summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
-rw-r--r--.gitattributes3
-rw-r--r--35887-8.txt4044
-rw-r--r--35887-8.zipbin0 -> 80995 bytes
-rw-r--r--35887-h.zipbin0 -> 93044 bytes
-rw-r--r--35887-h/35887-h.htm4850
-rw-r--r--35887-h/images/book.pngbin0 -> 218 bytes
-rw-r--r--35887-h/images/card.pngbin0 -> 249 bytes
-rw-r--r--35887-h/images/external.pngbin0 -> 172 bytes
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
10 files changed, 8910 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..6833f05
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,3 @@
+* text=auto
+*.txt text
+*.md text
diff --git a/35887-8.txt b/35887-8.txt
new file mode 100644
index 0000000..91aff04
--- /dev/null
+++ b/35887-8.txt
@@ -0,0 +1,4044 @@
+The Project Gutenberg EBook of Een Zwerver Verliefd, by Arthur van Schendel
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Een Zwerver Verliefd
+
+Author: Arthur van Schendel
+
+Release Date: April 16, 2011 [EBook #35887]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN ZWERVER VERLIEFD ***
+
+
+
+
+Produced by The Online Distributed Proofreading Team at
+https://www.pgdp.net/
+
+
+
+
+
+
+
+
+ EEN ZWERVER VERLIEFD
+
+ door
+
+ ARTHUR VAN SCHENDEL
+
+
+ 1917
+
+
+
+
+
+
+1
+
+
+Toen Tamalone een knaap was van dertien jaren, bleek en bescheiden,
+was hij het meest geliefde kind van zijn vader, die hem altoos bij
+zich verlangde, hem 's morgens medenam naar het hof van den baljuw
+en hem zijn boek liet dragen. En thuis na het avondeten las hij
+hem voor, dicht bij hem gezeten. De jongen luisterde dan met oogen
+neêrgeslagen naar de geschiedenissen van de heiligen, van de koningen
+en de oorlogen en zat nog langen tijd daarna zwijgend voor zich te
+staren. Maar zelden sprak hij een woord.
+
+Eens zag een priester hem en was getroffen door de zonderling teedere
+bekoring dier donkere oogen; en nadat hij vele malen in de woning
+van Anfroy, den vader, was komen spreken nam hij den knaap mede naar
+zijn kapel, achter het gasthuis bij de rivier. Daar, in de sacristij,
+waar hij door de hooge ruitjes de kalme zonnige wolken aan de lucht
+zag gaan, zat voortaan Tamal des morgens naast andere jongens op
+banken, luisterend naar den priester, die in 't midden met schoone
+klanken stond te zingen; hun aller hooge stemmen herhaalden dan een
+korte wijs,--bij het ijl geluid zijner eigen stem voelde hij zijn hart
+verwonderlijk poperen, zijn wangen waren heet en hij wendde zijn oogen
+van den priester niet af. Den langen weg naar huis, en des morgens
+weder naar de kapel toegaande dacht hij gedurig hoe heerlijk het was in
+de ruimte van een kerk te zingen; hij keek niet meer naar het koopvolk
+en de huizen die hij voorbij liep, hij zag inwendig zooveel nieuwe
+dingen en hoorde steeds den klank van de stem der priesters--het
+waren zijn eerste droomen waar zijn gelaat van bloosde en dit was
+zijn eerste liefde, het koraalgezang dat vader Mahy hem leerde.
+
+In de kapel hielden de geestelijken veel van hem; zijn vader was
+heimelijk verblijd wanneer hij des avonds den jongen met een boek op
+de knieën stillekens bij het licht zag lezen, en dacht glimlachend
+aan later tijd. De moeder echter vroeg als hij naar bed was wel eens
+ontevreden en met een duister verdriet, waarom hij toch van de zusjes
+verschilde, zoo zelden en zwakjes lachte en nimmer sprak van wat hij
+gezien had of gelezen. Doch Anfroy sloeg op haar woorden geen acht.
+
+En toen--het was in den donkeren wintertijd dat het begon--bemerkten
+zijn ouders, dat hij lusteloos werd, iederen dag laat thuis kwam en
+'s morgens zich haastte om uit te gaan. En op een dag kwam vader
+Mahy hen vragen waarom Tamal in zoo langen tijd niet gekomen was om
+te zingen en te leeren. Anfroy sprak dien avond bedaard en ernstig
+met zijn zoon, die enkel antwoordde, dat hij 't heerlijk vond den
+ganschen dag door de straten te loopen, denkende aan wat in de boeken
+stond,--maar hij zweeg van de zonderling ontspruitende genietingen
+waarmede hij in zijn verbeelding vreemder en schooner ongekendheden
+beleefde dan hij ooit had gelezen, gezichten van verre landen en oude
+tijden, van ridders en heiligen en van eigen daden, saâmgeweven tot
+een spel van kleurig verlichte tafereelen, die hem voort deden loopen
+met moede voeten door straat na straat uren lang, tot hij eindelijk
+stil stond en met heete oogen begeerde, dat er één lief beeld van
+zijn gedachten wezenlijk waar.
+
+Hij zweeg van zijn innerlijken lust en beloofde weêr braaf naar het
+koor te gaan. Maar hij hield zijn belofte niet, hoewel zijn vader
+hem sloeg en vaak bestrafte.
+
+Later bleef hij ook 's avonds uit, een buurman zei dat hij in taveernen
+kwam met andere jongelieden. Anfroy bedwong zijn drift en sprak weder
+met hem; hij zou nu in de leer gaan bij een zilversmid. En Tamal,
+beschaamd over zijn luiheid, ging trouw naar den winkel waar hij
+aandachtig werkte. Weldra voelde hij het tintelen van de onrust weder,
+die hem verlangend deed uitzien naar den Zondag om ver te kunnen
+loopen en aan de vreemde oorden te denken; maar hij bleef bestendig
+en zat ijverig gebogen op de werkplaats, waar slechts den ganschen
+dag het fluiten van den ouden meester klonk. Aan het koor, waar hij in
+sprakelooze verwachting placht heen te gaan, dacht hij niet meer. Hij
+bleef nog even zwijgzaam, zijn stem klonk ontevreden. Menigmaal wanneer
+hij vermoeid was kwam er een neêrslachtig voorgevoel in zijn ziel,
+dat al zijn verlangen vergeefsch zou zijn, zich nimmer zou uiten,
+maar verzwinden om niet, en hij peinsde ernstig somtijds wat het wel
+was, dat hij 't liefst zou willen ter wereld, maar wist het niet. En
+dan gaf hij zich met wellust over aan 't gemijmer, dat een vreemde,
+onwezenlijke innigheid had, zooals zij wel kennen, die soms, laat
+ontwaakt, zich om den ochtend en de wakkere wereld niet bekommeren,
+maar liggen blijven en zich in stilte verwonderen hoe zooveel liefheid
+daarstraks in hun hart kon dwalen--zij spreken niet als zij opstaan
+en voelen in weemoedigen eenvoud, dat er schooner dingen zijn dan
+hun oogen zien.
+
+Hij was toen zestien. Een meisje, dat hij ontmoette, lachte hem zoo
+liefjes toe, dat hij verwonderd in nieuwe vervoeringen raakte en haar
+gaarne behaagde; doch weinige dagen slechts, want het meisje ging met
+een ander spaceeren terwijl hij haar overal zocht, en haar later wel
+beziende vond hij haar niet zoo mooi als hij eerst had gezien.
+
+Hij vergat haar aldra, maar uit die eerste verrukking broeide een
+rustelooze drang na, die hem gemelijk maakte en van de werkplaats
+afkeerig. Vaak voelde hij zich nu vermoeid van de verbeeldingen, die de
+een na de ander verkleurden en een stemming nalieten van armzaligheid.
+
+Eens toen hij in donker door de stille buurten doolde, hield een
+oude vrouw hem staande, jammerend en hem smeekend haar te beschermen
+voor de schouts, die haar vervolgden. Tamalone, door haar armoedige
+gestalte en haar klachten ontsteld, vroeg niet wat zij gedaan had,
+maar nam haar op en liep hard met haar heen, in de verte zag hij de
+lantarens van de wacht al schommelen. Met plots gevoelde kracht rende
+hij door duisternis voort, de vrouw klemde zich vast aan zijn hals;
+hij liep harder en harder want achter zich hoorde hij den klank van
+wapenen en het hijgen van mannen in vlugge vaart. Eensklaps werd
+een haak om zijn beenen geslagen, hij viel tegen een muur, de vrouw,
+die hij in zijn armen hield, gilde hoog uit. Doch onstuimig sprong
+hij op en pakte een der schouten aan--toen voelde hij sterkere handen
+die hem losrukten, hij worstelde nog, maar verloor zijn kracht; de
+kreten der dievegge drongen schel door de duisternis. Dan namen de
+mannen hun lantarens op en droegen hem weg, langs de huizen stonden
+de menschen met kaarsjes ontsteld aan hun deuren.
+
+Des morgens, terwijl hij naar het gerecht werd gevoerd, was hij
+verbaasd hoe eigenlijk alles gebeurd was; een arme vrouw had hem
+gevraagd haar te helpen en hij had met de schouts gevochten, hij wist
+niet waarom. En toen hij voor de rechters stond en antwoorden moest,
+was hij bedeesd en sprakeloos; dan echter hoorde hij achter zich
+het zuchten en kermen van de vrouw, die naar de galg werd gevoerd en
+hij zeide dat hij haar had willen helpen. De rechters zagen elkander
+aan; zij veroordeelden hem, hij werd gegeeseld en daarna in het blok
+geslagen voor de gevangenis, waar vele menschen stonden, lachende
+mannen en vrouwen, luidruchtig en met drukke gebaren. Daar lag hij
+met pijnen onder de blauwe lucht, de toeschouwers met hun hatelijk
+vroolijke blikken keken voortdurend. Hij beefde van woede, zijn
+pijnen verergerden en werden ondragelijk, maar hij bleef met de tanden
+vastgeklemd en de vuisten verhard de lieden lang en strak aanstaren,
+die nieuwsgierig drentelden langs de rijen van boosdoeners. Eensklaps
+rilde hij van koude, een onnoemelijke onverschilligheid kalmeerde
+zijn hart en gelijk hoog aan den hemel, langzaam en onbereikbaar,
+een vogel gestadig verder vliegt tot hij in 't licht verdwijnt, zoo
+voelde hij duidelijk, dat hij een lief vertrouwen verloor, hij sloot
+zijn oogen en zijn spieren ontspanden zich.
+
+Des avonds werd hij vrij gelaten. Hij liep langzaam naar huis, maar
+op weg voelde hij zich ziek van vermoeidheid; hij ging een herberg
+binnen en zat ellendig op een bankje, met een beker voor zich,
+terwijl in het half-duister vertrek mannen kwamen en gingen, die met
+grove stemmen praatten en lachten en geen acht op hem sloegen. In
+zijn hoofd klopte het koortsig, hij voelde iets in zich schrijnen,
+maar hij bleef roerloos zitten, langen tijd, strak voor zich kijkend,
+onverschillig en zonder gedachten. Eindelijk riep de waard hem toe,
+dat hij heen moest gaan; zonder antwoord dronk hij zijn beker leeg en
+liep naar buiten, er was iets onnatuurlijks in hem. Het was een loome
+nacht, waarin de geluiden van late menschen--een eenzaam vriendenpaar
+gearmd, dat vertrouwelijk liep te praten, of in de verte het schelle
+lachen van een lustige deerne--klankvol luidden als in een donker
+treurspel van ouden tijd. Tamal bemerkte dat de krankheid van zijn
+lichaam verminderd was en terwijl hij langzaam schreed door de straten
+van gesloten huizen, ontwaakte de een na de ander zijn gedachten, hem
+mild verblijdend, de lauwe zomerlucht streelde zijne wangen. Eerst
+dacht hij aan zijn vader, die vroeger zoo goed was geweest en van
+wien hij zooveel had gehouden; hij begreep niet waarom zij nu niet
+meer van elkander hielden en waarom zijn vader naar niets anders
+ooit vroeg dan of hij geregeld naar den winkel ging, naar het werk
+dat hij haatte en slechts deed omdat hij niet lui wilde zijn. Dan
+herinnerde hij zich wat hem den vorigen avond en dien dag overkomen
+was, hij glimlachte in lichte verbittering en voelde zich ouder;
+maar in zijn innig gemoed, onaangedaan door de herinnering, waarde al
+weder een ijl gedroom van wat hij doen zou als hij ridder was en in
+verre landen reisde--de beelden ontloken in zijn gemijmer als lampjes
+achter de ruiten wanneer de dag vervliedt, en bewogen, schimmen van
+een liefelijke wereld; hij had zijn geeseling vergeten en zijn woede
+toen hij naar den blauwen hemel boven hem zag. En bij den dageraad,
+bij het zwatelend gerucht van menschen, die vroeg ontwaakt naar hun
+arbeid gingen en blijde rondzagen naar de kalmte van den zomermorgen,
+liep hij nog voort met gebogen hoofd.
+
+Zijn moeder schrok toen zij hem binnen zag komen, zij nam hem schreiend
+in haar armen. Haar vragen echter beantwoordde hij niet; uitgeput van
+vermoeienis leide hij zich op zijn bed en sloot zijn oogen. Een diepe
+ademhaling klonk weldra in de kamer, waar de zon scheen en de zusjes,
+in hun spel gestoord, op een afstand naar hem keken; de moeder,
+met betraande oogen, ging rustig met haar werk weêr voort. Toen
+Anfroy thuis kwam van het hof, stond hij een pooze zwijgend bij zijn
+slapenden zoon, zette zich dan aan de tafel, zeide zijn gebed en at,
+maar hij sprak geen enkel woord, zoodat het zeer stil was en slechts
+de zware ademhaling werd gehoord van den slaper in de bedstede.
+
+Terwijl zij arm in arm naar de werkplaats gingen des anderen daags,
+vroeg Anfroy zijn zoon waarom hij voor de gevangenis te schande had
+gelegen. Tamal was aangedaan door de zachte stem en vertelde alles op
+verdrietigen toon. Maar zijn vader keek hem wantrouwend aan en schudde
+zijn hoofd; toen werd hij plotseling rood en rukte zijn arm los, in
+benauwde boosheid schreed hij voort, hij sprak niet meer. Zij waren
+bij de werkplaats gekomen; Anfroy stond stil en beval zijn zoon vroeg
+thuis te komen toen deze op eens zich omkeerde en met een kreet hard
+wegliep--een bedreiging werd hem nageschreeuwd, de grijze zilversmid
+kwam naar buiten, vroeg wat er was en schudde zijn hoofd.
+
+Sedert zagen zij hem thuis op ongeregelde uren; eerst klopte hij laat
+elken avond aan de deur, klom zwijgend in zijn bed terwijl zijn vader
+hem schold en hij nog lang daarna het zuchten van zijn moeder hoorde;
+maar later bleef hij vaak gansche nachten weg en kwam dan onverwacht
+wanneer zijn moeder alleen was om eten vragen. Het werd zeer droevig in
+het huis van Anfroy; de kleine meisjes spraken met fluisterende stem
+als hun ouders tegenover elkaêr aan de tafel zaten en aan den jongen
+dachten, die in duister en ongetij dwaalde, zij wisten niet waar.
+
+Tamalone kende de gansche stad en de landen buiten de wallen. Bij
+voorkeur liep hij waar weinig menschen waren, daar voelde hij zich
+tevreden en teeder van hart. Des avonds zat hij in een taveerne met
+andere jongelieden, die zongen, stoeiden en van de meisjes spraken
+welke zij kenden, en daar kreeg hij een vriend, een vroolijk jonkman,
+die met liederen en vioolspel het brood verdiende en hem dikwijls
+lachen deed. Zij waren allen arm en zorgeloos; om voor zijn vrienden
+en zich zelf een maal te betalen nam Tamalone soms heimelijk uit het
+koffertje waar zijn vader al jaren lang de zilverstukken spaarde.
+
+Eens was hij thuis gekomen om voor de barre koude te schuilen. Zijn
+moeder zat bij het lampje en Anfroy in de schouw met starre oogen waar
+de hooge vlammen hun licht in spiegelden. De wind die zoo straks door
+den schoorsteen gierde, was van lieverleê bedaard. Het hout knetterde
+in het vuur, niemand sprak in de kamer; het was een zonderlinge
+stilte en Tamal, van den een naar de ander kijkende, kreeg plots een
+ingeving, dat zijn ouders, onverschillig en ongenegen, vreemdelingen
+waren voor hem en eeuwig zouden blijven. Zijn oogen werden vochtig
+en hij wenschte, dat toch zijn vader iets zeggen zou om de stilte
+te breken; hij stond op, liep lusteloos heen en weder en keerde bij
+'t vuur terug, zijn borst was van verlangen vol, hij wilde spreken,
+maar wist niet hoe. Buiten hoorde hij de stemmen van geburen, die
+elkander iets toeriepen over het koude weder, een deur sloeg toe en
+alle gerucht van de straat verstierf, terwijl in de kamer zwaar de tijd
+verging en de stilte ontzaglijk werd, suizend en ruim, als vervuld van
+een machtige aanwezigheid, onbegrijpelijk en niet te weêrstaan. Met
+oogen wijd open van onnoozelen angst zag hij rondom zich naar de oude
+meubelen, de bedsteê waar zijn zusjes sliepen, en de schouw--zijn
+vader zat in de warmte te dutten, de vlammen verlichtten zijn gelaat,
+dat terzijde was genegen. En Tamal ervoer die zelfde onverschilligheid
+weder, die hij gevoeld had toen hij in 't blok had gelegen verleden
+zomer, het was nu een aangenaam licht gevoel. Een oogenblik later
+dacht hij aan zijn vrienden en den jool in de herberg; hij stond op,
+nam zachtjes zijn kap van een stoel en liep naar de deur. Hij keerde
+zich om--zijn moeder keek hem boos aan met het voorhoofd geplooid,
+zijn vader zat roerloos in den vlammenschijn. En geheel onbedacht,
+duidelijk en zeker, nam hij het besluit nimmer meer terug te keeren,
+doch naar andere landen te gaan... het was een plotse klaarheid in zijn
+gemoed als de glans van de zon in een rivier. Hij lichtte de klink,
+de tocht voer ijzig door de reet der deur naar binnen, zoodat op de
+tafel het lampje walmde.
+
+Haastig liep hij door de straten waar in duister de sneeuw zacht
+ritselend in dichte drift neêrdaalde, zijne schreden maakten een
+krakend geruisch. Hij dacht hoe hij morgen eten zou vinden, maar
+vergat dat weêr spoedig in zijn blijheid, dat zijn leven veranderen
+zou. En hij liep zoo lang, denkend aan de verre landen, tot hij niet
+wist waar hij was.
+
+In den ochtend, die feestelijk scheen van rijkelijk warrelende sneeuw
+over de lage huisjes, vertrouwelijk onder hun wit-bevrachte daken,
+vonden de stadswachts hem in het portiek van een kerkje; hun stemmen
+en een vroegmisklokje klonken broederlijk en welgestemd in de zachte,
+zedige straat. Zij namen hem op en droegen hem weg naar het gasthuis.
+
+Daarna zwierf Tamalone met zijn vriend in achterbuurten en
+herbergen waar dieven en liedjeszangers en lichtekooien te zamen
+kwamen. Menigmaal liepen zij beiden, arm in arm, te zoeken, waar zij
+te eten konden krijgen en menigmaal ook vluchtten zij buiten de poort
+om zich te verschuilen dagen lang voor de schouts. Maar Tamalone was
+frank en tevreden in zijn bandeloos leven en groeide spoedig tot man.
+
+Eens ontmoette vader Mahy hem, die zijn bleek gelaat aandachtig
+beschouwde, dan vriendelijk tot hem sprak en hem medenam naar zijn
+woning. Het was een welig behagen voor den jonkman aan den klaren
+disch te zitten en naar de vrome woorden van den priester te hooren,
+zijn leven van de laatste maanden scheen hem onwezenlijk toe. In
+de sacristij, waar de zelfde gele bladen muziek van vroeger lagen,
+zongen zij een lofzang samen, de een was door de stem van den ander
+tot serene wijding geroerd. Hij bleef verscheidene dagen in de woning
+van den vader, ernstig en in vroom gemijmer; op een ochtend ging hij
+mede naar het nieuwe klooster van St. Franciscus, waar de overste
+hem in beproeving ontving.
+
+Alleen in zijn cel, eenvoudig en bedaard, schreef hij daar van den
+stillen morgen tot den stillen nacht bij het licht van een kaars de
+woorden van heiligen in sierlijke letters na; wanneer het klokje
+der uren klepelde en het zijn beurt was, ging hij naar het altaar
+om te bidden, de arbeid en de koele stemmigheid van het huis hadden
+zijn verbeelding bedaard, hij bad in liefderijken ernst. Een grijze
+broeder bleef somwijlen staan om hem na te zien wanneer hij door den
+ommegang terugkeerde naar zijn cel, en dacht dat hij een vroom man
+moest worden, die zoo bezadigd was in zijn jeugd.
+
+Doch, vermoeid en geheel alleen met de boeken, zat Tamalone menigkeer
+lange poozen te staren naar zijn hoog tralievenster en dacht aan de
+verlatenheid waarin hij door een toeval was verdwaald, hij die weleer
+in kleurige verzinsels leefde van veel avontuur; en dacht aan zijn
+traagheid ook waardoor alleen hij nimmer getracht had te weten wat
+zijn toekomst zou wezen en waarheen toch zijn verlangen stond.
+
+En aldus, na veel laten, aandachtigen arbeid mijmerend in 't grauwe
+vertrekje, kreeg hij eens in verbazing het inzicht, dat zijn leven
+vruchteloos was voor God dien hij bad, wijl heel zijn lieve jeugd en de
+warmte van zijn hart in droomerijen waren verspeeld en hem niet meer
+konden drijven tot vrome daden; dat zijn leven machteloos zou zijn,
+daar hij niet zooals de broeders begeerde, die met devotie of met
+hartstochtelijke woorden spraken van wat zij doen wilden ter liefde
+van den Heer en de zondige menschen. Hij zuchtte gelaten, doch hij
+treurde niet en den anderen morgen zette hij zich weêr bedaard aan
+den lessenaar.
+
+Maanden lang zat hij alleen, schrijvende in zijn cel, hij voelde zich
+een oud man worden en had geen andere zorg dan voor het pergament en
+de sierlijkheid der letters. In de diepte van den nacht, als de taak
+was volbracht, had hij soms een onbestemd berouw, dat de tijd voorbij
+ging en geen verandering bracht. Daarbuiten in de wereld leefden de
+menschen in vroolijke drukte.
+
+Ten leste echter kwijnde zijn ijver en op zonnige morgens talmde
+hij langer in den hof, op een bank in het bloesemend lommer, met
+andere broeders, die praatten en hun werk vergaten in glimlachende
+genoegelijkheid; of drentelde geheel alleen door den boomgaard,
+zooals hij 't liefste deed, terwijl met vreemde onverwachtheid hem de
+lieve verbeeldingen uit zijn jongensjaren weêr verschenen. Wanneer de
+overste of de poortier hem vond, hem berispte of bestrafte, ondervond
+hij die zelfde schaamte en vrees als in de dagen toen zijn vader hem
+gestreng behandelde. En onder het werk, wanneer de wrok tegen het
+onrechtvaardig gezag was geweken, werd het hem al klaarder bewust,
+dat hij in heel zijn leven niet gelukkig was geweest, behalve vroeger
+als hij alleen door de straten liep en in zijn denken verwonderlijke
+dingen zag gebeuren. Hij zuchtte bij de gedachte wat er gekomen was
+van zijn innig voornemen om vroom te leven, zijn schoonste gevoelen was
+maar een vergankelijk iets geweest, en hij glimlachte over zich zelven.
+
+Omtrent den tijd, dat de aartsbisschop een bezoek zou brengen, gingen
+er heimelijke geruchten in het klooster: de broeders, die des morgens
+altijd luierden en praatten, werden achterdochtig en keken gedurig
+rondom zich. Eén van hen, Simon was zijn naam, vertelde Tamalone
+eindelijk wat er op handen was: zij werden van ketterijen verdacht,
+er was een geschrift gevonden met leerstellingen van de catharisten
+en zij hadden besloten liever te vluchten dan het oordeel van den
+aartsbisschop te wachten en de penitentiën, die volgen zouden om het
+huis te zuiveren--bijna in alle kloosters waren oproerige denkbeelden
+ontdekt, men strafte gestreng. Tamalone zelf had gevaarlijke woorden
+gesproken, zeide Simon, en zij rieden hem met hen mede te gaan. Hij
+herinnerde zich niet wat hij gezegd kon hebben en waarin hij gezondigd
+had, maar het enkele geheimzinnige woord van een vlucht in donker
+bekoorde hem zoodanig, dat zijn wangen gloeiden en hij in ontroering
+telkens dacht aan de uitgestrektheid der velden ginder buiten den muur,
+aan de tallooze menschen die hij weêrzien zou in de stad.
+
+Den zelfden avond nog klauterden zij stillekens één voor één een
+venstertje uit en liepen achter elkaar zwijgend door een weiland in
+de richting der stad, waar de lucht rossig was gelijk de weerschijn
+van een brand. Tamalone kwam achteraan in de donkere rij van pijen en
+floot een deuntje dat schriel welluidend klonk in den teederen avond,
+hij was zoo zorgeloos wat een toeval hem weêr brengen zou. Toen zij
+binnen de stadspoort waren gekomen, gaven zij elkander de hand, een
+iegelijk ging zijns weegs en Tamalone voerde Simon naar een herberg
+meê, die hij wist in een achterstraat.
+
+Sedert dien tijd had hij nooit meer een woning. Hij verliet de stad
+waar hij geboren was en zijn vaderland, vroolijk en onbezorgd waar 't
+henen ging. Het toeval voerde hem naar het zuiden. Slechts de bochtige
+nauwe straatjes waar hij als knaap had gedoold, keerden somtijds in
+zijn herinnering weêr, en ook een enkel maal het gelaat van zijn vader
+met starre oogen. Wel vermeed hij de eerste maanden de menschen nog,
+want in de droomen uit zachtzinnig verlangen gerezen zweefde een vage
+hoop, dat hij wonderen zou beleven van hartstocht en geluk. Doch de
+tevredenheid, welke hij genoot op zijn reizen over verlaten wegen,
+wanneer hij enkele dagen in een dorp of konvent had vertoefd, deed
+hem begrijpen dat zijn vrijheid zijn eenig geluk zou wezen. En de
+oude verbeeldingen van schoone vrouwen en 't geluk dat zij schenken,
+van prinselijke grootheid en daden die de wereld zouden verbazen,
+werden allengs een simpel welbehagen gelijk in een schouwspel dat
+men gadeslaat, het wekt geen verwachtingen en 't genot is maar
+tijdelijk. En hij werd spraakzaam en gemoedelijk.
+
+Hij zwierf in vele streken, het liefst op het land; onder den ruimen
+hemel voort te gaan was zijn grootste vreugd. De burgers in de steden
+kenden hem als een vriendelijken eerzamen broeder, die tallooze
+verhalen wist en hen aan 't lachen kon maken, zoodat zij hem gaarne
+zagen; maar sommigen ook zeiden kwade dingen van hem, dat hij een
+bedriegelijke sluwerd was en een dief. Zelden echter bleef hij lang
+in de steden, hij trok zich van de menschen en hun zorgen luttel aan,
+en het leek hem of ook de lieden hem eerst met bevreemding aanzagen,
+wanneer hij weêr eenige dagen in hun buurt was teruggekeerd, er was er
+geen die ooit aan hem dacht.--Tamalone wist, dat zelfs broeder Simon,
+zijn vriend die in Pisa woonde, waar hij soms kwam, hem vergat wanneer
+hij vertrok. Maar hij bleef argeloos en blijgezind en voelde in zijn
+avontuurlijke vrijheid zich immer een gelukkig man. Het duister
+verlangen van weleer naar hartstochtelijke daden en ontroeringen
+kwam maar zeldzaam in zijn gemoed, de vreugde van het zonlicht en
+de wolken aan den hemel en van de beelden, die enkel beelden bleven,
+was zijn eenig bezit, hij wist dat er geen toekomst was.
+
+
+
+
+
+
+2
+
+
+Nu was er wanorde van haastige toebereidselen in het kamp, tenten,
+gereedschappen en oorlogstuig werden op wagens geladen met armen waar
+de aderen dik op stonden. Het onverwacht vooruitzicht van losbandigheid
+ginds in de stad maakte de mannen lustig rumoerig. En weldra stonden
+zij in velerlei sierige kleedij en bewapening in rangen aangetreden,
+een troepje ruiters naast hun paarden in voor- en achterhoede; en toen
+eerst, in het onbewegelijk wachten, kwelde hen weder de stralende
+zomerlucht en verlangden zij om voort te kunnen. Rogier gaf een
+wenk--met schel gejoel, als van jachthonden, ging de tocht vooruit.
+
+Aan het hoofd, statig in staal gehuld waar slechts zijn roode baard
+uitstak, reed Carolus de brigadier op een hoog, gepantserd paard,
+geflankeerd door twee oosterlingen met spitse mutsen van wit bont over
+hun helmen, en trommen voor zich op 't zadel: dan kwamen de Duitschers
+met bandelieren van verschillende kleuren, sommigen met goud en zilver
+gesierd. Een kleine afdeeling voetvolk volgde, temidden waarvan Rogier
+reed met blinkenden helm en borstplaat van voortreffelijk maaksel;
+ten laatste de oostersche ruiters, allen in roode en groene buizen
+en met korte zwaarden omhoog.
+
+En achteraan, heel alleen, liep Tamalone de minderbroeder met zijn
+handen op zijn rug en een deuntje zingend.
+
+Zij bestegen den rotsigen weg naar den muur der stad en toen zij de
+opene poort zagen zwegen zij. Een zwierige menigte wachtte in den
+zonneschijn aan de binnenzijde der opening, reikhalzend en stil.
+
+De brigadier in de schaduw der poort gekomen deed zijn hengst
+steigeren en tegelijk roerden de tamboers hevig hun trommen, zoodat
+de verschrikte mannen, vrouwen en kinderen schreeuwend en dringend
+ruimte maakten; zij hadden ontzag voor den geweldigen krijgsman
+voorop en voor de trommen, zij hadden nooit andere troepen dan
+gewapende poorters gezien. Er rees een geruisch van bewondering voor
+den regelmatigen tred der voetsoldaten en toen Rogier voorbij reed,
+werden in de menigte, schitterend in een glans van stof, de gebaren
+bezield, de uitroepen zwollen tot juichend gedruisch in de nauwe klare
+straatjes. De rustingen die glinsterden, de orde en het stilzwijgen
+vooral van de vreemden, werden druk besproken en er was blijdschap,
+dat het vechten nu gedaan was, temeer daar de verstandigen onder
+de toeschouwers, die luid spraken en met gezag, verklaarden dat de
+schade alleen de rijkere ambachts trof, immers daar de kleinere
+slechts weinig in de schatting bij konden dragen; maar ook vrij
+van eigenbelang werd er welgezindheid jegens den keizer geuit, die
+belasterd werd door priesters van geringe geboorte.
+
+Op het marktplein, waar de aanzienlijken wachtten, hielden de
+troepen stil; eensklaps rees het stemmengerucht aangroeiend tot
+verrassend gejubel, de tallooze gezichten bewogen opgewonden in den
+zonneschijn. Een bandelooze woeling van jonge mannen en vrouwen,
+door Tamalone geleid, trok zingend en met doeken wuivend rondom de
+lichtende figuur van Carolus saâm, de monnik reide die het dichtst
+bij waren in den franschen danskring rond; buigend en de beenen hoog
+heffend warrelden zij om den brigadier heen, wijl half spottend
+half gemoedelijk hem de grilligste namen werden toegeroepen, die
+het plein, blakerend tusschen de witte huizen, daveren deden van
+gelach. Onverschillig voor het geraas keek Carolus van zijn paard op
+het gepeupel neêr.
+
+Doch de gemoederen der soldaten namen de warmte dier plotseling
+bruisende feeststemming aan. Zwijgend waren zij de stad binnengekomen,
+maar door de schaterende drukte klaarden hun gezichten thans op,
+zij werden vroolijk in de uitbundigheid ten koste van den brigadier
+en bewegelijk van lust om meê te dringen in het gedrang. Nadat zij
+hun bevelen hadden gekregen, verspreidden zij zich onder het volk,
+dat hun wijn te drinken gaf; in de steile straatjes sprongen de
+Duitschers in rijen arm in arm met de ambachtslui en de joelende
+vrouwen. Tamalone,--hij was toen omtrent dertig jaren, een luimig man
+bij feesten en volle kannen--, de monnik, die de eerste vroolijkheid
+had doen opgaan, liep lachend en knikkend door de drukte, er werd
+gejuicht waar hij ging, en bekers werden geheven. En dien ganschen
+dag was de klare zomerlucht van zangerige stemmen vervuld.
+
+Toen het later werd en in het gewemel tusschen de lage schemerige
+huisjes slechts de witte en gele kleederen en de mutsen der vrouwen
+nog het lichtste waren, trad Rogier met zijn brigadier en een burger,
+door de twee tamboers gevolgd, uit het stadspaleis om naar de soldaten
+te zien. Waar hij kwam, hield het dansen en springen op, de juichkreten
+klonken zonderling fel in de duisternis.
+
+Doch rustiger was het in de straten waar de breede rijkere huizen
+stonden met hun deuren, donker en klein, hecht gesloten: hier
+gingen geen menschen en druischte het rumoer verzacht slechts uit de
+verte. Er stond daar een kathedraal, onvoltooid en zonder torens;
+de vijf mannen door een open deurtje kijkende zagen in den schijn
+der kaarsen enkele bidsters geknield. Twee zeer jonge vrouwen traden
+naar buiten en toen Rogier een van haar aanzag wijl zij passeerde,
+zweefde een luwe aandoening hem voorbij, of 't herinnering was die
+al te gauw vervluchtte. En de geluidloos wijkende figuren nakijkende,
+vroeg hij den burger wie zij waren.
+
+"Dat zijn de dochters van heer Lugina," antwoordde die met een
+lachje. "Door uw onverwachte komst kon hij niet meer naar Bologna
+gaan en daarom vluchtte hij hierheen."
+
+Zij keerden in duister zwijgend en voorzichtig terug. Nog zag Rogier
+dat jonge nieuwe gezicht en hield hij zijn oogen toe of hij zich iets
+herinneren kon.
+
+Voor het paleis bleef hij staan en zag over het plein, waar in den
+zwoelen nacht gestalten gingen en hier en daar een toorts bewoog. Nu
+klaarde het voor zijn bewustzijn, dat hij reeds in den ochtend, in het
+rijke zonlicht, bijwijlen vaag en vervlietend een nieuwe teederheid
+had gevoeld, en zijn vragende verwondering over het meisje van daareven
+was hem welkom en behagelijk.
+
+Aan den overkant, bij den glans van twee stil brandende toortsen,
+zag hij Tamalone met een edelman langzaam gaan en een huis
+binnentreden. Toen was het plein verlaten. Het gedruisch werd al
+schaarscher in de duistere straatjes, slechts nu en dan klonk in de
+verte een vermoeid referein of luid het kloppen op deuren.
+
+
+
+
+
+
+3
+
+
+In de koelte van de kathedraal, waar hij haar den eersten avond van
+zijn binnenkomst ontmoet had, zag hij de dochters van Lugina weder,
+en weder roerde de onvolwassen gestalte van het jongste meisje hem
+tot innerlijke aandacht en onderging hij de vreemd kille ontroering
+van eindelooze zoetheid, van louter genot dat komende was.
+
+En Carolus, den getrouwe, trof het weldra, dat er sedert de inneming
+der stad over zijn meester een frissche bloei was gekomen, een vreugde
+die zich uitte in sierlijke wijde gebaren en die hem hoofsch deed
+bewegen als een prins. Hij had hem in de kathedraal met vrouwen gezien,
+hij had hem het huis zien binnengaan waar Lugina vertoefde, de oude
+vijand van Rogiers geslacht--en hij besloot hem heimelijk te bewaken.
+
+Buiten de noorderpoort stonden aan den wijden weg den heuvel af
+kastanjeboomen uit zeer ouden tijd, wier takken zwaar van loof
+nederbogen tot den grond. In den avond liep Rogier daar geruchtloos en
+langzaam met een ruiker van rozen, en toen hij aanstonds dicht langs
+de duistere stammen een kleine vrouw haastig zag naderen, liep hij haar
+met gestrekte armen tegemoet, boog en gaf haar zwijgend de bloemen.
+
+Met haar kleine koele hand in de zijne daalden zij den weg af,
+zij in vluggen gang om zijn schreden bij te houden en nu en dan
+omkijkende in de donkerte van het gebladert. Aan den voet van den
+heuvel kwamen zij aan opene velden, waar 't bleeke koren stond,
+en steeds zwijgend keerden zij rechts een voetpad in met jonge
+populiertjes ter weerszijden.
+
+De grond was hier vlak en zij liepen langzaam. Haar hand vaster
+drukkend, in een neiging om dichter die donzige nabijheid aan te
+raken, fluisterde hij in korte woordjes, dat het zoo lief van haar
+was dat zij gekomen was, en dat hij voortdurend aan haar gedacht
+had. Onbewegelijk en koel voelde hij haar hand in de zijne, maar over
+zijn lichaam poperde gestadige ontroering. Het voetpad werd bochtig
+en rees weder en daalde over heuveltjes van dicht wingerdloof, naar
+een boschje waar zij schimmig de stammen der boomen bespeurden in de
+tinteling van duisternis.
+
+Mevena wendde haar hoofd weêr om, zij stonden stil en zagen aan de
+schemerwolkige lucht den top des heuvels waar de stad was. Plotseling,
+tot een zoete verbazing der wandelaars, vloot een glad geluidje door
+het loover, het streelend kwinkeleeren van een vogel vulde den nacht.
+
+Dan werd het plots weêr stil en het meisje, angstig in het duister,
+kwam dichter bij den jonkman staan. Hij zag haar groote oogen, boog
+zich en kuste haar; diep ademend omvatte hij heel haar slank lijfje
+en kuste haar die nog niet kussen kon tot haar lippen bewogen, en
+drukte haar aan zich, en fluisterde kleine lieve woordjes. En zij,
+met een borst van gloeiende stilte, haar gelaat naar zijn mond,
+wachtte de kussen, luisterend naar den zwellenden nacht die zwoel
+van teederheid was.
+
+Toen zij langs het paadje het donkerder bosch in gingen ritselden er
+wat bladeren, maar Mevena hoorde, dat er sinds zij stonden ook ander
+gerucht nog dwaalde en haar oogen zochten naar alle zijden of zij de
+witte danseressen zagen. Hij bemerkte haar onrust, vroeg wat er was,
+en beiden luisterden, hand aan hand. Heel in de verte hoorden zij een
+gedempt rollen van onweêr, een fijne koelte voer door de boomen. Hij
+kuste haar lippen weder en in weelderig zuchten vergaten zij den
+komenden nachtstorm, die bij tusschenpoozen rommelde met zwaarder
+geluid. De bladeren boven hen ruischten steeds koeler en wuivender,
+somwijlen zagen zij elkanders gelaat in snellen schijn, over de
+bergen kwam de donder geweldig nader bolderen--en steeds kusten zij
+elkander inniger en ongeduldiger, zij kusten slechts want zij konden
+niet spreken. Onverwachts brak een helle klaterslag door den nacht, de
+takken waaierden in den lauwen wind en groote waterdroppels ruischten
+door de bladeren.
+
+Nauw had hij haar hand gevat om haastig voort te loopen, toen zij een
+gerucht hoorden en dan duidelijk een val--Rogier zeide, dat het een
+getroffen boomtak moest wezen en voerde haar dicht aan zich mede,
+tastend in het natte loof tot zij buiten het geboomte waren. Hij
+wist, dat niet ver af een landmanshut stond, verlaten gedurende de
+belegering der stad, en daar het water nu dichter en sneller viel en
+de schichten des bliksemlichts met vreeselijk geraas de duisternis in
+oproer brachten, nam hij haar op en snelde er heen. Een nachtvogel
+fladderde langs hen naar buiten toen hij het deurtje openduwde. Zij
+deed haar doornatten kap en sluier af, drong zich zachtkens tegen hem,
+en hij in een rijke genieting van den rozengeur, die in het warme
+duister waarde, streelde haar, streelde de schouders en de haren en
+het vochtig kleed.
+
+En terwijl zij gansch sprakeloos en zonder gedachten de weelde
+genoten hunner jonge vervoering, ruischte in den nacht gestadig de
+koele regen en schoten de lichtschijnsels, fel onverwacht, gevolgd
+door het verwijderend schoon geluid van den hemel.
+
+Enkele dikke droppels tipten op de bladeren nog, maar de regen was
+gedaan en de lucht verbleekte, toen Mevena aan de deuropening vermoeid
+in de armen van haar minnaar steunende, weder ergens iets hoorde. Hij
+stelde haar gerust, zeggend dat er geen mensch op dit uur zou gaan,
+dat zij de feeën niet vreezen hoefde, en om haar angst te verdrijven
+riep hij met ver klinkende stem wie daar was. De eerste morgenwind
+verspreidde vaag het geluid, een vogeltje tjuikte in de takken.
+
+Zij bedachten, dat het laat was en dat zij naar de stad moesten
+keeren. Op de terugwandeling door het natte gras sprak Rogier luchtig
+en zwierig over toekomstige vreugde en zij, in dartelen tred naast
+hem gaande, antwoordde en beäamde met een hooge stem.
+
+"Hier begon het onweêr zoo straks," zeide ze toen zij in het boschje
+kwamen, waar de boomstammen nu duidelijk uit de heesters stegen.
+
+"Zullen wij den tak zoeken, die vlak bij ons neêrviel?"
+
+Zij keek met groote oogen rond, maar antwoordde niet. En hij kuste
+haar en zeide:
+
+"Lief... Maar het is laat, de lucht wordt zoo licht."
+
+"Als ik maar binnen kan komen..."
+
+Vlug gingen zij verder. Toen zij den lommerrijken weg naar de stad
+bestegen, zagen zij verbaasd bij hun nadering de poort opengaan. Walid,
+de hoofdman der Oostersche soldaten, die buiten stond, groette
+eerbiedig.
+
+Boven hen trilde teeder de bleeke dageraad; in de kilgrauwe straatjes
+liepen al gretige kippen en ganzen. De minnaars haastten zich voort,
+zij vreesden door vroeg ontwaakte lieden gezien te worden. Op het
+plein tegenover het paleis klopte Mevena aan het zijdeurtje van een
+aanzienlijk huis met twee torentjes; er werd onmiddellijk geopend
+door haar zuster, die haar angstig aanzag, en even knikkend ging zij
+voorzichtig binnen.
+
+Alleen voor het gesloten deurtje staande maakte Rogier een groot
+omvangend gebaar, zette zijn vuisten in de heupen en stapte langzaam
+dwars het wazige plein over. Carolus stond in zijn stalen harnas al
+in de galerij aan den ingang.
+
+"Goeden morgen, Carlo. Ziet gij dat groote huis met die torens en
+vier ramen?"
+
+"Dat dáár?" vroeg Carolus, en terwijl hij wees ving de groote robijn
+in den bisschopsring aan zijn voorvinger een gloeiende flonkering.
+
+"Ja, daar woont messer Lugina; zorg dat daar vooral de mannen geen
+kwaad doen."
+
+En hij ging naar binnen.
+
+Twee uren nadat de minnaars in de stad waren teruggekeerd, in den
+klaren morgen, droegen eenige landlieden ter noorderpoort het lijk
+van een jonkman in, dat zij met doorgesneden hals hadden gevonden in
+een boschje tusschen het natte struikgewas.
+
+"Ach!" zeide Tamalone, die bij het groepje bukte om te zien wat er was;
+"het is de jongste zoon van heer Gian Lugina, die uit Bologna komt."
+
+Omringd door vele meewarig pratende lieden werd de doode naar het
+marktplein gedragen, naar het huis met vier ramen.
+
+Vroeg reeds vertelden zij elkander het gebeurde en velerlei onverwachte
+geruchten deden wonderlijk door de stad een gevoel gaan, dat de dag
+vreemd was en gespannen van naderend nieuws.
+
+
+
+
+
+
+4
+
+
+Rogier, nauw ontwaakt, zat door de ruitjes in den zonnigen bloemenhof
+te staren toen de brigadier kwam zeggen dat Lugina wachtte en verlangde
+toegelaten te worden.
+
+"Maar," zeide hij, "wij kennen den man al zoo lang. Ik zal de wacht
+binnenhalen."
+
+Drie soldaten plaatste hij aan de deur en geleidde later Lugina de
+zaal in, een groot man in het paarsch gekleed, met spitsen baard en
+gefronste wenkbrauwen.
+
+Rogier groette vriendelijk. En de ander kwam voor hem staan, knikte
+even ten wedergroet; met booze, rappe woorden vertelde hij, dat zijn
+zoon met doorgesneden hals was thuisgedragen, en zwoer dat ook dit
+gewroken zou worden met al het vroeger onrecht hem aangedaan. Hij
+kon zijn toornige stem niet bedwingen en zeide wat hij gehoord had,
+dat ook Rogier dien nacht buiten was geweest.
+
+Rogier haalde de schouders op en zweeg. Eindelijk antwoordde hij,
+dat hij weldra zou bewijzen, hoe hij er onschuldig aan was, en immers
+had hij den jongeling slechts één keer gezien. Hij beloofde oprecht,
+dat hij den moordenaar zou doen vinden en vreeselijk straffen. Toen
+vroeg hij Lugina zich te bezinnen of hij zich de laatste dagen niet
+een vriend had betoond, en zeide dat hij in den lijkstoet zou gaan. De
+oude man zag hem verbaasd aan, boog en antwoordde, dat hij die eer
+niet verlangde. En hij keerde zich om heen te gaan, maar de ander
+hield hem staande en sprak:
+
+"Dan zal ik morgen vroeg bij u komen, want ik wil in vertrouwen met
+u spreken."
+
+"Morgenochtend zal ik u wachten, messer; ik hoop dat de moordenaar
+dan gestraft is."
+
+Hij verliet de zaal met de oostersche soldaten.
+
+"Wees voorzichtig," zeide Carolus, "wees voorzichtig. Die vervloekte
+kerels! Ze zouden u vermoorden. Gij kent ze niet, het verdoemde
+volk. Gij wilt toch dat meisje niet trouwen?"
+
+"Ja, morgen ga ik hem zijn dochter vragen. Ga nu heen."
+
+De brigadier, zeer verbaasd, keerde zich met zwaar schouderophalen om.
+
+En Rogier zat weêr alleen in de vensterbank met gebogen hoofd. In de
+gaarde stonden rustig de rozelaars en vergaderden de zomerzon om hun
+rood gebloemte; verder op glansden in blanke menigte de jasmijnen, hun
+stillere weligheid was als van smachtende minnaars, die hun liefde niet
+uitspreken kunnen; en achteraan stond eenzaam in de blauwe lucht een
+beukeboom met zijn uitgestrekte takken vol glimmend loof in roerloozen
+praal, de monnik Tamalone lag er onder op het gras te slapen. Rogier
+staarde in de verre schaduw, terwijl hij in herinnering het frissche
+ruischen van den regen hoorde en bij vleugjes de genietingen van den
+nacht weêr over zich glijden voelde. Onbegrijpelijk waarde rondom hem
+de weeke innigheid van het meisjeshart, dat zich had open gedaan, de
+wonderlijke geur harer kussen. Hij dacht aan Lugina met een glimlach
+en tevreden hoofdknik... hij zou zeker weêr vriendschap sluiten met
+den ouden man en haar weldra trouwen.
+
+De doodsklokken begonnen te slaan, het misklokje klepelde met zedig
+eentonigen klank, Rogier liep naar buiten in de schaduw der galerij,
+waar de soldaten stonden te kijken.
+
+Aan den overkant wachtten slechts weinige vrienden en geburen voor
+het huis van Lugina, maar in wijderen kring veel nieuwsgierig volk
+met de ruggen naar het paleis gekeerd. Er ontstond een dringen en
+reikhalzen, toen traden eerst knapen met een banier en wierookvaten,
+een priester en acht monniken met flambouwen het huis uit; dan droegen
+Lugina en zijn zoons het lijk naar de baar.
+
+De optocht werd gevormd en aan beide zijden bewoog de menigte mede
+langs de huizen, naar het paleis en voorbij. Rogier staarde met
+halfgeloken oogen in het licht; hij hoorde de klokken wel klinken
+hoog in de lucht, en de zangerige stemmen der klerken; en hij zag
+Lugina in zijn paarschen mantel te midden der flambouwen, waarvan
+de walm met den wierookgeur in de warmte boven de menschen dreef;
+en hij zag de zonderling donkere blikken op hem gericht; maar turend
+over de beweging naar het witte huis met de torens aan den overkant,
+dacht hij aldoor aan den diepen ernstigen glans van vrouwenoogen.
+
+Doffer werden in de verte de eentonige gebeden, één klok slechts
+luidde met dreunend gebeier, en nog stond hij tusschen de pratende
+krijgslieden in mijmering, toen uit de schaduw eener straat het gonzen
+van veel volk te zwellen begon.
+
+En weldra deinde het marktplein in een kleurige warreling van menschen,
+de tallooze gelaten, ernstig en nieuwsgierig, waren naar het paleis
+geheven.
+
+Er waren boden gekomen, hun paarden stonden aan de deur. De menschen
+wachtten met wijde oogen het nieuws, zij vertelden elkander reeds,
+dat een groot leger in aantocht was. De brigadier verscheen weêr in
+de galerij met den man dien zij de poort hadden zien binnenrijden,
+er werd gedrongen en gevraagd wat er was. Vooraan pakten twee mannen
+woedend elkaâr om den nek, er werd geschreeuwd, lansen en helmen
+schoten licht boven de roode, groene, blauwe kaproenen, die rezen en
+daalden in het gedrang.
+
+Aan de overzijde van het plein reed eensklaps een monnik te paard
+onder de menigte, in de eene hand hield hij een kruis, de andere wees
+naar het paleis met boos gebaar. Er voer door het gewoel een beweging
+van onzekerheid waar men luisteren zou en kijken.
+
+De doodsklok luidde in den klaren hemel, rustig en ongeroerd, terwijl
+het nieuws van den monnik in de stoffige drukte zich spreidde: een
+vreeselijke slag gewonnen en die van Bologna met een machtig leger
+onder hun overheer en den kardinaal geen twintig mijlen van de stad...
+
+Uit de straten kwamen de krijgslieden, de trommen roffelden en
+voor het paleis groeiden de rustige rijen van mannen te paard,
+terwijl uit de drommen der stedelingen het stemmengeraas aanzwol
+tot hartstochtelijk geluid. Reeds riepen zij van ketters, heidenen,
+moordenaars, en klonk er gejuich voor Lugina en den Paus. De hoofden
+wendden zich van den monnik naar het paleis weder, waar vlak voor de
+lachende ruiters twee mannen worstelden op den grond.
+
+Dan, uit de straat ter linker, blonk een gouden baander boven de
+wemeling; er stegen kreten, gezwollen fel rumoer, dat de paarden
+opschrikken deed. Een ruiter tuimelde op den grond. Nu was het
+onstuimigheid van armen dreigend boven de hoofden geheven, van
+klievende zwaarden en heet geschreeuw.
+
+En toen Rogier inderijl naar buiten kwam zag hij in den stoffigen dag
+tusschen de huizen een ontzettende menigte in bruisende beroering,
+te midden waarvan de ruiters op steigerende paarden snel de wapenen
+hieven en nedersloegen. Hij beefde van genot bij het gedaver van
+woede en strijd; hij gelastte een soldaat af te stijgen, sprong
+in het zadel en rende vooruit, over de lijven die vielen, met
+prachtige hartstochtelijke zwaaien van arm en zwaard. Nu schreeuwden
+de Duitschers en joelden de oosterlingen, een golving voer over het
+volk, dat wendde en vluchtte.
+
+Maar uit de straten kwamen ruiters, Lugina en velen meer, met kreten
+van "slaat dood! slaat de heidenen dood!" En het volk keerde weêr en
+hield weifelend stand.
+
+Voort drongen de soldaten en sloegen de weerloozen bloedend
+neêr. Midden in de drommen, in het dikke stof, reed Carolus, zijn
+geweldige arm in kalme beweging; doch eensklaps rukte hij zijn hengst
+overeind en deed hem wild haar voren springen, naar de edelen der
+stad. Een machtige houw kwam op Lugina's paard neêr, dat viel; een
+andere velde een monnik--naast hem beukte Rogier een jong ruiter uit
+het zadel, een tweeden zoon van Lugina, en de gillende Saraceenen
+hakten en sloegen in het gewemel onder hun paarden.
+
+Toen zwenkten de edelen en stortten de straat in, het volk in wilden
+angst hen achterna. Zwaar gloeide de lucht van geschreeuw.
+
+Het plein was leeg aanstonds, slechts aan de schaduwige openingen
+der straten rustten krijgslieden. Op den grond lagen vele burgers in
+de stovende zon, en wanneer te wijlen er één trachtte op te staan,
+hieuw een Saraceen hem neder.
+
+De soldaten brachten hun wagens en laadden er pakken op, anderen
+droegen aldoor groote bossen stroo aan waarmede zij de open gebroken
+deuren der huizen binnen gingen. Voor de woning van Lugina stond de
+gepantserde brigadier geleund, zich met zijn blauwe doekje bewuivend,
+en wen daar kerels met stroo aankwamen, wees hij hun verder te gaan.
+
+In het midden des pleins werd om een paal een stapel gebouwd en de
+monnik die het eerst het volk had aangezet, werd er in gebonden,
+slechts zijn afschuwelijk hoofd waar de oogen uitgestoken waren,
+en zijn kruis staken uit boven hout en stroo.
+
+Rogier had met eenige mannen het lijk gevonden van Lugina's zoon,
+die gesneuveld was, en volgde het naar het huis in rouwig bewustzijn,
+dat er haat van menschen zijn liefste in duister verbergen zoude en
+voor hem wijken deed. Bij de geopende deur rees er verlangen in hem op
+om binnen te gaan, maar hij zag het doode lichaam en zwaarder woog het
+verdriet, dat zij, de nieuw beminde, voor hem verloren zou zijn.... Hij
+begreep, dat alles tegen zou wezen, dat zelfs Mevena's jonge gedachten
+zich van hem keeren zouden nu hij den haat had gezien van haar vader.
+
+Aan alle zijden uit de huizen kronkelde rook naar buiten, de vlammen
+sloegen uit het paleis. Rondom hun wagens stonden de ruiters en
+voetsoldaten in gelederen gereed. De dag werd groezelig door den rook
+die snel naar boven warrelde. De brigadier knielde bij den brandstapel
+neêr en ook daarom vlogen eensklaps de vlammen op en omringden het
+hoofd van den monnik, die luid zijn gebeden uitgalmde.
+
+Nog stond Rogier aarzelend voor de deur; hij had in het onvermijdelijke
+heengaan berust, meenende dat hij te eeniger tijd nog de vriendschap
+van Lugina zou winnen en keerde zich reeds, om zich naar zijn soldaten
+te begeven.
+
+Doch eensklaps schoot hem het bloed door het lijf en hij snelde
+naar binnen om Mevena te zoeken en meê te voeren; Carolus en enkele
+Saraceenen liepen hem na. Zij gingen in hijgende haast van kamer tot
+kamer, zij stegen tot boven in 't huis en vonden slechts meubelen
+en koele verlatenheid. Rogier riep Mevena's naam, Carolus riep op
+zijn luidst, de oosterlingen wachtten met opmerkzame blikken en
+luisterden. Maar het huis was eenzaam en stom. Heengaande zagen zij
+op den vloer eener kamer het lijk van den jongen Lugina, het bloed
+lag er omheen.
+
+En Rogier, in het daglicht gekomen, in den reuk van brandend hout,
+beval den brigadier met een afdeeling vooruit te rukken en de
+stedelingen neêr te houwen zooveel hij er zag. Hij vloekte tegen
+de hooge vlammen waar de stem van den monnik uit klaagde, steeg te
+paard, en de kreten der soldaten krioelden door het rookende plein,
+ontzaglijk als een zwarte roofvogelzwerm.
+
+De straten waren leêg, maar Carolus voorop was op zijn hoede. Zij
+vonden de poort met kettingen en balken versperd. En terwijl er plaats
+werd gemaakt voor den ram en velen der soldaten uit de rijen traden,
+kwamen er alzijds, om de hoeken der straatjes, uit de huizen achter
+hen, stedelingen met schilden, bijlen en messen gewapend. De ruiters
+sloten zich dicht in gelid, de boogschutters achter hen spanden de
+pezen, en terwijl de poort met langzaam geweld gerammeid werd, wachtten
+zij het naderend misbaar. Maar de voorsten der burgers weifelden,
+zij zagen de paarden en de mannen met glinsterende wapens zoo kalm
+en gevaarlijk, en kwamen niet nader.
+
+Met krakend geraas braken de deuren der poort, de wagens rolden
+naar buiten en Rogier, omringd door zijn mannen, reed uit het rumoer
+en de hitte der stad en daalde den weg af, in het koele lommer der
+kastanjeboomen.
+
+Naast hem reden de boden; de een was uit Toscane, van den keizer,
+de ander kwam van het noorden--beiden hadden gelijke bevelen gebracht
+dat de bende onmiddellijk de stad moest verlaten.
+
+
+
+
+
+
+5
+
+
+Weinige dagen later werd het kamp in den schemer van een bewolkten
+ochtend door de talrijke troepen van Bologna, die zegevierend door
+het land trokken, steden en kasteelen winnend voor de Kerk, verrast
+en verslagen. Met slechts een zeventig ruiters werd Rogier, die aan 't
+hoofd was gewond, door den brigadier vluchtend naar de bergen gevoerd.
+
+Daar, aan een kronkelend schielijk vlietje tusschen steile glooiingen,
+waar schaars maar groen voor de paarden groeide, deed Carolus de tenten
+opslaan om te rusten tot zijn bevelhebber weder hersteld zou zijn.
+
+Hij bekommerde zich om de bevelen van den keizer niet, zijn gansche
+aandacht en zorg waren den zieke gewijd. En die dagen, toen zijn
+meester, wien hij reeds met genegenheid had gediend sinds hij hem
+als jongen in het leger had zien komen, zwak en van koortsen verhit
+in de tent lag, zat Carolus daarbuiten met de kin op de knie naar
+het snelle ademen te luisteren en naar het stroomend water nabij,
+en zijn hart was week van treurigheid. Er gingen slechts weinig
+gedachten in dat zware hoofd, doch hij voelde zich zoo innig vol,
+dat hij somwijlen wanneer een soldaat naderkwam zich uitspreken
+en herhalen moest, of wel den grijzen Walid deed roepen om hem te
+raadplegen en te spreken over het gevecht waar Rogier voor het eerst
+van zijn leven gewond was. De oosterling herhaalde dan, dat die jonge
+vrouw, waar de meester van maalde, het ongeluk had gebracht. Want
+niet slechts hij zelf, maar ook Teodoro, de wijze des keizers, had
+het gesternte van den meester waargenomen en gezien, dat er in het
+beeld van den Stier twee planeten te zamen waren gekomen, maar dat ze
+door Saturnus werden beheerscht. Hetgeen beduidde, dat hij roemrijk
+en gelukkig zou mogen wezen tot in eeuwigheid, zoo niet een vrouw
+hem in bloedige ellende bracht.
+
+"Nu is die vrouw gekomen!" zeide Walid fluisterend, met groote oogen
+en berustend gebaar van beide armen.
+
+Maar Carolus, zwijgend en met gerimpeld voorhoofd naar de bergen
+starend, geloofde hem niet, want zijn meester was veilig nu in zijne
+bescherming.
+
+Zoo, op een middag, zaten deze twee bij tusschenpoozen te praten
+over wat zij doorgemaakt hadden met Rogier en de glorie, die zij
+voor hem verwachtten, wanneer de keizer de steden en den Paus had,
+gedwongen. En toen zij aan hem dachten hoe hij lijdend lag in de tent,
+sprak Walid weder zijn voorspelling uit en vervloekte de vrouwen, doch
+Carolus was stil en peinsde hoe er genezing gevonden kon worden. Zij
+zwegen toen een wijle en het was rustig in het kamp, want de soldaten,
+die hier en daar lagen, hielden zich zeer bedaard.
+
+Maar op eens was er beweging, zij hoorden paardengetrappel en
+geschreeuw van een man. Eenige ruiters, op marode geweest keerden
+terug met Tamalone den broeder, dien zij slapend in een boschje
+hadden gevonden. Hij maakte een groot misbaar van vroolijkheid,
+zoodat de brigadier plotseling in woede opsprong en in eenen zijn
+keel stevig vastgreep.
+
+De monnik, hijgend om van den smorenden greep te bekomen en naar de
+vuist kijkend, die de brigadier nog geheven hield, hoorde achter het
+doek der tent een zwak stemgeluid. Zijn oogen glinsterden, hij leî
+den vinger op den mond om te toonen, dat hij begreep en fluisterde:
+
+"Is hij ziek?"
+
+"Waar komt gij vandaan?"
+
+"Is hij ziek? Messer Rogier? Nu, dan moogt ge wel van geluk spreken,
+dat ik gekomen ben, want er is in heel dit ellendig land geen bekwamer
+arts--"
+
+"Zijt gij een arts?" riepen velen zeer luid en kwamen nader.
+
+"Natuurlijk, natuurlijk!"
+
+Toen vreesde hij niet meer; hij nam den brigadier terzijde en
+vertelde, dat hij eigenlijk geen monnik was, maar de pij slechts
+droeg om de vijanden des keizers te bespieden--en toen werd Carolus
+zeer vriendelijk jegens hem. Tamalone zeide dat hij blijde was
+in het kamp te zijn, zijn mager gelaat bloosde van opwinding; met
+een luchtig gebaar stelde hij de krijgslieden gerust, dat hij een
+voortreffelijk medicijn wist om den kranke te genezen. En tot laat
+was hij met Carolus bezig om het vuur.
+
+Bij toortslicht en terwijl bijna alle soldaten wachtten buiten de tent,
+werd den kapitein het drankje toegediend. Inderdaad was er spoedig
+beterschap, zoozeer, dat Rogier, schoon mat en krachteloos ontwakend,
+den volgenden middag zijn bewustzijn terughad. Hij zag Tamalone aan
+en vroeg:
+
+"Wat moet die monnik hier?"
+
+"Ik ben geen monnik, messer. Kent gij mij niet? Ik ben Tamalone; aan
+mij hebt ge uw leven te danken, nietwaar Carlo? En ge zult zeker nog
+dankbaarder zijn voor het nieuws, dat ik breng--ik heb een boodschap."
