diff options
| author | Roger Frank <rfrank@pglaf.org> | 2025-10-14 20:01:17 -0700 |
|---|---|---|
| committer | Roger Frank <rfrank@pglaf.org> | 2025-10-14 20:01:17 -0700 |
| commit | 6739034544cb8d7db79e3692758151916ed274f2 (patch) | |
| tree | a540eb63111043da72f2a74fa1cc0e0aeefbc075 | |
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 3 | ||||
| -rw-r--r-- | 34260-8.txt | 4013 | ||||
| -rw-r--r-- | 34260-8.zip | bin | 0 -> 80012 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h.zip | bin | 0 -> 3559791 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/34260-h.htm | 4352 | ||||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/cover-l.jpg | bin | 0 -> 114079 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/cover.jpg | bin | 0 -> 21550 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p002a.jpg | bin | 0 -> 134425 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p002ath.jpg | bin | 0 -> 25515 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p018a.jpg | bin | 0 -> 301441 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p018ath.jpg | bin | 0 -> 25136 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p024b.png | bin | 0 -> 124659 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p024bth.png | bin | 0 -> 38067 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p036b.jpg | bin | 0 -> 216051 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p036bth.jpg | bin | 0 -> 39628 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p054b.jpg | bin | 0 -> 117679 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p054bth.jpg | bin | 0 -> 29597 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p074b.jpg | bin | 0 -> 285200 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p074bth.jpg | bin | 0 -> 34568 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p078b.jpg | bin | 0 -> 124906 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p078bth.jpg | bin | 0 -> 38340 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p086b.jpg | bin | 0 -> 216985 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p086bth.jpg | bin | 0 -> 27164 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p098b.jpg | bin | 0 -> 178153 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p098bth.jpg | bin | 0 -> 33453 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p106b.jpg | bin | 0 -> 184745 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p106bth.jpg | bin | 0 -> 50778 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p116b.png | bin | 0 -> 127687 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p116bth.png | bin | 0 -> 41439 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p118b.jpg | bin | 0 -> 157347 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p118bth.jpg | bin | 0 -> 45118 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p120a.png | bin | 0 -> 311361 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p120ath.png | bin | 0 -> 45536 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p126b.jpg | bin | 0 -> 111827 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p126bth.jpg | bin | 0 -> 38188 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p130a.jpg | bin | 0 -> 214609 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/ill_p130ath.jpg | bin | 0 -> 25830 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34260-h/images/tp.png | bin | 0 -> 807 bytes | |||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 |
40 files changed, 8381 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..6833f05 --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,3 @@ +* text=auto +*.txt text +*.md text diff --git a/34260-8.txt b/34260-8.txt new file mode 100644 index 0000000..6af86fa --- /dev/null +++ b/34260-8.txt @@ -0,0 +1,4013 @@ +The Project Gutenberg EBook of 'Een vaste burg is onze God', by Betsy de Heer + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: 'Een vaste burg is onze God' + de kerkhervorming herdacht op haar vierde eeuwfeest, + 1517--31 October--1917 + +Author: Betsy de Heer + +Release Date: November 9, 2010 [EBook #34260] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK 'EEN VASTE BURG IS ONZE GOD' *** + + + + +Produced by an anonymous Project Gutenberg volunteer. + + + + + +--------------------------------------------------------------+ + | | + | OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER: | + | | + | De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, | + | verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te | + | moderniseren. | + | | + | Bladzijde-nummering is verwijderd. Afgebroken woorden aan | + | het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. | + | De voetnoten zijn hernummerd en verplaatst naar het eind | + | van het hoofdstuk. | + | | + | In dit boek worden lage en hoge aanhalingstekens gebruikt. | + | Deze zijn respectievelijk aangegeven als »aanhalingstekens«. | + | | + | De in het origineel als cursief weergegeven tekst is in dit | + | e-boek weergegeven als _cursief_. | + | | + | Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn | + | gecorrigeerd. Variaties in spelling zijn behouden. | + | | + | De illustraties zijn beschikbaar op https://www.gutenberg.org | + | bij de HTML-versie van dit boek. | + | | + | Aan het eind van het boek volgt een overzicht van de | + | aangebrachte correcties. | + | | + +--------------------------------------------------------------+ + + »EEN VASTE BURG IS ONZE GOD« + + [Illustratie: Dr. MAARTEN LUTHER.] + + + + + »EEN VASTE BURG IS ONZE GOD« + + DE KERKHERVORMING HERDACHT + OP HAAR VIERDE EEUWFEEST + 1517--31 OCTOBER--1917 + + DOOR + + BETSY + + [Illustratie] + + J. M. BREDÉE's BOEKHANDEL EN UITGEVERS-Mij + ROTTERDAM + + + + +INHOUD. + + + Hoofdstuk. Bladz. + + I. De Kerk. Hoe zij was en hoe zij werd 7 + II. De voorloopers der Hervorming 15 + III. De jonge zanger. 21 + IV. Luther als student 27 + V. In het klooster 34 + VI. Naar Rome 40 + VII. Tetzel en zijn aflaten 47 + VIII. De Slotkerk te Wittenberg 54 + IX. De strijd ontbrandt 62 + X. Het Leipziger twistgesprek 68 + XI. Naar Worms 76 + XII. Voor den Rijksdag 83 + XIII. Op den Wartburg 90 + XIV. Terug in het strijdperk 101 + XV. De Bijbel herneemt zijn plaats 107 + XVI. Luther doet nog meer 113 + XVII. Het klooster geen klooster meer 117 + XVIII. De Hervorming gevestigd 121 + XIX. De eerste martelaren der Hervorming 133 + XX. 1517--31 October--1917 140 + + + + +I. + +De Kerk. Hoe zij was en hoe zij werd. + + +Den 31sten October van dit jaar 1917 hoopt de Protestantsche +Christenheid feest te vieren. + +Dat klinkt zoo op het eerste gehoor wel wat vreemd in dezen tijd, nu +het er overal in de wereld zoo ver van feestelijk uitziet. + +Feestvieren? Hoe kan men er aan denken, bij zóóveel jammer en ellende, +zóóveel nooden en zorgen, door den rampzaligen oorlog, en dat nog wel +tusschen Christenvolken, over de wereld gebracht? + +Zeker, wie zoo spreekt zou gelijk hebben, als het een feest betrof, +waarbij hoofdzakelijk gedacht werd aan pretmaken, met illuminatie en +vuurwerk, en allerlei volks- en kinderspelen. Maar het is een heel +ander feest, dat we vieren gaan. Meer zooals het oude volk van Israël +deed, waarvan we in onzen Bijbel lezen, wanneer het zich opmaakte om +te gedenken, wat groote en heerlijke dingen God onder hen had gedaan. +Dat waren dan _godsdienstige_ feesten, waaraan heel het volk deelnam. +Dan werd Gode eere toegebracht; dan werden er lofliederen gezongen, +dankzeggingen en gebeden opgezonden, en Gods daden bij het nageslacht +in herinnering gebracht. + +En zóó wil de Protestantsche Christenheid dit jaar nu ook doen. +Ondanks al het ontzettende in het wereldgebeuren tòch feestelijk +herdenken, met dankbare harten, wat God vóór vierhonderd jaren tot +heil van Zijn Kerk gedaan heeft. + +Want het is het _Vierde Eeuwfeest der Kerkhervorming_ dat we vieren +gaan! + +Maar dan zal het toch goed zijn om vooraf iets van de Kerkhervorming +te weten. De meeste lezers zullen dit al wel. Maar ons geheugen weer +eens op te frisschen en er nog wat meer van te hooren, zal onze +feestviering zeker niet schaden. Want die Kerkhervorming is een werk +van God geweest, waardoor duizenden, ja millioenen gebracht zijn tot +het rechte kennen en dienen van den Heer, wat toch, voor ouderen en +jongeren, de eenige bron is van alle waar en eeuwig geluk. + +In de volgende bladzijden ga ik daar nu wat van vertellen. + +Er zijn in die vierhonderd jaren al heel wat boeken over geschreven; +zóóveel, dat je ze in geen jaren uitgelezen kreegt. Sommige zijn wel +vijf dikke deelen groot. Je begrijpt dus, dat _dit_ boekje maar een +heel, heel beknopt verhaal geeft van deze zoo hoogst merkwaardige +geschiedenis. Maar als je alles, wat er instaat, onthoudt, weet je er +toch al aardig wat van, en krijg je misschien wel lust om er later in +die grootere boeken meer van te lezen. + +Wat beteekent eigenlijk _Kerkhervorming_? + +Laat ons dit woord eens goed bekijken, maar dan van achteren af. + +_Vormen_ of _vorming_ wil zeggen: aan iets een vorm, een gedaante +geven. _Ver_vormen zou dus beteekenen: iets een _anderen_ vorm geven, +dan het oorspronkelijk had. Zoo laten de menschen wel eens een hoed +vervormen. Vermaken noemen ze dat. En zoo'n vermaakte hoed ziet er dan +heel anders uit dan de onvermaakte. + +Maar _her_vormen wil zeggen: iets, dat zijn oorspronkelijken vorm +verloren heeft, weer tot dien _vroegeren_ vorm _terug_brengen. Een +heel oud huis b.v., een paar eeuwen geleden gebouwd, kan in den loop +der tijden, door bijmetselen en zoo, een heel ander aanzien krijgen. +Niet zelden vinden menschen, die er verstand van hebben, dit dan erg +jammer en zeggen: Wat hebben ze dat mooie oude huis leelijk gemaakt. +We zullen afbreken wat er, volgens de bestaande teekeningen, niet +bijbehoort; den gevel weer opmetselen precies zooals die twee eeuwen +geleden er uitzag; er weer kleine ramen met heel kleine ruitjes +inzetten, enz. enz. Is het werk voltooid, dan heeft men zoo'n huis +_hervormd_, tot zijn oorspronkelijke gedaante teruggebracht. En wie +het zien zeggen: Dat huis heeft een heele _hervorming_ ondergaan. + +Maar als je daaruit nu zou afleiden dat _Kerk_hervorming beteekent: +aan leelijkgemaakte kerken hun oorspronkelijke gedaante hergeven, +dan hadt je 't toch glad mis. Want als we zoo gewoon spreken van +kerk, ja, dan bedoelen we wel meestal het gebouw, waarin we onze +godsdienstoefeningen houden; zoo zeggen we: Ik ben Zondag in de +kerk geweest. Maar het woord kerk wordt ook nog in een anderen zin +gebruikt; en dan schrijven we 't met een hoofdletter--_Kerk_. + +Wat er dàn onder verstaan wordt, wil ik ook even duidelijk maken. + +In den Bijbel (Hand. 2) lezen we, hoe de Heere Jezus, na Zijn +Hemelvaart, op het Pinksterfeest den Heiligen Geest uitstortte over +Zijn saamvergaderde apostelen; hoe zij toen aanstonds begonnen, de +groote werken Gods te verkondigen, en hoe er op dien dag, op Petrus' +eerste prediking, omtrent drieduizend van die zijn woord gehoord +hadden in den Heer geloofden en dit openlijk beleden door zich te +laten doopen. Dagelijks voegden zich meerdere geloovigen bij hen. En +deze belijders van den Christus, later Christenen genaamd, vormden te +zamen de Gemeente of _Kerk_. + +Zoo werd op dien Pinksterdag door den Heer zelf de Kerk _gevormd_ of +gesticht. En, lezen we Hand. 2, de Heer deed dagelijks tot de Gemeente +of de Kerk, die zalig werden. De Kerk breidde zich dagelijks uit. + +O, hoe heerlijk en schoon vertoonde zich _toen_ die jeugdige Kerk van +Christus! Hoe kon het ook anders, wijl het immers Zijn eigen werk was? +Allen, die tot haar behoorden, hadden den Heer zoo hartelijk lief. +'t Was hun grootste lust, het werk van hun verheerlijkten Meester op +aarde voort te zetten, Hem te dienen, van Hem te getuigen en velen tot +Hem te brengen, en in alles te leven naar het voorbeeld, dat Hijzelf +hun gegeven had. + +Dus hadden ze ook elkànder lief. Ze hadden alles voor elkander over. +Ze waren één hart en één ziel, zegt de Bijbel van hen. »Ziet hoe lief +ze elkander hebben!« moesten zelfs hun vijanden getuigen. Zoo dienden +ze te zamen den Heer en elkander in eenvoud en nederigheid. Ze zochten +geen eigen eer en voordeel, maar de eer van hun Koning. En in tijden +van vervolging, die niet lang uitbleven, verheugden zij zich, dat ze +waardig geacht werden, voor den naam des Heeren smaadheid te lijden, +en gingen ze blijmoedig--zelfs den marteldood tegen. + +Zóó was de Kerk, die de Heer zich gevormd had. Maar ach, de menschen +zijn dat schoone werk al spoedig leelijk gaan maken en hebben het ten +slotte geheel bedorven. + +Zoolang de Christenen door de wereld veracht en verdrukt werden, +bleven ze dicht bij den Heer en zochten ze hun heil bij Hèm. Maar toen +het Christendom in aanzien kwam, en vooral nadat de Romeinsche keizer +Constantijn de Groote zelf Christen geworden was en de hoogste ambten +in den Staat bij voorkeur aan Christenen gaf, begon het verkeerd te +gaan. Nu er eer te behalen viel met Christen te zijn, lieten groote +scharen zich doopen, niet uit liefde tot den Heer en oprechte begeerte +om Zijn volgelingen te worden, maar om in de voorrechten te kunnen +deelen, die het Christen-zijn nu medebracht. Om _aardsche_ goederen +dus. En waar het om het _aardsche_ gaat, wordt het _hemelsche_ +vergeten. Dit heeft men, helaas, in de Kerk des Heeren maar al te +duidelijk gezien. Velen prijkten nu met den beerlijken _naam_ van +Christen, zonder in waarheid een Christen, d.i. een volgeling van den +Heere Christus, te _zijn_. + +Zoo verbasterde de Kerk, al klom haar ledental in den loop der eeuwen +tot millioenen belijders. Zoo kwamen hoogmoed en heerschzucht binnen +en gingen eenvoud en liefde heen. Zoo verleerde men het dienen en +wilde men liever heerschen. + +Ook uitwendig was er een groot verschil tusschen den godsdienst van de +eerste Christenen en dien van latere tijden. Vroeger vergaderde men in +eenvoudige bedehuizen, 't waren ook wel eens holen en spelonken; later +verrezen er prachtige kerken. Vroeger waren het eenvoudige mannen, die +het opzicht over de Gemeente hadden, later was het een rijk-uitgedoste +priesterschaar, met, evenals in het _heidensche_ Rome, een +opperpriester aan 't hoofd. Deze kreeg den naam van Paus, d.i. Vader, +en beweerde de opvolger van den apostel Petrus en de plaatsbekleeder +van den Heer zelf te zijn, en daarom de macht te hebben de zonden te +vergeven. Hij gaf daar genadebrieven voor uit, _aflaten_, die men +verdienen kon met het doen van een of ander goed werk, of koopen voor +geld. Zelfs de dooden, die, zoo was de Kerk gaan leeren, in het +vagevuur, een vreeselijke louteringsplaats, voor hun zonden moesten +boeten, kon hij er mee verlossen. De pausen hadden hun zetel te Rome. +Ze matigden zich een onbeperkt gezag aan en eischten absolute +gehoorzaamheid. Velen van die Kerkvorsten leidden een zeer wereldsch +leven. + +Evenals in de heidensche tempels gingen ook de Christenen beelden +oprichten in hun kerken; geen beelden van afgoden, maar van menschen, +die geleefd hadden en heiligen genoemd werden. Onder _heiligen_ +rekende men diegenen, die in hun leven zóóveel goeds hadden gedaan, +dat ze er den Hemel mee verdiend hadden, die echter, zooals we uit den +Bijbel weten, door niemand te verdienen _is_. Maar de Kerk was dat +toen gaan leeren. Ze leerde zelfs dat sommigen van die heiligen +eigenlijk meer goede werken gedaan hadden dan noodig was. Dat +overtollige goed werd dan door de Kerk bijeenvergaard en kon door den +paus worden uitgedeeld aan menschen, die goede werken tekort kwamen. +Dat stond in zoo'n aflaat, dien men koopen kon voor veel of weinig +geld, al naar de grootte van de zonde, die men kwijtgescholden wilde +hebben. Ook ging men die gestorven heiligen zelve vereeren en +aanroepen om bescherming en voorbidding bij God. Vooral Maria werd +hoogelijk vereerd en groote macht haar toegekend; de Heilige Moeder +Gods, de Koningin des Hemels, en nog meer zulke namen gaf men haar. + +Ook den offerdienst hadden de Christenen van het Heidendom +overgenomen; daarvoor diende de mis. En nog veel, veel meer van die +schandelijke misbruiken en goddeloosheden waren in den loop der tijden +de Kerk binnengedrongen. + +Wat de Heere Jezus en na Hem de apostelen geleerd hadden, werd geheel +vergeten. Het Woord van God was aan de meeste Christenen onbekend. De +priesters, die het volk moesten leeren, wisten er zelf zoo goed als +niets van. En als de menschen 's Zondags in de kerk zaten, werden ze +niet zooals wij uit den Bijbel onderwezen, maar kregen ze allerlei +fabelen te hooren en legenden van zoogenaamde heiligen. + +Die schromelijke onwetendheid was oorzaak, dat het onkruid àl +dieper wortel schoot en het verval àl grooter werd. Zóó groot, dat +de Kerk zelf de noodzakelijkheid begon te gevoelen van een algeheele +hervorming in hoofd en leden. In 1414 werd er dan ook een Algemeene +Kerkvergadering belegd--het Concilie van Constanz--van bijna +elfduizend kerkelijke en wereldlijke grooten, den paus en den keizer +incluis. Daar zou men de zaak met elkander bespreken. Maar omdat men +het Woord van God niet tot uitgangspunt nam en het dus op geen goeden +grondslag rustte, liep heel het Concilie op niets uit, ofschoon het +vier jaren duurde. Het verbranden van twee brave mannen, Johannes Hus +en Hiëronymus van Praag, die zelven ook hervorming predikten, was +zoowat alles, wat er uitgericht werd. + +Met het Concilie van Bazel, dat twaalf jaar duurde, ging het niet veel +beter. Alles toonde duidelijk dat het kwaad door geen pausen en +keizers meer te keeren was. + +Zóó jammerlijk was door den mensch het werk van den Heer des Hemels +bedorven! Zóó was de Kerk misvormd, die Gods eigen Zoon zich voor den +prijs van Zijn bloed had gesticht! Onkenbaar was ze geworden. + +Zou ze nog ooit haar vroegere gedaante terug krijgen? + + + + +II. + +De voorloopers der Hervorming. + + +Hoe treurig het er in de Kerk ook uitzag, de Heer zorgde toch altijd, +dat er hier en daar nog menschen gevonden werden, die Hem in waarheid +dienden. + +Zoo leefde er in het jaar 1160 te Lyon, een stad in Frankrijk, een rijk +koopman, Petrus Waldus genaamd. Terwijl deze man eens met zijn vrienden +aan een maaltijd zat, stierf plotseling een van de gasten. En dit maakte +op Waldus zulk een diepe indruk, dat het van dat oogenblik zijn ernstig +vragen werd: »Wat moet ik doen om zalig te worden?« + +Gelukkig vond hij onder zijn boeken een Latijschen Bijbel, en met hulp +van eenige geleerden begon hij dien te lezen. In dien Bijbel vond Waldus +het antwoord op zijn vraag. Hij leerde er den Heere Jezus uit kennen als +zijn eenigen Verlosser en Zaligmaker. Zijn onrust verdween, en in plaats +daarvan kwam er vrede en groote blijdschap in zijn hart. »Ik wenschte +dat alle menschen zoo gelukkig werden als ik,« dacht hij, en hij sprak +er over, waar hij kon. Den Bijbel, die hem zijn geluk had aangebracht, +liet hij voor een groot deel in het Fransch vertalen en verscheidene +malen overschrijven, want de boekdrukkunst bestond toen nog niet. Dit +kostte hem wel een massa geld, maar Waldus was rijk; en nu hij een +hemelsche schat gevonden had, wilde hij zijn aarsche schatten gaarne +besteden om dien ook anderen te doen vinden. + +Velen van zijn landgenooten luisterden naar hem. Ze werden volgelingen +van Waldus, en naar hem Waldenzen genoemd. Deze menschen wisten nu veel +meer van den Bijbel dan de priesters, en leidden zulk een vroom en +eenvoudig, matig en werkzaam leven, dat zelfs hun vijanden hen prijzen +moesten. Want vijanden kregen ze in overvloed. Omdat ze zich alleen aan +den Bijbel hielden en van geen paus, biecht, mis of vagevuur wilden +weten, werden ze dikwijls gruwelijk vervolgd. Maar ze bleven hun geloof +getrouw, zelfs onder de wreedste folteringen. + +Waldus zag zich eindelijk genoodzaakt te vluchten. Hij ging naar +Bohemen. Zijn volgelingen zochten een schuilplaats tusschen de hooge +bergen, in de valleien van Piemont. Maar uitroeien konden hun haters +hen niet, want hun God waakte. En wáár die gevluchte Waldenzen kwamen, +strooiden ze, evenals de eerste Christenen, door hun woord en voorbeeld +goede zaadjes van geloof en waarheid, die nog eeuwen later heerlijke +vruchten zouden voortbrengen. De Waldenzen bestaan nòg. + +Een ander man, die den Bijbel liefhad, was John Wicklef, professor aan +de hoogeschool van Oxford in Engeland. Deze geleerde, die voor zijn +landgenooten den Bijbel in het Engelsch vertaalde, vond ook noodig de +misbruiken in de Kerk te bestrijden. Vooral kwam hij op tegen het luie +leven van de bedelmonniken en de aanmatigingen van den paus. + +Dat hij zich hierdoor den haat van de geestelijkheid op den hals +haalde, is te begrijpen. De paus deed hem in den ban. Maar de Heer +schonk hem machtige beschermers, zoodat hij nog voor velen ten zegen +kon zijn, totdat hij in 1384 in vrede in zijn eigen woning stierf. +Eerst dertig jaren na zijn dood konden zijn vijanden hun wraak aan hem +koelen door zijn werken en zijn opgegraven beenderen te verbranden. +Maar dit heeft hem weinig gedeerd. + +De geschriften van Wicklef werden ook in andere landen gelezen. Zoo +ook in Bohemen, waar Johannes Hus hoogleeraar was aan de hoogeschool +te Praag. Deze geleerde en godvruchtige man was ook door Wicklefs +geschriften, en vooral door den Bijbel, tot inzicht gekomen van het +vele verkeerde in de Roomsche Kerkleer en schroomde niet, er openlijk +tegen te prediken, in het bijzonder tegen den aflaathandel. »Geen +aflaat maakt zalig,« leerde hij; »de mensch moet aflaten van de +zonde.« + +Natuurlijk kreeg ook Hus daardoor veel vijanden. Hij werd naar +Constanz geroepen om zich te verantwoorden voor de Kerkvergadering, +waarvan in het vorig hoofdstuk is gesproken. Keizer Sigismund had hem +een vrijgeleide gegeven, dat is een schriftelijke belofte, dat hij +gedurende zijn heen- en terugreis voor zijn veiligheid zorgen zou. + +Maar de keizer hield geen woord. Te Constanz gekomen werd Hus, op +last van den paus, gevangen genomen en geboeid in een vunzigen, +donkeren kerker geworpen. Sigismund vond dit eerst wel niet goed, maar +liet het ten slotte toch toe. »Een ketter behoeft men geen woord te +houden,« paaiden hem de priesters. + +Eerst acht maanden later werd Hus opnieuw voor de Vergadering gebracht +om te herroepen, wat hij geleerd had. Hij verzocht, zich te mogen +verantwoorden. »Daarna kunt gij met mij doen, wat ge wilt,« zei hij. +Maar het werd hem niet toegestaan. Toen zag Hus den keizer aan en +zeide: »Ik heb mij vrijwillig voor het verhoor gesteld, op het woord +en de trouw van den hier aanwezigen keizer.« Sigismund kleurde. Maar +hij zei niets. + +Hus werd nu van zijn priesterlijke waardigheid ontzet en kreeg +een hooge papieren muts op, met gele vlammen en zwarte duivels +beschilderd, en het opschrift: »Aartsketter«. Zoo werd hij naar den +brandstapel geleid. + +Hus Het geduldig met zich doen. »Mijn Heere Jezus heeft voor mij een +doornenkroon gedragen,« zei hij, »dus wil ik, arme zondaar, om +Zijnentwil deze lichtere wel dragen.« + +Een oud boertje, dat gehoord had, dat er een ketter verbrand zou +worden, en een goed werk meende te doen door er aan mee te helpen, +kwam ook met een takkebos aanzeulen. Hus zag het en glimlachte: »O, +heilige eenvoudigheid!«--Te midden van de vlammen hoorde men hem +bidden: »Heere Christus, Gij Lam Gods, erbarm U mijner!«--Zijn +asch werd in den Rijn gestrooid, opdat er niets van den ketter zou +overblijven. + +[Illustratie: DE VEROORDEELING VAN HUS OP HET CONCILIE VAN CONSTANZ.] + +Naar het verhaal luidt moet Hus--_gans_ beteekent die naam--ook gezegd +hebben: »Een gans kunt ge braden, maar een zwaan zal opvliegen.« Met +die beeldspraak zou hij dan voorspeld hebben, dat de zaak, waarvoor +hij stierf, toch eens, door een sterkere dan hij, overwinnen zou. En +dat is gebeurd. In Luther is, honderd jaar later, de _zwaan_ gekomen. +Men zegt dat er daarom op de Luthersche kerken een zwaan als +windwijzer staat. + +Ook in ons vaderland verwekte de Heer mannen, die de gebreken van de +Kerk in het licht stelden en bestreden, en zoo een hervorming hielpen +voorbereiden. Onder dezen waren Thomas à Kempis, Wessel Gansfort en +Desiderius Erasmus van Rotterdam. + +En dan gebeurde er door de trouwe zorg des Heeren nòg iets, dat voor +het hervormingswerk onmisbaar was--het uitvinden van de boekdrukkunst +in 1423. Vóór dien tijd moest ieder boek telkens nageschreven worden, +wat ontzettend lang duurde. Dus waren de boeken vanzelf schaarsch, en +vreeselijk duur, zoodat maar weinigen ze konden bekomen. Maar door die +prachtige uitvinding konden er in korten tijd, en voor betrekkelijk +weinig geld, zooveel boeken gedrukt worden als men maar wilde. En zoo +konden ook later de schriften der hervormers, en vooral de Bijbel, al +aanstonds in een menigte exemplaren verspreid en allerwegen bekend +worden, en kregen de menschen lust om te leeren lezen. + +Zoo bereidde de Heer in Zijn wijsheid alles voor, om op Zijn tijd het +heerlijke werk der Kerkhervorming tot stand te brengen. Door de schuld +van de menschen was alles in de Kerk zoo droevig donker geworden; door +de genade van God zou er nieuw licht uit de duisternis opgaan. Want de +belofte van den Heiland: _De poorten der hel zullen Mijn Gemeente niet +overweldigen_, blijft eeuwig van kracht. + + + + +III. + +De jonge zanger. + + +Wanneer we een goede vierhonderd jaren vroeger geleefd en in +Maagdenburg, een stad in Saksen, gewoond hadden, zouden we daar +zeker ook wel eens geluisterd hebben naar het zingen van een troepje +schooljongens, voor de deuren der huizen. En dat hadden we gerust +mogen doen. Want al zongen die jongens op straat, zoo waren het toch +geen zoutelooze straatliedjes, waar ze de menschen op onthaalden, maar +godsdienstige liederen, die een ieder hooren mocht. + +Waarvoor ze dat deden, dat zingen langs de huizen? Ach, niet voor hun +plezier. Ze gingen daar te Maagdenburg op een beroemde monnikenschool, +want ze wilden geleerden worden. Maar hun ouders waren te arm om +buitenshuis voor hun onderhoud te zorgen. Dus waren ze genoodzaakt dit +zelf te doen, zoo goed en kwaad als het ging. En daarvoor diende dat +zingen. De menschen wisten dat wel; en zoo kregen ze hier een stuk +brood of ander eten, daar wat geld, en soms kregen ze niets; want niet +alle menschen waren even vriendelijk en gul. + +Onder die arme scholieren was er één, een jongen van veertien jaar, +die door zijn lieve, zuivere stem, en het gevoel waarmee hij zong, +bijzonder de aandacht trok. Hij heette Maarten Luther en was in den +laten avond van den 10den November 1483 te Eisleben geboren. 't Was +den avond vóór St. Maarten; daarom werd hij den volgenden dag bij zijn +doop naar dien heilige _Martinus_ genoemd. Zijn vader, Hans Luther, +een boerenzoon uit het dorp Möhra, was een arme mijnwerker, die met +zijn vrouw, Margaretha Lindemann, hard sloven moest om den kost te +verdienen voor hun zeven kinderen, vier jongens en drie meisjes, +waarvan Maarten de oudste was. + +De ouders van Maarten waren goede, vrome menschen, die hun kinderen +hartelijk liefhadden. Toen hun eersteling pas geboren was, nam zijn +vader hem in de armen, knielde met hem neer en bad God, of dit kind +eens wezen mocht, wat zijn naam beduidde: _louter_ of _rein_. Ook +later baden de ouders vaak bij Maartens bedje, dat de Heer het hart +van hun kind mocht neigen tot de vrees van Zijn naam. En de Heer heeft +deze gebeden verhoord. Hij hééft dit kind gelouterd; zelfs bóven +bidden en denken. + +Bij al hun liefde en goedheid waren vader en moeder Luther uiterst +streng. Maarten, denkelijk niet altijd even gedwee, kreeg dikwijls +harde straf. Als vader sloeg, was het raak. En zelfs door zijn moeder, +in wier open armen hij doorgaans een schuilplaats vond, werd hij eens +om een simpele hazelnoot tot bloedens toe geslagen. »Maar ze meenden +het toch hartelijk goed,« prees hij hen later, met innige vereering. +Tot overmaat van ramp kreeg hij op zijn eerste school te Mansfeld, +waar het gezin kort na zijn geboorte was gaan wonen, ook nog een +harden meester, die altijd een roede bij zich had. Eens, zoo vertelt +Luther zelf, kreeg hij daarmee op één morgen vijftien maal slaag. + +Door deze hardvochtige opvoeding thuis en op school, werd de kleine +Maarten vreesachtig. En daar hij zich den hoogen God even gestreng +voorstelde als zijn ouders en zijn meester, had hij vooral een groote +vrees voor God. Hij kon bleek worden van schrik als hij den naam van +den Heere Jezus hoorde noemen; want dan dacht hij aan een afbeelding +op een altaarstuk in de kerk, waar de Heer er veeleer uitzag als een +streng rechter, dan als de zachtmoedige, barmhartige Zaligmaker. Veel +liever keek hij naar de zoetelijke beeltenis van Maria, die van boven +het altaar zoo genadig op hem neerzag; of van de vriendelijke St. +Anna, de beschermheilige van den bergbouw, van wier gunst, zoo dacht +men, het geluk van heel Mansfeld afhing, en die daarom door al zijn +bewoners vóór alle andere heiligen werd aangeroepen en vereerd. + +In weerwil van zijne sombere omgeving, groeide Maarten op tot een +vroolijken, levenslustigen jongen met een schranderen bol. Op de +school te Mansfeld had hij lezen, schrijven en rekenen geleerd, +ook de Geloofsartikelen en de Tien Geboden, en zelfs al een beetje +Latijn. En toen hij veertien jaar was, bracht zijn vader hem naar +die Franciskanerschool te Maagdenburg. Want Hans Luther, zelf een +verstandig man, die om zijn rechtschapenheid en gezond oordeel tot +lid van den Raad gekozen was en bij voorkeur den omgang zocht van +ontwikkelde menschen, wilde van zijn zoon geen mijnwerker maken. +Maarten moest een geleerde worden. + +En Maarten wilde dat graag. Hij hield dol van leeren. Ook te +Maagdenburg deed hij zijn best. Maar een prettig leven had hij er +niet. Ook al harde meesters. En daarbij moest hij er, evenals zijn +arme makkers, in zijn vrije uren met zingen zijn kostje verdienen, en +dat ging dikwijls heel moeilijk. + +Eens, op Kerstmis, liepen ze met elkaar de omliggende dorpen af en +zongen ze er huis aan huis hun Kerstliederen, vierstemmig. Zoo deden +ze ook voor een afgelegen boerenwoning aan het einde van een dorp. +»Hei, jongens! Waar zijn jullie!« klonk opeens een zware, norsche +stem. 't Was de boer, die hun wat te eten kwam brengen. Maar de +zangers waren er zoo door verschrikt, dat ze om 't hardst op den loop +gingen en eerst na lang roepen van den boer terug durfden komen. »We +hadden heelemaal geen reden om bang te zijn,« zei Luther, die het +later zelf verteld heeft. »Maar zoo zat, door de harde behandeling +van onze meesters, de vrees er bij ons in.« + +Een jaar later, 1498, zonden zijn ouders hem naar Eisenach, waar +familie van zijn moeder woonde, en hij het dus allicht beter zou +hebben. Maar in die verwachtingen werden ze teleurgesteld. De familie +liet zich, om welke reden dan ook, weinig aan den knaap gelegen +liggen; en dus schoot hem niets anders over dan maar weer te gaan +zingen. + +[Illustratie: MAARTEN LUTHER EN ZIJN MAKKERS ZINGEND AAN DE HUIZEN.] + +Nu, zingen deed de jonge Luther graag. Maar op zoo'n manier was het, +zelfs voor een vroolijken jongen, toch eerder verdrietig dan +aangenaam. Hij werd er wel eens moedeloos onder, vooral wanneer hij, +inplaats van brood, harde woorden kreeg. »Ik zal het studeeren maar +moeten opgeven en mijnwerker worden, net als mijn vader,« dacht hij +dan, met oogen vol tranen. + +Maar wat hem een oorzaak van droefheid scheen, werd door Gods genadige +leiding juist het middel tot zijn geluk. + +Terwijl hij weer eens in zoo'n neerslachtige bui voor een deftige +woning stond, nadat hij al aan drie huizen was afgewezen, ging de deur +open en trad er een vriendelijke dame naar buiten. Het gevoelvolle +zingen van dien knaap had haar al dikwijls bekoord, ook in de kerk, +waar hij in het koor zong. 't Had haar ook al meer dan eens getroffen, +hoe innig eerbiedig en aandachtig hij daar altijd meebad; zoo heel +anders dan de meeste jongens van zijn leeftijd. En nu, bij het zien +van zijn treurig gezicht, had ze medelijden met hem. Inplaats van hem +zoo maar aan de deur iets te geven, nam ze den wel wat verlegen zanger +mee naar binnen, liet hem eens lekker eten, deed nog wat in zijn zak +en gaf hem verlof terug te komen zoo dikwijls hij wilde. Zij zou wel +zorgen, dat hij geen honger meer leed, beloofde ze. + +Deze lieve dame was Ursula Cotta, de vrouw van Conrad Cotta, een van +de voornaamste burgers van de stad. Ze sprak over haar beschermeling +met haar man, die zelf ook schik in den aardigen jongen had. En het +einde was, dat Maarten Luther eenige dagen later als kind bij de +familie Cotta in huis kwam. + +Nu behoefde hij niet langer voor zijn boterham te zingen. Maar daarom +liet hij het zingen niet! Hij leefde heelemaal op in die gezellige, +zonnige omgeving. Vroolijker dan ooit klonk er zijn lied. Mevrouw +Cotta, zelf ook een liefhebster van muziek, liet hem luit- en +fluitspelen leeren. En het was haar werkelijk een genot, ja haar +grootste belooning, als hij voor haar speelde en zong, wat hij o zoo +gaarne deed, als een klein bewijs van zijn groote dankbaarheid. + +Onder die zooveel gunstiger omstandigheden ging het studeeren +vanzelf ook beter. In alle opzichten hadden mijnheer en mevrouw Cotta +voldoening van hun mooie daad. Hun pleegkind was vol ijver, maakte +prachtige vorderingen en betoonde zich zeer dankbaar jegens zijn +weldoeners, die hij dan ook nooit vergeten heeft. Later, toen hij +professor te Wittenberg was, heeft hij op zijn beurt hun zoon in zijn +woning opgenomen, toen deze te Wittenberg kwam studeeren. En het was +hem een groote vreugde, aan den zoon eenigszins te kunnen vergelden, +wat hij van de ouders genoten had. + +Deze gelukkige lotsverandering legde in Luthers jonge ziel de eerste +kiempjes van dat vertrouwen op God, dat hem heel zijn verder leven zoo +krachtig is bijgebleven en zelfs door de zwaarste stormen niet aan het +wankelen kon worden gebracht. + + + + +IV. + +Luther als student. + + +Te Eisenach, zijn »lieve stad«, zooals hij haar is blijven noemen, +bleef Luther tot zijn achttiende jaar. Toen ging hij naar de +hoogeschool te Erfurt, destijds de beroemdste van heel Duitschland, +waar zijn vader, die intusschen in beteren doen was gekomen en hem +nu zelf onderhouden kon, hem verder wilde laten studeeren. Daar +maakte hij zulke snelle vorderingen, dat zijn leeraars zich er over +verbaasden. »Onze philosoof«, _wijsgeer_, noemden zijn medestudenten +hem. Hij was dan ook niet tevreden, zooals de meesten, met wat er in +de boeken stond maar werktuiglijk van buiten te leeren; hij wilde er +inkomen, de schrijvers begrijpen, zich hun wijsheid eigen maken. En +zoo bleef alles, wat hij las of hoorde, hem bij, alsof hij het zelf +gezien had. + +Maar Maarten Luther had ook een groot verstand en een uitstekend +geheugen van den Heer gekregen. En daarbij gebruikte hij steeds het +beste middel om te slagen, het gebed. Elken dag begon hij met den Heer +om Zijn zegen te vragen over zijn werk, niet alleen met zijn mond, +maar ook met zijn hart. En zùlk bidden vindt altijd verhooring. »Goed +gebeden is meer dan half gestudeerd«, placht hij te zeggen. En hij kòn +het zeggen; want hij wist bij eigen ervaring dat het waar was. Na zijn +morgengebed ging hij naar de kerk. En dan aan den arbeid, zonder den +ganschen dag een oogenblik verloren te laten gaan. + +'t Was de wensch van Luthers vader, dat zijn zoon rechtsgeleerde zou +worden; en hijzelf wilde dit in 't eerst ook. Maar de Heer, die het +lot der menschen bestuurt, had anders besloten. Luther moest in Gods +hand het werktuig worden, om het groote werk der Kerkhervorming tot +stand te brengen. Maar daartoe moest hij eerst zelf hervormd worden. +Hoe dit geschiedde, zullen we verder hooren. + +Bij die hoogeschool van Erfurt behoorde een bibliotheek of boekerij; +d.i. een vertrek, waarin zich een verzameling boeken bevindt. _Biblia_ +is het Grieksche woord voor _boeken_. + +Luther zat daar dikwijls te lezen. Hij vond het heerlijk, in al die +geleerde werken te snuffelen en met de verschillende schrijvers bekend +te worden. Maar eens vond hij tusschen die oude, bestoven boeken er +een, dat wel heel bijzonder zijn aandacht trok--een Latijnschen +Bijbel. + +Luther had nog nooit een Bijbel gezien. Begeerig slaat hij hem open +en gaat er in bladeren, een en al verbazing er zooveel meer in te +vinden dan de Evangeliën en Brieven, waar in de kerk voor het volk uit +gelezen werd. Hij had altijd gedacht dat dit de hééle Bijbel was. Het +eerste, waar zijn aandacht zich bij bepaalt, is het gebed van Hanna, +de moeder van Samuel. O, wat vindt hij dat mooi! Wat boeit hem heel +die geschiedenis van Samuel en alles wat hij verder leest. Want hij +blijft maar doorlezen, bladzij na bladzij. 't Is alles nieuw voor hem. +O, wat is hij blij met zijn vondst! »Mocht God mij zùlk een Boek nog +eens in eigendom geven,« was zijn verzuchting onder het naar huis +gaan. + +Elk oogenblik, dat hij van zijn studie kon uitsparen, ging Luther nu +naar de bibliotheek om nader met dat kostelijk Boek bekend te worden; +óvergelukkig, als iemand, die een verborgen schat heeft ontdekt. En +dat hàd hij ook. Want al had de jonge student nog geen flauw vermoeden +van de grootsche taak, waartoe God hem eenmaal roepen zou, en van den +ontzaglijken strijd, die hem daarbij wachtte, in dien Bijbel deed de +Heer hem hier, in die stille boekerij, het wapen vinden, waarmee hij +straks zou strijden èn overwinnen. + +Kort daarop werd Luther ernstig ziek. Hij dacht niet anders dan te +zullen sterven; en deze gedachte joeg hem vrees aan; want hij had nog +geen vrede met God. Maar een oude priester, die hem op zijn kamer +bezocht, stelde hem gerust. »Houd maar moed, mijn jonge vriend!« zei +hij. »Ge zult aan deze ziekte niet sterven. Onze God zal van u nog een +man maken, die voor velen tot troost zal zijn.« + +En die voorspelling is heerlijk vervuld. Maar vóór hij anderen bekend +kon maken met den eenigen troost in leven en sterven, moest hij dien +eerst zelf leeren kennen. En tot _die_ kennis was de vlijtige +student, bij al zijn geleerdheid, nog niet gekomen. + +Op zijn een en twintigste jaar, in 1505, werd Luther met groote +plechtigheid tot doctor in de wijsbegeerte bevorderd. Dat werd een +groot feest. Een fakkeloptocht kwam hem hulde brengen. Heel de +hoogeschool verheugde zich in den roem van den jongen doctor; want +allen, professoren en studenten, hielden evenveel van hem. + +Alleen Luther zelf was met zijn eigen niet tevreden. Ondanks al zijn +ijver en plichtsbetrachting begon hij meer en meer te gevoelen dat hij +een zondaar was. Hij wilde heilig zijn en hij kon niet, en leefde in +gedurige vrees, dat God hem daarvoor zou straffen. Want dat de heilige +God in Zijn Zoon een barmhartig Vader is, die uit genade, om niet, de +zonden vergeeft aan een ieder, die met oprecht berouw tot Hem komt, +wist Luther nog niet. Hij dacht dat hij zijn zaligheid verdienen +moest, en besloot alles te doen, wat hem daarin kon helpen. Vroeger +al was door het lezen van den Bijbel en de woorden van dien ouden +priester, toen hij zoo ziek was, de vraag bij hem opgekomen, of hij +niet beter zou doen, zijn loopbaan als rechtsgeleerde er aan te geven +en monnik te worden. Maar hij sprak er met niemand over, want hij wist +maar al te goed dat zijn vader niets ophad met monniken, die hij +gewoon dagdieven noemde, omdat de meesten zulk een lui leven leidden, +en dat hij dus nooit zijn toestemming zou geven. + +En zoo bleef Luther voor de menschen de vroolijke, levenslustige +student, en liet hij niemand iets merken van de innerlijke onrust, die +hem kwelde. Tot er in den zomer van 1505 iets gebeurde, dat een heele +omkeering in zijn leven bracht. + +Eerst het plotselinge sterven van een van zijn beste vrienden, (door +welke oorzaak is niet met zekerheid bekend). + +Luther was daar diep door geschokt. Hij hield zooveel van zijn goeden +Alexius. En wat hij vooral zoo vreeselijk vond, was het plotselinge +van zijn dood. »O«, dacht hij, »als _ik_ nu eens zoo onverwacht +opgeroepen was om voor Gods Rechterstoel te verschijnen!« Zijn onrust +werd er nòg grooter door; en met een droevig en bezwaard hart ging hij +kort daarop naar Mansfeld om zijn ouders te bezoeken; want het was in +de vacantie. + +Op zijn terugtocht, dicht bij Erfurt, werd hij door een hevig onweer +overvallen. Met groot geweld ratelde de donder boven zijn hoofd; +helle bliksemstralen, die zijn oogen verblindden, zetten hem in een +vuurgloed. 't Was Luther in die oogenblikken of de wereld zou vergaan. +Als de stem van een vertoornd God klonken hem die donderslagen in de +ooren. Eensklaps slaat er een bliksemstraal vlak vóór hem in den +grond. Een volgende kan hemzelf treffen en dooden! En dan komt het +oordeel! En dan?.... O, werd hij toch uit dit gevaar verlost! Dan +zou hij de wereld vaarwel zeggen en zijn verder leven geheel aan God +wijden. En in zijn doodsangst werpt hij zich op de knieën en schreeuwt +hij het uit: »Help me, lieve St. Anna! Ik zal monnik worden!« + +Het onweer dreef langzaam over. Luther kwam behouden te Erfurt. Maar +wat er op den weg gebeurd was, vergat hij niet. Er was daar te Erfurt +een klooster, aan den heiligen Augustinus gewijd; en daar wilde hij +zijn verder leven gaan doorbrengen. Want al had hij later wel spijt +van zijn overhaaste gelofte, vooral wanneer hij aan zijn vader dacht, +verbreken wilde hij haar toch niet. + +Hij hield zijn plan stil. Maar veertien dagen later verzocht hij zijn +vrienden voor 't laatst nog eens bij zich. Na een gezellig avondje, +waarbij hij nog eens voor hen had gespeeld en er door allen braaf +gezongen was, maakte hij hun zijn besluit bekend. + +Ze stonden allen verbluft. Eerst hielden ze het voor een grap. Doch +toen ze zagen dat het ernst was, deden ze al het mogelijke om hem van +zijn voornemen af te brengen. + +Maar Luther was niet te bepraten. Den volgenden morgen, 17 Augustus, +toen het nog donker was, verliet hij zijn kamer en ging hij naar het +klooster, heel alleen, met niets bij zich dan twee boeken, Virgilius +en Plautus, zijn lievelingsschrijvers; een Bijbel had hij nog niet. +Hij klopte aan de poort en verzocht den prior om toegelaten te worden, +wat deze natuurlijk gaarne toestond. Hij trad binnen; de zware deur +werd achter hem gesloten en--Maarten Luther werd Augustijner monnik. + +Enkele vrienden waren dien morgen al vroeg naar zijn kamer gegaan, +in de hoop hem nog te kunnen overreden. Maar ze vonden er den vogel +gevlogen; en alles wat ze te weten kwamen was, dat doctor Martin dien +morgen vóór het aanbreken van den dag naar het Augustijner klooster +was gegaan. + +De vrienden in allerijl er heen, om hem zoo mogelijk terug te halen. +Maar ze werden niet eens binnengelaten. Door een kiertje kregen ze te +hooren, dat de nieuwe broeder in geen maand iemand van de buitenwereld +mocht zien. Toen ze nog wat wilden vragen, ging de deur voor hun neus +dicht. Ze hoorden de zware grendels er vóór schuiven. En of ze er nog +een tijdlang met hun vuisten op bleven trommelen, alles bleef +daarbinnen stil als het graf. + +Verslagen gingen ze heen, echt bedroefd dat die aardige, knappe +Martin, de glorie van de hoogeschool, zich in een klooster was gaan +begraven. + +Maar nog veel bedroefder waren de ouders, bij het ontvangen van den +afscheidsbrief van hun zoon. Vooral de vader. De doodstijding van zijn +Maarten, zijn vreugd en zijn trots, had hem niet méér kunnen doen +ontstellen, niet dieper kunnen smarten dan dit bericht. Hij schreef +hem een boozen brief terug. Hans Luther wilde vooreerst niets meer van +zijn zoon weten. + +Dat de Heer zelf hem in het klooster had gebracht, en dat hij juist +dáár zijn eerste vorming tot _hervormer_ moest ontvangen, wisten vader +Luther, en de vrienden, en de jonge monnik zelf nog niet. + + + + +V. + +In het klooster. + + +Werkelijk dacht Luther hier, binnen de kloostermuren, vrede te zullen +vinden voor zijn onrustig hart. Met vreugde was hij er ontvangen. De +monniken waren niet weinig vereerd, dat zoo'n beroemde doctor in de +wijsbegeerte de hoogeschool verlaten had om in hun klooster te komen +wonen. Maar hij moest zich niet verbeelden, dat hij meer was dan zij. +Ze deden hem dit maar dadelijk gevoelen en legden hem het laagste werk +op. + +Klok luiden, kerk vegen, de cellen van de andere monniken +schoonhouden, deuren openen en sluiten, hout en water aandragen, vuur +aanleggen en zooal meer, werden nu Luthers dagelijksche bezigheden. +En was hij hiermee klaar, dan was het: »Met den zak door de stad!« en +moest hij barrevoets, in een grove monnikspij, met een zak op den rug +huis aan huis gaan bedelen. Zijn woonvertrek was een kleine cel, die +hij alleen verliet om al die karweitjes te doen of in de kerk de mis +bij te wonen. Bij het gaan moest hij de oogen naar den grond houden +en de handen over elkaar geslagen in de mouwen. En verder moest hij +weinig spreken, veel in zijn gebedenboek lezen en dagelijks biechten. + +Dat hem zoodoende niet veel tijd tot studeeren overbleef, is te +begrijpen. Maar dat was minder, zeiden de monniken. Niet met +studeeren, maar met bedelen werd het klooster gediend. Voor den jongen +man, wiens grootste genot was om over zijn boeken te zitten, was _dit_ +wel het ergste. Maar met hart en ziel onderwierp hij zich aan alles, +wat men hem oplegde, meenende dat hij daardoor aan God behagen en +Zijn gunst verdienen zou. Gelukkig voor hem kwam er na eenigen tijd +verandering. De hoogeschool bemoeide zich er mee; en door deze +tusschenkomst werd hij door den prior van die vernederende diensten +ontslagen. + +Tot zijn groote blijdschap vond Luther ook hier een Bijbel, aan een +ketting vastgemaakt, voor het stelen. Want zoo'n Bijbel was toen ter +tijd verbazend duur. Zoo dikwijls hij kon, ging hij er in lezen. Heele +stukken er van leerde hij uit het hoofd. Met de hulp van een der +kloosterbroeders, met wien hij bijzonder bevriend was, ging hij aan +'t leeren van Hebreeuwsch en Grieksch, om den Bijbel ook in de +oorspronkelijke talen te kunnen lezen. + +'t Was een wonder zooals dat Boek hem aantrok. Eten, drinken, slaap, +vermoeienis, alles vergat hij er voor, tot zijn gebedenboek toe. Dit +laatste kwelde hem het meest. Eens durfde hij in zeven weken haast +niet te slapen, omdat hij zoo dikwijls verzuimd had in zijn getijboek +te lezen, en hij dit verzuim wilde inhalen. Lichaam en geest martelde +hij af om voor zijn zonden te boeten en toch maar heilig te leven. +Midden in den nacht stond hij op, om biddende, op zijne bloote knieën, +over den grond van zijn cel te kruipen. Hij nam een touw met knoopen +er in en geeselde zich daarmee, om het kwaad, zoo mogelijk, er uit te +sláán. Eten deed hij weinig en uiterst sober. Een stuk brood en een +haring was doorgaans zijn heele maal. »Als het nog langer geduurd had, +zou ik mij zeker doodgemarteld hebben,« heeft hij later zelf van dien +tijd gezegd. + +Eens had hij zich in zijn cel opgesloten en dagen lang niemand bij +zich willen laten. Toen het àl te lang duurde en er op het herhaald +kloppen geen antwoord meer kwam, begon men zich toch ongerust te +maken. Ze braken zijn deur open, en zie--daar lag broeder Martinus op +den kouden vloer, bewusteloos. Langen tijd trachtte men tevergeefs hem +tot bewustzijn te brengen. Eerst op het gezang van eenige koorknapen, +die geroepen waren, sloeg hij de oogen op en kwam hij weer bij. + +Of het den jongen Luther ook ernst was om tot eer van God te leven en +heilig te worden! Maar zijn pogingen baatten hem niet. Den zoo vurig +begeerden vrede voor zijn hart kon hij ook in het klooster niet +vinden. Hij bleef gevoelen dat hij een zondaar was, en dat hij wel +zijn kleed, maar niet zijn hart kon veranderen. Dat hart rein maken +kon hij met al zijn boetedoeningen en zoogenaamde goede werken niet. +»Hoe langer wij ons wasschen, hoe onreiner wij worden,« klaagde hij. + +[Illustratie: LUTHERS KLOOSTERCEL IN ERFURT.] + +Bij een bezoek van den vicaris-generaal, dat is de overste van de +Orde, doctor Johann Von Staupitz, had deze al aanstonds opgemerkt, +dat die nieuwe broeder Martinus geen _luie_ monnik was, en den prior +verzocht hem gelegenheid tot studeeren te geven, en hem met zachtheid +te behandelen. + +De vriendelijke man gevoelde zich bijzonder aangetrokken tot dien +jongen monnik met zijn droefgeestig, vermagerd gelaat en ingevallen +oogen, en had al spoedig zijn vertrouwen weten te winnen; en deze op +zijn beurt vereerde den ouderen vriend, die hem zooveel belangstelling +toonde, als een vader, en legde geheel zijn hart voor hem bloot. + +Veel spraken ze samen over wat hem bezwaarde. »Zie op de wonden van +den Heere Jezus, en op het bloed, dat Hij voor u gestort heeft,« +onderrichtte hem zijn vriend; »hierin zal Gods _genade_ zich aan +u vertonen. Vertrouw alleen op _Zijn_ gerechtigheid. Niet door het +lichaam te pijnigen kunt ge van de zonde verlost worden, maar door u +te werpen in de armen van den Verlosser. Heb Hem lief, die u eerst +heeft liefgehad.« + +De gesprekken van dezen vromen, verstandigen man waren Luther tot +grooten zegen. Hij leerde gelooven dat God in Christus een liefhebbend +Vader is, en niet uit vrees voor straf, maar uit dankbare wederliefde +gediend en gehoorzaamd wil zijn. Ook kreeg hij den wijzen raad, +voortaan al zijn godgeleerdheid uit den Bijbel te putten. En +toen Von Staupitz Erfurt weer ging verlaten, zag Luther tot zijn +onuitsprekelijke blijdschap zijn hartewensch vervuld, en kreeg hij +van zijn vriend een Bijbel ten geschenke. + +In het tweede jaar van zijn verblijf in het klooster werd Luther +ernstig ziek; en in het gezicht van den dood kwam al zijn onrust +en vrees over zijn zonden met kracht weer boven. »Mijn zonden, mijn +zonden, mijn zonden!« klaagde hij. Maar door de trouwe zorg des Heeren +kwam er een oude, vriendelijke monnik bij hem. Deze zette zich naast +den zieke neer, hoorde zijn klachten aan, en ging toen heel eenvoudig +aan het praten over het woord uit de Geloofsartikelen, dat hemzelf +eens vertroost had: _Ik geloof de vergeving der zonden_. »Maar,« zei +hij er bij, »het is niet genoeg te gelooven, dat de zonden aan David +en aan Petrus vergeven zijn. 't Is Gods bevel, dat wij gelooven +zullen, dat ze ook aan _ons_ zijn vergeven.« + +Dit eenvoudig woord werd Luther tot troost. O, hoe heerlijk klonk dit +bevel hem in de ooren! Dagelijks bad hij den Heer hem te helpen om het +te gehoorzamen; en in zijn Bijbel zocht hij alles op, wat zijn geloof +in de vergeving zijner zonden versterken kon. + +De rust, die zijn ziel daardoor kreeg, werkte ook genezend op zijn +lichaam. Hij herstelde nu spoedig, en kort daarop was het Kerstfeest. +Luther had nog nooit zoo blij Kerstfeest gevierd. + +Den 2den Mei 1507 werd Luther tot priester gewijd. Zijn vader was +uitgenoodigd om de plechtigheid bij te wonen. Hij nam het aan, maar +niet met zijn zin. Aan het feestmaal verklaarde hij rondweg, dat hij +liever thuis was gebleven. Hij kon er nog maar geen vrede mee hebben, +dat zijn knappe Maarten, aan wiens studie hij zooveel opgeofferd had, +vergeten binnen de kloostermuren zat, inplaats van in de wereld te +schitteren met zijn kunde als rechtsgeleerde. Hij had hem in al dien +tijd nog niet gezien, maar boos was hij toch niet meer. Als bewijs +daarvan gaf hij hem twintig gulden ten geschenke. Moeder Margaretha +was zelfs overgelukkig een zoon te hebben, die priester was. + +Na zijn priesterwijding bleef Luther niet lang meer in het Erfurter +klooster. Frederik de Wijze, de keurvorst van Saksen, had kort tevoren +te Wittenberg een hoogeschool opgericht, en op aanraden van Von +Staupitz werd pater Martinus door den vorst tot hoogleeraar aan deze +universiteit benoemd. + +Zoo kwam dat Luther in 1508 Erfurt verliet en in het Augustijner +klooster te Wittenberg ging wonen; want hoewel hoogleeraar bleef hij +toch monnik. + +Luther was toen vijf en twintig jaar. + + + + +VI. + +Naar Rome. + + +'t Was heelemaal niet naar Luthers zin dat hij geroepen was, de +wijsbegeerte te onderwijzen. Zijn hart ging naar de godgeleerdheid +uit; en hij studeerde wat hij kon, vooral Grieksch en Hebreeuwsch, om +zijn kennis uit de bron zelf, den Bijbel, te kunnen putten. + +In Maart 1509 verkreeg hij zijn wensch. Toen werd hij candidaat in de +theologie; en van nu af mocht hij elken middag zijn studenten uit den +Bijbel onderwijzen. Dat waren heerlijke uren, zoowel voor hemzelf als +voor zijn leerlingen. Hij begon met de verklaring van de Psalmen en +daarna van den Brief aan de Romeinen. En terwijl hij zijn studenten +onderwees, werd hijzelf door Gods Geest onderwezen. + +Van de akademie in zijn eenzame kloostercel teruggekeerd, zat hij +urenlang over den Romeinenbrief gebogen; en hoe dieper hij nadacht +over wat daar geschreven stond, hoe meer het licht van de waarheid +opging in zijn ziel. Vooral trof hem het woord: _De rechtvaardige zal +uit het geloof leven_. 