertoornd de dwergen en beval hen te zeggen wie
+zijn standbeeld had durven aanraken. Daar zij de koningin der goden
+niet wilden verraden, bleven de dwergen hardnekkig zwijgen, en toen
+Odin zag dat hij geen woord uit hen krijgen kon, beval Odin dat het
+beeld boven de tempelpoort zou worden gezet en ging aan het uitdenken
+van runen, die het vermogen tot spreken zouden geven zoodat het den
+dief zou kunnen aanwijzen. Toen Frigga dit hoorde beefde zij van
+angst, en smeekte haar gunstelinge en dienstmaagd, Fulla, een middel
+te verzinnen om haar voor Alvader's boosheid te beschermen. Fulla die
+altijd bereid was om hare meesteres te dienen, vertrok onmiddellijk
+en kwam weldra terug, vergezeld door een afschuwelijken dwerg,
+die beloofde te zullen voorkomen dat het beeld zou spreken als
+Frigga slechts vriendelijk tegen hem zou glimlachen. Toen dit was
+toegestaan haastte zich de dwerg naar den tempel en deed een diepen
+slaap neerdalen op de wachten, en toen zij dus in onbewusten toestand
+verkeerden, haalde hij het beeld van zijn voetstuk neer en brak het
+in stukken, zoodat het nooit Frigga's diefstal verraden kon, trots
+al de pogingen van Odin om het te laten spreken.
+
+Toen Odin 's morgens daarop deze schennis ontdekte, was hij werkelijk
+zeer boos; zóó boos dat hij Asgard verliet en geheel en al verdween,
+met zich nemend al de zegeningen die hij tot nu toe steeds op goden en
+menschen had doen neerdalen. Volgens sommigen trokken zijn broeders,
+zooals wij reeds gezien hebben, partij van zijn afwezigheid om zijn
+gedaante aan te nemen en beslag te leggen op zijn troon en zijn vrouw;
+maar ofschoon zij volkomen op hem geleken konden zij de verloren
+zegeningen niet teruggeven, en stonden de IJsreuzen of Jötuns toe de
+aarde te overvallen en ze in hun koude boeien vast te binden. Deze
+boosaardige reuzen knepen de bladeren en knoppen totdat ze geheel
+verdorden, stroopten de boomen kaal, wikkelden de aarde in een wit
+laken en hulden ze in ondoordringbare nevelen.
+
+Maar aan het einde van zeven vervelende maanden gaf de ware Odin toe
+en kwam terug en toen hij al het kwaad zag dat gedaan was, joeg hij de
+overweldigers weg, dwong de vorstreuzen de aarde los te laten en haar
+uit haar ijsboeien te bevrijden en deed weer al zijn zegeningen op haar
+neerdalen, terwijl hij ze blij maakte met het licht van zijn glimlach.
+
+
+
+Odin verschalkt.
+
+Zooals wij reeds zagen was Odin, ofschoon de god van verstand en
+wijsheid, geen partuur voor zijn vrouw Frigga, die als vrouw op een of
+andere manier steeds haar zin wist te krijgen. Eens zat het verheven
+paar op Hlidskialf en keek met belangstelling naar de Winilers en
+Vandalen, die zich tot een gevecht toerustten, dat beslissen zou welk
+volk van nu af aan de oppermacht zou hebben. Odin zag met voldoening
+op de Vandalen neer, die luid tot hem baden om de overwinning; maar
+Frigga lette op de bewegingen der Winilers met meer belangstelling,
+omdat zij haar hulp hadden ingeroepen. Zoo wendde zij zich tot Odin
+en vroeg hem met nadruk wie hij den volgenden dag zou begunstigen;
+hij, op haar vraag niet willende antwoorden, verklaarde dat hij niet
+wilde beslissen, daar het bedtijd was, maar dat hij de zege zou geven
+aan hen op wie zijn oogen het eerst 's ochtends zouden rusten.
+
+Dit antwoord was sluw berekend, want Odin wist dat zijn bed zóó stond
+dat hij bij zijn ontwaken de Vandalen zou zien, en was van plan vandaar
+te kijken, in plaats van te wachten totdat hij zijn troon beklommen
+had. Maar, ofschoon zoo sluw overlegd, werd dit plan verijdeld door
+Frigga, die, zijn opzet radend, wachtte totdat hij in diepen slaap
+was, en toen stil zijn bed omdraaide zoodat hij haar gunstelingen
+zou zien. Toen boodschapte zij den Winilers dat zij hunne vrouwen
+hun wapenrustingen zouden aandoen en haar als de dageraad aanbrak in
+krijgsdos zouden uitsturen, hare lange haren zorgvuldig over wangen
+en boezem gekamd.
+
+
+ Neemt al uw vrouwen mee,
+ Jongen en ouden:
+ Over uw enkels
+ Trek aan het wit strijdkleed;
+ Over uw boezem
+ Snoer vaster het harnas;
+ Over uw lippen
+ Vlecht tressen tot knevels,
+ Zoo houdt u vorst Odin
+ Voor baardige krijgers,
+ Als van 't grauwe zeestrand
+ Gij groet hem te morgen.
+
+ De Longobarden-Sage (Charles Kingsley).
+
+
+Deze bevelen werden uitgevoerd met angstvallige nauwkeurigheid,
+en toen Odin den volgenden morgen wakker werd viel zijn eerste
+blik op de gewapende schaar en hij riep in verwondering uit, "Wat
+Langbaarden zijn dit?" (In het Duitsch was het oude woord voor lange
+baarden Longobarden, met welken naam men de Lombarden placht aan te
+duiden). Toen Frigga dezen uitroep hoorde, dien zij had voorzien,
+riep zij onmiddellijk in triomf uit, dat Alvader hun een nieuwen
+naam had gegeven, en dat hij dus door zijn eer gehouden was het oud
+Noorsch gebruik te volgen en hun ook een doopgeschenk te geven.
+
+
+ De naam die gij schonkt hun
+ Eert hen en u zelven,
+ Goed is hij en passend.
+ Geef hun de zegepraal,
+ Die 't eerst u begroetten;
+ Geef hun de zegepraal,
+ Vriend van mijn ziel.
+
+ De Longobarden-Sage (Charles Kingsley).
+
+
+Toen Odin zag dat hij zoo handig misleid was, talmde hij niet, en ter
+herinnering aan de overwinning die zijn gunst hun schonk behielden de
+Winilers den naam, hun door den koning der goden gegeven, die voortaan
+met bijzondere zorg over hen waakte, en hun vele zegeningen gaf,
+onder andere een woonplaats in het zonnige Zuiden, in de vruchtbare
+vlakten van Lombardije.
+
+
+
+Fulla.
+
+Frigga had, tot haren specialen dienst, een aantal schoone meisjes,
+onder welke Fulla, (Volla), hare zuster, volgens sommige bronnen,
+aan wie zij haar juweelkistje toevertrouwde. Fulla had steeds het
+toezicht over het toilet van hare meesteres, had het voorrecht haar
+hare gouden schoenen te mogen aandoen, vergezelde haar overal heen,
+was haar vertrouwde, en gaf haar dikwijls raad hoe zij het best
+de stervelingen kon helpen die haar hulp afsmeekten. Fulla was
+inderdaad zeer schoon, en haar lange gouden haar, dat zij los had
+hangen over hare schouders, had zij enkel met een gouden ring of
+doek opgebonden. Zooals heur haar het gouden graan voorstelde, zoo
+beteekende de ring den band om de schoof. Fulla was ook bekend als
+Abundia of Abundantia, in sommige deelen van Duitschland, waar zij
+beschouwd werd als het symbool van de vruchtbaarheid der aarde.
+
+Hlin, Frigga's tweede dienstbode, was de godin der vertroosting,
+uitgezonden om de tranen van weenenden weg te kussen en balsem te
+gieten in harten die door smart waren verscheurd. Zij luisterde ook
+met altijd geopende ooren naar de gebeden der stervelingen, bracht
+die gebeden naar hare meesteres, en ried haar soms hoe er het best
+op te antwoorden en den verlangden steun te schenken.
+
+
+
+Gna.
+
+Gna was Frigga's snelle bodinne. Op haar paard Hofvarpnir (hoefwerper)
+gezeten, reed zij met verwonderlijke snelheid door vuur en lucht,
+over land en zee, en werd daarom beschouwd als de verpersoonlijking
+van den verfrisschenden wind. Zoo àf en aan vliegend zag Gna alles wat
+op aarde gebeurde en vertelde haar meesteres alles wat zij wist. Bij
+zekere gelegenheid, toen zij over Hunaland ging, zag zij koning Rerir,
+een rechtstreekschen afstammeling van Odin, bedroefd aan het strand
+zittend, er over klagend dat hij geen kinderen had. De godin van den
+hemel, die ook de godin was van de geboorte, nam, toen zij dit hoorde,
+een appel (het symbool van de vruchtbaarheid) uit haar eigen voorraad,
+gaf dien aan Gna, en, beval haar hem aan den koning te brengen. Met
+de snelheid van het element dat zij personifieerde schoot Gna weg,
+en toen zij over Rerir's hoofd kwam, liet zij haar appel in zijn
+schoot vallen met een stralenden glimlach.
+
+
+ "Wie vliegt daar op, jagend zoo snel als wind?"
+ Zij antwoordt als in vaart ver uit de lucht:
+ "Ik vlieg noch jaag, ik storm, geen die mij bindt,
+ Hoefwerper snel, door wolk en mist gevlucht."
+
+ Asgard en de goden (Wagner-Macdowall).
+
+
+De koning dacht een oogenblik na over de beteekenis van deze
+plotselinge verschijning en van dit geschenk, en snelde toen naar
+huis, terwijl zijn hart van verwachting klopte, en gaf den appel
+aan zijn vrouw te eten. Tot zijn groote vreugde schonk zij hem, toen
+haar tijd was gekomen, een zoon, Volsung, den grooten Noorschen held,
+die zoo beroemd werd dat hij zijn naam gaf aan zijn geheele ras.
+
+
+
+Lofn, Vjofn en Syn.
+
+Behalve de drie bovengenoemd had Frigga nog andere dienaressen in
+haar gevolg. Zoo was er de teedere en bevallige maagd Lofn (hoop of
+liefde), die tot taak had alle hinderpalen van het pad van minnenden
+weg te nemen.
+
+
+ Mijn lelie slank van haar zadel tillend
+ Voerde ik toen heen door den tempel, willend
+ Naar het altaar toe; in den priesterkring,
+ Zwoer zij Lofn's eed zonder aarzeling.
+
+ Viking-vertellingen uit het noorden. (R. B. Anderson).
+
+Vjofn's taak was harde harten tot liefde te neigen, vrede en
+eendracht onder de menschen te handhaven, en twistende echtgenooten
+te verzoenen. Syn (waarheid) bewaakte de deur van Frigga's paleis
+en wilde haar niet openen voor hen die er niet in mochten. Als zij
+eenmaal de deur gesloten had voor een gewaanden indringer kon geen
+praten haar besluit veranderen. Zij had daarom het praesidium van
+alle rechtbanken en verhooren, en wanneer iets niet werd goedgekeurd
+was de gewone formule dat Syn er tegen was.
+
+
+
+Gefjon.
+
+Gefjon was ook een van de meisjes in Frigga's paleis, en aan haar
+werden toevertrouwd al degenen die ongehuwd stierven, die zij ontving
+en voor eeuwig gelukkig maakte. Volgens sommige bronnen bleef Gefjon
+zelf niet maagd maar huwde een van de reuzen, bij wien zij vier zonen
+had. Deze zelfde overlevering vertelt verder dat Odin haar uitzond
+om Gylfi, koning van Zweden, te bezoeken, en wat land te vragen dat
+zij haar eigen zou mogen noemen. De koning, die haar verzoek aardig
+vond, beloofde haar zooveel land als zij in één dag en één nacht
+kon omploegen. Gefjon, niet verlegen, veranderde haar vier zonen in
+ossen, spande hen voor een ploeg, en begon een vore te trekken zoo
+breed en diep dat de koning en zijn hovelingen verbaasd waren. Maar
+Gefjon vervolgde haar werk zonder eenige vermoeidheid te toonen,
+en toen zij een groot stuk land had rondgeploegd, scheurde zij het
+met kracht weg en deed het hare ossen in zee trekken, waar zij het
+bevestigde en het Seeland noemde.
+
+
+ Gefjon nam van Gylfi,
+ Rijk aan schatten, 't land dat
+ Z' aan het Deensche hechtte.
+ Vierkoppig met acht oogen
+ Wijl 't zweet in stralen gutste,
+ Trokken d' ossen 't stuk weg
+ Dat vormde 't lieflijk eiland.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Wat de holte betreft die zij achterliet, deze werd snel gevuld met
+water en vormde een meer, dat eerst Logrum (de zee) werd genoemd,
+maar nu bekend is als Mälar, waarvan elke inkeping overeenkomt met de
+landtongen van Seeland. Gefjon huwde toen Skiold, een van Odins zonen,
+en werd de stammoeder van het Deensch vorstengeslacht der Skioldungs,
+die in de stad Hleidra of Lethra woonden, door hen gesticht, en welke
+de voornaamste offerplaats van de heidensche Denen werd.
+
+
+
+Eira, Vara, Vör en Snotra.
+
+Eira, ook Frigga's dienstbare, werd beschouwd als een heel handige
+dokteres. Zij verzamelde over de heele aarde kruiden om wonden en
+ziekten te genezen, en het was haar taak de wetenschap aan vrouwen
+te leeren, die alleen het vak onder de oude Noorsche natiën mochten
+uitoefenen.
+
+
+ Gaapt een wond, Eira verbindt ze.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Vara hoorde alle eeden en strafte meineedigen, terwijl zij diegenen
+beloonde die trouw hun woord hielden. Dan waren er verder nog Vör
+(geloof), die alles wist wat er in de wereld gebeurde, en Snotra,
+godin der deugd, die alle wetenschap meester was.
+
+Met zulk een schitterenden stoet dienstbaren werd Frigga natuurlijk
+beschouwd als een machtige godin; maar in spijt van de voorname plaats,
+die zij in den Noorschen godsdienst innam, had zij geen specialen
+tempel of bijzonder heiligdom, en werd zij zelden aangebeden dan in
+verbinding met Odin.
+
+
+
+Holda.
+
+Terwijl Frigga onder dezen naam niet in Zuid-Duitschland bekend
+was, werden daar andere godinnen vereerd, wier attributen zoo op de
+hare geleken, dat zij blijkbaar dezelfde waren, ofschoon zij zeer
+verschillende namen droegen in de verschillende gewesten. Onder dezen
+was de schoone godin Holda (Hulda of Frau Holla) die goedgunstig vele
+rijke gaven schonk. Daar zij over het weer gezag voerde, zeide men,
+wanneer de sneeuwvlokken vielen, dat Frau Holle haar bed schudde,
+en als het regende, dat zij hare kleeren wiesch; ook duidde men
+vaak de witte wolken als haar linnen aan dat zij te bleeken had
+gelegd. Als lange grijze wolkenflarden door de lucht dreven, zeide
+men dat zij aan het weven was, want men hield haar ook voor een
+ijverige weefster, spinster en huishoudster. Men vertelt dat zij het
+vlas aan de menschen gaf en hen het leerde gebruiken, en in Tyrol
+verhaalt men de volgende geschiedenis aangaande de wijze waarop zij
+dat onwaardeerbare geschenk gaf.
+
+
+
+De ontdekking van het vlas.
+
+Er was eens een boer die dagelijks zijn vrouw en kinderen in het
+dal achterliet om zijn schapen op den berg te laten weiden, en als
+hij zijn kudde hoedde die op de berghelling graasde, had hij vaak
+gelegenheid den kruisboog te gebruiken en een gems te vellen, wier
+vleesch zijn provisiekast voor vele dagen kon vullen.
+
+Toen hij eens een mooi dier vervolgde, zag hij het verdwijnen achter
+een rotsblok, en toen hij aan de plek kwam, was hij verbaasd een
+doorgang te zien in den belendenden gletscher, want in de opwinding
+van de vervolging was hij hooger en hooger geklommen totdat hij nu
+op den top van den berg was, waar de eeuwige sneeuw fonkelde.
+
+De schaapherder ging moedig door de open deur en bevond zich weldra in
+een wondervol met juweelen bezet gewelf, behangen met druipsteen; in
+het midden er van stond een schoone vrouw, gehuld in zilveren kleederen
+en omringd door een schare lieflijke meisjes die met Alpenrozen waren
+gekroond. In zijn verbazing zonk de schaapherder op de knieën en als
+in een droom hoorde hij de koninklijke gestalte in het midden zeggen
+dat hij uitkiezen mocht wat hij wilde en het mocht meenemen. Ofschoon
+verblind door den glans van de kostbare steenen rondom hem, keerden
+de oogen van den herder gedurig terug tot een kleinen bouquet blauwe
+bloemen die de bevallige verschijning in hare hand hield, en hij
+stamelde nu bedeesd een verzoek dat hij dien zou mogen hebben. Van
+vreugde glimlachend gaf Holda, want zij was het, ze hem, zeggende dat
+hij verstandig had gekozen en zoo lang zou leven als de bloemen niet
+uitvielen en verwelkten. Toen gaf zij den herder een hoeveelheid zaad
+dat hij op het land moest zaaien en liet hem vertrekken, en terwijl
+de donder ratelde en de aarde schudde, bevond zich de arme man weer
+buiten op de berghelling, en keerde langzaam tot zijn vrouw terug,
+aan wien hij zijn avontuur vertelde en de lieflijke blauwe bloemen
+liet zien en de hoeveelheid zaad.
+
+De vrouw maakte er haren man een bitter verwijt van, dat hij niet
+een van de kostbare steenen meebracht die hij zoo warm beschreef, in
+plaats van de bloesems en het zaad; niettemin ging de man het laatste
+zaaien en hij bespeurde tot zijn verbazing dat de hoeveelheid genoeg
+zaad leverde voor verscheiden bunders.
+
+Weldra kwamen de kleine groene spruiten op, en in een maannacht, toen
+de boer er naar keek, zooals hij gewoon was,--want hij voelde zich op
+vreemde wijze aangetrokken tot het veld dat hij had bezaaid en toefde
+er dikwijls, benieuwd welk soort van koren er zou opwassen,--zag hij
+een nevelige gestalte over het veld zweven, met de handen als tot
+zegenen uitgestrekt. Eindelijk droeg het land bloesems, en tallooze
+witte bloempjes openden hare kelken voor de gouden zon. Toen de
+bloemen verdord waren en het zaad was rijp geworden, kwam Holda nog
+eens terug om den boer en zijn vrouw te leeren hoe zij het vlas--want
+dit was het--moesten oogsten, en er linnen uit moesten spinnen, en
+dit weven en bleeken. Daar de menschen in de omgeving gaarne zoowel
+linnen als lijnzaad kochten, werden de boer en zijn vrouw spoedig
+inderdaad zeer rijk, en terwijl hij ploegde, zaaide en oogstte,
+spon, weefde en bleekte zij het linnen. De man leefde tot op hoogen
+ouderdom en zag zijn kleinkinderen en achterkleinkinderen rondom
+hem opgroeien. Gedurende al dien tijd was zijn zorgvuldig bewaarde
+bouquet even frisch gebleven als toen hij dien voor het eerst naar
+huis bracht, maar op zekeren dag zag hij dat gedurende den nacht de
+bloemen verwelkt waren en stierven.
+
+Wetende wat dit beteekende, en dat hij ook moest sterven, klom de boer
+nog eens den berg op naar den gletscher, en vond den doorgang weer dien
+hij dikwijls te vergeefs had gezocht. Hij trad het ijsportaal binnen
+en men heeft nooit meer van hem gehoord noch hem gezien, want, zoo
+zegt de legende, de godin nam hem onder haar hoede en liet hem wonen
+in haar gewelf, waar elke wensch, dien hij koesterde, werd ingewilligd.
+
+
+
+Tannhäuser.
+
+Overeenkomstig de middeleeuwsche traditie woonde Holda in een gewelf
+in den Hörselberg, in Thuringia, waar zij bekend stond als Frau Venus,
+en beschouwd werd als een toovenares die stervelingen in haar gebied
+lokte, waar zij hen voor goed gevangen hield, en hun zinnen in allerlei
+zinlijke genietingen dompelde. De beroemdste van haar slachtoffers
+was Tannhäuser, die, nadat hij een tijd onder haar toovermacht had
+geleefd, tot andere gevoelens kwam, wat haar macht over zijn geest
+brak en hem bezorgd maakte over zijn ziel. Hij ontsnapte haar macht
+en haastte zich naar Rome om zijn zonden te belijden en absolutie
+te zoeken. Maar toen de Paus hoorde van zijn omgang met een van de
+heidensche godinnen van wie de priesters leerden dat zij niet anders
+dan demonen waren, verklaarde hij dat de ridder niet eer op vergiffenis
+kon hopen voordat zijn staf knoppen en bloesems kon dragen.
+
+
+ "Hebt gij gelegen in des Duivels net?
+ Hebt gij uw ziel verpand aan haar verderf?
+ Hebt gij gehoord de Tooveren der Hel,
+ En vloek gedronken uit haar kroes die rookt?
+ Zoo weet dat eer uit den verdorden staf
+ Dien 'k in mijn hand houd, groen gebladert' spruit
+ Dan aan het vuur, ontstoken in de hel,
+ Ontbloeit de bloem des heils."
+
+ Tannhäuser (Owen Meredith).
+
+
+Door deze uitspraak diep verslagen vlood Tannhäuser weg en, in weerwil
+van de beden van zijn trouwen vriend Eckhardt, duurde het niet lang
+of hij keerde naar den Hörselberg terug, waar hij in het gewelf
+verdween. Juist was hij weg, of de boden van den Paus kwamen zeggen
+dat hij vergiffenis had gekregen, want de dorre staf was wonderdadig
+ontbloeid, aldus bewijzend aan een ieder, dat er geen zonde zoo erg
+was of zij kon vergeven worden, mits het berouw oprecht was.
+
+
+ Bemodderd tot de heupen, nat van zweet,
+ Vloog aan een bode, en in zijn hand hij droeg
+ Een dorren staf, ontbloeid tot blad en knop.
+ Hem volgd' een menigte van oud en jong
+ Zingend een lied waarbij de leeuwrik zwijgt,
+ "Een wonder, o een wonder bij den Paus!
+ Eere zij God die maakt het dorre groen!"
+ Toen sprong de bode toe en vroeg, waar was
+ De ridder Tannhäuser.
+
+ Tannhäuser (Owen Meredith).
+
+
+Holda was ook de eigenares van een tooverfontein, die Quickborn heette
+en de beroemde fontein der jeugd evenaarde, en van een wagen waarin zij
+van plaats tot plaats reed als zij haar gebied inspecteerde. Toen dit
+voertuig op zekeren keer beschadigd was, liet zij het een wagenmaker
+herstellen, en toen hij klaar was gaf zij hem eenige spaanders als
+loon. De man was boos over zulk een schrale betaling en nam slechts
+eenige er van; maar tot zijn verbazing zag hij deze den volgenden
+morgen in goud veranderd.
+
+
+ Fricka, uw vrouw--
+ Zij stuurt hierheen haar rammenspan
+ Hoor! hoe zij zwaait
+ De gouden zweep;
+ De dieren blaten
+ Steeds maar door;
+ Haar wielen raatlen voort,
+ Toorn licht op uit haar blik.
+
+ Wagner.
+
+
+
+Eástre, de godin van de Lente.
+
+De Saksische godin Eástre, of Ostara, godin van de lente, wier naam
+voortleefde in het Engelsche woord voor Paschen, Eáster, is ook
+dezelfde als Frigga want zij wordt eveneens beschouwd als de godin
+der aarde, of liever van de opstanding der natuur na den langen dood
+van den winter. Deze bevallige godin was zóó innig geliefd bij de oude
+Teutonen, dat zelfs, nadat het Christendom ingevoerd was, zij een zóó
+vriendelijke herinnering aan haar behielden, dat zij haar niet wilden
+verlaagd hebben tot den rang van een demon, zooals vele der andere
+goden, en haren naam overbrachten op hun groot Christelijk feest. Het
+was lang gebruik geweest dezen dag te vieren door het uitwisselen
+van geschenken in gekleurde eieren, want het ei is het zinnebeeld
+van het beginnende leven; dus hielden zich de eerste Christenen aan
+dezen regel, zeiden echter dat het ei ook de Opstanding verbeeldt. In
+verschillende deelen van Duitschland kan men nog steenen altaren zien,
+die als Eáster-steenen bekend staan, omdat zij waren gewijd aan de
+schoone godin Ostara. Zij werden met bloemen bekranst door de jonge
+menschen, die er vroolijk omheen dansten bij het licht van groote
+vreugdevuren,--een soort volksspelen die stand hielden tot het midden
+der negentiende eeuw, in weerwil van de verboden der priesters en de
+edicten, telkens er tegen uitgevaardigd.
+
+
+
+Bertha, de Witte Vrouw.
+
+In andere streken van Duitschland is Frigga, Holda of Ostara bekend
+onder den naam Brechta, Bertha, of de Witte Vrouw. Het meest bekend
+is zij zoo in Thüringen, waar zij, naar men meende, in een hollen
+berg woonde en de wacht hield over de Heimchen, zielen van ongeboren
+kinderen, en van hen die ongedoopt stierven. Hier behoedde Bertha den
+landbouw en zorgde voor de planten, die haar kindertroepje nauwgezet
+begoot, want men dacht dat elke kleine tot dat doel een kruikje bij
+zich had. Zoolang de godin geëerbiedigd werd en men haar verblijf niet
+verontrustte, bleef zij waar zij was; maar de overlevering vertelt
+dat zij eens het land verliet met haar kinderstoet en haar ploeg
+meesleepte en zich elders vestigde om met haar hulpvaardige diensten
+voort te gaan. Bertha is de legendaire stammoeder van verschillende
+edele geslachten, en vooral vereenzelvigd met de ijverige koningin
+van denzelfden naam, de mythische moeder van Karel den Groote, wiens
+naam spreekwoordelijk is geworden, want als men het in Frankrijk en
+Duitschland heeft over de Gouden Eeuw zegt men gewoonlijk: "in de
+dagen toen Bertha spon."
+
+Daar men meende dat deze Bertha een heel langen en platten voet heeft
+gekregen, doordat zij voortdurend de trede van haar wiel drukte,
+wordt zij dikwijls in de middeleeuwsche kunst voorgesteld als een
+vrouw met een krommen voet, en is daarom bekend als la reine pédauque.
+
+Als stammoeder van het keizerlijke huis van Duitschland heet de Witte
+Vrouw in het paleis te verschijnen voor een sterfgeval of onheil in
+de familie, en dit bijgeloof leeft nog zóó in Duitschland, dat de
+kranten in 1884 het officieele bericht behelsden van een schildwacht,
+die beweerde dat hij haar hem snel had zien voorbijgaan in een van
+de gangen van het paleis.
+
+Daar Bertha beroemd was wegens haar spinnen, werd zij natuurlijk
+beschouwd als de bijzondere beschermster van dien tak van vrouwelijke
+nijverheid, en men zeide dat zij door de straten van ieder dorp zwierf,
+als de avond viel, gedurende de twaalf nachten tusschen Kerstmis en
+6 Januari, terwijl zij in elk venster gluurde om het spinnen van het
+gezin na te gaan.
+
+De meisjes, wier werk goed was verricht, werden beloond met een
+geschenk van een harer gouden draden of een spinnewiel vol extra fijn
+vlas; maar waar zij een zorgelooze spinster vond, werd haar wiel
+gebroken, haar vlas bezoedeld, en als zij verzuimd had de godin te
+eeren door veel van den koek te eten, die in dien tijd van het jaar
+gebakken werd, werd zij streng gestraft.
+
+In Mecklenburg is dezelfde godin bekend als Frau Gode, of Wode,
+de vrouwlijke vorm van Wuotan of Odin, en haar verschijning wordt
+steeds beschouwd als de voorbode van grooten voorspoed. Ook zal zij
+een groote jageres zijn en de Wilde Jacht leiden, gezeten op een wit
+paard, terwijl hare gezellen zijn veranderd in honden en allerlei
+soorten wilde dieren.
+
+In Holland heette zij Vrouw Elde, en naar haar heet de Melkweg
+in Holland Vrouw-eldenstraat; terwijl in sommige streken van
+Noord-Duitschland zij Nerthus (moeder Aarde) heette. Haar heilige wagen
+werd bewaard op een eiland, waarschijnlijk Rügen, waar de priesters
+hem zorgvuldig bewaakten totdat zij verscheen om een jaarlijksche
+reis te doen door haar gebied om het land te zegenen. De godin hield
+haar gelaat dan verborgen door een zwaren sluier en zat zoo in dezen
+wagen die door twee koeien werd getrokken, en zij werd eerbiedig door
+hare priesters vergezeld. Als zij passeerde, huldigde het volk haar
+door allen twist te staken en hun wapens neer te leggen. Zij trokken
+hun feestkleederen aan en hervatten geen strijd voordat de godin
+weer teruggekeerd was naar haar heiligdom. Dan werden kar en godin
+beiden gebaad in een geheimzinnig meer (de Schwartze See in Rügen),
+die de slaven verzwolg welke bij het baden hadden geholpen, en opnieuw
+begonnen de priesters hun wacht over het heiligdom en het bosch van
+Nerthus of Hlodyn, om haar volgende verschijning te verbeiden.
+
+In Scandinavia heette deze godin ook Huldra en beroemde zich op
+een schaar woudnimfen, die haar vergezelden en die soms de menschen
+opzochten om met hen te dansen op de dorpsweide. Men kon ze echter
+altijd herkennen aan het tipje van een koestaart, die onder haar
+sneeuwwitte kleeren uithing. Dit Huldra-volk beschermde in het
+bijzonder het vee aan de berghellingen, en men beweerde dat zij soms
+den eenzamen zwerver verrasten door de wonderbare schoonheid van de
+melodieën die zij zongen om de uren van hun arbeid te korten.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK IV: THOR.
+
+
+De Donderaar.
+
+Volgens sommige mythologen is Thor, of Donar de zoon van Jörd (Erda)
+en van Odin, maar anderen zeggen dat zijn moeder Frigga was, de
+koningin der goden. Dit kind was zeer opmerkelijk groot en sterk,
+en heel spoedig na zijn geboorte verbaasde hij de verzamelde goden
+spelenderwijs op te tillen en weg te smijten tien groote balen
+berenhuiden. Ofschoon doorgaans goed gehumeurd, kon Thor soms in
+vreeselijke woede geraken, en daar hij dan heel gevaarlijk was,
+zond zijn moeder, die hem niet kon beteugelen, hem van huis, en
+vertrouwde hem toe aan de zorg van Vingnir (den gevleugelde), en
+van Hlora (hitte). Deze pleegouders, die men ook beschouwde als de
+verpersoonlijking van het bliksemgeflits, slaagden er weldra in, den
+lastigen pupil te bedwingen, en brachten hem zóó verstandig groot, dat
+de goden een zeer dankbare herinnering bewaarden aan hun vriendelijke
+hulp. Toen Thor tot het besef kwam wat hij hun verschuldigd was,
+nam hij de namen Vingthor en Hlorridi aan, waaronder hij ook bekend is.
+
+
+ Schreeuw dan, Vingi-Thor, maar wild
+ Als de maliënkolder schudt en danst het deukig oorlogschild,
+
+ Sigurd de Volsung (William Morris).
+
+
+Toen hij volgroeid was en de jaren des onderscheids had bereikt,
+werd Thor tot Asgard toegelaten onder de andere goden, waar hij een
+van de twaalf zetels in de groote oordeelshal bezette. Hij kreeg ook
+de streken Thrud-vang of Thrud-heim, waar hij een wonderbaar paleis
+bouwde, Bilskirnir (bliksem) geheeten, het grootste in heel Asgard. Het
+had vijfhonderd veertig hallen, ten dienste van de lijfeigenen,
+die na hun dood werden welkom geheeten in zijn huis, waar zij op
+dezelfde manier werden bejegend als hun meesters in het Valhalla,
+want Thor was de beschermgod van de boeren en de lagere standen.
+
+
+ Vijfhonderd hallen
+ En veertig nog,
+ Dunkt mij, houdt
+ Bilskirnir omvat.
+ Geen huis met dak
+ Is er gelijk
+ Aan dat van mijn Zoon.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Daar hij de god van den donder was, mocht Thor nooit alleen gaan
+over de wonderbare brug Bifröst, opdat hij ze niet zou in brand
+steken door de hitte van zijn aanwezigheid; en als hij zijn medegoden
+wenschte te ontmoeten bij de Urdar-fontein, onder de schaduw van den
+heiligen boom Yggdrasil, moest hij zijn weg daarheen te voet afleggen,
+wadend door de rivieren Kormt en Ormt, en de twee stroomen Kerlaug,
+naar de verzamelplaats.
+
+Thor, die geëerd werd als de hoogste god in Noorwegen, was de tweede
+in de trilogie van al de andere landen, en werd "de oude Thor" genoemd,
+omdat, zooals sommige mythologen gelooven, hij tot een oudere dynastie
+van goden behoorde en niet wegens zijn feitelijken ouderdom, want hij
+werd voorgesteld en beschreven als een man in zijn jeugd, slank en
+welgevormd, met gespierde ledematen, en borstelig rood haar, waaruit,
+als hij toornig was, vonken in stroomen te voorschijn schoten.
+
+
+ Eerst Thor, wiens oog nederstaart,
+ Momp'lend zacht in zijn rossen baard
+ (Zijn oog fonkel' naar bliksemaard)
+ Komt, terwijl dond'rend hij ment
+ Zijn kar, aangerend,
+ Bij zijn wilden mokerslag
+ Schudt hemel en aard' van ontzag
+ Wolken scheuren wijl siddert de aard.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De noordelijke rassen versierden hem verder met een kroon, en op elke
+punt daarvan was een schitterende ster of een steeds brandende vlam,
+zoodat zijn hoofd altijd omringd was door een krans van vuur, zijn
+eigen element.
+
+
+
+Thors hamer.
+
+Thor was de fiere bezitter van een hamer die Miölnir (de verbrijzelaar)
+heette en dien hij naar zijn vijanden wierp, de vorstreuzen, met
+vernielende kracht, en die de wonderbare eigenschap bezat dat hij
+steeds in zijn hand terugkeerde, hoe ver hij hem ook wierp.
+
+
+ Ik ben de Dond'rer!
+ Hier in mijn noorden,
+ Mijn vastheid en sterkte,
+ Heersch ik voor eeuwig.
+
+ Hier tusschen gletschers
+ Regeer ik de volken,
+ Dit is mijn hamer,
+ Miölnir de sterke;
+ Reuzen noch toovenaars
+ Bieden hem weerstand.
+
+ Sage van koning Olaf (Longfellow).
+
+
+Daar deze groote hamer, het beeld van de bliksems, doorgaans rood-heet
+was, had de god een ijzeren handschoen, Iarn-greiper geheeten,
+waarmee hij hem stijf kon vasthouden. Hij kon Miölnir ver wegwerpen,
+en zijn kracht, die altijd aanzienlijk was, werd verdubbeld als hij
+zijn toovergordel droeg, Megin-giörd genoemd.
+
+
+ Dit is mijn gordel.
+ Als ik hem draag
+ Is m'n kracht verdubbeld.
+
+ Sage van koning Olaf (Longfellow).
+
+
+Thors hamer werd zóó heilig geacht door het oude Noorsche volk,
+dat zij gewoon waren het teeken van den hamer te maken, evenals de
+Christenen hen later het teeken van het kruis leerden maken om alle
+verkeerde invloeden af te wenden en zegeningen te verwerven. Hetzelfde
+teeken werd ook gemaakt over het pasgeboren kind, wanneer water over
+zijn hoofd werd gegoten en het een naam kreeg. De hamer werd gebruikt
+om grenspalen in te slaan, en men hield het voor heiligschennis ze
+te verzetten; verder, om den dorpel van een nieuw huis te zegenen,
+een huwelijk plechtig in te wijden, en ten slotte speelde hij een rol
+in de heiliging van den brandstapel waarop de lichamen van helden,
+tegelijk met hun wapenen en paarden, en soms met hun vrouwen en
+onderhoorigen, werden verbrand.
+
+In Zweden dacht men dat Thor, evenals Odin, een breedgeranden hoed
+droeg, en daarom heeten de stormwolken in dat land Thors hoed, een naam
+dien men ook aan een van de belangrijkste bergen in Noorwegen heeft
+gegeven. Het gerommel en gerol van den donder hield men voor het rijden
+van zijn wagen, want hij was de eenige onder de goden die nooit op een
+paard zat, maar die liep, of reed in een koperen kar, getrokken door
+twee geiten, Tanngniostr (tandenkraker) en Tanngrisnr (tandenknarser),
+van wier tanden en hoeven voortdurend vonken uitgingen.
+
+
+ Toen kwaamt gij eerst, o machtige krijgsman Thor!
+ Hamer op schouder, rijdend in uw kar,
+ Sturend de geiten aan haar zilveren toom.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Wanneer de god dus van plaats tot plaats reed, werd hij Aku-thor
+genoemd, of Thor de wagenman, en in Zuid-Duitschland beweerde het
+volk, denkend dat een koperen wagen alleen niet al het leven kon
+maken dat zij hoorden, dat die wagen met koperen ketels beladen was,
+die ratelden en kletterden, en daarom noemde het hem dikwijls, met
+oneerbiedige gemeenzaamheid, den ketelverkooper.
+
+
+
+Thors familie.
+
+Thor was tweemaal getrouwd; eerst met de reuzin Iarnsaxa (ijzeren
+steen) die hem twee zonen schonk, Magni (kracht) en Modi (moed),
+beiden bestemd hun vader en de godenschemering te overleven en te
+heerschen over de nieuwe wereld die als een phoenix uit de asch van
+de eerste zou verrijzen. Zijn tweede vrouw was Sif, de goudharige,
+die hem ook twee kinderen schonk Lorride, en een dochter, Trud,
+een jonge reuzin, beroemd wegens hun moed en kracht. Overeenkomstig
+het bekende feit dat tegenstellingen elkander zoeken, werd Trud
+gevrijd door den dwerg Alvis, wien zij vrij goed gezind was; en op
+zekeren avond, toen deze aanbidder, die als dwerg het daglicht niet
+kon verdragen, in Asgard kwam om hare hand te vragen, weigerden de
+vergaderde goden hun toestemming niet. Zij hadden echter nauwelijks
+hun goedkeuring te kennen gegeven, toen Thor, die afwezig was geweest,
+plotseling verscheen en met een blik van verachting op den nietigen
+minnaar verklaarde dat deze moest toonen dat zijn wetenschap zijn
+dwergachtigheid goed maakte eer hij zijn bruid winnen kon.
+
+Ten einde Alvi's geestvermogens op de proef te stellen ondervroeg
+Thor hem dan in de taal der goden, Vanas, elven en dwergen, slim zijn
+onderzoek voortzettend tot zonsopgang, toen de eerste lichtstraal, op
+den ongelukkigen dwerg neergestreken, hem deed versteenen. Daar stond
+hij, een blijvend voorbeeld van de macht van den god, dat alle andere
+dwergen tot waarschuwing kon strekken, als zij de proef durfden nemen.
+
+
+ Nooit in menschen boezem
+ Vond ik zooveel woorden
+ Uit den ouden tijd.
+ U met vlotte slimheid
+ Heb ik nu bedrogen
+ Op den grond staat ge; dwerg
+ Door den dag overrompeld,
+ Klaar zonlicht vult de hal.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Sif, de goudharige.
+
+Sif, Thors vrouw, was zeer trotsch op een prachtig hoofd met lang
+gouden haar, dat haar van het hoofd tot de voeten als een schitterende
+sluier bedekte; en daar zij ook het symbool van de aarde was, zeide
+men dat heur haar het lange gras voorstelde, of het gouden graan,
+dat de noordelijke oogstvelden bedekte. Thor was zeer trotsch op
+het mooie haar van zijn vrouw; verbeeld u dus zijn teleurstelling,
+toen hij op zekeren morgen wakker werd en haar geschoren zag en
+even kaal en ontsierd als de aarde wanneer het koren in de schuur
+gebracht is en enkel de stoppels resten! In zijn toorn sprong Thor
+op en bezwoer dat hij hem zou straffen die hem deze beleediging had
+aangedaan; onmiddellijk en terecht vermoedde hij dat dit Loki zou
+wezen, de aartsschurk die altijd er op uit was om een booze daad
+te verrichten. Thor nam zijn hamer en ging Loki zoeken, die den
+vertoornden god trachtte te ontwijken door van gedaante te veranderen
+maar dit hielp niets, Thor kreeg hem spoedig in zijn macht en greep hem
+met niet veel omslag bij den hals en worgde hem bijna eer hij toegaf
+aan zijn smeekende gebaren en zijn machtige vuist losliet. Toen hij
+adem kon krijgen smeekte Loki om vergiffenis, maar al zijn woorden
+waren vergeefsch, totdat hij beloofde Sif een nieuw hoofd met haar
+te zullen bezorgen, even mooi als het vorige, en even welig van groei.
+
+
+ Vandaar zal ik brengen nieuw gouden haar
+ Voor Sif, eer de dag vergleed,
+ Dat zij lijkt een veld in het vroege jaar
+ Met zijn bloesembestikte kleed.
+
+ De Dwergen (Oehlenschläger).
+
+
+Toen liet Thor den verrader gaan; dus kroop Loki vlug in het hart der
+aarde waar Svart-alfa-heim lag, om den dwerg Dvalin te smeeken niet
+alleen het kostbare haar in orde te brengen, maar ook een geschenk
+voor Odin en Freya, wier boosheid hij wilde bedwingen.
+
+Zijn verzoek werd goedgunstig ingewilligd en de dwerg maakte de
+speer Gungnir, die nooit zijn doel miste, en het schip Skidbladnir,
+dat, altijd voortgestuurd door gunstige winden, zoowel door de lucht
+als door het water kon varen, en dat verder de wonderbare eigenschap
+bezat, dat, ofschoon het al de goden en al hun paarden kon bevatten,
+het kon worden opgenomen in de kleinste ruimte en in den zak kon
+worden gestoken. Ten slotte spon hij den fijnsten gouden draad,
+waaruit hij het haar vervaardigde dat Sif noodig had, en hij zeide,
+dat, zoodra het haar hoofd aanraakte, het er vast zou groeien en als
+haar eigen haar zou worden.
+
+
+ Nu schijnen zij dood, doch zij raken haar hoofd
+ En elk haar voelt het leefsap weer gaan,
+ Door slechtheid noch kunst wordt ooit Sif meer beroofd
+ Van de lokken die prachtig heur staan.
+
+ De Dwergen (Oehlenschläger).
+
+
+Loki was zóó ingenomen met deze proeven van de kunst der dwergen,
+dat hij den zoon van Ivald den handigsten der smeden noemde. Deze
+woorden werden opgevangen door Brock, een anderen dwerg, die uitriep
+dat zijn broeder Sindri drie voorwerpen kon maken die de andere, nu
+in Loki's handen, te boven gingen, niet slechts in innerlijke waarde
+maar ook in tooverkracht. Loki daagde onmiddellijk den dwerg uit,
+zijn kunstvaardigheid te toonen, zijn hoofd verweddend tegen dat van
+Brock na afloop van de onderneming.
+
+Toen Sindri de weddenschap hoorde nam hij Brocks aanbod om den
+blaasbalg te blazen aan, waarschuwde hem echter dat hij steeds
+moest doorwerken en geen oogenblik vertragen als hij wilde dat hij
+zou slagen, daarop wierp hij wat goud in het vuur en ging de gunst
+verzoeken van de verborgen machten. Tijdens zijn afwezigheid hanteerde
+Brock ijverig den blaasbalg, terwijl Loki, in de hoop hem te doen
+ophouden, zich in een paardenvlieg veranderde en hem hevig in de hand
+stak. Trots de pijn bleef de dwerg blazen, en toen Sindri terugkeerde
+trok hij uit het vuur een enorm wild zwijn, Gullin-bursti geheeten,
+wegens zijn gouden borstels, dat de kracht had licht te verspreiden
+als het door de lucht schoot, want het kon door de lucht vliegen met
+verwonderlijke snelheid.
+
+
+ Toen kwam uit het vuur, ongeloofelijk schier,
+ Gullinbörst, het goudharig wild zwijn,
+ Dat zou worden de bode des zonnegods,
+ Vast het eerste dat ooit er zou zijn.
+
+ De Dwergen, Oehlenschläger.
+
+
+Toen dit eerste stuk werk klaar was, wierp Sindri nog wat meer goud
+op het vuur, en zette zijn broeder weer aan het blazen, terwijl hij
+weer op weg ging om tooverhulp te zoeken. Dezen keer stak Loki, nog
+als paardenvlieg vermomd, den dwerg in zijn wang; maar in weerwil
+van de pijn werkte Brock door, en toen Sindri terugkeerde, trok hij
+triomfantelijk uit de vlammen den tooverring Draupnir, het zinnebeeld
+van vruchtbaarheid, waarvan elken negenden nacht acht gelijke ringen
+afvielen.
+
+
+ Zij werkten en smeedden met wonder talent
+ Tot de wondere kracht hij ontving,
+ Dat er afvielen iederen negenden nacht
+ Acht stuks van d' oorspronk'lijken ring.
+
+ De Dwergen, Oehlenschläger.
+
+
+Nu werd een brok ijzer in de vlammen geworpen, en met vernieuwde
+oplettendheid dat hun welslagen niet door gebrek aan zorg zou bedorven
+worden, ging Sindri weg en liet Brock als te voren den blaasbalg
+hanteeren. Loki was nu in wanhoop en bereidde zich voor tot een laatste
+poging. Nu, nog in de gedaante van een paardenvlieg, stak hij den dwerg
+boven het oog, totdat het bloed in zulk een stroom begon te vloeien,
+dat het hem belette te zien wat hij deed. Snel hief Brock zijn hand op,
+een seconde maar, en wischte den bloedstroom weg; maar hoe kort de
+stoornis ook was, zij bewerkte onherstelbaar letsel, en toen Sindri
+zijn werk uit het vuur trok, uitte hij een kreet van teleurstelling
+want de hamer, dien hij had gemaakt, was te kort van handvat.
+
+
+ En de dwerg hief uit pijn zijn hand op naar 't oog,
+ Voor het ijzer gesmeed was dit keer,
+ En hij merkte: het heft was een duim slechts te kort,
+ Maar verand'ren kon hij 't niet meer.
+
+ De Dwergen, Oehlenschläger.
+
+
+Trots de mislukking was Brock er zeker van dat hij de weddingschap zou
+winnen, en hij aarzelde niet naar de goden in Asgard te gaan, waar
+hij Odin den ring Draupnir gaf, Frey het wild zwijn Gullin-Bursti,
+en Thor den hamer Miölnir, welks macht niemand kon weerstaan.
+
+Loki gaf op zijn beurt de speer Gungnir aan Odin, het schip
+Skidbladnir aan Frey, en het gouden haar aan Thor; maar ofschoon dit
+laatste onmiddellijk ging groeien op Sif's hoofd en men eenstemmig
+verklaarde dat het schooner was dan hare eigen lokken ooit geweest
+waren, beslisten de goden dat Brock de weddingschap had gewonnen op
+grond dat de hamer Miölnir, in Thors handen, onschatbaar zou blijken
+tegen de vorstreuzen op den laatsten dag.
+
+
+ En aan hun hoofd kwam Thor,
+ Beurend zijn hamer, dien de reuzen kenden.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Om zijn hoofd te redden, vluchtte Loki hals over kop, maar werd
+ingehaald door Thor die hem terugbracht en aan Brock gaf, met de
+woorden echter, dat, ofschoon Loki's hoofd hem rechtens toekwam, hij
+zijn hals niet moest aanraken. Dus in zijn volledige wraakoefening
+belemmerd, besloot de dwerg Loki te straffen door zijn lippen samen
+te naaien, en daar zijn zwaard ze niet kon doorboren, leende hij tot
+dit doel zijns broeders els. Loki echter, na een poosje den spot der
+goden stilzwijgend verdragen te hebben, deed zijn best den draad door
+te krijgen en was spoedig weer even spraakzaam als ooit.
+
+In weerwil van zijn geweldigen hamer werd Thor niet gevreesd als de
+booze god van den storm, die vredige woningen vernielde en den oogst
+vernietigde door plotselinge hagelslagen en wolkbreuken. De Noormannen
+geloofden dat hij dien enkel blies tegen ijsreuzen en rotsmuren, deze
+laatste vergruizend om de aarde vruchtbaar te maken en te zorgen dat
+zij een rijken oogst zou schenken aan de landbouwers.
+
+In Duitschland, waar de oostelijke stormen altijd koud en verwoestend
+zijn, terwijl de westelijke warme regens en zacht weer brengen,
+geloofde men dat Thor altijd van het Westen naar het Oosten reisde
+om de booze geesten te bestrijden die het land gaarne zouden hebben
+gewikkeld in ondoordringbare nevelsluiers en ze in ijsboeien hebben
+vastgelegd.
+
+
+
+Thors Reis naar Jötun-heim.
+
+Daar de reuzen van Jötun-heim voortdurend koude winden zonden om de
+teedere knoppen te kwetsen en den groei der bloemen te belemmeren,
+besloot Thor nog eens op het pad te gaan en hen tot beterschap te
+dwingen. Vergezeld door Loki ging hij uit in zijn wagen, en na een
+geheelen dag te hebben gereden kwamen de goden bij het vallen van
+den avond aan de grenzen van de wereld der reuzen, waar zij in een
+boerenhut, die zij ontdekten, besloten te toeven om er te rusten en
+zich te verfrisschen.
+
+Hun gastheer was gastvrij maar heel arm, en Thor, ziende dat hij
+ternauwernood het noodige voedsel zou kunnen verschaffen om zijn
+geenszins kleinen eetlust te bevredigen, slachtte zijn beide geiten,
+die hij kookte en toebereidde, waarna hij zijn gastheer en diens
+familie uitnoodigde vrijelijk mee te eten van de dus verstrekte spijs,
+terwijl hij hen echter waarschuwde al de beenderen, zonder ze te
+breken, in de huiden van de geiten te werpen die hij op den vloer
+had uitgespreid.
+
+De boer en zijn gezin aten met graagte, maar zijn zoon Thialfi,
+aangemoedigd door den boozen Loki, waagde een van de beenderen te
+breken en het merg uit te zuigen, denkende dat zijn ongehoorzaamheid
+niet zou worden ontdekt. Den volgenden morgen echter sloeg Thor, die
+tot zijn vertrek gereed was, de geitenhuiden met zijn hamer Miölnir,
+en onmiddellijk sprongen de geiten even levend als te voren op,
+behalve dat een wat lam scheen. Bespeurend dat men zijn geboden
+niet gehoorzaamd had, wilde Thor in zijn boosheid de heele familie
+vermoorden. De schuldige bekende echter en de boer bood aan, om het
+verlies goed te maken, den toornigen god niet alleen zijn zoon Thialfi,
+maar ook zijn dochter Roskva te geven, om hem voor goed te dienen.
+
+Thor droeg den man op goed te zorgen voor de geiten die hij daarachter
+liet totdat hij terugkwam, en beval de jonge boeren hem te vergezellen;
+daarop ging hij met Loki te voet verder, en, na den geheel en dag
+gezworven te hebben, bereikte hij bij het vallen van den avond een
+koud en kaal land, dat in bijna ondoordringbaren nevel was gehuld. Na
+eenigen tijd te hebben gezocht zag Thor door den mist de vage omtrekken
+van wat uitzag als een vreemd gevormd huis. Het open portaal daarvan
+was zóó ruim en hoog dat het den geheelen eenen kant van het huis
+scheen te beslaan. Toen zij er binnentraden en er vuur nog licht
+vonden, wierpen Thor en zijn makkers zich moe op den vloer om te
+slapen, maar werden spoedig ontrust door een eigenaardig gedruisch, en
+een langdurig beven van den grond onder hen. Vreezend dat het geheele
+dak gedurende deze aardbeving zou neervallen, vluchtten Thor en zijn
+makkers in een vleugel van het gebouw, waar zij weldra in diepen slaap
+vielen. Toen de dag aanbrak, gingen de god en zijn makkers naar buiten,
+maar zij waren nauwelijks op weg of zij zagen dat een reus lag te
+slapen en ontdekten dat de eigenaardige geluiden, die hun rust hadden
+gestoord, teweeggebracht werden door zijn gesnork. Op dat oogenblik
+werd de reus wakker, stond op, rekte zich uit, keek rond naar zijn
+eigendom dat hij kwijt was, en nam een seconde later het ding op dat
+Thor en zijn gezellen in het donker ten onrechte voor een huis hadden
+gehouden. Toen bespeurden zij met verbazing dat dit niets anders was
+dan een groote handschoen en dat de vleugel waarin zij allen hadden
+geslapen de afgezonderde plaats was voor den grooten duim van den
+reus! Vernemend dat Thor en zijn makkers op weg waren naar Utgard,
+zooals het gebied der reuzen ook heette, stelde Skrymir, de reus,
+voor hun gids te zijn; en na den geheelen dag met hen te hebben
+gewandeld, bracht hij hen, toen de avond viel, op een plaats, waar
+hij hen voorstelde te rusten. Maar eer hij ging liggen bood hij hun de
+proviand in zijn knapzak aan. Maar trots hun ingespannen poging konden
+noch Thor noch zijn makkers de knoopen losmaken die Skrymir had gelegd.
+
+
+ Skrymir riemen
+ Schenen te hard
+ Toen gij het voedsel niet krijgen kondet,
+ Toen gij, gezond, van honger stierft.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Utgard-Loki.
+
+Boos over zijn gesnork, dat hem wakker hield, deelde Thor hem driemaal
+geweldige slagen toe met zijn hamer. Deze slagen, echter, in plaats van
+het monster te vernietigen, hadden niet meer uitwerking op den slapende
+dan wanneer een stukje boomschors of een takje van een vogelnest boven
+op zijn gezicht was gevallen. Vroeg in den morgen verliet Skrymir
+Thor en zijn makkers, en wees hun den kortsten weg naar Utgard-Loki's
+kasteel, dat van groote ijsblokken gebouwd was, met hooge schitterende
+ijskegels als pilaren. De goden slopen tusschen de sluitboomen van
+de groote poort door en gingen moedig naar den koning der reuzen,
+Utgard-Loki, die hen herkende en dadelijk beweerde heel verwonderd
+te zijn over hun kleine gestalte, en den wensch uitdrukte te zien
+wat zij wel konden, daar hij dikwijls hun wakkerheid had hooren roemen.
+
+Loki, die langer had gevast dan hij wenschte, zei onmiddellijk dat hij
+bereid was met wien dan ook een wedstrijd te houden in het eten. Dus
+liet de koning een grooten houten trog vol vleesch in de hal brengen,
+en zette Loki aan den eenen kant en zijn kok Logi aan den anderen,
+en beval hun te laten zien wie het zou winnen. Ofschoon Loki wonderen
+deed en weldra het midden van den trog bereikte, bespeurde hij dat,
+terwijl hij zelf de beenderen had schoongekluifd, zijn tegenpartij
+die beenderen had verslonden mét den trog.
+
+Utgard-Loki glimlachte verachtelijk en zei dat zij blijkbaar in
+het eten niet heel sterk waren, en dit prikkelde Thor zoo, dat
+hij verklaarde dat, indien Loki niet kon eten als de gulzige kok,
+hij stellig het grootste vat in huis zou kunnen leegdrinken, zoo
+onleschbaar was zijn dorst. Onmiddellijk werd een horen binnengebracht,
+en Utgard-Loki zeide dat goede drinkers dien in een teug leegden, matig
+dorstige personen in twee teugen en kleine drinkers in drie. Thor zette
+nu zijn lippen aan den rand, maar ofschoon hij een zóó diepe teug nam
+dat hij dacht te barsten, kwam het vocht nog bijna aan den rand toen
+hij zijn hoofd ophief. Een tweede en derde poging om dezen horen te
+ledigen bleek al even weinig succes te hebben. Thialfi stelde toen
+een wedloop voor, maar een jonge kerel, Hugi geheeten, die het tegen
+hem opnam, kwam hem weldra voorbij, ofschoon Thialfi heel vlug liep.
+
+Thor stelde vervolgens voor zijn kracht te toonen door gewichten op
+te tillen, en werd uitgedaagd de kat van den reus op te nemen. Hij
+nam een kans te baat om zijn gordel Megin-giörd, die zijn kracht in
+hooge mate vermeerderde, vast te maken en trok toen en deed zijn best,
+maar kon enkel een harer poten van den vloer oplichten.
+
+
+ Sterk is Thor, buiten kijf, als Megin-garder
+ Hij dicht sluit om zijn rotsge lend'nen heen.
+
+ Vikingverhalen van het noorden (R. B. Anderson).
+
+
+Een laatste poging van zijn kant om te worstelen met Udgard-Loki's
+oude voedster Elli, de eenige partij die men een zoo nietigen kerel
+waardig keurde, eindigde even ongelukkig, en toen de goden bekenden,
+dat zij verslagen waren, werden zij gastvrij onthaald. Den volgenden
+morgen werden zij begeleid tot de grenzen van Utgard, waar de reus
+hun beleefd te kennen gaf dat hij hoopte dat zij nooit meer hem
+zouden uitdagen, daar hij genoodzaakt was geweest toovermacht tegen
+hen te gebruiken. Hij vertelde toen dat hij de reus Skrymir was, en
+dat, had hij de voorzorg niet genomen een berg te zetten tusschen
+zijn hoofd en Thors slagen, terwijl hij schijnbaar lag te slapen,
+hij gedood zou zijn, evenals diepe kloven in de berghelling, waarop
+hij wees, getuigden van de kracht van den God. Verder deelde hij
+mede dat Loki's tegenpartij Logi was (wild vuur); dat Thialfi een
+wedloop had gehouden met Hugi (gedachte), den allersnelsten looper;
+dat Thors drinkhoren was verbonden met den oceaan, waar zijn diepe teug
+een aanmerkelijke ebbe had veroorzaakt, dat de kat in werkelijkheid
+de verschrikkelijke Midgardslang was die de wereld omgordt, welke
+Thor bijna uit de zee had getrokken; en dat Elli, zijn voedster,
+de ouderdom was die niemand kon weerstaan. Toen hij deze woorden
+geëindigd had en hen had gewaarschuwd nooit weer terug te keeren,
+of hij zou zich zelf verdedigen door gelijke toovenarijen, verdween
+Utgard-Loki, en ofschoon Thor vertoornd zijn hamer zwaaide en zijn
+kasteel had willen verbrijzelen, omhulde dit een nevel zoo dicht
+dat het niet zichtbaar was, en de dondergod was genoodzaakt terug te
+keeren naar Trud-vang zonder dat hij zijn bedoelde heilzame les aan
+het geslacht der reuzen gegeven had.
+
+
+ En zwaar gewapend ging
+ Wel dikwijls Thor den weg naar Jötun-heim
+ Maar trots zijn gordel, trots zijn stalen mantel
+ Zit steeds nog Udgard-Loki op zijn troon,
+ Kwaad, zelf en kracht, gaat voor geen kracht op zij.
+
+ Vikingverhalen van het noorden (R. B. Anderson).
+
+
+
+Thor en Hrungnir.
+
+Odin zelf ijlde eens door de lucht op z'n achtpootig paard Sleipnir,
+toen hij de aandacht trok van den reus Hrungnir die een wedloop
+voorstelde, zeggende dat Gullfaxi zijn paard Sleipnir in snelheid
+evenaarde. In de hitte van den strijd merkte Hrungnir de richting
+niet waarin zij gingen, totdat, in de ijdele verwachting dat hij
+Odin zou inhalen, hij zijn paard voortdreef tot de poorten van het
+Valhalla. Toen hij ontdekte waar hij was, werd de reus bleek van angst,
+want hij wist dat hij zijn leven op het spel had gezet door zich in
+de burcht van de goden, zijn erfvijanden, te wagen.
+
+De Aesir echter stonden te hoog om zelfs bij een vijand van tegenspoed
+te profiteeren, en in plaats van hem kwaad te doen, noodigden zij hem
+in hun eethallen, waar hij flink begon te drinken van de hemelsche mee
+die voor hem werd neergezet. Hij werd al spoedig zóó opgewonden dat hij
+zich op zijn macht begon te beroepen en verklaarde dat hij eens zou
+komen en Asgard in bezit nemen, dat hij met de goden samen vernielen
+zou, behalve Freya en Sif, naar wie hij met bewonderenden blik keek.
+
+De goden die wisten dat hij niet toerekenbaar was, lieten hem
+ongehinderd doorpraten, maar Thor, die toen juist van een zijner
+reizen thuis kwam en die zijn dreigement hoorde, dat hij de beminde
+Sif zou weghalen, werd vreeselijk woedend. Hij zwaaide razend zijn
+hamer met het doel den grootspreker te vernietigen. Dit wilden de
+goden echter niet toestaan en wierpen zich snel tusschen den toornigen
+Thor en zijn gast, terwijl zij Thor smeekten de heilige rechten der
+gastvrijheid te eeren, en hun vreedzame plaats niet te ontheiligen
+door het vergieten van bloed.
+
+Thor werd ten slotte er toe gebracht zijn toorn te breidelen, maar
+hij vroeg dat Hrungnir tijd en plaats zou aangeven voor een "holmgang"
+zooals een noorsch tweegevecht gewoonlijk werd genoemd. Dus uitgedaagd
+beloofde Hrungnir Thor te zullen treffen te Griottunagard, de grenzen
+van zijn gebied, drie dagen later, en vertrok wat ontnuchterd door
+den schrik, dien hij had gekregen. Toen zijn medereuzen hoorden
+hoe onnadenkend hij was geweest, scholden zij hem erg uit; maar
+zij overlegden samen hoe het beste te maken van den leelijken
+toestand. Hrungnir vertelde hun dat hij het voorrecht mocht hebben
+vergezeld te zijn door een krijger met wien Thialfi zou vechten, en
+daarom gingen zij een wezen maken uit klei, negen mijlen lang en naar
+evenredigheid breed, dat zij Mokerkialfi (nevelwader) noemden. Daar
+zij geen menschelijk hart konden vinden dat groot genoeg was om het
+in de borst van dit monster te steken, namen zij dat van een merrie,
+dat echter van vrees sidderde en beefde. De dag van het tweegevecht
+kwam. Hrungnir en zijn krijger wachtten op het terrein de aankomst
+van hun respectieve partijen. De reus had niet alleen een steenen hart
+en schedel, maar ook een schild en knots van dezelfde stof, en hield
+zich daarom bijna voor onoverwinlijk. Thialfi kwam voor zijn meester
+en kort daarop was er een heftig gedruisch en geschud waardoor de
+reus merkte dat zijn vijand door den grond zou komen en hem van onder
+aanvallen. Hij volgde dus een wenk van Thialfi en stond op zijn schild.
+
+Een oogenblik later zag hij echter zijn vergissing, want, terwijl
+Thialfi Mokerkialfi aanviel met een spade, kwam Thor plotseling
+op het tooneel en wierp zijn hamer vlak naar het hoofd van zijn
+tegenpartij. Hrungnir hield, om den slag af te weren, zijn steenen
+knots, die in stukken over de aarde vloog en oorzaak werd van al
+de keiën welke men er later zou vinden, en een stuk drong diep in
+Thors voorhoofd. Toen de god bewusteloos ter aarde viel, kraakte
+zijn hamer tegen het hoofd van Hrungnir, die dood naast hem neerviel,
+in dier voege dat een zijner zware beenen over den god kwam te liggen.
+
+
+ Gij doet mij denken nu
+ Hoe ik met Hrungnir vocht,
+ Dien stoutmoedigen Jötun,
+ Wiens hoofd was gansch van steen;
+ Toch deed ik hem vallen
+ En voor mij tuim'len.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Thialfi die intusschen had afgerekend met den grooten reus van klei
+met zijn laf merriehart, ijlde nu zijn meester te hulp, maar zijn
+pogingen waren vruchteloos, en ook konden de andere goden, die hij
+snel te hulp riep, het belemmerende been niet oplichten. Toen zij
+daar stonden, zich hulpeloos verbazend wat zij verder zouden doen,
+kwam Thors zoontje, Magni, aan. Volgens verschillende berichten was
+hij toen slechts drie dagen of drie jaar oud, maar hij greep snel
+den voet van den reus, en, zonder dat iemand hem hielp, bevrijdde hij
+zijn vader, zeggend dat indien men hem slechts eerder had geroepen hij
+met beiden, reus en krijger, zou hebben afgerekend. Deze openbaring
+van kracht verbaasde de goden zeer, en deed hun de waarheid merken
+van de verschillende voorspellingen, die alle verklaarden dat hun
+afstammelingen machtiger zouden zijn dan zij, hen zouden overleven en
+op hun beurt over den nieuwen hemel en de nieuwe aarde zouden regeeren.
+
+Om zijn zoon te beloonen voor zijn tijdige hulp gaf Thor hem het ros
+Gullfaxi (goud-manig), dat hem krachtens recht van buitmaking toekwam,
+en Magni reed voortaan steeds op dit wonderbare paard, dat bijna den
+beroemden Sleipnir evenaarde in snelheid en weerstandsvermogen.
+
+
+
+Groa, de toovenares.
+
+Na een vergeefsch pogen om den steensplinter uit zijn voorhoofd te
+verwijderen, keerde Thor bedroefd naar Thrud-vang terug, waar Sifs
+liefderijke pogingen even weinig succes hadden. Zij besloot dus
+om Groa (groenmaakster) te zenden, een toovenares, beroemd om hare
+bedrevenheid in de geneeskunst en om de kracht harer tooverformulen
+en bezweringen. Groa verklaarde zich dadelijk bereid alles wat in haar
+vermogen was te doen om den god te helpen, die zoo vaak haar terwille
+was geweest, en begon plechtig voor te dragen machtige runen, onder
+welker invloed Thor den steen losser en losser voelde worden. Zijn
+vreugde bij het uitzicht op een spoedige verlossing deed Thor wenschen
+de toovenares direct te beloonen, en wetend dat niets grooter genot kon
+geven aan een moeder dan het uitzicht een langverloren kind terug te
+zien, ging hij haar vertellen dat hij pas den Elivagar of ijsstroom had
+overgestoken, om haar zoontje Orvandil (zaad) uit de wreede macht der
+reuzen te bevrijden, en dat hij er in geslaagd was hem in een mandje
+mee te voeren. Maar daar de kleine ondeugd volhield een van zijn
+bloote teenen door een gat in de mand te steken, was deze bevroren,
+en Thor brak hem toevallig af en wierp hem in de lucht, waar hij als
+een ster zou schijnen, in het Noorden als "Orvandils Teen" bekend.
+
+Verheugd bij dit nieuws hield de profetes met hare bezweringen op
+om haar blijdschap uit te drukken, maar daar zij juist vergeten was
+waar zij was gebleven, kon zij haar betoovering niet voortzetten
+en de keisteen bleef in Thors voorhoofd zitten waar hij nimmer kon
+worden uitgehaald.
+
+Daar Thors hamer hem altijd zulke goede diensten bewees werd deze het
+meest van alles wat hij had geprezen, en groot was zijn teleurstelling
+toen hij op zekeren morgen wakker werd en de hamer weg bleek. Zijn
+kreet van toorn en teleurstelling riep Loki weldra aan zijn zijde
+en hem vertrouwde Thor het geheim van zijn verlies toe, zeggende dat
+als de reuzen er achter kwamen zij weldra Asgard zouden trachten te
+bestormen en de goden te vernielen.
+
+
+ Toornig werd Thor, ontwaakt nu weer,
+ En vond zijn trouwe knots niet meer,
+ Hij fronsde 't hoofd, hij streek zijn baard,
+ Toen keek rondom de zoon der aard,
+ En daar hij sprak dit woord vóór al:
+ "Nu luister wat 'k u zeggen zal,
+ Wat god noch mensch weet, leer ik u:
+ Weg is mijn knots, wat moet ik nu?"
+
+ Thryms Quida.
+
+
+
+Thor en Thrym.
+
+Loki zeide dat hij zijn best zou doen om den dief te ontdekken en den
+hamer terug te vinden, als Freya hem haar valkenveeren wilde leenen,
+en hij haastte zich onmiddellijk naar Folkvang om ze te vragen. Zijn
+reis had succes, en in de gestalte van een vogel vloog hij toen over
+de rivier Ifing en over de kale uitgestrektheid van Jötun-heim,
+waar hij vermoedde dat de dief zich ophield. Daar zag hij Thrym,
+heer der vorstreuzen en god van den verwoestenden donder, alleen aan
+een heuvelhelling zitten. Hem listig uitvragend, kwam hij spoedig te
+weten dat Thrym den hamer had gestolen en hem diep onder den grond
+begraven had. Bovendien merkte hij dat er weinig kans was hem terug
+te krijgen tenzij Freya hem gebracht werd als een vogel uitgedost.
+
+
+ Ik houd des Dond'rers knots bewaard
+ Acht meters diep beneden d' aard;
+ Geen is er die mij hem zal ontstelen
+ Als hij Freya niet brengt om mijn bed te deelen.
+
+ Thryms Quida.
+
+
+Verontwaardigd over de laatdunkendheid van den reus, keerde Loki terug
+naar Thrud-vang, maar Thor meende dat het goed zou zijn Freya op te
+zoeken en te trachten haar over te halen dat zij zich zou opofferen ten
+algemeenen nutte. Maar toen de Aesir de godin der schoonheid vertelde
+wat hij van haar wilde, werd zij zóó woedend dat haar halsketting
+barstte. Zij zeide hem dat zij nooit haren geliefden echtgenoot zou
+verlaten voor welken god ook, veel minder een afschuwelijken reus huwen
+en in Jötun-heim wonen, waar alles uiterst somber was, en waar zij
+spoedig zou sterven aan heimwee naar de groene velden en de bloemrijke
+weiden, waarin zij zoo gaarne rondzwierf. Ziende dat verdere overreding
+vruchteloos zou zijn, keerden Loki en Thor huiswaarts en overlegden
+er een ander plan om den hamer terug te krijgen. Op Heimdall's raad,
+die echter slechts met grooten tegenzin werd aangenomen, leende Thor de
+kleeren van Freya en haar halsketting, trok deze aan en wikkelde zich
+in een dichten sluier. Nadat Loki zich als een kamenier had vermomd,
+steeg hij met hem in den wagen, met geiten bespannen, en het vreemd
+uitgedoste paar vertrok naar Jötun-heim, waar zij de respectieve
+rollen zouden spelen van de godin der schoonheid en hare dienstbare.
+
+
+ Naar huis gedreven
+ Werden de geiten,
+ Gespannen voor de kar;
+ Vlug moest het gaan--
+ De bergen dreunden,
+ De aarde stond in vlam;
+ Odins zoon
+ Reed naar Jötun-heim.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Thrym heette zijn gasten welkom aan de deur van het paleis, zeer
+verheugd bij de gedachte, dat hij weldra in het volle bezit zou
+zijn van de godin der schoonheid, naar wie hij lang te vergeefs
+had gezucht. Hij voerde hen vlug naar de eetzaal, waar Thor,
+de uitverkoren bruid, zich onderscheidde door een os op te eten,
+acht groote zalmen, en al de koeken en zoetigheden die voor de
+vrouwen bestemd waren, terwijl hij deze verschillende gerechten
+wegspoelde met den inhoud van twee vaten mee. De reus-bruidegom
+sloeg deze gastronomische daden gade met verwondering, waarop Loki,
+om hem gerust te stellen, vertrouwelijk fluisterde dat de bruid zóó
+verliefd op hem was, dat zij in meer dan acht dagen niet in staat
+was geweest een bete te nuttigen. Thrym trachtte toen de bruid
+te kussen, maar week terug, ontsteld door het vuur van haar blik,
+dien Loki uitlegde als een brandenden liefdeblik. Op de zuster van
+den reus, die om de gewone geschenken vroeg, werd niet eens gelet;
+daarom fluisterde Loki den verbaasden Thrym weer toe dat liefde
+de menschen afgetrokken maakt. Opgewonden door hartstocht en mee,
+die ook hij in groote hoeveelheden had gedronken, beval de bruidegom
+zijn dienaren nu den heiligen hamer te brengen ten einde het huwelijk
+in te zegenen, en zoodra hij er was legde hij hem in den vermeenden
+schoot van Freya. Dadelijk greep een sterke hand het korte handvat,
+en weldra werden de reus, zijn zuster, en al de genoodigde gasten
+verslagen door den vreeslijken Thor.
+
+
+ "Haal nu den hamer, breng hem der maagd
+ En leg hem neer op den schoot der vrouw",
+ De Dond'rer lacht, stil verblijd,
+ Toen de hamer werd op zijn schoot geleid,
+ Eerst bracht hij Thrym, den koning, om,
+ En verder al de reuzen rondom.
+
+ Thryms Quida.
+
+
+Een rookende puinhoop achterlatend reden de goden toen snel naar Asgard
+terug, waar de geleende kleederen aan Freya werden teruggegeven,
+zeer tot verlichting van Thor, en de Aesir zich verheugde over de
+ontdekking van den kostbaren hamer. Toen later Odin keek naar dien
+kant van Jötun-heim van zijn troon Hlidskialf, zag hij de ruïnen bedekt
+met teedere groene spruiten, want Thor had, na zijn vijand overwonnen
+te hebben, zijn land in bezit genomen, dat voortaan niet langer kaal
+en woest zou blijven maar in overvloed vrucht voortbrengen zou.
+
+
+
+Thor en Geirrod.
+
+Loki leende eens Freya's valkengewaad en vloog uit op zoek van
+avonturen naar een anderen kant van Jötun-heim, waar hij ging
+zitten boven op den gevel van Geirrods huis. Hij trok al spoedig de
+aandacht van dezen reus, die een van zijn knechten beval den vogel
+te vangen. Loki had vermaak in de onhandige pogingen van den man om
+hem te pakken en vloog van plaats tot plaats, zich enkel bewegend
+juist wanneer de reus op het punt was hem te grijpen, toen hij zich
+vergiste in den afstand en hij plotseling merkte dat hij gevangen was.
+
+Aangetrokken door de schitterende oogen van den vogel keek Geirrod
+er oplettend naar en besloot dat het een god was in vermomming,
+en toen hij zag dat hij hem niet tot spreken kon dwingen, sloot hij
+hem in een kooi, waar hij hem drie heele maanden hield zonder spijs
+of drank. Ten slotte door honger en dorst genoopt vertelde Loki wie
+hij was en herkreeg zijn vrijheid door te beloven dat hij Thor zou
+overhalen Geirrod te bezoeken zonder zijn hamer, gordel of magischen
+handschoen. Loki vloog toen naar Asgard terug en zei Thor dat hij
+koninklijk was onthaald en dat zijn gastheer een sterk verlangen had te
+kennen gegeven om den machtigen dondergod te zien, van wien hij zulke
+wonderbare verhalen gehoord had. Gevleid door deze listige woorden
+stemde Thor toe in een vriendschappelijken tocht naar Jötun-heim,
+en de twee goden vertrokken, de drie wapenen thuis latend. Zij
+waren nog niet ver gekomen, toen zij het huis bereikten van Grid,
+een van Odins vele vrouwen. Toen zij zag dat Thor ongewapend was,
+waarschuwde zij hem zich in acht te nemen voor verraad en leende hem
+haar eigen gordel, staf en handschoen. Korten tijd daarna verlieten
+Thor en Loki haar en kwamen aan de rivier Veimer, die de Donderaar,
+het waden gewoon, wilde doorloopen, terwijl hij Loki en Thialfi zich
+liet vasthouden aan zijn gordel.
+
+Maar midden in den stroom greep hem een plotselinge wolkbreuk en
+vloed; de wateren begonnen te rijzen en te bruischen, en, ofschoon
+Thor stevig op zijn staf leunde, werd hij bijna weggezweept door de
+kracht van den woedenden stroom.
+
+
+ Was niet, Veimer,
+ Nu 'k doorwaden u wil
+ Naar des reuzen land!
+ Weet als gij wast,
+ Wast mijn godensterkte
+ Hoog als de hemelen.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Thor bespeurde nu dat stroomop Geirrods dochter Gialp zich bevond,
+en terecht vermoedend dat zij den storm veroorzaakte, nam hij een
+zwaren kei en gooide haar daarmee, mompelend dat de beste plaats
+om een rivier af te dammen bij haar bron was. Het werptuig had de
+bedoelde uitwerking, want de reuzen vluchtten, de wateren vielen,
+en Thor, uitgeput maar gered, trok zich op den anderen oever aan een
+kleinen struik op, den bergesch of sorbe. Deze staat sedert bekend als
+"Thors redding" en verborgen machten worden er aan toegeschreven. Na
+een poos rusten hervatten Thor en zijn makkers hun reis; maar toen
+zij aan Geirrods huis kwamen was de god zóó uitgeput dat hij moe
+neerviel op den eenigen stoel die er was. Maar tot zijn verbazing
+voelde hij hem onder zich oprijzen, en, vreezende dat hij tegen de
+balken zou verpletterd worden, stiet hij den geleenden staf tegen den
+zolder en drukte den stoel met alle macht naar beneden. Toen volgden
+een geweldig gekraak, plotselinge kreten en zuchten van pijn; en toen
+Thor aan het onderzoeken ging, bleek het dat de dochters van den reus,
+Gialp en Greip, onder zijn stoel waren geslopen om hem verraderlijk
+te vermoorden, en dat zij een verdiend loon hadden gekregen en beiden
+verpletterd waren.