+
+Op den dag toen Rogier strijdend de stad verliet, verhaalde hij
+bedaard, lag hij in de kathedraal te bidden, en daar was ook Mevena
+Lugina, bij het graf van haar broeder; zij vroeg wat het geraas
+beduidde en toen zij hoorde dat de troepen op hun uittocht waren
+aangevallen, sprong zij op van haar knieling in hevige ontroering. En
+haar naar huis geleidende had hij haar gerustgesteld, daar hij wel
+begreep waarom zij zoo geschrokken was. Later was hij dikwijls in
+het huis van Lugina geweest, dien hij al jaren kende. Op een dag
+had Mevena haar vader en broeders hooren zweren, dat zij zich zouden
+wreken; zij had toen schreiend den monnik nageloopen in de straat en
+hem gesmeekt een boodschap te brengen.
+
+Rogier stond nu rechtop in de tent, Tamalone, die beneden hem gehurkt
+zat, met groote oogen aanziende.
+
+Zij zond haar liefste wenschen voor een spoedig wederzien, maar haar
+vader zou haar in enkele dagen naar Bologna voeren waar Rogier niet
+komen kon. Zij was ongelukkig en weende veel terwijl zij met Tamalone
+sprak, zij moest voortdurend denken aan de vreeselijke woorden van
+haar vader en wist niet hoe zij helpen kon.
+
+"Weet zij dan niet van haar broeder?..."
+
+"Zij zegt, dat gij hem niet vermoord hebt, Messer, zij heeft u lief
+zooals ik zou willen, dat mij een vrouw liefhad... Ik zal u de waarheid
+zeggen: alleen ter wille van haar heb ik deze boodschap gebracht
+op gevaar van mijn leven. Maar voor zoo'n meisje had ik wel meer
+gedaan. En ik ben eerlijk geweest, hoewel ik maar een arm man ben."
+
+Hij frommelde onder zijn pij en bracht een koordje te voorschijn waar
+een ring aan bengelde.
+
+"Zij gaf mij dezen ring voor u. De steen, die er in is heeft op 't
+oog maar weinig waarde, maar ze kuste hem toen ze hem overgaf en zei,
+dat hij u geluk zou brengen."
+
+Rogier hield den ring in de palm zijner hand, dicht onder zijn oogen.
+
+"Ziet gij die roode vlekjes? Het is een zeldzame bloedsteen, want er
+zijn adertjes dooréén gevlochten, kijk. Menig geleerde zou er veel
+voor geven, want ge weet, dit is de steen waarvan zij zeggen, dat hij
+den drager onzichtbaar kan maken, en een eeuwigheid te doen leven in
+een enkele minuut. Ik weet niet of 't waar is maar wel, dat een steen
+als deze, door zoo'n lieve hand gegeven, mij zelf veel waard zou zijn."
+
+"Gooi weg, heer, gooi in het water!" riep Walid, die binnenkwam en
+het zag, "de bloedsteen is nog gevaarlijker dan de duivelsteen dien
+wij in de nesten van adelaars vinden. Neem hem weg, Carolus, en gooi
+hem in 't water."
+
+"Zwijg, man. Al was het de duivel zelf, die er in is, ik zal hem nu
+dragen tot mijn dood."
+
+De Saraceen zag hem aan en zei bedaard:
+
+"Tot uw dood."
+
+"Ach, dwaasheid!" sprak de brigadier, "ringen brengen nooit geluk,
+ten minste niet die van de paapschen komen. Ik heb mijn robijn al
+drie jaar nu. Maar ongelukkig zijn ze dikwijls, en Walid zegt--"
+
+"Hij vergist zich, Carolus. Hij meent den valschen steen van Palmyra,
+die werkelijk kwaad is. Maar dit is de ware heliotroop van Afrika,
+zooals ge zoudt kunnen zien als ge steenkundige waart."
+
+En Tamalone glimlachte overtuigend.
+
+Tot laat in den nacht zat Rogier, in mantels gehuld, dicht bij de klare
+vlammen met den monnik te praten. Hij vroeg telkenmale bijzonderheden
+omtrent Lugina en staarde dan een poos in het vuur, terwijl de ander
+met zachten, dartelen klank aldoor sprak en aanmoedigenden raad gaf:
+er was een wonderlijk vloeiende maat in zijn woorden van liefde
+en vrouwen en de geheimenissen van het hart, een maat die telkens
+wederkeerde en Rogiers gedachten van zoete levendigheid bewoog. En
+onverwachts vroeg hij den broeder of hij Mevena wilde gaan halen,
+zijn stem beefde van ernst....
+
+Reeds lang waren de soldaten in hun tenten gekropen en klonk in den
+rustigen nacht slechts het gedurig spoelen van 't water in den vliet
+en de luchtige stem van den monnik. De wacht was al met slaperig
+gezicht teruggekomen en door een ander vervangen, en nog zaten deze
+twee bij elkander, de een met vage ontroering om een verre vrouw en
+in zachten gloei van vermoeienis en verlangen, luisterend naar de
+steeds glijdende stem waarmede de ander ervaringen uit zijn leven
+verhaalde en vele dingen zeide met een diep gevoel.
+
+Hij was uit zijn klooster gevlucht en wijl hij geen heer had willen
+dienen en de lust hem dreef om vreemde dingen te zien, had hij in
+vele landen gezworven, levend naar wat de dag hem gaf. Luchtigjes
+vertelde hij van dwaasheden en van daden waarvoor hij aan den
+paal had gestaan--zijn vader had al gezegd, dat hij nooit een goed
+christen zou worden, maar die wist niet van de onrust, welke hem als
+knaap nachten en nachten al uit den slaap hield. Nadat hij uit het
+klooster was gegaan was hij altoos gelukkig geweest, zeide hij; hij
+had zich nooit om de menschen bekommerd en nooit verdriet gehad. In
+onbedachte openhartigheid sprak hij door van avonturen en van menschen
+die hij gezien had, zijn stem was teeder soms van zuiver vertrouwen en
+zorgeloosheid en van plots geziene wijsheid; er vloot een bekoring in,
+die in Rogiers hart een donkeren gloed van innigheid wekte en hem
+tot tranen bewoog toen de broeder over Mevena sprak, zeggende dat
+alleen een matelooze liefde en een ernstige vrouw in deze wereld te
+bewonderen waren en de menschen gelukkig maakten--Mevena dáár mocht
+zekerlijk niet alleen blijven treuren, want twee die elkander zóó
+beminden moesten te zamen zijn...
+
+En, zittende bij de roode vlammen, hun groote bewegelijke schaduwen
+achter hen zich verliezend in den nacht, hadden beiden, onuitgesproken,
+een eender gevoelen van toekomst, donker en onafwendbaar--en diep
+begeerd.
+
+Plotseling, met een gebroken snik, sloeg Rogier zijn armen om den
+monnik, drukte hem aan zijn borst en kuste hartstochtelijk zijn
+gelaat. Tamalone maakte zich uit de omarming los, hield zijn handen
+en keek hem recht in de oogen.
+
+Beiden richtten te zamen hun hoofden op en zagen Walid met een
+glinsterenden dolk in de hand. De broeder glimlachte en zeide:
+
+"Ik moet morgen een paard hebben om naar Bologna te gaan."
+
+
+
+
+
+
+6
+
+
+In een klooster buiten den stadsmuur vond hij een gastvrij onthaal,
+dat hij vergoedde met oolijke verhalen. Ook in het huis van Lugina
+werd hij als een bijzonder vriend ontvangen, want ondanks de booze
+geruchten was hij vooral door edelen geëerd, en menig hunner vond in
+de bekoorlijkheid zijner manieren een welkome reden voor de vriendschap
+ontstaan door diensten, die hij in 't geheim had bewezen. In de steden
+ontbrak het Tamalone zelden aan goede maaltijden.
+
+Den dag na zijne aankomst trad hij de groote koele domkerk binnen en
+knielde neder naast een pilaar, zoo laag, dat in het wijde gebouw
+geen der weinige vromen hem zou hebben gezien. Aan de andere zijde
+van een pilaar lag gansch in het paarsch gekleed Mevena gebogen. De
+broeder keerde behoedzaam zijn gelaat naar haar toe en voelde zich
+lichtkens bewogen door de schoonheid van haar figuur in devotie;
+haar hoofd lag in de handen. Tamalone aarzelde even.
+
+"Heer Rogier laat u groeten," fluisterde hij en keek haar een poosje
+zwijgend aan, van den steen waar het kleed in plooien uitlag tot
+het donker haar onder het kapje. De sluier over haar borst bewoog op
+en neêr.
+
+"Ik heb uw boodschap gebracht en hij heeft mij hier gezonden om u
+te vragen bij hem te komen. Hij kon zelf niet komen, want uw vader
+en de heele stad zijn hem vijandig, ofschoon gij weet dat hij niet
+anders misdaan heeft dan gestreden tegen den Paus. Maar uw hart
+is wijzer dan dit heele land vol dwazen. Ga naar hem toe en wees
+gelukkig. Hij is gewond, hij is ziek en kan niet buiten u. Bedaar,
+bedaar en blijf gebogen."
+
+Mevena ademde snel en diep en hield zich aan haar bankje vast.
+
+"Bedaar, bedaar... Van avond leg ik een pij achter het rozenbosch in
+den tuin, trek dien aan, doe den kap goed neêr en wacht op mij. Ik
+zal u naar hem toebrengen."
+
+Hij sloeg een kruis, stond op en trad zijn snoer biddend langzaam
+door de zonnige portiek naar buiten. Toen richtte hij zijn hoofd
+op en schreed lichtkens dwars het wijde klare plein over naar het
+stadspaleis waar hij zich in de schaduw der galerij voegde bij een
+groepje jongelieden, fransche studenten, die hem met luidruchtigheid
+ontvingen. Een poosje stond hij temidden van hen te praten en
+zijn woorden, met glimmende, opmerkzame gelaten aangehoord, werden
+herhaaldelijk door luid proesten onderbroken. Toen hij na een zotheid
+verteld te hebben snel verder wilde gaan, trokken zij aan zijn mouwen
+en hielden hem vast om nog één geschiedenis te hooren. En een goedig
+student ging met de muts zijn kameraden rond, die er allen een kleine
+munt in wierpen.
+
+Tamalone bedankte, stak de duiten weg en deed onder gedurig giegelen
+zijn verhaal. Aan het eind klonk er onbedaarlijk schateren, dat in
+het groepje ruimte deed ontstaan, waar de monnik gebruik van maakte
+om, lachend en knikkend, schielijk heen te gaan in het felle licht
+buiten de galerij.
+
+Hij liep naar het huis van Lugina, die in zijn gestreepten mantel
+voor de deur stond te wachten en hem omarmde toen hij hem zag. Zij
+bleven geruimen tijd binnen alleen waar geen dienaar hen hoorde; bij
+'t afscheid nemen spraken zij weinig woorden, doch drukten elkander
+langdurig de hand.
+
+De zon was in wolken ondergegaan en in den avond, dof als floers,
+waarde er gestadig mistige regen. De straten waren stil, er gingen maar
+weinig flambouwen, toen Tamalone gearmd met een kleinen monnik en met
+de andere hand zijn pij ophoudende wegens het slik, haastig langs de
+huizen schreed. Aan de poort hield de wachter die naar buiten kwam een
+lantaarn bij zijn gelaat; hij klopte den man op den schouder, maakte
+luide en met vele woorden een grap, zoodat de wachter lachen moest
+om dien schelm van het klooster daarbuiten, en met een gemoedelijken
+wensch het deurtje achter hen dichtsloeg en grendelde.
+
+Zij liepen zwijgend in den vochtigen nacht.
+
+"Hier is het klooster al," zeide Tamalone toen zij een paar rossige
+ramen voorbij kwamen. De weg werd moeilijk, zij stegen een steile
+helling op en ademden zwaar van inspanning. Het was drukkend warm,
+de regen werd dichter en ritselde in de bladeren van boomen nabij. De
+monnik bleef staan en riep iets in het fransch, waarop in de duisternis
+aanstonds antwoord klonk.
+
+"Dank u wel, vriend, ik wist wel dat ik op u rekenen kon."
+
+"Ik ben doornat en weet niet hoe ik weer binnen kom. Hier hebt ge ze
+bij dien boom. Goeden avond."
+
+"Goeden avond!"
+
+Mevena kon den ander niet zien, maar hoorde dat zijne schreden zich
+verwijderden. Haar gezel trok haar voort aan den arm.
+
+"Nu moet ge op dit paard, ik zal u helpen. Het zal wel moeilijk rijden
+zijn in donker, maar ik zal den teugel houden, ik ken den weg."
+
+Het meisje besteeg tastend het paard, dat uit zijn rust gestoord
+trappelde en aan de teugels trok. Zij hoorde den monnik het dier
+op den hals kloppen en toespreken, en dan met moeite een tweede
+bestijgen. Toen ging zij vooruit en op hetzelfde oogenblik,
+onverwachts, klonk zeer nabij het kraaien van een haan. Het paard
+sprong zijdelings op en snel vooruit, natte bladeren sloegen Mevena
+in het gelaat.
+
+Nu reden zij vlug een heuvel af in duister en regen, terwijl achter
+hen, in de verte verkleind en vervaagd, nogmaals het kukeluren van
+een haan klonk, en op grooteren afstand het dieper antwoord van
+een anderen.
+
+Bij den dageraad hield de broeder stil om de beesten te verzorgen en
+Mevena eten te geven. Zwijgend ging hij zijn gang, haar voortdurend
+van terzijde aanziende; zij was bleek in het licht van den jongen,
+doorschijnenden hemel, een geringe gestalte in haar wijde pij. Voor
+zij weder in het zadel stegen deed zij hem allerlei vragen, maar hij
+antwoordde kort en stug, met blikken afgewend.
+
+In gestadigen draf reden zij dien ganschen helderen dag, bergen op
+en glooiingen af door valleien waar geen sterveling ging, zij met
+geopenden mond en hooge kleur, schokkend op het zadel, hij met gebogen
+hoofd en peinzende oogen bij wijlen ter sluiks naar haar gericht. Nu en
+dan keek hij in eenen op en verbaasde zich over zijn onbespraaktheid;
+dan klopte hij even het goedige, lijdzame paard op den hals en van
+lieverlede boog zich zijn hoofd weêr.
+
+Toen het licht schaars werd steeg Tamalone af en tuurde in alle
+richtingen om een rustplaats te vinden voor den nacht. Zij waren aan
+den voet van een ruigen berg, met kleine sparreboompjes begroeid en
+hier en daar, in open plekken, geel van gebloemte. Hij vroeg Mevena af
+te stappen en leidde de paarden over steil gesteente in de heesters;
+na hen verzorgd te hebben hielp hij het meisje den berg bestijgen
+naar een plek onder wat boomen. Zij was zeer moede toen zij het
+bereikten en leunde hijgend in zijn arm. Beneden, wijd uitgestrekt,
+lag het land in eenzame wanorde van glooiingen en heuvels met enkele
+fijne boompjes; de grootere monnik, met zijn arm om het middel van
+den kleinere, keek over het landschap heen, de innige avondzon schuin
+in de verte scheen op de grauwe pijen en het rustig gewas.
+
+Zonder woorden wees hij haar neder te zitten en gaf haar te eten en
+te drinken. Daarna liet hij haar alleen. Zij legde zich neêr, loom
+van vermoeienis, en sliep aanstonds.
+
+Tamalone was niet heel ver gegaan, maar zat dichtbij achter een
+spar door welks takken hij haar gadesloeg. Toen hij haar eindelijk
+te slapen meende strekte hij zich lang uit op den rug, met de armen
+onder het hoofd en sloot de oogen. Doch telkens opende hij ze weder,
+wanneer een zuchtje door de boomen voer, of wanneer hij gansch in de
+verte een vogel hoorde; en hij staarde dan met strakke oogen naar
+de lucht waar reeds enkele starren trilden. Dan, in den allengs
+beeldrijker wakenden droom die hem vervulde, sloten langzaam zijn
+oogen tot zij plots door een onrustige gedachte weder wijd zich
+openden. De hooge hemelruimte boven hem gaf hem een innig behagen,
+een bescheiden verlangen sproot in zijn hart, waar de vreugde nu
+waarde der schoonheid van 't bergland, dat grooter was in de groote
+avondstilte. En eensklaps voelde hij, in zwellenden gloed, dat hij
+in deze hooge schemerende eenzaamheid gansch alleen was met een lief
+wezen, een kleine vrouw wier oogen, goedhartig en stil, hem heel dien
+zonnigen dag sprakeloos en vol onbevredigde gedachten hadden doen
+gaan. Hij leunde op den linkerarm, duwde de takjes open, en zag naar
+de plaats waar zij in duister gewaad te midden der struiken lag; en
+hij keek zoo oplettend, dat hij de ademhaling zag in haar borst. Zij
+sliep in aandoenlijke verlatenheid. Een nieuw gevoel ontroerde hem,
+hij zat rechtop en keek voor zich waar het laatste licht draalde aan
+de golvende kim. Zijn bloed klopte en hij ademde snel; een zachte
+wind woei van boom tot boom, glijdend langs hem heen. Langen tijd
+staarde hij in de verte; gedachten, oude herinneringen en jonge
+gevoelens, in zonderlinge wildheid, kwamen en verschoten, hij was
+vol wakker leven. Om haar te behagen had hij zich in dit gevaarlijk
+avontuur gewaagd, voor haar die zoo liefelijk was, dat hij daareven
+een verlangen had om haar te beminnen--hij had haar voor een ander
+ontvoerd. Doch hij wist, dat het dwaasheid zou wezen, zijn waarachtige
+aard was van een schooier om rond te loopen en om niets te geven,
+niets dan de verzinsels en schimmen van zijn verbeelding.
+
+En het waren eindelijk herinneringen alleen, die het langste talmden
+en weemoedige gezichten wekten van verleden dingen, van vroeger leven
+en eentonig lot. Met een zucht liet hij zich plots achterover vallen
+en zag uit natte oogen naar den hemel, waar het licht van een wassend
+maantje vloeide, het licht dat hem hinderde nu hij zichzelven begrijpen
+wilde. Hij wendde zijn hoofd naar den boomstam, sloot zijn oogen en
+lag uren op de helling van dien berg in droefheid luisterend naar de
+zwevende stilte, luisterend in onnoozele verwondering hoe de hemel en
+de aarde zielloos waren. Van lieverlede vergat hij waar hij verdriet
+om had en in zijn gemoed gleed een lieflijke kalmte. Eindelijk richtte
+hij zijn hoofd weder op en zat met de armen gekruist; in de lucht
+dreven langzaam lichte wolkjes, in de duisternis der aarde beneden
+en in de gedaanten der boomen was een heimelijk levende gloed.
+
+Hij stond op, trad met voorzichtige schreden door de struiken, het
+boschje voorbij, telkens stilstaande, en naderde de plek waar Mevena
+lag. Toen hij vaag haar lichaam aan zijn voeten onderscheidde bukte
+hij behoedzaam neder en kuste haar zeer zachtjes.
+
+Hij stond weêr op--zijn hart klopte snel en hard, en hij keerde
+zich om heen te gaan. Maar na twee schreden wendde hij zich weder
+om en een zacht geluidje ontsnapte zijn lippen. Even wachtte hij
+of zij ontwaken zou--in die pooze genoot hij de schoonheid van
+'t oogenblik: een lieftallig vrouwtje, onbewust en ongevoelig,
+dat sliep in nachtelijke eenzaamheid, bij haar een man die een
+wensch bedwong, daarboven in 't licht van 't maantje de hemel die
+de toekomst wist... en hij herinnerde zich hoe zij gisterenavond te
+paard waren gestegen, en hoe hij geschrokken was door het voorteeken,
+het kraaien van een haan in den nacht... Toen keerde hij terug naar
+zijn rustplaats achter den boom, en dommelde weldra lichtkens in.
+
+Bij 't licht van den ochtend zuchtte hij, dat de nacht weêr voorbij
+moest wezen, hij stond op en wekte zijn gezellin. Zij was opgeruimd
+door het vooruitzicht dien dag het kamp te bereiken, haar lachen
+klonk helder terwijl zij voortdraafden door het groene land.
+
+Waar de grond moeilijker werd te bestijgen werden zij onverhoeds
+door eenige ruiters aangehouden, Saraceenen, die den eenen monnik
+herkenden, maar den andere barsch bejegenden. Na de eerste verbazing
+over hun vijandige woorden wist Tamalone hen echter te bedaren,
+en ze vervolgden hun weg.
+
+Een paar mijlen verder bereikten zij eindelijk het kamp. Uit de
+tenten verschenen soldaten, meest oosterlingen, die hen omringden met
+dreigende taal en gezichten; zij grepen de teugels, spraken en vloekten
+met veel gebaren en riepen om Walid. Maar Carolus naderde, die hen
+beval heen te gaan, Tamalone hartelijk de hand drukte en hem haastig
+meêvoerde naar de tent. Mevena, op wie hij geen acht had geslagen,
+volgde, door de verwonderde soldaten nagestaard. Vóór de tent stond
+Walid in een scharlaken mantel gehuld, met de armen gekruist. Hij
+verroerde zich niet, tot de beide monniken vlak voor hem stonden;
+toen gleed zijn mantel van zijn schouders, hij breidde de armen uit
+en zeide kalm:
+
+"Die vrouw mag niet naar binnen."
+
+De roode Duitscher keerde zich naar Mevena om en keek zwijgend op
+haar neder. Er was een oogenblik van gevaarvolle afwachting: voor het
+grijze doek der tent de hooge gestalten der twee krijgslieden, kleurig
+gekleed, tegenover hen de twee monniken, hand in hand--slechts de oogen
+dier vier bewogen in donkere glansen. Er klonk gekreun daarbinnen,
+Mevena uitte een zachten kreet en toen, met rood gezwollen gelaat,
+sprong Tamalone plotseling naar den oosterling, greep hem bij de
+keel en wierp hem op den grond. Fluks trok hij Mevena naar binnen,
+onder de verbaasde blikken van den brigadier.
+
+
+
+
+
+
+7
+
+
+Gedurende Tamalone's afwezigheid was de kapitein weder bewusteloos en
+ziek geworden, en aangezien zijne wonden reeds waren geheeld zagen de
+krijgslieden in zijn kwaal den invloed van geheime machten, immers
+Walid, die uit boeken geleerd had, verklaarde, dat de betoovering
+eener vrouw er de schuld van was, en dat wellicht de lijder bevrijd
+zou worden indien de oorzaak werd uitgeroeid.
+
+Doch de brigadier vertrouwde, dat de meester wel zijn jonge
+kracht zou herwinnen wanneer Tamalone de arts terugkeerde en dat
+de aanwezigheid eener vrouw hem vroolijk zou maken. Hij had een
+onverschillige minachting voor vrouwen, maar nu het zijn geliefden
+vriend gold voelde hij zich reeds welwillend jegens Mevena door het
+vooruitzicht, dat zij hem zou behagen. En Carolus had het gezag.
+
+Reeds vroeg in den ochtend na haar komst liep Rogier met zijn arm
+om haar schouders het kamp uit, maar zijn verliefde blikken zagen de
+uitdrukking der oogen van Tamalone en van de soldaten niet, die hem
+nakeken. Na de verbazing over de verschijning der vrouw in het kamp,
+gaven zij luidruchtig den monnik alle eer voor dit wonderlijk herstel,
+Carolus zelfs kuste hem en drukte hem herhaaldelijk de hand. Er
+gonsde nu een luchtige blijheid in 't kamp, de stemmen klonken vrijer
+en luider.
+
+Twee mannen waren er, die zwegen en ernstig keken. Tamalone stond
+naar den heuveltop te staren waar het paar was verdwenen, toen Walid
+op hem toetrad en zeide:
+
+"Gij zijt wijzer dan ik. Het lot moet zijn loop hebben en het is een
+dwaas, die het wil weren. Wij kunnen alleen toezien, tot het einde
+van de gebeurtenissen."
+
+De monnik was plots bleek geworden en staarde Walid strak in de donker
+glimmende oogen; toen antwoordde hij met luchtig gebaar:
+
+"Het lot heeft altijd zijn loop, man. Laat het maar gaan en denk aan
+wat anders. Als zij niet toevallig van hem hield--, maar we moeten
+het niet anders willen, al wenschen wij het nog zoo gaarne."
+
+"Dat is waar."
+
+Van dit oogenblik bestond er tusschen deze twee mannen onuitgesproken
+genegenheid.
+
+Door struiken en over bergsteenen, verre van het kamp en steeds
+stijgend liepen dien klaren morgen Rogier en zijn geliefde, dicht aan
+elkaêr; er was een weeke glans in zijn oogen, zijn lippen stonden in
+gedurigen glimlach en hij praatte veel, nu vertellend of vragend,
+dan zacht en innig een woord van verteedering zeggend. En Mevena,
+naast hem in zijn omarming, hield zijn hand en staarde voortdurend
+hem aan met groote oogen, donker van ernstig onnoozelen gloed. Zij
+luisterde naar alles wat hij zeide met bewegelijke aandacht hem gansch
+toegewijd, en een milde tinteling van zomerwarmte op haar gelaat deed
+haar gewaar worden, dat de jonge dag waar zij in gingen vol was van
+weelde en komend geluk.
+
+Toen zij eenige uren waren gegaan zetten zij zich neder aan den voet
+van een ruwen heuvel. Hij sprak nog een wijle van hun geluk, dat eeuwig
+zou duren, en van hun leven op zijn kasteel waar hij haar heen zou
+voeren. Dan zwegen zij beiden en terwijl zij elkander aanzagen van zeer
+nabij kleurden zachtkens hunne wangen van ontbloeiend genot, dat hen
+kussen deed, en streelen en kozen in verwarring, tot zij moede waren en
+zich nederleiden in het stovende zonlicht hoog in den hemel schijnend.
+
+Rogier voelde zich slaperig en dommelde in met zijn hoofd in Mevena's
+schoot. En eerst toen hij rustig ademde kon zij hare oogen van
+hem wenden en naar het verschiet der bergen staren, zich zachtkens
+verbazend hoe zij daar in de zonnige eenzaamheid vol dwalende geuren
+bij den geliefde zat die haar zoo vreemd was, dat zijn gelaat, nu
+zij er naar zag, haar gansch nieuw was en anders dan zij gedacht
+had--, terwijl haar vader en broeders, in haar verbeelding lief en
+welbekend in hun dagelijkschen gang bewegend, zoo verre waren of zij
+hen nimmer meer zou zien. Even voelde zij verdriet in zich rijzen,
+doch even slechts, want het zware hoofd in haar schoot was zoo lieflijk
+onschuldig, dat zij zeker geloofde aan een spoedige verzoening tusschen
+haar verwanten en hem met wien haar leven nu verder zou gaan.
+
+En zij bedacht dat hij gesproken had van rustige dagen op het slot,
+ongestoord door oorlogsangsten, wanneer hij den heidenkeizer niet
+meer dienen zoude. Vluchtige beelden van toekomst verschenen en
+gleden weêr heen, zij zag zich zelve en Rogier in blijde houding en
+kleurige kleedij in een ruim kasteel. In een zacht verlangen naar dit
+liefelijk leven vouwde zij de handen boven zijn hoofd en fluisterde de
+Moedermaagd aan, dat zij den geliefde zegenen mocht en behoeden. Dan
+na innerlijke stilte, herinnerde zij zich wat zij verlaten had en
+bad voor haar vader, broeders en zusters; zij voelde zich wonderlijk
+blijde in het vertrouwen, dat de goede Maagd haar verhooren zoude. Zij
+merkte de gestalte van den monnik niet, die uit zijn schuilplaats over
+de heuvelglooiing omzichtig wegsloop, met blozend, neêrgebogen gelaat.
+
+De oogen weêr neêrslaande zag Mevena twee witte vlinders rondom
+haar dwarrelen, waarvan er één zich lichtkens op haar mouw zette en
+langzaam hare hand opkroop. Rogier opende toen de oogen en zag het
+kleine gelaat over hem gebogen in aanvalligen glans van vreugde.
+
+Hij richtte zich op en vroeg of zij gelukkig was; de vlindertjes
+fladderden verder, en terwijl zij hen nazag in den prachtigen dag
+vertelde zij waaraan zij gedacht had. Rogier hield zich in, luisterend
+in bekoring. Maar plotseling klemde hij haar sterk aan zijn borst en
+zwoer in diepgesproken woorden, met de zekerheid van een beraden man,
+dat hij alles doen zou wat zij verlangde: hij zou het leger verlaten
+en op het slot blijven wonen, naar niets anders strevend voortaan dan
+dien schoonen glimlach op haar gelaat te bewaren. En hij kuste en kuste
+haar betraande oogen en lachenden mond, kuste haar tot ze plotseling
+zijn handen vouwde en de hare daarover, en hardop begon te bidden.
+
+In haar knielende houding, met de oogen naar boven gericht, was zij
+hem eensklaps zeer vreemd, en rustig maar met een onbekend gevoel
+van berouw beschouwde hij haar en zweeg. Toen zij geëindigd had waren
+haar oogen vol verwonderde vragen, zij durfde nochtans niet spreken
+en wendde haar blikken naar de kim der bergen. Het was of iemand
+hen was komen storen en zwijgen deed over de lentsche blijdschap van
+daarstraks. Rogier sprak het eerst en zeide kalm, dat het geloof der
+kerken hem reeds lang had verlaten, maar inniger dan het hoogste geloof
+was de liefde welke hij haar toedroeg, en hij wilde zich gansch aan
+haar wijden, die hem liever was dan alle de heiligen--, hij sprak nog
+meer over de kerk en den keizer en het recht der edelen, dingen die
+zij niet begreep, maar het geluid zijner stem was zoo ernstig, zoo
+diep en roerend, dat zij zijn woorden niet hoorde, en die blijdschap
+van daareven herkreeg, echter een vollere thans, die haar gemoed deed
+zwellen van rustigheid, en met een glimlach genoot zij de geurigheid
+der frissche lucht en den klank zijner woorden. Tegen zijn schouder
+geleund, luisterend, liep zij met kleine pasjes naast hem of sprong den
+afstand tusschen twee steenen, dien hij in eenen stap deed, en zijn
+stem, het eenig geluid in dit wijde land van licht en bergen, klonk
+haar onwezenlijk of zij een verhaal hoorde dat zij van buiten kende.
+
+Zij keerden terug in het kamp, en tegenover elkander zittend voor de
+tent aten zij samen, met zachte woorden, uit éénen disch.
+
+Ook de soldaten, verspreid op den grond, aten onder vroolijk gepraat,
+maar hun uitroepen waren getemperd; zij waren vriendelijk met elkander,
+en schoon geen hunner over hen sprak, richtten aller gedachten en
+soms de oogen steelsgewijze zich naar het minlustige lachende paar.
+
+In den middag, terwijl Mevena in zijne tent lag om voor de zon te
+schuilen, ging Rogier bij zijn soldaten staan en sprak over het
+vooruitzicht het kamp op te breken en naar Padua te gaan. Dit nieuws
+bracht beweging, want de langdurige werkeloosheid had reeds bij
+menigeen de gedachte gewekt om den dienst te ontvluchten. De mannen
+liepen nu druk door elkander, pratend en roepend. Slechts de groote
+brigadier stond rustig te kijken naar zijn meester, die achterover
+lag, het matte gelaat in de hand geleund, en hij voelde zich goedig
+verteederd door de vermoeide oogen en de ijlheid der trekken van
+den man, die pijn had geleden. Wat zijn verstand niet had kunnen
+begrijpen werd Carolus nu eensklaps klaar door het inzicht van zijn
+liefde voor Rogier, een liefde die hij steeds als blijdschap van
+'t oogenblik ondergaan had, doch welke nimmer eenig nadenken had
+verwekt. Het zwakkere uiterlijk van den jongen man, nog kort geleden
+bruin en hard gespierd, die geen andere lust had dan vechten, dan
+de woede van oorlog en vernieling, deed hem nu zeker weten, dat het
+niet slechts de krankheid dier enkele dagen kon wezen waar Rogier door
+kwijnde. Nu vreesde Carolus, dat er iets anders in het hart van zijn
+vriend was gekomen, een liefde waarvan hij wel als een vreemd ding had
+hooren verhalen, dat zij de mannen redeloos maakt zoo zij onvoldaan
+blijft. Hij had er nooit zoo over gedacht, maar wenschte, dat hij het
+eerder had geweten, opdat hij aanstonds de vrouw had kunnen halen. Doch
+tegelijkertijd ook zag hij, dat Rogier niet meer de zelfde krijgsman
+was, nu zijn hart van smachten week was. En dit bedroefde hem.
+
+Carolus had zich over veel te verwonderen dien dag nu zijn gepeinzen
+hem steeds nieuws openbaarden, en hij zonderde zich van de anderen
+af. Tegen den avond naderde hij bescheiden Rogier en Mevena, die
+ver van de soldaten in de schemering fluisterden. Eerst kon hij
+geen woorden vinden toen hem gevraagd werd wat hij te zeggen had,
+maar dan sprak hij:
+
+"Wat gaan wij doen wanneer wij in Padua zijn? gij blijft toch voor
+den keizer?"
+
+Rogier maakte een gebaar van ongeduld, maar antwoordde niet. Dan
+sprak de brigadier weder met iets smeekends in zijn stem:
+
+"Ach man, er wacht u zooveel geluk. De keizer kan geen beter aanvoerder
+vinden wanneer gij ouder zijt en zal u zeker hertog maken. En dan,
+gij zoudt immers nooit vrede hebben in dit land van verraders...."
+
+"Wij zullen morgen wel praten, laat ons nu alleen."
+
+"Maar gij moogt morgen nog niet weg, gij zijt nog niet sterk
+genoeg. Hij moet nog minstens een week rusten," zeide hij tot Mevena.
+
+Hij wilde nog spreken, doch het gebaar dat hij altoos gehoorzaamde
+deed hem omkeeren en zich verwijderen. Rogier had hem niet geantwoord,
+maar hij had het wel gezien, dat hij onder die bekoring was, die
+dwaasheden doet begaan. Het was een treurige dag voor den brigadier,
+zijn liefste verwachtingen vloden heen.
+
+Weemoedig liep hij ver in den stillen schemeravond en beklom met
+moeizamen gang een hoogen berg. Wolkdampen stegen uit de diepte beneden
+en dreven boven het dal, er was een zwijgende droefheid over de bergen
+rondom, die in den schemer rezen waardig van berusting.
+
+Voor den roem en het geluk van Rogier had hij jaren gevochten, hij
+had gehoopt door zijn trouw en zijn dienst de hoogste glorie voor
+hem te behalen. Dit was zijn eenige eerzucht, zijn eenige begeerte,
+het eenige waar hij ooit aan dacht. Jaren lang reeds had Carolus den
+buit, dien hij met wapenen nam, goud en kostbaarheden, naar Venetië
+ter bewaring gezonden, om later Rogier in staat te stellen tot hertog
+verheven te worden en in een prachtig hof te leven zooals de grooten
+van Lombardije. Die glorie, door zijn hulp verkregen, zou gansch de
+zijne zijn. En terwijl hij gestadig de rijkdommen zamelde bleef hij
+steeds in de nabijheid van zijn vriend, om hem te bewaken voor de
+gehate paapschen en met hem te strijden voor het doel.
+
+Nu was er een vrouw gekomen, een nietige vrouw, die alles
+verwoestte... Carolus stond stil, zag naar de diepte beneden waar
+een vuurtje brandde, en loosde een zucht, een vaarwel aan de hoop
+zooveel jaren geliefkoosd, er waren tranen in zijn oogen. En door
+de warmte der tranen zag hij heel goed, hoewel 't hem een raadsel
+was waarom 't zóó wezen moest: dat het eenige dat de eenvoudigheid
+van zijn hart ooit vervuld had hem thans verlaten ging. Hij voelde,
+dat hij niet jong meer was en dat voor een man van zijn leeftijd de
+komende jaren korter zijn dan die van 't verleden...
+
+Dichtbij zich hoorde hij gedempt stemmengerucht en toen hij zocht zag
+hij Walid en den broeder, die op een steen zaten met de oogen naar
+den hemel gericht. Hij ging naar hen toe, zette zich bij hen neder,
+doch zij zwegen nu beiden. Eindelijk klonk in de stilte de diepe,
+langzame stem van Walid:
+
+"Is de meester in zijn tent nu met de vrouw?"
+
+"Ja," antwoordde de brigadier, en zij zwegen weder.
+
+Een flauwe zwoelte waarde in den donker, slechts de ademhaling dier
+drie was hoorbaar. Tamalone zag plotseling hoe vreemd het was, dat
+drie mannen uit verschillende streken der wereld hier op den hoogen
+berg te zamen zaten, peinzend waar hun het lot zou leiden en wat één
+zelfde teedere vrouw in hun leven beduiden mocht. Hij keek naar zijn
+gezellen en zeide met een kort lachje, dat op een snik geleek:
+
+"Waarom zouden wij zoo stil zijn nu wij aan Rogier denken?"
+
+"Hij is gelukkig," antwoordde Carolus in zwaar geluid.
+
+De monnik haalde de schouders op en Walid bleef naar de koele
+starren zien.
+
+En terwijl deze mannen in den nacht zwijgend op den kouden steen zaten
+en ieder in zijn eigen gedachten twijfelde aan het geluk, dat een jong
+meisje in het kamp had gebracht, waren Rogier en Mevena in elkanders
+armen gelukkig en de duisternis der tent, omringd door vele andere
+vol slapende mannen, was hun heerlijkheid van nieuwgewonnen weelde.
+
+Zij waren gelukkig en op hun wandelingen door de luchtige bergen,
+bij hun kozen in den vertrouwelijken avond vergaten zij de dagen,
+die kwamen en gingen, en vergaten het slot waar zij heen zouden gaan.
+
+Toen zij op een middag vermoeid terug keerden vonden zij het kamp in
+wanorde. Eenige soldaten hadden een bode van den keizer ontmoet, die
+brieven had voor de edelen in 't noorden... Het leger was overwinnend,
+de Florentijnen hadden zich met den vorst verbonden, de steden vielen
+de een na de ander. Doch de vijand vergaderde een talrijk heir, er
+dwaalden sluipmoordenaars door 't gansche land. De keizer, verbitterd
+door de verraderlijkheid zijns tegenstanders, had besloten een grooten
+veldtocht te gaan en ontbood al zijn aanvoerders; Romano, Dovera en
+Pelavicino vochten zich met geweld reeds een doortocht in 't noorden.
+
+Rogier, met een blos van verrassing, bleef lang verdiept in den
+uitvoerigen brief, terwijl de anderen, en op eenigen afstand de jonge
+vrouw, aandachtig hem gadesloegen. Eindelijk zag hij op met een klaren
+gloed in de oogen en zeide:
+
+"Carlo, pak de tenten. Wij gaan heen."
+
+De brigadier, eerst verrast, stapte haastig naar de soldaten, die
+weldra druk in de weer waren.
+
+Intusschen leidde Rogier het meisje aan de eene en den monnik aan
+zijn andere zijde met zich buiten de drukte. Toen hij stil stond
+sprak hij zeer lang, met zijn gelaat naar Tamalone gewend terwijl
+hij op 't meisje geen acht sloeg, om te verklaren hoe hij zich eerst
+had voorgenomen om nimmer meer in den oorlog te gaan en haar naar
+Siremonte te brengen, zijn slot: doch dat hij thans den keizer niet
+verlaten mocht nu er een groote tocht op handen was--hij voelde, dat
+hij niet kón, het genot van den oorlog danste al in zijn oogen. Dan
+nam hij Mevena in zijn armen, troostte en kuste haar, en beloofde
+reeds over twee maanden terug te zijn op 't kasteel. Zij liet zich
+zwijgend kussen met gebogen hoofd en de groote oogleden gesloten. En
+terwijl hij haar liefkoosde vroeg hij Tamalone, die toezag, of hij
+haar wilde beschermen en naar Siremonte voeren.
+
+"Ik?..." riep de monnik luid, met een plotseling gebaar en wijde oogen.
+
+Rogier had op hem vertrouwd als zijn besten vriend en smeekte hem
+zijn schat te bewaren. Een wijle later glimlachte Tamalone weder en
+staarde hem na, die in verliefden afscheidsweemoed het meisje naar
+de tent geleidde. Toen zij daar binnen verdwenen waren kruiste hij
+de armen en liep bedaard naar waar de soldaten zingend en jolend hun
+toebereidselen maakten. De brigadier zeide opgewonden:
+
+"Nu zullen wij onzen keizer weêr zien."
+
+"Neen, ik niet; ik blijf achter bij Mevena. De kapitein neemt haar
+niet meê."
+
+"Wat, blijft zij hier?... Maar dan zijn we gered, man!"
+
+Carolus vloekte en liep snel door het gewoel om Walid de goede tijding
+te brengen.
+
+Toen de hemel zwak begon te worden waren alle tenten gepakt en stonden
+de krijgslieden gereed, wachtend op hun aanvoerder, die met den monnik
+liep te praten, terwijl Mevena, zwijgend en naar den grond ziende,
+in zijn arm leunde. Carolus sloeg het afscheid aandachtig gade;
+hij zag zijn meester, die schreide, telkens en telkens weêr de vrouw
+kussen en aan zijn borst drukken, dan eensklaps den monnik omarmen,
+die naar achter week, toen omkeeren en fluks naderen. Het was of
+plotseling alle soldaten tegelijk spraken, de klaroen schetterde
+haastig in 't late uur, de paarden trappelden.
+
+De hoofdlieden reden achteraan en beiden keken voortdurend naar
+de twee figuren om, die dicht bij elkander stonden in 't bleeke
+namiddaglicht. Mevena, rechtop, hield haar eene hand op den schouder
+van Tamalone, die met de armen gekruist stond. Hun verwonderlijk
+lange schaduwen, kronkelend over den heuvelgrond, liepen aan het
+einde inéén in het duister van een struikgewas.
+
+
+
+
+
+
+8
+
+
+De ruiters waren reeds verdwenen en het laatste trompetgeluid verging
+in de verte toen Mevena rondom zich naar de verlatenheid der bergen
+zag en nederig, zachtjes zeide:
+
+"Ik heb gezondigd tegen mijn vader, messer; gelooft gij dat de heilige
+Moeder mij vergeven zal?"
+
+Tamalone, uit zijn mijmering opziende, knikte goedhartig zijn hoofd.
+
+"Zou ik verhoord worden als ik bid voor Rogier? en wilt gij ook voor
+hem bidden?"
+
+Hij spreidde zijn armen wijd in de hoogte--Mevena kon zijn oogen niet
+onderscheiden, maar zij voelde de aanwezigheid van een zwaarkloppend
+hart.
+
+"Ja, laten wij samen bidden."
+
+En beiden knielden op de heuvelhelling, vouwden de handen en smeekten
+om bescherming voor Rogier in den oorlog; de monnik, terwijl hij de
+woorden uitsprak, verbaasd over wat hij deed: terwille eener lieve
+vrouw den hemel aanroepen voor een tegen wien hij zijn woede slechts
+een korte wijl te voren bedwongen had. Het bedrog ergerde hem,
+een oogenblik slechts, want toen hij opstond, had hij die verheven
+onverschilligheid weder, die slechts weinigen kennen en die beminnelijk
+glimlachen doet om eigen zonde.
+
+"We moeten morgen vroeg op weg," zeide hij: "ik zal u de pij weêr
+geven en ga dan slapen. Dáár is het zacht, onder dien boom."
+
+Bedaard en zorgvuldig spreidde hij de twee wollen zadels op den grond,
+die glad was van dennenaalden, en wachtte tot zij nederlag en zich
+in de pij had gewikkeld. Dan drentelde hij heen, zachtjes een deuntje
+sissend, en leide zich eveneens te ruste.
+
+In den nacht ontwaakte hij met schrik uit loomen slaap en zag den hemel
+rijk met klare starren versierd--er waren er zóóvele als hij nog nooit
+had gezien, de duisternis over de bergen had er een mistige schittering
+van, gelijk van bedroefde oogen. Tamalone begreep niet wat hem had
+wakker gemaakt in een stemming van genot en ontzag en wat hem op dit
+oogenblik denken deed aan zijn jongelingsjaren--hij zag zeer helder
+een winteravond met sneeuw geruchtloos warrelend tusschen de gesloten
+huizen, toen hij zijn ouders verlaten had, die bij de schouw zaten waar
+het vuur hoog in vlamde. En hij hoorde koraalgezang in zijn gemoed.
+
+Herinnering vloot door zijn ziel nu, gelijk een oud wijsje van stil
+teêrhartig snarenspel, bescheiden, doch met een doordringende bekoring
+waar hij zich geheel aan overgaf. Over alle herdenken echter steeg
+telkenmale een verheugde verwondering waarom de nacht zóó schoon was,
+nu hij als eenzaam vreemdeling zat bij de vrouw, die hem zeer lief
+was. De wereld rondom deed zich op als een uitgestrekt duister land vol
+drukke mannen en vrouwen, in de stille bergen waar de starren schenen,
+waakte een zwerver bescheiden aandachtig bij een lieve slaapster. De
+luisterrijke nacht was wonderlijk bezield, hij rilde van koude en wist,
+dat het oogenblik vergankelijk was.
+
+De hemel van flonkrend gesprankel was zeer laag gedaald, in de
+brooze stilte hoorde hij het bonzen van zijn hart. Menigmaal reeds
+had hij op oogenblikken wanneer de wereld voor hem vol was van groote
+gebeurlijkheden met diepe vroomheid berust in wat de tijd hem geven
+zoude en ook thans weêr genoot hij in die berusting. Wel slopen
+bedriegelijk gedachten, uit sluwe ondervinding gesproten, dat hij,
+die zich tot wanhoop veroordeeld weet en die niets te verliezen heeft
+dan het licht der zon, de macht heeft vele menschen te dwingen ten
+eigen baat, immers wie sterven wil kan beschikken over het leven
+van den koning; dat hij zich zelven niet begrijpende ook zijn lot
+niet kennen kon,--en dat er velen gelukkig werden die sterk genoeg
+waren om waarlijk te lijden en met daden te streven naar wat zij
+begeerden. Doch zijn hart bleef koel in de onwrikbare zekerheid,
+dat slechts het onverwachte schoon is en het ontvangen waard. De
+slapende vrouw daarginder beminde hem niet; hij had genoeg beleefd van
+vrouwen, die hij met opzet tot liefde behaagd had. Hij verkoos zijn
+hart onuitgesproken te laten met de dwalende hoop, dat het toeval,
+het heerlijk toeval, dat hij aanbad, Mevena's gelaat met lieven glans
+tot hem mocht keeren.
+
+Bij den dageraad nog lag hij, het hoofd in de hand geleund, in grillig
+gemijmer over zijn verleden. In zachtzinnig berouw en zedigheid dacht
+hij aan vervlogen mogelijkheden, aan vrouwen, die hem bemind hadden,
+of zij zich hem nog herinnerden.
+
+Het hoofd naar den denneboom keerend zag hij in den schemer daar
+beneden iets licht bewegen. Toen bezon hij zich, dat zij vroeg op reis
+zouden en stond op. De verschoten hemel was wijkend alom met zijn
+bloei van kwijnende starren; hier en daar dreven trage dampen over
+de bergtoppen, waarvan er sommige reeds in dauwig morgenlicht schenen.
+
+Tamalone zette zich aan het werk om vuur te maken en terwijl hij
+op zijn knieën over een stapeltje hout boog ontwaarde hij Mevena,
+die geruischloos bij hem stond. Zij glimlachte toen hij haar aankeek,
+en knikte. Achter haar zag hij door de wiegelende kruinen der boomen
+en over de glooiingen der bergen den gloed van den ochtend, en hij
+kreeg plotseling een gevoel, dat zijn leven een keer ging nemen.
+
+Mevena kwam dichter bij, haar zachte stem was het eerste geluid van
+den dag.
+
+"Ik ga niet naar Siremonte. Ik zou nooit kunnen slapen door de
+gedachte, dat hij in 't gevecht is--ik moet dichtbij hem zijn. Waar
+is hij heengegaan? Wilt ge mij naar hem toe brengen of als dat niet
+kan naar een stad niet ver van het leger? De reis zal mij niet
+vermoeien. Ik zal u niets meer vragen, maar breng mij dicht bij
+Rogier... o ge weet niet hoe blij ik zal zijn."
+
+Even zweeg ze, maar hernam met smeekende liefheid:
+
+"Wilt ge dat doen, messer Tamalone?"
+
+De klank waarmede zij zijn naam sprak gaf hem onverwachte vreugde,
+hij wenschte dat zij dien nog eens noemde.
+
+"De keizer is in Toscane," antwoordde hij; "bijna alle steden daar
+zijn gevaarlijk voor u. Maar ge hebt gelijk, het zou dwaas zijn een
+lange reis naar Siremonte te doen, het kasteel ligt misschien al
+in puin, want uw vader is daar natuurlijk het eerst gegaan om u te
+zoeken. Wij moeten naar een veilige stad, een goede stad waar men u
+niet kent. Pisa, wilt gij naar Pisa gaan?"
+
+"Is dat dicht bij Rogier?"
+
+"De troepen van den keizer en hun bondgenooten zijn daar in het
+land. Het is wel drie dagen van hier, maar wij zullen rusten onderweg."
+
+"Neen, neen, drie dagen is niet lang, als we alleen 's nachts
+rusten zullen we er eerder zijn. En ik zal daar ten minste tijdingen
+hooren. O, wat zijt ge goed, heer broeder," zeide ze terwijl ze plots
+zijn hand vatte en die lichtkens kuste.
+
+Hij trok zijn hand terug, boog met een tintelenden gloed op het gelaat
+over het hout en begon hard het smeulende vuur aan te blazen. In den
+rook, die toen opsteeg zag zij, dat hij tranen in de oogen kreeg
+en naast hem neder hurkend, met haar hand op zijn schouder, zeide
+zij lachend:
+
+"Laat mij het aanmaken, gij doet zoo veel...."
+
+"Dan zal ik water gaan halen en de paarden zadelen. We moeten vroeg
+gaan."
+
+De lucht was nog koel toen zij vertrokken, rijdend in de sporen, die
+gisteravond Rogier en zijn ruiters hadden gemaakt. Uren lang daalden
+hun paarden met voorzichtige pooten over gesteenten stappend de bergen
+af en hield het moeilijk rijden hun aandacht. Toen zij eindelijk aan
+een smal wegje kwamen aan beide zijden met heesters begroeid, zagen
+zij de hoefsporen, waarnaar zij zich tot dusver hadden gericht, naar
+het zuiden gekeerd; doch de monnik achtte het raadzaam recht door te
+gaan, door een heuvelland welig van jong olijfgewas, dat in tallooze
+bladertjes het zonlicht dartelen deed.
+
+Mevena, kruiselings in het zadel, reed een halve lengte vóór,
+zoodat Tamalone voortdurend naar haar kon kijken zonder haar oogen
+te ontmoeten. Onder haar pij zag hij een tenger been in groene kous
+tegen den flank van het paard, en onder haar schouders den kap die
+geregeld schokte op den smallen rug. Als hij zich oprichtte ontwaarde
+hij alom in zachtbewogen windgewarrel een eindelooze bladerenmenigte,
+die geen gezichteinder had dan de zonnig blauwe lucht. De eenzaamheid
+was hier grooter dan in de bergen. Hij voelde een neiging om niet
+verder te gaan, om stil te houden en in 't zwellend genot van 't
+oogenblik die lieve vrouw vóór hem aanbiddend te streelen. Maar hij
+lachte even, licht verbaasd hoe in de eenzaamheid menschen elkander
+vertrouwen konden, en klopte den hals van zijn paard.
+
+Laat hielden zij stil bij eenige boomen, waar zij karresporen
+zagen. Zij besloten hier af te stijgen en onder de bloote lucht te
+overnachten. Voor hun eten gingen zij kastanjes zoeken, te zamen,
+want Mevena wilde haar deel hebben in de bezigheden. Ondanks hare
+vermoeidheid was zij zoo luidruchtig vroolijk, dat Tamalone zich
+telkens uit de bukkende houding oprichtte, wanneer haar milde stem in
+de schemering van het gebladerte hem schertsend iets toeriep. De lucht
+scheen hem zachter hier dan in de bergen, er was een onnoemelijke
+behagelijkheid in dit lichtloos uur van den dag, in den geur van
+molmend hout, in het geritsel der dorre blâren die Mevena met den
+voet wegschoof, en luchthartig antwoordde hij haar geroep, zoodat
+het oud geboomte weerklonk van lachend hoog en diep geluid om beurt.
+
+Dan roosterden zij te zamen de kastanjes en Mevena, die lustig werd
+van het nieuwe leven onder den hemel, sprak gedurig met onverwachte
+guitigheid, lachte en vertelde van haar meisjesleven, zoodat ten
+leste Tamalone in zoete verrukking zweeg en luisterde, vergetend dat
+zij hem niet beminde.
+
+Toen zij te slapen gegaan was zat hij kalm alleen; hij hoorde het
+geluid harer jonge stem nog, doch in zijn hart ontloken weemoedige
+gevoelens weder, het geruisch van de bladeren en de stille starren
+herinnerden hem, dat hij evenzoo waakte gelijk den nacht te voren. Hij
+lei zich neder bij het smeulende hout en wachtte op den slaap, zijn
+oogen bleven echter open en zagen de starren vermeerderen. De dauw
+begon over den grond te dampen, slechts het geruisch van de bladeren
+der populieren wilde de fluisterende eenzaamheid niet verlaten en de
+duisternis duurde langen, langen tijd.
+
+Eindelijk verbleekte de lucht weêr, de planeten hadden hun reis
+volbracht. Tamalone, die roerloos gelegen had, stond op om zijn leden
+te bewegen en het vuur weder aan te blazen.
+
+Dien dag was Mevena weêr blijgezind, zij zong zelfs liedjes nu en de
+monnik, naast haar rijdende, luisterde met bestendigen glimlach of
+zong, daar zij er om vroeg, op zijne beurt ouderwetsche melodijen, die
+hij van vroeger nog wist. Zij was verrast en lachte veel. Tamalone, die
+bespeurde, dat hij haar lang aan kon zien wanneer zij in vroolijkheid
+gemeenzaam was, praatte aanhoudend en bij zijn gemoedelijke verhalen
+begon zij te zien, dat hij veel beminnelijker was dan zij te voren
+dacht. De naam van Rogier werd dien dag niet genoemd.
+
+Zij stegen zeer vermoeid bij een groen korenveld af, waar Mevena
+ging liggen in een paadje tusschen twee akkers. Ook de klerk sliep
+weldra. Doch toen hij wakker werd in den nacht was het een vale
+duisternis en hij kon het meisje niet zien. Hij hoorde niets ofschoon
+hij meende dicht bij ingeslapen te zijn. En nu hij ongerust werd sprong
+hij op, liep op den tast in de richting waar hij dacht dat zij was,
+tot hij eindelijk weêr haar lichten adem hoorde. Toen liep hij eenige
+passen terug en lei zich weêr neêr om te slapen.
+
+Des morgens opende hij zijn oogen en ontwaarde schier naast hem Mevena
+in zittende houding, alsof ook zij juist was ontwaakt. Haar gelaat,
+dat zeer bleek was, glimlachte.
+
+"Wij zijn laat," zeide ze.
+
+Tamalone bloosde en stond bedremmeld op.
+
+In blakende zonnewarmte reden zij zwijgend naast elkander den derden
+dag. Mevena dacht aan den minnaar en aan de naderende stad; de monnik
+keek haar dikwijls van ter zijde aan, verontrust over de bleekheid van
+haar gezicht. Hij vroeg met lieven aandrang soms of zij rusten wilde,
+doch zij antwoordde ongeduldig dat zij niet moede was, en beiden
+reden door, het snuiven en kleppen der goede paarden was het eenig
+geluid. Uren lang volgden zij den oever van een diep liggend riviertje
+den stroom afwaarts, er scheen aan den loop van het gerimpeld water
+geen einde te komen, en de dag was vermoeiend en lang. Bij wijlen
+zeide zij iets, een onverschillig woord om de stilte te breken, maar
+hare stem was buigingloos en Tamalone antwoordde even kort of met een
+knik. Slechts de verschijning van een enkel landman, die eerbiedig
+groetend langzaam voorbijging, bracht hun verdwaalde gedachten terug
+voor een oogenblik; zij wisselden dan eenige woorden en herhaalden
+hun afspraak wat zij uit voorzichtigheid doen zouden in de stad.
+
+Eindelijk, toen zij aan hun rechterhand in de lucht de torens van
+een burcht zagen rijzen, begonnen hun paarden moeilijk te stijgen,
+zij kwamen in de Pisaansche bergen. Verderop bemerkten zij in de lage
+verte daken en torens en hier en daar kleine lichtjes. Mevena reed nu
+met opgericht lijf, de monnik zag haar oogen groot en strak geopend,
+zij had de lippen vastgeklemd; de avondbries, van regen en zeelucht
+vochtig, deed de wijde mouwen van haar pij zachtjes fladderen.
+
+Toen zij de poort bereikten, waar bij een lantaarn twee wachters
+soezend zaten te mompelen, was de nacht drukkend van duisternis. Een
+der paarden hinnikte helder en luid, van een toren zeer nabij klonk
+een zware klok.
+
+In de straten waren de luiken en deuren der huizen gesloten. Tamalone,
+die de beide paarden bij de teugels leidde, liep behoedzaam in den
+donker zoekend en had zijn aandacht op den hobbeligen weg gevestigd. Op
+eens hoorde hij een snik en een val, Mevena's paard stond stil. Met
+een kreet bukte hij neder tusschen de pooten, hij wilde schreeuwen,
+maar sloot dadelijk zijn lippen weder. Bevend zorgvuldig nam hij haar
+lichaam in zijn arm, aan den andere leidde hij de dieren voort. De
+duisternis was loom en stil, slechts een venstertje, dat geopend
+werd, knerste.
+
+Aan de rivier voor een laag huisje bleef hij staan; hij klopte aan de
+deur en terwijl hij wachtte hoorde hij het stroomende water klotsen
+tegen den wal. Een man met een lamp deed open en zeide:
+
+"Ohé!"
+
+"Houd de paarden vast, ik heb hier een zieke. Geef mij de lamp,
+dan kan ik naar boven gaan, gauw."
+
+Langs een nauwe trap droeg hij Mevena in een vertrekje, met houten
+wanden en een hellende zoldering; daar legde hij haar neder op wat
+stroo in den hoek en zette het licht op den vloer. Hij ging snel heen
+en kwam snel weêr terug met wijn en brood. Toen hij haar voorhoofd,
+waar een streepje bloed op lag, gewasschen had herkreeg zij haar
+bewustzijn en glimlachte en bij dien glimlach zuchtte hij diep.
+
+In een kamer beneden werd gepraat. Zij trachtte zich op te richten,
+doch daar dit haar pijn deed lei zij haar hoofdje gelaten weêr neêr
+en nam Tamalones hand. Zich voorover buigend gaf hij haar te drinken
+uit een kroes--de een noch de ander had een enkel woord gesproken,
+maar bij 't rossig licht, terwijl zij dronk, zag hij in haar oogen
+die tot hem opgericht waren een glans van verwonderde innigheid en
+hij had een meewarig gevoel, dat dit meisje even eenzaam was op de
+wereld als hij zelf en geen ander verzorger had dan hem.
+
+Na een wijle liet hij haar in donker alleen. Beneden werd de deur eener
+kamer voor hem geopend, waar bij een walmende pit drie mannen aan een
+tafel zaten te spelen, landgenooten, die hem met nieuwsgierige blikken
+begroetten. Hij lachte gemoedelijk, zette zich bij hen aan de tafel,
+ledigde een grooten beker bier en, terwijl hij de kaarten opnam die
+hem toegedeeld waren, begon hij zijn wederwaardigheden te vertellen,
+echter zonder van zijn geheime gedachten te spreken.
+
+
+
+
+
+
+9
+
+
+Het kasteel was op een rots gebouwd, aan den voet door een groot
+woud omringd. Onder het geboomte en aan den oever der smalle rivier
+oostwaarts lagen de troepen in vier kampen verdeeld, en ofschoon de
+herfst al naderde wachtten zij de overgave der belegerden af, want
+in het slot werd reeds gebrek geleden.
+
+De afdeeling van Rogier had zich op de helling naar het water
+gelegerd, achter een bosschage voor het schiettuig der vijandelijke
+wallen beschut.
+
+Het werd al weken, dat iederen ochtend de mannen onder de boomen hun
+blikken naar den wachttoren richtten van 't slot, of er een teeken
+was dat de edelen daarbinnen het opgaven; koude winden begonnen buiig
+door het woud te gieren, wijl wolken haastig aan den hemel dreven. De
+soldaten werden ongeduldig en de aanvoerders verveelden zich.
+
+Rogier liep soms uren doelloos om, langs het stroompje naar het
+gehucht, of aan den anderen oever waar een holle weg door dichte
+bosschen steeg. Het was altoos halfdonker in dien weg, de boomen aan
+de banken groeiden hoog naar boven waar hun takken samen warden en hun
+stammen waren beneden verborgen in duisteren groei van struiken. Hier
+wandelde hij dikwijls heen en dacht aan Mevena en aan zijn goeden
+vriend den monnik.
+
+Eens toen hij dien weg besteeg bemerkte hij, dat het zeer donker werd,
+doch zich omkeerende zag hij beneden in de opening van het loof nog
+het daglicht. Hij stond een wijle stil. Door het kletterend geruisch
+hoog boven hem begreep hij, dat er een zware regen viel. Terwijl hij
+gedachteloos luisterde werd zijn aandacht getrokken door een gerucht
+van hijgen, een vrouw kwam haastig den weg afdalen. Dicht bij hem stond
+zij eensklaps stil. Hij boog zich naar voren om haar gelaat te zien,
+zij schrok, week achteruit en ijlde gillend in het schemerduister
+naar beneden. Rogier liep haar na en waar de boomen niet meer waren
+kon hij haar duidelijk voor zich zien; met beide handen hield zij
+den rok op, haar bloote beenen bewogen zeer snel en zij keek telkens
+om. Toen zij in den regen kwam zwenkte ze naar rechts, waar ze in
+'t lage hout verdween.
+
+Rogier zocht in het struikgewas, het water dat op zijn warm gelaat
+viel verbaasde hem, en hij liep langzaam terug onder de boomen. En
+gedurende het eentonig ruischen herinnerde hij zich, op eens licht
+bevreemd, hoe hij ook in den regen had gestaan op een nacht met Mevena.
+
+De herinnering werd levendig van ontroering, wier gloei hem streelend
+verontrustte en hem Mevena's aanwezigheid duidelijk warm nu voelen
+deed. Vaak had hij naar haar verlangd en wat hij thans ervoer was
+weder de onweêrstaanbaar wassende zekerheid, dat hij haar beminde,
+dat zij alleen het was wat hij begeerde. Het was dwaasheid de natte
+dagen wachtend door te brengen in dit verlaten oord, terwijl daarginder
+op zijn slot de liefste vrouw met groote oogen uitkeek of hij komen
+zou. Hij wilde dadelijk heengaan, dien zelfden dag nog.