't Was hem, als legde de Heer deze woorden +zelf in zijn hart. 't _Geloof_, dàt was wat rechtvaardig maakte en +naar den wil van God leerde leven. 't Was Luther, als kwam er met die +woorden nieuw leven in hem. Telkens hoorde hij ze weer, zelfs temidden +van zijn drukste bezigheden. + +De lessen, die Luther gaf, geleken niets op wat tot dusver was +gehoord. 't Was maar geen _boeken_kennis, maar _Bijbel_kennis, die +hij meedeelde; en die kwam niet uit het hoofd, maar uit het hart; +dit voelden zijn leerlingen dadelijk. Wijd en zijd werd er over +gesproken en van overal kwamen er jonge, vreemde studenten naar de +Wittenbergsche hoogeschool. Zelfs professoren schaamden zich niet om +Luthers lessen te komen bijwonen. Eén van hen, een bijzonder knappe, +zei: »Deze monnik zal al de leeraren van den weg brengen. Hij zal een +nieuwe leer invoeren en heel de Kerk hervormen; want hij grondt zich +op het Woord van Christus; en er is niemand ter wereld die dat Woord +bestrijden of omverwerpen kan.« + +Op een goeden dag kwam Luthers vriend Von Staupitz hem het voorstel +doen om in de Augustijnerkerk te preeken. Maar daar schrikte Luther +voor terug. Hij op den preekstoel? Hij vond zich veel te onwaardig en +te zwak voor zulk een zwaarwichtige taak. »Neen, neen!« weerde hij af. +»'t Is geen geringe zaak om in Gods plaats tot de menschen te +spreken.« + +Von Staupitz wilde echter van geen tegenbedenkingen hooren. En toen +Luther zag dat zijn verontschuldigingen geen van alle hielpen, zuchtte +hij: »Ach, heer doctor, u maakt me dood! Ik houd het geen drie maanden +uit.« + +»Dat maakt geen verschil,« was het antwoord. »Onze Heere God heeft +Boven ook geschikte menschen in Zijn dienst noodig.« + +Toen was Luther uitgepraat. Hij nam de opdracht aan; en wat hem eerst +zoo had bezwaard werd hem al spoedig een bron van vreugde. Met vuur en +kracht predikte hij het Evangelie aan de gretig-luisterende menigte; +eerst in het kerkje van het klooster; en toen dat te klein werd, in +de veel grootere stadskerk, voor een nog talrijker gehoor. Zelfs de +keurvorst kwam eens naar Wittenberg om hem te hooren. En hoe meer hij +tot het volk sprak, hoe meer hijzelf de kracht van Gods Woord +ervaarde. + +Toch was Luther nog altijd een trouw aanhanger van de Roomsche Kerk en +den paus. Hij was daarom niet weinig verblijd, toen hij in 1511 door +zijn vicaris-generaal naar Rome gezonden werd, met nog een priester +van zijn orde, om daar eenige kloosterzaken te bespreken. + +Deze reis is zoowel voor hem als voor de Hervorming van groot nut +geweest. »Ik wilde voor geen honderdduizend gulden dat ik Rome +niet gezien had,« verklaarde hij later. Niet omdat hij er zooveel +liefelijks had aanschouwd, maar juist omdat de herinnering aan al de +teleurstellingen en ergernissen, op dien tocht ondervonden, hem later +deed inzien hoe verbasterd de Kerk was en hoe verderfelijk haar leer. + +Met groote blijdschap en vol verwachting had Luther half October met +zijn kloosterbroeder de voetreis ondernomen. Nu zou hij eenigen tijd +in de dichte nabijheid zijn van den heiligen paus en van zooveel +andere vrome dienaren van de Kerk! Dáár zou hij de ware rust en +heiligheid vinden! + +Maar ach, wat een ontnuchtering! »Hoe dichter bij Rome, hoe slechter +Christenen«, vertelde hij later. Groot was zijn verbazing en nog +grooter zijn verontwaardiging over de verregaande zedeloosheid, die +hij in Italië aantrof. Maar hij troostte zich met de gedachte, dat het +in Rome zelf toch wel heel anders en beter zou zijn. + +Ook in de kloosters, waar hij onderweg zijn intrek nam, zag hij veel +onbehoorlijks. Zoo vertoefde hij eenige dagen in het rijke klooster +der Benedictijners, waar alles even weelderig en prachtig was +ingericht. Het maakte den nederigen broeder uit het arme klooster +te Wittenberg stom van verbazing. Als gast durfde hij echter geen +aanmerkingen te maken. Maar toen hij er ten overvloede op vastendag +de tafel beladen zag met een keur van vleeschgerechten, kòn hij niet +zwijgen. + +»De Kerk en de paus verbieden zulke dingen,« vermaande hij. + +De monniken lachten wat om hun nauwgezetten gast; en toen ze zagen +dat het hem ernst was, werden ze kwaad en gingen ze aan het schelden. +Zoo'n lompe Duitscher! Wou die hun de les lezen? Zoo'n stillen +verklikker konden ze in hun klooster wel missen. + +'t Werd voor Luther raadzaam dat hij heenging. Zijn vertrek uit het +klooster geleek veel op een vlucht. Te Bologna werd hij ernstig ziek. +Sommigen zeggen door vergif, hem in het klooster toegediend; anderen +meenen dat de matige monnik, zoo gewend aan zijn soberen kost, er het +eten niet heeft kunnen verdragen. + +Luther was heel treurig gestemd. Hij vreesde in den vreemde te zullen +sterven. Maar daar kwamen die woorden hem weer te binnen: _De +rechtvaardige zal uit het geloof leven_. En ze gaven hem weer troost, +moed en kracht. Hij herstelde en kon zijn reis voortzetten. + +Einde November was het doel bereikt en zag Luther, van de hoogte +waarop hij stond, de heilige stad, met haar menigte torens en koepels, +aan zijn voeten liggen. Vol aandoening knielt hij neer en in +vervoering roept hij uit: »Wees gegroet, heilig Rome!« + +Helaas, nieuwe teleurstelling! Inplaats van beter was het in Rome, +zoo mogelijk, nog erger. Pracht en praal was er genoeg; maar met den +godsdienst was het er allertreurigst gesteld. Priesters, bisschoppen +zelfs, hoorde hij spotten met het heiligste. + +Eens hielp hij in een kerk de mis bedienen; maar terwijl hij nog aan +de eerste was, had de priester aan het altaar naast hem er al zeven +gelezen. »Vlug wat, vlug wat!« hoorde hij hem fluisterend roepen; +»maak dat Onze Lieve Vrouw haar Zoon terugkrijgt!« + +En dat was nogal bij de mis, waarbij aan het volk werd geleerd, dat +de ouwel, die de priester in de hand hield, door het uitspreken van +eenige Latijnsche woorden, in het werkelijke lichaam van den Heere +Jezus veranderde. Luther geloofde vast dat het waar was; daarom was +hij er altijd zoo eerbiedig bij. Maar nu zag hij, dat de priesters in +Rome het niet geloofden, ja, er mee spotten. + +Deze dingen, en nog veel meer goddeloosheden, die hij er hoorde en +zag, bedroefden hem diep. Maar toch bleef hij nog vasthouden aan de +leer der Kerk. Zoo wilde hij, als vroom pelgrim, Rome niet verlaten, +zonder op zijn bloote knieën de acht en twintig treden van de marmeren +Pilatustrap opgegaan te zijn. Dit was een van de heiligste werken, die +men doen kon, en aan het beklimmen van elke trede was een aflaat van +negen jaren verbonden. 't Was dezelfde trap, zoo luidde het verhaal, +die voor het rechthuis van Pilatus had gestaan en door de voeten van +den Heiland was betreden geworden. Door een wonder was die trap van +Jeruzalem naar Rome gekomen. + +Ook deze dwaasheid geloofde Luther nog; en dus kroop hij al biddend de +treden op. Maar terwijl hij er mee bezig is, hoort hij opnieuw met +kracht die inwendige stem: _De rechtvaardige zal uit het gelóóf +leven_. + +Verschrikt springt hij overeind. Als een _waarschuwing_ klinken thans +die woorden hem in de ooren. Hij ziet opeens, met schaamte en afschuw, +hoe bijgeloovig hij is; en dadelijk maakt hij rechtsomkeert en lóópt +naar beneden. Neen, geen eigen werk, maar alleen het geloof in Jezus +Christus, Gods Zoon, kan hem rechtvaardigen. Niet door boetedoeningen +of wat ook kan hij de vergeving van zijn zonden _verdienen_. Hij +_behoeft_ die ook niet te verdienen. Zijn _Verlosser_ heeft ze voor +hem verdiend. _Die_ heeft zijn schuld geboet, door Zijn lijden en +kruisdood. Als hij dàt waarlijk gelooft, schenkt God hem de vergeving +uit _genade_, om _niet_. + +O, wat een heerlijk licht gaat er nú op in Luthers ziel! Wat wordt +het nú rustig daarbinnen! _De rechtvaardige zal uit het gelóóf leven._ +Nu begrijpt hij pas goed de beteekenis van dit woord. Zelf vertelde +hij later daarvan: »Zoodra Gods Geest mij die woorden leerde verstaan, +gevoelde ik mij als een nieuw mensch herleven en trad ik door open +deuren het Paradijs van God binnen. Van toen af beschouwde ik ook den +dierbaren Bijbel met geheel nieuwe oogen. Het woord »Rechtvaardigheid +Gods«, waar ik vroeger bang voor was, werd mij nu tot troost, kreeg ik +nu lief. Waarlijk, dat woord was voor mij de rechte deur van het +Paradijs.« + +Zoo vond Luther te Rome dan tòch, wat hij er was komen zoeken: rust +en vrede voor zijn hart. Niet, zooals hij eerst gehoopt had, door de +nabijheid van den paus; ook niet door de Pilatustrap; maar door die +woorden uit Paulus' brief, honderden jaren geleden door den apostel +geschreven juist aan de Christenen in datzelfde Rome. + +Gezegende reis! 't Was de Heer zelf die hem er gebracht had. In Rome +was Luthers _hart_ hervormd. Nú kon hij, op Gods tijd, beginnen met de +hervorming van de _Kerk_. + + + + +VII. + +Tetzel en zijn aflaten. + + +In 1512, kort na Paschen, keerde Luther te Wittenberg terug, en nog +datzelfde jaar werd hij er tot doctor in de godgeleerdheid bevorderd. +Bij deze gelegenheid legde hij, volgens zijn eigen woorden, den eed af +aan »zijn dierbare en heilige Schrift«, en beloofde hij, »haar getrouw +te verkondigen, zuiver te leeren, gedurende zijn gansche leven te +beoefenen en tegen alle valsche leeraars te verdedigen«. + +En aan die belofte is Luther trouw gebleven, zijn leven lang. Hoe +beter hijzelf de waarheid leerde verstaan, hoe vuriger hij haar +predikte aan anderen; hoe meer hij zag wat al onwetendheid en +dwalingen er onder de menschen heerschten, hoe meer hij zijn best +deed, die te bestrijden. + +Van goede werken als middel om de zaligheid te verdienen, wilde Luther +niets meer weten. + +»Ik, doctor Martin Luther, onwaardig Evangeliedienaar van onzen Heere +Jezus Christus, belijd, dat het geloof alleen voor God rechtvaardigt +zonder de werken. Dit is het ware Evangelie, dat niemand voor onze +zonden gestorven is dan Jezus Christus, Gods Zoon. En indien Hij +alleen het is, die de zonden wegneemt, kunnen wij het niet doen met +onze werken. Maar de goede werken _volgen_ de verlossing, gelijk +de vruchten zich vertoonen aan den boom. De begeerte om zichzelf +rechtvaardig te maken is voor het hart een bron van angst en vrees. +Maar wie Christus als Verlosser aanneemt, heeft den vrede; en niet +alleen den vrede, maar ook de reinheid des harten. Alle heiligmaking +is een vrucht van het geloof; want het geloof is een goddelijk werk, +dat door den Heiligen Geest ons hart vernieuwt en nieuwe menschen van +ons maakt.--Dit is onze leer. Het is die, welke de Heilige Geest +leert. Wij bewaren haar in den naam van God. Amen!« + +Zoo bracht Luther aan groote scharen van toehoorders de »Blijde +Boodschap«, zooals hij die zelf had leeren verstaan. En het klonk +alles zoo eenvoudig en waar wat hij zeide van het geloof in den Heere +Jezus, dat de menschen zich verwonderden, het vroeger zelf niet zoo te +hebben ingezien. + +Vooral voor de hoogeschool was hij tot zegen. »Als Luther voor zijn +studenten de Schriften verklaarde,« zegt een van zijn vrienden, »was +het of er na een langen, donkeren nacht een nieuwe dageraad opging +over de leer.« En dat begrijpen we, als we Luther zelf hooren zeggen: +»In mijn hart heerscht alleen, en _moet_ ook alleen heerschen, het +geloof in mijn Heere Jezus Christus, die alleen het begin, het midden +en het einde is van al de gedachten, die nacht en dag mijn geest +vervullen.« + +Dat Luther in zijn prediking anders leerde dan de Kerk, was hij zich +toen nog niet bewust, en als gehoorzame monnik was dit ook allerminst +zijn bedoeling. Tot er iets gebeurde, dat hem voorgoed met Kerk en +paus in botsing bracht. + +Paus Julius II was begonnen in Rome een buitengewoon prachtige kerk te +bouwen, de St. Pieterskerk; en zijn opvolger, Leo X, wilde dit werk +voltooien. Maar dit kostte ontzaglijk veel geld en--de schatkist was +ledig. + +Dit was trouwens niets nieuws. Paus Leo, vriendelijk en innemend, +maar zonder éénigen godsdienstzin, was een bijzonder pracht- en +kunstlievend man, en verspilde onnoemelijke schatten, niet alleen voor +zichzelf, maar ook voor zijn op vermaak en feesten beluste hovelingen. +Ook schonk hij veel weg aan familie en armen, die bij hem aanklopten, +want hij was erg goedgeefsch. Zoodoende had Rome altijd gebrek aan +geld, niettegenstaande het er uit alle landen binnenstroomde. + +Ook nu zat de Heilige Vader danig in de war. Hij had, behalve voor +de St. Pieterskerk, ook een groote som noodig voor een aangekocht +handschrift van een van de oude Romeinsche geschiedschrijvers; en +om nu aan geld te komen, schreef hij, op raad van zijn neef, den +kardinaal Pucci, een aflaat uit, waarin algeheele vergeving van zonden +werd toegezegd aan een ieder, die door het koopen van zulk een aflaat +geld voor den kerkbouw aanbracht. Ook zou deze aflaat van kracht zijn +voor de dooden, zoodat hun zielen uit het vagevuur verlost zouden +worden, wanneer er voor hen zulk een brief gekocht en betaald werd. + +Oorspronkelijk was zoo'n _aflaat_ of _vrijlating_ een kwijtschelding +van _straf_, door de _Kerk_ opgelegd, als boete voor een begane zonde. +Die kwijtschelding werd dan geschonken op het verrichten van een +zoogenaamd verdienstelijk werk, en kon ook verleend worden tegen +betaling van geld voor eenig kerkelijk doel. Maar het volk verstond er +doodgewoon onder, dat je voor geld _vergeving van zonden_ koopen kon, +als een broodje bij den bakker. En de verkoopers lieten dat maar zoo, +en gingen het ten slotte zelf prediken. + +Die aflaathandel was zeer winstgevend. Als de pausen dus geld noodig +hadden, schreven ze, onder een of ander voorwendsel, maar zoo'n aflaat +uit. En zoo deed Leo X nu ook. + +De aartsbisschop van Mainz, Albrecht, mocht er op zijn verzoek in +Duitschland mee werken en daarvoor de winst met den paus deelen. +Want ook hij had geld noodig om de dertigduizend gulden van zijn +bisschopsmantel af te doen, waarvoor hij nog altijd bij Rome in het +krijt stond. De Dominicaners, die er ook wel wat aan verdienen wilden, +zouden zich met de uitvoering belasten, en zonden hun afgevaardigde, +Johann Tetzel, naar Mainz, om zijn diensten aan te bieden. + +Deze niet ongeleerde monnik was een door en door slecht mensch. +Hij was al eens door keizer Maximiliaan veroordeeld om, in een +zak gebonden, in den Tiber geworpen te worden, en had het aan de +voorspraak van keurvorst Frederik te danken, dat hij nog leefde. Maar +hij was welbespraakt als de brutaalste kwakzalver, die ooit op een +markt had gestaan, en voor dit baantje als geknipt. + +Deze man reisde met zijn aflaatkraam heel Duitschland door, in een +mooi gemakkelijk rijtuig gezeten, door drie ruiters en een groot +gevolg begeleid. Kwam hij bij een stad, dan liet hij de overheid +zeggen, dat de genade van God en van den Heiligen Vader voor de +poorten verschenen was. Aanstonds werden dan alle klokken geluid en +met veel eerbetoon haalde men den aflaatkramer in. + +Zoo kwam hij in October 1517 ook te Jüterbog, een stad, vlak bij de +Saksische grens.--In Saksen zelf mocht hij van den keurvorst niet +komen.--Dadelijk kwam alles, wat loopen kon, er op de been. De Raad, +de geestelijkheid in plechtgewaad, de gilden met hun vaandels, de +onderwijzers en hun scholieren met brandende waskaarsen in de hand, +traden hem eerbiedig tegemoet en leidden hem in plechtigen optocht +naar de hoofdkerk. + +De pauselijke aflaatbul werd op een fluweelen kussen, met goud +omboord, vooruitgedragen. Dan volgde Tetzel, met een groot, rood +houten kruis in de hand, dat, met de pauselijke wapenen omhangen, vóór +het altaar in de kerk werd geplaatst, waar van alle kanten, ook uit +het dichtbijgelegen Wittenberg, het volk toestroomde om hem te hooren. + +Tetzel beklom den kansel. En wat hij daar dan met kracht en klem den +menschen stond wijs te maken, was in één woord allerverschrikkelijkst. + +»De aflaten,« zoo begon hij met bulderende stem, »zijn het kostbaarste +en hoogste geschenk van God! Dit kruis«--hier wees hij op het +roode--»heeft evenveel kracht als het kruis van Christus zelf.« En +dan ging hij zijn hoorders de brieven aanprijzen, waarin hun de zonden +vergeven zouden worden, niet alleen die ze gedaan _hadden_, maar ook +die ze nog zouden _willen_ doen. Berouw deed er minder toe. Koopen en +betalen, dàt was de hoofdzaak. »Menschen, ge hebt zooveel doodzonden +gedaan, dat ze niet te tellen zijn, en voor elk daarvan zoudt ge zeven +jaar in het vagevuur moeten branden!« donderde het over de hoofden. +»Maar door zoo'n genadebrief wordt elke schuld uitgedelgd, al is die +ook nòg zoo groot. Koopt ook voor uw vader, of moeder of vrienden, die +in het vagevuur kermen! Hoort gij het niet? »Erbarm u!« roepen ze. »We +lijden vreeselijke pijn! Een kleine aalmoes zou ons verlossen!«--Helpt +hen dan! Op hetzelfde oogenblik, dat het geld in de kist klinkt, +stijgt hun ziel ten hemel!« En zoo ging hij maar door, met nòg +gruwelijker leugens. + +'t Was wel dwaas van de menschen om al dien schandelijken onzin maar +voor goede munt aan te nemen. Maar ze hadden van kind af geleerd, +alles blindelings te gelooven wat van Rome kwam. En hoe meer leven en +vertoon daar bij was, hoe meer indruk het maakte. Daarbij viel zoo'n +leer bij velen wel in den smaak, omdat die een gemakkelijk middel aan +de hand deed om het geweten te sussen. Na het »Legt in, legt in, legt +in!« aan het einde van zoo'n toespraak uitgebruld, »alsof er een wilde +stier bulkte«, volgens Luther, régende het dan ook geldstukken in de +offerkist naast het kruis. De spotters hadden er al een rijmpje op: + + »Zoodra het geld in 't kistje klinkt, + Het zieltje in den hemel springt.« + +Want niet allen lieten zich die zotteklap op de mouw spelden. Wie +echter aanmerkingen durfden maken, werden door den redenaar zonder +complimenten »in den ban« verklaard. + +De aflaatkramers werden zelf ook wel eens leuk beetgenomen of in hun +leugens gevangen. Maar de ernstige, verstandige lieden bedroefden +zich, dat het arme volk zoo het geld uit den zak geklopt en, erger +nog, op een dwaalweg gebracht werd. Doch er was niemand, die het +openlijk durfde uitspreken. + +Tetzel deed intusschen goede zaken. In één stad kreeg hij in drie +weken niet minder dan twee millioen gulden bij elkaar. Wagens vol geld +gingen de Alpen over. »Allemaal zonden van de Duitschers,« spotten de +Italianen. + + + + +VIII. + +De Slotkerk te Wittenberg. + + +De treurige gevolgen van Tetzels schaamtelooze bedriegerij werden ook +door Luther ondervonden. Als de menschen bij hem kwamen biechten en +hij hun, alvorens de vrijspraak te geven, ernstig afvroeg, of het nu +ook hun oprecht voornemen was, de beleden zonden te laten en hun leven +te beteren, kreeg hij gewoonweg ten antwoord, dat dit niet noodig was, +want dat ze aflaatbrieven gekocht hadden bij Tetzel. + +Dat was voor Luther te veel. Had hij tot hiertoe gezwegen uit eerbied +voor den paus en de kerkelijke instellingen, nu kòn hij het niet +langer. Reeds de eerste maal dat hij door zijn vriend Staupitz van den +schreeuwerigen aflaatkramer hoorde, had hij gezegd: »Zoo God het wil, +zal ik een gat in zijn trommel slaan.« En nu achtte hij het oogenblik +daartoe gekomen. Hij rekende het zijn heilige plicht, tegen zulke +goddeloosheden openlijk de stem te verheffen en het misleide volk +te waarschuwen; niet zoozeer nog tegen den aflaat zelf als tegen de +schandelijke wijze waarop daarin handel gedreven werd. Hij had er in +de kerk voor het volk al tegen gepreekt. Maar het had weinig gebaat; +Tetzel bleef ongehinderd zijn goddeloos bedrijf voortzetten. Nu zou +Luther zich tot de leeraars wenden. + +[Illustratie: DE SLOTKERK TE WITTENBERG.] + +'t Was 31 October geworden, de dag vóór Allerheiligen, een gewichtige +feestdag, die overal in de kerken met veel plechtigheid werd gevierd; +vooral te Wittenberg, in de Slotkerk, die keurvorst Frederik er +gesticht had. Want in die kerk waren door den keurvorst een menigte +dingen bijeengebracht, zoogenaamde overblijfselen van heiligen, +waaraan groote waarde werd gehecht; b.v. stukjes hout, naar het heette +van het kruis des Heeren, beenderen en tanden van apostelen of andere +heiligen, lapjes van kleederen, die ze gedragen hadden, doosjes zand, +met bloed van martelaren gedrenkt, en zooal meer. Reliquieën heetten +die dingen; en op Allerheiligen werden ze in de Slotkerk vertoond. + +Geen wonder dus dat op dien dag de goedgeloovigen bij massa's daarheen +togen; niet alleen om er al de heiligen aan te roepen, maar ook om die +reliquieën te zien en te vereeren; te meer wijl er met dit kerkbezoek +nog een bijzonderen aflaat te verdienen was. + +'t Was in den morgen van dien 31sten October, dat keurvorst Frederik, +op zijn kasteel te Schweinitz, aan zijn broeder, hertog Johann, een +droom zat te vertellen, dien hij dien nacht had gehad, en dien hij +nooit zou vergeten, zei hij, al leefde hij ook nog duizend jaren. + +»Ik droomde,« zoo vertelde hij, »dat er een monnik bij mij kwam met +verzoek, iets op de deur van de Slotkerk te mogen schrijven. Ik gaf +mijn toestemming, en de monnik ging heen en begon te schrijven. Maar +hij dit deed in zulke groote letters, dat ik het hier vandaan lezen +kon, en met een pen zóó lang, dat het einde er van tot aan Rome +reikte, tegen de ooren van een rustig daar liggenden leeuw[1] stootte +en de kroon op het hoofd van den paus aan 't waggelen bracht. Al +de kardinalen en vorsten schoten toe om haar tegen te houden; gij +en ik hielpen mee. Onderwijl ging de leeuw, in zijn rust gestoord, +zoo geweldig aan het brullen, dat heel Rome en al de staten van het +heilige rijk toeliepen om te zien, wat er gebeurde. De paus verlangde, +dat men dien monnik het schrijven verbieden zou, en wendde zich in de +eerste plaats tot mij, omdat het in mijn land gebeurde. Toen liepen +gij en ik en al de rijksvorsten naar Rome, om die pen in stukken te +breken. Maar hoe meer moeite we deden, hoe sterker ze werd. Eindelijk +gaven we 't op. Ik liet toen aan den monnik vragen,--want ik was nu +eens in Rome en dan weer in Wittenberg--vanwaar hij die pen had en hoe +zij zoo sterk kwam. Toen antwoordde hij: Die pen is afkomstig van een +oude gans in Bohemen en al honderd jaar oud. Ik kreeg haar van een +vroegeren schoolmeester. En dat ze zoo sterk is, komt, omdat men haar +het merg niet ontnemen kan. Ik sta er zelf over verbaasd.--Toen de +monnik dit gezegd had, hoorde ik opeens een geducht leven. Uit die +groote pen waren een menigte kleine pennen gekomen.... Toen werd ik +wakker.« + +Hertog Johann vond het een wonderlijken droom. »Hadden we nu maar een +Jozef of een Daniël hier,« zei hij. + +»Ik heb al wel over een uitlegging gedacht, maar ik bewaar die voor +mij. Misschien zal de tijd nog eens leeren of ik goed gedacht heb,« +zei de keurvorst, weinig vermoedend dat de tijd reeds bezig was zulks +te doen. + +Onderwijl de oude vorst op zijn kasteel over zijn droom bleef +voortpeinzen, zat Luther in zijn kloostercel te Wittenberg met een +stuk wit papier voor zich. Hij had het feest van Allerheiligen +afgewacht als de beste gelegenheid om velen tegelijk tegen de +leugenleer van »den grooten beurzendorscher«--zoo noemde hij +Tetzel--te waarschuwen. Daarom schreef hij, wat hij er tegen in te +brengen had, op dat papier, in vijf en negentig stellingen, die hij, +zeide de inleiding, bereid was aan de universiteit in het openbaar te +verdedigen. Met een hamer gewapend ging hij er mee naar de Slotkerk en +sloeg ze daar aan de hoofddeur aan, waar ze door iedereen gezien en +gelezen konden worden. + +Daar stond onder meer voor aller oog: + +»De aflaatkramers zijn bedriegers wanneer zij zeggen, dat de +pauselijke aflaat van alle straf bevrijden en den mensch behouden kan. + +»Onder _volkomen vergeving van zonden,_ bedoelt de paus niet een +opheffing van _elke_ straf, maar slechts van die, welke hijzelf +opgelegd heeft. + +»De kwijtschelding en vergiffenis van den paus moet niet veracht +worden, want zijn vergiffenis is een verklaring van de vergiffenis +Gods. + +»Het is een dwaze prediking, te beweren, dat de ziel uit het vagevuur +opstijgt op hetzelfde oogenblik, dat het geld in de kist klinkt. + +»Zij, die zich verbeelden van hun zaligheid verzekerd te zijn door +middel van aflaten, gaan naar den duivel, met hun onderwijzers. + +»Ieder Christen, die oprecht berouw heeft over zijn zonden, ontvangt +volkomen vergeving van schuld, ook zonder aflaatbrieven. + +»Men moet den Christenen leeren, dat hij, die den armen geeft en den +behoeftigen leent, beter doet dan hij, die een aflaat koopt. + +»Men moet den Christenen leeren dat hij, die zijn naaste gebrek ziet +lijden en een aflaat koopt inplaats van hem te helpen, zich het +goddelijk ongenoegen op den hals haalt. + +»De ware en kostelijke schat der Kerk, is het heilig Evangelie van +Gods heerlijkheid en genade. + +»Te zeggen, dat een kruis met de pauselijke wapenen versierd, even +machtig is als het kruis van Christus, is godslastering. + +»Men moet den Christenen leeren, dat, indien de paus het villen en +plunderen der aflaatpredikers kende, hij liever den Dom van St. Pieter +tot asch verbrand zou zien, dan opgebouwd van de huid, het vleesch en +de beenderen zijner schapen.« + +Uit deze stellingen blijkt duidelijk, dat Luther toen nog grooten +eerbied had voor den paus en zich geroepen gevoelde het voor hem op +te nemen, in de vaste overtuiging, dat de Heilige Vader onkundig was +van wat door Tetzel in zijn naam gedaan werd. + +Zooals zich denken laat, wekten zijn stellingen groot opzien. Hij had +ze in 't Latijn geschreven, maar ze werden onmiddellijk in 't Duitsch +vertaald en in nog geen veertien dagen door geheel Duitschland +verspreid. Niemand kwam om ze te weerleggen. Maar de duizenden, die ze +op Allerheiligen gelezen hadden, deden niets dan er over spreken; in +huis, op de reis, op de markt, in de herberg, wáár men elkander maar +zag. Inplaats van aflaten namen de bedevaartgangers ze mee naar hun +woonplaats. Iedereen was er vol van en wilde ze lezen en laten lezen. +Ze werden afgeschreven, in andere talen overgebracht en bij duizenden +gedrukt en verkocht. Naar paleizen, studeervertrekken, kloostercellen, +en zelfs naar het Vaticaan vonden ze hun weg. Binnen vier weken wist +rijk en arm, geleerd en ongeleerd, in heel Europa en nog verder, er +over mee te spreken. »'t Was of de Engelen uitgezonden waren om ze +wijd en zijd over de aarde te verkondigen,« zei een tijdgenoot van +Luther.--Zou keurvorst Frederik, bij het vernemen er van, niet aan +zijn droom hebben gedacht? + +De Dominicaners, met Tetzel aan het hoofd, waren woedend, dat die +vermetele Augustijner hen in hun bedrijf was komen storen, en maakten +hem uit voor den grootste aller ketters, die niet anders dan den +brandstapel verdiende. + +Ter weerlegging van zijn stellingen liet Tetzel door een van zijn +handlangers een aantal stellingen vóór den aflaat vervaardigen. Eén +daarvan luidde, dat al wie zegt, dat de ziel _niet_ uit het vagevuur +vliegt, als het geld op den bodem van de geldkist klinkt, in dwaling +verkeert. Te Frankfort aan de Oder, waar hij met zijn aflaatkraam +heengetrokken was,--'t begon hem zoo dicht bij Wittenberg te benauwd +te worden,--liet hij op een openbare wandelplaats een preekstoel en +een houtmijt oprichten. Op dien preekstoel ging hij, omhangen met de +teekenen van zijn waardigheid als inquisiteur, tegen Luther staan +razen; en toen dit afgeloopen was, verbrandde hij op de houtmijt +Luthers stellingen. Maar de Wittenbergsche studenten, gloeiend van +verontwaardiging over den smaad, hun zoo geliefden en vereerden +meester aangedaan, wisten een aantal exemplaren van Tetzels stellingen +in handen te krijgen, en stookten daarvan op hun beurt een +vreugdevuurtje. + +Zooals dat gewoonlijk gaat, koos de één vóór, de ander tegen Luther +partij. Velen gingen de oogen open voor het verkeerde van den +aflaathandel en verheugden zich, dat er eindelijk iemand gekomen was, +die den moed had er tegen te getuigen. Anderen werden er door +verbitterd. Zelfs onder Luthers vrienden waren er, die het afkeurden, +uit vrees voor de gevolgen. + +Maar Luther zei: »Indien de zaak niet in den naam van God gedaan is, +zal ze vallen. Indien wèl, laat ze voortgang hebben.« + +En ze hàd voortgang, en heeft het nòg. De Heer zelf zorgde er voor, +want het was _Zijn_ werk. + +'t Is nu juist vierhonderd jaren geleden, dat Maarten Luther zijn +stellingen aansloeg aan Wittenbergs Slotkerk. En onder Gods bestuur is +_dit_ de beslissende stoot geweest tot het groot en gezegend werk der +Kerkhervorming. 't Begin, voor zoover men in deze van een begin +spreken kan. Daarom wordt 31 October _Hervormingsdag_ genoemd en +jaarlijks in de Protestantsche kerken met dankbaarheid herdacht. + +Thans, nu we 1917 schrijven en dus het Vierde Eeuwfeest der Hervorming +vieren, heeft die dag voor ons natuurlijk nog een bijzondere +beteekenis. + +VOETNOOT: + +[1] Leeuw is in 't Latijn _leo_. + + + + +IX. + +De strijd ontbrandt. + + +Het razen van Luthers vijanden noodzaakte hem, zich tegen hun +aanvallen te verdedigen. Hij bemerkte, dat zijn stellingen niet door +allen goed begrepen waren en achtte het daarom, vooral voor de +onpartijdigen, noodig er nog eens een duidelijke verklaring van te +geven. + +Deze »Verklaring« zond hij ook aan den paus, met een brief, waarin hij +den »Allerheiligsten Vader« meedeelde, wat hem bewogen had zijn +stellingen te schrijven, en hem ootmoedig verzocht, zijn zaak te +willen onderzoeken. Wanneer dit geschiedde, zoo vertrouwde hij, zou +zij wel tot een goed einde worden gebracht. Want hij geloofde nog +altijd in 's pausen rechtvaardigheid en waarheidsliefde. + +Leo X liet er zich echter niet veel aan gelegen liggen. Hij dacht dat +het maar een twist tusschen monniken was, en dat die wel spoedig +geëindigd zou zijn, ook zonder dat hij zich er mee bemoeide. Maar toen +er telkens nieuwe aanklachten tegen dien lastigen monnik bij hem +inkwamen, begon het hem te vervelen en kreeg Luther, in plaats van een +antwoord op zijn brief, waarop hij nog altijd vol vertrouwen wachtte, +een dagvaarding namens den paus, om binnen zestig dagen in Rome te +verschijnen. »Op het oogenblik dat ik den zegen wachtte, zag ik den +banbliksem op mij neerdalen,« zeide hij. + +Als Luther gegaan was, zou het waarschijnlijk met hem gedaan zijn +geweest. Maar zijn keurvorst wist te bewerken, dat hij voorloopig in +Duitschland mocht blijven, waar hij dan verhoord zou worden door den +kardinaal Cajetanus, den pauselijken gezant, die te Augsburg was voor +den Rijksdag. + +Niettemin had Rome hem reeds, onverhoord, voor een ketter verklaard en +bij voorbaat zijn ondergang besloten. Want Cajetanus was van een +bevelschrift voorzien, waarin de paus hem machtigde, den monnik, +indien hij binnen zestig dagen niet herriep, gevangen te nemen en naar +Rome te voeren en, zoo hij mocht ontsnappen, hem en al zijn aanhangers +en beschermers in den ban te doen. + +Met groote vrees zagen Luthers vrienden hem op den bepaalden tijd +gaan. Allerlei onrustbarende geruchten waren hun ter oore gekomen van +gevaren, die hem dreigden. Maar Luther stelde zich in Gods hand en +liet zich niet afschrikken. Gedurig was het hem, als hoorde hij de +stem van zijn Meester: Die Mij belijden zal voor de menschen, dien zal +Ik ook belijden voor Mijn Vader, die in de hemelen is. En vol moed +schreef hij aan een van zijn vrienden: »De wil des Heeren geschiede. +Zelfs te Augsburg, zelfs temidden van Zijn vijanden voert Jezus +Christus heerschappij. Christus leve; Luther sterve. De naam des +Heeren zij geprezen!« + +In October 1518 kwam hij te Augsburg en had daar een belangrijk +gesprek met Cajetanus. Deze was eerst heel vriendelijk; maar toen +Luther weigerde te herroepen, zoolang men hem niet van dwaling +overtuigde, werd hij norsch en dreigde hij hem met de strengste +straffen. + +»Men doe met mij, wat men wil,« antwoordde Luther onverschrokken. +»Maar al had ik vierhonderd hoofden, zoo zou ik ze liever alle +verliezen, dan herroepen wat ik getuigd heb van het heilig Christelijk +geloof.« + +»En als de paus u in den ban doet en geen vorst u meer in zijn rijk +zal dulden, waar zult ge dan blijven?« werd hem gevraagd. + +»Onder den hemel,« antwoordde Luther met een rustigen glimlach en de +oogen naar boven gericht. + +Op deze samenkomst volgden nog twee andere; maar Cajetanus, zelf druk +redeneerend, gaf zijn tegenpartij nauwelijks gelegenheid om aan het +woord te komen; en na nog veel bedreigingen riep hij toornig: +»Herroep, of kom niet terug!« + +Luther antwoordde met een buiging en--vertrok. + +Zij zagen elkander niet weder. Luther schreef den kardinaal nog een +onderdanigen brief, waarin hij zich op de uitspraak van den paus en de +Kerk beriep. Maar toen er na vier dagen nog geen antwoord op gekomen +was, verliet hij Augsburg op raad van zijn vrienden; want het was +duidelijk, dat het op zijn leven was gemunt. Hij deed het in alle +stilte, vóór het aanbreken van den dag, op een paard van een zijner +vrienden. En zoo kwam hij 31 October behouden in Wittenberg terug, +juist een jaar na het aanplakken van zijn stellingen. + +Paus Leo was heel ontevreden op Cajetanus, dat hij niet beter gezorgd +had, den ketter tot andere gedachten te brengen of hem in handen te +krijgen. Hij zou het nu door een ander beproeven en zond zijn +kamerheer Von Miltitz naar Duitschland, een eersten pluimstrijker, die +met vleien en zoete broodjes bakken zijn doel hoopte te bereiken. + +Maar Luther wist wel wat er achter die vriendelijkheid schuilde en +liet er zich niet door van de wijs brengen. Hij bleef bij zijn +verklaring, dat hij niets herroepen kon, maar beloofde, verder over +die geschilpunten te zullen zwijgen en de zaak te laten doodbloeden, +als zijn vijanden het ook deden en hem met rust lieten. Want nog +altijd was het Luthers oprechte wensch, een gehoorzame zoon van Kerk +en paus te blijven en, zoover zijn geweten het toeliet, niets te doen, +wat met die gehoorzaamheid in strijd was of den vrede verstoren kon. + +Von Miltitz deed alsof hij met deze belofte tevreden was. Hij noodigde +Luther heel vriendschappelijk aan den avondmaaltijd en deze nam het +aan. Beiden waren opgewekt en vroolijk, en bij het scheiden omhelsde +de pauselijke legaat den ketterschen doctor, die maar deed of hij die +Italiaansche manieren niet begreep, bijzonder hartelijk. Maar in +stilte kwam hij met Cajetanus overeen hem naar Trier te lokken. Was +hij eenmaal daar, in het gebied van een aartsbisschop, dan hadden ze +hem in hun macht en zou hij spoedig in Rome zijn. + +De aartsbisschop, die als scheidsman in Luthers zaak dienst zou doen, +verzocht dus den keurvorst hem naar Trier te zenden. Maar keurvorst +Frederik dacht er niet over. Zou hij het kort geleden misschien niet +hebben durven weigeren uit vrees voor den paus, nu waren de bakens +verzet. In Januari was keizer Maximiliaan gestorven en Frederik van +Saksen regent geworden van het Duitsche rijk. De oude keurvorst was +thans in Duitschland opperste gebieder, en als zoodanig was het nu de +_paus_, die noodig vond den _vorst_ te vriend te houden en te ontzien. +Bovendien had Leo het nu veel te druk met staatszaken om zich met de +zaak van een monnik bezig te houden. De aartsbisschop van Trier, een +gematigd man en daarbij een vriend van Frederik, wilde er zich ook +liefst maar niet verder mee inlaten, en kwam met den keurvorst +overeen, het onderzoek uit te stellen tot den eerstvolgenden Rijksdag. +En die bleef nog twee jaar uit. + +Zoo deed Gods Voorzienigheid te juister tijd alle omstandigheden +medewerken om het groote gevaar af te wenden, dat den hervormer en de +Hervorming bedreigde. + +Luther bleef dus te Wittenberg. 't Was er rustiger nu de aflaatventers +uit den omtrek verdwenen waren. Hun handel bracht trouwens nergens +geld meer op. Tetzel zelf, bij Von Miltitz aangeklaagd als de +eigenlijke oorzaak van al de beroeringen, viel in ongenade bij den +paus. Hij durfde niet eens te verschijnen, toen hij door diens gezant +ter verantwoording geroepen werd, maar verborg zich in een klooster, +waar hij, met verachting en schande overladen, wegkwijnde door +gewetenswroeging en verdriet. De arme man, zelfs door zijn vrienden +verlaten, vond bij niemand medelijden of troost dan bij Luther. »Ik +heb medelijden met Tetzel,« schreef Luther aan zijn vriend Spalatin. +Van dezen »vijand« kreeg de ongelukkige nog een roerenden brief, +waarin hij werd gewezen op de barmhartigheid Gods voor berouwhebbende +zondaren. + +Zoo betoonde Luther zich een echt Christen, gehoorzaam aan het bevel +van zijn Meester: Hebt uw vijanden lief. 't Was trouwens niet de +persoon, maar het werk van Tetzel, dat hij haatte. Hij had het vroeger +al eens gezegd: »Laat hij mij maar kwalijk bejegenen, ik zal daarom +zijn vijand niet zijn; ik zal voor hem bidden als voor een vriend. +Maar het is onmogelijk te dulden, dat hij de H. Schrift, onzen troost, +zoo mishandelt.« + +Was Tetzels schijnglorie alzoo in duisternis ondergegaan, Luthers +invloed vermeerderde met den dag. Aan de Wittenbergsche hoogeschool +was nauwelijks plaats meer voor de àl maar nieuw-aankomende studenten. +Ook de kerken werden er te klein. De nieuwe leer vond steeds meer +aanhangers, ook buiten Duitschland. Te Bazel waren door een +boekdrukker al de werken van Luther uitgegeven en met snelheid, ook in +andere landen, verspreid. Zelfs de _bisschop_ van Bazel juichte den +hervormer toe. En een zeker kardinaal riep, na zijn werken gelezen te +hebben: »O Luther! gij doet uw naam eer aan. Gij zijt een echte +Luther--_louteraar_.« + + + + +X. + +Het Leipziger twistgesprek. + + +Intusschen wachtte den hervormer nieuwe strijd. Docter Eck, +hoogleeraar te Ingolstadt, nogal een vroegere vriend, ging ook heftig +tegen Luthers geschriften te keer. Hij kon het maar niet verdragen, +dat de boeken van dien »nietigen monnik« door heel Europa zoo gretig +gekocht en gelezen werden en wilde in het openbaar met hem +redetwisten, om voor aller oog aan te toonen, dat Luther ongelijk had. + +Luther moest nu zijn belofte om te zwijgen wel breken. De vrienden +waren weer vol vrees. Niemand had nog ooit Dr. Eck durven weerleggen. +En dan het ònderwerp van den twist: Het oppergezag van den paus! Hoe +durfde de arme monnik zich dááraan te wagen! + +Ook zijn keurvorst was ongerust. Maar Luther sprak al dien +vreesachtigen moed in. »De waarheid zal zegepralen,« zei hij; »niet +door _mijn_ hand, noch door de _uwe_, noch door die van eenig ander +mensch; maar door de rechterhand van God. Mocht ik ook bezwijken, de +wereld zal met mij niet vergaan.« + +En zoo ging de dappere man in den zomer van 1519, in gezelschap van +zijn Wittenbergsche vrienden en een menigte studenten, naar Leipzig, +waar het twistgesprek zou gehouden worden in de groote ridderzaal van +het hertogelijk kasteel Pleissenburg, ten aanhoore van hertog George +van Saksen, een groote schare van graven, abten, ridders en andere +aanzienlijke en geleerde mannen. + +De hoogmoedige Eck, prat op zijn geleerdheid, hield zich vooruit al +van de overwinning verzekerd. Het ging, als gezegd, voor een groot +deel over het oppergezag in de Kerk. Eck zei, dat de paus het +opperhoofd was, als stedehouder van Christus, en grondde al zijn +beweringen op de uitspraken van de Kerkvaders. Maar Luther antwoordde: +»Christus zelf is het Hoofd en niet een mensch. _Christus moet als +Koning heerschen_, zegt de Bijbel. En wanneer alle Kerkvaders anders +leerden, zou ik mij tegen hen allen aankanten, steunende op het gezag +van de H. Schrift.« + +Luther beriep zich trouwens bij alles op den Bijbel. De Bijbel was +zijn eenig wapen in elken strijd. En daar kon zijn tegenstander niet +tegenop. »Dr. Eck is bang voor den Bijbel en loopt over de H. Schrift +heen als een spin over het water,« verweet Luther. + +En dat was waar. Eck moest het dan ook tegen Luther afleggen. Hij deed +wel alsof hij het gewonnen had, maar in zijn hart wist hij wel beter; +en de verstandigen dreven den spot met hem, zelfs in zijn eigen land; +vooral met de pen. Maar _dit_ keurde Luther niet goed. »'t Is beter +openlijk aan te vallen dan achter een heg verscholen te bijten,« zei +hij. + +Dat Leipziger twistgesprek, dat bijna drie weken geduurd heeft, had +voor de zaak der Hervorming heerlijke gevolgen. Want het pas ontstoken +licht der waarheid, dat door Luthers belofte aan Von Miltitz, in +Duitschland althans dreigde gedoofd te worden, vlamde er opnieuw hoog +door op. En dat niet door toedoen van Luther, die uit zichzelf het +zwijgen niet verbroken zou hebben, maar juist door zijn tegenstanders. +Wel een krachtig bewijs, dat de Hervorming geen menschenwerk, maar +Gods werk was. + +De kleine prins George von Anhalt, een jongen van pas twaalf jaar, die +te Leipzig studeerde, was ook onder de toehoorders geweest, en had er, +op een van de voor het Hof bestemde zetels, met alle aandacht +geluisterd. Een groote dorst naar kennis, en vooral naar waarheid, +leefde er in dat jongenshart. »Een vorst past geen leugentaal,« was +een van zijn leuzen. Gedurig smeekte hij God om toch zijn hart tot de +waarheid te neigen. »Doe met Uw knecht naar Uw barmhartigheid en leer +mij Uw inzettingen,« bad hij vaak onder tranen. Door den dood van zijn +moeder, een vrome vrouw, die in stilte de nieuwe leer aanhing, was hij +in het bezit van al Luthers geschriften gekomen. En wat hij nu op den +Pleissenburg tusschen die beide geleerden had hooren verhandelen, had +hem, zoo jong als hij was, ernstig aan 't denken gebracht en een +oprechte genegenheid voor Luther doen opvatten. Met volle overtuiging +en zonder eenige vrees schaarde die lieve jongen zich openlijk aan de +zijde van het Evangelie, zonder zich te laten weerhouden door de +schoone beloften noch door de bedreigingen van zijn voogden en zelfs +van hertog George. De Hervorming heeft in hem steeds een trouw vriend +gehad. Later, als regeerend vorst, heeft hij zelf aan zijn onderdanen +het Evangelie verkondigd. + +Ook voor den hervormer zelf was die redetwist van groot belang; want +door die nieuwe verdediging van de waarheid tegen de dwaling, leerde +hij de waarheid nòg weer beter verstaan. Hij was nu ook tot de volle +overtuiging gekomen, dat hij met de Roomsche Kerkleer breken moest. +»Mijn besluit is genomen,« zei hij. »Ik wil met Rome geen gemeenschap +meer hebben. Ik veracht zijn woede en ik veracht zijn gunst. 't Is nu +uit met mijn toegeeflijkheid.« + +Luther gevoelde zich nu tegenover Rome volkomen vrij; en in een +ernstigen, gemoedelijken brief deelde hij den paus de reden mee van +zijn scheiden. Hij schetst daarin het bedrog van Rome en zegt dan: »O, +voortreffelijkste Leo! wel verre van ooit een slechte gedachte omtrent +u gekoesterd te hebben, wensch ik u voor de eeuwigheid de kostbaarste +goederen. Ik heb slechts één zaak gedaan: ik heb het Woord der +waarheid gehandhaafd. Ik ben bereid om voor allen in alles te wijken; +maar dat Woord wil en kan ik niet laten varen. Wie anders van mij +denkt, denkt verkeerd. 't Is waar dat ik het Hof van Rome aangevallen +heb; maar noch gijzelf, noch eenig mensch op aarde kan ontkennen, dat +er aangaande de goddeloosheid die er heerscht, geen hoop op genezing +bestaat. Ja, ik ben met schrik vervuld geweest, ziende dat men onder +uw naam het arme volk van Christus bedroog.... O Leo, mijn Vader! hoor +niet naar de vleiers, die u zeggen dat gij niet een mensch, maar een +halve god zijt, en dat gij alles kunt bevelen, wat u behaagt. Ik ben +mogelijk te stoutmoedig, maar de liefde dringt mij en ik moet een stem +van waarschuwing en heil doen hooren.... O Leo, mijn Vader! gij zetelt +op den gevaarlijksten troon. Ik zeg u de waarheid, omdat ik u +hartelijk genegen ben.... Ziedaar waarom ik tegen dien zetel, die den +dood aanbrengt, uitgevaren ben. Wel verre van tegen uw persoon op te +staan, heb ik er door voor uw behoud meenen te werken.... Maar ziende +dat al mijn zorgen om den Stoel van Rome te hulp te komen vergeefsch +waren, heb ik hem den scheidbrief gegeven en gezegd: Vaarwel, +Rome!...« En dan biedt hij den paus een boekje aan, dat hij pas +geschreven had: _De vrijheid van een Christenmensch_. »Ik ben arm en +heb niets anders om u aan te bieden,« zegt hij; »maar hebt gij iets +anders nóódig dan geestelijke gaven?.... De Heere Jezus behoede u +eeuwig. Amen!« + +Terwijl Luther aldus afscheid nam van Kerk en paus, was Eck, uit wraak +over zijn nederlaag, op hooge beenen naar Rome gereisd en had daar +weten te bewerken, dat er een banbul tegen Luther uitgevaardigd werd, +waarin de paus beval, al zijn als kettersch verklaarde schriften in +het openbaar te verbranden, hem het prediken, onderwijzen en schrijven +te verbieden, en, zoo hij binnen zestig dagen niet herriep en zich met +de Kerk verzoende, hem en zijn aanhangers als vervloekte ketters +gevangen te nemen en naar Rome te brengen. + +Eck zelf bracht de bul in September 1520 in triomf naar Saksen, om +daar te worden afgekondigd. Maar hij legde er niet veel eer mee in. In +de eene stad werd ze aangeplakt op een plaats, waar niemand haar kon +lezen; in andere steden plakte men haar in 't geheel niet aan. De +studenten, op een relletje belust, maakten het er den overbrenger zoo +lastig om, dat hij de wijk moest nemen en naar hetzelfde klooster +vluchtte, waar Tetzel een schuilplaats had gezocht. Toen ze den man +zelf niet meer te pakken konden krijgen, vergenoegden ze zich met een +liedje op hem te maken en dit langs de straten te zingen. Eck hoorde +het in zijn gevangenis. Later, toen hij zijn kans schoon zag, kwam hij +met zijn bul in Erfurt. Maar de studenten dáár verscheurden al de +exemplaren en wierpen de stukken in het water. »Een bul[1] moet +zwemmen,« zeiden ze.--»Nu is het een echte bul«, grapte Luther, toen +hij er van hoorde. + +Intusschen werden er reeds in onderscheiden plaatsen buiten +Duitschland brandstapels opgericht voor de schriften van den ketter. +Die zouden er den schrik wel inbrengen, hoopten Rome's dienaren. + +Zoo ook te Leuven. »Luther«, zoo kwamen daar de leeraren van de +hoogeschool zich bij Margaretha, de landvoogdes der Nederlanden +beklagen, »Luther keert het heele Christelijke geloof om.« + +»Wie is die Luther?« vroeg de landvoogdes. + +»Een domme monnik,« was het antwoord. + +»Welnu«, luidde haar raad, »gij, die geleerd en met zoo velen zijt, +schrijft tegen hem. De wereld zal eerder vele geleerden dan één dom +mensch gelooven.« + +De geleerden vonden echter gemakkelijker de werken van dien »dommen +monnik« te verbranden dan ze te bestrijden. En terwijl ze daarmee +onder veel bekijks bezig waren, kwamen studenten en burgers met nog +meer boeken aandragen. De geleerde stokers verheugden zich reeds over +dien bijval. Maar hun blijdschap sloeg in woede over toen ze +ontdekten, dat men hen beet had en het Roomsche boeken waren, die daar +lagen te branden in hetzelfde vuur, dat de werken van den ketter +verteerde. + +Luther was de eenige, die rustig bleef temidden van al het rumoer. +»Laat men mijn werken maar vernielen,« zei hij. »Ik heb eenige zielen +tot den Bijbel willen leiden. Als ze _dien_ kennen, hebben ze _mijn_ +schriften niet meer noodig.«--Vrees kende hij niet, want hij +vertrouwde onder alles op God. »Geen blad van een boom valt op de +aarde zonder den wil van onzen Vader,« bemoedigde hij zijn bezorgde +vrienden, »hoeveel minder dan wij! Het zegt weinig, voor het Woord te +sterven, daar het Woord vleesch voor ons werd en voor ons gestorven +is. Ik verblijd mij, dat ik voor de beste zaak wat kwaad te lijden +heb.« + +Zoo had zelfs Rome's banbul hem niet kunnen verschrikken. Zijn eenig +antwoord daarop was een nieuw geschrift: _Tegen de bul van den +Antichrist_. Zoo noemde hij nu den paus. + +[Illustratie: LUTHER VERBRANDT DE PAUSELIJKE BUL.] + +Maar Luther meende nog meer te moeten doen. Hij had in het openbaar +tegen den aflaathandel gestreden, thans wilde hij in het openbaar de +gehoorzaamheid aan den paus opzeggen. Sinds het hem duidelijk was +geworden, dat de paus Gods Woord niet eerde en de dienaren van +Christus vervolgde, kon hij hem niet langer gehoorzaam zijn. En zoo +liet hij den 10den December, in de vroegte, aan den muur van de +hoogeschool te Wittenberg een kennisgeving aanplakken, dat doctor +Martin Luther voornemens was, dien morgen te negen uur, buiten de +Elsterpoort, de pauselijke bul en andere Roomsche geschriften te +verbranden, en iedereen uitnoodigde om daarbij tegenwoordig te zijn. + +In minder dan geen tijd wist heel de stad het; en op het bepaalde uur +stroomde alles er heen; professoren, studenten, en een groote menigte +volks, ouden en jongen, rijken en armen, voor- en tegenstanders. Een +houtmijt werd opgericht. Een der leeraren stak die aan. En na eerst de +andere schriften verbrand te hebben, nam Luther de bul, hief die +omhoog en wierp ze voor aller oog in de vlammen, met de woorden: +»Omdat gij de heiligen des Heeren bedroefd hebt, zoo vertere u het +eeuwige vuur!« + +VOETNOOT: + +[1] In den zin van _hond_. + + + + +XI. + +Naar Worms. + + +Duitschland had intusschen een nieuwen keizer gekregen. Eerst was de +kroon aangeboden aan keurvorst Frederik, Luthers vriend, die bekend +stond als een verstandig, vredelievend man, die zijn volk zeer +liefhad. Toen men eens, bij een opstand te Erfurt, bij hem +aangedrongen had, de stad met geweld van wapenen te onderwerpen, had +hij het geweigerd, »om bloed te sparen«.--»'t Zal geen vijf menschen +kosten,« had men hem gezegd. Maar de vorst had geantwoord: »Een ènkel +mensch zou te veel zijn.