+
+
+ Eens gebruikte ik
+ Mijn asa-macht
+ In het reuzenland,
+ Toen Gialp en Greip
+ Mij naar boven tilden.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Geirrod verscheen nu en daagde Thor uit tot een proeve van kracht en
+handigheid, maar zonder te wachten op een van te voren afgesproken
+teeken wierp hij hem met een rood-gloeiende wig. Thor, vlug van
+oogen en een ervaren opvanger, ving het werptuig op met den ijzeren
+handschoen van de reuzin en sloeg het terug naar zijn tegenpartij. Zóó
+groot was de kracht van den god, dat het ding niet alleen heenging door
+den pilaar waarachter de reus gevlucht was, maar door hem zelf heen en
+door den muur van het huis, en diep in den grond buiten, zich begroef.
+
+Thor ging toen naar het lijk van den reus, dat op den slag van zijn
+wapen versteend was, en zette het op een zichtbare plaats, als een
+herinnering aan zijn kracht en aan de overwinning, die hij behaald
+had op zijn verschrikkelijke vijanden, de bergreuzen.
+
+
+
+De vereering van Thor.
+
+Thors naam is gegeven aan vele plaatsen die hij dikwijls bezocht,
+zooals de voornaamste haven van de Faroe-eilanden, en aan geslachten
+die beweren van hem af te stammen. Hij komt nog voor in namen als
+Thunderhill in Surrey, en in de geslachtsnamen Thorburn en Thorwaldsen,
+maar is het duidelijkst in den naam van een der dagen van de week,
+Thors dag of Thursday (Donderdag).
+
+
+ Over heel d' aard
+ Is het nog Thors dag.
+
+ Sage van koning Olaf (Longfellow).
+
+
+Thor werd beschouwd als een buitengewoon goede god, en daarom werd
+hij in zoo breeden kring gehuldigd en rezen tempels hem ter eere op
+in Moeri, Hlader, Godey, Gothland, Upsala en op andere plaatsen, waar
+het volk nooit verzuimde hem te smeeken op Yuldag, zijn hoofdfeest,
+om een gunstig jaar. Men was gewoon dien dag een groot blok van een
+eik, den hem geheiligden boom, te branden, als een zinnebeeld van de
+warmte en het licht van den zomer, die zouden verdrijven de duisternis
+en de koude van den winter.
+
+Bruiden droegen altijd rood, Thors geliefkoosde kleur, die als
+het zinnebeeld van de liefde gold, en om dezelfde reden waren
+verlovingsringen in het noorden bijna altijd van een rooden steen
+voorzien.
+
+Thors tempels en beelden waren, evenals die van Wodan, uit hout
+gemaakt, en het meerendeel er van werd vernield gedurende de regeering
+van koning Olaf den Heilige. Volgens oude kronieken dwong deze vorst
+zijn onderdanen met geweld Christen te worden. Hij was vooral boos
+op de bewoners van een zekere provincie, omdat zij een ruw beeld van
+Thor dienden, dat zij met gouden versierselen bedekten, en waarvoor
+zij iederen avond voedsel neerzetten, bewerend dat de god het opat,
+daar er den volgenden morgen geen spoor meer van over was.
+
+Toen de bevolking werd aangezegd in 1030, dat zij dit beeld moest
+verloochenen ten gunste van den waren god, beloofde zij dit te
+zullen doen als den volgenden dag de lucht bewolkt was; maar toen
+na een heelen nacht, dien Olaf in vurig gebed had doorgebracht, er
+een bewolkte dag volgde, zeide het obstinate volk nog niet overtuigd
+te zijn van Gods macht, en enkel te zullen gelooven als de zon den
+volgenden dag scheen.
+
+Opnieuw bracht Olaf den nacht biddend door, maar, toen de morgen
+daagde, was tot zijn groote spijt de lucht bewolkt. Niettemin
+verzamelde hij het volk bij Thors standbeeld, en na heimelijk zijn
+eersten dienstman te hebben opgedragen het beeld met zijn strijdbijl te
+verbrijzelen als het volk een oogenblik de oogen afwendde, begon hij
+het toe te spreken. Plotseling, toen allen aan het luisteren waren,
+wees Olaf naar den horizon, waar de zon langzaam door de wolken brak,
+en riep uit "Zie onzen God!" Het heele volk keerde zich om, om te zien
+wat hij bedoelde en de dienstman benutte deze gelegenheid om het beeld
+aan te vallen, dat gemakkelijk voor zijn slagen bezweek, en een menigte
+muizen en ander ongedierte kwamen haastig uit zijn inwendige, dat hol
+was, te voorschijn. Toen de menschen zagen dat het voedsel, door hen
+geplaatst voor hun god, was verslonden door schadelijke dieren alleen,
+hielden zij op Thor te vereeren, en namen voor goed het geloof aan,
+dat koning Olaf hun zoo lang en te vergeefs had willen opdringen.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK V: TYR.
+
+
+De god van den oorlog.
+
+Tyr, Tiu of Ziu was de zoon van Odin, en, volgens verschillende
+mythologen, was zijn moeder Frigga, de koningin van de goden, of een
+schoone reuzin wier naam onbekend is, maar die de verpersoonlijking
+was van de onrustige zee. Hij is de god van de krijgseer, en een van
+de twaalf hoofdgodheden van Asgard. Ofschoon hij er geen speciale
+woning schijnt te hebben gehad, was hij altijd welkom te Vingolf of
+Valhalla, en zat op een van de twaalf tronen in de groote vergaderhal
+van Gladsheim.
+
+
+ Gladsheim, de hal, die is uit goud gewrocht,
+ Waar, in een cirkel, twalef stoelen staan
+ Van goud, in 't midden Odins troon het hoogst.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Als de god van moed en oorlog, werd Tyr dikwijls door de verschillende
+volken van het Noorden aangeroepen, die zich, tot hem, evenals tot
+Odin, wendden, om de overwinning. Dat hij naast Odin en Thor stond,
+blijkt uit zijn naam Tiu, die aan een van de dagen der week is
+gegeven, Tiu's dag, wat in het moderne Engelsch is geworden Tuesday
+(Dinsdag). Onder den naam Ziu, was Tyr de voornaamste god van de
+Suaven, die oorspronkelijk hun hoofdstad, het tegenwoordige Augsburg,
+Ziusburg noemden. Dit volk, den god vereerende zooals het dat deed, was
+gewoon hem te huldigen in de gestalte van een zwaard, zijn kenmerkend
+attribuut, en hield hem ter eere groote zwaarddansen, bestaande uit
+verschillende figuren. Soms vormden de deelnemers twee lange lijnen,
+kruisten hunne zwaarden, met de punten naar boven, en noodigden den
+stoutmoedigsten onder hen uit vliegensvlug er over heen te springen. Op
+andere tijden hielden de krijgers hun zwaardpunten dicht bij elkander
+in den vorm van een roos of een wiel, en als deze figuur volkomen was,
+noodigden zij hun aanvoerder uit op het dus gevormde kruispunt van
+vlakke, schitterende zwaarden te gaan staan, en dan droegen zij hem
+er op in triomf door het legerkamp. De zwaardspits werd verder als
+zóó heilig beschouwd dat het gebruik werd er eeden op te zweren.
+
+
+ Komt herwaarts, heeren,
+ En legt uw handen neder op mijn zwaard;
+ Dat nooit g' iets zeggen zult van wat gij hoordet,
+ Zweert bij mijn zwaard het."
+
+ Hamlet (Shakespeare.)
+
+
+Een karakteristieke trek van de vereering van dezen god onder de
+Franken en eenige andere Noorsche volken was dat de priesters,
+die Druids of Godi heetten, menschenoffers brachten op hun altaren,
+terwijl zij aan een van de kanten van de ruggegraat hunner slachtoffers
+een diepe insnijding maakten, er de ribben, die van binnen waren
+losgerukt, uithaalden, en door de dus gemaakte opening de ingewanden
+uittrokken. Natuurlijk werden alleen krijgsgevangenen zoo behandeld,
+en het werd als een zaak van eer beschouwd bij de noord-europeesche
+stammen, dat men deze marteling zonder klacht doorstond. Deze offers
+werden gebracht op ruwe steenen altaren die dolmens heetten, en die
+men in Noord-Europa nog kan zien. Daar Tyr beschouwd werd als de
+beschermgod van het zwaard moest men, noodzakelijk het teeken of de
+rune, die hem voorstelde, op het staal van ieder zwaard graveeren--een
+regel welken de Edda allen inprentte die verlangend waren naar het
+behalen van overwinning.
+
+
+ "Sig-runes moet gij kennen
+ Als gij zege (sigr) hebben wilt,
+ En op uw zwaardstaal drijf ze;
+ Enk'le op de scheê,
+ Enk'le op 't gevest,
+ En tweemaal den naam van Tyr".
+
+ Lied van Sigdrifa.
+
+
+Tyr was dezelfde als de Saksische god Saxnot (van sax, een zwaard)
+als Er, Heru, of Cheru, de opperste god der Cheruski, die hem ook
+als den god der zon beschouwden, en in zijn schitterend zwaardstaal
+een beeld van zijn stralen zagen.
+
+
+ Dit zwaard is zelf een straal van licht,
+ Der zon ontrukt.
+
+ Valhalla (J. G. Jones).
+
+
+
+Tyrs zwaard.
+
+Volgens een oude legende werd Cheru's zwaard, dat door dezelfde
+dwergen vervaardigd was, die ook Odins speer gemaakt hadden, voor
+zeer heilig gehouden door zijn volk, waaraan hij het te bewaren
+had gegeven, zeggende dat zij, die het hadden, zeker hunne vijanden
+zouden overwinnen. Maar ofschoon het zorgvuldig behoed werd in den
+tempel, waar het zóó was opgehangen dat het de eerste stralen van
+de ochtendzon weerkaatste, verdween het op een nacht plotseling en
+op een geheimzinnige wijs. Een Vala, druïdes of profetes, door de
+priesters geraadpleegd, openbaarde dat de Nornen hadden besloten,
+dat wie het voerde de wereld zou veroveren en er door sterven zou;
+maar trots alle pogingen weigerde zij zeggen wie het had weggenomen of
+waar men het kon vinden. Eenigen tijd nadat dit niet gebeurd was, kwam
+een forsch en waardig uitziend vreemdeling te Keulen, waar Vitellius,
+de Romeinsche prefect, feestvierde, en riep hem van zijn geliefde
+lekkere spijzen af. In tegenwoordigheid van de Romeinsche soldaten
+gaf hij hem het zwaard, zeggende dat het hem roem en faam zou brengen,
+en begroette hem ten slotte als keizer. De kreet werd overgenomen door
+de verzamelde legioenen, en Vitellius was tot keizer van Rome gekozen,
+zonder dat hij persoonlijk één poging had gedaan om deze eer deelachtig
+te worden. De nieuwe heerscher was echter zóó overgegeven aan zijn
+hartstocht van eten en drinken, dat hij aan het heilige wapen slechts
+weinig aandacht schonk. Op zekeren dag, toen hij met niet veel haast
+naar Rome trok, liet hij het zorgeloos hangen in de voorkamer van
+zijn paviljoen. Een Germaansch soldaat nam de kans waar om het voor
+zijn eigen roestig zwaard te ruilen, en de verdwaasde keizer merkte
+de ruiling niet. Toen hij te Rome kwam, hoorde hij dat de Oostelijke
+legioenen Vespasianus tot keizer hadden uitgeroepen, en dat deze toen
+juist onderweg was om zijn aanspraken te doen gelden op den troon.
+
+Vitellius zocht nu naar het heilig wapen om zijn rechten te verdedigen,
+maar ontdekte den diefstal en, overmand door bijgeloovige vrees,
+waagde hij het niet eens te vechten. Hij kroop weg in een donkeren
+hoek van zijn paleis, waaruit hij met schande werd weggesleept door
+het verwoede volk naar den voet van den Capitolijnschen heuvel. Daar
+werd de profetie geheel vervuld, want de Germaansche soldaat, die zich
+bij de tegenpartij had aangesloten, kwam op dat oogenblik voorbij en
+sloeg Vitellius' hoofd af met het heilig zwaard.
+
+De Germaansche soldaat ging nu van het eene legioen naar het andere,
+en doorreisde vele landen; maar waar hij en zijn zwaard ook toefden,
+was de overwinning.
+
+Nadat hij groote eer en onderscheiding had verworven, trok deze man,
+die oud geworden was, zich van den actieven dienst aan de oevers van
+den Donau terug, en begroef daar in het geheim zijn kostbaar wapen,
+terwijl hij zijn hut boven de plaats bouwde waar het lag om het,
+zoolang hij leefde, te bewaken. Toen hij op zijn sterfbed lag, vroeg
+men hem te zeggen waar hij het verborgen had, maar hij weigerde dit
+beslist, zeggende dat het zou gevonden worden door den man, wiens
+bestemming het was over de wereld te heerschen, maar dat hij niet
+den vloek zou kunnen ontgaan. Jaren gingen voorbij. Golf na golf
+stroomde het getij van barbaren-invallen over dat deel van het land,
+en het laatst van allen kwamen de vreeslijke Hunnen, onder aanvoering
+van Attila, den "Geesel Gods." Toen hij langs de rivier kwam, zag
+hij een boer bedroefd den poot van zijn koe onderzoeken, die gewond
+was door een scherp instrument, in het lange gras verborgen, en toen
+men nasporing deed, vond men de punt van een begraven zwaard uit den
+grond steken.
+
+Toen Attila het mooie werk en den goeden staat van dit wapen zag, riep
+hij dadelijk uit dat het Cherus' zwaard was, en terwijl hij het boven
+zijn hoofd zwaaide zeide hij dat hij de wereld zou veroveren. Gevecht
+na gevecht werd door de Hunnen bevochten, die, volgens de sagen,
+altijd zegevierden, totdat Attila genoeg had van den oorlog en zich in
+Hongarije neerliet, en de schoone Bourgondische prinses Ildico trouwde,
+wier vader hij verslagen had. Deze prinses, boos om den moord van haar
+bloedverwant en dien willende wreken, maakte gebruik van 's konings
+dronkenschap op den avond van zijn huwelijk om het goddelijk zwaard
+zich toe te eigenen, waarmee zij hem in zijn bed neersloeg, opnieuw
+de profetie vervullend die zoovele jaren te voren was uitgesproken.
+
+Het tooverzwaard verdween weer langen tijd om nog eens te worden
+opgedolven, voor den laatsten keer, door den hertog van Alva, den
+generaal van Karel V, die kort daarop de overwinning bij Mühlberg
+behaalde (1547). De Franken waren gewoon jaarlijks krijgsspelen te
+houden ter eere van het zwaard; maar men zegt dat toen de heidensche
+goden ten bate van het Christendom waren afgezworen, de priesters
+velen hunner attributen op de heiligen overbrachten en dat dit
+zwaard het eigendom werd van den Aartsengel St. Michael, die het
+sinds altijd droeg.
+
+Tyr, wiens naam synoniem was met dapperheid en wijsheid, werd door
+het oude Noorsche volk ook beschouwd als de witarmige Valkyren, Odins
+bodinnen, onder zijn bevel te hebben, en men dacht dat hij het was
+die de krijgslieden uitzocht welke zij moeten overbrengen naar het
+Valhalla om de goden te helpen op den laatsten dag.
+
+
+ De god Tyr zond
+ Gondul en Skogul
+ Om te kiezen een vorst
+ Uit het ras van Ingve,
+ Om te wonen met Odin
+ In het ruime Valhal.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+
+De geschiedenis van Fenris.
+
+Men sprak doorgaans van Tyr als van den eenarmige en beeldde hem zoo
+af, juist als men Odin een-oogig noemde. Verschillende verklaringen
+worden door verschillende autoriteiten gegeven, sommigen beweren dat
+het was omdat hij de overwinning slechts aan één kant kon geven;
+anderen omdat een zwaard slechts één lemmer heeft. Hoe dit zij,
+de ouden verklaarden het feit liever op de volgende wijze:
+
+Loki huwde in het geheim te Jötun-heim de leelijke reuzin Angur-boda
+(angst-spellende) die hem drie monsterachtige kinderen schonk--den wolf
+Fenris, Hel, de bontgekleurde godin van den dood, en Iörmungandr,
+een vreeselijke slang. Hij hield het bestaan van deze monsters
+zoolang geheim als hij kon; maar zij werden weldra zóó groot dat
+zij niet langer konden opgesloten blijven in het hol waar zij het
+licht hadden gezien. Odin merkte van zijn troon Hlidskialf, weldra
+hun bestaan, en ook de onrustbarende snelheid waarmee zij in omvang
+toenamen. Bang dat de monsters, wanneer zij sterker waren geworden,
+een inval in Asgard zouden doen en de goden vernietigen, besloot
+Alvader zich van hen te ontdoen, en ging naar Jötun-heim, waar hij
+Hel in de diepten van Nevelheim wierp, met de woorden dat zij over
+de negen leelijke werelden der dooden kon heerschen. Daarna wierp hij
+Iörmungandr in zee, waar hij zulke reusachtige afmetingen aannam, dat
+hij ten slotte de aarde omgordde en in zijn eigen staart kon bijten.
+
+
+ Geworpen in den duisteren zeegrond
+ Groeide de slang naar echten reuzenaard
+ Om heel de wereld lag zij en in haar mond
+ Hield ze, in cirkelvorm, haar staart,
+ Toch bleef zij stil
+ Op Odins wil.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Volstrekt niet blij dat de slang zoo vreeslijke afmetingen zou aannemen
+in haar nieuw element, besloot Odin Fenris naar Asgard te brengen,
+waar hij hoopte, door vriendelijke behandeling, hem tot zachtheid te
+stemmen. Maar de goden huiverden allen van schrik toen zij den wolf
+zagen, en geen durfde nader komen om hem voedsel te geven, behalve Tyr,
+die voor niets bang was. Ziende dat Fenris dagelijks toenam in omvang,
+kracht, vraatzucht en overmoed, belegden de goden een vergadering om
+te bepraten hoe zij het best van hem af konden komen. Zij besloten
+eenstemmig dat, daar hem te dooden een ontwijden zou zijn van hun
+vreedzame woonplaats, zij hem vast zouden binden zoodat hij hun geen
+kwaad kon doen.
+
+Met dat doel voor oogen, kregen zij een sterken ketting, Leiding
+geheeten, en stelden toen Fenris in scherts voor dien hem om te binden
+om zijn vermeende kracht te beproeven. Vertrouwend dat hij zich zelf
+zou kunnen bevrijden, stond Fenris gewillig toe dat zij hem zouden
+vastbinden, en toen allen er bij stonden, strekte hij zich uit met
+geweldige inspanning en brak den ketting gemakkelijk in tweeën.
+
+Terwijl zij hun spijt verborgen, prezen de goden zijn kracht zeer,
+maar zij brachten daarop een veel sterker ketting, Droma, dien,
+na eenige overreding, de wolf zich als te voren liet aandoen. Weer
+was een korte, sterke worsteling voldoende zijn boei te breken, en
+het is in het noorden een spreekwoordelijke uitdrukking geworden:
+"los te komen uit Leiding," en "zich vrij te maken van Droma,"
+wanneer men groote moeilijkheden moet te boven komen.
+
+
+ Weer trachtten d' Aesir hem te binden;
+ Weer moesten zij 't vergeefs bevinden;
+ IJzer of koper hielp geen zier,
+ Sterker tooverkunsten pasten hier.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Toen de goden nu merkten dat de gewone kettingen, hoe sterk ook,
+niets zouden uitwerken tegen de groote kracht van den wolf Fenris,
+droegen zij Skirnir, Frey's knecht, op naar Svart-alva-heim te gaan
+en de dwergen een keten te laten maken dien niemand van elkaar zou
+kunnen krijgen.
+
+Door tooverkunsten vervaardigden de elfen een dun zijden koord van
+zoo ontastbare stoffen als het geluid van de stappen eener kat,
+den baard van een vrouw, de wortelen van een berg, de verlangens van
+den beer, de stem van de visschen en het speeksel van de vogels, en
+toen het klaar was, gaven zij het aan Skirnir met de verzekering dat
+geen kracht het zou kunnen breken, en dat, hoe meer men er aan trok,
+het te sterker worden zou.
+
+
+ Gleipnir, bedocht
+ Door d' Elfen, gewrocht
+ In Svart-alf-heim, door felle toovermacht,
+ Werd tot Odin door Skirnir gebracht:
+ Zoo zacht als zij, zoo licht als lucht,
+ Was het van tooverkracht geducht.
+
+ Valhalla (J. C Jones).
+
+
+Gewapend met dit koord, dat Gleipnir heette, gingen de goden met Fenris
+naar het eiland Lyngvi, midden in het meer Amsvartnir, en stelden hem
+weer voor, zijn kracht te beproeven. Maar ofschoon Fenris nog sterker
+was geworden, wantrouwde hij het koord dat er zoo dun uitzag. Hij
+wilde zich dus niet laten binden, tenzij een van de Aesir zijn hand in
+zijn mond wou steken en ze er in laten als pand van hun goede trouw,
+en dat tegen hem geen tooverkunsten zouden worden aangewend.
+
+De goden hoorden de beslissing met teleurstelling, en allen deinsden
+terug, behalve Tyr, die, ziende dat de anderen niet durfden ingaan
+op deze voorwaarde, moedig aanstapte en zijn hand tusschen de
+kaken van het monster hield. De goden bonden Gleipnir nu vast om
+Fenris nek en pooten, en toen zij zagen dat zijn uiterste pogingen
+om zich te bevrijden vruchteloos waren, schreeuwden en lachten zij
+van plezier. Tyr kon echter hun vreugde niet deelen, want de wolf,
+bespeurende dat hij gevangen was, beet de hand van den god af bij
+het gewricht, dat sedert bekend staat als het wolfsgewricht.
+
+
+Loki. Wees stil, Tyr!
+ Gij kunt nooit beginnen
+ Een tweegevecht;
+ Van uw rechterhand moet ik
+ Ook melding maken
+ Die u Fenris ontnam.
+
+Tyr. Ik mis een hand slechts,
+ Maar gij goeden naam;
+ Droef is beider gemis,
+ Niet op zijn gemak is de wolf:
+ Hij moet blijven in boeien
+ Tot den val der goden.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Beroofd van zijn rechterhand, was Tyr nu genoodzaakt den verminkten
+arm voor zijn schild te gebruiken, en zijn zwaard te zwaaien met zijn
+linkerhand; maar zijn handigheid was zóó groot dat hij zijn vijanden
+als te voren versloeg.
+
+Trots de tegenstribbelingen van den wolf trokken de goden het eind
+van het koord Gelgia door de rots Gioll, en maakten het vast aan den
+steen Thviti, die diep in den grond werd gelaten. Zijn vreeslijke
+kaken wijd opensperrend uitte Fenris een zóó ontzettend gehuil,
+dat de goden, om hem te doen zwijgen, een zwaard in zijn bek staken,
+waarvan het gevest rustte op zijn benedenkaak en de punt tegen zijn
+gehemelte. Het bloed kwam toen in zulke stroomen te voorschijn dat
+het een groote rivier vormde, die Von werd genoemd. De wolf moest
+zoo tot den laatsten dag geketend blijven, wanneer hij zijn boeien
+zou verbreken en vrij zou zijn om het hem aangedane te wreken.
+
+
+ De wolf Fenris,
+ Van de boei ontdaan,
+ Zal zwerven op aarde.
+
+ Doods-lied van Hâkon.
+
+
+Terwijl sommige mythologen in deze mythen een beeld van de misdaad zien
+die bedwongen wordt en onschadelijk gemaakt door de kracht der wet,
+zien anderen er in het onderaardsche vuur, dat, in boeien geslagen,
+niemand iets kan doen, maar als het ontketend is de wereld vervult met
+verwoesting en ellende. Evenals het heet dat Odins tweede oog rust
+in Mimirs bron, zoo vindt men Tyrs tweede hand (zwaard) in Fenris'
+kaken. Hij heeft niet meer behoefte aan twee wapenen dan de lucht
+aan twee zonnen.
+
+De dienst van Tyr wordt vermeld in verschillende plaatsen (zooals
+Tübingen, in Duitschland) die meer of min gewijzigde vormen van zijn
+naam dragen. De naam is ook gegeven aan de monnikskap, een plant die
+in noordelijke landen bekend is als "Tyrs helm".
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK VI: BRAGI.
+
+
+Het ontstaan van de dichtkunst.
+
+Ten tijde van den twist tusschen de Aesir en de Vanas, toen men
+vrede gesloten had, werd een vaas in de vergadering gebracht, waarin
+beide partijen plechtig spuwden. Uit het speeksel schiepen de goden
+Kvasir, een wezen dat beroemd was wegens zijn wijsheid en goedheid,
+die de wereld rondging en antwoordde op alle hem gestelde vragen,
+en zoo de menschheid onderrichtte en gelukkig maakte. De dwergen,
+vernemend van Kvasirs groote wijsheid, begeerden hem, en toen zij
+hem op zekeren dag slapende vonden, versloegen twee hunner, Fialar en
+Galar, hem verraderlijk, en vingen iederen druppel van zijn bloed in
+drie vaten--den ketel Od-hroerir (ingeving) en de bekers Son (boete)
+en Boden (offer). Na dit bloed flink met honig vermengd te hebben,
+vervaardigden zij er een soort drank uit, die zóó inspireerend was,
+dat wie er van proefde onmiddellijk een dichter werd, en kon zingen
+met een lieflijkheid die stellig alle harten moest veroveren.
+
+Ofschoon de dwergen deze wonderbare meê tot eigen gebruik hadden
+gebrouwen, proefden zij er nu in het geheel niet van, maar verborgen
+haar op een geheime plaats, terwijl zij op zoek gingen naar verdere
+avonturen. Zij waren nog niet ver gegaan, toen zij den reus Gilling ook
+in diepen slaap vonden, liggend op een steilen oever, en zij rolden hem
+boosaardig in het water, waar hij omkwam. Toen zich naar zijn woning
+spoedend, klommen eenigen op het dak, dragend een grooten molensteen,
+terwijl de anderen naar binnen gingen en aan de reuzin vertelden dat
+haar man dood was. Toen zij door de deur ging rolden de ondeugende
+dwergen den molensteen op haar hoofd en doodden haar. Volgens een
+ander verhaal verzochten de dwergen den reus met hen te gaan visschen
+en slaagden er in hem te vermoorden doordat zij hem uitzonden in een
+lek schip dat zonk onder zijn gewicht.
+
+De zoo bedreven dubbele misdaad bleef niet lang ongestraft, want
+Gillings broeder, Suttung, ging snel de dwergen zoeken, besloten
+hem te wreken. Hij pakte hen in zijn machtige vuist en zette hen
+op een zandbank ver in zee, waar zij zeker zouden zijn omgekomen,
+ware het hun niet gelukt hun leven te redden door te beloven dat zij
+den reus hun pas gebrouwen meê zouden geven. Zoodra Suttung hen op
+het land zette, gaven zij hem daarom dit kostelijke mengsel, dat hij
+aan zijn dochter Gunlod toevertrouwde terwijl hij haar beval er dag
+en nacht voor te waken, en er noch goden noch menschen van te laten
+proeven. Om zijn gebod beter na te komen bracht Gunlod de drie vaten
+in den hollen berg, waar zij de wacht over ze hield met de meest
+angstvallige nauwgezetheid, en zij vermoedde niet dat Odin de plaats
+had ontdekt waar zij verborgen waren, dank de scherpe oogen van zijn
+altijd waakzame raven Hugin en Munin.
+
+
+
+Het zoeken van den drank.
+
+Toen Odin de runenwijsheid bemachtigd had en had geproefd de wateren
+van Mimirs fontein, was hij reeds de wijste der goden; maar toen hij
+vernam van de macht van den drank der inspiratie, die gemaakt was
+uit Kvasirs bloed, werd hij zeer verlangend om het toovervocht in
+bezit te krijgen. Met dit doel voor oogen zette hij dus zijn breed
+geranden hoed op, wikkelde zich in zijn wolkenmantel, en trok naar
+Jötun-heim. Op weg naar de woning van den reus kwam hij voorbij een
+veld waar negen leelijke kerels bezig waren met hooien. Odin bleef
+een oogenblik staan en keek naar hun werken, en merkende dat hun
+sikkels inderdaad heel stomp schenen, bood hij aan ze te slijpen,
+een aanbod dat de kerels gaarne aannamen.
+
+Een slijpsteen van zijn boezem halend, ging Odin aan het scherpen van
+de negen sikkels, en gaf hun handig een zóó scherpe snede dat de kerels
+er plezier aan hadden en vroegen of zij den steen konden krijgen. Met
+genoegen stond Odin dit toe en wierp den slijpsteen over den muur;
+maar toen de negen kerels te gelijk aansprongen om hem te pakken,
+wondden zij elkander met hun scherpe sikkels. Boos over hun aller
+groote zorgeloosheid begonnen zij nu te vechten en hielden niet op
+voordat zij allen doodelijk gewond of dood waren.
+
+Niets zich aantrekkend van deze treurige geschiedenis ging Odin verder
+en kwam kort daarop aan het huis van den reus Baugi, een broeder van
+Suttung, die hem zeer gastvrij ontving. In den loop van het gesprek
+vertelde Baugi hem dat hij in groote verlegenheid was, want het was
+oogsttijd en al zijn werklui waren juist dood in het hooiland gevonden.
+
+Odin die bij deze gelegenheid zich Bolwerk (kwaaddoener) had genoemd,
+bood dadelijk den reus zijn diensten aan en beloofde evenveel werk
+te zullen verrichten als de negen kerels samen, en ijverig den
+heelen zomer te zullen werken in ruil voor een teug van Suttungs
+toovermeê, als het drukke jaargetij ten einde was. Deze overeenkomst
+werd onmiddellijk gesloten, en Baugi's nieuwe knecht, Bolwerk,
+werkte den ganschen zomer onophoudelijk door; hij deed meer dan de
+afspraak nakomen en bracht al het graan veilig in de schuur voordat
+de herfstregens begonnen te vallen. Toen de eerste dag van den winter
+kwam, verscheen Bolwerk voor zijn meester en vroeg zijn loon. Maar
+Baugi aarzelde en weifelde en zeide dat hij niet ronduit zijn broeder
+Suttung om de teug der inspiratie durfde vragen, maar zou trachten
+ze door bedrog te krijgen. Samen togen Bolwerk en Baugi toen naar den
+berg waar Gunlod woonde, en daar zij geen andere manier konden vinden
+om den verborgen kelder binnen te komen, haalde Odin zijn betrouwbare
+boor, Raki geheeten, voor den dag en beval den reus met alle kracht te
+boren om een gat te maken waardoor hij naar binnen zou kunnen kruipen.
+
+Baugi gehoorzaamde zwijgend, en na eenige oogenblikken werkens trok hij
+het gereedschap terug, zeggend dat hij het door den berg had geboord
+en dat Odin er gemakkelijk in kon komen. Maar de god vertrouwde zijn
+bewering niet, blies in het gat en toen het stof en de spaanders hem in
+het gezicht vlogen, beval hij Baugi streng weer te gaan boren en niet
+weer te trachten hem te bedriegen. De reus deed zooals hem bevolen was,
+en toen hij zijn werktuig terugtrok, verzekerde Odin zich ervan dat
+het gat werkelijk klaar was. Hij veranderde zich in een slang en wrong
+er zich zóó merkwaardig snel doorheen, dat hij de scherpe boor ontweek
+die Baugi hem verraderlijk in het gat nastootte om hem te vermoorden.
+
+
+ Raki's mond liet ik
+ Maken een gat,
+ Doorknagen de rots;
+ Over en onder mij
+ Was der reuzen weg:
+ Dus waagde ik mijn hoofd.
+
+ Hávamál.
+
+
+
+De roof van den drank.
+
+Toen hij het binnenste van den berg had bereikt, nam Odin zijn
+gewone godengestalte weer aan en droeg weer zijn besterden mantel;
+zoo vertoonde hij zich in de met druipsteen behangen grot voor de
+schoone Gunlod. Hij was van plan haar liefde te winnen om haar er
+zoo toe te krijgen dat zij hem een slokje zou geven uit al de vaten,
+die aan hare zorg waren toevertrouwd.
+
+Gewonnen door zijn hartstocht stemde Gunlod er in toe zijn vrouw te
+worden, en nadat hij drie volle dagen met haar in dit verblijf had
+doorgebracht, haalde zij de vaten uit de verborgen plaats en zeide
+hem dat hij van elk een teug mocht nemen.
+
+
+ En hij kreeg een dronk
+ Van de kostb're mee.
+ Gemaakt uit Od-hroerir.
+
+ Odins Runenlied.
+
+
+Odin maakte flink gebruik van deze toestemming en dronk zóóveel dat hij
+alle drie vaten heelemaal leegdronk. Na dus verkregen te hebben al wat
+hij wenschte, dook hij weer op uit het hol, deed zijn arendsvleugelen
+aan en steeg hoog in de lucht, en, na een oogenblik boven den bergtop
+gezweefd te hebben, richtte hij zijn vlucht naar Asgard.
+
+Hij was nog ver van het gebied der goden, toen hij een vervolger
+bemerkte, en inderdaad, Suttung, die ook de gestalte van een arend
+had aangenomen, kwam hem snel achterna om hem tot teruggave van de
+gestolen mee te dwingen. Odin vloog daarom sneller en sneller, zich
+inspannend om Asgard te bereiken voordat de vijand hem inhaalde,
+en toen hij naderkwam, keken de goden met spanning naar den strijd.
+
+Ziende dat Odin slechts met moeite zou kunnen ontsnappen, haalden
+de Aesir alle brandbare stoffen, die zij konden vinden, bij elkaar,
+en toen hij over de muren van hun huis vloog, staken zij de massa
+brandstof aan, zoodat de vlammen hoog op rezen en de vleugels van
+Suttung zengden, terwijl hij den god volgde, en hij midden in het
+vuur viel waar hij verbrandde.
+
+Odin vloog tot waar de goden vaten hadden neergezet voor de gestolen
+mee, en hij spuwde den drank der inspiratie zoo snel uit dat een
+paar druppels neervielen en over de aarde verspreid werden. Daar
+werden zij het deel van rijmelaars en poëtasters, terwijl de goden het
+voornaamste tot eigen gebruik behielden, en slechts bij gelegenheid een
+teug toestonden aan den dezen of genen begunstigden sterveling, die,
+onmiddellijk daarop, wereldberoemd zou worden door zijn geïnspireerde
+zangen.
+
+
+ Van een welgekozen vorm
+ Maakt' ik goed gebruik;
+ Weinig mist de wijze;
+ Want Od-hroerir
+ Is gekomen nu
+ Op d' aarde der menschen.
+
+ Hávamál.
+
+
+Daar menschen en goden het onwaardeerbare geschenk aan Odin te danken
+hadden, waren zij steeds bereid hem hun erkentelijkheid uit te drukken,
+en zij noemden het niet alleen naar zijn naam, maar zij vereerden hem
+als patroon van welsprekendheid, poëzie en zang en van alle skalden.
+
+
+
+De god der muziek.
+
+Ofschoon Odin dus de gave der poëzie bemachtigd had, maakte hij
+zelden daarvan gebruik. Het was voorbehouden aan zijn zoon Bragi,
+het kind van Gunlod, de god van poëzie en muziek te worden, en de
+wereld door zijn liederen te betooveren.
+
+
+ Wit gebaard, oud
+ Speelt Bragi zijn gulden
+ Harp--en nog zachter
+ Sluipt weg de dag.
+
+ Viking-vertellingen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+Zoodra Bragi geboren was in de met druipsteen behangen grot waar Odin
+Gunlods liefde had gewonnen, begiftigden de dwergen hem met een gouden
+tooverharp, en zetten hem op een van hun eigen schepen en zonden
+hem de wijde wereld in. Toen de boot langzaam uit het onderaardsche
+duister kwam en over den drempel van Nain, het gebied van den dwerg
+des doods, ging, zat Bragi, de schoone en zuivere jonge god, die tot
+nu toe geen teekenen van leven had gegeven, plotseling overeind,
+greep zijn gouden harp die naast hem lag, en begon het wonderbare
+lied van het leven te zingen, dat soms ten hemel steeg en dan zonk
+tot het vreeslijk gebied van Hel, de godin van den dood.
+
+
+ Yggdrasils esch is
+ Van alle boomen 't schoonst,
+ En van alle schepen Skidbladnir;
+ Van de Aesir, Odin,
+ Van de paarden Sleipnir;
+ Bifröst van de bruggen,
+ Van de dichters Bragi.
+
+ Lied van Grimnir.
+
+
+Terwijl hij speelde, gleed het schip zacht over de door de zon
+beschenen wateren en naderde weldra de kust. Bragi ging toen te voet
+verder, zijn weg banend door het kale en zwijgende bosch, spelend
+terwijl hij liep. Op het geluid van zijn teere muziek begonnen de
+boomen te knoppen en te bloeien, en het gras onder zijn voeten werd
+met tallooze bloemen gesierd.
+
+Hier ontmoette hij Idoen, dochter van Ivald, de schoone godin van
+onsterflijke jeugd, wie de dwergen toestonden de aarde van tijd tot
+tijd te bezoeken, terwijl, bij haar nadering, de natuur steeds haar
+lieflijksten en bekoorlijksten aanblik kreeg.
+
+Het was te verwachten, dat twee zulke wezens zich tot elkaar zouden
+voelen aangetrokken, en Bragi kreeg de schoone godin tot vrouw. Samen
+haastten zij zich naar Asgard, waar beiden hartelijk welkom werden
+geheeten, en waar Odin, na runen te hebben getrokken op Bragi's
+tong, besloot, dat hij de hemelsche minstreel en dichter zou zijn
+van liederen op de goden en de helden die hij ontving in het Valhalla.
+
+
+
+Vereering van Bragi.
+
+Daar Bragi de god was van poëzie, welsprekendheid en zang,
+noemden de noordelijke volken de poëzie ook naar hem, en Skalden
+van beide geslachten werden dikwijls aangeduid als Bragi-mannen of
+Bragi-vrouwen. Bragi werd hooggeëerd door alle noordelijke volken,
+en daarom werd zijn gezondheid altijd gedronken bij plechtige of
+feestelijke gelegenheden, maar vooral bij begrafenisplechtigheden en
+bij Yuletijdvieringen.
+
+Wanneer het tijd was om een dronk op hem in te stellen, die gediend
+werd in bekers in den vorm van een schip en die Bragaful heetten, werd
+eerst het heilige teeken van den hamer er over gemaakt. Dan verbond
+zich de nieuwe heer of het hoofd van de familie plechtig tot de eene
+of andere dappere daad, die hij binnen het jaar moest volvoeren,
+tenzij hij als eerloos wilde zijn beschouwd. Zijn voorbeeld volgend
+legden al de gasten gewoonlijk dezelfde gelofte af en zeiden wat zij
+zouden doen, en daar sommigen hunner, die eerst hadden gedronken,
+al te vrij praatten over hun voornemens bij deze gelegenheden,
+schijnt deze gewoonte den naam van den god te hebben verbonden met
+het gemeenzame maar typische Engelsche werkwoord "to brag" (pochen).
+
+In de kunst wordt Bragi gewoonlijk voorgesteld als een oudachtig man
+met lang wit haar en baard, die de gouden harp vasthoudt, waaraan
+zijn vingers zulke tooverachtige wijzen konden ontlokken.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK VII: IDOEN.
+
+
+De appels van de jeugd.
+
+Idoen, de verpersoonlijking van de lente of de onsterflijke jeugd,
+die, volgens sommige mythologen, niet geboren was en nooit den dood zou
+behoeven te smaken, werd hartelijk welkom geheeten door de goden, toen
+zij met Bragi in Asgard verscheen. Ten einde verder hunne genegenheden
+te winnen beloofde zij hen dat zij elken dag mochten proeven van de
+wonderbare appelen die zij in haar doos had, en die eeuwige jeugd en
+lieflijkheid konden mededeelen aan allen die er van kregen.
+
+
+ De gouden appels
+ Uit haren tuin
+ Schonken een gaaf u van jeugd,
+ At gij ze iederen dag.
+
+ Wagner.
+
+
+Dank zij deze tooverkrachtige vrucht hielden de Skandinavische goden,
+die, omdat zij uit een gemengd ras ontsproten, niet allen onsterflijk
+waren, de nadering van den ouderdom en van ziekte van zich af, en
+bleven sterk, schoon en jong tallooze eeuwen. Deze appelen werden
+daarom als zeer kostbaar beschouwd en Idoen bewaarde ze zorgvuldig in
+haar tooverdoos. Hoe vele zij er ook uit nam, hetzelfde getal bleef
+altijd aanwezig om uit te deelen op het feest der goden, aan wie zij
+alleen toestond er van te proeven, ofschoon dwergen en reuzen ook
+gaarne de vruchten zouden hebben.
+
+
+ Schoon' Idoena, die nooit sterft,
+ Die door Valhals zalen zwerft,
+ Is een rijke schat betrouwd
+ In haar doos met app'len goud,
+ Zulke wond're vruchten geven
+ Aesir kracht ten eeuw'gen leven.
+
+ Valhalla.
+
+
+
+De geschiedenis van Thiassi.
+
+Op zekeren dag trokken Odin, Hoenir en Loki uit op een van hun gewone
+tochten naar de aarde, en, nadat zij langen tijd hadden gezworven,
+bevonden zij zich in een verlaten streek, waar zij geen gastvrij dak
+konden vinden. Moe en heel hongerig bespeurden de goden een kudde ossen
+en doodden een van de beesten, en een vuur ontstoken hebbende, gingen
+zij er bij zitten terwijl zij wachtten totdat het vleesch gaar was.
+
+Tot hun verbazing echter bleef, trots de laaiende vlammen, het stuk
+volkomen rauw. Begrijpende dat er tooverij in het spel moest zijn,
+keken zij rond om te ontdekken wat hun braderij in de war bracht,
+toen zij een adelaar zagen die op een boom boven hen zat. Ziende dat
+de reizigers erg in hem hadden, sprak de vogel hen toe en erkende dat
+hij het was, die het vuur belette zijn gewoon werk te doen, maar hij
+bood aan, de betoovering weg te nemen als zij hem zooveel eten gaven
+als hij op kon. De goden vonden dit goed, waarop de vogel neerschoot
+en de vlammen aanwakkerde met zijn groote vleugels, en weldra was
+het vleesch gaar. De adelaar wilde toen drie-vierde meenemen, maar
+dit was te veel voor Loki, die een grooten stok nam, welke naast
+hem lag, en den gulzigen vogel begon af te rossen, vergetend dat hij
+bedreven was in tooverkunsten. Tot zijn groote teleurstelling merkte
+hij, dat het eene eind van den stok zich vasthechtte aan den rug van
+den adelaar, het andere aan zijn handen, en dat hij werd meegesleurd
+over steenen en door struiken, soms door de lucht, terwijl zijn armen
+bijna uit het lid werden gerukt. Te vergeefs schreeuwde hij om genade
+en smeekte den arend hem los te laten; de vogel vloog verder, totdat
+hij beloofde dat hij elken losprijs zou geven dien zijn overwinnaar
+wilde in ruil voor zijn vrijheid.
+
+De schijn-adelaar, die de stormreus Thiassi was, stemde ten slotte
+erin toe, Loki vrij te laten op één voorwaarde. Hij liet hem beloven
+met de plechtigste eeden, dat hij Idoen zou lokken uit Asgard, zoodat
+Thiassi haar en haar toovervruchten in zijn bezit zou krijgen.
+
+
+Eindelijk vrijgelaten keerde Loki naar Odin en Hoenir terug,
+zorgde echter hun niet te vertellen op welke voorwaarde hij zijn
+vrijheid gekregen had; en toen zij weer in Asgard waren, begon hij
+plannen te maken hoe hij Idoen buiten de woning der goden zou kunnen
+lokken. Eenige dagen later, toen Bragi afwezig was op een van zijn
+minstreel-tochten, zocht Loki Idoen op in de boschjes van Brunnaker,
+waar zij verblijf hield, en beschreef sluw eenige appelen die op
+kleinen afstand groeiden, en die, zooals hij valschelijk beweerde,
+volkomen op de hare geleken; zoo lokte hij haar uit Asgard met een
+kristallen schotel vol vruchten, die zij wilde vergelijken met de
+door hem geprezene. Zoodra Idoen buiten Asgard was, verliet haar de
+bedriegelijke Loki, en eer zij kon terugkeeren in de beschutting
+van de hemelsche woning, schoot de stormreus Thiassi neer van het
+noorden op zijn adelaarsvleugelen, nam haar in zijn felle klauwen,
+en droeg haar snel weg naar zijn kaal en eenzaam verblijf Thrym-heim.
+
+
+ Thrym-heim is het zesde waar
+ Thiassi woonde,
+ De almachtige Jötun.
+
+ Grimnir-lied.
+
+
+Ver van haar geliefde gezellen leed Idoen, werd bleek en bedroefd,
+maar weigerde beslist Thiassi ook maar iets van haar toovervruchten
+te laten proeven, die, zooals hij wel wist, hem schoon zouden maken
+en zijn kracht en jeugd hernieuwen.
+
+
+ Van elk ongeval
+ Dat trof Odins hal,
+ Is de lage Loki schuld;
+ Uit Valhalla's paleizen
+ Heeft hij zoet' Idoena genood
+ Die bij zich had
+ Der applen schat,
+ Welke d'Aesir nooit doen grijzen,
+ Dat Thiassis toren z' omsloot.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De tijd verliep. De goden, denkend dat Idoen met haar man mee was
+en weldra zou terugkeeren, letten eerst niet op haar afwezigheid,
+maar langzamerhand verdween de gunstige werking van het laatste
+appelmaal. Zij begonnen te voelen dat de ouderdom kwam en zagen hun
+jeugd en schoonheid verdwijnen; dus werden zij ongerust en begonnen
+naar de godin, die er niet was, te zoeken.
+
+IJverige nasporing bracht het feit aan het licht dat zij het laatst
+was gezien in gezelschap van Loki, en toen Odin hem streng ter
+verantwoording riep, moest hij bekennen dat hij haar bedrieglijk had
+overgegeven in de macht van den stormreus.
+
+
+ Door zijn spottend, boos gezicht
+ Kwam 't in Valhal snel aan 't licht,
+ Dat door Loki's leugenmacht
+ D' arme Idoen was gebracht
+ Om in donkren toren
+ Jötun toe te hooren.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+
+De terugkomst van Idoen.
+
+De houding van de goden werd nu zeer dreigend, en Loki begreep, dat,
+als hij geen middelen verzon om de godin terug te halen, wel spoedig
+zijn leven in groot gevaar zou zijn.
+
+Hij verzekerde de goden dus, dat hij alles in het werk zou stellen om
+de bevrijding van Idoen te bewerken, en leende Freya's valkenvederen
+en vloog naar Thrym-heim, waar hij Idoen alleen vond, bitter bedroefd
+over haar ballingschap uit Asgard en van haar geliefden Bragi. De
+schoone godin, volgens sommige overleveringen in een noot, volgens
+andere in een zwaluw veranderend, greep Loki haar stevig tusschen
+zijn klauwen en vloog snel terug naar Asgard, in de hoop dat hij het
+schut van haar hooge muren zou bereiken eer Thiassi terugkwam van
+een vischvangst in de wonderlijke zeeën waarheen hij was gegaan.
+
+Intusschen hadden zich de goden verzameld op de wallen van de hemelsche
+stad, en zij wachtten Loki's terugkomst met veel sterker spanning af,
+dan zij voor Odin hadden gevoeld toen hij Od-hroerir zocht. Terwijl
+zij zich het succes van hun list bij die gelegenheid herinnerden,
+hadden zij groote massa's brandstof opgestapeld, die zij elk oogenblik
+in vlam konden zetten.
+
+Plotseling zagen zij Loki komen, maar ontdekten achter hem een grooten
+adelaar. Dit was de reus Thiassi die plotseling was teruggekeerd van
+Thrym-heim en merkte dat zijn gevangene door een valk was geroofd,
+waarin hij dadelijk een van de goden herkende. Haastig had hij zijn
+arendsveeren aangetrokken en was dadelijk op jacht gegaan en haalde
+vlug zijn buit in. Loki verdubbelde zijn pogingen toen hij de muren van
+Asgard naderde, en eer Thiassi hem inhaalde, bereikte hij het eindpunt
+en zonk uitgeput in het midden der goden neer. Onmiddellijk stak men
+de opgehoopte brandstof aan, en toen de achtervolgende Thiassi over
+de muren kwam op zijn beurt, deden de vlammen en de rook hem verminkt
+en half bewusteloos op den grond vallen, een gemakkelijken buit voor
+de goden, die onbarmhartig op hem aanvielen en hem afmaakten.
+
+De Aesir waren overgelukkig nu zij Idoen hadden teruggevonden,
+en zij namen snel van de kostelijke appelen, die zij behouden had
+teruggebracht. Toen zij hun gewone kracht en goed uitzicht voelden
+terugkeeren bij elken beet dien zij aten, verklaarden zij goedaardig
+dat het geen wonder was, als zelfs de reuzen de appels der eeuwige
+jeugd trachtten te proeven. Zij besloten dus dat zij Thiassi's oogen
+als een sterrebeeld aan den hemel zouden zetten, om elk gevoel van
+wrok weg te nemen dat zijn bloedverwanten zouden kunnen koesteren
+als zij hoorden dat hij gedood was.
+
+
+ Op werp ik de oogen
+ Van Alvadi's zoon
+ In de hemelen hel:
+ Zij duiden de grootste
+ Van al mijne daden.
+
+ Harbard-lied.
+
+
+
+De godin van de lente.
+
+De natuurlijke verklaring van deze mythen is voor de hand
+liggend. Idoen, het zinnebeeld van den plantengroei, wordt in den
+herfst met geweld weggesleept, als Bragi afwezig is en het zingen der
+vogels heeft opgehouden. De koude winterwind, Thiassi, houdt haar in
+het ijzige, barre Noorden, waar zij het niet kan vinden, tot Loki, de
+zuidenwind, het zaad of de zwaluw terugbrengt, die beide voorloopers
+zijn van de terugkeerende lente. De jeugd, schoonheid en kracht,
+door Idoen verleend, symboliseeren de herleving der natuur in het
+voorjaar na den slaap van den winter, als kleur en kracht bij de
+aarde wederkeeren, die gerimpeld en grijs geworden was.
+
+
+
+Idoen valt in de onderwereld.
+
+Daar de verdwijning van Idoen (plantengroei) een jaarlijksche
+gebeurtenis was, kunnen wij verwachten andere mythen te vinden,
+die zich met dit treffende verschijnsel bezig houden, en er is
+een andere geliefkoosde mythe van de oude zangers, die, helaas,
+ons slechts in een fragmentaire en zeer onvolledige gestalte heeft
+bereikt. Volgens deze overlevering zat Idoen eens op de takken van
+den heiligen esch Yggdrasil, toen zij plotseling duizelig werd en haar
+houvast kwijt raakte en op den grond viel, tot de diepste diepten van
+Nevelheim. Daar lag zij, bleek en stijf, starend met onbeweeglijke en
+verschrikte oogen op de sombere visioenen die het Hellegebied opdringt,
+heftig bevend als iemand die door felle koude wordt gekweld.
+
+
+ In de diepten woont
+ De alwetende Dis,
+ Van Yggdrasils
+ Esch zonk neer,
+ Van elfenras,
+ Idoen genaamd,
+ Het jongste van Ivaldi's
+ Oud're kindren.
+ Slecht bekwam
+ Haar de val
+ Onder den boom
+ Den grijzigen.
+ Zij kon niet blij zijn nu
+ Met Norvi's dochter,
+ Gewend aan vroolijker
+ Woning thuis.
+
+ Odins Ravenzang.
+
+
+Ziende dat zij niet terugkwam, beval Odin Bragi, Heimdall en een ander
+van de goden haar te gaan zoeken en gaf hun een witte wolfshuid mee
+om haar in te wikkelen, zoodat zij niet van de koude zou te lijden
+hebben; hij gebood hun alles in het werk te stellen om haar op te
+wekken uit de verdooving--want krachtens zijn voorwetenschap wist
+hij dat deze over haar gekomen was,
+
+
+ Zij gaven haar een wolfshuid
+ Waarin zij zich kleedde.
+
+ Odins Ravenzang.
+
+
+Idoen liet lijdelijk toe, dat de goden haar in de warme wolfshuid
+wikkelden, maar zij weigerde hardnekkig te spreken of zich te bewegen,
+en op grond van haar vreemde manieren vermoedde haar man met droefheid
+dat zij een visioen had van zeer nare dingen. De tranen stroomden
+onophoudelijk van hare bleeke wangen, en Bragi, overstelpt door haar
+ellende, vroeg eindelijk de andere goden zonder hem naar Asgard terug
+te keeren, zeggend dat hij bij zijn vrouw wilde blijven totdat zij
+Hels jammerlijk gebied weer verlaten kon. Het gezicht van haar smart
+drukte hem zóó neer, dat hij geen lust had in zijn gewone vroolijke
+liederen, en de snaren van zijn harp waren stom terwijl hij in de
+onderwereld was.
+
+
+ Die zachte zephyr suist langs bloemenweiden,
+ Of Bragi's toonen van zijn snaren glijden.
+
+ Viking-verhalen van het noorden (R. B. Anderson).
+
+
+In deze mythe beteekent Idoens val van Yggdrasil het vallen van de
+bladeren in den herfst, die bleek en hulpeloos op den kouden, kalen
+grond liggen, totdat zij aan het oog worden onttrokken door de sneeuw,
+voorgesteld door de wolfshuid, die Odin, de lucht, zendt om ze warm te
+houden; en het zwijgen van de liederen der vogels is verder aangeduid
+door Bragi's zwijgende harp.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK VIII: NIÖRD.
+
+
+Een gijzelaar bij de goden.
+
+Wij hebben reeds gezien, hoe de Aesir en Vana's gijzelaars wisselden
+na den verschrikkelijken oorlog dien zij hadden gevoerd, en dat,
+terwijl Hoenir, Odins broeder, in Vana-heim ging wonen, Niörd, met
+zijn twee kinderen, Frey en Freya, voor goed verblijf hield in Asgard.
+
+
+ In Vana-heim
+ Schiepen hem wijze machten,
+ En gaven den goden een gijzelaar.
+
+ Vafthrudnir-lied.
+
+
+Als heer van de winden en van de zee bij de kust kreeg Niörd het
+paleis Nôatûn, bij de zeekust, waar--zoo hooren wij--hij de hevige
+stormen stilde, door Aegir, den god van de diepe zee gewekt.
+
+
+ Niörd, de god van storm, 't zeevolk bekend,
+ Daarboven niet in Van-heim groot gebracht,
+ Bij menschen, blijft den goden gijzelaar;
+ Kent elken mond en elke rotsige kreek,
+ Omgord met pijnbosch, kent de banken, waar
+ Zeevogels schreeuwen.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Hij strekte zijn bijzondere zorg uit over handel en visscherij, twee
+bezigheden die men met voordeel slechts kon verrichten in de korte
+zomermaanden, waarvan hij in zekeren zin als de verpersoonlijking gold.
+
+
+
+De god van den zomer.
+
+Niörd wordt in de kunst voorgesteld als een heel lieflijke god, in den
+bloei des levens, gehuld in een soort groene tunica, met een kroon
+van schelpen en zeegras op zijn hoofd, of een bruingeranden hoed,
+versierd met arends- of reigerveeren. Als verpersoonlijking van den
+zomer werd hij aangeroepen om de woedende stormen te stillen, die de
+kusten gedurende de wintermaanden woest maakten. Ook riep men hem
+aan om de warmte van de lente te bespoedigen en zoo de wintervuren
+uit te dooven.
+
+Daar de landbouw enkel in de zomermaanden beoefend werd en voornamelijk
+langs de fjorden of inhammen van de zee, werd Niörd ook aangeroepen om
+gunstige oogsten te schenken, want men zeide dat hij gaarne welvaart
+schonk aan hen die op hem vertrouwden.
+
+Niörds eerste vrouw was, volgens sommigen, zijn zuster Nerthus, moeder
+aarde, die in Duitschland met Frigga vereenzelvigd werd, zooals wij
+hebben gezien, maar in Skandinavië als een afzonderlijke godin gold.
+
+Niörd moest haar echter verlaten toen hij naar Asgard werd geroepen,
+waar hij een van de twaalf zetels kreeg in de groote vergaderzaal,
+en alle samenkomsten der goden bijwoonde, terwijl hij slechts naar
+Nôatûn ging, als de Aesir zijn diensten niet noodig hadden.
+
+
+ Nôatûn is het elfde,
+ Daar heeft Niörd zich
+ Zelf een huis gebouwd,
+ Der menschen heer;
+ Zonder zonde
+ Bestuurt hij de hooge hal.
+
+ Grimnir-lied.
+
+
+In zijn huis aan de zeekust zag Niörd gaarne de zeemeeuwen af-
+en aanvliegen, en keek met genoegen naar de bevallige bewegingen
+van de zwanen, zijn geliefkoosde vogels, die hem heilig waren. Ook
+bracht hij menig uur door met te turen naar de kromme sprongen van
+de aardige zeehonden, die zich in den zonneschijn aan zijn voeten
+kwamen koesteren.
+
+
+
+Skadi, godin van den winter.
+
+Kort na Idoens terugkeer van Thrym-heim, en Thiassi's dood binnen
+de grenzen van Asgard, werden de vergaderde goden zeer verrast en
+teleurgesteld omdat zij Skadi, de dochter van den reus, op zekeren dag
+in hun midden zagen verschijnen, om voldoening te vragen voor haars
+vaders dood. Ofschoon de dochter van een leelijken ouden Hrim-thurs,
+was Skadi, de godin van den winter, inderdaad zeer schoon, in haar
+zilveren wapenrusting, met haar blinkende speer, haar scherp gepunte
+pijlen, kort wit jachtgewaad, witte bonten beenstukken en breede
+sneeuwschoenen; en de goden moesten de rechtmatigheid van haar eisch
+erkennen, waarom zij de gewone boete ten zoen aanboden. Skadi was
+echter zóó boos dat zij eerst deze schikking afsloeg, en streng leven
+voor leven eischte, totdat Loki, die haar toorn wilde kalmeeren en
+die dacht dat, als hij haar koude lippen slechts tot een glimlach
+kon bewegen, het overige gemakkelijk genoeg zou gaan, allerlei
+grappen begon te maken. Zoo bond hij met een onzichtbaar touw een
+geit aan zich vast en maakte allerlei potsen die de geit nadeed;
+en het gezicht was zóó mal, dat al de goden in lachen uitbarstten en
+zelfs Skadi moest glimlachen.
+
+De goden maakten zich deze verzachte stemming ten nutte en wezen
+naar den hemel waar de oogen van haar vader als schitterende sterren
+gloeiden in het noordelijk halfrond. Zij zeiden dat zij hem daar hadden
+geplaatst om hem alle eer te bewijzen, en voegden er ten slotte aan
+toe, dat zij als man mocht kiezen een der goden die in de vergadering
+aanwezig was, bedingende dat zij tevreden zou zijn hun bekoorlijkheden
+te beoordeelen naar hun bloote voeten.
+
+Geblinddoekt, zoodat zij alleen de voeten van de goden kon zien die
+in een cirkel om haar heen stonden, keek Skadi rond en haar oog viel
+op een paar schoongevormde voeten. Zij wist zeker dat zij aan Balder,
+den god van het licht, moesten toebehooren, wiens gelaat haar bekoord
+had, en zij wees hun eigenaar als haar keuze aan.
+
+Toen de doek was weggenomen, ontdekte zij echter tot haar spijt dat
+zij Niörd gekozen had, met wien zij verloofd was; maar trots haar
+teleurstelling bracht zij gelukkige wittebroodsweken in Asgard door,
+waar allen er genoegen in schenen te hebben haar te eeren. Vervolgens
+bracht Niörd zijn bruid naar zijn huis Nôatûn, waar het eentonig
+geluid van de golven, het geschreeuw van de zeemeeuwen, en de kreten
+van de zeehonden Skadi's slaap zóó stoorden, dat zij ten slotte het
+voor onmogelijk verklaarde er langer te blijven, en zij haar man
+smeekte haar terug te brengen naar haar geboorteplaats Thrym-heim.
+
+
+ Slapen kon ik niet
+ Op mijn zeestrand bed,
+ Daar de zeevogels schreeuwden.
+ Daar wekt mij
+ Als van de golven hij komt
+ Elken luchtend de meeuw.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Niörd, die gaarne zijn pasgetrouwde vrouw genoegen deed, willigde haar
+verzoek in haar naar Thrym-heim te brengen, en er met haar te wonen
+negen van elke twaalf nachten, mits zij de overige drie met hem zou
+doorbrengen te Nôatûn; maar toen hij den bergstreek naderde, scheen
+het gezicht van den wind in de pijnboomen, het gedonder van de lawinen,
+het gekraak van het ijs, het gedruisch der watervallen, en het gehuil
+der wolven hem even ondragelijk als het geluid van de zee het zijn
+vrouw had geschenen, en hij kon slechts blij zijn als zijn periode
+van ballingschap geëindigd was, en hij zich weer te Nôatûn bevond.
+
+
+ 'k Ben moe van de bergen;
+ Niet lang was ik daar,
+ Negen nachten slechts;
+ 't Gehuil der wolven
+ Klonk, vond ik, heel slecht
+ Bij den zang van de zwanen.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+
+De scheiding van Niörd en Skadi.
+
+Gedurende eenigen tijd hielden Niörd en Skadi, die zomer en winter
+verbeelden, deze wisseling van woonplaats vol, terwijl de vrouw de drie
+korte zomermaanden aan de zee doorbracht, en hij tegen zijn zin bij
+haar in Thrym-heim bleef gedurende de negen lange wintermaanden. Maar,
+ten slotte bevindend dat hun smaken nooit samen zouden kunnen gaan,
+besloten zij voor goed te scheiden, en keerden naar hun respectieve
+woonplaatsen terug, waar elk zich kon bezighouden op de manier die
+hem door gewoonte lief geworden was.
+
+
+ Thrym-heim, zoo heet het,
+ Waar Thjasse woonde,
+ Die stroom-sterke reus;
+ Maar Skade toeft nu,
+ Zuivere godenbruid,
+ In haars vaders veste.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Skadi vatte haar oud jachtbedrijf weer op, en verliet haar gebied
+alleen weer om te huwen met den half-historischen Odin, wien zij een
+zoon, Seaming geheeten, baarde, den eersten koning van Noorwegen,
+en den vooronderstelden stichter van het vorstelijke ras, dat lang
+dat land heeft geregeerd.
+
+Volgens andere verhalen echter trouwde Skadi met Uhler,
+den wintergod. Daar Skadi een ervaren scherpschutter is, wordt
+zij met pijl en boog afgebeeld, en, als godin van de jacht, wordt
+zij gewoonlijk vergezeld door een van de wolfachtige Eskimo-honden
+die in het Noorden voorkomen. Skadi werd aangeroepen door jagers en
+winterreizigers, wier slede zij over sneeuw en ijs voerde en die zij
+dan hun bestemming behouden deed bereiken.
+
+Skadi's toorn tegen de goden, die haar vader, den stormreus, hadden
+verslagen, is een beeld van de onbuigzame strengheid der in ijs
+gehulde aarde, die, ten slotte verzacht door het dartele spel van
+Loki (de heete bliksem) glimlacht en de omhelzing van Niörd (zomer)
+goedvindt. Zijn liefde kon haar echter niet meer dan drie maanden van
+het jaar (in de mythe door nachten aangeduid) houden, en zij verlangt
+in stilte altijd naar de winterstormen en haar gewone bezigheden
+tusschen de bergen.
+
+
+
+De vereering van Niörd.
+
+Men geloofde dat Niörd de schepen zegende die in en uit de haven
+gingen, en zijn tempels lagen aan de zeekust; daar werden gewoonlijk
+eeden gezworen in zijn naam, en zijn gezondheid werd bij iederen
+maaltijd ingesteld, waar hij altijd met zijn zoon Frey werd
+samengenoemd.
+
+Daar men dacht dat alle waterplanten hem toebehoorden, stond de
+zeespons in het noorden bekend als "Niörds handschoen", een naam
+die tot voor kort bewaard bleef, toen dezelfde plant door het volk
+herdoopt werd in "Hand der Maagd".
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK IX: FREY.
+
+
+De god van het elfenland.
+
+Frey, of Froh, zooals hij in Duitschland heette, was de zoon van Niörd
+en Nerthus, of van Niörd en Skadi, en werd geboren in Vanaheim. Daarom
+behoorde hij tot het ras van de Vana's, de goden van water en lucht,
+maar werd hartelijk welkom geheeten in Asgard toen hij er kwam als
+gijzelaar met zijn vader. Daar het onder de noordelijke volken gebruik
+was een kind een groot geschenk te geven wanneer het zijn eersten
+tand kreeg, gaven de Aesir het kind Frey het schoone land Alf-heim
+of Elfenland, het verblijf der Lichtelfen.
+
+
+ Alf-heim werd aan Frey
+ Door de goden gegeven
+ Eens als tandgeschenk.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Hier ging Frey, de god van den gouden zonneschijn en de warme
+zomerbuien, wonen, bekoord door het gezelschap van de elfen en feeën,
+die blindelings zijn bevelen gehoorzaamden, en op een teeken van hem
+af en aan zweefden, terwijl zij alle goeds deden dat in haar macht
+stond, want zij waren buitengewoon weldadige geesten.
+
+Frey kreeg van de goden ook een wonderbaar zwaard (een beeld van de
+zonnestralen), dat de macht had met goed gevolg en uit zich zelf te
+strijden zoodra het uit de scheede getrokken was. Frey zwaaide dit
+vooral tegen de vorstreuzen, die hij bijna even sterk haatte als Thor,
+en omdat hij dit schitterende wapen droeg, is hij soms verward met
+den zwaardgod Tyr of Saxnot.
+
+
+ Met een kortgreep'gen hamer strijdt de machtige Thor,
+ Freys zwaard is slechts lang één el.
+
+ Viking-vertellingen van het noorden (R. B. Anderson).
+
+
+De dwergen van Svart-alfa-heim gaven Frey het goudborstelige zwijn
+Gullin-bursti (de goudborstelige) een verpersoonlijking van de zon. De
+schitterende borstels van dit dier werden symbolisch verklaard òf als
+de zonnestralen, òf als het gouden graan dat op zijn bevel golfde over
+de oogstlanden van Midgard, òf als de landbouw, want het wildzwijn
+(dat met zijn scherpen snuit den grond omwoelt) werd geacht de
+menschheid het eerst geleerd te hebben hoe zij ploegen moest.
+
+
+ Daar was Frey en zat
+ Op 't goudborstelig zwijn, dat--zeggen zij--
+ Ploegde de bruine aard', ze maakte groen.
+
+ Minnaars van Goedroen (William Morris).
+
+
+Frey reed soms schrijlings op dit wonderbare zwijn, welks snelheid
+zeer groot was en spande het op andere tijden voor den gouden wagen,
+die--zooals men zeide--de vruchten en bloemen bevatte welke hij
+kwistig over de aarde uitstrooide.
+
+Frey was bovendien de trotsche bezitter van het onverschrokken
+ros Blodug-hofi, dat op zijn bevel door vuur en water zou ijlen,
+maar ook van het tooverschip Skidbladnir, een verpersoonlijking van
+de wolken. Dit schip, dat over land en zee voer, werd altijd door
+gunstige winden voortgestuwd, en was zóó elastisch dat, terwijl
+het voldoende groote afmetingen kon aannemen om de goden te dragen,
+hun paarden en heel hun uitrusting, het ook als een doek kon worden
+opgevouwen en in den zak gestoken.
+
+
+ Ivaldi's zonen
+ Werkten in dagen van ouds
+ Om te maken Skidbladnir,
+ Het beste schip
+ Voor den schoonen Frey,
+ Niörds goeden zoon.
+
+ Grimnir-lied.
+
+
+
+Het dingen om Gerda's hand.
+
+In een van de Edda-liederen wordt verteld dat Frey eens Odins troon,
+Hlidskialf, durfde beklimmen, van welken hoogen zetel zijn blik over de
+wijde wereld zwierf. Toen hij naar het bevroren noorden keek, zag hij
+een schoon jong meisje het huis van den vorstreus Gymir binnengaan,
+en toen zij haar hand ophief om de klink op te lichten, bestraalde
+haar schitterende schoonheid zee en lucht.
+
+Een oogenblik later verdween dit lieflijke wezen, wier naam Gerda
+was en die men beschouwt als een verpersoonlijking van het flitsende
+noorderlicht, in het huis haars vaders, en Frey keerde in gedachten
+terug naar Alfheim, terwijl zijn hart vervuld was met het verlangen
+dit mooie meisje zijn vrouw te maken. Smoorlijk verliefd was hij
+zwaarmoedig en in de hoogste mate verstrooid, en begon zich zóó
+vreemd aan te stellen, dat zijn vader, Niörd, zeer ongerust werd over
+zijn gezondheid, en zijn trouwen knecht Skirnir beval de oorzaak van
+deze plotselinge verandering te ontdekken. Na veel overreding kreeg
+Skirnir ten slotte van Frey een verslag aangaande zijn beklimmen van
+Hlidskialf, en van het mooie schouwspel dat hij had gezien. Hij bekende
+zijn liefde en ook zijn uiterste wanhoop, want daar Gerda de dochter
+was van Gymir en Angur-boda, en een bloedverwante van den vermoorden
+reus Thiassi, vreesde hij, dat zij hem nooit gunstig ontvangen zou.
+
+
+ In Gymirs hof heb 'k haar geschouwd,
+ De maagd die mij gevangen houdt;
+ Haar sneeuwwitt' armen, blank gezicht
+ Wierpen op aard' en zee hun licht.
+ Haar min ik meer dan ooit voorheen
+ Een meisj' een jongling dierbaar scheen;
+ Maar elf en god die 't al gebiedt
+ Gunt ons 't geluk der liefde niet.
+
+ Skirners lied.
+
+
+Maar Skirnir antwoordde troostend dat hij geen reden kon zien waarom
+zijn meester een zoo wanhopigen blik op de zaak zou hebben, en hij bood
+aan, het meisje in zijn naam te gaan vragen, mits Frey hem zijn paard
+voor de reis wilde leenen en hem zijn blinkend zwaard geven tot loon.
+
+Overgelukkig in het vooruitzicht dat hij de schoone Gerda zou winnen,
+gaf Frey Skirnir gaarne het blinkende zwaard, en stond hem toe zijn
+paard te gebruiken. Maar hij verzonk spoedig weer in den droomerigen
+staat die hem gewoon was geworden sinds hij verliefd geworden was, en
+zoo merkte hij niet dat Skirnir nog bij hem talmde, en ook niet dat
+hij handig de spiegeling van zijn gelaat van het oppervlak der beek
+stal waaraan hij gezeten was, en dat hij ze sloot in den drinkhoren,
+met het plan "ze uit te storten in Gerda's beker, en door de schoonheid
+er van het hart der reuzin voor den heer te winnen" in wiens dienst hij
+nu uit vrijen ging. Toegerust met dit portret, met elf gouden appelen
+en met den tooverring Draupnir, reed Skirnir nu naar Jötun-heim om zijn
+opdracht uit te voeren. Toen hij bij Gymirs woning kwam, hoorde hij het
+luid en voortdurend gehuil van zijn wachthonden, die de winterwinden
+verpersoonlijkten. Een herder die zijn kudde in de nabijheid hoedde,
+vertelde hem, in antwoord op zijn vraag, dat men onmogelijk het huis
+kon naderen vanwege den vlammenmuur die het omringde; maar Skirnir,
+wetende dat Blodug-hofi door alle vuur heen kon, gaf zijn paard de
+sporen, en reed zonder letsel naar de deur van den reus en was weldra
+in tegenwoordigheid van de lieflijke Gerda.
+
+Opdat het mooie meisje een gunstig oor zou leenen aan de voorstellen
+van zijn meester, toonde Skirnir haar het gestolen portret en haalde
+voor den dag de gouden appelen en den tooverring, die zij echter
+met hoogheid afwees, zeggend dat haar vader genoeg goud had en meer
+dan genoeg.
+
+
+ Ik neem niet aan dien wondren ring
+ Schoon 'k hem van Balders schat ontving;
+ 'k Behoef geen goud in Gymers hal
+ Daar 't mij mijn vader geven zal.
+
+ Skirners lied.
+
+
+Boos omdat zij het goud versmaadde, dreigde Skirnir nu haar met zijn
+tooverzwaard te onthoofden, maar daar dit het meisje in het minst
+niet bang maakte en zij hem met kalmte tartte, nam hij zijn toevlucht
+tot tooverkunst. Hij sneed runen in zijn stok en zeide haar, dat,
+als zij niet toegaf eer de bezwering klaar was, zij òf tot eeuwige
+maagdelijkheid zou veroordeeld zijn òf een vorstreus zou huwen dien
+zij nooit zou kunnen beminnen.
+
+Verschrikt door de vreeslijke beschrijving van hare vreugdelooze
+toekomst in geval zij volhardde in hare weigering, stemde Gerda
+er eindelijk in toe Frey's vrouw te worden, en liet Skirnir gaan,
+met de belofte dat zij haar aanstaanden bruidegom op den negenden
+avond in het land Burri zou ontmoeten, het groene veld, waar zij zijn
+somberheid zou verdrijven en hem gelukkig zou maken.
+
+
+ Burri is liefdes hoog verblijf
+ Na negen nachten, buiten kijf,
+ Krijgt sterken Niorders dapp're zoon
+ Daar Gerda's kus tot liefdeloon.
+
+ Skirners lied.
+
+
+Verheugd over zijn succes, ijlde Skirnir naar Alf-heim terug waar
+Frey met vreugde den uitslag van de reis kwam te vernemen. Toen
+hij hoorde dat Gerda er in had toegestemd zijn vrouw te worden,
+straalde zijn gelaat van geluk, maar toen Skirnir hem vertelde dat
+hij negen nachten geduld moest hebben, eer hij de hem toegezegde
+bruid zou kunnen zien, ging hij bedroefd weg, zeggende dat hem die
+tijd eindeloos zou schijnen.
+
+
+ Lang is een nacht, en twee is meer,
+ Hoe draag 'k mijn smart ten derden keer?
+ Een maand van vreugde sneller vlucht
+ Dan halve nacht vol diep gezucht.
+
+ Skirners lied.
+
+
+Trots deze minnaarswanhoop kwam de tijd van wachten echter tot een
+einde en Frey spoedde zich blijde naar het groene land, waar hij,
+trouw aan haar aanwijzing, Gerda vond, en zij werd zijn gelukkige
+vrouw en zat fier op haar troon naast hem.
+
+
+ Frey had Gerda tot vrouw;
+ Zij was Gymirs dochter,
+ Van Jötuns stam.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Volgens sommige mythologen is Gerda niet een verpersoonlijking van
+den noordelijken morgenstond maar van de aarde, die, hard, koud en
+onhandelbaar, de geschenken van schoonheid en vruchtbaarheid (appelen
+en ring), haar door den lentegod aangeboden, niet wil, de schitterende
+zonnestralen (Frey's zwaard) tart, en slechts zijn kus wil ontvangen,
+als zij verneemt dat zij anders tot voortdurende onvruchtbaarheid
+zal worden veroordeeld, of geheel zal worden overgegeven in de macht
+der reuzen (ijs en sneeuw). De negen nachten wachtens duiden de negen
+wintermaanden aan; als zij ten einde zijn, wordt de aarde de bruid van
+de zon, in de velden waar de boomen bladeren en bloesem doen uitloopen.
+
+Wij hooren dat Frey en Gerda de ouders werden van een zoon, Fiolnir
+geheeten, wiens geboorte Gerda troostte over het verlies van haren
+broeder Beli. Deze had Frey aangevallen en was door hem verslagen,
+ofschoon de zonnegod, berooid van zijn ongeëvenaard zwaard, zich had
+moeten verdedigen met een hertshoorn dien hij snel van den muur zijner
+woning nam.
+
+Behalve den trouwen Skirnir had Frey twee andere dienstbaren, een
+gehuwd paar, Beyggvir en Beyla, de verpersoonlijkingen van molenafval
+en mest, twee ingrediënten die in den landbouw gebruikt worden om
+den grond vruchtbaar te maken, en daarom als Frey's getrouwe dienaren
+werden beschouwd, trots hun onaangename eigenschappen.
+
+
+
+De historische Frey.
+
+Snorro-Sturleson zegt in zijn "Heimskringla", of kroniek van de
+oude Noorweegsche koningen, dat Frey een historisch persoon was
+die Ingvi-Frey heette, en in Upsala regeerde na den dood van den
+half-historischen Odin en Niörd. Onder zijn bestuur genoot het volk
+zulk een welvaart en vrede dat zij zeiden dat hun koning een god moest
+zijn. Zij begonnen hem dus als zoodanig aan te roepen, en trokken hun
+enthousiaste bewondering zóó ver, dat, toen hij stierf de priesters,
+die het feit niet openbaar durfden maken, hem in een aardhoop legden
+in plaats van zijn lichaam te verbranden, zooals tot nu toe gewoonte
+was geweest. Zij vertelden het volk toen dat Frey--wiens naam in
+het noorsch synoniem is met "meester"--"in den aardhoop was gegaan",
+een uitdrukking die uiteindelijk de noorsche term voor den dood werd.
+
+Eerst drie jaren later ontdekte het volk, dat was voortgegaan met
+belasting te betalen aan den koning door geld, zilver en koper in
+de aardhoop te doen door drie verschillende openingen, dat Frey
+dood was. Daar hun vrede en voorspoed niet verstoord waren geworden,
+besloten zij dat zijn lijk nooit zou worden verbrand, en zoo voerden
+zij de gewoonte in, in een aardhoop te begraven, een gebruik dat
+te zijner tijd den brandstapel op vele plaatsen verving. Een van de
+drie aardhoopen bij Gamla Upsala heet nog naar den god. Zijn beelden
+stonden daar in den grooten tempel, en zijn naam werd behoorlijk te
+pas gebracht in alle plechtige eeden waarvan de gewone vorm luidde,
+"Zoo helpe mij Frey, Niörd en de Almachtige Asa" (Odin).
+
+
+
+Dienst van Frey.