+
+Hij veegde zich het voorhoofd, de regen, die door de bladeren kletterde
+had hem doornat gemaakt, de witte pluim van zijn muts hing druipend
+neêr.
+
+Hij bedacht, dat hij zich geen vijanden kon maken onder de bondgenooten
+van den keizer, Romano zou de eerste zijn dien hij te duchten zou
+hebben. En toen deze overweging hem duidelijk werd was het ongeduld
+naar Mevena gevlucht, zijn verbeelding was koel en verbleekt, slechts
+een flauwe ontevredenheid bleef in zijn gemoed.
+
+Hij luisterde naar het gestadig suizen in het gebladert, zag dan naar
+de lucht en den regen en dacht aan de deerne van daarstraks.
+
+De dag was opgeklaard toen hij terug kwam in 't kamp. Rondom de
+groote rookende vuren verdrongen zich de soldaten met hun kleederen
+dampend in de uitgestrekte handen; zij waren naakt, duwden elkander
+en lachten luidkeels. Carolus stond voor de tent met droog buis en
+hozen voor den kapitein, die lachte van voldoening.
+
+De soldaten kleedden zich weêr en dronken uit hun ketels, er roesde
+in het nuchter licht een jolig gedruisch onder het nat glimmend groen.
+
+De vuren in de andere kampen gaven de lucht een wijden onzekeren gloed,
+toen een man in steedsche dracht aankwam. Hij bracht een brief van
+Tamalone. De monnik schreef, dat Mevena naar Pisa was gegaan door groot
+verlangen gedreven en niet naar het slot, en dat hij haar ziek in die
+stad had gedragen daar zij van haar paard was gevallen; doch dat zij
+thans weêr beter was. Zij liet vragen of zij in het kamp mocht komen,
+voor een kort oogenblik slechts, zij zou weêr aanstonds vertrekken.
+
+Rogier, met een warm gelaat en driftig aan zijn knevel morrelend,
+gaf bevelen en ging heen. Carolus zag hem met groote stappen zich
+verwijderen, de witte pluim danste snel in den schemer langs de
+boomen. Het was zeer stil, bij den verwaaiden rook daarginds in
+'t kwartier bromden de soldaten in slaperigen deun. Terwijl hij
+langzaam liep hoorde hij sluipende passen achter zich en zich
+omkeerende herkende hij Walid aan zijn baard en gelen hoofddoek;
+hij liep schielijk verder.
+
+In de tent van den koning werd Rogier luidruchtig begroet, er was
+licht van drie lampjes. De koning, met blonde krullen en lachend
+blauwe oogen, bij een tafeltje gezeten met de edelen, hief zijn hand
+hoog op en riep Rogier naast zich. Dan speelden zij door.
+
+Rogier dronk bij kleine teugjes, nam aarzelend de steenen in zijn hand,
+maar begon toen te spreken, zeggend dat hij nog dien avond het kamp
+moest verlaten. De koning antwoordde schertsend, deed de steenen rollen
+en schoof de gewonnen munten naar zich toe, doch toen Rogier ernstig
+doorging te praten, zeide hij bedaard, dat zij hem niet konden laten
+gaan wijl de vreemde soldaten vooral op hem vertrouwden. Op de vraag
+wat hem tot zijn onverwacht besluit had gebracht kwam geen antwoord;
+de koning werd toen boos en allen zwegen.
+
+De bekers werden zwijgend volgeschonken, de dobbelsteenen buitelden
+weêr over de tafel, de avond verging als de vorige.
+
+Toen Rogier, door wijn bedwelmd, laat aan zijn tent kwam vond hij
+den brigadier daar, die met een mantel over zijn hoofd gehurkt zat
+te dutten--hij stond op, verbaasd dat het nog donker was. Hij had het
+bevel om een paard in gereedheid te houden niet gehoorzaamd en zeide:
+
+"Ik heb de paarden niet gezadeld."
+
+"Vroeg wakker. Er wordt gevochten, maar zeg er niets van." En zijn
+meester ging binnen.
+
+Carolus stond nog een tijd te staren, tot hij rilde van koû, toen
+zocht hij zijn slaapplaats bij Walid op. Doch hij was weêr vroeg op
+en vond Rogier overeind met den brief van den monnik in de hand. En
+zij maakten een plan om het slot te verrassen voor de andere kampen
+het merkten, ook Walid was er bij.
+
+Het was een koele zonnige dag met doorschijnige wolken. De
+schildwachten op de torens zagen in de omringende kampen de vuren
+gestookt en de soldaten in hun dagelijksch werk. In den middag
+terwijl hun blikken gericht waren op de tenten aan de rivier, waar
+de vijanden lui onder boomen lagen, schrokken zij hevig en bliezen
+alarm: beneden hen, aan de poort, stonden wel honderd man met felle
+wapens vlak tegen den muur. Op de kanteelen toeterden hoorns, hoorns
+toeterden binnen, er ging verward geroep en uit de spiegaten werd al
+geschoten op de oosterlingen, die in de schaduw tusschen de torens
+kalm een stapel bouwden...
+
+En toen de rook wegdreef voorbij de blauwe lucht waren de hoorns en
+'t geroep weêr stil, er lagen dooden verspreid op de mossige keitjes
+van den hof, waar de zon rustig scheen, Carolus waakte met zijn
+soldaten bij de verslagen vijanden in een groep.
+
+Een poosje later kwam op zijn glimmend ros de koning lachend binnen
+rijden en Rogier ziende, wiens gelaat en kleederen rood waren van
+bloed, steeg hij af, drukte hem de hand en zeide toornig, dat minstens
+vijf edelen het boeten zouden.
+
+Des avonds zaten de aanvoerders in de hal van 't slot aan een maal
+met talrijke lichten. De koning dronk ter eere van Rogier en zeide
+beminnelijk, dat hij hem ook thans niet kon laten gaan, doch dat hij
+hem den volgenden dag reeds naar den keizer wilde voeren, die alleen in
+staat was hem de eer te geven welke hij verdiende. De bekers klonken,
+de aanvoerders riepen luid, Rogier had een blos en glanzende oogen.
+
+Met open mond stond Carolus te luisteren, Walid knikte zijn hoofd
+verscheiden keeren.
+
+
+
+
+
+
+10
+
+
+Mevena was langzaam beter geworden, maar de monnik vergunde haar nog
+niet het klein kamertje onder het dak te verlaten. Hij had een peluw
+voor haar gekocht en een tafel geplaatst voor het raampje, dat uitzag
+op de kade.
+
+Daar zat zij den heelen dag met lieve gedachten door de ruitjes
+kijkend--links verdween de rivier in scherpe bocht juist onder de
+koepelkerk, met stellingen en ladders; vóór haar en rechts voeren
+scheepjes in den zonnig gerimpelden stroom, op de kade wemelden mannen
+en vrouwen die druk met koopwaar sjouwden, sommigen leunden pratend
+over den wal; ginds, voorbij de brug, blonk de zuiderlucht ijler boven
+spichtige masten en half-gereefde zeiltjes en in de verte schitterde
+een vergulde torenspits. Het marktgewoel was een nieuw gezicht
+voor haar, aandachtig zag zij naar al wat gebeurde. De liederen,
+die beneden een man van den vroegen morgen zong en het tierelieren
+van een vogel in een kooi onder 't venster, klonken aanhoudend door
+het geroezemoes van buiten en maakten de wereld vol zoet rumoer.
+
+Vóór zij van het bed mocht opstaan had zij in haar koortsen aan niets
+anders gedacht dan naar het kamp te gaan. De bode was teruggekeerd met
+een langen brief van lieve woorden, waarin Rogier beloofde, dat hij
+over twee, drie maanden zou komen. Tamalone bracht haar dien brief
+terwijl zij voor het venstertje zat en toen hij hem voorlas voelde
+zij een ongekende rust over zich komen, die duurde nadat de lezende
+stem weer zweeg.
+
+Sinds dien morgen was zij altoos vroeg opgestaan om de eerste menschen
+op de kade te zien komen en bij het prille daglicht weêr verheugd aan
+den geliefde te denken. Zij verwonderde zich wel hoe vreemd het was,
+dat het verlangen van kort geleden haar verlaten had, nadat zij beter
+was geworden; hoe vreemd, dat zij niet meer begeerde naar hem toe te
+gaan, maar liever hier in de veilige zorg van Tamalone op hem wachtte;
+zij mijmerde vaak daarover in stil gemoed, starend naar de rozige lucht
+en de weêrkaatsing in de rivier, tot het geroep van vroege schippers
+of de uitbundigheid van den vogel aan den muur haar gedachten weêr
+stoorden. Toch wist zij zoo zeker, dat zij meer van hem hield, en met
+een glimlach keek zij naar de lieden, die kwamen en die zij begon te
+herkennen aan hun dracht of gestalte.
+
+In het eerst liet Tamalone, die nu fraaie hozen en een buis van groen
+fluweel droeg, haar veel alleen, doch zij hoorde dikwerf zijn stem
+beneden. Eindelijk, na weken toen de menschen op straat zich met wol
+en bont begonnen te kleeden, kwam hij zeggen, dat zij haar kamertje
+uit mocht; zij was in een arm huis maar, zeide hij, doch zij zouden
+allen goed voor haar zijn, dat zij zich tevreden gevoelde.
+
+De kamer, die zij binnentrad was laag, met een vierkant raam, waar
+dorrende wingerd voor hing, en buiten was een plaats met vaten en
+kisten. Drie mannen stonden naast elkander tegen het licht. De broeder
+zeide, dat het zijn vrienden waren en noemde hun namen: Simon, Josse,
+en Baldo die nog zeer jong was. Zij keken haar zwijgend aan. Bij den
+haard lagen twee katten en een langharige hond met zijn tong uit den
+bek. Mevena zette zich bij de dieren neder om hen te aaien, en toen
+liepen de mannen de kamer weêr uit.
+
+Simon had thans een winkel in scheepsproviand, zijn broeder Josse en
+diens zoon waren pasteibakkers. Zij hadden hun land verlaten wegens
+de ketterijen, in den tijd toen ook Tamalone Frankrijk verliet. Dat
+was al tien jaar geleden, maar nog altoos spraken zij 't liefst over
+oude vrienden thuis en benijdden zij Tamalone, wanneer hij somwijlen
+op zijn reizen was terug geweest in 't vaderland en hun van welbekende
+dingen vertelde.
+
+Bij het maal werd weinig gesproken, alleen de monnik zei nu en dan
+iets, Mevena gaf den dieren stukjes uit haar bord; soms moest een
+der mannen opstaan als er een klant aan de voordeur riep.
+
+Toen de borden van de tafel waren en de drie mannen de kamer weêr
+hadden verlaten, lei Mevena haar hand op Tamalones schouder en vroeg
+vertrouwelijk lachend of zij nu ook naar buiten mocht gaan. Hij had
+reeds een blauwen mantel voor haar gekocht, met een kap, zooals de
+koopvrouwen droegen; toen hij dien ophield schaterde zij plotseling
+luid uit zoodat de hond kwispelend opsprong en Tamalone meê lachen
+moest. Zij trok hem aan, hij zette een nieuwe kaproen met roode banden
+op, en beiden gingen de straatdeur uit, met den hond die blaffend in de
+menigte wegliep; bij een stapel gebak waar jongens stonden te kijken,
+zat Simon voor zijn winkel te zingen en te naaien en knikte lachend.
+
+Zij liepen door 't gewemel langs de kade en sloegen links de nauwe
+straat in, waar de torens hoog boven de huizen rezen; daar was het
+nog drukker, de uitstallingen der winkels vulden de geheele straat
+met verscheidenheid van waren; er liepen ook vele voorname vrouwen
+met juweelen aan de handen, die heur slepen ophielden en met de
+kooplieden praatten. Zonnige wolken gingen hoog boven de daken, de
+wind deed de kleederen der menschen wapperen. Mevena had nog nooit
+zoo'n drukke straat gezien en zoovele dingen welke zij niet kende,
+zij was blijde daar te loopen en hield herhaaldelijk Tamalone staande,
+die haar van alles vertellen moest.
+
+Zij had een blos op de wangen toen zij vermoeid thuis kwam en zuchtend
+op een bankje in den winkel ging zitten tusschen manden, kisten en
+kruiken. Josse kwam daar met een blad versch dampende koeken binnen
+en bood er haar met een buiging van aan.
+
+Na dien eersten keer ging zij dagelijks met Tamalone wandelen, somtijds
+buiten de muren, doch meestal in de stad door de drukke buurten of
+de smalle groene straatjes, terwijl zij met lachende gezichten elkaêr
+vertelden of een liedje voorzongen. Het waren telkens nieuwe morgens
+met nieuwe vroolijkheid. Tamalone dacht dikwijls hoe gelukkig hij
+met haar was, haar oogen zagen hem altijd zoo vrij en glinsterend aan.
+
+Op een dag, nadat zij hare verwondering reeds eenmaal verzwegen had,
+vroeg ze waarom hij zijn pij niet droeg en wanneer hij naar zijn
+klooster terug moest keeren. Een oogenblik zweeg hij, maar antwoordde
+met opklarend gezicht, dat hij bij haar blijven wilde zoolang zij
+alleen was en praatte vlug over andere dingen door, zoodat zij haar
+vraag vergat. En dit was de eenige keer, dat zij over zijn heengaan
+sprak, want wanneer zijn fraaie kleederen er haar aan herinnerden,
+dat hij eigenlijk een klerk was en haar nieuwsgierigheid wekten,
+zweeg zij--zij wilde niet gaarne meer buiten hem en vreesde hem te
+grieven. Tamalone echter wist wel waarom zij soms zonder spreken naar
+zijn roode kaproen keek en dan ontwaakten gedachten, die hem stil
+maakten in 't gemoed en met verdrietige onrustigheid wederkeerden
+wanneer hij alleen was 's nachts op zijn bed.
+
+Mevena zat meestal beneden wanneer de mannen in de kamer waren; de
+eerbiedige behandeling van den eersten tijd liet zij zich schertsend
+gevallen en bedacht onderwijl allerlei om hen te behagen. Josse en
+Simon kwamen al glimlachend binnen wanneer zij daar was; zij bleven
+na het avondeten thuis en zaten in 't karig licht vergenoegd aan
+de tafel naar haar te kijken en te praten. De jonge Baldo, die wel
+met meiskes uitging, kwam dan jolig terug en speelde dartele wijzen
+op zijn viool; soms zongen de ouden om beurten mede, met glimmende
+oogen. Het tenger meisje bij het haardvuur gezeten luisterde met open
+lippen, zich gelukkig voelend in dit laag vertrekje vol uitbundigheid
+van mannengeluid.
+
+De dagen gingen voorbij en werden kouder. Simon en Josse hielden veel
+van Mevena en dachten niet aan den tijd wanneer zij heen zou gaan;
+zij zelve sprak er nimmer over, noch over hem die in het leger was en
+Tamalone had geen andere gedachte dan voor haar te zorgen en haar te
+behagen. Hij kleedde zich hoe langer zoo fraaier en kwam dikwijls met
+nieuwe sieraden thuis. De gebroeders hadden er al samen over gesproken
+hoe zeer hij veranderd was: kleurige kleederen droeg hij, met glansen,
+hij schoor zijn kin en krulde zijn kneveltje gelijk een edelman. Zij
+wisten niet hoe hij aan 't geld kwam om zulke kostbaarheden te koopen,
+maar zij waren al jaren gewoon hem na poozen van groot gebrek eensklaps
+rijk te zien; ook hadden zij gehoord dat hij veel in de huizen van
+voorname lieden kwam, en zij vonden hem een wonderlijk man.
+
+Op een avond, toen Mevena vroeg naar boven ging, was de monnik,
+die onder het gezang van Baldo stil voor zich had gekeken en uit
+was gegaan, nog niet terug. De broeders besloten te wachten tot hij
+kwam en zaten ter wederzijden van het vuur over Mevena te praten. De
+ruitjes klepperden grillig in 't raam door de vlagen van den wind;
+achter het huis sloeg de torenklok dreunend het uur van den nacht,
+die stiller werd naarmate de mannen langer wachtten.
+
+Tamalone doolde in de stad rond, dicht in zijn mantel gehuld voor de
+koude. Hij had dien avond gezien, dat Mevena een kind moest krijgen,
+en hij had zich herinnerd hoe hij haar uit het huis van haar vader
+naar het kamp in de bergen gevoerd had, toen hij nog niet wist dat hij
+van haar hield. Een kranke ontroering was over hem gekropen toen hij
+gewaar werd dat hij de laatste weken in droomende wenschen geleefd had,
+hij die heel zijn zorgeloos leven zijn avonturen had laten komen zoo
+zij wilden, wel wetend dat er voor 't innig verlangen slechts wanhoop
+was--hij had zich in het huis van Simon een vreemdeling gevoeld in
+zijn zwierige kleederen. Den nacht van hun vlucht ook had hij zich
+duidelijk herinnerd en de gouden kronen, die haar vader hem had
+gegeven--toen had hij zich geërgerd aan die vrouw die hem nooit zou
+begrijpen en hij was zonder spreken de deur uitgegaan.
+
+Het was overal donker, slechts de ruitjes der taveernen waren verlicht,
+in de huizen schenen de menschen te slapen en Tamalone liep met
+tintelende wangen geheel alleen in den nachtwind, die suizend woei
+door de verlaten straten. Hij hoorde zijn haastige voetstappen, waar
+hij zoo vaak naar geluisterd had op zijn eenzame tochten, de wind
+deed hem diep ademen en hij voelde zich opgewonden door begeerte
+om den ganschen nacht te loopen waar de wegen hem voeren mochten,
+om weder als van ouds te dolen door 't land van stad tot stad.
+
+Op het domplein stonden in donker groepjes mannen te praten, een enkele
+dronkaard liep in zichzelf gekeerd te zingen op lijzigen toon. Tamalone
+ging een herberg binnen, dronk in eenen teug den beker ledig en liep
+onbezorgder verder in den nacht, zijn open mantel wapperde vrij van
+zijn rug. Blijdschap deed hem nu haastiger gaan, hij had de heerlijke
+doellooze vrijheid weder van te zwerven onder vreemde menschen. Morgen,
+morgen wanneer de poorten open waren zou hij de stad uit gaan, hij
+was er reeds lang geweest. In zijn verbeelding zag hij Mevena alleen,
+in het huis van Simon eerst, later terug bij den man in het leger; het
+waren slechts stille beelden welke hij zag, zij ontroerden hem niet.
+
+Met een glimlach herinnerde hij zich hoe hij nog dien zelfden morgen,
+terwijl hij naar haar witte handen keek, met innerlijk schreien had
+gedacht waarom zij hèm niet beminde, die haar nooit verlaten zou hebben
+en met wien zij gelukkig zou wezen. Het was heerlijk een vrouw lief
+te hebben zooals hij haar liefhad, maar hij wist, dat zij weldra heen
+zou gaan, voor goed zou gaan, zoodat hij haar nooit meer weder zou
+zien. Hij hoefde niet langer te blijven in 't huisje aan de rivier,
+waar hij zich vervelen zou, nu de begeerte was teruggekomen naar
+het land en den open hemel, naar steden waar hij nooit was geweest
+en nieuwe menschengezichten. Hij kon haar gerust verlaten, zij was
+veilig bij Simon en Josse en zou niet naar hem vragen. En hij, zou
+hij niet gelukkiger zijn zoo hij slechts aan haar denken kon?
+
+Met lustige schreden liep hij in onbekende buurten, langs wegen waar
+huizen in aanbouw waren; een eind verder op een open plek zag hij
+onduidelijk den omtrek van een galg tegen de lucht, hij lachte even,
+met een dwaas gebaar, en bleef staan om te zien of er iemand hing,
+maar het was te donker. Hij merkte nu, dat het koud was, stampte op
+den grond en blies in zijn handen.
+
+Terwijl hij voortliep bedacht hij dat het dwaas zou zijn den ganschen
+nacht te dwalen, indien hij in den morgen op reis wilde gaan; hij
+besloot naar huis te keeren, en lang te slapen.
+
+De deur stond aan en binnen vond hij Simon, die alleen nog op was,
+slapend met het hoofd in de armen op de tafel; nevens hem stond
+een ronde kruik met bier, de katten lagen voor het smeulend vuur te
+spinnen. Simon, met zijn vuisten in zijn oogen wrijvend, vroeg waar
+hij geweest was, doch Tamalone antwoordde niet, dronk uit de kruik en
+zette zich bij het vuur. Hij wist, dat de goede Simon al sedert hun
+kloosterjaren hem genegen was, dat hij de eenige was die om hem gaf;
+hij vroeg hem nu nog een oogenblik op te blijven terwijl hij zich
+warmde en zijn bier dronk. Zij zaten elkander zwijgend en vriendelijk
+aan te kijken, de torenklok sloeg met ernstigen klank. Eindelijk stond
+Simon op, zeide dat Tamalone toch een zonderling man was en blies de
+pit uit.
+
+Op zijn bed in de deken gewikkeld, voelde Tamalone zijn voeten nog
+prikkelen van het loopen en voor hij zijn gedachten in behaaglijken
+slaap verloor, rees er onverwacht ééne nog in verschietende klaarheid:
+hij had haar lief zoo zéér, dat haar wederliefde hem niet gelukkig
+zou maken.--
+
+Laat in den dag stond hij op. Mevena zat geduldig te wachten om met hem
+uit te gaan naar hun gewoonte. Hij was op het punt haar zijn besluit
+van gisteravond te zeggen, doch haar oogen waren zoo vroolijk, dat
+hij wel terug moest glimlachen en haar niet te leur wou stellen. Hij
+kon evengoed in den avond vertrekken.
+
+Het was een blanke, frissche dag; de menschen in de straten zagen
+opgeruimd en bloosden van de koude. In het begin van hun wandeling
+luisterde Tamalone zonder antwoord naar wat zij zeide. Zij liepen
+langzaam en bleven dikwijls voor de winkels staan; aan den overkant van
+'t water gingen zij door groententuinen en hij werd van lieverlede
+spraakzaam. Dan vertelde hij haar zijn voornemen om heen te gaan,
+daar zij veilig was bij zijn vrienden. Een poosje gingen zij zonder
+spreken voort met gebogen hoofden; toen zij hem aankeek zag hij,
+dat zij groote tranen in de oogen had--hij schrok en wilde haar hand
+kussen... met teeder lieve stem zeide hij, dat hij bij haar zou blijven
+als zij wilde. Zij keek hem aan, verblijd, en knikte,--Tamalone ademde
+dieper van heerlijkheid, door het nat zijner opgeslagen oogen zag
+hij den hemel in prachtige klaarheid, hij dacht dat zij zijn hart nu
+wèl begreep. Opgewekt spraken zij toen over andere dingen en gingen
+in vertrouwelijkheid naast elkander, de heldere zon scheen over het
+groen aan hun voeten. Zij liepen nog hier en daar en Tamalone wees
+haar hoevele menschen er dien dag hun beste kleederen droegen.
+
+Thuis dien avond bij het licht der koperen lampjes was er weder geluid
+van liederen; Baldo sprak over het onrecht waarmede de groote heeren
+regeerden en Tamalone deed een schoon verhaal van ridders en lieflijke
+vrouwen terwijl Mevena met groote oogen, haar gelaat in haar handen
+voorover geleund, en de brave mannen rustig ademend luisterden.--
+
+De dagen vloden heen, de winter was gekomen. Des morgens vroeg zat
+Mevena nog steeds voor haar venstertje te wachten op Rogier, bij de
+mannen beneden noemde zij nimmer zijn naam. Tamalone wist wel waar
+zij altoos in stilte aan dacht, doch het maakte hem niet verdrietig,
+hij voelde in nederigheid, dat iedere dag al vreugde was en om wat
+komen zou haalde hij de schouders op.
+
+Toen het reeds Kerstmis geweest was ging Josse op een Zondag na den
+kerkdienst met haar wandelen en vertelde haar, dat zijn broeder beloofd
+had een wieg voor haar te maken, omdat haar kind nu wel spoedig zou
+komen. Zij was er stil van den ganschen weg, zij had er nooit aan
+gedacht, dat ook de mannen zouden weten waar zij heimelijk verwonderd
+vaak over peinsde. Nu Josse gezegd had dat zij spoedig een kind zou
+krijgen, wilde zij wel aanstonds naar Rogier toe gaan, want de wereld
+was zoo veranderd en bij hem zou zij tevreden zijn. Doch de goede
+Josse klopte haar op den arm toen zij daar over sprak, en zeide dat hij
+een boodschap zou zenden, maar dat zij rustig bij hen moest blijven.
+
+En dien middag, toen zij in haar kamertje was, zat Tamalone een brief
+te schrijven, terwijl de jonge Baldo aandachtig naar hem keek en de
+broeders tegenover elkander dommelden in de schouw.
+
+Eenige dagen later kwam de bode terug; Rogier met het leger voor
+Capraia had hem een kort wederwoord gegeven en liet zeggen, dat de
+keizer hem niet vergunde om heen te gaan, later zou hij een brief
+schrijven. Doch de mannen verzwegen dit antwoord voor Mevena.
+
+Eindelijk op een kouden nacht werd het kind geboren. Tamalone, die de
+vrouw was gaan roepen bleef buiten op de kade heen en weder loopen,
+de sneeuw viel gedurig in dichte vlokken, zoodat hij bij poozen moest
+stilstaan om zich de kleederen af te schudden. Het water murmelde in
+den stroom, één venstertje was er licht in de duisternis, waar hij
+aldoor naar keek. Verkleumd en bibberend ging hij ten leste binnen,
+de vrienden zaten daar met de vroedvrouw genoegelijk bij een mooi vuur
+te eten, boven hoorde hij een zwak stemgeluid. De vrouw wenschte hem
+geluk en Simon en Josse moesten daar hard om lachen, maar Tamalone
+zeide niets, spreidde zijn handen voor de vlammen uit en nam toen
+gretig een groote pastei.
+
+Bij het grauwen van den komenden dag liep hij zachtkens naar boven en
+trad de kamer van Mevena binnen; zij lag met open oogen en glimlachte
+toen zij hem zag, aan haar voeten was een rood gezichtje. Hij boog
+er zich even voorover, knikte dan tot Mevena met goedhartigen blik.
+
+Dien ochtend dwaalde hij alleen in de besneeuwde stad, denkend aan
+de winterdagen toen hij het huis van zijn vader verlaten had en voor
+'t eerst 's nachts buiten was geweest; de sneeuw lag toen even dik en
+de soldaten van de stadswacht hadden hem gevonden. Hij trachtte aan
+Mevena te denken, maar hij zag voortdurend beelden uit het verleden,
+die zijn hart neerslachtig maakten en er weemoed wekten, zijn leven
+had zoo anders kunnen zijn. Hij kon de dikke lucht en de klanklooze
+straten niet verdragen en trad een herberg binnen, waar hij in een
+hoek zat en veel wijn dronk. Eensklaps herinnerde hij zich, dat hij
+voor Mevena moest zorgen, daar Simon en Josse aan hun werk waren,
+hij keerde vlug naar huis. Een half uur later bracht hij een wasemende
+brei naar boven, dien hij zelf had gekookt.
+
+Na een poos, toen het weder milder werd begon het Mevena te bevreemden
+waarom Rogier niet gekomen was. Zij sprak er over met haar vrienden
+en hoorde wat Rogier geantwoord had;--dan vroeg zij of de krijg
+nog lang zou duren en hoe ver Capraia was, maar Tamalone met zijn
+muts in de hand om naar buiten te gaan, antwoordde gemelijk dat hij
+'t niet wist. Met het schreeuwend kind in haar armen liep zij heen
+en weder in de kamer, zij begreep niet, hoe zij zoo langen tijd van
+haar geliefde gescheiden was geweest.
+
+En haar gepeinzen werden veelvuldig en inniger met de dagen, de
+begeerte, die haar gedreven had op de reis naar de stad verontrustte
+haar weder in steeds heviger keerenden gloed, met droomend gemoed
+staarde zij soms, terwijl zij het kind aan haar boezem zuide, langdurig
+naar buiten, waar de vogel zonder einde kwinkeleerde in zijn kooi.
+
+Des avonds beneden speelde Baldo zelden meer op zijn viool, de
+gebroeders praatten soezend over hetgeen er in de stad gebeurde,
+terwijl Mevena met neêrgeslagen oogen zat te naaien. Tamalone was
+meestal uit, hij dwaalde door de straten en de velden, zijn hoofd
+was immer gebogen.
+
+Omtrent Paasch, op een morgen toen zij haar kind in de wieg had geleid,
+kwam zij bij Simon en Tamalone aan de voordeur staan.
+
+"Simon," zeide ze, "ik ga morgen naar Capraia."
+
+De twee vrienden zagen haar verbluft aan.
+
+"Alleen met het kind? Het is wel anderhalven dag van hier."
+
+"Als Tamalone mij niet brengen kan zal ik alleen gaan, maar ik zal
+rijden en er eerder zijn."
+
+"Maar Tamalone gaat meê," antwoordde Simon beslist: "want wij kunnen
+zoolang niet van den winkel."
+
+En de ander, met toegenepen mond en een lachje naar de verte kijkend,
+knikte en zweeg. Hij herinnerde zich, dat er in het leger van den
+keizer groote heeren waren, die zijn gezicht zeer goed kenden en
+lachen zouden als hij aan een boomtak hing. Maar 't was al eender,
+hij zou wel op zijn hoede zijn.
+
+De gebroeders spraken onophoudelijk tot Mevena dien dag en volgden
+haar waar zij ging; zij gaven haar allerlei ernstigen raad toen zij
+alleen met haar waren aan het eten en vroegen haar herhaaldelijk toch
+bij hen terug te komen. Tamalone kwam laat thuis; hij droeg korte
+kleederen als een krijgsman, gespoorde laarzen, een nieuw zwaard aan
+zijn zij en een muts met een pluim. De broeders staarden hem aan en
+Josse kon niet nalaten te zeggen en telkens hoofdschuddend te herhalen,
+dat hij sprekend op een hertog geleek, dien hij eens had gezien.
+
+Allen waren vroeg op den volgenden morgen. Baldo bleef thuis om te
+helpen, Josse kon het vuur van zijn oven niet aan krijgen. Simon had
+de kleedertjes van het kind in een zak gepakt, dien hij al jaren bezat
+en er het beste gebak van zijn broeder bij gedaan. Toen Tamalone de
+paarden voor de deur leidde liepen de schippers, kooplui en buren
+nieuwsgierig te zaâm, de vogel onder het raam hield bij zooveel
+stemmengerucht zijn tjuiken in. Met vochtige oogen zoende Josse het
+kind, zijn broeder klopte gemoedelijk de omstanders op hun schouders
+en Baldo stond met den zak op den rug te kijken. Het was een lieflijke
+voorjaarsmorgen.
+
+Tamalone en Mevena reden weg, tot het einde der kade zagen zij
+voortdurend om en wuifden hun groeten terug.
+
+
+
+
+
+
+11
+
+
+Des nachts hielden zij aan een hoeve stil waar zij tot den ochtend
+wachten moesten, en zagen ver weg glorend het schijnsel der vuren van
+het keizerlijk kamp. De man, die voor hen opendeed was norsch eerst,
+maar Tamalone gaf hem geld en zoo werden zij binnen gelaten.
+
+Toen zij ontwaakten was het een schoone dag, de warme zon scheen aan
+den hemel en in de witte meiboomen, die voor het landhuis stonden,
+kweelden vele vogelen. Mevena wachtte buiten reeds vroeg op haar
+vriend om naar het kamp te rijden, doch hij scheen verstrooid van zin,
+hij draalde zoo lang en antwoordde zelden. Eindelijk echter steeg
+hij in het zadel, zijn handen en zijn borst flonkerden van juweelen
+en goud, zóó dat zij even verbaasd tot hem opzag, maar dan reden zij
+op een drafje voort. In de verte rees hoog in den hemel de geweldige
+burcht, zij wezen elkander de vonkjes der blinkende helmen die op de
+wallen bewogen. Vóór hen, den heuvel op, stonden tenten rij aan rij
+waartusschen zeer vele mannen en paarden wemelden en hier en daar
+zich een hooge stormtoren hief.
+
+Zij spraken geen van beide. Wel hield Tamalone zijn hoofd rechtop,
+want hij vertrouwde dat in den nood de fortuin hem redden zou, maar
+nu was het de dag, dat hij Mevena voor 't laatst zou zien, zoodat
+al meer en meer in zijn hart de donkere weemoed zwol. Maar hij zat
+bedaard in het zadel. Bij de eerste krijgslieden die zij naderden,
+hield hij stil en vroeg een hoofdman waar heer Rogier was. En toen zag
+hij eensklaps dat het met hem gedaan was, zijn rijke kleedij zou hem
+niet meer baten, want hij had een ruiter zien komen, Montefeltre, die
+een aanzienlijk edelman was en hem eens ter dood had veroordeeld--die
+zou hem zeker herkennen. De ruiter keek naar hem terwijl hij met den
+hoofdman praatte; rondom hem in dit kamp waren ontelbare wapenlieden,
+naast hem reed stillekens Mevena met haar zuigend kind, hij wist niet
+hoe hij ontkomen zou. Doch zonder omkijken, recht in het zadel, reed
+hij voort en vroeg nog tweemalen den weg naar Rogier. Dan ging Mevena
+vlug vooruit wijl zij Carolus herkende en zij stegen af waar de grauwe
+tenten in een kring rondom de baander lagen, terwijl de brigadier
+verbaasd hen aanstaarde. Rogier, die haar zag, kwam toeloopen en
+nam haar in zijn armen, zij snikte hardop--toen deed Tamalone zijn
+oogen even toe, want zijn hart was zoo hevig daar hij wist, dat de
+soldaten van Montefeltre dadelijk zouden komen om hem weg te voeren
+en hij haar nimmer meer zou zièn, hij voelde voor 't eerst van zijn
+leven de pijn van een diepe smart. Hij zag den ander met den arm om
+het lieve vrouwtje heengaan, glanzend van verliefde vreugde, rondom
+in 't zonnelicht keken verbaasde gezichten. En eensklaps trad hij op
+Walid toe, nam hem bij den arm en stapte met hem heen; Carolus riep
+hun nog na, dat zij de paarden vergaten, maar daar zij niet hoorden
+zond hij een soldaat er mede hen achterna en ging in de schaduw terug
+waar hij zijn harnas schuurde.
+
+Het was maar weinig minuten later toen heer Montefeltre met zijn
+ruiters komende den brigadier toeriep of hij Tamalone had gezien;
+doch Walid, die juist naderde, antwoordde, dat de man bij den kapitein
+daarbinnen was.
+
+Rogier kwam uit de tent en hoorde den edelman aan; hij begreep niet
+waarom Tamalone een verrader werd genoemd, den gemeensten schelm in
+'t land, en hij zeide op vriendelijken toon:
+
+"Maar hier in de tent is hij niet," groette en ging weêr binnen.
+
+Messer Montefeltre beval zijn soldaten door het gansche kamp te
+zoeken. Zij vonden zijn muts met de roode pluimen, maar den broeder
+zagen zij nergens. Carolus stond met de handen in de zijde in de heete
+zon te kijken, verwonderd wat er gaande was. Doch toen hij daarna,
+terwijl Walid zachtjes lachte, overal naar zijn helm zocht kwam
+het eensklaps in hem op, dat de monnik dien zeker in zijn vlucht
+had medegenomen in plaats van zijn eigen muts. Hij vloekte, maar
+Walid zeide:
+
+"Die monnik is een slimme vogel."--
+
+Rogier zat in het getemperd licht der tent dicht bij Mevena in dartele
+blijheid te praten en te vertellen, het kind sliep in een hoekje op
+het stroo en hoorde hen niet; met de armen om elkander zaten zij,
+hun oogen waren vol verwachting, zoet vloeiden hun woorden in warmen
+adem tot zij eindelijk in zwijgen enkel kusten. Mevena hoorde buiten
+'t gerucht van krijgsvolk, staalklank en bevelen, en te wijlen den
+luiden toon van een klaroen. En onder de kussen die hij haar gaf vroeg
+zij met behaagziek vleien of zij nu naar Siremonte zouden gaan. Doch
+Rogier glimlachte slechts en antwoordde, dat hij dien dag immers
+niet heen kon gaan en ook den volgenden niet, want de keizer had
+zijn zin op den burcht gezet, zij moesten wachten, misschien zelfs
+tot de oorlog gedaan was, want de keizer was ongeduldig geworden
+toen hij gevraagd had het kamp te mogen verlaten een poos geleden;
+zij zou moeten wachten, in Pisa weder bij die ambachtslui waar zij
+veilig was voor haar vader. En middelerwijl zou hij een boodschapper
+naar Lugina zenden om hem te vragen vrienden te worden. Hij zwoer
+haar dat hij nog voor den zomer voorbij was weêr bij haar zou zijn;
+hij zou een rijk loon krijgen voor wat hij in den oorlog had gedaan,
+Mevena zou dan gelukkiger zijn in een grooter slot dan Siremonte. Het
+kind begon te krijten, zij nam het op om het drinken te geven; en
+het in haar armen sussend en wiegend zeide zij zachtkens, bescheiden
+dat zij wel zeer gelukkig zou wezen bij hem in een klein huis. Haar
+oogen zagen zoo droevig terwijl zij 't zeide, dat Rogier ontroerde en
+naar den grond keek. Met een teeder sujah wiegde zij heen en weder;
+in de stilte die er was in de tent hoorden zij buiten de zware stem
+van den brigadier den naam van Tamalone noemen. Mevena bezon zich, dat
+de monnik heen zou gaan nu zij bij Rogier was; zij vroeg naar hem en
+toen zij hoorde, dat hij vervolgd werd door messer Montefeltre, schoon
+niemand wist waarom, en waarschijnlijk al gevangen was, toen schreeuwde
+ze en beefde op haar beenen. Zij smeekte Rogier dien goeden man te
+helpen, die hun beider beste vriend was, zij smeekte met aandrang,
+dat hij dadelijk moest gaan om te helpen, haar woorden waren snel van
+angst en het kindje schreide klagelijk meê, Rogier, verbluft eerst,
+antwoordde dat Montefeltre een groot man was en zekerlijk niet zonder
+reden den man een schelm had genoemd; maar haar aandrang was niet te
+wederstaan, haar weenen verteederde hem zóó dat hij de tent verliet.
+
+De soldaten hadden Tamalone niet gezien en Montefeltre, naar wien
+hij daarna ging, vertelde hem dat hij den broeder eindelijk hoopte
+te hangen, die hem al twee keeren was ontsnapt toen hij hem voor
+diefstal naar de galg had gestuurd; hij was de slimste bedrieger van
+het gansche land, hoewel hij fraaie manieren had, die behaagden;
+er waren ook vele edelen, die konden getuigen, dat hij alle de
+misdaden van den duivel bedreven had,--maar hij zou ditmaal niet
+ontkomen. Rogier echter twijfelde of het waar was wat hij hoorde en
+vroeg den ridder te wachten en te onderzoeken of zijn vriend dezelfde
+Tamalone was. Doch Montefeltre draaide slechts zijn groote snorren op
+en zag hem zoo beleedigend aan, dat hij toornig werd en op den grond
+stampend zwoer het te zullen wreken zoo zijn vriend eenig letsel werd
+aangedaan. In het kamp terug gekomen gaf hij bevel soldaten rond te
+zenden om den broeder te beschermen waar zij hem zagen. En Mevena
+was zeer gerust toen zij hoorde wat hij gedaan had.
+
+Des avonds zat zij bij hem op het stroo, eerst zeer langen tijd stil
+in gedachten, maar ten leste sprak zij en vroeg hem in lief gefluister
+haar toch niet àl te lang alleen te laten in de stad bij Simon en
+Josse... morgen zou zij er henen keeren. Maar hij nam allebei haar
+handen, kuste ze vele malen en zeide, dat zij te zamen zouden gaan,
+dat hij den keizer zou groeten en 't krijgsvolk voorgoed verlaten,
+want sinds zij dien middag gezegd had, dat zij gelukkig zou wezen
+ook als zij niet aanzienlijk waren, was de roem dien hij gewonnen
+had hem heel niet waard, en hij had gezworen alles voor haar geluk
+slechts te doen. Zijne stem trilde; op het tentdoek danste vaag het
+schijnsel van het wachtvuur daarbuiten, waar de trouwe hoofdlieden
+zaten te praten, in de duisternis voelde hij een zacht gelaat dicht
+bij het zijne. Zijn gemoed was rijk aan innigheid, hij wist, dat hij
+alleen, alleen de vrouw in zijn arm behoorde. Het was een schoone
+nacht voor die twee die elkander beminden, een lange schoone nacht
+van vreugde uit al grootere liefde in hun harten ontbloeid met kus
+na kus van lieven lust, hun vreugde was zoo zoet als de geuren van
+den kerseboom in 't vroege jaar. Daarbuiten zat Carolus te praten,
+maar later was er geen gerucht meer.
+
+Des morgens steeg Rogier te paard om naar het einde van het kamp
+te rijden waar de keizer en zijn grooten in een slot hun kwartier
+hadden. Mevena bleef achter met haar kind, wachtend onder een boom. De
+lucht was hoog en warm en de soldaten deden rustig hun werk.
+
+De keizer zat voor het open venster te lezen in een zeer groot boek,
+zijn hoofd leunde in zijn handen gebogen voorover, zijn haren hingen
+langs zijn wangen en naast hem stond een schaal met fruit. Aan een
+andere tafel zat Theodoro de wijze te lezen. De een noch de ander
+verroerde zich. In de koele kamer werd slechts het ruischen der
+blaêren voor het venster gehoord en Rogier wachtte met de muts in de
+hand, de witte pluim hing naar beneden. Eindelijk richtte de keizer
+zijn hoofd op en keerde zich om, zijn baard was grijs en gekruld;
+hij hief zijn hand hoog op zooals een vriendelijk man doet wanneer
+hij vroolijk is en vroeg:
+
+"Is de burcht verrast, messer?"
+
+Rogier schudde zijn hoofd en zeide, dat hij gekomen was om oorlof
+te vragen en het leger te verlaten, immers daar hij gezworen had
+een lieve vrouw, die hij beminde, naar zijn kasteel van Siremonte
+te voeren. Maar terwijl hij sprak voelde hij, dat hij laf was en een
+onwaardig man om aldus voor een wensch van Mevena het recht van den
+keizer te verzaken. En hij schaamde zich. De vorst intusschen zat
+te luisteren met zijn hand aan zijn baard en Theodoro, de oude man,
+zag bij wijlen op van zijn boek, maar las dan ongestoord weêr verder.
+
+Toen Rogier zweeg antwoordde de keizer knikkend, dat hij reeds wist hoe
+Lugina bedrogen was en dat diens dochter in het kamp was gekomen met
+een gauwdief. Maar Rogier kon immers met haar niet trouwen, tenzij hij
+in het verbond der pauselijke edelen ging en niet in Siremonte wilde
+wonen, in het gebied van den heer van Romano, die meer geducht was in
+'t land dan de keizer zelf. Rogier haalde zijn schouders op en wilde
+antwoorden, doch de vorst sprak verder, dat hij hem als stadhouder
+over Toscane wilde stellen wanneer de burcht was gevallen en ried hem,
+indien hij de vrouw zoo zeer beminde, te wachten tot de oorlog voorbij
+was en Lugina onderdanig werd. Dit zeide de keizer vertrouwelijk met
+zijn hand op Rogiers schouder; dan richtte hij zich tot zijn volle
+grootte op en voegde er bij:
+
+"Vergeet niet, dat gij mij trouw hebt gezworen. En zoo ge ondanks
+mijn raad uw wil doet, zijt ge mijn vijand," en reikte zijn hand,
+die het zegel des rijks aan een vinger droeg--Rogier boog en kuste
+haar, terwijl de sterrewijze hem toeknikte over zijn boek.
+
+De arts trad toen binnen door een knaap gevolgd, die een schaal droeg
+met gekruiden drank. En daar de keizer weder naar zijn tafel ging,
+groette messer Rogier en vertrok.
+
+Hij reed door de groene laan waar zoeltjes de wind in het loover
+speelde naar het kamp terug en was verheugd, dat hij een aanzienlijk
+man zou worden wanneer de burcht genomen was. Maar hij hield zijn
+vreugde in want hij dacht aan Mevena.
+
+De brigadier liep hem tegemoet om te zeggen, dat Tamalone niet te
+vinden was. Mevena, roerloos zittende in de schaduw van den boom,
+zag hem een breed gebaar maken en haar oogen waren groot open alsof
+zij vragen wilde wat nieuws hij bracht. Hij wees haar op te staan,
+hield de tent voor haar open en toen zij binnen waren zeide hij:
+
+"Ik moet hier blijven, Mevena, de keizer wil mij niet laten gaan."
+
+Zij zag naar den grond en antwoordde niet. En hij sprak weêr:
+
+"Maar nog vóór de zomer voorbij is kom ik in Pisa, nog vóór Sint
+Michiel, nog vóór de winter komt, en dan zullen wij nooit meer
+scheiden, en gelukkig zijn."
+
+Zij zweeg een pooze, maar dan sloeg zij haar oogen op en zeide:
+
+"Beloof mij gauw te komen, ik kan niet zoo lang meer alleen zijn..."
+
+En verteederd door het smeekend geluid harer stem sloeg hij zijn arm om
+haar schouder en kuste haar, maar zij week wat achteruit en vervolgde:
+
+"Hoe lang zal die oorlog nog duren, liefste? O het zal een tijd voor
+me zijn te wachten daarginds. En hoe zal ik weten--"
+
+Maar hij kuste haar weder op haar mond, sprak met luchtig goed
+vertrouwen en herhaalde, dat hij spoedig bij haar terug zou wezen. Dien
+ganschen dag zat zij in zich zelve gekeerd voor zich te staren en
+sloeg op haar kind maar zelden acht. Rogier liep buiten rond om
+bevelen te geven.
+
+Des nachts toen hij wakker werd tastte hij, maar voelde Mevena niet
+naast zich; hij richtte zich op en ontwaarde tegen het doek der tent,
+waarachter flauw een wachtvuur scheen, haar donkere figuur in knielende
+houding gebogen en hij hoorde het gefluister van een gebed. Ongeduldig
+lei hij zich weêr neder, zeide dat zij bij hem moest komen, doch zij
+bad voort en wachtend dommelde hij weêr in.
+
+Zij sliep dien ganschen nacht niet, want een gedurige onrust
+bedroefde haar gemoed, zoodat zij wel weenen wilde, maar haar oogen
+bleven droog; zij dacht er aldoor aan, dat zij weer heen zou gaan,
+zelfs zonder haar braven vriend Tamalone ditmaal; de vreeselijke
+gevaren van den oorlog zag zij haar geliefde steeds naderen en zij
+wist niet wat zij doen zou... Baldo had wel eens een lied gezongen
+van een vrouw, die als jonker aangedaan haar minnaar volgde--het was
+ook maar een lied geweest, want zij kon dat onmogelijk doen, er was
+voor haar en het kleine kind geen andere hulp dan te wachten tot hij
+terugkwam. Weemoediger dan ooit te voren voelde zij zich verlaten in
+de wereld, zij staarde gedurig in het duister en wist geen raad. En
+wanneer haar kindje schreide lei ze het gedachteloos aan haar borst,
+het wicht zoog in gretig welbehagen terwijl zijn moeders hoofd van
+droefheid gloeide.
+
+En toen de grauwe dageraad begon stak Carolus zijn hoofd binnen om
+zijn heer te wekken. Rogier keerde zich om op het stroo, vroeg of
+de paarden gereed waren en sloot zijn oogen weder. En het was weêr
+zeer stil in de tent. Mevena voelde zich moede, het kind sliep in haar
+arm. Dan klonken er stemmen. Rogier stond op, gaf haar een kus en trad
+naar buiten. En terwijl zij zich oprichtte om hem te volgen deed een
+groote onrust haar hart zoo hevig aan, dat zij angstig werd en draalde.
+
+In den neveligen ochtend stonden twee paarden, die door Carolus en
+Rogier werden opgetuigd; uit de tenten rondom klonk hier en daar het
+geluid van een snorkend slaper. Zij klommen zwijgend te paard en reden
+heen. Toen ontwaarde Mevena, terzijde kijkende, de gestalte van Walid
+die met zijn gele muts en gekruiste armen bij een wagen stond, even
+zag zij het wit zijner oogen naar haar gericht--zij schrikte en beefde.
+
+Zoo lang zij in het kamp waren sprak haar minnaar niet, maar bij de
+laatste tenten, waar de boomen in dubbele rijen den dalenden weg
+verdonkerden, keek hij naar haar op en zag, dat zij bleek was en
+huiverde. Hij vroeg bezorgd wat haar scheelde, maar zij schudde het
+hoofd slechts en toen hij den schabrak van zijn paard om haar en het
+kind heensloeg, glimlachte in eenen haar heele gelaat van schoone
+liefheid, zoodat Rogier dichter bij haar rijdende zeide dat zij hem
+zéér dierbaar was en hij geen andere vrouw kon beminnen.
+
+Toen reden zij nog een poos met zoete woorden voort, terwijl achter
+hen over den heuvel de jonge zon aan de lucht verscheen. Maar waar
+de weg smaller werd en zich in tweeën deelde hield Rogier zijn
+paard in en zweeg een oogenblik. De stille morgen blonk wazig aan
+den hemel en over de groene boomen. Hij wilde haar vaarwel zeggen,
+maar het griefde hem zoo dat hij haar bedroefd had gemaakt en dat
+hij haar onrecht deed door haar alleen te laten gaan, hij had haar
+al zooveel beloofd. Doch hij bezon zich, dat het teêrhartigheid was
+zoo te denken, immers wanneer hij over eenige maanden een hoogen
+rang had kon hij weêr bij haar komen en zij zou gelukkig zijn. Hij
+nam haar in zijn armen zeggend, dat hij snel terug moest keeren,
+dat hij nog vóór Sint Michiel bij haar zou wezen en kuste vele malen
+haar bleek gelaat. Hij draalde nog, zijn wangen gloeiden, want hij
+voelde hoezeer hij haar beminde, die hem aanzag met groote oogen,
+en hij kuste haar weder, haar lippen, haar aangezicht en haar handen
+het laatst. Dan wendde hij den teugel en met een zwaai van den arm
+reed hij heen, zijn hengst galoppeerde brieschend den weg weêr op
+onder de boomen. Een eind verder keek hij om, haar paard stond bij de
+scheiding van den weg met neêrgebogen kop om te grazen, haar gestalte,
+met het kind in de armen, was onbewegelijk naar hem gekeerd.
+
+Enkele dagen later gaven de edelen, die het kasteel verdedigden zich
+over, zij waren tegen den honger niet bestand. En de keizer leidde
+zijn zoons en groote heeren naar de stad, waar zij in het paleis aan
+prachtige tafels zaten met Spaanschen wijn in de kannen en groote
+schalen vol gebraad en pasteien. Hij stelde Rogier tot stadhouder
+over het Toscaansche land en schonk hem den keten, de edelen klapten
+hun handen en de vedelaars maakten lustige muziek. Carolus liep met
+rood gelaat de zaal uit en dan weêr in, hij dronk vele bekers leêg
+en omhelsde Walid, zijn goeden vriend die dikwerf knikte, in groote
+blijdschap.
+
+Langzamerhand, terwijl de oversten bespraken hoe zij den tocht zouden
+voortzetten en Rogier aan zijn ambt was gewend, herinnerde hij zich,
+dat Mevena op hem wachtte. En hij schreef een brief aan haar vader,
+waarin hij hem zijn vriendschap bood en hem verzocht ter liefde van
+haar toch tot den keizer te keeren.
+
+Hij kreeg geen antwoord, maar weken later kwam er een boodschapper
+van den heer van Romano, zijn gevreesden verwant, die in een bondigen
+brief hem gebood de dochter van Lugina heen te zenden.
+
+En de volgende dagen zat hij, wanneer er geen heeren waren die met
+hem praatten, alleen in de hooge zaal en dacht aan haar, die pas een
+jaar geleden hem het wonderlijkst geluk had gegeven, die hij meer
+had begeerd dan zijn leven toen hij met pijnen in de bergen lag, en
+hij peinsde of hij haar waarlijk voor goed kon verlaten. In den gloed
+van een oogenblik had hij soms wel geloofd, dat de roem van een groot
+man in het land te zijn hem niet bekoorde, maar hij wist dat het niet
+waar was, want hij had van zijn jongste jaren niets anders verlangd,
+tot hij op een zomeravond Mevena in schuchtere lieftalligheid voorbij
+had zien gaan. En hij verbeeldde zich hoe zijn leven geweest zou zijn
+indien hij niet bij den keizer was gekomen, maar haar naar zijn kasteel
+had gebracht: Siremonte was een zeer oud huis, waar het in de kamers
+altoos donker was, in den hof groeiden de struiken wild en ook op
+den wal over de graven der vroegere bewoners: de lieden die de akkers
+bouwden waren nooddruftig--hij had het slot verlaten toen hij een knaap
+was en zou er niet weêr kunnen leven nu hij een rijk stadhouder was.
+
+Hij wist wel, dat hij niet anders doen kon dan den keizer en vooral
+messer Romano verzoeken, nederig verzoeken, dat hij haar tot vrouw
+mocht nemen. Maar Romano was een vreeselijk man, die nog kort
+geleden velen van hun eigen geslacht had veroordeeld wegens hun
+ongehoorzaamheid.
+
+In zijn twijfel en beslommering nam hij den machtigen heer van
+Lancia in zijn vertrouwen. De markgraaf, die zeer bejaard was, lachte
+kalmpjes. Hij wist niet dat Rogier nog aan het meisje dacht, hij sprak
+over zijn eigen dochters, hij sprak langen tijd bedaard en overtuigend.
+
+Als hij alleen was staarde Rogier dikwijls voor zich, in gevoelige
+oprechtheid denkend wat hem het meest waard was. Maar wanneer hij
+bedacht wat hij doen zou als hij het verlof niet kreeg, zuchtte hij
+en herinnerde zich Walid, die gezegd had, dat de bloedsteen hem leed
+zou brengen.
+
+En des nachts werd hij somtijds wakker en zag in zijn verbeelding
+Mevena die schreide.
+
+
+
+
+
+
+12
+
+
+Over de zonnige wegen ging Tamalone, thans weêr in een pij gekleed,
+eenzaam als voorheen en gelijk voorheen ook, toen hij pas uit het
+klooster gevlucht was, vermeed hij de menschen, daar hun vragen wie
+hij was, van waar hij kwam en waarheen zijn tocht ging, hem ergerden
+en het langdurig zwijgen zijner eigen stem hem een genot was.
+
+Onder den ruimen hemel en met het groene land rondom was de eenzaamheid
+hem vroeger een zachte rust geweest, een eenvoudige vreugde van te
+zwerven zoo 't hèm behaagde en te aanschouwen hoe de wisselvalligheden
+zich opdeden in hùnnen loop.
+
+Nu echter, wanneer hij in de verte een gehucht zag onder wat boomen,
+stond hij stil en zette zich neder in het gewas aan den weg, schuw
+voor wat er mooglijk kon gebeuren als hij daarginder kwam, nieuwe
+gezichten zag en praten moest. Het teeder denken aan den winter,
+die voorbij was, was vol lieve figuren en liet hem geen rust; met
+zijn hoofd, al vermoeid van het voorover buigen dien heelen dag, in
+de beide handen geleund, zat hij daar uren lang tot de zon van den
+hemel ging, en trachtte aan Mevena alleen te denken. Hij meende dat
+zijn verblijf met haar een avontuur was geweest, een heerlijke tijd
+weliswaar, dien hij zich altoos met innigen ernst zou herinneren,
+doch in zijn diepste wezen niet meer dan nog een vervlogen illusie,
+zooals er hem sedert zijn jongensjaren zoovele hadden verlaten, die
+slechts wederkwamen in een zeldzamen zaligen droom. Het leek nu zoo
+vreemd alleen aan den weg te zitten; het pover landschap rondom waar
+slechts een paar koeien graasden, stil in 't brooze schemerlicht,
+en ginder wat boomen goedig in een groepje bij elkander stonden, kwam
+hem zoo bijzonder voor of hij 't al eerder had gezien; doch van ouds
+al kende hij dit onuitsprekelijk gevoel--een vermoeid wandelaar hoort
+zoo in den aanvang des avonds geluiden die niet bestaan, of ziet een
+lichtjen in de schaduw en weet dat hij zich vergist, maar in gepeinzen
+gaat hij verder, twijfelend over vele dingen.
+
+Tamalone wist, dat wat hij had ondervonden en wat hij ooit in
+verbeelding doorleefd had, niet anders verschilde dan dat hij
+het eerste vreesde--duidelijk bewust thans vreesde--en het ander
+beminde; Mevena was slechts een naam die hem bekoorde, haar gelaat
+zou wel van lieverlede vager worden en uit zijn stille gedachten
+vergaan--was zelfs zijn jonge vroomheid in de dagen van het klooster
+niet eveneens verleden en voorbij? Geen van zijn liefste begeerten
+zou ooit waarlijk gebeuren, van al zijn droomen zou er geen ooit
+tastbaar geluk zijn, maar hij had er altijd zachtjes om gelachen en
+zich verwonderd wanneer hij van ongeluk hoorde. Wel school er in 't
+heimelijk van zijn hart een gevoelen, het heiligst dat hij had--het
+was een noodlottige zekerheid--, dat hij eenmaal nog een groote
+werkelijkheid zou ervaren, gelijk de ondervindingen zoo smartelijk
+van echtheid, dat hij door de stem van enkele lieden die hij er van
+had hooren verhalen een vreemde benauwing gevoeld had; de een was
+een man bedrogen door zijn vrouw, de ander een moeder wier kind was
+gestorven, een derde was blind geworden, doch onder die allen was er
+geen enkel zwerver, die zooals hij ter wereld niets bezat, niets dan
+een pij--en een pij die maar schijn was. De glanzende dagen echter,
+die hij in den winkel van Simon had doorgebracht, zouden in zijn
+herinnering blijven als een wandeling door prachtige bloemlanen,
+zwaar van geuren onder de zomerlucht, hij zou er geen traan om laten
+en zij waren niet de groote gebeurtenis welke hij van kindsbeen al
+vreesde en begeerde beide. En hij wilde wel weten of mogelijk die
+donkere zekerheid het voorgevoel was, dat nooit wordt bewaarheid.
+
+De avond daalde over de heuvelen, de klank der bellekens die de koeien
+droegen werd kleiner in de verte en zoo hij een bed wilde hebben voor
+de boeren in 't gehucht te ruste waren, moest hij voort.
+
+Vroeg in den dag verliet hij de dorpers weder en ging zwijgend den
+klaren weg langs, tevreden in 't kalm stralende zonlicht. En bij
+het eind van zijn dagreis zat hij weer onbeweeglijk op den grond,
+met inwendig geluid liefkoozend den naam te herhalen van een vrouw,
+die ver in den schemer waarde, en de stilte over het land verontrustte
+hem in hoogere mate dan den avond te voren. Zijn hoofd was vol van
+teedere heugenis en verdrietigheid, de donkere aarde zweeg, zelfs in
+den hemel, van licht verlaten, vloot de weemoed gelijk de glimlach
+van een kind dat geschreid heeft. Hij wist niet wat de kommernis die
+hem drukte beduidde, hij begreep niet hoe de menschen met bewonderend
+smachten verhalen konden doen van groote passie, van het leed dat zij
+aanbaden als de zuiverste deugd--en hij herinnerde zich, dat hij zelf
+al sinds jaren heimlijk dit ééne verlangd had, zijn allergrootste
+passie. Het klopte in zijn borst en in gejaagde haast vervolgde hij
+zijn reis in den avond.
+
+Toen hij tot de kalmte was wedergekeerd, zag hij dat hij niet behoefde
+te vreezen, de vrouw aan wie hij dacht was immers een beeld maar en
+zou nimmer werkelijkheid worden, een beeld van zijn eigen ontroering;
+zijn lieve vrijheid zou hij behouden. De rust die deze gedachte hem
+gaf was als de stilte in het bosch wanneer de herfst al nadert.
+
+Op een Zondag trad hij de poorten van Lucca binnen, waarheen de weg
+dien hij gevolgd had voerde. Daar hij honger had zocht hij de woning
+van een oudbekende, Marco genaamd, een bezadigd man die metalen mengde
+en studeerde. Toen de oude man de deur opende was hij even verrast; dan
+begroette hij Tamalone vriendelijk, leidde hem naar zijn werkplaats,
+gaf hem eten en drinken en hernam bedaard zijn bezigheid met het
+schoonmaken van gereedschappen. De monnik at in stilte en zag hem
+begaan, buiten in de lichte straat lachten de burgers van zondagspret;
+hij herinnerde zich zijn drukken leerlingstijd en wist dat Marco hem
+een luiaard vond.
+
+Een poosje later hoorde de grijsaard een zucht; hij ging door met
+zijn kroezen en vroeg wat er scheelde.
+
+"Ik ben moê," was het antwoord.
+
+"Gij ziet er bleek uit, broeder; gij moest liever werken dan van
+'t eene klooster naar 't ander gaan en gedurig bidden."
+
+Tamalone glimlachte. De woorden echter hielden hem dien nacht lang uit
+den slaap, hij twijfelde of het noodig zou wezen een middel te zoeken
+tegen de onrust, die al heviger roerde. Hij had toen een droom waarin
+hij overvloedig weende en verbaasde vreugde voelde om twee schoone
+oogen. De rest van den nacht, waarvan hij het einde wakend verbeidde,
+lag hij te mijmeren of hij ooit door een toeval Mevena weder zou zien.
+
+Dagen lang kwam hij in de woning van Marco slapen, overdag was hij
+altijd uit. Er waren vele bekenden in de stad, die hem ontmoetten
+en medenamen naar huis; terwijl zij hem onthaalden moest hij dan van
+den oorlog vertellen, of zij verwachtten kwinkslagen van hem zooals
+zij gewoon waren. En Tamalone praatte in luchtigen scherts, maar hij
+had een weêrzin tegen hun vroolijke gezichten. Het deed hem vreemd
+aan den toonval van zijn stem zoo week te hooren. En in het drukke
+gezelschap voelde hij een gedurigen drang om ergens in een lommerrijk
+landschap op het gras te liggen en zich over te geven aan de bekoring
+van neêrslachtigheid.
+
+Laat thuis komende eens vond hij in de werkplaats van zijn vriend
+den ouden Lugina, die in het rustig licht zat te wachten en Marco
+gadesloeg in zijn arbeid. Mevena's vader schudde hem de hand
+in vriendschappelijke opgetogenheid, hij had hem lang gezocht,
+zeide hij. Maar daar de monnik er zeer vermoeid uitzag zou hij
+hem nu verlaten en hem morgen vroeg verwachten; Lugina klopte hem
+vertrouwelijk op den schouder en ging heen.