«--Ach, als keurvorst Frederik eens in onze +dagen geleefd had! + +Al de vorsten hadden gaarne de keizerskroon op Frederiks hoofd gezien. +Maar de nederige man meende haar te moeten weigeren; en op zijn raad +werd de kleinzoon van Maximiliaan, de negentienjarige Karel, reeds +koning van Spanje en Heer der Nederlanden, tot keizer verkozen en in +1521 te Aken als Karel V gekroond. + +Al spoedig werd er met den nieuwen keizer over Luther gesproken. De +pauselijke gezant Aleander drong bij hem aan, niet alleen om de +boeken van dien ketter te doen verbranden, maar ook hemzelf uit den +weg te ruimen. + +Het eerste wilde de keizer wel; men was daar trouwens in zijn +erflanden al mee bezig; maar het laatste ging zoo gemakkelijk niet. +Luther was een onderdaan van keurvorst Frederik; en dezen wilde Karel +te vriend houden, omdat hij aan hem zijn kroon te danken had. Ook wist +hij, dat velen van de andere vorsten Luther genegen waren. Hij wilde +dus eerst weten, hoe dezen er over dachten en vooral, wat het gevoelen +van den keurvorst was. + +In Januari 1521 zou er een Rijksdag geopend worden, d. i. een +Vergadering van alle vorsten en aanzienlijken des Rijks, om over +staatszaken te spreken. Thans zou het daarbij hoofdzakelijk gaan over +Luther en zijn leer. Deze Rijksdag, de eerste, waarop de jeugdige +Karel moest voorzitten, zou te Worms gehouden worden. De keizer wilde +Luther daar dan ook laten komen, om zich te verantwoorden. + +Toen de keurvorst dit hoorde, werd hij ongerust. Hij vreesde, dat +Luther er niet levend vandaan zou komen. In een brief verzocht hij den +keizer om van dien eisch af te zien. En toen dit niet baatte, vroeg +hij een vrijgeleide voor zijn onderdaan; waarop de keizer zijn woord +gaf, dat Luther door hem beschermd zou worden. + +Het vrijgeleide werd gegeven. Maar toch was de keurvorst nog niet +geheel gerust. Luthers vijanden waren het echter ook niet. Aleander +zag den doctor van Wittenberg liever niet voor den Rijksdag +verschijnen. In zijn hart vreesde hij dien stoutmoedigen man en de +kracht van zijn woord, waardoor hij er reeds zoovelen voor zijn leer +gewonnen had. Hij vond dus veiliger, dat de Rijksdag hem maar +onverhoord veroordeelde; te meer daar de paus hem toch al veroordeeld +had. Zóó ver had hij het bij den keizer reeds weten te brengen, dat +hij vergunning kreeg, vooraf Luthers geschriften te weerleggen. Hij +deed dit met groote welsprekendheid, en spande aan het einde al zijn +krachten in, om de vorsten tot een nieuwe veroordeeling te bewegen. + +Maar de Koning der koningen waakte over Zijn dienstknecht, en +gebruikte ook hier een tegenstander als pleitbezorger voor Luther en +de goede zaak. + +'t Was hertog George van Saksen, een van Luthers grootste vijanden, +die tot aller verbazing plotseling in de Vergadering opstond en zeide, +dat de vorsten recht hadden, ook zelven de zaak te onderzoeken, al had +de paus reeds uitspraak gedaan; want dat er met medeweten van den paus +zeer veel verkeerde dingen in de Kerk geschiedden. Met bewijzen +staafde hij zijn bewering. Het was niet tegen te spreken. Velen van de +anderen vielen hem bij. En het einde was, dat er besloten werd, Luther +voor den Rijksdag te roepen. + +Den 24sten Maart verscheen de keizerlijke heraut, Caspar Sturm met +de dagvaarding van Karel V te Wittenberg. Luthers vrienden zaten in +doodsangst over hem. Ze sméékten hem, niet naar Worms te gaan. Het +vrijgeleide van den keizer was zoo weinig te vertrouwen. Was niet +vóór honderd jaar een keizerlijk woord aan Hus gegeven, ook verbroken +geworden? + +[Illustratie: PHILIPPUS MELANCHTHON.] + +Maar er hielp niets aan. Wie er bevreesd was, Luther niet. »Christus +leeft,« zei hij; en dit was hem genoeg. Toch wist hij heel goed, dat +het zijn vijanden om niets anders dan zijn dood te doen was; »maar,« +schreef hij aan zijn vriend Spalatin, »met de hulp van Christus zal ik +het Woord op het slagveld niet verlaten.« En tot Melanchton, zijn +boezemvriend, die met alle geweld mee wilde, zei hij: »Gij moet hier +blijven. Kom ik niet terug en gelukt het mijn vijanden mij te dooden, +dan bezweer ik u, lieve broeder! dat gij niet ophoudt de waarheid +bekend te maken en bij haar te volharden. Werk meteen voor mij, als ik +het niet meer kan. Gij kunt het nog beter dan ik. Daarom is er ook aan +mij niet veel verloren, zoolang gij blijven moogt. Aan u heeft de Heer +een nog veel beter toegerusten strijder.« + +Met zulk een moed in het hart en het oog op God aanvaardde Luther den +2den April de reis, onder de tranen en gebeden van heel Wittenberg. +De stadsraad had hem daarvoor een rijtuig geschonken; een kleinen, +heel eenvoudigen wagen op lage wielen, zooals die toen in Saksen in +gebruik waren, met een linnen kap, die op en neer kon. De keizerlijke +heraut, bekleed met de teekenen van zijn waardigheid, reed te paard +vooruit, met zijn wapenknecht. Deze droeg het rijksschild met den +gekroonden adelaar. Professor Amsdorf, de rechtsgeleerde Schurf en een +jong Deensch student, die mee naar Worms zouden gaan, zaten bij hem +in den wagen. Een tweede wagen, met nog andere begeleiders, volgde. +Onderweg sloten nog meer vrienden zich bij hem aan, onder wie de +trouwe Justus Jonas. + +In verscheidene plaatsen, die hij doortrok, predikte Luther. En hij +sprak dan niet over zichzelf, maar enkel over zijn Heer en Meester, en +het heil, dat door het geloof in Hem te vinden was. _Vrede zij +ulieden_ was te Erfurt zijn tekst in de kerk van het Augustijner +klooster; dezelfde, waar hij in vroeger jaren aan het klokketouw en +met den bezem had gestaan. Ook te Eisenach kwam hij, waar hij als +jongen met zingen zijn brood had gebedeld. En wáár hij kwam, liepen de +menschen uit om den onverschrokken man te zien, die het, heel alleen, +tegen het machtige Rome had durven opnemen. + +Die reis naar Worms was voor Luther een zegetocht. + +Op bevel van den keizer moest hij er binnen een en twintig dagen zijn; +maar het scheen wel of vriend en vijand samenspanden om te maken, dat +hij er niet of niet op tijd zou komen. + +Telkens trachtten ze hem op te houden of ongerust te maken. »Ach,« +klaagden ze, »er zijn te Worms zooveel kardinalen en bisschoppen! Ze +zullen u verbranden, zooals ze Hus hebben gedaan.« + +Maar het geloof gaf Luther kracht om al die verzoekingen te weerstaan. +»Al ware de gansche weg van Wittenberg naar Worms één vuur, welks +vlammen tot aan den hemel reikten,« sprak hij, »zoo zou ik in den naam +des Heeren er doorheen wandelen, voor hen verschijnen en den Heere +Jezus belijden.«--»Ik zal naar Worms gaan, al moest ik er ziek +heengebracht worden,« had hij al vroeger gezegd. »Als de keizer mij +roept, is er geen twijfel aan, dat ik van God word geroepen. Hij leeft +en heerscht nog, die de jongelingen in den gloeienden oven bewaard +heeft.« + +Ook al om hem op te houden, wilde men hem naar een bevriend kasteel +rijden. De biechtvader van den keizer was daar; en met dezen zou hij +alles kunnen bespreken, zonder dat hij in Worms behoefde te komen, +zeide men hem. Maar Luther antwoordde: »Ik zal mijn reis voortzetten. +Als de biechtvader van den keizer mij wat te zeggen heeft, kan hij mij +in Worms vinden.«--En 't was maar heel gelukkig dat hij er geen gehoor +aan gaf. Want _dit_ bleek een strik, dien de vijanden hem spanden. + +Nog dicht bij de stad kwam er een bode van zijn vriend Spalatin, met +dringend verzoek namens zijn meester om toch niet binnen Worms te +komen. Maar Luther zei: »Zeg aan uw heer, dat, al waren er zooveel +duivels in Worms als pannen op de daken, ik er toch heen zou gaan.« + +En hij kwàm er, nog juist op tijd. Den 16den April, in den voormiddag +van den een en twintigsten dag, reed hij in zijn nederigen wagen de +stad binnen. Een honderdtal edellieden, die hem tegemoet waren gegaan, +volgden te paard, als een eerewacht. + +'t Was werkelijk ontroerend, den intocht te zien van dezen eenvoudigen +monnik in de rijksstad. Als hij de keizer zelf was geweest, kon hij er +niet met grooter belangstelling ontvangen zijn. 't Was er nog vòller +dan bij den intocht van den keizer. Overàl op zijn reis hadden de +menschen hun best gedaan den moedigen man te zien; maar hier in Worms +verdrong men elkander letterlijk. Straten en huizen waren vol +toeschouwers. Uit alle deur- en vensteropeningen staken de hoofden. +Wel een tweeduizend menschen pakten zich samen bij het huis, waar de +wagen stilhield en hij zijn intrek nemen zou. + +Bij het afstappen liep er een priester op hem toe, die hem omhelsde en +tot driemaal toe zijn kleed aanraakte, »alsof het een reliquie van den +grootsten heilige was«, zooals Aleander grimmig naar Rome schreef. + +Getroffen liet Luther zijn groote, klare oogen over de menigte gaan. +»God zal mij bijstaan,« hoorde men hem, als ter geruststelling, met +een blijmoedig gezicht zeggen. Toen ging hij naar binnen. + +Na den maaltijd kreeg Luther druk bezoek, zoowel van vorsten, edelen +en geleerden als van gewone burgers. De jonge landgraaf Philips van +Hessen was ook gekomen om hem te zien. »Indien gij gelijk hebt, heer +doctor, dan helpe u God!« wenschte hij hem met een hartelijken +handdruk. + +Ook vóór het huis bleef het vol nieuwsgierigen, tot laat in den avond. + + + + +XII. + +Voor den Rijksdag. + + +Den volgenden morgen kwam de rijksmaarschalk Luther aanzeggen, dat hij +'s middags voor den Rijksdag verschijnen moest. + +Met eerbied vernam Luther het keizerlijk bevel. Hij besefte ten volle +het gewicht van wat komen ging; en meer dan ooit gevoelde hij zijn +zwakheid. En dit gevoel maakte hem onrustig. 't Was hem, als had hij +opeens zijn vertrouwen op God verloren. Hij wierp zich op de knieën en +ging hulp en kracht zoeken in 't gebed. + +»Almachtig God!« riep hij uit, »hoe verschrikkelijk is de wereld; en +wat heb ik weinig vertrouwen op U! Hoe zwak is het vleesch, en hoe +machtig is de satan!... O God! mijn God! help mij! Het is niet mijn +werk, maar het Uwe! _Gij_ moet het doen... Gij alleen... _Ik_ heb hier +niets te doen. _Ik_ heb niets te twisten met die groote heeren van de +wereld! Het is _Uw_ zaak... en zij is rechtvaardig!... Getrouwe God, +wees mijn hulp! Ik verlaat mij niet op eenig mensch... O Heere! hoort +Gij niet? Mijn God! zijt Gij dood?... Neen, Gij kunt niet sterven! Gij +verbergt U slechts. Gij hebt mij tot dit werk verkozen. Ik weet +het... O Heere! wees mij nabij om den wil van Uw lieven Zoon Jezus +Christus, die mijn hulp, mijn schild en mijn sterkte is!...« + +Toen na een kort zwijgen: »O Heere, mijn God! waar zijt Gij?... Kom! +kom! ik ben bereid!... Ik ben bereid om mijn leven voor Uw waarheid te +laten. Ik zal niet van U scheiden; noch heden noch in alle eeuwigheid. +Al ware de wereld vol duivels, en al werd mijn lichaam gedood, ja, tot +asch verbrand--mijn ziel behoort U toe! Ja, Uw Woord verzekert het +mij, mijn ziel is Uwe! Zij zal eeuwig bij U blijven... Amen!... O God! +help mij!... Amen!« + +Gesterkt stond Luther van zijn knieën op. Hij voelde, na dit +smeekgebed, zijn God weer dicht bij zich. En toen de rijksmaarschalk +weer verscheen, met den keizerlijken heraut, om hem naar het +bisschoppelijk paleis te leiden, waar de Rijksdag gehouden werd, was +er geen zweem van onrust meer in hem. + +'t Was nu met de volte nog erger dan den vorigen dag. Er was gewoon +geen doorkomen aan vanwege het gedrang. Zijn geleiders traden het huis +weer met hem binnen, gingen ongemerkt de achterdeur uit, en brachten +hem door tuinen en nauwe achterstraatjes verder. Toen de menschen dit +merkten, drongen ze de huizen binnen naar de ramen, die op de tuinen +uitzagen. Anderen klommen op de daken of namen de pannen er uit. Allen +moesten den veel besproken man zien, dien de een voor een heilige, de +ander voor een duivel in monnikskleeren hield. + +Eindelijk was het niet verre paleis bereikt; maar aan binnenkomen was +geen denken. Of de heraut al riep: »Plaats! Plaats!« 't volk +gehoorzaamde eenvoudig niet. De hellebaardiers moesten er aan te pas +komen om met geweld een nauwen doortocht te banen en de menigte tegen +te houden, die mee naar binnen drong. + +'t Was daarbinnen trouwens al vol genoeg. Duizenden stonden er +opgepakt in de gangen en zijvertrekken. Een oude generaal, George von +Freundsberg, die ook daar stond, tikte Luther op den schouder en zei: +»Monnikje, monnikje! gij doet heden een marsch, zooals ik en menig +overste zelfs in den heetsten veldslag er geen gedaan hebben. Maar +hebt gij het rechte voor en zijt ge zeker van uw zaak, wees dan maar +getroost en ga in Gods naam voort. God zal u niet verlaten!« + +Dit gemoedelijk woord deed Luther goed. 't Was hem een nieuwe +versterking. En toen de vleugeldeuren van de Gothische zaal +opengingen, trad hij eerbiedig maar onverschrokken binnen. + +Nooit waren er op een Rijksdag zóóveel vorsten bijeen geweest, als +Luther hier vóór zich zag. Daar zat de jonge keizer Karel V op zijn +troon; naast hem zijn broeder Ferdinand; en verder een groot aantal +keurvorsten, hertogen, graven, bisschoppen, de gezanten van den paus, +drie koninklijke gezanten, en nog een menigte andere voorname heeren. +Ook de vreeselijke hertog van Alva was er bij. Een schitterend +gezelschap van meer dan tweehonderd personen. Op een tafel, midden in +de zaal, lagen Luthers boeken. + +'t Was voor den eenvoudigen monnik een overweldigende aanblik. Een +paar vorsten traden vriendelijk op hem toe, met een bemoedigend +Schriftwoord. De een zeide: »Vrees niet voor degenen, die het lichaam +dooden en daarna niet meer kunnen doen.« De ander: »Wanneer gij voor +stadhouders en koningen zult gesteld worden om Mijn naam, dan zal de +Geest uws Vaders in u spreken.« Zoo kwamen de eigen woorden van zijn +Meester hem versterken in deze gewichtige ure. + +Luther moest recht voor den keizer komen staan; en nu werden hem door +den kanselier twee vragen gesteld. Ten eerste, of hij erkende dat de +boeken, die daar lagen, door hem geschreven waren. Ten tweede, of hij +alles, wat daarin voor kettersch gehouden werd, wilde herroepen. +Vervolgens werden, op verlangen van Luthers raadsman Schurf, de titels +van de boeken voorgelezen en--Luther mocht antwoorden. + +De eerste vraag beantwoordde hij bevestigend. Voor de tweede verzocht +hij eerbiedig tijd om zich te bedenken. Hij deed dit niet uit vrees, +zooals de vijanden zich al met blijdschap wijsmaakten, of omdat hij +het met zichzelf nog niet eens was, maar opdat niemand zou kunnen +denken dat hij lichtvaardig of met overijling gehandeld had. + +Het verzoek werd hem toegestaan. Hij kreeg uitstel tot den volgenden +dag. En dezen tijd gebruikte Luther om te bidden, in den Bijbel te +lezen, zijn boeken nog eens door te zien en na te denken over wat hij +te zeggen had. »Maar met Gods hulp zal ik geen letterstreep +herroepen,« schreef hij aan een vriend. 't Was hem een heerlijke +gedachte, voor Keizer en Rijk van zijn Heer te mogen getuigen. Met de +hand op den Bijbel beloofde hij plechtig, het Evangelie getrouw te +zullen blijven, al moest hij het ook met zijn bloed bezegelen. + +[Illustratie: LUTHER VOOR DEN RIJKSDAG TE WORMS.] + +In die blijmoedige stemming verscheen Luther dien dag opnieuw voor de +Vergadering, zoo mogelijk onder nog grooter toeloop. De avond begon al +te vallen. In de zaal waren de lichten op. Vier uren lang sprak hij, +eerst in het Duitsch, en toen, ter wille van den keizer, die niet van +Duitsch hield, in het Latijn, over den inhoud van zijn boeken, en +verzocht aan het einde, hem uit den Bijbel te bewijzen dat hij +ongelijk had. In dit geval zou hij aanstonds zijn dwalingen herroepen +en met eigen hand zijn boeken in de vlammen werpen. + +Maar inplaats van een weerlegging kwam er een vermaning van den +kanselier dat hij hier niet mocht redetwisten en eenvoudig te +antwoorden had of hij herroepen wilde, ja of neen. + +»Welnu,« zei Luther, »dan zal ik een antwoord geven, dat niet bijten +of stooten zal. Ik kan mijn geloof niet onderwerpen aan het oordeel +van den paus en de Kerkvergaderingen, daar het zoo klaar is als de +dag, dat zij dikwijls gedwaald en zichzelve weersproken hebben. Word +ik niet door de H. Schrift van dwaling overtuigd, zoo kan en wil ik +niet herroepen; want het is niet raadzaam, iets tegen het geweten te +doen.--Hier sta ik! Ik kan niet anders! God helpe mij! Amen!« + +Onbeschrijfelijk was de indruk van dit kloeke antwoord op de +aanwezigen. »De monnik spreekt stoutmoedig en vastberaden,« moest de +keizer bekennen, na van zijn eerste verbazing bekomen te zijn. De +goede keurvorst ging van dat oogenblik af nog meer voelen voor Luther +en de Hervorming. Hij was er trotsch op, van zùlk een man de +beschermer te zijn. »Hoe schoon heeft pater Martinus gesproken!« zei +hij later tot zijn hofprediker Spalatin. + +Ook velen van de andere vorsten gaven hun goedkeuring te kennen over +Luthers woorden. Maar de vrienden van den paus stonden verlegen en +teleurgesteld. Ze gevoelden het maar al te goed, Rome had het verloren +tegen den monnik van Wittenberg. + +Nogmaals werd Luther gevraagd of hij het geschrevene, althans +gedeeltelijk, herroepen wilde. Zoo niet, dan zou de keizer weten, wat +hij met zulk een hardnekkigen ketter te doen had. + +Maar Luther liet zich door deze bedreiging niet afschrikken. »Ik heb +geen ander antwoord dan ik reeds gegeven heb,« zei hij bedaard. + +'t Was laat geworden. De keizer stond op en de vergadering ging +uiteen. Luther werd naar zijn verblijf teruggeleid door twee +keizerlijke officieren, weer omstuwd door vrienden en vijanden. »Ik +ben er door! Ik ben er door!« juichte hij bij het binnengaan met de +handen in de hoogte. Zijn trouwe Spalatin en andere vrienden bleven +bij hem. Aller hart was vol lof en dank aan God. + +'t Was een heerlijk getuigenis, dat Luther voor den Rijksdag had +afgelegd. De Heer had zijn vertrouwen niet beschaamd. Hij had hem +krachtig ter zijde gestaan en aan de wereld getoond, dat het Woord van +God triomfeert, ook over de machtigsten der aarde. Hij had Zijn +dienstknecht den moed gegeven, zijn heldhaftig _Neen_ te doen klinken +in de ooren van Keizer en Paus, en temidden van de leugen pal te staan +voor de waarheid. En al die grooten hadden het gehoord en gezien, hoe, +door de kracht der waarheid, die eenvoudige monnik met een gerust +geweten als een vrij man vóór hen stond. + +Luthers manmoedige daad heeft het daar te Worms voor alle volgende +eeuwen bewezen, dat gewetensvrijheid een heilig recht is, dat geen +aardsche macht den mensch ontnemen kan of mag. + +Wel mogen wij God danken voor wat Hij te Worms door Maarten Luther +gedaan heeft. + + + + +XIII. + +Op den Wartburg. + + +De aanhangers van Rome waren woedend over hun nederlaag en deden, met +den nuntius Aleander aan het hoofd, al het mogelijke om Luther +veroordeeld te krijgen. Ze gaven den keizer zelfs den raad, het +vrijgeleide in te trekken, zooals met Hus was geschied. Tegenover een +ketter behoefde men immers zijn woord niet te houden. + +Maar tegen zùlk een schanddaad kwamen de Duitsche vorsten, zelfs de +zoo vijandige hertog George, met kracht in verzet. Ook Karel zelf liet +er zich gelukkig niet toe vinden, maar gaf, zegt men, dit schoone +antwoord: »Al was er ook in de gansche wereld geen trouw en +gerechtigheid meer, dan moeten zij toch bij een Duitsch keizer +gevonden worden. Ik wil niet blozen als Sigismund.« + +Nog acht dagen bleef Luther te Worms. Hij werd niet meer voor den +Rijksdag ontboden, maar kreeg wel nog voortdurend tal van voorname +bezoekers, die hem tot herroepen zochten te bewegen en de grootste +gevaren voorspiegelden, zoo hij het niet deed. Maar het een werkte +even weinig uit als het ander. Eindelijk gebood de keizer hem te +vertrekken; want over een en twintig dagen zou het vrijgeleide +geëindigd zijn. Met het oog hierop liet zijn bezorgde keurvorst hem +weten, dat het voor zijn veiligheid noodig zou zijn, hem voorloopig +van zijn vrijheid te berooven, en hem ergens heen te brengen, waar hij +een tijdlang verborgen kon zijn. Maar waar, hoe en door wie moest nog +een geheim blijven. + +Gehoorzaam aan 's keizers bevel nam Luther in den morgen van den +26sten April afscheid van zijn vrienden en verliet hij Worms, in +het heerlijk bewustzijn, te hebben gehandeld naar den wil van God. +Twintig edellieden te paard en een groote menigte volks deden hem +uitgeleide. + +Ook nu ging het onder bescherming van 's keizers heraut. Maar reeds te +Friedberg zond Luther hem terug; op Hessisch grondgebied achtte hij +zich wel veilig. Hartelijk was het afscheid tusschen de twee mannen. +Caspar Sturm was in die enkele weken een warm vriend geworden van zijn +beschermeling èn van de Hervorming. + +Evenals op de heenreis predikte Luther ook nu weer het Evangelie, wáár +hij maar gelegenheid vond. 't Was hem namens den keizer wel verboden; +maar daar stoorde hij zich niet aan. »Het Woord van God mag niet +gebonden worden,« zei hij. + +Zoo kwam hij te Eisenach; en vandaar ging hij een bezoek brengen aan +het dichtbij gelegen dorpje Möhra, de geboorteplaats van zijn vader, +waar nog zijn grootmoeder en meer familie woonde. Ze behoorden er tot +de rijkste boeren uit den omtrek, de zoogenaamde »paardenboeren«, +omdat ze met paarden inplaats van met ossen ploegden. Er wonen daar +nog altijd veel families Luther in de omgeving. + +Niemand blijder dan de oude grootmoeder, toen de wagen voor de +boerderij stilhield en ze haar Maarten eindelijk weer eens in de armen +mocht sluiten. En Luther was niet minder blij, dat hij hier nu eens +een heelen dag kon uitrusten bij die lieve, vreedzame menschen, in het +stille dorpje, na al de stormen, die over hem heen waren gegaan. +Natuurlijk liep heel Möhra te hoop vóór de boerderij. Ieder moest den +beroemden zoon van Hans Luther zien. En den volgenden dag moest hij +voor hen preeken. Het kerkje was daarvoor veel te klein, want van ver +uit den omtrek kwamen de hoorders. Maar onder het jonge groen van de +groote linde tegenover het huis was plaats genoeg. En daar klonk toen, +onder den blauwen Meihemel, uit Luthers mond, het liefelijk Evangelie +van een genadig God, die Zijn Zoon in de wereld had gezonden om de +zondaren zalig te maken. + +Intusschen waren Luthers vijanden nog altijd bezig zijn ondergang te +bewerken. Door den keizer was een besluit geteekend en uitgevaardigd, +waarbij over den Wittenberger monnik, als den gevaarlijkste aller +ketters, de rijksban uitgesproken werd. + +Luther was dus vogelvrij verklaard. Zoodra het vrijgeleide geëindigd +was, zou een ieder hem mogen vatten, en daarvoor, als voor een heilig +werk, nog beloond worden op den koop toe. En wie hem huisvesten, +verbergen, voeden of op welke wijze ook helpen of beschermen mocht, +met woord of daad, zou ook in den ban worden gedaan. + +Zóó sprak Rome. Maar God waakte over Zijn dienstknecht en over het +werk, dat Hij Hem te doen had gegeven. En als God vóór ons is, wie zal +dàn tegen ons zijn? + +Toen Luther gepreekt had, nam hij te vier uur afscheid van Möhra en +besteeg hij opnieuw zijn reiswagen met Amsdorf en zijn kloosterbroeder +Petzensteiner, die hem, volgens de regelen van de Orde, op zijn +geheele reis vergezellen moest.[1] De andere vrienden waren bij +Eisenach van hem afgegaan en naar Wittenberg teruggekeerd. + +De weg leidde door het Thuringerwoud, en alles bleef rustig tot ze in +een hollen weg kwamen, dicht bij het kasteel Altenstein. Daar zien ze +zich plotseling overvallen door vijf vermomde, zwaar gewapende +ruiters, die uit de struiken te voorschijn springen en den wagen +omsingelen. Een van hen houdt den voerman een gespannen handboog vóór +en gebiedt hem op ruwen toon halt te houden. Een tweede vraagt met +gebiedende stem wie Luther is. Deze stelt gauw in 't Latijn zijn +vriend Amsdorf gerust, wien hij er al zooiets van gezegd had, en maakt +zich bekend; waarop hij bevel krijgt, óók onder bedreiging met een +handboog, zich gevangen te geven en uit te stijgen. Amsdorf, +begrijpend, doet of hij Luther te hulp wil komen en roept er schande +over, rustige reizigers zoo te behandelen. En de doodelijk verschrikte +kloosterbroeder, die het maar veiliger vindt om zich uit de voeten te +maken, springt uit den wagen en vlucht als een haas het bosch in. De +ruiters voeren intusschen hun gevangene weg. De voerman moet het +onmachtig aanzien hoe ze den doctor naast hun paarden laten meeloopen; +en als ze met hem uit het gezicht zijn, gaat hij ook maar verder met +zijn eenig overgebleven reiziger. + +Als alles in rust is, houden de ruiters halt. Ze doen Luther zijn +monnikskleed uit, slaan hem een mantel om, zetten hem op een paard, en +dan gaat het in draf het bosch door, langs allerlei omwegen, om +mogelijke vervolgers op een dwaalspoor te brengen. + +Luther, het paardrijden niet gewoon, is al spoedig doodmoe. Bij een +bron, nu nog de »Lutherbron« genaamd, laat men hem afstijgen om te +drinken, en onder de groote beuk,[2] die daar staat, wat uit te +rusten. En dan gaat het maar weer verder door het àl donkerder +wordende woud. + +Omstreeks elf uur 's avonds gaat het voorzichtig berg-opwaarts, tot +eindelijk halt wordt gehouden voor de poort van een oud, door dichte +bosschen omringd kasteel--de Wartburg. De poort wordt geopend, de +ruiters gaan binnen. En terwijl de zware valdeuren zich achter hen +sluiten, stijgen ze af in den hof. Luther is in veiligheid. + +Die ruiters waren de ridder van Altenstein, de slotvoogd van den +Wartburg en drie vertrouwde dienaren. De goede keurvorst had dit plan +uitgedacht om zijn beschermeling aan de macht van zijn vijanden te +onttrekken, die hem anders, zoo vreesde hij, zeker in handen krijgen +en vermoorden zouden. + +De heer van Altenstein keerde nu weer naar zijn eigen kasteel terug, +terwijl de anderen, langs de steenen trap van een der slottorens, +Luther naar de kamer leidden, die voor hem zoo geriefelijk mogelijk in +gereedheid was gebracht. Daar lag ook al een riddergewaad voor hem +klaar, dat de slotvoogd hem in plaats van zijn monnikskleed maar +dadelijk hielp aandoen, en een degen, dien hij aan de zijde moest +gespen. Om zijn hals kreeg hij een gouden keten. Luther herkende +zichzelf haast niet meer. Om zich nog meer onkenbaar te maken moest +hij baard en hoofdhaar laten groeien, en zich »Jonker Georg« laten +noemen. Want ook de bedienden van het kasteel mochten niet anders +denken, dan dat hij de een of andere gevangen ridder was. + +De tijding van Luthers ontvoering was door de vreeselijke berichten +van broeder Petzensteiner en den voerman weldra allerwegen bekend, en +de zonderlingste geruchten over zijn gewaanden dood deden daarbij de +ronde. De vijanden juichten, want ze dachten dat het nu gedaan was met +den ketter en zijn werk. Maar de vrienden treurden en jammerden over +hun groot verlies. »Luther dood?! Wie zal ons nu nog zuiver het +Evangelie verkondigen?« + +Doch zoowel vrienden als vijanden kwamen al spoedig te weten, dat de +hervormer nog leefde, al wisten ze niet wáár. Want »Jonker Georg« kon +niet ledig zitten. Van zijn »Patmos«, zooals hij zijn schuilplaats +noemde, schreef hij geruststellende brieven aan zijn vrienden, die +Melanchton verrukt deden uitjubelen: »Onze dierbare vader leeft!« Ook +zond hij, van uit zijn eenzame torenkamer te midden van de donkere +wouden, allerlei geschriften de wereld in, die dan door de zorg van +zijn vrienden gedrukt werden. En zoo bemerkten de vijanden tot hun +grooten schrik, dat de man, dien ze zoozeer haatten èn vreesden, nog +alles behalve dood was. + +Luther werd op den Wartburg uitstekend verzorgd en met onderscheiding +behandeld. Hij kreeg er twee edelknapen tot zijn dienst. 's Zondags, +en ook wel in de week, preekte hij voor den slotvoogd en andere +vertrouwden; en dagelijks maakte hij voor zijn gezondheid kleine +wandelingen in den omtrek van het slot; later waagde hij zich ook wel +verder. Hij was dan altijd in zijn ridderkleeding en in gezelschap van +een rijknecht, die hem les moest geven in het riddertje-spelen en in +het hanteeren van de wapenen. 't Was een norsch maar trouw man, dien +hij eens een hevigen schrik aanjoeg, door in een herberg, waar hij +wat wilde uitrusten, zijn degen, die hem verveelde, af te werpen, en +naar de boeken te grijpen, die hij daar zag staan. Dat waren nu +heelemaal geen riddermanieren, vond zijn onderwijzer. + +Eens nam men hem mee op de jacht. Maar dit »bitter zoet vermaak«, +zooals hijzelf het noemde, wilde hem niet bekoren. Het maakte hem +bedroefd. Hij kon niet helpen in de jagers den paus te zien, en in de +honden, die het wild moesten opspeuren, de bisschoppen, die de arme +zielen der menschen in hun netten zochten te vangen. Temidden van zijn +overdenkingen komt er een jong haasje, verschrikt door het +hondengeblaf, op hem toegeloopen en dringt zich tegen zijn voeten aan. +Luther heeft medelijden met het diertje. Hij neemt het behoedzaam op +en draagt het in zijn arm mee. Maar de honden krijgen er de lucht van. +Ze bespringen het, trekken het uit zijn schuilplaats en bijten het +dood. De sterke man, die nog nooit is teruggeschrikt voor eigen +doodsgevaar, uit een kreet van smart. »O satan!« roept hij, »zoo doet +ook gij! Zoo tracht ook gij nog de zielen te verderven, die al van den +dood gered zijn! Maar de arm, die hen draagt, is sterker dan de +mijne.« + +Dat Luther ook op den stillen Wartburg ijverig voortarbeidde aan zijn +hervormingswerk, al klaagde hijzelf dat hij weinig deed, blijkt wel +uit de menigte boeken en preeken, die hij er schreef, en voornamelijk +uit een werk van onschatbare waarde, dat hij daar begonnen is, n.l. +zijn Bijbelvertaling, een reuzenwerk in één woord. + +Zooals we weten, is het Oude Testament in de Hebreeuwsche, het Nieuwe +in de Grieksche taal geschreven. Nu was er wel een oude Latijnsche +overzetting, de Vulgata genaamd, maar die was heel gebrekkig, heel +duur, en voor het volk, dat geen Latijn kende, onbruikbaar; en de +bestaande Duitsche vertalingen daarvan waren dikwijls nog +onbegrijpelijker. + +Daarom was het voor heel de wereld een groote zegen, dat de Heer aan +Luther de gedachte in het hart gaf: »Dit éénige Boek moet in alle +talen, in alle landen, onder alle oogen, in alle ooren en in alle +handen en harten zijn,« en hem deed besluiten, zelf de hand daartoe +aan het werk te slaan, door het in de taal van zijn volk over te +zetten. Zijn eenzaam verblijf op den Wartburg schonk hem daarvoor een +kostelijke gelegenheid. + +Niet uit het Latijn, maar uit de oorspronkelijke talen bracht Luther +den Bijbel over. Een geheel _nieuwe_ vertaling gaf hij dus, en dat in +mooi, vloeiend Duitsch, geheel verschillend van de nog ruwe, +ongevormde taal en stijl van die dagen. Met het gebruik van zijn +Bijbel gingen de menschen zich toen ook die verfijnde taal eigen +maken. Zoo werd de hervormer ook voor de _taal_ van zijn volk een +Luther--_louteraar_. + +[Illustratie: DE KAMER VAN LUTHER OP DEN WARTBURG.] + +Hij begon met het Nieuwe Testament. Een gemakkelijke taak was dit +zéker niet. Dagen, ja weken zat hij dikwijls te peinzen over de juiste +beteekenis van één woord of één zin. Had hij die, dan moesten in het +Duitsch de juiste woorden er voor gevonden worden. Ontzaglijk veel +moeite kostte hem dit werk. Maar het was hem tegelijk een groote +vreugde. Hij ondervond duidelijk dat de Heer ook hierin mèt hem was, +en het hem wèl deed gelukken. Zelf zegt hij er van: »Men ziet er uit, +dat de Heilige Geest er bijzonder behagen in heeft gehad, met ons, +Duitschers, in onze moedertaal te spreken.« + +Ook schonk de Heer hem een trouwe hulp in Melanchton, die bijzonder +knap was in het Grieksch. Deze met Justus Jonas, Bugenhagen en anderen +hielpen hem, na zijn terugkomst in Wittenberg, het werk voltooien, dat +hij op den Wartburg begonnen was. + + * * * * * + +Nog altijd staat het daar, op zijn dichtbegroeide, 462 M. hooge rots, +het eeuwenoude, wereldberoemde slot, het schoonste onder Thuringens +burchten. Wie een reis door Thuringen maakt, keert niet huiswaarts +zonder het te hebben gezien, niet alleen van buiten, maar ook van +binnen. En van al het bezienswaardige, dat den bezoeker daar dan wordt +getoond, blijft wel het merkwaardigste de eenvoudige torenkamer, die +»Jonker Georg« tien maanden lang tot verblijf gediend heeft. Daar ziet +hij dan allereerst de eikenhouten tafel, waaraan hij den Bijbel te +vertalen zat; zijn stoel, zijn ledikant en de kolossale groen-steenen +kachel. Ook is daar nog een eigenhandig geschreven brief van den +grooten man, en een kist met de eerste uitgaven van den vertaalden +Bijbel. + +Zoo staat daar de eerbiedwaardige Wartburg, als een gedenkteeken van +Gods trouw, die aan de Kerk een Luther gaf om het licht van Zijn +Woord, eeuwen lang door onwetendheid en bijgeloof onder een korenmaat +verborgen, weer op den kandelaar te plaatsen en met vernieuwden glans +te doen schijnen. + +VOETNOTEN: + +[1] Deze regel berustte op Marc. 6: 7: _En Hij riep tot zich de +twaalve, en begon hen uit te zenden twee aan twee_. Daarom moesten +de kloosterbroeders ook altijd met hun beiden reizen. + +[2] In 1817 is het _Derde Eeuwfeest_ der Hervorming nog onder dezen +ouden boom gevierd. Men had hem versierd en een beeltenis van Luther +er in gehangen. In 1841 heeft een zware storm hem geveld, tot groote +droefenis der bevolking. De landsheer, hertog Bernhard van +Saksen-Meiningen, liet er toen een gedenkteeken oprichten en een +jonge beuk planten, die nu ook al flinke afmetingen heeft. + + + + +XIV. + +Terug in het strijdperk. + + +Terwijl Luther rustig aan zijn gewichtig vertaalwerk bezig was, kwamen +hem berichten ter oore, die hem een langer verblijf op den Wartburg +onmogelijk maakten. + +Hij had al eens, heel in 't geheim, een snoepreisje van enkele dagen +naar Wittenberg gemaakt, om met de vrienden te spreken over het +optreden van Dr. Carlstadt, een van de leeraren aan de Wittenberger +hoogeschool. Deze man was bijzonder heftig en voortvarend van aard. +Het hervormingswerk ging hem te langzaam naar den zin; daarom wilde +hij maar op eigen gelegenheid handelen en alles, wat hem in de Kerk +niet aanstond, met geweld afschaffen; wat een heele verwarring in +Wittenberg gegeven had. + +Luther had alle hoop, dat het zijn vrienden gelukken zou de rust te +herstellen. Maar juist het tegendeel was waar. Er waren namelijk uit +Zwickau, onder aanvoering van zekeren Thomas Munzer, eenige dweepzieke +mannen naar Wittenberg gekomen, die zich van God gezonden profeten +noemden, maar door hun daden toonden, dat ze heelemaal niet handelden +naar den wil van God. Ook zij wilden, door het afschaffen van al de +bestaande gebruiken, een algeheele omwenteling in de Kerk teweeg +brengen. Carlstadt sloot zich bij hen aan en zocht ook de studenten op +zijn hand te krijgen. Hij ruide hen op om mee naar de kerken te gaan, +er de heiligenbeelden te verbrijzelen, de altaren te vernielen, de +priesters, die nog gewoon de mis lazen, weg te jagen, en al zulke +dolligheden meer. + +Dit was heel anders dan Luther leerde. Die zeide: »Preekt de beelden +uit de harten van de menschen, dan zullen ze uit de kerken vanzelf wel +verdwijnen.« + +Maar zoo dachten die onruststokers niet. Zelfs de hoogeschool wilden +ze weg hebben. Al die geleerdheid diende nergens toe, verkondigden ze. +De menschen moesten liever maar weer met hun handen gaan werken. Er +stond immers geschreven, dat ze in het zweet huns aanschijns hun brood +zouden eten. De meester van de jongensschool riep zoo maar uit het +raam den menschen toe, dat ze hun jongens voortaan maar thuis moesten +houden, want dat God hen wel leeren zou. + +Een en ander dreigde noodlottig te worden voor het ware werk der +hervorming. De vijanden gaven van al die wanordelijkheden de schuld +aan Luther en begonnen weer moed te vatten, dat Rome het ten slotte +toch nog winnen zou. De vrienden stonden er machteloos tegenover. +Zelfs de Overheid zag geen kans aan de onrust een einde te maken. En +allen riepen om Luther. Luther moest terugkomen. + +En Luther kwàm. Toen hij op zijn Wartburg er van hoorde, nam hij een +kort besluit. Hij moest en zou naar Wittenberg, het kostte wat het +wilde. Hij wist wel dat zijn leven er groot gevaar door liep, maar +waar het de zaak van Christus gold, achtte hij, evenals de apostel +Paulus, zijn leven niet te kostbaar. »Wij moeten den satan onder den +voet vertreden en tegen den engel der duisternis strijden,« zei hij. +De bezorgde keurvorst smeekte hem in een dringenden brief, nog te +blijven waar hij was. Maar ook dit kon hem niet van zijn plan +afbrengen. »Ik heb Uw Hoogheid al genoeg toegegeven door mij dit jaar +verwijderd te houden. Uw Hoogheid moet weten dat ik naar Wittenberg +kom onder een machtiger bescherming dan die van een keurvorst,« +schreef hij in zijn antwoord. En in vast vertrouwen op die hoogere +bescherming steeg »Jonker Georg« te paard, zeide zijn eenzame wouden +vaarwel, en verliet voorgoed het kasteel, dat hem tien maanden lang, +tegen wil en dank, had geherbergd. Dit was op 3 Maart 1522. + +Zijn weg ging over Jena, waar hij 's avonds zijn intrek nam in »De +zwarte beer«. Terwijl hij daar aan de tafel was gezeten, de handen op +het gevest van zijn degen geleund en lezende in een Hebreeuwsch +Psalmboekje, dat vóór hem lag, kwamen er twee jongelui binnen, +studenten uit St. Gallen. Ze hielden zich bescheidenlijk op een +afstand. Maar de »ridder« groette hen vriendelijk en noodigde hen uit, +aan zijn tafel te komen zitten. + +De Zwitsers deden dit gaarne en waren al spoedig met den vreemden +ridder, die hun van allerlei vroeg, in druk gesprek. Ze vertelden dat +ze naar Wittenberg gingen, en die lange reis ondernomen hadden, enkel +met het doel om doctor Martin Luther te zien en te hooren. En toen +kwam de vraag: »Kunt u ons niet zeggen, Mijnheer, waar doctor Luther +thans is?« + +»Ik weet zeker, dat doctor Luther thans niet in Wittenberg is. Maar +hij zal er wel gauw komen,« was het antwoord. »Philippus Melanchton is +daar. Ge moet u maar ijverig toeleggen op het Grieksch en Hebreeuwsch, +dan kunt ge de H. Schrift lezen.« + +De studenten waren een en al verbazing. Een ridder, die zoo maar +gewoon het leeren van Grieksch en Hebreeuwsch aanprees, en zelf +Hebreeuwsch làs, zooals dat boekje uitwees; en die sprak over +Melanchton, Erasmus en andere geleerden, alsof hij ze allen kende! +'t Leek wel of hijzelf een geleerde was. Wie kon dat zijn? + +Nog een tijdlang hield de aardige vreemdeling hen gezellig aan den +praat. Onder den maaltijd wijdden ze meer aandacht aan zijn woorden +dan aan hun eten. En ten overvloede betaalde hij ook nog hun +vertering. + +Bij het ter ruste gaan nam hij met een hartelijken handdruk afscheid +van hen, met verzoek: »Als ge te Wittenberg zijt, groet dan doctor +Hiëronymus Schurf van mij.« + +»Zeer gaarne,« beloofden ze. »Maar van wien?« + +»Zegt alleen maar: Die komen moet, laat u groeten. Dan weet hij het +wel.« + +Een paar dagen later te Wittenberg gekomen, deden de Zwitsers wat hun +opgedragen was. Ze troffen bij Dr. Schurf een heel gezelschap van +professoren aan, en onder dezen den vriendelijken ridder uit »De +zwarte beer«. + +Lachend kwam hij naar hen toe en groette hen als oude bekenden. Toen, +naar een der heeren wijzend, zeide hij: »Ziedaar Philippus Melanchton, +van wien ik u gesproken heb.« + +De studenten mochten tot hun blijdschap het verdere van dien dag bij +het geleerde gezelschap doorbrengen. Nu _wisten_ ze waar doctor Martin +Luther was! + +Den volgenden dag, een Zondag, stond Luther te Wittenberg weer op den +preekstoel, in een stampvolle kerk. »Luther is terug! Luther gaat weer +preeken!« Van mond tot mond was dit blijde nieuws door de stad gegaan. +En van alle kanten waren ze in den vroegen morgen toegestroomd, de +menschen, elkander verdringend om den held van Worms weer te zien. + +Hij stond er als een vader, die een poos van zijn kinderen weg is +geweest en hun nu vertelt, wat hij in zijn afwezen van hen gehoord +heeft. Hij deed dit in eenvoudige woorden, vol kracht en tegelijk vol +zachtheid. Hij begon met een prijsje. »'t Is wel goed, verkeerde +dingen af te schaffen; maar,«--nu kwàm het--»waar was daarbij de orde +en de welvoegelijkheid? De mis, zegt gij, is een slecht ding. Ik zeg +het ook. Maar men moet er niemand met geweld van afscheuren. Aan God +moet men de zaak overgeven. Zijn Woord moet werken en niet wij. Ik wil +prediken, ik wil spreken, ik wil schrijven, maar ik wil niemand +dwingen, want het geloof is een vrijwillige daad. Had ik met geweld +te werk willen gaan, dan zou Duitschland mogelijk in een bloedbad zijn +gedompeld. Maar ik ben rustig gebleven en heb het Woord zelf de wereld +laten rondgaan. En dat Woord heeft het pausdom omgekeerd, zóó zelfs, +dat geen vorst of keizer het ooit zooveel kwaad had kunnen doen. _Ik_ +heb niets gedaan; alleen het Woord heeft alles gedaan.« + +Zoo predikte Luther, achtmaal in de acht dagen, tegen den beeldenstorm +en de dwepers. Zijn wapen, ook in dezen strijd, was de Bijbel. En hij +overwon. Hij noodzaakte de valsche profeten om Wittenberg te verlaten, +en Carlstadt, om niet meer zoo onbesuisd te werk te gaan. En zoo +gelukte het hem, onder Gods zegen, de gemoederen tot bedaren te +brengen en orde en rust in de stad te herstellen. + +»O,« schreef doctor Schurf aan den keurvorst, »wat zijn we allen +verheugd over de terugkomst van doctor Martin! Zijn woorden brengen +ons, met Gods genadige hulp, dagelijks meer op den weg der waarheid +terug. 't Is zoo klaar als de dag, dat de Geest van God in hem is en +dat hij door Gods bijzonder bestuur te Wittenberg terug is gekomen.« + +[Illustratie: DE BEELDENSTORM.] + + + + +XV. + +De Bijbel herneemt zijn plaats. + + +Luther ging nu niet meer naar zijn schuilplaats terug. Hij bleef in +Wittenberg, trots pauselijken en keizerlijken ban, en vatte er vol +moed al zijn werkzaamheden weer op; zijn onderwijs aan de hoogeschool, +zijn prediking 's Zondags en in de week, het schrijven van boeken; en +bij dit alles werkte hij, geholpen door Melanchton, met onvermoeiden +ijver aan zijn Bijbelvertaling voort. + +Nog in September verscheen het Nieuwe Testament in druk. Voor één en +een halven gulden was het te koop; en de menschen waren er zóó +begeerig naar, dat reeds in December van datzelfde jaar een tweede +druk noodig was. Want alle vrienden van het Evangelie, rijke en arme, +in de stad en op het land, wilden een N. Testament hebben. »Gij hebt +ons Christus gepredikt« zeiden ze tot den hervormer, »nu willen wij +Hemzelf hooren spreken.« En begeerig grepen ze naar het Boek, dat hun +door Rome zoolang onthouden was, en gingen ze zich in het lezen +oefenen; want die kunst verstonden nog maar betrekkelijk weinigen. + +Terwijl het Nieuwe Testament nog gedrukt werd, begon Luther al met de +vertaling van het Oude; en hoewel hij er onafgebroken aan voortwerkte, +was eerst na twaalf jaren, in 1534 dus, het geheele werk voltooid. +Maar de menschen behoefden gelukkig met het lezen er van zoolang niet +te wachten; want het verscheen bij gedeelten, naarmate het werk +vorderde. Was een deel vertaald, dan werd het dadelijk gedrukt en +uitgegeven, om maar zoo spoedig mogelijk het verlangen er naar te +bevredigen en het voor de armen gemakkelijker verkrijgbaar te maken. + +Zoo werd Luthers Bijbel al spoedig het meest gelezen volksboek. De +menschen droegen het bij zich en bestudeerden het zóó, dat ze er in +korten tijd geheel in thuis waren, het om zoo te zeggen van buiten +kenden. Ze konden nu ook zelf zien, waarin de leer des Bijbels +verschilde van die der priesters, en dat Luthers hervorming geheel in +overeenstemming was met Gods Woord. Eenvoudige mannen en vrouwen, +kinderen en soldaten, wisten meer van den Bijbel dan priesters en +geleerden. + +»'t Wordt toch àl te erg,« klaagde een vijandig geestelijke. +»Schoenlappers en werkvrouwen, ja zelfs leerjongens, durven met onze +priesters over het geloof en het Evangelie te redetwisten. En daar ze +alles alleen uit de Schrift bewezen willen hebben, zooals die Luther +hun dat geleerd heeft, doen ze onze geleerdste mannen met beschaamde +kaken staan.« + +Hetzelfde dachten al de tegenstanders, met groote vrees en ergernis. +Ze blaakten van woede over dit nieuwe werk van Luther; want in dien +volksbijbel zag Rome zijn meest geduchten vijand. Hertog George van +Saksen verbood in zijn land het lezen en verkoopen er van en gaf +bevel, dat elk exemplaar bij de Overheid gebracht moest worden. In +andere Roomschgezinde staten werd hetzelfde geboden. Hier en daar +werden er al brandstapels van gemaakt. Maar het hielp niet. »Zelfs na +mijn verbod zijn er in mijn staten al duizenden exemplaren verkocht en +gelezen,« moest hertog George getuigen. Het Woord kòn niet gebonden +worden. Als God werkt, wie zal het dan keeren? + +En zooals het in Duitschland ging, ging het ook in de andere landen +van Europa. In àl meer talen werd het Boek der boeken overgezet en +verspreid. In de Nederlanden, in Zweden, Spanje, Italië, enz. En waar +de Bijbel kwam, kwam de Hervorming; niet alleen in de Kerk, maar ook +in de huizen en harten van de menschen. Het overbrengen van den Bijbel +in de volkstaal is wel het gewichtigste werk van Luther voor de +Hervorming geweest, en tot een onberekenbaren zegen geworden voor heel +de wereld. + +Evenals in den tijd van de eerste Christenen werd ook nu met den dag +het aantal grooter van hen, die in den Heere Jezus geloofden als hun +eenigen Zaligmaker; en die nieuwe belijders hielpen dan in hun +omgeving weer mee de »nieuwe leer« of beter gezegd de »oude leer«, de +leer der apostelen, verbreiden. _Evangelischen_ werden ze genoemd, +omdat ze zich altijd op het Evangelie beriepen; en dien naam droegen +ze 't liefst. + +Dit waren in de eerste plaats priesters èn monniken. Want ook in +de kloostercellen was het licht van het Evangelie doorgedrongen, en +de meeste monniken waren overtuigd geworden, dat het kloosterleven +in strijd was met Gods wil en het Christelijk leven. Dikwijls waren +het de priors zelf, die hun monniken het voorbeeld gaven, de +kloostergelofte te breken; en zoo liepen de meeste kloosters leeg; +want nieuwe broeders mochten niet meer aangenomen worden. Alleen die +er waren en blijven wilden, mochten dit doen; maar de verstandigsten +en beschaafdsten onder de monniken ontdeden zich van pij en kap en +gingen een nuttiger leven leiden. Zooals b.v. die Franciskaner, die +met zijn bedelbus in de hand in een smederij om een aalmoes kwam. + +»Waarom werk je niet liever voor je brood?« vroeg de smid, den +stevigen monnik eens flink in de oogen ziende. + +»Je hebt gelijk,« zei de monnik. En zijn kleed met de lange mouwen +afwerpend, vatte hij een hamer in zijn sterke vuist, en liet dien met +kracht op het aambeeld neerkomen. + +Zoo'n knecht kon de smid juist gebruiken. En de onnutte bedelaar was +een eerlijk handwerksman geworden. Zijn bus en monnikskap werden naar +het klooster teruggebracht. + +Anderen gingen het Evangelie verkondigen. En wie daarvoor te dom +waren, maar zich toch ook nuttig wilden maken voor de goede zaak, +na een leven van luiheid, gingen boeken over de Hervorming venten. +Heele landstreken liepen ze af; tot in de kleinste dorpen en hutjes +brachten ze de geschriften van Luther en zijn vrienden. Want dezen +gingen maar voort met schrijven, en de persen--gelukkig dat de +boekdrukkunst een eeuw vroeger uitgevonden was--de persen drukten +maar. Terwijl er in 1513 en 1517 slechts vijf en dertig en zeven en +dertig boeken uitgegeven waren, nam hun aantal al dadelijk na Luthers +stellingen verbazend toe. In 1518, dus één jaar later, verschenen +er reeds een en zeventig; en in 1523 niet minder dan vierhonderd +acht en negentig,--waarvan honderd drie en tachtig door Luther +geschreven--tegenover twintig in datzelfde jaar van Roomschen kant. + +En overal werden die geschriften met gretigheid gelezen. Dit gebeurde +meestal 's avonds, na gedaan dagwerk, bij den haard, dikwijls bij den +schoolmeester. Was men soms in twijfel over het gelezene, dan werd de +Bijbel geraadpleegd. En daaruit zag men dan, dat die boeken de +waarheid zeiden, en dat men zelf altijd verkeerd onderwezen was. En +wie tot hiertoe nog geweifeld had tusschen Rome en de Hervorming, liet +de oude leer varen en schaarde zich van heeler hart aan de zijde van +de nieuwe. + +'t Gaf niets of de keizer en de vorsten al strenge edicten tegen de +boeken der hervormers uitvaardigden. Als er door de Inquisitie +huiszoeking gedaan zou worden, stopten de kooplieden, in 't geheim +onderricht, ze zorgvuldig weg. En daar een mensen gewoonlijk 't meest +verlangt naar wat hij niet hebben mag, werden die veroordeelde boeken +daarna nòg gretiger gekocht en gelezen. + +Maar niet enkel op de boeken, ook op de verspreiders en de lezers er +van had Rome het gemunt, inzonderheid op de predikers. Soms moesten ze +om de vervolging hun woonplaats verlaten. Kwamen ze dan ergens, waar +men nog weinig van de Hervorming wist, dan spraken ze in de woning, +die hen herbergde, over het Evangelie; lazen er den bijeengeroepen +buren en bekenden iets uit voor; preekten in de kerk, als het hun +vergund werd; en als ze de kerk niet hebben mochten, op een andere +plaats. Alle plaatsen werden nu kerken. Een markt, een kerkhof, een +heuvel, een weiland dicht bij de stad--overal kon men de blijde +boodschap hooren van Gods vergevende zondaarsliefde voor allen, die +met oprecht berouw hun heil in Christus zochten. De menschen behoefden +nú niet met hun geld in de hand te staan om van hun zonden verlost te +worden. »We hebben het om niet ontvangen we geven het om niet,« was de +leus van de predikers. En zoo bracht dan de vervolging aan de zaak der +Hervorming juist vóór- inplaats van nadeel toe. + +En zoo ging het weer niet alleen in Duitschland, maar ook in +Frankrijk, Engeland, ja overal waar de Bijbel onder het volk kwam. + + + + +XVI. + +Luther doet nog meer. + + +Na zijn terugkomst in Wittenberg verkeerde Luther voortdurend in +levensgevaar; want door dat keizerlijk edict van Worms mocht iedereen +hem vangen en dooden. Hij leefde trouwens dagelijks zelf in afwachting +van gevangenis en brandstapel. Maar zijn God waakte over hem en liet +zijn vijanden niet toe hem eenig kwaad te doen. + +In 1525 stierf Luthers beschermheer, de oude, vrome keurvorst van +Saksen. Zijn trouwe kapelaan Spalatin en zijn dienaren stonden weenend +om zijn bed. Vriendelijk vroeg de goede vorst zijn »kindertjes« +vergeving, zoo hij mogelijk iemand van hen verdriet gedaan had. »Wij, +vorsten, kunnen het den menschen dikwijls lastig maken, en dat is niet +goed,« zei hij.--Even voor zijn dood liet hij het vóór vele jaren +geschreven testament verscheuren, waarin hij zijn ziel aan de »Moeder +Gods« aanbeval, en een ander schrijven, waarin hij beleed, vast te +gelooven, dat hij »alleen verlost was door het dierbaar bloed van zijn +lieven Heiland.« + +Frederiks broeder Johann, bijgenaamd de Standvastige, volgde hem op. +Ook deze was een warm vriend, en daarbij een openlijk en heldhaftig +verdediger van de Hervorming. »Ik wil dat gij voortaan het zuivere +Woord van God, zonder eenig menschelijk bijvoegsel, prediken zult,« +was zijn bevel aan de geestelijken, toen hij het bewind aanvaardde. + +Dus ook bij zijn nieuwen vorst vond Luther bescherming; en zoo kon hij +ongehinderd voortgaan, met Melanchton en anderen, Saksen te doorreizen +om er overal de kerken en kloosters te bezoeken. Dit was dringend +noodig; want er werden zulke erbarmelijke verkeerdheden aangetroffen +en de onkunde onder de geestelijken was zóó groot, dat Luther en +Melanchton zich er over bedroefden. Hoe konden toch de menschen in den +weg der zaligheid onderwezen worden, als hun onderwijzers zelf er zoo +onwetend in waren! + +Om dien treurigen toestand verbeterd te krijgen, moesten natuurlijk +allerlei verkeerde instellingen zooveel mogelijk verdwijnen. In de +eerste plaats schafte Luther de mis af en de heiligendagen. Hij +verlangde, dat in alle samenkomsten Gods Woord zou gepredikt worden. +De ongeschikte geestelijken werden verwijderd en door bekwame, vrome +predikers vervangen. Zelf stelde hij een paar vragenboeken op tot +gebruik bij het godsdienstonderwijs, n.l. de _Groote_ en de _Kleine +Catechismus_. De _Groote_ was voor de leer_aars_ bestemd, de _Kleine_ +voor de leer_lingen_. Vooral het laatste maakte grooten opgang. Weinig +boeken zijn zóó dikwijls en in zóóveel talen gedrukt. De catechisatiën +zijn ook een instelling van den hervormer. + +Ook voor een Duitsch Gezangboek zorgde Luther, opdat de menschen zelf +ook mee zouden kunnen zingen in de kerk, inplaats van altijd maar stil +te moeten luisteren naar het Latijnsche koorgezang, waar ze toch niets +van verstonden. Hij had zelf de liederen gedicht en bij vele ook de +muziek gemaakt; en ze gingen er bij het volk zóó in, dat ze spoedig +allerwegen gezongen werden, en soms nog meer bijdroegen tot +verbreiding van het Evangelie dan de prediking. + +Luther hield wonder véél van muziek en zang. »Naast de +godgeleerdheid,« zei hij, »geef ik aan de muziek de eerste plaats en +de hoogste eer, omdat ze haar oorsprong heeft in den Hemel, waar de +lieve Engelen zelf muzikanten zijn.«--»Een schoolmeester moet kunnen +zingen,« zei hij op een anderen keer, »anders is hij mij het aankijken +niet waard.« Eens, toen men eenige schoone stukken voor hem zong, riep +hij verrukt: »Indien onze Heere God reeds zulke bewonderenswaardige +gaven geschonken heeft op deze aarde, die toch niet is dan een donkere +hoek, wat zal het dan niet zijn in den Hemel, waar alles volmaakt is!« + +Door Luther kreeg ook het volk smaak voor muziek. En de Bijbel gaf het +woorden in voor de liederen. Er kwamen dichters en componisten, van +wier werken ook wij nog genieten. + +Ook zorgde Luther dat er goede scholen kwamen, waar ook Hebreeuwsch +en Grieksch geleerd werd, noodig voor een grondig onderzoek van den +Bijbel. Daartoe richtte hij een geschrift »Aan de Raadsheeren van alle +steden van Duitschland, dat zij Christelijke scholen moeten oprichten +en onderhouden.