+
+Geen wapens werden ooit in Frey's tempels geduld; de beroemdste dier
+tempels waren te Throndhjeim in Noorwegen, en te Thvera op IJsland. In
+deze tempels werden hem ossen of paarden geofferd, terwijl men een
+zwaren gouden ring doopte in het bloed van het offerdier eer de
+bovenvermelde eed er plechtig over werd uitgesproken.
+
+Frey's beelden, evenals die van alle andere Noorsche godheden, waren
+ruw gehouwen houtblokken, en het laatste van deze heilige beelden
+schijnt door Olaf den Heilige te zijn vernield, die, zooals wij hebben
+gezien, velen zijner onderdanen door dwang bekeerde. Daar hij verder
+de god was van den zonneschijn, de vruchtbaarheid, den vrede en de
+welvaart, werd Frey beschouwd als de patroon van paarden en ruiters,
+en de bevrijder van alle gevangenen.
+
+
+ Frey is de beste
+ Van alle heeren
+ Onder de goden;
+ Hij wekt geen tranen
+ Bij meisjes of moeders;
+ Hij wil ontboeien
+ Hen die geketend zijn.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+
+Het Yule-feest.
+
+Eéne maand van elk jaar, de Yulemaand of Thor-maand, werd beschouwd
+als aan Frey gewijd zoo goed als aan Thor, en begon met den langsten
+nacht van het jaar, die den naam droeg van Moeder Nacht. Deze maand
+was een tijd van feest en vreugde, want zij verkondigde de wederkomst
+van de zon. Het feest heette Yule (wiel) omdat men vooronderstelde
+dat de zon op een wiel geleek dat snel door de lucht draaide. Deze
+gelijkenis deed een eigenaardige gewoonte ontstaan in Engeland,
+Duitschland en langs de oevers van den Moezel. Tot zeer onlangs
+vergaderde het volk op een berg, om een groot houten wiel, dat met
+stroo omwikkeld was, in brand te steken, en dat dan, in lichtelaaie,
+den heuvel af te rollen, totdat het sissend in het water neerkwam.
+
+
+ Weer and'ren zoeken op een wiel, versleten, waardeloos,
+ Omwikk'len het met stroo en touw, verbergen het een poos;
+ Zij sleepen 't naar een heuveltop, het staat in vuur en gloed,
+ En went'len het in duist'ren nacht er af met heftigen spoed.
+ Zoo lijkt het op de zon, die komt dus van den hemel neer,
+ Het is een vreemd gezicht en wie het ziet, dien treft het zeer,
+ En zij gelooven dat al kwaad, dus wordt gesleept ter hel,
+ En nu, van smart en euvel vrij, zij leven kalm en wel.
+
+ Naogeorgus.
+
+
+Al de noordelijke rassen beschouwden het Yulefeest als het grootste
+van het jaar, en waren gewoon het te vieren met dansen, feesten
+en drinken, terwijl elke god bij name werd aangeroepen. De eerste
+Christenzendelingen, die de groote populariteit van dit feest
+bespeurden, dachten dat het best was op te wekken tot drinken op
+het welzijn van den Heer en zijn twaalf apostelen, toen zij voor het
+eerst de noordelijke heidenen begonnen te bekeeren. Ter eere van Frey
+at men bij deze gelegenheid varkensvleesch. Gekroond met laurier en
+rosmarijn werd de kop van het dier in de eetzaal gebracht met veel
+ceremonieel--een gewoonte die men lang in eere hield, zooals blijkt
+uit de volgende regels.
+
+
+ Caput Apri defero
+ Reddens laudes Domino,
+ Den zwijnskop draag ik in mijn handen
+ Met rozemaryn en groenguirlanden;
+ Nu moet gij zingen allemaal
+ Qui estis in convivio.
+
+ Queens College Deun, Oxford.
+
+
+De vader van het gezin legde zijn hand op den gewijden schotel, die
+"het zwijn der verzoening" heette, en bezwoer dat hij zijn familie
+trouw zou zijn en al zijn verplichtingen zou nakomen, een voorbeeld dat
+door alle aanwezigen werd gevolgd, van de hoogsten tot de laagsten. De
+schotel mocht slechts worden aangesneden door een man van onbevlekten
+naam en beproefden moed, want de zwijnskop was een gewijd zinnebeeld
+dat--zoo dacht men--elk met vrees vervulde. Om die reden werd dikwijls
+een zwijnskop gebruikt als versiering voor de helmen der Noorsche
+koningen en helden, wier dapperheid buiten twijfel was.
+
+Daar Frey's naam Fro naar den klank dezelfde is als het woord dat in
+het Duitsch voor blijdschap wordt gebruikt, werd hij als de beschermer
+van alle vreugde beschouwd en werd steeds aangeroepen door gehuwde
+paren die in harmonie wilden leven. Zij die er in slaagden dit
+een bepaalden tijd te doen, werden openlijk begiftigd met een stuk
+zwijnevleesch, dat in latere tijden door de Engelschen en Weeners
+vervangen werd door een zij spek of ham.
+
+
+ Gij zult zweren, door kracht van belijdenis,
+ Als ooit in uw huw'lijk verkeerd iets is,
+ Hetzij ge zijt getrouwd als vrouw of man,
+ Als de eendracht bij u niet blijven kan,
+ Of anders, aan tafel of te bed hebt verstoord
+ Gij elkanders stemming in doen of in woord;
+ Of, sinds de priester u heeft getrouwd,
+ Gij u ongehuwd wenschtet, daar de stap u heeft berouwd;
+ Of wel, in twaalf maanden en een dag tijd,
+ Gij niet werdt vervuld met zulk een spijt,
+ Maar bleeft bij uw denken en uw verlangen
+ Als toen uw handen elkaar in het koor hielden omvangen.
+ Als hierop, met vrijmoedigen geest,
+ Gij vast kunt zweren dat het zóó is geweest,
+ Dan zult gij krijgen een stuk spek en van hier
+ Het medenemen met groot plezier;
+ Want dit is gebruik te Dunmow, steeds en nu--
+ Schoon de vreugd is aan ons, het spek is van u.
+
+ Brands Populaire Oudheden.
+
+
+In het dorp Dunmow in Essex bestaat de oude gewoonte nog. In Weenen
+werd de ham of het stuk spek boven de stadspoort gehangen, vanwaar
+de gelukkige candidaat het moest halen, nadat hij den rechters de
+zekerheid had gegeven, dat hij met zijn vrouw in vrede had geleefd,
+maar niet onder de plak zat. Men zegt dat in Weenen deze ham sedert
+lang niet was opgeëischt, totdat een waardig burger zich voor de
+rechters vertoonde en bij zich had de geschreven verzekering van
+zijn vrouw dat zij twaalf jaren gehuwd waren en nooit twist hadden
+gehad--een bewering die door al hunne buren gestaafd werd. De rechters,
+tevreden met de bewijzen die zij voor oogen hadden, zeiden den
+candidaat dat de prijs hem zou worden gegeven, en dat hij alleen maar
+de ladder had te beklimmen, die er onder stond, en hem naar beneden
+moest halen. Blij dat hij een zoo mooie ham had gekregen, klom de
+man vlug op de ladder; maar toen hij op het punt was naar de ham te
+reiken bemerkte hij, dat de ham, aan de middagzon blootgesteld, begon
+te smelten, en dat een druppel vet op zijn Zondagsche jas dreigde
+te vallen. Snel trok hij zich terug en deed zijn jas uit, met de
+schertsende opmerking dat zijn vrouw hem een heftigen uitbrander zou
+geven als hij haar vuil maakte, een bekentenis die alle omstanders
+in den lach deed schieten, en die hem zijn ham kostte.
+
+Een ander Yuletijdgebruik was het branden van een groot houtblok, dat
+den nacht door moest duren, anders werd het als een heel slecht teeken
+beschouwd. De verkoolde overblijfselen van dit blok werden zorgvuldig
+verzameld en bewaard om het blok van het volgenden jaar aan te steken.
+
+
+ Met hout van vorig jaar
+ Ontsteek het nieuwe, maar
+ Grijp uw geluk met handen,
+ Speel op uw luit een lied
+ Dat voorspoed talme niet
+ Maar kome onder 't branden.
+
+ Hesperides (Herrick).
+
+
+Dit feest was zóó populair in Scandinavië, waar het in Januari
+werd gevierd, dat koning Olaf, ziende hoe dierbaar het was aan het
+Noorsche gemoed, vele van zijn gebruiken overbracht naar den Kerstdag
+en daardoor het onkundige volk met hun verandering van godsdienst
+verzoende.
+
+Als god van vrede en voorspoed meent men dat Frey dikwijls op aarde
+is teruggekeerd, en dat hij over de Zweden geregeerd heeft, onder den
+naam van Ingvi-Frey, waarnaar zijn afstammelingen Inglings heeten. Hij
+regeerde ook over de Denen onder den naam Fridleef. In Denemarken,
+zegt men, trouwde hij een mooi meisje Freygerda, die hij van een
+draak had bevrijd. Hij had bij haar een zoon, Frodi, die hem later
+als koning opvolgde.
+
+Frodi regeerde over Denemarken in de dagen toen er "vrede over de
+wereld" was, dat is, juist toen Christus werd geboren in Bethlehem
+van Judea; en omdat al zijn onderdanen in eensgezindheid leefden,
+was hij algemeen bekend als Vrede-Frodi.
+
+
+
+Hoe de zee zout werd.
+
+Men verhaalt dat Frodi eens van Hengikiaptr een paar magische
+molensteenen, Grotti geheeten, kreeg, die zóó zwaar waren dat geen
+zijner knechten en zelfs geen van zijn sterkste soldaten ze konden
+omkeeren. De koning begreep dat de molen betooverd was en al wat hij
+wilde zou malen; daarom was hij verlangend hem aan het werk te zetten,
+en, bij een bezoek aan Zweden, zag hij de twee reuzinnen Menia en
+Fenia, wier geweldige spieren en gestalten zijn aandacht trokken. Hij
+kocht ze als slavinnen.
+
+Toen hij thuis kwam, voerde Vrede-Frodi zijn nieuwe dienstbaren
+naar den molen, en beval haar de maalsteenen rond te draaien en te
+malen goud, vrede en voorspoed, en onmiddellijk vervulden zij zijn
+wensch. Vroolijk werkten de vrouwen door, uur op uur, totdat 's konings
+kisten vol goud waren, en voorspoed en vrede heerschten in zijn land.
+
+
+ Malen wij schatten voor Frothi!
+ Malen wij hem, blijde
+ Om veelheid van stof,
+ Op vroolijken steen.
+
+ Grotta Savngr.
+
+
+Maar toen Menia en Fenia gaarne wat zouden gerust hebben, beval de
+koning, wiens hebzucht was gewekt, haar door te werken. In weerwil
+van haar smeeken beval hij ze te arbeiden uur op uur, en stond hij
+ze slechts zooveel rusttijd toe als noodig was om een gezang vers
+te zingen, totdat, door zijn wreedheid vertoornd, de reuzinnen ten
+slotte besloten zich te wreken. Op zekeren nacht toen Frodi sliep,
+veranderden zij haar gezang, en in plaats van voorspoed en vrede,
+begonnen zij boos te malen een gewapend leger, waardoor zij den Viking
+Mysinger in het land brachten met een groote troepenmacht. Terwijl de
+tooverij aan het werk was, bleven de Denen slapen, en dus werden zij
+geheel en al verrast door de Vikingenschaar, die hen allen versloeg.
+
+
+ Een leger moet komen
+ Hier direct,
+ En branden de stad
+ Neer voor den vorst.
+
+ Grotta Savnrg.
+
+
+Mysinger nam de toovermolensteenen en de twee slavinnen en zette
+ze aan boord van zijn schip; toen liet hij de vrouwen zout malen,
+wat in die dagen een handelsartikel van groote waarde was. De
+vrouwen gehoorzaamden en hare molensteen en draaiden rond, malend
+zout in overvloed; maar de Viking, even wreed als Frodi, wilde den
+armen vrouwen geen rust gunnen, waarom hij en de zijnen zwaar werden
+gestraft. Een zóó groote hoeveelheid zout werd door de tooversteenen
+gemalen dat ten slotte zijn gewicht het schip deed zinken en alles
+wat aan boord was.
+
+De zware steenen zonken in zee in de Pentland-Firth, of aan de
+noordwestelijke kust van Noorwegen, waar zij een diep rond gat maakten,
+en de wateren, die in de draaikolk stroomden en in de gaten, die in
+de steenen waren, klokten, veroorzaakten de groote draaikolk die als
+de Maelstroom bekend is. Wat het zout betreft, dit smolt spoedig;
+maar zóó groot was de onmetelijke hoeveelheid die de reuzinnen hadden
+gemalen, dat het al de wateren van de zee doortrok, die sedert altijd
+zeer zout is geweest.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK X: FREYA.
+
+
+De godin der liefde.
+
+Freya, de mooie Noorsche godin van de schoonheid en de liefde, was
+de zuster van Frey en de dochter van Niörd en Nerthus, of Skadi. Zij
+was de schoonste en lieflijkste van alle godinnen, en terwijl zij in
+Duitschland met Frigga vereenzelvigd werd, gold zij in Noorwegen,
+Zweden, Denemarken en IJsland als een afzonderlijke godheid. Daar
+Freya geboren was in Vana-heim, was zij ook bekend als Vanadis,
+als de godin van de Vana's, of als Vanabruid.
+
+Toen zij in Asgard kwam, waren de goden zóó bekoord door hare
+schoonheid en gratie, dat zij haar het gebied Folkvang en de groote
+hal Sessrymnir (de ruimgezetelde) gaven, waar zij gemakkelijk al hare
+gasten zou kunnen plaatsen.
+
+
+ Folkvang heet het,
+ Waar Freya recht heeft
+ Op de stoelen der hal.
+ Ied'ren dag der verslaag'nen
+ Kiest zij de helft,
+ Gunt de helft aan Odin.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+
+Koningin der Valkyren.
+
+Ofschoon zij de godin der liefde was, was Freya niet alleen zachtzinnig
+en op vreugde gesteld, want de oude Noorsche volken geloofden dat zij
+zeer krijgshaftige neigingen had, en dat zij als Valfreya dikwijls de
+Valkyren de slagvelden langs voerde, kiezend en opeischend de eene
+helft der gevallen helden. Daarom werd zij dikwijls afgebeeld met
+pantser en helm, schild en speer, terwijl alleen de benedendeelen
+van haar lichaam in de gewone golvende vrouwelijke dracht gehuld waren.
+
+Freya bracht de uitverkoren gevallenen naar Folkvang, waar zij
+behoorlijk werden ontvangen. Daar ook heette zij welkom alle reine
+maagden en trouwe vrouwen, opdat zij na den dood zouden mogen genieten
+van het gezelschap harer minnaars en mannen. De vreugden van haar
+woning waren zóó verlokkend voor de heldhaftige Noorsche vrouwen,
+dat zij dikwijls in den slag stormden als hare geliefden verslagen
+waren, hopende hetzelfde lot te zullen deelen; of zij vielen in hare
+zwaarden, of werden vrijwillig verbrand op denzelfden brandstapel
+als de overblijfselen harer beminden.
+
+Daar men geloofde dat Freya een gunstig oor leende aan gebeden van
+minnenden, werd zij dikwijls door hen aangeroepen, en het was gebruik
+haar ter eere minneliederen te dichten, die bij alle feestelijke
+gelegenheden werden gezongen, terwijl haar naam zelfs het werkwoord
+vrijen het aanzijn gaf.
+
+
+
+Freya en Odur.
+
+Freya, de goudharige en blauwoogige godin, werd soms ook als een
+verpersoonlijking van de aarde beschouwd. Als zoodanig huwde zij Odur,
+een symbool van de zomerzon, dien zij innig liefhad en bij wien zij
+twee dochters had, Hnoss en Gersemi. Deze meisjes waren zóó schoon
+dat alle lieflijke en kostelijke dingen naar haar genoemd werden.
+
+Als Odur tevreden aan haar zijde toefde, glimlachte Freya en was zij
+volmaakt gelukkig; maar, helaas! de god was zwerver van natuur, en toen
+hij genoeg kreeg van zijn vrouws gezelschap, verliet hij plotseling
+het huis en zwierf in de wijde wereld. Freya, droef en verlaten,
+weende veel, en hare tranen vielen op de harde rotsen, die bij hun
+aanraking zacht werden. Wij vernemen zelfs dat zij doorsijpelden tot
+diep in het hart der steenen, waar zij in goud werden verkeerd. Sommige
+tranen vielen in zee en werden veranderd in doorschijnend barnsteen.
+
+Toen Freya van haar weduwlijken staat genoeg had en verlangde haar
+geliefde in hare armen te drukken, ging zij hem eindelijk zoeken, en
+kwam door vele landen, waar zij bekend werd onder vele namen, zooals
+Mardel, Horn, Gefn, Syr, Skialf en Thrung, allen die zij ontmoette
+vragend of haar man dien weg was langs gekomen, en overal zóóvele
+tranen stortend dat men goud kan vinden in alle deelen der aarde.
+
+
+ En Freya volgde met haar tranen goud
+ Liefste godin des hemels, hoogst geëerd
+ Door allen zij, na Odins gemalin.
+ Voorlang nam haar ten huw'lijk Odur zwerfsch,
+ Verliet haar dan en ging de wereld door,
+ Sinds zoekt zij hem en weent haar gouden tranen.
+ Veel namen heeft zij, Vanadis, zoo noemt
+ Op aard men haar, doch Freya in den hemel.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Ver weg in het zonnige Zuiden, onder de bloeiende mirten, vond Freya
+Odur ten slotte, en toen zij haar geliefde wederom had, was zij weer
+gelukkig en glimlachte en straalde zij als een bruid. Misschien is het
+omdat Freya haar man vond onder den bloeienden mirt, dat Noorsche
+bruiden, tot heden, mirten verkiezen boven den conventioneelen
+oranjebloesem van andere streken.
+
+Hand in hand keerden Odur en Freya nu vroolijk naar huis terug,
+en in het licht van hun geluk werd het gras groen, ontbloeiden de
+bloemen, en de bruid zong, want de heele natuur sympathiseerde even
+hartelijk met Freya's vreugde als zij getreurd had met haar toen zij
+in droefheid was.
+
+
+ Uit het morgenland,
+ Over het sneeuwveld
+ Kwam schoone Freya
+ Tripp'len naar Scoring.
+ Wit lag de heide,
+ Bevroren vóór haar;
+ Groen was de heide,
+ En bloeiend achter haar.
+ Uit gouden lokken
+ Schudde zij bloemen,
+ Uit haar kleed'ren
+ Schudde zij zuidenwind,
+ Rondom in de berken
+ Wekkend de lijsters,
+ Makend kuische vrouwen zeer
+ Naar hun helden verlangend,
+ Minnend, minnegevend,
+ Kwam zij naar Scoring.
+
+ De Longbeards Sage (Charles Kingsley).
+
+
+De mooiste planten en bloemen in het noorden heetten Freya's haar of
+Freya's oogendauw, terwijl de vlinder Freya's hen heette. Men dacht
+ook dat deze godin een bijzondere genegenheid had voor de elfen, die
+zij gaarne zag dansen in de maanstralen, en voor wie zij haar mooiste
+bloemen en zoetsten honig bewaarde. Odur, Freya's man, die verder
+gold als een verpersoonlijking van de zon, werd ook beschouwd als een
+zinnebeeld van den hartstocht of van de bedwelmende liefdegenietingen;
+zoo zeiden de ouden dat het geen wonder was wanneer zijn vrouw niet
+gelukkig kon zijn zonder hem.
+
+
+
+Freya's halsketting.
+
+Daar zij de godin van de schoonheid was, was Freya natuurlijk
+zeer verzot op haar toilet van schitterende sieraden en kostbare
+juweelen. Op zekeren dag, toen zij in Svart-alfa-heim vertoefde,
+het rijk onder den grond, zag zij vier dwergen den wonderbaarsten
+halsketting maken dien zij ooit gezien had. Schier buiten zich zelf
+van verlangen om dezen schat te bezitten, die Brisinga-men heette,
+en een zinnebeeld was van de sterren, smeekte Freya de dwergen hem
+haar te geven; maar zij weigerden dit met beslistheid tenzij zij
+beloofde dat zij hun haar gunst zou schenken. Toen zij tot dezen prijs
+den halsketting had gekregen, haastte Freya zich hem aan te doen,
+en zijn schoonheid verhoogde hare bekoorlijkheden zóó, dat zij hem
+dag en nacht droeg en slechts bij gelegenheid kon bewogen worden hem
+aan de andere godheden te leenen. Thor droeg echter dezen ketting,
+toen hij Freya in Jötun-heim voorstelde, en Loki begeerde hem en zou
+hem hebben gestolen, had Heimdall er niet opgepast.
+
+Freya was ook de trotsche bezitster van een valkengewaad, of
+valkenveeren, die dengene, die ze droeg, het vermogen schonk als een
+vogel door de lucht te vliegen; en dit kleed was zóó onschatbaar dat
+het tweemaal door Loki werd geleend, en door Freya zelve gebruikt
+werd toen zij Odur, die weg was, ging zoeken.
+
+
+ Op zeek'ren dag
+ Deed Freya aan valkenvleug'len en schoot door de lucht,
+ Noordwaarts, zuidwaarts zocht zij
+ Haar geliefden Odur.
+
+ Frithiof Saga, Tegnér.
+
+
+Daar Freya ook werd beschouwd als de godin van de vruchtbaarheid,
+werd zij soms voorgesteld als rondrijdend met haar broeder Frey
+in de kar, die getrokken werd door het zwijn met gouden borstels,
+met kwistige hand strooiend vruchten en bloemen, om de harten der
+menschen verheugd te maken. Zij had echter zelf een wagen waarin zij
+gewoonlijk reed. Deze werd getrokken door katten, hare geliefkoosde
+dieren, de zinnebeelden van koesterende liefheid en wellust, of de
+verpersoonlijking van vruchtbaarheid.
+
+
+ Toen kwam zwartbaardige Niörd en achter hem
+ Freya, in dun gewaad, en om haar enkels teer
+ Speelden de grauwe katten.
+
+ Minnaars van Goedroen (William Morris).
+
+
+Frey en Freya werden zóó hoog geëerd in het gansche noorden, dat hunne
+namen, in gewijzigde vormen, nog gebruikt worden voor "meester" en
+"meesteres", en één dag der week Vrijdag wordt genoemd. Freya's tempels
+waren inderdaad groot in getal, en werden lang in stand gehouden door
+hare geloovigen, het laatst te Maagdenburg, in Duitschland totdat
+deze op bevel van Karel den Groote werd verwoest.
+
+
+
+Geschiedenis van Ottar en Angantyr.
+
+Het Noorsche volk was gewoon Freya aan te roepen niet alleen om
+voorspoed af te smeeken in de liefde, en welvaart en rijkdom, maar ook,
+nu en dan, hulp en bescherming. Deze beloofde zij aan allen die haar
+trouw dienden, zooals bleek in het verhaal van Ottar en Angantyr, twee
+mannen, die, nadat zij een tijd lang getwist hadden over hun rechten
+op zeker stuk land, ten slotte de zaak voor het Thing brachten. Die
+volksvergadering besliste dat de man, die kon aantoonen dat hij de
+langste lijn van edele voorvaderen had, als winner zou gelden, en
+een bepaalden dag werd aangewezen om den geslachtsboom van iederen
+eischer na te sporen.
+
+Ottar, die zich slechts eenige namen van voorvaderen kon herinneren,
+bracht offers aan Freya en vroeg haar hulp. De godin hoorde goedgunstig
+naar zijn gebed en verscheen hem en veranderde hem in een wild zwijn,
+en reed op zijn rug naar de woonplaats van de toovenares Hyndla, een
+zeer beroemde heks. Door bedreigingen en verzoeken kreeg Freya van de
+oude vrouw gedaan, dat zij Ottar's geslachtsboom tot Odin naspoorde,
+en elk der vaderen op zijn beurt zou opnoemen, terwijl zij erbij
+vertelde wat hij had gedaan. Daar zij vreesde dat het geheugen van
+haren vereerder niet bij machte zou zijn zoovele bijzonderheden te
+onthouden, bewerkte Freya verder dat Hyndla een dronk herinneringsdrank
+brouwde, dien zij hem te drinken gaf.
+
+
+ Drinken zal hij
+ Heerlijke teugen,
+ Alle goden smeek ik
+ Te zeeg'nen Ottar.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Zoo voorbereid verscheen Ottar voor het Thing op den vastgestelden dag,
+en zei vloeiend zijn stamboom op, zooveel meer voorvaders noemende
+dan Angantyr zich kon herinneren, dat hem zonder moeite het bezit
+werd toegewezen dat hij verlangde.
+
+
+ Een plicht is te wijzen zóó
+ Dat de jonge vorst
+ Zijn vaderlijk erfdeel zal hebben
+ Volgens zijn afkomst.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+De mannen van Freya.
+
+Freya was zóó schoon dat al de goden, reuzen en dwergen naar hare
+liefde verlangden en om beurten haar tot vrouw wilden. Maar Freya
+bespotte de leelijke reuzen en weigerde zelfs Thrym, toen Loki en
+Thor voor hem pleitten. Zij was niet zoo onverzettelijk waar het de
+goden zelf betrof, als men de verschillende mythologen mag gelooven,
+want als de verpersoonlijking van de aarde, zegt men, heeft zij Odin
+(de lucht), Frey (den vruchtbaren regen), Odur (den zonneschijn)
+enz. getrouwd, totdat het scheen alsof zij de beschuldiging verdiende
+die de opperduivel Loki tegen haar uitgilde, dat zij om beurten alle
+goden bemind had en gehuwd.
+
+
+
+Vereering van Freya.
+
+Het was gebruik bij plechtige gelegenheden Freya's gezondheid te
+drinken met die van de andere goden, en toen het Christendom in het
+noorden werd ingevoerd, werd deze dronk overgebracht op de Maagd
+of op St. Gertruida; Freya werd, evenals alle heidensche godheden,
+tot een demon verklaard of een heks, en verbannen naar de bergtoppen
+van Noorwegen, Zweden of Duitschland, waar men den Brocken aanwijst
+als haar speciaal verblijf, en de algemeene verzamelplaats van haar
+duivelenstoet in den Valpurgisnacht.
+
+
+ Koor van heksen.
+
+ De heksen gaan den Brocken op,
+ De stoppel is geel, groen is de knop.
+ Van alle kanten komen ze aan,
+ En bovenop zit Uriaan.
+ Zoo gaat het over steen en stok,
+ Laat de heks een sch--t, dan st--t de bok.
+
+ Goethe's Faust (vert. v. Adama v. Scheltema).
+
+
+Daar de zwaluw, de koekoek en de kat in heidensche tijden Freya gewijd
+waren, meende men dat deze schepselen duivelsche eigenschappen hadden,
+en tot heden toe worden heksen altijd afgebeeld met koolzwarte katten
+naast zich.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XI: ULLER.
+
+
+De god van den winter.
+
+Uller, de god van den winter, was de zoon van Sif, en de stiefzoon
+van Thor. Zijn vader die nooit vermeld wordt in de Noorsche sagen
+moet een van de meest gevreesde vorstreuzen zijn geweest, want Uller
+hield van de koude en reisde gaarne door het land op zijn breede
+sneeuwschoenen of glinsterende schaatsen. Deze god hield ook van de
+jacht, en dreef zijn spel in de Noorsche wouden, zich maar weinig
+bekommerend om ijs en sneeuw, waartegen hij goed was beschermd door
+de dikke pelzen waarin hij altijd was gehuld.
+
+Als god van de jacht en het boogschieten wordt hij afgebeeld met
+een koker vol pijlen en een grooten boog, en daar de taxis het beste
+hout geeft tot vervaardiging van deze wapenen, zegt men dat dit zijn
+geliefkoosde boom was. Om altijd genoeg geschikt hout tot zijn gebruik
+bij de hand te hebben, sloeg Uller zijn verblijf op te Ydalir, het
+dal der taxisboomen, waar het altijd zeer vochtig was.
+
+
+ Ydalir heet het,
+ Waar Uller zich
+ Gemaakt heeft een woning.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Als wintergod werd Uller, of Oller, zooals hij ook heette, beschouwd
+als de tweede na Odin, wiens plaats hij gedurende zijn afwezigheid in
+de wintermaanden van het jaar zich toeëigende. Gedurende dit tijdperk
+voerde hij algeheele heerschappij over Asgard en Midgard, en ook,
+volgens sommige bronnen, nam hij bezit van Frigga, Odins vrouw, zooals
+vermeld wordt in de mythe van Vili en Ve. Maar daar Uller zeer zuinig
+was en nooit iets gaf aan de menschheid, begroette zij met groote
+blijdschap den terugkeer van Odin, die zijn onderkruiper wegjoeg en
+hem noodzaakte zijn toevlucht te nemen òf in het bevroren noorden òf op
+de toppen van de Alpen. Hier, als wij de dichters mogen gelooven, had
+hij een zomerhuis gebouwd, waarin hij zich terugtrok, totdat, wetend
+dat Odin weer weg was, hij opnieuw in de dalen durfde verschijnen.
+
+Uller werd ook beschouwd als de god van den dood, en men dacht dat hij
+in de Wilde Jacht reed en ze soms zelf leidde. Hij is in het bijzonder
+bekend om zijn snelheid van beweging, en daar de sneeuwschoenen, die
+men in noordelijke streken gebruikt, soms van been worden gemaakt,
+en bovenaan zijn opwaarts gekeerd als de boeg van een schip, vertelde
+men gewoonlijk dat Uller tooverrunen had gesproken over een stuk been,
+dat hij in een schip veranderde, hetwelk hem over land of zee droeg
+naar zijn wil.
+
+Daar sneeuwschoenen als een schild er uit zien, en daar het ijs waarmee
+hij jaarlijks de aarde omwikkelde als schild dient dat ze voor letsel
+in den winter beschermt, had Uller den bijnaam van schildgod, en
+hij werd in het bijzonder aangeroepen door alle personen die moesten
+meedoen aan een tweegevecht of een wanhopigen strijd.
+
+In Christelijke tijden werd zijn plaats in den dienst des volks
+ingenomen door St. Hubert, als jager, die ook gemaakt werd tot den
+patroon der eerste maand, welke op 22 November begon, en aan hem
+gewijd was, daar de zon door het sterrenbeeld Sagittarius ging,
+of den boogschutter.
+
+In het Angelsaksisch was Uller bekend als Vulder; maar in sommige
+deelen van Duitschland heette hij Holler en werd beschouwd als de
+gemaal van de schoone godin Holda, wier velden hij met een dikken
+mantel van sneeuw bedekte, om ze meer vruchtbaar te maken wanneer de
+lente kwam.
+
+Bij de Skandinaviërs vertelde men, dat Uller Skadi had gehuwd,
+Niörds gescheiden vrouw, de vrouwelijke verpersoonlijking van den
+winter en de koude en hun smaak was zóó gelijk dat zij in volkomen
+harmonie samen leefden.
+
+
+
+Dienst van Uller.
+
+Vele tempels waren in het Noorden aan Uller gewijd, en op zijn
+altaren, even goed als die van de andere goden, lag een heilige ring,
+waarop eeden werden gezworen. Men zeide dat deze de ring kracht had
+zóó hevig ineen te krimpen, dat hij den vinger van een met opzet
+meineedige afrukte. Het volk bezocht Ullers tempel, vooral gedurende
+de maanden November en December, om hem te vragen dat hij een dikke
+deken van sneeuw over hun landen zou brengen, als waarborg van een
+goeden oogst; en daar men geloofde dat hij de schitterende stralen
+van het noorderlicht zond, die de Noorsche lucht in haar langen nacht
+verlichten, dacht men dat hij in nauwe betrekking stond tot Balder,
+de verpersoonlijking van het licht.
+
+Volgens andere bronnen was Uller Balders speciale vriend, vooral
+omdat hij ook een deel van het jaar in de duistere diepten van
+Nevelheim doorbracht, met Hel, de godin van den dood. Men meende
+dat Uller daar jaarlijks, gedurende de zomermaanden, verbannen werd,
+als hij zijn heerschappij over de aarde moest afstaan aan Odin, den
+zomergod, en daar ontmoette hem Balder op Midzomer, den dag waarop
+hij uit Asgard verdween, want dan begonnen de dagen korter te worden,
+en de heerschappij van het licht (Balder) week allengs voor de steeds
+toenemende macht der duisternis (Hodur).
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XII: FORSETI.
+
+
+De god van de waarheid.
+
+Zoon van Balder, den god van het licht en van Nanna, de godin der
+vlekkelooze reinheid, was Forseti de wijste, welsprekendste en
+lieflijkste van alle goden. Toen men vernam dat hij in Asgard was,
+stonden de goden hem een zetel toe in de vergaderzaal, bepaalden dat
+hij de beschermer zou zijn van gerechtigheid en rechtvaardigheid, en
+gaven hem tot verblijf het schitterende paleis Glitnir. Deze woning
+had een zilveren dak, dat op pilaren van goud rustte, en het straalde
+zóó, dat men het op grooten afstand kon zien.
+
+
+ Glitnir is het tiende;
+ Gedragen door goud,
+ Ook met zilver gedekt.
+ Daar woont Forseti
+ Altijd door,
+ Beslecht elken strijd.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Hier, op een hoogen troon, zat Forseti, de wetgever, dag aan
+dag, en vereffende de geschillen van goden en menschen, geduldig
+luisterend naar beide kanten van elke vraag, en ten slotte uitsprekend
+beslissingen zóó billijk dat niemand ooit met zijn besluiten ontevreden
+was. Zóó groot waren de welsprekendheid en overredingskracht van
+dezen god, dat hij er altijd in slaagde de harten zijner hoorders
+te treffen, en het hem altijd gelukte ook de bitterste vijanden te
+verzoenen. Allen, die van hem vandaan gingen, waren voor het vervolg
+er zeker van in vrede te leven, want niemand durfde een gelofte te
+breken die hem eens was gedaan, anders zou hij zijn rechtmatigen
+toorn oploopen en onmiddellijk ten doode verwezen worden.
+
+
+ Forseti, Balders groote zoon
+ Hoorde mijn eed,
+ Geef mij rechtvaard'gen dood ter loon
+ Als 'k hem vergeet.
+
+ Viking-verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+Als de god van de gerechtigheid en eeuwige wet, meende men, was
+Forseti voorzitter bij elke rechtszitting; steeds wendden zich tot
+hem allen die een verhoor moesten ondergaan, en men zeide dat hij
+zelden in den steek liet degenen die zijn hulp verdienden.
+
+
+
+De geschiedenis van Heligoland.
+
+Om de administratie van het recht in hun land te vergemakkelijken,
+benoemden de Friezen, zegt men, twaalf van hun wijste mannen, de
+Asegeir, of oudsten, om de wetten van de verschillende familiën en
+stammen die hun natie uitmaakten te verzamelen, en daaruit een wetboek
+samen te stellen dat de grondslag zou zijn van uniforme wetten. Toen
+de oudsten heel nauwkeurig de verschillende gegevens hadden verzameld,
+scheepten zij zich in op een klein schip, om een eenzame plaats te
+vinden waar zij vreedzaam hun besprekingen zouden kunnen houden. Maar
+nauwelijks waren zij van wal gestoken, of een storm zette op, die
+hun schip ver naar zee dreef, nu in deze richting en dan in die,
+zoodat zij geheel hun kalmte verloren. In hun wanhoop riepen de twaalf
+rechtsgeleerden Forseti aan, en smeekten hem hen te helpen het land
+weer te bereiken, en nauwelijks was het gebed uit, of zij bespeurden,
+tot hun groote verrassing, dat het schip een dertienden passagier
+aan boord had.
+
+Het roer grijpend wendde de vreemdeling het vaartuig, stuurde het
+naar de plaats waar de golven het hoogst sloegen, en in ongeloofelijk
+korten tijd kwamen zij aan een eiland waar de stuurman hen aanspoorde
+zich te ontschepen. In eerbiedige stilte gehoorzaamden de twaalf
+mannen; en hun verbazing steeg nog meer, toen zij den vreemdeling
+zijn oorlogsbijl zagen zwaaien en een heldere bron zagen opspringen
+van de plaats op het grasveld waar zij neerkwam. Op voorbeeld van
+den vreemdeling dronken allen van dit water zonder een woord te
+spreken; toen gingen zij in een kring zitten, zich verbazend omdat
+de vreemdeling op ieder hunner in een of andere bijzonderheid geleek,
+maar toch veel van hen verschilde in algemeen voorkomen en uiterlijk.
+
+Plotseling werd het zwijgen verbroken en de vreemdeling begon te
+spreken op zachten toon, die vaster en luider werd toen hij een wetboek
+ging voordragen dat al de verschillende bestaande bepalingen vereenigde
+die de Asegeir hadden verzameld. Toen zijn rede uit was, verdween de
+vreemdeling even snel en geheimzinnig als hij was gekomen, en de twaalf
+rechtsgeleerden, hun spraak terug krijgend, riepen tegelijk uit dat
+Forseti zelf bij hen was geweest, en het wetboek had gegeven volgens
+hetwelk de Friezen voortaan moesten gevonnisd worden. Ter herinnering
+aan de verschijning van den god verklaarden zij het eiland waarop zij
+stonden heilig, en zij spraken een plechtige vervloeking uit over ieder
+die zijn heiligheid door twist of bloedvergieten zou ontwijden. Zoo
+werd dit eiland, bekend als Forseti's land of Heligoland (heilig land)
+hoogelijk geëerd door alle Noorsche volken en zelfs de stoutmoedigste
+vikings plunderden zijn kusten niet, om geen schipbreuk te lijden of
+een schandelijken dood te ondergaan tot straf voor hun misdaad.
+
+Plechtige rechtszittingen werden dikwijls op het heilige eiland
+gehouden, terwijl de rechters er altijd water schepten en het zwijgend
+dronken, ter herinnering aan Forseti's bezoek. De wateren van deze
+bron werden bovendien als zóó heilig beschouwd, dat allen die er
+van dronken voor gewijd werden gehouden, en zelfs het vee dat er
+van genuttigd had niet mocht worden geslacht. Daar men zeide dat
+Forseti zijn zittingen hield in de lente, den zomer en den herfst,
+maar nooit in den winter, werd het gewoonte, in alle Noorsche landen,
+de gerechtshoven vacantie te geven in deze jaargetijden, want het
+volk vond, dat, alleen wanneer het licht helder aan den hemel scheen,
+het recht allen zichtbaar kon zijn, en dat het volstrekt onmogelijk
+zou wezen een rechtvaardig vonnis te wijzen gedurende het donkere
+winterseizoen. Forseti wordt zelden genoemd dan samen met Balder. Hij
+nam blijkbaar geen deel aan de eindelooze twisten, waarin al de andere
+goden een zoo groote rol speelden.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XIII: HEIMDALL.
+
+
+De wachter van de goden.
+
+Toen hij eens langs het zeestrand wandelde, zag Odin negen schoone
+reuzinnen, de golfmeisjes Gialp, Creip, Egia, Augeia, Ulfrun, Aurgiafa,
+Sindur, Atla en Iarnsaxa, in diepen slaap op het witte zand. De god van
+de lucht werd zóó bekoord door deze schoone wezens, dat, zooals de Edda
+vertelt, hij alle negen huwde, en zij werkten op hetzelfde oogenblik
+samen tot de geboorte, van een zoon, die den naam Heimdall kreeg.
+
+
+ 'k Ben een kind van negen moeders,
+ 'k Ben een zoon van negen zusters.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+De negen moeders voedden hun kind met de kracht der aarde, de
+vochtigheid der zee en de hitte der zon, en deze zonderlinge leefregel
+bleek zóó versterkend, dat de jonge god in een verwonderlijk korten
+tijd volwassen was, en zich naar zijn vader in Asgard spoedde. Hij
+trof de goden aan terwijl zij met trots de regenboogbrug beschouwden,
+die zij juist uit vuur, lucht en water hadden gemaakt; nog kan men
+deze drie grondstoffen duidelijk zien in haar langen boog, waar de
+drie hoofdkleuren schitteren: het rood dat het vuur, het blauw dat
+de lucht en het groen dat de koele diepten van de zee aanduidt.
+
+
+
+De wachter van den regenboog.
+
+Deze brug verbond hemel en aarde en eindigde onder de schaduw van
+den machtigen wereldboom Yggdrasil, dicht bij de fontein, waar Mimir
+wacht hield, en de eenige belemmering om ten volle van het prachtige
+schouwspel te genieten, was de vrees dat de vorstreuzen er over heen
+zouden gaan en zoo in Asgard binnendringen.
+
+De goden hadden besproken dat het geraden was een betrouwbaren wachter
+aan te stellen, en zij heetten den nieuweling welkom als iemand die
+volkomen geschikt was om die ernstige taak te vervullen.
+
+Heimdall nam gaarne de verantwoordelijkheid op zich, en van nu af
+aan hield hij dag en nacht de wacht over den regenboogweg die naar
+Asgard voerde.
+
+
+ Bifröst in 't oosten blonk in kleuren rein;
+ En op zijn top, in blanksten schijn,
+ Bleek Heimdall op zijn post te zijn.
+
+ Oehlenschläger.
+
+
+Ten einde hun wachter in staat te stellen de nadering van een
+vijand van verre te zien, gaven de goden hem zóó scherpe zintuigen,
+dat--zooals men zegt--hij het gras op de heuvelhelling en de wol op
+den rug van het schaap kon hooren groeien; dat hij honderd mijlen ver
+zoowel 's daags als 's nachts duidelijk kon zien; en bij dit alles
+had hij minder slaap noodig dan een vogel.
+
+
+ Bij angst'ge reuzen meer bekend
+ Dan hij die zit in rust omhoog,
+ Wachter der lucht, en sluit geen oog.
+
+ Lied van Skirner.
+
+
+Heimdall werd verder toegerust met een schitterend zwaard en een
+wonderbare trompet, Giallar-hoorn geheeten, en de goden bevalen
+hem er op te blazen als hij hun vijanden zag aankomen, zeggende dat
+de klank er van alle wezens in den hemel, op aarde en in Niflheim
+zou wekken. De laatste hevige stoot er in zou de komst van den dag
+aangeven waarop de laatste strijd zou gestreden worden.
+
+
+ Ten strijd zijn de goden geroepen
+ Door den ouden
+ Giallar-hoorn,
+ Luid blaast Heimdall,
+ Zijn klank is in de lucht.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Om dit instrument, dat een zinnebeeld was van de wassende maan, altijd
+bij de hand te hebben, hing Heimdall het aan een tak van den Yggdrasil
+boven zijn hoofd of liet het zinken in de wateren van Mimirs bron. In
+deze bron lag het naast Odins oog, dat een zinnebeeld was van de maan
+wanneer zij vol is.
+
+Heimdalls paleis, Himinbiorg geheeten, lag op het hoogste punt van
+de brug, en hier bezochten de goden hem dikwijls om te smullen aan
+de heerlijke mee die hij hun voorzette.
+
+
+ 't Wordt genoemd Himinbiorg,
+ Waar Heimdall, zegt men,
+ Heeft woning en heerscht.
+ Daar de wachter drinkt
+ In still' oude hal
+ Vroolijk goede mee.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Heimdall werd altijd afgebeeld in schitterende witte rusting, en hij
+werd daarom genoemd de blinkende god. Hij stond ook bekend als de
+lichte, onschuldige en genaderijke god, en alle goden hielden van
+hem. Van moeders zijde verwant aan de zee werd hij somtijds tot de
+Vana's gerekend; en daar de oude Noormannen, vooral de IJslanders,
+wien de omringende zee het belangrijkste element scheen, dachten dat
+alles uit haar was voortgekomen, kenden zij hem een alles omvattende
+kennis toe en hielden hem voor bijzonder wijs.
+
+
+ Van d' Aesir de schoonste
+ Zag hij vooruit
+ Als d' and're Vanir.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Heimdall werd verder onderscheiden door zijn gouden tanden, die
+lichtten als hij sprak, en hem den bijnaam Gullintani (goudtandige)
+bezorgden. Hij was ook de fiere bezitter van een vlug, goudmanig paard
+dat Gull-top heette, en dat hem heen en weer droeg over de beweeglijke
+regenboogbrug. Deze ging hij vele malen per dag over, maar vooral in
+den vroegen morgen, en op dit uur droeg hij, als heraut van den dag,
+den naam Heimdellinger.
+
+
+ Vroeg reeds op Bifröst
+ Reed Ulfruns zoon,
+ De horenblazer
+ Van Himinbiörg.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Loki en Freya.
+
+Zijn buitengewoon scherp gehoor was oorzaak dat Heimdall op zekeren
+nacht door het geluid van zachte stappen--als van een kat--werd
+opgeschrikt; dit geluid kwam van den kant van Freya's paleis,
+Folkvang. Heimdall wierp zijn arendsblik door het duister en bespeurde
+dat het geluid werd veroorzaakt door Loki, die, heimelijk als een vlieg
+het paleis binnengekomen, naar Freya's bed was gegaan en haar blinkend
+gouden halsketen Brisinga-men, het zinnebeeld van de vruchtbaarheid
+der aarde, wilde stelen.
+
+Heimdall zag dat de godin in haar slaap zóó lag dat niemand met
+mogelijkheid de keten kon losmaken zonder haar te wekken. Loki stond
+eenige oogenblikken aarzelend naast het bed, en begon toen vlug
+de runen te mompelen waardoor de goden naar willekeur hun gedaante
+konden veranderen. Toen hij dit deed, zag Heimdall hem kleiner worden,
+totdat hij de afmeting en gedaante had gekregen van een vloo, en toen
+kroop hij onder de dekens en beet Freya in de zij, zoodat zij anders
+ging liggen zonder dat zij wakker was geworden.
+
+De gesp was nu zichtbaar en Loki maakte ze behoedzaam los en maakte
+zich van den begeerden schat meester, terwijl hij er dadelijk mee
+wegsloop. Heimdall schoot onmiddellijk naar voren om den nachtelijken
+dief te vervolgen, haalde hem spoedig in, trok zijn zwaard uit
+zijn scheede, om hem het hoofd af te slaan, toen de god zich in een
+flikkerende blauwe vlam veranderde. Snel als de gedachte nam Heimdall
+de gedaante aan van een wolk en zond een stroom regen neer om het
+vuur te blusschen; maar Loki veranderde even snel zijn gestalte in
+die van een grooten ijsbeer en opende zijn grooten muil om het water
+te verzwelgen. Heimdall, in het geheel niet bang, nam toen eveneens
+de gedaante aan van een beer en deed een moedigen aanval, maar toen
+het gevecht voor Loki noodlottig dreigde te eindigen, veranderde
+deze zich in een zeehond, en Heimdall desgelijks, waarop een laatste
+worsteling plaats greep, die hiermede eindigde, dat Loki den ketting
+moest teruggeven, die behoorlijk aan Freya weerom kwam.
+
+In deze mythe is Loki een zinnebeeld van de droogte, of van de
+verderfelijke invloeden van de te verschroeiende zonnehitte,
+die de aarde (Freya) komt berooven van haar schoonsten sier
+(Brisinga-men). Heimdall is een verpersoonlijking van den weldadigen
+regen en dauw, die, na een poos worstelen met zijn vijand, de droogte,
+hem de baas wordt en hem dwingt zijn buit af te staan.
+
+
+
+Heimdall's namen.
+
+Heimdall heeft verschillende andere namen, onder welke wij vinden
+die van Hallinskide en Irmin, want soms vervangt hij Odin en wordt
+vereenzelvigd met dien god, evenals met andere zwaardgoden, Er, Heru,
+Cheru en Tyr, die allen beroemd zijn door hun schitterende wapenen. Hij
+echter is het meest bekend als de wachter van den regenboog en de god
+des hemels en van de vruchtbare regens en den dauw die verfrissching
+aan de aarde brengen.
+
+Heimdall deelde ook met Bragi de eer van de helden in het Valhalla
+welkom te heeten, en, onder den naam van Riger, gold hij als de
+goddelijke voorvader van de verschillende groepen, die het menschelijke
+geslacht uitmaken, zooals blijkt in het volgende verhaal.
+
+
+
+De geschiedenis van Riger.
+
+ "Heilige kind'ren,
+ Groot en klein,
+ Zonen van Heimdall".
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Heimdall verliet op zekeren dag zijn plaats in Asgard om op aarde
+te dalen zooals de goden gewoon waren. Hij was niet ver gegaan, toen
+hij aan een armelijke hut op het zeestrand kwam, waar hij aantrof Ai
+(overgrootvader) en Edda (overgrootmoeder), een arm maar waardig paar,
+dat hem gastvrij uitnoodigde om hun eenvoudig maal varkensvleesch te
+deelen. Heimdall, die zich Riger noemde, nam verheugd deze invitatie
+aan en bleef bij het paar drie dagen, terwijl hij hen veel leerde. Na
+verloop van dien tijd hervatte hij zijn reis. Kort na zijn bezoek,
+baarde Edda een donkeren, dikken jongen, dien zij Thrall noemde.
+
+Thrall toonde weldra buitengewone physieke kracht en een grooten aanleg
+voor allen zwaren arbeid; en toen hij groot geworden was, nam hij tot
+vrouw Thyr, een zwaar gebouwd meisje met door de zon gebruinde handen
+en platte voeten, die, evenals haar man, vroeg en laat werkte. Vele
+kinderen werden dit paar geboren, en van hen stamden alle slaven van
+de noordelijke landen af.
+
+
+ Zij hadden kind'ren
+ En leefden gelukkig;
+
+ Z' omheinden landen,
+ Bemestten 't ploegveld,
+ Hoedden varkens,
+ Weidden geiten,
+ Groeven veen.
+
+ Rigsmál.
+
+
+Na de arme hut op de kale zeekust te hebben verlaten was Riger
+het land ingegaan, waar hij spoedig aan bebouwde velden kwam en een
+aanzienlijke boerderij. Deze vriendelijke woning binnentredend vond hij
+Afi (grootvader) en Amma (grootmoeder) die hem gastvrij uitnoodigden
+te gaan zitten en mede te eten van het eenvoudige maar overvloedige
+maal dat zij zouden gebruiken.
+
+Riger nam de uitnoodiging aan en hij bleef drie dagen bij zijn gastheer
+en gastvrouw, terwijl hij hun intusschen allerlei nuttige kennis
+mededeelde. Na zijn vertrek uit hun huis baarde Amma een blauwoogigen
+forschen knaap, dien zij Karl noemde. Toen hij groot werd spreidde hij
+enorme kennis van landbouwzaken ten toon, en te zijner tijd trouwde
+hij een vlugge en huishoudelijke vrouw, Snor geheeten, die hem vele
+kinderen baarde, van wie het ras der landbouwers afkomstig is.
+
+
+ Hij groeid' op,
+ Gedijde flink;
+ Hij temde ossen,
+ Maakte ploegen;
+ Bouwde huizen,
+ Maakte schuren,
+ Maakte wagens
+ En dreef den ploeg.
+
+ Rigsmál.
+
+
+Nadat hij dit huis van het tweede paar had verlaten, vervolgde Riger
+zijn reis, totdat hij kwam aan een heuvel, waarop een statig kasteel
+was gebouwd. Hier werd hij ontvangen door Fadir (vader) en Modir
+(moeder), die, wel gevoed en weelderig gekleed, hem hartelijk welkom
+heetten, en hem voorzetten lekkere spijzen en heerlijke wijnen.
+
+Riger bleef drie dagen bij dit paar en keerde vervolgens naar
+Himinbiorg terug om zijn taak als wachter van de Asa-brug te hervatten;
+en spoedig daarop baarde de vrouw van het kasteel een schoonen,
+slank gebouwden knaap, dien zij Jarl noemde. Dit kind toonde vroeg
+groote liefde voor de jacht en allerlei krijgsmansoefeningen, leerde de
+runen verstaan en liefde om groote daden van dapperheid te verrichten,
+die zijn naam beroemd maakten en glorie gaven aan zijn geslacht. Man
+geworden huwde Jarl Erna, een aristokratisch en slank gebouwd meisje,
+dat zijn huishouden met verstand waarnam en hem vele kinderen baarde,
+allen bestemd om te regeeren; de jongste van dezen, Konur, werd de
+eerste koning van Denemarken. Deze mythe geeft goed aan het sterk
+klassegevoel onder de noordelijke volken.
+
+
+ Op groeiden
+ Jarl's zonen;
+ Zij temden paarden,
+ Bogen schilden
+ Gladden pijlen,
+ Drilden speren,
+ Maar Kon, de jongste,
+ Wist de runen
+ Eeuw'ge runen
+ En levensrunen.
+
+ Rigsmál.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XIV: HERMOD.
+
+
+De vlugge god.
+
+Een andere zoon van Odin was Hermod, zijn speciale dienaar, een
+schitterende en schoone jonge god, die begaafd was met groote snelheid
+van beweging en daarom als de snelle of vlugge god werd aangeduid.
+
+
+ Maar een was er, van alle goden d' eerste,
+ In snelheid, Hermod werd zijn naam genoemd,
+ Het vlugst was hij.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Wegens deze belangrijke eigenschap deed Hermod doorgaans bij de
+goden als bode dienst, en op een enkel teeken van Odin was hij altijd
+bereid om zich naar welk deel der schepping ook heen te spoeden. Als
+een bijzonder bewijs van gunst gaf Alvader hem een prachtig pantser
+en een helm, die hij dikwijls aandeed als hij ging deelnemen aan het
+gevecht, en soms vertrouwde Odin aan zijn zorg toe de kostbare speer
+Gungnir, en gebood hem die over de hoofden der strijdenden te werpen,
+die op het punt waren den slag te wagen, opdat hun moed tot moordende
+woede zou worden aangezet.
+
+
+ Laat ons Odin bidden
+ In ons te varen;
+ Hij geeft en gunt
+ Den goeden goud;
+ Hij gaf aan Hermod
+ Een helm en pantser.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Hermod had behagen in het gevecht en heette dikwijls "de moedige in
+den slag", en werd vereenzelvigd met den god van het Al, Irmin. Men
+zegt dat hij soms de Valkyren vergezelde op hun rit naar de aarde,
+en vaak de krijgers naar het Valhalla begeleidde, waarom hij beschouwd
+werd als de gids der heldhaftige dooden.
+
+
+ Tot hem sprak Hermoden, sprak Brage:
+ "Wij groeten u uit naam van allen,
+ Bij de goden bekend om uw moed zijt gij,
+ En zij nooden u uit in hun hallen.
+
+ Owen Meredith.
+
+
+Hermod's kenmerkend attribuut was, behalve zijn pantser en helm, een
+stok of staf, die Gambantein heette, het teeken van zijn waardigheid,
+dat hij overal mededroeg.
+
+
+
+Hermod en de Waarzegger.
+
+Eens door onbepaalde angsten voor de toekomst gedrukt en van de Nornen
+geen voldoende antwoorden op zijn vragen kunnende verkrijgen, beval
+Odin Hermod zijn wapenrusting aan te doen en Sleipnir te zadelen, dien
+hij, behalve Odin, alleen berijden mocht, en zich te spoeden naar het
+land van de Finnen. Dit volk, dat in de bevroren poolstreken woonde,
+had--zoo meende men--behalve dat het de koude stormen kon verwekken,
+die van het noorden aanwoeien en veel ijs en sneeuw in hun gevolg
+meebrachten, groote geheimzinnige vermogens.
+
+De beroemdste van deze Finsche toovenaars was Rossthiof (de
+paardendief) die gewoon was reizigers in zijn gebied te halen door
+middel van magische kunsten, om hen te berooven en te vermoorden, en
+hij vermocht de toekomst te voorspellen, ofschoon hij steeds onwillig
+was het te doen.
+
+Hermod, "de snelle" reed vlug noordwaarts, met de opdracht dezen Fin
+te zoeken, en in plaats van zijn eigen stok droeg hij Odins runenstaf,
+dien Alvader hem had gegeven om alle belemmeringen, die Rossthiof
+tegen hem zou mogen in het werk stellen, uit den weg te ruimen. In
+weerwil van de schimachtige monsters en de onzichtbare hinderlagen en
+valstrikken, kon Hermod de woning van den toovenaar veilig bereiken,
+en toen de reus hem aanviel, kon hij hem met gemak overwinnen en
+bond hij hem aan handen en voeten, zeggende dat hij hem niet vrij
+zou laten eer hij beloofde alles te openbaren wat hij wilde weten.
+
+Toen Rossthiof zag dat er geen kans op ontvluchten was, beloofde hij
+te zullen doen als zijn overwinnaar wenschte, en, in vrijheid gesteld,
+begon hij dadelijk bezweringen te mompelen. Zoodra deze gehoord werden,
+verborg zich de zon achter de wolken, de aarde schudde en beefde,
+en de stormwinden huilden, als een troep hongerige wolven.
+
+Naar den horizon wijzende zei de toovenaar dat Hermod moest zien,
+en de snelle god zag in de verte een grooten stroom bloed die den
+grond rood maakte. Terwijl hij keek naar dien wonderbaren stroom
+verscheen plotseling een oude vrouw en een oogenblik later stond een
+klein kind naast haar. Tot verbazing van den god groeide dit kind zóó
+wonderbaarlijk snel dat hij weldra volwassen was, en Hermod bespeurde
+dat hij stoutmoedig een boog met pijlen zwaaide.
+
+Rossthiof begon nu de voorteekenen te verklaren, die zijn kunst
+bezworen had, en hij legde uit dat de stroom bloed den moord van
+een der zonen van Odin aanduidde, maar dat als de vader der goden
+zou vrijen en veroveren Rinda, in het land der Ruthenen (Russen),
+zij hem een zoon zou baren die volwassen zou zijn in een paar uur en
+zijn broeders dood wreken zou.
+
+
+ Rind zal baren een zoon,
+ In de west'lijke hallen;
+ Hij zal Odins zoon verslaan,
+ Één nacht oud.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Hermod luisterde aandachtig naar de woorden van Rossthiof en bij
+zijn terugkeer naar Asgard vertelde hij alles wat hij gezien en
+gehoord had aan Odin, wiens vreezen bevestigd werden, en die dus met
+zekerheid wist dat hij een zoon door een gewelddadigen dood verliezen
+zou. Hij troostte zich echter met de gedachte dat een ander van zijn
+afstammelingen de misdaad zou wreken en hij dus de genoegdoening zou
+krijgen die een echte Noorman altijd verlangde.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XV: VIDAR.
+
+
+De zwijgende god.
+
+Men verhaalt dat Odin eens verliefd was op de schoone reuzin Grid,
+die woonde in een spelonk in de woestijn en dat, toen hij haar
+vrijde, hij van haar gedaan kreeg dat zij zijn vrouw werd. Uit deze
+verbintenis tusschen Odin (geest) en Grid (stof) kwam Vidar voort,
+een zoon die even sterk als stil was, en dien de ouden beschouwden
+als een verpersoonlijking van het oorspronkelijke woord of van de
+onsterflijke natuurkrachten.
+
+Evenals de goden, door Heimdall, nauw verbonden waren met de zee, waren
+zij ook na verwant aan de bosschen en de natuur in het algemeen door
+Vidar, die de "zwijgende" genoemd werd en die bestemd was hun ondergang
+te overleven en te heerschen over een herboren aarde. Deze god woonde
+in Landvidi (het wijde land), een paleis versierd met groene takken en
+versche bloemen, gelegen in het midden van een ondoordringbaar oerwoud,
+waar de diepste stilte heerschte en de eenzaamheid, door hem bemind.
+
+
+ Overgroeid met struiken
+ En met hoog gras
+ In Vidar's wijd land.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+De oude Skandinavische opvatting van den zwijgenden Vidar is inderdaad
+zeer grootsch en dichterlijk en werd ingegeven door het woeste
+Noorsche landschap. "Wie heeft ooit gezworven door zulke wouden,
+vele mijlen ver, in een onbegrensde verte, zonder pad, zonder doel,
+tusschen hun geweldige schaduwen, hun gewijde duisternis, zonder
+vervuld te zijn met diepen eerbied voor de verheven grootheid der
+Natuur, die alle menschenwerk te boven gaat, zonder te voelen de
+verhevenheid der idee die den grondslag vormt van Vidar's wezen?"
+
+
+
+Vidar's schoen.
+
+Vidar wordt afgebeeld als slank, welgebouwd en schoon, gekleed in
+wapenrusting, omgord met een zwaard dat een breed lemmet heeft, en
+geschoeid met een grooten ijzeren of lederen schoen. Volgens sommige
+mythologen had hij deze eigenaardige voetbedekking te danken aan
+zijn moeder Grid, die, wetende dat hij op den jongsten dag zou moeten
+vechten tegen het vuur, haar als een bescherming bedoelde tegen het
+vurig element, zooals haar ijzeren handschoen Thor had beschut in
+zijn strijd tegen Geirrod. Maar andere bronnen zeggen dat zijn schoen
+was gemaakt van de lederreepen, die Noorsche schoenlappers hadden
+weggegeven of weggegooid. Daar het voornaamste was, dat de schoen
+groot en sterk genoeg moest zijn om de scherpe tanden van Fenrils
+wolf op den jongsten dag weerstand te bieden, was het een punt van
+religieuse verplichting onder Noorsche schoenmakers zooveel stukken
+en snippers leer als mogelijk was weg te geven.
+
+
+
+De profetie van de Nornen.
+
+Toen Vidar zijn makkers in het Valhalla ontmoette, heetten zij hem
+vroolijk welkom, want zij wisten dat zijn groote kracht hun van goeden
+dienst zou zijn in tijd van nood. Nadat zij hem vriendschappelijk
+hadden onthaald op de gouden meede, beval Alvader hem te volgen naar
+de Urdarfontein, waar de Nornen altijd bezig waren met het weven van
+hun web. Door Odin ondervraagd aangaande zijn toekomst en Vidars lot,
+antwoordden de drie zusters in orakeltaal en uitten elk een zin:
+
+
+ Vroeg begonnen.
+ Verder gesponnen.
+ Gedaan wat verzonnen.
+
+
+Hier voegde haar moeder, Wyrd, de oorspronkelijke godin van het noodlot
+bij: Met vreugd nog eens gewonnen. Deze geheimzinnige antwoorden
+zouden volstrekt onbegrijpelijk zijn gebleven, had de godin niet
+verklaard dat de tijd verder gaat, dat alles moet veranderen, dat
+als zijn vader zou vallen in den laatsten slag, zijn zoon Vidar zijn
+wreker zou zijn en zou leven om over een herboren wereld te heerschen,
+nadat hij al zijn vijanden overwonnen had.
+
+
+ Daar zit Odins
+ Zoon op het paard;
+ Zal wreken zijn vader.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Terwijl Wyrd sprak, sidderden de bladeren van den wereldboom alsof
+zij door een koelte bewogen werden, de arend op zijn hoogsten tak
+klapte met zijn vleugels, en de slang Nidhug staakte een oogenblik
+zijn vernielingswerk aan de wortelen van den Boom. Grid, bij vader
+en zoon komend, verheugde zich met Odin toen zij hoorde dat hun zoon
+bestemd was de oudere goden te overleven en over den nieuwen hemel
+en de nieuwe aarde te heerschen.
+
+
+ Daar wonen Vidar en Vale
+ In de heilige verblijven,
+ Als het vuur van Surt is gebluscht.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+Vidar sprak echter geen woord, maar keerde langzaam terug naar zijn
+paleis Landvidi, in het hart van het oorspronkelijke woud en, daar,
+op zijn troon zittend dacht hij lang na over eeuwigheid, toekomst
+en oneindigheid. Als hij hare geheimen peilde, maakte hij ze nooit
+openbaar, want de ouden verzekerden dat hij "zwijgend als het graf"
+was--een zwijgen, dat aanduidde dat niemand weet wat hem in het
+toekomstige leven te wachten staat.
+
+Vidar was niet alleen een verpersoonlijking van de onvergankelijkheid
+der natuur, maar hij was ook een zinnebeeld van de opstanding en
+de vernieuwing, aanduidend de eeuwige waarheid dat nieuwe loten en
+bloesems zullen ontluiken om te vervangen die welke afgevallen zijn.
+
+De schoen dien hij droeg zou zijn verdediging zijn tegen den wolf
+Fenris, die, Odin verslagen hebbende, zijn woede tegen hem zou keeren
+en zijn vreeslijke kaken zou openen om hem te verslinden. Maar de oude
+Noormannen zeiden dat Vidar den dus bekleeden voet zou uitstrekken
+tegen de benedenkaak van het monster, en, de bovenkaak vastgrijpend,
+met hem worstelen zou totdat hij hem in tweeën had gescheurd.
+
+Daar slechts één schoen vermeld wordt in de Vidar-mythen,
+vooronderstellen sommige mythologen dat hij maar één been had, en
+de verpersoonlijking was van een waterstraal, die plotseling op den
+jongsten dag zou opstijgen, om het woeste vuur uit te blusschen,
+dat in den verschrikkelijken wolf Fenris verpersoonlijkt was.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XVI: VALI.
+
+
+Het vrijen van Rinda.
+
+Billing, de koning van de Ruthenen, was zeer teleurgesteld toen hij
+hoorde dat een groote macht zijn rijk zou binnenvallen, want hij was
+te oud om als vroeger te vechten, en zijn eenig kind, een dochter
+die Rinda heette, weigerde, ofschoon zij op huwbaren leeftijd was,
+een echtgenoot te kiezen uit hare vele vrijers, en dan haren vader
+de hulp te geven, die hij zoo smartelijk miste.
+
+Terwijl Billing mistroostig nadacht in zijn hal, trad plotseling een
+vreemdeling zijn paleis binnen. De koning keek op, en zag een man
+van middelbaren leeftijd, gewikkeld in een wijden mantel, met een
+breedgeranden hoed over zijn voorhoofd getrokken om te verbergen dat
+hij slechts één oog had. De vreemdeling vroeg beleefd naar de oorzaak
+van zijn klaarblijkelijke neerslachtigheid, en daar er iets in zijn
+houding was dat vertrouwen inboezemde, vertelde de koning hem alles,
+en op het eind van het verhaal bood hij aan het leger der Ruthenen
+tegen hun vijand aan te voeren.
+
+Toen zijn diensten met blijdschap waren aanvaard, duurde het niet lang
+of Odin--want hij was het--behaalde een merkwaardige overwinning, en,
+in triomf terugkeerend, vroeg hij toestemming om 's konings dochter
+Rinda te vrijen. Ofschoon de pretendent op jaren was, hoopte Billing
+dat zijn dochter een gunstig oor zou leenen aan een vrijer die zich
+zeer bleek te onderscheiden en hij gaf onmiddellijk toestemming. Zoo
+vertoonde Odin, nog onbekend, zich aan de prinses, maar zij wees boos
+zijn voorstel af en sloeg hem ruw om de ooren toen hij haar poogde
+te kussen.
+
+Genoopt zich terug te trekken, gaf Odin niettemin het plan niet op
+Rinda tot zijn vrouw te maken, want hij wist, dank zij Rossthiofs
+profetie, dat geen andere dan zij den aangewezen wreker van zijn
+vermoorden zoon kon ter wereld brengen. Zijn volgende poging was dus
+de gedaante van een smid aan te nemen, en in die vermomming kwam
+hij terug in Billings hal, en terwijl hij kostelijke versierselen
+maakte van zilver en goud, vermenigvuldigde hij zóó kunstig deze
+schoone bijouteriën, dat de koning gaarne zijn toestemming gaf, toen
+hij vroeg of hij zich tot de prinses mocht wenden. De smid, Rosterus,
+zooals hij zich aandiende, werd echter met even weinig plichtplegingen
+door Rinda afgescheept als zij dit den gelukkigen veldheer had gedaan;
+maar ofschoon zijn oor opnieuw suisde van haar harden klap, was hij
+meer besloten dan ooit haar tot zijn vrouw te maken.
+
+Den volgenden keer toen Odin zich vertoonde voor de grillige dame,
+was hij vermomd als een fier oorlogsheld, want, dacht hij, een jong
+soldaat zou misschien het hart van het meisje treffen, maar toen hij
+haar weer poogde te kussen, stootte zij hem zóó plotseling terug,
+dat hij struikelde en op één knie viel.
+
+
+ Menig schoone maagd
+ Is voor mannen onverschillig
+ Als men haar kent;
+ Dat ondervond ik
+ Toen ik beproefde,
+ Dat stille meisje
+ Voor mij te winnen;
+ Allerlei smaad
+ Hoopte toen op mij
+ Dat luimige kind;
+ Niets van die schoone kreeg ik gedaan.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Deze derde beleediging maakte Odin zóó woedend, dat hij zijn
+magischen runestaf uit zijn borst trok, hem op Rinda richtte en
+een zóó vreeselijke bezwering uitsprak, dat zij in de armen harer
+dienstbaren viel, stijf en schijnbaar levenloos.
+
+Toen de prinses weer tot zich zelf kwam, was haar vrijer verdwenen,
+maar de koning ontdekte tot zijn groot verdriet dat zij geheel haar
+verstand verloren had en zwaarmoedig krankzinnig was. Te vergeefs
+werden alle dokters geroepen en beproefden zij hun middelen; het meisje
+bleef stil en bedroefd, en haar ongeruste vader had bijna alle hoop
+opgegeven, toen een oude vrouw, die zich als Vecha, of Vak, aandiende,
+verscheen, en aanbood de prinses te genezen. De oude vrouw, die Odin
+was in vermomming, schreef der patiënte eerst een voetbad voor; maar,
+toen dit geen kennelijke uitwerking scheen te hebben, stelde zij voor
+met een krachtiger behandeling de proef te nemen. Tot dit doel, zei
+Vecha, moest de patiënte aan haar uitsluitende zorg worden toevertrouwd
+en stevig worden vastgebonden zoodat zij niet den minsten weerstand kon
+bieden. Billing, die zijn kind wilde redden, vond alles goed; en toen
+hij dus volledige macht over Rinda had gekregen, dwong Odin haar hem
+te huwen, terwijl hij haar slechts uit hare banden en hare betoovering
+los liet, toen zij eerlijk beloofd had zijn vrouw te worden.
+
+
+
+De geboorte van Vali.
+
+De voorspelling van Rossthiof was nu vervuld, want Rinda baarde een
+zoon, Vali (Ali, Bous of Beav) geheeten, een personifiëering van het
+lengen der dagen, die zóó snel opgroeide, dat hij in den loop van één
+enkelen dag zijn volle lengte kreeg. Zonder zelfs den tijd te nemen
+om zijn gezicht te wasschen of zijn haar te kammen, haastte zich deze
+jonge god naar Asgard, boog en pijl in de hand, om Balders dood op
+zijn moordenaar Hodur, den blinden god der duisternis, te wreken.
+
+
+ Zie, Vali komt, straft Hodur blind,
+ Hij zoon van 't west en Rinda's kind,
+ En Odins, in één dag volboren,
+ Hij gunt zich rust niet naar behooren,
+ Noch toeft te wasschen zich de handen
+ Zich 't haar te kammen, ijlt door landen
+ Totdat z'n roeping is vervuld
+ En Hodur heeft geboet zijn schuld.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+In deze mythe weerstaat Rinda, een verpersoonlijking van de bevroren
+aardkorst, de warme liefde van de zon, Odin, die te vergeefs aanduidt
+dat de lente de tijd is voor oorlogsondernemingen, en die de sieraden
+van den gouden zomer aanbiedt. Zij geeft slechts toe, als, na een bui
+(het voetbad) de dooi begint. Overwonnen dan door de onweerstaanbare
+macht van de zon, geeft de aarde zich neer onder zijn omhelzing,
+wordt bevrijd van de betoovering (het ijs) die haar hard en koud
+maakte, en brengt voort Vali, den voeder, of Bous, den boer, die
+uit zijn donkere hut te voorschijn komt als de liefelijke dagen zijn
+gekomen. Het vermoorden van Hodur door Vali beteekent dus het "voor
+den dag komen van nieuw licht na de duisternis van den winter."
+
+Vali, die als een der twaalf goden voorkomt welke de zetels in de
+groote hal van Gladsheim innemen, deelde met zijn vader het huis dat
+Valaskialf heette, en was, reeds vóór zijn geboorte, voorbestemd om
+het laatste gevecht en de godenschemering te overleven, en met Vidar
+te regeeren over de herboren aarde.
+
+
+
+Dienst van Vali.
+
+Vali is de god van het eeuwige licht, zooals Vidar van de
+onvergankelijke stof; en daar de lichtstralen dikwijls pijlen heetten,
+wordt hij altijd als boogschutter voorgesteld en vereerd. Daarom wordt
+zijn maand in den Noorschen kalender aangeduid door het teeken van
+den boog, en heet Lios-beri, de lichtbrengende. Daar zij valt tusschen
+het midden van Januari en Februari, wijdden de eerste Christenen deze
+maand aan St. Valentijn, die ook een ervaren boogschutter was, en die,
+evenals Vali, de heraut van lichter dagen heette, en de wekker van
+teedere gevoelens en de beschermheer van alle minnaars.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XVII: DE NORNEN.
+
+
+De drie schikgodinnen.
+
+De Noorsche godinnen van het noodlot, die Nornen heetten, waren in
+geen enkel opzicht afhankelijk van de andere goden, die noch naar hare
+besluiten mochten vragen, noch er invloed op oefenen. Zij waren drie
+zusters, waarschijnlijk afstammelingen van den reus Norvi, van wien
+Nott (nacht) afkomstig was. Zoodra de Gouden Eeuw voorbij was en de
+zonde zelfs de hemelsche woningen van Asgard binnensloop, verschenen
+de Nornen onder den grooten esch Yggdrasil en vestigden zich bij de
+Urdar-fontein. Volgens sommige bronnen moesten zij de goden waarschuwen
+voor toekomstig kwaad, hen op het hart binden goed gebruik te maken
+van het heden, en hen gezonde lessen leeren trekken uit het verleden.
+
+Deze drie zusters die Urd, Verdandi en Skuld heetten, stelden het
+verleden, het heden en de toekomst voor. Haar voornaamste bezigheden
+waren de webbe van het lot te weven, dagelijks den heiligen boom
+te besprenkelen met water uit de Urdar-fontein en versche aarde te
+leggen om zijn wortelen, opdat hij frisch en altijd groen zou blijven.
+
+
+ Vandaar komen de maagden
+ Die zeer veel weten,
+ Drie van de hal
+ Beneden den boom;
+ Een heette was,
+ D' andre zijnde
+ De derde die zijn zal.
+
+ De Völuspâ.
+
+
+Sommigen beweren verder dat de Nornen wacht hielden over de gouden
+appelen, die aan de takken van den boom des levens, der ervaring en
+der kennis hingen, en dat zij slechts Idoen toestonden de vrucht te
+plukken, de vrucht waardoor de goden konden vernieuwen hun jeugd.
+
+De Nornen verzorgden en voedden ook twee zwanen die over het
+spiegelgladde oppervlak van de Urdarfontein zwommen en van die paar
+vogels stammen--meende men--alle zwanen op aarde af. Soms, zoo
+zegt men, bekleedden zich de Nornen met zwanenveeren om de aarde
+te bezoeken, of vermaakten zich als meerminnen langs de kusten en
+in verschillende meren en rivieren, waar zij van tijd tot tijd aan
+de stervelingen verschenen om hun de toekomst te voorspellen of hun
+wijzen raad te geven.
+
+
+
+Het web der Nornen.
+
+De Nornen weefden soms zóó groote webben dat als een van de wevers
+stond op een hoogen berg in het verste Oosten, een ander ver in de
+Westersche zee waadde. De draden van haar weefsel geleken op koorden
+en verschilden zeer in kleur, in overeenstemming met den aard der
+gebeurtenissen die zouden geschieden, en een zwarte draad, die
+van het Noorden ging naar het Zuiden, gold vast als een teeken van
+dood. Wanneer deze zusters de spoel deden wentelen af en aan, zongen
+zij een plechtig gezang. Zij schenen niet te weven volgens hare eigen
+wenschen, maar blindelings alsof zij met tegenzin den wil uitvoerden
+van Orlog, de eeuwige wet van het al, een oudere en hoogere macht,
+die blijkbaar begin noch einde had.
+
+Twee van de Nornen, Urd en Verdandi, werden voor heel welwillend
+gehouden, terwijl, zooals men zeide, de derde steeds haar werk te niet
+deed en het dikwijls, als het bijna klaar was, toornig in flarden
+scheurde, terwijl zij de overblijfselen op de winden des hemels
+uitstrooide. Als verpersoonlijking van den tijd werden de Nornen
+voorgesteld als zusters van verschillenden leeftijd en karakter,
+terwijl Urd (Wurd, tooverkracht) heel oud en afgeleefd scheen en
+voortdurend omkeek alsof zij zich verdiepte in het beschouwen van
+voorbijgegane gebeurtenissen en volken van het verleden; Verdandi, de
+tweede zuster, jong, actief en zonder vrees, keek recht voor zich uit,
+terwijl Skuld, het type van het toekomstige, meestal afgebeeld werd
+als dichtgesluierd, met het hoofd gekeerd in tegengestelde richting
+als Urd, en vasthoudend een boek of rol, die nog niet geopend of
+ontrold was.
+
+Dagelijks kregen deze Nornen bezoek van de goden, die ze gaarne
+raadpleegden; en zelfs Odin reed dikwijls naar de Urdarfontein om
+haar hulp in te roepen, want meestal beantwoordden zij zijn vragen,
+'t zwijgen bewarend over zijn eigen lot en dat zijner medegoden.
+
+
+ Lang en heel snel reed hij heen,
+ Onders 's Levens boom (waar 't vocht
+ Van de heil'ge Bron welt) zocht
+ Urdar, Norne van 't Verleên;
+ Maar haar oog, dat rugwaarts zag
+ Hielp hem niet op dezen dag.
+ Op Verdandi's blad viel neer
+ Schaduw, meldend kommer meer,
+ Schaduw, die op Asgard hing,
+ Wierp er op een duistren kring
+ 't Geheim was niet bij deze vrouw,
+ Wat 't schoone Valhall redden zou.