+
+Toen hij weg was zat Tamalone te staren met opgerimpeld voorhoofd,
+mijmerend over Mevena en of misschien haar vaders komst hem geluk zou
+brengen. Hij had den man bedrogen, zijn belofte om Rogier te vermoorden
+was hij nooit voornemens geweest te houden; hij moest dus morgen
+iets verzinnen. Marco was in zijn studie verdiept en stond aandachtig
+naar een vloeistof te kijken, dien hij in een fleschje ophield tegen
+het licht, terwijl achter hem in een armstoel de luie monnik voor
+het eerst sedert vele dagen weêr vroolijk werd en geluidloos zat te
+lachen bij de gedachte, hoe hij Lugina misleid had en zijn dochter
+ontvoerd. Doch weêr ernstig geworden besefte hij, dat Mevena zelve
+in gevaar zou verkeeren zoo haar vader haar vond. Hij moest hem op
+een dwaalspoor leiden en hij had weldra een sluw bedenksel gereed.
+
+Des anderen daags vond hij Lugina reeds buiten de herberg op hem
+wachtend in de straat onder den hoogen dom. De edelman liep hem
+lachend tegemoet, de grillige zomerkoelte speelde in zijn paarsen
+mantel; hij nam den monnik bij den arm en vertrouwelijk naast elkander
+gaande wandelden zij de stadspoort uit. De een noch de ander sprak
+een woord, zij wachtten beiden of de ander zou beginnen en zagen
+omzichtig rond. De glanzende wolkjes lagen traag in den hemel van het
+ééne verre verschiet waar de heuvelen in vage tinteling verliepen,
+tot het ander; de klare akkerlanden waren rijp en in heete stoving,
+op sommige grasvelden, waar gemaaid was, rustten boeren in zwaren
+slaap. De weg liep door dunne boompjes met weinig schaduw.
+
+Eindelijk sprak Lugina en vertelde hoe hij ook zijn dochter nog te
+wreken had. De monnik antwoordde, dat hij wist wat er gebeurd was,
+ook had hij Rogier wel gevonden, maar hij had zijn belofte nog niet
+kunnen volvoeren. Toen hoorde hij verbaasd, dat Lugina zelf met alle
+vier zijn zoons zijn vijand gevolgd had van kamp tot kamp, dat hij wist
+waar Rogier, die stadhouder was geworden, zich bevond met het meisje,
+en dat ook haar broeders daar waren op dit oogenblik... Tamalone
+bleef staan, zijn oogen waren wijd open en in zijn starre verbazing
+zag hij den ouden man, met fel gelaat, die plotseling een dolk in de
+hand hield en naar hem stiet, maar even plotseling bukte hij, greep
+zijn aanvaller bij de beenen en wierp hem op den grond. Even aarzelde
+hij of hij vechten zou, hij voelde den schrik nog van wat hij gehoord
+had; dan keerde hij zich om en liep snel heen, zonder een enkelen keer
+achter zich te zien, waar Lugina midden op den weg hem na stond te
+kijken met den dolk, die een blank lichtje schoot, in de geheven hand.
+
+Het was een smalle weg door de korenlanden, de zon scheen overal en
+het felst op de boompjes, waarvan hij door een bocht soms de kruinen
+al in de verte zag schitteren. Tamalone voelde zich gejaagd. Hij
+wilde naar de stad waar Mevena was, maar hij vreesde zijn vijanden;
+zoo hij slechts Rogier kon waarschuwen over haar te waken--haar
+broeders waren nabij, misschien was er al een ongeluk gebeurd en wat
+kon hij zelf nu doen, die vervolgd werd door de hatelijke edelen in
+'t leger? Maar hij hoopte, dat hij een boodschap kon zenden. Hij liep
+met snelle stappen, het mulle stof steeg in wolkjes om zijn voeten op,
+zijn gelaat was gloeiend en bezweet.
+
+Nadat hij den lievelangen dag recht voor zich starend en in krieuwende
+angst was gegaan, het licht verkoelde en de hemel ruimer werd, was hij
+aan een troosteloos moerasland gekomen waardoor de weg met velerlei
+kronkeling voerde. Hij vond toen water om zijn dorst te koelen,
+over de plassen zweefden de dampen. De lucht werd blank en teeder,
+uit de verte dreef de schemer nader, westwaarts talmden nog tinten
+in 't ijl verschiet. De monnik, zich haastend met groote schreden,
+voelde zich angstig in de barheid der vlakte, zijn schichtige schaduw
+die hem vóór ging over het rusch en de poelen deed bij wijlen een
+reiger met verschrikt gerucht de vleugels uitslaan en heenvliegen in
+schuine richting.
+
+En hoe meer de duisternis zich vergaârde over het armzalig rietland
+rondom, zoo dichter en hooger stegen de nevelen. Doch Tamalone sloeg er
+geen acht op, hij liep slechts te rekenen hoe ver hij van de stad was
+en of hij haar in den morgen kon bereiken; soms sprak hij plotseling
+woorden en maakte een gebaar met zijn arm.
+
+Op eens hoorde hij dat zijn schreden, die hem vermoeiden, gedempt
+klonken en het kwam bij hem op, dat hij niet meer op 't pad
+liep... plots bleef hij staan en zag rondom zich rillend van schrik:
+hij was verdwaald in de duisternis en door den mist kon hij de lucht
+van daareven niet meer zien.
+
+Hij bukte neder om naar den weg te voelen, de grond was modderig en
+nat. Hij moest teruggaan, om alles ter wereld teruggaan, hij moest naar
+de stad, maar wist den weg niet meer en de ochtend was nog ver. Dan
+knielde hij voorzichtig neêr en tastte rond naar de indrukken van zijn
+voetstappen--en daar, geknield voorovergebogen in het moerasland, in
+den suizenden nachtmist, dacht hij aan een vrouw, die hem 't liefst ter
+wereld was, en dacht hij of hij hier zou sterven ver van de stad. Zijn
+oogen weenden vrijelijk en terwijl hij langzaam voortkroop over het
+slik, zoekend naar zijn spoor, snikte hij hardop zijn rampzaligheid
+uit, snikte voor het eerst van zijn leven, het was een schrikkelijk
+geluid in het donker. Maar het verstierf in dien kouden nacht zonder
+einde, het verzwakte en zweeg. En de strenge stilte duurde lang.
+
+Ten langen leste, hijgend en rillend, vond hij den harden bodem des
+wegs, zijn armen zwikten en hij zeeg neder op zijn borst. Het was
+een zachte rust die hem slaperig maakte.
+
+Dan hief hij zijn hoofd van den grond, er stond een lichtlooze maan
+boven de dampen van 't laagland. Tamalone rees, strekte zijn beenen
+en liep voort langs den weg hopend de stad nog vroeg te bereiken.
+
+Bij den dageraad begon het land weêr te rijzen, het eerste zomerlicht
+dartelde met gouden munt door het kalme loover van de boomen, dat
+licht zoo vertrouwelijk en zóó lief, dat Tamalone zijn armen ophief
+en riep en lachte van innig gevoelde vreugde.
+
+Hij stond niet stil, doch liep voort en voort, tot hij een paar
+landlieden zag op weg naar hun werk, die hem vertelden, dat de keizer
+met zijn leger vertrokken was, de stadhouder was er bij. Toen zette
+hij zich zeer vermoeid aan den rand van een gelen akker om te rusten;
+hij leunde achterover om naar een vroege bij te zien, die gonsde in
+'t ochtendlicht, een zachte koelte speelde door de bladertjes van
+een populier,--zijn oogen sloten en hij sliep in tusschen het koren,
+waarvan enkele aren rustig wieglend over hem neder bogen.
+
+
+
+
+
+
+13
+
+
+De waard van de herberg waar hij een bed had gevraagd, kon hem niet
+zeggen of er een vrouw in het leger was, noch waarheen de stadhouder
+was getogen. De oostersche soldaten waren echter nog in de stad en
+zij zouden het zeker weten.
+
+En ofschoon het al donker was geworden begaf Tamalone zich aanstonds
+naar het paleis, waar hij om Walid vroeg. De hoofdman, verbaasd hèm
+daar te zien in de groote zaal, begroette hem lachend en vriendelijk,
+hij had hem meer genegenheid toegedragen sedert de vaardige vlucht
+uit het kamp voor het belegerde slot.
+
+Zij gingen naar buiten en liepen de straten door. Walid sprak
+voortdurend, terwijl de ander zweeg, en vertelde dat Mevena reeds
+lang vertrokken was, naar Pisa, dacht hij; dat de meester sedert
+dien tijd stil en treurig was geweest, en dat Carolus en hij zelf
+bemerkt hadden, dat er geheime moordenaars omzwierven, zoodat zij hem
+voortdurend hadden bewaakt. Maar zij waren blijde, dat de meester nu
+voor goed had besloten het meisje niet meer te zien, zoo zij hem den
+bloedsteen nog konden ontrooven was alle gevaar voorbij. Rogier zou een
+dochter van den grooten markgraaf Lancia tot vrouw nemen en gelukkig
+en aanzienlijk worden. Tenzij het meisje terugkwam met haar kind;
+de meester was gansch onder haar bekoring, het lot had geopenbaard,
+dat een vrouw hem onheil zou brengen, en sedert hij haar ontmoet had,
+meer dan een jaar geleden, was hij driewerf gewond geweest en geen
+dag zonder kommer op 't gelaat. Hij, Walid, zou haar in het kamp niet
+meer dulden.
+
+De monnik bleef zwijgen. Zij waren aan een gewelfd bruggetje over
+een vliet gekomen en zetten zich naast elkander neder op de houten
+leuning. Terwijl zij nadachten en geen van beiden spraken naderden twee
+mannen, hun voetstappen klonken op de planken der brug, en toen zij
+dicht bij waren herkende Tamalone duidelijk de stem van Lugina. Hij
+was op het punt er Walid opmerkzaam op te maken, maar hield zich in.
+
+Beneden hen klokte het stroomende water. De oosterling begon weêr
+te spreken. Hij zeide, dat hij Tamalone wel begrepen had en hem
+bewonderde. En omdat hij hem niet gaarne leed zou doen ried hij hem
+met alle middelen te voorkomen, dat Mevena weder in het bijzijn van
+zijn meester kwam.
+
+"Ik hoop dat gij gelukkig moogt zijn," zeide hij: "de vrouw is niet
+slecht misschien." En hij liet zijn hand een wijle rusten op Tamalone's
+schouder, die innerlijk beefde bij dit nieuwe gezicht.
+
+Een torenklok sloeg. Zij stonden ten letste op en liepen zwijgend
+terug naar het paleis. De monnik wilde niet mede naar binnen, maar
+nam afscheid voor de buitengalerij; hij drukte Walid's hand krachtig
+in de zijne, hij voelde dat deze man zijn vriend had kunnen wezen.
+
+Het waren zonderling prikkelende gedachten, die Walids woorden in
+hem hadden gewekt. Tamalone voorzag reeds de smarten, die Mevena zou
+lijden wanneer zij wist, dat zij voor goed was verlaten, hij zag haar
+betraand gelaat--zijn aderen zwollen en zijn hart klopte zwaar door
+'t valsche onrecht haar aangedaan. Op zijn bed lag hij wakend met
+gesloten oogen; het venstertje liet de nachtkoelte in, schreden die
+in de straat haastig voorbij slopen of het geluid van de torenklok
+leidden bij wijlen zijn gedachten af. Hij wist geen raad. Waar zou
+zij henen moeten? zij had geen enkelen vriend meer dan hem zelf, die
+niet eens wist waar zij was, die niet wist of zij dit eigen oogenblik
+niet ellendig rondzwierf met haar kind. Maar Walid had gezegd in Pisa,
+zij zou wel in den winkel aan de kade zijn teruggekeerd. Hij stond op
+om uit het venster te zien of de dag al aan den hemel kwam; dan lei
+hij zich weêr neder, zijn voeten deden zeer van den langen tocht dien
+hij gekomen was. En terwijl hij trachtte voort te denken sliep hij in.
+
+Met schrik ontwaakte hij kort daarop weder, maar hij was verheugd,
+want door het venstertje zag hij dat de duisternis verschoot, zoodat
+hij weldra zou kunnen vertrekken. Bij het kozijn geleund, starende
+naar de oosterlucht die ijler werd, herinnerde hij zich wat Walid
+bedoeld had met den wensch voor zijn geluk, en langen tijd bleef hij
+staren naar de lucht en de straat, waar de gesloten huizen, ordeloos
+tusschen boomen verspreid, verschenen uit den vroegen schemer, tot
+het kraaien van een haan hem stoorde in zijn rust en hij zich bezon,
+dat Mevena hem niet beminde.
+
+Hij verliet de kamer, wekte den waard, en met zijn brood in de hand
+ging hij naar buiten. Opgewekt stapte hij voort in den frisschen
+morgen.
+
+Maar toen hij tegen den avond zeer vermoeid de landerijen van Pisa
+bereikte, peinsde hij waarom hij gegaan was, waarom hij de passie
+zocht, die hem niets dan verdriet kon geven, terwijl aan alle zijden
+de wegen naar andere streken leidden, waar hij dolend tenminste met
+het stille beeld zijner aanbidding alleen kon wezen, zonder verlangen
+naar wederliefde, dat door nieuw verlangen zeker gevolgd werd. In
+zijn verbeeldingen was hij immers altijd gelukkig geweest.
+
+En ofschoon hij van verwachting gepoperd had toen hij zich op
+weg begaf, liep hij thans neêrslachtig langzaam op de kade, waar
+de bewoners voor hun huizen stonden te praten in het rustig genot
+van den zomeravond. Uit de verte reeds zag Tamalone, dat de winkel
+van Simon nog open was, er scheen wat licht naar buiten en voor de
+deur stond Baldo viool te spelen, Mevena en de gebroeders zaten te
+luisteren. Hij naderde en bleef onopgemerkt staan; in 't schaarsche
+licht zag hij, dat Mevena's gelaat, ten deele afgewend, droevig en
+fijn was. Bij 't eind van het danswijsje trad hij zacht op haar toe
+en groette haar. Zij schrok en lachte, met de hand op haar borst,
+Simon en Josse verwelkoomden met handdrukken en luidruchtigheid. Er
+werd een stoel gehaald, en pasteien en bier, en Tamalone moest dadelijk
+verhalen hoe hij gevlucht was en waar hij gescholen had.
+
+Toen het al laat was ging Mevena, die haar kind hoorde, naar binnen;
+de mannen zaten nog lang te luisteren naar den monnik, die met een
+glimlach vertelde van dwazen door wie hij vervolgd was, ofschoon
+hij nooit iets misdaan had. En dan, in de stilte van de kade, zeide
+hij hoe Mevena verlaten was door haar minnaar, die met een ander
+zou trouwen--zijn stem werd zoo week en zacht, dat Simon en Josse
+en zelfs de jonge Baldo zwijgend en aangedaan voor zich keken in
+den luwen nacht. Zij gingen ten leste naar binnen. Terwijl Tamalone
+nog talmde voor hij de anderen volgde, zag hij naar boven, naar het
+venstertje van Mevena's kamer; het stond open. Hij begreep, dat zij
+alles gehoord had wat hij zoo pas vertelde.
+
+Gedurende de wandeling door de straten den volgenden dag, die zij
+weêr zooals vroeger deden, Mevena thans met haar kind in de armen,
+vroeg hij waarom zij niet in het kamp gebleven was. Zij antwoordde:
+
+"Rogier mocht van den keizer niet heengaan, daarom wacht ik hier op
+hem. Over zes weken komt hij mij halen."
+
+Toen werd Tamalone bij 't verder gaan zeer vroolijk, zij had hem
+klaarblijkelijk niet gehoord gisteravond en hij herinnerde zich ook,
+dat hij zacht had gesproken. Hij lachte en knikte tegen het kleine
+kindje, zoodat de menschen in de straat bleven staan, elkander wijzend
+naar den lustigen monnik, en Mevena stillekens voor zich lachte.
+
+In den winkel en in de lage achterkamer, voor het venster waarvan nu de
+wingerd bloeide, was het of de dagen van het vorig jaar weêr beginnen
+zouden. De oolijke Baldo vedelde 's avonds weêr, de gebroeders zongen
+hun eenvoudige liedjes en Tamalone deed verhalen uit ouden tijd.
+
+Maar Mevena lachte niet meer zooals voorheen, haar gelaat was dikwijls
+vermoeid en zij scheen altoos te luisteren of zij boven haar kind
+ook hoorde.
+
+En zij werd stiller toen zij niet meer uit kon gaan. Op een middag
+had Tamalone haar eensklaps haastig door zijstraatjes meegevoerd,
+hij had Lugina gezien die met een edelman liep te praten.
+
+Zij zat nu gansche dagen voor haar venster te naaien, denkend aan den
+naderenden tijd waarop haar geliefde beloofd had te komen. Wanneer
+zij dan dacht aan wat zij den monnik had hooren vertellen, beneden
+voor de deur, den avond toen hij terug was gekomen, dan viel haar
+naaiwerk in haar schoot en staarde zij over de daken der huizen aan
+gindsche zijde der rivier, in 't verschiet met de vergulde torenspits;
+de tijd ging langzaam voorbij, maar haar gedachten wilden niet komen,
+zij hoorde voortdurend het gerucht der kooplieden in de straat en
+het uitbundig gekweel onder haar raam. Dan ging zij bedaard weêr
+door met haar werk, zij geloofde de dwaasheden niet die de monnik had
+gezegd. Zij wachtte en voelde zich geduldig tevreden; maar de mannen
+beneden zeiden dikwijls tot elkander, met een langzaam hoofdschudden,
+dat zij zekerlijk ziek zou worden, ze was zoo bleek en stil.
+
+Het werd al nazomer; westelijk achter de gulden torens en de masten
+der scheepjes in het water verkleurde des avonds de zon in velerlei
+schoonheid. De monnik waarde nog dagelijks behoedzaam rond om na te
+vragen of Lugina de stad al verlaten had. Simon en Josse zaten bij
+'t licht van hun lampje alleen bij elkander.
+
+Het was al Sint Michiel geweest. Mevena's oogen waren rood wanneer
+zij in de huiskamer kwam.
+
+Eens vond Tamalone haar gekleed in den blauwen kapmantel, dien hij
+haar gegeven had, zij wachtte om met hem uit te gaan. Hij wilde iets
+zeggen van het gevaar dat zij liep haar vader te ontmoeten, doch de
+blik van haar oogen was zoo dringend, dat hij volgde. Zij gingen de
+kade af, over de brug naar de onbebouwde velden, waar zij vroeger
+wel wandelden en toen zij in de groententuinen kwamen zag Mevena hem
+recht in de oogen en vroeg:
+
+"Is 't waar dat hij niet terugkomt?"
+
+De monnik boog zijn hoofd, en beiden zwegen terwijl hun voeten
+voortgingen naast elkander in regelmatigen tred.
+
+"Is het waar?" vroeg zij weder. "En wat gij dien avond verteld hebt
+toen gij terugkwaamt?"
+
+Tamalone zag haar aan--zij was kalm en twee groote tranen gleden
+van haar oogen neêr. Toen bleef hij staan, bevend hief hij zijn hand
+en zeide:
+
+"Wees toch niet bedroefd, Mevena, het zal voorbij gaan, schrei toch
+niet... Ik wil alles voor u doen wat ik kan, gij weet niet hoe ik
+u liefheb..."
+
+Zijn stem klonk hem zonderling als uit een afstand. Mevena stond met
+gesloten oogen, het hoofd wat naar achter gebogen; beneden op den
+grond deed een zachte wind de blaadjes der groenten bewegen.
+
+Zij keerden naar huis, maar spraken niet meer.
+
+Simon en Josse zaten dien avond alleen en staarden elkander telkens
+aan, zij hadden gezien dat het lieve meisje in de kamer daarboven haar
+ongeluk wist. Tamalone kwam dien nacht niet thuis, hij doolde buiten
+de stad, verwonderd over de ontroeringen die hem hadden vervuld. En
+toen hij laat den volgenden namiddag aan den winkel kwam vond hij er
+de gebroeders, die ontsteld en in drukke verwarring vertelden hoe
+de oudste zoo pas het eten dat nog op de tafel dampte, naar boven
+had gebracht--de kamer was leêg. Mevena was nergens te vinden. De
+monnik gilde en sprong de trappen op, de kamer in, waar de stoel en
+de tafel stonden op hun gewone plaats, in den hoek was de peluw met
+de wieg er naast.
+
+Maar toen hij beneden kwam werd zijn angst verdreven door het bericht
+dat Baldo bracht, die van de wachters had gehoord, dat een vrouw met
+een zuigeling dien morgen de poort was uitgegaan; zelf bedarend stelde
+hij zijn vrienden gerust, dat hij haar wel achterhalen zou voor zij
+het kamp bereikte. En nadat hij haastig had gegeten ging hij op reis,
+door Baldo tot aan de poort verzeld.
+
+Maar op den weg, terwijl hij snel voortliep in den vochtigen avond,
+voelde hij dat zijn beenen zeer vermoeid waren. Hij ergerde zich over
+zijn domheid Mevena zoolang alleen gelaten te hebben; wel vertrouwde
+hij dat zij, evenmin als hij wetend waar het leger van Rogier was en
+langzamer gaande daar zij het kind moest dragen, het kamp niet vinden
+zou voor hij er was aangekomen; maar hij moest aldoor denken aan de
+donkere waarschuwing van Walid, die door zijn dwaas geloof, dat zij
+het ongeluk had gebracht door den bloedsteen, haar dooden zou. Zijn
+voeten waren heet en schrijnden, doch met de tanden vastgeklemd ging
+hij voort in groote schreden. En in een zachte bevreemding vroeg
+hij zichzelven wat het toch was dat hem dreef tot die nachtelijke
+haast--hij had nog nóóit zoo geloopen en nog nooit zooveel angsten
+gehad, angsten om een vrouw wier wederliefde hij niet verwachtte en
+die hij te nacht of te morgen voor goed uit het oog zou verliezen.
+
+Toen de lucht begon te schemeren kon hij niet verder, hij liet zich
+vallen op het natte gras en sliep dadelijk in.
+
+Hij ontwaakte door een hevigen slagregen en stond verschrikt op;
+er was een lange weg voor hem, waar de regen op nederspatte en
+stroomend wegliep aan de zijden. Maar Tamalone kon niet wachten,
+hij sloeg zijn kap over het hoofd en vervolgde zijn reis, het water
+droop in een straaltje van zijn gezicht.
+
+Hij rustte maar weinig en tegen het einde van zijn vierde dagreis
+had hij Mevena nog niet gevonden, maar door veel vragen wist hij,
+dat het kamp niet verre kon zijn.
+
+Het was een boschrijke weg waar hij ging, rijzend en steil weêr neder
+dalend, met hooge beukeboomen die onbewogen waren in den windloozen
+herfstdag. Hij bleef staan om naar de sporen van paardenhoeven te zien,
+die van den weg af door 't struikgewas leidden; voorzichtig sloop hij
+door de dorre bladeren, maar stemmen hoorend wachtte hij weêr; dan,
+tusschen twee dunne boomstammetjes ziende ontdekte hij krijgslieden
+op den grond en herkende het gezicht van Lugina bij hen. Door de
+bladeren scheen de zon met bleeken glans.
+
+Tamalone kwam weêr op den weg terug. Zoo hij verder ging liep Mevena
+gevaar hier door haar vader aangehouden te worden; zoo hij bleef
+wachten bereikte zij wellicht het kamp alleen en kon hij haar niet
+beschermen. Hij zag op naar de takken boven hem, hij wist niet wat
+te doen. Vóór hem zoowel als achter hem van waar hij gekomen was rees
+de weg; hij liep een eind weegs vooruit, omziende en weder omziende;
+dan ging hij weêr terug, de plaats voorbij waar de paardensporen in
+'t hout verdwenen.
+
+Toen hij zijn hoofd weêr omwendde zag hij tegen 't avondlicht een
+kleine gedaante die den weg afdaalde--hij wist in eens, dat het Mevena
+was en beefde. Zijn beenen waren loom, maar hij liep voort, vlugger
+en vlugger, tot hij hijgende de steilte opsnelde. De naderende figuur
+herkende hij al, het was een vrouw met een kind in de armen. Toen
+hij dichter bij kwam bleef zij staan; Tamalone liep moeilijk ademend
+nader met de hand op de borst, en kon niet spreken.
+
+Mevena's gelaat was ernstig, maar onbewogen, met haar groote oogen
+zag zij hem in afwachting aan.
+
+"Gelukkig dat ik u vind," zeide hij hijgend, "gij moet niet naar het
+kamp gaan zonder mij."
+
+"Ik ben er al geweest," antwoordde ze en sloeg haar oogen neêr.
+
+Langzaam, met woorden die moeilijk kwamen en soms nauw hoorbaar waren,
+vertelde zij dat ze Rogier gezien had. Hij had haar niet verwelkomd
+en weinig gesproken. Op haar vraag of het waar was dat hij met een
+ander zou trouwen, had hij neen geschud, hij had haar hand gekust,
+maar niets gezegd. Hij had haar niet geantwoord. Zij had op haar
+knieën gesmeekt. Zij was toen heengegaan en hij had niets gezegd.
+
+Tamalone luisterde en zag naar de kleine gestalte naar ééne zijde
+gebogen door de zwaarte van het kind, achter haar verbleekte de
+avondzon in kwijnende warmte. Zij stonden zwijgend op den weg, in
+den schemer der hooge boomen. De monnik dorst niet te spreken. In de
+blaêren ritselde het, de stilte was wonderbaarlijk. En zoo stonden zij
+langen tijd starend naar het gele licht door het loof van de boomen,
+hun beider ademhaling was geregeld en zacht. En toen Mevena haar
+oogen opsloeg en hem aanzag, zeide hij:
+
+"Kom meê naar Simon en Josse--"
+
+Maar hij wist het van te voren, zij schudde het hoofd.
+
+"Neen, ik kan met u niet meêgaan. Mijn vader is dichtbij, daar ga
+ik heen."
+
+"Maar uw vader..."
+
+"Hij zal me wel vergeven." Even zweeg ze en herhaalde dan: "Ik kan
+niet meêgaan."
+
+Tamalone voelde toen de beroering diep in hem zinken. Mevena was
+Mevena niet meer, maar een vrouw die van ongeluk stierf. Hij kon niet
+meer spreken.
+
+Toen, met tranen in haar oogen, nam zij zijn hand en kuste die;
+zij wilde heengaan, maar hief nogmaals zijn hand zachtjes op en
+kuste die weder--de monnik bewoog zich niet, hij zag haar heengaan
+met geruchtloozen tred, haar mantel was om het kind gewikkeld. De
+gestalte daalde en werd kleiner onder het duister der boomen, wier
+rustige bladeren hier en daar een weêrschijn vingen van 't laatste
+gele licht dat aan den hemel blonk. De monnik keek haar roerloos na.
+
+
+
+
+
+
+14
+
+
+De tijd scheen voort te gaan, de schemer vergaderde zich al donkerder
+onder het gebladerte, en nog stond Tamalone in verbijstering te staren
+naar waar zij in de verre schaduwen heen was gegaan. Hij voelde dat
+het koud was.
+
+Maar eensklaps keek hij schuw achter zich en naar de andere zijde,
+de duisternis rondom deed zijn hart zwaar kloppen van angst. Hij sloeg
+zijn oogen op en zag, dat er reeds vele starren stonden aan den valen
+hemel. Gedachteloos begon hij te loopen, stijgende naar den top des
+wegs, en het trof hem dat de avond merkwaardig was van stilte; het
+donker der boomen met hun rechte takken, de lucht, en over den grond
+zijn lichte schreden, het was alles zoo stil, dat het wel leek of er
+iets groots was gebeurd. En toen hij een eind verder weder naar de
+starren zag was hij ten zeerste verbaasd over hun talrijkheid--eens,
+vroeger, had hij den hemel zoo weeldrig gezien, eens maar; nu was het
+evenzoo, er moest wel iets bijzonders wezen, de hemel was niet zonder
+reden zoo wonderbaarlijk verlicht, het was om Mevena voorzeker... En
+plotseling stond hij stil met zijn handen opgeheven, hij dacht of
+hij zinneloos was geworden en sloot zijn oogen in kille vrees. Maar
+hij zuchtte, zag nogmaals achter zich waar zij verdwenen was en in
+een verlichtende neiging tot glimlachen vroeg hij zichzelven of dit
+de werkelijkheid was, die hij zoo vaak had verwacht en die daareven
+passeerde.
+
+Toen, dicht in zijn pij gehuld, zette hij zich in de donkere struiken
+en dacht aan Mevena, aan haar met de ernstige oogen die voor altijd
+ongelukkig zou zijn, die hij nochtans niet weêr zou zien. En hij was
+het zelf geweest, die haar ontvoerd had, die haar gebracht had waar
+haar ongeluk begon... hoe was het ook weêr gebeurd? Hij trachtte zich
+te herinneren hoe hij op een avond met Rogier, die ziek was, bij 't
+vlammend wachtvuur zat; hoe hij door oude herinneringen bekoord van
+schoone diepgevoelde dingen had gesproken en gemeend had, dat twee die
+elkaêr oprecht beminden gelukkig behoorden te zijn. Het meisje met haar
+jonge liefde was ook zoo schoon in de blanke zomerdagen toen hij haar
+voor 't eerst had gezien, hij had zoo gaarne haar boodschap gebracht,
+fluitend den ganschen weg, en Rogier had hem zoo ernstig gevraagd haar
+te halen. Dan, in de stad, zag hij Lugina terug, de sluwe grijsaard in
+zijn fraaien mantel, die hem geld gaf om zijn vijand te dooden. Den
+eersten nacht, alleen met haar op den berg toen hij niet slapen kon,
+was die onrust weêr gekomen, gelijk een benauwende avondlucht met
+gloeiende strepen, en hij had gevoeld hoe lief zij hem zou kunnen
+wezen. Maar hij was een schooier, onverschillig zelfs voor zijn eigen
+gevoelens... hij had haar slechts heimelijk gekust, hij die haar
+gelukkig had kunnen maken. En zij waren verder gegaan naar het kamp,
+waar de dagen al te fel waren van licht en de oogen der oostersche
+soldaten spiedend glommen. Nog zag hij in zijn verbeelding den nacht
+toen Rogier hen alleen had gelaten en de hemel vol zachten luister
+was bloesemend alom; de hemel was nu evenzoo.
+
+Hij stond op. Het kamp was twee mijlen verder, had zij gezegd. Hij
+wist niet wat hij er doen zou, maar liep voort; de weg steeg gedurig
+hooger, hij hoorde zijn schreden niet. Zijn gedachten waren nu stil,
+zoo stil als de blanke herfstavond.
+
+Langzamerhand bemerkte hij een gerucht dat ruischend aangroeide
+wijl hij verder ging; hij hield stil en luisterde, het was een
+waterval ergens aan zijn rechterhand; heel in de verte, fijn van
+onduidelijkheid, hoorde hij ook mannengezang, dat waren de soldaten in
+'t kamp. Het geluid had een zachte bekoring. Tamalone zocht een plek
+om te rusten, want hij was zeer vermoeid.
+
+En al zoekende over het gladde mos, door de takken der lagere boompjes,
+kwam hij al nader bij het ruischen van 't water. Eindelijk bereikte
+hij den zoom van 't boschje; de grond was daar rotsig en bij het
+ijle licht van den hemel bespeurde hij een diepe kloof, waar het
+water vallend klaterde. Behoedzaam liep hij verder langs den rand,
+luisterend naar het gezang, dat nu bij tusschenpoozen slechts hoorbaar
+was, maar duidelijker klonk. En terwijl hij staarde en het nat voelde,
+dat opstuifde uit de diepte, zag hij in het donker de gedaante van
+een man, die op een steenblok zat met gebogen hoofd, de witte pluim
+van zijn muts hing voorover. Tamalone wist wie het was, hij herinnerde
+zich zonderling Mevena, die eenzaam heen was gegaan in den avond. Hij
+trad langzaam nader en de ander richtte zijn hoofd op.
+
+"Wie is daar?" vroeg Rogier.
+
+"Ik ben het."
+
+En de monnik naderde nog meer. Maar de ander stond op, met de hand in
+zijn gordel. Toen, met een diep geluid, sprong Tamalone op hem toe,
+zij worstelden en vielen op den grond. Hij wist niet wat er gebeurde,
+maar een poosje later voelde hij, dat hij een slappen arm vastklemde,
+zijn andere hand was nat. Het water ruischte koel in de kloof beneden,
+het stroomde voortdurend, in de verte klonk hetzelfde gezang van
+daareven. En daarginds zag hij nog Mevena in donker loopen.
+
+Tamalone stond op en ging voorzichtig terug vanwaar hij gekomen
+was. De koude hemel blonk nog steeds in den luister van vele starren,
+de duisternis trilde in het geboomte en achter zich hoorde hij 't
+ruischen van den waterval allengs verminderen. Hij liep nog een heel
+eind in 't boschje voor hij een goede plek vond op het mos waar hij
+zich neêrstrekte om te rusten. Hij wist dat hij nog nooit zoo moede was
+geweest; de stemmen in de verte waren nu stil geworden en hij sliep in.
+
+In den ochtend ontwakend en door het gelend gebladert de lucht boven
+zich ziende waar fijne wolkjes snel voorbij dreven, herinnerde Tamalone
+zich den nacht en begreep, dat hij op zijn hoede moest zijn voor
+de soldaten. Maar angstiger werd hij bij de gedachte aan Mevena,
+die bij haar vader was teruggekeerd. Hij wilde dichter bij haar
+zijn; ongeduldig trok hij de struiken en de buigzame takken weg,
+die hem bezeerden terwijl hij liep, en aan den zoom van het bosch
+gekomen bleef hij staan, glurend door de bladeren over den weg naar
+rechts en naar links. Er was geen sterveling, maar steeds schuilend
+in de struiken ging hij verder de helling af, zich ergerend over het
+geruisch der doode blaêren aan zijn voeten.
+
+Toen hij nogmaals stillekens over den weg keek, herkende hij de
+plaats waar hij haar den vorigen avond ontmoet had: er waren versche
+sporen van paardenhoeven op den grond. Hij kwam wat nader, daar lag
+een muts zooals de oosterlingen droegen in het kamp. En eensklaps
+snelde hij den steilen weg af, met wijd gesperde oogen ziende naar
+de sporen, die hij volgde waar zij in 't kreupelhout leidden; driftig
+sloeg hij de twijgen weg, hij kon de plaats niet vinden, waar hij de
+krijgslieden van Lugina gelegerd had gezien. En in zijn onstuimigen
+angst hoorde hij een vreemd klagend geluidje, hij sprong vooruit,
+zoodat de takken hem zwiepend sloegen in 't gelaat...
+
+Tamalone bleef staan--daar was zij met het kind schreiend naast haar
+op den grond, een paar doode krijgslieden lagen nabij, in de verte
+klonk verward geschreeuw. De zon scheen zwakjes door de boomen. En zeer
+zacht naderde hij, knielde neder en nam haar hand in de zijne; er waren
+verscheidene wonden in haar hals en op haar borst lag de bloedsteen.
+
+Zeer lang lag Tamalone geknield, aldoor starend naar haar gelaat; hij
+lag zoo lang tot het kind met betraande wangen in slaap was gevallen
+en hij eindelijk het brieschen hoorde van een paard; en omziende
+ontwaarde hij Walid met zijn gelen tulband, het hoofd achterover en
+een sabel in de hand. Zij zagen elkander een wijle aan. Dan steeg de
+oosterling af en zeide met goedhartige stem:
+
+"Ik zal je helpen, broeder."
+
+Te zamen, zwijgend, groeven zij wat aarde weg en legden daar de doode
+neer; Carolus en eenige soldaten, die terug waren gekomen, hijgend en
+met bloedige wapens, zagen toe. Toen zij den kuil toegemaakt en er
+de dorre bladeren weêr over hadden gespreid, nam de monnik het kind
+op, drukte Walid de hand en ging heen door de boomen, hij hoorde den
+brigadier nog achter zich, die iets zeide. Er was een kalmte in hem
+of het nu altoos herfst zou blijven.
+
+En langzaam liep hij den weg af, het kind dat schreeuwde zuiend in
+zijn arm. En hij schudde zijn hoofd en sprak tot het kind.
+
+Hij zeide, dat het wel vreemd was dat hij het droeg, die nog dien
+zelfden nacht een man had gedood en daardoor de wraak der soldaten
+over de arme moeder had doen komen--zijn liefde was het, de liefde
+van den deugniet, van den onverschilligen schooier, die zich om geen
+mensch ooit bekommerde, waardoor al het ongeluk was gebeurd.
+
+Even zweeg hij, starend naar de loovers en de wolkjes, die hoog aan
+den hemel dreven; toen, wijl hij moeizaam ging onder het roerloos
+geboomte waar de zon maar flauwtjes scheen, zeide hij met nog zachter
+stem tot het kind, dat haar schoon gelaat hem nimmer zou verlaten,
+dat hij ten minste haar liefhad die ginder onder de bladeren lag,... en
+dat hij misschien, misschien gelukkiger was geweest dan de ander dien
+zij beminde.
+
+Maar het kindje verstond hem niet, het schreeuwde gedurig en de monnik
+ging voort, langzaam, want zijn voeten deden zeer.
+
+
+
+
+
+
+
+End of Project Gutenberg's Een Zwerver Verliefd, by Arthur van Schendel
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN ZWERVER VERLIEFD ***
+
+***** This file should be named 35887-8.txt or 35887-8.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/3/5/8/8/35887/
+
+Produced by The Online Distributed Proofreading Team at
+https://www.pgdp.net/
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/35887-8.zip b/35887-8.zip
new file mode 100644
index 0000000..b892b4c
--- /dev/null
+++ b/35887-8.zip
Binary files differ
diff --git a/35887-h.zip b/35887-h.zip
new file mode 100644
index 0000000..d9a341c
--- /dev/null
+++ b/35887-h.zip
Binary files differ
diff --git a/35887-h/35887-h.htm b/35887-h/35887-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..1f7e28c
--- /dev/null
+++ b/35887-h/35887-h.htm
@@ -0,0 +1,4850 @@
+<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN"
+"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd">
+<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source on 2011-04-16T22:31:53.329+02:00. -->
+<html lang="nl-1900">
+<head>
+<meta name="generator" content=
+"HTML Tidy for Windows (vers 25 March 2009), see www.w3.org">
+<title>Een Zwerver Verliefd</title>
+<meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=us-ascii">
+<meta name="generator" content=
+"tei2html.xsl, see http://code.google.com/p/tei2html/">
+<meta name="author" content="Arthur van Schendel">
+<link rel="schema.DC" href=
+"http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/">
+<meta name="DC.Creator" content="Arthur van Schendel">
+<meta name="DC.Title" content="Een Zwerver Verliefd">
+<meta name="DC.Date" content="#####">
+<meta name="DC.Language" content="nl-1900">
+<meta name="DC.Format" content="text/html">
+<meta name="DC.Publisher" content="Project Gutenberg">
+<style type="text/css">
+body
+{
+font: 100%/1.2em "Times New Roman", Times, serif;
+margin: 1.58em 16%;
+text-align: left;
+}
+/* Titlepage */
+.titlePage
+{
+border: #DDDDDD 2px solid;
+margin: 3em 0% 7em 0%;
+padding: 5em 10% 6em 10%;
+text-align: center;
+}
+.titlePage .docTitle
+{
+line-height: 3.5em;
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+font-weight: bold;
+}
+.titlePage .docTitle .mainTitle
+{
+font-size: 1.8em;
+}
+.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle, .titlePage .docTitle .volumeTitle
+{
+font-size: 1.44em;
+}
+.titlePage .byline
+{
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+font-size:1.2em;
+line-height:1.72em;
+}
+.titlePage .byline .docAuthor
+{
+font-size: 1.2em;
+font-weight: bold;
+}
+.titlePage .figure
+{
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+}
+.titlePage .docImprint
+{
+margin: 4em 0% 0em 0%;
+font-size: 1.2em;
+line-height: 1.72em;
+}
+.titlePage .docImprint .docDate
+{
+font-size: 1.2em;
+font-weight: bold;
+}
+/* End Titlepage */
+.transcribernote
+{
+background-color:#DDE;
+border:black 1px dotted;
+color:#000;
+font-family:sans-serif;
+font-size:80%;
+margin:2em 5%;
+padding:1em;
+}
+.advertisment
+{
+background-color:#FFFEE0;
+border:black 1px dotted;
+color:#000;
+margin:2em 5%;
+padding:1em;
+}
+.width20
+{
+width: 20%;
+}
+.width40
+{
+width: 40%;
+}
+.indextoc
+{
+text-align: center;
+}
+.div0
+{
+padding-top: 5.6em;
+}
+.div1
+{
+padding-top: 4.8em;
+}
+.index
+{
+font-size: 80%;
+}
+.div2
+{
+padding-top: 3.6em;
+}
+.div3, .div4, .div5
+{
+padding-top: 2.4em;
+}
+.footnotes .body,
+.footnotes .div1
+{
+padding: 0;
+}
+.apparatusnote
+{
+text-decoration: none;
+}
+table.alignedtext
+{
+border-collapse: collapse;
+}
+table.alignedtext td
+{
+vertical-align: top;
+width: 50%;
+}
+table.alignedtext td.first
+{
+border-width: 0 0.2px 0 0;
+border-color: gray;
+border-style: solid;
+padding-right: 10px;
+}
+table.alignedtext td.second
+{
+padding-left: 10px;
+}
+h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, pseudoh4
+{
+clear: both;
+font-style: normal;
+text-transform: none;
+}
+h3, .pseudoh3
+{
+font-size:1.2em;
+line-height:1.2em;
+}
+h3.label
+{
+font-size:1em;
+line-height:1.2em;
+margin-bottom:0;
+}
+h4, pseudoh4
+{
+font-size:1em;
+line-height:1.2em;
+}
+.alignleft
+{
+text-align:left;
+}
+.alignright
+{
+text-align:right;
+}
+.alignblock
+{
+text-align:justify;
+}
+p.tb, hr.tb
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-bottom: 1.6em;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+text-align: center;
+}
+p.argument, p.note, p.tocArgument
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+text-indent:0;
+}
+p.argument, p.tocArgument
+{
+margin:1.58em 10%;
+}
+p.tocPart
+{
+margin:1.58em 0%;
+font-variant: small-caps;
+}
+p.tocChapter
+{
+margin:1.58em 0%;
+}
+p.tocSection
+{
+margin:0.7em 5%;
+}
+.opener, .address
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-bottom: 1.6em;
+}
+.addrline
+{
+margin-top: 0;
+margin-bottom: 0;
+}
+.dateline
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-bottom: 1.6em;
+text-align: right;
+}
+.salute
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-left: 3.58em;
+text-indent: -2em;
+}
+.signed
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-left: 3.58em;
+text-indent: -2em;
+}
+.epigraph
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+width: 60%;
+margin-left: auto;
+}
+.epigraph span.bibl
+{
+display: block;
+text-align: right;
+}
+.trailer
+{
+clear: both;
+padding-top: 2.4em;
+padding-bottom: 1.6em;
+}
+.figure
+{
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+}
+.floatLeft
+{
+float:left;
+margin:10px 10px 10px 0;
+}
+.floatRight
+{
+float:right;
+margin:10px 0 10px 10px;
+}
+p.figureHead
+{
+font-size:100%;
+text-align:center;
+}
+.figAnnotation
+{
+font-size:80%;
+position:relative;
+margin: 0 auto; /* center this */
+}
+.figTopLeft, .figBottomLeft
+{
+float: left;
+}
+.figTop, .figBottom
+{
+}
+.figTopRight, .figBottomRight
+{
+float: right;
+}
+.figure p
+{
+font-size:80%;
+margin-top:0;
+text-align:center;
+}
+img
+{
+border-width:0;
+}
+p.smallprint,li.smallprint
+{
+color:#666666;
+font-size:80%;
+}
+span.parnum
+{
+font-weight: bold;
+}
+.marginnote
+{
+font-size:0.8em;
+height:0;
+left:1%;
+line-height:1.2em;
+position:absolute;
+text-indent:0;
+width:14%;
+}
+.pagenum
+{
+display:inline;
+font-size:70%;
+font-style:normal;
+margin:0;
+padding:0;
+position:absolute;
+right:1%;
+text-align:right;
+}
+a.noteref, a.pseudonoteref
+{
+font-size: 80%;
+text-decoration: none;
+vertical-align: 0.25em;
+}
+.displayfootnote
+{
+display: none;
+}
+div.footnotes
+{
+font-size: 80%;
+margin-top: 1em;
+padding: 0;
+}
+hr.fnsep
+{
+margin-left: 0;
+margin-right: 0;
+text-align: left;
+width: 25%;
+}
+p.footnote
+{
+margin-bottom: 0.5em;
+margin-top: 0.5em;
+}
+p.footnote .label
+{
+float:left;
+width:2em;
+height:12pt;
+display:block;
+}
+/* Tables */
+td, th
+{
+vertical-align: top;
+}
+td.label, tr.label td
+{
+font-weight: bold;
+}
+td.unit, tr.unit td
+{
+font-style: italic;
+}
+td.sum
+{
+padding-top: 2px; border-top: solid black 1px;
+}
+/* Poetry */
+.lgouter
+{
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+display:table; /* used to make the block shrink to the actual size */
+}
+.lg
+{
+text-align: left;
+}
+.lg h4, .lgouter h4
+{
+font-weight: normal;
+}
+.lg .linenum, .sp .linenum, .lgouter .linenum
+{
+color:#777;
+font-size:90%;
+left: 16%;
+margin:0;
+position:absolute;
+text-align:center;
+text-indent:0;
+top:auto;
+width:1.75em;
+}
+p.line
+{
+margin: 0 0% 0 0%;
+}
+span.hemistich /* invisible text to achieve visual effect of hemistich indentation. */
+{
+color: white;
+}
+.versenum
+{
+font-weight:bold;
+}
+/* Drama */
+.speaker
+{
+font-weight: bold;
+margin-bottom: 0.4em;
+}
+.sp .line
+{
+margin: 0 10%;
+text-align: left;
+}
+/* End Drama */
+/* right aligned page number in table of contents */
+.tocPagenum, .flushright
+{
+position: absolute;
+right: 16%;
+top: auto;
+}
+span.corr, span.gap
+{
+border-bottom:1px dotted red;
+}
+span.abbr
+{
+border-bottom:1px dotted gray;
+}
+span.measure
+{
+border-bottom:1px dotted green;
+}
+/* Font Styles and Colors */
+.ex
+{
+letter-spacing: 0.2em;
+}
+.sc
+{
+font-variant: small-caps;
+}
+.uc
+{
+text-transform: uppercase;
+}
+/* overline is actually a bit too high; overtilde is approximated with overline */
+.overline, .overtilde
+{
+text-decoration: overline;
+}
+.rm
+{
+font-style: normal;
+}
+.red
+{
+color: red;
+}
+/* End Font Styles and Colors */
+hr
+{
+clear:both;
+height:1px;
+margin-left:auto;
+margin-right:auto;
+margin-top:1em;
+text-align:center;
+width:45%;
+}
+.aligncenter, div.figure
+{
+text-align:center;
+}
+h1, h2
+{
+font-size:1.44em;
+line-height:1.5em;
+}
+h1.label, h2.label
+{
+font-size:1.2em;
+line-height:1.2em;
+margin-bottom:0;
+}
+h5, h6
+{
+font-size:1em;
+font-style:italic;
+line-height:1em;
+}
+p
+{
+text-indent:0;
+}
+p.firstlinecaps:first-line
+{
+text-transform: uppercase;
+}
+p.dropcap:first-letter
+{
+float: left;
+clear: left;
+margin: 0em 0.05em 0 0;
+padding: 0px;
+line-height: 0.8em;
+font-size: 420%;
+vertical-align:super;
+}
+.lg
+{
+padding: .5em 0% .5em 0%;
+}
+p.quote,div.blockquote, div.argument
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+margin:1.58em 5%;
+}
+.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden
+{
+text-decoration:none;
+}
+ul { list-style-type: none; }
+.castlist, .castitem { list-style-type: none; }
+/* External Links */
+.pglink, .catlink, .exlink
+{
+background-repeat: no-repeat;
+background-position: right center;
+}
+.pglink
+{
+background-image: url(images/book.png);
+padding-right: 18px;
+}
+.catlink
+{
+background-image: url(images/card.png);
+padding-right: 17px;
+}
+.exlink
+{
+background-image: url(images/external.png);
+padding-right: 13px;
+}
+.pglink:hover
+{
+background-color: #DCFFDC;
+}
+.catlink:hover
+{
+background-color: #FFFFDC;
+}
+.exlink:hover
+{
+background-color: #FFDCDC;
+}
+body
+{
+background: #FFFFFF;
+font-family: "Times New Roman", Times, serif;
+}
+body, a.hidden
+{
+color: black;
+}
+.titlePage
+{
+color: #001FA4;
+font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif;
+}
+h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, .pseudoh4
+{
+color: #001FA4;
+font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif;
+}
+p.byline
+{
+font-style: italic;
+margin-bottom: 2em;
+}
+.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, .marginnote, p.legend, .versenum, .stage
+{
+color: #001FA4;
+}
+.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a
+{
+color: #AAAAAA;
+}
+a.hidden:hover, a.noteref:hover
+{
+color: red;
+}
+p.dropcap:first-letter
+{
+color: #001FA4;
+font-weight: bold;
+}
+sub, sup
+{
+line-height: 0;
+}
+.pagenum, .linenum
+{
+speak: none;
+}
+</style>
+
+<style type="text/css">
+.xd20e69
+{
+text-align:center;
+}
+</style>
+</head>
+<body>
+
+
+<pre>
+
+The Project Gutenberg EBook of Een Zwerver Verliefd, by Arthur van Schendel
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Een Zwerver Verliefd
+
+Author: Arthur van Schendel
+
+Release Date: April 16, 2011 [EBook #35887]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ASCII
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN ZWERVER VERLIEFD ***
+
+
+
+
+Produced by The Online Distributed Proofreading Team at
+https://www.pgdp.net/
+
+
+
+
+
+
+</pre>
+
+<div class="front">
+<div class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divBody">
+<p class="first xd20e69">Een Zwerver Verliefd</p>
+</div>
+</div>
+<div class="titlePage">
+<div class="docTitle">
+<div class="mainTitle">Een Zwerver Verliefd</div>
+</div>
+<div class="byline">Door <span class="docAuthor">Arthur van
+Schendel</span></div>
+<div class="docImprint"><span class="docDate">1917</span><br>
+Amsterdam<br>
+Bij W. Versluys</div>
+</div>
+<div class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divBody">
+<p class="first xd20e69">Vierde Druk</p>
+<p class="xd20e69">Boek-, Courant- en Steendrukkerij G. J. Thieme,
+Nijmegen. <span class="pagenum">[<a id="pb1" href="#pb1" name=
+"pb1">1</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="body">
+<div id="ch1" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e97" class="main">1</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Toen Tamalone een knaap was van dertien jaren, bleek
+en bescheiden, was hij het meest geliefde kind van zijn vader, die hem
+altoos bij zich verlangde, hem &rsquo;s morgens medenam naar het hof
+van den baljuw en hem zijn boek liet dragen. En thuis na het avondeten
+las hij hem voor, dicht bij hem gezeten. De jongen luisterde dan met
+oogen ne&ecirc;rgeslagen naar de geschiedenissen van de heiligen, van
+de koningen en de oorlogen en zat nog langen tijd daarna zwijgend voor
+zich te staren. Maar zelden sprak hij een woord.</p>
+<p>Eens zag een priester hem en was getroffen door de zonderling
+teedere bekoring dier donkere oogen; en nadat hij vele malen in de
+woning van Anfroy, den <span class="pagenum">[<a id="pb2" href="#pb2"
+name="pb2">2</a>]</span>vader, was komen spreken nam hij den knaap mede
+naar zijn kapel, achter het gasthuis bij de rivier. Daar, in de
+sacristij, waar hij door de hooge ruitjes de kalme zonnige wolken aan
+de lucht zag gaan, zat voortaan Tamal des morgens naast andere jongens
+op banken, luisterend naar den priester, die in &rsquo;t midden met
+schoone klanken stond te zingen; hun aller hooge stemmen herhaalden dan
+een korte wijs,&mdash;bij het ijl geluid zijner eigen stem voelde hij
+zijn hart verwonderlijk poperen, zijn wangen waren heet en hij wendde
+zijn oogen van den priester niet af. Den langen weg naar huis, en des
+morgens weder naar de kapel toegaande dacht hij gedurig hoe heerlijk
+het was in de ruimte van een kerk te zingen; hij keek niet meer naar
+het koopvolk en de huizen die hij voorbij liep, hij zag inwendig
+zooveel nieuwe dingen en hoorde steeds den klank van de stem der
+priesters&mdash;het waren zijn eerste droomen waar zijn gelaat van
+bloosde en dit was zijn eerste liefde, het koraalgezang dat vader Mahy
+hem leerde.</p>
+<p>In de kapel hielden de geestelijken veel <span class=
+"pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3" name="pb3">3</a>]</span>van hem;
+zijn vader was heimelijk verblijd wanneer hij des avonds den jongen met
+een boek op de knie&euml;n stillekens bij het licht zag lezen, en dacht
+glimlachend aan later tijd. De moeder echter vroeg als hij naar bed was
+wel eens ontevreden en met een duister verdriet, waarom hij toch van de
+zusjes verschilde, zoo zelden en zwakjes lachte en nimmer sprak van wat
+hij gezien had of gelezen. Doch Anfroy sloeg op haar woorden geen
+acht.</p>
+<p>En toen&mdash;het was in den donkeren wintertijd dat het
+begon&mdash;bemerkten zijn ouders, dat hij lusteloos werd, iederen dag
+laat thuis kwam en &rsquo;s morgens zich haastte om uit te gaan. En op
+een dag kwam vader Mahy hen vragen waarom Tamal in zoo langen tijd niet
+gekomen was om te zingen en te leeren. Anfroy sprak dien avond bedaard
+en ernstig met zijn zoon, die enkel antwoordde, dat hij &rsquo;t
+heerlijk vond den ganschen dag door de straten te loopen, denkende aan
+wat in de boeken stond,&mdash;maar hij zweeg van de zonderling
+ontspruitende genietingen waarmede hij in zijn verbeelding vreemder en
+schooner <span class="pagenum">[<a id="pb4" href="#pb4" name=
+"pb4">4</a>]</span>ongekendheden beleefde dan hij ooit had gelezen,
+gezichten van verre landen en oude tijden, van ridders en heiligen en
+van eigen daden, sa&acirc;mgeweven tot een spel van kleurig verlichte
+tafereelen, die hem voort deden loopen met moede voeten door straat na
+straat uren lang, tot hij eindelijk stil stond en met heete oogen
+begeerde, dat er &eacute;&eacute;n lief beeld van zijn gedachten
+wezenlijk waar.</p>
+<p>Hij zweeg van zijn innerlijken lust en beloofde we&ecirc;r braaf
+naar het koor te gaan. Maar hij hield zijn belofte niet, hoewel zijn
+vader hem sloeg en vaak bestrafte.</p>
+<p>Later bleef hij ook &rsquo;s avonds uit, een buurman zei dat hij in
+taveernen kwam met andere jongelieden. Anfroy bedwong zijn drift en
+sprak weder met hem; hij zou nu in de leer gaan bij een zilversmid. En
+Tamal, beschaamd over zijn luiheid, ging trouw naar den winkel waar hij
+aandachtig werkte. Weldra voelde hij het tintelen van de onrust weder,
+die hem verlangend deed uitzien naar den Zondag om ver te kunnen loopen
+en aan de vreemde oorden te denken; maar hij bleef bestendig
+<span class="pagenum">[<a id="pb5" href="#pb5" name=
+"pb5">5</a>]</span>en zat ijverig gebogen op de werkplaats, waar
+slechts den ganschen dag het fluiten van den ouden meester klonk. Aan
+het koor, waar hij in sprakelooze verwachting placht heen te gaan,
+dacht hij niet meer. Hij bleef nog even zwijgzaam, zijn stem klonk
+ontevreden. Menigmaal wanneer hij vermoeid was kwam er <span class=
+"corr" id="xd20e119" title="Niet in bron">een</span> ne&ecirc;rslachtig
+voorgevoel in zijn ziel, dat al zijn verlangen vergeefsch zou zijn,
+zich nimmer zou uiten, maar verzwinden om niet, en hij peinsde ernstig
+somtijds wat het wel was, dat hij &rsquo;t liefst zou willen ter
+wereld, maar wist het niet. En dan gaf hij zich met wellust over aan
+&rsquo;t gemijmer, dat een vreemde, onwezenlijke innigheid had, zooals
+zij wel kennen, die soms, laat ontwaakt, zich om den ochtend en de
+wakkere wereld niet bekommeren, maar liggen blijven en zich in stilte
+verwonderen hoe zooveel liefheid daarstraks in hun hart kon
+dwalen&mdash;zij spreken niet als zij opstaan en voelen in weemoedigen
+eenvoud, dat er schooner dingen zijn dan hun oogen zien.</p>
+<p>Hij was toen zestien. Een meisje, dat hij ontmoette, lachte hem zoo
+liefjes toe, <span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6" name=
+"pb6">6</a>]</span>dat hij verwonderd in nieuwe vervoeringen raakte en
+haar gaarne behaagde; doch weinige dagen slechts, want het meisje ging
+met een ander spaceeren terwijl hij haar overal zocht, en haar later
+wel beziende vond hij haar niet zoo mooi als hij eerst had gezien.</p>
+<p>Hij vergat haar aldra, maar uit die eerste verrukking broeide een
+rustelooze drang na, die hem gemelijk maakte en van de werkplaats
+afkeerig. Vaak voelde hij zich nu vermoeid van de verbeeldingen, die de
+een na de ander verkleurden en een stemming nalieten van
+armzaligheid.</p>
+<p>Eens toen hij in donker door de stille buurten doolde<span class=
+"corr" id="xd20e130" title="Niet in bron">,</span> hield een oude vrouw
+hem staande, jammerend en hem smeekend haar te beschermen voor de
+schouts, die haar vervolgden. Tamalone<span class="corr" id="xd20e133"
+title="Niet in bron">,</span> door haar armoedige gestalte en haar
+klachten ontsteld, vroeg niet wat zij gedaan had, maar nam haar op en
+liep hard met haar heen, in de verte zag hij de lantarens van de wacht
+al schommelen. Met plots gevoelde kracht rende hij door duisternis
+voort, de vrouw klemde zich vast aan zijn hals; hij liep <span class=
+"pagenum">[<a id="pb7" href="#pb7" name="pb7">7</a>]</span>harder en
+harder want achter zich hoorde hij den klank van wapenen en het hijgen
+van mannen in vlugge vaart. Eensklaps werd een haak om zijn beenen
+geslagen, hij viel tegen een muur, de vrouw, die hij in zijn armen
+hield, gilde hoog uit. Doch onstuimig sprong hij op en pakte een der
+schouten aan&mdash;toen voelde hij sterkere handen die hem losrukten,
+hij worstelde nog, maar verloor zijn kracht; de kreten der dievegge
+drongen schel door de duisternis. Dan namen de mannen hun lantarens op
+en droegen hem weg, langs de huizen stonden de menschen met kaarsjes
+ontsteld aan hun deuren.</p>
+<p>Des morgens, terwijl hij naar het gerecht werd gevoerd, was hij
+verbaasd hoe eigenlijk alles gebeurd was; een arme vrouw had hem
+gevraagd haar te helpen en hij had met de schouts gevochten, hij wist
+niet waarom. En toen hij voor de rechters stond en antwoorden
+moest<span class="corr" id="xd20e140" title="Niet in bron">,</span> was
+hij bedeesd en sprakeloos; dan echter hoorde hij achter zich het
+zuchten en kermen van de vrouw, die naar de galg werd gevoerd en hij
+zeide dat hij haar <span class="pagenum">[<a id="pb8" href="#pb8" name=
+"pb8">8</a>]</span>had willen helpen. De rechters zagen elkander aan;
+zij veroordeelden hem, hij werd gegeeseld en daarna in het blok
+geslagen voor de gevangenis, waar vele menschen stonden, lachende
+mannen en vrouwen, luidruchtig en met drukke gebaren. Daar lag hij met
+pijnen onder de blauwe lucht, de toeschouwers met hun hatelijk
+vroolijke blikken keken voortdurend. Hij beefde van woede, zijn pijnen
+verergerden en werden ondragelijk, maar hij bleef met de tanden
+vastgeklemd en de vuisten verhard de lieden lang en strak aanstaren,
+die nieuwsgierig drentelden langs de rijen van boosdoeners. Eensklaps
+rilde hij van koude, een onnoemelijke onverschilligheid kalmeerde zijn
+hart en gelijk hoog aan den hemel, langzaam en onbereikbaar, een vogel
+gestadig verder vliegt tot hij in &rsquo;t licht verdwijnt, zoo voelde
+hij duidelijk, dat hij een lief vertrouwen verloor, hij sloot zijn
+oogen en zijn spieren ontspanden zich.</p>
+<p>Des avonds werd hij vrij gelaten. Hij liep langzaam naar huis, maar
+op weg voelde hij zich ziek van vermoeidheid; <span class=
+"pagenum">[<a id="pb9" href="#pb9" name="pb9">9</a>]</span>hij ging een
+herberg binnen en zat ellendig op een bankje, met een beker voor zich,
+terwijl in het half-duister vertrek mannen kwamen en gingen, die met
+grove stemmen praatten en lachten en geen acht op hem sloegen. In zijn
+hoofd klopte het koortsig, hij voelde iets in zich schrijnen, maar hij
+bleef roerloos zitten, langen tijd, strak voor zich kijkend,
+onverschillig en zonder gedachten. Eindelijk riep de waard hem toe, dat
+hij heen moest gaan; zonder antwoord dronk hij zijn beker leeg en liep
+naar buiten, er was iets onnatuurlijks in hem. Het was een loome nacht,
+waarin de geluiden van late menschen&mdash;een eenzaam vriendenpaar
+gearmd, dat vertrouwelijk liep te praten, of in de verte het schelle
+lachen van een lustige deerne&mdash;klankvol luidden als in een donker
+treurspel van ouden tijd. Tamal bemerkte dat de krankheid van zijn
+lichaam verminderd was en terwijl hij langzaam schreed door de straten
+van gesloten huizen<span class="corr" id="xd20e150" title=
+"Niet in bron">,</span> ontwaakte de een na de ander zijn gedachten,
+hem mild verblijdend, de lauwe zomerlucht streelde zijne wangen. Eerst
+<span class="pagenum">[<a id="pb10" href="#pb10" name=
+"pb10">10</a>]</span>dacht hij aan zijn vader, die vroeger zoo goed was
+geweest en van wien hij zooveel had gehouden; hij begreep niet waarom
+zij nu niet meer van elkander hielden en waarom zijn vader naar niets
+anders ooit vroeg dan of hij geregeld naar den winkel ging, naar het
+werk dat hij haatte en slechts deed omdat hij niet lui wilde zijn. Dan
+herinnerde hij zich wat hem den vorigen avond en dien dag overkomen
+was, hij glimlachte in lichte verbittering en voelde zich ouder; maar
+in zijn innig gemoed, onaangedaan door de herinnering, waarde al weder
+een ijl gedroom van wat hij doen zou als hij ridder was en in verre
+landen reisde&mdash;de beelden ontloken in zijn gemijmer als lampjes
+achter de ruiten wanneer de dag vervliedt, en bewogen, schimmen van een
+liefelijke wereld; hij had zijn geeseling vergeten en zijn woede toen
+hij naar den blauwen hemel boven hem zag. En bij den dageraad, bij het
+zwatelend gerucht van menschen, die vroeg ontwaakt naar hun arbeid
+gingen en blijde rondzagen naar de kalmte van den zomermorgen,
+<span class="pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11" name=
+"pb11">11</a>]</span>liep hij nog voort met gebogen hoofd.</p>
+<p>Zijn moeder schrok toen zij hem binnen zag komen, zij nam hem
+schreiend in haar armen. Haar vragen echter beantwoordde hij niet;
+uitgeput van vermoeienis leide hij zich op zijn bed en sloot zijn
+oogen. Een diepe ademhaling klonk weldra in de kamer, waar de zon
+scheen en de zusjes, in hun spel gestoord, op een afstand naar hem
+keken; de moeder, met betraande oogen, ging rustig met haar werk
+we&ecirc;r voort. Toen Anfroy thuis kwam van het hof<span class="corr"
+id="xd20e159" title="Niet in bron">,</span> stond hij een pooze
+zwijgend bij zijn slapenden zoon, zette zich dan aan de tafel, zeide
+zijn gebed en at, maar hij sprak geen enkel woord, zoodat het zeer stil
+was en slechts de zware ademhaling werd gehoord van den slaper in de
+bedstede.</p>
+<p>Terwijl zij arm in arm naar de werkplaats gingen des anderen daags,
+vroeg Anfroy zijn zoon waarom hij voor de gevangenis te schande had
+gelegen. Tamal was aangedaan door de zachte stem en vertelde alles op
+verdrietigen toon. Maar zijn vader keek hem wantrouwend aan en schudde
+zijn hoofd; toen werd hij plotseling <span class="pagenum">[<a id=
+"pb12" href="#pb12" name="pb12">12</a>]</span>rood en rukte zijn arm
+los, in benauwde boosheid schreed hij voort, hij sprak niet meer. Zij
+waren bij de werkplaats gekomen; Anfroy stond stil en beval zijn zoon
+vroeg thuis te komen toen deze op eens zich omkeerde en met een kreet
+hard wegliep&mdash;een bedreiging werd hem nageschreeuwd, de grijze
+zilversmid kwam naar buiten, vroeg wat er was en schudde zijn
+hoofd.</p>
+<p>Sedert zagen zij hem thuis op ongeregelde uren; eerst klopte hij
+laat elken avond aan de deur, klom zwijgend in zijn bed terwijl zijn
+vader hem schold en hij nog lang daarna het zuchten van zijn moeder
+hoorde; maar later bleef hij vaak gansche nachten weg en kwam dan
+onverwacht wanneer zijn moeder alleen was om eten vragen. Het werd zeer
+droevig in het huis van Anfroy; de kleine meisjes spraken met
+fluisterende stem als hun ouders tegenover elka&ecirc;r aan de tafel
+zaten en aan den jongen dachten, die in duister en ongetij dwaalde, zij
+wisten niet waar.</p>
+<p>Tamalone kende de gansche stad en de landen buiten de wallen. Bij
+voorkeur liep <span class="pagenum">[<a id="pb13" href="#pb13" name=
+"pb13">13</a>]</span>hij waar weinig menschen waren, daar voelde hij
+zich tevreden en teeder van hart. Des avonds zat hij in een taveerne
+met andere jongelieden, die zongen, stoeiden en van de meisjes spraken
+welke zij kenden, en daar kreeg hij een vriend, een vroolijk jonkman,
+die met liederen en vioolspel het brood verdiende en hem dikwijls
+lachen deed. Zij waren allen arm en zorgeloos; om voor zijn vrienden en
+zich zelf een maal te betalen nam Tamalone soms heimelijk uit het
+koffertje waar zijn vader al jaren lang de zilverstukken spaarde.</p>
+<p>Eens was hij thuis gekomen om voor de barre koude te schuilen. Zijn
+moeder zat bij het lampje en Anfroy in de schouw met starre oogen waar
+de hooge vlammen hun licht in spiegelden. De wind die zoo straks door
+den schoorsteen gierde<span class="corr" id="xd20e174" title=
+"Niet in bron">,</span> was van lieverle&ecirc; bedaard. Het hout
+knetterde in het vuur, niemand sprak in de kamer; het was een
+zonderlinge stilte en Tamal, van den een naar de ander kijkende, kreeg
+plots een ingeving, dat zijn ouders, onverschillig en ongenegen,
+vreemdelingen waren voor hem en eeuwig zouden blijven. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb14" href="#pb14" name="pb14">14</a>]</span>Zijn
+oogen werden vochtig en hij wenschte, dat toch zijn vader iets zeggen
+zou om de stilte te breken; hij stond op, liep lusteloos heen en weder
+en keerde bij &rsquo;t vuur terug, zijn borst was van verlangen vol,
+hij wilde spreken, maar wist niet hoe. Buiten hoorde hij de stemmen van
+geburen, die elkander iets toeriepen over het koude weder, een deur
+sloeg toe en alle gerucht van de straat verstierf, terwijl in de kamer
+zwaar de tijd verging en de stilte ontzaglijk werd, suizend en ruim,
+als vervuld van een machtige aanwezigheid, onbegrijpelijk en niet te
+we&ecirc;rstaan. Met oogen wijd open van onnoozelen angst zag hij
+rondom zich naar de oude meubelen, de bedste&ecirc; waar zijn zusjes
+sliepen, en de schouw&mdash;zijn vader zat in de warmte te dutten, de
+vlammen verlichtten zijn gelaat, dat terzijde was genegen. En Tamal
+ervoer die zelfde onverschilligheid weder, die hij gevoeld had toen hij
+in &rsquo;t blok had gelegen verleden zomer, het was nu een aangenaam
+licht gevoel. Een oogenblik later dacht hij aan zijn vrienden en den
+jool in de herberg; <span class="pagenum">[<a id="pb15" href="#pb15"
+name="pb15">15</a>]</span>hij stond op, nam zachtjes zijn kap van een
+stoel en liep naar de deur. Hij keerde zich om&mdash;zijn moeder keek
+hem boos aan met het voorhoofd geplooid, zijn vader zat roerloos in den
+vlammenschijn. En geheel onbedacht, duidelijk en zeker, nam hij het
+besluit nimmer meer terug te keeren, doch naar andere landen te gaan...
