summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
authornfenwick <nfenwick@pglaf.org>2025-02-05 05:08:37 -0800
committernfenwick <nfenwick@pglaf.org>2025-02-05 05:08:37 -0800
commit5c3aef31d4583252e80f4c6c9c482b305c195141 (patch)
tree6b3a4790e6b2c887be6785eac9925662aaf25b9c
parent8146cd93eb7555a7736d22a1cf397d69e012df55 (diff)
NormalizeHEADmain
-rw-r--r--.gitattributes4
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
-rw-r--r--old/50771-8.txt13677
-rw-r--r--old/50771-8.zipbin252765 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h.zipbin3166690 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/50771-h.htm14288
-rw-r--r--old/50771-h/images/book.pngbin364 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/card.pngbin249 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/external.pngbin172 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/frontcover.jpgbin85446 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p001.jpgbin157282 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p009.jpgbin137330 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p017.jpgbin142353 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p025.jpgbin136249 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p033.jpgbin148309 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p041.jpgbin141946 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p048.jpgbin139818 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p049.jpgbin141947 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p057.jpgbin128002 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p065.jpgbin144059 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p073.jpgbin144497 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p081.jpgbin162640 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p089.jpgbin152832 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p097.jpgbin166699 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p105.jpgbin123084 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p113.jpgbin174087 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p121.jpgbin134421 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p129.jpgbin149894 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/p143.jpgbin91031 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/titlepage-illustration.jpgbin46224 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/50771-h/images/titlepage.jpgbin39126 -> 0 bytes
32 files changed, 17 insertions, 27965 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..d7b82bc
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,4 @@
+*.txt text eol=lf
+*.htm text eol=lf
+*.html text eol=lf
+*.md text eol=lf
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..6eacb22
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #50771 (https://www.gutenberg.org/ebooks/50771)
diff --git a/old/50771-8.txt b/old/50771-8.txt
deleted file mode 100644
index 31176d7..0000000
--- a/old/50771-8.txt
+++ /dev/null
@@ -1,13677 +0,0 @@
-The Project Gutenberg EBook of Slechte Tijden, by Charles Dickens
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most
-other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
-whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of
-the Project Gutenberg License included with this eBook or online at
-www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have
-to check the laws of the country where you are located before using this ebook.
-
-
-
-Title: Slechte Tijden
-
-Author: Charles Dickens
-
-Illustrator: H. French
-
-Translator: C.M Mensing
-
-Release Date: December 26, 2015 [EBook #50771]
-
-Language: Dutch
-
-Character set encoding: ISO-8859-1
-
-*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK SLECHTE TIJDEN ***
-
-
-
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg.
-
-
-
-
-
-
-
-
- SLECHTE TIJDEN
-
- DOOR
-
- CHARLES DICKENS.
-
-
- VERTALING VAN C. M. MENSING.
- MET 19 HOUTGRAVUREN NAAR TEEKENINGEN VAN H. FRENCH
-
-
- Achtste, geheel herziene druk.
- NIJMEGEN--GEBR. E. & M. COHEN--ARNHEM.
-
-
-
-
-
-
-
-
-SLECHTE TIJDEN.
-
-EERSTE BOEK. ZAAIEN.
-
-
-I.
-
-HET ÉÉNE NOODIGE.
-
-
-"Al wat ik vraag, zijn feiten. Leer die jongens en meisjes niets anders
-dan feiten. Dat is alles wat men in de wereld noodig heeft. Plant niet
-anders, en roei alle andere dingen uit. Door feiten alleen kunt gij
-den geest van met rede begaafde dieren ontwikkelen; niets anders zal
-hun ooit van eenig nut wezen. Dit is de stelregel, waarnaar ik mijne
-eigene kinderen grootbreng, en het is ook de stelregel, waarnaar ik
-deze kinderen opvoed. Houd u aan feiten en blijf daarbij, mijnheer!"
-
-Het tooneel was een hol, eentonig schoolvertrek, met vier kale witte
-muren, en des sprekers recht uitgestoken voorvinger gaf nadruk aan
-zijne woorden, door elk gezegde met eene lijnrechte beweging over des
-schoolmeesters mouw te onderstrepen. Die nadruk werd nog versterkt
-door des sprekers voorhoofd, dat naar een vierkant opgebouwden muur
-geleek, die zijne wenkbrauwen tot grondslag had, terwijl zijne oogen
-in twee naar keldergaten zweemende donkere holen, door dien muur
-overschaduwd, verscholen lagen; en verder door des sprekers mond, die
-breed en recht ingesneden was, met dunne, strakke lippen--en verder
-door des sprekers stem, die stroef, eentonig en gebiedend was--en
-verder door des sprekers haar, dat borstelig om den rand van zijn kaal
-hoofd oprees, als ware het een dennenplantsoen, bestemd om den wind
-van de blinkende oppervlakte af te weren, die overal met knobbels was
-bedekt, alsof het hoofd nauwelijks ruimte had voor al de dorre feiten,
-die daarin lagen opgestapeld. Des sprekers geheele onverbiddelijke
-houding, zijn rechthoekig gesneden rok, zijn rechthoekige beenen,
-zijne rechthoekige schouders--ja zelfs zijne das, gewend om hem met
-een onverbiddelijken greep, als een hardnekkig feit, bij de keel te
-pakken--alles versterkte nog dien nadruk.
-
-"In deze wereld hebben wij niets anders dan feiten noodig, mijnheer;
-niets anders dan feiten."
-
-De spreker, de schoolmeester en de derde aanwezige volwassene persoon,
-stapten een weinig achteruit en lieten toen hunne oogen gaan over het
-hellende vlak van kleine kruikjes, daar in orde geschikt, en gereed
-om zich emmers vol feiten te laten ingieten tot zij ten boorde toe
-vol waren.
-
-
-
-
-
-
-
-II.
-
-DE KINDERMOORD.
-
-
-Thomas Gradgrind, mijnheer. Een man van het positieve en
-materieele. Een man van feiten en cijfers. Een man, die zich aan den
-regel vasthoudt, dat tweemaal twee vier is en niets meer, en die zich
-niet laat bepraten om iets daarboven in te willigen. Thomas Gradgrind,
-mijnheer--Thomas en niets anders--Thomas Gradgrind. Met eene liniaal en
-een goudschaaltje en de tafel van vermenigvuldiging altijd in zijn zak,
-gereed om ieder staaltje van het menschdom te meten en te wegen, en u
-precies te zeggen wat het uitmaakt. Dit is iets, waarbij het alleen
-op cijfers aankomt, eene eenvoudige rekensom. Het zou u misschien
-kunnen gelukken, om een George Gradgrind, of een Augustus Gradgrind,
-of een John Gradgrind, of een Jozef Gradgrind (allen hersenschimmige,
-denkbeeldige personen) daaromtrent een ander begrip, dat maar een
-dwaas vooroordeel is, in het hoofd te brengen, maar Thomas Gradgrind,
-mijnheer--onmogelijk!
-
-Met dergelijke bewoordingen in zijne gedachten, was mijnheer Gradgrind
-gewoon zich zelven voor te stellen, hetzij in een gesloten kring
-van bekenden, of bij het publiek in het algemeen, en zonder twijfel
-was het ook met die gedachten--behalve dat hij het woord "mijnheer"
-in de woorden "jongens en meisjes" veranderde, dat Thomas Gradgrind
-zich thans naar de kleine kruikjes keerde, die zoo vol feiten moesten
-gegoten worden.
-
-Waarlijk, terwijl hij hen uit de bovengemelde keldergaten aanflikkerde,
-scheen hij een soort van kanon te zijn, tot aan den mond met feiten
-geladen, en gereed om hen met één schot geheel uit de gewesten
-der kindsheid te doen verstuiven. Hij scheen ook wel een galvanisch
-toestel, geladen met een bijtend scheikundig mengsel, dat de teedere,
-jeugdige verbeelding haar spel moest beletten door haar met eene
-harde korst van feiten te overdekken.
-
-"Meisje nommer twintig," zeide mijnheer Gradgrind, lijnrecht met zijn
-voorvinger wijzende. "Ik ken dat meisje niet. Wie is dat meisje?"
-
-"Sissy Jupe, mijnheer," antwoordde het meisje nommer twintig, blozende,
-opstaande en nijgende.
-
-"Sissy is geen naam," zeide mijnheer Gradgrind. "Gij moet geen Sissy
-zeggen, maar Cecilia."
-
-"Vader noemt mij altijd Sissy, mijnheer," antwoordde het meisje met
-eene bevende stem en nogmaals nijgende.
-
-"Dat moet hij dan niet doen," hervatte mijnheer Gradgrind. "Zeg hem,
-dat hij het niet meer doen moet, Cecilia Jupe. Laat eens zien. Wat
-is uw vader?"
-
-"Hij behoort bij de paardrijders, als het u belieft, mijnheer."
-
-Mijnheer Gradgrind trok zijne wenkbrauwen samen en wuifde het
-aanstootelijke beroep als het ware met zijne hand weg.
-
-"Wij willen hier niets daarvan weten. Gij moogt hier volstrekt niet
-daarvan spreken. Uw vader dresseert paarden, niet waar?"
-
-"Ja wel, mijnheer, zij dresseeren ook wel paarden in de manege,
-als zij ze krijgen om te dresseeren, mijnheer."
-
-"Gij behoeft ons hier niets van de manege te vertellen. Welnu
-dan. Zeg dus maar, dat uw vader paarden dresseert. Hij zal ook wel
-zieke paarden cureeren, zou ik denken?"
-
-"O ja wel, mijnheer."
-
-"Welnu, dan is hij pikeur en paardendokter. Laat mij eens uwe definitie
-van een paard hooren."
-
-Sissy Jupe ontstelde zichtbaar over dezen eisch en zweeg.
-
-"Dat meisje nommer twintig is buiten staat om eene definitie van een
-paard te geven," zeide mijnheer Gradgrind tot algemeene waarschuwing
-van al de kleine kruikjes. "Dat meisje nommer twintig is onbekend met
-de feitelijke eigenschappen van een der gewoonste dieren. Laat een van
-de jongens mij eens eene definitie van een paard geven. Bitzer, gij!"
-
-De rechthoekige vinger bleef, na hier en daar gedwaald te hebben,
-op Bitzer wijzen, misschien omdat deze toevallig in denzelfden straal
-van zonlicht zat, die door een der vensters van het in het oog loopend
-helder witte vertrek vallende, ook Sissy bescheen. Want de jongens en
-meisjes zaten op het hellende vlak van banken in twee dichte drommen,
-in het midden door eene smalle tusschenruimte gescheiden; en Sissy,
-op den hoek eener rij aan den zonkant gezeten, werd door het begin van
-een zonnestraal beschenen, waarvan Bitzer, aan den anderen kant, eenige
-rijen verder op een hoek zittende, het einde opving. Maar terwijl het
-meisje zulke donkere oogen en lokken had, dat zij door de zon, die haar
-bescheen, nog krachtiger en glanziger gekleurd schenen te worden, had
-de jongen zoo lichte haren en oogen, dat dezelfde stralen het weinigje
-kleur, dat hij bezat, geheel schenen te doen verschieten. Zijne koude
-oogen zouden haast geene oogen zijn geweest zonder de korte wimpers,
-die, daar zij de appels tegen iets nog bleekers dan zij zelven waren
-deden afsteken, de teekening er van zichtbaar maakten. Zijn kort
-geknipt haar kon maar eene voortzetting wezen van de geelachtige
-sproeten op zijn voorhoofd en zijn gezicht. Zijne ongezonde huid was
-zoodanig van natuurlijke vleeschkleur ontbloot, dat het scheen alsof
-hij wit zou bloeden als hij zich sneed.
-
-"Bitzer," zeide mijnheer Gradgrind, "geef mij eens uwe definitie van
-een paard."
-
-"Een graanetend viervoetig dier, met veertig tanden, namelijk vier en
-twintig kiezen, vier hoektanden en twaalf snijtanden. Laat in de lente
-zijne haren vallen; in moerasachtige streken ook zijne hoeven. Heeft
-harde hoeven maar die met ijzer moeten beslagen worden. Zijn ouderdom
-is te zien aan sommige teekenen in den bek."
-
-Dit en nog veel meer, zeide Bitzer.
-
-"Nu, meisje nommer twintig," hervatte mijnheer Gradgrind, "nu weet
-gij wat een paard is."
-
-Zij neeg weder en zou nog hooger gebloosd hebben, indien het mogelijk
-geweest was dit nog sterker te doen dan zij al dien tijd gedaan
-had. Bitzer wierp snel een blik naar mijnheer Gradgrind, zijne
-oogen opslaande, zoodat hij het licht op de trillende wimpers ving,
-die daarbij naar de voelhorentjes van spartelende insecten geleken,
-duwde toen zijne kneukels tegen zijn met sproeten bezaaid voorhoofd
-en ging weder zitten.
-
-Thans trad de derde heer vooruit, een man wien men een moreelen
-kampvechter zou kunnen noemen, altijd gereed om tegen iedereen
-te boksen en zich liever dood te vechten dan zich overwonnen te
-bekennen. Vooral wanneer het gezond verstand hem in den weg kwam,
-ontwaakte zijn strijdlust, en hij gaf het niet op voordat hij die
-ongelukkige tegenpartij buiten adem had gebracht. Hij bekleedde een
-gouvernements-post en achtte zich daarom geroepen het duizendjarig
-rijk der ambtenaren te helpen stichten, waarin de geheele aarde door
-commissarissen zou geregeerd worden.
-
-"Heel goed," zeide deze heer met een lachje, terwijl hij zijne armen
-over elkander sloeg, "dat is een paard. Laat ik u nu eens iets vragen,
-jongens en meisjes. Zoudt gij wel eene kamer willen behangen met
-afbeeldsels van paarden?"
-
-Na eene korte pauze riep de eene helft der kinderen: "Ja,
-mijnheer!" waarop de andere helft, aan het gezicht des vragers ziende
-dat "ja" het verkeerde antwoord was, in koor "neen, mijnheer," riep,
-gelijk het bij zulk een examen gewoonlijk gaat.
-
-"Immers neen. Maar waarom zoudt ge niet?"
-
-Eene pauze. Een dikke, botte jongen waagde het te antwoorden: "omdat
-hij de kamer geheel niet wilde behangen, maar liever schilderen."
-
-"Maar als de kamer nu moet behangen worden?" hernam de vrager tamelijk
-driftig.
-
-"Gij moet hem behangen, of gij wilt of niet," viel mijnheer Gradgrind
-hierop in. "Spreek van geen niet willen. Dat komt hier niet te pas."
-
-"Ik zal het u dan verklaren," zeide de vrager, na eene andere drukkende
-pauze; "ik zal u zeggen waarom gij eene kamer niet met afbeeldingen
-van paarden moet behangen. Ziet gij ooit wezenlijke paarden tegen de
-wanden eener kamer op- en afloopen? Is dat een werkelijk feit?"
-
-"Ja, mijnheer," riep de eene helft; "neen, mijnheer," riepen de
-anderen.
-
-"Immers neen," zeide de vrager, met een blik van verontwaardiging op
-de helft, die misgeraden had. "Welnu dan, men moet nergens iets zien,
-wat men daar niet wezenlijk ziet; men moet nergens iets hebben, wat
-men daar niet wezenlijk heeft--wat niet werkelijk is. Wat men smaak
-noemt, is maar een andere naam voor het feitelijk bestaande."
-
-Thomas Gradgrind gaf met een hoofdknik zijne goedkeuring te kennen.
-
-"Dit is een nieuw ontdekt grondbeginsel, en eene groote ontdekking,"
-hernam de spreker. "Nu zal ik u nog eens op de proef stellen. Onderstel
-eens, dat gij een tapijt in eene kamer moest leggen, zoudt gij dan
-een tapijt nemen met eene afbeelding van bloemen daarop?"
-
-Daar men zich thans algemeen overtuigd hield, dat "neen" altijd het
-rechte antwoord was op de vragen van dezen heer, was het koor van
-"neen!" zeer sterk. Slechts eenige zwakke stemmen zeiden "ja", en
-daaronder was de stem van Sissy Jupe.
-
-"Meisje nommer twintig," zeide de vreemde heer, glimlachende in de
-kalme bewustheid zijner wetenschap.
-
-Sissy bloosde en stond op.
-
-"Dus zoudt gij uwe kamer--of uw mans kamer, als gij volwassen waart
-en een man hadt--beleggen met een tapijt met afbeeldingen van bloemen
-daarop, niet waar? En waarom dat?"
-
-"Als 't u belieft, mijnheer, ik houd zooveel van bloemen," antwoordde
-het meisje.
-
-"En daarom zoudt gij er stoelen en tafels op zetten en er menschen
-met zware laarzen overheen laten loopen?"
-
-"Dat zou ze geen kwaad doen, mijnheer. Zij zouden niet gekneusd worden
-en er niet van verwelken. Zij zouden maar afbeeldingen wezen van iets,
-dat mooi en aardig is, en ik zou mij verbeelden..."
-
-"Ja, ja, ja! maar gij moet u nooit iets verbeelden," riep de
-ondervrager uit, opgetogen dat hij zoo gelukkig op zijn stokpaardje
-kwam. "Dat is het juist; gij moet u nooit iets verbeelden."
-
-"Neen, dat moet gij nooit, Cecilia Jupe," herhaalde mijnheer Gradgrind
-met plechtigen ernst, "nooit, niets van dien aard!"
-
-"Het feitelijke, het feitelijk bestaande," hernam de vreemde heer.
-
-"Het feitelijk bestaande alleen," herhaalde mijnheer Gradgrind.
-
-"Men moet zich in alle opzichten door feiten laten leiden en besturen,"
-sprak de vreemde heer. "Wij hopen, dat de regeering zich eerlang die
-zaak zal aantrekken en commissarissen benoemen, die het volk zullen
-dwingen om zich uitsluitend aan het feitelijke te houden. Men moet het
-woord verbeelding geheel afschaffen. Niemand heeft iets daarmede te
-maken. Men moet voor geen voorwerp tot gebruik of sieraad iets bezigen,
-dat strijdig met de werkelijkheid zou zijn. In de werkelijkheid
-loopt men niet over bloemen; men mag dus niet over bloemen op een
-tapijt loopen. Men ziet nooit, dat vreemde vogels en vlinders op ons
-aardewerk komen zitten; men mag dus geen vreemde vogels en vlinders
-op ons aardewerk schilderen. Men ziet geene viervoetige dieren tegen
-de muren op- en afloopen, en dus moet men geene viervoetige dieren
-op de muren afbeelden. Men moet voor al die dingen," vervolgde de
-spreker, "slechts combinatiën en modificatiën van mathematische
-figuren gebruiken, die gedemonstreerd en bewezen kunnen worden, en
-ook geene andere kleuren dan de primaire daarbij aanwenden. Dit is
-de nieuwe ontdekking. Dit is werkelijke smaak."
-
-Het meisje neeg en ging weder zitten. Zij was nog zeer jong en zag
-er uit alsof het feitelijke vooruitzicht, dat de wereld haar aanbood,
-haar had doen schrikken.
-
-"Indien nu mijnheer Mac Choakumchild," hervatte de vreemde heer,
-"eens beginnen wil met zijne eerste les hier te geven, mijnheer
-Gradgrind, dan zal ik, op uw verzoek, zeer gaarne zijne manier van
-onderwijzen waarnemen."
-
-Mijnheer Gradgrind was zeer verplicht.
-
-"Mijnheer Mac Choakumchild, wij wachten alleen op u."
-
-Mijnheer Mac Choakumchild begon dus zoo goed hij kon. Hij en nog in de
-honderd veertig andere schoolmeesters waren sedert kort tegelijkertijd,
-in dezelfde inrichting en op dezelfde wijze gedresseerd, men had
-kunnen zeggen gelijk zoovele tafel- of stoelpooten op dezelfde
-draaibank afgedraaid. Men had hem eene oneindige verscheidenheid
-van kunstjes geleerd, en hij had boeken vol hoofdbrekende vragen
-beantwoord. Orthographie, etymologie, syntaxis en prosodie, biographie,
-astronomie, geographie, cosmographie, algebra, het landmeten, de
-zangkunst en het teekenen naar modellen, dat alles kende hij op
-zijn duimpje. Hij had zelfs den room afgeschept der hoogere takken
-van mathematische en natuurkundige wetenschappen, op de tabel B van
-Harer Majesteits Privy Council vermeld, en met het Fransch, Duitsch,
-Latijn en Grieksch kennis gemaakt. Hij kende de Waterstreken van
-de geheele wereld (wat die dingen dan ook mogen zijn) door en door,
-benevens alle geschiedenissen van alle volken, alle namen van alle
-rivieren en bergen, alle voortbrengselen, zeden en gebruiken van
-alle landen, en al hunne grenzen en betrekkelijke liggingen ten
-opzichte van andere landen naar al de twee en dertig streken van
-het kompas. Mijnheer Mac Choakumchild was slechts een weinigje al te
-geleerd. Als hij maar wat minder had geweten, hoe oneindig beter en
-meer had hij dan kunnen onderwijzen!
-
-In deze voorbereidende les handelde hij omtrent eveneens als Morgiana
-in de vertelling van de Veertig Dieven, en keek in al de voor hem
-gerangschikte kruikjes een voor een, om te zien wat er in was. Zeg eens
-goed, mijnheer Mac Choakumchild: als gij uit uw kokenden voorraad ieder
-kruikje straks boordevol schenkt, denkt gij dan, dat gij den dief,
-die er in verscholen zit, de verbeelding, zult hebben gedood--of maar
-eenigszins verminkt en misvormd?
-
-
-
-
-
-
-
-III.
-
-EEN KIJKGAATJE.
-
-
-Mijnheer Gradgrind stapte in eene zeer weltevredene stemming van de
-school naar huis. Het was zijne school, en hij wilde haar tot eene
-model-school maken. Hij wilde, dat ieder kind een model-kind zou wezen,
-evenals de jeugdige Gradgrind's allen model-kinderen waren.
-
-Er waren vijf jeugdige Gradgrind's en zij waren ieder hoofd voor
-hoofd een model-kind. Zij hadden van hunne teederste jaren af
-lessen en verhandelingen moeten hooren--en waren als kleine hazen
-afgejaagd. Bijna zoodra zij konden loopen, moesten zij hunne kleine
-voetjes naar de verhandelzaal richten. Het eerste voorwerp, waarvan
-zij herinnering hadden, was een groot zwart bord, met een uitgedroogden
-menschenvreter er voor, die er met krijt akelige figuren op teekende.
-
-Niet dat zij iets van een menschenvreter wisten--van zulk een
-onbestaanbaar persoon mochten zij den naam zelfs niet hooren. Ik
-gebruik het woord slechts om een monster aan te duiden, dat een
-verhandel-kasteel bewoont, een aantal, de hemel weet hoeveel,
-tot-een-gekneede koppen heeft, en de kindsheid gevangen neemt om haar
-bij de haren in het sombere hol der wetenschap te slepen.
-
-Geen kleine Gradgrind had ooit een menschengezicht in de maan gezien;
-hij wist reeds wat de maan was eer hij duidelijk spreken kon. Geen
-kleine Gradgrind had ooit het onnoozele rijmpje geleerd:
-
-
- Flikker, flikker, sterretje klein,
- Ik ben verbaasd wat gij moogt zijn.
-
-
-Hij had nooit eenige verbazing daaromtrent ontwaard, daar hij, toen
-hij pas vijf jaren oud was, den grooten Beer kon ontleden zoo goed
-als professor Owen. Geen kleine Gradgrind had ooit bij het zien eener
-koe in de weide aan die vermaarde koe gedacht van zeshonderd pond,
-die omhoog smeet den hond, die wegjoeg de kat, die pakte de rat,
-die at van het graan, dat lag in het huis van Adriaan--of aan die nog
-meer vermaarde koe, die Klein Duimpje had opgeslokt. Hij had nooit van
-die dingen gehoord, en eene koe was niet anders aan hem voorgesteld
-dan als een herkauwend viervoetig dier met verscheidene magen.
-
-Naar dit bij uitstek feitelijke en prozaïsche huis, dat Stone Lodge
-genoemd werd, richtte mijnheer Gradgrind nu zijne schreden. Hij had
-een handel in ijzerwaren gedreven en dien aan kant gedaan eer hij Stone
-Lodge bouwde, en zag nu uit naar eene gelegenheid om met zijne kennis
-van feiten in het Parlement figuur te maken. Stone Lodge lag op eene
-heide, op een paar mijlen afstands van eene groote stad, die in het
-laatste zeer getrouwe handboek voor reizigers Coketown genoemd wordt.
-
-Een zeer regelmatig sieraad van het landschap was Stone Lodge. Geene
-de minste vermomming verzachtte de prozaïsche feitelijkheid van
-het gebouw. Een groot vierkant huis, met eene overdekte galerij,
-die de voornaamste vensters verdonkerde, gelijk het zware voorhoofd
-van den meester diens oogen overschaduwde. Het was een huis, waaraan
-alles te voren afgemeten, afgeteld, berekend en bewezen was, met zes
-vensters aan den eenen kant van de deur, en zes aan den anderen, in
-juiste verhouding tot de vensters op zijde en aan den achterkant--met
-een grasperk, een tuin en eene pas geplante laan, alles met rechte
-lijnen, gelijk een blad uit een boek van botanische statistiek--met
-toestellen voor gas en ventilatie en inrichtingen tot aan- en afvoer
-van water in de beste orde--met ijzeren balken en bouten, brandvrij
-van onder tot boven, met mechanieke toestellen om de werkmeid met
-bezems en schuiers naar de vliering te hijschen--met alles, in één
-woord, wat iemands hart kon begeeren.
-
-Alles? Dat zou ik denken. De kleine Gradgrind's hadden ook kabinetjes
-voor verschillende vakken van wetenschap. Zij hadden een kabinetje
-met horens en schulpen, een kabinetje met mineralen en metalen; en
-al de voorwerpen daarin waren in volmaakte orde gerangschikt, en bij
-ieder stukje steen en erts lag een papiertje met een naam, die zeer
-moeielijk was uit te spreken. Zoodat, om de woorden van een dwaas
-kindersprookje te bezigen, dat echter nooit tot de kinderkamer van
-dit huis was doorgedrongen: Indien de ontevredene kleine Gradgrind's
-nog meer dan dit alles wilden hebben, wat zou er bij mogelijkheid te
-bedenken geweest zijn, dat de ontevredene kleine Gradgrind's nog meer
-konden willen hebben?
-
-Hun vader stapte zeer welgemoed en voldaan voort. Hij was op zijne
-manier een liefhebbend vader; maar als hij zich gedwongen had
-gezien om eene definitie van zich zelven te geven (gelijk Sissy
-Jupe van een paard), zou hij waarschijnlijk gezegd hebben, dat hij
-een "uitnemend practisch" vader was. Hij was zeer ingenomen met de
-phrase: "uitnemend practisch," welke hij begreep, dat op hem bijzonder
-toepasselijk was. Bij alle openbare vergaderingen, die te Coketown
-werden gehouden, om welke reden het ook was, kon men zeker zijn,
-dat een of ander Coketowner de gelegenheid waarnam om melding te
-maken van zijn uitnemend practischen vriend, mijnheer Gradgrind,
-en altijd gevoelde die uitnemend practische vriend zich daardoor
-gestreeld. Hij wist wel, dat men dezen lof aan hem verschuldigd was,
-maar het was hem toch zeer aangenaam dien te hooren.
-
-Hij had nu den neutralen grond in de nabijheid der stad bereikt,
-die eigenlijk noch tot de stad noch tot het land behoorde, maar een
-onbehaaglijk mengelmoes van beide was, toen hem de tonen van muziek
-in de ooren klonken. Het luidruchtig schetterende en dreunende
-orchest van een paardenspel, dat zich hier in een houten paviljoen
-had gevestigd, was aan den gang. Eene vlag, die op den top der tent
-wapperde, verkondigde aan het menschdom, dat het de "Rijschool van
-Sleary" was, die om de gunst van het publiek verzocht. Sleary zelf,
-een zwaarlijvig modern standbeeld met een geldbakje naast zich,
-stond in eene nis, waarvan de stijl aan een gothiek kerkgebouw was
-ontleend, om het geld aan te nemen. Miss Josephine Sleary, gelijk een
-zeer lang en smal gedrukt biljet aankondigde, had juist de voorstelling
-begonnen met haar gracieusen Tyroler bloemendans te paard. Onder andere
-verrukkelijke, maar altijd streng moreele wonderen, welke men zien
-moest om ze te gelooven, zou Signor Jupe dien namiddag de vermakelijke
-toeren van zijn kunstig gedresseerden hond Merrylegs vertoonen, en
-zijne verbazende kracht en behendigheid ten toon spreiden door vijf
-en zeventig gewichten van honderd pond zoo snel achtereenvolgend
-over zijn hoofd te werpen, dat zij eene fontein van massief ijzer
-in de lucht vormden, "een kunststuk, nog nooit te voren in dit
-of eenig ander land beproefd, en dat, daar het steeds met zooveel
-geestdrift door het verrukte publiek wordt toegejuicht, bij elke
-voorstelling wordt uitgevoerd." Dezelfde Signor Jupe zou de geheele
-voorstelling van tijd tot tijd afwisselen en verlevendigen door zijne
-echt Shakespeariaansche snakerijen en kwinkslagen. Eindelijk zou hij
-het geheel besluiten door op te treden in zijne algemeen beroemde rol
-van mijnheer William Button van Tooley-Street, in de geheel nieuwe en
-hoogst koddige hippo-comedietta: De kleermaker op reis naar Brentford.
-
-Thomas Gradgrind sloeg geen acht op deze ellendige nietigheden,
-maar stapte voort gelijk een practisch man behoorde, en verbande die
-luidruchtige insecten uit zijne gedachten, of wel verwees ze naar het
-huis van correctie. Doch eene bocht van den weg voerde hem achter het
-spel om, en aan den achterkant van het spel was een troep kinderen
-verzameld, die in verschillende gebogen houdingen door een gaatje
-of reet de verborgene heerlijkheden van het paardenspel poogden
-te begluren.
-
-Dit bracht hem tot stilstaan. "Welk eene schande," riep hij uit,
-"dat die vagebonden, dat jonge gepeupel uit mijne model-school houden!"
-
-Dewijl er nog eene plek vertrapt gras en puin tusschen hem en het jonge
-gepeupel in lag, haalde hij zijn lorgnet uit zijn vestzakje, om te zien
-of er onder die kinderen niet een was, dat hij kende en door zijn bevel
-kon wegjagen. Welk een bijna ongeloofelijk, hoewel duidelijk zichtbaar
-verschijnsel zag hij daar! Zijne eigene met feiten en kundigheden
-opgepropte Louisa stond met alle macht door een gaatje in eene plank
-te gluren, en zijn eigen mathematische Thomas vernederde zich tot op
-den grond, om maar een enkelen paardenhoef te kunnen zien, terwijl
-Miss Josephine Sleary den gracieusen Tyroler bloemendans uitvoerde.
-
-Stom van verbazing stapte mijnheer Gradgrind naar de plek waar zijn
-kroost zich zoodanig schandvlekte, pakte met iedere hand een zijner
-verdoolde kinderen aan en zeide:
-
-"Louisa!! Thomas!!"
-
-Beiden stonden op, zeer rood en ontsteld; maar Louisa zag haar vader
-toch met meer stoutmoedigheid aan dan Thomas: Thomas zag hem eigenlijk
-geheel niet aan, maar gaf zich met volkomene lijdzaamheid over om
-zich naar huis te laten brengen.
-
-"In den naam van alles wat verbazend, nutteloos en dwaas is," zeide
-mijnheer Gradgrind, aan elke hand een zijner kinderen voortleidende;
-"wat doet gij hier?"
-
-"Ik wilde eens zien waar dat op geleek," antwoordde Louisa kortaf.
-
-"Waar dat op geleek?"
-
-"Ja, vader!"
-
-Beide kinderen hadden zekere gemelijke verveelzucht in hun voorkomen,
-inzonderheid het meisje; maar door het verdrietige van haar gezicht
-schemerde een licht heen, dat niets vond om te beschijnen, een vuur,
-dat niets te branden had, eene uitgehongerde verbeeldingskracht, die
-toch op eene of andere wijs het leven hield en de uitdrukking harer
-trekken verhelderde; niet met die natuurlijke helderheid, welke de
-vroolijke jeugd eigen is, maar met onzekere, driftige, weifelende
-opflikkeringen, die iets pijnlijks hadden en naar de afwisselingen
-geleken, welke men op het gezicht van een blinde ziet, die op den
-tast naar zijn weg zoekt.
-
-Zij was nu een kind van vijftien of zestien jaren, maar eerlang
-zou zij geheel op eens het voorkomen eener jonge vrouw krijgen. Zoo
-dacht haar vader, terwijl hij haar aanzag. Zij was bevallig. Zij zou
-eigenzinnig geweest zijn (dacht hij op zijne uitnemend practische
-manier), als zij niet zóó was opgevoed.
-
-"Thomas! hoewel ik het feit vóór mij heb, is het mij moeielijk te
-gelooven, dat gij, met uwe opvoeding en uwe gelegenheid om uw tijd
-beter te besteden, uwe zuster naar zulk een schouwspel zoudt gebracht
-hebben."
-
-"Ik heb hem gebracht, vader!" zeide Louisa snel. "Ik vroeg hem om
-mee te gaan."
-
-"Het spijt mij dit te moeten hooren. Het spijt mij zeer dit te moeten
-hooren. Het maakt Thomas niet beter, en het maakt u slechter, Louisa."
-
-Zij zag haar vader wederom aan, maar geen traan rolde over hare wang.
-
-"Thomas en gij, voor wie de kring der wetenschappen openstaat. Thomas
-en gij, die men mag zeggen dat met feiten gevoed zijt, Thomas en
-gij, die met mathematische stiptheid zijt opgevoed, Thomas en gij
-hier!" riep mijnheer Gradgrind uit. "In deze vernederende positie! Ik
-ben er verbaasd over!"
-
-"Ik verveelde mij, vader. Ik heb mij al lang verveeld," zeide Louisa.
-
-"Verveeld? "Wat verveelt u dan?" vroeg de verbaasde vader.
-
-"Ik weet niet wat. Alles, geloof ik."
-
-"Spreek geen woord meer," antwoordde mijnheer Gradgrind. "Gij zijt
-kinderachtig. Ik wil niets meer hooren."
-
-Hij sprak niet weder voordat zij een heel eind ver in stilte hadden
-voortgestapt, en toen zeide hij ernstig:
-
-"Wat zouden uwe beste vrienden wel zeggen, Louisa? Hecht gij dan geene
-waarde aan hunne goede meening? Wat zou mijnheer Bounderby wel zeggen?"
-
-Op het hooren van dien naam wierp zijne dochter tersluiks een blik op
-hem, waarvan het scherpe en uitvorschende zeer opmerkelijk was. Hij
-zag echter niets daarvan, want eer hij haar aankeek, had zij hare
-oogen weder neergeslagen.
-
-"Wat," herhaalde hij weldra, "zou mijnheer Bounderby wel zeggen?" En
-terwijl hij met een gezicht vol ernstige verontwaardiging de twee
-misdadigers naar huis bracht, herhaalde hij telkens den geheelen weg
-over: "Wat zou mijnheer Bounderby wel zeggen?"
-
-
-
-
-
-
-
-IV.
-
-MIJNHEER BOUNDERBY.
-
-
-Wie was die mijnheer Bounderby?
-
-Wel, mijnheer Bounderby was in zooverre mijnheer Gradgrind's
-boezemvriend, als een man, geheel ontbloot van gevoel, met iemand
-anders, die evenzeer van gevoel ontbloot is, in eene dergelijke
-betrekking kan staan. Zoo nauw--of, indien de lezer dit liever
-wil,--zoo ver verwijderd was de betrekking tusschen die twee.
-
-Hij was een rijk man: een bankier, een koopman, een fabrikant en wat
-niet al. Een zwaarlijvig man, met eene luide stem, starende oogen, en
-een lach, die een metaalklank had; een man met een groot opgezwollen
-hoofd, uitpuilende aderen aan de slapen, en zulk een gespannen vel
-over zijn gezicht, dat het zijne oogen scheen open te houden en zijne
-wenkbrauwen op te trekken; een man, wiens geheele voorkomen aan een
-gevulden ballon deed denken, op het punt om op te stijgen; een man,
-die er nooit genoeg op kon pochen dat hij zich zelven tot "een man"
-had gemaakt; een man, die door de koperen spreektrompet zijner stem
-altijd zijne oude onwetendheid en zijne oude armoede verkondigde; een
-man, die het toppunt van hoogmoedig bluffende nederigheid had bereikt.
-
-Hoewel hij een paar jaar jonger was dan zijn uitnemend practische
-vriend, zag mijnheer Bounderby er toch ouder uit; bij zijne zeven of
-acht en veertig had hij nog zeven of acht meer kunnen tellen, zonder
-dat het iemand zou verwonderd hebben. Hij had niet veel haar. Men had
-zich kunnen verbeelden, dat het van zijn praten was uitgevallen, en
-dat het weinige, dat hij overhad, zoo verward overeindstond omdat het
-onophoudelijk door zijn winderig snoeven heen en weder werd geblazen.
-
-In het sombere salon van Stone Lodge stond mijnheer Bounderby zich
-op het haardkleedje voor het vuur te warmen en onderhield mevrouw
-Gradgrind met eenige opmerkingen over de omstandigheid, dat die dag
-zijn geboortedag was. Hij stond voor het vuur, gedeeltelijk omdat het
-een koude lentedag en tegen den avond was, hoewel de zon nog scheen,
-gedeeltelijk omdat in de schaduw van Stone Lodge altijd een spook
-van vochtige kalk omwaarde; gedeeltelijk omdat hij aldus een deftige
-houding had, die mevrouw Gradgrind ontzag moest inboezemen.
-
-"Ik had geene schoenen aan de voeten; en wat kousen aangaat, ik kende
-zulke dingen niet eens bij naam. Ik sleet den dag in eene sloot en
-den nacht in een varkenshok. Zoo bracht ik mijn tienden verjaardag
-door. Niet dat eene sloot iets nieuws voor mij was, want ik was in
-eene sloot geboren."
-
-Mevrouw Gradgrind--een klein, mager, bleek wezentje, met roode oogen
-en altijd in eenige shawls gewikkeld, ongeloofelijk zwak naar het
-lichaam en den geest--die altijd medicineerde zonder dat het haar
-iets baatte, en wanneer zij eenigen zweem van herleving vertoonde,
-telkens weder versuft en verdoofd werd door een zwaar blok van een
-feit, dat haar op het lijf tuimelde;--mevrouw Gradgrind hoopte,
-dat het eene droge sloot was.
-
-"Neen. Zoo nat als een vaatdoek. Een voet water er in," zeide mijnheer
-Bounderby.
-
-"Genoeg om een pasgeboren kind kou te doen vatten," was de opmerking
-van mevrouw Gradgrind.
-
-"Kou? Ik werd geboren met eene ontsteking van de long, en van alle
-andere dingen, geloof ik, die voor ontsteking vatbaar waren,"
-antwoordde mijnheer Bounderby. "Jarenlang, mevrouw! was ik een
-van de ellendigste schepseltjes, die men ooit heeft gezien. Ik was
-zoo ziekelijk, dat ik altijd steunde en kermde. Ik was zoo vuil en
-haveloos, dat ge mij met geen tang zoudt hebben aangeraakt."
-
-Mevrouw Gradgrind keek flauw naar de tang om, als het beste waaraan
-zij in hare sufheid kon denken.
-
-"Hoe ik er mij doorheen worstelde, weet ik zelf niet," hervatte
-Bounderby. "Ik was cordaat, denk ik. Ik ben in later tijd altijd
-cordaat geweest, en dat zal ik toen ook wel geweest zijn. Evenwel,
-hier sta ik, mevrouw Gradgrind, en ik behoef er niemand dan mij zelven
-voor te bedanken dat ik zoo sta."
-
-Mevrouw Gradgrind gaf zeer zachtzinnig en flauw hare hoop te kennen,
-dat zijne moeder....
-
-"Mijne moeder? Zij liep weg, mevrouw!" zeide Bounderby.
-
-Mevrouw Gradgrind, overbluft gelijk doorgaans, bleef bedeesd zwijgen.
-
-"Mijne moeder liet mij bij mijne grootmoeder," zeide Bounderby,
-"en als ik mij wel herinner, was mijne grootmoeder het slechtste en
-ondeugendste oude wijf dat er ooit leefde. Als ik door een bijzonder
-toeval een paar schoentjes kreeg, nam zij ze mij af en verkocht ze
-voor drank. Ja, ik heb die grootmoeder van mij, terwijl zij nog in
-bed lag, veertien glaasjes drank zien drinken voor haar ontbijt."
-
-Mevrouw Gradgrind, met haar flauw glimlachje en zonder eenig ander
-teeken van leven, geleek nu (gelijk zij altijd deed) naar een tamelijk
-slecht geschilderd transparant vrouwenportretje, dat van achteren
-niet genoeg verlicht was.
-
-"Zij hield een komenijswinkel," vervolgde Bounderby, "en stopte mij
-in een eierenkist. Dat was de wieg van mijne kindsheid--eene oude
-eierenkist. Zoodra ik groot genoeg was om weg te loopen, liep ik
-natuurlijk weg. Toen werd ik een jonge vagebond; en in plaats dat één
-oud wijf mij klappen gaf en honger liet lijden, gaven alle menschen
-van allerlei ouderdom mij klappen en lieten mij honger lijden. Zij
-hadden gelijk; zij behoefden niets anders te doen. Ik was een overlast,
-eene pest in de maatschappij. Dat weet ik--zeer wel."
-
-Hij kon zijn trots, dat hij in zijne kindsche jaren een overlast en
-pest in de maatschappij geweest was, niet genoeg lucht geven, of hij
-moest zijn snoeven daarop nog driemaal volmondig herhalen.
-
-"Ik was bestemd om mij omhoog te werken, zou ik denken, mevrouw
-Gradgrind. Maar, hetzij ik er voor bestemd was of niet, ik deed
-het, hoewel niemand mij hielp. Vagebond, loopjongen, pakhuisknecht,
-kantoorknecht, klerk, eerste boekhouder, compagnon, en eindelijk
-Josiah Bounderby van Coketown. Dit zijn de antecedenten en de
-culminatie. Josiah Bounderby van Coketown heeft leeren lezen van
-uithangborden boven winkels, mevrouw Gradgrind, en heeft op de
-klok leeren zien, door den toren der St. Gilleskerk te Londen te
-bestudeeren, met hulp van een kreupelen dronkaard, die een veroordeelde
-dief en onverbeterlijke landlooper was. Spreek Josiah Bounderby van
-uwe district-scholen en uwe model-scholen en uwe kweekeling-scholen
-en uw geheelen poespas van scholen; en Josiah Bounderby van Coketown
-zegt u ronduit: dat is alles goed en wel--hoewel hij zulke voorrechten
-niet had--als wij maar menschen krijgen met harde koppen en stevige
-vuisten. De opvoeding, die hem tot een man heeft gemaakt, zou niet voor
-iedereen deugen, dat weet hij wel; maar zoo en zoo is zijne opvoeding
-toch geweest, en gij moogt hem dwingen om kokende olie te drinken, maar
-gij zult hem nooit dwingen om de feiten van zijn leven te verbloemen."
-
-Josiah Bounderby van Coketown, die onder het spreken zeer warm
-geworden was, hield nu op; en juist toen hij zweeg trad zijn uitnemend
-practische vriend, door de twee jeugdige misdadigers vergezeld, de
-kamer binnen. Zijn uitnemend practische vriend bleef staan toen hij
-hem zag en wierp Louisa een verwijtenden blik toe, die duidelijk zeide:
-"Ziedaar nu, mijnheer Bounderby."
-
-"Wel, wat is er te doen?" zeide mijnheer Bounderby driftig en
-luidruchtig. "Hoe kijkt Thomas zoo verslagen?"
-
-Hij sprak van Thomas, maar hij zag naar Louisa.
-
-"Wij stonden bij het paardenspel naar binnen te kijken," mompelde
-Louisa stuursch, zonder hare oogen op te slaan, "en vader betrapte
-ons daar."
-
-"En, mevrouw Gradgrind," zeide de echtgenoot dezer dame op statelijken
-toon, "ik zou evengoed verwacht hebben, dat ik mijne kinderen verzen
-zou vinden lezen."
-
-"Och Heere," zeide mevrouw Gradgrind jammerend. "Hoe kunt ge toch zoo
-doen, Louisa en Thomas? Ik ben er verbaasd over. Ge zijt waarlijk in
-staat om het iemand te doen spijten, dat hij ooit kinderen had. Ik heb
-grooten lust om te zeggen, dat ik wenschte dat ik ze nooit had gehad;
-en wat zoudt ge dan gedaan hebben, dat zou ik wel eens willen weten."
-
-Mijnheer Gradgrind scheen niet zeer gesticht over deze treffende
-aanmerking, en trok ongeduldig zijne wenkbrauwen samen.
-
-"Hadt ge, terwijl mijn hoofd zoo duizelt en klopt, niet naar de
-schulpen en mineralen kunnen gaan kijken en al de andere dingen, die
-voor u zijn aangeschaft, in plaats van naar het paardenspel?" zeide
-mevrouw Gradgrind. "Gij weet evengoed als ik, dat jongelieden geen
-paardenspel-meester hebben, of paardenspel-kabinetjes houden of
-paardenspel-verhandelingen hooren. Wat kunt ge dan van paardenspellen
-willen weten? Gij hebt immers bezigheid genoeg, als ge naar bezigheid
-verlangt. Terwijl mijn hoofd zoo dof is, zou ik de namen niets eens
-kunnen noemen van de helft der feiten, die ge alleen te onthouden
-hebt."
-
-"Dat is juist de reden," bromde Louisa.
-
-"Zeg mij niet, dat dit de reden is, want dat kan het onmogelijk
-zijn," antwoordde mevrouw Gradgrind. "Ga terstond aan de eene of
-andere ologie." Mevrouw Gradgrind had niet gestudeerd, en als zij
-hare kinderen tot hunne studiën aanmaande, was het gewoonlijk met
-zulk een algemeen gezegde.
-
-Om de waarheid te zeggen, mevrouw Gradgrind's voorraad van feiten
-was ellendig schraal, maar toen mijnheer Gradgrind haar tot haar
-hoogen echtelijken rang verhief, had hij zich door twee redenen
-laten besturen. Vooreerst was zij in een financieel opzicht eene
-zeer goede partij, en ten tweede wist zij van geene malligheden af,
-waarmede hij zeggen wilde, dat zij geene de minste overhelling tot het
-romaneske of poëtische had; en inderdaad was hare verbeeldingskracht
-zoo weinig werkzaam, als dit bij een menschelijk wezen, dat niet
-geheel verstandeloos is, maar eenigszins mogelijk is.
-
-De eenvoudige omstandigheid, dat zij met haar echtgenoot en mijnheer
-Bounderby alleen bleef, was voldoende om deze goede dame wederom
-te versuffen. Zij verzonk dus in eene wezenlooze dofheid en niemand
-lette verder op haar.
-
-"Bounderby," zeide mijnheer Gradgrind, een stoel naar het vuur
-schuivende, "gij hebt altijd zooveel belang gesteld in mijne
-jongelieden--vooral in Louisa--dat ik geene verontschuldiging noodig
-meen te hebben als ik u zeg, dat deze ontdekking mij zeer verdrietig
-maakt. Ik heb mij systematisch toegewijd, gelijk gij weet, om bij
-mijne kinderen het redeneervermogen te ontwikkelen. De rede is, gelijk
-men weet, het eenige vermogen, waarop men de opvoeding behoort te
-richten. En toch, Bounderby, zou het uit deze onverwachte omstandigheid
-van vandaag, hoewel op zichzelf beuzelachtig, schijnen te blijken,
-dat er bij Thomas en Louisa iets in het gemoed is geslopen, dat--of
-liever, dat niet--ik weet niet hoe ik mij beter kan uitdrukken dan
-door te zeggen--iets dat ik nooit bedoeld had bij hen te ontwikkelen
-en waaraan het redeneervermogen geen deel heeft."
-
-"Er bestaat zeker geene reden om met belangstelling naar een troep
-vagebonden te kijken," antwoordde Bounderby. "Toen ik zelf een vagebond
-was, keek niemand met belangstelling naar mij; dat weet ik wel."
-
-"Dan komt de vraag," zeide de uitnemend practische vader, met de
-oogen op den haard gevestigd, "waaruit die gemeene nieuwsgierigheid
-ontstaan is?"
-
-"Dat zal ik u wel zeggen. Hunne verbeelding heeft loopen spelen."
-
-"Ik hoop van neen," zeide de uitnemend practische man, "schoon ik
-beken, dat op weg naar huis die vrees ook wel bij mij is opgekomen."
-
-"Een ijdel spelen der verbeelding, Gradgrind," herhaalde Bounderby:
-"iets zeer slechts voor iedereen, maar iets vervloekt slechts voor een
-meisje als Louisa. Ik moet mevrouw Gradgrind verschooning verzoeken,
-dat ik zulke sterke uitdrukkingen gebruik; maar zij weet zeer wel,
-dat ik niet gepolijst ben. Wie dat van mij verwacht, zal zich toch
-teleurgesteld vinden. Ik heb geene gepolijste opvoeding gehad."
-
-"Of," zeide mijnheer Gradgrind, terwijl hij met de handen in de zakken
-stond te peinzen, en zijne holle oogen in het vuur staarden, "of zou
-een onderwijzer of eene dienstbode haar iets in het hoofd hebben
-gebracht? Zou Louisa of Thomas misschien iets gelezen hebben? Zou
-er, in weerwil van alle voorzorgen, een boek met malle sprookjes in
-huis gekomen zijn? Want bij kinderen, die van hunne wieg af naar de
-strengste regelen practisch gevormd zijn, is dit anders zoo zonderling,
-zoo onbegrijpelijk."
-
-"Wacht eens even!" riep Bounderby uit, die ondertusschen bij den
-haard was blijven staan, zoo vol hoogmoedige nederigheid dat hij
-bijna barstte. "Gij hebt een van die landlooperskinderen op school?"
-
-"Cecilia Jupe heet zij," antwoordde mijnheer Gradgrind, met een blik,
-bijna alsof hij zijn doodvonnis te gemoet zag.
-
-"Wacht nu eens even!" riep Bounderby wederom uit. "Hoe is zij daar
-gekomen?"
-
-"Wel, om de waarheid te zeggen, ik zelf heb het meisje daar straks
-pas voor de eerste maal gezien. Zij is hier aan huis om toelating
-komen verzoeken, daar zij eigenlijk niet tot de stad behoorde, en--ja,
-gij hebt gelijk, Bounderby,--gij hebt gelijk."
-
-"Wacht nu eens even!" riep Bounderby nogmaals uit. "Louisa heeft haar
-gezien toen zij hier kwam?"
-
-"Louisa heeft haar zeker gezien, want zij heeft mij de boodschap van
-haar aanzoek overgebracht. Maar Louisa heeft haar toch zonder twijfel
-alleen in het bijzijn van hare moeder gezien."
-
-"Eilieve, mevrouw Gradgrind," zeide Bounderby, "wat is er toen
-omgegaan?"
-
-"Och, mijn arm hoofd!" antwoordde mevrouw Gradgrind. "Het meisje
-wilde op school komen, en mijnheer Gradgrind wilde meisjes op school
-hebben, en Louisa en Thomas zeiden allebei, dat het meisje op school
-wilde komen en dat mijnheer Gradgrind meisjes op school wilde hebben,
-en hoe kon ik hun tegenspreken, daar het toch een feit was?"
-
-"Nu zal ik u eens wat zeggen, Gradgrind," zeide Bounderby. "Jaag dat
-meisje weg, en daarmee is het uit."
-
-"Ik hel sterk naar uwe meening over."
-
-"Doe het terstond," zeide Bounderby, "is van kindsbeen af altijd
-mijne spreuk geweest. Toen ik er aan dacht om van mijne eierenkist
-en mijne grootmoeder weg te loopen, deed ik het ook terstond. Handel
-gij eveneens. Doe dit terstond."
-
-"Gaat ge nog wandelen?" vroeg zijn vriend. "Ik heb het adres van den
-vader. Misschien zoudt ge er niet tegen hebben, om met mij naar de
-stad te gaan?"
-
-"Niet het minste," antwoordde Bounderby, "als gij het maar terstond
-doet."
-
-Zoo smeet mijnheer Bounderby zijn hoed op--hij smeet dien altijd
-op, om aan te duiden dat hij iemand was, die het veel te druk gehad
-had met zich zelven tot een man te maken, om te leeren hoe hij zijn
-hoed moest opzetten--en kuierde met de handen in de zakken naar het
-voorhuis. "Ik draag nooit handschoenen," was hij gewoon te zeggen. "Ik
-ben niet met handschoenen de ladder opgeklommen. Ik zou niet zoo hoog
-zijn gekomen als ik ze gedragen had."
-
-Daar hij een paar minuten in het voorhuis moest wachten, terwijl
-mijnheer Gradgrind naar boven ging om het adres te halen, opende
-hij de deur van de leerkamer, en keek in dat vroolijke vertrek
-binnen, dat met het kleed van geverfd zeildoek op den vloer, in
-weerwil van de boekenkasten en kabinetjes en eene verscheidenheid
-van wetenschappelijke toestellen, grootelijks het voorkomen had
-alsof het aan de kunst van haarsnijden was toegewijd. Louisa stond
-lusteloos tegen de vensterbank te leunen en naar buiten te kijken,
-zonder naar iets te zien, terwijl Thomas wrevelig druilende bij het
-vuur stond. Adam Smith en Malthus, twee jongere Gradgrind's, waren
-uit om eene verhandeling te hooren, terwijl kleine Jane, nadat zij
-haar gezicht rijkelijk met griftjes-schrapsel en tranen had bemorst,
-over de gewone breuken in slaap was gevallen.
-
-"Alles is nu terecht, Louisa, alles terecht, Thomas," zeide
-Bounderby. "Doe het maar niet meer. Ik sta er voor in, dat het bij uw
-vader over is. Wel, Louisa, dat is wel een kusje waardig, niet waar?"
-
-"Gij kunt er een nemen, mijnheer Bounderby," antwoordde Louisa, nadat
-zij zich zeer koel eene poos had bedacht, kwam daarna langzaam naar
-hem toe en bood hem onvriendelijk hare wang, terwijl zij haar gezicht
-van hem afkeerde.
-
-"Altijd mijn liefje, niet waar, Louisa?" zeide Bounderby. "Goedendag,
-Louisa."
-
-Hij ging zijns weegs, maar zij bleef op dezelfde plek staan en wreef
-de wang, die hij gekust had, met haar zakdoek tot zij gloeiend rood
-was. Vijf minuten later was zij nog aan het wrijven.
-
-"Wat doet gij toch, Louisa?" vroeg haar broeder met knorrige
-verwondering. "Ge zult een gat in uw gezicht wrijven."
-
-"Gij moogt het stuk met uw pennemes uitsnijden als ge wilt, Tom. Ik
-zal niet schreeuwen."
-
-
-
-
-
-
-
-V.
-
-COKETOWN.
-
-
-Coketown, waarheen de heeren Bounderby en Gradgrind nu wandelden,
-was de triomf van het feitelijke en prozaïsche; het was evenmin met
-het romaneske en poëtische besmet, als mevrouw Gradgrind zelve. Laten
-wij, eer wij verder gaan, eene korte beschrijving van Coketown geven.
-
-Het was eene stad van rooden baksteen, of van baksteen, die rood
-zou geweest zijn, als rook en roet dit maar hadden toegelaten;
-thans echter was het eene stad van onnatuurlijk rood en zwart,
-gelijk het beschilderde gezicht van een wilde. Het was eene stad
-van machines en hooge schoorsteenen, waaruit oneindige rookslangen
-eeuwigdurend opkropen, zonder zich ooit te ontwarren. Zij had eene
-zwarte stadsgracht, en eene rivier, purper gekleurd door walgelijk
-riekende verfstoffen, en uitgestrekte groepen van gebouwen vol
-vensters, waarbinnen het den geheelen dag ratelde en dreunde en de
-zuiger eener stoommachine eentonig op en neer ging, gelijk de kop
-van een olifant in een staat van zwaarmoedige razernij. Zij bevatte
-verscheidene groote straten, die allen sterk op elkander geleken,
-bewoond door menschen, die eveneens op elkander geleken, die allen op
-dezelfde uren uitgingen en binnenkwamen, om hetzelfde werk te doen,
-en voor wie elke dag eveneens was als gisteren en morgen, en ieder
-jaar het evenbeeld van het vorige en het volgende.
-
-De eigenschappen van Coketown waren grootendeels onafscheidbaar van
-het werk, waardoor de stad in wezen werd gehouden, en waardoor er
-een aantal geriefelijkheden de geheele wereld door verspreid werden,
-en een aantal sieraden die, wij willen niet vragen hoeveel, deel
-uitmaakten van de schoonheid der jonge dames, welke het nauwelijks
-konden uitstaan, de stad te hooren noemen. Een aantal andere
-eigenschappen waren vrijwillig aangenomen, en deze waren de volgende:
-
-Men zag in Coketown niets wat niet nuchter prozaïsch was. Indien de
-leden eener godsdienstige gezindte daar eene kerk bouwden (gelijk de
-leden van achttien godsdienstige gezindten gedaan hadden), maakten zij
-een godsdienstig pakhuis van rooden baksteen daarvan, somtijds (maar
-dit alleen bij zeer sierlijke gebouwen) met eene klok in een soort
-van vogelkooi er bovenop. De eenige uitzondering was de Nieuwe Kerk,
-een wit gepleisterd gebouw, met een vierkanten toren boven de deur,
-en vier korte spitsen er op, die naar met lofwerk versierde houten
-beenen geleken. Al de openbare opschriften in de stad waren eveneens
-geschilderd, met vierkante letters zwart op wit. De gevangenis had het
-gasthuis kunnen zijn en het gasthuis de gevangenis; het stadhuis had
-een van beide kunnen wezen, of allen hadden geheel iets anders kunnen
-zijn, voor zooveel men aan den bouwtrant kon zien. Het feitelijke en
-prozaïsche beheerschten geheel Coketown zoowel in het materieele als
-het immaterieele. De school van Mac Choakumchild was geheel prozaïsch
-en practisch, en zoo was de teekenschool, en zoo waren de betrekkingen
-tusschen meester en dienaar, en zoo was alles tusschen het gasthuis
-voor kraamvrouwen en het kerkhof; en wat men niet met cijfers kon
-berekenen of op de markt of de beurs kon koopen en verkoopen, was
-hier niet, en zou er in alle eeuwigheid niet wezen.
-
-Eene stad, zoo geheel aan het prozaïsch nuttige gewijd en waar het
-feitelijke zoo zegepralend heerschte, moest natuurlijk welvarend en
-voorspoedig wezen? Neen, niet zoo geheel. Niet? Hoe is het mogelijk!
-
-Neen. Coketown kwam niet in alle opzichten uit zijne eigene
-fornuizen gelijk goud, dat het vuur doorgestaan had. Vooreerst
-was het een onoplosbaar raadsel, wie tot de achttien gezindten
-behoorden--omdat, wie dit ook deden, de arbeidslieden zeker tot geene
-daarvan behoorden. Het was zonderling, als men op zondagochtend
-langs de straten wandelde, te moeten opmerken hoe weinigen van
-die lieden door het barbaarsche gebengel van klokken, dat zieken
-en zenuwachtigen razend maakte, uit hunne eigene benauwde kamers,
-uit hunne eigene wijk, of van de hoeken hunner eigene straten werden
-geroepen, waar zij lusteloos bleven staan dralen en onverschillig
-naar de kerkgangers keken, alsof het kerkgaan iets was, dat hun
-volstrekt niet aanging. Het was niet alleen de vreemdeling, die dit
-opmerkte, want er bestond binnen Coketown zelfs eene vereeniging,
-welker leden in elke zitting van het Huis der Gemeenten van zich
-liet hooren, door met verontwaardigden ijver te petitioneeren, dat
-er wetten zouden uitgevaardigd worden om deze lieden met geweld
-godsdienstig te maken. Dan kwam ook het Afschaffing-Genootschap,
-hetwelk klaagde dat deze lieden zich volstrekt dronken wilden
-drinken, en door statistieke tabellen bewees hoeveel zij dronken, en
-op theegezelschappen betoogde, dat geene goddelijke of menschelijke
-middelen (behalve eene afschaffing-medaille) hen konden bewegen om
-hunne gewoonte van drinken na te laten. Dan kwamen ook de chemisten
-en drogisten met andere statistieke tabellen, bewijzende dat zij,
-als zij niet dronken, opium gebruikten. Dan kwam ook de kapelaan
-der gevangenis, een man van ondervinding, met andere statistieke
-tabellen, die alle vorige statistieke tabellen in de schaduw stelden
-en bewezen, dat diezelfde lieden gemeene schuilhoeken bezochten,
-voor het oog des publieks verborgen, waar zij slechte liedjes
-hoorden en slechte dansen zagen en misschien daarin medededen, en
-waar A. B., oud vier en twintig jaren op zijn volgenden verjaardag,
-en veroordeeld tot achttien maanden eenzame opsluiting, zelfs gezegd
-had (hoewel hij zich nooit bijzonder geloofwaardig had getoond),
-dat zijn ongeluk was begonnen, terwijl hij vast en zeker geloofde
-dat hij anders een voorbeeld van zedelijkheid zou zijn geweest. Dan
-kwamen ook mijnheer Gradgrind en mijnheer Bounderby, de twee heeren,
-die op het oogenblik naar Coketown wandelden, en die desnoods
-nog meer statistieke tabellen konden verschaffen, uit hunne eigene
-ervaring opgemaakt en toegelicht door gevallen, die zij zelven hadden
-bijgewoond, en waaruit duidelijk bleek--kortom, dit was het eenige dat
-van de zaak duidelijk was--dat die lieden een slechte troep waren;
-dat zij, wat men ook voor hen deed, nooit dankbaar daarvoor waren;
-dat zij onrustig waren; dat zij zelven niet wisten wat zij wilden;
-dat zij aten en dronken van het beste, versche boter en mokka-koffie
-kochten en geen ander vleesch wilden gebruiken dan de vetste stukken,
-en toch altijd ontevreden en onhandelbaar waren. Kortom, het was de
-moraal van het oude kindersprookje, waarin van het oude wijf wordt
-gezegd, dat zij van niets anders leefde dan van eten en drinken en
-toch zich nooit wilde stilhouden.
-
-Is het mogelijk, dit zou mij benieuwen, dat er eenige overeenkomst
-bestond tusschen de omstandigheden der bevolking van Coketown en die
-der kleine Gradgrind's? Zekerlijk zal men niemand van ons, die bij ons
-gezond verstand en met cijfers bekend zijn, nu nog willen zeggen, dat
-men een der voornaamste behoeften der werklieden van Coketown sedert
-eene lange reeks van jaren onvoldaan had gelaten--dat er eene neiging
-tot het poëtische en romaneske bij hen bestond, die op eene gezonde
-en heilzame wijs bevredigd moest worden, in plaats van zich door
-stuiptrekkend worstelen lucht te geven--dat zij, juist dewijl zij zoo
-lang en eentonig werkten, een klagend verlangen, een kwellenden honger
-gevoelden naar eene of andere verpoozing, eene of andere uitspanning,
-die hen tot opgeruimdheid en vroolijkheid opwekte en tevens daaraan
-lucht gaf--naar een erkenden feestdag, al ware het maar met een
-eenvoudigen, schuldeloozen dans, bij het hooren eener opwekkende
-muziek--een taartje nu en dan waarin mijnheer Mac Choakumchild geen
-vinger stak--en dat die honger op de rechte wijze moest bevredigd
-worden, of dat hij onvermijdelijk eene verkeerde richting zou nemen,
-zoolang de wetten der schepping niet waren herroepen?
-
-"De man woont in Pod's End, en ik weet niet recht waar Pod's End is,"
-zeide mijnheer Gradgrind. "Weet gij het ook, Bounderby?"
-
-Bounderby wist, dat het ergens aan dien hoek van de stad was, maar meer
-wist hij er niet van. Zij bleven dus een oogenblik staan en keken rond.
-
-Bijna op hetzelfde oogenblik kwam er om den hoek der straat, met
-snelle schreden en een verschrikt gezicht, een meisje aanloopen,
-dat mijnheer Gradgrind herkende.
-
-"Hei daar!" riep hij. "Sta! Waar loopt gij naar toe? Sta!"
-
-Het meisje nommer twintig bleef bevende voor hem staan en neeg.
-
-"Waarom rent gij zoo langs de straat op zulk eene onvoegzame
-manier?" zeide mijnheer Gradgrind.
-
-"Ik werd--ik werd nageloopen, mijnheer," antwoordde het meisje
-hijgende, "en wilde wegloopen."
-
-"Nageloopen?" herhaalde mijnheer Gradgrind. "Wie zou u naloopen?"
-
-Deze vraag werd plotseling en zeer onverwacht voor haar beantwoord
-door den kleurloozen jongen, Bitzer, die met zulk eene blinde vaart en
-zoo weinig op eene verstopping van den weg bedacht, den hoek omkwam,
-dat hij tegen mijnheer Gradgrind aanliep met eene kracht, die hem
-weder achteruit deed stuiven.
-
-"Wat moet dat, jongen?" zeide mijnheer Gradgrind. "Hoe durft ge zoo
-tegen--tegen iemand aanloopen?"
-
-Bitzer raapte zijne pet op, die door den schok was afgevlogen,
-maakte een schrapvoet, duwde zijne kneukels tegen zijn voorhoofd en
-antwoordde verontschuldigend dat het een ongeluk was.
-
-"Heeft deze jongen u nageloopen, Jupe?" vroeg mijnheer Gradgrind.
-
-"Ja, mijnheer!" antwoordde het meisje schoorvoetend.
-
-"Neen, dat heb ik niet, mijnheer!" riep Bitzer; "niet voordat zij
-voor mij wegliep. Maar die paardrijders bedenken nooit wat zij
-zeggen, mijnheer! daar zijn zij bekend voor. Gij weet zelf wel,
-dat de paardrijders nooit bedenken wat zij zeggen," hierbij keerde
-hij zich naar Sissy. "Dat is in de stad zoo goed bekend, mijnheer,
-als de tafel van vermenigvuldiging aan de paardrijders onbekend
-is." Hiermede poogde Bitzer mijnheer Bounderby voor zich te winnen.
-
-"Hij maakte mij zoo bang," zeide het meisje, "met zijne leelijke
-gezichten."
-
-"O!" riep Bitzer. "Zijt gij niet evengoed als de anderen? Zijt ge ook
-niet een paardrijdster? Ik heb haar niet eens aangekeken, mijnheer! Ik
-heb haar maar gevraagd of zij morgen eene definitie van een paard zou
-kunnen geven, en wilde haar die nog eens zeggen, en toen liep zij weg,
-mijnheer, en ik liep haar na, om haar te leeren hoe zij antwoorden
-moest als zij gevraagd werd. Gij zoudt er niet aan gedacht hebben om
-kwaad van mij te spreken, als gij geene paardrijdster waart geweest."
-
-"Haar beroep schijnt tamelijk wel bekend," merkte mijnheer Bounderby
-aan. "Gij zoudt binnen eene week gezien hebben, dat de geheele school
-op eene rij stond te kijken."
-
-"Dat denk ik waarlijk ook," antwoordde zijn vriend. "Bitzer, keer om
-en ga naar huis. Jupe, blijf eens even. Laat ik hooren dat gij weer
-zoo loopt, jongen, en ge zult van mij hooren door den meester van de
-school. Gij begrijpt wel wat ik meen. Marsch, zeg ik."
-
-De jongen, hierdoor in zijn knipoogen gestuit, drukte weder zijne
-kneukels tegen zijn voorhoofd, wierp een blik naar Sissy, keerde zich
-om en ging.
-
-"Meisje," zeide mijnheer Gradgrind, "breng nu dezen heer en mij
-naar uw vader. Wij wilden juist naar hem toe. Wat hebt ge daar in
-dat fleschje?"
-
-"Jenever," zeide Bounderby.
-
-"Wel Heere neen, mijnheer. Het is de negen-olie!"
-
-"De wat?" riep Bounderby uit.
-
-"De negen-olie, mijnheer! om vader mee te wrijven."
-
-"Uw vader met negen-olie wrijven! Waar drommel doet ge dat voor?" zeide
-mijnheer Bounderby met een korten, luiden lach.
-
-"Die gebruiken onze lieden altijd, mijnheer," antwoordde het meisje,
-"als zij zich in de manege bezeeren. Zij krijgen somtijds heel erge
-kneuzingen."
-
-"Goed zoo," zeide mijnheer Bounderby. "Dat hebben zij dan voor hun
-leegloopen."
-
-Zij zag met eene mengeling van verbazing en angst naar zijn gezicht op.
-
-"Waarachtig," hervatte mijnheer Bounderby, "toen ik vier of vijf
-jaren jonger was dan gij, had ik erger kneuzingen, dan tien-olie of
-twintig- of veertig-olie zou hebben uitgewreven. Ik kreeg ze niet
-van het kunsten maken, maar van het afranselen. Ik danste niet op
-de koord voor mijn pleizier; ik danste op den blooten grond, op de
-muziek van een eindje touw."
-
-Mijnheer Gradgrind, schoon hardvochtig genoeg, was lang zoo ruw
-niet als mijnheer Bounderby. Hij had, alles in aanmerking genomen,
-geen onvriendelijk karakter; het had zelfs zeer vriendelijk kunnen
-worden, als hij jaren geleden maar eene gelukkige fout gemaakt had in
-de becijfering, waarnaar hij het geregeld had. Toen zij een smal pad
-insloegen, zeide hij op een toon, dien hij geruststellend wilde maken:
-"En dit is nu Pod's End, niet waar, Jupe?"
-
-"Ja, mijnheer--als 't u belieft, mijnheer--dit is het huis."
-
-Zij bleef staan voor de deur van een gemeen herbergje, waaruit, want
-het was nu schemeravond, een flauw rood licht scheen. Het herbergje
-zag er zoo ellendig uit, alsof het, bij gebrek aan klandizie, zelf
-aan het drinken was geraakt en denzelfden weg was gegaan, dien alle
-dronkaards gaan, zoodat het nu dicht bij zijn eind was.
-
-"Gij behoeft maar het voorhuis door te gaan, mijnheer, en de trap op,
-als ge zoo goed wilt zijn, en daar een oogenblik wachten tot ik licht
-haal. Als gij een hond mocht hooren, mijnheer, dat is Merrylegs,
-en hij blaft maar."
-
-"Merrylegs en negen-olie!" zeide mijnheer Bounderby, die het laatst
-binnentrad, met zijn klinkenden lach. "Het is hier nogal aardig voor
-iemand, die zich zelven tot een man gemaakt heeft."
-
-
-
-
-
-
-
-VI.
-
-SLEARY'S RIJKUNST.
-
-
-De naam van het herbergje was De Pegasus, welk woord op het uithangbord
-onder een gevleugeld paard te lezen stond, en onder dit woord had de
-schilder op een golvend lint nog de volgende regels gezet:
-
-
- "Goede mout maakt goed bier,
- Kom maar binnen, dat tapt men hier.
- Goede wijn maakt goeden cognac,
- Kom maar binnen en neem uw gemak."
-
-
-In lijst en glas, achter de smalle, morsige toonbank, hing nog een
-Pegasus--een theatrale Pegasus, met vleugelen van gaas op zijn rug
-geplakt, overal met gouden sterren bezaaid, en met een tuig van
-roode zijde.
-
-Daar het buiten te donker was geworden om het uithangbord te zien,
-en binnen nog niet licht genoeg om het schilderijtje te onderscheiden,
-gaven deze ideale kunstvoortbrengselen de heeren Gradgrind en Bounderby
-geen aanstoot. Zij volgden het meisje een steil trapje van eenige
-treden op, zonder iemand te ontmoeten, en bleven in het donker staan,
-terwijl zij licht ging halen. Zij verwachtten ieder oogenblik, dat
-Merrylegs zich zou laten hooren, maar die wonderbaar gedresseerde
-hond had nog niet geblaft toen het meisje reeds met eene kaars aankwam.
-
-"Vader is niet in onze kamer, mijnheer," zeide zij met een zeer
-verwonderd gezicht. "Als gij zoolang wilt binnengaan, zal ik hem
-dadelijk gaan opzoeken."
-
-Zij stapten binnen, en nadat Sissy twee stoelen voor hen had
-gezet, ging zij haastig weder heen. Het was eene armoedig, karig
-gemeubileerde kamer, waarin een bed stond. De witte slaapmuts, met
-twee pauwenveeren en een rechtopstaand staartje versierd, die Signor
-Jupe had opgehad, toen hij dienzelfden namiddag de voorstelling door
-zijne Shakspeariaansche snakerijen en kwinkslagen verlevendigde, hing
-aan een spijker, maar geen ander stuk van zijne garderobe of eenig
-ander spoor van hem zelven of zijn beroep was ergens te zien. Ook
-van Merrylegs was zoo weinig te bespeuren, alsof de voorouders van
-dat wonderbaar gedresseerde dier, die in de ark waren geweest, er
-toevallig buiten waren gebleven.
-
-Men hoorde boven de deuren van kamers openen en sluiten, terwijl
-Sissy van de eene naar de andere liep om haar vader te zoeken;
-en weldra hoorde men ook stemmen, die verwondering uitdrukten. Zij
-kwam in groote haast weder naar beneden springen, opende een ouden,
-erg gehavenden koffer, vond dien ledig, en zag met gevouwene handen
-en een blik vol ontzetting om zich heen.
-
-"Vader moet naar de tent zijn gegaan, ik weet niet waarom, maar hij
-moet daar wezen. Ik zal hem in een oogenblik bij u brengen."
-
-Zij was terstond weder heengeloopen, zonder hoed, terwijl hare
-lange, donkere haren, die zij als een kind in krullen liet hangen,
-haar nazwierden.
-
-"Wat meent zij?" zeide mijnheer Gradgrind. "In een oogenblik terug? Het
-is meer dan een kwartier ver."
-
-Eer mijnheer Bounderby kon antwoorden, vertoonde zich voor de
-deur een jonkman, die, nadat hij zich met de woorden: "Met uw
-verlof, heeren!" had geïntroduceerd, met de handen in de zakken
-binnentrad. Zijn gladgeschoren, mager en bleek gezicht werd beschaduwd
-door eene groote hoeveelheid donker haar, boven het voorhoofd
-gescheiden en in eene gladde rol om zijn hoofd opgemaakt. Zijne beenen
-waren sterk gespierd, maar korter dan beenen van goede evenredigheid
-moesten zijn. Zijne borst en rug waren evenveel te breed, als zijne
-beenen te kort waren. Hij was gekleed in een rokje met korte panden en
-eene spanbroek, had een dikken, gekleurden doek om den hals gewikkeld,
-rook naar lampolie, stroo, oranje schillen, paardenvoer en zaagsel,
-en scheen een zonderling soort van Centaurus te zijn, uit den stal en
-het theater samengesteld. Waar de eene begon en het andere ophield,
-had niemand nauwkeurig kunnen zeggen. Deze heer werd in de biljetten
-van den dag vermeld als mijnheer E. W. B. Childers, zoo met recht
-vermaard door zijne vermetele voltigeurs-kunsten als de Wilde Jager
-der Noord-Amerikaansche Prairiën, bij welke algemeen bewonderde
-kunstverrichtingen een kleine jongen met een oud gezichtje, die hem
-thans vergezelde, de rol van zijn jeugdig zoontje speelde, daar hij,
-bij één voet vastgehouden, het onderste boven over zijn vaders schouder
-werd gehangen, en op zijn hoofd, met de hielen omhoog, op de palm van
-zijn vaders hand werd rondgedragen, volgens de hardhandige manier,
-waarop men wilde jagers hunne kinderen ziet liefkoozen. Met krullen,
-kransen, vleugels, witsel en karmijn opgesierd, veranderde deze
-veelbelovende knaap in een innemend Cupidootje, dat het grootste
-genot van het moederlijke gedeelte der toeschouwers uitmaakte; maar
-als privaat persoon, wanneer een overdreven uitgesneden rokje en eene
-zeer grove stem zijne voornaamste kenmerken waren, behoorde hij geheel
-tot de aarde en den stal.
-
-"Met uw verlof, heeren," zeide mijnheer E. W. B. Childers, in de kamer
-rondziende. "Gij zijt het, geloof ik, die naar Jupe hebt gevraagd?"
-
-"Ja," antwoordde mijnheer Gradgrind. "Zijne dochter is hem gaan halen,
-maar ik kan niet wachten, en zal u dus, met uw verlof, eene boodschap
-voor hem geven."
-
-"Gij ziet wel, vriend," liet mijnheer Bounderby hierop volgen,
-"wij zijn van die menschen, die de waarde van den tijd kennen, en
-gij zijt van die menschen, die de waarde van den tijd niet kennen."
-
-"Ik heb de eer niet van u te kennen," antwoordde mijnheer Childers,
-nadat hij hem van het hoofd tot de voeten had opgenomen; "maar als
-gij meent, dat gij meer geld voor uw tijd kunt krijgen dan ik voor den
-mijnen, zou ik aan uw voorkomen zeggen, dat gij wel haast gelijk hebt."
-
-"En als gij het geld gekregen hebt, kunt gij het wel bewaren ook,
-zou ik denken," zeide Cupido.
-
-"Kidderminster, houd uw mond!" zeide mijnheer Childers. Cupido's
-aardsche naam was Kidderminster.
-
-"Wat komt hij ons dan hier critiseeren?" riep de jongeheer
-Kidderminster, die zeer oploopend bleek te zijn. "Als gij ons
-critiseeren wilt, betaal dan uw geld aan de deur en neem er uw
-pleizier voor."
-
-"Kidderminster," zeide mijnheer Childers, zijne stem verheffende,
-"houd uw mond. Mijnheer," vervolgde hij, zich naar mijnheer Gradgrind
-keerende, "ik sprak tegen u. Gij zult wel weten, of mogelijk ook niet
-(want misschien zijt ge niet veel bij onze representatiën geweest),
-dat Jupe sedert eenigen tijd zeer dikwijls zijn slag heeft gemist."
-
-"Wat heeft gemist?" vroeg mijnheer Gradgrind, met een blik naar den
-machtigen Bounderby, alsof hij dezen te hulp riep.
-
-"Zijn slag gemist."
-
-"Verleden avond viermaal voor de linten is blijven steken," zeide de
-jongeheer Kidderminster, "en ook zijn slag heeft gemist bij de vanen,
-en met zijn zwaaien heeft geknoeid."
-
-"Niet gedaan heeft wat hij doen moest. Zijne sprongen te kort heeft
-genomen en slecht heeft gebuiteld," vertolkte mijnheer Childers.
-
-"O, is dat de slag?" zeide mijnheer Gradgrind.
-
-"In het algemeen gesproken is dat zijn slag missen," antwoordde
-mijnheer Childers.
-
-"Negen-olie, Merrylegs, slag missen, linten, vanen en zwaaien!" zeide
-Bounderby met zijn eigenaardigen lach. "Een vreemd soort van gezelschap
-voor iemand, die zich in de hoogte heeft gewerkt."
-
-"Verlaag u dan maar wat," zeide Cupido hierop. "Als gij u zoo hoog
-hebt opgewerkt, dat ge daarboven uitkijkt, laat u dan maar wat zakken."
-
-"Dat is een zeer impertinente knaap," zeide mijnheer Gradgrind,
-zich omkeerende en hem met saamgetrokken wenkbrauwen aanziende.
-
-"Wij zouden een jongenheer hier verzocht hebben om u op te wachten, als
-wij hadden geweten, dat ge komen zoudt," antwoordde Cupido, volstrekt
-niet verlegen. "Het is jammer, dat ge het niet zoo besteld hebt,
-als ge zoo precies zijt. Gij zijt zeker op de stijve jeff, niet waar?"
-
-"Wat meent die ongemanierde jongen daarmee?" zeide mijnheer Gradgrind,
-hem met een soort van wanhoop aanziende.
-
-"Kom, ga maar heen!" zeide mijnheer Childers, zijn jongen vriend
-tamelijk hardhandig de kamer uitduwende. "Stijve jeff of slappe jeff
-heeft niet veel te beduiden; het wil stijve koord en slappe koord
-zeggen. Gij woudt mij eene boodschap voor Jupe geven?"
-
-"Ja, dat wilde ik."
-
-"Dan ben ik van gedachte," hervatte mijnheer Childers snel, "dat hij
-ze nooit zal krijgen. Kent gij hem wel?"
-
-"Ik heb den man nooit in mijn leven gezien."
-
-"Ik twijfel of gij hem dan wel ooit zien zult. Ik houd het voor
-tamelijk zeker, dat hij weg is."
-
-"Meent gij, dat hij zijne dochter zou verlaten hebben?"
-
-"Ja," antwoordde mijnheer Childers met een knikje, "ik meen, dat hij
-zich uit de voeten heeft gemaakt. Hij werd gisteravond uitgejouwd, en
-hij werd eergisteravond uitgejouwd, en hij werd vandaag uitgejouwd. Hij
-werd sedert eenigen tijd telkens uitgejouwd, en dat kan hij niet
-verdragen."
-
-"Waarom is hij--zoo erg--uitgejouwd?" vroeg mijnheer Gradgrind,
-dit woord met groote deftigheid en zichtbaren tegenzin uitbrengende.
-
-"Omdat zijne gewrichten stijf worden en hij versleten raakt,"
-antwoordde mijnheer Childers. "Hij heeft nog zijne goede eigenschappen
-als kakelaar, maar daarvan kan hij niet leven."
-
-"Kakelaar!" herhaalde Bounderby. "Daar hebben wij alweer zoo iets."
-
-"Als prater, indien dit mijnheer beter bevalt," zeide mijnheer
-E. W. B. Childers, deze verklaring met minachting over zijn schouder
-werpende, terwijl hij zijne lange haren schudde. "Nu is het iets
-opmerkelijks, mijnheer, dat die man het zich al te veel aantrok,
-dat zijne dochter wist dat hij uitgejouwd werd, om langer zoo te
-kunnen voortgaan."
-
-"Mooi!" viel Bounderby hierop in. "Dat is mooi, Gradgrind. Een man,
-die zooveel van zijne dochter houdt, dat hij van haar wegloopt. Dat
-is drommels mooi, ha, ha! Nu zal ik u eens wat zeggen, jonkman. Ik
-heb niet al mijn leven mijn tegenwoordigen stand in de maatschappij
-bekleed. Ik weet wat zoo iets is. Het zal u misschien verbazen het
-te hooren, maar mijne moeder is ook van mij weggeloopen."
-
-E. W. B. Childers antwoordde stekelig, dat het hem geheel niet
-verbaasde dit te hooren.
-
-"Heel goed!" zeide Bounderby. "Ik werd in eene sloot geboren en mijne
-moeder liep van mij weg. Verschoon ik haar nu? Neen. Heb ik haar ooit
-verschoond? Volstrekt niet. Wat noem ik haar daarom? Ik noem haar
-waarschijnlijk het slechtste wijf, dat ooit op de wereld geleefd heeft,
-behalve mijne dronken grootmoeder. Ik weet van geen familietrots;
-ik weet van geene sentimenteele, romaneske kwezelarij. Ik noem een
-kat een kat; en ik noem de moeder van Josiah Bounderby van Coketown,
-zonder eenigen schroom of eenige partijdigheid, gelijk ik haar noemen
-zou al ware zij de moeder van Dick Jones van Wapping geweest. En zoo
-is het met dezen man. Hij is een weggeloopen schelm en een vagebond,
-dat is hij in het Engelsch."
-
-"Het is mij eveneens wat hij is of wat hij niet is, in het Engelsch
-of in het Fransch," antwoordde mijnheer E. W. B. Childers, zich
-omkeerende. "Ik zeg u, vriend, wat de waarheid is. Als gij het niet
-gaarne hooren wilt, kunt ge gebruik maken van de opene lucht. Gij laat
-u hard genoeg hooren; maar doe het ten minste in uw eigen huis. Laat
-u niet hier in huis hooren voordat men er u om vraagt. Gij zult wel
-een eigen huis hebben, zou ik denken?"
-
-"Misschien wel," antwoordde mijnheer Bounderby lachende, en liet het
-geld in zijn zak rammelen.
-
-"Laat u dan in uw eigen huis hooren, als het u belieft," zeide
-Childers, "want dit huis is niet sterk, en als gij u hier zoo hard
-laat hooren, zou het wel kunnen invallen."
-
-En mijnheer Bounderby nog eens van het hoofd tot de voeten opnemende,
-keerde hij zich van hem af, als van iemand met wien hij geheel had
-afgedaan, naar mijnheer Gradgrind.
-
-"Jupe heeft zijne dochter een uur geleden om eene boodschap gezonden,
-en toen heeft men hem zelf zien heensluipen, met zijn hoed in de oogen
-en een pakje in een zakdoek gebonden onder den arm. Zij zal het nooit
-van hem gelooven, maar hij is voortgegaan en heeft haar verlaten."
-
-"En waarom zou zij het nooit van hem gelooven?" zeide mijnheer
-Gradgrind.
-
-"Omdat die twee één waren. Omdat zij nooit van elkander af waren. Omdat
-hij tot op dezen tijd zoo machtig veel van haar scheen te houden,"
-antwoordde Childers, een paar schreden voorwaarts doende om in den
-ledigen koffer te kijken. Childers en Kidderminster hadden beiden
-een zeer zonderlingen gang; zij stapten veel meer wijdbeens dan men
-doorgaans doet en alsof zij stijf in de knieën waren. Dezen gang hadden
-al de mannelijke leden van den troep van Sleary zich aangewend, hetwelk
-moest beduiden, dat zij in hunne verbeelding altijd te paard zaten.
-
-"Arme Sissy! Hij had haar liever in de leer moeten doen," zeide
-Childers, nogmaals zijne haren schuddende, terwijl hij in den ledigen
-koffer keek. "Nu laat hij haar zonder iets waaraan zij zich houden
-kan."
-
-"Het strekt u, die nooit bij een beroep in de leer zijt gedaan,
-tot eer dat gij zoo denkt," merkte mijnheer Gradgrind goedkeurend aan.
-
-"Ik nooit in de leer gedaan? Dat werd ik al toen ik zeven jaar
-oud was."
-
-"Ei zoo!" hervatte mijnheer Gradgrind eenigszins knorrig, omdat hij
-zich met zijne goede meening had vergist. "Ik wist niet, dat men
-kinderen in de leer deed..."
-
-"Om ze te leeren leegloopen," viel mijnheer Bounderby met een luiden
-lach hierop in. "Neen, waarachtig, ik ook niet."
-
-"Haar vader had altijd in zijn hoofd," hervatte Childers, zich houdende
-alsof hij niets van het bestaan van mijnheer Bounderby bespeurde,
-"dat zij eene opvoeding moest hebben en allerlei dingen leeren. Hoe
-hij dat in zijn hoofd kreeg, weet ik niet; ik weet alleen maar te
-zeggen, dat het er nooit weer uitging. Hij heeft haar in de laatste
-zeven jaren hier een beetje lezen, en daar een beetje schrijven,
-en daar weer een beetje cijferen laten leeren."
-
-Mijnheer E. W. B. Childers haalde een van zijne handen uit den zak,
-waarin zij school, streek er mede over het gezicht en de kin, en
-keek mijnheer Gradgrind aan met tamelijk veel twijfel en een weinigje
-hoop. Van het begin af had hij, ter wille van het verlatene meisje,
-gepoogd dezen heer met zich te verzoenen.
-
-"Toen Sissy hier op de school kwam," vervolgde hij, "was haar vader zoo
-blij als malle Piet. Ik voor mij kon niet recht begrijpen waarom, daar
-wij overal toch maar komen en gaan, en hier ook niet zouden blijven. Ik
-geloof nu evenwel, dat hij toen dien streek al van zins was--hij was
-altijd half simpel--en dacht dat zij dus bezorgd zou zijn. Als het
-misschien het geval mocht zijn, dat gij van avond juist hier gekomen
-waart om te zeggen, dat gij haar wat zoudt willen voorthelpen," zeide
-mijnheer Childers, wederom de hand over zijn gezicht strijkende,
-en met eene herhaling van dien blik, "zou het heel gelukkig zijn en
-wel van pas--heel gelukkig en wel van pas."
-
-"Integendeel," antwoordde mijnheer Gradgrind, "ik kwam om hem te
-zeggen, dat hare betrekkingen eene reden waren om haar de school
-te ontzeggen en zij niet moest terugkomen. Maar als haar vader
-haar werkelijk heeft verlaten, zonder dat zij iets daarvan heeft
-geweten--Bounderby, laat ik eens een woordje met u spreken."
-
-Hierop gaf mijnheer Childers zich zeer beleefd, met zijn
-paardrijdersstap, naar het portaal buiten de deur, en bleef daar
-staan, gedurig met de hand over het gezicht strijkende en zachtjes
-fluitende. Terwijl hij zoo bezig was, kon hij eenige gezegden van
-mijnheer Bounderby beluisteren, zooals: "Neen. Ik zeg neen. Ik
-raad het u niet. Volstrekt niet, zeg ik." Terwijl hij van mijnheer
-Gradgrind op den veel zachter toon, waarmede deze sprak, de woorden
-hoorde: "Maar zelfs als een voorbeeld voor Louisa, om haar te toonen,
-waarop het leven, dat het voorwerp harer nieuwsgierigheid geweest is,
-uitloopt. Overweeg het eens, Bounderby, uit dat oogpunt."
-
-Ondertusschen kwamen de verschillende leden van Sleary's troep
-langzamerhand van de bovenkamers, waar zij in kwartier lagen,
-naar het portaal, bleven eerst een poosje onder elkander en met
-mijnheer Childers staan praten, en drongen zachtjes aan zich
-zelven en hem de kamer in. Er waren onder deze groep twee of drie
-bevallige jonge vrouwen, met hare twee of drie mannen en hare twee
-of drie moeders, en hare acht of negen kinderen, die als het noodig
-was voor engeltjes speelden. De vader van een dier huisgezinnen
-was gewoon den vader van een ander huisgezin op de punt van een
-hoogen staak te laten balanceeren; de vader van een derde huisgezin
-maakte dikwijls een piramide met de twee eerstgemelde vaders en den
-jongenheer Kidderminster, die op den top stond; al de vaders konden
-op rollende tonnen loopen, op flesschen staan, messen en ballen
-opgooien en vangen, waschkommen laten tollen, op alles rijden en
-over alles heen springen. Al de moeders konden op de stijve en de
-slappe koord dansen en gevaarlijke kunsten maken op den blooten rug
-van een paard; zij waren geen van allen bijzonder beschaamd om hare
-beenen te laten zien, en een van haar reed geheel alleen in eene
-Romeinsche kar met zes paarden, die zij uit de hand mende, wanneer
-de troep eene stad binnentrok. Zij hielden zich allen alsof zij zeer
-luchtig en zeer slim waren, maar waren niet zeer net in hunne gewone
-kleeding, geheel niet ordelijk in hunne huishouding, en de vereenigde
-letterkundige bekwaamheden van den geheelen troep hadden slechts een
-zeer armoedigen brief, over welk onderwerp het ook wezen mocht, kunnen
-samenstellen. Evenwel hadden deze lieden iets opmerkelijk weekhartigs
-en kinderlijks over zich, waren zij bijzonder ongeschikt om op eene
-hardvochtige manier hun eigen voordeel te bejagen, en onvermoeid in
-hunne bereidvaardigheid om elkander te helpen en te troosten; waardoor
-zij dikwijls evenveel achting waardig waren en altijd met dezelfde
-edelmoedige zachtheid verdienden beoordeeld te worden, als eenige
-andere klasse van menschen door hare alledaagsche deugden verdient.
-
-Het laatst van allen verscheen mijnheer Sleary, een zwaarlijvig man,
-gelijk reeds gemeld is, die één strakstaand en één beweeglijk oog had,
-en eene stem (indien het stem mocht heeten), welke naar het stenende
-zuchten van een ouden defecten blaasbalg geleek. Zijne huid hing in
-slappe plooien over zijn gezicht, en zijn hoofd was altijd beneveld,
-daar hij nooit recht nuchter en nooit geheel dronken was.
-
-"Jonker!" zeide mijnheer Sleary, met zijne heesche stem en eenigszins
-belemmerde spraak. "Ik ben uw dienaar. Dat is eene leelijke historie,
-niet waar? Gij hebt wel gehoord, dat mijn clown en zijn hond denkelijk
-zijn weggeloopen?"
-
-Hij richtte het woord tot mijnheer Gradgrind, en deze antwoordde: "Ja!"
-
-"Wel, jonker," hervatte hij, terwijl hij zijn hoed afnam en de voering
-daarvan afwreef met een zakdoek, dien hij tot dat einde in den hoed
-bewaarde; "is het uw voornemen om iets voor dat arme meisje te doen,
-jonker?"
-
-"Ik denk haar iets voor te slaan als zij terugkomt," zeide mijnheer
-Gradgrind.
-
-"Daar ben ik blij om, jonker. Niet dat ik het kind wil kwijt zijn,
-evenmin als ik haar wil in den weg staan. Ik ben bereid haar in de
-leer te nemen, hoewel het op haar ouderdom wat laat is. Mijne stem is
-wat schor, jonker, en niet gemakkelijk te verstaan als iemand niet aan
-mij gewoon is; maar als gij zoo dikwijls als ik hadt moeten gloeien
-en rillen, rillen en gloeien, gloeien en rillen, onder het oppassen
-van dat jonge goed in de manege, zou uwe stem het ook niet hebben
-uitgehouden, jonker, evenmin als de mijne."
-
-"Dat geloof ik ook wel," zeide mijnheer Gradgrind.
-
-"Wat zult ge gebruiken, jonker, terwijl ge moet wachten? Zal het
-sherry zijn? Zeg maar op, jonker!" zeide mijnheer Sleary, met gastvrije
-vrijpostigheid.
-
-"Voor mij niets, ik dank u," antwoordde mijnheer Gradgrind.
-
-"Dat is al heel weinig, jonker. Wat zegt uw vriend? Als ge nog niet
-gegeten hebt, neem dan een glaasje bitter."
-
-Zijne dochter Josephine, een bevallig blond meisje, dat, toen zij twee
-jaren oud was, reeds op een paard was gebonden, en op haar twaalfde
-jaar een testament had gemaakt, dat zij altijd bij zich droeg,
-en waarin zij haar stervenden wensch te kennen gaf om door de twee
-bonte hitjes naar het graf te worden getrokken, riep op dit oogenblik:
-"Stil, vader! daar komt zij terug."
-
-Daarop kwam Sissy Jupe de kamer weder ingeloopen evenals zij was
-heengeloopen, en toen zij allen daar verzameld vond en zag hoe
-zij haar aankeken en geen vader ontdekte, barstte zij uit in een
-allerjammerlijkst geschrei, en verschool zich aan den boezem eener
-talentrijke koorddanseres, die zich juist in gezegende omstandigheden
-bevond, en op den grond knielde om het meisje te liefkoozen en met
-haar te schreien.
-
-"Het is eene gloeiende schande, bij mijne ziel, dat is het," zeide
-Sleary.
-
-"O, mijn lieve vader, mijn goede, lieve vader, waar zijt ge naar
-toe? Gij zijt heengegaan om te beproeven iets goeds voor mij te
-doen, dat weet ik wel. Gij zijt om mijnentwil heengegaan, dat weet
-ik zeker. En hoe ongelukkig en hulpeloos zult ge zonder mij zijn,
-arme, arme vader, totdat ge terugkomt."
-
-Het was zoo aandoenlijk, haar aanhoudend zulke gezegden te hooren
-uiten, terwijl zij, met een naar boven gekeerd gezichtje, hare
-armen uitstak alsof zij zijne dierbare schim in het verdwijnen wilde
-tegenhouden en omhelzen, dat niemand een woord sprak, totdat mijnheer
-Bounderby, die ongeduldig werd, de zaak aanvatte.
-
-"Hoort eens, goede lieden," zeide hij. "Dit is niet anders dan
-tijdverspillen. Het meisje moet de waarheid begrijpen, en als ge wilt,
-zal ik ze haar wel aan het verstand brengen, daar mijne eigene moeder
-ook wel is weggeloopen. Nu dan--hoe heet gij ook weer?--Uw vader is
-voortgegaan--heeft u laten zitten--en gij moet maar denken, dat gij
-hem uw leven lang niet zult weerzien."
-
-Maar de omstanders hielden zoo weinig van de onbewimpelde waarheid,
-dat zij, in plaats van des sprekers gezond verstand en rondborstigheid
-te bewonderen, die integendeel ten uiterste kwalijk namen. De mannen
-mompelden, dat het schande, en de vrouwen, dat hij een beest van
-een kerel en een barbaar was; en Sleary, nu vrij haastig sprekende,
-gaf mijnheer Bounderby ter zijde den volgenden wenk:
-
-"Laat ik u eens wat zeggen, jonker. Om ruiterlijk te spreken, geloof ik
-dat ge best zoudt doen, als gij u maar stil- en er buiten hieldt. Mijne
-luidjes zijn heel goedhartig, maar zij zijn gewoonlijk wat driftig
-in hun doen; en als ge mijn raad niet volgt, mag ik verd...d wezen
-als ik niet geloof dat zij u uit het venster zullen smijten."
-
-Toen mijnheer Bounderby door deze vriendelijke kennisgeving tot zwijgen
-was gebracht, vond mijnheer Gradgrind gelegenheid voor zijne uitnemend
-practicale beschouwing van de zaak.
-
-"Het is van geen gewicht," zeide hij, "of die persoon te eeniger tijd
-terug te wachten is of niet. Hij is vertrokken, en het is niet te
-denken dat hij zoo terstond zal terugkomen. Daaromtrent is men het
-eens, geloof ik."
-
-"Dat is zoo, jonker, daarin zijn wij het eens, geloof ik."
-
-"Welnu dan. Ik, die hier ben gekomen om den vader van dat arme meisje,
-Jupe, te onderrichten, dat zij niet meer in de school kon worden
-toegelaten, uithoofde van practische bezwaren (waarover ik thans niet
-behoef uit te weiden) tegen de toelating van kinderen van lieden met
-zulk een beroep, ben onder deze veranderde omstandigheden bereid om
-een voorstel te doen. Ik ben genegen om u te mijnen laste te nemen,
-Jupe, u op te voeden en voor u te zorgen. De eenige voorwaarde, die
-ik maak (boven en behalve uw goed gedrag), is, dat gij nu terstond
-beslist of gij met mij wilt medegaan of hier blijven; en, indien gij
-met mij medegaat, dat het aangenomen wordt dat gij geen gemeenschap
-meer zult hebben met iemand van uwe vrienden, die hier tegenwoordig
-zijn. Deze opmerkingen omvatten de geheele zaak."
-
-"Ondertusschen moet ik nog een woordje zeggen, jonker," zeide Sleary
-nu, "om allebei de kanten van de vlag evengoed te laten zien. Als gij
-bij ons in de leer wilt komen, Cecilia, gij kent den aard van het werk
-en gij kent uwe kameraden. Emma Gordon, in wier schoot gij nu ligt,
-zou eene moeder voor u zijn, en Josephine eene zuster voor u wezen. Ik
-weet wel, dat ik zelf juist geen engel ben, en ik wil niet zeggen,
-dat gij, als gij uw slag mocht missen, niet ondervinden zoudt, dat ik
-geducht kan uitvaren, en ik u niet een paar vloeken naar den kop zou
-smijten. Maar wat ik zeggen wil, jonker, is dit: ik mag dan in een
-goed of in een slecht humeur zijn, ik heb nog nooit een paard meer
-kwaad gedaan dan een beetje uitgescholden, en ik geloof niet, dat ik
-op mijne jaren mijne rijders anders zal gaan behandelen. Ik ben nooit
-een kakelaar geweest, jonker, en ik heb gezegd wat ik te zeggen had."
-
-Dit laatste gedeelte zijner rede was tot mijnheer Gradgrind gericht,
-die het met eene deftige buiging van zijn hoofd beantwoordde en
-daarop hervatte:
-
-"De eenige opmerking, die ik u nog wil voorhouden, Jupe, ten einde
-eenigen invloed op uw besluit uit te oefenen, is, dat het hoogst
-wenschelijk is eene degelijke, practicale opvoeding te ontvangen,
-en dat zelfs uw vader, naar ik verneem, dit ten uwen opzichte schijnt
-geweten en gevoeld te hebben."
-
-Deze laatste woorden maakten een zichtbaren indruk op haar. Zij
-bedwong haar heftig schreien, maakte zich eenigszins van Emma Gordon
-los en keerde zich met haar gezicht geheel naar haar aanstaanden
-beschermer. Het geheele gezelschap gevoelde de kracht dezer
-verandering, en men hoorde bij allen eene lange en diepe ademhaling,
-die duidelijk zeide: "Zij zal gaan!"
-
-"Pas op dat gij zelf goed bedenkt wat gij wilt, Jupe," zeide mijnheer
-Gradgrind waarschuwend. "Anders zeg ik niet. Pas op dat ge zelf weet
-wat ge wilt."
-
-"Als vader terugkomt," riep het meisje na eene poos stilzwijgens uit,
-en begon wederom te schreien, "hoe zal hij mij dan ooit vinden als
-ik heenga?"
-
-"In dat opzicht kunt ge volkomen gerust wezen, Jupe," antwoordde
-mijnheer Gradgrind zeer bedaard; want hij werkte de geheele zaak uit
-alsof het eene som was. "In zulk een geval zal uw vader, denk ik,
-naar u zoeken bij mijnheer...."
-
-"Sleary. Dat is mijn naam, jonker. Ik schaam er mij niet voor. Door
-geheel Engeland bekend en overal eerlijk betaald."
-
-"Zal uw vader bij mijnheer Sleary naar u zoeken, die hem dan wel
-zeggen zal waar gij gebleven zijt. Ik zou de macht niet hebben om u
-tegen uw zin te houden, en het zal hem nooit moeielijk wezen mijnheer
-Thomas Gradgrind van Coketown te vinden. Ik ben welbekend."
-
-"Welbekend," zeide mijnheer Sleary toestemmend en liet zijn beweeglijk
-oog rollen. "Gij zijt een van die soort, jonker, die ons eene macht
-van geld uit de kas doet blijven. Maar dat doet er nu niet toe."
-
-De vrouwen gingen nu met zekere treurige drukte aan het werk om Sissy's
-kleeren bijeen te halen--hetgeen spoedig gedaan was, want zij waren
-niet veel--en ze in eene mand te pakken, waarin zij reeds dikwijls
-gereisd hadden. Sissy zat al dien tijd op den grond te schreien
-met hare handen voor de oogen. Mijnheer Gradgrind en zijn vriend
-Bounderby stonden bij de deur gereed om haar mede te nemen. Mijnheer
-Sleary stond in het midden van het vertrek, met de mannelijke leden
-van den troep om hem heen, juist gelijk hij in het midden der manege
-zou gestaan hebben, terwijl zijne dochter Josephine hare kunsten
-verrichtte. Niets ontbrak hem dan zijne zweep.
-
-Toen de mand in stilte gepakt was, brachten zij Sissy haar hoed, en
-zetten haar dien op het hoofd, nadat zij hare verwarde haren hadden
-gladgestreken. Toen drongen zij om haar heen, bukten zich over haar in
-zeer natuurlijke houdingen, en kusten en omhelsden haar, en brachten
-de kinderen bij haar om afscheid te nemen, kortom, gedroegen zich
-geheel als een troepje teerhartige, onnoozele, malle vrouwen.
-
-"Nu, Jupe," zeide mijnheer Gradgrind, "als ge nu uw besluit hebt
-genomen, kom dan."
-
-Maar zij moest nog van de mannelijke leden van den troep afscheid
-nemen, en elk van dezen moest haar in zijne uitgespreide armen
-sluiten (want onder de oogen van mijnheer Sleary namen zij altijd een
-theatrale houding aan) en haar een afscheidskus geven. Zij deden dit
-ook allen behalve de jongeheer Kidderminster, wiens jeugdig gemoed
-iets misanthropisch had, en die ook in de verte reeds uitzichten op
-een huwelijk had gekoesterd;--hij droop in eene sombere stemming
-af. Mijnheer Sleary werd tot het laatst bewaard. Zijne armen wijd
-uitspreidende, vatte hij haar bij de beide handen, en zou haar op en
-neer hebben laten springen, op de manier waarop een pikeur gewoonlijk
-eene jonge dame feliciteert, wanneer zij na haar laatsten toer van
-het paard wipt; maar Sissy gaf niet op en bleef maar schreiende voor
-hem staan.
-
-"Vaarwel, lief kind!" zeide Sleary. "Gij zult fortuin maken, hoop ik,
-en niemand van ons arme lieden zal u ooit lastig vallen, daar sta ik u
-voor in. Ik wenschte wel dat uw vader zijn hond niet had meegenomen;
-het is onpleizierig dat de hond niet op de biljetten kan staan. Maar
-als ik mij wel bedenk, zou hij toch zonder zijn meester geene kunsten
-willen doen, en dus is het even breed als het lang is."
-
-Daarna staarde hij haar met zijn strakstaand oog oplettend aan, overzag
-zijn gezelschap met het beweeglijke, gaf haar een kus, schudde zijn
-hoofd en reikte haar aan mijnheer Gradgrind over, alsof hij haar op
-een paard wilde zetten.
-
-"Daar is zij, jonker," zeide hij, haar met een pikeursblik opnemende,
-als om te zien of zij wel goed zat, "en zij zal haar best doen. Dag,
-Cecilia!"
-
-"Dag, Cecilia! Dag, Sissy! God zegen u, kindlief!" klonk het met
-verschillende stemmen door de geheele kamer.
-
-Doch de pikeur had het fleschje met negenolie in hare borst gezien
-en zeide nu:
-
-"Laat mij dat fleschje, kindlief; het is te lastig om mee te nemen
-en komt u nu toch niet meer te pas. Geef het mij."
-
-"Neen, neen," antwoordde zij, nogmaals in tranen uitbarstende. "Och
-neen! Laat het mij voor mijn vader bewaren, tot hij terugkomt! Hij
-zal het wel noodig hebben als hij komt. Hij dacht er zeker niet aan om
-heen te gaan toen hij mij uitzond. Ik moet het voor hem bewaren. Och,
-laat het mij toch houden."
-
-"Nu, goed dan, liefje. Gij ziet wel hoe het is, jonker. Vaarwel,
-Cecilia! Mijn laatste woord aan u is dit: Houd u trouw aan uw
-accoord, wees den jonker gehoorzaam en vergeet ons. Maar als gij
-groot geworden en getrouwd en in goeden doen zijt, en dan ooit een
-paardenspel tegenkomt, veracht het dan niet, en werk het niet tegen,
-maar neem een abonnement als gij kunt, en denk dat gij er niet veel
-kwaad aan doet. De menschen moeten zich vermaken, jonker, op de eene
-of andere manier," vervolgde Sleary, nog heescher geworden dan ooit
-door zooveel te spreken; "zij kunnen ook niet altijd leeren. Denk het
-beste van ons en niet het ergste. Ik heb al mijn leven met paardrijden
-den kost gewonnen, dat weet ik wel; maar ik geloof toch dat ik het
-bij het rechte eind heb, als ik zeg: Denk het beste van ons en niet
-het ergste."
