diff options
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 3 | ||||
| -rw-r--r-- | 35887-8.txt | 4044 | ||||
| -rw-r--r-- | 35887-8.zip | bin | 0 -> 80995 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35887-h.zip | bin | 0 -> 93044 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35887-h/35887-h.htm | 4850 | ||||
| -rw-r--r-- | 35887-h/images/book.png | bin | 0 -> 218 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35887-h/images/card.png | bin | 0 -> 249 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35887-h/images/external.png | bin | 0 -> 172 bytes | |||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 |
10 files changed, 8910 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..6833f05 --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,3 @@ +* text=auto +*.txt text +*.md text diff --git a/35887-8.txt b/35887-8.txt new file mode 100644 index 0000000..91aff04 --- /dev/null +++ b/35887-8.txt @@ -0,0 +1,4044 @@ +The Project Gutenberg EBook of Een Zwerver Verliefd, by Arthur van Schendel + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Een Zwerver Verliefd + +Author: Arthur van Schendel + +Release Date: April 16, 2011 [EBook #35887] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN ZWERVER VERLIEFD *** + + + + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +https://www.pgdp.net/ + + + + + + + + + EEN ZWERVER VERLIEFD + + door + + ARTHUR VAN SCHENDEL + + + 1917 + + + + + + +1 + + +Toen Tamalone een knaap was van dertien jaren, bleek en bescheiden, +was hij het meest geliefde kind van zijn vader, die hem altoos bij +zich verlangde, hem 's morgens medenam naar het hof van den baljuw +en hem zijn boek liet dragen. En thuis na het avondeten las hij +hem voor, dicht bij hem gezeten. De jongen luisterde dan met oogen +neêrgeslagen naar de geschiedenissen van de heiligen, van de koningen +en de oorlogen en zat nog langen tijd daarna zwijgend voor zich te +staren. Maar zelden sprak hij een woord. + +Eens zag een priester hem en was getroffen door de zonderling teedere +bekoring dier donkere oogen; en nadat hij vele malen in de woning +van Anfroy, den vader, was komen spreken nam hij den knaap mede naar +zijn kapel, achter het gasthuis bij de rivier. Daar, in de sacristij, +waar hij door de hooge ruitjes de kalme zonnige wolken aan de lucht +zag gaan, zat voortaan Tamal des morgens naast andere jongens op +banken, luisterend naar den priester, die in 't midden met schoone +klanken stond te zingen; hun aller hooge stemmen herhaalden dan een +korte wijs,--bij het ijl geluid zijner eigen stem voelde hij zijn hart +verwonderlijk poperen, zijn wangen waren heet en hij wendde zijn oogen +van den priester niet af. Den langen weg naar huis, en des morgens +weder naar de kapel toegaande dacht hij gedurig hoe heerlijk het was in +de ruimte van een kerk te zingen; hij keek niet meer naar het koopvolk +en de huizen die hij voorbij liep, hij zag inwendig zooveel nieuwe +dingen en hoorde steeds den klank van de stem der priesters--het +waren zijn eerste droomen waar zijn gelaat van bloosde en dit was +zijn eerste liefde, het koraalgezang dat vader Mahy hem leerde. + +In de kapel hielden de geestelijken veel van hem; zijn vader was +heimelijk verblijd wanneer hij des avonds den jongen met een boek op +de knieën stillekens bij het licht zag lezen, en dacht glimlachend +aan later tijd. De moeder echter vroeg als hij naar bed was wel eens +ontevreden en met een duister verdriet, waarom hij toch van de zusjes +verschilde, zoo zelden en zwakjes lachte en nimmer sprak van wat hij +gezien had of gelezen. Doch Anfroy sloeg op haar woorden geen acht. + +En toen--het was in den donkeren wintertijd dat het begon--bemerkten +zijn ouders, dat hij lusteloos werd, iederen dag laat thuis kwam en +'s morgens zich haastte om uit te gaan. En op een dag kwam vader +Mahy hen vragen waarom Tamal in zoo langen tijd niet gekomen was om +te zingen en te leeren. Anfroy sprak dien avond bedaard en ernstig +met zijn zoon, die enkel antwoordde, dat hij 't heerlijk vond den +ganschen dag door de straten te loopen, denkende aan wat in de boeken +stond,--maar hij zweeg van de zonderling ontspruitende genietingen +waarmede hij in zijn verbeelding vreemder en schooner ongekendheden +beleefde dan hij ooit had gelezen, gezichten van verre landen en oude +tijden, van ridders en heiligen en van eigen daden, saâmgeweven tot +een spel van kleurig verlichte tafereelen, die hem voort deden loopen +met moede voeten door straat na straat uren lang, tot hij eindelijk +stil stond en met heete oogen begeerde, dat er één lief beeld van +zijn gedachten wezenlijk waar. + +Hij zweeg van zijn innerlijken lust en beloofde weêr braaf naar het +koor te gaan. Maar hij hield zijn belofte niet, hoewel zijn vader +hem sloeg en vaak bestrafte. + +Later bleef hij ook 's avonds uit, een buurman zei dat hij in taveernen +kwam met andere jongelieden. Anfroy bedwong zijn drift en sprak weder +met hem; hij zou nu in de leer gaan bij een zilversmid. En Tamal, +beschaamd over zijn luiheid, ging trouw naar den winkel waar hij +aandachtig werkte. Weldra voelde hij het tintelen van de onrust weder, +die hem verlangend deed uitzien naar den Zondag om ver te kunnen +loopen en aan de vreemde oorden te denken; maar hij bleef bestendig +en zat ijverig gebogen op de werkplaats, waar slechts den ganschen +dag het fluiten van den ouden meester klonk. Aan het koor, waar hij in +sprakelooze verwachting placht heen te gaan, dacht hij niet meer. Hij +bleef nog even zwijgzaam, zijn stem klonk ontevreden. Menigmaal wanneer +hij vermoeid was kwam er een neêrslachtig voorgevoel in zijn ziel, +dat al zijn verlangen vergeefsch zou zijn, zich nimmer zou uiten, +maar verzwinden om niet, en hij peinsde ernstig somtijds wat het wel +was, dat hij 't liefst zou willen ter wereld, maar wist het niet. En +dan gaf hij zich met wellust over aan 't gemijmer, dat een vreemde, +onwezenlijke innigheid had, zooals zij wel kennen, die soms, laat +ontwaakt, zich om den ochtend en de wakkere wereld niet bekommeren, +maar liggen blijven en zich in stilte verwonderen hoe zooveel liefheid +daarstraks in hun hart kon dwalen--zij spreken niet als zij opstaan +en voelen in weemoedigen eenvoud, dat er schooner dingen zijn dan +hun oogen zien. + +Hij was toen zestien. Een meisje, dat hij ontmoette, lachte hem zoo +liefjes toe, dat hij verwonderd in nieuwe vervoeringen raakte en haar +gaarne behaagde; doch weinige dagen slechts, want het meisje ging met +een ander spaceeren terwijl hij haar overal zocht, en haar later wel +beziende vond hij haar niet zoo mooi als hij eerst had gezien. + +Hij vergat haar aldra, maar uit die eerste verrukking broeide een +rustelooze drang na, die hem gemelijk maakte en van de werkplaats +afkeerig. Vaak voelde hij zich nu vermoeid van de verbeeldingen, die de +een na de ander verkleurden en een stemming nalieten van armzaligheid. + +Eens toen hij in donker door de stille buurten doolde, hield een +oude vrouw hem staande, jammerend en hem smeekend haar te beschermen +voor de schouts, die haar vervolgden. Tamalone, door haar armoedige +gestalte en haar klachten ontsteld, vroeg niet wat zij gedaan had, +maar nam haar op en liep hard met haar heen, in de verte zag hij de +lantarens van de wacht al schommelen. Met plots gevoelde kracht rende +hij door duisternis voort, de vrouw klemde zich vast aan zijn hals; +hij liep harder en harder want achter zich hoorde hij den klank van +wapenen en het hijgen van mannen in vlugge vaart. Eensklaps werd +een haak om zijn beenen geslagen, hij viel tegen een muur, de vrouw, +die hij in zijn armen hield, gilde hoog uit. Doch onstuimig sprong +hij op en pakte een der schouten aan--toen voelde hij sterkere handen +die hem losrukten, hij worstelde nog, maar verloor zijn kracht; de +kreten der dievegge drongen schel door de duisternis. Dan namen de +mannen hun lantarens op en droegen hem weg, langs de huizen stonden +de menschen met kaarsjes ontsteld aan hun deuren. + +Des morgens, terwijl hij naar het gerecht werd gevoerd, was hij +verbaasd hoe eigenlijk alles gebeurd was; een arme vrouw had hem +gevraagd haar te helpen en hij had met de schouts gevochten, hij wist +niet waarom. En toen hij voor de rechters stond en antwoorden moest, +was hij bedeesd en sprakeloos; dan echter hoorde hij achter zich +het zuchten en kermen van de vrouw, die naar de galg werd gevoerd en +hij zeide dat hij haar had willen helpen. De rechters zagen elkander +aan; zij veroordeelden hem, hij werd gegeeseld en daarna in het blok +geslagen voor de gevangenis, waar vele menschen stonden, lachende +mannen en vrouwen, luidruchtig en met drukke gebaren. Daar lag hij +met pijnen onder de blauwe lucht, de toeschouwers met hun hatelijk +vroolijke blikken keken voortdurend. Hij beefde van woede, zijn +pijnen verergerden en werden ondragelijk, maar hij bleef met de tanden +vastgeklemd en de vuisten verhard de lieden lang en strak aanstaren, +die nieuwsgierig drentelden langs de rijen van boosdoeners. Eensklaps +rilde hij van koude, een onnoemelijke onverschilligheid kalmeerde +zijn hart en gelijk hoog aan den hemel, langzaam en onbereikbaar, +een vogel gestadig verder vliegt tot hij in 't licht verdwijnt, zoo +voelde hij duidelijk, dat hij een lief vertrouwen verloor, hij sloot +zijn oogen en zijn spieren ontspanden zich. + +Des avonds werd hij vrij gelaten. Hij liep langzaam naar huis, maar +op weg voelde hij zich ziek van vermoeidheid; hij ging een herberg +binnen en zat ellendig op een bankje, met een beker voor zich, +terwijl in het half-duister vertrek mannen kwamen en gingen, die met +grove stemmen praatten en lachten en geen acht op hem sloegen. In +zijn hoofd klopte het koortsig, hij voelde iets in zich schrijnen, +maar hij bleef roerloos zitten, langen tijd, strak voor zich kijkend, +onverschillig en zonder gedachten. Eindelijk riep de waard hem toe, +dat hij heen moest gaan; zonder antwoord dronk hij zijn beker leeg en +liep naar buiten, er was iets onnatuurlijks in hem. Het was een loome +nacht, waarin de geluiden van late menschen--een eenzaam vriendenpaar +gearmd, dat vertrouwelijk liep te praten, of in de verte het schelle +lachen van een lustige deerne--klankvol luidden als in een donker +treurspel van ouden tijd. Tamal bemerkte dat de krankheid van zijn +lichaam verminderd was en terwijl hij langzaam schreed door de straten +van gesloten huizen, ontwaakte de een na de ander zijn gedachten, hem +mild verblijdend, de lauwe zomerlucht streelde zijne wangen. Eerst +dacht hij aan zijn vader, die vroeger zoo goed was geweest en van +wien hij zooveel had gehouden; hij begreep niet waarom zij nu niet +meer van elkander hielden en waarom zijn vader naar niets anders +ooit vroeg dan of hij geregeld naar den winkel ging, naar het werk +dat hij haatte en slechts deed omdat hij niet lui wilde zijn. Dan +herinnerde hij zich wat hem den vorigen avond en dien dag overkomen +was, hij glimlachte in lichte verbittering en voelde zich ouder; +maar in zijn innig gemoed, onaangedaan door de herinnering, waarde al +weder een ijl gedroom van wat hij doen zou als hij ridder was en in +verre landen reisde--de beelden ontloken in zijn gemijmer als lampjes +achter de ruiten wanneer de dag vervliedt, en bewogen, schimmen van +een liefelijke wereld; hij had zijn geeseling vergeten en zijn woede +toen hij naar den blauwen hemel boven hem zag. En bij den dageraad, +bij het zwatelend gerucht van menschen, die vroeg ontwaakt naar hun +arbeid gingen en blijde rondzagen naar de kalmte van den zomermorgen, +liep hij nog voort met gebogen hoofd. + +Zijn moeder schrok toen zij hem binnen zag komen, zij nam hem schreiend +in haar armen. Haar vragen echter beantwoordde hij niet; uitgeput van +vermoeienis leide hij zich op zijn bed en sloot zijn oogen. Een diepe +ademhaling klonk weldra in de kamer, waar de zon scheen en de zusjes, +in hun spel gestoord, op een afstand naar hem keken; de moeder, +met betraande oogen, ging rustig met haar werk weêr voort. Toen +Anfroy thuis kwam van het hof, stond hij een pooze zwijgend bij zijn +slapenden zoon, zette zich dan aan de tafel, zeide zijn gebed en at, +maar hij sprak geen enkel woord, zoodat het zeer stil was en slechts +de zware ademhaling werd gehoord van den slaper in de bedstede. + +Terwijl zij arm in arm naar de werkplaats gingen des anderen daags, +vroeg Anfroy zijn zoon waarom hij voor de gevangenis te schande had +gelegen. Tamal was aangedaan door de zachte stem en vertelde alles op +verdrietigen toon. Maar zijn vader keek hem wantrouwend aan en schudde +zijn hoofd; toen werd hij plotseling rood en rukte zijn arm los, in +benauwde boosheid schreed hij voort, hij sprak niet meer. Zij waren +bij de werkplaats gekomen; Anfroy stond stil en beval zijn zoon vroeg +thuis te komen toen deze op eens zich omkeerde en met een kreet hard +wegliep--een bedreiging werd hem nageschreeuwd, de grijze zilversmid +kwam naar buiten, vroeg wat er was en schudde zijn hoofd. + +Sedert zagen zij hem thuis op ongeregelde uren; eerst klopte hij laat +elken avond aan de deur, klom zwijgend in zijn bed terwijl zijn vader +hem schold en hij nog lang daarna het zuchten van zijn moeder hoorde; +maar later bleef hij vaak gansche nachten weg en kwam dan onverwacht +wanneer zijn moeder alleen was om eten vragen. Het werd zeer droevig in +het huis van Anfroy; de kleine meisjes spraken met fluisterende stem +als hun ouders tegenover elkaêr aan de tafel zaten en aan den jongen +dachten, die in duister en ongetij dwaalde, zij wisten niet waar. + +Tamalone kende de gansche stad en de landen buiten de wallen. Bij +voorkeur liep hij waar weinig menschen waren, daar voelde hij zich +tevreden en teeder van hart. Des avonds zat hij in een taveerne met +andere jongelieden, die zongen, stoeiden en van de meisjes spraken +welke zij kenden, en daar kreeg hij een vriend, een vroolijk jonkman, +die met liederen en vioolspel het brood verdiende en hem dikwijls +lachen deed. Zij waren allen arm en zorgeloos; om voor zijn vrienden +en zich zelf een maal te betalen nam Tamalone soms heimelijk uit het +koffertje waar zijn vader al jaren lang de zilverstukken spaarde. + +Eens was hij thuis gekomen om voor de barre koude te schuilen. Zijn +moeder zat bij het lampje en Anfroy in de schouw met starre oogen waar +de hooge vlammen hun licht in spiegelden. De wind die zoo straks door +den schoorsteen gierde, was van lieverleê bedaard. Het hout knetterde +in het vuur, niemand sprak in de kamer; het was een zonderlinge +stilte en Tamal, van den een naar de ander kijkende, kreeg plots een +ingeving, dat zijn ouders, onverschillig en ongenegen, vreemdelingen +waren voor hem en eeuwig zouden blijven. Zijn oogen werden vochtig +en hij wenschte, dat toch zijn vader iets zeggen zou om de stilte +te breken; hij stond op, liep lusteloos heen en weder en keerde bij +'t vuur terug, zijn borst was van verlangen vol, hij wilde spreken, +maar wist niet hoe. Buiten hoorde hij de stemmen van geburen, die +elkander iets toeriepen over het koude weder, een deur sloeg toe en +alle gerucht van de straat verstierf, terwijl in de kamer zwaar de tijd +verging en de stilte ontzaglijk werd, suizend en ruim, als vervuld van +een machtige aanwezigheid, onbegrijpelijk en niet te weêrstaan. Met +oogen wijd open van onnoozelen angst zag hij rondom zich naar de oude +meubelen, de bedsteê waar zijn zusjes sliepen, en de schouw--zijn +vader zat in de warmte te dutten, de vlammen verlichtten zijn gelaat, +dat terzijde was genegen. En Tamal ervoer die zelfde onverschilligheid +weder, die hij gevoeld had toen hij in 't blok had gelegen verleden +zomer, het was nu een aangenaam licht gevoel. Een oogenblik later +dacht hij aan zijn vrienden en den jool in de herberg; hij stond op, +nam zachtjes zijn kap van een stoel en liep naar de deur. Hij keerde +zich om--zijn moeder keek hem boos aan met het voorhoofd geplooid, +zijn vader zat roerloos in den vlammenschijn. En geheel onbedacht, +duidelijk en zeker, nam hij het besluit nimmer meer terug te keeren, +doch naar andere landen te gaan... het was een plotse klaarheid in zijn +gemoed als de glans van de zon in een rivier. Hij lichtte de klink, +de tocht voer ijzig door de reet der deur naar binnen, zoodat op de +tafel het lampje walmde. + +Haastig liep hij door de straten waar in duister de sneeuw zacht +ritselend in dichte drift neêrdaalde, zijne schreden maakten een +krakend geruisch. Hij dacht hoe hij morgen eten zou vinden, maar +vergat dat weêr spoedig in zijn blijheid, dat zijn leven veranderen +zou. En hij liep zoo lang, denkend aan de verre landen, tot hij niet +wist waar hij was. + +In den ochtend, die feestelijk scheen van rijkelijk warrelende sneeuw +over de lage huisjes, vertrouwelijk onder hun wit-bevrachte daken, +vonden de stadswachts hem in het portiek van een kerkje; hun stemmen +en een vroegmisklokje klonken broederlijk en welgestemd in de zachte, +zedige straat. Zij namen hem op en droegen hem weg naar het gasthuis. + +Daarna zwierf Tamalone met zijn vriend in achterbuurten en +herbergen waar dieven en liedjeszangers en lichtekooien te zamen +kwamen. Menigmaal liepen zij beiden, arm in arm, te zoeken, waar zij +te eten konden krijgen en menigmaal ook vluchtten zij buiten de poort +om zich te verschuilen dagen lang voor de schouts. Maar Tamalone was +frank en tevreden in zijn bandeloos leven en groeide spoedig tot man. + +Eens ontmoette vader Mahy hem, die zijn bleek gelaat aandachtig +beschouwde, dan vriendelijk tot hem sprak en hem medenam naar zijn +woning. Het was een welig behagen voor den jonkman aan den klaren +disch te zitten en naar de vrome woorden van den priester te hooren, +zijn leven van de laatste maanden scheen hem onwezenlijk toe. In +de sacristij, waar de zelfde gele bladen muziek van vroeger lagen, +zongen zij een lofzang samen, de een was door de stem van den ander +tot serene wijding geroerd. Hij bleef verscheidene dagen in de woning +van den vader, ernstig en in vroom gemijmer; op een ochtend ging hij +mede naar het nieuwe klooster van St. Franciscus, waar de overste +hem in beproeving ontving. + +Alleen in zijn cel, eenvoudig en bedaard, schreef hij daar van den +stillen morgen tot den stillen nacht bij het licht van een kaars de +woorden van heiligen in sierlijke letters na; wanneer het klokje +der uren klepelde en het zijn beurt was, ging hij naar het altaar +om te bidden, de arbeid en de koele stemmigheid van het huis hadden +zijn verbeelding bedaard, hij bad in liefderijken ernst. Een grijze +broeder bleef somwijlen staan om hem na te zien wanneer hij door den +ommegang terugkeerde naar zijn cel, en dacht dat hij een vroom man +moest worden, die zoo bezadigd was in zijn jeugd. + +Doch, vermoeid en geheel alleen met de boeken, zat Tamalone menigkeer +lange poozen te staren naar zijn hoog tralievenster en dacht aan de +verlatenheid waarin hij door een toeval was verdwaald, hij die weleer +in kleurige verzinsels leefde van veel avontuur; en dacht aan zijn +traagheid ook waardoor alleen hij nimmer getracht had te weten wat +zijn toekomst zou wezen en waarheen toch zijn verlangen stond. + +En aldus, na veel laten, aandachtigen arbeid mijmerend in 't grauwe +vertrekje, kreeg hij eens in verbazing het inzicht, dat zijn leven +vruchteloos was voor God dien hij bad, wijl heel zijn lieve jeugd en de +warmte van zijn hart in droomerijen waren verspeeld en hem niet meer +konden drijven tot vrome daden; dat zijn leven machteloos zou zijn, +daar hij niet zooals de broeders begeerde, die met devotie of met +hartstochtelijke woorden spraken van wat zij doen wilden ter liefde +van den Heer en de zondige menschen. Hij zuchtte gelaten, doch hij +treurde niet en den anderen morgen zette hij zich weêr bedaard aan +den lessenaar. + +Maanden lang zat hij alleen, schrijvende in zijn cel, hij voelde zich +een oud man worden en had geen andere zorg dan voor het pergament en +de sierlijkheid der letters. In de diepte van den nacht, als de taak +was volbracht, had hij soms een onbestemd berouw, dat de tijd voorbij +ging en geen verandering bracht. Daarbuiten in de wereld leefden de +menschen in vroolijke drukte. + +Ten leste echter kwijnde zijn ijver en op zonnige morgens talmde +hij langer in den hof, op een bank in het bloesemend lommer, met +andere broeders, die praatten en hun werk vergaten in glimlachende +genoegelijkheid; of drentelde geheel alleen door den boomgaard, +zooals hij 't liefste deed, terwijl met vreemde onverwachtheid hem de +lieve verbeeldingen uit zijn jongensjaren weêr verschenen. Wanneer de +overste of de poortier hem vond, hem berispte of bestrafte, ondervond +hij die zelfde schaamte en vrees als in de dagen toen zijn vader hem +gestreng behandelde. En onder het werk, wanneer de wrok tegen het +onrechtvaardig gezag was geweken, werd het hem al klaarder bewust, +dat hij in heel zijn leven niet gelukkig was geweest, behalve vroeger +als hij alleen door de straten liep en in zijn denken verwonderlijke +dingen zag gebeuren. Hij zuchtte bij de gedachte wat er gekomen was +van zijn innig voornemen om vroom te leven, zijn schoonste gevoelen was +maar een vergankelijk iets geweest, en hij glimlachte over zich zelven. + +Omtrent den tijd, dat de aartsbisschop een bezoek zou brengen, gingen +er heimelijke geruchten in het klooster: de broeders, die des morgens +altijd luierden en praatten, werden achterdochtig en keken gedurig +rondom zich. Eén van hen, Simon was zijn naam, vertelde Tamalone +eindelijk wat er op handen was: zij werden van ketterijen verdacht, +er was een geschrift gevonden met leerstellingen van de catharisten +en zij hadden besloten liever te vluchten dan het oordeel van den +aartsbisschop te wachten en de penitentiën, die volgen zouden om het +huis te zuiveren--bijna in alle kloosters waren oproerige denkbeelden +ontdekt, men strafte gestreng. Tamalone zelf had gevaarlijke woorden +gesproken, zeide Simon, en zij rieden hem met hen mede te gaan. Hij +herinnerde zich niet wat hij gezegd kon hebben en waarin hij gezondigd +had, maar het enkele geheimzinnige woord van een vlucht in donker +bekoorde hem zoodanig, dat zijn wangen gloeiden en hij in ontroering +telkens dacht aan de uitgestrektheid der velden ginder buiten den muur, +aan de tallooze menschen die hij weêrzien zou in de stad. + +Den zelfden avond nog klauterden zij stillekens één voor één een +venstertje uit en liepen achter elkaar zwijgend door een weiland in +de richting der stad, waar de lucht rossig was gelijk de weerschijn +van een brand. Tamalone kwam achteraan in de donkere rij van pijen en +floot een deuntje dat schriel welluidend klonk in den teederen avond, +hij was zoo zorgeloos wat een toeval hem weêr brengen zou. Toen zij +binnen de stadspoort waren gekomen, gaven zij elkander de hand, een +iegelijk ging zijns weegs en Tamalone voerde Simon naar een herberg +meê, die hij wist in een achterstraat. + +Sedert dien tijd had hij nooit meer een woning. Hij verliet de stad +waar hij geboren was en zijn vaderland, vroolijk en onbezorgd waar 't +henen ging. Het toeval voerde hem naar het zuiden. Slechts de bochtige +nauwe straatjes waar hij als knaap had gedoold, keerden somtijds in +zijn herinnering weêr, en ook een enkel maal het gelaat van zijn vader +met starre oogen. Wel vermeed hij de eerste maanden de menschen nog, +want in de droomen uit zachtzinnig verlangen gerezen zweefde een vage +hoop, dat hij wonderen zou beleven van hartstocht en geluk. Doch de +tevredenheid, welke hij genoot op zijn reizen over verlaten wegen, +wanneer hij enkele dagen in een dorp of konvent had vertoefd, deed +hem begrijpen dat zijn vrijheid zijn eenig geluk zou wezen. En de +oude verbeeldingen van schoone vrouwen en 't geluk dat zij schenken, +van prinselijke grootheid en daden die de wereld zouden verbazen, +werden allengs een simpel welbehagen gelijk in een schouwspel dat +men gadeslaat, het wekt geen verwachtingen en 't genot is maar +tijdelijk. En hij werd spraakzaam en gemoedelijk. + +Hij zwierf in vele streken, het liefst op het land; onder den ruimen +hemel voort te gaan was zijn grootste vreugd. De burgers in de steden +kenden hem als een vriendelijken eerzamen broeder, die tallooze +verhalen wist en hen aan 't lachen kon maken, zoodat zij hem gaarne +zagen; maar sommigen ook zeiden kwade dingen van hem, dat hij een +bedriegelijke sluwerd was en een dief. Zelden echter bleef hij lang +in de steden, hij trok zich van de menschen en hun zorgen luttel aan, +en het leek hem of ook de lieden hem eerst met bevreemding aanzagen, +wanneer hij weêr eenige dagen in hun buurt was teruggekeerd, er was er +geen die ooit aan hem dacht.--Tamalone wist, dat zelfs broeder Simon, +zijn vriend die in Pisa woonde, waar hij soms kwam, hem vergat wanneer +hij vertrok. Maar hij bleef argeloos en blijgezind en voelde in zijn +avontuurlijke vrijheid zich immer een gelukkig man. Het duister +verlangen van weleer naar hartstochtelijke daden en ontroeringen +kwam maar zeldzaam in zijn gemoed, de vreugde van het zonlicht en +de wolken aan den hemel en van de beelden, die enkel beelden bleven, +was zijn eenig bezit, hij wist dat er geen toekomst was. + + + + + + +2 + + +Nu was er wanorde van haastige toebereidselen in het kamp, tenten, +gereedschappen en oorlogstuig werden op wagens geladen met armen waar +de aderen dik op stonden. Het onverwacht vooruitzicht van losbandigheid +ginds in de stad maakte de mannen lustig rumoerig. En weldra stonden +zij in velerlei sierige kleedij en bewapening in rangen aangetreden, +een troepje ruiters naast hun paarden in voor- en achterhoede; en toen +eerst, in het onbewegelijk wachten, kwelde hen weder de stralende +zomerlucht en verlangden zij om voort te kunnen. Rogier gaf een +wenk--met schel gejoel, als van jachthonden, ging de tocht vooruit. + +Aan het hoofd, statig in staal gehuld waar slechts zijn roode baard +uitstak, reed Carolus de brigadier op een hoog, gepantserd paard, +geflankeerd door twee oosterlingen met spitse mutsen van wit bont over +hun helmen, en trommen voor zich op 't zadel: dan kwamen de Duitschers +met bandelieren van verschillende kleuren, sommigen met goud en zilver +gesierd. Een kleine afdeeling voetvolk volgde, temidden waarvan Rogier +reed met blinkenden helm en borstplaat van voortreffelijk maaksel; +ten laatste de oostersche ruiters, allen in roode en groene buizen +en met korte zwaarden omhoog. + +En achteraan, heel alleen, liep Tamalone de minderbroeder met zijn +handen op zijn rug en een deuntje zingend. + +Zij bestegen den rotsigen weg naar den muur der stad en toen zij de +opene poort zagen zwegen zij. Een zwierige menigte wachtte in den +zonneschijn aan de binnenzijde der opening, reikhalzend en stil. + +De brigadier in de schaduw der poort gekomen deed zijn hengst +steigeren en tegelijk roerden de tamboers hevig hun trommen, zoodat +de verschrikte mannen, vrouwen en kinderen schreeuwend en dringend +ruimte maakten; zij hadden ontzag voor den geweldigen krijgsman +voorop en voor de trommen, zij hadden nooit andere troepen dan +gewapende poorters gezien. Er rees een geruisch van bewondering voor +den regelmatigen tred der voetsoldaten en toen Rogier voorbij reed, +werden in de menigte, schitterend in een glans van stof, de gebaren +bezield, de uitroepen zwollen tot juichend gedruisch in de nauwe klare +straatjes. De rustingen die glinsterden, de orde en het stilzwijgen +vooral van de vreemden, werden druk besproken en er was blijdschap, +dat het vechten nu gedaan was, temeer daar de verstandigen onder +de toeschouwers, die luid spraken en met gezag, verklaarden dat de +schade alleen de rijkere ambachts trof, immers daar de kleinere +slechts weinig in de schatting bij konden dragen; maar ook vrij +van eigenbelang werd er welgezindheid jegens den keizer geuit, die +belasterd werd door priesters van geringe geboorte. + +Op het marktplein, waar de aanzienlijken wachtten, hielden de +troepen stil; eensklaps rees het stemmengerucht aangroeiend tot +verrassend gejubel, de tallooze gezichten bewogen opgewonden in den +zonneschijn. Een bandelooze woeling van jonge mannen en vrouwen, +door Tamalone geleid, trok zingend en met doeken wuivend rondom de +lichtende figuur van Carolus saâm, de monnik reide die het dichtst +bij waren in den franschen danskring rond; buigend en de beenen hoog +heffend warrelden zij om den brigadier heen, wijl half spottend +half gemoedelijk hem de grilligste namen werden toegeroepen, die +het plein, blakerend tusschen de witte huizen, daveren deden van +gelach. Onverschillig voor het geraas keek Carolus van zijn paard op +het gepeupel neêr. + +Doch de gemoederen der soldaten namen de warmte dier plotseling +bruisende feeststemming aan. Zwijgend waren zij de stad binnengekomen, +maar door de schaterende drukte klaarden hun gezichten thans op, +zij werden vroolijk in de uitbundigheid ten koste van den brigadier +en bewegelijk van lust om meê te dringen in het gedrang. Nadat zij +hun bevelen hadden gekregen, verspreidden zij zich onder het volk, +dat hun wijn te drinken gaf; in de steile straatjes sprongen de +Duitschers in rijen arm in arm met de ambachtslui en de joelende +vrouwen. Tamalone,--hij was toen omtrent dertig jaren, een luimig man +bij feesten en volle kannen--, de monnik, die de eerste vroolijkheid +had doen opgaan, liep lachend en knikkend door de drukte, er werd +gejuicht waar hij ging, en bekers werden geheven. En dien ganschen +dag was de klare zomerlucht van zangerige stemmen vervuld. + +Toen het later werd en in het gewemel tusschen de lage schemerige +huisjes slechts de witte en gele kleederen en de mutsen der vrouwen +nog het lichtste waren, trad Rogier met zijn brigadier en een burger, +door de twee tamboers gevolgd, uit het stadspaleis om naar de soldaten +te zien. Waar hij kwam, hield het dansen en springen op, de juichkreten +klonken zonderling fel in de duisternis. + +Doch rustiger was het in de straten waar de breede rijkere huizen +stonden met hun deuren, donker en klein, hecht gesloten: hier +gingen geen menschen en druischte het rumoer verzacht slechts uit de +verte. Er stond daar een kathedraal, onvoltooid en zonder torens; +de vijf mannen door een open deurtje kijkende zagen in den schijn +der kaarsen enkele bidsters geknield. Twee zeer jonge vrouwen traden +naar buiten en toen Rogier een van haar aanzag wijl zij passeerde, +zweefde een luwe aandoening hem voorbij, of 't herinnering was die +al te gauw vervluchtte. En de geluidloos wijkende figuren nakijkende, +vroeg hij den burger wie zij waren. + +"Dat zijn de dochters van heer Lugina," antwoordde die met een +lachje. "Door uw onverwachte komst kon hij niet meer naar Bologna +gaan en daarom vluchtte hij hierheen." + +Zij keerden in duister zwijgend en voorzichtig terug. Nog zag Rogier +dat jonge nieuwe gezicht en hield hij zijn oogen toe of hij zich iets +herinneren kon. + +Voor het paleis bleef hij staan en zag over het plein, waar in den +zwoelen nacht gestalten gingen en hier en daar een toorts bewoog. Nu +klaarde het voor zijn bewustzijn, dat hij reeds in den ochtend, in het +rijke zonlicht, bijwijlen vaag en vervlietend een nieuwe teederheid +had gevoeld, en zijn vragende verwondering over het meisje van daareven +was hem welkom en behagelijk. + +Aan den overkant, bij den glans van twee stil brandende toortsen, +zag hij Tamalone met een edelman langzaam gaan en een huis +binnentreden. Toen was het plein verlaten. Het gedruisch werd al +schaarscher in de duistere straatjes, slechts nu en dan klonk in de +verte een vermoeid referein of luid het kloppen op deuren. + + + + + + +3 + + +In de koelte van de kathedraal, waar hij haar den eersten avond van +zijn binnenkomst ontmoet had, zag hij de dochters van Lugina weder, +en weder roerde de onvolwassen gestalte van het jongste meisje hem +tot innerlijke aandacht en onderging hij de vreemd kille ontroering +van eindelooze zoetheid, van louter genot dat komende was. + +En Carolus, den getrouwe, trof het weldra, dat er sedert de inneming +der stad over zijn meester een frissche bloei was gekomen, een vreugde +die zich uitte in sierlijke wijde gebaren en die hem hoofsch deed +bewegen als een prins. Hij had hem in de kathedraal met vrouwen gezien, +hij had hem het huis zien binnengaan waar Lugina vertoefde, de oude +vijand van Rogiers geslacht--en hij besloot hem heimelijk te bewaken. + +Buiten de noorderpoort stonden aan den wijden weg den heuvel af +kastanjeboomen uit zeer ouden tijd, wier takken zwaar van loof +nederbogen tot den grond. In den avond liep Rogier daar geruchtloos en +langzaam met een ruiker van rozen, en toen hij aanstonds dicht langs +de duistere stammen een kleine vrouw haastig zag naderen, liep hij haar +met gestrekte armen tegemoet, boog en gaf haar zwijgend de bloemen. + +Met haar kleine koele hand in de zijne daalden zij den weg af, +zij in vluggen gang om zijn schreden bij te houden en nu en dan +omkijkende in de donkerte van het gebladert. Aan den voet van den +heuvel kwamen zij aan opene velden, waar 't bleeke koren stond, +en steeds zwijgend keerden zij rechts een voetpad in met jonge +populiertjes ter weerszijden. + +De grond was hier vlak en zij liepen langzaam. Haar hand vaster +drukkend, in een neiging om dichter die donzige nabijheid aan te +raken, fluisterde hij in korte woordjes, dat het zoo lief van haar +was dat zij gekomen was, en dat hij voortdurend aan haar gedacht +had. Onbewegelijk en koel voelde hij haar hand in de zijne, maar over +zijn lichaam poperde gestadige ontroering. Het voetpad werd bochtig +en rees weder en daalde over heuveltjes van dicht wingerdloof, naar +een boschje waar zij schimmig de stammen der boomen bespeurden in de +tinteling van duisternis. + +Mevena wendde haar hoofd weêr om, zij stonden stil en zagen aan de +schemerwolkige lucht den top des heuvels waar de stad was. Plotseling, +tot een zoete verbazing der wandelaars, vloot een glad geluidje door +het loover, het streelend kwinkeleeren van een vogel vulde den nacht. + +Dan werd het plots weêr stil en het meisje, angstig in het duister, +kwam dichter bij den jonkman staan. Hij zag haar groote oogen, boog +zich en kuste haar; diep ademend omvatte hij heel haar slank lijfje +en kuste haar die nog niet kussen kon tot haar lippen bewogen, en +drukte haar aan zich, en fluisterde kleine lieve woordjes. En zij, +met een borst van gloeiende stilte, haar gelaat naar zijn mond, +wachtte de kussen, luisterend naar den zwellenden nacht die zwoel +van teederheid was. + +Toen zij langs het paadje het donkerder bosch in gingen ritselden er +wat bladeren, maar Mevena hoorde, dat er sinds zij stonden ook ander +gerucht nog dwaalde en haar oogen zochten naar alle zijden of zij de +witte danseressen zagen. Hij bemerkte haar onrust, vroeg wat er was, +en beiden luisterden, hand aan hand. Heel in de verte hoorden zij een +gedempt rollen van onweêr, een fijne koelte voer door de boomen. Hij +kuste haar lippen weder en in weelderig zuchten vergaten zij den +komenden nachtstorm, die bij tusschenpoozen rommelde met zwaarder +geluid. De bladeren boven hen ruischten steeds koeler en wuivender, +somwijlen zagen zij elkanders gelaat in snellen schijn, over de +bergen kwam de donder geweldig nader bolderen--en steeds kusten zij +elkander inniger en ongeduldiger, zij kusten slechts want zij konden +niet spreken. Onverwachts brak een helle klaterslag door den nacht, de +takken waaierden in den lauwen wind en groote waterdroppels ruischten +door de bladeren. + +Nauw had hij haar hand gevat om haastig voort te loopen, toen zij een +gerucht hoorden en dan duidelijk een val--Rogier zeide, dat het een +getroffen boomtak moest wezen en voerde haar dicht aan zich mede, +tastend in het natte loof tot zij buiten het geboomte waren. Hij +wist, dat niet ver af een landmanshut stond, verlaten gedurende de +belegering der stad, en daar het water nu dichter en sneller viel en +de schichten des bliksemlichts met vreeselijk geraas de duisternis in +oproer brachten, nam hij haar op en snelde er heen. Een nachtvogel +fladderde langs hen naar buiten toen hij het deurtje openduwde. Zij +deed haar doornatten kap en sluier af, drong zich zachtkens tegen hem, +en hij in een rijke genieting van den rozengeur, die in het warme +duister waarde, streelde haar, streelde de schouders en de haren en +het vochtig kleed. + +En terwijl zij gansch sprakeloos en zonder gedachten de weelde +genoten hunner jonge vervoering, ruischte in den nacht gestadig de +koele regen en schoten de lichtschijnsels, fel onverwacht, gevolgd +door het verwijderend schoon geluid van den hemel. + +Enkele dikke droppels tipten op de bladeren nog, maar de regen was +gedaan en de lucht verbleekte, toen Mevena aan de deuropening vermoeid +in de armen van haar minnaar steunende, weder ergens iets hoorde. Hij +stelde haar gerust, zeggend dat er geen mensch op dit uur zou gaan, +dat zij de feeën niet vreezen hoefde, en om haar angst te verdrijven +riep hij met ver klinkende stem wie daar was. De eerste morgenwind +verspreidde vaag het geluid, een vogeltje tjuikte in de takken. + +Zij bedachten, dat het laat was en dat zij naar de stad moesten +keeren. Op de terugwandeling door het natte gras sprak Rogier luchtig +en zwierig over toekomstige vreugde en zij, in dartelen tred naast +hem gaande, antwoordde en beäamde met een hooge stem. + +"Hier begon het onweêr zoo straks," zeide ze toen zij in het boschje +kwamen, waar de boomstammen nu duidelijk uit de heesters stegen. + +"Zullen wij den tak zoeken, die vlak bij ons neêrviel?" + +Zij keek met groote oogen rond, maar antwoordde niet. En hij kuste +haar en zeide: + +"Lief... Maar het is laat, de lucht wordt zoo licht." + +"Als ik maar binnen kan komen..." + +Vlug gingen zij verder. Toen zij den lommerrijken weg naar de stad +bestegen, zagen zij verbaasd bij hun nadering de poort opengaan. Walid, +de hoofdman der Oostersche soldaten, die buiten stond, groette +eerbiedig. + +Boven hen trilde teeder de bleeke dageraad; in de kilgrauwe straatjes +liepen al gretige kippen en ganzen. De minnaars haastten zich voort, +zij vreesden door vroeg ontwaakte lieden gezien te worden. Op het +plein tegenover het paleis klopte Mevena aan het zijdeurtje van een +aanzienlijk huis met twee torentjes; er werd onmiddellijk geopend +door haar zuster, die haar angstig aanzag, en even knikkend ging zij +voorzichtig binnen. + +Alleen voor het gesloten deurtje staande maakte Rogier een groot +omvangend gebaar, zette zijn vuisten in de heupen en stapte langzaam +dwars het wazige plein over. Carolus stond in zijn stalen harnas al +in de galerij aan den ingang. + +"Goeden morgen, Carlo. Ziet gij dat groote huis met die torens en +vier ramen?" + +"Dat dáár?" vroeg Carolus, en terwijl hij wees ving de groote robijn +in den bisschopsring aan zijn voorvinger een gloeiende flonkering. + +"Ja, daar woont messer Lugina; zorg dat daar vooral de mannen geen +kwaad doen." + +En hij ging naar binnen. + +Twee uren nadat de minnaars in de stad waren teruggekeerd, in den +klaren morgen, droegen eenige landlieden ter noorderpoort het lijk +van een jonkman in, dat zij met doorgesneden hals hadden gevonden in +een boschje tusschen het natte struikgewas. + +"Ach!" zeide Tamalone, die bij het groepje bukte om te zien wat er was; +"het is de jongste zoon van heer Gian Lugina, die uit Bologna komt." + +Omringd door vele meewarig pratende lieden werd de doode naar het +marktplein gedragen, naar het huis met vier ramen. + +Vroeg reeds vertelden zij elkander het gebeurde en velerlei onverwachte +geruchten deden wonderlijk door de stad een gevoel gaan, dat de dag +vreemd was en gespannen van naderend nieuws. + + + + + + +4 + + +Rogier, nauw ontwaakt, zat door de ruitjes in den zonnigen bloemenhof +te staren toen de brigadier kwam zeggen dat Lugina wachtte en verlangde +toegelaten te worden. + +"Maar," zeide hij, "wij kennen den man al zoo lang. Ik zal de wacht +binnenhalen." + +Drie soldaten plaatste hij aan de deur en geleidde later Lugina de +zaal in, een groot man in het paarsch gekleed, met spitsen baard en +gefronste wenkbrauwen. + +Rogier groette vriendelijk. En de ander kwam voor hem staan, knikte +even ten wedergroet; met booze, rappe woorden vertelde hij, dat zijn +zoon met doorgesneden hals was thuisgedragen, en zwoer dat ook dit +gewroken zou worden met al het vroeger onrecht hem aangedaan. Hij +kon zijn toornige stem niet bedwingen en zeide wat hij gehoord had, +dat ook Rogier dien nacht buiten was geweest. + +Rogier haalde de schouders op en zweeg. Eindelijk antwoordde hij, +dat hij weldra zou bewijzen, hoe hij er onschuldig aan was, en immers +had hij den jongeling slechts één keer gezien. Hij beloofde oprecht, +dat hij den moordenaar zou doen vinden en vreeselijk straffen. Toen +vroeg hij Lugina zich te bezinnen of hij zich de laatste dagen niet +een vriend had betoond, en zeide dat hij in den lijkstoet zou gaan. De +oude man zag hem verbaasd aan, boog en antwoordde, dat hij die eer +niet verlangde. En hij keerde zich om heen te gaan, maar de ander +hield hem staande en sprak: + +"Dan zal ik morgen vroeg bij u komen, want ik wil in vertrouwen met +u spreken." + +"Morgenochtend zal ik u wachten, messer; ik hoop dat de moordenaar +dan gestraft is." + +Hij verliet de zaal met de oostersche soldaten. + +"Wees voorzichtig," zeide Carolus, "wees voorzichtig. Die vervloekte +kerels! Ze zouden u vermoorden. Gij kent ze niet, het verdoemde +volk. Gij wilt toch dat meisje niet trouwen?" + +"Ja, morgen ga ik hem zijn dochter vragen. Ga nu heen." + +De brigadier, zeer verbaasd, keerde zich met zwaar schouderophalen om. + +En Rogier zat weêr alleen in de vensterbank met gebogen hoofd. In de +gaarde stonden rustig de rozelaars en vergaderden de zomerzon om hun +rood gebloemte; verder op glansden in blanke menigte de jasmijnen, hun +stillere weligheid was als van smachtende minnaars, die hun liefde niet +uitspreken kunnen; en achteraan stond eenzaam in de blauwe lucht een +beukeboom met zijn uitgestrekte takken vol glimmend loof in roerloozen +praal, de monnik Tamalone lag er onder op het gras te slapen. Rogier +staarde in de verre schaduw, terwijl hij in herinnering het frissche +ruischen van den regen hoorde en bij vleugjes de genietingen van den +nacht weêr over zich glijden voelde. Onbegrijpelijk waarde rondom hem +de weeke innigheid van het meisjeshart, dat zich had open gedaan, de +wonderlijke geur harer kussen. Hij dacht aan Lugina met een glimlach +en tevreden hoofdknik... hij zou zeker weêr vriendschap sluiten met +den ouden man en haar weldra trouwen. + +De doodsklokken begonnen te slaan, het misklokje klepelde met zedig +eentonigen klank, Rogier liep naar buiten in de schaduw der galerij, +waar de soldaten stonden te kijken. + +Aan den overkant wachtten slechts weinige vrienden en geburen voor +het huis van Lugina, maar in wijderen kring veel nieuwsgierig volk +met de ruggen naar het paleis gekeerd. Er ontstond een dringen en +reikhalzen, toen traden eerst knapen met een banier en wierookvaten, +een priester en acht monniken met flambouwen het huis uit; dan droegen +Lugina en zijn zoons het lijk naar de baar. + +De optocht werd gevormd en aan beide zijden bewoog de menigte mede +langs de huizen, naar het paleis en voorbij. Rogier staarde met +halfgeloken oogen in het licht; hij hoorde de klokken wel klinken +hoog in de lucht, en de zangerige stemmen der klerken; en hij zag +Lugina in zijn paarschen mantel te midden der flambouwen, waarvan +de walm met den wierookgeur in de warmte boven de menschen dreef; +en hij zag de zonderling donkere blikken op hem gericht; maar turend +over de beweging naar het witte huis met de torens aan den overkant, +dacht hij aldoor aan den diepen ernstigen glans van vrouwenoogen. + +Doffer werden in de verte de eentonige gebeden, één klok slechts +luidde met dreunend gebeier, en nog stond hij tusschen de pratende +krijgslieden in mijmering, toen uit de schaduw eener straat het gonzen +van veel volk te zwellen begon. + +En weldra deinde het marktplein in een kleurige warreling van menschen, +de tallooze gelaten, ernstig en nieuwsgierig, waren naar het paleis +geheven. + +Er waren boden gekomen, hun paarden stonden aan de deur. De menschen +wachtten met wijde oogen het nieuws, zij vertelden elkander reeds, +dat een groot leger in aantocht was. De brigadier verscheen weêr in +de galerij met den man dien zij de poort hadden zien binnenrijden, +er werd gedrongen en gevraagd wat er was. Vooraan pakten twee mannen +woedend elkaâr om den nek, er werd geschreeuwd, lansen en helmen +schoten licht boven de roode, groene, blauwe kaproenen, die rezen en +daalden in het gedrang. + +Aan de overzijde van het plein reed eensklaps een monnik te paard +onder de menigte, in de eene hand hield hij een kruis, de andere wees +naar het paleis met boos gebaar. Er voer door het gewoel een beweging +van onzekerheid waar men luisteren zou en kijken. + +De doodsklok luidde in den klaren hemel, rustig en ongeroerd, terwijl +het nieuws van den monnik in de stoffige drukte zich spreidde: een +vreeselijke slag gewonnen en die van Bologna met een machtig leger +onder hun overheer en den kardinaal geen twintig mijlen van de stad... + +Uit de straten kwamen de krijgslieden, de trommen roffelden en +voor het paleis groeiden de rustige rijen van mannen te paard, +terwijl uit de drommen der stedelingen het stemmengeraas aanzwol +tot hartstochtelijk geluid. Reeds riepen zij van ketters, heidenen, +moordenaars, en klonk er gejuich voor Lugina en den Paus. De hoofden +wendden zich van den monnik naar het paleis weder, waar vlak voor de +lachende ruiters twee mannen worstelden op den grond. + +Dan, uit de straat ter linker, blonk een gouden baander boven de +wemeling; er stegen kreten, gezwollen fel rumoer, dat de paarden +opschrikken deed. Een ruiter tuimelde op den grond. Nu was het +onstuimigheid van armen dreigend boven de hoofden geheven, van +klievende zwaarden en heet geschreeuw. + +En toen Rogier inderijl naar buiten kwam zag hij in den stoffigen dag +tusschen de huizen een ontzettende menigte in bruisende beroering, +te midden waarvan de ruiters op steigerende paarden snel de wapenen +hieven en nedersloegen. Hij beefde van genot bij het gedaver van +woede en strijd; hij gelastte een soldaat af te stijgen, sprong +in het zadel en rende vooruit, over de lijven die vielen, met +prachtige hartstochtelijke zwaaien van arm en zwaard. Nu schreeuwden +de Duitschers en joelden de oosterlingen, een golving voer over het +volk, dat wendde en vluchtte. + +Maar uit de straten kwamen ruiters, Lugina en velen meer, met kreten +van "slaat dood! slaat de heidenen dood!" En het volk keerde weêr en +hield weifelend stand. + +Voort drongen de soldaten en sloegen de weerloozen bloedend +neêr. Midden in de drommen, in het dikke stof, reed Carolus, zijn +geweldige arm in kalme beweging; doch eensklaps rukte hij zijn hengst +overeind en deed hem wild haar voren springen, naar de edelen der +stad. Een machtige houw kwam op Lugina's paard neêr, dat viel; een +andere velde een monnik--naast hem beukte Rogier een jong ruiter uit +het zadel, een tweeden zoon van Lugina, en de gillende Saraceenen +hakten en sloegen in het gewemel onder hun paarden. + +Toen zwenkten de edelen en stortten de straat in, het volk in wilden +angst hen achterna. Zwaar gloeide de lucht van geschreeuw. + +Het plein was leeg aanstonds, slechts aan de schaduwige openingen +der straten rustten krijgslieden. Op den grond lagen vele burgers in +de stovende zon, en wanneer te wijlen er één trachtte op te staan, +hieuw een Saraceen hem neder. + +De soldaten brachten hun wagens en laadden er pakken op, anderen +droegen aldoor groote bossen stroo aan waarmede zij de open gebroken +deuren der huizen binnen gingen. Voor de woning van Lugina stond de +gepantserde brigadier geleund, zich met zijn blauwe doekje bewuivend, +en wen daar kerels met stroo aankwamen, wees hij hun verder te gaan. + +In het midden des pleins werd om een paal een stapel gebouwd en de +monnik die het eerst het volk had aangezet, werd er in gebonden, +slechts zijn afschuwelijk hoofd waar de oogen uitgestoken waren, +en zijn kruis staken uit boven hout en stroo. + +Rogier had met eenige mannen het lijk gevonden van Lugina's zoon, +die gesneuveld was, en volgde het naar het huis in rouwig bewustzijn, +dat er haat van menschen zijn liefste in duister verbergen zoude en +voor hem wijken deed. Bij de geopende deur rees er verlangen in hem op +om binnen te gaan, maar hij zag het doode lichaam en zwaarder woog het +verdriet, dat zij, de nieuw beminde, voor hem verloren zou zijn.... Hij +begreep, dat alles tegen zou wezen, dat zelfs Mevena's jonge gedachten +zich van hem keeren zouden nu hij den haat had gezien van haar vader. + +Aan alle zijden uit de huizen kronkelde rook naar buiten, de vlammen +sloegen uit het paleis. Rondom hun wagens stonden de ruiters en +voetsoldaten in gelederen gereed. De dag werd groezelig door den rook +die snel naar boven warrelde. De brigadier knielde bij den brandstapel +neêr en ook daarom vlogen eensklaps de vlammen op en omringden het +hoofd van den monnik, die luid zijn gebeden uitgalmde. + +Nog stond Rogier aarzelend voor de deur; hij had in het onvermijdelijke +heengaan berust, meenende dat hij te eeniger tijd nog de vriendschap +van Lugina zou winnen en keerde zich reeds, om zich naar zijn soldaten +te begeven. + +Doch eensklaps schoot hem het bloed door het lijf en hij snelde +naar binnen om Mevena te zoeken en meê te voeren; Carolus en enkele +Saraceenen liepen hem na. Zij gingen in hijgende haast van kamer tot +kamer, zij stegen tot boven in 't huis en vonden slechts meubelen +en koele verlatenheid. Rogier riep Mevena's naam, Carolus riep op +zijn luidst, de oosterlingen wachtten met opmerkzame blikken en +luisterden. Maar het huis was eenzaam en stom. Heengaande zagen zij +op den vloer eener kamer het lijk van den jongen Lugina, het bloed +lag er omheen. + +En Rogier, in het daglicht gekomen, in den reuk van brandend hout, +beval den brigadier met een afdeeling vooruit te rukken en de +stedelingen neêr te houwen zooveel hij er zag. Hij vloekte tegen +de hooge vlammen waar de stem van den monnik uit klaagde, steeg te +paard, en de kreten der soldaten krioelden door het rookende plein, +ontzaglijk als een zwarte roofvogelzwerm. + +De straten waren leêg, maar Carolus voorop was op zijn hoede. Zij +vonden de poort met kettingen en balken versperd. En terwijl er plaats +werd gemaakt voor den ram en velen der soldaten uit de rijen traden, +kwamen er alzijds, om de hoeken der straatjes, uit de huizen achter +hen, stedelingen met schilden, bijlen en messen gewapend. De ruiters +sloten zich dicht in gelid, de boogschutters achter hen spanden de +pezen, en terwijl de poort met langzaam geweld gerammeid werd, wachtten +zij het naderend misbaar. Maar de voorsten der burgers weifelden, +zij zagen de paarden en de mannen met glinsterende wapens zoo kalm +en gevaarlijk, en kwamen niet nader. + +Met krakend geraas braken de deuren der poort, de wagens rolden +naar buiten en Rogier, omringd door zijn mannen, reed uit het rumoer +en de hitte der stad en daalde den weg af, in het koele lommer der +kastanjeboomen. + +Naast hem reden de boden; de een was uit Toscane, van den keizer, +de ander kwam van het noorden--beiden hadden gelijke bevelen gebracht +dat de bende onmiddellijk de stad moest verlaten. + + + + + + +5 + + +Weinige dagen later werd het kamp in den schemer van een bewolkten +ochtend door de talrijke troepen van Bologna, die zegevierend door +het land trokken, steden en kasteelen winnend voor de Kerk, verrast +en verslagen. Met slechts een zeventig ruiters werd Rogier, die aan 't +hoofd was gewond, door den brigadier vluchtend naar de bergen gevoerd. + +Daar, aan een kronkelend schielijk vlietje tusschen steile glooiingen, +waar schaars maar groen voor de paarden groeide, deed Carolus de tenten +opslaan om te rusten tot zijn bevelhebber weder hersteld zou zijn. + +Hij bekommerde zich om de bevelen van den keizer niet, zijn gansche +aandacht en zorg waren den zieke gewijd. En die dagen, toen zijn +meester, wien hij reeds met genegenheid had gediend sinds hij hem +als jongen in het leger had zien komen, zwak en van koortsen verhit +in de tent lag, zat Carolus daarbuiten met de kin op de knie naar +het snelle ademen te luisteren en naar het stroomend water nabij, +en zijn hart was week van treurigheid. Er gingen slechts weinig +gedachten in dat zware hoofd, doch hij voelde zich zoo innig vol, +dat hij somwijlen wanneer een soldaat naderkwam zich uitspreken +en herhalen moest, of wel den grijzen Walid deed roepen om hem te +raadplegen en te spreken over het gevecht waar Rogier voor het eerst +van zijn leven gewond was. De oosterling herhaalde dan, dat die jonge +vrouw, waar de meester van maalde, het ongeluk had gebracht. Want +niet slechts hij zelf, maar ook Teodoro, de wijze des keizers, had +het gesternte van den meester waargenomen en gezien, dat er in het +beeld van den Stier twee planeten te zamen waren gekomen, maar dat ze +door Saturnus werden beheerscht. Hetgeen beduidde, dat hij roemrijk +en gelukkig zou mogen wezen tot in eeuwigheid, zoo niet een vrouw +hem in bloedige ellende bracht. + +"Nu is die vrouw gekomen!" zeide Walid fluisterend, met groote oogen +en berustend gebaar van beide armen. + +Maar Carolus, zwijgend en met gerimpeld voorhoofd naar de bergen +starend, geloofde hem niet, want zijn meester was veilig nu in zijne +bescherming. + +Zoo, op een middag, zaten deze twee bij tusschenpoozen te praten +over wat zij doorgemaakt hadden met Rogier en de glorie, die zij +voor hem verwachtten, wanneer de keizer de steden en den Paus had, +gedwongen. En toen zij aan hem dachten hoe hij lijdend lag in de tent, +sprak Walid weder zijn voorspelling uit en vervloekte de vrouwen, doch +Carolus was stil en peinsde hoe er genezing gevonden kon worden. Zij +zwegen toen een wijle en het was rustig in het kamp, want de soldaten, +die hier en daar lagen, hielden zich zeer bedaard. + +Maar op eens was er beweging, zij hoorden paardengetrappel en +geschreeuw van een man. Eenige ruiters, op marode geweest keerden +terug met Tamalone den broeder, dien zij slapend in een boschje +hadden gevonden. Hij maakte een groot misbaar van vroolijkheid, +zoodat de brigadier plotseling in woede opsprong en in eenen zijn +keel stevig vastgreep. + +De monnik, hijgend om van den smorenden greep te bekomen en naar de +vuist kijkend, die de brigadier nog geheven hield, hoorde achter het +doek der tent een zwak stemgeluid. Zijn oogen glinsterden, hij leî +den vinger op den mond om te toonen, dat hij begreep en fluisterde: + +"Is hij ziek?" + +"Waar komt gij vandaan?" + +"Is hij ziek? Messer Rogier? Nu, dan moogt ge wel van geluk spreken, +dat ik gekomen ben, want er is in heel dit ellendig land geen bekwamer +arts--" + +"Zijt gij een arts?" riepen velen zeer luid en kwamen nader. + +"Natuurlijk, natuurlijk!" + +Toen vreesde hij niet meer; hij nam den brigadier terzijde en +vertelde, dat hij eigenlijk geen monnik was, maar de pij slechts +droeg om de vijanden des keizers te bespieden--en toen werd Carolus +zeer vriendelijk jegens hem. Tamalone zeide dat hij blijde