+het was een plotse klaarheid in zijn gemoed als de glans van de zon in
+een rivier. Hij lichtte de klink, de tocht voer ijzig door de reet der
+deur naar binnen, zoodat op de tafel het lampje walmde.</p>
+<p>Haastig liep hij door de straten waar in duister de sneeuw zacht
+ritselend in dichte drift ne&ecirc;rdaalde, zijne schreden maakten een
+krakend geruisch. Hij dacht hoe hij morgen eten zou vinden, maar vergat
+dat we&ecirc;r spoedig in zijn blijheid, dat zijn leven veranderen zou.
+En hij liep zoo lang, denkend aan de verre landen, tot hij niet wist
+waar hij was.</p>
+<p>In den ochtend, die feestelijk scheen van rijkelijk warrelende
+sneeuw over de lage huisjes, vertrouwelijk onder hun wit-bevrachte
+daken, vonden de stadswachts <span class="pagenum">[<a id="pb16" href=
+"#pb16" name="pb16">16</a>]</span>hem in het portiek van een kerkje;
+hun stemmen en een vroegmisklokje klonken broederlijk en welgestemd in
+de zachte, zedige straat. Zij namen hem op en droegen hem weg naar het
+gasthuis.</p>
+<p>Daarna zwierf Tamalone met zijn vriend in achterbuurten en herbergen
+waar dieven en liedjeszangers en lichtekooien te zamen kwamen.
+Menigmaal liepen zij beiden, arm in arm, te zoeken, waar zij te eten
+konden krijgen en menigmaal ook vluchtten zij buiten de poort om zich
+te verschuilen dagen lang voor de schouts. Maar Tamalone was frank en
+tevreden in zijn bandeloos leven en groeide spoedig tot man.</p>
+<p>Eens ontmoette vader Mahy hem, die zijn bleek gelaat aandachtig
+beschouwde, dan vriendelijk tot hem sprak en hem medenam naar zijn
+woning. Het was een welig behagen voor den jonkman aan den klaren disch
+te zitten en naar de vrome woorden van den priester te hooren, zijn
+leven van de laatste maanden scheen hem onwezenlijk toe. In de
+sacristij, waar de zelfde gele bladen muziek van vroeger lagen, zongen
+zij een lofzang samen, de <span class="pagenum">[<a id="pb17" href=
+"#pb17" name="pb17">17</a>]</span>een was door de stem van den ander
+tot serene wijding geroerd. Hij bleef verscheidene dagen in de woning
+van den vader, ernstig en in vroom gemijmer; op een ochtend ging hij
+mede naar het nieuwe klooster van St. Franciscus, waar de overste hem
+in beproeving ontving.</p>
+<p>Alleen in zijn cel, eenvoudig en bedaard, schreef hij daar van den
+stillen morgen tot den stillen nacht bij het licht van een kaars de
+woorden van heiligen in sierlijke letters na; wanneer het klokje der
+uren klepelde en het zijn beurt was, ging hij naar het altaar om te
+bidden, de arbeid en de koele stemmigheid van het huis hadden zijn
+verbeelding bedaard, hij bad in liefderijken ernst. Een grijze broeder
+bleef somwijlen staan om hem na te zien wanneer hij door den ommegang
+terugkeerde naar zijn cel, en dacht dat hij een vroom man moest worden,
+die zoo bezadigd was in zijn jeugd.</p>
+<p>Doch, vermoeid en geheel alleen met de boeken, zat Tamalone
+menigkeer lange poozen te staren naar zijn hoog tralievenster en dacht
+aan de verlatenheid waarin <span class="pagenum">[<a id="pb18" href=
+"#pb18" name="pb18">18</a>]</span>hij door een toeval was verdwaald,
+hij die weleer in kleurige verzinsels leefde van veel avontuur; en
+dacht aan zijn traagheid ook waardoor alleen hij nimmer getracht had te
+weten wat zijn toekomst zou wezen en waarheen toch zijn verlangen
+stond.</p>
+<p>En aldus, na veel laten, aandachtigen arbeid mijmerend in &rsquo;t
+grauwe vertrekje, kreeg hij eens in verbazing het inzicht, dat zijn
+leven vruchteloos was voor God dien hij bad, wijl heel zijn lieve jeugd
+en de warmte van zijn hart in droomerijen waren verspeeld en hem niet
+meer konden drijven tot vrome daden; dat zijn leven machteloos zou
+zijn, daar hij niet zooals de broeders begeerde, die met devotie of met
+hartstochtelijke woorden spraken van wat zij doen wilden ter liefde van
+den Heer en de zondige menschen. Hij zuchtte gelaten, doch hij treurde
+niet en den anderen morgen zette hij zich we&ecirc;r bedaard aan den
+lessenaar.</p>
+<p>Maanden lang zat hij alleen, schrijvende in zijn cel, hij voelde
+zich een oud man worden en had geen andere zorg dan voor het pergament
+en de sierlijkheid der letters. <span class="pagenum">[<a id="pb19"
+href="#pb19" name="pb19">19</a>]</span>In de diepte van den nacht, als
+de taak was volbracht, had hij soms een onbestemd berouw, dat de tijd
+voorbij ging en geen verandering bracht. Daarbuiten in de wereld
+leefden de menschen in vroolijke drukte.</p>
+<p>Ten leste echter kwijnde zijn ijver en op zonnige morgens talmde hij
+langer in den hof, op een bank in het bloesemend lommer, met andere
+broeders, die praatten en hun werk vergaten in glimlachende
+genoegelijkheid; of drentelde geheel alleen door den boomgaard, zooals
+hij &rsquo;t liefste deed, terwijl met vreemde onverwachtheid hem de
+lieve verbeeldingen uit zijn jongensjaren we&ecirc;r verschenen.
+Wanneer de overste of de poortier hem vond, hem berispte of bestrafte,
+ondervond hij die zelfde schaamte en vrees als in de dagen toen zijn
+vader hem gestreng behandelde. En onder het werk, wanneer de wrok tegen
+het onrechtvaardig gezag was geweken, werd het hem al klaarder bewust,
+dat hij in heel zijn leven niet gelukkig was geweest, behalve vroeger
+als hij alleen door de straten liep en in zijn denken verwonderlijke
+<span class="pagenum">[<a id="pb20" href="#pb20" name=
+"pb20">20</a>]</span>dingen zag gebeuren. Hij zuchtte bij de gedachte
+wat er gekomen was van zijn innig voornemen om vroom te leven, zijn
+schoonste gevoelen was maar een vergankelijk iets geweest, en hij
+glimlachte over zich zelven.</p>
+<p>Omtrent den tijd, dat de aartsbisschop een bezoek zou brengen,
+gingen er heimelijke geruchten in het klooster: de broeders, die des
+morgens altijd luierden en praatten, werden achterdochtig en keken
+gedurig rondom zich. E&eacute;n van hen, Simon was zijn naam, vertelde
+Tamalone eindelijk wat er op handen was: zij werden van ketterijen
+verdacht, er was een geschrift gevonden met leerstellingen van de
+catharisten en zij hadden besloten liever te vluchten dan het oordeel
+van den aartsbisschop te wachten en de penitenti&euml;n, die volgen
+zouden om het huis te zuiveren&mdash;bijna in alle kloosters waren
+oproerige denkbeelden ontdekt, men strafte gestreng. Tamalone zelf had
+<span class="corr" id="xd20e212" title=
+"Bron: gevaariijke">gevaarlijke</span> woorden gesproken, zeide Simon,
+en zij rieden hem met hen mede te gaan. Hij herinnerde zich niet wat
+hij gezegd kon hebben en <span class="pagenum">[<a id="pb21" href=
+"#pb21" name="pb21">21</a>]</span>waarin hij gezondigd had, maar het
+enkele geheimzinnige woord van een vlucht in donker bekoorde hem
+zoodanig, dat zijn wangen gloeiden en hij in ontroering telkens dacht
+aan de uitgestrektheid der velden ginder buiten den muur, aan de
+tallooze menschen die hij we&ecirc;rzien zou in de stad.</p>
+<p>Den zelfden avond nog klauterden zij stillekens &eacute;&eacute;n
+voor &eacute;&eacute;n een venstertje uit en liepen achter elkaar
+zwijgend door een weiland in de richting der stad, waar de lucht rossig
+was gelijk de weerschijn van een brand. Tamalone kwam achteraan in de
+donkere rij van pijen en floot een deuntje dat schriel welluidend klonk
+in den teederen avond, hij was zoo zorgeloos wat een toeval hem
+we&ecirc;r brengen zou. Toen zij binnen de stadspoort waren
+gekomen<span class="corr" id="xd20e219" title="Niet in bron">,</span>
+gaven zij elkander de hand, een iegelijk ging zijns weegs en Tamalone
+voerde Simon naar een herberg me&ecirc;, die hij wist in een
+achterstraat.</p>
+<p>Sedert dien tijd had hij nooit meer een woning. Hij verliet de stad
+waar hij geboren was en zijn vaderland, vroolijk en onbezorgd waar
+&rsquo;t henen ging. Het toeval voerde hem naar het zuiden. Slechts de
+<span class="pagenum">[<a id="pb22" href="#pb22" name=
+"pb22">22</a>]</span>bochtige nauwe straatjes waar hij als knaap had
+gedoold<span class="corr" id="xd20e226" title="Niet in bron">,</span>
+keerden somtijds in zijn herinnering we&ecirc;r, en ook een enkel maal
+het gelaat van zijn vader met starre oogen. Wel vermeed hij de eerste
+maanden de menschen nog, want in de droomen uit zachtzinnig verlangen
+gerezen zweefde een vage hoop, dat hij wonderen zou beleven van
+hartstocht en geluk. Doch de tevredenheid, welke hij genoot op zijn
+reizen over verlaten wegen, wanneer hij enkele dagen in een dorp of
+konvent had vertoefd, deed hem begrijpen dat zijn vrijheid zijn eenig
+geluk zou wezen. En de oude verbeeldingen van schoone vrouwen en
+&rsquo;t geluk dat zij schenken, van prinselijke grootheid en daden die
+de wereld zouden verbazen, werden allengs een simpel welbehagen gelijk
+in een schouwspel dat men gadeslaat, het wekt geen verwachtingen en
+&rsquo;t genot is maar tijdelijk. En hij werd spraakzaam en
+gemoedelijk.</p>
+<p>Hij zwierf in vele streken, het liefst op het land; onder den ruimen
+hemel voort te gaan was zijn grootste vreugd. De burgers in de steden
+kenden hem als een <span class="pagenum">[<a id="pb23" href="#pb23"
+name="pb23">23</a>]</span>vriendelijken eerzamen broeder, die tallooze
+verhalen wist en hen aan &rsquo;t lachen kon maken, zoodat zij hem
+gaarne zagen; maar sommigen ook zeiden kwade dingen van hem, dat hij
+een bedriegelijke sluwerd was en een dief. Zelden echter bleef hij lang
+in de steden, hij trok zich van de menschen en hun zorgen luttel aan,
+en het leek hem of ook de lieden hem eerst met bevreemding aanzagen,
+wanneer hij we&ecirc;r eenige dagen in hun buurt was teruggekeerd, er
+was er geen die ooit aan hem dacht.&mdash;Tamalone wist, dat zelfs
+broeder Simon, zijn vriend die in Pisa woonde, waar hij soms kwam, hem
+vergat wanneer hij vertrok. Maar hij bleef argeloos en blijgezind en
+voelde in zijn avontuurlijke vrijheid zich immer een gelukkig man. Het
+duister verlangen van weleer naar hartstochtelijke daden en
+ontroeringen kwam maar zeldzaam in zijn gemoed, de vreugde van het
+zonlicht en de wolken aan den hemel en van de beelden, die enkel
+beelden bleven, was zijn eenig bezit, hij wist dat er geen toekomst
+was. <span class="pagenum">[<a id="pb24" href="#pb24" name=
+"pb24">24</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch2" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e235" class="main">2</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Nu was er wanorde van haastige toebereidselen in het
+kamp, tenten, gereedschappen en oorlogstuig werden op wagens geladen
+met armen waar de aderen dik op stonden. Het onverwacht vooruitzicht
+van losbandigheid ginds in de stad maakte de mannen lustig rumoerig. En
+weldra stonden zij in velerlei sierige kleedij en bewapening in rangen
+aangetreden, een troepje ruiters naast hun paarden in voor- en
+achterhoede; en toen eerst, in het onbewegelijk wachten, kwelde hen
+weder de stralende zomerlucht en verlangden zij om voort te kunnen.
+Rogier gaf een wenk&mdash;met schel gejoel, als van jachthonden, ging
+de tocht vooruit.</p>
+<p>Aan het hoofd, statig in staal gehuld <span class="pagenum">[<a id=
+"pb25" href="#pb25" name="pb25">25</a>]</span>waar slechts zijn roode
+baard uitstak, reed Carolus de brigadier op een hoog, gepantserd paard,
+geflankeerd door twee oosterlingen met spitse mutsen van wit bont over
+hun helmen, en trommen voor zich op &rsquo;t zadel: dan kwamen de
+Duitschers met bandelieren van verschillende kleuren, sommigen met goud
+en zilver gesierd. Een kleine afdeeling voetvolk volgde, temidden
+waarvan Rogier reed met blinkenden helm en borstplaat van
+voortreffelijk maaksel; ten laatste de oostersche ruiters, allen in
+roode en groene buizen en met korte zwaarden omhoog.</p>
+<p>En achteraan, heel alleen, liep Tamalone de minderbroeder met zijn
+handen op zijn rug en een deuntje zingend.</p>
+<p>Zij bestegen den rotsigen weg naar den muur der stad en toen zij de
+opene poort zagen zwegen zij. Een zwierige menigte wachtte in den
+zonneschijn aan de binnenzijde der opening, reikhalzend en stil.</p>
+<p>De brigadier in de schaduw der poort gekomen deed zijn hengst
+steigeren en tegelijk roerden de tamboers hevig hun trommen, zoodat de
+verschrikte mannen, <span class="pagenum">[<a id="pb26" href="#pb26"
+name="pb26">26</a>]</span>vrouwen en kinderen schreeuwend en dringend
+ruimte maakten; zij hadden ontzag voor den geweldigen krijgsman voorop
+en voor de trommen, zij hadden nooit andere troepen dan gewapende
+poorters gezien. Er rees een geruisch van bewondering voor den
+regelmatigen tred der voetsoldaten en toen Rogier voorbij
+reed<span class="corr" id="xd20e251" title="Niet in bron">,</span>
+werden in de menigte, schitterend in een glans van stof, de gebaren
+bezield, de uitroepen zwollen tot juichend gedruisch in de nauwe klare
+straatjes. De rustingen die glinsterden, de orde en het stilzwijgen
+vooral van de vreemden, werden druk besproken en er was blijdschap, dat
+het vechten nu gedaan was, temeer daar de verstandigen onder de
+toeschouwers, die luid spraken en met gezag, verklaarden dat de schade
+alleen de rijkere ambachts trof, immers daar de kleinere slechts weinig
+in de schatting bij konden dragen; maar ook vrij van eigenbelang werd
+er welgezindheid jegens den keizer geuit, die belasterd werd door
+priesters van geringe geboorte.</p>
+<p>Op het marktplein, waar de aanzienlijken wachtten, hielden de
+troepen stil; eensklaps <span class="pagenum">[<a id="pb27" href=
+"#pb27" name="pb27">27</a>]</span>rees het stemmengerucht aangroeiend
+tot verrassend gejubel, de tallooze gezichten bewogen opgewonden in den
+zonneschijn. Een bandelooze woeling van jonge mannen en vrouwen, door
+Tamalone geleid, trok zingend en met doeken wuivend rondom de lichtende
+figuur van Carolus <span class="corr" id="xd20e258" title=
+"Bron: sa&ecirc;m">sa&acirc;m</span>, de monnik reide die het dichtst
+bij waren in den franschen danskring rond; buigend en de beenen hoog
+heffend warrelden zij om den brigadier heen, wijl half spottend half
+gemoedelijk hem de grilligste namen werden toegeroepen, die het plein,
+blakerend tusschen de witte huizen, daveren deden van gelach.
+Onverschillig voor het geraas keek Carolus van zijn paard op het
+gepeupel ne&ecirc;r.</p>
+<p>Doch de gemoederen der soldaten namen de warmte dier plotseling
+bruisende feeststemming aan. Zwijgend waren zij de stad binnengekomen,
+maar door de schaterende drukte klaarden hun gezichten thans op, zij
+werden vroolijk in de uitbundigheid ten koste van den brigadier en
+bewegelijk van lust om me&ecirc; te dringen in het gedrang. Nadat zij
+hun bevelen hadden <span class="pagenum">[<a id="pb28" href="#pb28"
+name="pb28">28</a>]</span>gekregen, verspreidden zij zich onder het
+volk, dat hun wijn te drinken gaf; in de steile straatjes sprongen de
+Duitschers in rijen arm in arm met de ambachtslui en de joelende
+vrouwen. Tamalone,&mdash;hij was toen omtrent dertig jaren, een luimig
+man bij feesten en volle kannen&mdash;, de monnik, die de eerste
+vroolijkheid had doen opgaan, liep lachend en knikkend door de drukte,
+er werd gejuicht waar hij ging, en bekers werden geheven. En dien
+ganschen dag was de klare zomerlucht van zangerige stemmen vervuld.</p>
+<p>Toen het later werd en in het gewemel tusschen de lage schemerige
+huisjes slechts de witte en gele kleederen en de mutsen der vrouwen nog
+het lichtste waren, trad Rogier met zijn brigadier en een burger, door
+de twee tamboers gevolgd, uit het stadspaleis om naar de soldaten te
+zien. Waar hij kwam<span class="corr" id="xd20e267" title=
+"Niet in bron">,</span> hield het dansen en springen op, de juichkreten
+klonken zonderling fel in de duisternis.</p>
+<p>Doch rustiger was het in de straten waar de breede rijkere huizen
+stonden met hun deuren, donker en klein, hecht gesloten: hier gingen
+geen menschen en <span class="pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29" name=
+"pb29">29</a>]</span>druischte het rumoer verzacht slechts uit de
+verte. Er stond daar een kathedraal, onvoltooid en zonder torens; de
+vijf mannen door een open deurtje kijkende zagen in den schijn der
+kaarsen enkele bidsters geknield. Twee zeer jonge vrouwen traden naar
+buiten en toen Rogier een van haar aanzag wijl zij passeerde, zweefde
+een luwe aandoening hem voorbij, of &rsquo;t herinnering was die al te
+gauw vervluchtte. En de geluidloos wijkende figuren
+nakijkende<span class="corr" id="xd20e274" title=
+"Niet in bron">,</span> vroeg hij den burger wie zij waren.</p>
+<p>&bdquo;Dat zijn de dochters van heer Lugina,&rdquo; antwoordde die
+met een lachje. &bdquo;Door uw onverwachte komst kon hij niet meer naar
+Bologna gaan en daarom vluchtte hij hierheen.&rdquo;</p>
+<p>Zij keerden in duister zwijgend en voorzichtig terug. Nog zag Rogier
+dat jonge nieuwe gezicht en hield hij zijn oogen toe of hij zich iets
+herinneren kon.</p>
+<p>Voor het paleis bleef hij staan en zag over het plein, waar in den
+zwoelen nacht gestalten gingen en hier en daar een toorts bewoog. Nu
+klaarde het voor zijn bewustzijn, dat hij reeds in den ochtend, in
+<span class="pagenum">[<a id="pb30" href="#pb30" name=
+"pb30">30</a>]</span>het rijke zonlicht, bijwijlen vaag en vervlietend
+een nieuwe teederheid had gevoeld, en zijn vragende verwondering over
+het meisje van daareven was hem welkom en behagelijk.</p>
+<p>Aan den overkant, bij den glans van twee stil brandende toortsen,
+zag hij Tamalone met een edelman langzaam gaan en een huis
+binnentreden. Toen was het plein verlaten. Het gedruisch werd al
+schaarscher in de duistere straatjes, slechts nu en dan klonk in de
+verte een vermoeid referein of luid het kloppen op deuren. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb31" href="#pb31" name="pb31">31</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch3" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e290" class="main">3</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">In de koelte van de kathedraal, waar hij haar den
+eersten avond van zijn binnenkomst ontmoet had, zag hij de dochters van
+Lugina weder, en weder roerde de onvolwassen gestalte van het jongste
+meisje hem tot innerlijke aandacht en onderging hij de vreemd kille
+ontroering van eindelooze zoetheid, van louter genot dat komende
+was.</p>
+<p>En Carolus, den getrouwe, trof het weldra, dat er sedert de inneming
+der stad over zijn meester een frissche bloei was gekomen, een vreugde
+die zich uitte in sierlijke wijde gebaren en die hem hoofsch deed
+bewegen als een prins. Hij had hem in de kathedraal met vrouwen gezien,
+hij had hem het huis zien binnengaan <span class="pagenum">[<a id=
+"pb32" href="#pb32" name="pb32">32</a>]</span>waar Lugina vertoefde, de
+oude vijand van Rogiers geslacht&mdash;en hij besloot hem heimelijk te
+bewaken.</p>
+<p>Buiten de noorderpoort stonden aan den wijden weg den heuvel af
+kastanjeboomen uit zeer ouden tijd, wier takken zwaar van loof
+nederbogen tot den grond. In den avond liep Rogier daar geruchtloos en
+langzaam met een ruiker van rozen, en toen hij aanstonds dicht langs de
+duistere stammen een kleine vrouw haastig zag naderen<span class="corr"
+id="xd20e300" title="Niet in bron">,</span> liep hij haar met gestrekte
+armen tegemoet, boog en gaf haar zwijgend de bloemen.</p>
+<p>Met haar kleine koele hand in de zijne daalden zij den weg af, zij
+in vluggen gang om zijn schreden bij te houden en nu en dan omkijkende
+in de donkerte van het gebladert. Aan den voet van den heuvel kwamen
+zij aan opene velden, waar &rsquo;t bleeke koren stond, en steeds
+zwijgend keerden zij rechts een voetpad in met jonge populiertjes ter
+weerszijden.</p>
+<p>De grond was hier vlak en zij liepen langzaam. Haar hand vaster
+drukkend, in een neiging om dichter die donzige nabijheid aan te
+<span class="pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33" name=
+"pb33">33</a>]</span>raken, fluisterde hij in korte woordjes, dat het
+zoo lief van haar was dat zij gekomen was, en dat hij voortdurend aan
+haar gedacht had. Onbewegelijk en koel voelde hij haar hand in de
+zijne, maar over zijn lichaam poperde gestadige ontroering. Het voetpad
+werd bochtig en rees weder en daalde over heuveltjes van dicht
+wingerdloof, naar een boschje waar zij schimmig de stammen der boomen
+bespeurden in de tinteling van duisternis.</p>
+<p>Mevena wendde haar hoofd we&ecirc;r om, zij stonden stil en zagen
+aan de schemerwolkige lucht den top des heuvels waar de stad was.
+Plotseling, tot een zoete verbazing der wandelaars, vloot een glad
+geluidje door het loover, het streelend kwinkeleeren van een vogel
+vulde den nacht.</p>
+<p>Dan werd het plots we&ecirc;r stil en het meisje, angstig in het
+duister, kwam dichter bij den jonkman staan. Hij zag haar groote oogen,
+boog zich en kuste haar; diep ademend omvatte hij heel haar slank
+lijfje en kuste haar die nog niet kussen kon tot haar lippen bewogen,
+en drukte haar aan zich, en fluisterde kleine lieve <span class=
+"pagenum">[<a id="pb34" href="#pb34" name=
+"pb34">34</a>]</span>woordjes. En zij, met een borst van gloeiende
+stilte, haar gelaat naar zijn mond, wachtte de kussen, luisterend naar
+den zwellenden nacht die zwoel van teederheid was.</p>
+<p>Toen zij langs het paadje het donkerder bosch in gingen ritselden er
+wat bladeren, maar Mevena hoorde, dat er <span class="corr" id=
+"xd20e317" title="Bron: sints">sinds</span> zij stonden ook ander
+gerucht nog dwaalde en haar oogen zochten naar alle zijden of zij de
+witte danseressen zagen. Hij bemerkte haar onrust, vroeg wat er was, en
+beiden luisterden, hand aan hand. Heel in de verte hoorden zij een
+gedempt rollen van onwe&ecirc;r, een fijne koelte voer door de boomen.
+Hij kuste haar lippen weder en in weelderig zuchten vergaten zij den
+komenden nachtstorm, die bij tusschenpoozen rommelde met zwaarder
+geluid. De bladeren boven hen ruischten steeds koeler en wuivender,
+somwijlen zagen zij elkanders gelaat in snellen schijn, over de bergen
+kwam de donder geweldig nader bolderen&mdash;en steeds kusten zij
+elkander inniger en ongeduldiger, zij kusten slechts want zij konden
+niet spreken. Onverwachts brak een helle <span class="pagenum">[<a id=
+"pb35" href="#pb35" name="pb35">35</a>]</span>klaterslag door den
+nacht, de takken waaierden in den lauwen wind en groote waterdroppels
+ruischten door de bladeren.</p>
+<p>Nauw had hij haar hand gevat om haastig voort te loopen<span class=
+"corr" id="xd20e324" title="Niet in bron">,</span> toen zij een gerucht
+hoorden en dan duidelijk een val&mdash;Rogier zeide, dat het een
+getroffen boomtak moest wezen en voerde haar dicht aan zich mede,
+tastend in het natte loof tot zij buiten het geboomte waren. Hij wist,
+dat niet ver af een landmanshut stond, verlaten gedurende de belegering
+der stad, en daar het water nu dichter en sneller viel en de schichten
+des bliksemlichts met vreeselijk geraas de duisternis in oproer
+brachten, nam hij haar op en snelde er heen. Een nachtvogel fladderde
+langs hen naar buiten toen hij het deurtje openduwde. Zij deed haar
+doornatten kap en sluier af, drong zich zachtkens tegen hem, en hij in
+een rijke genieting van den rozengeur, die in het warme duister waarde,
+streelde haar, streelde de schouders en de haren en het vochtig
+kleed.</p>
+<p>En terwijl zij gansch sprakeloos en zonder gedachten de weelde
+genoten hunner jonge vervoering, ruischte in den nacht <span class=
+"pagenum">[<a id="pb36" href="#pb36" name="pb36">36</a>]</span>gestadig
+de koele regen en schoten de lichtschijnsels, fel onverwacht, gevolgd
+door het verwijderend schoon geluid van den hemel.</p>
+<p>Enkele dikke droppels tipten op de bladeren nog, maar de regen was
+gedaan en de lucht verbleekte, toen Mevena aan de deuropening vermoeid
+in de armen van haar minnaar steunende, weder ergens iets hoorde. Hij
+stelde haar gerust, zeggend dat er geen mensch op dit uur zou gaan, dat
+zij de fee&euml;n niet vreezen hoefde, en om haar angst te verdrijven
+riep hij met ver klinkende stem wie daar was. De eerste morgenwind
+verspreidde vaag het geluid, een vogeltje tjuikte in de takken.</p>
+<p>Zij bedachten, dat het laat was en dat zij naar de stad moesten
+keeren. Op de terugwandeling door het natte gras sprak Rogier luchtig
+en zwierig over toekomstige vreugde en zij, in dartelen tred naast hem
+gaande, antwoordde en be&auml;amde met een hooge stem.</p>
+<p>&bdquo;Hier begon het onwe&ecirc;r zoo straks,&rdquo; zeide ze toen
+zij in het boschje kwamen, waar de boomstammen nu duidelijk uit de
+heesters stegen. <span class="pagenum">[<a id="pb37" href="#pb37" name=
+"pb37">37</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Zullen wij den tak zoeken, die vlak bij ons
+ne&ecirc;rviel?&rdquo;</p>
+<p>Zij keek met groote oogen rond, maar antwoordde niet. En hij kuste
+haar en zeide:</p>
+<p>&bdquo;Lief... Maar het is laat, de lucht wordt zoo
+licht.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Als ik maar binnen kan komen...&rdquo;</p>
+<p>Vlug gingen zij verder. Toen zij den lommerrijken weg naar de stad
+bestegen<span class="corr" id="xd20e349" title="Niet in bron">,</span>
+zagen zij verbaasd bij hun nadering de poort opengaan. Walid, de
+hoofdman der Oostersche soldaten, die buiten stond, groette
+eerbiedig.</p>
+<p>Boven hen trilde teeder de bleeke dageraad; in de kilgrauwe
+straatjes liepen al gretige kippen en ganzen. De minnaars haastten zich
+voort, zij vreesden door vroeg ontwaakte lieden gezien te worden. Op
+het plein tegenover het paleis klopte Mevena aan het zijdeurtje van een
+aanzienlijk huis met twee torentjes; er werd onmiddellijk geopend door
+haar zuster, die haar angstig aanzag, en even knikkend ging zij
+voorzichtig binnen.</p>
+<p>Alleen voor het gesloten deurtje staande <span class=
+"pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38" name="pb38">38</a>]</span>maakte
+Rogier een groot omvangend gebaar, zette zijn vuisten in de heupen en
+stapte langzaam dwars het wazige plein over. Carolus stond in zijn
+stalen harnas al in de galerij aan den ingang.</p>
+<p>&bdquo;Goeden morgen, Carlo. Ziet gij dat groote huis met die torens
+en vier ramen?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Dat d&aacute;&aacute;r?&rdquo; vroeg Carolus, en terwijl hij
+wees ving de groote robijn in den bisschopsring aan zijn voorvinger een
+gloeiende flonkering.</p>
+<p>&bdquo;Ja, daar woont messer Lugina; zorg dat daar vooral de mannen
+geen kwaad doen.&rdquo;</p>
+<p>En hij ging naar binnen.</p>
+<p>Twee uren nadat de minnaars in de stad waren teruggekeerd, in den
+klaren morgen, droegen eenige landlieden ter noorderpoort het lijk van
+een jonkman in, dat zij met doorgesneden hals hadden gevonden in een
+boschje tusschen het natte struikgewas.</p>
+<p>&bdquo;Ach!&rdquo; zeide Tamalone, die bij het groepje bukte om te
+zien wat er was; &bdquo;het is de jongste zoon van heer Gian Lugina,
+die uit Bologna komt.&rdquo;</p>
+<p>Omringd door vele meewarig pratende <span class="pagenum">[<a id=
+"pb39" href="#pb39" name="pb39">39</a>]</span>lieden werd de doode naar
+het marktplein gedragen, naar het huis met vier ramen.</p>
+<p>Vroeg reeds vertelden zij elkander het gebeurde en velerlei
+onverwachte geruchten deden wonderlijk door de stad een gevoel gaan,
+dat de dag vreemd was en gespannen van naderend nieuws. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb40" href="#pb40" name="pb40">40</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e379" class="main">4</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Rogier, nauw ontwaakt, zat door de ruitjes in den
+zonnigen bloemenhof te staren toen de brigadier kwam zeggen dat Lugina
+wachtte en verlangde toegelaten te worden.</p>
+<p>&bdquo;Maar,&rdquo; zeide hij, &bdquo;wij kennen den man al zoo
+lang. Ik zal de wacht binnenhalen.&rdquo;</p>
+<p>Drie soldaten plaatste hij aan de deur en geleidde later Lugina de
+zaal in, een groot man in het paarsch gekleed, met spitsen baard en
+gefronste wenkbrauwen.</p>
+<p>Rogier groette vriendelijk. En de ander kwam voor hem staan, knikte
+even ten wedergroet; met booze, rappe woorden vertelde hij, dat zijn
+zoon met doorgesneden hals was thuisgedragen, en zwoer dat ook dit
+gewroken zou worden met al het vroeger onrecht hem aangedaan. Hij kon
+<span class="pagenum">[<a id="pb41" href="#pb41" name=
+"pb41">41</a>]</span>zijn toornige stem niet bedwingen en zeide wat hij
+gehoord had, dat ook Rogier dien nacht buiten was geweest.</p>
+<p>Rogier haalde de schouders op en zweeg. Eindelijk antwoordde hij,
+dat hij weldra zou bewijzen, hoe hij er onschuldig aan was, en immers
+had hij den jongeling slechts &eacute;&eacute;n keer gezien. Hij
+beloofde oprecht, dat hij den moordenaar zou doen vinden en vreeselijk
+straffen. Toen vroeg hij Lugina zich te bezinnen of hij zich de laatste
+dagen niet een vriend had betoond, en zeide dat hij in den lijkstoet
+zou gaan. De oude man zag hem verbaasd aan, boog en antwoordde, dat hij
+die eer niet verlangde. En hij keerde zich om heen te gaan, maar de
+ander hield hem staande en sprak:</p>
+<p>&bdquo;Dan zal ik morgen vroeg bij u komen, want ik wil in
+vertrouwen met u spreken.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Morgenochtend zal ik u wachten, messer; ik hoop dat de
+moordenaar dan gestraft is.&rdquo;</p>
+<p>Hij verliet de zaal met de oostersche soldaten. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb42" href="#pb42" name="pb42">42</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Wees voorzichtig,&rdquo; zeide Carolus, &bdquo;wees
+voorzichtig. Die vervloekte kerels! Ze zouden u vermoorden. Gij kent ze
+niet, het verdoemde volk. Gij wilt toch dat meisje niet
+trouwen?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ja, morgen ga ik hem zijn dochter vragen. Ga nu
+heen.&rdquo;</p>
+<p>De brigadier, zeer verbaasd, keerde zich met zwaar schouderophalen
+om.</p>
+<p>En Rogier zat we&ecirc;r alleen in de vensterbank met gebogen hoofd.
+In de gaarde stonden rustig de rozelaars en vergaderden de zomerzon om
+hun rood gebloemte; verder op glansden in blanke menigte de jasmijnen,
+hun stillere weligheid was als van smachtende minnaars, die hun liefde
+niet uitspreken kunnen; en achteraan stond eenzaam in de blauwe lucht
+een beukeboom met zijn uitgestrekte takken vol glimmend loof in
+roerloozen praal, de monnik Tamalone lag er onder op het gras te
+slapen. Rogier staarde in de verre schaduw, terwijl hij in herinnering
+het frissche ruischen van den regen hoorde en bij vleugjes de
+genietingen van den nacht we&ecirc;r over zich glijden voelde.
+Onbegrijpelijk waarde rondom <span class="pagenum">[<a id="pb43" href=
+"#pb43" name="pb43">43</a>]</span>hem de weeke innigheid van het
+meisjeshart, dat zich had open gedaan, de wonderlijke geur harer
+kussen. Hij dacht aan Lugina met een glimlach en tevreden hoofdknik...
+hij zou zeker we&ecirc;r vriendschap sluiten met den ouden man en haar
+weldra trouwen.</p>
+<p>De doodsklokken begonnen te slaan, het misklokje klepelde met zedig
+eentonigen klank, Rogier liep naar buiten in de schaduw der galerij,
+waar de soldaten stonden te kijken.</p>
+<p>Aan den overkant wachtten slechts weinige vrienden en geburen voor
+het huis van Lugina, maar in wijderen kring veel nieuwsgierig volk met
+de ruggen naar het paleis gekeerd. Er ontstond een dringen en
+reikhalzen, toen traden eerst knapen met een banier en wierookvaten,
+een priester en acht monniken met flambouwen het huis uit; dan droegen
+Lugina en zijn zoons het lijk naar de baar.</p>
+<p>De optocht werd gevormd en aan beide zijden bewoog de menigte mede
+langs de huizen, naar het paleis en voorbij. Rogier staarde met
+halfgeloken oogen in het licht; <span class="pagenum">[<a id="pb44"
+href="#pb44" name="pb44">44</a>]</span>hij hoorde de klokken wel
+klinken hoog in de lucht, en de zangerige stemmen der klerken; en hij
+zag Lugina in zijn paarschen mantel te midden der flambouwen, waarvan
+de walm met den wierookgeur in de warmte boven de menschen dreef; en
+hij zag de zonderling donkere blikken op hem gericht; maar turend over
+de beweging naar het witte huis met de torens aan den overkant, dacht
+hij aldoor aan den diepen ernstigen glans van vrouwenoogen.</p>
+<p>Doffer werden in de verte de eentonige gebeden, &eacute;&eacute;n
+klok slechts luidde met dreunend gebeier, en nog stond hij tusschen de
+pratende krijgslieden in mijmering, toen uit de schaduw eener straat
+het gonzen van veel volk te zwellen begon.</p>
+<p>En weldra deinde het marktplein in een kleurige warreling van
+menschen, de tallooze gelaten, ernstig en nieuwsgierig, waren naar het
+paleis geheven.</p>
+<p>Er waren boden gekomen, hun paarden stonden aan de deur. De menschen
+<span class="corr" id="xd20e425" title="Bron: wachten">wachtten</span>
+met wijde oogen het nieuws, zij vertelden elkander reeds, dat een groot
+leger <span class="pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45" name=
+"pb45">45</a>]</span>in aantocht was. De brigadier verscheen we&ecirc;r
+in de galerij met den man dien zij de poort hadden zien binnenrijden,
+er werd gedrongen en gevraagd wat er was. Vooraan pakten twee mannen
+woedend elka&acirc;r om den nek, er werd geschreeuwd, lansen en helmen
+schoten licht boven de roode, groene, blauwe kaproenen, die rezen en
+daalden in het gedrang.</p>
+<p>Aan de overzijde van het plein reed eensklaps een monnik te paard
+onder de menigte, in de eene hand hield hij een kruis, de andere wees
+naar het paleis met boos gebaar. Er voer door het gewoel een beweging
+van onzekerheid waar men luisteren zou en kijken.</p>
+<p>De doodsklok luidde in den klaren hemel, rustig en ongeroerd,
+terwijl het nieuws van den monnik in de stoffige drukte zich spreidde:
+een vreeselijke slag gewonnen en die van Bologna met een machtig leger
+onder hun overheer en den kardinaal geen twintig mijlen van de
+stad...</p>
+<p>Uit de straten kwamen de krijgslieden, de trommen roffelden en voor
+het paleis groeiden de rustige rijen van mannen te paard, <span class=
+"pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46" name="pb46">46</a>]</span>terwijl
+uit de drommen der stedelingen het stemmengeraas aanzwol tot
+hartstochtelijk geluid. Reeds riepen zij van ketters, heidenen,
+moordenaars, en klonk er gejuich voor Lugina en den Paus. De hoofden
+wendden zich van den monnik naar het paleis weder, waar vlak voor de
+lachende ruiters twee mannen worstelden op den grond.</p>
+<p>Dan, uit de straat ter linker, blonk een gouden baander boven de
+wemeling; er stegen kreten, gezwollen fel rumoer, dat de paarden
+opschrikken deed. Een ruiter tuimelde op den grond. Nu was het
+onstuimigheid van armen dreigend boven de hoofden geheven, van
+klievende zwaarden en heet geschreeuw.</p>
+<p>En toen Rogier inderijl naar buiten kwam zag hij in den stoffigen
+dag tusschen de huizen een ontzettende menigte in bruisende beroering,
+te midden waarvan de ruiters op steigerende paarden snel de wapenen
+hieven en nedersloegen. Hij beefde van genot bij het gedaver van woede
+en strijd; hij gelastte een soldaat af te stijgen, sprong in het zadel
+en rende vooruit, <span class="pagenum">[<a id="pb47" href="#pb47"
+name="pb47">47</a>]</span>over de lijven die vielen, met prachtige
+hartstochtelijke zwaaien van arm en zwaard. Nu schreeuwden de
+Duitschers en joelden de oosterlingen, een golving voer over het volk,
+dat wendde en vluchtte.</p>
+<p>Maar uit de straten kwamen ruiters, Lugina en velen meer, met kreten
+van <span class="corr" id="xd20e447" title=
+"Bron: &raquo;">&bdquo;</span>slaat dood! slaat de heidenen
+dood!&rdquo; En het volk keerde we&ecirc;r en hield weifelend
+stand.</p>
+<p>Voort drongen de soldaten en sloegen de weerloozen bloedend
+ne&ecirc;r. Midden in de drommen, in het dikke stof, reed Carolus, zijn
+geweldige arm in kalme beweging; doch eensklaps rukte hij zijn hengst
+overeind en deed hem wild haar voren springen, naar de edelen der stad.
+Een machtige houw kwam op Lugina&rsquo;s paard ne&ecirc;r, dat viel;
+een andere velde een monnik&mdash;naast hem beukte Rogier een jong
+ruiter uit het zadel, een tweeden zoon van Lugina, en de gillende
+Saraceenen hakten en sloegen in het gewemel onder hun paarden.</p>
+<p>Toen zwenkten de edelen en stortten de straat in, het volk in wilden
+angst hen achterna. Zwaar gloeide de lucht van geschreeuw. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb48" href="#pb48" name="pb48">48</a>]</span></p>
+<p>Het plein was leeg aanstonds, slechts aan de schaduwige openingen
+der straten rustten krijgslieden. Op den grond lagen vele burgers in de
+stovende zon, en wanneer te wijlen er &eacute;&eacute;n trachtte op te
+staan<span class="corr" id="xd20e457" title="Niet in bron">,</span>
+hieuw een Saraceen hem neder.</p>
+<p>De soldaten brachten hun wagens en laadden er pakken op, anderen
+droegen aldoor groote bossen stroo aan waarmede zij de open gebroken
+deuren der huizen binnen gingen. Voor de woning van Lugina stond de
+gepantserde brigadier geleund, zich met zijn blauwe doekje bewuivend,
+en wen daar kerels met stroo aankwamen<span class="corr" id="xd20e462"
+title="Niet in bron">,</span> wees hij hun verder te gaan.</p>
+<p>In het midden des pleins werd om een paal een stapel gebouwd en de
+monnik die het eerst het volk had aangezet, werd er in gebonden,
+slechts zijn afschuwelijk hoofd waar de oogen uitgestoken waren, en
+zijn kruis staken uit boven hout en stroo<span class="corr" id=
+"xd20e467" title="Bron: ,">.</span></p>
+<p>Rogier had met eenige mannen het lijk gevonden van Lugina&rsquo;s
+zoon, die gesneuveld was, en volgde het naar het huis in rouwig
+bewustzijn, dat er haat van menschen zijn liefste in duister verbergen
+zoude en voor <span class="pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49" name=
+"pb49">49</a>]</span>hem wijken deed. Bij de geopende deur rees er
+verlangen in hem op om binnen te gaan, maar hij zag het doode lichaam
+en zwaarder woog het verdriet, dat zij, de nieuw beminde, voor hem
+verloren zou zijn.... Hij begreep, dat alles tegen zou wezen, dat zelfs
+Mevena&rsquo;s jonge gedachten zich van hem keeren zouden nu hij den
+haat had gezien van haar vader.</p>
+<p>Aan alle zijden uit de huizen kronkelde rook naar buiten, de vlammen
+sloegen uit het paleis. Rondom hun wagens stonden de ruiters en
+voetsoldaten in gelederen gereed. De dag werd groezelig door den rook
+die snel naar boven warrelde. De brigadier knielde bij den brandstapel
+ne&ecirc;r en ook daarom vlogen eensklaps de vlammen op en omringden
+het hoofd van den monnik, die luid zijn gebeden uitgalmde.</p>
+<p>Nog stond Rogier aarzelend voor de deur; hij had in het
+onvermijdelijke heengaan berust, meenende dat hij te eeniger tijd nog
+de vriendschap van Lugina zou winnen en keerde zich reeds, om zich naar
+zijn soldaten te begeven.</p>
+<p>Doch eensklaps schoot hem het bloed <span class="pagenum">[<a id=
+"pb50" href="#pb50" name="pb50">50</a>]</span>door het lijf en hij
+snelde naar binnen om Mevena te zoeken en me&ecirc; te voeren; Carolus
+en enkele Saraceenen liepen hem na. Zij gingen in hijgende haast van
+kamer tot kamer, zij stegen tot boven in &rsquo;t huis en vonden
+slechts meubelen en koele verlatenheid. Rogier riep Mevena&rsquo;s
+naam, Carolus riep op zijn luidst, de oosterlingen wachtten met
+opmerkzame blikken en luisterden. Maar het huis was eenzaam en stom.
+Heengaande zagen zij op den vloer eener kamer het lijk van den jongen
+Lugina, het bloed lag er omheen.</p>
+<p>En Rogier, in het daglicht gekomen, in den reuk van brandend hout,
+beval den brigadier met een afdeeling vooruit te rukken en de
+stedelingen ne&ecirc;r te houwen zooveel hij er zag. Hij vloekte tegen
+de hooge vlammen waar de stem van den monnik uit klaagde, steeg te
+paard, en de kreten der soldaten krioelden door het rookende plein,
+ontzaglijk als een zwarte roofvogelzwerm.</p>
+<p>De straten waren le&ecirc;g, maar Carolus voorop was op zijn hoede.
+Zij vonden de poort met kettingen en balken versperd. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb51" href="#pb51" name="pb51">51</a>]</span>En
+terwijl er plaats werd gemaakt voor den ram en velen der soldaten uit
+de rijen traden, kwamen er alzijds, om de hoeken der straatjes, uit de
+huizen achter hen, stedelingen met schilden, bijlen en messen gewapend.
+De ruiters sloten zich dicht in gelid, de boogschutters achter hen
+spanden de pezen, en terwijl de poort met langzaam geweld gerammeid
+werd, wachtten zij het naderend misbaar. Maar de voorsten der burgers
+weifelden, zij zagen de paarden en de mannen met glinsterende wapens
+zoo kalm en gevaarlijk, en kwamen niet nader.</p>
+<p>Met krakend geraas braken de deuren der poort, de wagens rolden naar
+buiten en Rogier, omringd door zijn mannen, reed uit het rumoer en de
+hitte der stad en daalde den weg af, in het koele lommer der
+kastanjeboomen.</p>
+<p>Naast hem reden de boden; de een was uit <span class="corr" id=
+"xd20e493" title="Bron: Toseane">Toscane</span>, van den keizer, de
+ander kwam van het noorden&mdash;beiden hadden gelijke bevelen gebracht
+dat de bende onmiddellijk de stad moest verlaten. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb52" href="#pb52" name="pb52">52</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e498" class="main">5</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Weinige dagen later werd het kamp in den schemer van
+een bewolkten ochtend door de talrijke troepen van Bologna, die
+zegevierend door het land trokken, steden en kasteelen winnend voor de
+Kerk, verrast en verslagen. Met slechts een zeventig ruiters werd
+Rogier, die aan &rsquo;t hoofd was gewond, door den brigadier vluchtend
+naar de bergen gevoerd.</p>
+<p>Daar, aan een kronkelend schielijk vlietje tusschen steile
+glooiingen, waar schaars maar groen voor de paarden groeide, deed
+Carolus de tenten opslaan om te rusten tot zijn bevelhebber weder
+hersteld zou zijn.</p>
+<p>Hij bekommerde zich om de bevelen van den keizer niet, zijn gansche
+aandacht en zorg waren den zieke gewijd. En die <span class=
+"pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53" name="pb53">53</a>]</span>dagen,
+toen zijn meester, wien hij reeds met genegenheid had gediend
+<span class="corr" id="xd20e508" title="Bron: sints">sinds</span> hij
+hem als jongen in het leger had zien komen, zwak en van koortsen verhit
+in de tent lag, zat Carolus daarbuiten met de kin op de knie naar het
+snelle ademen te luisteren en naar het stroomend water nabij, en zijn
+hart was week van treurigheid. Er gingen slechts weinig gedachten in
+dat zware hoofd, doch hij voelde zich zoo innig vol, dat hij somwijlen
+wanneer een soldaat naderkwam zich uitspreken en herhalen moest, of wel
+den grijzen Walid deed roepen om hem te raadplegen en te spreken over
+het gevecht waar Rogier voor het eerst van zijn leven gewond was. De
+oosterling herhaalde dan, dat die jonge vrouw, waar de meester van
+maalde, het ongeluk had gebracht. Want niet slechts hij zelf, maar ook
+Teodoro, de wijze des keizers, had het gesternte van den meester
+waargenomen en gezien, dat er in het beeld van den Stier twee planeten
+te zamen waren gekomen, maar dat ze door Saturnus werden beheerscht.
+Hetgeen beduidde, dat hij roemrijk en gelukkig zou mogen wezen
+<span class="pagenum">[<a id="pb54" href="#pb54" name=
+"pb54">54</a>]</span>tot in eeuwigheid, zoo niet een vrouw hem in
+bloedige ellende bracht.</p>
+<p>&bdquo;Nu is die vrouw gekomen!&rdquo; zeide Walid fluisterend, met
+groote oogen en berustend gebaar van beide armen.</p>
+<p>Maar Carolus, zwijgend en met gerimpeld voorhoofd naar de bergen
+starend, geloofde hem niet, want zijn meester was veilig nu in zijne
+bescherming.</p>
+<p>Zoo, op een middag, zaten deze twee bij tusschenpoozen te praten
+over wat zij doorgemaakt hadden met Rogier en de glorie, die zij voor
+hem verwachtten, wanneer de keizer de steden en den Paus had,
+gedwongen. En toen zij aan hem dachten hoe hij lijdend lag in de tent,
+sprak Walid weder zijn voorspelling uit en vervloekte de vrouwen, doch
+Carolus was stil en peinsde hoe er genezing gevonden kon worden. Zij
+zwegen toen een wijle en het was rustig in het kamp, want de soldaten,
+die hier en daar lagen, <span class="corr" id="xd20e519" title=
+"Bron: hield&egrave;n">hielden</span> zich zeer bedaard.</p>
+<p>Maar op eens was er beweging, zij hoorden paardengetrappel en
+geschreeuw van een man. Eenige ruiters, op marode geweest <span class=
+"pagenum">[<a id="pb55" href="#pb55" name="pb55">55</a>]</span>keerden
+terug met Tamalone den broeder, dien zij slapend in een boschje hadden
+gevonden. Hij maakte een groot misbaar van vroolijkheid, zoodat de
+brigadier plotseling in woede opsprong en in eenen zijn keel stevig
+vastgreep.</p>
+<p>De monnik, hijgend om van den smorenden greep te bekomen en naar de
+vuist kijkend, die de brigadier nog geheven hield, hoorde achter het
+doek der tent een zwak stemgeluid. Zijn oogen glinsterden, hij
+le&icirc; den vinger op den mond om te toonen, dat hij begreep en
+fluisterde:</p>
+<p>&bdquo;Is hij ziek?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Waar komt gij vandaan?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Is hij ziek? Messer Rogier? Nu, dan moogt ge wel van geluk
+spreken, dat ik gekomen ben, want er is in heel dit ellendig land geen
+bekwamer arts&mdash;&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zijt gij een arts?&rdquo; riepen velen zeer luid en kwamen
+nader.</p>
+<p>&bdquo;Natuurlijk, natuurlijk!&rdquo;</p>
+<p>Toen vreesde hij niet meer; hij nam den brigadier terzijde en
+vertelde, dat hij eigenlijk geen monnik was, maar de pij slechts droeg
+om de vijanden des keizers <span class="pagenum">[<a id="pb56" href=
+"#pb56" name="pb56">56</a>]</span>te bespieden&mdash;en toen werd
+Carolus zeer vriendelijk jegens hem. Tamalone zeide dat hij blijde was
+in het kamp te zijn, zijn mager gelaat bloosde van opwinding; met een
+luchtig gebaar stelde hij de krijgslieden gerust, dat hij een
+voortreffelijk medicijn wist om den kranke te genezen. En tot laat was
+hij met Carolus bezig om het vuur.</p>
+<p>Bij toortslicht en terwijl bijna alle soldaten wachtten buiten de
+tent, werd den kapitein het drankje toegediend. Inderdaad was er
+spoedig beterschap, zoozeer, dat Rogier, schoon mat en krachteloos
+ontwakend, den volgenden middag zijn bewustzijn terughad. Hij zag
+<span class="corr" id="xd20e545" title="Bron: Tamelone">Tamalone</span>
+aan en vroeg:</p>
+<p>&bdquo;Wat moet die monnik hier?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ik ben geen monnik, messer. Kent gij mij niet? Ik ben
+Tamalone; aan mij hebt ge uw leven te danken, nietwaar Carlo? En ge
+zult zeker nog dankbaarder zijn voor het nieuws, dat ik breng&mdash;ik
+heb een boodschap.&rdquo;</p>
+<p>Op den dag toen Rogier strijdend de stad verliet, verhaalde hij
+bedaard, lag hij <span class="pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57" name=
+"pb57">57</a>]</span>in de kathedraal te bidden, en daar was ook Mevena
+Lugina, bij het graf van haar broeder; zij vroeg wat het geraas
+beduidde en toen zij hoorde dat de troepen op hun uittocht waren
+aangevallen, sprong zij op van haar knieling in hevige ontroering. En
+haar naar huis geleidende had hij haar gerustgesteld, daar hij wel
+begreep waarom zij zoo geschrokken was. Later was hij dikwijls in het
+huis van Lugina geweest, dien hij al jaren kende. Op een dag had Mevena
+haar vader en broeders hooren zweren, dat zij zich zouden wreken; zij
+had toen schreiend den monnik nageloopen in de straat en hem gesmeekt
+een boodschap te brengen.</p>
+<p>Rogier stond nu rechtop in de tent, Tamalone, die beneden hem
+gehurkt zat, met groote oogen aanziende.</p>
+<p>Zij zond haar liefste wenschen voor een spoedig wederzien, maar haar
+vader zou haar in enkele dagen naar Bologna voeren waar Rogier niet
+komen kon. Zij was ongelukkig en weende veel terwijl zij met Tamalone
+sprak, zij moest voortdurend denken aan de vreeselijke woorden van
+<span class="pagenum">[<a id="pb58" href="#pb58" name=
+"pb58">58</a>]</span>haar vader en wist niet hoe zij helpen kon.</p>
+<p>&bdquo;Weet zij dan niet van haar broeder?...&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zij zegt, dat gij hem niet vermoord hebt, Messer, zij heeft u
+lief zooals ik zou willen, dat mij een vrouw liefhad... Ik zal u de
+waarheid zeggen: alleen ter wille van haar heb ik deze boodschap
+gebracht op gevaar van mijn leven. Maar voor zoo&rsquo;n meisje had ik
+wel meer gedaan. En ik ben eerlijk geweest, hoewel ik maar een arm man
+ben.&rdquo;</p>
+<p>Hij frommelde onder zijn pij en bracht een koordje te voorschijn
+waar een ring aan bengelde.</p>
+<p>&bdquo;Zij gaf mij dezen ring voor u. De steen, die er in is heeft
+op &rsquo;t oog maar weinig waarde, maar ze kuste hem toen ze hem
+overgaf en zei, dat hij u geluk zou brengen.&rdquo;</p>
+<p>Rogier hield den ring in de palm zijner hand, dicht onder zijn
+oogen.</p>
+<p>&bdquo;Ziet gij die roode vlekjes? Het is een zeldzame bloedsteen,
+want er zijn adertjes door&eacute;&eacute;n gevlochten, kijk. Menig
+geleerde zou er veel voor geven, want ge weet, dit is de steen waarvan
+zij zeggen, dat hij <span class="pagenum">[<a id="pb59" href="#pb59"
+name="pb59">59</a>]</span>den drager onzichtbaar kan maken, en een
+eeuwigheid te doen leven in een enkele minuut. Ik weet niet of &rsquo;t
+waar is maar wel, dat een steen als deze, door zoo&rsquo;n lieve hand
+gegeven, mij zelf veel waard zou zijn.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Gooi weg, heer, gooi in het water!&rdquo; riep Walid, die
+binnenkwam en het zag, &bdquo;de bloedsteen is nog gevaarlijker dan de
+duivelsteen dien wij in de nesten van adelaars vinden. Neem hem weg,
+Carolus, en gooi hem in &rsquo;t water.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zwijg, man. Al was het de duivel zelf, die er in is, ik zal
+hem nu dragen tot mijn dood.&rdquo;</p>
+<p>De Saraceen zag hem aan en zei bedaard:</p>
+<p>&bdquo;Tot uw dood.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ach, dwaasheid!&rdquo; sprak de brigadier, &bdquo;ringen
+brengen nooit geluk, ten minste niet die van de paapschen komen. Ik heb
+mijn robijn al drie jaar nu. Maar ongelukkig zijn ze dikwijls, en Walid
+zegt&mdash;&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Hij vergist zich, Carolus. Hij meent den valschen steen van
+Palmyra, die werkelijk kwaad is. Maar dit is de ware heliotroop
+<span class="pagenum">[<a id="pb60" href="#pb60" name=
+"pb60">60</a>]</span>van Afrika, zooals ge zoudt kunnen zien als ge
+steenkundige waart.&rdquo;</p>
+<p>En Tamalone glimlachte overtuigend.</p>
+<p>Tot laat in den nacht zat Rogier, in mantels gehuld, dicht bij de
+klare vlammen met den monnik te praten. Hij vroeg telkenmale
+bijzonderheden omtrent Lugina en staarde dan een poos in het vuur,
+terwijl de ander met zachten, dartelen klank aldoor sprak en
+aanmoedigenden raad gaf: er was een wonderlijk vloeiende maat in zijn
+woorden van liefde en vrouwen en de geheimenissen van het hart, een
+maat die telkens wederkeerde en Rogiers gedachten van zoete
+levendigheid bewoog. En onverwachts vroeg hij den broeder of hij Mevena
+wilde gaan halen, zijn stem beefde van ernst....</p>
+<p>Reeds lang waren de soldaten in hun tenten gekropen en klonk in den
+rustigen nacht slechts het gedurig spoelen van &rsquo;t water in den
+vliet en de luchtige stem van den monnik. De wacht was al met slaperig
+gezicht teruggekomen en door een ander vervangen, en nog zaten deze
+twee bij elkander, de een met vage ontroering om een verre vrouw en in
+zachten gloei van <span class="pagenum">[<a id="pb61" href="#pb61"
+name="pb61">61</a>]</span>vermoeienis en verlangen, luisterend naar de
+steeds glijdende stem waarmede de ander ervaringen uit zijn leven
+verhaalde en vele dingen zeide met een diep gevoel.</p>
+<p>Hij was uit zijn klooster gevlucht en wijl hij geen heer had willen
+dienen en de lust hem dreef om vreemde dingen te zien, had hij in vele
+landen gezworven, levend naar wat de dag hem gaf. Luchtigjes vertelde
+hij van dwaasheden en van daden waarvoor hij aan den paal had
+gestaan&mdash;zijn vader had al gezegd, dat hij nooit een goed christen
+zou worden, maar die wist niet van de onrust, welke hem als knaap
+nachten en nachten al uit den slaap hield. Nadat hij uit het klooster
+was gegaan was hij altoos gelukkig geweest, zeide hij; hij had zich
+nooit om de menschen bekommerd en nooit verdriet gehad. In onbedachte
+openhartigheid sprak hij door van avonturen en van menschen die hij
+gezien had, zijn stem was teeder soms van zuiver vertrouwen en
+zorgeloosheid en van plots geziene wijsheid; er vloot een bekoring in,
+die in Rogiers hart een donkeren gloed van innigheid wekte <span class=
+"pagenum">[<a id="pb62" href="#pb62" name="pb62">62</a>]</span>en hem
+tot tranen bewoog toen de broeder over Mevena sprak, zeggende dat
+alleen een matelooze liefde en een ernstige vrouw in deze wereld te
+bewonderen waren en de menschen gelukkig maakten&mdash;Mevena
+d&aacute;&aacute;r mocht zekerlijk niet alleen blijven treuren, want
+twee die elkander z&oacute;&oacute; beminden moesten te zamen
+zijn...</p>
+<p>En, zittende bij de roode vlammen, hun groote bewegelijke schaduwen
+achter hen zich verliezend in den nacht, hadden beiden, onuitgesproken,
+een eender gevoelen van toekomst, donker en onafwendbaar&mdash;en diep
+begeerd.</p>
+<p>Plotseling, met een gebroken snik, sloeg Rogier zijn armen om den
+monnik, drukte hem aan zijn borst en kuste hartstochtelijk zijn gelaat.