-
-Hij zeide dit op de trap, terwijl men naar beneden ging; en terwijl
-hij de drie gedaanten en de mand zoowel met zijn beweeglijk als met
-zijn strakstaand oog bleef staan nakijken, verdween zij op de donkere
-straat weldra uit zijn gezicht.
-
-
-
-
-
-
-
-VII.
-
-MEVROUW SPARSIT.
-
-
-Daar mijnheer Bounderby ongehuwd was, had hij eene bejaarde dame
-bij zich wonen, die uit aanmerking van zekere jaarlijksche som zijn
-huishouden bestuurde. De naam dezer dame was mevrouw Sparsit, en zij
-was eene zeer in het oog vallende gedaante onder den stoet, die den
-triomfwagen van mijnheer Bounderby vergezelde, terwijl deze, met dat
-model van hoogmoedige nederigheid daarin, zegepralend voortrolde.
-
-Want mevrouw Sparsit had niet alleen geheel andere dagen gezien,
-maar was ook van aanzienlijke familie. Zij had nog eene oudtante
-in leven, die Lady Scadgers heette. De overledene mijnheer Sparsit,
-die haar als weduwe had achtergelaten, was van moeders zijde, gelijk
-mevrouw Sparsit het altijd noemde, "een Powler" geweest. Vreemdelingen,
-die weinig wereldkennis en geen vlug begrip hadden, schenen somtijds
-niet te weten wat een Powler was en zelfs onzeker te zijn of daarmede
-een beroep, eene politieke partij of eene godsdienstige gezindte
-werd bedoeld. Menschen van meer ontwikkelden geest behoefden echter
-niet onderricht te worden, dat de Powler's een oude stam waren, die
-men zoo ver moest nasporen, dat het niet te verwonderen was dat men
-hen somtijds uit het oog verloor--gelijk dan ook eenige stamhouders
-nu en dan tengevolge van omstandigheden, die met weddenschappen,
-geldleeningen en executiën in verband stonden, voor geruimen tijd
-onzichtbaar waren geworden.
-
-De overledene mijnheer Sparsit dan, die van moeders zijde een Powler
-was, trad in het huwelijk met deze dame, die van vaders zijde eene
-Scadgers was. Lady Scadgers (eene verbazend dikke vrouw, met een
-ontzaglijken eetlust en een geheimzinnig been, dat nu veertien jaren
-lang niet uit het bed had willen stappen) had dit huwelijk bekuipt
-op een tijd toen Sparsit juist meerderjarig was en hoofdzakelijk
-gekenteekend werd door een mager lichaam, door twee dunne stutten
-onderschraagd en bekroond met een hoofd, waarvan het niet de moeite
-waard is eenige melding te maken. Hij erfde van een oom een zeer
-aanzienlijk vermogen, maar was, eer hij dit kreeg, reeds eene
-evengroote som schuldig, en verteerde terstond daarop nog eens het
-dubbele daarvan. Toen hij dus op vier-en-twintigjarigen ouderdom stierf
-(de plaats van zijn overlijden was Calais en de aanleidende oorzaak het
-brandewijn drinken), liet hij zijne weduwe, van welke hij kort na de
-wittebroodsweken gescheiden was, in geene zeer gunstige omstandigheden
-achter. Deze weduwe, vijftien jaar ouder dan hij, geraakte weldra in
-doodelijke vijandschap met haar eenige bloedverwante, Lady Scadgers,
-en gedeeltelijk om deze dame verdriet aan te doen, gedeeltelijk
-om zich een bestaan te verschaffen, ging zij in eene conditie. En
-hier zat zij nu op haar ouden dag, met haar spitsen arendsneus en de
-gitzwarte wenkbrauwen, die Sparsit eens hadden bekoord, voor mijnheer
-Bounderby thee te schenken, terwijl deze heer zijn ontbijt gebruikte.
-
-Indien Bounderby een veroveraar ware geweest en mevrouw Sparsit eene
-gevangene prinses, welke hij ter opluistering zijner zegepralende
-intochten medevoerde, had hij niet meer met haar kunnen pronken dan
-hij thans gewoon was te doen. Gelijk het tot zijne manier van snoeven
-behoorde zijne eigene afkomst te verachten, behoorde het er toe,
-de afkomst van mevrouw Sparsit te verheffen. Terwijl hij niet wilde
-toegeven dat zijne eigene jeugd met eene enkele gunstige omstandigheid
-vergezeld ging, verhelderde hij de jeugdige dagen van mevrouw Sparsit
-met alle mogelijke voorrechten, en strooide hij wagenvrachten vol rozen
-over het geheele pad dezer dame. "En toch, mijnheer," zeide hij dan,
-"hoe is het eindelijk met haar afgeloopen? Daar zit zij nu met honderd
-pond 's jaars (ik geef haar honderd pond, en zij is wel zoo goed om
-dat mild te noemen) en bestuurt het huishouden van Josiah Bounderby
-van Coketown!"
-
-Hij trompette het bezit eener huishoudster, die zijn aanzien zoodanig
-verhoogde, zoo geweldig uit, dat ook anderen er van begonnen te
-spreken en er bij sommige gelegenheden openlijk over uitweidden. Het
-was een der hatelijkste eigenschappen van Bounderby, dat hij niet
-alleen zijn eigen loflied zong, maar ook anderen verleidde om dit te
-zingen. Zijne manier van snoeven had iets besmettelijks. Vreemdelingen,
-overal elders bescheiden genoeg, konden bij een openbaren maaltijd
-te Coketown somtijds opstaan en op Bounderby snoeven alsof zij
-razend waren geworden. Als men hem hoorde, zou men geloofd hebben,
-dat hij alles, wat bij zulke gelegenheden gewoonlijk werd opgehemeld
-en te pronk gesteld--het koninklijke wapen, de Britsche zeevlag,
-het groot Charter, John Bull en het Habeas Corpus, "een Engelschmans
-huis is zijn kasteel," Kerk en Staat, en God save the queen--in zijn
-persoon vereenigde; en zoo dikwijls (en dit gebeurde zeer dikwijls)
-een redenaar van deze soort in het slot zijner aanspraak de regels
-te pas bracht:
-
-
- "Laat Vorstendommen, Gravenhuizen
- Op aarde bloeien of vergaan:
- Een enkel woord kan hen weer scheppen,
- Gelijk zij vroeger zijn ontstaan,"
-
-
-hield men het onder het gezelschap voor zoo goed als zeker, dat hij
-van mevrouw Sparsit had gehoord.
-
-"Mijnheer Bounderby," zeide mevrouw Sparsit, "ge zijt van morgen
-bijzonder langzaam met uw ontbijt, mijnheer."
-
-"Ja, juffrouw," antwoordde hij, "ik zit te denken over die gril van
-Tom Gradgrind." Dit "Tom Gradgrind" zeide hij met eene manhaftigheid,
-alsof iemand gedurig beproefde hem met ontzaglijke sommen om te
-koopen om "Thomas" te zeggen en hij toch niet wilde; "die gril van
-Tom Gradgrind, juffrouw, om dat kunstenmakerskind groot te brengen."
-
-"Het meisje staat nog te wachten," zeide mevrouw Sparsit, "om te weten
-of zij rechtstreeks naar de school of eerst naar het buiten moet gaan."
-
-"Zij moet wachten, juffrouw, tot ik het zelf weet," antwoordde
-Bounderby. "Wij zullen Tom Gradgrind zoo meteen wel hier hebben, denk
-ik. Als hij wenschen mocht, dat zij nog een paar dagen hier bleef,
-kan dat natuurlijk wel geschikt worden."
-
-"O ja zeker, als gij het zoo verkiest, mijnheer Bounderby."
-
-"Ik zeide hem gisteravond, dat ik haar hier een kermisbed zou geven,
-om hem tijd te laten om er zich eens op te beslapen, eer hij er toe
-besloot om haar eenige gemeenschap met Louisa te laten hebben."
-
-"Inderdaad, mijnheer Bounderby, dat was zeer oplettend van u."
-
-Mevrouw Sparsit's spitse neus werd een weinig breeder door het
-uitzetten der neusgaten en hare zwarte wenkbrauwen trokken zich samen,
-terwijl zij een teugje thee slurpte.
-
-"Het is voor mij tamelijk duidelijk," zeide mijnheer Bounderby,
-"dat zulk een gezelschap het kleine nest heel weinig goed kan doen."
-
-"Bedoelt gij de jongejuffrouw Gradgrind, mijnheer Bounderby?"
-
-"Ja, juffrouw, ik meen Louisa."
-
-"Daar uw gezegde alleen op een "klein nest" betrekking had," zeide
-mevrouw Sparsit, "en er twee kleine meisjes in de zaak betrokken
-waren, wist ik niet wie van de twee door die uitdrukking kon worden
-aangeduid."
-
-"Louisa," herhaalde mijnheer Bounderby, "Louisa, Louisa."
-
-"Gij zijt volkomen een tweede vader voor Louisa, mijnheer."
-
-Mevrouw Sparsit nam nog een teugje thee; en toen zij hare wederom
-saamgetrokkene wenkbrauwen over haar kopje boog, had haar klassiek
-gelaat eene uitdrukking alsof zij de onderaardsche goden aanriep.
-
-"Als gij gezegd hadt een tweede vader voor Tom--den jongen Tom meen
-ik, niet mijn vriend Tom Gradgrind--zoudt gij er dichter bij zijn
-geweest. Ik zal Tom op mijn kantoor plaatsen. Ik zal hem onder mijne
-vleugelen nemen, juffrouw."
-
-"Inderdaad? Nog wel wat jong daarvoor, is hij niet, mijnheer?" Mevrouw
-Sparsit's "mijnheer", wanneer zij mijnheer Bounderby aansprak,
-was eene uitdrukking van beleefdheid, waarmede zij veeleer zekere
-onderscheiding voor zich zelve eischte, omdat zij die gebruikte,
-dan wel hem eenige eer bewees.
-
-"Ik zal hem niet zoo terstond nemen. Hij moet eerst nog wat meer
-nuttige kundigheden slikken," zeide mijnheer Bounderby. "Waarachtig,
-hij zal er genoeg van krijgen. Wat zou hij oogen opzetten, die jongen,
-als hij wist hoe weinig geleerdheid ik in mijne maag had toen ik zoo
-oud was als hij." Hetgeen de jongen, terloops gezegd, waarschijnlijk
-zeer wel wist, want hij had er dikwijls genoeg van gehoord. "Maar
-het is zonderling, hoe moeielijk het mij dikwijls ook valt om mij in
-een gesprek met iemand op gelijken voet te plaatsen. Daar heb ik u
-nu van morgen over kunstenmakers gesproken. Wel, wat weet gij van
-kunstenmakers? In den tijd toen het voor mij een fortuintje, een
-prijs uit de loterij zou zijn geweest, als ik een kunstenmaker op
-straat geweest ware, waart gij in de Italiaansche opera. Gij kwaamt
-uit de Italiaansche opera, juffrouw, prachtig opgesierd met satijn
-en juweelen, toen ik geen stuiver had om eene flambouw te koopen om
-u te lichten."
-
-"Ik ben zeker al zeer vroeg met de Italiaansche opera bekend geweest,
-mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit met eene deftigheid, die iets
-treurig berustends had.
-
-"Voor den drommel, juffrouw, ik ook," zeide Bounderby, "maar met
-den verkeerden kant er van. Een hard bed plachten de steenen van de
-colonnade te wezen, dat verzeker ik u. Menschen gelijk gij, juffrouw,
-van hunne kindsheid af gewoon op donzen pluimen te slapen, hebben er
-geen denkbeeld van, hoe hard de straatsteenen zijn, als zij het niet
-beproeven. Neen, neen, het is gekheid, dat ik u van kunstenmakers
-spreek. Ik moest van vreemde danseressen en het West-End van Londen,
-May Fair, en lords en lady's spreken."
-
-"Ik vertrouw, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit met edele
-gelatenheid, "dat het niet noodig is dat gij zoo iets doet. Ik hoop,
-dat ik mij naar de wisselingen des levens heb leeren voegen. Indien
-ik mijne belangstelling heb voelen ontwaken bij het luisteren naar
-de leerrijke ondervinding van uw leven, en nu haast nooit genoeg
-daarvan kan hooren, kan ik mij dit niet tot verdienste rekenen,
-daar ik geloof dat die belangstelling eene algemeene aandoening is."
-
-"Wel, juffrouw," hervatte haar begunstiger, "misschien belieft het
-sommige menschen te zeggen, dat zij Josiah Bounderby van Coketown
-gaarne op zijne eigene ongepolijste manier hooren vertellen wat hij
-al zoo heeft doorgestaan. Maar gij moet toch bekennen, dat gij zelve
-in den schoot der weelde geboren zijt. Kom aan, juffrouw, gij weet
-immers wel, dat ge in den schoot der weelde geboren zijt."
-
-"Dat ontken ik niet, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit en schudde
-daarbij haar hoofd.
-
-Mijnheer Bounderby was genoodzaakt van de tafel op te rijzen en met
-zijn rug naar het vuur bij den haard te gaan staan om haar op dien
-afstand aan te zien, zoo heerlijk deed zij door hare contrasteerende
-nabijheid zijne verdiensten uitkomen.
-
-"En gij kwaamt ook in aanzienlijke kringen--in verduiveld hooge
-kringen," zeide hij, terwijl hij zijne beenen warmde.
-
-"Dat is waar, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, met eene
-affectatie van nederigheid, die zoo hemelsbreed van de zijne
-verschilde, dat zij daardoor geen gevaar liepen om elkander ooit in
-den weg te komen.
-
-"En gij waart ook midden in de modewereld en alle drukte en pleizier,"
-zeide mijnheer Bounderby.
-
-"Ja, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, op den toon eener
-gezellige, volkomen getrooste weduwe; "dat is niet te ontkennen."
-
-Mijnheer Bounderby liet zijne knieën doorbuigen, omhelsde in de
-overmaat zijner zelfvoldoening zijne eigene beenen en lachte hardop.
-
-Nu werden mijnheer Gradgrind en zijne dochter Louisa aangediend,
-en mijnheer Bounderby ontving den eersten met een handdruk en de
-laatste met een kus.
-
-"Mag Jupe hier geroepen worden, Bounderby?" vroeg mijnheer Gradgrind.
-
-"Wel zeker," en Jupe werd geroepen. Toen zij binnenkwam neeg zij
-voor mijnheer Bounderby en zijn vriend Tom Gradgrind, en ook voor
-Louisa; maar ongelukkig sloeg zij in hare verlegenheid mevrouw Sparsit
-over. Dit opmerkende, achtte de manhaftige Bounderby zich verplicht
-het volgende te zeggen:
-
-"Eerst moet ik u eens wat vertellen, meisje. De naam van die juffrouw
-bij den trekpot is mevrouw Sparsit. Die juffrouw is hier zoo goed
-als meesteres van het huis, en zij is eene dame van aanzienlijke
-afkomst. Als ge dus ooit weder hier in huis in eene kamer komt,
-zult gij er maar kort in blijven, indien gij deze juffrouw niet allen
-eerbied bewijst, dien gij maar kunt. Het kan mij niet schelen hoe gij
-u jegens mij gedraagt, omdat ik mij niet voor iemand van eenig aanzien
-wil uitgeven. In plaats van eene aanzienlijke familie te hebben, heb
-ik geheel geene familie; ik ben van het uitvaagsel der maatschappij
-afkomstig. Maar het kan mij wèl schelen hoe gij u jegens die dame
-gedraagt; en gij zult u jegens haar fatsoenlijk en eerbiedig gedragen,
-of gij zult niet meer hier komen."
-
-"Ik hoop, Bounderby," zeide mijnheer Gradgrind op een bevredigenden
-toon, "dat het maar een onwillekeurig verzuim was."
-
-"Mijn vriend Tom Gradgrind vermeent, mevrouw Sparsit," hervatte
-mijnheer Bounderby, "dat het maar een onwillekeurig verzuim was. Zeer
-waarschijnlijk. Maar gelijk gij wel weet, juffrouw, ik wil ten uwen
-opzichte zelfs geen onwillekeurig verzuim dulden."
-
-"Gij zijt waarlijk zeer goed, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit,
-met hare staatsie-nederigheid haar hoofd schuddende. "Het is niet de
-moeite waard om er van te spreken."
-
-Sissy, die zich al dien tijd met eene angstige stem en tranen in
-de oogen had gepoogd te verontschuldigen, werd nu door den heer
-des huizes met een enkel wuiven zijner hand naar mijnheer Gradgrind
-verwezen. Thans sprak deze heer haar aan, terwijl Sissy hem aandachtig
-in de oogen zag, en Louisa, onverschillig naar den grond kijkende,
-daarbij stond.
-
-"Jupe," zeide mijnheer Gradgrind, "ik ben tot het besluit gekomen om u
-bij mij in huis te nemen, en u, als gij niet naar de school zijt, ter
-oppassing van mevrouw Gradgrind te bezigen, die eenigszins ziekelijk
-is. Ik heb Miss Louisa--dit is Miss Louisa--den jammerlijken maar
-natuurlijken afloop uwer vroegere loopbaan duidelijk gemaakt; en gij
-moet uitdrukkelijk weten, dat die zaak geheel en al voorbij is en er
-nooit weder van gesproken moet worden. Van dezen tijd af begint uwe
-nieuwe geschiedenis. Gij zijt nog zeer onkundig, dat weet ik."
-
-"Ja, mijnheer," antwoordde zij nijgende.
-
-"Ik zal de zelfvoldoening smaken van u met de uiterste stiptheid te
-laten opvoeden; en gij zult voor allen, die met u in aanraking komen,
-een levend bewijs zijn van de voordeelen der opleiding, die gij
-ontvangen zult. Gij zult verbeterd en gevormd worden. Gij zijt tot
-nog toe gewoon geweest om voor uw vader en de menschen, onder welke
-ik u gevonden heb, te lezen, niet waar?" zeide mijnheer Gradgrind,
-maar eer hij dit zeide, wenkte hij haar om naderbij te komen en liet
-toen zijne stem dalen.
-
-"Alleen voor vader en Merrylegs, mijnheer. Tenminste, ik meen voor
-vader, terwijl Merrylegs er bij was."
-
-"Zwijg maar van Merrylegs, Jupe," zeide mijnheer Gradgrind, voor
-een oogenblik zijn voorhoofd fronsende. "Ik vraag niet naar hem. Ik
-begrijp dus, dat gij gewoon waart uw vader voor te lezen?"
-
-"O ja, mijnheer. Wel duizendmaal heb ik dat gedaan. Dat waren de
-genoeglijkste--o, de genoeglijkste van al de genoeglijke uren, die
-wij samen gehad hebben, mijnheer."
-
-Het was nu eerst, toen hare smart uitbarstte, dat Louisa haar aanzag.
-
-"En wat," vroeg mijnheer Gradgrind, nog zachter sprekende, "wat hebt
-gij voor uw vader gelezen, Jupe?"
-
-"Van de Toovergodinnen, mijnheer, en den Dwerg, en den Bultenaar en
-de Geesten," snikte zij uit.
-
-"Zoo!" zeide mijnheer Gradgrind. "Dat is genoeg. Spreek nooit een
-enkel woord meer van die verderfelijke zotheden. Bounderby, hier
-zal de proef genomen worden, wat eene strenge opvoeding vermag,
-en ik zal het geval met belangstelling gadeslaan."
-
-"Wel," antwoordde Bounderby, "ik heb u reeds mijne meening gezegd,
-en ik zou niet doen wat gij doet. Maar het is heel goed. Daar gij er
-op gesteld zijt, heel goed!"
-
-En zoo namen mijnheer Gradgrind en zijne dochter Cecilia Jupe mede
-naar Stone Lodge, en onderweg sprak Louisa geen enkel woord, goed of
-kwaad; en mijnheer Bounderby ging aan zijne dagelijksche bezigheden;
-en mevrouw Sparsit verschool zich achter hare wenkbrauwen en zat in
-de duisternis van dien schuilhoek den geheelen morgen te peinzen.
-
-
-
-
-
-
-
-VIII.
-
-ZICH NOOIT TE VERWONDEREN.
-
-
-Wij moeten een enkelen blik achterwaarts werpen, eer wij met de
-geschiedenis voortgaan.
-
-Toen zij nog een half dozijn jaren jonger was, had men Louisa eens
-een gesprek met haar broeder hooren beginnen met de woorden: "Tom,
-ik verwonder mij;" waarop mijnheer Gradgrind, die hen had beluisterd,
-voor den dag kwam en zeide: "Louisa, gij moet u nooit verwonderen."
-
-Hierin lag het voorname geheim der mechanische kunst van opvoeding,
-welke het verstand wilde ontwikkelen, zonder zich te vernederen om het
-gevoel of de neigingen te raadplegen. Verwonder u nooit. Gij moet alles
-door middel van optelling, aftrekking, vermenigvuldiging en deeling op
-de eene of andere manier beslissen, en u nooit verwonderen. Breng mij,
-zegt mijnheer Mac Choakumchild, een kind, zoodra het pas kan loopen,
-en ik sta er u voor in dat het zich nooit zal verwonderen.
-
-Nu waren er juist in Coketown, behalve zeer vele kleine kinderen,
-die pas konden loopen, ook aanmerkelijk veel kinderen, die reeds
-twintig, dertig, veertig, vijftig jaren en langer naar de eeuwigheid
-hadden gewandeld; en daar het gezicht van zulke kinderen, die aldus
-in eene maatschappij rondliepen, dreigend en onrustbarend was, waren
-de achttien gezindten onophoudelijk met elkander aan het plukharen, om
-het zoodoende eens te worden over de maatregelen, welke ter opvoeding
-en verbetering dier groote kinderen moesten genomen worden--zonder
-het echter ooit eens te worden; eene verbazende omstandigheid,
-wanneer men in aanmerking neemt hoe gelukkig middel en doel met
-elkander overeenstemden. Evenwel, schoon zij in alle andere punten,
-begrijpelijke en onbegrijpelijke (maar vooral onbegrijpelijke),
-onder elkander verschilden, waren zij het tamelijk wel eens over
-dit punt, dat die ongelukkige groote kinderen zich nooit moesten
-verwonderen. Genootschap nommer een zeide, dat zij alles op geloof
-moesten aannemen. Genootschap nommer twee zeide, dat zij alles uit de
-staathuishoudkunde moesten leeren. Genootschap nommer drie schreef
-voor hen kleine boekjes, zoo zwaar als lood, waarin werd aangetoond
-hoe het zoete volwassene kind onfeilbaar geld in de spaarbank kreeg
-en het stoute even onfeilbaar gedeporteerd werd. Genootschap nommer
-vier plaatste hier en daar, met een akelige poging om comisch te
-zijn (die op zichzelf reeds zeer naargeestig was), op eene uiterst
-onhandige manier verborgene vallen, waarin de groote kinderen zich
-moesten laten lokken, om, zonder dat zij het wisten, in een hoop
-kennis te tuimelen. Maar al die genootschappen kwamen daarin overeen,
-dat zij zich nooit moesten verwonderen.
-
-Er bestond in Coketown eene bibliotheek, waartoe iedereen gemakkelijk
-toegang kon verkrijgen. Mijnheer Gradgrind kwelde er zijn geest
-geweldig over, wat de menschen in die bibliotheek lazen, een punt,
-waarover op gezette tijden riviertjes van statistieke tabellen in de
-woelende zee van statistieke tabellen vloeiden, waarin geen duiker
-ooit tot eenige diepte kon dalen en met zijn gezond verstand weder
-bovenkomen. Het was een ontmoedigende omstandigheid, maar tevens
-eene treurige daadzaak, dat zelfs deze lezers volhardden met zich
-te verwonderen. Zij verwonderden zich over het menschelijk gemoed,
-over menschelijke hartstochten, menschelijke hoop en vrees, over den
-worstelstrijd, de zegepraal en de nederlaag, de zorgen, genoegens en
-smarten, het leven en den dood van gewone mannen en vrouwen. Somtijds,
-nadat zij vijftien uren gewerkt hadden, gingen zij verhalen zitten
-lezen, die niets meer dan fabeltjes waren, van mannen en vrouwen meer
-of minder gelijk zij zelven, en kinderen meer of minder gelijk hunne
-eigene. Zij drukten De Foe aan hunne borst, in plaats van Euclides,
-en schenen over het geheel meer opgebeurd te worden door Goldsmith
-(den romanschrijver), dan door Cocker (den rekenmeester). Mijnheer
-Gradgrind was onophoudelijk met die lastige som aan het werk, en kon
-nooit ontdekken wat de reden was dat zij zoo geheel fout uitkwam.
-
-"Ik ben van mijn leven verzadigd, Louisa. Ik heb er een hekel aan,
-en ik heb een hekel aan iedereen behalve u," zeide eens op een
-schemeravond de onnatuurlijke jonge Thomas Gradgrind, terwijl hij
-met zijne zuster alleen in de haarsnijkamer was.
-
-"Gij hebt toch geen hekel aan Sissy, Tom?"
-
-"Ik heb er een hekel aan, dat ik haar Jupe moet noemen; en zij heeft
-een hekel aan mij," zeide Tom met sombere stroefheid.
-
-"Neen, Tom, dat heeft zij niet, daar ben ik zeker van."
-
-"Zij moet wel," hervatte Tom. "Zij moet onzen geheelen troep haten
-en verfoeien. Zij zullen haar nog doodplagen, denk ik, met al dat
-leeren. Zij wordt al zoo bleek als een doek en zoo suf als--als
-ik ben."
-
-De jonge Thomas uitte deze woorden terwijl hij schrijdelings op
-een stoel voor het vuur zat, met zijne armen op de leuning en zijn
-hoofd op zijne armen. Zijne zuster zat in het donkere hoekje naast
-den schoorsteen, nu haar broeder aanziende, dan naar de schitterende
-vonken kijkende, die door den haardrooster vielen.
-
-"Wat mij betreft," zeide Tom, op alle manieren met zijne handen door
-zijn haar woelende, "ik ben een ezel, dat weet ik. Ik ben zoo koppig
-als een ezel en nog dommer dan een ezel; ik heb evenveel pleizier
-als een ezel, en ik zou wel als een ezel willen schoppen."
-
-"Mij niet, hoop ik, Tom."
-
-"Neen, Louisa. U zou ik geen zeer willen doen. Ik heb in het begin al
-eene uitzondering voor u gemaakt. Ik weet niet wat dit oude--geelzieke
-gasthuis"--Tom had zich een oogenblik bedacht om een naam voor
-het ouderlijke huis te vinden, die vleiend en krachtig genoeg was,
-en scheen door deze satirieke geestigheid zijn gemoed eenigszins
-verlicht te hebben--"zonder u zou wezen."
-
-"Waarlijk, Tom? Zegt ge dat met waarheid en oprecht?"
-
-"Wel zeker. Maar wat helpt het er over te praten?" antwoordde Tom, en
-wreef met zijne mouw over zijn gezicht, als ware het om zijn vleesch
-te pijnigen en aldus in overeenstemming met zijn geest te brengen.
-
-"Omdat ik, Tom," antwoordde zijne zuster, nadat zij eene poos
-stilzwijgend naar de vonken had gekeken, "nu ik ouder wordt en haast
-groot zal zijn, mij hier dikwijls zit te verwonderen en te denken hoe
-ongelukkig het is, dat ik niet beter in staat ben om u met dit huis
-te verzoenen. Ik versta niets van wat andere meisjes verstaan. Ik kan
-niet voor u zingen of voor u spelen. Ik kan niet zoo met u praten,
-dat ik uw gemoed verlicht, want ik zie nooit iets vermakelijks en ik
-lees nooit een vermakelijk boek, waarover ik met u zou kunnen praten,
-om u op te ruimen, als gij verdrietig zijt."
-
-"Wel, ik ook niet. Ik ben er in dat opzicht even slecht aan toe
-als gij; en ik ben bovendien een ezel, wat gij niet zijt. Als vader
-voorgenomen heeft mij een wijsneus of een ezel te maken, en ik geen
-wijsneus ben, wel dan spreekt het vanzelf, dat ik een ezel moet
-zijn. En dat ben ik ook," zeide Tom met wanhopige heftigheid.
-
-"Het is wel jammer, Tom," zeide Louisa, na nog eene poos van stilte,
-op een peinzenden toon uit haar donker hoekje. "Het is wel jammer. Het
-is zeer ongelukkig voor ons allebei."
-
-"O, gij zijt een meisje, Louisa," zeide Tom hierop, "en een meisje
-komt daar beter doorheen dan een jongen. Ik zou niets meer in u
-verlangen. Gij zijt het eenige genoegen dat ik heb--gij kunt zelfs
-dit huis opvroolijken--gij kunt altijd van mij gedaan krijgen wat
-gij wilt."
-
-"Gij zijt een lieve broeder, Tom; en als gij denkt, dat ik zoo iets
-doen kan, trek ik het mij zoo niet aan, dat ik wel beter weet. Maar
-ik weet wel beter en dat spijt mij zeer." Zij kwam naar hem toe,
-gaf hem een kus en ging toen weder naar haar hoekje.
-
-"Ik wenschte," zeide Tom, wrevelig zijne tanden op elkander klemmende,
-"dat ik al de feiten, waarvan wij zooveel hooren, op een hoop
-kon smijten, met al de cijfers, en al de menschen, die ze hebben
-uitgevonden, en er duizend vaten kruit onder zetten, en alles te
-zamen in de lucht laten vliegen. Maar als ik bij den ouden Bounderby
-ga inwonen, zal ik mij wel wreken."
-
-"Wreken, Tom!"
-
-"Ik meen, ik zal dan wel maken dat ik wat pleizier heb. Ik zal dan
-wel uitgaan en wat anders te zien en te hooren krijgen. Ik zal mij
-vergoeding verschaffen voor de manier waarop ik ben grootgebracht."
-
-"Pas maar op, dat gij u zelven geene teleurstelling berokkent,
-Tom. Mijnheer Bounderby denkt eveneens als vader en is veel ruwer en
-niet half zoo zachtzinnig."
-
-"O," antwoordde Tom lachende, "daar geef ik niet om. Ik weet wel,
-hoe ik den ouden Bounderby naar mijne hand moet zetten en vriendelijk
-maken."
-
-Hunne schaduwen waren duidelijk op den muur geteekend, maar daarboven
-en tegen de zoldering vereenigden zich die der hooge kasten, die in de
-kamer stonden, alsof broeder en zuster in een donkere grot zaten. Eene
-rijke verbeelding--indien zulk een verraderlijk ding daar aanwezig
-kon zijn--had dit schijnsel voor eene schaduw van hun onderwerp en
-het verband daarvan met eene dreigende toekomst kunnen houden.
-
-"En wat kan het middel wezen om hem naar uwe hand te zetten en
-vriendelijk te maken, Tom? Of is het een geheim?"
-
-"Och," antwoordde Tom, "als het een geheim is, is het niet ver te
-zoeken. Gij zijt het zelf. Gij zijt zijn liefje, zijne gunsteling,
-hij zal alles voor u doen. Als hij mij iets zegt, dat mij niet bevalt,
-zal ik hem zeggen: "Het zal mijne zuster Louisa wel bevreemden en
-spijten, mijnheer Bounderby. Zij placht mij te zeggen, dat zij zeker
-was dat gij vrij wat gemakkelijker zoudt zijn." Dat zal hem tot rede
-brengen, of anders weet ik het niet."
-
-Nadat hij eene poos naar antwoord op dit gezegde had gewacht, zonder
-er een te bekomen, verzonk Tom weder in een naargeestig gepeins over
-het tegenwoordige; hij kromde zich geeuwende al meer en meer over
-zijn stoel, en bracht zijn haar al meer en meer in de war, tot hij
-eensklaps opzag en vroeg:
-
-"Zijt gij in slaap gevallen, Louisa?"
-
-"Neen, Tom. Ik kijk in het vuur."
-
-"Gij schijnt daar meer in te kijken te vinden dan ik er ooit in vinden
-kon," zeide Tom. "Dat is alweder een van de voorrechten, geloof ik,
-die een meisje heeft."
-
-"Tom," zeide zijne zuster langzaam en op een zonderlingen toon, alsof
-zij, hetgeen zij vroeg, in het vuur las en het niet zeer duidelijk
-daarin geschreven stond. "Ziet gij die verandering bij mijnheer
-Bounderby met eenig genoegen te gemoet?"
-
-"Wel, er is ten minste dit van te zeggen," antwoordde Tom, zijn stoel
-wegschuivende en opstaande, "ik zal dan het huis uit zijn."
-
-"Er is ten minste dit van te zeggen," herhaalde Louisa op haar vorigen
-zonderlingen toon, "ik zal dan het huis uit zijn. Ja."
-
-"Maar toch zal het mij zeer verdrieten, zoowel dat ik u moet verlaten,
-Louisa, als dat gij hier moet blijven. Maar ik moet wel gaan, dat
-weet ge, of het mij bevalt of niet; en het is beter, dat ik ergens
-kom waar ik eenig voordeel van uw invloed kan medenemen, dan waar ik
-dien geheel zou verliezen. Begrijpt gij dat niet?"
-
-"Ja, Tom."
-
-Het duurde zoolang eer dit antwoord kwam, schoon het toch niet op een
-aarzelenden toon gegeven werd, dat Tom intusschen naar haar toe gekomen
-was, om, over haar stoel leunende, van haar gezichtspunt uit naar het
-vuur te kijken, waarop hare aandacht zoo onverdeeld gevestigd was,
-en te zien wat hij er uit kon maken.
-
-"Behalve dat het een vuur is," zeide Tom, "ziet het er voor mij even
-flauw en vervelend uit als alle andere dingen. Wat ziet gij er in? Toch
-geen paardenspel?"
-
-"Ik zie er niets bijzonders in, Tom. Maar sedert ik er in zit te
-kijken, heb ik mij verwonderd, hoe het met u en mij zal gaan, als
-wij eens groot zijn."
-
-"Alweer verwonderd!" zeide Tom.
-
-"Mijne gedachten zijn zoo woelig," antwoordde zijne zuster, "dat ik
-mij wel gedurig moet verwonderen."
-
-"Dan verzoek ik u, Louisa," zeide mevrouw Gradgrind, die zonder gehoord
-te worden de deur geopend had, "om dat voortaan om 's Hemels wil na
-te laten, gij loszinnig meisje, of ik zal er gedurig van uw vader van
-moeten hooren. En gij, Thomas, het is inderdaad schandelijk, terwijl
-ik zooveel met mijne hoofdpijn te stellen heb, dat een jongen, die zoo
-is grootgebracht als gij, en wiens opvoeding zooveel gekost heeft,
-er op betrapt moet worden, dat hij zijne zuster aanmoedigt om zich
-te zitten verwonderen, terwijl hij weet dat zijn vader uitdrukkelijk
-gezegd heeft, dat zij het niet mag doen."
-
-Louisa ontkende Tom's medeplichtigheid aan het misdrijf; maar hare
-moeder stopte haar den mond met het afdoende antwoord: "Zeg mij dat
-niet, Louisa, mij, die zoo met mijne gezondheid te sukkelen heb;
-want als gij er niet toe aangemoedigd waart, is het eene moreele en
-physieke onmogelijkheid, dat gij het kondt gedaan hebben."
-
-"Ik ben er door niets toe aangemoedigd, moeder, dan door het kijken
-naar de roode vonken, die uit het vuur vielen, en dan verbleekten en
-stierven. Dat deed mij denken, hoe kort misschien mijn eigen leven
-zou zijn, en hoe weinig ik er van kon hopen en in kon doen."
-
-"Malligheid!" zeide mevrouw Gradgrind, bijna in vuur
-gebracht. "Malligheid! Sta mij daar toch niet zulke zotternijen te
-vertellen, terwijl gij zeer wel weet, dat ik er nooit het einde van
-zou hooren, als uw vader er ooit iets van ter oore kwam. En dat na al
-de moeite, die men zich met u heeft gegeven! Na al de voorlezingen, die
-gij hebt bijgewoond, en al de proefnemingen, die gij hebt gezien. Nadat
-ik u zelfs, toen ik aan mijne geheele rechterzijde lam was, met
-uw meester heb hooren doorslaan over calcinatie en colorificatie,
-en allerlei atiën mag ik wel zeggen, waarmede men eene arme zieke
-razend kan maken. Dat ik u nu nog op zulk eene ongerijmde manier
-over vonken en asch moet hooren praten. Ik wenschte," vervolgde zij
-met eene schreiende stem, terwijl zij op een stoel neerzonk, om,
-voordat zij onder haar leed bezweek, nog het ergste te zeggen wat
-zij zeggen kon, "ja, ik wenschte waarlijk, dat ik nooit kinderen had
-gehad, en dan zoudt gij eens gezien hebben hoe gij het buiten mij
-hadt kunnen stellen."
-
-
-
-
-
-
-
-IX.
-
-SISSY'S VORDERINGEN.
-
-
-Sissy Jupe had bij mijnheer Mac Choakumchild en mevrouw Gradgrind
-geene gemakkelijke dagen, en in de eerste maanden van haar proeftijd
-kwam zij dikwijls in groote verzoeking om weg te loopen. Den geheelen
-dag hagelde het feiten, en het leven, dat voor haar geopend werd,
-geleek zoozeer naar een hoofdbrekend cijferboek, dat zij zeker zou
-zijn weggeloopen, indien er niet eene gedachte was geweest, die
-haar terughield.
-
-Het is bedroevend om er aan te denken, maar deze gedachte was geenszins
-de slotsom eener nauwkeurige berekening; zij was zelfs vlak strijdig
-met alle berekening, en had alle kansen van waarschijnlijkheid, welke
-men in de zaak kon vinden, vlak tegen zich. Het meisje geloofde,
-dat haar vader haar niet verlaten had; zij leefde in de hoop, dat
-hij zou terugkomen, en in het troostende vertrouwen, dat het hem
-verblijden zou indien zij bleef waar zij was.
-
-De jammerlijke onkunde, waarmede Sissy zich aan dezen troost vastklemde
-en de hoogere geruststelling afwees van op goede rekenkunstige
-gronden te weten dat haar vader een onnatuurlijke vagebond was,
-vervulde mijnheer Gradgrind met medelijden. Maar wat was er aan te
-doen? Mijnheer Mac Choakumchild zeide, dat zij een zeer slecht hoofd
-voor cijfers had; dat zij niet eens een algemeen denkbeeld van den
-aardbol bezat, en geen het minste belang in de juiste afmetingen
-daarvan stelde; dat zij zeer moeielijk datums onthield, of er moest
-juist eene of andere beuzelachtige gebeurtenis aan gehecht zijn;
-dat zij in tranen uitbarstte toen men haar vroeg om uit het hoofd
-te zeggen hoeveel tweehonderd zeven en veertig neteldoeksche mutsjes
-tegen veertien en een halven stuiver het stuk moesten kosten; dat zij
-op de school zoo achterlijk bleef als maar mogelijk was; dat zij acht
-weken, nadat zij aan de gronden der staathuishoudkunde was begonnen,
-door een kleuter van drie voet lengte werd terechtgewezen, daar zij op
-de vraag: "Wat is het eerste beginsel der wetenschap?" het ongerijmde
-antwoord had gegeven: "Dat ik anderen doe gelijk ik wensch dat zij
-mij zouden doen."
-
-Mijnheer Gradgrind schudde zijn hoofd en zeide, dat dit al zeer erg
-was; dat het de noodzakelijkheid bewees om haar zonder ophouden
-in den molen der kennis te laten malen, volgens de rapporten en
-systematische tabellen A tot Z; en dat Jupe gedurig aan het werk
-moest worden gehouden. Jupe werd dus aan het werk gehouden, en werd
-zeer neerslachtig, maar niet wijzer.
-
-"Het zou een geluk voor mij wezen als ik naar u geleek, Miss
-Louisa!" zeide zij eens op een avond, toen Louisa haar best had gedaan
-om haar de onbegrijpelijkheden van de les, die zij den volgenden dag
-moest kennen, eenigszins duidelijker te maken.
-
-"Denkt gij dat?"
-
-"Dan zou ik zooveel weten, Miss Louisa. Al wat nu moeielijk voor mij
-is, zou mij dan zoo gemakkelijk zijn."
-
-"Dat zou u toch misschien niet veel helpen, Sissy."
-
-Na eene korte poos aarzelens waagde Sissy de bedenking te uiten:
-"Ik zou er toch zeker niet erger aan toe zijn, Miss Louisa." Waarop
-Miss Louisa antwoordde: "Dat weet ik nog niet."
-
-Deze twee hadden zoo weinig omgang met elkander gehad--zoowel dewijl
-het leven op Stone Lodge zoo eentonig rondliep als een raderwerk,
-waarbij geene menschelijke bemoeiing noodig was, als uithoofde van
-het verbod om over Sissy's vroegere loopbaan te spreken--dat zij
-elkander bijna nog vreemd waren. Sissy, die hare donkere oogen met
-verwondering op Louisa hield gevestigd, wist niet of zij nog iets
-zou zeggen of stilzwijgen.
-
-"Gij zijt mijne moeder van meer dienst en veel pleizieriger voor haar
-dan ik ooit wezen kan," hervatte Louisa. "Gij hebt het pleizieriger
-voor u zelve dan ik het heb."
-
-"Maar als ik het zeggen mag, Miss Louisa," bracht Sissy hiertegen
-in. "Ik ben--o zoo dom."
-
-Louisa antwoordde haar, met een vroolijker lach dan gewoonlijk,
-dat zij wel spoedig wijzer zou worden.
-
-"Gij weet niet," hervatte Sissy half schreiende, "welk eene domme meid
-ik ben. Zoolang de schooltijd duurt, maak ik gedurig fouten. Mijnheer
-en mevrouw Choakumchild roepen mij telkens op om antwoord te geven,
-en altijd heb ik het mis. Ik kan het niet helpen. Het is alsof die
-domheid mij aangeboren is."
-
-"Mijnheer en mevrouw Choakumchild zelven hebben het toch nooit mis,
-zou ik denken, Sissy?"
-
-"Wel neen," antwoordde zij snel. "Zij weten alles."
-
-"Vertel mij eens een paar van uwe vergissingen."
-
-"Ik schaam er mij bijna voor," antwoordde Sissy aarzelend. "Maar
-vandaag, bij voorbeeld, verklaarde mijnheer Choakumchild ons wat
-volkrijke welvaart is."
-
-"Volkswelvaart zal het, denk ik, geweest zijn," merkte Louisa aan.
-
-"Ja, dat was het ook. Maar is dat dan niet hetzelfde?" vroeg Sissy
-schroomvallig.
-
-"Gij moest liever maar volkswelvaart zeggen, daar hij het zoo genoemd
-heeft," antwoordde Louisa met hare droge achterhoudendheid.
-
-"Volkswelvaart dan. En hij zeide: "Nu is deze school een volk. En bij
-dat volk is vijftig millioen geld aanwezig. Is dat nu een welvarend
-volk? Meisje nommer twintig, is dit geen welvarend volk, en zijt gij
-niet in een welvarenden toestand?""
-
-"En wat hebt ge daarop gezegd?" vroeg Louisa.
-
-"Ik zeide, dat ik het niet wist. Ik dacht, dat ik niet weten kon of
-het een welvarend volk was en of ik in een welvarenden toestand was
-of niet, of ik moest weten wie het geld had, en of ik er wat van
-bezat. Maar dat had er niets mede te maken. Dat deed niets aan de
-cijfers," zeide Sissy en veegde hare oogen af.
-
-"Dat hadt ge dan erg mis," merkte Louisa aan.
-
-"Ja, Miss Louisa, dat weet ik ook wel. En toen zeide mijnheer
-Choakumchild, dat hij het nog eens met mij wilde probeeren. En hij
-zeide: "Deze school is eene groote stad, die een millioen inwoners
-heeft, en maar vijf en twintig van dat getal sterven in den loop van
-het jaar van honger? Wat is uwe gedachte van die evenredigheid?" En
-mijne gedachte was--want ik kon op niets beters komen--dat ik het
-even erg vond voor de menschen, die van honger stierven, of de anderen
-een millioen waren of een millioen millioenen. En dat was ook mis."
-
-"Natuurlijk."
-
-"En toen zeide mijnheer Choakumchild, dat hij het nog eens
-wilde probeeren. En hij zeide: "Hier zijn de statistieke lijsten
-van ongelukken op zee. Ik vind er in, dat in een zekeren tijd
-honderdduizend personen verre zeereizen hebben gedaan, en maar
-vijfhonderd daarvan verdronken of verbrand zijn. Hoeveel percent
-is dat?" En ik zeide," hier begon Sissy hardop te snikken, terwijl
-zij met grievend berouw hare grootste dwaling bekende, "ik zeide,
-dat dit niets uitmaakte..."
-
-"Niets uitmaakte, Sissy?"
-
-"Niets uitmaakte voor de vrienden en betrekkingen van de menschen,
-die zoo waren omgekomen. Ik zal nooit leeren," zeide Sissy. "En het
-ergste is nog, dat, hoewel mijne arme vader zoo gaarne zou willen
-dat ik leerde, en ik zoo gaarne zou willen leeren, om hem genoegen
-te geven--dat ik toch bang ben, dat ik er geen lust in heb."
-
-Louisa stond het bevallige gezichtje aan te zien, dat met verlegenheid
-en schaamte naar den grond keek, tot het weder werd opgeheven om haar
-aan te kijken; en toen vroeg zij:
-
-"Wist uw vader zelf zooveel, Sissy, dat hij daarom wenschte dat gij
-ook goed onderwezen zoudt worden?"
-
-Sissy aarzelde eer zij antwoord gaf en toonde zoo duidelijk hare
-bewustheid, dat zij op verboden grond kwamen, dat Louisa vervolgde:
-"Niemand hoort ons; en al hoorde ons iemand, dan zou men toch zeker
-geen kwaad kunnen vinden in zulk eene onschuldige vraag."
-
-"Neen, Miss Louisa," antwoordde Sissy op deze aanmoediging, en schudde
-tegelijk haar hoofdje, "mijn vader weet al heel weinig. Hij kan maar
-eventjes schrijven, en de meeste menschen zijn niet in staat om zijn
-schrift te lezen,--hoewel het voor mij duidelijk is."
-
-"En uwe moeder?"
-
-"Vader zegt, dat zij zoo goed kon lezen en schrijven als iemand. Zij
-stierf toen ik geboren werd. Zij was," Sissy deed deze schrikkelijke
-bekentenis met zenuwachtig bevende lippen, "zij was eene danseres."
-
-"Had uw vader haar lief?" Louisa deed deze vragen met de driftige,
-onrustige belangstelling, die haar eigen was, eene belangstelling, die
-als een balling moest omdwalen en zich op eenzame plaatsen verschuilen.
-
-"O ja. Hij had haar even lief als mij. Hij had mij eerst om harentwil
-lief. Hij droeg mij overal mede rond, toen ik nog een klein kind was,
-dat niet loopen kon, en wij zijn van dien tijd af nooit van elkander
-geweest."
-
-"En toch laat hij u nu aan uw lot over, Sissy?"
-
-"Zeker tot mijn bestwil. Niemand begrijpt hem zoo goed ais ik; niemand
-kent hem zoo goed als ik. Toen hij mij tot mijn bestwil verliet--tot
-zijn eigen bestwil zou hij het nooit gedaan hebben--weet ik wel,
-dat hem het hart bijna daaronder gebroken is. Hij zal geen vergenoegd
-oogenblik hebben eer hij terugkomt."
-
-"Vertel mij meer van hem," zeide Louisa. "Ik zal u nooit weer zoo
-vragen. Waar hebt gij gewoond?"
-
-"Wij reisden het land door en hadden geene vaste plaats waar wij
-woonden. Vader is een," Sissy sprak het geduchte woord fluisterend uit,
-"een clown."
-
-"Om de menschen te doen lachen?" zeide Louisa met een knikje, hetwelk
-aanduidde dat zij de zaak wel begreep.
-
-"Ja, maar zij wilden somtijds niet lachen, en dan schreide mijn
-vader. Op het laatst wilden zij in 't geheel niet meer lachen, en
-dan placht hij wanhopig thuis te komen. Vader is niet als de meeste
-andere menschen. Zij, die hem niet zoo goed kenden als ik en niet
-zooveel van hem hielden, moesten wel denken dat hij niet recht bij
-zijn verstand was. Somtijds speelden zij hem streken; maar zij wisten
-niet hoe hij dat gevoelde en er voor huiverde als hij met mij alleen
-was. Hij was veel, veel bedeesder dan zij dachten."
-
-"En gij waart bij dat alles zijn eenige troost?"
-
-Zij knikte, terwijl de tranen over hare wangen rolden.
-
-"Dat hoop ik, en vader zeide dat ik het was. Het was omdat hij zoo
-schichtig en beverig was, en omdat hij zich zulk een arm, zwak,
-onkundig, hulpeloos man gevoelde (zoo placht hij te zeggen), dat hij
-zoo verlangde, dat ik veel zou leeren en geheel anders worden dan
-hij. Ik placht hem voor te lezen om hem wat op te beuren, en daarvan
-hield hij heel veel. Het waren boeken, die niet deugden--ik mag er
-hier nooit van spreken--maar wij wisten niet dat er kwaad in stak."
-
-"En bevielen zij hem?" zeide Louisa, die al dien tijd een
-uitvorschenden blik op Sissy hield gevestigd.
-
-"O, bijzonder! Zij hielden hem dikwijls van iets af, dat hem wezenlijk
-kwaad deed. En heel dikwijls placht hij des avonds al zijn verdriet
-te vergeten in zijn nieuwsgierigheid of de sultan zijne vrouw hare
-vertelling zou laten vervolgen, of dat hij haar het hoofd zou afhakken
-eer zij uit was."
-
-"En uw vader was altijd goed en vriendelijk voor u? Tot het laatste
-toe?" vroeg Louisa, vlak tegen den grooten grondregel handelende en
-zich zeer verwonderende.
-
-"Altijd, altijd!" antwoordde Sissy, hare handen vouwende. "Goediger
-en vriendelijker dan ik u zeggen kan. Op één avond alleen werd hij
-eens boos, en dat was niet op mij, maar op Merrylegs. Merrylegs"--dit
-geduchte feit fluisterde zij--"is zijn hond, dien hij kunstjes laat
-vertoonen."
-
-"Waarom werd hij boos op dien hond?" vroeg Louisa.
-
-"Kort nadat vader van de vertooning thuis kwam, commandeerde hij
-Merrylegs om op de leuningen van twee stoelen te springen en er dwars
-over te gaan staan--dat een kunstje van hem is. Hij keek vader aan
-en deed het niet dadelijk. Alles was vader dien avond tegengeloopen
-en hij had het publiek geheel niet voldaan. Toen riep hij uit, dat
-zelfs de hond wist dat hij tot niets meer deugde en geen medelijden
-met hem had. En toen sloeg hij den hond, en ik ontstelde er van en
-zeide: "Vader, vader, doe toch het beest geen kwaad, dat zooveel van u
-houdt. Vader, om 's Hemels wil, houd toch op." Toen hield hij ook op,
-en de hond was bebloed, en vader ging op den grond liggen schreien
-met den hond in zijne armen, en de hond likte zijn gezicht."
-
-Louisa zag dat zij snikte; en naar haar toegaande, gaf zij haar een
-kus, nam haar bij de hand en trok haar naast zich op een stoel.
-
-"Vertel mij nog voor het laatst hoe uw vader u verlaten heeft,
-Sissy. Nu ik u zooveel gevraagd heb, moet ge mij ook maar het einde
-vertellen. Het kwaad, als er eenig kwaad in steekt, komt voor mijne
-rekening, niet voor de uwe."
-
-"Lieve Miss Louisa," antwoordde Sissy, met de handen voor de oogen
-en nog snikkende. "Ik kwam dien achtermiddag van de school thuis,
-en vond vader, die ook pas van het spel naar huis gekomen was. Hij
-zat over het vuur heen en weer te wiegelen, alsof hij pijn had. En
-toen zeide ik: "Hebt gij u bezeerd, vader?" (gelijk hij wel eens
-deed en zij allen deden); en hij zeide: "Een beetje, lieveling." En
-toen ik bij hem bukte en naar zijn gezicht opkeek, zag ik dat hij
-schreide. Hoe meer ik tegen hem sprak, des te meer hield hij zijn
-gezicht weg; en eerst zat hij maar te beven en zeide niets anders dan:
-"Mijn lief kind! Mijn lief kind!""
-
-Hier kwam Tom binnenkuieren en bleef de twee staan aanstaren met eene
-onverschilligheid, die zeer weinig belangstelling in iets anders dan
-zijn eigen persoon aanduidde, terwijl zelfs deze op het oogenblik
-niet sterk scheen te zijn.
-
-"Ik vraag Sissy naar eenige dingen, Tom," zeide zijne zuster. "Gij
-behoeft niet heen te gaan; maar laat ons een oogenblikje ongestoord,
-beste Tom!"
-
-"O, heel goed!" antwoordde Tom. "Maar vader heeft ouden Bounderby
-mee naar huis gebracht, en ik wou dat ge mee naar de voorkamer
-kwaamt. Omdat, als ge komt, er kans is dat oude Bounderby mij te eten
-vraagt, en als gij niet komt, niet."
-
-"Ik zal dadelijk komen."
-
-"Ik zal op u wachten," zeide Tom, "om er zeker van te zijn."
-
-Sissy vervolgde, zachter sprekende: "Eindelijk zeide mijn arme
-vader dat hij weer geen genoegen had gegeven, dat hij tegenwoordig
-nooit genoegen gaf, dat hij eene schande voor den troep was, en dat
-ik het altijd beter zonder hem zou gesteld hebben. Ik zeide zooveel
-vriendelijks als mij maar in het hart kwam, en spoedig werd hij stil,
-en toen ging ik bij hem zitten en vertelde hem van de school en
-van alles wat ik daar gehoord en gezien had. Toen ik niets meer te
-vertellen had, sloeg hij zijne armen om mijn hals en kuste mij heel
-dikwijls. Toen vroeg hij mij om wat van dat goed te halen, dat hij
-noodig had om de kleine kwetsuur, die hij gekregen had, te verbinden;
-ik moest het gaan halen waar het best te krijgen was, geheel aan het
-andere eind van de stad; en toen kuste hij mij nog eens en liet mij
-gaan. Toen ik onder aan de trap gekomen was, ging ik terug, om hem
-nog een oogenblikje langer gezelschap te houden, en zeide: "Vaderlief,
-zal ik Merrylegs meenemen?" Vader schudde zijn hoofd en zeide: "Neen,
-Sissy; neem niets mede, dat men weet dat van mij is, liefje;" en toen
-liet ik hem bij het vuur zitten. En toen moet de gedachte hem zijn
-ingevallen, arme, arme vader, om mij tot mijn bestwil te verlaten
-en te beproeven of hij op eene andere plaats iets voor mij kon doen;
-want toen ik terugkwam, was hij er niet meer."
-
-"Louisa, pas toch op ouden Bounderby," viel Tom er nu op in.
-
-"Er is niets meer te vertellen, Miss Louisa. Ik bewaar de negen-olie
-voor hem, want ik weet dat hij zal terugkomen. Elke brief, dien
-ik mijnheer Gradgrind in de hand zie hebben, beneemt mij den adem
-en verblindt mijne oogen, want ik denk dan dat hij van vader komt,
-of van Sleary over vader. Mijnheer Sleary heeft beloofd, dat hij zou
-schrijven zoodra hij iets van vader hoorde, en ik geloof het wel van
-hem, dat hij zijn woord zal houden."
-
-"Pas dan toch op ouden Bounderby, Louisa," zeide Tom ongeduldig. "Hij
-zal al weg wezen, als gij u niet haast."
-
-Wanneer Sissy naderhand in tegenwoordigheid der familie voor mijnheer
-Gradgrind neeg--en met eene haperende stem zeide: "Neem mij niet
-kwalijk, mijnheer, als ik u lastig val--maar--maar hebt gij nog geen
-brief voor mij gekregen?" staakte Louisa het werk, waaraan zij bezig
-was, wat het ook wezen mocht, en zag even ernstig naar het antwoord uit
-als Sissy zelve. En wanneer mijnheer Gradgrind regelmatig antwoordde:
-"Neen, Jupe, niets van dien aard," zag men Louisa's lippen eveneens
-beven als die van Sissy, en volgden hare oogen Sissy met een blik vol
-medelijden naar de deur. Mijnheer Gradgrind nam zulk eene gelegenheid
-doorgaans waar om, wanneer Sissy de kamer uit was, aan te merken,
-dat indien Jupe van hare vroegste jaren af behoorlijk was opgebracht,
-zij zich zelve van de ongegrondheid dezer hersenschimmige hoop zou
-overtuigd hebben. En toch scheen het (hoewel niet voor hem, want hij
-zag niets daarvan) alsof eene hersenschimmige hoop zich even vast
-bij iemand kan vestigen als een feit.
-
-Het was zijne dochter alleen, die deze opmerking maakte. Wat Tom
-aangaat, deze begon eene rekenmachine te worden, die gewoonlijk aan
-sommen over nommer een aan het werk was; en wat mevrouw Gradgrind
-betreft, indien zij iets van de zaak zeide, kwam zij als een
-menschelijke marmot een klein weinigje uit hare omslagdoeken, en
-zeide dan:
-
-"Och Heere, wat heeft mijn arm hoofd toch eene plagerij uit te
-staan, dat dat meisje, die Jupe, zoo onophoudelijk naar hare akelige
-vervelende brieven blijft vragen. Op mijn woord en mijne eer, ik
-schijn bestemd, verwezen en gedoemd te zijn om altijd onder dingen
-te leven, waarvan ik nooit het einde zal hooren. Het is waarlijk
-iets wonderlijks, maar het schijnt alsof ik nooit het einde van iets
-mag hooren!"
-
-Als zij omtrent zoover gekomen was, trof haar een blik van mijnheer
-Gradgrind, en onder den invloed van dat ijskoude feit verzonk zij
-weder in hare verdooving.
-
-
-
-
-
-
-
-X.
-
-STEPHEN BLACKPOOL.
-
-
-Ik koester het zonderlinge denkbeeld, dat de bevolking van Engeland
-even zwaar moet werken als de bevolking van eenig land, dat door de
-zon wordt beschenen. Ik kom voor dit belachelijke vooroordeel uit,
-als eene reden waarom ik die bevolking wat meer spel zou willen geven.
-
-In dat gedeelte van Coketown, waar de zwaarst werkende bevolking
-woonde; in de binnenste verschansingen dier leelijke citadel, waar de
-natuur even stevig was buitengemetseld, als er doodelijke dampen waren
-binnengemetseld; in het hart van een doolhof van benauwde straten
-en smalle steegjes, die bij stukken en brokken het aanzijn hadden
-gekregen, waarvan ieder stuk in geweldige haast tot een of ander
-oogmerk moest dienen, en die te zamen eene onnatuurlijke familie
-uitmaakten, welke elkander doodkneep, doodperste en dooddrukte;
-in het benauwdste hoekje van dien grooten luchtledigen ontvanger,
-waar de schoorsteenen, uit gebrek aan lucht om ze te doen trekken,
-in eene oneindige verscheidenheid van kromme, misvormde fatsoenen
-waren opgebouwd, alsof ieder huis een teeken uitstak van de soort
-van menschen, welke men verwachten kon dat daarin moest geboren
-worden; onder die menigte van Coketowners, die met de soortbenaming
-van "de Handen" is bestempeld--een geslacht van menschen, die bij
-sommige menschen meer gunst zouden vinden, indien de Voorzienigheid
-had goedgevonden hen alleen handen, of, gelijk sommige zeedieren,
-alleen handen en magen te maken--woonde ook zekere Stephen Blackpool,
-veertig jaren oud.
-
-Stephen zag er uit alsof hij ouder was, maar hij had ook een
-onaangenaam leven gehad. Men zegt, dat ieder leven zijne rozen
-en doornen heeft; doch er scheen met Stephen een ongeluk of eene
-vergissing te hebben plaats gehad, waardoor iemand anders in het bezit
-van zijne rozen was gekomen, terwijl hij de doornen van dien iemand
-anders boven en behalve zijne eigene had gekregen. Hij had bijna
-niets dan wederwaardigheden gekend. Gewoonlijk werd hij oude Stephen
-genoemd--eene soort van ruwe hulde, welke men aan zijn uitzicht bewees.
-
-Hij ging eenigszins gebukt, had een voorhoofd vol diepe rimpels, eene
-zwaarmoedig peinzende uitdrukking in zijn gezicht, en een tamelijk
-groot hoofd, met lange grijzende haren spaarzaam bedekt. Men had
-den ouden Stephen op zijn uitzicht af voor een bijzonder schrander
-man in zijne soort kunnen houden; maar dit was hij toch niet. Hij
-behoorde niet onder die opmerkenswaardige fabrieksarbeiders, die,
-door eene reeks van jaren alle afgebrokene stukjes vrijen tijd aaneen
-te knoopen, moeielijke wetenschappen weten meester te worden en zich
-eene kennis van de onwaarschijnlijkste dingen verschaffen. Evenmin
-behoorde hij onder de fabrieksarbeiders, die redevoeringen kunnen
-houden en in discussiën het woord voeren. Duizenden zijner makkers
-konden veel beter spreken dan hij. Hij was een goed werkman, en een
-door en door eerlijk mensch. Wat hij meer was, of wat er anders in
-hem stak, indien er iets in hem stak, zal hij zelf moeten toonen.
-
-De lichten in de groote fabrieken, die, wanneer zij verlicht waren,
-naar tooverpaleizen geleken--zoo zeiden ten minste reizigers, die met
-den expressetrein over den spoorweg kwamen--waren allen uitgedaan;--de
-klokken, om voor dien avond het werk te staken, hadden geluid; en
-de arbeiders, mannen en vrouwen, jongens en meisjes, draafden naar
-huis. Oude Stephen stond op straat, met dat zonderlinge gevoel, dat het
-ophouden der machinerie altijd bij hem voortbracht--het gevoel alsof
-zij in zijn eigen hoofd had gewerkt en daarin nu alles ook stilstond.
-
-"Maar ik zie Rachel toch nog niet," zeide hij.
-
-Het was een regenachtigen avond, en vele troepjes jonge vrouwen gingen
-hem voorbij, met haar doek over het bloote hoofd getrokken, en onder
-de kin dicht gebonden, om den regen af te weren. Hij kende Rachel wel,
-want een enkele blik op een van die troepjes was genoeg om hem te doen
-zien, dat zij niet daaronder was. Eindelijk moesten er geen meer komen;
-en toen keerde hij zich om en zeide op een toon vol teleurstelling:
-"Wel, dan heb ik haar gemist."
-
-Maar hij was nog geen drie straten ver, of hij zag nog eene gedaante
-met een doek over het hoofd voor zich uit, en lette zoo scherp
-daarop, dat misschien de enkele schaduw, die onduidelijk op de
-natte straatsteenen viel--indien hij deze had kunnen zien zonder
-de gedaante zelve, die van lantaren tot lantaren verder ging en zoo
-telkens helderder en donkerder werd--genoeg zou zijn geweest om hem
-te doen weten wie daar was. Zijne schreden versnellende en tegelijk
-verzachtende, haastte hij zich voort tot hij dicht bij die gedaante
-was, nam toen zijn vorigen stap weder aan en riep: "Rachel!"
-
-Zij keerde zich om, vlak bij een lantaren, en den doek, die haar
-hoofd als eene kap bedekte, een weinig oplichtende, vertoonde zij een
-stemmig ovaal gezichtje, donker van kleur en tamelijk fijn besneden,
-verhelderd door een paar zeer vriendelijke oogen, en verder versierd
-door de netheid harer glanzig zwarte haren. Het was een gezichtje niet
-meer in den eersten bloei; zij was eene vrouw van vijf en dertig jaren.
-
-"Ha, jongen! zijt gij het?" en toen zij dit gezegd had, met een
-glimlach, waarvan men de geheele uitdrukking zou hebben opgemerkt,
-al had men niets anders van haar gezien dan hare vriendelijke oogen,
-liet zij haar doek weder vallen en stapten zij te zamen voort.
-
-"Ik dacht dat gij achter mij waart, Rachel."
-
-"Neen."
-
-"Vroeg van avond, meid?"
-
-"Somtijds ben ik wat vroeg, Stephen, somtijds wat laat. Er is nooit
-op te rekenen wanneer ik naar huis ga."
-
-"En den anderen weg ook niet, naar het mij voorkomt, Rachel?"
-
-"Neen, Stephen."
-
-Hij zag haar aan met zekere teleurstelling in zijn blik, maar tevens
-met zeker eerbiedig geduld, alsof hij overtuigd was dat zij, wat zij
-ook doen mocht, altijd wèl deed. Die blik bleef niet onopgemerkt;
-zij legde hare hand voor een oogenblik licht op zijn arm, als ware
-het om hem daarvoor te danken.
-
-"Wij zijn zulke trouwe vrienden, jongen, en zulke oude vrienden,
-en worden al zulke oude lui tegenwoordig."
-
-"Neen, Rachel, gij zijt nog zoo jong als gij ooit geweest zijt."
-
-"Een van ons beiden zou er toch verlegen mee zijn, Stephen, hoe oud
-hij zou worden zonder dat de ander het ook werd, terwijl wij beiden
-blijven leven," antwoordde zij lachende; "maar zeker, wij zijn zulke
-oude vrienden, dat het zonde en jammer zou zijn als wij elkander
-eene klaarblijkelijke waarheid wilden verbergen. Het is beter dat
-wij niet te veel samen gaan. Somtijds wel! Het zou te hard zijn als
-het geheel niet mocht gebeuren," zeide zij met eene opgeruimdheid,
-die zij hem poogde mede te deelen.
-
-"Het is altijd hard, Rachel."
-
-"Doe uw best om het maar niet zoo te vinden en dan zal het beter
-schijnen."
-
-"Ik heb er al lang mijn best toe gedaan, en het is toch niet beter
-geworden. Maar gij hebt gelijk, het zou de menschen maar aan het
-praten helpen, zelfs over u. Gij zijt zoovele jaren lang zooveel
-voor mij geweest, Rachel; gij hebt mij zooveel goed gedaan, en mij
-met dat vroolijke gezicht zoo dikwijls moed gegeven, dat uw woord
-eene wet voor mij is. Ja meid, en eene goede, duidelijke wet, beter
-dan sommige wezenlijke wetten."
-
-"Breek u daar het hoofd niet mee, Stephen," antwoordde zij snel,
-en niet zonder eenige bekommering in haar blik. "Laat de wetten
-maar blijven."
-
-"Ja," zeide hij en knikte een paar malen langzaam met het hoofd. "Laat
-ze maar blijven. Laat alles maar blijven. Het is een warboel, en
-daarmee uit."
-
-"Altijd een warboel?" zeide Rachel, en raakte nogmaals zacht zijn
-arm aan, als wilde zij hem opwekken uit het gepeins, waaronder hij
-al voortstappende op de lange slippen van zijne los omgeknoopte das
-beet. Die aanraking deed eene oogenblikkelijke werking. Hij liet de
-slippen los, zag haar met een verhelderd gezicht aan, en zeide met
-een goedhartigen lach:
-
-"Ja, Rachel, altijd een warboel, waarvoor ik moet blijven staan. Al
-zoo dikwijls ben ik aan dien warboel geweest, maar nooit kan ik
-er overheen."
-
-Zij hadden een eind ver met elkander gegaan en waren nu dicht bij
-de streek waar zij woonden. Het eerst kwam men aan de woning der
-vrouw. Deze stond in een dier smalle straatjes, voor welke de meest
-beklante aanspreker (die aan de eenige plechtigheid--eene armoedige,
-akelige plechtigheid--welke ooit in deze buurt plaats had, eene goede
-som in het jaar verdiende) zich eene zwarte ladder had aangeschaft,
-om hen, die met hun dagelijks op- en afklimmen der donkere, smalle
-trappen gedaan hadden, de werkende wereld door een venster te laten
-uitglijden. Zij bleef op den hoek staan, reikte hem de hand en wenschte
-hem goedennacht.
-
-"Goedennacht, lieve meid, goedennacht!"
-
-Zij ging, met haar net figuurtje en haar stemmigen tred, de donkere
-straat in, en hij bleef haar staan nakijken tot zij een der huisjes
-binnenging. Er was geene plooi in haar groven, wuivenden doek, welke
-niet iets belangwekkends in de oogen van dien man had; geen toon
-harer stem, die geen weerklank vond in het binnenste van zijn hart.
-
-Toen zij uit zijn gezicht was verdwenen, vervolgde hij zijn weg
-naar huis, nu en dan naar de lucht opziende, door welke de wolken
-met woeste snelheid voorbijdreven. Zij waren nu echter gebroken;
-de regen had opgehouden, en de maan scheen--zij zag langs de hooge
-schoorsteenen van Coketown op de diepe fornuizen daaronder neer, en
-wierp reusachtige schaduwen van rustende stoommachines op de muren,
-waartusschen zij gehuisvest waren. De man scheen onder het voortgaan
-evenzeer opgehelderd te zijn als het weder was.
-
-Zijne woning, in juist zulk eene straat als de eerste, maar nog
-smaller, was boven een winkeltje. Hoe het kwam, dat iemand het
-de moeite waard vond de ellendige stukjes speelgoed, die tusschen
-goedkoope nieuwsbladen en spek (er zou den volgenden avond eene ham
-verloot worden) voor het venster lagen, te koopen of te verkoopen,
-is iets waarmede wij ons nu niet behoeven op te houden. Hij nam zijn
-eindje kaars van eene plank, en na het aan een ander eindje kaars,
-dat op de toonbank stond te branden, te hebben aangestoken, ging
-hij de trap op naar zijne kamer, zonder de eigenares van den winkel,
-die in haar kamertje zat te slapen, te storen.
-
-Het was eene kamer, die onder verschillende bewoners had kennis gemaakt
-met de zwarte ladder, maar tegenwoordig zoo net als zulk eene kamer
-wezen kon. Eenige boeken en papieren lagen op een oud bureau in een
-hoek, de meubelen waren fatsoenlijk en voldoende, en hoewel er eene
-benauwde lucht heerschte, was het vertrek zindelijk.
-
-Toen hij naar den haard ging om de kaars op een tafeltje, dat daar
-stond, neer te zetten, struikelde hij over iets. Hij deinsde terug,
-keek naar omlaag, en nu hief het voorwerp, dat op den grond lag,
-zich op in de gedaante eener vrouw in eene zittende houding.
-
-"Barmhartige Hemel!" riep hij uit, nog verder achteruit
-deinzende. "Zijt ge daar weer terug, vrouw?"
-
-Welk eene vrouw! Een afzichtelijk schepsel, zoo dronken, dat zij
-zich nauwelijks overeind kon houden door zich met de eene morsige
-hand op den grond te steunen, terwijl de andere, waarmede zij hare
-verwarde haren uit hare oogen wilde strijken, zich zoo ongeschikt
-bewoog, dat zij zich met het vuil, dat er aan kleefde, slechts
-des te meer verblindde. Een schepsel, zoo afschuwelijk met hare
-havelooze met moddervlekken en spatten bedekte vodden, maar nog
-zooveel afschuwelijker in haar zedelijk verderf, dat men zich voor
-de menschheid schaamde als men haar aanzag.
-
-Na een paar ongeduldige vloeken, en eene poos onbesuisd heen en weder
-vegen met de hand, die zij niet tot steun behoefde, kreeg zij hare
-haren genoeg uit hare oogen om hem te kunnen aanzien. Toen bleef zij
-met het bovenlijf heen en weder zitten zwaaien en maakte gebaren met
-haar krachteloozen arm, waarmede zij scheen te willen aanduiden dat
-zij schaterde van lachen, hoewel haar gezicht strak en slaperig bleef.
-
-"Zoo jongen! Ei, zijt ge hier?" Eenige schorre klanken, die dit moesten
-zeggen, kwamen eindelijk spottend uit hare keel, en toen zonk haar
-hoofd voorover op hare borst.
-
-"Weer terug?" krijschte zij na eenigen tijd, alsof hij dit zoo op het
-oogenblik gezegd had. "Ja! En alweer terug. Alweer terug, en nog eens
-alweer, altijd alweer. Terug? Ja, terug. Waarom niet?"
-
-Opgewakkerd door de zinnelooze drift, waarmede zij dit had
-uitgeschreeuwd, krabbelde zij overeind en bleef toen staan, met hare
-schouders tegen den muur leunende, terwijl een hoed, die van een
-mesthoop scheen te zijn opgeraapt, bij het lint aan hare eene hand
-bengelde en zij haar best deed om hem hoonend aan te zien.
-
-"Ik zal u nog eens afkoopen, en ik zal u nog eens afkoopen, en ik
-zal u nog twintigmaal afkoopen!" riep zij, met iets dat tegelijk
-naar een woedend dreigement en eene poging tot een uitdagenden dans
-geleek. "Ga van het bed vandaan." Hij had zich daarnaast neergezet,
-met zijn gezicht in zijne handen verborgen. "Ga er vandaan. Het hoort
-aan mij, en ik heb er recht op."
-
-Toen zij waggelend er naar toe kwam, ging hij haar huiverend uit
-den weg en--altijd met zijne handen voor zijn gezicht--naar het
-andere eind der kamer. Zij wierp zich log op het bed en lag spoedig
-te snorken. Hij zonk op een stoel neer en bewoog zich dien geheelen
-nacht slechts eene enkele maal. Het was om een dek over haar te werpen,
-alsof zijne handen niet genoeg waren om haar, zelfs in de duisternis,
-voor zijne oogen te verbergen.
-
-
-
-
-
-
-
-XI.
-
-GEEN UITWEG.
-
-
-De schitterende verlichting der Tooverpaleizen maakte voor het
-aanbreken van den dag de reusachtige rookslangen zichtbaar, die zich
-over Coketown voortkronkelden. Daarop volgde een gekletter van houten
-overschoenen over de straatsteenen, een gebengel van klokken; en al
-de tot stille razernij vervallene olifanten, voor het eentonige leven
-van dien dag opgepoetst en geolied, waren weder in logge beweging.
-
-Stephen boog zich over zijn getouw, stil, waakzaam en oplettend. Een
-opmerkenswaardig contrast vormde hij aldus--gelijk ieder man
-deed in dat woud van weefgetouwen, waarin Stephen werkte--met de
-kletterende, ratelende, als ijlhoofdig voortjagende machine, waaraan
-hij werkte. Weest niet bang, goede, zwaartillende lieden, dat de kunst
-de natuur in vergetelheid zal brengen. Plaatst, waar gij ook wilt, het
-werk van God en het werk des menschen naast elkander, en het eerste,
-al is het slechts een troep zeer gering geachte fabriekarbeiders,
-zal door die vergelijking in waarde winnen.
-
-Vierhonderd en meer arbeiders in die fabriek; tweehonderd vijftig
-paardekrachten stoom. Men weet, op de kracht van een enkel pond
-gewicht af, wat de machine kan doen; maar al de berekenaars der
-nationale schuld zijn met hun allen niet in staat om te zeggen, welke
-vatbaarheid voor goed en kwaad, voor liefde en haat, voor vaderlandsmin
-en weerspannigheid, voor den overgang van deugd tot ondeugd of het
-tegendeel, er ieder oogenblik bestaat in de ziel van een dezer stille
-dienaren der machine, met hunne bedaarde gezichten en geregelde
-bewegingen. In de machine ligt geen geheim; in de laagste harer
-dienaren ligt voor eeuwig een onpeilbaar geheim verscholen. Indien
-wij dan eens onze rekenkunst voor stoffelijke voorwerpen bewaarden,
-en die ontzaglijke onbekende grootheden op eene andere wijs poogden
-te behandelen!
-
-De dag werd helderder en vertoonde zich van buiten, zelfs tegen de
-vlammende lichten van binnen. De lichten werden uitgedraaid en het
-werk ging voort. De regen viel, en de rookslangen, onderworpen aan den
-vloek van geheel dat geslacht, sleepten zich over den grond. Buiten
-op de fabriekwerf waren de stoom uit de ontlaatbuis, de stapels vaten
-en oud ijzer, de blinkende hoopen steenkool en de overal verspreide
-asch onder een sluier van mist en regen verborgen.
-
-Het werk ging voort totdat de middagklok luidde. Wederom kletterde
-het over de straatsteenen. De getouwen, de raderen en de arbeiders
-waren allen voor een uur van werk ontslagen.
-
-Stephen kwam uit de heete fabriek in den vochtigen wind en op de
-koude, natte straat, en gevoelde zich afgemat en ongesteld. Hij
-keerde zich van zijne eigene klasse en woonplaats af, en ging,
-niets anders gebruikende dan een broodje, dat hij al voortstappende
-opat, naar den heuvel, waar de voornaamste zijner patronen woonde,
-in een rood huis met zwarte luiken van buiten, groene valgordijnen
-van binnen, eene zwarte deur boven eene stoep met twee witte treden,
-den naam Bounderby (met letters, die aan den man zelf deden denken)
-op eene koperen plaat, en een ronde koperen deurknop daaronder,
-gelijk een koperen sluitteeken.
-
-Mijnheer Bounderby zat aan zijn twaalf-uurtje. Dit had Stephen
-verwacht. Wilde de knecht hem zeggen, dat een zijner arbeiders hem
-verlangde te spreken? Eene boodschap terug om naar den naam van dien
-arbeider te vragen. Stephen Blackpool. Er was niets ten nadeele van
-Stephen Blackpool bekend; ja, hij mocht binnenkomen.
-
-Stephen Blackpool trad de voorkamer binnen. Mijnheer Bounderby (wien
-hij ternauwernood van aanzien kende) zat eene karbonade met een glas
-sherry te gebruiken. Mevrouw Sparsit knoopte een net en zat bij
-den haard, in eene houding alsof zij op een vrouwenzadel te paard
-zat, met den eenen voet in een katoenen stijgbeugel. Het behoorde
-tot de deftigheid en den dienst van mevrouw Sparsit, dat zij geen
-twaalf-uurtje gebruikte. Zij woonde in hare officieele betrekking
-dien maaltijd bij, maar hare statigheid moest aanduiden, dat zij het
-voor eene zwakheid hield op dien tijd te eten.
-
-"Wel, Stephen," zeide mijnheer Bounderby, "wat moet gij hebben?"
-
-Stephen antwoordde slechts met eene buiging--geene slaafsche
-buiging--dat willen die arbeiders nooit doen. Waarachtig, mijnheer,
-dat zult ge nooit van hen zien, al zijn zij twintig jaren bij u
-geweest!--Maar als ware het uit galanterie voor mevrouw Sparsit,
-verbeterde hij zijn toilet, door de punten van zijne das in zijn vest
-te stoppen.
-
-"Komaan," hervatte mijnheer Bounderby, nadat hij een teugje uit zijn
-glas had genomen, "ik weet wel, dat wij nog nooit moeite met u gehad
-hebben, en dat gij nooit onder de onredelijken hebt behoord. Gij
-verwacht niet, dat men u eene koets met zes paarden zal laten houden,
-en alle dagen schildpadsoep en wildbraad zal laten eten met gouden
-lepel en vork, zooals velen doen." Mijnheer Bounderby wilde het altijd
-doen voorkomen alsof dit het eenige en onmiddellijke doel was van
-iederen arbeider, die niet volkomen tevreden was, "en dus weet ik
-dat gij niet hier komt om klachten te doen. Daarvan ben ik vooraf
-al zeker."
-
-"Neen, mijnheer, om iets van dien aard ben ik ook niet hier gekomen."
-
-Mijnheer Bounderby scheen aangenaam verrast, niettegenstaande zijne
-vroegere overtuiging.
-
-"Goed," antwoordde hij. "Gij zijt een ordentelijk werkman, en ik
-vergiste mij dus niet. Maar laat mij nu hooren waarover het is. Als
-het dat niet is, laat mij hooren wat het dan is. Wat hebt gij te
-zeggen? Kom er maar mede voor den dag."
-
-Stephen keek even naar mevrouw Sparsit om.
-
-"Ik kan wel heengaan, mijnheer Bounderby, als gij het verlangt," zeide
-deze nederige dame en deed alsof zij haar voet uit den stijgbeugel
-wilde halen.
-
-Mijnheer Bounderby stuitte haar door een hapje karbonade een oogenblik
-tegen te houden eer hij het doorzwolg, en zijne linkerhand uit te
-steken. Daarna trok hij zijne hand terug, slikte het hapje door en
-zeide tot Stephen:
-
-"Gij moet weten, deze goede dame is eene geborene dame, eene
-hooggeborene dame. Gij moet niet denken, omdat zij voor mij huishoudt,
-dat zij daarom niet van hooge afkomst zou zijn--zij is integendeel
-van zeer hooge afkomst. Als gij nu iets te zeggen hebt, dat niet voor
-eene geborene dame kan gezegd worden, zal deze dame de kamer uitgaan;
-maar als gij iets te zeggen hebt, dat voor eene geborene dame kan
-gezegd worden, zal deze dame blijven waar zij is."
-
-"Mijnheer, ik hoop, dat ik nooit iets te zeggen heb gehad, dat eene
-geborene dame niet mocht hooren, sedert ik zelf geboren werd," was
-het antwoord, van een lichten blos vergezeld.
-
-"Ik ben hier gekomen," begon Stephen, toen hij na een oogenblik
-bedenkens zijne oogen van den grond opsloeg, "om u raad te vragen. Ik
-ben er erg om verlegen. Het is op Paaschmaandag negentien jaren
-geleden dat ik getrouwd ben. Zij was toen een jong meisje--tamelijk
-mooi--en dat een goeden naam had. Maar zij ging een slechten weg
-op--al spoedig. Niet door mijne schuld. God weet, dat ik geen kwaad
-man voor haar ben geweest."
-
-"Dat alles heb ik al gehoord," zeide mijnheer Bounderby. "Zij kreeg
-ander gezelschap, geraakte aan den drank, werkte niet meer, verkocht
-de meubelen, bracht de kleeren naar den lommerd en speelde den beest."
-
-"Ik had geduld met haar."
-
-"Des te grooter gek zijt ge daarom, naar mij dunkt," zeide mijnheer
-Bounderby in vertrouwen tot zijn wijnglas.
-
-"Ik had veel geduld met haar. Dikwijls heb ik geprobeerd er haar
-af te brengen. Ik probeerde dit en dat en allerlei. Dikwijls ben
-ik thuis gekomen, en heb ik al wat ik in de wereld bezat verdwenen
-gevonden en haar buiten besef op den grond. Dat is niet ééns gebeurd,
-niet tweemaal, maar wel twintigmaal."
-
-De rimpels in zijn gezicht werden dieper toen hij dit zeide en gaven
-eene aandoenlijke getuigenis van het verdriet dat hij geleden had.
-
-"Het ging van kwaad tot erger en nog erger. Zij liep van mij
-weg. Zij maakte zich zelve op alle manieren te schande, gruwelijk en
-ijselijk. Zij kwam terug, en nog eens terug, en nog eens terug. Wat
-kon ik doen om het haar te beletten? Ik heb wel nachten lang op straat
-gezworven, eer ik naar huis kon gaan. Ik ben naar de brug gegaan, met
-voornemen om er af te springen, om er niet meer van te hooren. Ik heb
-zooveel uitgestaan, dat ik oud ben geworden terwijl ik nog jong was."
-
-Mevrouw Sparsit, die hare knooppennen op haar gemak liet voorthuppelen,
-trok hare klassieke wenkbrauwen op en schudde haar hoofd, als
-wilde zij zeggen: "Grooten ondervinden zoowel wederwaardigheden als
-geringen. Wees zoo goed om uwe nederige oogen eens naar mij te wenden."
-
-"Ik heb haar betaald om van mij weg te blijven. Nu vijf jaren lang
-heb ik haar betaald. Ik heb weer ordentelijke kleeren en meubelen
-gekregen. Ik heb een droevig en moeielijk leven gehad, maar ik
-behoefde toch niet ieder oogenblik van mijn leven beschaamd en
-angstig te zijn. Gisteravond ging ik naar huis. Daar lag zij voor
-mijn haard. Daar is zij weder terug."
-
-In het gevoel van zijn ongeluk en het hartstochtelijke van zijne
-spijt, kwam hij voor een oogenblik in vuur en nam hij eene trotsche
-houding aan. Een oogenblik later stond hij daar weder gelijk hij al
-dien tijd had gestaan, met zijn gewonen gebogen rug, en zag mijnheer
-Bounderby peinzend aan met eene zonderlinge uitdrukking in zijn
-blik, half schrander, half verbijsterd, alsof hij zijn denkvermogen
-inspande om iets te ontraadselen, dat hij zeer moeielijk vond; met
-zijn hoed in zijne linkerhand gekneld, die op zijne heup rustte,
-terwijl zijn rechterarm ruwe en krachtige, maar welgepaste gebaren
-maakte om den indruk van hetgeen hij zeide te versterken; en die arm
-gaf zelfs nadruk aan zijn zwijgen, wanneer hij hem, terwijl hij zich
-even bedacht, niet terugtrok, maar een weinig gebogen opgeheven hield.
-
-"Ik was met dat alles al bekend, zooals gij weet," zeide mijnheer
-Bounderby, "behalve met die laatste omstandigheid. Het is een leelijk
-geval, dat is het. Gij hadt maar liever tevreden moeten zijn zooals
-gij waart, en niet moeten trouwen. Maar het is nu te laat om dat
-te bedenken."
-
-"Was het een ongelijk huwelijk, mijnheer, wat hunne jaren
-betrof?" vroeg mevrouw Sparsit.
-
-"Gij hoort wat die dame vraagt. Was het een ongelijk huwelijk wat
-uwe jaren betrof, die ongelukkige historie van u?" zeide mijnheer
-Bounderby.
-
-"Dat juist niet. Ik zelf was een en twintig en zij nagenoeg twintig."
-
-"Ziet gij wel, mijnheer?" zeide mevrouw Sparsit met bijzondere
-zelfvoldoening tot haar patroon. "Daar dit huwelijk zoo ellendig was,
-had ik al begrepen, dat het met opzicht tot hunne jaren waarschijnlijk
-ongelijk moest zijn geweest."
-
-Mijnheer Bounderby zag de goede dame ter zijde aan, op eene manier,
-die eene comische verlegenheid uitdrukte. Hij versterkte zich met
-nog een weinigje sherry.
-
-"Wel, waarom gaat gij niet voort?" hervatte hij, zich eenigszins
-verstoord naar Stephen Blackpool keerende.
-
-"Ik ben hier gekomen om u te vragen, mijnheer, hoe ik van die vrouw
-kan afkomen."
-
-Het oplettende gezicht van Stephen, waarop zich zulk eene mengeling van
-uitdrukkingen vertoonde, werd nog ernstiger toen hij dit zeide. Mevrouw
-Sparsit liet eene zachte uitroeping hooren, die aanduidde, dat zij
-een zedelijken schok had gekregen.
-
-"Wat meent gij?" zeide mijnheer Bounderby, opstaande om met zijn
-rug tegen den schoorsteenmantel te gaan staan leunen. "Wat praat gij
-toch? Gij hebt haar immers genomen, of zij mee- of tegenviel?" [1]
-
-"Ik moet van haar afkomen. Ik kan het zoo niet langer uithouden. Ik
-had er niet zoolang onder kunnen leven, als ik het medelijden en de
-troostwoorden niet had gehad van het beste meisje, dat er leeft of
-dood is. Zonder haar zou ik misschien razend en dol zijn geworden."
-
-"Hij wenscht weder vrij te zijn, om de vrouw te kunnen trouwen van wie
-hij spreekt, vrees ik, mijnheer," zeide mevrouw Sparsit binnensmonds,
-zeer terneergeslagen door de onzedelijkheid van die menschen.
-
-"Dat doe ik. Die dame heeft gelijk. Dat doe ik. Daar wou ik juist
-opkomen. Ik heb in de courant wel gelezen, dat groote lui (mag het hun
-welgaan, ik wensch hun geen kwaad) niet zoo vast getrouwd zijn, of zij
-kunnen van een ongelukkig huwelijk worden vrijgemaakt, en mogen dan
-weer trouwen. Als zij zich niet met elkander kunnen verdragen, omdat
-hunne karakters niet overeenkomen, hebben zij allerlei verschillende
-kamers in huis, en kunnen elkander uit den weg blijven. Lieden zooals
-wij hebben maar ééne kamer en kunnen dat dus niet. Als dat ook niet
-aangaat, hebben zij goed en geld, en kunnen zeggen: "dit voor u en dat
-voor mij," en kunnen ieder gaan waar het hun belieft. Dat kunnen wij
-niet. In spijt van dat alles kunnen zij toch weder vrijgemaakt worden
-voor kleiner ongelijk dan door honderden van ons geleden wordt--door
-vrouwen veel meer dan door mannen--zij kunnen vrijgemaakt worden voor
-veel kleiner ongelijk dan ik geleden heb. Ik moet dus van die vrouw
-afkomen, en ik wil maar weten op welke manier."
-
-"Er is geen manier," antwoordde mijnheer Bounderby.
-
-"Als ik haar doodsla, mijnheer, is er dan eene wet om mij te straffen?"
-
-"Dat spreekt van zelf."
-
-"Als ik van haar wegloop, is er dan ook eene wet om mij te straffen?"
-
-"Dat spreekt van zelf."
-
-"Als ik dat andere goede meisje trouw, is er dan ook eene wet om mij
-te straffen?"
-
-"Dat spreekt van zelf."
-
-"En als ik met haar leefde zonder haar te trouwen--om nu eens te
-zeggen, dat zoo iets gebeuren kon, dat toch nooit kan of zal gebeuren,
-want zij is veel te braaf--is er dan ook eene wet om mij te straffen
-in ieder onschuldig kind, dat mij toebehoort?"
-
-"Dat spreekt van zelf."
-
-"Maar in Gods naam," zeide Stephen Blackpool, "wijs mij nu de wet om
-mij te helpen."
-
-"De verbintenis, waarvan gij spreekt, is heilig," zeide mijnheer
-Bounderby, "en--en moet in eere gehouden worden."
-
-"Neen, neen, zeg dat niet, mijnheer. Zij wordt zóó niet in eere
-gehouden. Zóó niet. Zij wordt zoo te schande gemaakt. Ik ben een wever,
-ik ben van kind af in eene fabriek geweest, maar ik heb toch oogen om
-mee te zien en ooren om mee te hooren. Ik lees in de courant ieder
-vierendeeljaars als de gerechtshoven zitting houden--en gij leest
-dat ook, dat weet ik, met ontzetting--hoe de onmogelijkheid om ooit,
-op eenigerlei manier, weder van elkander los te worden, bloed over
-het land brengt, en vele getrouwde lieden onder den geringen stand
-tot vechterijen, moord en doodslag doet komen. Daartegen moet toch
-een middel wezen. Mijn geval is een ellendig geval, en ik wil--als
-gij zoo goed wilt zijn--de wet van u weten, die mij helpen kan."
-
-"Welnu, ik zal het u zeggen," antwoordde mijnheer Bounderby, zijne
-handen in zijne zakken stekende; "er is zulk eene wet."
-
-Stephen knikte, nam zijne vorige bedaarde houding weder aan en bleef
-oplettend luisteren.
-
-"Maar daar hebt gij toch niet aan. Dat kost geld--een schat van geld."
-
-"Hoeveel zou het wel wezen?" vroeg Stephen met bedaardheid.
-
-"Wel, gij zoudt naar Doctors' Commons moeten gaan met een proces, en
-dan naar een Hof van Common Law met een proces, en naar het Huis der
-Lords met een proces, en gij zoudt eene Parlements-akte moeten hebben
-om weer te mogen trouwen, en dat zou u (als het eene heel gemakkelijke
-zaak was) denkelijk tusschen de duizend en de vijftienhonderd pond
-kosten," zeide mijnheer Bounderby, "en misschien nog eens zooveel."
-
-"Is er geen andere wet?"
-
-"Neen, zeker niet."
-
-"Wel dan, mijnheer," zeide Stephen, verbleekende, en terwijl hij
-met de rechterhand eene beweging maakte alsof hij alles aan de vier
-winden overgaf, "dan is het toch een ellendige warboel. Het is een
-warboel heelemaal, en hoe gauwer ik dood ben, hoe beter."
-
-Mevrouw Sparsit werd weder terneergeslagen door de goddeloosheid van
-die menschen.
-
-"Kom, kom! praat geene malligheden, mijn goede man," zeide mijnheer
-Bounderby, "over dingen, die gij niet verstaat; en noem de instelling
-van uw vaderland geen warboel, of gij zult u zelven op een fraaien
-ochtend in een wezenlijken warboel steken. De instellingen van uw
-vaderland zijn uw werk niet, en alles wat gij te doen hebt, is op uw
-werk te letten. Gij hebt uwe vrouw niet genomen om haar te probeeren,
-maar om haar te houden, hetzij zij mee- of tegenvalt. Als zij nu
-slecht is uitgevallen--ja, al wat wij dan kunnen zeggen is, dat zij
-ook beter had kunnen uitvallen."
-
-"Het is een warboel," zeide Stephen, zijn hoofd schuddende terwijl
-hij naar de deur ging. "Het is niets dan een warboel."
-
-"Laat ik u eens wat zeggen," zoo begon mijnheer Bounderby zijne
-afscheidsrede. "Met uw aanstootelijke gezegden hebt gij deze dame
-geërgerd, die, gelijk ik u reeds gezegd heb, eene geborene dame is,
-en die, gelijk ik u nog niet gezegd heb, hare eigene huwelijksrampen
-heeft gehad, ten bedrage eener schade van tienduizenden van
-ponden--tienduizenden van ponden," herhaalde hij met welbehagen. "Gij
-zijt tot nog toe een ordentelijk werkman geweest; maar ik ben van
-gevoelen, en dat zeg ik u ronduit, dat gij den verkeerden weg
-opgaat. Gij hebt naar een of anderen kwaadwilligen vreemdeling
-geluisterd--die loopen hier altijd rond--en het beste wat gij doen
-kunt, is daarvan terug te komen. Gij moet weten," hier nam zijn gezicht
-eene uitdrukking van verwonderlijke slimheid aan, "ik kan even diep in
-een slijpsteen zien als iemand anders, dieper dan menigeen misschien,
-omdat ik er dikwijls met mijn neus opgeduwd ben toen ik jong was. Ik
-zie hier duidelijk sporen van de schildpadsoep, het wildbraad en
-den gouden lepel. Ja, dat doe ik," riep mijnheer Bounderby uit,
-en schudde met geduchte slimheid zijn hoofd, "waarachtig, dat doe ik."
-
-Met een geheel ander hoofdschudden en een zwaren zucht zeide Stephen:
-"Ik dank u, mijnheer, en ik wensch u goedendag."
-
-En zoo liet hij mijnheer Bounderby staan voor zijn eigen aan den
-wand hangend portret, zwellende alsof hij bersten zou, en mevrouw
-Sparsit nog met haar voet in den stijgbeugel op en neer wippende en
-een gezicht, hetwelk aanduidde dat de ondeugden van die menschen haar
-zeer hadden terneergeslagen.
-
-
-
-
-
-
-
-XII.
-
-DE OUDE VROUW.
-
-
-Oude Stephen ging de twee treden van de witte stoep af, en trok
-de zwarte deur met het koperen plaatje dicht, met behulp van het
-koperen sluitteeken, dat hij, eer hij verder ging, nog eens met zijn
-mouw afveegde, daar hij opmerkte, dat zijne heete hand het had doen
-beslaan. Hij stak de straat over met zijne oogen op den grond geslagen,
-en zoo stapte hij treurig heen, toen hij eene hand op zijn arm voelde.
-
-Het was niet die hand, waaraan hij op zulk een oogenblik de meeste
-behoefte had--niet de hand, die de woeste golven van zijn gemoed kon
-doen bedaren, gelijk de opgehevene hand der verhevenste, geduldigste
-liefde het woeden der zee kon stillen--maar het was toch ook de
-hand eener vrouw. Het was eene oude vrouw, nog rijzig en welgemaakt
-(hoewel de tijd haar had doen verwelken), die voor zijne oogen stond
-toen hij omkeek. Zij was zeer zindelijk en hoogst eenvoudig gekleed,
-had slijk van buiten de stad aan hare schoenen en was zoo pas van eene
-reis gekomen. De schuwheid van haar uitzicht bij het ongewone rumoer
-op straat; de losse omslagdoek, dien zij over haar arm had gehangen;
-de zware paraplu en het kleine sluitmandje; de wijde handschoenen met
-lange vingers, waaraan hare handen ongewoon waren, alles kenteekende
-eene oude vrouw van het land, in hare eenvoudige zondagskleeding,
-die bij eene zeer zeldzame gelegenheid naar Coketown was gekomen. De
-scherpzinnigheid aan zijn stand eigen deed Stephen dit met den eersten
-blik opmerken, en hij boog zich naar haar over met zijn oplettend
-gezicht--dat gezicht, hetwelk, gelijk bij de meesten van zijn stand
-het geval was, door zoolang te midden van een vervaarlijk gedruisch
-met oogen en handen te werken, dien blik van strakke inspanning had
-verkregen, waaraan men bij dooven gewoon is--om des te beter te kunnen
-hooren wat zij hem vroeg.
-
-"Zeg eens, mijnheer," zeide de oude vrouw, "heb ik u daar niet
-uit dat huis zien komen?" en zij wees naar het huis van mijnheer
-Bounderby. "Ik geloof, dat gij het waart, of ik moet bij ongeluk een
-verkeerden hebben nageloopen."
-
-"Ja wel, juffrouw," antwoordde Stephen, "dat was ik."
-
-"Hebt gij--neem het niet kwalijk, dat eene oude vrouw nieuwsgierig
-is--hebt gij den heer, die daar woont, gezien?"
-
-"Ja, juffrouw."
-
-"En hoe zag hij er uit, mijnheer? Was hij goed in het vleesch, forsch,
-hartelijk en ferm in zijn spreken?"
-
-Terwijl zij zelve hare gestalte oprichtte en haar hoofd ophield,
-om hare houding in overeenstemming met hare woorden te brengen,
-kwam bij Stephen het denkbeeld op, dat hij die oude vrouw vroeger
-had gezien en zij hem toen niet best was bevallen.
-
-"O ja," antwoordde hij, haar met meer oplettendheid aanziende;
-"hij was dat alles."
-
-"En gezond," zeide de oude vrouw, "zoo gezond als de frissche wind?"
-
-"Ja," antwoordde Stephen. "Hij was aan het eten en drinken--hij was
-zoo dik en zwaar als een olifant."
-
-"Dank je wel," zeide de vrouw uiterst vergenoegd, "dank je wel."
-
-Hij had die vrouw zeker nog nooit gezien; en toch kwam hem eene flauwe
-herinnering voor den geest, alsof hij eens van zulk eene oude vrouw
-had gedroomd.
-
-Zij stapte naast hem voort, en zich vriendelijk naar hare
-gemoedsstemming voegende, vroeg hij, of zij niet vond, dat Coketown
-eene drukke stad was. "Ja zeker, schrikkelijk druk," antwoordde
-zij. Toen gaf hij vragenderwijs te kennen, dat hij wel zag dat zij
-van buiten kwam, waarop zij bevestigend antwoordde.
-
-"Ik ben van morgen met den eersten spoortrein gekomen," zeide
-zij. "Veertig mijlen ver ben ik van morgen gekomen, en ik ga van
-middag dezelfde veertig mijlen ver terug. Ik heb van morgen negen
-mijlen ver naar het station gewandeld, en als ik onderweg niemand vind,
-die mij een eindje laat mederijden, zal ik van avond weder die negen
-mijlen moeten terugwandelen. Dat is tamelijk wel op mijne jaren,
-mijnheer!" zeide de spraakzame oude vrouw, terwijl hare oogen van
-genoegen glinsterden.
-
-"Dat is het zeker. Maar dat doet gij toch niet dikwijls, juffrouw?"
-
-"Neen, maar eens in het jaar," antwoordde zij, haar hoofd
-schuddende. "Eens in het jaar verteer ik zoo mijn spaargeld. Dan kom
-ik geregeld over, om door de straten te kuieren en de heeren te zien."
-
-"Alleen om te zien?" hervatte Stephen.
-
-"Dat is genoeg voor mij," antwoordde zij met grooten ernst en alsof het
-onderwerp van het gesprek haar bijzonder belang inboezemde. "Ik vraag
-niet meer. Ik ben aan dezen kant van de straat blijven wachten, om dien
-heer" (daarmede keek zij weder naar het huis van mijnheer Bounderby)
-"te zien buitenkomen. Maar hij blijft laat in huis dit jaar, en ik heb
-hem nog niet gezien. Gij zijt buitengekomen in plaats van hem. Als
-ik nu weder vertrekken moet, zonder hem even te hebben gezien--ik
-wil hem maar even te zien krijgen--welnu, dan heb ik u gezien, en
-gij hebt hem gezien, en daarmede moet ik mij maar vergenoegen." Dit
-zeggende zag zij Stephen aan, alsof zij zijne gelaatstrekken in haar
-geheugen wilde prenten, en hare oogen waren zoo helder niet meer als
-zij geweest waren.
-
-Met alle inschikkelijkheid voor het verschil van smaak, en met alle
-onderdanigheid voor de patriciërs van Coketown, kwam de belangstelling
-der oude vrouw hem toch zoo zonderling voor, dat hij niet wist wat hij
-van haar moest denken. Doch zij kwamen nu eene kerk voorbij, en toen de
-wijzerplaat der klok hem in het oog viel, versnelde hij zijne schreden.
-
-Hij ging zeker naar zijn werk, zeide de oude vrouw, en verhaastte
-insgelijks haar tred, hetgeen haar geene moeite scheen te kosten.--Ja,
-zijn tijd was bijna om. Toen hij haar zeide waar hij werkte, werd de
-oude vrouw nog zonderlinger dan te voren.
-
-"Zijt ge niet gelukkig?" vroeg zij hem.
-
-"Wel, juffrouw, er is bijna niemand of hij heeft zijn verdriet,"
-antwoordde hij ontwijkend, dewijl de oude vrouw het er voor scheen te
-houden, dat hij zeer gelukkig moest wezen en hij het hart niet had
-om haar teleur te stellen. Hij wist, dat er verdriet genoeg in de
-wereld was; en indien de oude vrouw zoo lang geleefd had en er toch
-op rekenen kon, dat hij zoo weinig verdriet had--wel, des te beter
-voor haar, en hij was er daarom ook niet erger aan toe.
-
-"Ja, ja! Gij hebt uw verdriet thuis, meent gij?" zeide zij.
-
-"Somtijds. Nu en dan," antwoordde hij flauwtjes.
-
-"Maar als gij onder zulk een heer werkt, volgt het u toch niet in
-de fabriek?"
-
-Neen, het volgde hem daar niet, zeide Stephen. Daar was alles naar
-behooren. Hij ging zoover niet, om ten haren genoegen te zeggen, dat
-daar een soort van Goddelijk recht heerschte; maar ik heb in de laatste
-jaren bijna even hooge aanspraken voor de fabrieken hooren maken.
-
-Zij waren nu in een smal, zwart berookt straatje dicht bij het
-fabriekgebouw en de arbeiders kwamen bij troepen aan. De klok
-luidde, en de slang kronkelde zich door de lucht en de olifant stond
-gereed. Zelfs de klank der klok scheen de oude vrouw in verrukking te
-brengen. Het was de mooiste klok die zij ooit gehoord had, zeide zij,
-en zij klonk zoo deftig.
-
-Zij vroeg hem, toen hij haar goedhartig de hand gaf eer hij binnenging,
-hoelang hij daar gewerkt had.
-
-"Twaalf jaren," antwoordde hij.
-
-"Ik moet de hand kussen," zeide zij, "die twaalf jaren lang in die
-mooie fabriek gewerkt heeft!" En hoewel hij dit wilde verhinderen,
-tilde zij zijne hand op en bracht die aan hare lippen. Welke harmonie,
-behalve haar ouderdom en hare eenvoudigheid, haar eigen was, wist hij
-niet; maar zelfs in dit zonderlinge bedrijf lag iets, dat op dien tijd
-en die plaats niet ongepast scheen te wezen; iets, waardoor het scheen
-alsof niemand anders dit zoo ernstig of op zulk eene natuurlijke en
-treffende manier had kunnen doen.
-
-Hij had een half uur bij zijn weefgetouw gestaan, gedurig over die oude
-vrouw denkende, toen hij, om zijn getouw heen gaande, ten einde iets in
-orde te brengen, door een venster keek, en zag dat zij daar nog stond
-en in bewondering verzonken naar het gebouw opzag. Zonder aan den rook,
-de modder en het natte weder, of aan hare twee verre reizen te denken,
-stond zij het aan te staren, alsof het dreunende stampen, dat uit
-elk der vele verdiepingen klonk, eene heerlijke muziek voor haar was.
-
-Later verdween zij en de dag volgde haar voorbeeld, en de lichten
-werden weder aangestoken, en de laatste spoortrein snorde dicht bij
-het Tooverpaleis over de bogen eener brug, weinig gevoeld onder het
-dreunen der machinerie, en bijna niet gehoord onder het kletteren en
-ratelen. Lang voor dien tijd waren zijne gedachten weder teruggekeerd
-naar die akelige kamer boven het winkeltje en naar de afschuwelijke
-gedaante, die zoo zwaar op zijn bed, maar nog zwaarder op zijn
-hart lag.
-
-De machinerie werd trager; zij stampte nog maar flauw, alsof er een
-bezwijkende pols klopte, en bleef stilstaan. Wederom luidde de klok;
-de gloed van licht en hitte werd uitgedoofd; de fabriekgebouwen stonden
-als zwarte klompen in den donkeren, regenachtigen nacht, en de hooge
-schoorsteenen verhieven zich in de lucht gelijk wedijverende torens
-van Babel.
-
-Hij had Rachel pas den vorigen avond gesproken, dat was waar, en
-een eind met haar medegegaan; maar hij had zijn nieuw ongeluk op het
-hart, waaronder niemand anders hem een oogenblik verademing kon geven,
-en daarom, en omdat hij wist dat hij behoefte had aan eene stem, die
-zijne gramschap kon verzachten, hetgeen geene andere stem dan de hare
-kon doen, begreep hij dat hij, in weerwil van wat zij den vorigen
-avond had gezegd, wel weder naar haar mocht wachten. Hij deed dit,
-maar zij was hem reeds ontsnapt. Zij kwam niet meer. Op geen anderen
-avond in het jaar had hij haar gezichtje vol zachtaardig geduld zoo
-slecht kunnen missen.
-
-O, beter geen thuis te hebben waar hij zijn hoofd kon neerleggen,
-dan een thuis te hebben en om zulk eene reden bevreesd te zijn er
-naar toe te gaan. Hij at en dronk, want hij was uitgeput, maar hij
-wist bijna niet wat hij at en dronk, hij dacht er niet eens aan,
-en hij bleef ronddwalen in den kouden regen, al denkende en morrende.