was +in het kamp te zijn, zijn mager gelaat bloosde van opwinding; met +een luchtig gebaar stelde hij de krijgslieden gerust, dat hij een +voortreffelijk medicijn wist om den kranke te genezen. En tot laat +was hij met Carolus bezig om het vuur. + +Bij toortslicht en terwijl bijna alle soldaten wachtten buiten de tent, +werd den kapitein het drankje toegediend. Inderdaad was er spoedig +beterschap, zoozeer, dat Rogier, schoon mat en krachteloos ontwakend, +den volgenden middag zijn bewustzijn terughad. Hij zag Tamalone aan +en vroeg: + +"Wat moet die monnik hier?" + +"Ik ben geen monnik, messer. Kent gij mij niet? Ik ben Tamalone; aan +mij hebt ge uw leven te danken, nietwaar Carlo? En ge zult zeker nog +dankbaarder zijn voor het nieuws, dat ik breng--ik heb een boodschap." + +Op den dag toen Rogier strijdend de stad verliet, verhaalde hij +bedaard, lag hij in de kathedraal te bidden, en daar was ook Mevena +Lugina, bij het graf van haar broeder; zij vroeg wat het geraas +beduidde en toen zij hoorde dat de troepen op hun uittocht waren +aangevallen, sprong zij op van haar knieling in hevige ontroering. En +haar naar huis geleidende had hij haar gerustgesteld, daar hij wel +begreep waarom zij zoo geschrokken was. Later was hij dikwijls in +het huis van Lugina geweest, dien hij al jaren kende. Op een dag +had Mevena haar vader en broeders hooren zweren, dat zij zich zouden +wreken; zij had toen schreiend den monnik nageloopen in de straat en +hem gesmeekt een boodschap te brengen. + +Rogier stond nu rechtop in de tent, Tamalone, die beneden hem gehurkt +zat, met groote oogen aanziende. + +Zij zond haar liefste wenschen voor een spoedig wederzien, maar haar +vader zou haar in enkele dagen naar Bologna voeren waar Rogier niet +komen kon. Zij was ongelukkig en weende veel terwijl zij met Tamalone +sprak, zij moest voortdurend denken aan de vreeselijke woorden van +haar vader en wist niet hoe zij helpen kon. + +"Weet zij dan niet van haar broeder?..." + +"Zij zegt, dat gij hem niet vermoord hebt, Messer, zij heeft u lief +zooals ik zou willen, dat mij een vrouw liefhad... Ik zal u de waarheid +zeggen: alleen ter wille van haar heb ik deze boodschap gebracht +op gevaar van mijn leven. Maar voor zoo'n meisje had ik wel meer +gedaan. En ik ben eerlijk geweest, hoewel ik maar een arm man ben." + +Hij frommelde onder zijn pij en bracht een koordje te voorschijn waar +een ring aan bengelde. + +"Zij gaf mij dezen ring voor u. De steen, die er in is heeft op 't +oog maar weinig waarde, maar ze kuste hem toen ze hem overgaf en zei, +dat hij u geluk zou brengen." + +Rogier hield den ring in de palm zijner hand, dicht onder zijn oogen. + +"Ziet gij die roode vlekjes? Het is een zeldzame bloedsteen, want er +zijn adertjes dooréén gevlochten, kijk. Menig geleerde zou er veel +voor geven, want ge weet, dit is de steen waarvan zij zeggen, dat hij +den drager onzichtbaar kan maken, en een eeuwigheid te doen leven in +een enkele minuut. Ik weet niet of 't waar is maar wel, dat een steen +als deze, door zoo'n lieve hand gegeven, mij zelf veel waard zou zijn." + +"Gooi weg, heer, gooi in het water!" riep Walid, die binnenkwam en +het zag, "de bloedsteen is nog gevaarlijker dan de duivelsteen dien +wij in de nesten van adelaars vinden. Neem hem weg, Carolus, en gooi +hem in 't water." + +"Zwijg, man. Al was het de duivel zelf, die er in is, ik zal hem nu +dragen tot mijn dood." + +De Saraceen zag hem aan en zei bedaard: + +"Tot uw dood." + +"Ach, dwaasheid!" sprak de brigadier, "ringen brengen nooit geluk, +ten minste niet die van de paapschen komen. Ik heb mijn robijn al +drie jaar nu. Maar ongelukkig zijn ze dikwijls, en Walid zegt--" + +"Hij vergist zich, Carolus. Hij meent den valschen steen van Palmyra, +die werkelijk kwaad is. Maar dit is de ware heliotroop van Afrika, +zooals ge zoudt kunnen zien als ge steenkundige waart." + +En Tamalone glimlachte overtuigend. + +Tot laat in den nacht zat Rogier, in mantels gehuld, dicht bij de klare +vlammen met den monnik te praten. Hij vroeg telkenmale bijzonderheden +omtrent Lugina en staarde dan een poos in het vuur, terwijl de ander +met zachten, dartelen klank aldoor sprak en aanmoedigenden raad gaf: +er was een wonderlijk vloeiende maat in zijn woorden van liefde +en vrouwen en de geheimenissen van het hart, een maat die telkens +wederkeerde en Rogiers gedachten van zoete levendigheid bewoog. En +onverwachts vroeg hij den broeder of hij Mevena wilde gaan halen, +zijn stem beefde van ernst.... + +Reeds lang waren de soldaten in hun tenten gekropen en klonk in den +rustigen nacht slechts het gedurig spoelen van 't water in den vliet +en de luchtige stem van den monnik. De wacht was al met slaperig +gezicht teruggekomen en door een ander vervangen, en nog zaten deze +twee bij elkander, de een met vage ontroering om een verre vrouw en +in zachten gloei van vermoeienis en verlangen, luisterend naar de +steeds glijdende stem waarmede de ander ervaringen uit zijn leven +verhaalde en vele dingen zeide met een diep gevoel. + +Hij was uit zijn klooster gevlucht en wijl hij geen heer had willen +dienen en de lust hem dreef om vreemde dingen te zien, had hij in +vele landen gezworven, levend naar wat de dag hem gaf. Luchtigjes +vertelde hij van dwaasheden en van daden waarvoor hij aan den +paal had gestaan--zijn vader had al gezegd, dat hij nooit een goed +christen zou worden, maar die wist niet van de onrust, welke hem als +knaap nachten en nachten al uit den slaap hield. Nadat hij uit het +klooster was gegaan was hij altoos gelukkig geweest, zeide hij; hij +had zich nooit om de menschen bekommerd en nooit verdriet gehad. In +onbedachte openhartigheid sprak hij door van avonturen en van menschen +die hij gezien had, zijn stem was teeder soms van zuiver vertrouwen en +zorgeloosheid en van plots geziene wijsheid; er vloot een bekoring in, +die in Rogiers hart een donkeren gloed van innigheid wekte en hem +tot tranen bewoog toen de broeder over Mevena sprak, zeggende dat +alleen een matelooze liefde en een ernstige vrouw in deze wereld te +bewonderen waren en de menschen gelukkig maakten--Mevena dáár mocht +zekerlijk niet alleen blijven treuren, want twee die elkander zóó +beminden moesten te zamen zijn... + +En, zittende bij de roode vlammen, hun groote bewegelijke schaduwen +achter hen zich verliezend in den nacht, hadden beiden, onuitgesproken, +een eender gevoelen van toekomst, donker en onafwendbaar--en diep +begeerd. + +Plotseling, met een gebroken snik, sloeg Rogier zijn armen om den +monnik, drukte hem aan zijn borst en kuste hartstochtelijk zijn +gelaat. Tamalone maakte zich uit de omarming los, hield zijn handen +en keek hem recht in de oogen. + +Beiden richtten te zamen hun hoofden op en zagen Walid met een +glinsterenden dolk in de hand. De broeder glimlachte en zeide: + +"Ik moet morgen een paard hebben om naar Bologna te gaan." + + + + + + +6 + + +In een klooster buiten den stadsmuur vond hij een gastvrij onthaal, +dat hij vergoedde met oolijke verhalen. Ook in het huis van Lugina +werd hij als een bijzonder vriend ontvangen, want ondanks de booze +geruchten was hij vooral door edelen geëerd, en menig hunner vond in +de bekoorlijkheid zijner manieren een welkome reden voor de vriendschap +ontstaan door diensten, die hij in 't geheim had bewezen. In de steden +ontbrak het Tamalone zelden aan goede maaltijden. + +Den dag na zijne aankomst trad hij de groote koele domkerk binnen en +knielde neder naast een pilaar, zoo laag, dat in het wijde gebouw +geen der weinige vromen hem zou hebben gezien. Aan de andere zijde +van een pilaar lag gansch in het paarsch gekleed Mevena gebogen. De +broeder keerde behoedzaam zijn gelaat naar haar toe en voelde zich +lichtkens bewogen door de schoonheid van haar figuur in devotie; +haar hoofd lag in de handen. Tamalone aarzelde even. + +"Heer Rogier laat u groeten," fluisterde hij en keek haar een poosje +zwijgend aan, van den steen waar het kleed in plooien uitlag tot +het donker haar onder het kapje. De sluier over haar borst bewoog op +en neêr. + +"Ik heb uw boodschap gebracht en hij heeft mij hier gezonden om u +te vragen bij hem te komen. Hij kon zelf niet komen, want uw vader +en de heele stad zijn hem vijandig, ofschoon gij weet dat hij niet +anders misdaan heeft dan gestreden tegen den Paus. Maar uw hart +is wijzer dan dit heele land vol dwazen. Ga naar hem toe en wees +gelukkig. Hij is gewond, hij is ziek en kan niet buiten u. Bedaar, +bedaar en blijf gebogen." + +Mevena ademde snel en diep en hield zich aan haar bankje vast. + +"Bedaar, bedaar... Van avond leg ik een pij achter het rozenbosch in +den tuin, trek dien aan, doe den kap goed neêr en wacht op mij. Ik +zal u naar hem toebrengen." + +Hij sloeg een kruis, stond op en trad zijn snoer biddend langzaam +door de zonnige portiek naar buiten. Toen richtte hij zijn hoofd +op en schreed lichtkens dwars het wijde klare plein over naar het +stadspaleis waar hij zich in de schaduw der galerij voegde bij een +groepje jongelieden, fransche studenten, die hem met luidruchtigheid +ontvingen. Een poosje stond hij temidden van hen te praten en +zijn woorden, met glimmende, opmerkzame gelaten aangehoord, werden +herhaaldelijk door luid proesten onderbroken. Toen hij na een zotheid +verteld te hebben snel verder wilde gaan, trokken zij aan zijn mouwen +en hielden hem vast om nog één geschiedenis te hooren. En een goedig +student ging met de muts zijn kameraden rond, die er allen een kleine +munt in wierpen. + +Tamalone bedankte, stak de duiten weg en deed onder gedurig giegelen +zijn verhaal. Aan het eind klonk er onbedaarlijk schateren, dat in +het groepje ruimte deed ontstaan, waar de monnik gebruik van maakte +om, lachend en knikkend, schielijk heen te gaan in het felle licht +buiten de galerij. + +Hij liep naar het huis van Lugina, die in zijn gestreepten mantel +voor de deur stond te wachten en hem omarmde toen hij hem zag. Zij +bleven geruimen tijd binnen alleen waar geen dienaar hen hoorde; bij +'t afscheid nemen spraken zij weinig woorden, doch drukten elkander +langdurig de hand. + +De zon was in wolken ondergegaan en in den avond, dof als floers, +waarde er gestadig mistige regen. De straten waren stil, er gingen maar +weinig flambouwen, toen Tamalone gearmd met een kleinen monnik en met +de andere hand zijn pij ophoudende wegens het slik, haastig langs de +huizen schreed. Aan de poort hield de wachter die naar buiten kwam een +lantaarn bij zijn gelaat; hij klopte den man op den schouder, maakte +luide en met vele woorden een grap, zoodat de wachter lachen moest +om dien schelm van het klooster daarbuiten, en met een gemoedelijken +wensch het deurtje achter hen dichtsloeg en grendelde. + +Zij liepen zwijgend in den vochtigen nacht. + +"Hier is het klooster al," zeide Tamalone toen zij een paar rossige +ramen voorbij kwamen. De weg werd moeilijk, zij stegen een steile +helling op en ademden zwaar van inspanning. Het was drukkend warm, +de regen werd dichter en ritselde in de bladeren van boomen nabij. De +monnik bleef staan en riep iets in het fransch, waarop in de duisternis +aanstonds antwoord klonk. + +"Dank u wel, vriend, ik wist wel dat ik op u rekenen kon." + +"Ik ben doornat en weet niet hoe ik weer binnen kom. Hier hebt ge ze +bij dien boom. Goeden avond." + +"Goeden avond!" + +Mevena kon den ander niet zien, maar hoorde dat zijne schreden zich +verwijderden. Haar gezel trok haar voort aan den arm. + +"Nu moet ge op dit paard, ik zal u helpen. Het zal wel moeilijk rijden +zijn in donker, maar ik zal den teugel houden, ik ken den weg." + +Het meisje besteeg tastend het paard, dat uit zijn rust gestoord +trappelde en aan de teugels trok. Zij hoorde den monnik het dier +op den hals kloppen en toespreken, en dan met moeite een tweede +bestijgen. Toen ging zij vooruit en op hetzelfde oogenblik, +onverwachts, klonk zeer nabij het kraaien van een haan. Het paard +sprong zijdelings op en snel vooruit, natte bladeren sloegen Mevena +in het gelaat. + +Nu reden zij vlug een heuvel af in duister en regen, terwijl achter +hen, in de verte verkleind en vervaagd, nogmaals het kukeluren van +een haan klonk, en op grooteren afstand het dieper antwoord van +een anderen. + +Bij den dageraad hield de broeder stil om de beesten te verzorgen en +Mevena eten te geven. Zwijgend ging hij zijn gang, haar voortdurend +van terzijde aanziende; zij was bleek in het licht van den jongen, +doorschijnenden hemel, een geringe gestalte in haar wijde pij. Voor +zij weder in het zadel stegen deed zij hem allerlei vragen, maar hij +antwoordde kort en stug, met blikken afgewend. + +In gestadigen draf reden zij dien ganschen helderen dag, bergen op +en glooiingen af door valleien waar geen sterveling ging, zij met +geopenden mond en hooge kleur, schokkend op het zadel, hij met gebogen +hoofd en peinzende oogen bij wijlen ter sluiks naar haar gericht. Nu en +dan keek hij in eenen op en verbaasde zich over zijn onbespraaktheid; +dan klopte hij even het goedige, lijdzame paard op den hals en van +lieverlede boog zich zijn hoofd weêr. + +Toen het licht schaars werd steeg Tamalone af en tuurde in alle +richtingen om een rustplaats te vinden voor den nacht. Zij waren aan +den voet van een ruigen berg, met kleine sparreboompjes begroeid en +hier en daar, in open plekken, geel van gebloemte. Hij vroeg Mevena af +te stappen en leidde de paarden over steil gesteente in de heesters; +na hen verzorgd te hebben hielp hij het meisje den berg bestijgen +naar een plek onder wat boomen. Zij was zeer moede toen zij het +bereikten en leunde hijgend in zijn arm. Beneden, wijd uitgestrekt, +lag het land in eenzame wanorde van glooiingen en heuvels met enkele +fijne boompjes; de grootere monnik, met zijn arm om het middel van +den kleinere, keek over het landschap heen, de innige avondzon schuin +in de verte scheen op de grauwe pijen en het rustig gewas. + +Zonder woorden wees hij haar neder te zitten en gaf haar te eten en +te drinken. Daarna liet hij haar alleen. Zij legde zich neêr, loom +van vermoeienis, en sliep aanstonds. + +Tamalone was niet heel ver gegaan, maar zat dichtbij achter een +spar door welks takken hij haar gadesloeg. Toen hij haar eindelijk +te slapen meende strekte hij zich lang uit op den rug, met de armen +onder het hoofd en sloot de oogen. Doch telkens opende hij ze weder, +wanneer een zuchtje door de boomen voer, of wanneer hij gansch in de +verte een vogel hoorde; en hij staarde dan met strakke oogen naar +de lucht waar reeds enkele starren trilden. Dan, in den allengs +beeldrijker wakenden droom die hem vervulde, sloten langzaam zijn +oogen tot zij plots door een onrustige gedachte weder wijd zich +openden. De hooge hemelruimte boven hem gaf hem een innig behagen, +een bescheiden verlangen sproot in zijn hart, waar de vreugde nu +waarde der schoonheid van 't bergland, dat grooter was in de groote +avondstilte. En eensklaps voelde hij, in zwellenden gloed, dat hij +in deze hooge schemerende eenzaamheid gansch alleen was met een lief +wezen, een kleine vrouw wier oogen, goedhartig en stil, hem heel dien +zonnigen dag sprakeloos en vol onbevredigde gedachten hadden doen +gaan. Hij leunde op den linkerarm, duwde de takjes open, en zag naar +de plaats waar zij in duister gewaad te midden der struiken lag; en +hij keek zoo oplettend, dat hij de ademhaling zag in haar borst. Zij +sliep in aandoenlijke verlatenheid. Een nieuw gevoel ontroerde hem, +hij zat rechtop en keek voor zich waar het laatste licht draalde aan +de golvende kim. Zijn bloed klopte en hij ademde snel; een zachte +wind woei van boom tot boom, glijdend langs hem heen. Langen tijd +staarde hij in de verte; gedachten, oude herinneringen en jonge +gevoelens, in zonderlinge wildheid, kwamen en verschoten, hij was +vol wakker leven. Om haar te behagen had hij zich in dit gevaarlijk +avontuur gewaagd, voor haar die zoo liefelijk was, dat hij daareven +een verlangen had om haar te beminnen--hij had haar voor een ander +ontvoerd. Doch hij wist, dat het dwaasheid zou wezen, zijn waarachtige +aard was van een schooier om rond te loopen en om niets te geven, +niets dan de verzinsels en schimmen van zijn verbeelding. + +En het waren eindelijk herinneringen alleen, die het langste talmden +en weemoedige gezichten wekten van verleden dingen, van vroeger leven +en eentonig lot. Met een zucht liet hij zich plots achterover vallen +en zag uit natte oogen naar den hemel, waar het licht van een wassend +maantje vloeide, het licht dat hem hinderde nu hij zichzelven begrijpen +wilde. Hij wendde zijn hoofd naar den boomstam, sloot zijn oogen en +lag uren op de helling van dien berg in droefheid luisterend naar de +zwevende stilte, luisterend in onnoozele verwondering hoe de hemel en +de aarde zielloos waren. Van lieverlede vergat hij waar hij verdriet +om had en in zijn gemoed gleed een lieflijke kalmte. Eindelijk richtte +hij zijn hoofd weder op en zat met de armen gekruist; in de lucht +dreven langzaam lichte wolkjes, in de duisternis der aarde beneden +en in de gedaanten der boomen was een heimelijk levende gloed. + +Hij stond op, trad met voorzichtige schreden door de struiken, het +boschje voorbij, telkens stilstaande, en naderde de plek waar Mevena +lag. Toen hij vaag haar lichaam aan zijn voeten onderscheidde bukte +hij behoedzaam neder en kuste haar zeer zachtjes. + +Hij stond weêr op--zijn hart klopte snel en hard, en hij keerde +zich om heen te gaan. Maar na twee schreden wendde hij zich weder +om en een zacht geluidje ontsnapte zijn lippen. Even wachtte hij +of zij ontwaken zou--in die pooze genoot hij de schoonheid van +'t oogenblik: een lieftallig vrouwtje, onbewust en ongevoelig, +dat sliep in nachtelijke eenzaamheid, bij haar een man die een +wensch bedwong, daarboven in 't licht van 't maantje de hemel die +de toekomst wist... en hij herinnerde zich hoe zij gisterenavond te +paard waren gestegen, en hoe hij geschrokken was door het voorteeken, +het kraaien van een haan in den nacht... Toen keerde hij terug naar +zijn rustplaats achter den boom, en dommelde weldra lichtkens in. + +Bij 't licht van den ochtend zuchtte hij, dat de nacht weêr voorbij +moest wezen, hij stond op en wekte zijn gezellin. Zij was opgeruimd +door het vooruitzicht dien dag het kamp te bereiken, haar lachen +klonk helder terwijl zij voortdraafden door het groene land. + +Waar de grond moeilijker werd te bestijgen werden zij onverhoeds +door eenige ruiters aangehouden, Saraceenen, die den eenen monnik +herkenden, maar den andere barsch bejegenden. Na de eerste verbazing +over hun vijandige woorden wist Tamalone hen echter te bedaren, +en ze vervolgden hun weg. + +Een paar mijlen verder bereikten zij eindelijk het kamp. Uit de +tenten verschenen soldaten, meest oosterlingen, die hen omringden met +dreigende taal en gezichten; zij grepen de teugels, spraken en vloekten +met veel gebaren en riepen om Walid. Maar Carolus naderde, die hen +beval heen te gaan, Tamalone hartelijk de hand drukte en hem haastig +meêvoerde naar de tent. Mevena, op wie hij geen acht had geslagen, +volgde, door de verwonderde soldaten nagestaard. Vóór de tent stond +Walid in een scharlaken mantel gehuld, met de armen gekruist. Hij +verroerde zich niet, tot de beide monniken vlak voor hem stonden; +toen gleed zijn mantel van zijn schouders, hij breidde de armen uit +en zeide kalm: + +"Die vrouw mag niet naar binnen." + +De roode Duitscher keerde zich naar Mevena om en keek zwijgend op +haar neder. Er was een oogenblik van gevaarvolle afwachting: voor het +grijze doek der tent de hooge gestalten der twee krijgslieden, kleurig +gekleed, tegenover hen de twee monniken, hand in hand--slechts de oogen +dier vier bewogen in donkere glansen. Er klonk gekreun daarbinnen, +Mevena uitte een zachten kreet en toen, met rood gezwollen gelaat, +sprong Tamalone plotseling naar den oosterling, greep hem bij de +keel en wierp hem op den grond. Fluks trok hij Mevena naar binnen, +onder de verbaasde blikken van den brigadier. + + + + + + +7 + + +Gedurende Tamalone's afwezigheid was de kapitein weder bewusteloos en +ziek geworden, en aangezien zijne wonden reeds waren geheeld zagen de +krijgslieden in zijn kwaal den invloed van geheime machten, immers +Walid, die uit boeken geleerd had, verklaarde, dat de betoovering +eener vrouw er de schuld van was, en dat wellicht de lijder bevrijd +zou worden indien de oorzaak werd uitgeroeid. + +Doch de brigadier vertrouwde, dat de meester wel zijn jonge +kracht zou herwinnen wanneer Tamalone de arts terugkeerde en dat +de aanwezigheid eener vrouw hem vroolijk zou maken. Hij had een +onverschillige minachting voor vrouwen, maar nu het zijn geliefden +vriend gold voelde hij zich reeds welwillend jegens Mevena door het +vooruitzicht, dat zij hem zou behagen. En Carolus had het gezag. + +Reeds vroeg in den ochtend na haar komst liep Rogier met zijn arm +om haar schouders het kamp uit, maar zijn verliefde blikken zagen de +uitdrukking der oogen van Tamalone en van de soldaten niet, die hem +nakeken. Na de verbazing over de verschijning der vrouw in het kamp, +gaven zij luidruchtig den monnik alle eer voor dit wonderlijk herstel, +Carolus zelfs kuste hem en drukte hem herhaaldelijk de hand. Er +gonsde nu een luchtige blijheid in 't kamp, de stemmen klonken vrijer +en luider. + +Twee mannen waren er, die zwegen en ernstig keken. Tamalone stond +naar den heuveltop te staren waar het paar was verdwenen, toen Walid +op hem toetrad en zeide: + +"Gij zijt wijzer dan ik. Het lot moet zijn loop hebben en het is een +dwaas, die het wil weren. Wij kunnen alleen toezien, tot het einde +van de gebeurtenissen." + +De monnik was plots bleek geworden en staarde Walid strak in de donker +glimmende oogen; toen antwoordde hij met luchtig gebaar: + +"Het lot heeft altijd zijn loop, man. Laat het maar gaan en denk aan +wat anders. Als zij niet toevallig van hem hield--, maar we moeten +het niet anders willen, al wenschen wij het nog zoo gaarne." + +"Dat is waar." + +Van dit oogenblik bestond er tusschen deze twee mannen onuitgesproken +genegenheid. + +Door struiken en over bergsteenen, verre van het kamp en steeds +stijgend liepen dien klaren morgen Rogier en zijn geliefde, dicht aan +elkaêr; er was een weeke glans in zijn oogen, zijn lippen stonden in +gedurigen glimlach en hij praatte veel, nu vertellend of vragend, +dan zacht en innig een woord van verteedering zeggend. En Mevena, +naast hem in zijn omarming, hield zijn hand en staarde voortdurend +hem aan met groote oogen, donker van ernstig onnoozelen gloed. Zij +luisterde naar alles wat hij zeide met bewegelijke aandacht hem gansch +toegewijd, en een milde tinteling van zomerwarmte op haar gelaat deed +haar gewaar worden, dat de jonge dag waar zij in gingen vol was van +weelde en komend geluk. + +Toen zij eenige uren waren gegaan zetten zij zich neder aan den voet +van een ruwen heuvel. Hij sprak nog een wijle van hun geluk, dat eeuwig +zou duren, en van hun leven op zijn kasteel waar hij haar heen zou +voeren. Dan zwegen zij beiden en terwijl zij elkander aanzagen van zeer +nabij kleurden zachtkens hunne wangen van ontbloeiend genot, dat hen +kussen deed, en streelen en kozen in verwarring, tot zij moede waren en +zich nederleiden in het stovende zonlicht hoog in den hemel schijnend. + +Rogier voelde zich slaperig en dommelde in met zijn hoofd in Mevena's +schoot. En eerst toen hij rustig ademde kon zij hare oogen van +hem wenden en naar het verschiet der bergen staren, zich zachtkens +verbazend hoe zij daar in de zonnige eenzaamheid vol dwalende geuren +bij den geliefde zat die haar zoo vreemd was, dat zijn gelaat, nu +zij er naar zag, haar gansch nieuw was en anders dan zij gedacht +had--, terwijl haar vader en broeders, in haar verbeelding lief en +welbekend in hun dagelijkschen gang bewegend, zoo verre waren of zij +hen nimmer meer zou zien. Even voelde zij verdriet in zich rijzen, +doch even slechts, want het zware hoofd in haar schoot was zoo lieflijk +onschuldig, dat zij zeker geloofde aan een spoedige verzoening tusschen +haar verwanten en hem met wien haar leven nu verder zou gaan. + +En zij bedacht dat hij gesproken had van rustige dagen op het slot, +ongestoord door oorlogsangsten, wanneer hij den heidenkeizer niet +meer dienen zoude. Vluchtige beelden van toekomst verschenen en +gleden weêr heen, zij zag zich zelve en Rogier in blijde houding en +kleurige kleedij in een ruim kasteel. In een zacht verlangen naar dit +liefelijk leven vouwde zij de handen boven zijn hoofd en fluisterde de +Moedermaagd aan, dat zij den geliefde zegenen mocht en behoeden. Dan +na innerlijke stilte, herinnerde zij zich wat zij verlaten had en +bad voor haar vader, broeders en zusters; zij voelde zich wonderlijk +blijde in het vertrouwen, dat de goede Maagd haar verhooren zoude. Zij +merkte de gestalte van den monnik niet, die uit zijn schuilplaats over +de heuvelglooiing omzichtig wegsloop, met blozend, neêrgebogen gelaat. + +De oogen weêr neêrslaande zag Mevena twee witte vlinders rondom +haar dwarrelen, waarvan er één zich lichtkens op haar mouw zette en +langzaam hare hand opkroop. Rogier opende toen de oogen en zag het +kleine gelaat over hem gebogen in aanvalligen glans van vreugde. + +Hij richtte zich op en vroeg of zij gelukkig was; de vlindertjes +fladderden verder, en terwijl zij hen nazag in den prachtigen dag +vertelde zij waaraan zij gedacht had. Rogier hield zich in, luisterend +in bekoring. Maar plotseling klemde hij haar sterk aan zijn borst en +zwoer in diepgesproken woorden, met de zekerheid van een beraden man, +dat hij alles doen zou wat zij verlangde: hij zou het leger verlaten +en op het slot blijven wonen, naar niets anders strevend voortaan dan +dien schoonen glimlach op haar gelaat te bewaren. En hij kuste en kuste +haar betraande oogen en lachenden mond, kuste haar tot ze plotseling +zijn handen vouwde en de hare daarover, en hardop begon te bidden. + +In haar knielende houding, met de oogen naar boven gericht, was zij +hem eensklaps zeer vreemd, en rustig maar met een onbekend gevoel +van berouw beschouwde hij haar en zweeg. Toen zij geëindigd had waren +haar oogen vol verwonderde vragen, zij durfde nochtans niet spreken +en wendde haar blikken naar de kim der bergen. Het was of iemand +hen was komen storen en zwijgen deed over de lentsche blijdschap van +daarstraks. Rogier sprak het eerst en zeide kalm, dat het geloof der +kerken hem reeds lang had verlaten, maar inniger dan het hoogste geloof +was de liefde welke hij haar toedroeg, en hij wilde zich gansch aan +haar wijden, die hem liever was dan alle de heiligen--, hij sprak nog +meer over de kerk en den keizer en het recht der edelen, dingen die +zij niet begreep, maar het geluid zijner stem was zoo ernstig, zoo +diep en roerend, dat zij zijn woorden niet hoorde, en die blijdschap +van daareven herkreeg, echter een vollere thans, die haar gemoed deed +zwellen van rustigheid, en met een glimlach genoot zij de geurigheid +der frissche lucht en den klank zijner woorden. Tegen zijn schouder +geleund, luisterend, liep zij met kleine pasjes naast hem of sprong den +afstand tusschen twee steenen, dien hij in eenen stap deed, en zijn +stem, het eenig geluid in dit wijde land van licht en bergen, klonk +haar onwezenlijk of zij een verhaal hoorde dat zij van buiten kende. + +Zij keerden terug in het kamp, en tegenover elkander zittend voor de +tent aten zij samen, met zachte woorden, uit éénen disch. + +Ook de soldaten, verspreid op den grond, aten onder vroolijk gepraat, +maar hun uitroepen waren getemperd; zij waren vriendelijk met elkander, +en schoon geen hunner over hen sprak, richtten aller gedachten en +soms de oogen steelsgewijze zich naar het minlustige lachende paar. + +In den middag, terwijl Mevena in zijne tent lag om voor de zon te +schuilen, ging Rogier bij zijn soldaten staan en sprak over het +vooruitzicht het kamp op te breken en naar Padua te gaan. Dit nieuws +bracht beweging, want de langdurige werkeloosheid had reeds bij +menigeen de gedachte gewekt om den dienst te ontvluchten. De mannen +liepen nu druk door elkander, pratend en roepend. Slechts de groote +brigadier stond rustig te kijken naar zijn meester, die achterover +lag, het matte gelaat in de hand geleund, en hij voelde zich goedig +verteederd door de vermoeide oogen en de ijlheid der trekken van +den man, die pijn had geleden. Wat zijn verstand niet had kunnen +begrijpen werd Carolus nu eensklaps klaar door het inzicht van zijn +liefde voor Rogier, een liefde die hij steeds als blijdschap van +'t oogenblik ondergaan had, doch welke nimmer eenig nadenken had +verwekt. Het zwakkere uiterlijk van den jongen man, nog kort geleden +bruin en hard gespierd, die geen andere lust had dan vechten, dan +de woede van oorlog en vernieling, deed hem nu zeker weten, dat het +niet slechts de krankheid dier enkele dagen kon wezen waar Rogier door +kwijnde. Nu vreesde Carolus, dat er iets anders in het hart van zijn +vriend was gekomen, een liefde waarvan hij wel als een vreemd ding had +hooren verhalen, dat zij de mannen redeloos maakt zoo zij onvoldaan +blijft. Hij had er nooit zoo over gedacht, maar wenschte, dat hij het +eerder had geweten, opdat hij aanstonds de vrouw had kunnen halen. Doch +tegelijkertijd ook zag hij, dat Rogier niet meer de zelfde krijgsman +was, nu zijn hart van smachten week was. En dit bedroefde hem. + +Carolus had zich over veel te verwonderen dien dag nu zijn gepeinzen +hem steeds nieuws openbaarden, en hij zonderde zich van de anderen +af. Tegen den avond naderde hij bescheiden Rogier en Mevena, die +ver van de soldaten in de schemering fluisterden. Eerst kon hij +geen woorden vinden toen hem gevraagd werd wat hij te zeggen had, +maar dan sprak hij: + +"Wat gaan wij doen wanneer wij in Padua zijn? gij blijft toch voor +den keizer?" + +Rogier maakte een gebaar van ongeduld, maar antwoordde niet. Dan +sprak de brigadier weder met iets smeekends in zijn stem: + +"Ach man, er wacht u zooveel geluk. De keizer kan geen beter aanvoerder +vinden wanneer gij ouder zijt en zal u zeker hertog maken. En dan, +gij zoudt immers nooit vrede hebben in dit land van verraders...." + +"Wij zullen morgen wel praten, laat ons nu alleen." + +"Maar gij moogt morgen nog niet weg, gij zijt nog niet sterk +genoeg. Hij moet nog minstens een week rusten," zeide hij tot Mevena. + +Hij wilde nog spreken, doch het gebaar dat hij altoos gehoorzaamde +deed hem omkeeren en zich verwijderen. Rogier had hem niet geantwoord, +maar hij had het wel gezien, dat hij onder die bekoring was, die +dwaasheden doet begaan. Het was een treurige dag voor den brigadier, +zijn liefste verwachtingen vloden heen. + +Weemoedig liep hij ver in den stillen schemeravond en beklom met +moeizamen gang een hoogen berg. Wolkdampen stegen uit de diepte beneden +en dreven boven het dal, er was een zwijgende droefheid over de bergen +rondom, die in den schemer rezen waardig van berusting. + +Voor den roem en het geluk van Rogier had hij jaren gevochten, hij +had gehoopt door zijn trouw en zijn dienst de hoogste glorie voor +hem te behalen. Dit was zijn eenige eerzucht, zijn eenige begeerte, +het eenige waar hij ooit aan dacht. Jaren lang reeds had Carolus den +buit, dien hij met wapenen nam, goud en kostbaarheden, naar Venetië +ter bewaring gezonden, om later Rogier in staat te stellen tot hertog +verheven te worden en in een prachtig hof te leven zooals de grooten +van Lombardije. Die glorie, door zijn hulp verkregen, zou gansch de +zijne zijn. En terwijl hij gestadig de rijkdommen zamelde bleef hij +steeds in de nabijheid van zijn vriend, om hem te bewaken voor de +gehate paapschen en met hem te strijden voor het doel. + +Nu was er een vrouw gekomen, een nietige vrouw, die alles +verwoestte... Carolus stond stil, zag naar de diepte beneden waar +een vuurtje brandde, en loosde een zucht, een vaarwel aan de hoop +zooveel jaren geliefkoosd, er waren tranen in zijn oogen. En door +de warmte der tranen zag hij heel goed, hoewel 't hem een raadsel +was waarom 't zóó wezen moest: dat het eenige dat de eenvoudigheid +van zijn hart ooit vervuld had hem thans verlaten ging. Hij voelde, +dat hij niet jong meer was en dat voor een man van zijn leeftijd de +komende jaren korter zijn dan die van 't verleden... + +Dichtbij zich hoorde hij gedempt stemmengerucht en toen hij zocht zag +hij Walid en den broeder, die op een steen zaten met de oogen naar +den hemel gericht. Hij ging naar hen toe, zette zich bij hen neder, +doch zij zwegen nu beiden. Eindelijk klonk in de stilte de diepe, +langzame stem van Walid: + +"Is de meester in zijn tent nu met de vrouw?" + +"Ja," antwoordde de brigadier, en zij zwegen weder. + +Een flauwe zwoelte waarde in den donker, slechts de ademhaling dier +drie was hoorbaar. Tamalone zag plotseling hoe vreemd het was, dat +drie mannen uit verschillende streken der wereld hier op den hoogen +berg te zamen zaten, peinzend waar hun het lot zou leiden en wat één +zelfde teedere vrouw in hun leven beduiden mocht. Hij keek naar zijn +gezellen en zeide met een kort lachje, dat op een snik geleek: + +"Waarom zouden wij zoo stil zijn nu wij aan Rogier denken?" + +"Hij is gelukkig," antwoordde Carolus in zwaar geluid. + +De monnik haalde de schouders op en Walid bleef naar de koele +starren zien. + +En terwijl deze mannen in den nacht zwijgend op den kouden steen zaten +en ieder in zijn eigen gedachten twijfelde aan het geluk, dat een jong +meisje in het kamp had gebracht, waren Rogier en Mevena in elkanders +armen gelukkig en de duisternis der tent, omringd door vele andere +vol slapende mannen, was hun heerlijkheid van nieuwgewonnen weelde. + +Zij waren gelukkig en op hun wandelingen door de luchtige bergen, +bij hun kozen in den vertrouwelijken avond vergaten zij de dagen, +die kwamen en gingen, en vergaten het slot waar zij heen zouden gaan. + +Toen zij op een middag vermoeid terug keerden vonden zij het kamp in +wanorde. Eenige soldaten hadden een bode van den keizer ontmoet, die +brieven had voor de edelen in 't noorden... Het leger was overwinnend, +de Florentijnen hadden zich met den vorst verbonden, de steden vielen +de een na de ander. Doch de vijand vergaderde een talrijk heir, er +dwaalden sluipmoordenaars door 't gansche land. De keizer, verbitterd +door de verraderlijkheid zijns tegenstanders, had besloten een grooten +veldtocht te gaan en ontbood al zijn aanvoerders; Romano, Dovera en +Pelavicino vochten zich met geweld reeds een doortocht in 't noorden. + +Rogier, met een blos van verrassing, bleef lang verdiept in den +uitvoerigen brief, terwijl de anderen, en op eenigen afstand de jonge +vrouw, aandachtig hem gadesloegen. Eindelijk zag hij op met een klaren +gloed in de oogen en zeide: + +"Carlo, pak de tenten. Wij gaan heen." + +De brigadier, eerst verrast, stapte haastig naar de soldaten, die +weldra druk in de weer waren. + +Intusschen leidde Rogier het meisje aan de eene en den monnik aan +zijn andere zijde met zich buiten de drukte. Toen hij stil stond +sprak hij zeer lang, met zijn gelaat naar Tamalone gewend terwijl +hij op 't meisje geen acht sloeg, om te verklaren hoe hij zich eerst +had voorgenomen om nimmer meer in den oorlog te gaan en haar naar +Siremonte te brengen, zijn slot: doch dat hij thans den keizer niet +verlaten mocht nu er een groote tocht op handen was--hij voelde, dat +hij niet kón, het genot van den oorlog danste al in zijn oogen. Dan +nam hij Mevena in zijn armen, troostte en kuste haar, en beloofde +reeds over twee maanden terug te zijn op 't kasteel. Zij liet zich +zwijgend kussen met gebogen hoofd en de groote oogleden gesloten. En +terwijl hij haar liefkoosde vroeg hij Tamalone, die toezag, of hij +haar wilde beschermen en naar Siremonte voeren. + +"Ik?..." riep de monnik luid, met een plotseling gebaar en wijde oogen. + +Rogier had op hem vertrouwd als zijn besten vriend en smeekte hem +zijn schat te bewaren. Een wijle later glimlachte Tamalone weder en +staarde hem na, die in verliefden afscheidsweemoed het meisje naar +de tent geleidde. Toen zij daar binnen verdwenen waren kruiste hij +de armen en liep bedaard naar waar de soldaten zingend en jolend hun +toebereidselen maakten. De brigadier zeide opgewonden: + +"Nu zullen wij onzen keizer weêr zien." + +"Neen, ik niet; ik blijf achter bij Mevena. De kapitein neemt haar +niet meê." + +"Wat, blijft zij hier?... Maar dan zijn we gered, man!" + +Carolus vloekte en liep snel door het gewoel om Walid de goede tijding +te brengen. + +Toen de hemel zwak begon te worden waren alle tenten gepakt en stonden +de krijgslieden gereed, wachtend op hun aanvoerder, die met den monnik +liep te praten, terwijl Mevena, zwijgend en naar den grond ziende, +in zijn arm leunde. Carolus sloeg het afscheid aandachtig gade; +hij zag zijn meester, die schreide, telkens en telkens weêr de vrouw +kussen en aan zijn borst drukken, dan eensklaps den monnik omarmen, +die naar achter week, toen omkeeren en fluks naderen. Het was of +plotseling alle soldaten tegelijk spraken, de klaroen schetterde +haastig in 't late uur, de paarden trappelden. + +De hoofdlieden reden achteraan en beiden keken voortdurend naar +de twee figuren om, die dicht bij elkander stonden in 't bleeke +namiddaglicht. Mevena, rechtop, hield haar eene hand op den schouder +van Tamalone, die met de armen gekruist stond. Hun verwonderlijk +lange schaduwen, kronkelend over den heuvelgrond, liepen aan het +einde inéén in het duister van een struikgewas. + + + + + + +8 + + +De ruiters waren reeds verdwenen en het laatste trompetgeluid verging +in de verte toen Mevena rondom zich naar de verlatenheid der bergen +zag en nederig, zachtjes zeide: + +"Ik heb gezondigd tegen mijn vader, messer; gelooft gij dat de heilige +Moeder mij vergeven zal?" + +Tamalone, uit zijn mijmering opziende, knikte goedhartig zijn hoofd. + +"Zou ik verhoord worden als ik bid voor Rogier? en wilt gij ook voor +hem bidden?" + +Hij spreidde zijn armen wijd in de hoogte--Mevena kon zijn oogen niet +onderscheiden, maar zij voelde de aanwezigheid van een zwaarkloppend +hart. + +"Ja, laten wij samen bidden." + +En beiden knielden op de heuvelhelling, vouwden de handen en smeekten +om bescherming voor Rogier in den oorlog; de monnik, terwijl hij de +woorden uitsprak, verbaasd over wat hij deed: terwille eener lieve +vrouw den hemel aanroepen voor een tegen wien hij zijn woede slechts +een korte wijl te voren bedwongen had. Het bedrog ergerde hem, +een oogenblik slechts, want toen hij opstond, had hij die verheven +onverschilligheid weder, die slechts weinigen kennen en die beminnelijk +glimlachen doet om eigen zonde. + +"We moeten morgen vroeg op weg," zeide hij: "ik zal u de pij weêr +geven en ga dan slapen. Dáár is het zacht, onder dien boom." + +Bedaard en zorgvuldig spreidde hij de twee wollen zadels op den grond, +die glad was van dennenaalden, en wachtte tot zij nederlag en zich +in de pij had gewikkeld. Dan drentelde hij heen, zachtjes een deuntje +sissend, en leide zich eveneens te ruste. + +In den nacht ontwaakte hij met schrik uit loomen slaap en zag den hemel +rijk met klare starren versierd--er waren er zóóvele als hij nog nooit +had gezien, de duisternis over de bergen had er een mistige schittering +van, gelijk van bedroefde oogen. Tamalone begreep niet wat hem had +wakker gemaakt in een stemming van genot en ontzag en wat hem op dit +oogenblik denken deed aan zijn jongelingsjaren--hij zag zeer helder +een winteravond met sneeuw geruchtloos warrelend tusschen de gesloten +huizen, toen hij zijn ouders verlaten had, die bij de schouw zaten waar +het vuur hoog in vlamde. En hij hoorde koraalgezang in zijn gemoed. + +Herinnering vloot door zijn ziel nu, gelijk een oud wijsje van stil +teêrhartig snarenspel, bescheiden, doch met een doordringende bekoring +waar hij zich geheel aan overgaf. Over alle herdenken echter steeg +telkenmale een verheugde verwondering waarom de nacht zóó schoon was, +nu hij als eenzaam vreemdeling zat bij de vrouw, die hem zeer lief +was. De wereld rondom deed zich op als een uitgestrekt duister land vol +drukke mannen en vrouwen, in de stille bergen waar de starren schenen, +waakte een zwerver bescheiden aandachtig bij een lieve slaapster. De +luisterrijke nacht was wonderlijk bezield, hij rilde van koude en wist, +dat het oogenblik vergankelijk was. + +De hemel van flonkrend gesprankel was zeer laag gedaald, in de +brooze stilte hoorde hij het bonzen van zijn hart. Menigmaal reeds +had hij op oogenblikken wanneer de wereld voor hem vol was van groote +gebeurlijkheden met diepe vroomheid berust in wat de tijd hem geven +zoude en ook thans weêr genoot hij in die berusting. Wel slopen +bedriegelijk gedachten, uit sluwe ondervinding gesproten, dat hij, +die zich tot wanhoop veroordeeld weet en die niets te verliezen heeft +dan het licht der zon, de macht heeft vele menschen te dwingen ten +eigen baat, immers wie sterven wil kan beschikken over het leven +van den koning; dat hij zich zelven niet begrijpende ook zijn lot +niet kennen kon,--en dat er velen gelukkig werden die sterk genoeg +waren om waarlijk te lijden en met daden te streven naar wat zij +begeerden. Doch zijn hart bleef koel in de onwrikbare zekerheid, +dat slechts het onverwachte schoon is en het ontvangen waard. De +slapende vrouw daarginder beminde hem niet; hij had genoeg beleefd van +vrouwen, die hij met opzet tot liefde behaagd had. Hij verkoos zijn +hart onuitgesproken te laten met de dwalende hoop, dat het toeval, +het heerlijk toeval, dat hij aanbad, Mevena's gelaat met lieven glans +tot hem mocht keeren. + +Bij den dageraad nog lag hij, het hoofd in de hand geleund, in grillig +gemijmer over zijn verleden. In zachtzinnig berouw en zedigheid dacht +hij aan vervlogen mogelijkheden, aan vrouwen, die hem bemind hadden, +of zij zich hem nog herinnerden. + +Het hoofd naar den denneboom keerend zag hij in den schemer daar +beneden iets licht bewegen. Toen bezon hij zich, dat zij vroeg op reis +zouden en stond op. De verschoten hemel was wijkend alom met zijn +bloei van kwijnende starren; hier en daar dreven trage dampen over +de bergtoppen, waarvan er sommige reeds in dauwig morgenlicht schenen. + +Tamalone zette zich aan het werk om vuur te maken en terwijl hij +op zijn knieën over een stapeltje hout boog ontwaarde hij Mevena, +die geruischloos bij hem stond. Zij glimlachte toen hij haar aankeek, +en knikte. Achter haar zag hij door de wiegelende kruinen der boomen +en over de glooiingen der bergen den gloed van den ochtend, en hij +kreeg plotseling een gevoel, dat zijn leven een keer ging nemen. + +Mevena kwam dichter bij, haar zachte stem was het eerste geluid van +den dag. + +"Ik ga niet naar Siremonte. Ik zou nooit kunnen slapen door de +gedachte, dat hij in 't gevecht is--ik moet dichtbij hem zijn. Waar +is hij heengegaan? Wilt ge mij naar hem toe brengen of als dat niet +kan naar een stad niet ver van het leger? De reis zal mij niet +vermoeien. Ik zal u niets meer vragen, maar breng mij dicht bij +Rogier... o ge weet niet hoe blij ik zal zijn." + +Even zweeg ze, maar hernam met smeekende liefheid: + +"Wilt ge dat doen, messer Tamalone?" + +De klank waarmede zij zijn naam sprak gaf hem onverwachte vreugde, +hij wenschte dat zij dien nog eens noemde. + +"De keizer is in Toscane," antwoordde hij; "bijna alle steden daar +zijn gevaarlijk voor u. Maar ge hebt gelijk, het zou dwaas zijn een +lange reis naar Siremonte te doen, het kasteel ligt misschien al +in puin, want uw vader is daar natuurlijk het eerst gegaan om u te +zoeken. Wij moeten naar een veilige stad, een goede stad waar men u +niet kent. Pisa, wilt gij naar Pisa gaan?" + +"Is dat dicht bij Rogier?" + +"De troepen van den keizer en hun bondgenooten zijn daar in het +land. Het is wel drie dagen van hier, maar wij zullen rusten onderweg." + +"Neen, neen, drie dagen is niet lang, als we alleen 's nachts +rusten zullen we er eerder zijn. En ik zal daar ten minste tijdingen +hooren. O, wat zijt ge goed, heer broeder," zeide ze terwijl ze plots +zijn hand vatte en die lichtkens kuste. + +Hij trok zijn hand terug, boog met een tintelenden gloed op het gelaat +over het hout en begon hard het smeulende vuur aan te blazen. In den +rook, die toen opsteeg zag zij, dat hij tranen in de oogen kreeg +en naast hem neder hurkend, met haar hand op zijn schouder, zeide +zij lachend: + +"Laat mij het aanmaken, gij doet zoo veel...." + +"Dan zal ik water gaan halen en de paarden zadelen. We moeten vroeg +gaan." + +De lucht was nog koel toen zij vertrokken, rijdend in de sporen, die +gisteravond Rogier en zijn ruiters hadden gemaakt. Uren lang daalden +hun paarden met voorzichtige pooten over gesteenten stappend de bergen +af en hield het moeilijk rijden hun aandacht. Toen zij eindelijk aan +een smal wegje kwamen aan beide zijden met heesters begroeid, zagen +zij de hoefsporen, waarnaar zij zich tot dusver hadden gericht, naar +het zuiden gekeerd; doch de monnik achtte het raadzaam recht door te +gaan, door een heuvelland welig van jong olijfgewas, dat in tallooze +bladertjes het zonlicht dartelen deed. + +Mevena, kruiselings in het zadel, reed een halve lengte vóór, +zoodat Tamalone voortdurend naar haar kon kijken zonder haar oogen +te ontmoeten. Onder haar pij zag hij een tenger been in groene kous +tegen den flank van het paard, en onder haar schouders den kap die +geregeld schokte op den smallen rug. Als hij zich oprichtte ontwaarde +hij alom in zachtbewogen windgewarrel een eindelooze bladerenmenigte, +die geen gezichteinder had dan de zonnig blauwe lucht. De eenzaamheid +was hier grooter dan in de bergen. Hij voelde een neiging om niet +verder te gaan, om stil te houden en in 't zwellend genot van 't +oogenblik die lieve vrouw vóór hem aanbiddend te streelen. Maar hij +lachte even, licht verbaasd hoe in de eenzaamheid menschen elkander +vertrouwen konden, en klopte den hals van zijn paard. + +Laat hielden zij stil bij eenige boomen, waar zij karresporen +zagen. Zij besloten hier af te stijgen en onder de bloote lucht te +overnachten. Voor hun eten gingen zij kastanjes zoeken, te zamen, +want Mevena wilde haar deel hebben in de bezigheden. Ondanks hare +vermoeidheid was zij zoo luidruchtig vroolijk, dat Tamalone zich +telkens uit de bukkende houding oprichtte, wanneer haar milde stem in +de schemering van het gebladerte hem schertsend iets toeriep. De lucht +scheen hem zachter hier dan in de bergen, er was een onnoemelijke +behagelijkheid in dit lichtloos uur van den dag, in den geur van +molmend hout, in het geritsel der dorre blâren die Mevena met den +voet wegschoof, en luchthartig antwoordde hij haar geroep, zoodat +het oud geboomte weerklonk van lachend hoog en diep geluid om beurt. + +Dan roosterden zij te zamen de kastanjes en Mevena, die lustig werd +van het nieuwe leven onder den hemel, sprak gedurig met onverwachte +guitigheid, lachte en vertelde van haar meisjesleven, zoodat ten +leste Tamalone in zoete verrukking zweeg en luisterde, vergetend dat +zij hem niet beminde. + +Toen zij te slapen gegaan was zat hij kalm alleen; hij hoorde het +geluid harer jonge stem nog, doch in zijn hart ontloken weemoedige +gevoelens weder, het geruisch van de bladeren en de stille starren +herinnerden hem, dat hij evenzoo waakte gelijk den nacht te voren. Hij +lei zich neder bij het smeulende hout en wachtte op den slaap, zijn +oogen bleven echter open en zagen de starren vermeerderen. De dauw +begon over den grond te dampen, slechts het geruisch van de bladeren +der populieren wilde de fluisterende eenzaamheid niet verlaten en de +duisternis duurde langen, langen tijd. + +Eindelijk verbleekte de lucht weêr, de planeten hadden hun reis +volbracht. Tamalone, die roerloos gelegen had, stond op om zijn leden +te bewegen en het vuur weder aan te blazen. + +Dien dag was Mevena weêr blijgezind, zij zong zelfs liedjes nu en de +monnik, naast haar rijdende, luisterde met bestendigen glimlach of +zong, daar zij er om vroeg, op zijne beurt ouderwetsche melodijen, die +hij van vroeger nog wist. Zij was verrast en lachte veel. Tamalone, die +bespeurde, dat hij haar lang aan kon zien wanneer zij in vroolijkheid +gemeenzaam was, praatte aanhoudend en bij zijn gemoedelijke verhalen +begon zij te zien, dat hij veel beminnelijker was dan zij te voren +dacht. De naam van Rogier werd dien dag niet genoemd. + +Zij stegen zeer vermoeid bij een groen korenveld af, waar Mevena +ging liggen in een paadje tusschen twee akkers. Ook de klerk sliep +weldra. Doch toen hij wakker werd in den nacht was het een vale +duisternis en hij kon het meisje niet zien. Hij hoorde niets ofschoon +hij meende dicht bij ingeslapen te zijn. En nu hij ongerust werd sprong +hij op, liep op den tast in de richting waar hij dacht dat zij was, +tot hij eindelijk weêr haar lichten adem hoorde. Toen liep hij eenige +passen terug en lei zich weêr neêr om te slapen. + +Des morgens opende hij zijn oogen en ontwaarde schier naast hem Mevena +in zittende houding, alsof ook zij juist was ontwaakt. Haar gelaat, +dat zeer bleek was, glimlachte. + +"Wij zijn laat," zeide ze. + +Tamalone bloosde en stond bedremmeld op. + +In blakende zonnewarmte reden zij zwijgend naast elkander den derden +dag. Mevena dacht aan den minnaar en aan de naderende stad; de monnik +keek haar dikwijls van ter zijde aan, verontrust over de bleekheid van +haar gezicht. Hij vroeg met lieven aandrang soms of zij rusten wilde, +doch zij antwoordde ongeduldig dat zij niet moede was, en beiden +reden door, het snuiven en kleppen der goede paarden was het eenig +geluid. Uren lang volgden zij den oever van een diep liggend riviertje +den stroom afwaarts, er scheen aan den loop van het gerimpeld water +geen einde te komen, en de dag was vermoeiend en lang. Bij wijlen +zeide zij iets, een onverschillig woord om de stilte te breken, maar +hare stem was buigingloos en Tamalone antwoordde even kort of met een +knik. Slechts de verschijning van een enkel landman, die eerbiedig +groetend langzaam voorbijging, bracht hun verdwaalde gedachten terug +voor een oogenblik; zij wisselden dan eenige woorden en herhaalden +hun afspraak wat zij uit voorzichtigheid doen zouden in de stad. + +Eindelijk, toen zij aan hun rechterhand in de lucht de torens van +een burcht zagen rijzen, begonnen hun paarden moeilijk te stijgen, +zij kwamen in de Pisaansche bergen. Verderop bemerkten zij in de lage +verte daken en torens en hier en daar kleine lichtjes. Mevena reed nu +met opgericht lijf, de monnik zag haar oogen groot en strak geopend, +zij had de lippen vastgeklemd; de avondbries, van regen en zeelucht +vochtig, deed de wijde mouwen van haar pij zachtjes fladderen. + +Toen zij de poort bereikten, waar bij een lantaarn twee wachters +soezend zaten te mompelen, was de nacht drukkend van duisternis. Een +der paarden hinnikte helder en luid, van een toren zeer nabij klonk +een zware klok. + +In de straten waren de luiken en deuren der huizen gesloten. Tamalone, +die de beide paarden bij de teugels leidde, liep behoedzaam in den +donker zoekend en had zijn aandacht op den hobbeligen weg gevestigd. Op +eens hoorde hij een snik en een val, Mevena's paard stond stil. Met +een kreet bukte hij neder tusschen de pooten, hij wilde schreeuwen, +maar sloot dadelijk zijn lippen weder. Bevend zorgvuldig nam hij haar +lichaam in zijn arm, aan den andere leidde hij de dieren voort. De +duisternis was loom en stil, slechts een venstertje, dat geopend +werd, knerste. + +Aan de rivier voor een laag huisje bleef hij staan; hij klopte aan de +deur en terwijl hij wachtte hoorde hij het stroomende water klotsen +tegen den wal. Een man met een lamp deed open en zeide: + +"Ohé!" + +"Houd de paarden vast, ik heb hier een zieke. Geef mij de lamp, +dan kan ik naar boven gaan, gauw." + +Langs een nauwe trap droeg hij Mevena in een vertrekje, met houten +wanden en een hellende zoldering; daar legde hij haar neder op wat +stroo in den hoek en zette het licht op den vloer. Hij ging snel heen +en kwam snel weêr terug met wijn en brood. Toen hij haar voorhoofd, +waar een streepje bloed op lag, gewasschen had herkreeg zij haar +bewustzijn en glimlachte en bij dien glimlach zuchtte hij diep. + +In een kamer beneden werd gepraat. Zij trachtte zich op te richten, +doch daar dit haar pijn deed lei zij haar hoofdje gelaten weêr neêr +en nam Tamalones hand. Zich voorover buigend gaf hij haar te drinken +uit een kroes--de een noch de ander had een enkel woord gesproken, +maar bij 't rossig licht, terwijl zij dronk, zag hij in haar oogen +die tot hem opgericht waren een glans van verwonderde innigheid en +hij had een meewarig gevoel, dat dit meisje even eenzaam was op de +wereld als hij zelf en geen ander verzorger had dan hem. + +Na een wijle liet hij haar in donker alleen. Beneden werd de deur eener +kamer voor hem geopend, waar bij een walmende pit drie mannen aan een +tafel zaten te spelen, landgenooten, die hem met nieuwsgierige blikken +begroetten. Hij lachte gemoedelijk, zette zich bij hen aan de tafel, +ledigde een grooten beker bier en, terwijl hij de kaarten opnam die +hem toegedeeld waren, begon hij zijn wederwaardigheden te vertellen, +echter zonder van zijn geheime gedachten te spreken. + + + + + + +9 + + +Het kasteel was op een rots gebouwd, aan den voet door een groot +woud omringd. Onder het geboomte en aan den oever der smalle rivier +oostwaarts lagen de troepen in vier kampen verdeeld, en ofschoon de +herfst al naderde wachtten zij de overgave der belegerden af, want +in het slot werd reeds gebrek geleden. + +De afdeeling van Rogier had zich op de helling naar het water +gelegerd, achter een bosschage voor het schiettuig der vijandelijke +wallen beschut. + +Het werd al weken, dat iederen ochtend de mannen onder de boomen hun +blikken naar den wachttoren richtten van 't slot, of er een teeken +was dat de edelen daarbinnen het opgaven; koude winden begonnen buiig +door het woud te gieren, wijl wolken haastig aan den hemel dreven. De +soldaten werden ongeduldig en de aanvoerders verveelden zich. + +Rogier liep soms uren doelloos om, langs het stroompje naar het +gehucht, of aan den anderen oever waar een holle weg door dichte +bosschen steeg. Het was altoos halfdonker in dien weg, de boomen aan +de banken groeiden hoog naar boven waar hun takken samen warden en hun +stammen waren beneden verborgen in duisteren groei van struiken. Hier +wandelde hij dikwijls heen en dacht aan Mevena en aan zijn goeden +vriend den monnik. + +Eens toen hij dien weg besteeg bemerkte hij, dat het zeer donker werd, +doch zich omkeerende zag hij beneden in de opening van het loof nog +het daglicht. Hij stond een wijle stil. Door het kletterend geruisch +hoog boven hem begreep hij, dat er een zware regen viel. Terwijl hij +gedachteloos luisterde werd zijn aandacht getrokken door een gerucht +van hijgen, een vrouw kwam haastig den weg afdalen. Dicht bij hem stond +zij eensklaps stil. Hij boog zich naar voren om haar gelaat te zien, +zij schrok, week achteruit en ijlde gillend in het schemerduister +naar beneden. Rogier liep haar na en waar de boomen niet meer waren +kon hij haar duidelijk voor zich zien; met beide handen hield zij +den rok op, haar bloote beenen bewogen zeer snel en zij keek telkens +om. Toen zij in den regen kwam zwenkte ze naar rechts, waar ze in +'t lage hout verdween. + +Rogier zocht in het struikgewas, het water dat op zijn warm gelaat +viel verbaasde hem, en hij liep langzaam terug onder de boomen. En +gedurende het eentonig ruischen herinnerde hij zich, op eens licht +bevreemd, hoe hij ook in den regen had gestaan op een nacht met Mevena. + +De herinnering werd levendig van ontroering, wier gloei hem streelend +verontrustte en hem Mevena's aanwezigheid duidelijk warm nu voelen +deed. Vaak had hij naar haar verlangd en wat hij thans ervoer was +weder de onweêrstaanbaar wassende zekerheid, dat hij haar beminde, +dat zij alleen het was wat hij begeerde. Het was dwaasheid de natte +dagen wachtend door te brengen in dit verlaten oord, terwijl daarginder +op zijn slot de liefste vrouw met groote oogen uitkeek of hij komen +zou. Hij wilde dadelijk heengaan, dien zelfden dag nog. + +Hij veegde zich het voorhoofd, de regen, die door de bladeren kletterde +had hem doornat gemaakt, de witte pluim van zijn muts hing druipend +neêr. + +Hij bedacht, dat hij zich geen vijanden kon maken onder de bondgenooten +van den keizer, Romano zou de eerste zijn dien hij te duchten zou +hebben. En toen deze overweging hem duidelijk werd was het ongeduld +naar Mevena gevlucht, zijn verbeelding was koel en verbleekt, slechts +een flauwe ontevredenheid bleef in zijn gemoed. + +Hij luisterde naar het gestadig suizen in het gebladert, zag dan naar +de lucht en den regen en dacht aan de deerne van daarstraks. + +De dag was opgeklaard toen hij terug kwam in 't kamp. Rondom de +groote rookende vuren verdrongen zich de soldaten met hun kleederen +dampend in de uitgestrekte handen; zij waren naakt, duwden elkander +en lachten luidkeels. Carolus stond voor de tent met droog buis en +hozen voor den kapitein, die lachte van voldoening. + +De soldaten kleedden zich weêr en dronken uit hun ketels, er roesde +in het nuchter licht een jolig gedruisch onder het nat glimmend groen. + +De vuren in de andere kampen gaven de lucht een wijden onzekeren gloed, +toen een man in steedsche dracht aankwam. Hij bracht een brief van +Tamalone. De monnik schreef, dat Mevena naar Pisa was gegaan door groot +verlangen gedreven en niet naar het slot, en dat hij haar ziek in die +stad had gedragen daar zij van haar paard was gevallen; doch dat zij +thans weêr beter was. Zij liet vragen of zij in het kamp mocht komen, +voor een kort oogenblik slechts, zij zou weêr aanstonds vertrekken. + +Rogier, met een warm gelaat en driftig aan zijn knevel morrelend, +gaf bevelen en ging heen. Carolus zag hem met groote stappen zich +verwijderen, de witte pluim danste snel in den schemer langs de +boomen. Het was zeer stil, bij den verwaaiden rook daarginds in +'t kwartier bromden de soldaten in slaperigen deun. Terwijl hij +langzaam liep hoorde hij sluipende passen achter zich en zich +omkeerende herkende hij Walid aan zijn baard en gelen hoofddoek; +hij liep schielijk verder. + +In de tent van den koning werd Rogier luidruchtig begroet, er was +licht van drie lampjes. De koning, met blonde krullen en lachend +blauwe oogen, bij een tafeltje gezeten met de edelen, hief zijn hand +hoog op en riep Rogier naast zich. Dan speelden zij door. + +Rogier dronk bij kleine teugjes, nam aarzelend de steenen in zijn hand, +maar begon toen te spreken, zeggend dat hij nog dien avond het kamp +moest verlaten. De koning antwoordde schertsend, deed de steenen rollen +en schoof de gewonnen munten naar zich toe, doch toen Rogier ernstig +doorging te praten, zeide hij bedaard, dat zij hem niet konden laten +gaan wijl de vreemde soldaten vooral op hem vertrouwden. Op de vraag +wat hem tot zijn onverwacht besluit had gebracht kwam geen antwoord; +de koning werd toen boos en allen zwegen. + +De bekers werden zwijgend volgeschonken, de dobbelsteenen buitelden +weêr over de tafel, de avond verging als de vorige. + +Toen Rogier, door wijn bedwelmd, laat aan zijn tent kwam vond hij +den brigadier daar, die met een mantel over zijn hoofd gehurkt zat +te dutten--hij stond op, verbaasd dat het nog donker was. Hij had het +bevel om een paard in gereedheid te houden niet gehoorzaamd en zeide: + +"Ik heb de paarden niet gezadeld." + +"Vroeg wakker. Er wordt gevochten, maar zeg er niets van." En zijn +meester ging binnen. + +Carolus stond nog een tijd te staren, tot hij rilde van koû, toen +zocht hij zijn slaapplaats bij Walid op. Doch hij was weêr vroeg op +en vond Rogier overeind met den brief van den monnik in de hand. En +zij maakten een plan om het slot te verrassen voor de andere kampen +het merkten, ook Walid was er bij. + +Het was een koele zonnige dag met doorschijnige wolken. De +schildwachten op de torens zagen in de omringende kampen de vuren +gestookt en de soldaten in hun dagelijksch werk. In den middag +terwijl hun blikken gericht waren op de tenten aan de rivier, waar +de vijanden lui onder boomen lagen, schrokken zij hevig en bliezen +alarm: beneden hen, aan de poort, stonden wel honderd man met felle +wapens vlak tegen den muur. Op de kanteelen toeterden hoorns, hoorns +toeterden binnen, er ging verward geroep en uit de spiegaten werd al +geschoten op de oosterlingen, die in de schaduw tusschen de torens +kalm een stapel bouwden... + +En toen de rook wegdreef voorbij de blauwe lucht waren de hoorns en +'t geroep weêr stil, er lagen dooden verspreid op de mossige keitjes +van den hof, waar de zon rustig scheen, Carolus waakte met zijn +soldaten bij de verslagen vijanden in een groep. + +Een poosje later kwam op zijn glimmend ros de koning lachend binnen +rijden en Rogier ziende, wiens gelaat en kleederen rood waren van +bloed, steeg hij af, drukte hem de hand en zeide toornig, dat minstens +vijf edelen het boeten zouden. + +Des avonds zaten de aanvoerders in de hal van 't slot aan een maal +met talrijke lichten. De koning dronk ter eere van Rogier en zeide +beminnelijk, dat hij hem ook thans niet kon laten gaan, doch dat hij +hem den volgenden dag reeds naar den keizer wilde voeren, die alleen in +staat was hem de eer te geven welke hij verdiende. De bekers klonken, +de aanvoerders riepen luid, Rogier had een blos en glanzende oogen. + +Met open mond stond Carolus te luisteren, Walid knikte zijn hoofd +verscheiden keeren. + + + + + + +10 + + +Mevena was langzaam beter geworden, maar de monnik vergunde haar nog +niet het klein kamertje onder het dak te verlaten. Hij had een peluw +voor haar gekocht en een tafel geplaatst voor het raampje, dat uitzag +op de kade. + +Daar zat zij den heelen dag met lieve gedachten door de ruitjes +kijkend--links verdween de rivier in scherpe bocht juist onder de +koepelkerk, met stellingen en ladders; vóór haar en rechts voeren +scheepjes in den zonnig gerimpelden stroom, op de kade wemelden mannen +en vrouwen die druk met koopwaar sjouwden, sommigen leunden pratend +over den wal; ginds, voorbij de brug, blonk de zuiderlucht ijler boven +spichtige masten en half-gereefde zeiltjes en in de verte schitterde +een vergulde torenspits. Het marktgewoel was een nieuw gezicht +voor haar, aandachtig zag zij naar al wat gebeurde. De liederen, +die beneden een man van den vroegen morgen zong en het tierelieren +van een vogel in een kooi onder 't venster, klonken aanhoudend door +het geroezemoes van buiten en maakten de wereld vol zoet rumoer. + +Vóór zij van het bed mocht opstaan had zij in haar koortsen aan niets +anders gedacht dan naar het kamp te gaan. De bode was teruggekeerd met +een langen brief van lieve woorden, waarin Rogier beloofde, dat hij +over twee, drie maanden zou komen. Tamalone bracht haar dien brief +terwijl zij voor het venstertje zat en toen hij hem voorlas voelde +zij een ongekende rust over zich komen, die duurde nadat de lezende +stem weer zweeg. + +Sinds dien morgen was zij altoos vroeg opgestaan om de eerste menschen +op de kade te zien komen en bij het prille daglicht weêr verheugd aan +den geliefde te denken. Zij verwonderde zich wel hoe vreemd het was, +dat het verlangen van kort geleden haar verlaten had, nadat zij beter +was geworden; hoe vreemd, dat zij niet meer begeerde naar hem toe te +gaan, maar liever hier in de veilige zorg van Tamalone op hem wachtte; +zij mijmerde vaak daarover in stil gemoed, starend naar de rozige lucht +en de weêrkaatsing in de rivier, tot het geroep van vroege schippers +of de uitbundigheid van den vogel aan den muur haar gedachten weêr +stoorden. Toch wist zij zoo zeker, dat zij meer van hem hield, en met +een glimlach keek zij naar de lieden, die kwamen en die zij begon te +herkennen aan hun dracht of gestalte. + +In het eerst liet Tamalone, die nu fraaie hozen en een buis van groen +fluweel droeg, haar veel alleen, doch zij hoorde dikwerf zijn stem +beneden. Eindelijk, na weken toen de menschen op straat zich met wol +en bont begonnen te kleeden, kwam hij zeggen, dat zij haar kamertje +uit mocht; zij was in een arm huis maar, zeide hij, doch zij zouden +allen goed voor haar zijn, dat zij zich tevreden gevoelde. + +De kamer, die zij binnentrad was laag, met een vierkant raam, waar +dorrende wingerd voor hing, en buiten was een plaats met vaten en +kisten. Drie mannen stonden naast elkander tegen het licht. De broeder +zeide, dat het zijn vrienden waren en noemde hun namen: Simon, Josse, +en Baldo die nog zeer jong was. Zij keken haar zwijgend aan. Bij den +haard lagen twee katten en een langharige hond met zijn tong uit den +bek. Mevena zette zich bij de dieren neder om hen te aaien, en toen +liepen de mannen de kamer weêr uit. + +Simon had thans een winkel in scheepsproviand, zijn broeder Josse en +diens zoon waren pasteibakkers. Zij hadden hun land verlaten wegens +de ketterijen, in den tijd toen ook Tamalone Frankrijk verliet. Dat +was al tien jaar geleden, maar nog altoos spraken zij 't liefst over +oude vrienden thuis en benijdden zij Tamalone, wanneer hij somwijlen +op zijn reizen was terug geweest in 't vaderland en hun van welbekende +dingen vertelde. + +Bij het maal werd weinig gesproken, alleen de monnik zei nu en dan +iets, Mevena gaf den dieren stukjes uit haar bord; soms moest een +der mannen opstaan als er een klant aan de voordeur riep. + +Toen de borden van de tafel waren en de drie mannen de kamer weêr +hadden verlaten, lei Mevena haar hand op Tamalones schouder en vroeg +vertrouwelijk lachend of zij nu ook naar buiten mocht gaan. Hij had +reeds een blauwen mantel voor haar gekocht, met een kap, zooals de +koopvrouwen droegen; toen hij dien ophield schaterde zij plotseling +luid uit zoodat de hond kwispelend opsprong en Tamalone meê lachen +moest. Zij trok hem aan, hij zette een nieuwe kaproen met roode banden +op, en beiden gingen de straatdeur uit, met den hond die blaffend in de +menigte wegliep; bij een stapel gebak waar jongens stonden te kijken, +zat Simon voor zijn winkel te zingen en te naaien en knikte lachend. + +Zij liepen door 't gewemel langs de kade en sloegen links de nauwe +straat in, waar de torens hoog boven de huizen rezen; daar was het +nog drukker, de uitstallingen der winkels vulden de geheele straat +met verscheidenheid van waren; er liepen ook vele voorname vrouwen +met juweelen aan de handen, die heur slepen ophielden en met de +kooplieden praatten. Zonnige wolken gingen hoog boven de daken, de +wind deed de kleederen der menschen wapperen. Mevena had nog nooit +zoo'n drukke straat gezien en zoovele dingen welke zij niet kende, +zij was blijde daar te loopen en hield herhaaldelijk Tamalone staande, +die haar van alles vertellen moest. + +Zij had een blos op de wangen toen zij vermoeid thuis kwam en zuchtend +op een bankje in den winkel ging zitten tusschen manden, kisten en +kruiken. Josse kwam daar met een blad versch dampende koeken binnen +en bood er haar met een buiging van aan. + +Na dien eersten keer ging zij dagelijks met Tamalone wandelen, somtijds +buiten de muren, doch meestal in de stad door de drukke buurten of +de smalle groene straatjes, terwijl zij met lachende gezichten elkaêr +vertelden of een liedje voorzongen. Het waren telkens nieuwe morgens +met nieuwe vroolijkheid. Tamalone dacht dikwijls hoe gelukkig hij +met haar was, haar oogen zagen hem altijd zoo vrij en glinsterend aan. + +Op een dag, nadat zij hare verwondering reeds eenmaal verzwegen had, +vroeg ze waarom hij zijn pij niet droeg en wanneer hij naar zijn +klooster terug moest keeren. Een oogenblik zweeg hij, maar antwoordde +met opklarend gezicht, dat hij bij haar blijven wilde zoolang zij +alleen was en praatte vlug over andere dingen door, zoodat zij haar +vraag vergat. En dit was de eenige keer, dat zij over zijn heengaan +sprak, want wanneer zijn fraaie kleederen er haar aan herinnerden, +dat hij eigenlijk een klerk was en haar nieuwsgierigheid wekten, +zweeg zij--zij wilde niet gaarne meer buiten hem en vreesde hem te +grieven. Tamalone echter wist wel waarom zij soms zonder spreken naar +zijn roode kaproen keek en dan ontwaakten gedachten, die hem stil +maakten in 't gemoed en met verdrietige onrustigheid wederkeerden +wanneer hij alleen was 's nachts op zijn bed. + +Mevena zat meestal beneden wanneer de mannen in de kamer waren; de +eerbiedige behandeling van den eersten tijd liet zij zich schertsend +gevallen en bedacht onderwijl allerlei om hen te behagen. Josse en +Simon kwamen al glimlachend binnen wanneer zij daar was; zij bleven +na het avondeten thuis en zaten in 't karig licht vergenoegd aan +de tafel naar haar te kijken en te praten. De jonge Baldo, die wel +met meiskes uitging, kwam dan jolig terug en speelde dartele wijzen +op zijn viool; soms zongen de ouden om beurten mede, met glimmende +oogen. Het tenger meisje bij het haardvuur gezeten luisterde met open +lippen, zich gelukkig voelend in dit laag vertrekje vol uitbundigheid +van mannengeluid. + +De dagen gingen voorbij en werden kouder. Simon en Josse hielden veel +van Mevena en dachten niet aan den tijd wanneer zij heen zou gaan; +zij zelve sprak er nimmer over, noch over hem die in het leger was en +Tamalone had geen andere gedachte dan voor haar te zorgen en haar te +behagen. Hij kleedde zich hoe langer zoo fraaier en kwam dikwijls met +nieuwe sieraden thuis. De gebroeders hadden er al samen over gesproken +hoe zeer hij veranderd was: kleurige kleederen droeg hij, met glansen, +hij schoor zijn kin en krulde zijn kneveltje gelijk een edelman. Zij +wisten niet hoe hij aan 't geld kwam om zulke kostbaarheden te koopen, +maar zij waren al jaren gewoon hem na poozen van groot gebrek eensklaps +rijk te zien; ook hadden zij gehoord dat hij veel in de huizen van +voorname lieden kwam, en zij vonden hem een wonderlijk man. + +Op een avond, toen Mevena vroeg naar boven ging, was de monnik, +die onder het gezang van Baldo stil voor zich had gekeken en uit +was gegaan, nog niet terug. De broeders besloten te wachten tot hij +kwam en zaten ter wederzijden van het vuur over Mevena te praten. De +ruitjes klepperden grillig in 't raam door de vlagen van den wind; +achter het huis sloeg de torenklok dreunend het uur van den nacht, +die stiller werd naarmate de mannen langer wachtten. + +Tamalone doolde in de stad rond, dicht in zijn mantel gehuld voor de +koude. Hij had dien avond gezien, dat Mevena een kind moest krijgen, +en hij had zich herinnerd hoe hij haar uit het huis van haar vader +naar het kamp in de bergen gevoerd had, toen hij nog niet wist dat hij +van haar hield. Een kranke ontroering was over hem gekropen toen hij +gewaar werd dat hij de laatste weken in droomende wenschen geleefd had, +hij die heel zijn zorgeloos leven zijn avonturen had laten komen zoo +zij wilden, wel wetend dat er voor 't innig verlangen slechts wanhoop +was--hij had zich in het huis van Simon een vreemdeling gevoeld in +zijn zwierige kleederen. Den nacht van hun vlucht ook had hij zich +duidelijk herinnerd en de gouden kronen, die haar vader hem had +gegeven--toen had hij zich geërgerd aan die vrouw die hem nooit zou +begrijpen en hij was zonder spreken de deur uitgegaan. + +Het was overal donker, slechts de ruitjes der taveernen waren verlicht, +in de huizen schenen de menschen te slapen en Tamalone liep met +tintelende wangen geheel alleen in den nachtwind, die suizend woei +door de verlaten straten. Hij hoorde zijn haastige voetstappen, waar +hij zoo vaak naar geluisterd had op zijn eenzame tochten, de wind +deed hem diep ademen en hij voelde zich opgewonden door begeerte +om den ganschen nacht te loopen waar de wegen hem voeren mochten, +om weder als van ouds te dolen door 't land van stad tot stad. + +Op het domplein stonden in donker groepjes mannen te praten, een enkele +dronkaard liep in zichzelf gekeerd te zingen op lijzigen toon. Tamalone +ging een herberg binnen, dronk in eenen teug den beker ledig en liep +onbezorgder verder in den nacht, zijn open mantel wapperde vrij van +zijn rug. Blijdschap deed hem nu haastiger gaan, hij had de heerlijke +doellooze vrijheid weder van te zwerven onder vreemde menschen. Morgen, +morgen wanneer de poorten open waren zou hij de stad uit gaan, hij +was er reeds lang geweest. In zijn verbeelding zag hij Mevena alleen, +in het huis van Simon eerst, later terug bij den man in het leger; het +waren slechts stille beelden welke hij zag, zij ontroerden hem niet. + +Met een glimlach herinnerde hij zich hoe hij nog dien zelfden morgen, +terwijl hij naar haar witte handen keek, met innerlijk schreien had +gedacht waarom zij hèm niet beminde, die haar nooit verlaten zou hebben +en met wien zij gelukkig zou wezen. Het was heerlijk een vrouw lief +te hebben zooals hij haar liefhad, maar hij wist, dat zij weldra heen +zou gaan, voor goed zou gaan, zoodat hij haar nooit meer weder zou +zien. Hij hoefde niet langer te blijven in 't huisje aan de rivier, +waar hij zich vervelen zou, nu de begeerte was teruggekomen naar +het land en den open hemel, naar steden waar hij nooit was geweest +en nieuwe menschengezichten. Hij kon haar gerust verlaten, zij was +veilig bij Simon en Josse en zou niet naar hem vragen. En hij, zou +hij niet gelukkiger zijn zoo hij slechts aan haar denken kon? + +Met lustige schreden liep hij in onbekende buurten, langs wegen waar +huizen in aanbouw waren; een eind verder op een open plek zag hij +onduidelijk den omtrek van een galg tegen de lucht, hij lachte even, +met een dwaas gebaar, en bleef staan om te zien of er iemand hing, +maar het was te donker. Hij merkte nu, dat het koud was, stampte op +den grond en blies in zijn handen. + +Terwijl hij voortliep bedacht hij dat het dwaas zou zijn den ganschen +nacht te dwalen, indien hij in den morgen op reis wilde gaan; hij +besloot naar huis te keeren, en lang te slapen. + +De deur stond aan en binnen vond hij Simon, die alleen nog op was, +slapend met het hoofd in de armen op de tafel; nevens hem stond +een ronde kruik met bier, de katten lagen voor het smeulend vuur te +spinnen. Simon, met zijn vuisten in zijn oogen wrijvend, vroeg waar +hij geweest was, doch Tamalone antwoordde niet, dronk uit de kruik en +zette zich bij het vuur. Hij wist, dat de goede Simon al sedert hun +kloosterjaren hem genegen was, dat hij de eenige was die om hem gaf; +hij vroeg hem nu nog een oogenblik op te blijven terwijl hij zich +warmde en zijn bier dronk. Zij zaten elkander zwijgend en vriendelijk +aan te kijken, de torenklok sloeg met ernstigen klank. Eindelijk stond +Simon op, zeide dat Tamalone toch een zonderling man was en blies de +pit uit. + +Op zijn bed in de deken gewikkeld, voelde Tamalone zijn voeten nog +prikkelen van het loopen en voor hij zijn gedachten in behaaglijken +slaap verloor, rees er onverwacht ééne nog in verschietende klaarheid: +hij had haar lief zoo zéér, dat haar wederliefde hem niet gelukkig +zou maken.-- + +Laat in den dag stond hij op. Mevena zat geduldig te wachten om met hem +uit te gaan naar hun gewoonte. Hij was op het punt haar zijn besluit +van gisteravond te zeggen, doch haar oogen waren zoo vroolijk, dat +hij wel terug moest glimlachen en haar niet te leur wou stellen. Hij +kon evengoed in den avond vertrekken. + +Het was een blanke, frissche dag; de menschen in de straten zagen +opgeruimd en bloosden van de koude. In het begin van hun wandeling +luisterde Tamalone zonder antwoord naar wat zij zeide. Zij liepen +langzaam en bleven dikwijls voor de winkels staan; aan den overkant van +'t water gingen zij door groententuinen en hij werd van lieverlede +spraakzaam. Dan vertelde hij haar zijn voornemen om heen te gaan, +daar zij veilig was bij zijn vrienden. Een poosje gingen zij zonder +spreken voort met gebogen hoofden; toen zij hem aankeek zag hij, +dat zij groote tranen in de oogen had--hij schrok en wilde haar hand +kussen... met teeder lieve stem zeide hij, dat hij bij haar zou blijven +als zij wilde. Zij keek hem aan, verblijd, en knikte,--Tamalone ademde +dieper van heerlijkheid, door het nat zijner opgeslagen oogen zag +hij den hemel in prachtige klaarheid, hij dacht dat zij zijn hart nu +wèl begreep. Opgewekt spraken zij toen over andere dingen en gingen +in vertrouwelijkheid naast elkander, de heldere zon scheen over het +groen aan hun voeten. Zij liepen nog hier en daar en Tamalone wees +haar hoevele menschen er dien dag hun beste kleederen droegen. + +Thuis dien avond bij het licht der koperen lampjes was er weder geluid +van liederen; Baldo sprak over het onrecht waarmede de groote heeren +regeerden en Tamalone deed een schoon verhaal van ridders en lieflijke +vrouwen terwijl Mevena met groote oogen, haar gelaat in haar handen +voorover geleund, en de brave mannen rustig ademend luisterden.-- + +De dagen vloden heen, de winter was gekomen. Des morgens vroeg zat +Mevena nog steeds voor haar venstertje te wachten op Rogier, bij de +mannen beneden noemde zij nimmer zijn naam. Tamalone wist wel waar +zij altoos in stilte aan dacht, doch het maakte hem niet verdrietig, +hij voelde in nederigheid, dat iedere dag al vreugde was en om wat +komen zou haalde hij de schouders op. + +Toen het reeds Kerstmis geweest was ging Josse op een Zondag na den +kerkdienst met haar wandelen en vertelde haar, dat zijn broeder beloofd +had een wieg voor haar te maken, omdat haar kind nu wel spoedig zou +komen. Zij was er stil van den ganschen weg, zij had er nooit aan +gedacht, dat ook de mannen zouden weten waar zij heimelijk verwonderd +vaak over peinsde. Nu Josse gezegd had dat zij spoedig een kind zou +krijgen, wilde zij wel aanstonds naar Rogier toe gaan, want de wereld +was zoo veranderd en bij hem zou zij tevreden zijn. Doch de goede +Josse klopte haar op den arm toen zij daar over sprak, en zeide dat hij +een boodschap zou zenden, maar dat zij rustig bij hen moest blijven. + +En dien middag, toen zij in haar kamertje was, zat Tamalone een brief +te schrijven, terwijl de jonge Baldo aandachtig naar hem keek en de +broeders tegenover elkander dommelden in de schouw. + +Eenige dagen later kwam de bode terug; Rogier met het leger voor +Capraia had hem een kort wederwoord gegeven en liet zeggen, dat de +keizer hem niet vergunde om heen te gaan, later zou hij een brief +schrijven. Doch de mannen verzwegen dit antwoord voor Mevena. + +Eindelijk op een kouden nacht werd het kind geboren. Tamalone, die de +vrouw was gaan roepen bleef buiten op de kade heen en weder loopen, +de sneeuw viel gedurig in dichte vlokken, zoodat hij bij poozen moest +stilstaan om zich de kleederen af te schudden. Het water murmelde in +den stroom, één venstertje was er licht in de duisternis, waar hij +aldoor naar keek. Verkleumd en bibberend ging hij ten leste binnen, +de vrienden zaten daar met de vroedvrouw genoegelijk bij een mooi vuur +te eten, boven hoorde hij een zwak stemgeluid. De vrouw wenschte hem +geluk en Simon en Josse moesten daar hard om lachen, maar Tamalone +zeide niets, spreidde zijn handen voor de vlammen uit en nam toen +gretig een groote pastei. + +Bij het grauwen van den komenden dag liep hij zachtkens naar boven en +trad de kamer van Mevena binnen; zij lag met open oogen en glimlachte +toen zij hem zag, aan haar voeten was een rood gezichtje. Hij boog +er zich even voorover, knikte dan tot Mevena met goedhartigen blik. + +Dien ochtend dwaalde hij alleen in de besneeuwde stad, denkend aan +de winterdagen toen hij het huis van zijn vader verlaten had en voor +'t eerst 's nachts buiten was geweest; de sneeuw lag toen even dik en +de soldaten van de stadswacht hadden hem gevonden. Hij trachtte aan +Mevena te denken, maar hij zag voortdurend beelden uit het verleden, +die zijn hart neerslachtig maakten en er weemoed wekten, zijn leven +had zoo anders kunnen zijn. Hij kon de dikke lucht en de klanklooze +straten niet verdragen en trad een herberg binnen, waar hij in een +hoek zat en veel wijn dronk. Eensklaps herinnerde hij zich, dat hij +voor Mevena moest zorgen, daar Simon en Josse aan hun werk waren, +hij keerde vlug naar huis. Een half uur later bracht hij een wasemende +brei naar boven, dien hij zelf had gekookt. + +Na een poos, toen het weder milder werd begon het Mevena te bevreemden +waarom Rogier niet gekomen was. Zij sprak er over met haar vrienden +en hoorde wat Rogier geantwoord had;--dan vroeg zij of de krijg +nog lang zou duren en hoe ver Capraia was, maar Tamalone met zijn +muts in de hand om naar buiten te gaan, antwoordde gemelijk dat hij +'t niet wist. Met het schreeuwend kind in haar armen liep zij heen +en weder in de kamer, zij begreep niet, hoe zij zoo langen tijd van +haar geliefde gescheiden was geweest. + +En haar gepeinzen werden veelvuldig en inniger met de dagen, de +begeerte, die haar gedreven had op de reis naar de stad verontrustte +haar weder in steeds heviger keerenden gloed, met droomend gemoed +staarde zij soms, terwijl zij het kind aan haar boezem zuide, langdurig +naar buiten, waar de vogel zonder einde kwinkeleerde in zijn kooi. + +Des avonds beneden speelde Baldo zelden meer op zijn viool, de +gebroeders praatten soezend over hetgeen er in de stad gebeurde, +terwijl Mevena met neêrgeslagen oogen zat te naaien. Tamalone was +meestal uit, hij dwaalde door de straten en de velden, zijn hoofd +was immer gebogen. + +Omtrent Paasch, op een morgen toen zij haar kind in de wieg had geleid, +kwam zij bij Simon en Tamalone aan de voordeur staan. + +"Simon," zeide ze, "ik ga morgen naar Capraia." + +De twee vrienden zagen haar verbluft aan. + +"Alleen met het kind? Het is wel anderhalven dag van hier." + +"Als Tamalone mij niet brengen kan zal ik alleen gaan, maar ik zal +rijden en er eerder zijn." + +"Maar Tamalone gaat meê," antwoordde Simon beslist: "want wij kunnen +zoolang niet van den winkel." + +En de ander, met toegenepen mond en een lachje naar de verte kijkend, +knikte en zweeg. Hij herinnerde zich, dat er in het leger van den +keizer groote heeren waren, die zijn gezicht zeer goed kenden en +lachen zouden als hij aan een boomtak hing. Maar 't was al eender, +hij zou wel op zijn hoede zijn. + +De gebroeders spraken onophoudelijk tot Mevena dien dag en volgden +haar waar zij ging; zij gaven haar allerlei ernstigen raad toen zij +alleen met haar waren aan het eten en vroegen haar herhaaldelijk toch +bij hen terug te komen. Tamalone kwam laat thuis; hij droeg korte +kleederen als een krijgsman, gespoorde laarzen, een nieuw zwaard aan +zijn zij en een muts met een pluim. De broeders staarden hem aan en +Josse kon niet nalaten te zeggen en telkens hoofdschuddend te herhalen, +dat hij sprekend op een hertog geleek, dien hij eens had gezien. + +Allen waren vroeg op den volgenden morgen. Baldo bleef thuis om te +helpen, Josse kon het vuur van zijn oven niet aan krijgen. Simon had +de kleedertjes van het kind in een zak gepakt, dien hij al jaren bezat +en er het beste gebak van zijn broeder bij gedaan. Toen Tamalone de +paarden voor de deur leidde liepen de schippers, kooplui en buren +nieuwsgierig te zaâm, de vogel onder het raam hield bij zooveel +stemmengerucht zijn tjuiken in. Met vochtige oogen zoende Josse het +kind, zijn broeder klopte gemoedelijk de omstanders op hun schouders +en Baldo stond met den zak op den rug te kijken. Het was een lieflijke +voorjaarsmorgen. + +Tamalone en Mevena reden weg, tot het einde der kade zagen zij +voortdurend om en wuifden hun groeten terug. + + + + + + +11 + + +Des nachts hielden zij aan een hoeve stil waar zij tot den ochtend +wachten moesten, en zagen ver weg glorend het schijnsel der vuren van +het keizerlijk kamp. De man, die voor hen opendeed was norsch eerst, +maar Tamalone gaf hem geld en zoo werden zij binnen gelaten. + +Toen zij ontwaakten was het een schoone dag, de warme zon scheen aan +den hemel en in de witte meiboomen, die voor het landhuis stonden, +kweelden vele vogelen. Mevena wachtte buiten reeds vroeg op haar +vriend om naar het kamp te rijden, doch hij scheen verstrooid van zin, +hij draalde zoo lang en antwoordde zelden. Eindelijk echter steeg +hij in het zadel, zijn handen en zijn borst flonkerden van juweelen +en goud, zóó dat zij even verbaasd tot hem opzag, maar dan reden zij +op een drafje voort. In de verte rees hoog in den hemel de geweldige +burcht, zij wezen elkander de vonkjes der blinkende helmen die op de +wallen bewogen. Vóór hen, den heuvel op, stonden tenten rij aan rij +waartusschen zeer vele mannen en paarden wemelden en hier en daar +zich een hooge stormtoren hief. + +Zij spraken geen van beide. Wel hield Tamalone zijn hoofd rechtop, +want hij vertrouwde dat in den nood de fortuin hem redden zou, maar +nu was het de dag, dat hij Mevena voor 't laatst zou zien, zoodat +al meer en meer in zijn hart de donkere weemoed zwol. Maar hij zat +bedaard in het zadel. Bij de eerste krijgslieden die zij naderden, +hield hij stil en vroeg een hoofdman waar heer Rogier was. En toen zag +hij eensklaps dat het met hem gedaan was, zijn rijke kleedij zou hem +niet meer baten, want hij had een ruiter zien komen, Montefeltre, die +een aanzienlijk edelman was en hem eens ter dood had veroordeeld--die +zou hem zeker herkennen. De ruiter keek naar hem terwijl hij met den +hoofdman praatte; rondom hem in dit kamp waren ontelbare wapenlieden, +naast hem reed stillekens Mevena met haar zuigend kind, hij wist niet +hoe hij ontkomen zou. Doch zonder omkijken, recht in het zadel, reed +hij voort en vroeg nog tweemalen den weg naar Rogier. Dan ging Mevena +vlug vooruit wijl zij Carolus herkende en zij stegen af waar de grauwe +tenten in een kring rondom de baander lagen, terwijl de brigadier +verbaasd hen aanstaarde. Rogier, die haar zag, kwam toeloopen en +nam haar in zijn armen, zij snikte hardop--toen deed Tamalone zijn +oogen even toe, want zijn hart was zoo hevig daar hij wist, dat de +soldaten van Montefeltre dadelijk zouden komen om hem weg te voeren +en hij haar nimmer meer zou zièn, hij voelde voor 't eerst van zijn +leven de pijn van een diepe smart. Hij zag den ander met den arm om +het lieve vrouwtje heengaan, glanzend van verliefde vreugde, rondom +in 't zonnelicht keken verbaasde gezichten. En eensklaps trad hij op +Walid toe, nam hem bij den arm en stapte met hem heen; Carolus riep +hun nog na, dat zij de paarden vergaten, maar daar zij niet hoorden +zond hij een soldaat er mede hen achterna en ging in de schaduw terug +waar hij zijn harnas schuurde. + +Het was maar weinig minuten later toen heer Montefeltre met zijn +ruiters komende den brigadier toeriep of hij Tamalone had gezien; +doch Walid, die juist naderde, antwoordde, dat de man bij den kapitein +daarbinnen was. + +Rogier kwam uit de tent en hoorde den edelman aan; hij begreep niet +waarom Tamalone een verrader werd genoemd, den gemeensten schelm in +'t land, en hij zeide op vriendelijken toon: + +"Maar hier in de tent is hij niet," groette en ging weêr binnen. + +Messer Montefeltre beval zijn soldaten door het gansche kamp te +zoeken. Zij vonden zijn muts met de roode pluimen, maar den broeder +zagen zij nergens. Carolus stond met de handen in de zijde in de heete +zon te kijken, verwonderd wat er gaande was. Doch toen hij daarna, +terwijl Walid zachtjes lachte, overal naar zijn helm zocht kwam +het eensklaps in hem op, dat de monnik dien zeker in zijn vlucht +had medegenomen in plaats van zijn eigen muts. Hij vloekte, maar +Walid zeide: + +"Die monnik is een slimme vogel."-- + +Rogier zat in het getemperd licht der tent dicht bij Mevena in dartele +blijheid te praten en te vertellen, het kind sliep in een hoekje op +het stroo en hoorde hen niet; met de armen om elkander zaten zij, +hun oogen waren vol verwachting, zoet vloeiden hun woorden in warmen +adem tot zij eindelijk in zwijgen enkel kusten. Mevena hoorde buiten +'t gerucht van krijgsvolk, staalklank en bevelen, en te wijlen den +luiden toon van een klaroen. En onder de kussen die hij haar gaf vroeg +zij met behaagziek vleien of zij nu naar Siremonte zouden gaan. Doch +Rogier glimlachte slechts en antwoordde, dat hij dien dag immers +niet heen kon gaan en ook den volgenden niet, want de keizer had +zijn zin op den burcht gezet, zij moesten wachten, misschien zelfs +tot de oorlog gedaan was, want de keizer was ongeduldig geworden +toen hij gevraagd had het kamp te mogen verlaten een poos geleden; +zij zou moeten wachten, in Pisa weder bij die ambachtslui waar zij +veilig was voor haar vader. En middelerwijl zou hij een boodschapper +naar Lugina zenden om hem te vragen vrienden te worden. Hij zwoer +haar dat hij nog voor den zomer voorbij was weêr bij haar zou zijn; +hij zou een rijk loon krijgen voor wat hij in den oorlog had gedaan, +Mevena zou dan gelukkiger zijn in een grooter slot dan Siremonte. Het +kind begon te krijten, zij nam het op om het drinken te geven; en +het in haar armen sussend en wiegend zeide zij zachtkens, bescheiden +dat zij wel zeer gelukkig zou wezen bij hem in een klein huis. Haar +oogen zagen zoo droevig terwijl zij 't zeide, dat Rogier ontroerde en +naar den grond keek. Met een teeder sujah wiegde zij heen en weder; +in de stilte die er was in de tent hoorden zij buiten de zware stem +van den brigadier den naam van Tamalone noemen. Mevena bezon zich, dat +de monnik heen zou gaan nu zij bij Rogier was; zij vroeg naar hem en +toen zij hoorde, dat hij vervolgd werd door messer Montefeltre, schoon +niemand wist waarom, en waarschijnlijk al gevangen was, toen schreeuwde +ze en beefde op haar beenen. Zij smeekte Rogier dien goeden man te +helpen, die hun beider beste vriend was, zij smeekte met aandrang, +dat hij dadelijk moest gaan om te helpen, haar woorden waren snel van +angst en het kindje schreide klagelijk meê, Rogier, verbluft eerst, +antwoordde dat Montefeltre een groot man was en zekerlijk niet zonder +reden den man een schelm had genoemd; maar haar aandrang was niet te +wederstaan, haar weenen verteederde hem zóó dat hij de tent verliet. + +De soldaten hadden Tamalone niet gezien en Montefeltre, naar wien +hij daarna ging, vertelde hem dat hij den broeder eindelijk hoopte +te hangen, die hem al twee keeren was ontsnapt toen hij hem voor +diefstal naar de galg had gestuurd; hij was de slimste bedrieger van +het gansche land, hoewel hij fraaie manieren had, die behaagden; +er waren ook vele edelen, die konden getuigen, dat hij alle de +misdaden van den duivel bedreven had,--maar hij zou ditmaal niet +ontkomen. Rogier echter twijfelde of het waar was wat hij hoorde en +vroeg den ridder te wachten en te onderzoeken of zijn vriend dezelfde +Tamalone was. Doch Montefeltre draaide slechts zijn groote snorren op +en zag hem zoo beleedigend aan, dat hij toornig werd en op den grond +stampend zwoer het te zullen wreken zoo zijn vriend eenig letsel werd +aangedaan. In het kamp terug gekomen gaf hij bevel soldaten rond te +zenden om den broeder te beschermen waar zij hem zagen. En Mevena +was zeer gerust toen zij hoorde wat hij gedaan had. + +Des avonds zat zij bij hem op het stroo, eerst zeer langen tijd stil +in gedachten, maar ten leste sprak zij en vroeg hem in lief gefluister +haar toch niet àl te lang alleen te laten in de stad bij Simon en +Josse... morgen zou zij er henen keeren. Maar hij nam allebei haar +handen, kuste ze vele malen en zeide, dat zij te zamen zouden gaan, +dat hij den keizer zou groeten en 't krijgsvolk voorgoed verlaten, +want sinds zij dien middag gezegd had, dat zij gelukkig zou wezen +ook als zij niet aanzienlijk waren, was de roem dien hij gewonnen +had hem heel niet waard, en hij had gezworen alles voor haar geluk +slechts te doen. Zijne stem trilde; op het tentdoek danste vaag het +schijnsel van het wachtvuur daarbuiten, waar de trouwe hoofdlieden +zaten te praten, in de duisternis voelde hij een zacht gelaat dicht +bij het zijne. Zijn gemoed was rijk aan innigheid, hij wist, dat hij +alleen, alleen de vrouw in zijn arm behoorde. Het was een schoone +nacht voor die twee die elkander beminden, een lange schoone nacht +van vreugde uit al grootere liefde in hun harten ontbloeid met kus +na kus van lieven lust, hun vreugde was zoo zoet als de geuren van +den kerseboom in 't vroege jaar. Daarbuiten zat Carolus te praten, +maar later was er geen gerucht meer. + +Des morgens steeg Rogier te paard om naar het einde van het kamp +te rijden waar de keizer en zijn grooten in een slot hun kwartier +hadden. Mevena bleef achter met haar kind, wachtend onder een boom. De +lucht was hoog en warm en de soldaten deden rustig hun werk. + +De keizer zat voor het open venster te lezen in een zeer groot boek, +zijn hoofd leunde in zijn handen gebogen voorover, zijn haren hingen +langs zijn wangen en naast hem stond een schaal met fruit. Aan een +andere tafel zat Theodoro de wijze te lezen. De een noch de ander +verroerde zich. In de koele kamer werd slechts het ruischen der +blaêren voor het venster gehoord en Rogier wachtte met de muts in de +hand, de witte pluim hing naar beneden. Eindelijk richtte de keizer +zijn hoofd op en keerde zich om, zijn baard was grijs en gekruld; +hij hief zijn hand hoog op zooals een vriendelijk man doet wanneer +hij vroolijk is en vroeg: + +"Is de burcht verrast, messer?" + +Rogier schudde zijn hoofd en zeide, dat hij gekomen was om oorlof +te vragen en het leger te verlaten, immers daar hij gezworen had +een lieve vrouw, die hij beminde, naar zijn kasteel van Siremonte +te voeren. Maar terwijl hij sprak voelde hij, dat hij laf was en een +onwaardig man om aldus voor een wensch van Mevena het recht van den +keizer te verzaken. En hij schaamde zich. De vorst intusschen zat +te luisteren met zijn hand aan zijn baard en Theodoro, de oude man, +zag bij wijlen op van zijn boek, maar las dan ongestoord weêr verder. + +Toen Rogier zweeg antwoordde de keizer knikkend, dat hij reeds wist hoe +Lugina bedrogen was en dat diens dochter in het kamp was gekomen met +een gauwdief. Maar Rogier kon immers met haar niet trouwen, tenzij hij +in het verbond der pauselijke edelen ging en niet in Siremonte wilde +wonen, in het gebied van den heer van Romano, die meer geducht was in +'t land dan de keizer zelf. Rogier haalde zijn schouders op en wilde +antwoorden, doch de vorst sprak verder, dat hij hem als stadhouder +over Toscane wilde stellen wanneer de burcht was gevallen en ried hem, +indien hij de vrouw zoo zeer beminde, te wachten tot de oorlog voorbij +was en Lugina onderdanig werd. Dit zeide de keizer vertrouwelijk met +zijn hand op Rogiers schouder; dan richtte hij zich tot zijn volle +grootte op en voegde er bij: + +"Vergeet niet, dat gij mij trouw hebt gezworen. En zoo ge ondanks +mijn raad uw wil doet, zijt ge mijn vijand," en reikte zijn hand, +die het zegel des rijks aan een vinger droeg--Rogier boog en kuste +haar, terwijl de sterrewijze hem toeknikte over zijn boek. + +De arts trad toen binnen door een knaap gevolgd, die een schaal droeg +met gekruiden drank. En daar de keizer weder naar zijn tafel ging, +groette messer Rogier en vertrok. + +Hij reed door de groene laan waar zoeltjes de wind in het loover +speelde naar het kamp terug en was verheugd, dat hij een aanzienlijk +man zou worden wanneer de burcht genomen was. Maar hij hield zijn +vreugde in want hij dacht aan Mevena. + +De brigadier liep hem tegemoet om te zeggen, dat Tamalone niet te +vinden was. Mevena, roerloos zittende in de schaduw van den boom, +zag hem een breed gebaar maken en haar oogen waren groot open alsof +zij vragen wilde wat nieuws hij bracht. Hij wees haar op te staan, +hield de tent voor haar open en toen zij binnen waren zeide hij: + +"Ik moet hier blijven, Mevena, de keizer wil mij niet laten gaan." + +Zij zag naar den grond en antwoordde niet. En hij sprak weêr: + +"Maar nog vóór de zomer voorbij is kom ik in Pisa, nog vóór Sint +Michiel, nog vóór de winter komt, en dan zullen wij nooit meer +scheiden, en gelukkig zijn." + +Zij zweeg een pooze, maar dan sloeg zij haar oogen op en zeide: + +"Beloof mij gauw te komen, ik kan niet zoo lang meer alleen zijn..." + +En verteederd door het smeekend geluid harer stem sloeg hij zijn arm om +haar schouder en kuste haar, maar zij week wat achteruit en vervolgde: + +"Hoe lang zal die oorlog nog duren, liefste? O het zal een tijd voor +me zijn te wachten daarginds. En hoe zal ik weten--" + +Maar hij kuste haar weder op haar mond, sprak met luchtig goed +vertrouwen en herhaalde, dat hij spoedig bij haar terug zou wezen. Dien +ganschen dag zat zij in zich zelve gekeerd voor zich te staren en +sloeg op haar kind maar zelden acht. Rogier liep buiten rond om +bevelen te geven. + +Des nachts toen hij wakker werd tastte hij, maar voelde Mevena niet +naast zich; hij richtte zich op en ontwaarde tegen het doek der tent, +waarachter flauw een wachtvuur scheen, haar donkere figuur in knielende +houding gebogen en hij hoorde het gefluister van een gebed. Ongeduldig +lei hij zich weêr neder, zeide dat zij bij hem moest komen, doch zij +bad voort en wachtend dommelde hij weêr in. + +Zij sliep dien ganschen nacht niet, want een gedurige onrust +bedroefde haar gemoed, zoodat zij wel weenen wilde, maar haar oogen +bleven droog; zij dacht er aldoor aan, dat zij weer heen zou gaan, +zelfs zonder haar braven vriend Tamalone ditmaal; de vreeselijke +gevaren van den oorlog zag zij haar geliefde steeds naderen en zij +wist niet wat zij doen zou... Baldo had wel eens een lied gezongen +van een vrouw, die als jonker aangedaan haar minnaar volgde--het was +ook maar een lied geweest, want zij kon dat onmogelijk doen, er was +voor haar en het kleine kind geen andere hulp dan te wachten tot hij +terugkwam. Weemoediger dan ooit te voren voelde zij zich verlaten in +de wereld, zij staarde gedurig in het duister en wist geen raad. En +wanneer haar kindje schreide lei ze het gedachteloos aan haar borst, +het wicht zoog in gretig welbehagen terwijl zijn moeders hoofd van +droefheid gloeide. + +En toen de grauwe dageraad begon stak Carolus zijn hoofd binnen om +zijn heer te wekken. Rogier keerde zich om op het stroo, vroeg of +de paarden gereed waren en sloot zijn oogen weder. En het was weêr +zeer stil in de tent. Mevena voelde zich moede, het kind sliep in haar +arm. Dan klonken er stemmen. Rogier stond op, gaf haar een kus en trad +naar buiten. En terwijl zij zich oprichtte om hem te volgen deed een +groote onrust haar hart zoo hevig aan, dat zij angstig werd en draalde. + +In den neveligen ochtend stonden twee paarden, die door Carolus en +Rogier werden opgetuigd; uit de tenten rondom klonk hier en daar het +geluid van een snorkend slaper. Zij klommen zwijgend te paard en reden +heen. Toen ontwaarde Mevena, terzijde kijkende, de gestalte van Walid +die met zijn gele muts en gekruiste armen bij een wagen stond, even +zag zij het wit zijner oogen naar haar gericht--zij schrikte en beefde. + +Zoo lang zij in het kamp waren sprak haar minnaar niet, maar bij de +laatste tenten, waar de boomen in dubbele rijen den dalenden weg +verdonkerden, keek hij naar haar op en zag, dat zij bleek was en +huiverde. Hij vroeg bezorgd wat haar scheelde, maar zij schudde het +hoofd slechts en toen hij den schabrak van zijn paard om haar en het +kind heensloeg, glimlachte in eenen haar heele gelaat van schoone +liefheid, zoodat Rogier dichter bij haar rijdende zeide dat zij hem +zéér dierbaar was en hij geen andere vrouw kon beminnen. + +Toen reden zij nog een poos met zoete woorden voort, terwijl achter +hen over den heuvel de jonge zon aan de lucht verscheen. Maar waar +de weg smaller werd en zich in tweeën deelde hield Rogier zijn +paard in en zweeg een oogenblik. De stille morgen blonk wazig aan +den hemel en over de groene boomen. Hij wilde haar vaarwel zeggen, +maar het griefde hem zoo dat hij haar bedroefd had gemaakt en dat +hij haar onrecht deed door haar alleen te laten gaan, hij had haar +al zooveel beloofd. Doch hij bezon zich, dat het teêrhartigheid was +zoo te denken, immers wanneer hij over eenige maanden een hoogen +rang had kon hij weêr bij haar komen en zij zou gelukkig zijn. Hij +nam haar in zijn armen zeggend, dat hij snel terug moest keeren, +dat hij nog vóór Sint Michiel bij haar zou wezen en kuste vele malen +haar bleek gelaat. Hij draalde nog, zijn wangen gloeiden, want hij +voelde hoezeer hij haar beminde, die hem aanzag met groote oogen, +en hij kuste haar weder, haar lippen, haar aangezicht en haar handen +het laatst. Dan wendde hij den teugel en met een zwaai van den arm +reed hij heen, zijn hengst galoppeerde brieschend den weg weêr op +onder de boomen. Een eind verder keek hij om, haar paard stond bij de +scheiding van den weg met neêrgebogen kop om te grazen, haar gestalte, +met het kind in de armen, was onbewegelijk naar hem gekeerd. + +Enkele dagen later gaven de edelen, die het kasteel verdedigden zich +over, zij waren tegen den honger niet bestand. En de keizer leidde +zijn zoons en groote heeren naar de stad, waar zij in het paleis aan +prachtige tafels zaten met Spaanschen wijn in de kannen en groote +schalen vol gebraad en pasteien. Hij stelde Rogier tot stadhouder +over het Toscaansche land en schonk hem den keten, de edelen klapten +hun handen en de vedelaars maakten lustige muziek. Carolus liep met +rood gelaat de zaal uit en dan weêr in, hij dronk vele bekers leêg +en omhelsde Walid, zijn goeden vriend die dikwerf knikte, in groote +blijdschap. + +Langzamerhand, terwijl de oversten bespraken hoe zij den tocht zouden +voortzetten en Rogier aan zijn ambt was gewend, herinnerde hij zich, +dat Mevena op hem wachtte. En hij schreef een brief aan haar vader, +waarin hij hem zijn vriendschap bood en hem verzocht ter liefde van +haar toch tot den keizer te keeren. + +Hij kreeg geen antwoord, maar weken later kwam er een boodschapper +van den heer van Romano, zijn gevreesden verwant, die in een bondigen +brief hem gebood de dochter van Lugina heen te zenden. + +En de volgende dagen zat hij, wanneer er geen heeren waren die met +hem praatten, alleen in de hooge zaal en dacht aan haar, die pas een +jaar geleden hem het wonderlijkst geluk had gegeven, die hij meer +had begeerd dan zijn leven toen hij met pijnen in de bergen lag, en +hij peinsde of hij haar waarlijk voor goed kon verlaten. In den gloed +van een oogenblik had hij soms wel geloofd, dat de roem van een groot +man in het land te zijn hem niet bekoorde, maar hij wist dat het niet +waar was, want hij had van zijn jongste jaren niets anders verlangd, +tot hij op een zomeravond Mevena in schuchtere lieftalligheid voorbij +had zien gaan. En hij verbeeldde zich hoe zijn leven geweest zou zijn +indien hij niet bij den keizer was gekomen, maar haar naar zijn kasteel +had gebracht: Siremonte was een zeer oud huis, waar het in de kamers +altoos donker was, in den hof groeiden de struiken wild en ook op +den wal over de graven der vroegere bewoners: de lieden die de akkers +bouwden waren nooddruftig--hij had het slot verlaten toen hij een knaap +was en zou er niet weêr kunnen leven nu hij een rijk stadhouder was. + +Hij wist wel, dat hij niet anders doen kon dan den keizer en vooral +messer Romano verzoeken, nederig verzoeken, dat hij haar tot vrouw +mocht nemen. Maar Romano was een vreeselijk man, die nog kort +geleden velen van hun eigen geslacht had veroordeeld wegens hun +ongehoorzaamheid. + +In zijn twijfel en beslommering nam hij den machtigen heer van +Lancia in zijn vertrouwen. De markgraaf, die zeer bejaard was, lachte +kalmpjes. Hij wist niet dat Rogier nog aan het meisje dacht, hij sprak +over zijn eigen dochters, hij sprak langen tijd bedaard en overtuigend. + +Als hij alleen was staarde Rogier dikwijls voor zich, in gevoelige +oprechtheid denkend wat hem het meest waard was. Maar wanneer hij +bedacht wat hij doen zou als hij het verlof niet kreeg, zuchtte hij +en herinnerde zich Walid, die gezegd had, dat de bloedsteen hem leed +zou brengen. + +En des nachts werd hij somtijds wakker en zag in zijn verbeelding +Mevena die schreide. + + + + + + +12 + + +Over de zonnige wegen ging Tamalone, thans weêr in een pij gekleed, +eenzaam als voorheen en gelijk voorheen ook, toen hij pas uit het +klooster gevlucht was, vermeed hij de menschen, daar hun vragen wie +hij was, van waar hij kwam en waarheen zijn tocht ging, hem ergerden +en het langdurig zwijgen zijner eigen stem hem een genot was. + +Onder den ruimen hemel en met het groene land rondom was de eenzaamheid +hem vroeger een zachte rust geweest, een eenvoudige vreugde van te +zwerven zoo 't hèm behaagde en te aanschouwen hoe de wisselvalligheden +zich opdeden in hùnnen loop. + +Nu echter, wanneer hij in de verte een gehucht zag onder wat boomen, +stond hij stil en zette zich neder in het gewas aan den weg, schuw +voor wat er mooglijk kon gebeuren als hij daarginder kwam, nieuwe +gezichten zag en praten moest. Het teeder denken aan den winter, +die voorbij was, was vol lieve figuren en liet hem geen rust; met +zijn hoofd, al vermoeid van het voorover buigen dien heelen dag, in +de beide handen geleund, zat hij daar uren lang tot de zon van den +hemel ging, en trachtte aan Mevena alleen te denken. Hij meende dat +zijn verblijf met haar een avontuur was geweest, een heerlijke tijd +weliswaar, dien hij zich altoos met innigen ernst zou herinneren, +doch in zijn diepste wezen niet meer dan nog een vervlogen illusie, +zooals er hem sedert zijn jongensjaren zoovele hadden verlaten, die +slechts wederkwamen in een zeldzamen zaligen droom. Het leek nu zoo +vreemd alleen aan den weg te zitten; het pover landschap rondom waar +slechts een paar koeien graasden, stil in 't brooze schemerlicht, +en ginder wat boomen goedig in een groepje bij elkander stonden, kwam +hem zoo bijzonder voor of hij 't al eerder had gezien; doch van ouds +al kende hij dit onuitsprekelijk gevoel--een vermoeid wandelaar hoort +zoo in den aanvang des avonds geluiden die niet bestaan, of ziet een +lichtjen in de schaduw en weet dat hij zich vergist, maar in gepeinzen +gaat hij verder, twijfelend over vele dingen. + +Tamalone wist, dat wat hij had ondervonden en wat hij ooit in +verbeelding doorleefd had, niet anders verschilde dan dat hij +het eerste vreesde--duidelijk bewust thans vreesde--en het ander +beminde; Mevena was slechts een naam die hem bekoorde, haar gelaat +zou wel van lieverlede vager worden en uit zijn stille gedachten +vergaan--was zelfs zijn jonge vroomheid in de dagen van het klooster +niet eveneens verleden en voorbij? Geen van zijn liefste begeerten +zou ooit waarlijk gebeuren, van al zijn droomen zou er geen ooit +tastbaar geluk zijn, maar hij had er altijd zachtjes om gelachen en +zich verwonderd wanneer hij van ongeluk hoorde. Wel school er in 't +heimelijk van zijn hart een gevoelen, het heiligst dat hij had--het +was een noodlottige zekerheid--, dat hij eenmaal nog een groote +werkelijkheid zou ervaren, gelijk de ondervindingen zoo smartelijk +van echtheid, dat hij door de stem van enkele lieden die hij er van +had hooren verhalen een vreemde benauwing gevoeld had; de een was +een man bedrogen door zijn vrouw, de ander een moeder wier kind was +gestorven, een derde was blind geworden, doch onder die allen was er +geen enkel zwerver, die zooals hij ter wereld niets bezat, niets dan +een pij--en een pij die maar schijn was. De glanzende dagen echter, +die hij in den winkel van Simon had doorgebracht, zouden in zijn +herinnering blijven als een wandeling door prachtige bloemlanen, +zwaar van geuren onder de zomerlucht, hij zou er geen traan om laten +en zij waren niet de groote gebeurtenis welke hij van kindsbeen al +vreesde en begeerde beide. En hij wilde wel weten of mogelijk die +donkere zekerheid het voorgevoel was, dat nooit wordt bewaarheid. + +De avond daalde over de heuvelen, de klank der bellekens die de koeien +droegen werd kleiner in de verte en zoo hij een bed wilde hebben voor +de boeren in 't gehucht te ruste waren, moest hij voort. + +Vroeg in den dag verliet hij de dorpers weder en ging zwijgend den +klaren weg langs, tevreden in 't kalm stralende zonlicht. En bij +het eind van zijn dagreis zat hij weer onbeweeglijk op den grond, +met inwendig geluid liefkoozend den naam te herhalen van een vrouw, +die ver in den schemer waarde, en de stilte over het land verontrustte +hem in hoogere mate dan den avond te voren. Zijn hoofd was vol van +teedere heugenis en verdrietigheid, de donkere aarde zweeg, zelfs in +den hemel, van licht verlaten, vloot de weemoed gelijk de glimlach +van een kind dat geschreid heeft. Hij wist niet wat de kommernis die +hem drukte beduidde, hij begreep niet hoe de menschen met bewonderend +smachten verhalen konden doen van groote passie, van het leed dat zij +aanbaden als de zuiverste deugd--en hij herinnerde zich, dat hij zelf +al sinds jaren heimlijk dit ééne verlangd had, zijn allergrootste +passie. Het klopte in zijn borst en in gejaagde haast vervolgde hij +zijn reis in den avond. + +Toen hij tot de kalmte was wedergekeerd, zag hij dat hij niet behoefde +te vreezen, de vrouw aan wie hij dacht was immers een beeld maar en +zou nimmer werkelijkheid worden, een beeld van zijn eigen ontroering; +zijn lieve vrijheid zou hij behouden. De rust die deze gedachte hem +gaf was als de stilte in het bosch wanneer de herfst al nadert. + +Op een Zondag trad hij de poorten van Lucca binnen, waarheen de weg +dien hij gevolgd had voerde. Daar hij honger had zocht hij de woning +van een oudbekende, Marco genaamd, een bezadigd man die metalen mengde +en studeerde. Toen de oude man de deur opende was hij even verrast; dan +begroette hij Tamalone vriendelijk, leidde hem naar zijn werkplaats, +gaf hem eten en drinken en hernam bedaard zijn bezigheid met het +schoonmaken van gereedschappen. De monnik at in stilte en zag hem +begaan, buiten in de lichte straat lachten de burgers van zondagspret; +hij herinnerde zich zijn drukken leerlingstijd en wist dat Marco hem +een luiaard vond. + +Een poosje later hoorde de grijsaard een zucht; hij ging door met +zijn kroezen en vroeg wat er scheelde. + +"Ik ben moê," was het antwoord. + +"Gij ziet er bleek uit, broeder; gij moest liever werken dan van +'t eene klooster naar 't ander gaan en gedurig bidden." + +Tamalone glimlachte. De woorden echter hielden hem dien nacht lang uit +den slaap, hij twijfelde of het noodig zou wezen een middel te zoeken +tegen de onrust, die al heviger roerde. Hij had toen een droom waarin +hij overvloedig weende en verbaasde vreugde voelde om twee schoone +oogen. De rest van den nacht, waarvan hij het einde wakend verbeidde, +lag hij te mijmeren of hij ooit door een