« + +»Waarde Heeren,« zegt hij daarin onder meer, »men geeft jaarlijks +zooveel geld uit voor wegen, dijken en geweren; waarom zou men er niet +een weinig van besparen om aan de arme jeugd een paar schoolmeesters +te geven? Het wezenlijk welzijn van een stad bestaat niet in groote +schatten, sterke muren, schoone huizen, blinkende wapenen; maar in het +bezit van veel knappe, eerzame en beschaafde burgers. Houdt u dan met +de kinderen bezig.... Helpe toch, wie helpen kan.« + +Had Luther den _oproep_ gedaan, het was Melanchton, »de leeraar van +geheel Duitschland,« die meer bepaald de _zorg_ voor de scholen op +zich nam; er boeken over en voor schreef, voor betere leesboeken +zorgde en zooal meer, en die daarom »de stichter van het nieuwe +schoolwezen« genoemd wordt. + +Luther deed intusschen zijn best om bij de scholen boekerijen +aangelegd te krijgen van allerlei nuttige werken van schrijvers en +dichters uit alle tijden, den Bijbel natuurlijk in de eerste plaats; +om het volk, dat tot dusver maar dom was gehouden, tot meerdere +ontwikkeling te brengen en hun zin te wekken voor het goede en +schoone. »Want,« zei hij, »zulke schriften dienen om de werken en +wonderen Gods te doen kennen.« + +Dit werk van Luther behoort almede tot de gewichtigste, die de +Hervorming voortgebracht heeft. + +[Illustratie: LUTHER EN ZIJN VROUW.] + + + + +XVII. + +Het klooster geen klooster meer. + + +Dat Luther van kinderen hield, bleek wel uit zijn brief aan de +Raadsheeren, en meer nog uit den omgang met zijn eigen troepje, in den +huiselijken kring; als hij met hen speelde en zong, hun vertelde en +leerde; en uit de aardige brieven, die hij hun schreef als hij van +huis was. + +Want Luther was geen eenzame monnik meer. In October 1524 legde hij +voorgoed zijn monniksgewaad af. En in Juli van het volgende jaar +trouwde hij met Catharina von Bora, een gewezen non, van adellijke +geboorte, die haar klooster ontvlucht was, toen ze met de leer van het +Evangelie bekend was geworden. + +De tegenstanders spraken schande van Luthers daad; zelfs enkele +vrienden deden bedenkelijk; want geestelijken mòchten niet trouwen, +leerde de Roomsche Kerk. Maar ook hierin wilde Luther »hervormer« +zijn. »Ik wil niet alleen van Gods Woord getuigen door mijn woorden,« +zei hij, »maar ook door mijn daden. Het huwelijk is een instelling van +God; maar het verbod er van is een instelling van Rome. En van Rome +wil ik in mijn leven niets overhouden.« + +Luthers vriend Bugenhagen zegende zijn huwelijk in; en zijn ouders +kwamen mee bruiloft vieren. Het gezicht van vader Luther stond nu +heel wat vroolijker dan toen hij, achttien jaar geleden, in het +klooster te Erfurt, bij de priesterwijding van zijn Maarten, aan den +feestmaaltijd zat. + +Nu eerst kreeg Luther een gezellig tehuis; want hij had een lieve, +vrome, zorgzame vrouw in zijn Käthe, zooals hijzelf zeide. »De +morgenster van Wittenberg« noemde hij haar grappend, omdat ze 's +morgens voor dag en dauw opstond. Reeds een jaar tevoren had de +keurvorst hem het klooster, dat door al de monniken verlaten was, +en waarin Luther op 't laatst nog maar alleen was overgebleven, ter +bewoning gegeven. En zoo werd thans het somber verblijf van een hoop +luierende, babbelende, ook wel eens krakeelende monniken herschapen in +de woning van een gelukkig, bedrijvig, christelijk huisgezin. + +Inplaats van langzame, zware monnikenstappen deden zich nu in die oude +kloostergangen allerlei prettige geluidjes hooren van trippelende +kindervoetjes en heldere kinderstemmen. Want drie jongens en drie +meisjes schonk de Heer hun. »Wat ben ik toch een rijk man! Wat een +grooten schat heeft God mij toch gegeven!« juichte de gelukkige vader. + +Hun eersteling was een Hans; de anderen heetten Paul en Maarten; en de +meisjes Magdalena, Elisabeth en Margaretha. Elisabeth is heel jong +gestorven, nog vóór het jaar. En »Leneke«, vaders oogappeltje, een +bijzonder lief, vroom kind, ging op haar dertiende jaar van hen heen. + +O, wat waren de arme ouders toen bedroefd. »Lieve God,« klaagde +Luther, toen hij zag dat het sterven werd, »ik heb haar zeer lief; +maar als het Uw wil is, haar van ons te nemen, dan verheugt het +mij te weten dat ze bij U zal zijn.«--Tot de zieke zelf zei hij: +»Magdaleentje, mijn dochtertje, je blijft graag bij je vader; maar +je wilt toch ook wel graag naar je Vader in den Hemel gaan?« + +»Ja, lieve Vader; zooals God het wil,« kwam zacht het antwoord. + +[Illustratie: LUTHER BIJ HET LIJK VAN ZIJN DOCHTERTJE.] + +Toen ze gestorven was, zei Luther: »'t Is wonderlijk, te weten dat ze +in vrede en tot haar bestwil heengegaan is, en toch zoo bedroefd te +zijn.«--»Lieve Käthe, laat ons toch bedenken wáár ze is en hoe goed ze +'t nu heeft,« troostte hij zichzelf en de schreiende moeder. Tot zijn +vrienden zei hij: »Ik heb een heilige naar den Hemel gezonden.«--Het +lieve kind had haar ouders nooit het minste verdriet gedaan. + +Behalve zijn eigen kinderen had Luther gewoonlijk nog meer jong volkje +in huis, kostjongens, die te Wittenberg studeerden; waaronder ook +een zoon van zijn vroegere weldoenster, mevrouw Cotta, uit Eisenach. +'t Was er maar zelden zonder bezoekers; want geen gastvrijer huis +in heel Wittenberg dan Luthers gezellige pastorie. Wie kwam was +welkom. De vrienden hadden te allen tijd vrijen toegang. En bezoekers +van buitenaf--en er kwamen niet weinigen om den grooten man te +zien--werden, 't zij rijk of arm, bijna altijd aan zijn tafel +genoodigd; wat de huismoeder wel eens in het nauw bracht, als ze op +geen onverwachte gasten gerekend had. En wat de gastheer dan zooal +sprak, was het luisteren en onthouden óverwaard. Een paar huisvrienden +vonden het dan ook jammer, dat zooveel leerzame, geestige, pittige +gezegden, uitingen van zijn vroom, opgeruimd, liefhebbend gemoed, niet +door nòg meerderen gehoord konden worden, en hebben ze daarom zooveel +mogelijk opgeteekend en na zijn dood uitgegeven. Dit was wel een goede +gedachte. Zoo zijn »Luthers Tafelgesprekken« ook voor het nageslacht +bewaard gebleven, en kunnen ook wij, na vierhonderd jaren, er nog van +meegenieten. + +»Frau Käthe« had den naam van nogal zuinig te zijn; maar dat moest ze +wel. De vrienden noemden het al lachend een geluk voor het gezin, dat +zij het roer in handen had; want haar man zou alles maar weggegeven +hebben aan wie in den nood tot hem kwamen, tot zijn kleeren en +meubelen toe. 't Gelukte haar echter niet altijd om daar een stokje +voor te steken. Ondanks haar vermanenden blik gaf hij eens aan een +student, die naar huis moest en geen reisgeld had, zoo maar zijn +zilveren beker weg, dien hij eens van een vorst had gekregen. »Ik hoef +niet uit zilver te drinken,« verontschuldigde hij zich. + +Aan muziek ontbrak het ook niet in de gezellige woonkamer met het +groote raam, dat op den kloostertuin uitzag. Als we er bij waren +geweest, wanneer Vader zijn luit nam en met zijn mooie barytonstem een +van zijn liederen inzette, en ouden en jongen zoo van harte meezongen, +zouden we er zelf ook niet lang stil bij gebleven zijn. Geen wonder +dat men zich gaarne vinden liet bij de vriendelijke, blijmoedige +bewoners van het oude klooster, dat geen klooster meer was. + +[Illustratie: LUTHER IN DEN HUISELIJKEN KRING.] + + + + +XVIII. + +De Hervorming gevestigd. + + +Ook buiten de muren van Luthers vreedzame pastorie was het een +tijdlang rustig geweest. Eigenbelang had Karel V zoowel als de paus, +die met elkander in oorlog waren, genoodzaakt, aangaande de Hervorming +maar wat door de vingers te zien; en daarom was in 1526 door den +Rijksdag te Spiers besloten, dat de vorsten met de uitvoering van het +edict van Worms--de vogelvrijverklaring van Luther en zijn +aanhangers--naar goeddunken mochten handelen. + +Maar nauwelijks was tusschen keizer en paus de vrede hersteld, of het +was voor de Hervorming met de rust weer gedaan. In 1529 werd te Spiers +een nieuwe Rijksdag belegd, die de verleende vrijheid weer introk. In +de Roomschgezinde staten zou alle ketterij weer ten strengste worden +gestraft, en in de Hervormingsgezinde, waar de nieuwe leer reeds te +veel voortgang had gemaakt om haar te kunnen uitroeien, mochten geen +verdere nieuwigheden ingevoerd en geen oude gebruiken meer afgeschaft +worden. Zoodoende zou de Hervorming dus tot staan worden gebracht, +en daar konden de Evangelische vorsten natuurlijk geen genoegen mee +nemen. Ze teekenden verzet aan tegen dit besluit; en dit verzet of +_protest_ boden ze den Rijksdag aan. + +Door dit _protest_ kregen ze, vooral van hun tegenstanders, den naam +van _Protestanten_; een naam, die toen op alle Hervormden is +overgegaan, en dien wij nu ook nog dragen. + +Zoo hadden zich twee partijen gevormd, die vijandig tegenover elkander +stonden. Om aan de verdeeldheid een einde te maken, schreef de keizer +in 1530 weer een Rijksdag uit, die te Augsburg zou gehouden worden. +Daar, zoo maakte hij in een vriendelijken brief aan de vorsten bekend, +konden beide partijen in liefde en vrede zich dan doen hooren en met +elkander spreken, ten einde tot eenheid te komen in de leer. Maar zijn +eigenlijk doel was, gelijk al spoedig bleek, om de Hervorming er onder +te krijgen, zoo niet goedschiks, dan kwaadschiks. + +Keurvorst Johann van Saksen ging er met Melanchton en nog eenigen van +zijn godgeleerden heen. Luther, die nog onder den rijksban lag, kon +hij natuurlijk niet onder de oogen van den keizer brengen; maar hij +wilde hem toch, als zijn besten raadsman, zoo dicht mogelijk bij zich +hebben. Daarom had hij hem op zijn doorreis in Coburg achtergelaten, +een stad, 't dichtst bij de Saksische grens, waar hij hem het kasteel +Ehrenburg tot verblijf had gegeven. Luther heeft daar een half jaar +gewoond, zoolang de Rijksdag geduurd heeft. En al dien tijd is +hij daar zijn vrienden te Augsburg tot steun geweest, met zijn +raadgevingen, zijn bemoedigende brieven, en vooral met zijn gebed. + +Hier heeft hij ook zijn wereldberoemd geloofslied gedicht, Gezang 264, +waarvan wij het eerste vers al zoo dikwijls gezongen hebben: + + Een vaste burg is onze God! + Een toevlucht voor de Zijnen! + Al drukt het leed, al dreigt het lot, + Hij doet Zijn hulp verschijnen! + De vijand rukt vast aan + Met opgestoken vaan; + Hij draagt zijn rusting nog + Van gruwel en bedrog, + Maar zal als kaf verdwijnen! + + Geen aardsche macht begeeren wij; + Die gaat alras verloren! + Ons staat de sterke Held terzij, + Dien God ons heeft verkoren! + Vraagt gij Zijn naam? Zoo weet + Dat Hij de Christus heet, + Gods Eengeboren Zoon, + Verwinnaar op den troon! + De zege is ons beschoren! + + En grimde ook de open hel ons aan, + Met al haar duizendtallen, + Toch zal geen vrees ons nederslaan, + Toch doen wij 't krijgslied schallen! + Hoe ook de satan woedt, + Wij staan hem, voet voor voet! + Wij tarten zijn geweld! + Zijn vonnis is geveld! + Één woord reeds doet hem vallen! + + Gods Woord houdt stand in eeuwigheid + En zal geen duimbreed wijken! + Beef, satan! Hij, die ons geleidt, + Zal u de vlag doen strijken! + Delf vrouw en kind'ren 't graf, + Neem goed en bloed ons af, + Het brengt u geen gewin; + Wij gaan ten Hemel in + En erven Koninkrijken! + +Dit lied, waar Luther zelf de wijs bij maakte, werd gedurende den +Rijksdag in Augsburg en in heel Saksen gezongen. + +Aan Melanchton had de keurvorst opgedragen een geloofsbelijdenis, +_confessie_, op te stellen, dit is een verklaring van wat de +Evangelischen geloofden; en toen dit stuk door allen goedgekeurd +was, werd het door de vorsten en predikers onderteekend. Ook de jonge +vorst van Anhalt, dezelfde die als twaalfjarige knaap het Leipziger +twistgesprek met zooveel belangstelling had bijgewoond, greep vol +geestdrift de pen. »Ik heb in mijn leven reeds menige lans gebroken, +maar nu sta ik gereed om voor de edelste zaak, voor de eer van mijn +Zaligmaker Jezus Christus den kamp te wagen,« sprak hij met vuur. »Als +ik er op het oogenblik mijn leven voor moest geven, zou ik het gaarne +doen.« Toen zijn naam er stond en hij de pen neerlegde, zei hij, zich +stralend naar de leeraars keerend: »Ik zou liever mijn vaderlijk +erfgoed als balling verlaten en met het nederigste werk mijn brood +verdienen, dan een leer aannemen, die niet overeenkomt met deze +geloofsbelijdenis.« + +Den 25sten Juni werd de confessie met veel plechtigheid aan den +keizer en heel den Rijksdag in de Duitsche taal voorgelezen en een +Latijnsch afschrift er van aan den keizer overhandigd met de woorden: +»Allergenadigste Keizer! ziedaar een geloofsbelijdenis, die met Gods +hulp tegen de poorten der hel bestand is.« + +De voorlezing had diepen indruk gemaakt. Velen moesten bekennen +dat deze belijdenis heel anders klonk, dan wat men van de ketters +vertelde. »'t Is volkomen waar, wat daar voorgelezen is; we kunnen het +niet loochenen,« verklaarde de bisschop van Augsburg. De hertog van +Beieren vroeg aan Eck, den man van het Leipziger twistgesprek: »Wel, +doctor, kunt ge de confessie op goede gronden weerleggen?« + +»Niet als ik het alleen uit den Bijbel moet doen, maar wel uit de +kerkvaders,« was het antwoord. + +»Dat beteekent dus,« zei de hertog niet heel vriendelijk, »dat de +Protestanten _in_ de Schrift staan en wij er _naast_.« + +Velen van de nog Roomschgezinde vorsten werden dan ook door de +_belijdenis_ voor het Evangelie gewonnen. Luther had wel goed gezien, +toen hij zeide: »De confessie zal tot alle volken doordringen haar +stem in alle landen vernomen worden;« want zij werd in alle +Europeesche talen overgezet, en door haar kreeg de Hervorming, ook +buiten Duitschland, tal van nieuwe vrienden. + +'t Gelukte den keizer niet, hoe lang en veel er werd gepraat, om de +afvalligen in der minne, zooals hij gehoopt had, met de Roomsche +kerkleer te verzoenen en beide partijen weer tot één te brengen. 't +Hielp niet, dat hij, naar den wensch van zijn raadgevers, door Eck en +eenige anderen een weerlegging van hun belijdenis liet opstellen en +hen dwong zich daaraan te houden. De Protestanten bleven standvastig +weigeren iets aan te nemen, wat niet overeenkwam met den Bijbel en +hun geweten. Daarom was Karels laatste besluit: dan de ketterij maar +uitroeien met geweld. »Wij zullen elkander met het zwaard in de vuist +onder de oogen zien; en dan zal het blijken, wie de sterkste is!« riep +hij in een vlaag van woede. Men had den keizer nog zelden zóó boos +gezien. + +Zoo ging de Rijksdag uiteen. De vijanden verlieten Augsburg in het +onbehaaglijk gevoel, een zware nederlaag te hebben geleden. Maar de +vrienden juichten over de hulp, door God hun verleend. 't Was zooals +Luther het in zijn eenzaamheid had uitgezongen, hun stond _de_ sterke +Held ter zij; daarom was hùn de zege beschoren. + +De Rijksdag van Augsburg, die ten doel had, de Hervorming uit te +roeien, was juist het middel geweest om haar voorgoed te vestigen. +'t Was nu voor allen duidelijk geworden: dit werk kòn niet verbroken +worden. + +Toch wilde Karel V het beproeven. »Ik ben besloten met alle macht +tegen de Lutheranen te handelen en deze zaak geheel naar uw wensch ten +einde te brengen,« schreef hij aan paus Clemens. In al zijn staten +werden reeds de legers er voor bijeengebracht. + +[Illustratie: DE ANDREASKERK TE EISLEBEN.] + +Nu begon het er echt dreigend uit te zien voor de Hervorming. +Maar--»al drukt het leed, al dreigt het lot, God doet Zijn hulp +verschijnen!« zong Luther. En thans verscheen die hulp in den +Turkschen sultan Soliman, die met een groote krijgsmacht Hongarije +kwam binnenvallen. Inplaats van met de Duitsche vorsten te gaan +vèchten, moest Karel nu juist hun hulp inroepen tegen zijn Turkschen +vijand. En die hulp wilden ze hem alleen verleenen, als hij eerst +de edicten van Worms en Augsburg introk. Er schoot Karel dus niets +anders over dan het te doen. En zoo werd in 1532 te Neurenberg een +voorloopige godsdienstvrede gesloten, waarbij aan de Protestanten +vrijheid van godsdienst en geweten werd toegestaan. + +Het waren rustige jaren, die nu voor de Hervorming volgden. Keizer +Karel had het vooreerst te druk met zijn vele oorlogen om zich met de +»ketterij« bezig te houden; en dus konden de hervormers ongehinderd +voortgaan met hun heerlijk werk. + +'t Was altijd Luthers innige wensch en bede geweest, dat er gedurende +zijn leven om het Evangelie geen oorlog mocht komen; en zijn gebed is +verhoord. Toen zijn groote taak op aarde was afgedaan, nam de Heer hem +in vrede tot zich, in zijn drie en zestigste jaar. + +Den 28sten Januari was Luther op verzoek van de graven van Mansfeld +te Eisleben gekomen om er een familietwist over hun erfgoederen bij +te leggen. Toen hij met zijn zonen bij ruw weer op reis ging, was hij +al lijdend en zwak, en door een onderweg gevatte koude werd het er +in Eisleben niet beter op. Toch preekte hij er nog viermaal in de +Andreaskerk. Zijn laatste preek, vier dagen vóór zijn dood, was over +Matth. 11: 25-30 en eindigde met de woorden: »Er zou nog veel meer van +te zeggen zijn. Maar ik ben te zwak. We zullen het dus hierbij laten. +Onze lieve God schenke ons de genade, dat wij Zijn dierbaar Woord met +dankbaarheid aannemen, en in het geloof in Zijn lieven Zoon, onzen +Heere Jezus Christus, wassen en toenemen en ten einde toe volharden. +Amen.« + +Toen hij er na drie weken de zaken in orde gebracht had, wilde hij +zonder uitstel naar Wittenberg terug, want hij gevoelde, dat hij wel +spoedig zou sterven. Dienzelfden dag sprak hij aan tafel met groote +opgewektheid over het heerlijke van een eeuwig weerzien van vader, +moeder en zoovele vrienden na den dood. + +Na den avondmaaltijd ging hij weer naar boven, naar zijn kamers. Daar +kreeg hij hevige benauwdheden. »Ach,« zei hij, toen hij zich te bed +had gelegd, »ik denk dat ik hier in Eisleben, waar ik geboren en +gedoopt ben, wel blijven zal.« Hij sliep een paar uren, maar stond +toen weer op en was erg onrustig. Dit bleef zoo het verdere van den +avond. Telkens hoorde men hem bidden. Eindelijk legde hij zich weer +neer. 't Was intusschen al nacht geworden. + +Zwijgend stonden de saamgeroepenen met den dokter en zijn drie zonen +om zijn rustbed. Af en toe hoorde men hem spreken, woorden van geloof +en hoop. Ook zijn lievelingstekst, Joh. 3: 16; »Alzoo lief heeft God +de wereld gehad«. Toen het einde naderde, vouwde hij nog eenmaal de +handen en hoorde men: »Aan U, o Heere Jezus Christus beveel ik mijn +ziel! Ik verlaat deze wereld, maar ik weet, dat ik eeuwig bij U zal +leven. O Heere! waarachtige God! in Uw handen beveel ik mijn geest; +want Gij hebt mij verlost.« + +Even daarna vroeg zijn vriend Justus Jonas hem: »Eerwaarde Vader, zult +ge op Christus en de leer, die gij gepredikt hebt, nu ook standvastig +sterven?« + +»Ja!« klonk het met een blijde, heldere stem door de kamer. + +Dit was Luthers laatste woord. Kort daarop ging de ziel van den +grooten hervormer naar het Vaderhuis, 18 Februari 1546, 's morgens te +4 uur. + +Luther had een vorstelijke uitvaart. 19 Febr., te 3 uur werd zijn +stoffelijk overschot, onder klokgelui en gezang, naar de Andreaskerk +gedragen, gevolgd door vorsten, graven en gravinnen, en een +ontzaglijke menigte volks. Daar, vóór het altaar, werd het neergezet +en door Justus Jonas een gedachtenisrede gehouden. Den volgenden +middag stond er opnieuw een onafzienbare menigte op de straat +saamgepakt of zag aan ramen en van daken toe, terwijl de stoet gevormd +werd, die den doode, op verlangen van den keurvorst, naar Wittenberg +zou overbrengen. Tusschen twaalf en één uur zette de lijkstoet, door +twee jonge graven van Mansfeld en meer dan vijftig ruiters begeleid, +onder het luiden van al de klokken zich in beweging. + +Het geheele land was met rouw vervuld en beweende den geliefden doode +als een vader. Door heel Saksen werden in alle steden en dorpen, waar +de stoet doortrok, de klokken geluid. Te Wittenberg werd hij bij de +Elsterpoort door de geheele bevolking opgewacht. Vóór de pastorie +sloot zijn bedroefde vrouw met haar elfjarig dochtertje en eenige +vriendinnen in een kleinen wagen zich er bij aan. En zoo ging het, +langs de universiteit, de Slotkerk binnen, door dezelfde deur, waar +hij acht en twintig jaren geleden, toen onbewust nog, het groote +hervormingswerk begonnen was. Daar rust Maarten Luther naast zijn +keurvorst, dicht bij den preekstoel, waar hij zoo menigmaal de Blijde +Boodschap heeft doen hooren. + +Zelfs de haat moest hem laten rusten. Toen er namelijk in het volgende +jaar werkelijk een godsdienstoorlog uitbrak en keizer Karel als +overwinnaar in Wittenberg kwam, zag hij daar in de Slotkerk het graf +van Luther. De wreede hertog van Alva stond bij hem en gaf hem den +raad, het gebeente van dien ketter te laten opgraven en verbranden. +Maar de keizer antwoordde: »Laat hem rusten. Hij heeft zijn rechter +reeds gevonden. Ik strijd tegen levenden, niet tegen dooden.« + +Zoo sprak de zegevierende keizer. Maar de oorlogskans keerde. Na +enkele jaren werd de overwinnaar door keurvorst Maurits van Saksen +zelf overwonnen en op de vlucht gejaagd, en moest hij alles +teruggeven, wat hij in 1547 gewonnen had. Niet lang daarna, in 1555, +kwam er een vrede tot stand, de _Augsburgsche Godsdienstvrede_ +genaamd, waarbij de Hervorming als wettig werd erkend en den +Evangelischen volle vrijheid in de uitoefening van hun godsdienst +werd gewaarborgd. + +[Illustratie: KEIZER KAREL V OP ZIJN VLUCHT.] + +Met dank- en vreugdefeesten werd deze vrede door hen gevierd; en als +een overwinningslied klonk door de Duitsche landen de dankbare +jubeltoon: De rechterhand des Heeren is verhoogd! De rechterhand des +Heeren doet krachtige daden! + + * * * * * + +Te Worms is bij gelegenheid van het drie en een halve Eeuwfeest der +Hervorming een prachtig gedenkteeken opgericht. De middengroep ervan +zien we op het omslag van dit boekje afgebeeld. + +In het midden, als hoofdpersoon, rijst boven alle uit de kloeke figuur +van Maarten Luther, den blik naar boven gericht en de rechterhand op +den Bijbel, dien hij met de linker omvat houdt, als wilde hij het der +wereld nòg toeroepen: »Dat Woord wil en kan ik niet laten varen!« + +Aan zijn voeten zitten de voorloopers der Hervorming: Petrus Waldus en +John Wicklef, die we er niet, Johannes Hus en Savonarola, een +Italiaansche monnik, die we er wèl op kunnen zien. + +Op het voetstuk leest men op den voorkant Luthers heldenwoord op den +Rijksdag te Worms: »Hier sta ik. Ik kan niet anders. God helpe mij. +Amen!« + +Om die hoofdgroep heen staan op de vier hoeken keurvorst Frederik de +Wijze, landgraaf Philips van Hessen, en de beide geleerden Johann +Reuchlin en Philippus Melanchton, die door hun groote taalkennis, de +eerste van het Hebreeuwsch, de laatste van het Grieksch, Luther van +zooveel nut zijn geweest bij het vertalen van den Bijbel. + +Daartusschen zitten drie stedemaagden, beelden van Spiers, de stad van +het _Protest_, waarnaar wij nog Protestanten heeten; Augsburg, de stad +van de _Geloofsbelijdenis_ en van den _Godsdienstvrede_, en het arme +Maagdenburg, dat veel geleden heeft om het geloof en in den +dertigjarigen oorlog geplunderd, verbrand en gruwelijk uitgemoord is. + +Dat gedenkteeken van Worms is het grootste Hervormingsmonument van de +wereld. + + + + +XIX. + +De eerste martelaren der Hervorming. + + +Is Duitschland de plek, waar het gezegend werk der Kerkhervorming tot +stand is gebracht, aan de Nederlanden was de eer beschoren, de eerste +martelaren daarvoor te geven. We mogen ons boekje niet eindigen zonder +ook van deze dappere geloofsgetuigen eenigen te hebben herdacht. + +Hendrik Voes en Johannes van Essen heetten ze, twee Augustijner +monniken uit Antwerpen, van dezelfde orde dus als Luther. 1 Juli 1523 +werden ze op de markt te Brussel levend verbrand. + +Ze waren vol moed. »We sterven als Christenen!« riepen ze het volk toe +op weg naar den brandstapel. En terwijl de vlammen om hen heensloegen +zongen zij het _Te Deum laudamus!_ (Wij loven U, o God!) ons Gezang 2. + +Toen een van hen bemerkte dat het touw, waarmee hij aan den paal was +gebonden, losgebrand was, knielde hij neder in de vlammen en bad: +»Heere Jezus, Zone Davids, ontferm U onzer!« Zoo zingend en biddend +gingen ze de eeuwigheid in. + +Deze twee mannen waren de eersten in heel Europa, die hun geloof +met hun dood bezegelden; en ze werden door duizenden gevolgd. +Ons vaderland heeft heel wat van zulke martelaars zien vallen; +vijftigduizend alleen onder de regeering van Karel V en nog wel +twintigduizend in latere jaren. Men kan wel zeggen, dat de grond +hier doorweekt is van hun bloed. Dat is nu aan den eenen kant wel een +treurige gedachte, maar aan den anderen kant geeft het weer stof tot +blijde dankbaarheid. Want het is een teeken, dat men ook bij ons tot +de kennis van de zuivere leer was gekomen, en dat het geloof der +belijders niet slechts bestond in woorden, maar in kracht. + +Luther dacht er ook zoo over. Toen hij hoorde wat er in Brussel +gebeurd was, schreef hij een troostbrief »Aan de Christenen in +Holland, Brabant en Vlaanderen«, waarin hij onder meer zeide: »U is +boven de geheele wereld het voorrecht gegeven, niet alleen om het +Evangelie te hooren en Christus te leeren kennen, maar de eersten te +zijn die voor Christus lijden en sterven mogen.... O, hoe verachtelijk +zijn die twee ter dood gebracht; maar hoe heerlijk zullen zij met +Christus in eeuwige vreugde wederkomen!.... Bij ons te lande zijn we +nog niet waardig geweest, zulk een dierbaar en kostelijk offer voor +Christus te worden, ofschoon velen van ons niet zonder vervolging +geweest zijn en nog zijn. Daarom, mijn beminden, weest getroost en +blijmoedig in den Heer, en laat ons danken voor de groote teekenen en +wonderen, die Hij begonnen is onder ons te doen.... Uw banden zijn +mijn banden; uw blijdschap is mijn blijdschap; zoodat ik tegelijk met +u lijd en met u blijde ben.« + +Ziehier hoe Luther met zijn Nederlandsche vrienden meevoelde. Hij +heeft ook een mooi lied gedicht »Op de twee martelaren.« + + »Een nieuw gezang, wij heffen 't aan, + Het klimt tot God, den Heere!«.... + +luiden de eerste regels. + +Afschrikken deden die brandstapels de ware belijders dan ook niet. +Erasmus zeide: »Waar Rome zijn brandstapels opricht, is het of het +ketters zaait.« + +En zoo was het ook. De geschriften van Luther en de andere hervormers +werden hier te lande steeds meer gelezen. De Bijbel werd in het +Hollandsch vertaald en àl meer onder het volk bekend en naarstig +onderzocht. Sommige Nederlanders gingen naar Wittenberg om Luther +persoonlijk te leeren kennen. En als ze dan door den omgang met dien +held Gods in hun geloof versterkt waren, kwamen ze terug om, met +gevaar en dikwijls ten koste van hun leven, ook predikers te worden +van het Evangelie naar de H. Schrift. + +Zoo ging het ook met Hendrik van Zutphen, en met een jong priester, +Johannes Pistorius, van Woerden, ook Jan de Bakker genoemd, omdat hij +later bakker was geworden. + +Deze jonge man, hij was pas zes en twintig jaar, was ook eenige +maanden in Wittenberg bij Luther geweest. In Woerden teruggekeerd +predikte hij er in de huizen. Maar door den priester daar van +»Lutheranije« beschuldigd, werd hij heimelijk opgelicht, naar 's +Gravenhage gebracht en daar op de Gevangenpoort, zwaar geboeid, in een +donker hol opgesloten. Eerst werd hij daar eenige dagen geheel alleen +gelaten, en toen kreeg hij allerlei bezoekers, die hun best moesten +doen om hem van zijn geloof af te brengen. Maar alle pogingen waren +vergeefsch. Zelfs zijn vader moest hem er toe zien te bewegen. Maar +het geloof en den moed van zijn zoon ziende, kreeg de vader zelf ook +moed om voor zijn geloof uit te komen. + +»Ik ben bereid, naar het voorbeeld van Abraham, mijn lieven zoon, die +nooit iets tegen mij misdaan heeft, aan God te offeren,« betuigde hij; +wat den zoon natuurlijk nog meer versterkte in zijn geloof. + +Vier maanden lang heeft Jan de Bakker in zijn kerkerhol doorgebracht. +Toen, 15 September 1525, werd de brandstapel voor hem gereed gemaakt, +in het gezicht van de andere gevangenen, om hen, zoo hoopten de +rechters, daardoor af te schrikken. Met mannenmoed stapte hij er heen. +»Houdt goeden moed,« riep hij zijn medegevangenen toe, »als dappere +krijgsknechten van Jezus Christus! Laat mijn voorbeeld u opwekken en +verdedigt de waarheid van het Evangelie tegen allen die haar +miskennen!« + +De gevangenen hoorden het, en opgewekt door de geloofstaal van hun +moedigen medestrijder, klapten ze in de handen en zongen ze hem door +de tralies hun eenparig antwoord toe in het oude Kerklied: »O, zalig +feest der martelaren!« + +Toen hij op de houtmijt stond en aan den paal werd vastgemaakt, riep +hij: »Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning? De dood +is verslonden door de overwinning van Christus!« Daarop hoorden de +toeschouwers hem bidden: »Heere Jezus, vergeef het hun, want ze weten +niet, wat ze doen!--Jezus Christus, Zoon van God, gedenk mijner! +Ontferm U mijner!« Toen de vlammen zijn lichaam verteerden, was zijn +ziel al in den Hemel. + +Maar het waren niet alleen mannen, die voor hun geloof durfden +sterven, ook vrouwen beklommen onverschrokken het moordschavot. + +Een van deze was Wendelmoet Klaesdochter, een weduwe uit Monnikendam. +Toen een van haar familieleden haar in de gevangenis kwam bezoeken, en +al zijn geredeneer om haar tot andere gedachten te brengen niet hielp, +riep hij uit: »Ge schijnt niet bang te zijn voor den dood; maar dat +komt omdat ge hem nog niet geproefd hebt.« Als het er op aan komt, +zult ge er wel anders over denken, wilde hij zeggen. + +Maar het antwoord was: »Ik zal den dood in ééuwigheid niet proeven, +want Christus heeft hem voor mij geproefd. Hij heeft het zelf gezegd: +Zoo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien +in eeuwigheid.« + +»Mijn lieve Wendelmoet,« raadde een andermaal fluisterend een +aanzienlijke dame, »waarom zwijgt ge maar niet liever, als ge er +langer door leven kunt? Ge kunt immers voor uzelve denken en gelooven +wat ge wilt, al spreekt ge het niet uit.« + +»Zuster,« was het antwoord, »ge weet niet wat ge zegt. Met het hart +gelooft men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter +zaligheid.« + +Toen de rechters haar met den vuurdood dreigden om haar tot afval te +bewegen, zei ze: »Is u die macht van boven gegeven, ik ben bereid om +te lijden.« + +En dit heeft de moedige vrouw kort daarop, toen de vlammen rond haar +opstegen, standvastig getoond. + +Tot besluit nog iets over Guido de Brès, geboren te Bergen in +Henegouwen, een volbloed ketterhater, tot hij ongezocht een Bijbel in +handen kreeg, dien las en--zelf een »ketter« werd. Eerst glasschilder +werd hij toen Evangelieprediker. Maar ook te Bergen brak de vervolging +uit en De Brès moest vluchten. Dan was hij hier, dan daar; en overal +maakte hij de menschen bekend met den schat, dien hijzelf in den +Bijbel had gevonden. + +Zoo kwam hij ook in de landen van die beide andere groote hervormers, +Ulrich Zwingli in Zwitserland en Johannes Calvijn in Frankrijk, +tijdgenooten van Luther, wier geschriften ook in ons land met graagte +gelezen werden. De Brès leerde daar die mannen en hun werken kennen, +en met nieuwe wetenschap toegerust kwam hij zich te Valenciennes +vestigen, waar hij met grooten zegen werkzaam was. Maar 31 Mei 1567 +viel hij in handen van zijn vervolgers en werd hij veroordeeld tot den +strop. Zoo werd ook hij een martelaar voor het Evangelie. + +Doch ook na zijn dood bleef Guido de Brès tot zegen voor onze +vaderlandsche Kerk. Hij had namelijk een geschrift opgesteld, waarin +hij aantoonde, dat het geloof der Hervormden in de Nederlanden op den +Bijbel gegrond was en overeenkwam met de leer der hervormers. In 1562 +werd het gedrukt. Ook den koning van Spanje, Philips II, die zijn +vader Karel V in 1555 als Heer der Nederlanden opgevolgd was, werd een +exemplaar ervan toegezonden, met een mooien brief er bij, opdat de +koning weten mocht, welke de leer was, die hij zoo doodelijk haatte. +Maar te oordeelen naar de voortgezette vervolgingen van haar +belijders, heeft het weinig invloed op den koning gehad. + +De _Nederlandsche Geloofsbelijdenis_ werd dit geschrift genoemd. En +als zoodanig is het door onze Ned. Herv. Kerk aangenomen. + + + + +XX. + +1517--31 October--1917. + + +In dit _kleine_ boekje is ons iets te zien gegeven van een ontzaglijk +_groot_ en veelbeteekenend werk. Want dat is de Kerkhervorming. En hoe +meer we dit beseffen, hoe heerlijker wij het zullen vinden, dat we +haar _Vierde Eeuwfeest_ mogen meevieren en hoe dankbaarder wij het ook +zullen doen. + +Vier eeuwen! Een lange tijd! Maar de Hervorming was ook een werk +voor _alle_ volgende eeuwen; want het was een werk van God. En +al zijn de mannen, door wie de Heer het tot stand wilde brengen, +reeds lang heengegaan, de _Hemelsche_ Werkmeester blééf en zal +blijven tot in eeuwigheid. _Hij_ blijft Zijn Kerk in stand houden +en Zijn hervormingswerk voortzetten; niet alleen in de groote +wereld daarbuiten, maar ook in het kleine wereldje daarbinnen, +dat menschenhart heet; en dàt is toch ten slotte voor ieder in het +bijzonder het gewichtigste. Want wat zou het ons baten of er al een +hervorming van de _Kerk_ was en een gezuiverde _leer_, als ons _hart_ +niet hervormd en gereinigd was? + +De hervorming van het hart, ook van het _jonge_ hart, is geen minder +groot werk dan de hervorming van de Kerk. Alleen de Heer kan het doen, +door Zijn Woord en Zijn Geest. Zijn Woord gaf Hij ons reeds. Laten +wij het ons leven lang in hooge eere houden en dankbaar en trouw +gebruiken. En Zijn Geest wil Hij ons schenken op ons gebed. + + »Hervorm vooral, volmaak + mijn hart naar Uwen smaak!« + +laat dàt op ons feest, bij onze danktonen, onze bede zijn. En wie deze +hervorming voor zichzelf ernstig begeert, zal haar ook zeker gaarne +aan heel de wereld gunnen en van harte instemmen met Gezang 245: + + O, machtige Evangeliewoorden! + Spoedt heerlijk voort en overwint! + Och, dat u alle volkren hoorden, + Zoo ver men immer volkren vindt! + Bekroon Uw werk, o groote Koning! + Uw zachte schepter heersche alom! + Zoo worde eens aller hart Uw woning, + En heel deze aarde Uw heiligdom! + + + + + +--------------------------------------------------------+ + | | + | OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER: | + | | + | De volgende correcties zijn in de tekst aangebracht: | + | | + | Bron (B:) -- Correctie (C:) | + | | + | B: inzetten, enz. enz., Is het werk | + | C: inzetten, enz. enz. Is het werk | + | B: en Hieronymus van Praag, die zelven | + | C: en Hiëronymus van Praag, die zelven | + | B: Natuurlijk liep heel Mörha te hoop | + | C: Natuurlijk liep heel Möhra te hoop | + | B: te vier uur afscheid van Mörha en | + | C: te vier uur afscheid van Möhra en | + | B: Terug in het strijdperk | + | C: Terug in het strijdperk. | + | B: en daarbij een openlijk en helfdhaftig | + | C: en daarbij een openlijk en heldhaftig | + | B: Bijbel Daartoe richtte hij | + | C: Bijbel. Daartoe richtte hij | + | B: | + | [Illustratie: DE ANDREASKERK TE EISLEBEN.] | + | C: =Verwijderd; pagina's dubbel aanwezig in Bron.= | + | B: KEIZER KAREL V OP ZIJN VLUCHT | + | C: KEIZER KAREL V OP ZIJN VLUCHT. | + | | + +--------------------------------------------------------+ + + + + + +End of Project Gutenberg's 'Een vaste burg is onze God', by Betsy de Heer + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK 'EEN VASTE BURG IS ONZE GOD' *** + +***** This file should be named 34260-8.txt or 34260-8.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/3/4/2/6/34260/ + +Produced by an anonymous Project Gutenberg volunteer. + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/34260-8.zip b/34260-8.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..9b3afee --- /dev/null +++ b/34260-8.zip diff --git a/34260-h.zip b/34260-h.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..1b61ccc --- /dev/null +++ b/34260-h.zip diff --git a/34260-h/34260-h.htm b/34260-h/34260-h.htm new file mode 100644 index 0000000..fbd2994 --- /dev/null +++ b/34260-h/34260-h.htm @@ -0,0 +1,4352 @@ +<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD XHTML 1.1//EN" + "http://www.w3.org/TR/xhtml11/DTD/xhtml11.dtd"> + +<html xmlns="http://www.w3.org/1999/xhtml" xml:lang="nl"> + <head> + <meta http-equiv="Content-Type" content="text/html;charset=iso-8859-1" /> + <meta http-equiv="Content-Style-Type" content="text/css" /> + <title> + The Project Gutenberg eBook of "Een vaste Burg is onze God", by Betsy. + </title> + <style type="text/css"> + +body {margin-left: 8%; margin-right: 8%;} + +h1 {text-align: center; clear: both; margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; + font-size: 325%; font-family: monospace; letter-spacing: -0.1em;} +h2 {text-align: center; clear: both; margin-top: 5em; font-size: 100%; font-weight: normal;} +h3 {text-align: center; clear: both; margin-top: 1em; font-size: 100%;} + +h2.h2inh {text-align: center; font-size: 167%; letter-spacing: 0.1em; margin-top: 3em;} + +p {margin-top: .4em; margin-bottom: .4em; text-align: justify; text-indent: 1em;} +p.noi {text-indent: 0em;} +p.cap {margin-top: .4em; margin-bottom: .4em; text-align: justify; text-indent: 0em;} +p.cap:first-letter {float: left; width: auto; margin: 0.05em 0.05em 0 0; padding: 0; line-height: 0.8em; font-size: 400%;} + +div.titel {margin-top: 3em; margin-bottom: 3em; text-align: center;} +div.subtitel {margin-top: 2em; margin-bottom: 2em; font-size: 120%; + text-align: center; white-space: pre; font-weight: bold; clear: both;} +div.inhoud {margin-top: 3em; margin-bottom: 2em;} +div.tp {text-align: center; text-indent: 0em; margin-top: 2em; margin-bottom: 2em;} + +hr {width: 33%; clear: both; + margin-top: 1em; margin-bottom: 2em; margin-left: auto; margin-right: auto;} +hr.tb {border-style: none;} +hr.fnsep {width: 20%; margin-top: 0.5em; margin-bottom: 1em; margin-left: 0; margin-right: 0; text-align: left;} +hr.chend {width: 20%; margin-top: 1.5em; margin-bottom: 1.5em;} +hr.chbegin {width: 15%; margin-top: 1em; margin-bottom: 1.5em;} +hr.hr20 {width: 20%;} + +.pagenum {/* uncomment the next line for invisible page numbers */ + /* visibility: hidden; */ + position: absolute; text-indent: 0em; font-style: normal; + left: 93%; font-size: small; text-align: right; color: #888888;} + +/* TABLES */ +table {margin-left: auto; margin-right: auto; + padding: 0; border: 0; border-collapse: collapse;} +td.tdl {text-align: left; padding-left: 0.5em; padding-right: 3em; font-size: 85%;} +td.tdr {text-align: right; padding-left: 0.5em; padding-right: 1em; font-size: 85%;} + +/* ALIGN */ +.floatleft {float: left; width: auto;} + +sup {vertical-align: 0.3em; font-size: 0.75em;} +.mixcap {font-variant: small-caps;} +.g {letter-spacing: 0.2em; margin-right: -0.2em; font-weight: normal; font-style: normal;} +ins.corr {border-bottom: 1px dotted red; text-decoration: none;} + +/* IMAGES */ +.figcenter {margin: auto; text-align: center;} +.caption {text-align: center;} +img {border: 0;} + +/* FOOTNOTES */ +.footnote {margin-left: 1%; margin-right: 1%; font-size: 0.9em;} +.footnote p {text-indent: 3em;} +.footnote .label {position: absolute; right: 89%; text-align: right; text-decoration: none;} +.fnanchor {text-decoration: none; margin-left: 0.05em;} + +/* POETRY */ +.poem {margin-left: 10%; margin-right: 10%; text-align: left;} +.poem br {display: none;} +.poem .stanza {margin: 1em 0em 1em 0em;} + +.poem span.i0 {display: block; margin-left: 0em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} +.poem span.i1 {display: block; margin-left: 1em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} +.poem span.i2 {display: block; margin-left: 2em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} + +.size75 {font-size: 75%;} +.size90 {font-size: 90%;} +.size120 {font-size: 120%;} +.size167 {font-size: 167%;} + +/* Transcriber Note */ +.TNbox {margin: 10% 10% 5% 10%; border: 1px solid black; padding: 1em; + background-color: #dddddd; font-family: sans-serif; font-size: 90%;} +.TNbox h1 {font-variant: small-caps; font-size: 130%; letter-spacing: 0; font-family: sans-serif;} +.TNbox p {text-indent: 0em; margin-top: 0.7em; margin-bottom: 0.7em;} +.TNbox table {width: 100%; font-size: 90%;} +.TNbox th {text-align: left;} +.TNbox td {text-align: left; vertical-align: top;} +td.td2 {width: 20%;} +td.td4 {width: 40%;} + + </style> + </head> +<body> + + +<pre> + +The Project Gutenberg EBook of 'Een vaste burg is onze God', by Betsy de Heer + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: 'Een vaste burg is onze God' + de kerkhervorming herdacht op haar vierde eeuwfeest, + 1517--31 October--1917 + +Author: Betsy de Heer + +Release Date: November 9, 2010 [EBook #34260] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK 'EEN VASTE BURG IS ONZE GOD' *** + + + + +Produced by an anonymous Project Gutenberg volunteer. + + + + + +</pre> + + +<div class="TNbox"> + + <h1>Opmerkingen van de bewerker</h1> + + <p>De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde spelling. + Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren.</p> + + <p>Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld.</p> + + <p>De voetnoten zijn hernummerd en verplaatst naar het eind van het hoofdstuk.</p> + + <p>Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn gecorrigeerd; deze zijn voorzien van een + <ins class="corr" title="Bron: dnnne roed stipppellijn">dunne rode stippellijn</ins>, + waarbij de Brontekst via een zwevende pop-up beschikbaar is. Variaties in spelling zijn behouden.<br /> + Een extra verduidelijking of vertaling is beschikbaar bij woorden die voorzien zijn van een + <ins class="info" title="Vertaling of verduidelijking.">dunne groene stippellijn</ins>.</p> + + <p>Een overzicht van de aangebrachte correcties is te vinden aan + <a href="#correctie">het eind van dit bestand</a>.</p> + +</div> + +<div class="figcenter" style="width: 360px;"> +<a href="images/cover-l.jpg"><img src="images/cover.jpg" width="360" height="540" alt="voorkant boek" title="" /></a> +</div> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_1">[1]</a></span></p> + +<h2 class="size120">„EEN VASTE BURG IS ONZE GOD”</h2> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_2">[2]</a></span><br /> +<span class="pagenum"><a id="p_i">[i]</a></span><br /> +<span class="pagenum"><a id="p_ii">[ii]</a></span></p> + +<div class="figcenter" style="width: 321px;"> +<a href="images/ill_p002a.jpg"><img src="images/ill_p002ath.jpg" width="321" height="450" alt="Dr. MAARTEN LUTHER." title="" /></a> +<span class="caption">Dr. MAARTEN LUTHER.</span> +</div> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_3">[3]</a></span></p> + +<div class="titel"> + +<h1>„EEN VASTE BURG IS ONZE GOD”</h1> + +<div class="subtitel">DE KERKHERVORMING HERDACHT +OP HAAR VIERDE EEUWFEEST +1517—31 OCTOBER—1917</div> + +<div class="tp size75">DOOR</div> + +<div class="tp size167 g"><b>BETSY</b></div> + +<div class="figcenter" style="width: 72px; margin-top: 5em; margin-bottom: 5em;"> +<img src="images/tp.png" width="72" height="47" alt="" title="" /> +</div> + +<div class="tp"><span class="mixcap">J. M. BREDÉE's BOEKHANDEL EN UITGEVERS-M<sup>IJ</sup></span><br /> +<span class="size90">ROTTERDAM</span></div> +</div> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_4">[4]</a></span><br /> +<span class="pagenum"><a id="p_5">[5]</a></span></p> + +<div class="inhoud"> + +<h2 class="h2inh" id="INHOUD">INHOUD.</h2> + +<hr class="chbegin" /> + +<table id="toc" summary="inhoudsopgave"> +<tbody> +<tr><td class="tdr size75" style="padding-right: 0;">Hoofdstuk.</td><td class="tdl"></td><td class="tdr size75">Bladz.</td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#I">I.</a></td><td class="tdl">De Kerk. Hoe zij was en hoe zij werd</td><td class="tdr"><a href="#p_7">7</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#II">II.</a></td><td class="tdl">De voorloopers der Hervorming</td><td class="tdr"><a href="#p_15">15</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#III">III.</a></td><td class="tdl">De jonge zanger</td><td class="tdr"><a href="#p_21">21</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#IV">IV.</a></td><td class="tdl">Luther als student</td><td class="tdr"><a href="#p_27">27</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#V">V.</a></td><td class="tdl">In het klooster</td><td class="tdr"><a href="#p_34">34</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#VI">VI.</a></td><td class="tdl">Naar Rome</td><td class="tdr"><a href="#p_40">40</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#VII">VII.</a></td><td class="tdl">Tetzel en zijn aflaten</td><td class="tdr"><a href="#p_47">47</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#VIII">VIII.</a></td><td class="tdl">De Slotkerk te Wittenberg</td><td class="tdr"><a href="#p_54">54</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#IX">IX.</a></td><td class="tdl">De strijd ontbrandt</td><td class="tdr"><a href="#p_62">62</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#X">X.</a></td><td class="tdl">Het Leipziger twistgesprek</td><td class="tdr"><a href="#p_68">68</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#XI">XI.</a></td><td class="tdl">Naar Worms</td><td class="tdr"><a href="#p_76">76</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#XII">XII.</a></td><td class="tdl">Voor den Rijksdag</td><td class="tdr"><a href="#p_83">83</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#XIII">XIII.</a></td><td class="tdl">Op den Wartburg</td><td class="tdr"><a href="#p_90">90</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#XIV">XIV.</a></td><td class="tdl">Terug in het strijdperk</td><td class="tdr"><a href="#p_101">101</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#XV">XV.</a></td><td class="tdl">De Bijbel herneemt zijn plaats</td><td class="tdr"><a href="#p_107">107</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#XVI">XVI.</a></td><td class="tdl">Luther doet nog meer</td><td class="tdr"><a href="#p_113">113</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#XVII">XVII.</a></td><td class="tdl">Het klooster geen klooster meer</td><td class="tdr"><a href="#p_117">117</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#XVIII">XVIII.</a></td><td class="tdl">De Hervorming gevestigd</td><td class="tdr"><a href="#p_121">121</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#XIX">XIX.</a></td><td class="tdl">De eerste martelaren der Hervorming</td><td class="tdr"><a href="#p_133">133</a></td></tr> +<tr><td class="tdr"><a href="#XX">XX.</a></td><td class="tdl">1517—31 October—1917</td><td class="tdr"><a href="#p_140">140</a></td></tr> +</tbody> +</table> + +<hr class="chend" /> + +</div> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_6">[6]</a></span><br /> +<span class="pagenum"><a id="p_7">[7]</a></span></p> + +<h2><a id="I"></a>I.</h2> + +<h3>De Kerk. Hoe zij was en hoe zij werd.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Den 31<sup>sten</sup> October van dit jaar 1917 hoopt de Protestantsche +Christenheid feest te vieren.</p> + +<p>Dat klinkt zoo op het eerste gehoor wel wat vreemd in dezen tijd, nu +het er overal in de wereld zoo ver van feestelijk uitziet.</p> + +<p>Feestvieren? Hoe kan men er aan denken, bij zóóveel jammer en ellende, +zóóveel nooden en zorgen, door den rampzaligen oorlog, en dat nog wel +tusschen Christenvolken, over de wereld gebracht?</p> + +<p>Zeker, wie zoo spreekt zou gelijk hebben, als het een feest betrof, +waarbij hoofdzakelijk gedacht werd aan pretmaken, met illuminatie en +vuurwerk, en allerlei volks- en kinderspelen. Maar het is een heel +ander feest, dat we vieren gaan. Meer zooals het oude volk van Israël +deed, waarvan we in onzen Bijbel lezen, wanneer het zich opmaakte om +te gedenken, wat groote en heerlijke dingen God onder hen had gedaan. +Dat waren dan <i>godsdienstige</i> feesten, waaraan heel het volk deelnam. +Dan werd Gode eere toegebracht; dan werden er lofliederen gezongen, +dankzeggingen en gebeden opgezonden, en Gods daden bij het nageslacht +in herinnering gebracht.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_8">[8]</a></span></p> + +<p>En zóó wil de Protestantsche Christenheid dit jaar nu ook doen. +Ondanks al het ontzettende in het wereldgebeuren tòch feestelijk +herdenken, met dankbare harten, wat God vóór vierhonderd jaren tot +heil van Zijn Kerk gedaan heeft.</p> + +<p>Want het is het <i>Vierde Eeuwfeest der Kerkhervorming</i> dat we vieren +gaan!</p> + +<p>Maar dan zal het toch goed zijn om vooraf iets van de Kerkhervorming +te weten. De meeste lezers zullen dit al wel. Maar ons geheugen weer +eens op te frisschen en er nog wat meer van te hooren, zal onze +feestviering zeker niet schaden. Want die Kerkhervorming is een werk +van God geweest, waardoor duizenden, ja millioenen gebracht zijn tot +het rechte kennen en dienen van den Heer, wat toch, voor ouderen en +jongeren, de eenige bron is van alle waar en eeuwig geluk.</p> + +<p>In de volgende bladzijden ga ik daar nu wat van vertellen.</p> + +<p>Er zijn in die vierhonderd jaren al heel wat boeken over geschreven; +zóóveel, dat je ze in geen jaren uitgelezen kreegt. Sommige zijn wel +vijf dikke deelen groot. Je begrijpt dus, dat <i>dit</i> boekje maar een +heel, heel beknopt verhaal geeft van deze zoo hoogst merkwaardige +geschiedenis. Maar als je alles, wat er instaat, onthoudt, weet je er +toch al aardig wat van, en krijg je misschien wel lust om er later in +die grootere boeken meer van te lezen.</p> + +<p>Wat beteekent eigenlijk <i>Kerkhervorming</i>?</p> + +<p>Laat ons dit woord eens goed bekijken, maar dan van achteren af.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_9">[9]</a></span></p> + +<p><i>Vormen</i> of <i>vorming</i> wil zeggen: aan iets een vorm, een gedaante +geven. <i>Ver</i>vormen zou dus beteekenen: iets een <i>anderen</i> vorm geven, +dan het oorspronkelijk had. Zoo laten de menschen wel eens een hoed +vervormen. Vermaken noemen ze dat. En zoo'n vermaakte hoed ziet er dan +heel anders uit dan de onvermaakte.</p> + +<p>Maar <i>her</i>vormen wil zeggen: iets, dat zijn oorspronkelijken vorm +verloren heeft, weer tot dien <i>vroegeren</i> vorm <i>terug</i>brengen. Een +heel oud huis b.v., een paar eeuwen geleden gebouwd, kan in den loop +der tijden, door bijmetselen en zoo, een heel ander aanzien krijgen. +Niet zelden vinden menschen, die er verstand van hebben, dit dan erg +jammer en zeggen: Wat hebben ze dat mooie oude huis leelijk gemaakt. +We zullen afbreken wat er, volgens de bestaande teekeningen, niet +bijbehoort; den gevel weer opmetselen precies zooals die twee eeuwen +geleden er uitzag; er weer kleine ramen met heel kleine ruitjes +inzetten, enz. enz<ins class="corr" id="corr1" title="Bron: .,">.</ins> Is het werk voltooid, dan heeft men zoo'n huis +<i>hervormd</i>, tot zijn oorspronkelijke gedaante teruggebracht. En wie +het zien zeggen: Dat huis heeft een heele <i>hervorming</i> ondergaan.</p> + +<p>Maar als je daaruit nu zou afleiden dat <i>Kerk</i>hervorming beteekent: +aan leelijkgemaakte kerken hun oorspronkelijke gedaante hergeven, dan +hadt je 't toch glad mis. Want als we zoo gewoon spreken van kerk, ja, +dan bedoelen we wel meestal het gebouw, waarin we onze +godsdienstoefeningen houden; zoo zeggen we: Ik ben Zondag in de kerk +geweest. Maar het woord kerk wordt ook nog in een anderen zin +gebruikt;<span class="pagenum"><a id="p_10">[10]</a></span> en dan schrijven we 't met een hoofdletter—<i>Kerk</i>.</p> + +<p>Wat er dàn onder verstaan wordt, wil ik ook even duidelijk maken.</p> + +<p>In den Bijbel (Hand. 2) lezen we, hoe de Heere Jezus, na Zijn +Hemelvaart, op het Pinksterfeest den Heiligen Geest uitstortte over +Zijn saamvergaderde apostelen; hoe zij toen aanstonds begonnen, de +groote werken Gods te verkondigen, en hoe er op dien dag, op Petrus' +eerste prediking, omtrent drieduizend van die zijn woord gehoord +hadden in den Heer geloofden en dit openlijk beleden door zich te +laten doopen. Dagelijks voegden zich meerdere geloovigen bij hen. En +deze belijders van den Christus, later Christenen genaamd, vormden te +zamen de Gemeente of <i>Kerk</i>.