+Tamalone maakte zich uit de omarming los, hield zijn handen en keek hem
+recht in de oogen.</p>
+<p>Beiden richtten te zamen hun hoofden op en zagen Walid met een
+glinsterenden dolk in de hand. De broeder glimlachte en zeide:</p>
+<p>&bdquo;Ik moet morgen een paard hebben om naar Bologna te
+gaan.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb63" href="#pb63" name=
+"pb63">63</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch6" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e614" class="main">6</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">In een klooster buiten den stadsmuur vond hij een
+gastvrij onthaal, dat hij vergoedde met oolijke verhalen. Ook in het
+huis van Lugina werd hij als een bijzonder vriend ontvangen, want
+ondanks de booze geruchten was hij vooral door edelen ge&euml;erd, en
+menig hunner vond in de bekoorlijkheid zijner manieren een welkome
+reden voor de vriendschap ontstaan door diensten, die hij in &rsquo;t
+geheim had bewezen. In de steden ontbrak het Tamalone zelden aan goede
+maaltijden.</p>
+<p>Den dag na zijne aankomst trad hij de groote koele domkerk binnen en
+knielde neder naast een pilaar, zoo laag, dat in het wijde gebouw geen
+der weinige vromen hem zou hebben gezien. Aan de <span class=
+"pagenum">[<a id="pb64" href="#pb64" name="pb64">64</a>]</span>andere
+zijde van een pilaar lag gansch in het paarsch gekleed Mevena gebogen.
+De broeder keerde behoedzaam zijn gelaat naar haar toe en voelde zich
+lichtkens bewogen door de schoonheid van haar figuur in devotie; haar
+hoofd lag in de handen. Tamalone aarzelde even.</p>
+<p>&bdquo;Heer Rogier laat u groeten,&rdquo; fluisterde hij en keek
+haar een poosje zwijgend aan, van den steen waar het kleed in plooien
+uitlag tot het donker haar onder het kapje. De sluier over haar borst
+bewoog op en ne&ecirc;r.</p>
+<p>&bdquo;Ik heb uw boodschap gebracht en hij heeft mij hier gezonden
+om u te vragen bij hem te komen. Hij kon zelf niet komen, want uw vader
+en de heele stad zijn hem vijandig, ofschoon gij weet dat hij niet
+anders misdaan heeft dan gestreden tegen den Paus. Maar uw hart is
+wijzer dan dit heele land vol dwazen. Ga naar hem toe en wees gelukkig.
+Hij is gewond, hij is ziek en kan niet buiten u. Bedaar, bedaar en
+blijf gebogen.&rdquo;</p>
+<p>Mevena ademde snel en diep en hield zich aan haar bankje vast.
+<span class="pagenum">[<a id="pb65" href="#pb65" name=
+"pb65">65</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Bedaar, bedaar... Van avond leg ik een pij achter het
+rozenbosch in den tuin, trek dien aan, doe den kap goed ne&ecirc;r en
+wacht op mij. Ik zal u naar hem toebrengen.&rdquo;</p>
+<p>Hij sloeg een kruis, stond op en trad zijn snoer biddend langzaam
+door de zonnige portiek naar buiten. Toen richtte hij zijn hoofd op en
+schreed lichtkens dwars het wijde klare plein over naar het stadspaleis
+waar hij zich in de schaduw der galerij voegde bij een groepje
+jongelieden, fransche studenten, die hem met luidruchtigheid ontvingen.
+Een poosje stond hij temidden van hen te praten en zijn woorden, met
+glimmende, opmerkzame gelaten aangehoord, werden herhaaldelijk door
+luid proesten onderbroken. Toen hij na een zotheid verteld te hebben
+snel verder wilde gaan, trokken zij aan zijn mouwen en hielden hem vast
+om nog &eacute;&eacute;n geschiedenis te hooren. En een goedig student
+ging met de muts zijn kameraden rond, die er allen een kleine munt in
+wierpen.</p>
+<p>Tamalone bedankte, stak de duiten weg en deed onder gedurig giegelen
+zijn verhaal. Aan het eind klonk er onbedaarlijk <span class=
+"pagenum">[<a id="pb66" href="#pb66" name=
+"pb66">66</a>]</span>schateren, dat in het groepje ruimte deed
+ontstaan, waar de monnik gebruik van maakte om, lachend en knikkend,
+schielijk heen te gaan in het felle licht buiten de galerij.</p>
+<p>Hij liep naar het huis van Lugina, die in zijn gestreepten mantel
+voor de deur stond te wachten en hem omarmde toen hij hem zag. Zij
+bleven geruimen tijd binnen alleen waar geen dienaar hen hoorde; bij
+&rsquo;t afscheid nemen spraken zij weinig woorden, doch drukten
+elkander langdurig de hand.</p>
+<p>De zon was in wolken ondergegaan en in den avond, dof als floers,
+waarde er gestadig mistige regen. De straten waren stil, er gingen maar
+weinig flambouwen, toen Tamalone gearmd met een kleinen monnik en met
+de andere hand zijn pij ophoudende wegens het slik, haastig langs de
+huizen schreed. Aan de poort hield de wachter die naar buiten kwam een
+lantaarn bij zijn gelaat; hij klopte den man op den schouder, maakte
+luide en met vele woorden een grap, zoodat de wachter lachen moest om
+dien schelm van het klooster daarbuiten, en met een <span class=
+"pagenum">[<a id="pb67" href="#pb67" name=
+"pb67">67</a>]</span>gemoedelijken wensch het deurtje achter hen
+dichtsloeg en grendelde.</p>
+<p>Zij liepen zwijgend in den vochtigen nacht.</p>
+<p>&bdquo;Hier is het klooster al,&rdquo; zeide Tamalone toen zij een
+paar rossige ramen voorbij kwamen. De weg werd moeilijk, zij stegen een
+steile helling op en ademden zwaar van inspanning. Het was drukkend
+warm, de regen werd dichter en ritselde in de bladeren van boomen
+nabij. De monnik bleef staan en riep iets in het fransch, waarop in de
+duisternis aanstonds antwoord klonk.</p>
+<p>&bdquo;Dank u wel, vriend, ik wist wel dat ik op u rekenen
+kon.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ik ben doornat en weet niet hoe ik weer binnen kom. Hier hebt
+ge ze bij dien boom. Goeden avond.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Goeden avond!&rdquo;</p>
+<p>Mevena kon den ander niet zien, maar hoorde dat zijne schreden zich
+verwijderden. Haar gezel trok haar voort aan den arm.</p>
+<p>&bdquo;Nu moet ge op dit paard, ik zal u helpen. Het zal wel
+moeilijk rijden zijn in donker, maar ik zal den teugel houden, ik ken
+den weg.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb68" href="#pb68" name=
+"pb68">68</a>]</span></p>
+<p>Het meisje besteeg tastend het paard, dat uit zijn rust gestoord
+trappelde en aan de teugels trok. Zij hoorde den monnik het dier op den
+hals kloppen en toespreken, en dan met moeite een tweede bestijgen.
+Toen ging zij vooruit en op hetzelfde oogenblik, onverwachts, klonk
+zeer nabij het kraaien van een haan. Het paard sprong zijdelings op en
+snel vooruit, natte bladeren sloegen Mevena in het gelaat.</p>
+<p>Nu reden zij vlug een heuvel af in duister en regen, terwijl achter
+hen, in de verte verkleind en vervaagd, nogmaals het kukeluren van een
+haan klonk, en op grooteren afstand het dieper antwoord van een
+anderen.</p>
+<p>Bij den dageraad hield de broeder stil om de beesten te verzorgen en
+Mevena eten te geven. Zwijgend ging hij zijn gang, haar voortdurend van
+terzijde aanziende; zij was bleek in het licht van den jongen,
+doorschijnenden hemel, een geringe gestalte in haar wijde pij. Voor zij
+weder in het zadel stegen deed zij hem allerlei vragen, maar hij
+antwoordde kort en stug, met blikken afgewend. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb69" href="#pb69" name="pb69">69</a>]</span></p>
+<p>In gestadigen draf reden zij dien ganschen helderen dag, bergen op
+en glooiingen af door valleien waar geen sterveling ging, zij met
+geopenden mond en hooge kleur, schokkend op het zadel, hij met gebogen
+hoofd en peinzende oogen bij wijlen ter sluiks naar haar gericht. Nu en
+dan keek hij in eenen op en verbaasde zich over zijn onbespraaktheid;
+dan klopte hij even het goedige, lijdzame paard op den hals en van
+lieverlede boog zich zijn hoofd we&ecirc;r.</p>
+<p>Toen het licht schaars werd steeg Tamalone af en tuurde in alle
+richtingen om een rustplaats te vinden voor den nacht. Zij waren aan
+den voet van een ruigen berg, met kleine sparreboompjes begroeid en
+hier en daar, in open plekken, geel van gebloemte. Hij vroeg Mevena af
+te stappen en leidde de paarden over steil gesteente in de heesters; na
+hen verzorgd te hebben hielp hij het meisje den berg bestijgen naar een
+plek onder wat boomen. Zij was zeer moede toen zij het bereikten en
+leunde hijgend in zijn arm. Beneden, wijd uitgestrekt, lag het land in
+eenzame <span class="pagenum">[<a id="pb70" href="#pb70" name=
+"pb70">70</a>]</span>wanorde van glooiingen en heuvels met enkele fijne
+boompjes; de grootere monnik, met zijn arm om het middel van den
+kleinere, keek over het landschap heen, de innige avondzon schuin in de
+verte scheen op de grauwe pijen en het rustig gewas.</p>
+<p>Zonder woorden wees hij haar neder te zitten en gaf haar te eten en
+te drinken. Daarna liet hij haar alleen. Zij legde zich ne&ecirc;r,
+loom van vermoeienis, en sliep aanstonds.</p>
+<p>Tamalone was niet heel ver gegaan, maar zat dichtbij achter een spar
+door welks takken hij haar gadesloeg. Toen hij haar eindelijk te slapen
+meende strekte hij zich lang uit op den rug, met de armen onder het
+hoofd en sloot de oogen. Doch telkens opende hij ze weder, wanneer een
+zuchtje door de boomen voer, of wanneer hij gansch in de verte een
+vogel hoorde; en hij staarde dan met strakke oogen naar de lucht waar
+reeds enkele starren trilden. Dan, in den allengs beeldrijker wakenden
+droom die hem vervulde, sloten langzaam zijn oogen tot zij plots door
+een onrustige <span class="pagenum">[<a id="pb71" href="#pb71" name=
+"pb71">71</a>]</span>gedachte weder wijd zich openden. De hooge
+hemelruimte boven hem gaf hem een innig behagen, een bescheiden
+verlangen sproot in zijn hart, waar de vreugde nu waarde der schoonheid
+van &rsquo;t bergland, dat grooter was in de groote
+avondstilte<span class="corr" id="xd20e679" title="Bron: ,">.</span> En
+eensklaps voelde hij, in zwellenden gloed, dat hij in deze hooge
+schemerende eenzaamheid gansch alleen was met een lief wezen, een
+kleine vrouw wier oogen, goedhartig en stil, hem heel dien zonnigen dag
+sprakeloos en vol onbevredigde gedachten hadden doen gaan. Hij leunde
+op den linkerarm, duwde de takjes open, en zag naar de plaats waar zij
+in duister gewaad te midden der struiken lag; en hij keek zoo
+oplettend, dat hij de ademhaling zag in haar borst. Zij sliep in
+aandoenlijke verlatenheid. Een nieuw gevoel ontroerde hem, hij zat
+rechtop en keek voor zich waar het laatste licht draalde aan de
+golvende kim. Zijn bloed klopte en hij ademde snel; een zachte wind
+woei van boom tot boom, glijdend langs hem heen. Langen tijd staarde
+hij in de verte; gedachten, oude herinneringen en jonge gevoelens,
+<span class="pagenum">[<a id="pb72" href="#pb72" name=
+"pb72">72</a>]</span>in zonderlinge wildheid, kwamen en verschoten, hij
+was vol wakker leven. Om haar te behagen had hij zich in dit gevaarlijk
+avontuur gewaagd, voor haar die zoo liefelijk was, dat hij daareven een
+verlangen had om haar te beminnen&mdash;hij had haar voor een ander
+ontvoerd. Doch hij wist, dat het dwaasheid zou wezen, zijn waarachtige
+aard was van een schooier om rond te loopen en om niets te geven, niets
+dan de verzinsels en schimmen van zijn verbeelding.</p>
+<p>En het waren eindelijk herinneringen alleen, die het langste talmden
+en weemoedige gezichten wekten van verleden dingen, van vroeger leven
+en eentonig lot. Met een zucht liet hij zich plots achterover vallen en
+zag uit natte oogen naar den hemel, waar het licht van een wassend
+maantje vloeide, het licht dat hem hinderde nu hij zichzelven begrijpen
+wilde. Hij wendde zijn hoofd naar den boomstam, sloot zijn oogen en lag
+uren op de helling van dien berg in droefheid luisterend naar de
+zwevende stilte, luisterend in onnoozele verwondering hoe de hemel
+<span class="pagenum">[<a id="pb73" href="#pb73" name=
+"pb73">73</a>]</span>en de aarde zielloos waren. Van lieverlede vergat
+hij waar hij verdriet om had en in zijn gemoed gleed een lieflijke
+kalmte. Eindelijk richtte hij zijn hoofd weder op en zat met de armen
+gekruist; in de lucht dreven langzaam lichte wolkjes, in de duisternis
+der aarde beneden en in de gedaanten der boomen was een heimelijk
+levende gloed.</p>
+<p>Hij stond op, trad met voorzichtige schreden door de struiken, het
+boschje voorbij, telkens stilstaande, en naderde de plek waar Mevena
+lag. Toen hij vaag haar lichaam aan zijn voeten onderscheidde bukte hij
+behoedzaam neder en kuste haar zeer zachtjes.</p>
+<p>Hij stond we&ecirc;r op&mdash;zijn hart klopte snel en hard, en hij
+keerde zich om heen te gaan. Maar na twee schreden wendde hij zich
+weder om en een zacht geluidje ontsnapte zijn lippen. Even wachtte hij
+of zij ontwaken zou&mdash;in die pooze genoot hij de schoonheid van
+&rsquo;t oogenblik: een lieftallig vrouwtje, onbewust en ongevoelig,
+dat sliep in nachtelijke eenzaamheid, bij haar een man die een wensch
+<span class="pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74" name=
+"pb74">74</a>]</span>bedwong, daarboven in &rsquo;t licht van &rsquo;t
+maantje de hemel die de toekomst wist... en hij herinnerde zich hoe zij
+gisterenavond te paard waren gestegen, en hoe hij geschrokken was door
+het voorteeken, het kraaien van een haan in den nacht... Toen keerde
+hij terug naar zijn rustplaats achter den boom, en dommelde weldra
+lichtkens in.</p>
+<p>Bij &rsquo;t licht van den ochtend zuchtte hij, dat de nacht
+we&ecirc;r voorbij moest wezen, hij stond op en wekte zijn gezellin.
+Zij was opgeruimd door het vooruitzicht dien dag het kamp te bereiken,
+haar lachen klonk helder terwijl zij voortdraafden door het groene
+land.</p>
+<p>Waar de grond moeilijker werd te bestijgen werden zij onverhoeds
+door eenige ruiters aangehouden, Saraceenen, die den eenen monnik
+herkenden, maar den andere barsch bejegenden. Na de eerste verbazing
+over hun vijandige woorden wist Tamalone hen echter te bedaren, en ze
+vervolgden hun weg.</p>
+<p>Een paar mijlen verder bereikten zij eindelijk het kamp. Uit de
+tenten verschenen soldaten, meest oosterlingen, die hen <span class=
+"pagenum">[<a id="pb75" href="#pb75" name=
+"pb75">75</a>]</span>omringden met dreigende taal en gezichten; zij
+grepen de teugels, spraken en vloekten met veel gebaren en riepen om
+Walid. Maar Carolus naderde, die hen beval heen te gaan, Tamalone
+hartelijk de hand drukte en hem haastig me&ecirc;voerde naar de tent.
+Mevena, op wie hij geen acht had geslagen, volgde, door de verwonderde
+soldaten nagestaard. V&oacute;&oacute;r de tent stond Walid in een
+scharlaken mantel gehuld, met de armen gekruist. Hij verroerde zich
+niet, tot de beide monniken vlak voor hem stonden; toen gleed zijn
+mantel van zijn schouders, hij breidde de armen uit en zeide kalm:</p>
+<p>&bdquo;Die vrouw mag niet naar binnen.&rdquo;</p>
+<p>De roode Duitscher keerde zich naar Mevena om en keek zwijgend op
+haar neder. Er was een oogenblik van gevaarvolle afwachting: voor het
+grijze doek der tent de hooge gestalten der twee krijgslieden, kleurig
+gekleed, tegenover hen de twee monniken, hand in hand&mdash;slechts de
+oogen dier vier bewogen in donkere glansen. Er klonk gekreun
+daarbinnen, Mevena uitte een zachten kreet en <span class=
+"pagenum">[<a id="pb76" href="#pb76" name="pb76">76</a>]</span>toen,
+met rood gezwollen gelaat, sprong Tamalone plotseling naar den
+oosterling, greep hem bij de keel en wierp hem op den grond. Fluks trok
+hij Mevena naar binnen, onder de verbaasde blikken van den brigadier.
+<span class="pagenum">[<a id="pb77" href="#pb77" name=
+"pb77">77</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch7" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e710" class="main">7</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Gedurende Tamalone&rsquo;s afwezigheid was de kapitein
+weder bewusteloos en ziek geworden, en aangezien zijne wonden reeds
+waren geheeld zagen de krijgslieden in zijn kwaal den invloed van
+geheime machten, immers Walid, die uit boeken geleerd had, verklaarde,
+dat de betoovering eener vrouw er de schuld van was, en dat wellicht de
+lijder bevrijd zou worden indien de oorzaak werd uitgeroeid.</p>
+<p>Doch de brigadier vertrouwde, dat de meester wel zijn jonge kracht
+zou herwinnen wanneer Tamalone de arts terugkeerde en dat de
+aanwezigheid eener vrouw hem vroolijk zou maken. Hij had een
+onverschillige minachting voor vrouwen, maar nu het zijn geliefden
+vriend gold voelde <span class="pagenum">[<a id="pb78" href="#pb78"
+name="pb78">78</a>]</span>hij zich reeds welwillend jegens Mevena door
+het vooruitzicht, dat zij hem zou behagen. En Carolus had het
+gezag.</p>
+<p>Reeds vroeg in den ochtend na haar komst liep Rogier met zijn arm om
+haar schouders het kamp uit, maar zijn verliefde blikken zagen de
+uitdrukking der oogen van Tamalone en van de soldaten niet, die hem
+nakeken. Na de verbazing over de verschijning der vrouw in het kamp,
+gaven zij luidruchtig den monnik alle eer voor dit wonderlijk herstel,
+Carolus zelfs kuste hem en drukte hem herhaaldelijk de hand. Er gonsde
+nu een luchtige blijheid in &rsquo;t kamp, de stemmen klonken vrijer en
+luider.</p>
+<p>Twee mannen waren er, die zwegen en ernstig keken. Tamalone stond
+naar den heuveltop te staren waar het paar was verdwenen, toen Walid op
+hem toetrad en zeide:</p>
+<p>&bdquo;Gij zijt wijzer dan ik. Het lot moet zijn loop hebben en het
+is een dwaas, die het wil weren. Wij kunnen alleen toezien, tot het
+einde van de gebeurtenissen.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb79"
+href="#pb79" name="pb79">79</a>]</span></p>
+<p>De monnik was plots bleek geworden en staarde Walid strak in de
+donker glimmende oogen; toen antwoordde hij met luchtig gebaar:</p>
+<p>&bdquo;Het lot heeft altijd zijn loop, man. Laat het maar gaan en
+denk aan wat anders. Als zij niet toevallig van hem hield&mdash;, maar
+we moeten het niet anders willen, al wenschen wij het nog zoo
+gaarne.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Dat is waar.&rdquo;</p>
+<p>Van dit oogenblik bestond er tusschen deze twee mannen
+onuitgesproken genegenheid.</p>
+<p>Door struiken en over bergsteenen, verre van het kamp en steeds
+stijgend liepen dien klaren morgen Rogier en zijn geliefde, dicht aan
+elka&ecirc;r; er was een weeke glans in zijn oogen, zijn lippen stonden
+in <span class="corr" id="xd20e735" title=
+"Bron: geduririgen">gedurigen</span> glimlach en hij praatte veel, nu
+vertellend of vragend, dan zacht en innig een woord van verteedering
+zeggend. En Mevena, naast hem in zijn omarming, hield zijn hand en
+staarde voortdurend hem aan met groote oogen, donker van ernstig
+onnoozelen gloed. Zij luisterde naar alles wat hij zeide met
+bewegelijke aandacht <span class="pagenum">[<a id="pb80" href="#pb80"
+name="pb80">80</a>]</span>hem gansch toegewijd, en een milde tinteling
+van zomerwarmte op haar gelaat deed haar gewaar worden, dat de jonge
+dag waar zij in gingen vol was van weelde en komend geluk.</p>
+<p>Toen zij eenige uren waren gegaan zetten zij zich neder aan den voet
+van een ruwen heuvel. Hij sprak nog een wijle van hun geluk, dat eeuwig
+zou duren, en van hun leven op zijn kasteel waar hij haar heen zou
+voeren. Dan zwegen zij beiden en terwijl zij elkander aanzagen van zeer
+nabij kleurden zachtkens hunne wangen van ontbloeiend genot, dat hen
+kussen deed, en streelen en kozen in verwarring, tot zij moede waren en
+zich nederleiden in het stovende zonlicht hoog in den hemel
+schijnend.</p>
+<p>Rogier voelde zich slaperig en dommelde in met zijn hoofd in
+Mevena&rsquo;s schoot. En eerst toen hij rustig ademde kon zij hare
+oogen van hem wenden en naar het verschiet der bergen staren, zich
+zachtkens verbazend hoe zij daar in de zonnige eenzaamheid vol dwalende
+geuren bij den geliefde zat die haar zoo vreemd was, dat zijn gelaat,
+<span class="pagenum">[<a id="pb81" href="#pb81" name=
+"pb81">81</a>]</span>nu zij er naar zag, haar gansch nieuw was en
+anders dan zij gedacht had&mdash;, terwijl haar vader en broeders, in
+haar verbeelding lief en welbekend in hun dagelijkschen gang bewegend,
+zoo verre waren of zij hen nimmer meer zou zien. Even voelde zij
+verdriet in zich rijzen, doch even slechts, want het zware hoofd in
+haar schoot was zoo lieflijk onschuldig, dat zij zeker geloofde aan een
+spoedige verzoening tusschen haar verwanten en hem met wien haar leven
+nu verder zou gaan.</p>
+<p>En zij bedacht dat hij gesproken had van rustige dagen op het slot,
+ongestoord door oorlogsangsten, wanneer hij den heidenkeizer niet meer
+dienen zoude. Vluchtige beelden van toekomst verschenen en gleden
+we&ecirc;r heen, zij zag zich zelve en Rogier in blijde houding en
+kleurige kleedij in een ruim kasteel. In een zacht verlangen naar dit
+liefelijk leven vouwde zij de handen boven zijn hoofd en fluisterde de
+Moedermaagd aan, dat zij den geliefde zegenen mocht en behoeden. Dan na
+innerlijke stilte, herinnerde zij zich wat zij verlaten had en bad voor
+haar <span class="pagenum">[<a id="pb82" href="#pb82" name=
+"pb82">82</a>]</span>vader, broeders en zusters; zij voelde zich
+wonderlijk blijde in het vertrouwen, dat de goede Maagd haar verhooren
+zoude. Zij merkte de gestalte van den monnik niet, die uit zijn
+schuilplaats over de heuvelglooiing omzichtig wegsloop, met blozend,
+ne&ecirc;rgebogen gelaat.</p>
+<p>De oogen we&ecirc;r ne&ecirc;rslaande zag Mevena twee witte vlinders
+rondom haar dwarrelen, waarvan er &eacute;&eacute;n zich lichtkens op
+haar mouw zette en langzaam hare hand opkroop. Rogier opende toen de
+oogen en zag het kleine gelaat over hem gebogen in aanvalligen glans
+van vreugde.</p>
+<p>Hij richtte zich op en vroeg of zij gelukkig was; de vlindertjes
+fladderden verder, en terwijl zij hen nazag in den prachtigen dag
+vertelde zij waaraan zij gedacht had. Rogier hield zich in, luisterend
+in bekoring. Maar plotseling klemde hij haar sterk aan zijn borst en
+zwoer in diepgesproken woorden, met de zekerheid van een beraden man,
+dat hij alles doen zou wat zij verlangde: hij zou het leger verlaten en
+op het slot blijven wonen, naar niets anders strevend voortaan dan dien
+schoonen glimlach <span class="pagenum">[<a id="pb83" href="#pb83"
+name="pb83">83</a>]</span>op haar gelaat te bewaren. En hij kuste en
+kuste haar betraande oogen en lachenden mond, kuste haar tot ze
+plotseling zijn handen vouwde en de hare daarover, en hardop begon te
+bidden.</p>
+<p>In haar knielende houding, met de oogen naar boven gericht, was zij
+hem eensklaps zeer vreemd, en rustig maar met een onbekend gevoel van
+berouw beschouwde hij haar en zweeg. Toen zij ge&euml;indigd had waren
+haar oogen vol verwonderde vragen, zij durfde nochtans niet spreken en
+wendde haar blikken naar de kim der bergen. Het was of iemand hen was
+komen storen en zwijgen deed over de lentsche blijdschap van
+daarstraks. Rogier sprak het eerst en zeide kalm, dat het geloof der
+kerken hem reeds lang had verlaten, maar inniger dan het hoogste geloof
+was de liefde welke hij haar toedroeg, en hij wilde zich gansch aan
+haar wijden, die hem liever was dan alle de heiligen&mdash;, hij sprak
+nog meer over de kerk en den keizer en het recht der edelen, dingen die
+zij niet begreep, maar het geluid zijner stem was zoo ernstig, zoo diep
+en roerend, <span class="pagenum">[<a id="pb84" href="#pb84" name=
+"pb84">84</a>]</span>dat zij zijn woorden niet hoorde, en die
+blijdschap van daareven herkreeg, echter een vollere thans, die haar
+gemoed deed zwellen van rustigheid, en met een glimlach genoot zij de
+geurigheid der frissche lucht en den klank zijner woorden. Tegen zijn
+schouder geleund, luisterend, liep zij met kleine pasjes naast hem of
+sprong den afstand tusschen twee steenen, dien hij in eenen stap deed,
+en zijn stem, het eenig geluid in dit wijde land van licht en bergen,
+klonk haar onwezenlijk of zij een verhaal hoorde dat zij van buiten
+kende.</p>
+<p>Zij keerden terug in het kamp, en tegenover elkander zittend voor de
+tent aten zij samen, met zachte woorden, uit &eacute;&eacute;nen
+disch<span class="corr" id="xd20e763" title="Niet in bron">.</span></p>
+<p>Ook de soldaten, verspreid op den grond, aten onder vroolijk
+gepraat, maar hun uitroepen waren getemperd; zij waren vriendelijk met
+elkander, en schoon geen hunner over hen sprak, richtten aller
+gedachten en soms de oogen steelsgewijze zich naar het minlustige
+lachende paar.</p>
+<p>In den middag, terwijl Mevena in zijne tent lag om voor de zon te
+schuilen, ging Rogier bij zijn soldaten staan en sprak <span class=
+"pagenum">[<a id="pb85" href="#pb85" name="pb85">85</a>]</span>over het
+vooruitzicht het kamp op te breken en naar Padua te gaan. Dit nieuws
+bracht beweging, want de langdurige werkeloosheid had reeds bij
+menigeen de gedachte gewekt om den dienst te ontvluchten. De mannen
+liepen nu druk door elkander, pratend en roepend. Slechts de groote
+brigadier stond rustig te kijken naar zijn meester, die achterover lag,
+het matte gelaat in de hand geleund, en hij voelde zich goedig
+verteederd door de vermoeide oogen en de ijlheid der trekken van den
+man, die pijn had geleden. Wat zijn verstand niet had kunnen begrijpen
+werd Carolus nu eensklaps klaar door het inzicht van zijn liefde voor
+Rogier, een liefde die hij steeds als blijdschap van &rsquo;t oogenblik
+ondergaan had, doch welke nimmer eenig nadenken had verwekt. Het
+zwakkere uiterlijk van den jongen man, nog kort geleden bruin en hard
+gespierd, die geen andere lust had dan vechten, dan de woede van oorlog
+en vernieling, deed hem nu zeker weten, dat het niet slechts de
+krankheid dier enkele dagen kon wezen waar Rogier <span class=
+"pagenum">[<a id="pb86" href="#pb86" name="pb86">86</a>]</span>door
+kwijnde. Nu vreesde Carolus, dat er iets anders in het hart van zijn
+vriend was gekomen, een liefde waarvan hij wel als een vreemd ding had
+hooren verhalen, dat zij de mannen redeloos maakt zoo zij onvoldaan
+blijft. Hij had er nooit zoo over gedacht, maar wenschte, dat hij het
+eerder had geweten, opdat hij aanstonds de vrouw had kunnen halen. Doch
+tegelijkertijd ook zag hij, dat Rogier niet meer de zelfde krijgsman
+was, nu zijn hart van smachten week was. En dit bedroefde hem.</p>
+<p>Carolus had zich over veel te verwonderen dien dag nu zijn gepeinzen
+hem steeds nieuws openbaarden, en hij zonderde zich van de anderen af.
+Tegen den avond naderde hij bescheiden Rogier en Mevena, die ver van de
+soldaten in de schemering fluisterden. Eerst kon hij geen woorden
+vinden toen hem gevraagd werd wat hij te zeggen had, maar dan sprak
+hij:</p>
+<p>&bdquo;Wat gaan wij doen wanneer wij in Padua zijn? gij blijft toch
+voor den keizer?&rdquo;</p>
+<p>Rogier maakte een gebaar van ongeduld, maar antwoordde niet. Dan
+sprak de brigadier weder met iets smeekends in zijn stem: <span class=
+"pagenum">[<a id="pb87" href="#pb87" name="pb87">87</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Ach man, er wacht u zooveel geluk. De keizer kan geen beter
+aanvoerder vinden wanneer gij ouder zijt en zal u zeker hertog maken.
+En dan, gij zoudt immers nooit vrede hebben in dit land van
+verraders....&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wij zullen morgen wel praten, laat ons nu alleen.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Maar gij moogt morgen nog niet weg, gij zijt nog niet sterk
+genoeg. Hij moet nog minstens een week rusten,&rdquo; zeide hij tot
+Mevena.</p>
+<p>Hij wilde nog spreken, doch het gebaar dat hij altoos gehoorzaamde
+deed hem omkeeren en zich verwijderen. Rogier had hem niet geantwoord,
+maar hij had het wel gezien, dat hij onder die bekoring was, die
+dwaasheden doet begaan. Het was een treurige dag voor den brigadier,
+zijn liefste verwachtingen vloden heen.</p>
+<p>Weemoedig liep hij ver in den stillen schemeravond en beklom met
+moeizamen gang een hoogen berg. Wolkdampen stegen uit de diepte beneden
+en dreven boven het dal, er was een zwijgende droefheid over de bergen
+rondom, die in den schemer rezen waardig van berusting. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb88" href="#pb88" name="pb88">88</a>]</span></p>
+<p>Voor den roem en het geluk van Rogier had hij jaren gevochten, hij
+had gehoopt door zijn trouw en zijn dienst de hoogste glorie voor hem
+te behalen. Dit was zijn eenige eerzucht, zijn eenige begeerte, het
+eenige waar hij ooit aan dacht. Jaren lang reeds had Carolus den buit,
+dien hij met wapenen nam, goud en kostbaarheden, naar Veneti&euml; ter
+bewaring gezonden, om later Rogier in staat te stellen tot hertog
+verheven te worden en in een prachtig hof te leven zooals de grooten
+van Lombardije. Die glorie, door zijn hulp verkregen, zou gansch de
+zijne zijn. En terwijl hij gestadig de rijkdommen zamelde bleef hij
+steeds in de nabijheid van zijn vriend, om hem te bewaken voor de
+gehate paapschen en met hem te strijden voor het doel.</p>
+<p>Nu was er een vrouw gekomen, een nietige vrouw, die alles
+verwoestte... Carolus stond stil, zag naar de diepte beneden waar een
+vuurtje brandde, en loosde een zucht, een vaarwel aan de hoop zooveel
+jaren geliefkoosd, er waren tranen in zijn oogen. En door de warmte der
+tranen <span class="pagenum">[<a id="pb89" href="#pb89" name=
+"pb89">89</a>]</span>zag hij heel goed, hoewel &rsquo;t hem een raadsel
+was waarom &rsquo;t z&oacute;&oacute; wezen moest: dat het eenige dat
+de eenvoudigheid van zijn hart ooit vervuld had hem thans verlaten
+ging. Hij voelde, dat hij niet jong meer was en dat voor een man van
+zijn leeftijd de komende jaren korter zijn dan die van &rsquo;t
+verleden...</p>
+<p>Dichtbij zich hoorde hij gedempt stemmengerucht en toen hij zocht
+zag hij Walid en den broeder, die op een steen zaten met de oogen naar
+den hemel gericht. Hij ging naar hen toe, zette zich bij hen neder,
+doch zij zwegen nu beiden. Eindelijk klonk in de stilte de diepe,
+langzame stem van Walid:</p>
+<p>&bdquo;Is de meester in zijn tent nu met de vrouw?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ja,&rdquo; antwoordde de brigadier, en zij zwegen weder.</p>
+<p>Een flauwe zwoelte waarde in den donker, slechts de ademhaling dier
+drie was hoorbaar. Tamalone zag plotseling hoe vreemd het was, dat drie
+mannen uit verschillende streken der wereld hier op den hoogen berg te
+zamen zaten, peinzend <span class="pagenum">[<a id="pb90" href="#pb90"
+name="pb90">90</a>]</span>waar hun het lot zou leiden en wat
+&eacute;&eacute;n zelfde teedere vrouw in hun leven beduiden mocht. Hij
+keek naar zijn gezellen en zeide met een kort lachje, dat op een snik
+geleek:</p>
+<p>&bdquo;Waarom zouden wij zoo stil zijn nu wij aan Rogier
+denken?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Hij is gelukkig,&rdquo; antwoordde Carolus in zwaar
+geluid.</p>
+<p>De monnik haalde de schouders op en Walid bleef naar de koele
+starren zien.</p>
+<p>En terwijl deze mannen in den nacht zwijgend op den kouden steen
+zaten en ieder in zijn eigen gedachten twijfelde aan het geluk, dat een
+jong meisje in het kamp had gebracht, waren Rogier en Mevena in
+elkanders armen gelukkig en de duisternis der tent, omringd door vele
+andere vol slapende mannen, was hun heerlijkheid van nieuwgewonnen
+weelde.</p>
+<p>Zij waren gelukkig en op hun wandelingen door de luchtige bergen,
+bij hun kozen in den vertrouwelijken avond vergaten zij de dagen, die
+kwamen en gingen, en vergaten het slot waar zij heen zouden gaan.
+<span class="pagenum">[<a id="pb91" href="#pb91" name=
+"pb91">91</a>]</span></p>
+<p>Toen zij op een middag vermoeid terug keerden vonden zij het kamp in
+wanorde. Eenige soldaten hadden een bode van den keizer ontmoet, die
+brieven had voor de edelen in &rsquo;t noorden... Het leger was
+overwinnend, de Florentijnen hadden zich met den vorst verbonden, de
+steden vielen de een na de ander. Doch de vijand vergaderde een talrijk
+heir, er dwaalden sluipmoordenaars door &rsquo;t gansche land. De
+keizer, verbitterd door de verraderlijkheid zijns tegenstanders, had
+besloten een grooten veldtocht te gaan en ontbood al zijn aanvoerders;
+Romano, Dovera en Pelavicino vochten zich met geweld reeds een
+doortocht in &rsquo;t noorden.</p>
+<p>Rogier, met een blos van verrassing, bleef lang verdiept in den
+uitvoerigen brief, terwijl de anderen, en op eenigen afstand de jonge
+vrouw, aandachtig hem gadesloegen. Eindelijk zag hij op met een klaren
+gloed in de oogen en zeide:</p>
+<p>&bdquo;Carlo, pak de tenten. Wij gaan heen.&rdquo;</p>
+<p>De brigadier, eerst verrast, stapte haastig naar de soldaten, die
+weldra druk in de weer waren. <span class="pagenum">[<a id="pb92" href=
+"#pb92" name="pb92">92</a>]</span></p>
+<p>Intusschen leidde Rogier het meisje aan de eene en den monnik aan
+zijn andere zijde met zich buiten de drukte. Toen hij stil stond sprak
+hij zeer lang, met zijn gelaat naar Tamalone gewend terwijl hij op
+&rsquo;t meisje geen acht sloeg, om te verklaren hoe hij zich eerst had
+voorgenomen om nimmer meer in den oorlog te gaan en haar naar Siremonte
+te brengen, zijn slot: doch dat hij thans den keizer niet verlaten
+mocht nu er een groote tocht op handen was&mdash;hij voelde, dat hij
+niet k&oacute;n, het genot van den oorlog danste al in zijn oogen. Dan
+nam hij Mevena in zijn armen, troostte en kuste haar, en beloofde reeds
+over twee maanden terug te zijn op &rsquo;t kasteel. Zij liet zich
+zwijgend kussen met gebogen hoofd en de groote oogleden gesloten. En
+terwijl hij haar liefkoosde vroeg hij Tamalone, die toezag, of hij haar
+wilde beschermen en naar Siremonte voeren.</p>
+<p>&bdquo;Ik?...&rdquo; riep de monnik luid, met een plotseling gebaar
+en wijde oogen.</p>
+<p>Rogier had op hem vertrouwd als zijn besten vriend en smeekte hem
+zijn schat te bewaren. Een wijle later glimlachte <span class=
+"pagenum">[<a id="pb93" href="#pb93" name="pb93">93</a>]</span>Tamalone
+weder en staarde hem na, die in verliefden afscheidsweemoed het meisje
+naar de tent geleidde. Toen zij daar binnen verdwenen waren kruiste hij
+de armen en liep bedaard naar waar de soldaten zingend en jolend hun
+toebereidselen maakten. De brigadier zeide opgewonden:</p>
+<p>&bdquo;Nu zullen wij onzen keizer we&ecirc;r zien.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Neen, ik niet; ik blijf achter bij Mevena. De kapitein neemt
+haar niet me&ecirc;.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wat, blijft zij hier?... Maar dan zijn we gered,
+man!&rdquo;</p>
+<p>Carolus vloekte en liep snel door het gewoel om Walid de goede
+tijding te brengen.</p>
+<p>Toen de hemel zwak begon te worden waren alle tenten gepakt en
+stonden de krijgslieden gereed, wachtend op hun aanvoerder, die met den
+monnik liep te praten, terwijl Mevena, zwijgend en naar den grond
+ziende, in zijn arm leunde. Carolus sloeg het afscheid aandachtig gade;
+hij zag zijn meester, die schreide, telkens en telkens we&ecirc;r de
+vrouw kussen en aan zijn borst drukken, dan eensklaps den monnik
+omarmen, die naar achter week, toen omkeeren <span class=
+"pagenum">[<a id="pb94" href="#pb94" name="pb94">94</a>]</span>en fluks
+naderen. Het was of plotseling alle soldaten tegelijk spraken, de
+klaroen schetterde haastig in &rsquo;t late uur, de paarden
+trappelden.</p>
+<p>De hoofdlieden reden achteraan en beiden keken voortdurend naar de
+twee figuren om, die dicht bij elkander stonden in &rsquo;t bleeke
+namiddaglicht. Mevena, rechtop, hield haar eene hand op den schouder
+van Tamalone, die met de armen gekruist stond. Hun verwonderlijk lange
+schaduwen, kronkelend over den heuvelgrond, liepen aan het einde
+in&eacute;&eacute;n in het duister van een struikgewas. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb95" href="#pb95" name="pb95">95</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch8" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e855" class="main">8</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De ruiters waren reeds verdwenen en het laatste
+trompetgeluid verging in de verte toen Mevena rondom zich naar de
+verlatenheid der bergen zag en nederig, zachtjes zeide:</p>
+<p>&bdquo;Ik heb gezondigd tegen mijn vader, messer; gelooft gij dat de
+heilige Moeder mij vergeven zal?&rdquo;</p>
+<p>Tamalone, uit zijn mijmering opziende, knikte goedhartig zijn
+hoofd.</p>
+<p>&bdquo;Zou ik verhoord worden als ik bid voor Rogier? en wilt gij
+ook voor hem bidden?&rdquo;</p>
+<p>Hij spreidde zijn armen wijd in de hoogte&mdash;Mevena kon zijn
+oogen niet onderscheiden, maar zij voelde de aanwezigheid van een
+zwaarkloppend hart. <span class="pagenum">[<a id="pb96" href="#pb96"
+name="pb96">96</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Ja, laten wij samen bidden.&rdquo;</p>
+<p>En beiden knielden op de heuvelhelling, vouwden de handen en
+smeekten om bescherming voor Rogier in den oorlog; de monnik, terwijl
+hij de woorden uitsprak, verbaasd over wat hij deed: terwille eener
+lieve vrouw den hemel aanroepen voor een tegen wien hij zijn woede
+slechts een korte wijl te voren bedwongen had. Het bedrog ergerde hem,
+een oogenblik slechts, want toen hij opstond, had hij die verheven
+onverschilligheid weder, die slechts weinigen kennen en die beminnelijk
+glimlachen doet om eigen zonde.</p>
+<p>&bdquo;We moeten morgen vroeg op weg,&rdquo; zeide hij: &bdquo;ik
+zal u de pij we&ecirc;r geven en ga dan slapen. D&aacute;&aacute;r is
+het zacht, onder dien boom.&rdquo;</p>
+<p>Bedaard en zorgvuldig spreidde hij de twee wollen zadels op den
+grond, die glad was van dennenaalden, en wachtte tot zij nederlag en
+zich in de pij had gewikkeld. Dan drentelde hij heen, zachtjes een
+deuntje sissend, en leide zich eveneens te ruste.</p>
+<p>In den nacht ontwaakte hij met schrik uit loomen slaap en zag den
+hemel rijk <span class="pagenum">[<a id="pb97" href="#pb97" name=
+"pb97">97</a>]</span>met klare starren versierd&mdash;er waren er
+z&oacute;&oacute;vele als hij nog nooit had gezien, de duisternis over
+de bergen had er een mistige schittering van, gelijk van bedroefde
+oogen. Tamalone begreep niet wat hem had wakker gemaakt in een stemming
+van genot en ontzag en wat hem op dit oogenblik denken deed aan zijn
+jongelingsjaren&mdash;hij zag zeer helder een winteravond met sneeuw
+geruchtloos warrelend tusschen de gesloten huizen, toen hij zijn ouders
+verlaten had, die bij de schouw zaten waar het vuur hoog in vlamde. En
+hij hoorde koraalgezang in zijn gemoed.</p>
+<p>Herinnering vloot door zijn ziel nu, gelijk een oud wijsje van stil
+te&ecirc;rhartig snarenspel, bescheiden, doch met een doordringende
+bekoring waar hij zich geheel aan overgaf. Over alle herdenken echter
+steeg telkenmale een verheugde verwondering waarom de nacht
+z&oacute;&oacute; schoon was, nu hij als eenzaam vreemdeling zat bij de
+vrouw, die hem zeer lief was. De wereld rondom deed zich op als een
+uitgestrekt duister land vol drukke mannen en vrouwen, in de stille
+bergen waar de starren <span class="pagenum">[<a id="pb98" href="#pb98"
+name="pb98">98</a>]</span>schenen, waakte een zwerver bescheiden
+aandachtig bij een lieve slaapster. De luisterrijke nacht was
+wonderlijk bezield, hij rilde van koude en wist, dat het oogenblik
+vergankelijk was.</p>
+<p>De hemel van flonkrend gesprankel was zeer laag gedaald, in de
+brooze stilte hoorde hij het bonzen van zijn hart. Menigmaal reeds had
+hij op oogenblikken wanneer de wereld voor hem vol was van groote
+gebeurlijkheden met diepe vroomheid berust in wat de tijd hem geven
+zoude en ook thans we&ecirc;r genoot hij in die berusting. Wel slopen
+bedriegelijk gedachten, uit sluwe ondervinding gesproten, dat hij, die
+zich tot wanhoop veroordeeld weet en die niets te verliezen heeft dan
+het licht der zon, de macht heeft vele menschen te dwingen ten eigen
+baat, immers wie sterven wil kan beschikken over het leven van den
+koning; dat hij zich zelven niet begrijpende ook zijn lot niet kennen
+kon,&mdash;en dat er velen gelukkig werden die sterk genoeg waren om
+waarlijk te lijden en met daden te streven naar wat zij begeerden. Doch
+zijn hart bleef koel in de onwrikbare <span class="pagenum">[<a id=
+"pb99" href="#pb99" name="pb99">99</a>]</span>zekerheid, dat slechts
+het onverwachte schoon is en het ontvangen waard. De slapende vrouw
+daarginder beminde hem niet; hij had genoeg beleefd van vrouwen, die
+hij met opzet tot liefde behaagd had. Hij verkoos zijn hart
+onuitgesproken te laten met de dwalende hoop, dat het toeval, het
+heerlijk toeval, dat hij aanbad, Mevena&rsquo;s gelaat met lieven glans
+tot hem mocht keeren.</p>
+<p>Bij den dageraad nog lag hij, het hoofd in de hand geleund, in
+grillig gemijmer over zijn verleden. In zachtzinnig berouw en zedigheid
+dacht hij aan vervlogen mogelijkheden, aan vrouwen, die hem bemind
+hadden, of zij zich hem nog herinnerden.</p>
+<p>Het hoofd naar den denneboom keerend zag hij in den schemer daar
+beneden iets licht bewegen. Toen bezon hij zich, dat zij vroeg op reis
+zouden en stond op. De verschoten hemel was wijkend alom met zijn bloei
+van kwijnende starren; hier en daar dreven trage dampen over de
+bergtoppen, waarvan er sommige reeds in dauwig morgenlicht schenen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb100" href="#pb100" name=
+"pb100">100</a>]</span></p>
+<p>Tamalone zette zich aan het werk om vuur te maken en terwijl hij op
+zijn knie&euml;n over een stapeltje hout boog ontwaarde hij Mevena, die
+geruischloos bij hem stond. Zij glimlachte toen hij haar aankeek, en
+knikte. Achter haar zag hij door de wiegelende kruinen der boomen en
+over de glooiingen der bergen den gloed van den ochtend, en hij kreeg
+plotseling een gevoel, dat zijn leven een keer ging nemen.</p>
+<p>Mevena kwam dichter bij, haar zachte stem was het eerste geluid van
+den dag.</p>
+<p>&bdquo;Ik ga niet naar Siremonte. Ik zou nooit kunnen slapen door de
+gedachte, dat hij in &rsquo;t gevecht is&mdash;ik moet dichtbij hem
+zijn. Waar is hij heengegaan? Wilt ge mij naar hem toe brengen of als
+dat niet kan naar een stad niet ver van het leger? De reis zal mij niet
+vermoeien. Ik zal u niets meer vragen, maar breng mij dicht bij
+Rogier... o ge weet niet hoe blij ik zal zijn.&rdquo;</p>
+<p>Even zweeg ze, maar hernam met smeekende liefheid:</p>
+<p>&bdquo;Wilt ge dat doen, messer Tamalone?&rdquo;</p>
+<p>De klank waarmede zij zijn naam sprak <span class="pagenum">[<a id=
+"pb101" href="#pb101" name="pb101">101</a>]</span>gaf hem onverwachte
+vreugde, hij wenschte dat zij dien nog eens noemde.</p>
+<p>&bdquo;De keizer is in Toscane,&rdquo; antwoordde hij; &bdquo;bijna
+alle steden daar zijn gevaarlijk voor u. Maar ge hebt gelijk, het zou
+dwaas zijn een lange reis naar Siremonte te doen, het kasteel ligt
+misschien al in puin, want uw vader is daar natuurlijk het eerst gegaan
+om u te zoeken. Wij moeten naar een veilige stad, een goede stad waar
+men u niet kent. Pisa, wilt gij naar Pisa gaan?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Is dat dicht bij Rogier?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;De troepen van den keizer en hun bondgenooten zijn daar in
+het land. Het is wel drie dagen van hier, maar wij zullen rusten
+onderweg.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Neen, neen, drie dagen is niet lang, als we alleen &rsquo;s
+nachts rusten zullen we er eerder zijn. En ik zal daar ten minste
+tijdingen hooren. O, wat zijt ge goed, heer broeder,&rdquo; zeide ze
+terwijl ze plots zijn hand vatte en die lichtkens kuste.</p>
+<p>Hij trok zijn hand terug, boog met een tintelenden gloed op het
+gelaat over het hout en begon hard het smeulende vuur aan te blazen. In
+den rook, die toen opsteeg <span class="pagenum">[<a id="pb102" href=
+"#pb102" name="pb102">102</a>]</span>zag zij, dat hij tranen in de
+oogen kreeg en naast hem neder hurkend, met haar hand op zijn schouder,
+zeide zij lachend:</p>
+<p>&bdquo;Laat mij het aanmaken, gij doet zoo veel....&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Dan zal ik water gaan halen en de paarden zadelen. We moeten
+vroeg gaan.&rdquo;</p>
+<p>De lucht was nog koel toen zij vertrokken, rijdend in de sporen, die
+gisteravond Rogier en zijn ruiters hadden gemaakt. Uren lang daalden
+hun paarden met voorzichtige pooten over gesteenten stappend de bergen
+af en hield het moeilijk rijden hun aandacht. Toen zij eindelijk aan
+een smal wegje kwamen aan beide zijden met heesters begroeid, zagen zij
+de hoefsporen, waarnaar zij zich tot dusver hadden gericht, naar het
+zuiden gekeerd; doch de monnik achtte het raadzaam recht door te gaan,
+door een heuvelland welig van jong olijfgewas, dat in tallooze
+bladertjes het zonlicht dartelen deed.</p>
+<p>Mevena, kruiselings in het zadel, reed een halve lengte
+v&oacute;&oacute;r, zoodat Tamalone voortdurend naar haar kon kijken
+zonder <span class="pagenum">[<a id="pb103" href="#pb103" name=
+"pb103">103</a>]</span>haar oogen te ontmoeten. Onder haar pij zag hij
+een tenger been in groene kous tegen den flank van het paard, en onder
+haar schouders den kap die geregeld schokte op den smallen rug. Als hij
+zich oprichtte ontwaarde hij alom in zachtbewogen windgewarrel een
+eindelooze bladerenmenigte, die geen gezichteinder had dan de zonnig
+blauwe lucht. De eenzaamheid was hier grooter dan in de bergen. Hij
+voelde een neiging om niet verder te gaan, om stil te houden en in
+&rsquo;t zwellend genot van &rsquo;t oogenblik die lieve vrouw
+v&oacute;&oacute;r hem aanbiddend te streelen. Maar hij lachte even,
+licht verbaasd hoe in de eenzaamheid menschen elkander vertrouwen
+konden, en klopte den hals van zijn paard.</p>
+<p>Laat hielden zij stil bij eenige boomen, waar zij karresporen zagen.
+Zij besloten hier af te stijgen en onder de bloote lucht te
+overnachten. Voor hun eten gingen zij kastanjes zoeken, te zamen, want
+Mevena wilde haar deel hebben in de bezigheden. Ondanks hare
+vermoeidheid was zij zoo luidruchtig vroolijk, dat Tamalone zich
+telkens uit de bukkende houding oprichtte, <span class=
+"pagenum">[<a id="pb104" href="#pb104" name=
+"pb104">104</a>]</span>wanneer haar milde stem in de schemering van het
+gebladerte hem schertsend iets toeriep. De lucht scheen hem zachter
+hier dan in de bergen, er was een onnoemelijke behagelijkheid in dit
+lichtloos uur van den dag, in den geur van molmend hout, in het
+geritsel der dorre bl&acirc;ren die Mevena met den voet wegschoof, en
+luchthartig antwoordde hij haar geroep, zoodat het oud geboomte
+weerklonk van lachend hoog en diep geluid om beurt.</p>
+<p>Dan roosterden zij te zamen de kastanjes en Mevena, die lustig werd
+van het nieuwe leven onder den hemel, sprak gedurig met onverwachte
+guitigheid, lachte en vertelde van haar meisjesleven, zoodat ten leste
+Tamalone in zoete verrukking zweeg en luisterde, vergetend dat zij hem
+niet beminde.</p>
+<p>Toen zij te slapen gegaan was zat hij kalm alleen; hij hoorde het
+geluid harer jonge stem nog, doch in zijn hart ontloken weemoedige
+gevoelens weder, het geruisch van de bladeren en de stille starren
+herinnerden hem, dat hij evenzoo waakte gelijk den nacht te voren. Hij
+lei zich neder bij het smeulende hout en wachtte <span class=
+"pagenum">[<a id="pb105" href="#pb105" name="pb105">105</a>]</span>op
+den slaap, zijn oogen bleven echter open en zagen de starren
+vermeerderen. De dauw begon over den grond te dampen, slechts het
+geruisch van de bladeren der populieren wilde de fluisterende
+eenzaamheid niet verlaten en de duisternis duurde langen, langen
+tijd.</p>
+<p>Eindelijk verbleekte de lucht we&ecirc;r, de planeten hadden hun
+reis volbracht. Tamalone, die roerloos gelegen had, stond op om zijn
+leden te bewegen en het vuur weder aan te blazen.</p>
+<p>Dien dag was Mevena we&ecirc;r blijgezind, zij zong zelfs liedjes nu
+en de monnik, naast haar rijdende, luisterde met bestendigen glimlach
+of zong, daar zij er om vroeg, op zijne beurt ouderwetsche melodijen,
+die hij van vroeger nog wist. Zij was verrast en lachte veel. Tamalone,
+die bespeurde, dat hij haar lang aan kon zien wanneer zij in
+vroolijkheid gemeenzaam was, praatte aanhoudend en bij zijn
+gemoedelijke verhalen begon zij te zien, dat hij veel beminnelijker was
+dan zij te voren dacht. De naam van Rogier werd dien dag niet genoemd.
+<span class="pagenum">[<a id="pb106" href="#pb106" name=
+"pb106">106</a>]</span></p>
+<p>Zij stegen zeer vermoeid bij een groen korenveld af, waar Mevena
+ging liggen in een paadje tusschen twee akkers. Ook de klerk sliep
+weldra. Doch toen hij wakker werd in den nacht was het een vale
+duisternis en hij kon het meisje niet zien. Hij hoorde niets ofschoon
+hij meende dicht bij ingeslapen te zijn. En nu hij ongerust werd sprong
+hij op, liep op den tast in de richting waar hij dacht dat zij was, tot
+hij eindelijk we&ecirc;r haar lichten adem hoorde. Toen liep hij eenige
+passen terug en lei zich we&ecirc;r ne&ecirc;r om te slapen.</p>
+<p>Des morgens opende hij zijn oogen en ontwaarde schier naast hem
+Mevena in zittende houding, alsof ook zij juist was ontwaakt. Haar
+gelaat, dat zeer bleek was, glimlachte.</p>
+<p>&bdquo;Wij zijn laat,&rdquo; zeide ze.</p>
+<p>Tamalone bloosde en stond bedremmeld op.</p>
+<p>In blakende zonnewarmte reden zij zwijgend naast elkander den derden
+dag. Mevena dacht aan den minnaar en aan de naderende stad; de monnik
+keek haar dikwijls van ter zijde aan, verontrust over de <span class=
+"pagenum">[<a id="pb107" href="#pb107" name=
+"pb107">107</a>]</span>bleekheid van haar gezicht. Hij vroeg met lieven
+aandrang soms of zij rusten wilde, doch zij antwoordde ongeduldig dat
+zij niet moede was, en beiden reden door, het snuiven en kleppen der
+goede paarden was het eenig geluid. Uren lang volgden zij den oever van
+een diep liggend riviertje den stroom afwaarts, er scheen aan den loop
+van het gerimpeld water geen einde te komen, en de dag was vermoeiend
+en lang. Bij wijlen zeide zij iets, een onverschillig woord om de
+stilte te breken, maar hare stem was buigingloos en Tamalone antwoordde
+even kort of met een knik. Slechts de verschijning van een enkel
+landman, die eerbiedig groetend langzaam voorbijging, bracht hun
+verdwaalde gedachten terug voor een oogenblik; zij wisselden dan eenige
+woorden en herhaalden hun afspraak wat zij uit voorzichtigheid doen
+zouden in de stad.</p>
+<p>Eindelijk, toen zij aan hun rechterhand in de lucht de torens van
+een burcht zagen rijzen, begonnen hun paarden moeilijk te stijgen, zij
+kwamen in de Pisaansche bergen. Verderop bemerkten zij in de lage
+<span class="pagenum">[<a id="pb108" href="#pb108" name=
+"pb108">108</a>]</span>verte daken en torens en hier en daar kleine
+lichtjes. Mevena reed nu met opgericht lijf, de monnik zag haar oogen
+groot en strak geopend, zij had de lippen vastgeklemd; de avondbries,
+van regen en zeelucht vochtig, deed de wijde mouwen van haar pij
+zachtjes fladderen.</p>
+<p>Toen zij de poort bereikten, waar bij een lantaarn twee wachters
+soezend zaten te mompelen, was de nacht drukkend van duisternis. Een
+der paarden hinnikte helder en luid, van een toren zeer nabij klonk een
+zware klok.</p>
+<p>In de straten waren de luiken en deuren der huizen gesloten.
+Tamalone, die de beide paarden bij de teugels leidde, liep behoedzaam
+in den donker zoekend en had zijn aandacht op den hobbeligen weg
+gevestigd. Op eens hoorde hij een snik en een val, Mevena&rsquo;s paard
+stond stil. Met een kreet bukte hij neder tusschen de pooten, hij wilde
+schreeuwen, maar sloot dadelijk zijn lippen weder. Bevend zorgvuldig
+nam hij haar lichaam in zijn arm, aan den andere leidde hij de dieren
+voort. De duisternis was loom en stil, <span class="pagenum">[<a id=
+"pb109" href="#pb109" name="pb109">109</a>]</span>slechts een
+venstertje, dat geopend werd, knerste.</p>
+<p>Aan de rivier voor een laag huisje bleef hij staan; hij klopte aan
+de deur en terwijl hij wachtte hoorde hij het stroomende water klotsen
+tegen den wal. Een man met een lamp deed open en zeide:</p>
+<p>&bdquo;Oh&eacute;!&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Houd de paarden vast, ik heb hier een zieke. Geef mij de
+lamp, dan kan ik naar boven gaan, gauw.&rdquo;</p>
+<p>Langs een nauwe trap droeg hij Mevena in een vertrekje, met houten
+wanden en een hellende zoldering; daar legde hij haar neder op wat
+stroo in den hoek en zette het licht op den vloer. Hij ging snel heen
+en kwam snel we&ecirc;r terug met wijn en brood. Toen hij haar
+voorhoofd, waar een streepje bloed op lag, gewasschen had herkreeg zij
+haar bewustzijn en glimlachte en bij dien glimlach zuchtte hij
+diep.</p>
+<p>In een kamer beneden werd gepraat. Zij trachtte zich op te richten,
+doch daar dit haar pijn deed lei zij haar hoofdje gelaten we&ecirc;r
+ne&ecirc;r en nam Tamalones hand. Zich voorover buigend gaf hij haar te
+<span class="pagenum">[<a id="pb110" href="#pb110" name=
+"pb110">110</a>]</span>drinken uit een kroes&mdash;de een noch de ander
+had een enkel woord gesproken, maar bij &rsquo;t rossig licht, terwijl
+zij dronk, zag hij in haar oogen die tot hem opgericht waren een glans
+van verwonderde innigheid en hij had een meewarig gevoel, dat dit
+meisje even eenzaam was op de wereld als hij zelf en geen ander
+verzorger had dan hem.</p>
+<p>Na een wijle liet hij haar in donker alleen. Beneden werd de deur
+eener kamer voor hem geopend, waar bij een walmende pit drie mannen aan
+een tafel zaten te spelen, landgenooten, die hem met nieuwsgierige
+blikken begroetten. Hij lachte gemoedelijk, zette zich bij hen aan de
+tafel, ledigde een grooten beker bier en, terwijl hij de kaarten opnam
+die hem toegedeeld waren, begon hij zijn wederwaardigheden te
+vertellen, echter zonder van zijn geheime gedachten te spreken.