toeval Mevena weder zou zien. + +Dagen lang kwam hij in de woning van Marco slapen, overdag was hij +altijd uit. Er waren vele bekenden in de stad, die hem ontmoetten +en medenamen naar huis; terwijl zij hem onthaalden moest hij dan van +den oorlog vertellen, of zij verwachtten kwinkslagen van hem zooals +zij gewoon waren. En Tamalone praatte in luchtigen scherts, maar hij +had een weêrzin tegen hun vroolijke gezichten. Het deed hem vreemd +aan den toonval van zijn stem zoo week te hooren. En in het drukke +gezelschap voelde hij een gedurigen drang om ergens in een lommerrijk +landschap op het gras te liggen en zich over te geven aan de bekoring +van neêrslachtigheid. + +Laat thuis komende eens vond hij in de werkplaats van zijn vriend +den ouden Lugina, die in het rustig licht zat te wachten en Marco +gadesloeg in zijn arbeid. Mevena's vader schudde hem de hand +in vriendschappelijke opgetogenheid, hij had hem lang gezocht, +zeide hij. Maar daar de monnik er zeer vermoeid uitzag zou hij +hem nu verlaten en hem morgen vroeg verwachten; Lugina klopte hem +vertrouwelijk op den schouder en ging heen. + +Toen hij weg was zat Tamalone te staren met opgerimpeld voorhoofd, +mijmerend over Mevena en of misschien haar vaders komst hem geluk zou +brengen. Hij had den man bedrogen, zijn belofte om Rogier te vermoorden +was hij nooit voornemens geweest te houden; hij moest dus morgen +iets verzinnen. Marco was in zijn studie verdiept en stond aandachtig +naar een vloeistof te kijken, dien hij in een fleschje ophield tegen +het licht, terwijl achter hem in een armstoel de luie monnik voor +het eerst sedert vele dagen weêr vroolijk werd en geluidloos zat te +lachen bij de gedachte, hoe hij Lugina misleid had en zijn dochter +ontvoerd. Doch weêr ernstig geworden besefte hij, dat Mevena zelve +in gevaar zou verkeeren zoo haar vader haar vond. Hij moest hem op +een dwaalspoor leiden en hij had weldra een sluw bedenksel gereed. + +Des anderen daags vond hij Lugina reeds buiten de herberg op hem +wachtend in de straat onder den hoogen dom. De edelman liep hem +lachend tegemoet, de grillige zomerkoelte speelde in zijn paarsen +mantel; hij nam den monnik bij den arm en vertrouwelijk naast elkander +gaande wandelden zij de stadspoort uit. De een noch de ander sprak +een woord, zij wachtten beiden of de ander zou beginnen en zagen +omzichtig rond. De glanzende wolkjes lagen traag in den hemel van het +ééne verre verschiet waar de heuvelen in vage tinteling verliepen, +tot het ander; de klare akkerlanden waren rijp en in heete stoving, +op sommige grasvelden, waar gemaaid was, rustten boeren in zwaren +slaap. De weg liep door dunne boompjes met weinig schaduw. + +Eindelijk sprak Lugina en vertelde hoe hij ook zijn dochter nog te +wreken had. De monnik antwoordde, dat hij wist wat er gebeurd was, +ook had hij Rogier wel gevonden, maar hij had zijn belofte nog niet +kunnen volvoeren. Toen hoorde hij verbaasd, dat Lugina zelf met alle +vier zijn zoons zijn vijand gevolgd had van kamp tot kamp, dat hij wist +waar Rogier, die stadhouder was geworden, zich bevond met het meisje, +en dat ook haar broeders daar waren op dit oogenblik... Tamalone +bleef staan, zijn oogen waren wijd open en in zijn starre verbazing +zag hij den ouden man, met fel gelaat, die plotseling een dolk in de +hand hield en naar hem stiet, maar even plotseling bukte hij, greep +zijn aanvaller bij de beenen en wierp hem op den grond. Even aarzelde +hij of hij vechten zou, hij voelde den schrik nog van wat hij gehoord +had; dan keerde hij zich om en liep snel heen, zonder een enkelen keer +achter zich te zien, waar Lugina midden op den weg hem na stond te +kijken met den dolk, die een blank lichtje schoot, in de geheven hand. + +Het was een smalle weg door de korenlanden, de zon scheen overal en +het felst op de boompjes, waarvan hij door een bocht soms de kruinen +al in de verte zag schitteren. Tamalone voelde zich gejaagd. Hij +wilde naar de stad waar Mevena was, maar hij vreesde zijn vijanden; +zoo hij slechts Rogier kon waarschuwen over haar te waken--haar +broeders waren nabij, misschien was er al een ongeluk gebeurd en wat +kon hij zelf nu doen, die vervolgd werd door de hatelijke edelen in +'t leger? Maar hij hoopte, dat hij een boodschap kon zenden. Hij liep +met snelle stappen, het mulle stof steeg in wolkjes om zijn voeten op, +zijn gelaat was gloeiend en bezweet. + +Nadat hij den lievelangen dag recht voor zich starend en in krieuwende +angst was gegaan, het licht verkoelde en de hemel ruimer werd, was hij +aan een troosteloos moerasland gekomen waardoor de weg met velerlei +kronkeling voerde. Hij vond toen water om zijn dorst te koelen, +over de plassen zweefden de dampen. De lucht werd blank en teeder, +uit de verte dreef de schemer nader, westwaarts talmden nog tinten +in 't ijl verschiet. De monnik, zich haastend met groote schreden, +voelde zich angstig in de barheid der vlakte, zijn schichtige schaduw +die hem vóór ging over het rusch en de poelen deed bij wijlen een +reiger met verschrikt gerucht de vleugels uitslaan en heenvliegen in +schuine richting. + +En hoe meer de duisternis zich vergaârde over het armzalig rietland +rondom, zoo dichter en hooger stegen de nevelen. Doch Tamalone sloeg er +geen acht op, hij liep slechts te rekenen hoe ver hij van de stad was +en of hij haar in den morgen kon bereiken; soms sprak hij plotseling +woorden en maakte een gebaar met zijn arm. + +Op eens hoorde hij dat zijn schreden, die hem vermoeiden, gedempt +klonken en het kwam bij hem op, dat hij niet meer op 't pad +liep... plots bleef hij staan en zag rondom zich rillend van schrik: +hij was verdwaald in de duisternis en door den mist kon hij de lucht +van daareven niet meer zien. + +Hij bukte neder om naar den weg te voelen, de grond was modderig en +nat. Hij moest teruggaan, om alles ter wereld teruggaan, hij moest naar +de stad, maar wist den weg niet meer en de ochtend was nog ver. Dan +knielde hij voorzichtig neêr en tastte rond naar de indrukken van zijn +voetstappen--en daar, geknield voorovergebogen in het moerasland, in +den suizenden nachtmist, dacht hij aan een vrouw, die hem 't liefst ter +wereld was, en dacht hij of hij hier zou sterven ver van de stad. Zijn +oogen weenden vrijelijk en terwijl hij langzaam voortkroop over het +slik, zoekend naar zijn spoor, snikte hij hardop zijn rampzaligheid +uit, snikte voor het eerst van zijn leven, het was een schrikkelijk +geluid in het donker. Maar het verstierf in dien kouden nacht zonder +einde, het verzwakte en zweeg. En de strenge stilte duurde lang. + +Ten langen leste, hijgend en rillend, vond hij den harden bodem des +wegs, zijn armen zwikten en hij zeeg neder op zijn borst. Het was +een zachte rust die hem slaperig maakte. + +Dan hief hij zijn hoofd van den grond, er stond een lichtlooze maan +boven de dampen van 't laagland. Tamalone rees, strekte zijn beenen +en liep voort langs den weg hopend de stad nog vroeg te bereiken. + +Bij den dageraad begon het land weêr te rijzen, het eerste zomerlicht +dartelde met gouden munt door het kalme loover van de boomen, dat +licht zoo vertrouwelijk en zóó lief, dat Tamalone zijn armen ophief +en riep en lachte van innig gevoelde vreugde. + +Hij stond niet stil, doch liep voort en voort, tot hij een paar +landlieden zag op weg naar hun werk, die hem vertelden, dat de keizer +met zijn leger vertrokken was, de stadhouder was er bij. Toen zette +hij zich zeer vermoeid aan den rand van een gelen akker om te rusten; +hij leunde achterover om naar een vroege bij te zien, die gonsde in +'t ochtendlicht, een zachte koelte speelde door de bladertjes van +een populier,--zijn oogen sloten en hij sliep in tusschen het koren, +waarvan enkele aren rustig wieglend over hem neder bogen. + + + + + + +13 + + +De waard van de herberg waar hij een bed had gevraagd, kon hem niet +zeggen of er een vrouw in het leger was, noch waarheen de stadhouder +was getogen. De oostersche soldaten waren echter nog in de stad en +zij zouden het zeker weten. + +En ofschoon het al donker was geworden begaf Tamalone zich aanstonds +naar het paleis, waar hij om Walid vroeg. De hoofdman, verbaasd hèm +daar te zien in de groote zaal, begroette hem lachend en vriendelijk, +hij had hem meer genegenheid toegedragen sedert de vaardige vlucht +uit het kamp voor het belegerde slot. + +Zij gingen naar buiten en liepen de straten door. Walid sprak +voortdurend, terwijl de ander zweeg, en vertelde dat Mevena reeds +lang vertrokken was, naar Pisa, dacht hij; dat de meester sedert +dien tijd stil en treurig was geweest, en dat Carolus en hij zelf +bemerkt hadden, dat er geheime moordenaars omzwierven, zoodat zij hem +voortdurend hadden bewaakt. Maar zij waren blijde, dat de meester nu +voor goed had besloten het meisje niet meer te zien, zoo zij hem den +bloedsteen nog konden ontrooven was alle gevaar voorbij. Rogier zou een +dochter van den grooten markgraaf Lancia tot vrouw nemen en gelukkig +en aanzienlijk worden. Tenzij het meisje terugkwam met haar kind; +de meester was gansch onder haar bekoring, het lot had geopenbaard, +dat een vrouw hem onheil zou brengen, en sedert hij haar ontmoet had, +meer dan een jaar geleden, was hij driewerf gewond geweest en geen +dag zonder kommer op 't gelaat. Hij, Walid, zou haar in het kamp niet +meer dulden. + +De monnik bleef zwijgen. Zij waren aan een gewelfd bruggetje over +een vliet gekomen en zetten zich naast elkander neder op de houten +leuning. Terwijl zij nadachten en geen van beiden spraken naderden twee +mannen, hun voetstappen klonken op de planken der brug, en toen zij +dicht bij waren herkende Tamalone duidelijk de stem van Lugina. Hij +was op het punt er Walid opmerkzaam op te maken, maar hield zich in. + +Beneden hen klokte het stroomende water. De oosterling begon weêr +te spreken. Hij zeide, dat hij Tamalone wel begrepen had en hem +bewonderde. En omdat hij hem niet gaarne leed zou doen ried hij hem +met alle middelen te voorkomen, dat Mevena weder in het bijzijn van +zijn meester kwam. + +"Ik hoop dat gij gelukkig moogt zijn," zeide hij: "de vrouw is niet +slecht misschien." En hij liet zijn hand een wijle rusten op Tamalone's +schouder, die innerlijk beefde bij dit nieuwe gezicht. + +Een torenklok sloeg. Zij stonden ten letste op en liepen zwijgend +terug naar het paleis. De monnik wilde niet mede naar binnen, maar +nam afscheid voor de buitengalerij; hij drukte Walid's hand krachtig +in de zijne, hij voelde dat deze man zijn vriend had kunnen wezen. + +Het waren zonderling prikkelende gedachten, die Walids woorden in +hem hadden gewekt. Tamalone voorzag reeds de smarten, die Mevena zou +lijden wanneer zij wist, dat zij voor goed was verlaten, hij zag haar +betraand gelaat--zijn aderen zwollen en zijn hart klopte zwaar door +'t valsche onrecht haar aangedaan. Op zijn bed lag hij wakend met +gesloten oogen; het venstertje liet de nachtkoelte in, schreden die +in de straat haastig voorbij slopen of het geluid van de torenklok +leidden bij wijlen zijn gedachten af. Hij wist geen raad. Waar zou +zij henen moeten? zij had geen enkelen vriend meer dan hem zelf, die +niet eens wist waar zij was, die niet wist of zij dit eigen oogenblik +niet ellendig rondzwierf met haar kind. Maar Walid had gezegd in Pisa, +zij zou wel in den winkel aan de kade zijn teruggekeerd. Hij stond op +om uit het venster te zien of de dag al aan den hemel kwam; dan lei +hij zich weêr neder, zijn voeten deden zeer van den langen tocht dien +hij gekomen was. En terwijl hij trachtte voort te denken sliep hij in. + +Met schrik ontwaakte hij kort daarop weder, maar hij was verheugd, +want door het venstertje zag hij dat de duisternis verschoot, zoodat +hij weldra zou kunnen vertrekken. Bij het kozijn geleund, starende +naar de oosterlucht die ijler werd, herinnerde hij zich wat Walid +bedoeld had met den wensch voor zijn geluk, en langen tijd bleef hij +staren naar de lucht en de straat, waar de gesloten huizen, ordeloos +tusschen boomen verspreid, verschenen uit den vroegen schemer, tot +het kraaien van een haan hem stoorde in zijn rust en hij zich bezon, +dat Mevena hem niet beminde. + +Hij verliet de kamer, wekte den waard, en met zijn brood in de hand +ging hij naar buiten. Opgewekt stapte hij voort in den frisschen +morgen. + +Maar toen hij tegen den avond zeer vermoeid de landerijen van Pisa +bereikte, peinsde hij waarom hij gegaan was, waarom hij de passie +zocht, die hem niets dan verdriet kon geven, terwijl aan alle zijden +de wegen naar andere streken leidden, waar hij dolend tenminste met +het stille beeld zijner aanbidding alleen kon wezen, zonder verlangen +naar wederliefde, dat door nieuw verlangen zeker gevolgd werd. In +zijn verbeeldingen was hij immers altijd gelukkig geweest. + +En ofschoon hij van verwachting gepoperd had toen hij zich op +weg begaf, liep hij thans neêrslachtig langzaam op de kade, waar +de bewoners voor hun huizen stonden te praten in het rustig genot +van den zomeravond. Uit de verte reeds zag Tamalone, dat de winkel +van Simon nog open was, er scheen wat licht naar buiten en voor de +deur stond Baldo viool te spelen, Mevena en de gebroeders zaten te +luisteren. Hij naderde en bleef onopgemerkt staan; in 't schaarsche +licht zag hij, dat Mevena's gelaat, ten deele afgewend, droevig en +fijn was. Bij 't eind van het danswijsje trad hij zacht op haar toe +en groette haar. Zij schrok en lachte, met de hand op haar borst, +Simon en Josse verwelkoomden met handdrukken en luidruchtigheid. Er +werd een stoel gehaald, en pasteien en bier, en Tamalone moest dadelijk +verhalen hoe hij gevlucht was en waar hij gescholen had. + +Toen het al laat was ging Mevena, die haar kind hoorde, naar binnen; +de mannen zaten nog lang te luisteren naar den monnik, die met een +glimlach vertelde van dwazen door wie hij vervolgd was, ofschoon +hij nooit iets misdaan had. En dan, in de stilte van de kade, zeide +hij hoe Mevena verlaten was door haar minnaar, die met een ander +zou trouwen--zijn stem werd zoo week en zacht, dat Simon en Josse +en zelfs de jonge Baldo zwijgend en aangedaan voor zich keken in +den luwen nacht. Zij gingen ten leste naar binnen. Terwijl Tamalone +nog talmde voor hij de anderen volgde, zag hij naar boven, naar het +venstertje van Mevena's kamer; het stond open. Hij begreep, dat zij +alles gehoord had wat hij zoo pas vertelde. + +Gedurende de wandeling door de straten den volgenden dag, die zij +weêr zooals vroeger deden, Mevena thans met haar kind in de armen, +vroeg hij waarom zij niet in het kamp gebleven was. Zij antwoordde: + +"Rogier mocht van den keizer niet heengaan, daarom wacht ik hier op +hem. Over zes weken komt hij mij halen." + +Toen werd Tamalone bij 't verder gaan zeer vroolijk, zij had hem +klaarblijkelijk niet gehoord gisteravond en hij herinnerde zich ook, +dat hij zacht had gesproken. Hij lachte en knikte tegen het kleine +kindje, zoodat de menschen in de straat bleven staan, elkander wijzend +naar den lustigen monnik, en Mevena stillekens voor zich lachte. + +In den winkel en in de lage achterkamer, voor het venster waarvan nu de +wingerd bloeide, was het of de dagen van het vorig jaar weêr beginnen +zouden. De oolijke Baldo vedelde 's avonds weêr, de gebroeders zongen +hun eenvoudige liedjes en Tamalone deed verhalen uit ouden tijd. + +Maar Mevena lachte niet meer zooals voorheen, haar gelaat was dikwijls +vermoeid en zij scheen altoos te luisteren of zij boven haar kind +ook hoorde. + +En zij werd stiller toen zij niet meer uit kon gaan. Op een middag +had Tamalone haar eensklaps haastig door zijstraatjes meegevoerd, +hij had Lugina gezien die met een edelman liep te praten. + +Zij zat nu gansche dagen voor haar venster te naaien, denkend aan den +naderenden tijd waarop haar geliefde beloofd had te komen. Wanneer +zij dan dacht aan wat zij den monnik had hooren vertellen, beneden +voor de deur, den avond toen hij terug was gekomen, dan viel haar +naaiwerk in haar schoot en staarde zij over de daken der huizen aan +gindsche zijde der rivier, in 't verschiet met de vergulde torenspits; +de tijd ging langzaam voorbij, maar haar gedachten wilden niet komen, +zij hoorde voortdurend het gerucht der kooplieden in de straat en +het uitbundig gekweel onder haar raam. Dan ging zij bedaard weêr +door met haar werk, zij geloofde de dwaasheden niet die de monnik had +gezegd. Zij wachtte en voelde zich geduldig tevreden; maar de mannen +beneden zeiden dikwijls tot elkander, met een langzaam hoofdschudden, +dat zij zekerlijk ziek zou worden, ze was zoo bleek en stil. + +Het werd al nazomer; westelijk achter de gulden torens en de masten +der scheepjes in het water verkleurde des avonds de zon in velerlei +schoonheid. De monnik waarde nog dagelijks behoedzaam rond om na te +vragen of Lugina de stad al verlaten had. Simon en Josse zaten bij +'t licht van hun lampje alleen bij elkander. + +Het was al Sint Michiel geweest. Mevena's oogen waren rood wanneer +zij in de huiskamer kwam. + +Eens vond Tamalone haar gekleed in den blauwen kapmantel, dien hij +haar gegeven had, zij wachtte om met hem uit te gaan. Hij wilde iets +zeggen van het gevaar dat zij liep haar vader te ontmoeten, doch de +blik van haar oogen was zoo dringend, dat hij volgde. Zij gingen de +kade af, over de brug naar de onbebouwde velden, waar zij vroeger +wel wandelden en toen zij in de groententuinen kwamen zag Mevena hem +recht in de oogen en vroeg: + +"Is 't waar dat hij niet terugkomt?" + +De monnik boog zijn hoofd, en beiden zwegen terwijl hun voeten +voortgingen naast elkander in regelmatigen tred. + +"Is het waar?" vroeg zij weder. "En wat gij dien avond verteld hebt +toen gij terugkwaamt?" + +Tamalone zag haar aan--zij was kalm en twee groote tranen gleden +van haar oogen neêr. Toen bleef hij staan, bevend hief hij zijn hand +en zeide: + +"Wees toch niet bedroefd, Mevena, het zal voorbij gaan, schrei toch +niet... Ik wil alles voor u doen wat ik kan, gij weet niet hoe ik +u liefheb..." + +Zijn stem klonk hem zonderling als uit een afstand. Mevena stond met +gesloten oogen, het hoofd wat naar achter gebogen; beneden op den +grond deed een zachte wind de blaadjes der groenten bewegen. + +Zij keerden naar huis, maar spraken niet meer. + +Simon en Josse zaten dien avond alleen en staarden elkander telkens +aan, zij hadden gezien dat het lieve meisje in de kamer daarboven haar +ongeluk wist. Tamalone kwam dien nacht niet thuis, hij doolde buiten +de stad, verwonderd over de ontroeringen die hem hadden vervuld. En +toen hij laat den volgenden namiddag aan den winkel kwam vond hij er +de gebroeders, die ontsteld en in drukke verwarring vertelden hoe +de oudste zoo pas het eten dat nog op de tafel dampte, naar boven +had gebracht--de kamer was leêg. Mevena was nergens te vinden. De +monnik gilde en sprong de trappen op, de kamer in, waar de stoel en +de tafel stonden op hun gewone plaats, in den hoek was de peluw met +de wieg er naast. + +Maar toen hij beneden kwam werd zijn angst verdreven door het bericht +dat Baldo bracht, die van de wachters had gehoord, dat een vrouw met +een zuigeling dien morgen de poort was uitgegaan; zelf bedarend stelde +hij zijn vrienden gerust, dat hij haar wel achterhalen zou voor zij +het kamp bereikte. En nadat hij haastig had gegeten ging hij op reis, +door Baldo tot aan de poort verzeld. + +Maar op den weg, terwijl hij snel voortliep in den vochtigen avond, +voelde hij dat zijn beenen zeer vermoeid waren. Hij ergerde zich over +zijn domheid Mevena zoolang alleen gelaten te hebben; wel vertrouwde +hij dat zij, evenmin als hij wetend waar het leger van Rogier was en +langzamer gaande daar zij het kind moest dragen, het kamp niet vinden +zou voor hij er was aangekomen; maar hij moest aldoor denken aan de +donkere waarschuwing van Walid, die door zijn dwaas geloof, dat zij +het ongeluk had gebracht door den bloedsteen, haar dooden zou. Zijn +voeten waren heet en schrijnden, doch met de tanden vastgeklemd ging +hij voort in groote schreden. En in een zachte bevreemding vroeg +hij zichzelven wat het toch was dat hem dreef tot die nachtelijke +haast--hij had nog nóóit zoo geloopen en nog nooit zooveel angsten +gehad, angsten om een vrouw wier wederliefde hij niet verwachtte en +die hij te nacht of te morgen voor goed uit het oog zou verliezen. + +Toen de lucht begon te schemeren kon hij niet verder, hij liet zich +vallen op het natte gras en sliep dadelijk in. + +Hij ontwaakte door een hevigen slagregen en stond verschrikt op; +er was een lange weg voor hem, waar de regen op nederspatte en +stroomend wegliep aan de zijden. Maar Tamalone kon niet wachten, +hij sloeg zijn kap over het hoofd en vervolgde zijn reis, het water +droop in een straaltje van zijn gezicht. + +Hij rustte maar weinig en tegen het einde van zijn vierde dagreis +had hij Mevena nog niet gevonden, maar door veel vragen wist hij, +dat het kamp niet verre kon zijn. + +Het was een boschrijke weg waar hij ging, rijzend en steil weêr neder +dalend, met hooge beukeboomen die onbewogen waren in den windloozen +herfstdag. Hij bleef staan om naar de sporen van paardenhoeven te zien, +die van den weg af door 't struikgewas leidden; voorzichtig sloop hij +door de dorre bladeren, maar stemmen hoorend wachtte hij weêr; dan, +tusschen twee dunne boomstammetjes ziende ontdekte hij krijgslieden +op den grond en herkende het gezicht van Lugina bij hen. Door de +bladeren scheen de zon met bleeken glans. + +Tamalone kwam weêr op den weg terug. Zoo hij verder ging liep Mevena +gevaar hier door haar vader aangehouden te worden; zoo hij bleef +wachten bereikte zij wellicht het kamp alleen en kon hij haar niet +beschermen. Hij zag op naar de takken boven hem, hij wist niet wat +te doen. Vóór hem zoowel als achter hem van waar hij gekomen was rees +de weg; hij liep een eind weegs vooruit, omziende en weder omziende; +dan ging hij weêr terug, de plaats voorbij waar de paardensporen in +'t hout verdwenen. + +Toen hij zijn hoofd weêr omwendde zag hij tegen 't avondlicht een +kleine gedaante die den weg afdaalde--hij wist in eens, dat het Mevena +was en beefde. Zijn beenen waren loom, maar hij liep voort, vlugger +en vlugger, tot hij hijgende de steilte opsnelde. De naderende figuur +herkende hij al, het was een vrouw met een kind in de armen. Toen +hij dichter bij kwam bleef zij staan; Tamalone liep moeilijk ademend +nader met de hand op de borst, en kon niet spreken. + +Mevena's gelaat was ernstig, maar onbewogen, met haar groote oogen +zag zij hem in afwachting aan. + +"Gelukkig dat ik u vind," zeide hij hijgend, "gij moet niet naar het +kamp gaan zonder mij." + +"Ik ben er al geweest," antwoordde ze en sloeg haar oogen neêr. + +Langzaam, met woorden die moeilijk kwamen en soms nauw hoorbaar waren, +vertelde zij dat ze Rogier gezien had. Hij had haar niet verwelkomd +en weinig gesproken. Op haar vraag of het waar was dat hij met een +ander zou trouwen, had hij neen geschud, hij had haar hand gekust, +maar niets gezegd. Hij had haar niet geantwoord. Zij had op haar +knieën gesmeekt. Zij was toen heengegaan en hij had niets gezegd. + +Tamalone luisterde en zag naar de kleine gestalte naar ééne zijde +gebogen door de zwaarte van het kind, achter haar verbleekte de +avondzon in kwijnende warmte. Zij stonden zwijgend op den weg, in +den schemer der hooge boomen. De monnik dorst niet te spreken. In de +blaêren ritselde het, de stilte was wonderbaarlijk. En zoo stonden zij +langen tijd starend naar het gele licht door het loof van de boomen, +hun beider ademhaling was geregeld en zacht. En toen Mevena haar +oogen opsloeg en hem aanzag, zeide hij: + +"Kom meê naar Simon en Josse--" + +Maar hij wist het van te voren, zij schudde het hoofd. + +"Neen, ik kan met u niet meêgaan. Mijn vader is dichtbij, daar ga +ik heen." + +"Maar uw vader..." + +"Hij zal me wel vergeven." Even zweeg ze en herhaalde dan: "Ik kan +niet meêgaan." + +Tamalone voelde toen de beroering diep in hem zinken. Mevena was +Mevena niet meer, maar een vrouw die van ongeluk stierf. Hij kon niet +meer spreken. + +Toen, met tranen in haar oogen, nam zij zijn hand en kuste die; +zij wilde heengaan, maar hief nogmaals zijn hand zachtjes op en +kuste die weder--de monnik bewoog zich niet, hij zag haar heengaan +met geruchtloozen tred, haar mantel was om het kind gewikkeld. De +gestalte daalde en werd kleiner onder het duister der boomen, wier +rustige bladeren hier en daar een weêrschijn vingen van 't laatste +gele licht dat aan den hemel blonk. De monnik keek haar roerloos na. + + + + + + +14 + + +De tijd scheen voort te gaan, de schemer vergaderde zich al donkerder +onder het gebladerte, en nog stond Tamalone in verbijstering te staren +naar waar zij in de verre schaduwen heen was gegaan. Hij voelde dat +het koud was. + +Maar eensklaps keek hij schuw achter zich en naar de andere zijde, +de duisternis rondom deed zijn hart zwaar kloppen van angst. Hij sloeg +zijn oogen op en zag, dat er reeds vele starren stonden aan den valen +hemel. Gedachteloos begon hij te loopen, stijgende naar den top des +wegs, en het trof hem dat de avond merkwaardig was van stilte; het +donker der boomen met hun rechte takken, de lucht, en over den grond +zijn lichte schreden, het was alles zoo stil, dat het wel leek of er +iets groots was gebeurd. En toen hij een eind verder weder naar de +starren zag was hij ten zeerste verbaasd over hun talrijkheid--eens, +vroeger, had hij den hemel zoo weeldrig gezien, eens maar; nu was het +evenzoo, er moest wel iets bijzonders wezen, de hemel was niet zonder +reden zoo wonderbaarlijk verlicht, het was om Mevena voorzeker... En +plotseling stond hij stil met zijn handen opgeheven, hij dacht of +hij zinneloos was geworden en sloot zijn oogen in kille vrees. Maar +hij zuchtte, zag nogmaals achter zich waar zij verdwenen was en in +een verlichtende neiging tot glimlachen vroeg hij zichzelven of dit +de werkelijkheid was, die hij zoo vaak had verwacht en die daareven +passeerde. + +Toen, dicht in zijn pij gehuld, zette hij zich in de donkere struiken +en dacht aan Mevena, aan haar met de ernstige oogen die voor altijd +ongelukkig zou zijn, die hij nochtans niet weêr zou zien. En hij was +het zelf geweest, die haar ontvoerd had, die haar gebracht had waar +haar ongeluk begon... hoe was het ook weêr gebeurd? Hij trachtte zich +te herinneren hoe hij op een avond met Rogier, die ziek was, bij 't +vlammend wachtvuur zat; hoe hij door oude herinneringen bekoord van +schoone diepgevoelde dingen had gesproken en gemeend had, dat twee die +elkaêr oprecht beminden gelukkig behoorden te zijn. Het meisje met haar +jonge liefde was ook zoo schoon in de blanke zomerdagen toen hij haar +voor 't eerst had gezien, hij had zoo gaarne haar boodschap gebracht, +fluitend den ganschen weg, en Rogier had hem zoo ernstig gevraagd haar +te halen. Dan, in de stad, zag hij Lugina terug, de sluwe grijsaard in +zijn fraaien mantel, die hem geld gaf om zijn vijand te dooden. Den +eersten nacht, alleen met haar op den berg toen hij niet slapen kon, +was die onrust weêr gekomen, gelijk een benauwende avondlucht met +gloeiende strepen, en hij had gevoeld hoe lief zij hem zou kunnen +wezen. Maar hij was een schooier, onverschillig zelfs voor zijn eigen +gevoelens... hij had haar slechts heimelijk gekust, hij die haar +gelukkig had kunnen maken. En zij waren verder gegaan naar het kamp, +waar de dagen al te fel waren van licht en de oogen der oostersche +soldaten spiedend glommen. Nog zag hij in zijn verbeelding den nacht +toen Rogier hen alleen had gelaten en de hemel vol zachten luister +was bloesemend alom; de hemel was nu evenzoo. + +Hij stond op. Het kamp was twee mijlen verder, had zij gezegd. Hij +wist niet wat hij er doen zou, maar liep voort; de weg steeg gedurig +hooger, hij hoorde zijn schreden niet. Zijn gedachten waren nu stil, +zoo stil als de blanke herfstavond. + +Langzamerhand bemerkte hij een gerucht dat ruischend aangroeide +wijl hij verder ging; hij hield stil en luisterde, het was een +waterval ergens aan zijn rechterhand; heel in de verte, fijn van +onduidelijkheid, hoorde hij ook mannengezang, dat waren de soldaten in +'t kamp. Het geluid had een zachte bekoring. Tamalone zocht een plek +om te rusten, want hij was zeer vermoeid. + +En al zoekende over het gladde mos, door de takken der lagere boompjes, +kwam hij al nader bij het ruischen van 't water. Eindelijk bereikte +hij den zoom van 't boschje; de grond was daar rotsig en bij het +ijle licht van den hemel bespeurde hij een diepe kloof, waar het +water vallend klaterde. Behoedzaam liep hij verder langs den rand, +luisterend naar het gezang, dat nu bij tusschenpoozen slechts hoorbaar +was, maar duidelijker klonk. En terwijl hij staarde en het nat voelde, +dat opstuifde uit de diepte, zag hij in het donker de gedaante van +een man, die op een steenblok zat met gebogen hoofd, de witte pluim +van zijn muts hing voorover. Tamalone wist wie het was, hij herinnerde +zich zonderling Mevena, die eenzaam heen was gegaan in den avond. Hij +trad langzaam nader en de ander richtte zijn hoofd op. + +"Wie is daar?" vroeg Rogier. + +"Ik ben het." + +En de monnik naderde nog meer. Maar de ander stond op, met de hand in +zijn gordel. Toen, met een diep geluid, sprong Tamalone op hem toe, +zij worstelden en vielen op den grond. Hij wist niet wat er gebeurde, +maar een poosje later voelde hij, dat hij een slappen arm vastklemde, +zijn andere hand was nat. Het water ruischte koel in de kloof beneden, +het stroomde voortdurend, in de verte klonk hetzelfde gezang van +daareven. En daarginds zag hij nog Mevena in donker loopen. + +Tamalone stond op en ging voorzichtig terug vanwaar hij gekomen +was. De koude hemel blonk nog steeds in den luister van vele starren, +de duisternis trilde in het geboomte en achter zich hoorde hij 't +ruischen van den waterval allengs verminderen. Hij liep nog een heel +eind in 't boschje voor hij een goede plek vond op het mos waar hij +zich neêrstrekte om te rusten. Hij wist dat hij nog nooit zoo moede was +geweest; de stemmen in de verte waren nu stil geworden en hij sliep in. + +In den ochtend ontwakend en door het gelend gebladert de lucht boven +zich ziende waar fijne wolkjes snel voorbij dreven, herinnerde Tamalone +zich den nacht en begreep, dat hij op zijn hoede moest zijn voor +de soldaten. Maar angstiger werd hij bij de gedachte aan Mevena, +die bij haar vader was teruggekeerd. Hij wilde dichter bij haar +zijn; ongeduldig trok hij de struiken en de buigzame takken weg, +die hem bezeerden terwijl hij liep, en aan den zoom van het bosch +gekomen bleef hij staan, glurend door de bladeren over den weg naar +rechts en naar links. Er was geen sterveling, maar steeds schuilend +in de struiken ging hij verder de helling af, zich ergerend over het +geruisch der doode blaêren aan zijn voeten. + +Toen hij nogmaals stillekens over den weg keek, herkende hij de +plaats waar hij haar den vorigen avond ontmoet had: er waren versche +sporen van paardenhoeven op den grond. Hij kwam wat nader, daar lag +een muts zooals de oosterlingen droegen in het kamp. En eensklaps +snelde hij den steilen weg af, met wijd gesperde oogen ziende naar +de sporen, die hij volgde waar zij in 't kreupelhout leidden; driftig +sloeg hij de twijgen weg, hij kon de plaats niet vinden, waar hij de +krijgslieden van Lugina gelegerd had gezien. En in zijn onstuimigen +angst hoorde hij een vreemd klagend geluidje, hij sprong vooruit, +zoodat de takken hem zwiepend sloegen in 't gelaat... + +Tamalone bleef staan--daar was zij met het kind schreiend naast haar +op den grond, een paar doode krijgslieden lagen nabij, in de verte +klonk verward geschreeuw. De zon scheen zwakjes door de boomen. En zeer +zacht naderde hij, knielde neder en nam haar hand in de zijne; er waren +verscheidene wonden in haar hals en op haar borst lag de bloedsteen. + +Zeer lang lag Tamalone geknield, aldoor starend naar haar gelaat; hij +lag zoo lang tot het kind met betraande wangen in slaap was gevallen +en hij eindelijk het brieschen hoorde van een paard; en omziende +ontwaarde hij Walid met zijn gelen tulband, het hoofd achterover en +een sabel in de hand. Zij zagen elkander een wijle aan. Dan steeg de +oosterling af en zeide met goedhartige stem: + +"Ik zal je helpen, broeder." + +Te zamen, zwijgend, groeven zij wat aarde weg en legden daar de doode +neer; Carolus en eenige soldaten, die terug waren gekomen, hijgend en +met bloedige wapens, zagen toe. Toen zij den kuil toegemaakt en er +de dorre bladeren weêr over hadden gespreid, nam de monnik het kind +op, drukte Walid de hand en ging heen door de boomen, hij hoorde den +brigadier nog achter zich, die iets zeide. Er was een kalmte in hem +of het nu altoos herfst zou blijven. + +En langzaam liep hij den weg af, het kind dat schreeuwde zuiend in +zijn arm. En hij schudde zijn hoofd en sprak tot het kind. + +Hij zeide, dat het wel vreemd was dat hij het droeg, die nog dien +zelfden nacht een man had gedood en daardoor de wraak der soldaten +over de arme moeder had doen komen--zijn liefde was het, de liefde +van den deugniet, van den onverschilligen schooier, die zich om geen +mensch ooit bekommerde, waardoor al het ongeluk was gebeurd. + +Even zweeg hij, starend naar de loovers en de wolkjes, die hoog aan +den hemel dreven; toen, wijl hij moeizaam ging onder het roerloos +geboomte waar de zon maar flauwtjes scheen, zeide hij met nog zachter +stem tot het kind, dat haar schoon gelaat hem nimmer zou verlaten, +dat hij ten minste haar liefhad die ginder onder de bladeren lag,... en +dat hij misschien, misschien gelukkiger was geweest dan de ander dien +zij beminde. + +Maar het kindje verstond hem niet, het schreeuwde gedurig en de monnik +ging voort, langzaam, want zijn voeten deden zeer. + + + + + + + +End of Project Gutenberg's Een Zwerver Verliefd, by Arthur van Schendel + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN ZWERVER VERLIEFD *** + +***** This file should be named 35887-8.txt or 35887-8.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/3/5/8/8/35887/ + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +https://www.pgdp.net/ + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/35887-8.zip b/35887-8.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..b892b4c --- /dev/null +++ b/35887-8.zip diff --git a/35887-h.zip b/35887-h.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..d9a341c --- /dev/null +++ b/35887-h.zip diff --git a/35887-h/35887-h.htm b/35887-h/35887-h.htm new file mode 100644 index 0000000..1f7e28c --- /dev/null +++ b/35887-h/35887-h.htm @@ -0,0 +1,4850 @@ +<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" +"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd"> +<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source on 2011-04-16T22:31:53.329+02:00. --> +<html lang="nl-1900"> +<head> +<meta name="generator" content= +"HTML Tidy for Windows (vers 25 March 2009), see www.w3.org"> +<title>Een Zwerver Verliefd</title> +<meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=us-ascii"> +<meta name="generator" content= +"tei2html.xsl, see http://code.google.com/p/tei2html/"> +<meta name="author" content="Arthur van Schendel"> +<link rel="schema.DC" href= +"http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/"> +<meta name="DC.Creator" content="Arthur van Schendel"> +<meta name="DC.Title" content="Een Zwerver Verliefd"> +<meta name="DC.Date" content="#####"> +<meta name="DC.Language" content="nl-1900"> +<meta name="DC.Format" content="text/html"> +<meta name="DC.Publisher" content="Project Gutenberg"> +<style type="text/css"> +body +{ +font: 100%/1.2em "Times New Roman", Times, serif; +margin: 1.58em 16%; +text-align: left; +} +/* Titlepage */ +.titlePage +{ +border: #DDDDDD 2px solid; +margin: 3em 0% 7em 0%; +padding: 5em 10% 6em 10%; +text-align: center; +} +.titlePage .docTitle +{ +line-height: 3.5em; +margin: 2em 0% 2em 0%; +font-weight: bold; +} +.titlePage .docTitle .mainTitle +{ +font-size: 1.8em; +} +.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle, .titlePage .docTitle .volumeTitle +{ +font-size: 1.44em; +} +.titlePage .byline +{ +margin: 2em 0% 2em 0%; +font-size:1.2em; +line-height:1.72em; +} +.titlePage .byline .docAuthor +{ +font-size: 1.2em; +font-weight: bold; +} +.titlePage .figure +{ +margin: 2em 0% 2em 0%; +margin-left: auto; +margin-right: auto; +} +.titlePage .docImprint +{ +margin: 4em 0% 0em 0%; +font-size: 1.2em; +line-height: 1.72em; +} +.titlePage .docImprint .docDate +{ +font-size: 1.2em; +font-weight: bold; +} +/* End Titlepage */ +.transcribernote +{ +background-color:#DDE; +border:black 1px dotted; +color:#000; +font-family:sans-serif; +font-size:80%; +margin:2em 5%; +padding:1em; +} +.advertisment +{ +background-color:#FFFEE0; +border:black 1px dotted; +color:#000; +margin:2em 5%; +padding:1em; +} +.width20 +{ +width: 20%; +} +.width40 +{ +width: 40%; +} +.indextoc +{ +text-align: center; +} +.div0 +{ +padding-top: 5.6em; +} +.div1 +{ +padding-top: 4.8em; +} +.index +{ +font-size: 80%; +} +.div2 +{ +padding-top: 3.6em; +} +.div3, .div4, .div5 +{ +padding-top: 2.4em; +} +.footnotes .body, +.footnotes .div1 +{ +padding: 0; +} +.apparatusnote +{ +text-decoration: none; +} +table.alignedtext +{ +border-collapse: collapse; +} +table.alignedtext td +{ +vertical-align: top; +width: 50%; +} +table.alignedtext td.first +{ +border-width: 0 0.2px 0 0; +border-color: gray; +border-style: solid; +padding-right: 10px; +} +table.alignedtext td.second +{ +padding-left: 10px; +} +h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, pseudoh4 +{ +clear: both; +font-style: normal; +text-transform: none; +} +h3, .pseudoh3 +{ +font-size:1.2em; +line-height:1.2em; +} +h3.label +{ +font-size:1em; +line-height:1.2em; +margin-bottom:0; +} +h4, pseudoh4 +{ +font-size:1em; +line-height:1.2em; +} +.alignleft +{ +text-align:left; +} +.alignright +{ +text-align:right; +} +.alignblock +{ +text-align:justify; +} +p.tb, hr.tb +{ +margin-top: 1.6em; +margin-bottom: 1.6em; +margin-left: auto; +margin-right: auto; +text-align: center; +} +p.argument, p.note, p.tocArgument +{ +font-size:0.9em; +line-height:1.2em; +text-indent:0; +} +p.argument, p.tocArgument +{ +margin:1.58em 10%; +} +p.tocPart +{ +margin:1.58em 0%; +font-variant: small-caps; +} +p.tocChapter +{ +margin:1.58em 0%; +} +p.tocSection +{ +margin:0.7em 5%; +} +.opener, .address +{ +margin-top: 1.6em; +margin-bottom: 1.6em; +} +.addrline +{ +margin-top: 0; +margin-bottom: 0; +} +.dateline +{ +margin-top: 1.6em; +margin-bottom: 1.6em; +text-align: right; +} +.salute +{ +margin-top: 1.6em; +margin-left: 3.58em; +text-indent: -2em; +} +.signed +{ +margin-top: 1.6em; +margin-left: 3.58em; +text-indent: -2em; +} +.epigraph +{ +font-size:0.9em; +line-height:1.2em; +width: 60%; +margin-left: auto; +} +.epigraph span.bibl +{ +display: block; +text-align: right; +} +.trailer +{ +clear: both; +padding-top: 2.4em; +padding-bottom: 1.6em; +} +.figure +{ +margin-left: auto; +margin-right: auto; +} +.floatLeft +{ +float:left; +margin:10px 10px 10px 0; +} +.floatRight +{ +float:right; +margin:10px 0 10px 10px; +} +p.figureHead +{ +font-size:100%; +text-align:center; +} +.figAnnotation +{ +font-size:80%; +position:relative; +margin: 0 auto; /* center this */ +} +.figTopLeft, .figBottomLeft +{ +float: left; +} +.figTop, .figBottom +{ +} +.figTopRight, .figBottomRight +{ +float: right; +} +.figure p +{ +font-size:80%; +margin-top:0; +text-align:center; +} +img +{ +border-width:0; +} +p.smallprint,li.smallprint +{ +color:#666666; +font-size:80%; +} +span.parnum +{ +font-weight: bold; +} +.marginnote +{ +font-size:0.8em; +height:0; +left:1%; +line-height:1.2em; +position:absolute; +text-indent:0; +width:14%; +} +.pagenum +{ +display:inline; +font-size:70%; +font-style:normal; +margin:0; +padding:0; +position:absolute; +right:1%; +text-align:right; +} +a.noteref, a.pseudonoteref +{ +font-size: 80%; +text-decoration: none; +vertical-align: 0.25em; +} +.displayfootnote +{ +display: none; +} +div.footnotes +{ +font-size: 80%; +margin-top: 1em; +padding: 0; +} +hr.fnsep +{ +margin-left: 0; +margin-right: 0; +text-align: left; +width: 25%; +} +p.footnote +{ +margin-bottom: 0.5em; +margin-top: 0.5em; +} +p.footnote .label +{ +float:left; +width:2em; +height:12pt; +display:block; +} +/* Tables */ +td, th +{ +vertical-align: top; +} +td.label, tr.label td +{ +font-weight: bold; +} +td.unit, tr.unit td +{ +font-style: italic; +} +td.sum +{ +padding-top: 2px; border-top: solid black 1px; +} +/* Poetry */ +.lgouter +{ +margin-left: auto; +margin-right: auto; +display:table; /* used to make the block shrink to the actual size */ +} +.lg +{ +text-align: left; +} +.lg h4, .lgouter h4 +{ +font-weight: normal; +} +.lg .linenum, .sp .linenum, .lgouter .linenum +{ +color:#777; +font-size:90%; +left: 16%; +margin:0; +position:absolute; +text-align:center; +text-indent:0; +top:auto; +width:1.75em; +} +p.line +{ +margin: 0 0% 0 0%; +} +span.hemistich /* invisible text to achieve visual effect of hemistich indentation. */ +{ +color: white; +} +.versenum +{ +font-weight:bold; +} +/* Drama */ +.speaker +{ +font-weight: bold; +margin-bottom: 0.4em; +} +.sp .line +{ +margin: 0 10%; +text-align: left; +} +/* End Drama */ +/* right aligned page number in table of contents */ +.tocPagenum, .flushright +{ +position: absolute; +right: 16%; +top: auto; +} +span.corr, span.gap +{ +border-bottom:1px dotted red; +} +span.abbr +{ +border-bottom:1px dotted gray; +} +span.measure +{ +border-bottom:1px dotted green; +} +/* Font Styles and Colors */ +.ex +{ +letter-spacing: 0.2em; +} +.sc +{ +font-variant: small-caps; +} +.uc +{ +text-transform: uppercase; +} +/* overline is actually a bit too high; overtilde is approximated with overline */ +.overline, .overtilde +{ +text-decoration: overline; +} +.rm +{ +font-style: normal; +} +.red +{ +color: red; +} +/* End Font Styles and Colors */ +hr +{ +clear:both; +height:1px; +margin-left:auto; +margin-right:auto; +margin-top:1em; +text-align:center; +width:45%; +} +.aligncenter, div.figure +{ +text-align:center; +} +h1, h2 +{ +font-size:1.44em; +line-height:1.5em; +} +h1.label, h2.label +{ +font-size:1.2em; +line-height:1.2em; +margin-bottom:0; +} +h5, h6 +{ +font-size:1em; +font-style:italic; +line-height:1em; +} +p +{ +text-indent:0; +} +p.firstlinecaps:first-line +{ +text-transform: uppercase; +} +p.dropcap:first-letter +{ +float: left; +clear: left; +margin: 0em 0.05em 0 0; +padding: 0px; +line-height: 0.8em; +font-size: 420%; +vertical-align:super; +} +.lg +{ +padding: .5em 0% .5em 0%; +} +p.quote,div.blockquote, div.argument +{ +font-size:0.9em; +line-height:1.2em; +margin:1.58em 5%; +} +.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden +{ +text-decoration:none; +} +ul { list-style-type: none; } +.castlist, .castitem { list-style-type: none; } +/* External Links */ +.pglink, .catlink, .exlink +{ +background-repeat: no-repeat; +background-position: right center; +} +.pglink +{ +background-image: url(images/book.png); +padding-right: 18px; +} +.catlink +{ +background-image: url(images/card.png); +padding-right: 17px; +} +.exlink +{ +background-image: url(images/external.png); +padding-right: 13px; +} +.pglink:hover +{ +background-color: #DCFFDC; +} +.catlink:hover +{ +background-color: #FFFFDC; +} +.exlink:hover +{ +background-color: #FFDCDC; +} +body +{ +background: #FFFFFF; +font-family: "Times New Roman", Times, serif; +} +body, a.hidden +{ +color: black; +} +.titlePage +{ +color: #001FA4; +font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif; +} +h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, .pseudoh4 +{ +color: #001FA4; +font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif; +} +p.byline +{ +font-style: italic; +margin-bottom: 2em; +} +.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, .marginnote, p.legend, .versenum, .stage +{ +color: #001FA4; +} +.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a +{ +color: #AAAAAA; +} +a.hidden:hover, a.noteref:hover +{ +color: red; +} +p.dropcap:first-letter +{ +color: #001FA4; +font-weight: bold; +} +sub, sup +{ +line-height: 0; +} +.pagenum, .linenum +{ +speak: none; +} +</style> + +<style type="text/css"> +.xd20e69 +{ +text-align:center; +} +</style> +</head> +<body> + + +<pre> + +The Project Gutenberg EBook of Een Zwerver Verliefd, by Arthur van Schendel + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Een Zwerver Verliefd + +Author: Arthur van Schendel + +Release Date: April 16, 2011 [EBook #35887] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ASCII + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN ZWERVER VERLIEFD *** + + + + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +https://www.pgdp.net/ + + + + + + +</pre> + +<div class="front"> +<div class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divBody"> +<p class="first xd20e69">Een Zwerver Verliefd</p> +</div> +</div> +<div class="titlePage"> +<div class="docTitle"> +<div class="mainTitle">Een Zwerver Verliefd</div> +</div> +<div class="byline">Door <span class="docAuthor">Arthur van +Schendel</span></div> +<div class="docImprint"><span class="docDate">1917</span><br> +Amsterdam<br> +Bij W. Versluys</div> +</div> +<div class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divBody"> +<p class="first xd20e69">Vierde Druk</p> +<p class="xd20e69">Boek-, Courant- en Steendrukkerij G. J. Thieme, +Nijmegen. <span class="pagenum">[<a id="pb1" href="#pb1" name= +"pb1">1</a>]</span></p> +</div> +</div> +</div> +<div class="body"> +<div id="ch1" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e97" class="main">1</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">Toen Tamalone een knaap was van dertien jaren, bleek +en bescheiden, was hij het meest geliefde kind van zijn vader, die hem +altoos bij zich verlangde, hem ’s morgens medenam naar het hof +van den baljuw en hem zijn boek liet dragen. En thuis na het avondeten +las hij hem voor, dicht bij hem gezeten. De jongen luisterde dan met +oogen neêrgeslagen naar de geschiedenissen van de heiligen, van +de koningen en de oorlogen en zat nog langen tijd daarna zwijgend voor +zich te staren. Maar zelden sprak hij een woord.</p> +<p>Eens zag een priester hem en was getroffen door de zonderling +teedere bekoring dier donkere oogen; en nadat hij vele malen in de +woning van Anfroy, den <span class="pagenum">[<a id="pb2" href="#pb2" +name="pb2">2</a>]</span>vader, was komen spreken nam hij den knaap mede +naar zijn kapel, achter het gasthuis bij de rivier. Daar, in de +sacristij, waar hij door de hooge ruitjes de kalme zonnige wolken aan +de lucht zag gaan, zat voortaan Tamal des morgens naast andere jongens +op banken, luisterend naar den priester, die in ’t midden met +schoone klanken stond te zingen; hun aller hooge stemmen herhaalden dan +een korte wijs,—bij het ijl geluid zijner eigen stem voelde hij +zijn hart verwonderlijk poperen, zijn wangen waren heet en hij wendde +zijn oogen van den priester niet af. Den langen weg naar huis, en des +morgens weder naar de kapel toegaande dacht hij gedurig hoe heerlijk +het was in de ruimte van een kerk te zingen; hij keek niet meer naar +het koopvolk en de huizen die hij voorbij liep, hij zag inwendig +zooveel nieuwe dingen en hoorde steeds den klank van de stem der +priesters—het waren zijn eerste droomen waar zijn gelaat van +bloosde en dit was zijn eerste liefde, het koraalgezang dat vader Mahy +hem leerde.</p> +<p>In de kapel hielden de geestelijken veel <span class= +"pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3" name="pb3">3</a>]</span>van hem; +zijn vader was heimelijk verblijd wanneer hij des avonds den jongen met +een boek op de knieën stillekens bij het licht zag lezen, en dacht +glimlachend aan later tijd. De moeder echter vroeg als hij naar bed was +wel eens ontevreden en met een duister verdriet, waarom hij toch van de +zusjes verschilde, zoo zelden en zwakjes lachte en nimmer sprak van wat +hij gezien had of gelezen. Doch Anfroy sloeg op haar woorden geen +acht.</p> +<p>En toen—het was in den donkeren wintertijd dat het +begon—bemerkten zijn ouders, dat hij lusteloos werd, iederen dag +laat thuis kwam en ’s morgens zich haastte om uit te gaan. En op +een dag kwam vader Mahy hen vragen waarom Tamal in zoo langen tijd niet +gekomen was om te zingen en te leeren. Anfroy sprak dien avond bedaard +en ernstig met zijn zoon, die enkel antwoordde, dat hij ’t +heerlijk vond den ganschen dag door de straten te loopen, denkende aan +wat in de boeken stond,—maar hij zweeg van de zonderling +ontspruitende genietingen waarmede hij in zijn verbeelding vreemder en +schooner <span class="pagenum">[<a id="pb4" href="#pb4" name= +"pb4">4</a>]</span>ongekendheden beleefde dan hij ooit had gelezen, +gezichten van verre landen en oude tijden, van ridders en heiligen en +van eigen daden, saâmgeweven tot een spel van kleurig verlichte +tafereelen, die hem voort deden loopen met moede voeten door straat na +straat uren lang, tot hij eindelijk stil stond en met heete oogen +begeerde, dat er één lief beeld van zijn gedachten +wezenlijk waar.</p> +<p>Hij zweeg van zijn innerlijken lust en beloofde weêr braaf +naar het koor te gaan. Maar hij hield zijn belofte niet, hoewel zijn +vader hem sloeg en vaak bestrafte.</p> +<p>Later bleef hij ook ’s avonds uit, een buurman zei dat hij in +taveernen kwam met andere jongelieden. Anfroy bedwong zijn drift en +sprak weder met hem; hij zou nu in de leer gaan bij een zilversmid. En +Tamal, beschaamd over zijn luiheid, ging trouw naar den winkel waar hij +aandachtig werkte. Weldra voelde hij het tintelen van de onrust weder, +die hem verlangend deed uitzien naar den Zondag om ver te kunnen loopen +en aan de vreemde oorden te denken; maar hij bleef bestendig +<span class="pagenum">[<a id="pb5" href="#pb5" name= +"pb5">5</a>]</span>en zat ijverig gebogen op de werkplaats, waar +slechts den ganschen dag het fluiten van den ouden meester klonk. Aan +het koor, waar hij in sprakelooze verwachting placht heen te gaan, +dacht hij niet meer. Hij bleef nog even zwijgzaam, zijn stem klonk +ontevreden. Menigmaal wanneer hij vermoeid was kwam er <span class= +"corr" id="xd20e119" title="Niet in bron">een</span> neêrslachtig +voorgevoel in zijn ziel, dat al zijn verlangen vergeefsch zou zijn, +zich nimmer zou uiten, maar verzwinden om niet, en hij peinsde ernstig +somtijds wat het wel was, dat hij ’t liefst zou willen ter +wereld, maar wist het niet. En dan gaf hij zich met wellust over aan +’t gemijmer, dat een vreemde, onwezenlijke innigheid had, zooals +zij wel kennen, die soms, laat ontwaakt, zich om den ochtend en de +wakkere wereld niet bekommeren, maar liggen blijven en zich in stilte +verwonderen hoe zooveel liefheid daarstraks in hun hart kon +dwalen—zij spreken niet als zij opstaan en voelen in weemoedigen +eenvoud, dat er schooner dingen zijn dan hun oogen zien.</p> +<p>Hij was toen zestien. Een meisje, dat hij ontmoette, lachte hem zoo +liefjes toe, <span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6" name= +"pb6">6</a>]</span>dat hij verwonderd in nieuwe vervoeringen raakte en +haar gaarne behaagde; doch weinige dagen slechts, want het meisje ging +met een ander spaceeren terwijl hij haar overal zocht, en haar later +wel beziende vond hij haar niet zoo mooi als hij eerst had gezien.</p> +<p>Hij vergat haar aldra, maar uit die eerste verrukking broeide een +rustelooze drang na, die hem gemelijk maakte en van de werkplaats +afkeerig. Vaak voelde hij zich nu vermoeid van de verbeeldingen, die de +een na de ander verkleurden en een stemming nalieten van +armzaligheid.</p> +<p>Eens toen hij in donker door de stille buurten doolde<span class= +"corr" id="xd20e130" title="Niet in bron">,</span> hield een oude vrouw +hem staande, jammerend en hem smeekend haar te beschermen voor de +schouts, die haar vervolgden. Tamalone<span class="corr" id="xd20e133" +title="Niet in bron">,</span> door haar armoedige gestalte en haar +klachten ontsteld, vroeg niet wat zij gedaan had, maar nam haar op en +liep hard met haar heen, in de verte zag hij de lantarens van de wacht +al schommelen. Met plots gevoelde kracht rende hij door duisternis +voort, de vrouw klemde zich vast aan zijn hals; hij liep <span class= +"pagenum">[<a id="pb7" href="#pb7" name="pb7">7</a>]</span>harder en +harder want achter zich hoorde hij den klank van wapenen en het hijgen +van mannen in vlugge vaart. Eensklaps werd een haak om zijn beenen +geslagen, hij viel tegen een muur, de vrouw, die hij in zijn armen +hield, gilde hoog uit. Doch onstuimig sprong hij op en pakte een der +schouten aan—toen voelde hij sterkere handen die hem losrukten, +hij worstelde nog, maar verloor zijn kracht; de kreten der dievegge +drongen schel door de duisternis. Dan namen de mannen hun lantarens op +en droegen hem weg, langs de huizen stonden de menschen met kaarsjes +ontsteld aan hun deuren.</p> +<p>Des morgens, terwijl hij naar het gerecht werd gevoerd, was hij +verbaasd hoe eigenlijk alles gebeurd was; een arme vrouw had hem +gevraagd haar te helpen en hij had met de schouts gevochten, hij wist +niet waarom. En toen hij voor de rechters stond en antwoorden +moest<span class="corr" id="xd20e140" title="Niet in bron">,</span> was +hij bedeesd en sprakeloos; dan echter hoorde hij achter zich het +zuchten en kermen van de vrouw, die naar de galg werd gevoerd en hij +zeide dat hij haar <span class="pagenum">[<a id="pb8" href="#pb8" name= +"pb8">8</a>]</span>had willen helpen. De rechters zagen elkander aan; +zij veroordeelden hem, hij werd gegeeseld en daarna in het blok +geslagen voor de gevangenis, waar vele menschen stonden, lachende +mannen en vrouwen, luidruchtig en met drukke gebaren. Daar lag hij met +pijnen onder de blauwe lucht, de toeschouwers met hun hatelijk +vroolijke blikken keken voortdurend. Hij beefde van woede, zijn pijnen +verergerden en werden ondragelijk, maar hij bleef met de tanden +vastgeklemd en de vuisten verhard de lieden lang en strak aanstaren, +die nieuwsgierig drentelden langs de rijen van boosdoeners. Eensklaps +rilde hij van koude, een onnoemelijke onverschilligheid kalmeerde zijn +hart en gelijk hoog aan den hemel, langzaam en onbereikbaar, een vogel +gestadig verder vliegt tot hij in ’t licht verdwijnt, zoo voelde +hij duidelijk, dat hij een lief vertrouwen verloor, hij sloot zijn +oogen en zijn spieren ontspanden zich.