-
-Geen woord over een nieuw huwelijk was ooit tusschen hen gewisseld;
-maar Rachel had reeds jaren geleden innig medelijden met hem gekregen,
-en voor haar alleen had hij in al dien tijd zijn gesloten hart geopend
-en van de oorzaak zijner ellende gesproken; en hij wist zeer wel,
-dat zij hem zou hebben genomen, indien hij haar had kunnen vragen. Hij
-dacht aan het thuis, dat hij op dat oogenblik met trotsche blijdschap
-had kunnen opzoeken; hij dacht welk een geheel ander mensch hij dien
-avond had kunnen geweest zijn, hoe licht zijne nu zwaar beladene borst
-had kunnen wezen, hoe hij zijne eer, zijne achting voor zich zelven,
-zijne rust, die hij nu allen had verloren, had kunnen terugkrijgen. Hij
-dacht hoe het beste gedeelte van zijn leven verspild was, welk eene
-nadeelige verandering zijn karakter daardoor in alle opzichten had
-ondergaan, en hoe schrikkelijk en akelig zijn toestand was, zoo met
-handen en voeten aan eene doode vrouw gebonden en door een boozen geest
-in hare gedaante gepijnigd. Hij dacht aan Rachel, hoe jong zij waren
-toen zij elkander onder die omstandigheden voor het eerst ontmoetten,
-en hoe zij nu tot rijpen leeftijd waren gekomen en spoedig oud zouden
-worden. Hij dacht aan het aantal meisjes en vrouwen, dat zij had zien
-trouwen, hoeveel huisgezinnen met kinderen zij om zich heen had zien
-opgroeien, en hoe zij toch weltevreden haar eigen eenzaam pad was
-blijven bewandelen--om zijnentwil--en hoe hij somtijds eene schaduw
-van zwaarmoedigheid op haar hemelsch gezichtje had gezien, die hem
-met wroeging en wanhoop vervulde. Hij plaatste hare beeltenis naast
-het afschuwelijke beeld van den vorigen nacht, en peinsde er over,
-hoe het wezen kon, dat de geheele aardsche levensloop van een wezen,
-zoo goed, zoo zachtaardig en vol zelfverloochening, aan zulk eene
-rampzalige ondergeschikt moest wezen.
-
-Vol van zulke gedachten--zoo vol, dat hij een zonderling gevoel
-had, alsof hij zelf grooter werd en in eene nieuwe, onnatuurlijke
-betrekking werd geplaatst tot de voorwerpen welke hij voorbijging, en
-alsof de stralenkrans om ieder beneveld licht eene roodachtige kleur
-aannam--begaf hij zich naar zijne woning om schuilplaats te zoeken.
-
-
-
-
-
-
-
-XIII.
-
-RACHEL.
-
-
-Een flauw kaarslicht brandde voor het venster, waartegen dikwijls
-de zwarte ladder was opgezet, om alles wat voor eene radelooze vrouw
-en een troep hongerige kinderen het dierbaarste in deze wereld was,
-te laten wegglijden; en bij Stephen's andere gepeinzen kwam nog de
-wrevelige gedachte, dat van alle wisselvalligheden van dit aardsche
-leven geene met grilliger hand en ongelijker werd uitgedeeld dan de
-dood. De ongelijkheid van geboorte was nog niets daarbij; want indien
-bij voorbeeld het kind van een koning en dat van een wever dien nacht
-op hetzelfde oogenblik geboren werden, wat was die ongelijkheid bij
-den dood van een menschelijk wezen, dat voor een ander nuttig of
-dierbaar was, terwijl deze losbandige vrouw bleef voortleven!
-
-Zoo dacht hij terwijl hij, buiten staande, naar zijne kamer opzag,
-en met ingehouden adem en langzamen tred ging hij naar binnen. Hij
-klom de trap op, opende zijne deur en kwam zoo de kamer in.
-
-Stilte en rust heerschten daar. Rachel was daar en zat bij het bed.
-
-Zij keerde haar hoofd naar hem om en het licht van haar aangezicht
-scheen in den middernacht van zijn gemoed. Zij zat bij het bed en
-waakte bij zijne vrouw. Dat is te zeggen, hij zag dat er iemand in
-het bed lag en wist maar al te wel dat zij het moest wezen; maar
-Rachel's handen hadden eene gordijn opgehangen, zoodat zij voor zijne
-oogen verborgen was. Hare afzichtelijke kleeren waren weggeruimd,
-en er lagen eenige kleeren van Rachel in de kamer. Alles was op zijne
-plaats en in orde, gelijk hij het altijd gehouden had; het vuur was pas
-bijgelegd en de haard was pas aangeveegd. Het kwam hem voor, dat hij
-dit alles in Rachel's gezicht zag en naar niets anders omkeek. Terwijl
-hij haar aanzag, werd haar beeld beneveld door de weemoedige tranen,
-die zijne oogen vulden, maar niet voordat hij gezien had hoe ernstig
-zij hem aanzag en hoe hare eigene oogen ook vol tranen stonden.
-
-Zij keerde zich weder naar het bed, en na zich overtuigd te hebben dat
-alles daar stil was, sprak zij met eene zachte, kalme, heldere stem:
-
-"Ik ben blij, dat gij eindelijk komt, Stephen. Gij komt heel laat."
-
-"Ik heb wat op en neer gewandeld."
-
-"Dat dacht ik wel. Maar het is van avond te slecht weer daartoe. Het
-regent aanhoudend en de wind is opgestoken."
-
-De wind? 't is waar, het waaide hard. Hoor maar naar dat bulderen
-in den schoorsteen en dat geloei. Dat iemand in zulk een wind buiten
-was geweest en niet eens wist dat het waaide!
-
-"Ik ben hier vandaag al eens geweest, Stephen. De juffrouw hier uit
-het huis kwam in het etensuur naar mij toe. Er was iemand hier, die
-noodig had dat er naar haar omgekeken werd, zeide zij. En zij had
-wel gelijk. Geheel buiten besef, Stephen; en ook gekwetst en gekneusd."
-
-Hij ging langzaam naar een stoel, zette zich neer en liet het hoofd
-hangen.
-
-"Ik ben hier gekomen om het weinigje te doen dat ik kon; vooreerst,
-omdat ze met mij gewerkt heeft toen wij beiden nog jonge meisjes waren,
-en omdat gij haar gevrijd en getrouwd hebt toen ik hare vriendin was--"
-
-Hij liet zijn gerimpeld voorhoofd in zijne hand zinken en slaakte
-een kermenden zucht.
-
-"En vervolgens omdat ik uw hart kende en zeker weet, dat gij veel
-te barmhartig zijt om haar hulpeloos te laten sterven, of ook maar
-gebrek te laten lijden. Gij weet wel wie gezegd heeft: "Laat hij,
-die onder u zonder zonde is, den eersten steen op haar werpen." Er
-zijn er genoeg geweest om dat te doen; maar gij zijt de man niet om
-den laatsten steen te werpen, Stephen, nu zij zoo diep ellendig is."
-
-"O Rachel, Rachel!"
-
-"Gij hebt schrikkelijk geleden, de Hemel loone het u," zeide zij
-op medelijdenden toon. "Ik ben uwe arme vriendin, met al mijn hart
-en ziel."
-
-De kwetsuren, waarvan zij gesproken had, schenen aan den hals
-der ellendige te zijn, die zich zelve uit de maatschappij had
-verstooten. Rachel verbond ze nu, maar nog zonder haar zichtbaar te
-laten worden. Zij doopte een linnen lap in eene kom, waarin zij zeker
-vocht uit een flesch had gegoten, en legde die met zachte hand op de
-gekwetste en ontstokene plek. Het ronde tafeltje was dicht bij het
-bed geschoven, en twee flesschen stonden daarop;--deze was de eene.
-
-Zij zat niet zoo ver af, of Stephen, die hare handen met zijne oogen
-volgde, kon het woord lezen, dat met groote letters op de flesch
-stond. Hij werd doodsbleek, en eene plotselinge huivering van afgrijzen
-scheen hem te bevangen.
-
-"Ik zal hier blijven, Stephen," zeide Rachel, terwijl zij stil weder
-ging zitten, "tot de klok drie slaat. Om drie ure moet het nog eens
-gedaan worden, en dan kan zij zoo blijven tot morgenochtend."
-
-"Maar gij moet toch rust hebben om morgen te kunnen werken, beste
-Rachel."
-
-"Ik heb van nacht goed geslapen. Ik kan nachten achtereen waken, als
-het van mij gevergd wordt. Gij zijt het, die rust noodig hebt: gij ziet
-er zoo bleek en vermoeid uit. Beproef eens of gij daar op dien stoel
-kunt slapen, terwijl ik waak. Gij hebt verleden nacht geen slaap gehad,
-dat kan ik wel gelooven, en morgen moet gij zwaarder werken dan ik."
-
-Hij hoorde het bulderen en loeien buiten de deur, en het was hem alsof
-zijne vorige toornige stemming daar rondwaarde en beproefde om weder
-bij hem te komen. Zij had die weggedreven en zou haar van hem afhouden;
-hij verliet zich op haar, om hem tegen zich zelven te verdedigen.
-
-"Zij kent mij niet, Stephen. Zij kijkt mij maar slaperig aan en
-mompelt verwarde woorden. Ik heb meer dan eens tegen haar gesproken,
-maar zij let er niet op. Het is zóó wèl zoo goed. Als zij weder bij
-hare zinnen komt, zal ik gedaan hebben wat ik kan en zij behoeft er
-niets van te weten."
-
-"Hoelang, Rachel, is het te denken dat zij zoo blijven zal?"
-
-"De dokter zeide, dat zij misschien morgen weder bij hare zinnen
-zou komen."
-
-Zijne oogen vielen weder op de flesch en eene siddering liep door
-al zijne leden. Zij dacht, dat hij van koude verkleumd was. "Neen,"
-zeide hij, "dat was het niet. Hij had een schrik gehad."
-
-"Een schrik?"
-
-"Ja, toen ik binnenkwam. Toen ik zoo ronddwaalde. Toen ik aan het
-denken was. Toen ik--"
-
-Het tastte hem weder aan; en hij stond op, zich aan den
-schoorsteenmantel vasthoudende, terwijl hij zijne koude, klamme haren
-gladstreek met eene hand, die beefde alsof hij de koorts had.
-
-"Stephen!"
-
-Zij kwam naar hem toe, maar hij strekte zijn arm uit om haar tegen
-te houden.
-
-"Neen! Och neen, doe dat niet. Laat ik u maar bij het bed zien
-zitten. Laat ik u maar zien, zoo goed en barmhartig. Laat ik u zien
-zooals ik u zag toen ik binnenkwam. Ik kan u nooit beter zien dan
-zoo. Nooit, nooit, nooit!"
-
-Hij begon nog sterker te beven en zonk toen op zijn stoel neder. Na
-eene poos bedwong hij zich, en kon, met den eenen elleboog op eene
-knie en zijn hoofd op die hand, naar Rachel opzien. Met zijne vochtige
-oogen voorbij het flauwe kaarslicht gezien, was het alsof zij een
-blinkenden stralenkrans om het hoofd had. Hij had kunnen gelooven,
-dat het zoo was. Hij geloofde het werkelijk, toen het gerucht van
-buiten het venster schudde, de deur beneden deed klapperen en huilend
-door het huis gierde.
-
-"Als zij beter wordt, Stephen, is het te hopen, dat zij u weder
-alleen zal laten en u niet meer plagen. In allen gevalle, wij willen
-nu zoo maar hopen. En nu zal ik mij stilhouden, want ik zou u gaarne
-zien slapen."
-
-Hij sloot zijne oogen, meer om haar genoegen te geven dan om zijn
-vermoeid hoofd te laten rusten; maar terwijl hij naar het geloei van
-den wind luisterde, hoorde hij dit langzamerhand niet meer, of het
-kwam hem voor, dat het overging in het geraas van zijn weefgetouw,
-of in de stemmen, welke hij dien dag had gehoord (zijne eigene
-ingesloten), en die weder zeiden wat er werkelijk gezegd was. Zelfs
-deze onvolkomene bewustheid verdween eindelijk, en hij droomde een
-langen, onrustigen droom.
-
-Hij dacht, dat hij en eene vrouw, op welke hij lang zijn hart had
-gezet--maar het was Rachel niet en dit verwonderde hem, zelfs te
-midden van zijn ingebeeld geluk--in de kerk stonden om zich te laten
-trouwen. Terwijl de plechtigheid verricht werd, en terwijl hij onder
-de getuigen sommige menschen herkende, die hij wist dat nog leefden,
-en velen, die hij wist dat reeds dood waren, kwam er eene duisternis,
-opgevolgd door den glans van een schrikkelijk licht. Dit licht straalde
-van een regel in de tafel der tien geboden af en verspreidde den glans
-dier woorden door de geheele kerk. Zij klonken door het gebouw, alsof
-elk dier vurige letteren eene stem had gekregen. Daarop veranderde
-alles om hem heen en niets bleef gelijk het geweest was, behalve hij
-zelve en de geestelijke. Zij stonden in het daglicht voor een volkshoop
-zoo groot, dat, naar hij dacht, indien alle menschen in de wereld op
-ééne plek bij elkander hadden gestaan, het getal hem niet grooter had
-kunnen voorkomen, en zij allen verafschuwden hem, en er was geen enkel
-medelijdend of vriendelijk oog onder al de millioenen, die op zijn
-gelaat gevestigd waren. Hij stond op eene verhevene stellage onder
-zijn eigen weefstoel; en toen hij opzag naar de gedaante, welke de
-weefstoel aannam, en duidelijk den lijkdienst hoorde lezen, begreep
-hij, dat hij daar was om den dood te ondergaan. In een oogenblik zonk
-datgene, waarop hij stond, onder hem weg en hij was dood.
-
-Uit welken geheimzinnigen toestand hij tot het gewone leven en de hem
-bekende plaatsen terugkeerde, kon hij niet nagaan; maar hij keerde
-op eene of andere wijze daarheen terug, met dezen vloek beladen,
-dat hij nooit, in deze wereld of de volgende, door alle eeuwen der
-eeuwigheid heen, het aangezicht van Rachel weder zou zien of hare stem
-hooren. Zonder rust en zonder hoop heen en weder dwalende, en zoekende
-naar hij wist niet wat (hij wist alleen dat hij gedoemd was het te
-zoeken), werd hij gekweld door een onbeschrijfelijken, gruwelijken
-angst, eene doodelijke vrees voor zekere bijzondere gedaante, welke
-alle dingen aannamen. Al wat hij aanzag, herschiep zich vroeger of
-later in dat voorwerp. Het doel van zijn ellendig aanzijn was, te
-verhoeden dat dit voorwerp aan een der verschillende personen, welke
-hij ontmoette, bekend werd. Hopelooze arbeid! Indien hij het uit de
-kamer bracht waar het was, indien hij de kas sloot waar het stond,
-indien hij de nieuwsgierigen van de plaats verwijderde waar hij wist
-dat het verborgen was, en hen buiten op straat voerde, namen zelfs
-de schoorsteenen der fabrieken die gedaante aan, en was het gedrukte
-woord daaromheen te lezen.
-
-De wind loeide weder, de regen kletterde, en de uitgestrekte ruimte,
-door welke hij had omgedwaald, kromp ineen tot de plek tusschen de
-vier muren zijner kamer. Behalve dat het vuur was uitgegaan, was zij
-nog eveneens als toen hij zijne oogen had gesloten. Rachel scheen op
-den stoel voor het bed te zijn ingesluimerd. Zij zat in haar omslagdoek
-gewikkeld onbeweeglijk stil. De tafel stond op dezelfde plaats, dicht
-naast het bed, en daarop, in hare werkelijke grootte en met alle
-werkelijke eigenschappen, stond het voorwerp dat hij overal had gezien.
-
-Hij meende de gordijn te zien bewegen. Hij keek nog eens en was er nu
-zeker van dat zij zich bewoog. Hij zag eene hand te voorschijn komen
-en zoekend rondtasten. Toen bewoog de gordijn zich nog duidelijker;
-eene vrouw, die in het bed lag, sloeg haar open en kwam overeind.
-
-Met hare jammervolle oogen, zoo woest en wanhopig, zoo groot en zoo
-dof, zag zij in de geheele kamer rond, en haar blik gleed over den
-hoek heen waar hij op zijn stoel zat te slapen. Hare oogen keerden
-naar dien hoek terug, en zij hield hare hand als een scherm er boven,
-terwijl zij er in tuurde. Nogmaals dwaalden zij door de kamer rond,
-maar zonder bijna op Rachel te letten, en keerden weder naar dien hoek
-terug. Terwijl zij zoo weder met de rechterhand boven de oogen zat te
-turen--niet zoozeer hem aanziende, als wel naar hem zoekende, met een
-dierlijk instinct dat hij daar wezen moest--dacht hij bij zich zelven,
-dat er in die misvormde trekken en in den geest, dien ze afspiegelden,
-geen spoor meer bestond van de vrouw, die hij achttien jaren geleden
-getrouwd had. Indien hij haar niet stap voor stap zoover had zien
-komen, had hij nooit kunnen gelooven dat zij dezelfde was.
-
-Al dien tijd bleef hij als door een toovermacht geboeid, roerloos
-en machteloos zitten, zonder iets anders te kunnen doen dan op haar
-te letten.
-
-Dof suffende of mijmerende, zonder zelve te weten waarom, bleef zij
-eene poos met het hoofd tusschen de handen zitten. Daarna begon zij
-weder starend in de kamer rond te kijken, en nu vielen hare oogen
-voor het eerst op de tafel met de twee flesschen daarop.
-
-Aanstonds keerde zij hare oogen weder naar zijn hoek, met den
-uitdagenden blik van den vorigen nacht, en zeer langzaam en voorzichtig
-stak zij hare gretige hand uit. Zij haalde eerst een tinnen beker naar
-zich toe, en bedacht zich toen eene poos, welke van de twee flesschen
-zij zou kiezen. Eindelijk greep hare verstandelooze hand de flesch,
-die een snellen, onvermijdelijken dood bevatte, en voor zijne oogen
-trok zij met hare tanden de kurk er af.
-
-Het mocht een droom of werkelijkheid zijn, hij had geene stem en
-geen vermogen om zich te bewegen. Als dit eene werkelijkheid, en haar
-bestemde tijd nog niet gekomen is, ontwaak dan, Rachel, ontwaak!
-
-Zij dacht ook daaraan. Zij keek naar Rachel en schonk zeer langzaam
-en voorzichtig den inhoud der flesch in den beker. Zij had het vocht
-aan hare lippen. Nog een oogenblik, en zij was buiten bereik van alle
-hulp, al ontwaakte ook de geheele wereld om haar met alle macht bij
-te staan. Maar op dat oogenblik sprong Rachel met een gesmoorden gil
-overeind. Het schepsel worstelde, sloeg naar haar, greep haar bij de
-haren; maar Rachel had den beker.
-
-Stephen ontrukte zich aan zijn stoel.
-
-"Rachel, ben ik wakker of ben ik dezen ganschen akeligen nacht aan
-het droomen?"
-
-"Het is alles wel, Stephen. Ik ben zelf in slaap geweest. Het is
-haast drie ure. Stil, ik hoor de klok."
-
-De wind voerde hun den klank der kerkklok toe. Zij luisterden en het
-sloeg drie. Stephen keek haar aan en zag hoe bleek zij was, lette
-op de wanorde harer haren en de roode sporen van vingers op haar
-voorhoofd, en was nu overtuigd, dat zijn gehoor en gezicht wakker
-waren geweest. Zij had zelfs den beker nu nog in hare hand.
-
-"Ik dacht wel, dat het bij drieën moest wezen," zeide zij, terwijl
-zij met bedaardheid het vocht uit den beker in de kom schonk en het
-linnen daarin doopte. "Ik ben blij dat ik zoolang ben gebleven. Het
-is nu gedaan, als ik er dit heb opgelegd. Daar! En nu is zij weer
-stil. Ik zal het weinigje, dat nog in de kom is, weggieten, want het
-is gevaarlijk goed om te laten staan, al is het nog zoo weinig." En
-zoo sprekende goot zij de kom in de asch ledig en sloeg de flesch op
-het haardijzer aan stukken.
-
-Zij had toen niets meer te doen dan zich met haar omslagdoek te dekken,
-eer zij in den regen en wind naar buiten ging.
-
-"Gij zult mij toch met u mee laten gaan nu het zoo laat is, Rachel?"
-
-"Neen, Stephen. Ik ben in een oogenblik thuis."
-
-"Gij zijt niet bang," zeide hij met eene zachte stem, toen zij de
-kamerdeur uitgingen, "om mij met haar alleen te laten?"
-
-Zij zag hem aan en zeide: "Stephen!"
-
-Hij zonk op zijne knie voor haar neer, op de morsige trap, en bracht
-een tip van haar omslagdoek aan zijne lippen.
-
-"Gij zijt een engel! God zegene u!"
-
-"Ik ben, gelijk ik u gezegd heb, Stephen, uwe arme vriendin. Engelen
-gelijken niet naar mij. Tusschen hen en eene arme vrouw vol gebreken
-is nog eene diepe kloof. Mijn zusje is onder de engelen, maar zij
-is veranderd."
-
-Zij sloeg hare oogen even naar omhoog toen zij dit zeide; en toen
-werden zij, met al hunne vriendelijkheid en zachtmoedigheid, weder
-op hem gevestigd.
-
-"Rachel! gij verandert mij van kwaad in goed. Gij doet mij nederig
-verlangen om meer naar u te gelijken, en vreezen om u te verliezen
-als dit leven voorbij is en die geheele warboel is opgeruimd. Gij zijt
-een engel; het kan wel zijn dat gij mijne levende ziel behouden hebt."
-
-Zij zag hem aan, gelijk hij daar voor haar op zijne knie lag met een
-tip van haar doek in zijne hand, en de woorden van berisping stierven
-op hare lippen, toen zij in zijne trekken zijne ontroering opmerkte.
-
-"Ik kwam wanhopig naar huis. Ik kwam naar huis zonder eenige hoop, en
-dol van de gedachte, dat ik voor een onredelijk onvergenoegd mensch
-werd gehouden, als ik maar een enkel woord klaagde. Ik zeide u, dat
-ik een schrik had gehad. Dat was de flesch met vergif op de tafel. Ik
-heb nog nooit een levend wezen kwaad gedaan; maar toen ik dat zoo kort
-daarop zag, dacht ik: Hoe kan ik zeggen wat ik mij zelven, of haar,
-of ons beiden had kunnen doen?"
-
-Zij legde, met een gezicht vol schrik, hare beide handen op zijn
-mond om hem te beletten iets meer te zeggen. Hij vatte hare handen
-met de hand, die hij vrij had, en terwijl hij nog den rand van haar
-doek vasthield, vervolgde hij haastig:
-
-"Maar ik zag u zoo bij het bed zitten, Rachel. Ik heb u dezen geheelen
-nacht gezien. In mijn onrustigen slaap wist ik toch, dat gij daar nog
-waart. Altijd zal ik u daar zoo zien. Nooit zal ik haar meer zien of
-om haar denken, of gij zult naast haar wezen. Ik zal nooit iets zien
-of om iets denken, dat mij kwaad maakt, of gij, die zooveel beter
-zijt dan ik, zult er naast wezen. En zoo zal ik mijn best doen om te
-wachten naar den tijd, en op dien tijd vertrouwen, wanneer gij en ik
-eindelijk vereenigd zullen zijn ver van hier, aan den overkant van
-die diepe kloof, in het land waar uw zusje nu al is."
-
-Hij kuste nog eens den rand van haar doek en liet haar gaan. Zij
-wenschte hem met eene haperende stem goedennacht en ging de straat op.
-
-De wind waaide met kracht van den kant waar spoedig de dag zou
-aanbreken. De lucht was aan dien kant opgehelderd, en de regenwolken
-hadden zich geledigd of waren verder gedreven. Hij stond blootshoofds
-op straat en zag haar na tot zij verdween. Gelijk de helder blinkende
-sterren bij de duister brandende kaars voor het venster, zoo was
-Rachel, voor de onbeschaafde verbeelding van dien man, bij de gewone
-ervaring van zijn leven.
-
-
-
-
-
-
-
-XIV.
-
-DE GROOTE FABRIKANT.
-
-
-De tijd liep te Coketown voort gelijk eene machine in eene
-fabriek:--zóóveel grondstof verwerkt, zóóveel brandstof verteerd,
-zóóveel kracht versleten en zóóveel geld gewonnen. Doch minder
-onbarmhartig dan ijzer, staal en koper, bracht die tijd ook de
-afwisselende jaargetijden mede, zelfs in die woestenij van rook
-en baksteenen, en hij alleen bestond den kamp tegen de akelige
-eentonigheid, die de stad beheerschte.
-
-"Louisa wordt haast een volwassen meisje," zeide mijnheer Gradgrind.
-
-De tijd, met zijne onberekenbare paardekracht, werkte voort, zonder
-er zich aan te storen wat iemand zeide, en weldra bleek het dat de
-jonge Thomas een voet langer was dan de laatste maal toen zijn vader
-bijzonder op hem had gelet.
-
-"Thomas," zeide mijnheer Gradgrind, "wordt haast een volwassen
-jongmensch."
-
-De tijd werkte aan Thomas voort, terwijl zijn vader er over dacht,
-en daar stond hij, met zijn rok met lange panden en stijve boordjes.
-
-"Waarlijk," zeide mijnheer Gradgrind, "het is tijd geworden dat Thomas
-naar Bounderby behoort te gaan."
-
-De tijd bleef met Thomas bezig, schoof hem voort in Bounderby's
-kantoor, maakte hem een bewoner van Bounderby's huis, noodzaakte hem
-tot het koopen van zijn eerste scheermes en oefende hem vlijtig in
-zijne berekeningen betrekkelijk nommer een.
-
-Dezelfde groote fabrikant, altijd met eene ontzaglijke verscheidenheid
-van werk onderhanden, bleef ook met Sissy bezig en maakte haar waarlijk
-tot een heel aardig dingetje.
-
-"Ik vrees, Jupe," zeide mijnheer Gradgrind, "dat het nutteloos zou
-zijn u langer te laten schoolgaan."
-
-"Dat vrees ik ook, mijnheer," antwoordde Sissy, voor hem nijgende.
-
-"Ik kan het u niet ontveinzen, Jupe," hervatte mijnheer Gradgrind,
-zijn voorhoofd fronsende, "dat de uitslag van uw proeftijd op school
-mij teleurgesteld heeft--mij grootelijks teleurgesteld heeft. Gij
-hebt onder mijnheer en mevrouw Choakumchild lang niet zoovele
-nuttige kundigheden verkregen als ik verwacht had. Gij zijt nog zeer
-achterlijk in de kennis van feiten, en uwe wetenschap van cijfers is
-zeer beperkt. Gij zijt over het geheel zeer achterlijk en staat lang
-niet met anderen gelijk."
-
-"Het spijt mij zeer, mijnheer," antwoordde zij; "maar ik weet wel, dat
-het de waarheid is. En toch heb ik mij veel moeite gegeven, mijnheer."
-
-"Ja," zeide mijnheer Gradgrind, "ja, ik geloof wel dat gij u veel
-moeite hebt gegeven. Ik heb op u gelet en ik kan in dat opzicht niet
-over u klagen."
-
-"Ik dank u wel, mijnheer. Maar ik heb wel eens gedacht" (Sissy sprak
-nu zeer schroomvallig) "dat ik misschien al te veel poogde te leeren,
-en dat, als ik vergunning had gevraagd om het met wat minder te
-beproeven, ik misschien..."
-
-"Neen, Jupe, neen," zeide mijnheer Gradgrind, op zijne diepzinnigste
-en stelligste manier zijn hoofd schuddende. "Neen. De cursus, dien gij
-hebt gevolgd, was naar het systeem ingericht--naar het systeem--en
-daarop is dus niets te zeggen. Ik kan alleen onderstellen, dat de
-vroegere omstandigheden van uw leven al te ongunstig waren voor de
-ontwikkeling uwer redelijke vermogens, en dat wij te laat begonnen
-zijn. Maar toch, gelijk ik reeds gezegd heb, ik ben teleurgesteld."
-
-"Ik wenschte, dat ik meer erkentelijkheid had kunnen bewijzen,
-mijnheer, voor uwe goedheid voor een arm, ongelukkig, meisje, dat
-geene aanspraak op uwe bescherming had."
-
-"Schrei maar niet," zeide mijnheer Gradgrind. "Schrei maar niet. Ik
-klaag niet over u. Gij zijt een goed, ijverig en hartelijk meisje,
-en--en daarmede moeten wij maar tevreden zijn."
-
-"Ik dank u wel, mijnheer, dat ge dit zegt," zeide Sissy met werkelijke
-dankbaarheid en ootmoedig voor hem nijgende.
-
-"Gij zijt nuttig bij mevrouw Gradgrind, en gij zijt ook (zoo in het
-algemeen) aan de familie van dienst; zoo hoor ik van Miss Louisa, en
-ik heb het ook zelf opgemerkt. Ik hoop dus," ging mijnheer Gradgrind
-voort, "dat gij u in deze betrekkingen kunt tevreden stellen en
-vergenoegd zijn."
-
-"Ik zou niets meer te wenschen hebben, mijnheer, als..."
-
-"Ik begrijp u," zeide mijnheer Gradgrind, "gij doelt weer op uw
-vader. Ik heb van Miss Louisa gehoord, dat gij nog altijd dat fleschje
-bewaart. Nu, als uwe opleiding in de redeneerkunde beter geslaagd was,
-zoudt gij in dit opzicht wijzer zijn geweest. Ik wil er niets meer
-van zeggen."
-
-Hij hield inderdaad te veel van Sissy om verachting voor haar te
-koesteren; anders hield hij haar redeneervermogen voor zoo uiterst
-gering, dat hij tot die gevolgtrekking had moeten geraken. Hij was,
-hoe dan ook, op het denkbeeld gekomen, dat dit meisje iets in zich had,
-dat moeielijk in eene tabel gebracht kon worden. Hare vatbaarheid
-voor definitiën kon men gemakkelijk als zeer gering opgeven; hare
-mathematische kundigheden als nul; en toch twijfelde hij er aan, of
-hij, indien hij haar bij voorbeeld in de kolommen eener statistieke
-opgaaf had moeten becijferen, wel recht zou geweten hebben, onder
-welke hoofden hij haar moest verdeelen.
-
-Op sommige trappen van zijn fabriekarbeid met den mensch werkt de tijd
-zeer snel voort; en daar de jonge Thomas en Sissy zich juist op zulk
-een trap bevonden, werden deze snelle veranderingen in een jaar of twee
-bij hen tot stand gebracht, terwijl mijnheer Gradgrind zelf op zijne
-baan scheen te blijven stilstaan en geene verandering onderging--ééne
-uitgezonderd, die echter met zijne overige noodzakelijke bewerking
-in de fabriek des tijds in geen verband stond. De tijd stopte hem in
-eene kleine, veel gerucht makende en tamelijk smerige machine, die
-in een hoek achteraf stond, en maakte hem tot lid van het Parlement
-voor Coketown: tot een der hooggeachte vertegenwoordigers van maten,
-gewichten en cijfers, een dier honourable gentlemen, die voor alle
-andere dingen doof, stom, blind, lam en dood zijn. Waarvoor leven
-wij ook anders in een Christelijk land, achttienhonderd en ettelijke
-jaren na onzen Meester?
-
-Al dien tijd was Louisa blijven voortleven zoo stil en afgetrokken,
-zoo gewend om in de schemering naar de gloeiende vonken te turen, die
-door den haardrooster vielen en in de asch wegstierven, dat zij van
-den dag af, toen haar vader had gezegd, dat zij haast een volwassen
-meisje werd--en dit scheen pas gisteren te zijn geweest--nauwelijks
-zijne aandacht wederom getrokken had, tot hij bevond dat zij geheel
-een volwassen meisje was geworden.
-
-"Geheel een volwassen meisje," zeide mijnheer Gradgrind
-peinzende. "Wel, wel!"
-
-Kort na deze ontdekking werd hij eenige dagen lang meer nadenkend dan
-gewoonlijk, en scheen hij zich geheel in één onderwerp te verdiepen. Op
-zekeren avond toen hij uitging en Louisa vóór zijn vertrek goedennacht
-kwam zeggen--daar hij eerst laat zou thuis komen en zij hem niet voor
-den volgenden ochtend zou terugzien--sloot hij haar in zijne armen,
-zag haar op zijne vriendelijkste manier aan, en zeide:
-
-"Mijne lieve Louisa, gij zijt nu eene volwassene vrouw."
-
-Zij antwoordde met den scherpen, uitvorschenden blik van dien avond,
-toen zij bij het paardenspel werd betrapt. Daarna sloeg zij hare
-oogen neer en zeide: "Ja, vader."
-
-"Kindlief," hervatte mijnheer Gradgrind, "ik moet eens alleen en
-ernstig met u spreken. Kom morgenochtend na het ontbijt in mijne
-kamer. Zult gij?"
-
-"Ja, vader."
-
-"Uwe handen zijn eenigszins koud, Louisa. Zijt gij niet wel?"
-
-"Heel wel, vader."
-
-"En vroolijk?"
-
-Zij zag hem weder aan en glimlachte op hare eigenaardige manier. "Ik
-ben zoo vroolijk, vader, als ik gewoonlijk ben, of gewoonlijk ben
-geweest."
-
-"Dat is goed," zeide mijnheer Gradgrind.
-
-Zoo gaf hij haar een kus en ging heen, en Louisa keerde terug naar het
-vroolijke vertrek, dat zoo naar de kamer van een haarsnijder geleek,
-liet haar elleboog in hare hand rusten en tuurde weder naar de vonken,
-die zoo kort leefden en zoo spoedig tot asch werden.
-
-"Zijt gij daar, Louisa?" zeide haar broeder, zijn hoofd binnen de
-deur stekende. Hij was nu een echte lichtmis geworden en niet zeer
-innemend van voorkomen en manieren.
-
-"Beste Tom!" antwoordde zij, terwijl zij opstond en hem
-omhelsde. "Hoelang is het geleden, dat ge mij niet eens hebt
-opgezocht?"
-
-"Och, 's avonds heb ik andere dingen te doen, en over dag houdt oude
-Bounderby mij tamelijk vast. Maar ik maak hem bang met u, als hij te
-lastig wordt, en zoo blijven wij op een goeden voet. Zeg eens! Heeft
-vader u vandaag of gisteren iets bijzonders gezegd, Louisa?"
-
-"Neen, Tom. Maar van avond heeft hij mij gezegd, dat hij dat
-morgenochtend wilde doen."
-
-"Juist! Dat is het wat ik meen," zeide Tom. "Weet gij wel waar hij
-van avond heen is?" En daarbij zette hij een zeer slim gezicht.
-
-"Neen!"
-
-"Dan zal ik het u zeggen. Hij is naar ouden Bounderby. Zij hebben
-eene ernstige onderhandeling aan het kantoor. En waarom aan het
-kantoor zoudt ge denken? Wel, dat kan ik u ook zeggen. Om de ooren
-van mevrouw Sparsit op een goeden afstand te houden, geloof ik."
-
-Met hare hand op haar broeders schouder bleef Louisa in het vuur staan
-turen. Haar broeder zag haar met meer belangstelling dan gewoonlijk
-in de oogen, sloeg zijn arm om haar middel en trok haar liefkoozend
-naar zich toe.
-
-"Gij houdt veel van mij, niet waar, Louisa?"
-
-"Dat doe ik waarlijk, Tom, hoewel gij zulk een langen tijd laat
-verloopen, zonder mij eens te komen zien."
-
-"Wel, zusje," hervatte Tom, "als gij dat zegt, zijt ge niet ver van
-mijne gedachten. Wij zouden veel meer bij elkander kunnen wezen,
-niet waar? Het zou mij veel goed doen, als gij besluiten kondt tot
-iets dat ik weet, Louisa. Het zou een heerlijk ding voor mij zijn. Het
-zou allerpleizierigst voor mij wezen."
-
-Haar peinzenden blik verijdelde zijne listige nasporing. Hij kon uit
-haar gezicht niets opmaken. Hij drukte haar in zijn arm en gaf haar
-een kus op de wang. Zij beantwoordde den kus, maar bleef nog naar
-het vuur staren.
-
-"Zeg eens, Louisa. Ik dacht dat ik eens moest aankomen en u even
-een wenk geven van wat er omgaat; hoewel ik dacht, dat gij het wel
-raden zoudt, al wist gij het niet zeker. Ik kan niet blijven, omdat
-ik van avond afspraak heb met eenige vrienden. Gij zult niet vergeten
-hoeveel gij van mij houdt?"
-
-"Neen, lieve Tom, dat zal ik niet vergeten."
-
-"Gij zijt een best meisje," zeide Tom. "Goedennacht, Louisa."
-
-Zij wenschte hem hartelijk een goedennacht en ging met hem naar de
-deur, waar men de fornuizen van Coketown kon zien, die den hemel in
-de verte met een rooden gloed kleurden. Zij bleef daar staan, strak
-naar dat licht starende en naar zijne voetstappen luisterende. Zij
-verwijderden zich snel, alsof hij blijde was dat hij Stone Lodge
-achter den rug had; en zij bleef nog daar staan toen zij niets meer
-hoorde. Het scheen alsof zij, eerst in het vuur in haar eigen huis, en
-toen in den vurigen nevel in de verte, poogde te ontdekken, welk soort
-van webbe de oude Tijd, de grootste en langst gevestigde fabrikant van
-allen wel weven zou van de draden, die hij reeds tot eene volwassene
-vrouw gesponnen had. Maar zijne fabriek is eene geheime plaats,
-zijn werk maakt geen gerucht en zijne arbeiders zijn stom.
-
-
-
-
-
-
-
-XV.
-
-VADER EN DOCHTER.
-
-
-Hoewel mijnheer Gradgrind niet naar Blauwbaard aardde, had men zijne
-kamer toch wel de blauwe kamer mogen noemen, zulk eene menigte van
-blauwe boeken (de welbekende Parlements-rapporten met hunne blauwe
-omslagen) lag daar altijd voor de hand. Wat deze blauwe boeken maar
-konden bewijzen (en gewoonlijk is dit al wat men maar wil), bewezen zij
-daar in een leger, dat gedurig door de aankomst van nieuwe recruten
-werd versterkt. In dat betooverde vertrek werden de ingewikkeldste
-maatschappelijke quaestiën becijferd, tot juiste totale sommen gebracht
-en voorgoed afgedaan--als zij, die er in betrokken waren, het maar
-hadden willen gelooven. Alsof men een sterrenkundig observatorium
-zonder vensters had gemaakt, en de sterrenkundige daarbinnen het
-sterrenheelal enkel met pen, papier en inkt naar zijn zin in orde
-had gebracht, zoo behoefde mijnheer Gradgrind in zijn observatorium
-(en er zijn vele dergelijke) geen oog te werpen op de door elkander
-wemelende millioenen van menschelijke wezens om hem heen, maar kon
-al hunne aangelegenheden op een lei uitcijferen en al hunne tranen
-met een vochtig stukje spons wegvegen.
-
-Naar dit observatorium dus--een sombere kamer, met eene doodelijke
-statistieke klok er in, die elke seconde aftelde met een tik,
-alsof men op het deksel eener doodkist klopte--begaf zich Louisa op
-den bepaalden ochtend. Het venster zag naar Coketown uit; en toen
-zij zich aan de tafel van haar vader neerzette, zag zij de hooge
-schoorsteenen en de lange rookwimpels, die in de benevelde lucht
-zwaarmoedig voortkronkelden.
-
-"Lieve Louisa," zeide haar vader, "ik heb er u gisteren op voorbereid
-om mij uwe ernstige aandacht te verleenen onder het gesprek, dat wij nu
-met elkander zullen houden. Gij zijt zoo wel onderwezen, en gij doet,
-tot mijn genoegen, zooveel eer aan de opvoeding, die gij ontvangen
-hebt, dat ik het volste vertrouwen stel in uw gezond verstand. Gij
-zijt niet hartstochtelijk, gij zijt niet romanesk; gij zijt gewend om
-alles uit het onpartijdig en onbevooroordeeld oogpunt van redeneering
-te beschouwen. Uit dat oogpunt alleen, weet ik wel, dat gij datgene,
-wat ik u nu ga mededeelen, zult beschouwen en overwegen."
-
-Hij wachtte alsof hij gaarne had gewild dat zij iets zeide; maar zij
-sprak geen woord.
-
-"Louisa, kindlief, gij zijt het onderwerp van een huwelijksvoorstel,
-dat mij gedaan is."
-
-Wederom wachtte hij, en wederom antwoordde zij geen enkel
-woord. Dit verraste hem zoozeer, dat hij zachtjes herhaalde: "Een
-huwelijksvoorstel, kindlief." Waarop zij, zonder eenige zichtbare
-aandoening hoegenaamd, antwoordde:
-
-"Ik hoor u wel, vader. Ik luister met aandacht, dat verzeker ik u."
-
-"Wel!" zeide mijnheer Gradgrind, tot een glimlach overgaande,
-nadat hij een oogenblik verlegen had gestaan, "gij zijt nog minder
-hartstochtelijk dan ik verwacht had, Louisa. Of misschien zijt gij
-niet onvoorbereid op het bericht, dat ik belast ben u te geven?"
-
-"Dat kan ik niet zeggen, vader, eer ik het hoor. Voorbereid of niet,
-ik wensch het alles van u te hooren. Ik wensch het u te hooren
-uiteenzetten, vader."
-
-Hoe vreemd het luidde, mijnheer Gradgrind was op dit oogenblik niet zoo
-bedaard als zijne dochter. Hij nam een papiermes in de hand, draaide
-het om en om, legde het neer, nam het weer op, en moest het toen nog
-een poos bekijken, terwijl hij zich bedacht hoe hij zou voortgaan.
-
-"Wat gij zegt, Louisa, is volkomen redelijk en billijk. Ik heb op
-mij genomen u te doen weten, dat--dat mijnheer Bounderby mij kennis
-heeft gegeven, dat hij uwe ontwikkeling langen tijd met bijzondere
-belangstelling en genoegen heeft gadegeslagen, en lang gehoopt heeft,
-dat eindelijk de tijd zou komen, wanneer hij u zijne hand ten huwelijk
-zou kunnen aanbieden. Die tijd, dien hij zoolang, en voorzeker met
-groote standvastigheid, heeft afgewacht, is nu gekomen. Mijnheer
-Bounderby heeft mij zijn huwelijksvoorstel gedaan, en hij heeft
-mij verzocht het u mede te deelen en zijne hoop te kennen te geven,
-dat gij het in gunstige overweging zult nemen."
-
-Beiden zwegen--het tikken der doodelijk-statistieke klok klonk luid
-en hol--de rook in de verte dwarrelde woest en zwart.
-
-"Vader," zeide Louisa, "denkt gij, dat ik mijnheer Bounderby liefheb?"
-
-Mijnheer Gradgrind werd door deze onverwachte vraag zeer uit het
-veld geslagen.
-
-"Wel, mijn kind," antwoordde hij, "dat zou ik--waarlijk niet durven
-zeggen."
-
-"Vader," hervatte Louisa, met juist dezelfde stem als te voren,
-"eischt ge van mij, dat ik mijnheer Bounderby zal liefhebben?"
-
-"Neen, lieve Louisa, neen, ik eisch niets."
-
-"Vader," hernam zij weder, "eischt mijnheer Bounderby, dat ik hem
-zal liefhebben?"
-
-"Inderdaad, melieve," antwoordde mijnheer Gradgrind, "het is moeielijk
-die vraag te beantwoorden..."
-
-"Moeielijk om er ja of neen op te antwoorden, vader?"
-
-"Zeker, melieve, omdat" (hier was iets te demonstreeren en dit hielp
-hem weder op weg) "omdat het antwoord geheel afhangt, Louisa, van den
-zin waarin men die uitdrukking gebruikt. Nu doet mijnheer Bounderby u
-zooveel onrecht niet aan, en ook zich zelven niet, om iets romanesks
-of hersenschimmigs, of (ik gebruik die woorden als synoniemen)
-of sentimenteels van u te verlangen. Mijnheer Bounderby zou u met
-zeer weinig nut onder zijne oogen hebben zien opgroeien, indien hij
-zoo ver kon vergeten wat hij aan u, om niet te zeggen aan zijn eigen
-gezond verstand, verschuldigd is, om u op zulk een voet aan zich te
-willen verbinden. Derhalve zal misschien de uitdrukking zelve--ik
-geef u dit maar in bedenking, lieve--een weinig misplaatst wezen."
-
-"Welk woord zoudt ge mij raden, in plaats daarvan te gebruiken, vader?"
-
-"Wel, mijn lieve Louisa," zeide mijnheer Gradgrind, die zich nu
-geheel hersteld had, "daar ge mij dit vraagt, zou ik u raden om dit
-onderwerp eenvoudig in het licht van een tastbaar feit te beschouwen,
-gelijk ik u alle andere dingen heb leeren beschouwen. Onkundige en
-ijlhoofdige jongelieden mogen zulke onderwerpen met onwezenlijke
-hersenschimmen en andere ongerijmdheden, die geen werkelijk bestaan
-hebben, verdonkeren, maar het is geen compliment u te zeggen, dat gij
-beter weet. Wat zijn nu de feiten in dit geval? Gij zijt, wij zullen
-maar een rond getal nemen, twintig jaren oud; mijnheer Bounderby,
-wij nemen wederom maar een rond getal, is vijftig. Er bestaat eenige
-ongelijkheid in uwe jaren, maar in uwe positie en middelen bestaat
-deze ongelijkheid niet; integendeel, daarin past alles zeer wel bij
-elkander. Dan komt de vraag: Is zulk eene ongelijkheid genoegzaam, om
-een beletsel voor zulk een huwelijk uit te maken? Bij het beschouwen
-dezer vraag is het niet ongewichtig, de statistiek van het huwelijk,
-gelijk men die in Engeland en Wallis heeft opgemaakt, in overweging te
-nemen. Ik vind, wanneer ik de cijfers naga, dat een groot getal dezer
-huwelijken wordt aangegaan tusschen personen van zeer ongelijke jaren
-en dat bij meer dan drie vierden dezer voorbeelden de oudste der twee
-contracteerende partijen de bruidegom is. Het is opmerkelijk--daar het
-de uitgebreide heerschappij van dezen regel aantoont--dat de beste
-middelen van berekening, die ons nog door reizigers zijn geleverd,
-ook onder de inboorlingen der Engelsche bezittingen in Indië, in een
-aanzienlijk gedeelte van China, en bij de Kalmukken in Tartarije,
-dergelijke uitkomsten geven. De ongelijkheid, die ik vermeld heb,
-houdt dus bijna op eene onmogelijkheid te zijn, is om zoo te zeggen
-als verdwenen.
-
-"Wat raadt gij dan, vader," zeide Louisa, zonder dat hare strakke
-bedaardheid in het minst door die streelende uitkomsten werd geschokt,
-"dat ik in de plaats zal stellen voor de woorden, die ik zoo even
-heb gebruikt--voor die misplaatste uitdrukking?"
-
-"Louisa," antwoordde haar vader, "het komt mij voor, dat niets
-duidelijker kan wezen. Als gij u stiptelijk bij de feiten bepaalt,
-is het feitelijke, dat gij u zelve afvraagt, dit: Vraagt mijnheer
-Bounderby mij om hem te trouwen? Ja, dat doet bij. De eenige
-overblijvende vraag is dan: Zal ik hem trouwen? Mij dunkt, dat niets
-duidelijker kan zijn dan dit."
-
-"Zal ik hem trouwen?" herhaalde Louisa met groote bedaardheid.
-
-"Juist. En het is eene gerustheid voor mij, als uw vader, mijne lieve
-Louisa, te weten, dat gij die vraag niet in overweging gaat nemen
-met die dwaze aanwensels van denk- en levenswijze, die vele jonge
-vrouwen eigen zijn."
-
-"Neen, vader," antwoordde zij, "dat doe ik niet."
-
-"Ik laat u nu voor u zelve oordeelen," hervatte mijnheer Gradgrind. "Ik
-heb de zaak voorgesteld, gelijk zulke zaken gewoonlijk tusschen
-practische menschen voorgesteld worden; ik heb ze voorgesteld, gelijk
-de zaak tusschen uwe moeder en mij indertijd voorgesteld werd. Het
-overige, mijne lieve Louisa, staat aan u te beslissen."
-
-Van het begin af had zij hem strak zitten aanzien. Terwijl hij nu in
-zijn stoel achterover leunde en op zijne beurt zijne diepliggende
-oogen op haar vestigde, had hij misschien een weifelend oogenblik
-bij haar kunnen waarnemen, waarin zij eene aandrift gevoelde om zich
-aan zijne borst te werpen en het opgekropte vertrouwen van haar hart
-voor hem uit te storten. Maar om dit te zien, had hij zich met een
-sprong over de kunstmatige scheidsmuren moeten heenzetten, welke
-hij sedert vele jaren tusschen zich zelven en de fijne roerselen
-van het menschelijk gemoed, die alle rekenkunst teleurstellen, had
-opgericht. De scheidsmuren waren te veel en te hoog voor zulk een
-sprong. Hij zag het niet. Met zijn strak rekenaarsgezicht verhardde
-hij haar weder; en het oogenblik snelde voorbij en stortte in de
-peillooze diepte van het verledene, om zich te vermengen met al de
-verlorene gelegenheden, die daar verdronken liggen.
-
-Hare oogen van hem afwendende, zat zij zoo lang in stilte naar de stad
-te turen, dat hij eindelijk zeide: "Raadpleegt gij de schoorsteenen
-van de fabrieken te Coketown, Louisa?"
-
-"Daar schijnt niets te wezen dan trage, eentonige rook. En toch,
-wanneer de nacht komt, barst het vuur uit, vader," antwoordde zij,
-zich snel naar hem omkeerende.
-
-"Dat weet ik waarlijk wel, Louisa. Ik zie het toepasselijke van die
-aanmerking niet." Om hem recht te doen, hij deed het waarlijk niet.
-
-Zij wuifde even met hare hand, alsof zij daarmede van de zaak wilde
-afstappen, en wederom hare aandacht op hem vestigende, zeide zij:
-
-"Vader, ik heb dikwijls gedacht, dat het leven zeer kort is."
-
-Dit punt was zoo bepaald een der onderwerpen zijner studie, dat hij
-er dadelijk op inviel:
-
-"Het is kort zonder twijfel, melieve. Maar toch is het bewezen,
-dat de duur van het menschelijk leven over het algemeen in de
-laatste jaren verlengd is. De berekeningen van verschillende
-levensverzekerings-maatschappijen en kantoren van lijfrenten, onder
-andere cijfers, die niet kunnen missen, hebben dat feit bevestigd."
-
-"Ik spreek van mijn eigen leven, vader."
-
-"Ei zoo?" zeide mijnheer Gradgrind. "Maar ik zal u toch niet behoeven
-te zeggen, Louisa, dat dit beheerscht wordt door dezelfde wetten,
-die het leven in het algemeen beheerschen."
-
-"Zoolang het duurt, zou ik wenschen dat weinige te doen wat ik kan
-en waartoe ik geschikt ben. Wat maakt het uit?"
-
-Mijnheer Gradgrind scheen niet wel te weten hoe hij de vier laatste
-woorden moest verstaan, en antwoordde: "Hoe uitmaken? Wat uitmaken,
-kindlief?"
-
-"Mijnheer Bounderby," vervolgde zij op hare strakke, stroeve manier,
-zonder hierop te letten, "vraagt mij ten huwelijk. De vraag, die ik
-mij zelve te doen heb, is: Zal ik hem trouwen? Zoo is het, vader,
-niet waar? Gij hebt mij zoo gezegd, vader, hebt ge niet?"
-
-"Zekerlijk, kindlief."
-
-"Laat het dan zoo zijn. Daar het mijnheer Bounderby behaagt mij te
-nemen, ben ik genegen om zijn voorslag te aanvaarden. Zeg hem, vader,
-zoo spoedig als het u belieft, dat dit mijn antwoord was. Breng het
-hem woord voor woord over, als ge kunt, want ik had gaarne dat hij
-wist wat ik zeide."
-
-"Het is zeer goed, kindlief," antwoordde haar vader weltevreden,
-"zeer goed om nauwkeurig te zijn. Ik zal uw zeer gepast verzoek in
-acht nemen. Hebt gij eenig verlangen, mijn kind, wat den tijd van
-het huwelijk betreft?"
-
-"Neen, vader. Wat maakt dat uit!"
-
-Mijnheer Gradgrind had zijn stoel een weinig naderbij geschoven en
-haar bij de hand gevat; maar de herhaling dezer woorden scheen hem
-wanluidend in het oor te klinken. Hij zag haar met bevreemding aan,
-en haar nog steeds bij de hand houdende, zeide hij:
-
-"Louisa, ik heb het niet van belang geacht u ééne vraag te doen, omdat
-de mogelijkheid, die zij vooronderstelde, mij al te ver verwijderd
-voorkwam. Maar misschien behoor ik haar toch te doen. Hebt gij ooit
-in het geheim eenig ander voorstel aangenomen?"
-
-"Vader," antwoordde zij, bijna met verachting, "welk ander voorstel
-kon mij gedaan zijn? Wie heb ik gezien? Waar ben ik geweest? Welke
-ervaring heeft mijn hart gehad?"
-
-"Mijne lieve Louisa," hervatte mijnheer Gradgrind gerustgesteld en
-tevreden, "gij hebt gelijk, dat ge mij zoo terecht wijst. Ik wenschte
-alleen aan mijn plicht te voldoen."
-
-"Wat weet ik, vader," zeide Louisa op haar bedaarden toon, "van
-smaak en verbeelding, van verlangens en neigingen, van eene plaats
-in mijn gemoed, waar zulke beuzelachtige dingen konden aangekweekt
-zijn? Wanneer ben ik ooit vrij geweest van problema's, die men
-demonstreeren, en werkelijkheden, die men tasten kan?" Terwijl zij
-dit zeide, sloot zij onwillekeurig hare hand, alsof zij een tastbaar
-voorwerp greep, en opende ze weder langzaam, alsof zij er stof en
-asch uit liet vallen.
-
-"Zeer waar, kindlief, zeer waar," zeide haar uitnemend practische
-vader.
-
-"Wel, vader," vervolgde zij, "welk eene zonderlinge vraag dan om
-mij te doen! Zelfs de kinderlijke voorkeur, die ik gehoord heb dat
-bij kinderen gewoon is, heeft nooit hare onschuldige rustplaats in
-mijne borst gehad. Gij hebt zoo goed op mij gepast, dat ik nooit een
-kinderhart gehad heb. Gij hebt mij zoo goed onder tucht gehouden,
-dat ik nooit een kinderdroom heb gedroomd. Gij hebt zoo verstandig
-voor mij gezorgd, vader, dat ik, van mijne wieg af tot op dit uur,
-nooit kinderlijk geloof of kinderlijke vrees heb gekend."
-
-Mijnheer Gradgrind was opgetogen en aangedaan over den gelukkigen
-uitslag van zijn opvoedingsstelsel en deze getuigenis daarvan.
-
-"Mijne lieve Louisa," zeide hij, "gij beloont mij rijkelijk voor al
-mijne zorg. Geef mij een kus, meisjelief."
-
-Zijne dochter gaf hem een kus. En haar in zijne armen houdende,
-vervolgde hij:
-
-"Ik mag u nu verzekeren, mijn geliefkoosd kind, dat het verstandige
-besluit, waartoe gij gekomen zijt, mij gelukkig maakt. Mijnheer
-Bounderby is een uitstekend man: en welke kleine ongelijkheid men
-ook tusschen u kan vinden--indien er eenige bestaat--zij wordt meer
-dan opgewogen door de stemming, die uw gemoed heeft verkregen. Het
-is altijd mijn doel geweest u zoo op te voeden, dat gij, terwijl
-gij nog in uwe prille jeugd waart (als ik mij zoo mag uitdrukken)
-bijna stokoud zoudt wezen. Geef mij nog een kus, Louisa. En laten
-wij nu uwe moeder gaan opzoeken."
-
-Zij gingen naar het salon, waar de achtenswaardige dame, die van
-geene malligheid wist, volgens gewoonte op eene sofa lag, terwijl
-Sissy bij haar zat te werken. Toen zij binnenkwamen, gaf zij eenige
-flauwe teekenen van herleving, en weldra kwam het schemerachtige
-damesportret overeind.
-
-"Mevrouw Gradgrind," zeide haar echtgenoot, die met eenig ongeduld
-naar het volbrengen van dit kunststuk had gewacht, "laat ik u mevrouw
-Bounderby mogen presenteeren."
-
-"Zoo!" zeide mevrouw Gradgrind; "dus hebt gij het in orde gebracht? Nu,
-Louisa, ik hoop, dat gij eene goede gezondheid moogt houden; want als
-uw hoofd begint te splijten zoodra gij getrouwd zijt, gelijk met het
-mijne gebeurd is, kan ik u niet benijdenswaardig vinden, hoewel gij
-dat nu zeker doet, evenals alle meisjes. Evenwel, ik feliciteer u,
-kindlief,--en ik hoop, dat gij nu nut zult hebben van al uwe ologische
-studiën, dat doe ik. Ik moet u een felicitatie-kus geven, Louisa;
-maar raak mijn rechterschouder niet aan, want het is mij al den
-geheelen dag alsof er ik weet niet wat langs loopt. En nu, ziet ge,"
-vervolgde zij op een jammerenden toon, terwijl zij na den afloop
-der aandoenlijke plechtigheid hare shawls weder terecht schikte,
-"zal ik mij zelve nacht en dag, ochtend en avond moeten martelen,
-om te weten hoe ik hem zal moeten noemen!"
-
-"Mevrouw Gradgrind," zeide haar echtgenoot op plechtigen toon,
-"wat meent gij?"
-
-"Hoe ik hem zal moeten noemen, mijnheer Gradgrind, als hij met
-Louisa getrouwd is. Ik moet hem toch iets noemen. Het is onmogelijk,"
-vervolgde mevrouw Gradgrind, met eene mengeling van beleefdheid en
-wreveligheid, "hem gedurig aan te spreken en hem nooit een naam
-te geven. Ik kan hem geen Josiah noemen, want die naam is mij
-onuitstaanbaar. Gij zoudt niet van Joe willen hooren, dat weet ge
-zelf wel. Zal ik mijn eigen schoonzoon dan mijnheer moeten noemen? Ik
-geloof van neen, of de tijd moet gekomen zijn, dat ik als eene arme
-zieke door mijne betrekkingen vertrapt moet worden. Hoe zal ik hem
-dan moeten noemen?"
-
-Daar geen der aanwezigen in deze buitengewone verlegenheid eenigen
-raad had aan te bieden, liet mevrouw Gradgrind zich voorshands weder
-in hare levenloosheid verzinken, nadat zij bij het reeds gezegde nog
-het volgende codicil had gevoegd:
-
-"Wat de bruiloft betreft, Louisa, is al wat ik vraag--en dat vraag
-ik met eene hartklopping, die ik tot in mijne teenen voel--dat zij
-spoedig mag plaats hebben. Anders weet ik wel, dat zij weder een van
-die dingen zal zijn, waarvan ik nooit het einde zal hooren."
-
-Toen mijnheer Gradgrind zijne dochter als mevrouw Bounderby
-presenteerde, hief Sissy eensklaps haar hoofd op en zag Louisa met
-eene mengeling van aandoeningen aan--verwondering, medelijden, spijt
-en twijfel. Louisa had dit opgemerkt zonder haar aan te zien. Van
-dit oogenblik af was zij stug, koud en trotsch--hield zij Sissy op
-een afstand--en was voor deze geheel veranderd.
-
-
-
-
-
-
-
-XVI.
-
-MAN EN VROUW.
-
-
-De eerste ongerustheid, die mijnheer Bounderby kwelde, nadat hij zijn
-geluk had vernomen, was de noodzakelijkheid om dit geluk aan mevrouw
-Sparsit mede te deelen. Hij kon het met zich zelven niet eens worden
-hoe hij dit zou doen en welke gevolgen die stap zou kunnen hebben. Of
-zij oogenblikkelijk met pak en zak zou opbreken en naar Lady Scadgers
-gaan, of dat zij hardnekkig weigeren zou het huis te verlaten; of zij
-zou jammeren en schelden, schreien of uitvaren; of het haar het hart
-zou breken, dan of zij den spiegel zou stuk slaan; mijnheer Bounderby
-was niet in staat om er iets van te berekenen. Evenwel, daar het
-moest gedaan worden, bleef hem geene andere keus dan het maar te doen:
-en nadat hij verscheidene malen had beproefd een brief te schrijven
-en dit hem telkens mislukt was, besloot hij het mondeling te wagen.
-
-Onderweg naar huis, op den avond die tot dat gewichtig doel was
-uitgekozen, nam hij de voorzorg van bij een apotheker aan te gaan en
-een fleschje allersterkste spiritus te koopen. "Waarachtig," dacht
-mijnheer Bounderby, "als zij aan het flauwvallen verkiest te gaan,
-zal ik haar toch het vel van den neus branden." Doch, niettegenstaande
-hij zich aldus had gewapend, trad hij met eene alles behalve moedige
-houding zijn huis binnen, en verscheen voor het voorwerp van zijn
-vreesachtig wantrouwen met het voorkomen van een hond, die bewust is
-dat hij zoo pas uit de etenskast komt.
-
-"Goedenavond, mijnheer Bounderby."
-
-"Goedenavond, juffrouw, goedenavond."
-
-Hij schoof zijn stoel bij, en mevrouw Sparsit schoof den haren
-achteruit, als wilde zij zeggen: "Het is uw haard, mijnheer. Dat
-geef ik gewillig toe. Gij kunt hem geheel in beslag nemen, als het
-u zoo belieft."
-
-"Verhuis maar niet naar de noordpool, juffrouw," zeide mijnheer
-Bounderby.
-
-"Wel verplicht, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit en schoof weder
-bij, hoewel niet zoo dicht als te voren.
-
-Mijnheer Bounderby bleef naar haar zitten kijken, terwijl zij met de
-punt eener scherpe, spitse schaar gaatjes in een lap kamerdoek stak,
-die op eene of andere onverklaarbare manier tot sieraad moest dienen;
-een werk, dat met de donkere oogen en den arendsneus in verband
-gebracht, aan een havik deed denken, die een klein vogeltje de oogen
-uitpikte. Zij vestigde zoozeer hare aandacht op deze bezigheid, dat
-er vele minuten verliepen eer zij van haar werk opkeek; toen zij dit
-eindelijk deed, verzocht mijnheer Bounderby, met eene zenuwachtige
-beweging van zijn hoofd, om hare opmerkzaamheid.
-
-"Mevrouw Sparsit," zeide mijnheer Bounderby, zijne handen in zijne
-zakken stekende, en zich met zijne rechterhand verzekerende of de kurk
-van het fleschje gemakkelijk losging. "Ik behoef u niet te zeggen,
-dat gij niet alleen eene geborene dame, maar ook eene drommels
-verstandige vrouw zijt."
-
-"Mijnheer," antwoordde de dame, "het is waarlijk de eerste maal niet,
-dat ge mij met dergelijke uitdrukkingen van uwe goede meening hebt
-vereerd."
-
-"Mevrouw Sparsit," hervatte mijnheer Bounderby. "Ik zal u eens doen
-verbazen."
-
-"Zoo, mijnheer?" antwoordde mevrouw Sparsit vragenderwijs en op den
-bedaardst mogelijken toon. Zij droeg gewoonlijk mofjes, en legde nu
-haar werk neer en streek die mofjes glad.
-
-"Juffrouw," vervolgde mijnheer Bounderby, "ik zal met Tom Gradgrind's
-dochter gaan trouwen."
-
-"Zoo, mijnheer?" antwoordde mevrouw Sparsit. "Dan hoop ik dat gij
-gelukkig zult wezen. Waarlijk, ik hoop, dat gij gelukkig zult wezen,
-mijnheer!" Zij zeide dit met zooveel nederbuigende goedheid en zooveel
-medelijden voor hem, dat mijnheer Bounderby--veel meer ontsteld,
-dan wanneer zij haar werkdoosje naar den spiegel had gesmeten, of op
-het haardkleedje was flauw gevallen--de kurk van het fleschje in zijn
-zak stijf vastduwde en dacht:
-
-"Dat drommelsche wijf! Wie zou gedacht hebben, dat zij het zóó zou
-opnemen?"
-
-"Ik wensch met al mijn hart, mijnheer," zeide mevrouw Sparsit, op
-een toon van hooge meerderheid (want zij scheen, hoe dan ook, in een
-oogenblik het recht te hebben verkregen om hem voortaan ten diepste
-te beklagen), "dat gij in alle opzichten zeer gelukkig zult zijn."
-
-"Wel, juffrouw," antwoordde mijnheer Bounderby, met zekere geraaktheid
-in zijn toon, die echter, hoewel zijns ondanks, aanmerkelijk lager
-werd; "ik ben u zeer verplicht. Ik hoop het ook."
-
-"Doet ge, mijnheer?" zeide mevrouw Sparsit met buitengemeene
-vriendelijkheid. "Maar dat is natuurlijk. Het spreekt vanzelf, dat
-gij het doet."
-
-Er volgde eene stilte, die voor mijnheer Bounderby zeer lastig
-was. Mevrouw Sparsit nam zeer bedaard haar werk weder op en liet
-nu en dan een kuchje hooren, waaruit de bewustheid van overmacht en
-goedertierenheid scheen te klinken.
-
-"Wel, juffrouw," hervatte mijnheer Bounderby, "onder deze
-omstandigheden verbeeld ik mij, dat het voor iemand van uw karakter
-niet aangenaam zou zijn om hier in huis te blijven, hoewel gij hier
-zeer welkom zoudt zijn."
-
-"O Heere, neen, mijnheer, daaraan zou ik nooit kunnen denken!"
-
-Mevrouw Sparsit schudde zeer deftig haar hoofd en veranderde het
-kuchje een weinig--nu zóó kuchende alsof de geest der profetie in
-haar opsteeg, maar liever gesmoord moest worden.
-
-"Evenwel, juffrouw," zeide mijnheer Bounderby, "er zijn aan het kantoor
-nog kamers open. Eene geborene dame daar tot huishoudster te hebben,
-zou eene soort van recommandatie zijn; en als dezelfde condities..."
-
-"Ik verzoek wel verschooning, mijnheer. Gij zijt zoo goed geweest mij
-te beloven, dat gij altijd de uitdrukking van jaarlijksch compliment
-zoudt bezigen."
-
-"Welnu dan, juffrouw, jaarlijksch compliment. Als hetzelfde
-jaarlijksche compliment u voldoende mocht zijn, dan zie ik geene
-reden waarom wij zouden scheiden, of gij moest dat willen."
-
-"Mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, "dat is een voorstel, waarin
-ik uwe gewone manier van handelen herken; en als de positie, die ik
-aan het kantoor zal verkrijgen, zoodanig is, dat ik die kan aannemen
-zonder tot een lager trap in de maatschappij te dalen..."
-
-"O, dat spreekt vanzelf," zeide Bounderby. "Als het zoo niet was,
-juffrouw, denkt gij dan dat ik ze zou aanbieden aan eene dame, die
-in de kringen heeft verkeerd, waarin gij verkeerd hebt? Niet dat ik
-om zulke kringen geef, dat weet gij. Maar gij doet het wel."
-
-"Ge zijt zeer beleefd, mijnheer Bounderby."
-
-"Gij zult uwe eigene kamers hebben, en uwe steenkolen en kaarsen
-en dat alles, en gij zult eene meid hebben om u te bedienen, en een
-kantoorknecht, die in huis slaapt tot uwe veiligheid, en gij zult een
-leventje hebben, dat ik zoo vrij ben voor een heerlijk, gemakkelijk
-leventje te houden," zeide Bounderby.
-
-"Zeg niets meer, mijnheer," hervatte mevrouw Sparsit. "Als ik mijn
-post hier verlaat, zal ik niet bevrijd zijn van de noodzakelijkheid
-om het brood der afhankelijkheid te eten;" zij had wel mogen zeggen
-de bestellen der afhankelijkheid, want dat fijne gebak met eene
-lekkere bruine saus was haar geliefkoosd avondmaal; "en ik wilde dat
-liever uit uwe hand ontvangen, dan uit eene andere. Ik neem dus uw
-aanbod met dankbaarheid aan, mijnheer, en betuig u mijne oprechte
-erkentelijkheid voor uwe vroegere gunsten. En ik hoop, mijnheer,"
-zoo besloot zij op een deftig medelijdenden toon, "ik hoop hartelijk,
-dat Miss Gradgrind alles mag wezen wat gij verwacht en verdient!"
-
-Niets was verder in staat om mevrouw Sparsit uit deze stemming te
-brengen. Het was vruchteloos, dat mijnheer Bounderby snoefde of
-zich op zijne opvliegende manier liet gelden; mevrouw Sparsit had
-zich voorgenomen medelijden met hem te hebben als een ongelukkig
-slachtoffer. Zij was beleefd, oplettend, opgeruimd en gemoedelijk;
-maar hoe beleefder, oplettender, opgeruimder en gemoedelijker zij
-was, des te ongelukkiger slachtoffer was hij. Zij had zulk een teeder
-medelijden met zijn droevig lot, dat zijn groot rood gezicht in een
-koud zweet uitbrak als zij hem maar aanzag.
-
-Intusschen werd er bepaald, dat het huwelijk over acht weken zou
-worden voltrokken, en elken avond ging mijnheer Bounderby als
-erkend minnaar naar Stone Lodge. Zijne vrijage had den vorm van
-braceletten, en nam gedurende de bruidsdagen bij alle gelegenheden
-een fabriekmatig voorkomen aan. Er werden kleedjes gefabriceerd,
-kleinooden gefabriceerd, taarten en handschoenen gefabriceerd,
-huwelijksvoorwaarden gefabriceerd--een geheel assortiment van feiten
-deed het contract eene gepaste eer aan. De zaak was geheel prozaïsch
-van het begin tot het einde. De uren maakten geen van die rooskleurige
-kunstjes, welke dwaze poëten hun in zulke dagen hebben toegeschreven;
-en de klokken liepen, ook niet sneller of langzamer dan in ieder
-ander tijdperk. De statistieke tijdmeter in het observatorium van
-mijnheer Gradgrind bleef elke seconde, die geboren werd, met zijne
-gewone regelmatigheid op den kop tikken en begraven.
-
-Zoo kwam de dag, gelijk alle andere dagen komen voor menschen, die
-zich maar bij het gezond, verstand houden; en toen hij kwam, werden
-in de kerk met de geornamenteerde houten beenen Josiah Bounderby
-Esquire van Coketown, en Louisa, oudste dochter van Thomas Gradgrind
-Esquire van Stone Lodge, lid van het Parlement voor genoemde stad,
-met elkander getrouwd. En toen zij in den heiligen echt vereenigd
-waren, begaven zij zich naar Stone Lodge om te ontbijten.
-
-Er was bij die heilspellende gelegenheid een gezelschap van wel
-onderwezen lieden verzameld, die wisten waarvan alles wat zij te eten
-en te drinken kregen gemaakt was, en hoe het ingevoerd of uitgevoerd
-werd, in welke hoeveelheden én welke bodems, en of het inlandsch of
-buitenlandsch product was, en zoo voorts. De speelnootjes der bruid,
-zelfs tot aan de kleine Jane Gradgrind toe, hadden gevoeglijk met den
-vermaarden kleinen rekenmeester, die een jeugdig wonder van aangeboren
-rekentalent was, gepaard kunnen worden; en niemand van het gezelschap
-had eenige malligheid over zich.
-
-Na het déjeuné sprak de bruidegom de gasten met de volgende woorden
-aan:
-
-"Heeren en dames, ik ben Josiah Bounderby van Coketown. Daar gij
-mijne vrouw en mij de eer hebt bewezen van op onze gezondheid en geluk
-te drinken, vermeen ik u daarvoor te moeten dankzeggen; hoewel gij,
-die mij allen kent en weet wie ik ben, geene mooie redevoering zult
-verwachten van een man die, als hij een paal ziet, zegt: "dat is een
-paal," en als hij eene pomp ziet, zegt: "dat is eene pomp," en er niet
-toe te krijgen is om den paal eene pomp of de pomp een paal, of een van
-beide een tandenstoker te noemen. Als gij van morgen eene redevoering
-wilt hebben, mijn vriend en schoonvader, Tom Gradgrind, is lid van het
-Parlement, en dus weet gij waar gij terecht kunt komen. Ik ben uw man
-niet. Evenwel, als ik mij eenigszins onafhankelijk gevoel, wanneer ik
-vandaag deze tafel rondzie, en bedenk hoe weinig ik er aan dacht om Tom
-Gradgrind's dochter te trouwen, toen ik nog een havelooze straatjongen
-was, die nooit zijn gezicht waschte of het was op straat aan eene pomp,
-en dat niet meer dan eens om de veertien dagen, hoop ik dat men mij
-verontschuldigen zal. Ik hoop dus dat het u niet mishaagt, dat ik mij
-onafhankelijk gevoel; zoo ja, dan kan ik het niet helpen. Ik gevoel
-mij toch onafhankelijk. Nu heb ik er van gesproken, en gij hebt er van
-gesproken, dat ik vandaag met Tom Gradgrind's dochter ben getrouwd. Ik
-ben zeer blij, dat het zoo is. Het is lang mijn wensch geweest dat het
-eens zoo wezen zou. Ik heb hare opvoeding gadegeslagen, en ik geloof,
-dat zij mijner waardig is. Tegelijkertijd--om er maar geen doekjes
-om te winden--geloof ik, dat ook ik harer waardig ben. Ik dank u dus
-in ons beider naam voor de welwillendheid, die gij ons bewezen hebt,
-en de beste wensch, dien ik voor het ongetrouwde gedeelte van het
-aanwezige gezelschap kan uitbrengen, is deze: ik hoop, dat ieder
-ongetrouwd vrijer zulk eene goede vrouw mag vinden als ik gevonden
-heb. En ik hoop, dat elke ongetrouwde vrijster zulk een goed man mag
-vinden als mijne vrouw heeft gevonden."
-
-Kort na deze redevoering--want men zou een bruiloftstoertje naar
-Lyons doen, dewijl mijnheer Bounderby de gelegenheid wilde waarnemen,
-om te zien hoe de fabrieksarbeiders het in die streken maakten,
-en of zij ook met gouden lepels wilden gevoerd worden--begaf het
-gelukkige paar zich naar den spoorweg. Toen de bruid, voor de reis
-gekleed, de trap afkwam, vond zij Tom naar haar staan wachten, met
-een gloeiend rood gezicht, hetzij van aandoening of van den wijn,
-dien hij onder het déjeuné had gedronken.
-
-"Welk eene cordate meid zijt ge toch, en welk eene allerbeste zuster,
-Louisa!" fluisterde Tom.
-
-Zij sloot hem in hare armen, gelijk zij dien dag een wezen van veel
-beter aard in hare armen had moeten sluiten, en voor de eerste maal
-scheen hare strakke bedaardheid eenigszins geschokt te worden.
-
-"Oude Bounderby is al klaar," zeide Tom. "Het is tijd. Goedendag. Ik
-zal naar u staan uitkijken, als ge terugkomt. Zeg eens, lieve Louisa,
-is dat nu niet razend prettig!"
-
-
-
-
-
-
-
-
-TWEEDE BOEK, MAAIEN.
-
-
-XVII.
-
-KANTOORZAKEN.
-
-
-Een zonnige zomerdag. Zoo iets had men somtijds zelfs te Coketown.
-
-Bij zulk weder, op een afstand gezien, lag Coketown in een
-eigenaardigen damp verscholen, die voor de zonnestralen ondoordringbaar
-scheen. Men wist alleen dat de stad daar lag, omdat men wist dat
-er zonder stad niet zulk een vuile vlek op het vergezicht had
-kunnen zijn--een veeg van roet en rook, die ongeregeld nu naar den
-eenen, dan naar den anderen kant afdreef, nu eerzuchtig naar het
-hemelgewelf opsteeg, dan groezelig langs de aarde kroop, naarmate de
-wind aanwakkerde of verflauwde, of naar eene andere streek omliep;
-eene dichte, vormlooze dwarrelwolk, met flikkerende lichtstralen er
-dwars doorheen, die echter niets dan massa's van duisternis zichtbaar
-maakten.--Zóó deed Coketown zich op een afstand herkennen, al was er
-nog geen steen van te zien.
-
-Het verwonderlijkste was, dat de stad nog bestond. Zij was reeds zoo
-dikwijls geruïneerd, dat men zich moest verbazen, hoe zij zoovele
-schokken had doorgestaan. Zeker was er nooit brozer porselein dan dat,
-waarvan de fabrikanten van Coketown gemaakt waren. Men behoefde hen
-maar even aan te tasten, en zij vielen zoo gemakkelijk in stukken, dat
-men wel vermoeden kon dat zij vroeger al gekraakt waren. Zij werden
-geruïneerd, als men van hen vorderde dat zij de arbeidende kinderen
-naar school zouden zenden; zij werden geruïneerd als er inspecteurs
-werden aangesteld om toezicht in hunne fabrieken te houden; zij werden
-geruïneerd, wanneer zulke inspecteurs het voor twijfelachtig hielden of
-de eigenaars wel recht hadden om menschen tusschen hunne machinerie te
-laten klein-malen; zij werden geheel in den grond geboord, als men er
-een wenk van gaf, dat zij misschien niet altijd zooveel rook behoefden
-te maken. Behalve mijnheer Bounderby's gouden lepel, waaraan men in
-Coketown algemeen geloofde, was nog eene andere fictie daar zeer in
-zwang. Deze had den vorm van een dreigement. Wanneer een Coketowner
-fabrikant begreep, dat hij mishandeld werd--dat is te zeggen, wanneer
-men hem niet geheel en al zijn eigen weg liet gaan en er over sprak
-om hem voor de gevolgen van sommige zijner bedrijven verantwoordelijk
-te stellen--kwam hij steeds met het geduchte dreigement voor den dag,
-dat hij "veel liever al zijn eigendom in de zee wilde smijten." Dit had
-den minister van binnenlandsche zaken bij verschillende gelegenheden
-een doodschrik op het lijf gejaagd.
-
-Evenwel waren de Coketowners toch zoo vaderlandslievend, dat zij
-nog nooit hun eigendom in de zee hadden gesmeten, maar integendeel
-vriendelijk genoeg waren geweest om er zeer goed op te passen. Zoo lag
-daar nog de stad in gindschen damp; en zij werd al grooter en grooter.
-
-De straten waren op dien zomerdag heet en stofferig, en de zon was zoo
-helder, dat zij zelfs door den dikken nevel, die over Coketown hing,
-heen scheen en men haar niet strak kon aanzien. De stokers kwamen
-uit lage deuren onder den grond de fabriekwerven op, en zaten op
-trappen, palen en staketsels hunne zwarte gezichten af te vegen en
-naar de hoopen steenkool te turen. De geheele stad scheen in olie te
-braden. Overal heerschte een verstikkende reuk van heete olie. De
-stoommachines blonken er van, de kleederen der arbeiders waren er
-mede besmeerd, en door al de talrijke verdiepingen der fabriekgebouwen
-sijpelde en druppelde zij heen. De dampkring dier Tooverpaleizen geleek
-naar den adem van den Simoum; en hunne bewoners, smeltende van hitte,
-sloofden in de woestijn kwijnend voort. Doch geen warmtegraad maakte
-de zwaarmoedige olifanten razender of stiller. Hunne vervelende koppen
-gingen, in warm en koud, in nat en droog, in fraai en slecht weder,
-op dezelfde maat op en neer. De afgemetene beweging hunner schaduwen op
-de muren was het surrogaat, dat Coketown voor de schaduw van ritselende
-boschjes kon vertoonen; terwijl het voor het zomergegons der insecten,
-het geheele jaar door, van den dageraad van maandag tot den avond
-van zaterdag, het snorren van spillen en raderen kon aanbieden.
-
-Droomerig snorden zij dien geheelen dag door, en maakten den
-voorbijganger nog warmer en slaperiger als hij de brommende muren
-der fabrieken genaakte. Zonneblinden en watersprenkelen verkoelden
-de voornaamste straten en winkels een weinig; maar de fabrieken,
-de steegjes en hofjes werden tot eene gloeihitte geblakerd. Op de
-rivier, zwart en dik van opgeloste stoffen, waren eenige jonge knapen
-aan het pleizier hebben--een zeldzaam gezicht aldaar--en roeiden eene
-wrakke boot voort, die een schuimachtig spoor op het water naliet,
-terwijl elke indompeling van een roeiriem een vuilen stank deed
-oprijzen. De zon zelve, hoe weldadig ook in het algemeen, was minder
-vriendelijk voor Coketown dan eene harde vorst, en tuurde zelden met
-aandacht in de dichtst bevolkte wijken, zonder meer dood dan leven
-voort te brengen. Zoo wordt het oog des Hemels zelfs een boos oog,
-wanneer er onbekwame of onreine handen worden gehouden tusschen dat
-oog en datgene, wat het met zijn blik wil zegenen.
-
-Mevrouw Sparsit zat in hare namiddagkamer in het kantoor, aan de
-schaduwzijde der bradende straat. De kantooruren waren voorbij, en op
-dien tijd van den dag vereerde zij meestal de bestuurskamer, boven het
-eigenlijke kantoor, met hare hoogst fatsoenlijke tegenwoordigheid. Hare
-eigene zitkamer was eene verdieping hooger en daar was zij elken
-morgen op haar observatiepost voor het venster, gereed om mijnheer
-Bounderby, als hij de straat overstapte, met het medelijdende knikje,
-dat een ongelukkig slachtoffer toekwam, te begroeten. Hij was nu een
-jaar getrouwd, en mevrouw Sparsit had hem nooit een oogenblik van
-haar vastberaden medelijden ontslagen.
-
-Het bankierskantoor van Bounderby en Comp. deed de heilzame
-eentonigheid der stad geen geweld aan. Het was insgelijks een van
-roode baksteenen gemetseld huis, met zwarte luiken van buiten,
-groene rolgordijnen van binnen, eene zwarte straatdeur met eene
-witte stoep van twee treden, een koperen naamplaatje en een koperen
-deurknop als een sluitteeken. Het was een soort grooter dan het
-woonhuis van mijnheer Bounderby, gelijk andere huizen van een tot
-zes soorten kleiner waren; in alle andere opzichten was het strikt
-volgens het patroon.
-
-Mevrouw Sparsit was er zich van bewust dat zij, door in den avond
-tusschen de lessenaars en het schrijfgereedschap te komen zitten,
-het kantoor eene vrouwelijke, om niet te zeggen aristocratische,
-elegantie mededeelde. Met haar naai--of knoopwerk bij het venster
-gezeten, streelde haar het gevoel, dat zij door hare damesachtige
-houding het onbehaaglijk kantoorachtige voorkomen van het vertrek veel
-verbeterde. Met deze bewustheid van haar veredelenden invloed, hield
-zij zich zelve eenigermate voor de Fee van het kantoor. De lieden uit
-de stad, die haar in het voorbijgaan zagen zitten, beschouwden haar
-als den draak van het kantoor, die de wacht hield over de schatten
-der mijn.
-
-Waarin die schatten bestonden, wist mevrouw Sparsit evenmin als
-deze voorbijgangers. Gouden en zilveren munt, kostbare papieren,
-geheimen die, als zij ontdekt werden, zekere onbestemde personen
-(maar zij dacht meestal aan menschen die haar mishaagden) met een
-onbestemd ongeluk zouden overstelpen, waren de voornaamste artikelen
-op hare denkbeeldige lijst daarvan. Voor het overige wist zij, dat
-zij na den kantoortijd de opperheerschappij over alle kantoormeubelen
-voerde, en ook over de geslotene ijzeren kamer met drie sloten, tegen
-welker deur de kantoorlooper elken avond zijn hoofd neerlegde op een
-kermisbed, dat met het hanengekraai weder verdween. Verder was zij
-opperheerscheres over zekere gewelven in de kelderverdieping, die door
-een hekwerk met scherpe pennen van alle gemeenschap met de diefachtige
-wereld waren afgescheiden; en over de overblijfselen van het loopende
-kantoorwerk, bestaande uit inktspatten, afgesletene pennen, gebrokene
-ouwels en stukjes papier, zoo klein gescheurd dat zij er, als zij dit
-beproefde, niets van eenig aanbelang op kon ontcijferen. Eindelijk
-was zij voogdesse over een klein arsenaal van sabels en karabijnen,
-dreigend boven een der schoorsteenmantels opgehangen, en over die door
-de overlevering eerwaardige voorwerpen, welke de verbeelding nimmer van
-een rijk bankierskantoor kan afscheiden--eene rij brandemmers, dingen,
-die bij geene gelegenheid van eenig nut kunnen zijn, maar die men
-waarneemt dat op de meeste beschouwers een krachtigen moreelen invloed
-uitoefenen, bijna gelijk staande met dien van het gemunt metaal.
-
-Eene doove schoonmaakster en de kantoorlooper voltooiden het gebied
-van mevrouw Sparsit. Van de doove schoonmaakster zeide het gerucht dat
-zij rijk was; en jarenlang had onder de lagere klasse te Coketown de
-voorspelling rondgeloopen, dat zij eens op een avond, als het kantoor
-gesloten was, om haar geld zou vermoord worden. Men hield het er
-zelfs algemeen voor, dat haar tijd reeds om was en zij al voorlang
-had moeten ontsnappen; maar zij behield haar leven en haar post met
-eene koppigheid, die veel ergernis en teleurstelling veroorzaakte.
-
-Het theegoed van mevrouw Sparsit was juist voor haar gereed gezet op
-een nuffig tafeltje, met zijne drie pootjes in een zeer geaffecteerde
-houding, dat zij na den kantoortijd in het gezelschap der stugge,
-lange, met leer bekleede bestuurstafel inschoof, die het midden van
-het vertrek besloeg. De kantoorlooper plaatste het theeblad daarop,
-en drukte als bewijs van hulde zijne kneukels tegen zijn voorhoofd.
-
-"Dankje, Bitzer," zeide mevrouw Sparsit.
-
-"Ik bedank u, juffrouw," antwoordde de kantoorlooper, die er nog even
-flauw en kleurloos uitzag als toen hij voor het meisje Nommer Twintig
-eene definitie van een paard gaf.
-
-"Alles gesloten, Bitzer?" zeide mevrouw Sparsit.
-
-"Alles gesloten, juffrouw."
-
-"En wat nieuws is er vandaag?" hervatte mevrouw Sparsit, terwijl zij
-een kop thee voor zich inschonk. "Is er iets?"
-
-"Wel, juffrouw, ik kan niet zeggen dat ik iets bijzonders gehoord
-heb. Ons volkje is een slechte troep, juffrouw; maar dat is ongelukkig
-geen nieuws."
-
-"Wat zijn die onrustige kerels nu weer doende?" vroeg mevrouw Sparsit.
-
-"Zij gaan hun gang maar op de oude manier, juffrouw, maken
-vereenigingen en verbonden en beloven elkander bij te staan."
-
-"Het is zeer te beklagen," zeide mevrouw Sparsit, met eene strengheid,
-die haar arendsneus nog krommer en hare wenkbrauwen nog zwaarder
-deed worden, "dat de gezamenlijke meesters zulke vereenigingen van
-die klasse toelaten."
-
-"Ja, juffrouw," zeide Bitzer.
-
-"Daar zij zelven vereenigd zijn, moesten zij beletten dat er iemand
-als werkman aangenomen werd, die zich met iemand anders vereenigde,"
-zeide mevrouw Sparsit.
-
-"Dat hebben zij ook gedaan, juffrouw," antwoordde Bitzer; "maar het
-lukte niet heel goed."
-
-"Ik wil niet beweren, dat ik verstand van die zaken heb," zeide mevrouw
-Sparsit met deftigheid, "daar het lot mij door mijne geboorte in een
-geheel andere sfeer had geplaatst, en mijnheer Sparsit, als een Powler,
-insgelijks buiten den kring van zulke geschillen was. Ik weet alleen,
-dat die lieden tot rede gebracht moeten worden, en dat het hoog tijd
-is dat dit voor eens en voor altijd gedaan wordt."
-
-"Ja, juffrouw," antwoordde Bitzer, met een vertoon van grooten eerbied
-voor het gezag der orakelspreuken van mevrouw Sparsit. "Gij zoudt
-het iemand niet duidelijker kunnen doen begrijpen, juffrouw."
-
-Daar dit het gewone uur voor hem was, om een vertrouwelijk praatje met
-mevrouw Sparsit te hebben, en hij reeds aan hare oogen had gezien dat
-zij hem iets wilde vragen, hield hij zich eene poos bezig met linialen,
-inktkokers en zoo al meer in orde te schikken, terwijl de dame haar
-kop thee uitdronk en door het opene venster naar de straat keek.
-
-"Is het een drukke dag geweest, Bitzer?" vroeg mevrouw Sparsit.
-
-"Geen heel drukke dag, mevrouw. Zoo wat een gewone dag." Nu en dan
-liet hij zich het woord "mevrouw" in plaats van "juffrouw" ontglippen,
-als eene onwillekeurige erkentenis van het deftige voorkomen der dame
-en haar recht op eene eerbiedige bejegening.
-
-"De klerken," zeide mevrouw Sparsit, terwijl zij zorgvuldig een
-onmerkbaar broodkruimpje van haar linkermofje veegde, "zijn natuurlijk
-trouw en ijverig?"
-
-"Ja, juffrouw, dat schikt nogal. Met de gewone uitzondering."
-
-Hij bekleedde den vereerenden post van spion en aangever-generaal
-op het kantoor, voor welken vrijwilligen dienst hij met Kerstmis een
-douceur ontving, boven en behalve zijn wekelijksch loon. Hij was een
-buitengemeen schrander, berekenend en voorzichtig jonkman geworden,
-die onfeilbaar in de wereld zou vooruitkomen. Zijne opvoeding had zijn
-gemoed zoodanig onder bedwang gebracht, dat hij nu geene neigingen
-of hartstochten meer had. Al zijne bedrijven waren uitkomsten van
-de fijnste en koelste berekening; en het was niet zonder reden,
-dat mevrouw Sparsit gewoon was van hem te zeggen, dat zij nooit een
-jongmensch met vaster beginselen had gekend. Toen hij zich, na den
-dood van zijn vader, had verzekerd, dat zijne moeder te Coketown
-recht tot onderstand had, had deze uitmuntende jeugdige beoefenaar
-der staathuishoudkunde dat recht zoo krachtig voor haar doen gelden,
-dat zij sedert in een werkhuis was opgesloten. Het is echter niet
-te ontkennen, dat hij haar een half pond thee in het jaar toestond,
-hetgeen eene zwakheid van hem was; vooreerst omdat alle giften de
-onvermijdelijke strekking hebben om den ontvanger tot een bedelaar te
-maken, en ten tweede omdat het eenige, wat hij redelijkerwijze met die
-waar had kunnen doen, zou geweest zijn, ze voor zoo weinig mogelijk
-te koopen en voor zooveel als hij maar met mogelijkheid krijgen kon
-te verkoopen, daar het thans door zekere schrijvers duidelijk is
-bewezen, dat hierin de geheele plicht des menschen begrepen is--niet
-een gedeelte van des menschen plicht, maar het geheel.
-
-"Dat schikt nogal, juffrouw; met de gewone uitzondering," herhaalde
-Bitzer.
-
-"Ah ah!" zeide mevrouw Sparsit, schudde haar hoofd boven haar theekopje
-en nam toen een langen slok.
-
-"Mijnheer Thomas, juffrouw. Ik twijfel zeer aan mijnheer Thomas. Zijne
-manieren bevallen mij gansch niet."
-
-"Bitzer," zeide mevrouw Sparsit op een zeer nadrukkelijken toon,
-"weet gij niet wat ik u eens gezegd heb over het noemen van namen?"
-
-"Ik verzoek u verschooning, juffrouw. Het is waar dat gij mij
-gewaarschuwd hebt tegen het noemen van namen, en dat het ook het best
-is dit te vermijden."
-
-"Wees zoo goed om te bedenken, dat ik hier een post van vertrouwen
-bekleed," zeide mevrouw Sparsit zeer statelijk. "Ik heb hier een post
-van vertrouwen, Bitzer, onder mijnheer Bounderby. Hoe onwaarschijnlijk
-mijnheer Bounderby en ik zelf het zou gevonden hebben, dat hij mijn
-patroon zou worden, kan ik hem, die mij een jaarlijksch compliment
-maakt, niet anders dan in dat licht beschouwen. Ik heb van mijnheer
-Bounderby alle erkentenis van mijn maatschappelijken rang en mijne
-afkomst genoten, die ik met mogelijkheid kon verwachten--meer, veel
-meer zelfs. En daarom wil ik mijn patroon met nauwgezette stiptheid
-getrouw zijn. En ik houd het er niet voor, ik wil het er niet voor
-houden," zeide mevrouw Sparsit, die een zeer grooten voorraad van
-eer en zedelijkheid in magazijn had, "dat ik hem met nauwgezette
-stiptheid getrouw zou zijn, indien ik toeliet dat er onder dit dak
-namen genoemd worden, die ongelukkig--zeer ongelukkig--daaraan is
-niet te twijfelen--met den zijnen in betrekking staan."
-
-Bitzer drukte zijne kneukels nog eens tegen zijn voorhoofd en verzocht
-nog eens verschooning.
-
-"Neen, Bitzer," vervolgde mevrouw Sparsit, "zeg: "een persoon," en
-ik zal u aanhooren; maar als gij "mijnheer Thomas" zegt, moet gij
-mij verontschuldigen."
-
-"Met de gewone uitzondering, juffrouw," zeide Bitzer, den aangewezen
-uitweg inslaande, "van een persoon."
-
-"Ah-h!" mevrouw Sparsit herhaalde dien uitroep, en tevens haar
-hoofdschudden over haar kopje en den langen slok, alsof zij het
-gesprek weder opnam op het punt waar het gestoord was geworden.
-
-"Één persoon, juffrouw," zeide Bitzer, "is nooit geweest wat hij had
-moeten zijn, zoolang hij hier is. Hij is een losbandige knaap, een
-verkwister en een luiaard. Hij is zijn zout niet waard, juffrouw;
-en hij zou dat ook niet krijgen, als hij geene vriendin uit zijne
-familie aan het hof had, juffrouw."
-
-"Ah-h!" zeide mevrouw Sparsit, nogmaals treurig haar hoofd schuddende.
-
-"Ik hoop maar, juffrouw," vervolgde Bitzer, "dat die vriendin hem de
-middelen niet zal verschaffen om zoo voort te gaan. Anders, juffrouw,
-weten wij wel uit wiens zak dat geld komt."
-
-"Ah-h!" zuchtte mevrouw Sparsit alweder en schudde nogmaals treurig
-het hoofd.
-
-"Hij is te beklagen, juffrouw. De laatste persoon, dien ik meende,
-is te beklagen, juffrouw," zeide Bitzer.
-
-"Ja, Bitzer," antwoordde mevrouw Sparsit, "ik heb altijd zijne
-verblinding beklaagd--altijd."
-
-"Wat den eersten persoon betreft, juffrouw," zeide Bitzer, terwijl hij
-zijne stem liet dalen en naderbij kwam, "hij heeft zoo weinig overleg
-als iemand van de lieden hier in de stad. En gij weet wel hoe weinig
-overleg zij hebben. Niemand zou kunnen wenschen dat beter te weten,
-dan eene dame van uwe afkomst het weet."
-
-"Zij zouden wèl doen," antwoordde mevrouw Sparsit, "als zij aan u
-een voorbeeld namen, Bitzer."
-
-"Wel verplicht, juffrouw. Maar daar gij zoo goed zijt om van mij
-te spreken, zie mij dan eens aan, juffrouw. Ik heb al een weinigje
-opgespaard, juffrouw. Dat douceur, dat ik met Kerstmis krijg,
-juffrouw--ik raak er nooit aan. Zelfs mijn weekgeld verteer ik niet
-geheel, hoewel het niet hoog is, juffrouw. Waarom kunnen zij niet
-doen zooals ik gedaan heb, juffrouw? Wat de eene mensch kan doen,
-kan de ander ook."
-
-Dit behoorde insgelijks onder de fictiën van Coketown. Een
-kapitalist, die een halven schelling tot zestien duizend pond had
-doen aangroeien, veinsde zich altijd te verwonderen, waarom de zestig
-duizend fabriekarbeiders om hem heen dit ook niet deden, en rekende
-het elk van hen min of meer tot verwijt, dat ook hij dit kunststukje
-niet volbracht. "Wat ik gedaan heb, kunt gij ook doen. Waarom gaat
-gij dan niet heen en doet het?"
-
-"Wat hunne behoefte aan uitspanning betreft, juffrouw," hervatte
-Bitzer, "dat is maar onzin en gekheid. Ik heb geene behoefte aan
-uitspanningen; die heb ik nooit gehad, en zal ze nooit hebben; ik houd
-er niet eens van. En wat hunne vereenigingen aangaat, ik twijfel niet,
-of er zijn velen van hen, die door op elkander te letten en aan te
-geven, nu en dan eene kleinigheid, hetzij in geld of gunst, konden
-verdienen en zoo hun bestaan verbeteren. Waarom verbeteren zij het
-dan niet, juffrouw? Dat is de eerste zorg van een redelijk schepsel,
-en dat is het juist wat zij voorgeven te wenschen."
-
-"Ja, wèl voorgeven," zeide mevrouw Sparsit.
-
-"Onophoudelijk, juffrouw, zoodat wij er waarlijk een walging van
-krijgen, hooren wij hen van hunne vrouwen en kinderen spreken," zeide
-Bitzer. "Zie mij dan eens aan, juffrouw. Ik verlang niet naar vrouw
-en kinderen. En waarom doen zij het dan?"
-
-"Omdat zij onoverleggend zijn," antwoordde mevrouw Sparsit.
-
-"Ja, juffrouw," hervatte Bitzer, "daar zit het juist. Als zij meer
-overleg hadden en minder koppig waren, juffrouw, wat zouden zij dan
-doen? Zij zouden zeggen: terwijl mijn hoed--of terwijl mijne pet,
-al naar het uitkomt, juffrouw--mijn geheele huisgezin bedekt, heb
-ik er maar één den kost te geven, en dat is de persoon, dien ik het
-liefst den kost geef."
-
-"Juist," zeide mevrouw Sparsit en hapte in een gebakje.
-
-"Ik ben u wel verplicht, juffrouw," zeide Bitzer, wederom zijne
-kneukels tegen zijn voorhoofd duwende, tot dank voor de gunst van
-mevrouw Sparsit's leerzaam onderhoud. "Moet ge ook nog wat heet water
-hebben, juffrouw, of is er iets anders dat ik voor u kan halen?"
-
-"Op het oogenblik niet, Bitzer."
-
-"Wel verplicht, juffrouw. Ik zou u niet gaarne onder den maaltijd
-willen storen, juffrouw, vooral niet onder de thee, waarop ik weet dat
-gij bijzonder gesteld zijt," zeide Bitzer, zijn hals uitrekkende om
-van de plek waar hij stond op straat te zien; "maar ik zie daar een
-heer, die al eene poos voor het huis naar boven heeft staan kijken,
-en nu is hij de straat overgestoken alsof hij wilde aankloppen. Dat
-is hij zeker, die daar klopt, juffrouw."
-
-Hij stapte naar het venster, stak zijn hoofd daarbuiten, en nadat hij
-het weder had binnengehaald bevestigde hij zijne gissing met een: "Ja,
-juffrouw. Zoudt ge willen, dat die heer werd binnengelaten, juffrouw?"
-
-"Ik weet niet wie het zijn kan," antwoordde mevrouw Sparsit, haar
-mond afvegende en hare mofjes gladstrijkende.
-
-"Het is duidelijk een vreemdeling, juffrouw."
-
-"Wat een vreemdeling op dezen tijd van den avond aan het kantoor kan
-noodig hebben, of het moet om zaken zijn, waarvoor het toch te laat
-is, begrijp ik niet," zeide mevrouw Sparsit: "maar ik bekleed hier
-een post van vertrouwen, en ik zal mij nooit daaraan onttrekken. Als
-het een gedeelte van den plicht is, dien ik op mij heb genomen, om
-hem te spreken, dan zal ik met hem spreken. Doe gelijk gij zelf het
-best oordeelt, Bitzer."
-
-Hier herhaalde de vreemdeling, die de grootmoedige woorden van mevrouw
-Sparsit niet hooren kon, zijn kloppen met zooveel kracht, dat Bitzer
-naar beneden snelde om de deur te openen; terwijl mevrouw Sparsit de
-voorzorg nam van haar tafeltje met al wat er op stond in eene kast
-te bergen, en zich toen naar boven haastte, om, zoo het noodig was,
-met des te grooter deftigheid voor den dag te komen.
-
-"Met uw verlof, juffrouw, mijnheer zou u willen spreken," zeide
-Bitzer, met zijn oog voor het sleutelgat van mevrouw Sparsit's
-kamerdeur. Mevrouw Sparsit, die van deze tusschentijd gebruik
-gemaakt had om hare muts terecht te zetten, ging nu met klassieke
-gelaatstrekken weder de keldertrap af, en trad de bestuurskamer
-binnen in de houding eener Romeinsche matrone, die zich buiten de
-poort begeeft om met een aanrukkenden vijand te onderhandelen.
-
-Daar de vreemdeling naar het venster was gekuierd en nu onverschillig
-naar buiten keek, maakte deze statige intrede zeer weinig indruk
-op hem. Hij stond zoo koelbloedig als men zich maar verbeelden kan
-bij zich zelven te fluiten, met zijn hoed nog op het hoofd en zeker
-uitzicht van afmatting en lusteloosheid, gedeeltelijk een gevolg van
-de buitengewone warmte, gedeeltelijk van zijn buitengewoon fatsoen;
-want met een half oog kon men al zien dat hij een echte gentleman was,
-volkomen naar het laatste patroon gemaakt, wien alles verveelde en
-die aan even weinig geloofde als Lucifer zelf.
-
-"Ik hoor, mijnheer," zeide mevrouw Sparsit, "dat ge mij verlangt
-te spreken."
-
-"O, neem mij niet kwalijk," zeide hij, zich omkeerende en zijn hoed
-afnemende, "ik verzoek wel verschooning."
-
-"Hm!" dacht mevrouw Sparsit, terwijl zij eene statige buiging
-maakte. "Vijf en dertig, goed uitzicht, goed postuur, goede tanden,
-goede stem, welgemanierd, welgekleed, donker haar, levendige
-oogen." Dit alles merkte mevrouw Sparsit met hare vrouwelijke
-schranderheid op--gelijk de sultan die zijn hoofd in den emmer
-met water stak--in het oogenblikje terwijl zij dook en zich weder
-oprichtte.
-
-"Wees zoo goed om plaats te nemen, mijnheer," zeide mevrouw Sparsit.
-
-"Wel verplicht. Laat mij maar zoo staan." Hij zette een stoel voor
-haar, maar bleef zelf achteloos tegen de tafel staan leunen. "Ik heb
-mijn knecht aan het station gelaten om voor de bagage te zorgen--een
-bijzonder zware trein en een aantal koffers in den goederenwagen--en
-ben maar voortgewandeld om eens rond te kijken. Eene zonderlinge
-plaats, deze stad. Mag ik wel vragen of het hier altijd zoo zwart is?"
-
-"Doorgaans veel zwarter," antwoordde mevrouw Sparsit op hare niets
-vergoelijkende manier.
-
-"Is het mogelijk! Excuseer mij--gij zijt hier niet geboren zou
-ik denken?"
-
-"Neen, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit. "Het is mijn geluk
-of mijn ongeluk geweest--ik weet niet hoe ik het noemen zal--om,
-eer ik weduwe werd, mij in een geheel anderen kring te bewegen. Mijn
-man was een Powler."
-
-"Neem mij niet kwalijk," zeide de vreemdeling; "was een..."
-
-"Een Powler," herhaalde mevrouw Sparsit.
-
-"Van de familie Powler?" zeide de vreemdeling, nadat hij een oogenblik
-had nagedacht. Mevrouw Sparsit gaf door een knikje hare toestemming
-te kennen, en de vreemdeling scheen een weinigje meer afgemat dan
-te voren.
-
-"Gij moet u hier zeer vervelen!" was de gevolgtrekking, die hij uit
-het ontvangen bericht opmaakte.
-
-"Ik ben de nederige dienares der omstandigheden, mijnheer," antwoordde
-mevrouw Sparsit, "en ik heb mij zelve sedert lang onderschikt aan de
-macht, die mijn leven bestuurt."
-
-"Zeer philosophisch," hernam de vreemdeling, "en zeer loffelijk
-en voorbeeldig en..." Het scheen hem niet de moeite waardig dit
-gezegde ten einde te brengen, en dus speelde hij verstrooid met zijn
-horlogeketting.
-
-"Mag ik zoo vrij zijn u te vragen, mijnheer," zeide mevrouw Sparsit,
-"waaraan ik de eer te danken heb van..."
-
-"Wel zeker," antwoordde de vreemdeling. "Zeer verplicht dat gij er mij
-aan herinnert. Ik heb een brief van introductie aan mijnheer Bounderby,
-den bankier, bij mij. Onder het wandelen door deze buitengemeen
-zwarte stad, terwijl men in mijn hotel het diner gereedmaakte, vroeg
-ik iemand wien ik ontmoette--een van de werklieden, die een stortbad
-van iets slibberigs scheen genomen te hebben, dat waarschijnlijk
-onder de materialen zal behooren..."
-
-Mevrouw Sparsit boog haar hoofd.
-
-"Waar mijnheer Bounderby, de bankier, woonde, en hij, waarschijnlijk
-niet beter wetende, wees mij naar het kantoor. Ik vermeen evenwel,
-dat mijnheer Bounderby niet woonachtig is in het gebouw, waar ik de
-eer heb deze opheldering aan te bieden."
-
-"Neen, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, "dat doet hij ook niet."
-
-"Wel verplicht. Ik had juist geen oogmerk om nu mijn brief te
-overhandigen, maar om den tijd te korten, kuierde ik toch maar eens
-naar het kantoor, en toen ik het geluk had van u voor dat venster te
-zien," en met eene lichte buiging wuifde hij even met de hand naar het
-venster, "eene dame van zulk een deftig en innemend voorkomen, begreep
-ik niet beter te kunnen doen dan de vrijheid te nemen van die dame
-te vragen, waar mijnheer Bounderby, de bankier, eigenlijk woont. En
-dit waag ik dus thans, met alle gepaste verontschuldigingen, te doen."
-
-De achteloosheid en onverschilligheid zijner manieren werden,
-naar het gevoelen van mevrouw Sparsit, genoegzaam vergoed door
-zekere ongedwongene galanterie, waarmede hij haar tegelijk zijne
-hulde bewees. Daar stond hij bij voorbeeld tegen de tafel te leunen,
-zoodat hij er bijna op zat, maar tegelijk boog hij zich zachtjes aan
-naar haar over, alsof hij eene aantrekkingskracht in haar erkende,
-die haar op hare manier bekoorlijk maakte.
-
-"Een bankierskantoor, dat weet ik, is altijd wantrouwig; officieel
-moet het dat ook zijn," vervolgde de vreemdeling, met eene losheid en
-vlugheid van spraak, die insgelijks innemend waren, en zijne woorden
-een klank gaven, alsof er iets veel meer verstandigs of geestigs in
-school dan inderdaad het geval was--hetgeen misschien eene schrandere
-vinding was van den stichter dezer talrijke secte, wie die groote
-man dan ook mag zijn geweest--"en daarom mag ik wel aanmerken,
-dat mijn brief--hier is hij--van het Parlementslid voor deze stad
-komt--Gradgrind,--wien ik in Londen het genoegen heb van te kennen."
-
-Mevrouw Sparsit herkende de hand, zeide dat zulk eene bevestiging
-geheel onnoodig was, en gaf daarop het adres van mijnheer Bounderby
-met alle vereischte terechtwijzingen.
-
-"Duizendmaal dank," zeide de vreemdeling. "Natuurlijk zult gij den
-bankier zeer wel kennen?"