+<span class="pagenum">[<a id="pb111" href="#pb111" name=
+"pb111">111</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch9" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e986" class="main">9</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Het kasteel was op een rots gebouwd, aan den voet door
+een groot woud omringd. Onder het geboomte en aan den oever der smalle
+rivier oostwaarts lagen de troepen in vier kampen verdeeld, en ofschoon
+de herfst al naderde wachtten zij de overgave der belegerden af, want
+in het slot werd reeds gebrek geleden.</p>
+<p>De afdeeling van Rogier had zich op de helling naar het water
+gelegerd, achter een bosschage voor het schiettuig der vijandelijke
+wallen beschut.</p>
+<p>Het werd al weken, dat iederen ochtend de mannen onder de boomen hun
+blikken naar den wachttoren richtten van &rsquo;t slot, of er een
+teeken was dat de edelen daarbinnen het opgaven; koude winden begonnen
+<span class="pagenum">[<a id="pb112" href="#pb112" name=
+"pb112">112</a>]</span>buiig door het woud te gieren, wijl wolken
+haastig aan den hemel dreven. De soldaten werden ongeduldig en de
+aanvoerders verveelden zich.</p>
+<p>Rogier liep soms uren doelloos om, langs het stroompje naar het
+gehucht, of aan den anderen oever waar een holle weg door dichte
+bosschen steeg. Het was altoos halfdonker in dien weg, de boomen aan de
+banken groeiden hoog naar boven waar hun takken samen warden en hun
+stammen waren beneden verborgen in duisteren groei van struiken. Hier
+wandelde hij dikwijls heen en dacht aan Mevena en aan zijn goeden
+vriend den monnik.</p>
+<p>Eens toen hij dien weg besteeg bemerkte hij, dat het zeer donker
+werd, doch zich omkeerende zag hij beneden in de opening van het loof
+nog het daglicht. Hij stond een wijle stil. Door het kletterend
+geruisch hoog boven hem begreep hij, dat er een zware regen viel.
+Terwijl hij gedachteloos luisterde werd zijn aandacht getrokken door
+een gerucht van hijgen, een vrouw kwam haastig den weg afdalen. Dicht
+bij <span class="pagenum">[<a id="pb113" href="#pb113" name=
+"pb113">113</a>]</span>hem stond zij eensklaps stil. Hij boog zich naar
+voren om haar gelaat te zien, zij schrok, week achteruit en ijlde
+gillend in het schemerduister naar beneden. Rogier liep haar na en waar
+de boomen niet meer waren kon hij haar duidelijk voor zich zien; met
+beide handen hield zij den rok op, haar bloote beenen bewogen zeer snel
+en zij keek telkens om. Toen zij in den regen kwam zwenkte ze naar
+rechts, waar ze in &rsquo;t lage hout verdween.</p>
+<p>Rogier zocht in het struikgewas, het water dat op zijn warm gelaat
+viel verbaasde hem, en hij liep langzaam terug onder de boomen. En
+gedurende het eentonig ruischen herinnerde hij zich, op eens licht
+bevreemd, hoe hij ook in den regen had gestaan op een nacht met
+Mevena.</p>
+<p>De herinnering werd levendig van ontroering, wier gloei hem
+streelend verontrustte en hem Mevena&rsquo;s aanwezigheid duidelijk
+warm nu voelen deed. Vaak had hij naar haar verlangd en wat hij thans
+ervoer was weder de onwe&ecirc;rstaanbaar wassende zekerheid, dat hij
+haar beminde, dat zij alleen het was wat hij begeerde. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb114" href="#pb114" name="pb114">114</a>]</span>Het
+was dwaasheid de natte dagen wachtend door te brengen in dit verlaten
+oord, terwijl daarginder op zijn slot de liefste vrouw met groote oogen
+uitkeek of hij komen zou. Hij wilde dadelijk heengaan, dien zelfden dag
+nog.</p>
+<p>Hij veegde zich het voorhoofd, de regen, die door de bladeren
+kletterde had hem doornat gemaakt, de witte pluim van zijn muts hing
+druipend ne&ecirc;r.</p>
+<p>Hij bedacht, dat hij zich geen vijanden kon maken onder de
+bondgenooten van den keizer, Romano zou de eerste zijn dien hij te
+duchten zou hebben. En toen deze overweging hem duidelijk werd was het
+ongeduld naar Mevena gevlucht, zijn verbeelding was koel en verbleekt,
+slechts een flauwe ontevredenheid bleef in zijn gemoed.</p>
+<p>Hij luisterde naar het gestadig suizen in het gebladert, zag dan
+naar de lucht en den regen en dacht aan de deerne van daarstraks.</p>
+<p>De dag was opgeklaard toen hij terug kwam in &rsquo;t kamp. Rondom
+de groote rookende vuren verdrongen zich de soldaten <span class=
+"pagenum">[<a id="pb115" href="#pb115" name="pb115">115</a>]</span>met
+hun kleederen dampend in de uitgestrekte handen; zij waren naakt,
+duwden elkander en lachten luidkeels. Carolus stond voor de tent met
+droog buis en hozen voor den kapitein, die lachte van voldoening.</p>
+<p>De soldaten kleedden zich we&ecirc;r en dronken uit hun ketels, er
+roesde in het nuchter licht een jolig gedruisch onder het nat glimmend
+groen.</p>
+<p>De vuren in de andere kampen gaven de lucht een wijden onzekeren
+gloed, toen een man in steedsche dracht aankwam. Hij bracht een brief
+van Tamalone. De monnik schreef, dat Mevena naar Pisa was gegaan door
+groot verlangen gedreven en niet naar het slot, en dat hij haar ziek in
+die stad had gedragen daar zij van haar paard was gevallen; doch dat
+zij thans we&ecirc;r beter was. Zij liet vragen of zij in het kamp
+mocht komen, voor een kort oogenblik slechts, zij zou we&ecirc;r
+aanstonds vertrekken.</p>
+<p>Rogier, met een warm gelaat en driftig aan zijn knevel morrelend,
+gaf bevelen en ging heen. Carolus zag hem met groote <span class=
+"pagenum">[<a id="pb116" href="#pb116" name=
+"pb116">116</a>]</span>stappen zich verwijderen, de witte pluim danste
+snel in den schemer langs de boomen. Het was zeer stil, bij den
+verwaaiden rook daarginds in &rsquo;t kwartier bromden de soldaten in
+slaperigen deun. Terwijl hij langzaam liep hoorde hij sluipende passen
+achter zich en zich omkeerende herkende hij Walid aan zijn baard en
+gelen hoofddoek; hij liep schielijk verder.</p>
+<p>In de tent van den koning werd Rogier luidruchtig begroet, er was
+licht van drie lampjes. De koning, met blonde krullen en lachend blauwe
+oogen, bij een tafeltje gezeten met de edelen, hief zijn hand hoog op
+en riep Rogier naast zich. Dan speelden zij door.</p>
+<p>Rogier dronk bij kleine teugjes, nam aarzelend de steenen in zijn
+hand, maar begon toen te spreken, zeggend dat hij nog dien avond het
+kamp moest verlaten. De koning antwoordde schertsend, deed de steenen
+rollen en schoof de gewonnen munten naar zich toe, doch toen Rogier
+ernstig doorging te praten, zeide hij bedaard, dat zij hem niet konden
+laten gaan wijl de vreemde soldaten vooral op hem <span class=
+"pagenum">[<a id="pb117" href="#pb117" name=
+"pb117">117</a>]</span>vertrouwden. Op de vraag wat hem tot zijn
+onverwacht besluit had gebracht kwam geen antwoord; de koning werd toen
+boos en allen zwegen.</p>
+<p>De bekers werden zwijgend volgeschonken, de dobbelsteenen buitelden
+we&ecirc;r over de tafel, de avond verging als de vorige.</p>
+<p>Toen Rogier, door wijn bedwelmd, laat aan zijn tent kwam vond hij
+den brigadier daar, die met een mantel over zijn hoofd gehurkt zat te
+dutten&mdash;hij stond op, verbaasd dat het nog donker was. Hij had het
+bevel om een paard in gereedheid te houden niet gehoorzaamd en
+zeide:</p>
+<p>&bdquo;Ik heb de paarden niet gezadeld.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Vroeg wakker. Er wordt gevochten, maar zeg er niets
+van.&rdquo; En zijn meester ging binnen.</p>
+<p>Carolus stond nog een tijd te staren, tot hij rilde van ko&ucirc;,
+toen zocht hij zijn slaapplaats bij Walid op. Doch hij was we&ecirc;r
+vroeg op en vond Rogier overeind met den brief van den monnik in de
+hand. En zij maakten een plan om het slot te verrassen voor de andere
+kampen het merkten, ook Walid was er bij. <span class="pagenum">[<a id=
+"pb118" href="#pb118" name="pb118">118</a>]</span></p>
+<p>Het was een koele zonnige dag met doorschijnige wolken. De
+schildwachten op de torens zagen in de omringende kampen de vuren
+gestookt en de soldaten in hun dagelijksch werk. In den middag terwijl
+hun blikken gericht waren op de tenten aan de rivier, waar de vijanden
+lui onder boomen lagen, schrokken zij hevig en bliezen alarm: beneden
+hen, aan de poort, stonden wel honderd man met felle wapens vlak tegen
+den muur. Op de kanteelen toeterden hoorns, hoorns toeterden binnen, er
+ging verward geroep en uit de spiegaten werd al geschoten op de
+oosterlingen, die in de schaduw tusschen de torens kalm een stapel
+bouwden...</p>
+<p>En toen de rook wegdreef voorbij de blauwe lucht waren de hoorns en
+&rsquo;t geroep we&ecirc;r stil, er lagen dooden verspreid op de
+mossige keitjes van den hof, waar de zon rustig scheen, Carolus waakte
+met zijn soldaten bij de verslagen vijanden in een groep.</p>
+<p>Een poosje later kwam op zijn glimmend ros de koning lachend binnen
+rijden en Rogier ziende, wiens gelaat en kleederen <span class=
+"pagenum">[<a id="pb119" href="#pb119" name="pb119">119</a>]</span>rood
+waren van bloed, steeg hij af, drukte hem de hand en zeide toornig, dat
+minstens vijf edelen het boeten zouden.</p>
+<p>Des avonds zaten de aanvoerders in de hal van &rsquo;t slot aan een
+maal met talrijke lichten. De koning dronk ter eere van Rogier en zeide
+beminnelijk, dat hij hem ook thans niet kon laten gaan, doch dat hij
+hem den volgenden dag reeds naar den keizer wilde voeren, die alleen in
+staat was hem de eer te geven welke hij verdiende. De bekers klonken,
+de aanvoerders riepen luid, Rogier had een blos en glanzende oogen.</p>
+<p>Met open mond stond Carolus te luisteren, Walid knikte zijn hoofd
+verscheiden keeren. <span class="pagenum">[<a id="pb120" href="#pb120"
+name="pb120">120</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch10" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e1059" class="main">10</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Mevena was langzaam beter geworden, maar de monnik
+vergunde haar nog niet het klein kamertje onder het dak te verlaten.
+Hij had een peluw voor haar gekocht en een tafel geplaatst voor het
+raampje, dat uitzag op de kade.</p>
+<p>Daar zat zij den heelen dag met lieve gedachten door de ruitjes
+kijkend&mdash;links verdween de rivier in scherpe bocht juist onder de
+koepelkerk, met stellingen en ladders; v&oacute;&oacute;r haar en
+rechts voeren scheepjes in den zonnig gerimpelden stroom, op de kade
+wemelden mannen en vrouwen die druk met koopwaar sjouwden, sommigen
+leunden pratend over den wal; ginds, voorbij de brug, blonk de
+zuiderlucht ijler boven spichtige masten en half-gereefde <span class=
+"pagenum">[<a id="pb121" href="#pb121" name=
+"pb121">121</a>]</span>zeiltjes en in de verte schitterde een vergulde
+torenspits. Het marktgewoel was een nieuw gezicht voor haar, aandachtig
+zag zij naar al wat gebeurde. De liederen, die beneden een man van den
+vroegen morgen zong en het tierelieren van een vogel in een kooi onder
+&rsquo;t venster, klonken aanhoudend door het geroezemoes van buiten en
+maakten de wereld vol zoet rumoer.</p>
+<p>V&oacute;&oacute;r zij van het bed mocht opstaan had zij in haar
+koortsen aan niets anders gedacht dan naar het kamp te gaan. De bode
+was teruggekeerd met een langen brief van lieve woorden, waarin Rogier
+beloofde, dat hij over twee, drie maanden zou komen. Tamalone bracht
+haar dien brief terwijl zij voor het venstertje zat en toen hij hem
+voorlas voelde zij een ongekende rust over zich komen, die duurde nadat
+de lezende stem weer zweeg.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1070" title="Bron: Sints">Sinds</span>
+dien morgen was zij altoos vroeg opgestaan om de eerste menschen op de
+kade te zien komen en bij het prille daglicht we&ecirc;r verheugd aan
+den geliefde te denken. Zij verwonderde zich wel hoe <span class=
+"pagenum">[<a id="pb122" href="#pb122" name=
+"pb122">122</a>]</span>vreemd het was, dat het verlangen van kort
+geleden haar verlaten had, nadat zij beter was geworden; hoe vreemd,
+dat zij niet meer begeerde naar hem toe te gaan, maar liever hier in de
+veilige zorg van Tamalone op hem wachtte; zij mijmerde vaak daarover in
+stil gemoed, starend naar de rozige lucht en de we&ecirc;rkaatsing in
+de rivier, tot het geroep van vroege schippers of de uitbundigheid van
+den vogel aan den muur haar gedachten we&ecirc;r stoorden. Toch wist
+zij zoo zeker, dat zij meer van hem hield, en met een glimlach keek zij
+naar de lieden, die kwamen en die zij begon te herkennen aan hun dracht
+of gestalte.</p>
+<p>In het eerst liet Tamalone, die nu fraaie hozen en een buis van
+groen fluweel droeg, haar veel alleen, doch zij hoorde dikwerf zijn
+stem beneden. Eindelijk, na weken toen de menschen op straat zich met
+wol en bont begonnen te kleeden, kwam hij zeggen, dat zij haar kamertje
+uit mocht; zij was in een arm huis maar, zeide hij, doch zij zouden
+allen goed voor haar zijn, dat zij zich tevreden gevoelde.</p>
+<p>De kamer, die zij binnentrad was laag, <span class="pagenum">[<a id=
+"pb123" href="#pb123" name="pb123">123</a>]</span>met een vierkant
+raam, waar dorrende wingerd voor hing, en buiten was een plaats met
+vaten en kisten. Drie mannen stonden naast elkander tegen het licht. De
+broeder zeide, dat het zijn vrienden waren en noemde hun namen: Simon,
+Josse, en Baldo die nog zeer jong was. Zij keken haar zwijgend aan. Bij
+den haard lagen twee katten en een langharige hond met zijn tong uit
+den bek. Mevena zette zich bij de dieren neder om hen te aaien, en toen
+liepen de mannen de kamer we&ecirc;r uit.</p>
+<p>Simon had thans een winkel in scheepsproviand, zijn broeder Josse en
+diens zoon waren pasteibakkers. Zij hadden hun land verlaten wegens de
+ketterijen, in den tijd toen ook Tamalone Frankrijk verliet. Dat was al
+tien jaar geleden, maar nog altoos spraken zij &rsquo;t liefst over
+oude vrienden thuis en benijdden zij Tamalone, wanneer hij somwijlen op
+zijn reizen was terug geweest in &rsquo;t vaderland en hun van
+welbekende dingen vertelde.</p>
+<p>Bij het maal werd weinig gesproken, alleen de monnik zei nu en dan
+iets, Mevena gaf den dieren stukjes uit haar <span class=
+"pagenum">[<a id="pb124" href="#pb124" name=
+"pb124">124</a>]</span>bord; soms moest een der mannen opstaan als er
+een klant aan de voordeur riep.</p>
+<p>Toen de borden van de tafel waren en de drie mannen de kamer
+we&ecirc;r hadden verlaten, lei Mevena haar hand op Tamalones schouder
+en vroeg vertrouwelijk lachend of zij nu ook naar buiten mocht gaan.
+Hij had reeds een blauwen mantel voor haar gekocht, met een kap, zooals
+de koopvrouwen droegen; toen hij dien ophield schaterde zij plotseling
+luid uit zoodat de hond kwispelend opsprong en Tamalone me&ecirc;
+lachen moest. Zij trok hem aan, hij zette een nieuwe kaproen met roode
+banden op, en beiden gingen de straatdeur uit, met den hond die
+blaffend in de menigte wegliep; bij een stapel gebak waar jongens
+stonden te kijken, zat Simon voor zijn winkel te zingen en te naaien en
+knikte lachend.</p>
+<p>Zij liepen door &rsquo;t gewemel langs de kade en sloegen links de
+nauwe straat in, waar de torens hoog boven de huizen rezen; daar was
+het nog drukker, de uitstallingen der winkels vulden de geheele straat
+met verscheidenheid van waren; er liepen ook <span class=
+"pagenum">[<a id="pb125" href="#pb125" name="pb125">125</a>]</span>vele
+voorname vrouwen met juweelen aan de handen, die heur slepen ophielden
+en met de kooplieden praatten. Zonnige wolken gingen hoog boven de
+daken, de wind deed de kleederen der menschen wapperen. Mevena had nog
+nooit zoo&rsquo;n drukke straat gezien en zoovele dingen welke zij niet
+kende, zij was blijde daar te loopen en hield herhaaldelijk Tamalone
+staande, die haar van alles vertellen moest.</p>
+<p>Zij had een blos op de wangen toen zij vermoeid thuis kwam en
+zuchtend op een bankje in den winkel ging zitten tusschen manden,
+kisten en kruiken. Josse kwam daar met een blad versch dampende koeken
+binnen en bood er haar met een buiging van aan.</p>
+<p>Na dien eersten keer ging zij dagelijks met Tamalone wandelen,
+somtijds buiten de muren, doch meestal in de stad door de drukke
+buurten of de smalle groene straatjes, terwijl zij met lachende
+gezichten elka&ecirc;r vertelden of een liedje voorzongen. Het waren
+telkens nieuwe morgens met nieuwe vroolijkheid. Tamalone dacht dikwijls
+hoe gelukkig hij met haar was, haar oogen zagen hem altijd zoo vrij en
+glinsterend aan. <span class="pagenum">[<a id="pb126" href="#pb126"
+name="pb126">126</a>]</span></p>
+<p>Op een dag, nadat zij hare verwondering reeds eenmaal verzwegen had,
+vroeg ze waarom hij zijn pij niet droeg en wanneer hij naar zijn
+klooster terug moest keeren. Een oogenblik zweeg hij, maar antwoordde
+met opklarend gezicht, dat hij bij haar blijven wilde zoolang zij
+alleen was en praatte vlug over andere dingen door, zoodat zij haar
+vraag vergat. En dit was de eenige keer, dat zij over zijn heengaan
+sprak, want wanneer zijn fraaie kleederen er haar aan herinnerden, dat
+hij eigenlijk een klerk was en haar nieuwsgierigheid wekten, zweeg
+zij&mdash;zij wilde niet gaarne meer buiten hem en vreesde hem te
+grieven. Tamalone echter wist wel waarom zij soms zonder spreken naar
+zijn roode kaproen keek en dan ontwaakten gedachten, die hem stil
+maakten in &rsquo;t gemoed en met verdrietige onrustigheid wederkeerden
+wanneer hij alleen was &rsquo;s nachts op zijn bed.</p>
+<p>Mevena zat meestal beneden wanneer de mannen in de kamer waren; de
+eerbiedige behandeling van den eersten tijd liet zij zich schertsend
+gevallen en bedacht <span class="pagenum">[<a id="pb127" href="#pb127"
+name="pb127">127</a>]</span>onderwijl allerlei om hen te behagen. Josse
+en Simon kwamen al glimlachend binnen wanneer zij daar was; zij bleven
+na het avondeten thuis en zaten in &rsquo;t karig licht vergenoegd aan
+de tafel naar haar te kijken en te praten. De jonge Baldo, die wel met
+meiskes uitging, kwam dan jolig terug en speelde dartele wijzen op zijn
+viool; soms zongen de ouden om beurten mede, met glimmende oogen. Het
+tenger meisje bij het haardvuur gezeten luisterde met open lippen, zich
+gelukkig voelend in dit laag vertrekje vol uitbundigheid van
+mannengeluid.</p>
+<p>De dagen gingen voorbij en werden kouder. Simon en Josse hielden
+veel van Mevena en dachten niet aan den tijd wanneer zij heen zou gaan;
+zij zelve sprak er nimmer over, noch over hem die in het leger was en
+Tamalone had geen andere gedachte dan voor haar te zorgen en haar te
+behagen. Hij kleedde zich hoe langer zoo fraaier en kwam dikwijls met
+nieuwe sieraden thuis. De gebroeders hadden er al samen over gesproken
+hoe zeer hij veranderd was: kleurige kleederen <span class=
+"pagenum">[<a id="pb128" href="#pb128" name=
+"pb128">128</a>]</span>droeg hij, met glansen, hij schoor zijn kin en
+krulde zijn kneveltje gelijk een edelman. Zij wisten niet hoe hij aan
+&rsquo;t geld kwam om zulke kostbaarheden te koopen, maar zij waren al
+jaren gewoon hem na poozen van groot gebrek eensklaps rijk te zien; ook
+hadden zij gehoord dat hij veel in de huizen van voorname lieden kwam,
+en zij vonden hem een wonderlijk man.</p>
+<p>Op een avond, toen Mevena vroeg naar boven ging, was de monnik, die
+onder het gezang van Baldo stil voor zich had gekeken en uit was
+gegaan, nog niet terug. De broeders besloten te wachten tot hij kwam en
+zaten ter wederzijden van het vuur over Mevena te praten. De ruitjes
+klepperden grillig in &rsquo;t raam door de vlagen van den wind; achter
+het huis sloeg de torenklok dreunend het uur van den nacht, die stiller
+werd naarmate de mannen langer wachtten.</p>
+<p>Tamalone doolde in de stad rond, dicht in zijn mantel gehuld voor de
+koude. Hij had dien avond gezien, dat Mevena een kind moest krijgen, en
+hij had zich herinnerd <span class="pagenum">[<a id="pb129" href=
+"#pb129" name="pb129">129</a>]</span>hoe hij haar uit het huis van haar
+vader naar het kamp in de bergen gevoerd had, toen hij nog niet wist
+dat hij van haar hield. Een kranke ontroering was over hem gekropen
+toen hij gewaar werd dat hij de laatste weken in droomende wenschen
+geleefd had, hij die heel zijn zorgeloos leven zijn avonturen had laten
+komen zoo zij wilden, wel wetend dat er voor &rsquo;t innig verlangen
+slechts wanhoop was&mdash;hij had zich in het huis van Simon een
+vreemdeling gevoeld in zijn zwierige kleederen. Den nacht van hun
+vlucht ook had hij zich duidelijk herinnerd en de gouden kronen, die
+haar vader hem had gegeven&mdash;toen had hij zich ge&euml;rgerd aan
+die vrouw die hem nooit zou begrijpen en hij was zonder spreken de deur
+uitgegaan.</p>
+<p>Het was overal donker, slechts de ruitjes der taveernen waren
+verlicht, in de huizen schenen de menschen te slapen en Tamalone liep
+met tintelende wangen geheel alleen in den nachtwind, die suizend woei
+door de verlaten straten. Hij hoorde zijn haastige voetstappen, waar
+hij zoo vaak naar geluisterd had op zijn eenzame tochten, <span class=
+"pagenum">[<a id="pb130" href="#pb130" name="pb130">130</a>]</span>de
+wind deed hem diep ademen en hij voelde zich opgewonden door begeerte
+om den ganschen nacht te loopen waar de wegen hem voeren mochten, om
+weder als van ouds te dolen door &rsquo;t land van stad tot stad.</p>
+<p>Op het domplein stonden in donker groepjes mannen te praten, een
+enkele dronkaard liep in zichzelf gekeerd te zingen op lijzigen toon.
+Tamalone ging een herberg binnen, dronk in eenen teug den beker ledig
+en liep onbezorgder verder in den nacht, zijn open mantel wapperde vrij
+van zijn rug. Blijdschap deed hem nu haastiger gaan, hij had de
+heerlijke doellooze vrijheid weder van te zwerven onder vreemde
+menschen. Morgen, morgen wanneer de poorten open waren zou hij de stad
+uit gaan, hij was er reeds lang geweest. In zijn verbeelding zag hij
+Mevena alleen, in het huis van Simon eerst, later terug bij den man in
+het leger; het waren slechts stille beelden welke hij zag, zij
+ontroerden hem niet.</p>
+<p>Met een glimlach herinnerde hij zich hoe hij nog dien zelfden
+morgen, terwijl <span class="pagenum">[<a id="pb131" href="#pb131"
+name="pb131">131</a>]</span>hij naar haar witte handen keek, met
+innerlijk schreien had gedacht waarom zij <span class="corr" id=
+"xd20e1125" title="Bron: h&ecirc;m">h&egrave;m</span> niet beminde, die
+haar nooit verlaten zou hebben en met wien zij gelukkig zou wezen. Het
+was heerlijk een vrouw lief te hebben zooals hij haar liefhad, maar hij
+wist, dat zij weldra heen zou gaan, voor goed zou gaan, zoodat hij haar
+nooit meer weder zou zien. Hij hoefde niet langer te blijven in
+&rsquo;t huisje aan de rivier, waar hij zich vervelen zou, nu de
+begeerte was teruggekomen naar het land en den open hemel, naar steden
+waar hij nooit was geweest en nieuwe menschengezichten. Hij kon haar
+gerust verlaten, zij was veilig bij Simon en Josse en zou niet naar hem
+vragen. En hij, zou hij niet gelukkiger zijn zoo hij slechts aan haar
+denken kon?</p>
+<p>Met lustige schreden liep hij in onbekende buurten, langs wegen waar
+huizen in aanbouw waren; een eind verder op een open plek zag hij
+onduidelijk den omtrek van een galg tegen de lucht, hij lachte even,
+met een dwaas gebaar, en bleef staan om te zien of er iemand hing, maar
+het was te donker. Hij merkte nu, dat het <span class="pagenum">[<a id=
+"pb132" href="#pb132" name="pb132">132</a>]</span>koud was, stampte op
+den grond en blies in zijn handen.</p>
+<p>Terwijl hij voortliep bedacht hij dat het dwaas zou zijn den
+ganschen nacht te dwalen, indien hij in den morgen op reis wilde gaan;
+hij besloot naar huis te keeren, en lang te slapen.</p>
+<p>De deur stond aan en binnen vond hij Simon, die alleen nog op was,
+slapend met het hoofd in de armen op de tafel; nevens hem stond een
+ronde kruik met bier, de katten lagen voor het smeulend vuur te
+spinnen. Simon, met zijn vuisten in zijn oogen wrijvend, vroeg waar hij
+geweest was, doch Tamalone antwoordde niet, dronk uit de kruik en zette
+zich bij het vuur. Hij wist, dat de goede Simon al sedert hun
+kloosterjaren hem genegen was, dat hij de eenige was die om hem gaf;
+hij vroeg hem nu nog een oogenblik op te blijven terwijl hij zich
+warmde en zijn bier dronk. Zij zaten elkander zwijgend en vriendelijk
+aan te kijken, de torenklok sloeg met ernstigen klank. Eindelijk stond
+Simon op, zeide dat Tamalone toch een zonderling man was en blies de
+pit uit. <span class="pagenum">[<a id="pb133" href="#pb133" name=
+"pb133">133</a>]</span></p>
+<p>Op zijn bed in de deken gewikkeld, voelde Tamalone zijn voeten nog
+prikkelen van het loopen en voor hij zijn gedachten in behaaglijken
+slaap verloor, rees er onverwacht &eacute;&eacute;ne nog in
+verschietende klaarheid: hij had haar lief zoo z&eacute;&eacute;r, dat
+haar wederliefde hem niet gelukkig zou maken.&mdash;</p>
+<p>Laat in den dag stond hij op. Mevena zat geduldig te wachten om met
+hem uit te gaan naar hun gewoonte. Hij was op het punt haar zijn
+besluit van gisteravond te zeggen, doch haar oogen waren zoo vroolijk,
+dat hij wel terug moest glimlachen en haar niet te leur wou stellen.
+Hij kon evengoed in den avond vertrekken.</p>
+<p>Het was een blanke, frissche dag; de menschen in de straten zagen
+opgeruimd en bloosden van de koude. In het begin van hun wandeling
+luisterde Tamalone zonder antwoord naar wat zij zeide. Zij liepen
+langzaam en bleven dikwijls voor de winkels staan; aan den overkant van
+&rsquo;t water gingen zij door groententuinen en hij werd van
+lieverlede spraakzaam. Dan vertelde hij haar zijn voornemen om heen te
+gaan, daar zij veilig was bij zijn vrienden. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb134" href="#pb134" name="pb134">134</a>]</span>Een
+poosje gingen zij zonder spreken voort met gebogen hoofden; toen zij
+hem aankeek zag hij, dat zij groote tranen in de oogen had&mdash;hij
+schrok en wilde haar hand kussen... met teeder lieve stem zeide hij,
+dat hij bij haar zou blijven als zij wilde. Zij keek hem aan, verblijd,
+en knikte,&mdash;Tamalone ademde dieper van heerlijkheid, door het nat
+zijner opgeslagen oogen zag hij den hemel in prachtige klaarheid, hij
+dacht dat zij zijn hart nu w&egrave;l begreep. Opgewekt spraken zij
+toen over andere dingen en gingen in vertrouwelijkheid naast elkander,
+de heldere zon scheen over het groen aan hun voeten. Zij liepen nog
+hier en daar en Tamalone wees haar hoevele menschen er dien dag hun
+beste kleederen droegen.</p>
+<p>Thuis dien avond bij het licht der koperen lampjes was er weder
+geluid van liederen; Baldo sprak over het onrecht waarmede de groote
+heeren regeerden en Tamalone deed een schoon verhaal van ridders en
+lieflijke vrouwen terwijl Mevena met groote oogen, haar gelaat in haar
+handen voorover geleund, en de brave mannen rustig ademend
+luisterden.&mdash; <span class="pagenum">[<a id="pb135" href="#pb135"
+name="pb135">135</a>]</span></p>
+<p>De dagen vloden heen, de winter was gekomen. Des morgens vroeg zat
+Mevena nog steeds voor haar venstertje te wachten op Rogier, bij de
+mannen beneden noemde zij nimmer zijn naam. Tamalone wist wel waar zij
+altoos in stilte aan dacht, doch het maakte hem niet verdrietig, hij
+voelde in nederigheid, dat iedere dag al vreugde was en om wat komen
+zou haalde hij de schouders op.</p>
+<p>Toen het reeds Kerstmis geweest was ging Josse op een Zondag na den
+kerkdienst met haar wandelen en vertelde haar, dat zijn broeder beloofd
+had een wieg voor haar te maken, omdat haar kind nu wel spoedig zou
+komen. Zij was er stil van den ganschen weg, zij had er nooit aan
+gedacht, dat ook de mannen zouden weten waar zij heimelijk verwonderd
+vaak over peinsde. Nu Josse gezegd had dat zij spoedig een kind zou
+krijgen, wilde zij wel aanstonds naar Rogier toe gaan, want de wereld
+was zoo veranderd en bij hem zou zij tevreden zijn. Doch de goede Josse
+klopte haar op den arm toen zij daar over sprak, en zeide dat hij een
+boodschap zou <span class="pagenum">[<a id="pb136" href="#pb136" name=
+"pb136">136</a>]</span>zenden, maar dat zij rustig bij hen moest
+blijven.</p>
+<p>En dien middag, toen zij in haar kamertje was, zat Tamalone een
+brief te schrijven, terwijl de jonge Baldo aandachtig naar hem keek en
+de broeders tegenover elkander dommelden in de schouw.</p>
+<p>Eenige dagen later kwam de bode terug; Rogier met het leger voor
+Capraia had hem een kort wederwoord gegeven en liet zeggen, dat de
+keizer hem niet vergunde om heen te gaan, later zou hij een brief
+schrijven. Doch de mannen verzwegen dit antwoord voor Mevena.</p>
+<p>Eindelijk op een kouden nacht werd het kind geboren. Tamalone, die
+de vrouw was gaan roepen bleef buiten op de kade heen en weder loopen,
+de sneeuw viel gedurig in dichte vlokken, zoodat hij bij poozen moest
+stilstaan om zich de kleederen af te schudden. Het water murmelde in
+den stroom, &eacute;&eacute;n venstertje was er licht in de duisternis,
+waar hij aldoor naar keek. Verkleumd en bibberend ging hij ten leste
+binnen, de vrienden zaten daar met de vroedvrouw genoegelijk bij een
+mooi vuur te <span class="pagenum">[<a id="pb137" href="#pb137" name=
+"pb137">137</a>]</span>eten, boven hoorde hij een zwak stemgeluid. De
+vrouw wenschte hem geluk en Simon en Josse moesten daar hard om lachen,
+maar Tamalone zeide niets, spreidde zijn handen voor de vlammen uit en
+nam toen gretig een groote pastei.</p>
+<p>Bij het grauwen van den komenden dag liep hij zachtkens naar boven
+en trad de kamer van Mevena binnen; zij lag met open oogen en
+glimlachte toen zij hem zag, aan haar voeten was een rood gezichtje.
+Hij boog er zich even voorover, knikte dan tot Mevena met goedhartigen
+blik.</p>
+<p>Dien ochtend dwaalde hij alleen in de besneeuwde stad, denkend aan
+de winterdagen toen hij het huis van zijn vader verlaten had en voor
+&rsquo;t eerst &rsquo;s nachts buiten was geweest; de sneeuw lag toen
+even dik en de soldaten van de stadswacht hadden hem gevonden. Hij
+trachtte aan Mevena te denken, maar hij zag voortdurend beelden uit het
+verleden, die zijn hart neerslachtig maakten en er weemoed wekten, zijn
+leven had zoo anders kunnen zijn. Hij kon de dikke lucht en de
+klanklooze straten niet verdragen en trad een herberg binnen,
+<span class="pagenum">[<a id="pb138" href="#pb138" name=
+"pb138">138</a>]</span>waar hij in een hoek zat en veel wijn dronk.
+Eensklaps herinnerde hij zich, dat hij voor Mevena moest zorgen, daar
+Simon en Josse aan hun werk waren, hij keerde vlug naar huis. Een half
+uur later bracht hij een wasemende brei naar boven, dien hij zelf had
+gekookt.</p>
+<p>Na een poos, toen het weder milder werd begon het Mevena te
+bevreemden waarom Rogier niet gekomen was. Zij sprak er over met haar
+vrienden en hoorde wat Rogier geantwoord had;&mdash;dan vroeg zij of de
+krijg nog lang zou duren en hoe ver Capraia was, maar Tamalone met zijn
+muts in de hand om naar buiten te gaan, antwoordde gemelijk dat hij
+&rsquo;t niet wist. Met het schreeuwend kind in haar armen liep zij
+heen en weder in de kamer, zij begreep niet, hoe zij zoo langen tijd
+van haar geliefde gescheiden was geweest.</p>
+<p>En haar gepeinzen werden veelvuldig en inniger met de dagen, de
+begeerte, die haar gedreven had op de reis naar de stad verontrustte
+haar weder in steeds heviger keerenden gloed, met droomend gemoed
+staarde zij soms, terwijl zij het kind aan <span class=
+"pagenum">[<a id="pb139" href="#pb139" name="pb139">139</a>]</span>haar
+boezem zuide, langdurig naar buiten, waar de vogel zonder einde
+kwinkeleerde in zijn kooi.</p>
+<p>Des avonds beneden speelde Baldo zelden meer op zijn viool, de
+gebroeders praatten soezend over hetgeen er in de stad gebeurde,
+terwijl Mevena met ne&ecirc;rgeslagen oogen zat te naaien. Tamalone was
+meestal uit, hij dwaalde door de straten en de velden, zijn hoofd was
+immer gebogen.</p>
+<p>Omtrent Paasch, op een morgen toen zij haar kind in de wieg had
+geleid, kwam <span class="corr" id="xd20e1180" title=
+"Bron: zei">zij</span> bij Simon en Tamalone aan de voordeur staan.</p>
+<p>&bdquo;Simon,&rdquo; zeide ze, &bdquo;ik ga morgen naar
+Capraia.&rdquo;</p>
+<p>De twee vrienden zagen haar verbluft aan.</p>
+<p>&bdquo;Alleen met het kind? Het is wel anderhalven dag van
+hier.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Als Tamalone mij niet brengen kan zal ik alleen gaan, maar ik
+zal rijden en er eerder zijn.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Maar Tamalone gaat me&ecirc;,&rdquo; antwoordde Simon
+beslist: &bdquo;want wij kunnen zoolang niet van den winkel.&rdquo;</p>
+<p>En de ander, met toegenepen mond en <span class="pagenum">[<a id=
+"pb140" href="#pb140" name="pb140">140</a>]</span>een lachje naar de
+verte kijkend, knikte en zweeg. Hij herinnerde zich, dat er in het
+leger van den keizer groote heeren waren, die zijn gezicht zeer goed
+kenden en lachen zouden als hij aan een boomtak hing. Maar &rsquo;t was
+al eender, hij zou wel op zijn hoede zijn.</p>
+<p>De gebroeders spraken onophoudelijk tot Mevena dien dag en volgden
+haar waar zij ging; zij gaven haar allerlei ernstigen raad toen zij
+alleen met haar waren aan het eten en vroegen haar herhaaldelijk toch
+bij hen terug te komen. Tamalone kwam laat thuis; hij droeg korte
+kleederen als een krijgsman, gespoorde laarzen, een nieuw zwaard aan
+zijn zij en een muts met een pluim. De broeders staarden hem aan en
+Josse kon niet nalaten te zeggen en telkens hoofdschuddend te herhalen,
+dat hij sprekend op een hertog geleek, dien hij eens had gezien.</p>
+<p>Allen waren vroeg op den volgenden morgen. Baldo bleef thuis om te
+helpen, Josse kon het vuur van zijn oven niet aan krijgen. Simon had de
+kleedertjes van het kind in een zak gepakt, dien hij al <span class=
+"pagenum">[<a id="pb141" href="#pb141" name=
+"pb141">141</a>]</span>jaren bezat en er het beste gebak van zijn
+broeder bij gedaan. Toen Tamalone de paarden voor de deur leidde liepen
+de schippers, kooplui en buren nieuwsgierig te za&acirc;m, de vogel
+onder het raam hield bij zooveel stemmengerucht zijn tjuiken in. Met
+vochtige oogen zoende Josse het kind, zijn broeder klopte gemoedelijk
+de omstanders op hun schouders en Baldo stond met den zak op den rug te
+kijken. Het was een lieflijke voorjaarsmorgen.</p>
+<p>Tamalone en Mevena reden weg, tot het einde der kade zagen zij
+voortdurend om en wuifden hun groeten terug. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb142" href="#pb142" name="pb142">142</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch11" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e1208" class="main">11</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Des nachts hielden zij aan een hoeve stil waar zij tot
+den ochtend wachten moesten, en zagen ver weg glorend het schijnsel der
+vuren van het keizerlijk kamp. De man, die voor hen opendeed was norsch
+eerst, maar Tamalone gaf hem geld en zoo werden zij binnen gelaten.</p>
+<p>Toen zij ontwaakten was het een schoone dag, de warme zon scheen aan
+den hemel en in de witte meiboomen, die voor het landhuis stonden,
+kweelden vele vogelen. Mevena wachtte buiten reeds vroeg op haar vriend
+om naar het kamp te rijden, doch hij scheen verstrooid van zin, hij
+draalde zoo lang en antwoordde zelden. Eindelijk echter steeg hij in
+het zadel, zijn handen en zijn borst flonkerden van juweelen
+<span class="pagenum">[<a id="pb143" href="#pb143" name=
+"pb143">143</a>]</span>en goud, z&oacute;&oacute; dat zij even verbaasd
+tot hem opzag, maar dan reden zij op een drafje voort. In de verte rees
+hoog in den hemel de geweldige burcht, zij wezen elkander de vonkjes
+der blinkende helmen die op de wallen bewogen. V&oacute;&oacute;r hen,
+den heuvel op, stonden tenten rij aan rij waartusschen zeer vele mannen
+en paarden wemelden en hier en daar zich een hooge stormtoren hief.</p>
+<p>Zij spraken geen van beide. Wel hield Tamalone zijn hoofd rechtop,
+want hij vertrouwde dat in den nood de fortuin hem redden zou, maar nu
+was het de dag, dat hij Mevena voor &rsquo;t laatst zou zien, zoodat al
+meer en meer in zijn hart de donkere weemoed zwol. Maar hij zat bedaard
+in het zadel. Bij de eerste krijgslieden die zij naderden, hield hij
+stil en vroeg een hoofdman waar heer Rogier was. En toen zag hij
+eensklaps dat het met hem gedaan was, zijn rijke kleedij zou hem niet
+meer baten, want hij had een ruiter zien komen, Montefeltre, die een
+aanzienlijk edelman was en hem eens ter dood had veroordeeld&mdash;die
+zou hem zeker herkennen. De ruiter keek naar hem terwijl <span class=
+"pagenum">[<a id="pb144" href="#pb144" name="pb144">144</a>]</span>hij
+met den hoofdman praatte; rondom hem in dit kamp waren ontelbare
+wapenlieden, naast hem reed stillekens Mevena met haar zuigend kind,
+hij wist niet hoe hij ontkomen zou. Doch zonder omkijken, recht in het
+zadel, reed hij voort en vroeg nog tweemalen den weg naar Rogier. Dan
+ging Mevena vlug vooruit wijl zij Carolus herkende en zij stegen af
+waar de grauwe tenten in een kring rondom de baander lagen, terwijl de
+brigadier verbaasd hen aanstaarde. Rogier, die haar zag, kwam toeloopen
+en nam haar in zijn armen, zij snikte hardop&mdash;toen deed Tamalone
+zijn oogen even toe, want zijn hart was zoo hevig daar hij wist, dat de
+soldaten van Montefeltre dadelijk zouden komen om hem weg te voeren en
+hij haar nimmer meer zou zi&egrave;n, hij voelde voor &rsquo;t eerst
+van zijn leven de pijn van een diepe smart. Hij zag den ander met den
+arm om het lieve vrouwtje heengaan, glanzend van verliefde vreugde,
+rondom in &rsquo;t zonnelicht keken verbaasde gezichten. En eensklaps
+trad hij op Walid toe, nam hem bij den arm en stapte met hem heen;
+Carolus riep hun <span class="pagenum">[<a id="pb145" href="#pb145"
+name="pb145">145</a>]</span>nog na, dat zij de paarden vergaten, maar
+daar zij niet hoorden zond hij een soldaat er mede hen achterna en ging
+in de schaduw terug waar hij zijn harnas schuurde.</p>
+<p>Het was maar weinig minuten later toen heer Montefeltre met zijn
+ruiters komende den brigadier toeriep of hij Tamalone had gezien; doch
+Walid, die juist naderde, antwoordde, dat de man bij den kapitein
+daarbinnen was.</p>
+<p>Rogier kwam uit de tent en hoorde den edelman aan; hij begreep niet
+waarom Tamalone een verrader werd genoemd, den gemeensten schelm in
+&rsquo;t land, en hij zeide op vriendelijken toon:</p>
+<p>&bdquo;Maar hier in de tent is hij niet,&rdquo; groette en ging
+we&ecirc;r binnen.</p>
+<p>Messer Montefeltre beval zijn soldaten door het gansche kamp te
+zoeken. Zij vonden zijn muts met de roode pluimen, maar den broeder
+zagen zij nergens. Carolus stond met de handen in de zijde in de heete
+zon te kijken, verwonderd wat er gaande was. Doch toen hij daarna,
+terwijl Walid zachtjes lachte, overal naar zijn helm zocht kwam het
+eensklaps in hem op, dat de <span class="pagenum">[<a id="pb146" href=
+"#pb146" name="pb146">146</a>]</span>monnik dien zeker in zijn vlucht
+had medegenomen in plaats van zijn eigen muts. Hij vloekte, maar Walid
+zeide:</p>
+<p>&bdquo;Die monnik is een slimme vogel.&rdquo;&mdash;</p>
+<p>Rogier zat in het getemperd licht der tent dicht bij Mevena in
+dartele blijheid te praten en te vertellen, het kind sliep in een
+hoekje op het stroo en hoorde hen niet; met de armen om elkander zaten
+zij, hun oogen waren vol verwachting, zoet vloeiden hun woorden in
+warmen adem tot zij eindelijk in zwijgen enkel kusten. Mevena hoorde
+buiten &rsquo;t gerucht van krijgsvolk, staalklank en bevelen, en te
+wijlen den luiden toon van een klaroen. En onder de kussen die hij haar
+gaf vroeg zij met behaagziek vleien of zij nu naar Siremonte zouden
+gaan. Doch Rogier glimlachte slechts en antwoordde, dat hij dien dag
+immers niet heen kon gaan en ook den volgenden niet, want de keizer had
+zijn zin op den burcht gezet, zij moesten wachten, misschien zelfs tot
+de oorlog gedaan was, want de keizer was ongeduldig geworden toen hij
+gevraagd had het kamp te mogen verlaten een poos geleden; zij zou
+moeten wachten, in Pisa <span class="pagenum">[<a id="pb147" href=
+"#pb147" name="pb147">147</a>]</span>weder bij die ambachtslui waar zij
+veilig was voor haar vader. En middelerwijl zou hij een boodschapper
+naar Lugina zenden om hem te vragen vrienden te worden. Hij zwoer haar
+dat hij nog voor den zomer voorbij was we&ecirc;r bij haar zou zijn;
+hij zou een rijk loon krijgen voor wat hij in den oorlog had gedaan,
+Mevena zou dan gelukkiger zijn in een grooter slot dan Siremonte. Het
+kind begon te krijten, zij nam het op om het drinken te geven; en het
+in haar armen sussend en wiegend zeide zij zachtkens, bescheiden dat
+zij wel zeer gelukkig zou wezen bij hem in een klein huis. Haar oogen
+zagen zoo droevig terwijl zij &rsquo;t zeide, dat Rogier ontroerde en
+naar den grond keek. Met een teeder sujah wiegde zij heen en weder; in
+de stilte die er was in de tent hoorden zij buiten de zware stem van
+den brigadier den naam van Tamalone noemen. Mevena bezon zich, dat de
+monnik heen zou gaan nu zij bij Rogier was; zij vroeg naar hem en toen
+zij hoorde, dat hij vervolgd werd door messer Montefeltre, schoon
+niemand wist waarom, en waarschijnlijk al gevangen was, <span class=
+"pagenum">[<a id="pb148" href="#pb148" name="pb148">148</a>]</span>toen
+schreeuwde ze en beefde op haar beenen. Zij smeekte Rogier dien goeden
+man te helpen, die hun beider beste vriend was, zij smeekte met
+aandrang, dat hij dadelijk moest gaan om te helpen, haar woorden waren
+snel van angst en het kindje schreide klagelijk me&ecirc;, Rogier,
+verbluft eerst, antwoordde dat Montefeltre een groot man was en
+zekerlijk niet zonder reden den man een schelm had genoemd; maar haar
+aandrang was niet te wederstaan, haar weenen verteederde hem
+z&oacute;&oacute; dat hij de tent verliet.</p>
+<p>De soldaten hadden Tamalone niet gezien en Montefeltre, naar wien
+hij daarna ging, vertelde hem dat hij den broeder eindelijk hoopte te
+hangen, die hem al twee keeren was ontsnapt toen hij hem voor diefstal
+naar de galg had gestuurd; hij was de slimste bedrieger van het gansche
+land, hoewel hij fraaie manieren had, die behaagden; er waren ook vele
+edelen, die konden getuigen, dat hij alle de misdaden van den duivel
+bedreven had,&mdash;maar hij zou ditmaal niet ontkomen. Rogier echter
+twijfelde of het waar was wat hij <span class="pagenum">[<a id="pb149"
+href="#pb149" name="pb149">149</a>]</span>hoorde en vroeg den ridder te
+wachten en te onderzoeken of zijn vriend dezelfde Tamalone was. Doch
+Montefeltre draaide slechts zijn groote snorren op en zag hem zoo
+beleedigend aan, dat hij toornig werd en op den grond stampend zwoer
+het te zullen wreken zoo zijn vriend eenig letsel werd aangedaan. In
+het kamp terug gekomen gaf hij bevel soldaten rond te zenden om den
+broeder te beschermen waar zij hem zagen. En Mevena was zeer gerust
+toen zij hoorde wat hij gedaan had.</p>
+<p>Des avonds zat zij bij hem op het stroo, eerst zeer langen tijd stil
+in gedachten, maar ten leste sprak zij en vroeg hem in lief gefluister
+haar toch niet &agrave;l te lang alleen te laten in de stad bij Simon
+en Josse... morgen zou zij er henen keeren. Maar hij nam allebei haar
+handen, kuste ze vele malen en zeide, dat zij te zamen zouden gaan, dat
+hij den keizer zou groeten en &rsquo;t krijgsvolk voorgoed verlaten,
+want <span class="corr" id="xd20e1247" title="Bron: sints">sinds</span>
+zij dien middag gezegd had, dat zij gelukkig zou wezen ook als zij niet
+aanzienlijk waren, was de roem dien hij gewonnen had hem heel niet
+waard, en hij <span class="pagenum">[<a id="pb150" href="#pb150" name=
+"pb150">150</a>]</span>had gezworen alles voor haar geluk slechts te
+doen. Zijne stem trilde; op het tentdoek danste vaag het schijnsel van
+het wachtvuur daarbuiten, waar de trouwe hoofdlieden zaten te praten,
+in de duisternis voelde hij een zacht gelaat dicht bij het zijne. Zijn
+gemoed was rijk aan innigheid, hij wist, dat hij alleen, alleen de
+vrouw in zijn arm behoorde. Het was een schoone nacht voor die twee die
+elkander beminden, een lange schoone nacht van vreugde uit al grootere
+liefde in hun harten ontbloeid met kus na kus van lieven lust, hun
+vreugde was zoo zoet als de geuren van den kerseboom in &rsquo;t vroege
+jaar. Daarbuiten zat Carolus te praten, maar later was er geen gerucht
+meer.</p>
+<p>Des morgens steeg Rogier te paard om naar het einde van het kamp te
+rijden waar de keizer en zijn grooten in een slot hun kwartier hadden.
+Mevena bleef achter met haar kind, wachtend onder een boom. De lucht
+was hoog en warm en de soldaten deden rustig hun werk.</p>
+<p>De keizer zat voor het open venster te lezen in een zeer groot boek,
+zijn hoofd <span class="pagenum">[<a id="pb151" href="#pb151" name=
+"pb151">151</a>]</span>leunde in zijn handen gebogen voorover, zijn
+haren hingen langs zijn wangen en naast hem stond een schaal met fruit.
+Aan een andere tafel zat Theodoro de wijze te lezen. De een noch de
+ander verroerde zich. In de koele kamer werd slechts het ruischen der
+bla&ecirc;ren voor het venster gehoord en Rogier wachtte met de muts in
+de hand, de witte pluim hing naar beneden. Eindelijk richtte de keizer
+zijn hoofd op en keerde zich om, zijn baard was grijs en gekruld; hij
+hief zijn hand hoog op zooals een vriendelijk man doet wanneer hij
+vroolijk is en vroeg:</p>
+<p>&bdquo;Is de burcht verrast, messer?&rdquo;</p>
+<p>Rogier schudde zijn hoofd en zeide, dat hij gekomen was om oorlof te
+vragen en het leger te verlaten, immers daar hij gezworen had een lieve
+vrouw, die hij beminde, naar zijn kasteel van Siremonte te voeren. Maar
+terwijl hij sprak voelde hij, dat hij laf was en een onwaardig man om
+aldus voor een wensch van Mevena het recht van den keizer te verzaken.
+En hij schaamde zich. De vorst intusschen zat te luisteren met zijn
+hand aan zijn <span class="pagenum">[<a id="pb152" href="#pb152" name=
+"pb152">152</a>]</span>baard en Theodoro, de oude man, zag bij wijlen
+op van zijn boek, maar las dan ongestoord we&ecirc;r verder.</p>
+<p>Toen Rogier zweeg antwoordde de keizer knikkend, dat hij reeds wist
+hoe Lugina bedrogen was en dat diens dochter in het kamp was gekomen
+met een gauwdief. Maar Rogier kon immers met haar niet trouwen, tenzij
+hij in het verbond der pauselijke edelen ging en niet in Siremonte
+wilde wonen, in het gebied van den heer van Romano, die meer geducht
+was in &rsquo;t land dan de keizer zelf. Rogier haalde zijn schouders
+op en wilde antwoorden, doch de vorst sprak verder, dat hij hem als
+stadhouder over Toscane wilde stellen wanneer de burcht was gevallen en
+ried hem, indien hij de vrouw zoo zeer beminde, te wachten tot de
+oorlog voorbij was en Lugina onderdanig werd. Dit zeide de keizer
+vertrouwelijk met zijn hand op Rogiers schouder; dan richtte hij zich
+tot zijn volle grootte op en voegde er bij:</p>
+<p>&bdquo;Vergeet niet, dat gij mij trouw hebt gezworen. En zoo ge
+ondanks mijn raad uw wil doet, zijt ge mijn vijand,&rdquo; en reikte
+<span class="pagenum">[<a id="pb153" href="#pb153" name=
+"pb153">153</a>]</span>zijn hand, die het zegel des rijks aan een
+vinger droeg&mdash;Rogier boog en kuste haar, terwijl de sterrewijze
+hem toeknikte over zijn boek.</p>
+<p>De arts trad toen binnen door een knaap gevolgd, die een schaal
+droeg met gekruiden drank. En daar de keizer weder naar zijn tafel
+ging, groette messer Rogier en vertrok.</p>
+<p>Hij reed door de groene laan waar zoeltjes de wind in het loover
+speelde naar het kamp terug en was verheugd, dat hij een aanzienlijk
+man zou worden wanneer de burcht genomen was. Maar hij hield zijn
+vreugde in want hij dacht aan Mevena.</p>
+<p>De brigadier liep hem tegemoet om te zeggen, dat Tamalone niet te
+vinden was. Mevena, roerloos zittende in de schaduw van den boom, zag
+hem een breed gebaar maken en haar oogen waren groot open alsof zij
+vragen wilde wat nieuws hij bracht. Hij wees haar op te staan, hield de
+tent voor haar open en toen zij binnen waren zeide hij:</p>
+<p>&bdquo;Ik moet hier blijven, Mevena, de keizer wil mij niet laten
+gaan.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb154" href="#pb154" name=
+"pb154">154</a>]</span></p>
+<p>Zij zag naar den grond en antwoordde niet. En hij sprak
+we&ecirc;r:</p>
+<p>&bdquo;Maar nog v&oacute;&oacute;r de zomer voorbij is kom ik in
+Pisa, nog v&oacute;&oacute;r Sint Michiel, nog v&oacute;&oacute;r de
+winter komt, en dan zullen wij nooit meer scheiden, en gelukkig
+zijn.&rdquo;</p>
+<p>Zij zweeg een pooze, maar dan sloeg zij haar oogen op en zeide:</p>
+<p>&bdquo;Beloof mij gauw te komen, ik kan niet zoo lang meer alleen
+zijn...&rdquo;</p>
+<p>En verteederd door het smeekend geluid harer stem sloeg hij zijn arm
+om haar schouder en kuste haar, maar zij week wat achteruit en
+vervolgde:</p>
+<p>&bdquo;Hoe lang zal die oorlog nog duren, liefste? O het zal een
+tijd voor me zijn te wachten daarginds. En hoe zal ik
+weten&mdash;&rdquo;</p>
+<p>Maar hij kuste haar weder op haar mond, sprak met luchtig goed
+vertrouwen en herhaalde, dat hij spoedig bij haar terug zou wezen. Dien
+ganschen dag zat zij in zich zelve gekeerd voor zich te staren en sloeg
+op haar kind maar zelden acht. Rogier liep buiten rond om bevelen te
+geven.</p>
+<p>Des nachts toen hij wakker werd tastte hij, maar voelde Mevena niet
+naast zich; <span class="pagenum">[<a id="pb155" href="#pb155" name=
+"pb155">155</a>]</span>hij richtte zich op en ontwaarde tegen het doek
+der tent, waarachter flauw een wachtvuur scheen, haar donkere figuur in
+knielende houding gebogen en hij hoorde het gefluister van een gebed.