</p> +<p>Des avonds werd hij vrij gelaten. Hij liep langzaam naar huis, maar +op weg voelde hij zich ziek van vermoeidheid; <span class= +"pagenum">[<a id="pb9" href="#pb9" name="pb9">9</a>]</span>hij ging een +herberg binnen en zat ellendig op een bankje, met een beker voor zich, +terwijl in het half-duister vertrek mannen kwamen en gingen, die met +grove stemmen praatten en lachten en geen acht op hem sloegen. In zijn +hoofd klopte het koortsig, hij voelde iets in zich schrijnen, maar hij +bleef roerloos zitten, langen tijd, strak voor zich kijkend, +onverschillig en zonder gedachten. Eindelijk riep de waard hem toe, dat +hij heen moest gaan; zonder antwoord dronk hij zijn beker leeg en liep +naar buiten, er was iets onnatuurlijks in hem. Het was een loome nacht, +waarin de geluiden van late menschen—een eenzaam vriendenpaar +gearmd, dat vertrouwelijk liep te praten, of in de verte het schelle +lachen van een lustige deerne—klankvol luidden als in een donker +treurspel van ouden tijd. Tamal bemerkte dat de krankheid van zijn +lichaam verminderd was en terwijl hij langzaam schreed door de straten +van gesloten huizen<span class="corr" id="xd20e150" title= +"Niet in bron">,</span> ontwaakte de een na de ander zijn gedachten, +hem mild verblijdend, de lauwe zomerlucht streelde zijne wangen. Eerst +<span class="pagenum">[<a id="pb10" href="#pb10" name= +"pb10">10</a>]</span>dacht hij aan zijn vader, die vroeger zoo goed was +geweest en van wien hij zooveel had gehouden; hij begreep niet waarom +zij nu niet meer van elkander hielden en waarom zijn vader naar niets +anders ooit vroeg dan of hij geregeld naar den winkel ging, naar het +werk dat hij haatte en slechts deed omdat hij niet lui wilde zijn. Dan +herinnerde hij zich wat hem den vorigen avond en dien dag overkomen +was, hij glimlachte in lichte verbittering en voelde zich ouder; maar +in zijn innig gemoed, onaangedaan door de herinnering, waarde al weder +een ijl gedroom van wat hij doen zou als hij ridder was en in verre +landen reisde—de beelden ontloken in zijn gemijmer als lampjes +achter de ruiten wanneer de dag vervliedt, en bewogen, schimmen van een +liefelijke wereld; hij had zijn geeseling vergeten en zijn woede toen +hij naar den blauwen hemel boven hem zag. En bij den dageraad, bij het +zwatelend gerucht van menschen, die vroeg ontwaakt naar hun arbeid +gingen en blijde rondzagen naar de kalmte van den zomermorgen, +<span class="pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11" name= +"pb11">11</a>]</span>liep hij nog voort met gebogen hoofd.</p> +<p>Zijn moeder schrok toen zij hem binnen zag komen, zij nam hem +schreiend in haar armen. Haar vragen echter beantwoordde hij niet; +uitgeput van vermoeienis leide hij zich op zijn bed en sloot zijn +oogen. Een diepe ademhaling klonk weldra in de kamer, waar de zon +scheen en de zusjes, in hun spel gestoord, op een afstand naar hem +keken; de moeder, met betraande oogen, ging rustig met haar werk +weêr voort. Toen Anfroy thuis kwam van het hof<span class="corr" +id="xd20e159" title="Niet in bron">,</span> stond hij een pooze +zwijgend bij zijn slapenden zoon, zette zich dan aan de tafel, zeide +zijn gebed en at, maar hij sprak geen enkel woord, zoodat het zeer stil +was en slechts de zware ademhaling werd gehoord van den slaper in de +bedstede.</p> +<p>Terwijl zij arm in arm naar de werkplaats gingen des anderen daags, +vroeg Anfroy zijn zoon waarom hij voor de gevangenis te schande had +gelegen. Tamal was aangedaan door de zachte stem en vertelde alles op +verdrietigen toon. Maar zijn vader keek hem wantrouwend aan en schudde +zijn hoofd; toen werd hij plotseling <span class="pagenum">[<a id= +"pb12" href="#pb12" name="pb12">12</a>]</span>rood en rukte zijn arm +los, in benauwde boosheid schreed hij voort, hij sprak niet meer. Zij +waren bij de werkplaats gekomen; Anfroy stond stil en beval zijn zoon +vroeg thuis te komen toen deze op eens zich omkeerde en met een kreet +hard wegliep—een bedreiging werd hem nageschreeuwd, de grijze +zilversmid kwam naar buiten, vroeg wat er was en schudde zijn +hoofd.</p> +<p>Sedert zagen zij hem thuis op ongeregelde uren; eerst klopte hij +laat elken avond aan de deur, klom zwijgend in zijn bed terwijl zijn +vader hem schold en hij nog lang daarna het zuchten van zijn moeder +hoorde; maar later bleef hij vaak gansche nachten weg en kwam dan +onverwacht wanneer zijn moeder alleen was om eten vragen. Het werd zeer +droevig in het huis van Anfroy; de kleine meisjes spraken met +fluisterende stem als hun ouders tegenover elkaêr aan de tafel +zaten en aan den jongen dachten, die in duister en ongetij dwaalde, zij +wisten niet waar.</p> +<p>Tamalone kende de gansche stad en de landen buiten de wallen. Bij +voorkeur liep <span class="pagenum">[<a id="pb13" href="#pb13" name= +"pb13">13</a>]</span>hij waar weinig menschen waren, daar voelde hij +zich tevreden en teeder van hart. Des avonds zat hij in een taveerne +met andere jongelieden, die zongen, stoeiden en van de meisjes spraken +welke zij kenden, en daar kreeg hij een vriend, een vroolijk jonkman, +die met liederen en vioolspel het brood verdiende en hem dikwijls +lachen deed. Zij waren allen arm en zorgeloos; om voor zijn vrienden en +zich zelf een maal te betalen nam Tamalone soms heimelijk uit het +koffertje waar zijn vader al jaren lang de zilverstukken spaarde.</p> +<p>Eens was hij thuis gekomen om voor de barre koude te schuilen. Zijn +moeder zat bij het lampje en Anfroy in de schouw met starre oogen waar +de hooge vlammen hun licht in spiegelden. De wind die zoo straks door +den schoorsteen gierde<span class="corr" id="xd20e174" title= +"Niet in bron">,</span> was van lieverleê bedaard. Het hout +knetterde in het vuur, niemand sprak in de kamer; het was een +zonderlinge stilte en Tamal, van den een naar de ander kijkende, kreeg +plots een ingeving, dat zijn ouders, onverschillig en ongenegen, +vreemdelingen waren voor hem en eeuwig zouden blijven. <span class= +"pagenum">[<a id="pb14" href="#pb14" name="pb14">14</a>]</span>Zijn +oogen werden vochtig en hij wenschte, dat toch zijn vader iets zeggen +zou om de stilte te breken; hij stond op, liep lusteloos heen en weder +en keerde bij ’t vuur terug, zijn borst was van verlangen vol, +hij wilde spreken, maar wist niet hoe. Buiten hoorde hij de stemmen van +geburen, die elkander iets toeriepen over het koude weder, een deur +sloeg toe en alle gerucht van de straat verstierf, terwijl in de kamer +zwaar de tijd verging en de stilte ontzaglijk werd, suizend en ruim, +als vervuld van een machtige aanwezigheid, onbegrijpelijk en niet te +weêrstaan. Met oogen wijd open van onnoozelen angst zag hij +rondom zich naar de oude meubelen, de bedsteê waar zijn zusjes +sliepen, en de schouw—zijn vader zat in de warmte te dutten, de +vlammen verlichtten zijn gelaat, dat terzijde was genegen. En Tamal +ervoer die zelfde onverschilligheid weder, die hij gevoeld had toen hij +in ’t blok had gelegen verleden zomer, het was nu een aangenaam +licht gevoel. Een oogenblik later dacht hij aan zijn vrienden en den +jool in de herberg; <span class="pagenum">[<a id="pb15" href="#pb15" +name="pb15">15</a>]</span>hij stond op, nam zachtjes zijn kap van een +stoel en liep naar de deur. Hij keerde zich om—zijn moeder keek +hem boos aan met het voorhoofd geplooid, zijn vader zat roerloos in den +vlammenschijn. En geheel onbedacht, duidelijk en zeker, nam hij het +besluit nimmer meer terug te keeren, doch naar andere landen te gaan... +het was een plotse klaarheid in zijn gemoed als de glans van de zon in +een rivier. Hij lichtte de klink, de tocht voer ijzig door de reet der +deur naar binnen, zoodat op de tafel het lampje walmde.</p> +<p>Haastig liep hij door de straten waar in duister de sneeuw zacht +ritselend in dichte drift neêrdaalde, zijne schreden maakten een +krakend geruisch. Hij dacht hoe hij morgen eten zou vinden, maar vergat +dat weêr spoedig in zijn blijheid, dat zijn leven veranderen zou. +En hij liep zoo lang, denkend aan de verre landen, tot hij niet wist +waar hij was.</p> +<p>In den ochtend, die feestelijk scheen van rijkelijk warrelende +sneeuw over de lage huisjes, vertrouwelijk onder hun wit-bevrachte +daken, vonden de stadswachts <span class="pagenum">[<a id="pb16" href= +"#pb16" name="pb16">16</a>]</span>hem in het portiek van een kerkje; +hun stemmen en een vroegmisklokje klonken broederlijk en welgestemd in +de zachte, zedige straat. Zij namen hem op en droegen hem weg naar het +gasthuis.</p> +<p>Daarna zwierf Tamalone met zijn vriend in achterbuurten en herbergen +waar dieven en liedjeszangers en lichtekooien te zamen kwamen. +Menigmaal liepen zij beiden, arm in arm, te zoeken, waar zij te eten +konden krijgen en menigmaal ook vluchtten zij buiten de poort om zich +te verschuilen dagen lang voor de schouts. Maar Tamalone was frank en +tevreden in zijn bandeloos leven en groeide spoedig tot man.</p> +<p>Eens ontmoette vader Mahy hem, die zijn bleek gelaat aandachtig +beschouwde, dan vriendelijk tot hem sprak en hem medenam naar zijn +woning. Het was een welig behagen voor den jonkman aan den klaren disch +te zitten en naar de vrome woorden van den priester te hooren, zijn +leven van de laatste maanden scheen hem onwezenlijk toe. In de +sacristij, waar de zelfde gele bladen muziek van vroeger lagen, zongen +zij een lofzang samen, de <span class="pagenum">[<a id="pb17" href= +"#pb17" name="pb17">17</a>]</span>een was door de stem van den ander +tot serene wijding geroerd. Hij bleef verscheidene dagen in de woning +van den vader, ernstig en in vroom gemijmer; op een ochtend ging hij +mede naar het nieuwe klooster van St. Franciscus, waar de overste hem +in beproeving ontving.</p> +<p>Alleen in zijn cel, eenvoudig en bedaard, schreef hij daar van den +stillen morgen tot den stillen nacht bij het licht van een kaars de +woorden van heiligen in sierlijke letters na; wanneer het klokje der +uren klepelde en het zijn beurt was, ging hij naar het altaar om te +bidden, de arbeid en de koele stemmigheid van het huis hadden zijn +verbeelding bedaard, hij bad in liefderijken ernst. Een grijze broeder +bleef somwijlen staan om hem na te zien wanneer hij door den ommegang +terugkeerde naar zijn cel, en dacht dat hij een vroom man moest worden, +die zoo bezadigd was in zijn jeugd.</p> +<p>Doch, vermoeid en geheel alleen met de boeken, zat Tamalone +menigkeer lange poozen te staren naar zijn hoog tralievenster en dacht +aan de verlatenheid waarin <span class="pagenum">[<a id="pb18" href= +"#pb18" name="pb18">18</a>]</span>hij door een toeval was verdwaald, +hij die weleer in kleurige verzinsels leefde van veel avontuur; en +dacht aan zijn traagheid ook waardoor alleen hij nimmer getracht had te +weten wat zijn toekomst zou wezen en waarheen toch zijn verlangen +stond.</p> +<p>En aldus, na veel laten, aandachtigen arbeid mijmerend in ’t +grauwe vertrekje, kreeg hij eens in verbazing het inzicht, dat zijn +leven vruchteloos was voor God dien hij bad, wijl heel zijn lieve jeugd +en de warmte van zijn hart in droomerijen waren verspeeld en hem niet +meer konden drijven tot vrome daden; dat zijn leven machteloos zou +zijn, daar hij niet zooals de broeders begeerde, die met devotie of met +hartstochtelijke woorden spraken van wat zij doen wilden ter liefde van +den Heer en de zondige menschen. Hij zuchtte gelaten, doch hij treurde +niet en den anderen morgen zette hij zich weêr bedaard aan den +lessenaar.</p> +<p>Maanden lang zat hij alleen, schrijvende in zijn cel, hij voelde +zich een oud man worden en had geen andere zorg dan voor het pergament +en de sierlijkheid der letters. <span class="pagenum">[<a id="pb19" +href="#pb19" name="pb19">19</a>]</span>In de diepte van den nacht, als +de taak was volbracht, had hij soms een onbestemd berouw, dat de tijd +voorbij ging en geen verandering bracht. Daarbuiten in de wereld +leefden de menschen in vroolijke drukte.</p> +<p>Ten leste echter kwijnde zijn ijver en op zonnige morgens talmde hij +langer in den hof, op een bank in het bloesemend lommer, met andere +broeders, die praatten en hun werk vergaten in glimlachende +genoegelijkheid; of drentelde geheel alleen door den boomgaard, zooals +hij ’t liefste deed, terwijl met vreemde onverwachtheid hem de +lieve verbeeldingen uit zijn jongensjaren weêr verschenen. +Wanneer de overste of de poortier hem vond, hem berispte of bestrafte, +ondervond hij die zelfde schaamte en vrees als in de dagen toen zijn +vader hem gestreng behandelde. En onder het werk, wanneer de wrok tegen +het onrechtvaardig gezag was geweken, werd het hem al klaarder bewust, +dat hij in heel zijn leven niet gelukkig was geweest, behalve vroeger +als hij alleen door de straten liep en in zijn denken verwonderlijke +<span class="pagenum">[<a id="pb20" href="#pb20" name= +"pb20">20</a>]</span>dingen zag gebeuren. Hij zuchtte bij de gedachte +wat er gekomen was van zijn innig voornemen om vroom te leven, zijn +schoonste gevoelen was maar een vergankelijk iets geweest, en hij +glimlachte over zich zelven.</p> +<p>Omtrent den tijd, dat de aartsbisschop een bezoek zou brengen, +gingen er heimelijke geruchten in het klooster: de broeders, die des +morgens altijd luierden en praatten, werden achterdochtig en keken +gedurig rondom zich. Eén van hen, Simon was zijn naam, vertelde +Tamalone eindelijk wat er op handen was: zij werden van ketterijen +verdacht, er was een geschrift gevonden met leerstellingen van de +catharisten en zij hadden besloten liever te vluchten dan het oordeel +van den aartsbisschop te wachten en de penitentiën, die volgen +zouden om het huis te zuiveren—bijna in alle kloosters waren +oproerige denkbeelden ontdekt, men strafte gestreng. Tamalone zelf had +<span class="corr" id="xd20e212" title= +"Bron: gevaariijke">gevaarlijke</span> woorden gesproken, zeide Simon, +en zij rieden hem met hen mede te gaan. Hij herinnerde zich niet wat +hij gezegd kon hebben en <span class="pagenum">[<a id="pb21" href= +"#pb21" name="pb21">21</a>]</span>waarin hij gezondigd had, maar het +enkele geheimzinnige woord van een vlucht in donker bekoorde hem +zoodanig, dat zijn wangen gloeiden en hij in ontroering telkens dacht +aan de uitgestrektheid der velden ginder buiten den muur, aan de +tallooze menschen die hij weêrzien zou in de stad.</p> +<p>Den zelfden avond nog klauterden zij stillekens één +voor één een venstertje uit en liepen achter elkaar +zwijgend door een weiland in de richting der stad, waar de lucht rossig +was gelijk de weerschijn van een brand. Tamalone kwam achteraan in de +donkere rij van pijen en floot een deuntje dat schriel welluidend klonk +in den teederen avond, hij was zoo zorgeloos wat een toeval hem +weêr brengen zou. Toen zij binnen de stadspoort waren +gekomen<span class="corr" id="xd20e219" title="Niet in bron">,</span> +gaven zij elkander de hand, een iegelijk ging zijns weegs en Tamalone +voerde Simon naar een herberg meê, die hij wist in een +achterstraat.</p> +<p>Sedert dien tijd had hij nooit meer een woning. Hij verliet de stad +waar hij geboren was en zijn vaderland, vroolijk en onbezorgd waar +’t henen ging. Het toeval voerde hem naar het zuiden. Slechts de +<span class="pagenum">[<a id="pb22" href="#pb22" name= +"pb22">22</a>]</span>bochtige nauwe straatjes waar hij als knaap had +gedoold<span class="corr" id="xd20e226" title="Niet in bron">,</span> +keerden somtijds in zijn herinnering weêr, en ook een enkel maal +het gelaat van zijn vader met starre oogen. Wel vermeed hij de eerste +maanden de menschen nog, want in de droomen uit zachtzinnig verlangen +gerezen zweefde een vage hoop, dat hij wonderen zou beleven van +hartstocht en geluk. Doch de tevredenheid, welke hij genoot op zijn +reizen over verlaten wegen, wanneer hij enkele dagen in een dorp of +konvent had vertoefd, deed hem begrijpen dat zijn vrijheid zijn eenig +geluk zou wezen. En de oude verbeeldingen van schoone vrouwen en +’t geluk dat zij schenken, van prinselijke grootheid en daden die +de wereld zouden verbazen, werden allengs een simpel welbehagen gelijk +in een schouwspel dat men gadeslaat, het wekt geen verwachtingen en +’t genot is maar tijdelijk. En hij werd spraakzaam en +gemoedelijk.</p> +<p>Hij zwierf in vele streken, het liefst op het land; onder den ruimen +hemel voort te gaan was zijn grootste vreugd. De burgers in de steden +kenden hem als een <span class="pagenum">[<a id="pb23" href="#pb23" +name="pb23">23</a>]</span>vriendelijken eerzamen broeder, die tallooze +verhalen wist en hen aan ’t lachen kon maken, zoodat zij hem +gaarne zagen; maar sommigen ook zeiden kwade dingen van hem, dat hij +een bedriegelijke sluwerd was en een dief. Zelden echter bleef hij lang +in de steden, hij trok zich van de menschen en hun zorgen luttel aan, +en het leek hem of ook de lieden hem eerst met bevreemding aanzagen, +wanneer hij weêr eenige dagen in hun buurt was teruggekeerd, er +was er geen die ooit aan hem dacht.—Tamalone wist, dat zelfs +broeder Simon, zijn vriend die in Pisa woonde, waar hij soms kwam, hem +vergat wanneer hij vertrok. Maar hij bleef argeloos en blijgezind en +voelde in zijn avontuurlijke vrijheid zich immer een gelukkig man. Het +duister verlangen van weleer naar hartstochtelijke daden en +ontroeringen kwam maar zeldzaam in zijn gemoed, de vreugde van het +zonlicht en de wolken aan den hemel en van de beelden, die enkel +beelden bleven, was zijn eenig bezit, hij wist dat er geen toekomst +was. <span class="pagenum">[<a id="pb24" href="#pb24" name= +"pb24">24</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch2" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e235" class="main">2</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">Nu was er wanorde van haastige toebereidselen in het +kamp, tenten, gereedschappen en oorlogstuig werden op wagens geladen +met armen waar de aderen dik op stonden. Het onverwacht vooruitzicht +van losbandigheid ginds in de stad maakte de mannen lustig rumoerig. En +weldra stonden zij in velerlei sierige kleedij en bewapening in rangen +aangetreden, een troepje ruiters naast hun paarden in voor- en +achterhoede; en toen eerst, in het onbewegelijk wachten, kwelde hen +weder de stralende zomerlucht en verlangden zij om voort te kunnen. +Rogier gaf een wenk—met schel gejoel, als van jachthonden, ging +de tocht vooruit.</p> +<p>Aan het hoofd, statig in staal gehuld <span class="pagenum">[<a id= +"pb25" href="#pb25" name="pb25">25</a>]</span>waar slechts zijn roode +baard uitstak, reed Carolus de brigadier op een hoog, gepantserd paard, +geflankeerd door twee oosterlingen met spitse mutsen van wit bont over +hun helmen, en trommen voor zich op ’t zadel: dan kwamen de +Duitschers met bandelieren van verschillende kleuren, sommigen met goud +en zilver gesierd. Een kleine afdeeling voetvolk volgde, temidden +waarvan Rogier reed met blinkenden helm en borstplaat van +voortreffelijk maaksel; ten laatste de oostersche ruiters, allen in +roode en groene buizen en met korte zwaarden omhoog.</p> +<p>En achteraan, heel alleen, liep Tamalone de minderbroeder met zijn +handen op zijn rug en een deuntje zingend.</p> +<p>Zij bestegen den rotsigen weg naar den muur der stad en toen zij de +opene poort zagen zwegen zij. Een zwierige menigte wachtte in den +zonneschijn aan de binnenzijde der opening, reikhalzend en stil.</p> +<p>De brigadier in de schaduw der poort gekomen deed zijn hengst +steigeren en tegelijk roerden de tamboers hevig hun trommen, zoodat de +verschrikte mannen, <span class="pagenum">[<a id="pb26" href="#pb26" +name="pb26">26</a>]</span>vrouwen en kinderen schreeuwend en dringend +ruimte maakten; zij hadden ontzag voor den geweldigen krijgsman voorop +en voor de trommen, zij hadden nooit andere troepen dan gewapende +poorters gezien. Er rees een geruisch van bewondering voor den +regelmatigen tred der voetsoldaten en toen Rogier voorbij +reed<span class="corr" id="xd20e251" title="Niet in bron">,</span> +werden in de menigte, schitterend in een glans van stof, de gebaren +bezield, de uitroepen zwollen tot juichend gedruisch in de nauwe klare +straatjes. De rustingen die glinsterden, de orde en het stilzwijgen +vooral van de vreemden, werden druk besproken en er was blijdschap, dat +het vechten nu gedaan was, temeer daar de verstandigen onder de +toeschouwers, die luid spraken en met gezag, verklaarden dat de schade +alleen de rijkere ambachts trof, immers daar de kleinere slechts weinig +in de schatting bij konden dragen; maar ook vrij van eigenbelang werd +er welgezindheid jegens den keizer geuit, die belasterd werd door +priesters van geringe geboorte.</p> +<p>Op het marktplein, waar de aanzienlijken wachtten, hielden de +troepen stil; eensklaps <span class="pagenum">[<a id="pb27" href= +"#pb27" name="pb27">27</a>]</span>rees het stemmengerucht aangroeiend +tot verrassend gejubel, de tallooze gezichten bewogen opgewonden in den +zonneschijn. Een bandelooze woeling van jonge mannen en vrouwen, door +Tamalone geleid, trok zingend en met doeken wuivend rondom de lichtende +figuur van Carolus <span class="corr" id="xd20e258" title= +"Bron: saêm">saâm</span>, de monnik reide die het dichtst +bij waren in den franschen danskring rond; buigend en de beenen hoog +heffend warrelden zij om den brigadier heen, wijl half spottend half +gemoedelijk hem de grilligste namen werden toegeroepen, die het plein, +blakerend tusschen de witte huizen, daveren deden van gelach. +Onverschillig voor het geraas keek Carolus van zijn paard op het +gepeupel neêr.</p> +<p>Doch de gemoederen der soldaten namen de warmte dier plotseling +bruisende feeststemming aan. Zwijgend waren zij de stad binnengekomen, +maar door de schaterende drukte klaarden hun gezichten thans op, zij +werden vroolijk in de uitbundigheid ten koste van den brigadier en +bewegelijk van lust om meê te dringen in het gedrang. Nadat zij +hun bevelen hadden <span class="pagenum">[<a id="pb28" href="#pb28" +name="pb28">28</a>]</span>gekregen, verspreidden zij zich onder het +volk, dat hun wijn te drinken gaf; in de steile straatjes sprongen de +Duitschers in rijen arm in arm met de ambachtslui en de joelende +vrouwen. Tamalone,—hij was toen omtrent dertig jaren, een luimig +man bij feesten en volle kannen—, de monnik, die de eerste +vroolijkheid had doen opgaan, liep lachend en knikkend door de drukte, +er werd gejuicht waar hij ging, en bekers werden geheven. En dien +ganschen dag was de klare zomerlucht van zangerige stemmen vervuld.</p> +<p>Toen het later werd en in het gewemel tusschen de lage schemerige +huisjes slechts de witte en gele kleederen en de mutsen der vrouwen nog +het lichtste waren, trad Rogier met zijn brigadier en een burger, door +de twee tamboers gevolgd, uit het stadspaleis om naar de soldaten te +zien. Waar hij kwam<span class="corr" id="xd20e267" title= +"Niet in bron">,</span> hield het dansen en springen op, de juichkreten +klonken zonderling fel in de duisternis.</p> +<p>Doch rustiger was het in de straten waar de breede rijkere huizen +stonden met hun deuren, donker en klein, hecht gesloten: hier gingen +geen menschen en <span class="pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29" name= +"pb29">29</a>]</span>druischte het rumoer verzacht slechts uit de +verte. Er stond daar een kathedraal, onvoltooid en zonder torens; de +vijf mannen door een open deurtje kijkende zagen in den schijn der +kaarsen enkele bidsters geknield. Twee zeer jonge vrouwen traden naar +buiten en toen Rogier een van haar aanzag wijl zij passeerde, zweefde +een luwe aandoening hem voorbij, of ’t herinnering was die al te +gauw vervluchtte. En de geluidloos wijkende figuren +nakijkende<span class="corr" id="xd20e274" title= +"Niet in bron">,</span> vroeg hij den burger wie zij waren.</p> +<p>„Dat zijn de dochters van heer Lugina,” antwoordde die +met een lachje. „Door uw onverwachte komst kon hij niet meer naar +Bologna gaan en daarom vluchtte hij hierheen.”</p> +<p>Zij keerden in duister zwijgend en voorzichtig terug. Nog zag Rogier +dat jonge nieuwe gezicht en hield hij zijn oogen toe of hij zich iets +herinneren kon.</p> +<p>Voor het paleis bleef hij staan en zag over het plein, waar in den +zwoelen nacht gestalten gingen en hier en daar een toorts bewoog. Nu +klaarde het voor zijn bewustzijn, dat hij reeds in den ochtend, in +<span class="pagenum">[<a id="pb30" href="#pb30" name= +"pb30">30</a>]</span>het rijke zonlicht, bijwijlen vaag en vervlietend +een nieuwe teederheid had gevoeld, en zijn vragende verwondering over +het meisje van daareven was hem welkom en behagelijk.</p> +<p>Aan den overkant, bij den glans van twee stil brandende toortsen, +zag hij Tamalone met een edelman langzaam gaan en een huis +binnentreden. Toen was het plein verlaten. Het gedruisch werd al +schaarscher in de duistere straatjes, slechts nu en dan klonk in de +verte een vermoeid referein of luid het kloppen op deuren. <span class= +"pagenum">[<a id="pb31" href="#pb31" name="pb31">31</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch3" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e290" class="main">3</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">In de koelte van de kathedraal, waar hij haar den +eersten avond van zijn binnenkomst ontmoet had, zag hij de dochters van +Lugina weder, en weder roerde de onvolwassen gestalte van het jongste +meisje hem tot innerlijke aandacht en onderging hij de vreemd kille +ontroering van eindelooze zoetheid, van louter genot dat komende +was.</p> +<p>En Carolus, den getrouwe, trof het weldra, dat er sedert de inneming +der stad over zijn meester een frissche bloei was gekomen, een vreugde +die zich uitte in sierlijke wijde gebaren en die hem hoofsch deed +bewegen als een prins. Hij had hem in de kathedraal met vrouwen gezien, +hij had hem het huis zien binnengaan <span class="pagenum">[<a id= +"pb32" href="#pb32" name="pb32">32</a>]</span>waar Lugina vertoefde, de +oude vijand van Rogiers geslacht—en hij besloot hem heimelijk te +bewaken.</p> +<p>Buiten de noorderpoort stonden aan den wijden weg den heuvel af +kastanjeboomen uit zeer ouden tijd, wier takken zwaar van loof +nederbogen tot den grond. In den avond liep Rogier daar geruchtloos en +langzaam met een ruiker van rozen, en toen hij aanstonds dicht langs de +duistere stammen een kleine vrouw haastig zag naderen<span class="corr" +id="xd20e300" title="Niet in bron">,</span> liep hij haar met gestrekte +armen tegemoet, boog en gaf haar zwijgend de bloemen.</p> +<p>Met haar kleine koele hand in de zijne daalden zij den weg af, zij +in vluggen gang om zijn schreden bij te houden en nu en dan omkijkende +in de donkerte van het gebladert. Aan den voet van den heuvel kwamen +zij aan opene velden, waar ’t bleeke koren stond, en steeds +zwijgend keerden zij rechts een voetpad in met jonge populiertjes ter +weerszijden.</p> +<p>De grond was hier vlak en zij liepen langzaam. Haar hand vaster +drukkend, in een neiging om dichter die donzige nabijheid aan te +<span class="pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33" name= +"pb33">33</a>]</span>raken, fluisterde hij in korte woordjes, dat het +zoo lief van haar was dat zij gekomen was, en dat hij voortdurend aan +haar gedacht had. Onbewegelijk en koel voelde hij haar hand in de +zijne, maar over zijn lichaam poperde gestadige ontroering. Het voetpad +werd bochtig en rees weder en daalde over heuveltjes van dicht +wingerdloof, naar een boschje waar zij schimmig de stammen der boomen +bespeurden in de tinteling van duisternis.</p> +<p>Mevena wendde haar hoofd weêr om, zij stonden stil en zagen +aan de schemerwolkige lucht den top des heuvels waar de stad was. +Plotseling, tot een zoete verbazing der wandelaars, vloot een glad +geluidje door het loover, het streelend kwinkeleeren van een vogel +vulde den nacht.</p> +<p>Dan werd het plots weêr stil en het meisje, angstig in het +duister, kwam dichter bij den jonkman staan. Hij zag haar groote oogen, +boog zich en kuste haar; diep ademend omvatte hij heel haar slank +lijfje en kuste haar die nog niet kussen kon tot haar lippen bewogen, +en drukte haar aan zich, en fluisterde kleine lieve <span class= +"pagenum">[<a id="pb34" href="#pb34" name= +"pb34">34</a>]</span>woordjes. En zij, met een borst van gloeiende +stilte, haar gelaat naar zijn mond, wachtte de kussen, luisterend naar +den zwellenden nacht die zwoel van teederheid was.</p> +<p>Toen zij langs het paadje het donkerder bosch in gingen ritselden er +wat bladeren, maar Mevena hoorde, dat er <span class="corr" id= +"xd20e317" title="Bron: sints">sinds</span> zij stonden ook ander +gerucht nog dwaalde en haar oogen zochten naar alle zijden of zij de +witte danseressen zagen. Hij bemerkte haar onrust, vroeg wat er was, en +beiden luisterden, hand aan hand. Heel in de verte hoorden zij een +gedempt rollen van onweêr, een fijne koelte voer door de boomen. +Hij kuste haar lippen weder en in weelderig zuchten vergaten zij den +komenden nachtstorm, die bij tusschenpoozen rommelde met zwaarder +geluid. De bladeren boven hen ruischten steeds koeler en wuivender, +somwijlen zagen zij elkanders gelaat in snellen schijn, over de bergen +kwam de donder geweldig nader bolderen—en steeds kusten zij +elkander inniger en ongeduldiger, zij kusten slechts want zij konden +niet spreken. Onverwachts brak een helle <span class="pagenum">[<a id= +"pb35" href="#pb35" name="pb35">35</a>]</span>klaterslag door den +nacht, de takken waaierden in den lauwen wind en groote waterdroppels +ruischten door de bladeren.</p> +<p>Nauw had hij haar hand gevat om haastig voort te loopen<span class= +"corr" id="xd20e324" title="Niet in bron">,</span> toen zij een gerucht +hoorden en dan duidelijk een val—Rogier zeide, dat het een +getroffen boomtak moest wezen en voerde haar dicht aan zich mede, +tastend in het natte loof tot zij buiten het geboomte waren. Hij wist, +dat niet ver af een landmanshut stond, verlaten gedurende de belegering +der stad, en daar het water nu dichter en sneller viel en de schichten +des bliksemlichts met vreeselijk geraas de duisternis in oproer +brachten, nam hij haar op en snelde er heen. Een nachtvogel fladderde +langs hen naar buiten toen hij het deurtje openduwde. Zij deed haar +doornatten kap en sluier af, drong zich zachtkens tegen hem, en hij in +een rijke genieting van den rozengeur, die in het warme duister waarde, +streelde haar, streelde de schouders en de haren en het vochtig +kleed.</p> +<p>En terwijl zij gansch sprakeloos en zonder gedachten de weelde +genoten hunner jonge vervoering, ruischte in den nacht <span class= +"pagenum">[<a id="pb36" href="#pb36" name="pb36">36</a>]</span>gestadig +de koele regen en schoten de lichtschijnsels, fel onverwacht, gevolgd +door het verwijderend schoon geluid van den hemel.</p> +<p>Enkele dikke droppels tipten op de bladeren nog, maar de regen was +gedaan en de lucht verbleekte, toen Mevena aan de deuropening vermoeid +in de armen van haar minnaar steunende, weder ergens iets hoorde. Hij +stelde haar gerust, zeggend dat er geen mensch op dit uur zou gaan, dat +zij de feeën niet vreezen hoefde, en om haar angst te verdrijven +riep hij met ver klinkende stem wie daar was. De eerste morgenwind +verspreidde vaag het geluid, een vogeltje tjuikte in de takken.</p> +<p>Zij bedachten, dat het laat was en dat zij naar de stad moesten +keeren. Op de terugwandeling door het natte gras sprak Rogier luchtig +en zwierig over toekomstige vreugde en zij, in dartelen tred naast hem +gaande, antwoordde en beäamde met een hooge stem.</p> +<p>„Hier begon het onweêr zoo straks,” zeide ze toen +zij in het boschje kwamen, waar de boomstammen nu duidelijk uit de +heesters stegen. <span class="pagenum">[<a id="pb37" href="#pb37" name= +"pb37">37</a>]</span></p> +<p>„Zullen wij den tak zoeken, die vlak bij ons +neêrviel?”</p> +<p>Zij keek met groote oogen rond, maar antwoordde niet. En hij kuste +haar en zeide:</p> +<p>„Lief... Maar het is laat, de lucht wordt zoo +licht.”</p> +<p>„Als ik maar binnen kan komen...”</p> +<p>Vlug gingen zij verder. Toen zij den lommerrijken weg naar de stad +bestegen<span class="corr" id="xd20e349" title="Niet in bron">,</span> +zagen zij verbaasd bij hun nadering de poort opengaan. Walid, de +hoofdman der Oostersche soldaten, die buiten stond, groette +eerbiedig.</p> +<p>Boven hen trilde teeder de bleeke dageraad; in de kilgrauwe +straatjes liepen al gretige kippen en ganzen. De minnaars haastten zich +voort, zij vreesden door vroeg ontwaakte lieden gezien te worden. Op +het plein tegenover het paleis klopte Mevena aan het zijdeurtje van een +aanzienlijk huis met twee torentjes; er werd onmiddellijk geopend door +haar zuster, die haar angstig aanzag, en even knikkend ging zij +voorzichtig binnen.</p> +<p>Alleen voor het gesloten deurtje staande <span class= +"pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38" name="pb38">38</a>]</span>maakte +Rogier een groot omvangend gebaar, zette zijn vuisten in de heupen en +stapte langzaam dwars het wazige plein over. Carolus stond in zijn +stalen harnas al in de galerij aan den ingang.</p> +<p>„Goeden morgen, Carlo. Ziet gij dat groote huis met die torens +en vier ramen?”</p> +<p>„Dat dáár?” vroeg Carolus, en terwijl hij +wees ving de groote robijn in den bisschopsring aan zijn voorvinger een +gloeiende flonkering.</p> +<p>„Ja, daar woont messer Lugina; zorg dat daar vooral de mannen +geen kwaad doen.”</p> +<p>En hij ging naar binnen.</p> +<p>Twee uren nadat de minnaars in de stad waren teruggekeerd, in den +klaren morgen, droegen eenige landlieden ter noorderpoort het lijk van +een jonkman in, dat zij met doorgesneden hals hadden gevonden in een +boschje tusschen het natte struikgewas.</p> +<p>„Ach!” zeide Tamalone, die bij het groepje bukte om te +zien wat er was; „het is de jongste zoon van heer Gian Lugina, +die uit Bologna komt.”</p> +<p>Omringd door vele meewarig pratende <span class="pagenum">[<a id= +"pb39" href="#pb39" name="pb39">39</a>]</span>lieden werd de doode naar +het marktplein gedragen, naar het huis met vier ramen.</p> +<p>Vroeg reeds vertelden zij elkander het gebeurde en velerlei +onverwachte geruchten deden wonderlijk door de stad een gevoel gaan, +dat de dag vreemd was en gespannen van naderend nieuws. <span class= +"pagenum">[<a id="pb40" href="#pb40" name="pb40">40</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch4" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e379" class="main">4</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">Rogier, nauw ontwaakt, zat door de ruitjes in den +zonnigen bloemenhof te staren toen de brigadier kwam zeggen dat Lugina +wachtte en verlangde toegelaten te worden.</p> +<p>„Maar,” zeide hij, „wij kennen den man al zoo +lang. Ik zal de wacht binnenhalen.”</p> +<p>Drie soldaten plaatste hij aan de deur en geleidde later Lugina de +zaal in, een groot man in het paarsch gekleed, met spitsen baard en +gefronste wenkbrauwen.</p> +<p>Rogier groette vriendelijk. En de ander kwam voor hem staan, knikte +even ten wedergroet; met booze, rappe woorden vertelde hij, dat zijn +zoon met doorgesneden hals was thuisgedragen, en zwoer dat ook dit +gewroken zou worden met al het vroeger onrecht hem aangedaan. Hij kon +<span class="pagenum">[<a id="pb41" href="#pb41" name= +"pb41">41</a>]</span>zijn toornige stem niet bedwingen en zeide wat hij +gehoord had, dat ook Rogier dien nacht buiten was geweest.</p> +<p>Rogier haalde de schouders op en zweeg. Eindelijk antwoordde hij, +dat hij weldra zou bewijzen, hoe hij er onschuldig aan was, en immers +had hij den jongeling slechts één keer gezien. Hij +beloofde oprecht, dat hij den moordenaar zou doen vinden en vreeselijk +straffen. Toen vroeg hij Lugina zich te bezinnen of hij zich de laatste +dagen niet een vriend had betoond, en zeide dat hij in den lijkstoet +zou gaan. De oude man zag hem verbaasd aan, boog en antwoordde, dat hij +die eer niet verlangde. En hij keerde zich om heen te gaan, maar de +ander hield hem staande en sprak:</p> +<p>„Dan zal ik morgen vroeg bij u komen, want ik wil in +vertrouwen met u spreken.”</p> +<p>„Morgenochtend zal ik u wachten, messer; ik hoop dat de +moordenaar dan gestraft is.”</p> +<p>Hij verliet de zaal met de oostersche soldaten. <span class= +"pagenum">[<a id="pb42" href="#pb42" name="pb42">42</a>]</span></p> +<p>„Wees voorzichtig,” zeide Carolus, „wees +voorzichtig. Die vervloekte kerels! Ze zouden u vermoorden. Gij kent ze +niet, het verdoemde volk. Gij wilt toch dat meisje niet +trouwen?”</p> +<p>„Ja, morgen ga ik hem zijn dochter vragen. Ga nu +heen.”</p> +<p>De brigadier, zeer verbaasd, keerde zich met zwaar schouderophalen +om.</p> +<p>En Rogier zat weêr alleen in de vensterbank met gebogen hoofd. +In de gaarde stonden rustig de rozelaars en vergaderden de zomerzon om +hun rood gebloemte; verder op glansden in blanke menigte de jasmijnen, +hun stillere weligheid was als van smachtende minnaars, die hun liefde +niet uitspreken kunnen; en achteraan stond eenzaam in de blauwe lucht +een beukeboom met zijn uitgestrekte takken vol glimmend loof in +roerloozen praal, de monnik Tamalone lag er onder op het gras te +slapen. Rogier staarde in de verre schaduw, terwijl hij in herinnering +het frissche ruischen van den regen hoorde en bij vleugjes de +genietingen van den nacht weêr over zich glijden voelde. +Onbegrijpelijk waarde rondom <span class="pagenum">[<a id="pb43" href= +"#pb43" name="pb43">43</a>]</span>hem de weeke innigheid van het +meisjeshart, dat zich had open gedaan, de wonderlijke geur harer +kussen. Hij dacht aan Lugina met een glimlach en tevreden hoofdknik... +hij zou zeker weêr vriendschap sluiten met den ouden man en haar +weldra trouwen.</p> +<p>De doodsklokken begonnen te slaan, het misklokje klepelde met zedig +eentonigen klank, Rogier liep naar buiten in de schaduw der galerij, +waar de soldaten stonden te kijken.</p> +<p>Aan den overkant wachtten slechts weinige vrienden en geburen voor +het huis van Lugina, maar in wijderen kring veel nieuwsgierig volk met +de ruggen naar het paleis gekeerd. Er ontstond een dringen en +reikhalzen, toen traden eerst knapen met een banier en wierookvaten, +een priester en acht monniken met flambouwen het huis uit; dan droegen +Lugina en zijn zoons het lijk naar de baar.</p> +<p>De optocht werd gevormd en aan beide zijden bewoog de menigte mede +langs de huizen, naar het paleis en voorbij. Rogier staarde met +halfgeloken oogen in het licht; <span class="pagenum">[<a id="pb44" +href="#pb44" name="pb44">44</a>]</span>hij hoorde de klokken wel +klinken hoog in de lucht, en de zangerige stemmen der klerken; en hij +zag Lugina in zijn paarschen mantel te midden der flambouwen, waarvan +de walm met den wierookgeur in de warmte boven de menschen dreef; en +hij zag de zonderling donkere blikken op hem gericht; maar turend over +de beweging naar het witte huis met de torens aan den overkant, dacht +hij aldoor aan den diepen ernstigen glans van vrouwenoogen.</p> +<p>Doffer werden in de verte de eentonige gebeden, één +klok slechts luidde met dreunend gebeier, en nog stond hij tusschen de +pratende krijgslieden in mijmering, toen uit de schaduw eener straat +het gonzen van veel volk te zwellen begon.</p> +<p>En weldra deinde het marktplein in een kleurige warreling van +menschen, de tallooze gelaten, ernstig en nieuwsgierig, waren naar het +paleis geheven.</p> +<p>Er waren boden gekomen, hun paarden stonden aan de deur. De menschen +<span class="corr" id="xd20e425" title="Bron: wachten">wachtten</span> +met wijde oogen het nieuws, zij vertelden elkander reeds, dat een groot +leger <span class="pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45" name= +"pb45">45</a>]</span>in aantocht was. De brigadier verscheen weêr +in de galerij met den man dien zij de poort hadden zien binnenrijden, +er werd gedrongen en gevraagd wat er was. Vooraan pakten twee mannen +woedend elkaâr om den nek, er werd geschreeuwd, lansen en helmen +schoten licht boven de roode, groene, blauwe kaproenen, die rezen en +daalden in het gedrang.</p> +<p>Aan de overzijde van het plein reed eensklaps een monnik te paard +onder de menigte, in de eene hand hield hij een kruis, de andere wees +naar het paleis met boos gebaar. Er voer door het gewoel een beweging +van onzekerheid waar men luisteren zou en kijken.</p> +<p>De doodsklok luidde in den klaren hemel, rustig en ongeroerd, +terwijl het nieuws van den monnik in de stoffige drukte zich spreidde: +een vreeselijke slag gewonnen en die van Bologna met een machtig leger +onder hun overheer en den kardinaal geen twintig mijlen van de +stad...</p> +<p>Uit de straten kwamen de krijgslieden, de trommen roffelden en voor +het paleis groeiden de rustige rijen van mannen te paard, <span class= +"pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46" name="pb46">46</a>]</span>terwijl +uit de drommen der stedelingen het stemmengeraas aanzwol tot +hartstochtelijk geluid. Reeds riepen zij van ketters, heidenen, +moordenaars, en klonk er gejuich voor Lugina en den Paus. De hoofden +wendden zich van den monnik naar het paleis weder, waar vlak voor de +lachende ruiters twee mannen worstelden op den grond.</p> +<p>Dan, uit de straat ter linker, blonk een gouden baander boven de +wemeling; er stegen kreten, gezwollen fel rumoer, dat de paarden +opschrikken deed. Een ruiter tuimelde op den grond. Nu was het +onstuimigheid van armen dreigend boven de hoofden geheven, van +klievende zwaarden en heet geschreeuw.</p> +<p>En toen Rogier inderijl naar buiten kwam zag hij in den stoffigen +dag tusschen de huizen een ontzettende menigte in bruisende beroering, +te midden waarvan de ruiters op steigerende paarden snel de wapenen +hieven en nedersloegen. Hij beefde van genot bij het gedaver van woede +en strijd; hij gelastte een soldaat af te stijgen, sprong in het zadel +en rende vooruit, <span class="pagenum">[<a id="pb47" href="#pb47" +name="pb47">47</a>]</span>over de lijven die vielen, met prachtige +hartstochtelijke zwaaien van arm en zwaard. Nu schreeuwden de +Duitschers en joelden de oosterlingen, een golving voer over het volk, +dat wendde en vluchtte.</p> +<p>Maar uit de straten kwamen ruiters, Lugina en velen meer, met kreten +van <span class="corr" id="xd20e447" title= +"Bron: »">„</span>slaat dood! slaat de heidenen +dood!” En het volk keerde weêr en hield weifelend +stand.</p> +<p>Voort drongen de soldaten en sloegen de weerloozen bloedend +neêr. Midden in de drommen, in het dikke stof, reed Carolus, zijn +geweldige arm in kalme beweging; doch eensklaps rukte hij zijn hengst +overeind en deed hem wild haar voren springen, naar de edelen der stad. +Een machtige houw kwam op Lugina’s paard neêr, dat viel; +een andere velde een monnik—naast hem beukte Rogier een jong +ruiter uit het zadel, een tweeden zoon van Lugina, en de gillende +Saraceenen hakten en sloegen in het gewemel onder hun paarden.</p> +<p>Toen zwenkten de edelen en stortten de straat in, het volk in wilden +angst hen achterna. Zwaar gloeide de lucht van geschreeuw. <span class= +"pagenum">[<a id="pb48" href="#pb48" name="pb48">48</a>]</span></p> +<p>Het plein was leeg aanstonds, slechts aan de schaduwige openingen +der straten rustten krijgslieden. Op den grond lagen vele burgers in de +stovende zon, en wanneer te wijlen er één trachtte op te +staan<span class="corr" id="xd20e457" title="Niet in bron">,</span> +hieuw een Saraceen hem neder.</p> +<p>De soldaten brachten hun wagens en laadden er pakken op, anderen +droegen aldoor groote bossen stroo aan waarmede zij de open gebroken +deuren der huizen binnen gingen. Voor de woning van Lugina stond de +gepantserde brigadier geleund, zich met zijn blauwe doekje bewuivend, +en wen daar kerels met stroo aankwamen<span class="corr" id="xd20e462" +title="Niet in bron">,</span> wees hij hun verder te gaan.</p> +<p>In het midden des pleins werd om een paal een stapel gebouwd en de +monnik die het eerst het volk had aangezet, werd er in gebonden, +slechts zijn afschuwelijk hoofd waar de oogen uitgestoken waren, en +zijn kruis staken uit boven hout en stroo<span class="corr" id= +"xd20e467" title="Bron: ,">.</span></p> +<p>Rogier had met eenige mannen het lijk gevonden van Lugina’s +zoon, die gesneuveld was, en volgde het naar het huis in rouwig +bewustzijn, dat er haat van menschen zijn liefste in duister verbergen +zoude en voor <span class="pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49" name= +"pb49">49</a>]</span>hem wijken deed. Bij de geopende deur rees er +verlangen in hem op om binnen te gaan, maar hij zag het doode lichaam +en zwaarder woog het verdriet, dat zij, de nieuw beminde, voor hem +verloren zou zijn.... Hij begreep, dat alles tegen zou wezen, dat zelfs +Mevena’s jonge gedachten zich van hem keeren zouden nu hij den +haat had gezien van haar vader.</p> +<p>Aan alle zijden uit de huizen kronkelde rook naar buiten, de vlammen +sloegen uit het paleis. Rondom hun wagens stonden de ruiters en +voetsoldaten in gelederen gereed. De dag werd groezelig door den rook +die snel naar boven warrelde. De brigadier knielde bij den brandstapel +neêr en ook daarom vlogen eensklaps de vlammen op en omringden +het hoofd van den monnik, die luid zijn gebeden uitgalmde.</p> +<p>Nog stond Rogier aarzelend voor de deur; hij had in het +onvermijdelijke heengaan berust, meenende dat hij te eeniger tijd nog +de vriendschap van Lugina zou winnen en keerde zich reeds, om zich naar +zijn soldaten te begeven.</p> +<p>Doch eensklaps schoot hem het bloed <span class="pagenum">[<a id= +"pb50" href="#pb50" name="pb50">50</a>]</span>door het lijf en hij +snelde naar binnen om Mevena te zoeken en meê te voeren; Carolus +en enkele Saraceenen liepen hem na. Zij gingen in hijgende haast van +kamer tot kamer, zij stegen tot boven in ’t huis en vonden +slechts meubelen en koele verlatenheid. Rogier riep Mevena’s +naam, Carolus riep op zijn luidst, de oosterlingen wachtten met +opmerkzame blikken en luisterden. Maar het huis was eenzaam en stom. +Heengaande zagen zij op den vloer eener kamer het lijk van den jongen +Lugina, het bloed lag er omheen.</p> +<p>En Rogier, in het daglicht gekomen, in den reuk van brandend hout, +beval den brigadier met een afdeeling vooruit te rukken en de +stedelingen neêr te houwen zooveel hij er zag. Hij vloekte tegen +de hooge vlammen waar de stem van den monnik uit klaagde, steeg te +paard, en de kreten der soldaten krioelden door het rookende plein, +ontzaglijk als een zwarte roofvogelzwerm.</p> +<p>De straten waren leêg, maar Carolus voorop was op zijn hoede. +Zij vonden de poort met kettingen en balken versperd. <span class= +"pagenum">[<a id="pb51" href="#pb51" name="pb51">51</a>]</span>En +terwijl er plaats werd gemaakt voor den ram en velen der soldaten uit +de rijen traden, kwamen er alzijds, om de hoeken der straatjes, uit de +huizen achter hen, stedelingen met schilden, bijlen en messen gewapend. +De ruiters sloten zich dicht in gelid, de boogschutters achter hen +spanden de pezen, en terwijl de poort met langzaam geweld gerammeid +werd, wachtten zij het naderend misbaar. Maar de voorsten der burgers +weifelden, zij zagen de paarden en de mannen met glinsterende wapens +zoo kalm en gevaarlijk, en kwamen niet nader.</p> +<p>Met krakend geraas braken de deuren der poort, de wagens rolden naar +buiten en Rogier, omringd door zijn mannen, reed uit het rumoer en de +hitte der stad en daalde den weg af, in het koele lommer der +kastanjeboomen.</p> +<p>Naast hem reden de boden; de een was uit <span class="corr" id= +"xd20e493" title="Bron: Toseane">Toscane</span>, van den keizer, de +ander kwam van het noorden—beiden hadden gelijke bevelen gebracht +dat de bende onmiddellijk de stad moest verlaten. <span class= +"pagenum">[<a id="pb52" href="#pb52" name="pb52">52</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch5" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e498" class="main">5</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">Weinige dagen later werd het kamp in den schemer van +een bewolkten ochtend door de talrijke troepen van Bologna, die +zegevierend door het land trokken, steden en kasteelen winnend voor de +Kerk, verrast en verslagen. Met slechts een zeventig ruiters werd +Rogier, die aan ’t hoofd was gewond, door den brigadier vluchtend +naar de bergen gevoerd.</p> +<p>Daar, aan een kronkelend schielijk vlietje tusschen steile +glooiingen, waar schaars maar groen voor de paarden groeide, deed +Carolus de tenten opslaan om te rusten tot zijn bevelhebber weder +hersteld zou zijn.</p> +<p>Hij bekommerde zich om de bevelen van den keizer niet, zijn gansche +aandacht en zorg waren den zieke gewijd. En die <span class= +"pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53" name="pb53">53</a>]</span>dagen, +toen zijn meester, wien hij reeds met genegenheid had gediend +<span class="corr" id="xd20e508" title="Bron: sints">sinds</span> hij +hem als jongen in het leger had zien komen, zwak en van koortsen verhit +in de tent lag, zat Carolus daarbuiten met de kin op de knie naar het +snelle ademen te luisteren en naar het stroomend water nabij, en zijn +hart was week van treurigheid. Er gingen slechts weinig gedachten in +dat zware hoofd, doch hij voelde zich zoo innig vol, dat hij somwijlen +wanneer een soldaat naderkwam zich uitspreken en herhalen moest, of wel +den grijzen Walid deed roepen om hem te raadplegen en te spreken over +het gevecht waar Rogier voor het eerst van zijn leven gewond was. De +oosterling herhaalde dan, dat die jonge vrouw, waar de meester van +maalde, het ongeluk had gebracht. Want niet slechts hij zelf, maar ook +Teodoro, de wijze des keizers, had het gesternte van den meester +waargenomen en gezien, dat er in het beeld van den Stier twee planeten +te zamen waren gekomen, maar dat ze door Saturnus werden beheerscht. +Hetgeen beduidde, dat hij roemrijk en gelukkig zou mogen wezen +<span class="pagenum">[<a id="pb54" href="#pb54" name= +"pb54">54</a>]</span>tot in eeuwigheid, zoo niet een vrouw hem in +bloedige ellende bracht.</p> +<p>„Nu is die vrouw gekomen!” zeide Walid fluisterend, met +groote oogen en berustend gebaar van beide armen.</p> +<p>Maar Carolus, zwijgend en met gerimpeld voorhoofd naar de bergen +starend, geloofde hem niet, want zijn meester was veilig nu in zijne +bescherming.</p> +<p>Zoo, op een middag, zaten deze twee bij tusschenpoozen te praten +over wat zij doorgemaakt hadden met Rogier en de glorie, die zij voor +hem verwachtten, wanneer de keizer de steden en den Paus had, +gedwongen. En toen zij aan hem dachten hoe hij lijdend lag in de tent, +sprak Walid weder zijn voorspelling uit en vervloekte de vrouwen, doch +Carolus was stil en peinsde hoe er genezing gevonden kon worden. Zij +zwegen toen een wijle en het was rustig in het kamp, want de soldaten, +die hier en daar lagen, <span class="corr" id="xd20e519" title= +"Bron: hieldèn">hielden</span> zich zeer bedaard.</p> +<p>Maar op eens was er beweging, zij hoorden paardengetrappel en +geschreeuw van een man. Eenige ruiters, op marode geweest <span class= +"pagenum">[<a id="pb55" href="#pb55" name="pb55">55</a>]</span>keerden +terug met Tamalone den broeder, dien zij slapend in een boschje hadden +gevonden. Hij maakte een groot misbaar van vroolijkheid, zoodat de +brigadier plotseling in woede opsprong en in eenen zijn keel stevig +vastgreep.</p> +<p>De monnik, hijgend om van den smorenden greep te bekomen en naar de +vuist kijkend, die de brigadier nog geheven hield, hoorde achter het +doek der tent een zwak stemgeluid. Zijn oogen glinsterden, hij +leî den vinger op den mond om te toonen, dat hij begreep en +fluisterde:</p> +<p>„Is hij ziek?”</p> +<p>„Waar komt gij vandaan?”</p> +<p>„Is hij ziek? Messer Rogier? Nu, dan moogt ge wel van geluk +spreken, dat ik gekomen ben, want er is in heel dit ellendig land geen +bekwamer arts—”</p> +<p>„Zijt gij een arts?” riepen velen zeer luid en kwamen +nader.</p> +<p>„Natuurlijk, natuurlijk!”</p> +<p>Toen vreesde hij niet meer; hij nam den brigadier terzijde en +vertelde, dat hij eigenlijk geen monnik was, maar de pij slechts droeg +om de vijanden des keizers <span class="pagenum">[<a id="pb56" href= +"#pb56" name="pb56">56</a>]</span>te bespieden—en toen werd +Carolus zeer vriendelijk jegens hem. Tamalone zeide dat hij blijde was +in het kamp te zijn, zijn mager gelaat bloosde van opwinding; met een +luchtig gebaar stelde hij de krijgslieden gerust, dat hij een +voortreffelijk medicijn wist om den kranke te genezen. En tot laat was +hij met Carolus bezig om het vuur.</p> +<p>Bij toortslicht en terwijl bijna alle soldaten wachtten buiten de +tent, werd den kapitein het drankje toegediend. Inderdaad was er +spoedig beterschap, zoozeer, dat Rogier, schoon mat en krachteloos +ontwakend, den volgenden middag zijn bewustzijn terughad. Hij zag +<span class="corr" id="xd20e545" title="Bron: Tamelone">Tamalone</span> +aan en vroeg:</p> +<p>„Wat moet die monnik hier?”</p> +<p>„Ik ben geen monnik, messer. Kent gij mij niet? Ik ben +Tamalone; aan mij hebt ge uw leven te danken, nietwaar Carlo? En ge +zult zeker nog dankbaarder zijn voor het nieuws, dat ik breng—ik +heb een boodschap.”</p> +<p>Op den dag toen Rogier strijdend de stad verliet, verhaalde hij +bedaard, lag hij <span class="pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57" name= +"pb57">57</a>]</span>in de kathedraal te bidden, en daar was ook Mevena +Lugina, bij het graf van haar broeder; zij vroeg wat het geraas +beduidde en toen zij hoorde dat de troepen op hun uittocht waren +aangevallen, sprong zij op van haar knieling in hevige ontroering. En +haar naar huis geleidende had hij haar gerustgesteld, daar hij wel +begreep waarom zij zoo geschrokken was. Later was hij dikwijls in het +huis van Lugina geweest, dien hij al jaren kende. Op een dag had Mevena +haar vader en broeders hooren zweren, dat zij zich zouden wreken; zij +had toen schreiend den monnik nageloopen in de straat en hem gesmeekt +een boodschap te brengen.</p> +<p>Rogier stond nu rechtop in de tent, Tamalone, die beneden hem +gehurkt zat, met groote oogen aanziende.</p> +<p>Zij zond haar liefste wenschen voor een spoedig wederzien, maar haar +vader zou haar in enkele dagen naar Bologna voeren waar Rogier niet +komen kon. Zij was ongelukkig en weende veel terwijl zij met Tamalone +sprak, zij moest voortdurend denken aan de vreeselijke woorden van +<span class="pagenum">[<a id="pb58" href="#pb58" name= +"pb58">58</a>]</span>haar vader en wist niet hoe zij helpen kon.</p> +<p>„Weet zij dan niet van haar broeder?...”</p> +<p>„Zij zegt, dat gij hem niet vermoord hebt, Messer, zij heeft u +lief zooals ik zou willen, dat mij een vrouw liefhad... Ik zal u de +waarheid zeggen: alleen ter wille van haar heb ik deze boodschap +gebracht op gevaar van mijn leven. Maar voor zoo’n meisje had ik +wel meer gedaan. En ik ben eerlijk geweest, hoewel ik maar een arm man +ben.”</p> +<p>Hij frommelde onder zijn pij en bracht een koordje te voorschijn +waar een ring aan bengelde.</p> +<p>„Zij gaf mij dezen ring voor u. De steen, die er in is heeft +op ’t oog maar weinig waarde, maar ze kuste hem toen ze hem +overgaf en zei, dat hij u geluk zou brengen.”</p> +<p>Rogier hield den ring in de palm zijner hand, dicht onder zijn +oogen.</p> +<p>„Ziet gij die roode vlekjes? Het is een zeldzame bloedsteen, +want er zijn adertjes dooréén gevlochten, kijk. Menig +geleerde zou er veel voor geven, want ge weet, dit is de steen waarvan +zij zeggen, dat hij <span class="pagenum">[<a id="pb59" href="#pb59" +name="pb59">59</a>]</span>den drager onzichtbaar kan maken, en een +eeuwigheid te doen leven in een enkele minuut. Ik weet niet of ’t +waar is maar wel, dat een steen als deze, door zoo’n lieve hand +gegeven, mij zelf veel waard zou zijn.”</p> +<p>„Gooi weg, heer, gooi in het water!” riep Walid, die +binnenkwam en het zag, „de bloedsteen is nog gevaarlijker dan de +duivelsteen dien wij in de nesten van adelaars vinden. Neem hem weg, +Carolus, en gooi hem in ’t water.”</p> +<p>„Zwijg, man. Al was het de duivel zelf, die er in is, ik zal +hem nu dragen tot mijn dood.”