+ De jongste zuster, van wat komt
+ Norna, Skuld, bleef gansch verstomd.
+ Toen hij vroeg om toekomsts zin,
+ Haar somber oog sloot kommer in.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+
+Andere beschermgeesten.
+
+Behalve de drie voornaamste Nornen, waren er vele andere, veel minder
+belangrijk, die de beschermgeesten der menschheid schijnen te zijn
+geweest, aan wie zij dikwijls verschenen, terwijl zij allerlei soorten
+van geschenken aan hun gunstelingen gaven, en zelden in gebreke bleven
+tegenwoordig te zijn bij geboorte, bij huwelijk en dood.
+
+
+ Veelvuldig is hun maagschap, wie zal hen noemen allen?
+ Zij heerschen over de menschen en der sterren rijzen en vallen.
+
+ Sigurd de Volsung (William Morris).
+
+
+
+De geschiedenis van Nornagesta.
+
+Eens bezochten de drie zusters Denemarken, en traden de woning binnen
+van een edelman, toen zijn eerste kind ter wereld kwam. Het vertrek
+binnentredend waar de moeder lag, beloofde de eerste Norne dat het
+kind flink en braaf zou zijn, en de tweede dat hij gelukkig zou wezen
+en een groot zanger zou worden--voorspellingen, die de harten der
+ouders met blijdschap vervulden. Intusschen had zich het nieuws van
+het gebeurde verspreid, en de buren kwamen in zóó groote menigte het
+vertrek binnen dat het dringen van de nieuwsgierige schare schuld
+was dat de derde Norne op ruwe wijze van haar stoel werd gestooten.
+
+Boos over deze beleediging stond Skuld trotsch op en zei dat de giften
+harer zusters niet zouden baten, daar zij zou bepalen dat het kind niet
+langer zou leven dan de kaars die bij het bed stond zou branden. Deze
+onheilspellende woorden vervulden het hart der moeder met schrik,
+en bevend sloot zij haar kind vaster aan haar borst, want de kaars
+was bijna afgebrand en het kon niet lang meer duren of zij ging
+uit. De oudste Norne echter had geen plan haar voorspelling aldus
+te niet te laten doen; maar daar zij hare zuster niet kon dwingen
+hare woorden in te trekken, greep zij snel de kaars, deed het licht
+uit en terwijl zij het rookende eind aan de moeder van het kind gaf,
+beval zij haar het zorgvuldig te bewaren, en het nooit aan te steken
+eer haar zoon van het leven genoeg had.
+
+
+ In het huis was het nacht:
+ De Nornen kwamen
+ Die zouden beslissen
+ Over 's prinsen leven.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Deze jongen werd Nornagesta genoemd ter eere van de Nornen, en groeide
+op tot een zoo schoonen, dapperen en begaafden man als een moeder
+maar kon wenschen. Toen hij oud genoeg was om den ernst van het hem
+toevertrouwde te verstaan, vertelde hem zijn moeder de geschiedenis
+van het bezoek der Nornen, en gaf hem het eindje kaars dat hij vele
+jaren bewaarde, terwijl hij het veiligheidshalve in de kast van zijn
+harp opborg. Toen zijn ouders dood waren, zwierf Nornagesta van plaats
+tot plaats, en nam deel aan ieder gevecht en onderscheidde zich in
+den oorlog, zijn heldenwijzen zingend waar hij ook ging. Daar hij van
+geestdriftigen en dichterlijken aard was, had hij niet spoedig genoeg
+van het leven, en terwijl andere helden gerimpeld en oud werden, bleef
+hij jong van hart en krachtig van gestalte. Hij was dus getuige van
+de geweldige daden der heldeneeuwen, was de trouwe makker van de oude
+krijgslieden, en nadat hij driehonderd jaar geleefd had, zag hij dat
+het geloof in de oude heidensche goden langzamerhand plaats maakte
+voor de prediking der Christenzendelingen. Eindelijk kwam Nornagesta
+aan het hof van koning Olaf Tryggvesson, die, overeenkomstig zijn
+gewoonte, hem schier door geweld bekeerde en hem dwong den doop te
+ontvangen. Wenschend zijn volk te overtuigen dat de tijd voor het
+bijgeloof voorbij was, noodzaakte de koning den ouden skalde de kaars
+voor den dag te halen en aan te steken, die hij meer dan drie eeuwen
+zorgvuldig had bewaard.
+
+Ofschoon hij pas bekeerd was, sloeg Nornagesta de flikkerende vlam
+angstig gade, en toen zij ten slotte uitging, zonk hij levenloos op
+den grond, dus bewijzend, in weerwil van den ontvangen doop, dat hij
+nog in de voorspelling van de Nornen geloofde.
+
+In de middeleeuwen, en zelfs later, komen de Nornen in vele verhalen
+en mythen voor, en verschijnen dan als feeën of heksen, zooals, bij
+voorbeeld, in het verhaal van de "Schoone Slaapster", en Shakespeare's
+treurspel Macbeth.
+
+
+ Eerste heks. Wanneer 't volgend samenzijn?
+ Bij regen, storm of weerlichtsschijn?
+
+ Tweede heks. Als 't rumoeren is gedaan,
+ Als men hoort victorie slaan.
+
+ Derde heks. Dat is na zonsondergaan.
+
+ Shakespeare's Macbeth (vert. v. Burgersdijk).
+
+
+
+De Vala.
+
+Soms droegen de Nornen den naam Vala, of profetessen, want zij hadden
+de gave der waarzegging--een gave die bij alle noordelijke volken
+in hoog aanzien was. Zij dachten dat zij het vrouwelijk geslacht was
+voorbehouden. De voorspellingen van de Vala werden nooit in twijfel
+getrokken, en men zegt dat de Romeinsche generaal Drusus zóó verschrikt
+was door de verschijning van Veleda, een der profetessen, die hem
+waarschuwde niet de Elbe over te trekken, dat hij inderdaad het sein
+tot den terugtocht gaf. Zij voorspelden zijn ophanden zijnden dood,
+die inderdaad kort daarop plaats had door een val van zijn paard.
+
+Deze profetessen, die ook bekend waren als Idises, Dises, of
+Hagedises, deden dienst in de boschtempels en in de heilige wouden,
+en vergezelden altijd de legers die een aanval deden. Aan het hoofd of
+in het midden van de schare rijdend, zetten zij de strijders krachtig
+tot de overwinning aan, en als de slag voorbij was sneden zij dikwijls
+den bloedigen arend op de lichamen van de gevangenen. Het bloed werd
+verzameld in groote tonnen, waarin de Dises hare naakte armen tot
+de schouders toe dompelden, voordat zij deel namen aan milden daad
+waarmee de plechtigheid eindigde.
+
+Het is niet te verwonderen dat deze vrouwen zeer gevreesd waren. Offers
+werden gebracht om ze gunstig te stemmen, en eerst in latere tijden
+werden zij verlaagd tot den rang van heksen, en verwezen naar de
+duivelbende op den Brocken, of den Blocksberg, in den Valpurgisnacht.
+
+Behalve de Nornen of Dises, die ook als schutsgodinnen beschouwd
+werden, schreven de Noormannen aan ieder menschelijk wezen een
+beschermgeest toe, Fylgie geheeten, die hem zijn geheele leven
+vergezelde, hetzij in menschelijke, hetzij in dierlijke gestalte,
+en onzichtbaar was, behalve op het oogenblik van zijn dood voor allen
+behalve de enkele ingewijden.
+
+De allegorische beteekenis van de Nornen en van hun web des lots is
+te duidelijk om verklaring te eischen; toch hebben enkele mythologen
+ze tot geesten van de lucht gemaakt, en zeggen dat haar webbe het
+wolkenweefsel was, en dat de nevelbanden, die zij knoopten van rots
+tot boom, van berg tot berg, gewelddadig verscheurd werden door den
+plotselingen opstekenden wind. Sommige autoriteiten zeggen bovendien
+dat Skuld, de derde Norne, bij tijd en wijle een Valkyre was, en dan
+weer de godin van den dood, de schrikwekkende Hel voorstelde.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XVIII: DE VALKYREN.
+
+
+De slagmaagden.
+
+Odin's speciale dienaressen, de Valkyren, of slagmaagden, waren òf
+zijn dochters zooals Brunhild, òf het kroost van sterfelijke koningen,
+maagden die het voorrecht hadden onsterflijk en onwondbaar te blijven
+zoolang zij den god trouw gehoorzaamden en maagden bleven. Zij en hunne
+paarden waren de verpersoonlijking van de wolken, hare schitterende
+wapenen waren de bliksemschichten. De ouden dachten dat zij naar
+de aarde streken op Valfaders bevel, om onder de in het gevecht
+gesneuvelden de helden te kiezen, die waardig waren de vreugde van
+het Valhalla te genieten, en dapper genoeg om hulp te verleen en aan
+de goden wanneer de groote slag zou bevochten worden.
+
+
+ Daar door een slagveld, waar de mannen sneuv'len,
+ Rijden zij voort, haar paarden diep in 't bloed,
+ Lezen de dappersten ten doode uit,
+ Brengen hen thuis des avonds in den hemel,
+ Tot vreugd der goden en tot Valhall's feest.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Deze maagden werden voorgesteld als jong en schoon, met verblindend
+witte armen en golvend gouden haar. Zij droegen helmen van zilver
+of goud, en bloedroode pantsers, en met blinkende speren en schilden
+snelden zij moedig door het gevecht op hare vurige witte rossen. Deze
+paarden galoppeerden door de lucht en over de sidderende Bifröst,
+dragende niet alleen hun schoone berijdsters, maar ook de verslagen
+helden, die, nadat zij den doodskus der Valkyren ontvangen hadden,
+dan onmiddellijk naar het Valhalla werden overgebracht.
+
+
+
+De wolkenpaarden.
+
+Daar de rossen van de Valkyren verpersoonlijkingen waren van de wolken,
+moest men natuurlijk denken dat de ruige vorst en de dauw op aarde
+neerdruppelden van hun schitterende manen, als zij snel af en aan
+stormden door de lucht. Zij werden daarom in hooge eere gehouden,
+want het volk schreef aan haren weldadigen invloed toe veel van de
+vruchtbaarheid der aarde, lieflijkheid van dal en berghelling, de
+pracht der pijnboomen, en de vetheid van het weideland.
+
+
+
+Zij kiezen de gevallenen.
+
+De Valkyren werden niet enkel naar de slagvelden op aarde gezonden,
+maar dikwijls reden zij over de zee en namen de stervende Vikings
+op van hun zinkende drakenschepen. Soms stonden zij op het strand
+om hen er heen te wenken, een onbedriegelijke waarschuwing dat de
+aanstaande strijd hun laatste zou zijn, en een die elke Noorsche held
+met vreugde ontving.
+
+
+ Zij reden langzaam naar de kust,
+ En toen men kon zien hun heir,
+ Scheen elk op een machtig ros in rust
+ En te dragen een groote veêr,
+ En te wenken met zachte hand
+ Van het donker, rotsig strand
+ En te drillen een blinkende speer.
+
+ Toen kwam er vrede in zijnen geest,
+ Wetend wat dit beduidt,
+ Want hij kende den stoet der Nornen die leest
+ De gevallen krijgers uit.
+
+ Valkyriur lied (Mrs. Hemans).
+
+
+
+Hun getal en hun werk.
+
+Het getal der Valkyren verschilt veel volgens onderscheiden mythologen,
+loopend van drie tot zestien; de meeste bronnen noemen er echter
+slechts negen. De Valkyren werden beschouwd als godheden van de lucht;
+zij werden ook Nornen of wenschmeisjes genoemd. Men zei dat Freya en
+Skuld haar ten strijde voerden.
+
+
+ Zij zag Valkyren
+ Komen van ver,
+ Tot rijden gereed
+ Naar der goden stam;
+ Skuld hield het schild
+ Skaugel kwam toen,
+ Gunnr, Hildr, Gaundul,
+ En Geir-skaugul,
+ Zoo zijn geteld
+ De oorlogsnornen.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+De Valkyren hadden, zooals wij gezien hebben, belangrijke dingen in
+Valhalla te doen, als zij hare bloedige wapenen hadden afgedaan en de
+hemelsche mee voor de Einheriar inschonken. Deze drank vervroolijkte
+de zielen van de pas gekomenen, en zij heetten de schoone meisjes even
+hartelijk welkom, als toen zij ze het eerst op het slagveld hadden
+gezien en hadden begrepen dat zij hen zouden brengen waar zij gaarne
+zouden wezen.
+
+
+ Nu komen in schaduw zeer rijzige gestalten,
+ Heur handen als sneeuwvlokken blinken in 't maanlicht;
+ Zij wenken, zij fluisteren, "O! met moed omgorden,
+ U wachten de gasten--mee schuimt in 't Valhalla."
+
+ Finn's Saga (Hewitt).
+
+
+
+Wieland en de Valkyren.
+
+Men meende dat de Valkyren dikwijls naar de aarde vlogen in
+zwanenveeren, die zij afdeden als zij aan een eenzamen stroom kwamen,
+om een bad te nemen. Als een sterveling ze dus verraste en hare veeren
+wegnam, kon hij ze beletten, de aarde te verlaten en deze trotsche
+maagden zelfs dwingen hem ter wille te zijn, als hij dat begeerde.
+
+Men vertelt dat drie van de Valkyren, Olrun, Alvit en Svanhvit, eens in
+het water speelden, toen plotseling de drie broeders Egel, Slagfinn
+en Völund of Wieland de smid bij ze kwamen, en hare zwanenveeren
+wegnemend, dwongen de jonge mannen ze op aarde te blijven en hun
+vrouwen te worden. De Valkyren, zoo vastgehouden, bleven bij hare
+mannen negen jaren, maar op het eind van dien tijd deden zij hare
+veêren weer aan of werd op andere wijs de betoovering verbroken,
+en gelukte het haar te ontvluchten.
+
+
+ Daar zij toefden
+ Zeven winters lang;
+ Maar in den achtsten
+ Greep heimwee allen;
+ En in den negenden
+ Scheidde ze 't lot;
+ De meisjes smachtten
+ Naar 't donker woud.
+
+ Völundlied.
+
+
+De broeders voelden het verlies hunner vrouwen buitengewoon, en twee
+hunner, Egil en Slagfin, deden hun sneeuwschoenen aan en gingen hunne
+geliefden zoeken, terwijl zij in de koude en mistige streken van het
+Noorden verdwenen. De derde broeder Völund echter bleef thuis, wetend
+dat alle zoeken niets baten zou, en hij vond troost in de beschouwing
+van een ring, dien Alvit hem als liefdeteeken had geschonken, en
+hij voelde de vaste hoop dat zij zou terugkeeren. Daar hij een knap
+smid was en de mooiste versierselen van goud en zilver kon maken,
+even goed als tooverwapenen die geen slag kon breken, gebruikte
+hij nu zijn vrijen tijd om zeven honderd ringen te vervaardigen,
+die alle precies gelijk waren aan den eenen, dien zijn vrouw hem had
+gegeven. Toen deze klaar waren, bond hij ze samen; maar toen hij 's
+nachts van de jacht thuis kwam, merkte hij dat iemand een ring had
+weggenomen, en zijn verwachtingen werden opnieuw aangewakkerd, want
+hij hield zich zelf voor, dat zijn vrouw er geweest was en spoedig
+voor goed zou terugkeeren.
+
+Dienzelfden nacht echter werd hij verrast in zijn slaap en gekneveld
+en gevangen genomen door koning Nidud van Zweden die zijn zwaard in
+bezit nam, een prachtig wapen, met tooverkracht bedeeld, dat hij voor
+zijn eigen gebruik behield, en den liefdering, uit zuiver Rijngoud
+gemaakt, dien hij later gaf aan zijn eenige dochter Bodvild. Wat den
+ongelukkigen Völund zelf betrof, hij werd als gevangene weggevoerd
+naar een naburig eiland, waar, na lam gemaakt te zijn, opdat hij
+niet zou ontsnappen, de koning hem voortdurend aan het werk hield om
+wapenen en versierselen tot zijn gebruik te smeden. Hij liet hem ook
+een ingewikkeld labyrinth bouwen, en tot dezen dag is een doolhof op
+IJsland bekend als "Völund's huis".
+
+Völund's woede en wanhoop namen toe bij elke nieuwe beleediging, hem
+door Nidud aangedaan, en dag en nacht peinsde hij, hoe hij zich zou
+kunnen wreken. Ook vergat hij niet te zinnen op zijn ontsnapping, en
+als hij niet werkte, maakte hij een paar vleugels die geleken op die
+welke zijn vrouw als Valkyre gebruikt had, en deze wilde hij aandoen
+zoodra hij aan zijn wraak toe was. Op zekeren dag kwam de koning zijn
+gevangene bezoeken en bracht hem het gestolen zwaard om het te maken;
+maar Völund stelde er handig een ander wapen voor in de plaats dat
+zóó volkomen op het tooverzwaard geleek, dat het den koning misleiden
+moest als hij het kwam terug vragen. Eenige dagen later lokte Völund
+'s konings zonen in zijn smidse en doodde ze, waarop hij knaphandig
+drinkschalen uit hun schedels vervaardigde en juweelen uit hun oogen
+en tanden, die hij bestemde voor hun ouders en zuster.
+
+
+ Maar hun schedels
+ Onder het haar
+ Zette hij in zilver,
+ Gaf ze aan Nidud;
+ En uit hun oogen
+ Vormde hij edelsteenen,
+ Die aan Nidud's
+ Sluwe vrouw hij zond
+ Maar van de tanden
+ Maakte hij borsttooi,
+ Zond dien aan Bödvild.
+
+ Lied van Völund.
+
+
+De koninklijke familie vermoedde niet, van waar zij kwamen; en zoo
+werden deze geschenken met vreugde aanvaard. Wat de arme jonge mannen
+betrof, men meende dat zij naar zee waren gedreven en verdronken waren.
+
+Kort daarop bezocht ook Bodvild, die haar ring hersteld wilde hebben,
+de hut van den smid, waar, toen zij er wachtte, zij onvoorziens een
+tooverdrank te drinken kreeg, die haar deed inslapen en in Völund's
+macht gaf. Toen zijn laatste daad van wraak vervuld was, deed Völund
+onmiddellijk de vleugels aan die hij voor dezen dag in gereedheid
+had gebracht, en zijn zwaard en ring nemend steeg hij langzaam in de
+lucht. Hij vloog naar het paleis, hield zich buiten bereik en vertelde
+zijn misdaden aan Nidud. De koning, buiten zich zelven van woede, riep
+Egil, Völund's broeder, die ook in zijn macht was gekomen, en beval
+hem zijn wonderlijke behendigheid als boogschutter te gebruiken om
+den onbeschaamden vogel neer te leggen. Gehoorzamend aan een wensch
+van Völund, mikte Egil op een knobbel onder zijn vleugel waar een
+blaas vol met het bloed der prinsen verborgen was, en de smid vloog
+triomfantelijk weg zonder letsel, zeggend dat Odin zijn zwaard zou
+geven aan Sigmund--een voorspelling die volkomen uitkwam.
+
+Völund ging toen naar Alf-heim, waar, als men de legende mag gelooven,
+hij zijn geliefde vrouw vond, en weer gelukkig met haar leefde tot
+de godenschemering.
+
+Maar zelfs in Alf-heim ging deze knappe smid voort met zijn handigheid
+te toonen, en tal van ondoordringbare rustingen, die hij zou hebben
+gemaakt, worden in latere heldendichten beschreven. Behalve Balmung
+en Joyeuse, de beroemde zwaarden van Sigmund en van Karel den Groote,
+zegt men dat hij Miming vervaardigd heeft voor zijn zoon Hermie,
+en vele andere merkwaardige wapenen.
+
+
+ Het is gelijk aan Miming
+ Aller zwaarden vorst,
+ En Wieland wrocht het,
+ Bitterfer zijn naam.
+
+ Angelsaksische Poëzie.
+
+
+Er zijn tallooze andere verhalen van zwaanmeisjes of Valkyren die met
+stervelingen zouden hebben verkeerd; maar het meest populaire is dat
+van Brunhild, de vrouw van Siguro, een afstammeling van Sigmund en
+den meest beroemden van de Noorsche helden.
+
+William Morris, in "het Land ten Oosten der Zon en ten Westen der
+Maan," geeft een prachtige bewerking van een andere dezer Noorsche
+legenden. De geschiedenis behoort tot de schoonste der verzameling in
+"Het Aardsche Paradijs".
+
+
+
+Brunhild.
+
+De geschiedenis van Brunhild vindt men in velerlei vorm. Sommige
+bewerkingen beschrijven de heldin als de dochter van een koning die
+Odin aannam om in zijn Valkyrenschaar te dienen, anderen als opperste
+der Valkyren en zijn eigen dochter. In Richard Wagners verhaal "De
+Ring van den Nibelung" geeft de groote toonkunstenaar een bijzonder
+aantrekkelijke, zij het ook een meer moderne conceptie van de opperste
+Strijd-maagd, en haar gehoorzaam zijn aan het gebod van Odin toen
+zij den jeugdigen Siegmund moest roepen van de zijde zijner geliefde
+Sieglinde naar de hallen der Gezaligden.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XIX: HEL.
+
+
+Loki's kroost.
+
+Hel, de godin van den dood, was de dochter van Loki, den god van het
+kwaad, en van de reuzin Angur-boda, de voorzegster van ellende. Zij
+kwam ter wereld in een donkere hal in Jötun-heim tegelijk met de
+slang Iörmungandr en den vreeselijken Fenriswolf, en deze drie werden
+beschouwd als de voorstellingen van smart, zonde en dood,
+
+
+ Loki verschijnt, bron van al leed
+ Hem vloekt die mensch of Aesir heet,
+ De goden zullen rouwen lang,
+ Om, zelfs nog na der tijden gang,
+ Zijn laag bedrog op Asgardsburg.
+ En diep in Jötun-heim, zoo fel,
+ Zijn Fenrir, Slang en gruw'bre Hel,
+ Zijn kindren drie, Pijn, Zond' en Dood,
+ Hij heeft ze lief en bracht ze groot,
+ Door hen brengt hij der wereld nood.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Te zijner tijd bespeurde Odin het vreeslijke gebroed dat Loki
+koesterde, en hij besloot, zooals wij reeds gezien hebben, ze van het
+gelaat der aarde te verbannen. De slang werd daarom in zee geworpen,
+waar, zoo dacht men, haar gekronkel de verschrikkelijkste stormen
+veroorzaakte; de wolf Fenris werd in ketenen geslagen, dank den
+onverschrokken Tyr; en Hel of Hela, de godin van den dood, werd
+in de diepten van Niflheim gestort, waar Odin haar macht gaf over
+negen werelden.
+
+
+ En Hela storttet gij in Niflheim,
+ En gaaft haar negen duistere werelden,
+ Als koningin die over dooden heerscht.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+Hel's Koninkrijk in Niflheim.
+
+Dit gebied, dat,--meende men--onder de aarde lag, kon men enkel na
+een lastige reis over de ruwste wegen in de koude, donkere streken van
+het verste Noorden naderen. De poort was zóó ver van alle menschelijke
+woning, dat zelfs Hermod de snelle, op Sleipnir gezeten, negen lange
+nachten moest reizen eer hij de rivier Giöll bereikte. Deze vormde de
+grens van Niflheim, en over haar was een brug geslagen van kristal
+met gouden boog, die aan een enkel haar hing, en die steeds bewaakt
+werd door het grimmige geraamte Mödgud, dat elken geest een tol in
+bloed liet betalen, eer het hem doorliet.
+
+
+ De glazen brug hing aan een haar.
+ Over den stroom van duisternis,
+ De Giöll, die grens der Helle is.
+ Hier stond de gruwbre maagd Mödgud,
+ En wachtt' als tol des geesten bloed.
+ Een vrouw, verschriklijk van gelaat,
+ Ontvleescht, met lake' en doodsgewaad.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De geesten gingen meestal over deze brug op de paarden of in de wagens
+die op den brandstapel met den doode tot dat doel waren verbrand,
+en de Noorsche volken zorgden er goed voor, dat aan de voeten van
+den overledene een bijzonder sterk paar schoenen werden gebonden,
+Helschoenen geheeten, opdat zij geen pijn zouden lijden gedurende
+de lange reis over ruwe wegen. Spoedig nadat de Giallar-brug was
+gepasseerd, bereikte de geest het IJzerbosch, waar enkel kale boomen
+met ijzeren bladeren stonden, en, als hij er door was, kwam hij aan
+de Hellepoort, waarnaast de vraatzuchtige, met bloed bevlekte hond
+Garm wacht hield, neergehurkt in een donker hol, dat bekend stond als
+de Gnipa-spelonk. De woede van dit monster kon enkel gestild worden
+doordat men het een Helle-koek gaf, waaraan zij nooit gebrek hadden,
+die altijd aan de behoeftigen brood hadden geschonken.
+
+
+ Luid blaft Garm,
+ Voor het Gnipa-hol.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Binnen de poort, te midden van de hevige koude en de ondoordringbare
+duisternis, hoorde men het zieden van den grooten ketel Hvergelmir,
+het rollen van de gletschers in de Elivagar en andere stroomen van de
+Hel, onder andere de Leipter, waarbij plechtige eeden werden gezworen,
+en de Slid, in welker woelige wateren steeds bloote zwaarden rolden.
+
+Verderop in dit gruwelijk gebied was Elvidner (ellende), de hal van de
+godin Hel, wier tafel Honger was. Haar mes was Begeerigheid. "Luiheid
+was de naam van haar man, Traagheid van haar dienstmaagd, Verval van
+haar drempel, Verdriet van haar bed, en Brand van hare gordijnen".
+
+
+ Elvidner was het huis van haar,
+ Met ijzren bout en muren zwaar;
+ Wie 't zag ontzette zich, en daar
+ Was Honger haar tot leegen disch,
+ Begeert' een mes, heur bed Gemis,
+ Brandende Angst richtt' aan haar feest,
+ In botten zat er elke geest.
+ Pest sprak met Nood haar runen uit,
+ Gemengd met Wanhoops schor geluid,
+ Weedom ook en Stervenspijn
+ Zullen in Hel's woning zijn.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De godin had verschillende woningen voor de gasten, die dagelijks tot
+haar kwamen, want zij ontving niet enkel meineedigen en misdadigers
+van allerlei slag, maar ook hen, die ongelukkig genoeg waren om
+te sterven zonder bloed te vergieten. Ook werden naar haar gebied
+verwezen zij die van ouderdom of aan een ziekte stierven--een wijze
+van overlijden die men met verachting "strooien dood" noemde, daar
+de bedden van de menschen doorgaans van die stof waren.
+
+
+ Hun zenuwen gehard
+ Door storm en vorst en werk, het kroost van hen
+ Wier eenige vrees een bloedloos sterven was.
+
+ Thomson.
+
+
+
+Denkbeelden aangaande het toekomstige leven.
+
+Ofschoon de onschuldigen vriendelijk door Hel behandeld werden en een
+toestand van negatieve gelukzaligheid genoten, verwondert het ons niet,
+dat de bewoners van het Noorden terugschrikten voor een bezoek aan haar
+vreugdelooze woning. En terwijl de mannen zich gaarne met de speerpunt
+wondden, zich van een helling wierpen, of zich lieten verbranden,
+voordat het leven geheel was gebluscht, deinsden de vrouwen niet
+terug voor even heldhaftige handelwijzen. In het uiterste harer smart
+aarzelden zij zich niet van een berg af te storten of in het zwaard te
+vallen, dat haar bij haar huwelijk gegeven was, opdat haar lichamen
+zouden mogen verbrand worden met die van hen die zij liefhadden, en
+haar geesten bevrijd om hen in de blijde woning der goden te ontmoeten.
+
+Verdere verschrikkingen wachtten echter hen, wier levens misdadig of
+onrein waren geweest, daar deze geesten naar Nastrond, het strand
+der lijken, verbannen waren, waar zij waadden in ijskoude stroomen
+vergif, door een hol dat van door elkaar gevlochten slangen gemaakt
+was, welker giftige vangarmen naar hen waren toegekeerd. Nadat zij
+daar onuitsprekelijke weeën hadden doorstaan, werden zij gewasschen
+in den ketel Hvergelmir, waar de slang Nidhug een oogenblik ophield
+met het knagen aan den wortel van den boom Yggdrasil, om te eten van
+hun beenderen.
+
+
+ Een hal staande
+ Ver van de zon
+ In Nâströnd;
+ Haar deuren zijn noordwaarts gekeerd,
+ Giftdruppelen vallen
+ Door haar spleten binnen;
+ Omgord is die heel
+ Met tal van slangen.
+ Zij zag er waden
+ Door trage stroomen
+ Bloeddorstige mannen
+ En meineedigen,
+ En hem die snood verleidd'
+ Eens and'ren vrouw.
+ Daar Nidhog teert
+ Op doode lijven.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Pestilentie en honger.
+
+Men meende, dat Hel zelve soms haar afschuwelijke woning verliet
+om op de aarde te zwerven op haar wit paard met drie pooten, en in
+tijden van pest of honger, als een deel der bewoners van een streek
+vluchtten, zeide men dat zij een hark hanteerde, en als heele dorpen
+en provinciën ontvolkt werden, zooals dit het geval was tijdens de
+in de geschiedenis bekende epidemie van den Zwarten Dood, vertelde
+men dat zij met een bezem gereden had.
+
+De Noordelijke volken meenden verder, dat de geesten van de dooden
+soms de aarde weer mochten bezoeken en aan hun verwanten verschijnen,
+wier smart of vreugde hun zelfs na hun dood ter harte ging, zooals
+verteld wordt in de Deensche ballade van Aager en Else, waar een
+doode minnaar zijn geliefde beveelt te glimlachen opdat zijn kist met
+rozen moge gevuld worden in plaats van met de geronnen bloeddruppels,
+teweeggebracht door hare tranen.
+
+
+ Luister nu, mijn dierbare Aager,
+ Bruidegom, al wat 'k behoef
+ Is te weten hoe het gaat u
+ In uw still' en sombre groef,
+
+ Elken keer als gij verheugd zijt
+ En 't geluk uw hart vermooit,
+ Wordt mijn stille graf met blaad'ren,
+ Rozenbladeren getooid.
+
+ Elken keer als, lief, gij jammert
+ En uw ziele tranen stort,
+ Weet dan, dat mijn stille grafsteen
+ Vol van somb'ren bloedstroom wordt.
+
+ Ballade van Aager en Else.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XX: AEGIR.
+
+
+De god van de zee.
+
+Behalve Niörd en Mimir, die beiden oceaangoden waren, terwijl de
+een de zee voorstelde bij de kust en de ander den oorspronkelijken
+oceaan, waaruit, zooals men meende, alle dingen waren voortgekomen,
+erkenden de noordelijke volken een ander zeebeheerscher, Aegir of Hler
+geheeten, die òf in de koele diepten van zijn vloeibaar gebied woonde
+òf verblijf hield op het eiland Lessoe, in het Kattegat, of Hlessey.
+
+
+ Beneden het golvengeruisch
+ Met lichtende glorie,
+ In blanke victorie
+ Was zeegods hooge huis.
+ Meer blinkend dan baren en schuimen
+ Blonk steeds door spelonkige ruimen
+ Het lichtende zand van zijn vloer,
+ Als meervlak waar windje langs voer.
+
+ Valhalla (J. C. Jones.)
+
+
+Aegir (de zee) heeft--zoo meent men--evenals zijn broeders Kari (de
+lucht) en Loki (het vuur) tot een oudere dynastie van goden behoord,
+want hij werd nooit gerekend tot de Aesir, de Vana's, de reuzen,
+de dwergen, of elfen, maar werd als almachtige beschouwd binnen
+zijn gebied.
+
+Men veronderstelde dat hij veroorzaakte en tot rust bracht de groote
+stormen die over de diepte jaagden, en hij werd meestal afgebeeld als
+een mager oud man, met langen witten baard en haar, en klauwachtige
+vingers, die zich altijd krampachtig toeknepen, alsof hij alle dingen
+in zijn greep wilde hebben. Wanneer hij boven de wateren verscheen,
+was het enkel om schepen te vervolgen en te overweldigen, en hen
+gulzig naar den bodem der zee te sleepen, een werk waarin hij--zoo
+dacht men--duivelsch genot vond.
+
+
+
+De godin Ran.
+
+Aegir was gehuwd met zijn zuster, de godin Ran, wier naam "roover"
+beteekent, en die even wreed, gulzig en onverzadiglijk was als haar
+echtgenoot. Haar geliefkoosd tijdverdrijf was te loeren bij gevaarlijke
+rotsen, waarheen zij de zeelieden lokte en daar haar net te spreiden,
+haar kostbaarst bezit, wanneer zij, na de menschen in zijn mazen
+verstrikt te hebben en hun schepen te hebben verbrijzeld op de scherpe
+klippen, hen kalm naar beneden trok in haar somber gebied.
+
+
+ In de holle rotsen,
+ Aan de kust die ruischt,
+ Bij het wilde klotsen
+ Als de stormwind bruist,
+ In de lange uren
+ In de fjord van 't noord,
+ Zit zij stil te turen,
+ En zij grijpt tot moord
+ En zij spant haar sterk net tot haar roof.
+
+ Geschiedenis van Siegfried (Baldwin).
+
+
+Ran werd beschouwd als de godin van den dood voor allen die op zee
+omkwamen, en de noordelijke volken meenden dat zij de verdronkenen
+borg in haar koraalspelonken, waar hare bedden gespreid waren om hen
+te ontvangen, en waar de weide welig bloeide als in Valhalla. Verder
+meende men, dat de godin een groote liefde had voor goud, dat "de
+vlam van de zee" werd genoemd, en gebruikt werd om hare hallen te
+verlichten. Dit geloof kwam op bij de zeelieden en had zijn ontstaan
+te danken aan de treffende phosphoresceerende schittering van de
+golven. Om de gunst van Ran te winnen, zorgden de Noormannen er voor,
+wat goud bij zich te bergen als een of ander bijzonder gevaar hen op
+zee bedreigde.
+
+
+ Goud op verre tochten
+ Is vol macht en vreugde;
+ Die met leege handen
+ Tot de blauwe Ran gaat,
+ Kust zij koud, en wieglend
+ Is dan haar omhelzing--
+ Maar wij schenken aan de
+ Zeebruid goud het zuiverst.
+
+ Viking-vertelling van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+
+De golven.
+
+Aegir en Ran hadden negen schoone dochters, de Golven, of golfmeisjes,
+wier sneeuwige armen en boezems, lang gouden haar, diepblauwe oogen, en
+slanke, bekoorlijke gestalten buitengewoon betooverend werkten. Deze
+meisjes hadden er genoegen in, te spelen op het oppervlak van
+haars vaders breed gebied, licht gekleed in doorschijnend blauwe,
+witte of groene sluiers. Zij waren echter zeer luimig en grillig,
+nu eens speelsch, dan neerslachtig en apathisch, en soms elkander
+bijna tot waanzin opzettend, heur haar en sluiers verscheurend, zich
+zorgeloos op hare harde bedden, de rotsen, werpende, elkaar met woeste
+haast verjagend, en luid schreeuwend van vreugd of wanhoop. Maar zij
+kwamen zelden spelen, tenzij haar broeder, de Wind, op het pad was,
+en overeenkomstig zijn stemming waren zij zacht en speelsch, of ruw
+en rumoerig.
+
+Men meende doorgaans dat de Winden bij drieën rondgingen, en men
+zeide dikwijls dat zij speelden rondom de schepen van de Vikingen
+dien zij gunstig gezind waren, elke belemmering op hun pad wegnemend,
+en hen helpend opdat zij spoedig hun doel bereikten.
+
+
+ En Aegirs dochters in haar blauwe wijl,
+ Springen om 't roer, en stuwen 't bollend zeil.
+
+ Viking-vertellingen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+
+Aegirs Brouwketel.
+
+Aan de Angel-Saksers was de zeegod Aegir bekend onder den naam Eagor,
+en zoo vaak een buitengewoon groote golf tegen de kust kwam donderen,
+riepen de matrozen, zooals de Trentschippers nog doen: "Zie, Eagor
+komt!" Hij was ook bekend onder den naam Helr (de hoeder) onder de
+Noorsche volken en Gymir (de verstopper), omdat hij altijd bereid was
+dingen te verbergen in de diepten van zijn gebied, en men er op aan kon
+dat hij de aan zijn zorg toevertrouwde geheimen niet openbaarde. En
+omdat, zooals men zeide--de wateren van de zee dikwijls ziedden en
+kookten, heette de oceaan vaak Aegirs brouwketel of vat.
+
+De twee voornaamste dienaren van den god waren Elde en Funfeng,
+zinnebeelden van het phosphoresceeren der zee; zij waren beroemd om
+hun snelheid en zij wachtten steeds op de gasten die hij tot zijn
+banketten in de diepten der zee noodigde. Aegir verliet soms zijn
+gebied om de Aesir in Asgard te bezoeken waar hij altijd koninklijk
+werd onthaald en hij behagen schepte in Bragi's vele geschiedenissen
+van de avonturen en daden der goden. Opgewekt door deze verhalen en
+ook door de tintelende mee, die er mede gepaard ging, waagde de god
+het eens de Aesir uit te noodigen het oogstfeest bij hem in Hlesey
+bij te wonen, waar hij beloofde hem op zijn beurt te zullen onthalen.
+
+
+
+Thor en Hymir.
+
+Verrast door deze uitnoodiging, waagde een der goden Aegir er aan te
+herinneren dat zij aan een lekker menu gewoon waren; daarop verklaarde
+de god van de zee dat, wat het eten betrof, zij niet bang behoefden
+te zijn, daar hij er zeker van was voor de grootste eters genoeg te
+hebben; maar hij bekende dat hij niet zoo gerust was wat aanging het
+drinken, daar zijn brouwketel vrij klein was. Dit hoorende bood Thor
+dadelijk aan, een goeden ketel te verschaffen en trok uit met Tyr om
+dien te halen. De twee goden reisden oostelijk van Elivagar in Thors
+geitenkar, en, deze verlatend bij het huis van den boer Egil, Thialfi's
+vader, gingen zij te voet naar de woning van den reus Hymir, van wien
+men wist dat hij een ketel had, een mijl diep en naar verhouding wijd.
+
+
+ Oostwaarts woont
+ Van Elivagar
+ d' Alwijze Hymir,
+ Aan 's hemels end.
+ Mijn heer, trotsch van zin,
+ Bezit een vat,
+ Een grooten ketel,
+ Een mijl diep.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Alleen de vrouwen echter waren thuis, en Tyr herkende in de oudste--een
+leelijk oud wijf met negen honderd hoofden--zijn eigen grootmoeder;
+terwijl de jongere, een schoone jonge reuzin, naar het scheen, zijn
+moeder was, en zij ontving haren zoon en zijn makker gastvrij en gaf
+hun te drinken.
+
+Na vernomen te hebben wat zij wilden, zei Thyr's moeder dat de
+bezoekers zich moesten verbergen onder eenige groote ketels, die op
+een balk aan het eind van de hal stonden, want haar man Hymir was
+zeer driftig en versloeg dikwijls zijn zoogenaamde gasten met een
+enkelen toornigen blik. De goden volgden vlug haar raad; en zoodra zij
+verborgen waren, kwam de oude reus Hymir binnen. Toen zijn vrouw hem
+zei dat er bezoek was, keek hij zoo verschrikkelijk boos, en wierp een
+zóó toornigen blik naar hun schuilplaats, dat de dwarsbalk spleet en de
+ketels met een slag neervielen, en, behalve de groote, alle stuk waren.
+
+
+ Stuk vloog de pilaar
+ Op den blik van den reus;
+ De balk werd eerst
+ In tweeën geknakt,
+ Acht ketels vielen,
+ Maar slechts een er van,
+ Een harde ijzeren
+ Bleef ongedeerd.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+De vrouw van den reus echter kreeg van haren man gedaan, dat hij
+Tyr en Thor welkom heette, en hij slachtte drie ossen om hen te
+verkwikken, maar groot was zijn teleurstelling, toen hij zag dat de
+dondergod twee er van voor zijn avondmaaltijd opat. Mompelend dat
+hij den volgenden morgen vroeg zou gaan visschen om een ontbijt te
+krijgen voor een zoo vraatzuchtigen gast, ging de reus naar bed,
+en toen hij 's anderen daags in de schemering naar de kust ging,
+kwam Thor bij hem die zeide dat hij hem was komen helpen. De reus
+beval hem op zijn eigen lokaas te letten, waarop Thor kalmweg den
+grootsten os van zijn gastheer Himinbrioter, (hemelbreker) doodde en,
+zijn hoofd afhakkend, ging hij in een schip en roeide ver in zee. Te
+vergeefs protesteerde Hymir dat zijn gewoon vischterrein bereikt was
+en dat hij de verschrikkelijke Midgardslang zoude kunnen ontmoeten
+als zij zich nog verder waagden; Thor roeide met volharding voort,
+totdat hij dacht dat zij vlak boven dit monster waren.
+
+
+ Op donkeren bodem onder zilten vloed,
+ Lag neer de reuzenslang in sluimering zoet,
+ Er is geen macht die haar ontwaken doet.
+
+ Thors vischvangst (Oehlenschläger).
+
+
+Terwijl hij den kop van den os aan den hengel sloeg, vischte Thor
+Iörmungandr, terwijl de reus intusschen twee walvisschen ophaalde, die
+hem genoeg schenen te zijn voor een vroeg ontbijt. Hij wilde dus juist
+voorstellen terug te keeren, toen Thor plotseling een schok voelde,
+en hij begon zoo hard als hij kon te rukken, want hij wist door den
+weerstand van zijn buit en den verschrikkelijken storm die door zijn
+woeste kronkelingen veroorzaakt werd, dat hij de Midgardslang aan
+den haak had. Bij zijn stellige pogingen om de slang te dwingen tot
+het oppervlak te rijzen, drukte Thor zijn voeten zóó stevig tegen den
+bodem van de boot dat hij er doorging en op het bed van de zee stond.
+
+Na een onbeschrijfelijke worsteling verscheen de vergifspuwende kop van
+het monster en Thor, grijpende zijn hamer, zou het juist vernietigen,
+toen de reus, verschrikt door de nabijheid van Iörmungandr en bang
+dat de boot zou zinken en hij de buit van het monster zou worden,
+de vischlijn doorsneed en dus de slang als een steen op den bodem
+der zee deed terugvallen.
+
+
+ Daar komt het mes, en diep onder de zee
+ Zonk neer de slang, vermoeid door zooveel wee
+ En zooveel arbeid mee.
+
+ Thors vischvangst (Oehlenschläger).
+
+
+Boos op Hymir omdat hij zoo van onpas was tusschenbeide gekomen, bracht
+Thor hem een slag toe met zijn hamer die hem over boord deed slaan;
+maar zonder aarzelen waadde Hymir naar het strand, en ontmoette den god
+toen hij van de kust terugkeerde. Hymir nam toen beide walvisschen,
+zijn zeebuit, op zijn rug, om ze naar huis te dragen; en Thor, die
+ook zijn kracht wilde toonen, nam boot, roeispanen en vischtuig op
+zijn schouders en volgde hem.
+
+Toen het ontbijt gereed was, daagde Hymir Thor uit zijn kracht te
+toonen door zijn beker te breken; maar ofschoon de dondergod hem met
+onweerstaanbare kracht tegen steenen pilaren wierp, bleef hij heel
+en was zelfs niet gedeukt. Maar op een influistering van Tyrs moeder
+smeet Thor den kroes plotseling tegen het hoofd van den reus, de
+eenige stof die harder was, waarop hij in splinters op den grond viel.
+
+Nadat Hymir zoo Thors kracht had leeren kennen, zeide hij hem, dat
+hij den ketel mocht hebben die de twee goden waren komen zoeken,
+maar Tyr trachtte te vergeefs hem op te tillen, en Thor kon hem enkel
+van den grond oplichten toen hij zijn krachtgordel had dichtgetrokken
+tot het laatste knoopsgat.
+
+
+ Tyr poogde tweemaal
+ Te bewegen het vat,
+ Maar elken keer
+ Bleef de ketel staan;
+ Toen nam Môdi's vader
+ Bij den rand hem,
+ En liep dus
+ Door 't vertrek.
+
+ Hymir-lied.
+
+
+De ruk waarmede hij hem eindelijk ophief, bracht groote schade toe aan
+het huis van den reus, en zijn voeten gingen door den vloer. Toen Tyr
+en Thor vertrokken, de laatste met den grooten pot op zijn hoofd in
+plaats van een hoed, riep Hymir zijn broeders de vorstreuzen, en stelde
+voor, dat zij hun hevigen vijand zouden vervolgen en verslaan. Toen
+hij zich omkeerde, merkte Thor plotseling wat zij wilden, en herhaalde
+malen Miölnir naar de reuzen werpend, versloeg hij hen allen eer zij
+hem konden inhalen. Tyr en Thor aanvaardden toen de terugreis naar
+Aegir, den ketel bij zich waarin het bier voor het oogstfeest moest
+gebrouwen worden.
+
+De naturalistische beteekenis van deze mythen is natuurlijk een onweer
+(Thor), een strijd met de woeste zee (de Midgardslang) en het breken
+van het poolijs (Hymirs beker en vloer) in de hitte van den zomer.
+
+De goden kleedden zich nu in feestgewaad en gingen vroolijk naar
+Aegirs feest, en zij waren sedert steeds gewoon het oogstfeest in
+zijn koraalspelonken te vieren.
+
+
+ Vana's en Aesir keeren zij
+ Van aard en lucht en Asgard, blij
+ Met hun godinnen, wonderbaar,
+ Een zeldzaam schitterende schaar,
+ Verzellend Odin, trokken voort
+ Over de zee in lichten tocht.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+
+Onbeminde godheden.
+
+Aegir, zooals wij hebben gezien, beheerschte de zee met behulp van
+de verraderlijke Ran. Deze beide godheden werden als wreed beschouwd
+door de noordelijke volken, die veel van de zee hadden te lijden,
+welke, hen aan alle kanten omringende, ver in het hart hunner landen
+drong door de vele fjorden, en dikwijls de schepen hunner Vikingen
+verzwolg met heel hun oorlogsbemanning.
+
+
+
+Andere goden van de zee.
+
+Behalve in deze voornaamste godheden van de zee geloofden de
+noordelijke volken in meermannen en meerminnen, en vele verhalen
+worden verteld van meerminnen, die voor een tijd de zwaneveeren of
+robbengewaden uitdeden, die zij op de kust lieten en welke door de
+menschen gevonden werden, waardoor deze de schoone meisjes konden
+dwingen op het land te blijven.
+
+
+ Zij kwam door de zee toen de maan klaar scheen,
+ Dreef op de golven van d' oceaan,
+ Zij kwam toen ik liep langs het strand alleen
+ Met een hart zoo licht als een hart kan slaan.
+
+ L. E. R.
+
+
+Er waren ook boosaardige zeemonsters, bekend als Nicort, van wier
+naam het spreekwoordelijke Oude Nikker is afgeleid. Vele van de
+lagere watergoden hadden vischstaarten, de vrouwelijke droegen den
+naam Undines en de mannelijke Stromkarels, Nixies, Necks of Neckar.
+
+
+ Waar in moerassen de roerdompen spelen
+ Nicker de ziellooze zit wat te kweelen,
+ Zit er ontroostbaar, heeft vijand noch vrind,
+ Nicker de ziellooze treurt als een kind.
+
+ Uit Broeder Fabian's Handschrift.
+
+
+In de middeleeuwen geloofde men, dat deze watergeesten hun
+geboortestroomen soms verlieten, om te verschijnen bij dorpsdansen,
+waar zij herkend werden aan den natten zoom hunner kleederen. Vaak
+zaten zij naast de vloeiende beek of rivier, spelend op een harp,
+of zingend verleidende liederen, terwijl zij hun lang groen haar
+uitkamden.
+
+
+ De Neck speelt zijn harp hier in 't glazen kasteel
+ En meerminnen kammen heur haren er veel,
+ En bleeken heur glanzende kleeren.
+
+ Stagnelius.
+
+
+De Nixies, Undines en Stromkarls waren bijzonder vriendelijke en
+liefelijke wezens, en waren zeer verlangend herhaalde verzekeringen
+te krijgen van hun eeuwig heil.
+
+Vele verhalen worden verteld van priesters of kinderen die hen
+ontmoetten, spelend aan een stroom, en die hen dreigden met toekomstige
+verdoemenis, een bedreiging die altijd de vroolijke muziek in droevige
+klachten verkeerde. Dikwijls haastten priesters of kinderen, als zij
+hun fout ontdekten en geroerd waren door den angst hunner slachtoffers,
+zich terug naar den stroom en verzekerden de watergeesten met hun
+groene tanden, dat zij behouden zouden worden, als zij steeds weer
+hun blijde melodieën hervatten.
+
+
+ Kent gij de Nixen, blij en klaar?
+ Hun oogen zijn zwart, groen is hun haar
+ Zij toeven op helmige kusten.
+
+ Mathisson.
+
+
+
+Riviernimfen.
+
+Naast Elf of Elb, den watergeest die den naam gaf aan de rivier de
+Elbe in Duitschland, de Neck, waarnaar de Neckar heet, en ouden Vader
+Rijn met zijn talrijke dochters (bijrivieren), is de beroemdste van
+alle lagere watergoden de Loreley, het sirenenmeisje dat zit op de
+rots bij St. Goar aan den Rijn, en wier verlokkend lied menig schipper
+in den dood heeft gelokt. De legenden over die sirene zijn inderdaad
+zeer talrijk, een der oudste is als volgt:
+
+
+
+Legenden van de Lorelei.
+
+Lorelei was een onsterflijke, een waternimf, dochter van Vader Rijn;
+overdag woonde zij in de koele diepten der rivierbedding, maar laat in
+den avond verscheen zij in het maanlicht, hoog zittend op een rotspunt,
+in het volle gezicht van allen die den stroom op en af gingen. Soms
+bracht de avondkoelte eenige tonen van haar lied tot de ooren van de
+bootslieden, zoodat zij tijd en plaats vergetend bij het luisteren
+naar deze betooverende melodieën, op de scherpe en gekante rotsen
+dreven, waar zij wis omkwamen.
+
+
+ De jonkvrouw is gezeten
+ Daarboven wonderbaar
+ Hoe blinkt haar gouden keten!
+ Zij kamt haar gouden haar.
+
+ Met kam, de gouden, reine,
+ En zingt een lied daarbij,
+ Dat heeft een wonderfijne,
+ Geweldige melodij.
+
+ Den schipper bij 't golvenklotsen
+ Omvat het met wild gerucht,
+ Hij speurt niet de scherpe rotsen,
+ Hij tuurt maar omhoog in de lucht.
+
+ 'k Geloof, in 't golvenbangen
+ Zijn schipper en boot vergaan,
+ Dat heeft met hare zangen
+ De Lorelei gedaan.
+
+ Lied, Heine.
+
+
+Slechts één persoon, zegt men, heeft de Lorelei van zeer nabij
+gezien. Dit was een jonge visscher van Oberwesel, die haar elken
+avond aan den rivierkant ontmoette, en eenige genotvolle uren met
+haar doorbracht, hare schoonheid indrinkend en luisterend naar haar
+wegsleepend gezang. De overlevering vertelde, dat eer zij scheidden
+de Lorelei de plaatsen aanwees waar de jongeling 's anderen morgens
+zijn netten moest werpen--bevelen, waaraan hij altijd gehoorzaamde
+en die hem steeds voordeelig waren.
+
+Op zekeren avond zag men den jongen visscher naar de rivier gaan,
+maar daar hij nooit wederkeerde, ging men hem zoeken. Daar men hem
+niet kon vinden, vertelden de lichtgeloovige Teutonen ten slotte,
+dat de Lorelei hem had naar beneden getrokken naar haar koraalgrotten
+opdat zij steeds van zijn gezelschap zou mogen profiteeren.
+
+Overeenkomstig een andere overlevering lokte de Lorelei, met haar
+wegsleepende melodieën van de scherpe rotsen zóóvele visschers ten
+grave in de diepten van den Rijn, dat een gewapende troep eens bij
+het vallen van den avond gezonden werd om haar te omringen en te
+grijpen. Maar de waternimf betooverde den kapitein en zijn mannen
+zóó, dat zij hand noch voet konden bewegen. Terwijl zij onbewegelijk
+rondom haar stonden, ontdeed de Lorelei zich van hare sieraden en
+wierp ze in het water onder zich; toen zong zij een tooverformule en
+liet de wateren komen tot den top van de rots waarop zij stond, en,
+tot verbazing van de soldaten, omsloten de golven een zeegroene kar,
+door rossen met witte manen getrokken, en de nimf sprong er vlug in en
+de tooverwagen was onmiddellijk uit het gezicht. Eenige oogenblikken
+later viel de Rijn tot zijn gewoon peil terug, de betoovering was
+gebroken en de mannen konden zich weer bewegen, en keerden terug om
+te vertellen dat hun pogingen vergeefsch waren geweest. Sedert dat
+oogenblik echter is de Lorelei niet gezien, en de boeren zeggen dat
+zij nog boos is wegens de haar aangedane beleediging en dat zij nooit
+weer hare koraalgrotten zal verlaten.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXI: BALDER.
+
+
+De meest beminde.
+
+Aan Odin en Frigga, zoo vertelt men ons, werden tweelingzonen geboren,
+zoo ongelijk in karakter en uiterlijk als bij twee kinderen mogelijk
+is. Hodur, god van de duisternis, was somber, zwijgend en blind,
+als het donker van de zonde, die hij, zoo meende men, voorstelde,
+terwijl zijn broeder Balder, de schoone, vereerd werd als de zuivere
+en stralende god van onschuld en licht. Van zijn sneeuwen voorhoofd
+en gouden lokken schenen stralen van zonneschijn te schitteren die
+de harten van goden en menschen blij maakten, door wie hij evenzeer
+werd bemind.
+
+
+ Van al de twaalf om Odins troon.
+ Balder enkel, het meest toch schoon,
+ De zonnegod, goed met zijn rein gezicht
+ Werd bemind door elk, als men mint het licht.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De jeugdige Balder groeide verwonderlijk snel op, en werd vroeg
+toegelaten tot de vergadering der goden. Hij ging wonen in het paleis
+Breidablik, welks zilveren dak op gouden pilaren rustte, en welks
+schoonheid zóó was, dat niets gewoons of onzuivers binnen zijn kring
+mocht komen, en hier woonde hij in volmaakte eenheid met zijn jonge
+vrouw Nanna (bloesem), de dochter van Nip (knopje), een schoone en
+bekoorlijke godin.
+
+De god van het licht was goed thuis in de wetenschap der runen, die op
+zijn tong waren gesneden; hij kende de verschillende krachten van de
+kruiden, waarvan een, de kamille, "Balders voorhoofd" heette, omdat
+haar bloem even vlekkeloos zuiver was als zijn voorhoofd. Het eenige
+wat voor Balders stralende oogen verborgen was, was de waarneming
+van wat ten slotte met hem zelf gebeuren zou.
+
+
+ Zijn eigen huis
+ Breidablik, op welks zuilen Balder schreef
+ Den tooverklank die dooden leven geeft.
+ Want wijs was hij, en kende kunsten veel,
+ En runen ook, en zeldzaam heelend kruid;
+ Helaas dat hij niet kende d' eene kunst
+ Van sparen 't eigen leven, 't licht te zien.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+Balders droom.
+
+Daar het zoo natuurlijk was voor Balder, den schoone, te glimlachen
+en gelukkig te zijn, waren de goden zeer ongerust toen zij op zekeren
+dag een verandering in zijn uiterlijk begonnen te bespeuren. Allengs
+stierf het licht weg uit zijn blauwe oogen, een zorgvolle trek kwam op
+zijn gelaat, en zijn stap werd zwaar en traag. Odin en Frigga, ziende
+de klaarblijkelijke gedruktheid van hun beminden zoon, smeekten hem
+teeder de oorzaak van zijn zwijgend verdriet te zeggen. Balder gaf
+ten slotte aan hun dringende woorden toe en vertelde dat zijn slaap,
+in plaats van vredig en rustig te zijn als vroeger, onlangs vreemd
+ontrust was door duistere en drukkende droomen, die, ofschoon hij
+ze zich niet goed kon herinneren als hij ontwaakte, hem voortdurend
+kwelden met een vaag gevoel van vrees.
+
+
+ Dien god was zijn slaap
+ Toen zeer onrustig,
+ Zijn gunstige droomen
+ Schenen voorbij.
+
+ Lied van Vegtam.
+
+
+Toen Odin en Frigga dit hoorden, waren zij zeer ontdaan, maar zeiden
+dat niets hun algemeen beminden zoon zou deren. Niettemin, toen de
+angstige ouders de zaak verder bespraken, bekenden zij dat zij ook
+door vreemde voorgevoelens gedrukt werden, en ten slotte, geloovend
+dat Balders leven werkelijk bedreigd werd, gingen zij maatregelen
+nemen om het gevaar af te wenden.
+
+Frigga zond hare dienaressen naar elke richting, met stellig bevel
+bij alle levende wezens, alle planten, metalen, steenen--kortom bij
+elk bezield en onbezield ding--er op aan te dringen dat zij plechtig
+zouden beloven Balder geen kwaad te doen. De geheele schepping deed
+gaarne den eed, want er was niets op aarde dat den stralenden god niet
+lief had. Zoo keerden de dienaressen tot Frigga terug, en vertelden
+haar dat allen naar den eisch hun woord gegeven hadden, behalve de
+maretak, die op den eikestam aan de poort van het Valhalla groeide,
+en dit, zoo voegde zij er bij, was een zoo nietig, onschadelijk ding,
+dat men er geen letsel van vreezen kon.
+
+
+ En dus werd besloten
+ Te zenden nu
+ Tot alle wezens,
+ Om zekerheid
+ Dat ze Balder niets zouden doen.
+ Alle schepselen zwoeren
+ Dat zij hem sparen zouden;
+ Frigg ontving alle
+ Geloften, contracten.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Frigga nam nu haar spinwerk weer ter hand in groote gerustheid,
+want zij voelde er zich zeker van, dat geen leed kon overkomen aan
+het kind dat zij boven allen liefhad.
+
+
+
+De profetie van de Vala.
+
+Odin had intusschen besloten een van de doode Vala of profetessen te
+raadplegen. Hij besteeg zijn achtpootig ros Sleipnir en reed over de
+sidderende brug Bifröst en over den vervelenden weg die naar Giallar
+voert en den ingang van Niflheim, waar hij, door de Hellepoort en
+langs den hond Garm gaande, in Hel's donkere woning drong.
+
+
+ Op rees der menschen heer met spoed,
+ Zadelde fluks zijn ros als roet;
+ Toen reed hij langs de steilte voort,
+ Die voert tot Hela's somb're poort.
+
+ Afkomst van Odin (Gray).
+
+
+Odin zag tot zijn verbazing dat een feest was aangericht in dit donker
+gebied, en dat de banken bedekt waren met tapijten en gouden ringen,
+alsof een of ander geëerde gast verwacht werd. Maar hij ijlde voort
+zonder te talmen, totdat hij de plaats bereikte waar de Vala vele
+jaren ongestoord had gerust, toen hij plechtig een tooverformule
+begon te zingen en de runen te trekken die de macht hadden de dooden
+op te roepen.
+
+
+ Hij sprak driemaal in sombre wijzen
+ Het lied dat doet de dooden rijzen:
+ Tot uit den hollen grond een stem
+ Sleepend en dof bereikte hem.
+
+ Afkomst van Odin (Gray).
+
+
+Plotseling opende zich het graf, en de profetes rees langzaam op,
+vragend wie zoo haar lange rust had durven storen. Odin, die niet wilde
+dat zij zou weten, dat hij de machtige vader was van goden en menschen,
+antwoordde dat hij Vegtam was, de zoon van Valtam, en dat hij haar
+geroepen had om te vragen voor wien de Hel hare banken spreidde en
+een feestmaal aanrichtte. In holle tonen bevestigde de profetes al
+zijne vreezen, hem zeggend dat de verwachte gast Balder was, die was
+bestemd om door Hodur, zijn broeder, den blinden god der duisternis,
+vermoord te worden.
+
+
+ Hodur zal herwaarts
+ Zenden zijn broeder;
+ Hij van Balder
+ Zal zijn de moordenaar,
+ En Odins zoon
+ Ontnemen 't leven;
+ Door dwang heb ik gesproken,
+ Nu wil ik zwijgen.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Trots den blijkbaren onwil van de Vala om verder te spreken, was Odin
+nog niet voldaan en drong bij haar aan hem te zeggen wie den verwonden
+god zou wreken en zijn moordenaar ter verantwoording roepen. Want
+wraak en wedervergelding werden als een heilige plicht beschouwd door
+de volken van het Noorden.
+
+Toen vertelde hem de profetes, zooals Rossthiof reeds had voorspeld,
+dat Rinda, de aardgodin, Odin een zoon zou baren, en dat Vali, zooals
+dit kind zou worden genoemd, noch zijn gelaat zou wasschen noch zijn
+haar kammen, totdat hij op Hodur den dood van Balder had gewroken.
+
+
+ In een west'lijke spelonk
+ Baart Rinda, die haar liefde schonk,
+ 'n Knaapje dat van Odin stamt,
+ Dat nooit zijn zwarte lokken kamt,
+ Noch in den stroom wascht zijn gezicht,
+ Noch ziet het avondzonnelicht,
+ Tot hij zal lachen bij het hout
+ Tot brand voor Hodurs lijk gebouwd.
+
+ Afkomst van Odin (Gray).
+
+
+Toen de weerstrevende Vala zoo had gesproken, vroeg Odin: "Wie
+zou niet willen weenen bij Balders dood?" Deze ondoordachte vraag
+toonde een kennis van de toekomst die geen sterveling kon bezitten,
+en openbaarde onmiddellijk aan Vala wie haar bezoeker was. Zij weigerde
+dus nog een woord te spreken en zonk terug in de stilte van het graf,
+verklarend dat niemand haar er weer uit zou kunnen lokken totdat het
+einde der wereld was gekomen.
+
+
+ Ga van hier en zeg thuis dan
+ Dat nooit een wezen komen kan
+ Dat m' uit zijn ijz'ren sluim'ring beurt,
+ Tot Lok zijn sterke keten scheurt;
+ Nimmer tot de diepe nacht
+ Weer herwon zijn oude kracht,
+ Tot in vlammen, woest van haat,
+ 's Werelds schepping ondergaat.
+
+ Afkomst van Odin (Gray).
+
+
+Toen Odin de besluiten van Orlog (lot) had vernomen, waarvan hij wist
+dat zij niet afgeweerd konden worden, besteeg hij zijn ros, en wendde
+zich bedroefd naar Asgard, denkend aan den tijd, die niet ver af was,
+als zijn geliefde zoon niet meer gezien zou worden in de hemelsche
+verblijven, en wanneer het licht van zijn tegenwoordigheid voor goed
+verdwenen zou zijn.
+
+Toen hij Gladsheim binnentrad, werd Odin echter wat gerust gesteld
+door de mededeeling die Frigga hem dadelijk deed, dat alle dingen
+onder de zon beloofd hadden Balder geen leed te zullen doen, en zich
+overtuigd voelend dat als niets hun geliefden zoon zou vermoorden, hij
+zeker moest voortgaan goden en menschen met zijn tegenwoordigheid te
+verblijden, zette hij de zorg opzij en gaf zich over aan de genietingen
+van het feestmaal.
+
+
+
+De goden aan het spelen.
+
+De speelplaats van de goden was gelegen op de groene vlakte van Ida
+en heette Idavold. Hier gingen de goden gewoonlijk heen als zij lust
+in het spel hadden, en hun geliefkoosde uitspanning was het werpen
+met hun gouden schijven, die zij met groote behendigheid konden
+gooien. Zij waren met verdubbelden ijver tot dit gewone tijdverdrijf
+teruggekeerd, sedert de wolk die hun geesten had neergedrukt door de
+voorzorgsmaatregelen van Frigga was weggevaagd. Toen zij echter ten
+slotte genoeg hadden van de gewone sport, bedachten zij een nieuw
+spel. Zij hadden gehoord dat Balder door geen enkel werptuig kon
+gedeerd worden, en zoo amuseerden zij zich door allerlei wapenen,
+steenen enz. naar hem te werpen, zeker dat hoe slim zij het ook
+aanlegden en hoe nauwkeurig zij ook mikten, de voorwerpen, die gezworen
+hadden hem geen kwaad te zullen doen, òf op zij zouden vliegen òf hem
+niet zouden raken. Dit nieuw vermaak bleek zóó aangenaam te zijn dat
+weldra alle goden zich rondom Balder verzamelden en hem elken keer
+als hij ongetroffen bleef met groot gelach begroetten.
+
+
+
+De dood van Balder.
+
+Deze uitingen van vroolijkheid wekten de nieuwsgierigheid van Frigga
+op, die in Fessalir zat te spinnen; en toen zij een oud vrouwtje haar
+woning zag voorbij gaan, zei zij dat zij even moest blijven en haar
+vertellen wat de goden deden dat zoo den lachlust prikkelde. Het oude
+vrouwtje was niemand anders dan Loki in vermomming, en hij antwoordde
+Frigga dat de goden steenen en andere werptuigen, stomp en scherp,
+naar Balder gooiden, die glimlachend en ongedeerd in hun midden stond,
+en hen uitdaagde hem aan te raken.
+
+De godin glimlachte en vatte haar werk weer op, zeggende dat het
+volmaakt natuurlijk was dat niets Balder zou deren, daar alle dingen
+het licht liefhadden, waarvan hij het zinnebeeld was, en plechtig
+hadden gezworen hem geen leed te doen. Loki, de verpersoonlijking
+van het vuur, was zeer verdrietig toen hij dit hoorde, want hij was
+jaloersch op Balder, de zon, die hem zoo geheel overschaduwde en die
+algemeen bemind was, terwijl hij zooveel mogelijk gevreesd werd en
+geschuwd; maar hij verborg wijslijk zijn boosheid en vroeg Frigga of
+zij geheel zeker was dat alle dingen tot het verbond waren toegetreden.
+
+Frigga antwoordde trotsch dat zij den plechtigen eed van alle
+dingen hadden ontvangen, uitgezonderd van een, een onschuldig klein
+woekerplantje, den maretak, dat op den eik bij de poort van het
+Valhalla groeide, en dit was te klein en te zwak om er bang voor te
+zijn. Deze mededeeling was alles wat Loki noodig had, en hij zei Frigga
+vaarwel en strompelde weg. Zoodra hij veilig en wel buiten het gezicht
+was, nam hij echter zijn gewone gestalte weer aan en haastte zich
+naar het Valhalla, waar hij bij de poort den eik van den maretak vond,
+zooals Frigga had aangegeven. Daarop gaf hij door de uitoefening van
+tooverkunsten aan den parasiet een omvang en hardheid die er geheel
+vreemd aan was.
+
+Zoo maakte hij van den houten stengel handig een schacht waarmee hij
+zich terugspoedde naar Idavold, waar de goden nog werptuigen naar
+Balder wierpen, terwijl alleen Hodur ondertusschen bedroefd tegen een
+boom stond geleund en geen deel nam aan het spel. Zorgeloos naderde
+Loki den blinden god, en den schijn van belangstelling aannemend
+vroeg hij de oorzaak van zijn zwaarmoedigheid, te gelijker tijd listig
+insinueerend dat trots en onverschilligheid hem weerhielden aan het
+spel mee te doen. Als antwoord op deze opmerkingen betuigde Hodur
+dat enkel zijn blindheid hem weerhield aan het nieuwe spel deel te
+nemen, en toen Loki hem de maretakschacht in zijn hand gaf en hem
+in het midden van den kring bracht, hem de richting van het nieuwe
+mikpunt aanwijzend, wierp Hodur zijn schacht met kracht. Maar tot
+zijn spijt trof in plaats van het luide gelach dat hij verwachtte,
+een ontstellende kreet van afgrijzen zijn oor, want Balder, de schoone,
+was op den grond gevallen, door den noodlottigen maretak doorstoken.
+
+
+ Zoo op den vloer lag Balder dood; gestrooid
+ Rondom de zwaarden, bijlen, speren al
+ Waarmee men had geworpen--dwaas gespeel--
+ Op Balder wien geen werptuig wondd' of schond;
+ Maar in zijn borst stak de fatale tak
+ De maretwijg, die Lok, de Duivel, gaf
+ Aan Hodur, en onwetend Hodur wierp--
+ Hiertegen slechts was Balder niet bestand.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+In vreeslijken angst verzamelden zich de goden rondom hun geliefden
+makker, maar helaas! het leven was geheel uitgebluscht, en al
+hunne pogingen om den gevallen zonnegod weer te wekken hielpen
+niet. Ontroostbaar wegens hun verlies keerden zij zich nu boos naar
+Hodur, dien zij daar direct zouden hebben vermoord, waren zij niet
+weerhouden door de wet der goden, dat geen opzettelijke daad van
+geweld hun gewijde vredeplaatsen mocht ontheiligen. Het rumoer van
+hun luid geklaag bracht de godin in groote haast bij het vreeselijke
+tooneel, en toen Frigga zag dat haar lieveling dood was, smeekte zij
+de goden hartstochtelijk naar Niflheim te gaan en Hel te overreden
+haar slachtoffer los te laten, want de aarde kon zonder hem niet
+gelukkig zijn.
+
+
+
+Hermod's Boodschap.
+
+Daar de weg uiterst ruw en moeilijk was, durfde eerst geen der
+goden te gaan; maar toen Frigga beloofde dat zij en Odin den bode
+boven al de Aesir zouden beminnen, verklaarde zich Hermod bereid
+om de boodschap over te brengen. Om hem hiertoe in staat te stellen
+leende Odin hem Sleipnir, en het edele ros, dat geen ander op zijn
+rug duldde dan Odin, vertrok zonder aarzeling op den donkeren weg,
+dien zijn hoeven reeds tweemaal te voren betreden hadden.
+
+Ondertusschen liet Odin het lichaam van Balder naar Breidablik brengen,
+en hij beval de goden naar het woud te gaan en hooge pijnboomen te
+vellen waarmee een waardige brandstapel zou worden gebouwd.
+
+
+ Maar toen de goden naar het woud gegaan
+ Waren, bracht Hermod Sleipnir uit zijn stal
+ En deed hem 't zadel aan; te voren wou
+ Sleipnir geen hand dan Odin's op zijn nek,
+ En droeg geen and'ren rijder op zijn rug;
+ Nu stond hij echter stil aan Hermod's zij,
+ Buigend zijn hals, en, voor zijn man gereed,
+ Omdat hij wist hoe Balder werd bemind,
+ Maar Hermod nu besteeg hem, ging heel stil
+ En zwijgend op den onbekenden weg
+ Die van het Noorden takt, en toog dus voort
+ Den ganschen dag; het licht verdween, 't werd nacht,
+ En heel dien nacht dus reed en reisde hij.
+ Zoo negen dagen, negen nachten lang,
+ Naar 't noordlijk ijs, door dalen, stroomomgord.
+ En op den tienden dag zag hij de brug
+ Die overspant met gouden boog den stroom
+ Van Giall, en op die brug een vrouw, gedost
+ In rusting, waar men komt aan d' overkant
+ En waar de weg in rotsen zich verliest.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+De brandstapel.
+
+Terwijl Hermod zich langs den somberen weg spoedde die tot Niflheim
+leidde, hakten en haalden de goden naar de kust een groote massa
+brandstof, dat zij op het dek van Balder's drakenschip, Ringhorn,
+opstapelden terwijl zij een grooten brandstapel maakten. Volgens
+gewoonte werd deze versierd met tapijtbehangsels, bloemenguirlanden,
+vaten en wapenen van allerlei soort, gouden ringen en tallooze
+voorwerpen van waarde, eer het vlekkelooze lichaam, rijkelijk
+uitgedost, er heen gebracht en er opgelegd werd.
+
+Een voor een kwamen de goden nu nader om een laatsten groet te brengen
+aan hun geliefden makker, en toen Nanna zich over hem neerboog,
+brak haar minnend hart en zij viel levenloos naast hem neder. Toen
+zij dit zagen legden de goden haar eerbiedig naast haren echtgenoot,
+opdat zij hem tot zelfs in den dood zou vergezellen; en nadat zij
+zijn paard en honden gedood hadden en den brandstapel met doornen,
+het zinnebeeld van den slaap, hadden omvlochten, kwam Odin, de laatste
+der goden, naderbij.
+
+Ten teeken van genegenheid voor den doode en van verdriet over
+zijn verlies, hadden allen hun meest kostbare bezittingen op zijn
+brandstapel gelegd, en Odin, zich neerbuigend, voegde nu bij de
+geschenken zijn tooverring Draupnir. De verzamelde goden merkten dat
+hij iets fluisterde in het oor van zijn gestorven zoon, maar geen
+was dicht genoeg bij om te hooren wat hij zeide.
+
+Toen deze droeve toebereidselen gedaan waren, maakten de goden
+aanstalten om het schip van stapel te laten loopen, maar bevonden
+dat de zware last van brandhout en schatten hun vereenigde pogingen
+weerstand bood en zij konden het schip geen duim doen bewegen. De
+bergreuzen, die het tooneel van verre zagen en hun verlegenheid
+bespeurden, kwamen nu naderbij en zeiden dat zij wisten van een reuzin
+die Hyrrokin heette en die in Jötun-heim woonde en sterk genoeg
+was om zonder eenige hulp het schip van stapel te laten loopen. De
+goden lieten dus een van de stormgeesten Hyrrokin roepen, en spoedig
+verscheen deze, gezeten op een reusachtige wolf, dien zij aan een
+leidsel, van kronkelende slangen gemaakt, stuurde. Naar de kust
+rijdende steeg de reuzin af en betuigde trotsch haar bereidheid om
+de gevraagde hulp te geven, als de goden intusschen wilden zorgen
+voor haar ros. Odin zond onmiddellijk vier van zijn meest woeste
+Berserkers om den wolf te houden, maar in weerwil van hun geweldige
+kracht, konden zij het monsterachtig schepsel niet bedwingen, totdat
+de reuzin het had neergeworpen en vastgebonden.
+
+Toen Hyrrokin zag dat zij nu haar weerspannig ros zouden kunnen
+besturen, ging zij langs het strand tot waar, hoog boven den
+waterspiegel, Balders machtig schip Ringhorn lag.
+
+
+ Zeventig el vier zich strekte
+ Op het gras de kiel in praal
+ Hoog er boven, fonklend rekte
+ Zich de drakenkop bloeddorstig
+ Met zijn kam van staal.
+
+ De Sage van koning Olaf (Longfellow).
+
+
+Zij zette haar schouders tegen zijn achtersteven en met een geweldige
+inspanning duwde zij het met een vaart in het water. Maar zóó groot was
+het gewicht van de massa en de snelheid waarmede het in zee schoot,
+dat de aarde als door een aardbeving schokte en de rollen waarop het
+schip gleed door de wrijving vuur vatten. De onverwachte schok deed de
+goden bijna hun evenwicht verliezen, en dit maakte Thor zóó boos dat
+hij zijn hamer ophief en hij de reuzin zou vermoord hebben, ware hij
+niet door zijn makkers tegengehouden. Gemakkelijk gekalmeerd, zooals
+gewoonlijk--want Thors woede, ofschoon snel gewekt, was voorbijgaande,
+greep hij nog eens het schip aan om den brandstapel te wijden met
+zijn heiligen hamer. Toen hij deze ceremonie verrichtte strompelde
+de dwerg Lit hem hinderlijk in den weg, waarop Thor, die nog niet
+heelemaal weer tot kalmte was gekomen, hem in het vuur wierp, dat
+hij juist met een doorn had aangestoken, en de dwerg werd tot asch
+verbrand met de lichamen van het goddelijk paar.
+
+Het groote schip dreef nu in zee en de vlammen van den brandstapel
+leverden een prachtig schouwspel op, dat elk oogenblik grootscher werd,
+totdat, toen het schip den westelijken horizon naderde, het scheen
+alsof zee en lucht in brand stonden. De goden keken treurig naar het
+brandende schip en zijn kostbaren last, totdat het plotseling in de
+golven dook en verdween; en zij wendden zich niet af noch keerden
+tot Asgard terug voordat de laatste lichtsprank was verdwenen, en
+de wereld, ten teeken van rouw over Balder den brave, in een mantel
+was gehuld.
+
+
+ Dra met veel leven steeg 't geweldig vuur,
+ Het brandhout knetterd' en tusschen de blokken
+ Wiekten vuurtongen bevend op, en vuur
+ Sprong krullend, schietend hooger, lekte straks
+ Den top van 't hout, de dooden, ook de mast,
+ Knaagd' aan de dorre zeilen; toch bleef 't schip
+ Nog voortgaan, brandend boven romp in vlam.
+ De goden stonden op de kust, elk keek,
+ En wijl zij keken neigde zich de zon
+ In rook omhulde zee, en aan kwam nacht,
+ Toen legde zich de wind en kalmte kwam;
+ Maar door het duister zagen zij het schip
+ Nog over wijde waatren voortgevoerd,
+ Verder en verder, als een oog van vuur
+ Zoo leek nu Balder's mutserd in den nacht,
+ Maar zwakker scheen hij in het sterrenlicht,
+ De lijken werden dus verteerd, ook 't hout.
+ En evenals in uitgaand wintervuur
+ 't Verkoolde blok als 't valt nog vonken schiet--
+ Zoo viel met vonkenstroom de mutserd in,
+ Kleurend de zee rondom; 't was donker toen.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+Hermod's tocht.