-
-"Ja, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit. "In mijne afhankelijke
-betrekking tot hem heb ik hem tien jaren lang gekend."
-
-"Eene gansche eeuwigheid! Ik meen, dat hij met Gradgrind's dochter
-getrouwd is?"
-
-"Ja, mijnheer, zeide mevrouw Sparsit, eensklaps hare tanden
-samenklemmende. "Hij heeft--die eer."
-
-"Die dame is eene groote philosofe, heeft men mij gezegd?"
-
-"Inderdaad, mijnheer," zeide mevrouw Sparsit. "Zou zij dat?"
-
-"Excuseer mijne onbescheidene nieuwsgierigheid," hervatte de
-vreemdeling, op een verzoenenden toon, die mevrouw Sparsit's
-wenkbrauwen deed ophelderen, "maar gij kent de familie en gij kent
-de wereld. Is die dame wezenlijk zoo geducht? Haar vader geeft haar
-den naam van zoo vervaarlijk verstandig, dat ik brand van verlangen
-om het rechte te weten. Is zij volkomen ongenaakbaar? Zoo knap, dat
-men er van versteld staat en voor terugschrikt? Ik zie wel, aan uw
-geheimzinnig lachje, dat gij zoo niet denkt. Gij hebt balsem in mijne
-angstige ziel gegoten. En nu hare jaren. Veertig? Vijf en dertig?"
-
-Mevrouw Sparsit begon hardop te lachen.
-
-"Nog half een kind," zeide zij. "Nog geen twintig toen zij trouwde."
-
-"Ik verzeker u op mijne eer, mevrouw Powler," zeide de vreemdeling,
-zich van de tafel losrukkende, waaraan hij eerst scheen vastgeplakt,
-"dat ik nooit in mijn leven zoo verbaasd ben geweest."
-
-Het scheen waarlijk een geweldigen indruk op hem te maken. Hij zag
-haar, die hem dit bericht had gegeven, ruim eene halve minuut lang aan,
-en scheen al dien tijd die verrassing voor zijn geest te hebben.
-
-"Ik verzeker u, mevrouw Powler," zeide hij toen zeer afgemat, "dat
-de gezegden van haar vader mij eene gerimpelde, steenharde rijpheid
-hadden doen verwachten. Ik ben u zeer verplicht, dat gij zulk eene
-ongerijmde vergissing hebt terecht gebracht. Ik bid u, verschoon
-mijne indringendheid. Duizendmaal dank. Goedenavond."
-
-Hij ging buigende heen; en mevrouw Sparsit, achter het venstergordijn
-verborgen, zag hem langzaam de straat aan den schaduwkant afkuieren,
-door alle voorbijgangers opgemerkt.
-
-"Wat denkt gij van dien heer, Bitzer?" zeide zij, toen de kantoorlooper
-kwam om het theegoed weg te halen.
-
-"Hij moet veel geld aan zijne kleeren besteden, juffrouw."
-
-"Dat moet erkend worden," zeide mevrouw Sparsit, "maar hij is ook
-keurig gekleed."
-
-"Ja, juffrouw, als dat het geld waard is."
-
-"Buitendien, juffrouw," hervatte Bitzer, terwijl hij de tafel wat
-opwreef; "hij ziet er mij uit alsof hij speelde."
-
-"Hazardspelen is onzedelijk," antwoordde mevrouw Sparsit.
-
-"Het is belachelijk, juffrouw," antwoordde Bitzer, "want de kansen
-zijn altijd ten nadeele der spelers."
-
-Hetzij de warmte mevrouw Sparsit hinderde, of wat er anders de reden
-van was, zij werkte dien avond niet. Zij zat nog voor het venster
-toen de zon achter den rook begon weg te zinken; zij zat nog voor het
-venster toen de rook gloeiend rood werd, toen hij zijne kleur weder
-verloor, en toen de duisternis langzaam uit den grond scheen op te
-rijzen en al hooger en hooger op te kruipen naar de daken der huizen,
-naar de kerktorens, naar de toppen der fabriekschoorsteenen en zoo
-tot aan de lucht. Zonder licht te laten brengen, bleef mevrouw Sparsit
-voor het venster zitten, met de handen in den schoot, en zonder veel
-op de geluiden van den avond te letten: het schreeuwen van jongens,
-het blaffen van honden, het rammelen van wagens, de voetstappen en
-stemmen van voorbijgangers, het schelle geroep van kooplieden op
-straat, het kletteren van houten overschoenen, toen het tijd werd
-dat deze voorbijkwamen, en eindelijk het opzetten der luiken voor de
-winkelvensters. Niet voordat de kantoorlooper haar kwam waarschuwen,
-dat haar eenvoudig avondmaal gereed stond, wekte mevrouw Sparsit zich
-zelve uit haar gepeins, en bracht zij hare zwarte wenkbrauwen--zoo
-gerimpeld alsof er een strijkijzer noodig zou zijn om ze weder glad
-te krijgen--naar boven.
-
-"O hoe zot!" zeide mevrouw Sparsit toen zij alleen aan haar soupertje
-zat. Wat zij eigenlijk meende zeide zij niet; zij kan toch bezwaarlijk
-hare bestellen gemeend hebben.
-
-
-
-
-
-
-
-XVIII.
-
-MIJNHEER JAMES HARTHOUSE.
-
-
-De partij van Gradgrind had helpers noodig om de Gratiën te
-vermoorden. Zij zocht overal recruten te werven; en waar kon
-zij gemakkelijker recruten vinden dan onder die overbeschaafde
-gentlemen, die, daar zij ontdekt hadden, dat alles even weinig--dat
-is niets--waardig is, daarom voor alles gereed waren?
-
-Bovendien hadden de edele geesten, die zich tot deze trotsche hoogte
-hadden verheven, iets aantrekkelijks voor velen uit de school van
-Gradgrind. Deze bewonderden die overbeschaafde gentlemen; zij hielden
-zich alsof zij het niet deden, maar het was toch zoo. Om hen na te
-bootsen, werden zij ook flauw en traag; zij kauwden hunne woorden
-evenals zij, en dischten met hetzelfde voorkomen van lustelooze
-onverschilligheid de beschimmelde portietjes staathuishoudkunde op,
-waarop zij hunne leerlingen onthaalden. Nooit voorheen had men op
-de wereld zulk een wonderlijk tweeslachtig ras gezien, als aldus
-werd voortgebracht.
-
-Onder de overbeschaafde gentlemen, die niet geheel tot de school
-van Gradgrind behoorden, was er een van goede familie en nog beter
-voorkomen, met een gelukkig talent voor het luimige, waarmede hij
-eens een ontzaglijken indruk op het Huis der Gemeenten had gemaakt,
-bij gelegenheid dat hij dit onthaalde op het verslag van een ongeluk
-op een spoorweg, uit zijn oogpunt en dat van den Raad van Toezicht
-beschouwd, waarbij de zorgvuldigste beambten, die men ooit gekend
-had, aangesteld door de onbekrompenste directie, waarvan men ooit
-had gehoord, geholpen door de fraaiste mechanische toestellen,
-die hem ooit had uitgevonden, alles gebezigd op de beste baan,
-die ooit was aangelegd, vijf menschen om hals geholpen en twee en
-dertig gekwetst hadden, door eene toevalligheid zonder welke het
-uitmuntende van het geheele stelsel eigenlijk incompleet zou zijn
-geweest. Onder de verslagenen was eene koe en onder de gevondene en
-ongeëigende voorwerpen eene weduwe-rouwmuts; en de achtingswaardige
-volksvertegenwoordiger had, door deze muts aan de koe op te zetten,
-den lachlust van het Huis (dat een fijn gevoel voor het luimige heeft)
-zoodanig geprikkeld, dat het niet meer ernstig van de lijkschouwing
-kon hooren spreken, en onder gelach en gejuich de spoorwegdirectie
-van alle verantwoording vrijsprak.
-
-Nu had deze heer een broeder van nog beter voorkomen dan hij, die eerst
-een proefje van het leven had genomen als kornet bij de dragonders, en
-het vervelend had gevonden, toen nog een proefje er van in het gevolg
-van een Engelsch minister buitenslands, en het weder vervelend had
-gevonden; toen naar Jeruzalem was gereisd en zich daar verveeld had;
-en toen met een jacht door de wereld had omgedwaald en zich overal had
-verveeld. Tegen dezen heer zeide het bovengemelde achtingswaardige
-en luimige Parlements-lid eens op een broederlijken toon: "Jem, er
-is goede kans onder de mannen van feiten en cijfers. Zij hebben nog
-helpers noodig. Waarom zoudt gij u niet door de statistiek in het
-Parlement laten brengen?" Jem, eenigszins ingenomen met het nieuwe
-van dit denkbeeld en zeer verlegen om eene verandering, was evenzeer
-gereed voor de statistiek als voor iets anders. Hij keek dus een paar
-boeken door, en zijn broeder bazuinde het uit onder de mannen van
-feiten en cijfers, en zeide: "Als gij voor de eene of andere plaats
-een jongen in het Parlement wilt brengen, die er knap uitziet en eene
-drommels mooie redevoering kan houden, neem dan mijn broeder Jem, want
-hij is uw man." Na eenige proefnemingen in openbare vergaderingen,
-werd Jem door mijnheer Gradgrind en een raad van politieke wijzen
-goedgekeurd, en men besloot hem naar Coketown te zenden, om zich
-daar en in den omtrek bekend te maken. Zoo kwam Jem aan den brief,
-dien hij den vorigen avond aan mevrouw Sparsit had laten zien en dien
-mevrouw Bounderby nu voor zich had, met het adres: "Josiah Bounderby,
-Esquire, Bankier te Coketown. Tot bijzondere introductie van James
-Harthouse, Esquire. Thomas Gradgrind."
-
-Binnen een uur na het ontvangen dezer dépêche en het kaartje van
-mijnheer James Harthouse, zette mijnheer Bounderby zijn hoed op en ging
-naar het hotel. Daar vond hij mijnheer Harthouse, die uit het venster
-stond te kijken, in zulk eene jammerlijk neerslachtige stemming,
-dat hij reeds half genegen was om maar van de zaak af te zien.
-
-"Mijn naam, mijnheer," zeide de binnenkomende, "is Josiah Bounderby
-van Coketown."
-
-Mijnheer James Harthouse was zeer verheugd (hoewel men het hem niet
-kon aanzien) over een genoegen, dat hij zoolang had verwacht.
-
-"Coketown, mijnheer," zeide Bounderby, zich stevig op een stoel
-zettende, "is de soort van plaats niet waaraan gij gewoon zijt. Als gij
-het mij dus wilt veroorloven--of hetzij gij wilt of niet, want ik ben
-een rondborstig man--zal ik er u iets van zeggen eer wij verder gaan."
-
-Mijnheer Harthouse zou verrukt wezen.
-
-"Houd u daar niet al te zeker van," zeide Bounderby. "Ik beloof het
-u niet. Vooreerst, gij ziet onzen rook. Die is eten en drinken voor
-ons. Hij is het gezondste ding op de wereld in alle opzichten en vooral
-voor de long. Als gij een van hen zijt, die willen dat wij hem zullen
-laten verteren, ben ik uw tegenstander. Wij zullen de bodems onzer
-stoomketels niet sneller gaan verslijten dan wij nu doen, voor alle
-sentimenteele kwezelpraat in Groot-Brittannië en Ierland."
-
-"Mijnheer Bounderby," antwoordde mijnheer Harthouse, "ik verzeker u,
-dat ik geheel en volkomen van uwe gedachten ben--volgens overtuiging."
-
-"Ik ben blij dit te hooren," zeide Bounderby. "Nu hebt gij ook zonder
-twijfel een boel hooren praten over het werk in onze fabrieken, niet
-waar? Heel goed! Ik zal u de zaak doen kennen gelijk zij is. Het is
-het pleizierigste werk, en het lichtste werk, en het best betaalde
-werk dat er bestaat. Nog meer dan dat; wij zouden de fabrieken zelven
-niet meer kunnen verbeteren, of wij zouden Smirnasche tapijten op
-den grond moeten leggen--en zóó ver zullen wij niet gaan."
-
-"Gij hebt volkomen gelijk, mijnheer Bounderby."
-
-"Ten laatste," zeide Bounderby, "wat onze arbeiders betreft. Er is
-geen hand in deze stad, mijnheer, man, vrouw of kind, of hij heeft
-maar één voornaam doel in het leven. Dat doel is, schildpadsoep, en
-wildbraad te eten en met een gouden lepel gevoerd te worden--maar geen
-van allen zullen zij ooit schildpadsoep en wildbraad eten of met een
-gouden lepel gevoerd worden, dat beloof ik u. En nu kent gij de stad."
-
-Mijnheer Harthouse betuigde, dat hij dit kort begrip der geheele
-quaestie van Coketown uiterst leerzaam had gevonden en er geheel door
-opgebeurd was.
-
-"Ja, ziet gij," hervatte Bounderby, "het ligt in mijn karakter, dat ik
-tot volle verstandhouding met iemand wil komen, vooral met een publiek
-persoon, als ik met hem kennis maak. Nu heb ik u nog maar één ding meer
-te zeggen, mijnheer Harthouse, eer ik u verzeker, van het genoegen,
-waarmede ik aan den aanbevelingsbrief van mijn vriend, Tom Gradgrind,
-zal beantwoorden. Gij moet u zelven niet bedriegen door u een oogenblik
-te verbeelden, dat ik een man van afkomst ben. Ik ben eene echte
-spruit van het janhagel, van het uitvaagsel der maatschappij."
-
-Indien iets nog Jem's belangstelling in mijnheer Bounderby had kunnen
-verhoogen, zou het dit zijn geweest--zoo zeide hij tenminste.
-
-"Zoo geven wij elkander dus op gelijken voet de hand," zeide
-Bounderby. "Ik zeg op gelijken voet, omdat ik, hoewel ik weet wat
-ik ben, en beter dan iemand zeggen kan hoe diep de modderpoel was
-waaruit ik mij heb omhoog gewerkt, even trotsch ben als gij. Ik
-ben even trotsch als gij. En nu ik mijne onafhankelijkheid op eene
-behoorlijke manier heb doen gelden, mag ik er toe overgaan om te
-vragen, hoe gij vaart, en ik hoop, dat ge tamelijk wel zijt."
-
-"Nog beter dan anders," gaf mijnheer Harthouse te verstaan, "door de
-gezonde lucht van Coketown," en mijnheer Bounderby nam dit antwoord
-zeer gunstig op.
-
-"Misschien weet gij," zeide hij, "of misschien weet gij niet, dat ik
-met Tom Gradgrind's dochter getrouwd ben. Indien gij niets beters te
-doen hebt dan eens met mij door de stad te wandelen, zal ik u gaarne
-bij Tom Gradgrind's dochter introduceeren."
-
-"Mijnheer Bounderby," antwoordde Jem, "gij voorkomt mijne dierbaarste
-wenschen."
-
-Zij gingen zonder meer te spreken op weg en mijnheer Bounderby
-geleidde zijn nieuwen bekende, die zoo sterk bij hem afstak, naar
-het huis van rooden baksteen, met de zwarte luiken van buiten, de
-groene rolgordijnen van binnen en de zwarte deur boven de witte
-stoep van twee treden; en in de voorkamer van dat huis trad hun
-weldra het zonderlingste vrouwelijk wezen te gemoet, dat mijnheer
-James Harthouse nog ooit gezien had. Zij was zoo gedwongen en toch
-zoo achteloos, zoo stroef en toch zoo wakker, zoo koel en trotsch en
-toch zoo pijnlijk beschaamd over de snoevende nederigheid van haar
-echtgenoot--waarvan zij huiverde alsof ieder blijk daarvan een slag
-of een dolksteek was--dat het waarnemen van zulk eene vrouw hem een
-geheel nieuwe aandoening gaf. Haar gezicht was niet minder opmerkelijk
-dan hare manieren. Hare trekken waren bevallig, maar hun natuurlijk
-spel werd onder zulk een strakheid bedwongen, dat het onmogelijk
-was de ware uitdrukking daarvan te raden. Volkomen onverschillig,
-geheel zeker van zich zelve, nooit verlegen, en toch nooit op haar
-gemak, naar het lichaam in gezelschap met hen, terwijl haar geest
-blijkbaar geheel alleen was, kon het hem vooralsnog niet baten,
-dat hij zijne scherpzinnigheid inspande om deze vrouw te begrijpen,
-want zij stelde alle scherpzinnigheid teleur.
-
-Van de vrouw des huizes wierp de vreemdeling een blik op het huis
-zelf. Geen stilzwijgend blijk van de aanwezigheid eener vrouw was in
-de kamer te bespeuren. Geen klein maar bevallig sieraad, geen aardig
-uitgedacht voorwerp tot gebruik of gemak duidde ergens haar invloed
-aan. Met brallenden rijkdom, maar zonder smaak gemeubileerd, evenmin
-vroolijk als gemakkelijk, staarde de kamer de aanwezigen aan, zonder
-door het minste spoor van eenige vrouwelijke bezigheid verlevendigd
-of verzacht te worden. Gelijk mijnheer Bounderby te midden zijner
-huisgoden stond, zoo besloegen die ongenadige godheden hare plaatsen
-om mijnheer Bounderby heen; zij waren elkander waardig en wel gepaard.
-
-"Dit, mijnheer," zeide Bounderby, "is mijne vrouw, mevrouw
-Bounderby. Tom Gradgrind's oudste dochter. Louisa, mijnheer James
-Harthouse. Mijnheer Harthouse heeft zich op de monsterrol van uw
-vader laten zetten. Als hij niet eerlang Tom Gradgrind's collega is,
-geloof ik dat wij toch weldra uit een van onze naburige steden van
-hem zullen hooren. Gij merkt wel op, mijnheer Harthouse, dat mijne
-vrouw jonger is dan ik. Ik weet niet wat zij bijzonders in mij gezien
-heeft om mij te trouwen; maar zij moet toch iets in mij gezien hebben,
-denk ik, of zij zou mij niet getrouwd hebben. Zij heeft een hoop
-kostbare kundigheden verzameld, mijnheer, politieke en andere. Als
-gij u spoedig in het een of ander op de hoogte wilt brengen, kan ik
-u geene betere raadgeefster aanraden dan Louisa Bounderby."
-
-Mijnheer Harthouse was overtuigd, dat hem geene meer beminnelijke
-raadgeefster kon worden aanbevolen, of eene waarvan hij zooveel kans
-had om te leeren.
-
-"Komaan," zeide zijn gastheer. "Als gij hier in complimenten wilt gaan
-handelen, zult ge wel voortkomen, want gij zult geene concurrentie
-vinden. Ik heb nooit gelegenheid gehad om complimenten te leeren,
-en ik versta de kunst niet om ze te maken. Om de waarheid te zeggen,
-ik veracht ze. Maar uwe opvoeding is geheel anders geweest dan de
-mijne; de mijne was er eene van stavast, dat zeg ik u. Gij zijt
-een gentleman, en ik wil mij daarvoor niet uitgeven. Ik ben Josiah
-Bounderby van Coketown, en dat is genoeg voor mij. Evenwel, schoon
-manieren en stand op mij geen indruk maken, mogen zij dat wel op Louisa
-Bounderby doen. Zij heeft mijne voordeelen niet gehad--nadeelen zoudt
-gij ze noemen, maar ik noem ze voordeelen--en dus zult gij uw kruit
-niet verspillen, dat durf ik wel zeggen."
-
-"Mijnheer Bounderby," zeide Jem, zich met een glimlach naar Louisa
-keerende, "is een edel ros in den natuurstaat, geheel vrij van het
-tuig der maatschappelijke vooroordeelen, waarin een knol gelijk ik
-moet loopen."
-
-"Gij hebt zeer veel achting voor mijnheer Bounderby," antwoordde zij
-koel, "en dat is niet meer dan natuurlijk."
-
-Voor iemand die zooveel van de wereld gezien had, was hij schandelijk
-uit het veld geslagen en dacht: "Hoe moet ik dat opvatten?"
-
-"Gij zult u, naar ik begrijp uit hetgeen mijnheer Bounderby gezegd
-heeft, aan den dienst van uw vaderland toewijden," zeide Louisa,
-nog voor hem staande waar zij het eerst was blijven staan--terwijl
-hare zelfbeheersching zonderling in strijd was met hare duidelijk
-zichtbare onrustigheid. "Gij hebt u voorgenomen om de natie den weg
-uit al hare moeielijkheden te wijzen."
-
-"Neen, mevrouw Bounderby, op mijne eer, dat niet," antwoordde hij
-lachende. "Ik wil bij u zoo iets niet voorwenden. Ik heb hier en daar
-het een en ander gezien, en ik heb bevonden dat alles even nietig is,
-gelijk iedereen gedaan heeft, hoewel sommigen het bekennen en anderen
-niet; ik zal nu in het Parlement pogen te komen als voorstander der
-meeningen van uw geachten vader, omdat ik inderdaad geene keus van
-meeningen heb, en deze dus even goed kan voorstaan als iets anders."
-
-"Hebt gij dan geene eigene meeningen?" zeide Louisa.
-
-"Ik heb zelfs de geringste voorkeur niet meer over. Ik verzeker u, dat
-ik aan geene meeningen hoegenaamd eenig gewicht hecht. Het gevolg der
-verscheidenheden der verveling, die ik ondergaan heb, is de overtuiging
-(of overtuiging moest een te krachtig woord zijn voor het flauwe
-gevoel dat de zaak mij inboezemt), dat het eene systeem van begrippen
-evenveel goed en evenveel kwaad zal doen als het andere. Er is eene
-Engelsche familie met een fraai Italiaansch motto; "Wat gebeuren moet
-zal gebeuren." Dat is de eenige waarheid, die nog leeft."
-
-Deze huichelachtige vertooning van eerlijkheid bij oneerlijkheid--eene
-zoo gevaarlijke, zoo doodelijke en zoo gewone ondeugd--scheen, naar hij
-opmerkte, een weinig gunstiger voor hem te stemmen. Hij vervolgde zijn
-voordeel door op zijn luchtigsten toon--een toon waaraan zij zooveel
-of zoo weinig beteekenis kon hechten als zij verkoos--te zeggen:
-"De partij, die alles, wat het ook zijn mag, met eene rij cijfers
-kan bewijzen, mevrouw Bounderby, komt mij voor de meeste grappen te
-beloven en iemand de meeste kans te geven. Ik ben er evenzeer aan
-gehecht alsof ik er aan geloofde. En wat zou ik met mogelijkheid meer
-kunnen doen, als ik er aan geloofde!"
-
-"Gij zijt al zeer zonderling in uwe politiek," zeide Louisa.
-
-"Ik verzoek wel verschooning; ik heb zelfs die verdienste niet. Wij
-zouden de grootste partij in den staat uitmaken, mevrouw Bounderby,
-dat verzeker ik u, als wij allen uit de door ons gekozene gelederen
-stapten en te zamen gemonsterd werden."
-
-Mijnheer Bounderby, die gevaar had geloopen door zijn stilzwijgen te
-barsten, viel er nu op in met een voorstel om het diner tot halfzeven
-uit te stellen en mijnheer James Harthouse intusschen eenige bezoeken
-te laten afleggen bij de notabiliteiten van Coketown en den omtrek. De
-bezoeken werden afgelegd, en door een voorzichtig gebruik van zijne
-in den laatsten tijd van buiten geleerde kundigheden kwam mijnheer
-James Harthouse er zegepralend doorheen, hoewel met een aanmerkelijken
-aanwas van verveling.
-
-Des avonds vond hij de tafel voor vier gedekt, hoewel zij slechts
-met hun drieën plaats namen. Dit was eene geschikte gelegenheid voor
-mijnheer Bounderby om uit te weiden over den smaak van den halven
-stuiver gestoofde paling, die hij, toen hij acht jaren oud was,
-op straat had gekocht, en ook over het slechte water, meer in 't
-bijzonder bestemd om de straat te begieten, waarmede hij dien maaltijd
-naar beneden had gespoeld. Onder de soep en de visch onthaalde hij
-zijn gast insgelijks op de berekening, dat hij, Bounderby, in zijne
-jeugd ten minste drie paarden, als rookworst of andere dingen vermomd,
-had opgegeten. Deze verhalen beantwoordde Jem nu en dan met een flauw
-"verrukkelijk!" en waarschijnlijk hadden zij hem doen besluiten om
-den volgenden ochtend weder naar Jeruzalem te gaan, indien hij minder
-nieuwsgierig ten opzichte van Louisa ware geweest.
-
-"Is er dan niets," dacht hij, haar aanziende, terwijl zij aan het
-hoofd der tafel zat, waar hare jeugdige gestalte, klein en tenger,
-maar gracieus, zich even bevallig als misplaatst vertoonde; "is er
-dan niets, dat eenige beweging in dat gezichtje kan brengen?"
-
-Ja, er was iets; daar kwam het, in eene onverwachte gedaante! Tom
-verscheen. Hare trekken veranderden toen de deur openging, en een
-heldere glimlach blonk op haar gelaat.
-
-Een schoone glimlach. Maar mijnheer James Harthouse zou er toch niet
-zooveel in gevonden hebben, als hij zich niet zoolang over haar
-strak gezicht had verwonderd. Zij stak hare hand uit--een fraai,
-zacht handje; en hare vingers sloten zich om die van haar broeder,
-alsof zij ze aan hare lippen had willen brengen.
-
-"Ha, ha!" dacht de gast. "Die hondsvot is het eenige schepsel waarom
-zij iets geeft. Zoo, zoo!"
-
-De hondsvot werd gepresenteerd en nam plaats. De benaming was hard,
-maar niet onverdiend.
-
-"Toen ik zoo oud was als gij, Tom," zeide Bounderby, "paste ik op
-mijn tijd, of ik kreeg geen eten."
-
-"Toen gij zoo oud waart als ik," antwoordde Tom, "hadt gij geene
-verwarde rekening terecht te brengen en u dan naderhand nog te
-kleeden."
-
-"Zwijg daar nu maar van," zeide Bounderby.
-
-"Wel, begin dan ook niet met mij," bromde Tom.
-
-"Mevrouw Bounderby," zeide Harthouse, die dit gemompel duidelijk
-hoorde, "uw broeders gezicht komt mij zeer bekend voor. Kan ik hem
-buitenslands hebben gezien? of aan eene openbare school misschien?"
-
-"Neen," antwoordde zij met zeer veel belangstelling, "hij is
-nooit buitenslands geweest, en hij is hier thuis opgevoed. Tom,
-lieve broeder, ik zeg daar aan mijnheer Harthouse, dat hij u niet
-buitenslands kan gezien hebben."
-
-"Nooit zulk een fortuintje gehad, mijnheer," zeide Tom.
-
-Er was weinig genoeg aan hem te zien om haar gezicht te doen
-ophelderen, want hij was lomp, stug en onvriendelijk in zijne manieren,
-zelfs voor haar. Des te grooter moest de eenzaamheid van haar hart
-zijn geweest, en hare behoefte om het aan iemand weg te schenken. "Des
-te meer is die hondsvot het eenige schepsel, waarom zij ooit gegeven
-heeft," dacht mijnheer James Harthouse, al mijmerende, "des te meer,
-des te meer."
-
-Zoowel in het bijzijn zijner zuster, als nadat zij de kamer verlaten
-had, gaf de hondsvot zich geene moeite om zijne minachting voor
-mijnheer Bounderby te verbergen, wanneer hij die, zonder dat dit
-onafhankelijk personage het opmerkte, kon aan den dag leggen door
-een scheef gezicht te trekken of met een oog te knippen. Zonder
-deze telegrafische mededeelingen te beantwoorden, moedigde mijnheer
-Harthouse hem echter in den loop van den avond zooveel mogelijk aan
-en toonde eene bijzondere ingenomenheid met hem.--Toen hij eindelijk
-opstond om weder naar zijn hotel te gaan en eenigen twijfel te kennen
-gaf, of hij bij den avond den weg wel zou weten te vinden, bood de
-hondsvot dadelijk zijn dienst als gids aan en ging met hem de straat
-op om hem daarheen te geleiden.
-
-
-
-
-
-
-
-XIX.
-
-DE HONDSVOT.
-
-
-Het was zeker opmerkelijk, dat een jong heer, die onder zulk een
-stelsel van onnatuurlijk bedwang was opgevoed, juist een huichelaar
-zou worden; maar toch was dit het geval met Tom. Het was zeker
-vreemd, dat een jong heer, die nooit vijf minuten lang aan zijn eigen
-bestuur was overgelaten, eindelijk geheel buiten staat zou zijn om
-zich zelven te besturen, maar zoo was het evenwel met Tom. Het was
-geheel onverklaarbaar, dat een jong heer, wiens verbeelding in de
-wieg was gesmoord, nog door het spook daarvan, in de gedaante eener
-grove zinnelijkheid zou worden lastig gevallen; maar zulk een monster
-was toch Tom.
-
-"Rookt gij?" zeide mijnheer James Harthouse, toen zij aan het hotel
-kwamen.
-
-"Dat zou ik denken," antwoordde Tom.
-
-Hij kon niet minder doen dan Tom boven verzoeken; en Tom kon niet
-minder doen dan met hem naar boven gaan. Onder den invloed van een
-verkoelenden drank, geschikt voor zulk een weder, maar niet zoo flauw
-als koel, en van fijner sigaren dan daar in de stad te koop waren,
-zat Tom spoedig en op zijn gemak aan zijn kant van de sofa, meer dan
-ooit genegen om zijn nieuwen vriend aan den anderen kant te bewonderen.
-
-Na een poosje gerookt te hebben, blies Tom den rook op zijde, om zijn
-vriend eens op te nemen.
-
-"Hij schijnt zich niets om zijne kleeren te bekreunen," dacht Tom,
-"en hoe heerlijk kleedt hij zich toch. Wat een gepoetste klant is hij!"
-
-Mijnheer James Harthouse, die toevallig den blik van Tom opving,
-merkte nu aan, dat hij niet dronk, en schonk zijn glas met achtelooze
-hand opnieuw vol.
-
-"Wel bedankt," zeide Tom. "Wel bedankt! Nu, mijnheer Harthouse, hoop
-ik, dat ge van avond omtrent uw bekomst van ouden Bounderby hebt
-gekregen." Terwijl Tom dit zeide, kneep hij zijn eene oog dicht en
-keek met het andere schalkachtig over den rand van zijn glas heen.
-
-"Een heel goede kerel, inderdaad," antwoordde mijnheer James Harthouse.
-
-"Ei zoo, vindt ge dat?" zeide Tom en kneep weder zijn oog dicht.
-
-Mijnheer James Harthouse glimlachte, stond van de sofa op, kuierde
-naar den schoorsteen en bleef met zijn rug tegen den mantel staan
-rooken. Zoo vlak voor Tom staande en op dezen neerziende, merkte
-hij aan:
-
-"Welk een comisch schoonbroeder zijt gij toch!"
-
-"Welk een comisch schoonbroeder is oude Bounderby, meent gij, naar
-ik denk," zeide Tom.
-
-"Ge zijt bijtend scherp, Tom," liet mijnheer James Harthouse hierop
-volgen.
-
-Er lag iets zoo streelends in, zoo goede vrienden met zulk een vest
-te wezen, door zulk eene stem Tom genoemd te worden, zoo spoedig op
-zulk een familiaren voet met zulk een bakkebaard te zijn, dat Tom
-ongemeen met zich zelven in zijn schik was.
-
-"Och, ik geef niet om ouden Bounderby, als ge dat meent," zeide
-hij. "Ik heb hem altijd ouden Bounderby genoemd als ik van hem sprak,
-en ik heb altijd op dezelfde manier over hem gedacht. Ik zal nu niet
-gaan beginnen met naar beleefde woorden te zoeken, als ik van ouden
-Bounderby spreek. Dat zou nu wat laat wezen."
-
-"Om mij behoeft ge niet te geven," hervatte James; "maar pas op als
-zijne vrouw er bij is, weet ge."
-
-"Zijne vrouw?" zeide Tom. "Mijne zuster Louisa? O ja!" Hij lachte en
-nam nog een slok van den verkoelenden drank.
-
-James Harthouse bleef op dezelfde plek en in dezelfde houding op zijn
-gemak zijne sigaar staan rooken en zag den hondsvot genoeglijk aan,
-alsof hij wist dat hij zelf een booze geest in de gedaante van een
-innemend gentleman was, die slechts over hem behoefde te zweven om
-hem te dwingen zijne geheele ziel aan hem over te geven. Het scheen
-te blijken, dat de hondsvot voor dien invloed zwichtte. Hij zag zijn
-makker eerst benepen, toen met bewondering, toen met onbeschaamde
-stoutheid aan, en trok zijn eene been op de sofa.
-
-"Mijne zuster Louisa?" zeide Tom. "Zij heeft nooit om Bounderby
-gegeven."
-
-"Dat is de verledene tijd, Tom," hervatte mijnheer James Harthouse,
-en sloeg met zijn pink de asch van zijne sigaar. "Wij zijn in den
-tegenwoordigen tijd."
-
-"Onzijdig werkwoord: niet om geven. Aantoonende wijs, tegenwoordige
-tijd. Eerste persoon enkelvoud, ik geef niet om hem; tweede persoon,
-gij geeft niet om hem; derde persoon, zij geeft niet om hem,"
-antwoordde Tom.
-
-"Aardig! Heel aardig!" zeide zijn vriend. "Maar gij meent het toch
-niet."
-
-"Of ik het meen!" riep Tom uit. "Op mijne eer! Wel, gij wilt mij toch
-niet zeggen, mijnheer Harthouse, dat gij werkelijk denkt, dat mijne
-zuster om ouden Bounderby geeft."
-
-"Lieve vriend," antwoordde James, "wat ben ik anders verplicht te
-denken, als ik twee getrouwde lieden vind, die tevreden en vergenoegd
-met elkander leven?"
-
-Tom had nu zijne beide beenen op de sofa. Indien zijn tweede been niet
-reeds daarop ware geweest, toen hij zoo "lieve vriend" genoemd werd,
-zou hij het in dit gewichtig oogenblik van het gesprek er op hebben
-getrokken. Daar hij het noodig gevoelde iets te doen, rekte hij zich
-meer in de lengte uit, liet zijn achterhoofd op den kant der sofa
-zinken, en zoo met eene matelooze affectatie van onbekommerdheid
-voortrookende, keerde hij zijn gemeen gezicht en zijne twee niet al
-te nuchtere oogen naar dat gelaat, dat zoo onverschillig en toch met
-zulk een machtigen invloed op hem neerzag.
-
-"Gij kent onzen oude, mijnheer Harthouse," zeide Tom, "en dus behoeft
-het u niet te verwonderen, dat Louisa met ouden Bounderby trouwde. Zij
-had nooit een vrijer gehad, en de oude stelde haar Bounderby voor,
-en toen nam zij hem."
-
-"Zeer gehoorzaam van uwe interessante zuster," zeide mijnheer James
-Harthouse.
-
-"Ja, maar zij zou zoo gehoorzaam niet zijn geweest, en het zou niet
-zoo gemakkelijk gegaan zijn," antwoordde de hondsvot, "als het niet
-om mij geweest ware."
-
-De verzoeker trok slechts zijne wenkbrauwen op, maar de hondsvot was
-genoodzaakt voort te gaan.
-
-"Ik overreedde haar," zeide hij met een zeer stichtelijk voorkomen van
-meerderheid. "Ik was bij ouden Bounderby op het kantoor geplakt--waar
-ik nooit had willen wezen--en ik wist wel, dat ik daar in moeite zou
-komen als zij ouden Bounderby den zak gaf; en zoo zeide ik haar wat
-ik van haar wenschte, en zij deed het. Zij zou alles voor mij gedaan
-hebben. Het was heel mooi van haar, niet waar?"
-
-"Het was verrukkelijk, Tom!"
-
-"Niet dat het voor haar van zooveel gewicht was als voor mij,"
-vervolgde Tom koeltjes, "omdat mijne vrijheid, mijn pleizier en
-misschien mijn vooruitkomen er van afhingen; zij had toch geen
-anderen vrijer, en thuisblijven was zoo goed als in de gevangenis
-zitten--vooral toen ik weg was. Het ware nog wat anders geweest als
-zij een anderen vrijer voor ouden Bounderby had laten loopen; maar
-het was toch goed van haar."
-
-"Het was heerlijk gedaan. En nu leeft zij weltevreden voort."
-
-"O," antwoordde Tom met eene mengeling van lof en minachting, "zij
-is een meisje. Een meisje kan zich overal in schikken. Zij heeft nu
-eene vaste positie en zij geeft er niet om. Dat leven is voor haar
-evengoed als ieder ander leven. Bovendien, al is Louisa een meisje,
-zij is toch geen gewoon meisje. Zij kan zich in zich zelve opsluiten
-en een uur achtereen zitten denken, gelijk ik haar dikwijls naar het
-vuur heb zien zitten kijken."
-
-"Zoo, zoo? Zij weet zich zelve dus bezig te houden," zeide Harthouse
-al rookende.
-
-"Niet zooveel als gij wel denken zoudt," antwoordde Tom, "want onze
-oude heeft haar met allerlei droge studiën laten volproppen. Dat is
-zijn systeem."
-
-"Hij heeft dus zijne dochter naar zijn eigen model gevormd," merkte
-Harthouse aan.
-
-"Zijne dochter? Ja, en iedereen dien hij maar kon. Hij heeft mij ook
-op die manier gevormd," zeide Tom.
-
-"Onmogelijk!"
-
-"Ja zeker," zeide Tom en schudde zijn hoofd. "Ik kan u zeggen, mijnheer
-Harthouse, dat ik, toen ik pas de deur uitkwam en naar ouden Bounderby
-ging, zoo droog was als een stokvisch en niet meer van het leven wist
-dan eene oester."
-
-"Kom, kom, Tom! Dat kan ik haast niet gelooven. Gekheid is gekheid."
-
-"Bij mijne ziel," zeide de hondsvot, "ik spreek in ernst. Dat doe ik
-waarlijk." Hij rookte een poosje met groote deftigheid en vervolgde
-toen met buitengemeene zelfvoldoening: "Ik heb sedert een beetje
-geleerd, dat ontken ik niet. Maar daarvoor heb ik zelf gezorgd;
-dat heb ik mijn vader niet te danken."
-
-"En uwe schrandere zuster?"
-
-"Mijne schrandere zuster is omtrent waar zij voorheen was. Zij placht
-mij te klagen dat zij niets had om zich bezig te houden, gelijk de
-andere meisjes hebben, en ik begrijp niet hoe zij dat sedert te boven
-is gekomen. Maar zij geeft daar niet om," voegde hij er scherpzinnig
-bij, en trok weder aan zijne sigaar. "Een meisje kan altijd haar tijd
-klein krijgen."
-
-"Toen ik gisteravond aan het kantoor aanging, om het adres van
-mijnheer Bounderby te vragen, vond ik daar eene oude dame, die eene
-bijzondere hoogachting voor uwe zuster scheen te koesteren," merkte
-mijnheer James Harthouse aan, terwijl hij het stompje van de sigaar,
-die hij opgerookt had, wegwierp.
-
-"Moeder Sparsit?" zeide Tom. "Wat, hebt gij haar al gezien?"
-
-Zijn vriend knikte. Tom nam zijne sigaar uit den mond, om zijn oog,
-dat eenigszins weerbarstig begon te worden, te beter te kunnen
-dichtknijpen, en eenige malen met zijn vinger tegen zijn neus te
-tikken.
-
-"Moeder Sparsit gevoelt voor Louisa veel meer dan achting, zou ik
-denken," zeide Tom. "Zeg liever: liefde en dankbaarheid. Moeder
-Sparsit heeft zelve nooit naar Bounderby gehengeld toen hij nog
-vrijgezel was. Wel neen!"
-
-Dit waren de laatste woorden, die de hondsvot sprak, eer hem eene
-duizeligheid en slaperigheid overvielen, die door eene volkomene
-vergetelheid werden gevolgd. Hij werd uit dezen laatsten toestand
-opgewekt door te droomen van een onaangenaam gevoel, alsof hij met
-eene laars werd geschopt, en tegelijk hoorde hij eene stem, die zeide:
-"Kom, het wordt laat. Maak je nu weg!"
-
-"Wel," zeide hij, van de sofa opkrabbelende, "dan zal ik afscheid
-van u moeten nemen. Zeg eens. Gij hebt heel goede sigaren, maar ze
-zijn wat al te licht."
-
-"Ja, ze zijn al te licht," antwoordde zijn gastheer.
-
-"Het is zot, zoo licht als ze zijn," zeide Tom. "Waar is de
-deur? Goedennacht."
-
-Hij had nog een zonderlingen droom van een knecht, die hem voorttrok
-door een nevel, welke, nadat hij hem vrij wat moeite had veroorzaakt,
-in zooverre optrok, dat hij de straat kon zien, waarop hij alleen was
-blijven staan. Toen ging hij tamelijk gemakkelijk naar huis, hoewel
-niet vrij van een gevoel, alsof zijn nieuwe vriend nog bij hem was
-en invloed op hem uitoefende--alsof hij nog hier of daar in dezelfde
-achtelooze houding stond te leunen en hem met denzelfden blik aanzag.
-
-De hondsvot ging naar huis en naar bed. Indien hij er eenige bewustheid
-van had gehad wat hij dien avond had gedaan, en wat minder van een
-hondsvot en wat meer van een broeder had gehad, zou hij misschien
-onderweg omgekeerd en naar de stinkende, zwart geverfde rivier geloopen
-zijn, om daarin voorgoed ter ruste te gaan en zijn hoofd voor altijd
-onder het gordijn van haar modderig water te verschuilen.
-
-
-
-
-
-
-
-XX.
-
-MANNEN EN BROEDERS.
-
-
-"O, mijne vrienden, gij werklieden van Coketown, die in het stof
-vertreden wordt! O, mijne vrienden en landgenooten, slaven eener
-dwingelandij, die u met ijzeren vuist verplettert! O, mijne vrienden,
-medemenschen, die met mij arbeidt en met mij lijdt! Ik zeg u, dat
-het uur gekomen is, waarin wij met elkander moeten pal staan als eene
-vereenigde macht, en de onderdrukkers tot stof vergruizen, die zich
-maar al te lang hebben vetgemest met den roof onzer huisgezinnen,
-met het zweet onzer aangezichten, met den arbeid onzer handen, met de
-kracht onzer spieren, met de heerlijke, door God geschonkene rechten
-der Menschheid en de heilige en eeuwige aanspraken der Broederschap!"
-
-"Goed zoo! Hoort, hoort, hoort! Hoera!" en andere dergelijke
-kreten rezen met luide stemmen op uit alle hoeken der volgepropte en
-stinkend benauwde zaal, waarin de redenaar, op eene stellage staande,
-zich van dezen en meer anderen wind en damp, dien hij in zich had,
-ontlastte. Hij had zich met zijn declameeren tot eene geweldige hitte
-gebracht, en was even schor als warm. Door onder eene flikkerende
-gasvlam uit alle macht te staan schreeuwen, zijne vuisten dicht te
-knijpen, zijn voorhoofd te fronsen, zijne tanden opeen te klemmen en
-met zijne armen te schermen, had hij zijne krachten zoozeer uitgeput,
-dat hij nu moest ophouden en om een glas water vragen.
-
-Terwijl hij daar stond en zijn vurig gezicht met eene teug water
-poogde te blusschen, was de vergelijking tusschen den redenaar en
-de menigte, die met aandachtige gezichten naar hem stond te turen,
-geweldig in zijn nadeel. Op de getuigenis der natuur afgaande, was
-hij door weinig meer, dan door de stellage, waarop hij stond, boven
-de massa verheven. In vele opzichten was hij beneden de lieden, die
-zijn gehoor uitmaakten. Hij was niet zoo eerlijk, niet zoo mannelijk,
-niet zoo welgezind; slimheid verving bij hem hunne eenvoudigheid,
-en hartstochtelijkheid hun degelijk gezond verstand. Met zijne bijna
-mismaakte gestalte, zijne hooge schouders, zijn overhangend voorhoofd,
-zijne trekken, waarin eene uitdrukking van wreveligheid tot eene
-gewoonte was geworden, stak hij, zelfs met zijne zwierige kleeding,
-ongunstig af bij de meerderheid zijner hoorders in hun eenvoudig
-werkpak. Zoo vreemd als het altijd is eene vergadering zich lijdzaam
-te zien onderwerpen aan de langdradigheid van een vervelenden en
-verwaanden redenaar, hetzij een lord of een ongetiteld burger,
-zóó diep beneden drie vierde zijner toehoorders in den poel zijner
-geesteloosheid verzonken, dat zij hem door geene menschelijke middelen
-tot hunne eigene intellectueele hoogte konden verheffen, was het zelfs
-bijzonder treurig en treffend, die menigte van ernstige aangezichten
-te zien, aan wier eerlijkheid over het geheel door geen bevoegd en
-onbevooroordeeld waarnemer kon getwijfeld worden, en die door zulk
-een leidsman tot zulk eene opgewondenheid werden gebracht.
-
-"Goed zoo! Hoort, hoort! Hoera!" Het vuur zoowel van aandacht als
-van wil, dat van al die aangezichten straalde, maakte ze tot een
-zeer indrukwekkend schouwspel. Hier was geene verveling, geene
-lusteloosheid, geene ijdele nieuwsgierigheid, geene van die vele
-trappen van onverschilligheid, welke men in alle andere vergaderingen
-ziet, voor een oogenblik zichtbaar. Dat ieder zijn toestand in
-een of ander opzicht erger vond dan die zijn moest; dat ieder zich
-verplicht achtte om zich met de anderen te vereenigen ten einde dien
-toestand te verbeteren; dat ieder gevoelde dat zijne eenige hoop
-daarin gelegen was, dat hij zich met de makkers, die hem omringden,
-verbond; en dat in dit geloof, het mocht dan het ware of onware zijn
-(ongelukkig was het toen het onware), die geheele menigte ernstig en
-oprecht was, dit had iedereen, die zich daar bevond en maar verkoos te
-zien wat er gebeurde, even duidelijk moeten wezen als de ongeverfde
-balken van den zolder en de gewitte muren van het vertrek. Ook had
-zulk een toeschouwer niet kunnen missen in zijn hart te gevoelen,
-dat deze lieden zelf door hunne dwalingen toonden, dat zij groote
-eigenschappen bezaten, vatbaar om tot het beste en gelukkigste doel
-te worden aangewend; en dat het voorgeven (op grond van algemeene
-beweringen, hoe stout en meesterachtig ook geuit), alsof zij geheel
-zonder reden en alleen uit hun eigen onredelijken wil dien dwaalweg
-opgingen, hetzelfde was, als te beweren dat er rook kon zijn zonder
-vuur, dood zonder geboorte, oogst zonder zaad, of iets wat het ook
-wezen mocht, dat uit niets voortkwam.
-
-Toen de redenaar zich verfrischt had, veegde hij zijn gerimpeld
-voorhoofd af, door er verscheidene malen van den linker- naar den
-rechterkant met zijn tot een kussentje opgevouwen zakdoek overheen
-te strijken, en spande toen al zijne verlevendigde krachten in om
-een hoonenden glimlach vol smaad en bitterheid voort te brengen.
-
-"Maar, mijne vrienden en broeders! Mannen en Engelschen, vertrapte
-werklieden van Coketown! Wat zullen wij zeggen van dien man, dien
-werkman--dat ik het noodig moet bevinden om dien roemrijken naam
-zoodanig te verguizen!--die, bij ondervinding bekend met het onrecht
-en het leed, dat gij te lijden hebt, gij, hoe ook miskend, de kracht
-en het merg van dit eiland, en die gehoord heeft hoe gij met eene
-edele en grootsche eenstemmigheid die dwingelanden zult doen beven,
-besloten hebt tot de fondsen van het Vereenigd Gezamenlijk Tribunaal
-bij te dragen, en u te houden aan de voorschriften, welke zij ook
-mogen zijn, door dat lichaam tot uw welzijn uitgevaardigd--wat,
-vraag ik u, zult gij zeggen van dien werkman, wien ik tot mijne
-spijt als zoodanig moet erkennen, die op zulk een tijd zijn post
-verlaat en zijne vlag verkoopt; die op zulk een tijd een verrader,
-een lafhartige en een afvallige wordt; die op zulk een tijd zich
-niet schaamt u de schandelijke en vernederende bekentenis te doen,
-dat hij op zichzelf wil blijven en niet een van de vereenigden zijn,
-die dapper voor de Vrijheid en het Recht pal staan?"
-
-De vergadering was op dit punt verdeeld. Er werd wel gebromd en
-gefloten, maar het algemeen gevoel van eer was veel te sterk om
-iemand ongehoord te veroordeelen. "Pas op, dat gij het recht
-hebt, Slackbridge."--"Laat hij voor den dag komen."--"Laten
-wij hem hooren!"--Zulke dingen werden van verschillende kanten
-geroepen. Eindelijk riep eene krachtige stem: "Is de man hier? Als de
-man hier is, Slackbridge, laten wij dan den man zelf hooren, in plaats
-van u," en dit voorstel werd met algemeene toejuiching ontvangen.
-
-Slackbridge, de redenaar, zag met een verdelgenden glimlach om zich
-heen, en zijne rechterhand op armslengte uitstekende (gelijk de
-manier van alle Slackbridge's is), om de bulderende zee te stillen,
-wachtte hij tot er eene diepe stilte was ontstaan.
-
-"O, mijne vrienden en medemenschen!" zeide Slackbridge toen, met
-geweldige verontwaardiging zijn hoofd schuddende, "ik verwonder mij
-niet, dat gij, de mishandelde zonen des arbeids, ongeloovig zijt aan
-het bestaan van zulk een man. Maar hij, die zijn geboorterecht voor een
-schotel moes verkocht, heeft bestaan, Judas Iscarioth heeft bestaan,
-Castlereagh heeft bestaan, en die man bestaat!"
-
-Nu volgde eene korte verwarring en een gedrang naar de stellage,
-daarmede eindigende, dat de man zelf naast den redenaar voor de
-vergadering stond. Hij was bleek en zijn gezicht duidde eenige
-ontroering aan, die vooral aan zijne lippen zichtbaar was; maar hij
-stond daar rustig, met de linkerhand aan de kin, wachtende om gehoord
-te worden. Er was een voorzitter om de handelingen der vergadering
-te besturen, en deze persoon nam nu de zaak in handen.
-
-"Mijne vrienden," zeide hij, "uit kracht van mijn post als uw
-president, verzoek ik onzen vriend Slackbridge, die in deze zaak
-misschien een weinigje al te ver gaat, om te gaan zitten, terwijl
-deze man, Stephen Blackpool, gehoord wordt. Gij allen kent dezen man,
-Stephen Blackpool. Gij kent hem sedert lang door zijne ongelukken en
-zijn goeden naam."
-
-Daarmede drukte de president hem hartelijk de hand en ging weder
-zitten. Slackbridge zette zich insgelijks en veegde zijn gloeiend
-voorhoofd af, altijd van den linker- naar den rechterkant en nooit
-andersom.
-
-"Mijne vrienden," begon Stephen, te midden eener doodsche stilte,
-"ik heb gehoord wat er van mij gezegd is, en het is waarschijnlijk,
-dat ik het niet verbeteren zal. Maar ik heb liever, dat gij de waarheid
-over mij zelven uit mijn eigen mond hoort, dan uit die van een ander,
-hoewel ik nooit voor zoovelen kon spreken zonder in de war te raken
-en verlegen te worden."
-
-Slackbridge schudde in zijne bitterheid zijn hoofd alsof hij het
-wilde afschudden.
-
-"Ik ben de eenige werkman in de fabriek van Bounderby, van al de
-werklieden daar, die niet tot de voorgestelde bepalingen toetreed. Ik
-kan er niet in toetreden. Mijne vrienden, ik twijfel of zij u eenig
-goed zullen doen. Denkelijk zullen zij u kwaaddoen."
-
-Slackbridge lachte, sloeg zijne armen over elkaar en zette met een
-gefronst voorhoofd een spottend gezicht.
-
-"Maar het is niet zoozeer daarom, dat ik er buiten blijf. Als dat
-alles was, zou ik wel met de anderen meedoen. Maar ik heb mijne
-redenen--mijne eigene redenen, ziet ge--die mij verhinderen; niet
-alleen nu, maar altijd--altijd--mijn leven lang."
-
-Slackbridge stond op, knarste op zijne tanden en plaatste zich met
-woeste gebaren naast hem.
-
-"O, mijne vrienden," riep hij uit, "wat anders dan dit heb ik u
-gezegd? O, mijne landgenooten, welke andere waarschuwing dan deze
-heb ik u gegeven? En hoe staat zulk eene lafhartigheid aan een man,
-op wien men weet dat ongelijke wetten zoo zwaar hebben gedrukt? O,
-gij Engelschen, ik vraag u, hoe staat zulk een verraad aan een van
-uw eigen volk, die aldus bewilligt in zijn eigen verderf en het uwe,
-en in dat van uwe kinderen en kindskinderen?"
-
-Sommigen applaudisseerden, anderen riepen "foei!" en "schande!" maar
-de meesten van het gehoor hielden zich stil. Zij zagen naar Stephen's
-uitgeteerd gelaat, nog roerender door de oprechte aandoening, die
-het vertoonde, en in de goedheid van hun hart waren zij meer bedroefd
-dan verontwaardigd.
-
-"Het ambacht van dezen afgevaardigde is het spreken," zeide
-Stephen. "Hij wordt er voor betaald en hij verstaat zijn werk. Laat
-hij er zich maar bij houden. Laat hij niet letten op alles wat ik te
-dragen heb gehad. Dat gaat hem niet aan. Dat gaat niemand aan dan mij."
-
-Er lag eene gepastheid, om niet te zeggen eene deftigheid in
-deze woorden, die zijne hoorders nog stiller en aandachtiger deed
-worden. Dezelfde krachtige stem riep: "Slackbridge, laat de man
-gehoord worden en houd je bek!" Toen werd alles verwonderlijk stil.
-
-"Mijne broeders," zeide Stephen, wiens zachte stem men duidelijk
-hoorde, "mijne medearbeiders--want dat zijt ge van mij, hoewel niet,
-zoover ik weet, van dezen afgevaardigde hier,--ik heb maar één woord
-te zeggen, en ik zou niet meer kunnen zeggen, al mocht ik spreken tot
-den jongsten dag. Ik weet wel wat ik voor mij heb. Ik weet wel, dat
-gij allen besloten hebt om niets meer te doen te hebben met iemand,
-die in deze zaak niet met u meedoet. Ik weet wel, als ik stervende aan
-den weg lag, zoudt gij het voor recht houden om mij als een vreemdeling
-voorbij te gaan. Maar ik moet er mij in schikken zooals het is."
-
-"Stephen Blackpool," zeide de president opstaande, "denk er nog eens
-over. Bedenk het nog eens, jongen, eer gij door alle oude vrienden
-wordt gemeden."
-
-Er volgde een algemeen gebrom, dat dezelfde beteekenis had, hoewel
-niemand een woord sprak. Aller oogen waren op Stephen gevestigd. Als
-hij van zijn besluit terugkwam, zou ieder een pak van het hart worden
-genomen. Hij zag om zich heen en gevoelde dat het zoo was. Geen zweem
-van gramschap tegen hen kwam in hem op; hij kende hen en doorzag hen,
-ver beneden hunne oppervlakkige zwakheden en wanbegrippen, gelijk
-niemand dan een makker kon doen.
-
-"Ik heb er over gedacht, meer dan een beetje, mijnheer. Ik kan
-eenvoudig niet toetreden. Ik moet den weg gaan, die voor mij ligt. Ik
-moet van allen hier afscheid nemen."
-
-Hij maakte een soort van afscheidsgebaar, door zijne armen op te
-houden, en bleef een oogenblik in die houding staan, niet sprekende
-voordat zij langzaam weder neerzakten.
-
-"Menig pleizierig woord hebben sommigen hier met mij gesproken;
-menig gezicht zie ik hier, dat ik het eerst gezien heb toen ik nog
-jong was en een lichter hart had dan nu. Ik heb nog nooit zoolang
-ik leef ongenoegen gehad met iemand van mijns gelijken; en God weet,
-het ongenoegen dat ik nu heb is mijne schuld niet. Gij hebt mij een
-verrader en zoo al meer genoemd--gij, wil ik zeggen," hierbij keerde
-hij zich naar Slackbridge, "maar het is gemakkelijker zoo iets ze
-zeggen, dan het te bewijzen. Laat het dus maar blijven."
-
-Hij had een paar schreden gedaan om zich van de stellage te
-verwijderen, toen hij zich iets herinnerde dat hij nog niet gezegd had,
-en daarom terugkwam.
-
-"Misschien," zeide hij, zijn gerimpeld gezicht langzaam heen en weder
-keerende, als wilde hij zijn geheel gehoor hoofd voor hoofd aanspreken;
-"misschien, als er over mijn geval gehandeld is, zal er een dreigement
-komen om het werk te staken, als men mij onder u laat werken. Ik hoop,
-dat ik sterven zal eer dat gebeurt, maar zoolang het niet gebeurt,
-zal ik in eenzaamheid onder u blijven werken--want waarlijk, ik moet
-dat doen, mijne vrienden, niet om u te sarren, maar om te leven. Ik
-heb niets dan mijn werk om van te leven; en waar kan ik heengaan, ik,
-die van klein kind af hier in Coketown heb gewerkt? Ik klaag er niet
-over, dat ik van nu af in den ban gedaan en niet meer aangezien word,
-maar ik hoop, dat men mij zal laten werken. Als er iets is, waarop
-ik recht heb, mijne vrienden, dan is het, geloof ik, dat."
-
-Er werd geen woord gesproken. Geen geluid werd in het geheele
-gebouw gehoord, behalve een zacht geschoffel langs het midden der
-zaal, waar de toehoorders een weinig opschoven, om een vrij pad te
-laten voor den man, met wien zij voortaan alle gemeenschap zouden
-verzaken. Niemand aanziende en langzaam voortstappende, met eene
-mengeling van nederigheid en standvastigheid, evenmin smeekend als
-uitdagend, ging oude Stephen, met al zijne rampen en bezwaren beladen,
-zijns weegs.
-
-Slackbridge, die, terwijl Stephen heenging, zijn oratorischen arm
-uitgestrekt had gehouden, alsof hij met oneindige bekommering en door
-een wonderbaar zedelijk vermogen de geweldige hartstochten der menigte
-in bedwang hield, aanvaardde nu de taak om de vergadering weder op te
-beuren. "Heeft niet de Romeinsche Brutus, mijne Britsche landgenooten,
-zijn zoon ter dood veroordeeld; en hebben niet de Spartaansche moeders,
-o mijne weldra zegevierende vrienden, hare vluchtende kinderen in de
-spitsen der vijandelijke zwaarden gedreven? Is het dan niet de heilige
-plicht der mannen van Coketown, met hunne voorvaderen voor zich, met
-eene bewonderende wereld in hun gezelschap en een nakomelingschap,
-die achter hen zal komen, de verraders uit de tenten te slingeren,
-die zij in eene heilige en Godgewijde zaak hebben opgeslagen? De winden
-des hemels antwoorden ja, en voeren dat ja naar het oosten en westen,
-het noorden en zuiden. En daarom driemaal hoera voor het Vereenigd
-Gemeenschappelijk Tribunaal!"
-
-Slackbridge speelde voor voorzanger en gaf de maat aan. De menigte
-van twijfelachtige gezichten (wier geweten eenigszins knaagde)
-verhelderde op dat geluid en stemde er mede in. Ieders bijzonder
-gevoel moest voor de algemeene zaak zwichten. Hoera! De zoldering
-dreunde nog van het gejuich toen de vergadering uiteenging.
-
-Zoo gemakkelijk kwam Stephen Blackpool tot het eenzaamste leven dat
-men bedenken kan, een leven van eenzaamheid onder eene menigte van
-gemeenzame bekenden. De vreemdeling in het land, die onder tienduizend
-gezichten naar een blik zoekt, welke den zijnen beantwoordt, en dien
-niet vindt, is nog in vroolijk gezelschap, vergeleken bij hem, die
-dagelijks tien afgewende gezichten voorbijgaat, welke voorheen de
-gezichten van vrienden waren. Zoo iets ondervond Stephen nu in ieder
-wakend oogenblik van zijn leven, aan zijn werk, op weg daarheen en
-naar huis, aan zijne deur, voor zijn venster en overal. Bij algemeene
-afspraak vermeed men zelfs dien kant der straat waarlangs hij gewoon
-was te gaan, en liet dezen, voor zoover de werklieden betrof, voor
-hem alleen over.
-
-Hij was vele jaren lang een stil, eenzelvig mensch geweest, die
-weinig met anderen verkeerde en gewoon was zijne eigene gedachten tot
-gezelschap te hebben. Hij had nooit te voren geweten, welke sterke
-behoefte er in zijn hart woonde aan het gedurig beantwoorden van een
-hoofdknik, een blik, een enkel woord, of welk eene onberekenbare mate
-van verademing door zulke geringe middelen hem droppel voor droppel in
-de ziel was gestort. Het was zelfs moeielijker dan hij voor mogelijk
-had gehouden, zijne verbanning van al zijne makkers, in zijn eigen
-geweten, van een ongegrond gevoel van schande en schaamte afgezonderd
-te houden.
-
-De eerste vier dagen zijner volharding waren zoo lang en drukkend,
-dat hij zich begon te ontzetten voor het uitzicht dat voor hem
-lag. Niet alleen had hij Rachel in al dien tijd niet gezien, maar
-hij had zelfs alle gelegenheid om haar te zien vermeden: want hoewel
-hij wist, dat het verbod zich niet eigenlijk tot de vrouwen, die in
-de fabrieken werkten, uitstrekte, bevond hij toch, dat sommige van
-die, met welke hij bekend was, voor hem veranderd waren, en vreesde
-hij met anderen de proef te nemen, terwijl hij beducht was, dat ook
-Rachel door hare gezellinnen mocht worden uitgebannen, indien men
-haar in zijn gezelschap zag. Zoo was hij dan die vier dagen lang
-geheel alleen geweest en had hij met niemand een woord gewisseld,
-toen hij des avonds, van zijn werk terugkomende, op straat door een
-jonkman werd aangesproken, die zich door zijne bijzondere lichte
-kleur onderscheidde.
-
-"Gij heet Blackpool, niet waar?" zeide de jonkman.
-
-Stephen kleurde toen hij er zich op betrapte, dat hij uit dankbaarheid
-voor die toespraak, of uithoofde van het onverwachte daarvan, of wel
-om beide redenen tegelijk, met zijn hoed in de hand stond. Hij hield
-zich alsof hij iets aan de voering deed en antwoordde: "Ja."
-
-"Gij zijt de werkman, dien zij in den ban gedaan hebben, naar ik
-meen?" zeide Bitzer, de jonkman met de lichte kleur.
-
-"Ja," antwoordde Stephen wederom.
-
-"Dat dacht ik wel, omdat zij zich allen van u schijnen af te
-houden. Mijnheer Bounderby wil u spreken. Gij weet zijn huis wel,
-niet waar?"
-
-"Ja," herhaalde Stephen.
-
-"Ga dan dadelijk daarheen, zult ge?" zeide Bitzer. "Ge wordt gewacht,
-en hebt de meid maar te zeggen, dat gij het zijt. Ik behoor tot het
-kantoor; als ge dus dadelijk zonder mij daarheen gaat--ik ben gezonden
-om u te halen--haalt gij mij eene wandeling uit."
-
-Stephen, die den anderen kant opging, keerde om en begaf zich, gelijk
-hem gelast was, naar het roode kasteel van den reus Bounderby.
-
-
-
-
-
-
-
-XXI.
-
-MANNEN EN MEESTERS.
-
-
-"Wel, Stephen," zeide Bounderby op zijne winderige manier, "wat heb
-ik gehoord? Wat hebben die pesten der maatschappij met u gedaan? Kom
-binnen en spreek op."
-
-Het was het salon, waar hij dus verzocht werd binnen te treden. De
-theetafel stond gereed, en mijnheer Bounderby's jeugdige vrouw, en
-haar broeder, en een groot heer uit Londen waren aanwezig. Voor al
-deze personen maakte Stephen eene buiging, sloot de deur en bleef
-met den hoed in de hand daarbij staan.
-
-"Dit is de man, van wien ik u zoo even gesproken heb, Harthouse,"
-zeide mijnheer Bounderby.
-
-De heer, tot wien hij het woord richtte en die met mevrouw Bounderby
-op de sofa zat te praten, stond op, zeide op een slependen toon:
-"Ei zoo!" en kuierde onverschillig en dralend naar het haardkleedje,
-waar mijnheer Bounderby stond.
-
-"Komaan," zeide Bounderby, "spreek nu maar op."
-
-Na de vier verloopene dagen klonk deze toespraak Stephen rauw en
-wanluidend in de ooren. Behalve dat zijn gewond gemoed daardoor onzacht
-werd aangetast, scheen men ook te onderstellen, dat hij werkelijk uit
-eigenbelang zijne makkers had verlaten, gelijk men hem verweten had.
-
-"Wat was het, mijnheer," zeide Stephen, "dat het u beliefde van mij
-te willen hebben?"
-
-"Wel, dat heb ik u gezegd," antwoordde Bounderby. "Spreek op als
-een man, daar gij een man zijt, en vertel ons van u zelven en die
-combinatie."
-
-"Met uw believen, mijnheer," zeide Stephen Blackpool, "ik heb er
-niets van te zeggen."
-
-Mijnheer Bounderby, die altijd meer of min naar den wind geleek en
-nu iets in zijn weg vond staan, begon er terstond tegen te blazen.
-
-"Zie nu eens hier, Harthouse," zeide hij, "daar hebt gij nu een van
-hen. Toen deze man vroeger eens hier was, heb ik hem gewaarschuwd
-voor de kwaadwillige vreemdelingen, die altijd rondloopen--en die,
-waar men ze vond, behoorden opgehangen te worden--en ik heb dien
-man toen gezegd, dat hij een verkeerden weg opging. Zoudt gij het nu
-gelooven, dat hij, hoewel zij hem zoo geteekend hebben, nog zulk een
-slaaf van hen is, dat hij bang is om zijn mond over hen open te doen!"
-
-"Ik heb gezegd, dat ik niets te zeggen had, mijnheer; niet dat ik
-bang was om mijn mond open te doen."
-
-"Zegt gij zoo? Ja, ik weet wel wat gij gezegd hebt, en nog meer; ik
-weet ook wat gij meent, begrijpt ge! Dat is waarachtig niet altijd
-hetzelfde. Dikwijls geheel iets anders. Gij moest ons liever maar
-zeggen, dat die kerel, Slackbridge, niet in de stad is om het werkvolk
-tot muiterij op te stoken; en dat hij geen volksleider van de echte
-soort, dat wil zeggen een doortrapte schobbejak is. Gij moest ons dat
-liever maar dadelijk zeggen; gij kunt mij toch niet bedriegen. Gij
-wilt ons dat immers zeggen? Waarom doet gij het dan niet?"
-
-"Het spijt mij evenzeer als u, mijnheer, als het volk slechte
-leidslieden heeft," antwoordde Stephen, zijn hoofd schuddende. "Zij
-nemen maar degenen, die zich voordoen. Misschien is het niet het
-kleinste van hunne ongelukken, dat zij geen betere kunnen krijgen."
-
-De wind begon onstuimig te worden.
-
-"Gij vindt dit zeker al tamelijk wel, Harthouse," zeide mijnheer
-Bounderby; "gij vindt dit zeker al vrij sterk. Gij zult wel zeggen,
-bij mijne ziel, dat is een aardig staaltje van de soort van lieden
-waarmede mijne vrienden moeten omspringen; maar dit is nog niemendal,
-mijnheer. Gij zult mij dien man eene vraag hooren doen. Zeg eens,
-mijnheer Blackpool,"--de wind stak al meer en meer op--"mag ik zoo
-vrij zijn van u te vragen hoe het komt, dat gij geweigerd hebt tot
-die combinatie toe te treden?"
-
-"Hoe het komt?"
-
-"Ja," zeide mijnheer Bounderby, met zijne duimen in de mouwen van zijn
-rok, terwijl hij met zijn hoofd knikte en zijne oogen dichtkneep, als
-ware het in vertrouwen tegen den muur aan den overkant, "hoe het komt."
-
-"Ik had er liever niet van willen spreken, mijnheer; maar daar gij het
-mij vraagt, en ik niet ongemanierd wil zijn, zal ik toch antwoorden:
-ik had mijn woord gegeven."
-
-"Niet aan mij, dat weet gij wel," zeide Bounderby. (Stormachtig weer,
-met bedrieglijke tusschenpoozen van kalmte, waarvan er nu juist
-een heerschte).
-
-"O neen, mijnheer, niet aan u."
-
-"Wat mij aangaat, alle betrekking tot mij heeft er volstrekt geen
-deel aan," zeide Bounderby, nog in vertrouwen tegen den muur. "Als
-het alleen om Josiah Bounderby van Coketown ware te doen geweest,
-hadt gij zeker medegedaan en er geen been in gevonden?"
-
-"Ja wel, mijnheer, dat is waar."
-
-"Ofschoon hij weet," zeide mijnheer Bounderby, nu in eene stormvlaag
-uitbarstende, "dat die kerels een troep rebellen en schelmen
-zijn, voor wie het nog te weinig zou zijn als zij gedeporteerd
-werden! Nu, mijnheer Harthouse, gij hebt eenigen tijd in de wereld
-rondgezworven. Hebt gij buiten dit gezegende land ooit iets gevonden,
-dat naar dien man geleek?" En mijnheer Bounderby wees naar hem met
-een van gramschap trillenden vinger.
-
-"Neen, mevrouw," zeide Stephen Blackpool, in manhaftig protest tegen
-de gebezigde woorden, en zich onwillekeurig tot Louisa richtende,
-nadat hij haar even in de oogen had gezien. "Geene rebellen of
-schelmen. Niets van dien aard, mevrouw, niets van dien aard. Zij
-hebben mij niet vriendelijk behandeld, mevrouw, dat weet en gevoel ik
-wel. Maar er zijn er geen twaalf onder hen, mevrouw--geen twaalf?--geen
-zes, of ieder gelooft dat hij zijn plicht heeft gedaan jegens de
-anderen en zich zelven. God verhoede dat ik, die al mijn leven deze
-menschen gekend heb en ondervinding van hen heb gehad--ik, die met
-hen gegeten en gedronken heb, en bij hen gezeten en met hen gewerkt
-en hen liefgehad heb, zou nalaten om de waarheid van hen te getuigen,
-al hadden zij mij nog zooveel kwaad gedaan."
-
-Hij sprak met den stroeven ernst van zijn stand en zijn karakter,
-misschien nog verhoogd door de trotsche bewustheid, dat hij zijne
-klasse, onder al haar wantrouwen, getrouw was gebleven; maar hij
-herinnerde zich volkomen waar hij was en verhief zelfs zijne stem niet.
-
-"Neen, mevrouw, neen. Zij zijn elkander trouw en zijn liefderijk
-voor elkander, zelfs tot in den dood. Wees onder hen arm, wees onder
-hen ziek, wees onder hen bedroefd, om een van de vele oorzaken, die
-den armen man droefenis in huis brengen, en zij zullen goed voor u
-zijn, zacht voor u zijn, troostrijk voor u zijn, christelijk voor u
-zijn. Daarvan kunt gij zeker wezen, mevrouw. Zij zouden aan stukken
-geplukt moeten worden, eer zij anders werden."
-
-"Kortom," zeide mijnheer Bounderby, "het is zeker omdat zij zoo vol
-deugden steken, dat zij u hebben weggejaagd. Ga er maar mede voort,
-nu gij er toch aan begonnen zijt. Spreek maar op."
-
-"Hoe het komt, mevrouw," hervatte Stephen, die nog zijne natuurlijke
-toevlucht in Louisa's gezicht scheen te vinden, "dat juist datgene,
-wat in onze lieden het beste is, het meest tot ons nadeel en ongeluk
-schijnt uit te loopen en ons het meest op een dwaalweg schijnt te
-brengen, weet ik niet. Maar het is zoo. Ik weet dat het zoo is,
-evengoed als ik weet, dat er een hemel boven mij is achter den
-rook. Wij zijn toch ook geduldig en willen over het geheel doen wat
-recht is. Ik kan niet denken, dat de schuld geheel bij ons ligt."
-
-"Nu, mijn vriend," zeide mijnheer Bounderby, wien Stephen niet méér
-had kunnen vertoornen, hoewel hij daarvan geheel onbewust was, dan door
-zich naar het scheen op iemand anders te beroepen, "als ge mij nu een
-halve minuut uwe aandacht wilt verleenen, heb ik een paar woorden met
-u te spreken. Gij hebt zoo even gezegd, dat gij ons niets over die zaak
-te zeggen hadt. Zijt ge daarvan geheel zeker, eer wij verder gaan?"
-
-"Ja, mijnheer, daarvan ben ik zeker."
-
-"Hier is een heer uit Londen,"--mijnheer Bounderby wees achterwaarts
-met zijn duim naar mijnheer James Harthouse--"een heer van het
-Parlement. Ik zou gaarne hebben, dat hij een kort gesprek tusschen u
-en mij aanhoorde, in plaats van den inhoud daarvan--ik weet al vooruit
-wat die zijn zal; niemand weet dat beter dan ik, onthoud dat wel--op
-goed vertrouwen uit mijn mond te moeten aannemen."
-
-Stephen boog zijn hoofd voor den heer uit Londen en toonde zich
-wat meer ontrust en verlegen dan gewoonlijk. Onwillekeurig zochten
-zijne oogen zijne vorige toevlucht, maar op een wenk van dien kant
-(nadrukkelijk, hoewel oogenblikkelijk) vestigde hij ze weder op
-mijnheer Bounderby.
-
-"Zeg nu eens, waarover klaagt gij?" vroeg mijnheer Bounderby.
-
-"Ik ben niet hier gekomen om te klagen, mijnheer," antwoordde
-Stephen. "Ik kom omdat ik geroepen ben."
-
-"Wel," hervatte mijnheer Bounderby, zijne armen over elkander slaande,
-"waarover klaagt gijlieden dan in het algemeen?"
-
-Stephen zag een oogenblik eenigszins weifelend om zich heen en scheen
-toen tot een besluit te komen.
-
-"Mijnheer, ik ben nooit heel knap geweest om dat te zeggen, al
-heb ik van het gevoel er van zoo goed mijn deel gehad als iemand
-anders. Inderdaad, wij zitten in een warboel, mijnheer. Zie maar
-eens rond in deze stad--zoo rijk als zij is--en zie dan de menigte
-van menschen, die hier in de stad zijn gekomen om voor hun brood te
-weven, te kaarden en zoo al meer, altijd eenerlei, van hunne wieg tot
-aan het graf. Zie hoe wij leven en waar wij leven, en in welk eene
-menigte, en hoe eentonig ons leven en hoe wisselvallig ons bestaan
-is; en zie hoe de fabrieken altijd aan het werk blijven, en hoe
-zij ons met dat werk nooit nader tot iets brengen--behalve alleen
-aan den dood. Zie hoe gij over ons denkt, en over ons schrijft, en
-over ons praat, en met uwe deputaties naar ministers over ons gaat,
-en hoe gij altijd gelijk hebt en hoe wij altijd ongelijk hebben,
-en er nooit iets redelijks en verstandigs in ons te vinden is. Zie
-hoe dit is toegenomen, mijnheer, al grooter en grooter geworden,
-al zwaarder en zwaarder, en al harder en harder, van jaar tot jaar,
-van geslacht tot geslacht. Wie kan dat aanzien, mijnheer, en dan nog
-goedsmoeds zeggen, dat dit geen warboel is?"
-
-"Natuurlijk," zeide mijnheer Bounderby, "En nu zult gij misschien
-dien heer ook wel laten weten, hoe gij dien warboel (gelijk gij het
-zoo gaarne noemt) terecht zoudt willen brengen?"
-
-"Dat weet ik niet, mijnheer. Dat is niet van mij te wachten. Ik ben
-het niet, van wien dat gevergd moet worden. Dat zijn diegenen, die
-over ons gesteld zijn en over al de rest van ons. Waarvoor zijn zij
-anders, mijnheer, als zij dat niet doen?"
-
-"Dan zal ik u iets zeggen, wat er ten minste aan te doen is,"
-antwoordde mijnheer Bounderby. "Wij zullen een voorbeeld maken van
-een half dozijn Slackbridge's. Wij zullen die schavuiten voor de
-rechtbank brengen en naar de straf-koloniën zenden."
-
-Stephen schudde ernstig zijn hoofd.
-
-"Zeg mij niet van neen, man," vervolgde mijnheer Bounderby, en nu
-waaide het een orkaan, "want dat zullen wij, zeg ik u."
-
-"Mijnheer," antwoordde Stephen, met de kalme vastheid eener
-onwankelbare overtuiging, "al zoudt ge honderd Slackbridge's
-nemen--allen die er maar zijn, zelfs tienmaal zooveel--en ze ieder in
-een zak naaien, en in de diepste zee laten zinken, die er ooit geweest
-is eer er nog droog land was, dan zoudt gij toch den warboel eveneens
-laten als hij is. Opruiende vreemdelingen!" vervolgde Stephen met een
-glimlach, "wanneer, zoolang wij ons kunnen herinneren, hebben wij
-niet van opruiende vreemdelingen gehoord! Het is niet door hen dat
-er onrust komt, mijnheer. Het is niet bij hen dat het begint. Ik ben
-geen vriend van hen--ik heb geen reden om hun vriend te zijn--maar
-het is hopeloos en nutteloos, die lieden voor hun handwerk te willen
-straffen, in plaats van dat handwerk zelf te beletten. Allen die nu
-hier in de kamer om mij heen zijn, waren hier eer ik kwam, en zullen
-nog hier zijn als ik weg ben. Breng die klok aan boord van een schip
-en zend ze weg naar het eiland Norfolk, en de tijd zal toch eveneens
-voortgaan. Zoo is het ook met Slackbridge."
-
-Zich voor een oogenblik naar zijne vorige toevlucht keerende,
-nam hij eene waarschuwende beweging harer oogen naar de deur
-waar. Terugtredende sloeg hij zijne hand aan de kruk. Maar hij had
-niet uit eigen wil en verlangen gesproken, en hij gevoelde in zijn
-hart, dat het eene edele vergelding van het geledene onrecht zou
-zijn, indien hij hun, die hem zoo verzaakt hadden, tot het laatste
-toe getrouw bleef. Hij bleef dus staan om geheel te zeggen wat hij
-nog op het gemoed had.
-
-"Mijnheer, ik kan met mijn beetje kennis en mijne gemeene manier
-van spreken dezen heer niet zeggen, wat dit alles zou kunnen
-verbeteren,--hoewel sommige werklieden hier in de stad het wel konden
-doen, veel beter dan ik; maar ik kan hem toch wel zeggen wat ik weet
-dat nooit baten zal. De sterke hand zal het nooit doen. Overwinning
-en zegepraal zullen het nooit doen. Eene afspraak om den eenen kant op
-eene onnatuurlijke manier altijd gelijk te geven, en den anderen kant
-altijd ongelijk, zal het nooit, nooit doen. En ze zoo maar hun gang
-te laten gaan, zal het ook nooit doen. Laat duizenden bij duizenden
-zoo maar hun gang gaan, allen hetzelfde leven leiden en altijd in
-denzelfden warboel blijven, en zij zullen aan den éénen kant blijven
-staan, en gij aan den anderen, met eene zwarte, onoverkomelijke
-diepte tusschen u, juist zoo lang en zoo kort als zulk eene ellende
-kan duren. Nooit met die menschen meer eigen te willen worden, door
-goedheid en geduld en opbeurende manieren, die hen zoo aan elkander
-hechten onder hunne vele bezwaren en elkander zoo doen bijstaan in
-hun nood met wat zij zelven wel konden gebruiken--gelijk ik nederig
-geloof dat door geen volk, dat die heer op zijne reizen gezien heeft,
-ooit kan overtroffen worden--ook dat zal het nooit doen, voordat de
-zon in ijs verandert. En voor het laatst, hen maar in rekening te
-brengen als zooveel stoomkracht, en te behandelen alsof zij cijfers
-van eene som of doode machines waren, zonder liefde of voorkeur,
-zonder geheugen of neigingen, zonder zielen, die moede kunnen worden
-en zielen die kunnen hopen; als alles rustig is, hen maar te laten
-voortzwoegen alsof zij niets van dien aard bezaten, en als alles
-onrustig is, hun te verwijten, dat zij in hunne betrekking tot u
-geen menschelijk gevoel toonen,--dat zal het nooit doen, mijnheer,
-eer de menschen geheel anders worden dan God hen geschapen heeft."
-
-Stephen stond met de hand aan de opene deur te wachten of er nog iets
-meer van hem verlangd werd.
-
-"Blijf nog een oogenblikje," zeide mijnheer Bounderby met een bloedrood
-gezicht. "Ik heb u gezegd, toen gij de laatste maal met eene klacht
-hier kwaamt, dat gij liever moest omkeeren en u daarvan afhouden. En
-ik heb u ook gezegd, als gij het nog weet, dat ik het wel begreep
-als men den gouden lepel in het oog had."
-
-"Ik zelf heb nooit zoo iets in het oog gehad, mijnheer, dat verzeker
-ik u."
-
-"Nu is het mij duidelijk geworden," vervolgde mijnheer Bounderby,
-"dat gij een van die snaken zijt, die altijd grieven hebben, en dat
-gij rondloopt om die grieven uit te zaaien en voort te planten. Dit
-is het werk van uw leven, mijn vriend."
-
-Stephen schudde zijn hoofd,--een zwijgende betuiging dat hij wel
-ander werk had.
-
-"Gij zijt zulk een netelige, hatelijke, onverdraaglijke kerel,"
-vervolgde mijnheer Bounderby, "dat zelfs uwe eigene vereeniging, de
-menschen die u het best kennen, niets met u te doen willen hebben. Ik
-had nooit gedacht dat die knapen in iets gelijk konden hebben. Maar
-ik zal u eens wat zeggen. Voor de aardigheid zal ik hen nu eens zoo
-ver gelijk geven, dat ik ook niets meer met u te doen wil hebben."
-
-Stephen sloeg snel zijne oogen op om hem aan te zien.
-
-"Gij kunt afmaken waaraan gij bezig zijt," zeide mijnheer Bounderby
-met een veelbeduidend knikje, "en dan ergens anders heen gaan."
-
-"Mijnheer, gij weet wel," zeide Stephen met nadruk, "dat ik, als ik
-bij u geen werk kan krijgen, het ook nergens anders krijgen kan."
-
-"Wat ik weet, dat weet ik," luidde het antwoord, "en wat gij weet,
-dat weet gij. Ik heb er niets meer over te zeggen."
-
-Stephen zag nog eens naar Louisa om, maar hare oogen waren niet meer
-naar de zijne opgeslagen; hij slaakte dus een zucht, en met de woorden:
-"De Hemel helpe ons allen in deze wereld," die hij maar weinig harder
-dan fluisterend uitsprak, ging hij heen.
-
-
-
-
-
-
-
-XXII.
-
-STEPHEN BLACKPOOL VERDWIJNT.
-
-
-Het was tusschen licht en donker toen Stephen bij mijnheer Bounderby
-de deur uitkwam. De nachtelijke schaduw was zoo snel neergedaald,
-dat hij, toen hij de deur had toegetrokken, niet eens om zich heen
-zag, maar met loomen tred rechtuit de straat langs ging. Niets was
-verder uit zijne gedachten dan de zonderlinge oude vrouw, die hij
-bij zijn vorig bezoek aan hetzelfde huis had ontmoet, toen hij een
-voetstap achter zich hoorde dien hij kende, en zich omkeerende,
-die vrouw wederzag, thans in gezelschap van Rachel.
-
-Hij zag Rachel het eerst, gelijk hij haar alleen had gehoord.
-
-"Ha, Rachel, mijn beste! Gij bij haar, juffrouw!"
-
-"Ja, gij zijt zeker wel verwonderd, en dat met reden, moet ik zeggen,"
-antwoordde de oude vrouw. "Daar ben ik alweer, ziet ge."
-
-"Maar hoe zoo met Rachel?" zeide Stephen, terwijl hij zijn stap naar
-dien der vrouwen schikte en tusschen de twee in ging, nu naar de eene
-en dan naar de andere omkijkende.
-
-"Wel, ik ben omtrent eveneens aan dit goede meisje gekomen als ik
-aan u gekomen ben," antwoordde de oude vrouw, op vroolijken toon het
-woord opvattende. "Ik kom hier dit jaar wat later dan gewoonlijk,
-want ik ben eenigszins met kortademigheid gekweld, en heb dus mijne
-reis uitgesteld tot wij warm en mooi weer hadden. Om dezelfde reden
-doe ik nu mijne reis niet geheel op één dag, maar neem er twee dagen
-toe, en slaap van nacht in het Reizigers-Koffiehuis bij den spoorweg
-(een knap, zindelijk huis) en ga morgenochtend om zes uur met den
-eersten trein weer heen. Maar wat heeft dat met dit goede meisje te
-doen, zult gij zeggen. Dat zal ik u vertellen. Ik heb gehoord, dat
-mijnheer Bounderby getrouwd is. Ik heb het in de courant gelezen,
-waar het wat heerlijk in stond--machtig mooi!" De oude vrouw zeide
-dit met eene zonderlinge opgetogenheid. "En nu wilde ik zijne vrouw
-zien. Ik heb haar nog nooit gezien. Zoudt ge nu gelooven, zij is
-sedert van middag twaalf uur de deur niet uitgekomen. Om het dus nu
-niet te licht op te geven, bleef ik voor het laatst nog een beetje
-wachten, en toen ging ik dit goede meisje twee- of driemaal voorbij;
-en daar zij zulk een vriendelijk gezichtje had, sprak ik haar aan,
-en zij bleef met mij aan de praat. Daar," zeide de oude vrouw tot
-Stephen, "nu kunt ge al de rest wel zelf raden, veel korter dan ik
-het vertellen kan, mag ik wel zeggen."
-
-Wederom had Stephen moeite om een onwillekeurigen afkeer van die oude
-vrouw te overwinnen, hoewel haar uitzicht en toon zoo eerlijk en
-eenvoudig waren als zij maar konden zijn. Met eene goedwilligheid,
-welke hem even natuurlijk was als hij wist dat zij dit Rachel was,
-bleef hij bij het onderwerp, dat haar in haar ouderdom nog zooveel
-belang inboezemde.
-
-"Wel, juffrouw," zeide hij, "ik heb die dame gezien, en zij was jong
-en mooi. Met heerlijke, donkere, peinzende oogen, en zulk eene stille
-manier, Rachel, als ik nog nooit iemand anders gezien heb."
-
-"Jong en mooi. Zoo zoo!" riep de oude vrouw vol blijdschap
-uit. "Bloeiend als eene roos! En zeker eene gelukkige vrouw!"
-
-"O ja, juffrouw, dat zou ik wel denken," zeide Stephen, maar met een
-twijfelachtigen blik naar Rachel.
-
-"Zoudt gij denken? Dat moet zij wel wezen. Zij is immers uw meesters
-vrouw?" hervatte de oude vrouw.
-
-Stephen knikte toestemmend. "Hoewel wat dat meester aangaat," zeide
-hij, wederom met een blik naar Rachel, "hij is nu mijn meester niet
-meer. Het is alles gedaan tusschen hem en mij."
-
-"Hebt gij voor zijn werk bedankt, Stephen?" vroeg Rachel angstig
-en snel.
-
-"Wel, Rachel," antwoordde hij, "of ik voor zijn werk heb bedankt,
-of hij mij afdankte, komt op hetzelfde neer. Zijn werk en ik zijn
-gescheiden. Het is ook al goed zoo--het beste misschien, dacht ik,
-juist toen ik u mij achterop hoorde komen. Het zou maar allerlei
-moeite veroorzaakt hebben als ik daar gebleven was. Misschien is het
-een geluk voor velen, dat ik heenga, misschien een geluk voor mij
-zelven; in allen gevalle het moet nu zoo wezen. Ik moet Coketown den
-rug toekeeren en mijn fortuin zoeken, beste, met opnieuw te beginnen."
-
-"Waar zult ge naar toe gaan, Stephen?"
-
-"Dat weet ik van avond nog niet," zeide hij, zijn hoed afnemend en
-zijne dunne haren met de vlakke hand gladstrijkende. "Maar ik ga
-van avond nog niet, Rachel, en morgen ook nog niet. Het is niet heel
-gemakkelijk te verzinnen waar ik naar toe zal gaan; maar ik zal wel
-moed houden."
-
-In dit opzicht hielp hem de bewustheid, dat hij niet slechts
-onbaatzuchtig handelde, maar zelfs onbaatzuchtig dacht. Eer hij nog
-mijnheer Bounderby's deur had toegetrokken, had hij overwogen, dat
-het ten minste voor haar goed was, dat hij genoodzaakt was om heen
-te gaan, dewijl zij dan geen gevaar meer zou loopen van insgelijks
-verdacht te worden, omdat zij zich niet van hem afzonderde. Hoewel
-het hem veel kosten zou haar te verlaten, en hoewel hij geene stad
-bedenken kon waar zijn vonnis hem niet volgen zou, was het misschien
-toch eene verademing voor hem, dat hij met geweld van het leed der
-vier laatste dagen werd ontheven al was het zelf om onbekende rampen
-en bezwaren tegemoet te gaan.
-
-Hij zeide dus naar waarheid: "Ik ben er kalmer onder, Rachel, dan ik
-had kunnen denken."
-
-Het was hare taak niet zijn last te verzwaren; zij antwoordde dus
-met haar opbeurenden glimlach, en het drietal wandelde te zamen voort.
-
-Oude lieden, vooral wanneer zij hun best doen om vroolijk te zijn
-en anderen niet tot last te wezen, worden onder de armen algemeen
-geacht en geëerd. De oude vrouw had zulk een fatsoenlijk voorkomen,
-was zoo vergenoegd, en nam hare zwakheden, hoewel zij sedert haar vorig
-onderhoud met Stephen waren toegenomen, zoo licht op, dat beiden eene
-welwillende belangstelling voor haar begonnen te gevoelen. Zij was
-te vlug om te willen toelaten, dat men om harentwil langzamer ging,
-maar zij was zeer dankbaar dat men met haar praatte, en zelve zeer
-genegen om te praten; zoodat zij, toen men aan dat gedeelte der stad
-gekomen was, waar hare geleiders woonden, levendiger en luchtiger
-was geworden dan ooit.
-
-"Kom bij mij binnen, juffrouw," zeide Stephen, "en drink een kopje
-thee. Rachel zal dan ook binnenkomen en u naderhand veilig naar uw
-logement brengen. Het zal misschien lang duren, Rachel, eer ik weder
-eens kans heb op uw gezelschap."
-
-Men bewilligde, en de drie gingen verder naar het huis waar hij
-woonde. Toen men de smalle straat insloeg, keek Stephen naar zijn
-venster op met een angst, die hem altijd kwelde als hij naar huis ging;
-maar het venster stond open gelijk hij het gelaten had, en niemand
-was daar. De booze geest van zijn leven was maanden geleden weder
-verdwenen; en hij had sedert niet meer van haar gehoord. De eenige
-blijken harer laatste terugkomst waren thans het kariger huisraad in
-zijne kamer en het grijzere haar op zijn hoofd.
-
-Hij stak eene kaars aan, zette zijn theeblad gereed, haalde heet
-water van beneden, en brood, boter en eene kleine portie thee en
-suiker in den naasten winkel. Het brood was versch en bros van korst,
-de boter niet lang geleden gemaakt en de suiker wit, natuurlijk--om
-de standvastige getuigenis der magnaten van Coketown te bewaarheden,
-dat die menschen leefden als prinsen, mijnheer. Rachel zette thee
-(zulk een groot gezelschap maakte het noodzakelijk een kopje te
-leenen), en de vreemde oude vrouw was machtig in haar schik. Het was
-de eerste zweem van gezelligheid, dien de gastheer in vele dagen had
-gehad. Ook hij, met de wereld als eene barre, uitgestrekte heide voor
-zich, genoot dezen maaltijd--wederom ter bevestiging van de getuigenis
-der magnaten--als een voorbeeld van het volslagen gebrek aan overleg
-bij die menschen, mijnheer.
-
-"Ik heb er nog niet aan gedacht om naar uw naam te vragen, juffrouw,"
-zeide Stephen.
-
-De oude vrouw maakte zich bekend als "juffrouw Pegler."
-
-"Eene weduwe, denk ik?" zeide Stephen.
-
-"O, vele jaren lang!"
-
-Juffrouw Pegler's echtgenoot (een van de beste mannen, die er ooit
-geweest waren) was, volgens hare berekening, reeds dood toen Stephen
-geboren werd.
-
-"Het was wel een ongeluk, zoo'n goed man te verliezen. En kinderen?"
-
-Het kopje van juffrouw Pegler, dat tegen het schoteltje rinkelde,
-duidde eenige zenuwachtigheid bij haar aan. "Neen," zeide zij. "Nu
-niet, nu niet."
-
-"Dood, Stephen," fluisterde Rachel hem zachtjes toe.
-
-"Het spijt me dat ik er van gesproken heb," zeide Stephen. "Ik had
-moeten bedenken, dat ik eene pijnlijke plek kon treffen. Ik--ik had
-beter moeten weten."
-
-Terwijl hij zich zoo verontschuldigde, rinkelde het kopje der
-oude vrouw al meer en meer. "Ik heb een zoon gehad," zeide zij met
-eene zonderlinge aandoening, welke niets van de gewone teekenen van
-droefheid had, "en het ging hem goed, verbazend goed. Maar laat er niet
-meer van hem gesproken worden als het u belieft. Hij is,"--zij zette
-haar kopje neer en maakte eene beweging met hare handen, alsof zij
-er met dat gebaar wilde bijvoegen: "dood!" Daarna zeide zij overluid:
-"Ik heb hem verloren."
-
-Stephen was het onaangename gevoel nog niet te boven gekomen, dat
-hij de oude vrouw leed had gedaan, toen zijne huiswaardin de smalle
-trap kwam opstommelen, hem naar de deur riep en hem iets in het oor
-fluisterde. Juffrouw Pegler was lang niet doof, want zij ving een
-der zacht gesprokene woorden op.
-
-"Bounderby!" riep zij met eene gesmoorde stem, van haar stoel bij de
-tafel opspringende. "O, verberg mij! Laat ik toch om 's Hemels wil
-niet gezien worden. Laat hij niet boven komen eer ik weg ben. Ik bid u,
-ik bid u!"
-
-Zij beefde van ontroering, kroop achter Rachel, toen deze haar poogde
-gerust te stellen, en scheen niet te weten wat zij deed.
-
-"Maar luister, juffrouw, luister toch!" zeide Stephen verbaasd. "Het
-is mijnheer Bounderby niet; het is zijne vrouw. Gij zijt toch niet
-bang voor haar. Nog geen uur geleden waart ge zoo machtig blij iets
-van haar te hooren."
-
-"Maar weet ge wel zeker, dat het mevrouw en niet mijnheer is?" vroeg
-zij nog bevende.
-
-"Zoo zeker als iets."
-
-"Wel, als ik u bidden mag, spreek dan toch niet tegen mij, en let
-maar geheel niet op mij," zeide de oude vrouw. "Laat ik maar stil in
-dit hoekje blijven zitten."
-
-Stephen knikte en zag Rachel aan alsof hij van haar eene opheldering
-verlangde, die zij buiten staat was hem te geven. Hij nam vervolgens
-de kaars, ging naar beneden, kwam weldra terug, en liet Louisa binnen,
-die door haar broeder Tom gevolgd werd.
-
-Rachel was opgestaan en stond met haar hoed en doek in de hand, toen
-Stephen, zelf ten hoogste verbaasd over dit bezoek, de kaars weder
-op tafel zette. Toen bleef hij ook staan, met zijne geslotene hand
-op de tafel leunende, en wachtte tot men hem zou aanspreken.
-
-Voor de eerste maal in haar leven was Louisa in de woning van een
-fabriek-arbeider gekomen; voor de eerste maal in haar leven was
-zij in iets getreden, dat naar persoonlijke betrekking met een
-van die lieden zweemde. Zij wist van hun bestaan bij honderden en
-duizenden. Zij wist welk eene hoeveelheid arbeids zeker getal van hen
-in zekeren tijd kan voort brengen. Zij had hen bij troepen gelijk
-mieren of wespen zien voorbijgaan, als zij hunne nesten verlieten
-of daarheen terugkeerden. Maar zij wist door hare lectuur oneindig
-meer van de levenswijs dier ijverige insecten, dan van deze nijvere
-mannen en vrouwen.
-
-Zij waren iets dat zóóveel moest werken en zóóveel loon krijgen,
-en daarmede gedaan; iets dat onfeilbaar door dezelfde wetten
-werd beheerscht, welke de aanvraag en den toevoer op elke markt
-beheerschen; iets dat domme misslagen tegen die wetten maakte en
-dan in moeielijkheden kwam; iets dat zich wat bekrimpen moest als
-het koren duur was, en zich overat als het goedkoop was, en dat zich
-in zekere evenredigheid vermenigvuldigde, dat zekere evenredigheid
-van misdaden en zekere evenredigheid van pauperisme opleverde; iets
-waarmede, als kapitaal gebruikt, groote fortuinen werden gemaakt;
-iets dat somtijds in woeling kwam evenals de zee, en eenig kwaad deed
-(voornamelijk zich zelven), en dan weder bedaarde. Dit wist zij van de
-fabriek-arbeiders. Maar zij had er bijna evenmin aan gedacht om deze
-massa in eenheden te verdeelen, als om de zee zelve in de droppels
-af te zonderen, waaruit zij is samengesteld.
-
-Zij stond eene poos in de kamer rond te zien. Van de weinige stoelen,
-de weinige boeken, de gemeene schilderijtjes en het bed liet zij haar
-blik naar de twee vrouwen en naar Stephen dwalen.
-
-"Ik ben hier gekomen om eens met u te spreken over wat daar straks
-voorgevallen is. Ik zou u gaarne van dienst willen zijn, als ge mij
-dat wilt toelaten. Is dit uwe vrouw?"
-
-Rachel sloeg hare oogen op en liet ze weder neerzinken; die blik
-zeide duidelijk genoeg: "Neen."
-
-"Ik bedenk mij," zeide Louisa, blozende over hare vergissing. "Ik
-herinner mij nu dat ik van uwe huiselijke rampen heb hooren spreken,
-hoewel ik toen niet op de bijzonderheden lette. Het was mijne meening
-niet eene vraag te doen, die hier iemand onaangenaam kon wezen. Als ik
-weer eene vraag mocht doen, die dat gevolg kon hebben, verontschuldig
-mij dan daarmede, verzoek ik u, dat ik niet recht weet hoe ik met u
-behoor te spreken."
-
-Gelijk Stephen zich eene poos geleden onwillekeurig tot haar gericht
-had, zoo richtte zij zich nu onwillekeurig tot Rachel. Hare manier
-van spreken was kort en stroef, en toch aarzelend en schroomvallig.
-
-"Hij heeft u gezegd wat er tusschen hem en mijn man is
-voorgevallen? Gij zult wel de eerste geweest zijn, bij wie hij troost
-gezocht heeft, denk ik?"
-
-"Ik heb het voornaamste er van gehoord, mevrouw," antwoordde Rachel.
-
-"Heb ik het wel verstaan, dat hij, door één fabrikant afgedankt, nu
-waarschijnlijk door allen zal worden afgewezen? Ik meende hem dit te
-hooren zeggen."
-
-"De kans is heel gering, mevrouw--bijna geheel geene kans meer--voor
-iemand, die een slechten naam onder hen krijgt."
-
-"Wat moet ik begrijpen, dat gij meent met een slechten naam?"
-
-"De naam van lastig te wezen."
-
-"Dus zou hij evenzeer door de vooroordeelen zijner eigene klasse als
-die der andere in den ban gedaan worden? Zijn die twee in deze stad
-door zulk een diepte gescheiden, dat er tusschen in geheel geene
-plaats voor een eerlijk werkman is?"
-
-Rachel schudde zwijgend haar hoofd.
-
-"Hij kwam bij zijne makkers in verdenking," hervatte Louisa, "omdat
-hij eene belofte gedaan had om niet met hen mede te doen. Ik denk dat
-gij het moet geweest zijn aan wie hij die belofte had gedaan. Zou ik
-u mogen vragen waarom hij die gedaan heeft?"
-
-Rachel barstte in tranen uit.
-
-"Ik heb het niet van hem gevergd, arme man! Ik heb hem gebeden tot zijn
-eigen bestwil zich niet in moeite te steken, weinig denkende dat hij er
-door mij in zou komen. Maar ik weet dat hij liever honderd dooden zou
-willen sterven dan ooit zijn woord te breken. Dat weet ik wel van hem."
-
-Stephen was stil en aandachtig blijven staan in zijne gewone peinzende
-houding, met de hand aan zijne kin. Hij sprak nu met eene stem,
-die eenigszins minder vast was dan gewoonlijk:
-
-"Niemand, behalve ik zelf, kan weten hoeveel achting, liefde en eerbied
-ik Rachel toedraag, of met hoeveel reden. Toen ik die belofte gaf,
-heb ik met waarheid gezegd, dat zij de engel van mijn leven was. Het
-was eene plechtige belofte. Ik heb haar gegeven voor altijd."
-
-Louisa keerde zich naar hem om en boog haar hoofd voor hem met eene
-eerbiedigheid, die bij haar geheel iets nieuws was. Zij zag van
-hem naar Rachel, en hare trekken werden zachter. "Wat zult gij nu
-doen?" vroeg zij hem; en hare stem was ook zachter geworden.
-
-"Wel, mevrouw," antwoordde Stephen, met een glimlach om zich goed
-te houden, "als ik mijn werk af heb, moet ik hier vandaan en het
-ergens anders gaan probeeren. Gelukkig of ongelukkig, iemand moet
-maar probeeren; er is niets te doen zonder probeeren--behalve te gaan
-liggen en te sterven."
-
-"Hoe zult gij reizen?"
-
-"Te voet, lieve mevrouw, te voet."
-
-Louisa kleurde, en eene beurs vertoonde zich in hare hand. Het
-ritselen eener banknoot was hoorbaar, terwijl zij die openvouwde en
-op de tafel legde.
-
-"Rachel, wilt gij hem zeggen--want gij weet het best hoe dat te doen
-zonder hem te beleedigen--dat dit hem volgaarne gegeven wordt om hem
-voort te helpen? Wilt gij hem bidden om het aan te nemen?"
-
-"Dat kan ik niet doen, mevrouw," antwoordde zij, haar hoofd
-omkeerende. "God zegene u, dat gij zoo liefderijk over den armen man
-denkt. Maar hij moet zelf zijn hart kennen, en weten of het hem zegt,
-dat het recht is."
-
-Louisa zag ten deele ongeloovig, ten deele verschrikt, ten deele
-ontroerd door medelijdend gevoel, naar dien man, die eerst zooveel
-zelfbeheersching bezat, die onder het jongste gesprek zoo kalm en
-standvastig was gebleven, en die nu in een oogenblik zijne bedaardheid
-verloor, en met zijne hand voor zijn gezicht voor haar stond. Zij
-stak hare hand uit alsof zij hem wilde aanraken, maar bedwong zich
-toen en hield zich stil.
-
-"Zelfs Rachel," zeide Stephen nadat hij zijn gezicht weder ontbloot
-had, "zou geene woorden kunnen bedenken om zulk een vriendelijk aanbod
-vriendelijker te maken. Om te toonen, dat ik geen mensch zonder
-verstand en dankbaarheid ben, zal ik twee pond aannemen. Ik zal ze
-leenen om ze terug te geven. Het zal het pleizierigste werk zijn
-dat ik ooit gedaan heb, als ik eens iets doen kan om mijne blijvende
-dankbaarheid voor deze hulp te bewijzen."
-
-Zij was genoodzaakt de banknoot terug te nemen en de veel kleinere
-som, die hij genoemd had, daarvoor in de plaats te stellen. Hij was
-in geenerlei opzicht een hoffelijk, behaaglijk of schilderachtig
-personage, en toch had de houding, waarmede hij dit geld aannam en
-zonder meer te spreken zijne dankbaarheid aanduidde, een gratie,
-die Lord Chesterfield zijn zoon in geene eeuw had kunnen leeren.
-
-Tom was op het bed blijven zitten, onverschillig met zijn eene been
-heen en weer zwaaiende en aan zijn rottingknop zuigende, tot hij zijne
-zuster gereed zag om weder te vertrekken. Toen stond hij eenigszins
-haastig op en nam het woord.
-
-"Wacht nog eventjes, Louisa. Eer wij weggaan, zou ik hem een oogenblik
-willen spreken. Er valt mij daar iets in. Als gij even op het portaal
-wilt komen, Blackpool, zal ik het u zeggen. Neem maar geen licht
-mede." Tom werd bijzonder ongeduldig toen Stephen naar de kast ging
-om eene kaars te krijgen. "Er is geen licht bij noodig."
-
-Stephen volgde hem naar buiten. Tom sloot de kamerdeur en hield zijne
-hand aan het slot.
-
-"Zeg eens," fluisterde hij, "ik geloof dat ik u een goeden dienst kan
-doen. Vraag mij niet wat het is, want het kan nog wel op niemendal
-uitloopen. Maar het kan toch geen kwaad als ik het probeer."
-
-Zijn adem sloeg als de vlam van een vuur tegen Stephen's oor aan,
-zoo heet was hij.
-
-"Dat was onze kantoorlooper," vervolgde Tom, "die u van avond de
-boodschap bracht. Ik zeg onze kantoorlooper, omdat ik ook op het
-kantoor ben."
-
-"Wat heeft hij een haast!" dacht Stephen. Hij sprak zoo onduidelijk.
-
-"Nu," zeide Tom, "wacht eens. Wanneer gaat gij heen?"
-
-"Vandaag is het maandag," antwoordde Stephen, zich bedenkende. "Wel,
-mijnheer, zoo wat vrijdag of zaterdag."
-
-"Vrijdag of zaterdag," zeide Tom. "Let nu eens op. Ik ben er niet
-zeker van, of ik u den dienst kan doen, dien ik meen--dat is mijne
-zuster, weet ge, daar in de kamer--maar misschien zal ik er toe in
-staat zijn, en zoo niet, dan kan het toch geen kwaad. Ik zal u dus
-eens wat zeggen. Gij zoudt onzen kantoorlooper wel weerom kennen?"
-
-"O ja zeker," antwoordde Stephen.
-
-"Heel goed," hervatte Tom. "Als gij tusschen vandaag en den dag
-waarop ge heengaat, des avonds met werken uitscheidt, kuier dan een
-uurtje of zoo voor het kantoor heen en weer. Doe niet alsof dat iets
-beduidde, als hij u daar zien mocht, want ik zal hem niet zeggen u
-aan te spreken, of ik moet begrijpen dat ik u den dienst kan doen,
-dien ik meen. In dat geval zal hij een briefje of eene boodschap voor
-u hebben, maar anders niet. Let wel daarop. Hebt ge mij goed begrepen?"
-
-Hij had in het donker een vinger door een knoopsgat van Stephen's
-rok gewrongen, en draaide nu die punt van dat kleedingstuk al om en
-om en dicht in elkander, op eene zeer buitengewone manier.
-
-"Ik heb het heel wel begrepen, mijnheer," antwoordde Stephen.