</p> +<p>De Saraceen zag hem aan en zei bedaard:</p> +<p>„Tot uw dood.”</p> +<p>„Ach, dwaasheid!” sprak de brigadier, „ringen +brengen nooit geluk, ten minste niet die van de paapschen komen. Ik heb +mijn robijn al drie jaar nu. Maar ongelukkig zijn ze dikwijls, en Walid +zegt—”</p> +<p>„Hij vergist zich, Carolus. Hij meent den valschen steen van +Palmyra, die werkelijk kwaad is. Maar dit is de ware heliotroop +<span class="pagenum">[<a id="pb60" href="#pb60" name= +"pb60">60</a>]</span>van Afrika, zooals ge zoudt kunnen zien als ge +steenkundige waart.”</p> +<p>En Tamalone glimlachte overtuigend.</p> +<p>Tot laat in den nacht zat Rogier, in mantels gehuld, dicht bij de +klare vlammen met den monnik te praten. Hij vroeg telkenmale +bijzonderheden omtrent Lugina en staarde dan een poos in het vuur, +terwijl de ander met zachten, dartelen klank aldoor sprak en +aanmoedigenden raad gaf: er was een wonderlijk vloeiende maat in zijn +woorden van liefde en vrouwen en de geheimenissen van het hart, een +maat die telkens wederkeerde en Rogiers gedachten van zoete +levendigheid bewoog. En onverwachts vroeg hij den broeder of hij Mevena +wilde gaan halen, zijn stem beefde van ernst....</p> +<p>Reeds lang waren de soldaten in hun tenten gekropen en klonk in den +rustigen nacht slechts het gedurig spoelen van ’t water in den +vliet en de luchtige stem van den monnik. De wacht was al met slaperig +gezicht teruggekomen en door een ander vervangen, en nog zaten deze +twee bij elkander, de een met vage ontroering om een verre vrouw en in +zachten gloei van <span class="pagenum">[<a id="pb61" href="#pb61" +name="pb61">61</a>]</span>vermoeienis en verlangen, luisterend naar de +steeds glijdende stem waarmede de ander ervaringen uit zijn leven +verhaalde en vele dingen zeide met een diep gevoel.</p> +<p>Hij was uit zijn klooster gevlucht en wijl hij geen heer had willen +dienen en de lust hem dreef om vreemde dingen te zien, had hij in vele +landen gezworven, levend naar wat de dag hem gaf. Luchtigjes vertelde +hij van dwaasheden en van daden waarvoor hij aan den paal had +gestaan—zijn vader had al gezegd, dat hij nooit een goed christen +zou worden, maar die wist niet van de onrust, welke hem als knaap +nachten en nachten al uit den slaap hield. Nadat hij uit het klooster +was gegaan was hij altoos gelukkig geweest, zeide hij; hij had zich +nooit om de menschen bekommerd en nooit verdriet gehad. In onbedachte +openhartigheid sprak hij door van avonturen en van menschen die hij +gezien had, zijn stem was teeder soms van zuiver vertrouwen en +zorgeloosheid en van plots geziene wijsheid; er vloot een bekoring in, +die in Rogiers hart een donkeren gloed van innigheid wekte <span class= +"pagenum">[<a id="pb62" href="#pb62" name="pb62">62</a>]</span>en hem +tot tranen bewoog toen de broeder over Mevena sprak, zeggende dat +alleen een matelooze liefde en een ernstige vrouw in deze wereld te +bewonderen waren en de menschen gelukkig maakten—Mevena +dáár mocht zekerlijk niet alleen blijven treuren, want +twee die elkander zóó beminden moesten te zamen +zijn...</p> +<p>En, zittende bij de roode vlammen, hun groote bewegelijke schaduwen +achter hen zich verliezend in den nacht, hadden beiden, onuitgesproken, +een eender gevoelen van toekomst, donker en onafwendbaar—en diep +begeerd.</p> +<p>Plotseling, met een gebroken snik, sloeg Rogier zijn armen om den +monnik, drukte hem aan zijn borst en kuste hartstochtelijk zijn gelaat. +Tamalone maakte zich uit de omarming los, hield zijn handen en keek hem +recht in de oogen.</p> +<p>Beiden richtten te zamen hun hoofden op en zagen Walid met een +glinsterenden dolk in de hand. De broeder glimlachte en zeide:</p> +<p>„Ik moet morgen een paard hebben om naar Bologna te +gaan.” <span class="pagenum">[<a id="pb63" href="#pb63" name= +"pb63">63</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch6" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e614" class="main">6</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">In een klooster buiten den stadsmuur vond hij een +gastvrij onthaal, dat hij vergoedde met oolijke verhalen. Ook in het +huis van Lugina werd hij als een bijzonder vriend ontvangen, want +ondanks de booze geruchten was hij vooral door edelen geëerd, en +menig hunner vond in de bekoorlijkheid zijner manieren een welkome +reden voor de vriendschap ontstaan door diensten, die hij in ’t +geheim had bewezen. In de steden ontbrak het Tamalone zelden aan goede +maaltijden.</p> +<p>Den dag na zijne aankomst trad hij de groote koele domkerk binnen en +knielde neder naast een pilaar, zoo laag, dat in het wijde gebouw geen +der weinige vromen hem zou hebben gezien. Aan de <span class= +"pagenum">[<a id="pb64" href="#pb64" name="pb64">64</a>]</span>andere +zijde van een pilaar lag gansch in het paarsch gekleed Mevena gebogen. +De broeder keerde behoedzaam zijn gelaat naar haar toe en voelde zich +lichtkens bewogen door de schoonheid van haar figuur in devotie; haar +hoofd lag in de handen. Tamalone aarzelde even.</p> +<p>„Heer Rogier laat u groeten,” fluisterde hij en keek +haar een poosje zwijgend aan, van den steen waar het kleed in plooien +uitlag tot het donker haar onder het kapje. De sluier over haar borst +bewoog op en neêr.</p> +<p>„Ik heb uw boodschap gebracht en hij heeft mij hier gezonden +om u te vragen bij hem te komen. Hij kon zelf niet komen, want uw vader +en de heele stad zijn hem vijandig, ofschoon gij weet dat hij niet +anders misdaan heeft dan gestreden tegen den Paus. Maar uw hart is +wijzer dan dit heele land vol dwazen. Ga naar hem toe en wees gelukkig. +Hij is gewond, hij is ziek en kan niet buiten u. Bedaar, bedaar en +blijf gebogen.”</p> +<p>Mevena ademde snel en diep en hield zich aan haar bankje vast. +<span class="pagenum">[<a id="pb65" href="#pb65" name= +"pb65">65</a>]</span></p> +<p>„Bedaar, bedaar... Van avond leg ik een pij achter het +rozenbosch in den tuin, trek dien aan, doe den kap goed neêr en +wacht op mij. Ik zal u naar hem toebrengen.”</p> +<p>Hij sloeg een kruis, stond op en trad zijn snoer biddend langzaam +door de zonnige portiek naar buiten. Toen richtte hij zijn hoofd op en +schreed lichtkens dwars het wijde klare plein over naar het stadspaleis +waar hij zich in de schaduw der galerij voegde bij een groepje +jongelieden, fransche studenten, die hem met luidruchtigheid ontvingen. +Een poosje stond hij temidden van hen te praten en zijn woorden, met +glimmende, opmerkzame gelaten aangehoord, werden herhaaldelijk door +luid proesten onderbroken. Toen hij na een zotheid verteld te hebben +snel verder wilde gaan, trokken zij aan zijn mouwen en hielden hem vast +om nog één geschiedenis te hooren. En een goedig student +ging met de muts zijn kameraden rond, die er allen een kleine munt in +wierpen.</p> +<p>Tamalone bedankte, stak de duiten weg en deed onder gedurig giegelen +zijn verhaal. Aan het eind klonk er onbedaarlijk <span class= +"pagenum">[<a id="pb66" href="#pb66" name= +"pb66">66</a>]</span>schateren, dat in het groepje ruimte deed +ontstaan, waar de monnik gebruik van maakte om, lachend en knikkend, +schielijk heen te gaan in het felle licht buiten de galerij.</p> +<p>Hij liep naar het huis van Lugina, die in zijn gestreepten mantel +voor de deur stond te wachten en hem omarmde toen hij hem zag. Zij +bleven geruimen tijd binnen alleen waar geen dienaar hen hoorde; bij +’t afscheid nemen spraken zij weinig woorden, doch drukten +elkander langdurig de hand.</p> +<p>De zon was in wolken ondergegaan en in den avond, dof als floers, +waarde er gestadig mistige regen. De straten waren stil, er gingen maar +weinig flambouwen, toen Tamalone gearmd met een kleinen monnik en met +de andere hand zijn pij ophoudende wegens het slik, haastig langs de +huizen schreed. Aan de poort hield de wachter die naar buiten kwam een +lantaarn bij zijn gelaat; hij klopte den man op den schouder, maakte +luide en met vele woorden een grap, zoodat de wachter lachen moest om +dien schelm van het klooster daarbuiten, en met een <span class= +"pagenum">[<a id="pb67" href="#pb67" name= +"pb67">67</a>]</span>gemoedelijken wensch het deurtje achter hen +dichtsloeg en grendelde.</p> +<p>Zij liepen zwijgend in den vochtigen nacht.</p> +<p>„Hier is het klooster al,” zeide Tamalone toen zij een +paar rossige ramen voorbij kwamen. De weg werd moeilijk, zij stegen een +steile helling op en ademden zwaar van inspanning. Het was drukkend +warm, de regen werd dichter en ritselde in de bladeren van boomen +nabij. De monnik bleef staan en riep iets in het fransch, waarop in de +duisternis aanstonds antwoord klonk.</p> +<p>„Dank u wel, vriend, ik wist wel dat ik op u rekenen +kon.”</p> +<p>„Ik ben doornat en weet niet hoe ik weer binnen kom. Hier hebt +ge ze bij dien boom. Goeden avond.”</p> +<p>„Goeden avond!”</p> +<p>Mevena kon den ander niet zien, maar hoorde dat zijne schreden zich +verwijderden. Haar gezel trok haar voort aan den arm.</p> +<p>„Nu moet ge op dit paard, ik zal u helpen. Het zal wel +moeilijk rijden zijn in donker, maar ik zal den teugel houden, ik ken +den weg.” <span class="pagenum">[<a id="pb68" href="#pb68" name= +"pb68">68</a>]</span></p> +<p>Het meisje besteeg tastend het paard, dat uit zijn rust gestoord +trappelde en aan de teugels trok. Zij hoorde den monnik het dier op den +hals kloppen en toespreken, en dan met moeite een tweede bestijgen. +Toen ging zij vooruit en op hetzelfde oogenblik, onverwachts, klonk +zeer nabij het kraaien van een haan. Het paard sprong zijdelings op en +snel vooruit, natte bladeren sloegen Mevena in het gelaat.</p> +<p>Nu reden zij vlug een heuvel af in duister en regen, terwijl achter +hen, in de verte verkleind en vervaagd, nogmaals het kukeluren van een +haan klonk, en op grooteren afstand het dieper antwoord van een +anderen.</p> +<p>Bij den dageraad hield de broeder stil om de beesten te verzorgen en +Mevena eten te geven. Zwijgend ging hij zijn gang, haar voortdurend van +terzijde aanziende; zij was bleek in het licht van den jongen, +doorschijnenden hemel, een geringe gestalte in haar wijde pij. Voor zij +weder in het zadel stegen deed zij hem allerlei vragen, maar hij +antwoordde kort en stug, met blikken afgewend. <span class= +"pagenum">[<a id="pb69" href="#pb69" name="pb69">69</a>]</span></p> +<p>In gestadigen draf reden zij dien ganschen helderen dag, bergen op +en glooiingen af door valleien waar geen sterveling ging, zij met +geopenden mond en hooge kleur, schokkend op het zadel, hij met gebogen +hoofd en peinzende oogen bij wijlen ter sluiks naar haar gericht. Nu en +dan keek hij in eenen op en verbaasde zich over zijn onbespraaktheid; +dan klopte hij even het goedige, lijdzame paard op den hals en van +lieverlede boog zich zijn hoofd weêr.</p> +<p>Toen het licht schaars werd steeg Tamalone af en tuurde in alle +richtingen om een rustplaats te vinden voor den nacht. Zij waren aan +den voet van een ruigen berg, met kleine sparreboompjes begroeid en +hier en daar, in open plekken, geel van gebloemte. Hij vroeg Mevena af +te stappen en leidde de paarden over steil gesteente in de heesters; na +hen verzorgd te hebben hielp hij het meisje den berg bestijgen naar een +plek onder wat boomen. Zij was zeer moede toen zij het bereikten en +leunde hijgend in zijn arm. Beneden, wijd uitgestrekt, lag het land in +eenzame <span class="pagenum">[<a id="pb70" href="#pb70" name= +"pb70">70</a>]</span>wanorde van glooiingen en heuvels met enkele fijne +boompjes; de grootere monnik, met zijn arm om het middel van den +kleinere, keek over het landschap heen, de innige avondzon schuin in de +verte scheen op de grauwe pijen en het rustig gewas.</p> +<p>Zonder woorden wees hij haar neder te zitten en gaf haar te eten en +te drinken. Daarna liet hij haar alleen. Zij legde zich neêr, +loom van vermoeienis, en sliep aanstonds.</p> +<p>Tamalone was niet heel ver gegaan, maar zat dichtbij achter een spar +door welks takken hij haar gadesloeg. Toen hij haar eindelijk te slapen +meende strekte hij zich lang uit op den rug, met de armen onder het +hoofd en sloot de oogen. Doch telkens opende hij ze weder, wanneer een +zuchtje door de boomen voer, of wanneer hij gansch in de verte een +vogel hoorde; en hij staarde dan met strakke oogen naar de lucht waar +reeds enkele starren trilden. Dan, in den allengs beeldrijker wakenden +droom die hem vervulde, sloten langzaam zijn oogen tot zij plots door +een onrustige <span class="pagenum">[<a id="pb71" href="#pb71" name= +"pb71">71</a>]</span>gedachte weder wijd zich openden. De hooge +hemelruimte boven hem gaf hem een innig behagen, een bescheiden +verlangen sproot in zijn hart, waar de vreugde nu waarde der schoonheid +van ’t bergland, dat grooter was in de groote +avondstilte<span class="corr" id="xd20e679" title="Bron: ,">.</span> En +eensklaps voelde hij, in zwellenden gloed, dat hij in deze hooge +schemerende eenzaamheid gansch alleen was met een lief wezen, een +kleine vrouw wier oogen, goedhartig en stil, hem heel dien zonnigen dag +sprakeloos en vol onbevredigde gedachten hadden doen gaan. Hij leunde +op den linkerarm, duwde de takjes open, en zag naar de plaats waar zij +in duister gewaad te midden der struiken lag; en hij keek zoo +oplettend, dat hij de ademhaling zag in haar borst. Zij sliep in +aandoenlijke verlatenheid. Een nieuw gevoel ontroerde hem, hij zat +rechtop en keek voor zich waar het laatste licht draalde aan de +golvende kim. Zijn bloed klopte en hij ademde snel; een zachte wind +woei van boom tot boom, glijdend langs hem heen. Langen tijd staarde +hij in de verte; gedachten, oude herinneringen en jonge gevoelens, +<span class="pagenum">[<a id="pb72" href="#pb72" name= +"pb72">72</a>]</span>in zonderlinge wildheid, kwamen en verschoten, hij +was vol wakker leven. Om haar te behagen had hij zich in dit gevaarlijk +avontuur gewaagd, voor haar die zoo liefelijk was, dat hij daareven een +verlangen had om haar te beminnen—hij had haar voor een ander +ontvoerd. Doch hij wist, dat het dwaasheid zou wezen, zijn waarachtige +aard was van een schooier om rond te loopen en om niets te geven, niets +dan de verzinsels en schimmen van zijn verbeelding.</p> +<p>En het waren eindelijk herinneringen alleen, die het langste talmden +en weemoedige gezichten wekten van verleden dingen, van vroeger leven +en eentonig lot. Met een zucht liet hij zich plots achterover vallen en +zag uit natte oogen naar den hemel, waar het licht van een wassend +maantje vloeide, het licht dat hem hinderde nu hij zichzelven begrijpen +wilde. Hij wendde zijn hoofd naar den boomstam, sloot zijn oogen en lag +uren op de helling van dien berg in droefheid luisterend naar de +zwevende stilte, luisterend in onnoozele verwondering hoe de hemel +<span class="pagenum">[<a id="pb73" href="#pb73" name= +"pb73">73</a>]</span>en de aarde zielloos waren. Van lieverlede vergat +hij waar hij verdriet om had en in zijn gemoed gleed een lieflijke +kalmte. Eindelijk richtte hij zijn hoofd weder op en zat met de armen +gekruist; in de lucht dreven langzaam lichte wolkjes, in de duisternis +der aarde beneden en in de gedaanten der boomen was een heimelijk +levende gloed.</p> +<p>Hij stond op, trad met voorzichtige schreden door de struiken, het +boschje voorbij, telkens stilstaande, en naderde de plek waar Mevena +lag. Toen hij vaag haar lichaam aan zijn voeten onderscheidde bukte hij +behoedzaam neder en kuste haar zeer zachtjes.</p> +<p>Hij stond weêr op—zijn hart klopte snel en hard, en hij +keerde zich om heen te gaan. Maar na twee schreden wendde hij zich +weder om en een zacht geluidje ontsnapte zijn lippen. Even wachtte hij +of zij ontwaken zou—in die pooze genoot hij de schoonheid van +’t oogenblik: een lieftallig vrouwtje, onbewust en ongevoelig, +dat sliep in nachtelijke eenzaamheid, bij haar een man die een wensch +<span class="pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74" name= +"pb74">74</a>]</span>bedwong, daarboven in ’t licht van ’t +maantje de hemel die de toekomst wist... en hij herinnerde zich hoe zij +gisterenavond te paard waren gestegen, en hoe hij geschrokken was door +het voorteeken, het kraaien van een haan in den nacht... Toen keerde +hij terug naar zijn rustplaats achter den boom, en dommelde weldra +lichtkens in.</p> +<p>Bij ’t licht van den ochtend zuchtte hij, dat de nacht +weêr voorbij moest wezen, hij stond op en wekte zijn gezellin. +Zij was opgeruimd door het vooruitzicht dien dag het kamp te bereiken, +haar lachen klonk helder terwijl zij voortdraafden door het groene +land.</p> +<p>Waar de grond moeilijker werd te bestijgen werden zij onverhoeds +door eenige ruiters aangehouden, Saraceenen, die den eenen monnik +herkenden, maar den andere barsch bejegenden. Na de eerste verbazing +over hun vijandige woorden wist Tamalone hen echter te bedaren, en ze +vervolgden hun weg.</p> +<p>Een paar mijlen verder bereikten zij eindelijk het kamp. Uit de +tenten verschenen soldaten, meest oosterlingen, die hen <span class= +"pagenum">[<a id="pb75" href="#pb75" name= +"pb75">75</a>]</span>omringden met dreigende taal en gezichten; zij +grepen de teugels, spraken en vloekten met veel gebaren en riepen om +Walid. Maar Carolus naderde, die hen beval heen te gaan, Tamalone +hartelijk de hand drukte en hem haastig meêvoerde naar de tent. +Mevena, op wie hij geen acht had geslagen, volgde, door de verwonderde +soldaten nagestaard. Vóór de tent stond Walid in een +scharlaken mantel gehuld, met de armen gekruist. Hij verroerde zich +niet, tot de beide monniken vlak voor hem stonden; toen gleed zijn +mantel van zijn schouders, hij breidde de armen uit en zeide kalm:</p> +<p>„Die vrouw mag niet naar binnen.”</p> +<p>De roode Duitscher keerde zich naar Mevena om en keek zwijgend op +haar neder. Er was een oogenblik van gevaarvolle afwachting: voor het +grijze doek der tent de hooge gestalten der twee krijgslieden, kleurig +gekleed, tegenover hen de twee monniken, hand in hand—slechts de +oogen dier vier bewogen in donkere glansen. Er klonk gekreun +daarbinnen, Mevena uitte een zachten kreet en <span class= +"pagenum">[<a id="pb76" href="#pb76" name="pb76">76</a>]</span>toen, +met rood gezwollen gelaat, sprong Tamalone plotseling naar den +oosterling, greep hem bij de keel en wierp hem op den grond. Fluks trok +hij Mevena naar binnen, onder de verbaasde blikken van den brigadier. +<span class="pagenum">[<a id="pb77" href="#pb77" name= +"pb77">77</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch7" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e710" class="main">7</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">Gedurende Tamalone’s afwezigheid was de kapitein +weder bewusteloos en ziek geworden, en aangezien zijne wonden reeds +waren geheeld zagen de krijgslieden in zijn kwaal den invloed van +geheime machten, immers Walid, die uit boeken geleerd had, verklaarde, +dat de betoovering eener vrouw er de schuld van was, en dat wellicht de +lijder bevrijd zou worden indien de oorzaak werd uitgeroeid.</p> +<p>Doch de brigadier vertrouwde, dat de meester wel zijn jonge kracht +zou herwinnen wanneer Tamalone de arts terugkeerde en dat de +aanwezigheid eener vrouw hem vroolijk zou maken. Hij had een +onverschillige minachting voor vrouwen, maar nu het zijn geliefden +vriend gold voelde <span class="pagenum">[<a id="pb78" href="#pb78" +name="pb78">78</a>]</span>hij zich reeds welwillend jegens Mevena door +het vooruitzicht, dat zij hem zou behagen. En Carolus had het +gezag.</p> +<p>Reeds vroeg in den ochtend na haar komst liep Rogier met zijn arm om +haar schouders het kamp uit, maar zijn verliefde blikken zagen de +uitdrukking der oogen van Tamalone en van de soldaten niet, die hem +nakeken. Na de verbazing over de verschijning der vrouw in het kamp, +gaven zij luidruchtig den monnik alle eer voor dit wonderlijk herstel, +Carolus zelfs kuste hem en drukte hem herhaaldelijk de hand. Er gonsde +nu een luchtige blijheid in ’t kamp, de stemmen klonken vrijer en +luider.</p> +<p>Twee mannen waren er, die zwegen en ernstig keken. Tamalone stond +naar den heuveltop te staren waar het paar was verdwenen, toen Walid op +hem toetrad en zeide:</p> +<p>„Gij zijt wijzer dan ik. Het lot moet zijn loop hebben en het +is een dwaas, die het wil weren. Wij kunnen alleen toezien, tot het +einde van de gebeurtenissen.” <span class="pagenum">[<a id="pb79" +href="#pb79" name="pb79">79</a>]</span></p> +<p>De monnik was plots bleek geworden en staarde Walid strak in de +donker glimmende oogen; toen antwoordde hij met luchtig gebaar:</p> +<p>„Het lot heeft altijd zijn loop, man. Laat het maar gaan en +denk aan wat anders. Als zij niet toevallig van hem hield—, maar +we moeten het niet anders willen, al wenschen wij het nog zoo +gaarne.”</p> +<p>„Dat is waar.”</p> +<p>Van dit oogenblik bestond er tusschen deze twee mannen +onuitgesproken genegenheid.</p> +<p>Door struiken en over bergsteenen, verre van het kamp en steeds +stijgend liepen dien klaren morgen Rogier en zijn geliefde, dicht aan +elkaêr; er was een weeke glans in zijn oogen, zijn lippen stonden +in <span class="corr" id="xd20e735" title= +"Bron: geduririgen">gedurigen</span> glimlach en hij praatte veel, nu +vertellend of vragend, dan zacht en innig een woord van verteedering +zeggend. En Mevena, naast hem in zijn omarming, hield zijn hand en +staarde voortdurend hem aan met groote oogen, donker van ernstig +onnoozelen gloed. Zij luisterde naar alles wat hij zeide met +bewegelijke aandacht <span class="pagenum">[<a id="pb80" href="#pb80" +name="pb80">80</a>]</span>hem gansch toegewijd, en een milde tinteling +van zomerwarmte op haar gelaat deed haar gewaar worden, dat de jonge +dag waar zij in gingen vol was van weelde en komend geluk.</p> +<p>Toen zij eenige uren waren gegaan zetten zij zich neder aan den voet +van een ruwen heuvel. Hij sprak nog een wijle van hun geluk, dat eeuwig +zou duren, en van hun leven op zijn kasteel waar hij haar heen zou +voeren. Dan zwegen zij beiden en terwijl zij elkander aanzagen van zeer +nabij kleurden zachtkens hunne wangen van ontbloeiend genot, dat hen +kussen deed, en streelen en kozen in verwarring, tot zij moede waren en +zich nederleiden in het stovende zonlicht hoog in den hemel +schijnend.</p> +<p>Rogier voelde zich slaperig en dommelde in met zijn hoofd in +Mevena’s schoot. En eerst toen hij rustig ademde kon zij hare +oogen van hem wenden en naar het verschiet der bergen staren, zich +zachtkens verbazend hoe zij daar in de zonnige eenzaamheid vol dwalende +geuren bij den geliefde zat die haar zoo vreemd was, dat zijn gelaat, +<span class="pagenum">[<a id="pb81" href="#pb81" name= +"pb81">81</a>]</span>nu zij er naar zag, haar gansch nieuw was en +anders dan zij gedacht had—, terwijl haar vader en broeders, in +haar verbeelding lief en welbekend in hun dagelijkschen gang bewegend, +zoo verre waren of zij hen nimmer meer zou zien. Even voelde zij +verdriet in zich rijzen, doch even slechts, want het zware hoofd in +haar schoot was zoo lieflijk onschuldig, dat zij zeker geloofde aan een +spoedige verzoening tusschen haar verwanten en hem met wien haar leven +nu verder zou gaan.</p> +<p>En zij bedacht dat hij gesproken had van rustige dagen op het slot, +ongestoord door oorlogsangsten, wanneer hij den heidenkeizer niet meer +dienen zoude. Vluchtige beelden van toekomst verschenen en gleden +weêr heen, zij zag zich zelve en Rogier in blijde houding en +kleurige kleedij in een ruim kasteel. In een zacht verlangen naar dit +liefelijk leven vouwde zij de handen boven zijn hoofd en fluisterde de +Moedermaagd aan, dat zij den geliefde zegenen mocht en behoeden. Dan na +innerlijke stilte, herinnerde zij zich wat zij verlaten had en bad voor +haar <span class="pagenum">[<a id="pb82" href="#pb82" name= +"pb82">82</a>]</span>vader, broeders en zusters; zij voelde zich +wonderlijk blijde in het vertrouwen, dat de goede Maagd haar verhooren +zoude. Zij merkte de gestalte van den monnik niet, die uit zijn +schuilplaats over de heuvelglooiing omzichtig wegsloop, met blozend, +neêrgebogen gelaat.</p> +<p>De oogen weêr neêrslaande zag Mevena twee witte vlinders +rondom haar dwarrelen, waarvan er één zich lichtkens op +haar mouw zette en langzaam hare hand opkroop. Rogier opende toen de +oogen en zag het kleine gelaat over hem gebogen in aanvalligen glans +van vreugde.</p> +<p>Hij richtte zich op en vroeg of zij gelukkig was; de vlindertjes +fladderden verder, en terwijl zij hen nazag in den prachtigen dag +vertelde zij waaraan zij gedacht had. Rogier hield zich in, luisterend +in bekoring. Maar plotseling klemde hij haar sterk aan zijn borst en +zwoer in diepgesproken woorden, met de zekerheid van een beraden man, +dat hij alles doen zou wat zij verlangde: hij zou het leger verlaten en +op het slot blijven wonen, naar niets anders strevend voortaan dan dien +schoonen glimlach <span class="pagenum">[<a id="pb83" href="#pb83" +name="pb83">83</a>]</span>op haar gelaat te bewaren. En hij kuste en +kuste haar betraande oogen en lachenden mond, kuste haar tot ze +plotseling zijn handen vouwde en de hare daarover, en hardop begon te +bidden.</p> +<p>In haar knielende houding, met de oogen naar boven gericht, was zij +hem eensklaps zeer vreemd, en rustig maar met een onbekend gevoel van +berouw beschouwde hij haar en zweeg. Toen zij geëindigd had waren +haar oogen vol verwonderde vragen, zij durfde nochtans niet spreken en +wendde haar blikken naar de kim der bergen. Het was of iemand hen was +komen storen en zwijgen deed over de lentsche blijdschap van +daarstraks. Rogier sprak het eerst en zeide kalm, dat het geloof der +kerken hem reeds lang had verlaten, maar inniger dan het hoogste geloof +was de liefde welke hij haar toedroeg, en hij wilde zich gansch aan +haar wijden, die hem liever was dan alle de heiligen—, hij sprak +nog meer over de kerk en den keizer en het recht der edelen, dingen die +zij niet begreep, maar het geluid zijner stem was zoo ernstig, zoo diep +en roerend, <span class="pagenum">[<a id="pb84" href="#pb84" name= +"pb84">84</a>]</span>dat zij zijn woorden niet hoorde, en die +blijdschap van daareven herkreeg, echter een vollere thans, die haar +gemoed deed zwellen van rustigheid, en met een glimlach genoot zij de +geurigheid der frissche lucht en den klank zijner woorden. Tegen zijn +schouder geleund, luisterend, liep zij met kleine pasjes naast hem of +sprong den afstand tusschen twee steenen, dien hij in eenen stap deed, +en zijn stem, het eenig geluid in dit wijde land van licht en bergen, +klonk haar onwezenlijk of zij een verhaal hoorde dat zij van buiten +kende.</p> +<p>Zij keerden terug in het kamp, en tegenover elkander zittend voor de +tent aten zij samen, met zachte woorden, uit éénen +disch<span class="corr" id="xd20e763" title="Niet in bron">.</span></p> +<p>Ook de soldaten, verspreid op den grond, aten onder vroolijk +gepraat, maar hun uitroepen waren getemperd; zij waren vriendelijk met +elkander, en schoon geen hunner over hen sprak, richtten aller +gedachten en soms de oogen steelsgewijze zich naar het minlustige +lachende paar.</p> +<p>In den middag, terwijl Mevena in zijne tent lag om voor de zon te +schuilen, ging Rogier bij zijn soldaten staan en sprak <span class= +"pagenum">[<a id="pb85" href="#pb85" name="pb85">85</a>]</span>over het +vooruitzicht het kamp op te breken en naar Padua te gaan. Dit nieuws +bracht beweging, want de langdurige werkeloosheid had reeds bij +menigeen de gedachte gewekt om den dienst te ontvluchten. De mannen +liepen nu druk door elkander, pratend en roepend. Slechts de groote +brigadier stond rustig te kijken naar zijn meester, die achterover lag, +het matte gelaat in de hand geleund, en hij voelde zich goedig +verteederd door de vermoeide oogen en de ijlheid der trekken van den +man, die pijn had geleden. Wat zijn verstand niet had kunnen begrijpen +werd Carolus nu eensklaps klaar door het inzicht van zijn liefde voor +Rogier, een liefde die hij steeds als blijdschap van ’t oogenblik +ondergaan had, doch welke nimmer eenig nadenken had verwekt. Het +zwakkere uiterlijk van den jongen man, nog kort geleden bruin en hard +gespierd, die geen andere lust had dan vechten, dan de woede van oorlog +en vernieling, deed hem nu zeker weten, dat het niet slechts de +krankheid dier enkele dagen kon wezen waar Rogier <span class= +"pagenum">[<a id="pb86" href="#pb86" name="pb86">86</a>]</span>door +kwijnde. Nu vreesde Carolus, dat er iets anders in het hart van zijn +vriend was gekomen, een liefde waarvan hij wel als een vreemd ding had +hooren verhalen, dat zij de mannen redeloos maakt zoo zij onvoldaan +blijft. Hij had er nooit zoo over gedacht, maar wenschte, dat hij het +eerder had geweten, opdat hij aanstonds de vrouw had kunnen halen. Doch +tegelijkertijd ook zag hij, dat Rogier niet meer de zelfde krijgsman +was, nu zijn hart van smachten week was. En dit bedroefde hem.</p> +<p>Carolus had zich over veel te verwonderen dien dag nu zijn gepeinzen +hem steeds nieuws openbaarden, en hij zonderde zich van de anderen af. +Tegen den avond naderde hij bescheiden Rogier en Mevena, die ver van de +soldaten in de schemering fluisterden. Eerst kon hij geen woorden +vinden toen hem gevraagd werd wat hij te zeggen had, maar dan sprak +hij:</p> +<p>„Wat gaan wij doen wanneer wij in Padua zijn? gij blijft toch +voor den keizer?”</p> +<p>Rogier maakte een gebaar van ongeduld, maar antwoordde niet. Dan +sprak de brigadier weder met iets smeekends in zijn stem: <span class= +"pagenum">[<a id="pb87" href="#pb87" name="pb87">87</a>]</span></p> +<p>„Ach man, er wacht u zooveel geluk. De keizer kan geen beter +aanvoerder vinden wanneer gij ouder zijt en zal u zeker hertog maken. +En dan, gij zoudt immers nooit vrede hebben in dit land van +verraders....”</p> +<p>„Wij zullen morgen wel praten, laat ons nu alleen.”</p> +<p>„Maar gij moogt morgen nog niet weg, gij zijt nog niet sterk +genoeg. Hij moet nog minstens een week rusten,” zeide hij tot +Mevena.</p> +<p>Hij wilde nog spreken, doch het gebaar dat hij altoos gehoorzaamde +deed hem omkeeren en zich verwijderen. Rogier had hem niet geantwoord, +maar hij had het wel gezien, dat hij onder die bekoring was, die +dwaasheden doet begaan. Het was een treurige dag voor den brigadier, +zijn liefste verwachtingen vloden heen.</p> +<p>Weemoedig liep hij ver in den stillen schemeravond en beklom met +moeizamen gang een hoogen berg. Wolkdampen stegen uit de diepte beneden +en dreven boven het dal, er was een zwijgende droefheid over de bergen +rondom, die in den schemer rezen waardig van berusting. <span class= +"pagenum">[<a id="pb88" href="#pb88" name="pb88">88</a>]</span></p> +<p>Voor den roem en het geluk van Rogier had hij jaren gevochten, hij +had gehoopt door zijn trouw en zijn dienst de hoogste glorie voor hem +te behalen. Dit was zijn eenige eerzucht, zijn eenige begeerte, het +eenige waar hij ooit aan dacht. Jaren lang reeds had Carolus den buit, +dien hij met wapenen nam, goud en kostbaarheden, naar Venetië ter +bewaring gezonden, om later Rogier in staat te stellen tot hertog +verheven te worden en in een prachtig hof te leven zooals de grooten +van Lombardije. Die glorie, door zijn hulp verkregen, zou gansch de +zijne zijn. En terwijl hij gestadig de rijkdommen zamelde bleef hij +steeds in de nabijheid van zijn vriend, om hem te bewaken voor de +gehate paapschen en met hem te strijden voor het doel.</p> +<p>Nu was er een vrouw gekomen, een nietige vrouw, die alles +verwoestte... Carolus stond stil, zag naar de diepte beneden waar een +vuurtje brandde, en loosde een zucht, een vaarwel aan de hoop zooveel +jaren geliefkoosd, er waren tranen in zijn oogen. En door de warmte der +tranen <span class="pagenum">[<a id="pb89" href="#pb89" name= +"pb89">89</a>]</span>zag hij heel goed, hoewel ’t hem een raadsel +was waarom ’t zóó wezen moest: dat het eenige dat +de eenvoudigheid van zijn hart ooit vervuld had hem thans verlaten +ging. Hij voelde, dat hij niet jong meer was en dat voor een man van +zijn leeftijd de komende jaren korter zijn dan die van ’t +verleden...</p> +<p>Dichtbij zich hoorde hij gedempt stemmengerucht en toen hij zocht +zag hij Walid en den broeder, die op een steen zaten met de oogen naar +den hemel gericht. Hij ging naar hen toe, zette zich bij hen neder, +doch zij zwegen nu beiden. Eindelijk klonk in de stilte de diepe, +langzame stem van Walid:</p> +<p>„Is de meester in zijn tent nu met de vrouw?”</p> +<p>„Ja,” antwoordde de brigadier, en zij zwegen weder.</p> +<p>Een flauwe zwoelte waarde in den donker, slechts de ademhaling dier +drie was hoorbaar. Tamalone zag plotseling hoe vreemd het was, dat drie +mannen uit verschillende streken der wereld hier op den hoogen berg te +zamen zaten, peinzend <span class="pagenum">[<a id="pb90" href="#pb90" +name="pb90">90</a>]</span>waar hun het lot zou leiden en wat +één zelfde teedere vrouw in hun leven beduiden mocht. Hij +keek naar zijn gezellen en zeide met een kort lachje, dat op een snik +geleek:</p> +<p>„Waarom zouden wij zoo stil zijn nu wij aan Rogier +denken?”</p> +<p>„Hij is gelukkig,” antwoordde Carolus in zwaar +geluid.</p> +<p>De monnik haalde de schouders op en Walid bleef naar de koele +starren zien.</p> +<p>En terwijl deze mannen in den nacht zwijgend op den kouden steen +zaten en ieder in zijn eigen gedachten twijfelde aan het geluk, dat een +jong meisje in het kamp had gebracht, waren Rogier en Mevena in +elkanders armen gelukkig en de duisternis der tent, omringd door vele +andere vol slapende mannen, was hun heerlijkheid van nieuwgewonnen +weelde.</p> +<p>Zij waren gelukkig en op hun wandelingen door de luchtige bergen, +bij hun kozen in den vertrouwelijken avond vergaten zij de dagen, die +kwamen en gingen, en vergaten het slot waar zij heen zouden gaan. +<span class="pagenum">[<a id="pb91" href="#pb91" name= +"pb91">91</a>]</span></p> +<p>Toen zij op een middag vermoeid terug keerden vonden zij het kamp in +wanorde. Eenige soldaten hadden een bode van den keizer ontmoet, die +brieven had voor de edelen in ’t noorden... Het leger was +overwinnend, de Florentijnen hadden zich met den vorst verbonden, de +steden vielen de een na de ander. Doch de vijand vergaderde een talrijk +heir, er dwaalden sluipmoordenaars door ’t gansche land. De +keizer, verbitterd door de verraderlijkheid zijns tegenstanders, had +besloten een grooten veldtocht te gaan en ontbood al zijn aanvoerders; +Romano, Dovera en Pelavicino vochten zich met geweld reeds een +doortocht in ’t noorden.</p> +<p>Rogier, met een blos van verrassing, bleef lang verdiept in den +uitvoerigen brief, terwijl de anderen, en op eenigen afstand de jonge +vrouw, aandachtig hem gadesloegen. Eindelijk zag hij op met een klaren +gloed in de oogen en zeide:</p> +<p>„Carlo, pak de tenten. Wij gaan heen.”</p> +<p>De brigadier, eerst verrast, stapte haastig naar de soldaten, die +weldra druk in de weer waren. <span class="pagenum">[<a id="pb92" href= +"#pb92" name="pb92">92</a>]</span></p> +<p>Intusschen leidde Rogier het meisje aan de eene en den monnik aan +zijn andere zijde met zich buiten de drukte. Toen hij stil stond sprak +hij zeer lang, met zijn gelaat naar Tamalone gewend terwijl hij op +’t meisje geen acht sloeg, om te verklaren hoe hij zich eerst had +voorgenomen om nimmer meer in den oorlog te gaan en haar naar Siremonte +te brengen, zijn slot: doch dat hij thans den keizer niet verlaten +mocht nu er een groote tocht op handen was—hij voelde, dat hij +niet kón, het genot van den oorlog danste al in zijn oogen. Dan +nam hij Mevena in zijn armen, troostte en kuste haar, en beloofde reeds +over twee maanden terug te zijn op ’t kasteel. Zij liet zich +zwijgend kussen met gebogen hoofd en de groote oogleden gesloten. En +terwijl hij haar liefkoosde vroeg hij Tamalone, die toezag, of hij haar +wilde beschermen en naar Siremonte voeren.</p> +<p>„Ik?...” riep de monnik luid, met een plotseling gebaar +en wijde oogen.</p> +<p>Rogier had op hem vertrouwd als zijn besten vriend en smeekte hem +zijn schat te bewaren. Een wijle later glimlachte <span class= +"pagenum">[<a id="pb93" href="#pb93" name="pb93">93</a>]</span>Tamalone +weder en staarde hem na, die in verliefden afscheidsweemoed het meisje +naar de tent geleidde. Toen zij daar binnen verdwenen waren kruiste hij +de armen en liep bedaard naar waar de soldaten zingend en jolend hun +toebereidselen maakten. De brigadier zeide opgewonden:</p> +<p>„Nu zullen wij onzen keizer weêr zien.”</p> +<p>„Neen, ik niet; ik blijf achter bij Mevena. De kapitein neemt +haar niet meê.”</p> +<p>„Wat, blijft zij hier?... Maar dan zijn we gered, +man!”</p> +<p>Carolus vloekte en liep snel door het gewoel om Walid de goede +tijding te brengen.</p> +<p>Toen de hemel zwak begon te worden waren alle tenten gepakt en +stonden de krijgslieden gereed, wachtend op hun aanvoerder, die met den +monnik liep te praten, terwijl Mevena, zwijgend en naar den grond +ziende, in zijn arm leunde. Carolus sloeg het afscheid aandachtig gade; +hij zag zijn meester, die schreide, telkens en telkens weêr de +vrouw kussen en aan zijn borst drukken, dan eensklaps den monnik +omarmen, die naar achter week, toen omkeeren <span class= +"pagenum">[<a id="pb94" href="#pb94" name="pb94">94</a>]</span>en fluks +naderen. Het was of plotseling alle soldaten tegelijk spraken, de +klaroen schetterde haastig in ’t late uur, de paarden +trappelden.</p> +<p>De hoofdlieden reden achteraan en beiden keken voortdurend naar de +twee figuren om, die dicht bij elkander stonden in ’t bleeke +namiddaglicht. Mevena, rechtop, hield haar eene hand op den schouder +van Tamalone, die met de armen gekruist stond. Hun verwonderlijk lange +schaduwen, kronkelend over den heuvelgrond, liepen aan het einde +inéén in het duister van een struikgewas. <span class= +"pagenum">[<a id="pb95" href="#pb95" name="pb95">95</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch8" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e855" class="main">8</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">De ruiters waren reeds verdwenen en het laatste +trompetgeluid verging in de verte toen Mevena rondom zich naar de +verlatenheid der bergen zag en nederig, zachtjes zeide:</p> +<p>„Ik heb gezondigd tegen mijn vader, messer; gelooft gij dat de +heilige Moeder mij vergeven zal?”</p> +<p>Tamalone, uit zijn mijmering opziende, knikte goedhartig zijn +hoofd.</p> +<p>„Zou ik verhoord worden als ik bid voor Rogier? en wilt gij +ook voor hem bidden?”</p> +<p>Hij spreidde zijn armen wijd in de hoogte—Mevena kon zijn +oogen niet onderscheiden, maar zij voelde de aanwezigheid van een +zwaarkloppend hart. <span class="pagenum">[<a id="pb96" href="#pb96" +name="pb96">96</a>]</span></p> +<p>„Ja, laten wij samen bidden.”</p> +<p>En beiden knielden op de heuvelhelling, vouwden de handen en +smeekten om bescherming voor Rogier in den oorlog; de monnik, terwijl +hij de woorden uitsprak, verbaasd over wat hij deed: terwille eener +lieve vrouw den hemel aanroepen voor een tegen wien hij zijn woede +slechts een korte wijl te voren bedwongen had. Het bedrog ergerde hem, +een oogenblik slechts, want toen hij opstond, had hij die verheven +onverschilligheid weder, die slechts weinigen kennen en die beminnelijk +glimlachen doet om eigen zonde.</p> +<p>„We moeten morgen vroeg op weg,” zeide hij: „ik +zal u de pij weêr geven en ga dan slapen. Dáár is +het zacht, onder dien boom.”</p> +<p>Bedaard en zorgvuldig spreidde hij de twee wollen zadels op den +grond, die glad was van dennenaalden, en wachtte tot zij nederlag en +zich in de pij had gewikkeld. Dan drentelde hij heen, zachtjes een +deuntje sissend, en leide zich eveneens te ruste.</p> +<p>In den nacht ontwaakte hij met schrik uit loomen slaap en zag den +hemel rijk <span class="pagenum">[<a id="pb97" href="#pb97" name= +"pb97">97</a>]</span>met klare starren versierd—er waren er +zóóvele als hij nog nooit had gezien, de duisternis over +de bergen had er een mistige schittering van, gelijk van bedroefde +oogen. Tamalone begreep niet wat hem had wakker gemaakt in een stemming +van genot en ontzag en wat hem op dit oogenblik denken deed aan zijn +jongelingsjaren—hij zag zeer helder een winteravond met sneeuw +geruchtloos warrelend tusschen de gesloten huizen, toen hij zijn ouders +verlaten had, die bij de schouw zaten waar het vuur hoog in vlamde. En +hij hoorde koraalgezang in zijn gemoed.</p> +<p>Herinnering vloot door zijn ziel nu, gelijk een oud wijsje van stil +teêrhartig snarenspel, bescheiden, doch met een doordringende +bekoring waar hij zich geheel aan overgaf. Over alle herdenken echter +steeg telkenmale een verheugde verwondering waarom de nacht +zóó schoon was, nu hij als eenzaam vreemdeling zat bij de +vrouw, die hem zeer lief was. De wereld rondom deed zich op als een +uitgestrekt duister land vol drukke mannen en vrouwen, in de stille +bergen waar de starren <span class="pagenum">[<a id="pb98" href="#pb98" +name="pb98">98</a>]</span>schenen, waakte een zwerver bescheiden +aandachtig bij een lieve slaapster. De luisterrijke nacht was +wonderlijk bezield, hij rilde van koude en wist, dat het oogenblik +vergankelijk was.</p> +<p>De hemel van flonkrend gesprankel was zeer laag gedaald, in de +brooze stilte hoorde hij het bonzen van zijn hart. Menigmaal reeds had +hij op oogenblikken wanneer de wereld voor hem vol was van groote +gebeurlijkheden met diepe vroomheid berust in wat de tijd hem geven +zoude en ook thans weêr genoot hij in die berusting. Wel slopen +bedriegelijk gedachten, uit sluwe ondervinding gesproten, dat hij, die +zich tot wanhoop veroordeeld weet en die niets te verliezen heeft dan +het licht der zon, de macht heeft vele menschen te dwingen ten eigen +baat, immers wie sterven wil kan beschikken over het leven van den +koning; dat hij zich zelven niet begrijpende ook zijn lot niet kennen +kon,—en dat er velen gelukkig werden die sterk genoeg waren om +waarlijk te lijden en met daden te streven naar wat zij begeerden. Doch +zijn hart bleef koel in de onwrikbare <span class="pagenum">[<a id= +"pb99" href="#pb99" name="pb99">99</a>]</span>zekerheid, dat slechts +het onverwachte schoon is en het ontvangen waard. De slapende vrouw +daarginder beminde hem niet; hij had genoeg beleefd van vrouwen, die +hij met opzet tot liefde behaagd had. Hij verkoos zijn hart +onuitgesproken te laten met de dwalende hoop, dat het toeval, het +heerlijk toeval, dat hij aanbad, Mevena’s gelaat met lieven glans +tot hem mocht keeren.</p> +<p>Bij den dageraad nog lag hij, het hoofd in de hand geleund, in +grillig gemijmer over zijn verleden. In zachtzinnig berouw en zedigheid +dacht hij aan vervlogen mogelijkheden, aan vrouwen, die hem bemind +hadden, of zij zich hem nog herinnerden.</p> +<p>Het hoofd naar den denneboom keerend zag hij in den schemer daar +beneden iets licht bewegen. Toen bezon hij zich, dat zij vroeg op reis +zouden en stond op. De verschoten hemel was wijkend alom met zijn bloei +van kwijnende starren; hier en daar dreven trage dampen over de +bergtoppen, waarvan er sommige reeds in dauwig morgenlicht schenen. +<span class="pagenum">[<a id="pb100" href="#pb100" name= +"pb100">100</a>]</span></p> +<p>Tamalone zette zich aan het werk om vuur te maken en terwijl hij op +zijn knieën over een stapeltje hout boog ontwaarde hij Mevena, die +geruischloos bij hem stond. Zij glimlachte toen hij haar aankeek, en +knikte. Achter haar zag hij door de wiegelende kruinen der boomen en +over de glooiingen der bergen den gloed van den ochtend, en hij kreeg +plotseling een gevoel, dat zijn leven een keer ging nemen.</p> +<p>Mevena kwam dichter bij, haar zachte stem was het eerste geluid van +den dag.</p> +<p>„Ik ga niet naar Siremonte. Ik zou nooit kunnen slapen door de +gedachte, dat hij in ’t gevecht is—ik moet dichtbij hem +zijn. Waar is hij heengegaan? Wilt ge mij naar hem toe brengen of als +dat niet kan naar een stad niet ver van het leger? De reis zal mij niet +vermoeien. Ik zal u niets meer vragen, maar breng mij dicht bij +Rogier... o ge weet niet hoe blij ik zal zijn.”</p> +<p>Even zweeg ze, maar hernam met smeekende liefheid:</p> +<p>„Wilt ge dat doen, messer Tamalone?”</p> +<p>De klank waarmede zij zijn naam sprak <span class="pagenum">[<a id= +"pb101" href="#pb101" name="pb101">101</a>]</span>gaf hem onverwachte +vreugde, hij wenschte dat zij dien nog eens noemde.</p> +<p>„De keizer is in Toscane,” antwoordde hij; „bijna +alle steden daar zijn gevaarlijk voor u. Maar ge hebt gelijk, het zou +dwaas zijn een lange reis naar Siremonte te doen, het kasteel ligt +misschien al in puin, want uw vader is daar natuurlijk het eerst gegaan +om u te zoeken. Wij moeten naar een veilige stad, een goede stad waar +men u niet kent. Pisa, wilt gij naar Pisa gaan?”</p> +<p>„Is dat dicht bij Rogier?”</p> +<p>„De troepen van den keizer en hun bondgenooten zijn daar in +het land. Het is wel drie dagen van hier, maar wij zullen rusten +onderweg.”</p> +<p>„Neen, neen, drie dagen is niet lang, als we alleen ’s +nachts rusten zullen we er eerder zijn. En ik zal daar ten minste +tijdingen hooren. O, wat zijt ge goed, heer broeder,” zeide ze +terwijl ze plots zijn hand vatte en die lichtkens kuste.</p> +<p>Hij trok zijn hand terug, boog met een tintelenden gloed op het +gelaat over het hout en begon hard het smeulende vuur aan te blazen. In +den rook, die toen opsteeg <span class="pagenum">[<a id="pb102" href= +"#pb102" name="pb102">102</a>]</span>zag zij, dat hij tranen in de +oogen kreeg en naast hem neder hurkend, met haar hand op zijn schouder, +zeide zij lachend:</p> +<p>„Laat mij het aanmaken, gij doet zoo veel....”</p> +<p>„Dan zal ik water gaan halen en de paarden zadelen. We moeten +vroeg gaan.”</p> +<p>De lucht was nog koel toen zij vertrokken, rijdend in de sporen, die +gisteravond Rogier en zijn ruiters hadden gemaakt. Uren lang daalden +hun paarden met voorzichtige pooten over gesteenten stappend de bergen +af en hield het moeilijk rijden hun aandacht. Toen zij eindelijk aan +een smal wegje kwamen aan beide zijden met heesters begroeid, zagen zij +de hoefsporen, waarnaar zij zich tot dusver hadden gericht, naar het +zuiden gekeerd; doch de monnik achtte het raadzaam recht door te gaan, +door een heuvelland welig van jong olijfgewas, dat in tallooze +bladertjes het zonlicht dartelen deed.</p> +<p>Mevena, kruiselings in het zadel, reed een halve lengte +vóór, zoodat Tamalone voortdurend naar haar kon kijken +zonder <span class="pagenum">[<a id="pb103" href="#pb103" name= +"pb103">103</a>]</span>haar oogen te ontmoeten. Onder haar pij zag hij +een tenger been in groene kous tegen den flank van het paard, en onder +haar schouders den kap die geregeld schokte op den smallen rug. Als hij +zich oprichtte ontwaarde hij alom in zachtbewogen windgewarrel een +eindelooze bladerenmenigte, die geen gezichteinder had dan de zonnig +blauwe lucht. De eenzaamheid was hier grooter dan in de bergen. Hij +voelde een neiging om niet verder te gaan, om stil te houden en in +’t zwellend genot van ’t oogenblik die lieve vrouw +vóór hem aanbiddend te streelen. Maar hij lachte even, +licht verbaasd hoe in de eenzaamheid menschen elkander vertrouwen +konden, en klopte den hals van zijn paard.</p> +<p>Laat hielden zij stil bij eenige boomen, waar zij karresporen zagen. +Zij besloten hier af te stijgen en onder de bloote lucht te +overnachten. Voor hun eten gingen zij kastanjes zoeken, te zamen, want +Mevena wilde haar deel hebben in de bezigheden. Ondanks hare +vermoeidheid was zij zoo luidruchtig vroolijk, dat Tamalone zich +telkens uit de bukkende houding oprichtte, <span class= +"pagenum">[<a id="pb104" href="#pb104" name= +"pb104">104</a>]</span>wanneer haar milde stem in de schemering van het +gebladerte hem schertsend iets toeriep. De lucht scheen hem zachter +hier dan in de bergen, er was een onnoemelijke behagelijkheid in dit +lichtloos uur van den dag, in den geur van molmend hout, in het +geritsel der dorre blâren die Mevena met den voet wegschoof, en +luchthartig antwoordde hij haar geroep, zoodat het oud geboomte +weerklonk van lachend hoog en diep geluid om beurt.</p> +<p>Dan roosterden zij te zamen de kastanjes en Mevena, die lustig werd +van het nieuwe leven onder den hemel, sprak gedurig met onverwachte +guitigheid, lachte en vertelde van haar meisjesleven, zoodat ten leste +Tamalone in zoete verrukking zweeg en luisterde, vergetend dat zij hem +niet beminde.</p> +<p>Toen zij te slapen gegaan was zat hij kalm alleen; hij hoorde het +geluid harer jonge stem nog, doch in zijn hart ontloken weemoedige +gevoelens weder, het geruisch van de bladeren en de stille starren +herinnerden hem, dat hij evenzoo waakte gelijk den nacht te voren. Hij +lei zich neder bij het smeulende hout en wachtte <span class= +"pagenum">[<a id="pb105" href="#pb105" name="pb105">105</a>]</span>op +den slaap, zijn oogen bleven echter open en zagen de starren +vermeerderen. De dauw begon over den grond te dampen, slechts het +geruisch van de bladeren der populieren wilde de fluisterende +eenzaamheid niet verlaten en de duisternis duurde langen, langen +tijd.</p> +<p>Eindelijk verbleekte de lucht weêr, de planeten hadden hun +reis volbracht. Tamalone, die roerloos gelegen had, stond op om zijn +leden te bewegen en het vuur weder aan te blazen.</p> +<p>Dien dag was Mevena weêr blijgezind, zij zong zelfs liedjes nu +en de monnik, naast haar rijdende, luisterde met bestendigen glimlach +of zong, daar zij er om vroeg, op zijne beurt ouderwetsche melodijen, +die hij van vroeger nog wist. Zij was verrast en lachte veel. Tamalone, +die bespeurde, dat hij haar lang aan kon zien wanneer zij in +vroolijkheid gemeenzaam was, praatte aanhoudend en bij zijn +gemoedelijke verhalen begon zij te zien, dat hij veel beminnelijker was +dan zij te voren dacht. De naam van Rogier werd dien dag niet genoemd. +<span class="pagenum">[<a id="pb106" href="#pb106" name= +"pb106">106</a>]</span></p> +<p>Zij stegen zeer vermoeid bij een groen korenveld af, waar Mevena +ging liggen in een paadje tusschen twee akkers. Ook de klerk sliep +weldra. Doch toen hij wakker werd in den nacht was het een vale +duisternis en hij kon het meisje niet zien. Hij hoorde niets ofschoon +hij meende dicht bij ingeslapen te zijn. En nu hij ongerust werd sprong +hij op, liep op den tast in de richting waar hij dacht dat zij was, tot +hij eindelijk weêr haar lichten adem hoorde. Toen liep hij eenige +passen terug en lei zich weêr neêr om te slapen.</p> +<p>Des morgens opende hij zijn oogen en ontwaarde schier naast hem +Mevena in zittende houding, alsof ook zij juist was ontwaakt. Haar +gelaat, dat zeer bleek was, glimlachte.</p> +<p>„Wij zijn laat,” zeide ze.</p> +<p>Tamalone bloosde en stond bedremmeld op.</p> +<p>In blakende zonnewarmte reden zij zwijgend naast elkander den derden +dag. Mevena dacht aan den minnaar en aan de naderende stad; de monnik +keek haar dikwijls van ter zijde aan, verontrust over de <span class= +"pagenum">[<a id="pb107" href="#pb107" name= +"pb107">107</a>]</span>bleekheid van haar gezicht. Hij vroeg met lieven +aandrang soms of zij rusten wilde, doch zij antwoordde ongeduldig dat +zij niet moede was, en beiden reden door, het snuiven en kleppen der +goede paarden was het eenig geluid. Uren lang volgden zij den oever van +een diep liggend riviertje den stroom afwaarts, er scheen aan den loop +van het gerimpeld water geen einde te komen, en de dag was vermoeiend +en lang. Bij wijlen zeide zij iets, een onverschillig woord om de +stilte te breken, maar hare stem was buigingloos en Tamalone antwoordde +even kort of met een knik. Slechts de verschijning van een enkel +landman, die eerbiedig groetend langzaam voorbijging, bracht hun +verdwaalde gedachten terug voor een oogenblik; zij wisselden dan eenige +woorden en herhaalden hun afspraak wat zij uit voorzichtigheid doen +zouden in de stad.</p> +<p>Eindelijk, toen zij aan hun rechterhand in de lucht de torens van +een burcht zagen rijzen, begonnen hun paarden moeilijk te stijgen, zij +kwamen in de Pisaansche bergen. Verderop bemerkten zij in de lage +<span class="pagenum">[<a id="pb108" href="#pb108" name= +"pb108">108</a>]</span>verte daken en torens en hier en daar kleine +lichtjes. Mevena reed nu met opgericht lijf, de monnik zag haar oogen +groot en strak geopend, zij had de lippen vastgeklemd; de avondbries, +van regen en zeelucht vochtig, deed de wijde mouwen van haar pij +zachtjes fladderen.</p> +<p>Toen zij de poort bereikten, waar bij een lantaarn twee wachters +soezend zaten te mompelen, was de nacht drukkend van duisternis. Een +der paarden hinnikte helder en luid, van een toren zeer nabij klonk een +zware klok.</p> +<p>In de straten waren de luiken en deuren der huizen gesloten. +Tamalone, die de beide paarden bij de teugels leidde, liep behoedzaam +in den donker zoekend en had zijn aandacht op den hobbeligen weg +gevestigd. Op eens hoorde hij een snik en een val, Mevena’s paard +stond stil. Met een kreet bukte hij neder tusschen de pooten, hij wilde +schreeuwen, maar sloot dadelijk zijn lippen weder. Bevend zorgvuldig +nam hij haar lichaam in zijn arm, aan den andere leidde hij de dieren +voort. De duisternis was loom en stil, <span class="pagenum">[<a id= +"pb109" href="#pb109" name="pb109">109</a>]</span>slechts een +venstertje, dat geopend werd, knerste.</p> +<p>Aan de rivier voor een laag huisje bleef hij staan; hij klopte aan +de deur en terwijl hij wachtte hoorde hij het stroomende water klotsen +tegen den wal. Een man met een lamp deed open en zeide:</p> +<p>„Ohé!”</p> +<p>„Houd de paarden vast, ik heb hier een zieke. Geef mij de +lamp, dan kan ik naar boven gaan, gauw.”</p> +<p>Langs een nauwe trap droeg hij Mevena in een vertrekje, met houten +wanden en een hellende zoldering; daar legde hij haar neder op wat +stroo in den hoek en zette het licht op den vloer. Hij ging snel heen +en kwam snel weêr terug met wijn en brood. Toen hij haar +voorhoofd, waar een streepje bloed op lag, gewasschen had herkreeg zij +haar bewustzijn en glimlachte en bij dien glimlach zuchtte hij +diep.</p> +<p>In een kamer beneden werd gepraat. Zij trachtte zich op te richten, +doch daar dit haar pijn deed lei zij haar hoofdje gelaten weêr +neêr en nam Tamalones hand. Zich voorover buigend gaf hij haar te +<span class="pagenum">[<a id="pb110" href="#pb110" name= +"pb110">110</a>]</span>drinken uit een kroes—de een noch de ander +had een enkel woord gesproken, maar bij ’t rossig licht, terwijl +zij dronk, zag hij in haar oogen die tot hem opgericht waren een glans +van verwonderde innigheid en hij had een meewarig gevoel, dat dit +meisje even eenzaam was op de wereld als hij zelf en geen ander +verzorger had dan hem.