</p> + +<p>Zoo werd op dien Pinksterdag door den Heer zelf de Kerk <i>gevormd</i> of +gesticht. En, lezen we Hand. 2, de Heer deed dagelijks tot de Gemeente +of de Kerk, die zalig werden. De Kerk breidde zich dagelijks uit.</p> + +<p>O, hoe heerlijk en schoon vertoonde zich <i>toen</i> die jeugdige Kerk van +Christus! Hoe kon het ook anders, wijl het immers Zijn eigen werk was? +Allen, die tot haar behoorden, hadden den Heer zoo hartelijk lief. 't +Was hun grootste lust, het werk van hun verheerlijkten Meester op +aarde voort te zetten, Hem te dienen, van Hem te getuigen en velen tot +Hem te brengen, en in alles te leven naar het voorbeeld, dat Hijzelf +hun gegeven had.</p> + +<p>Dus hadden ze ook elkànder lief. Ze hadden alles voor elkander over. +Ze waren één hart en één ziel, zegt de Bijbel van hen. „Ziet hoe lief +ze elkander<span class="pagenum"><a id="p_11">[11]</a></span> hebben!” moesten zelfs hun vijanden getuigen. Zoo dienden +ze te zamen den Heer en elkander in eenvoud en nederigheid. Ze zochten +geen eigen eer en voordeel, maar de eer van hun Koning. En in tijden +van vervolging, die niet lang uitbleven, verheugden zij zich, dat ze +waardig geacht werden, voor den naam des Heeren smaadheid te lijden, +en gingen ze blijmoedig—zelfs den marteldood tegen.</p> + +<p>Zóó was de Kerk, die de Heer zich gevormd had. Maar ach, de menschen +zijn dat schoone werk al spoedig leelijk gaan maken en hebben het ten +slotte geheel bedorven.</p> + +<p>Zoolang de Christenen door de wereld veracht en verdrukt werden, +bleven ze dicht bij den Heer en zochten ze hun heil bij Hèm. Maar toen +het Christendom in aanzien kwam, en vooral nadat de Romeinsche keizer +Constantijn de Groote zelf Christen geworden was en de hoogste ambten +in den Staat bij voorkeur aan Christenen gaf, begon het verkeerd te +gaan. Nu er eer te behalen viel met Christen te zijn, lieten groote +scharen zich doopen, niet uit liefde tot den Heer en oprechte begeerte +om Zijn volgelingen te worden, maar om in de voorrechten te kunnen +deelen, die het Christen-zijn nu medebracht. Om <i>aardsche</i> goederen +dus. En waar het om het <i>aardsche</i> gaat, wordt het <i>hemelsche</i> +vergeten. Dit heeft men, helaas, in de Kerk des Heeren maar al te +duidelijk gezien. Velen prijkten nu met den beerlijken <i>naam</i> van +Christen, zonder in waarheid een Christen, d.i. een volgeling van den +Heere Christus, te <i>zijn</i>.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_12">[12]</a></span></p> + +<p>Zoo verbasterde de Kerk, al klom haar ledental in den loop der eeuwen +tot millioenen belijders. Zoo kwamen hoogmoed en heerschzucht binnen +en gingen eenvoud en liefde heen. Zoo verleerde men het dienen en +wilde men liever heerschen.</p> + +<p>Ook uitwendig was er een groot verschil tusschen den godsdienst van de +eerste Christenen en dien van latere tijden. Vroeger vergaderde men in +eenvoudige bedehuizen, 't waren ook wel eens holen en spelonken; later +verrezen er prachtige kerken. Vroeger waren het eenvoudige mannen, die +het opzicht over de Gemeente hadden, later was het een rijk-uitgedoste +priesterschaar, met, evenals in het <i>heidensche</i> Rome, een +opperpriester aan 't hoofd. Deze kreeg den naam van Paus, d.i. Vader, +en beweerde de opvolger van den apostel Petrus en de plaatsbekleeder +van den Heer zelf te zijn, en daarom de macht te hebben de zonden te +vergeven. Hij gaf daar genadebrieven voor uit, <i>aflaten</i>, die men +verdienen kon met het doen van een of ander goed werk, of koopen voor +geld. Zelfs de dooden, die, zoo was de Kerk gaan leeren, in het +vagevuur, een vreeselijke louteringsplaats, voor hun zonden moesten +boeten, kon hij er mee verlossen. De pausen hadden hun zetel te Rome. +Ze matigden zich een onbeperkt gezag aan en eischten absolute +gehoorzaamheid. Velen van die Kerkvorsten leidden een zeer wereldsch +leven.</p> + +<p>Evenals in de heidensche tempels gingen ook de Christenen beelden +oprichten in hun kerken; geen beelden van afgoden, maar van menschen, +die geleefd hadden en heiligen genoemd werden. Onder <i>heiligen</i><span class="pagenum"><a id="p_13">[13]</a></span> +rekende men diegenen, die in hun leven zóóveel goeds hadden gedaan, +dat ze er den Hemel mee verdiend hadden, die echter, zooals we uit den +Bijbel weten, door niemand te verdienen <i>is</i>. Maar de Kerk was dat +toen gaan leeren. Ze leerde zelfs dat sommigen van die heiligen +eigenlijk meer goede werken gedaan hadden dan noodig was. Dat +overtollige goed werd dan door de Kerk bijeenvergaard en kon door den +paus worden uitgedeeld aan menschen, die goede werken tekort kwamen. +Dat stond in zoo'n aflaat, dien men koopen kon voor veel of weinig +geld, al naar de grootte van de zonde, die men kwijtgescholden wilde +hebben. Ook ging men die gestorven heiligen zelve vereeren en +aanroepen om bescherming en voorbidding bij God. Vooral Maria werd +hoogelijk vereerd en groote macht haar toegekend; de Heilige Moeder +Gods, de Koningin des Hemels, en nog meer zulke namen gaf men haar.</p> + +<p>Ook den offerdienst hadden de Christenen van het Heidendom +overgenomen; daarvoor diende de mis. En nog veel, veel meer van die +schandelijke misbruiken en goddeloosheden waren in den loop der tijden +de Kerk binnengedrongen.</p> + +<p>Wat de Heere Jezus en na Hem de apostelen geleerd hadden, werd geheel +vergeten. Het Woord van God was aan de meeste Christenen onbekend. De +priesters, die het volk moesten leeren, wisten er zelf zoo goed als +niets van. En als de menschen 's Zondags in de kerk zaten, werden ze +niet zooals wij uit den Bijbel onderwezen, maar kregen ze allerlei +fabelen te hooren en legenden van zoogenaamde heiligen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_14">[14]</a></span></p> + +<p>Die schromelijke onwetendheid was oorzaak, dat het onkruid àl dieper +wortel schoot en het verval àl grooter werd. Zóó groot, dat de Kerk +zelf de noodzakelijkheid begon te gevoelen van een algeheele +hervorming in hoofd en leden. In 1414 werd er dan ook een <a id="cross1"></a>Algemeene +Kerkvergadering belegd—het Concilie van Constanz—van bijna +elfduizend kerkelijke en wereldlijke grooten, den paus en den keizer +incluis. Daar zou men de zaak met elkander bespreken. Maar omdat men +het Woord van God niet tot uitgangspunt nam en het dus op geen goeden +grondslag rustte, liep heel het Concilie op niets uit, ofschoon het +vier jaren duurde. Het verbranden van twee brave mannen, Johannes Hus +en <ins class="corr" id="corr2" title="Bron: Hieronymus">Hiëronymus</ins> van Praag, die zelven ook hervorming +predikten, was zoowat alles, wat er uitgericht werd.</p> + +<p>Met het Concilie van Bazel, dat twaalf jaar duurde, ging het niet veel +beter. Alles toonde duidelijk dat het kwaad door geen pausen en +keizers meer te keeren was.</p> + +<p>Zóó jammerlijk was door den mensch het werk van den Heer des Hemels +bedorven! Zóó was de Kerk misvormd, die Gods eigen Zoon zich voor den +prijs van Zijn bloed had gesticht! Onkenbaar was ze geworden.</p> + +<p>Zou ze nog ooit haar vroegere gedaante terug krijgen?</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_15">[15]</a></span></p> + +<h2><a id="II"></a>II.</h2> + +<h3>De voorloopers der Hervorming.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Hoe treurig het er in de Kerk ook uitzag, de Heer zorgde toch altijd, +dat er hier en daar nog menschen gevonden werden, die Hem in waarheid +dienden.</p> + +<p>Zoo leefde er in het jaar 1160 te Lyon, een stad in Frankrijk, een rijk +koopman, Petrus Waldus genaamd. Terwijl deze man eens met zijn vrienden +aan een maaltijd zat, stierf plotseling een van de gasten. En dit maakte +op Waldus zulk een diepe indruk, dat het van dat oogenblik zijn ernstig +vragen werd: „Wat moet ik doen om zalig te worden?”</p> + +<p>Gelukkig vond hij onder zijn boeken een Latijschen Bijbel, en met hulp +van eenige geleerden begon hij dien te lezen. In dien Bijbel vond Waldus +het antwoord op zijn vraag. Hij leerde er den Heere Jezus uit kennen als +zijn eenigen Verlosser en Zaligmaker. Zijn onrust verdween, en in plaats +daarvan kwam er vrede en groote blijdschap in zijn hart. „Ik wenschte +dat alle menschen zoo gelukkig werden als ik,” dacht hij, en hij sprak +er over, waar hij kon. Den Bijbel, die hem zijn geluk had aangebracht, +liet hij voor een groot<span class="pagenum"><a id="p_16">[16]</a></span> deel in het Fransch vertalen en verscheidene +malen overschrijven, want de boekdrukkunst bestond toen nog niet. Dit +kostte hem wel een massa geld, maar Waldus was rijk; en nu hij een +hemelsche schat gevonden had, wilde hij zijn aarsche schatten gaarne +besteden om dien ook anderen te doen vinden.</p> + +<p>Velen van zijn landgenooten luisterden naar hem. Ze werden volgelingen +van Waldus, en naar hem Waldenzen genoemd. Deze menschen wisten nu veel +meer van den Bijbel dan de priesters, en leidden zulk een vroom en +eenvoudig, matig en werkzaam leven, dat zelfs hun vijanden hen prijzen +moesten. Want vijanden kregen ze in overvloed. Omdat ze zich alleen aan +den Bijbel hielden en van geen paus, biecht, mis of vagevuur wilden +weten, werden ze dikwijls gruwelijk vervolgd. Maar ze bleven hun geloof +getrouw, zelfs onder de wreedste folteringen.</p> + +<p>Waldus zag zich eindelijk genoodzaakt te vluchten. Hij ging naar +Bohemen. Zijn volgelingen zochten een schuilplaats tusschen de hooge +bergen, in de valleien van Piemont. Maar uitroeien konden hun haters +hen niet, want hun God waakte. En wáár die gevluchte Waldenzen kwamen, +strooiden ze, evenals de eerste Christenen, door hun woord en voorbeeld +goede zaadjes van geloof en waarheid, die nog eeuwen later heerlijke +vruchten zouden voortbrengen. De Waldenzen bestaan nòg.</p> + +<p>Een ander man, die den Bijbel liefhad, was John Wicklef, professor aan +de hoogeschool van Oxford in Engeland. Deze geleerde, die voor zijn +landgenooten<span class="pagenum"><a id="p_17">[17]</a></span> den Bijbel in het Engelsch vertaalde, vond ook noodig de +misbruiken in de Kerk te bestrijden. Vooral kwam hij op tegen het luie +leven van de bedelmonniken en de aanmatigingen van den paus.</p> + +<p>Dat hij zich hierdoor den haat van de geestelijkheid op den hals +haalde, is te begrijpen. De paus deed hem in den ban. Maar de Heer +schonk hem machtige beschermers, zoodat hij nog voor velen ten zegen +kon zijn, totdat hij in 1384 in vrede in zijn eigen woning stierf. +Eerst dertig jaren na zijn dood konden zijn vijanden hun wraak aan hem +koelen door zijn werken en zijn opgegraven beenderen te verbranden. +Maar dit heeft hem weinig gedeerd.</p> + +<p>De geschriften van Wicklef werden ook in andere landen gelezen. Zoo +ook in Bohemen, waar Johannes Hus hoogleeraar was aan de hoogeschool +te Praag. Deze geleerde en godvruchtige man was ook door Wicklefs +geschriften, en vooral door den Bijbel, tot inzicht gekomen van het +vele verkeerde in de Roomsche Kerkleer en schroomde niet, er openlijk +tegen te prediken, in het bijzonder tegen den aflaathandel. „Geen +aflaat maakt zalig,” leerde hij; „de mensch moet aflaten van de +zonde.”</p> + +<p>Natuurlijk kreeg ook Hus daardoor veel vijanden. Hij werd naar +Constanz geroepen om zich te verantwoorden voor de Kerkvergadering, +waarvan in het <a href="#cross1">vorig hoofdstuk</a> is gesproken. Keizer Sigismund +had hem een vrijgeleide gegeven, dat is een schriftelijke belofte, dat +hij gedurende zijn heen- en terugreis voor zijn veiligheid zorgen zou.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_18">[18]</a></span></p> + +<p>Maar de keizer hield geen woord. Te Constanz gekomen werd Hus, op +last van den paus, gevangen genomen en geboeid in een vunzigen, +donkeren kerker geworpen. Sigismund vond dit eerst wel niet goed, maar +liet het ten slotte toch toe. „Een ketter behoeft men geen woord te +houden,” paaiden hem de priesters.</p> + +<p>Eerst acht maanden later werd Hus opnieuw voor de Vergadering gebracht +om te herroepen, wat hij geleerd had. Hij verzocht, zich te mogen +verantwoorden. „Daarna kunt gij met mij doen, wat ge wilt,” zei hij. +Maar het werd hem niet toegestaan. Toen zag Hus den keizer aan en +zeide: „Ik heb mij vrijwillig voor het verhoor gesteld, op het woord +en de trouw van den hier aanwezigen keizer.” Sigismund kleurde. Maar +hij zei niets.</p> + +<p>Hus werd nu van zijn priesterlijke waardigheid ontzet en kreeg een +hooge papieren muts op, met gele vlammen en zwarte duivels +beschilderd, en het opschrift: „Aartsketter”. Zoo werd hij naar den +brandstapel geleid.</p> + +<p>Hus Het geduldig met zich doen. „Mijn Heere Jezus heeft voor mij een +doornenkroon gedragen,” zei hij, „dus wil ik, arme zondaar, om +Zijnentwil deze lichtere wel dragen.”</p> + +<p>Een oud boertje, dat gehoord had, dat er een ketter verbrand zou +worden, en een goed werk meende te doen door er aan mee te helpen, +kwam ook met een takkebos aanzeulen. Hus zag het en glimlachte: „O, +heilige eenvoudigheid!”—Te midden van de vlammen hoorde men hem +bidden: „Heere Christus, Gij Lam <span class="pagenum"><a id="p_iii">[iii]</a><br /><a id="p_iv">[iv</a>-<a id="p_v">v]</a><br /><a id="p_vi">[vi]</a><br /><a id="p_19">[19]</a></span>Gods, erbarm U mijner!”—Zijn +asch werd in den Rijn gestrooid, opdat er niets van den ketter zou +overblijven.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 450px;"> +<a href="images/ill_p018a.jpg"><img src="images/ill_p018ath.jpg" width="450" height="285" alt="DE VEROORDEELING VAN HUS OP HET CONCILIE VAN CONSTANZ." title="" /></a> +<span class="caption">DE VEROORDEELING VAN HUS OP HET CONCILIE VAN CONSTANZ.</span> +</div> + +<p>Naar het verhaal luidt moet Hus—<i>gans</i> beteekent die naam—ook gezegd +hebben: „Een gans kunt ge braden, maar een zwaan zal opvliegen.” Met +die beeldspraak zou hij dan voorspeld hebben, dat de zaak, waarvoor +hij stierf, toch eens, door een sterkere dan hij, overwinnen zou. En +dat is gebeurd. In Luther is, honderd jaar later, de <i>zwaan</i> gekomen. +Men zegt dat er daarom op de Luthersche kerken een zwaan als +windwijzer staat.</p> + +<p>Ook in ons vaderland verwekte de Heer mannen, die de gebreken van de +Kerk in het licht stelden en bestreden, en zoo een hervorming hielpen +voorbereiden. Onder dezen waren Thomas à Kempis, Wessel Gansfort en +Desiderius Erasmus van Rotterdam.</p> + +<p>En dan gebeurde er door de trouwe zorg des Heeren nòg iets, dat voor +het hervormingswerk onmisbaar was—het uitvinden van de boekdrukkunst +in 1423. Vóór dien tijd moest ieder boek telkens nageschreven worden, +wat ontzettend lang duurde. Dus waren de boeken vanzelf schaarsch, en +vreeselijk duur, zoodat maar weinigen ze konden bekomen. Maar door die +prachtige uitvinding konden er in korten tijd, en voor betrekkelijk +weinig geld, zooveel boeken gedrukt worden als men maar wilde. En zoo +konden ook later de schriften der hervormers, en vooral de Bijbel, al +aanstonds in een menigte exemplaren verspreid en allerwegen bekend +worden, en kregen de menschen lust om te leeren lezen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_20">[20]</a></span></p> + +<p>Zoo bereidde de Heer in Zijn wijsheid alles voor, om op Zijn tijd het +heerlijke werk der Kerkhervorming tot stand te brengen. Door de schuld +van de menschen was alles in de Kerk zoo droevig donker geworden; door +de genade van God zou er nieuw licht uit de duisternis opgaan. Want de +belofte van den Heiland: <i>De poorten der hel zullen Mijn Gemeente niet +overweldigen</i>, blijft eeuwig van kracht.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_21">[21]</a></span></p> + +<h2><a id="III"></a>III.</h2> + +<h3>De jonge zanger.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Wanneer we een goede vierhonderd jaren vroeger geleefd en in +Maagdenburg, een stad in Saksen, gewoond hadden, zouden we daar zeker +ook wel eens geluisterd hebben naar het zingen van een troepje +schooljongens, voor de deuren der huizen. En dat hadden we gerust +mogen doen. Want al zongen die jongens op straat, zoo waren het toch +geen zoutelooze straatliedjes, waar ze de menschen op onthaalden, maar +godsdienstige liederen, die een ieder hooren mocht.</p> + +<p>Waarvoor ze dat deden, dat zingen langs de huizen? Ach, niet voor hun +plezier. Ze gingen daar te Maagdenburg op een beroemde monnikenschool, +want ze wilden geleerden worden. Maar hun ouders waren te arm om +buitenshuis voor hun onderhoud te zorgen. Dus waren ze genoodzaakt dit +zelf te doen, zoo goed en kwaad als het ging. En daarvoor diende dat +zingen. De menschen wisten dat wel; en zoo kregen ze hier een stuk +brood of ander eten, daar wat geld, en soms kregen ze niets; want niet +alle menschen waren even vriendelijk en gul.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_22">[22]</a></span></p> + +<p>Onder die arme scholieren was er één, een jongen van veertien jaar, +die door zijn lieve, zuivere stem, en het gevoel waarmee hij zong, +bijzonder de aandacht trok. Hij heette Maarten Luther en was in den +laten avond van den 10<sup>den</sup> November 1483 te Eisleben geboren. 't Was +den avond vóór St. Maarten; daarom werd hij den volgenden dag bij zijn +doop naar dien heilige <i>Martinus</i> genoemd. Zijn vader, Hans Luther, +een boerenzoon uit het dorp Möhra, was een arme mijnwerker, die met +zijn vrouw, Margaretha Lindemann, hard sloven moest om den kost te +verdienen voor hun zeven kinderen, vier jongens en drie meisjes, +waarvan Maarten de oudste was.</p> + +<p>De ouders van Maarten waren goede, vrome menschen, die hun kinderen +hartelijk liefhadden. Toen hun eersteling pas geboren was, nam zijn +vader hem in de armen, knielde met hem neer en bad God, of dit kind +eens wezen mocht, wat zijn naam beduidde: <i>louter</i> of <i>rein</i>. Ook +later baden de ouders vaak bij Maartens bedje, dat de Heer het hart +van hun kind mocht neigen tot de vrees van Zijn naam. En de Heer heeft +deze gebeden verhoord. Hij hééft dit kind gelouterd; zelfs bóven +bidden en denken.</p> + +<p>Bij al hun liefde en goedheid waren vader en moeder Luther uiterst +streng. Maarten, denkelijk niet altijd even gedwee, kreeg dikwijls +harde straf. Als vader sloeg, was het raak. En zelfs door zijn moeder, +in wier open armen hij doorgaans een schuilplaats vond, werd hij eens +om een simpele hazelnoot tot bloedens toe geslagen. „Maar ze meenden +het toch hartelijk<span class="pagenum"><a id="p_23">[23]</a></span> goed,” prees hij hen later, met innige vereering. +Tot overmaat van ramp kreeg hij op zijn eerste school te Mansfeld, +waar het gezin kort na zijn geboorte was gaan wonen, ook nog een +harden meester, die altijd een roede bij zich had. Eens, zoo vertelt +Luther zelf, kreeg hij daarmee op één morgen vijftien maal slaag.</p> + +<p>Door deze hardvochtige opvoeding thuis en op school, werd de kleine +Maarten vreesachtig. En daar hij zich den hoogen God even gestreng +voorstelde als zijn ouders en zijn meester, had hij vooral een groote +vrees voor God. Hij kon bleek worden van schrik als hij den naam van +den Heere Jezus hoorde noemen; want dan dacht hij aan een afbeelding +op een altaarstuk in de kerk, waar de Heer er veeleer uitzag als een +streng rechter, dan als de zachtmoedige, barmhartige Zaligmaker. Veel +liever keek hij naar de zoetelijke beeltenis van Maria, die van boven +het altaar zoo genadig op hem neerzag; of van de vriendelijke St. +Anna, de beschermheilige van den bergbouw, van wier gunst, zoo dacht +men, het geluk van heel Mansfeld afhing, en die daarom door al zijn +bewoners vóór alle andere heiligen werd aangeroepen en vereerd.</p> + +<p>In weerwil van zijne sombere omgeving, groeide Maarten op tot een +vroolijken, levenslustigen jongen met een schranderen bol. Op de +school te Mansfeld had hij lezen, schrijven en rekenen geleerd, ook de +Geloofsartikelen en de Tien Geboden, en zelfs al een beetje Latijn. En +toen hij veertien jaar was, bracht zijn vader hem naar die +Franciskanerschool te Maagdenburg. Want Hans Luther, zelf een +verstandig man, die om<span class="pagenum"><a id="p_24">[24]</a></span> zijn rechtschapenheid en gezond oordeel tot +lid van den Raad gekozen was en bij voorkeur den omgang zocht van +ontwikkelde menschen, wilde van zijn zoon geen mijnwerker maken. +Maarten moest een geleerde worden.</p> + +<p>En Maarten wilde dat graag. Hij hield dol van leeren. Ook te +Maagdenburg deed hij zijn best. Maar een prettig leven had hij er +niet. Ook al harde meesters. En daarbij moest hij er, evenals zijn +arme makkers, in zijn vrije uren met zingen zijn kostje verdienen, en +dat ging dikwijls heel moeilijk.</p> + +<p>Eens, op Kerstmis, liepen ze met elkaar de omliggende dorpen af en +zongen ze er huis aan huis hun Kerstliederen, vierstemmig. Zoo deden +ze ook voor een afgelegen boerenwoning aan het einde van een dorp. +„Hei, jongens! Waar zijn jullie!” klonk opeens een zware, norsche +stem. 't Was de boer, die hun wat te eten kwam brengen. Maar de +zangers waren er zoo door verschrikt, dat ze om 't hardst op den loop +gingen en eerst na lang roepen van den boer terug durfden komen. „We +hadden heelemaal geen reden om bang te zijn,” zei Luther, die het +later zelf verteld heeft. „Maar zoo zat, door de harde behandeling van +onze meesters, de vrees er bij ons in.”</p> + +<p>Een jaar later, 1498, zonden zijn ouders hem naar Eisenach, waar +familie van zijn moeder woonde, en hij het dus allicht beter zou +hebben. Maar in die verwachtingen werden ze teleurgesteld. De familie +liet zich, om welke reden dan ook, weinig aan den knaap gelegen +liggen; en dus schoot hem niets anders over dan maar weer te gaan +zingen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_vii">[vii]</a><br /><a id="p_viii">[viii]</a></span></p> + +<div class="figcenter" style="width: 450px;"> +<a href="images/ill_p024b.png"><img src="images/ill_p024bth.png" width="450" height="325" alt="MAARTEN LUTHER EN ZIJN MAKKERS ZINGEND AAN DE HUIZEN." title="" /></a> +<span class="caption">MAARTEN LUTHER EN ZIJN MAKKERS ZINGEND AAN DE HUIZEN.</span> +</div> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_25">[25]</a></span></p> + +<p>Nu, zingen deed de jonge Luther graag. Maar op zoo'n manier was het, +zelfs voor een vroolijken jongen, toch eerder verdrietig dan +aangenaam. Hij werd er wel eens moedeloos onder, vooral wanneer hij, +inplaats van brood, harde woorden kreeg. „Ik zal het studeeren maar +moeten opgeven en mijnwerker worden, net als mijn vader,” dacht hij +dan, met oogen vol tranen.</p> + +<p>Maar wat hem een oorzaak van droefheid scheen, werd door Gods genadige +leiding juist het middel tot zijn geluk.</p> + +<p>Terwijl hij weer eens in zoo'n neerslachtige bui voor een deftige +woning stond, nadat hij al aan drie huizen was afgewezen, ging de deur +open en trad er een vriendelijke dame naar buiten. Het gevoelvolle +zingen van dien knaap had haar al dikwijls bekoord, ook in de kerk, +waar hij in het koor zong. 't Had haar ook al meer dan eens getroffen, +hoe innig eerbiedig en aandachtig hij daar altijd meebad; zoo heel +anders dan de meeste jongens van zijn leeftijd. En nu, bij het zien +van zijn treurig gezicht, had ze medelijden met hem. Inplaats van hem +zoo maar aan de deur iets te geven, nam ze den wel wat verlegen zanger +mee naar binnen, liet hem eens lekker eten, deed nog wat in zijn zak +en gaf hem verlof terug te komen zoo dikwijls hij wilde. Zij zou wel +zorgen, dat hij geen honger meer leed, beloofde ze.</p> + +<p>Deze lieve dame was Ursula Cotta, de vrouw van Conrad Cotta, een van +de voornaamste burgers van de stad. Ze sprak over haar beschermeling +met haar man, die zelf ook schik in den aardigen<span class="pagenum"><a id="p_26">[26]</a></span> jongen had. En het +einde was, dat Maarten Luther eenige dagen later als +kind bij de familie Cotta in huis kwam.</p> + +<p>Nu behoefde hij niet langer voor zijn boterham te zingen. Maar daarom +liet hij het zingen niet! Hij leefde heelemaal op in die gezellige, +zonnige omgeving. Vroolijker dan ooit klonk er zijn lied. Mevrouw +Cotta, zelf ook een liefhebster van muziek, liet hem luit- en +fluitspelen leeren. En het was haar werkelijk een genot, ja haar +grootste belooning, als hij voor haar speelde en zong, wat hij o zoo +gaarne deed, als een klein bewijs van zijn groote dankbaarheid.</p> + +<p>Onder die zooveel gunstiger omstandigheden ging het studeeren vanzelf +ook beter. In alle opzichten hadden mijnheer en mevrouw Cotta +voldoening van hun mooie daad. Hun pleegkind was vol ijver, maakte +prachtige vorderingen en betoonde zich zeer dankbaar jegens zijn +weldoeners, die hij dan ook nooit vergeten heeft. <a href="#cross2">Later</a>, toen hij +professor te Wittenberg was, heeft hij op zijn beurt hun zoon in zijn +woning opgenomen, toen deze te Wittenberg kwam studeeren. En het was +hem een groote vreugde, aan den zoon eenigszins te kunnen vergelden, +wat hij van de ouders genoten had.</p> + +<p>Deze gelukkige lotsverandering legde in Luthers jonge ziel de eerste +kiempjes van dat vertrouwen op God, dat hem heel zijn verder leven zoo +krachtig is bijgebleven en zelfs door de zwaarste stormen niet aan het +wankelen kon worden gebracht.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_27">[27]</a></span></p> + +<h2><a id="IV"></a>IV.</h2> + +<h3>Luther als student.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Te Eisenach, zijn „lieve stad”, zooals hij haar is blijven noemen, +bleef Luther tot zijn achttiende jaar. Toen ging hij naar de +hoogeschool te Erfurt, destijds de beroemdste van heel Duitschland, +waar zijn vader, die intusschen in beteren doen was gekomen en hem nu +zelf onderhouden kon, hem verder wilde laten studeeren. Daar maakte +hij zulke snelle vorderingen, dat zijn leeraars zich er over +verbaasden. „Onze philosoof”, <i>wijsgeer</i>, noemden zijn medestudenten +hem. Hij was dan ook niet tevreden, zooals de meesten, met wat er in +de boeken stond maar werktuiglijk van buiten te leeren; hij wilde er +inkomen, de schrijvers begrijpen, zich hun wijsheid eigen maken. En +zoo bleef alles, wat hij las of hoorde, hem bij, alsof hij het zelf +gezien had.</p> + +<p>Maar Maarten Luther had ook een groot verstand en een uitstekend +geheugen van den Heer gekregen. En daarbij gebruikte hij steeds het +beste middel om te slagen, het gebed. Elken dag begon hij met den Heer +om Zijn zegen te vragen over zijn werk, niet alleen met zijn mond, +maar ook met zijn hart. En<span class="pagenum"><a id="p_28">[28]</a></span> zùlk bidden vindt altijd verhooring. „Goed +gebeden is meer dan half gestudeerd”, placht hij te zeggen. En hij kòn +het zeggen; want hij wist bij eigen ervaring dat het waar was. Na zijn +morgengebed ging hij naar de kerk. En dan aan den arbeid, zonder den +ganschen dag een oogenblik verloren te laten gaan.</p> + +<p>'t Was de wensch van Luthers vader, dat zijn zoon rechtsgeleerde zou +worden; en hijzelf wilde dit in 't eerst ook. Maar de Heer, die het +lot der menschen bestuurt, had anders besloten. Luther moest in Gods +hand het werktuig worden, om het groote werk der Kerkhervorming tot +stand te brengen. Maar daartoe moest hij eerst zelf hervormd worden. +Hoe dit geschiedde, zullen we verder hooren.</p> + +<p>Bij die hoogeschool van Erfurt behoorde een bibliotheek of boekerij; +d.i. een vertrek, waarin zich een verzameling boeken bevindt. <i>Biblia</i> +is het Grieksche woord voor <i>boeken</i>.</p> + +<p>Luther zat daar dikwijls te lezen. Hij vond het heerlijk, in al die +geleerde werken te snuffelen en met de verschillende schrijvers bekend +te worden. Maar eens vond hij tusschen die oude, bestoven boeken er +een, dat wel heel bijzonder zijn aandacht trok—een Latijnschen +Bijbel.</p> + +<p>Luther had nog nooit een Bijbel gezien. Begeerig slaat hij hem open en +gaat er in bladeren, een en al verbazing er zooveel meer in te vinden +dan de Evangeliën en Brieven, waar in de kerk voor het volk uit +gelezen werd. Hij had altijd gedacht dat dit de hééle Bijbel was. Het +eerste, waar zijn aandacht zich<span class="pagenum"><a id="p_29">[29]</a></span> bij bepaalt, is het gebed van Hanna, +de moeder van Samuel. O, wat vindt hij dat mooi! Wat boeit hem heel +die geschiedenis van Samuel en alles wat hij verder leest. Want hij +blijft maar doorlezen, bladzij na bladzij. 't Is alles nieuw voor hem. +O, wat is hij blij met zijn vondst! „Mocht God mij zùlk een Boek nog +eens in eigendom geven,” was zijn verzuchting onder het naar huis +gaan.</p> + +<p>Elk oogenblik, dat hij van zijn studie kon uitsparen, ging Luther nu +naar de bibliotheek om nader met dat kostelijk Boek bekend te worden; +óvergelukkig, als iemand, die een verborgen schat heeft ontdekt. En +dat hàd hij ook. Want al had de jonge student nog geen flauw vermoeden +van de grootsche taak, waartoe God hem eenmaal roepen zou, en van den +ontzaglijken strijd, die hem daarbij wachtte, in dien Bijbel deed de +Heer hem hier, in die stille boekerij, het wapen vinden, waarmee hij +straks zou strijden èn overwinnen.</p> + +<p>Kort daarop werd Luther ernstig ziek. Hij dacht niet anders dan te +zullen sterven; en deze gedachte joeg hem vrees aan; want hij had nog +geen vrede met God. Maar een oude priester, die hem op zijn kamer +bezocht, stelde hem gerust. „Houd maar moed, mijn jonge vriend!” zei +hij. „Ge zult aan deze ziekte niet sterven. Onze God zal van u nog een +man maken, die voor velen tot troost zal zijn.”</p> + +<p>En die voorspelling is heerlijk vervuld. Maar vóór hij anderen bekend +kon maken met den eenigen troost in leven en sterven, moest hij dien +eerst zelf leeren<span class="pagenum"><a id="p_30">[30]</a></span> kennen. En tot <i>die</i> kennis was de vlijtige +student, bij al zijn geleerdheid, nog niet gekomen.</p> + +<p>Op zijn een en twintigste jaar, in 1505, werd Luther met groote +plechtigheid tot doctor in de wijsbegeerte bevorderd. Dat werd een +groot feest. Een fakkeloptocht kwam hem hulde brengen. Heel de +hoogeschool verheugde zich in den roem van den jongen doctor; want +allen, professoren en studenten, hielden evenveel van hem.</p> + +<p>Alleen Luther zelf was met zijn eigen niet tevreden. Ondanks al zijn +ijver en plichtsbetrachting begon hij meer en meer te gevoelen dat hij +een zondaar was. Hij wilde heilig zijn en hij kon niet, en leefde in +gedurige vrees, dat God hem daarvoor zou straffen. Want dat de heilige +God in Zijn Zoon een barmhartig Vader is, die uit genade, om niet, de +zonden vergeeft aan een ieder, die met oprecht berouw tot Hem komt, +wist Luther nog niet. Hij dacht dat hij zijn zaligheid verdienen +moest, en besloot alles te doen, wat hem daarin kon helpen. Vroeger al +was door het lezen van den Bijbel en de woorden van dien ouden +priester, toen hij zoo ziek was, de vraag bij hem opgekomen, of hij +niet beter zou doen, zijn loopbaan als rechtsgeleerde er aan te geven +en monnik te worden. Maar hij sprak er met niemand over, want hij wist +maar al te goed dat zijn vader niets ophad met monniken, die hij +gewoon dagdieven noemde, omdat de meesten zulk een lui leven leidden, +en dat hij dus nooit zijn toestemming zou geven.</p> + +<p>En zoo bleef Luther voor de menschen de vroolijke,<span class="pagenum"><a id="p_31">[31]</a></span> levenslustige +student, en liet hij niemand iets merken van de innerlijke onrust, die +hem kwelde. Tot er in den zomer van 1505 iets gebeurde, dat een heele +omkeering in zijn leven bracht.</p> + +<p>Eerst het plotselinge sterven van een van zijn beste vrienden, (door +welke oorzaak is niet met zekerheid bekend).</p> + +<p>Luther was daar diep door geschokt. Hij hield zooveel van zijn goeden +Alexius. En wat hij vooral zoo vreeselijk vond, was het plotselinge +van zijn dood. „O”, dacht hij, „als <i>ik</i> nu eens zoo onverwacht +opgeroepen was om voor Gods Rechterstoel te verschijnen!” Zijn onrust +werd er nòg grooter door; en met een droevig en bezwaard hart ging hij +kort daarop naar Mansfeld om zijn ouders te bezoeken; want het was in +de vacantie.</p> + +<p>Op zijn terugtocht, dicht bij Erfurt, werd hij door een hevig onweer +overvallen. Met groot geweld ratelde de donder boven zijn hoofd; helle +bliksemstralen, die zijn oogen verblindden, zetten hem in een +vuurgloed. 't Was Luther in die oogenblikken of de wereld zou vergaan. +Als de stem van een vertoornd God klonken hem die donderslagen in de +ooren. Eensklaps slaat er een bliksemstraal vlak vóór hem in den +grond. Een volgende kan hemzelf treffen en dooden! En dan komt het +oordeel! En dan?.... O, werd hij toch uit dit gevaar verlost! Dan zou +hij de wereld vaarwel zeggen en zijn verder leven geheel aan God +wijden. En in zijn doodsangst werpt hij zich op de knieën en schreeuwt +hij het uit: „Help me, lieve St. Anna! Ik zal monnik worden!”</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_32">[32]</a></span></p> + +<p>Het onweer dreef langzaam over. Luther kwam behouden te Erfurt. Maar +wat er op den weg gebeurd was, vergat hij niet. Er was daar te Erfurt +een klooster, aan den heiligen Augustinus gewijd; en daar wilde hij +zijn verder leven gaan doorbrengen. Want al had hij later wel spijt +van zijn overhaaste gelofte, vooral wanneer hij aan zijn vader dacht, +verbreken wilde hij haar toch niet.</p> + +<p>Hij hield zijn plan stil. Maar veertien dagen later verzocht hij zijn +vrienden voor 't laatst nog eens bij zich. Na een gezellig avondje, +waarbij hij nog eens voor hen had gespeeld en er door allen braaf +gezongen was, maakte hij hun zijn besluit bekend.</p> + +<p>Ze stonden allen verbluft. Eerst hielden ze het voor een grap. Doch +toen ze zagen dat het ernst was, deden ze al het mogelijke om hem van +zijn voornemen af te brengen.</p> + +<p>Maar Luther was niet te bepraten. Den volgenden morgen, 17 Augustus, +toen het nog donker was, verliet hij zijn kamer en ging hij naar het +klooster, heel alleen, met niets bij zich dan twee boeken, Virgilius +en Plautus, zijn lievelingsschrijvers; een Bijbel had hij nog niet. +Hij klopte aan de poort en verzocht den prior om toegelaten te worden, +wat deze natuurlijk gaarne toestond. Hij trad binnen; de zware deur +werd achter hem gesloten en—Maarten Luther werd Augustijner monnik.</p> + +<p>Enkele vrienden waren dien morgen al vroeg naar zijn kamer gegaan, in +de hoop hem nog te kunnen overreden. Maar ze vonden er den vogel +gevlogen;<span class="pagenum"><a id="p_33">[33]</a></span> en alles wat ze te weten kwamen was, dat doctor Martin dien +morgen vóór het aanbreken van den dag naar het Augustijner klooster +was gegaan.</p> + +<p>De vrienden in allerijl er heen, om hem zoo mogelijk terug te halen. +Maar ze werden niet eens binnengelaten. Door een kiertje kregen ze te +hooren, dat de nieuwe broeder in geen maand iemand van de buitenwereld +mocht zien. Toen ze nog wat wilden vragen, ging de deur voor hun neus +dicht. Ze hoorden de zware grendels er vóór schuiven. En of ze er nog +een tijdlang met hun vuisten op bleven trommelen, alles bleef +daarbinnen stil als het graf.</p> + +<p>Verslagen gingen ze heen, echt bedroefd dat die aardige, knappe +Martin, de glorie van de hoogeschool, zich in een klooster was gaan +begraven.</p> + +<p>Maar nog veel bedroefder waren de ouders, bij het ontvangen van den +afscheidsbrief van hun zoon. Vooral de vader. De doodstijding van zijn +Maarten, zijn vreugd en zijn trots, had hem niet méér kunnen doen +ontstellen, niet dieper kunnen smarten dan dit bericht. Hij schreef +hem een boozen brief terug. Hans Luther wilde vooreerst niets meer van +zijn zoon weten.</p> + +<p>Dat de Heer zelf hem in het klooster had gebracht, en dat hij juist +dáár zijn eerste vorming tot <i>hervormer</i> moest ontvangen, wisten vader +Luther, en de vrienden, en de jonge monnik zelf nog niet.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_34">[34]</a></span></p> + +<h2><a id="V"></a>V.</h2> + +<h3>In het klooster.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Werkelijk dacht Luther hier, binnen de kloostermuren, vrede te zullen +vinden voor zijn onrustig hart. Met vreugde was hij er ontvangen. De +monniken waren niet weinig vereerd, dat zoo'n beroemde doctor in de +wijsbegeerte de hoogeschool verlaten had om in hun klooster te komen +wonen. Maar hij moest zich niet verbeelden, dat hij meer was dan zij. +Ze deden hem dit maar dadelijk gevoelen en legden hem het laagste werk +op.</p> + +<p>Klok luiden, kerk vegen, de cellen van de andere monniken +schoonhouden, deuren openen en sluiten, hout en water aandragen, vuur +aanleggen en zooal meer, werden nu Luthers dagelijksche bezigheden. En +was hij hiermee klaar, dan was het: „Met den zak door de stad!” en +moest hij barrevoets, in een grove monnikspij, met een zak op den rug +huis aan huis gaan bedelen. Zijn woonvertrek was een kleine cel, die +hij alleen verliet om al die karweitjes te doen of in de kerk de mis +bij te wonen. Bij het gaan moest hij de oogen naar den grond houden en +de handen<span class="pagenum"><a id="p_35">[35]</a></span> over elkaar geslagen in de mouwen. En verder moest hij +weinig spreken, veel in zijn gebedenboek lezen en dagelijks biechten.</p> + +<p>Dat hem zoodoende niet veel tijd tot studeeren overbleef, is te +begrijpen. Maar dat was minder, zeiden de monniken. Niet met +studeeren, maar met bedelen werd het klooster gediend. Voor den jongen +man, wiens grootste genot was om over zijn boeken te zitten, was <i>dit</i> +wel het ergste. Maar met hart en ziel onderwierp hij zich aan alles, +wat men hem oplegde, meenende dat hij daardoor aan God behagen en Zijn +gunst verdienen zou. Gelukkig voor hem kwam er na eenigen tijd +verandering. De hoogeschool bemoeide zich er mee; en door deze +tusschenkomst werd hij door den prior van die vernederende diensten +ontslagen.</p> + +<p>Tot zijn groote blijdschap vond Luther ook hier een Bijbel, aan een +ketting vastgemaakt, voor het stelen. Want zoo'n Bijbel was toen ter +tijd verbazend duur. Zoo dikwijls hij kon, ging hij er in lezen. Heele +stukken er van leerde hij uit het hoofd. Met de hulp van een der +kloosterbroeders, met wien hij bijzonder bevriend was, ging hij aan 't +leeren van Hebreeuwsch en Grieksch, om den Bijbel ook in de +oorspronkelijke talen te kunnen lezen.</p> + +<p>'t Was een wonder zooals dat Boek hem aantrok. Eten, drinken, slaap, +vermoeienis, alles vergat hij er voor, tot zijn gebedenboek toe. Dit +laatste kwelde hem het meest. Eens durfde hij in zeven weken haast +niet te slapen, omdat hij zoo dikwijls verzuimd had in zijn getijboek +te lezen, en hij dit verzuim wilde<span class="pagenum"><a id="p_36">[36]</a></span> inhalen. Lichaam en geest martelde +hij af om voor zijn zonden te boeten en toch maar heilig te leven. +Midden in den nacht stond hij op, om biddende, op zijne bloote knieën, +over den grond van zijn cel te kruipen. Hij nam een touw met knoopen +er in en geeselde zich daarmee, om het kwaad, zoo mogelijk, er uit te +sláán. Eten deed hij weinig en uiterst sober. Een stuk brood en een +haring was doorgaans zijn heele maal. „Als het nog langer geduurd had, +zou ik mij zeker doodgemarteld hebben,” heeft hij later zelf van dien +tijd gezegd.</p> + +<p>Eens had hij zich in zijn cel opgesloten en dagen lang niemand bij +zich willen laten. Toen het àl te lang duurde en er op het herhaald +kloppen geen antwoord meer kwam, begon men zich toch ongerust te +maken. Ze braken zijn deur open, en zie—daar lag broeder Martinus op +den kouden vloer, bewusteloos. Langen tijd trachtte men tevergeefs hem +tot bewustzijn te brengen. Eerst op het gezang van eenige koorknapen, +die geroepen waren, sloeg hij de oogen op en kwam hij weer bij.</p> + +<p>Of het den jongen Luther ook ernst was om tot eer van God te leven en +heilig te worden! Maar zijn pogingen baatten hem niet. Den zoo vurig +begeerden vrede voor zijn hart kon hij ook in het klooster niet +vinden. Hij bleef gevoelen dat hij een zondaar was, en dat hij wel +zijn kleed, maar niet zijn hart kon veranderen. Dat hart rein maken +kon hij met al zijn boetedoeningen en zoogenaamde goede werken niet. +„Hoe langer wij ons wasschen, hoe onreiner wij worden,” klaagde hij.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_ix">[ix]</a><br /><a id="p_x">[x]</a></span></p> + +<div class="figcenter" style="width: 326px;"> +<a href="images/ill_p036b.jpg"><img src="images/ill_p036bth.jpg" width="326" height="450" alt="LUTHERS KLOOSTERCEL IN ERFURT." title="" /></a> +<span class="caption">LUTHERS KLOOSTERCEL IN ERFURT.</span> +</div> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_37">[37]</a></span></p> + +<p>Bij een bezoek van den vicaris-generaal, dat is de overste van de +Orde, doctor Johann Von Staupitz, had deze al aanstonds opgemerkt, dat +die nieuwe broeder Martinus geen <i>luie</i> monnik was, en den prior +verzocht hem gelegenheid tot studeeren te geven, en hem met zachtheid +te behandelen.</p> + +<p>De vriendelijke man gevoelde zich bijzonder aangetrokken tot dien +jongen monnik met zijn droefgeestig, vermagerd gelaat en ingevallen +oogen, en had al spoedig zijn vertrouwen weten te winnen; en deze op +zijn beurt vereerde den ouderen vriend, die hem zooveel belangstelling +toonde, als een vader, en legde geheel zijn hart voor hem bloot.</p> + +<p>Veel spraken ze samen over wat hem bezwaarde. „Zie op de wonden van +den Heere Jezus, en op het bloed, dat Hij voor u gestort heeft,” +onderrichtte hem zijn vriend; „hierin zal Gods <i>genade</i> zich aan u +vertonen. Vertrouw alleen op <i>Zijn</i> gerechtigheid. Niet door het +lichaam te pijnigen kunt ge van de zonde verlost worden, maar door u +te werpen in de armen van den Verlosser. Heb Hem lief, die u eerst +heeft liefgehad.”</p> + +<p>De gesprekken van dezen vromen, verstandigen man waren Luther tot +grooten zegen. Hij leerde gelooven dat God in Christus een liefhebbend +Vader is, en niet uit vrees voor straf, maar uit dankbare wederliefde +gediend en gehoorzaamd wil zijn. Ook kreeg hij den wijzen raad, +voortaan al zijn godgeleerdheid uit den Bijbel te putten. En toen Von +Staupitz Erfurt weer ging verlaten, zag Luther tot zijn +onuitsprekelijke blijdschap<span class="pagenum"><a id="p_38">[38]</a></span> zijn hartewensch vervuld, en kreeg hij +van zijn vriend een Bijbel ten geschenke.</p> + +<p>In het tweede jaar van zijn verblijf in het klooster werd Luther +ernstig ziek; en in het gezicht van den dood kwam al zijn onrust en +vrees over zijn zonden met kracht weer boven. „Mijn zonden, mijn +zonden, mijn zonden!” klaagde hij. Maar door de trouwe zorg des Heeren +kwam er een oude, vriendelijke monnik bij hem. Deze zette zich naast +den zieke neer, hoorde zijn klachten aan, en ging toen heel eenvoudig +aan het praten over het woord uit de Geloofsartikelen, dat hemzelf +eens vertroost had: <i>Ik geloof de vergeving der zonden</i>. „Maar,” zei +hij er bij, „het is niet genoeg te gelooven, dat de zonden aan David +en aan Petrus vergeven zijn. 't Is Gods bevel, dat wij gelooven +zullen, dat ze ook aan <i>ons</i> zijn vergeven.”</p> + +<p>Dit eenvoudig woord werd Luther tot troost. O, hoe heerlijk klonk dit +bevel hem in de ooren! Dagelijks bad hij den Heer hem te helpen om het +te gehoorzamen; en in zijn Bijbel zocht hij alles op, wat zijn geloof +in de vergeving zijner zonden versterken kon.</p> + +<p>De rust, die zijn ziel daardoor kreeg, werkte ook genezend op zijn +lichaam. Hij herstelde nu spoedig, en kort daarop was het Kerstfeest. +Luther had nog nooit zoo blij Kerstfeest gevierd.</p> + +<p>Den 2<sup>den</sup> Mei 1507 werd Luther tot priester gewijd. Zijn vader was +uitgenoodigd om de plechtigheid bij te wonen. Hij nam het aan, maar +niet met zijn zin. Aan het feestmaal verklaarde hij rondweg, dat hij +liever thuis was gebleven. Hij kon er nog maar geen vrede<span class="pagenum"><a id="p_39">[39]</a></span> mee hebben, +dat zijn knappe Maarten, aan wiens studie hij zooveel opgeofferd had, +vergeten binnen de kloostermuren zat, inplaats van in de wereld te +schitteren met zijn kunde als rechtsgeleerde. Hij had hem in al dien +tijd nog niet gezien, maar boos was hij toch niet meer. Als bewijs +daarvan gaf hij hem twintig gulden ten geschenke. Moeder Margaretha +was zelfs overgelukkig een zoon te hebben, die priester was.</p> + +<p>Na zijn priesterwijding bleef Luther niet lang meer in het Erfurter +klooster. Frederik de Wijze, de keurvorst van Saksen, had kort tevoren +te Wittenberg een hoogeschool opgericht, en op aanraden van Von +Staupitz werd pater Martinus door den vorst tot hoogleeraar aan deze +universiteit benoemd.</p> + +<p>Zoo kwam dat Luther in 1508 Erfurt verliet en in het Augustijner +klooster te Wittenberg ging wonen; want hoewel hoogleeraar bleef hij +toch monnik.</p> + +<p>Luther was toen vijf en twintig jaar.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_40">[40]</a></span></p> + +<h2><a id="VI"></a>VI.</h2> + +<h3>Naar Rome.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<div class="floatleft">'t </div> +<p class="cap">Was heelemaal niet naar Luthers zin dat hij geroepen was, de +wijsbegeerte te onderwijzen. Zijn hart ging naar de godgeleerdheid +uit; en hij studeerde wat hij kon, vooral Grieksch en Hebreeuwsch, om +zijn kennis uit de bron zelf, den Bijbel, te kunnen putten.</p> + +<p>In Maart 1509 verkreeg hij zijn wensch. Toen werd hij candidaat in de +theologie; en van nu af mocht hij elken middag zijn studenten uit den +Bijbel onderwijzen. Dat waren heerlijke uren, zoowel voor hemzelf als +voor zijn leerlingen. Hij begon met de verklaring van de Psalmen en +daarna van den Brief aan de Romeinen. En terwijl hij zijn studenten +onderwees, werd hijzelf door Gods Geest onderwezen.</p> + +<p>Van de akademie in zijn eenzame kloostercel teruggekeerd, zat hij +urenlang over den Romeinenbrief gebogen; en hoe dieper hij nadacht +over wat daar geschreven stond, hoe meer het licht van de waarheid +opging in zijn ziel. Vooral trof hem het woord: <i>De rechtvaardige zal +uit het geloof leven</i>. 't Was hem, als legde de Heer deze woorden zelf +in zijn hart. 't <i>Geloof</i>,<span class="pagenum"><a id="p_41">[41]</a></span> dàt was wat rechtvaardig maakte en naar +den wil van God leerde leven. 't Was Luther, als kwam er met die +woorden nieuw leven in hem. Telkens hoorde hij ze weer, zelfs temidden +van zijn drukste bezigheden.</p> + +<p>De lessen, die Luther gaf, geleken niets op wat tot dusver was +gehoord. 't Was maar geen <i>boeken</i>kennis, maar <i>Bijbel</i>kennis, die hij +meedeelde; en die kwam niet uit het hoofd, maar uit het hart; dit +voelden zijn leerlingen dadelijk. Wijd en zijd werd er over gesproken +en van overal kwamen er jonge, vreemde studenten naar de +Wittenbergsche hoogeschool. Zelfs professoren schaamden zich niet om +Luthers lessen te komen bijwonen. Eén van hen, een bijzonder knappe, +zei: „Deze monnik zal al de leeraren van den weg brengen. Hij zal een +nieuwe leer invoeren en heel de Kerk hervormen; want hij grondt zich +op het Woord van Christus; en er is niemand ter wereld die dat Woord +bestrijden of omverwerpen kan.”</p> + +<p>Op een goeden dag kwam Luthers vriend Von Staupitz hem het voorstel +doen om in de Augustijnerkerk te preeken. Maar daar schrikte Luther +voor terug. Hij op den preekstoel? Hij vond zich veel te onwaardig en +te zwak voor zulk een zwaarwichtige taak. „Neen, neen!” weerde hij af. +„'t Is geen geringe zaak om in Gods plaats tot de menschen te +spreken.”</p> + +<p>Von Staupitz wilde echter van geen tegenbedenkingen hooren. En toen +Luther zag dat zijn verontschuldigingen geen van alle hielpen, zuchtte +hij: „Ach, heer doctor, u maakt me dood! Ik houd het geen drie maanden +uit.”</p> + +<p>„Dat maakt geen verschil,” was het antwoord.<span class="pagenum"><a id="p_42">[42]</a></span> „Onze Heere God heeft +Boven ook geschikte menschen in Zijn dienst noodig.”</p> + +<p>Toen was Luther uitgepraat. Hij nam de opdracht aan; en wat hem eerst +zoo had bezwaard werd hem al spoedig een bron van vreugde. Met vuur en +kracht predikte hij het Evangelie aan de gretig-luisterende menigte; +eerst in het kerkje van het klooster; en toen dat te klein werd, in de +veel grootere stadskerk, voor een nog talrijker gehoor. Zelfs de +keurvorst kwam eens naar Wittenberg om hem te hooren. En hoe meer hij +tot het volk sprak, hoe meer hijzelf de kracht van Gods Woord +ervaarde.</p> + +<p>Toch was Luther nog altijd een trouw aanhanger van de Roomsche Kerk en +den paus. Hij was daarom niet weinig verblijd, toen hij in 1511 door +zijn vicaris-generaal naar Rome gezonden werd, met nog een priester +van zijn orde, om daar eenige kloosterzaken te bespreken.</p> + +<p>Deze reis is zoowel voor hem als voor de Hervorming van groot nut +geweest. „Ik wilde voor geen honderdduizend gulden dat ik Rome niet +gezien had,” verklaarde hij later. Niet omdat hij er zooveel +liefelijks had aanschouwd, maar juist omdat de herinnering aan al de +teleurstellingen en ergernissen, op dien tocht ondervonden, hem later +deed inzien hoe verbasterd de Kerk was en hoe verderfelijk haar leer.</p> + +<p>Met groote blijdschap en vol verwachting had Luther half October met +zijn kloosterbroeder de voetreis ondernomen. Nu zou hij eenigen tijd +in de dichte nabijheid zijn van den heiligen paus en van zooveel<span class="pagenum"><a id="p_43">[43]</a></span> +andere vrome dienaren van de Kerk! Dáár zou hij de ware rust en +heiligheid vinden!</p> + +<p>Maar ach, wat een ontnuchtering! „Hoe dichter bij Rome, hoe slechter +Christenen”, vertelde hij later. Groot was zijn verbazing en nog +grooter zijn verontwaardiging over de verregaande zedeloosheid, die +hij in Italië aantrof. Maar hij troostte zich met de gedachte, dat het +in Rome zelf toch wel heel anders en beter zou zijn.</p> + +<p>Ook in de kloosters, waar hij onderweg zijn intrek nam, zag hij veel +onbehoorlijks. Zoo vertoefde hij eenige dagen in het rijke klooster +der Benedictijners, waar alles even weelderig en prachtig was +ingericht. Het maakte den nederigen broeder uit het arme klooster te +Wittenberg stom van verbazing. Als gast durfde hij echter geen +aanmerkingen te maken. Maar toen hij er ten overvloede op vastendag de +tafel beladen zag met een keur van vleeschgerechten, kòn hij niet +zwijgen.</p> + +<p>„De Kerk en de paus verbieden zulke dingen,” vermaande hij.</p> + +<p>De monniken lachten wat om hun nauwgezetten gast; en toen ze zagen dat +het hem ernst was, werden ze kwaad en gingen ze aan het schelden. +Zoo'n lompe Duitscher! Wou die hun de les lezen? Zoo'n stillen +verklikker konden ze in hun klooster wel missen.</p> + +<p>'t Werd voor Luther raadzaam dat hij heenging. Zijn vertrek uit het +klooster geleek veel op een vlucht. Te Bologna werd hij ernstig ziek. +Sommigen zeggen door vergif, hem in het klooster toegediend; anderen +meenen dat de matige monnik, zoo gewend aan zijn<span class="pagenum"><a id="p_44">[44]</a></span> soberen kost, er het +eten niet heeft kunnen verdragen.</p> + +<p>Luther was heel treurig gestemd. Hij vreesde in den vreemde te zullen +sterven. Maar daar kwamen die woorden hem weer te binnen: <i>De +rechtvaardige zal uit het geloof leven</i>. En ze gaven hem weer troost, +moed en kracht. Hij herstelde en kon zijn reis voortzetten.</p> + +<p>Einde November was het doel bereikt en zag Luther, van de hoogte +waarop hij stond, de heilige stad, met haar menigte torens en koepels, +aan zijn voeten liggen. Vol aandoening knielt hij neer en in +vervoering roept hij uit: „Wees gegroet, heilig Rome!”</p> + +<p>Helaas, nieuwe teleurstelling! Inplaats van beter was het in Rome, zoo +mogelijk, nog erger. Pracht en praal was er genoeg; maar met den +godsdienst was het er allertreurigst gesteld. Priesters, bisschoppen +zelfs, hoorde hij spotten met het heiligste.</p> + +<p>Eens hielp hij in een kerk de mis bedienen; maar terwijl hij nog aan +de eerste was, had de priester aan het altaar naast hem er al zeven +gelezen. „Vlug wat, vlug wat!” hoorde hij hem fluisterend roepen; +„maak dat Onze Lieve Vrouw haar Zoon terugkrijgt!”</p> + +<p>En dat was nogal bij de mis, waarbij aan het volk werd geleerd, dat de +ouwel, die de priester in de hand hield, door het uitspreken van +eenige Latijnsche woorden, in het werkelijke lichaam van den Heere +Jezus veranderde. Luther geloofde vast dat het waar was; daarom was +hij er altijd zoo eerbiedig bij. Maar nu zag hij, dat de priesters in +Rome het niet geloofden, ja, er mee spotten.