+
+De goden traden treurig Asgard binnen, waar geen geluiden van
+vroolijkheid of feestvieren het oor begroetten, want alle harten
+waren met angstige bezorgdheid vervuld over den afloop van alle dingen
+die men voelde komen. En waarlijk, de gedachte aan den vreeselijken
+Fimbul-winter, die hun dood verkondigde, was er wel een om de goden te
+verontrusten. Frigga alleen koesterde hoop, en zij wachtte met angst op
+den terugkeer van haren bode, Hermod den snelle, die intusschen over
+de sidderende brug was gereden en langs den donkeren Helleweg, totdat
+hij, in den tienden nacht, den ruischenden stroom van de rivier Giöll
+overkwam. Hier werd hij aangehouden door Mödgud, die vroeg waarom de
+Giallar-brug meer onder den stap van zijn paard sidderde dan wanneer
+een geheel leger er over ging, en vroeg waarom hij, een levend ruiter,
+trachtte binnen te dringen in het gevreesde gebied van Hel.
+
+
+ Wie zijt gij op uw zwart en vurig paard,
+ Onder welks hoeven Giall's brug hevig schudt
+ En rammelt? Zeg mij uw geslacht en huis.
+ Eerst gistren ochtend kwamen hier voorbij
+ Vijf troepen dooden op hun weg naar Hel,
+ Deden de brug niet schudden als gij doet,
+ En gij hebt vleesch en kleur toch op 't gelaat,
+ Als levenden, die aad'men lucht nog in;
+ Ook ziet gij er niet uit als dooden doen,
+ Zielen die afwaarts gaan, die 'k daaglijks schouw.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Hermod vertelde aan Mödgud de rede van zijn komst, en nadat hij
+zekerheid had gekregen dat Balder en Nanna vóór hem over de brug
+waren gereden, haastte hij zich verder, totdat hij kwam aan de poort,
+die belemmerend voor hem op rees.
+
+Niet afgeschrikt door dezen slagboom, steeg Hermod af op het gladde
+ijs, en de riemen van zijn zadel vaster makende, steeg hij weer op,
+bedolf zijn sporen diep in de zachte zijden van Sleipnir en dwong
+hem tot een verbazenden sprong, die hem behouden aan den anderen kant
+van de Hellepoort bracht.
+
+
+ Toen reed hij verder over 't veld van ijs
+ Nog noordwaarts, tot hij kwam aan hooge muren
+ (Belemmerend zijn weg) met traliewerk.
+ Toen steeg hij af, en trok de riemen aan,
+ Op 't gladde ijs, van Sleipnir, Odin's paard,
+ En deed hem springen, en kwam dus er in.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Voortrijdende kwam Hermod ten slotte aan Hel's eetzaal, waar hij Balder
+vond, bleek en uitgeput, liggend op een bank, zijn vrouw Nanna naast
+hem, onafgewend starend op een beker meê, dien hij blijkbaar geen
+moed had om te verzwelgen.
+
+
+
+De voorwaarde van Balders invrijheidsstelling.
+
+Te vergeefs vertelde Hermod zijn broeder dat hij gekomen was om hem
+te verlossen; Balder schudde droevig zijn hoofd en zeide te weten dat
+hij in zijn vreugdeloos verblijf moest vertoeven totdat de laatste
+dag kwam, maar hij smeekte Hermod Nanna met zich terug te nemen,
+daar het huis der schimmen geen plaats was voor een zoo prachtig
+en schoon schepsel. Maar toen Nanna dit verzoek hoorde, drong zij
+dichter aan de zijde van haren man en bezwoer dat niets er haar toe
+zou kunnen brengen van hem te scheiden, en dat zij voor altijd bij
+hem zou blijven, zelfs in Niflheim.
+
+De lange nacht werd gesleten in stil gesprek, eer Hermod Hel opzocht
+en haar smeekte Balder vrij te laten. De inhalige godin luisterde
+zwijgend naar zijn verzoek en zeide eindelijk dat zij haar slachtoffer
+zou laten vertrekken, mits alle dingen, bezield en onbezield, hun
+smart over zijn verlies zouden toonen doordat zij tranen stortten.
+
+
+ Kom dan! als Balder was zoo teer bemind,
+ Men in den Hemel zijn gemis zoo voelt,
+ Hoor hoe den Hemel hij hergeven wordt,
+ Toon mij alom de teekenen van smart!
+ Dat Balders toeven hier hun treuren is!
+ Laat al wat leeft en door de wereld gaat
+ Weenen om hem, en 't levenlooze ook;
+ Laat goden, menschen, dieren, plant en rots
+ Beweenen hem, dan zie 'k hoe men hem mist
+ En 'k vind het goed en geef U Balder weer.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold.)
+
+
+Dit antwoord was zeer bemoedigend want de geheele Natuur beweende het
+verlies van Balder, en zeker was er niets in de geheele schepping dat
+niet een traan schenken wilde. Zoo verliet Hermod blijde Hel's donker
+gebied, den ring Draupnir bij zich, dien Balder aan Odin terugzond,
+een geborduurd karpet van Nanna voor Frigga, en een ring voor Fulla.
+
+
+
+De terugkomst van Hermod.
+
+De vergaderde goden verdrongen zich angstig rondom Hermod zoodra
+hij terugkwam, en toen hij zijn boodschappen en geschenken had
+overgebracht, zonden de Aesir herauten naar alle deelen van de wereld
+om alle bezielde en onbezielde dingen te smeeken dat zij zouden weenen
+over Balder.
+
+
+ Ga snel door heel de wereld nu, en smeek
+ Te weenen al wat leeft en wie er leeft
+ Om Balder, opdat dus hij weer ons koom'!
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Noordwaarts, Zuidwaarts, Oostwaarts en Westwaarts reden de herauten,
+en als zij voorbij kwamen vielen tranen van elken plant en elken boom,
+zoodat de grond gedrenkt was met vocht, en metalen en steenen, trots
+hun harde harten, weenden ook.
+
+De weg voerde ten slotte naar Asgard, en aan den kant van den weg
+was een donkere grot, waarin de boden zagen neergehurkt de gestalte
+van een reuzin, Thok geheeten, die volgens sommige mythologen Loki
+in vermomming zal zijn geweest. Toen men haar aanspoorde een traan
+te storten, bespotte zij de herauten en vluchtend in de donkere
+schuilhoeken van haar grot, zei zij dat geen traan uit haar oogen zou
+vallen en dat, wat haar betrof, Hel haar prooi voor goed houden mocht.
+
+
+ Thok nu weende
+ Met tranen droog
+ Om Balders dood.
+ Noch in leven, noch in dood
+ Gaf hij mij vreugde,
+ Houde Hel haar buit.
+
+ Oudere Edda.
+
+
+Zoodra de terugkeerende boden in Asgard aankwamen, verdrongen zich de
+goden om hen heen om het resultaat hunner zending te hooren; maar hun
+gezichten, allen opgewekt in de vreugde van verwachting, werden duister
+van wanhoop toen zij hoorden, dat één schepsel geweigerd had zijn
+tranen te schenken, waarom zij Balder in Asgard niet meer zouden zien.
+
+
+ Balder, de Schoone, komt niet weer
+ Uit Hel's gebied in lichter sfeer!
+ Loki's verraad, dubbel verraad
+ Is 't wat de Dood ten buit hem laat;
+ Nooit komt hij uit de duisternis
+ Tot Ragnarok verschenen is.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+
+Vali de Wreker.
+
+De besluiten van het noodlot waren nog niet geheel volvoerd, en het
+laatste bedrijf van het treurspel moet nog kortelijk verteld worden.
+
+Wij hebben reeds gezien, hoe Odin na vele weigeringen er in slaagde
+de toestemming van Rinda tot hun huwelijk te krijgen, en dat de
+zoon, uit deze verbintenis geboren, bestemd was om den dood van
+Balder te wreken. De komst van dit wondervolle kind had nu plaats,
+en Vali de Wreker, zooals hij genoemd werd, trad Asgard op den dag
+van zijn geboorte binnen, en op dienzelfden dag versloeg hij Hodur
+met een pijl uit een bundel dien hij tot dat doel schijnt gedragen
+te hebben. Zoo boette de moordenaar van Balder, ofschoon hij een
+onbewust werktuig was, voor de misdaad met zijn bloed, volgens de
+wet van den echten Noorman.
+
+
+
+De beteekenis van de geschiedenis.
+
+De naturalistische verklaring van deze mythe moet men zoeken of in het
+dagelijksch ondergaan van de zon (Balder) die beneden de westelijke
+golven verdwijnt, weggedreven door de duisternis (Hodur), of in het
+eindigen van den korten Noorschen zomer en de lange regeering van
+het winterjaargetij. "Balder beteekent de lichte en klare zomer,
+als schemering en dag elkander kussen en hand in hand gaan in deze
+Noorsche streken."
+
+
+ Balders mutserd de zon verbeeldt,
+ Kleurt den heiligen haard,
+ Spoedig de laatste vlam er speelt,
+ Hodur regeert op aard.
+
+ Viking-verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+"Zijn door Hodur bewerkte dood is de overwinning van de duisternis
+over het licht, de duisternis van den winter over het licht van den
+zomer; en de wraak van Vali is het doorbreken van het nieuwe licht
+na de wintersche duisternis."
+
+Loki, het vuur, is jaloersch op Balder, het zuivere licht van den
+hemel, die de eenige onder de Noorsche goden was welke nooit vocht,
+maar altijd klaar was met woorden van verzoening en vrede.
+
+
+ Maar van uw lippen, Balder, nacht of dag,
+ Heeft niemand ooit een toornig woord gehoord
+ Aan God of Held, maar gij betoomdet steeds
+ De anderen, stillend een gerezen twist.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+De tranen, door alle dingen gestort voor den geliefden god, verbeelden
+den lentedauw die komt na de hardheid en koude van den winter, als
+elke boom en twijg en zelfs de steenen van vocht druipen; Thok (kool)
+alleen toont geen bewijs van teederheid, daar zij diep begraven is
+in de donkere aarde en het zonlicht niet meer noodig heeft.
+
+
+ Zooals des winters, als de vorst verdwijnt
+ Aan 's winters eind, eer dat de lente komt,
+ Een warme zoelte blaast en dauw begint--
+ Een enkel uur, dan hoort men 't drupp'len reeds
+ In alle wouden, en de sneeuw die ligt
+ Onder de boomen, wordt van vocht doorzeefd,
+ En van de takken komt de sneeuwlast neer;
+ Op heuv'len zuidwaarts hellend ziet het oog
+ Reeds groene plaatsen door de sneeuw in 't rond,
+ Die grooter worden, vreugde voor den boer--
+ Zoo werd gehoord alom een stil gedrop,
+ De dingen weenden, wenschen wederkomst
+ Van Balder, en den goden deed dit goed.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Uit de diepten van hun ondergrondsche gevangenis trachten de zon
+(Balder) en de plantengroei (Nanna) den hemel (Odin) en de aarde
+(Frigga) te verblijden door hun den ring Draupnir te zenden, het
+symbool van de vruchtbaarheid, en het bebloemde kleed, symbool van
+het karpet van groen dat de aarde weer zal bedekken en door zijn
+bekoring haar schoonheid zal vergrooten.
+
+De zedelijke beteekenis is niet minder schoon, want Balder en Hodur
+zijn de zinnebeelden van de strijdende machten van goed en kwaad,
+terwijl Loki den verzoeker personifieert.
+
+
+ In iedere ziel de wijze vindt
+ Geboren Hodur, Balders broeder blind,
+ Dan neemt hij toe, zijn kracht wordt meer
+ Want blind geboren wordt elk kwaad, als jonge beer,
+ Nacht is van kwaad het kleed; maar alle goed
+ Is steeds gehuld in wâ van licht en gloed.
+ De drukke Loki, die van ouds verleidt,
+ Gaat voorwaarts onophoud'lijk, vat altijd
+ Des blinden moord'naars hand, wiens vlugge speer
+ Doorboort jong Balders borst, die zon van Valhal's sfeer.
+
+ Viking-verhalen van het noorden (R. B. Anderson).
+
+
+
+De vereering van Balder.
+
+Een van de meest belangrijke feesten werd gehouden tijdens de
+zomerzonnewende of den avond van midzomer, ter eere van Balder den
+goede. Want men beschouwde dien dag als den gedenkdag van zijn dood
+en van zijn neerdaling in de onderwereld. Op dien dag, den langsten
+van het jaar, kwamen de menschen buiten bij elkander, staken groote
+vreugdevuren aan en keken naar de zon, die in de hooge Noorsche
+streken weinig beneden den horizon daalt eer zij weer opkomt. Van
+midzomer worden de dagen langzamerhand korter en de zonnestralen
+minder warm, tot de winterzonnewende, die "Moeder nacht" heette,
+daar het de langste nacht was van het jaar. Midzomeravond, die eens
+ter eere van Balder gevierd werd, heet nu St. Johannesdag, daar die
+heilige Balder den goede geheel en al vervangen heeft.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXII: LOKI.
+
+
+De geest van het kwade.
+
+Behalve den afschuwelijker reus Utgard-Loki, de verpersoonlijking
+van slechtheid en kwaad, dien Thor en zijn metgezellen in Jötun-heim
+bezochten, hadden de oude Noormannen een ander type van de zonde,
+dien zij ook Loki noemden, en dien wij reeds onder verschillende
+gestalten hebben gezien.
+
+Oorspronkelijk was Loki enkel de verpersoonlijking van het haardvuur
+en den geest des levens. Eerst een god, werd hij langzamerhand "god
+en duivel tegelijk" en wordt ten slotte algemeen verafschuwd als een
+volkomen evenbeeld van den middeleeuwschen Lucifer, den vorst der
+leugens, "den veroorzaker van bedrog en den lasteraar" van Aesir.
+
+Volgens sommige bronnen heette Loki de broeder van Odin, maar
+anderen beweren dat de twee niet verwant waren, maar elkander alleen
+bloedbroederschap hadden gezworen, zooals dit in het Noorden algemeen
+voorkomt.
+
+
+ Odin! weet gij nog
+ Hoe wij in vroeger dagen
+ Ons bloed vermengden?
+ Toen gij beslist niet wildet
+ Bier proeven,
+ Tenzij we 't samen dronken?
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Loki's karakter.
+
+Terwijl Thor de belichaming is van Noorsche activiteit, verbeeldt Loki
+de uitspanning, en de innige kameraadschap die eertijds tusschen deze
+twee goden bestond, toont heel duidelijk hoe spoedig onze voorvaderen
+begrepen dat beiden tot het welzijn der menschheid noodig waren. Thor
+is altijd werkzaam en in ernst, maar Loki maakt van alles een grap,
+totdat ten slotte zijn genot in ondeugendheid hem geheel op dwaalwegen
+brengt, en hij alle liefde voor het goede verliest en hij uiterst
+zelfzuchtig en kwaadwillig wordt.
+
+Hij vertegenwoordigt het kwaad in den verleidenden en schijnbaar
+schoonen vorm waarin het zich in de wereld vertoont. Wegens deze
+bedriegelijke verschijning vermeden de goden hem eerst niet, maar
+behandelden hem als een der hunnen in alle vriendschappelijkheid
+en namen hem met zich mede overal waar zij heen gingen, lieten hem
+verder niet alleen tot hun vermaken toe, maar ook tot hun vergaderzaal,
+waar zij, helaas! te dikwijls naar zijn raad luisterden.
+
+Zooals wij reeds gezien hebben, speelde Loki een groote rol in de
+schepping van den mensch, dien hij toerustte met het vermogen om zich
+te bewegen en wien hij het bloed vrijelijk door de aderen deed loopen,
+waardoor hij met hartstochten werd bezield.
+
+Als verpersoonlijking zoowel van het vuur als van de ondeugendheid
+ziet men Loki (bliksem) dikwijls met Thor (donder), dien hij naar
+Jötun-heim vergezelt om zijn hamer terug te halen, naar Utgard Loki's
+kasteel en naar Geirrod's huis. Hij is het, die Freya's halsketting
+en Sif's haar steelt, en Idoen verraderlijk overlevert in de macht
+van Thiassi, en ofschoon hij den goden soms goeden raad geeft en hen
+werkelijk helpt, is het enkel om hen te bevrijden uit een of anderen
+toestand waarin hij hen overijld heeft meegesleept.
+
+Sommige bronnen beweren, dat deze god, in plaats van een deel uit
+te maken van de scheppingsdriehoek (Odin, Hoenir en Loeder of Loki)
+oorspronkelijk behoorde tot een geslacht van goden ouder dan Odin,
+en de zoon was van den grooten reus Fornjotnr (Ymir), terwijl zijn
+broeders waren Kari (lucht) en Hler (water), en zijn zuster Ran, de
+verschrikkelijke godin van de zee. Andere mythologen echter maken
+hem tot den zoon van den reus Farbauti, die vereenzelvigd is met
+Bergelmir, den eenigen overlevende uit den zondvloed, en van Laufeia
+(bladrijk eiland) of Nal (schip), eigen moeder, dus vaststellend
+dat zijn betrekking tot Odin enkel die was van den Noorschen eed
+van kameraadschap.
+
+Loki (vuur) huwde eerst Glut (gloed), die hem twee dochters baarde,
+Eisa (spranken) en Einmyria (asch); het is dus zeer duidelijk, dat de
+Noormannen hem als zinnebeeld van het haardvuur beschouwden en als het
+vlammend hout op den haard knettert, dan zeiden de moedertjes in het
+Noorden dat Loki zijn kinderen slaat. Behalve zijn vrouw, zegt men,
+heeft Loki ook nog gehuwd de reuzin Angur-boda (de angstvoorspellende),
+die in Jötun-heim woonde, en die, zooals wij reeds gezien hebben, hem
+de drie monsters baarde: Hel, de godin van den dood, de Midgardslang
+Iörmungandr, en den grimmigen wolf Fenris.
+
+
+ Loki verwekte den wolf
+ Bij Angur-boda.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+
+Sigyn.
+
+Loki's derde huwelijk was met Sigyn, die zich een liefhebbende vrouw
+en vol toewijding betoonde, en hem twee zoons baarde, Narve en Vali,
+de tweede een naamgenoot van den god die Balder wreekte. Sigyn was
+altijd trouw aan haren echtgenoot en verliet hem niet, zelfs toen
+hij uit Asgard was geworpen en in de ingewanden der aarde opgesloten.
+
+Daar Loki de belichaming was van het kwaad in de oogen der Noorsche
+volken, hadden zij enkel vrees voor hem, bouwden geen tempels hem
+ter eere, brachten geen offers aan hem en noemden de schadelijkste
+kruiden naar zijn naam. De trillende, overhitte atmosfeer van den
+zomer--meende men--duidde zijn nabijheid aan, want de menschen zeiden
+dan dat Loki zijn wilde haver zaaide, en als de zon scheen water te
+halen, vertelden zij dat Loki bezig was te drinken.
+
+De geschiedenis van Loki is zóó innig verbonden met die van de
+andere goden, dat de meeste mythen die op hem betrekking hebben,
+reeds verteld zijn en er zijn slechts twee episoden van zijn leven
+te verhalen over, een die zijn beteren kant toont voordat hij tot den
+aartsbedrieger was ontaard, en de andere laat zien hoe hij ten slotte
+de goden er toe bracht, hun vreedzame verblijven door opzettelijken
+moord te bezoedelen.
+
+
+
+Skrymsli en het kind van den boer.
+
+Een reus en een boer speelden eens samen een spel (waarschijnlijk
+schaak, dat een geliefkoosd tijdverdrijf voor den winter was bij de
+Noorsche vikings). Natuurlijk hadden zij bepaald dat zij voor zekeren
+inzet zouden spelen, en de reus, die won, kreeg den eenigen zoon van
+den boer, dien hij--zoo zeide hij--den volgenden dag zou komen halen
+en opeischen, tenzij zijn ouders hem zóó knap konden verbergen dat
+hij niet kon worden gevonden.
+
+Wetende dat zoo iets voor hen onmogelijk uitvoerbaar was, smeekten
+de ouders vurig tot Odin om hulp, en in antwoord op hun beden kwam de
+god op aarde neer en veranderde den knaap in een kleinen graankorrel,
+die hij in een korenaar midden in een groot veld verborg, verklarend
+dat de reus hem niet zou kunnen vinden. De reus Skrymsli echter
+bezat wijsheid, veel grooter dan Odin dacht, en toen hij het kind
+niet thuis vond, ging hij onmiddellijk naar het veld met zijn zeis,
+en maaide het koren af en koos juist de aar uit waar de knaap was
+verborgen. Terwijl hij de graankorrels telde zou hij juist zijn hand
+op den rechten leggen, toen Odin, die den angstkreet van het kind
+hoorde, de korrel uit de hand van den reus rukte en den knaap aan zijn
+ouders teruggaf, hem zeggende dat hij alles wat in zijn vermogen was
+had gedaan om hen te helpen. Maar toen de reus verklaarde, dat hij
+bedrogen was en den volgenden dag den knaap weer zou opeischen tenzij
+de ouders hem te slim af waren, gingen de ongelukkige boeren nu naar
+Hoenir om hulp. De god hoorde hen goedgunstig aan en veranderde den
+knaap in een pluisje dons, dat hij in den borst van een zwaan verborg
+die in een vijver in de buurt zwom. Toen nu, eenige minuten later,
+Skrymsli kwam, giste hij wat er gebeurd was, en den zwaan grijpend,
+beet hij zijn hals af en zou het dons verslonden hebben, had Hoenir
+het niet van zijn lippen weggeblazen, buiten zijn bereik, terwijl
+hij den knaap gezond en wel aan zijn ouders teruggaf, maar hen zeide,
+dat hij hen niet verder kon helpen.
+
+Skrymsli waarschuwde de ouders dat hij een derde poging zou wagen om
+het kind te krijgen, waarop zij zich in wanhoop tot Loki wendden,
+die het kind naar de zee bracht en het als een klein ei in de kuit
+van een bot verborg. Van zijn expeditie terugkeerend ontmoette Loki
+den reus bij de kust, en ziende dat hij uit visschen ging, wilde hij
+hem vergezellen. Hij voelde zich niet op zijn gemak, vreezende dat
+de verschrikkelijke reus zijn plan zou hebben doorzien, en dacht
+dat het daarom goed voor hem zou zijn als hij in geval van nood
+ter plaatse was. Skrymsli sloeg het aas aan den haak, en was meer
+of minder gelukkig in zijn hengelen, toen hij plotseling dezelfde
+bot optrok waarin Loki het knaapje, waarvoor hij te zorgen had, had
+verborgen. Hij sneed den visch op zijn knie open en ging nauwkeurig
+de kuit onderzoeken, totdat hij het ei vond dat hij zocht.
+
+De zaak van den knaap stond zeker zeer gevaarlijk, maar Loki, zijn
+kans afwachtende, rukte het ei uit de vuist van den reus, veranderde
+het weer in het kind en beval het heimelijk naar huis te loopen,
+zijn weg te nemen door het boethuis waar het langs moest en de deur
+achter zich sluiten. De verschrikte knaap deed onmiddellijk zooals
+hem bevolen was toen hij aan land was, en de reus, die dadelijk
+zijn vlucht merkte, sprong hem achterna in het boethuis. Nu had
+Loki listig een scherpe piek zóó geplaatst, dat het groote hoofd van
+den reus er in volle vaart tegen aan liep, en hij op den grond viel
+met een kreet, waarop Loki, ziende dat hij hulpeloos was, hem een
+zijner beenen afsneed. Verbeeld u echter de teleurstelling van den
+god, toen hij zag dat de stukken zich vereenigden en onmiddellijk
+samengroeiden. Maar Loki was een meester in bedrog en bespeurende dat
+hier tooverij in het spel was, sneed hij het andere been af, terwijl
+hij dadelijk steen en staal tusschen het gescheurde lid en het lichaam
+wierp, waardoor hij verdere betoovering verhinderde. De boeren waren
+ontzaglijk verlicht toen zij bevonden dat hun vijand verslagen was,
+en in het vervolg beschouwden zij Loki steeds als den machtigsten van
+den hemelschen raad, want hij had hen werkelijk van hun vijand bevrijd,
+terwijl de andere goden slechts tijdelijke hulp verleend hadden.
+
+
+
+De reus-Bouwmeester.
+
+In weerwil van hun wonderbare brug Bifröst, den sidderenden weg,
+en de waakzaamheid van Heimdall, konden de goden zich niet geheel
+veilig voelen in Asgard, en waren dikwijls bang dat de vorstreuzen in
+Asgard zouden komen. Om deze mogelijkheid te ontgaan, besloten zij
+ten slotte een onneembare sterkte te bouwen, en terwijl zij plannen
+maakten hoe dit gedaan kon worden, kwam een onbekend architect met het
+aanbod den bouw te ondernemen, mits de goden hem zon, maan en Freya,
+godin van jeugd en schoonheid, zouden geven als loon. De goden waren
+boos over een zoo aanmatigend aanbod, maar toen zij verontwaardigd
+den vreemdeling uit hun tegenwoordigheid wilden jagen, drong Loki
+er op aan, dat zij een contract zouden maken hetwelk de vreemdeling
+onmogelijk zou kunnen houden, en dus zeiden zij ten slotte tot den
+bouwmeester, dat hij de belooning zou hebben, mits de sterkte in een
+enkelen winter klaar zou zijn, en hij het werk met geen andere hulp
+zou voltooien dan met die van zijn paard Svadilfare.
+
+
+ In Asgard kwam een bouwheer aan
+ Die een kasteel wou stichten gaan,
+ Een hoog gebouw
+ Dat schutten zou
+ Voor Jötunlist en ruw geweld;
+ Dit was de eisch door hem gesteld:
+ Dat Freya met én maan én zon
+ Het loon zou zijn dat eens hij won.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De onbekende architect stemde in deze schijnbaar onmogelijke
+voorwaarden toe en ging onmiddellijk aan het werk, terwijl hij
+'s nachts zware steenblokken haalde en overdag bouwde, en zóó vlug
+voortmaakte, dat de goden wat bang begonnen te worden. Weldra merkten
+zij dat meer dan de helft van het werk voltooid was door het wonderros
+Svadilfare, en toen zij, tegen het einde van den winter zagen,
+dat het werk gereed was behalve slechts één portaal, dat--begrepen
+zij--de architect gemakkelijk in den nacht kon afmaken:
+
+
+ Toen werden zij met schrik vervuld,
+ Gereed was bijna het gebouw,
+ Drie dagen maar
+ En 't werk was klaar,
+ Dan moesten zij hun afspraak trouw,
+ Betalen hem hun schuld.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Bevreesd dat ze geroepen zouden worden te scheiden niet enkel van de
+zon en de maan, maar ook van Freya, de verpersoonlijking van jeugd en
+schoonheid in de wereld, wendden de goden zich tot Loki en dreigden
+hem te vermoorden, tenzij hij middelen wist om den architect in de
+voltooiing van zijn gebouw binnen den bepaalden tijd te verhinderen.
+
+Loki's list bleek opnieuw tegen den toestand opgewassen. Hij
+wachtte tot den avond van den laatsten dag kwam, toen hij, terwijl
+Svadilfare langs den zoom van een woud ging, met moeite een der groote
+steenblokken sleepend die tot de voltooiing van het werk geëischt
+werden, in de vermomming van een merrie uit een donkere plaats aanrende
+en zóó verlokkend hinnikte, dat, in een oogenblik, het paard zich uit
+zijn tuig losrukte en de merrie achterna liep, op den voet gevolgd
+door zijn vertoornden meester. De merrie galoppeerde snel voort,
+listig paard en meester dieper lokkend in de woudschaduwen, totdat de
+nacht bijna voorbij was en het niet langer mogelijk was het werk te
+voltooien. De architect was niemand anders dan een verschrikkelijke
+Hrimthurs, in vermomming, en hij keerde nu naar Asgard terug in groote
+woede over het bedrog dat men hem had aangedaan. Hij nam zijn gewone
+afmetingen aan en zou de goden vernietigd hebben, als niet Thor van een
+reis plotseling was teruggekeerd en hem met zijn tooverhamer, Miölnir,
+dien hij met verschrikkelijke kracht hem vlak in het gezicht sloeg,
+had vermoord.
+
+De goden hadden zich bij deze gelegenheid enkel door bedrog en door
+de ruwe daad van Thor weten te redden, en door deze zou groote ellende
+over hen gebracht worden, en zelfs hun val worden bewerkt en de komst
+van Ragnarok worden verhaast. Loki echter voelde, wat hem betrof,
+geen berouw, en men zegt, dat hij te zijner tijd de vader werd van
+een achtpootig ros, Sleipnir geheeten, dat, zooals wij gezien hebben,
+Odin's geliefkoosd paard was.
+
+
+ Maar Sleipnir verwekte
+ Hij bij Svadilfare.
+
+ Hyndlalied.
+
+
+Loki bedreef zóóvele slechte daden gedurende zijn leven, dat hij ten
+volle den naam "aartsbedrieger" verdiende, die hem gegeven werd. Hij
+werd in het algemeen gehaat wegens zijn boosaardige handelingen,
+en wegens een ingewortelde gewoonte van draaierij, waardoor hij ook
+den titel van "vorst des leugens" kreeg.
+
+
+
+Loki's laatste misdaad.
+
+Loki's laatste misdaad, en die welke de maat zijner ongerechtigheid
+volmaakte, was, dat hij Hodur er toe bracht den noodlottigen maretak
+naar Balder te werpen, die hij haatte enkel wegens zijn onbezoedelde
+reinheid. Misschien zou hem zelfs deze misdaad zijn vergeven, ware
+hij niet verhard geweest toen hij, in de gedaante van een oude vrouw
+Thok, een traan voor Balder storten moest. Zijn handelwijze bij
+deze gelegenheid toonde den goden dat er enkel boosheid in hem was,
+en zij spraken eenstemmig over hem het vonnis uit, dat hij voor goed
+van Asgard zou worden verbannen.
+
+
+
+Aegirs banket.
+
+Om de somberheid der goden af te leiden en hen voor een korten tijd
+het verraad van Loki te doen vergeten en Balders verlies, noodigde
+Aegir, de god van de zee, hen uit deel te nemen aan een banket in
+zijn koraalgrotten op den bodem van de zee.
+
+
+ Tot troost nu van der goden smart
+ Tot laafnis van hun treurend hart.
+ Uit rijk der baren,
+ Waar grotten waren,
+ Riep koning Aegir
+ De fiere Aesir.
+ Te maaltijd allen
+ In zijne hallen;
+ Opdat, schoon elk om Balder nog
+ Treurend in rouw,
+ Vergeten zou
+ Men aan zijn disch de zorgen toch.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+De goden namen verheugd de uitnoodiging aan en in de rijkste
+kleeding gedost en met een feestelijken glimlach, verschenen zij in de
+koraalgrotten op den vastgestelden tijd. Er was niemand afwezig behalve
+de schitterende Balder, om wien menige spijtige zucht geslaakt werd,
+en de booze Loki; over wien niemand zich kon bedroeven. In den loop
+van het feest echter verscheen de laatstgenoemde god in hun midden als
+een duistre schaduw, en, toen hem bevolen werd te vertrekken, gaf hij
+lucht aan zijn slechte luim in een stroom van verwijten aan de goden.
+
+
+ Van de Aesir en de Alfar
+ Die zijn hier binnen
+ Heeft geen een vriendlijk woord voor u.
+
+ Aegir's Drinkgelag of Loki's Woordenwisseling.
+
+
+Toen, naijverig op den lof dien Funfeng, Aegirs knecht, had gekregen
+wegens de vlugheid waarmee hij de gasten van zijn meester diende,
+keerde zich Loki plotseling naar hem toe en vermoordde hem. Na deze
+lichtzinnige misdaad joegen de goden in toorn Loki opnieuw weg,
+en dreigden hem met strenge straf als hij hun ooit weer onder de
+oogen kwam.
+
+Nauwelijks waren de Aesir van deze onaangename stoornis in hun feest
+bekomen, en hadden zij hun plaatsen aan de tafel weer ingenomen,
+toen Loki opnieuw binnenkwam, met giftige tong zijn lasteringen
+hervattend en de goden beleedigend over hun feilen en tekortkomingen,
+terwijl hij boosaardig uitweidde over hun lichamelijke onvolmaaktheden,
+en hen uitlachte om hun fouten. Te vergeefs trachtten de goden zijn
+ongemanierdheid te doen ophouden; zijn stem werd luider en luider en
+hij uitte juist een lagere lastering over Sif, toen hij plotseling
+ophield bij den aanblik van Thor's hamer, die toornig gezwaaid
+werd door iemand wiens macht hij ten volle kende, en hij vluchtte
+onmiddellijk.
+
+
+ Stil, onrein wezen!
+ Mijn sterke hamer, Miöllnir,
+ Zal doen zwijgen uw woorden
+ Ik zal uw hoofd
+ Slaan van uw hals,
+ Dan is uw leven uit.
+
+ Aegirs Drinkgelag, of Loki's Woordenwisseling.
+
+
+
+De vervolging van Loki.
+
+Wetend dat hij de hoop niet kon koesteren weer in Asgard te worden
+toegelaten, en dat vroeger of later de goden, met het oog op de
+uitwerking zijner booze daden, er spijt van zouden hebben dat zij hem
+hadden toegestaan door de wereld te zwerven, en zouden trachten hem
+vast te binden of hem te vermoorden, trok Loki zich naar de bergen
+terug, waar hij zich een hut bouwde met vier deuren, die hij altijd
+wijd open liet opdat hij vlug zou kunnen ontsnappen. Zorgvuldig
+maakte hij zijn plannen en besloot dat, als de goden hem zouden
+komen zoeken, hij zou snellen naar den naburigen waterval, volgens
+de overlevering den Fraananger val of stroom, en dat hij zich in
+een zalm zou veranderen en zoo zijn vervolgers zou ontsnappen. Hij
+overlegde echter, dat ofschoon hij gemakkelijk een haak kon vermijden,
+het hem moeilijk zou zijn te ontvluchten als de goden een net maakten
+gelijk dat van de zeegodin Ran.
+
+Door deze vrees ontrust, besloot hij de proef te nemen of zulk een net
+gemaakt kon worden, en begon er een te vervaardigen uit garen. Hij
+was hiermee nog bezig, toen Odin, Kvasir en Thor plotseling in de
+verte verschenen; en wetend dat zij zijn verblijf ontdekt hadden,
+wierp Loki zijn half voltooid net in het vuur en, stormend door een
+van zijn altijd open deuren, sprong hij in den waterval, waar hij
+zich, in de gedaante van een zalm, verborg tusschen eenige steenen
+in de bedding van den stroom.
+
+De goden, zijn hut ledig vindend, waren op het punt te vertrekken,
+toen Kvasir de overblijfselen bespeurde van het verbrande net op den
+haard. Na eenig nadenken kreeg hij een inval, en hij ried den goden
+een dergelijk net te weven en het te gebruiken om hun vijand in den
+naburigen stroom te zoeken, daar het juist iets voor Loki was op
+deze wijze hun vervolging te verijdelen. De raad scheen goed en werd
+onmiddellijk opgevolgd, en, toen het net klaar was, gingen de goden
+den stroom afdreggen. Loki ontweek het net toen het voor het eerst
+werd geworpen doordat hij zich op den bodem van de rivier verborg
+tusschen twee steenen; en toen de goden het net zwaarder maakten
+en het voor den tweeden keer beproefden, ontkwam hij door stroomop
+te gaan. Een derde poging om hem te vangen trof echter doel, want,
+toen hij nog eens door een plotselingen sprong trachtte weg te komen,
+greep Thor hem midden in de lucht en hield hem zóó vast dat hij niet
+ontsnappen kon. De zalm welks gladheid spreekwoordelijk is in het
+Noorden, is bekend door zijn opmerkelijk dunnen staart, en de Noren
+schrijven dien toe aan de kracht waarmee Thor zijn vijand beetpakte.
+
+
+
+Loki's straf.
+
+Loki hernam nu pruilend zijn gewone gedaante, en zijn overwinnaars
+sleepten hem in een hol, waar zij hem vastmaakten, waarbij zij als
+banden gebruikten de ingewanden van zijn zoon Narve, die in stukken
+gescheurd was door Vali, zijn broeder, door de goden tot dit doel
+veranderd in een wolf. Een van deze boeien werd onder de schouders
+van Loki door gedaan en een onder zijn lendenen, terwijl zij hem hand
+en voet stevig vastzetten; maar de goden, niet geheel gerust of de
+touwen, ofschoon taai en duurzaam, ook zouden losgaan, veranderden
+ze in diamant of ijzer.
+
+
+ U, op een rotspunt,
+ Met de ingewanden van uw kouden zoon,
+ Zullen binden de goden.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Skadi, de reuzin, een verpersoonlijking van den ouden bergstroom,
+die met vreugde het vastbinden van haar vijand (het onderaardsche
+vuur) had aanschouwd, plaatste nu een slang vlak boven zijn hoofd,
+zoodat haar vergif druppel bij druppel op zijn opwaarts gericht gelaat
+zou vallen. Maar Sigyn, Loki's trouwe gade, snelde toe met een beker
+en ging naast hem staan, en tot aan de dagen van Ragnarok bleef zij
+bij hem, de druppelen opvangend terwijl zij vielen en nooit haar
+post verlatend behalve wanneer haar beker vol was en zij hem moest
+ledigen. Alleen gedurende haar korte afwezigheid konden de druppelen
+vallen op Loki's gelaat, en dan veroorzaakten zij een zóó hevige pijn
+dat hij zich van angst kronkelde, terwijl zijn pogingen om zich te
+bevrijden de aarde deden schudden en de aardbevingen verwekten die
+de stervelingen zoo bang maken.
+
+
+ Eer dus worden zou zijn leven,
+ Hing hem boven 't hoofd vol logen
+ Skadi nu een slang, die spoog en
+ Drupp'len deed hem gif, en immer
+ Elken zenuw pijnde, nimmer
+ Zal zijn kommer hem begeven.
+ Naast hem, steeds zijn heil verlangend,
+ Sigyn aan zijn zijde zit,
+ Trouwe ziel! in beker vangend
+ Drupp'len gif in hunnen val,
+ Pijnlijk, kwetsend, zonder tal!
+ Zonder slaap, en immer hangend
+ Trouw hem aan, volvoert zij dit.
+ Slechts als overvloeit zijn beker
+ En veroorzaakt nieuwe smart,
+ Houdt zij op en leegt hem, zeker,
+ Sloeg op aard geen trouwer hart,
+ Loki gilt
+ Dan luid en wild.
+ Zuchten slaakt hij,
+ Vloeken braakt hij
+ In een donderend gekrijt
+ Wijl zijn schokken d' aarde splijt;
+ Sidderend en bevend,
+ De lucht zelfs bestrevend.
+ Zoo maakt hij door zijn harde straf,
+ Tot Godenscheem'ring lost hem af.
+
+ Valhalla (J. C. Jones.)
+
+
+In dezen pijnlijken toestand moest Loki blijven tot de Godenschemering,
+wanneer zijn boeien zouden worden losgemaakt, en hij deel zou nemen
+aan het noodlottige gevecht op het slagveld van Vigrid, ten slotte
+sneuvelend door den hand van Heimdall, die ter zelfder tijd zou
+worden vermoord.
+
+Zooals wij gezien hebben, is de vergifdruppelende slang in deze mythe
+de koude bergstroom, welks wateren, van tijd tot tijd vallend op het
+onderaardsche vuur, in damp vernevelen, die door de spleten ontsnapt
+en aardbevingen en geysers veroorzaakt, verschijnselen waarmede de
+bewoners van IJsland b.v. zeer vertrouwd waren.
+
+
+
+Loki's Dag.
+
+Toen de goden verlaagd werden tot den rang van duivelen door de
+invoering van het Christendom, werd Loki verward met Saturnus, die
+ook ontdaan was van zijn goddelijke eigenschappen, en beiden werden
+beschouwd als prototypen van Satan. De laatste dag van de week, die
+als aan Loki gewijd gold, was in het Noorsch bekend als Laugurdag, of
+waschdag, maar werd in het Engelsch veranderd in Saturday, terwijl men
+zeide dat hij zijn naam niet ontleende aan Saturnus maar aan Sataere,
+den dief in de hinderlaag, en den Teutonischen god van den landbouw,
+dien men voor een andere verpersoonlijking van Loki hield.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXIII: DE REUZEN.
+
+
+Jötun-heim.
+
+Zooals wij reeds gezien hebben, meenden de Noorsche volken, dat de
+reuzen de eerste schepselen waren die het licht zagen tusschen de
+ijsbergen welke den grooten afgrond van Ginnunga-gap vulden. Deze
+reuzen waren van den beginne af de tegenstanders en mededingers der
+goden, en evenals de laatsten de verpersoonlijking waren van alles
+wat goed en liefelijk was, zoo stelden de eersten alles voor wat
+leelijk was en boos.
+
+
+ Hij komt--hij komt--de Vorstgeest komt! op den âam van noordenwind,
+ En het donkre noorsche pijnbosch boog, als 't langs hij ging
+ ontzind,
+ Met wilden vleugelslag kwam hij, waar 't vuur op Hekla gloeit,
+ Op donkre lucht die boven is, en 't ijs met glans besproeit.
+
+ J. G. Whittier.
+
+
+Toen Ymir, de eerste reus, levenloos op het ijs viel, door de goden
+verslagen, verdronk zijn kroost in zijn bloed. Eén paar slechts,
+Bergelmir en zijn vrouw, ontvluchtten naar Jötun-heim, waar zij gingen
+wonen en de voorouders werden van het gansche reuzengeslacht. In het
+Noorden werden de reuzen met verschillende namen genoemd, waarvan elk
+een bijzondere beteekenis had. Jötun b.v. beteekent "de groote eter",
+want de reuzen stonden bekend zoowel om hun ontzaglijken eetlust
+als om hun ongewone grootte. Zij waren verzot op drinken zoowel als
+op eten, en daarom heetten zij ook Thurses, een woord dat volgens
+sommige schrijvers hetzelfde beteekent als dorst; maar anderen denken
+dat zij dezen naam te danken hadden aan de hooge torens ("turseis")
+die zij, zooals men veronderstelde, gebouwd hadden. Daar de reuzen
+tegenover de goden stonden, deden de laatsten altijd hun best hen
+te dwingen in Jötun-heim te blijven, dat gelegen was in de koude
+streken van de Pool. De reuzen werden bijna altijd verslagen in hun
+gevechten met de goden, want zij waren zwaar en traag van verstand,
+en hadden enkel steenen wapenen te stellen tegen de bronzen van de
+Aesir. Trots deze ongelijkheid werden zij dikwijls zeer door de goden
+benijd, want zij waren volkomen op de hoogte van alle kennis van het
+verleden. Zelfs Odin was naijverig op deze eigenschap, en zoodra hij ze
+verkregen had door een dronk uit Mimir's bron, haastte hij zich naar
+Jötun-heim om zich te meten met Vafthrudnir, den geleerdsten van het
+reuzenbroed. Maar het zou hem nooit zijn gelukt, zijn tegenstander
+in dezen vreemden strijd te verslaan, als hij niet opgehouden had
+met te vragen naar het verleden en een vraag aangaande de toekomst
+had gesteld.
+
+Van alle goden werd Thor het meest door de Jötuns gevreesd, want
+hij voerde voortdurend strijd tegen de vorst- en bergreuzen, die
+gaarne de aarde voor goed in hun harde boeien hadden geslagen en zoo
+de menschen hadden verhinderd den grond te bebouwen. In het gevecht
+tegen hen gebruikte Thor, zooals wij reeds gezien hebben, gewoonlijk
+zijn verschrikkelijken hamer Miölnir.
+
+
+
+Oorsprong van de bergen.
+
+Volgens Germaansche legenden werd het oneffen oppervlak der aarde
+veroorzaakt door de reuzen, die hare gladheid bedierven door er op te
+loopen toen zij nog zacht en pasgeschapen was, terwijl de stroomen
+werden gevormd door de vele tranen, gestort door de reuzinnen, toen
+zij de dalen zagen, die door de groote voetstappen hunner mannen waren
+gemaakt. Daar dit het Teutonische geloof was, dachten de menschen dat
+de reuzen, die voor hen de bergen personifieerden, ongelukkige wezens
+waren, die zich enkel in de duisternis of den mist konden bewegen,
+en versteenden zoodra de eerste zonnestralen door de duisternis
+drongen of de wolken verspreidden.
+
+Dit geloof bracht hem er toe, een van hun voornaamste bergketenen het
+Reuzengebergte te noemen. De Skandinaviërs deelden dit geloof ook, en
+tot dezen dag duiden de IJslanders hun hoogste bergtoppen aan met den
+naam Jokul, een wijziging van het woord "Jötun". In Zwitserland, waar
+de eeuwige sneeuw rust op de hooge bergtoppen, vertellen de menschen
+nog oude geschiedenissen van den tijd toen de reuzen rondzwierven;
+en als een lawine van de berghelling is afgestort, zeggen zij dat
+de reuzen onrustig een deel van den ijslast hebben afgeschud van hun
+wenkbrauwen en hun schouders.
+
+
+
+De eerste goden.
+
+Daar de goden ook verpersoonlijkingen waren van sneeuw, ijs, koude
+gesteenten en onderaardsch vuur, heette het, dat zij afstamden
+van den oorspronkelijken Fornjotnr, dien sommige bronnen met Ymir
+vereenzelvigen. Volgens deze lezing van de mythe had Fornjotnr drie
+zonen: Hler, de zee; Kari de lucht; en Loki het vuur. Deze drie
+godheden, de eerste goden, vormden de oudste drieëenheid, en hun
+respectieve afstammelingen waren de zeereuzen Mimir, Gymir en Grendel,
+de stormreuzen Thiassi, Thrym en Beli en de reuzen van vuur en dood,
+zooals de Fenriswolf en Hel.
+
+Daar al de koninklijke dynastieën beweerden af te stammen van een
+of ander mythisch wezen, verzekerden de Merovingers dat hun eerste
+voorvader een zeereus was, die uit de golven opsteeg in de gedaante
+van een os, en de koningin verraste, toen zij alleen op het zeestrand
+wandelde, en haar dwong zijn vrouw te worden. Zij schonk een zoon het
+levenslicht, die Meroveus heette, de stichter van de eerste dynastie
+der Frankische koningen.
+
+Er zijn reeds vele verhalen gedaan over de belangrijkste reuzen. Zij
+keeren terug in vele der latere mythen en sprookjes, en vertoonen,
+na de invoering van het Christendom, een bijzonderen afkeer van den
+klank van kerkklokken en het zingen van monniken en nonnen.
+
+
+
+De reus verliefd.
+
+De Skandinaviërs vertellen, in dit verband, dat in de dagen van Olaf
+den heilige een reus, Senjemand geheeten, op het Eiland Senjen woonde,
+en hij was heel boos, omdat een non op het eiland Grypto dagelijks
+hare morgenhymne zong. De reus werd verliefd op een mooi meisje,
+Juterna-jesta geheeten, en het duurde lang eer hij moed vond haar
+te vragen. Toen hij ten slotte zijn stotterend aanzoek deed, wees
+de schoone dame hem toornig af, zeggend dat hij veel te oud en te
+leelijk was naar haar smaak.
+
+
+ "Ellendige Senjemand--leelijk en grauw!
+ Gij minnen het meisje van Kvedfiord!
+ Neen--een lummel zijt gij en blijft gij ook steeds."
+
+ Ballade.
+
+
+In zijn boosheid, omdat hij zoo toornig was afgewezen, zwoer de reus
+wraak en kort daarop schoot hij een grooten steenen pijl van zijn
+boog op het meisje, dat tachtig mijlen ver woonde. Een ander minnaar,
+Torge, ook een reus, die het gevaar zag waarin zij verkeerde en haar
+wilde beschermen, wierp zijn hoed naar den voortsnellenden pijl. Deze
+hoed was duizend voet hoog en naar verhouding breed en dik, maar
+de pijl doorboorde niettemin den bol, bereikte echter zijn doel
+niet. Senjemand, ziende dat hij gemist had en den toorn van Torge
+vreezend, besteeg zijn paard en wilde zoo snel mogelijk wegrijden;
+maar de zon, die toen juist boven den horizon rees, veranderde hem
+in steen, samen met den pijl en Torge's hoed; de groote massa heette
+Torghattenberg. Men wijst nog een obelisk aan waarvan men zegt dat
+hij de steenen pijl is; verder een gat in den berg, 289 voet hoog
+en 88 voet breed, dat heet te zijn de opening door den pijl in zijn
+vlucht door den hoed gemaakt; eindelijk den ruiter op Senjen-eiland,
+die blijkbaar een kolossaal paard berijdt en de vouwen van zijn wijden
+rijmantel dicht om zich heen trekt. De non, wier gezang Senjemand
+zoo in verwarring bracht, werd ook versteend en ontrustte nooit weer
+iemand met haar psalmgezang.
+
+
+
+De Reus en de kerkklokken.
+
+Een andere legende vertelt, dat een van de bergreuzen, gehinderd door
+het gelui van kerkklokken op meer dan vijftig mijlen afstand, eens
+een hooge rots nam die hij naar het heilige gebouw smeet. Gelukkig
+raakte zij niet en brak in tweeën. Sedert dien tijd, zeggen de
+boeren, komen de heksen op Kerstavond steeds het grootste steenblok
+op steenen pilaren zetten en er onder dansen en feestvieren. Een dame,
+die wilde weten of dit verhaal waar was, zond eens haar knecht naar de
+plaats. De heksen kwamen en boden hem gastvrij een dronk aan uit een
+horen met goud gemonteerd en versierd met runen. Den horen grijpende,
+wierp de knecht den inhoud weg en snelde er mee heen in wilden galop,
+op den voet gevolgd door de heksen, die hij enkel ontsnapte door te
+gaan door een stoppelveld en over stroomend water. Eenige harer kwamen
+den volgenden dag bij de dame om dezen horen terug te vragen, en toen
+zij weigerde er afstand van te doen, vervloekten zij haar, zeggende dat
+haar kasteel verbranden zou telkens als de horen van zijn plaats zou
+genomen worden. De voorspelling is driemaal uitgekomen en nu bewaakt
+de familie de reliek met bijgeloovige zorg. Een dergelijke drinkbeker,
+verkregen op bijna dezelfde wijze door de familie Oldenburg, wordt
+vertoond in de verzameling van den koning van Denemarken.
+
+Men dacht dat de reuzen geen vast verblijf hadden maar in het donker
+zich bewogen, soms groote massa's aarde en zand dragend, die zij
+lieten vallen hier en daar. De zandheuvels in Noord-Duitschland en
+Denemarken waren, meende men, aldus gevormd.
+
+
+
+Het schip van de reuzen.
+
+Een Noord-Friesche overlevering verhaalt, dat de reuzen een
+kolossaal schip hadden, Mannigfual genaamd, dat steeds rondvoer in
+den Atlantischen Oceaan. Zóó groot was het schip dat, naar men zeide,
+de kapitein het dek te paard overging, terwijl het tuig zóó uitgebreid
+en de masten zóó hoog waren, dat de matrozen die er als jongelingen
+inklommen als grijsaards naar beneden kwamen, terwijl zij gerust en
+zich verfrischt hadden in vertrekken, toebereid en met levensmiddelen
+voorzien tot dat doel in de groote blokken der katrollen.
+
+Bij ongeluk gebeurde het eens, dat de stuurman het reusachtige schip
+in de Noordzee stuurde, en daar hij zoo snel mogelijk terug wilde naar
+den Atlantischen Oceaan en in zoo kleine ruimte niet durfde draaien,
+stuurde hij in het Engelsche kanaal. Verbeeld u de teleurstelling van
+allen die aan boord waren, toen zij den doorgang nauwer en nauwer
+zagen worden hoe verder zij kwamen. Toen zij aan de nauwste plaats
+kwamen, tusschen Calais en Dover, scheen het totaal onmogelijk dat
+het schip, met den stroom drijvend, zich er een weg door zou kunnen
+banen. De kapitein met loflijke tegenwoordigheid van geest, beval
+onmiddellijk zijn mannen de zijden van het schip met zeep in te smeren,
+en een extra dikke laag op het stuurboord te leggen, waar de puntige
+klippen van Dover dreigend verrezen. Nauwelijks waren deze bevelen
+uitgevoerd, of het schip ging de nauwe ruimte binnen, en, dank zij
+de voorzorgen van den kapitein, gleed het er veilig door. De rotsen
+van Dover schrabden er echter zóóveel zeep af, dat zij sedert steeds
+bijzonder wit zijn geweest, en de golven die er tegen aan slaan,
+hebben een ongewoon schuimig aanzien.
+
+Deze pakkende ervaring was niet de eenige die de Mannigfual had, want
+wij vernemen dat zij eens, niemand weet hoe, in de Baltische zee kwam,
+waar het water niet diep genoeg was om het schip vlot te houden en
+de kapitein beval dat alle ballast overboord zou worden geworpen. Het
+materiaal dat dus aan beide kanten van het schip in zee werd gegooid,
+vormden de twee eilanden Bornholm en Christiansoë.
+
+
+
+Prinses Ilse.
+
+In Thüringen en in het Zwarte Woud zijn de verhalen over de reuzen
+legio, en een der meest geliefkoosde bij de boeren is dat van Ilse,
+de lieflijke dochter van den reus van den Ilsenstein. Zij was zóó
+bekoorlijk dat zij wijd en zijd bekend was als de Schoone Prinses
+Ilse, en door een aantal ridders gevrijd werd, van wie zij den Heer
+van Westerburg koos. Maar haar vader vond volstrekt niet goed dat
+zij met een eenvoudig sterveling omgang had, en verbood haar haar
+minnaar te zien. Prinses Ilse was echter stijfhoofdig, en in weerwil
+van haars vaders verbod bezocht zij dagelijks haren minnaar. De reus,
+woedend over haar volharding en ongehoorzaamheid, strekte ten slotte
+zijn groote handen uit, greep de rotsen en maakten een groote kloof
+tusschen de hoogte waar hij woonde en het kasteel Westerburg. Hierop
+ging Prinses Ilse naar de diepte die haar van haar minnaar scheidde en
+wierp zich roekeloos over de steilte in den kokenden stroom beneden,
+en werd daar in een betooverende waternimf veranderd. Zij woonde vele
+jaren in de heldere wateren, van tijd tot tijd verschijnend om haar
+betoovering op stervelingen uit te oefenen, en zelfs, zegt men, won
+zij de liefde van Keizer Hendrik, die vele bezoeken bracht aan haren
+waterval. Haar laatste verschijning was, volgens het volksgeloof, op
+Pinksteren, honderd jaar geleden, en de bewoners zien nog steeds uit
+naar de schoone prinses, die, zegt men, nog druk den stroom bezoekt
+en haar witte armen zwaait om de reizigers in den koelen stroom van
+den waterval te lokken.
+
+
+ Ik ben de Prinses Ilse
+ En ik woon in Ilsenstein;
+ Kom met mij naar mijn brug en
+ Wij zullen zalig zijn.
+
+ Uw hoofd wil ik besproeien
+ Met mijnen held'ren stroom,
+ Gij zult uw smart vergeten
+ In zoeten, teeren droom.
+
+ En in mijn blanke armen
+ En aan mijn borst gevleid
+ Daar zult gij liggen droomen
+ Van ouden zaal'gen tijd.
+
+ Heine.
+
+
+
+Het speelgoed van de reuzin.
+
+De reuzen bewoonden de geheele aarde voordat deze aan de menschheid
+gegeven was, en slechts met tegenzin maakten zij plaats voor het
+menschelijk geslacht, en trokken zich terug in de woeste en dorre
+deelen van het land, waar zij hun gezin grootbrachten in strenge
+afzondering. Zóó groot was de onkunde hunner kinderen, dat een
+jonge reuzin, van huis weggezworven, eens in een bewoond dal kwam,
+waar zij voor het eerst in haar leven een boer zag ploegen op den
+heuvelkant. Daar zij hem een aardig speelgoed vond, nam zij hem met
+zijn span op en deed hem in haar schort en bracht hem met vreugde
+thuis om hem aan haar vader te laten zien. Maar de reus beval haar
+onmiddellijk boer en paarden naar de plaats terug te brengen waar
+zij hen had gevonden, en toen zij dit gedaan had, vertelde hij haar
+mismoedig dat de schepselen, die zij voor niet meer dan speelgoed
+aanzag, eens het reuzenvolk zouden verdrijven, en heeren der aarde
+zouden worden.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXIV: DE DWERGEN.
+
+
+Kleine mannen.
+
+In het eerste hoofdstuk zagen wij hoe de zwarte elven, dwergen, of
+Svart-alfar als maden gebroed werden in het vleesch van den vermoorden
+reus Ymir. De goden, die deze kleine vormelooze schepselen zagen,
+terwijl zij in en uit kropen, gaven hun gestalte en trekken, en zij
+werden bekend als donkere elven, vanwege hun donker uitzien. Deze
+kleine wezens waren zóó onaanzienlijk met hun donkere huid, groene
+oogen, groote hoofden, korte beenen en kraaienvoeten, dat zij
+het bevel kregen zich onder den grond te verbergen, en nooit zich
+over dag mochten vertoonen, anders zouden zij in steen veranderd
+worden. Ofschoon veel minder machtig dan de goden waren zij heel wat
+scherpzinniger dan de menschen, en daar hun kennis onbegrensd was
+en zich zelfs tot de toekomst uitstrekte, stelden goden en menschen
+beiden even gaarne vragen.
+
+De dwergen waren ook bekend als trolls, kobolden, Huldra volk
+enz. overeenkomstig het land waar zij woonden.
+
+
+ Gij zijt de grijze Troll,
+ Met oogen, groen en klaar
+ Maar 'k min u, grijze Troll
+ Wijs zijt gij altegaar.
+
+ Zeg mij van ochtend ras,
+ Wat gij begrijpt,
+ Of ik geboren was
+ En ben gerijpt?
+
+ De legende van de kleine fee (Buchanan).
+
+
+
+De Tarnkap.
+
+Deze kleine wezens konden zich met wonderbare snelheid van de
+eene plaats naar de andere bewegen, en zij hielden er van zich
+achter de rotsen te verbergen, wanneer zij ondeugend de laatste
+woorden van gesprekken herhaalden die zij van zulke schuilplaatsen
+afluisterden. Wegens deze welbekende streek werden de echo's
+dwergengesprekken genoemd, en de menschen meenden dat de reden waarom
+zij, die zulke geluiden maakten, nooit gezien werden, deze was, dat
+iedere dwerg de trotsche bezitter was van een kleine roode kap, die
+den drager onzichtbaar maakte. Deze kap heette Tarnkappe, en zonder
+deze durfden de dwergen na zonsondergang niet boven het oppervlak van
+de aarde verschijnen uit vrees dat zij zouden versteenen. Als zij ze
+droegen, waren zij beveiligd voor dit gevaar.
+
+
+ Weg! laat de zon niet zien me--
+ Ik moet onmiddellijk heen;
+ Zij zou als Elf misschien me
+ Verand'ren in een steen.
+
+ La Motte Fouqué.
+
+
+
+De legende van Kallundborg.
+
+Helva, de dochter van den heer van Nesvek, werd bemind door Esbern
+Snara, wiens huwelijksaanzoek echter door den trotschen vader werd
+afgewezen met de hoogmoedige woorden: "Als gij te Kallundborg een
+grootsche kerk zult bouwen, dan zal ik u Helva tot vrouw geven".
+
+Nu was Esbern, ofschoon van geringen stand, trotsch van hart, evenals
+de heer, en hij besloot, wat er van komen mocht, een weg te vinden om
+zijn geliefde te krijgen. Zoo ging hij tot een troll in Ullshoi Hell,
+en trof een overeenkomst waarbij de troll een mooie kerk zou bouwen,
+maar als zij klaar was moest Esbern den naam van den bouwer zeggen
+of zijn oogen en zijn hart verbeuren.
+
+Nacht en dag werkte de troll voort, en toen het gebouw bijna klaar
+was, werd Esbern Snara, droeviger. Hij luisterde bij de spleten van
+den heuvel in den nacht; hij lette op overdag; hij werd als een schim
+door zijn angstige gedachten; hij bezwoer de elven hem te helpen. Maar
+het baatte allemaal niets. Geen geluid hoorde hij, niets zag hij dat
+den naam van den bouwer verried.
+
+Intusschen werd de zaak bekend, en de schoone Helva, die van de
+leelijke overeenkomst hoorde, bad voor de ziel van den ongelukkigen
+man.
+
+De tijd ging voorbij, totdat op zekeren dag aan de kerk slechts één
+pilaar ontbrak, en verleid door duistere wanhoop, zonk Esbern uitgeput
+op een bank, waar hij den dwerg den laatsten steen hoorde hameren
+in den harden ondergrond. "Dwaas die ik ben", zeide hij bitter,
+"ik heb mijn graf gebouwd".
+
+Juist toen hoorde hij een lichten voetstap, en toen hij opkeek,
+zag hij zijn geliefde. "Ik wilde dat ik in uw plaats sterven kon",
+zeide zij, door hare tranen heen, en daarop bekende Esbern dat hij
+uit liefde voor haar oogen zoowel hart als ziel had gewaagd.
+
+Terwijl de troll onder den grond voorthamerde, bad Helva naast
+haren minnaar, en de gebeden van het meisje waren sterker dan de
+toovermacht van den troll, want plotseling ving Esbern den klank op
+van een troll-vrouw die voor haar kind zong en zeide dat het stil
+moest zijn, want dat, den volgenden dag, Vader Fine zou terugkeeren
+met de oogen en het hart van een sterveling.
+
+Zeker van zijn slachtoffer ijlde de troll naar Kallundborg met
+den laatsten steen. "Te laat, Fine!" zei Esbern, en bij dat woord
+verdween de troll met zijn steen en men zegt dat de boeren 's nachts
+het gezucht van een vrouw onder den grond hoorden en de stem van den
+dwerg, die luid schold.
+
+
+ Van den dwerg van de kerk zij zingen het lied
+ als de maan op de zee hare stralen giet,
+ en de visschers van Zeeland zij hooren zijn stem
+ en bij Ulshoi-heuvel het schelden van hem.
+
+ En ginds aan den zeekant waar bloeit de berk,
+ staat steeds nog de toren van Kallundborg kerk,
+ Waar d' eerste aan 't outer als huwend paar,
+ Stonden Helva van Nesvek en Esbern Snare.
+
+ J. G. Whittier.
+
+
+
+De tooverij van de dwergen.
+
+De dwergen, zoo goed als de elven, werden geregeerd door een koning,
+die in verschillende landen van Noord-Europa bekend was als Alberich,
+Elbegast, Gondemar, Laurin, of Oberon. Hij woonde in een prachtig
+onderaardsch paleis, versierd met de edelsteenen die zijn onderdanen
+uit den boezem der aarde gehaald hadden, en behalve onnoemelijke
+rijkdommen, en de Tarnkap, bezat hij een tooverring, een onoverwinlijk
+zwaard en een krachtgordel. Op zijn bevel vervaardigden de kleine
+mannen, die heel handige smeden waren, wonderbare juweelen of wapenen,
+die hun gebieder aan geliefde stervelingen schonk.
+
+Wij hebben reeds gezien, hoe de dwergen Sifs gouden haar, het schip
+Skidbladnir, de punt van Odin's speer Gungnir, den ring Draupnir, het
+zwijn met gouden borstels Gullin-bursti, den hamer Miölnir en Freya's
+gouden halsketen Brisingamen maakten. Men zegt ook dat zij hebben
+vervaardigd den toovergordel, dien Spenser beschrijft in zijn gedicht
+"Faerie Queene"--een gordel, die, zooals men beweerde, de kracht had
+om te openbaren of hij, die hem droeg, deugdzaam was of een huichelaar.
+
+
+ Die gordel gaf de deugd van kuische min
+ En trouw aan wie haar omhad, iedereen,
+ Maar elk die sloeg verboden wegen in
+ Kon hem niet dragen om het middel heen,
+ Dan ging hij los of scheurd' ook wel van een.
+
+ Faerie Queene (Spenser).
+
+
+De dwergen maakten ook het mythische zwaard Tyrfing, dat ijzer en
+steen kon doorsnijden en dat zij aan Angantyr gaven. Dit zwaard,
+evenals dat van Frey, vocht uit zich zelf en kon niet in de scheede
+gestoken worden, nadat het eens was getrokken, voordat het bloed
+had geproefd. Angantyr was zóó trotsch op dit wapen, dat het met hem
+begraven werd; maar zijn dochter Hervor bezocht zijn grafmonument te
+middernacht, sprak tooverformulieren uit en noodzaakte hem uit zijn
+graf op te staan en haar het kostbare zwaard te geven. Zij voerde het
+dapper en het werd later het eigendom van een anderen der Noorsche
+helden.
+
+Een ander beroemd wapen, dat volgens de overlevering door de dwergen in
+Oostelijke landen gesmeed werd, was het zwaard Angurvadel, dat Frithiof
+kreeg als een deel der erfenis van zijn vaderen. Zijn gevest was van
+geslagen goud, en op het staal waren runen gegrift die onzichtbaar
+waren, totdat het in den oorlog gezwaaid werd, wanneer zij rood
+vlamden als de kam van den vechtenden haan.
+
+
+ De held was verloren
+ Die vond in een nachtelijk gevecht dit zwaard met z'n vurige runen,
+ Wijd in het rond beroemd, het kostlijkst der zwaarden van
+ 't Noorden.
+
+ Tegnér's Frithiof.
+
+
+
+Het weggaan van de dwergen.
+
+De dwergen waren over het algemeen vriendelijk en hulpvaardig, soms
+kneedden zij brood, maalden meel, brouwden bier, verrichtten tallooze
+huiselijke werkzaamheden en dorschten het koren voor de boeren. Als zij
+echter slecht behandeld werden of belachelijk gemaakt, verlieten deze
+kleine wezens het huis en kwamen nooit weerom. Toen de oude goden niet
+meer aangebeden werden in de noordelijke landen, trokken de dwergen
+zich geheel uit de streek terug, en een veerman vertelt hoe hij gehuurd
+was door een geheimzinnig persoon om zijn boot op zekeren nacht heen
+en weer over de rivier te sturen, en bij iederen tocht was zijn schip
+zóó vol geladen met onzichtbare passagiers dat het bijna zonk. Toen
+zijn nachtelijke arbeid gedaan was, kreeg hij een rijke belooning, en
+zijn klant zeide hem dat hij de dwergen over de rivier had gebracht,
+daar zij het land voor goed verlieten wegens het ongeloof van het volk.
+
+
+
+Ondergeschoven kinderen.
+
+Volgens het populair bijgeloof trachtten de dwergen, die ijverzuchtig
+waren op de forschere gestalte van den mensch, dikwijls hun geslacht te
+verheffen door menschelijke vrouwen te veroveren of door ongedoopte
+kinderen te stelen, en hun eigen kroost in plaats er van aan de
+menschelijke moeder ter zooging te geven. Deze dwergkinderen waren
+kenbaar aan hun kleine en schamele gestalte. Om haar eigen kind terug
+te krijgen en zich van het ondergeschovene te ontdoen, moest een vrouw
+bier in eierschalen brouwen of de zolen van de voeten van het kind met
+vet insmeren en ze zóó dicht bij de vlammen houden dat de dwergouders,
+aangetrokken door de wanhopige kreten van hun kroost, zich haastten
+hun eigen kind op te eischen en het gestolene weerom te geven.
+
+Men zeide, dat de troll-vrouwen de macht hadden zich te veranderen in
+Mara's of nachtmerries en te kwellen ieder dien zij wilden; maar als
+het slachtoffer er in slaagde het gat te stoppen, waardoor een Mara
+zijn kamer binnendrong, was zij geheel aan zijn genade overgeleverd en
+hij kon haar zelfs noodzaken hem te trouwen als hij dit verkoos. Een
+vrouw, die dus verkregen was, moest blijven zoolang de opening,
+waardoor zij in het huis gekomen was, was gesloten, maar als de prop
+was verwijderd hetzij bij toeval of met opzet, vluchtte zij dadelijk
+en kwam nooit weerom.
+
+
+
+De Troll-pieken.
+
+Natuurlijk zijn de overleveringen aangaande het kleine volkje overal
+in het Noorden veelvuldig, en vele plaatsen zijn verbonden met hun
+herinnering. De welbekende Troll-pieken (Trold-Tindterne) in Noorwegen
+zijn, zegt men, het tooneel van een strijd tusschen twee troepen
+dwergen, die in de hevigheid van het gevecht er niet op letten dat
+de zon opging, met het gevolg, dat zij in kleine rotspunten veranderd
+werden, die op de kammen van den berg duidelijk zichtbaar zijn.
+
+
+
+Een gissing.
+
+Sommige schrijvers hebben de gissing gewaagd, dat de dwergen, die
+zoo dikwijls in de oude sagen en feeënvertellingen genoemd worden,
+misschien de Phoenicische mijnwerkers waren, die, in de kool-,
+ijzer-, koper-, goud- en tinmijnen van Engeland, Noorwegen, Zweden
+enz. werkend, gebruik maakten van den eenvoud en de lichtgeloovigheid
+der oorspronkelijke bewoners en hen wijs maakten dat zij behoorden
+tot een bovennatuurlijk ras en altijd onder den grond woonden, in een
+gebied dat Svart-alfa-heim, of de woonplaats der zwarte elven heette.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXV: DE ELVEN.
+
+
+Het gebied der Elven.
+
+Behalve de dwergen was er een andere talrijke klasse van kleine wezens,
+Lios-alfan, licht- of witte elven geheeten, die het gebied der lucht
+tusschen den hemel en de aarde bewoonden, en in het algemeen geregeerd
+werden door den beschermgod Frey uit zijn paleis Alf-heim. Zij
+waren lieflijke, weldoende schepselen, zóó zuiver en onschuldig dat,
+volgens sommigen, hun naam was afgeleid van denzelfden wortel als
+het Latijnsche woord "wit" (albus) die, in een gewijzigden vorm,
+gegeven werd aan de met sneeuw bedekte Alpen, en aan Albion (Engeland)
+wegens zijn witte kalkrotsen, die men uit de verte kan zien.
+
+De elven waren zóó klein, dat zij onzichtbaar konden rondzweven,
+terwijl zij over de bloemen, vogels en vlinders waakten, en daar zij
+hartstochtelijk verzot waren op dansen, gleden zij dikwijls op de aarde
+neer op een maanstraal om te dansen op het groen. Elkaar bij de hand
+houdend, dansten zij in cirkels en maakten daarbij "elvenkringen",
+die men kon onderscheiden door het dieper groen en de grootere
+weelderigheid van het gras, dat hun kleine voeten hadden gedrukt.
+
+
+ Vroolijk' elven, voeten strekkend
+ Op muziek uit hooge lucht,
+ Groene ring op heigrond trekkend,
+ Dansen vlot met blij gerucht.
+
+ Sir Walter Scott.
+
+
+Als een sterveling in het midden van een dezer elvenkringen stond,
+kon hij, volgens het populair geloof in Engeland, de feeën zien en
+hun gunst verwerven; maar de Skandinaviërs en Teutonen beweerden,
+dat de ongelukkige mensch sterven moest. Ter illustratie van dit
+bijgeloof wordt verteld hoe Sir Olaf, die ter bruiloft reed, door
+de elven in hun kring werd gesloten. Den volgenden dag waren zijn
+vrienden in plaats van vroolijk ter bruiloft te gaan, getuigen van
+een drievoudige uitvaart, want zijn moeder en zijn bruid stierven ook,
+toen zij zijn zielloos lichaam zagen.
+
+
+ Heer Olaf reed uit, eer de nacht was gegaan
+ En kwam bij het dansende elvenvolk aan,
+ De dans is zoo vroolijk,
+ Zoo vroolijk in 't woud.
+
+ En 's anderen morgens eer 't zonlicht was rood,
+ Vond men in zijn huis drie gestrekt in den dood.
+ De dans is zoo vroolijk,
+ Zoo vroolijk in 't woud.
+
+ Heer Olaf het eerst, dan zijn jeugdige bruid,
+ Zijn moeder--zij hield het van jammer niet uit.
+ De dans is zoo vroolijk,
+ Zoo vroolijk in 't woud.
+
+ Meester Olaf en de Elvendans.
+
+
+
+De Elvendans.
+
+Deze elven waren ook geestdriftige musici en hadden vooral genot in een
+zekere melodie, die als de elvendans bekend was, en zóó onweerstaanbaar
+was dat niemand ze kon hooren en zijn danslust bedwingen. Als een
+sterveling, die de melodie hoorde, het waagde ze na te doen, merkte
+hij plotseling, dat hij niet kon ophouden en verder en verder moest
+spelen, totdat hij van uitputting stierf, tenzij hij handig genoeg
+was om de melodie achterstvoren te spelen of iemand zoo goed was de
+snaren van zijn viool te breken. Zijn hoorders, die moesten dansen
+zoolang de tonen aanhielden, konden slechts ophouden als deze zwegen.
+
+
+
+De dwaallichtjes.
+
+In de middeleeuwen waren de dwaallichtjes in het Noorden bekend als
+elvenlichten, want deze kleine geesten, vooronderstelde men, deden
+de reizigers verdwalen, en het volksbijgeloof hield het er voor,
+dat de dwaallichtjes de rustelooze geesten van moordenaars waren,
+die tegen hun wil werden gedwongen naar het tooneel hunner misdaden
+terug te keeren. Als zij elken nacht hierheen gingen, zoo vertelde
+men, herhaalden zij norsch met iederen stap: "Het is goed", maar als
+zij terugkwamen herhaalden zij droevig: "Het is verkeerd".
+
+
+
+Oberon en Titania.
+
+In latere tijden heette het, dat de feeën of elven geregeerd werden
+door den koning der dwergen, die een onderaardsche geest was en als
+een demon beschouwd werd en wellicht de toovermacht bezat, door de
+zendelingen aan den god Frey ontweldigd. In Engeland en Frankrijk
+werd de koning der feeën Oberon genoemd; hij regeerde het feeënland
+met zijn koningin Titania, en de grootste feesten op aarde werden in
+Midzomernacht gehouden. Dan kwamen al de feeën rondom hem samen en
+dansten zoo vroolijk.
+
+
+ Viert dan, blij als vogel, feest,
+ Iedere elf en toovergeest
+ Zingen saam in harmonie,
+ Dansen op de melodie.
+
+ Midzomernachtsdroom (Shakespeare).
+
+
+
+Alf-blot.
+
+In Scandinavië en Duitschland werden aan de elven offers gebracht
+om ze gunstig te stemmen. Deze offers bestonden in een klein dier,
+of een schotel honig en melk, en waren bekend als Alf-blot. Zij
+kwamen veel voor, totdat de zendelingen het volk leerden dat de elven
+slechte demonen waren; toen werden zij op de engelen overgebracht,
+die men lang smeekte om de vrienden der menschen te zijn en die
+gunstig gestemd werden door dezelfde gaven.
+
+Vele elven, meende men, leefden en stierven met de boomen en planten
+waarvoor zij zorgden, maar deze mos-, woud- of boommaagden waren
+bijzonder schoon als men ze van voren, maar hol als een trog, wanneer
+men ze van achteren zag. Zij komen in vele volksvertellingen voor als
+welwillende en hulpvaardige geesten, want zij hielpen de stervelingen
+gaarne en traden gaarne in vriendschappelijke verhoudingen tot hen.
+
+
+
+Beelden op deurposten.
+
+In Scandinavië werden de elven, beide lichte en donkere, vereerd als
+huisgodheden, en hunne beelden werden gesneden op de deurposten. De
+Noormannen, die van huis werden gedreven door de tirannie van
+Harald Harfager in 874, namen hun besneden deurposten met zich
+op hunne schepen mee. Dergelijke snijwerken, die beelden van de
+goden en helden bevatten, versierden de pilaren van hun hooge
+zetels, die zij ook meenamen. De ballingen toonden hun vertrouwen
+in hunne goden doordat zij deze houten beelden overboord wierpen,
+toen zij de kusten van IJsland naderden en zich neerzetten, waar de
+golven de posten heendroegen, al scheen ook de plaats nauwelijks de
+meest begeerlijke. "Zoo droegen zij met zich mede den godsdienst,
+de poëzie en de wetten van hun ras, en op het verlaten vulkanisch
+eiland bewaarden zij deze herinneringen honderden jaren onveranderd,
+terwijl andere Teutonische volken langzamerhand den invloed ondergingen
+van hun omgang met de Romeinsche en Byzantijnsche Christenheid". Deze
+herinneringen, zorgvuldig bewaard door Saemund den geleerde, vormen de
+Oudere Edda's, het meest waardevolle overblijfsel van de Oud-Noorsche
+letterkunde, zonder hetwelk wij betrekkelijk weinig van den godsdienst
+onzer voorvaderen zouden weten.
+
+De sagen vertellen dat de eerste vestigingen in Groenland en Vinland op
+dezelfde wijze plaats hadden, terwijl de Noormannen namelijk landden
+waar hunne huisgoden aan de kust dreven.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXVI: DE SIGURD SAGA.
+
+
+Het begin van het verhaal.
+
+Terwijl het eerste deel van de Oudere Edda bestaat uit een verzameling
+allitereerende gedichten, die de schepping der wereld beschrijven
+en de avonturen van de goden en hun eventueelen ondergang, en een
+volledige uiteenzetting geeft van de Noorsche zedewet, bevat het
+tweede deel een reeks heldenliederen die de ondernemingen van het
+Volsunggeslacht beschrijven, en vooral van hun representatief hoofd,
+Sigurd, den geliefden held van het Noorden.
+
+
+
+De Volsunga Saga.
+
+Deze liederen vormen den grondslag van het groote Scandinavische
+heldendicht, de Volsunga Saga, en hebben niet alleen de stof geleverd
+voor het Nibelungenlied, het Germaansche epos, en voor tallooze
+volksvertellingen, maar ook voor Wagners beroemde opera's, Het
+Rijngoud, De Walküren, Siegfried en De Godenschemering. In Engeland
+heeft William Morris hun den vorm gegeven die zij waarschijnlijk
+zullen behouden in onze letterkunde, en uit dit groote epische gedicht
+citeeren wij in dit hoofdstuk, daar wij het verkiezen boven uittreksels
+uit de Edda.
+
+
+
+Sigi.