</p> +<p>Na een wijle liet hij haar in donker alleen. Beneden werd de deur +eener kamer voor hem geopend, waar bij een walmende pit drie mannen aan +een tafel zaten te spelen, landgenooten, die hem met nieuwsgierige +blikken begroetten. Hij lachte gemoedelijk, zette zich bij hen aan de +tafel, ledigde een grooten beker bier en, terwijl hij de kaarten opnam +die hem toegedeeld waren, begon hij zijn wederwaardigheden te +vertellen, echter zonder van zijn geheime gedachten te spreken. +<span class="pagenum">[<a id="pb111" href="#pb111" name= +"pb111">111</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch9" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e986" class="main">9</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">Het kasteel was op een rots gebouwd, aan den voet door +een groot woud omringd. Onder het geboomte en aan den oever der smalle +rivier oostwaarts lagen de troepen in vier kampen verdeeld, en ofschoon +de herfst al naderde wachtten zij de overgave der belegerden af, want +in het slot werd reeds gebrek geleden.</p> +<p>De afdeeling van Rogier had zich op de helling naar het water +gelegerd, achter een bosschage voor het schiettuig der vijandelijke +wallen beschut.</p> +<p>Het werd al weken, dat iederen ochtend de mannen onder de boomen hun +blikken naar den wachttoren richtten van ’t slot, of er een +teeken was dat de edelen daarbinnen het opgaven; koude winden begonnen +<span class="pagenum">[<a id="pb112" href="#pb112" name= +"pb112">112</a>]</span>buiig door het woud te gieren, wijl wolken +haastig aan den hemel dreven. De soldaten werden ongeduldig en de +aanvoerders verveelden zich.</p> +<p>Rogier liep soms uren doelloos om, langs het stroompje naar het +gehucht, of aan den anderen oever waar een holle weg door dichte +bosschen steeg. Het was altoos halfdonker in dien weg, de boomen aan de +banken groeiden hoog naar boven waar hun takken samen warden en hun +stammen waren beneden verborgen in duisteren groei van struiken. Hier +wandelde hij dikwijls heen en dacht aan Mevena en aan zijn goeden +vriend den monnik.</p> +<p>Eens toen hij dien weg besteeg bemerkte hij, dat het zeer donker +werd, doch zich omkeerende zag hij beneden in de opening van het loof +nog het daglicht. Hij stond een wijle stil. Door het kletterend +geruisch hoog boven hem begreep hij, dat er een zware regen viel. +Terwijl hij gedachteloos luisterde werd zijn aandacht getrokken door +een gerucht van hijgen, een vrouw kwam haastig den weg afdalen. Dicht +bij <span class="pagenum">[<a id="pb113" href="#pb113" name= +"pb113">113</a>]</span>hem stond zij eensklaps stil. Hij boog zich naar +voren om haar gelaat te zien, zij schrok, week achteruit en ijlde +gillend in het schemerduister naar beneden. Rogier liep haar na en waar +de boomen niet meer waren kon hij haar duidelijk voor zich zien; met +beide handen hield zij den rok op, haar bloote beenen bewogen zeer snel +en zij keek telkens om. Toen zij in den regen kwam zwenkte ze naar +rechts, waar ze in ’t lage hout verdween.</p> +<p>Rogier zocht in het struikgewas, het water dat op zijn warm gelaat +viel verbaasde hem, en hij liep langzaam terug onder de boomen. En +gedurende het eentonig ruischen herinnerde hij zich, op eens licht +bevreemd, hoe hij ook in den regen had gestaan op een nacht met +Mevena.</p> +<p>De herinnering werd levendig van ontroering, wier gloei hem +streelend verontrustte en hem Mevena’s aanwezigheid duidelijk +warm nu voelen deed. Vaak had hij naar haar verlangd en wat hij thans +ervoer was weder de onweêrstaanbaar wassende zekerheid, dat hij +haar beminde, dat zij alleen het was wat hij begeerde. <span class= +"pagenum">[<a id="pb114" href="#pb114" name="pb114">114</a>]</span>Het +was dwaasheid de natte dagen wachtend door te brengen in dit verlaten +oord, terwijl daarginder op zijn slot de liefste vrouw met groote oogen +uitkeek of hij komen zou. Hij wilde dadelijk heengaan, dien zelfden dag +nog.</p> +<p>Hij veegde zich het voorhoofd, de regen, die door de bladeren +kletterde had hem doornat gemaakt, de witte pluim van zijn muts hing +druipend neêr.</p> +<p>Hij bedacht, dat hij zich geen vijanden kon maken onder de +bondgenooten van den keizer, Romano zou de eerste zijn dien hij te +duchten zou hebben. En toen deze overweging hem duidelijk werd was het +ongeduld naar Mevena gevlucht, zijn verbeelding was koel en verbleekt, +slechts een flauwe ontevredenheid bleef in zijn gemoed.</p> +<p>Hij luisterde naar het gestadig suizen in het gebladert, zag dan +naar de lucht en den regen en dacht aan de deerne van daarstraks.</p> +<p>De dag was opgeklaard toen hij terug kwam in ’t kamp. Rondom +de groote rookende vuren verdrongen zich de soldaten <span class= +"pagenum">[<a id="pb115" href="#pb115" name="pb115">115</a>]</span>met +hun kleederen dampend in de uitgestrekte handen; zij waren naakt, +duwden elkander en lachten luidkeels. Carolus stond voor de tent met +droog buis en hozen voor den kapitein, die lachte van voldoening.</p> +<p>De soldaten kleedden zich weêr en dronken uit hun ketels, er +roesde in het nuchter licht een jolig gedruisch onder het nat glimmend +groen.</p> +<p>De vuren in de andere kampen gaven de lucht een wijden onzekeren +gloed, toen een man in steedsche dracht aankwam. Hij bracht een brief +van Tamalone. De monnik schreef, dat Mevena naar Pisa was gegaan door +groot verlangen gedreven en niet naar het slot, en dat hij haar ziek in +die stad had gedragen daar zij van haar paard was gevallen; doch dat +zij thans weêr beter was. Zij liet vragen of zij in het kamp +mocht komen, voor een kort oogenblik slechts, zij zou weêr +aanstonds vertrekken.</p> +<p>Rogier, met een warm gelaat en driftig aan zijn knevel morrelend, +gaf bevelen en ging heen. Carolus zag hem met groote <span class= +"pagenum">[<a id="pb116" href="#pb116" name= +"pb116">116</a>]</span>stappen zich verwijderen, de witte pluim danste +snel in den schemer langs de boomen. Het was zeer stil, bij den +verwaaiden rook daarginds in ’t kwartier bromden de soldaten in +slaperigen deun. Terwijl hij langzaam liep hoorde hij sluipende passen +achter zich en zich omkeerende herkende hij Walid aan zijn baard en +gelen hoofddoek; hij liep schielijk verder.</p> +<p>In de tent van den koning werd Rogier luidruchtig begroet, er was +licht van drie lampjes. De koning, met blonde krullen en lachend blauwe +oogen, bij een tafeltje gezeten met de edelen, hief zijn hand hoog op +en riep Rogier naast zich. Dan speelden zij door.</p> +<p>Rogier dronk bij kleine teugjes, nam aarzelend de steenen in zijn +hand, maar begon toen te spreken, zeggend dat hij nog dien avond het +kamp moest verlaten. De koning antwoordde schertsend, deed de steenen +rollen en schoof de gewonnen munten naar zich toe, doch toen Rogier +ernstig doorging te praten, zeide hij bedaard, dat zij hem niet konden +laten gaan wijl de vreemde soldaten vooral op hem <span class= +"pagenum">[<a id="pb117" href="#pb117" name= +"pb117">117</a>]</span>vertrouwden. Op de vraag wat hem tot zijn +onverwacht besluit had gebracht kwam geen antwoord; de koning werd toen +boos en allen zwegen.</p> +<p>De bekers werden zwijgend volgeschonken, de dobbelsteenen buitelden +weêr over de tafel, de avond verging als de vorige.</p> +<p>Toen Rogier, door wijn bedwelmd, laat aan zijn tent kwam vond hij +den brigadier daar, die met een mantel over zijn hoofd gehurkt zat te +dutten—hij stond op, verbaasd dat het nog donker was. Hij had het +bevel om een paard in gereedheid te houden niet gehoorzaamd en +zeide:</p> +<p>„Ik heb de paarden niet gezadeld.”</p> +<p>„Vroeg wakker. Er wordt gevochten, maar zeg er niets +van.” En zijn meester ging binnen.</p> +<p>Carolus stond nog een tijd te staren, tot hij rilde van koû, +toen zocht hij zijn slaapplaats bij Walid op. Doch hij was weêr +vroeg op en vond Rogier overeind met den brief van den monnik in de +hand. En zij maakten een plan om het slot te verrassen voor de andere +kampen het merkten, ook Walid was er bij. <span class="pagenum">[<a id= +"pb118" href="#pb118" name="pb118">118</a>]</span></p> +<p>Het was een koele zonnige dag met doorschijnige wolken. De +schildwachten op de torens zagen in de omringende kampen de vuren +gestookt en de soldaten in hun dagelijksch werk. In den middag terwijl +hun blikken gericht waren op de tenten aan de rivier, waar de vijanden +lui onder boomen lagen, schrokken zij hevig en bliezen alarm: beneden +hen, aan de poort, stonden wel honderd man met felle wapens vlak tegen +den muur. Op de kanteelen toeterden hoorns, hoorns toeterden binnen, er +ging verward geroep en uit de spiegaten werd al geschoten op de +oosterlingen, die in de schaduw tusschen de torens kalm een stapel +bouwden...</p> +<p>En toen de rook wegdreef voorbij de blauwe lucht waren de hoorns en +’t geroep weêr stil, er lagen dooden verspreid op de +mossige keitjes van den hof, waar de zon rustig scheen, Carolus waakte +met zijn soldaten bij de verslagen vijanden in een groep.</p> +<p>Een poosje later kwam op zijn glimmend ros de koning lachend binnen +rijden en Rogier ziende, wiens gelaat en kleederen <span class= +"pagenum">[<a id="pb119" href="#pb119" name="pb119">119</a>]</span>rood +waren van bloed, steeg hij af, drukte hem de hand en zeide toornig, dat +minstens vijf edelen het boeten zouden.</p> +<p>Des avonds zaten de aanvoerders in de hal van ’t slot aan een +maal met talrijke lichten. De koning dronk ter eere van Rogier en zeide +beminnelijk, dat hij hem ook thans niet kon laten gaan, doch dat hij +hem den volgenden dag reeds naar den keizer wilde voeren, die alleen in +staat was hem de eer te geven welke hij verdiende. De bekers klonken, +de aanvoerders riepen luid, Rogier had een blos en glanzende oogen.</p> +<p>Met open mond stond Carolus te luisteren, Walid knikte zijn hoofd +verscheiden keeren. <span class="pagenum">[<a id="pb120" href="#pb120" +name="pb120">120</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch10" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e1059" class="main">10</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">Mevena was langzaam beter geworden, maar de monnik +vergunde haar nog niet het klein kamertje onder het dak te verlaten. +Hij had een peluw voor haar gekocht en een tafel geplaatst voor het +raampje, dat uitzag op de kade.</p> +<p>Daar zat zij den heelen dag met lieve gedachten door de ruitjes +kijkend—links verdween de rivier in scherpe bocht juist onder de +koepelkerk, met stellingen en ladders; vóór haar en +rechts voeren scheepjes in den zonnig gerimpelden stroom, op de kade +wemelden mannen en vrouwen die druk met koopwaar sjouwden, sommigen +leunden pratend over den wal; ginds, voorbij de brug, blonk de +zuiderlucht ijler boven spichtige masten en half-gereefde <span class= +"pagenum">[<a id="pb121" href="#pb121" name= +"pb121">121</a>]</span>zeiltjes en in de verte schitterde een vergulde +torenspits. Het marktgewoel was een nieuw gezicht voor haar, aandachtig +zag zij naar al wat gebeurde. De liederen, die beneden een man van den +vroegen morgen zong en het tierelieren van een vogel in een kooi onder +’t venster, klonken aanhoudend door het geroezemoes van buiten en +maakten de wereld vol zoet rumoer.</p> +<p>Vóór zij van het bed mocht opstaan had zij in haar +koortsen aan niets anders gedacht dan naar het kamp te gaan. De bode +was teruggekeerd met een langen brief van lieve woorden, waarin Rogier +beloofde, dat hij over twee, drie maanden zou komen. Tamalone bracht +haar dien brief terwijl zij voor het venstertje zat en toen hij hem +voorlas voelde zij een ongekende rust over zich komen, die duurde nadat +de lezende stem weer zweeg.</p> +<p><span class="corr" id="xd20e1070" title="Bron: Sints">Sinds</span> +dien morgen was zij altoos vroeg opgestaan om de eerste menschen op de +kade te zien komen en bij het prille daglicht weêr verheugd aan +den geliefde te denken. Zij verwonderde zich wel hoe <span class= +"pagenum">[<a id="pb122" href="#pb122" name= +"pb122">122</a>]</span>vreemd het was, dat het verlangen van kort +geleden haar verlaten had, nadat zij beter was geworden; hoe vreemd, +dat zij niet meer begeerde naar hem toe te gaan, maar liever hier in de +veilige zorg van Tamalone op hem wachtte; zij mijmerde vaak daarover in +stil gemoed, starend naar de rozige lucht en de weêrkaatsing in +de rivier, tot het geroep van vroege schippers of de uitbundigheid van +den vogel aan den muur haar gedachten weêr stoorden. Toch wist +zij zoo zeker, dat zij meer van hem hield, en met een glimlach keek zij +naar de lieden, die kwamen en die zij begon te herkennen aan hun dracht +of gestalte.</p> +<p>In het eerst liet Tamalone, die nu fraaie hozen en een buis van +groen fluweel droeg, haar veel alleen, doch zij hoorde dikwerf zijn +stem beneden. Eindelijk, na weken toen de menschen op straat zich met +wol en bont begonnen te kleeden, kwam hij zeggen, dat zij haar kamertje +uit mocht; zij was in een arm huis maar, zeide hij, doch zij zouden +allen goed voor haar zijn, dat zij zich tevreden gevoelde.</p> +<p>De kamer, die zij binnentrad was laag, <span class="pagenum">[<a id= +"pb123" href="#pb123" name="pb123">123</a>]</span>met een vierkant +raam, waar dorrende wingerd voor hing, en buiten was een plaats met +vaten en kisten. Drie mannen stonden naast elkander tegen het licht. De +broeder zeide, dat het zijn vrienden waren en noemde hun namen: Simon, +Josse, en Baldo die nog zeer jong was. Zij keken haar zwijgend aan. Bij +den haard lagen twee katten en een langharige hond met zijn tong uit +den bek. Mevena zette zich bij de dieren neder om hen te aaien, en toen +liepen de mannen de kamer weêr uit.</p> +<p>Simon had thans een winkel in scheepsproviand, zijn broeder Josse en +diens zoon waren pasteibakkers. Zij hadden hun land verlaten wegens de +ketterijen, in den tijd toen ook Tamalone Frankrijk verliet. Dat was al +tien jaar geleden, maar nog altoos spraken zij ’t liefst over +oude vrienden thuis en benijdden zij Tamalone, wanneer hij somwijlen op +zijn reizen was terug geweest in ’t vaderland en hun van +welbekende dingen vertelde.</p> +<p>Bij het maal werd weinig gesproken, alleen de monnik zei nu en dan +iets, Mevena gaf den dieren stukjes uit haar <span class= +"pagenum">[<a id="pb124" href="#pb124" name= +"pb124">124</a>]</span>bord; soms moest een der mannen opstaan als er +een klant aan de voordeur riep.</p> +<p>Toen de borden van de tafel waren en de drie mannen de kamer +weêr hadden verlaten, lei Mevena haar hand op Tamalones schouder +en vroeg vertrouwelijk lachend of zij nu ook naar buiten mocht gaan. +Hij had reeds een blauwen mantel voor haar gekocht, met een kap, zooals +de koopvrouwen droegen; toen hij dien ophield schaterde zij plotseling +luid uit zoodat de hond kwispelend opsprong en Tamalone meê +lachen moest. Zij trok hem aan, hij zette een nieuwe kaproen met roode +banden op, en beiden gingen de straatdeur uit, met den hond die +blaffend in de menigte wegliep; bij een stapel gebak waar jongens +stonden te kijken, zat Simon voor zijn winkel te zingen en te naaien en +knikte lachend.</p> +<p>Zij liepen door ’t gewemel langs de kade en sloegen links de +nauwe straat in, waar de torens hoog boven de huizen rezen; daar was +het nog drukker, de uitstallingen der winkels vulden de geheele straat +met verscheidenheid van waren; er liepen ook <span class= +"pagenum">[<a id="pb125" href="#pb125" name="pb125">125</a>]</span>vele +voorname vrouwen met juweelen aan de handen, die heur slepen ophielden +en met de kooplieden praatten. Zonnige wolken gingen hoog boven de +daken, de wind deed de kleederen der menschen wapperen. Mevena had nog +nooit zoo’n drukke straat gezien en zoovele dingen welke zij niet +kende, zij was blijde daar te loopen en hield herhaaldelijk Tamalone +staande, die haar van alles vertellen moest.</p> +<p>Zij had een blos op de wangen toen zij vermoeid thuis kwam en +zuchtend op een bankje in den winkel ging zitten tusschen manden, +kisten en kruiken. Josse kwam daar met een blad versch dampende koeken +binnen en bood er haar met een buiging van aan.</p> +<p>Na dien eersten keer ging zij dagelijks met Tamalone wandelen, +somtijds buiten de muren, doch meestal in de stad door de drukke +buurten of de smalle groene straatjes, terwijl zij met lachende +gezichten elkaêr vertelden of een liedje voorzongen. Het waren +telkens nieuwe morgens met nieuwe vroolijkheid. Tamalone dacht dikwijls +hoe gelukkig hij met haar was, haar oogen zagen hem altijd zoo vrij en +glinsterend aan. <span class="pagenum">[<a id="pb126" href="#pb126" +name="pb126">126</a>]</span></p> +<p>Op een dag, nadat zij hare verwondering reeds eenmaal verzwegen had, +vroeg ze waarom hij zijn pij niet droeg en wanneer hij naar zijn +klooster terug moest keeren. Een oogenblik zweeg hij, maar antwoordde +met opklarend gezicht, dat hij bij haar blijven wilde zoolang zij +alleen was en praatte vlug over andere dingen door, zoodat zij haar +vraag vergat. En dit was de eenige keer, dat zij over zijn heengaan +sprak, want wanneer zijn fraaie kleederen er haar aan herinnerden, dat +hij eigenlijk een klerk was en haar nieuwsgierigheid wekten, zweeg +zij—zij wilde niet gaarne meer buiten hem en vreesde hem te +grieven. Tamalone echter wist wel waarom zij soms zonder spreken naar +zijn roode kaproen keek en dan ontwaakten gedachten, die hem stil +maakten in ’t gemoed en met verdrietige onrustigheid wederkeerden +wanneer hij alleen was ’s nachts op zijn bed.</p> +<p>Mevena zat meestal beneden wanneer de mannen in de kamer waren; de +eerbiedige behandeling van den eersten tijd liet zij zich schertsend +gevallen en bedacht <span class="pagenum">[<a id="pb127" href="#pb127" +name="pb127">127</a>]</span>onderwijl allerlei om hen te behagen. Josse +en Simon kwamen al glimlachend binnen wanneer zij daar was; zij bleven +na het avondeten thuis en zaten in ’t karig licht vergenoegd aan +de tafel naar haar te kijken en te praten. De jonge Baldo, die wel met +meiskes uitging, kwam dan jolig terug en speelde dartele wijzen op zijn +viool; soms zongen de ouden om beurten mede, met glimmende oogen. Het +tenger meisje bij het haardvuur gezeten luisterde met open lippen, zich +gelukkig voelend in dit laag vertrekje vol uitbundigheid van +mannengeluid.</p> +<p>De dagen gingen voorbij en werden kouder. Simon en Josse hielden +veel van Mevena en dachten niet aan den tijd wanneer zij heen zou gaan; +zij zelve sprak er nimmer over, noch over hem die in het leger was en +Tamalone had geen andere gedachte dan voor haar te zorgen en haar te +behagen. Hij kleedde zich hoe langer zoo fraaier en kwam dikwijls met +nieuwe sieraden thuis. De gebroeders hadden er al samen over gesproken +hoe zeer hij veranderd was: kleurige kleederen <span class= +"pagenum">[<a id="pb128" href="#pb128" name= +"pb128">128</a>]</span>droeg hij, met glansen, hij schoor zijn kin en +krulde zijn kneveltje gelijk een edelman. Zij wisten niet hoe hij aan +’t geld kwam om zulke kostbaarheden te koopen, maar zij waren al +jaren gewoon hem na poozen van groot gebrek eensklaps rijk te zien; ook +hadden zij gehoord dat hij veel in de huizen van voorname lieden kwam, +en zij vonden hem een wonderlijk man.</p> +<p>Op een avond, toen Mevena vroeg naar boven ging, was de monnik, die +onder het gezang van Baldo stil voor zich had gekeken en uit was +gegaan, nog niet terug. De broeders besloten te wachten tot hij kwam en +zaten ter wederzijden van het vuur over Mevena te praten. De ruitjes +klepperden grillig in ’t raam door de vlagen van den wind; achter +het huis sloeg de torenklok dreunend het uur van den nacht, die stiller +werd naarmate de mannen langer wachtten.</p> +<p>Tamalone doolde in de stad rond, dicht in zijn mantel gehuld voor de +koude. Hij had dien avond gezien, dat Mevena een kind moest krijgen, en +hij had zich herinnerd <span class="pagenum">[<a id="pb129" href= +"#pb129" name="pb129">129</a>]</span>hoe hij haar uit het huis van haar +vader naar het kamp in de bergen gevoerd had, toen hij nog niet wist +dat hij van haar hield. Een kranke ontroering was over hem gekropen +toen hij gewaar werd dat hij de laatste weken in droomende wenschen +geleefd had, hij die heel zijn zorgeloos leven zijn avonturen had laten +komen zoo zij wilden, wel wetend dat er voor ’t innig verlangen +slechts wanhoop was—hij had zich in het huis van Simon een +vreemdeling gevoeld in zijn zwierige kleederen. Den nacht van hun +vlucht ook had hij zich duidelijk herinnerd en de gouden kronen, die +haar vader hem had gegeven—toen had hij zich geërgerd aan +die vrouw die hem nooit zou begrijpen en hij was zonder spreken de deur +uitgegaan.</p> +<p>Het was overal donker, slechts de ruitjes der taveernen waren +verlicht, in de huizen schenen de menschen te slapen en Tamalone liep +met tintelende wangen geheel alleen in den nachtwind, die suizend woei +door de verlaten straten. Hij hoorde zijn haastige voetstappen, waar +hij zoo vaak naar geluisterd had op zijn eenzame tochten, <span class= +"pagenum">[<a id="pb130" href="#pb130" name="pb130">130</a>]</span>de +wind deed hem diep ademen en hij voelde zich opgewonden door begeerte +om den ganschen nacht te loopen waar de wegen hem voeren mochten, om +weder als van ouds te dolen door ’t land van stad tot stad.</p> +<p>Op het domplein stonden in donker groepjes mannen te praten, een +enkele dronkaard liep in zichzelf gekeerd te zingen op lijzigen toon. +Tamalone ging een herberg binnen, dronk in eenen teug den beker ledig +en liep onbezorgder verder in den nacht, zijn open mantel wapperde vrij +van zijn rug. Blijdschap deed hem nu haastiger gaan, hij had de +heerlijke doellooze vrijheid weder van te zwerven onder vreemde +menschen. Morgen, morgen wanneer de poorten open waren zou hij de stad +uit gaan, hij was er reeds lang geweest. In zijn verbeelding zag hij +Mevena alleen, in het huis van Simon eerst, later terug bij den man in +het leger; het waren slechts stille beelden welke hij zag, zij +ontroerden hem niet.</p> +<p>Met een glimlach herinnerde hij zich hoe hij nog dien zelfden +morgen, terwijl <span class="pagenum">[<a id="pb131" href="#pb131" +name="pb131">131</a>]</span>hij naar haar witte handen keek, met +innerlijk schreien had gedacht waarom zij <span class="corr" id= +"xd20e1125" title="Bron: hêm">hèm</span> niet beminde, die +haar nooit verlaten zou hebben en met wien zij gelukkig zou wezen. Het +was heerlijk een vrouw lief te hebben zooals hij haar liefhad, maar hij +wist, dat zij weldra heen zou gaan, voor goed zou gaan, zoodat hij haar +nooit meer weder zou zien. Hij hoefde niet langer te blijven in +’t huisje aan de rivier, waar hij zich vervelen zou, nu de +begeerte was teruggekomen naar het land en den open hemel, naar steden +waar hij nooit was geweest en nieuwe menschengezichten. Hij kon haar +gerust verlaten, zij was veilig bij Simon en Josse en zou niet naar hem +vragen. En hij, zou hij niet gelukkiger zijn zoo hij slechts aan haar +denken kon?</p> +<p>Met lustige schreden liep hij in onbekende buurten, langs wegen waar +huizen in aanbouw waren; een eind verder op een open plek zag hij +onduidelijk den omtrek van een galg tegen de lucht, hij lachte even, +met een dwaas gebaar, en bleef staan om te zien of er iemand hing, maar +het was te donker. Hij merkte nu, dat het <span class="pagenum">[<a id= +"pb132" href="#pb132" name="pb132">132</a>]</span>koud was, stampte op +den grond en blies in zijn handen.</p> +<p>Terwijl hij voortliep bedacht hij dat het dwaas zou zijn den +ganschen nacht te dwalen, indien hij in den morgen op reis wilde gaan; +hij besloot naar huis te keeren, en lang te slapen.</p> +<p>De deur stond aan en binnen vond hij Simon, die alleen nog op was, +slapend met het hoofd in de armen op de tafel; nevens hem stond een +ronde kruik met bier, de katten lagen voor het smeulend vuur te +spinnen. Simon, met zijn vuisten in zijn oogen wrijvend, vroeg waar hij +geweest was, doch Tamalone antwoordde niet, dronk uit de kruik en zette +zich bij het vuur. Hij wist, dat de goede Simon al sedert hun +kloosterjaren hem genegen was, dat hij de eenige was die om hem gaf; +hij vroeg hem nu nog een oogenblik op te blijven terwijl hij zich +warmde en zijn bier dronk. Zij zaten elkander zwijgend en vriendelijk +aan te kijken, de torenklok sloeg met ernstigen klank. Eindelijk stond +Simon op, zeide dat Tamalone toch een zonderling man was en blies de +pit uit. <span class="pagenum">[<a id="pb133" href="#pb133" name= +"pb133">133</a>]</span></p> +<p>Op zijn bed in de deken gewikkeld, voelde Tamalone zijn voeten nog +prikkelen van het loopen en voor hij zijn gedachten in behaaglijken +slaap verloor, rees er onverwacht ééne nog in +verschietende klaarheid: hij had haar lief zoo zéér, dat +haar wederliefde hem niet gelukkig zou maken.—</p> +<p>Laat in den dag stond hij op. Mevena zat geduldig te wachten om met +hem uit te gaan naar hun gewoonte. Hij was op het punt haar zijn +besluit van gisteravond te zeggen, doch haar oogen waren zoo vroolijk, +dat hij wel terug moest glimlachen en haar niet te leur wou stellen. +Hij kon evengoed in den avond vertrekken.</p> +<p>Het was een blanke, frissche dag; de menschen in de straten zagen +opgeruimd en bloosden van de koude. In het begin van hun wandeling +luisterde Tamalone zonder antwoord naar wat zij zeide. Zij liepen +langzaam en bleven dikwijls voor de winkels staan; aan den overkant van +’t water gingen zij door groententuinen en hij werd van +lieverlede spraakzaam. Dan vertelde hij haar zijn voornemen om heen te +gaan, daar zij veilig was bij zijn vrienden. <span class= +"pagenum">[<a id="pb134" href="#pb134" name="pb134">134</a>]</span>Een +poosje gingen zij zonder spreken voort met gebogen hoofden; toen zij +hem aankeek zag hij, dat zij groote tranen in de oogen had—hij +schrok en wilde haar hand kussen... met teeder lieve stem zeide hij, +dat hij bij haar zou blijven als zij wilde. Zij keek hem aan, verblijd, +en knikte,—Tamalone ademde dieper van heerlijkheid, door het nat +zijner opgeslagen oogen zag hij den hemel in prachtige klaarheid, hij +dacht dat zij zijn hart nu wèl begreep. Opgewekt spraken zij +toen over andere dingen en gingen in vertrouwelijkheid naast elkander, +de heldere zon scheen over het groen aan hun voeten. Zij liepen nog +hier en daar en Tamalone wees haar hoevele menschen er dien dag hun +beste kleederen droegen.</p> +<p>Thuis dien avond bij het licht der koperen lampjes was er weder +geluid van liederen; Baldo sprak over het onrecht waarmede de groote +heeren regeerden en Tamalone deed een schoon verhaal van ridders en +lieflijke vrouwen terwijl Mevena met groote oogen, haar gelaat in haar +handen voorover geleund, en de brave mannen rustig ademend +luisterden.— <span class="pagenum">[<a id="pb135" href="#pb135" +name="pb135">135</a>]</span></p> +<p>De dagen vloden heen, de winter was gekomen. Des morgens vroeg zat +Mevena nog steeds voor haar venstertje te wachten op Rogier, bij de +mannen beneden noemde zij nimmer zijn naam. Tamalone wist wel waar zij +altoos in stilte aan dacht, doch het maakte hem niet verdrietig, hij +voelde in nederigheid, dat iedere dag al vreugde was en om wat komen +zou haalde hij de schouders op.</p> +<p>Toen het reeds Kerstmis geweest was ging Josse op een Zondag na den +kerkdienst met haar wandelen en vertelde haar, dat zijn broeder beloofd +had een wieg voor haar te maken, omdat haar kind nu wel spoedig zou +komen. Zij was er stil van den ganschen weg, zij had er nooit aan +gedacht, dat ook de mannen zouden weten waar zij heimelijk verwonderd +vaak over peinsde. Nu Josse gezegd had dat zij spoedig een kind zou +krijgen, wilde zij wel aanstonds naar Rogier toe gaan, want de wereld +was zoo veranderd en bij hem zou zij tevreden zijn. Doch de goede Josse +klopte haar op den arm toen zij daar over sprak, en zeide dat hij een +boodschap zou <span class="pagenum">[<a id="pb136" href="#pb136" name= +"pb136">136</a>]</span>zenden, maar dat zij rustig bij hen moest +blijven.</p> +<p>En dien middag, toen zij in haar kamertje was, zat Tamalone een +brief te schrijven, terwijl de jonge Baldo aandachtig naar hem keek en +de broeders tegenover elkander dommelden in de schouw.</p> +<p>Eenige dagen later kwam de bode terug; Rogier met het leger voor +Capraia had hem een kort wederwoord gegeven en liet zeggen, dat de +keizer hem niet vergunde om heen te gaan, later zou hij een brief +schrijven. Doch de mannen verzwegen dit antwoord voor Mevena.</p> +<p>Eindelijk op een kouden nacht werd het kind geboren. Tamalone, die +de vrouw was gaan roepen bleef buiten op de kade heen en weder loopen, +de sneeuw viel gedurig in dichte vlokken, zoodat hij bij poozen moest +stilstaan om zich de kleederen af te schudden. Het water murmelde in +den stroom, één venstertje was er licht in de duisternis, +waar hij aldoor naar keek. Verkleumd en bibberend ging hij ten leste +binnen, de vrienden zaten daar met de vroedvrouw genoegelijk bij een +mooi vuur te <span class="pagenum">[<a id="pb137" href="#pb137" name= +"pb137">137</a>]</span>eten, boven hoorde hij een zwak stemgeluid. De +vrouw wenschte hem geluk en Simon en Josse moesten daar hard om lachen, +maar Tamalone zeide niets, spreidde zijn handen voor de vlammen uit en +nam toen gretig een groote pastei.</p> +<p>Bij het grauwen van den komenden dag liep hij zachtkens naar boven +en trad de kamer van Mevena binnen; zij lag met open oogen en +glimlachte toen zij hem zag, aan haar voeten was een rood gezichtje. +Hij boog er zich even voorover, knikte dan tot Mevena met goedhartigen +blik.</p> +<p>Dien ochtend dwaalde hij alleen in de besneeuwde stad, denkend aan +de winterdagen toen hij het huis van zijn vader verlaten had en voor +’t eerst ’s nachts buiten was geweest; de sneeuw lag toen +even dik en de soldaten van de stadswacht hadden hem gevonden. Hij +trachtte aan Mevena te denken, maar hij zag voortdurend beelden uit het +verleden, die zijn hart neerslachtig maakten en er weemoed wekten, zijn +leven had zoo anders kunnen zijn. Hij kon de dikke lucht en de +klanklooze straten niet verdragen en trad een herberg binnen, +<span class="pagenum">[<a id="pb138" href="#pb138" name= +"pb138">138</a>]</span>waar hij in een hoek zat en veel wijn dronk. +Eensklaps herinnerde hij zich, dat hij voor Mevena moest zorgen, daar +Simon en Josse aan hun werk waren, hij keerde vlug naar huis. Een half +uur later bracht hij een wasemende brei naar boven, dien hij zelf had +gekookt.</p> +<p>Na een poos, toen het weder milder werd begon het Mevena te +bevreemden waarom Rogier niet gekomen was. Zij sprak er over met haar +vrienden en hoorde wat Rogier geantwoord had;—dan vroeg zij of de +krijg nog lang zou duren en hoe ver Capraia was, maar Tamalone met zijn +muts in de hand om naar buiten te gaan, antwoordde gemelijk dat hij +’t niet wist. Met het schreeuwend kind in haar armen liep zij +heen en weder in de kamer, zij begreep niet, hoe zij zoo langen tijd +van haar geliefde gescheiden was geweest.</p> +<p>En haar gepeinzen werden veelvuldig en inniger met de dagen, de +begeerte, die haar gedreven had op de reis naar de stad verontrustte +haar weder in steeds heviger keerenden gloed, met droomend gemoed +staarde zij soms, terwijl zij het kind aan <span class= +"pagenum">[<a id="pb139" href="#pb139" name="pb139">139</a>]</span>haar +boezem zuide, langdurig naar buiten, waar de vogel zonder einde +kwinkeleerde in zijn kooi.</p> +<p>Des avonds beneden speelde Baldo zelden meer op zijn viool, de +gebroeders praatten soezend over hetgeen er in de stad gebeurde, +terwijl Mevena met neêrgeslagen oogen zat te naaien. Tamalone was +meestal uit, hij dwaalde door de straten en de velden, zijn hoofd was +immer gebogen.</p> +<p>Omtrent Paasch, op een morgen toen zij haar kind in de wieg had +geleid, kwam <span class="corr" id="xd20e1180" title= +"Bron: zei">zij</span> bij Simon en Tamalone aan de voordeur staan.</p> +<p>„Simon,” zeide ze, „ik ga morgen naar +Capraia.”</p> +<p>De twee vrienden zagen haar verbluft aan.</p> +<p>„Alleen met het kind? Het is wel anderhalven dag van +hier.”</p> +<p>„Als Tamalone mij niet brengen kan zal ik alleen gaan, maar ik +zal rijden en er eerder zijn.”</p> +<p>„Maar Tamalone gaat meê,” antwoordde Simon +beslist: „want wij kunnen zoolang niet van den winkel.”</p> +<p>En de ander, met toegenepen mond en <span class="pagenum">[<a id= +"pb140" href="#pb140" name="pb140">140</a>]</span>een lachje naar de +verte kijkend, knikte en zweeg. Hij herinnerde zich, dat er in het +leger van den keizer groote heeren waren, die zijn gezicht zeer goed +kenden en lachen zouden als hij aan een boomtak hing. Maar ’t was +al eender, hij zou wel op zijn hoede zijn.</p> +<p>De gebroeders spraken onophoudelijk tot Mevena dien dag en volgden +haar waar zij ging; zij gaven haar allerlei ernstigen raad toen zij +alleen met haar waren aan het eten en vroegen haar herhaaldelijk toch +bij hen terug te komen. Tamalone kwam laat thuis; hij droeg korte +kleederen als een krijgsman, gespoorde laarzen, een nieuw zwaard aan +zijn zij en een muts met een pluim. De broeders staarden hem aan en +Josse kon niet nalaten te zeggen en telkens hoofdschuddend te herhalen, +dat hij sprekend op een hertog geleek, dien hij eens had gezien.</p> +<p>Allen waren vroeg op den volgenden morgen. Baldo bleef thuis om te +helpen, Josse kon het vuur van zijn oven niet aan krijgen. Simon had de +kleedertjes van het kind in een zak gepakt, dien hij al <span class= +"pagenum">[<a id="pb141" href="#pb141" name= +"pb141">141</a>]</span>jaren bezat en er het beste gebak van zijn +broeder bij gedaan. Toen Tamalone de paarden voor de deur leidde liepen +de schippers, kooplui en buren nieuwsgierig te zaâm, de vogel +onder het raam hield bij zooveel stemmengerucht zijn tjuiken in. Met +vochtige oogen zoende Josse het kind, zijn broeder klopte gemoedelijk +de omstanders op hun schouders en Baldo stond met den zak op den rug te +kijken. Het was een lieflijke voorjaarsmorgen.</p> +<p>Tamalone en Mevena reden weg, tot het einde der kade zagen zij +voortdurend om en wuifden hun groeten terug. <span class= +"pagenum">[<a id="pb142" href="#pb142" name="pb142">142</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch11" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e1208" class="main">11</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">Des nachts hielden zij aan een hoeve stil waar zij tot +den ochtend wachten moesten, en zagen ver weg glorend het schijnsel der +vuren van het keizerlijk kamp. De man, die voor hen opendeed was norsch +eerst, maar Tamalone gaf hem geld en zoo werden zij binnen gelaten.</p> +<p>Toen zij ontwaakten was het een schoone dag, de warme zon scheen aan +den hemel en in de witte meiboomen, die voor het landhuis stonden, +kweelden vele vogelen. Mevena wachtte buiten reeds vroeg op haar vriend +om naar het kamp te rijden, doch hij scheen verstrooid van zin, hij +draalde zoo lang en antwoordde zelden. Eindelijk echter steeg hij in +het zadel, zijn handen en zijn borst flonkerden van juweelen +<span class="pagenum">[<a id="pb143" href="#pb143" name= +"pb143">143</a>]</span>en goud, zóó dat zij even verbaasd +tot hem opzag, maar dan reden zij op een drafje voort. In de verte rees +hoog in den hemel de geweldige burcht, zij wezen elkander de vonkjes +der blinkende helmen die op de wallen bewogen. Vóór hen, +den heuvel op, stonden tenten rij aan rij waartusschen zeer vele mannen +en paarden wemelden en hier en daar zich een hooge stormtoren hief.</p> +<p>Zij spraken geen van beide. Wel hield Tamalone zijn hoofd rechtop, +want hij vertrouwde dat in den nood de fortuin hem redden zou, maar nu +was het de dag, dat hij Mevena voor ’t laatst zou zien, zoodat al +meer en meer in zijn hart de donkere weemoed zwol. Maar hij zat bedaard +in het zadel. Bij de eerste krijgslieden die zij naderden, hield hij +stil en vroeg een hoofdman waar heer Rogier was. En toen zag hij +eensklaps dat het met hem gedaan was, zijn rijke kleedij zou hem niet +meer baten, want hij had een ruiter zien komen, Montefeltre, die een +aanzienlijk edelman was en hem eens ter dood had veroordeeld—die +zou hem zeker herkennen. De ruiter keek naar hem terwijl <span class= +"pagenum">[<a id="pb144" href="#pb144" name="pb144">144</a>]</span>hij +met den hoofdman praatte; rondom hem in dit kamp waren ontelbare +wapenlieden, naast hem reed stillekens Mevena met haar zuigend kind, +hij wist niet hoe hij ontkomen zou. Doch zonder omkijken, recht in het +zadel, reed hij voort en vroeg nog tweemalen den weg naar Rogier. Dan +ging Mevena vlug vooruit wijl zij Carolus herkende en zij stegen af +waar de grauwe tenten in een kring rondom de baander lagen, terwijl de +brigadier verbaasd hen aanstaarde. Rogier, die haar zag, kwam toeloopen +en nam haar in zijn armen, zij snikte hardop—toen deed Tamalone +zijn oogen even toe, want zijn hart was zoo hevig daar hij wist, dat de +soldaten van Montefeltre dadelijk zouden komen om hem weg te voeren en +hij haar nimmer meer zou zièn, hij voelde voor ’t eerst +van zijn leven de pijn van een diepe smart. Hij zag den ander met den +arm om het lieve vrouwtje heengaan, glanzend van verliefde vreugde, +rondom in ’t zonnelicht keken verbaasde gezichten. En eensklaps +trad hij op Walid toe, nam hem bij den arm en stapte met hem heen; +Carolus riep hun <span class="pagenum">[<a id="pb145" href="#pb145" +name="pb145">145</a>]</span>nog na, dat zij de paarden vergaten, maar +daar zij niet hoorden zond hij een soldaat er mede hen achterna en ging +in de schaduw terug waar hij zijn harnas schuurde.</p> +<p>Het was maar weinig minuten later toen heer Montefeltre met zijn +ruiters komende den brigadier toeriep of hij Tamalone had gezien; doch +Walid, die juist naderde, antwoordde, dat de man bij den kapitein +daarbinnen was.</p> +<p>Rogier kwam uit de tent en hoorde den edelman aan; hij begreep niet +waarom Tamalone een verrader werd genoemd, den gemeensten schelm in +’t land, en hij zeide op vriendelijken toon:</p> +<p>„Maar hier in de tent is hij niet,” groette en ging +weêr binnen.</p> +<p>Messer Montefeltre beval zijn soldaten door het gansche kamp te +zoeken. Zij vonden zijn muts met de roode pluimen, maar den broeder +zagen zij nergens. Carolus stond met de handen in de zijde in de heete +zon te kijken, verwonderd wat er gaande was. Doch toen hij daarna, +terwijl Walid zachtjes lachte, overal naar zijn helm zocht kwam het +eensklaps in hem op, dat de <span class="pagenum">[<a id="pb146" href= +"#pb146" name="pb146">146</a>]</span>monnik dien zeker in zijn vlucht +had medegenomen in plaats van zijn eigen muts. Hij vloekte, maar Walid +zeide:</p> +<p>„Die monnik is een slimme vogel.”—</p> +<p>Rogier zat in het getemperd licht der tent dicht bij Mevena in +dartele blijheid te praten en te vertellen, het kind sliep in een +hoekje op het stroo en hoorde hen niet; met de armen om elkander zaten +zij, hun oogen waren vol verwachting, zoet vloeiden hun woorden in +warmen adem tot zij eindelijk in zwijgen enkel kusten. Mevena hoorde +buiten ’t gerucht van krijgsvolk, staalklank en bevelen, en te +wijlen den luiden toon van een klaroen. En onder de kussen die hij haar +gaf vroeg zij met behaagziek vleien of zij nu naar Siremonte zouden +gaan. Doch Rogier glimlachte slechts en antwoordde, dat hij dien dag +immers niet heen kon gaan en ook den volgenden niet, want de keizer had +zijn zin op den burcht gezet, zij moesten wachten, misschien zelfs tot +de oorlog gedaan was, want de keizer was ongeduldig geworden toen hij +gevraagd had het kamp te mogen verlaten een poos geleden; zij zou +moeten wachten, in Pisa <span class="pagenum">[<a id="pb147" href= +"#pb147" name="pb147">147</a>]</span>weder bij die ambachtslui waar zij +veilig was voor haar vader. En middelerwijl zou hij een boodschapper +naar Lugina zenden om hem te vragen vrienden te worden. Hij zwoer haar +dat hij nog voor den zomer voorbij was weêr bij haar zou zijn; +hij zou een rijk loon krijgen voor wat hij in den oorlog had gedaan, +Mevena zou dan gelukkiger zijn in een grooter slot dan Siremonte. Het +kind begon te krijten, zij nam het op om het drinken te geven; en het +in haar armen sussend en wiegend zeide zij zachtkens, bescheiden dat +zij wel zeer gelukkig zou wezen bij hem in een klein huis. Haar oogen +zagen zoo droevig terwijl zij ’t zeide, dat Rogier ontroerde en +naar den grond keek. Met een teeder sujah wiegde zij heen en weder; in +de stilte die er was in de tent hoorden zij buiten de zware stem van +den brigadier den naam van Tamalone noemen. Mevena bezon zich, dat de +monnik heen zou gaan nu zij bij Rogier was; zij vroeg naar hem en toen +zij hoorde, dat hij vervolgd werd door messer Montefeltre, schoon +niemand wist waarom, en waarschijnlijk al gevangen was, <span class= +"pagenum">[<a id="pb148" href="#pb148" name="pb148">148</a>]</span>toen +schreeuwde ze en beefde op haar beenen. Zij smeekte Rogier dien goeden +man te helpen, die hun beider beste vriend was, zij smeekte met +aandrang, dat hij dadelijk moest gaan om te helpen, haar woorden waren +snel van angst en het kindje schreide klagelijk meê, Rogier, +verbluft eerst, antwoordde dat Montefeltre een groot man was en +zekerlijk niet zonder reden den man een schelm had genoemd; maar haar +aandrang was niet te wederstaan, haar weenen verteederde hem +zóó dat hij de tent verliet.</p> +<p>De soldaten hadden Tamalone niet gezien en Montefeltre, naar wien +hij daarna ging, vertelde hem dat hij den broeder eindelijk hoopte te +hangen, die hem al twee keeren was ontsnapt toen hij hem voor diefstal +naar de galg had gestuurd; hij was de slimste bedrieger van het gansche +land, hoewel hij fraaie manieren had, die behaagden; er waren ook vele +edelen, die konden getuigen, dat hij alle de misdaden van den duivel +bedreven had,—maar hij zou ditmaal niet ontkomen. Rogier echter +twijfelde of het waar was wat hij <span class="pagenum">[<a id="pb149" +href="#pb149" name="pb149">149</a>]</span>hoorde en vroeg den ridder te +wachten en te onderzoeken of zijn vriend dezelfde Tamalone was. Doch +Montefeltre draaide slechts zijn groote snorren op en zag hem zoo +beleedigend aan, dat hij toornig werd en op den grond stampend zwoer +het te zullen wreken zoo zijn vriend eenig letsel werd aangedaan. In +het kamp terug gekomen gaf hij bevel soldaten rond te zenden om den +broeder te beschermen waar zij hem zagen. En Mevena was zeer gerust +toen zij hoorde wat hij gedaan had.</p> +<p>Des avonds zat zij bij hem op het stroo, eerst zeer langen tijd stil +in gedachten, maar ten leste sprak zij en vroeg hem in lief gefluister +haar toch niet àl te lang alleen te laten in de stad bij Simon +en Josse... morgen zou zij er henen keeren. Maar hij nam allebei haar +handen, kuste ze vele malen en zeide, dat zij te zamen zouden gaan, dat +hij den keizer zou groeten en ’t krijgsvolk voorgoed verlaten, +want <span class="corr" id="xd20e1247" title="Bron: sints">sinds</span> +zij dien middag gezegd had, dat zij gelukkig zou wezen ook als zij niet +aanzienlijk waren, was de roem dien hij gewonnen had hem heel niet +waard, en hij <span class="pagenum">[<a id="pb150" href="#pb150" name= +"pb150">150</a>]</span>had gezworen alles voor haar geluk slechts te +doen. Zijne stem trilde; op het tentdoek danste vaag het schijnsel van +het wachtvuur daarbuiten, waar de trouwe hoofdlieden zaten te praten, +in de duisternis voelde hij een zacht gelaat dicht bij het zijne. Zijn +gemoed was rijk aan innigheid, hij wist, dat hij alleen, alleen de +vrouw in zijn arm behoorde. Het was een schoone nacht voor die twee die +elkander beminden, een lange schoone nacht van vreugde uit al grootere +liefde in hun harten ontbloeid met kus na kus van lieven lust, hun +vreugde was zoo zoet als de geuren van den kerseboom in ’t vroege +jaar. Daarbuiten zat Carolus te praten, maar later was er geen gerucht +meer.</p> +<p>Des morgens steeg Rogier te paard om naar het einde van het kamp te +rijden waar de keizer en zijn grooten in een slot hun kwartier hadden. +Mevena bleef achter met haar kind, wachtend onder een boom. De lucht +was hoog en warm en de soldaten deden rustig hun werk.</p> +<p>De keizer zat voor het open venster te lezen in een zeer groot boek, +zijn hoofd <span class="pagenum">[<a id="pb151" href="#pb151" name= +"pb151">151</a>]</span>leunde in zijn handen gebogen voorover, zijn +haren hingen langs zijn wangen en naast hem stond een schaal met fruit. +Aan een andere tafel zat Theodoro de wijze te lezen. De een noch de +ander verroerde zich. In de koele kamer werd slechts het ruischen der +blaêren voor het venster gehoord en Rogier wachtte met de muts in +de hand, de witte pluim hing naar beneden. Eindelijk richtte de keizer +zijn hoofd op en keerde zich om, zijn baard was grijs en gekruld; hij +hief zijn hand hoog op zooals een vriendelijk man doet wanneer hij +vroolijk is en vroeg:</p> +<p>„Is de burcht verrast, messer?”</p> +<p>Rogier schudde zijn hoofd en zeide, dat hij gekomen was om oorlof te +vragen en het leger te verlaten, immers daar hij gezworen had een lieve +vrouw, die hij beminde, naar zijn kasteel van Siremonte te voeren. Maar +terwijl hij sprak voelde hij, dat hij laf was en een onwaardig man om +aldus voor een wensch van Mevena het recht van den keizer te verzaken. +En hij schaamde zich. De vorst intusschen zat te luisteren met zijn +hand aan zijn <span class="pagenum">[<a id="pb152" href="#pb152" name= +"pb152">152</a>]</span>baard en Theodoro, de oude man, zag bij wijlen +op van zijn boek, maar las dan ongestoord weêr verder.</p> +<p>Toen Rogier zweeg antwoordde de keizer knikkend, dat hij reeds wist +hoe Lugina bedrogen was en dat diens dochter in het kamp was gekomen +met een gauwdief. Maar Rogier kon immers met haar niet trouwen, tenzij +hij in het verbond der pauselijke edelen ging en niet in Siremonte +wilde wonen, in het gebied van den heer van Romano, die meer geducht +was in ’t land dan de keizer zelf. Rogier haalde zijn schouders +op en wilde antwoorden, doch de vorst sprak verder, dat hij hem als +stadhouder over Toscane wilde stellen wanneer de burcht was gevallen en +ried hem, indien hij de vrouw zoo zeer beminde, te wachten tot de +oorlog voorbij was en Lugina onderdanig werd. Dit zeide de keizer +vertrouwelijk met zijn hand op Rogiers schouder; dan richtte hij zich +tot zijn volle grootte op en voegde er bij:</p> +<p>„Vergeet niet, dat gij mij trouw hebt gezworen. En zoo ge +ondanks mijn raad uw wil doet, zijt ge mijn vijand,” en reikte +<span class="pagenum">[<a id="pb153" href="#pb153" name= +"pb153">153</a>]</span>zijn hand, die het zegel des rijks aan een +vinger droeg—Rogier boog en kuste haar, terwijl de sterrewijze +hem toeknikte over zijn boek.</p> +<p>De arts trad toen binnen door een knaap gevolgd, die een schaal +droeg met gekruiden drank. En daar de keizer weder naar zijn tafel +ging, groette messer Rogier en vertrok.</p> +<p>Hij reed door de groene laan waar zoeltjes de wind in het loover +speelde naar het kamp terug en was verheugd, dat hij een aanzienlijk +man zou worden wanneer de burcht genomen was. Maar hij hield zijn +vreugde in want hij dacht aan Mevena.</p> +<p>De brigadier liep hem tegemoet om te zeggen, dat Tamalone niet te +vinden was. Mevena, roerloos zittende in de schaduw van den boom, zag +hem een breed gebaar maken en haar oogen waren groot open alsof zij +vragen wilde wat nieuws hij bracht. Hij wees haar op te staan, hield de +tent voor haar open en toen zij binnen waren zeide hij:</p> +<p>„Ik moet hier blijven, Mevena, de keizer wil mij niet laten +gaan.” <span class="pagenum">[<a id="pb154" href="#pb154" name= +"pb154">154</a>]</span></p> +<p>Zij zag naar den grond en antwoordde niet. En hij sprak +weêr:</p> +<p>„Maar nog vóór de zomer voorbij is kom ik in +Pisa, nog vóór Sint Michiel, nog vóór de +winter komt, en dan zullen wij nooit meer scheiden, en gelukkig +zijn.”</p> +<p>Zij zweeg een pooze, maar dan sloeg zij haar oogen op en zeide:</p> +<p>„Beloof mij gauw te komen, ik kan niet zoo lang meer alleen +zijn...”</p> +<p>En verteederd door het smeekend geluid harer stem sloeg hij zijn arm +om haar schouder en kuste haar, maar zij week wat achteruit en +vervolgde:</p> +<p>„Hoe lang zal die oorlog nog duren, liefste? O het zal een +tijd voor me zijn te wachten daarginds. En hoe zal ik +weten—”</p> +<p>Maar hij kuste haar weder op haar mond, sprak met luchtig goed +vertrouwen en herhaalde, dat hij spoedig bij haar terug zou wezen. Dien +ganschen dag zat zij in zich zelve gekeerd voor zich te staren en sloeg +op haar kind maar zelden acht. Rogier liep buiten rond om bevelen te +geven.</p> +<p>Des nachts toen hij wakker werd tastte hij, maar voelde Mevena niet +naast zich; <span class="pagenum">[<a id="pb155" href="#pb155" name= +"pb155">155</a>]</span>hij richtte zich op en ontwaarde tegen het doek +der tent, waarachter flauw een wachtvuur scheen, haar donkere figuur in +knielende houding gebogen en hij hoorde het gefluister van een gebed. +Ongeduldig lei hij zich weêr neder, zeide dat zij bij hem moest +komen, doch zij bad voort en wachtend dommelde hij weêr in.</p> +<p>Zij sliep dien ganschen nacht niet, want een gedurige onrust +bedroefde haar gemoed, zoodat zij wel weenen wilde, maar haar oogen +bleven droog; zij dacht er aldoor aan, dat zij weer heen zou gaan, +zelfs zonder haar braven vriend Tamalone ditmaal; de vreeselijke +gevaren van den oorlog zag zij haar geliefde steeds naderen en zij wist +niet wat zij doen zou... Baldo had wel eens een lied gezongen van een +vrouw, die als jonker aangedaan haar minnaar volgde—het was ook +maar een lied geweest, want zij kon dat onmogelijk doen, er was voor +haar en het kleine kind geen andere hulp dan te wachten tot hij +terugkwam. Weemoediger dan ooit te voren voelde zij zich verlaten in de +wereld, zij staarde gedurig in het duister en wist geen <span class= +"pagenum">[<a id="pb156" href="#pb156" name= +"pb156">156</a>]</span>raad. En wanneer haar kindje schreide lei ze het +gedachteloos aan haar borst, het wicht zoog in gretig welbehagen +terwijl zijn moeders hoofd van droefheid gloeide.</p> +<p>En toen de grauwe dageraad begon stak Carolus zijn hoofd binnen om +zijn heer te wekken. Rogier keerde zich om op het stroo, vroeg of de +paarden gereed waren en sloot zijn oogen weder. En het was weêr +zeer stil in de tent. Mevena voelde zich moede, het kind sliep in haar +arm. Dan klonken er stemmen. Rogier stond op, gaf haar een kus en trad +naar buiten. En terwijl zij zich oprichtte om hem te volgen deed een +groote onrust haar hart zoo hevig aan, dat zij angstig werd en +draalde.</p> +<p>In den neveligen ochtend stonden twee paarden, die door Carolus en +Rogier werden opgetuigd; uit de tenten rondom klonk hier en daar het +geluid van een snorkend slaper. Zij klommen zwijgend te paard en reden +heen. Toen ontwaarde Mevena, terzijde kijkende, de gestalte van Walid +die met zijn gele muts en gekruiste armen bij een wagen stond, even zag +zij het wit <span class="pagenum">[<a id="pb157" href="#pb157" name= +"pb157">157</a>]</span>zijner oogen naar haar gericht—zij +schrikte en beefde.</p> +<p>Zoo lang zij in het kamp waren sprak haar minnaar niet, maar bij de +laatste tenten, waar de boomen in dubbele rijen den dalenden weg +verdonkerden, keek hij naar haar op en zag, dat zij bleek was en +huiverde. Hij vroeg bezorgd wat haar scheelde, maar zij schudde het +hoofd slechts en toen hij den schabrak van zijn paard om haar en het +kind heensloeg, glimlachte in eenen haar heele gelaat van schoone +liefheid, zoodat Rogier dichter bij haar rijdende zeide dat zij hem +zéér dierbaar was en hij geen andere vrouw kon +beminnen.</p> +<p>Toen reden zij nog een poos met zoete woorden voort, terwijl achter +hen over den heuvel de jonge zon aan de lucht verscheen. Maar waar de +weg smaller werd en zich in tweeën deelde hield Rogier zijn paard +in en zweeg een oogenblik. De stille morgen blonk wazig aan den hemel +en over de groene boomen. Hij wilde haar vaarwel zeggen, maar het +griefde hem zoo dat hij haar bedroefd had gemaakt en dat hij haar +onrecht deed door <span class="pagenum">[<a id="pb158" href="#pb158" +name="pb158">158</a>]</span>haar alleen te laten gaan, hij had haar al +zooveel beloofd. Doch hij bezon zich, dat het teêrhartigheid was +zoo te denken, immers wanneer hij over eenige maanden een hoogen rang +had kon hij weêr bij haar komen en zij zou gelukkig zijn. Hij nam +haar in zijn armen zeggend, dat hij snel terug moest keeren, dat hij +nog vóór Sint Michiel bij haar zou wezen en kuste vele +malen haar bleek gelaat. Hij draalde nog, zijn wangen gloeiden, want +hij voelde hoezeer hij haar beminde, die hem aanzag met groote oogen, +en hij kuste haar weder, haar lippen, haar aangezicht en haar handen +het laatst. Dan wendde hij den teugel en met een zwaai van den arm reed +hij heen, zijn hengst galoppeerde brieschend den weg weêr op +onder de boomen. Een eind verder keek hij om, haar paard stond bij de +scheiding van den weg met neêrgebogen kop om te grazen, haar +gestalte, met het kind in de armen, was onbewegelijk naar hem +gekeerd.</p> +<p>Enkele dagen later gaven de edelen, die het kasteel verdedigden zich +over, zij waren tegen den honger niet bestand. En de keizer leidde zijn +zoons en groote heeren <span class="pagenum">[<a id="pb159" href= +"#pb159" name="pb159">159</a>]</span>naar de stad, waar zij in het +paleis aan prachtige tafels zaten met Spaanschen wijn in de kannen en +groote schalen vol gebraad en pasteien. Hij stelde Rogier tot +stadhouder over het Toscaansche land en schonk hem den keten, de edelen +klapten hun handen en de vedelaars maakten lustige muziek. Carolus liep +met rood gelaat de zaal uit en dan weêr in, hij dronk vele bekers +leêg en omhelsde Walid, zijn goeden vriend die dikwerf knikte, in +groote blijdschap.</p> +<p>Langzamerhand, terwijl de oversten bespraken hoe zij den tocht +zouden voortzetten en Rogier aan zijn ambt was gewend, herinnerde hij +zich, dat Mevena op hem wachtte. En hij schreef een brief aan haar +vader, waarin hij hem zijn vriendschap bood en hem verzocht ter liefde +van haar toch tot den keizer te keeren.</p> +<p>Hij kreeg geen antwoord, maar weken later kwam er een boodschapper +van den heer van Romano, zijn gevreesden verwant, die in een bondigen +brief hem gebood de dochter van Lugina heen te zenden.</p> +<p>En de volgende dagen zat hij, wanneer er geen heeren waren die met +hem praatten, <span class="pagenum">[<a id="pb160" href="#pb160" name= +"pb160">160</a>]</span>alleen in de hooge zaal en dacht aan haar, die +pas een jaar geleden hem het wonderlijkst geluk had gegeven, die hij +meer had begeerd dan zijn leven toen hij met pijnen in de bergen lag, +en hij peinsde of hij haar waarlijk voor goed kon verlaten. In den +gloed van een oogenblik had hij soms wel geloofd, dat de roem van een +groot man in het land te zijn hem niet bekoorde, maar hij wist dat het +niet waar was, want hij had van zijn jongste jaren niets anders +verlangd, tot hij op een zomeravond Mevena in schuchtere lieftalligheid +voorbij had zien gaan. En hij verbeeldde zich hoe zijn leven geweest +zou zijn indien hij niet bij den keizer was gekomen, maar haar naar +zijn kasteel had gebracht: Siremonte was een zeer oud huis, waar het in +de kamers altoos donker was, in den hof groeiden de struiken wild en +ook op den wal over de graven der vroegere bewoners: de lieden die de +akkers bouwden waren nooddruftig—hij had het slot verlaten toen +hij een knaap was en zou er niet weêr kunnen leven nu hij een +rijk stadhouder was.