</p> + +<p>Deze dingen, en nog veel meer goddeloosheden,<span class="pagenum"><a id="p_45">[45]</a></span> die hij er hoorde en +zag, bedroefden hem diep. Maar toch bleef hij nog vasthouden aan de +leer der Kerk. Zoo wilde hij, als vroom pelgrim, Rome niet verlaten, +zonder op zijn bloote knieën de acht en twintig treden van de marmeren +Pilatustrap opgegaan te zijn. Dit was een van de heiligste werken, die +men doen kon, en aan het beklimmen van elke trede was een aflaat van +negen jaren verbonden. 't Was dezelfde trap, zoo luidde het verhaal, +die voor het rechthuis van Pilatus had gestaan en door de voeten van +den Heiland was betreden geworden. Door een wonder was die trap van +Jeruzalem naar Rome gekomen.</p> + +<p>Ook deze dwaasheid geloofde Luther nog; en dus kroop hij al biddend de +treden op. Maar terwijl hij er mee bezig is, hoort hij opnieuw met +kracht die inwendige stem: <i>De rechtvaardige zal uit het gelóóf +leven</i>.</p> + +<p>Verschrikt springt hij overeind. Als een <i>waarschuwing</i> klinken thans +die woorden hem in de ooren. Hij ziet opeens, met schaamte en afschuw, +hoe bijgeloovig hij is; en dadelijk maakt hij rechtsomkeert en lóópt +naar beneden. Neen, geen eigen werk, maar alleen het geloof in Jezus +Christus, Gods Zoon, kan hem rechtvaardigen. Niet door boetedoeningen +of wat ook kan hij de vergeving van zijn zonden <i>verdienen</i>. Hij +<i>behoeft</i> die ook niet te verdienen. Zijn <i>Verlosser</i> heeft ze voor +hem verdiend. <i>Die</i> heeft zijn schuld geboet, door Zijn lijden en +kruisdood. Als hij dàt waarlijk gelooft, schenkt God hem de vergeving +uit <i>genade</i>, om <i>niet</i>.</p> + +<p>O, wat een heerlijk licht gaat er nú op in Luthers<span class="pagenum"><a id="p_46">[46]</a></span> ziel! Wat wordt +het nú rustig daarbinnen! <i>De rechtvaardige zal uit het gelóóf leven.</i> +Nu begrijpt hij pas goed de beteekenis van dit woord. Zelf vertelde +hij later daarvan: „Zoodra Gods Geest mij die woorden leerde verstaan, +gevoelde ik mij als een nieuw mensch herleven en trad ik door open +deuren het Paradijs van God binnen. Van toen af beschouwde ik ook den +dierbaren Bijbel met geheel nieuwe oogen. Het woord „Rechtvaardigheid +Gods”, waar ik vroeger bang voor was, werd mij nu tot troost, kreeg ik +nu lief. Waarlijk, dat woord was voor mij de rechte deur van het +Paradijs.”</p> + +<p>Zoo vond Luther te Rome dan tòch, wat hij er was komen zoeken: rust en +vrede voor zijn hart. Niet, zooals hij eerst gehoopt had, door de +nabijheid van den paus; ook niet door de Pilatustrap; maar door die +woorden uit Paulus' brief, honderden jaren geleden door den apostel +geschreven juist aan de Christenen in datzelfde Rome.</p> + +<p>Gezegende reis! 't Was de Heer zelf die hem er gebracht had. In Rome +was Luthers <i>hart</i> hervormd. Nú kon hij, op Gods tijd, beginnen met de +hervorming van de <i>Kerk</i>.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_47">[47]</a></span></p> + +<h2><a id="VII"></a>VII.</h2> + +<h3>Tetzel en zijn aflaten.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">In 1512, kort na Paschen, keerde Luther te Wittenberg terug, en nog +datzelfde jaar werd hij er tot doctor in de godgeleerdheid bevorderd. +Bij deze gelegenheid legde hij, volgens zijn eigen woorden, den eed af +aan „zijn dierbare en heilige Schrift”, en beloofde hij, „haar getrouw +te verkondigen, zuiver te leeren, gedurende zijn gansche leven te +beoefenen en tegen alle valsche leeraars te verdedigen”.</p> + +<p>En aan die belofte is Luther trouw gebleven, zijn leven lang. Hoe +beter hijzelf de waarheid leerde verstaan, hoe vuriger hij haar +predikte aan anderen; hoe meer hij zag wat al onwetendheid en +dwalingen er onder de menschen heerschten, hoe meer hij zijn best +deed, die te bestrijden.</p> + +<p>Van goede werken als middel om de zaligheid te verdienen, wilde Luther +niets meer weten.</p> + +<p>„Ik, doctor Martin Luther, onwaardig Evangeliedienaar van onzen Heere +Jezus Christus, belijd, dat het geloof alleen voor God rechtvaardigt +zonder de werken. Dit is het ware Evangelie, dat niemand voor onze +zonden gestorven is dan Jezus Christus, Gods Zoon. En indien<span class="pagenum"><a id="p_48">[48]</a></span> Hij +alleen het is, die de zonden wegneemt, kunnen wij het niet doen met +onze werken. Maar de goede werken <i>volgen</i> de verlossing, gelijk de +vruchten zich vertoonen aan den boom. De begeerte om zichzelf +rechtvaardig te maken is voor het hart een bron van angst en vrees. +Maar wie Christus als Verlosser aanneemt, heeft den vrede; en niet +alleen den vrede, maar ook de reinheid des harten. Alle heiligmaking +is een vrucht van het geloof; want het geloof is een goddelijk werk, +dat door den Heiligen Geest ons hart vernieuwt en nieuwe menschen van +ons maakt.—Dit is onze leer. Het is die, welke de Heilige Geest +leert. Wij bewaren haar in den naam van God. Amen!”</p> + +<p>Zoo bracht Luther aan groote scharen van toehoorders de „Blijde +Boodschap”, zooals hij die zelf had leeren verstaan. En het klonk +alles zoo eenvoudig en waar wat hij zeide van het geloof in den Heere +Jezus, dat de menschen zich verwonderden, het vroeger zelf niet zoo te +hebben ingezien.</p> + +<p>Vooral voor de hoogeschool was hij tot zegen. „Als Luther voor zijn +studenten de Schriften verklaarde,” zegt een van zijn vrienden, „was +het of er na een langen, donkeren nacht een nieuwe dageraad opging +over de leer.” En dat begrijpen we, als we Luther zelf hooren zeggen: +„In mijn hart heerscht alleen, en <i>moet</i> ook alleen heerschen, het +geloof in mijn Heere Jezus Christus, die alleen het begin, het midden +en het einde is van al de gedachten, die nacht en dag mijn geest +vervullen.”</p> + +<p>Dat Luther in zijn prediking anders leerde dan de<span class="pagenum"><a id="p_49">[49]</a></span> Kerk, was hij zich +toen nog niet bewust, en als gehoorzame monnik was dit ook allerminst +zijn bedoeling. Tot er iets gebeurde, dat hem voorgoed met Kerk en +paus in botsing bracht.</p> + +<p>Paus Julius II was begonnen in Rome een buitengewoon prachtige kerk te +bouwen, de St. Pieterskerk; en zijn opvolger, Leo X, wilde dit werk +voltooien. Maar dit kostte ontzaglijk veel geld en—de schatkist was +ledig.</p> + +<p>Dit was trouwens niets nieuws. Paus Leo, vriendelijk en innemend, maar +zonder éénigen godsdienstzin, was een bijzonder pracht- en +kunstlievend man, en verspilde onnoemelijke schatten, niet alleen voor +zichzelf, maar ook voor zijn op vermaak en feesten beluste hovelingen. +Ook schonk hij veel weg aan familie en armen, die bij hem aanklopten, +want hij was erg goedgeefsch. Zoodoende had Rome altijd gebrek aan +geld, niettegenstaande het er uit alle landen binnenstroomde.</p> + +<p>Ook nu zat de Heilige Vader danig in de war. Hij had, behalve voor de +St. Pieterskerk, ook een groote som noodig voor een aangekocht +handschrift van een van de oude Romeinsche geschiedschrijvers; en om +nu aan geld te komen, schreef hij, op raad van zijn neef, den +kardinaal Pucci, een aflaat uit, waarin algeheele vergeving van zonden +werd toegezegd aan een ieder, die door het koopen van zulk een aflaat +geld voor den kerkbouw aanbracht. Ook zou deze aflaat van kracht zijn +voor de dooden, zoodat hun zielen uit het vagevuur verlost zouden +worden, wanneer er voor hen zulk een brief gekocht en betaald werd.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_50">[50]</a></span></p> + +<p>Oorspronkelijk was zoo'n <i>aflaat</i> of <i>vrijlating</i> een kwijtschelding +van <i>straf</i>, door de <i>Kerk</i> opgelegd, als boete voor een begane zonde. +Die kwijtschelding werd dan geschonken op het verrichten van een +zoogenaamd verdienstelijk werk, en kon ook verleend worden tegen +betaling van geld voor eenig kerkelijk doel. Maar het volk verstond er +doodgewoon onder, dat je voor geld <i>vergeving van zonden</i> koopen kon, +als een broodje bij den bakker. En de verkoopers lieten dat maar zoo, +en gingen het ten slotte zelf prediken.</p> + +<p>Die aflaathandel was zeer winstgevend. Als de pausen dus geld noodig +hadden, schreven ze, onder een of ander voorwendsel, maar zoo'n aflaat +uit. En zoo deed Leo X nu ook.</p> + +<p>De aartsbisschop van Mainz, Albrecht, mocht er op zijn verzoek in +Duitschland mee werken en daarvoor de winst met den paus deelen. Want +ook hij had geld noodig om de dertigduizend gulden van zijn +bisschopsmantel af te doen, waarvoor hij nog altijd bij Rome in het +krijt stond. De Dominicaners, die er ook wel wat aan verdienen wilden, +zouden zich met de uitvoering belasten, en zonden hun afgevaardigde, +Johann Tetzel, naar Mainz, om zijn diensten aan te bieden.</p> + +<p>Deze niet ongeleerde monnik was een door en door slecht mensch. Hij +was al eens door keizer Maximiliaan veroordeeld om, in een zak +gebonden, in den Tiber geworpen te worden, en had het aan de +voorspraak van keurvorst Frederik te danken, dat hij nog leefde. Maar +hij was welbespraakt als de brutaalste<span class="pagenum"><a id="p_51">[51]</a></span> kwakzalver, die ooit op een +markt had gestaan, en voor dit baantje als geknipt.</p> + +<p>Deze man reisde met zijn aflaatkraam heel Duitschland door, in een +mooi gemakkelijk rijtuig gezeten, door drie ruiters en een groot +gevolg begeleid. Kwam hij bij een stad, dan liet hij de overheid +zeggen, dat de genade van God en van den Heiligen Vader voor de +poorten verschenen was. Aanstonds werden dan alle klokken geluid en +met veel eerbetoon haalde men den aflaatkramer in.</p> + +<p>Zoo kwam hij in October 1517 ook te Jüterbog, een stad, vlak bij de +Saksische grens.—In Saksen zelf mocht hij van den keurvorst niet +komen.—Dadelijk kwam alles, wat loopen kon, er op de been. De Raad, +de geestelijkheid in plechtgewaad, de gilden met hun vaandels, de +onderwijzers en hun scholieren met brandende waskaarsen in de hand, +traden hem eerbiedig tegemoet en leidden hem in plechtigen optocht +naar de hoofdkerk.</p> + +<p>De pauselijke aflaatbul werd op een fluweelen kussen, met goud +omboord, vooruitgedragen. Dan volgde Tetzel, met een groot, rood +houten kruis in de hand, dat, met de pauselijke wapenen omhangen, vóór +het altaar in de kerk werd geplaatst, waar van alle kanten, ook uit +het dichtbijgelegen Wittenberg, het volk toestroomde om hem te hooren.</p> + +<p>Tetzel beklom den kansel. En wat hij daar dan met kracht en klem den +menschen stond wijs te maken, was in één woord allerverschrikkelijkst.</p> + +<p>„De aflaten,” zoo begon hij met bulderende stem,<span class="pagenum"><a id="p_52">[52]</a></span> „zijn het +kostbaarste en hoogste geschenk van God! Dit kruis”—hier wees hij op +het roode—„heeft evenveel kracht als het kruis van Christus zelf.” En +dan ging hij zijn hoorders de brieven aanprijzen, waarin hun de zonden +vergeven zouden worden, niet alleen die ze gedaan <i>hadden</i>, maar ook +die ze nog zouden <i>willen</i> doen. Berouw deed er minder toe. Koopen en +betalen, dàt was de hoofdzaak. „Menschen, ge hebt zooveel doodzonden +gedaan, dat ze niet te tellen zijn, en voor elk daarvan zoudt ge zeven +jaar in het vagevuur moeten branden!” donderde het over de hoofden. +„Maar door zoo'n genadebrief wordt elke schuld uitgedelgd, al is die +ook nòg zoo groot. Koopt ook voor uw vader, of moeder of vrienden, die +in het vagevuur kermen! Hoort gij het niet? „Erbarm u!” roepen ze. „We +lijden vreeselijke pijn! Een kleine aalmoes zou ons verlossen!”—Helpt +hen dan! Op hetzelfde oogenblik, dat het geld in de kist klinkt, +stijgt hun ziel ten hemel!” En zoo ging hij maar door, met nòg +gruwelijker leugens.</p> + +<p>'t Was wel dwaas van de menschen om al dien schandelijken onzin maar +voor goede munt aan te nemen. Maar ze hadden van kind af geleerd, +alles blindelings te gelooven wat van Rome kwam. En hoe meer leven en +vertoon daar bij was, hoe meer indruk het maakte. Daarbij viel zoo'n +leer bij velen wel in den smaak, omdat die een gemakkelijk middel aan +de hand deed om het geweten te sussen. Na het „Legt in, legt in, legt +in!” aan het einde van zoo'n toespraak uitgebruld, „alsof er een wilde +stier bulkte”, volgens<span class="pagenum"><a id="p_53">[53]</a></span> Luther, régende het dan ook geldstukken in de +offerkist naast het kruis. De spotters hadden er al een rijmpje op:</p> + +<div class="poem"> +<div class="stanza"> +<span class="i0">„Zoodra het geld in 't kistje klinkt,<br /></span> +<span class="i0">Het zieltje in den hemel springt.”<br /></span> +</div> +</div> + +<p>Want niet allen lieten zich die zotteklap op de mouw spelden. Wie +echter aanmerkingen durfden maken, werden door den redenaar zonder +complimenten „in den ban” verklaard.</p> + +<p>De aflaatkramers werden zelf ook wel eens leuk beetgenomen of in hun +leugens gevangen. Maar de ernstige, verstandige lieden bedroefden +zich, dat het arme volk zoo het geld uit den zak geklopt en, erger +nog, op een dwaalweg gebracht werd. Doch er was niemand, die het +openlijk durfde uitspreken.</p> + +<p>Tetzel deed intusschen goede zaken. In één stad kreeg hij in drie +weken niet minder dan twee millioen gulden bij elkaar. Wagens vol geld +gingen de Alpen over. „Allemaal zonden van de Duitschers,” spotten de +Italianen.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_54">[54]</a></span></p> + +<h2><a id="VIII"></a>VIII.</h2> + +<h3>De Slotkerk te Wittenberg.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">De treurige gevolgen van Tetzels schaamtelooze bedriegerij werden ook +door Luther ondervonden. Als de menschen bij hem kwamen biechten en +hij hun, alvorens de vrijspraak te geven, ernstig afvroeg, of het nu +ook hun oprecht voornemen was, de beleden zonden te laten en hun leven +te beteren, kreeg hij gewoonweg ten antwoord, dat dit niet noodig was, +want dat ze aflaatbrieven gekocht hadden bij Tetzel.</p> + +<p>Dat was voor Luther te veel. Had hij tot hiertoe gezwegen uit eerbied +voor den paus en de kerkelijke instellingen, nu kòn hij het niet +langer. Reeds de eerste maal dat hij door zijn vriend Staupitz van den +schreeuwerigen aflaatkramer hoorde, had hij gezegd: „Zoo God het wil, +zal ik een gat in zijn trommel slaan.” En nu achtte hij het oogenblik +daartoe gekomen. Hij rekende het zijn heilige plicht, tegen zulke +goddeloosheden openlijk de stem te verheffen en het misleide volk te +waarschuwen; niet zoozeer nog tegen den aflaat zelf als tegen de +schandelijke wijze waarop daarin handel gedreven werd. Hij had er in +de kerk voor het volk al tegen gepreekt. Maar het had weinig +<span class="pagenum"><a id="p_xi">[xi]</a><br /><a id="p_xii">[xii]</a><br /><a id="p_55">[55]</a></span>gebaat; Tetzel bleef ongehinderd zijn goddeloos bedrijf +voortzetten. Nu zou Luther zich tot de leeraars wenden.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 450px;"> +<a href="images/ill_p054b.jpg"><img src="images/ill_p054bth.jpg" width="450" height="293" alt="DE SLOTKERK TE WITTENBERG." title="" /></a> +<span class="caption">DE SLOTKERK TE WITTENBERG.</span> +</div> + +<p>'t Was 31 October geworden, de dag vóór Allerheiligen, een gewichtige +feestdag, die overal in de kerken met veel plechtigheid werd gevierd; +vooral te Wittenberg, in de Slotkerk, die keurvorst Frederik er +gesticht had. Want in die kerk waren door den keurvorst een menigte +dingen bijeengebracht, zoogenaamde overblijfselen van heiligen, +waaraan groote waarde werd gehecht; b.v. stukjes hout, naar het heette +van het kruis des Heeren, beenderen en tanden van apostelen of andere +heiligen, lapjes van kleederen, die ze gedragen hadden, doosjes zand, +met bloed van martelaren gedrenkt, en zooal meer. Reliquieën heetten +die dingen; en op Allerheiligen werden ze in de Slotkerk vertoond.</p> + +<p>Geen wonder dus dat op dien dag de goedgeloovigen bij massa's daarheen +togen; niet alleen om er al de heiligen aan te roepen, maar ook om die +reliquieën te zien en te vereeren; te meer wijl er met dit kerkbezoek +nog een bijzonderen aflaat te verdienen was.</p> + +<p>'t Was in den morgen van dien 31<sup>sten</sup> October, dat keurvorst +Frederik, op zijn kasteel te Schweinitz, aan zijn broeder, hertog +Johann, een droom zat te vertellen, dien hij dien nacht had gehad, en +dien hij nooit zou vergeten, zei hij, al leefde hij ook nog duizend +jaren.</p> + +<p>„Ik droomde,” zoo vertelde hij, „dat er een monnik bij mij kwam met +verzoek, iets op de deur van de Slotkerk te mogen schrijven. Ik gaf +mijn toestemming,<span class="pagenum"><a id="p_56">[56]</a></span> en de monnik ging heen en begon te schrijven. Maar +hij dit deed in zulke groote letters, dat ik het hier vandaan lezen +kon, en met een pen zóó lang, dat het einde er van tot aan Rome +reikte, tegen de ooren van een rustig daar liggenden leeuw<a id="FNa_1_1" href="#FN_1_1" class="fnanchor"><sup>1</sup>)</a> stootte +en de kroon op het hoofd van den paus aan 't waggelen bracht. Al de +kardinalen en vorsten schoten toe om haar tegen te houden; gij en ik +hielpen mee. Onderwijl ging de leeuw, in zijn rust gestoord, zoo +geweldig aan het brullen, dat heel Rome en al de staten van het +heilige rijk toeliepen om te zien, wat er gebeurde. De paus verlangde, +dat men dien monnik het schrijven verbieden zou, en wendde zich in de +eerste plaats tot mij, omdat het in mijn land gebeurde. Toen liepen +gij en ik en al de rijksvorsten naar Rome, om die pen in stukken te +breken. Maar hoe meer moeite we deden, hoe sterker ze werd. Eindelijk +gaven we 't op. Ik liet toen aan den monnik vragen,—want ik was nu +eens in Rome en dan weer in Wittenberg—vanwaar hij die pen had en hoe +zij zoo sterk kwam. Toen antwoordde hij: Die pen is afkomstig van een +oude gans in Bohemen en al honderd jaar oud. Ik kreeg haar van een +vroegeren schoolmeester. En dat ze zoo sterk is, komt, omdat men haar +het merg niet ontnemen kan. Ik sta er zelf over verbaasd.—Toen de +monnik dit gezegd had, hoorde ik opeens een geducht leven. Uit die +groote pen waren een menigte kleine pennen gekomen.... Toen werd ik +wakker.”</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_57">[57]</a></span></p> + +<p>Hertog Johann vond het een wonderlijken droom. „Hadden we nu maar een +Jozef of een Daniël hier,” zei hij.</p> + +<p>„Ik heb al wel over een uitlegging gedacht, maar ik bewaar die voor +mij. Misschien zal de tijd nog eens leeren of ik goed gedacht heb,” +zei de keurvorst, weinig vermoedend dat de tijd reeds bezig was zulks +te doen.</p> + +<p>Onderwijl de oude vorst op zijn kasteel over zijn droom bleef +voortpeinzen, zat Luther in zijn kloostercel te Wittenberg met een +stuk wit papier voor zich. Hij had het feest van Allerheiligen +afgewacht als de beste gelegenheid om velen tegelijk tegen de +leugenleer van „den grooten beurzendorscher”—zoo noemde hij +Tetzel—te waarschuwen. Daarom schreef hij, wat hij er tegen in te +brengen had, op dat papier, in vijf en negentig stellingen, die hij, +zeide de inleiding, bereid was aan de universiteit in het openbaar te +verdedigen. Met een hamer gewapend ging hij er mee naar de Slotkerk en +sloeg ze daar aan de hoofddeur aan, waar ze door iedereen gezien en +gelezen konden worden.</p> + +<p>Daar stond onder meer voor aller oog:</p> + +<p>„De aflaatkramers zijn bedriegers wanneer zij zeggen, dat de +pauselijke aflaat van alle straf bevrijden en den mensch behouden kan.</p> + +<p>„Onder <i>volkomen vergeving van zonden,</i> bedoelt de paus niet een +opheffing van <i>elke</i> straf, maar slechts van die, welke hijzelf +opgelegd heeft.</p> + +<p>„De kwijtschelding en vergiffenis van den paus moet <span class="pagenum"><a id="p_58">[58]</a></span>niet veracht +worden, want zijn vergiffenis is een verklaring van de vergiffenis +Gods.</p> + +<p>„Het is een dwaze prediking, te beweren, dat de ziel uit het vagevuur +opstijgt op hetzelfde oogenblik, dat het geld in de kist klinkt.</p> + +<p>„Zij, die zich verbeelden van hun zaligheid verzekerd te zijn door +middel van aflaten, gaan naar den duivel, met hun onderwijzers.</p> + +<p>„Ieder Christen, die oprecht berouw heeft over zijn zonden, ontvangt +volkomen vergeving van schuld, ook zonder aflaatbrieven.</p> + +<p>„Men moet den Christenen leeren, dat hij, die den armen geeft en den +behoeftigen leent, beter doet dan hij, die een aflaat koopt.</p> + +<p>„Men moet den Christenen leeren dat hij, die zijn naaste gebrek ziet +lijden en een aflaat koopt inplaats van hem te helpen, zich het +goddelijk ongenoegen op den hals haalt.</p> + +<p>„De ware en kostelijke schat der Kerk, is het heilig Evangelie van +Gods heerlijkheid en genade.</p> + +<p>„Te zeggen, dat een kruis met de pauselijke wapenen versierd, even +machtig is als het kruis van Christus, is godslastering.</p> + +<p>„Men moet den Christenen leeren, dat, indien de paus het villen en +plunderen der aflaatpredikers kende, hij liever den Dom van St. Pieter +tot asch verbrand zou zien, dan opgebouwd van de huid, het vleesch en +de beenderen zijner schapen.”</p> + +<p>Uit deze stellingen blijkt duidelijk, dat Luther toen nog grooten +eerbied had voor den paus en zich geroepen <span class="pagenum"><a id="p_59">[59]</a></span>gevoelde het voor hem op +te nemen, in de vaste overtuiging, dat de Heilige Vader onkundig was +van wat door Tetzel in zijn naam gedaan werd.</p> + +<p>Zooals zich denken laat, wekten zijn stellingen groot opzien. Hij had +ze in 't Latijn geschreven, maar ze werden onmiddellijk in 't Duitsch +vertaald en in nog geen veertien dagen door geheel Duitschland +verspreid. Niemand kwam om ze te weerleggen. Maar de duizenden, die ze +op Allerheiligen gelezen hadden, deden niets dan er over spreken; in +huis, op de reis, op de markt, in de herberg, wáár men elkander maar +zag. Inplaats van aflaten namen de bedevaartgangers ze mee naar hun +woonplaats. Iedereen was er vol van en wilde ze lezen en laten lezen. +Ze werden afgeschreven, in andere talen overgebracht en bij duizenden +gedrukt en verkocht. Naar paleizen, studeervertrekken, kloostercellen, +en zelfs naar het Vaticaan vonden ze hun weg. Binnen vier weken wist +rijk en arm, geleerd en ongeleerd, in heel Europa en nog verder, er +over mee te spreken. „'t Was of de Engelen uitgezonden waren om ze +wijd en zijd over de aarde te verkondigen,” zei een tijdgenoot van +Luther.—Zou keurvorst Frederik, bij het vernemen er van, niet aan +zijn droom hebben gedacht?</p> + +<p>De Dominicaners, met Tetzel aan het hoofd, waren woedend, dat die +vermetele Augustijner hen in hun bedrijf was komen storen, en maakten +hem uit voor den grootste aller ketters, die niet anders dan den +brandstapel verdiende.</p> + +<p>Ter weerlegging van zijn stellingen liet Tetzel door <span class="pagenum"><a id="p_60">[60]</a></span>een van zijn +handlangers een aantal stellingen vóór den aflaat vervaardigen. Eén +daarvan luidde, dat al wie zegt, dat de ziel <i>niet</i> uit het vagevuur +vliegt, als het geld op den bodem van de geldkist klinkt, in dwaling +verkeert. Te Frankfort aan de Oder, waar hij met zijn aflaatkraam +heengetrokken was,—'t begon hem zoo dicht bij Wittenberg te benauwd +te worden,—liet hij op een openbare wandelplaats een preekstoel en +een houtmijt oprichten. Op dien preekstoel ging hij, omhangen met de +teekenen van zijn waardigheid als inquisiteur, tegen Luther staan +razen; en toen dit afgeloopen was, verbrandde hij op de houtmijt +Luthers stellingen. Maar de Wittenbergsche studenten, gloeiend van +verontwaardiging over den smaad, hun zoo geliefden en vereerden +meester aangedaan, wisten een aantal exemplaren van Tetzels stellingen +in handen te krijgen, en stookten daarvan op hun beurt een +vreugdevuurtje.</p> + +<p>Zooals dat gewoonlijk gaat, koos de één vóór, de ander tegen Luther +partij. Velen gingen de oogen open voor het verkeerde van den +aflaathandel en verheugden zich, dat er eindelijk iemand gekomen was, +die den moed had er tegen te getuigen. Anderen werden er door +verbitterd. Zelfs onder Luthers vrienden waren er, die het afkeurden, +uit vrees voor de gevolgen.</p> + +<p>Maar Luther zei: „Indien de zaak niet in den naam van God gedaan is, +zal ze vallen. Indien wèl, laat ze voortgang hebben.”</p> + +<p>En ze hàd voortgang, en heeft het nòg. De Heer zelf zorgde er voor, +want het was <i>Zijn</i> werk.</p> + +<p>'t Is nu juist vierhonderd jaren geleden, dat Maarten <span class="pagenum"><a id="p_61">[61]</a></span>Luther zijn +stellingen aansloeg aan Wittenbergs Slotkerk. En onder Gods bestuur is +<i>dit</i> de beslissende stoot geweest tot het groot en gezegend werk der +Kerkhervorming. 't Begin, voor zoover men in deze van een begin +spreken kan. Daarom wordt 31 October <i>Hervormingsdag</i> genoemd en +jaarlijks in de Protestantsche kerken met dankbaarheid herdacht.</p> + +<p>Thans, nu we 1917 schrijven en dus het Vierde Eeuwfeest der Hervorming +vieren, heeft die dag voor ons natuurlijk nog een bijzondere +beteekenis.</p> + +<hr class="fnsep" /> + +<div class="footnote"> +<p><a id="FN_1_1" href="#FNa_1_1" class="label"><sup>1</sup>)</a> Leeuw is in 't Latijn <i>leo</i>.</p> +</div> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_62">[62]</a></span></p> + +<h2><a id="IX"></a>IX.</h2> + +<h3>De strijd ontbrandt.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Het razen van Luthers vijanden noodzaakte hem, zich tegen hun +aanvallen te verdedigen. Hij bemerkte, dat zijn stellingen niet door +allen goed begrepen waren en achtte het daarom, vooral voor de +onpartijdigen, noodig er nog eens een duidelijke verklaring van te +geven.</p> + +<p>Deze „Verklaring” zond hij ook aan den paus, met een brief, waarin hij +den „Allerheiligsten Vader” meedeelde, wat hem bewogen had zijn +stellingen te schrijven, en hem ootmoedig verzocht, zijn zaak te +willen onderzoeken. Wanneer dit geschiedde, zoo vertrouwde hij, zou +zij wel tot een goed einde worden gebracht. Want hij geloofde nog +altijd in 's pausen rechtvaardigheid en waarheidsliefde.</p> + +<p>Leo X liet er zich echter niet veel aan gelegen liggen. Hij dacht dat +het maar een twist tusschen monniken was, en dat die wel spoedig +geëindigd zou zijn, ook zonder dat hij zich er mee bemoeide. Maar toen +er telkens nieuwe aanklachten tegen dien lastigen monnik bij hem +inkwamen, begon het hem te vervelen en kreeg Luther, in plaats van een +antwoord op zijn<span class="pagenum"><a id="p_63">[63]</a></span> brief, waarop hij nog altijd vol vertrouwen wachtte, +een dagvaarding namens den paus, om binnen zestig dagen in Rome te +verschijnen. „Op het oogenblik dat ik den zegen wachtte, zag ik den +banbliksem op mij neerdalen,” zeide hij.</p> + +<p>Als Luther gegaan was, zou het waarschijnlijk met hem gedaan zijn +geweest. Maar zijn keurvorst wist te bewerken, dat hij voorloopig in +Duitschland mocht blijven, waar hij dan verhoord zou worden door den +kardinaal Cajetanus, den pauselijken gezant, die te Augsburg was voor +den Rijksdag.</p> + +<p>Niettemin had Rome hem reeds, onverhoord, voor een ketter verklaard en +bij voorbaat zijn ondergang besloten. Want Cajetanus was van een +bevelschrift voorzien, waarin de paus hem machtigde, den monnik, +indien hij binnen zestig dagen niet herriep, gevangen te nemen en naar +Rome te voeren en, zoo hij mocht ontsnappen, hem en al zijn aanhangers +en beschermers in den ban te doen.</p> + +<p>Met groote vrees zagen Luthers vrienden hem op den bepaalden tijd +gaan. Allerlei onrustbarende geruchten waren hun ter oore gekomen van +gevaren, die hem dreigden. Maar Luther stelde zich in Gods hand en +liet zich niet afschrikken. Gedurig was het hem, als hoorde hij de +stem van zijn Meester: Die Mij belijden zal voor de menschen, dien zal +Ik ook belijden voor Mijn Vader, die in de hemelen is. En vol moed +schreef hij aan een van zijn vrienden: „De wil des Heeren geschiede. +Zelfs te Augsburg, zelfs temidden van Zijn vijanden voert Jezus +Christus heerschappij.<span class="pagenum"><a id="p_64">[64]</a></span> Christus leve; Luther sterve. De naam des +Heeren zij geprezen!”</p> + +<p>In October 1518 kwam hij te Augsburg en had daar een belangrijk +gesprek met Cajetanus. Deze was eerst heel vriendelijk; maar toen +Luther weigerde te herroepen, zoolang men hem niet van dwaling +overtuigde, werd hij norsch en dreigde hij hem met de strengste +straffen.</p> + +<p>„Men doe met mij, wat men wil,” antwoordde Luther onverschrokken. +„Maar al had ik vierhonderd hoofden, zoo zou ik ze liever alle +verliezen, dan herroepen wat ik getuigd heb van het heilig Christelijk +geloof.”</p> + +<p>„En als de paus u in den ban doet en geen vorst u meer in zijn rijk +zal dulden, waar zult ge dan blijven?” werd hem gevraagd.</p> + +<p>„Onder den hemel,” antwoordde Luther met een rustigen glimlach en de +oogen naar boven gericht.</p> + +<p>Op deze samenkomst volgden nog twee andere; maar Cajetanus, zelf druk +redeneerend, gaf zijn tegenpartij nauwelijks gelegenheid om aan het +woord te komen; en na nog veel bedreigingen riep hij toornig: +„Herroep, of kom niet terug!”</p> + +<p>Luther antwoordde met een buiging en—vertrok.</p> + +<p>Zij zagen elkander niet weder. Luther schreef den kardinaal nog een +onderdanigen brief, waarin hij zich op de uitspraak van den paus en de +Kerk beriep. Maar toen er na vier dagen nog geen antwoord op gekomen +was, verliet hij Augsburg op raad van zijn vrienden; want het was +duidelijk, dat het op zijn leven was gemunt. Hij deed het in alle +stilte, vóór het aanbreken van den dag, op een paard van een<span class="pagenum"><a id="p_65">[65]</a></span> zijner +vrienden. En zoo kwam hij 31 October behouden in Wittenberg terug, +juist een jaar na het aanplakken van zijn stellingen.</p> + +<p>Paus Leo was heel ontevreden op Cajetanus, dat hij niet beter gezorgd +had, den ketter tot andere gedachten te brengen of hem in handen te +krijgen. Hij zou het nu door een ander beproeven en zond zijn +kamerheer Von Miltitz naar Duitschland, een eersten pluimstrijker, die +met vleien en zoete broodjes bakken zijn doel hoopte te bereiken.</p> + +<p>Maar Luther wist wel wat er achter die vriendelijkheid schuilde en +liet er zich niet door van de wijs brengen. Hij bleef bij zijn +verklaring, dat hij niets herroepen kon, maar beloofde, verder over +die geschilpunten te zullen zwijgen en de zaak te laten doodbloeden, +als zijn vijanden het ook deden en hem met rust lieten. Want nog +altijd was het Luthers oprechte wensch, een gehoorzame zoon van Kerk +en paus te blijven en, zoover zijn geweten het toeliet, niets te doen, +wat met die gehoorzaamheid in strijd was of den vrede verstoren kon.</p> + +<p>Von Miltitz deed alsof hij met deze belofte tevreden was. Hij noodigde +Luther heel vriendschappelijk aan den avondmaaltijd en deze nam het +aan. Beiden waren opgewekt en vroolijk, en bij het scheiden omhelsde +de pauselijke legaat den ketterschen doctor, die maar deed of hij die +Italiaansche manieren niet begreep, bijzonder hartelijk. Maar in +stilte kwam hij met Cajetanus overeen hem naar Trier te lokken. Was +hij eenmaal daar, in het gebied van een aartsbisschop, dan hadden<span class="pagenum"><a id="p_66">[66]</a></span> ze +hem in hun macht en zou hij spoedig in Rome zijn.</p> + +<p>De aartsbisschop, die als scheidsman in Luthers zaak dienst zou doen, +verzocht dus den keurvorst hem naar Trier te zenden. Maar keurvorst +Frederik dacht er niet over. Zou hij het kort geleden misschien niet +hebben durven weigeren uit vrees voor den paus, nu waren de bakens +verzet. In Januari was keizer Maximiliaan gestorven en Frederik van +Saksen regent geworden van het Duitsche rijk. De oude keurvorst was +thans in Duitschland opperste gebieder, en als zoodanig was het nu de +<i>paus</i>, die noodig vond den <i>vorst</i> te vriend te houden en te ontzien. +Bovendien had Leo het nu veel te druk met staatszaken om zich met de +zaak van een monnik bezig te houden. De aartsbisschop van Trier, een +gematigd man en daarbij een vriend van Frederik, wilde er zich ook +liefst maar niet verder mee inlaten, en kwam met den keurvorst +overeen, het onderzoek uit te stellen tot den eerstvolgenden Rijksdag. +En die bleef nog twee jaar uit.</p> + +<p>Zoo deed Gods Voorzienigheid te juister tijd alle omstandigheden +medewerken om het groote gevaar af te wenden, dat den hervormer en de +Hervorming bedreigde.</p> + +<p>Luther bleef dus te Wittenberg. 't Was er rustiger nu de aflaatventers +uit den omtrek verdwenen waren. Hun handel bracht trouwens nergens +geld meer op. Tetzel zelf, bij Von Miltitz aangeklaagd als de +eigenlijke oorzaak van al de beroeringen, viel in ongenade bij den +paus. Hij durfde niet eens te verschijnen, toen hij door diens gezant +ter verantwoording geroepen werd, maar verborg zich in een klooster, +waar hij,<span class="pagenum"><a id="p_67">[67]</a></span> met verachting en schande overladen, wegkwijnde door +gewetenswroeging en verdriet. De arme man, zelfs door zijn vrienden +verlaten, vond bij niemand medelijden of troost dan bij Luther. „Ik +heb medelijden met Tetzel,” schreef Luther aan zijn vriend Spalatin. +Van dezen „vijand” kreeg de ongelukkige nog een roerenden brief, +waarin hij werd gewezen op de barmhartigheid Gods voor berouwhebbende +zondaren.</p> + +<p>Zoo betoonde Luther zich een echt Christen, gehoorzaam aan het bevel +van zijn Meester: Hebt uw vijanden lief. 't Was trouwens niet de +persoon, maar het werk van Tetzel, dat hij haatte. Hij had het vroeger +al eens gezegd: „Laat hij mij maar kwalijk bejegenen, ik zal daarom +zijn vijand niet zijn; ik zal voor hem bidden als voor een vriend. +Maar het is onmogelijk te dulden, dat hij de H. Schrift, onzen troost, +zoo mishandelt.”</p> + +<p>Was Tetzels schijnglorie alzoo in duisternis ondergegaan, Luthers +invloed vermeerderde met den dag. Aan de Wittenbergsche hoogeschool +was nauwelijks plaats meer voor de àl maar nieuw-aankomende studenten. +Ook de kerken werden er te klein. De nieuwe leer vond steeds meer +aanhangers, ook buiten Duitschland. Te Bazel waren door een +boekdrukker al de werken van Luther uitgegeven en met snelheid, ook in +andere landen, verspreid. Zelfs de <i>bisschop</i> van Bazel juichte den +hervormer toe. En een zeker kardinaal riep, na zijn werken gelezen te +hebben: „O Luther! gij doet uw naam eer aan. Gij zijt een echte +Luther—<i>louteraar</i>.”</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_68">[68]</a></span></p> + +<h2><a id="X"></a>X.</h2> + +<h3>Het Leipziger twistgesprek.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Intusschen wachtte den hervormer nieuwe strijd. Docter Eck, +hoogleeraar te Ingolstadt, nogal een vroegere vriend, ging ook heftig +tegen Luthers geschriften te keer. Hij kon het maar niet verdragen, +dat de boeken van dien „nietigen monnik” door heel Europa zoo gretig +gekocht en gelezen werden en wilde in het openbaar met hem +redetwisten, om voor aller oog aan te toonen, dat Luther ongelijk had.</p> + +<p>Luther moest nu zijn belofte om te zwijgen wel breken. De vrienden +waren weer vol vrees. Niemand had nog ooit Dr. Eck durven weerleggen. +En dan het ònderwerp van den twist: Het oppergezag van den paus! Hoe +durfde de arme monnik zich dááraan te wagen!</p> + +<p>Ook zijn keurvorst was ongerust. Maar Luther sprak al dien +vreesachtigen moed in. „De waarheid zal zegepralen,” zei hij; „niet +door <i>mijn</i> hand, noch door de <i>uwe</i>, noch door die van eenig ander +mensch; maar door de rechterhand van God. Mocht ik ook bezwijken, de +wereld zal met mij niet vergaan.”</p> + +<p>En zoo ging de dappere man in den zomer van<span class="pagenum"><a id="p_69">[69]</a></span> 1519, in gezelschap van +zijn Wittenbergsche vrienden en een menigte studenten, naar Leipzig, +waar het twistgesprek zou gehouden worden in de groote ridderzaal van +het hertogelijk kasteel Pleissenburg, ten aanhoore van hertog George +van Saksen, een groote schare van graven, abten, ridders en andere +aanzienlijke en geleerde mannen.</p> + +<p>De hoogmoedige Eck, prat op zijn geleerdheid, hield zich vooruit al +van de overwinning verzekerd. Het ging, als gezegd, voor een groot +deel over het oppergezag in de Kerk. Eck zei, dat de paus het +opperhoofd was, als stedehouder van Christus, en grondde al zijn +beweringen op de uitspraken van de Kerkvaders. Maar Luther antwoordde: +„Christus zelf is het Hoofd en niet een mensch. <i>Christus moet als +Koning heerschen</i>, zegt de Bijbel. En wanneer alle Kerkvaders anders +leerden, zou ik mij tegen hen allen aankanten, steunende op het gezag +van de H. Schrift.”</p> + +<p>Luther beriep zich trouwens bij alles op den Bijbel. De Bijbel was +zijn eenig wapen in elken strijd. En daar kon zijn tegenstander niet +tegenop. „Dr. Eck is bang voor den Bijbel en loopt over de H. Schrift +heen als een spin over het water,” verweet Luther.</p> + +<p>En dat was waar. Eck moest het dan ook tegen Luther afleggen. Hij deed +wel alsof hij het gewonnen had, maar in zijn hart wist hij wel beter; +en de verstandigen dreven den spot met hem, zelfs in zijn eigen land; +vooral met de pen. Maar <i>dit</i> keurde Luther niet goed. „'t Is beter +openlijk aan te vallen dan achter een heg verscholen te bijten,” zei +hij.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_70">[70]</a></span></p> + +<p>Dat Leipziger twistgesprek, dat bijna drie weken geduurd heeft, had +voor de zaak der Hervorming heerlijke gevolgen. Want het pas ontstoken +licht der waarheid, dat door Luthers belofte aan Von Miltitz, in +Duitschland althans dreigde gedoofd te worden, vlamde er opnieuw hoog +door op. En dat niet door toedoen van Luther, die uit zichzelf het +zwijgen niet verbroken zou hebben, maar juist door zijn tegenstanders. +Wel een krachtig bewijs, dat de Hervorming geen menschenwerk, maar +Gods werk was.</p> + +<p>De kleine prins George von Anhalt, een jongen van pas twaalf jaar, die +te Leipzig studeerde, was ook onder de toehoorders geweest, en had er, +op een van de voor het Hof bestemde zetels, met alle aandacht +geluisterd. Een groote dorst naar kennis, en vooral naar waarheid, +leefde er in dat jongenshart. „Een vorst past geen leugentaal,” was +een van zijn leuzen. Gedurig smeekte hij God om toch zijn hart tot de +waarheid te neigen. „Doe met Uw knecht naar Uw barmhartigheid en leer +mij Uw inzettingen,” bad hij vaak onder tranen. Door den dood van zijn +moeder, een vrome vrouw, die in stilte de nieuwe leer aanhing, was hij +in het bezit van al Luthers geschriften gekomen. En wat hij nu op den +Pleissenburg tusschen die beide geleerden had hooren verhandelen, had +hem, zoo jong als hij was, ernstig aan 't denken gebracht en een +oprechte genegenheid voor Luther doen opvatten. Met volle overtuiging +en zonder eenige vrees schaarde die lieve jongen zich openlijk aan de +zijde van het Evangelie, zonder zich te laten weerhouden door de +schoone<span class="pagenum"><a id="p_71">[71]</a></span> beloften noch door de bedreigingen van zijn voogden en zelfs +van hertog George. De Hervorming heeft in hem steeds een trouw vriend +gehad. Later, als regeerend vorst, heeft hij zelf aan zijn onderdanen +het Evangelie verkondigd.</p> + +<p>Ook voor den hervormer zelf was die redetwist van groot belang; want +door die nieuwe verdediging van de waarheid tegen de dwaling, leerde +hij de waarheid nòg weer beter verstaan. Hij was nu ook tot de volle +overtuiging gekomen, dat hij met de Roomsche Kerkleer breken moest. +„Mijn besluit is genomen,” zei hij. „Ik wil met Rome geen gemeenschap +meer hebben. Ik veracht zijn woede en ik veracht zijn gunst. 't Is nu +uit met mijn toegeeflijkheid.”</p> + +<p>Luther gevoelde zich nu tegenover Rome volkomen vrij; en in een +ernstigen, gemoedelijken brief deelde hij den paus de reden mee van +zijn scheiden. Hij schetst daarin het bedrog van Rome en zegt dan: „O, +voortreffelijkste Leo! wel verre van ooit een slechte gedachte omtrent +u gekoesterd te hebben, wensch ik u voor de eeuwigheid de kostbaarste +goederen. Ik heb slechts één zaak gedaan: ik heb het Woord der +waarheid gehandhaafd. Ik ben bereid om voor allen in alles te wijken; +maar dat Woord wil en kan ik niet laten varen. Wie anders van mij +denkt, denkt verkeerd. 't Is waar dat ik het Hof van Rome aangevallen +heb; maar noch gijzelf, noch eenig mensch op aarde kan ontkennen, dat +er aangaande de goddeloosheid die er heerscht, geen hoop op genezing +bestaat. Ja, ik ben met schrik vervuld geweest, ziende dat men onder<span class="pagenum"><a id="p_72">[72]</a></span> +uw naam het arme volk van Christus bedroog.... O Leo, mijn Vader! hoor +niet naar de vleiers, die u zeggen dat gij niet een mensch, maar een +halve god zijt, en dat gij alles kunt bevelen, wat u behaagt. Ik ben +mogelijk te stoutmoedig, maar de liefde dringt mij en ik moet een stem +van waarschuwing en heil doen hooren.... O Leo, mijn Vader! gij zetelt +op den gevaarlijksten troon. Ik zeg u de waarheid, omdat ik u +hartelijk genegen ben.... Ziedaar waarom ik tegen dien zetel, die den +dood aanbrengt, uitgevaren ben. Wel verre van tegen uw persoon op te +staan, heb ik er door voor uw behoud meenen te werken.... Maar ziende +dat al mijn zorgen om den Stoel van Rome te hulp te komen vergeefsch +waren, heb ik hem den scheidbrief gegeven en gezegd: Vaarwel, +Rome!...” En dan biedt hij den paus een boekje aan, dat hij pas +geschreven had: <i>De vrijheid van een Christenmensch</i>. „Ik ben arm en +heb niets anders om u aan te bieden,” zegt hij; „maar hebt gij iets +anders nóódig dan geestelijke gaven?.... De Heere Jezus behoede u +eeuwig. Amen!”</p> + +<p>Terwijl Luther aldus afscheid nam van Kerk en paus, was Eck, uit wraak +over zijn nederlaag, op hooge beenen naar Rome gereisd en had daar +weten te bewerken, dat er een banbul tegen Luther uitgevaardigd werd, +waarin de paus beval, al zijn als kettersch verklaarde schriften in +het openbaar te verbranden, hem het prediken, onderwijzen en schrijven +te verbieden, en, zoo hij binnen zestig dagen niet herriep en zich met +de Kerk verzoende, hem en zijn aanhangers als<span class="pagenum"><a id="p_73">[73]</a></span> vervloekte ketters +gevangen te nemen en naar Rome te brengen.</p> + +<p>Eck zelf bracht de bul in September 1520 in triomf naar Saksen, om +daar te worden afgekondigd. Maar hij legde er niet veel eer mee in. In +de eene stad werd ze aangeplakt op een plaats, waar niemand haar kon +lezen; in andere steden plakte men haar in 't geheel niet aan. De +studenten, op een relletje belust, maakten het er den overbrenger zoo +lastig om, dat hij de wijk moest nemen en naar hetzelfde klooster +vluchtte, waar Tetzel een schuilplaats had gezocht. Toen ze den man +zelf niet meer te pakken konden krijgen, vergenoegden ze zich met een +liedje op hem te maken en dit langs de straten te zingen. Eck hoorde +het in zijn gevangenis. Later, toen hij zijn kans schoon zag, kwam hij +met zijn bul in Erfurt. Maar de studenten dáár verscheurden al de +exemplaren en wierpen de stukken in het water. „Een bul<a id="FNa_1_2" href="#FN_1_2" class="fnanchor"><sup>1</sup>)</a> moet +zwemmen,” zeiden ze.—„Nu is het een echte bul”, grapte Luther, toen +hij er van hoorde.</p> + +<p>Intusschen werden er reeds in onderscheiden plaatsen buiten +Duitschland brandstapels opgericht voor de schriften van den ketter. +Die zouden er den schrik wel inbrengen, hoopten Rome's dienaren.</p> + +<p>Zoo ook te Leuven. „Luther”, zoo kwamen daar de leeraren van de +hoogeschool zich bij Margaretha, de landvoogdes der Nederlanden +beklagen, „Luther keert het heele Christelijke geloof om.”</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_74">[74]</a></span></p> + +<p>„Wie is die Luther?” vroeg de landvoogdes.</p> + +<p>„Een domme monnik,” was het antwoord.</p> + +<p>„Welnu”, luidde haar raad, „gij, die geleerd en met zoo velen zijt, +schrijft tegen hem. De wereld zal eerder vele geleerden dan één dom +mensch gelooven.”</p> + +<p>De geleerden vonden echter gemakkelijker de werken van dien „dommen +monnik” te verbranden dan ze te bestrijden. En terwijl ze daarmee +onder veel bekijks bezig waren, kwamen studenten en burgers met nog +meer boeken aandragen. De geleerde stokers verheugden zich reeds over +dien bijval. Maar hun blijdschap sloeg in woede over toen ze +ontdekten, dat men hen beet had en het Roomsche boeken waren, die daar +lagen te branden in hetzelfde vuur, dat de werken van den ketter +verteerde.</p> + +<p>Luther was de eenige, die rustig bleef temidden van al het rumoer. +„Laat men mijn werken maar vernielen,” zei hij. „Ik heb eenige zielen +tot den Bijbel willen leiden. Als ze <i>dien</i> kennen, hebben ze <i>mijn</i> +schriften niet meer noodig.”—Vrees kende hij niet, want hij +vertrouwde onder alles op God. „Geen blad van een boom valt op de +aarde zonder den wil van onzen Vader,” bemoedigde hij zijn bezorgde +vrienden, „hoeveel minder dan wij! Het zegt weinig, voor het Woord te +sterven, daar het Woord vleesch voor ons werd en voor ons gestorven +is. Ik verblijd mij, dat ik voor de beste zaak wat kwaad te lijden +heb.”</p> + +<p>Zoo had zelfs Rome's banbul hem niet kunnen verschrikken. Zijn eenig +antwoord daarop was een <span class="pagenum"><a id="p_75">[75]</a><br /><a id="p_xiii">[xiii]</a><br /><a id="p_xiv">[xiv]</a></span> +nieuw geschrift: <i>Tegen de bul van den +Antichrist</i>. Zoo noemde hij nu den paus.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 450px;"> +<a href="images/ill_p074b.jpg"><img src="images/ill_p074bth.jpg" width="450" height="294" alt="LUTHER VERBRANDT DE PAUSELIJKE BUL." title="" /></a> +<span class="caption">LUTHER VERBRANDT DE PAUSELIJKE BUL.</span> +</div> + +<p>Maar Luther meende nog meer te moeten doen. Hij had in het openbaar +tegen den aflaathandel gestreden, thans wilde hij in het openbaar de +gehoorzaamheid aan den paus opzeggen. Sinds het hem duidelijk was +geworden, dat de paus Gods Woord niet eerde en de dienaren van +Christus vervolgde, kon hij hem niet langer gehoorzaam zijn. En zoo +liet hij den 10<sup>den</sup> December, in de vroegte, aan den muur van de +hoogeschool te Wittenberg een kennisgeving aanplakken, dat doctor +Martin Luther voornemens was, dien morgen te negen uur, buiten de +Elsterpoort, de pauselijke bul en andere Roomsche geschriften te +verbranden, en iedereen uitnoodigde om daarbij tegenwoordig te zijn.</p> + +<p>In minder dan geen tijd wist heel de stad het; en op het bepaalde uur +stroomde alles er heen; professoren, studenten, en een groote menigte +volks, ouden en jongen, rijken en armen, voor- en tegenstanders. Een +houtmijt werd opgericht. Een der leeraren stak die aan. En na eerst de +andere schriften verbrand te hebben, nam Luther de bul, hief die +omhoog en wierp ze voor aller oog in de vlammen, met de woorden: +„Omdat gij de heiligen des Heeren bedroefd hebt, zoo vertere u het +eeuwige vuur!”</p> + +<hr class="fnsep" /> + +<div class="footnote"> +<p><a id="FN_1_2" href="#FNa_1_2" class="label"><sup>1</sup>)</a> In den zin van <i>hond</i>.</p> +</div> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_76">[76]</a></span></p> + +<h2><a id="XI"></a>XI.</h2> + +<h3>Naar Worms.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Duitschland had intusschen een nieuwen keizer gekregen. Eerst was de +kroon aangeboden aan keurvorst Frederik, Luthers vriend, die bekend +stond als een verstandig, vredelievend man, die zijn volk zeer +liefhad. Toen men eens, bij een opstand te Erfurt, bij hem +aangedrongen had, de stad met geweld van wapenen te onderwerpen, had +hij het geweigerd, „om bloed te sparen”.—„'t Zal geen vijf menschen +kosten,” had men hem gezegd. Maar de vorst had geantwoord: „Een ènkel +mensch zou te veel zijn.”—Ach, als keurvorst Frederik eens in onze +dagen geleefd had!</p> + +<p>Al de vorsten hadden gaarne de keizerskroon op Frederiks hoofd gezien. +Maar de nederige man meende haar te moeten weigeren; en op zijn raad +werd de kleinzoon van Maximiliaan, de negentienjarige Karel, reeds +koning van Spanje en Heer der Nederlanden, tot keizer verkozen en in +1521 te Aken als Karel V gekroond.</p> + +<p>Al spoedig werd er met den nieuwen keizer over Luther gesproken. De +pauselijke gezant Aleander drong<span class="pagenum"><a id="p_77">[77]</a></span> bij hem aan, niet alleen om de +boeken van dien ketter te doen verbranden, maar ook hemzelf uit den +weg te ruimen.</p> + +<p>Het eerste wilde de keizer wel; men was daar trouwens in zijn +erflanden al mee bezig; maar het laatste ging zoo gemakkelijk niet. +Luther was een onderdaan van keurvorst Frederik; en dezen wilde Karel +te vriend houden, omdat hij aan hem zijn kroon te danken had. Ook wist +hij, dat velen van de andere vorsten Luther genegen waren. Hij wilde +dus eerst weten, hoe dezen er over dachten en vooral, wat het gevoelen +van den keurvorst was.</p> + +<p>In Januari 1521 zou er een Rijksdag geopend worden, d. i. een +Vergadering van alle vorsten en aanzienlijken des Rijks, om over +staatszaken te spreken. Thans zou het daarbij hoofdzakelijk gaan over +Luther en zijn leer. Deze Rijksdag, de eerste, waarop de jeugdige +Karel moest voorzitten, zou te Worms gehouden worden. De keizer wilde +Luther daar dan ook laten komen, om zich te verantwoorden.</p> + +<p>Toen de keurvorst dit hoorde, werd hij ongerust. Hij vreesde, dat +Luther er niet levend vandaan zou komen. In een brief verzocht hij den +keizer om van dien eisch af te zien. En toen dit niet baatte, vroeg +hij een vrijgeleide voor zijn onderdaan; waarop de keizer zijn woord +gaf, dat Luther door hem beschermd zou worden.</p> + +<p>Het vrijgeleide werd gegeven. Maar toch was de keurvorst nog niet +geheel gerust. Luthers vijanden waren het echter ook niet. Aleander +zag den doctor<span class="pagenum"><a id="p_78">[78]</a></span> van Wittenberg liever niet voor den Rijksdag +verschijnen. In zijn hart vreesde hij dien stoutmoedigen man en de +kracht van zijn woord, waardoor hij er reeds zoovelen voor zijn leer +gewonnen had. Hij vond dus veiliger, dat de Rijksdag hem maar +onverhoord veroordeelde; te meer daar de paus hem toch al veroordeeld +had. Zóó ver had hij het bij den keizer reeds weten te brengen, dat +hij vergunning kreeg, vooraf Luthers geschriften te weerleggen. Hij +deed dit met groote welsprekendheid, en spande aan het einde al zijn +krachten in, om de vorsten tot een nieuwe veroordeeling te bewegen.</p> + +<p>Maar de Koning der koningen waakte over Zijn dienstknecht, en +gebruikte ook hier een tegenstander als pleitbezorger voor Luther en +de goede zaak.</p> + +<p>'t Was hertog George van Saksen, een van Luthers grootste vijanden, +die tot aller verbazing plotseling in de Vergadering opstond en zeide, +dat de vorsten recht hadden, ook zelven de zaak te onderzoeken, al had +de paus reeds uitspraak gedaan; want dat er met medeweten van den paus +zeer veel verkeerde dingen in de Kerk geschiedden. Met bewijzen +staafde hij zijn bewering. Het was niet tegen te spreken. Velen van de +anderen vielen hem bij. En het einde was, dat er besloten werd, Luther +voor den Rijksdag te roepen.</p> + +<p>Den 24<sup>sten</sup> Maart verscheen de keizerlijke heraut, Caspar Sturm met +de dagvaarding van Karel V te Wittenberg. Luthers vrienden zaten in +doodsangst over hem. Ze sméékten hem, niet naar Worms te gaan. Het +vrijgeleide van den keizer was zoo weinig te <span class="pagenum"><a id="p_xv">[xv]</a><br /><a id="p_xvi">[xvi]</a><br /><a id="p_79">[79]</a></span>vertrouwen. Was niet +vóór honderd jaar een keizerlijk woord aan Hus gegeven, ook verbroken +geworden?</p> + +<div class="figcenter" style="width: 328px;"> +<a href="images/ill_p078b.jpg"><img src="images/ill_p078bth.jpg" width="328" height="450" alt="PHILIPPUS MELANCHTHON." title="" /></a> +<span class="caption">PHILIPPUS MELANCHTHON.