-
-"Pas dan op dat gij het niet vergeet en u niet vergist," zeide Tom. "Ik
-zal mijne zuster onder het naar huis gaan zeggen wat ik op het oog
-heb, en ik weet zeker dat zij het zal goedkeuren. Pas op nu. Gij
-hebt alles onthouden, niet waar? Gij hebt het wel begrepen? Heel goed
-dan. Komaan, Louisa!"
-
-Terwijl hij haar riep, stiet hij de deur open, maar hij kwam de kamer
-niet weder binnen en wachtte ook niet tot men hem de smalle trap
-aflichtte. Hij was al beneden toen zijne zuster pas de deur uitkwam,
-en al op straat eer zij hem bereiken kon.
-
-Juffrouw Pegler bleef in haar hoekje zitten tot broeder en zuster
-vertrokken waren en Stephen met de kaars in de hand terugkwam. Zij was
-onuitsprekelijk opgetogen over mevrouw Bounderby, en schreide--die
-onbegrijpelijke oude vrouw!--"omdat zij zulk een lief hartje
-was." En toch was juffrouw Pegler zoo angstig dat het voorwerp
-harer bewondering bij toeval zou terugkomen, dat het voor dien avond
-met hare vroolijkheid gedaan was. Het was ook laat voor menschen,
-die vroeg opstonden en zwaar werkten. Het gezelschap scheidde dus,
-en Stephen en Rachel brachten hunne geheimzinnige bekende tot aan de
-deur van het Reizigers-Koffiehuis, waar zij afscheid van haar namen.
-
-Zij gingen te zamen terug tot aan den hoek van de straat waar Rachel
-woonde, en toen zij deze nader kwamen, werden zij al stiller en
-stiller. Toen zij aan den donkeren hoek kwamen, waar hunne zeldzame
-samenkomsten altijd afgebroken werden, bleven zij stilstaan en zwegen
-geheel, alsof beiden bevreesd waren om te spreken.
-
-"Ik zal mijn best doen om u nog eens te zien, Rachel, eer ik ga,
-maar zoo niet..."
-
-"Dat zult ge niet, Stephen, dat weet ik wel. Het is beter dat wij
-maar besluiten om openhartig voor elkander te zijn."
-
-"Ja, gij hebt altijd gelijk. Dat is moediger en beter. Ik heb
-dus gedacht, Rachel, dat het, daar ik nog maar een paar dagen hier
-blijf, beter voor u zou zijn, beste, dat ge niet meer met mij gezien
-werdt. Het zou u in moeielijkheid kunnen brengen, zonder eenig nut."
-
-"Het is niet daarom, Stephen, dat ik er tegen heb. Maar gij weet onze
-oude afspraak. Het is om die reden."
-
-"Ja," zeide hij. "Het is op alle manieren beter."
-
-"Gij zult aan mij schrijven, Stephen, en mij alles zeggen wat er met
-u gebeurt?"
-
-"Ja. Wat kan ik nu anders zeggen dan: de Hemel zij met u, de Hemel
-zegene u, de Hemel danke u en beloone u!"
-
-"Moge Hij u ook zegenen, Stephen, in al uw zwerven, en u eindelijk
-rust en vrede zenden!"
-
-"Ik heb u gezegd, beste," zeide Stephen Blackpool, "ik heb u dien
-nacht gezegd, dat ik nooit iets zien of aan iets denken zou dat
-mij driftig maakte, of gij, die zooveel beter zijt dan ik, zoudt
-daarnaast staan. Gij staat nu daarnaast. Gij doet het mij met betere
-oogen zien. God zegene u! Goedennacht en vaarwel!"
-
-Het was maar een haastig afscheid op den hoek eener gemeene straat,
-maar het bleef eene heilige herinnering voor die twee gemeene
-lieden. Gij bekrompene staathuishoudkundigen, gij geraamten
-van schoolmeesters, gij mannen van feiten en cijfers, gij fijn
-beschaafde, geblazeerde ongeloovigen, gij kakelende predikers van
-allerlei kleingeestige stelsels, de armen zult gij altijd met u
-hebben. Kweekt bij hen, terwijl het nog tijd is, alle schoonheden
-van gevoel en verbeelding aan, om hun leven, dat dit zoo grootelijks
-behoeft, tot sieraad te strekken; of in het oogenblik uwer zegepraal,
-wanneer al het romaneske geheel uit hunne ziel verdreven is, en zij
-en de prozaïsche werkelijkheid elkander recht in de oogen zien, zal
-de werkelijkheid een wolvenaard aannemen, zich tegen u omkeeren en
-een eind aan u maken.
-
-Stephen werkte de twee volgende dagen zonder ooit door iemand met een
-enkel woord te worden opgebeurd; bij zijn komen en gaan ontweek men
-hem gelijk te voren. Aan den avond van den tweeden dag zag hij land;
-aan den avond van den derden stond zijn weefgetouw ledig.
-
-Op de twee vorige avonden was hij langer dan een uur op de straat voor
-het kantoor blijven heen en weer dwalen, en er was niets gebeurd,
-goed noch kwaad. Om van zijn kant niets te verzuimen, besloot hij
-dezen derden en laatsten avond twee uren lang te blijven wachten.
-
-Hij zag de dame, die eens bij mijnheer Bounderby had huisgehouden,
-voor het venster eener bovenkamer zitten gelijk hij haar te voren
-had gezien; en hij zag den kantoorlooper, die somtijds daar met haar
-praatte en somtijds beneden over het horretje keek waarop het woord
-"kantoor" te lezen stond en somtijds naar de deur kwam en op de stoep
-een luchtje bleef staan scheppen. Toen hij het eerst buiten kwam,
-dacht Stephen dat hij misschien naar hem zocht en ging hem dicht
-voorbij; maar de kantoorlooper zag hem met zijne lichte, knippende
-oogen slechts even aan en zeide niets.
-
-Twee uren waren een lange tijd om zoo rond te drentelen na een lang
-dagwerk. Stephen ging eens op eene stoep zitten, of tegen een muur
-of onder eene poort staan leunen, wandelde een eind heen en weder,
-luisterde naar het slaan der klok, en bleef dan weder staan om
-naar de op straat spelende kinderen te kijken. Een of ander doel
-te hebben is voor iedereen iets zoo natuurlijks, dat iemand, die
-ergens doelloos ronddwaalt, altijd iets opmerkelijks heeft en dit
-zelf gevoelt. Toen het eerste uur om was, begon Stephen zelfs eene
-onaangename gewaarwording te krijgen, alsof hij voor het oogenblik
-een verdacht persoon was.
-
-Toen kwam de lantaarnaansteker en zag men langs het geheele
-verschiet der straat twee lange lichtstrepen flikkeren, tot zij
-zich in de verte met elkander vereenigden. Mevrouw Sparsit sloot het
-venster, liet het gordijn zakken en ging de trap op, eene verdieping
-hooger. Weldra ging een licht haar na naar boven; het scheen eerst
-door het halfronde venster boven de deur en vervolgens door de twee
-trapvenstertjes. Spoedig werd van het gordijn voor een venster op de
-bovenste verdieping een hoekje opgetild, alsof mevrouw Sparsit daar
-haar oog hield, en ook aan den anderen kant, alsof de kantoorlooper
-daar zijn oog hield. Maar nog ontving Stephen taal noch teeken. Hij
-was blijde toen de twee uren eindelijk om waren, en ging met snelle
-schreden heen om zich zelven zulk een langen tijd van drentelen
-te vergoeden.
-
-Hij had nog maar van zijne huiswaardin afscheid te nemen en zich
-dan neer te leggen op een op den vloer gespreid kermisbed; want hij
-had zijn goed reeds gepakt en alles voor zijn vertrek in gereedheid
-gebracht. Hij wilde den volgenden ochtend zeer vroeg de stad uit zijn,
-eer de fabriek-arbeiders op straat waren.
-
-De dag begon pas aan te breken, toen hij, een afscheidsblik in zijne
-kamer om zich heen werpende, en treurig bij zich zelven denkende, of
-hij die ooit zou wederzien, naar buiten ging. De stad was zoo stil,
-alsof al de inwoners haar verlaten hadden, uit vrees van gemeenschap
-met hem te houden. Alles zag er op dat uur even bleek en ziekelijk
-uit. Zelfs de rijzende zon maakte slechts eene bleeke plek in de lucht,
-gelijk eene treurig stille zee.
-
-Voorbij het huis waar Rachel woonde, hoewel die straat niet in
-zijn weg lag; langs de met roode steenen bezoomde straten; langs
-de groote stille fabriekgebouwen, die nog niet trilden en dreunden;
-langs den spoorweg, waar de seinlichten voor het toenemende daglicht
-verbleekten; langs de woestenij om den spoorweg, met half afgebrokene
-en half opgebouwde huizen; langs verspreide roode buitentjes, waar
-de berookte heesters met vuil poeier waren bestrooid, gelijk morsige
-snuivers; langs paden van kolenstof en allerlei verscheidenheden van
-leelijkheid, kwam Stephen op den top van den heuvel en keek toen om.
-
-Het daglicht bescheen nu de stad met heldere stralen en de klokken
-luidden voor het ochtendwerk. De keukenvuren waren nog niet aangelegd,
-en de hooge schoorsteenen hadden de lucht alleen. Het zou niet lang
-duren, of zij zouden haar door het uitblazen hunner giftige rookwolken
-verbergen; maar voor een half uur flikkerden sommige der talrijke
-vensters, welke de lieden van Coketown, door de berookte glazen heen,
-de zon lieten zien, alsof zij in eene eeuwigdurende eclips verkeerde.
-
-Hoe vreemd was het, zich van de schoorsteenen naar de vogelen te
-wenden! Hoe vreemd het stof van den buitenweg in plaats van het
-kolengruis op zijne schoenen te zien! Hoe vreemd, zoo oud te zijn
-geworden en toch dien zomerochtend te beginnen alsof hij nog een knaap
-was. Met zulke gepeinzen in zijn gemoed en zijn pak onder den arm,
-stapte Stephen met zijn oplettend gezicht langs den buitenweg voort:
-en de boomen welfden zich over hem en fluisterden, dat hij een trouw
-en liefderijk hart achterliet.
-
-
-
-
-
-
-
-XXIII.
-
-BUSKRUIT.
-
-
-Mijnheer James Harthouse begon bij zijne aangenomene partij spoedig
-opgang te maken. Met nog wat meer van buiten leeren voor de politieke
-wijshoofden, nog wat meer gepolijste flauwheid en lusteloosheid voor
-beschaafde gezelschappen, en een tamelijk behendig gebruik van de
-geveinsde eerlijkheid der oneerlijkheid--de schitterendste en meest
-gevierde der beschaafde doodzonden--kwam hij weldra zoo ver, dat
-men hem voor iemand hield van wien veel te verwachten was. Dat hij
-bijna niets in de wereld ernstig opnam, was zeer in zijn voordeel,
-want daardoor was hij in staat om zich zoo gemakkelijk met de mannen
-van feiten te verbroederen, alsof hij onder hunne partij geboren was,
-en alle andere partijen voor opzettelijke bedriegers uit te maken.
-
-"Niemand van ons gelooft ze, mijne lieve mevrouw Bounderby, en zij
-gelooven zich zelven niet. Het eenige verschil tusschen ons en de
-voorvechters van deugd, menschenliefde of philanthropie--de naam
-komt er niet op aan--is, dat wij weten dat die dingen woorden zonder
-beteekenis zijn, en dat wij dit zeggen; terwijl zij het evengoed weten,
-maar het nooit willen zeggen."
-
-Waarom zou zij zich aan zulke herhaalde verklaringen ergeren, of er
-zich door laten waarschuwen? Deze leer verschilde niet zooveel van haar
-vaders grondbeginselen, die haar als kind waren ingeprent, om er van
-te moeten schrikken. Waarin bestond het groote onderscheid tusschen de
-twee scholen, daar beide haar aan het stoffelijke en werkelijke boeiden
-en haar geen geloof aan iets anders inboezemden? Was er iets in hare
-ziel, in haar staat van onschuld, door Thomas Gradgrind aangekweekt,
-dat James Harthouse nu had kunnen verwoesten?
-
-Het was thans zelfs des te erger voor haar, dat in haar gemoed
-eene worstelende neiging om aan eene grootere en hoogere bestemming
-des menschen te gelooven--daarin geplant, voordat haar uitstekend
-practische vader het begon te vormen--onophoudelijk met twijfeling
-en wrevelige gedachten kampte: met twijfelingen, omdat die neiging
-in hare jeugd zoo was gesmoord; met wrevelige gedachten, over het
-onrecht dat men haar had aangedaan, indien die fluisterende stem
-de waarheid sprak. Voor een gemoed, lang gewoon om zichzelf onder
-pijnlijk bedwang te houden, en aldus verscheurd en verdeeld, bracht
-de door Harthouse gepredikte philosophie eene verademing mede, dewijl
-zij haar voor zichzelve leerde rechtvaardigen. Daar alles even ledig
-en nietig was, had zij niets gemist en niets opgeofferd. Wat maakte
-het uit? had zij tot haar vader gezegd, toen hij haar dat huwelijk
-voorsloeg. Wat maakte het uit? zeide zij nog. Met alles verachtend
-zelfvertrouwen vroeg zij zichzelve: Wat maakte iets op de wereld
-uit?--en zoo ging zij al voort en voort.
-
-Waarheen? Stap voor stap, al verder en verder, altijd benedenwaarts,
-naar een zeker einde, maar toch zoo langzaam, dat zij zich verbeeldde
-te blijven stilstaan. Wat mijnheer Harthouse aangaat, waarheen
-hij zijne schreden richtte, had hij nooit bedacht en het was hem
-ook geheel onverschillig. Hij had geen bijzonder plan of oogmerk;
-geene krachtige opwelling van booze neigingen verstoorde ooit zijne
-kwijnende flauwheid. Hij was voor het oogenblik zoozeer geamuseerd
-en geïnteresseerd, als zulk een fijn beschaafd gentleman voegde,
-misschien meer dan hij, voor zijne reputatie, had kunnen bekennen. Kort
-na zijne aankomst schreef hij aan zijn broeder, het achtbare en luimige
-Parlementslid, dat de Bounderby's heel amusant waren, en verder, dat de
-vrouwelijke Bounderby, in plaats van eene Medusa, gelijk hij verwacht
-had, jong en bijzonder mooi was. Naderhand schreef hij niet meer over
-hen, en bracht toch het grootste gedeelte van zijn ledigen tijd in
-hun huis door. Bij zijn omzwerven door het district van Coketown kwam
-hij hen dikwijls bezoeken, en werd door mijnheer Bounderby zeer daarin
-aangemoedigd. Het was geheel in mijnheer Bounderby's winderige manier,
-er bij iedereen op te snoeven, dat hij niet om lieden van voorname
-familie gaf, maar dat als zijne vrouw, Tom Gradgrind's dochter,
-dit deed, zij vrij gezelschap met hem mocht houden.
-
-Mijnheer James Harthouse begon te denken, dat het hem eene nieuwe
-aandoening zou geven, indien het gezichtje, dat voor "dien hondsvot"
-zoo treffend veranderde, eens voor hem wilde veranderen.
-
-Hij was vlug genoeg in het doen van waarnemingen; hij had een
-uitmuntend geheugen en hij vergat geen woord van de openbaringen,
-die haar broeder hem gedaan had. Hij bracht die in verband met alles
-wat hij van de zuster zag, en nu begon hij haar te begrijpen. Wel
-is waar lag het betere en diepere gedeelte van haar karakter niet
-binnen den kring van zijn begrip; want in zielen, gelijk in zeeën,
-roept de diepte tot de diepte; maar spoedig begon hij het overige
-met vorschende oogen te lezen.
-
-Mijnheer Bounderby was eigenaar van een landgoed geworden, dat omtrent
-vijftien mijlen van de stad gelegen was, en tot een paar mijlen
-afstands genaakbaar langs een spoorweg, die over vele bogen door eene
-woeste streek lands liep, door verlatene kolengroeven ondermijnd en des
-nachts met vuren en de zwarte gedaanten van machines overzaaid. Deze
-streek, die bij het naderen van Bounderby's buitengoed langzamerhand
-vriendelijker werd, ging daar in een bevallig landschap over, in de
-lente verguld met heidebloesems en besneeuwd met bloeiende haagdoornen,
-en den geheelen zomer door bedekt met trillend loover en schemerende
-schaduwen. Het kantoor had op dit zoo vermakelijk gelegen buitengoed
-eene hypotheek gehad, door een der magnaten van Coketown genomen, die,
-verlangend om langs een korter weg dan den gewonen schatrijk te worden,
-ongeveer tweemaal honderdduizend pond te hoog had gespeculeerd. Zulke
-ongelukjes gebeurden somtijds in de deftigste en geregeldste familiën
-van Coketown, hoewel de bankroetiers in geene de minste betrekking
-stonden met die klasse, welker gebrek aan overleg en voorzichtigheid
-zoo dikwijls ter sprake kwam.
-
-Het was voor mijnheer Bounderby een uitstekend genoegen dit bekoorlijke
-landgoedje in bezit te nemen en met pralende nederigheid den bloemtuin
-met kool te laten beplanten. Het was een genot voor hem, onder de
-elegante meubelen huis te houden alsof hij in eene kazerne was, en
-zelfs de schilderijen moesten veracht worden om op zijne lage afkomst
-te kunnen snoeven. "Ja, mijnheer," zeide hij zoo tegen een gast,
-"ik heb gehoord, dat Nickits" (de vorige eigenaar) "zevenhonderd pond
-voor dat zeestrand heeft gegeven. Nu, om rondborstig te zijn, als ik
-er in geheel mijn leven zevenmaal naar kijk, tegen negenhonderd pond
-voor iederen keer, zal het al wel zijn. Neen, waarachtig, ik vergeet
-niet, dat ik Josiah Bounderby van Coketown ben. Jaar op jaar waren
-de eenige schilderijen in mijn bezit, of die ik zonder te stelen in
-mijn bezit had kunnen krijgen, de prentjes van een man, die zich in
-eene laars den baard schoor, op de schoensmeerflesschen, waarmee ik
-machtig blij was dat ik laarzen mocht poetsen, en die ik, als ze leeg
-waren, voor een farthing het stuk verkocht; en dan was ik weer blij,
-dat ik er nog zóóveel voor kreeg."
-
-Tegen Harthouse zeide hij eens in denzelfden trant:
-
-"Harthouse, gij hebt hier een paar paarden. Laat er nog een half
-dozijn meer komen, als ge wilt, wij zullen er wel plaats voor
-vinden. Er is hier stalling voor wel twaalf paarden, en als mij
-Nickits niet beliegt, moet hij ook een vol dozijn hebben gehouden. Een
-vol dozijn, mijnheer. Toen die man een jongen was, ging hij naar de
-Westminster-school. Hij ging naar de Westminster-school, mijnheer,
-terwijl ik voornamelijk van groentenafval leefde en op de markt in
-eene ledige mand sliep. Wel, als ik twaalf paarden wilde houden--dat
-ik niet doe, omdat één genoeg voor mij is--zou ik ze nooit op stal
-kunnen zien staan, zonder er om te denken hoe ik zelf eens placht
-te wonen. Ik zou ze niet onder mijne oogen kunnen velen, mijnheer,
-maar ze moeten wegdoen. Maar zoo komen de dingen toch terecht. Gij
-ziet dit buiten, gij weet wat voor een buiten het is; gij weet,
-dat er voor zijne grootte geen completer buiten bestaat, hier in
-het land of ergens op de wereld--het kan mij niet schelen waar--en
-hier in het midden daarvan, gelijk een oorwurm in eene okkernoot, zit
-Josiah Bounderby; terwijl Nickits (dit heeft mij iemand, die gisteren
-op het kantoor kwam, verteld) Nickits, die op de Westminster-school
-in Latijnsche komedies placht mee te spelen, waar de adel van het
-land hem applaudisseerde tot ze bek af waren, op dit oogenblik half
-gek--half gek, mijnheer--te Antwerpen in een donker achterstraatje
-op de vijfde verdieping zit te mijmeren."
-
-Het was onder de looverschaduwen van dit buitengoed, in de lange,
-zoele zomerdagen, dat mijnheer Harthouse begon te beproeven, of het
-gezichtje, waarover hij zich, toen hij het voor de eerste maal zag,
-zoozeer had verwonderd, ook voor hem zou willen veranderen.
-
-"Mevrouw Bounderby, ik houd het voor een zeer gelukkig toeval, dat
-ik u hier alleen vind. Ik heb reeds eenigen tijd bijzonder verlangd
-om u eens te spreken."
-
-Het was geen zeer zonderling toeval, dat hij haar vond, daar zij op
-dien tijd van den dag altijd alleen, en dat plekje hare geliefkoosde
-rustplaats was. Het was eene opening in een donker bosch, waar eenige
-gevelde boomen lagen, en waar zij naar de afgevallen bladeren van het
-vorige jaar zat te turen, gelijk zij thuis naar de vallende vonken
-had getuurd.
-
-Hij zette zich naast haar neer en zag haar zijdelings in het gezicht.
-
-"Uw broeder, mijn jonge vriend Tom...,"
-
-Hare kleur werd hooger en zij keerde zich met een blik vol
-belangstelling naar hem om.
-
-"Ik heb nooit in mijn leven," dacht hij, "iets zoo opmerkelijks en
-bekoorlijks gezien als het ophelderen van die trekken."
-
-Zijn gezicht verried zijne gedachten--misschien zonder hem te verraden,
-want het kon wel met voordacht geschied zijn, dat het die uitdrukking
-teekende.
-
-"Excuseer mij. De uitdrukking uwer zusterlijke belangstelling is
-zoo schoon--Tom moest er zoo trotsch op wezen--ik weet wel, dat het
-onverschoonlijk is, maar mijne bewondering was onwillekeurig."
-
-"Gij zijt altijd zoo naïef," zeide zij bedaard.
-
-"Neen, mevrouw Bounderby, gij weet wel, dat ik voor u niet veinzen
-wil. Ik weet wel, dat ik een alledaagsch, baatzuchtig mensch ben,
-altijd gereed om mij zelve voor eene billijke som te verkoopen,
-en geheel onvatbaar voor alle Arcadisch gevoel."
-
-"Ik wacht," antwoordde zij, "wat gij verder van mijn broeder te
-zeggen hebt."
-
-"Gij zijt stug tegen mij, en ik verdien het. Ik ben zulk een
-nietswaardig schepsel als er een op de wereld is, behalve dat ik
-niet valsch ben. Maar gij hebt mij door verrassing van mijn onderwerp
-afgebracht--uw broeder namelijk. Hij interesseert mij."
-
-"Is er dan nog iets dat u interesseert, mijnheer Harthouse?" zeide zij,
-half ongeloovig en half dankbaar.
-
-"Als ge mij dat gevraagd hadt toen ik pas hier kwam, zou ik gezegd
-hebben "neen." Nu moet ik "ja" antwoorden--zelfs op het gevaar af, dat
-ge mij van veinzerij zult verdenken en mij niet zult willen gelooven."
-
-Zij maakte eene geringe beweging, alsof zij wilde spreken, maar geene
-stem had. Eindelijk zeide zij: "Mijnheer Harthouse, ik wil wel van
-u gelooven, dat gij u voor mijn broeder interesseert."
-
-"Ik dank u. Ik zal pogen dat vertrouwen te verdienen. Gij weet wel
-op hoe weinig ik aanspraak maak, maar zoo ver wil ik toch gaan. Gij
-hebt zooveel voor hem gedaan, gij zijt zoo liefderijk voor hem; in
-geheel uw leven straalt zulk eene bekoorlijke zelfverloochening om
-zijnentwil door--nog eens excuseer mij--ik dwaal weder ver van mijn
-onderwerp af. Ik interesseer mij voor hem om zijn eigen wil."
-
-Zij had de geringst mogelijke beweging gemaakt alsof zij haastig
-wilde opstaan en heengaan. Op hetzelfde oogenblik had hij echter zijn
-gezegde eene andere wending gegeven en zij bleef zitten.
-
-"Mevrouw Bounderby," hervatte hij op een luchtiger toon, maar tegelijk
-liet hij duidelijk de inspanning zien, die het hem kostte om dien toon
-aan te nemen, en versterkte daardoor den gemaakten indruk; "het is
-geen onherstelbaar misdrijf bij een jongmensch van uw broeders jaren,
-als hij zorgeloos en onbedacht is, wat veel geld verteert--kortom,
-met de gewone uitdrukking, een weinigje losbandig is. Is hij dat niet?"
-
-"Ja."
-
-"Veroorloof mij eens rondborstig te zijn. Denkt gij dat hij speelt?"
-
-"Ik geloof, dat hij wedt," en daar Harthouse bleef wachten, alsof
-dit nog niet haar geheele antwoord was, voegde zij er bij: "Ik weet,
-dat hij dat doet."
-
-"Natuurlijk verliest hij?"
-
-"Ja."
-
-"Iedereen, die wedt, verliest. Mag ik de waarschijnlijkheid wel
-aanroeren, dat gij hem somtijds voor die liefhebberijen van geld
-voorziet?"
-
-Zij had voor zich neergezien; maar bij deze vraag sloeg zij hare
-oogen op en zag hem uitvorschend en met eenige verstoordheid aan.
-
-"Ik hoop, dat ge mij van alle onbescheidene nieuwsgierigheid
-zult vrijspreken, lieve mevrouw Bounderby. Ik geloof, dat Tom zich
-langzamerhand in moeielijkheden wikkelt, en ik wensch hem uit de diepte
-mijner ondeugende ervaring eene helpende hand toe te reiken. Zal ik
-nog eens zeggen, om zijnentwil? Is dat noodig?"
-
-Zij scheen te willen antwoorden, maar er kwam niets van.
-
-"Om u openhartig alles te bekennen wat mij wel eens in het hoofd
-is gekomen," vervolgde Harthouse, wederom met dezelfde zichtbare
-inspanning zijn luchtigen toon aannemende, "wil ik u zeggen, dat ik
-er zeer aan twijfel of hij wel veel in zijn voordeel heeft gehad, of
-het--verschoon mijne lompheid--wel waarschijnlijk is, dat er groote
-vertrouwelijkheid tusschen hem en zijn waardigen vader kan bestaan."
-
-"Dat houd ik niet voor waarschijnlijk," zeide Louisa, blozende bij
-hare eigene gewichtige herinnering in dit opzicht.
-
-"Of tusschen hem--ik vertrouw, dat gij mijne meening volkomen zult
-begrijpen--of tusschen hem en zijn hooggeachten schoonbroeder."
-
-Zij bloosde al hooger en hooger, en was gloeiend rood toen zij met
-eene flauwe stem antwoordde: "Dat acht ik ook niet waarschijnlijk."
-
-"Mevrouw Bounderby," zeide Harthouse, na eene korte poos van stilte,
-"zou er niet meer vertrouwelijkheid tusschen u en mij kunnen zijn? Tom
-heeft eene aanmerkelijke som van u geleend, niet waar?"
-
-"Gij moet wel begrijpen, mijnheer Harthouse," antwoordde zij, na een
-oogenblik van besluiteloosheid--zij was gedurende dit geheele gesprek
-min of meer onrustig en verlegen geweest, maar had toch over het
-geheel hare zelfbeheersching bewaard--"gij moet wel begrijpen, dat,
-als ik u zeggen zal wat gij mij dringt te zeggen, het niet bij wijze
-van klacht of uitdrukking van spijt is. Ik zou nooit over iets willen
-klagen, en van hetgeen ik gedaan heb, heb ik geen de minste spijt."
-
-"Hoe fier ook!" dacht James Harthouse.
-
-"Toen ik trouwde, bevond ik dat mijn broeder toen reeds zwaar in
-schulden zat. Zwaar voor zijn doen, meen ik. Zwaar genoeg om mij
-tot het verkoopen van eenige sieraden te noodzaken. Dit was geene
-opoffering. Ik verkocht ze zeer gewillig. Ik hechtte er geene waarde
-aan. Voor mij waren zij niets waard."
-
-Zij zag aan zijn gezicht, of haar geweten deed het haar vreezen, dat
-hij begreep dat zij van geschenken sprak, die haar man haar gegeven
-had. Indien hij dit nog niet begrepen had, zou hij het nu hebben
-gedaan, al was hij veel dommer geweest dan hij was.
-
-"Sedert heb ik mijn broeder van tijd tot tijd zooveel geld gegeven
-als ik missen kon, kortom zooveel geld als ik had. Als ik u vertrouw,
-omdat ik geloof aan de belangstelling, die gij voor hem betoont,
-wil ik het niet ten halve doen. Sedert gij gewoon zijt hier te komen,
-heeft hij in eens om eene som van honderd pond gevraagd. Ik was niet
-in staat om hem die te geven. Ik ben wel ongerust geweest over de
-gevolgen, die het hebben kon, als hij om dat geld verlegen bleef,
-maar ik heb het geheim bewaard tot op dit oogenblik, nu ik het aan uwe
-eer toevertrouw. Ik heb niemand in mijn vertrouwen genomen, omdat--gij
-hebt zoo even zelf de reden aangeduid." En hier brak zij eensklaps af.
-
-Het ontbrak hem niet aan gevatheid, en hij nam terstond de gelegenheid
-waar om haar, onder den schijn van over haar broeder te spreken,
-haar eigen beeld voor te houden.
-
-"Mevrouw Bounderby, hoewel ik een man van de wereld en volstrekt niet
-sentimenteel ben, kan ik u toch verzekeren, dat het mij aandoet wat
-gij daar zegt. Het is mij niet mogelijk uw broeder hard te vallen. Ik
-begrijp de verstandige inschikkelijkheid, waarmede gij zijne dwalingen
-beschouwt, en stem geheel daarmede in. Met alle mogelijke hoogachting,
-zoowel voor mijnheer Gradgrind als mijnheer Bounderby, meen ik te
-bespeuren, dat zijne opleiding niet gelukkig is geweest. Door zijne
-opvoeding onbekend gebleven met de samenleving, waarin hij toch eene
-rol moest spelen, stort hij zich nu moedwillig in die uitersten, omdat
-de tegenovergestelde uitersten hem--zonder twijfel met de allerbeste
-oogmerken--zijn opgedwongen. Mijnheer Bounderby's rondborstige, echt
-Engelsche onafhankelijkheid, hoewel een allerinnemendste karaktertrek
-van hem, lokt toch--daarover zijn wij het eens geworden--niet tot
-vertrouwen uit. Als ik het durfde zeggen, zou ik meenen, dat het hem,
-naar het mij voorkomt, wel zeer weinig, maar toch eenigermate ontbreekt
-aan die kieschheid, tot welke een jongmensch, die op een dwaalspoor is
-geraakt, wiens karakter men van zijne kindsheid af niet heeft begrepen,
-en wiens talenten daardoor eene verkeerde richting hebben genomen,
-zich zou willen wenden om hulp en bestuur te zoeken."
-
-Terwijl zij recht voor zich uit zat te staren naar de afwisselende
-lichtspelingen op het gras en in de duisternis van het bosch, las hij
-in hare trekken de toepassing zijner woorden, die hij met de meest
-mogelijke duidelijkheid uitsprak.
-
-"Men moet hem veel toegeven," vervolgde hij. "Maar ik vind in Tom
-toch één groot gebrek, dat ik hem niet vergeven kan, en hem als eene
-zware schuld aanreken."
-
-Louisa sloeg hare oogen op en vroeg hem welk gebrek dit was.
-
-"Misschien heb ik genoeg gezegd," antwoordde hij. "Misschien zou
-het over het geheel beter zijn geweest als er mij geen woord van
-ware ontsnapt."
-
-"Gij maakt mij ongerust, mijnheer Harthouse. Zeg mij toch wat het is."
-
-"Welnu, om u van noodelooze bezorgdheid te ontheffen--en daar wij,
-wat uw broeder aangaat, tot eene vertrouwelijkheid zijn gekomen,
-waarop ik boven alles prijs stel--zal ik u gehoorzamen. Ik kan het
-hem niet vergeven, dat hij zich in al wat hij zegt of doet niet
-meer gevoelig toont voor de genegenheid zijner beste vriendin--voor
-hare onbaatzuchtigheid, hare zelfopoffering en zelfverloochening. De
-belooning, welke hij haar daarvoor geeft, is, zooveel ik heb opgemerkt,
-al zeer gering. Wat zij voor hem gedaan heeft, moest met standvastige
-liefde en dankbaarheid, niet met opvliegendheid en kwade luimen
-vergolden worden. Welk een loszinnig schepsel ik ook wezen moge, ik
-ben niet zoo onverschillig, mevrouw Bounderby, dat ik deze ondeugd
-in uw broeder over het hoofd kan zien of genegen ben die voor een
-verschoonlijken misstap te houden."
-
-Het bosch werd in een schemerenden nevel gehuld, want hare oogen
-stonden vol tranen. Zij ontsprongen uit eene diepe, lang verborgene
-bron, maar de kwellende smart, die haar hart vervulde, vond geene
-verlichting daarin.
-
-"Kortom, het zou mijn hoogste wensch zijn, mevrouw Bounderby, dat ik
-uw broeder in dit opzicht kon verbeteren. Mijne meerdere bekendheid
-met zijne omstandigheden, en mijn raad en bijstand om hem daaruit te
-redden--van eenige waarde, hoop ik, daar zij van iemand komen, die
-een deugniet op veel grootere schaal is geweest--zullen mij eenigen
-invloed op hem geven, en allen invloed, dien ik op hem verkrijg,
-zal ik zekerlijk tot dat oogmerk aanwenden. Ik heb genoeg gezegd, en
-meer dan genoeg. Het zou kunnen schijnen, dat ik mij wilde voordoen
-als een goedhartig mensch, terwijl ik, op mijne eer, geen het minste
-voornemen daartoe heb en openlijk verklaar, dat ik niets van dien aard
-ben. Daar onder de boomen," vervolgde hij, nadat hij had opgekeken
-en rondgezien, want tot nog toe had hij scherp op haar gelet, "is uw
-broeder zelf, die zeker zoo pas is hier gekomen. Daar hij dezen kant
-schijnt heen te dwalen, zal het misschien niet kwaad zijn als wij naar
-hem toe wandelden en hem in den weg zochten te komen. Hij is sedert
-eenigen tijd zeer stil en verdrietig. Misschien is zijn broederlijk
-geweten getroffen--als er zulk een ding als een geweten is; want,
-op mijne eer, ik hoor er veel te dikwijls van om er aan te gelooven."
-
-Hij hielp haar opstaan, zij nam zijn arm, en zij gingen den hondsvot te
-gemoet. Tom sloeg al voortslenterende met zijn rotting tegen de takken,
-en bleef tusschenbeide stilstaan om met zekere kwaadaardigheid het
-mos van de boomen te schrappen. Hij schrikte en verschoot van kleur,
-toen zij hem onder dit laatste tijdverdrijf onverwacht nabij kwamen.
-
-"Holla ho!" zeide hij stotterend. "Ik wist niet, dat gij hier waart."
-
-"Wiens naam, Tom," zeide Harthouse, hem de hand op den schouder
-leggende en hem zoodanig omdraaiende, dat zij nu alle drie naar het
-huis wandelden, "hebt gij daar op de boomen gesneden?"
-
-"Wiens naam?" antwoordde Tom. "O, gij meent welken meisjesnaam?"
-
-"Uw voorkomen brengt u onder sterke verdenking, Tom, dat ge juist
-bezig waart met den naam eener schoone op de schors te schrijven."
-
-"Wel neen, mijnheer Harthouse, of eene schoone met een goed fortuin
-tot hare vrije beschikking moest eens zin in mij krijgen. Zij mocht
-zoo leelijk zijn als zij rijk ware, zij zou toch niet bang behoeven
-te wezen om mij te verliezen. Ik zou haar naam schrijven zoo dikwijls
-als zij maar wilde."
-
-"Ik vrees dat gij zeer zelfzuchtig zijt, Tom."
-
-"Zelfzuchtig," herhaalde Tom. "Wie is niet zelfzuchtig. Vraag mijne
-zuster maar."
-
-"Hebt gij zoo ondervonden, Tom, dat dit een gebrek van mij was?" zeide
-Louisa, zonder op andere wijze hare gevoeligheid over zijne norschheid
-en wreveligheid te toonen.
-
-"Gij moet zelf maar weten of de schoen u past, Louisa," antwoordde
-haar broeder stuursch. "Zoo ja, trek hem dan maar aan."
-
-"Tom is vandaag misanthropisch, gelijk alle menschen, die zich
-vervelen, nu en dan zijn," liet Harthouse hierop volgen. "Geloof hem
-maar niet, mevrouw Bounderby; hij weet wel beter. Als hij niet wat
-vriendelijker wordt, zal ik u laten hooren, hoe hij mij eens heimelijk
-heeft gezegd, wat hij eigenlijk denkt."
-
-"In allen gevalle, mijnheer Harthouse," zeide Tom, door de schertsende
-gemeenzaamheid van zijn voornamen vriend eenigszins verzacht, maar
-toch nog wrevelig zijn hoofd schuddende, "kunt gij haar niet zeggen,
-dat ik haar ooit geprezen heb omdat zij zelfzuchtig was. Misschien heb
-ik haar wel eens voor het tegendeel geprezen, en dat zou ik weder doen,
-als ik er evengoede reden toe had. Maar dat komt er nu niet op aan:
-het is voor u niet zeer belangrijk, en mij verveelt de zaak al lang."
-
-Zij wandelden voor naar het huis, waar Louisa den arm van haar
-geleider losliet en binnenging. Hij stond haar na te kijken terwijl
-zij de stoep opwipte en in de schaduw van het portaal verdween; daarna
-legde hij zijne hand weder op haar broeders schouder en noodigde hem
-met een gemeenzaam, hoofdknikje tot eene wandeling in den tuin.
-
-"Tom, mijn beste jongen, ik heb een woordje met u te spreken."
-
-Zij bleven staan tusschen een warboel van rozen--het behoorde tot
-mijnheer Bounderby's nederigheid om de rozen van Nickits in het wild
-te laten groeien--en Tom zette zich op de balustrade van een terras,
-en begon de knoppen af te plukken en in stukjes te trekken; terwijl
-zijn geleigeest bij hem stond, met zijn eenen voet op de balustrade
-en het overgebogene bovenlijf rustende op den arm, welke door die knie
-werd ondersteund. Zij waren uit haar venster juist zichtbaar. Misschien
-zag zij hen.
-
-"Tom, wat scheelt er aan?"
-
-"Och, mijnheer Harthouse," antwoordde Tom met een zucht, "ik zit er
-zoo in; ik word half doodgeplaagd."
-
-"Ik ook, mijn beste jongen."
-
-"Gij?" hervatte Tom. "Gij zijt zoo onafhankelijk als iemand wezen
-kan. Ik zit schrikkelijk in het nauw, mijnheer Harthouse. Gij kunt
-u niet verbeelden, in welk een toestand ik mij gebracht heb--een
-toestand, waaruit mijne zuster mij had kunnen redden, als zij maar
-gewild had."
-
-Hij begon nu de rozeknoppen aan stukken te bijten, en scheurde ze
-tusschen zijne tanden uit, met eene hand, welke beefde als die van
-een afgeleefd oud man. Na hem eerst met een zeer opmerkzamen blik te
-hebben aangezien, nam zijn makker zijn luchtigsten toon aan.
-
-"Maar, Tom, ge zijt onredelijk. Ge wilt al te veel van uw zuster
-hebben. Gij hebt immers reeds geld van haar gehad, gij, rekel--dat
-weet ik."
-
-"Ja, mijnheer Harthouse, dat weet ik ook wel. Hoe zou ik er anders
-aan komen? Daar is oude Bounderby, die er altijd op snoeft dat hij,
-toen hij zoo oud was als ik, van een dubbeltje 's maands leefde,
-of zoo iets van dien aard. Daar is mijn vader, die eene lijn trekt,
-zooals hij zegt, en mij van een kind af met handen en voeten daaraan
-vastbindt. Daar is mijne moeder, die nooit iets te veel heeft,
-behalve klachten. Wat zal iemand dan doen om aan geld te komen,
-en van wie heb ik iets te wachten, als het niet van mijne zuster is?"
-
-Hij huilde bijna en strooide de rozeknoppen bij dozijnen om zich heen.
-
-Harthouse pakte hem met vriendelijke overredingskracht bij zijn rok.
-
-"Maar, beste Tom, als uwe zuster het nu niet heeft...."
-
-"Het niet heeft, mijnheer Harthouse? Ik zeg niet dat zij het heeft. Ik
-had misschien meer noodig dan zij waarschijnlijk had. Maar dan moest
-zij maken dat zij het kreeg. Zij kan het wel krijgen. Ik behoef nu
-geen geheim van de zaak meer te maken, na alles wat ik u al gezegd
-hebt. Gij weet wel dat zij ouden Bounderby niet om harentwil heeft
-getrouwd, noch om zijnentwil, maar om mijnentwil. Waarom maakt zij
-dan niet om mijnentwil, dat zij van hem krijgt wat ik noodig heb? Zij
-behoeft niet te zeggen wat zij er mee doen zal; zij is slim genoeg;
-zij kon het wel met wat flikflooien van hem krijgen, als zij maar
-wilde. Waarom wil zij dan niet, als ik haar zeg van hoeveel belang
-het voor mij is? Maar neen. Daar zit zij bij hem als een stuk steen,
-in plaats van zich aangenaam te maken en het zoo met gemak van hem
-te krijgen. Ik weet niet hoe gij dit noemt, maar ik noem het een
-onnatuurlijk gedrag."
-
-Vlak aan den anderen kant der balustrade was eene diepe vijver,
-en mijnheer James Harthouse had grooten lust om mijnheer Thomas
-Gradgrind Junior daarin te smijten, gelijk de mishandelde fabrikanten
-van Coketown dreigden hun eigendom in zee te zullen werpen. Maar hij
-bewaarde zijne achtelooze houding, en er viel niets over de steenen
-balustrade, dan nog een hoop rozeknoppen, die nu met de anderen een
-drijvend eilandje vormden.
-
-"Beste Tom," zeide Harthouse, "laat ik eens beproeven uw bankier
-te zijn."
-
-"Om 's Hemels wil," antwoordde Tom verschrikt, "spreek toch niet van
-bankiers!" En in contrast met de rozen scheen hij geheel wit te worden.
-
-Harthouse, als een welopgevoed man, aan beschaafden omgang gewoon, liet
-zich niet verbazen--hij had zich evengoed kunnen laten ontroeren--maar
-hij opende zijne oogen een weinigje meer, alsof de leden door een
-flauwen zweem van verwondering werden opgetrokken, hoewel het evenzeer
-tegen de regelen zijner school streed zich over iets te verwonderen,
-als tegen de leer die Gradgrind predikte.
-
-"Hoeveel komt er op het oogenblik te kort, Tom? Drie cijfers? Voor
-den dag er mee! Zeg, hoe groot is de som?"
-
-"Och, mijnheer Harthouse," antwoordde Tom nu werkelijk schreiende;
-en welk eene jammerlijke figuur hij ook maakte, stonden zijne tranen
-hem toch beter dan zijne norschheid; "het is te laat. Het geld kan
-mij nu toch niet meer baten. Ik had het vroeger moeten hebben om mij
-van nut te wezen. Maar ik ben u toch zeer verplicht. Gij zijt een
-oprecht vriend."
-
-Een oprecht vriend! "O, hondsvot!" dacht Harthouse, op zijne trage
-en flauwe manier, "welk een ezel zijt ge toch!"
-
-"En ik houd uw aanbod voor eene zeer groote vriendelijkheid," vervolgde
-Tom, zijne hand vattende, "eene zeer groote vriendelijkheid."
-
-"Wel," hervatte de ander, "het zal u later misschien van meer nut
-kunnen zijn; en, mijn goede jongen, als ge mij uwe ongelegenheden wilt
-openbaren, wanneer ze u beginnen te overstelpen, zal ik u misschien een
-beter weg kunnen wijzen om er uit te komen dan gij zelf kunt vinden."
-
-"Ik dank u," zeide Tom, naargeestig zijn hoofd schuddende en
-rozeknopjes kauwende. "Ik wenschte wel, dat ik u vroeger had gekend,
-mijnheer Harthouse."
-
-"Gij moet weten, Tom," zeide Harthouse tot slot, zelf een paar rozen
-over de balustrade werpende, als eene bijdrage tot het eilandje, dat
-steeds naar den muur bleef drijven, alsof het zich aan het vasteland
-wilde vasthechten: "alle menschen zijn zelfzuchtig in al wat zij doen,
-en ik ben eveneens als de rest van mijne natuurgenooten. Ik ben er
-razend op gesteld,"--de kwijnende flauwheid zijner razernij kon wel een
-gevolg der groote hitte zijn--"dat gij vriendelijker voor uwe zuster
-wordt--en dat zou u wel passen;--dat gij een beter en pleizieriger
-soort van broeder wordt--en dat zou wel zoo behoorlijk zijn."
-
-"Dat zal ik, mijnheer Harthouse."
-
-"Geen tijd zoo goed als de tegenwoordige, Tom. Begin dus terstond."
-
-"Dat zal ik zeker; en mijne zuster Louisa zal het u zeggen."
-
-"En nu wij dit accoord hebben gemaakt, Tom," zeide Harthouse, hem
-nogmaals op den schouder kloppende op eene manier, die hem volle
-vrijheid liet te meenen--gelijk hij ook deed, arme dwaas--dat deze
-voorwaarde hem slechts uit goedhartigheid werd opgelegd, om zijn
-gevoel van verplichting te verminderen, "zullen wij ons tot etenstijd
-van elkander losrukken."
-
-Toen Tom aan tafel kwam, scheen zijn gemoed nog wel bezwaard, maar
-zijn lichaam was toch vlugger, en hij kwam vóór mijnheer Bounderby.
-
-"Ik meende het niet toen ik zoo stuursch was, Louisa," zeide hij,
-haar de hand en een kus gevende. "Ik weet wel, dat gij veel van mij
-houdt, en gij weet ook wel, dat ik veel van u houd."
-
-Later op dien dag had Louisa's gezichtje een glimlach voor iemand
-anders. Helaas, voor iemand anders!
-
-"Des te minder is die hondsvot de eenige om wien zij iets geeft,"
-zeide James Harthouse bij zich zelven, de gedachte omkeerende, die op
-den eersten dag, toen hij met haar bevallig gezichtje kennis gemaakt
-had, bij hem was opgekomen. "Des te minder, des te minder."
-
-
-
-
-
-
-
-XXIV.
-
-DE UITBARSTING.
-
-
-De volgende morgen was te helder om te blijven slapen, en
-James Harthouse stond dus vroeg op en zette zich voor het opene
-uitstekvenster zijner kleedkamer met een dier fijne sigaren in den
-mond, die zulk een heilzamen invloed op zijn jongen vriend hadden
-gehad. In den zonneschijn rustende, terwijl de geur van het edele kruid
-hem omhulde en de droomerige rookwolkjes in de lucht opstegen, reeds
-vervuld met de welriekende uitwasemingen der zomerbloemen, telde hij
-zijne reeds behaalde voordeelen op, gelijk een onverschillig speler
-zijne winsten optelt. Voor het oogenblik was niemand hem lastig,
-en kon hij zich ongestoord daarmede bezighouden.
-
-Hij was tot eene vertrouwelijkheid met haar gekomen, waar haar
-echtgenoot buitengesloten bleef. Hij was tot eene vertrouwelijkheid met
-haar gekomen, die juist uit hare onverschilligheid voor haar man en
-het gebrek aan overeenstemming tusschen dit paar was ontsproten. Hij
-had haar op eene behendige manier, maar toch duidelijk, te verstaan
-gegeven, dat hij haar hart tot in de geheimste schuilhoeken kende; hij
-was juist door het teederste gevoel van dat hart haar nabijgekomen,
-en de ijskorst, die het als een muur omringde, was gesmolten. Alles
-zeer vreemd, en zeer streelend.
-
-En toch had hij, zelf nu nog, geene ernstige slechte voornemens. In
-het openbare en bijzondere leven zou het voor onze eeuw veel beter
-zijn, dat hij en het legioen zijner gelijken opzettelijk slecht waren,
-dan zoo onverschillig en doelloos. Het zijn de drijvende ijsbergen,
-met elken stroom overal heen zwalkende, die de schepen doen vergaan.
-
-Wanneer de duivel rondgaat gelijk een brullende leeuw, gaat hij
-rond in eene gedaante, waardoor weinigen dan wilden en jagers zich
-laten verlokken om hem te naderen. Maar wanneer hij naar de mode
-is opgekleed en opgepolijst; wanneer deugd en ondeugd hem evenzeer
-vervelen; wanneer hij den zwavelpoel en de zaligheid evenzeer moede
-is, dan is hij eerst de echte duivel.
-
-Zoo bleef James Harthouse voor het venster zitten, op zijn gemak
-rookende en de schreden tellende, welke hij gedaan had op den weg,
-dien hij toevallig had ingeslagen. Het einde, waartoe die weg voerde,
-lag vrij duidelijk voor hem, maar daarom bekommerde hij zich niet
-het minste. Wat gebeuren moet, moet gebeuren.
-
-Daar hij dien dag een tamelijk verren weg te rijden had--want er zou
-ergens eene openbare vergadering plaats hebben, die hem gelegenheid
-zou geven om stemmen te winnen--kleedde hij zich vroeg en ging toen
-naar beneden om te ontbijten. Hij was verlangend om te zien, of zij
-sedert den vorigen avond weder verkoeld was. Neen. Hij kon weder
-beginnen waar hij het gelaten had.
-
-Er was weder een blik vol vriendelijke belangstelling voor hem gereed.
-
-Hij kwam zoozeer (of zoo weinig), naar zijn genoegen door den dag heen,
-als onder de omstandigheden, die zulk eene vermoeienis van hem vergden,
-te wachten was, en kwam tegen zes ure terugrijden. De laan tusschen
-de portierswoning en het huis, die eene sierlijke bocht maakte,
-had eene tamelijke lengte, en hij reed stapvoets daarlangs voort,
-toen mijnheer Bounderby op eens het heesterplantsoen uitkwam, zoo
-driftig en onverwacht, dat het paard schichtig terugdeinsde.
-
-"Harthouse!" riep mijnheer Bounderby luidkeels. "Hebt gij het gehoord?"
-
-"Wat gehoord?" zeide Harthouse, zijn paard streelende om het te
-bedaren, onder het heimelijk uiten van een wensch, die niet veel
-goeds voor mijnheer Bounderby bevatte.
-
-"Dus hebt gij niets gehoord?"
-
-"Ik heb u gehoord, en dat heeft dit beest ook. Anders niets."
-
-Mijnheer Bounderby, die gloeiend rood was, plaatste zich midden op
-den weg, vlak voor het paard, om zijne bom met meer effect te laten
-springen.
-
-"Het kantoor is bestolen!"
-
-"Dat meent ge toch niet in ernst!"
-
-"Van nacht bestolen, mijnheer! Op een buitengewone manier bestolen! Met
-een valschen sleutel bestolen!"
-
-"Is het verlies groot?"
-
-Het scheen Bounderby, bij zijn verlangen om zooveel mogelijk gerucht
-van de zaak te maken, inderdaad te spijten, dat hij genoodzaakt was te
-antwoorden: "Neen, niet heel groot. Maar dat had het wel kunnen zijn?"
-
-"Hoe groot is het?"
-
-"O, wat de som betreft--als gij bij de som blijft--niet meer dan
-honderd vijftig pond," antwoordde Bounderby wrevelig. "Maar het is
-de som niet; het is het feit. Het feit, dat het kantoor bestolen is,
-dat is eigenlijk het gewichtige. Het verwondert mij, dat gij dit
-niet begrijpt."
-
-"Mijn beste Bounderby," zeide James, terwijl hij van zijn paard stapte
-en de teugels aan zijn knecht overgaf, "dat begrijp ik zeer wel, en ik
-ben zoo erg, als gij maar verlangen kunt, ontsteld van het schouwspel,
-dat zich voor de oogen van mijn geest vertoont. Evenwel hoop ik,
-u te mogen feliciteeren dat gij geen grooter verlies hebt geleden,
-en ik verzeker u, dat doe ik met al mijn hart."
-
-"Dank je," antwoordde Bounderby op een stroeven toon. "Maar laat ik
-u eens wat zeggen. Het had ook twintig duizend pond kunnen zijn."
-
-"Wel te denken."
-
-"Wel te denken? Het is waarachtig wel te denken," zeide Bounderby,
-gramstorig knikkende. "Het had tweemaal twintig kunnen zijn. Het
-is niet te zeggen hoeveel het had kunnen zijn, of niet kunnen zijn,
-als de kerels niet gestoord waren."
-
-Louisa was nu aangekomen, tegelijk met mevrouw Sparsit en Bitzer.
-
-"Daar is Tom Gradgrind's dochter, die tamelijk wel weet hoeveel het
-had kunnen zijn, als gij het niet weet," hervatte Bounderby op zijn
-winderigsten toon. "Zij viel neer, alsof ze doodgeschoten was, toen
-zij het hoorde. Ik heb nooit te voren zoo iets van haar gezien. Het
-strekt haar onder deze omstandigheden tot eer, naar mijne gedachten."
-
-Zij zag er nog bleek en ontsteld uit. James Harthouse bood haar zijn
-arm aan, en terwijl zij zeer langzaam voortwandelden, vroeg hij,
-hoe de diefstal gepleegd was.
-
-"Wel, dat wilde ik u juist vertellen," zeide Bounderby, korzelig zijn
-arm aan mevrouw Sparsit gevende. "Als ge niet zoo machtig precies op
-de som waart geweest, zou ik daarmee begonnen zijn. Gij kent deze dame
-(want zij is eene geboren dame), mevrouw Sparsit?"
-
-"Ik heb reeds de eer gehad..."
-
-"Heel goed. En dit jonge mensch, Bitzer, hebt gij ook bij dezelfde
-gelegenheid gezien?"
-
-Mijnheer Harthouse knikte toestemmend, en Bitzer duwde zijne kneukels
-tegen zijn voorhoofd.
-
-"Heel goed. Zij wonen aan het kantoor. Gij weet misschien al, dat zij
-daar wonen? Heel goed. Gisteravond na den kantoortijd werd alles naar
-gewoonte geborgen en gesloten. In de ijzeren kamer, waarvoor die jongen
-slaapt, was--het doet er niet toe hoeveel. In het ijzeren kistje in
-de kamer van Tom, het kistje dat voor kleine sommen wordt gebruikt,
-was honderdvijftig pond of wat meer."
-
-"Honderd vier en vijftig, zeven en een," zeide Bitzer.
-
-"Pas op!" voer Bounderby uit, stilstaande om zich naar hem toe te
-keeren. "Val gij mij niet in de rede. Het is al genoeg bestolen te
-worden terwijl gij ligt te snorken, omdat gij het al te goed hebt,
-zonder dat gij mij in de rede behoeft te vallen om mij in een beuzeling
-terecht te zetten. Ik snorkte niet, toen ik zoo oud was als gij,
-laat ik u dat zeggen. Ik kreeg geen eten genoeg om te snorken. En ik
-viel iemand niet met beuzelingen in de rede, al wist ik er van."
-
-Bitzer duwde op eene kruiperige manier zijne kneukels tegen zijn
-voorhoofd en scheen vooral door het laatste gezegde van zijn patroon
-zeer getroffen en verslagen.
-
-"Honderd vijftig pond ongeveer," hervatte mijnheer Bounderby. "Die som
-had Tom in zijne geldkist gesloten; geen heel sterke kist, maar dat
-doet er nu niet toe. Alles was in orde toen men heenging. Op zekeren
-tijd van den nacht, toen die knaap lag te snorken--mevrouw Sparsit,
-gij zegt immers, dat gij hem hebt hooren snorken?"
-
-"Mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, "ik kan niet zeggen, dat
-ik hem eigenlijk heb hooren snorken, en daarom mag ik zoo iets niet
-verklaren. Maar 's avonds, in den winter, als hij op zijn stoel in
-slaap viel, heb ik hem wel eens een geluid hooren maken, om zoo te
-zeggen alsof hij half geworgd werd--het was omtrent hetzelfde geluid
-dat men somtijds in eene houten klok hoort. Niet," vervolgde zij,
-met de verhevene bewustheid dat zij de waarheid huldigde door eene
-streng onpartijdige getuigenis te geven, "dat ik eenige blaam op
-zijn zedelijk karakter zou willen werpen. Ver van daar. Ik heb Bitzer
-altijd voor een jongmensch van de standvastigste beginselen gehouden,
-dat verzoek ik te mogen zeggen."
-
-"Welnu," hernam de vergramde Bounderby, "terwijl hij dan snorkte,
-of half geworgd werd, of een geluid maakte als eene houten klok,
-of iets van dien aard--terwijl hij lag te slapen, kortom--zijn
-eenige kerels--of zij te voren in huis verscholen waren of niet,
-staat nog te bezien--op eene of andere manier bij het geldkistje van
-Tom gekomen, hebben het opengebroken en weggepakt wat er in was. Toen
-gestoord wordende, hebben zij zich voortgemaakt, zich zelven de deur
-uitgelaten, en die weer op het nachtslot gedraaid--zij was op het
-nachtslot, en mevrouw Sparsit had den sleutel onder haar kussen--met
-een valschen sleutel, dien men vandaag tegen twaalf uur op straat,
-dicht bij het kantoor, heeft opgeraapt. Er werd geen alarm gemaakt,
-voordat deze knaap, Bitzer, des morgens opstond en de kamer in orde
-ging brengen. Toen ziet hij de deur van Tom's kamer aanstaan, vindt
-het kistje opengebroken en het geld weg."
-
-"A propos, waar is Tom?" vroeg Harthouse, in het rond kijkende.
-
-"Hij heeft de politie geholpen," antwoordde Bounderby, "en is nog
-aan het kantoor. Ik wou, dat die kerels geprobeerd hadden om mij te
-bestelen toen ik zoo oud was als hij. Zij zouden er bij verloren
-hebben, al hadden zij maar achttien stuivers onkosten voor het
-karreweitje gemaakt, dat kan ik hun zeggen."
-
-"Wordt er niemand verdacht?"
-
-"Verdacht? Dat zou ik denken!" antwoordde Bounderby, den arm
-van mevrouw Sparsit loslatende om zijn gloeiend voorhoofd af te
-vegen. "Waarachtig, Josiah Bounderby van Coketown zal niet bestolen
-worden, zonder dat er iemand verdacht werdt. Neen, wel verplicht!"
-
-Mocht mijnheer Harthouse vragen wie er verdacht werd?
-
-"Wel, dat zal ik u zeggen," antwoordde Bounderby, stilstaande en zich
-omdraaiende om al de anderen aan te zien. "Maar het moet niet verder
-verteld worden. Niemand moet er iets van hooren, om de schelmen, die er
-in betrokken zijn--het is eene geheele bende--niet te waarschuwen. Dit
-dus in vertrouwen. Wat zoudt gij zeggen," barstte hij geweldig uit,
-"als er een van mijne werklieden in betrokken was?"
-
-"Ik hoop niet onze vriend Blackpot?" zeide Harthouse op een
-onverschilligen, slependen toon.
-
-"Zeg Pool in plaats van Pot, mijnheer," antwoordde Bounderby,
-"en het is de man."
-
-Louisa liet een flauwen uitroep van verwondering en ongeloof hooren.
-
-"O ja, dat weet ik wel," zeide Bounderby, hierop terstond vuur
-vattende. "Daaraan ben ik gewend. Dat ken ik alles van buiten. Zij zijn
-de braafste menschen van de wereld, dat volk. Zij kunnen machtig mooi
-praten. Zij willen maar hebben dat men hun verklaart welke rechten
-zij hebben. Maar ik zal u eens wat zeggen. Wijs mij een onvergenoegd
-werkman, en ik zal u iemand wijzen, die tot alle slechtheid in staat
-is, onverschillig welke."
-
-Dit was weder een der algemeenheden van Coketown, welke men met
-tamelijk veel moeite had verspreid, waaraan sommige menschen werkelijk
-geloofden.
-
-"Maar ik ken die knapen," hervatte Bounderby. "Ik kan hen lezen als een
-boek. Mevrouw Sparsit, ik beroep mij op u. Welke waarschuwing heb ik
-dien kerel gegeven, de eerste maal toen hij een voet bij mij in huis
-zette, en zijn uitdrukkelijk oogmerk was te komen vragen, hoe hij de
-godsdienst en de gevestigde Kerk zou kunnen overhoop smijten? Mevrouw
-Sparsit, wat aanzienlijkheid van betrekkingen aangaat, staat gij
-gelijk met de aristocratie--heb ik toen niet tegen dien kerel gezegd:
-"Gij kunt de waarheid niet voor mij verbergen; gij zijt geen man die
-mij bevalt en het zal niet goed met u afloopen?"
-
-"Zeer zeker, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, "gij hebt hem op
-eene zeer nadrukkelijke manier eene vermaning van dien aard gegeven."
-
-"Toen hij u zoo geërgerd en uw gevoel zoo gekwetst had,
-juffrouw?" zeide Bounderby.
-
-"Ja, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit en schudde met zachtaardige
-treurigheid haar hoofd, "dat had hij wèl gedaan. Hoewel ik niet wil
-tegenspreken, dat mijn gevoel op zulke punten teerder is--overdrevener,
-als men die uitdrukking beter vindt--dan het wezen zou, indien ik
-altijd mijne tegenwoordige betrekking had bekleed."
-
-Bijna barstende van hoogmoed, staarde Bounderby zijn vriend aan, als
-wilde hij zeggen: "ik ben de eigenaar van die vrouw, en zij is uwe
-aandacht wel waardig, zou ik denken?" Daarop hervatte hij zijne rede.
-
-"Gij zult u wel herinneren, Harthouse, wat ik tegen hem zeide
-toen gij hem zaagt. Ik wond er volstrekt geen doekjes om. Ik ben
-nooit zoetsappig met hen. Ik ken ze. Heel goed, mijnheer. Drie dagen
-naderhand liep hij weg--ging voort, niemand weet waarheen--gelijk mijne
-moeder gedaan heeft toen ik een kind was, alleen met dit verschil,
-dat hij zoo mogelijk nog slechter was dan mijne moeder. En wat heeft
-hij nu gedaan eer hij heenging? Wat zegt gij er van,"--met zijn hoed
-in de hand, gaf de spreker bij elke afdeeling zijner rede een tik op
-den bol, alsof het eene tamboerijn was--"dat men hem avond op avond
-bij het kantoor op de wacht heeft gezien--dat hij na den donker daar
-bleef loeren--dat het mevrouw Sparsit dadelijk inviel, dat hij met
-geen goed oogmerk zoo loeren kon--dat zij Bitzer opmerkzaam op hem
-maakte en zij hem alle twee in het oog hielden--en dat het vandaag
-door navraag gebleken is, dat ook de buren op hem gelet hebben?" Tot
-dit toppunt zijner welsprekendheid gekomen, zette Bounderby, gelijk
-een Oostersche danser, zijne tamboerijn op het hoofd.
-
-"Dat luidt zeker verdacht," zeide James Harthouse.
-
-"Dat dunkt mij ook, mijnheer," hervatte Bounderby, met een uitdagend
-knikje. "Dat dunkt mij ook. Maar er zijn er nog meer in betrokken. Er
-is eene oude vrouw. Men hoort nooit van die dingen eer het kwaad
-gebeurd is; men vindt allerlei gebreken aan de staldeur als het paard
-gestolen is. Nu komt er een oud wijf voor den dag, een oud wijf, dat
-naar het schijnt, van tijd tot tijd op een bezemstok naar de stad is
-komen vliegen. Zij houdt een geheelen dag de wacht voor het kantoor
-eer die kerel begint, en op den avond toen gij hem gezien hebt,
-sluipt zij met hem heen om overleg met hem te houden--denkelijk om
-rapport te doen eer zij haar post verliet--dat duivelsche wijf."
-
-Er was dien avond zulk eene vrouw in de kamer, en zij scheen zich te
-willen schuilhouden, dacht Louisa.
-
-"Dit zijn ze nog niet eens allen, zooveel wij nu reeds weten," zeide
-Bounderby, verscheidene malen geheimzinnig knikkende. "Maar ik heb voor
-het oogenblik genoegd gezegd. Gij zult wel zoo goed zijn om het stil te
-houden en er niemand over te spreken. Het zal misschien tijd kosten,
-maar wij zullen hen wel krijgen. Het is voorzichtig hen niet ongerust
-te maken, en het kan geen kwaad, dat zij vrij spel schijnen te hebben."
-
-"Natuurlijk zullen zij met de grootste strengheid der wet gestraft
-worden, gelijk de publicaties zeggen," antwoordde James Harthouse,
-"en dat is goed ook. Kerels, die kantoren bestelen, moeten de gevolgen
-maar ondervinden. Als er geene gevolgen waren zou iedereen kantoren
-gaan bestelen."
-
-Hij had Louisa zacht hare parasol uit de hand genomen en voor haar
-opgezet; en zij wandelden onder dier schaduw, hoewel de zon daar
-niet scheen.
-
-"Vooreerst, Louisa Bounderby," zeide haar echtgenoot, "moet er om
-mevrouw Sparsit gedacht worden. Hare zenuwen hebben door die historie
-een schok gekregen, en zij zal een paar dagen hier blijven. Maak dus,
-dat zij het hier naar haar genoegen heeft."
-
-"Ik dank u wel zeer, mijnheer," zeide deze bescheidene dame hierop,
-"maar ik bid u, laat mijn genoegen niemand bekommeren. Voor mij is
-alles goed genoeg."
-
-Het bleek spoedig, dat, indien mevrouw Sparsit in het huiselijke
-verkeer één gebrek had, het dit was, dat zij buitengemeen weinig
-werk van zich zelve en zooveel van anderen maakte, dat zij daardoor
-zeer onaangenaam en lastig werd. Toen men haar hare kamer wees,
-was zij zoo schrikkelijk gevoelig voor het comfortable daarvan,
-dat zij niet nalaten kon te zeggen, dat zij liever op den mangel
-in de strijkkamer den nacht had willen doorbrengen. 't Was waar,
-de Powler's en de Scadgers' waren aan weelde gewoon; "maar het is
-mijn plicht te onthouden," merkte mevrouw Sparsit gaarne met deftige
-minzaamheid aan, inzonderheid als er dienstboden bij waren, "dat ik
-niet meer ben wat ik was. Inderdaad," zeide zij, "als ik geheel en al
-de herinnering kon uitwisschen, dat mijnheer Sparsit een Powler was,
-en dat ik zelf met de familie Scadgers vermaagschapt ben; of als ik
-zelf dat feit kon herroepen en mij zelve tot een persoon van gemeene
-afkomst en burgerlijke betrekkingen maken, zou ik het zeer gaarne
-doen. Ik zou onder de bestaande omstandigheden denken, dat ik daaraan
-wèl zou doen." Dezelfde ootmoedige nederigheid deed haar aan tafel
-alle kunstmatig toebereide schotels afwijzen en voor wijn bedanken,
-totdat mijnheer Bounderby haar ronduit gebood om er van te gebruiken;
-waarna zij zeide: "Gij zijt waarlijk wel goed, mijnheer," en daarmede
-haar openlijk met vrij veel deftigheid aangekondigd besluit verzaakte
-"om op den eenvoudigen schapebout te wachten." Zij verzocht ook met
-diepe nederigheid verschooning als zij het zout verlangde; en zich
-verplicht achtende, om de getuigenis, die mijnheer Bounderby van hare
-zenuwen had gegeven, ten volle te bekrachtigen, liet zij zich nu en
-dan op haar stoel achteroverzakken om stil te schreien, en dan kon
-men (of liever moest men, want de zaak drong zich met geweld aan de
-aandacht op) een traan, zoo groot als eene kristallen oorbel, langs
-haar Romeinschen neus zien afrollen.
-
-Hare grootste kracht evenwel, van het begin tot het einde, lag in
-de hardnekkigheid van haar medelijden met mijnheer Bounderby. Het
-gebeurde dikwijls dat zij, als zij hem aanzag, onwillekeurig haar hoofd
-moest schudden, alsof zij wilde zeggen: "Helaas, arme Job." Nadat zij
-zich tot zulk een blijk van aandoening had laten verleiden, dwong zij
-zich tot eene opflikkering van vroolijkheid, en zeide dan met in het
-oog loopende opgeruimdheid: "Gij zijt altijd nog frisch en vroolijk,
-mijnheer; ik ben hartelijk blijde dit te zien;" en het scheen dan,
-dat zij het voor een soort van wonder hield dat mijnheer Bounderby zoo
-gezond en welgemoed bleef. Eén zwak, waarvoor zij dikwijls verschooning
-verzocht, vond zij bijzonder moeielijk te verwinnen. Zij had eene
-zonderlinge neiging om mevrouw Bounderby Miss Gradgrind te noemen, en
-liet zich vijftig- of zestigmaal op een avond daardoor verrassen. De
-gedurige herhaling van dat verspreken overstelpte haar met verlegenheid
-en schaamte; maar, zeide zij, het was haar zoo gewoon en natuurlijk,
-Miss Gradgrind te zeggen, terwijl het haar bijna onmogelijk was zich
-te overreden, dat de jongejuffer, die zij het geluk had gehad van
-een kind af te kennen, nu waarlijk en werkelijk mevrouw Bounderby kon
-wezen. Eene verdere bijzonderheid van dit opmerkelijk geval was, dat
-het haar, hoe meer zij er over nadacht, des te onmogelijker voorkwam,
-"want het verschil," zeide zij, "was toch zoo verbazend groot."
-
-Na den maaltijd begon mijnheer Bounderby in het salon zelf aan het
-proces over den diefstal, verhoorde de getuigen, vond de verdachte
-personen schuldig, en veroordeelde hen tot de strengste straf welke
-de wet toeliet. Dit gedaan zijnde, werd Bitzer naar de stad gezonden,
-om Tom met den laatsten spoortrein naar huis te doen komen.
-
-Toen er licht was binnengebracht, prevelde mevrouw Sparsit: "Wees nu
-niet neerslachtig, mijnheer. Ik bid u, laat ik u weer zoo opgeruimd
-zien als gij placht te zijn."
-
-Mijnheer Bounderby, bij wien deze troostredenen teweegbrachten dat
-hij op eene botte, stommelige manier sentimenteel begon te worden,
-slaakte een zucht als een groot zeemonster.
-
-"Ik kan u zoo niet zien, mijnheer," zeide mevrouw Sparsit. "Ga eens
-een spelletje triktrak spelen, gelijk gij placht te doen toen ik de
-eer had van onder uw dak te wonen."
-
-"Ik heb sedert geen triktrak meer gespeeld, juffrouw," antwoordde
-Bounderby.
-
-"Neen, mijnheer, dat weet ik wel," hervatte mevrouw Sparsit
-troostend. "Ik herinner mij, dat Miss Gradgrind geene liefhebberij
-heeft in dat spel. Maar ik zou het zeer gaarne nog eens willen doen,
-als gij zoo goed woudt zijn."
-
-Zij zaten te spelen bij een venster, dat op den tuin uitzag. Het was
-een heerlijke avond, wel zonder maneschijn, maar zoel en geurig. Louisa
-en mijnheer Harthouse wandelden door den tuin, waar men in stilte
-hunne stemmen kon hooren, hoewel niet verstaan wat zij zeiden. Mevrouw
-Sparsit, voor het bord gezeten, spande gedurig hare oogen in om door
-de duisternis daar buiten heen te boren.
-
-"Wat is er, juffrouw?" zeide Bounderby. "Gij ziet toch geen brand?"
-
-"O Heere neen, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit. "Ik dacht aan
-den dauw."
-
-"Wat hebt gij met den dauw te maken, juffrouw?" hervatte Bounderby.
-
-"Het is niet voor mij zelve, mijnheer," was het antwoord, "maar ik
-ben bang, dat Miss Gradgrind kou zal vatten."
-
-"Zij vat nooit kou," zeide Bounderby.
-
-"Inderdaad, mijnheer?" zeide mevrouw Sparsit hierop, en kreeg toen
-een kuchje.
-
-Toen het tijd werd om naar bed te gaan, nam mijnheer Bounderby een
-glas water.
-
-"O, mijnheer!" zeide mevrouw Sparsit, "niet uw warmen wijn met
-citroenschillen en muskaat?"
-
-"Och, dat ben ik tegenwoordig afgewend, juffrouw," antwoordde
-Bounderby.
-
-"Dat is wèl jammer, mijnheer," hervatte mevrouw Sparsit. "Gij verliest
-al uwe goede oude gewoonten. Kom, beur u wat op, mijnheer! Als Miss
-Gradgrind het mij vergunt, zal ik een glas voor u klaarmaken, zooals
-ik dikwijls gedaan heb."
-
-Daar Miss Gradgrind bereid was om mevrouw Sparsit alles te vergunnen
-wat haar maar beliefde, maakte die bedachtzame dame een glas van den
-bedoelden smakelijken drank gereed en gaf het aan mijnheer Bounderby.
-
-"Het zal u goeddoen, mijnheer. Het zal uw hart verwarmen," zeide
-zij. "Het is juist wat gij noodig hebt en altijd moest gebruiken."
-
-En toen mijnheer Bounderby zeide: "Uwe gezondheid, juffrouw,"
-antwoordde zij met diep gevoel: "Dank u, mijnheer. Ik wensch u
-hetzelfde, en ook dat gij gelukkig moogt zijn."
-
-Eindelijk wenschte zij hem met buitengemeene aandoening goedennacht;
-en mijnheer Bounderby ging naar bed met eene benevelde bewustheid,
-dat hij in een of ander opzicht ongelukkig was, hoewel hij, al ware
-het om zijn leven te doen geweest, niet had kunnen zeggen wat hem
-eigenlijk scheelde.
-
-Lang nadat Louisa zich had ontkleed en te bed begeven, bleef zij
-wakend naar de thuiskomst van haar broeder liggen wachten. Hij kon
-niet wel vroeger komen, dit wist zij, dan een uur na middernacht;
-maar in de landelijke stilte, die het onrustige harer gedachten veeleer
-vergrootte dan bedaarde, ging de tijd zeer langzaam om. Eindelijk toen
-de duisternis en de stilte, die elkander wederkeerig nog drukkender
-maakten, uren lang schenen geduurd te hebben, hoorde zij de schel
-aan het hek. Het was haar of zij blijde zou zijn geweest, als die
-schel tot aan den dageraad was blijven luiden; maar het hield op,
-de kringen van den laatsten klank breidden zich al verder en flauwer
-in de lucht uit, en alles was weder doodstil.
-
-Zij wachtte nog een kwartier uurs naar hare gissing. Toen stond zij
-op, trok een los kleed aan, en ging in het donker hare kamer uit en
-de trap op naar haar broeders vertrek. Daar de deur gesloten was,
-opende zij die en sprak om hem te waarschuwen dat zij het was,
-terwijl zij op de teenen naar zijn bed kwam.
-
-Zij knielde daarbij neer, sloeg haar arm om zijn hals en trok zijn
-gezicht naar het hare toe. Zij wist wel, dat hij slechts veinsde te
-slapen, maar zeide nog niets.
-
-Weldra maakte hij eene beweging alsof hij toen pas ontwaakte, en
-vroeg wie daar was en wat er te doen was.
-
-"Tom," zeide zij, "hebt gij mij niet iets te zeggen? Als gij mij ooit
-in uw leven liefgehad hebt, en iets hebt, dat gij voor alle andere
-menschen verborgen houdt, zeg het mij dan."
-
-"Ik weet niet wat gij meent, Louisa. Gij moet gedroomd hebben."
-
-"Lieve broeder,"--zij liet haar hoofd op zijn kussen zinken, en
-hare haren golfden over hem heen, alsof zij hem voor iedereen wilde
-verbergen--"is er niets, dat gij mij te zeggen hebt? Is er niets,
-dat ge mij zeggen kunt, als gij wilt? Gij kunt mij niets zeggen,
-dat mij voor u zal doen veranderen. O Tom, zeg mij de waarheid."
-
-"Ik weet niet wat gij meent, Louisa."
-
-"Gelijk gij daar alleen ligt, lieve broeder, in den akeligen nacht,
-zoo moet gij eens in een anderen nacht ergens liggen, wanneer zelfs
-ik, als ik dan nog leef, u zal verlaten hebben. Gelijk ik hier naast
-u ben, blootsvoets, ongekleed, onherkenbaar in de duisternis, zoo
-moet ik liggen door den ganschen nacht mijner ontbinding, totdat ik
-stof ben. In den naam van dien tijd, Tom, zeg mij nu de waarheid."
-
-"Wat is het, dat gij weten wilt?"
-
-"Gij kunt zeker zijn," en in het vuur harer liefde drukte zij hem
-aan hare borst alsof hij een kind was, "dat ik u geen verwijt zal
-doen. Gij kunt zeker zijn, dat ik medelijden met u zal hebben en u
-trouw zal zijn. Gij kunt zeker zijn dat ik u zal redden, wat het ook
-mag kosten. O Tom, hebt ge mij niets te zeggen? Fluister het maar
-heel zacht. Zeg maar "ja," en ik zal u verstaan."
-
-Zij keerde haar oor naar zijn mond, maar hij bleef stug stilzwijgen.
-
-"Geen woord, Tom?"
-
-"Hoe kan ik ja zeggen, of hoe kan ik neen zeggen, als ik niet weet
-wat gij meent? Louisa, gij zijt eene goede, brave meid, en een beter
-broeder waard dan ik ben, begin ik nu te denken. Maar ik heb niets
-meer te zeggen. Ga naar bed, ga naar bed."
-
-"Gij zijt vermoeid," fluisterde zij nu, meer op haar gewonen toon.
-
-"Ja, ik ben geheel afgemat."
-
-"Gij hebt vandaag zooveel onrust en gewoel gehad. Zijn er nog nieuwe
-ontdekkingen gedaan?"
-
-"Alleen die, waarvan gij gehoord hebt, van--hem."
-
-"Tom, hebt gij iemand gezegd, dat wij die menschen hebben opgezocht,
-en dat wij die drie bij elkander hebben gezien?"
-
-"Neen. Hebt ge mij zelve niet uitdrukkelijk verzocht om het stil te
-houden, toen ge mij vroegt om met u daarheen te gaan?"
-
-"Ja. Maar ik wist toen niet wat er gebeuren zou."
-
-"Ik ook niet. Hoe zou ik het geweten hebben?"
-
-Hij gaf dit antwoord zeer snel en eenigszins bits.
-
-"Zou ik, na hetgeen er gebeurd is, behooren te zeggen, dat ik daar
-geweest ben?" zeide zijne zuster, bij het bed staande--zij had zich
-langzamerhand teruggetrokken en was overeind gaan staan. "Zou ik het
-zeggen? Moet ik het zeggen?"
-
-"Goede Hemel, Louisa," antwoordde haar broeder, "ge zijt niet gewoon
-mij om raad te vragen. Zeg wat gij wilt. Als gij het voor u zelve
-houdt, zal ik het ook voor mij zelven houden. Als gij het openbaart,
-is het mij ook wel."
-
-Het was te donker dan dat zij elkanders gezicht konden zien; maar
-beiden schenen zeer oplettend te zijn en zich te bedenken eer zij
-spraken.
-
-"Tom, gelooft gij, dat de man, aan wien ik dat geld gegeven heb,
-werkelijk in deze misdaad betrokken is?"
-
-"Dat weet ik niet. Ik zie niet in waarom niet."
-
-"Hij kwam mij toen een eerlijk man voor."
-
-"Iemand anders kan u oneerlijk voorkomen en het toch niet zijn."
-
-Er volgde eene poos van stilte, want hij had gehaperd toen hij verder
-wilde spreken, en daarna gezwegen.
-
-"Kortom," hervatte hij, alsof hij zijn besluit had genomen, "als gij
-daarop komt, was ik er misschien zoo ver van af om volkomen gunstig
-over hem te denken, dat ik hem buiten de deur nam om hem in stilte
-te zeggen, dat hij er, naar mijne gedachten, zeer wel afkwam met nog
-zulk een buitenkansje van mijne zuster te krijgen, en dat ik hoopte,
-dat hij er een goed gebruik van zou maken. Ik zeg evenwel niets tegen
-den man. Hij mag een heel brave kerel zijn, voor zooveel ik weet. Ik
-hoop, dat hij het is."
-
-"Was hij beleedigd door dat zeggen van u?"
-
-"Neen, hij nam het tamelijk wel op; hij was beleefd genoeg. Waar zijt
-ge, Louisa?" Hij kwam in het bed overeind en kuste haar. "Goeden nacht,
-lieve, goedenacht!"
-
-"Gij hebt mij niets meer te zeggen?"
-
-"Neen. Wat zou ik te zeggen hebben? Of zoudt ge willen, dat ik eene
-leugen vertelde?"
-
-"Van nacht vooral zou ik dat niet willen, Tom, onder al de nachten
-van uw leven, hoevelen en hoeveel gelukkiger ik ook hoop dat zij
-zijn zullen."
-
-"Dank u, lieve Louisa. Ik ben zoo moe, dat ik mij haast verwonder
-dat ik niet alles zeg wat gij wilt, om maar te kunnen gaan slapen. Ga
-naar bed, ga naar bed."
-
-Hij gaf haar nog een kus, keerde zich toen om, trok het dek over
-zijn hoofd, en bleef zoo stil liggen alsof de tijd, waarbij zij hem
-bezworen had, reeds gekomen was. Zij bleef nog eene poos bij het bed
-staan, eer zij langzaam heenging. Bij de deur bleef zij weder staan,
-keek nog eens om toen zij die reeds geopend had, en vroeg of hij haar
-had geroepen. Maar hij bleef stil liggen, en zij sloot zachtjes de
-deur en ging weder naar hare kamer.
-
-Toen keek de rampzalige voorzichtig op, en ziende dat zij weg was,
-kroop hij zijn bed uit, draaide de deur op het nachtslot, en wierp
-zich weder op zijn leger. Daar lag hij zijne haren uit te trekken,
-schreiende van wrevelige spijt, vol wangunstige liefde voor haar,
-zich zelven verwenschende en verachtende, met bitterheid, maar zonder
-boetvaardig berouw, en vervuld van haat en wrok tegen al het goede
-op de wereld, dat hij in zijne verblinding even nietswaardig noemde
-als hij zelf was.
-
-
-
-
-
-
-
-XXV.
-
-DE LAATSTE WOORDEN.
-
-
-Terwijl mevrouw Sparsit in de haar door mijnheer Bounderby verleende
-schuilplaats voor anker bleef liggen, om de aan hare zenuwen geledene
-schade te herstellen, hield zij onder hare zwarte wenkbrauwen dag
-en nacht zulk eene scherpe wacht, dat hare oogen, gelijk een paar
-vuurbakens op eene rotsige kust, alle voorzichtige zeelieden zouden
-gewaarschuwd hebben om zich niet te dicht bij het steile voorgebergte
-van haar Romeinschen neus en het nabijgelegene donkere en klippige
-gewest te wagen, indien de zachtzinnigheid harer manieren daarentegen
-niet zoo geruststellend ware geweest. Hoewel het moeielijk te gelooven
-was, dat zij zich des avonds niet maar pro forma naar bed begaf, zoo
-wakker bleven altijd hare klassieke oogen, en zoo onmogelijk scheen het
-dat haar scherpe neus voor eenigen verzachtenden invloed kon zwichten,
-was toch de manier, waarop zij hare ruige, om niet te zeggen raspige
-mofjes (want zij schenen wel van ijzerdraad gebreid te zijn) gladstreek
-of met haar voet in haar katoenen stijgbeugel naar onbekende plaatsen
-van bestemming galoppeerde, zoo uitnemend vreedzaam en vriendelijk,
-dat de meeste waarnemers haar voor eene duif moesten houden, die door
-eene of andere luim der natuur in den aardschen tabernakel van een
-vogel van het valkengeslacht was gehuisvest.
-
-Het was verbazend, welk eene bijzondere gaaf zij bezat om overal in
-huis rond te loeren. Hoe zij van de eene verdieping naar de andere
-kwam, was een geheim dat niemand kon oplossen. Men kon niet wel
-vermoeden, dat eene deftige dame, die zulke aanzienlijke betrekkingen
-had, over de leuning van de trap zou naar beneden springen, of zich
-daarlangs laten afglijden, en toch moest hare buitengemeene vlugheid
-iemand op dat ongerijmde denkbeeld doen komen. Eene andere opmerkelijke
-eigenschap van mevrouw Sparsit was, dat zij zich nooit haastte. Zij
-vloog met de uiterste snelheid van de vliering naar het voorhuis,
-en was toch op het oogenblik, dat zij dien tocht volbracht had,
-in het volle bezit van haar adem en hare deftigheid. Ook zag nooit
-eenig menschelijk oog haar hard loopen.
-
-Zij hield zich voor mijnheer Harthouse zeer vriendelijk, en had
-kort na hare aankomst een genoeglijk gesprek met hem. Op een ochtend
-voor het ontbijt ontmoette zij hem in den tuin en zeide, statig voor
-hem nijgende:
-
-"Het is alsof het pas gisteren was, mijnheer, dat ik de eer had u aan
-het kantoor te ontvangen, toen gij zoo goed waart om naar het adres
-van mijnheer Bounderby te willen vernemen."
-
-"Eene kennismaking, dit verzeker ik u, die ik zelf in geene eeuwen
-zal vergeten," antwoordde mijnheer Harthouse, met eene buiging zoo
-flauw en traag als men zich maar verbeelden kan.
-
-"Wij leven in eene zonderlinge wereld, mijnheer," hervatte mevrouw
-Sparsit.
-
-"Ik heb eens de eer gehad, door eene toevalligheid, waarop ik bijna
-trotsch ben, eene aanmerking van bijna denzelfden inhoud te maken,
-hoewel niet met zulk eene puntige kortheid uitgedrukt."
-
-"Eene zonderlinge wereld, wilde ik zeggen, mijnheer," vervolgde
-mevrouw Sparsit, nadat zij voor het compliment had bedankt door
-hare zwarte wenkbrauwen te laten zakken, die niet geheel zulk eene
-vriendelijke uitdrukking hadden als de fleemende tonen harer stem, "wat
-de gemeenzame betrekkingen aangaat, die wij op den eenen tijd vormen
-met lieden, welke wij op een anderen tijd nog geheel niet kenden. Ik
-herinner mij, mijnheer, dat gij bij die gelegenheid zelfs zoover zijt
-gegaan om te zeggen, dat gij werkelijk bang waart voor Miss Gradgrind."
-
-"Uw geheugen bewijst mij meer eer dan mijne onbeduidendheid
-verdient. Ik heb van uwe vriendelijke wenken partij getrokken om mijne
-schroomvalligheid te boven te komen, en het is noodeloos te zeggen, dat
-gij volkomen gelijk hadt. Uw talent, mevrouw Sparsit, voor--voor alles,
-kortom, waarbij het op nauwkeurige waarneming aankomt--natuurlijk
-vereenigd met uwe kracht van geest--en uwe aanzienlijke afkomst--blinkt
-altijd te duidelijk uit om ooit betwijfeld te kunnen worden." Hij
-viel bijna in slaap onder dit compliment, zoolang duurde het eer hij
-er doorheen kwam, en zoozeer dwaalden zijne gedachten af terwijl hij
-het uitbracht.
-
-"Gij hebt zeker gevonden, dat Miss Gradgrind--het is een zonderling
-zwak van mij, maar ik kan haar onmogelijk mevrouw Bounderby noemen--zoo
-jeugdig is als ik haar beschreven had?" zeide mevrouw Sparsit met
-zoetsappige vriendelijkheid.
-
-"Gij hebt een volmaakt portret van haar geschilderd," antwoordde
-Harthouse; "een trouw beeld van haar gegeven."
-
-"Zeer innemend, niet waar, mijnheer?" hervatte mevrouw Sparsit,
-terwijl zij hare mofjes om elkander liet ronddraaien.
-
-"Buitengemeen."
-
-"Men placht het er voor te houden, dat Miss Gradgrind niet levendig
-genoeg was," zeide mevrouw Sparsit, "maar ik moet bekennen, dat het
-mij voorkomt alsof zij in dat opzicht aanmerkelijk verbeterd is. O,
-daar is waarlijk mijnheer Bounderby!" riep zij uit, verscheidene
-malen knikkende alsof zij aan niemand anders gedacht en van niemand
-anders gesproken had. "Hoe bevindt gij u van morgen, mijnheer? O,
-laten wij u toch eens weer vroolijk zien, mijnheer."
-
-Deze aanhoudende pogingen om zijne ellende te verzachten en zijn
-last te verlichten begonnen reeds ten gevolge te hebben, dat mijnheer
-Bounderby vriendelijker dan gewoonlijk voor alle andere menschen werd,
-zoowel voor zijne vrouw als voor ieder ander. Toen dus mevrouw Sparsit
-met zichtbaar gedwongene luchthartigheid zeide: "Gij zult wel naar uw
-ontbijt verlangen, mijnheer; maar ik denk ook wel, dat Miss Gradgrind
-spoedig hier zal zijn om zich aan het hoofd van de tafel te plaatsen,"
-antwoordde Bounderby: "Als ik wilde wachten tot mijne vrouw voor mij
-zorgde, juffrouw, geloof ik, zooals gij tamelijk wel weet, dat ik tot
-den jongsten dag zou kunnen wachten, en dus zal ik u lastig vallen om
-den post aan den trekpot waar te nemen." Mevrouw Sparsit gehoorzaamde
-en hernam hare oude plaats aan de tafel.
-
-Dit deed de uitmuntende vrouw wederom zeer sentimenteel worden;
-maar zij bleef met dat al toch zoo nederig, dat zij, zoodra Louisa
-verscheen, opstond en betuigde, dat zij er niet aan denken kon om
-onder deze omstandigheden daar te blijven zitten, hoe dikwijls zij
-ook de eer had gehad van mijnheer Bounderby's ontbijt gereed te
-maken, eer Miss Bounderby--zij verzocht wel verschooning, zij wilde
-zeggen mevrouw Gradgrind--zij hoopte, dat men haar zou excuseeren,
-maar zij kon waarlijk nog niet met den naam terecht, hoewel zij
-vertrouwde, dat zij er zich door den tijd wel aan zou gewennen--hare
-tegenwoordige positie had verkregen. Het was alleen, merkte zij aan,
-omdat Miss Gradgrind toevallig een weinigje laat kwam, en mijnheer
-Bounderby's tijd zoo kostbaar was, en zij vanouds wist van hoeveel
-belang het voor hem was, dat hij op de minuut af kon ontbijten,
-dat zij de vrijheid had genomen van aan zijn verzoek te voldoen;
-zoo lang toch was zijn wil haar eene wet geweest.
-
-"Blijf maar zitten waar gij zit, juffrouw," zeide Bounderby, "blijf
-gerust zitten. Mevrouw Bounderby zal heel blij wezen, geloof ik,
-als gij haar van dien last ontheft."
-
-"Zeg dat niet, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, bijna met
-strengheid, "want dat is heel onvriendelijk voor mevrouw Bounderby,
-en onvriendelijkheid ben ik niet van u gewend, mijnheer."
-
-"Wees maar gerust, juffrouw.--Gij kunt het heel bedaard opnemen,
-niet waar, Louisa?" zeide Bounderby op zijn winderigsten toon tot
-zijne vrouw.
-
-"O ja, natuurlijk. Het is van geen belang. Waarom zou het van eenig
-gewicht voor mij zijn?"
-
-"Waarom zou het van eenig gewicht voor iemand zijn, mevrouw
-Sparsit?" zeide Bounderby, eene hooge borst zettende met het gevoel
-van gekrenkte waardigheid. "Gij hecht veel te veel gewicht aan die
-dingen, juffrouw. Waarachtig, sommige begrippen van u zullen hier
-wel terechtgebracht worden. Gij zijt nog ouderwetsch, juffrouw. Bij
-de kinderen van Tom Gradgrind zijt ge heel ver ten achteren."
-
-"Wat scheelt u?" vroeg Louisa met koele verwondering. "Wat heeft u
-aanstoot gegeven?"
-
-"Aanstoot!" herhaalde Bounderby. "Denkt gij, als iets mij aanstoot
-gaf, dat ik het niet zou zeggen en verzoeken het te veranderen? Ik
-ben een rondborstig man, geloof ik. Ik wind nergens doekjes om."
-
-"Ik geloof, dat niemand ooit gelegenheid heeft gehad om u voor al te
-bedeesd of al te kiesch te houden," antwoordde Louisa zeer bedaard. "Ik
-heb u dat nooit ten laste gelegd, noch als kind noch als vrouw. Ik
-begrijp niet wat gij hebben wilt."
-
-"Hebben wilt?" hervatte Bounderby. "Niets. Weet gij anders niet heel
-goed, Louisa Bounderby, dat ik, Josiah Bounderby van Coketown, het
-ook hebben zou?"
-
-Met deze woorden gaf hij een slag op de tafel, die de kopjes deed
-rinkelen. Zij zag hem aan met eene trotsche kleur in haar gezicht,
-die, gelijk mijnheer Harthouse dacht, eene nieuwe verandering was.
-
-"Gij zijt van morgen onbegrijpelijk," zeide Louisa. "Maar geef u geene
-verdere moeite om u te verklaren; ik ben volstrekt niets nieuwsgierig
-naar uwe meening. Wat maakt het uit!"
-
-Er werd niets meer over de zaak gesproken, en mijnheer Harthouse
-was weldra met luchtige vroolijkheid over onverschillige onderwerpen
-aan het praten. Maar van dien dag af bracht de invloed van mevrouw
-Sparsit op mijnheer Bounderby Louisa en James Harthouse meer bij
-elkander en vergrootte zoowel hare gevaarlijke verwijdering van haar
-man als hare vertrouwelijkheid met een ander, waartoe zij met zoo
-geringe schreden gekomen was, dat zij die, al had zij het beproefd,
-niet weder had kunnen herdoen. Maar of zij dit ooit beproefde of niet,
-lag in haar eigen gesloten hart verborgen.
-
-Mevrouw Sparsit was bij het zoo even verhaalde voorval zoodanig
-ontroerd, dat zij, toen zij mijnheer Bounderby na het ontbijt zijn hoed
-aangaf en toen juist met hem alleen in het voorhuis was, een kuischen
-kus op zijne hand drukte, de woorden, "mijn weldoener!" prevelde,
-en zich overstelpt van smart verwijderde. Evenwel is het een
-ontwijfelbaar feit, waarvan deze geschiedenis melding moet maken,
-dat vijf minuten nadat hij met denzelfden hoed het huis had verlaten,
-dezelfde afstammelinge der Scadgers' en aanverwante der Powler's haar
-rechtermofje dreigend tegen zijn portret ophief, eene verachtelijke
-grimas tegen dat kunstwerk maakte en daarbij zeide: "Het is uw
-verdiende loon, gij domkop, en ik ben er blij om."
-
-Mijnheer Bounderby was nog niet lang vertrokken, toen Bitzer
-verscheen. Met den spoortrein, die gillend en ratelend over de
-bogen vloog door de woeste landstreek van gewezene en tegenwoordige
-kolenmijnen, was Bitzer met eene haastige boodschap van Stone Lodge
-gekomen met een briefje namelijk, om Louisa te berichten dat hare
-moeder zeer ziek lag. Zij was, zoolang hare dochter heugde, nooit
-recht gezond geweest; maar in de laatste dagen was zij zeer verzwakt
-en in dien nacht zoo verminderd, dat zij thans werkelijk zoo nabij
-den dood scheen te zijn als zij zich dit zoovele jaren lang dagelijks
-had verbeeld.
-
-Vergezeld door den kleurloozen kantoorlooper, door zijne bleekheid
-wel geschikt voor de rol van bode des doods, snorde Louisa naar
-Coketown. Binnen de berookte stad gekomen, liet zij haar bode
-vrijheid om zijn eigen weg te gaan en nam een rijtuig om haar naar
-haar ouderlijk huis te brengen.
-
-Zij was sedert haar huwelijk zelden daar geweest. Haar vader was
-doorgaans in Londen aan het ziften van zijn parlementairen aschhoop
-(zonder dat men ooit vernam dat hij veel kostbaars daarin vond)
-en nu nog druk met dien arbeid bezig. Hare moeder had het altijd
-eenigszins als eene lastige stoornis opgenomen, wanneer hare dochter
-haar, terwijl zij op de sofa lag, kwam bezoeken; voor den omgang met
-kinderen gevoelde Louisa zich geheel ongeschikt; voor Sissy was zij
-nooit weder vriendelijk geworden sedert dien avond toen het kind van
-den armen kunstenmaker hare oogen had opgeslagen om de aanstaande vrouw
-van mijnheer Bounderby aan te zien. Er was niets dat haar uitlokte
-om het ouderlijke huis te bezoeken, en zij deed dit dus zelden.
-
-Thans, nu zij het naderde, ontwaarde zij ook niets van dien
-gezegenden invloed, welken het ouderlijke huis in latere jaren
-nog kan blijven uitoefenen. De droomen der kindsheid met hunne
-hersenschimmen en fabelen, die de nog vergelegene wereld met zoovele
-schoone onmogelijkheden versieren--zoo heilzaam, dat men ze zich nog
-herinnert als men ze ontwassen is, want dan openen zij het hart weder
-voor zachte aandoeningen bij de gedachte, hoe kleine kinderen met
-reine handjes een bloemenhof planten in het midden der steenachtige
-wereld, waarin het voor alle kinderen van Adam goed zou zijn zich
-nog dikwijls, met eenvoudig geloof en zonder wereldsche wijsheid, te
-komen verlustigen--wat had zij met die droomen te doen? Herinneringen,
-hoe zij langs de betooverde paden eener hoop en verbeelding, die
-duizend onschuldige kleinen met haar deelden, tot het weinige dat zij
-wist gekomen was; hoe zij, door het zachte licht der fantasie tot
-het verstand gevoerd, dit eene weldadige godheid had bevonden, die
-andere even machtige goden naast zich plaats gunde, geen gruwelijken
-afgod, wreed en koud, die zijne slachtoffers aan handen en voeten
-laat boeien, en wiens reusachtige stomme gedaante, altijd voor zich
-starende zonder ooit iets te zien, nooit door iets te bewegen is dan
-door een hefboom van welberekende materieele kracht--wat had zij met
-zulke herinneringen te doen? Wat zij zich van het ouderlijke huis en
-hare kindsheid herinnerde, was het opdrogen van alle springbronnen
-en fonteinen, die in haar jeugdig hart opwelden. De levende wateren
-vloeiden daar niet meer. Zij vloeiden ter bevochtiging van het land,
-waar men druiven van doornen en vijgen van distelen plukt.
-
-Zij ging met eene doffe smart in het hart, die haar veeleer verhardde
-dan verteederde, het huis en de kamer harer moeder binnen. Sedert
-haar vertrek had Sissy met de overigen van het gezin op gelijken voet
-geleefd. Sissy was bij hare moeder, en Jane, hare zuster, nu tien of
-twaalf jaren oud, was insgelijks in de kamer.
-
-Men had veel moeite eer men mevrouw Gradgrind kon doen begrijpen, dat
-hare oudste dochter daar was. Zij lag, door kussens overeind gehouden,
-omdat zij dit zoo gewoon was, op eene sofa, zoo nabij mogelijk in hare
-gewone houding als men een zoo geheel hulpeloos wezen kon houden. Zij
-had volstrekt niet naar bed gebracht willen worden, omdat zij, als
-zij dit liet doen, nooit het eind ervan zou hooren.
-
-Hare zwakke stem klonk onder haar hoop omslagdoeken zoo uit de verte,
-en de klank eener andere stem, die haar aansprak, scheen zooveel
-tijd noodig te hebben om door die doeken tot hare ooren te komen,
-dat zij evengoed op den bodem van een put had kunnen liggen. De arme
-vrouw was inderdaad dichter bij de waarheid op den bodem van haar put,
-dan zij nog ooit geweest was, en dit had veel met de zaak te maken.
-
-Toen men haar zeide, dat mevrouw Bounderby daar was, verstond zij dit
-maar half en antwoordde verkeerd, dat zij hem nooit bij dien naam had
-genoemd zoolang hij met Louisa getrouwd was; dat zij, terwijl zij zich
-bedacht op een naam, waartegen niet het een of ander was in te brengen,
-hem maar J. had genoemd, en dat zij, daar zij nog niets beters had
-gevonden, niet van dien regel kon afgaan. Louisa had reeds eene poos
-bij haar gezeten en verscheidene malen tegen haar gesproken, eer zij
-duidelijk begreep wie er was. Toen scheen zij er in eens op te komen.
-
-"Wel, melieve," zeide mevrouw Gradgrind, "ik hoop dat het u wel naar
-uw zin gaat. Het was alles uw vaders bedrijf. Hij had er zijn hart
-op gesteld. En hij moest het weten."
-
-"Ik wilde van u hooren, moeder, niet van mij zelve."
-
-"Gij wilt van mij hooren, melieve? Dat is waarlijk wel iets nieuws,
-dat iemand van mij hooren wil. Lang niet wel, Louisa. Heel flauw
-en duizelig."
-
-"Hebt gij ergens pijn, lieve moeder?"
-
-"Ik geloof wel dat er pijn ergens in de kamer is," antwoordde mevrouw
-Gradgrind, "maar ik zou niet stellig kunnen zeggen dat ik ze heb."
-
-Na dit zonderlinge gezegde bleef zij eenigen tijd stil liggen. Louisa,
-die hare hand vasthield, kon geen pols voelen; maar toen zij er een
-kus op drukte, zag zij een dun draadje levens in trillende beweging.
-
-"Gij ziet uwe zuster zeer zelden," zeide mevrouw Gradgrind. "Zij
-begint veel naar u te gelijken. Gij moest haar eens aanzien. Sissy,
-breng haar hier."
-
-Het kind werd gehaald, gaf hare zuster de hand en bleef zoo
-staan. Louisa had haar met haar arm om Sissy's hals gezien en gevoelde
-het verschil dezer toenadering.
-
-"Ziet gij de gelijkenis, Louisa?"
-
-"Ja, moeder. Ik vind wel dat zij naar mij gelijkt, maar..."
-
-"He? Ja, dat zeg ik ook altijd," riep mevrouw Gradgrind met
-onverwachte vlugheid uit. "En dat doet mij bedenken--ik moet u spreken,
-melieve. Sissy, goed meisje, laat ons een oogenblik alleen."
-
-Louisa had hare hand losgelaten, had gedacht, dat het gezichtje harer
-zuster schooner en helderder was dan het hare ooit geweest was; had
-daarna, niet zonder eene opwelling van wrevel, zelfs daar en op dat
-oogenblik, iets gezien van de zachtheid die het andere gezichtje in de
-kamer eigen was--het lieve gezichtje met de oprechte, vertrouwelijke
-oogen, dat door het glanzige donkere haar nog bleeker scheen, dan
-het door droevig medelijden en nachtwaken was geworden.
-
-Met hare moeder alleen gebleven, zag Louisa eene akelige kalmte op haar
-gelaat, gelijk die van een drenkeling wezen zou, die, zonder eenigen
-tegenstand meer te bieden, zich met den stroom liet wegdrijven. Zij
-bracht de uitgeteerde hand, slechts de schim eener hand, weder aan
-hare lippen, en poogde haar zoo tot bezinning te brengen.
-
-"Gij hadt mij willen spreken, moeder?"
-
-"He? O ja zeker, melieve. Gij weet wel, uw vader is tegenwoordig
-haast altijd weg, en ik moet er hem dus over schrijven."
-
-"Waarover, moeder? Ontrust u maar niet. Waarover?"
-
-"Gij moet nog wel weten, kind, dat ik, als ik ooit iets over iets
-zeide, er nooit het eind van hoorde, en dat ik dus al sedert lang
-nooit meer iets over iets gezegd heb."
-
-"Ik hoor u wel, moeder." Maar het was alleen door laag te bukken en
-tegelijk oplettend naar de lippen der kranke te zien, dat zij zulke
-flauwe afgebrokene klanken tot eenigen samenhang kon brengen.
-
-"Gij hebt veel geleerd, Louisa, en uw broeder ook. Ologies van allerlei
-soort, van den ochtend tot den avond. Als er nog eene ologie over is,
-van wat soort ook, die hier in huis niet is afgezaagd, kan ik er niets
-meer van zeggen, dan dat ik hoop, dat ik ze nooit zal hooren noemen."
-
-"Ik kan u wel hooren, moeder, als gij kracht hebt om voort te
-spreken." Dit diende slechts om haar te verhinderen nog verder af
-te dwalen.
-
-"Maar er is toch iets--geen ologie, gansch niet--dat uw vader gemist
-of vergeten heeft, Louisa! Ik weet niet wat het is. Ik heb er dikwijls
-over gedacht, terwijl Sissy bij mij zat. Ik zal er nu wel niet meer
-opkomen. Maar uw vader misschien. Dat maakt mij zoo rusteloos. Ik
-wil hem schrijven, dat hij om 's Hemels wil poogt te vinden wat het
-is. Geef mij eene pen, geef mij eene pen."
-
-Zelfs het vermogen om rusteloos te zijn was verdwenen, behalve uit
-het arme hoofd, dat zich nog even heen en weder kon keeren.
-
-Zij verbeeldde zich echter, dat er aan haar verzoek voldaan was en
-zij de pen, die zij niet had kunnen vasthouden, in de hand had. Het
-is van weinig belang, welke verwonderlijke figuren zonder beteekenis
-zij op haar dek begon te schrijven. Weldra hield hare hand te midden
-daarvan stil; het licht, dat altijd zoo flauw en zwak had gebrand,
-ging uit; zelfs mevrouw Gradgrind, uit die schaduw gekomen waarin de
-mensch wandelt en zich vruchteloos ontrust, verkreeg een voorkomen zoo
-statig en ontzagwekkend als dat van een der oude wijzen en patriarchen.
-
-
-
-
-
-
-
-XXVI.
-
-DE GROOTE TRAP.
-
-
-Daar de zenuwen van mevrouw Sparsit zich slechts zeer langzaam
-herstelden, werd het verblijf dezer brave vrouw op het buiten van
-mijnheer Bounderby tot verscheidene weken gerekt, en in weerwil van
-hare zucht tot een streng en treurig kluizenaars-leven, schikte zij
-zich met eene edele grootheid van ziel naar de noodzakelijkheid,
-om zich als het ware in eene klaverweide te legeren en zich met het
-vette des lands de voeden. In dit geheele tijdperk der schorsing van
-hare verantwoordelijkheid als voogdes van het kantoor, bleef mevrouw
-Sparsit zich in haar gedrag zoo volkomen gelijk, dat zij in dit
-opzicht tot een voorbeeld kon gesteld worden; bij voortduring bewees
-zij mijnheer Bounderby in zijn gezicht zulk een medelijden als maar
-zelden iemand bewezen wordt, en bleef zij hem voor het geschilderde
-gezicht van zijn portret met de bitterste verachting een domkop noemen.
-
-Nu mijnheer Bounderby eens was gewaar geworden, dat mevrouw Sparsit
-eene hoog begaafde vrouw moest wezen, om zoo te ontdekken dat hij
-niet naar verdienste werd gewaardeerd en in een of ander opzicht
-bitter teleurgesteld was (in welk opzicht had hij nog niet met zich
-zelven uitgemaakt) en verder dat Louisa zich zeker tegen haar zoo
-lang gerekt verblijf zou verklaard hebben, indien zijne grootheid had
-geduld, dat zij zich tegen iets verklaarde wat hij verkoos te doen,
-besloot hij, zijne vroegere huishoudster niet licht weder geheel uit
-het oog te verliezen. Toen zij dus hare zenuwen sterk genoeg voelde
-om weder in eenzaamheid bestellen te gaan eten, zeide hij, terwijl
-men daags voor haar vertrek aan tafel zat:
-
-"Ik zal u eens wat zeggen, juffrouw. Gij moet, zoolang het mooi weer
-blijft, alle zaterdagen hier komen en tot maandag blijven."