+
+De geschiedenis van de Volsungs begint met Sigi, een zoon van Odin,
+een machtig man, en over het algemeen geëerd, totdat hij iemand uit
+ijverzucht vermoordde, omdat de laatste meer buit maakte, toen zij
+samen op jacht waren. Wegens deze misdaad werd Sigi uit zijn eigen
+land verdreven en vogelvrij verklaard. Maar het schijnt dat hij niet
+geheel Odins gunst had verbeurd, want de god voorzag hem nu van een
+goed toegerust schip en een aantal dappere volgelingen en beloofde
+hun dat de overwinning hen altijd zou vergezellen.
+
+Zoo, door Odin geholpen, werden de strooptochten van Sigi een schrik
+voor zijne vijanden, en ten slotte veroverde hij het schitterende
+rijk van de Hunnen en regeerde vele jaren als machtig vorst. Maar op
+hoogen leeftijd veranderde zijn geluk. Odin liet hem in den steek,
+de familie van zijn vrouw overviel hem en hij werd vermoord in een
+verraderlijk gevecht.
+
+
+
+Rerir.
+
+Zijn dood werd echter spoedig gewroken, want Rerir, zijn zoon, die
+terugkwam van een expeditie, waardoor hij op dien tijd uit het land
+was geweest, bracht de moordenaars ter dood als zijn eerste daad toen
+hij den troon beklom. De regeering van Rerir werd gekenmerkt door
+alle teekenen van voorspoed, maar zijn liefste wensch, een zoon,
+die hem zou opvolgen, bleef vele jaren onvervuld. Eindelijk echter
+besloot Frigga zijn standvastig gebed te verhooren en den erfgenaam,
+dien hij verlangde, te beloven. Zij zond dus haar snelle bodinne Gna,
+of Liod, met een wonderkrachtigen appel, dien zij in zijn schoot liet
+vallen toen hij alleen op den heuvelkant zat. Opkijkend herkende Rerir
+de gezante der godin en haastte zich vol vreugde naar huis om met
+zijn vrouw van den appel te eten. Het kind, dat te zijner tijd werd
+geboren onder deze gunstige omstandigheden, was een aardige kleine
+jongen. Zijn ouders noemden hem Volsung, en terwijl hij nog maar een
+kind was, stierven zij beiden en de knaap werd heer van dat land.
+
+
+
+Volsung.
+
+De jaren gingen voorbij en Volsungs rijkdom en macht namen steeds
+toe. Hij was de fierste leider en verzamelde vele dappere soldaten
+om zich heen. Vaak dronken zij zijn meede onder den Branstock, een
+grooten eik, die midden in zijn hal stond en het dak doorboorde en
+het geheele huis overschaduwde.
+
+
+ En als in al and're dingen 't was een huis als geen er is,
+ Aan den muur hingen schoone schilden, van den roem getuigenis,
+ En van binnen zag men 't mooiste, een wonder, roemrijk ding,
+ Want uit den vloer in het midden van de hal een boom opging,
+ Die spreidde zijn zegen over het dak en omkranste het wijd
+ Met de glorie van elken zomer en de bloesems van den tijd.
+
+
+Tien sterke zonen werden Volsung geboren, en een dochter, Signy,
+vervroolijkte zijn huis. Zóó lieflijk was dit meisje dat, toen zij
+den huwbaren leeftijd bereikte, vele vrijers naar hare hand dongen,
+onder welken was Siggeir, de koning van de Gothen, die ten slotte
+Volsungs toestemming kreeg, ofschoon Signy hem nooit had gezien.
+
+
+
+Het trouwen van Signy.
+
+Toen de trouwdag kwam en de bruid den haar bestemden man zag,
+schrikte zij met smart terug, want zijn nietige gestalte en loerende
+blikken contrasteerden onaangenaam met de flinke figuren en open
+gelaatstrekken harer broeders. Maar het was te laat om zich terug te
+trekken--de eer der familie stond op het spel--en Signy verborg met
+zóó goed gevolg haar afkeer, dat niemand behalve haar tweelingbroeder
+Sigmund vermoedde, met welke tegenzin zij Siggeirs vrouw werd.
+
+
+
+Het zwaard van Branstock.
+
+Terwijl het trouwfeest aan den gang was en de vreugde op het
+hoogst, werd de ingang van de hal plotseling verdonkerd door de
+rijzige gestalte van een éénoogig man, die dicht was gewikkeld in
+een mantel van wolkenblauw. Zonder een woord te spreken of naar
+iemand in de vergadering te zien, stapte de vreemdeling naar den
+Branstock en stak een schitterend zwaard tot het gevest toe in zijn
+grooten stam. Toen, zich langzaam omkeerend keek hij de verschrikte
+en zwijgende vergadering aan en verklaarde dat het wapen voor den
+krijgsman zou zijn die het uit zijn eiken scheede zou kunnen trekken,
+en dat het hem de overwinning zou verzekeren in ieder gevecht. Nadat
+hij had uitgesproken, ging hij weg zooals hij gekomen was en verdween,
+terwijl hij in de harten van allen de overtuiging achterliet, dat Odin,
+de koning van de goden, in hun midden was geweest.
+
+
+ Zoo zoet klonken zijn woorden, zoo wijs ook al zijn reên,
+ Dat ieder zat te zwijgen, bewegen durfde geen,
+ Zoo doet in schoone droomen, die niet ontwaken wou.
+ Maar na zijn spreken ging hij weer weg uit Volsungs bouw,
+ En geen dorst hem iets vragen of volgen op zijn pad.
+ Zij wisten, het was Odin, van hem dit zwaard, die schat.
+
+
+Volsung was de eerste die weer kon spreken, en zijn eigen recht om
+het eerst zijn kunst te beproeven opgevend, noodigde hij Siggeir, uit
+de eerste poging te wagen, om het goddelijke wapen uit den boomstam
+te trekken. De bruidegom trok en spande zich krachtig in, maar het
+zwaard bleef stevig vast in den eik en hij ging weer zitten met een
+teleurgesteld gezicht. Toen beproefde Volsung het met hetzelfde
+gevolg. Het wapen was blijkbaar niet voor een hunner bestemd, en
+de jonge Volsungprinsen werden vervolgens uitgenoodigd hun kracht
+te beproeven.
+
+
+ 'k Wou zonen die ik minde, komt nu, beproeft uw kracht,
+ Dat Odin niet vertelle, hoe hij hier zwierf op aard
+ En hij den niet bedoelde wel geven moest zijn zwaard.
+
+
+
+Sigmund.
+
+De negen oudste zonen hadden even weinig succes; maar toen Sigmund,
+de tiende en de jongste, zijn sterke jonge hand op den greep legde,
+gaf het zwaard gemakkelijk op zijn aanraking mee, en hij trok het
+triomfantelijk uit den stam alsof het slechts in zijn scheede had
+gezeten.
+
+
+ Ten laatste stond bij den Branstock jonge Sigmund, Volsungs zoon,
+ Zijn rechter, in 't strijden geoefend, greep het zwaard, dat Odin
+ er liet,
+ 't Ging of het hem niets kon schelen, of hij telde voor niet,
+ Toen, plots, van den grond tot den dakspar, een luid geroep
+ weerklonk.
+ Want zie in de hand van Sigmund, het naakte lemmer blonk,
+ Toen over zijn hoofd hij het zwaaide; want het staal was losgeraakt
+ Uit den greep in het hart van den Branstock, of het niet er
+ was vastgemaakt.
+
+
+Bijna alle aanwezigen waren verheugd over het succes van den jongen
+prins; maar Siggeirs hart was met nijd vervuld, en hij wilde het wapen
+hebben. Hij bood aan het te koopen van zijn jongen zwager, maar Sigmund
+wilde er tot geen prijs afstand van doen, zeggend, dat het duidelijk
+was dat het wapen door hem moest gedragen worden. Deze weigering
+beleedigde Siggeir zóó, dat hij heimelijk besloot de trotsche Volsungs
+uit te roeien, en het goddelijk zwaard te bemachtigen, terzelfder
+tijd waarop hij zijn haat jegens zijn nieuwe verwanten koelde.
+
+Zijn spijt verbergend keerde hij zich tot Volsung en noodigde hem
+hartelijk uit zijn hof een maand later te bezoeken, samen met zijn
+zonen en verwanten. De uitnoodiging werd onmiddellijk aangenomen,
+en ofschoon Signy, die iets kwaads vermoedde, haren vader heimelijk
+opzocht, terwijl haar man sliep en hem smeekte zijn belofte in te
+trekken en thuis te blijven, wilde hij er niet van weten zijn gegeven
+woord terug te nemen en zoo vrees te toonen.
+
+
+
+Siggeirs verraad.
+
+Eenige weken na de terugkomst van het bruidspaar, kwamen dus Volsungs
+goed bemande schepen in het gezicht van Siggeirs kusten. Signy had
+angstig uitgekeken, en toen zij ze bemerkte, haastte zij zich naar
+de kust om hare verwanten te smeeken niet te landen, terwijl zij
+ze waarschuwde dat haar man verraderlijk een hinderlaag had gelegd,
+waaraan zij niet levend konden ontsnappen. Maar Volsung en zijn zonen,
+die geen gevaar kon verschrikken, zeiden haar kalm, dat zij moest
+terugkeeren naar het paleis van haar echtgenoot en, hun wapenen
+aandoende, stapten zij fier aan land.
+
+
+ En zacht kuste haar Volsung: "'t Spijt mij voor u, mijn schat.
+ Maar d'aard heeft het vernomen, wat 'k ongeboren bad,
+ Hoe 'k nooit mij af zou keeren van zwaard of gif of vuur,
+ En 'k heb dat woord gehouden--zal 't anders zijn dit uur?
+ En zie op deez' uw broed'ren, wat zijn zij groot en fier,
+ Wilt gij dat hen bespotten de meisjes (als dit hier
+ Behoort tot het verleden) omdat zij vreesden 't lot?
+ Laat ons wat plicht is werken en oogsten roem voor spot,
+ En als de Nornen willen dat Volsungs huis bezwijk',
+ 'k Weet dat de daad niet omkomt, de naam duurt sterk en rijk."
+
+
+Het gebeurde zooals Signy had gezegd, want op weg naar het paleis viel
+de dappere kleine schare in Siggeirs hinderlaag, en, ofschoon zij met
+heldenmoed vochten, werden zij zóó overweldigd door het grooter getal
+hunner vijanden, dat Volsung werd vermoord en al zijne zonen gevangen
+genomen. De jonge mannen werden geboeid gebracht in de tegenwoordigheid
+van den lafhartigen Siggeir, die geen deel aan het gevecht had genomen,
+en Sigmund werd genoodzaakt zijn kostbaar zwaard af te staan, waarop
+hij en zijn broeders ter dood veroordeeld werden.
+
+Signy, het wreede vonnis hoorend, kwam te vergeefs voor hare broeders
+op; al wat zij door hare gebeden en overredingen kon verkrijgen was,
+dat zij zouden worden geketend aan een omgevallen eik in het woud, om
+van honger en dorst om te komen als de wilde beesten hen spaarden. Dan,
+opdat zij hare broeders niet zou opzoeken en helpen, sloot Siggeir zijn
+vrouw in het paleis op, waar zij dag en nacht nauwkeurig werd bewaakt.
+
+Elken morgen vroeg zond Siggeir zelf een bode in het woud om te
+zien of de Volsungs nog leefden, en elken morgen kwam de man weerom,
+zeggende dat een monster 's nachts was gekomen en een van de prinsen
+had verslonden, niets dan zijn beenderen overlatend. Ten slotte, toen
+niemand dan Sigmund in leven was, dacht Signy een plan uit, en zij
+kreeg van een harer dienaren gedaan dat deze wat honig in het woud
+bracht en dien over het gezicht en den mond van haar broeder smeerde.
+
+Toen het wilde beest dien nacht kwam, aangetrokken door den geur
+van den honing, likte het Sigmunds gelaat, en stak zelfs zijn tong
+in zijn mond. Zijn tanden er op vastklemmend hield Sigmund, zwak en
+gewond als hij was, het dier beet, en in zijn wilde worsteling vielen
+zijn boeien af, en hij slaagde er in het roofdier te vermoorden dat
+zijn broeders verslonden had. Toen verdween hij in het woud, waar
+hij verborgen bleef totdat de bode van den koning als gewoonlijk was
+gekomen, en totdat Signy, uit de gevangenschap bevrijd, naar het woud
+kwam om over de overblijfselen van hare verwanten te weenen.
+
+Hare diepe smart ziende en wetend dat zij geen deel had gehad aan
+Siggeirs wreedheid, sloop Sigmund uit zijn schuilplaats en troostte
+haar zoo goed als kon. Samen begroeven zij toen de bleekende beenderen,
+en Sigmund zwoer een plechtigen eed dat hij het onrecht, zijn geslacht
+aangedaan, zou wreken. Deze gelofte vond groote instemming bij Signy,
+die echter haar broeder verzocht een gunstigen tijd af te wachten
+en beloofde hem hulp te zullen zenden. Toen scheidden de broeder en
+zuster neerslachtig, zij om weer te keeren tot haar gehaat paleis,
+en hij naar een verwijderd deel van het woud, waar hij een kleine
+hut bouwde en het beroep van smid uitoefende.
+
+
+ En Signy weende stil,
+ Toen zij ging van den laatsten der haren; toch weende zij gansch
+ niet meer
+ Als zij was aan het hof van Siggeir, en zoo lieflijk als weleer
+ Scheen haar blik in aller oogen, en niets deed kennen haar rouw,
+ Noch haar vrees, noch eenig begeeren; geen die kon zeggen in trouw,
+ Dat zij ooit sinds dat uur heeft gelachen totdat haar sterfuur
+ kwam.
+
+
+
+Signy's Zonen.
+
+Siggeir nam nu bezit van het Volsungrijk en gedurende de eerste paar
+jaren sloeg hij trotsch het opgroeien van zijn oudste zoon gade, dien
+Signy heimelijk naar haar broeder zond toen hij tien jaar oud was,
+opdat Sigmund het kind zoover mocht brengen, dat hij hem zou helpen in
+zijn wraakoefening als hij dit zou blijken te verdienen. Sigmund nam
+met tegenzin de opdracht aan; maar zoodra hij den jongen op den proef
+had gesteld, vond hij dat hij gebrek aan moed had en zond hem dus òf
+terug naar zijn moeder, òf, zooals sommige overleveringen verhalen,
+vermoordde hem.
+
+Eenigen tijd hierna werd de tweede zoon van Signy, met hetzelfde doel
+in het bosch gezonden, maar Sigmund merkte, dat hij even weinig moed
+had. Blijkbaar zou niemand anders dan een Volsung van onvervalschten
+bloede geschikt zijn voor het grimmige werk der wraak, en Signy,
+dit begrijpend, besloot een misdaad te begaan.
+
+
+ En zij mompelde eens in het donker: "Waar was dan het oud refrein
+ Dat de goden tweelinggeboren het dochten geen kwaad te zijn
+ Te paren ten dienste der wereld, waaruit de Aesir ontsprong
+ En de Vanir en het Dwergkind en al wat op aarde gong?
+
+
+Haar besluit was genomen, en zij riep een schoone jonge heks en ruilde
+met haar van gestalte, waarna zij de diepten van het donkere woud
+opzocht en een schuilplaats zocht in Sigmunds hut. De Volsung ontdekte
+de vermomming van zijn zuster niet. Hij hield haar slechts voor de
+heks die zij scheen, en spoedig door haar coquetterie gewonnen maakte
+hij haar tot zijn vrouw. Drie dagen later verdween zij uit de hut, en,
+naar het paleis terugkeerend, nam zij hare oude gestalte weder aan,
+en toen zij daarop een zoon baarde, verheugde zij zich er over dat zij
+in zijn fieren blik en sterken bouw de belofte zag van een Volsungheld.
+
+
+
+Sinfiotli.
+
+Toen Sinfiotli, zooals het kind werd genoemd, tien jaar oud was,
+nam zij zelf een voorloopige proef van zijn moed door zijn kleed
+aan zijn huid vast te naaien, en het daarop plotseling af te rukken,
+en daar de dappere jongen geen spier vertrok maar luidkeels lachte,
+zond zij hem vol vertrouwen naar de hut in het bosch. Sigmund maakte
+spoedig aanstalten tot zijn gewone proefneming, en eer hij op zekeren
+dag de hut verliet, beval hij Sinfiotli meel uit een bepaalden zak
+te nemen en het te kneden en brood te bakken. Bij zijn thuiskomst
+vroeg Sigmund of zijn bevelen waren uitgevoerd. De knaap antwoordde
+doordat hij het brood toonde, en toen hij verder ondervraagd werd,
+bekende hij eenvoudig weg dat hij in het brood een groote adder had
+moeten kneden, die in het meel was verborgen. Verheugd te bespeuren
+dat de knaap voor wien hij een vreemde genegenheid voelde, met goed
+gevolg de proef had doorstaan die zijn broeders had afgeschrikt,
+stelde Sigmund hem er vrij van, het brood te eten, want ofschoon hij
+bestand was tegen den beet van een slang, kon hij niet, zooals zijn
+mentor, vergif gebruiken zonder er letsel van te ondervinden.
+
+
+ Want het verhaal der ouden verbaast de menschen zeer,
+ Dat Sigmund zoo was geschapen onder alle vorsten op aard.
+ Dat hij adders kon hanteeren en wat andren sterven baart,
+ En drinken vergif zonder letsel, maar zoo was Sinfiotli's bouw,
+ Dat een beet van kruipende dieren in 't geheel hem niet deren zou.
+
+
+
+De weerwolven.
+
+Sigmund begon nu Sinfiotli geduldig alles te leeren wat een krijgsman
+van het Noorden moest weten, en de twee werden weldra onafscheidelijke
+metgezellen. Op zekeren dag toen zij samen door het woud zwierven,
+kwamen zij aan een hut, waar zij twee mannen in diepen slaap
+vonden. Dicht bij hen hingen twee wolfshuiden, die onmiddellijk
+aangaven dat de vreemdelingen weerwolven waren, wien een wreede
+betoovering hun natuurlijke gedaante ontzegde, tenzij voor korten
+tijd. Door nieuwsgierigheid gedreven trokken Sigmund en Sinfiotli
+de wolfshuiden aan, en zij zwierven weldra, als wolven vermomd, door
+het woud, vermoordend en verslindend alles wat hun in den weg kwam.
+
+Zóó wolfsch was hun aard, dat zij weldra elkander aanvielen, en na een
+wild gevecht viel Sinfiotli, de jongste en zwakste, dood neer. Dit
+ongeluk bracht Sigmund tot bezinning, en hij bukte zich in wanhoop
+over zijn vermoorden metgezel. Op dit oogenblik zag hij twee wezels
+uit het bosch komen en elkander woedend aanvallen, totdat de een dood
+neerlag. De overwinnaar sprong toen in het kreupelhout om met een
+blad terug te komen, dat hij op de borst van zijn makker legde. Toen
+zag men een wonder gebeuren, want op de aanraking van het tooverkruid
+kwam het doode dier weer in het leven. Een oogenblik later liet een
+raaf die over hen heenvloog een dergelijk blad vallen aan Sigmunds
+voeten, en hij, begrijpend dat de goden hem wilden helpen, legde het
+op Sinfiotli, die te gelijker tijd weer levend werd.
+
+In vreeslijken angst dat zij elkander weer kwaad zouden doen, kropen
+Sigmund en Sinfiotli nu naar huis, en wachtten, tot de tijd van hun
+verlossing zou aanbreken. Tot hun groote verlichting vielen de huiden
+den negenden nacht af, en zij wierpen ze snel in het vuur, waar zij
+geheel verteerd werden, en de tooverkracht was voor goed gebroken.
+
+
+
+Sigmund en Sinfiotli door Siggeir gevangen genomen.
+
+Sigmund vertelde nu het verhaal van het hem aangedaan onrecht aan
+Sinfiotli, die zwoer dat, ofschoon Siggeir zijn vader was (want noch
+hij noch Sigmund wisten het geheim van zijn geboorte), hij hem in zijn
+wraakneming zou helpen. Bij het vallen van den avond dus vergezelde
+hij Sigmund naar de hal van den koning en zij traden ongezien binnen,
+terwijl zij zich in den kelder verborgen, achter de groote vaten
+bier. Hier werden zij ontdekt door Signy's twee jongste kinderen, die,
+terwijl zij met gouden ringen speelden, welke in den kelder rolden,
+plotseling tegen de mannen in hinderlaag aanliepen.
+
+Zij riepen luidkeels hun ontdekking aan hun vader en zijn gasten,
+maar eer Siggeir en zijn mannen de wapenen konden opvatten, nam Signy
+beide kinderen, sleepte ze in den kelder en beval haar broeder de
+kleine verraders te vermoorden. Sigmund wilde dit volstrekt niet doen,
+maar Sinfiotli sloeg hunne hoofden af eer hij zich keerde tegen de
+aanvallers, die nu op hem aankwamen.
+
+In weerwil van alle pogingen vielen Sigmund en zijn dappere jonge
+makker in handen van de Gothen, waarop Siggeir hen veroordeelde levend
+begraven te worden in denzelfden wal, met een steenen afscheiding
+tusschen hen, zoodat zij elkander noch konden zien noch aanraken. De
+gevangenen werden dus in hun levend graf opgesloten, toen Signy kwam
+met een bos stroo, dien zij aan Sinfiotli's voeten mocht werpen, want
+de Gothen dachten dat hij enkel eenige proviand bevatte, dat zijn
+doodstrijd zou kunnen verlengen, zonder dat het hem hielp ontsnappen.
+
+Toen alles stil was, maakte Sinfiotli de schoof open, en groot was
+zijn vreugde, toen hij in plaats van brood het zwaard vond dat Odin aan
+Sigmund gegeven had. Wetende dat niets het scherpe staal van dit mooie
+wapen kon afstompen of breken, stootte Sinfiotli het door de steenen
+afscheiding, en, geholpen door Sigmund, slaagde hij er in, een opening
+te maken en ten slotte bewerkten beiden hun ontvluchting door het dak.
+
+
+ Toen in de donkre diepten stond koning Sigmund hoog,
+ En met zijn naakte hand hij het oorlogszwaard bewoog;
+ Zij trokken 't Godsgeschenk met moeite heen en weer,
+ Sigmund, Sinfiotli zaagde, de steen, gekloofd, viel neer;
+ Toen kusten zij elkander, zij hieuwen met veel kracht,
+ Tot door de open spleten hun scheen de winternacht,
+ Toen sprongen z' uit met vreugde, zij hadden reeds verstaan,
+ Eer zij 't elkander zeiden, waarheen zij zouden gaan.
+
+
+
+Sigmunds wraak.
+
+Zoodra zij vrij waren, keerden Sigmund en Sinfiotli naar de hal
+van den koning terug, hoopten er ontbrandbare stoffen om heen op en
+staken die massa in brand. Toen stelden zij zich op aan beide kanten
+van den ingang en beletten allen behalve de nonnen den doortocht. Zij
+bezwoeren Signy met luider stem te ontsnappen eer het te laat was,
+maar zij begeerde niet te leven, en toen zij in den ingang kwam tot een
+laatste omhelzing, vond zij gelegenheid om het geheim van Sinfiotli's
+geboorte te verraden, waarop zij terug in de vlammen sprong en met
+de overigen omkwam.
+
+
+ En koning Siggeirs dakboom dreigde laatste val,
+ De muren stortten samen, en wat was arm en kleen
+ Vermengde nu de vuurdood met 's konings kostbaarheen.
+
+
+
+Helgi.
+
+De lang beraamde wraak wegens het vermoorden van de Volsungs dus
+volvoerd hebbende, ging Sinfiotli, die voelde dat hem nu niets
+terughield in het land van de Gothen, scheep, en keerde weerom naar
+Hunnenland, waar hij hartelijk welkom geheeten werd tot den zetel
+der heerschappij onder de schaduw van zijn voorvaderlijken boom, den
+fieren Branstock. Toen zijn gezag volkomen was gevestigd, trouwde
+Sigmund Borghild, een schoone prinses, die hem twee zonen schonk,
+Hamond en Helgi. De tweede kreeg bezoek van de Nornen toen hij in
+zijn wieg lag, en zij beloofden hem een rijk onthaal in het Valhalla,
+als zijn aardsche loopbaan zou zijn geëindigd.
+
+
+ De vrouw was schoon en lieflijk en schonk hem kroost, geëerd,
+ Zij heetten Hamond en Helgi, en, toen zij Helgi had,
+ Verschenen aan zijn wiegje de Nornen met veel schat,
+ Zij hebben hem Zonneheuvel, Scherpzwaard en Ringland genoemd,
+ En zeiden dat hij zou worden groot en onder vorsten beroemd.
+
+
+Noorsche koningen vertrouwden de opvoeding hunner zonen meestal aan
+een vreemdeling toe, want zij dachten dat zij zoo minder toegeeflijk
+behandeld zouden worden dan thuis. Dienovereenkomstig werd Helgi
+opgevoed door Hagal, en onder diens leiding werd de jonge vorst
+zóó moedig, dat hij, toen hij vijftien jaar was, zich alleen in de
+hal van Hunding waagde, met wiens geslacht zijn familie in twist
+was. Zonder letsel en onherkend kwam hij door de hal en liet een
+onbeschaamde boodschap achter, die Hunding zóó vertoornde dat hij
+onmiddellijk er op uitging om den brutalen jongen prins te vervolgen,
+dien hij nazette tot het huis van Hagal. Om veilig te zijn had Helgi
+zich als een dienstmeisje toegerust en was bezig koren te malen alsof
+dit zijn gewone werk was. De vervolgers verbaasden zich eenigszins
+over de forsche gestalte en de gespierde armen van het meisje, maar
+vertrokken niettemin zonder te vermoeden dat zij zoo dicht bij den
+held waren geweest dien zij zochten.
+
+Nadat hij zoo handig was ontsnapt, kwam Helgi bij Sinfiotli en, een
+leger op de been brengende, trokken de beide jonge mannen moedig tegen
+de Hundings op, tegen wie zij een groot gevecht leverden, waarover
+de Valkyren zweefden, wachtend om de verslagenen naar het Valhalla
+te brengen. Goedroen, een van de oorlogsmeisjes, werd zoo getroffen
+door den moed dien Helgi ten toon spreidde, dat zij hem openlijk
+zocht en beloofde zijn vrouw te zullen worden. Slechts een van het
+Hundinggeslacht, Dag, bleef in leven, en hij mocht vrij uitgaan,
+nadat hij beloofd had geen poging te zullen doen om den dood zijner
+bloedverwanten te wreken. Deze belofte werd echter niet gehouden, en
+Dag, Odins speer Gungnir in bezit gekregen hebbend, versloeg Helgi
+er verradelijk mede. Goedroen, die intusschen haar belofte om zijn
+vrouw te worden was nagekomen, schreide vele tranen over zijn dood,
+en sprak een plechtige vervloeking uit over zijn moordenaar; toen,
+hoorend van een harer meisjes dat haar vermoorde echtgenoot haar
+uit de diepte van het graf riep, trad zij zonder vrees den heuvel
+bij nacht binnen en vroeg hem teeder waarom hij riep en waarom zijn
+wonden na zijn dood bleven bloeden. Helgi antwoordde dat hij niet
+kon rusten wegens haar smart, en zeide dat voor elken traan, dien
+zij geschreid had, een druppel bloed moest vloeien.
+
+
+ Gij weent, goudglanzende!
+ Wreede tranen,
+ Zonlichte dochter van 't zuid!
+ Eer gij slapen gaat;
+ Elk valt bloedig
+ Op 's prinsen borst,
+ Nat, koud, pijnend,
+ Van droefenis zwaar.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Om de geest van haar geliefden man tot rust te brengen, hield Goedroen
+van dat oogenblik op met weenen, maar zij bleven niet lang gescheiden,
+want spoedig nadat de geest van Helgi over Bifröst had gereden en
+Valhalla was binnengegaan, om aanvoerder van de Einheriar te worden,
+kwam Goedroen bij hem, die, opnieuw als Valkyre, haar liefdevolle
+genegenheid tot hem keerde. Als zij op bevel van Odin zijn zijde
+verliet voor tooneelen van menschelijken strijd, was het om nieuwe
+recruten voor het leger te zoeken dat haar heer ten strijde moest
+voeren als Ragnarok, de godenschemering, komen zou.
+
+
+
+De dood van Sinfiotli.
+
+Sinfiotli, Sigmunds oudste zoon, stierf ook vroeg; want, nadat hij in
+een twist den broeder van Borghild had verslagen, besloot zij hem te
+vergiftigen. Twee malen ontdekte Sinfiotli de poging en vertelde zijn
+vader dat er vergif in den beker was. Twee malen ledigde Sigmund,
+wien geen vergif kon deren, den beker, en toen Borghild een derde
+poging deed, zeide hij Sinfiotli dat hij den wijn door zijn baard
+moest laten loopen. De bedoeling van zijns vaders woorden verkeerd
+verstaande, ledigde Sinfiotli den beker onmiddellijk en viel levenloos
+op den grond, want het vergif was van de meest doodelijke soort.
+
+
+ Hij dronk toen hij sprak het woord en het gif vloeide neder dan
+ In een kouden vloed over zijn hart, en dood viel de sterke man
+ Zonder stervensklacht tot besluit, noch met stervensblik die blonk
+ En de vloer van de hal des Volsungs dreunde toen neer hij zonk.
+ Toen hieven de ouden van dagen zich op met bitteren kreet,
+ En beurden het hoofd van het offer; geen durfde hooren van 't leed
+ Dat sprak uit zijn mond, ten minste wanneer hij woorden zei;
+ Ten ware die uitte Alvader toen Balder gestorven lei.
+ En weer als vóór den slag kwam, werd schemerig des Volsungs gewelf,
+ En weer scheen hij in de bosschen, waar hij sprak met zich zelf.
+
+
+Sprakeloos van smart nam Sigmund teeder het lichaam van zijn zoon
+in zijn armen, en schreed uit de hal naar de kust, waar hij zijn
+kostbaren last in een bootje legde dat een eenoogige bootsman op
+zijn roepen bracht. Hij zou zelf ook gaarne aan boord zijn gegaan,
+maar eer hij dit kon doen, stiet de bootsman af en het ranke vaartuig
+was uit het gezicht. De beroofde vader ging toen langzaam naar huis,
+troost puttend uit de gedachte dat Odin zelf gekomen was om den jongen
+held op te eischen en met hem "naar het westen" was geroeid.
+
+
+
+Hiordis.
+
+Sigmund zette Borghild als zijn vrouw en koningin tot straf voor
+haar misdaad af, en toen hij zeer oud was, dong hij naar de hand van
+Hiordis, een schoone jonge prinses, dochter van Eglimi, koning van
+de Eilanden. Deze jonge maagd had vele vrijers, o.a. koning Lygni
+van Hundings geslacht, maar zóó groot was Sigmunds roem, dat zij
+hem verheugd aannam en zijn vrouw werd. Lygni, de versmade vrijer,
+was zóó kwaad over deze beslissing, dat hij onmiddellijk een groot
+leger verzamelde en tegen zijn gelukkigen medeminnaar optrok, die,
+ofschoon overweldigd door de veel grootere schare, met den moed der
+wanhoop vocht. Uit de diepten van een bosch, dat het oorlogsterrein
+bestreek, wachtten Hiordis en haar maagd angstig het verloop van
+het gevecht af. Zij zagen Sigmund de dooden rondom zich ophoopen,
+want niemand kon hem weerstand bieden, totdat ten slotte een forsch,
+eenoogig krijgsman verscheen, en de hevigheid van het gevecht week
+voor den schrik door zijn aanwezigheid.
+
+Zonder een oogenblik te talmen richtte de nieuwe kampioen een hevigen
+slag op Sigmund, dien de oude held met zijn zwaard afwendde. De schok
+verbrijzelde het ongeëvenaarde zwaard, en ofschoon de vreemde aanvaller
+verdween zooals hij gekomen was, bleef Sigmund zonder verweer achter
+en werd spoedig door zijn vijanden doodelijk gewond.
+
+
+ Doch zie, door de haag van de lansen een sterke held aankwam,
+ Eenoogig en schijnbaar oud reeds, maar zijn aangezicht lichtt'
+ als een vlam,
+ Stralend grijs was z'n wambuis en wolkig blauw zijn hoed,
+ En hij droeg een groote helbaard, toen hij schreed door de pijlen
+ vol moed,
+ En stond tegenover Sigmund, zijn wapen geheven ten slag,
+ Nog eens om het hoofd van den Volsung men het Branstock's licht
+ glanzen zag
+ Het zwaard dat kwam van Odin, en Sigmunds wilde gerucht
+ Ging boven het woelen der krijgers op naar de hooge lucht.
+ Dan stieten op elkander de sneden bij Sigmunds stoot;
+ En in splinters viel ter aarde de brenger van angst en dood.
+ Maar veranderd was Sigmunds uitzicht en de moed verliet zijn blik
+ Want de grauwe sterke helper was weg, en tot zijn schrik
+ Drong d' ongebroken speerschacht op Volsungs leege hand
+ En velde neder Sigmund, het wonder van ieder land,
+ Op de krijgers, op de gewonden, die dien dag hij had neergeleid.
+
+
+Toen het gevecht nu was gewonnen, en het geheele Volsunggeslacht
+vermoord, haastte Lygni zich van het oorlogsveld om bezit te nemen
+van het koninkrijk en de schoone Hiordis te dwingen zijn vrouw te
+worden. Zoodra hij echter gegaan was kroop de schoone jonge koningin
+uit haar schuilplaats in het kreupelhout en zocht de plek waar Sigmund
+zoo goed als dood lag. Zij nam den gewonden held aan haar borst in
+een laatste hartstochtelijke omarming en luisterde toen onder tranen,
+terwijl hij haar zeide, de stukken van zijn zwaard te verzamelen, en
+ze zorgvuldig te bewaren voor hun zoon die--voorspelde hij--spoedig
+zou geboren worden, en die bestemd was zijns vaders dood te wreken
+en veel grooter te zijn dan hij.
+
+
+ 'k Heb eerlijk gewerkt voor de Volsungs en toch wist ik al te goed,
+ Dat een het zal voleinden die mij overtreft in moed:
+ Men zal de splinters smeden voor hem, het zal zijn mijn zoon
+ Die gedenkt wat ik heb vergeten en zet op mijn werken de kroon.
+
+
+
+Elf, de Viking.
+
+Terwijl Hiordis treurde over Sigmunds levenloos lichaam, waarschuwde
+haar dienstmeisje haar plotseling dat een bende Vikings naderde. Zij
+trokken zich nogmaals in het bosch terug, en de twee vrouwen
+verwisselden hare kleederen, waarop Hiordis het meisje beval vooruit
+te loopen en zich als de koningin te houden, en zoo gingen zij den
+viking Elf (Helfrat of Helferich) tegemoet. Elf ontving de vrouwen
+beleefd en haar verhaal van het gevecht wekte zóó zijn bewondering
+voor Sigmund op, dat hij de overblijfselen van den gevallen held
+eerbiedig naar een passende plaats liet brengen, waar zij met alle
+behoorlijke plechtigheden werden ter aarde besteld. Hij bood toen de
+koningin en haar meisje een veilig toevluchtsoord aan in zijn hal en
+zij vergezelden hem met vreugde over de zeeën.
+
+Daar hij van het eerste oogenblik af beider betrekkingen onderling
+betwijfeld had, nam Elf de eerste de beste gelegenheid te baat--nadat
+hij in zijn rijk was aangekomen--om een schijnbaar onbeduidende vraag
+te doen opdat hij de waarheid zoude weten. Hij vroeg de eene die
+zich voor koningin uitgaf, hoe zij wist dat het uur was gekomen om
+op te staan, wanneer de winterdagen kort waren en er geen licht was
+om het aanbreken van den morgen te melden, en zij antwoordde, dat,
+daar zij altijd gewoon was melk te drinken eer zij de koeien voerde,
+zij altijd dorstig wakker werd. Toen dezelfde vraag aan de werkelijke
+Hiordis werd gedaan, antwoordde zij, met even weinig nadenken,
+dat zij den morgen gekomen wist, omdat op dat uur de gouden ring,
+dien haar vader haar had gegeven, koud werd in haar hand.
+
+
+
+De geboorte van Sigurd.
+
+Toen de vermoedens van Elf dus bevestigd waren, vroeg hij de
+voorgewende dienstmaagd ten huwelijk, terwijl hij Hiordis beloofde voor
+haar kindje te zorgen, een belofte die hij edelmoedig nakwam. Toen
+het kind werd geboren, besprenkelde Elf het zelf met water--een
+plechtigheid die onze heidensche voorvaderen nauwgezet nakwamen--en gaf
+het den naam Sigurd. Toen het grooter werd, werd het als 's konings
+eigen zoon behandeld en zijn opvoeding werd toevertrouwd aan Regin,
+den wijsten der menschen, die alle dingen wist, zijn eigen lot zelfs
+niet uitgezonderd, want het was hem geopenbaard dat hij door de hand
+van een jongeling zou vallen.
+
+
+ Nog was er een dien de Helper in zijn woning bij zich had,
+ Baardloos en klein van gestalte, zijn gezicht gerimpeld en mat.
+ Zoo zeldzaam oud was Regin dat niemand zeggen kon,
+ Wanneer in vervlogen dagen in dit land hij te wonen begon.
+ Maar opgevoed had hij vorst Elf en den Helper, zeldzaam knap,
+ Ja en diens vaders vader, hij wist alle wetenschap
+ En was thuis in allerlei kunsten, behalve 't hanteeren van
+ 't zwaard.
+ Zoo zoet was hij in zijn spreken, dat elk dacht hem 't vertrouwen
+ waard.
+ Als zijn hand de harp bespeelde vermengde hij tonen van smart
+ Met tonen van groote vreugde; nooit was zijn vertelling verward,
+ De Meester aller Meesters in de kunst van den smid was hij,
+ Hij kon omgaan met wind en weder en stillen het golvengetij,
+ En niemand kon heelkunst hem leeren, want eer het geslacht was
+ gewrocht
+ En de generatie der menschen, had hij hun toekomst doorzocht.
+
+
+Onder dezen leidsman nam Sigurd dagelijks in wijsheid toe, totdat
+weinigen hem konden overtreffen. Hij was een meester in de smeedkunst
+en de kunst van allerlei runen te snijden; hij leerde talen, muziek
+en welsprekendheid; en werd eindelijk een wakker krijgsman, dien
+niemand kon overwinnen. Toen hij den manlijken leeftijd had bereikt,
+drong Regin hem den koning om een oorlogspaard te vragen, een verzoek
+dat dadelijk werd ingewilligd, en Gripir, de stalmeester, kreeg in
+opdracht hem te laten kiezen uit de koninklijke stallen het paard
+dat hij het mooist vond.
+
+Op zijn weg naar de weide waar de paarden aan het grazen waren,
+ontmoette Sigurd een eenoogige vreemdeling, gekleed in grijs en blauw,
+die den jongen man aansprak en hem vroeg de paarden in de rivier
+te jagen, en dat te kiezen hetwelk tegen den stroom met de grootste
+gemakkelijkheid op kon.
+
+Sigurd nam den raad verheugd aan, en toen hij de weide bereikte, dreef
+hij de paarden in den stroom die aan den eenen kant liep. Een van
+hen draafde, na hem overgestoken te zijn, de weide aan den overkant
+rond; en, zich in de rivier stortend, kwam het naar zijn vroegere
+weide terug, zonder eenige teekenen van vermoeienis te toonen. Sigurd
+aarzelde dus niet dit paard te kiezen, en hij gaf het den naam Grane
+of Grijssel. Het paard stamde af van Odins achtpootig paard Sleipnir,
+en behalve dat het buitengewoon sterk en onvermoeid was, was het even
+onbevreesd als zijn meester.
+
+Op een winterdag, toen Regin en zijn leerling bij het vuur zaten,
+sloeg de oude man zijn harp en op de wijze der Noorsche scalden zong
+of droeg hij voor, in het volgend verhaal, het verslag van zijn leven.
+
+
+
+De schat van den dwergkoning.
+
+Hreidmar, koning van het dwergvolk, was de vader van drie
+zonen. Fafnir, de oudste, was begiftigd met een dapper hart en een
+krachtigen arm; Otter, de tweede, met strik en net, en de macht om,
+als hij dat wilde, van gedaante te veranderen; en Regin, de jongste,
+met alle wijsheid en vlugheid van hand. Om den hebzuchtigen Hreidmar te
+believen maakte zijn jongste zoon hem een huis, bezet met schitterend
+goud en fonkelende edelsteenen en dit werd door Fafnir bewaakt,
+wiens vurige blikken en Aegishelm niemand durfde trotseeren.
+
+Nu gebeurde het dat Odin, Hoenir en Loki eens in menschelijke gedaante,
+op een van hun gewone tochten die zij deden om de harten van de
+menschen te bespieden, in het land kwamen waar Hreidmar woonde.
+
+
+ Bij de drie was de wijze Odin, de heer van die valt in den slag
+ En Loki, d' Albenijder, wien geen werk gelukken mag,
+ En Hoenir, de zondelooze die wrocht des menschen hoop
+ En zijn hart en zijn zielsverlangens, toen hij begon zijn loop,
+ De God die was in den voortijd en die later nog zal zijn
+ Als het nieuwe licht zal zenden over aard en zee zijn schijn.
+
+
+Toen de goden bij Hreidmars woning kwamen, bespeurde Loki een Otter
+die zich koesterde in de zon. Deze was niemand anders dan de tweede
+zoon van den koning, Otter, die nu bezweek voor Loki's gewone liefde
+tot vernieling. Het ongelukkige schepsel vermoordend wierp hij zijn
+levenloos lichaam over zijn schouders, denkende dat hij een goeden
+schotel zou geven als de tijd tot eten kwam.
+
+Loki haastte zich daarop om zijn makkers in te halen, en Hreidmars huis
+met hen binnentredend, wierp hij zijn last neer op den vloer. Toen
+het oog van den dwergkoning op den gewonden Otter viel, brak hij
+in hevige woede uit, en, eer zij actieven weerstand konden bieden,
+lagen de goden gebonden, en hoorden zij Hreidmar zeggen dat zij nooit
+hun vrijheid weerom zouden krijgen, voordat zij zijn dorst naar goud
+konden voldoen, door hem van die kostbare stof genoeg te geven om de
+huid van den Otter van binnen en van buiten te bedekken.
+
+
+ Nu hoort naar den vloek dien ik spreke! Gij vreemden zult worden
+ weer vrij,
+ Als gij schenkt de vlam van de wat'ren, 't verzamelde zeegoud
+ aan mij,
+ Dat Andvari houdt verborgen in het bleek gebied, flets als het graf,
+ En de heer der list zal het halen, en de hand die nooit iets gaf,
+ En het hart des Albenijders zal geven en toonen zijn spijt,
+ Zie, dit is het vonnis des wijzen, geen ander wordt u bereid.
+
+
+Daar de otterhuid de eigenschap openbaarde zich tot een fabelachtige
+afmeting te kunnen uitrekken, was geen gewone schat voldoende om ze
+te bedekken, en de taak van de goden was een heel lastige. De zaak
+werd echter wat hoopvoller, toen Hreidmar toestond een hunner vrij te
+laten. De gekozene die zou gaan, was Loki die geen tijd liet verloren
+gaan om naar den waterval waar de dwerg Andvari woonde te vertrekken,
+opdat hij de daar opgestapelde schatten zou verkrijgen.
+
+
+ Ginds is een schrikbre woestijn aan het uiterste deel onzer aard
+ Waar over een muur van bergen het machtige water vaart,
+ Welks bron geen schepsel kent noch waar zijn monding is,
+ En die macht is de macht van Andvari, een Elf van de Duisternis.
+ Hij woont in de wolk en woestijn in het midden van 't land alleen
+ En zijn werk is het sparen van schatten die hij houdt in zijn
+ huis van steen.
+
+
+In weerwil van ijverig zoeken kon Loki den dwerg niet vinden, totdat
+hij een zalm bespeurde, die in de schuimende wateren speelde, en het
+hem inviel dat misschien de dwerg deze gedaante aangenomen had. Hij
+leende Ran's net en ving spoedig den visch, en kwam te weten dat het,
+zooals hij had vermoed, Andvari was. Bezinnend dat er niets anders op
+zat, bracht de dwerg nu met tegenzin zijn grooten schat te voorschijn
+en gaf hem geheel en al over, met inbegrip van den Helm van Schrik
+en een pantser van goud, terwijl hij enkel achterhield een ring
+die met wonderbare kracht was begiftigd en die, als een magneet,
+het kostbare goud aantrok. Maar de slimme Loki, die dien in het oog
+kreeg, lichtte hem van den vinger van den dwerg en ging lachend weg,
+terwijl zijn slachtoffer hem booze vervloekingen achterna schreeuwde,
+zeggende dat de ring altijd zou blijken het verderf voor zijn bezitter
+te zijn en de dood van velen zou veroorzaken.
+
+
+ Dat goud
+ Dat de dwerg bezat
+ Zou voor twee broeders
+ De oorzaak zijn van dood,
+ En voor acht vorsten
+ Van veel tweedracht,
+ Uit mijn schat zal geen
+ Iets goeds geworden.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Toen hij aan Hreidmars huis kwam, bevond Loki dat de geweldige schat
+niets te groot was, want de huid werd wijder met elk voorwerp dat
+er op werd geplaatst, en hij werd genoodzaakt den ring Andvaranaut
+(Andvari's ring) er in te werpen, dien hij had willen bewaren om de
+bevrijding van zichzelf en zijn makkers te bewerken. Andvari's vloek
+van het goud begon spoedig zijn kracht te doen gevoelen. Fafnir
+en Regin begeerden beiden een deel, terwijl Hreidmar nacht en dag
+over zijn schat tuurde, en er niets van wilde weggeven. Fafnir, de
+onoverwinlijke, ziende ten slotte dat hij niet anders aan zijn lust
+kon voldoen, versloeg zijn vader en nam den geheelen schat, want,
+toen Regin kwam om een deel op te eischen, joeg hij hem toornig weg
+en zeide dat hij zijn eigen kost maar moest verdienen.
+
+Zoo verbannen nam Regin zijn toevlucht onder de menschen, aan wie
+hij de kunsten leerde van zaaien en maaien. Hij toonde hun hoe zij
+metalen moesten bewerken, de zeeën bevaren, paarden dresseeren,
+lastdieren temmen, huizen bouwen, spinnen, weven en naaien--kortom,
+alle industrieën van het beschaafde leven, die tot nu toe onbekend
+waren geweest. Jaren verliepen, en Regin wachtte geduldig zijn tijd af,
+hopend dat hij den een of anderen dag een held zou vinden, sterk genoeg
+om zijn onrecht op Fafnir te wreken, wien de jaren van turen over
+zijn schat hadden veranderd in een vreeslijken draak, den schrik van
+Gnîtaheid (schitterende Heuvel), waar hij zijn verblijf gevestigd had.
+
+Toen zijn verhaal uit was, wendde Regin zich plotseling tot den
+aandachtigen Sigurd, zeggend dat hij wist dat de jonge man den draak
+als hij wilde kon dooden, en vragend of hij bereid was hem te helpen
+het hem geschiedde onrecht te wreken.
+
+
+ En hij sprak: Hebt gehoord gij, Sigurd? Wilt gij helpen een man
+ die is oud
+ Zich te wreken ter wille zijns vaders? Wilt gij hebben een schat
+ van goud
+ En meer zijn dan de vorsten der aarde? Verlossen de aard van
+ een kwaad
+ En genezen de pijn en de droefnis die sinds tijden geen rust
+ mij laat?
+
+
+
+Sigurds zwaard.
+
+Sigurd stemde onmiddellijk toe, op voorwaarde echter dat de vloek zou
+worden opgenomen door Regin, die ook om voor het aanstaand gevecht
+den jongen man behoorlijk uit te rusten, hem een zwaard zou smeden
+dat geen slag zou kunnen breken. Tweemaal maakte Regin een wonderbaar
+wapen, maar tweemaal brak Sigurd het op het aanbeeld in stukken. Toen
+dacht Sigurd aan de gebroken stukken van Sigmunds wapen, die zijn
+moeder bewaard had, en tot Hiordis gaande vroeg hij haar erom; en
+òf hij òf Regin smeedde er uit een zwaard zoo sterk, dat het het
+groote aanbeeld in tweeën splitste zonder gedeukt te zijn, en welks
+gesteldheid van dien aard was dat het wat wol die op den stroom los
+ronddreef in tweeën deelde.
+
+Sigurd ging nu op afscheidsbezoek bij Gripir, die, de toekomst wetende,
+elke gebeurtenis in zijn aanstaande loopbaan vertelde; daarop nam
+hij afscheid van zijn moeder en vergezeld door Regin zette hij koers
+naar het land zijner vaderen, belovend dat hij den draak zou verslaan
+als hij zijn eersten plicht had vervuld; het wreken van den dood
+van Sigmund.
+
+
+ Eerst zult gij, vorst,
+ Wreken uw vader,
+ En voor de schuld van Eglymi
+ Neemt gij boete,
+ Gij zult de wreedaards,
+ De zoons van Hunding,
+ Fier verslaan,
+ En zult overwinnen.
+
+ Lied van Sigurd den Fafnerdooder.
+
+
+Op zijn weg naar het land van de Volsungs werd iets heel wonderlijks
+gezien, want er kwam een man over het water wandelen. Sigurd nam hem
+dadelijk aan boord van zijn drakenschip en de vreemdeling, die zich
+Feng of Fiöllnir noemde, beloofde gunstige winden. Ook leerde hij
+Sigurd hoe gunstige voorteekenen te onderscheiden. In werkelijkheid
+was de oude man Odin of Hniker, de golvenstiller, maar Sigurd vermeldde
+niet dat hij het was.
+
+
+
+Het gevecht met den draak.
+
+Sigurd was zeer gelukkig in zijn aanval op Signy, dien hij met velen
+zijner volgelingen versloeg. Hij vertrok toen uit zijn heroverd rijk
+en kwam met Regin terug om Fafnir te verslaan. Samen reden zij door
+de bergen, die steeds hooger en hooger voor hen oprezen, totdat zij
+kwamen bij een groot woestijnpad, dat volgens Regin het verblijf van
+Fafnir was. Sigurd reed nu alleen verder totdat hij een eenoogig
+vreemdeling ontmoette die hem zeide dat hij grachten moest graven
+midden op den weg waar de draak elken dag zijn slijmig lichaam naar
+de rivier sleepte om zijn dorst te lesschen, en dat hij in een van
+deze moest liggen wachten, totdat het monster over hem heen kwam,
+dan kon hij het zijn zwaard dwars door zijn hart boren.
+
+Sigurd volgde dankbaar dezen raad en werd met volledig succes beloond,
+want toen de walgelijke vouwen van het monster over zijn hoofd rolden,
+stak hij zijn zwaard van boven in zijn linker borst, en toen hij uit
+de gracht sprong, lag de draak te zieltogen in doodsstuipen.
+
+
+ Toen kwam een groote stilte, en Sigmunds zoon vol moed
+ Stond op d' oneffen vlakte, waar vloeide Fafnir's bloed,
+ En de slang lag aan zijn voeten, dood, en zwaar en grauw,
+ En over de Lichte Heide scheen de zon uit 's hemels blauw,
+ En een windje volgde de zon en blies lang het doodsche zand
+ Zoo frisch als het rimpelt het zeevlak en buigt het korenland.
+
+
+Regin was wijslijk op een afstand gebleven totdat alle gevaar voorbij
+was, maar, ziende dat zijn vijand was verslagen, kwam hij nu nabij. Hij
+was bang dat de jonge held een belooning zou eischen, dus begon hij
+hem te beschuldigen dat hij zijn bloedverwant had vermoord, maar, met
+geveinsde grootmoedigheid zeide hij in plaats van leven voor leven
+te willen, overeenkomstig de zeden van het Noorden, hij het als een
+genoegzame voldoening zou beschouwen als Sigurd uitsneed het hart
+van het monster en het voor hem aan een spit braadde.
+
+
+ Zoo Regin sprak tot Sigurd: "van boete wilt ge vrij?
+ Breng dan een vuur te zamen en braad het hart voor mij,
+ Dat ik het eet' en leve, en zij uw meester en meer,
+ Want daarin was macht en wijsheid en wetenschap weleer:
+ Of anders ga uw pad met angst van de Lichtende Hei".
+
+
+Sigurd was zich bewust dat een echt soldaat nooit voldoening van
+welken aard ook mocht weigeren aan de familie van den vermoorde,
+en dus stemde hij toe in het schijnbaar onbeteekenend voorstel, en
+maakte zich dadelijk gereed om als kok op te treden, terwijl Regin
+dutte totdat het vleesch klaar was. Na eenigen tijd raakte Sigurd
+het gebraad aan om te zien of het gaar werd, maar hij brandde erg
+zijn vingers en stak ze onwillekeurig in zijn mond om de pijn te
+stillen. Nauwelijks had Fafnirs bloed zijn lippen aangeraakt of hij
+ontdekte, tot zijn uiterste verbazing, dat hij de zangen der vogels kon
+verstaan, waarvan velen zich reeds om het aas verzamelden. Nauwkeurig
+luisterend merkte hij dat zij vertelden hoe Regin kwaad tegen hem voor
+had, en hoe hij den ouden man moest dooden en het goud zich toeëigenen
+dat hem toekwam omdat hij het veroverd had, en dat hij daarna het hart
+en het bloed van den draak moest nemen. Daar dit overeenkwam met zijn
+eigen wenschen doodde hij den slechten ouden man met een stoot van
+zijn zwaard en ging voort met eten en drinken, zooals de vogels hadden
+aangegeven, terwijl hij een stukje van Fafnirs hart voor later gebruik
+bewaarde. Hij ging dan op zoek van den grooten schat, en na den Helm
+van Schrik, de gouden hellebaard en dan den ring Andvaranaut te hebben
+aangedaan, terwijl hij Greyfell met zóóveel goud belaadde als hij kon
+dragen, sprong hij in het zadel en zat met graagte te luisteren naar
+de zangen der vogels om te weten wat zijn toekomstige tocht moest zijn.
+
+
+
+De slapende oorlogsmaagd.
+
+Weldra hoorde hij van een oorlogsmaagd, vast in slaap op een berg en
+omringd door een fonkelende vlammenhaag, waar slechts de dapperste
+der mannen kon doordringen om haar te wekken.
+
+
+ Op den berg daar ligt
+ Een oorlogsmaagd in slaap;
+ Over haar golft
+ Linde's vergif:
+ Ygg stak voorheen
+ Een slaapdoorn in 't kleed
+ Der maagd, die eerst
+ De helden uitkoos.
+
+ Fafnir-lied.
+
+
+Dit avontuur was juist iets voor Sigurd, en hij vertrok dadelijk. De
+weg voerde door ongebaande streken, en de reis was lang en onaangenaam,
+maar ten slotte kwam hij bij de Hindarfiall in Frankenland, een hoogen
+berg welks met wolken bedekte top door vurige vlammen scheen omringd.
+
+
+ Lang rijdt hij door de steppen, tot hij eens, 's morgens, ziet,
+ Uit de verweerde rotsen, en in 't bewolkt gebied,
+ Hoe rijst een trotsche berg op, en 't is alsof er brandt,
+ Een toorts in krans van nevel: en Sigurd gaat dien kant
+ Waar hij denkt dat van die hoogte men ziet den omtrek goed
+ En Grijsvel hinnikt vroolijk, hij zelf is vol van moed.
+
+
+Sigurd reed de berghelling op, en het licht werd al sterker en
+sterker naarmate hij verder kwam, totdat, toen hij den top bereikt
+had, een haag van donkere vlammen voor hem stond. Het vuur brandde
+met een geraas dat het hart van ieder ander zou verschrikt hebben,
+maar Sigurd herinnerde zich de woorden van de vogels, en zonder een
+oogenblik te aarzelen, stortte hij zich er midden in.
+
+
+ Nu wendt zich Sigurd in 't zadel, 't gevest van Toorn hij richt,
+ Hij heft de teugels hooger en snoert zijn gordel dicht,
+ En roept dan luid tot Grijsvel en rijdt in 't midden van 't vuur,
+ Maar de vlammen slaan ter zijde en dus wijkt de witte muur,
+ Hoog boven zijn hoofd stijgt het branden en groot en wild is
+ 't gerucht.
+ Als het draagt de machtige barning naar de hooge hemellucht.
+ Toch gaat hij door het ruischen als een krijgsman door roggeveld
+ Als het buigt voor wind in den zomer en onder de koelte zwelt.
+ De witte vlam lekt zijn kleeren en de manen van zijn paard.
+ En streelt de handen van Sigurd, en 't in bloed gedoopte zwaard,
+ En windt zich om zijn helm heen en mengt zich met zijn haar,
+ Maar niets ontloutert zijn kleeding die schittert als vroeger klaar;
+ Dan valt zij; verdwijnt en wordt donker tot alles schijnt volbracht,
+ En de vlam is opgezwolgen in diepen, duist'ren nacht.
+
+
+Toen de dreigende vlammen nu waren weggestorven, vervolgde Sigurd
+zijn tocht over een breed spoor van witte asch en richtte zijn weg
+naar een groot kasteel met muren met schilden behangen. De groote
+poorten stonden wijd open, en Sigurd reed er doorheen, niet belemmerd
+door wachters of gewapenden. Behoedzaam voortgaande, omdat hij een of
+andere list vreesde, kwam hij eindelijk midden op de plaats, waar hij
+een gestalte zag liggen in wapenrusting. Sigurd steeg van zijn paard en
+deed handig den helm weg, toen hij van verbazing terugdeinsde omdat hij
+in plaats van een krijgsman, het gelaat van een zeer schoon meisje zag.
+
+Al zijne pogingen om de slaapster te wekken waren echter vergeefsch,
+totdat hij haar wapenrusting had afgedaan, en zij voor hem lag in
+zuiver wit-linnen kleederen, terwijl haar lange haren in gouden
+golven om haar heen vielen. Toen de laatste sluiting van haar
+rusting openging, sloeg zij haar schoone oogen op, die de opgaande zon
+ontmoetten, en eerst met verrukking het prachtig schouwspel begroetend,
+wendde zij zich tot haren bevrijder, en de jonge held en het meisje
+beminden elkander op het eerste gezicht.
+
+
+ Toen wendde zij zich tot Sigurd, haar oogen ontmoetten zijn oog,
+ En krachtig en zonder grenzen steeg hunne liefde hoog,
+ Want beider begeeren kwam samen en hij wist dat zij lief hem had.
+ En zij sprak tot hem alleenig en haar lippen betuigden dat.
+
+
+Het meisje begon nu aan Sigurd haar geschiedenis te vertellen. Haar
+naam was Brunhild en volgens sommige bronnen was zij de dochter van een
+aardsch koning, die Odin had verheven tot den rang van Valkyre. Zij
+had hem lang trouw gediend, maar eens had zij het gewaagd haar eigen
+wensch boven den zijnen te stellen, toen zij aan een jongeren en dus
+meer sympathieken tegenstander de overwinning gaf die Odin een ander
+had toegedacht.
+
+Tot straf voor deze daad van ongehoorzaamheid was zij van haar ambt
+ontzet en naar de aarde verbannen, waar zij, volgens besluit van
+Alvader, als ieder ander lid harer sexe zou huwen. Deze uitspraak
+vervulde Brunhilds hart met teleurstelling, want zij vreesde zeer
+dat het haar lot zou zijn zich met een lafaard te verbinden dien
+zij zou verachten. Om deze vrees weg te nemen, bracht Odin haar naar
+Hindarfiall of Hindfel, en haar met den Doren van den Slaap aanrakend,
+opdat zij in onveranderde jeugd en schoonheid de komst van den haar
+bestemden echtgenoot zou afwachten, omringde hij haar met een muur
+van vlammen, waar geen ander dan een held zich doorheen zou wagen.
+
+Van den top van Hindarfiall wees Brunhild nu aan Sigurd haar vroegere
+woonplaats, te Lymdale of Hunaland, en zeide hem dat hij haar daar
+zou vinden als hij haar als zijn vrouw kwam opeischen; en toen,
+terwijl zij samen op den eenzamen bergtop stonden, deed Sigurd den
+ring Andvaranaut aan haar vinger, ten teeken van hun verloving,
+en zwoer haar alleen te zullen liefhebben zijn heele leven lang.
+
+
+ En van zijn hand trekt Sigurd Andvari's gouden ring,
+ Niets is er dan de hemel boven hun hoofden, kring
+ Die ophoudt noch vernieuwt zich, en steeds een teeken is,
+ Dat God niet meer verandert, daar hij voleindigd is;
+ En Sigurd riep: Brunhilde, o hoor mij nu ik zweer
+ Dat de zon aan de lucht zal sterven en de dag zijn schoon niet meer,
+ Als 'k zoek niet liefd' in Lymdale en uw geboortehuis,
+ En 't land waar gij ontwaaktet bij bosch en zeegeruisch!
+ En zij riep: o Sigurd, Sigurd, hoor mij nu hoe ik zweer
+ Dat de dag voor goed zal sterven en de zonne praalt niet meer,
+ Eer 'k u vergeet, o Sigurd, als bij bosch en zeegeruisch
+ Ik lig in het land van Lymdale en mijn geboortehuis.
+
+
+
+De opvoeding van Aslaug.
+
+Volgens sommige bronnen scheidden de minnenden, na elkander dus
+trouw te hebben beloofd; maar anderen zeggen dat Sigurd Brunhild
+opzocht en huwde, met wie hij een tijd lang in volkomen geluk leefde,
+totdat hij haar en zijn dochtertje Aslaug moest verlaten. Dit kind,
+als wees achtergebleven, werd door Brunhilds vader groot gebracht,
+die, van huis verdreven, haar in een kunstig vervaardigde harp
+verborg, totdat hij in een ver land kwam en daar vermoord werd
+door een troep boeren wegens het goud dat--zoo dachten zij--er
+in zat. Hun verwondering en teleurstelling waren inderdaad groot,
+toen zij het instrument open braken en een klein mooi meisje vonden,
+dat zij voor stom hielden omdat het geen woord wilde zeggen. De tijd
+ging voorbij en het kind, dat zij als een slavin hadden gebruikt,
+groeide op tot een schoone maagd, en zij verwierf de genegenheid van
+den voorbijtrekkenden Viking, Ragnar Lodbrog, Koning van de Denen,
+aan wien zij haar geschiedenis vertelde. De koning voer weg naar
+andere landen om te doen wat het doel van zijn reis was, maar toen
+een jaar was voorbijgegaan, in welken tijd hij veel roem oogstte,
+kwam hij terug en voerde Aslaug weg als zijn bruid.
+
+
+ Ze hoord' een stem haar welbekend,
+ Verwacht in uren zonder end,
+ Een krachtig arm haar leest omwond;
+ Maar toen haar sidderende mond
+ Den hemel van dien kus verliet,
+ Ontging haar in zijn oogen niet
+ De jonge trots, de hoop, de min;
+ Nu wist zij; dit was slecht begin,
+ En beiden zouden gaan, gelijk
+ Nu saam langs 't strand, door 't leven rijk.
+
+ De opvoeding van Aslaug (William Morris).
+
+
+In het verdere van de geschiedenis van Sigurd en Brunhild wordt ons
+echter medegedeeld, dat de jonge man avonturen ging zoeken in de
+groote wereld, waar hij, als een echte held, beloofd had het onrecht
+te bestrijden en de vaderloozen en verdrukten te verdedigen.
+
+
+
+De Niblungen.
+
+In het verloop van zijn zwerftochten kwam Sigurd in het land van de
+Niblungen, het land van voortdurenden nevel, waar Giuki en Grimhild
+koning en koningin waren. Vooral de laatste was te vreezen, daar zij
+goed thuis was in magische kunst, en tooveren kon en wonderlijke
+dranken brouwen die de kracht hadden den drinker in tijdelijke
+vergetelheid te dompelen en te dwingen haren wil te doen.
+
+De koning en koningin hadden drie zonen, Gunnar, Högni, en Guttorm,
+die dappere jonge mannen waren, en een dochter, Goedroen, het liefste
+en het mooiste van alle meisjes. Allen heetten Sigurd hartelijk welkom,
+en Giuki noodigde hem uit eenigen tijd te toeven. De uitnoodiging was
+zeer aangenaam na zijn langen zwerftocht, en Sigurd was blij te kunnen
+blijven en aan de genietingen en de bezigheden van de Niblungen te
+kunnen deelnemen. Hij vergezelde hen naar den oorlog, en onderscheidde
+zich zóó door zijn moed, dat hij de bewondering van Grimhild verwierf
+en zij besloot hem voor haar dochter als man te nemen. Op zekeren dag
+brouwde zij dus een van haar tooverdranken en toen hij uit de hand van
+Goedroen deze had gedronken, vergat hij Brunhild en zijn beloofde trouw
+geheel, en al zijn liefde was overgegaan op de dochter van den koning.
+
+
+ En 't werd opeens met Sigurd of in zijn hart de min
+ Voor Brunhild nooit geleefd had, nu hij zag de koningin;
+ Brunhilds geliefde wezen was hem een vuur, gedoofd,
+ Schonk hem geen smart of vreugde, begunstigd en beroofd.
+
+
+Ofschoon hij wel een vage vreeze had dat hij een feit in het verleden,
+hetwelk zijn gedrag moest regelen, had vergeten, dong Sigurd naar
+Goedroens hand en kreeg haar, en hun huwelijk werd gevierd temidden
+van de vreugde des volks, dat den jongen held innig lief had. Sigurd
+gaf zijn bruid iets van Fafnir's hart te eten, en op het oogenblik
+toen zij het proefde, werd haar natuur veranderd, en zij begon koud en
+zwijgend te worden tegenover allen behalve hem. Om zijn verbintenis met
+de twee oudste Giukings (zooals de zonen van Giuki genoemd werden)
+hechter te maken, ging Sigurd met hen in den "oordeelring", en de
+drie jonge mannen staken een zode die op een schild werd gelegd
+waaronder zij stonden, terwijl zij hun rechterarmen ontblootten en
+licht verwondden, en hun bloed zich lieten vermengen met de versche
+aarde. Toen zij eeuwige vriendschap gezworen hadden, werd de zode
+weer op haar plaats gelegd.
+
+Maar ofschoon Sigurd zijn vrouw liefhad en een ware broederlijke
+genegenheid voor haar broeders koesterde, kon hij zijn kwellend
+gevoel van gedruktheid niet kwijt raken en men zag hem zelden zoo blij
+glimlachen als voorheen. Giuki was nu gestorven, en zijn oudste zoon,
+Gunnar, regeerde in zijn plaats. Daar de jonge koning ongehuwd was,
+bezwoer Grimhild, zijn moeder, hem een vrouw te nemen, zeggend dat geen
+meer waardig scheen de Koningin der Niblungen te worden dan Brunhild,
+die, zooals men vertelde, in een gouden hal zat, door vlammen omringd,
+waaruit zij, zooals zij verklaard had, enkel wilde weggaan om den
+held te huwen die, haar ter wille, het vuur durfde trotseeren.
+
+
+
+Gunnars krijgslist.
+
+Gunnar maakte zich onmiddellijk gereed om dit meisje te zoeken,
+en gesterkt door een van de tooverdranken van zijn moeder en
+aangemoedigd door Sigurd, die hem vergezelde, had hij goed vertrouwen
+op welslagen. Maar toen hij den top van den berg bereikte en in het
+vuur wilde rijden, ging zijn ros verschrikt terug en hij kon het er
+niet toe krijgen nog een stap te doen. Ziende dat het paard van zijn
+makker geen teeken van vrees toonde, vroeg hij Sigurd er om, maar
+ofschoon Grijsvel Gunnar op zijn rug duldde, bewoog hij zich niet,
+omdat zijn meester niet op hem zat.
+
+Aangezien Sigurd nu den Helm van den Schrik droeg, en Grimhild
+Gunnar een tooverdrank had gegeven in geval dit noodig zou zijn,
+was het voor de wachters mogelijk hun gestalte en gelaatstrekken te
+ruilen, en, ziende dat Gunnar niet kon doordringen in den vlammenmuur,
+stelde Sigurd voor het uiterlijk van Gunnar aan te nemen en de bruid
+voor hem te nemen. De koning was zeer teleurgesteld, maar daar geen
+andere keuze overbleef steeg hij af en de noodzakelijke ruiling was
+spoedig gedaan. Toen besteeg Sigurd Grijsvel in de gedaante van zijn
+makker, en nu toonde het paard niet de minste aarzeling, maar sprong
+in de vlammen zoodra hij zijn teugel aanraakte, en bracht weldra zijn
+berijder naar het kasteel, waar, in de groote hal, Brunhild zat. Zij
+herkenden elkander niet: Sigurd niet van wege de betoovering van
+Grimhild: Brunhild van wege het veranderd uiterlijk van haren minnaar.
+
+De maagd schikte angstig terug voor den donkerharigen indringer,
+want zij had het onmogelijk geacht dat een ander dan Sigurd zou kunnen
+rijden door den vlammencirkel. Maar zij kwam met vreugde haren bezoeker
+te gemoet, en toen hij zeide dat hij gekomen was om haar te huwen,
+stond zij hem toe de plaats van echtgenoot aan hare zijde in te nemen,
+want zij was gehouden door een plechtig bevel dat zij als echtgenoot
+zou aannemen dengene die haar dus door de vlammen zou opzoeken.
+
+Sigurd bleef drie dagen bij Brunhild, en zijn ontbloot zwaard
+lag tusschen hem en zijn bruid. Dit zonderling gedrag wekte de
+nieuwsgierigheid van het meisje, waarom Sigurd haar vertelde dat de
+goden hem hadden bevolen zoo zijn bruiloft te vieren.
+
+
+ Ze hadden één bed te zamen; waar de voedsterbroeder lei
+ 't Blauw slagzwaard tusschen zich zelven en haar die lag aan
+ zijn zij,
+ En zij keek en lett' er op gansch niet; maar als met dooden
+ geschiedt,
+ Lag zij met gevouwen handen, bewoog dien nacht zich niet,
+ En zóó stil lag het Beeld van Gunnar als één wien het leven verging.
+ En de handen vouwde hij samen wijl hij wachtte de schemering,
+ Zoo kunt ge bij maanlicht in kerk soms wel zien: uw voorgeslacht
+ Dat gansch, en mannen en vrouwen, den nieuwen dag verwacht.
+
+
+Toen de vierde morgen lichtte, trok Sigurd den ring Andvaranaut van
+Brunhilds hand, deed er een ander voor in de plaats en kreeg haar
+plechtige toezegging dat zij binnen tien dagen zou verschijnen aan het
+hof der Niblungen om hare plichten als koningin en trouwe echtgenoote
+te aanvaarden.
+
+
+ Ik dank u, vorst, voor uw goedheid, ik neem uw liefdewoord aan,
+ Zeg tot uw volk mijn gelofte; maar eer tien dagen vergaan,
+ Kom ik zelf tot der Niblungen zonen, dan scheiden wij niet meer,
+ Tot ons roepen Odin en Freya bij onzer dagen keer.
+
+
+Toen de belofte gegeven was, ging Sigurd weer uit het paleis, door de
+asch, en kwam bij Gunnar, met wien hij, na het succes van zijn poging
+verteld te hebben, snel weer van gedaante wisselde. De helden richtten
+toen hunne paarden huiswaarts, en enkel aan Goedroen openbaarde Sigurd
+het geheim van haars broeders vrijage, en hij gaf haar den noodlottigen
+ring, weinig verdacht op de vele ellende die hij zou veroorzaken.
+
+
+
+De komst van Brunhild.
+
+Trouw aan haar belofte verscheen Brunhild tien dagen later, en terwijl
+zij plechtig het huis zegende dat zij op het punt was binnen te treden,
+begroette zij Gunnar vriendelijk, en stond hem toe haar te geleiden
+naar de groote hal, waar Sigurd naast Goedroen zat. De Volsung keek op,
+en toen hij Brunhilds verwijtende blikken ontmoette, was Grimhild's
+betoovering gebroken en het verleden kwam terug in een vloed van
+bittere herinnering. Het was echter te laat, beiden waren in eere
+gebonden, hij aan Goedroen en zij aan Gunnar, die zij lijdelijk volgde
+naar den hoogen zetel om naast hem te zitten, terwijl de skalden het
+koninklijk paar onderhielden met de melodieën van hun land.
+
+De dagen gingen voorbij en Brunhild bleef voor het uiterlijk
+onverschillig, maar haar hart was heet van toorn, en dikwijls sloop
+zij uit het paleis van haar echtgenoot naar het woud, waar zij lucht
+kon geven aan haar smart in de eenzaamheid.
+
+Intusschen merkte Gunnar de koude onverschilligheid van zijn vrouw
+voor zijn liefdesbetuigingen, en begon jaloersche vermoedens te
+krijgen, zich verwonderend of Sigurd eerlijk de ware geschiedenis
+van de vrijage verteld had, en vreezend dat hij partij had getrokken
+van zijn positie om Brunhilds liefde te winnen. Sigurd alleen ging
+ongestoord zijn weg, enkel strijdend tegen tirannen en onderdrukkers,
+en allen opvroolijkend door zijn vriendelijke woorden en glimlachen.
+
+
+
+De twist der koninginnen.
+
+Op zekeren dag gingen de koninginnen naar den Rijn om te baden,
+en toen zij in het water zouden gaan, eischte Goedroen den voorrang
+op grond van haars mans dapperheid. Brunhild weigerde te geven wat
+zij haar recht meende, en een twist volgde, waarin Goedroen haar
+schoonzuster beschuldigde haar trouw niet te hebben bewaard, terwijl
+zij den ring Andvaranaut voor den dag haalde om haar aanklacht te
+staven. Het gezicht van den noodlottigen ring in de hand van hare
+mededingster verpletterde Brunhild en zij vluchtte naar huis en lag in
+sprakelooze smart den eenen dag na den anderen totdat allen dachten
+dat zij sterven moest. Te vergeefs zochten Gunnar en de leden van de
+koninklijke familie haar om beurten op en smeekten haar te spreken;
+zij wilde geen woord uiten, totdat Sigurd kwam en naar de oorzaak van
+haar onzegbaar verdriet vroeg. Toen, als een lang tegengehouden stroom,
+barstten haar liefde en boosheid los, en zij overlaadde den held met
+verwijten, totdat zijn hart zóó door droefheid over haar smart opzwol,
+dat de dichte banden van zijn sterke wapenrusting los gingen.
+
+
+ Uit ging Sigurd
+ Van dat gesprek
+ In de hal der vorsten,
+ Door angst gefolterd;
+ Het ijzeren kleed
+ Des dapperen strijders
+ Van zijn lichaam.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Geen woorden waren in staat den droevigen toestand te verbeteren,
+en Brunhild weigerde er notitie van te nemen toen Sigurd aanbood
+Goedroen te laten loopen, zeggende als zij hem prijs gaf, dat hij
+niet ontrouw jegens Gunnar zou zijn. De gedachten dat twee levende
+mannen haar vrouw hadden genoemd, was niet te dragen voor haren trots,
+en den volgenden keer, toen haar echtgenoot hare aanwezigheid zocht,
+smeekte zij hem Sigurd te dooden, dus zijn jaloezie en achterdocht
+versterkend. Hij wilde echter niet gewelddadig met Sigurd te werk
+gaan wegens hun eed van vriendschap, en zoo wendde zij zich tot Högni
+om hulp. Ook hij wenschte zijn eed niet te schenden, maar hij bracht
+Guttorm, door middel van veel overreding en een van Grimhild's dranken
+er toe, om de lafhartige daad te ondernemen.
+
+
+
+De dood van Sigurd.
+
+Dus, in het holle van den nacht, sloop Guttorm in Sigurds kamer, een
+wapen in de hand; maar toen hij zich over het bed heen boog zag hij
+Sigurds heldere oogen op zich gericht en vluchtte overhaast. Later
+keerde hij terug en het tooneel herhaalde zich; maar toen hij tegen
+den morgen voor de derde maal binnensloop, vond hij den held in slaap
+en dreef verraderlijk zijn speer door zijn rug.
+
+Ofschoon ten doode gewond, hief Sigurd zich in bed op en zijn beroemd
+zwaard dat naast hem hing grijpend, wierp hij het met al de kracht
+die nog in hem over was naar den vluchtenden moordenaar en hieuw hem
+in tweeën toen hij de deur bereikte. Toen, met een laatst gefluisterd
+vaarwel aan de verschrikte Goedroen zonk Sigurd achterover en blies
+den laatsten adem uit.
+
+
+ "Treur niet, o Goedroen, de slag is het leste kwaad,
+ Vrees wijkt uit het Niblungen huis, terwijl deze morgen naakt,
+ Leef rustig, geliefde vrouw, ongekweld nu en onverzaakt."
+
+ "Het is Brunhild's bedrijf, dit deed de vrouw die mij mint,"
+ Zoo zuchtte hij zacht, "er is niets dat nu reden tot wroeging
+ meer vindt;
+ Ik heb veel in mijn dagen gedaan, en mijn liefde en dit al
+ wordt gelegd
+ In de opene hand van Odin, tot dan komt het laatste gerecht.
+ 'k Heb gewerkt en ik doe 't niet te niet, ik gaf en neem het
+ niet weer,
+ Zijt gij anders dan ik, Alvader, en oogst gij vergeefs mijn eer?"
+
+
+Sigurds zoontje werd op het zelfde oogenblik vermoord en de arme
+Goedroen treurde over hare dooden met zwijgende smart, zonder tranen;
+terwijl Brunhild luid lachte, waardoor zij den toorn van Gunnar
+opwekte, die er te laat berouw over had, dat hij geen middelen had
+beraamd om de verschrikkelijke daad af te wenden.