</span> +</div> + +<p>Maar er hielp niets aan. Wie er bevreesd was, Luther niet. „Christus +leeft,” zei hij; en dit was hem genoeg. Toch wist hij heel goed, dat +het zijn vijanden om niets anders dan zijn dood te doen was; „maar,” +schreef hij aan zijn vriend Spalatin, „met de hulp van Christus zal ik +het Woord op het slagveld niet verlaten.” En tot Melanchton, zijn +boezemvriend, die met alle geweld mee wilde, zei hij: „Gij moet hier +blijven. Kom ik niet terug en gelukt het mijn vijanden mij te dooden, +dan bezweer ik u, lieve broeder! dat gij niet ophoudt de waarheid +bekend te maken en bij haar te volharden. Werk meteen voor mij, als ik +het niet meer kan. Gij kunt het nog beter dan ik. Daarom is er ook aan +mij niet veel verloren, zoolang gij blijven moogt. Aan u heeft de Heer +een nog veel beter toegerusten strijder.”</p> + +<p>Met zulk een moed in het hart en het oog op God aanvaardde Luther den +2<sup>den</sup> April de reis, onder de tranen en gebeden van heel Wittenberg. +De stadsraad had hem daarvoor een rijtuig geschonken; een kleinen, +heel eenvoudigen wagen op lage wielen, zooals die toen in Saksen in +gebruik waren, met een linnen kap, die op en neer kon. De keizerlijke +heraut, bekleed met de teekenen van zijn waardigheid, reed te paard +vooruit, met zijn wapenknecht. Deze droeg het rijksschild met den +gekroonden adelaar. Professor Amsdorf, de rechtsgeleerde Schurf en een +jong Deensch student, die mee naar Worms zouden gaan, zaten bij hem +in<span class="pagenum"><a id="p_80">[80]</a></span> den wagen. Een tweede wagen, met nog andere begeleiders, volgde. +Onderweg sloten nog meer vrienden zich bij hem aan, onder wie de +trouwe Justus Jonas.</p> + +<p>In verscheidene plaatsen, die hij doortrok, predikte Luther. En hij +sprak dan niet over zichzelf, maar enkel over zijn Heer en Meester, en +het heil, dat door het geloof in Hem te vinden was. <i>Vrede zij +ulieden</i> was te Erfurt zijn tekst in de kerk van het Augustijner +klooster; dezelfde, waar hij in vroeger jaren aan het klokketouw en +met den bezem had gestaan. Ook te Eisenach kwam hij, waar hij als +jongen met zingen zijn brood had gebedeld. En wáár hij kwam, liepen de +menschen uit om den onverschrokken man te zien, die het, heel alleen, +tegen het machtige Rome had durven opnemen.</p> + +<p>Die reis naar Worms was voor Luther een zegetocht.</p> + +<p>Op bevel van den keizer moest hij er binnen een en twintig dagen zijn; +maar het scheen wel of vriend en vijand samenspanden om te maken, dat +hij er niet of niet op tijd zou komen.</p> + +<p>Telkens trachtten ze hem op te houden of ongerust te maken. „Ach,” +klaagden ze, „er zijn te Worms zooveel kardinalen en bisschoppen! Ze +zullen u verbranden, zooals ze Hus hebben gedaan.”</p> + +<p>Maar het geloof gaf Luther kracht om al die verzoekingen te weerstaan. +„Al ware de gansche weg van Wittenberg naar Worms één vuur, welks +vlammen tot aan den hemel reikten,” sprak hij, „zoo zou ik in den naam +des Heeren er doorheen wandelen, voor hen verschijnen en den Heere +Jezus belijden.”—„Ik<span class="pagenum"><a id="p_81">[81]</a></span> zal naar Worms gaan, al moest ik er ziek +heengebracht worden,” had hij al vroeger gezegd. „Als de keizer mij +roept, is er geen twijfel aan, dat ik van God word geroepen. Hij leeft +en heerscht nog, die de jongelingen in den gloeienden oven bewaard +heeft.”</p> + +<p>Ook al om hem op te houden, wilde men hem naar een bevriend kasteel +rijden. De biechtvader van den keizer was daar; en met dezen zou hij +alles kunnen bespreken, zonder dat hij in Worms behoefde te komen, +zeide men hem. Maar Luther antwoordde: „Ik zal mijn reis voortzetten. +Als de biechtvader van den keizer mij wat te zeggen heeft, kan hij mij +in Worms vinden.”—En 't was maar heel gelukkig dat hij er geen gehoor +aan gaf. Want <i>dit</i> bleek een strik, dien de vijanden hem spanden.</p> + +<p>Nog dicht bij de stad kwam er een bode van zijn vriend Spalatin, met +dringend verzoek namens zijn meester om toch niet binnen Worms te +komen. Maar Luther zei: „Zeg aan uw heer, dat, al waren er zooveel +duivels in Worms als pannen op de daken, ik er toch heen zou gaan.”</p> + +<p>En hij kwàm er, nog juist op tijd. Den 16<sup>den</sup> April, in den +voormiddag van den een en twintigsten dag, reed hij in zijn nederigen +wagen de stad binnen. Een honderdtal edellieden, die hem tegemoet +waren gegaan, volgden te paard, als een eerewacht.</p> + +<p>'t Was werkelijk ontroerend, den intocht te zien van dezen eenvoudigen +monnik in de rijksstad. Als hij de keizer zelf was geweest, kon hij er +niet met grooter belangstelling ontvangen zijn. 't Was er nog<span class="pagenum"><a id="p_82">[82]</a></span> vòller +dan bij den intocht van den keizer. Overàl op zijn reis hadden de +menschen hun best gedaan den moedigen man te zien; maar hier in Worms +verdrong men elkander letterlijk. Straten en huizen waren vol +toeschouwers. Uit alle deur- en vensteropeningen staken de hoofden. +Wel een tweeduizend menschen pakten zich samen bij het huis, waar de +wagen stilhield en hij zijn intrek nemen zou.</p> + +<p>Bij het afstappen liep er een priester op hem toe, die hem omhelsde en +tot driemaal toe zijn kleed aanraakte, „alsof het een reliquie van den +grootsten heilige was”, zooals Aleander grimmig naar Rome schreef.</p> + +<p>Getroffen liet Luther zijn groote, klare oogen over de menigte gaan. +„God zal mij bijstaan,” hoorde men hem, als ter geruststelling, met +een blijmoedig gezicht zeggen. Toen ging hij naar binnen.</p> + +<p>Na den maaltijd kreeg Luther druk bezoek, zoowel van vorsten, edelen +en geleerden als van gewone burgers. De jonge landgraaf Philips van +Hessen was ook gekomen om hem te zien. „Indien gij gelijk hebt, heer +doctor, dan helpe u God!” wenschte hij hem met een hartelijken +handdruk.</p> + +<p>Ook vóór het huis bleef het vol nieuwsgierigen, tot laat in den avond.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_83">[83]</a></span></p> + +<h2><a id="XII"></a>XII.</h2> + +<h3>Voor den Rijksdag.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Den volgenden morgen kwam de rijksmaarschalk Luther aanzeggen, dat hij +'s middags voor den Rijksdag verschijnen moest.</p> + +<p>Met eerbied vernam Luther het keizerlijk bevel. Hij besefte ten volle +het gewicht van wat komen ging; en meer dan ooit gevoelde hij zijn +zwakheid. En dit gevoel maakte hem onrustig. 't Was hem, als had hij +opeens zijn vertrouwen op God verloren. Hij wierp zich op de knieën en +ging hulp en kracht zoeken in 't gebed.</p> + +<p>„Almachtig God!” riep hij uit, „hoe verschrikkelijk is de wereld; en +wat heb ik weinig vertrouwen op U! Hoe zwak is het vleesch, en hoe +machtig is de satan!... O God! mijn God! help mij! Het is niet mijn +werk, maar het Uwe! <i>Gij</i> moet het doen... Gij alleen... <i>Ik</i> heb hier +niets te doen. <i>Ik</i> heb niets te twisten met die groote heeren van de +wereld! Het is <i>Uw</i> zaak... en zij is rechtvaardig!... Getrouwe God, +wees mijn hulp! Ik verlaat mij niet op eenig mensch... O Heere! hoort +Gij niet? Mijn God! zijt Gij dood?... Neen, Gij kunt niet sterven! Gij +verbergt U slechts.<span class="pagenum"><a id="p_84">[84]</a></span> Gij hebt mij tot dit werk verkozen. Ik weet +het... O Heere! wees mij nabij om den wil van Uw lieven Zoon Jezus +Christus, die mijn hulp, mijn schild en mijn sterkte is!...”</p> + +<p>Toen na een kort zwijgen: „O Heere, mijn God! waar zijt Gij?... Kom! +kom! ik ben bereid!... Ik ben bereid om mijn leven voor Uw waarheid te +laten. Ik zal niet van U scheiden; noch heden noch in alle eeuwigheid. +Al ware de wereld vol duivels, en al werd mijn lichaam gedood, ja, tot +asch verbrand—mijn ziel behoort U toe! Ja, Uw Woord verzekert het +mij, mijn ziel is Uwe! Zij zal eeuwig bij U blijven... Amen!... O God! +help mij!... Amen!”</p> + +<p>Gesterkt stond Luther van zijn knieën op. Hij voelde, na dit +smeekgebed, zijn God weer dicht bij zich. En toen de rijksmaarschalk +weer verscheen, met den keizerlijken heraut, om hem naar het +bisschoppelijk paleis te leiden, waar de Rijksdag gehouden werd, was +er geen zweem van onrust meer in hem.</p> + +<p>'t Was nu met de volte nog erger dan den vorigen dag. Er was gewoon +geen doorkomen aan vanwege het gedrang. Zijn geleiders traden het huis +weer met hem binnen, gingen ongemerkt de achterdeur uit, en brachten +hem door tuinen en nauwe achterstraatjes verder. Toen de menschen dit +merkten, drongen ze de huizen binnen naar de ramen, die op de tuinen +uitzagen. Anderen klommen op de daken of namen de pannen er uit. Allen +moesten den veel besproken man zien, dien de een voor een heilige, de +ander voor een duivel in monnikskleeren hield.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_85">[85]</a></span></p> + +<p>Eindelijk was het niet verre paleis bereikt; maar aan binnenkomen was +geen denken. Of de heraut al riep: „Plaats! Plaats!” 't volk +gehoorzaamde eenvoudig niet. De hellebaardiers moesten er aan te pas +komen om met geweld een nauwen doortocht te banen en de menigte tegen +te houden, die mee naar binnen drong.</p> + +<p>'t Was daarbinnen trouwens al vol genoeg. Duizenden stonden er +opgepakt in de gangen en zijvertrekken. Een oude generaal, George von +Freundsberg, die ook daar stond, tikte Luther op den schouder en zei: +„Monnikje, monnikje! gij doet heden een marsch, zooals ik en menig +overste zelfs in den heetsten veldslag er geen gedaan hebben. Maar +hebt gij het rechte voor en zijt ge zeker van uw zaak, wees dan maar +getroost en ga in Gods naam voort. God zal u niet verlaten!”</p> + +<p>Dit gemoedelijk woord deed Luther goed. 't Was hem een nieuwe +versterking. En toen de vleugeldeuren van de Gothische zaal +opengingen, trad hij eerbiedig maar onverschrokken binnen.</p> + +<p>Nooit waren er op een Rijksdag zóóveel vorsten bijeen geweest, als +Luther hier vóór zich zag. Daar zat de jonge keizer Karel V op zijn +troon; naast hem zijn broeder Ferdinand; en verder een groot aantal +keurvorsten, hertogen, graven, bisschoppen, de gezanten van den paus, +drie koninklijke gezanten, en nog een menigte andere voorname heeren. +Ook de vreeselijke hertog van Alva was er bij. Een schitterend +gezelschap van meer dan tweehonderd personen. Op een<span class="pagenum"><a id="p_86">[86]</a></span> tafel, midden in +de zaal, lagen Luthers boeken.</p> + +<p>'t Was voor den eenvoudigen monnik een overweldigende aanblik. Een +paar vorsten traden vriendelijk op hem toe, met een bemoedigend +Schriftwoord. De een zeide: „Vrees niet voor degenen, die het lichaam +dooden en daarna niet meer kunnen doen.” De ander: „Wanneer gij voor +stadhouders en koningen zult gesteld worden om Mijn naam, dan zal de +Geest uws Vaders in u spreken.” Zoo kwamen de eigen woorden van zijn +Meester hem versterken in deze gewichtige ure.</p> + +<p>Luther moest recht voor den keizer komen staan; en nu werden hem door +den kanselier twee vragen gesteld. Ten eerste, of hij erkende dat de +boeken, die daar lagen, door hem geschreven waren. Ten tweede, of hij +alles, wat daarin voor kettersch gehouden werd, wilde herroepen. +Vervolgens werden, op verlangen van Luthers raadsman Schurf, de titels +van de boeken voorgelezen en—Luther mocht antwoorden.</p> + +<p>De eerste vraag beantwoordde hij bevestigend. Voor de tweede verzocht +hij eerbiedig tijd om zich te bedenken. Hij deed dit niet uit vrees, +zooals de vijanden zich al met blijdschap wijsmaakten, of omdat hij +het met zichzelf nog niet eens was, maar opdat niemand zou kunnen +denken dat hij lichtvaardig of met overijling gehandeld had.</p> + +<p>Het verzoek werd hem toegestaan. Hij kreeg uitstel tot den volgenden +dag. En dezen tijd gebruikte Luther om te bidden, in den Bijbel te +lezen, zijn boeken nog eens door te zien en na te denken over wat hij +<span class="pagenum"><a id="p_xvii">[xvii]</a><br /><a id="p_xviii">[xviii]</a><br /><a id="p_87">[87]</a></span>te zeggen had. „Maar met Gods hulp zal ik geen letterstreep +herroepen,” schreef hij aan een vriend. 't Was hem een heerlijke +gedachte, voor Keizer en Rijk van zijn Heer te mogen getuigen. Met de +hand op den Bijbel beloofde hij plechtig, het Evangelie getrouw te +zullen blijven, al moest hij het ook met zijn bloed bezegelen.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 450px;"> +<a href="images/ill_p086b.jpg"><img src="images/ill_p086bth.jpg" width="450" height="278" alt="LUTHER VOOR DEN RIJKSDAG TE WORMS." title="" /></a> +<span class="caption">LUTHER VOOR DEN RIJKSDAG TE WORMS.</span> +</div> + +<p>In die blijmoedige stemming verscheen Luther dien dag opnieuw voor de +Vergadering, zoo mogelijk onder nog grooter toeloop. De avond begon al +te vallen. In de zaal waren de lichten op. Vier uren lang sprak hij, +eerst in het Duitsch, en toen, ter wille van den keizer, die niet van +Duitsch hield, in het Latijn, over den inhoud van zijn boeken, en +verzocht aan het einde, hem uit den Bijbel te bewijzen dat hij +ongelijk had. In dit geval zou hij aanstonds zijn dwalingen herroepen +en met eigen hand zijn boeken in de vlammen werpen.</p> + +<p>Maar inplaats van een weerlegging kwam er een vermaning van den +kanselier dat hij hier niet mocht redetwisten en eenvoudig te +antwoorden had of hij herroepen wilde, ja of neen.</p> + +<p>„Welnu,” zei Luther, „dan zal ik een antwoord geven, dat niet bijten +of stooten zal. Ik kan mijn geloof niet onderwerpen aan het oordeel +van den paus en de Kerkvergaderingen, daar het zoo klaar is als de +dag, dat zij dikwijls gedwaald en zichzelve weersproken hebben. Word +ik niet door de H. Schrift van dwaling overtuigd, zoo kan en wil ik +niet herroepen; want het is niet raadzaam, iets tegen het geweten te +doen.—Hier sta ik! Ik kan niet anders! God helpe mij! Amen!”</p> + +<p>Onbeschrijfelijk was de indruk van dit kloeke antwoord<span class="pagenum"><a id="p_88">[88]</a></span> op de +aanwezigen. „De monnik spreekt stoutmoedig en vastberaden,” moest de +keizer bekennen, na van zijn eerste verbazing bekomen te zijn. De +goede keurvorst ging van dat oogenblik af nog meer voelen voor Luther +en de Hervorming. Hij was er trotsch op, van zùlk een man de +beschermer te zijn. „Hoe schoon heeft pater Martinus gesproken!” zei +hij later tot zijn hofprediker Spalatin.</p> + +<p>Ook velen van de andere vorsten gaven hun goedkeuring te kennen over +Luthers woorden. Maar de vrienden van den paus stonden verlegen en +teleurgesteld. Ze gevoelden het maar al te goed, Rome had het verloren +tegen den monnik van Wittenberg.</p> + +<p>Nogmaals werd Luther gevraagd of hij het geschrevene, althans +gedeeltelijk, herroepen wilde. Zoo niet, dan zou de keizer weten, wat +hij met zulk een hardnekkigen ketter te doen had.</p> + +<p>Maar Luther liet zich door deze bedreiging niet afschrikken. „Ik heb +geen ander antwoord dan ik reeds gegeven heb,” zei hij bedaard.</p> + +<p>'t Was laat geworden. De keizer stond op en de vergadering ging +uiteen. Luther werd naar zijn verblijf teruggeleid door twee +keizerlijke officieren, weer omstuwd door vrienden en vijanden. „Ik +ben er door! Ik ben er door!” juichte hij bij het binnengaan met de +handen in de hoogte. Zijn trouwe Spalatin en andere vrienden bleven +bij hem. Aller hart was vol lof en dank aan God.</p> + +<p>'t Was een heerlijk getuigenis, dat Luther voor den Rijksdag had +afgelegd. De Heer had zijn vertrouwen<span class="pagenum"><a id="p_89">[89]</a></span> niet beschaamd. Hij had hem +krachtig ter zijde gestaan en aan de wereld getoond, dat het Woord van +God triomfeert, ook over de machtigsten der aarde. Hij had Zijn +dienstknecht den moed gegeven, zijn heldhaftig <i>Neen</i> te doen klinken +in de ooren van Keizer en Paus, en temidden van de leugen pal te staan +voor de waarheid. En al die grooten hadden het gehoord en gezien, hoe, +door de kracht der waarheid, die eenvoudige monnik met een gerust +geweten als een vrij man vóór hen stond.</p> + +<p>Luthers manmoedige daad heeft het daar te Worms voor alle volgende +eeuwen bewezen, dat gewetensvrijheid een heilig recht is, dat geen +aardsche macht den mensch ontnemen kan of mag.</p> + +<p>Wel mogen wij God danken voor wat Hij te Worms door Maarten Luther +gedaan heeft.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_90">[90]</a></span></p> + +<h2><a id="XIII"></a>XIII.</h2> + +<h3>Op den Wartburg.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">De aanhangers van Rome waren woedend over hun nederlaag en deden, met +den nuntius Aleander aan het hoofd, al het mogelijke om Luther +veroordeeld te krijgen. Ze gaven den keizer zelfs den raad, het +vrijgeleide in te trekken, zooals met Hus was geschied. Tegenover een +ketter behoefde men immers zijn woord niet te houden.</p> + +<p>Maar tegen zùlk een schanddaad kwamen de Duitsche vorsten, zelfs de +zoo vijandige hertog George, met kracht in verzet. Ook Karel zelf liet +er zich gelukkig niet toe vinden, maar gaf, zegt men, dit schoone +antwoord: „Al was er ook in de gansche wereld geen trouw en +gerechtigheid meer, dan moeten zij toch bij een Duitsch keizer +gevonden worden. Ik wil niet blozen als Sigismund.”</p> + +<p>Nog acht dagen bleef Luther te Worms. Hij werd niet meer voor den +Rijksdag ontboden, maar kreeg wel nog voortdurend tal van voorname +bezoekers, die hem tot herroepen zochten te bewegen en de grootste +gevaren voorspiegelden, zoo hij het niet deed. Maar het een werkte +even weinig uit als het ander. Eindelijk<span class="pagenum"><a id="p_91">[91]</a></span> gebood de keizer hem te +vertrekken; want over een en twintig dagen zou het vrijgeleide +geëindigd zijn. Met het oog hierop liet zijn bezorgde keurvorst hem +weten, dat het voor zijn veiligheid noodig zou zijn, hem voorloopig +van zijn vrijheid te berooven, en hem ergens heen te brengen, waar hij +een tijdlang verborgen kon zijn. Maar waar, hoe en door wie moest nog +een geheim blijven.</p> + +<p>Gehoorzaam aan 's keizers bevel nam Luther in den morgen van den +26<sup>sten</sup> April afscheid van zijn vrienden en verliet hij Worms, in +het heerlijk bewustzijn, te hebben gehandeld naar den wil van God. +Twintig edellieden te paard en een groote menigte volks deden hem +uitgeleide.</p> + +<p>Ook nu ging het onder bescherming van 's keizers heraut. Maar reeds te +Friedberg zond Luther hem terug; op Hessisch grondgebied achtte hij +zich wel veilig. Hartelijk was het afscheid tusschen de twee mannen. +Caspar Sturm was in die enkele weken een warm vriend geworden van zijn +beschermeling èn van de Hervorming.</p> + +<p>Evenals op de heenreis predikte Luther ook nu weer het Evangelie, wáár +hij maar gelegenheid vond. 't Was hem namens den keizer wel verboden; +maar daar stoorde hij zich niet aan. „Het Woord van God mag niet +gebonden worden,” zei hij.</p> + +<p>Zoo kwam hij te Eisenach; en vandaar ging hij een bezoek brengen aan +het dichtbij gelegen dorpje Möhra, de geboorteplaats van zijn vader, +waar nog zijn grootmoeder en meer familie woonde. Ze behoorden<span class="pagenum"><a id="p_92">[92]</a></span> er tot +de rijkste boeren uit den omtrek, de zoogenaamde „paardenboeren”, +omdat ze met paarden inplaats van met ossen ploegden. Er wonen daar +nog altijd veel families Luther in de omgeving.</p> + +<p>Niemand blijder dan de oude grootmoeder, toen de wagen voor de +boerderij stilhield en ze haar Maarten eindelijk weer eens in de armen +mocht sluiten. En Luther was niet minder blij, dat hij hier nu eens +een heelen dag kon uitrusten bij die lieve, vreedzame menschen, in het +stille dorpje, na al de stormen, die over hem heen waren gegaan. +Natuurlijk liep heel <ins class="corr" id="corr3" title="Bron: Mörha">Möhra</ins> te hoop vóór de boerderij. Ieder moest den +beroemden zoon van Hans Luther zien. En den volgenden dag moest hij +voor hen preeken. Het kerkje was daarvoor veel te klein, want van ver +uit den omtrek kwamen de hoorders. Maar onder het jonge groen van de +groote linde tegenover het huis was plaats genoeg. En daar klonk toen, +onder den blauwen Meihemel, uit Luthers mond, het liefelijk Evangelie +van een genadig God, die Zijn Zoon in de wereld had gezonden om de +zondaren zalig te maken.</p> + +<p>Intusschen waren Luthers vijanden nog altijd bezig zijn ondergang te +bewerken. Door den keizer was een besluit geteekend en uitgevaardigd, +waarbij over den Wittenberger monnik, als den gevaarlijkste aller +ketters, de rijksban uitgesproken werd.</p> + +<p>Luther was dus vogelvrij verklaard. Zoodra het vrijgeleide geëindigd +was, zou een ieder hem mogen vatten, en daarvoor, als voor een heilig +werk, nog beloond worden op den koop toe. En wie hem huisvesten,<span class="pagenum"><a id="p_93">[93]</a></span> +verbergen, voeden of op welke wijze ook helpen of beschermen mocht, +met woord of daad, zou ook in den ban worden gedaan.</p> + +<p>Zóó sprak Rome. Maar God waakte over Zijn dienstknecht en over het +werk, dat Hij Hem te doen had gegeven. En als God vóór ons is, wie zal +dàn tegen ons zijn?</p> + +<p>Toen Luther gepreekt had, nam hij te vier uur afscheid van <ins class="corr" id="corr4" title="Bron: Mörha">Möhra</ins> en +besteeg hij opnieuw zijn reiswagen met Amsdorf en zijn kloosterbroeder +Petzensteiner, die hem, volgens de regelen van de Orde, op zijn +geheele reis vergezellen moest.<a id="FNa_1_3" href="#FN_1_3" class="fnanchor"><sup>1</sup>)</a> De andere vrienden waren bij +Eisenach van hem afgegaan en naar Wittenberg teruggekeerd.</p> + +<p>De weg leidde door het Thuringerwoud, en alles bleef rustig tot ze in +een hollen weg kwamen, dicht bij het kasteel Altenstein. Daar zien ze +zich plotseling overvallen door vijf vermomde, zwaar gewapende +ruiters, die uit de struiken te voorschijn springen en den wagen +omsingelen. Een van hen houdt den voerman een gespannen handboog vóór +en gebiedt hem op ruwen toon halt te houden. Een tweede vraagt met +gebiedende stem wie Luther is. Deze stelt gauw in 't Latijn zijn +vriend Amsdorf gerust, wien hij er al zooiets van gezegd had, en maakt +zich bekend; waarop hij bevel krijgt, óók onder bedreiging met een +handboog, <span class="pagenum"><a id="p_94">[94]</a></span>zich gevangen te geven en uit te stijgen. Amsdorf, +begrijpend, doet of hij Luther te hulp wil komen en roept er schande +over, rustige reizigers zoo te behandelen. En de doodelijk verschrikte +kloosterbroeder, die het maar veiliger vindt om zich uit de voeten te +maken, springt uit den wagen en vlucht als een haas het bosch in. De +ruiters voeren intusschen hun gevangene weg. De voerman moet het +onmachtig aanzien hoe ze den doctor naast hun paarden laten meeloopen; +en als ze met hem uit het gezicht zijn, gaat hij ook maar verder met +zijn eenig overgebleven reiziger.</p> + +<p>Als alles in rust is, houden de ruiters halt. Ze doen Luther zijn +monnikskleed uit, slaan hem een mantel om, zetten hem op een paard, en +dan gaat het in draf het bosch door, langs allerlei omwegen, om +mogelijke vervolgers op een dwaalspoor te brengen.</p> + +<p>Luther, het paardrijden niet gewoon, is al spoedig doodmoe. Bij een +bron, nu nog de „Lutherbron” genaamd, laat men hem afstijgen om te +drinken, en onder de groote beuk,<a id="FNa_2_4" href="#FN_2_4" class="fnanchor"><sup>2</sup>)</a> die daar staat, wat uit te +rusten. En dan gaat het maar weer verder door het àl donkerder +wordende woud.</p> + +<p>Omstreeks elf uur 's avonds gaat het voorzichtig <span class="pagenum"><a id="p_95">[95]</a></span>berg-opwaarts, tot +eindelijk halt wordt gehouden voor de poort van een oud, door dichte +bosschen omringd kasteel—de Wartburg. De poort wordt geopend, de +ruiters gaan binnen. En terwijl de zware valdeuren zich achter hen +sluiten, stijgen ze af in den hof. Luther is in veiligheid.</p> + +<p>Die ruiters waren de ridder van Altenstein, de slotvoogd van den +Wartburg en drie vertrouwde dienaren. De goede keurvorst had dit plan +uitgedacht om zijn beschermeling aan de macht van zijn vijanden te +onttrekken, die hem anders, zoo vreesde hij, zeker in handen krijgen +en vermoorden zouden.</p> + +<p>De heer van Altenstein keerde nu weer naar zijn eigen kasteel terug, +terwijl de anderen, langs de steenen trap van een der slottorens, +Luther naar de kamer leidden, die voor hem zoo geriefelijk mogelijk in +gereedheid was gebracht. Daar lag ook al een riddergewaad voor hem +klaar, dat de slotvoogd hem in plaats van zijn monnikskleed maar +dadelijk hielp aandoen, en een degen, dien hij aan de zijde moest +gespen. Om zijn hals kreeg hij een gouden keten. Luther herkende +zichzelf haast niet meer. Om zich nog meer onkenbaar te maken moest +hij baard en hoofdhaar laten groeien, en zich „Jonker Georg” laten +noemen. Want ook de bedienden van het kasteel mochten niet anders +denken, dan dat hij de een of andere gevangen ridder was.</p> + +<p>De tijding van Luthers ontvoering was door de vreeselijke berichten +van broeder Petzensteiner en den voerman weldra allerwegen bekend, en +de zonderlingste <span class="pagenum"><a id="p_96">[96]</a></span>geruchten over zijn gewaanden dood deden daarbij de +ronde. De vijanden juichten, want ze dachten dat het nu gedaan was met +den ketter en zijn werk. Maar de vrienden treurden en jammerden over +hun groot verlies. „Luther dood?! Wie zal ons nu nog zuiver het +Evangelie verkondigen?”</p> + +<p>Doch zoowel vrienden als vijanden kwamen al spoedig te weten, dat de +hervormer nog leefde, al wisten ze niet wáár. Want „Jonker Georg” kon +niet ledig zitten. Van zijn „Patmos”, zooals hij zijn schuilplaats +noemde, schreef hij geruststellende brieven aan zijn vrienden, die +Melanchton verrukt deden uitjubelen: „Onze dierbare vader leeft!” Ook +zond hij, van uit zijn eenzame torenkamer te midden van de donkere +wouden, allerlei geschriften de wereld in, die dan door de zorg van +zijn vrienden gedrukt werden. En zoo bemerkten de vijanden tot hun +grooten schrik, dat de man, dien ze zoozeer haatten èn vreesden, nog +alles behalve dood was.</p> + +<p>Luther werd op den Wartburg uitstekend verzorgd en met onderscheiding +behandeld. Hij kreeg er twee edelknapen tot zijn dienst. 's Zondags, +en ook wel in de week, preekte hij voor den slotvoogd en andere +vertrouwden; en dagelijks maakte hij voor zijn gezondheid kleine +wandelingen in den omtrek van het slot; later waagde hij zich ook wel +verder. Hij was dan altijd in zijn ridderkleeding en in gezelschap van +een rijknecht, die hem les moest geven in het riddertje-spelen en in +het hanteeren van de wapenen. 't Was een norsch maar trouw man, dien +hij eens een hevigen schrik aanjoeg, <span class="pagenum"><a id="p_97">[97]</a></span>door in een herberg, waar hij +wat wilde uitrusten, zijn degen, die hem verveelde, af te werpen, en +naar de boeken te grijpen, die hij daar zag staan. Dat waren nu +heelemaal geen riddermanieren, vond zijn onderwijzer.</p> + +<p>Eens nam men hem mee op de jacht. Maar dit „bitter zoet vermaak”, +zooals hijzelf het noemde, wilde hem niet bekoren. Het maakte hem +bedroefd. Hij kon niet helpen in de jagers den paus te zien, en in de +honden, die het wild moesten opspeuren, de bisschoppen, die de arme +zielen der menschen in hun netten zochten te vangen. Temidden van zijn +overdenkingen komt er een jong haasje, verschrikt door het +hondengeblaf, op hem toegeloopen en dringt zich tegen zijn voeten aan. +Luther heeft medelijden met het diertje. Hij neemt het behoedzaam op +en draagt het in zijn arm mee. Maar de honden krijgen er de lucht van. +Ze bespringen het, trekken het uit zijn schuilplaats en bijten het +dood. De sterke man, die nog nooit is teruggeschrikt voor eigen +doodsgevaar, uit een kreet van smart. „O satan!” roept hij, „zoo doet +ook gij! Zoo tracht ook gij nog de zielen te verderven, die al van den +dood gered zijn! Maar de arm, die hen draagt, is sterker dan de +mijne.”</p> + +<p>Dat Luther ook op den stillen Wartburg ijverig voortarbeidde aan zijn +hervormingswerk, al klaagde hijzelf dat hij weinig deed, blijkt wel +uit de menigte boeken en preeken, die hij er schreef, en voornamelijk +uit een werk van onschatbare waarde, dat hij daar begonnen is, n.l. +zijn Bijbelvertaling, een reuzenwerk in één woord.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_98">[98]</a></span></p> + +<p>Zooals we weten, is het Oude Testament in de Hebreeuwsche, het Nieuwe +in de Grieksche taal geschreven. Nu was er wel een oude Latijnsche +overzetting, de Vulgata genaamd, maar die was heel gebrekkig, heel +duur, en voor het volk, dat geen Latijn kende, onbruikbaar; en de +bestaande Duitsche vertalingen daarvan waren dikwijls nog +onbegrijpelijker.</p> + +<p>Daarom was het voor heel de wereld een groote zegen, dat de Heer aan +Luther de gedachte in het hart gaf: „Dit éénige Boek moet in alle +talen, in alle landen, onder alle oogen, in alle ooren en in alle +handen en harten zijn,” en hem deed besluiten, zelf de hand daartoe +aan het werk te slaan, door het in de taal van zijn volk over te +zetten. Zijn eenzaam verblijf op den Wartburg schonk hem daarvoor een +kostelijke gelegenheid.</p> + +<p>Niet uit het Latijn, maar uit de oorspronkelijke talen bracht Luther +den Bijbel over. Een geheel <i>nieuwe</i> vertaling gaf hij dus, en dat in +mooi, vloeiend Duitsch, geheel verschillend van de nog ruwe, +ongevormde taal en stijl van die dagen. Met het gebruik van zijn +Bijbel gingen de menschen zich toen ook die verfijnde taal eigen +maken. Zoo werd de hervormer ook voor de <i>taal</i> van zijn volk een +Luther—<i>louteraar</i>.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 450px;"> +<a href="images/ill_p098b.jpg"><img src="images/ill_p098bth.jpg" width="450" height="287" alt="DE KAMER VAN LUTHER OP DEN WARTBURG." title="" /></a> +<span class="caption">DE KAMER VAN LUTHER OP DEN WARTBURG.</span> +</div> + +<p>Hij begon met het Nieuwe Testament. Een gemakkelijke taak was dit +zéker niet. Dagen, ja weken zat hij dikwijls te peinzen over de juiste +beteekenis van één woord of één zin. Had hij die, dan moesten in het +Duitsch de juiste woorden er voor gevonden worden. Ontzaglijk veel +moeite kostte hem dit werk. <span class="pagenum"><a id="p_xix">[xix]</a><br /><a id="p_xx">[xx]</a><br /><a id="p_99">[99]</a></span>Maar het was hem tegelijk een groote +vreugde. Hij ondervond duidelijk dat de Heer ook hierin mèt hem was, +en het hem wèl deed gelukken. Zelf zegt hij er van: „Men ziet er uit, +dat de Heilige Geest er bijzonder behagen in heeft gehad, met ons, +Duitschers, in onze moedertaal te spreken.”</p> + +<p>Ook schonk de Heer hem een trouwe hulp in Melanchton, die bijzonder +knap was in het Grieksch. Deze met Justus Jonas, Bugenhagen en anderen +hielpen hem, na zijn terugkomst in Wittenberg, het werk voltooien, dat +hij op den Wartburg begonnen was.</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>Nog altijd staat het daar, op zijn dichtbegroeide, 462 M. hooge rots, +het eeuwenoude, wereldberoemde slot, het schoonste onder Thuringens +burchten. Wie een reis door Thuringen maakt, keert niet huiswaarts +zonder het te hebben gezien, niet alleen van buiten, maar ook van +binnen. En van al het bezienswaardige, dat den bezoeker daar dan wordt +getoond, blijft wel het merkwaardigste de eenvoudige torenkamer, die +„Jonker Georg” tien maanden lang tot verblijf gediend heeft. Daar ziet +hij dan allereerst de eikenhouten tafel, waaraan hij den Bijbel te +vertalen zat; zijn stoel, zijn ledikant en de kolossale groen-steenen +kachel. Ook is daar nog een eigenhandig geschreven brief van den +grooten man, en een kist met de eerste uitgaven van den vertaalden +Bijbel.</p> + +<p>Zoo staat daar de eerbiedwaardige Wartburg, als <span class="pagenum"><a id="p_100">[100]</a></span>een gedenkteeken van +Gods trouw, die aan de Kerk een Luther gaf om het licht van Zijn +Woord, eeuwen lang door onwetendheid en bijgeloof onder een korenmaat +verborgen, weer op den kandelaar te plaatsen en met vernieuwden glans +te doen schijnen.</p> + +<hr class="fnsep" /> + +<div class="footnote"> +<p><a id="FN_1_3" href="#FNa_1_3" class="label"><sup>1</sup>)</a> Deze regel berustte op Marc. 6: 7: <i>En Hij riep tot zich +de twaalve, en begon hen uit te zenden twee aan twee</i>. Daarom moesten +de kloosterbroeders ook altijd met hun beiden reizen.</p> +</div> + +<div class="footnote"> +<p><a id="FN_2_4" href="#FNa_2_4" class="label"><sup>2</sup>)</a> In 1817 is het <i>Derde Eeuwfeest</i> der Hervorming nog onder +dezen ouden boom gevierd. Men had hem versierd en een beeltenis van +Luther er in gehangen. In 1841 heeft een zware storm hem geveld, tot +groote droefenis der bevolking. De landsheer, hertog Bernhard van +Saksen-Meiningen, liet er toen een gedenkteeken oprichten en een jonge +beuk planten, die nu ook al flinke afmetingen heeft.</p> +</div> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_101">[101]</a></span></p> + +<h2><a id="XIV"></a>XIV.</h2> + +<h3>Terug in het strijdperk<ins class="corr" id="corr5" title="Niet in Bron.">.</ins></h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Terwijl Luther rustig aan zijn gewichtig vertaalwerk bezig was, kwamen +hem berichten ter oore, die hem een langer verblijf op den Wartburg +onmogelijk maakten.</p> + +<p>Hij had al eens, heel in 't geheim, een snoepreisje van enkele dagen +naar Wittenberg gemaakt, om met de vrienden te spreken over het +optreden van Dr. Carlstadt, een van de leeraren aan de Wittenberger +hoogeschool. Deze man was bijzonder heftig en voortvarend van aard. +Het hervormingswerk ging hem te langzaam naar den zin; daarom wilde +hij maar op eigen gelegenheid handelen en alles, wat hem in de Kerk +niet aanstond, met geweld afschaffen; wat een heele verwarring in +Wittenberg gegeven had.</p> + +<p>Luther had alle hoop, dat het zijn vrienden gelukken zou de rust te +herstellen. Maar juist het tegendeel was waar. Er waren namelijk uit +Zwickau, onder aanvoering van zekeren Thomas Munzer, eenige dweepzieke +mannen naar Wittenberg gekomen, die zich van God gezonden profeten +noemden, maar door hun daden toonden, dat ze heelemaal niet handelden +naar den <span class="pagenum"><a id="p_102">[102]</a></span>wil van God. Ook zij wilden, door het afschaffen van al de +bestaande gebruiken, een algeheele omwenteling in de Kerk teweeg +brengen. Carlstadt sloot zich bij hen aan en zocht ook de studenten op +zijn hand te krijgen. Hij ruide hen op om mee naar de kerken te gaan, +er de heiligenbeelden te verbrijzelen, de altaren te vernielen, de +priesters, die nog gewoon de mis lazen, weg te jagen, en al zulke +dolligheden meer.</p> + +<p>Dit was heel anders dan Luther leerde. Die zeide: „Preekt de beelden +uit de harten van de menschen, dan zullen ze uit de kerken vanzelf wel +verdwijnen.”</p> + +<p>Maar zoo dachten die onruststokers niet. Zelfs de hoogeschool wilden +ze weg hebben. Al die geleerdheid diende nergens toe, verkondigden ze. +De menschen moesten liever maar weer met hun handen gaan werken. Er +stond immers geschreven, dat ze in het zweet huns aanschijns hun brood +zouden eten. De meester van de jongensschool riep zoo maar uit het +raam den menschen toe, dat ze hun jongens voortaan maar thuis moesten +houden, want dat God hen wel leeren zou.</p> + +<p>Een en ander dreigde noodlottig te worden voor het ware werk der +hervorming. De vijanden gaven van al die wanordelijkheden de schuld +aan Luther en begonnen weer moed te vatten, dat Rome het ten slotte +toch nog winnen zou. De vrienden stonden er machteloos tegenover. +Zelfs de Overheid zag geen kans aan de onrust een einde te maken. En +allen riepen om Luther. Luther moest terugkomen.</p> + +<p>En Luther kwàm. Toen hij op zijn Wartburg er van<span class="pagenum"><a id="p_103">[103]</a></span> hoorde, nam hij een +kort besluit. Hij moest en zou naar Wittenberg, het kostte wat het +wilde. Hij wist wel dat zijn leven er groot gevaar door liep, maar +waar het de zaak van Christus gold, achtte hij, evenals de apostel +Paulus, zijn leven niet te kostbaar. „Wij moeten den satan onder den +voet vertreden en tegen den engel der duisternis strijden,” zei hij. +De bezorgde keurvorst smeekte hem in een dringenden brief, nog te +blijven waar hij was. Maar ook dit kon hem niet van zijn plan +afbrengen. „Ik heb Uw Hoogheid al genoeg toegegeven door mij dit jaar +verwijderd te houden. Uw Hoogheid moet weten dat ik naar Wittenberg +kom onder een machtiger bescherming dan die van een keurvorst,” +schreef hij in zijn antwoord. En in vast vertrouwen op die hoogere +bescherming steeg „Jonker Georg” te paard, zeide zijn eenzame wouden +vaarwel, en verliet voorgoed het kasteel, dat hem tien maanden lang, +tegen wil en dank, had geherbergd. Dit was op 3 Maart 1522.</p> + +<p>Zijn weg ging over Jena, waar hij 's avonds zijn intrek nam in „De +zwarte beer”. Terwijl hij daar aan de tafel was gezeten, de handen op +het gevest van zijn degen geleund en lezende in een Hebreeuwsch +Psalmboekje, dat vóór hem lag, kwamen er twee jongelui binnen, +studenten uit St. Gallen. Ze hielden zich bescheidenlijk op een +afstand. Maar de „ridder” groette hen vriendelijk en noodigde hen uit, +aan zijn tafel te komen zitten.</p> + +<p>De Zwitsers deden dit gaarne en waren al spoedig met den vreemden +ridder, die hun van allerlei vroeg,<span class="pagenum"><a id="p_104">[104]</a></span> in druk gesprek. Ze vertelden dat +ze naar Wittenberg gingen, en die lange reis ondernomen hadden, enkel +met het doel om doctor Martin Luther te zien en te hooren. En toen +kwam de vraag: „Kunt u ons niet zeggen, Mijnheer, waar doctor Luther +thans is?”</p> + +<p>„Ik weet zeker, dat doctor Luther thans niet in Wittenberg is. Maar +hij zal er wel gauw komen,” was het antwoord. „Philippus Melanchton is +daar. Ge moet u maar ijverig toeleggen op het Grieksch en Hebreeuwsch, +dan kunt ge de H. Schrift lezen.”</p> + +<p>De studenten waren een en al verbazing. Een ridder, die zoo maar +gewoon het leeren van Grieksch en Hebreeuwsch aanprees, en zelf +Hebreeuwsch làs, zooals dat boekje uitwees; en die sprak over +Melanchton, Erasmus en andere geleerden, alsof hij ze allen kende! 't +Leek wel of hijzelf een geleerde was. Wie kon dat zijn?</p> + +<p>Nog een tijdlang hield de aardige vreemdeling hen gezellig aan den +praat. Onder den maaltijd wijdden ze meer aandacht aan zijn woorden +dan aan hun eten. En ten overvloede betaalde hij ook nog hun +vertering.</p> + +<p>Bij het ter ruste gaan nam hij met een hartelijken handdruk afscheid +van hen, met verzoek: „Als ge te Wittenberg zijt, groet dan doctor +Hiëronymus Schurf van mij.”</p> + +<p>„Zeer gaarne,” beloofden ze. „Maar van wien?”</p> + +<p>„Zegt alleen maar: Die komen moet, laat u groeten. Dan weet hij het +wel.”</p> + +<p>Een paar dagen later te Wittenberg gekomen, deden de Zwitsers wat hun +opgedragen was. Ze troffen bij<span class="pagenum"><a id="p_105">[105]</a></span> Dr. Schurf een heel gezelschap van +professoren aan, en onder dezen den vriendelijken ridder uit „De +zwarte beer”.</p> + +<p>Lachend kwam hij naar hen toe en groette hen als oude bekenden. Toen, +naar een der heeren wijzend, zeide hij: „Ziedaar Philippus Melanchton, +van wien ik u gesproken heb.”</p> + +<p>De studenten mochten tot hun blijdschap het verdere van dien dag bij +het geleerde gezelschap doorbrengen. Nu <i>wisten</i> ze waar doctor Martin +Luther was!</p> + +<p>Den volgenden dag, een Zondag, stond Luther te Wittenberg weer op den +preekstoel, in een stampvolle kerk. „Luther is terug! Luther gaat weer +preeken!” Van mond tot mond was dit blijde nieuws door de stad gegaan. +En van alle kanten waren ze in den vroegen morgen toegestroomd, de +menschen, elkander verdringend om den held van Worms weer te zien.</p> + +<p>Hij stond er als een vader, die een poos van zijn kinderen weg is +geweest en hun nu vertelt, wat hij in zijn afwezen van hen gehoord +heeft. Hij deed dit in eenvoudige woorden, vol kracht en tegelijk vol +zachtheid. Hij begon met een prijsje. „'t Is wel goed, verkeerde +dingen af te schaffen; maar,”—nu kwàm het—„waar was daarbij de orde +en de welvoegelijkheid? De mis, zegt gij, is een slecht ding. Ik zeg +het ook. Maar men moet er niemand met geweld van afscheuren. Aan God +moet men de zaak overgeven. Zijn Woord moet werken en niet wij. Ik wil +prediken, ik wil spreken, ik wil schrijven, maar ik wil niemand +dwingen, want het geloof is een vrijwillige daad. Had ik met<span class="pagenum"><a id="p_106">[106]</a></span> geweld +te werk willen gaan, dan zou Duitschland mogelijk in een bloedbad zijn +gedompeld. Maar ik ben rustig gebleven en heb het Woord zelf de wereld +laten rondgaan. En dat Woord heeft het pausdom omgekeerd, zóó zelfs, +dat geen vorst of keizer het ooit zooveel kwaad had kunnen doen. <i>Ik</i> +heb niets gedaan; alleen het Woord heeft alles gedaan.”</p> + +<p>Zoo predikte Luther, achtmaal in de acht dagen, tegen den beeldenstorm +en de dwepers. Zijn wapen, ook in dezen strijd, was de Bijbel. En hij +overwon. Hij noodzaakte de valsche profeten om Wittenberg te verlaten, +en Carlstadt, om niet meer zoo onbesuisd te werk te gaan. En zoo +gelukte het hem, onder Gods zegen, de gemoederen tot bedaren te +brengen en orde en rust in de stad te herstellen.</p> + +<p>„O,” schreef doctor Schurf aan den keurvorst, „wat zijn we allen +verheugd over de terugkomst van doctor Martin! Zijn woorden brengen +ons, met Gods genadige hulp, dagelijks meer op den weg der waarheid +terug. 't Is zoo klaar als de dag, dat de Geest van God in hem is en +dat hij door Gods bijzonder bestuur te Wittenberg terug is gekomen.”</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_xxi">[xxi]</a><br /><a id="p_xxii">[xxii]</a></span></p> + +<div class="figcenter" style="width: 450px;"> +<a href="images/ill_p106b.jpg"><img src="images/ill_p106bth.jpg" width="450" height="340" alt="DE BEELDENSTORM." title="" /></a> +<span class="caption">DE BEELDENSTORM.</span> +</div> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_107">[107]</a></span></p> + +<h2><a id="XV"></a>XV.</h2> + +<h3>De Bijbel herneemt zijn plaats.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Luther ging nu niet meer naar zijn schuilplaats terug. Hij bleef in +Wittenberg, trots pauselijken en keizerlijken ban, en vatte er vol +moed al zijn werkzaamheden weer op; zijn onderwijs aan de hoogeschool, +zijn prediking 's Zondags en in de week, het schrijven van boeken; en +bij dit alles werkte hij, geholpen door Melanchton, met onvermoeiden +ijver aan zijn Bijbelvertaling voort.</p> + +<p>Nog in September verscheen het Nieuwe Testament in druk. Voor één en +een halven gulden was het te koop; en de menschen waren er zóó +begeerig naar, dat reeds in December van datzelfde jaar een tweede +druk noodig was. Want alle vrienden van het Evangelie, rijke en arme, +in de stad en op het land, wilden een N. Testament hebben. „Gij hebt +ons Christus gepredikt” zeiden ze tot den hervormer, „nu willen wij +Hemzelf hooren spreken.” En begeerig grepen ze naar het Boek, dat hun +door Rome zoolang onthouden was, en gingen ze zich in het lezen +oefenen; want die kunst verstonden nog maar betrekkelijk weinigen.</p> + +<p>Terwijl het Nieuwe Testament nog gedrukt werd,<span class="pagenum"><a id="p_108">[108]</a></span> begon Luther al met de +vertaling van het Oude; en hoewel hij er onafgebroken aan voortwerkte, +was eerst na twaalf jaren, in 1534 dus, het geheele werk voltooid. +Maar de menschen behoefden gelukkig met het lezen er van zoolang niet +te wachten; want het verscheen bij gedeelten, naarmate het werk +vorderde. Was een deel vertaald, dan werd het dadelijk gedrukt en +uitgegeven, om maar zoo spoedig mogelijk het verlangen er naar te +bevredigen en het voor de armen gemakkelijker verkrijgbaar te maken.</p> + +<p>Zoo werd Luthers Bijbel al spoedig het meest gelezen volksboek. De +menschen droegen het bij zich en bestudeerden het zóó, dat ze er in +korten tijd geheel in thuis waren, het om zoo te zeggen van buiten +kenden. Ze konden nu ook zelf zien, waarin de leer des Bijbels +verschilde van die der priesters, en dat Luthers hervorming geheel in +overeenstemming was met Gods Woord. Eenvoudige mannen en vrouwen, +kinderen en soldaten, wisten meer van den Bijbel dan priesters en +geleerden.</p> + +<p>„'t Wordt toch àl te erg,” klaagde een vijandig geestelijke. +„Schoenlappers en werkvrouwen, ja zelfs leerjongens, durven met onze +priesters over het geloof en het Evangelie te redetwisten. En daar ze +alles alleen uit de Schrift bewezen willen hebben, zooals die Luther +hun dat geleerd heeft, doen ze onze geleerdste mannen met beschaamde +kaken staan.”</p> + +<p>Hetzelfde dachten al de tegenstanders, met groote vrees en ergernis. +Ze blaakten van woede over dit nieuwe werk van Luther; want in dien +volksbijbel<span class="pagenum"><a id="p_109">[109]</a></span> zag Rome zijn meest geduchten vijand. Hertog George van +Saksen verbood in zijn land het lezen en verkoopen er van en gaf +bevel, dat elk exemplaar bij de Overheid gebracht moest worden. In +andere Roomschgezinde staten werd hetzelfde geboden. Hier en daar +werden er al brandstapels van gemaakt. Maar het hielp niet. „Zelfs na +mijn verbod zijn er in mijn staten al duizenden exemplaren verkocht en +gelezen,” moest hertog George getuigen. Het Woord kòn niet gebonden +worden. Als God werkt, wie zal het dan keeren?</p> + +<p>En zooals het in Duitschland ging, ging het ook in de andere landen +van Europa. In àl meer talen werd het Boek der boeken overgezet en +verspreid. In de Nederlanden, in Zweden, Spanje, Italië, enz. En waar +de Bijbel kwam, kwam de Hervorming; niet alleen in de Kerk, maar ook +in de huizen en harten van de menschen. Het overbrengen van den Bijbel +in de volkstaal is wel het gewichtigste werk van Luther voor de +Hervorming geweest, en tot een onberekenbaren zegen geworden voor heel +de wereld.</p> + +<p>Evenals in den tijd van de eerste Christenen werd ook nu met den dag +het aantal grooter van hen, die in den Heere Jezus geloofden als hun +eenigen Zaligmaker; en die nieuwe belijders hielpen dan in hun +omgeving weer mee de „nieuwe leer” of beter gezegd de „oude leer”, de +leer der apostelen, verbreiden. <i>Evangelischen</i> werden ze genoemd, +omdat ze zich altijd op het Evangelie beriepen; en dien naam droegen +ze 't liefst.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_110">[110]</a></span></p> + +<p>Dit waren in de eerste plaats priesters èn monniken. Want ook in de +kloostercellen was het licht van het Evangelie doorgedrongen, en de +meeste monniken waren overtuigd geworden, dat het kloosterleven in +strijd was met Gods wil en het Christelijk leven. Dikwijls waren het +de priors zelf, die hun monniken het voorbeeld gaven, de +kloostergelofte te breken; en zoo liepen de meeste kloosters leeg; +want nieuwe broeders mochten niet meer aangenomen worden. Alleen die +er waren en blijven wilden, mochten dit doen; maar de verstandigsten +en beschaafdsten onder de monniken ontdeden zich van pij en kap en +gingen een nuttiger leven leiden. Zooals b.v. die Franciskaner, die +met zijn bedelbus in de hand in een smederij om een aalmoes kwam.</p> + +<p>„Waarom werk je niet liever voor je brood?” vroeg de smid, den +stevigen monnik eens flink in de oogen ziende.</p> + +<p>„Je hebt gelijk,” zei de monnik. En zijn kleed met de lange mouwen +afwerpend, vatte hij een hamer in zijn sterke vuist, en liet dien met +kracht op het aambeeld neerkomen.</p> + +<p>Zoo'n knecht kon de smid juist gebruiken. En de onnutte bedelaar was +een eerlijk handwerksman geworden. Zijn bus en monnikskap werden naar +het klooster teruggebracht.</p> + +<p>Anderen gingen het Evangelie verkondigen. En wie daarvoor te dom +waren, maar zich toch ook nuttig wilden maken voor de goede zaak, na +een leven van luiheid, gingen boeken over de Hervorming venten. Heele +landstreken liepen ze af; tot in de kleinste<span class="pagenum"><a id="p_111">[111]</a></span> dorpen en hutjes +brachten ze de geschriften van Luther en zijn vrienden. Want dezen +gingen maar voort met schrijven, en de persen—gelukkig dat de +boekdrukkunst een eeuw vroeger uitgevonden was—de persen drukten +maar. Terwijl er in 1513 en 1517 slechts vijf en dertig en zeven en +dertig boeken uitgegeven waren, nam hun aantal al dadelijk na Luthers +stellingen verbazend toe. In 1518, dus één jaar later, verschenen er +reeds een en zeventig; en in 1523 niet minder dan vierhonderd acht en +negentig,—waarvan honderd drie en tachtig door Luther +geschreven—tegenover twintig in datzelfde jaar van Roomschen kant.</p> + +<p>En overal werden die geschriften met gretigheid gelezen. Dit gebeurde +meestal 's avonds, na gedaan dagwerk, bij den haard, dikwijls bij den +schoolmeester. Was men soms in twijfel over het gelezene, dan werd de +Bijbel geraadpleegd. En daaruit zag men dan, dat die boeken de +waarheid zeiden, en dat men zelf altijd verkeerd onderwezen was. En +wie tot hiertoe nog geweifeld had tusschen Rome en de Hervorming, liet +de oude leer varen en schaarde zich van heeler hart aan de zijde van +de nieuwe.</p> + +<p>'t Gaf niets of de keizer en de vorsten al strenge edicten tegen de +boeken der hervormers uitvaardigden. Als er door de Inquisitie +huiszoeking gedaan zou worden, stopten de kooplieden, in 't geheim +onderricht, ze zorgvuldig weg. En daar een mensen gewoonlijk 't meest +verlangt naar wat hij niet hebben mag, werden die veroordeelde boeken +daarna nòg gretiger gekocht en gelezen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_112">[112]</a></span></p> + +<p>Maar niet enkel op de boeken, ook op de verspreiders en de lezers er +van had Rome het gemunt, inzonderheid op de predikers. Soms moesten ze +om de vervolging hun woonplaats verlaten. Kwamen ze dan ergens, waar +men nog weinig van de Hervorming wist, dan spraken ze in de woning, +die hen herbergde, over het Evangelie; lazen er den bijeengeroepen +buren en bekenden iets uit voor; preekten in de kerk, als het hun +vergund werd; en als ze de kerk niet hebben mochten, op een andere +plaats. Alle plaatsen werden nu kerken. Een markt, een kerkhof, een +heuvel, een weiland dicht bij de stad—overal kon men de blijde +boodschap hooren van Gods vergevende zondaarsliefde voor allen, die +met oprecht berouw hun heil in Christus zochten. De menschen behoefden +nú niet met hun geld in de hand te staan om van hun zonden verlost te +worden. „We hebben het om niet ontvangen we geven het om niet,” was de +leus van de predikers. En zoo bracht dan de vervolging aan de zaak der +Hervorming juist vóór- inplaats van nadeel toe.</p> + +<p>En zoo ging het weer niet alleen in Duitschland, maar ook in +Frankrijk, Engeland, ja overal waar de Bijbel onder het volk kwam.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_113">[113]</a></span></p> + +<h2><a id="XVI"></a>XVI.</h2> + +<h3>Luther doet nog meer.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Na zijn terugkomst in Wittenberg verkeerde Luther voortdurend in +levensgevaar; want door dat keizerlijk edict van Worms mocht iedereen +hem vangen en dooden. Hij leefde trouwens dagelijks zelf in afwachting +van gevangenis en brandstapel. Maar zijn God waakte over hem en liet +zijn vijanden niet toe hem eenig kwaad te doen.</p> + +<p>In 1525 stierf Luthers beschermheer, de oude, vrome keurvorst van +Saksen. Zijn trouwe kapelaan Spalatin en zijn dienaren stonden weenend +om zijn bed. Vriendelijk vroeg de goede vorst zijn „kindertjes” +vergeving, zoo hij mogelijk iemand van hen verdriet gedaan had. „Wij, +vorsten, kunnen het den menschen dikwijls lastig maken, en dat is niet +goed,” zei hij.—Even voor zijn dood liet hij het vóór vele jaren +geschreven testament verscheuren, waarin hij zijn ziel aan de „Moeder +Gods” aanbeval, en een ander schrijven, waarin hij beleed, vast te +gelooven, dat hij „alleen verlost was door het dierbaar bloed van zijn +lieven Heiland.”</p> + +<p>Frederiks broeder Johann, bijgenaamd de Standvastige, volgde hem op. +Ook deze was een warm<span class="pagenum"><a id="p_114">[114]</a></span> vriend, en daarbij een openlijk en +<ins class="corr" id="corr6" title="Bron: helfdhaftig">heldhaftig</ins> verdediger van de Hervorming. „Ik wil dat +gij voortaan het zuivere Woord van God, zonder eenig menschelijk +bijvoegsel, prediken zult,” was zijn bevel aan de geestelijken, toen +hij het bewind aanvaardde.</p> + +<p>Dus ook bij zijn nieuwen vorst vond Luther bescherming; en zoo kon hij +ongehinderd voortgaan, met Melanchton en anderen, Saksen te doorreizen +om er overal de kerken en kloosters te bezoeken. Dit was dringend +noodig; want er werden zulke erbarmelijke verkeerdheden aangetroffen +en de onkunde onder de geestelijken was zóó groot, dat Luther en +Melanchton zich er over bedroefden. Hoe konden toch de menschen in den +weg der zaligheid onderwezen worden, als hun onderwijzers zelf er zoo +onwetend in waren!