-
-En mevrouw Sparsit, hoewel zij niet tot de Mahomedaansche religie
-behoorde, antwoordde daarop met een duidelijk gebaar: "Hooren is
-gehoorzamen."
-
-Nu had mevrouw Sparsit geene poëtische verbeelding, maar toch kreeg
-zij een denkbeeld in het hoofd, dat veel van een allegorisch tafereel
-had. Haar gedurig bespionneeren van Louisa en het waarnemen van
-de ondoordringbare terughouding dezer jonge dame, moet haar vernuft
-gescherpt en haar eene soort van inspiratie hebben gegeven. Zij schiep
-in haar geest eene reusachtige trap, met een donkeren afgrond van
-schande en ongeluk aan den voet daarvan; en langs die trap zag zij
-van dag tot dag en van uur tot uur Louisa al verder en verder naar
-beneden dalen.
-
-Het werd nu de hoofdzaak van haar leven naar die trap te staren en
-acht te geven hoe Louisa die afdaalde--somtijds langzaam en
-
-somtijds snel, somtijds verscheidene treden op eens, somtijds
-stilstaande, maar nooit terugkeerende. Als zij ooit ware omgekeerd,
-had mevrouw Sparsit het van spijt en kwaadheid kunnen besterven.
-
-Tot aan dien dag en zelfs op dien dag, toen mijnheer Bounderby de
-bovengemelde wekelijksche noodiging uitvaardigde, was Louisa steeds
-lager en lager afgedaald; en mevrouw Sparsit was dus zeer opgeruimd
-en had lust tot een gezellig praatje.
-
-"Ei, mijnheer," zeide zij, "als ik het wagen mag iets te vragen
-aangaande eene zaak waarover gij het stilzwijgen schijnt te bewaren--en
-dat zou ik waarlijk haast niet durven, want ik weet wel, dat gij eene
-reden hebt voor al wat gij doet--hebt gij ook al nadere inlichtingen
-aangaande dien diefstal gekregen?"
-
-"Neen, juffrouw, nog niet. Onder de bestaande omstandigheden had ik
-het ook nog niet verwacht. Rome is niet op één dag gebouwd, juffrouw."
-
-"Wel waar, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, haar hoofd
-schuddende.
-
-"En niet in ééne week, juffrouw."
-
-"Neen, waarlijk niet, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit op een
-droevigen toon.
-
-"Dus kan ik ook wel wachten, weet ge," hervatte Bounderby. "Als Romulus
-en Remus konden wachten, kan Josiah Bounderby ook wel wachten. Zij
-waren er evenwel in hunne jeugd beter aan toe dan ik. Zij hadden eene
-wolvin tot voedster; ik had maar eene wolvin tot grootmoeder. En zij
-gaf geene melk; zij gaf stompen en stooten. In dat opzicht stond ze
-met de beste koe gelijk."
-
-"Ach!" zuchtte mevrouw Sparsit en huiverde.
-
-"Neen, juffrouw," vervolgde Bounderby, "ik heb er nog niets meer van
-gehoord. Maar het blijft onderhanden; en de jonge Tom, die tegenwoordig
-tamelijk wel op zijne zaken past--dat is iets nieuws voor hem; hij
-is niet zoo gedresseerd als ik--helpt daaraan mee. Ik zeg maar, houd
-het stil en laat het schijnen als ware het overgewaaid. Doe wat gij
-wilt onder de roos, maar laat niet blijken waar gij het op toelegt,
-of honderd van dat volk zullen zich combineeren en dien kerel, die
-zich te zoek heeft gemaakt, geheel buiten bereik helpen. Houd het
-stil en de dieven zullen langzamerhand brutaal worden, en zoo zullen
-wij hen krijgen."
-
-"Zeer schrander overlegd, mijnheer," zeide mevrouw Sparsit, "en zeer
-interessant. De oude vrouw, van wie gij gesproken hebt, mijnheer..."
-
-"De oude vrouw, van wie ik gesproken heb, juffrouw," viel Bounderby
-er op in, de zaak kort afbrekende, daar zij geene gelegenheid gaf
-om te snoeven, "is nog niet gepakt, maar zij mag er wel op zweren
-dat zij het zal worden, als dat zulk eene kwaadaardige heks eenig
-pleizier doet. Ondertusschen, juffrouw, ben ik van gevoelen, als gij
-naar mijn gevoelen vraagt, dat het best is maar zoo weinig mogelijk
-van haar te spreken."
-
-Dienzelfden avond zat mevrouw Sparsit, nadat zij haar goed had gepakt,
-voor het venster harer kamer van haar arbeid uit te rusten en zag
-Louisa steeds lager en lager afdalen.
-
-Deze zat bij mijnheer Harthouse in een priëeltje in den tuin. Hij
-stond, terwijl zij te zamen fluisterden, zoo laag over haar heen
-gebukt, dat zijn gezicht bijna hare haren aanraakte. "Zoo het dat niet
-werkelijk doet!" zeide mevrouw Sparsit, terwijl zij hare valkenoogen
-zooveel mogelijk inspande. Zij zat te ver af om een woord van hun
-gesprek te hooren, of zelfs te kunnen weten, dat zij zacht met elkander
-spraken, als zij het niet aan de beweging hunner lippen had gezien;
-maar wat zij zeiden, was dit:
-
-"Gij herinnert u dien man wel, mijnheer Harthouse?"
-
-"O ja, volkomen."
-
-"Zijn gezicht, zijne manieren en wat hij zeide?"
-
-"Volkomen, en ik vond hem een schrikkelijk vervelend personage. Zoo
-langdradig en temerig als maar mogelijk was. Het was heel slim van
-hem zoo te declameeren alsof hij de nederige deugd in eigen persoon
-was; maar ik verzeker u, ik dacht toen al bij mij zelven: "Goede man,
-gij overdrijft uwe rol."
-
-"Het is mij zeer moeielijk geweest van dien man kwaad te denken."
-
-"Lieve Louisa--gelijk Tom zegt," (hij zeide dit nooit) "gij weet toch
-geen goed van den man?"
-
-"Neen, dat zeker niet."
-
-"Of van een van die lieden."
-
-"Hoe kan ik," antwoordde zij, met meer van haar vroegeren toon dan
-hij in den laatsten tijd bij haar had waargenomen, "als ik geheel
-niets van hen weet?"
-
-"Waarde mevrouw Bounderby, wees dan zoo goed om naar de onderdanige
-meening van uw getrouwen vriend te luisteren, die wel iets van de
-verschillende variëteiten zijner brave medemenschen weet--want braaf
-zijn zij, daaraan twijfel ik niet, in spijt van hunne kleine zwakheden,
-bijv. die van altijd te nemen wat zij maar kunnen krijgen. Die man
-praat. Welnu, iedereen praat. Dat hij zich voor zoo gemoedelijk
-uitgeeft, verdient slechts daarom een oogenblik in aanmerking te
-worden genomen, omdat het eene zeer verdachte omstandigheid is. Alle
-soorten van bedriegers geven zich voor gemoedelijk uit, zij mogen
-in het huis der gemeente of het huis van correctie zitten, behalve
-onze lieden, en dat is juist de uitzondering, die onze lieden zoo
-onderhoudend maakt. Gij hebt de zaak gezien en gehoord. Het was een
-gemeen man, buitengewoon kort gehouden door mijn hooggeachten vriend,
-mijnheer Bounderby--die, gelijk wij weten, niet in het bezit is van
-die kieschheid, welke hem zijn forschen greep eenigszins zou leeren
-verzachten. De gemeene man was gekrenkt, verbitterd, gaat brommend
-de deur uit, ontmoet iemand, die hem voorstelt om op eene of andere
-manier aan het karreweitje in het kantoor deel te nemen, doet mede,
-steekt iets in zijn zak, die eerst leeg was, en gevoelt zijn gemoed
-buitengemeen verlicht. Hij zou inderdaad een ongemeen, in plaats van
-een gemeen man zijn geweest, als hij zulk eene gelegenheid niet had
-waargenomen. Of hij mag die ook geheel en al zelf uitgevonden hebben,
-als hij daartoe knap genoeg was. Even waarschijnlijk!"
-
-"Het is mij bijna alsof ik er kwaad aan doe," antwoordde Louisa,
-nadat zij eene poos had zitten peinzen, "dat ik zoo gereed ben u
-toe te stemmen wat gij daar zegt en dat ik mijn hart daardoor zoo
-verlicht gevoel."
-
-"Ik zeg maar wat redelijk is en niets meer. Ik heb er meer dan
-eens met mijn vriend Tom over gepraat--ik blijf natuurlijk op den
-vertrouwelijksten voet met Tom--en hij is volkomen van mijn gevoelen,
-en ik van het zijne. Wilt gij eens wandelen?"
-
-Zij dwaalden door de lanen om, die reeds door de schemering verdonkerd
-werden. Zij leunde op zijn arm, en weinig dacht zij, hoe zij de trap
-van mevrouw Sparsit al verder en verder afdaalde.
-
-Nacht en dag hield mevrouw Sparsit die trap in het oog. Wanneer
-Louisa aan den voet gekomen en in den afgrond verdwenen was, mocht
-zij instorten en op haar nedervallen, maar tot zoolang moest zij daar
-blijven staan, als een onwankelbaar gebouw voor mevrouw Sparsit's
-oogen. En altijd zag zij Louisa daarop, telkens al verder en verder
-afdalende.
-
-Mevrouw Sparsit zag James Harthouse komen en gaan, zij hoorde van
-hem hier en daar; zij zag de veranderingen in het gezichtje, dat hij
-bestudeerd had; ook zij merkte met de uiterste nauwkeurigheid op,
-wanneer en hoe liet bewolkte, wanneer en hoe het ophelderde; zij hield
-hare zwarte oogen wijd open, zonder eenigen zweem van mededoogen,
-zonder eenigen zweem van leedwezen, geheel in het belangrijke
-schouwspel verdiept, van haar, zonder dat eenige hand haar stuitte, al
-nader en nader bij den voet van deze nieuwe Reuzentrap te zien komen.
-
-Met al hare eerbiedige gehechtheid aan mijnheer Bounderby, wel te
-onderscheiden van zijn portret, had mevrouw Sparsit niet het geringste
-voornemen, om die afdaling te stuiten. Gretig om die volbracht te
-zien, en toch geduldig, wachtte zij naar den laatsten val, als naar
-de rijpheid en volheid van den oogst harer hoop. Met stille aandacht
-hield zij haar bespiedenden blik op de trap gevestigd, en slechts
-zelden schudde zij haar dreigend rechtermofje, met hare vuist er in,
-tegen de nederdalende gedaante.
-
-
-
-
-
-
-
-XXVII.
-
-AL LAGER EN LAGER.
-
-
-De gedaante daalde de groote trap af, steeds lager en lager
-aangetrokken, naar het scheen, gelijk een zwaar gewicht in diep water,
-door den zwarten afgrond beneden.
-
-Mijnheer Gradgrind onderricht van het overlijden zijner vrouw, kwam van
-Londen over en begroef haar naar behooren. Daarna keerde hij met allen
-spoed naar de nationale aschbelt terug en ging weder aan het ziften,
-om de nesterijen, die hij zocht, er uit te halen, en andere lieden, die
-andere nesterijen zochten, het stof in de oogen te strooien--kortom,
-begaf zich weder aan de vervulling zijner parlementaire plichten.
-
-Ondertusschen hield mevrouw Sparsit onvermoeid de wacht. Hoewel zij de
-geheele week door zoo ver van hare trap verwijderd was, als de geheele
-lengte van den spoorweg tusschen Coketown en het buitengoed bedroeg,
-bleef zij toch door haar man, door haar broeder, door James Harthouse,
-door het adres van brieven en pakjes, door alles wat nu en dan naar de
-trap ging, eene katachtige waakzaamheid over Louisa uitoefenen. "Uw
-voet op de laatste trede, mevrouwtje," zeide mevrouw Sparsit, de
-nederdalende gedaante aansprekende en met haar mofje dreigende,
-"en al uwe kunsten zullen mij niet verblinden."
-
-Doch het mocht kunst of natuurlijke aanleg zijn--de oorspronkelijke
-aard van Louisa's karakter, of de wijziging welke de omstandigheden
-daaraan hadden gegeven--hare zonderlinge achterhoudendheid stelde
-toch mevrouw Sparsit met al hare schranderheid teleur, terwijl hare
-nieuwsgierigheid daardoor nog te meer werd geprikkeld. Er waren
-dagen wanneer zelfs James Harthouse niet zeker van haar was. Er waren
-dagen, wanneer hij het gezichtje, dat hij zoo lang had bestudeerd,
-niet lezen kon, en die eenzame jonge vrouw een geheimzinniger raadsel
-voor hem was, dan eenige vrouw uit de groote wereld, door een kring
-van satellieten bijgestaan.
-
-Zoo verliep de tijd, tot het gebeurde dat mijnheer Bounderby van
-huis werd geroepen door zaken, die voor drie of vier dagen zijne
-tegenwoordigheid elders vorderden. Het was op een vrijdag dat hij
-dit aan mevrouw Sparsit op het kantoor mededeelde, en erbijvoegde:
-"Maar gij gaat morgen toch maar eveneens naar buiten, juffrouw. Gij
-gaat maar even alsof ik er ware. Dat zal geen verschil voor u maken."
-
-"O, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, "laat ik u mogen verzoeken
-om dat niet te zeggen. Uwe afwezigheid zal een groot verschil voor
-mij maken, mijnheer, gelijk ik denk dat gij zeer wel weet."
-
-"Wel, juffrouw, dan moet gij het in mijne afwezigheid maar zoo goed
-maken als gij kunt," zeide Bounderby lang niet misnoegd.
-
-"Mijnheer Bounderby," hervatte mevrouw Sparsit, "uw wil is mij een
-wet; anders zou ik wel genegen zijn mij tegen uw vriendelijk bevel
-te verzetten, daar ik mij niet zeker acht, of mijne komst wel zoo
-aangenaam voor Miss Gradgrind zal wezen, als zij voor uwe eigene milde
-gastvrijheid altijd geweest is. Maar ik zal er niets meer van zeggen,
-mijnheer. Op uwe uitnoodiging zal ik gaan."
-
-"Wel, juffrouw," zeide Bounderby, met wijd geopende oogen, "als ik
-u bij mij aan huis noodig, zou ik toch denken, dat gij geene andere
-uitnoodiging behoeft."
-
-"Neen, waarlijk niet, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, "ik zou
-ook wel denken van neen. Zeg niets meer, mijnheer. Ik wenschte maar,
-dat ik u weder vroolijk kon zien."
-
-"Wat meent ge, juffrouw?" viel Bounderby uit.
-
-"Mijnheer," antwoordde zij, "gij placht eene levendigheid van geest
-te hebben, die ik nu met leedwezen mis. Gij moest u wat opbeuren,
-mijnheer!"
-
-Op dezen raad door een medelijdenden blik aangedrongen, wist mijnheer
-Bounderby niets anders te doen dan op eene flauwe, belachelijke manier
-zijn hoofd te krabben, en naderhand zijn gevoel van eigenwaarde te
-handhaven, door den geheelen ochtend tegen alle ondergeschikten,
-die hem in den weg kwamen, uit te bulderen.
-
-"Bitzer," zeide mevrouw Sparsit dien namiddag, toen haar patroon
-zijne reis had aanvaard, eer het kantoor gesloten werd, "ga eens mijn
-compliment doen aan den jongen heer Thomas, en vraag hem of hij wil
-bovenkomen en eene lamskarbonade met een glas oude ale gebruiken?"
-
-De jongeheer Thomas, die doorgaans voor zoo iets te vinden was,
-liet een gunstig antwoord terugbrengen en volgde dit zelf op de hielen.
-
-"Mijnheer Thomas," zeide mevrouw Sparsit, "daar ik deze kleinigheid
-juist op tafel had, dacht ik dat ge misschien trek zoudt hebben."
-
-"Zeker, dank je wel, mevrouw Sparsit," antwoordde de hondsvot, en
-ging met sombere gretigheid aan het eten.
-
-"Hoe vaart mijnheer Harthouse, mijnheer Tom?" vroeg mevrouw Sparsit.
-
-"O, heel wel," antwoordde Tom.
-
-"Waar zou hij tegenwoordig zijn?" vroeg mevrouw Sparsit, op een toon
-alsof zij maar een gezellig praatje zocht, nadat zij bij zich zelve den
-hondsvot, om zijn gebrek aan spraakzaamheid, aan de Furiën had gewijd.
-
-"Hij is in Yorkshire aan het jagen," antwoordde Tom. "Hij heeft Louisa
-gisteren eene mand met wild gezonden zoo groot als eene halve kerk."
-
-"Hij is juist iemand," zeide mevrouw Sparsit zeer vriendelijk, "van
-wien men wel zou durven wedden dat hij een knap schutter moest wezen."
-
-"Duivelsch knap," zeide Tom.
-
-Sedert langen tijd was Tom gewoon meestal voor zich op den grond te
-kijken, maar sedert kort was deze gewoonte zoozeer toegenomen, dat
-hij nooit meer iemand drie seconden lang in het gezicht zag. Mevrouw
-Sparsit had dus ruim gelegenheid om zijn uitzicht waar te nemen,
-indien zij daartoe genegen was.
-
-"Ik vind mijnheer Harthouse een heel pleizierig man," zeide zij,
-"gelijk ook inderdaad de meeste menschen hem vinden. Zouden wij mogen
-hopen hem binnenkort hier te zien, Tom?"
-
-"Wel, ik denk hem morgen te zien," antwoordde de hondsvot.
-
-"Goed nieuws!" zeide mevrouw Sparsit zeer zoetsappig.
-
-"Ik heb afspraak met hem gemaakt, om hem tegen den avond hier aan
-het station op te wachten," hervatte Tom, "en zal dan met hem gaan
-dineeren, geloof ik. Hij zal nog in geene week op het buiten komen,
-want hij is ergens anders gevraagd. Hij zegt zoo ten minste, maar
-het zou mij niet verwonderen als hij zondag hier overbleef en dan
-eens naar buiten ging."
-
-"Dat doet mij ergens aan denken," zeide mevrouw Sparsit. "Zoudt gij
-eene boodschap aan uwe zuster kunnen onthouden, mijnheer Tom, als ik
-er een meegaf?"
-
-"Wel, ik zal het probeeren," antwoordde de onwillige hondsvot,
-"als de boodschap niet te lang is."
-
-"Het is alleen mijn eerbiedig compliment," hervatte mevrouw Sparsit,
-"en dat ik vrees dat ik haar deze week niet met mijn gezelschap zal
-lastig vallen, daar ik nog wat zenuwachtig ben en misschien beter in
-mijne eenzaamheid blijf."
-
-"O, als dat alles is," merkte Tom aan, "zou het er niet veel op
-aan komen, al vergat ik het, want als Louisa u niet ziet, zal zij
-waarschijnlijk niet eens aan u denken."
-
-Nadat hij zijn onthaal met dit vleiende compliment had betaald,
-verzonk hij weder in zijne norsche stilte, tot de gebottelde ale op
-was, en toen zeide hij: "Wel, mevrouw Sparsit, nu moet ik voort." En
-daarmede vertrok hij.
-
-Den volgenden dag, zaterdag, zat mevrouw Sparsit den geheelen dag
-voor haar venster naar de beweging op straat te kijken, inzonderheid
-acht gevende op de brievenbestellers en allen die het kantoor uit-
-en ingingen, terwijl zij ondertusschen hare gedachten over allerlei
-dingen liet gaan, maar hare aandacht vooral op de trap gevestigd
-hield. Toen de avond naderde, zette zij haar hoed op, sloeg haar doek
-om, en ging stil uit, daar zij hare redenen had om, zich zooveel
-mogelijk schuilhoudende, om het station heen te dwalen, waar een
-passagier uit Yorkshire zou aankomen, en liever achter een pilaar,
-uit een hoekje of uit het venster eener dames-wachtkamer te gluren,
-dan zich openlijk daar te laten zien.
-
-Tom was op zijn post en bleef heen en weder kuieren tot de verwachte
-trein aankwam. Deze bracht geen mijnheer Harthouse mede. Tom wachtte
-tot de menigte zich verstrooid had en het gewoel voorbij was, bekeek
-toen de aangeplakte lijst der treinen en raadpleegde de kruiers;
-en dit gedaan hebbende, stapte hij dralend heen, bleef nu en dan op
-straat staan om heen en weer te kijken, nam zijn hoed af en zette dien
-weder op, geeuwde en rekte zich uit, en vertoonde al de verschijnselen
-van doodelijke verveling, welke men van iemand verwachten kon, die
-nog moest blijven rondslenteren tot de volgende trein over een uur
-en veertig minuten zou aankomen.
-
-"Dit is een streek om hem uit den weg te houden," zeide mevrouw
-Sparsit, van het doffe kantoorvenstertje opstaande, waarvoor zij het
-laatst had wacht gehouden.
-
-Deze gedachte was eene ingeving, en zij snelde heen om die ingeving
-te volgen. Het station van den spoorweg, die naar het buiten voerde,
-was aan het andere eind der stad; de tijd was kort, de weg niet
-gemakkelijk; maar zij was zoo vlug om eene nog ledige koets in
-beslag te nemen, er weder uit te springen, haar geld te passen,
-haar plaatsbriefje te grijpen en een rijtuig van den trein binnen
-te stommelen, dat zij over de bogen door het land van gewezene en
-tegenwoordige kolenmijnen vloog, alsof zij door eene wolk opgenomen
-en weggevoerd was.
-
-Zoolang de reis duurde, ontwaarde zij onbeweeglijk in de lucht, maar
-toch nooit verflauwende, ja, even duidelijk voor de scherpe oogen
-van haar geest als de electrieke draden, welke de avondlucht als
-een kolossale strook muziekpapier linieerden, voor de oogen van haar
-lichaam zichtbaar waren, hare trap en de afdalende gedaante--thans
-zeer dicht bij den voet, op den rand van den afgrond.
-
-Een betrokken September-avond zag, juist bij het vallen van den nacht,
-onder zijne half gelokene oogleden, mevrouw Sparsit uit haar rijtuig
-stappen; de houten trap van het kleine station af- en den puinweg
-opgaan, een laantje inslaan en tusschen de takken en bladeren van
-het zomerloof verdwijnen. Een of twee nog laat wakkere vogeltjes,
-die slaperig in hun nestje zaten te tjilpen, eene vleermuis, die
-met logge vlucht om haar heen fladderde, en het schoffelen van haar
-eigen tred in het dikke stof, dat op het gevoel naar fluweel geleek,
-waren al wat mevrouw Sparsit hoorde of zag, totdat zij zeer zacht
-een hek achter zich sloot.
-
-Zij sloeg den weg naar het huis in, tusschen het heesterplantsoen
-blijvende en ging er omheen, om door de vensters der benedenverdieping
-binnen te kijken. De meesten daarvan stonden open, gelijk met zulk warm
-weder doorgaans het geval was, maar er was nog geen licht en alles
-was stil. Zij doorzocht den tuin met geen beter gevolg. Toen dacht
-zij aan het bosch, en sloop daarheen zonder zich aan het lange gras
-en struiken, of aan de wormen, slakken en allerlei andere kruipende
-dingen te storen. Met hare donkere oogen en haar haakneus voorzichtig
-vooruit, drong zij behoedzaam door de dichte struweelen, zoo geheel
-vervuld van haar doel, dat zij waarschijnlijk eveneens zou gedaan
-hebben al ware het bosch vol adders geweest.
-
-Luister!
-
-De vogeltjes hadden wel uit hunne nestjes kunnen tuimelen, betooverd
-door het glinsteren van mevrouw Sparsit's oogen in de duisternis,
-toen zij bleef stilstaan om te luisteren.
-
-Zachte stemmen dichtbij. Zijne stem en de hare. De afspraak om hem
-op te wachten was dus inderdaad eene list om den broeder weg te
-houden! Daar ginds waren zij, bij dien gevelden boom!
-
-Laag bukkende tusschen het bedauwde gras, kroop mevrouw Sparsit
-dichter naar hen toe. Zij richtte zich op en bleef achter een boom
-staan, gelijk Robinson Crusoë in zijne hinderlaag tegen de wilden;
-zoo dichtbij, dat zij met een sprong, en dat geen grooten, beiden had
-kunnen aanraken. Hij was daar heimelijk gekomen en had zich niet aan
-huis vertoond. Hij was te paard gekomen, en moest door de naburige
-velden zijn gereden, want zijn paard was op weinige schreden afstands
-buiten aan het staketsel gebonden.
-
-"Mijn liefste lief," zeide hij, "wat kon ik doen? Toen ik wist dat
-gij alleen waart, was het toen mogelijk dat ik kon wegblijven?"
-
-"Ja, gij moogt uw hoofd wel laten hangen om u meer aantrekkelijk
-te maken; ik weet niet wat zij aan u zien als gij het ophoudt,"
-dacht mevrouw Sparsit, "maar gij denkt weinig, mijn liefste lief,
-wie u in het oog houdt!"
-
-Dat zij haar hoofd liet hangen, was zeker. Zij drong hem om heen te
-gaan; zij beval hem heen te gaan; maar zij keerde haar gezicht niet
-naar hem toe, hief het zelfs niet op. En toch was het opmerkelijk,
-dat zij zoo stil zat als de goede vrouw in de hinderlaag haar ooit
-had zien zitten. Hare handen lagen in elkander, gelijk de handen van
-een steenen beeld; en zelfs hare manier van spreken was niet haastig.
-
-"Kindlief," zeide Harthouse (mevrouw Sparsit zag met verrukking,
-dat hij zijn arm om haar heen sloeg), "wilt ge dan mijn gezelschap
-niet een kort poosje dulden?"
-
-"Hier niet."
-
-"Waar dan, Louisa?"
-
-"Hier niet."
-
-"Maar wij hebben zoo weinig tijd om ons ten nutte te maken, en
-ik ben zoo ver gekomen, en ben zoo onrustig en verlangend. Nooit
-werd een slaaf, zoo getrouw en onderdanig, zoo door zijne meesteres
-mishandeld. Uwe vroolijke welkomst te verwachten, die mij levenswarmte
-heeft gegeven, en zulk eene ijskoude ontvangst te vinden, is
-hartverscheurend."
-
-"Moet ik nog eens zeggen, dat ik hier alleen gelaten moet worden?"
-
-"Maar wij moeten elkander wederzien, dierbare Louisa. Waar zullen
-wij elkander spreken?"
-
-Beiden schrikten. De luisteraarster schrikte insgelijks, want
-zij dacht, dat er nog iemand anders tusschen de boomen stond te
-luisteren. Het was slechts de regen, die met zware droppels begon
-te vallen.
-
-"Zal ik zoo straks naar het huis rijden, in de eenvoudige meening,
-dat de meester thuis en verheugd zal zijn mij te zien?"
-
-"Neen."
-
-"Uwe wreede bevelen moeten onvoorwaardelijk gehoorzaamd worden; hoewel
-ik, naar mij dunkt, de ongelukkigste man van de wereld ben, dat ik voor
-alle andere vrouwen ongevoelig ben gebleven, en eindelijk neergevallen
-ben voor en onder den voet van de schoonste, de innemendste en de
-heerschzuchtigste van allen. Dierbare Louisa, ik kan niet heengaan,
-of u laten gaan, terwijl gij uwe macht zoo onbarmhartig misbruikt."
-
-Mevrouw Sparsit zag hoe hij haar met den arm, die haar omringde,
-vasthield, en hoorde hoe hij voor hare (mevrouw Sparsit's) gretig
-luisterende ooren verklaarde dat hij haar beminde, en dat zij de
-prijs was, waarvoor hij vurig verlangde al wat hij op de wereld bezat
-en het leven hem aanbood te verspelen. Het doel, waarnaar hij in den
-jongsten tijd had gestreefd, verloor, bij haar vergeleken, alle waarde;
-de zegepraal, die bijna in zijn bereik was, wierp hij om harentwil
-als eene ellendige beuzeling weg. Evenwel, dat doel te vervolgen,
-als het hem in hare nabijheid hield, of er van af te zien als het
-hem van haar verwijderde, of de vlucht, wanneer zij daarin deelde,
-of geheimhouding, wanneer zij hem die gebood, of welk lot het ook
-wezen mocht, alles was hem onverschillig, als zij hem maar trouw
-bleef--den man, die gezien had hoe eenzaam zij was en hoe weinig
-gewaardeerd, wien zij bij hunne eerste ontmoeting eene bewondering
-en belangstelling inboezemde, waartoe hij zich zelven buiten staat
-had geacht, wien zij in haar vertrouwen had genomen, die geheel aan
-haar was toegewijd en haar aanbad. Dit alles en meer, haastig en zacht
-gesproken, hoorde mevrouw Sparsit aan in de bedwelming harer bevredigde
-boosheid, onder den indruk der vrees van ontdekt te worden, en onder
-het toenemende gedruisch van den regen tusschen het gebladerte en van
-eene naderende onweersbui; en zoo verward en onduidelijk moest alles
-daardoor voor haar worden, dat zij, toen hij eindelijk het staketsel
-overklom en zijn paard aan de hand heenleidde, niet zeker wist waar
-zij elkander zouden opwachten of wanneer, behalve dat hij gezegd had
-dat het dien nacht zou zijn.
-
-Doch een van hen bleef nog binnen haar bereik in de duisternis,
-en zoolang zij deze in het oog hield, moest zij op den rechten weg
-zijn. "O mijn liefste lief," dacht mevrouw Sparsit, "weinig denkt
-gij hoe goed er op u gepast wordt."
-
-Mevrouw Sparsit volgde haar het bosch uit en zag haar het huis
-binnengaan. Wat verder te doen? Het stortregende nu. Mevrouw Sparsit's
-witte kousen hadden allerlei kleuren aangenomen, waaronder het groen
-den boventoon had; er waren stekelige dingen in hare schoenen geraakt;
-rupsen hingen in hangmatten van eigen maaksel aan verschillende deelen
-harer kleeding te wiegelen; beekjes liepen langs haar hoed en haar
-Romeinschen neus af. In zulk een toestand stond mevrouw Sparsit in het
-dichtst van het heesterplantsoen verborgen en overwoog wat nu te doen.
-
-Zie, daar komt Louisa het huis uit. Haastig, in een mantel gewikkeld,
-sluipt zij heen. Zij neemt met haar minnaar de vlucht! Zij valt van
-de laagste trede en wordt door den afgrond verzwolgen!
-
-Onverschillig voor den regen en met snelle en vaste schreden
-voorstappende, sloeg zij een zijpad in, dat evenwijdig met de oprijlaan
-liep. Mevrouw Sparsit volgde haar tusschen het geboomte op zeer korten
-afstand; want het was niet gemakkelijk eene gedaante, die zich snel
-door de beschaduwde duisternis bewoog, in het oog te houden.
-
-Toen zij bleef stilstaan om het zijhekje zonder gerucht te sluiten,
-stond mevrouw Sparsit ook stil. Toen zij weder voortstapte, stapte
-mevrouw Sparsit insgelijks voort. Louisa volgde den weg, dien mevrouw
-Sparsit gekomen was, ging het groene laantje door, den puinweg over
-en de houten trap van het station op. Een trein naar Coketown zou
-spoedig voorbijkomen, dit wist mevrouw Sparsit, en zij begreep dus,
-dat Coketown hare eerste plaats van bestemming was.
-
-Druipnat en gehavend als zij was, behoefde mevrouw Sparsit geene
-uitgebreide voorzorgen aan te wenden om haar gewoon voorkomen te
-veranderen; maar zij bleef toch bij den muur van het station in
-de schaduw staan, trok haar doek op eene vreemde manier over hare
-schouders en sloeg hem over haar hoed. Zoo vermomd, was zij niet
-bevreesd herkend te zullen worden, toen zij insgelijks de houten trap
-opging en in het kantoortje haar geld betaalde. Louisa bleef in een
-hoek zitten wachten, mevrouw Sparsit in een anderen hoek. Beiden
-luisterden naar de zware donderslagen en naar den regen, die over
-het dak stroomde en kletterend over de goten stortte. Twee of drie
-lantarens waren uitgeregend en uitgewaaid, en zoo konden beiden
-den bliksem, die over de ijzeren sporen heen en weder speelde, zeer
-voordeelig zien uitkomen.
-
-Het trillen van het station, langzamerhand in een dreunend schokken
-overgaande, kondigde de nadering van den trein aan. Vuur, stoom, rook
-en rood licht; een gesis, een gekraak, een klokgelui en een gillend
-fluiten; Louisa stapte in een rijtuig, mevrouw Sparsit in een ander,
-en het kleine station was weder eene eenzame plek in den donderstorm.
-
-Hoewel de vochtige koude haar deed klappertanden, verheugde mevrouw
-Sparsit zich bovenmate. De gedaante was van de steilte afgestort,
-en zij hield als het ware de wacht bij het lijk. Kon zij, die zoo
-werkzaam was geweest om een statelijke begrafenis aan te leggen, minder
-doen dan inwendig juichen? "Zij zal lang vóór hem te Coketown zijn,"
-dacht mevrouw Sparsit, "al heeft hij nog zulk een goed paard. Waar
-zal zij hem wachten? Geduld. Wij zullen zien."
-
-De geweldige regen veroorzaakte eene geduchte verwarring, toen de
-trein op de plaats zijner bestemming stilhield. Goten en waterpijpen
-waren gebarsten, riolen waren overgeloopen en straten stonden onder
-water. Terwijl zij afstapte, richtte mevrouw Sparsit hare verbijsterde
-oogen naar de wachtende koetsen, waarvan men zich om strijd meester
-wilde maken. "Zij zal in een daarvan stappen," dacht zij, "en voort
-zijn eer ik haar met eene andere kan narijden. Al zou ik overreden
-worden, ik moet het nommer zien en hooren wat zij tegen den koetsier
-zegt."
-
-Doch mevrouw Sparsit maakte eene verkeerde berekening. Louisa
-stapte niet in eene koets en was reeds weg. De zwarte oogen, die het
-spoorrijtuig, waarmede zij gekomen was, bewaakten, hadden zich een
-oogenblik te laat daarop gevestigd. Daar het portier na verloop van
-verscheidene minuten niet geopend werd, ging mevrouw Sparsit het een
-paar malen voorbij, zag niets, keek binnen en vond het ledig. Door
-en door nat, terwijl het water met elken stap, dien zij deed, uit
-hare doorweekte schoenen spoot, en de regen nog steeds hare classieke
-trekken bleef bekletteren; met een hoed, die naar eene onrijpe vijg
-geleek; met al hare kleederen bedorven; met vochtige indrukselen van
-elken knoop, ieder bandje, elk haakje en oogje op haar aanzienlijk
-geparenteerden rug; met een schimmelig groen, gelijk zich op een
-oud staketsel langs een vochtig laantje aanzet, over geheel haar
-uitwendigen mensch--had mevrouw Sparsit geene andere toevlucht meer dan
-in bittere tranen uit te barsten en te jammeren: "Ik ben haar kwijt!"
-
-
-
-
-
-
-
-XXVIII.
-
-ONDERAAN.
-
-
-De nationale aschlieden waren, na zich met een groot aantal
-luidruchtige maar weinig beduidende vechtpartijtjes onder elkander
-te hebben vermaakt, voorloopig uiteengegaan, en mijnheer Gradgrind
-was voor de vacantie naar huis gekomen.
-
-Hij zat in de kamer met de statistieke klok te schrijven, zonder
-twijfel om het een of ander te bewijzen--waarschijnlijk dat de
-barmhartige Samaritaan een slecht staathuishoudkundige was. Het gerucht
-van den regen stoorde hem niet veel; maar het trok toch genoeg zijne
-aandacht om hem tusschenbeide zijn hoofd te doen opheffen, alsof hij
-de elementen eenigszins wilde berispen. Bij een zeer zwaren donderslag
-keek hij eens naar Coketown, dewijl het hem in de gedachten kwam,
-dat wel eens een van de hooge schoorsteenen door den bliksem kon
-worden getroffen.
-
-De donder rolde nog in de verte, en de regen stortte als een zondvloed
-neer, toen de deur zijner kamer geopend werd. Hij keek om de lamp heen,
-die op de tafel stond, en zag met verbazing zijne oudste dochter.
-
-"Louisa!"
-
-"Vader, ik moet u spreken."
-
-"Wat is er gebeurd? Hoe vreemd ziet gij er uit! En goede Hemel,"
-zeide mijnheer Gradgrind, zich al meer en meer verwonderende, "zijt
-ge door dat noodweer te voet hier naar toe gekomen?"
-
-Zij sloeg hare handen aan hare kleeren, alsof zij het bijna zelve
-niet wist, en antwoordde: "Ja!" Daarna ontdekte zij haar hoofd, liet
-mantel en kap maar vallen waar zij wilden, en bleef hem staan aanzien,
-zoo kleurloos, met zoo verward hangende haren, zoo trotsch en wanhopig,
-dat hij bang voor haar werd.
-
-"Wat is het? Ik bezweer u, Louisa, zeg mij wat is er gebeurd?"
-
-Zij liet zich op een stoel vallen, die bij hem stond, en legde hare
-koude hand op zijn arm.
-
-"Vader, gij hebt mij van mijne wieg af opgebracht en onderwezen."
-
-"Ja, Louisa."
-
-"Ik vloek het uur, waarin ik tot zulk eene bestemming geboren werd."
-
-Hij zag haar vol angst en twijfel aan en herhaalde verbijsterd:
-"Vloek het uur? Vloek het uur?"
-
-"Hoe waart gij in staat mij het leven te geven, en mij te berooven
-van al die onschatbare gaven, die het leven boven een toestand van
-zelfbewusten dood verheffen? Waar is al het edele mijner ziel? Waar
-is het gevoel van mijn hart? Wat hebt gij gedaan, vader, wat hebt
-gij gedaan met den tuin, die eens in deze groote woestijn hier had
-moeten bloeien?"
-
-Zij sloeg zich zelve met beide handen op de borst.
-
-"Als die hier maar eens bestaan had, zou zelfs zijne asch alleen mij
-bewaren voor de ledigheid, waarin geheel mijn leven verzinkt. Ik had
-dit niet willen zeggen, vader; maar gij herinnert u wel de laatste
-maal toen wij in deze kamer met elkander spraken?"
-
-Hij was zoo geheel onvoorbereid op hetgeen hij nu hoorde, dat hij
-slechts met moeite kon antwoorden: "Ja, Louisa."
-
-"Wat mij nu op de lippen is gekomen, zou mij toen op de lippen gekomen
-zijn, als gij mij maar even hadt geholpen. Ik doe u geen verwijt,
-vader. Wat gij nooit bij mij hebt aangekweekt, hebt gij nooit bij u
-zelven aangekweekt; maar o, als gij dit lang geleden hadt gedaan,
-of als ge mij maar hadt verwaarloosd, hoeveel beter en gelukkiger
-zou ik dan nu zijn geweest!"
-
-Toen hij dit hoorde, na al zijne zorg, liet hij zijn hoofd op zijne
-hand zinken en slaakte een kermenden zucht.
-
-"Vader, als gij, toen wij hier de laatste maal bij elkander waren,
-datgene geweten hadt, wat zelfs ik vreesde terwijl ik er tegen
-worstelde--gelijk ik van mijne kindsheid af heb moeten worstelen
-tegen elke natuurlijke neiging, die in mijn hart opkwam; als gij
-geweten hadt, dat er nog aandoeningen en verlangens in mijne borst
-woonden, zwakheden, die tot kracht konden worden opgekweekt, die alle
-berekeningen moesten tarten, welke de mensch ooit gemaakt heeft, en
-waarvan zijne rekenkunst even weinig weet als zij van zijn Schepper
-weet--zoudt ge mij dan aan den man hebben gegeven, dien ik nu zeker
-weet dat ik haat?"
-
-"Neen, neen, mijn ongelukkig kind," antwoordde hij.
-
-"Zoudt ge mij dan ooit gedoemd hebben tot de ijskoude en de verveling,
-die mij verhard en bedorven hebben? Zoudt ge mij beroofd hebben--om
-er niemand mede te verrijken--alleen om deze wereld des te armer te
-maken--van het onstoffelijke deel van mijn leven, de lente en den
-zomer van mijn geloof, mijne toevlucht voor al wat laag en slecht
-was in de werkelijkheid die mij omringde, mijne school waarin ik zou
-geleerd hebben nederiger te zijn en anderen meer te vertrouwen, en in
-mijn kleinen kring de hoop te koesteren, dat ik hen beter kon maken?"
-
-"O neen, neen, Louisa."
-
-"En toch, vader, indien ik stekeblind ware geweest; indien ik op
-den tast naar mijn weg had moeten zoeken, en mij maar vrijheid was
-gelaten; wanneer ik de oppervlakkige gedaante der dingen kende, om
-mijne verbeelding eenigszins met hen bezig te houden, zou ik millioenen
-malen wijzer, gelukkiger, liefderijker, tevredener, onschuldiger en
-in een goeden zin menschelijker zijn geweest, dan ik nu ben met de
-oogen die ik heb. Hoor nu wat ik ben komen zeggen."
-
-Hij maakte eene beweging om haar met zijn arm te ondersteunen. Zij
-rees op toen hij dit deed, en zoo bleven zij dicht bij elkander staan,
-zij met hare hand op zijn schouder en hem strak in de oogen ziende.
-
-"Door een honger en dorst gekweld, vader, die nooit voor een
-oogenblik bevredigd zijn; door een vurig verlangen gejaagd naar een
-of ander gewest, waar regels, cijfers en definitiën geene volstrekte
-heerschappij voerden, ben ik opgegroeid onder gedurigen zelfstrijd
-en onrust."
-
-"Ik heb nooit geweten dat gij ontevreden waart, kind."
-
-"Ik heb altijd geweten dat ik ongelukkig was, vader. In dien zelfstrijd
-heb ik mijn goeden engel bijna van mij verdreven en in een boozen
-geest doen veranderen. Wat ik geleerd heb, heeft mij met ongeloovige
-minachting, en toch met spijt over mijn geest, doen twijfelen aan wat
-ik niet geleerd heb; en mijn ellendig redmiddel is geweest te denken,
-dat het leven spoedig voorbij zou zijn, en dat niets daarin de smart
-en de moeite van een strijd waardig kon wezen."
-
-"En dat zoo jong, Louisa!" zeide hij met medelijden.
-
-"Ja, zoo jong als ik was. In dien toestand was ik, vader--want ik
-toon u nu, zonder vrees of verschooning, den gewonen toestand van
-mijn gemoed: een levende dood--toen ge mij het voorstel van dat
-huwelijk deedt. Ik trouwde dien man, maar ik veinsde nooit voor u of
-voor hem, dat ik hem liefhad. Ik wist, en gij wist, vader, en ook
-hij wist, dat ik het niet deed. Ik was niet geheel onverschillig,
-want ik hoopte, dat ik Tom nuttig zou kunnen zijn en hem het leven
-aangenaam zou maken. Ik deed zulk eene ijdele poging om mijn hart
-en mijne verbeelding met iets te vervullen, en ik heb langzamerhand
-bevonden hoe ijdel dit was. Maar Tom was het eenige voorwerp geweest
-van zooveel liefde en teederheid als ik had; en misschien werd hij dat
-omdat ik maar al te wel wist, hoeveel medelijden hij verdiende. Dit
-is nu van weinig belang, behalve dat het u misschien kan overhalen
-om zachter over zijne misstappen te denken."
-
-Terwijl haar vader haar in zijn arm hield, legde zij hare hand op zijn
-anderen schouder, en zoo, hem steeds strak aanziende, ging zij voort:
-
-"Toen ik onherroepelijk getrouwd was, kwam de oude zelfstrijd weder
-bij mij op en dreef mij tot weerspannigheid tegen dien band, nog
-drukkender gemaakt door al die oorzaken van oneenigheid, die uit
-onze twee verschillende karakters ontstaan, en die geene algemeene
-regelen ooit zullen bepalen of beheerschen, vader, voordat zij een
-ontleedkundige kunnen leeren om met zijn mes de geheimen mijner ziel
-te treffen."
-
-"Louisa!" zeide hij, en zijn toon was smeekend, want maar al te
-wel herinnerde hij zich wat er bij hun vorig gesprek tusschen hen
-was omgegaan.
-
-"Ik doe u geen verwijt, vader, en ik klaag niet. Ik ben met een ander
-doel hier gekomen."
-
-"Wat kan ik doen, kind? Vraag mij wat gij maar wilt."
-
-"Daar zal ik terstond toe komen. Vader, het toeval plaatste toen een
-nieuwe bekende in mijn weg; een man, gelijk ik nog nooit had gezien;
-een man van de wereld, luchtig, gepolijst en ongedwongen, die niet
-wilde veinzen, die openlijk bekende dat hij alle dingen zoo gering
-schatte, als ik dat nauwelijks heimelijk durfde doen; die mij bijna
-oogenblikkelijk, hoewel ik niet weet hoe of waardoor, te kennen gaf,
-dat hij mij begreep en mijne gedachten las. Ik kon niet vinden, dat
-hij erger was dan ik. Er scheen eene nauwe verwantschap tusschen
-ons te bestaan. Het verwonderde mij alleen, dat het hem, die zich
-anders om niets bekommerde, de moeite waardig was zich zooveel om
-mij te bekommeren."
-
-"Om u, Louisa!"
-
-Misschien zou haar vader haar onwillekeurig hebben losgelaten, indien
-hij niet gevoeld had, dat hare krachten haar begaven, en een woest
-vuur had gezien in de wijd geopende oogen, die hem aanstaarden.
-
-"Ik zeg niets van de reden waarom hij op mijn vertrouwen aanspraak
-maakte. Het is van weinig belang hoe hij het won. Hij won het,
-vader. Wat gij van de geschiedenis van mijn huwelijk weet, wist hij
-spoedig evengoed."
-
-Haar vaders gezicht was vaalbleek geworden, en hij hield haar met
-beide armen vast.
-
-"Ik heb niets ergers gedaan; ik heb u niet onteerd. Maar als gij
-mij vraagt of ik hem heb liefgehad, of ik hem nog liefheb, zeg ik u
-ronduit, vader, dat het wel zoo kan zijn. Ik weet het niet."
-
-Zij nam hare handen eensklaps van zijne schouders en drukte ze beide
-tegen hare zijde; terwijl in hare trekken (zij geleek zich zelve niet
-meer), in hare houding, terwijl zij zich oprichtte, met het besluit
-om met eene laatste poging nog alles te zeggen wat zij te zeggen had,
-hare lang gesmoorde aandoeningen losbarstten.
-
-"Dezen avond, terwijl mijn echtgenoot afwezig was, is hij bij mij
-geweest en heeft zich als mijn minnaar verklaard. Op dit oogenblik
-verwacht hij mij bij zich, want ik kon mij op geene andere wijs van
-zijn bijzijn ontslaan. Ik weet niet of het mij berouwt, ik weet niet
-of ik mij schaam, ik weet niet of ik in mijne eigene achting gedaald
-ben. Al wat ik weet is, dat uwe geleerdheid en uwe lessen mij niet
-zullen redden. Gij, vader, hebt mij hiertoe gebracht. Red mij nu door
-andere middelen."
-
-Hij klemde haar nog tijdig vast om te verhinderen, dat zij op den
-grond neerzonk; maar zij riep met eene schrikkelijke stem: "Ik zal
-sterven als ge mij zoo vasthoudt. Laat mij op den grond vallen!" En
-hij liet haar zinken, en zag den trots van zijn hart en den triomf van
-zijn stelsel als een bewusteloozen hoop stof voor zijne voeten liggen.
-
-
-
-
-
-
-
-
-DERDE BOEK. INZAMELEN.
-
-
-XXIX.
-
-NOG IETS NOODIGS.
-
-
-Toen Louisa uit hare bezwijming ontwaakte en kwijnend hare oogen
-opsloeg, lag zij thuis in haar eigen bed, in hare oude gewone
-kamer. Het was haar in 't eerst, alsof al wat er gebeurd was, sedert
-den tijd toen die dingen haar gemeenzaam waren, slechts een verwarde
-droom was geweest; maar langzamerhand, naarmate de werkelijkheid
-dier voorwerpen duidelijker werd, kwam ook het werkelijk gebeurde
-haar duidelijker voor den geest.
-
-Haar hoofd was zoo zwaar en pijnlijk, dat zij het nauwelijks kon
-oplichten; hare oogen gloeiden, en zij gevoelde zich zeer zwak. Zekere
-zonderlinge lijdzame achteloosheid had zich zoozeer van haar meester
-gemaakt, dat de tegenwoordigheid harer jeugdige zuster in het vertrek
-een tijdlang hare aandacht niet eens trok. Zelfs toen hare blikken
-elkander ontmoet hadden, en het meisje bij het bed kwam, lag Louisa
-haar nog een poos stilzwijgend aan te zien, en liet haar schroomvallig
-hare machtelooze hand vasthouden, eer zij vroeg:
-
-"Wanneer ben ik hier in de kamer gebracht?"
-
-"Gisteravond, Louisa."
-
-"Wie heeft dat gedaan?"
-
-"Sissy, geloof ik."
-
-"Waarom gelooft gij dat?"
-
-"Omdat ik haar van morgen hier heb gevonden. Zij kwam niet bij mij aan
-bed om mij wakker te maken, gelijk zij altijd doet, en ik ging daarom
-naar haar zien. Zij was ook niet in hare eigene kamer, en ik ging het
-geheele huis door naar haar zoeken, tot ik haar hier vond, bezig met
-u op te passen en uw hoofd koel te houden. Wilt gij vader zien? Sissy
-heeft mij gezegd, dat ik hem roepen moest als ge wakker werdt."
-
-"Welk een lief vriendelijk gezichtje hebt gij toch, Jane!" zeide
-Louisa, toen hare zuster nog schroomvallig, zich over haar heen boog
-om haar een kus te geven.
-
-"Heb ik? Ik ben blij, dat ge dat zoo vindt. Dat moet ik zeker aan
-Sissy te danken hebben."
-
-De arm, dien Louisa om den hals harer zuster wilde slaan, werd weder
-teruggetrokken.
-
-"Gij kunt het vader gaan zeggen, als ge wilt," zeide zij; en toen
-haar nog even terughoudende, vervolgde zij: "Gij zijt het zeker,
-die mijne kamer zoo vroolijk hebt gemaakt, om mij te laten zien,
-dat ik welkom was."
-
-"O neen, Louisa, dat was al gedaan eer ik hier kwam. Het was..."
-
-Louisa keerde zich om, drukte haar hoofd in haar kussen en hoorde
-niet meer. Toen hare zuster heengegaan was, keerde zij zich weder om
-en bleef met haar gezicht naar de deur liggen, totdat haar vader die
-opendeed en binnentrad.
-
-Zijn uitzicht gaf angst en afmatting te kennen, en zijne hand,
-gewoonlijk zoo vast, beefde in de hare. Hij zette zich naast het bed
-neer, vroeg met teedere bezorgdheid hoe zij zich bevond, en sprak
-over de noodzakelijkheid om zich, na de aandoeningen van den vorigen
-avond, zeer stil te houden. Hij sprak met eene zwakke, haperende stem,
-zeer verschillend van zijn gewonen gebiedenden toon, en moest dikwijls
-naar woorden zoeken.
-
-"Mijne lieve Louisa, mijne arme dochter..." Hier was hij zoo in de war,
-dat hij geheel bleef steken. Hij beproefde het nog eens.
-
-"Mijn ongelukkig kind!" Het was zoo moeielijk over dat begin heen te
-komen, dat hij het nog eene derde maal moest beproeven.
-
-"Het zou vruchteloos zijn, Louisa, als ik u poogde te zeggen, hoe
-die onverwachte ontdekking van gisteravond mij getroffen heeft en
-nog aandoet. De grond, waarop ik sta, is niet vast meer onder mijne
-voeten. De eenige steun waarop ik leunde, en waarvan de kracht niet te
-betwijfelen scheen en nog schijnt, is in een oogenblik bezweken. Ik ben
-bedwelmd en versuft door die ontdekkingen. Het is niet uit eigenliefde,
-dat ik zoo spreek; maar ik gevoel dat de slag, die mij gisteravond
-heeft getroffen, waarlijk zeer zwaar is."
-
-Zij kon hem in dit opzicht geen troost geven. Geheel haar levensgeluk
-had schipbreuk geleden op de rots, waarop het zijne nu had gestooten.
-
-"Ik wil niet zeggen, Louisa, dat het beter voor ons beiden zou zijn
-geweest als ge mij door een gelukkig toeval vroeger uit den droom hadt
-geholpen--beter voor uwe gemoedsrust, beter voor de mijne; want ik
-weet wel, dat het niet tot mijn systeem behoorde een vertrouwen van
-dien aard uit te lokken. Ik heb mij voor mij zelven van de waarheid
-van mijn systeem overtuigd en mij gestreng daaraan gehouden; en de
-verantwoordelijkheid van het valsche daarvan moet ik nu ook dragen. Ik
-bidt u alleen, mijn geliefkoosd kind, geloof toch dat ik gedacht heb
-wèl te doen."
-
-Hij zeide dit zeer ernstig en hij sprak ook de waarheid. Toen hij de
-grondelooze diepte met zijn ellendig maatstokje had willen peilen,
-en zijn roestigen, stroeven passer waggelend over het gansche heelal
-liet stappen, had hij gemeend groote dingen te doen. Binnen de grenzen
-van het korte touw, waarmede hij aan zijn systeem gebonden was,
-had hij rondgetrappeld en met grooter oprechtheid van bedoeling,
-dan vele der blatende wezens, met welke hij verkeerde, de bloemen
-des levens verwoest.
-
-"Daarvan houd ik mij wel verzekerd, vader. Ik weet dat ik uw
-geliefkoosd kind ben geweest. Ik weet dat ge mij gelukkig hebt willen
-maken. Ik heb u nooit iets verweten en zal dat ook nooit doen."
-
-Hij vatte hare toegereikte hand en hield die in de zijne.
-
-"Kindlief, ik ben den geheelen nacht aan mijne tafel blijven zitten,
-onophoudelijk nadenkende over de smartelijke ophelderingen, die er
-tusschen ons hebben plaats gehad. Als ik uw karakter beschouw, als ik
-overweeg, dat hetgeen ik nu sedert eenige uren weet, jarenlang door
-u is verborgen gehouden; als ik bedenk, door welken onmiddellijken
-drang het u eindelijk is afgeperst, kom ik tot het besluit, dat ik
-niet anders doen kan dan mij zelven wantrouwen."
-
-Hij had er nog meer dan dit alles kunnen bijvoegen, toen hij bemerkte
-hoe zijne dochter hem nu aanzag; en hij deed dit misschien metterdaad,
-toen hij hare hangende haren zacht van haar voorhoofd streek. Zulke
-kleine bedrijven, bij een ander onbeduidend, waren bij hem iets
-opmerkelijks; en zijne dochter nam dit van hem aan, als ware het eene
-betuiging van het diepste naberouw geweest.
-
-"Maar," zeide mijnheer Gradgrind langzaam en aarzelend, en tevens
-met een rampzalig gevoel van hulpelooze verlegenheid; "als ik reden
-zie, mij zelven ten opzichte van het verledene te wantrouwen, moet
-ik dat ook voor het tegenwoordige en de toekomst doen. Om zonder
-achterhoudendheid met u te spreken, doe ik dat ook waarlijk. Ik gevoel
-mij thans verre van overtuigd, hoe geheel anders ik gisteren ook
-daarover mag gedacht hebben, dat ik geschikt ben om het vertrouwen,
-dat gij in mij stelt, te beantwoorden; dat ik zal weten te voldoen
-aan den rechtmatigen eisch, dien gij mij zijt komen doen; dat ik
-het rechte instinct heb--om voor een oogenblik te vooronderstellen,
-dat er eene eigenschap van dien aard bestaat--om u te helpen en den
-rechten weg te wijzen, mijn kind."
-
-Zij had zich op haar kussen omgekeerd en lag met haar gezicht
-op haar arm, zoodat hij het niet zien kon. Al hare woestheid en
-hartstochtelijkheid was verdwenen; maar hoewel haar gemoed was
-verzacht, kon zij nog niet tot tranen komen. De grootste verandering,
-die er bij haar vader was voorgevallen, bestond daarin, dat hij nu
-blijde zou geweest zijn als hij haar had zien schreien.
-
-"Sommigen beweren," vervolgde hij, nog aarzelende, "dat er eene
-wijsheid van het hoofd en ook eene wijsheid van het hart is. Ik heb
-zoo niet gedacht; maar, gelijk ik gezegd heb, ik wantrouw nu mij
-zelven. Ik heb ondersteld, dat het hoofd alleen voor alles voldoende
-was. Misschien is het dat niet; want hoe zou ik dezen morgen durven
-zeggen, dat het voor alles voldoende is? Indien eens die andere soort
-van wijsheid juist datgene mocht zijn wat ik verzuimd heb, juist het
-instinct, dat mij ontbreekt, Louisa..."
-
-Hij zeide dit zeer weifelend, als ware hij zelfs nu nog half onwillig
-om het toe te stemmen. Zij gaf geen antwoord, en bleef voor hem op
-het bed liggen, nog half gekleed, bijna gelijk hij haar den vorigen
-avond in zijne kamer op den grond had zien liggen.
-
-"Louisa," hervatte hij, en zijne hand rustte weder op haar hoofd, "ik
-ben in den laatsten tijd veel van huis geweest, en schoon de opvoeding
-uwer zuster volgens het--het systeem is ingericht"--hij scheen thans
-dit woord telkens met grooter tegenzin uit te spreken--"is zij toch
-noodwendig gewijzigd geworden door den invloed van een dagelijkschen
-omgang, die bij haar reeds op vroeger jaren begonnen is. Ik vraag
-u--nederig en als een onkundige, mijne dochter---denkt gij, dat dit
-tot haar bestwil zou zijn geweest?"
-
-"Vader," antwoordde zij zonder zich te bewegen, "als er in hare
-jeugdige borst eene harmonie is opgewekt, die in de mijne stom is
-gebleven tot zij in wanklanken veranderde, laten wij dan den hemel
-daarvoor danken, haar stil op haar gelukkigen weg laten voortgaan,
-en het den grootsten zegen voor haar achten, dat zij mijn weg heeft
-vermeden."
-
-"O, mijn kind, mijn kind!" zeide hij, met wanhopige neerslachtigheid
-in zijn toon; "ik ben een ongelukkig man, dat ik u zoo zie! Wat
-baat het mij, dat gij mij niets verwijt, als ik mij zelven zulke
-bittere verwijten doe!" Hij boog zijn hoofd, en vervolgde, zeer zacht
-sprekende: "Louisa, ik twijfel er aan, of er niet hier in huis en
-om mij heen langzamerhand eene verandering is bewerkt, alleen door
-liefde en dankbaarheid; of niet datgene, wat het hoofd ongedaan heeft
-gelaten en niet kan doen, stilzwijgend door het hart is verricht. Zou
-het zoo kunnen zijn?"
-
-Zij gaf hem geen antwoord.
-
-"Ik ben niet te trotsch om het te gelooven, Louisa. Hoe zou ik nog
-eigenwijs kunnen zijn, terwijl gij daar zoo voor mij ligt! Kan het
-zoo zijn? Is het werkelijk zoo, kindlief!"
-
-Hij zag haar nog eens aan, gelijk zij daar als weggeworpen lag, en
-zonder een woord verder te spreken, ging hij de kamer uit. Hij was
-niet lang heengegaan, of zij hoorde een lichten tred bij de deur en
-begreep, dat er iemand anders bij haar gekomen was.
-
-Zij hief haar hoofd niet op. Eene wrevelige gramschap, dat zij in hare
-zielesmart gezien werd, en dat de onwillekeurige blik, die haar eens
-zoo verstoord had, tot zulk eene vervulling moest komen, smeulde in
-haar gelijk een dreigend vuur. Alle kracht, in een kerker opgesloten,
-wordt verwoestend. De lucht, die heilzaam voor de aarde zou zijn, het
-water dat haar vruchtbaar zou maken; de hitte, die haar zou koesteren,
-rijten haar vaneen, wanneer zij in enge holen besloten blijven. Zoo was
-het ook nu in haar hart; de krachtigste eigenschappen, die zij bezat,
-lang tegen zich zelven gekeerd, sloegen tot eene hardnekkigheid over,
-die wrokkend tegen eene vriendin opstond.
-
-Het was gelukkig, dat eene zachte hand om haar hals geslagen werd,
-en dat zij begreep, dat men haar voor slapend hield. Die medelijdende
-hand tergde haar wrevel niet. Zij mocht daar blijven.
-
-Zoo bleef zij daar, en deed door hare koesterende warmte een aantal
-zachtere aandoeningen langzamerhand het leven ontvangen; en Louisa
-bleef steeds stil liggen. Terwijl de stilte en de bewustheid van
-zoo bewaakt te worden haar zachter stemden, welden er eenige tranen
-in hare oogen op. Het gezichtje raakte het hare aan, en zij wist,
-dat ook daarop tranen stonden en dat zij die deed vloeien.
-
-Toen Louisa veinsde te ontwaken en overeind kwam, trad Sissy achteruit
-en bleef stil bij het bed staan.
-
-"Ik hoop, dat ik u niet gestoord heb. Ik kom maar eens vragen, of
-gij hebben wilt dat ik bij u blijf."
-
-"Waarom zoudt gij bij mij blijven? Mijne zuster zal u missen. Gij
-zijt alles voor haar."
-
-"Ben ik dat?" antwoordde Sissy, haar hoofdje schuddende. "Maar ik
-zou ook zoo gaarne iets voor u willen zijn, als ik mocht."
-
-"Wat voor mij zijn?" zeide Louisa bijna stuursch.
-
-"Wat gij het meest noodig hebt, indien ik daartoe in staat ben. In
-allen gevalle zou ik gaarne willen beproeven om daar zoo nabij te komen
-als ik kan. En hoe ver ik er ook vandaan mag blijven, ik zal nooit
-moede worden om opnieuw mijn best te doen. Wilt ge mij dat toelaten?"
-
-"Mijn vader heeft u zeker gezonden om mij dat te vragen?"
-
-"Neen, zeker niet," antwoordde Sissy. "Hij heeft mij nu gezegd,
-dat ik mocht binnenkomen, maar van morgen heeft hij mij uit de kamer
-gezonden--of ten minste..." Zij aarzelde en zweeg.
-
-"Ten minste--wat?" zeide Louisa, haar gewonen uitvorschenden blik op
-haar vestigende.
-
-"Ik hield het zelf voor best dat ik weggezonden werd, want ik was
-geheel onzeker of ge mij wel gaarne hier zoudt vinden."
-
-"Heb ik u altijd zoozeer gehaat?"
-
-"Ik hoop van neen, want ik heb u altijd liefgehad, en altijd gewenscht
-dat gij dat weten zoudt. Maar kort voordat gij het huis uitgingt,
-zijt ge een weinigje voor mij veranderd. Niet dat ik mij daarover
-verwonderde. Gij wist zooveel en ik zoo weinig, en het was om vele
-redenen zoo natuurlijk, daar gij toen onder andere vrienden zoudt
-komen, dat ik over niets te klagen had en mij ook geheel niet gekrenkt
-gevoelde."
-
-Zij kreeg eene hoogere kleur terwijl zij dit bedeesd en haastig
-zeide. Louisa begreep die liefderijke geveinsdheid en haar hart gaf
-haar een scherp verwijt.
-
-"Mag ik het beproeven?" zeide Sissy, moed vattende om hare hand op
-te heffen, naar den hals, die onwillekeurig naar haar werd overgebogen.
-
-Louisa vatte den arm, die gereed was om haar te omhelzen, en Sissy's
-hand in de hare sluitende, antwoordde zij:
-
-"Eerst nog dit, Sissy: weet gij wel wat ik ben? Ik ben zoo trotsch
-en zoo verhard, zoo verward en verbijsterd, zoo vol wrevel en
-onbillijkheid voor iedereen en mij zelve, dat alles in mijn binnenste
-even donker, woest en ellendig is. Schrikt u dat niet af?"
-
-"Neen!"
-
-"Ik ben zoo ongelukkig, en alles wat mij anders moest gemaakt hebben
-is zoo verwoest, dat, al was ik tot op dit oogenblik geheel zonder
-eenige kennis gebleven, en al moest ik, in plaats van zoo geleerd te
-zijn, als gij mij acht, nu eerst de eenvoudigste waarheden beginnen
-te leeren, ik geen jammerlijker gebrek kon hebben aan een gids tot
-zielevrede, vergenoegdheid, eergevoel, aan een gids naar al het goede
-dat mij geheel ontbreekt. Schrikt dat u niet af?"
-
-"Neen!"
-
-In de onschuld harer onverschrokkene liefde, in den rijkdom van haar
-edel gemoed schitterde het eens verachte meisje als een heerlijk licht,
-dat de duisternis der andere verhelderde.
-
-Louisa beurde nu zelve Sissy's hand op, om haar hals te omvatten. Toen
-viel zij op hare knieën, en zich aan de dochter van den potsenmaker
-vastklemmende, zag zij bijna met eerbied naar haar op.
-
-"Vergeef mij, heb medelijden met mij, help mij. Heb barmhartigheid
-met mijn grooten nood, en laat ik mijn hoofd tegen uw liefdevol hart
-mogen te rust leggen!"
-
-"O, leg het hier," riep Sissy uit, "leg het hier te rust!"
-
-
-
-
-
-
-
-XXX.
-
-ZEER BELACHELIJK.
-
-
-Mijnheer James Harthouse sleet een geheelen nacht en dag in zulk een
-toestand van opgewondenheid, dat de wereld met haar beste lorgnet
-voor de oogen, hem in dat tijdperk van waanzin bezwaarlijk voor Jem,
-den broeder van het achtbare en luimige parlementslid, had kunnen
-herkennen. Hij was werkelijk in heftige gemoedsbeweging, en sprak
-verscheidene malen met een nadruk, die naar de manier van gemeene
-lieden geleek. Hij liep op eene onverklaarbare manier uit en in,
-als iemand die een werkelijk doel had. Hij reed alsof hij gejaagd
-werd. Kortom, de omstandigheden verveelden hem zoo schrikkelijk, dat
-hij vergat op de manier van fijn beschaafde gentlemen zijne verveling
-te toonen.
-
-Nadat hij door den storm naar Coketown was gerend, bleef hij den
-geheelen nacht opzitten, van tijd tot tijd met de grootste woede aan
-de schel trekkende en den knecht, die de wacht had, beschuldigende,
-dat hij brieven of boodschappen achterhield, die zeker voor hem
-bestemd waren, en die hij nu eischte dat hem terstond zouden worden
-overgeleverd. Toen de dageraad kwam, de morgenstond kwam en de dag
-kwam, en geen van deze drie brief of boodschap medebracht, begaf
-hij zich naar het buiten. Daar vernam hij, dat mijnheer Bounderby
-op reis en mevrouw Bounderby naar de stad was. Zij was gisteravond
-onverwacht daarheen vertrokken. Men had dit niet eens geweten, voordat
-men eene boodschap had ontvangen, dat men haar vooreerst niet terug
-moest verwachten.
-
-Onder deze omstandigheden schoot hem niets anders over dan haar naar de
-stad te volgen. Hij ging naar het huis in de stad. Mevrouw Bounderby
-was er niet. Hij bezocht het kantoor. Mijnheer Bounderby was weg,
-en mevrouw Sparsit was weg. Mevrouw Sparsit weg? Hoe is het mogelijk,
-dat iemand plotseling het gezelschap van dat serpent noodig had!
-
-"Ja, dat weet ik niet," antwoordde Tom, die zijne eigene redenen had
-om zich in dit opzicht ongerust te maken. "Zij is van morgen eer de
-dag nog aankwam vertrokken; niemand weet waarheen. Zij is altijd zoo
-geheimzinnig. Ik heb een hekel aan haar, en ook aan dien vlasharigen
-kerel, die iemand met zijne knippende oogen overal nakijkt."
-
-"Waar zijt gij gisteravond geweest, Tom?"
-
-"Waar ik gisteravond geweest ben!" zeide Tom. "Wel, nu nog mooier! Ik
-heb naar u staan wachten, mijnheer Harthouse, tot het begon te
-stortregenen zooals ik het nog nooit in mijn leven had zien doen. Waar
-ik was! Gij zult meenen: waar gij gebleven zijt?"
-
-"Ik werd verhinderd, Tom--opgehouden."
-
-"Opgehouden!" mompelde Tom. "Dan werden wij allebei opgehouden. Ik
-werd opgehouden met naar u te wachten, tot alle treinen voorbij waren
-behalve de posttrein. Het zou een aardig karreweitje zijn geweest in
-zulk weer daarmede te rijden en dan door een vijver heen naar huis
-te moeten kuieren. Ik moest dus wel in de stad blijven slapen."
-
-"Waar?"
-
-"Waar? Wel in mijn eigen bed bij Bounderby."
-
-"Hebt gij uwe zuster gezien?"
-
-"Hoe drommel," antwoordde Tom, hem verwonderd aanstarende, "kon ik
-mijne zuster zien, die vijftien mijlen hier vandaan was?"
-
-Met een vloek over de bitse antwoorden van den jongenheer, van wien
-hij zulk een trouw vriend was, maakte mijnheer Harthouse met de minst
-mogelijke plichtplegingen een einde aan het gesprek, en overdacht voor
-de honderdste maal wat dit alles kon beteekenen. Slechts één ding werd
-hem duidelijk, dat hij namelijk, hetzij ze in de stad of uit de stad
-was, hetzij hij bij eene vrouw, die zoo moeielijk te begrijpen was,
-te voorbarig was geweest, of dat zij den moed had verloren, of dat men
-hen ontdekt had, of dat er eene voor het oogenblik onbegrijpelijke
-misvatting of vergissing had plaats gehad--dat hij evenwel zijn lot
-moest blijven afwachten, hoe dat dan ook wezen mocht. Het hotel,
-dat hij gewoonlijk betrok, wanneer hij tot dat gewest van kolenzwart
-was verwezen, was de martelpaal waaraan hij was vastgebonden. Voor
-het overige--wat gebeuren moest, moest gebeuren.
-
-"Of ik dus hier wacht naar eene gramstorige boodschap, of een
-rendez-vous, of een teerhartig berouw, of eene vechtpartij met mijn
-vriend Bounderby--hetgeen in den tegenwoordigen staat van zaken
-even waarschijnlijk is als iets anders--ik wil dineeren," zei James
-Harthouse. "Bounderby heeft het voordeel van zwaarder te zijn dan
-ik: en als er iets van echt Engelschen aard tusschen ons moet plaats
-hebben, zal het wel goed zijn mij een beetje te versterken."
-
-Hij trok dus aan de schel, en zich achteloos op een sofa werpende,
-bestelde hij een diner tegen zes uur, "onverschillig wat, maar een
-beefsteak er bij;" en daarna sleet hij den tusschentijd zoo goed
-hij kon. Dit gelukte hem niet bijzonder goed; want hij bleef nog
-in de grootste verbijstering, en terwijl de uren verliepen en hij
-geenerlei opheldering ontving, vergrootte zich die verbijstering als
-een kapitaal, dat interest op interest is uitgezet.
-
-Hij nam echter de zaak zoo koelbloedig op als het maar iemand mogelijk
-zou zijn geweest, en vermaakte zich met het koddige denkbeeld om zich
-op eene vechtpartij met Bounderby voor te bereiden. "Het zou niet kwaad
-zijn," dacht hij al geeuwende, "den knecht vijf schellingen te geven
-en mij te oefenen om hem op den grond te werken." En daarna viel het
-hem in: "of men zou ook een kerel van behoorlijke zwaarte bij het uur
-kunnen huren." Deze aardigheden droegen echter niet veel van aanbelang
-bij om den namiddag te verkorten of zijne onrust te verminderen,
-en om de waarheid te zeggen, beiden duurden hem schrikkelijk lang.
-
-Zelfs nog vóór den maaltijd kon hij onmogelijk nalaten dikwijls over
-de bloemen van het tapijt rond te stappen, uit het venster te kijken,
-bij de deur naar voetstappen te luisteren, en nu en dan eenigszins heet
-te worden als die voetstappen de kamer naderden. Maar na den maaltijd,
-toen de dag in schemering, en de schemering in duisternis overging, en
-hij nog niets nieuws vernam, begon het, gelijk hij zelf het uitdrukte,
-"naar de Inquisitie en een langzaam doodmartelen te gelijken." Evenwel
-nog getrouw aan zijne overtuiging, dat onverschilligheid het kenmerk
-van fijne beschaving was (de eenige overtuiging die hij had), nam hij
-deze crisis waar als eene gelegenheid om zich licht en eene courant
-te laten brengen.
-
-Hij had een half uur gesleten met vruchtelooze pogingen om deze
-courant te lezen, toen er een knecht van het hotel verscheen en op
-een tegelijk geheimzinnigen en bedremmelden toon zeide:
-
-"Neem mij niet kwalijk, mijnheer. Er wordt met uw welnemen naar
-u gevraagd."
-
-Eene flauwe herinnering, dat dit de uitdrukking was, die de politie
-tegen een gauwdief bezigde, deed mijnheer Harthouse den knecht met
-verontwaardiging toebijten, "wat duivel hij daarmede meende."
-
-"Ik verzoek wel verschooning, mijnheer. Eene jongejuffrouw daar buiten
-vraagt u te spreken."
-
-"Daar buiten? Waar?"
-
-"Hier buiten de deur, mijnheer."
-
-Den knecht als een domkop, die niet beter waardig was, naar den zoo
-pas genoemden persoon heenzendende, stond Harthouse haastig op en ging
-naar de gang. Daar stond een meisje, dat hij nog nooit had gezien,
-eenvoudig gekleed, zeer zedig van uitzicht en zeer bevallig. Toen
-hij haar in de kamer bracht en een stoel voor haar zette, zag hij
-bij het licht der kaarsen, dat zij nog bevalliger was dan hij in
-het eerst had gedacht. Haar gezichtje was onschuldig en jeugdig,
-en de uitdrukking daarvan buitengemeen innemend. Zij was niet bang
-voor hem en volstrekt niet verlegen; haar gemoed scheen geheel vol te
-zijn met het oogmerk van haar bezoek, zoodat daardoor alle gedachte
-aan zich zelve werd bedwongen.
-
-"Ik spreek immers met mijnheer Harthouse?" zeide zij toen zij alleen
-waren.
-
-"Ja," antwoordde hij, en voegde er in gedachten bij: "En gij spreekt
-tegen hem met de vertrouwelijkste oogen die ik ooit gezien heb, en
-de zachtste stem, al is de toon zoo zonderling ernstig, die ik ooit
-heb gehoord."
-
-"Hoewel ik niet weet of begrijp," zeide Sissy, "waartoe uwe eer als
-gentleman u in andere opzichten verbindt," en het bloed steeg haar
-naar de wangen toen zij met deze woorden begon, "zal ik er toch zeker
-op mogen vertrouwen, dat gij mijn bezoek geheim zult houden, en ook
-geheel verzwijgen wat ik u verder zeggen wilde. Als gij mij belooft,
-dat ik u zoover vertrouwen mag, zal ik er mij op verlaten."
-
-"Dat kunt gij, dit verzeker ik u."
-
-"Ik ben jong, gelijk gij ziet; en ik ben alléén, gelijk gij ziet. Om
-zoo bij u te komen, mijnheer, heeft niets mij geraden of aangemoedigd
-behalve eene stille hoop die ik voed."
-
-"Maar die moet zeer sterk zijn," dacht hij, toen hij haar voor
-een oogenblik hare oogen naar boven zag richten. "Dit is een
-allerwonderlijkst begin," dacht hij verder. "Ik begrijp niet waar
-dat heen moet."
-
-"Ik denk," zeide Sissy, "dat gij al raadt wie ik zoo even verlaten
-heb."
-
-"Ik ben vier en twintig uren lang--die mij zoo lang zijn gevallen
-alsof het jaren waren--zeer ongerust geweest ten opzichte van zekere
-dame," antwoordde hij. "De hoop, die ik meende te mogen opvatten,
-dat gij van die dame komt, heeft mij niet bedrogen, naar ik vertrouw."
-
-"Ik ben nog geen uur geleden van haar weggegaan!"
-
-"Waar?"
-
-"Bij haar vader in huis."
-
-In spijt van zijne koelbloedigheid werd het gezicht van mijnheer
-Harthouse veel langer en zijne verbijstering veel grooter. "Nu begrijp
-ik volstrekt niet waar het heen moet," dacht hij.
-
-"Zij is gisteravond in groote ontsteltenis daar gekomen en heeft den
-geheelen nacht in flauwte gelegen. Ik woon bij haar vader en ben bij
-haar gebleven. Gij kunt zeker zijn, mijnheer, dat gij haar nooit zult
-wederzien zoolang gij leeft."
-
-Harthouse haalde diep adem; en indien iemand zich ooit in de positie
-bevond van niet te weten wat hij zeggen moest, maakte hij buiten kijf
-thans de ontdekking, dat hij in zulke omstandigheden verkeerde. De
-kinderlijke openhartigheid, waarmede het meisje sprak, hare bescheidene
-onbeschroomdheid, hare oprechtheid, die alle omwegen vermeed, hare
-volkomene zelfvergetelheid, die haar met ernstige kalmte rechtstreeks
-deed afgaan op het doel waartoe zij gekomen was, dit alles met haar
-ernstig vertrouwen op zijne losweg gegevene belofte--waarmede zij
-hem alleen reeds beschaamde--was iets, waarvan hij nog in het geheel
-geene ondervinding had gehad, en waartegen hij begreep dat al zijne
-gewone wapenen zoo machteloos zouden zijn, dat hij geen woord kon
-bedenken om zich te helpen.
-
-Eindelijk zeide hij:
-
-"Zulk een onverwacht bericht, met zooveel zekerheid en door zulke
-lippen gegeven, is inderdaad zeer verrassend. Mag ik vragen of de
-dame, van wie wij spreken, u belast heeft om mij dat bericht in die
-hopelooze bewoordingen over te brengen?"
-
-"Zij heeft mij niets belast."
-
-De drenkeling grijpt zich aan een stroohalm.
-
-"Zonder uw oordeel te willen wantrouwen of uwe oprechtheid te
-verdenken, vertrouw ik te mogen zeggen, dat ik meen nog te mogen
-hopen, dat de bewuste dame mij niet voor altijd uit hare oogen zal
-willen verbannen."
-
-"Er is geene de minste hoop. Het eerste doel van mijne komst, mijnheer,
-is u te verzekeren dat gij gelooven moet, dat er even weinig hoop
-voor u bestaat om haar ooit weder te spreken, als er bestaan zou
-indien zij terstond gestorven was, toen zij gisteravond thuis kwam."
-
-"Gelooven moet? Maar als ik niet kan--of als ik ongelukkig wat
-stijfhoofdig van karakter ben en niet wil?"
-
-"Het is toch waar. Er is geene hoop."
-
-James Harthouse zag haar aan met een ongeloovigen glimlach op de
-lippen; maar de oogen van haar geest zagen verder en hooger, dan
-naar den man die voor haar stond, en die glimlach werd dus nutteloos
-verspild.
-
-Hij beet op zijne lippen en nam een poosje tijd om zich te bedenken.
-
-"Welnu," zeide hij, "als het ongelukkig mocht blijken, nadat ik alles
-heb gedaan wat van mij gevergd kan worden, dat ik zoo ongelukkig ben
-om aldus in ballingschap te worden gezonden, zal ik die dame niet
-verder lastig vallen. Maar gij zegt, dat gij geen bericht voor mij
-van haar hebt. Welk recht of volmacht hebt gij dan om in hare plaats
-te spreken?"
-
-"Ik heb geen ander recht dan dat van mijne liefde voor haar en
-hare liefde voor mij--geene andere volmacht, dan dat ik bij haar
-ben geweest sedert zij thuis is gekomen en zij haar hart voor mij
-heeft geopend--geene andere verantwoordelijkheid, dan dat ik met
-haar karakter en haar huwelijk vertrouwd ben. O, mijnheer Harthouse,
-ik geloof dat die verantwoordelijkheid ook op u rustte!"
-
-Dit verwijt trof hem in de ledige holte waar zijn hart had moeten zijn.
-
-"Ik ben geen moreel mensch," zeide hij, "en ik maak er nooit aanspraak
-op, om voor een moreel mensch gehouden te worden. Ik ben zoo immoreel
-als maar iemand behoeft te wezen. Maar toch moet ik zeggen, als ik de
-dame, die het onderwerp van ons gesprek is, eenig leed heb veroorzaakt,
-of haar ongelukkig op eenigerlei manier heb gecompromitteerd, of mij
-zelven bij haar heb gecompromitteerd door uitdrukkingen, die niet
-geheel en al met den eerbied voor--voor den huiselijken haard waren
-overeen te brengen; of als ik er eenigszins partij van heb getrokken,
-dat haar vader eene machine, haar broeder een hondsvot en haar
-man een beer is, dan verzoek ik u te mogen verzekeren, dat ik geene
-bepaalde booze oogmerken had, maar van den eenen stap tot den anderen
-ben gekomen, zoo zacht en geleidelijk, dat ik mij volstrekt niet
-verbeeldde, dat de roman al zoo lang was, eer ik ze eens begon over te
-lezen--en nu vind ik waarlijk, dat zij al verscheidene deelen beslaat."
-
-Hoewel hij dit alles op zijn luchtigsten toon zeide, scheen hij voor
-deze enkele maal wel bewust te zijn, dat die toon slechts dienen moest
-om iets te verbloemen dat een zeer leelijk aanzien had. Hij zweeg
-een oogenblik en vervolgde toen met meer schijn van zelfvertrouwen,
-hoewel nog met sporen van verdrietelijkheid en teleurstelling, die
-hij niet kon uitwisschen:
-
-"Na hetgeen mij zoo even is voorgehouden, op eene manier, die mij het
-twijfelen onmogelijk maakt--ik weet waarlijk haast niet, uit welke
-andere bron ik het zoo gereedelijk had kunnen aannemen--gevoel ik
-mij verplicht u te zeggen, dat ik niet weigeren kan ernstig aan de
-mogelijkheid te denken--hoe onverwacht mij dit ook wezen mag--dat
-ik die dame niet meer zien zal. Ik alleen ben er voor te laken, dat
-de zaak zoover gekomen is--en--en ik kan niet zeggen," vervolgde
-hij, zeer verlegen om een passend slot voor zijne rede te vinden,
-"dat ik veel hoop heb om ooit een moreel mensch te worden, of dat ik
-eenigszins aan moreele menschen geloof."
-
-Sissy's gezichtje duidde genoegzaam aan, dat zij hem nog meer te
-zeggen had.
-
-"Gij hebt," hervatte hij, toen zij hare oogen naar hem opsloeg,
-"van een eerste doel uwer komst gesproken. Ik mag dus aannemen dat
-gij nog een tweede hebt."
-
-"Ja."
-
-"Wilt gij dan zoo vriendelijk zijn van mij dat te zeggen?"
-
-"Mijnheer Harthouse," antwoordde Sissy, met eene mengeling van
-zachtheid en stroefheid, die hem geheel uit het veld sloeg, en met
-een zoo naïef vertrouwen, dat hij verplicht was om te doen wat zij
-eischte, dat het weigeren hem daardoor uiterst moeielijk werd, "de
-eenige herstelling, die er voor u overschiet, is, dat gij terstond en
-voorgoed van hier vertrekt. Ik ben volkomen zeker, dat gij op geene
-andere wijs het kwaad en het leed, hetwelk gij veroorzaakt hebt,
-kunt verzachten. Ik ben volkomen zeker, dat dit de eenige vergoeding
-is, die gij in uw vermogen hebt. Ik zeg niet dat het veel is, of dat
-het genoeg is; maar het is toch iets en het is noodzakelijk. En dus,
-zonder andere volmacht te hebben dan die ik u genoemd heb, en zelfs
-buiten weten van iemand behalve u en mij, verzoek ik, dat gij dezen
-avond nog van hier vertrekt en u verbindt om nooit terug te komen."
-
-Indien zij eenigen invloed op hem had willen doen gelden behalve
-haar eenvoudig geloof aan de waarheid van hetgeen zij zeide en de
-rechtmatigheid van haar eisch; indien zij heimelijk den minsten
-twijfel had gekoesterd, of zelfs met het beste doel iets had willen
-achterhouden of veinzen; indien zij den minsten zweem van vrees had
-getoond voor zijne bespotting, zijne verbazing of eenige tegenspraak,
-die hij mocht beproeven, dan zou hij nu zeker de overhand op haar
-hebben gewonnen. Maar het zou hem even mogelijk zijn geweest eene
-heldere lucht te doen betrekken door verwonderd daarnaar op te zien,
-als eenigen indruk op dit meisje te maken.
-
-"Maar weet gij wel," zeide hij, geheel verlegen, "wat het is dat
-gij vraagt? Het is u zeker niet bekend, dat ik om zoo te zeggen om
-staatszaken hier ben, die op zichzelf wel dwaas genoeg zijn, maar
-waaraan ik mij toch verbonden heb, waarvoor ik eeden heb gedaan,
-en waaraan men denkt dat ik wanhopig verkleefd ben? Gij weet dat
-waarschijnlijk niet, maar ik verzeker u, het is een feit."
-
-Het maakte geen indruk op Sissy, het mocht een feit wezen of niet.
-
-"Bovendien," hervatte Harthouse, nadat hij een paar malen, altijd nog
-twijfelende, de kamer op en neer had gestapt, "het is zoo geweldig
-absurd. Het zou iemand zoo belachelijk maken, als hij zich eerst met
-die kerels verbond en zich dan op zulk eene onbegrijpelijke manier
-terugtrok."
-
-"Ik weet zeker," herhaalde Sissy, "dat dit de eenige herstelling is,
-die gij in uwe macht hebt, mijnheer. Ik ben daarvan volkomen verzekerd,
-of ik zou niet hier zijn gekomen."
-
-Hij zag haar aan, stapte nog wat op en neer en zeide: "Bij mijne ziel,
-gij weet niet wat gij vraagt. Zoo schrikkelijk absurd!"
-
-Het was nu zijne beurt om geheimhouding te bedingen.
-
-"Als ik iets zoo belachelijks deed," zeide hij, weder stilstaande en
-tegen den schoorsteenmantel leunende, "zou het alleen kunnen zijn in
-het onschendbaarste vertrouwen..."
-
-"Ik zal u vertrouwen, mijnheer," antwoordde Sissy, "en gij zult
-mij vertrouwen."
-
-Terwijl hij zoo tegen den schoorsteenmantel leunde, herinnerde hij
-zich den avond met den hondsvot. Het was dezelfde schoorsteenmantel,
-en hoe het kwam wist hij niet, het was hem eenigszins alsof hij nu
-de hondsvot was. Hij wist zich volstrekt niet te helpen.
-
-"Ik geloof haast, dat nog nooit iemand zich in zulk eene gekke positie
-heeft bevonden," zeide hij, nadat hij naar omhoog en naar omlaag had
-gekeken, had gelachen en zuur gezien, naar het andere eind der kamer
-was gestapt en weer was teruggekomen; "maar ik weet er toch niet
-uit te komen. Wat gebeuren moet, moet gebeuren; en dit moet dan maar
-gebeuren, zou ik haast denken. Ik zal mij dan maar moeten wegmaken,
-verbeeld ik mij--kortom, ik beloof het."
-
-Sissy stond op. Zij was niet verwonderd over den afloop, maar zij
-was verblijd en haar gezichtje blonk van genoegen.
-
-"Gij zult mij veroorloven te zeggen," hervatte James Harthouse,
-"dat ik twijfel, of een ander ambassadeur of ambassadrice wel zoo
-goed geslaagd zou zijn. Ik moet mij niet alleen in eene belachelijke
-positie schikken, maar ook bekennen, dat ik van alle kanten uit het
-veld geslagen ben. Wilt ge mij het voorrecht vergunnen van den naam
-mijner vijandin te mogen onthouden?"
-
-"Mijn naam?" vroeg de ambassadrice.
-
-"De eenige naam, die mij van avond ten minste kan schelen."
-
-"Sissy Jupe."
-
-"Verschoon mijne nieuwsgierigheid bij het afscheid. Zijt gij van
-de familie?"
-
-"Ik ben maar een arm meisje," antwoordde Sissy. "Ik werd van mijn
-vader gescheiden--hij was maar een kunstrijder--en toen had mijnheer
-Gradgrind medelijden met mij. Sedert ben ik bij hem in huis gebleven."
-
-Zij was verdwenen.
-
-"Dit alleen ontbrak er nog aan om mijne nederlaag te voltooien,"
-zeide James Harthouse, en liet zich met een gezicht vol neerslachtige
-berusting op de sofa zinken, nadat hij eene poos als versteend was
-blijven staan. "Ik ben nu zoo goed als vernietigd. Maar een arm
-meisje--maar een kunstrijder--James Harthouse maar tot niemendal
-gemaakt--James Harthouse maar eene Groote Piramide van mislukking."
-
-De Groote Piramide bracht hem in het hoofd om naar den Nijl te
-gaan. Hij nam dadelijk eene pen op en schreef het volgende briefje
-(in voegzame hieroglyphische teekenen) aan zijn broeder:
-
-
- "Waarde Jack. Alles afgedaan in Coketown. Door verveling
- weggejaagd. Ik ga naar de kameelen. Uw liefhebbende
-
- Jem."
-
-
-Hij schelde.
-
-"Laat mijn knecht hier komen."
-
-"Hij is naar bed, mijnheer."
-
-"Zeg hem dan, dat hij moet opstaan en mijn goed pakken."
-
-Hij schreef nog twee briefjes, een aan mijnheer Bounderby, om dezen
-te berichten dat hij vertrok en op te geven waar hij de eerstvolgende
-veertien dagen zou te vinden zijn, en een ander, van dergelijken
-inhoud, aan mijnheer Gradgrind. Bijna zoodra de inkt der adressen
-droog was, had hij de hooge schoorsteenen van Coketown reeds achter
-zich en zat hij in een der rijtuigen van een spoortrein, die hem met
-vliegende vaart door de duisternis heenvoerde.
-
-Moreele menschen zullen misschien denken, dat deze snelle aftocht
-van James Harthouse hem naderhand stof gaf tot eenige troostrijke
-gedachten, als een zijner weinige bedrijven, waardoor hij ooit
-iets kwaads had vergoed, en als een blijk, dat-hij eens aan het
-allerergste van eene zeer slechte zaak was ontsnapt. Maar dit was
-volstrekt het geval niet. Een geheim gevoel, dat hij zich door eene
-mislukte onderneming belachelijk had gemaakt, en de vrees, wat andere
-heeren van zijn stempel wel van hem zouden zeggen als zij het wisten,
-waren hem zoo onaangenaam, dat de beste daad van geheel zijn leven
-juist diegene was, welke hij voor geene schatten had willen bekennen,
-en de eenige, waarover hij zich voor zich zelven schaamde.
-
-
-
-
-
-
-
-XXXI.
-
-ZEER BESLISSEND.
-
-
-De onvermoeibare mevrouw Sparsit, die nu eene geweldige verkoudheid
-in het hoofd had, zoodat zij niet harder dan fluisterend kon spreken,
-en haar onophoudelijk niezen hare deftige gestalte in gevaar scheen te
-brengen van in stukken uiteen te vallen, joeg haar patroon zoolang na,
-tot zij hem in de hoofdstad gevonden had; en daar trad zij hem toen
-in zijn logement in St. James' Street met dreigende statigheid onder
-de oogen, legde de lont aan de brandstof, waarmede zij geladen was,
-en liet hare mijn springen. Aldus hare taak met onbeschrijfelijke
-zelfvoldoening volbracht hebbende, liet de edelaardige vrouw haar
-hoofd op mijnheer Bounderby's schouder zinken en viel in zwijm.
-
-Het eerste wat mijnheer Bounderby deed, was mevrouw Sparsit van zich
-af te schudden, en haar op den grond, zoo goed zij dit alleen kon, de
-verschillende trappen van een zenuwtoeval te laten doorgaan. Vervolgens
-begon hij eenige krachtige opwekkende middelen aan te wenden, wrong
-de lijderes de duimen open, sloeg haar in de handen, goot haar een
-overvloed van water in het gezicht en stak haar zout in den mond. Toen
-deze hulpmiddelen haar hadden doen bekomen (hetgeen zij trouwens
-spoedig deden), pakte hij haar, zonder haar eenige andere verkwikking
-aan te bieden, in eene koets en bracht haar met den eersten spoortrein,
-meer dood dan levend, naar Coketown terug.
-
-Op het eind harer reis bood mevrouw Sparsit, als eene klassieke
-ruïne beschouwd, een belangwekkend schouwspel aan; maar uit elk ander
-oogpunt bezien, was zij sterk beschadigd geworden en hare aanspraak
-op bewondering zeer verminderd. Zonder zich om de slijtage harer
-kleederen en van haar gestel te bekommeren, en zoo gevoelloos als een
-keisteen voor haar zielroerend niezen, pakte Bounderby haar terstond
-weder in eene koets en voerde haar verder naar Stone Lodge.
-
-"Tom Gradgrind," zeide Bounderby, laat in den avond de kamer van zijn
-schoonvader binnenstuivende, "hier is eene dame--mevrouw Sparsit--gij
-kent mevrouw Sparsit wel--die u iets te zeggen heeft, dat zal u doen
-verstomd staan."
-
-"Gij hebt dan mijn brief niet ontvangen!" riep mijnheer Gradgrind uit,
-verrast door deze verschijning.
-
-"Een brief van u ontvangen!" grauwde Bounderby hem toe. "Het is nu
-geen tijd van brieven. Als Josiah Bounderby van Coketown in zulk een
-humeur is als nu, moet niemand hem van brieven spreken."
-
-"Bounderby," zeide mijnheer Gradgrind op een misnoegden maar gematigden
-toon, "ik spreek over een zeer gewichtigen brief, dien ik u geschreven
-heb en die Louisa betrof."
-
-"Tom Gradgrind," antwoordde Bounderby, verscheidene malen met de
-vlakke hand op de tafel slaande, "ik spreek van eene zeer gewichtige
-boodschap, die mij iemand van Louisa is komen brengen. Mevrouw Sparsit,
-spreek op, juffrouw!"
-
-De ongelukkige dame poogde nu hare getuigenis af te leggen, maar daar
-het haar geheel aan stem ontbrak, en hare keel van binnen rauw scheen
-te zijn, kon zij weinig anders doen dan pijnlijke gebaren maken en
-leelijke gezichten trekken, waarover Bounderby zoo driftig werd,
-dat hij niet kon nalaten haar bij den arm te vatten en te schudden.
-
-"Als gij het niet kunt uitbrengen, juffrouw," zeide hij, "laat mij
-het dan uitbrengen. Het is nu geen tijd voor eene dame, al is zij
-van nog zoo voorname afkomst, om onverstaanbaar te fluisteren en te
-doen alsof zij knikkers slikte. Tom Gradgrind, mevrouw Sparsit heeft
-toevallig gelegenheid gehad om een gesprek in de opene lucht tusschen
-uwe dochter en uw kostbaren voornamen vriend, mijnheer James Harthouse,
-te beluisteren."
-
-"Inderdaad!" zeide mijnheer Gradgrind.
-
-"Ja inderdaad," beet Bounderby hem toe. "En in dat gesprek..."
-
-"Het is niet noodig mij den inhoud er van te zeggen, Bounderby. Ik
-weet wat er is voorgevallen."
-
-"Doet ge?" zeide Bounderby, zijn zoo bijzonder stillen en zoetsappigen
-schoonvader met groote oogen aanstarende. "Misschien weet gij dan
-ook waar uwe dochter tegenwoordig is?"
-
-"Zonder twijfel. Zij is hier."
-
-"Hier?"
-
-"Mijn beste Bounderby, laat ik u toch mogen bidden om die luidruchtige
-uitbarstingen te bedwingen. Louisa is hier. Zoodra zij zich van dat
-gesprek met den persoon, van wien gij spreekt, en wien het mij zeer
-spijt dat ik bij u geïntroduceerd heb, kon afmaken, is Louisa met
-allen spoed hierheen gekomen om bescherming te zoeken. Ik was zelf nog
-maar weinige uren thuis geweest, toen ik haar hier zag komen--hier in
-deze kamer. Zij was met den spoortrein naar de stad gekomen, door den
-woedenden storm van de stad hier naar huis geloopen, en toen zij hier
-kwam, was zij buiten zich zelve van ontsteltenis en angst. Natuurlijk
-is zij sedert hier gebleven. Laat ik u, om uw eigen en om harentwil,
-mogen bidden meer bedaard te zijn."
-
-Mijnheer Bounderby zag eene poos naar alle kanten om zich heen, behalve
-naar den kant van mevrouw Sparsit, en zich toen eensklaps naar de
-nicht van Lady Scadgers keerende, zeide hij tot die rampzalige vrouw:
-
-"Nu, juffrouw, zullen wij gaarne hooren wat gij tot uwe verschooning
-moogt goedvinden te zeggen, dat gij zoo met de vaart van een koerier
-door het land vliegt, zonder andere bagage dan een zot vertelseltje."
-
-"Mijnheer," fluisterde mevrouw Sparsit, "mijne zenuwen zijn op het
-oogenblik al te zeer geschokt en mijne gezondheid heeft in uw dienst
-al te veel geleden, om mij toe te laten iets anders te doen dan mijne
-toevlucht tot tranen te nemen."
-
-En dit deed zij ook.
-
-"Wel, juffrouw," zeide Bounderby, "zonder u iets te zeggen wat men niet
-met voegzaamheid tegen eene vrouw van goede afkomst zou mogen zeggen,
-wil ik er alleen maar bijvoegen, dat er, naar het mij voorkomt, nog
-iets anders is, waarin gij toevlucht kunt nemen, namelijk in eene
-koets. En daar de koets, waarin gij gekomen zijt, nog voor de deur
-staat, zult gij mij wel vergunnen om u daarin te zetten en naar het
-kantoor te laten brengen; en daar gekomen, zult ge niet beter kunnen
-doen, dan uwe voeten in het heetste water te steken dat ge verdragen
-kunt, en als ge in het bed zijt een glas kokend heete rum met eene
-kluit boter er in te drinken."
-
-Met deze woorden reikte Bounderby de schreiende dame zijne rechterhand
-toe, en bracht haar, onder een jammerlijk niezen, naar het bedoelde
-rijtuig. Spoedig kwam hij alleen terug.
-
-"Daar ik aan uw gezicht kan zien, Tom Gradgrind," hervatte hij, "dat
-ge mij woudt spreken, ben ik hier teruggekomen. Maar ik ben in geen
-pleizierig humeur, dat zeg ik ronduit; want de zaak, zooals ze nu is,
-bevalt mij nog maar volstrekt niet, en ik vind niet, dat ik ooit door
-uwe dochter met zooveel gehoorzaamheid en onderdanigheid behandeld ben,
-als Josiah Bounderby van Coketown door zijne vrouw behandeld moest
-worden. Gij hebt uwe eigene meeningen, kan ik wel denken; ik heb de
-mijne, dat weet ik. Als gij mij van avond iets zoudt willen zeggen,
-dat met deze oprechte verklaring in strijd is, zoudt ge beter doen
-het maar te zwijgen."
-
-Daar Gradgrind, gelijk men zal hebben opgemerkt, veel zachter was
-dan gewoonlijk, gaf Bounderby zich bijzondere moeite om zich zooveel
-mogelijk te verharden. Dat lag zoo in zijn beminnelijk karakter.
-
-"Mijn lieve Bounderby," begon mijnheer Gradgrind tot antwoord.
-
-"Neem mij niet kwalijk," zeide Bounderby, "maar ik wil niet al te
-lief zijn. Dat om te beginnen. Als ik voor iemand lief begin te
-worden, vind ik doorgaans dat hij voornemens is mij te bedotten. Ik
-spreek niet beleefd tegen u; maar, gelijk ge wel weet, ik ben ook
-niet beleefd. Als ge veel van beleefdheid houdt, weet ge waar gij
-ze krijgen kunt. Gij hebt fatsoenlijke en voorname vrienden genoeg,
-en zij zullen u van dat artikel zooveel leveren als ge maar hebben
-wilt. Ik houd het er niet op na."
-
-"Bounderby," hervatte mijnheer Gradgrind dringend; "alle menschen
-kunnen dwalen."
-
-"Ik dacht, dat gij het niet kondt," viel Bounderby hem in de rede.
-
-"Misschien dacht ik ook zoo. Maar ik zeg nu, alle menschen kunnen
-dwalen; en ik zou gevoelig en dankbaar voor uwe kieschheid zijn, als
-gij mij die toespelingen op Harthouse woudt besparen. Ik zal in ons
-gesprek geene melding van hem maken, alsof ik hem voor uw vriend en
-vertrouwde hield, en ik verzoek u niet voort te gaan met te spreken
-alsof hij de mijne was."
-
-"Ik heb zijn naam niet eens genoemd," zeide Bounderby.
-
-"Goed, goed!" antwoordde mijnheer Gradgrind op een toon van
-geduld, zelfs van onderwerping, en bleef toen eene korte poos
-peinzen. "Bounderby, ik heb reden om er aan te twijfelen of wij Louisa
-wel ooit recht begrepen hebben."
-
-"Wie meent ge met dat wij?"
-
-"Laat mij dan ik zeggen," antwoordde hij op die smalend uitgestootene
-vraag. "Ik twijfel er aan, of ik Louisa wel ooit begrepen heb. Ik
-twijfel er aan, of ik de rechte manier van opvoeding wel voor haar
-heb gekozen."
-
-"Daar hebt gij het aan 't rechte eind," antwoordde Bounderby. "Dat geef
-ik u toe. Dat hebt gij nu eindelijk ontdekt, niet waar? Opvoeding!--Ik
-zal u eens zeggen wat opvoeding is--dat is, hals over kop de deur te
-worden uitgesmeten, en op kort rantsoen te worden gesteld van alles
-behalve klappen. Dat noem ik opvoeding."
-
-"Ik geloof, dat uw gezond verstand wel zal zien," bracht mijnheer
-Gradgrind met alle nederigheid hiertegen in, "dat, welke verdiensten
-zulk een stelsel ook hebben mag, het bij meisjes bezwaarlijk van
-algemeene toepassing zou kunnen zijn."
-
-"Dat zie ik geheel niet in," antwoordde de stijfkoppige Bounderby.
-
-"Wel," hervatte mijnheer Gradgrind met een zucht, "wij zullen die
-vraag maar niet onderzoeken. Ik verzeker u, dat ik niet naar een
-woordenstrijd verlang. Ik zoek alleen maar te herstellen wat er
-bedorven is, als ik dat met mogelijkheid kan doen; en ik hoop, dat
-ge mij in dat goede voornemen zult bijstaan, Bounderby, want ik heb
-groote droefheid gehad."
-
-"Ik versta u nog niet," antwoordde Bounderby, met onverzettelijke
-koppigheid, "en daarom wil ik niets beloven."
-
-"In weinige uren tijds, mijn beste Bounderby," vervolgde mijnheer
-Gradgrind, op denzelfden treurigen en verzoenenden toon, "schijn
-ik beter met Louisa's karakter bekend te zijn geworden dan in al
-de vorige jaren. Die inlichting is mij smartelijk opgedwongen, en
-de ontdekking is mijn bedrijf niet. Ik geloof, dat er--Bounderby,
-ge zult wel verwonderd zijn mij dit te hooren zeggen--ik geloof, dat
-er eigenschappen in Louisa schuilen, die--die op eene harde manier
-verwaarloosd zijn en--zóó eenigszins eene verkeerde richting hebben
-genomen. En--en ik wilde u doen opmerken, dat het--dat het, als gij mij
-vriendelijk helpen woudt in de nu nog tijdige proefneming om haar een
-tijdlang aan haar beteren geest over te laten--en dien door zachtheid
-en inschikkelijkheid aan te moedigen en te ontwikkelen--het--het voor
-ons aller geluk beter zou zijn. Louisa," vervolgde hij, zijne hand
-voor zijn gezicht houdende, "is altijd mijn geliefkoosd kind geweest."
-
-Bij het hooren dezer woorden werd de driftige Bounderby zoo rood en
-zwol zoo geweldig op, dat hij op het punt scheen, en waarschijnlijk ook
-was, om eene beroerte te krijgen. Maar hoewel zelfs zijne ooren eene
-donkere purperkleur aannamen, bedwong hij toch zijne verontwaardiging
-en zeide slechts:
-
-"Gij zoudt haar dan wel een tijdlang hier willen houden?"
-
-"Ik--ik had u willen aanraden, mijn beste Bounderby, dat ge Louisa
-zoudt vergunnen om hier wat te blijven logeeren en zich door Sissy te
-laten oppassen (ik meen natuurlijk Cecilia Jupe), die haar begrijpt
-en in wie zij vertrouwen stelt."
-
-"Tom Gradgrind," antwoordde Bounderby, met het hoofd in den nek en de
-handen in de zakken, "ik maak uit dit alles op, dat gij van meening
-zijt, dat er zoo iets is wat de menschen incompatibiliteit noemen
-tusschen Louisa Bounderby en mij."
-
-"Ik vrees, dat er vooralsnog eene algemeene incompatibiliteit bestaat
-tusschen Louisa en--en bijna alle omstandigheden waarin ik haar
-geplaatst heb," gaf de vader treurig ten antwoord.
-
-"Luister nu eens, Tom Gradgrind," zeide de bloedroode Bounderby,
-zich vlak tegenover hem plaatsende, met de beenen wijd van elkander,
-de handen nog dieper in de zakken en een hoofd met haar, dat naar
-een hooiveld in een onstuimigen wind geleek. "Gij hebt uitgesproken,
-en nu zal ik spreken. Ik ben een Coketowner. Ik ben Josiah Bounderby
-van Coketown. Ik ken de steenen van de stad, ik ken de machines van
-de stad, ik ken de schoorsteenen van de stad, ik ken den rook van de
-stad, en ik ken de werklieden van de stad. Ik ken ze allen tamelijk
-wel. Zij zijn geene ingebeelde dingen, en als iemand mij van ingebeelde
-hoedanigheden vertelt, zeg ik dien man altijd, wie hij ook wezen mag,
-dat ik wel weet wat hij meent. Hij meent schildpadsoep en wildbraad,
-met een gouden lepel, en dat hij eene koets met zes paarden wil
-houden. Dat is het wat uwe dochter zou willen; en daar gij van meening
-zijt, dat zij zou moeten hebben wat zij wil, raad ik u het haar te
-bezorgen, want van mij zal zij het nooit krijgen, Tom Gradgrind."
-
-"Bounderby," antwoordde mijnheer Gradgrind, "ik had na mijn dringend
-verzoek gehoopt, dat gij een anderen toon zoudt hebben aangeslagen."