+Ongeduldig lei hij zich we&ecirc;r neder, zeide dat zij bij hem moest
+komen, doch zij bad voort en wachtend dommelde hij we&ecirc;r in.</p>
+<p>Zij sliep dien ganschen nacht niet, want een gedurige onrust
+bedroefde haar gemoed, zoodat zij wel weenen wilde, maar haar oogen
+bleven droog; zij dacht er aldoor aan, dat zij weer heen zou gaan,
+zelfs zonder haar braven vriend Tamalone ditmaal; de vreeselijke
+gevaren van den oorlog zag zij haar geliefde steeds naderen en zij wist
+niet wat zij doen zou... Baldo had wel eens een lied gezongen van een
+vrouw, die als jonker aangedaan haar minnaar volgde&mdash;het was ook
+maar een lied geweest, want zij kon dat onmogelijk doen, er was voor
+haar en het kleine kind geen andere hulp dan te wachten tot hij
+terugkwam. Weemoediger dan ooit te voren voelde zij zich verlaten in de
+wereld, zij staarde gedurig in het duister en wist geen <span class=
+"pagenum">[<a id="pb156" href="#pb156" name=
+"pb156">156</a>]</span>raad. En wanneer haar kindje schreide lei ze het
+gedachteloos aan haar borst, het wicht zoog in gretig welbehagen
+terwijl zijn moeders hoofd van droefheid gloeide.</p>
+<p>En toen de grauwe dageraad begon stak Carolus zijn hoofd binnen om
+zijn heer te wekken. Rogier keerde zich om op het stroo, vroeg of de
+paarden gereed waren en sloot zijn oogen weder. En het was we&ecirc;r
+zeer stil in de tent. Mevena voelde zich moede, het kind sliep in haar
+arm. Dan klonken er stemmen. Rogier stond op, gaf haar een kus en trad
+naar buiten. En terwijl zij zich oprichtte om hem te volgen deed een
+groote onrust haar hart zoo hevig aan, dat zij angstig werd en
+draalde.</p>
+<p>In den neveligen ochtend stonden twee paarden, die door Carolus en
+Rogier werden opgetuigd; uit de tenten rondom klonk hier en daar het
+geluid van een snorkend slaper. Zij klommen zwijgend te paard en reden
+heen. Toen ontwaarde Mevena, terzijde kijkende, de gestalte van Walid
+die met zijn gele muts en gekruiste armen bij een wagen stond, even zag
+zij het wit <span class="pagenum">[<a id="pb157" href="#pb157" name=
+"pb157">157</a>]</span>zijner oogen naar haar gericht&mdash;zij
+schrikte en beefde.</p>
+<p>Zoo lang zij in het kamp waren sprak haar minnaar niet, maar bij de
+laatste tenten, waar de boomen in dubbele rijen den dalenden weg
+verdonkerden, keek hij naar haar op en zag, dat zij bleek was en
+huiverde. Hij vroeg bezorgd wat haar scheelde, maar zij schudde het
+hoofd slechts en toen hij den schabrak van zijn paard om haar en het
+kind heensloeg, glimlachte in eenen haar heele gelaat van schoone
+liefheid, zoodat Rogier dichter bij haar rijdende zeide dat zij hem
+z&eacute;&eacute;r dierbaar was en hij geen andere vrouw kon
+beminnen.</p>
+<p>Toen reden zij nog een poos met zoete woorden voort, terwijl achter
+hen over den heuvel de jonge zon aan de lucht verscheen. Maar waar de
+weg smaller werd en zich in twee&euml;n deelde hield Rogier zijn paard
+in en zweeg een oogenblik. De stille morgen blonk wazig aan den hemel
+en over de groene boomen. Hij wilde haar vaarwel zeggen, maar het
+griefde hem zoo dat hij haar bedroefd had gemaakt en dat hij haar
+onrecht deed door <span class="pagenum">[<a id="pb158" href="#pb158"
+name="pb158">158</a>]</span>haar alleen te laten gaan, hij had haar al
+zooveel beloofd. Doch hij bezon zich, dat het te&ecirc;rhartigheid was
+zoo te denken, immers wanneer hij over eenige maanden een hoogen rang
+had kon hij we&ecirc;r bij haar komen en zij zou gelukkig zijn. Hij nam
+haar in zijn armen zeggend, dat hij snel terug moest keeren, dat hij
+nog v&oacute;&oacute;r Sint Michiel bij haar zou wezen en kuste vele
+malen haar bleek gelaat. Hij draalde nog, zijn wangen gloeiden, want
+hij voelde hoezeer hij haar beminde, die hem aanzag met groote oogen,
+en hij kuste haar weder, haar lippen, haar aangezicht en haar handen
+het laatst. Dan wendde hij den teugel en met een zwaai van den arm reed
+hij heen, zijn hengst galoppeerde brieschend den weg we&ecirc;r op
+onder de boomen. Een eind verder keek hij om, haar paard stond bij de
+scheiding van den weg met ne&ecirc;rgebogen kop om te grazen, haar
+gestalte, met het kind in de armen, was onbewegelijk naar hem
+gekeerd.</p>
+<p>Enkele dagen later gaven de edelen, die het kasteel verdedigden zich
+over, zij waren tegen den honger niet bestand. En de keizer leidde zijn
+zoons en groote heeren <span class="pagenum">[<a id="pb159" href=
+"#pb159" name="pb159">159</a>]</span>naar de stad, waar zij in het
+paleis aan prachtige tafels zaten met Spaanschen wijn in de kannen en
+groote schalen vol gebraad en pasteien. Hij stelde Rogier tot
+stadhouder over het Toscaansche land en schonk hem den keten, de edelen
+klapten hun handen en de vedelaars maakten lustige muziek. Carolus liep
+met rood gelaat de zaal uit en dan we&ecirc;r in, hij dronk vele bekers
+le&ecirc;g en omhelsde Walid, zijn goeden vriend die dikwerf knikte, in
+groote blijdschap.</p>
+<p>Langzamerhand, terwijl de oversten bespraken hoe zij den tocht
+zouden voortzetten en Rogier aan zijn ambt was gewend, herinnerde hij
+zich, dat Mevena op hem wachtte. En hij schreef een brief aan haar
+vader, waarin hij hem zijn vriendschap bood en hem verzocht ter liefde
+van haar toch tot den keizer te keeren.</p>
+<p>Hij kreeg geen antwoord, maar weken later kwam er een boodschapper
+van den heer van Romano, zijn gevreesden verwant, die in een bondigen
+brief hem gebood de dochter van Lugina heen te zenden.</p>
+<p>En de volgende dagen zat hij, wanneer er geen heeren waren die met
+hem praatten, <span class="pagenum">[<a id="pb160" href="#pb160" name=
+"pb160">160</a>]</span>alleen in de hooge zaal en dacht aan haar, die
+pas een jaar geleden hem het wonderlijkst geluk had gegeven, die hij
+meer had begeerd dan zijn leven toen hij met pijnen in de bergen lag,
+en hij peinsde of hij haar waarlijk voor goed kon verlaten. In den
+gloed van een oogenblik had hij soms wel geloofd, dat de roem van een
+groot man in het land te zijn hem niet bekoorde, maar hij wist dat het
+niet waar was, want hij had van zijn jongste jaren niets anders
+verlangd, tot hij op een zomeravond Mevena in schuchtere lieftalligheid
+voorbij had zien gaan. En hij verbeeldde zich hoe zijn leven geweest
+zou zijn indien hij niet bij den keizer was gekomen, maar haar naar
+zijn kasteel had gebracht: Siremonte was een zeer oud huis, waar het in
+de kamers altoos donker was, in den hof groeiden de struiken wild en
+ook op den wal over de graven der vroegere bewoners: de lieden die de
+akkers bouwden waren nooddruftig&mdash;hij had het slot verlaten toen
+hij een knaap was en zou er niet we&ecirc;r kunnen leven nu hij een
+rijk stadhouder was.</p>
+<p>Hij wist wel, dat hij niet anders doen <span class="pagenum">[<a id=
+"pb161" href="#pb161" name="pb161">161</a>]</span>kon dan den keizer en
+vooral messer Romano verzoeken, nederig verzoeken, dat hij haar tot
+vrouw mocht nemen. Maar Romano was een vreeselijk man, die nog kort
+geleden velen van hun eigen geslacht had veroordeeld wegens hun
+ongehoorzaamheid.</p>
+<p>In zijn twijfel en beslommering nam hij den machtigen heer van
+Lancia in zijn vertrouwen. De markgraaf, die zeer bejaard was, lachte
+kalmpjes. Hij wist niet dat Rogier nog aan het meisje dacht, hij sprak
+over zijn eigen dochters, hij sprak langen tijd bedaard en
+overtuigend.</p>
+<p>Als hij alleen was staarde Rogier dikwijls voor zich, in gevoelige
+oprechtheid denkend wat hem het meest waard was. Maar wanneer hij
+bedacht wat hij doen zou als hij het verlof niet kreeg, zuchtte hij en
+herinnerde zich Walid, die gezegd had, dat de bloedsteen hem leed zou
+brengen.</p>
+<p>En des nachts werd hij somtijds wakker en zag in zijn verbeelding
+Mevena die schreide. <span class="pagenum">[<a id="pb162" href="#pb162"
+name="pb162">162</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch12" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e1340" class="main">12</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Over de zonnige wegen ging Tamalone, thans we&ecirc;r
+in een pij gekleed, eenzaam als voorheen en gelijk voorheen ook, toen
+hij pas uit het klooster gevlucht was, vermeed hij de menschen, daar
+hun vragen wie hij was, van waar hij kwam en waarheen zijn tocht ging,
+hem ergerden en het langdurig zwijgen zijner eigen stem hem een genot
+was.</p>
+<p>Onder den ruimen hemel en met het groene land rondom was de
+eenzaamheid hem vroeger een zachte rust geweest, een eenvoudige vreugde
+van te zwerven zoo &rsquo;t h&egrave;m behaagde en te aanschouwen hoe
+de wisselvalligheden zich opdeden in h&ugrave;nnen loop.</p>
+<p>Nu echter, wanneer hij in de verte een <span class="pagenum">[<a id=
+"pb163" href="#pb163" name="pb163">163</a>]</span>gehucht zag onder wat
+boomen, stond hij stil en zette zich neder in het gewas aan den weg,
+schuw voor wat er mooglijk kon gebeuren als hij daarginder kwam, nieuwe
+gezichten zag en praten moest. Het teeder denken aan den winter, die
+voorbij was, was vol lieve figuren en liet hem geen rust; met zijn
+hoofd, al vermoeid van het voorover buigen dien heelen dag, in de beide
+handen geleund, zat hij daar uren lang tot de zon van den hemel ging,
+en trachtte aan Mevena alleen te denken. Hij meende dat zijn verblijf
+met haar een avontuur was geweest, een heerlijke tijd weliswaar, dien
+hij zich altoos met innigen ernst zou herinneren, doch in zijn diepste
+wezen niet meer dan nog een vervlogen illusie, zooals er hem sedert
+zijn jongensjaren zoovele hadden verlaten, die slechts wederkwamen in
+een zeldzamen zaligen droom. Het leek nu zoo vreemd alleen aan den weg
+te zitten; het pover landschap rondom waar slechts een paar koeien
+graasden, stil in &rsquo;t brooze schemerlicht, en ginder wat boomen
+goedig in een groepje bij elkander stonden, kwam hem zoo bijzonder voor
+of hij &rsquo;t al eerder <span class="pagenum">[<a id="pb164" href=
+"#pb164" name="pb164">164</a>]</span>had gezien; doch van ouds al kende
+hij dit onuitsprekelijk gevoel&mdash;een vermoeid wandelaar hoort zoo
+in den aanvang des avonds geluiden die niet bestaan, of ziet een
+lichtjen in de schaduw en weet dat hij zich vergist, maar in gepeinzen
+gaat hij verder, twijfelend over vele dingen.</p>
+<p>Tamalone wist, dat wat hij had ondervonden en wat hij ooit in
+verbeelding doorleefd had, niet anders verschilde dan dat hij het
+eerste vreesde&mdash;duidelijk bewust thans vreesde&mdash;en het ander
+beminde; Mevena was slechts een naam die hem bekoorde, haar gelaat zou
+wel van lieverlede vager worden en uit zijn stille gedachten
+vergaan&mdash;was zelfs zijn jonge vroomheid in de dagen van het
+klooster niet eveneens verleden en voorbij? Geen van zijn liefste
+begeerten zou ooit waarlijk gebeuren, van al zijn droomen zou er geen
+ooit tastbaar geluk zijn, maar hij had er altijd zachtjes om gelachen
+en zich verwonderd wanneer hij van ongeluk hoorde. Wel school er in
+&rsquo;t heimelijk van zijn hart een gevoelen, het heiligst dat hij
+had&mdash;het was een noodlottige zekerheid&mdash;, dat <span class=
+"pagenum">[<a id="pb165" href="#pb165" name="pb165">165</a>]</span>hij
+eenmaal nog een groote werkelijkheid zou ervaren, gelijk de
+ondervindingen zoo smartelijk van echtheid, dat hij door de stem van
+enkele lieden die hij er van had hooren verhalen een vreemde benauwing
+gevoeld had; de een was een man bedrogen door zijn vrouw, de ander een
+moeder wier kind was gestorven, een derde was blind geworden, doch
+onder die allen was er geen enkel zwerver, die zooals hij ter wereld
+niets bezat, niets dan een pij&mdash;en een pij die maar schijn was. De
+glanzende dagen echter, die hij in den winkel van Simon had
+doorgebracht, zouden in zijn herinnering blijven als een wandeling door
+prachtige bloemlanen, zwaar van geuren onder de zomerlucht, hij zou er
+geen traan om laten en zij waren niet de groote gebeurtenis welke hij
+van kindsbeen al vreesde en begeerde beide. En hij wilde wel weten of
+mogelijk die donkere zekerheid het voorgevoel was, dat nooit wordt
+bewaarheid.</p>
+<p>De avond daalde over de heuvelen, de klank der bellekens die de
+koeien droegen werd kleiner in de verte en zoo hij een <span class=
+"pagenum">[<a id="pb166" href="#pb166" name="pb166">166</a>]</span>bed
+wilde hebben voor de boeren in &rsquo;t gehucht te ruste waren, moest
+hij voort.</p>
+<p>Vroeg in den dag verliet hij de dorpers weder en ging zwijgend den
+klaren weg langs, tevreden in &rsquo;t kalm stralende zonlicht. En bij
+het eind van zijn dagreis zat hij weer onbeweeglijk op den grond, met
+inwendig geluid liefkoozend den naam te herhalen van een vrouw, die ver
+in den schemer waarde, en de stilte over het land verontrustte hem in
+hoogere mate dan den avond te voren. Zijn hoofd was vol van teedere
+heugenis en verdrietigheid, de donkere aarde zweeg, zelfs in den hemel,
+van licht verlaten, vloot de weemoed gelijk de glimlach van een kind
+dat geschreid heeft. Hij wist niet wat de kommernis die hem drukte
+beduidde, hij begreep niet hoe de menschen met bewonderend smachten
+verhalen konden doen van groote passie, van het leed dat zij aanbaden
+als de zuiverste deugd&mdash;en hij herinnerde zich, dat hij zelf al
+<span class="corr" id="xd20e1362" title="Bron: sints">sinds</span>
+jaren heimlijk dit &eacute;&eacute;ne verlangd had, zijn allergrootste
+passie. Het klopte in zijn borst en in gejaagde haast vervolgde hij
+zijn reis in den avond. <span class="pagenum">[<a id="pb167" href=
+"#pb167" name="pb167">167</a>]</span></p>
+<p>Toen hij tot de kalmte was wedergekeerd, zag hij dat hij niet
+behoefde te vreezen, de vrouw aan wie hij dacht was immers een beeld
+maar en zou nimmer werkelijkheid worden, een beeld van zijn eigen
+ontroering; zijn lieve vrijheid zou hij behouden. De rust die deze
+gedachte hem gaf was als de stilte in het bosch wanneer de herfst al
+nadert.</p>
+<p>Op een Zondag trad hij de poorten van Lucca binnen, waarheen de weg
+dien hij gevolgd had voerde. Daar hij honger had zocht hij de woning
+van een oudbekende, Marco genaamd, een bezadigd man die metalen mengde
+en studeerde. Toen de oude man de deur opende was hij even verrast; dan
+begroette hij Tamalone vriendelijk, leidde hem naar zijn werkplaats,
+gaf hem eten en drinken en hernam bedaard zijn bezigheid met het
+schoonmaken van gereedschappen. De monnik at in stilte en zag hem
+begaan, buiten in de lichte straat lachten de burgers van zondagspret;
+hij herinnerde zich zijn drukken leerlingstijd en wist dat Marco hem
+een luiaard vond.</p>
+<p>Een poosje later hoorde de grijsaard <span class="pagenum">[<a id=
+"pb168" href="#pb168" name="pb168">168</a>]</span>een zucht; hij ging
+door met zijn kroezen en vroeg wat er scheelde.</p>
+<p>&bdquo;Ik ben mo&ecirc;,&rdquo; was het antwoord.</p>
+<p>&bdquo;Gij ziet er bleek uit, broeder; gij moest liever werken dan
+van &rsquo;t eene klooster naar &rsquo;t ander gaan en gedurig
+bidden.&rdquo;</p>
+<p>Tamalone glimlachte. De woorden echter hielden hem dien nacht lang
+uit den slaap, hij twijfelde of het noodig zou wezen een middel te
+zoeken tegen de onrust, die al heviger roerde. Hij had toen een droom
+waarin hij overvloedig weende en verbaasde vreugde voelde om twee
+schoone oogen. De rest van den nacht, waarvan hij het einde wakend
+verbeidde, lag hij te mijmeren of hij ooit door een toeval Mevena weder
+zou zien.</p>
+<p>Dagen lang kwam hij in de woning van Marco slapen, overdag was hij
+altijd uit. Er waren vele bekenden in de stad, die hem ontmoetten en
+medenamen naar huis; terwijl zij hem onthaalden moest hij dan van den
+oorlog vertellen, of zij verwachtten kwinkslagen van hem zooals zij
+gewoon waren. En Tamalone praatte in luchtigen scherts, maar hij had
+een we&ecirc;rzin tegen <span class="pagenum">[<a id="pb169" href=
+"#pb169" name="pb169">169</a>]</span>hun vroolijke gezichten. Het deed
+hem vreemd aan den toonval van zijn stem zoo week te hooren. En in het
+drukke gezelschap voelde hij een gedurigen drang om ergens in een
+lommerrijk landschap op het gras te liggen en zich over te geven aan de
+bekoring van ne&ecirc;rslachtigheid.</p>
+<p>Laat thuis komende eens vond hij in de werkplaats van zijn vriend
+den ouden Lugina, die in het rustig licht zat te wachten en Marco
+gadesloeg in zijn arbeid. Mevena&rsquo;s vader schudde hem de hand in
+vriendschappelijke opgetogenheid, hij had hem lang gezocht, zeide hij.
+Maar daar de monnik er zeer vermoeid uitzag zou hij hem nu verlaten en
+hem morgen vroeg verwachten; Lugina klopte hem vertrouwelijk op den
+schouder en ging heen.</p>
+<p>Toen hij weg was zat Tamalone te staren met opgerimpeld voorhoofd,
+mijmerend over Mevena en of misschien haar vaders komst hem geluk zou
+brengen. Hij had den man bedrogen, zijn belofte om Rogier te vermoorden
+was hij nooit voornemens geweest te houden; hij moest dus morgen
+<span class="pagenum">[<a id="pb170" href="#pb170" name=
+"pb170">170</a>]</span>iets verzinnen. Marco was in zijn studie
+verdiept en stond aandachtig naar een vloeistof te kijken, dien hij in
+een fleschje ophield tegen het licht, terwijl achter hem in een
+armstoel de luie monnik voor het eerst sedert vele dagen we&ecirc;r
+vroolijk werd en geluidloos zat te lachen bij de gedachte, hoe hij
+Lugina misleid had en zijn dochter ontvoerd. Doch we&ecirc;r ernstig
+geworden besefte hij, dat Mevena zelve in gevaar zou verkeeren zoo haar
+vader haar vond. Hij moest hem op een dwaalspoor leiden en hij had
+weldra een sluw bedenksel gereed.</p>
+<p>Des anderen daags vond hij Lugina reeds buiten de herberg op hem
+wachtend in de straat onder den hoogen dom. De edelman liep hem lachend
+tegemoet, de grillige zomerkoelte speelde in zijn paarsen mantel; hij
+nam den monnik bij den arm en vertrouwelijk naast elkander gaande
+wandelden zij de stadspoort uit. De een noch de ander sprak een woord,
+zij wachtten beiden of de ander zou beginnen en zagen omzichtig rond.
+De glanzende wolkjes lagen traag in den hemel van het
+&eacute;&eacute;ne verre <span class="pagenum">[<a id="pb171" href=
+"#pb171" name="pb171">171</a>]</span>verschiet waar de heuvelen in vage
+tinteling verliepen, tot het ander; de klare akkerlanden waren rijp en
+in heete stoving, op sommige grasvelden, waar gemaaid was, rustten
+boeren in zwaren slaap. De weg liep door dunne boompjes met weinig
+schaduw.</p>
+<p>Eindelijk sprak Lugina en vertelde hoe hij ook zijn dochter nog te
+wreken had. De monnik antwoordde, dat hij wist wat er gebeurd was, ook
+had hij Rogier wel gevonden, maar hij had zijn belofte nog niet kunnen
+volvoeren. Toen hoorde hij verbaasd, dat Lugina zelf met alle vier zijn
+zoons zijn vijand gevolgd had van kamp tot kamp, dat hij wist waar
+Rogier, die stadhouder was geworden, zich bevond met het meisje, en dat
+ook haar broeders daar waren op dit oogenblik... Tamalone bleef staan,
+zijn oogen waren wijd open en in zijn starre verbazing zag hij den
+ouden man, met fel gelaat, die plotseling een dolk in de hand hield en
+naar hem stiet, maar even plotseling bukte hij, greep zijn aanvaller
+bij de beenen en wierp hem op den grond. Even aarzelde hij of hij
+vechten <span class="pagenum">[<a id="pb172" href="#pb172" name=
+"pb172">172</a>]</span>zou, hij voelde den schrik nog van wat hij
+gehoord had; dan keerde hij zich om en liep snel heen, zonder een
+enkelen keer achter zich te zien, waar Lugina midden op den weg hem na
+stond te kijken met den dolk, die een blank lichtje schoot, in de
+geheven hand.</p>
+<p>Het was een smalle weg door de korenlanden, de zon scheen overal en
+het felst op de boompjes, waarvan hij door een bocht soms de kruinen al
+in de verte zag schitteren. Tamalone voelde zich gejaagd. Hij wilde
+naar de stad waar Mevena was, maar hij vreesde zijn vijanden; zoo hij
+slechts Rogier kon waarschuwen over haar te waken&mdash;haar broeders
+waren nabij, misschien was er al een ongeluk gebeurd en wat kon hij
+zelf nu doen, die vervolgd werd door de hatelijke edelen in &rsquo;t
+leger? Maar hij hoopte, dat hij een boodschap kon zenden. Hij liep met
+snelle stappen, het mulle stof steeg in wolkjes om zijn voeten op, zijn
+gelaat was gloeiend en bezweet.</p>
+<p>Nadat hij den lievelangen dag recht voor zich starend en in
+krieuwende angst was <span class="pagenum">[<a id="pb173" href="#pb173"
+name="pb173">173</a>]</span>gegaan, het licht verkoelde en de hemel
+ruimer werd, was hij aan een troosteloos moerasland gekomen waardoor de
+weg met velerlei kronkeling voerde. Hij vond toen water om zijn dorst
+te koelen, over de plassen zweefden de dampen. De lucht werd blank en
+teeder, uit de verte dreef de schemer nader, westwaarts talmden nog
+tinten in &rsquo;t ijl verschiet. De monnik, zich haastend met groote
+schreden, voelde zich angstig in de barheid der vlakte, zijn schichtige
+schaduw die hem v&oacute;&oacute;r ging over het rusch en de poelen
+deed bij wijlen een reiger met verschrikt gerucht de vleugels uitslaan
+en heenvliegen in schuine richting.</p>
+<p>En hoe meer de duisternis zich verga&acirc;rde over het armzalig
+rietland rondom, zoo dichter en hooger stegen de nevelen. Doch Tamalone
+sloeg er geen acht op, hij liep slechts te rekenen hoe ver hij van de
+stad was en of hij haar in den morgen kon bereiken; soms sprak hij
+plotseling woorden en maakte een gebaar met zijn arm.</p>
+<p>Op eens hoorde hij dat zijn schreden, die hem vermoeiden, gedempt
+klonken en het kwam bij hem op, dat hij niet meer <span class=
+"pagenum">[<a id="pb174" href="#pb174" name="pb174">174</a>]</span>op
+&rsquo;t pad liep... plots bleef hij staan en zag rondom zich rillend
+van schrik: hij was verdwaald in de duisternis en door den mist kon hij
+de lucht van daareven niet meer zien.</p>
+<p>Hij bukte neder om naar den weg te voelen, de grond was modderig en
+nat. Hij moest teruggaan, om alles ter wereld teruggaan, hij moest naar
+de stad, maar wist den weg niet meer en de ochtend was nog ver. Dan
+knielde hij voorzichtig ne&ecirc;r en tastte rond naar de indrukken van
+zijn voetstappen&mdash;en daar, geknield voorovergebogen in het
+moerasland, in den suizenden nachtmist, dacht hij aan een vrouw, die
+hem &rsquo;t liefst ter wereld was, en dacht hij of hij hier zou
+sterven ver van de stad. Zijn oogen weenden vrijelijk en terwijl hij
+langzaam voortkroop over het slik, zoekend naar zijn spoor, snikte hij
+hardop zijn rampzaligheid uit, snikte voor het eerst van zijn leven,
+het was een schrikkelijk geluid in het donker. Maar het verstierf in
+dien kouden nacht zonder einde, het verzwakte en zweeg. En de strenge
+stilte duurde lang. <span class="pagenum">[<a id="pb175" href="#pb175"
+name="pb175">175</a>]</span></p>
+<p>Ten langen leste, hijgend en rillend, vond hij den harden bodem des
+wegs, zijn armen zwikten en hij zeeg neder op zijn borst. Het was een
+zachte rust die hem slaperig maakte.</p>
+<p>Dan hief hij zijn hoofd van den grond, er stond een lichtlooze maan
+boven de dampen van &rsquo;t laagland. Tamalone rees, strekte zijn
+beenen en liep voort langs den weg hopend de stad nog vroeg te
+bereiken.</p>
+<p>Bij den dageraad begon het land we&ecirc;r te rijzen, het eerste
+zomerlicht dartelde met gouden munt door het kalme loover van de
+boomen, dat licht zoo vertrouwelijk en z&oacute;&oacute; lief, dat
+<span class="corr" id="xd20e1421" title=
+"Bron: Tamelone">Tamalone</span> zijn armen ophief en riep en lachte
+van innig gevoelde vreugde.</p>
+<p>Hij stond niet stil, doch liep voort en voort, tot hij een paar
+landlieden zag op weg naar hun werk, die hem vertelden, dat de keizer
+met zijn leger vertrokken was, de stadhouder was er bij. Toen zette hij
+zich zeer vermoeid aan den rand van een gelen akker om te rusten; hij
+leunde achterover om naar een vroege bij te zien, <span class=
+"pagenum">[<a id="pb176" href="#pb176" name="pb176">176</a>]</span>die
+gonsde in &rsquo;t ochtendlicht, een zachte koelte speelde door de
+bladertjes van een populier,&mdash;zijn oogen sloten en hij sliep in
+tusschen het koren, waarvan enkele aren rustig wieglend over hem neder
+bogen. <span class="pagenum">[<a id="pb177" href="#pb177" name=
+"pb177">177</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch13" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e1430" class="main">13</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De waard van de herberg waar hij een bed had gevraagd,
+kon hem niet zeggen of er een vrouw in het leger was, noch waarheen de
+stadhouder was getogen. De oostersche soldaten waren echter nog in de
+stad en zij zouden het zeker weten.</p>
+<p>En ofschoon het al donker was geworden begaf Tamalone zich aanstonds
+naar het paleis, waar hij om Walid vroeg. De hoofdman, verbaasd
+h&egrave;m daar te zien in de groote zaal, begroette hem lachend en
+vriendelijk, hij had hem meer genegenheid toegedragen sedert de
+vaardige vlucht uit het kamp voor het belegerde slot.</p>
+<p>Zij gingen naar buiten en liepen de straten door. Walid sprak
+voortdurend, terwijl de ander zweeg, en vertelde dat Mevena
+<span class="pagenum">[<a id="pb178" href="#pb178" name=
+"pb178">178</a>]</span>reeds lang vertrokken was, naar Pisa, dacht hij;
+dat de meester sedert dien tijd stil en treurig was geweest, en dat
+Carolus en hij zelf bemerkt hadden, dat er geheime moordenaars
+omzwierven, zoodat zij hem voortdurend hadden bewaakt. Maar zij waren
+blijde, dat de meester nu voor goed had besloten het meisje niet meer
+te zien, zoo zij hem den bloedsteen nog konden ontrooven was alle
+gevaar voorbij. Rogier zou een dochter van den grooten markgraaf Lancia
+tot vrouw nemen en gelukkig en aanzienlijk worden. Tenzij het meisje
+terugkwam met haar kind; de meester was gansch onder haar bekoring, het
+lot had geopenbaard, dat een vrouw hem onheil zou brengen, en sedert
+hij haar ontmoet had, meer dan een jaar geleden, was hij driewerf
+gewond geweest en geen dag zonder kommer op &rsquo;t gelaat. Hij,
+Walid, zou haar in het kamp niet meer dulden.</p>
+<p>De monnik bleef zwijgen. Zij waren aan een gewelfd bruggetje over
+een vliet gekomen en zetten zich naast elkander neder op de houten
+leuning. Terwijl zij nadachten en geen van beiden spraken <span class=
+"pagenum">[<a id="pb179" href="#pb179" name=
+"pb179">179</a>]</span>naderden twee mannen, hun voetstappen klonken op
+de planken der brug, en toen zij dicht bij waren herkende Tamalone
+duidelijk de stem van Lugina. Hij was op het punt er Walid opmerkzaam
+op te maken, maar hield zich in.</p>
+<p>Beneden hen klokte het stroomende water. De oosterling begon
+we&ecirc;r te spreken. Hij zeide, dat hij Tamalone wel begrepen had en
+hem bewonderde. En omdat hij hem niet gaarne leed zou doen ried hij hem
+met alle middelen te voorkomen, dat Mevena weder in het bijzijn van
+zijn meester kwam.</p>
+<p>&bdquo;Ik hoop dat gij gelukkig moogt zijn,&rdquo; zeide hij:
+&bdquo;de vrouw is niet slecht misschien.&rdquo; En hij liet zijn hand
+een wijle rusten op Tamalone&rsquo;s schouder, die innerlijk beefde bij
+dit nieuwe gezicht.</p>
+<p>Een torenklok sloeg. Zij stonden ten letste op en liepen zwijgend
+terug naar het paleis. De monnik wilde niet mede naar binnen, maar nam
+afscheid voor de buitengalerij; hij drukte Walid&rsquo;s hand krachtig
+in de zijne, hij voelde dat deze man zijn vriend had kunnen wezen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb180" href="#pb180" name=
+"pb180">180</a>]</span></p>
+<p>Het waren zonderling prikkelende gedachten, die Walids woorden in
+hem hadden gewekt. Tamalone voorzag reeds de smarten, die Mevena zou
+lijden wanneer zij wist, dat zij voor goed was verlaten, hij zag haar
+betraand gelaat&mdash;zijn aderen zwollen en zijn hart klopte zwaar
+door &rsquo;t valsche onrecht haar aangedaan. Op zijn bed lag hij
+wakend met gesloten oogen; het venstertje liet de nachtkoelte in,
+schreden die in de straat haastig voorbij slopen of het geluid van de
+torenklok leidden bij wijlen zijn gedachten af. Hij wist geen raad.
+Waar zou zij henen moeten? zij had geen enkelen vriend meer dan hem
+zelf, die niet eens wist waar zij was, die niet wist of zij dit eigen
+oogenblik niet ellendig rondzwierf met haar kind. Maar Walid had gezegd
+in Pisa, zij zou wel in den winkel aan de kade zijn teruggekeerd. Hij
+stond op om uit het venster te zien of de dag al aan den hemel kwam;
+dan lei hij zich we&ecirc;r neder, zijn voeten deden zeer van den
+langen tocht dien hij gekomen was. En terwijl hij trachtte voort te
+denken sliep hij in. <span class="pagenum">[<a id="pb181" href="#pb181"
+name="pb181">181</a>]</span></p>
+<p>Met schrik ontwaakte hij kort daarop weder, maar hij was verheugd,
+want door het venstertje zag hij dat de duisternis verschoot, zoodat
+hij weldra zou kunnen vertrekken. Bij het kozijn geleund, starende naar
+de oosterlucht die ijler werd, herinnerde hij zich wat Walid bedoeld
+had met den wensch voor zijn geluk, en langen tijd bleef hij staren
+naar de lucht en de straat, waar de gesloten huizen, ordeloos tusschen
+boomen verspreid, verschenen uit den vroegen schemer, tot het kraaien
+van een haan hem stoorde in zijn rust en hij zich bezon, dat Mevena hem
+niet beminde.</p>
+<p>Hij verliet de kamer, wekte den waard, en met zijn brood in de hand
+ging hij naar buiten. Opgewekt stapte hij voort in den frisschen
+morgen.</p>
+<p>Maar toen hij tegen den avond zeer vermoeid de landerijen van Pisa
+bereikte, peinsde hij waarom hij gegaan was, waarom hij de passie
+zocht, die hem niets dan verdriet kon geven, terwijl aan alle zijden de
+wegen naar andere streken leidden, waar hij dolend tenminste met het
+stille beeld zijner aanbidding alleen kon wezen, <span class=
+"pagenum">[<a id="pb182" href="#pb182" name=
+"pb182">182</a>]</span>zonder verlangen naar wederliefde, dat door
+nieuw verlangen zeker gevolgd werd. In zijn verbeeldingen was hij
+immers altijd gelukkig geweest.</p>
+<p>En ofschoon hij van verwachting gepoperd had toen hij zich op weg
+begaf, liep hij thans ne&ecirc;rslachtig langzaam op de kade, waar de
+bewoners voor hun huizen stonden te praten in het rustig genot van den
+zomeravond. Uit de verte reeds zag Tamalone, dat de winkel van Simon
+nog open was, er scheen wat licht naar buiten en voor de deur stond
+Baldo viool te spelen, Mevena en de gebroeders zaten te luisteren. Hij
+naderde en bleef onopgemerkt staan; in &rsquo;t schaarsche licht zag
+hij, dat Mevena&rsquo;s gelaat, ten deele afgewend, droevig en fijn
+was. Bij &rsquo;t eind van het danswijsje trad hij zacht op haar toe en
+groette haar. Zij schrok en lachte, met de hand op haar borst, Simon en
+Josse verwelkoomden met handdrukken en luidruchtigheid. Er werd een
+stoel gehaald, en pasteien en bier, en Tamalone moest dadelijk verhalen
+hoe hij gevlucht was en waar hij gescholen had. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb183" href="#pb183" name="pb183">183</a>]</span></p>
+<p>Toen het al laat was ging Mevena, die haar kind hoorde, naar binnen;
+de mannen zaten nog lang te luisteren naar den monnik, die met een
+glimlach vertelde van dwazen door wie hij vervolgd was, ofschoon hij
+nooit iets misdaan had. En dan, in de stilte van de kade, zeide hij hoe
+Mevena verlaten was door haar minnaar, die met een ander zou
+trouwen&mdash;zijn stem werd zoo week en zacht, dat Simon en Josse en
+zelfs de jonge Baldo zwijgend en aangedaan voor zich keken in den luwen
+nacht. Zij gingen ten leste naar binnen. Terwijl Tamalone nog talmde
+voor hij de anderen volgde, zag hij naar boven, naar het venstertje van
+Mevena&rsquo;s kamer; het stond open. Hij begreep, dat zij alles
+gehoord had wat hij zoo pas vertelde.</p>
+<p>Gedurende de wandeling door de straten den volgenden dag, die zij
+we&ecirc;r zooals vroeger deden, Mevena thans met haar kind in de
+armen, vroeg hij waarom zij niet in het kamp gebleven was. Zij
+antwoordde:</p>
+<p>&bdquo;Rogier mocht van den keizer niet heengaan, daarom wacht ik
+hier op hem. Over zes weken komt hij mij halen.&rdquo; <span class=
+"pagenum">[<a id="pb184" href="#pb184" name="pb184">184</a>]</span></p>
+<p>Toen werd Tamalone bij &rsquo;t verder gaan zeer vroolijk, zij had
+hem klaarblijkelijk niet gehoord gisteravond en hij herinnerde zich
+ook, dat hij zacht had gesproken. Hij lachte en knikte tegen het kleine
+kindje, zoodat de menschen in de straat bleven staan, elkander wijzend
+naar den lustigen monnik, en Mevena stillekens voor zich lachte.</p>
+<p>In den winkel en in de lage achterkamer, voor het venster waarvan nu
+de wingerd bloeide, was het of de dagen van het vorig jaar we&ecirc;r
+beginnen zouden. De oolijke Baldo vedelde &rsquo;s avonds we&ecirc;r,
+de gebroeders zongen hun eenvoudige liedjes en Tamalone deed verhalen
+uit ouden tijd.</p>
+<p>Maar Mevena lachte niet meer zooals voorheen, haar gelaat was
+dikwijls vermoeid en zij scheen altoos te luisteren of zij boven haar
+kind ook hoorde.</p>
+<p>En zij werd stiller toen zij niet meer uit kon gaan. Op een middag
+had Tamalone haar eensklaps haastig door zijstraatjes meegevoerd, hij
+had Lugina gezien die met een edelman liep te praten.</p>
+<p>Zij zat nu gansche dagen voor haar venster te naaien, denkend aan
+den naderenden <span class="pagenum">[<a id="pb185" href="#pb185" name=
+"pb185">185</a>]</span>tijd waarop haar geliefde beloofd had te komen.
+Wanneer zij dan dacht aan wat zij den monnik had hooren vertellen,
+beneden voor de deur, den avond toen hij terug was gekomen, dan viel
+haar naaiwerk in haar schoot en staarde zij over de daken der huizen
+aan gindsche zijde der rivier, in &rsquo;t verschiet met de vergulde
+torenspits; de tijd ging langzaam voorbij, maar haar gedachten wilden
+niet komen, zij hoorde voortdurend het gerucht der kooplieden in de
+straat en het uitbundig gekweel onder haar raam. Dan ging zij bedaard
+we&ecirc;r door met haar werk, zij geloofde de dwaasheden niet die de
+monnik had gezegd. Zij wachtte en voelde zich geduldig tevreden; maar
+de mannen beneden zeiden dikwijls tot elkander, met een langzaam
+hoofdschudden, dat zij zekerlijk ziek zou worden, ze was zoo bleek en
+stil.</p>
+<p>Het werd al nazomer; westelijk achter de gulden torens en de masten
+der scheepjes in het water verkleurde des avonds de zon in velerlei
+schoonheid. De monnik waarde nog dagelijks behoedzaam rond om na te
+vragen of Lugina de stad al verlaten <span class="pagenum">[<a id=
+"pb186" href="#pb186" name="pb186">186</a>]</span>had. Simon en Josse
+zaten bij &rsquo;t licht van hun lampje alleen bij elkander.</p>
+<p>Het was al Sint Michiel geweest. Mevena&rsquo;s oogen waren rood
+wanneer zij in de huiskamer kwam.</p>
+<p>Eens vond Tamalone haar gekleed in den blauwen kapmantel, dien hij
+haar gegeven had, zij wachtte om met hem uit te gaan. Hij wilde iets
+zeggen van het gevaar dat zij liep haar vader te ontmoeten, doch de
+blik van haar oogen was zoo dringend, dat hij volgde. Zij gingen de
+kade af, over de brug naar de onbebouwde velden, waar zij vroeger wel
+wandelden en toen zij in de groententuinen kwamen zag Mevena hem recht
+in de oogen en vroeg:</p>
+<p>&bdquo;Is &rsquo;t waar dat hij niet terugkomt?&rdquo;</p>
+<p>De monnik boog zijn hoofd, en beiden zwegen terwijl hun voeten
+voortgingen naast elkander in regelmatigen tred.</p>
+<p>&bdquo;Is het waar?&rdquo; vroeg zij weder. &bdquo;En wat gij dien
+avond verteld hebt toen gij terugkwaamt?&rdquo;</p>
+<p>Tamalone zag haar aan&mdash;zij was kalm en twee groote tranen
+gleden van haar <span class="pagenum">[<a id="pb187" href="#pb187"
+name="pb187">187</a>]</span>oogen ne&ecirc;r. Toen bleef hij staan,
+bevend hief hij zijn hand en zeide:</p>
+<p>&bdquo;Wees toch niet bedroefd, Mevena, het zal voorbij gaan, schrei
+toch niet... Ik wil alles voor u doen wat ik kan, gij weet niet hoe ik
+u liefheb...&rdquo;</p>
+<p>Zijn stem klonk hem zonderling als uit een afstand. Mevena stond met
+gesloten oogen, het hoofd wat naar achter gebogen; beneden op den grond
+deed een zachte wind de blaadjes der groenten bewegen.</p>
+<p>Zij keerden naar huis, maar spraken niet meer.</p>
+<p>Simon en Josse zaten dien avond alleen en staarden elkander telkens
+aan, zij hadden <span class="corr" id="xd20e1512" title=
+"Bron: gazien">gezien</span> dat het lieve meisje in de kamer daarboven
+haar ongeluk wist. Tamalone kwam dien nacht niet thuis, hij doolde
+buiten de stad, verwonderd over de ontroeringen die hem hadden vervuld.
+En toen hij laat den volgenden namiddag aan den winkel kwam vond hij er
+de gebroeders, die ontsteld en in drukke verwarring vertelden hoe de
+oudste zoo pas het eten dat nog op de tafel dampte, naar boven had
+gebracht&mdash;de kamer was le&ecirc;g. Mevena <span class=
+"pagenum">[<a id="pb188" href="#pb188" name="pb188">188</a>]</span>was
+nergens te vinden. De monnik gilde en sprong de trappen op, de kamer
+in, waar de stoel en de tafel stonden op hun gewone plaats, in den hoek
+was de peluw met de wieg er naast.</p>
+<p>Maar toen <span class="corr" id="xd20e1519" title=
+"Bron: bij">hij</span> beneden kwam werd zijn angst verdreven door het
+bericht dat Baldo bracht, die van de wachters had gehoord, dat een
+vrouw met een zuigeling dien morgen de poort was uitgegaan; zelf
+bedarend stelde hij zijn vrienden gerust, dat hij haar wel achterhalen
+zou voor zij het kamp bereikte. En nadat hij haastig had gegeten ging
+hij op reis, door Baldo tot aan de poort verzeld.</p>
+<p>Maar op den weg, terwijl hij snel voortliep in den vochtigen avond,
+voelde hij dat zijn beenen zeer vermoeid waren. Hij ergerde zich over
+zijn domheid Mevena zoolang alleen gelaten te hebben; wel vertrouwde
+hij dat zij, evenmin als hij wetend waar het leger van Rogier was en
+langzamer gaande daar zij het kind moest dragen, het kamp niet vinden
+zou voor hij er was aangekomen; maar hij moest aldoor denken aan de
+donkere waarschuwing van Walid, <span class="pagenum">[<a id="pb189"
+href="#pb189" name="pb189">189</a>]</span>die door zijn dwaas geloof,
+dat zij het ongeluk had gebracht door den bloedsteen, haar dooden zou.
+Zijn voeten waren heet en schrijnden, doch met de tanden vastgeklemd
+ging hij voort in groote schreden. En in een zachte bevreemding vroeg
+hij zichzelven wat het toch was dat hem dreef tot die nachtelijke
+haast&mdash;hij had nog n&oacute;&oacute;it zoo geloopen en nog nooit
+zooveel angsten gehad, angsten om een vrouw wier wederliefde hij niet
+verwachtte en die hij te nacht of te morgen voor goed uit het oog zou
+verliezen.</p>
+<p>Toen de lucht begon te schemeren kon hij niet verder, hij liet zich
+vallen op het natte gras en sliep dadelijk in.</p>
+<p>Hij ontwaakte door een hevigen slagregen en stond verschrikt op; er
+was een lange weg <span class="corr" id="xd20e1531" title=
+"Bron: vo&ograve;r">voor</span> hem, waar de regen op nederspatte en
+stroomend wegliep aan de zijden. Maar Tamalone kon niet wachten, hij
+sloeg zijn kap over het hoofd en vervolgde zijn reis, het water droop
+in een straaltje van zijn gezicht.</p>
+<p>Hij rustte maar weinig en tegen het einde van zijn vierde dagreis
+had hij Mevena nog <span class="pagenum">[<a id="pb190" href="#pb190"
+name="pb190">190</a>]</span>niet gevonden, maar door veel vragen wist
+hij, dat het kamp niet verre kon zijn.</p>
+<p>Het was een boschrijke weg waar hij ging, rijzend en steil
+we&ecirc;r neder dalend, met hooge beukeboomen die onbewogen waren in
+den windloozen herfstdag. Hij bleef staan om naar de sporen van
+paardenhoeven te zien, die van den weg af door &rsquo;t struikgewas
+leidden; voorzichtig sloop hij door de dorre bladeren, maar stemmen
+hoorend wachtte hij we&ecirc;r; dan, tusschen twee dunne boomstammetjes
+ziende ontdekte hij krijgslieden op den grond en herkende het gezicht
+van Lugina bij hen. Door de bladeren scheen de zon met bleeken
+glans.</p>
+<p>Tamalone kwam we&ecirc;r op den weg terug. Zoo hij verder ging liep
+Mevena gevaar hier door haar vader aangehouden te worden; zoo hij bleef
+wachten bereikte zij wellicht het kamp alleen en kon hij haar niet
+beschermen. Hij zag op naar de takken boven hem, hij wist niet wat te
+doen. <span class="corr" id="xd20e1542" title=
+"Bron: V&oacute;or">V&oacute;&oacute;r</span> hem zoowel als achter hem
+van waar hij gekomen was rees de weg; hij liep een eind weegs vooruit,
+omziende en weder omziende; dan ging hij we&ecirc;r terug, de
+<span class="pagenum">[<a id="pb191" href="#pb191" name=
+"pb191">191</a>]</span>plaats voorbij waar de paardensporen in &rsquo;t
+hout verdwenen.</p>
+<p>Toen hij zijn hoofd we&ecirc;r omwendde zag hij tegen &rsquo;t
+avondlicht een kleine gedaante die den weg afdaalde&mdash;hij wist in
+eens, dat het Mevena was en beefde. Zijn beenen waren loom, maar hij
+liep voort, vlugger en vlugger, tot hij hijgende de steilte opsnelde.
+De naderende figuur herkende hij al, het was een vrouw met een kind in
+de armen. Toen hij dichter bij kwam bleef zij staan; Tamalone liep
+moeilijk ademend nader met de hand op de borst, en kon niet
+spreken.</p>
+<p>Mevena&rsquo;s gelaat was ernstig, maar onbewogen, met haar groote
+oogen zag zij hem in afwachting aan.</p>
+<p>&bdquo;Gelukkig dat ik u vind,&rdquo; zeide hij hijgend, &bdquo;gij
+moet niet naar het kamp gaan zonder mij.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ik ben er al geweest,&rdquo; antwoordde ze en sloeg haar
+oogen ne&ecirc;r.</p>
+<p>Langzaam, met woorden die moeilijk kwamen en soms nauw hoorbaar
+waren, vertelde zij dat ze Rogier gezien had. Hij had haar niet
+verwelkomd en weinig gesproken. <span class="pagenum">[<a id="pb192"
+href="#pb192" name="pb192">192</a>]</span>Op haar vraag of het waar was
+dat hij met een ander zou trouwen, had hij neen geschud, hij had haar
+hand gekust, maar niets gezegd. Hij had haar niet geantwoord. Zij had
+op haar knie&euml;n gesmeekt. Zij was toen heengegaan en hij had niets
+gezegd.</p>
+<p>Tamalone luisterde en zag naar de kleine gestalte naar
+&eacute;&eacute;ne zijde gebogen door de zwaarte van het kind, achter
+haar verbleekte de avondzon in kwijnende warmte. Zij stonden zwijgend
+op den weg, in den schemer der hooge boomen. De monnik dorst niet te
+spreken. In de bla&ecirc;ren ritselde het, de stilte was
+wonderbaarlijk. En zoo stonden zij langen tijd starend naar het gele
+licht door het loof van de boomen, hun beider ademhaling was geregeld
+en zacht. En toen Mevena haar oogen opsloeg en hem aanzag, zeide
+hij:</p>
+<p>&bdquo;Kom me&ecirc; naar Simon en Josse&mdash;&rdquo;</p>
+<p>Maar hij wist het van te voren, zij schudde het hoofd.</p>
+<p>&bdquo;Neen, ik kan met u niet me&ecirc;gaan. Mijn vader is
+dichtbij, daar ga ik heen.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Maar uw vader...&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb193"
+href="#pb193" name="pb193">193</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Hij zal me wel vergeven.&rdquo; Even zweeg ze en herhaalde
+dan: &bdquo;Ik kan niet me&ecirc;gaan.&rdquo;</p>
+<p>Tamalone voelde toen de beroering diep in hem zinken. Mevena was
+Mevena niet meer, maar een vrouw die van ongeluk stierf. Hij kon niet
+meer spreken.</p>
+<p>Toen, met tranen in haar oogen, nam zij zijn hand en kuste die; zij
+wilde heengaan, maar hief nogmaals zijn hand zachtjes op en kuste die
+weder&mdash;de monnik bewoog zich niet, hij zag haar heengaan met
+geruchtloozen tred, haar mantel was om het kind gewikkeld. De gestalte
+daalde en werd kleiner onder het duister der boomen, wier rustige
+bladeren hier en daar een we&ecirc;rschijn vingen van &rsquo;t laatste
+gele licht dat aan den hemel blonk. De monnik keek haar roerloos na.
+<span class="pagenum">[<a id="pb194" href="#pb194" name=
+"pb194">194</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch14" class="div1"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 id="xd20e1579" class="main">14</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De tijd scheen voort te gaan, de schemer vergaderde
+zich al donkerder onder het gebladerte, en nog stond Tamalone in
+verbijstering te staren naar waar zij in de verre schaduwen heen was
+gegaan. Hij voelde dat het koud was.</p>
+<p>Maar eensklaps keek hij schuw achter zich en naar de andere zijde,
+de duisternis rondom deed zijn hart zwaar kloppen van angst. Hij sloeg
+zijn oogen op en zag, dat er reeds vele starren stonden aan den valen
+hemel. Gedachteloos begon hij te loopen, stijgende naar den top des
+wegs, en het trof hem dat de avond merkwaardig was van stilte; het
+donker der boomen met hun rechte takken, de lucht, en over den grond
+zijn lichte schreden, het was <span class="pagenum">[<a id="pb195"
+href="#pb195" name="pb195">195</a>]</span>alles zoo stil, dat het wel
+leek of er iets groots was gebeurd. En toen hij een eind verder weder
+naar de starren zag was hij ten zeerste verbaasd over hun
+talrijkheid&mdash;eens, vroeger, had hij den hemel zoo weeldrig gezien,
+eens maar; nu was het evenzoo, er moest wel iets bijzonders wezen, de
+hemel was niet zonder reden zoo wonderbaarlijk verlicht, het was om
+Mevena voorzeker... En plotseling stond hij stil met zijn handen
+opgeheven, hij dacht of hij zinneloos was geworden en sloot zijn oogen
+in kille vrees. Maar hij zuchtte, zag nogmaals achter zich waar zij
+verdwenen was en in een verlichtende neiging tot glimlachen vroeg hij
+zichzelven of dit de werkelijkheid was, die hij zoo vaak had verwacht
+en die daareven passeerde.</p>
+<p>Toen, dicht in zijn pij gehuld, zette hij zich in de donkere
+struiken en dacht aan Mevena, aan haar met de ernstige oogen die voor
+altijd ongelukkig zou zijn, die hij nochtans niet we&ecirc;r zou zien.
+En hij was het zelf geweest, die haar ontvoerd had, die haar gebracht
+had waar haar ongeluk <span class="pagenum">[<a id="pb196" href=
+"#pb196" name="pb196">196</a>]</span>begon... hoe was het ook
+we&ecirc;r gebeurd? Hij trachtte zich te herinneren hoe hij op een
+avond met Rogier, die ziek was, bij &rsquo;t vlammend wachtvuur zat;
+hoe hij door oude herinneringen bekoord van schoone diepgevoelde dingen
+had gesproken en gemeend had, dat twee die elka&ecirc;r oprecht
+beminden gelukkig behoorden te zijn. Het meisje met haar jonge liefde
+was ook zoo schoon in de blanke zomerdagen toen hij haar voor &rsquo;t
+eerst had gezien, hij had zoo gaarne haar boodschap gebracht, fluitend
+den ganschen weg, en Rogier had hem zoo ernstig gevraagd haar te halen.
+Dan, in de stad, zag hij Lugina terug, de sluwe grijsaard in zijn
+fraaien mantel, die hem geld gaf om zijn vijand te dooden. Den eersten
+nacht, alleen met haar op den berg toen hij niet slapen kon, was die
+onrust we&ecirc;r gekomen, gelijk een benauwende avondlucht met
+gloeiende strepen, en hij had gevoeld hoe lief zij hem zou kunnen
+wezen. Maar hij was een schooier, onverschillig zelfs voor zijn eigen
+gevoelens... hij had haar slechts heimelijk gekust, hij die haar
+gelukkig had kunnen <span class="pagenum">[<a id="pb197" href="#pb197"
+name="pb197">197</a>]</span>maken. En zij waren verder gegaan naar het
+kamp, waar de dagen al te fel waren van licht en de oogen der
+oostersche soldaten spiedend glommen. Nog zag hij in zijn verbeelding
+den nacht toen Rogier hen alleen had gelaten en de hemel vol zachten
+luister was bloesemend alom; de hemel was nu evenzoo.</p>
+<p>Hij stond op. Het kamp was twee mijlen verder, had zij gezegd. Hij
+wist niet wat hij er doen zou, maar liep voort; de weg steeg gedurig
+hooger, hij hoorde zijn schreden niet. Zijn gedachten waren nu stil,
+zoo stil als de blanke herfstavond.</p>
+<p>Langzamerhand bemerkte hij een gerucht dat ruischend aangroeide wijl
+hij verder ging; hij hield stil en luisterde, het was een waterval
+ergens aan zijn rechterhand; heel in de verte, fijn van
+onduidelijkheid, hoorde hij ook mannengezang, dat waren de soldaten in
+&rsquo;t kamp. Het geluid had een zachte bekoring. Tamalone zocht een
+plek om te rusten, want hij was zeer vermoeid.</p>
+<p>En al zoekende over het gladde mos, door de takken der lagere
+boompjes, kwam <span class="pagenum">[<a id="pb198" href="#pb198" name=
+"pb198">198</a>]</span>hij al nader bij het ruischen van &rsquo;t
+water. Eindelijk bereikte hij den zoom van &rsquo;t boschje; de grond
+was daar rotsig en bij het ijle licht van den hemel bespeurde hij een
+diepe kloof, waar het water vallend klaterde. Behoedzaam liep hij
+verder langs den rand, luisterend naar het gezang, dat nu bij
+tusschenpoozen slechts hoorbaar was, maar duidelijker klonk. En terwijl
+hij staarde en het nat voelde, dat opstuifde uit de diepte, zag hij in
+het donker de gedaante van een man, die op een steenblok zat met
+gebogen hoofd, de witte pluim van zijn muts hing voorover. Tamalone
+wist wie het was, hij herinnerde zich zonderling Mevena, die eenzaam
+heen was gegaan in den avond. Hij trad langzaam nader en de ander
+richtte zijn hoofd op.</p>
+<p>&bdquo;Wie is daar?&rdquo; vroeg Rogier.</p>
+<p>&bdquo;Ik ben het.&rdquo;</p>
+<p>En de monnik naderde nog meer. Maar de ander stond op, met de hand
+in zijn gordel. Toen, met een diep geluid, sprong Tamalone op hem toe,
+zij worstelden en vielen op den grond. Hij wist niet wat er gebeurde,
+maar een poosje later voelde hij, <span class="pagenum">[<a id="pb199"
+href="#pb199" name="pb199">199</a>]</span>dat hij een slappen arm
+vastklemde, zijn andere hand was nat. Het water ruischte koel in de
+kloof beneden, het stroomde voortdurend, in de verte klonk hetzelfde
+gezang van daareven. En daarginds zag hij nog Mevena in donker
+loopen.</p>
+<p>Tamalone stond op en ging voorzichtig terug vanwaar hij gekomen was.
+De koude hemel blonk nog steeds in den luister van vele starren, de
+duisternis trilde in het geboomte en achter zich hoorde hij &rsquo;t
+ruischen van den waterval allengs verminderen. Hij liep nog een heel
+eind in &rsquo;t boschje voor hij een goede plek vond op het mos waar
+hij zich ne&ecirc;rstrekte om te rusten. Hij wist dat hij nog nooit zoo
+moede was geweest; de stemmen in de verte waren nu stil geworden en hij
+sliep in.</p>
+<p>In den ochtend ontwakend en door het gelend gebladert de lucht boven
+zich ziende waar fijne wolkjes snel voorbij dreven, herinnerde Tamalone
+zich den nacht en begreep, dat hij op zijn hoede moest zijn voor de
+soldaten. Maar angstiger werd hij bij de gedachte aan Mevena, die bij
+haar vader was teruggekeerd. Hij wilde <span class="pagenum">[<a id=
+"pb200" href="#pb200" name="pb200">200</a>]</span>dichter bij haar
+zijn; ongeduldig trok hij de struiken en de buigzame takken weg, die
+hem bezeerden terwijl hij liep, en aan den zoom van het bosch gekomen
+bleef hij staan, glurend door de bladeren over den weg naar rechts en
+naar links. Er was geen sterveling, maar steeds schuilend in de
+struiken ging hij verder de helling af, zich ergerend over het geruisch
+der doode bla&ecirc;ren aan zijn voeten.</p>
+<p>Toen hij nogmaals stillekens over den weg keek, herkende hij de
+plaats waar hij haar den vorigen avond ontmoet had: er waren versche
+sporen van paardenhoeven op den grond. Hij kwam wat nader, daar lag een
+muts zooals de oosterlingen droegen in het kamp. En eensklaps snelde
+hij den steilen weg af, met wijd gesperde oogen ziende naar de sporen,
+die hij volgde waar zij in &rsquo;t kreupelhout leidden; driftig sloeg
+hij de twijgen weg, hij kon de plaats niet vinden, waar hij de
+krijgslieden van Lugina gelegerd had gezien. En in zijn onstuimigen
+angst hoorde hij een vreemd klagend geluidje, hij sprong vooruit,
+zoodat de takken hem zwiepend sloegen in &rsquo;t gelaat...
+<span class="pagenum">[<a id="pb201" href="#pb201" name=
+"pb201">201</a>]</span></p>
+<p>Tamalone bleef staan&mdash;daar was zij met het kind schreiend naast
+haar op den grond, een paar doode krijgslieden lagen nabij, in de verte
+klonk verward geschreeuw. De zon scheen zwakjes door de boomen. En zeer
+zacht naderde hij, knielde neder en nam haar hand in de zijne; er waren
+verscheidene wonden in haar hals en op haar borst lag de
+bloedsteen.</p>
+<p>Zeer lang lag Tamalone geknield, aldoor starend naar haar gelaat;
+hij lag zoo lang tot het kind met betraande wangen in slaap was
+gevallen en hij eindelijk het brieschen hoorde van een paard; en
+omziende ontwaarde hij Walid met zijn gelen tulband, het hoofd
+achterover en een sabel in de hand. Zij zagen elkander een wijle aan.
+Dan steeg de oosterling af en zeide met goedhartige stem:</p>
+<p>&bdquo;Ik zal je helpen, broeder.&rdquo;</p>
+<p>Te zamen, zwijgend, groeven zij wat aarde weg en legden daar de
+doode neer; Carolus en eenige soldaten, die terug waren gekomen,
+hijgend en met bloedige wapens, zagen toe. Toen zij den kuil toegemaakt
+en er de dorre bladeren we&ecirc;r over hadden <span class=
+"pagenum">[<a id="pb202" href="#pb202" name=
+"pb202">202</a>]</span>gespreid, nam de monnik het kind op, drukte
+Walid de hand en ging heen door de boomen, hij hoorde den brigadier nog
+achter zich, die iets zeide. Er was een kalmte in hem of het nu altoos
+herfst zou blijven.</p>
+<p>En langzaam liep hij den weg af, het kind dat schreeuwde zuiend in
+zijn arm. En hij schudde zijn hoofd en sprak tot het kind.</p>
+<p>Hij zeide, dat het wel vreemd was dat hij het droeg, die nog dien
+zelfden nacht een man had gedood en daardoor de wraak der soldaten over
+de arme moeder had doen komen&mdash;zijn liefde was het, de liefde van
+den deugniet, van den onverschilligen schooier, die zich om geen mensch
+ooit bekommerde, waardoor al het ongeluk was gebeurd.</p>
+<p>Even zweeg hij, starend naar de loovers en de wolkjes, die hoog aan
+den hemel dreven; toen, wijl hij moeizaam ging onder het roerloos
+geboomte waar de zon maar flauwtjes scheen, zeide hij met nog zachter
+stem tot het kind, dat haar schoon gelaat hem nimmer zou verlaten,
+<span class="pagenum">[<a id="pb203" href="#pb203" name=
+"pb203">203</a>]</span>dat hij ten minste haar liefhad die ginder onder
+de bladeren lag,... en dat hij misschien, misschien gelukkiger was
+geweest dan de ander dien zij beminde.</p>
+<p>Maar het kindje verstond hem niet, het schreeuwde gedurig en de
+monnik ging voort, langzaam, want zijn voeten deden zeer.</p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="back">
+<div class="div1" id="toc">
+<h2 class="main">Inhoudsopgave</h2>
+<ul>
+<li><a href="#ch1">1</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e97">1</a></span></li>
+<li><a href="#ch2">2</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e235">24</a></span></li>
+<li><a href="#ch3">3</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e290">31</a></span></li>
+<li><a href="#ch4">4</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e379">40</a></span></li>
+<li><a href="#ch5">5</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e498">52</a></span></li>
+<li><a href="#ch6">6</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e614">63</a></span></li>
+<li><a href="#ch7">7</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e710">77</a></span></li>
+<li><a href="#ch8">8</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e855">95</a></span></li>
+<li><a href="#ch9">9</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e986">111</a></span></li>
+<li><a href="#ch10">10</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e1059">120</a></span></li>
+<li><a href="#ch11">11</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e1208">142</a></span></li>
+<li><a href="#ch12">12</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e1340">162</a></span></li>
+<li><a href="#ch13">13</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e1430">177</a></span></li>
+<li><a href="#ch14">14</a>&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e1579">194</a></span></li>
+</ul>
+</div>
+<div class="transcribernote">
+<h2 class="main">Colofon</h2>
+<h3 class="main">Beschikbaarheid</h3>
+<p class="first">Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen
+overal, met vrijwel geen beperkingen van welke soort dan ook. U mag het
+kopi&euml;ren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden van de
+Project Gutenberg Licentie bij dit eBoek of on-line op <a class=
+"exlink" title="Externe link" href=
+"https://www.gutenberg.org/">www.gutenberg.org</a>.</p>
+<p>Dit eBoek is geproduceerd door het on-line gedistribueerd correctie
+team op <a class="exlink" title="Externe link" href=
+"https://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>.</p>
+<h3 class="main">Codering</h3>
+<p class="first">Dit bestand is in een verouderde spelling. Er is geen
+poging gedaan de tekst te moderniseren. Afgebroken woorden aan het
+einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in
+het origineel zijn gecorrigeerd. Dergelijke correcties zijn gemarkeerd
+met het corr-element.</p>
+<p>De hoofdstuknummers ontbreken in het orgineel en zijn in deze editie
+toegevoegd.</p>
+<h3 class="main">Documentgeschiedenis</h3>
+<ul>
+<li>2011-04-16 Begonnen.</li>
+</ul>
+<h3 class="main">Externe Referenties</h3>
+<p>Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn
+dat deze links voor u niet werken.</p>
+<h3 class="main">Verbeteringen</h3>
+<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p>
+<table width="75%" summary=
+"Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst.">
+<tr>
+<th>Bladzijde</th>
+<th>Bron</th>
+<th>Verbetering</th>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e119">5</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40" valign="bottom">een</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e130">6</a>, <a class="pageref" href="#xd20e133">6</a>, <a class=
+"pageref" href="#xd20e140">7</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e150">9</a>, <a class="pageref" href="#xd20e159">11</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e174">13</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e219">21</a>, <a class="pageref" href="#xd20e226">22</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e251">26</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e267">28</a>, <a class="pageref" href="#xd20e274">29</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e300">32</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e324">35</a>, <a class="pageref" href="#xd20e349">37</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e457">48</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e462">48</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40" valign="bottom">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e212">20</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">gevaariijke</td>
+<td class="width40" valign="bottom">gevaarlijke</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e258">27</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">sa&ecirc;m</td>
+<td class="width40" valign="bottom">sa&acirc;m</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e317">34</a>, <a class="pageref" href="#xd20e508">53</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1247">149</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1362">166</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">sints</td>
+<td class="width40" valign="bottom">sinds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e425">44</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">wachten</td>
+<td class="width40" valign="bottom">wachtten</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e447">47</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">&raquo;</td>
+<td class="width40" valign="bottom">&bdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e467">48</a>, <a class="pageref" href="#xd20e679">71</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">,</td>
+<td class="width40" valign="bottom">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e493">51</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">Toseane</td>
+<td class="width40" valign="bottom">Toscane</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e519">54</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">hield&egrave;n</td>
+<td class="width40" valign="bottom">hielden</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e545">56</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1421">175</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">Tamelone</td>
+<td class="width40" valign="bottom">Tamalone</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e735">79</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">geduririgen</td>
+<td class="width40" valign="bottom">gedurigen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e763">84</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40" valign="bottom">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e1070">121</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">Sints</td>
+<td class="width40" valign="bottom">Sinds</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e1125">131</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">h&ecirc;m</td>
+<td class="width40" valign="bottom">h&egrave;m</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e1180">139</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">zei</td>
+<td class="width40" valign="bottom">zij</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e1512">187</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">gazien</td>
+<td class="width40" valign="bottom">gezien</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e1519">188</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">bij</td>
+<td class="width40" valign="bottom">hij</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e1531">189</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">vo&ograve;r</td>
+<td class="width40" valign="bottom">voor</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href=
+"#xd20e1542">190</a></td>
+<td class="width40" valign="bottom">V&oacute;or</td>
+<td class="width40" valign="bottom">V&oacute;&oacute;r</td>
+</tr>
+</table>
+</div>
+</div>
+
+
+
+
+
+
+
+<pre>
+
+
+
+
+
+End of Project Gutenberg's Een Zwerver Verliefd, by Arthur van Schendel
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN ZWERVER VERLIEFD ***
+
+***** This file should be named 35887-h.htm or 35887-h.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/3/5/8/8/35887/
+
+Produced by The Online Distributed Proofreading Team at
+https://www.pgdp.net/
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+
+</pre>
+
+</body>
+</html>
diff --git a/35887-h/images/book.png b/35887-h/images/book.png
new file mode 100644
index 0000000..8c9ee4f
--- /dev/null
+++ b/35887-h/images/book.png
Binary files differ
diff --git a/35887-h/images/card.png b/35887-h/images/card.png
new file mode 100644
index 0000000..1ffbe1a
--- /dev/null
+++ b/35887-h/images/card.png
Binary files differ
diff --git a/35887-h/images/external.png b/35887-h/images/external.png
new file mode 100644
index 0000000..ba4f205
--- /dev/null
+++ b/35887-h/images/external.png
Binary files differ
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..dc2ff38
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #35887 (https://www.gutenberg.org/ebooks/35887)