+
+De smart der Niblungen uitte zich in een openbare lijkplechtigheid die
+weldra werd gehouden. Een groote houtstapel werd opgericht, waarheen
+kostbare behangsels, versche bloemen en schitterende wapenen werden
+gebracht, zooals de gewoonte was bij de begrafenis van een vorst
+en toen deze droeve toebereidselen plaats vonden, was Goedroen het
+voorwerp van de teedere bezorgdheid der vrouwen, die, vreezend dat
+haar hart zou breken, de sluizen harer tranen trachtten te openen
+door haar de bittere smarten te vertellen, die zij hadden gekend,
+terwijl een haar verhaalde hoe ook zij alles had verloren wat haar
+dierbaar was. Maar deze pogingen om haar aan het schreien te krijgen
+waren volkomen vergeefsch, totdat zij ten slotte het hoofd van haar
+man in haar schoot legden en haar zeide dat zij hem moest kussen alsof
+hij nog in leven was; toen begonnen hare tranen in stroomen te vloeien.
+
+Ook bij Brunhild trad weldra de reactie in; al haar wrok was vergeten
+toen zij het lichaam van Sigurd op den brandstapel zag gelegd,
+alsof hij klaar was tot den strijd in gepolijste rusting, met den
+Helm van Schrik op zijn hoofd, en vergezeld van zijn paard, dat met
+hem verbrand zou worden, alsook van velen zijner trouwe knechten,
+die zijn verlies niet wilden overleven. Zij trok zich terug in haar
+vertrek, en na haar bezittingen onder hare kameniers verdeeld te
+hebben, trok zij haar rijkste gewaad aan en doorstak zich zelf toen
+zij op haar bed lag uitgestrekt.
+
+Het nieuws bereikte al spoedig Gunnar, die haastig naar zijn vrouw ging
+en nog juist bij tijds kwam om den laatsten wil van de stervende te
+vernemen: dat men haar zou leggen naast den held, dien zij liefhad,
+met het schitterende, ontbloote zwaard tusschen hen in, zooals het
+had gelegen toen hij haar bij volmacht had gevrijd. Toen zij haar
+laatsten adem had uitgeblazen, werden deze wenschen stipt uitgevoerd,
+en haar lichaam werd met dat van Sigurd verbrand onder de klachten
+van al de Niblungen.
+
+In Richard Wagners verhaal van "De Ring" is Brunhilds einde meer
+schilderachtig. Op haar paard gestegen, evenals toen zij haar
+oorlogsmeisjes op bevel van Odin aanvoerde, reed zij in de vlammen
+die van den grooten brandstapel opstegen, en verdween voor immer uit
+het gezicht der menschen.
+
+
+ Zij zijn weg, de machtigen, goeden, de hoop van het wereldrond,
+ Het zal zwoegen en dragen zijn lasten als voor hun geboortestond:
+ Het zal zuchten in blinde kloven om den dag toen Sigurd ging heen
+ En het uur dat Brunhild zich spoedde, en de dag die op dooden
+ scheen,
+ Het zal smeeken, vaak worden geholpen en vergeten hun daden
+ niet meer
+ Tot de nieuwe zon schijnt op Balder en de zalige stranden neer.
+
+
+De doodsscene van Sigurd (Siegfried) is veel machtiger in het
+Niblungenlied. In de Teutonische vertolking lokt zijn verraderlijke
+vijand hem van een jachtpartij in het bosch om zijn dorst aan een
+beek te lesschen, waar hij hem door den rug stoot met een speer. Zijn
+lichaam werd vandaar naar huis gedragen door de jagers en aan de
+voeten van zijn vrouw gelegd.
+
+
+
+De vlucht van Goedroen.
+
+Goedroen, nog ontroostbaar en verfoeiend het geslacht, dat haar
+verraderlijk van alle levensvreugde had beroofd, vluchtte uit haars
+vaders huis en zocht een schuilplaats bij Elf, Sigurds voedstervader,
+die, na den dood van Hiordis, Thora, de dochter van koning Hakon had
+gehuwd. De twee vrouwen werden groote vriendinnen en hier vertoefde
+Goedroen vele jaren, terwijl zij zich bezighield met het borduren
+op een tapijt der groote daden van Sigurd, en zij zorgde voor haar
+dochtertje Swanhild, wier heldere oogen haar levendig den echtgenoot
+herinnerden, dien zij verloren had.
+
+
+
+Atli, koning van de Hunnen.
+
+Intusschen had Atli, Brunhilds broeder, die nu koning van de Hunnen
+was, naar Gunnar gezonden om verzoening van zijn zusters dood te
+vragen; en om aan zijn eischen te voldoen had Gunnar beloofd dat,
+wanneer hare jaren van weduwschap voorbij waren, hij hem Goedroens
+hand zou geven. De tijd verliep, en Atli vroeg de vervulling van zijn
+belofte, waarom de Niblungbroeders, met hun moeder Grimhild, de lang
+afwezige prinses gingen zoeken, en met behulp van den tooverdrank
+dien Grimhild had klaar gemaakt, slaagden zij er in Goedroen over te
+halen de kleine Swanhild in Denemarken te laten en de vrouw van Atli
+te worden in het land der Hunnen.
+
+Niettemin verachtte Goedroen haren echtgenoot, wiens hebzuchtige
+neigingen haar zeer tegen de borst stuitten; en zelfs de geboorte van
+twee zonen, Erp en Eitel, troostte haar niet over den dood van haar
+geliefde en de afwezigheid van Swanhild. Hare gedachten waren steeds
+bij het verleden, en zij sprak er dikwijls over, weinig vermoedend
+dat hare beschrijvingen van den rijkdom der Niblungen Atli's begeerte
+had opgewekt, en dat hij in het geheim een voorwendsel zocht om er
+beslag op te leggen.
+
+Atli besloot ten slotte Knefrud of Wingi, een van zijn dienaren,
+te zenden, om de Niblung-vorsten uit te noodigen tot een bezoek aan
+zijn hof, terwijl hij voornemens was hen te vermoorden als hij hen in
+zijn macht had; maar Goedroen, die zijn bedoeling doorzag, zond een
+runeboodschap aan hare broeders, tegelijk met den ring Andvaranaut,
+waar zij een wolfshaar omheen had gewonden. Onderweg echter wischte
+de bode de runen ten deele uit en veranderde dus hun zin; en toen
+hij voor de Niblungen verscheen, nam Gunna de uitnoodiging aan, in
+weerwil van Högni's en Grimhilds waarschuwingen en een voorspellenden
+droom van Glaumvor, zijn tweede vrouw.
+
+
+
+Het begraven van den Niblungenschat.
+
+Vóór zijn vertrek besloot Gunnar echter eerst heimlijk den
+Niblungenschat te begraven in den Rijn, en hij liet hem in een diep
+gat in de bedding van de rivier zinken, terwijl alleen de koninklijke
+broeders de plaats wisten, die zij--zoo beloofden zij onder een
+plechtigen eed--nooit aan iemand zouden openbaren.
+
+
+ Toen viel in drukke wieling het roode Goud, gelijk
+ Een vlam in grauwen morgen glansde de schat van 't rijk,
+ Toen stroomd' er boven 't water, het schuim en 't water zwart
+ Spatte op toen 't Goud er neerzonk tegen den rotswand hard.
+ Voor goed onzichtbaar werd het, een wonder en een sprook
+ Tot d' allerlaatste zanger zal zijn verdwenen ook.
+
+
+
+Het verraad van Atli.
+
+In krijgsgewaad reed toen de koninklijke stoet uit de stad der
+Niblungen, die zij nooit zouden weerom zien, en na vele avonturen
+betraden zij het land van de Hunnen en kwam in Atli's hal, waar
+zij, bespeurend dat zij er waren ingeloopen, den verrader Knefrud
+vermoordden, en zich toebereidden om hun levens zoo duur mogelijk
+te verkoopen.
+
+Goedroen haastte zich om hen met een teedere omhelzing welkom te
+heeten, en, ziende dat zij moesten vechten, greep zij een wapen
+en hielp hen dapper in de hevige moordpartij die volgde. Na den
+eersten aanval hield Gunnar er den moed bij zijn mannen in door op
+zijn harp te spelen, die hij ter zijde legde als de aanvallen werden
+vernieuwd. Driemalen braveerden de dappere Niblungen den aanval van
+de Hunnen, totdat allen, behalve Gunnar en Högni, waren omgekomen,
+en de koning en zijn broeder, gewond, verzwakt en moe, in de handen
+hunner vijanden vielen, die hen, stevig vastgebonden, in een gevangenis
+wierpen om hun dood af te wachten.
+
+Atli had zich wijslijk onthouden van eenig werkzaam aandeel aan
+het gevecht te nemen, en hij had nu zijn zwagers beurt voor beurt
+voor zich laten brengen, en hun de vrijheid beloofd als zij de plaats
+openbaarden waar de gouden schat verborgen was; maar zij bewaarden fier
+het stilzwijgen, en eerst na veel marteling sprak Gunnar, zeggend dat
+hij een plechtigen eed had gezworen, dat hij zoo lang Högni leefde
+nooit het geheim vertellen zou. Ter zelfder tijd zeide hij, dat hij
+enkel zou gelooven aan den dood van zijn broeder als zijn hart hem
+op een schotel gebracht werd.
+
+
+ Met een vreeslijke stem riep Gunnar: o Dwaas, hoe is u vertrouwd,
+ Wie won den schat in 't verleden en de rosse ringen van goud?
+ Het was Sigurd, het kind der Volsungs, de beste der besten was 't,
+ Hij reed van het Noord en de bergen, en werd mijn zomergast,
+ Mijn vriend, mijn bezworen broeder, hij reed door het wuivend vuur,
+ En won mij der Glorie Vorstinne, en schonk mijn verlangst mij
+ dat uur,
+ Hij was de roem der wereld, de hoop van die werden gekneld,
+ De steun der simple lieden, de hamer der sterken, de held;
+ Ja, vaak in de toekomst vertelt men 't verhaal van wat hij deed,
+ En ik, ook ik, zal 't vertellen, als komt den Niblungen Leed;
+ Want ik zat 's nachts in mijn rusting, en toen 't licht was ver
+ over 't land,
+ Versloeg ik Sigurd, mijn broeder, en keek naar het werk mijner hand.
+ En nu, o machtig' Atli, heb 'k gezien des Niblungen val
+ Hoe de voet van een zwakken lafaard Gunnars nek vertreden zal;
+ En als mij de goden misgunnen den vrede, waarnaar ik dorst.
+ Laat mij zien het hart van Högni, gerukt uit zijn levende borst
+ En gelegd op den schotel vóór mij, dan zal ik zeggen van 't Goud,
+ En worden uw knecht die zijn krachten voor u beschikbaar houdt.
+
+
+Door nood gedrongen gaf Atli onmiddellijk bevel dat Högni's hart zou
+worden gebracht, maar zijn knechten, bang om de hand te slaan aan
+zulk een verschriklijken krijgsman, vermoordden den lafhartigen
+kok Hialli. Het trillende hart van dezen armen kerel ontlokte
+verachtelijke woorden aan Gunnar, die verklaarde dat zulk een
+vreesachtig lichaamsdeel nooit aan zijn moedigen broeder kon hebben
+behoord. Atli gaf wederom toornige bevelen, en nu werd het niet-bevende
+hart van Högni gebracht, waarop Gunnar, zich tot den vorst wendend,
+plechtig zwoer dat, daar het geheim nu bij hem alleen berustte,
+het nooit openbaar zou worden.
+
+
+
+De laatste der Niblungen.
+
+Bleek van toorn beval de koning zijn knechten Gunnar met gebonden
+handen in een hol met vergiftige slangen te werpen; maar dit
+verschrikte den moedigen Niblung niet, en toen men hem uit spot zijn
+harp had nageworpen, zat hij kalm in den put, spelend met zijn teenen
+en al de reptielen op één na in slaap wiegend. Men zeide dat Atli's
+moeder de gedaante van een slang had aangenomen, en dat zij het was,
+die hem nu in de zijde beet en zijn triomfanten zang voor goed tot
+zwijgen bracht.
+
+Om zijn triomf te vieren, richtte Atli nu een groot feest aan, en
+beval Goedroen klaar te zijn om hem af te wachten. Aan dit banket at
+en dronk hij smakelijk, weinig vermoedend dat zijn broeder zijn beide
+zonen had verslagen en hun gebraden harten had opgediend en hun bloed
+vermengd had met wijn in bekers, die van hun schedels waren gemaakt. Na
+eenigen tijd werden de koning en zijn gasten dronken, toen Goedroen,
+overeenkomstig één overlevering van het verhaal, het paleis in brand
+stak, en, toen de dronken mannen opstonden, te laat om te ontsnappen,
+vertelde zij wat zij had gedaan, en, na eerst haren man doorstoken
+te hebben, kwam zij kalm om met de Hunnen in de vlammen. Een andere
+overlevering zegt, dat zij Atli vermoordde met Sigurds zwaard en, na
+zijn lichaam op een schip te hebben gezet, dat zij liet wegdrijven,
+wierp zij zich in zee en verdronk.
+
+
+ Al sprekende breidde zij d' armen en sprong van het land in zee,
+ En zij kon niet wederkeeren, want de golven voerden haar mee,
+ En hun wil is haar wil voortaan en wie kent der waat'ren vloed
+ En het bed waar Goedroen sluimert en den tijd die nog komen moet?
+
+
+Overeenkomstig een derde en zeer afwijkende overlevering verdronk
+Goedroen niet, maar werd door de golven naar het land gevoerd waar
+Jonakur koning was. Daar werd zij zijn vrouw en de moeder van drie
+zonen, Sörli, Hamdir en Erp. Zij kreeg bovendien haar geliefde dochter
+Swanhild terug, die intusschen tot een mooi meisje van huwbaren
+leeftijd was opgegroeid.
+
+
+
+Swanhild.
+
+Swanhild werd uitgehuwlijkt aan Ermenrich, koning van Gothland, die
+zijn zoon Randwer en een van zijn knechten, Sibich, zond om zijn bruid
+naar zijn rijk te voeren. Sibich was een verrader en hij had een plan
+gesmeed tot uitroeiing van de koninklijke familie opdat hij zelf het
+rijk mocht krijgen; dus beschuldigde hij Randwer dat hij getracht
+had de genegenheid van zijn jonge stiefmoeder te verwerven. Deze
+beschuldiging maakte Ermenrich zóó boos, dat hij het bevel gaf zijn
+zoon op te hangen en Sigurd te doen doodtrappen onder de pooten van
+wilde paarden. De schoonheid van deze dochter van Sigurd en Goedroen
+echter was van dien aard, dat zelfs de wilde paarden er niet toe
+gebracht konden worden om haar leed te doen, totdat zij onder een
+groot kleed verborgen werd waarna zij haar doodtrapten onder hun
+wreede hoeven.
+
+Toen zij het lot van haar geliefde dochter vernam, riep Goedroen hare
+drie zonen bij zich en deed hen een rusting en wapenen aan waarop
+enkel steen invloed had, en beval hen te vertrekken en hun vermoorde
+zuster te wreken, waarna zij van verdriet stierf, en op een grooten
+brandstapel werd verbrand.
+
+De drie jongelingen, Sörli, Hamdir en Erp, gingen naar Ermenrichs rijk,
+maar eer zij hunne vijanden ontmoetten, bespotten de twee oudsten,
+die Erp te jong vonden om hen bij te staan, dezen om zijn kleinheid,
+en vermoordden hem ten slotte. Sörli en Hamdir vielen toen Ermenrich
+aan, hieuwen zijn handen en voeten af, en zouden hem vermoord hebben
+als niet een eenoogig vreemdeling plotseling was verschenen en de
+omstanders had aangespoord de jonge mannen met steenen te werpen. Zijn
+bevelen werden onmiddellijk uitgevoerd en Sörli en Hamdir vielen
+weldra onder den regen van steenen, die, zooals wij gezien hebben,
+alleen in staat waren hen te deren.
+
+
+ Gij hoordet vroeger van Sigurd hoe hij Gods vervolgers sloeg;
+ Hoe uit de donk're diepten het goud der wat'ren hij droeg,
+ Hoe hij wekte de liefste in de bergen en wekte Brunhild schoon,
+ En toefd' een tijdlang op aard' en droeg onder allen de kroon,
+ Gij hoordet van 't Nevelvolk en de diepe schemering,
+ En hoe de wereld verstoord werd en Sigurd onderging,
+ Nu kent gij der Niblungen nooden en wat kwam toen trouw werd bespot,
+ Ook het sterven van vorsten en prinsen, en de smart van Odin
+ den Goth.
+
+
+
+Verklaring van de sage.
+
+Sommige geleerden beweren dat deze geschiedenis van de Volsungs een
+reeks van zonnemythen is, waarin Sigi, Reri, Volsung, Sigmund en
+Sigurd om beurten den aanbrekenden dag personifieeren. Zij zijn allen
+gewapend met onoverwinnelijke zwaarden, de zonnestralen, en reizen
+allen door de wereld, vechtend tegen hun vijanden, de demonen van
+koude en duisternis. Sigurd, evenals Balder, wordt door allen bemind;
+hij huwt Brunhild, het schemeringmeisje, die hij midden in de vlammen
+vindt, en van wie hij weggaat om haar enkel weer te vinden als zijn
+loopbaan geëindigd is. Zijn lichaam wordt verbrand op den brandstapel,
+die, evenals die van Balder, òf de ondergaande zon òf de laatste vlam
+van den zomer voorstelt, waarvan hij ook het type is. Het dooden
+van Fafnir symboliseert de vernietiging van den demon van koude of
+duisternis, die gestolen heeft den gouden schat van den zomer of de
+gele stralen van de zon.
+
+Volgens andere geleerden is deze sage gegrond op de geschiedenis. Atli
+is de wreede Attila, de "Geesel Gods", terwijl Gunnar is Gundicarius,
+een Bourgondisch vorst, wiens rijk verwoest werd door de Hunnen, en die
+met zijn broeders vermoord werd in 451. Goedroen is de Bourgondische
+prinses Ildico, die haar man in haar huwelijksnacht vermoordde, zooals
+reeds gemeld is, terwijl zij het schitterend zwaard gebruikte, dat
+eens aan den zonnegod behoord had, om haar vermoorde bloedverwanten
+te wreken.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXVII: DE GESCHIEDENIS VAN FRITHIOF.
+
+
+Bisschop Tegnér.
+
+Misschien heeft geen schrijver van de negentiende eeuw zooveel
+gedaan om belangstelling te wekken voor de letterkundige schatten
+van Scandinavië als Bisschop Esaias Tegnér, dien een Zweedsch auteur
+karakteriseerde als "dat machtig Genie dat zelfs wanorde organiseert."
+
+Tegnérs "Frithiofsage" is ten minste éénmaal in iedere Europeesche taal
+vertaald, en een twintig keer in het Engelsch en het Duitsch. Goethe
+sprak van het werk met het grootste enthousiasme, en het verhaal,
+dat een ongeëvenaard beeld geeft van onze heidensche voorouders in
+het noorden, oogstte evenveel lof van Longfellow, die het beschouwde
+als een van de merkwaardigste producten zijner eeuw.
+
+Ofschoon Tegnér enkel de Frithiofsage tot zijn onderwerp heeft gekozen,
+zien wij dat dat verhaal het vervolg is op de oudere maar minder
+belangwekkende Thorstensage waarvan wij hier een zeer kort overzicht
+geven, enkel om den lezer in staat te stellen elke toespeling in het
+nieuwere gedicht goed te begrijpen.
+
+Evenals zoo dikwijls het geval is bij deze oude verhalen, begint de
+geschiedenis met Haloge (Loki), die naar het noorden kwam met Odin en
+over noordelijk Noorwegen begon te regeeren, dat naar hem Halogaland
+werd genoemd. Volgens de Noorsche mythologie had deze god twee
+lieflijke dochters. Zij werden geschaakt door stoutmoedige vrijers,
+die, door Haloge's vervloekingen en tooverkunsten van het hoofdland
+verbannen, met hun pas verkregen vrouwen op naburige eilanden hun
+toevlucht namen.
+
+
+
+Geboorte van Viking.
+
+Zoo geschiedde het dat Haloge's kleinzoon, Viking, geboren werd op het
+eiland Bornholm in de Oostzee, waar hij woonde totdat hij vijftien
+jaar was, en waar hij de grootste en sterkste man van zijn tijd
+werd. Geruchten aangaande zijn kracht bereikten ten slotte Hunvor,
+een Zweedsche prinses, die gekweld werd door de attenties van een
+reusachtigen vrijer dien niemand durfde wegjagen, en zij zond om
+Viking om haar te verlossen.
+
+Zoo geroepen vertrok de jongeling nadat hij van zijn vader een
+tooverzwaard, Angurvadel geheeten, gekregen had, welks slagen
+noodlottig zouden blijken zelfs voor een reus als de vrijer van
+Hunvor. Een "holmgang" zooals een tweegevecht in het Noorsch heette,
+volgde, zoodra de held op het tooneel verscheen, en Viking, na zijn
+tegenstander verslagen te hebben, zou de prinses hebben kunnen huwen,
+ware het niet als ongepast voor een Noorman beschouwd als hij,
+voordat hij twintig was, huwde.
+
+Om den tijd dien hij op de hem beloofde bruid wachten moest, te korten,
+trok Viking op een goedbemand drakenschip uit; en kruisend tusschen de
+Noordelijke en Zuidelijke zeeën had hij tallooze avonturen. Gedurende
+dezen tijd werd hij in het bijzonder vervolgd door de familieleden
+van den reus dien hij had verslagen, en die in de tooverij bedreven
+waren, en zij brachten tallooze gevaren over hem te land en ter zee.
+
+Geholpen en ondersteund door zijn boezemvriend Halfdan, ontsnapte
+Viking aan elk gevaar, versloeg vele zijner vijanden, en na Hunvor,
+die intusschen de vijand naar Indië had gevoerd, teruggehaald te
+hebben, zette hij zich neer in Zweden. Zijn vriend, trouw zoowel in
+vrede als in oorlogstijd, zette zich naast hem neer en huwde ook,
+terwijl hij zich tot vrouw koos Ingeborg, Hunvor's kamermaagd.
+
+De sage beschrijft nu de lange, vreedzame winters, als de helden feest
+vierden en luisterden naar de verhalen der skalden, terwijl zij zich
+enkel opmaakten tot krachtige daden als de terugkeerende lente hen
+weer toestond hun drakenschepen van stapel te laten loopen en opnieuw
+hun zeerooverstochten te beginnen.
+
+
+ Toen de Skald nam zijn harp en zong
+ En breed door het spel der tonen gong
+ 't Geluid, aan het lied gepaard,
+ Van de harpesnaren stroomd' een klank
+ Of men ze sloeg met het ijzer blank
+ Van een zwaard.
+
+ En de Berserks altemaal
+ Barstten los in een roep, die de zaal
+ Deed daav'ren, uit volle borst:
+ Ze sloegen de tafel bij hun zang
+ En riepen: "leve het Strijdzwaard lang
+ En de Vorst!"
+
+ Longfellow's Saga van koning Olaf.
+
+
+In de oude sage vertellen de skalden met groot genoegen elke phase van
+aanval en verweer gedurende het gevecht, en beschrijven elken slag die
+gegeven en ontvangen wordt, terwijl zij met voldoening stilstaan bij
+het bloedbad en de donkere vlammen, die beide vijanden en schepen in
+gemeenschappelijken ondergang omhullen. Een dapper gevecht is echter
+dikwijls een belofte van toekomstige vriendschap, en wij vernemen
+dat Halfdan en Viking nadat zij er niet in waren geslaagd Njorfe,
+een vijand van grooten moed, meester te worden, hun zwaarden na een
+hevigen strijd in de scheede staken en hun vijand als derden in hun
+innig vriendschapsverbond opnamen. Op weg huiswaarts van een dezer
+gewone tochten, verloor Viking zijn beminde vrouw; en haar kind, Ring,
+toevertrouwend aan de zorg van een pleegvader, trouwde de dappere held,
+na een korten tijd van rouw, opnieuw. Deze keer was zijn huwelijkszegen
+grooter, want de sage vertelt dat zijn tweede vrouw hem negen flinke
+zonen schonk.
+
+Njorfe, koning van Uplands, in Noorwegen, verheugde zich ook in
+een gezin van negen dappere zonen. Maar, ofschoon hun vaders door
+banden van de hechtste vriendschap waren verbonden, daar zij elkander
+bloedbroederschap hadden gezworen volgens de echte Noorsche zeden,
+waren de jonge mannen naijverig op elkander en zeer tot vechten
+geneigd.
+
+
+
+Het Balspel.
+
+Niettegenstaande deze smeulende geprikkeldheid ontmoetten de jongelui
+elkander dikwijls; en de sage vertelt dat zij gewoon waren samen
+met den bal te spelen, en geeft een beschrijving van het vroegste
+balspel dat in de Noorsche jaarboeken vermeld wordt. Viking's zonen,
+even forsch en sterk als hij, waren geneigd zich weinig erom te
+bekommeren hoe het hun tegenpartij ging, en te oordeelen naar het
+volgend verslag, dat uit de oude sage is vertaald, waren de spelers
+dikwijls in een even droevigen toestand als na een modern spel.
+
+"Den volgenden morgen gingen de broeders aan het spelen, en hadden
+bijna steeds den bal dien dag in handen; zij troffen menschen en
+lieten hen ruw vallen en sloegen anderen. 's Avonds hadden drie mannen
+gebroken armen en velen waren gekneusd of verminkt."
+
+Het spel tusschen Njorfes en Vikings zonen liep op een twist uit,
+en een van Njorfes zonen bracht een zijner tegenpartijders een
+gevaarlijken en verraderlijken slag toe. Verhinderd op dat oogenblik
+en op die plaats wraak te nemen, daar de toeschouwers tusschen beiden
+kwamen, maakte de beleedigde man een nietszeggende verontschuldiging
+om alleen naar het strijdperk terug te keeren; en toen hij daar zijn
+aanvaller ontmoette, doodde hij hem.
+
+
+
+De bloedveete.
+
+Toen Viking hoorde dat een zijner zonen een van de kinderen van zijn
+vriend had vermoord was hij zeer verontwaardigd, en gedachtig aan zijn
+eed dat hij alle onrecht, Njorfe aangedaan, zou wreken, verbande hij
+den jongen moordenaar. Toen de andere broeders deze uitspraak hoorden,
+deden zij de gelofte dat zij den balling zouden vergezellen, en zoo nam
+Viking bedroefd afscheid van hen, terwijl hij zijn zwaard Angurvadel
+aan Thorsten den oudsten gaf, en hen aanried rustig te blijven op een
+eiland in het Wener meer, totdat alle gevaar voor vergelding van de
+zijde van Njorfes overgebleven zonen voorbij zou zijn.
+
+De jonge mannen gehoorzaamden; maar Njorfes zonen hadden besloten hun
+broeder te wreken, en, ofschoon zij geen booten hadden om hen over het
+meer te zetten, maakten zij gebruik van de hulp van een toovenaar om
+een sterke vorst te verwekken. Vergezeld van vele gewapenden slopen
+zij toen, zonder leven te maken, over het ijs om Thorsten en zijn
+broeders aan te vallen, en een vreeslijk bloedbad volgde. Slechts
+twee van de aanvallers slaagden er in te ontvluchten, maar zij lieten,
+zooals zij meenden, al hunne vijanden onder de dooden.
+
+Toen kwam Viking zijn zonen begraven, en hij bevond dat twee van hen,
+Thorsten en Thorer, nog leefden; waarop hij hen heimelijk in een
+kelder onder zijn woning bracht, en na verloop van tijd herstelden
+zij van hun wonden.
+
+Njorfe's twee overlevende zonen ontdekten weldra door tooverkunsten,
+dat hun tegenstanders niet dood waren, en zij deden een tweede
+vergeefsche poging om hen te vermoorden. Viking zag dat de twist
+voortdurend hernieuwd zou worden als zijn zonen thuis bleven; daarom
+zond hij hen nu tot Halfdan, wiens hof zij bereikten na een reeks
+van avonturen die in vele opzichten doen denken aan die van Theseus
+op weg naar Athene.
+
+Toen de lente aanbrak, ging Thorsten op een zeerooverstocht
+en ontmoette toen Johul, Njorfes oudsten zoon, die, intusschen,
+met geweld had bezit genomen van het koninkrijk Sogn, nadat hij den
+koning had vermoord, zijn erfopvolger Belé had verbannen, en zijn
+schoone dochter, Ingeborg, veranderd had in een oude heks.
+
+In het verloop der geschiedenis wordt Johul voorgesteld als een soort
+lafaard, want hij nam bij voorkeur zijn toevlucht tot tooverij als
+hij Vikings zonen kwaad wilde doen. Zoo verwekte hij hevige stormen,
+en Thorsten, na tweemaal schipbreuk geleden te hebben, werd slechts uit
+de golven gered door de gewaande heks, die hij beloofde te huwen uit
+dankbaarheid voor hare goede diensten. Thorsten, geraden door Ingeborg,
+ging nu Belé zoeken, dien hij vond en weer op zijn erfelijken troon
+plaatste, nadat hij hem erfelijke vriendschap gezworen had. Hierop
+werd de ellendige betoovering gebroken, en Ingeborg, die nu in de
+haar aangeboren schoonheid werd gezien, werd met Thorsten verbonden
+en woonde met hem te Framnäs.
+
+
+
+Thorsten en Belé.
+
+Elke lente trokken Thorsten en Belé er samen op uit in hunne schepen;
+en op een van deze tochten verbonden zij zich met Angantyr, een vijand
+wiens moed zij behoorlijk hadden leeren kennen, en kregen weer een niet
+te schatten goed in bezit, een magisch drakenschip, Ellida geheeten,
+dat Aegir, god van de zee, eens aan Viking had gegeven als loon voor
+een gastvrije behandeling, en dat hem ontstolen was.
+
+
+ Een vorstlijke gift om te zien, want d' opgaande planken van
+ 't schipraam
+ Waren met spijkers niet vast, zooals pleegt, maar gegroeid in
+ elkander.
+ Zijn gestalte was die van een draak als hij zwemt, maar verder
+ naar voren
+ Rees zijn kop met veel fierheid omhoog, zijn hals daarbij straalde
+ van veel goud;
+ Zijn buik was gevlekt met rood en met geel, maar achter bij
+ 't roer lag
+ Rond gevouwen zijn staart in cirkels, gansch schubbig van zilver;
+ Vleug'len zwart met punten van rood; als ieder gespreid was
+ Vloog Ellida vooruit met den storm, nog sneller dan d' arend,
+ Ging zij volledig bemand haar weg over golvende zeeën,
+ O, dan hieldt gij het wis voor een drijvend kasteel of een slotburg,
+ 't Schip was beroemd waar men kwam, en het eerste der schepen in
+ 't Noorden.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+In het volgende seizoen veroverden Thorsten, Belé en Agantyr de
+Orkney-eilanden, die als koninkrijk aan den laatsten gegeven werden,
+terwijl hij vrijwillig beloofde een jaarlijksche belasting te zullen
+betalen aan Belé. Daarop gingen Thorsten en Belé een tooverring zoeken,
+of een armband, die eens door Völund, den smid, gesmeed was en door
+Soté, een beroemd roover, was gestolen.
+
+Deze stoute roover was zóó bang dat iemand den tooverring in bezit zou
+krijgen, dat hij zich zelf er mee levend begraven had in een aardhoop
+in Bretland. Hier, zoo zeide men, hield zijn geest er steeds de wacht
+over, en toen Thorsten in zijn graf kwam, hoorde Belé, die buiten
+wachtte, het geluid van geweldige slagen die gegeven en teruggegeven
+werden, en zag hij donkere vlammen van bovennatuurlijk vuur.
+
+Toen Thorsten eindelijk uit den aardhoop, bleek en bebloed, maar
+triumfeerend kwam aan wankelen, weigerde hij te spreken van den schrik
+dien hij doorstaan had om den begeerden schat te winnen, maar vaak
+placht hij te zeggen, als hij dien liet zien: "Ik beefde eens slechts
+in mijn leven, en dat was toen ik hem wegnam".
+
+
+
+Geboorte van Frithiof en Ingeborg.
+
+Zoo, eigenaar van de drie grootste schatten van het Noorden, keerde
+Thorsten huiswaarts naar Framnäs, waar Ingeborg hem een schoonen
+jongen, Frithiof, schonk, terwijl twee zonen, Halfda en Helge, aan
+Belé geboren werden. De knapen speelden samen en waren reeds vrij
+groot, toen Ingeborg, Belé's dochtertje, geboren werd, en eenigen tijd
+later werd het kind toevertrouwd aan de zorg van Hilding, die reeds
+Frithiofs pleegvader was, daar Thorstens veelvuldige afwezigheid het
+hem moeilijk maakte de opvoeding van zijn jongen te behartigen.
+
+
+ Zij groeiden op in zuiv're vreugd;
+ Een jonge boom was Frithiofs jeugd;
+ En nevens hem in bloesemschoon
+ Zoet' Ingeborg, der tuinen kroon.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Frithiof werd spoedig gehard en dapper onder de leiding van zijn
+pleegvader, en Ingeborg ontwikkelde snel de lieflijkste trekken van
+karakter en aanvalligheid. Beiden waren het gelukkigst als zij samen
+waren; en toen zij ouder werden, werd hun kinderlijke genegenheid
+dagelijks dieper en inniger, totdat Hilding, dezen staat van zaken
+ziende, den jongen man beval te bedenken dat hij een onderdaan van
+den koning was, en dus geen partij voor zijn eenige dochter.
+
+
+ Tot Odin, in zijn sterrenpracht,
+ Klimt op haar roemrijk voorgeslacht;
+ Maar Thorstens zoon zijt gij: dit weet!
+ Want "soort past best bij soort" zoo 't heet.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Frithiofs liefde voor Ingeborg.
+
+Deze wijze raadgevingen kwamen echter te laat, en Frithiof verklaarde
+met nadruk dat hij de schoone Ingeborg als bruid wilde winnen, trots
+alle belemmeringen en zijn nederige afkomst.
+
+Kort hierop ontmoetten Belé en Thorsten elkander voor het laatst, bij
+het prachtige heiligdom van Balder, waar de koning, voelend dat zijn
+einde nabij was, een plechtige vergadering, of Thing, had belegd van al
+zijn voornaamste onderdanen, om zijn zonen Helge en Halfdan aan zijn
+volk als zijn verkoren opvolgers voor te stellen. De jonge erfgenamen
+werden bij deze gelegenheid zeer koel ontvangen, want Helge was somber
+en stil van aard en tot een priesterlijk leven geneigd, en Halfdan
+was van een zwakke, verwijfde natuur en bekend meer om zijn liefde tot
+vermaken dan tot oorlog en jacht. Frithiof, die aanwezig was en naast
+hen stond was het voorwerp van vele bewonderende blikken der menigte.
+
+
+ Maar op hen volgde Frithiof dan,
+ Gehuld in blauw gewaad
+ Een hoofd wel grooter, teeken van
+ Zijn heldelijken staat.
+
+ Hij stond nabij de broeders daar
+ Als rijpe dag, geschouwd
+ Tusschen den morgen rozig klaar
+ En nacht in donker woud.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Nadat hij zijn laatste instructies en raad aan zijn zonen had
+gegeven en vriendelijk tot Frithiof had gesproken, voor wien hij
+een hartelijke genegenheid koesterde, wendde de oude koning zich
+tot zijn trouwen makker Thorsten, om afscheid van hem te nemen,
+maar de oude krijgsman zeide dat zij niet lang gescheiden zouden
+zijn. Belé sprak toen weder tot zijn zonen en beval hen dat zij zijn
+grafheuvel in het gezicht van dien van Thorsten zouden oprichten,
+opdat hun geesten met elkander omgang zouden hebben over de wateren
+van de nauwe kreek die tusschen hen zou vloeien, opdat zij zoo zelfs
+niet in den dood gescheiden zouden worden.
+
+
+
+Helge en Halfdan.
+
+Deze bevelen werden met piëteit uitgevoerd, toen, kort daarop, de oude
+makkers hun laatsten adem uitbliezen; en toen de groote grafheuvels
+waren opgericht, begonnen Helge en Halfdan hun koninkrijk te regeeren,
+terwijl Frithiof, hun vroegere speelmakker, zich naar zijn eigen plaats
+te Framnäs begaf, een vruchtbaar verblijf, liggend in een mooi dal,
+dat omgeven was door de hooge bergen en de wateren van de altijd
+veranderende kreek.
+
+
+ Drie mijl strekten zich uit de velden in 't rond; aan drie kanten
+ Dalen en bergen en heuv'len, waar aan den vierden de zee lag,
+ Berken kroonden de toppen, maar over de hellende heuvels
+ Glansde het goudene koren, en manshoog wuifde de rogge.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Maar ofschoon omringd door trouwe vrienden en gezegend met veel rijkdom
+en het bezit van de beroemde schatten van zijn voorvader, het zwaard
+Angurvadel, de Völundring, en het ongeëvenaarde drakenschip Ellida,
+was Frithiof ongelukkig, omdat hij de schoone Ingeborg niet langer
+elken dag kon zien. Al zijn vroegere geestkracht herleefde echter toen,
+in de lente, op zijn uitnoodiging beide koningen hem kwamen bezoeken,
+samen met hun schoone zuster, en opnieuw brachten zij lange uren door
+in vroolijkheid en gezelligheid. Daar zij dus telkens samen waren, vond
+Frithiof gelegenheid om aan Ingeborg zijn diepe genegenheid kenbaar
+te maken, en hij ontving als antwoord de betuiging van hare liefde.
+
+
+ Hij zat aan haar zijde en drukte haar hand
+ En hij voelde den druk dien zij gaf van haar kant;
+ Toen zijn blik zag haar aan
+ Dien zij weergaf als 't zonlicht de teedere maan.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Frithiofs vrijage.
+
+Toen het bezoek voorbij was en de gasten vertrokken waren, deelde
+Frithiof zijn vertrouweling en aanzienlijksten metgezel, Björn,
+zijn besluit mee om hen te volgen en openlijk Ingeborgs hand te
+vragen. Zijn schip werd van zijn kettingen losgemaakt en het schoot
+als een adelaar over naar de kust bij Balders heiligdom, waar de
+vorstelijke broeders gezeten waren in statie op Belé's graf om te
+luisteren naar de smeekingen hunner onderdanen. Zonder omwegen ging
+Frithiof vóór hen staan en deed moedig zijn verzoek, er bij voegend
+dat de oude koning hem altijd had lief gehad en zeker zijn bede zou
+toegestaan hebben.
+
+
+ Geen vorst was mijn vader, noch eêl van geslacht:
+ Toch zingen de skalden van wat hij volbracht,
+ De Rune noemt 't werk
+ Volvoerd door mijn stam op bebeitelde zerk.
+
+ Heel licht kon ik winnen mij aanzien en land
+ Maar liever vertoef ik op 't welbekend strand,
+ Als 'k waap'nen hanteer
+ Bescherm ik den arme, mijn koning zijn eer.
+
+ Op heuvel van Belé hier staan wij, elk woord
+ In donkere diepten wordt door hem gehoord;
+ Met Frithiof pleit mede
+ De vorst in zijn graf: denk dus na, is mijn bede.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Toen beloofde hij verder levenslange trouw en den dienst van zijn
+sterken rechterarm tot loon van het geschenk dat hij begeerde.
+
+Toen Frithiof ophield, rees Helgé op, en den jongen man boos aanziende,
+zeide hij "Onze zuster is niet voor een boerenzoon; trotsche heeren
+van het Noorden mogen om haar hand dingen, niet gij. Wat uw aanmatigend
+aanbod betreft, weet dat ik mijn koninkrijk kan verdedigen. Maar indien
+gij mijn dienaar wilt zijn, een plaats in mijn huis kunt gij krijgen".
+
+Woedend over de beleediging hem dus openlijk aangedaan, trok Frithiof
+zijn onoverwinnelijk zwaard; maar, bedenkend dat hij op een gewijde
+plek stond, sloeg hij enkel op 's konings schild, dat in twee stukken
+kletterend op den grond viel. Toen terugkeerend naar zijn schip in
+somber zwijgen, scheepte hij zich in en voer weg.
+
+
+ In tweeën gekloofd door een slag viel toen daar
+ Het schild van den vorst van zijn eiken pilaar;
+ De slag heeft ontzet
+ Die leven op aard, die in groef zijn gebed.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Sigurd Ring als vrijer.
+
+Na zijn vertrek kwamen boden van Sigurd Ring, den onderkoning van
+Ringric, in Noorwegen, die, na zijn vrouw verloren te hebben, naar
+Helgé en Halfdan zond om Ingeborgs hand te vragen. Voordat hij dezen
+koninklijken pretendent antwoord gaf, raadpleegde Helgé de Vala,
+of profetes, en de priesters, die allen zeiden dat de voorteekenen
+het huwelijk niet gunstig waren. Hierop riep Helgé zijn volk bijeen
+om het woord te hooren dat de boden hun meesters moesten brengen,
+maar koning Halfdan gaf, jammer genoeg, toe aan zijn schalkschen zin,
+en maakte spottend een toespeling op den gevorderden leeftijd van den
+koninklijken pretendent. Deze onhoffelijke woorden werden koning Ring
+overgebracht en beleedigde hem zóó, dat hij onmiddellijk een leger
+verzamelde en zich gereed maakte om tegen de koningen van Sogn op te
+trekken ten einde de beleediging met zijn zwaard te wreken. Toen het
+gerucht van zijn nadering de laffe broeders bereikte, werden zij bang
+en, vreezende den vijand zonder bijstand van anderen te ontmoeten,
+zonden zij Hilding tot Frithiof om zijn hulp te vragen.
+
+Hilding vond Frithiof aan het schaakspelen met Björn en bracht dadelijk
+zijn boodschap over.
+
+
+ Van Belé's erven spoed 'k me voort
+ Tot u met vragend, hoflijk woord,
+ Zij zijn door dreigend nieuws ontsteld;
+ Op u de hoop van gansch een volk.
+
+ In Balders tempel, prooi van zorg,
+ Treurt dag op dag zoet' Ingeborg:
+ Zeg, mag zij weenen ongetroost
+ Terwijl haar ridder hoort noch komt?
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Toen de oude man aan het spreken was, ging Frithiof door met spelen,
+terwijl hij er telkens een raadselachtige toespeling op het spel
+tusschen wierp, totdat hij, aan dit punt gekomen, zeide:
+
+
+ Björn wil vergeefs mijn koningin
+ Die 'k sinds mijn kindsheid 't meest bemin!
+ Z' is in mijn spel mijn liefste stuk,
+ Kome wat wil--haar houd ik toch!
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Hilding verstond zulk een wijze van antwoorden niet, en berispte
+Frithiof ten slotte wegens zijn onverschilligheid. Toen stond Frithiof
+op en, vriendelijk de hand van den ouden man drukkend, zeide hij hem,
+dat hij den koning moest mededeelen dat hij te diep beleedigd was om
+aan hun roep gehoor te geven.
+
+Helgé en Halfdan, dus genoodzaakt te vechten zonder hun dappersten
+leider, sloten liever een verdrag met Sigurd Ring, en zij kwamen
+overeen dat zij hem niet alleen hun zuster Ingeborg zouden geven,
+maar ook een jaarlijksche belasting.
+
+
+
+Bij Balders Heiligdom.
+
+Terwijl zij dus bezig waren op Soyn Sound, haastte Frithiof zich
+naar Balders tempel waarheen Ingeborg veiligheidshalve gezonden
+was, en waar, zooals Hilding had gezegd, hij haar ten prooi vond
+aan het verdriet. Ofschoon het nu als een ontheiliging van den
+tempel werd beschouwd als een man en vrouw een woord in het heiligdom
+wisselden, kon Frithiof niet nalaten haar te troosten; en al het andere
+vergetende, sprak hij tot haar en kalmeerde haar, terwijl hij al hare
+gedachten dat de goden toornig zouden zijn tot rust bracht door haar
+te verzekeren dat Balder, de goede, hun ontschuldigen hartstocht met
+goedkeurende blikken moest aanzien, want een zoo zuivere liefde als
+de hunne kon geen tempel ontheiligen; en zij eindigden met hun trouw
+te bezweren op de meest gewijde plek.
+
+
+ Gij fluistert: "Balder"--vreest zijn woede,
+ Die eed'le god kent toorn noch haat,
+ Wij eeren hier een minnaar, goede,
+ Zijn dienst in onzer harten staat.
+ De god wiens glans 't van zon moet winnen,
+ Wiens trouw houdt eeuwigheden stand,
+ Was niet voor Nanna door zijn minnen,
+ Zoo zuiver, zoo tot gloed ontbrand?
+
+ Zie hier zijn beeld, vol groot gelijken,
+ Hoe mild, hoe zacht straalt zijn gezicht,
+ Een offer kon ik hier hem reiken,
+ Een hart, waar warme liefd' in licht,
+ Kom, kniel met mij, geen altaargave,
+ Is Balders ziel meer wellekom,
+ Dan twee die met haar woorden staven
+ Weerkeerige trouw in 't heiligdom.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Gerustgesteld door deze redeneering, die versterkt werd door de stem,
+welke luide uit haar eigen hart sprak, kon Ingeborg niet weigeren
+Frithiof te zien en met hem te spreken. Tijdens de afwezigheid
+der koningen spraken de jonge minnenden elkander dagelijks, en zij
+wisselden teekenen van liefde, terwijl Frithiof aan Ingeborg Völunds
+armring gaf, dien zij--zoo beloofde zij plechtig--aan haar minnaar
+zou terugsturen als zij gedwongen zou worden haar belofte om voor
+hem alleen te leven, zou breken. Frithiof toefde te Framnäs totdat de
+koningen terugkwamen, toen hij toegevend aan de zachte overredingen van
+Ingeborg de Schoone weer voor haar verscheen en beloofde hen van haar
+afhankelijkheid van Sigurd Ring te zullen bevrijden, als zij slechts
+op hun besluit wilden terugkomen en hem de hand hunner zuster beloven.
+
+
+ Strijd wacht en slaat
+ Zijn schittrend schild nu in uw rijksgebied;
+ Uw land, vorst Helgé, is in slavernij
+ Maar geef m' uw zuster, en ik leen mijn arm
+ Tot uwe hulp. Zij komt u goed te pas.
+ Kom, laat de twist van ons nu zijn vergeten,
+ 'k Voed die ongaarne tegen Ingborgs broeder,
+ Laat raden u, wees wijs, en red meteen
+ Uw gouden kroon en 't lieve zusterhart
+ Hier is mijn hand, ik zweer bij Asa-Thor,
+ Dat nooit ik weer ze tot verzoening strek.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Frithiof verbannen.
+
+Maar ofschoon dit aanbod onder toejuiching van de verzamelde krijgers
+werd ontvangen, vroeg Helgé boos aan Frithiof of hij met Ingeborg
+had gesproken en zoo Balders tempel had ontheiligd.
+
+Een geroep van "Zeg neen, Frithiof! zeg neen!" brak los uit den kring
+van helden, maar hij antwoordde fier: "Ik zou niet liegen als ik
+Valhalla er mede beërven kon. Ik heb gesproken tot uw zuster, Helgé,
+toch heb ik Balder's vrede niet verstoord."
+
+Een gemompel van afgrijzen doorliep de rijen bij deze bekentenis,
+en toen de ruwe stem van Helgé zich tot het vonnis verhief, was er
+niemand die de rechtvaardigheid van de uitspraak loochende.
+
+Deze was schijnbaar niet hard, maar Helgé wist zeer goed dat zij den
+dood beteekende en dit was zijn bedoeling.
+
+Ver westelijk lagen de Orkney-eilanden, geregeerd door Jarl Angantyr,
+wiens jaarlijksche belasting aan Belé niet inkwam nu de oude koning
+in zijn graf lag. Men zeide dat hij een harde vuist had en zwaar van
+hand was, en aan Frithiof werd de taak opgedragen in persoon van hem
+de schatting te eischen.
+
+Voordat hij uittoog op den tocht waartoe hij veroordeeld was, zocht hij
+echter nog eens Ingeborg op, en smeekte haar met hem te ontvluchten
+naar het zonnige Zuiden, waar haar geluk ook het zijne zoude zijn
+en waar zij zou regeeren over zijn onderdanen als zijn geëerbiedigde
+vrouw. Maar Ingeborg weigerde bedroefd met hem mee te gaan, zeggende,
+dat sedert haar vader er niet meer was, zij onvoorwaardelijk aan hare
+broeders moest gehoorzamen en niet kon huwen zonder hun toestemming.
+
+De vurige geest van Frithiof was eerst ongeduldig omdat zijn hoop
+was teleurgesteld, maar ten slotte zegevierde zijn edele natuur, en
+na een hartverscheurend afscheidstooneel scheepte hij zich in op de
+Ellida en zeilde bedroefd de haven uit, terwijl Ingeborg, door een
+nevel van tranen, het zeil nastaarde toen het flauwer werd en in de
+verte verdween.
+
+Het schip was geheel uit het gezicht, toen Helgé om twee heksen,
+Heid en Ham, zond, die hij beval door tooverbezweringen een storm
+op zee te verwekken, waarin zelfs het goddelijke schip Ellida het
+niet zou kunnen uithouden, zoodat allen aan boord zouden omkomen. De
+heksen gehoorzaamden onmiddellijk; en met behulp van Helgé verwekten
+zij weldra een storm welks woede ongeëvenaard is in de geschiedenis.
+
+
+ Helgé op 't strand
+ Doet zijn tooverspel,
+ Heeft hen in zijn hand,
+ Duiv'len van de hel.
+ Duisternis omwolkt de lucht,
+ Hoor, de donder rolt verwoed,
+ Bleeke bliksem waar hij vlucht
+ Tint de grauwe zee met bloed.
+ De oceaan die kookt en ziedt,
+ Spreidt z'n schuim in wild gebruis,
+ Gillend of met snelheid vliedt
+ Vooglen vlucht naar veilig thuis.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+ Dan de storm schiet aan, gevleugeld,
+ Wilder, wilder, drukt hen neer,
+ Nu in diep, dan, onbeteugeld,
+ Heft hen tot der goden sfeer;
+ Elke schrikgeest vaart nu dreigend
+ Op de torenhooge zee
+ Uit de golven, wentlend, stijgend
+ Bodemloos, een graf van wee.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+De Storm.
+
+Onbeangst door de kokende golven en gierende winden zong Frithiof een
+vroolijk lied om zijn verschrikt scheepsvolk te kalmeeren; maar toen
+het gevaar zóó groot werd dat zijn uitgeputte makkers zich verloren
+waanden, dacht hij aan de schatting van de godin Ran, die altijd goud
+vraagt van hen, die in vrede onder de zeegolven zullen rusten. Hij
+nam zijn armband en hieuw hem met zijn zwaard doormidden en verdeelde
+hem in gelijke stukken onder zijn mannen.
+
+
+ Wie met leege handen
+ Gaat tot blauwe Ran?
+ Kil zijn hare kussen,
+ Vloeiend haar omarming.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Hij beval Björn toen het roer te houden, en zelf klom hij boven in
+den mast om den horizon te zien. Toen hij daar zat onderscheidde hij
+een walvisch waarop de twee heksen den storm beheerschten. Sprekend
+tot zijn goed schip, dat begaafd was met verstand en zijn bevelen
+kon gehoorzamen, overviel hij nu beiden, walvisch en heksen, en de
+zee werd rood gekleurd met hun bloed. Op hetzelfde oogenblik ging
+de wind liggen, de golven hielden op te dreigen, en mooi weer lachte
+weder over het water.
+
+Uitgeput door hun voorafgaande bovenmenschelijke pogingen en door de
+inspanning die het uitscheppen van hun met water vol geloopen vaartuig
+hun kostte, waren de mannen te zwak om te landen, toen zij ten slotte
+de Orkney-eilanden bereikten, en moesten aan de kust worden gebracht
+door Björn en Frithiof, die hen zacht op het zand legden en zeiden
+dat zij moesten uitrusten en zich verfrisschen na al den nood dien
+zij hadden doorstaan.
+
+
+ Toch nog moeier dan hun Draakschip
+ Wank'len Frithiofs mannen aan,
+ Steunt ook ieder op zijn wapen
+ Nauwlijks kan hij rechtop staan.
+ Björn op sterke schouders waagt het
+ Vier te beuren op het strand.
+ Frithiof neemt er acht en draagt ze
+ Waar het vuur reeds lustig brandt.
+
+ Neen, schaamt u niet, gij bleeken!
+ Want golven zijn als Vikings,
+ Zwaar is d' oneven strijd,
+ Zeedochters haten ons.
+ Zie, daar komt de drinkhoorn,
+ Gaand' op gouden voet,
+ Verwarmt u, koude zeelui,
+ Ik drink op Ingeborg.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+De komst van Frithiof en zijn mannen, en hun manier van landen,
+werd opgemerkt door den wachter van Angantyr, die dadelijk zijn
+meester meedeelde alles wat hij gezien had. De vorst riep dat het
+schip, hetwelk zulk een storm doorstaan had, enkel Ellida kon zijn
+en dat zijn kapitein zonder twijfel Frithiof was, de dappere zoon
+van Thorsten. Toen hij dit hoorde nam een van zijn Berserkers, Atlé,
+zijn wapens en schreed uit de hal, zeggende dat hij Frithiof wilde
+uitdagen, en dus zich zelf voldoening wilde verschaffen in zake de
+waarheid van de verhalen, die hij aangaande den moed van den jongen
+held had gehoord.
+
+
+
+Atlé's uitdaging.
+
+Ofschoon nog zeer uitgeput nam Frithiof onmiddellijk Atlé's uitdaging
+aan, en na een hevig zwaar gevecht, waarin Angurvadel overwon,
+vochten de twee kampioenen in doodelijke omarming. Wijd en zijd is
+die worsteling in het Noorden beroemd, en de helden waren beide goede
+partijen, maar ten slotte wierp Frithiof zijn tegenstander neer, dien
+hij toen en daar ter plaatste zou gedood hebben als zijn zwaard binnen
+zijn bereik was geweest. Atlé zag zijn bedoeling en verzocht hem het
+wapen te gaan halen, terwijl hij beloofde dat hij onbewegelijk zou
+blijven gedurende zijn afwezigheid. Daar Frithiof wist dat zulk een
+belofte van een held onschendbaar was, gehoorzaamde hij onmiddellijk;
+maar toen hij met zijn zwaard terugkwam en zijn tegenpartij rustig
+den dood vond afwachten, werd hij getroffen en verzocht Atlé op te
+staan en te leven.
+
+
+ "Nu stormen zonder beven
+ "Als baren held op held
+ "En slaan met staal omgeven
+ "Hun borsten met geweld."
+
+ "Zij vechten als hun beren
+ "Op sneeuwland, fel verwoed,
+ "En als twee aad'laars weren
+ "Zich boven wilden vloed.
+ "Zelfs hechte rotsen zouden
+ "Hen nauwelijks weerstaan,
+ "De sterkste eik der wouden
+ "Viel vast voor minder slaan
+ "Hun zweet vloeit neer in stroomen,
+ "Hun borsten zwoegen wild;
+ "Ook krijgen steenen, boomen
+ "Den slag van speer die trilt."
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Samen gingen nu de gekalmeerde helden naar Angantyr's hal, die,
+zooals Frithiof zag, zeer verschilde van de ruwe woningen van zijn
+geboorteland. De muren waren met leder bedekt dat rijk versierd was
+met vergulde teekeningen. Het schoorsteenstuk was van marmer, en
+glasruiten waren in de vensterramen. Een zacht licht werd verspreid
+door vele kaarsen die in zilveren armen brandden, en de tafels bogen
+onder de meest weelderige spijs.
+
+Hoog in een zilveren stoel zat de vorst, gekleed in een gouden
+maliënkolder, waarover een rijke mantel was heengeworpen, die met
+hermelijn was omzoomd; maar toen Frithiof binnentrad schreed hij van
+zijn zetel en strekte vriendelijk de hand uit. "Menigen horen heb ik
+met mijn ouden vriend Thorsten geledigd," zeide hij, "en zijn dappere
+zoon is eveneens welkom aan mijn disch."
+
+Rustig ging Frithiof naast zijn gastheer zitten, en nadat hij had
+gegeten en gedronken, vertelde hij zijn avonturen te land en ter zee.
+
+Ten slotte echter deelde Frithiof zijn boodschap mede, waarop Angantyr
+zeide dat hij geen schatting verschuldigd was aan Helgé, en hem geen
+wilde betalen; maar dat hij de verschuldigde som als een vrije gift
+aan den zoon van zijn ouden vriend zou geven, terwijl hij hem de
+vrijheid liet er over te beschikken zooals hij wilde. Intusschen,
+daar het jaargetijde ongeschikt was tot de terugreis en stormen
+voortdurend de zee zweepten, noodigde de koning Frithiof uit met
+hem den winter over te blijven; en het was eerst toen de lieflijke
+lentekoelten weer bliezen, dat hij hem ten slotte toestond weg te gaan.
+
+
+
+Frithiofs thuiskomst.
+
+Afscheid nemende van zijn gastheer stak Frithiof in zee en, gestuurd
+door gunstige winden, kwam de held, na zes dagen in het gezicht van
+Framnäs, en bevond dat zijn huis in een vormlooze aschhoop was verkeerd
+op bevel van Helgé. Bedroefd schreed Frithiof over de verwoeste
+plek waar het huis zijner kindsheid had gestaan, en, toen hij de
+troostelooze plaats overzag, brandde zijn hart in hem. De ruïnen
+waren echter niet geheel verlaten, en plotseling voelde Frithiof
+den kouden snuit van zijn hond in zijn hand. Eenige oogenblikken
+daarna sprong zijn geliefkoosd ros aan zijns meesters zijde en de
+trouwe schepselen waren bijna wild van vreugde. Toen kwam Hilding
+hem bezoeken met de mededeeling dat Ingeborg nu de vrouw van Sigurd
+Ring was. Toen Frithiof dit hoorde, beving hem een Berserker woede en
+hij beval zijn mannen de schepen in de haven in den grond te boren,
+terwijl hij naar den tempel ging om Helgé te zoeken.
+
+De koning stond gekroond in het midden van een kring van priesters,
+van welke eenigen brandende pijntakken zwaaiden, terwijl allen een
+offermes van steen vasthielden. Plotseling was er een gekletter van
+wapenen en Frithiof stortte naar binnen, zijn voorhoofd donker als
+herfststormen. Helgé's gelaat werd bleek toen hij den toornigen held
+aanzag, want hij wist wat zijn komst beteekende. "Neem uw schatting,
+Koning," zei Frithiof, en met deze woorden nam hij de beurs uit den
+gordel en wierp ze in Helgé's gezicht met zulk een kracht, dat het
+bloed uit zijn mond stroomde en hij aan Balder's voeten in zwijm viel.
+
+De zilvergebaarde priesters naderden de plaats waar de gewelddaad
+was geschied, maar Frithiof wenkte hen terug, en zijn blikken waren
+zóó dreigend, dat zij niet ongehoorzaam durfden wezen.
+
+Toen viel zijn oog op den armring dien hij aan Ingeborg had gegeven
+en dien Helgé aan den arm van Balder had gedaan, en, toeschrijdend op
+het houten beeld zeide hij: "Vergiffenis, groote Balder, niet voor
+u werd de ring gehaald uit Völunds graf!" Toen greep hij den ring,
+maar hoe hard hij ook trok, hij wilde er niet af. Eindelijk spande
+hij al zijn krachten in, en met een plotselingen ruk kreeg hij den
+ring en op hetzelfde oogenblik viel het beeld van den god voorover op
+het altaarvuur. Onmiddellijk werd het in vlammen gehuld, en voordat
+iets kon gedaan worden stond de geheele tempel in vuur en rook.
+
+
+ 't Is al voorbij! Nu heft omhoog
+ De roode haan zijn vleug'len!
+ Zit op het dak, schreeuwt waar hij vloog
+ Met wieken, niet te teug'len.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Frithiof, hevig verschrikt bij de ontwijding die hij zonder het
+te willen op zijn geweten had, trachtte te vergeefs de vlammen te
+blusschen en het kostbare heiligdom te redden, maar, bespeurend dat
+zijn pogingen niets gaven, ontvlood hij naar zijn schip en besloot
+tot het moeizame leven van een verworpene en een banneling.
+
+
+ Gij moogt niet rusten
+ Weg van de kusten
+ Ellida!--voort
+ Van oord tot oord,
+ Steeds verder spoeden
+ Door zoute vloeden
+ Mijn dierb're Draak!
+
+ Gij golven stout
+ Helpt me! wij beiden
+ Gaan nooit weer scheiden!
+ Mijns vaders groef
+ Ligt ginder droef,
+ De waat'ren neuren
+ In eindloos treuren,
+ Toch blauwt mijn boot
+ Door zeeën groot,
+ Door buien zwoegend,
+ De golven ploegend
+ Zal verder gaan,
+ Op, af en aan;
+ Wees mij voor 't leven
+ Tot woon gegeven,
+ Wees graf voor mij
+ O zee, zoo vrij.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Frithiof als balling.
+
+Helgé vervolgde hem met tien groote drakenschepen, maar deze waren
+nauwelijks onder weg of zij begonnen te zinken, en Björn zeide
+lachend: "Wat Ran toevouwt zal zij dunkt mij houden". Met moeite kwam
+koning Helgé aan land, en de overlevenden moesten hulpeloos blijven
+toekijken terwijl Ellida's groote zeilen langzaam wegzonken achter den
+horizon. Zoo zag Frithiof bedroefd zijn geboorteland uit het gezicht
+verdwijnen; en toen hij verdween riep hij een teeder vaarwel toe aan
+het geliefde land, dat hij nooit weer dacht terug te zien.
+
+Na zoo zijn geboorteland verlaten te hebben, zwierf Frithiof over zee
+als een roover of viking. Zijn wet was: nooit ergens aan wal te gaan,
+op zijn schild te slapen, te vechten en noch kwartier te geven noch
+te nemen, de schepen te beschermen die hem schatting opbrachten en
+de andere te plunderen, en den geheelen buit onder zijn manschappen
+te verdeelen, terwijl hij voor zich zelf niets anders behield dan
+den roem van de onderneming. Zoo varend en vechtend bezocht Frithiof
+vele landen en kwam ten slotte aan de zonnige Grieksche eilanden waar
+hij gaarne Ingeborg als bruid had heengebracht; en het gezicht riep
+zoovele droeve herinneringen bij hem wakker, dat hij bijna overweldigd
+was door het verlangen naar zijn geliefde en naar zijn geboorteland.
+
+
+
+Aan het hof van Sigurd Ring.
+
+Drie jaren waren voorbijgegaan en Frithiof besloot noordwaarts
+terug te keeren en het hof van Sigurd Ring te bezoeken. Toen hij
+zijn plan aan Björn mededeelde, verweet hem zijn trouwe makker
+dat hij zoo onbezonnen was er over te denken om alleen te reizen,
+maar Frithiof wilde niet worden afgebracht van zijn plan en zeide:
+"Ik ben nooit alleen terwijl Angurvadel aan mijn zijde hangt". Hij
+stuurde Ellida de Vik (het opperste gedeelte van de Christiania Fiörd)
+op, vertrouwde haar toe aan de zorg van Björn, en, gewikkeld in een
+berenhuid, die hij als vermomming droeg, vertrok hij alleen te voet
+naar het hof van Sigurd, waar hij aankwam toen de Yulefeesten aan
+den gang waren. Alsof hij niet meer was dan een oude bedelaar ging
+Frithiof op de bank bij de deur zitten, waar hij weldra het voorwerp
+van de ruwe grappen der hovelingen werd. Toen echter een van zijn
+plagers te dicht bij hem kwam, greep hem de zoogenaamde bedelaar met
+sterke vuist en zwaaide hem hoog boven zijn hoofd.
+
+Verschrikt door deze openbaring van bovenmenschelijke kracht trokken
+de hovelingen zich fluks terug van zijn gevaarlijke nabijheid,
+terwijl Sigurd Ring, wiens aandacht door de drukte getrokken werd,
+den vreemden gast met strengheid beval nabij te komen en te vertellen
+wie dus den vrede durfde verstoren in zijn koninklijke hal.
+
+Frithiof antwoordde ontwijkend dat hij in boetedoening was groot
+gebracht, dat hij armoede had geërfd en dat hij honger had; wat zijn
+naam betrof, deze kwam er niet op aan. De koning, zooals hoffelijke
+gewoonte was, drong niet verder bij hem aan, maar noodigde hem uit een
+zetel te nemen naast hem en de koningin, en met hen te eten. "Maar
+eerst", zei hij "laat de gehavende kleedij vallen, die, als ik mij
+niet vergis, een flinke gestalte verbergt".
+
+Frithiof nam gaarne de dus hartelijk tot hem gerichte uitnoodiging aan,
+en toen de harige bedekking van zijn hoofd en zijn schouders viel,
+stond hij bloeiend in de fierheid van de jeugd, zeer tot verbazing
+der verzamelde krijgers.
+
+Maar ofschoon zijn verschijning hem deed kennen als iemand van ongewoon
+ras, herkende hem geen der hovelingen. Het was echter iets anders met
+Ingeborg. Als een nieuwsgierig oog in dat oogenblik op haar gericht
+geweest ware, zou haar verschietende kleur en de snelle beweging van
+haar borst haar diepe ontroering hebben geopenbaard.
+
+
+ Hoe kleurt nu een tint van rood haar het vorst'lijke, bleeke
+ gezicht,
+ Zoo purper op velden in sneeuw het huiverende wonderlicht,
+ Als twee witte waterlelies die dobbren op stroom, ongestild,
+ Maar aldoor rijzend en dalend, dus zwoegt haar het harte wild.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Frithiof had nauwelijks plaats genomen aan tafel, toen met
+trompetgeschal een groot wild zwijn werd binnengebracht en voor den
+koning geplaatst. Overeenkomstig de Yule-gewoonte dier dagen stond
+de oude vorst op, en, aanrakend den kop van het dier, uitte hij een
+gelofte dat hij met hulp van Frey, Odin en Thor den stoutmoedigen
+kampioen Frithiof zou overwinnen. Het volgende oogenblik stond ook
+Frithiof overeind, en met zijn zwaard slaande op de groote houten
+bank, verklaarde hij dat Frithiof zijn bloedverwant was en hij ook de
+gelofte wilde doen, dat, ofschoon de heele wereld er tegen op kwam,
+den held geen leed zou geschieden, zoolang hij de macht had zijn
+zwaard te voeren.
+
+Op deze onverwachte interruptie waren de mannen snel van de eikenhouten
+banken opgestaan. Maar Sigurd Ring glimlachte toegeeflijk over de
+heftigheid van den jongen man, en zeide: "Vriend, uwe woorden zijn
+overmoedig, maar nooit werd hier een gast ontzegd zijn gedachten te
+uiten in deze koninklijke hal". Toen keerde hij zich tot Ingeborg en
+beval haar een grooten, rijkversierden horen, die voor haar stond,
+tot den rand met haar beste meede te vullen en haar den gast aan te
+bieden. De koningin gehoorzaamde met ter neder geslagen oogen en het
+beven van haar hand maakte dat het vocht overliep. Twee gewone mannen
+konden nauwelijks de groote hoeveelheid opgedronken hebben, maar
+Frithiof hief ze naar zijn lippen, en, toen hij den horen terugtrok,
+was er geen druppel van de meede meer in.
+
+Eer de maaltijd geëindigd was noodigde Sigurd Ring den jongen
+vreemdeling uit om aan zijn hof te blijven totdat het weer lente
+was, en Frithiof, de aangeboden gastvrijheid aannemend, werd de
+trouwe makker van het vorstelijk paar, dat hij bij alle gelegenheden
+vergezelde.
+
+Op zekeren dag ging Sigurd Ring met Ingeborg naar een feestmaal. Zij
+reisden in een slee, terwijl Frithiof op schaatsen, bevallig naast
+hen ging en vele geheimzinnige teekenen in het ijs kraste. Hun
+weg voerde hen over een gevaarlijk stuk van de bevroren vlakte, en
+Frithiof waarschuwde den koning dat het verstandig zou zijn dit te
+vermijden. Hij wilde echter naar den raad niet hooren, en plotseling
+zonk de slee in een diepe spleet, die ze met den koning en de koningin
+dreigde te verzwelgen. Maar als een valk zoo snel was Frithiof in
+een oogenblik bij hen en trok zonder moeite het paard en zijn last
+op het harde ijs. "Inderdaad," zeide Ring, "Frithiof zelf kon het
+niet beter gedaan hebben."
+
+De lange winter liep ten einde, en in de vroege lente richtten de
+koning en de koningin een jachtpartij aan, waaraan het geheele hof
+deelnam. Toen de jacht plaats had, maakten zijn vergevorderde jaren
+het Sigurd Ring onmogelijk door te zetten, en zoo geschiedde het dat
+hij achter bleef, tot dat hij ten slotte met Frithiof alleen was. Zij
+reden samen langzaam voort, totdat zij een lieflijk dal bereikten
+dat den vermoeiden koning tot rusten uitnoodigde, en hij zeide dat
+hij een oogenblik wilde liggen slapen.
+
+
+ Toen wierp Frithiof af zijn mantel, legde hem op 't gras en zie!
+ Vol vertrouwen lei de koning, nu zijn hoofd op Frithiofs knie
+ Sliep zoo rustig als de held slaapt, is het strijdrumoer geschorst,
+ Op zijn schild, of als het kind slaapt aan de zachte moederborst.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Frithiofs trouw.
+
+Toen de oude koning dus sliep, zong een vogel voor Frithiof van een
+boom in de nabijheid en zeide hem dat hij gebruik moest maken van
+de onmacht van zijn gastheer, om hem te dooden, en de bruid terug
+te winnen van wie hij zoo schandelijk beroofd was. Maar ofschoon
+Frithiofs warm jong hart naar zijn verloofde snakte, wierp hij toch
+de lafhartige gedachte van zich af, maar, bang dat hem de verzoeking
+te sterk zou worden, trots zijn afschuw van het denkbeeld, gooide hij
+in een opwelling zijn zwaard ver van zich in een naburig kreupelbosch.
+
+Eenige oogenblikken later opende Sigurd Ring zijn oogen en zeide
+Frithiof dat hij zich slechts had gehouden alsof hij sliep; hij
+vertelde hem ook dat hij hem van het eerste oogenblik af had herkend
+en hem op allerlei wijze op de proef gesteld had en bevonden had dat
+zijn eer gelijk was aan zijn moed. De ouderdom was hem nu te machtig
+geworden en hij voelde dat de dood naderde. Frithiof zou dus mogen
+hopen dat zijn liefste verwachting binnenkort zou verwezenlijkt
+worden, en Sigurd Ring zeide hem dat hij gelukkig zou sterven als
+hij tot het einde toe bij hem bleef.
+
+Maar een ander gevoel had Frithiof overmeesterd, en hij vertelde
+den ouden koning dat hij overtuigd was dat Ingeborg nooit de zijne
+kon zijn wegens den toorn van Balder. Te lang was hij gebleven; hij
+wilde opnieuw op zee gaan en den dood in den strijd zoeken om zoo de
+vertoornde goden te verzoenen. Vol van dit plan maakte hij spoedig
+toebereidselen om te vertrekken, maar toen hij naar het hof terugkeerde
+om zijn vorstelijken gastheer en zijn gastvrouw vaarwel te zeggen vond
+hij Sigurd Ring stervende. De oude krijgsman herinnerde zich dat een
+"strooien dood" Odin niet gunstig zou stemmen, en in tegenwoordigheid
+van Frithiof en zijn hof sneed hij moedig de doodsrunen op zijn
+arm en zijn borst. Toen greep hij Ingeborg met de ééne hand vast
+en hief de andere op om Frithiof en zijn jeugdigen zoon te zegenen,
+en verscheidde in vrede, naar de hallen der gezaligden.
+
+
+ Goden, ik groet u!
+ Zonen van Valhalla!
+ D'aarde verdwijnt; tot der Asenen feest
+ Roept mij de Giallar-hoorn;
+ Zaligheid, als een
+ Helm van goud, omringt den gast die kome!
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+Verloving van Frithiof en Ingeborg.
+
+De krijgslieden van de natie vergaderden nu in een plechtig Thing om
+een troonopvolger te kiezen. Frithiof had de geestdriftige bewondering
+van het volk gewonnen, en zij zouden hem gaarne tot koning hebben
+gekozen; maar hij hief Sigurd Rings zoontje hoog op zijn schild toen
+hij het geschreeuw hoorde dat zijn naam riep, en stelde het kind aan
+de vergadering voor als hun aanstaanden koning, openlijk zwerend dat
+hij hem zou ondersteunen totdat hij oud genoeg was om het gebied te
+verdedigen. De knaap, moe van zijn lastige positie, sprong stoutmoedig
+op den grond toen Frithiof zijn rede had geëindigd en kwam op zijn
+voeten te land. Deze daad van behendigheid en durf in een zóó jong
+persoon trof de ruwe Noren, en een luid geroep ging omhoog. "Wij
+kiezen u, op het schild gedragen kind!"
+
+
+ Maar zie, gebeurd op schild zat daar
+ Het knaapje trotsch,
+ Zoo tuurt in zon een adelaar
+ Uit wolk om rots.
+
+ Maar dan zijn rust'loos bloed bevond
+ 't Hier zijn te lang,
+ En met één sprong zocht hij den grond,
+ Vlug en niet bang.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Volgens sommige berichten oorloogde Frithiof nu met de broeders
+van Ingeborg, en, na hen overwonnen te hebben, stond hij hen
+toe hun rijk te behouden mits zij hem een jaarlijksche schatting
+betaalden. Vervolgens bleven hij en Ingeborg in Ringric totdat de
+jonge koning in staat was de regeering te aanvaarden, waarop zij naar
+Hordaland vertrokken, een rijk dat Frithiof eens door verovering had
+verkregen, en dat hij aan zijn zonen Gungthiof en Hunthiof overliet.
+
+De afloop van Bisschop Tegnérs verhaal is echter heel anders,
+en, indien het minder schijnt te passen bij den ruwen aard van
+de onbeschaafde zeerooverstijden, maken zijn hoogere geestelijke
+eigenschappen het meer aanlokkelijk. Volgens Tegnérs gedicht werd
+Frithiof door het volk van Sigurd Ring aangevuurd om Ingeborg te huwen
+en onder hen als bewaker van het land te blijven. Maar hij antwoordde
+dat dit niet kon, daar de toorn van Balder nog tegen hem gloeide,
+en niemand hem zijn geliefde bruid kon geven. Hij zeide het volk,
+dat hij over de zeeën wilde varen en wilde zoeken om vergiffenis van
+den god te krijgen, en kort daarop nam hij afscheid en dreef de wind
+opnieuw zijn schip voort. Frithiofs eerste bezoek werd gebracht aan
+den grafheuvel van zijn vader, waar hij, gedompeld in zwaarmoedigheid
+door de verlatenheid rondom, zijn ziel uitstortte voor den beleedigden
+god. Hij herinnerde zich dat het de gewoonte was van de Noormannen
+geld te eischen voor gedoode verwanten, en zeker zouden de zalige goden
+niet minder vergevend zijn dan de op aarde geborenen. Hartstochtelijk
+bezwoer hij Balder hem te toonen hoe hij zijn niet bedoelde vergrijp
+zou kunnen goedmaken, en plotseling werd hem een antwoord vergund en
+Frithiof zag in de wolken een visioen van een nieuwen tempel.
+
+
+ Daar plotseling, op het westelijk water zwevend
+ Komt aan een Beeld, in goud en vlammen levend,
+ Het zweeft op Balders bosch, nachtwolken onder,
+ Als gouden kroon rust op een bed van groen.
+ Straks staat het vast, met boog en muur en drempel,
+ Waar Balder stond is nu een nieuwe tempel.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+De held begreep onmiddellijk, dat de goden dus een middel tot
+verzoening hadden aangegeven, en hij zag op tegen kosten noch moeite,
+totdat een prachtige tempel en bosch, die verre de pracht van het
+oude heiligdom te boven gingen, uit de bouwvallen oprees.
+
+
+ Voltooid was Balders heiligdom,
+ Geen palissade stond rondom
+ Nu meer van hout,
+ Een ijzeren hekwerk, punten goud,
+ Schooner en sterker dan voorheen
+ In evenwicht verscheen
+ Om Balders heilig huis. Een lange stoet
+ Geharnasten die speren schitt'ren doet.
+ En helmen 't zonlicht--dus in pracht
+ Blonk in het heilig woud de fiere wacht.
+
+ En van graniet, met groote zorg bedocht
+ Een stoute kunst, was 't machtig werk gewrocht,
+ En zooals reuzenhallen,
+ Die tijden niet doen vallen,
+ Rees 't op--lijk Upsals tempel, waar het Noord
+ Valhall verbeeld zag in dit wereldsch oord.
+
+ Trotsch stond het dan op bergkant, zijn profiel
+ Werd kalm gespiegeld in de klare zee,
+ Rondom--gelijk een bloemengordel schoon,
+ Ging Balders Dal, met boschjes vol muziek
+ En teere vogelzangen, Vreeverblijf.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+Ondertusschen was, toen het hout gehakt werd, koning Helgé afwezig
+op een tocht door het Finsche gebergte. Op zekeren dag gebeurde het,
+dat zijn troep een rots passeerde, waar het eenzame heiligdom stond
+van een vergeten god, en koning Helgé bestormde de rotsspits met het
+doel om den bouwvalligen muur om te halen. Het slot bood weerstand,
+en toen Helgé sterk trok aan de vermolmde poort, viel plotseling een
+gehouwen beeld van den god, die ruw uit zijn langen slaap gewekt was,
+van zijn nis naar beneden.
+
+Zwaar kwam hij op het hoofd van den indringer neer, en Helgé viel
+lang uit op den rotsgrond en lag bewegingloos.