-
-"Wacht nog eens even," hervatte Bounderby; "ik heb u laten uitspreken,
-geloof ik. Hoor mij nu ook ten einde, als het u belieft. Maak
-u zelven niet tot een voorbeeld van onbillijkheid, zoowel als
-van inconsequentie, want hoewel het mij spijt, Tom Gradgrind zoo
-laag gezonken te zien als hij nu al is, zou het mij dubbel spijten
-hem zóó laag te zien dalen. Er is, geeft ge mij te verstaan, eene
-incompatibiliteit van eene of andere soort tusschen uwe dochter
-en mij. Ik zal u tot antwoord daarop te verstaan geven, dat er
-ontwijfelbaar eene incompatibiliteit van de eerste grootte bestaat,
-die met deze enkele woorden kan worden verklaard: dat uwe dochter de
-verdiensten van haar man niet behoorlijk kent, en niet zooveel gevoel
-heeft als wel passen zou, waarachtig, voor de eer der verbintenis
-met hem. Dat is rond en duidelijk gesproken, zou ik hopen."
-
-"Bounderby," zeide mijnheer Gradgrind dringend; "dat is onredelijk."
-
-"Is het?" zeide Bounderby. "Ik ben blij u dat te hooren zeggen;
-want als Tom Gradgrind met zijn nieuw licht mij zegt, dat, wat ik
-zeg onredelijk is, ben ik terstond overtuigd, dat het duivelsch
-verstandig moet wezen. Met uw verlof zal ik nu voortgaan. Gij kent
-mijne afkomst; en gij weet, dat ik een goed getal jaren van mijn
-leven geene laarzentrekkers noodig had, omdat ik geene laarzen had
-en schoenen evenmin. En toch moogt gij het gelooven of niet, zooals
-het u goeddunkt, dat er dames zijn--geborene dames--die tot familiën
-behooren--familiën!--die den grond haast aanbidden, waarover ik ga."
-
-Hij wierp dit gezegde als een vuurpijl zijn schoonvader naar het hoofd.
-
-"Terwijl uwe dochter," vervolgde Bounderby, "lang geene geborene dame
-is--dat weet gij zelf wel. Niet dat ik het minste om zulke dingen
-geef, dat weet gij heel goed; maar het is zoo, en gij, Tom Gradgrind,
-kunt dat niet veranderen. Waarom zeg ik dit nu?"
-
-"Niet om mij te sparen, vrees ik," merkte mijnheer Gradgrind zachtjes
-aan.
-
-"Hoor mij ten einde," zeide Bounderby, "en neem mij het woord niet
-uit den mond eer gij weer aan de beurt komt. Ik zeg dit omdat vrouwen
-van voorname familie zich verbaasd hebben over de manier, waarop
-uwe dochter zich gedragen heeft, en verstomd hebben gestaan over
-hare gevoelloosheid. Zij hebben zich verwonderd hoe ik dat verdroeg;
-en ik zelf verwonder er mij nu over en wil het niet langer verdragen."
-
-"Bounderby," zeide mijnheer Gradgrind, nu opstaande, "hoe minder wij
-van avond zeggen, des te beter, geloof ik."
-
-"Integendeel, Tom Gradgrind, hoe meer wij van avond zeggen, des te
-beter, geloof ik. Dat is"--deze bedenking stuitte hem--"totdat ik alles
-gezegd heb wat ik op mijn hart heb, en dan kan het mij niet schelen hoe
-gauw wij ophouden. Ik kom tot eene vraag, die de zaak zal bekorten. Wat
-meent gij met het voorstel, dat gij zoo even gedaan hebt?"
-
-"Wat ik meen, Bounderby?"
-
-"Met dat logeer-voorstel," zeide Bounderby, het hoofd in den nek
-werpende.
-
-"Ik voedde de hoop, dat gij u op eene vriendelijke manier zoudt laten
-bewegen om Louisa hier een tijd van rust en nadenken te vergunnen,
-die in vele opzichten tot eene trapsgewijze verandering en verbetering
-der omstandigheden zal kunnen strekken."
-
-"Die de incompatibiliteit, zooals gij ze opvat, wat zal moeten
-verhelpen?" zeide Bounderby.
-
-"Als gij het zoo wilt uitdrukken."
-
-"Wat heeft u daaraan doen denken?" zeide Bounderby.
-
-"Ik heb reeds gezegd, ik vrees dat Louisa niet begrepen is geworden. Is
-het te veel gevergd, Bounderby, dat gij, die zooveel ouder zijt,
-behulpzaam zoudt wezen tot eene poging om haar terecht te brengen. Gij
-hebt met haar eene groote verantwoordelijkheid op u genomen. Gij hebt
-haar genomen of zij mee- of tegenviel..."
-
-Misschien klonk deze herhaling der woorden, die hij Stephen Blackpool
-had toegevoegd, Bounderby onaangenaam in de ooren; hij viel er ten
-minste met eene beweging van schrik en gramschap op in:
-
-"Daarover behoeft mij niets gezegd te worden. Ik weet waarvoor ik
-haar genomen heb, evengoed als gij. Waarvoor ik haar genomen heb,
-gaat u niet aan, dat is mijne zaak."
-
-"Ik wilde alleen maar aanmerken, Bounderby, dat wij mogelijk allen
-meer of minder verkeerd gedaan hebben, gij niet uitgezonderd; en
-dat eenige inschikkelijkheid van uw kant, als gij bedenkt welk eene
-verantwoordelijkheid gij aanvaard hebt, misschien niet alleen een
-bewijs van ware genegenheid zou zijn, maar mogelijk ook een plicht,
-dien gij Louisa verschuldigd zijt."
-
-"Ik denk er anders over," zeide Bounderby, op zijne winderigste manier;
-"en ik zal de zaak afdoen zooals ik ze begrijp. Ik wil er geene
-ruzie met u over maken, Tom Gradgrind. Om u de waarheid te zeggen,
-ik geloof niet dat het bij mijne reputatie zou passen, over zulk een
-geval ruzie te maken. Wat uw fatsoenlijken en voornamen vriend betreft,
-hij mag heenloopen waar hij maar wil. Als hij mij in den weg komt,
-zal ik hem zeggen hoe ik over hem denk; als hij mij niet in den weg
-komt, zal ik het niet doen, want dan zou het niet de moeite waard
-zijn. Wat uwe dochter aangaat, die ik tot Louisa Bounderby gemaakt
-heb, en misschien liever maar Louisa Gradgrind had moeten laten
-blijven, als zij morgenmiddag om twaalf uur niet thuis is, zal ik
-het er voor houden, dat zij liever wegblijft, en zal ik hare kleeren
-en andere dingen hier aan huis zenden, en dan kunt gij voortaan op
-haar passen. Wat ik de menschen over het algemeen zal zeggen over de
-incompatibiliteit, die mij haar zoo de wet heeft doen stellen, zal dit
-wezen: Ik ben Josiah Bounderby, en ik heb mijne opvoeding gehad; zij
-is de dochter van Tom Gradgrind, en zij heeft hare opvoeding gehad;
-en die twee paarden willen niet samen trekken. Ik ben hier tamelijk
-wel bekend als een man, die buitengemeen is, geloof ik; en de meeste
-menschen zullen gauw genoeg begrijpen, dat eene vrouw ook eenigszins
-van eene buitengemeene soort moet wezen, om het mij op den duur naar
-mijn zin te maken."
-
-"Laat ik u ernstig mogen verzoeken, Bounderby, om dit nog eens
-te overwegen," zeide mijnheer Gradgrind, "eer gij tot zulk eene
-beslissing overgaat."
-
-"Ik beslis altijd dadelijk," antwoordde Bounderby, zijn hoed op
-het hoofd smijtende, "en wat ik doe, doe ik terstond. Het zou mij
-verwonderen, Tom Gradgrind zoo iets tegen Josiah Bounderby van Coketown
-te hooren zeggen, daar ik toch weet, dat hij hem wel kent, als ik mij
-nog kon verwonderen over iets, dat Tom Gradgrind doet, nadat hij zich
-met sentimenteele lorrendraaierij begint op te houden. Ik heb u mijn
-besluit gemeld en heb niets meer te zeggen. Goedenavond!"
-
-Aldus ging Bounderby naar zijn huis in de stad en naar bed. Des anderen
-daags vijf minuten over twaalven gaf hij last om het goed van mevrouw
-Bounderby zorgvuldig op te pakken en naar Tom Gradgrind te zenden,
-adverteerde in de couranten dat zijn buitengoed uit de hand te koop
-was, en hervatte zijne levenswijs als vrijgezel.
-
-
-
-
-
-
-
-XXXII.
-
-VERLOREN.
-
-
-De zaak van den diefstal in het kantoor was intusschen niet uit het oog
-verloren en hield ook nu niet op eene eerste plaats in de aandacht van
-den voornaamsten deelhebber aan dat etablissement te beslaan. Om als
-een uitstekend man, die zich zelven tot een man gemaakt had, als een
-commercieel wonder, meer bewonderenswaardig dan Venus, daar hij uit
-het slijk in plaats van uit de zee was opgerezen, een brallend bewijs
-van zijne voortvarendheid en werkzaamheid te geven, wilde hij toonen
-hoe weinig zijne huiselijke aangelegenheden zijn ijver voor zijne
-beroepszaken konden verzwakken. In de eerste weken na de scheiding van
-zijne vrouw was hij dus nog woeliger, luidruchtiger en ongeduldiger dan
-gewoonlijk, en dagelijks maakte hij zooveel beweging over het onderzoek
-naar den diefstal, dat de politiebeambten, wien hij de zaak in handen
-had gegeven, bijna wenschten, dat zij maar nooit gepleegd was.
-
-Bovendien waren zij geheel van het spoor en wisten niet wat te
-doen. Hoewel zij zich sedert lang zoo stil hadden gehouden, dat de
-meeste menschen dachten dat zij de zaak als hopeloos hadden laten
-varen, was er niets nieuws voorgevallen. Niemand, die in het geval
-betrokken was, vatte ontijdig moed tot een stap, waardoor hij zich
-zelven verried, en wat nog opmerkelijker was, men kon niets van Stephen
-Blackpool vernemen, en de geheimzinnige oude vrouw bleef een raadsel.
-
-Nu de zaken zoover waren gekomen en het scheen, dat men op deze
-manier niet verder zou vorderen, kwam Bounderby tot het besluit om
-een stouten maatregel te wagen. Hij liet een aanplakbiljet drukken, om
-eene belooning van twintig pond uit te loven voor den aanbrenger van
-Stephen Blackpool, verdacht van medeplichtigheid aan den diefstal,
-die in het kantoor was gepleegd. Hij beschreef den genoemden
-Stephen Blackpool--zijne kleeding, kleur, lengte (naar gissing) en
-voorkomen--zoo nauwkeurig mogelijk, vermeldde wanneer hij de stad had
-verlaten en waar men hem het laatst had gezien en liet het reusachtige,
-met groote zwarte letters bedrukte blad in het holle van den nacht
-overal aanplakken, zoodat het de geheele bevolking op eens onder de
-oogen moest komen en met verbazing vervullen.
-
-De werkklokken der fabrieken moesten dien ochtend veel harder luiden
-dan anders, om de groepen werklieden te verstrooien, die bij deze
-plakkaten bleven staan en ze met gretige oogen verslonden. Niet de
-minst gretigen van die vergaderde oogen waren de oogen van hen, die
-niet konden lezen. Terwijl deze lieden naar de vriendschappelijke
-stem luisterden, die hardop voorlas--en zulk eene hulp was overal
-gereed--staarden zij de letters, die zooveel te beduiden hadden, met
-zekere vreesachtige verwondering en eerbied aan, die bijna comisch
-zouden zijn geweest, indien eenig blijk van zulke algemeene onkunde
-ooit anders dan dreigend en onheilspellend kon wezen. Uren later, onder
-het draaien van spillen, het kletteren van weefgetouwen en het snorren
-van raderen, hadden zij die plakkaten nog voor de oogen en klonken
-de woorden hun nog in de ooren; en toen de arbeiders des middags naar
-huis gingen, waren er wederom evenveel lezers als in den ochtend.
-
-Slackbridge, de afgevaardigde, moest dien avond in eene vergadering het
-woord voeren, en verschafte zich bij den drukker een overgeschoten
-biljet, dat hij in zijn zak medebracht. O, mijne vrienden en
-landgenooten, in het stof vertredene werklieden van Coketown, o mijne
-medebroeders, medearbeiders, medeburgers en medemenschen, welke oogen
-zette men op, toen Slackbridge dat "doemvonnis", gelijk hij het noemde,
-openvouwde, en ter verfoeiing der vergadering omhoog hield.
-
-"O, mijne medemenschen, ziet waartoe een verrader in het leger dier
-edele geesten, die hunne namen op de heilige rol der vereeniging
-hebben laten inschrijven, in staat is! O, mijne bejammerenswaardige
-vrienden, die het knellend juk van dwingelanden op den hals voelt,
-die door den ijzeren voet der tirannie in het stof der aarde wordt
-vertreden, waarin uwe onderdrukkers u gaarne al de dagen van uw
-leven op den buik zien kruipen gelijk de slang in den hof--o mijne
-broeders, en zal ik als een man ook niet zeggen, o mijne zusters,
-wat zegt gij nu van Stephen Blackpool, een weinig rond van schouders
-en ongeveer vijf voet zeven duim lang, gelijk in dit vernederende,
-dit walgelijke, dit schandvlekkende, dit verfoeielijke papier te
-lezen staat; en met welk eene majesteit van ontwaardiging zult gij
-de adder verpletteren, die zulk eene schande zou willen brengen
-over het naar Gods beeld geschapene geslacht, dat hem gelukkig voor
-eeuwig heeft uitgebannen! Ja, mijne lotgenooten, gelukkig hebt gij
-hem van u afgezonderd en uitgebannen! Want gij herinnert u wel,
-hoe hij hier op dit spreekgestoelte voor u stond; gij herinnert u,
-hoe ik hem toen, van aangezicht tot aangezicht en voet voor voet,
-door al zijne ingewikkelde kronkelpaden volgde; gij herinnert u, hoe
-hij zich wond en wrong, hoe hij woorden ziftte en haarkloofde, tot
-hij geen duim breed gronds meer had om zich aan vast te klampen, en ik
-hem uitdreef van onder ons, als een voorwerp van eeuwigdurenden smaad,
-van wrekend verdelgende, zengende en brandende verfoeiing voor ieder
-vrij gemoed en elken denkenden geest! En nu, mijne vrienden--mijne
-arbeidende vrienden--want ik verheug en beroem mij in dien scheldnaam
-van werkman--mijne vrienden, wier hard, maar eerlijk bed door noesten
-arbeid wordt gespreid, wier schrale, maar vrije pot in diepen druk
-wordt gekookt; en nu, zeg ik, mijne vrienden, welken naam heeft die
-lafhartige verrader zich zelven gegeven, nu hij, met het masker van
-het aangezicht gerukt, in al zijne aangeborene wanstaltigheid voor
-ons staat--wat is hij nu? Een dief! Een roover! Vogelvrij verklaarde
-vluchteling, op wiens hoofd een prijs gezet is; een vuile kanker
-voor den edelen naam der werklieden van Coketown! Daarom, mijn
-kring van broederen in een heilig verbond, waaronder uwe kinderen en
-uwe nog ongeborene kindskinderen reeds hand en zegel hebben gezet,
-doe ik u, uit last van het vereenigd gemeenschappelijk Tribunaal,
-altijd waakzaam en ijverig voor uw welzijn, het voorstel, dat deze
-vergadering zal besluiten: Dat, dewijl de wever Stephen Blackpool, in
-dit plakkaat bedoeld, alreeds door de vereeniging der fabriekarbeiders
-van Coketown plechtig is uitgebannen, deze arbeiders vrij zijn van
-de schande zijner wanbedrijven en hunne klasse de schuld niet kan
-dragen van zijne oneerlijke handelingen."
-
-Slackbridge zweeg nu, nadat hij zich buiten adem en in het zweet had
-geschreeuwd. Eenige weinige ernstige stemmen riepen: "Neen!" en toen
-een man zeide: "Slackbridge, ge zijt al te overijld daarin; ge haast
-u veel te veel!" riepen eenige anderen goedkeurend: "Hoor, hoor!" Maar
-dit waren slechts enkelen tegen een geheel leger; de vergadering bleek
-de woorden van Slackbridge algemeen voor een evangelie te houden,
-en beantwoordde hem met een driewerf herhaald gejuich, hetwelk hij
-met hijgend welgevallen aanhoorde.
-
-Deze lieden waren nog op straat en gingen stil naar huis, toen Sissy,
-die eenige minuten vroeger van Louisa was weggeroepen, weder bij
-haar kwam.
-
-"Wie is er?" vroeg Louisa.
-
-"Het is mijnheer Bounderby," antwoordde Sissy, beschroomd om dien
-naam uit te spreken, "en mijnheer Tom, en eene jonge vrouw, die zegt
-dat zij Rachel heet, en dat gij haar kent."
-
-"Wat willen ze hebben, lieve Sissy?"
-
-"Zij willen u spreken; Rachel heeft geschreid en schijnt boos te zijn."
-
-"Vader," zeide Louisa, want hij was in de kamer, "ik kan niet weigeren
-hen te zien, om eene reden die ik zelf verklaren zal. Mogen zij
-hier binnenkomen?"
-
-Toen hij toestemmend antwoordde, ging Sissy hen halen en kwam terstond
-met hen terug. Tom was de laatste en bleef in het donkerste gedeelte
-van het vertrek, vlak bij de deur staan.
-
-"Mevrouw Bounderby," zeide haar echtgenoot, met een koel knikje
-binnenkomende, "ik stoor u niet, hoop ik. Het is een onbehoorlijk
-uur, maar hier is eene jonge vrouw, die verklaringen heeft gedaan,
-welke mijn bezoek noodzakelijk maken. Tom Gradgrind, daar uw zoon,
-de jonge Tom, om eene of andere reden hardnekkig weigert om iets
-hoegenaamd, goed of kwaad, over die verklaringen te zeggen, ben ik
-genoodzaakt haar met uw dochter te confronteeren."
-
-"Gij hebt mij vroeger nog eens gezien, mevrouw," zeide Rachel, zich
-vlak voor Louisa plaatsende.
-
-Tom kuchte.
-
-"Gij hebt mij vroeger nog eens gezien," herhaalde Rachel, toen Louisa
-geen antwoord gaf.
-
-Tom kuchte nog eens.
-
-"Ja, dat heb ik," zeide Louisa nu.
-
-Rachel sloeg met fierheid hare oogen naar Bounderby op en zeide toen:
-"Wilt gij nu ook bekend maken, mevrouw, waar dat was en wie daar
-waren?"
-
-"Ik ging naar het huis, waar Stephen Blackpool op een bovenkamer
-woonde, op den avond toen hij was afgedankt, en zag u daar. Hij was
-daar ook; en eene oude vrouw, die niet sprak, en die ik ternauwernood
-kon zien, stond in een hoek. Mijn broeder was bij mij."
-
-"Waarom kondt gij dat niet zeggen, Tom?" vroeg Bounderby.
-
-"Ik had mijne zuster beloofd, dat ik het niet zou doen." En toen Louisa
-dit haastig bevestigd had, vervolgde de hondsvot met bitterheid:
-"En bovendien, als zij hare eigene historie zoo goed--en zoo
-volledig--vertelt, wat had ik haar die dan uit den mond te nemen?"
-
-"Zeg nu, mevrouw, als het u belieft," hervatte Rachel, "waarom gij
-tot zijn ongeluk dien avond bij Stephen zijt gekomen?"
-
-"Ik had medelijden met hem," antwoordde Louisa met verhoogde kleur,
-"en ik wenschte te weten wat hij zou gaan doen en hem mijne hulp aan
-te bieden."
-
-"Dank je wel, mevrouw," viel Bounderby hierop in. "Zeer vereerd
-en verplicht."
-
-"Hebt gij hem toen eene banknoot aangeboden?" hervatte Rachel.
-
-"Ja, maar hij weigerde die en wilde niet meer dan twee pond in goud
-aannemen."
-
-Rachel sloeg hare oogen weder naar mijnheer Bounderby op.
-
-"O ja wel," zeide Bounderby. "Als gij vragen wilt of uw belachelijk
-en onwaarschijnlijk bericht waar was of niet, moet ik zeggen, dat
-het nu bevestigd is."
-
-"Mevrouw," hervatte Rachel, "Stephen Blackpool wordt nu in een
-gedrukt papier door de geheele stad, en waar niet al meer, openlijk
-een dief genoemd. Er is van avond eene vergadering geweest, waar men
-op dezelfde schandelijke manier over hem gesproken heeft. Stephen--de
-eerlijkste, de trouwste, de beste man van de wereld!" Hier werd hare
-verontwaardiging door droefheid overmeesterd, en zij brak snikkend af.
-
-"Het spijt mij, het spijt mij zeer," zeide Louisa.
-
-"O mevrouw, mevrouw," antwoordde Rachel, "ik hoop, dat het u
-spijt, maar ik weet het niet! Ik kan niet zeggen wat gij misschien
-gedaan hebt! Menschen als gij kennen ons niet, geven niet om ons,
-behooren niet tot ons. Ik weet niet waarom gij dien avond misschien
-gekomen zijt. Ik kan niet anders zeggen, of gij zult misschien uwe
-eigene oogmerken daarmede gehad hebben, zonder u te bekommeren om
-de ongelegenheid, waarin gij zoo iemand als dien armen man zoudt
-brengen. Ik zeide toen: God zegene u, dat gij gekomen zijt; en dat
-zeide ik met al mijn hart, omdat gij zooveel medelijden met hem
-scheent te hebben; maar nu weet ik het niet, nu weet ik het niet."
-
-Louisa was niet in staat om haar over haar onbillijk vermoeden
-te misprijzen; haar vast vertrouwen op haar vriend en hare innige
-droefheid strekten haar tot voldoende verontschuldiging.
-
-"En als ik bedenk," zeide Rachel tusschen haar snikken door, "dat
-de arme man zoo dankbaar was en dacht, dat gij zoo goed voor hem
-waart--als ik bedenk, dat hij zijne hand voor zijn gezicht hield om
-de tranen te verbergen, die gij hem in de oogen hadt gebracht--o,
-dan hoop ik dat het u spijten mag, en dat gij geene grootere reden
-tot spijt moogt hebben; maar ik weet het niet, ik weet het niet."
-
-"Het staat u mooi," bromde de hondsvot, in zijn donkeren hoek onrustig
-heen en weer schuivende, "om met zulke lasterlijke praatjes aan te
-komen. Gij moest terstond de deur worden uitgesmeten; dat zou niet
-meer zijn dan gij verdient."
-
-Zij gaf geen antwoord hierop, en haar zacht schreien was het eenige
-geluid dat men hoorde, totdat mijnheer Bounderby het woord nam.
-
-"Komaan," zeide hij, "gij weet waartoe gij u verbonden hebt. Denk
-liever daarom en niet om wat anders."
-
-"Het spijt mij waarlijk," antwoordde Rachel, hare oogen afdrogende,
-"dat iemand mij zoo gezien heeft, maar men zal mij niet weder
-zoo zien. Mevrouw, toen ik gelezen had wat er van Stephen gedrukt
-is--en dat evenveel waarheid bevat alsof het van u gezegd was--ben ik
-rechtstreeks naar het kantoor gegaan, om te zeggen dat ik wist waar
-Stephen was, en voor vast en zeker te beloven, dat hij over twee
-dagen hier zou zijn. Ik kon mijnheer Bounderby toen niet spreken
-en uw broeder zond mij weg; en toen zocht ik u op, maar gij waart
-niet te vinden, en zoo ging ik weder naar mijn werk. Zoodra ik van
-avond uit de fabriek kwam, haastte ik mij om te hooren wat er van
-Stephen gezegd werd--want ik weet, dat hij met glans zal terugkomen
-om dat gerucht te schande te maken--en toen ging ik weer om mijnheer
-Bounderby op te zoeken, en ik vond hem en zeide hem al wat ik wist;
-en hij geloofde niets van wat ik zeide en bracht mij hier."
-
-"Zoo ver is alles waar," zeide Bounderby, met de handen in de zakken
-en den hoed op het hoofd. "Maar ik ken ulieden langer dan vandaag,
-moet ge weten, en ik weet, dat gij uit gebrek aan praatjes nooit
-sterven zult. Maar nu raad ik u niet zooveel aan praten te denken
-als aan handelen. Gij hebt op u genomen iets te doen, en al wat ik
-voor het oogenblik te zeggen heb, is--doe het."
-
-"Ik heb dezen namiddag met de post aan Stephen geschreven, gelijk
-ik vroeger nog eens aan hem geschreven heb," antwoordde Rachel,
-"en hij zal ten langste over twee dagen hier zijn."
-
-"Dan zal ik u eens wat zeggen," liet Bounderby hierop volgen. "Gij weet
-misschien niet, dat men nu en dan ook op u gepast heeft, daar men u
-niet vrij van verdenking hield, omdat de menschen meestal beoordeeld
-worden naar het gezelschap waarin zij verkeeren. Het postkantoor is
-ook niet vergeten geworden. Wat ik u nu zeg, is, dat er nooit een
-brief aan Stephen Blackpool door u verzonden is. Waar dus uw brief
-gebleven is, moet gij zelf maar raden. Misschien vergist gij u en
-hebt gij er nooit een geschreven."
-
-"Hij was nog geene week hier vandaan geweest, mevrouw," zeide Rachel,
-zich naar Louisa keerende, alsof zij zich op deze wilde beroepen, "of
-hij zond den eenigen brief, dien ik ooit van hem gehad heb, om mij te
-zeggen, dat hij genoodzaakt was onder een anderen naam werk te zoeken."
-
-"Zoo waarachtig!" riep Bounderby uit, nadat hij fluitende zijn hoofd
-had geschud, "heeft hij zijn naam veranderd! Dat is eenigszins
-ongelukkig voor zulk een onberispelijk persoon. Het wordt in ons
-gerechtshof een weinigje verdacht gehouden, geloof ik, als een
-onschuldig man toevallig verscheidene namen heeft."
-
-"In naam der barmhartigheid, mevrouw," zeide Rachel, wederom met
-tranen in de oogen, "wat zou de arme man doen? De meesters tegen hem
-aan den eenen kant, de werklieden aan den anderen, terwijl hij niets
-anders verlangde dan in vrede te werken en te mogen doen wat hij voor
-recht hield. Kan iemand dan geene eigene ziel, geen eigen geweten
-hebben? Moet hij het, door goed en kwaad heen, geheel met den eenen
-of met den anderen kant houden, of anders gejaagd worden als een haas?"
-
-"Waarlijk, ik beklaag hem met al mijn hart," zeide Louisa, "en ik hoop,
-dat hij zich zal kunnen zuiveren."
-
-"Daarvoor behoeft gij niet bang te zijn, mevrouw. Hij is veilig."
-
-"Des te veiliger zou ik denken," zeide Bounderby, "omdat gij niet
-wilt zeggen waar hij is, niet waar?"
-
-"Hij zal door mijn bedrijf niet terugkomen met de onverdiende schande
-van teruggebracht te worden. Hij zal vrijwillig terugkomen om zich te
-zuiveren, en om allen, die zijn goeden naam beklad hebben, terwijl
-hij er niet was om zich te verdedigen, te schande te maken. Ik heb
-hem gezegd wat er tegen hem gedaan is," zeide Rachel, op wier gemoed
-alle vertrouwen afstuitte, gelijk de golven der zee op eene rots,
-"en hij zal ten langste over twee dagen hier zijn."
-
-"Evenwel," liet Bounderby hierop volgen, "als hij vroeger gepakt kan
-worden, zal hij ook vroeger gelegenheid hebben om zich te zuiveren. Wat
-u betreft, ik heb niets tegen u; wat gij mij zijt komen zeggen, blijkt
-de waarheid te zijn, en ik heb u gelegenheid gegeven om te bewijzen,
-dat het de waarheid was, en daar mede is het afgedaan. Ik wensch u
-allen goedenavond. Ik moet weg om dit wat nader te onderzoeken."
-
-Zoodra mijnheer Bounderby zich omkeerde, kwam Tom uit zijn hoek,
-bleef dicht bij hem en ging met hem heen. De eenige afscheidsgroet,
-dien hij voor iemand over had, was een stuursch: "Goedenavond,
-vader!" Met dat korte gezegde en een donkeren blik naar zijne zuster,
-verliet hij het huis.
-
-Sedert zijn plechtanker hem begeven had, was mijnheer Gradgrind zeer
-karig met woorden geweest. Hij bleef nog stil zitten, toen Louisa
-vriendelijk zeide:
-
-"Rachel, gij zult mij eens niet meer wantrouwen, als gij mij beter
-kent."
-
-"Het stuit mij tegen de borst," antwoordde Rachel op zachter toon dan
-vroeger, "iemand te moeten wantrouwen; maar als ik zoo gewantrouwd
-werd--als wij het allen worden--kan ik zulke dingen niet geheel uit
-het hoofd zetten. Ik vraag u verschooning, dat ik u beleedigd heb. Ik
-geloof nu niet meer wat ik zoo even zeide. Maar ik zou wel weder zoo
-kunnen gaan gelooven, als die arme man zoo verongelijkt wordt."
-
-"Hebt gij hem in uw brief gezegd," vroeg Sissy, "dat men vermoeden
-op hem heeft gekregen, omdat men hem des avonds bij het kantoor
-had gezien? Hij zou dan weten wat hij zou moeten ophelderen als hij
-terugkwam, en daarop voorbereid zijn."
-
-"Ja, lieve juffrouw," antwoordde zij, "maar ik kan niet raden wat
-hem daar heeft doen komen. Hij placht nooit daarheen te gaan. Het
-was geheel niet in zijn weg. Zijn weg was dezelfde als de mijne,
-en niet daar voorbij."
-
-Sissy was reeds naar haar toegekomen, om haar te vragen waar zij
-woonde, en of zij morgenavond mocht komen vernemen of er tijding van
-hem was.
-
-"Ik twijfel," antwoordde Rachel, "of hij vóór overmorgen wel hier
-kan zijn."
-
-"Dan zal ik ook overmorgenavond komen," zeide Sissy.
-
-Toen Rachel hierin had toegestemd en vertrokken was, hief mijnheer
-Gradgrind zijn hoofd op en zeide tot zijne dochter:
-
-"Louisa, kindlief, ik heb nooit, zooveel ik weet, dien man
-gezien. Gelooft gij, dat hij er in betrokken is?"
-
-"Ik heb er, meen ik, vroeger wel aan geloofd, vader, hoewel met veel
-moeite. Maar nu geloof ik het niet meer."
-
-"Dat wil zeggen, dat gij u zelve eens overreed hebt om het te gelooven,
-omdat gij wist dat hij verdacht werd. Zijn voorkomen en manier van
-doen--zijn die zoo eerlijk?"
-
-"Bijzonder eerlijk."
-
-"En haar vertrouwen op hem was zoo ongeschokt! Ik denk bij mij zelven,"
-zeide mijnheer Gradgrind peinzende, "zou de werkelijke misdadiger
-van die beschuldigingen weten? Waar is hij? Wie is hij?"
-
-Zijn haar was sedert kort begonnen van kleur te veranderen; en toen
-hij weder met het hoofd in de hand bleef zitten, zoo verouderd en
-vergrijsd, kwam Louisa, met een blik vol vrees en medelijden, haastig
-naar hem toe en zette zich dicht naast hem. Bij toeval ontmoetten
-hare oogen juist die van Sissy. Het goede meisje werd rood van schrik,
-en Louisa legde haar voorvinger op hare lippen.
-
-Toen Sissy den volgenden avond weder thuis kwam en Louisa berichtte,
-dat Stephen nog niet gekomen was, deed zij dit fluisterend. Den avond
-daarna, toen zij met dezelfde tijding thuis kwam, en er bijvoegde dat
-men niet van hem gehoord had, deed zij dit even zacht en angstig. Van
-het oogenblik af, dat zij dien blik hadden gewisseld, noemden zij
-nooit weder overluid zijn naam, en spraken zij nooit verder over den
-diefstal, wanneer mijnheer Gradgrind daarvan begon melding te maken.
-
-De twee bepaalde dagen verliepen; drie dagen en nachten verliepen,
-en Stephen Blackpool kwam niet en liet niets van zich hooren. Op den
-vierden dag ging Rachel, wier vertrouwen ongeschokt bleef, maar die
-begreep dat haar brief niet terecht was gekomen, naar het kantoor en
-liet daar den brief zien, dien zij vroeger van hem had ontvangen en
-waarin zijn adres was opgegeven in een fabriekplaatsje, dat zestig
-mijlen ver en niet aan den grooten weg lag. Er werden lieden naar
-die plaats gezonden, en de geheele stad verwachtte, dat Stephen den
-volgenden dag opgebracht zou worden.
-
-Gedurende dien geheelen tijd had de hondsvot mijnheer Bounderby als
-zijne schaduw vergezeld en in alles wat hij deed geholpen. Hij was
-in eene geweldige spanning, zeer koortsig, beet zijne nagels tot op
-het vleesch toe weg, en sprak met eene harde, ratelende stem en met
-droge, als het ware verschroeide lippen. Op het uur, dat de verdachte
-verwacht werd, was de hondsvot aan het station, en wilde wedden dat
-hij zich uit de voeten had gemaakt vóór de komst van hen, die hem
-waren gaan zoeken, en dat hij dus niet zou verschijnen.
-
-De hondsvot had gelijk. De afgezondenen kwamen alleen terug. Rachel's
-brief was verzonden en bezorgd; maar Stephen Blackpool had zich
-op hetzelfde uur te zoek gemaakt en niemand wist iets meer van
-hem. De eenige twijfel, dien men te Coketown koesterde, was, of
-Rachel wel te goeder trouw geschreven had om er op aan te dringen
-dat hij zou terugkomen, of dat zij hem had gewaarschuwd de vlucht te
-nemen. Daaromtrent waren de gevoelens verdeeld.
-
-Zes dagen, zeven dagen, ver in eene volgende week. De rampzalige
-hondsvot vatte moed--een akeligen moed--en begon brutaal te
-worden. "Was de verdachte kerel de dief? Mooie vraag! Zoo niet,
-waar was de man dan en waarom kwam hij niet terug?"
-
-Waar was de man en waarom kwam hij niet terug? In het holste van
-den nacht kwam de weerklank van deze zijne woorden, die over dag de
-Hemel weet hoe ver weggevlogen waren, in plaats van den man terug,
-en hield hem gezelschap tot aan den ochtend.
-
-
-
-
-
-
-
-XXXIII.
-
-GEVONDEN.
-
-
-Wederom een dag en nacht, en wederom een dag en nacht. Geen Stephen
-Blackpool. Waar was de man en waarom kwam hij niet terug?
-
-Elken avond ging Sissy naar de woning van Rachel en zat bij haar
-in haar klein, net kamertje. Den geheelen dag werkte Rachel, gelijk
-zulke lieden moeten werken, welken angst zij ook mogen verduren. Voor
-de rookslangen was het onverschillig wie verloren of gevonden werd,
-met wien het goed of slecht afliep; de zwaarmoedige olifanten weken
-evenmin als de mannen van feiten van hun vasten gang af, wat er
-ook mocht gebeuren. Wederom een dag en nacht, en wederom een dag en
-nacht. De eentonigheid was onafgebroken. Zelfs het verdwijnen van
-Stephen Blackpool viel in de gewone sleur, en werd een even eentonig
-wonder als ieder stuk machinerie te Coketown.
-
-"Ik twijfel," zeide Rachel, "of er twintig in de geheele stad over
-zijn, die nu nog eenig vertrouwen op den lieven, goeden man hebben."
-
-Zij zeide dit tegen Sissy, terwijl zij in haar kamertje zaten, alleen
-door de lantaren op den hoek der straat verlicht. Sissy was daar
-gekomen toen het reeds donker was, om naar Rachel's terugkomst van
-haar werk te wachten; en sedert hadden zij aan het venster gezeten,
-waar Rachel haar gevonden had, zonder helderder licht noodig te hebben
-om hare treurige taak te beschijnen.
-
-"Als het niet zoo genadig beschikt was, dat ik u had om mede te
-spreken," vervolgde Rachel, "zouden er, denk ik, tijden zijn dat
-ik niet bij mijn verstand zou zijn gebleven. Maar ik krijg hoop en
-kracht door u; en ik geloof, hoewel de schijn tegen hem mag wezen,
-dat hij toch nog onschuldig zal blijken."
-
-"Dat geloof ik ook met al mijn hart," antwoordde Sissy. "Ik ben bij
-mij zelve zoo verzekerd, Rachel, dat het vertrouwen, dat gij tegen
-alle bezwaren in blijft koesteren, niet verkeerd kan wezen, dat ik
-evenmin aan hem twijfel alsof ik hem gedurende juist zooveel jaren
-van beproeving had gekend als gij gedaan hebt."
-
-"En ik, lieve," zeide Rachel met eene beving in hare stem, "heb door
-al die jaren heen ondervonden, dat hij, op zijne stille manier, zoo
-getrouw was aan al wat eerlijk en goed is, dat ik, al moest men nooit
-iets meer van hem hooren, en al moest ik honderd jaren oud worden,
-toch met mijn laatsten adem zou kunnen zeggen: God kent mijn hart,
-ik heb nooit opgehouden Stephen Blackpool te vertrouwen."
-
-"Wij op Stone Lodge, Rachel, gelooven allen, dat hij vroeger of later
-van alle verdenking zal bevrijd worden."
-
-"Hoe meer ik weet dat men daar zoo gelooft," zeide Rachel, "en hoe
-vriendelijker ik het vind, dat gij opzettelijk daar vandaan komt
-om mij te troosten en gezelschap te houden, en u bij mij laat zien
-terwijl ik zelve nog niet vrij van alle verdenking ben, des te meer
-spijt het mij, dat ik ooit die woorden van achterdocht tegen de jonge
-mevrouw heb gesproken. En toch...."
-
-"Gij wantrouwt haar toch nu niet meer, Rachel?"
-
-"Nu gij ons weder bij elkander hebt gebracht--neen. Maar ik kan het
-niet altijd uit mijne gedachten zetten...."
-
-Hare stem daalde tot eene zachte en langzame alleenspraak, zoodat
-Sissy, die naast haar zat, met oplettendheid moest luisteren.
-
-"Ik kan het niet altijd laten den een of ander te verdenken. Ik kan
-niet raden wie het is; ik kan niet raden hoe of waarom; maar ik heb
-een vermoeden, dat iemand Stephen uit den weg heeft geholpen. Ik heb
-een vermoeden, dat hij, door vrijwillig terug te komen, en zich voor
-iedereen onschuldig te toonen, iemand anders beschamen zou, die--om
-dit te voorkomen--hem opgehouden en uit den weg geholpen heeft."
-
-"Dat is eene schrikkelijke gedachte," zeide Sissy, verbleekende.
-
-"Ja, het is schrikkelijk, te denken dat hij vermoord zou zijn."
-
-Sissy huiverde en werd nog bleeker.
-
-"Als dat mij in het hoofd komt, lieve," vervolgde Rachel, "en dat wil
-het somtijds, hoezeer ik ook mijn best doe om het er uit te houden,
-door tot hooge getallen toe te tellen als ik werk, of stukken op te
-zeggen, die ik van buiten leerde toen ik een kind was--dan word ik
-zoo schrikkelijk gejaagd en ongeduldig, dat ik, hoe moede ik ook ben,
-wel mijlen en mijlen ver zou willen loopen. Ik moet dit te boven
-komen eer ik naar bed ga. Ik zal met u naar huis gaan."
-
-"Hij kan op reis hierheen ziek zijn geworden," zeide Sissy, met eene
-flauwe stem een versleten stukje hoop aanbiedende; "en in dat geval,
-zijn er onderweg vele plaatsen waar hij zich kon ophouden."
-
-"Maar hij is daar nergens. Men heeft overal naar hem gezocht, en hij
-is er niet."
-
-"'t Is waar," luidde Sissy's onwillige toestemming.
-
-"Hij kon de reis te voet in twee dagen doen; en als hij niet te voet
-kon gaan, heb ik hem in den brief, dien hij kreeg, geld gezonden om te
-kunnen rijden, uit vrees, dat hij zelf geen geld te missen zou hebben."
-
-"Laten wij hopen, dat morgen iets beters zal aanbrengen, Rachel. Kom
-mede in de lucht."
-
-Hare zachte hand hing Rachel's doek over hare glanzig zwarte haren op
-de gewone manier waarop zij dien droeg, en zij gingen naar buiten. Daar
-het een fraaie avond was, stonden hier en daar troepjes werklieden
-op de hoeken der straten te drentelen; maar voor de meesten was het
-etenstijd, en er waren maar weinig menschen op straat.
-
-"Ge zijt nu zoo gejaagd niet meer, Rachel, en uwe hand is koeler."
-
-"Ik word altijd beter, lieve, als ik maar kan loopen en wat frissche
-lucht inademen; maar als ik dat niet kan, word ik flauw en duizelig."
-
-"Maar gij moet niet beginnen te bezwijken, Rachel, want gij zult
-misschien op een of anderen tijd noodig zijn om Stephen bij te
-staan. Morgen is het zaterdag. Als er morgen geen nieuws komt, laten
-wij dan zondagochtend eene verre wandeling door het veld doen, opdat
-gij kracht verzamelt voor de volgende week. Wilt gij dat?"
-
-"Ja, lieve."
-
-Zij waren nu in de straat gekomen waar het huis van Bounderby
-stond. Sissy's weg liep de deur voorbij, en zij waren niet ver meer
-daar vandaan. Er was pas een spoortrein aangekomen, die een aantal
-rijtuigen in beweging bracht en een aanmerkelijk gewoel door de stad
-verspreidde. Verscheidene koetsen ratelden voor en achter de twee
-wandelaarsters, toen zij het huis van Bounderby naderden, en juist
-toen zij het voorbijgingen, hield eene koets zoo plotseling op, dat zij
-onwillekeurig omkeken. Het heldere gaslicht boven de stoep van mijnheer
-Bounderby deed haar mevrouw Sparsit herkennen, die in de koets zat en
-driftige pogingen aanwendde om het portier te openen. Mevrouw Sparsit
-zag beiden op hetzelfde oogenblik en riep ze om te blijven wachten.
-
-"Dat is eene beschikking der Voorzienigheid," riep mevrouw Sparsit
-uit, toen de koetsier haar uit hare gevangenis had verlost. "Kom er
-uit, juffrouw," vervolgde zij tegen iemand, die nog in de koets zat;
-"kom er uit, of wij zullen er u uit laten slepen."
-
-De persoon, die hierop te voorschijn kwam, was niemand anders dan de
-geheimzinnige oude vrouw, en mevrouw Sparsit greep haar dadelijk bij
-haar kleed vast.
-
-"Blijft van haar af, allemaal!" riep mevrouw Sparsit met grooten
-ijver. "Laat niemand haar aanraken. Zij behoort mij. Kom binnen,
-juffrouw," vervolgde zij daarop, haar vorig commando omkeerende;
-"kom binnen, of wij zullen u laten binnenslepen."
-
-Het schouwspel van klassieke deftigheid, die eene oude vrouw bij
-de keel greep en een huis binnensleepte, zou altijd voor alle echt
-Engelsche nieuwsgierigen, gelukkig genoeg om daarvan getuigen te
-zijn, eene groote verzoeking zijn geweest om dat huis mede binnen
-te dringen en te zien hoe de zaak afliep. Maar nu het merkwaardige
-van dit verschijnsel nog vergroot werd door de ruchtbaarheid van
-den bekenden diefstal in het kantoor, moest het alle toevallige
-voorbijgangers met onweerstaanbare kracht in huis lokken, al had men
-ook kunnen verwachten, dat het dak hun op het hoofd zou vallen. Alle
-toevallig aanwezige getuigen, die uit de nieuwsgierigsten der buren
-ten getale van omtrent vijf en twintig bestonden, sloten zich dus
-achter den trein aan, toen mevrouw Sparsit en hare gevangene, door
-Sissy en Rachel gevolgd, het huis binnengingen, en de geheele troep
-drong in een verwarden drom de eetzaal van mijnheer Bounderby in,
-terwijl de achtersten niet draalden met op de stoelen te klimmen,
-om zoo over de voorsten te kunnen heenzien.
-
-"Roep mijnheer Bounderby beneden!" riep mevrouw Sparsit. "Gij, Rachel,
-weet gij wie dit is?"
-
-"Dit is juffrouw Pegler," antwoordde Rachel.
-
-"Dat zou ik ook denken!" riep mevrouw Sparsit zegevierend uit. "Roep
-mijnheer Bounderby. Gaat uit den weg, allemaal." Hier poogde de
-oude juffrouw Pegler, die zich dicht had ingemoffeld en zooveel
-mogelijk wegkroop, fluisterend en smeekend iets te zeggen. "Praat
-mij van niets,", zeide mevrouw Sparsit hardop. "Ik heb u onderweg al
-twintigmaal gezegd, dat ik u niet loslaat eer ik u aan hem in eigen
-persoon heb overgegeven."
-
-Nu verscheen mijnheer Bounderby, vergezeld door mijnheer Gradgrind
-en den hondsvot, met welke twee hij boven had gesproken. Bounderby's
-gezicht gaf meer verbazing dan gastvrijheid te kennen, toen hij het
-ongenoodigde gezelschap in zijne eetzaal ontwaarde.
-
-"Wat is er nu aan de hand, mevrouw Sparsit?" zeide hij.
-
-"Mijnheer," zoo begon die brave vrouw hare opheldering, "ik vertrouw
-dat ik het geluk heb u iemand voor oogen te plaatsen, die gij zeer
-gewenscht hebt te vinden. Geprikkeld door mijn verlangen om uw
-gemoed gerust te stellen, mijnheer, en afgaande op die onvolkomene
-aanwijzingen van de plaats, waar die persoon zou kunnen wonen,
-door dat meisje, Rachel, gegeven, die gelukkig juist hier is, om
-te zeggen of zij haar herkent, is het mij gelukt haar te vinden en
-hier te brengen--ik behoef niet te zeggen zeer tegen haar wil. Het
-is niet zonder moeite geweest dat ik dit gedaan heb, mijnheer; maar
-moeite in uw dienst is mij een vermaak, en honger, dorst en koude
-een wezenlijk genot."
-
-Hier bleef mevrouw Sparsit steken; want niet zoodra kreeg mijnheer
-Bounderby de oude juffrouw Pegler te zien of zijn gezicht nam eene
-tegenstrijdige mengeling van kleuren en uitdrukkingen aan, waaronder
-echter verslagenheid de overhand had.
-
-"Wat heeft dat te beduiden?" was de hoogst onverwachte vraag, die
-hij haar gramstorig toebulderde. "Ik vraag wat dat te beduiden heeft,
-juffrouw?"
-
-"Mijnheer!" zeide mevrouw Sparsit flauw.
-
-"Waarom houdt gij u op met dingen, die u niet raken, juffrouw?" viel
-Bounderby uit. "Hoe durft gij hier komen en uw bemoeizieken neus in
-mijne familiezaken steken?"
-
-Deze toespeling op het lichaamsdeel, waaraan zij zooveel waarde
-hechtte, overweldigde mevrouw Sparsit geheel en al. Zij zette zich
-stijf op een stoel, alsof zij bevroren was; en mijnheer Bounderby
-strak aanstarende, liet zij langzaam hare mofjes over elkander krassen,
-alsof zij ook bevroren waren.
-
-"Mijn lieve Josiah!" riep juffrouw Pegler bevend uit. "Mijn beste
-jongen! Ik kan het niet helpen. Het is mijne schuld niet, Josiah. Ik
-heb die juffrouw dikwijls genoeg gezegd, dat ik wel wist, dat het
-u niet aangenaam zou zijn wat zij deed, maar zij wilde er niet van
-afzien."
-
-"Waarom hebt gij u laten brengen? Kondt gij hare muts niet aftrekken,
-of haar een tand uitslaan, of haar op eene andere wijze van u
-afmaken?" zeide Bounderby.
-
-"Maar, mijn jongen, zij dreigde mij, als ik mij te weer stelde, zou
-ik door constables hier gebracht worden, en het was beter stilletjes
-te komen dan tumult te maken in zulk"--hier zag juffrouw Pegler
-beschroomd en toch trotsch in het rond--"in zulk een mooi huis als
-dit is. Waarlijk, waarlijk, het is mijne schuld niet. Mijn beste,
-brave, deftige zoon! Ik heb altijd stil en verscholen geleefd, lieve
-jongen. Ik heb geen enkelen keer de conditie gebroken. Ik heb nooit
-gezegd, dat ik uwe moeder was. Ik heb u maar in de verte bewonderd;
-en als ik somtijds naar de stad ben gekomen, met lange tusschenpoozen,
-om eens met verrukking naar u te kijken, heb ik het onbekend gedaan,
-lieve jongen, en ben dan stil weer heengegaan."
-
-Mijnheer Bounderby stapte met de handen in de zakken en een gezicht
-vol verdriet en ongeduld langs de lange eettafel op en neer, terwijl
-de toeschouwers ieder woord van juffrouw Pegler gretig opvingen en
-hunne oogen hoe langer hoe wijder opensperden. Daar Bounderby nog
-bleef op en neer stappen toen juffrouw Pegler geëindigd had, sprak
-mijnheer Gradgrind de zwaar belasterde vrouw aldus aan:
-
-"Het verwondert mij, juffrouw," zeide hij met strengheid, "dat gij
-op uwe jaren nog het hart hebt, mijnheer Bounderby hier uw zoon te
-komen noemen, nadat gij zoo onnatuurlijk en onmenschelijk met hem
-hebt gehandeld."
-
-"Ik onnatuurlijk!" riep de arme juffrouw Pegler uit. "Ik
-onmenschelijk! Voor mijn dierbaren zoon!"
-
-"Dierbaar!" herhaalde mijnheer Gradgrind. "Ja, dierbaar, nu hij door
-eigen arbeid tot fortuin gekomen is, juffrouw, dat geloof ik wel. Maar
-toch niet heel dierbaar, toen gij in zijne kindsheid van hem zijt
-weggeloopen en hem aan de mishandelingen eener dronken grootmoeder
-hebt overgelaten."
-
-"Ik mijn Josiah verlaten!" riep juffrouw Pegler uit, hare handen
-ineenslaande. "Nu, God vergeve u uwe slechte gedachten, mijnheer,
-en uw laster tegen de nagedachtenis van mijne goede moeder, die in
-mijne armen gestorven is eer Josiah geboren was. Ik hoop dat gij er
-berouw van zult hebben, mijnheer, en beter leeren."
-
-Zij zeide dit zoo ernstig en op zulk een smartelijken toon, dat
-mijnheer Gradgrind, schrikkende van de mogelijkheid, die hij begon
-te begrijpen, met eene veel zachtere stem zeide:
-
-"Ontkent gij dan, juffrouw, dat gij uw zoon in--in de goot hebt
-laten liggen?"
-
-"Josiah in de goot!" riep juffrouw Pegler uit. "Wel zeker ontken ik
-dat, mijnheer. Foei, gij moest u schamen zoo iets te zeggen. Mijn
-lieve jongen weet, en hij zal het u zeggen ook, dat hij wel van
-nederige ouders, maar toch van ouders is gekomen, die hem zoo lief
-hadden als de beste maar konden doen, en wie het nooit zuur viel zich
-zelven wat te bekrimpen, om hem zoo heerlijk te laten schrijven en
-cijferen leeren; ik heb zijne boeken nog thuis, waarin gij dat zien
-kunt. Ja, dat heb ik!" zeide zij met trotsche verontwaardiging. "En
-mijn lieve jongen weet, en zal het u ook wel zeggen, mijnheer, dat,
-toen zijn lieve vader gestorven was, toen hij acht jaren oud was,
-zijne moeder zich ook wel wat kon bekrimpen, gelijk het haar plicht,
-haar vermaak en haar trots was te doen, om hem in de wereld voort
-te helpen en hem in de leer te bestellen. En een oppassende jongen
-was hij, en een goed meester had hij om hem een handje te helpen,
-en braaf heeft hij gewerkt om een rijk en gezeten man te worden. En
-ik zal u zeggen, mijnheer--want mijn lieve jongen zal dat niet willen
-doen--dat, hoewel zijne moeder maar een klein dorpswinkeltje hield,
-hij haar toch nooit vergat, maar haar een pensioen gaf van dertig
-pond 's jaars--meer dan ik noodig heb, want ik houd er nog van
-over--alleen het beding makende, dat ik zou blijven waar ik woonde,
-en niet op hem roemen en hem niet lastig vallen. En dat heb ik ook
-nooit gedaan, behalve dat ik eens in het jaar naar hem kwam kijken,
-zonder dat hij het ooit geweten heeft. En het is goed, dat ik moet
-blijven wonen waar ik woon," vervolgde de goede oude vrouw, haar zoon
-met hartelijken ijver voorsprekende, "want ik twijfel er niet aan,
-of ik zou, als ik hier was, maar vele ongemanierde dingen doen, en ik
-ben nu weltevreden, en kan mijn hoogmoed op mijn Josiah voor mij zelve
-houden en hem lief hebben, alleen omdat ik hem liefheb. En ik schaam
-mij voor u, mijnheer," zoo besloot zij, "over uwe kwaadsprekendheid en
-ergdenkendheid. Ik ben hier nog nooit geweest, en heb hier nooit willen
-wezen, als mijn lieve zoon neen zeide. En ik zou hier ook nu niet
-wezen, als ik niet gebracht was. Gij moest u schamen, ja, dat moest
-gij, om mij te betichten eene slechte moeder voor mijn zoon geweest
-te zijn, terwijl mijn zoon daar staat om geheel iets anders te zeggen."
-
-De omstanders op den grond en op de stoelen gaven door hun gemompel
-hunne sympathie met juffrouw Pegler te kennen, en mijnheer Gradgrind
-gevoelde zich op eene onschuldige manier in een zeer onaangenamen
-toestand geplaatst, toen mijnheer Bounderby, die zonder ophouden op
-en neer was blijven stappen en met ieder oogenblik rooder en meer
-opgezwollen was, op eens pal bleef staan.
-
-"Ik weet niet recht," zeide hij, "hoe ik aan de eer van het aanwezige
-gezelschap kom, maar daarnaar vraag ik ook niet. Als zij nu voldaan
-zijn, zullen zij misschien zoo goed wezen van heen te gaan; en al
-mochten zij niet voldaan zijn, dan zullen zij misschien toch zoo goed
-wezen van heen te gaan. Ik ben niet verplicht eene voorlezing over
-mijne familiezaken te houden; dat heb ik niet aangenomen te doen,
-en dat zal ik ook niet doen. Zij, die eenige opheldering over dat
-gedeelte van het geval verwachten, zullen teleurgesteld worden--vooral
-Tom Gradgrind, en dat kan hij niet te spoedig weten. Wat den diefstal
-in het kantoor betreft, heeft er ten aanzien van mijne moeder eene
-vergissing plaats gehad. Zonder iemands overgroote gedienstigheid
-zou dat niet gebeurd zijn, en ik heb altijd een hekel aan overgroote
-gedienstigheid. Goedenavond!"
-
-Hoewel mijnheer Bounderby zich aldus van de zaak afhielp en de deur
-openhield om het gezelschap uit te laten, had hij toch eene bluffende
-schaapachtigheid over zich, die tegelijk zeer jammerlijk en uiterst
-belachelijk was. Tentoongesteld in zijn snoevende nederigheid,
-als een man die zijne winderige reputatie op logens had gebouwd,
-en met zijn pochen de waarheid even ver van zich had weggejaagd
-alsof hij de lage eerzucht had gehad (en lager is er niet) om zich
-een adellijken stamboom te verdichten, maakte hij eene allerzotste
-vertooning. Terwijl hij aan de deur stond om de lieden uit te laten,
-die hij wist dat het gebeurde door de geheele stad zouden verspreiden,
-om het aan de vier winden prijs te geven, had men geen armzaliger
-voorbeeld van een tentoongestelden snoever kunnen zien. Zelfs met de
-ongelukkige mevrouw Sparsit, die van het toppunt harer zegepraal in
-een poel van verslagenheid was gevallen, was het niet zoo ellendig
-gesteld als met dien buitengemeenen man, die zich zelven tot een
-dommen bedrieger gemaakt had, Josiah Bounderby van Coketown.
-
-Rachel en Sissy lieten juffrouw Pegler voor dien nacht een
-nachtverblijf bij haar zoon vinden, en wandelden te zamen naar het
-hek van Stone Lodge, waar zij afscheid namen. Mijnheer Gradgrind
-kwam haar achterop eer zij nog ver op weg waren, en sprak met veel
-belangstelling over Stephen Blackpool, voor wien hij dacht, dat dit
-openlijke bewijs, hoe ongegrond de vermoedens tegen juffrouw Pegler
-geweest waren, waarschijnlijk gunstige gevolgen zou hebben.
-
-Wat den hondsvot betreft, onder dit geheele tooneel, gelijk sedert
-kort bij alle gelegenheden, was hij dicht bij mijnheer Bounderby
-gebleven. Hij scheen te denken, dat hij, zoolang Bounderby geene
-ontdekking kon doen zonder dat hij er van wist, in zooverre veilig
-was. Hij had nooit zijne zuster bezocht, en haar sedert hare thuiskomst
-maar eens gezien, namelijk op dien avond, toen hij, gelijk verhaald
-is, insgelijks dicht bij Bounderby bleef.
-
-In het gemoed zijner zuster woonde eene duistere, vormlooze vrees,
-waaraan zij nooit woorden gaf, en die haar slechten, ondankbaren
-broeder met eene akelige geheimzinnigheid omhulde. Dezelfde donkere
-mogelijkheid had zich juist dezen dag in dezelfde vormelooze gedaante
-aan Sissy vertoond, toen Rachel er van sprak, dat iemand, die door
-Stephen's terugkomst beschaamd zou worden, hem uit den weg zou hebben
-geholpen. Louisa had nooit gezegd, dat zij haar broeder van eenige
-medeplichtigheid aan den diefstal verdacht hield; zij en Sissy hadden
-in dit opzicht geene uitwisseling van vertrouwen gehad, behalve dien
-enkelen blik, toen de niets vermoedende vader zijn grijs hoofd op
-zijne hand liet rusten; maar zij hadden elkander verstaan. Deze andere
-vrees was zoo geducht, dat zij als eene spookachtige schim boven haar
-bleef zweven, zonder dat een van beiden er aan durfde denken dat die
-schrikgedaante haar nabij, veel minder dat zij ook nabij de andere was.
-
-En nog gelukte het den hondsvot zich goed te houden. Als Stephen
-Blackpool de dief niet was, moest hij maar voor den dag komen. Waarom
-deed hij dat niet?
-
-Nog een nacht. Nog een dag en nacht. Geen Stephen Blackpool. Waar
-was de man, en waarom kwam hij niet terug?
-
-
-
-
-
-
-
-XXXIV.
-
-HET STERRENLICHT.
-
-
-Do zondag was een heldere herfstdag, frisch en koel, toen Sissy en
-Rachel in den vroegen morgen, bij elkander kwamen om eene wandeling
-over het veld te doen.
-
-Daar Coketown stof en asch strooide, niet alleen op zijn eigen hoofd,
-maar ook op den geheelen omtrek--op de manier van die vrome lieden,
-die voor hunne eigene zonden boete doen door anderen in zakken te
-kleeden--waren zij, die nu en dan naar een teugje zuivere lucht
-dorstten (hetgeen niet volstrekt onder de goddelooze ijdelheden des
-levens behoort), op dien dag gewoon zich eenige mijlen ver over den
-spoorweg te laten brengen en dan hunne wandeling door het veld te
-beginnen. Sissy en Rachel hielpen zich op de gebruikelijke manier
-uit den rook, en werden bij een station omtrent halverwege tusschen
-de stad en het buiten van mijnheer Bounderby afgezet.
-
-Hoewel het groene landschap hier en daar met hoopen steenkool was
-bevlekt, was het elders toch groen, en waren er boomen te zien,
-en hoorde men leeuweriken zingen (hoewel het zondag was) en waren
-er aangename geuren in de lucht, en werd alles overwelfd door eene
-heldere blauwe lucht. Aan den eenen kant vertoonde zich Coketown in
-het verschiet gelijk een zwarte damp; in een ander verschiet begonnen
-er heuvelen op te rijzen; in een derde was er eene flauwe verandering
-in het licht langs den gezichteinder, waar het de afgelegene zee
-bescheen. Onder de voeten der wandelaarsters was het gras frisch;
-sierlijke schaduwen van takken speelden flikkerend daaroverheen;
-de heggen stonden weelderig; alles was vrede.
-
-De machines boven de monden van mijnschachten, en de oude magere
-paarden, die door hun dagelijkschen arbeid een kring in den grond
-hadden getrapt, waren beiden in rust; de raderen hadden voor eene
-korte poos opgehouden te draaien; en het groote rad der aarde scheen
-zonder de schokken en het gerucht van een anderen tijd om te wentelen.
-
-Zij wandelden voort, over velden en door beschaduwde lanen, somtijds
-over een stuk van een hek stappende, zoo verrot dat het brak als
-de voet er tegen aanstiet, somtijds een hoop met gras begroeide
-steenen en balken voorbijgaande, die de plaats van een verlaten
-werk kenmerkten. Zij volgden paden en sporen, hoe gering zij ook
-waren. Kleine hoogten, waarop het gras welig groeide en distels,
-netelen en dergelijke planten waren opgeschoten, vermeden zij
-steeds; want akelige histories werden in die streek verteld van oude
-mijnputten, die onder zulke kenteekenen verborgen waren.
-
-De zon was hoog geklommen, toen zij gingen zitten om te rusten. Zij
-hadden in langen tijd geen mensch van nabij of van verre gezien, en
-de eenzaamheid bleef nog ongestoord. "Het is hier zoo stil, Rachel,
-en het pad schijnt zoo weinig begaan, dat ik geloof dat wij de eersten
-zijn, die den geheelen zomer hier zijn gekomen."
-
-Toen Sissy dit zeide, viel haar weder een stuk van een verrot hek in
-het oog, dat op den grond lag. Zij stond op om er naar te kijken.
-
-"En toch weet ik het niet," zeide zij. "Dit is nog niet heel lang
-geleden afgebroken. Het hout is nog versch gesplinterd. En hier zijn
-ook voetstappen.--O, Rachel!"
-
-Zij kwam terugloopen en greep haar om den hals. Rachel was reeds
-opgesprongen.
-
-"Wat is er?"
-
-"Ik weet het niet. Daar ligt een hoed in het gras."
-
-Zij gingen te zamen vooruit, Rachel die van het hoofd tot de voeten
-beefde, nam den hoed op. Zij barstte in tranen en jammerklachten
-uit. Stephen Blackpool had met zijne eigene hand zijn naam in den
-hoed geschreven.
-
-"O, de arme man, de arme man! Men heeft hem van kant geholpen. Hij
-ligt hier vermoord."
-
-"Is er--is er bloed aan?" bracht Sissy stamelend uit.
-
-Zij waren bang om er naar te zien, maar bezichtigden den hoed toch en
-vonden geen spoor van geweld. De hoed had daar eenige dagen gelegen,
-want hij was door den regen en den dauw verkleurd en had een indruk
-van zijn vorm op het gras gelaten. Zij zagen vreesachtig rond, zonder
-zich te bewegen, maar konden niets meer ontdekken.
-
-"Rachel," fluisterde Sissy, "ik zal alleen wat verder gaan."
-
-Zij had hare hand losgelaten en wilde juist een stap voorwaarts doen,
-toen Rachel haar met een gil in beide armen greep. Vóór haar, vlak
-voor hare voeten, was de afgebrokkelde kant eener zwarte diepte,
-door het dichte gras verborgen. Zij deinsden terug, vielen op de
-knieën en verborgen beiden haar gezicht aan elkanders hals.
-
-"O goede God! Hij is daar beneden! Daar beneden!" In het eerst was
-dit akelig gegil alles, wat men door tranen, gebeden, vermaningen,
-door welke poging ook, van Rachel kon bekomen. Het was onmogelijk
-haar tot bedaren te brengen; en het was toch noodzakelijk dit te doen;
-het was noodzakelijk haar vast te houden of zij zou zich in de diepte
-hebben geworpen.
-
-"Rachel, lieve Rachel, goede Rachel, om 's Hemels wil, houd op met
-dat schrikkelijke geschreeuw! Denk aan Stephen, denk aan Stephen,
-denk aan Stephen!"
-
-Door eene ernstige herhaling dezer bede, met al den angst van zulk
-een oogenblik ontboezemd, bracht Sissy haar eindelijk tot stilte,
-en nu zag de ongelukkige haar aan zonder tranen en met een gezicht,
-dat in steen scheen veranderd te zijn.
-
-"Rachel, Stephen kan nog leven. Gij wilt hem toch geen oogenblik
-langer hulpeloos op den grond van dien akeligen put laten liggen,
-als gij hem hulp kunt bezorgen!"
-
-"Neen, neen, neen!"
-
-"Ga dan om zijnentwil niet hier vandaan. Laat ik gaan luisteren."
-
-Zij huiverde om den put te naderen, maar zij kroop er op handen en
-knieën naar toe en riep hem zoo hard zij roepen kon. Zij luisterde,
-maar geen geluid gaf haar antwoord. Wederom riep en luisterde zij;
-nog geen geluid. Zij deed dit twintig-, dertigmaal. Zij nam eene
-kluit aarde van den afgebrokkelden grond, waar hij gestruikeld was,
-en wierp dien in de opening. Zij kon niets hooren vallen.
-
-Het ruime uitzicht, waarvan de stilte weinige minuten geleden zoo
-bekoorlijk was, vervulde haar moedig hart bijna met wanhoop, toen
-zij opstond, overal rondkeek en geene hulp zag.
-
-"Rachel, wij moeten geen oogenblik verliezen. Wij moeten in
-verschillende richtingen hulp gaan zoeken. Neem gij den weg dien wij
-gekomen zijn; ik zal langs dit pad verder gaan. Zeg iedereen, wien
-gij ontmoet, wat er gebeurd is. Denk aan Stephen, denk aan Stephen!"
-
-Zij zag aan Rachel's gezicht, dat zij haar nu kon vertrouwen. Nadat
-zij eene poos was blijven staan om haar na te zien, terwijl zij haastig
-voortstapte en al voortstappende hare handen wrong, keerde zij zich om
-en begon zelve haar tocht om hulp te zoeken. Bij de heg bleef zij even
-staan en bond haar doek daaraan vast, om de plek te herkennen; toen
-wierp zij haar hoed op zijde en liep gelijk zij nog nooit had geloopen.
-
-Loop, Sissy, loop, in 's Hemels naam! Sta niet stil om adem te
-halen! Loop, loop voort! Zich zelve aansporende, door zulk een biddend
-roepen in hare gedachten te houden, liep zij van veld tot veld,
-en van laan tot laan, en van plek tot plek, gelijk zij nog nooit
-geloopen had, tot zij bij een afdakje aan een machinengebouw kwam,
-waar twee mannen in de schaduw lagen te slapen.
-
-Hen eerst te wekken, en daarna te zeggen, overspannen en ademloos als
-zij was, wat haar daar gebracht had, had vrij wat moeielijkheden in;
-maar niet zoodra begrepen zij haar, of zij waren even vol ijver als
-zij. Een van die mannen lag in den doffen slaap der dronkenschap,
-maar toen zijn makker hem toeschreeuwde, dat er iemand in de Oude
-Helschacht was gevallen, snelde hij heen naar een plas vuil water,
-dompelde zijn hoofd daarin en kwam nuchter terug.
-
-Met deze twee mannen liep zij naar een ander, een halve mijl verder,
-en met dezen weder naar een ander, terwijl de eerste twee elders
-heen liepen. Toen werd er een paard gevonden, en kreeg zij een ander
-man, om op leven of dood naar den spoorweg te rijden, en zond zij
-eene boodschap aan Louisa, die zij opschreef en hem medegaf. Tegen
-dien tijd was er een geheel dorp op de been; en windassen, touwen,
-staken, emmers, kaarsen, lantarens en alle benoodigdheden werden snel
-bijeengehaald om naar de Oude Helschacht gebracht te worden.
-
-Het scheen nu uren geleden sedert zij den verlorene verlaten had in
-het graf, waar hij levend begraven lag. Zij kon niet langer van hem
-vandaan blijven--het was alsof zij hem aan zijn lot overliet--en zij
-haastte zich terug, vergezeld door een zestal arbeiders, waaronder de
-dronken man, die door het nieuws nuchter was geworden en die de knapste
-en ijverigste van allen was. Toen zij aan de Oude Helschacht kwamen,
-vonden zij die zoo eenzaam als zij haar gelaten had. De arbeiders
-riepen en luisterden, gelijk zij gedaan had, en bezichtigden den rand
-van den afgrond, en beredeneerden hoe het gebeurd was, en gingen
-toen zitten wachten, tot de gereedschappen, die zij noodig hadden,
-gebracht werden.
-
-Elk geluid van insekten in de lucht, elk geritsel der bladeren,
-elk gefluister onder die mannen deed Sissy beven, want dan dacht zij
-eene stem te vernemen uit den put. Maar de wind woei ledig daarover
-heen, en geen geluid kwam naar omhoog, en zij zaten te wachten en
-te wachten. Nadat dit eenigen tijd had geduurd, begonnen er enkele
-menschen te komen, die van het ongeluk hadden gehoord, en weldra begon
-men ook de wezenlijke hulp van gereedschappen aan te brengen. Onder
-dat alles kwam Rachel terug, en in haar gezelschap was een chirurgijn,
-die wijn en eenige medicijnen medebracht. Doch de verwachting onder
-de aanwezigen, dat de man nog levend zou gevonden worden, was waarlijk
-al zeer gering.
-
-Dewijl er nu menschen genoeg bijeen waren om het werk te belemmeren,
-plaatste de nuchter geworden man zich aan het hoofd der anderen, of
-werd met algemeene bewilliging daaraan geplaatst, en maakte een grooten
-kring om de Oude Helschacht en stelde eenigen aan om die ruimte vrij te
-houden. Behalve de vrijwilligers, die voor het werk werden aangenomen,
-mochten in het eerst alleen Rachel en Sissy binnen den kring komen;
-maar later op den dag, toen de boodschap van Sissy een expressetrein
-van Coketown had doen afrijden, kwamen mijnheer Gradgrind en Louisa,
-en mijnheer Bounderby en de hondsvot insgelijks daarbinnen.
-
-De zon was vier uren lager gedaald dan toen Sissy en Rachel zich
-het eerst op het gras neerzetten, voordat men van palen en touwen
-een toestel had vervaardigd, waarmede twee mannen veilig konden
-afdalen. Men had bezwaren gehad om dit werktuig samen te stellen,
-zoo eenvoudig als het was; men had bevonden, dat het aan sommige
-benoodigdheden ontbrak, en boodschappen hadden heen en weder moeten
-gaan. Het was vijf ure in den namiddag van een helderen zondag in den
-herfst, voordat er eene brandende kaars werd afgelaten om de lucht
-te beproeven, terwijl drie of vier grove gezichten zich bij elkander
-drongen om het licht na te zien, en de mannen aan het windas het touw
-lieten schieten. De kaars werd flauw brandende weder opgehaald en toen
-wierp men wat water in de diepte. Daarna werd de emmer aangehaakt;
-en de nuchter geworden man en een ander stapten met licht daarin,
-en gaven het woord: "Laat zakken!"
-
-Terwijl het touw, stijf gespannen, afdaalde, en het windas kraakte, was
-er onder die honderd of tweehonderd mannen en vrouwen niemand, wiens
-adem ging gelijk die gewoon was te gaan. Het sein werd gegeven, en het
-windas stond stil, terwijl men nog touw genoeg overhad. Schijnbaar
-zulk een lange tijd verliep er, terwijl de mannen aan het windas
-ledig stonden, dat sommige vrouwen begonnen te gillen dat er een
-nieuw ongeluk gebeurd was. Maar de chirurgijn, die zijn horloge in
-de hand hield, zeide, dat er nog geen vijf minuten verloopen waren,
-en vermaande haar op barschen toon zich stil te houden. Hij had
-nauwelijks uitgesproken, toen het windas weder in beweging gebracht
-en het touw opgehaald werd. Geoefende oogen zagen, dat het niet zoo
-zwaar ging alsof beide werklieden werden opgeheschen, en dat er maar
-één terugkwam.
-
-Het touw kwam strak gespannen naar boven; ring op ring wond zich om het
-windas; en aller oogen waren op den put gevestigd. De nuchter geworden
-man werd opgehaald en sprong vlug op het gras. Er was een algemeene
-kreet van "Levend of dood?" en daarop volgde eene diepe stilte.
-
-Toen hij "levend!" zeide, ging er een groot gejuich op, en velen
-kwamen de tranen in de oogen.
-
-"Maar hij is heel erg bezeerd," voegde hij er bij, zoodra hij zich
-weder kon doen hooren. "Waar is de dokter? Hij is zoo erg bezeerd,
-mijnheer, dat ik niet weet hoe wij hem zullen ophalen."
-
-Allen hielden te zamen raad en zagen den chirurgijn bekommerd aan,
-toen hij eenige vragen deed en na het hooren der antwoorden zijn hoofd
-schudde. De zon ging nu onder, en het roode licht in de avondlucht
-bescheen alle gezichten, zoodat men hen in al hunne angstige spanning
-kon onderscheiden.
-
-Het beraad eindigde daarmede, dat de lieden naar het windas
-terugkeerden en de mijnwerker nogmaals afdaalde, thans wat wijn en
-eenige andere kleinigheden medenemende. Toen kwam de andere man naar
-boven. Ondertusschen hadden eenige lieden, op last van den chirurgijn,
-eene horde gehaald, waarop anderen van hunne opperkleederen, met los
-stroo bedekt, een dik bed maakten, terwijl hij zelf eenige verbanden en
-windsels van omslagdoeken en zakdoeken vervaardigde. Toen deze gereed
-waren, werden zij den mijnwerker, die het laatst was bovengekomen,
-over den arm gehangen, met onderrichtingen hoe ze te gebruiken; en
-terwijl hij daar stond, in het schijnsel van het licht, dat hij droeg,
-met zijne forsche ledige hand op een der palen leunende, en nu in den
-put neerziende, dan in het rond naar de menschen kijkende, was hij
-vooral niet de minst in het oog loopende gedaante van dit tooneel. Het
-was nu donker geworden en er werden flambouwen aangestoken.
-
-Uit het weinige, dat deze man tot de naaste omstanders zeide en
-dat spoedig door den geheelen kring verspreid werd, bleek het,
-dat de verlorene op een hoop aarde was gevallen, die den put half
-verstopt had, en dat zijn verdere val gebroken was door eenige aan
-de kanten uitstekende aardkluiten. Hij lag op den rug, met den eenen
-arm samengevouwen onder zich, en had zich, naar hij zelf geloofde,
-sedert zijn val nauwelijks bewogen, behalve dat hij zijne vrije hand
-naar zijn zijzak had gebracht, waarin hij zich herinnerde wat brood
-en vleesch te hebben (waarvan hij een weinig had gebruikt), en ook
-met die hand nu en dan wat water had opgeschept. Hij was terstond
-van zijn werk gekomen, zoodra er om hem geschreven was, en had de
-geheele reis te voet gedaan; en hij was na den donker op weg naar
-het buiten van mijnheer Bounderby, toen hij in den put viel. Hij
-was op dien gevaarlijken tijd deze gevaarlijke streek doorgegaan,
-omdat hij, in het gevoel zijner onschuld aan hetgeen hem te last
-werd gelegd, niet rusten kon, of hij moest den naasten weg komen
-om zich te rechtvaardigen. De Oude Helschacht, zeide de mijnwerker,
-met een vloek op dien moorddadigen put, was tot het laatste toe haar
-slechten naam waardig gebleven; want hoewel Stephen nu nog spreken
-kon. geloofde hij toch dat hij het niet lang meer zou maken.
-
-Toen alles gereed was, verdween de man weder in de diepte, nog onder
-het afdalen de laatste haastige aanwijzingen van den chirurgijn en
-zijne makkers aannemende. Het touw werd gevierd gelijk te voren, het
-sein werd weder gegeven, en het windas stond stil. Niemand trok er nu
-de hand van af. Ieder wachtte met vastgeklemde vuist en reeds naar
-het werk gebogen lichaam om weder op te winden. Eindelijk werd het
-sein gegeven, en de geheele kring van omstanders boog zich voorover.
-
-Want nu kwam het touw, ten uiterste gespannen, naar het scheen, naar
-boven; het werk ging zwaar, en het windas piepte en kraakte. Het was
-bijna onuitstaanbaar naar het touw te zien en te denken, dat het zou
-kunnen breken. Maar ring op ring werd veilig om het windas gewonden,
-en de kettingen kwamen te voorschijn, en eindelijk de emmer met de
-twee mijnwerkers, die zich aan de kanten vasthielden--een gezicht
-om het hart te beklemmen en het hoofd te doen duizelen--en tusschen
-hen in, behoedzaam vastgehouden en vastgebonden, de gedaante van een
-mensch--bijna verbrijzeld.
-
-Een zacht gemompel van medelijden liep door de menigte heen, en de
-vrouwen schreiden hardop, toen deze gedaante, bijna zonder vorm,
-zeer langzaam uit den ijzeren verlosser werd getild en op het bed van
-stroo nedergelegd. In het eerst ging niemand dan de chirurgijn er dicht
-bij. Hij deed wat hij kon om het lichaam in gemakkelijker houding te
-schikken, maar het beste, wat hij doen kon, was het te bedekken. Toen
-hij dit met eene zachte hand gedaan had, riep hij Rachel en Sissy. En
-toen zag men het bleeke, uitgeteerde, geduldige gezicht naar den
-hemel opzien, terwijl de gekneusde rechterhand bloot op het dek van
-kleederen lag, als wachtende om door eene andere hand gevat te worden.
-
-Zij gaven hem te drinken, bevochtigden zijn gezicht met water,
-en dienden hem eenige droppels van een opwekkend middel met wijn
-toe. Hoewel hij geheel roerloos naar de lucht lag te staren, glimlachte
-hij en zeide: "Rachel!"
-
-Zij knielde bij hem op het gras en boog zich over hem heen, tot hare
-oogen tusschen de zijne en de lucht waren, want hij kon ze zelfs niet
-verdraaien om naar haar te zien.
-
-"Rachel, melieve!"
-
-Zij nam zijne hand. Hij glimlachte wederom en zeide: "Laat ze niet
-los."
-
-"Hebt ge veel pijn, lieve Stephen?"
-
-"Die heb ik gehad, maar nu niet meer. Ik heb schrikkelijk erg en lang
-pijn gehad, lieve--maar het is nu over. Och, Rachel, 't is alles een
-warboel! Van het begin tot het einde een warboel!"
-
-Eene schim van zijn vroeger uitzicht scheen voorbij te zweven toen
-hij dit zeide.
-
-"Ik ben in den put gevallen, lieve, die, gelijk oude lieden nog
-heugt, honderden en honderden menschenlevens gekost heeft--vaders,
-zonen en broeders, dierbaar aan duizenden en duizenden, en die
-ze voor honger en gebrek bewaarden. Ik ben in den put gevallen,
-die met zijn vuurdamp wreeder dan een oorlog geweest is. Ik heb er
-van gelezen in de petitie van de lieden, die in de putten werken,
-gelijk iedereen ze lezen kan, waarin zij de wettenmakers om Christus'
-wil bidden om te maken dat hun werk hen toch niet vermoorden zal, maar
-hen te sparen voor de vrouwen en kinderen, die zij even liefhebben als
-voorname lieden de hunne hebben. Toen die put bewerkt werd, bracht
-hij buiten noodzaak vele menschen om het leven, en nu hij verlaten
-is, doet hij dat nog. Zie hoe wij altijd buiten noodzaak sterven,
-op de eene of de andere manier--altijd in een warboel."
-
-Hij zeide dit met eene flauwe stem, zonder eenige gramschap tegen
-iemand--alleen als eene waarheid.
-
-"Uw zusje, Rachel--gij hebt haar niet vergeten. Het is niet denkelijk,
-dat gij haar nu vergeten zult, nu ik zoo dicht bij haar ben. Gij
-weet--dat arme, geduldige, lieve kind--hoe gij voor haar gewerkt hebt,
-toen zij den geheelen dag op haar stoeltje voor het venster zat,
-en hoe zij stierf, jong en mismaakt, ondermijnd door die ongezonde
-lucht, die er niet behoefde te zijn, en de ellendige woningen, die
-de werklieden hebben. Een warboel! Alles een warboel!"
-
-Louisa naderde hem, maar hij kon haar niet zien, daar zijn gezicht
-naar de donkere nachtlucht omhoog gekeerd was.
-
-"Als alle dingen, die ons aangaan, lieve, niet zoo in de war lagen,
-had ik niet hier behoeven te komen. Als wij onder ons zelven niet in
-een warboel zaten, zouden mijne eigene makkers mij niet zoo verkeerd
-beoordeeld hebben. Als mijnheer Bounderby mij ooit recht gekend
-had--als hij mij ooit eenigszins gekend had--zou hij zich niet boos
-op mij gemaakt hebben. Dan zou hij mij niet verdacht hebben. Maar
-zie daar omhoog, Rachel! Zie daar boven!"
-
-Zijne oogen volgende, zag zij, dat hij naar eene ster tuurde.
-
-"Die heeft mij beschenen," zeide hij eerbiedig, "in mijne pijn en mijn
-nood daar beneden. Zij heeft in mijn gemoed geschenen. Ik heb naar
-haar opgezien en aan u gedacht, Rachel, tot de warboel in mijn geest
-is opgeruimd, meer dan een weinigje, hoop ik. Als sommigen gedwaald
-hebben door mij niet beter te verstaan, heb ik ook gedwaald door hen
-niet beter te verstaan. Toen ik uw brief kreeg, geloofde ik terstond,
-dat wat de jonge mevrouw tegen mij gezegd en gedaan had, eenerlei was,
-en dat er een goddeloos komplot tusschen hen bestond. Toen ik viel,
-was ik kwaad op haar, en haastte ik mij voort, om zoo onbillijk voor
-haar te zijn als anderen voor mij geweest waren. Maar in ons oordeel,
-evenals in ons doen, moeten wij dragen en verdragen. In mijne pijn en
-mijn nood daarheen opziende--terwijl zij mij bescheen--heb ik alles
-duidelijker ingezien, en heb het tot mijn stervend gebed gemaakt,
-dat de geheele wereld dichter tot elkander mocht komen en elkander
-beter mocht leeren verstaan, dan toen ik zwakke man er nog in was."
-
-Toen Louisa hoorde wat hij zeide, boog zij zich over hem heen, aan
-den kant tegenover Rachel, zoodat hij haar kon zien.
-
-"Gij hebt het gehoord?" zeide hij na eene korte poos van stilte. "Ik
-heb u niet vergeten, mevrouw."
-
-"Ja, Stephen, ik heb u gehoord, en uw gebed is het mijne."
-
-"Gij hebt een vader. Wilt gij een paar woorden van mij aan hem
-overbrengen?"
-
-"Hij is hier," zeide Louisa met angst. "Zal ik hem bij u brengen?"
-
-"Als het u belieft."
-
-Louisa kwam met haar vader terug. Hand in hand zagen beiden neer op
-het ernstige gelaat des lijders.
-
-"Mijnheer, gij zult mij zuiveren en mijn naam weder goed maken bij
-alle menschen. Dit laat ik aan u over."
-
-Mijnheer Gradgrind ontstelde en vroeg hoe.
-
-"Mijnheer," was het antwoord, "uw zoon zal u zeggen hoe. Vraag het
-hem. Ik beschuldig niemand; ik zeg er niets bij, geen enkel woord. Ik
-heb uw zoon op zekeren avond gezien en gesproken. Ik vraag niet
-meer dan dit: zuiver gij mij van de beschuldiging--en ik vertrouw,
-dat gij het doen zult."
-
-Daar de dragers nu gereed waren om hem op te nemen en de chirurgijn
-verlangde, dat hij zoo spoedig mogelijk vervoerd werd, plaatsten zij,
-die flambouwen of lantarens hadden, zich voor de draagbaar. Eer die
-werd opgenomen, en terwijl men schikkingen maakte hoe men gaan zou,
-zeide hij tot Rachel, terwijl hij naar de ster omhoog zag:
-
-"Dikwijls, als ik bij mij zelven kwam en haar mij zag beschijnen in
-mijn nood, dacht ik dat zij de ster was, die den weg wees naar het huis
-van onzen Zaligmaker. Ik denk haast, dat het dezelfde ster moet wezen."
-
-Zij namen hem nu op en hij verheugde zich dat men hem wegdroeg in de
-richting welke die ster scheen aan te wijzen.
-
-"Rachel, bemind meisje! Laat mijne hand niet los. Dezen avond mogen
-wij wel samen gaan, lieve!"
-
-"Ik zal uwe hand vasthouden en naast u blijven, Stephen, den geheelen
-weg."
-
-"God zegene u! Wil iemand zoo goed zijn om mijn gezicht toe te dekken?"
-
-Zij droegen hem zeer behoedzaam de velden door en de lanen langs,
-door de uitgestrekte vlakte; en Rachel hield steeds die hand in
-de hare. Zeer weinige gefluisterde woorden stoorden de treurige
-stilte. Spoedig was het een lijkstoet. De ster had hem gewezen
-waar den God der armen te vinden; en door nederigheid, droefheid en
-vergevensgezindheid was hij ingegaan tot de rust van zijn Verlosser.
-
-
-
-
-
-
-
-XXXV.
-
-DE HONDSVOT-JACHT.
-
-
-Eer nog de kring, die zich om de Oude Helschacht gevormd had, gebroken
-werd, was een dergenen, die binnen dezen kring waren toegelaten,
-verdwenen. Bounderby en Tom, die zijn patroon thans als zijne schaduw
-vergezelde, hadden niet bij Louisa gestaan, terwijl zij haar vader
-bij den arm vasthield, maar op een afstand ver van de anderen. Toen
-mijnheer Gradgrind naar den lijder werd geroepen, sloop Sissy,
-oplettend op al wat er gebeurde, achter Tom--wiens gezicht, waarop een
-angstig afgrijzen geteekend stond, een belangwekkend schouwspel zou
-geweest zijn, indien men oogen had gehad voor eenig ander schouwspel
-behalve dat eene--en fluisterde hem iets in het oor. Zonder zijn hoofd
-om te draaien, sprak hij eenige oogenblikken met haar en verdween
-toen. Aldus was de hondsvot reeds buiten den kring, eer deze zich
-begon te verspreiden.
-
-Toen de vader thuis kwam, zond hij eene boodschap naar Bounderby, om
-te verzoeken, dat zijn zoon terstond bij hem zou komen. Het antwoord
-was, dat Bounderby, daar hij Tom in het gedrang gemist en sedert niet
-weder gezien had, gemeend had dat hij zich op Stone Lodge bevond.
-
-"Ik geloof, vader," zeide Louisa, "dat hij van avond niet weder in
-de stad zal komen."
-
-Mijnheer Gradgrind keerde zich om en sprak geen woord meer.
-
-Des morgens ging hij zelf naar het kantoor, zoodra dit open was,
-en toen hij de plaats van zijn zoon ledig zag (hij had eerst haast
-den moed niet om binnen te kijken) ging hij de straat langs terug, om
-Bounderby op zijn weg daarheen te ontmoeten, en gaf dezen te kennen,
-dat hij het om redenen, die hij spoedig zou openbaren, maar dringend
-verzocht hem nu niet af te vragen, noodig had geacht zijn zoon voor
-korten tijd elders te plaatsen; en dat hij voorts belast was met de
-verplichting om de nagedachtenis van Stephen Blackpool te zuiveren en
-den dief bekend te maken. Mijnheer Bounderby, geheel verstomd, bleef,
-nadat zijn schoonvader hem verlaten had, stokstijf op de straat staan,
-zwellende als eene reusachtige zeepbel, maar lang zoo fraai niet.
-
-Mijnheer Gradgrind ging naar huis, sloot zich in zijne kamer op en
-bleef daar den geheelen dag. Toen Sissy en Louisa aan zijne deur
-klopten, zeide hij, zonder die te openen: "Nu niet, lieve kinderen,
-van avond." Toen zij des avonds terugkwamen, zeide hij: "Ik ben er nog
-niet toe in staat--morgen." Hij at den geheelen dag niets, en liet,
-toen het donker werd, geen licht komen; en zij hoorden hem tot laat
-in den nacht heen en weder stappen.
-
-In den ochtend kwam hij echter op het gewone uur aan het ontbijt en
-zette zich aan de tafel op zijne gewone plaats. Hij zag er verouderd
-en vervallen uit, en was geheel terneergebogen; en toch zag men het
-hem aan, dat hij een wijzer en beter man was, dan in de dagen toen
-hij in dit leven niets anders noodig had dan feiten. Eer hij de
-kamer verliet, bepaalde hij een tijd dat zij bij hem zouden komen;
-en zoo ging hij heen, met het grijze hoofd op de borst gezonken.
-
-"Lieve vader," zeide Louisa, toen zij bij hem waren gekomen, "gij hebt
-nog drie jonge kinderen over. Zij zullen anders worden, en ik zal met
-'s Hemels hulp ook nog anders worden."
-
-Zij reikte Sissy hare hand toe, alsof zij toonen wilde, dat zij
-daarbij ook op hare hulp rekende.
-
-"Uw rampzalige broeder!" zeide mijnheer Gradgrind. "Denkt gij, dat
-hij den diefstal reeds voorhad toen hij met u naar dat huis ging?"
-
-"Ik vrees van ja, vader. Ik weet, dat hij zeer om geld verlegen was
-en veel verteerd had."
-
-"En daar die arme man de stad zou verlaten, kwam het in zijne booze
-gedachten op, om de verdenking op hem te doen vallen?"
-
-"Ik geloof, dat het hem moet ingevallen zijn terwijl hij daar zat,
-vader; want ik had hem gevraagd om met mij daarheen te gaan. Dat
-bezoek was geen verzinsel van hem."
-
-"Hij had ook een gesprek met dien armen man. Nam hij hem ter zijde?"
-
-"Hij nam hem buiten de kamer. Ik vroeg hem naderhand waarom hij
-dat gedaan had, en hij gaf eene aannemelijke reden op; maar sedert
-gisteravond, vader, en als ik mij nu de omstandigheden herinner,
-vrees ik, dat ik mij maar al te goed kan verbeelden wat er tusschen
-hen is omgegaan."
-
-"Laat mij eens hooren," zeide haar vader, "of uwe gedachten uw
-schuldigen broeder in hetzelfde ongunstige licht plaatsen als de
-mijne."
-
-"Ik vrees, vader," antwoordde Louisa aarzelend, "dat hij Stephen
-Blackpool iets moet hebben wijs gemaakt, misschien in mijn naam iets
-beloofd, of in zijn eigen naam--dat den man bewoog om zonder eenig
-kwaad opzet en ter goeder trouw, te doen wat hij voorheen nog nooit
-gedaan had, en die twee of drie avonden, voordat hij de stad verliet,
-voor het kantoor te blijven heen en weer dwalen."
-
-"Maar al te duidelijk!" zeide haar vader. "Maar al te duidelijk!"
-
-Hij hield zijne hand voor zijn gezicht en zweeg eene poos. Zich toen
-herstellende, zeide hij:
-
-"En hoe is hij nu te vinden? Hoe is hij uit de handen van het gerecht
-te houden? Hoe zullen wij hem vinden, in de weinige uren, die ik met
-mogelijkheid kan laten verloopen eer ik de waarheid openbaar maak,
-en hoe zullen wij tegelijk zorgen, dat niemand anders hem vindt? Met
-geene tienduizend pond zou dat te doen zijn."
-
-"Sissy heeft het reeds gedaan, vader."
-
-Hij sloeg de oogen op naar de plek waar zij stond, als ware zij de
-goede fee in zijn huis, en zeide op een toon van weemoedige teederheid
-en dankbaarheid: "Altijd zijt gij het, mijn kind!"
-
-"Wij waren er al vroeger dan gisteren voor bevreesd," zeide Sissy,
-met een blik naar Louisa; "en toen ik u gisteravond bij de draagbaar
-zag komen en hoorde wat er gezegd werd (want ik bleef steeds dicht
-bij Rachel), ging ik naar hem toe, terwijl niemand het zag, en zeide:
-"Kijk niet naar mij om. Zie met wien uw vader spreekt. Neem terstond
-de vlucht, om zijn en uw eigen wil." Hij stond al te beven eer ik hem
-dit toefluisterde, en toen schrikte en beefde hij nog meer, en zeide:
-"Waar kan ik naar toe gaan? Ik heb maar heel weinig geld, en ik weet
-niet wie mij zal verbergen." Toen dacht ik aan het paardenspel,
-waar mijn vader in geweest is. Ik heb niet vergeten waar mijnheer
-Sleary in dezen tijd van het jaar heen gaat, en ik las pas voor kort
-van hem in eene courant. Ik zeide hem dus, spoedig daarheen te gaan,
-zijn naam te zeggen, en mijnheer Sleary te vragen om hem te verbergen
-totdat ik kwam. "Ik zal nog vóór den ochtend bij hem zijn," zeide hij;
-en ik zag hem tusschen de menschen heensluipen."
-
-"De Hemel zij gedankt!" riep zijn vader uit. "Hij kan dan nog het
-land uitgeholpen worden."
-
-Dit was te meer waarschijnlijk, omdat de stad, waarheen Sissy hem
-verwezen had, binnen de drie uren reizens van Liverpool was gelegen,
-van waar hij met allen spoed naar ieder gedeelte der wereld kon worden
-overgebracht. Maar dewijl men nu voorzichtig moest wezen in het houden
-van gemeenschap met hem--want met ieder uur steeg het gevaar, dat hij
-verdacht zou worden, en niemand kon weten of Bounderby zelf niet, in
-zijn bluffenden ijver voor het algemeene welzijn, eene Romeinsche rol
-zou willen spelen--werd er afgesproken, dat Sissy en Louisa zich langs
-een omweg alleen naar de bedoelde plaats zouden begeven, en dat de
-ongelukkige vader, eene geheel tegenovergestelde richting inslaande,
-zich langs een nog grooter omweg bij haar zou komen voegen. Verder
-werd er bepaald, dat mijnheer Gradgrind zich niet zelf aan Sleary
-zou vertoonen, uit vrees dat zijne oogmerken verkeerd begrepen zouden
-worden, of dat de tijding zijner komst zijn zoon opnieuw de vlucht zou
-doen nemen; maar dat het openen der onderhandeling aan Sissy en Louisa
-zou worden overgelaten, en dat deze den rampzalige, die de oorzaak van
-zooveel ellende en schande was, zouden onderrichten, dat zijn vader
-in de nabijheid was en met welk oogmerk zij gekomen waren. Toen deze
-beschikkingen wel overwogen en door alle drie ten volle begrepen waren,
-was het ook tijd om een begin met de uitvoering te gaan maken. Vroeg
-in den namiddag ging mijnheer Gradgrind van zijn huis af recht het
-land door naar een spoorwegstation, van waar hij verder zou reizen;
-en in den avond begaven de twee anderen zich naar een geheel anderen
-kant op weg, bemoedigd door de gedachte, dat zij geen gezicht gezien
-hadden, hetwelk haar bekend was.
-
-Zij reisden den geheelen nacht door, behalve wanneer zij voor zeker
-oneffen getal minuten op tusschenstations aan zijwegen werden gelaten,
-die boven aan eene eindelooze trap of beneden in een diepte waren
-gelegen--het eenige verschil tusschen die stations;--en vroeg in den
-morgen werden zij afgezet op een stuk drasland, een paar mijlen van de
-stad, die zij zochten. Van deze akelige plek werden zij verlost door
-een ruwen ouden postiljon, die toevallig vroeg op was, en met een
-paard en sjees aankwam; en zoo werden zij de stad binnengesmokkeld
-door al de achterstraatjes waar varkens woonden; een toegang die,
-hoewel niet zeer prachtig of welriekend, toch de gewone weg van een
-tusschenstation naar een landstadje is.
-
-Het eerste, wat zij bij het inkomen der stad zagen, was het geraamte
-van Sleary's paardenspel. De troep was naar eene andere stad, meer
-dan twintig mijlen ver, vertrokken, en had daar den vorigen avond
-reeds gespeeld. Het middel van gemeenschap tusschen de twee plaatsen
-bestond in een heuvelachtigen grindweg, en het bereizen van dien weg
-ging zeer langzaam. Schoon zij maar een haastig ontbijt gebruikten en
-geene rust namen (welke zij onder zulke beangstigende omstandigheden
-toch vruchteloos zouden gezocht hebben), was het middag eer zij de
-biljetten van Sleary's paardenspel op schuttingen en schuren aangeplakt
-vonden, en één uur voordat zij op de markt stilhielden.
-
-Eene groote ochtend-voorstelling der kunstrijders, die op dat uur zou
-beginnen, werd juist toen zij den eersten voetstap op de straatsteenen
-deden, door den stadsomroeper aangekondigd. Sissy gaf den raad, ten
-einde in de stad geene aandacht te trekken, om naar de deur van het
-spel te gaan en plaatsen te nemen. Indien Sleary daar zat om geld aan
-te nemen, zou hij haar zeker herkennen en met voorzichtigheid te werk
-gaan. Als hij daar niet was, zou hij haar zeker in het spel zien;
-en wetende, wat hij met den vluchteling gedaan had, zou hij ook dan
-met voorzichtigheid handelen.
-
-Zij begaven zich dus met angstig kloppende harten naar de nog
-welbekende tent. De vlag was er, en de gothieke nis was er; maar
-mijnheer Sleary was er niet. De jongeheer Kidderminster, die eigenlijk
-al te veel van den stal had overgenomen om door de welwillendste
-lichtgeloovigheid nog langer voor Cupido te worden aangezien, had
-zich naar de onweerstaanbare macht der omstandigheden (waaronder ook
-zijn baard) gevoegd, en als een man, die zich overal bruikbaar wist te
-maken, had hij bij deze gelegenheid het beheer over de schatkist--en
-ook nog eene trom bij de hand, waaraan hij zijne ledige oogenblikken
-en zijne overtollige kracht kon besteden. Door de nauwlettendheid,
-waarmede mijnheer Kidderminster, als hij deze betrekking waarnam,
-op de valsche munt toezag, die men hem somtijds in de handen wilde
-stoppen, had hij voor niets anders oogen dan voor het geld; aldus
-ging Sissy hem onopgemerkt voorbij en kwamen zij binnen.
-
-De keizer van Japan, op een oud en mak wit paard, met zwarte vlekken
-beschilderd, rondrijdende, liet vijf waschkommen tegelijk door de
-lucht draaien,--de geliefkoosde uitspanning van dien monarch. Sissy,
-schoon welbekend met zijn vorstelijk geslacht, had geene persoonlijke
-kennis aan den tegenwoordigen keizer, en zijne regeering bleef
-ongestoord. Miss Josephine Sleary, die haar vermaarden Tiroler
-Bloemendans zou uitvoeren, werd daarop door een nieuwen clown
-aangekondigd (die met schertsende geestigheid Bloemkooldans zeide)
-en door mijnheer Sleary binnengeleid.
-
-Nog pas één slag had mijnheer Sleary met zijne lange zweep naar den
-clown gedaan, en pas had de clown gezegd: "Als ge dat weer doet,
-zal ik je het paard naar den kop smijten!" toen Sissy door vader en
-dochter beiden herkend werd. Beiden bleven echter met de grootste
-zelfbeheersching in hunne rol; en behalve in het eerste oogenblik, was
-er in het beweeglijke oog van mijnheer Sleary niet meer uitdrukking
-te bespeuren dan in het daarop volgende. De voorstelling kwam
-Sissy en Louisa wel wat lang voor, inzonderheid toen zij gestaakt
-werd om den clown gelegenheid te geven aan mijnheer Sleary (die
-ieder gezegde op den bedaardst mogelijken toon met een: "Ei zoo,
-mijnheer!" beantwoordde, en gestadig het publiek in het oog hield)
-eene vertelling te doen van tweebeen, die op driebeen naar eenbeen
-zat te kijken, toen vierbeen aankwam en eenbeen pakte, en tweebeen
-opstond en driebeen opnam en hem naar vierbeen gooide, die met eenbeen
-weg liep. Want hoewel deze geestige allegorie betrekking had op een
-slager, een driestal, een hond en een schapebout, kostte dit verhaal
-wel wat veel tijd voor hun ongeduld. Eindelijk echter maakte de blonde
-Josephine onder een algemeen gejuich haar compliment; en de clown,
-alleen in de manege gebleven, had zich juist in de handen gewreven
-en gezegd: "Nu is het mijne beurt!" toen Sissy op haar schouder werd
-getikt en gewenkt om buiten te komen.
-
-Zij nam Louisa mede; en zij werden door mijnheer Sleary ontvangen in
-een zeer klein afzonderlijk vertrekje met een vloer van gras, wanden
-van zeildoek, en eene hellende zoldering, waarop een gedeelte van
-het publiek zijne goedkeuring stampte alsof het er doorheen zou komen.
-
-"Cecilia!" zeide mijnheer Sleary, die een glas brandewijn met water
-bij de hand had, "het doet mij goed, dat ik u zie. Gij zijt altijd
-een lieveling van ons geweest, en gij hebt ons sedert dien ouden
-tijd eer aangedaan, dat geloof ik zeker. Gij moet onze lieden zien,
-liefje, eer wij over zaken spreken, of het zal hun het hart breken,
-vooral de vrouwen. Daar is Josephine, die is nu met E. W. B. Childers
-getrouwd, en zij heeft een kleinen jongen, die pas drie jaar oud is,
-maar toch op elken hit blijft zitten dien men maar bij hem brengen
-kan. Hij heet het Kleine Wonder van Academische Rijkunst, en als
-gij bij Astley niet van dien jongen hoort, zult ge te Parijs van hem
-hooren. En gij zult Kidderminster nog wel kennen, die men dacht dat
-een oogje op u had? Wel, hij is ook getrouwd. Hij heeft eene weduwe
-genomen, oud genoeg om zijne moeder te zijn. Zij was op de stijve
-koord, maar nu kan ze niets meer, omdat ze te dik is. Zij hebben
-twee kinderen, en dus zijn wij goed voorzien van toovergodinnetjes en
-kleine wichtjes. Als ge onze Kinderen in het Bosch eens kondt zien,
-met hun vader en moeder, die allebei te paard sterven--hun oom, die
-ze als voogd onder zijne bescherming neemt, ook te paard--zij zelven,
-die braambessen gaan zoeken, ook te paard--en de roodborstjes, die hen
-met bladeren komen bedekken, ook te paard--dan zoudt ge zeggen, dat
-het ding zoo compleet was als ge ooit iets gezien had. Gij herinnert u
-Emma Gordon nog wel, liefje, die haast zoo goed als eene moeder voor u
-was? Natuurlijk doet gij het, dat behoef ik niet te vragen. Wel, Emma
-heeft haar man verloren. Hij deed een zwaren val van een olifant in
-eene soort van pagode als de Sultan van Indië, en dat is hij nooit te
-boven gekomen; zij is toen voor de tweede maal getrouwd--zij heeft een
-kaaskooper gekregen, die van de voorste bank af zin in haar kreeg--en
-die nu opzichter is van een werkhuis en fortuin maakt."
-
-Deze verschillende veranderingen verhaalde Sleary, die nu zeer
-kortademig was, met groote hartelijkheid en eene verwonderlijke
-soort van naïveteit, als men bedacht welk een veteraan in het
-brandewijn-drinken hij was. Naderhand bracht hij Josephine en
-E. W. B. Childers binnen (wiens wangen bij daglicht al vrij diepe
-plooien hadden) en ook het Kleine Wonder van Academische Rijkunst,
-kortom den geheelen troep. Vreemd zagen de vrouwen er in Louisa's
-oogen uit, zoo wit en rood van kleur, zoo karig gekleed en zoo gul
-met het vertoonen harer beenen; maar het was iets streelends te zien,
-hoe zij elkander om Sissy verdrongen, en zeer natuurlijk dat Sissy
-zich niet van tranen kon onthouden.
-
-"Komaan! Nu heeft Cecilia al de kinderen gezoend, en al de vrouwen
-omhelsd, en al de mannen de hand gegeven; maakt nu allen dat ge
-wegkomt, en laat de muziek beginnen voor de tweede afdeeling,"
-zeide Sleary.
-
-Zoodra de anderen weg waren, vervolgde hij zacht: "Nu, Cecilia, ik
-vraag naar geen geheim, maar ik geloof, dat ik deze dame toch voor
-de jongejuffrouw van den jonker mag houden?"
-
-"Dit is zijne zuster. Ja."
-
-"En de dochter van den anderen? Dat is wat ik meen. Ik hoop, dat ik
-u wél zie, juffrouw. En ik hoop, dat de jonker ook wel is?"
-
-"Mijn vader zal spoedig hier zijn," antwoordde Louisa, zeer verlangend
-om ter zake te komen. "Is mijn broeder veilig?"
-
-"Gezond en frisch," antwoordde hij. "Ik wilde u eens even naar de
-manege laten kijken, hier door de reet. Cecilia, gij kent het kunstje;
-zoek maar een kijkgaatje voor u zelf."
-
-Beiden tuurden door eene reet in de planken.
-
-"Dat is Jack de Reuzendooder--een comisch kinderstukje," zeide Sleary.
-
-"Dat is een huisje voor Jack, om in te kruipen, en dat is mijn clown
-met een potdeksel en een spit, als de knecht van Jack; en daar is
-kleine Jack zelf in eene prachtige wapenrusting; en daar zijn twee
-comische zwarte knechts, tweemaal zoo groot als het huisje, om er bij
-te staan en het binnen te brengen en weer weg te dragen; en de reus
-(van mandewerk, die mij veel geld gekost heeft) is er nog niet. Ziet
-gij ze allemaal?"
-
-"Ja," zeiden beiden.
-
-"Kijk nu nog eens," hervatte Sleary, "en kijk goed. Ziet gij ze
-allemaal? Heel goed! Nu, juffrouw," hij zette een bank voor haar om
-op te zitten, "ik heb mijne begrippen, en de jonker uw vader heeft
-de zijne. Ik behoef niet te weten wat uw broeder heeft uitgevoerd;
-het is beter zelfs, dat ik het niet weet. Al wat ik zeg is: de jonker
-heeft Cecilia bijgestaan, en ik sta den jonker bij. Uw broeder is
-een van die zwarte knechts."
-
-Louisa liet een uitroep hooren, half van schrik, half van blijdschap.
-
-"Zoo is het," zeide Sleary, "en zelfs nu gij het weet, zoudt ge hem
-niet kunnen aanwijzen. Laat de jonker maar komen. Ik zal uw broeder na
-de voorstelling hier houden. Ik zal hem zich niet laten verkleeden of
-de verf afwasschen. Laat de jonker dan na de voorstelling hier komen,
-of kom zelf hier; gij zult uw broeder hier vinden en de geheele tent
-hebben om hem te spreken. Gij moet er u niet aan storen hoe hij er
-uitziet, als hij maar goed verscholen is."
-
-Louisa bedankte mijnheer Sleary met een verruimd hart, en hield hem
-toen niet langer op. Zij gaf haar groet aan haar broeder, met oogen
-vol tranen, en ging toen met Sissy heen tot later in den namiddag.