</p> +<p>Hij wist wel, dat hij niet anders doen <span class="pagenum">[<a id= +"pb161" href="#pb161" name="pb161">161</a>]</span>kon dan den keizer en +vooral messer Romano verzoeken, nederig verzoeken, dat hij haar tot +vrouw mocht nemen. Maar Romano was een vreeselijk man, die nog kort +geleden velen van hun eigen geslacht had veroordeeld wegens hun +ongehoorzaamheid.</p> +<p>In zijn twijfel en beslommering nam hij den machtigen heer van +Lancia in zijn vertrouwen. De markgraaf, die zeer bejaard was, lachte +kalmpjes. Hij wist niet dat Rogier nog aan het meisje dacht, hij sprak +over zijn eigen dochters, hij sprak langen tijd bedaard en +overtuigend.</p> +<p>Als hij alleen was staarde Rogier dikwijls voor zich, in gevoelige +oprechtheid denkend wat hem het meest waard was. Maar wanneer hij +bedacht wat hij doen zou als hij het verlof niet kreeg, zuchtte hij en +herinnerde zich Walid, die gezegd had, dat de bloedsteen hem leed zou +brengen.</p> +<p>En des nachts werd hij somtijds wakker en zag in zijn verbeelding +Mevena die schreide. <span class="pagenum">[<a id="pb162" href="#pb162" +name="pb162">162</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch12" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e1340" class="main">12</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">Over de zonnige wegen ging Tamalone, thans weêr +in een pij gekleed, eenzaam als voorheen en gelijk voorheen ook, toen +hij pas uit het klooster gevlucht was, vermeed hij de menschen, daar +hun vragen wie hij was, van waar hij kwam en waarheen zijn tocht ging, +hem ergerden en het langdurig zwijgen zijner eigen stem hem een genot +was.</p> +<p>Onder den ruimen hemel en met het groene land rondom was de +eenzaamheid hem vroeger een zachte rust geweest, een eenvoudige vreugde +van te zwerven zoo ’t hèm behaagde en te aanschouwen hoe +de wisselvalligheden zich opdeden in hùnnen loop.</p> +<p>Nu echter, wanneer hij in de verte een <span class="pagenum">[<a id= +"pb163" href="#pb163" name="pb163">163</a>]</span>gehucht zag onder wat +boomen, stond hij stil en zette zich neder in het gewas aan den weg, +schuw voor wat er mooglijk kon gebeuren als hij daarginder kwam, nieuwe +gezichten zag en praten moest. Het teeder denken aan den winter, die +voorbij was, was vol lieve figuren en liet hem geen rust; met zijn +hoofd, al vermoeid van het voorover buigen dien heelen dag, in de beide +handen geleund, zat hij daar uren lang tot de zon van den hemel ging, +en trachtte aan Mevena alleen te denken. Hij meende dat zijn verblijf +met haar een avontuur was geweest, een heerlijke tijd weliswaar, dien +hij zich altoos met innigen ernst zou herinneren, doch in zijn diepste +wezen niet meer dan nog een vervlogen illusie, zooals er hem sedert +zijn jongensjaren zoovele hadden verlaten, die slechts wederkwamen in +een zeldzamen zaligen droom. Het leek nu zoo vreemd alleen aan den weg +te zitten; het pover landschap rondom waar slechts een paar koeien +graasden, stil in ’t brooze schemerlicht, en ginder wat boomen +goedig in een groepje bij elkander stonden, kwam hem zoo bijzonder voor +of hij ’t al eerder <span class="pagenum">[<a id="pb164" href= +"#pb164" name="pb164">164</a>]</span>had gezien; doch van ouds al kende +hij dit onuitsprekelijk gevoel—een vermoeid wandelaar hoort zoo +in den aanvang des avonds geluiden die niet bestaan, of ziet een +lichtjen in de schaduw en weet dat hij zich vergist, maar in gepeinzen +gaat hij verder, twijfelend over vele dingen.</p> +<p>Tamalone wist, dat wat hij had ondervonden en wat hij ooit in +verbeelding doorleefd had, niet anders verschilde dan dat hij het +eerste vreesde—duidelijk bewust thans vreesde—en het ander +beminde; Mevena was slechts een naam die hem bekoorde, haar gelaat zou +wel van lieverlede vager worden en uit zijn stille gedachten +vergaan—was zelfs zijn jonge vroomheid in de dagen van het +klooster niet eveneens verleden en voorbij? Geen van zijn liefste +begeerten zou ooit waarlijk gebeuren, van al zijn droomen zou er geen +ooit tastbaar geluk zijn, maar hij had er altijd zachtjes om gelachen +en zich verwonderd wanneer hij van ongeluk hoorde. Wel school er in +’t heimelijk van zijn hart een gevoelen, het heiligst dat hij +had—het was een noodlottige zekerheid—, dat <span class= +"pagenum">[<a id="pb165" href="#pb165" name="pb165">165</a>]</span>hij +eenmaal nog een groote werkelijkheid zou ervaren, gelijk de +ondervindingen zoo smartelijk van echtheid, dat hij door de stem van +enkele lieden die hij er van had hooren verhalen een vreemde benauwing +gevoeld had; de een was een man bedrogen door zijn vrouw, de ander een +moeder wier kind was gestorven, een derde was blind geworden, doch +onder die allen was er geen enkel zwerver, die zooals hij ter wereld +niets bezat, niets dan een pij—en een pij die maar schijn was. De +glanzende dagen echter, die hij in den winkel van Simon had +doorgebracht, zouden in zijn herinnering blijven als een wandeling door +prachtige bloemlanen, zwaar van geuren onder de zomerlucht, hij zou er +geen traan om laten en zij waren niet de groote gebeurtenis welke hij +van kindsbeen al vreesde en begeerde beide. En hij wilde wel weten of +mogelijk die donkere zekerheid het voorgevoel was, dat nooit wordt +bewaarheid.</p> +<p>De avond daalde over de heuvelen, de klank der bellekens die de +koeien droegen werd kleiner in de verte en zoo hij een <span class= +"pagenum">[<a id="pb166" href="#pb166" name="pb166">166</a>]</span>bed +wilde hebben voor de boeren in ’t gehucht te ruste waren, moest +hij voort.</p> +<p>Vroeg in den dag verliet hij de dorpers weder en ging zwijgend den +klaren weg langs, tevreden in ’t kalm stralende zonlicht. En bij +het eind van zijn dagreis zat hij weer onbeweeglijk op den grond, met +inwendig geluid liefkoozend den naam te herhalen van een vrouw, die ver +in den schemer waarde, en de stilte over het land verontrustte hem in +hoogere mate dan den avond te voren. Zijn hoofd was vol van teedere +heugenis en verdrietigheid, de donkere aarde zweeg, zelfs in den hemel, +van licht verlaten, vloot de weemoed gelijk de glimlach van een kind +dat geschreid heeft. Hij wist niet wat de kommernis die hem drukte +beduidde, hij begreep niet hoe de menschen met bewonderend smachten +verhalen konden doen van groote passie, van het leed dat zij aanbaden +als de zuiverste deugd—en hij herinnerde zich, dat hij zelf al +<span class="corr" id="xd20e1362" title="Bron: sints">sinds</span> +jaren heimlijk dit ééne verlangd had, zijn allergrootste +passie. Het klopte in zijn borst en in gejaagde haast vervolgde hij +zijn reis in den avond. <span class="pagenum">[<a id="pb167" href= +"#pb167" name="pb167">167</a>]</span></p> +<p>Toen hij tot de kalmte was wedergekeerd, zag hij dat hij niet +behoefde te vreezen, de vrouw aan wie hij dacht was immers een beeld +maar en zou nimmer werkelijkheid worden, een beeld van zijn eigen +ontroering; zijn lieve vrijheid zou hij behouden. De rust die deze +gedachte hem gaf was als de stilte in het bosch wanneer de herfst al +nadert.</p> +<p>Op een Zondag trad hij de poorten van Lucca binnen, waarheen de weg +dien hij gevolgd had voerde. Daar hij honger had zocht hij de woning +van een oudbekende, Marco genaamd, een bezadigd man die metalen mengde +en studeerde. Toen de oude man de deur opende was hij even verrast; dan +begroette hij Tamalone vriendelijk, leidde hem naar zijn werkplaats, +gaf hem eten en drinken en hernam bedaard zijn bezigheid met het +schoonmaken van gereedschappen. De monnik at in stilte en zag hem +begaan, buiten in de lichte straat lachten de burgers van zondagspret; +hij herinnerde zich zijn drukken leerlingstijd en wist dat Marco hem +een luiaard vond.</p> +<p>Een poosje later hoorde de grijsaard <span class="pagenum">[<a id= +"pb168" href="#pb168" name="pb168">168</a>]</span>een zucht; hij ging +door met zijn kroezen en vroeg wat er scheelde.</p> +<p>„Ik ben moê,” was het antwoord.</p> +<p>„Gij ziet er bleek uit, broeder; gij moest liever werken dan +van ’t eene klooster naar ’t ander gaan en gedurig +bidden.”</p> +<p>Tamalone glimlachte. De woorden echter hielden hem dien nacht lang +uit den slaap, hij twijfelde of het noodig zou wezen een middel te +zoeken tegen de onrust, die al heviger roerde. Hij had toen een droom +waarin hij overvloedig weende en verbaasde vreugde voelde om twee +schoone oogen. De rest van den nacht, waarvan hij het einde wakend +verbeidde, lag hij te mijmeren of hij ooit door een toeval Mevena weder +zou zien.</p> +<p>Dagen lang kwam hij in de woning van Marco slapen, overdag was hij +altijd uit. Er waren vele bekenden in de stad, die hem ontmoetten en +medenamen naar huis; terwijl zij hem onthaalden moest hij dan van den +oorlog vertellen, of zij verwachtten kwinkslagen van hem zooals zij +gewoon waren. En Tamalone praatte in luchtigen scherts, maar hij had +een weêrzin tegen <span class="pagenum">[<a id="pb169" href= +"#pb169" name="pb169">169</a>]</span>hun vroolijke gezichten. Het deed +hem vreemd aan den toonval van zijn stem zoo week te hooren. En in het +drukke gezelschap voelde hij een gedurigen drang om ergens in een +lommerrijk landschap op het gras te liggen en zich over te geven aan de +bekoring van neêrslachtigheid.</p> +<p>Laat thuis komende eens vond hij in de werkplaats van zijn vriend +den ouden Lugina, die in het rustig licht zat te wachten en Marco +gadesloeg in zijn arbeid. Mevena’s vader schudde hem de hand in +vriendschappelijke opgetogenheid, hij had hem lang gezocht, zeide hij. +Maar daar de monnik er zeer vermoeid uitzag zou hij hem nu verlaten en +hem morgen vroeg verwachten; Lugina klopte hem vertrouwelijk op den +schouder en ging heen.</p> +<p>Toen hij weg was zat Tamalone te staren met opgerimpeld voorhoofd, +mijmerend over Mevena en of misschien haar vaders komst hem geluk zou +brengen. Hij had den man bedrogen, zijn belofte om Rogier te vermoorden +was hij nooit voornemens geweest te houden; hij moest dus morgen +<span class="pagenum">[<a id="pb170" href="#pb170" name= +"pb170">170</a>]</span>iets verzinnen. Marco was in zijn studie +verdiept en stond aandachtig naar een vloeistof te kijken, dien hij in +een fleschje ophield tegen het licht, terwijl achter hem in een +armstoel de luie monnik voor het eerst sedert vele dagen weêr +vroolijk werd en geluidloos zat te lachen bij de gedachte, hoe hij +Lugina misleid had en zijn dochter ontvoerd. Doch weêr ernstig +geworden besefte hij, dat Mevena zelve in gevaar zou verkeeren zoo haar +vader haar vond. Hij moest hem op een dwaalspoor leiden en hij had +weldra een sluw bedenksel gereed.</p> +<p>Des anderen daags vond hij Lugina reeds buiten de herberg op hem +wachtend in de straat onder den hoogen dom. De edelman liep hem lachend +tegemoet, de grillige zomerkoelte speelde in zijn paarsen mantel; hij +nam den monnik bij den arm en vertrouwelijk naast elkander gaande +wandelden zij de stadspoort uit. De een noch de ander sprak een woord, +zij wachtten beiden of de ander zou beginnen en zagen omzichtig rond. +De glanzende wolkjes lagen traag in den hemel van het +ééne verre <span class="pagenum">[<a id="pb171" href= +"#pb171" name="pb171">171</a>]</span>verschiet waar de heuvelen in vage +tinteling verliepen, tot het ander; de klare akkerlanden waren rijp en +in heete stoving, op sommige grasvelden, waar gemaaid was, rustten +boeren in zwaren slaap. De weg liep door dunne boompjes met weinig +schaduw.</p> +<p>Eindelijk sprak Lugina en vertelde hoe hij ook zijn dochter nog te +wreken had. De monnik antwoordde, dat hij wist wat er gebeurd was, ook +had hij Rogier wel gevonden, maar hij had zijn belofte nog niet kunnen +volvoeren. Toen hoorde hij verbaasd, dat Lugina zelf met alle vier zijn +zoons zijn vijand gevolgd had van kamp tot kamp, dat hij wist waar +Rogier, die stadhouder was geworden, zich bevond met het meisje, en dat +ook haar broeders daar waren op dit oogenblik... Tamalone bleef staan, +zijn oogen waren wijd open en in zijn starre verbazing zag hij den +ouden man, met fel gelaat, die plotseling een dolk in de hand hield en +naar hem stiet, maar even plotseling bukte hij, greep zijn aanvaller +bij de beenen en wierp hem op den grond. Even aarzelde hij of hij +vechten <span class="pagenum">[<a id="pb172" href="#pb172" name= +"pb172">172</a>]</span>zou, hij voelde den schrik nog van wat hij +gehoord had; dan keerde hij zich om en liep snel heen, zonder een +enkelen keer achter zich te zien, waar Lugina midden op den weg hem na +stond te kijken met den dolk, die een blank lichtje schoot, in de +geheven hand.</p> +<p>Het was een smalle weg door de korenlanden, de zon scheen overal en +het felst op de boompjes, waarvan hij door een bocht soms de kruinen al +in de verte zag schitteren. Tamalone voelde zich gejaagd. Hij wilde +naar de stad waar Mevena was, maar hij vreesde zijn vijanden; zoo hij +slechts Rogier kon waarschuwen over haar te waken—haar broeders +waren nabij, misschien was er al een ongeluk gebeurd en wat kon hij +zelf nu doen, die vervolgd werd door de hatelijke edelen in ’t +leger? Maar hij hoopte, dat hij een boodschap kon zenden. Hij liep met +snelle stappen, het mulle stof steeg in wolkjes om zijn voeten op, zijn +gelaat was gloeiend en bezweet.</p> +<p>Nadat hij den lievelangen dag recht voor zich starend en in +krieuwende angst was <span class="pagenum">[<a id="pb173" href="#pb173" +name="pb173">173</a>]</span>gegaan, het licht verkoelde en de hemel +ruimer werd, was hij aan een troosteloos moerasland gekomen waardoor de +weg met velerlei kronkeling voerde. Hij vond toen water om zijn dorst +te koelen, over de plassen zweefden de dampen. De lucht werd blank en +teeder, uit de verte dreef de schemer nader, westwaarts talmden nog +tinten in ’t ijl verschiet. De monnik, zich haastend met groote +schreden, voelde zich angstig in de barheid der vlakte, zijn schichtige +schaduw die hem vóór ging over het rusch en de poelen +deed bij wijlen een reiger met verschrikt gerucht de vleugels uitslaan +en heenvliegen in schuine richting.</p> +<p>En hoe meer de duisternis zich vergaârde over het armzalig +rietland rondom, zoo dichter en hooger stegen de nevelen. Doch Tamalone +sloeg er geen acht op, hij liep slechts te rekenen hoe ver hij van de +stad was en of hij haar in den morgen kon bereiken; soms sprak hij +plotseling woorden en maakte een gebaar met zijn arm.</p> +<p>Op eens hoorde hij dat zijn schreden, die hem vermoeiden, gedempt +klonken en het kwam bij hem op, dat hij niet meer <span class= +"pagenum">[<a id="pb174" href="#pb174" name="pb174">174</a>]</span>op +’t pad liep... plots bleef hij staan en zag rondom zich rillend +van schrik: hij was verdwaald in de duisternis en door den mist kon hij +de lucht van daareven niet meer zien.</p> +<p>Hij bukte neder om naar den weg te voelen, de grond was modderig en +nat. Hij moest teruggaan, om alles ter wereld teruggaan, hij moest naar +de stad, maar wist den weg niet meer en de ochtend was nog ver. Dan +knielde hij voorzichtig neêr en tastte rond naar de indrukken van +zijn voetstappen—en daar, geknield voorovergebogen in het +moerasland, in den suizenden nachtmist, dacht hij aan een vrouw, die +hem ’t liefst ter wereld was, en dacht hij of hij hier zou +sterven ver van de stad. Zijn oogen weenden vrijelijk en terwijl hij +langzaam voortkroop over het slik, zoekend naar zijn spoor, snikte hij +hardop zijn rampzaligheid uit, snikte voor het eerst van zijn leven, +het was een schrikkelijk geluid in het donker. Maar het verstierf in +dien kouden nacht zonder einde, het verzwakte en zweeg. En de strenge +stilte duurde lang. <span class="pagenum">[<a id="pb175" href="#pb175" +name="pb175">175</a>]</span></p> +<p>Ten langen leste, hijgend en rillend, vond hij den harden bodem des +wegs, zijn armen zwikten en hij zeeg neder op zijn borst. Het was een +zachte rust die hem slaperig maakte.</p> +<p>Dan hief hij zijn hoofd van den grond, er stond een lichtlooze maan +boven de dampen van ’t laagland. Tamalone rees, strekte zijn +beenen en liep voort langs den weg hopend de stad nog vroeg te +bereiken.</p> +<p>Bij den dageraad begon het land weêr te rijzen, het eerste +zomerlicht dartelde met gouden munt door het kalme loover van de +boomen, dat licht zoo vertrouwelijk en zóó lief, dat +<span class="corr" id="xd20e1421" title= +"Bron: Tamelone">Tamalone</span> zijn armen ophief en riep en lachte +van innig gevoelde vreugde.</p> +<p>Hij stond niet stil, doch liep voort en voort, tot hij een paar +landlieden zag op weg naar hun werk, die hem vertelden, dat de keizer +met zijn leger vertrokken was, de stadhouder was er bij. Toen zette hij +zich zeer vermoeid aan den rand van een gelen akker om te rusten; hij +leunde achterover om naar een vroege bij te zien, <span class= +"pagenum">[<a id="pb176" href="#pb176" name="pb176">176</a>]</span>die +gonsde in ’t ochtendlicht, een zachte koelte speelde door de +bladertjes van een populier,—zijn oogen sloten en hij sliep in +tusschen het koren, waarvan enkele aren rustig wieglend over hem neder +bogen. <span class="pagenum">[<a id="pb177" href="#pb177" name= +"pb177">177</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch13" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e1430" class="main">13</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">De waard van de herberg waar hij een bed had gevraagd, +kon hem niet zeggen of er een vrouw in het leger was, noch waarheen de +stadhouder was getogen. De oostersche soldaten waren echter nog in de +stad en zij zouden het zeker weten.</p> +<p>En ofschoon het al donker was geworden begaf Tamalone zich aanstonds +naar het paleis, waar hij om Walid vroeg. De hoofdman, verbaasd +hèm daar te zien in de groote zaal, begroette hem lachend en +vriendelijk, hij had hem meer genegenheid toegedragen sedert de +vaardige vlucht uit het kamp voor het belegerde slot.</p> +<p>Zij gingen naar buiten en liepen de straten door. Walid sprak +voortdurend, terwijl de ander zweeg, en vertelde dat Mevena +<span class="pagenum">[<a id="pb178" href="#pb178" name= +"pb178">178</a>]</span>reeds lang vertrokken was, naar Pisa, dacht hij; +dat de meester sedert dien tijd stil en treurig was geweest, en dat +Carolus en hij zelf bemerkt hadden, dat er geheime moordenaars +omzwierven, zoodat zij hem voortdurend hadden bewaakt. Maar zij waren +blijde, dat de meester nu voor goed had besloten het meisje niet meer +te zien, zoo zij hem den bloedsteen nog konden ontrooven was alle +gevaar voorbij. Rogier zou een dochter van den grooten markgraaf Lancia +tot vrouw nemen en gelukkig en aanzienlijk worden. Tenzij het meisje +terugkwam met haar kind; de meester was gansch onder haar bekoring, het +lot had geopenbaard, dat een vrouw hem onheil zou brengen, en sedert +hij haar ontmoet had, meer dan een jaar geleden, was hij driewerf +gewond geweest en geen dag zonder kommer op ’t gelaat. Hij, +Walid, zou haar in het kamp niet meer dulden.</p> +<p>De monnik bleef zwijgen. Zij waren aan een gewelfd bruggetje over +een vliet gekomen en zetten zich naast elkander neder op de houten +leuning. Terwijl zij nadachten en geen van beiden spraken <span class= +"pagenum">[<a id="pb179" href="#pb179" name= +"pb179">179</a>]</span>naderden twee mannen, hun voetstappen klonken op +de planken der brug, en toen zij dicht bij waren herkende Tamalone +duidelijk de stem van Lugina. Hij was op het punt er Walid opmerkzaam +op te maken, maar hield zich in.</p> +<p>Beneden hen klokte het stroomende water. De oosterling begon +weêr te spreken. Hij zeide, dat hij Tamalone wel begrepen had en +hem bewonderde. En omdat hij hem niet gaarne leed zou doen ried hij hem +met alle middelen te voorkomen, dat Mevena weder in het bijzijn van +zijn meester kwam.</p> +<p>„Ik hoop dat gij gelukkig moogt zijn,” zeide hij: +„de vrouw is niet slecht misschien.” En hij liet zijn hand +een wijle rusten op Tamalone’s schouder, die innerlijk beefde bij +dit nieuwe gezicht.</p> +<p>Een torenklok sloeg. Zij stonden ten letste op en liepen zwijgend +terug naar het paleis. De monnik wilde niet mede naar binnen, maar nam +afscheid voor de buitengalerij; hij drukte Walid’s hand krachtig +in de zijne, hij voelde dat deze man zijn vriend had kunnen wezen. +<span class="pagenum">[<a id="pb180" href="#pb180" name= +"pb180">180</a>]</span></p> +<p>Het waren zonderling prikkelende gedachten, die Walids woorden in +hem hadden gewekt. Tamalone voorzag reeds de smarten, die Mevena zou +lijden wanneer zij wist, dat zij voor goed was verlaten, hij zag haar +betraand gelaat—zijn aderen zwollen en zijn hart klopte zwaar +door ’t valsche onrecht haar aangedaan. Op zijn bed lag hij +wakend met gesloten oogen; het venstertje liet de nachtkoelte in, +schreden die in de straat haastig voorbij slopen of het geluid van de +torenklok leidden bij wijlen zijn gedachten af. Hij wist geen raad. +Waar zou zij henen moeten? zij had geen enkelen vriend meer dan hem +zelf, die niet eens wist waar zij was, die niet wist of zij dit eigen +oogenblik niet ellendig rondzwierf met haar kind. Maar Walid had gezegd +in Pisa, zij zou wel in den winkel aan de kade zijn teruggekeerd. Hij +stond op om uit het venster te zien of de dag al aan den hemel kwam; +dan lei hij zich weêr neder, zijn voeten deden zeer van den +langen tocht dien hij gekomen was. En terwijl hij trachtte voort te +denken sliep hij in. <span class="pagenum">[<a id="pb181" href="#pb181" +name="pb181">181</a>]</span></p> +<p>Met schrik ontwaakte hij kort daarop weder, maar hij was verheugd, +want door het venstertje zag hij dat de duisternis verschoot, zoodat +hij weldra zou kunnen vertrekken. Bij het kozijn geleund, starende naar +de oosterlucht die ijler werd, herinnerde hij zich wat Walid bedoeld +had met den wensch voor zijn geluk, en langen tijd bleef hij staren +naar de lucht en de straat, waar de gesloten huizen, ordeloos tusschen +boomen verspreid, verschenen uit den vroegen schemer, tot het kraaien +van een haan hem stoorde in zijn rust en hij zich bezon, dat Mevena hem +niet beminde.</p> +<p>Hij verliet de kamer, wekte den waard, en met zijn brood in de hand +ging hij naar buiten. Opgewekt stapte hij voort in den frisschen +morgen.</p> +<p>Maar toen hij tegen den avond zeer vermoeid de landerijen van Pisa +bereikte, peinsde hij waarom hij gegaan was, waarom hij de passie +zocht, die hem niets dan verdriet kon geven, terwijl aan alle zijden de +wegen naar andere streken leidden, waar hij dolend tenminste met het +stille beeld zijner aanbidding alleen kon wezen, <span class= +"pagenum">[<a id="pb182" href="#pb182" name= +"pb182">182</a>]</span>zonder verlangen naar wederliefde, dat door +nieuw verlangen zeker gevolgd werd. In zijn verbeeldingen was hij +immers altijd gelukkig geweest.</p> +<p>En ofschoon hij van verwachting gepoperd had toen hij zich op weg +begaf, liep hij thans neêrslachtig langzaam op de kade, waar de +bewoners voor hun huizen stonden te praten in het rustig genot van den +zomeravond. Uit de verte reeds zag Tamalone, dat de winkel van Simon +nog open was, er scheen wat licht naar buiten en voor de deur stond +Baldo viool te spelen, Mevena en de gebroeders zaten te luisteren. Hij +naderde en bleef onopgemerkt staan; in ’t schaarsche licht zag +hij, dat Mevena’s gelaat, ten deele afgewend, droevig en fijn +was. Bij ’t eind van het danswijsje trad hij zacht op haar toe en +groette haar. Zij schrok en lachte, met de hand op haar borst, Simon en +Josse verwelkoomden met handdrukken en luidruchtigheid. Er werd een +stoel gehaald, en pasteien en bier, en Tamalone moest dadelijk verhalen +hoe hij gevlucht was en waar hij gescholen had. <span class= +"pagenum">[<a id="pb183" href="#pb183" name="pb183">183</a>]</span></p> +<p>Toen het al laat was ging Mevena, die haar kind hoorde, naar binnen; +de mannen zaten nog lang te luisteren naar den monnik, die met een +glimlach vertelde van dwazen door wie hij vervolgd was, ofschoon hij +nooit iets misdaan had. En dan, in de stilte van de kade, zeide hij hoe +Mevena verlaten was door haar minnaar, die met een ander zou +trouwen—zijn stem werd zoo week en zacht, dat Simon en Josse en +zelfs de jonge Baldo zwijgend en aangedaan voor zich keken in den luwen +nacht. Zij gingen ten leste naar binnen. Terwijl Tamalone nog talmde +voor hij de anderen volgde, zag hij naar boven, naar het venstertje van +Mevena’s kamer; het stond open. Hij begreep, dat zij alles +gehoord had wat hij zoo pas vertelde.</p> +<p>Gedurende de wandeling door de straten den volgenden dag, die zij +weêr zooals vroeger deden, Mevena thans met haar kind in de +armen, vroeg hij waarom zij niet in het kamp gebleven was. Zij +antwoordde:</p> +<p>„Rogier mocht van den keizer niet heengaan, daarom wacht ik +hier op hem. Over zes weken komt hij mij halen.” <span class= +"pagenum">[<a id="pb184" href="#pb184" name="pb184">184</a>]</span></p> +<p>Toen werd Tamalone bij ’t verder gaan zeer vroolijk, zij had +hem klaarblijkelijk niet gehoord gisteravond en hij herinnerde zich +ook, dat hij zacht had gesproken. Hij lachte en knikte tegen het kleine +kindje, zoodat de menschen in de straat bleven staan, elkander wijzend +naar den lustigen monnik, en Mevena stillekens voor zich lachte.</p> +<p>In den winkel en in de lage achterkamer, voor het venster waarvan nu +de wingerd bloeide, was het of de dagen van het vorig jaar weêr +beginnen zouden. De oolijke Baldo vedelde ’s avonds weêr, +de gebroeders zongen hun eenvoudige liedjes en Tamalone deed verhalen +uit ouden tijd.</p> +<p>Maar Mevena lachte niet meer zooals voorheen, haar gelaat was +dikwijls vermoeid en zij scheen altoos te luisteren of zij boven haar +kind ook hoorde.</p> +<p>En zij werd stiller toen zij niet meer uit kon gaan. Op een middag +had Tamalone haar eensklaps haastig door zijstraatjes meegevoerd, hij +had Lugina gezien die met een edelman liep te praten.</p> +<p>Zij zat nu gansche dagen voor haar venster te naaien, denkend aan +den naderenden <span class="pagenum">[<a id="pb185" href="#pb185" name= +"pb185">185</a>]</span>tijd waarop haar geliefde beloofd had te komen. +Wanneer zij dan dacht aan wat zij den monnik had hooren vertellen, +beneden voor de deur, den avond toen hij terug was gekomen, dan viel +haar naaiwerk in haar schoot en staarde zij over de daken der huizen +aan gindsche zijde der rivier, in ’t verschiet met de vergulde +torenspits; de tijd ging langzaam voorbij, maar haar gedachten wilden +niet komen, zij hoorde voortdurend het gerucht der kooplieden in de +straat en het uitbundig gekweel onder haar raam. Dan ging zij bedaard +weêr door met haar werk, zij geloofde de dwaasheden niet die de +monnik had gezegd. Zij wachtte en voelde zich geduldig tevreden; maar +de mannen beneden zeiden dikwijls tot elkander, met een langzaam +hoofdschudden, dat zij zekerlijk ziek zou worden, ze was zoo bleek en +stil.</p> +<p>Het werd al nazomer; westelijk achter de gulden torens en de masten +der scheepjes in het water verkleurde des avonds de zon in velerlei +schoonheid. De monnik waarde nog dagelijks behoedzaam rond om na te +vragen of Lugina de stad al verlaten <span class="pagenum">[<a id= +"pb186" href="#pb186" name="pb186">186</a>]</span>had. Simon en Josse +zaten bij ’t licht van hun lampje alleen bij elkander.</p> +<p>Het was al Sint Michiel geweest. Mevena’s oogen waren rood +wanneer zij in de huiskamer kwam.</p> +<p>Eens vond Tamalone haar gekleed in den blauwen kapmantel, dien hij +haar gegeven had, zij wachtte om met hem uit te gaan. Hij wilde iets +zeggen van het gevaar dat zij liep haar vader te ontmoeten, doch de +blik van haar oogen was zoo dringend, dat hij volgde. Zij gingen de +kade af, over de brug naar de onbebouwde velden, waar zij vroeger wel +wandelden en toen zij in de groententuinen kwamen zag Mevena hem recht +in de oogen en vroeg:</p> +<p>„Is ’t waar dat hij niet terugkomt?”</p> +<p>De monnik boog zijn hoofd, en beiden zwegen terwijl hun voeten +voortgingen naast elkander in regelmatigen tred.</p> +<p>„Is het waar?” vroeg zij weder. „En wat gij dien +avond verteld hebt toen gij terugkwaamt?”</p> +<p>Tamalone zag haar aan—zij was kalm en twee groote tranen +gleden van haar <span class="pagenum">[<a id="pb187" href="#pb187" +name="pb187">187</a>]</span>oogen neêr. Toen bleef hij staan, +bevend hief hij zijn hand en zeide:</p> +<p>„Wees toch niet bedroefd, Mevena, het zal voorbij gaan, schrei +toch niet... Ik wil alles voor u doen wat ik kan, gij weet niet hoe ik +u liefheb...”</p> +<p>Zijn stem klonk hem zonderling als uit een afstand. Mevena stond met +gesloten oogen, het hoofd wat naar achter gebogen; beneden op den grond +deed een zachte wind de blaadjes der groenten bewegen.</p> +<p>Zij keerden naar huis, maar spraken niet meer.</p> +<p>Simon en Josse zaten dien avond alleen en staarden elkander telkens +aan, zij hadden <span class="corr" id="xd20e1512" title= +"Bron: gazien">gezien</span> dat het lieve meisje in de kamer daarboven +haar ongeluk wist. Tamalone kwam dien nacht niet thuis, hij doolde +buiten de stad, verwonderd over de ontroeringen die hem hadden vervuld. +En toen hij laat den volgenden namiddag aan den winkel kwam vond hij er +de gebroeders, die ontsteld en in drukke verwarring vertelden hoe de +oudste zoo pas het eten dat nog op de tafel dampte, naar boven had +gebracht—de kamer was leêg. Mevena <span class= +"pagenum">[<a id="pb188" href="#pb188" name="pb188">188</a>]</span>was +nergens te vinden. De monnik gilde en sprong de trappen op, de kamer +in, waar de stoel en de tafel stonden op hun gewone plaats, in den hoek +was de peluw met de wieg er naast.</p> +<p>Maar toen <span class="corr" id="xd20e1519" title= +"Bron: bij">hij</span> beneden kwam werd zijn angst verdreven door het +bericht dat Baldo bracht, die van de wachters had gehoord, dat een +vrouw met een zuigeling dien morgen de poort was uitgegaan; zelf +bedarend stelde hij zijn vrienden gerust, dat hij haar wel achterhalen +zou voor zij het kamp bereikte. En nadat hij haastig had gegeten ging +hij op reis, door Baldo tot aan de poort verzeld.</p> +<p>Maar op den weg, terwijl hij snel voortliep in den vochtigen avond, +voelde hij dat zijn beenen zeer vermoeid waren. Hij ergerde zich over +zijn domheid Mevena zoolang alleen gelaten te hebben; wel vertrouwde +hij dat zij, evenmin als hij wetend waar het leger van Rogier was en +langzamer gaande daar zij het kind moest dragen, het kamp niet vinden +zou voor hij er was aangekomen; maar hij moest aldoor denken aan de +donkere waarschuwing van Walid, <span class="pagenum">[<a id="pb189" +href="#pb189" name="pb189">189</a>]</span>die door zijn dwaas geloof, +dat zij het ongeluk had gebracht door den bloedsteen, haar dooden zou. +Zijn voeten waren heet en schrijnden, doch met de tanden vastgeklemd +ging hij voort in groote schreden. En in een zachte bevreemding vroeg +hij zichzelven wat het toch was dat hem dreef tot die nachtelijke +haast—hij had nog nóóit zoo geloopen en nog nooit +zooveel angsten gehad, angsten om een vrouw wier wederliefde hij niet +verwachtte en die hij te nacht of te morgen voor goed uit het oog zou +verliezen.</p> +<p>Toen de lucht begon te schemeren kon hij niet verder, hij liet zich +vallen op het natte gras en sliep dadelijk in.</p> +<p>Hij ontwaakte door een hevigen slagregen en stond verschrikt op; er +was een lange weg <span class="corr" id="xd20e1531" title= +"Bron: voòr">voor</span> hem, waar de regen op nederspatte en +stroomend wegliep aan de zijden. Maar Tamalone kon niet wachten, hij +sloeg zijn kap over het hoofd en vervolgde zijn reis, het water droop +in een straaltje van zijn gezicht.</p> +<p>Hij rustte maar weinig en tegen het einde van zijn vierde dagreis +had hij Mevena nog <span class="pagenum">[<a id="pb190" href="#pb190" +name="pb190">190</a>]</span>niet gevonden, maar door veel vragen wist +hij, dat het kamp niet verre kon zijn.</p> +<p>Het was een boschrijke weg waar hij ging, rijzend en steil +weêr neder dalend, met hooge beukeboomen die onbewogen waren in +den windloozen herfstdag. Hij bleef staan om naar de sporen van +paardenhoeven te zien, die van den weg af door ’t struikgewas +leidden; voorzichtig sloop hij door de dorre bladeren, maar stemmen +hoorend wachtte hij weêr; dan, tusschen twee dunne boomstammetjes +ziende ontdekte hij krijgslieden op den grond en herkende het gezicht +van Lugina bij hen. Door de bladeren scheen de zon met bleeken +glans.</p> +<p>Tamalone kwam weêr op den weg terug. Zoo hij verder ging liep +Mevena gevaar hier door haar vader aangehouden te worden; zoo hij bleef +wachten bereikte zij wellicht het kamp alleen en kon hij haar niet +beschermen. Hij zag op naar de takken boven hem, hij wist niet wat te +doen. <span class="corr" id="xd20e1542" title= +"Bron: Vóor">Vóór</span> hem zoowel als achter hem +van waar hij gekomen was rees de weg; hij liep een eind weegs vooruit, +omziende en weder omziende; dan ging hij weêr terug, de +<span class="pagenum">[<a id="pb191" href="#pb191" name= +"pb191">191</a>]</span>plaats voorbij waar de paardensporen in ’t +hout verdwenen.</p> +<p>Toen hij zijn hoofd weêr omwendde zag hij tegen ’t +avondlicht een kleine gedaante die den weg afdaalde—hij wist in +eens, dat het Mevena was en beefde. Zijn beenen waren loom, maar hij +liep voort, vlugger en vlugger, tot hij hijgende de steilte opsnelde. +De naderende figuur herkende hij al, het was een vrouw met een kind in +de armen. Toen hij dichter bij kwam bleef zij staan; Tamalone liep +moeilijk ademend nader met de hand op de borst, en kon niet +spreken.</p> +<p>Mevena’s gelaat was ernstig, maar onbewogen, met haar groote +oogen zag zij hem in afwachting aan.</p> +<p>„Gelukkig dat ik u vind,” zeide hij hijgend, „gij +moet niet naar het kamp gaan zonder mij.”</p> +<p>„Ik ben er al geweest,” antwoordde ze en sloeg haar +oogen neêr.</p> +<p>Langzaam, met woorden die moeilijk kwamen en soms nauw hoorbaar +waren, vertelde zij dat ze Rogier gezien had. Hij had haar niet +verwelkomd en weinig gesproken. <span class="pagenum">[<a id="pb192" +href="#pb192" name="pb192">192</a>]</span>Op haar vraag of het waar was +dat hij met een ander zou trouwen, had hij neen geschud, hij had haar +hand gekust, maar niets gezegd. Hij had haar niet geantwoord. Zij had +op haar knieën gesmeekt. Zij was toen heengegaan en hij had niets +gezegd.</p> +<p>Tamalone luisterde en zag naar de kleine gestalte naar +ééne zijde gebogen door de zwaarte van het kind, achter +haar verbleekte de avondzon in kwijnende warmte. Zij stonden zwijgend +op den weg, in den schemer der hooge boomen. De monnik dorst niet te +spreken. In de blaêren ritselde het, de stilte was +wonderbaarlijk. En zoo stonden zij langen tijd starend naar het gele +licht door het loof van de boomen, hun beider ademhaling was geregeld +en zacht. En toen Mevena haar oogen opsloeg en hem aanzag, zeide +hij:</p> +<p>„Kom meê naar Simon en Josse—”</p> +<p>Maar hij wist het van te voren, zij schudde het hoofd.</p> +<p>„Neen, ik kan met u niet meêgaan. Mijn vader is +dichtbij, daar ga ik heen.”</p> +<p>„Maar uw vader...” <span class="pagenum">[<a id="pb193" +href="#pb193" name="pb193">193</a>]</span></p> +<p>„Hij zal me wel vergeven.” Even zweeg ze en herhaalde +dan: „Ik kan niet meêgaan.”</p> +<p>Tamalone voelde toen de beroering diep in hem zinken. Mevena was +Mevena niet meer, maar een vrouw die van ongeluk stierf. Hij kon niet +meer spreken.</p> +<p>Toen, met tranen in haar oogen, nam zij zijn hand en kuste die; zij +wilde heengaan, maar hief nogmaals zijn hand zachtjes op en kuste die +weder—de monnik bewoog zich niet, hij zag haar heengaan met +geruchtloozen tred, haar mantel was om het kind gewikkeld. De gestalte +daalde en werd kleiner onder het duister der boomen, wier rustige +bladeren hier en daar een weêrschijn vingen van ’t laatste +gele licht dat aan den hemel blonk. De monnik keek haar roerloos na. +<span class="pagenum">[<a id="pb194" href="#pb194" name= +"pb194">194</a>]</span></p> +</div> +</div> +<div id="ch14" class="div1"><span class="pagenum">[<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> +<div class="divHead"> +<h2 id="xd20e1579" class="main">14</h2> +</div> +<div class="divBody"> +<p class="first">De tijd scheen voort te gaan, de schemer vergaderde +zich al donkerder onder het gebladerte, en nog stond Tamalone in +verbijstering te staren naar waar zij in de verre schaduwen heen was +gegaan. Hij voelde dat het koud was.</p> +<p>Maar eensklaps keek hij schuw achter zich en naar de andere zijde, +de duisternis rondom deed zijn hart zwaar kloppen van angst. Hij sloeg +zijn oogen op en zag, dat er reeds vele starren stonden aan den valen +hemel. Gedachteloos begon hij te loopen, stijgende naar den top des +wegs, en het trof hem dat de avond merkwaardig was van stilte; het +donker der boomen met hun rechte takken, de lucht, en over den grond +zijn lichte schreden, het was <span class="pagenum">[<a id="pb195" +href="#pb195" name="pb195">195</a>]</span>alles zoo stil, dat het wel +leek of er iets groots was gebeurd. En toen hij een eind verder weder +naar de starren zag was hij ten zeerste verbaasd over hun +talrijkheid—eens, vroeger, had hij den hemel zoo weeldrig gezien, +eens maar; nu was het evenzoo, er moest wel iets bijzonders wezen, de +hemel was niet zonder reden zoo wonderbaarlijk verlicht, het was om +Mevena voorzeker... En plotseling stond hij stil met zijn handen +opgeheven, hij dacht of hij zinneloos was geworden en sloot zijn oogen +in kille vrees. Maar hij zuchtte, zag nogmaals achter zich waar zij +verdwenen was en in een verlichtende neiging tot glimlachen vroeg hij +zichzelven of dit de werkelijkheid was, die hij zoo vaak had verwacht +en die daareven passeerde.</p> +<p>Toen, dicht in zijn pij gehuld, zette hij zich in de donkere +struiken en dacht aan Mevena, aan haar met de ernstige oogen die voor +altijd ongelukkig zou zijn, die hij nochtans niet weêr zou zien. +En hij was het zelf geweest, die haar ontvoerd had, die haar gebracht +had waar haar ongeluk <span class="pagenum">[<a id="pb196" href= +"#pb196" name="pb196">196</a>]</span>begon... hoe was het ook +weêr gebeurd? Hij trachtte zich te herinneren hoe hij op een +avond met Rogier, die ziek was, bij ’t vlammend wachtvuur zat; +hoe hij door oude herinneringen bekoord van schoone diepgevoelde dingen +had gesproken en gemeend had, dat twee die elkaêr oprecht +beminden gelukkig behoorden te zijn. Het meisje met haar jonge liefde +was ook zoo schoon in de blanke zomerdagen toen hij haar voor ’t +eerst had gezien, hij had zoo gaarne haar boodschap gebracht, fluitend +den ganschen weg, en Rogier had hem zoo ernstig gevraagd haar te halen. +Dan, in de stad, zag hij Lugina terug, de sluwe grijsaard in zijn +fraaien mantel, die hem geld gaf om zijn vijand te dooden. Den eersten +nacht, alleen met haar op den berg toen hij niet slapen kon, was die +onrust weêr gekomen, gelijk een benauwende avondlucht met +gloeiende strepen, en hij had gevoeld hoe lief zij hem zou kunnen +wezen. Maar hij was een schooier, onverschillig zelfs voor zijn eigen +gevoelens... hij had haar slechts heimelijk gekust, hij die haar +gelukkig had kunnen <span class="pagenum">[<a id="pb197" href="#pb197" +name="pb197">197</a>]</span>maken. En zij waren verder gegaan naar het +kamp, waar de dagen al te fel waren van licht en de oogen der +oostersche soldaten spiedend glommen. Nog zag hij in zijn verbeelding +den nacht toen Rogier hen alleen had gelaten en de hemel vol zachten +luister was bloesemend alom; de hemel was nu evenzoo.</p> +<p>Hij stond op. Het kamp was twee mijlen verder, had zij gezegd. Hij +wist niet wat hij er doen zou, maar liep voort; de weg steeg gedurig +hooger, hij hoorde zijn schreden niet. Zijn gedachten waren nu stil, +zoo stil als de blanke herfstavond.</p> +<p>Langzamerhand bemerkte hij een gerucht dat ruischend aangroeide wijl +hij verder ging; hij hield stil en luisterde, het was een waterval +ergens aan zijn rechterhand; heel in de verte, fijn van +onduidelijkheid, hoorde hij ook mannengezang, dat waren de soldaten in +’t kamp. Het geluid had een zachte bekoring. Tamalone zocht een +plek om te rusten, want hij was zeer vermoeid.</p> +<p>En al zoekende over het gladde mos, door de takken der lagere +boompjes, kwam <span class="pagenum">[<a id="pb198" href="#pb198" name= +"pb198">198</a>]</span>hij al nader bij het ruischen van ’t +water. Eindelijk bereikte hij den zoom van ’t boschje; de grond +was daar rotsig en bij het ijle licht van den hemel bespeurde hij een +diepe kloof, waar het water vallend klaterde. Behoedzaam liep hij +verder langs den rand, luisterend naar het gezang, dat nu bij +tusschenpoozen slechts hoorbaar was, maar duidelijker klonk. En terwijl +hij staarde en het nat voelde, dat opstuifde uit de diepte, zag hij in +het donker de gedaante van een man, die op een steenblok zat met +gebogen hoofd, de witte pluim van zijn muts hing voorover. Tamalone +wist wie het was, hij herinnerde zich zonderling Mevena, die eenzaam +heen was gegaan in den avond. Hij trad langzaam nader en de ander +richtte zijn hoofd op.</p> +<p>„Wie is daar?” vroeg Rogier.</p> +<p>„Ik ben het.”</p> +<p>En de monnik naderde nog meer. Maar de ander stond op, met de hand +in zijn gordel. Toen, met een diep geluid, sprong Tamalone op hem toe, +zij worstelden en vielen op den grond. Hij wist niet wat er gebeurde, +maar een poosje later voelde hij, <span class="pagenum">[<a id="pb199" +href="#pb199" name="pb199">199</a>]</span>dat hij een slappen arm +vastklemde, zijn andere hand was nat. Het water ruischte koel in de +kloof beneden, het stroomde voortdurend, in de verte klonk hetzelfde +gezang van daareven. En daarginds zag hij nog Mevena in donker +loopen.</p> +<p>Tamalone stond op en ging voorzichtig terug vanwaar hij gekomen was. +De koude hemel blonk nog steeds in den luister van vele starren, de +duisternis trilde in het geboomte en achter zich hoorde hij ’t +ruischen van den waterval allengs verminderen. Hij liep nog een heel +eind in ’t boschje voor hij een goede plek vond op het mos waar +hij zich neêrstrekte om te rusten. Hij wist dat hij nog nooit zoo +moede was geweest; de stemmen in de verte waren nu stil geworden en hij +sliep in.</p> +<p>In den ochtend ontwakend en door het gelend gebladert de lucht boven +zich ziende waar fijne wolkjes snel voorbij dreven, herinnerde Tamalone +zich den nacht en begreep, dat hij op zijn hoede moest zijn voor de +soldaten. Maar angstiger werd hij bij de gedachte aan Mevena, die bij +haar vader was teruggekeerd. Hij wilde <span class="pagenum">[<a id= +"pb200" href="#pb200" name="pb200">200</a>]</span>dichter bij haar +zijn; ongeduldig trok hij de struiken en de buigzame takken weg, die +hem bezeerden terwijl hij liep, en aan den zoom van het bosch gekomen +bleef hij staan, glurend door de bladeren over den weg naar rechts en +naar links. Er was geen sterveling, maar steeds schuilend in de +struiken ging hij verder de helling af, zich ergerend over het geruisch +der doode blaêren aan zijn voeten.</p> +<p>Toen hij nogmaals stillekens over den weg keek, herkende hij de +plaats waar hij haar den vorigen avond ontmoet had: er waren versche +sporen van paardenhoeven op den grond. Hij kwam wat nader, daar lag een +muts zooals de oosterlingen droegen in het kamp. En eensklaps snelde +hij den steilen weg af, met wijd gesperde oogen ziende naar de sporen, +die hij volgde waar zij in ’t kreupelhout leidden; driftig sloeg +hij de twijgen weg, hij kon de plaats niet vinden, waar hij de +krijgslieden van Lugina gelegerd had gezien. En in zijn onstuimigen +angst hoorde hij een vreemd klagend geluidje, hij sprong vooruit, +zoodat de takken hem zwiepend sloegen in ’t gelaat... +<span class="pagenum">[<a id="pb201" href="#pb201" name= +"pb201">201</a>]</span></p> +<p>Tamalone bleef staan—daar was zij met het kind schreiend naast +haar op den grond, een paar doode krijgslieden lagen nabij, in de verte +klonk verward geschreeuw. De zon scheen zwakjes door de boomen. En zeer +zacht naderde hij, knielde neder en nam haar hand in de zijne; er waren +verscheidene wonden in haar hals en op haar borst lag de +bloedsteen.</p> +<p>Zeer lang lag Tamalone geknield, aldoor starend naar haar gelaat; +hij lag zoo lang tot het kind met betraande wangen in slaap was +gevallen en hij eindelijk het brieschen hoorde van een paard; en +omziende ontwaarde hij Walid met zijn gelen tulband, het hoofd +achterover en een sabel in de hand. Zij zagen elkander een wijle aan. +Dan steeg de oosterling af en zeide met goedhartige stem:</p> +<p>„Ik zal je helpen, broeder.”</p> +<p>Te zamen, zwijgend, groeven zij wat aarde weg en legden daar de +doode neer; Carolus en eenige soldaten, die terug waren gekomen, +hijgend en met bloedige wapens, zagen toe. Toen zij den kuil toegemaakt +en er de dorre bladeren weêr over hadden <span class= +"pagenum">[<a id="pb202" href="#pb202" name= +"pb202">202</a>]</span>gespreid, nam de monnik het kind op, drukte +Walid de hand en ging heen door de boomen, hij hoorde den brigadier nog +achter zich, die iets zeide. Er was een kalmte in hem of het nu altoos +herfst zou blijven.</p> +<p>En langzaam liep hij den weg af, het kind dat schreeuwde zuiend in +zijn arm. En hij schudde zijn hoofd en sprak tot het kind.</p> +<p>Hij zeide, dat het wel vreemd was dat hij het droeg, die nog dien +zelfden nacht een man had gedood en daardoor de wraak der soldaten over +de arme moeder had doen komen—zijn liefde was het, de liefde van +den deugniet, van den onverschilligen schooier, die zich om geen mensch +ooit bekommerde, waardoor al het ongeluk was gebeurd.</p> +<p>Even zweeg hij, starend naar de loovers en de wolkjes, die hoog aan +den hemel dreven; toen, wijl hij moeizaam ging onder het roerloos +geboomte waar de zon maar flauwtjes scheen, zeide hij met nog zachter +stem tot het kind, dat haar schoon gelaat hem nimmer zou verlaten, +<span class="pagenum">[<a id="pb203" href="#pb203" name= +"pb203">203</a>]</span>dat hij ten minste haar liefhad die ginder onder +de bladeren lag,... en dat hij misschien, misschien gelukkiger was +geweest dan de ander dien zij beminde.</p> +<p>Maar het kindje verstond hem niet, het schreeuwde gedurig en de +monnik ging voort, langzaam, want zijn voeten deden zeer.</p> +</div> +</div> +</div> +<div class="back"> +<div class="div1" id="toc"> +<h2 class="main">Inhoudsopgave</h2> +<ul> +<li><a href="#ch1">1</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e97">1</a></span></li> +<li><a href="#ch2">2</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e235">24</a></span></li> +<li><a href="#ch3">3</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e290">31</a></span></li> +<li><a href="#ch4">4</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e379">40</a></span></li> +<li><a href="#ch5">5</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e498">52</a></span></li> +<li><a href="#ch6">6</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e614">63</a></span></li> +<li><a href="#ch7">7</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e710">77</a></span></li> +<li><a href="#ch8">8</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e855">95</a></span></li> +<li><a href="#ch9">9</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e986">111</a></span></li> +<li><a href="#ch10">10</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e1059">120</a></span></li> +<li><a href="#ch11">11</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e1208">142</a></span></li> +<li><a href="#ch12">12</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e1340">162</a></span></li> +<li><a href="#ch13">13</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e1430">177</a></span></li> +<li><a href="#ch14">14</a> <span class= +"tocPagenum"><a class="pageref" href="#xd20e1579">194</a></span></li> +</ul> +</div> +<div class="transcribernote"> +<h2 class="main">Colofon</h2> +<h3 class="main">Beschikbaarheid</h3> +<p class="first">Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen +overal, met vrijwel geen beperkingen van welke soort dan ook. U mag het +kopiëren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden van de +Project Gutenberg Licentie bij dit eBoek of on-line op <a class= +"exlink" title="Externe link" href= +"https://www.gutenberg.org/">www.gutenberg.org</a>.</p> +<p>Dit eBoek is geproduceerd door het on-line gedistribueerd correctie +team op <a class="exlink" title="Externe link" href= +"https://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>.</p> +<h3 class="main">Codering</h3> +<p class="first">Dit bestand is in een verouderde spelling. Er is geen +poging gedaan de tekst te moderniseren. Afgebroken woorden aan het +einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in +het origineel zijn gecorrigeerd. Dergelijke correcties zijn gemarkeerd +met het corr-element.</p> +<p>De hoofdstuknummers ontbreken in het orgineel en zijn in deze editie +toegevoegd.</p> +<h3 class="main">Documentgeschiedenis</h3> +<ul> +<li>2011-04-16 Begonnen.</li> +</ul> +<h3 class="main">Externe Referenties</h3> +<p>Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn +dat deze links voor u niet werken.</p> +<h3 class="main">Verbeteringen</h3> +<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p> +<table width="75%" summary= +"Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst."> +<tr> +<th>Bladzijde</th> +<th>Bron</th> +<th>Verbetering</th> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e119">5</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td class="width40" valign="bottom">een</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e130">6</a>, <a class="pageref" href="#xd20e133">6</a>, <a class= +"pageref" href="#xd20e140">7</a>, <a class="pageref" href= +"#xd20e150">9</a>, <a class="pageref" href="#xd20e159">11</a>, +<a class="pageref" href="#xd20e174">13</a>, <a class="pageref" href= +"#xd20e219">21</a>, <a class="pageref" href="#xd20e226">22</a>, +<a class="pageref" href="#xd20e251">26</a>, <a class="pageref" href= +"#xd20e267">28</a>, <a class="pageref" href="#xd20e274">29</a>, +<a class="pageref" href="#xd20e300">32</a>, <a class="pageref" href= +"#xd20e324">35</a>, <a class="pageref" href="#xd20e349">37</a>, +<a class="pageref" href="#xd20e457">48</a>, <a class="pageref" href= +"#xd20e462">48</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td class="width40" valign="bottom">,</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e212">20</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">gevaariijke</td> +<td class="width40" valign="bottom">gevaarlijke</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e258">27</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">saêm</td> +<td class="width40" valign="bottom">saâm</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e317">34</a>, <a class="pageref" href="#xd20e508">53</a>, +<a class="pageref" href="#xd20e1247">149</a>, <a class="pageref" href= +"#xd20e1362">166</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">sints</td> +<td class="width40" valign="bottom">sinds</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e425">44</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">wachten</td> +<td class="width40" valign="bottom">wachtten</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e447">47</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">»</td> +<td class="width40" valign="bottom">„</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e467">48</a>, <a class="pageref" href="#xd20e679">71</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">,</td> +<td class="width40" valign="bottom">.</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e493">51</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">Toseane</td> +<td class="width40" valign="bottom">Toscane</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e519">54</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">hieldèn</td> +<td class="width40" valign="bottom">hielden</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e545">56</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1421">175</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">Tamelone</td> +<td class="width40" valign="bottom">Tamalone</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e735">79</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">geduririgen</td> +<td class="width40" valign="bottom">gedurigen</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e763">84</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> +<td class="width40" valign="bottom">.</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e1070">121</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">Sints</td> +<td class="width40" valign="bottom">Sinds</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e1125">131</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">hêm</td> +<td class="width40" valign="bottom">hèm</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e1180">139</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">zei</td> +<td class="width40" valign="bottom">zij</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e1512">187</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">gazien</td> +<td class="width40" valign="bottom">gezien</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e1519">188</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">bij</td> +<td class="width40" valign="bottom">hij</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e1531">189</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">voòr</td> +<td class="width40" valign="bottom">voor</td> +</tr> +<tr> +<td class="width20" valign="top"><a class="pageref" href= +"#xd20e1542">190</a></td> +<td class="width40" valign="bottom">Vóor</td> +<td class="width40" valign="bottom">Vóór</td> +</tr> +</table> +</div> +</div> + + + + + + + +<pre> + + + + + +End of Project Gutenberg's Een Zwerver Verliefd, by Arthur van Schendel + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN ZWERVER VERLIEFD *** + +***** This file should be named 35887-h.htm or 35887-h.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + https://www.gutenberg.org/3/5/8/8/35887/ + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +https://www.pgdp.net/ + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +https://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at https://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at https://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit https://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including including checks, online payments and credit card +donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + https://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. + + +</pre> + +</body> +</html> diff --git a/35887-h/images/book.png b/35887-h/images/book.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..8c9ee4f --- /dev/null +++ b/35887-h/images/book.png diff --git a/35887-h/images/card.png b/35887-h/images/card.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..1ffbe1a --- /dev/null +++ b/35887-h/images/card.png diff --git a/35887-h/images/external.png b/35887-h/images/external.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..ba4f205 --- /dev/null +++ b/35887-h/images/external.png diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..dc2ff38 --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #35887 (https://www.gutenberg.org/ebooks/35887) |