</p> + +<p>Om dien treurigen toestand verbeterd te krijgen, moesten natuurlijk +allerlei verkeerde instellingen zooveel mogelijk verdwijnen. In de +eerste plaats schafte Luther de mis af en de heiligendagen. Hij +verlangde, dat in alle samenkomsten Gods Woord zou gepredikt worden. +De ongeschikte geestelijken werden verwijderd en door bekwame, vrome +predikers vervangen. Zelf stelde hij een paar vragenboeken op tot +gebruik bij het godsdienstonderwijs, n.l. de <i>Groote</i> en de <i>Kleine +Catechismus</i>. De <i>Groote</i> was voor de leer<i>aars</i> bestemd, de <i>Kleine</i> +voor de leer<i>lingen</i>. Vooral het laatste maakte grooten opgang. Weinig +boeken zijn zóó dikwijls en in zóóveel talen gedrukt. De catechisatiën +zijn ook een instelling van den hervormer.</p> + +<p>Ook voor een Duitsch Gezangboek zorgde Luther,<span class="pagenum"><a id="p_115">[115]</a></span> opdat de menschen zelf +ook mee zouden kunnen zingen in de kerk, inplaats van altijd maar stil +te moeten luisteren naar het Latijnsche koorgezang, waar ze toch niets +van verstonden. Hij had zelf de liederen gedicht en bij vele ook de +muziek gemaakt; en ze gingen er bij het volk zóó in, dat ze spoedig +allerwegen gezongen werden, en soms nog meer bijdroegen tot +verbreiding van het Evangelie dan de prediking.</p> + +<p>Luther hield wonder véél van muziek en zang. „Naast de +godgeleerdheid,” zei hij, „geef ik aan de muziek de eerste plaats en +de hoogste eer, omdat ze haar oorsprong heeft in den Hemel, waar de +lieve Engelen zelf muzikanten zijn.”—„Een schoolmeester moet kunnen +zingen,” zei hij op een anderen keer, „anders is hij mij het aankijken +niet waard.” Eens, toen men eenige schoone stukken voor hem zong, riep +hij verrukt: „Indien onze Heere God reeds zulke bewonderenswaardige +gaven geschonken heeft op deze aarde, die toch niet is dan een donkere +hoek, wat zal het dan niet zijn in den Hemel, waar alles volmaakt is!”</p> + +<p>Door Luther kreeg ook het volk smaak voor muziek. En de Bijbel gaf het +woorden in voor de liederen. Er kwamen dichters en componisten, van +wier werken ook wij nog genieten.</p> + +<p>Ook zorgde Luther dat er goede scholen kwamen, waar ook Hebreeuwsch en +Grieksch geleerd werd, noodig voor een grondig onderzoek van den +Bijbel<ins class="corr" id="corr7" title="Niet in Bron.">.</ins> Daartoe richtte hij een geschrift „Aan de Raadsheeren van +alle steden van Duitschland, dat zij Christelijke scholen moeten +oprichten en onderhouden.”</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_116">[116]</a></span></p> + +<p>„Waarde Heeren,” zegt hij daarin onder meer, „men geeft jaarlijks +zooveel geld uit voor wegen, dijken en geweren; waarom zou men er niet +een weinig van besparen om aan de arme jeugd een paar schoolmeesters +te geven? Het wezenlijk welzijn van een stad bestaat niet in groote +schatten, sterke muren, schoone huizen, blinkende wapenen; maar in het +bezit van veel knappe, eerzame en beschaafde burgers. Houdt u dan met +de kinderen bezig.... Helpe toch, wie helpen kan.”</p> + +<p>Had Luther den <i>oproep</i> gedaan, het was Melanchton, „de leeraar van +geheel Duitschland,” die meer bepaald de <i>zorg</i> voor de scholen op +zich nam; er boeken over en voor schreef, voor betere leesboeken +zorgde en zooal meer, en die daarom „de stichter van het nieuwe +schoolwezen” genoemd wordt.</p> + +<p>Luther deed intusschen zijn best om bij de scholen boekerijen +aangelegd te krijgen van allerlei nuttige werken van schrijvers en +dichters uit alle tijden, den Bijbel natuurlijk in de eerste plaats; +om het volk, dat tot dusver maar dom was gehouden, tot meerdere +ontwikkeling te brengen en hun zin te wekken voor het goede en +schoone. „Want,” zei hij, „zulke schriften dienen om de werken en +wonderen Gods te doen kennen.”</p> + +<p>Dit werk van Luther behoort almede tot de gewichtigste, die de +Hervorming voortgebracht heeft.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_xxiii">[xxiii]</a><br /><a id="p_xxiv">[xxiv]</a></span></p> + +<div class="figcenter" style="width: 450px;"> +<a href="images/ill_p116b.png"><img src="images/ill_p116bth.png" width="450" height="322" alt="LUTHER EN ZIJN VROUW." title="" /></a> +<span class="caption">LUTHER EN ZIJN VROUW.</span> +</div> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_117">[117]</a></span></p> + +<h2><a id="XVII"></a>XVII.</h2> + +<h3>Het klooster geen klooster meer.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Dat Luther van kinderen hield, bleek wel uit zijn brief aan de +Raadsheeren, en meer nog uit den omgang met zijn eigen troepje, in den +huiselijken kring; als hij met hen speelde en zong, hun vertelde en +leerde; en uit de aardige brieven, die hij hun schreef als hij van +huis was.</p> + +<p>Want Luther was geen eenzame monnik meer. In October 1524 legde hij +voorgoed zijn monniksgewaad af. En in Juli van het volgende jaar +trouwde hij met Catharina von Bora, een gewezen non, van adellijke +geboorte, die haar klooster ontvlucht was, toen ze met de leer van het +Evangelie bekend was geworden.</p> + +<p>De tegenstanders spraken schande van Luthers daad; zelfs enkele +vrienden deden bedenkelijk; want geestelijken mòchten niet trouwen, +leerde de Roomsche Kerk. Maar ook hierin wilde Luther „hervormer” +zijn. „Ik wil niet alleen van Gods Woord getuigen door mijn woorden,” +zei hij, „maar ook door mijn daden. Het huwelijk is een instelling van +God; maar het verbod er van is een instelling van Rome. En van Rome +wil ik in mijn leven niets overhouden.”</p> + +<p>Luthers vriend Bugenhagen zegende zijn huwelijk in; en zijn ouders +kwamen mee bruiloft vieren. Het<span class="pagenum"><a id="p_118">[118]</a></span> gezicht van vader Luther stond nu +heel wat vroolijker dan toen hij, achttien jaar geleden, in het +klooster te Erfurt, bij de priesterwijding van zijn Maarten, aan den +feestmaaltijd zat.</p> + +<p>Nu eerst kreeg Luther een gezellig tehuis; want hij had een lieve, +vrome, zorgzame vrouw in zijn Käthe, zooals hijzelf zeide. „De +morgenster van Wittenberg” noemde hij haar grappend, omdat ze 's +morgens voor dag en dauw opstond. Reeds een jaar tevoren had de +keurvorst hem het klooster, dat door al de monniken verlaten was, en +waarin Luther op 't laatst nog maar alleen was overgebleven, ter +bewoning gegeven. En zoo werd thans het somber verblijf van een hoop +luierende, babbelende, ook wel eens krakeelende monniken herschapen in +de woning van een gelukkig, bedrijvig, christelijk huisgezin.</p> + +<p>Inplaats van langzame, zware monnikenstappen deden zich nu in die oude +kloostergangen allerlei prettige geluidjes hooren van trippelende +kindervoetjes en heldere kinderstemmen. Want drie jongens en drie +meisjes schonk de Heer hun. „Wat ben ik toch een rijk man! Wat een +grooten schat heeft God mij toch gegeven!” juichte de gelukkige vader.</p> + +<p>Hun eersteling was een Hans; de anderen heetten Paul en Maarten; en de +meisjes Magdalena, Elisabeth en Margaretha. Elisabeth is heel jong +gestorven, nog vóór het jaar. En „Leneke”, vaders oogappeltje, een +bijzonder lief, vroom kind, ging op haar dertiende jaar van hen heen.</p> + +<p>O, wat waren de arme ouders toen bedroefd. „Lieve God,” klaagde +Luther, toen hij zag dat het sterven <span class="pagenum"><a id="p_xxv">[xxv]</a><br /><a id="p_xxvi">[xxvi]</a><br /><a id="p_119">[119]</a></span>werd, „ik heb haar zeer lief; +maar als het Uw wil is, haar van ons te nemen, dan verheugt het mij te +weten dat ze bij U zal zijn.”—Tot de zieke zelf zei hij: +„Magdaleentje, mijn dochtertje, je blijft graag bij je vader; maar je +wilt toch ook wel graag naar je Vader in den Hemel gaan?”</p> + +<div class="figcenter" style="width: 369px;"> +<a href="images/ill_p118b.jpg"><img src="images/ill_p118bth.jpg" width="369" height="450" alt="LUTHER BIJ HET LIJK VAN ZIJN DOCHTERTJE." title="" /></a> +<span class="caption">LUTHER BIJ HET LIJK VAN ZIJN DOCHTERTJE.</span> +</div> + +<p>„Ja, lieve Vader; zooals God het wil,” kwam zacht het antwoord.</p> + +<p>Toen ze gestorven was, zei Luther: „'t Is wonderlijk, te weten dat ze +in vrede en tot haar bestwil heengegaan is, en toch zoo bedroefd te +zijn.”—„Lieve Käthe, laat ons toch bedenken wáár ze is en hoe goed ze +'t nu heeft,” troostte hij zichzelf en de schreiende moeder. Tot zijn +vrienden zei hij: „Ik heb een heilige naar den Hemel gezonden.”—Het +lieve kind had haar ouders nooit het minste verdriet gedaan.</p> + +<p>Behalve zijn eigen kinderen had Luther gewoonlijk nog meer jong volkje +in huis, kostjongens, die te Wittenberg studeerden; <a id="cross2"></a>waaronder ook een +zoon van zijn vroegere weldoenster, mevrouw Cotta, uit Eisenach. 't +Was er maar zelden zonder bezoekers; want geen gastvrijer huis in heel +Wittenberg dan Luthers gezellige pastorie. Wie kwam was welkom. De +vrienden hadden te allen tijd vrijen toegang. En bezoekers van +buitenaf—en er kwamen niet weinigen om den grooten man te +zien—werden, 't zij rijk of arm, bijna altijd aan zijn tafel +genoodigd; wat de huismoeder wel eens in het nauw bracht, als ze op +geen onverwachte gasten gerekend had. En wat de gastheer dan zooal +sprak, was het luisteren en onthouden óverwaard. Een paar +huisvrienden<span class="pagenum"><a id="p_120">[120]</a></span> vonden het dan ook jammer, dat zooveel leerzame, +geestige, pittige gezegden, uitingen van zijn vroom, opgeruimd, +liefhebbend gemoed, niet door nòg meerderen gehoord konden worden, en +hebben ze daarom zooveel mogelijk opgeteekend en na zijn dood +uitgegeven. Dit was wel een goede gedachte. Zoo zijn „Luthers +Tafelgesprekken” ook voor het nageslacht bewaard gebleven, en kunnen +ook wij, na vierhonderd jaren, er nog van meegenieten.</p> + +<p>„<span xml:lang="de">Frau Käthe</span>” had den naam van nogal zuinig te zijn; maar dat moest ze +wel. De vrienden noemden het al lachend een geluk voor het gezin, dat +zij het roer in handen had; want haar man zou alles maar weggegeven +hebben aan wie in den nood tot hem kwamen, tot zijn kleeren en +meubelen toe. 't Gelukte haar echter niet altijd om daar een stokje +voor te steken. Ondanks haar vermanenden blik gaf hij eens aan een +student, die naar huis moest en geen reisgeld had, zoo maar zijn +zilveren beker weg, dien hij eens van een vorst had gekregen. „Ik hoef +niet uit zilver te drinken,” verontschuldigde hij zich.</p> + +<p>Aan muziek ontbrak het ook niet in de gezellige woonkamer met het +groote raam, dat op den kloostertuin uitzag. Als we er bij waren +geweest, wanneer Vader zijn luit nam en met zijn mooie barytonstem een +van zijn liederen inzette, en ouden en jongen zoo van harte meezongen, +zouden we er zelf ook niet lang stil bij gebleven zijn. Geen wonder +dat men zich gaarne vinden liet bij de vriendelijke, blijmoedige +bewoners van het oude klooster, dat geen klooster meer was.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_xxvii">[xxvii]</a></span></p> + +<div class="figcenter" style="width: 300px;"> +<a href="images/ill_p120a.png"><img src="images/ill_p120ath.png" width="300" height="450" alt="LUTHER IN DEN HUISELIJKEN KRING." title="" /></a> +<span class="caption">LUTHER IN DEN HUISELIJKEN KRING.</span> +</div> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_xxviii">[xxviii]</a><br /><a id="p_121">[121]</a></span></p> + +<h2><a id="XVIII"></a>XVIII.</h2> + +<h3>De Hervorming gevestigd.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Ook buiten de muren van Luthers vreedzame pastorie was het een +tijdlang rustig geweest. Eigenbelang had Karel V zoowel als de paus, +die met elkander in oorlog waren, genoodzaakt, aangaande de Hervorming +maar wat door de vingers te zien; en daarom was in 1526 door den +Rijksdag te Spiers besloten, dat de vorsten met de uitvoering van het +edict van Worms—de vogelvrijverklaring van Luther en zijn +aanhangers—naar goeddunken mochten handelen.</p> + +<p>Maar nauwelijks was tusschen keizer en paus de vrede hersteld, of het +was voor de Hervorming met de rust weer gedaan. In 1529 werd te Spiers +een nieuwe Rijksdag belegd, die de verleende vrijheid weer introk. In +de Roomschgezinde staten zou alle ketterij weer ten strengste worden +gestraft, en in de Hervormingsgezinde, waar de nieuwe leer reeds te +veel voortgang had gemaakt om haar te kunnen uitroeien, mochten geen +verdere nieuwigheden ingevoerd en geen oude gebruiken meer afgeschaft +worden. Zoodoende zou de Hervorming dus tot staan worden<span class="pagenum"><a id="p_122">[122]</a></span> gebracht, en +daar konden de Evangelische vorsten natuurlijk geen genoegen mee +nemen. Ze teekenden verzet aan tegen dit besluit; en dit verzet of +<i>protest</i> boden ze den Rijksdag aan.</p> + +<p>Door dit <i>protest</i> kregen ze, vooral van hun tegenstanders, den naam +van <i>Protestanten</i>; een naam, die toen op alle Hervormden is +overgegaan, en dien wij nu ook nog dragen.</p> + +<p>Zoo hadden zich twee partijen gevormd, die vijandig tegenover elkander +stonden. Om aan de verdeeldheid een einde te maken, schreef de keizer +in 1530 weer een Rijksdag uit, die te Augsburg zou gehouden worden. +Daar, zoo maakte hij in een vriendelijken brief aan de vorsten bekend, +konden beide partijen in liefde en vrede zich dan doen hooren en met +elkander spreken, ten einde tot eenheid te komen in de leer. Maar zijn +eigenlijk doel was, gelijk al spoedig bleek, om de Hervorming er onder +te krijgen, zoo niet goedschiks, dan kwaadschiks.</p> + +<p>Keurvorst Johann van Saksen ging er met Melanchton en nog eenigen van +zijn godgeleerden heen. Luther, die nog onder den rijksban lag, kon +hij natuurlijk niet onder de oogen van den keizer brengen; maar hij +wilde hem toch, als zijn besten raadsman, zoo dicht mogelijk bij zich +hebben. Daarom had hij hem op zijn doorreis in Coburg achtergelaten, +een stad, 't dichtst bij de Saksische grens, waar hij hem het kasteel +Ehrenburg tot verblijf had gegeven. Luther heeft daar een half jaar +gewoond, zoolang de Rijksdag geduurd heeft. En al dien tijd is hij +daar zijn vrienden te<span class="pagenum"><a id="p_123">[123]</a></span> Augsburg tot steun geweest, met zijn +raadgevingen, zijn bemoedigende brieven, en vooral met zijn gebed.</p> + +<p>Hier heeft hij ook zijn wereldberoemd geloofslied gedicht, Gezang 264, +waarvan wij het eerste vers al zoo dikwijls gezongen hebben:</p> + +<div class="poem"> +<div class="stanza"> +<span class="i0">Een vaste burg is onze God!<br /></span> +<span class="i1">Een toevlucht voor de Zijnen!<br /></span> +<span class="i0">Al drukt het leed, al dreigt het lot,<br /></span> +<span class="i1">Hij doet Zijn hulp verschijnen!<br /></span> +<span class="i2">De vijand rukt vast aan<br /></span> +<span class="i2">Met opgestoken vaan;<br /></span> +<span class="i2">Hij draagt zijn rusting nog<br /></span> +<span class="i2">Van gruwel en bedrog,<br /></span> +<span class="i1">Maar zal als kaf verdwijnen!<br /></span> +</div> +<div class="stanza"> +<span class="i0">Geen aardsche macht begeeren wij;<br /></span> +<span class="i1">Die gaat alras verloren!<br /></span> +<span class="i0">Ons staat de sterke Held terzij,<br /></span> +<span class="i1">Dien God ons heeft verkoren!<br /></span> +<span class="i2">Vraagt gij Zijn naam? Zoo weet<br /></span> +<span class="i2">Dat Hij de Christus heet,<br /></span> +<span class="i2">Gods Eengeboren Zoon,<br /></span> +<span class="i2">Verwinnaar op den troon!<br /></span> +<span class="i1">De zege is ons beschoren!<br /></span> +</div> +<div class="stanza"> +<span class="i0">En grimde ook de open hel ons aan,<br /></span> +<span class="i1">Met al haar duizendtallen,<br /></span> +<span class="i0">Toch zal geen vrees ons nederslaan,<br /></span> +<span class="i1">Toch doen wij 't krijgslied schallen!<br /></span> +<span class="i2">Hoe ook de satan woedt,<br /></span> +<span class="i2">Wij staan hem, voet voor voet!<br /></span> +<span class="i2">Wij tarten zijn geweld!<br /></span> +<span class="i2">Zijn vonnis is geveld!<br /></span> +<span class="i1">Één woord reeds doet hem vallen!<br /></span> +</div> +<div class="stanza"> +<span class="pagenum"><a id="p_124">[124]</a></span><span class="i0">Gods Woord houdt stand in eeuwigheid<br /></span> +<span class="i1">En zal geen duimbreed wijken!<br /></span> +<span class="i0">Beef, satan! Hij, die ons geleidt,<br /></span> +<span class="i1">Zal u de vlag doen strijken!<br /></span> +<span class="i2">Delf vrouw en kind'ren 't graf,<br /></span> +<span class="i2">Neem goed en bloed ons af,<br /></span> +<span class="i2">Het brengt u geen gewin;<br /></span> +<span class="i2">Wij gaan ten Hemel in<br /></span> +<span class="i1">En erven Koninkrijken!<br /></span> +</div +></div> + +<p>Dit lied, waar Luther zelf de wijs bij maakte, werd gedurende den +Rijksdag in Augsburg en in heel Saksen gezongen.</p> + +<p>Aan Melanchton had de keurvorst opgedragen een geloofsbelijdenis, +<i>confessie</i>, op te stellen, dit is een verklaring van wat de +Evangelischen geloofden; en toen dit stuk door allen goedgekeurd was, +werd het door de vorsten en predikers onderteekend. Ook de jonge vorst +van Anhalt, dezelfde die als twaalfjarige knaap het Leipziger +twistgesprek met zooveel belangstelling had bijgewoond, greep vol +geestdrift de pen. „Ik heb in mijn leven reeds menige lans gebroken, +maar nu sta ik gereed om voor de edelste zaak, voor de eer van mijn +Zaligmaker Jezus Christus den kamp te wagen,” sprak hij met vuur. „Als +ik er op het oogenblik mijn leven voor moest geven, zou ik het gaarne +doen.” Toen zijn naam er stond en hij de pen neerlegde, zei hij, zich +stralend naar de leeraars keerend: „Ik zou liever mijn vaderlijk +erfgoed als balling verlaten en met het nederigste werk mijn brood +verdienen, dan een leer aannemen, die niet overeenkomt met deze +geloofsbelijdenis.”</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_125">[125]</a></span></p> + +<p>Den 25<sup>sten</sup> Juni werd de confessie met veel plechtigheid aan den +keizer en heel den Rijksdag in de Duitsche taal voorgelezen en een +Latijnsch afschrift er van aan den keizer overhandigd met de woorden: +„Allergenadigste Keizer! ziedaar een geloofsbelijdenis, die met Gods +hulp tegen de poorten der hel bestand is.”</p> + +<p>De voorlezing had diepen indruk gemaakt. Velen moesten bekennen dat +deze belijdenis heel anders klonk, dan wat men van de ketters +vertelde. „'t Is volkomen waar, wat daar voorgelezen is; we kunnen het +niet loochenen,” verklaarde de bisschop van Augsburg. De hertog van +Beieren vroeg aan Eck, den man van het Leipziger twistgesprek: „Wel, +doctor, kunt ge de confessie op goede gronden weerleggen?”</p> + +<p>„Niet als ik het alleen uit den Bijbel moet doen, maar wel uit de +kerkvaders,” was het antwoord.</p> + +<p>„Dat beteekent dus,” zei de hertog niet heel vriendelijk, „dat de +Protestanten <i>in</i> de Schrift staan en wij er <i>naast</i>.”</p> + +<p>Velen van de nog Roomschgezinde vorsten werden dan ook door de +<i>belijdenis</i> voor het Evangelie gewonnen. Luther had wel goed gezien, +toen hij zeide: „De confessie zal tot alle volken doordringen haar +stem in alle landen vernomen worden;” want zij werd in alle +Europeesche talen overgezet, en door haar kreeg de Hervorming, ook +buiten Duitschland, tal van nieuwe vrienden.</p> + +<p>'t Gelukte den keizer niet, hoe lang en veel er werd gepraat, om de +afvalligen in der minne, zooals hij gehoopt had, met de Roomsche +kerkleer te verzoenen<span class="pagenum"><a id="p_126">[126]</a></span> en beide partijen weer tot één te brengen. 't +Hielp niet, dat hij, naar den wensch van zijn raadgevers, door Eck en +eenige anderen een weerlegging van hun belijdenis liet opstellen en +hen dwong zich daaraan te houden. De Protestanten bleven standvastig +weigeren iets aan te nemen, wat niet overeenkwam met den Bijbel en hun +geweten. Daarom was Karels laatste besluit: dan de ketterij maar +uitroeien met geweld. „Wij zullen elkander met het zwaard in de vuist +onder de oogen zien; en dan zal het blijken, wie de sterkste is!” riep +hij in een vlaag van woede. Men had den keizer nog zelden zóó boos +gezien.</p> + +<p>Zoo ging de Rijksdag uiteen. De vijanden verlieten Augsburg in het +onbehaaglijk gevoel, een zware nederlaag te hebben geleden. Maar de +vrienden juichten over de hulp, door God hun verleend. 't Was zooals +Luther het in zijn eenzaamheid had uitgezongen, hun stond <i>de</i> sterke +Held ter zij; daarom was hùn de zege beschoren.</p> + +<p>De Rijksdag van Augsburg, die ten doel had, de Hervorming uit te +roeien, was juist het middel geweest om haar voorgoed te vestigen. 't +Was nu voor allen duidelijk geworden: dit werk kòn niet verbroken +worden.</p> + +<p>Toch wilde Karel V het beproeven. „Ik ben besloten met alle macht +tegen de Lutheranen te handelen en deze zaak geheel naar uw wensch ten +einde te brengen,” schreef hij aan paus Clemens. In al zijn staten +werden reeds de legers er voor bijeengebracht.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 446px;"> +<a href="images/ill_p126b.jpg"><img src="images/ill_p126bth.jpg" width="446" height="450" alt="DE ANDREASKERK TE EISLEBEN." title="" /></a> +<span class="caption">DE ANDREASKERK TE EISLEBEN.</span> +<ins class="corr" id="corr8" title="Bron: DE ANDREASKERK TE EISLEBEN."></ins> +</div> + +<p>Nu begon het er echt dreigend uit te zien voor de +<span class="pagenum"><a id="p_xxix">[xxix]</a><br /><a id="p_xxx">[xxx]</a><br /><a id="p_xxxi">[xxxi]</a><br /><a id="p_xxxii">[xxxii]</a><br /><a id="p_127">[127]</a></span>Hervorming. +Maar—„al drukt het leed, al dreigt het lot, God doet Zijn hulp +verschijnen!” zong Luther. En thans verscheen die hulp in den +Turkschen sultan Soliman, die met een groote krijgsmacht Hongarije +kwam binnenvallen. Inplaats van met de Duitsche vorsten te gaan +vèchten, moest Karel nu juist hun hulp inroepen tegen zijn Turkschen +vijand. En die hulp wilden ze hem alleen verleenen, als hij eerst de +edicten van Worms en Augsburg introk. Er schoot Karel dus niets anders +over dan het te doen. En zoo werd in 1532 te Neurenberg een +voorloopige godsdienstvrede gesloten, waarbij aan de Protestanten +vrijheid van godsdienst en geweten werd toegestaan.</p> + +<p>Het waren rustige jaren, die nu voor de Hervorming volgden. Keizer +Karel had het vooreerst te druk met zijn vele oorlogen om zich met de +„ketterij” bezig te houden; en dus konden de hervormers ongehinderd +voortgaan met hun heerlijk werk.</p> + +<p>'t Was altijd Luthers innige wensch en bede geweest, dat er gedurende +zijn leven om het Evangelie geen oorlog mocht komen; en zijn gebed is +verhoord. Toen zijn groote taak op aarde was afgedaan, nam de Heer hem +in vrede tot zich, in zijn drie en zestigste jaar.</p> + +<p>Den 28<sup>sten</sup> Januari was Luther op verzoek van de graven van Mansfeld +te Eisleben gekomen om er een familietwist over hun erfgoederen bij te +leggen. Toen hij met zijn zonen bij ruw weer op reis ging, was hij al +lijdend en zwak, en door een onderweg gevatte koude werd het er in +Eisleben niet beter op. Toch preekte hij er nog viermaal in de +Andreaskerk. Zijn<span class="pagenum"><a id="p_128">[128]</a></span> laatste preek, vier dagen vóór zijn dood, was over +Matth. 11: 25–30 en eindigde met de woorden: „Er zou nog veel meer van +te zeggen zijn. Maar ik ben te zwak. We zullen het dus hierbij laten. +Onze lieve God schenke ons de genade, dat wij Zijn dierbaar Woord met +dankbaarheid aannemen, en in het geloof in Zijn lieven Zoon, onzen +Heere Jezus Christus, wassen en toenemen en ten einde toe volharden. +Amen.”</p> + +<p>Toen hij er na drie weken de zaken in orde gebracht had, wilde hij +zonder uitstel naar Wittenberg terug, want hij gevoelde, dat hij wel +spoedig zou sterven. Dienzelfden dag sprak hij aan tafel met groote +opgewektheid over het heerlijke van een eeuwig weerzien van vader, +moeder en zoovele vrienden na den dood.</p> + +<p>Na den avondmaaltijd ging hij weer naar boven, naar zijn kamers. Daar +kreeg hij hevige benauwdheden. „Ach,” zei hij, toen hij zich te bed +had gelegd, „ik denk dat ik hier in Eisleben, waar ik geboren en +gedoopt ben, wel blijven zal.” Hij sliep een paar uren, maar stond +toen weer op en was erg onrustig. Dit bleef zoo het verdere van den +avond. Telkens hoorde men hem bidden. Eindelijk legde hij zich weer +neer. 't Was intusschen al nacht geworden.</p> + +<p>Zwijgend stonden de saamgeroepenen met den dokter en zijn drie zonen +om zijn rustbed. Af en toe hoorde men hem spreken, woorden van geloof +en hoop. Ook zijn lievelingstekst, Joh. 3: 16; „Alzoo lief heeft God de +wereld gehad”. Toen het einde naderde, vouwde hij nog eenmaal de +handen en<span class="pagenum"><a id="p_129">[129]</a></span> hoorde men: „Aan U, o Heere Jezus Christus beveel ik mijn +ziel! Ik verlaat deze wereld, maar ik weet, dat ik eeuwig bij U zal +leven. O Heere! waarachtige God! in Uw handen beveel ik mijn geest; +want Gij hebt mij verlost.”</p> + +<p>Even daarna vroeg zijn vriend Justus Jonas hem: „Eerwaarde Vader, zult +ge op Christus en de leer, die gij gepredikt hebt, nu ook standvastig +sterven?”</p> + +<p>„Ja!” klonk het met een blijde, heldere stem door de kamer.</p> + +<p>Dit was Luthers laatste woord. Kort daarop ging de ziel van den +grooten hervormer naar het Vaderhuis, 18 Februari 1546, 's morgens te +4 uur.</p> + +<p>Luther had een vorstelijke uitvaart. 19 Febr., te 3 uur werd zijn +stoffelijk overschot, onder klokgelui en gezang, naar de Andreaskerk +gedragen, gevolgd door vorsten, graven en gravinnen, en een +ontzaglijke menigte volks. Daar, vóór het altaar, werd het neergezet +en door Justus Jonas een gedachtenisrede gehouden. Den volgenden +middag stond er opnieuw een onafzienbare menigte op de straat +saamgepakt of zag aan ramen en van daken toe, terwijl de stoet gevormd +werd, die den doode, op verlangen van den keurvorst, naar Wittenberg +zou overbrengen. Tusschen twaalf en één uur zette de lijkstoet, door +twee jonge graven van Mansfeld en meer dan vijftig ruiters begeleid, +onder het luiden van al de klokken zich in beweging.</p> + +<p>Het geheele land was met rouw vervuld en beweende den geliefden doode +als een vader. Door heel Saksen<span class="pagenum"><a id="p_130">[130]</a></span> werden in alle steden en dorpen, waar +de stoet doortrok, de klokken geluid. Te Wittenberg werd hij bij de +Elsterpoort door de geheele bevolking opgewacht. Vóór de pastorie +sloot zijn bedroefde vrouw met haar elfjarig dochtertje en eenige +vriendinnen in een kleinen wagen zich er bij aan. En zoo ging het, +langs de universiteit, de Slotkerk binnen, door dezelfde deur, waar +hij acht en twintig jaren geleden, toen onbewust nog, het groote +hervormingswerk begonnen was. Daar rust Maarten Luther naast zijn +keurvorst, dicht bij den preekstoel, waar hij zoo menigmaal de Blijde +Boodschap heeft doen hooren.</p> + +<p>Zelfs de haat moest hem laten rusten. Toen er namelijk in het volgende +jaar werkelijk een godsdienstoorlog uitbrak en keizer Karel als +overwinnaar in Wittenberg kwam, zag hij daar in de Slotkerk het graf +van Luther. De wreede hertog van Alva stond bij hem en gaf hem den +raad, het gebeente van dien ketter te laten opgraven en verbranden. +Maar de keizer antwoordde: „Laat hem rusten. Hij heeft zijn rechter +reeds gevonden. Ik strijd tegen levenden, niet tegen dooden.”</p> + +<p>Zoo sprak de zegevierende keizer. Maar de oorlogskans keerde. Na +enkele jaren werd de overwinnaar door keurvorst Maurits van Saksen +zelf overwonnen en op de vlucht gejaagd, en moest hij alles +teruggeven, wat hij in 1547 gewonnen had. Niet lang daarna, in 1555, +kwam er een vrede tot stand, de <i>Augsburgsche Godsdienstvrede</i> +genaamd, waarbij de Hervorming als wettig werd erkend en den +Evangelischen <span class="pagenum"><a id="p_xxxiii">[xxxiii]</a><br /><a id="p_xxxiv">[xxxiv]</a><br /><a id="p_131">[131]</a></span> +volle vrijheid in de uitoefening van hun godsdienst +werd gewaarborgd.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 450px;"> +<a href="images/ill_p130a.jpg"><img src="images/ill_p130ath.jpg" width="450" height="290" alt="KEIZER KAREL V OP ZIJN VLUCHT." title="" /></a> +<span class="caption">KEIZER KAREL V OP ZIJN VLUCHT<ins class="corr" id="corr9" title="Niet in Bron.">.</ins></span> +</div> + +<p>Met dank- en vreugdefeesten werd deze vrede door hen gevierd; en als +een overwinningslied klonk door de Duitsche landen de dankbare +jubeltoon: De rechterhand des Heeren is verhoogd! De rechterhand des +Heeren doet krachtige daden!</p> + +<hr class="hr20" /> + +<p>Te Worms is bij gelegenheid van het drie en een halve Eeuwfeest der +Hervorming een prachtig gedenkteeken opgericht. De middengroep ervan +zien we op het omslag van dit boekje afgebeeld.</p> + +<p>In het midden, als hoofdpersoon, rijst boven alle uit de kloeke figuur +van Maarten Luther, den blik naar boven gericht en de rechterhand op +den Bijbel, dien hij met de linker omvat houdt, als wilde hij het der +wereld nòg toeroepen: „Dat Woord wil en kan ik niet laten varen!”</p> + +<p>Aan zijn voeten zitten de voorloopers der Hervorming: Petrus Waldus en +John Wicklef, die we er niet, Johannes Hus en Savonarola, een +Italiaansche monnik, die we er wèl op kunnen zien.</p> + +<p>Op het voetstuk leest men op den voorkant Luthers heldenwoord op den +Rijksdag te Worms: „Hier sta ik. Ik kan niet anders. God helpe mij. +Amen!”</p> + +<p>Om die hoofdgroep heen staan op de vier hoeken keurvorst Frederik de +Wijze, landgraaf Philips van Hessen, en de beide geleerden Johann +Reuchlin en Philippus Melanchton, die door hun groote taalkennis,<span class="pagenum"><a id="p_132">[132]</a></span> de +eerste van het Hebreeuwsch, de laatste van het Grieksch, Luther van +zooveel nut zijn geweest bij het vertalen van den Bijbel.</p> + +<p>Daartusschen zitten drie stedemaagden, beelden van Spiers, de stad van +het <i>Protest</i>, waarnaar wij nog Protestanten heeten; Augsburg, de stad +van de <i>Geloofsbelijdenis</i> en van den <i>Godsdienstvrede</i>, en het arme +Maagdenburg, dat veel geleden heeft om het geloof en in den +dertigjarigen oorlog geplunderd, verbrand en gruwelijk uitgemoord is.</p> + +<p>Dat gedenkteeken van Worms is het grootste Hervormingsmonument van de +wereld.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_133">[133]</a></span></p> + +<h2><a id="XIX"></a>XIX.</h2> + +<h3>De eerste martelaren der Hervorming.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">Is Duitschland de plek, waar het gezegend werk der Kerkhervorming tot +stand is gebracht, aan de Nederlanden was de eer beschoren, de eerste +martelaren daarvoor te geven. We mogen ons boekje niet eindigen zonder +ook van deze dappere geloofsgetuigen eenigen te hebben herdacht.</p> + +<p>Hendrik Voes en Johannes van Essen heetten ze, twee Augustijner +monniken uit Antwerpen, van dezelfde orde dus als Luther. 1 Juli 1523 +werden ze op de markt te Brussel levend verbrand.</p> + +<p>Ze waren vol moed. „We sterven als Christenen!” riepen ze het volk toe +op weg naar den brandstapel. En terwijl de vlammen om hen heensloegen +zongen zij het <i xml:lang="la">Te Deum laudamus!</i> (Wij loven U, o God!) ons Gezang 2.</p> + +<p>Toen een van hen bemerkte dat het touw, waarmee hij aan den paal was +gebonden, losgebrand was, knielde hij neder in de vlammen en bad: +„Heere Jezus, Zone Davids, ontferm U onzer!” Zoo zingend en biddend +gingen ze de eeuwigheid in.</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_134">[134]</a></span></p> + +<p>Deze twee mannen waren de eersten in heel Europa, die hun geloof met +hun dood bezegelden; en ze werden door duizenden gevolgd. Ons +vaderland heeft heel wat van zulke martelaars zien vallen; +vijftigduizend alleen onder de regeering van Karel V en nog wel +twintigduizend in latere jaren. Men kan wel zeggen, dat de grond hier +doorweekt is van hun bloed. Dat is nu aan den eenen kant wel een +treurige gedachte, maar aan den anderen kant geeft het weer stof tot +blijde dankbaarheid. Want het is een teeken, dat men ook bij ons tot +de kennis van de zuivere leer was gekomen, en dat het geloof der +belijders niet slechts bestond in woorden, maar in kracht.</p> + +<p>Luther dacht er ook zoo over. Toen hij hoorde wat er in Brussel +gebeurd was, schreef hij een troostbrief „Aan de Christenen in +Holland, Brabant en Vlaanderen”, waarin hij onder meer zeide: „U is +boven de geheele wereld het voorrecht gegeven, niet alleen om het +Evangelie te hooren en Christus te leeren kennen, maar de eersten te +zijn die voor Christus lijden en sterven mogen.... O, hoe verachtelijk +zijn die twee ter dood gebracht; maar hoe heerlijk zullen zij met +Christus in eeuwige vreugde wederkomen!.... Bij ons te lande zijn we +nog niet waardig geweest, zulk een dierbaar en kostelijk offer voor +Christus te worden, ofschoon velen van ons niet zonder vervolging +geweest zijn en nog zijn. Daarom, mijn beminden, weest getroost en +blijmoedig in den Heer, en laat ons danken voor de groote teekenen en +wonderen, die Hij begonnen is onder ons te doen.... Uw banden zijn +mijn banden;<span class="pagenum"><a id="p_135">[135]</a></span> uw blijdschap is mijn blijdschap; zoodat ik tegelijk met +u lijd en met u blijde ben.”</p> + +<p>Ziehier hoe Luther met zijn Nederlandsche vrienden meevoelde. Hij +heeft ook een mooi lied gedicht „Op de twee martelaren.”</p> + +<div class="poem"> +<div class="stanza"> +<span class="i0">„Een nieuw gezang, wij heffen 't aan,<br /></span> +<span class="i1">Het klimt tot God, den Heere!”....<br /></span> +</div> +</div> + +<p class="noi">luiden de eerste regels.</p> + +<p>Afschrikken deden die brandstapels de ware belijders dan ook niet. +Erasmus zeide: „Waar Rome zijn brandstapels opricht, is het of het +ketters zaait.”</p> + +<p>En zoo was het ook. De geschriften van Luther en de andere hervormers +werden hier te lande steeds meer gelezen. De Bijbel werd in het +Hollandsch vertaald en àl meer onder het volk bekend en naarstig +onderzocht. Sommige Nederlanders gingen naar Wittenberg om Luther +persoonlijk te leeren kennen. En als ze dan door den omgang met dien +held Gods in hun geloof versterkt waren, kwamen ze terug om, met +gevaar en dikwijls ten koste van hun leven, ook predikers te worden +van het Evangelie naar de H. Schrift.</p> + +<p>Zoo ging het ook met Hendrik van Zutphen, en met een jong priester, +Johannes Pistorius, van Woerden, ook Jan de Bakker genoemd, omdat hij +later bakker was geworden.</p> + +<p>Deze jonge man, hij was pas zes en twintig jaar, was ook eenige +maanden in Wittenberg bij Luther geweest. In Woerden teruggekeerd +predikte hij er in de huizen. Maar door den priester daar van +„Lutheranije<span class="pagenum"><a id="p_136">[136]</a></span>” beschuldigd, werd hij heimelijk opgelicht, naar 's +Gravenhage gebracht en daar op de Gevangenpoort, zwaar geboeid, in een +donker hol opgesloten. Eerst werd hij daar eenige dagen geheel alleen +gelaten, en toen kreeg hij allerlei bezoekers, die hun best moesten +doen om hem van zijn geloof af te brengen. Maar alle pogingen waren +vergeefsch. Zelfs zijn vader moest hem er toe zien te bewegen. Maar +het geloof en den moed van zijn zoon ziende, kreeg de vader zelf ook +moed om voor zijn geloof uit te komen.</p> + +<p>„Ik ben bereid, naar het voorbeeld van Abraham, mijn lieven zoon, die +nooit iets tegen mij misdaan heeft, aan God te offeren,” betuigde hij; +wat den zoon natuurlijk nog meer versterkte in zijn geloof.</p> + +<p>Vier maanden lang heeft Jan de Bakker in zijn kerkerhol doorgebracht. +Toen, 15 September 1525, werd de brandstapel voor hem gereed gemaakt, +in het gezicht van de andere gevangenen, om hen, zoo hoopten de +rechters, daardoor af te schrikken. Met mannenmoed stapte hij er heen. +„Houdt goeden moed,” riep hij zijn medegevangenen toe, „als dappere +krijgsknechten van Jezus Christus! Laat mijn voorbeeld u opwekken en +verdedigt de waarheid van het Evangelie tegen allen die haar +miskennen!”</p> + +<p>De gevangenen hoorden het, en opgewekt door de geloofstaal van hun +moedigen medestrijder, klapten ze in de handen en zongen ze hem door +de tralies hun eenparig antwoord toe in het oude Kerklied: „O, zalig +feest der martelaren!”</p> + +<p>Toen hij op de houtmijt stond en aan den paal<span class="pagenum"><a id="p_137">[137]</a></span> werd vastgemaakt, riep +hij: „Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning? De dood +is verslonden door de overwinning van Christus!” Daarop hoorden de +toeschouwers hem bidden: „Heere Jezus, vergeef het hun, want ze weten +niet, wat ze doen!—Jezus Christus, Zoon van God, gedenk mijner! +Ontferm U mijner!” Toen de vlammen zijn lichaam verteerden, was zijn +ziel al in den Hemel.</p> + +<p>Maar het waren niet alleen mannen, die voor hun geloof durfden +sterven, ook vrouwen beklommen onverschrokken het moordschavot.</p> + +<p>Een van deze was Wendelmoet Klaesdochter, een weduwe uit Monnikendam. +Toen een van haar familieleden haar in de gevangenis kwam bezoeken, en +al zijn geredeneer om haar tot andere gedachten te brengen niet hielp, +riep hij uit: „Ge schijnt niet bang te zijn voor den dood; maar dat +komt omdat ge hem nog niet geproefd hebt.” Als het er op aan komt, +zult ge er wel anders over denken, wilde hij zeggen.</p> + +<p>Maar het antwoord was: „Ik zal den dood in ééuwigheid niet proeven, +want Christus heeft hem voor mij geproefd. Hij heeft het zelf gezegd: +Zoo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien +in eeuwigheid.”</p> + +<p>„Mijn lieve Wendelmoet,” raadde een andermaal fluisterend een +aanzienlijke dame, „waarom zwijgt ge maar niet liever, als ge er +langer door leven kunt? Ge kunt immers voor uzelve denken en gelooven +wat ge wilt, al spreekt ge het niet uit.”</p> + +<p>„Zuster,” was het antwoord, „ge weet niet wat ge<span class="pagenum"><a id="p_138">[138]</a></span> zegt. Met het hart +gelooft men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter +zaligheid.”</p> + +<p>Toen de rechters haar met den vuurdood dreigden om haar tot afval te +bewegen, zei ze: „Is u die macht van boven gegeven, ik ben bereid om +te lijden.”</p> + +<p>En dit heeft de moedige vrouw kort daarop, toen de vlammen rond haar +opstegen, standvastig getoond.</p> + +<p>Tot besluit nog iets over Guido de Brès, geboren te Bergen in +Henegouwen, een volbloed ketterhater, tot hij ongezocht een Bijbel in +handen kreeg, dien las en—zelf een „ketter” werd. Eerst glasschilder +werd hij toen Evangelieprediker. Maar ook te Bergen brak de vervolging +uit en De Brès moest vluchten. Dan was hij hier, dan daar; en overal +maakte hij de menschen bekend met den schat, dien hijzelf in den +Bijbel had gevonden.</p> + +<p>Zoo kwam hij ook in de landen van die beide andere groote hervormers, +Ulrich Zwingli in Zwitserland en Johannes Calvijn in Frankrijk, +tijdgenooten van Luther, wier geschriften ook in ons land met graagte +gelezen werden. De Brès leerde daar die mannen en hun werken kennen, +en met nieuwe wetenschap toegerust kwam hij zich te Valenciennes +vestigen, waar hij met grooten zegen werkzaam was. Maar 31 Mei 1567 +viel hij in handen van zijn vervolgers en werd hij veroordeeld tot den +strop. Zoo werd ook hij een martelaar voor het Evangelie.</p> + +<p>Doch ook na zijn dood bleef Guido de Brès tot zegen voor onze +vaderlandsche Kerk. Hij had namelijk<span class="pagenum"><a id="p_139">[139]</a></span> een geschrift opgesteld, waarin +hij aantoonde, dat het geloof der Hervormden in de Nederlanden op den +Bijbel gegrond was en overeenkwam met de leer der hervormers. In 1562 +werd het gedrukt. Ook den koning van Spanje, Philips II, die zijn +vader Karel V in 1555 als Heer der Nederlanden opgevolgd was, werd een +exemplaar ervan toegezonden, met een mooien brief er bij, opdat de +koning weten mocht, welke de leer was, die hij zoo doodelijk haatte. +Maar te oordeelen naar de voortgezette vervolgingen van haar +belijders, heeft het weinig invloed op den koning gehad.</p> + +<p>De <i>Nederlandsche Geloofsbelijdenis</i> werd dit geschrift genoemd. En +als zoodanig is het door onze Ned. Herv. Kerk aangenomen.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_140">[140]</a></span></p> + +<h2><a id="XX"></a>XX.</h2> + +<h3>1517—31 October—1917.</h3> + +<hr class="chbegin" /> + +<p class="cap">In dit <i>kleine</i> boekje is ons iets te zien gegeven van een ontzaglijk +<i>groot</i> en veelbeteekenend werk. Want dat is de Kerkhervorming. En hoe +meer we dit beseffen, hoe heerlijker wij het zullen vinden, dat we +haar <i>Vierde Eeuwfeest</i> mogen meevieren en hoe dankbaarder wij het ook +zullen doen.</p> + +<p>Vier eeuwen! Een lange tijd! Maar de Hervorming was ook een werk voor +<i>alle</i> volgende eeuwen; want het was een werk van God. En al zijn de +mannen, door wie de Heer het tot stand wilde brengen, reeds lang +heengegaan, de <i>Hemelsche</i> Werkmeester blééf en zal blijven tot in +eeuwigheid. <i>Hij</i> blijft Zijn Kerk in stand houden en Zijn +hervormingswerk voortzetten; niet alleen in de groote wereld +daarbuiten, maar ook in het kleine wereldje daarbinnen, dat +menschenhart heet; en dàt is toch ten slotte voor ieder in het +bijzonder het gewichtigste. Want wat zou het ons baten of er al een +hervorming van de <i>Kerk</i> was en een gezuiverde <i>leer</i>, als ons <i>hart</i> +niet hervormd en gereinigd was?</p> + +<p><span class="pagenum"><a id="p_141">[141]</a></span></p> + +<p>De hervorming van het hart, ook van het <i>jonge</i> hart, is geen minder +groot werk dan de hervorming van de Kerk. Alleen de Heer kan het doen, +door Zijn Woord en Zijn Geest. Zijn Woord gaf Hij ons reeds. Laten wij +het ons leven lang in hooge eere houden en dankbaar en trouw +gebruiken. En Zijn Geest wil Hij ons schenken op ons gebed.</p> + +<div class="poem"> +<div class="stanza"> +<span class="i0">„Hervorm vooral, volmaak<br /></span> +<span class="i0">mijn hart naar Uwen smaak!”<br /></span> +</div> +</div> + +<p class="noi">laat dàt op ons feest, bij onze danktonen, onze bede zijn. En wie deze +hervorming voor zichzelf ernstig begeert, zal haar ook zeker gaarne +aan heel de wereld gunnen en van harte instemmen met Gezang 245:</p> + +<div class="poem"> +<div class="stanza"> +<span class="i0">O, machtige Evangeliewoorden!<br /></span> +<span class="i1">Spoedt heerlijk voort en overwint!<br /></span> +<span class="i0">Och, dat u alle volkren hoorden,<br /></span> +<span class="i1">Zoo ver men immer volkren vindt!<br /></span> +<span class="i0">Bekroon Uw werk, o groote Koning!<br /></span> +<span class="i1">Uw zachte schepter heersche alom!<br /></span> +<span class="i0">Zoo worde eens aller hart Uw woning,<br /></span> +<span class="i1">En heel deze aarde Uw heiligdom!<br /></span> +</div> +</div> + +<hr class="chend" /> + +<div class="TNbox"> +<a id="correctie"></a> + +<h1>Overzicht aangebrachte correcties</h1> +<p>De volgende correcties zijn aangebracht in de tekst:</p> +<table summary="correcties in tekst"> + <thead> + <tr><th>Plaats</th><th>Bron</th><th>Correctie</th></tr> + </thead> + <tbody> + <tr> + <td class="td2"><a href="#corr1">Blz. 9</a></td> + <td class="td4">.,</td> + <td class="td4">.</td> + </tr> + <tr> + <td class="td2"><a href="#corr2">Blz. 14</a></td> + <td class="td4">Hieronymus</td> + <td class="td4">Hiëronymus</td> + </tr> + <tr> + <td class="td2"><a href="#corr3">Blz. 92</a></td> + <td class="td4">Mörha</td> + <td class="td4">Möhra</td> + </tr> + <tr> + <td class="td2"><a href="#corr4">Blz. 93</a></td> + <td class="td4">Mörha</td> + <td class="td4">Möhra</td> + </tr> + <tr> + <td class="td2"><a href="#corr5">Blz. 101</a></td> + <td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td> + <td class="td4">.</td> + </tr> + <tr> + <td class="td2"><a href="#corr6">Blz. 114</a></td> + <td class="td4">helfdhaftig</td> + <td class="td4">heldhaftig</td> + </tr> + <tr> + <td class="td2"><a href="#corr7">Blz. 115</a></td> + <td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td> + <td class="td4">.</td> + </tr> + <tr> + <td class="td2"><a href="#corr8">Blz. xxxi & xxxii</a></td> + <td class="td4"><br />DE ANDREASKERK TE EISLEBEN.</td> + <td class="td4">[<i>Verwijderd; pagina's identiek aan blz. xxix & xxx.</i>]</td> + </tr> + <tr> + <td class="td2"><a href="#corr9">Blz. xxxiii</a></td> + <td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td> + <td class="td4">.</td> + </tr> + </tbody> +</table> +</div> + + + + + + + + +<pre> + + + + + +End of Project Gutenberg's 'Een vaste burg is onze God', by Betsy de Heer + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK 'EEN VASTE BURG IS ONZE GOD' *** + +***** This file should be named 34260-h.htm or 34260-h.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/3/4/2/6/34260/ + +Produced by an anonymous Project Gutenberg volunteer. + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. + + +</pre> + +</body> +</html> diff --git a/34260-h/images/cover-l.jpg b/34260-h/images/cover-l.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..59c75fa --- /dev/null +++ b/34260-h/images/cover-l.jpg diff --git a/34260-h/images/cover.jpg b/34260-h/images/cover.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..1882567 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/cover.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p002a.jpg b/34260-h/images/ill_p002a.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..4d6b01a --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p002a.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p002ath.jpg b/34260-h/images/ill_p002ath.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f3fad23 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p002ath.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p018a.jpg b/34260-h/images/ill_p018a.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..2214b4b --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p018a.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p018ath.jpg b/34260-h/images/ill_p018ath.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f787ff8 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p018ath.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p024b.png b/34260-h/images/ill_p024b.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..b91f10f --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p024b.png diff --git a/34260-h/images/ill_p024bth.png b/34260-h/images/ill_p024bth.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..e6f4763 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p024bth.png diff --git a/34260-h/images/ill_p036b.jpg b/34260-h/images/ill_p036b.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..ed5b923 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p036b.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p036bth.jpg b/34260-h/images/ill_p036bth.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..9735e82 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p036bth.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p054b.jpg b/34260-h/images/ill_p054b.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..654796e --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p054b.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p054bth.jpg b/34260-h/images/ill_p054bth.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..62c345e --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p054bth.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p074b.jpg b/34260-h/images/ill_p074b.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f1a7e13 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p074b.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p074bth.jpg b/34260-h/images/ill_p074bth.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..6fa0e36 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p074bth.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p078b.jpg b/34260-h/images/ill_p078b.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..ffdf64e --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p078b.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p078bth.jpg b/34260-h/images/ill_p078bth.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..9534b4e --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p078bth.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p086b.jpg b/34260-h/images/ill_p086b.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..e3bcbc9 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p086b.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p086bth.jpg b/34260-h/images/ill_p086bth.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..3e0009e --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p086bth.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p098b.jpg b/34260-h/images/ill_p098b.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..557811e --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p098b.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p098bth.jpg b/34260-h/images/ill_p098bth.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..7dd8dce --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p098bth.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p106b.jpg b/34260-h/images/ill_p106b.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..88660cf --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p106b.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p106bth.jpg b/34260-h/images/ill_p106bth.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..7a78ba1 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p106bth.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p116b.png b/34260-h/images/ill_p116b.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..ce3be9e --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p116b.png diff --git a/34260-h/images/ill_p116bth.png b/34260-h/images/ill_p116bth.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..c50f8b9 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p116bth.png diff --git a/34260-h/images/ill_p118b.jpg b/34260-h/images/ill_p118b.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..8b10e31 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p118b.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p118bth.jpg b/34260-h/images/ill_p118bth.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..9daaa7d --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p118bth.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p120a.png b/34260-h/images/ill_p120a.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..ccc5318 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p120a.png diff --git a/34260-h/images/ill_p120ath.png b/34260-h/images/ill_p120ath.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..a805276 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p120ath.png diff --git a/34260-h/images/ill_p126b.jpg b/34260-h/images/ill_p126b.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..378d4b6 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p126b.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p126bth.jpg b/34260-h/images/ill_p126bth.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..8b6249a --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p126bth.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p130a.jpg b/34260-h/images/ill_p130a.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..e4c5390 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p130a.jpg diff --git a/34260-h/images/ill_p130ath.jpg b/34260-h/images/ill_p130ath.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..9844c07 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/ill_p130ath.jpg diff --git a/34260-h/images/tp.png b/34260-h/images/tp.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..4696200 --- /dev/null +++ b/34260-h/images/tp.png diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..792862d --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #34260 (https://www.gutenberg.org/ebooks/34260) |