+
+Toen de tempel naar behooren aan Balders dienst werd gewijd, stond
+Frithiof bij het altaar om de komst van zijn bruid af te wachten. Maar
+Halfdan kwam eerst over den drempel, terwijl zijn wankelende tred
+duidelijk toonde, dat hij een onvriendelijke ontvangst verwachtte. Toen
+Frithiof dit zag, gespte hij zijn zwaard los en stapte vrijmoedig op
+Halfdan toe met uitgestrekte hand, waarop de koning, met hoogen blos,
+de toegestoken hand hartelijk aannam, en van dat oogenblik af waren
+alle geschillen vergeten. Het volgende oogenblik kwam Ingeborg,
+en de hernieuwde vriendschap van de langgescheiden vrienden werd
+bekrachtigd door de hand van de bruid, die Halfdan in die van zijn
+nieuwen broeder legde.
+
+
+ Over den koop'ren drempel nu
+ Halfdan schuw
+ Kwam met angstigen blik en bleek,
+ Schuin naar zijn machtigen vijand keek,
+ En zwijgend op eenigen afstand stond
+ Toen Frithiof, en zijn hand ontbond
+ Angurvadel, den sterke, van zijn dij,
+ Zijn gouden schild wierp hij ter zij;
+ Op zijn vijand, bang,
+ Trekt hij los met woord en waardigen gang,
+ "Het edelst in 't gevecht is hij
+ Die 't eerst zijn rechter biedt
+ En versmaadt de trouwe verbroed'ring niet".
+ Dan Halfdan, blozend, doet heel haastig uit
+ Zijn ijz'ren handschoen, en zijn hand omsluit
+ Die van den vriend, te lang gescheiden,
+ Nu staan als bergen vast zij beiden.
+
+ En eindlijk woorden diep
+ Weerklinken er van zegen en van roem,
+ Zie! Ingeborg treedt binnen, rijk gesierd
+ Met bruidstooi en het slanke lijf gehuld
+ In kostlijk hermelijn, haar volgen stil
+ Meisjes met klaar gelaat, zooals den maanvorst
+ Verzellen sterrenstoeten aan de lucht!
+ Doch d' oogen van de bruid,
+ Twee heem'len blauw,
+ Met tranen zijn gevuld,
+ En aan haars broeders hart zinkt neer zij bevend;
+ Hij, door zijn zusters rouw
+ Ontroerd, haar hand aan die van Frithiof gevend.
+ Legt aan zijn heldenborst den lieven last,
+ Beproefde trouw is dat wat Ingeborg past.
+
+ Tegnér, Frithiof-sage.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXVIII: DE GODENSCHEMERING.
+
+
+Het verhaal van de goden.
+
+Een van de kenmerkende trekken van de Noorsche mythologie is dat
+het volk steeds geloofde dat hun goden tot een vergankelijk ras
+behoorden. De Aesir hadden een begin gehad; dus, redeneerde men, moeten
+zij een einde nemen; en daar zij geboren werden uit een mengsel van
+goddelijke elementen en van elementen der reuzen, en dus onvolmaakt
+waren, droegen zij de kiem des doods in zich en waren als de menschen
+veroordeeld den natuurlijken dood te ondergaan, teneinde geestelijke
+onsterfelijkheid te verkrijgen.
+
+Het geheele schema van de Noorsche mythologie was dus een drama,
+waarvan elke stap gaandeweg leidde tot het toppunt of het tragisch
+einde, als, met echt dichterlijke rechtvaardigheid, straf en loon
+onpartijdig werden uitgedeeld. In de vorige hoofdstukken zijn de
+langzame opkomst en het verval der goden zorgvuldig vermeld. Wij
+hebben verhaald, hoe de Aesir de aanwezigheid van het kwaad, in Loki
+verpersoonlijkt, in hun midden duldden; hoe zij zwak zijn raad volgden,
+toestonden dat hij hen in allerlei soorten van moeilijkheden bracht,
+waaruit zij slechts ten koste van hun deugd of vrede konden ontkomen,
+en eindelijk hem veroorloofden zulk een macht over hen te krijgen, dat
+hij niet schroomde hen van hun liefste bezit, zuiverheid of onschuld,
+gepersonifieerd in Balder den goeden, te berooven.
+
+Te laat bemerkten de goden hoe slecht deze geest was die een verblijf
+onder hen had gevonden, en te laat verbanden zij Loki naar de aarde,
+waar de menschen, volgend het voorbeeld van de goden, naar zijn lessen
+luisterden en bedorven werden door zijn noodlottigen invloed.
+
+
+ Broed'ren slaan broed'ren;
+ Zusterskind'ren
+ Storten elkaars bloed,
+ Vleeschlijk kwaad neemt toe,
+ Het zijn zwaardtijden, akstijden;
+ Schilden klieft men door,
+ Stormtijden, moordtijden
+ Tot de wereld sterft,
+ En niemand meelij voelt
+ Meer voor zijn nevenmensch.
+
+ Noorsche Mythologie (R. B. Anderson).
+
+
+
+De Fimbul-winter.
+
+Ziende dat de misdaad tierde en al het goede van de aarde verbannen
+was, bedachten de goden dat de van oudsher gedane voorspellingen
+op het punt waren in vervulling te treden, en dat de schaduw van
+Ragnarok, de schemering der goden, reeds over hen was. Sol en Mani
+werden bleek van schrik, en stuurden hunne wagens bevend langs de
+paden die zij moesten gaan, terwijl zij bevreesd omkeken naar de hen
+achtervolgende wolven, die hen spoedig zouden inhalen en verslinden;
+en toen hun glimlach verdween, werd de aarde droevig en koud, en
+de vreeslijke Fimbul-winter begon. Toen viel er sneeuw uit de vier
+windstreken tegelijk, de scherpe winden joegen aan van het noorden
+en de geheele aarde was met een dikke laag ijs bedekt.
+
+
+ De strenge Fimbul woedde en bracht
+ Op aard veel storm en sneeuwjacht,
+ De zee sloeg schotsen kort en klein
+ En wierp het ijsschuim, tot waar zijn
+ De bergen hoog;
+ Geen zoelte toog,
+ Geen lichtglans, zij het nog zoo flauw.
+ Temp'rend den nacht van vorst en kou.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Deze strenge winter duurde drie volle seizoenen zonder tusschenpoozen
+en werd gevolgd door drie andere, even streng, waarin alle vreugde
+van de wereld wegging en de misdaden der menschen met vreeslijke
+snelheid toenamen, terwijl in den algemeenen strijd voor het leven,
+de laatste gevoelens van menschelijkheid en mededoogen verdwenen.
+
+
+
+De wolven losgelaten.
+
+In de donkere hoeken van het IJzerbosch voedde de reuzin Iarnsaxa of
+Angur-boda nauwgezet de wolven Hati, Sköll en Managarm, het kroost van
+Fenris, met het merg van moordenaars en de beenderen van echtbrekers;
+en zóóveel kwamen deze lage misdaden voor, dat de schier onverzadelijke
+monsters nooit gebrek aan voedsel hadden. Zij wonnen dagelijks aan
+kracht om Sol en Mani te vervolgen, en haalden hen eindelijk in en
+verscheurden hen terwijl zij de aarde overstroomden met bloed uit
+hun druipende muilen.
+
+
+ Zij zat in het Oosten, die oude Jarnrid,
+ En zij voedd' er de kinderen, geboren uit Fenrir;
+ Hij zal zijn het schrikkelijkst van al, hij,
+ Die, onder den vorm van een monster, zal verzwelgen de maan.
+
+ Voluspa.
+
+
+Bij dit vreeselijk onheil trilde en schokte de geheele aarde, de
+sterren, ontsteld, vielen van hunne plaatsen, en Loki, Fenris en Germ,
+hun pogingen vernieuwend, rukten hun keten van elkander en stormden
+aan om wraak te nemen. Op hetzelfde oogenblik knaagde de draak Nidhug
+den wortel van den esch Yggdrasil door, die tot aan zijn bovensten
+top sidderde; de roode haan Fialar, zwevend boven Valhalla, kraaide
+luid alarm, wat onmiddellijk beantwoord werd door Gullin-kambi,
+den huishaan in Midgard en door Hels donkerrooden vogel in Niflheim.
+
+
+ De haan met gouden kam
+ Riep luid te wapen allen in 't Valhal;
+ De haan, bloedrood, roept even fel bijeen
+ Die zijn op aard en ook er onder.
+
+ Viking-vertellingen van het Noorden (R. B. Anderson.)
+
+
+
+Heimdall geeft het sein.
+
+Heimdall, deze voorzeggende teekenen bespeurend en hoorend den
+schrillen kreet van den haan, bracht onmiddellijk den Giallar-hoorn
+aan zijn lippen en blies den langverwachten klank, die door de wereld
+werd gehoord. Bij het eerste klinken van verzamelen sprongen Aesir en
+Einheriar van hun gouden bedden op en stormden dapper uit de groote
+hal, gewapend tot den aanstaanden slag, en, bestijgend hun ongeduldige
+paarden, galloppeerden zij over de sidderende regenboogbrug naar het
+wijde veld Vigrid, waar, zooals Vafthrudnir lang te voren voorspeld
+had, de laatste slag moest plaats hebben.
+
+
+
+De verschrikkingen van de zee.
+
+De vreeselijke Midgardslang Iörmungandr werd door de algemeene
+beweging gewekt, en met ontzaglijke kronkelingen en trekkingen,
+waardoor de zeeën tot zóó hooge golven werden opgezweept als vroeger
+nooit de diepte van den oceaan ontrust hadden, kroop hij op het land
+en haastte zich om aan den vreeslijken strijd mede te doen, waarin
+hij een hoofdrol zou spelen.
+
+
+ In reuzenbocht de slang lag neer
+ Diep in de zee, tot, vrij van boei,
+ Hij oprees op het schuimgeloei;
+ Onder de zwieping van zijn staart
+ Zwol water, bergenhoog, op 't land.
+ Toen ijlend wild dwars door het diep
+ Stortend zijn bloedig schuim in vaart,
+ Als hagel, aad'mend giftig fel
+ Doodlijken nevel over d' aard,
+ Zocht hij door branding heen het strand.
+
+ Valhalla (J. C. Jones).
+
+
+Een van de golven, door Iörmungandr's bewegingen opgezet, maakte
+Nagilfar vlot, het noodlottig schip, dat enkel gemaakt was uit de
+nagels van die doode menschen, wier verwanten, door de eeuwen heen,
+hun plicht verzuimd hadden om de nagels der overledenen te knippen
+eer zij ter ruste werden gelegd. Nauwelijks was dit schip vlot, of
+Loki ging er op met de vurige bende van Muspells-heim en stuurde het
+stout over de stormachtige wateren naar de plaats van het gevecht.
+
+Dit was niet het eenige schip echter dat naar Vigrid koers zette, want
+uit een dikke mistbank noordwaarts kwam een ander schip, bestuurd door
+Hrym, waarin al de vorstreuzen waren, tot de tanden gewapend en zich
+verheugend in den strijd tegen de Aesir, die zij altijd hadden gehaat.
+
+
+
+De verschrikkingen van de Onderwereld.
+
+Terzelfder tijd kroop Hel, de godin van den dood, door een spleet van
+de aarde uit haar huis onder den grond, op den voet gevolgd door den
+Hellehond Garm, den boosdoener van haar vreugdeloos gebied, en den
+draak Nidhug, die over het slagveld vloog terwijl hij lijken op zijn
+schouders droeg. Zoodra hij landde, heette Loki deze versterkingen
+met vreugde welkom en, zich aan het hoofd plaatsend, marcheerde hij
+met hen ten gevecht.
+
+Plotseling werd de lucht in tweeën gescheurd en door de vurige bres
+reed Surtr met zijn vlammend zwaard, gevolgd door zijn zonen; en toen
+zij over de brug Bifröst reden, met het plan om Asgard te bestormen,
+viel de roemrijke boog met gekraak onder den tred hunner paarden in.
+
+
+ Door het gebied der lucht,
+ In blinkend staal, geducht,
+ En in slagorden rijk;
+ Ging het, wijl heet gevlam
+ Uit snelle hoeven kwam,
+ Voerend zijn stoet vol glans reed Surtur
+ Tusschen de stroomen woedend vuur.
+
+ Valhalla (J. C. Jones.)
+
+
+De goden wisten zeker dat hun einde nu nabij was en dat hun zwakheid
+en gebrek aan voorzorg hen in een zeer nadeeligen toestand hadden
+gebracht, want Odin had slechts één oog, Tyr slechts één hand, en
+Frey enkel één hertshoorn om zich daarmede te verdedigen, in plaats
+van zijn onverwinlijk zwaard. Niettemin lieten de Aesir geen wanhoop
+blijken, maar, als echte slaggoden van het Noorden, trokken zij hun
+rijkste kleeding aan, en reden vroolijk naar het slagveld, besloten
+hun leven zoo duur mogelijk te verkoopen.
+
+Terwijl zij dus hunne krachten monsterden, reed Odin nog eens naar
+de Urdarfontein, waar, onder den nedervallenden Yggdrasil, de Nornen
+zaten met gesluierde aangezichten en hardnekkig zwijgend, terwijl haar
+weefsels verscheurd aan hare voeten lagen. Nog eenmaal fluisterde de
+vader der goden een geheimzinnige mededeeling aan Minir toe, waarop
+hij Sleipnir besteeg en met den wachtenden troep meeging.
+
+
+
+Het groote gevecht.
+
+De strijders waren nu samen op Vigrids breede vlakte. Aan den eenen
+kant waren de fiere, kalme gezichten der Aesir, Vanas en Einheriar
+gerangschikt; terwijl aan den anderen kant vereenigd waren de bonte
+troep van Surtr, de grimmige vorstreuzen, het bleeke leger van Hel,
+en Loki en zijn verschrikkelijk gevolg, Garm, Fenris en Iörmungandr,
+terwijl de beide laatsten vuur en rook braakten en wolken uitademden
+van schadelijke, doodelijke dampen, die den geheelen hemel en de
+geheele aarde met hun giftigen adem vervulden.
+
+
+ De jaren gaan,
+ Geslachten vlieden, eeuwen worden oud,
+ 't Brengt als ons nader tot den lesten dag,
+ Als uit het Zuid de vurige stoet marcheert
+ En overschrijdt de brug, Loki als gids,
+ En Fenris volgend met gebroken boei,
+ Terwijl van 't oost de groote Rymer komt
+ En stuurt zijn schip en landen doet de slang;
+ En allen worden op het hemelveld
+ Gevoerd tegen de goden in carré.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold.)
+
+
+Al het verborgen antagonisme van eeuwen werd nu ontbonden in een stroom
+van haat, terwijl ieder lid van de tegenover elkander staande legers
+met grimmige vastberadenheid vocht, zooals onze voorouders van ouds
+deden, hand tegen hand, en van aangezicht tot aangezicht. Met een
+hevigen schok, die gehoord werd boven het krijgsrumoer uit dat het
+heelal vervulde, kwamen Odin en de Fenriswolf in geweldige aanraking,
+terwijl Thor de Midgardslang aanviel, en Tyr handgemeen werd met den
+hond Garm. Frey vocht met Surtr, Heimdall met Loki, dien hij vroeger
+reeds verslagen had, en de rest van de goden en al de Einheriar vonden
+vijanden die hun dapperheid waard waren. Maar trots hun dagelijksche
+oefening in de hemelsche stad, was Valhalla's schare veroordeeld
+om te komen, en Odin was onder de eersten der blinkenden die vallen
+moest. Zelfs de groote moed en de machtige eigenschappen van Alvader
+konden het getij van het kwaad dat in den Fenriswolf verpersoonlijkt
+was, niet weerstaan. Elk volgend oogenblik van den strijd nam zijn
+kolossale gestalte groote afmetingen aan, totdat ten slotte zijn
+wijdgeopende kaken de gansche ruimte tusschen hemel en aarde omvatten
+en het vreeslijk monster aanstormde op den vader van de goden en hem
+in levenden lijve met zijn verschrikkelijken muil verzwolg.
+
+
+ Fenrir zal met fellen tand
+ Aller eeuwen heer verslaan;
+ Vithar zal zijn wreker zijn,
+ En, vechtend met den ruigen wolf,
+ Klieven zijn bebloeden muil.
+
+ Vafthrudni's-mal.
+
+
+Geen van de goden kon Alvader een helpende hand bieden op het kritieke
+oogenblik, want het was voor allen een moeilijke tijd. Frey deed
+heldhaftige pogingen, maar Surtr's vlammend zwaard bracht hem een
+doodelijken slag toe. In zijn strijd met den aartsvijand Loki ging
+het Heimdall beter, maar zijn laatste overwinning werd duur gekocht,
+want ook hij viel dood. De strijd tusschen Tyr en Garm had hetzelfde
+tragische einde, en Thor, na een allerverschrikkelijkst gevecht
+met de Midgardslang, en na hem met een slag van Miölnir te hebben
+neergeslagen, deinsde negen stappen terug en verdronk in den stroom
+vergif die uit de kaken van het stervende monster kwam.
+
+
+ Odins zoon gaat
+ Met het monster ten strijde,
+ Midgard's Veor in toorn
+ Wil dooden den draak,
+ Negen voeten treedt
+ Fiorgyns zoon,
+ Door de slang gebogen
+ Die geen vijand vreesde.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+Vidar kwam nu aansnellen van een verwijderd deel der vlakte om den
+dood van zijn machtigen heer te wreken, en de voorspelde vloek trof
+Fenris, wiens onderkaak nu den slag van dien schoen voelde die voor
+dezen dag bewaard was. Op hetzelfde oogenblik greep Vidar de bovenkaak
+van het monster met zijn handen, en scheurde hem met een vreeslijken
+ruk in tweeën.
+
+
+
+Het verslindende vuur.
+
+De andere goden die deelnamen aan het gevecht, en al de Einheriar
+waren nu gevallen, en Surtr wierp nu plotseling zijn vurige donders
+over hemel, aarde en de negen rijken der Hel. De woedende vlammen
+omringden den zwaren stam van den wereldsche Yggdrasil, en bereikten de
+gouden paleizen der goden die geheel verteerd werden. De plantengroei
+op aarde werd eveneens vernietigd en de brandende hitte deed al de
+wateren zieden en koken.
+
+
+ Vuuraâm valt aan
+ Den alvoedenden boom,
+ Stijgend vuur speelt
+ Naar de lucht zelfs toe.
+
+ Saemunds Edda.
+
+
+De groote brand woedde verschrikkelijk totdat alles verteerd was,
+toen de aarde, zwart en gewond, onder de kokende golven der zee
+wegzonk. Ragnarok was inderdaad gekomen, de tragedie der wereld
+was voorbij, de goddelijke spelers waren gedood en de chaos scheen
+haar vroegere heerschappij herwonnen te hebben. Maar evenals in een
+tooneelstuk, nadat de hoofdpersonen vermoord zijn en het gordijn is
+gevallen, de aanwezigen nog verwachten dat de gunstelingen verschijnen
+en een buiging maken, zoo meenden de oude Noorsche volken dat als
+alles in Surtr's vlammen was omgekomen, uit de algemeene ruïne de
+goedheid zou oprijzen, om hare heerschappij over de aarde te hernemen,
+en dat sommige goden zouden terugkeeren en voor eeuwig in den hemel
+zouden wonen.
+
+
+ Alle kwaad
+ Sterft een eindloozen dood, en goedheid rijst
+ Uit dat groot wereldvuur gezuiverd weer
+ Tot leven hooger, beter, eedler dan weleer.
+
+ Viking-verhalen van het Noorden (R. B. Anderson).
+
+
+
+Wedergeboorte.
+
+Onze voorouders geloofden ten volle in de wedergeboorte en hielden het
+er voor, dat na een zeker tijdsverloop de aarde, gezuiverd door het
+vuur, gelouterd door hare indompeling in de zee, weer verrees in al
+hare oorspronkelijke schoonheid en verlicht werd door de zon, welker
+kar gevoerd werd door een dochter van Sol, geboren eer de wolf haar
+moeder had verslonden. De nieuwe dagtoorts was niet onvolmaakt als de
+eerste zon was geweest, en hare stralen waren niet langer zóó sterk
+dat men een schild moest plaatsen tusschen haar en de aarde. Deze
+meer weldadige stralen deden de aarde weldra haren groenen mantel
+vernieuwen en haar bloemen en vruchten in overvloed voortbrengen. Twee
+menschelijke wezens, een vrouw Lif, en een man Lifthrasir, doken nu op
+uit de diepten van Hodmimir's (Mimir's) bosch, waarheen zij gevlucht
+waren toen Surtr de wereld in brand stak. Zij waren daar in vredige
+sluimering gezonken, onbewust van de verwoesting rondom hen, en waren
+er gebleven, gevoed door den morgendauw, totdat zij veilig opnieuw
+konden uittrekken, waarop zij bezit namen van de herboren aarde,
+die hun afstammelingen moesten bevolken en waarover zij volkomen
+heerschappij zouden voeren.
+
+
+ Wij zullen rijzen zien
+ Uit lichte zee aan onzen voet een aard
+ Frisscher dan de oude, bloeiender, met vrucht
+ Van zelf ontloken, en met menschen die
+ Dan zullen leven in vrede als eens in twist.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+
+Een nieuwe hemel.
+
+Al de goden die de ontwikkelingskrachten der natuur voorstelden,
+werden op het noodlottige Vigridveld verslagen, maar Vali en Vidar,
+de typen van de onvergankelijke krachten der natuur, keerden tot het
+Idavold terug, waar zij Modi en Magni, Thors zonen, ontmoetten, de
+verpersoonlijkingen van sterkte en energie, die den heiligen hamer van
+hun vader uit de algemeene verwoesting redden en hem er heen brachten.
+
+
+ Vithar's dan en Vali's kracht
+ Erft het ledig goôngebied;
+ Mothi's spieren, Magni's wil
+ Zwaaien nu den moker zwaar,
+ Hun bezit, sinds Donar viel.
+
+ Vafthrudni-mal.
+
+
+Hier ontmoetten zij Hoenir, niet langer een balling onder de Vanas,
+die, als ontwikkelingskrachten, ook voor goed verdwenen waren; en
+uit de donkere onderwereld, waar hij zoo lang gekwijnd had, rees
+de stralende Balder op, samen met zijn Broeder Hodur, met wien hij
+verzoend was en met wien hij in volkomen vriendschap en vrede zou
+leven. Het verleden was voor goed voorbij en de overlevende goden
+konden het zonder bitterheid terugroepen. De herinnering aan hun
+vroegere makkers was hun echter dierbaar, en vaak keerden zij naar
+hun oude verblijven terug. Zoo wandelden zij eens in het lange gras
+op Idavold en vonden weer de gouden schijven waarmede de Aesir altijd
+speelden.
+
+
+ Wij zullen gaan weer langs 't bekend terrein
+ Van Ida, en wij zullen tusschen 't gras
+ Vinden de gouden schijven, waarmee eens
+ Wij speelden, dit herinnert ons 't weleer,
+ Der goden tijdverdrijf, het wijs gesprek
+ Van Odin, al de vreugde van 't verleên.
+
+ Balder Dood (Matthew Arnold).
+
+
+Toen de kleine stoet der goden zich bedroefd naar de plaats keerde,
+waar hun vorstelijke verblijven eenmaal stonden, bespeurden zij,
+tot hun blijde verrassing, dat Gimli, het hoogste hemelsche paleis,
+niet vernield was, want het rees schitterend voor hen op, terwijl
+zijn gouden dak de zon overscheen. Zij haastten zich er naar toe
+en ontdekten, tot hun nog veel grooter blijdschap, dat het het
+toevluchtsoord was geworden voor alle deugdzamen.
+
+
+ In Gimli het grootsche,
+ Daar zal de schaar
+ Der deugdzamen zijn,
+ En door alle eeuw
+ Smaken de vreugde.
+
+ Letterkunde en Romantiek van Noord-Europa (Howitt).
+
+
+
+Een te groot om te noemen.
+
+Daar de Noormannen, die zich op IJsland vestigden, en door wie
+de meest volledige expositie van het Odins geloof ons in de Eddas
+en Sages heeft bereikt, niet geheel bekeerd werden voor de elfde
+eeuw--ofschoon zij in aanraking waren gekomen met Christenen op hun
+vikingtochten bijna zes eeuwen vroeger,--is het zeer waarschijnlijk,
+dat de Noordelijke scalden eenige denkbeelden van de Christelijke
+leerstellingen opdeden, en dat deze kennis in zekere mate invloed
+op hen uitoefende, en hun beschrijvingen van het wereldeinde en de
+wedergeboorte der aarde kleurde. Misschien was het deze vage kennis
+ook, die hen er toe bracht aan de Edda een vers toe te voegen dat
+men gewoonlijk voor een interpolatie houdt, waarin gezegd wordt dat
+een andere God, te groot om te noemen, zou verrijzen om over Gimli te
+heerschen. Van deze hemelsche plaats zou hij de menschheid oordeelen en
+de boozen van de goeden scheiden. De eersten zouden worden verbannen
+naar de ellendige oorden van Nastrond, terwijl de goeden naar de
+zalige hallen van Gimli, het lieflijke, zouden worden overgebracht.
+
+
+ Dan komt een ander,
+ Nog meer machtig,
+ Maar Hem te noemen
+ Durf ik niet wagen.
+ Meest ziet niet verder
+ Men dan waar Odin
+ Den wolf gaat treffen.
+
+ Letterkunde en Romantiek van Noord-Europa (Howitt).
+
+
+Er waren twee andere hemelsche verblijven echter, het eene afgezonderd
+voor de dwergen en het andere voor de reuzen; want daar deze schepselen
+geen vrijen wil hadden en slechts blindelings de bepalingen van het
+lot uitvoerden, achtte men hen niet verantwoordelijk voor eenig kwaad
+dat zij hadden gedaan; en dus, meende men, verdienden zij geen straf.
+
+De dwergen, geregeerd door Sindri, bewoonden, meende men, een gebouw in
+de Nidabergen, waar zij de vonkelende meê dronken, dewijl de reuzen
+zich vermaakten in de hal Crimer, gelegen in de streek Okolnur,
+(niet koel), want de macht van de koude was geheel vernietigd, en er
+was geen ijs meer.
+
+Verschillende mythologen hebben natuurlijk beproefd deze mythen te
+verklaren, en eenigen, zooals wij reeds hebben gezegd, zien in het
+verhaal van Ragnarok den invloed van Christelijke onderrichting en
+beschouwen het enkel als een barbaarsche vertolking van het wereldeinde
+en van de komende oorlogsdag, als een nieuwe hemel en aarde zal rijzen
+en alle goeden eeuwige zaligheid zullen genieten.
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK XXIX: GRIEKSCHE EN NOORSCHE MYTHOLOGIE.
+
+
+Vergelijkende Mythologie.
+
+Gedurende de laatste vijftig jaren hebben geleerden van allerlei
+landen zóó grondig de philologie en vergelijkende mythologie
+beoefend, dat zij boven allen twijfel hebben gesteld "dat het
+Engelsch, met alle Teutonische dialekten van het vasteland, tot de
+groote taalfamilie behoort, die, behalve de Teutonische, Latijnsche,
+Grieksche, Slavische en Celtische, de Oostersche talen van Indië en
+Perzië omvat." "Ook is het bewezen dat de verschillende stammen, die
+van hun gemeenschappelijk gebied uitgingen om Europa in het Noorden
+en Indië in het Zuiden te ontdekken, met zich namen niet alleen een
+gemeenschappelijke taal maar ook een gemeenschappelijk geloof en een
+gemeenschappelijke mythologie. Dit zijn feiten waarmede men onbekend
+kan zijn, maar waarover men niet kan twisten, en de twee wetenschappen
+van vergelijkende spraakleer en vergelijkende mythologie, schoon
+slechts van jongen datum, berusten op een grondslag zóó degelijk en
+vast als welke inductieve wetenschap ook." "Want meer dan duizend
+jaar zijn de Skandinavische bewoners van Noorwegen in de taal van hun
+Teutonische broederen op het Vasteland gescheiden geweest, en toch
+hebben beiden niet alleen eenzelfde bezit van volksoverleveringen
+bewaard, maar zij vertelden ze, bij verschillende gelegenheden,
+in schier dezelfde woorden."
+
+Deze gelijkenis, die zoo sterk is in de vroege literatuur van
+volken, die landen bewonen welke in vele opzichten hetzelfde physiek
+karakter vertoonden en bijna hetzelfde klimaat hebben, is niet zoo
+sprekend als wij de Noorsche mythen vergelijken met die van het
+geniale Zuiden. Toch, in weerwil van het contrast tusschen Noord- en
+Zuid-Europa, waar deze mythen geleidelijk rijpten en haar vollen wasdom
+erlangden, is er analogie tusschen de beide mythologiën, die toont dat
+de kiemen, waaruit beide voortkwamen, oorspronkelijk dezelfde waren.
+
+In de voorafgaande hoofdstukken is het stelsel van Noorsche mythologie
+zoo duidelijk mogelijk geschetst, en de natuurbeteekenis van de mythen
+is er verklaard. Nu zullen wij trachten de overeenkomst tusschen de
+Noorsche mythologie en die van de andere Aziatische volken te laten
+zien door ze te stellen naast de Grieksche, waarop zij echter niet
+zooveel gelijkt als de Oostersche.
+
+Natuurlijk is het in een werk als dit onmogelijk meer te doen dan
+aan te geven de hoofdpunten van overeenkomst in de verhalen, die
+den grondslag van deze godsdiensten vormen; maar dit zal ook voor
+den grootsten scepticus voldoende zijn om aan te toonen, dat zij
+identiek moeten zijn geweest in een tijd, die te veraf ligt om dien
+nu met eenige zekerheid aan te wijzen.
+
+
+
+Het begin van de dingen.
+
+De Noorsche volken, evenals de Grieken, dachten dat de wereld uit
+een chaos voortkwam, en terwijl de laatsten dien beschreven als een
+nevelige, vormelooze massa, schetsten de eersten, onder den invloed
+van hun onmiddellijke omgeving, hem als een chaos van vuur en ijs--een
+combinatie die maar al te begrijpelijk is voor iemand die IJsland
+heeft bezocht en het wilde, bijzondere contrast heeft gezien tusschen
+zijn vulcanischen bodem en spuitende geysers, en de groote ijsbergen
+die het rondom omheinen gedurende het lange, donkere winterseizoen.
+
+Uit deze tegengestelde elementen, vuur en ijs, werden de eerste goden
+geboren, die, evenals de eerste goden van de Grieken, reusachtig waren
+in gestalte en ruw in uiterlijk. Ymir, de groote ijsreus, en zijn
+afstammelingen, kan men vergelijken met de Titanen, die ook elementaire
+natuurkrachten waren, verpersoonlijkingen van het onderaardsche vuur,
+en beiden moesten, nadat zij een tijd onbeperkt geheerscht hadden,
+wijken voor grooter volmaaktheid. Na een geweldige worsteling om de
+opperheerschappij werden zij allen verslagen, en verbannen naar de
+verschillende afgelegen gebieden van den Tartarus en van Jötun-heim.
+
+De triade, Odin, Vili en Ve, van de Noorsche mythen, is het volledige
+pendant van Jupiter, Neptunus en Pluto, die, de Titanische machten
+overwinnend, op hun beurt over de wereld heerschappij voeren. In
+de Grieksche mythologie nemen de goden, die ook allen verwant aan
+elkander zijn, hun toevlucht tot den Olympus, waar zij gouden paleizen
+tot hun gebruik bouwen; in de Noorsche mythologie gaan de goddelijke
+overwinnaars naar Asgard en bouwen gelijke woningen.
+
+
+
+Kosmogonie.
+
+De Noorsche kosmogonie deed wel denken aan de Grieksche, want het
+volk meende dat de aarde, Mana-heim, geheel door de zee omringd was,
+op welker bodem de groote Midgardslang lag, die beet in haar eigen
+staart; en het was volkomen natuurlijk dat zij, ziende de door den
+storm gezweepte winden, die tegen de rotsen sloegen, moesten denken,
+dat deze door haar krampachtig gekronkel werden veroorzaakt. De
+Grieken, die ook meenden dat de aarde rond was en door een groote
+rivier, Oceanus genoemd, werd omgeven, beschreven haar als vloeiend
+met "een gelijkmatigen stroom", want zij keken doorgaans op kalme en
+zonnige zeeën. Niflheim, het Noorsche gebied van voortdurende koude en
+nevel, had zijn pendant in het land ten Noorden van de Hyperboreërs,
+waar veêren (sneeuw) voortdurend in de lucht dwarrelden, en waar
+Hercules het Cerynaeïsche hert in een sneeuwstorm najoeg eer hij het
+kon grijpen en vastbinden.
+
+
+
+De luchtverschijnselen.
+
+Evenals de Grieken geloofden de Noorsche volken dat de aarde het eerst
+was geschapen, en dat de gewelfde hemelen naderhand waren gemaakt om
+haar geheel te overkappen. Zij meenden ook, dat de zon en de maan
+dagelijks door de lucht reden, in wagens, getrokken door vurige
+rossen. Sol, de zonnemaagd, kwam dus overeen met Helios, Hyperion,
+Phoebus of Apollo, terwijl Mani, de Maan, (in overeenstemming met een
+eigenaardigheid van de Noorsche spraakkunst, die de Zon vrouwelijk
+maakt en de Maan mannelijk), het pendant was Phoebe, Diana of Cynthia.
+
+De Noorsche dichters, die dachten dat zij de steigerende gestalten van
+witgemaande paarden in de vliegende wolken zagen, en het schitteren
+van speren in het stralende licht van den noordelijken morgen,
+zeiden, dat de Valkyren of slagmaagden door de lucht galoppeerden,
+terwijl de Grieken in hetzelfde natuurverschijnsel de witte kudden
+van Apollo zagen die door Phaetusa en Lampetia werden gehoed.
+
+Als de dauw uit de wolken viel, zeiden de Noorsche dichters dat hij
+van de manen der Valkyren druppelde, terwijl de Grieken, die opmerkten
+dat hij doorgaans het langst blonk in de kreupelboschjes, hem met
+Daphne en Procris vereenzelvigden, wier namen zijn afgeleid van het
+Sanskrit woord dat "sprenkelen" beteekent, en die door hunne minnaars,
+Apollo en Cephalus, verpersoonlijkingen van de zon, worden vermoord.
+
+De aarde werd in het Noorden zoo goed als in het Zuiden beschouwd
+als een vrouwelijke godheid, de voedstermoeder aller dingen; en het
+lag aan klimaatverschillen alleen, dat de mythologie van het Noorden,
+waar de menschen dagelijks het recht moesten veroveren om met de Natuur
+op voet van oorlog te leven, haar als hard en bevroren voorstelden
+zooals Rinda, terwijl de Grieken haar verpersoonlijkten in de blijde
+Ceres. De Grieken geloofden, dat de koude winterwinden van het Noorden
+neerzweepten, en de Noorsche volken voegden er bij, dat zij veroorzaakt
+werden door het klapwieken van den grooten adelaar Hrae-svelgr.
+
+De dwergen of donkere elfen, gebroed in Ymirs vleesch, kwam hierin
+met Pluto's dienstknechten overeen, dat zij nooit hun onderaardsch
+gebied verlieten, waar zij ook de kostbare metalen zochten, die zij
+tot prachtige versierselen vormden, zooals Vulcanus die aan de goden
+gaf, en tot wapenen die niemand kon deuken of bederven. Wat de lichte
+elfen betreft die boven den grond leefden en voor planten, boomen en
+rivieren zorgden, deze waren blijkbaar bij de Noren dezelfde als de
+nimfen, dryaden, oreaden en hamadryaden, die de bosschen, dalen en
+fonteinen van oud-Griekenland bevolkten.
+
+
+
+Jupiter en Odin.
+
+Jupiter was, evenals Odin, de vader der goden, de god der overwinning
+en een verpersoonlijking van het Al. Hlidskialf, Alvaders verheven
+troon, was niet minder hoog dan Olympus of Ida, van waar de Donderaar
+alles wat plaats greep kon waarnemen; en Odins onoverwinlijke speer
+Gungnir was even schrikwekkend als de bliksems die zijn Grieksch
+prototype zwaaide. De Noorsche goden hielden steeds hunne feesten met
+meê en zwijnenvleesch, den drank en het vleesch dat het best paste
+bij de bewoners van een noordelijk klimaat, terwijl de goden van
+den Olympus den nectar en de ambrosia verkozen, die hun uitsluitend
+levensonderhoud uitmaakten.
+
+Twaalf Aesir zaten in Odins raad om te beraadslagen over de beste
+maatregelen tot bestuur van wereld en menschen, en een even groot
+aantal goden verzamelde zich op de bewolkte spits van den Berg Olympus
+tot een zelfde doel. De Gouden Eeuw in Griekenland was een periode
+van idyllisch geluk, te midden van altijd bloeiende velden en onder
+balsemrijke luchten, terwijl de Noorsche gelukseeuw ook een tijd was
+waarin vrede en onschuld op aarde bloeiden, en het kwaad nog zoo goed
+als geheel onbekend was.
+
+
+
+De schepping van den mensch.
+
+Gebruik makend van de materialen, die bij de hand waren modelleerden de
+Grieken hun eerste beelden uit klei; daarom dachten zij natuurlijk, dat
+Prometheus de menschen uit die stof had gemaakt, toen hij geroepen
+werd een schepsel te vormen, dat slechts de mindere was van de
+goden. Daar de Noorsche beelden uit hout waren gehouwen, vertelden
+de Noorsche volken, als iets dat van zelf sprak, dat Odin, Vile en
+Ve (die hier overeenkomen met Prometheus, Epimetheus en Minerva,
+de drie Grieksche scheppers van den mensch) het eerste menschenpaar,
+Ask en Embla, uit houtblokken maakten.
+
+De geit Heidrun, die de hemelsche meede verschafte, is gelijk aan
+Amalthea, Jupiters eerste voedster, en de drukke, praatgrage Ratatosk
+is gelijkwaardig met de sneeuwwitte kraai in de geschiedenis van
+Coronis, die zwart werd tot straf van haar gesnoep. Jupiters adelaar
+heeft zijn pendant in de raven Hugin en Munin, of in de wolven Geri
+en Freki, die steeds aan Odins voeten liggen.
+
+
+
+Nornen en Schikgodinnen.
+
+De groote overeenkomst tusschen den Noorschen Orlog en het Grieksche
+Noodlot, godinnen wier besluiten de goden zelven moesten eerbiedigen,
+en de even machtige Nornen en Moerae, is te duidelijk om te behoeven
+vermeld te worden, terwijl de Vanas pendanten zijn van Neptunus en de
+overige zeegoden. De groote strijd tusschen de Vanas en de Aesir is
+slechts een andere overlevering van het geschil tusschen Jupiter en
+Neptunus over de oppermacht in de wereld. Evenals Jupiter zijn broeder
+noodzaakt zich voor zijn macht te bukken, zoo blijven de Aesir meester
+van alles, maar willen wel voortgaan met hun macht te deelen met hun
+overwonnen vijanden, die dus hun bondgenooten en vrienden werden.
+
+Evenals Jupiter wordt Odin altijd beschreven als majestueus en
+van middelbaren leeftijd, en beide goden gelden als de goddelijke
+stamvaderen van koninklijk geslacht, want terwijl de Heracliden
+Jupiter als hun vader opeischten, dachten de Inglingen, Skioldings
+enz. dat Odin de stichter hunner familiën was. De plechtigste eeden
+werden gezworen bij Odins speer zoo goed als bij Odins voetschabel,
+en beide goden hebben een groot aantal namen, die alle de verschillende
+phasen van hun aard en eeredienst beschrijven.
+
+Odin, evenals Jupiter, bezocht dikwijls de aarde vermomd, om de
+gastvrijheid der menschen op de proef te stellen, zooals in de
+geschiedenis van Geirrod en Agna, die aan die van Philemon en Baucis
+doet denken. De bedoeling was: gastvrijheid aan te bevelen; daarom
+worden in beide geschiedenissen zij, die zich humaan betoonden,
+rijkelijk beloond, en in de Noorsche mythen wordt de les versterkt
+door de bestraffing die Geirrod ontvangt, daar de skalden in poëtische
+gerechtigheid geloofden en zagen dat deze zorgvuldig werd uitgemeten.
+
+De wedstrijd in scherpzinnigheid tusschen Odin en Vafthrudnir heeft
+zijn parallel in den muzikalen wedstrijd van Apollo en Marsyas,
+of in den strijd tusschen Minerva en Arachne, die moest toonen,
+wie het knapst was. Odin leek verder hierin op Apollo, dat hij ook
+de god was der welsprekendheid en poëzie en dat hij alle harten kon
+winnen door zijn goddelijke stem; hij geleek op Mercurius hierin,
+dat hij de stervelingen het gebruik van de runen leerde, terwijl de
+Grieksche god het alphabet invoerde.
+
+
+
+Mythen, die betrekking hebben op de jaargetijden.
+
+Het verdwijnen van Odin, de zon of den zomer, en de daaruit volgende
+verlatenheid van Frigga, de aarde, is slechts een andere overlevering
+van de mythen van Proserpina en Adonis. Als Proserpina en Adonis weg
+zijn, betreurt de aarde (Ceres of Venus) bitter hun afwezigheid en
+weigert alle vertroosting. Slechts wanneer zij terugkomen uit hun
+ballingschap, werpt zij haar rouwkleederen en somberheid af, en
+dost zich weer in al hare juweelen. Zoo beschreien Frigga en Freya
+de afwezigheid van hunne echtgenooten Odin en Odur, en blijven hard
+en koud totdat zij terugkeeren. Odin's vrouw, Saga, de godin der
+geschiedenis, die toefde bij Sokvabek "den stroom van den tijd en het
+gebeuren", terwijl zij alles wat zij zagen bewaren, is gelijk aan Clio,
+de muze der geschiedenis, die Apollo zocht bij de inspireerende bron
+van den Helicon.
+
+Evenals er volgens Euhemerus een historische Zeus was, in Creta
+begraven, waar men zijn graf nog kan zien, zoo was er een historische
+Odin, wiens grafheuvel bij Upsala verrijst, waar de grootste Noorsche
+tempel eens stond, en waar een machtige eik was, die den beroemden
+boom van Dodona evenaarde.
+
+
+
+Frigga en Juno.
+
+Frigga was, evenals Juno, een verpersoonlijking van den dampkring,
+de beschermvrouw van het huwelijk, van de echtelijke en moederlijke
+liefde, en de godin der geboorte. Zij ook was voorgesteld als een
+schoone, statige vrouw, die genoegen schept in hare sieraden, en haar
+bijzondere dienstmaagd, Gna, evenaart Iris in de snelheid waarmede zij
+de bevelen harer meesteres uitvoert. Juno heeft volkomen heerschappij
+over de wolken, die zij met een beweging van haar hand kon wegvagen,
+en men gelooft dat Frigga ze weeft uit de draden die zij gesponnen
+heeft op haar met juweelen bezet spinnewiel.
+
+In de Grieksche mythologie vinden wij vele voorbeelden van de
+wijzen waarop Juno Jupiter zoekt te bedriegen. Dergelijke verhalen
+ontbreken in de Noorsche mythen niet. Juno krijgt Io in bezit,
+trots den tegenstand van haar man, die niet van haar wil scheiden, en
+Frigga bezorgt slim de overwinning aan de Winilers in de Langobarden
+Saga. Odin's toorn over Frigga's diefstal van het goud van zijn
+standbeeld komt overeen met Jupiters mishagen over Juno's jaloezie en
+haar tusschenbeide komen in den Trojaanschen oorlog. In de geschiedenis
+van Gefjon en de slimme manier waarop zij land van Gylfi kreeg,
+om haar koninkrijk Zeeland te vormen, hebben wij een herhaling van
+de geschiedenis van Dido, die door krijgslist het land machtig werd
+waarop zij haar stad Carthago bouwde. In beide verhalen komen ossen in
+het spel, want terwijl in de Noorsche mythen deze sterke beesten het
+stuk land ver naar zee uitleggen, dient in het andere een ossenhuid,
+in reepen gesneden, om de schenking der koningin te omsluiten.
+
+
+
+Muzikale mythen.
+
+De Rattenvanger van Hamelin, die alle levende wezens door zijn muziek
+kon aantrekken, komt overeen met Orpheus of Amphion, wier lieren
+dezelfde kracht hadden; en Odin, als de aanvoerder van de schimmen,
+is het pendant van Mercurius Psychopompus; beiden verbeelden den wind,
+op welks vleugelen van het lichaam beroofde zielen, zooals men meende,
+uit deze sterfelijke sfeer werden weggedreven.
+
+De trouwe Eckhardt, die Tannhäuser gaarne wilde redden en zijn
+terugkeer wilde voorkomen om zich zelf aan de betoovering der tooveres
+bloot te stellen, in den Hörselberg, komt overeen met den Griekschen
+Mentor, die niet alleen Telemachus vergezelde, maar hem ook goeden
+raad gaf en wijze instructies, en Ulysses uit de handen van Calypso
+wilde hebben verlost.
+
+
+
+Thor en de Grieksche goden.
+
+Thor en de Noorsche dondergod heeft ook vele punten van overeenkomst
+met Jupiter. Hij voert den hamer Miölnir, het Noorsche symbool van
+den doodelijken bliksem; en, evenals Jupiter, gebruikt hij hem nog als
+hij oorlog voert tegen de reuzen. In zijn snellen groei gelijkt Thor
+op Mercurius, want terwijl de eerste spelenderwijs verscheidene balen
+ossenhuiden rondwerpt een paar uur na zijn geboorte, steelt de tweede
+Apollo's ossen, voordat hij één dag oud is. In lichaamskracht gelijkt
+Thor op Hercules, die ook proeven gaf van ongewone sterkte door de
+slangen te worgen die gestuurd waren om hem in zijn wieg te vermoorden,
+en die er later genoegen in had reuzen en monsters aan te vallen en
+te overwinnen. Hercules werd een vrouw en ging spinnen om Omphale,
+de Lydische koningin, ter wille te zijn, en Thor deed de kleeren van
+een vrouw aan om Trym te bezoeken en zijn hamer weerom te halen, die
+negen roeden onder den grond verborgen was. De hamer, zijn voornaamste
+attribuut, werd tot vele gewijde doeleinden gebruikt. Hij heiligde
+den brandstapel der dooden en de huwelijksgebruiken, en grenspalen,
+die met een hamer waren ingedreven, werden als heilig beschouwd onder
+de Noorsche volken, evenals de Hermae of standbeelden van Mercurius,
+op welker verwijdering de doodstraf was gesteld.
+
+Thors vrouw, Sif, met haar weelderig gouden haar, is, zooals wij reeds
+gezegd hebben, een zinnebeeld van de aarde, en heur haar was haar
+rijke plantengroei. Loki's diefstal van deze lokken is gelijk aan
+Pluto's roof van Proserpina. Om de gouden lokken weerom te krijgen,
+moet Loki de dwergen (Pluto's knechten) bezoeken, terwijl hij kruipt
+in de lage doorgangen van de onderwereld; zoo moet Mercurius Proserpina
+zoeken in den Hades.
+
+De paardenvlieg, die Jupiter belet Io weer in bezit te krijgen, nadat
+Mercurius Argus heeft vermoord, verschijnt weer in de Noorsche mythen
+om Brock te steken, en tracht te voorkomen dat de tooverring Draupnir
+gemaakt wordt, die geheel en al een pendant is van Sifs lokken, zooals
+hij ook de vruchten van de aarde voorstelt. De vlieg gaat voort met
+den dwerg te kwellen gedurende het maken van Frey's wild zwijn met de
+gouden borstels, een prototype van Apollo's gouden zonnekar, en zij
+zorgt er voor, dat het handvat van Thors hamer niet geheel klaar komt.
+
+Het tooverschip Skidbladnir, ook door dwergen gemaakt, komt overeen
+met den snelzeilenden Argo, die de wolken, boven onze hoofden zeilend,
+voorstelde, en evenals het van het eerste heette dat het groot genoeg
+was om alle goden te bevatten, zoo droeg de tweede alle Grieksche
+helden naar het verre land Colchis.
+
+De Germanen, die de dagen der week naar hunne goden wilden noemen,
+zooals de Romeinen hadden gedaan, gaven den naam van Thor aan Jupiters
+dag, en maakten hem zoo tot den tegenwoordigen Donderdag.
+
+Thors strijd tegen Hrungnir is een pendant van het gevecht tusschen
+Herkules en Cacus of Antaeus; terwijl Groa blijkbaar Ceres is,
+want ook zij treurt over haar afwezig kind Orvandil (Proserpina),
+en breekt los in een vreugdezang als zij hoort dat het zal terugkeeren.
+
+Magni, Thors zoon, die, als hij slechts drie uur oud is, zijn
+wonderbare kracht ten toon spreidt terwijl hij Hrungnirs been optilt
+van zijn vader die nederligt, herinnert ook aan het kind Hercules;
+en Thors verslindende eetlust bij Thryms bruiloft heeft zijn parallel
+in Mercurius' eersten maaltijd, die uit twee heele ossen bestond.
+
+Het doorschrijden van het gewassen tij van Veimer door Thor doet
+denken aan Jasons daad, toen hij door den stroom waadde, terwijl hij
+op weg was om den tiran Pelias te bezoeken en zijns vaders troon terug
+te krijgen. De wonderbare halsband, door Frigga en Freya gedragen om
+hare bekoring te verhoogen, komt overeen met den cestus of gordel van
+Venus, die Juno leende om haar heer te onderwerpen, en is, evenals
+de lokken van Sif en de ring Draupnir, een beeld van rijken groei of
+een symbool van de sterren die aan den hemel schijnen.
+
+De Noorsche zwaardgod Tyr is natuurlijk de Grieksche krijgsgod Ares,
+op wien hij zóó volkomen gelijkt, dat zijn naam werd gegeven aan
+den dag die aan Ares was gewijd, en die nu bekend is als Dinsdag of
+Tui's dag. Evenals Ares was Tyr druk en moedig; hij had behagen in
+het krijgsrumoer, en was steeds zonder vrees. Hij alleen durfde den
+Fenriswolf te trotseeren; en het zuidelijke spreekwoord van Scylla
+en Charybdis heeft zijn pendant in het Noorsche gezegde "loskomen
+van Laeding en schipbreuk lijden in Droma". De Fenris-wolf, ook een
+verpersoonlijking van het onderaardsche vuur, wordt, evenals zijn
+prototypen, de Titanen, vastgebonden in den Tartarus.
+
+De gelijkenis tusschen den lieflijken, muziekminnenden Bragi met
+zijn harp, en Apollo of Orpheus, is zeer groot; zoo is er gelijkenis
+tusschen den magischen drank Odhroerir en de wateren van den Helicon,
+die beide, meende men, als inspiratie dienden zoowel voor sterflijke
+als voor onsterflijke dichters. Odin doet arendsveeren aan om zijn
+kostelijke meê weg te dragen, en Jupiter neemt een gelijke vermomming
+aan om zich zijn bekerdrager Ganymedes te verschaffen.
+
+Idoen is, evenals Adonis en Proserpina, of meer nog als Eurydice,
+een schoone personificatie van de lente. Zij wordt weggevoerd door
+den wreeden ijsreus Thiassi, die het wilde zwijn voorstelt dat Adonis
+vermoordde, de kinderdief van Proserpina, of de vergiftige slang die
+Eurydice beet. Idoen wordt gedurende langen tijd in Jötun-heim (Hades)
+opgehouden waar ze al haar vroolijke, speelsche manieren vergeet en
+treurig en bleek wordt. Zij kan niet alleen naar Asgard terugkeeren
+en zij kan pas haar ontvluchting ten uitvoer brengen, wanneer Loki
+(nu een zinnebeeld van den zuidenwind) haar komt wegdragen in de
+gedaante van een noot of een zwaluw. Zij herinnert ons aan Proserpina
+en Adonis die door Mercurius (den god van den wind) naar de aarde
+worden teruggebracht, of aan Eurydice, uit Hades gelokt door de zoete
+klanken van Orpheus' harp, die ook symbolisch het zuchten van den
+wind voorstelden.
+
+
+
+Idoen en Eurydice.
+
+De mythe van Idoens val van den Yggdrasil in de donkerste diepten van
+Niflheim is, hoewel onderworpen aan dezelfde uitlegging en vergelijking
+als het bovengenoemde verhaal, toch nog nauwer verwant aan het verhaal
+van Orpheus en Eurydice, want de eerste, zoo goed als Bragi, kan niet
+zonder de laatste bestaan, die hij volgt zelfs tot in het donkere rijk
+des doods; zonder haar zwijgen zijn zangen geheel en al. De wolfshuid
+waarin Idoen gewikkeld is, is typisch voor de zware sneeuwstormen in
+de Noordelijke streken, die de teere worteltjes beschermen voor den
+verderfelijken invloed van de strenge winterkoude.
+
+
+
+Skadi en Diana.
+
+De Van Niörd die de god is van de zonnige zomerzeeën, heeft zijn
+tegenhanger in Neptunus en meer in het bijzonder in Nereus, de
+personificatie van den kalmen en vriendelijken aanblik van de machtige
+diepten. Niörds vrouw, Skadi, is de Noorsche vrouwelijke jager; daarom
+gelijkt zij op Diana. Evenals deze draagt zij een pijlkoker vol pijlen
+en een boog, dien zij met de uiterste handigheid hanteert. Haar kort
+gewaad laat haar de meeste vrijheid van beweging, ook is zij meestal
+vergezeld van een hond.
+
+Het verhaal van het overbrengen van Thiassi's oogen naar het firmament,
+waar zij gloeien als schitterende sterren, herinnert ons aan veel
+Grieksche sterren-mythen en vooral aan Argus' altijd-wakende oogen,
+aan Orion en zijn bejuweelden gordel en aan zijn hond Sirius,
+die allen in sterren zijn veranderd door de goden, om vertoornde
+godinnen te verzoenen. Loki's grollen om een glimlach te krijgen
+van de vertoornde Skadi worden beschouwd verwant te zijn aan de
+trillende bliksem-schichten, die hij in het noorden personifieerde,
+terwijl Steropes en de Cyclopen hetzelfde bij de Grieken uitdrukken.
+
+
+
+Frey en Apollo.
+
+De noordelijke god van zonneschijn en zomerregens de vriendelijke
+Frey, heeft vele trekken gemeen met Apollo; want evenals deze, is hij
+schoon en jong, berijdt het wilde zwijn met gouden stekels, wat de
+noordelijke opvatting was van de zonnestralen, of rijdt door de lucht
+in een gouden wagen, die ons herinnert aan Apollo's schitterende kar.
+
+Bovendien bezit Frey nog enkele van de eigenschappen van den
+vriendelijken Zephyrus, want ook hij strooit bloemen langs zijn
+weg. Zijn paard Blodug-hofi is niet ongelijk aan Pegasus, Apollo's
+lievelingspaard, want het kan met even groot gemak en vlugheid door
+vuur en water heengaan.
+
+Fro, evenals Odin en Jupiter, wordt ook vergeleken bij een
+menschelijken koning, en zijn berg ligt naast dien van Odin dicht
+bij Upsala. Zijn regeering was zóó gelukkig, dat zij de Gouden Eeuw
+werd genoemd en daarom herinnert hij ons aan Saturnus, die, naar de
+aarde verbannen, over het Italiaansche volk regeerde en hun gelijken
+voorspoed schonk.
+
+
+
+Freya en Venus.
+
+Gerda, de schoone maagd, is, als Venus en ook als Atalanta; zij is
+moeilijk te winnen en moeilijk te vrijen, evenals de snelvoetige maagd,
+maar, evenals deze, geeft zij ten slotte toe en wordt een gelukkige
+vrouw. De gouden appelen waarmede Skinir haar tracht om te koopen,
+herinneren ons aan de gouden vruchten welke Hippomenes op Atalanta's
+weg wierp, en die haar de wedloop deden verliezen.
+
+Freya, de godin van jeugd, liefde en schoonheid, is, evenals
+Venus, uit de zee geboren, want zij is een dochter van den zee-god
+Niörd. Venus schonk haar warmste gevoelens aan den oorlogsgod en aan
+den krijgshaftigen Anchises, terwijl Freya dikwijls het gewaad van
+een Valkyr aanneemt en snel over de aarde rijdt om deel te nemen aan
+den doodelijken strijd en om de heldhaftig verslagenen weg te dragen
+opdat zij zullen feestvieren in hare zalen. Evenals Venus geniet zij
+van geschenken van vruchten en bloemen en verleent zij een goedgunstig
+oor aan de smeekingen van geliefden. Freya herinnert ook aan Minerva,
+want, evenals deze, draagt zij een helm en een borstplaat en, evenals
+als deze, is ook zij beroemd om haar prachtig blauwe oogen.
+
+
+
+Odur en Adonis.
+
+Odur, Freya's echtgenoot, is gelijk aan Adonis en als hij haar verlaat
+stort ook zij tallooze tranen, die, in dit geval, in goud worden
+veranderd, terwijl Venus' tranen in anemonen zijn verkeerd, en die
+van de Heliaden, die Phaeton beweenden, tot barnsteen verharden dat op
+goud lijkt in kleur en vastheid. Evenals Venus verheugd is over Adonis'
+terugkeer en de geheele natuur in bloei staat als teeken van sympathie
+in haar vreugde, zoo wordt ook Freya nogmaals opgewekt van hart, als
+zij haar echtgenoot heeft gevonden onder de bloesemde mirten van het
+Zuiden. Venus' wagen wordt getrokken door fladderende duiven, en die
+van Freya wordt snel voortgedragen door katten, die het symbool zijn
+van de zinnelijke liefde, evenals de duiven werden beschouwd als het
+beeld van de teederste liefde. Freya heeft een oog voor schoonheid
+en weigert toornig om Thrym te huwen, terwijl Venus Vulcanus haat
+met wien zij is gedwongen te trouwen, en dien zij ten slotte verlaat.
+
+De Grieken stelden de gerechtigheid voor als een geblinddoekte godin
+met een weegschaal in de ééne hand en een zwaard in de andere, om
+de onpartijdigheid en vastheid van haar bevelen aan te toonen. De
+aan haar beantwoordende godheid van het Noorden was Forseti, die
+geduldig luisterde naar beide zijden van een kwestie voordat ook hij
+zijn onpartijdig en onherroepelijk vonnis afkondigde.
+
+Uller, de winter-god, gelijkt alleen op Apollo en Orion in zijn
+liefde voor de jacht, welke hij onder alle omstandigheden met ijver
+voortzet. Hij is de Noordelijke boogschutter, en zijn handigheid is
+even feilloos als de hunne.
+
+Heimdall was, evenals Argus, begiftigd met buitengewone helderheid van
+gezicht, hetgeen hem in staat stelde op een afstand van honderd mijlen
+even helder te zien bij dag zoowel als bij nacht. Zijn Giallar-hoorn
+die de geheele wereld door kon worden gehoord, en die den overtocht van
+de goden heen en terug over de trillende brug Bifröst bekend maakte,
+was als de trompet van de godin Roem. Daar hij van moeders zijde
+verwant was aan het water, kon hij evenals Proteus naar believen elke
+gedaante aannemen, en hij maakte een goed gebruik van die macht bij
+gelegenheid dat hij Loki's poging om het halssnoer van Brisingamen
+te stelen, verhinderde.
+
+Hermod, de vlugge of vlotte, gelijkt op Mercurius en niet alleen
+in zijn wonderbaarlijke snelheid van beweging. Ook hij was de bode
+der goden en evenals de Grieksche godheid, schoot hij hierheen en
+daarheen, niet geholpen door den gevleugelden helm en de sandalen,
+maar door Odins ros Sleipnir, dat hij alleen mocht berijden. In plaats
+van den Caduceus droeg hij den staf Gambantein. Hij ondervroeg de
+Nornen en den magiër Rossthiof, van wien hij vernam dat Vali zou
+komen om zijn broeder Balder te wreken en zijn vader den voet te
+lichten. Voorbeelden van soortgelijke vragen worden in de Grieksche
+mythologie gevonden, waar Jupiter gaarne Thetis zou hebben gehuwd en
+toch daarvan afzag toen de Schikgodinnen voorspelden, dat, als hij
+zoo deed, zij de moeder zou worden van een zoon, die zijn vader in
+macht en beroemdheid zou overtreffen.
+
+De noordelijke God der stilte, Vidar, heeft eenige gelijkenis met
+Hercules, want, terwijl de laatste niets dan een stok heeft om
+zichzelf daarmede te verdedigen tegen den Nemeïschen leeuw, dien
+hij verscheurt, wordt de eerste in staat gesteld den wolf Fenris te
+Ragnarok te verscheuren, doordat hij in het bezit is van een enkelen
+grooten schoen.
+
+
+
+Rinda en Danae.
+
+Odins vrijage met Rinda herinnert ons aan Jupiters hof maken van Danae,
+die ook een symbool van de aarde is; en terwijl de overvloed van goud
+in de Grieksche sage bedoelt voor te stellen de vruchtbaarmakende
+zonnestralen, stelt het voetbad in het noordelijke verhaal den
+lentedooi voor, die invalt wanneer de zon den weerstand van de bevroren
+aarde heeft overwonnen. Perseus, het kind van deze vereeniging, heeft
+veel punten van overeenkomst met Vali, want ook hij is een wreker en
+verslaat zijns moeders vijanden, even zeker als Vali Hodur vermoordt,
+den moordenaar van Balder.
+
+Het wordt voorgesteld alsof de Noodlotsgodinnen tegenwoordig waren bij
+de geboorte van een kind in Griekenland en de toekomst van een kind
+voorspelden, zooals de Nornen deden; en het verhaal van Meleager
+heeft zijn onmiskenbare parallel in dat van Nornagesta. Althea
+bewaart de half-verteerde fakkel in een kist, Nornagesta verbergt het
+kaarseneindje in zijn harp; en terwijl de Grieksche moeder den dood
+van haar zoon teweeg brengt door de fakkel in het vuur te werpen,
+sterft Nornagesta, die gedwongen is dit eindje kaars aan te steken
+op Olafs bevel, als het flikkert en uitbrandt.
+
+Hebe en de Valkyren waren de schenksters van den Olympus en Asgard. Zij
+waren allen de gepersonifieerde jeugd; en terwijl Hebe den grooten held
+en halfgod Hercules huwde toen zij ophield haar ambt te vervullen,
+werd den Valkyren haar ambt ontnomen, toen zij vereenigd werden met
+helden als Helgi, Hakon, Völund en Sigurd.
+
+Het Cretenser labyrint heeft zijn tegenhanger in het IJslandsche
+Völundarhuis, en Völund en Daedalus beiden brengen hun ontvluchting
+uit een doolhof ten uitvoer door middel van een handig uitgevonden
+paar vleugels, die hen in staat stellen in veiligheid over land en
+zee te vliegen en te ontkomen aan de tyrannie van hun respectieve
+meesters, Nidud en Minos. Völund gelijkt ook hierin Vulcanus, dat hij
+een knappe smid is en van zijn talenten gebruik maakt om zijn wraak
+te koelen. Vulcanus, kreupel geworden door een val van den Olympus
+en door Juno verwaarloosd, met wie hij had getracht goede vrienden
+te worden, zendt haar een gouden troon, die voorzien is van kunstig
+aangebrachte veeren om haar te grijpen en vast te houden. Völund,
+machteloos door de suggestie van Nidud's koningin, vermoordt heimelijk
+hare zonen en maakt van hun oogen wonderbare juweelen, die zij zonder
+wantrouwen op haar borst draagt, totdat hij haar hun afkomst verraadt.
+
+
+
+Zee-Mythen.
+
+Juist zooals de Grieken zich voorstelden dat de stormen het gevolg
+waren van Neptunus' woede, zoo schreven de Noordelijke volken hen
+toe of aan de stuiptrekkingen van Iörmungandr de Midgardslang of
+aan den toorn van Aegir, die, juist zooals Neptunus, met zeewier
+gekroond, dikwijls zijn kinderen, de golven-maagden (de tegenhangers
+van de Nereïden en Oceaniden) wegzond om op de woelende golven te
+spelen. Neptunus woonde in koraalholen dicht bij het eiland Euboea,
+terwijl Aegir in een dergelijk paleis dicht bij het Kattegat gevestigd
+was. Hier was hij omringd door de nixen, undinen en meerminnen, de
+tegenhangers van de Grieksche waternimfen en door de riviergoden van
+den Rijn, de Elbe en den Neckar, die ons doen denken aan Alpheus en
+Peneus, de riviergoden van de Grieken.
+
+Het veelvuldig voorkomen van schipbreuken op de Noordelijke kusten
+heeft er toe bijgedragen om de menschen zich Ran (plaatsvervanger van
+de Grieksche zeegodin Amphitrite) voor te stellen als gulzig en gierig,
+en zij beschreven haar als gewapend met een sterk net waarmede zij
+alle dingen neertrok in de diepte. De Grieksche Sirenen hebben hare
+parallellen in de Noordelijke Lorelei die dezelfde gave van zingen
+bezat en ook zeelieden in den dood lokte; terwijl Prinses Ilse,
+die in een bron werd veranderd, ons herinnert aan de nimf Arethusa,
+die een dergelijke gedaanteverwisseling onderging.
+
+In de Noordelijke opvatting van Niflheim hebben wij een bijna
+nauwkeurigen tegenhanger van den Griekschen Hades. Mödgud, de bewaker
+van de Giallar-brug (de doodenbrug) waarover alle geesten van de dooden
+moeten gaan, eischt een schatting van bloed even gestreng als Charon
+een obool vraagt van elke ziel die hij den Acheron, de doodsrivier,
+overzet. De geweldige hond Garm, die ineengekrompen zit in het Gnipahol
+en de wacht houdt aan de Hellepoort, is als het driehoofdig monster
+Cerberus; en de negen werelden van Niflheim zijn niet ongelijk aan
+de verdeeling van Hades, terwijl Nastrond geheel analoog is aan den
+Tartarus, waar de boozen werden gestraft met een gelijke gestrengheid.
+
+De gewoonte om de doode helden te verbranden met hunne wapenen, en
+om offers, zooals paarden en honden, op hun brandstapel te slachten,
+was even sterk in het Noorden als in het Zuiden; en terwijl Mors
+of Thanatos, de Grieksche dood, voorgesteld werd met een scherpe
+zeis, werd Hel voorgesteld met een bezem of een hark, dien zij even
+meedoogenloos gebruikte en waarmede zij evenveel strafoefende.
+
+
+
+Balder en Apollo.
+
+Balder, de stralende god van den zonneschijn, herinnert ons niet
+alleen aan Apollo en Orpheus, maar aan al de andere helden van
+zonnemythen. Zijn vrouw Nanna gelijkt op Flora en nog meer op
+Proserpina, want ook zij daalt neer in de onderwereld waar zij voor
+een wijl vertoeft. Balders gouden hal van Breidablik gelijkt op
+Apollo's paleis in 't Oosten; ook hij houdt van bloemen; alle dingen
+glimlachen wanneer hij komt, en doen gewillig den eed hem nooit te
+zullen beleedigen. Zooals Achilles alleen kwetsbaar was aan den hiel,
+zoo kon Balder alleen worden getroffen door den onschuldigen maretak,
+en zijn dood wordt veroorzaakt door Loki's jaloezie, juist zooals
+Hercules werd verslagen door die van Deianeira. Balders brandstapel
+op Ringhorn herinnert ons aan Hercules' dood op den berg Etna: de
+vlammen en de roode gloed van beide vuren dienen om de ondergaande
+zon te typeeren. De Noordelijke god van zon en zomer kon alleen
+worden verlost van Niflheim, wanneer alle levende en doode dingen
+tranen zouden storten; en zoo kon Proserpina alleen uit den Hades
+ontsnappen op voorwaarde dat zij geen voedsel had gebruikt. De weinig
+beteekenende weigering van Thok om een enkelen traan te storten,
+doet denken aan de zaden van den granaatappel dien Proserpina at, en
+het gevolg is in beide gevallen even afgrijselijk, daar het Balder en
+Proserpina onder den grond terughoudt en de aarde (Frigga of Ceres)
+moet voortgaan hun afwezigheid te beweenen.
+
+Door Loki kwam het kwaad in de Noorsche wereld; Prometheus' gift
+van het vuur bracht denzelfden vloek over de Grieken. De straf
+aan de schuldigen toebedeeld door de goeden is niet ongelijk,
+want, terwijl Loki met diamanten ketenen onder den grond wordt
+vastgebonden en geteisterd door het aanhoudend druppelen van vergif
+uit de slagtanden van een slang die boven zijn hoofd is vastgemaakt,
+wordt Prometheus op een dergelijke wijze aan den Caucasus geketend,
+terwijl een vraatzuchtige gier aanhoudend aan zijn lever knaagt. Loki's
+straf heeft een anderen tegenhanger in die van Tityus, in den Hades
+gebonden, en in die van Enceladus, geketend onder den Etna waar
+zijn bezweringen aardbevingen veroorzaakten en zijn verwenschingen
+plotselinge uitbarstingen van den vulkaan ten gevolge hadden. Loki
+herinnert verder aan Neptunus, daar ook hij een paardengedaante aannam
+en de stamvader werd van een wonderbaar ros, want Sleipnir wedijvert
+met Arion zoowel in vlugheid als in uithoudingsvermogen.
+
+De Fimbul-winter is vergeleken geworden bij het lange voorafgaande
+gevecht onder de muren van Troje, en Ragnarok, het grootsche einddrama
+van de Noorsche mythologie bij het branden van die beroemde stad. "Thor
+is Hector; de wolf Fenris, Pyrrhus, zoon van Achilles die Priamus
+versloeg (Odin); en Vidar die in Ragnarok herleeft, is Aeneas." De
+verwoesting van Priamus' paleis is het type van de verwoesting van
+de gouden hallen der goden; en de verslindende wolven Hati, Sköll en
+Managarm, de vijanden der duisternis, zijn het prototype van Paris en
+al de andere demonen der duisternis die de zonnemaagd Helena wegdragen
+of haar verslinden.
+
+
+
+Ragnarok en de Zondvloed.
+
+Volgens een andere uitlegging evenwel is de Ragnarok en de daaruit
+volgende overstrooming van de wereld slechts een Noorsche overlevering
+van den zondvloed. De overlevenden, Lif en Lifthrasir, waren
+evenals Deucalion en Pyrrha bestemd om de wereld weer te bevolken;
+en zooals het altaar van Delphi alleen de vernielende macht van de
+groote overstrooming weerstond, zoo stond ook Gimli stralend om de
+overlevende goden te ontvangen.
+
+
+
+Reuzen en Titanen.
+
+Wij hebben al gezien, hoe nauw de Noordelijke reuzen verwant zijn aan
+de Titanen. Nu valt alleen nog te vertellen dat, terwijl de Grieken
+zich voorstelden dat Atlas in een berg was veranderd, de Noormannen
+geloofden dat het Reuzengebergte in Duitschland was gevormd uit reuzen,
+en dat de lawines die van hun steile hoogten af naar beneden kwamen,
+de sneeuwhoopen waren die deze reuzen ongeduldig van hunne kruinen
+afschudden, wanneer zij hun verwrongen houdingen veranderden. De
+verschijning in den vorm van een stier van een der waterreuzen die
+kwam om de koningin der Franken te vrijen, heeft zijn parallel in het
+verhaal van Jupiters vrijage om Europa, en Meroveus is klaarblijkelijk
+geheel de tegenhanger van Sarpedon. Een vage gelijkenis kan men vinden
+tusschen het reuzenschip Mannigfual en de Argo, want terwijl de eene
+wordt voorondersteld door de Aegeïsche en de Zwarte Zee te hebben
+gekruist, en vele plaatsen gedenkwaardig te hebben gemaakt door de
+gevaren die het daar ontmoette, zeilt het Noorsche schip door de Noord-
+en de Oost-Zee en wordt het genoemd in verband met het eiland Bornholm
+en de klippen van Dover.
+
+Terwijl de Grieken zich voorstelden, dat nachtmerries de booze droomen
+waren die ontsnapt waren uit het hol van Somnus, dacht het Noorsche
+ras zich deze als vrouwelijke dwergen of trollen, die uit de donkere
+schuilhoeken van de aarde kropen om hen te kwellen. Alle tooverwapenen
+in het Noorden heetten het werk der dwergen, de smeden onder den grond,
+terwijl die van de Grieken gemaakt waren door Vulcanus en de Cyclopen
+onder den Etna of op het eiland Lemnos.
+
+
+
+De Volsunga Saga.
+
+In de mythe van Sigurd vinden wij Odin één-oogig als de Cyclopen,
+die, evenals hij, persoonsverbeeldingen van de zon zijn. Sigurd
+wordt onderwezen door Gripir den paardendresseerder, die aan Chiron,
+den Centaur herinnert. Hij is niet alleen in staat een jongen held te
+leeren alles wat hij moet weten en hem goeden raad te geven aangaande
+zijn toekomstig gedrag, maar hij bezit ook de gave van de profetie.
+
+Het wonderbare zwaard dat het eigendom wordt van Sigmund en van Sigurd,
+zoo spoedig als zij zich waardig genoeg zullen betoonen om dit te
+hanteeren, en het zwaard Angurvadel dat Frithiof van zijn vader erft,
+herinneren ons aan het wapen dat Aegeus had verborgen onder de rots
+en dat Theseus in veiligheid bracht zoo spoedig hij een man geworden
+was. Sigurd tracht evenals Theseus, Perseus en Jason, de misdaden van
+zijn vader te wreken vóórdat hij uitgaat om te zoeken den gouden schat,
+volkomen hetzelfde als het gouden vlies, dat ook door een draak wordt
+bewaard en moeilijk in veiligheid te brengen is. Evenals alle Grieksche
+zonnegoden en helden, heeft Sigurd gouden haar en helder blauwe oogen;
+zijn gevecht met Fafnir herinnert ons aan Apollo's strijd met den
+Python, terwijl de ring Andvaranaut vergeleken kan worden bij Venus'
+gordel en de vloek dien hij brengt aan den drager, herinnert aan de
+tragedie van Helena die een eindeloos bloedbad veroorzaakte aan allen
+die met haar verbonden waren.
+
+Sigurd kon Fafnir niet hebben overwonnen zonder het tooverzwaard, juist
+zooals het den Grieken niet gelukte Troje te krijgen zonder de pijlen
+van Philoctetes die ook het symbool zijn van de alles-overwinnende
+stralen der zon. Het terugvinden van den gestolen schat gelijkt op
+Menelaus' terugvinden van Helena, en klaarblijkelijk brengt hij al
+even weinig geluk aan Sigurd als zijn lafhartige vrouw bracht aan
+den Spartaanschen koning.
+
+
+
+Brunhild.
+
+Brunhild gelijkt op Minerva in haar krijgshaftigen zin, lichamelijk
+voorkomen en wijsheid; maar haar toorn en verachting wanneer Sigurd
+haar vergeet voor Goedroen, is als de toorn van Oenone, die Paris
+verlaat om Helena te vrijen. Brunhilds toorn blijft Sigurd levenslang
+vervolgen, en zelfs tracht zij zijn dood te beramen, terwijl Oenone,
+geroepen om haar gewonden minnaar te genezen, dit weigert en hem laat
+sterven. Oenone en Brunhild zijn beiden overstelpt door dezelfde
+berouwvolle gevoelens, als hare minnaren hun laatsten adem hebben
+uitgeblazen, en zij beiden dringen er op aan, hun brandstapels te
+deelen en haar leven te eindigen aan de zijde van hen die zij hadden
+bemind.
+
+
+
+Zonnemythen.
+
+De Volsunga Saga, zóóals zij is, bevattende een geheele serie
+van zonnemythen, herhaalt zich zelf in elke phase; en juist zooals
+Ariadne, verlaten door den zonneheld Theseus, ten slotte Bacchus huwt,
+zoo doet ook Goedroen wanneer Sigurd vertrokken is en zij Atli huwt,
+den Hunnenkoning. Ook hij eindigt zijn leven te midden van de vlammen
+van zijn brandend paleis of schip. Gunnar, speelt evenals Orpheus
+of Amphion zulke wondervolle melodieën op zijn harp, dat zelfs de
+slangen in slaap gezongen werden. Volgens sommige overleveringen
+herinnert Atli aan Fafnir en begeert het bezit van goud. Daarom zijn
+beide verpersoonlijkingen van de winterwolk, die over de stervelingen
+hangt en van hen weghoudt het goud van het zonnelicht en de warmte,
+totdat in de lente de blinkende bol de machten van duisternis en
+stormen overwint en zijn goud over het aangezicht der aarde strooit.
+
+Swanhild, Sigurds dochter, is een andere verpersoonlijking van de zon,
+zooals zij gezien wordt met haar blauwe oogen en gouden haar; en haar
+dood onder de hoeven van zwarte paarden stelt voor het uitgewischt
+worden van de zon door wolken van storm of van duisternis.
+
+Zooals Castor en Pollux zich haasten om hun zuster Helena te bevrijden
+als ze wordt weggevoerd door Theseus, zoo haasten ook Swanhilds
+broeders, Erp, Hamdir en Sörli, zich, om haar dood te wreken.
+
+Dit zijn de hoofdpunten van overeenkomst tusschen de Mythologieën
+van het Noorden en het Zuiden, en de overeenkomst gaat zóó ver, dat
+zij oorspronkelijk zijn gevormd uit dezelfde stof, en de voornaamste
+verschillen zijn te verklaren uit de locale kleur, onbewust er aan
+toegebracht door de verschillende rassen.
+
+
+
+
+
+
+AANTEEKENINGEN
+
+
+[1] Noorsche Mythology "Kauffman".
+
+[2] Halliday Sparling.
+
+[3] Carlyle "Heroes and Heroworship".
+
+[4] "Noordelijke Mythologie", Kauffmann.
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Noorsche mythen uit de Edda's en de
+sagen, by Hélène Adeline Guerber
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK NOORSCHE MYTHEN ***
+
+***** This file should be named 31954-8.txt or 31954-8.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/3/1/9/5/31954/
+
+Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
+Proofreading Team at https://www.pgdp.net/
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/old/31954-8.zip b/old/31954-8.zip
new file mode 100644
index 0000000..e785917
--- /dev/null
+++ b/old/31954-8.zip
Binary files differ