-
-Mijnheer Gradgrind kwam een uur later aan. Ook hij had niemand ontmoet
-die hij kende, en hoopte nu zeker, dat hij zijn geschandvlekten
-zoon, met hulp van Sleary, in den nacht naar Liverpool zou kunnen
-krijgen. Daar geen van drieën hem kon vergezellen, zonder aanleiding te
-geven dat hij, hoezeer ook vermomd, ontdekt werd, schreef hij een brief
-aan een correspondent, wien hij vertrouwen kon, waarin hij verzocht om
-den brenger, wat het ook kosten mocht, naar Noord- of Zuid-Amerika,
-of eenig ander afgelegen werelddeel te zenden, waarheen hij maar op
-de spoedigste en heimelijkste manier kon verzonden worden. Nadat dit
-gedaan was, gingen zij rondwandelen om te wachten dat het paardenspel
-geheel ledig was; namelijk tot niet alleen de toeschouwers, maar
-ook de rijders en de paarden het ontruimd hadden. Eindelijk zag hij
-Sleary een stoel buiten brengen en bij de zijdeur gaan zitten rooken,
-als een teeken dat zij konden naderen.
-
-"Uw dienaar, jonker," was zijn voorzichtige groet toen zij
-binnengingen. "Als ge mij noodig hebt, zult ge mij hier vinden. Gij
-moet er u niet aan storen dat uw zoon eene comische livrei draagt."
-
-Zij gingen alle drie naar binnen; en mijnheer Gradgrind zette zich
-neerslachtig neer op het bankje van den clown in het midden der
-manege. Op een der achterste banken, veraf in het schemerende licht
-van die vreemde plaats, zat de ellendige hondsvot, ook nu nog stug
-en wrevelig, wien hij het verdriet had zijn zoon te moeten noemen.
-
-Daar zat hij, in een allerzotsten rok, naar dien van een kerkeknecht
-in groot kostuum gelijkende, met onbeschrijfelijk overdrevene panden
-en opslagen; met een vervaarlijk vest, korte broek, schoenen met
-gespen en een razenden steekhoed; met niets dat hem paste, en alles
-van grove stof, door de motten afgeknaagd en vol gaten; met strepen
-over zijn zwart gezicht, waar angst en warmte het vettige mengsel,
-waarmede het besmeerd was, had doen smelten. Iets zoo akeligs,
-verfoeielijks, belachelijks en schandelijks, als de hondsvot in zijne
-comische livrei, had mijnheer Gradgrind nooit mogelijk kunnen achten,
-indien hij het niet als een tastbaar feit voor zich had gezien. En
-een van zijne model-kinderen was zoover gekomen!
-
-In het eerst wilde de hondsvot niet naderbij komen, maar bleef
-hardnekkig daar omhoog zitten. Eindelijk toegevende, indien zulk een
-wrevelig gehoorzamen toegeven kon genoemd worden, aan de vriendelijke
-beden van Sissy--want Louisa wilde hij niet zien of hooren--kwam
-hij bank voor bank naar beneden, tot hij aan den uitersten rand der
-manege in het mulle zand stond, zoo ver mogelijk van de plek waar
-zijn vader zat.
-
-"Hoe is het er mee toegegaan?" vroeg zijn vader.
-
-"Waarmee toegegaan?" antwoordde de zoon met norsche neerslachtigheid.
-
-"Met dien diefstal," zeide de vader, bij dat woord zijn stem
-verheffende.
-
-"Ik opende de kist zelf in den avond en liet haar op eene reet staan
-toen ik heenging. Ik had den sleutel, die gevonden is, lang te voren
-laten maken. Ik liet hem dien ochtend daar vallen, om te doen denken,
-dat hij er voor gebruikt was. Ik nam het geld niet op eens. Ik hield
-mij elken avond alsof ik mijn overschot wegsloot, maar deed het
-niet. Nu weet gij alles."
-
-"Als een donderslag mij getroffen had," zeide de vader, "zou het mij
-minder ontzet hebben dan dit."
-
-"Ik zie niet in waarom," bromde de zoon. "Zooveel menschen worden in
-vertrouwde betrekkingen gebruikt; en zooveel van de zooveel zullen
-oneerlijk zijn. Ik heb er u honderdmaal van hooren praten, dat dit
-een regel was. Hoe kan ik tegen regels aan? Gij hebt anderen met
-zulke dingen getroost, vader. Troost u zelven nu."
-
-De vader verborg zijn gezicht in zijne handen, en de zoon stond in
-zijn schandelijk hansworstenpak op een strootje te bijten: zijne
-handen, waarvan het zwart aan den binnenkant half afgewreven was,
-geleken naar de handen van een aap. De avond naderde snel; en van tijd
-tot tijd keerde hij het wit zijner oogen met rusteloos ongeduld naar
-zijn vader. Die oogen waren het eenige van zijn gezicht, dat leven
-of uitdrukking vertoonde, zoo dik was de verf daarop gesmeerd.
-
-"Gij moet naar Liverpool worden geholpen en het land uitgezonden."
-
-"Dat zal wel moeten. Ik kan toch ergens anders niet ongelukkiger zijn
-dan ik hier geweest ben zoolang mij heugt," jankte de hondsvot. "Dat
-is één geluk."
-
-Mijnheer Gradgrind ging naar de deur en kwam met Sleary terug, aan
-wien hij de vraag voorstelde, hoe dat jammerlijke voorwerp uit den
-weg te helpen?
-
-"Wel, daarover heb ik al gedacht, jonker. Er is niet veel tijd te
-verliezen, maar gij moet toch ja of neen zeggen. Het is over de twintig
-mijlen naar den spoorweg. Over een half uur rijdt er een diligence,
-die de passagiers op den posttrein moet brengen. Die trein rijdt
-rechtdoor naar Liverpool."
-
-"Maar zie hem eens aan," zuchtte mijnheer Gradgrind. "Hoe..."
-
-"Ik meen niet dat hij met de comische livrei moet gaan," zeide
-Sleary. "Zeg het maar, en ik zal hem binnen vijf minuten uit onze
-garderobe tot een joskin maken."
-
-"Ik begrijp u niet," zeide mijnheer Gradgrind hierop.
-
-"Een joskin--een karreman. Neem spoedig uw besluit, jonker. Er moet
-nog bier gehaald worden. Ik heb nooit iets gevonden zoo goed als bier,
-om een geschilderden moor schoon te wasschen."
-
-Mijnheer Gradgrind gaf snel zijne toestemming; Sleary haalde even
-snel een linnen kiel, een vilten hoed en andere benoodigdheden uit
-eene kist; de hondsvot ging achter een scherm en verwisselde snel
-van kleederen; en Sleary haalde bier en wiesch hem snel weder blank.
-
-"Komaan," zeide Sleary, "ga nu maar mee naar de diligence, en spring
-achterop. Ik zal u brengen, en zij zullen denken dat gij een van
-mijn volk zijt. Zeg uwe familie nu vaarwel, en maak wat voort!" En
-daarmede was hij kiesch genoeg om zich te verwijderen.
-
-"Hier is uw brief," zeide mijnheer Gradgrind. "Alle noodige middelen
-zullen u verschaft worden. Vergoed door berouw en een beter gedrag
-het kwaad dat gij bedreven hebt en de schrikkelijke gevolgen waartoe
-het geleid heeft. Geef mij de hand, mijn arme jongen, en moge God u
-vergeven gelijk ik doe."
-
-De schuldige werd door deze woorden en hun hartroerenden toon tot
-eenige lafhartige tranen bewogen. Maar toen Louisa hare armen opende,
-stiet hij haar opnieuw terug.
-
-"Gij niet. Ik wil niets met u te maken hebben."
-
-"O, Tom, Tom, moet het zoo tusschen ons eindigen, na al mijne liefde?"
-
-"Na al uwe liefde?" herhaalde hij met onverzettelijke
-hardnekkigheid. "Mooie liefde! Ouden Bounderby los te laten, en mijn
-besten vriend, mijnheer Harthouse, van de hand te zenden, en naar huis
-te loopen, juist op den tijd dat ik in het grootste gevaar was. Mooie
-liefde! Alles uit te babbelen, ook dat wij te zamen daarnaar toe
-waren geweest, toen gij zaagt, dat ik hoe langer hoe meer in het net
-geraakte. Mooie liefde! Gij hebt mij zoo goed als overgeleverd. Gij
-hebt nooit om mij gegeven."
-
-"Maak wat voort!" riep Sleary bij de deur.
-
-Allen gingen verward naar buiten. Louisa zeide schreiende, dat zij hem
-vergaf en hem nog liefhad, en dat het hem eens spijten zou, dat hij
-haar zoo verlaten had, en dan blij zou zijn te kunnen denken, dat dit
-hare laatste woorden waren; toen er iemand hen tegenkwam. Mijnheer
-Gradgrind en Sissy, die beiden voor hen uit waren, terwijl zijne
-zuster hem nog bij den arm hield, bleven staan en deinsden terug.
-
-Want daar was Bitzer, geheel buiten adem, zijne dunne lippen
-opengesperd, zijne dunne neusgaten uitgezet, zijne witgehaarde oogleden
-trillende, zijn kleurloos gezicht nog kleurloozer dan ooit, alsof hij
-zich wit-gloeiend had geloopen, terwijl anderen zich rood-gloeiend
-loopen. Daar stond hij te hijgen, alsof hij nooit had stilgestaan
-sedert dien avond toen hij vroeger eens tegen hen was aangeloopen.
-
-"Het spijt mij dat ik verhindering in uw plan moet brengen," zeide
-Bitzer, zijn hoofd schuddende, "maar ik kan mij toch door geene
-paardrijders laten foppen. Ik moet den jongenheer Tom hebben; en geene
-paardrijders zullen hem weghelpen. Hier is hij in dien linnen kiel,
-en ik moet hem hebben."
-
-Hij greep hem bij den kraag en nam hem aldus in bezit.
-
-
-
-
-
-
-
-XXXVI.
-
-PHILOSOPHISCH.
-
-
-Zij gingen terug in de tent, en Sleary sloot de deur om indringers
-buiten te houden. Bitzer, die den van schrik verstijfden misdadiger
-nog bij den kraag hield, stond in de manege zijn ouden patroon in de
-schemering met knippende oogen aan te gluren.
-
-"Bitzer," zeide mijnheer Gradgrind, geheel verslagen en met jammerlijke
-onderdanigheid voor den kantoorknecht, "hebt gij een hart?"
-
-"De bloedsomloop, mijnheer," antwoordde Bitzer, glimlachende
-over het zonderlinge dier vraag, "zou zonder hart niet kunnen
-voortgaan. Niemand, mijnheer, die bekend is met de feiten aangaande
-den omloop van het bloed, welke Harvey heeft ontdekt, kan twijfelen
-of ik een hart heb."
-
-"Is het toegankelijk," riep mijnheer Gradgrind uit, "voor den invloed
-van het medelijden?"
-
-"Het is toegankelijk voor de rede, mijnheer," antwoordde de uitmuntende
-jonkman, "en voor niets anders."
-
-Zij stonden elkander aan te zien, mijnheer Gradgrind met een gezicht
-zoo wit als dat van zijn vervolger.
-
-"Welke reden kunt gij hebben om de vlucht van dezen rampzaligen
-jonkman te verhinderen," zeide hij, "en zijn ongelukkigen vader nog
-ongelukkiger te maken? Zie zijne zuster hier. Heb medelijden met ons!"
-
-"Mijnheer," antwoordde Bitzer op een droog redeneerenden toon,
-"daar gij mij vraagt, welke reden ik heb om den jongenheer Tom naar
-Coketown terug te brengen, is het niet meer dan redelijk, dat ik u
-die laat weten. Ik heb den jongenheer Tom van den beginne af van dien
-diefstal verdacht. Ik had hem al vóór dien tijd in het oog gehouden,
-want ik kende zijne manieren. Ik heb mijne waarnemingen voor mij
-zelven gehouden, maar ik heb ze toch gedaan; en ik heb nu overvloedige
-bewijzen tegen hem, behalve zijn wegloopen en behalve zijne eigene
-bekentenis, die ik juist bijtijds heb kunnen beluisteren. Ik heb het
-genoegen gehad van gisterochtend op uw huis te passen en u hierheen
-te volgen. Ik zal den jongenheer Tom nu naar Coketown terugbrengen,
-ten einde hem aan mijnheer Bounderby over te leveren; en ik twijfel
-niet, mijnheer, of mijnheer Bounderby zal mij dan tot de plaats van
-jongenheer Tom bevorderen; en ik verlang zijne plaats te hebben,
-mijnheer, omdat zij mij meer inkomen zal geven en mij dus voordeelig
-zal zijn."
-
-"Indien het alleen eene quaestie van eigenbelang bij u is," begon
-mijnheer Gradgrind.
-
-"Ik verzoek u verschooning, dat ik u in de rede val, mijnheer,"
-liet Bitzer hierop volgen; "maar gij weet zeker wel, dat het geheele
-maatschappelijke systeem eene quaestie van eigenbelang is. Iemands
-eigenbelang is datgene, waarop men altijd moet neerkomen. Dat is het
-eenige, waardoor men vat op hem heeft. Zoo zijn de menschen. Ik ben
-in dien catechismus onderwezen toen ik nog heel jong was, mijnheer,
-gelijk gij wel weet."
-
-"Welke som gelds," zeide mijnheer Gradgrind, "wilt gij tegen uwe
-verwachte bevordering stellen?"
-
-"Ik dank u wel, mijnheer," antwoordde Bitzer, "dat gij hiervan spreekt;
-maar ik wil er geheel geene som tegen stellen. Wel wetende, dat uw
-helder hoofd deze keus zou voorstellen, heb ik bij mij zelven de
-berekening gemaakt; en ik vind, dat over eene misdaad te accordeeren,
-zelfs voor eene zeer hooge som, niet zoo veilig en goed voor mij zou
-zijn als mijne verbeterde vooruitzichten aan het kantoor."
-
-"Bitzer," zeide mijnheer Gradgrind, zijne handen uitstrekkende, alsof
-hij wilde zeggen: zie, hoe ellendig ik ben! "Bitzer, ik heb nog maar
-ééne kans over om u te vermurwen. Gij zijt vele jaren op mijne school
-geweest. Indien de herinnering aan de zorg, die daar aan u besteed is,
-u eenigermate kan bewegen om uw tegenwoordig belang achter te stellen
-en mijn zoon los te laten, bid en smeek ik u om die herinnering voor
-hem te laten spreken."
-
-"Ik verwonder mij waarlijk, mijnheer," antwoordde de leerling op
-een stijven redeneertrant, "dat gij zulk eene onhoudbare positie
-aanneemt. Mijn schoolgaan werd betaald; het was een koop of accoord;
-en toen ik heenging, was het accoord uit."
-
-Het was een grondregel der Gradgrindsche philosophie, dat alles
-betaald moest worden. Niemand mocht ooit om de eene of andere reden
-iemand iets geven of eenige hulp bewijzen, zonder dat er voor betaald
-werd. Dankbaarheid moest afgeschaft worden, en alle deugden, die
-daaruit voortsproten, behoorden niet te bestaan. Elke duim lengte van
-het geheele aanzijn des menschdoms, van de geboorte tot aan den dood,
-moest een koop over eene toonbank zijn. En indien wij zóó niet in
-den hemel kwamen, dan wist men daar niets van de staathuishoudkunde,
-en hadden wij daar niets te maken.
-
-"Ik ontken niet, dat mijn schoolgaan goedkoop was," vervolgde
-Bitzer. "Maar dat doet aan de zaak niet af, mijnheer. Ik werd op de
-goedkoopste markt gevormd en moet mij zelven op de duurste verkoopen."
-
-Hij werd hier een weinig gehinderd door het schreien van Louisa
-en Sissy.
-
-"Och, doe dat niet," zeide hij; "het baat tot niets; het verveelt
-iemand maar. Gij schijnt te denken, dat ik vijandschap tegen den
-jongenheer Tom voed; maar dat is in 't geheel het geval niet. Ik ga
-hem maar, om de gegronde redenen die ik vermeld heb, naar Coketown
-terugbrengen. Als hij tegenstand mocht bieden, zou ik roepen: Houd
-den dief! Maar hij zal geen tegenstand bieden; daar kunt gij op aan."
-
-Mijnheer Sleary had met open mond naar deze wijsheid staan luisteren,
-zoo aandachtig, dat zijn rollend oog even onbeweeglijk vast in zijn
-hoofd stond als het strakke; nu echter trad hij voorwaarts.
-
-"Jonker," zeide hij, "gij weet heel wel, en uwe dochter weet ook heel
-wel (beter nog dan gij, omdat ik het haar gezegd heb), dat ik niet wist
-wat uw zoon gedaan had, en dat ik het niet wilde weten--ik zeide dat
-het beter was van neen, hoewel ik toen dacht, dat het maar een beetje
-rinkelrooien was. Maar nu die jonkman heeft bekend gemaakt dat het
-een diefstal in een kantoor is geweest, nu is het eene ernstige zaak,
-eene veel te ernstige zaak voor mij om te accordeeren, zooals die
-jonkman het heel mooi gezegd heeft. Bijgevolg, jonker, moet gij het
-niet kwalijk nemen als ik den kant van dien jonkman kies, en zeg dat
-hij gelijk heeft en dat er niet aan te doen is. Maar ik zal u zeggen
-wat ik doen wil, jonker; ik zal uw zoon en dezen jonkman zelf naar
-den spoorweg rijden, en zoo maken dat hier geen schandaal komt. Meer
-kan ik niet beloven, maar dat wil ik voor u doen."
-
-Louisa hief nieuwe jammerklachten aan en mijnheer Gradgrind verzonk
-nog dieper in zijn leed bij deze afvalligheid van hun laatsten
-vriend. Maar Sissy zag hem oplettend aan, en haar hart verstond hem
-niet verkeerd. Toen zij allen weder naar buiten gingen, begunstigde
-hij haar met een lonkje uit zijn beweeglijk oog, dat haar duidelijk
-verzocht wat achter te blijven, en toen hij de deur sloot, zeide hij
-met groote opgewondenheid:
-
-"De jonker heeft u bijgestaan, Cecilia, en ik zal den jonker
-bijstaan. Bovendien, die knaap is een verduivelde schelm, en hij
-behoort aan dien gemeenen blaaskaak, dien mijn volkje eens haast
-uit het venster had gesmeten. Het zal een donkere avond zijn. Ik heb
-een paard, dat alles geleerd heeft behalve spreken; ik heb een hit,
-die vijftien mijlen in het uur loopt, als Childers hem rijdt; en
-ik heb een hond, die iemand vier en twintig uren lang op de plek kan
-vasthouden. Maak dat gij een woordje met den jongen jonker spreekt. Zeg
-hem, als hij ziet dat ons paard begint te dansen, dat hij dan niet
-bang moet wezen voor omslaan, maar uitkijken of er geen sjees met
-een hit aankomt. Zeg hem, als hij die sjees dichtbij ziet, dat hij
-dan moet afspringen, en hij zal er mee wegrijden als de wind. Als
-mijn hond dien jonkman een voet laat verzetten, geef ik hem verlof
-om te gaan. En als mijn paard een duimbreed verder komt dan de plek
-waar het begint te dansen, al duurde het tot morgenochtend, dan ken
-ik het niet. Nu voortgemaakt!"
-
-Er werd zoo goed voortgemaakt, dat binnen tien minuten Childers, die
-op zijne pantoffels over de markt kuierde, wist wat hij te doen had,
-en Sleary's equipage gereed was. Het was een fraai gezicht, den hond
-blaffend om het rijtuig te zien springen, terwijl Sleary hem met zijn
-eenig daartoe bruikbaar oog onderrichtte, dat Bitzer het voorwerp
-zijner bijzondere oplettendheid moest wezen. Kort na het vallen van
-den donker stapten de drie in en reden voort, terwijl de geleerde hond
-(een geducht beest) Bitzer reeds met zijne oogen vasthield en dicht
-bij het wiel aan zijn kant bleef, om voor hem gereed te zijn indien
-hij de minste geneigdheid toonde om af te stappen.
-
-De andere drie bleven in de herberg den geheelen nacht in angstige
-spanning opzitten. Tegen acht uur in den ochtend kwamen Sleary en de
-hond de kamer in, beiden zeer vroolijk.
-
-"Alles klaar, jonker," zeide Sleary. "Uw zoon kan nu al aan boord van
-een schip wezen. Childers heeft hem gisteravond meegenomen, anderhalf
-uur nadat wij hier vandaan reden. Het paard danste de polka tot het
-dood af was (het zou gewalst hebben, als het niet ingespannen was
-geweest) en toen gaf ik het sein en ging het gerust slapen. Toen die
-verduivelde bleeke schelm zeide, dat hij te voet verder wilde gaan,
-hing de hond in eens aan zijne das met alle vier de pooten in de
-lucht, trok hem neer en rolde hem om en om. Hij kwam dus maar weer
-in het wagentje, en daar bleef hij zitten, tot ik van morgen half
-zeven het paard liet omkeeren."
-
-Mijnheer Gradgrind overstelpte hem natuurlijk met dankbetuigingen,
-en sprak ook met zooveel kieschheid als hem maar mogelijk was van
-eene ruime belooning in geld.
-
-"Ik zelf heb geen geld noodig, jonker," antwoordde Sleary, "maar
-Childers is een man met een huishouden, en als gij hem eene banknoot
-van vijf pond woudt presenteeren, zou dat misschien niet onaannemelijk
-zijn. Ook als gij een halsband voor den hond en een tuig met bellen
-voor het paard overhad, zou het mij groot pleizier doen. Brandewijn
-met water neem ik altijd aan."--Hij had reeds een glas genomen en
-bestelde er nu nog een.--"Als ge dacht dat het niet te veel was,
-jonker, een vroolijken maaltijd aan den geheelen troep te geven,
-tegen zoo wat drie en een halven schelling de persoon, behalve den
-drank, zouden zij er heel blij mee zijn."
-
-Al deze kleine bewijzen van dankbaarheid beloofde mijnheer Gradgrind
-zeer gewillig te zullen geven, hoewel hij ze veel te gering achtte,
-zeide hij, voor zulk een dienst.
-
-"Welnu, jonker, als ge dan soms eens een paardenspel eene besprokene
-representatie laat geven, wanneer ge kunt, zult ge de rekening meer
-dan effen maken. En nu, jonker, als uwe dochter het niet kwalijk neemt,
-zou ik tot afscheid gaarne een woordje met u alleen spreken."
-
-Louisa en Sissy gingen naar eene andere kamer; en mijnheer Sleary
-vervolgde, toen hij staande zijn glas omroerde en uitdronk:
-
-"Jonker, ik behoef u niet te zeggen, dat honden verwonderlijke
-beesten zijn."
-
-"Hun instinct is zeker verbazend," zeide mijnheer Gradgrind hierop.
-
-"Hoe gij het ook noemen wilt--en ik mag zalig wezen als ik weet hoe
-ik het moet noemen--het is verwonderlijk, hoe ver een hond u zal
-komen opzoeken en vinden."
-
-"Omdat zijn reuk zoo fijn is," zeide mijnheer Gradgrind.
-
-"Ik weet waarachtig niet hoe ik het noemen moet," hervatte Sleary;
-"maar eens is een hond mij komen opzoeken, jonker, op eene manier, die
-mij deed denken of die hond ook naar een anderen hond was gegaan en
-gezegd had: "Gij kent bijgeval niet een man die Sleary heet? Een man
-die Sleary heet en een paardenspel heeft--een dik man, met een raar
-oog?" En of die andere hond toen gezegd had: "Sleary, Sleary! O ja,
-wel zeker, een vriend van mij heeft mij eens van hem gesproken. Ik kan
-u terstond zijn adres bezorgen." Omdat ik zooveel voor het publiek
-kom en zooveel uitga, ziet ge, moeten er machtig veel honden zijn
-die mij kennen, jonker, dat weet ik."
-
-Mijnheer Gradgrind scheen door deze bespiegeling geheel van zijn
-stuk gebracht.
-
-"In allen gevalle," hervatte Sleary, nadat hij zijne lippen nog
-eens had bevochtigd, "het is nu veertien maanden geleden, jonker,
-dat we te Chester waren. Wij gaven op een ochtend juist onze
-Kinderen in het Bosch, toen er door de tooneeldeur een hond de
-manege kwam inloopen. Hij had ver geloopen, en was in heel slechten
-staat--kreupel en welhaast blind. Hij liep rond bij onze kinderen,
-de een na den ander, alsof hij naar een kind zocht dat hij kende;
-en toen kwam hij naar mij toe, gooide zich van achteren op en bleef
-op zijne voorpooten staan, zoo zwak als hij was; en toen kwispelde
-hij met zijn staart en stierf. Nu, jonker, die hond was Merrylegs."
-
-"De hond van Sissy's vader."
-
-"De oude hond van Cecilia's vader. Nu, jonker, kan ik er op zweren,
-want zoo ken ik dien hond, dat de man dood en begraven was, eer de hond
-naar mij ging zoeken. Josephine, Childers en ik hebben er lang over
-gepraat, of ik het schrijven zou of niet; maar wij dachten: "Neen! Er
-is niets pleizierigs te zeggen; waarom zouden wij haar onrustig en
-bedroefd maken?" Hoewel, of haar vader haar laaghartig verlaten heeft,
-of dat hij maar alleen van verdriet wilde sterven, liever dan haar
-mee in het graf te trekken, dat zal nooit bekend worden, jonker,
-voordat--neen, niet voordat wij weten hoe de honden ons opzoeken."
-
-"Zij bewaart tot nog toe het fleschje, waarom hij haar had uitgezonden;
-en zij zal tot het laatste oogenblik van haar leven aan zijne liefde
-gelooven," zeide mijnheer Gradgrind.
-
-"Dit schijnt iemand twee dingen in de gedachten te brengen, niet
-waar, jonker?" hervatte Sleary, peinzende, terwijl hij in de diepte
-van zijn glas keek; "vooreerst dat er toch liefde in de wereld is,
-niet alles eigenbelang, maar iets geheel anders; en ten tweede dat
-die liefde hare eigene manier van rekenen heeft, waaraan het, hoe
-het dan ook komen mag, ten minste even moeielijk is een naam te geven
-als aan die manier van denken."
-
-Mijnheer Gradgrind keek het venster uit en gaf geen antwoord. Sleary
-ledigde zijn glas en riep de dames weder binnen.
-
-"Cecilia, mijn liefje, geef mij nu een kus en vaarwel dan! Mevrouwtje,
-dat ik u haar zoo als eene zuster zie behandelen, en eene zuster,
-die gij met al uw hart vertrouwt en hoogacht, is een heel pleizierig
-gezicht voor mij. Ook hoop ik, dat uw broeder nog lang genoeg mag leven
-om u beter waardig te zijn en u tot meer blijdschap te wezen. Jonker,
-geef mij de hand, voor het eerst en het laatst! Wees niet kwaad op ons,
-arme landloopers. De menschen moeten geamuseerd worden. Zij kunnen
-niet altijd aan het leeren of aan het werken zijn; daarvoor zijn zij
-niet gemaakt. Gij moet ons hebben, jonker. Als ge dus doen wilt wat
-wijs en goed is tegelijk, denk dan het beste van ons en niet altijd
-het slechtste."
-
-"En ik had nooit gedacht," vervolgde Sleary, zijn hoofd weder
-binnenstekende om dit nog te zeggen, "dat ik zoo zou kunnen babbelen."
-
-
-
-
-
-
-
-XXXVII.
-
-BESLUIT.
-
-
-Het is gevaarlijk binnen den kring van een opgeblazen bluffer iets
-te zien, voordat die opgeblazene bluffer het zelf ziet. Mijnheer
-Bounderby begreep, dat mevrouw Sparsit zeer vermetel was geweest
-met hem voor te komen en wijzer te willen zijn dan hij. Ten
-uiterste op haar verontwaardigd over hare zegepralende ontdekking
-van juffrouw Pegler, keerde hij deze verwatenheid van eene vrouw
-in hare afhankelijke betrekking zoo lang in zijne gedachten om en
-om, tot zij gelijk een sneeuwbal door dit omwentelen hoe langer hoe
-grooter was geworden. Eindelijk kwam hij tot de ontdekking, dat hij,
-als hij deze aanzienlijk geparenteerde dame haar afscheid gaf--als hij
-het in zijn macht had om te zeggen: "Zij was eene vrouw van familie
-en wilde zich aan mij opdringen, maar dat wilde ik niet hebben en ik
-maakte mij van haar af"--de grootst mogelijke mate van glans uit die
-betrekking zou halen, en mevrouw Sparsit tegelijk de straf geven,
-die zij verdiend had.
-
-Voller dan ooit van dit groote denkbeeld, kwam mijnheer Bounderby
-binnen om zijn twaalfuurtje te gebruiken, en zette zich in de eetzaal
-van vroeger tijd, waar zijn portret hing. Mevrouw Sparsit zat bij het
-vuur, met den voet in haar katoenen stijgbeugel, weinig denkende waar
-zij heen reed.
-
-Sedert het gebeurde met juffrouw Pegler had de goede vrouw haar
-medelijden voor mijnheer Bounderby met een sluier van stille
-berouwvolle treurigheid bedekt. Om die reden had zij zich een
-jammervollen blik aangewend; en met dezen jammervollen blik zag zij
-nu haar beschermer aan.
-
-"Wat scheelt er nu aan, juffrouw?" zeide Bounderby, op een zeer korten
-en barschen toon.
-
-"Wat ik u bidden mag, mijnheer," antwoordde mevrouw Sparsit, "bijt
-mijn neus niet af."
-
-"Uw neus afbijten, juffrouw?" herhaalde Bounderby. "Uw neus!" daarmede
-meenende, gelijk mevrouw Sparsit begreep, dat haar neus daartoe veel
-te groot was. En na dezen hatelijken schimpscheut sneed hij een stuk
-brood voor zich af en smeet het mes met een slag op de tafel.
-
-Mevrouw Sparsit haalde haar voet uit den stijgbeugel en zeide:
-"Mijnheer Bounderby!"
-
-"Wel, juffrouw?" antwoordde Bounderby. "Waar kijkt ge zoo verbaasd
-van op?"
-
-"Mag ik vragen, mijnheer," zeide mevrouw Sparsit: "heeft iets u van
-morgen verstoord?"
-
-"Ja, juffrouw."
-
-"Mag ik weten, mijnheer," hernam de verongelijkte dame, "of ik de
-ongelukkige oorzaak ben, dat gij uit uw humeur zijt geraakt?"
-
-"Ik zal u eens wat zeggen, juffrouw," antwoordde Bounderby. "Ik ben
-niet hier gekomen om mij te laten overbluffen. Eene dame mag van
-aanzienlijke familie zijn, maar het past haar toch niet een man als
-ik ben te sarren en te plagen en ik wil dat niet velen." Bounderby
-gevoelde, dat het noodig was ter zake te komen, daar hij voorzag,
-dat hij uit het veld geslagen zou worden als hij in voorloopige
-bijzonderheden trad.
-
-Mevrouw Sparsit trok hare donkere wenkbrauwen eerst naar omhoog en
-toen naar omlaag, pakte haar werk in haar mandje en stond op.
-
-"Mijnheer," zeide zij statig, "het komt mij voor, dat ik u op het
-oogenblik in den weg ben. Ik zal mij naar mijn eigen vertrek begeven."
-
-"Laat ik de deur voor u opendoen, juffrouw."
-
-"Verplicht, mijnheer, dat kan ik zelf wel."
-
-"Laat het mij liever doen, juffrouw," zeide Bounderby, haar
-voorbijstappende en zijne hand aan de kruk slaande, "omdat ik dan
-de gelegenheid kan waarnemen om u nog een woordje te zeggen, eer gij
-heengaat. Mevrouw Sparsit, ik geloof eenigszins, dat het u te bekrompen
-is, weet ge dat wel? Het komt mij voor, dat er onder mijn nederig dak
-bezwaarlijk ruimte genoeg is voor eene dame van uwe talenten voor de
-zaken van anderen."
-
-Mevrouw Sparsit wierp hem een blik van de diepste verachting toe,
-en zeide met groote beleefdheid: "Inderdaad, mijnheer?"
-
-"Ik heb er over gedacht, ziet ge, sedert die laatste zaken gebeurd
-zijn, juffrouw," zeide Bounderby, "en het komt mij voor, zoover mijn
-gering oordeel reikt..."
-
-"O, mijnheer!" viel mevrouw Sparsit er met schertsende vroolijkheid op
-in, "verklein uw oordeel niet. Iedereen weet hoe onbedrieglijk mijnheer
-Bounderby's oordeel is. Iedereen heeft bewijzen daarvan gehad. Het
-moet een algemeen onderwerp van gesprek zijn. Verklein alles van u
-zelven, behalve uw oordeel, mijnheer," zeide mevrouw Sparsit lachende.
-
-Mijnheer Bounderby hervatte, zeer rood en ongemakkelijk: "Het komt
-mij voor, juffrouw, zeg ik, dat het een geheel ander soort van
-huishouden zou moeten zijn, waarin eene dame van uwe vermogens zou
-kunnen uitblinken. Zulk een huishouden als dat van uw tante, Lady
-Scadgers, bij voorbeeld. Denkt gij niet, juffrouw, dat gij daar meer
-zaken zoudt vinden om u mede te bemoeien?"
-
-"Het is mij nog nooit ingevallen, mijnheer," antwoordde mevrouw
-Sparsit, "maar nu gij er van spreekt, zou ik het zeer waarschijnlijk
-achten."
-
-"Als gij het dan eens gingt probeeren, juffrouw," zeide Bounderby
-terwijl hij een papiertje met een kassiersbriefje er in op haar
-werkmandje legde. "Gij hebt den tijd aan u zelve om heen te gaan,
-juffrouw; maar misschien zal het intusschen eene dame van uwe
-geestvermogens aangenamer zijn alleen te eten, zonder door iemand
-gehinderd te worden. Ik moest u waarlijk verschooning verzoeken,
-dat ik, die niets meer dan Josiah Bounderby van Coketown ben, u zoo
-lang in het licht heb gestaan."
-
-"O, gij behoeft u daarover niet te verschoonen, mijnheer," antwoordde
-mevrouw Sparsit. "Als dat portret spreken kon, mijnheer--maar het
-heeft dàt voorrecht boven het origineel, dat het niet in staat is
-zich zelven ten toon te stellen en anderen te doen walgen--zou het
-getuigen, dat het reeds lang geleden is sedert ik het eerst gewoon
-werd het aan te spreken als het portret van een domkop. Niets, dat een
-domkop doet, kan iemands verwondering of verontwaardiging opwekken;
-de bedrijven van een domkop kunnen alleen verachting inboezemen."
-
-Zoo sprekende, bekeek mevrouw Sparsit, welker Romeinsche trekken nu
-naar een medaille geleken, geslagen ter vereeuwiging harer minachting
-voor mijnheer Bounderby, hem met een strakken blik van het hoofd
-tot de voeten, streek hem toen met afgewende oogen voorbij, en ging
-naar boven. Mijnheer Bounderby sloot de deur en bleef voor het vuur
-staan. Zoo staande, verplaatste hij zich met zijne gewone onstuimigheid
-in het karakter van zijn portret--en in de toekomst.
-
-Hoeveel zag hij van de toekomst? Hij zag mevrouw Sparsit een
-dagelijksch kampgevecht houden, waarbij al de scherpste wapenen van het
-vrouwelijk arsenaal gebruikt werden tegen de gemelijke, wangunstige,
-plaagzieke Lady Scadgers, altijd bedlegerig met haar geheimzinnig been,
-steeds aan het einde van haar ontoereikend inkomen in het midden van
-ieder vierendeeljaars, in een armoedig, benauwd kamertje, dat voor één
-persoon een hokje, voor twee nog minder was. Maar zag hij meer? Zag
-hij ook een zweem van zich zelven, gelijk hij voor vreemdelingen
-met Bitzer praalde, als de veelbelovende jonkman, zoo vol eerbied
-voor de groote verdiensten van zijn meester, die de plaats van den
-jongen Tom had gekregen, en bijna den jongen Tom zelven had gepakt,
-indien hij niet door een troep schelmen was voortgeholpen? Zag hij
-een flauwen weerschijn van zijn eigen beeld gelijk hij een pronkend
-testament maakte, volgens hetwelk vijf en twintig snoevers boven de
-vijf en vijftig jaren, die ieder den naam van Josiah Bounderby van
-Coketown zouden aannemen, ten eeuwigen dage in het Bounderby-gesticht
-zouden wonen en eten, ten eeuwigen dage onder het gehoor van den
-vasten kapelaan in slaap vallen, ten eeuwigen dage uit de stichting
-van Bounderby zouden onderhouden worden, en ten eeuwigen dage alle
-gezonde magen door een Bounderby-achtig bluffen en bulderen zouden doen
-walgen? Had hij eenige voorwetenschap van den dag, vijf jaren later,
-waarop Josiah Bounderby van Coketown, te Coketown op straat aan een
-beroerte zou sterven, en dat heerlijke testament zijne lange loopbaan
-van haarklooverij, valschheid, inhaligheid, slechte voorbeelden,
-weinig nut en veel geprocedeer, zou beginnen? Waarschijnlijk niet. Het
-portret zou het evenwel alles aanzien.
-
-Mijnheer Gradgrind zat op denzelfden dag en hetzelfde uur peinzend
-in zijne kamer. Hoeveel van de toekomst zag hij? Zag hij zich zelven,
-als een zwakkelijk grijsaard, terwijl hij zijne tot nog toe onbuigzame
-theorieën naar de omstandigheden leerde voegen; zijne feiten en cijfers
-aan geloof, hoop en liefde dienstbaar maakte, en niet langer beproefde
-dat hemelsche drietal in zijne stofferige molentjes te vermalen? Zag
-hij zich zelven om die reden in diepe minachting bij zijne vroegere
-politieke medebroeders vervallen? Zag hij deze heeren in den tijd
-toen het volkomen was vastgesteld, dat de nationale aschlieden alleen
-met elkander te doen hadden, en niets verschuldigd waren aan dat
-afgetrokkene denkbeeld, dat men het volk noemt, vijf nachten in de
-week, tot laat na middernacht, hun voormaligen medewerker dit en dat
-en allerlei voor de voeten werpen? Waarschijnlijk zag hij dit wel
-vooruit, daar hij zijne menschen kende.
-
-In den avond van denzelfden dag zat Louisa, gelijk in vroegere dagen,
-hoewel met een gezicht dat meer zachtheid en nederigheid teekende,
-in het vuur te staren. Hoeveel van de toekomst kon er voor hare
-verbeelding oprijzen? Aanplakbiljetten op de straat, met haar vaders
-naam onderteekend, waardoor de nu overleden Stephen Blackpool van
-ongegronde verdenkingen werd ontheven, en de schuld van zijn eigen
-zoon werd bekend gemaakt, met al de verschooningen, die zijne jaren
-en de verzoeking (hij kon er niet toe komen om er bij te voegen,
-zijne opvoeding) voor hem konden aanvoeren?--Dit behoorde tot het
-tegenwoordige. Zóó bijkans ook Stephen Blackpool's grafzerk, met een
-door haar vader gesteld opschrift, want zij wist, dat die steen daar
-geplaatst zou worden. Deze dingen kon zij duidelijk zien. Maar hoeveel
-van de toekomst?
-
-Eene vrouw uit de arbeidende klasse, Rachel gedoopt, die na eene
-lange ziekte op het luiden der werkklok te voorschijn kwam en op vaste
-uren onder de werkers en werksters heen en weder ging; eene vrouw van
-ernstige schoonheid, altijd in het zwart gekleed, maar zachtzinnig en
-opgeruimd, blijmoedig zelfs, die, onder de geheele bevolking der stad,
-alleen medelijden scheen te hebben met een diepgezonken wezen van hare
-eigene sekse, dat men somtijds heimelijk bij haar zag komen bedelen
-en jammeren; eene vrouw die werkte, altijd werkte, maar daarmede
-tevreden was en het boven ledigheid verkoos, als hare natuurlijke
-bestemming, totdat zij te oud zou worden om te werken? Zag Louisa
-dit? Zulke dingen waren zeker aanstaande.
-
-Een eenzame broeder, vele duizend mijlen ver, die op een met tranen
-gevlekt papier schreef, dat hare woorden maar al te spoedig bewaarheid
-waren geworden, en dat al de schatten der wereld een geringe prijs
-zouden zijn om haar dierbaar gelaat nog eens te zien? Eindelijk, die
-broeder, in de hoop van haar weder te zien, nader bij huis komende
-en door ziekte onderweg opgehouden; en dan een brief van eene vreemde
-hand, met de tijding: "Hij stierf in het hospitaal aan de koorts, en
-hij stierf vol berouw en liefde voor u; want zijn laatste woord was
-uw naam." Zag Louisa deze dingen? Zulke dingen waren ook aanstaande.
-
-Zich zelve weder als vrouw--als moeder--liefderijk wakende over hare
-kinderen, altijd zorgvuldig dat zij niet minder eene kindsheid van
-gemoed dan eene kindsheid van het lichaam zouden hebben, daar zij
-wist dat de eerste zelfs iets nog schooners was dan de tweede,--eene
-bezitting, waarvan een opgespaard overblijfseltje zelfs voor den
-wijzen, bejaarden man een zegen en een geluk is. Zag Louisa dit? Zoo
-iets was nimmer te wachten.
-
-Maar die gelukkige kinderen der gelukkige Sissy, die haar liefhadden,
-gelijk alle kinderen haar liefhadden; zij zelve, geleerd geworden
-in kinderlijke wetenschap; geen onschuldig spel der verbeelding
-verachtelijk noemende; steeds haar best doende om hare medemenschen
-van nederiger stand te leeren kennen en hun leven van machinerie en
-prozaïsche werkelijkheid te vervroolijken met die genietingen en
-sieraden van geest en gemoed, zonder welke het hart der kindsheid
-verwelken moet, de krachtigste mannelijke leeftijd in een zedelijk
-opzicht een machtelooze dood is, en de nationale welvaart, die door
-cijfers wordt aangetoond, slechts het geschrift aan den muur zal
-wezen;--zij zelve aan zulk een leven gewijd, niet gebonden door
-eene grillige gelofte, door een broeder- of zusterschap, of door
-een maskeradekleed of een theatralen toestel; maar het eenvoudig de
-vervulling achtende van een plicht, waaraan zij zich niet onttrekken
-mocht--zag Louisa deze dingen van zich zelve? Zulke dingen waren
-zeker aanstaande.
-
-Waarde lezer, het zal van u en mij afhangen, of in onzen verschillenden
-werkkring dergelijke dingen aanstaande zijn of niet! Mochten zij
-het zijn! Wij zullen dan met ruimere borst bij den haard zitten,
-om de vonken van ons vuur in grauwe, koude asch te zien veranderen.
-
-
-
-
-
-
-
-
-AANTEEKENING
-
-
-[1] For better, for worse, letterlijk: voor beter of voor erger;
-woorden uit het huwelijks-formulier. Vert.
-
-
-
-
-
-
-End of the Project Gutenberg EBook of Slechte Tijden, by Charles Dickens
-
-*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK SLECHTE TIJDEN ***
-
-***** This file should be named 50771-8.txt or 50771-8.zip *****
-This and all associated files of various formats will be found in:
- http://www.gutenberg.org/5/0/7/7/50771/
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg.
-
-
-Updated editions will replace the previous one--the old editions will
-be renamed.
-
-Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright
-law means that no one owns a United States copyright in these works,
-so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United
-States without permission and without paying copyright
-royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part
-of this license, apply to copying and distributing Project
-Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm
-concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark,
-and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive
-specific permission. If you do not charge anything for copies of this
-eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook
-for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports,
-performances and research. They may be modified and printed and given
-away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks
-not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the
-trademark license, especially commercial redistribution.
-
-START: FULL LICENSE
-
-THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
-PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
-
-To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
-distribution of electronic works, by using or distributing this work
-(or any other work associated in any way with the phrase "Project
-Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full
-Project Gutenberg-tm License available with this file or online at
-www.gutenberg.org/license.
-
-Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project
-Gutenberg-tm electronic works
-
-1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
-electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
-and accept all the terms of this license and intellectual property
-(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
-the terms of this agreement, you must cease using and return or
-destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your
-possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a
-Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound
-by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the
-person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph
-1.E.8.
-
-1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
-used on or associated in any way with an electronic work by people who
-agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
-things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
-even without complying with the full terms of this agreement. See
-paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
-Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this
-agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm
-electronic works. See paragraph 1.E below.
-
-1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the
-Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection
-of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual
-works in the collection are in the public domain in the United
-States. If an individual work is unprotected by copyright law in the
-United States and you are located in the United States, we do not
-claim a right to prevent you from copying, distributing, performing,
-displaying or creating derivative works based on the work as long as
-all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope
-that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting
-free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm
-works in compliance with the terms of this agreement for keeping the
-Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily
-comply with the terms of this agreement by keeping this work in the
-same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when
-you share it without charge with others.
-
-1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
-what you can do with this work. Copyright laws in most countries are
-in a constant state of change. If you are outside the United States,
-check the laws of your country in addition to the terms of this
-agreement before downloading, copying, displaying, performing,
-distributing or creating derivative works based on this work or any
-other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no
-representations concerning the copyright status of any work in any
-country outside the United States.
-
-1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
-
-1.E.1. The following sentence, with active links to, or other
-immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear
-prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work
-on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the
-phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed,
-performed, viewed, copied or distributed:
-
- This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
- most other parts of the world at no cost and with almost no
- restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
- under the terms of the Project Gutenberg License included with this
- eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the
- United States, you'll have to check the laws of the country where you
- are located before using this ebook.
-
-1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is
-derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not
-contain a notice indicating that it is posted with permission of the
-copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in
-the United States without paying any fees or charges. If you are
-redistributing or providing access to a work with the phrase "Project
-Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply
-either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or
-obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm
-trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
-with the permission of the copyright holder, your use and distribution
-must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any
-additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms
-will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works
-posted with the permission of the copyright holder found at the
-beginning of this work.
-
-1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
-License terms from this work, or any files containing a part of this
-work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
-
-1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
-electronic work, or any part of this electronic work, without
-prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
-active links or immediate access to the full terms of the Project
-Gutenberg-tm License.
-
-1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
-compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including
-any word processing or hypertext form. However, if you provide access
-to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format
-other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official
-version posted on the official Project Gutenberg-tm web site
-(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense
-to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means
-of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain
-Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the
-full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1.
-
-1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
-performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
-unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
-access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works
-provided that
-
-* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
- the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
- you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed
- to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has
- agreed to donate royalties under this paragraph to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid
- within 60 days following each date on which you prepare (or are
- legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty
- payments should be clearly marked as such and sent to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in
- Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg
- Literary Archive Foundation."
-
-* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
- you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
- does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
- License. You must require such a user to return or destroy all
- copies of the works possessed in a physical medium and discontinue
- all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm
- works.
-
-* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of
- any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
- electronic work is discovered and reported to you within 90 days of
- receipt of the work.
-
-* You comply with all other terms of this agreement for free
- distribution of Project Gutenberg-tm works.
-
-1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project
-Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than
-are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing
-from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The
-Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm
-trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below.
-
-1.F.
-
-1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
-effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
-works not protected by U.S. copyright law in creating the Project
-Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm
-electronic works, and the medium on which they may be stored, may
-contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate
-or corrupt data, transcription errors, a copyright or other
-intellectual property infringement, a defective or damaged disk or
-other medium, a computer virus, or computer codes that damage or
-cannot be read by your equipment.
-
-1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
-of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
-Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
-Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
-liability to you for damages, costs and expenses, including legal
-fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
-LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
-PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
-TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
-LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
-INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
-DAMAGE.
-
-1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
-defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
-receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
-written explanation to the person you received the work from. If you
-received the work on a physical medium, you must return the medium
-with your written explanation. The person or entity that provided you
-with the defective work may elect to provide a replacement copy in
-lieu of a refund. If you received the work electronically, the person
-or entity providing it to you may choose to give you a second
-opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If
-the second copy is also defective, you may demand a refund in writing
-without further opportunities to fix the problem.
-
-1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
-in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO
-OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
-LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
-
-1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
-warranties or the exclusion or limitation of certain types of
-damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement
-violates the law of the state applicable to this agreement, the
-agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or
-limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or
-unenforceability of any provision of this agreement shall not void the
-remaining provisions.
-
-1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
-trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
-providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in
-accordance with this agreement, and any volunteers associated with the
-production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm
-electronic works, harmless from all liability, costs and expenses,
-including legal fees, that arise directly or indirectly from any of
-the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this
-or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or
-additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any
-Defect you cause.
-
-Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
-
-Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
-electronic works in formats readable by the widest variety of
-computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It
-exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations
-from people in all walks of life.
-
-Volunteers and financial support to provide volunteers with the
-assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
-goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
-remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
-and permanent future for Project Gutenberg-tm and future
-generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see
-Sections 3 and 4 and the Foundation information page at
-www.gutenberg.org Section 3. Information about the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
-501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
-state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
-Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
-number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by
-U.S. federal laws and your state's laws.
-
-The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the
-mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its
-volunteers and employees are scattered throughout numerous
-locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt
-Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to
-date contact information can be found at the Foundation's web site and
-official page at www.gutenberg.org/contact
-
-For additional contact information:
-
- Dr. Gregory B. Newby
- Chief Executive and Director
- gbnewby@pglaf.org
-
-Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
-spread public support and donations to carry out its mission of
-increasing the number of public domain and licensed works that can be
-freely distributed in machine readable form accessible by the widest
-array of equipment including outdated equipment. Many small donations
-($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
-status with the IRS.
-
-The Foundation is committed to complying with the laws regulating
-charities and charitable donations in all 50 states of the United
-States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
-considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
-with these requirements. We do not solicit donations in locations
-where we have not received written confirmation of compliance. To SEND
-DONATIONS or determine the status of compliance for any particular
-state visit www.gutenberg.org/donate
-
-While we cannot and do not solicit contributions from states where we
-have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
-against accepting unsolicited donations from donors in such states who
-approach us with offers to donate.
-
-International donations are gratefully accepted, but we cannot make
-any statements concerning tax treatment of donations received from
-outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
-
-Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
-methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
-ways including checks, online payments and credit card donations. To
-donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
-
-Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works.
-
-Professor Michael S. Hart was the originator of the Project
-Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be
-freely shared with anyone. For forty years, he produced and
-distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of
-volunteer support.
-
-Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
-editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in
-the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not
-necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper
-edition.
-
-Most people start at our Web site which has the main PG search
-facility: www.gutenberg.org
-
-This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
-including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
-subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
-
diff --git a/old/50771-8.zip b/old/50771-8.zip
deleted file mode 100644
index 7957c17..0000000
--- a/old/50771-8.zip
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h.zip b/old/50771-h.zip
deleted file mode 100644
index 7de510c..0000000
--- a/old/50771-h.zip
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/50771-h.htm b/old/50771-h/50771-h.htm
deleted file mode 100644
index 5b39680..0000000
--- a/old/50771-h/50771-h.htm
+++ /dev/null
@@ -1,14288 +0,0 @@
-<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN"
-"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd">
-<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source on 2015-12-25T13:42:42Z. -->
-<html lang="nl">
-<head>
-<meta name="generator" content=
-"HTML Tidy for Windows (vers 25 March 2009), see www.w3.org">
-<title>Slechte Tijden</title>
-<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=us-ascii">
-<meta name="generator" content=
-"tei2html.xsl, see http://code.google.com/p/tei2html/">
-<meta name="author" content="Charles Dickens (1812&ndash;1870)">
-<link rel="coverpage" href="images/frontcover.jpg">
-<link rel="schema.DC" href=
-"http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/">
-<meta name="DC.Creator" content="Charles Dickens (1812&ndash;1870)">
-<meta name="DC.Title" content="Slechte Tijden">
-<meta name="DC.Language" content="nl-1900">
-<meta name="DC.Format" content="text/html">
-<meta name="DC.Publisher" content="Project Gutenberg">
-<meta name="DC:Subject" content="#####">
-<style type="text/css">
-body {
-font-family: "Times New Roman", Times, serif;
-font-size: 100%;
-line-height: 1.2em;
-text-align: left;
-}
-.div0 {
-padding-top: 5.6em;
-}
-.div1 {
-padding-top: 4.8em;
-}
-.div2 {
-padding-top: 3.6em;
-}
-.div3, .div4, .div5 {
-padding-top: 2.4em;
-}
-h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4 {
-clear: both;
-font-style: normal;
-text-transform: none;
-}
-h3, .h3 {
-font-size: 1.2em;
-line-height: 1.2em;
-}
-h3.label {
-font-size: 1em;
-line-height: 1.2em;
-margin-bottom: 0;
-}
-h4, .h4 {
-font-size: 1em;
-line-height: 1.2em;
-}
-.alignleft {
-text-align: left;
-}
-.alignright {
-text-align: right;
-}
-.alignblock {
-text-align: justify;
-}
-p.tb, hr.tb, .par.tb {
-margin-top: 1.6em;
-margin-bottom: 1.6em;
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-text-align: center;
-}
-p.argument, p.note, p.tocArgument, .par.argument, .par.note, .par.tocArgument
-{
-font-size: 0.9em;
-line-height: 1.2em;
-text-indent: 0;
-}
-p.argument, p.tocArgument, .par.argument, .par.tocArgument {
-margin: 1.58em 10%;
-}
-.opener, .address {
-margin-top: 1.6em;
-margin-bottom: 1.6em;
-}
-.addrline {
-margin-top: 0;
-margin-bottom: 0;
-}
-.dateline {
-margin-top: 1.6em;
-margin-bottom: 1.6em;
-text-align: right;
-}
-.salute {
-margin-top: 1.6em;
-margin-left: 3.58em;
-text-indent: -2em;
-}
-.signed {
-margin-top: 1.6em;
-margin-left: 3.58em;
-text-indent: -2em;
-}
-.epigraph {
-font-size: 0.9em;
-line-height: 1.2em;
-width: 60%;
-margin-left: auto;
-}
-.epigraph span.bibl {
-display: block;
-text-align: right;
-}
-.trailer {
-clear: both;
-padding-top: 2.4em;
-padding-bottom: 1.6em;
-}
-span.parnum {
-font-weight: bold;
-}
-.pagenum {
-display: inline;
-font-size: 70%;
-font-style: normal;
-margin: 0;
-padding: 0;
-position: absolute;
-right: 1%;
-text-align: right;
-}
-span.corr, span.gap {
-border-bottom: 1px dotted red;
-}
-span.abbr {
-border-bottom: 1px dotted gray;
-}
-span.measure {
-border-bottom: 1px dotted green;
-}
-.ex {
-letter-spacing: 0.2em;
-}
-.sc {
-font-variant: small-caps;
-}
-.uc {
-text-transform: uppercase;
-}
-.tt {
-font-family: monospace;
-}
-.underline {
-text-decoration: underline;
-}
-.overline, .overtilde {
-text-decoration: overline;
-}
-.rm {
-font-style: normal;
-}
-.red {
-color: red;
-}
-hr {
-clear: both;
-height: 1px;
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-margin-top: 1em;
-text-align: center;
-width: 45%;
-}
-.aligncenter {
-text-align: center;
-}
-h1, h2 {
-font-size: 1.44em;
-line-height: 1.5em;
-}
-h1.label, h2.label {
-font-size: 1.2em;
-line-height: 1.2em;
-margin-bottom: 0;
-}
-h5, h6 {
-font-size: 1em;
-font-style: italic;
-line-height: 1em;
-}
-p, .par {
-text-indent: 0;
-}
-p.firstlinecaps:first-line, .par.firstlinecaps:first-line {
-text-transform: uppercase;
-}
-.hangq {
-text-indent: -0.32em;
-}
-.hangqq {
-text-indent: -0.40em;
-}
-.hangqqq {
-text-indent: -0.71em;
-}
-p.dropcap:first-letter, .par.dropcap:first-letter {
-float: left;
-clear: left;
-margin: 0em 0.05em 0 0;
-padding: 0px;
-line-height: 0.8em;
-font-size: 420%;
-vertical-align: super;
-}
-p.quote, div.blockquote, div.argument, .par.quote {
-font-size: 0.9em;
-line-height: 1.2em;
-margin: 1.58em 5%;
-}
-.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden {
-text-decoration: none;
-}
-ul {
-list-style-type: none;
-}
-.advertisment {
-background-color: #FFFEE0;
-border: black 1px dotted;
-color: #000;
-margin: 2em 5%;
-padding: 1em;
-}
-.footnotes .body, .footnotes .div1 {
-padding: 0;
-}
-.fnarrow {
-color: #AAAAAA;
-font-weight: bold;
-text-decoration: none;
-}
-a.noteref, a.pseudonoteref {
-font-size: 80%;
-text-decoration: none;
-vertical-align: 0.25em;
-}
-.displayfootnote {
-display: none;
-}
-div.footnotes {
-font-size: 80%;
-margin-top: 1em;
-padding: 0;
-}
-hr.fnsep {
-margin-left: 0;
-margin-right: 0;
-text-align: left;
-width: 25%;
-}
-p.footnote, .par.footnote {
-margin-bottom: 0.5em;
-margin-top: 0.5em;
-}
-p.footnote .label, .par.footnote .label {
-float: left;
-width: 2em;
-height: 12pt;
-display: block;
-}
-.marginnote {
-font-size: 0.8em;
-height: 0;
-left: 1%;
-line-height: 1.2em;
-position: absolute;
-text-indent: 0;
-width: 14%;
-}
-.apparatusnote {
-text-decoration: none;
-}
-span.tocPageNum, span.flushright {
-position: absolute;
-right: 16%;
-top: auto;
-}
-table.tocList {
-width: 100%;
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-border-width: 0;
-border-collapse: collapse;
-}
-td.tocPageNum, td.tocDivNum {
-text-align: right;
-min-width: 10%;
-border-width: 0;
-}
-td.tocDivNum {
-padding-left: 0;
-padding-right: 0.5em;
-}
-td.tocPageNum {
-padding-left: 0.5em;
-padding-right: 0;
-}
-td.tocDivTitle {
-width: auto;
-}
-p.tocPart, .par.tocPart {
-margin: 1.58em 0%;
-font-variant: small-caps;
-}
-p.tocChapter, .par.tocChapter {
-margin: 1.58em 0%;
-}
-p.tocSection, .par.tocSection {
-margin: 0.7em 5%;
-}
-table.tocList td {
-vertical-align: top;
-}
-table.tocList td.tocPageNum {
-vertical-align: bottom;
-}
-table.inner {
-display: inline-table;
-border-collapse: collapse;
-width: 100%;
-}
-td.itemNum {
-text-align: right;
-min-width: 5%;
-padding-right: 0.8em;
-}
-td.innerContainer {
-padding: 0;
-margin: 0;
-}
-.index {
-font-size: 80%;
-}
-.indextoc {
-text-align: center;
-}
-.transcribernote {
-background-color: #DDE;
-border: black 1px dotted;
-color: #000;
-font-family: sans-serif;
-font-size: 80%;
-margin: 2em 5%;
-padding: 1em;
-}
-.correctiontable {
-width: 75%;
-}
-.width20 {
-width: 20%;
-}
-.width40 {
-width: 40%;
-}
-p.smallprint, li.smallprint, .par.smallprint {
-color: #666666;
-font-size: 80%;
-}
-.titlePage {
-border: #DDDDDD 2px solid;
-margin: 3em 0% 7em 0%;
-padding: 5em 10% 6em 10%;
-text-align: center;
-}
-.titlePage .docTitle {
-line-height: 3.5em;
-margin: 2em 0% 2em 0%;
-font-weight: bold;
-}
-.titlePage .docTitle .mainTitle {
-font-size: 1.8em;
-}
-.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle,
-.titlePage .docTitle .volumeTitle {
-font-size: 1.44em;
-}
-.titlePage .byline {
-margin: 2em 0% 2em 0%;
-font-size: 1.2em;
-line-height: 1.72em;
-}
-.titlePage .byline .docAuthor {
-font-size: 1.2em;
-font-weight: bold;
-}
-.titlePage .figure {
-margin: 2em 0% 2em 0%;
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-}
-.titlePage .docImprint {
-margin: 4em 0% 0em 0%;
-font-size: 1.2em;
-line-height: 1.72em;
-}
-.titlePage .docImprint .docDate {
-font-size: 1.2em;
-font-weight: bold;
-}
-div.figure {
-text-align: center;
-}
-.figure {
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-}
-.floatLeft {
-float: left;
-margin: 10px 10px 10px 0;
-}
-.floatRight {
-float: right;
-margin: 10px 0 10px 10px;
-}
-p.figureHead, .par.figureHead {
-font-size: 100%;
-text-align: center;
-}
-.figAnnotation {
-font-size: 80%;
-position: relative;
-margin: 0 auto;
-}
-.figTopLeft, .figBottomLeft {
-float: left;
-}
-.figTop, .figBottom {
-}
-.figTopRight, .figBottomRight {
-float: right;
-}
-.figure p, .figure .par {
-font-size: 80%;
-margin-top: 0;
-text-align: center;
-}
-img {
-border-width: 0;
-}
-td.galleryFigure {
-text-align: center;
-vertical-align: middle;
-}
-td.galleryCaption {
-text-align: center;
-vertical-align: top;
-}
-.lgouter {
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-display: table;
-}
-.lg {
-text-align: left;
-padding: .5em 0% .5em 0%;
-}
-.lg h4, .lgouter h4 {
-font-weight: normal;
-}
-.lg .lineNum, .sp .lineNum, .lgouter .lineNum {
-color: #777;
-font-size: 90%;
-left: 16%;
-margin: 0;
-position: absolute;
-text-align: center;
-text-indent: 0;
-top: auto;
-width: 1.75em;
-}
-p.line, .par.line {
-margin: 0 0% 0 0%;
-}
-span.hemistich {
-color: white;
-}
-.versenum {
-font-weight: bold;
-}
-.speaker {
-font-weight: bold;
-margin-bottom: 0.4em;
-}
-.sp .line {
-margin: 0 10%;
-text-align: left;
-}
-.castlist, .castitem {
-list-style-type: none;
-}
-body {
-padding: 1.58em 16%;
-}
-.pglink, .catlink, .exlink, .wplink, .biblink, .seclink {
-background-repeat: no-repeat;
-background-position: right center;
-}
-.pglink {
-background-image: url(images/book.png);
-padding-right: 18px;
-}
-.catlink {
-background-image: url(images/card.png);
-padding-right: 17px;
-}
-.exlink, .wplink, .biblink, .seclink {
-background-image: url(images/external.png);
-padding-right: 13px;
-}
-.pglink:hover {
-background-color: #DCFFDC;
-}
-.catlink:hover {
-background-color: #FFFFDC;
-}
-.exlink:hover, .wplink:hover, .biblink:hover {
-background-color: #FFDCDC;
-}body {
-background: #FFFFFF;
-font-family: "Times New Roman", Times, serif;
-}
-body, a.hidden {
-color: black;
-}
-h1, .h1 {
-padding-bottom: 5em;
-}
-h1, h2, .h1, .h2 {
-text-align: center;
-font-variant: small-caps;
-font-weight: normal;
-}
-p.byline {
-text-align: center;
-font-style: italic;
-margin-bottom: 2em;
-}
-.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, .marginnote, p.legend, .versenum
-{
-color: #660000;
-}
-.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a {
-color: #AAAAAA;
-}
-a.hidden:hover, a.noteref:hover {
-color: red;
-}
-h1, h2, h3, h4, h5, h6 {
-font-weight: normal;
-}
-table {
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-}
-.tablecaption {
-text-align: center;
-}.pagenum, .linenum {
-speak: none;
-}
-</style>
-
-<style type="text/css">
-/* CSS rules generated from @rend attributes in TEI file */
-.xd21e121width
-{
-width:553px;
-}
-.xd21e128width
-{
-width:503px;
-}
-.xd21e143width
-{
-width:396px;
-}
-.xd21e539width
-{
-width:720px;
-}
-.xd21e917width
-{
-width:560px;
-}
-.xd21e1077
-{
-text-indent:2em;
-}
-.xd21e1274width
-{
-width:720px;
-}
-.xd21e1614width
-{
-width:564px;
-}
-.xd21e1950width
-{
-width:720px;
-}
-.xd21e2279width
-{
-width:539px;
-}
-.xd21e2348width
-{
-width:565px;
-}
-.xd21e2693width
-{
-width:720px;
-}
-.xd21e3110width
-{
-width:562px;
-}
-.xd21e3425width
-{
-width:720px;
-}
-.xd21e3780width
-{
-width:565px;
-}
-.xd21e4140width
-{
-width:720px;
-}
-.xd21e4482width
-{
-width:564px;
-}
-.xd21e4835width
-{
-width:720px;
-}
-.xd21e5215width
-{
-width:565px;
-}
-.xd21e5574width
-{
-width:720px;
-}
-.xd21e5904width
-{
-width:564px;
-}
-.xd21e6477width
-{
-width:474px;
-}
-@media handheld
-{
-}
-</style>
-</head>
-<body>
-
-
-<pre>
-
-The Project Gutenberg EBook of Slechte Tijden, by Charles Dickens
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most
-other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
-whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of
-the Project Gutenberg License included with this eBook or online at
-www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have
-to check the laws of the country where you are located before using this ebook.
-
-
-
-Title: Slechte Tijden
-
-Author: Charles Dickens
-
-Illustrator: H. French
-
-Translator: C.M Mensing
-
-Release Date: December 26, 2015 [EBook #50771]
-
-Language: Dutch
-
-Character set encoding: ASCII
-
-*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK SLECHTE TIJDEN ***
-
-
-
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg.
-
-
-
-
-
-
-</pre>
-
-<div class="front">
-<div class="div1 cover"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divBody">
-<p class="par first"></p>
-<div class="figure xd21e121width"><img src="images/frontcover.jpg" alt=
-"Oorspronkelijke voorkant." width="553" height="720"></div>
-<p class="par"></p>
-</div>
-</div>
-<div class="div1 titlepage"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divBody">
-<p class="par first"></p>
-<div class="figure xd21e128width"><img src="images/titlepage.jpg" alt=
-"Oorspronkelijke titelpagina." width="503" height="720"></div>
-<p class="par"></p>
-</div>
-</div>
-<div class="titlePage">
-<div class="docTitle">
-<div class="mainTitle">SLECHTE TIJDEN</div>
-</div>
-<div class="byline">DOOR<br>
-<span class="docAuthor">CHARLES DICKENS.</span>
-<div class="figure xd21e143width"><img src=
-"images/titlepage-illustration.jpg" alt="Afbeelding op titelpagina."
-width="396" height="430"></div>
-<br>
-VERTALING VAN C. M. MENSING.<br>
-MET 19 HOUTGRAVUREN NAAR TEEKENINGEN VAN H. FRENCH</div>
-<div class="docImprint">Achtste, geheel herziene druk.<br>
-NIJMEGEN&mdash;GEBR. E. &amp; M. COHEN&mdash;ARNHEM.</div>
-</div>
-<p><span class="pagenum">[<a id="xd21e155" href="#xd21e155" name=
-"xd21e155">1</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="body">
-<div id="bk1" class="div0 book">
-<div class="figure"><img src="images/p001.jpg" alt="SLECHTE TIJDEN."
-width="561" height="720"></div>
-<h2 class="super">SLECHTE TIJDEN.</h2>
-<h2 class="main">EERSTE BOEK. ZAAIEN.</h2>
-<div id="ch1" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">I.</h2>
-<h2 class="main">HET &Eacute;&Eacute;NE NOODIGE.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">&bdquo;Al wat ik vraag, zijn feiten. Leer die
-jongens en meisjes niets anders dan feiten. Dat is alles wat men in de
-wereld noodig heeft. Plant niet anders, en roei alle andere dingen uit.
-Door feiten alleen kunt gij den geest van met rede begaafde dieren
-ontwikkelen; niets anders zal hun ooit van eenig nut wezen. Dit is de
-stelregel, waarnaar ik mijne eigene kinderen grootbreng, en het is ook
-de stelregel, <span class="pagenum">[<a id="xd21e169" href="#xd21e169"
-name="xd21e169">2</a>]</span>waarnaar ik deze kinderen opvoed. Houd u
-aan feiten en blijf daarbij, mijnheer!&rdquo;</p>
-<p class="par">Het tooneel was een hol, eentonig schoolvertrek, met
-vier kale witte muren, en des sprekers recht uitgestoken voorvinger gaf
-nadruk aan zijne woorden, door elk gezegde met eene lijnrechte beweging
-over des schoolmeesters mouw te onderstrepen. Die nadruk werd nog
-versterkt door des sprekers voorhoofd, dat naar een vierkant
-opgebouwden muur geleek, die zijne wenkbrauwen tot grondslag had,
-terwijl zijne oogen in twee naar keldergaten zweemende donkere holen,
-door dien muur overschaduwd, verscholen lagen; en verder door des
-sprekers mond, die breed en recht ingesneden was, met dunne, strakke
-lippen&mdash;en verder door des sprekers stem, die stroef, eentonig en
-gebiedend was&mdash;en verder door des sprekers haar, dat borstelig om
-den rand van zijn kaal hoofd oprees, als ware het een dennenplantsoen,
-bestemd om den wind van de blinkende oppervlakte af te weren, die
-overal met knobbels was bedekt, alsof het hoofd nauwelijks ruimte had
-voor al de dorre feiten, die daarin lagen opgestapeld. Des sprekers
-geheele onverbiddelijke houding, zijn rechthoekig gesneden rok, zijn
-rechthoekige beenen, zijne rechthoekige schouders&mdash;ja zelfs zijne
-das, gewend om hem met een onverbiddelijken greep, als een hardnekkig
-feit, bij de keel te pakken&mdash;alles versterkte nog dien nadruk.</p>
-<p class="par">&bdquo;In deze wereld hebben wij niets anders dan feiten
-noodig, mijnheer; niets anders dan feiten.&rdquo;</p>
-<p class="par">De spreker, de schoolmeester en de derde aanwezige
-volwassene persoon, stapten een weinig achteruit en lieten toen hunne
-oogen gaan over het hellende vlak van kleine kruikjes, daar in orde
-geschikt, en gereed om zich emmers vol feiten te laten ingieten tot zij
-ten boorde toe vol waren.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch2" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">II.</h2>
-<h2 class="main">DE KINDERMOORD.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Thomas Gradgrind, mijnheer. Een man van het
-positieve en materieele. Een man van feiten en cijfers. Een man, die
-zich aan den regel vasthoudt, dat tweemaal twee vier is en niets meer,
-en die zich niet laat bepraten om iets daarboven in te willigen. Thomas
-Gradgrind, mijnheer&mdash;Thomas en niets anders&mdash;Thomas
-Gradgrind. Met eene liniaal en een goudschaaltje en de tafel van
-vermenigvuldiging altijd in zijn zak, gereed om ieder staaltje van het
-menschdom te meten en te wegen, en u precies te zeggen wat het
-uitmaakt. Dit is iets, waarbij het alleen op cijfers aankomt, eene
-eenvoudige rekensom. Het zou u misschien kunnen gelukken, om een George
-Gradgrind, of een Augustus Gradgrind, of een John Gradgrind, of een
-Jozef Gradgrind (allen hersenschimmige, denkbeeldige personen)
-daaromtrent een ander begrip, dat maar een dwaas vooroordeel is, in het
-hoofd te brengen, maar Thomas Gradgrind, mijnheer&mdash;onmogelijk!</p>
-<p class="par">Met dergelijke bewoordingen in zijne gedachten, was
-mijnheer Gradgrind gewoon zich zelven voor te stellen, hetzij in een
-gesloten kring van bekenden, of bij het publiek in het algemeen, en
-zonder twijfel was het ook met die gedachten&mdash;behalve dat hij het
-woord &bdquo;mijnheer&rdquo; in de woorden &bdquo;jongens en
-meisjes&rdquo; veranderde, dat Thomas Gradgrind zich thans naar de
-kleine kruikjes keerde, die zoo vol feiten moesten gegoten worden.</p>
-<p class="par">Waarlijk, terwijl hij hen uit de bovengemelde
-keldergaten aanflikkerde, scheen hij een soort van kanon te zijn, tot
-aan den mond met feiten geladen, en gereed om hen met &eacute;&eacute;n
-schot geheel uit de gewesten der kindsheid te doen verstuiven. Hij
-scheen ook wel een galvanisch toestel, geladen met een bijtend
-scheikundig mengsel, dat de teedere, jeugdige verbeelding haar spel
-moest beletten door haar met eene harde korst van feiten te
-overdekken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Meisje nommer twintig,&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind, lijnrecht met zijn voorvinger wijzende. &bdquo;Ik ken dat
-meisje niet. Wie is dat meisje?<span class="corr" id="xd21e190" title=
-"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Sissy Jupe, mijnheer,&rdquo; antwoordde het
-meisje nommer twintig, blozende, opstaande en nijgende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Sissy is geen naam,&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind. &bdquo;Gij moet geen Sissy zeggen, maar Cecilia.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader noemt mij altijd Sissy, mijnheer,&rdquo;
-antwoordde het meisje met eene bevende stem en nogmaals nijgende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat moet hij dan niet doen,&rdquo; hervatte
-mijnheer Gradgrind. &bdquo;Zeg hem, dat hij het niet meer doen moet,
-Cecilia Jupe. Laat eens zien. Wat is uw vader?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij behoort bij de paardrijders, als het u
-belieft, mijnheer.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind trok zijne wenkbrauwen samen en
-wuifde het aanstootelijke beroep als het ware met zijne hand weg.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wij willen hier niets daarvan weten. Gij moogt
-hier volstrekt niet daarvan spreken. Uw vader dresseert paarden, niet
-waar?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja wel, mijnheer, zij dresseeren ook wel paarden
-in de manege, als zij ze krijgen om te dresseeren, mijnheer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij behoeft ons hier niets van de manege te
-vertellen. Welnu dan. Zeg dus maar, dat uw vader paarden dresseert. Hij
-zal ook wel zieke paarden cureeren, zou ik denken?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O ja wel, mijnheer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welnu, dan is hij pikeur en paardendokter. Laat
-mij eens uwe definitie van een paard hooren.&rdquo; <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e216" href="#xd21e216" name=
-"xd21e216">3</a>]</span></p>
-<p class="par">Sissy Jupe ontstelde zichtbaar over dezen eisch en
-zweeg.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat meisje nommer twintig is buiten staat om eene
-definitie van een paard te geven,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind tot
-algemeene waarschuwing van al de kleine kruikjes. &bdquo;Dat meisje
-nommer twintig is onbekend met de feitelijke eigenschappen van een der
-gewoonste dieren. Laat een van de jongens mij eens eene definitie van
-een paard geven. Bitzer, gij!&rdquo;</p>
-<p class="par">De rechthoekige vinger bleef, na hier en daar gedwaald
-te hebben, op Bitzer wijzen, misschien omdat deze toevallig in
-denzelfden straal van zonlicht zat, die door een der vensters van het
-in het oog loopend helder witte vertrek vallende, ook Sissy bescheen.
-Want de jongens en meisjes zaten op het hellende vlak van banken in
-twee dichte drommen, in het midden door eene smalle tusschenruimte
-gescheiden; en Sissy, op den hoek eener rij aan den zonkant gezeten,
-werd door het begin van een zonnestraal beschenen, waarvan Bitzer, aan
-den anderen kant, eenige rijen verder op een hoek zittende, het einde
-opving. Maar terwijl het meisje zulke donkere oogen en lokken had, dat
-zij door de zon, die haar bescheen, nog krachtiger en glanziger
-gekleurd schenen te worden, had de jongen zoo lichte haren en oogen,
-dat dezelfde stralen het weinigje kleur, dat hij bezat, geheel schenen
-te doen verschieten. Zijne koude oogen zouden haast geene oogen zijn
-geweest zonder de korte wimpers, die, daar zij de appels tegen iets nog
-bleekers dan zij zelven waren deden afsteken, de teekening er van
-zichtbaar maakten. Zijn kort geknipt haar kon maar eene voortzetting
-wezen van de geelachtige sproeten op zijn voorhoofd en zijn gezicht.
-Zijne ongezonde huid was zoodanig van natuurlijke vleeschkleur
-ontbloot, dat het scheen alsof hij wit zou bloeden als hij zich
-sneed.</p>
-<p class="par">&bdquo;Bitzer,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind,
-&bdquo;geef mij eens uwe definitie van een paard.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Een graanetend viervoetig dier, met veertig
-tanden, namelijk vier en twintig kiezen, vier hoektanden en twaalf
-snijtanden. Laat in de lente zijne haren vallen; in moerasachtige
-streken ook zijne hoeven. Heeft harde hoeven maar die met ijzer moeten
-beslagen worden. Zijn ouderdom is te zien aan sommige teekenen in den
-bek.&rdquo;</p>
-<p class="par">Dit en nog veel meer, zeide Bitzer.</p>
-<p class="par">&bdquo;Nu, meisje nommer twintig,&rdquo; hervatte
-mijnheer Gradgrind, &bdquo;nu weet gij wat een paard is.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij neeg weder en zou nog hooger gebloosd hebben, indien
-het mogelijk geweest was dit nog sterker te doen dan zij al dien tijd
-gedaan had. Bitzer wierp snel een blik naar mijnheer Gradgrind, zijne
-oogen opslaande, zoodat hij het licht op de trillende wimpers ving, die
-daarbij naar de voelhorentjes van spartelende insecten geleken, duwde
-toen zijne kneukels tegen zijn met sproeten bezaaid voorhoofd en ging
-weder zitten.</p>
-<p class="par">Thans trad de derde heer vooruit, een man wien men een
-moreelen kampvechter zou kunnen noemen, altijd gereed om tegen iedereen
-te boksen en zich liever dood te vechten dan zich overwonnen te
-bekennen. Vooral wanneer het gezond verstand hem in den weg kwam,
-ontwaakte zijn strijdlust, en hij gaf het niet op voordat hij die
-ongelukkige tegenpartij buiten adem had gebracht. Hij bekleedde een
-gouvernements-post en achtte zich daarom geroepen het duizendjarig rijk
-der ambtenaren te helpen stichten, waarin de geheele aarde door
-commissarissen zou geregeerd worden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Heel goed,&rdquo; zeide deze heer met een lachje,
-terwijl hij zijne armen over elkander sloeg, &bdquo;dat is een paard.
-Laat ik u nu eens iets vragen, jongens en meisjes. Zoudt gij wel eene
-kamer willen behangen met afbeeldsels van paarden?&rdquo;</p>
-<p class="par">Na eene korte pauze riep de eene helft der kinderen:
-&bdquo;Ja, mijnheer!&rdquo; waarop de andere helft, aan het gezicht des
-vragers ziende dat &bdquo;ja&rdquo; het verkeerde antwoord was, in koor
-&bdquo;neen, mijnheer,&rdquo; riep, gelijk het bij zulk een examen
-gewoonlijk gaat.</p>
-<p class="par">&bdquo;Immers neen. Maar waarom zoudt ge
-niet?&rdquo;</p>
-<p class="par">Eene pauze. Een dikke, botte jongen waagde het te
-antwoorden: &bdquo;omdat hij de kamer geheel niet wilde behangen, maar
-liever schilderen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar als de kamer nu moet behangen worden?&rdquo;
-hernam de vrager tamelijk driftig.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij moet hem behangen, of gij wilt of
-niet,&rdquo; viel mijnheer Gradgrind hierop in. &bdquo;Spreek van geen
-niet willen. Dat komt hier niet te pas.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal het u dan verklaren,&rdquo; zeide de
-vrager, na eene andere drukkende pauze; &bdquo;ik zal u zeggen waarom
-gij eene kamer niet met afbeeldingen van paarden moet behangen. Ziet
-gij ooit wezenlijke paarden tegen de wanden eener kamer op- en
-afloopen? Is dat een werkelijk feit?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, mijnheer,&rdquo; riep de eene helft;
-&bdquo;neen, mijnheer,&rdquo; riepen de anderen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Immers neen,&rdquo; zeide de vrager, met een blik
-van verontwaardiging op de helft, die misgeraden had. &bdquo;Welnu dan,
-men moet nergens iets zien, wat men daar niet wezenlijk ziet; men moet
-nergens iets hebben, wat men daar niet wezenlijk heeft&mdash;wat niet
-werkelijk is. Wat men smaak noemt, is maar een andere naam voor het
-feitelijk bestaande.&rdquo;</p>
-<p class="par">Thomas Gradgrind gaf met een hoofdknik zijne goedkeuring
-te kennen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dit is een nieuw ontdekt grondbeginsel, en eene
-groote ontdekking,&rdquo; hernam de spreker. &bdquo;Nu zal ik u nog
-eens op de proef stellen. Onderstel eens, dat gij een tapijt in eene
-kamer moest leggen, zoudt gij dan een tapijt nemen <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e259" href="#xd21e259" name=
-"xd21e259">4</a>]</span>met eene afbeelding van bloemen
-daarop?&rdquo;</p>
-<p class="par">Daar men zich thans algemeen overtuigd hield, dat
-&bdquo;neen&rdquo; altijd het rechte antwoord was op de vragen van
-dezen heer, was het koor van &bdquo;neen!&rdquo; zeer sterk. Slechts
-eenige zwakke stemmen zeiden &bdquo;ja&rdquo;, en daaronder was de stem
-van Sissy Jupe.<a id="xd21e263" name="xd21e263"></a></p>
-<p class="par">&bdquo;Meisje nommer twintig,&rdquo; zeide de vreemde
-heer, glimlachende in de kalme bewustheid zijner wetenschap.</p>
-<p class="par">Sissy bloosde en stond op.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dus zoudt gij uwe kamer&mdash;of uw mans kamer,
-als gij volwassen waart en een man hadt&mdash;beleggen met een tapijt
-met afbeeldingen van bloemen daarop, niet waar? En waarom
-dat?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Als &rsquo;t u belieft, mijnheer, ik houd zooveel
-van bloemen,&rdquo; antwoordde het meisje.</p>
-<p class="par">&bdquo;En daarom zoudt gij er stoelen en tafels op
-zetten en er menschen met zware laarzen overheen laten
-loopen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat zou ze geen kwaad doen, mijnheer. Zij zouden
-niet gekneusd worden en er niet van verwelken. Zij zouden maar
-afbeeldingen wezen van iets, dat mooi en aardig is, en ik zou mij
-verbeelden...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, ja, ja! maar gij moet u <span class=
-"ex">nooit</span> iets verbeelden,&rdquo; riep de ondervrager uit,
-opgetogen dat hij zoo gelukkig op zijn stokpaardje kwam. &bdquo;Dat is
-het juist; gij moet u nooit iets verbeelden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, dat moet gij nooit, Cecilia Jupe,&rdquo;
-herhaalde mijnheer Gradgrind met plechtigen ernst, &bdquo;nooit, niets
-van dien aard!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het feitelijke, het feitelijk bestaande,&rdquo;
-hernam de vreemde heer.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het feitelijk bestaande alleen,&rdquo; herhaalde
-mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Men moet zich in alle opzichten door feiten laten
-leiden en besturen,&rdquo; sprak de vreemde heer. &bdquo;Wij hopen, dat
-de regeering zich eerlang die zaak zal aantrekken en commissarissen
-benoemen, die het volk zullen dwingen om zich uitsluitend aan het
-feitelijke te houden. Men moet het woord <span class=
-"ex">verbeelding</span> geheel afschaffen. Niemand heeft iets daarmede
-te maken. Men moet voor geen voorwerp tot gebruik of sieraad iets
-bezigen, dat strijdig met de werkelijkheid zou zijn. In de
-werkelijkheid loopt men niet over bloemen; men mag dus niet over
-bloemen op een tapijt loopen. Men ziet nooit, dat vreemde vogels en
-vlinders op ons aardewerk komen zitten; men mag dus geen vreemde vogels
-en vlinders op ons aardewerk schilderen. Men ziet geene viervoetige
-dieren tegen de muren op- en afloopen, en dus moet men geene
-viervoetige dieren op de muren afbeelden. Men moet voor al die
-dingen,&rdquo; vervolgde de spreker, &bdquo;slechts combinati&euml;n en
-modificati&euml;n van mathematische figuren gebruiken, die
-gedemonstreerd en bewezen kunnen worden, en ook geene andere kleuren
-dan de primaire daarbij aanwenden. Dit is de nieuwe ontdekking. Dit is
-werkelijke smaak.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het meisje neeg en ging weder zitten. Zij was nog zeer
-jong en zag er uit alsof het feitelijke vooruitzicht, dat de wereld
-haar aanbood, haar had doen schrikken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Indien nu mijnheer Mac Choakumchild,&rdquo;
-hervatte de vreemde heer, &bdquo;eens beginnen wil met zijne eerste les
-hier te geven, mijnheer Gradgrind, dan zal ik, op uw verzoek, zeer
-gaarne zijne manier van onderwijzen waarnemen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind was zeer verplicht.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer Mac Choakumchild, wij wachten alleen op
-u.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Mac Choakumchild begon dus zoo goed hij kon.
-Hij en nog in de honderd veertig andere schoolmeesters waren sedert
-kort tegelijkertijd, in dezelfde inrichting en op dezelfde wijze
-gedresseerd, men had kunnen zeggen gelijk zoovele tafel- of stoelpooten
-op dezelfde draaibank afgedraaid. Men had hem eene oneindige
-verscheidenheid van kunstjes geleerd, en hij had boeken vol
-hoofdbrekende vragen beantwoord. Orthographie, etymologie, syntaxis en
-prosodie, biographie, astronomie, geographie, cosmographie, algebra,
-het landmeten, de zangkunst en het teekenen naar modellen, dat alles
-kende hij op zijn duimpje. Hij had zelfs den room afgeschept der
-hoogere takken van mathematische en natuurkundige wetenschappen, op de
-tabel B van Harer Majesteits Privy Council vermeld, en met het Fransch,
-Duitsch, Latijn en Grieksch kennis gemaakt. Hij kende de <span class=
-"ex">Waterstreken</span> van de geheele wereld (wat die dingen dan ook
-mogen zijn) door en door, benevens alle geschiedenissen van alle
-volken, alle namen van alle rivieren en bergen, alle voortbrengselen,
-zeden en gebruiken van alle landen, en al hunne grenzen en
-betrekkelijke liggingen ten opzichte van andere landen naar al de twee
-en dertig streken van het kompas. Mijnheer Mac Choakumchild was slechts
-een weinigje al te geleerd. Als hij maar wat minder had geweten, hoe
-oneindig beter en meer had hij dan kunnen onderwijzen!</p>
-<p class="par">In deze voorbereidende les handelde hij omtrent eveneens
-als Morgiana in de vertelling van de Veertig Dieven, en keek in al de
-voor hem gerangschikte kruikjes een voor een, om te zien wat er in was.
-Zeg eens goed, mijnheer Mac Choakumchild: als gij uit uw kokenden
-voorraad ieder kruikje straks boordevol schenkt, denkt gij dan, dat gij
-den dief, die er in verscholen zit, de <span class=
-"ex">verbeelding</span>, zult hebben gedood&mdash;of maar eenigszins
-verminkt en misvormd? <span class="pagenum">[<a id="xd21e312" href=
-"#xd21e312" name="xd21e312">5</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch3" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">III.</h2>
-<h2 class="main">EEN KIJKGAATJE.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Mijnheer Gradgrind stapte in eene zeer
-weltevredene stemming van de school naar huis. Het was zijne school, en
-hij wilde haar tot eene model-school maken. Hij wilde, dat ieder kind
-een model-kind zou wezen, evenals de jeugdige Gradgrind&rsquo;s allen
-model-kinderen waren.</p>
-<p class="par">Er waren vijf jeugdige Gradgrind&rsquo;s en zij waren
-ieder hoofd voor hoofd een model-kind. Zij hadden van hunne teederste
-jaren af lessen en verhandelingen moeten hooren&mdash;en waren als
-kleine hazen afgejaagd. Bijna zoodra zij konden loopen, moesten zij
-hunne kleine voetjes naar de verhandelzaal richten. Het eerste
-voorwerp, waarvan zij herinnering hadden, was een groot zwart bord, met
-een uitgedroogden menschenvreter er voor, die er met krijt akelige
-figuren op teekende.</p>
-<p class="par">Niet dat zij iets van een menschenvreter
-wisten&mdash;van zulk een onbestaanbaar persoon mochten zij den naam
-zelfs niet hooren. Ik gebruik het woord slechts om een monster aan te
-duiden, dat een verhandel-kasteel bewoont, een aantal, de hemel weet
-hoeveel, tot-een-gekneede koppen heeft, en de kindsheid gevangen neemt
-om haar bij de haren in het sombere hol der wetenschap te slepen.</p>
-<p class="par">Geen kleine Gradgrind had ooit een menschengezicht in de
-maan gezien; hij wist reeds wat de maan was eer hij duidelijk spreken
-kon. Geen kleine Gradgrind had ooit het onnoozele rijmpje geleerd:</p>
-<div class="lgouter">
-<p class="line">Flikker, flikker, sterretje klein,</p>
-<p class="line">Ik ben verbaasd wat gij moogt zijn.</p>
-</div>
-<p class="par first">Hij had nooit eenige verbazing daaromtrent
-ontwaard, daar hij, toen hij pas vijf jaren oud was, den grooten Beer
-kon ontleden zoo goed als professor Owen. Geen kleine Gradgrind had
-ooit bij het zien eener koe in de weide aan die vermaarde koe gedacht
-van zeshonderd pond, die omhoog smeet den hond, die wegjoeg de kat, die
-pakte de rat, die at van het graan, dat lag in het huis van
-Adriaan&mdash;of aan die nog meer vermaarde koe, die Klein Duimpje had
-opgeslokt. Hij had nooit van die dingen gehoord, en eene koe was niet
-anders aan hem voorgesteld dan als een herkauwend viervoetig dier met
-verscheidene magen.</p>
-<p class="par">Naar dit bij uitstek feitelijke en proza&iuml;sche huis,
-dat <span class="ex">Stone Lodge</span> genoemd werd, richtte mijnheer
-Gradgrind nu zijne schreden. Hij had een handel in ijzerwaren gedreven
-en dien aan kant gedaan eer hij <span class="ex">Stone Lodge</span>
-bouwde, en zag nu uit naar eene gelegenheid om met zijne kennis van
-feiten in het Parlement figuur te maken. <span class="ex">Stone
-Lodge</span> lag op eene heide, op een paar mijlen afstands van eene
-groote stad, die in het laatste zeer getrouwe handboek voor reizigers
-<span class="ex">Coketown</span> genoemd wordt.</p>
-<p class="par">Een zeer regelmatig sieraad van het landschap was Stone
-Lodge. Geene de minste vermomming verzachtte de proza&iuml;sche
-feitelijkheid van het gebouw. Een groot vierkant huis, met eene
-overdekte galerij, die de voornaamste vensters verdonkerde, gelijk het
-zware voorhoofd van den meester diens oogen overschaduwde. Het was een
-huis, waaraan alles te voren afgemeten, afgeteld, berekend en bewezen
-was, met zes vensters aan den eenen kant van de deur, en zes aan den
-anderen, in juiste verhouding tot de vensters op zijde en aan den
-achterkant&mdash;met een grasperk, een tuin en eene pas geplante laan,
-alles met rechte lijnen, gelijk een blad uit een boek van botanische
-statistiek&mdash;met toestellen voor gas en ventilatie en inrichtingen
-tot aan- en afvoer van water in de beste orde&mdash;met ijzeren balken
-en bouten, brandvrij van onder tot boven, met mechanieke toestellen om
-de werkmeid met bezems en schuiers naar de vliering te
-hijschen&mdash;met alles, in &eacute;&eacute;n woord, wat iemands hart
-kon begeeren.</p>
-<p class="par">Alles? Dat zou ik denken. De kleine Gradgrind&rsquo;s
-hadden ook kabinetjes voor verschillende vakken van wetenschap. Zij
-hadden een kabinetje met horens en schulpen, een kabinetje met
-mineralen en metalen; en al de voorwerpen daarin waren in volmaakte
-orde gerangschikt, en bij ieder stukje steen en erts lag een papiertje
-met een naam, die zeer moeielijk was uit te spreken. Zoodat, om de
-woorden van een dwaas kindersprookje te bezigen, dat echter nooit tot
-de kinderkamer van dit huis was doorgedrongen: Indien de ontevredene
-kleine Gradgrind&rsquo;s nog meer dan dit alles wilden hebben, wat zou
-er bij mogelijkheid te bedenken geweest zijn, dat de ontevredene kleine
-Gradgrind&rsquo;s nog meer <span class="ex">konden</span> willen
-hebben?</p>
-<p class="par">Hun vader stapte zeer welgemoed en voldaan voort. Hij
-was op zijne manier een liefhebbend vader; maar als hij zich gedwongen
-had gezien om eene definitie van zich zelven te geven (gelijk Sissy
-Jupe van een paard), zou hij waarschijnlijk gezegd hebben, dat hij een
-&bdquo;uitnemend practisch&rdquo; vader was. Hij was zeer ingenomen met
-de phrase: &bdquo;uitnemend practisch,&rdquo; welke hij begreep, dat op
-hem bijzonder toepasselijk was. Bij alle openbare vergaderingen, die te
-<span class="ex">Coketown</span> werden gehouden, om welke reden het
-ook was, kon men zeker zijn, dat een of ander Coketowner de gelegenheid
-waarnam om melding te maken van zijn uitnemend practischen vriend,
-mijnheer Gradgrind, en altijd gevoelde die uitnemend practische vriend
-zich daardoor gestreeld. Hij wist wel, dat men dezen lof aan hem
-verschuldigd was, maar het was hem toch zeer aangenaam dien te
-hooren.</p>
-<p class="par">Hij had nu den neutralen grond in de nabijheid der stad
-bereikt, die eigenlijk noch tot de <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e362" href="#xd21e362" name="xd21e362">6</a>]</span>stad noch tot
-het land behoorde, maar een onbehaaglijk mengelmoes van beide was, toen
-hem de tonen van muziek in de ooren klonken. Het luidruchtig
-schetterende en dreunende orchest van een paardenspel, dat zich hier in
-een houten paviljoen had gevestigd, was aan den gang. Eene vlag, die op
-den top der tent wapperde, verkondigde aan het menschdom, dat het de
-&bdquo;Rijschool van Sleary&rdquo; was, die om de gunst van het publiek
-verzocht. Sleary zelf, een zwaarlijvig modern standbeeld met een
-geldbakje naast zich, stond in eene nis, waarvan de stijl aan een
-gothiek kerkgebouw was ontleend, om het geld aan te nemen. Miss
-Josephine Sleary, gelijk een zeer lang en smal gedrukt biljet
-aankondigde, had juist de voorstelling begonnen met haar gracieusen
-Tyroler bloemendans te paard. Onder andere verrukkelijke, maar altijd
-streng moreele wonderen, welke men zien moest om ze te gelooven, zou
-Signor Jupe dien namiddag de vermakelijke toeren van zijn kunstig
-gedresseerden hond Merrylegs vertoonen, en zijne verbazende kracht en
-behendigheid ten toon spreiden door vijf en zeventig gewichten van
-honderd pond zoo snel achtereenvolgend over zijn hoofd te werpen, dat
-zij eene fontein van massief ijzer in de lucht vormden, &bdquo;een
-kunststuk, nog nooit te voren in dit of eenig ander land beproefd, en
-dat, daar het steeds met zooveel geestdrift door het verrukte publiek
-wordt toegejuicht, bij elke voorstelling wordt uitgevoerd.&rdquo;
-Dezelfde Signor Jupe zou de geheele voorstelling van tijd tot tijd
-afwisselen en verlevendigen door zijne echt Shakespeariaansche
-snakerijen en kwinkslagen. Eindelijk zou hij het geheel besluiten door
-op te treden in zijne algemeen beroemde rol van mijnheer William Button
-van <span class="ex">Tooley-Street</span>, in de geheel nieuwe en
-hoogst koddige hippo-comedietta: <span class="ex">De kleermaker op reis
-naar Brentford</span>.</p>
-<p class="par">Thomas Gradgrind sloeg geen acht op deze ellendige
-nietigheden, maar stapte voort gelijk een practisch man behoorde, en
-verbande die luidruchtige insecten uit zijne gedachten, of wel verwees
-ze naar het huis van correctie. Doch eene bocht van den weg voerde hem
-achter het spel om, en aan den achterkant van het spel was een troep
-kinderen verzameld, die in verschillende gebogen houdingen door een
-gaatje of reet de verborgene heerlijkheden van het paardenspel poogden
-te begluren.</p>
-<p class="par">Dit bracht hem tot stilstaan. &bdquo;Welk eene
-schande,&rdquo; riep hij uit, &bdquo;dat die vagebonden, dat jonge
-gepeupel uit mijne model-school houden!&rdquo;</p>
-<p class="par">Dewijl er nog eene plek vertrapt gras en puin tusschen
-hem en het jonge gepeupel in lag, haalde hij zijn lorgnet uit zijn
-vestzakje, om te zien of er onder die kinderen niet een was, dat hij
-kende en door zijn bevel kon wegjagen. Welk een bijna ongeloofelijk,
-hoewel duidelijk zichtbaar verschijnsel zag hij daar! Zijne eigene met
-feiten en kundigheden opgepropte Louisa stond met alle macht door een
-gaatje in eene plank te gluren, en zijn eigen mathematische Thomas
-vernederde zich tot op den grond, om maar een enkelen paardenhoef te
-kunnen zien, terwijl Miss Josephine Sleary den gracieusen Tyroler
-bloemendans uitvoerde.</p>
-<p class="par">Stom van verbazing stapte mijnheer Gradgrind naar de
-plek waar zijn kroost zich zoodanig schandvlekte, pakte met iedere hand
-een zijner verdoolde kinderen aan en zeide:</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa!! Thomas!!&rdquo;</p>
-<p class="par">Beiden stonden op, zeer rood en ontsteld; maar Louisa
-zag haar vader toch met meer stoutmoedigheid aan dan Thomas: Thomas zag
-hem eigenlijk geheel niet aan, maar gaf zich met volkomene lijdzaamheid
-over om zich naar huis te laten brengen.</p>
-<p class="par">&bdquo;In den naam van alles wat verbazend, nutteloos en
-dwaas is,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind, aan elke hand een zijner
-kinderen voortleidende; &bdquo;wat doet gij hier?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik wilde eens zien waar dat op geleek,&rdquo;
-antwoordde <span class="corr" id="xd21e386" title=
-"Bron: Louise">Louisa</span> kortaf.</p>
-<p class="par">&bdquo;Waar dat op geleek?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, vader!&rdquo;</p>
-<p class="par">Beide kinderen hadden zekere gemelijke verveelzucht in
-hun voorkomen, inzonderheid het meisje; maar door het verdrietige van
-haar gezicht schemerde een licht heen, dat niets vond om te beschijnen,
-een vuur, dat niets te branden had, eene uitgehongerde
-verbeeldingskracht, die toch op eene of andere wijs het leven hield en
-de uitdrukking harer trekken verhelderde; niet met die natuurlijke
-helderheid, welke de vroolijke jeugd eigen is<span class="corr" id=
-"xd21e396" title="Bron: .">,</span> maar met onzekere, driftige,
-weifelende opflikkeringen, die iets pijnlijks hadden en naar de
-afwisselingen geleken, welke men op het gezicht van een blinde ziet,
-die op den tast naar zijn weg zoekt.</p>
-<p class="par">Zij was nu een kind van vijftien of zestien jaren, maar
-eerlang zou zij geheel op eens het voorkomen eener jonge vrouw krijgen.
-Zoo dacht haar vader, terwijl hij haar aanzag. Zij was bevallig. Zij
-zou eigenzinnig geweest zijn (dacht hij op zijne uitnemend practische
-manier), als zij niet z&oacute;&oacute; was opgevoed.</p>
-<p class="par">&bdquo;Thomas! hoewel ik het feit v&oacute;&oacute;r mij
-heb, is het mij moeielijk te gelooven, dat gij, met uwe opvoeding en
-uwe gelegenheid om uw tijd beter te besteden, uwe zuster naar zulk een
-schouwspel zoudt gebracht hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb hem gebracht, vader!&rdquo; zeide Louisa
-snel. &bdquo;Ik vroeg hem om mee te gaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het spijt mij dit te moeten hooren. Het spijt mij
-zeer dit te moeten hooren. Het maakt Thomas niet beter, en het maakt u
-slechter, Louisa.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zag haar vader wederom aan, maar geen traan rolde
-over hare wang.</p>
-<p class="par">&bdquo;Thomas en gij, voor wie de kring der
-wetenschappen <span class="pagenum">[<a id="xd21e411" href="#xd21e411"
-name="xd21e411">7</a>]</span>openstaat. Thomas en gij, die men mag
-zeggen dat met feiten gevoed zijt, Thomas en gij, die met mathematische
-stiptheid zijt opgevoed, Thomas en gij hier!&rdquo; riep mijnheer
-Gradgrind uit. &bdquo;In deze vernederende positie! Ik ben er verbaasd
-over!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik verveelde mij, vader. Ik heb mij al lang
-verveeld,&rdquo; zeide Louisa.</p>
-<p class="par">&bdquo;Verveeld? &bdquo;Wat verveelt u dan?&rdquo; vroeg
-de verbaasde vader.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik weet niet wat. Alles, geloof ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Spreek geen woord meer,&rdquo; antwoordde
-mijnheer Gradgrind. &bdquo;Gij zijt kinderachtig. Ik wil niets meer
-hooren.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij sprak niet weder voordat zij een heel eind ver in
-stilte hadden voortgestapt, en toen zeide hij ernstig:</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat zouden uwe beste vrienden wel zeggen, Louisa?
-Hecht gij dan geene waarde aan hunne goede meening? Wat zou mijnheer
-Bounderby wel zeggen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Op het hooren van dien naam wierp zijne dochter
-tersluiks een blik op hem, waarvan het scherpe en uitvorschende zeer
-opmerkelijk was. Hij zag echter niets daarvan, want eer hij haar
-aankeek, had zij hare oogen weder neergeslagen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat,&rdquo; herhaalde hij weldra, &bdquo;zou
-mijnheer Bounderby wel zeggen?&rdquo; En terwijl hij met een gezicht
-vol ernstige verontwaardiging de twee misdadigers naar huis bracht,
-herhaalde hij telkens den geheelen weg over: &bdquo;Wat zou mijnheer
-Bounderby wel zeggen?&rdquo;</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch4" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">IV.</h2>
-<h2 class="main">MIJNHEER BOUNDERBY.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Wie was die mijnheer Bounderby?</p>
-<p class="par">Wel, mijnheer Bounderby was in zooverre mijnheer
-Gradgrind&rsquo;s boezemvriend, als een man, geheel ontbloot van
-gevoel, met iemand anders, die evenzeer van gevoel ontbloot is, in eene
-dergelijke betrekking kan staan. Zoo nauw&mdash;of, indien de lezer dit
-liever wil,&mdash;zoo ver verwijderd was de betrekking tusschen die
-twee.</p>
-<p class="par">Hij was een rijk man: een bankier, een koopman, een
-fabrikant en wat niet al. Een zwaarlijvig man, met eene luide stem,
-starende oogen, en een lach, die een metaalklank had; een man met een
-groot opgezwollen hoofd, uitpuilende aderen aan de slapen, en zulk een
-gespannen vel over zijn gezicht, dat het zijne oogen scheen open te
-houden en zijne wenkbrauwen op te trekken; een man, wiens geheele
-voorkomen aan een gevulden ballon deed denken, op het punt om op te
-stijgen; een man, die er nooit genoeg op kon pochen dat hij zich zelven
-tot &bdquo;een man&rdquo; had gemaakt; een man, die door de koperen
-spreektrompet zijner stem altijd zijne oude onwetendheid en zijne oude
-armoede verkondigde; een man, die het toppunt van hoogmoedig bluffende
-nederigheid had bereikt.</p>
-<p class="par">Hoewel hij een paar jaar jonger was dan zijn uitnemend
-practische vriend, zag mijnheer Bounderby er toch ouder uit; bij zijne
-zeven of acht en veertig had hij nog zeven of acht meer kunnen tellen,
-zonder dat het iemand zou verwonderd hebben. Hij had niet veel haar.
-Men had zich kunnen verbeelden, dat het van zijn praten was
-uitgevallen, en dat het weinige, dat hij overhad, zoo verward
-overeindstond omdat het onophoudelijk door zijn winderig snoeven heen
-en weder werd geblazen.</p>
-<p class="par">In het sombere salon van <span class="ex">Stone
-Lodge</span> stond mijnheer Bounderby zich op het haardkleedje voor het
-vuur te warmen en onderhield mevrouw Gradgrind met eenige opmerkingen
-over de omstandigheid, dat die dag zijn geboortedag was. Hij stond voor
-het vuur, gedeeltelijk omdat het een koude lentedag en tegen den avond
-was, hoewel de zon nog scheen, gedeeltelijk omdat in de schaduw van
-<span class="ex">Stone Lodge</span> altijd een spook van vochtige kalk
-omwaarde; gedeeltelijk omdat hij aldus een deftige houding had, die
-mevrouw Gradgrind ontzag moest inboezemen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik had geene schoenen aan de voeten; en wat
-kousen aangaat, ik kende zulke dingen niet eens bij naam. Ik sleet den
-dag in eene sloot en den nacht in een varkenshok. Zoo bracht ik mijn
-tienden verjaardag door. Niet dat eene sloot iets nieuws voor mij was,
-want ik was in eene sloot geboren.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Gradgrind&mdash;een klein, mager, bleek
-wezentje, met roode oogen en altijd in eenige shawls gewikkeld,
-ongeloofelijk zwak naar het lichaam en den geest&mdash;die altijd
-medicineerde zonder dat het haar iets baatte, en wanneer zij eenigen
-zweem van herleving vertoonde, telkens weder versuft en verdoofd werd
-door een zwaar blok van een feit, dat haar op het lijf
-tuimelde;&mdash;mevrouw Gradgrind hoopte, dat het eene droge sloot
-was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen. Zoo nat als een vaatdoek. Een voet water er
-in,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Genoeg om een pasgeboren kind kou te doen
-vatten,&rdquo; was de opmerking van mevrouw Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Kou? Ik werd geboren met eene ontsteking van de
-long, en van alle andere dingen, geloof ik, die voor ontsteking vatbaar
-waren,&rdquo; antwoordde mijnheer Bounderby. &bdquo;Jarenlang, mevrouw!
-was ik een van de ellendigste schepseltjes, die men ooit heeft gezien.
-Ik was zoo ziekelijk, dat ik altijd steunde en kermde. Ik was zoo vuil
-en haveloos, dat ge mij met geen tang zoudt hebben
-aangeraakt.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Gradgrind keek flauw naar de tang om, als het
-beste waaraan zij in hare sufheid kon denken. <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e464" href="#xd21e464" name=
-"xd21e464">8</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe ik er mij doorheen worstelde, weet ik zelf
-niet,&rdquo; hervatte Bounderby. &bdquo;Ik was cordaat, denk ik. Ik ben
-in later tijd altijd cordaat geweest, en dat zal ik toen ook wel
-geweest zijn. Evenwel, hier sta ik, mevrouw Gradgrind, en ik behoef er
-niemand dan mij zelven voor te bedanken dat ik zoo sta.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Gradgrind gaf zeer zachtzinnig en flauw hare
-hoop te kennen, dat zijne moeder....</p>
-<p class="par">&bdquo;<span class="ex">M&#307;ne</span> moeder? Zij
-liep weg, mevrouw!&rdquo; zeide Bounderby.</p>
-<p class="par">Mevrouw Gradgrind, overbluft gelijk doorgaans, bleef
-bedeesd zwijgen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne moeder liet mij bij mijne
-grootmoeder,&rdquo; zeide Bounderby, &bdquo;en als ik mij wel herinner,
-was mijne grootmoeder het slechtste en ondeugendste oude wijf dat er
-ooit leefde. Als ik door een bijzonder toeval een paar schoentjes
-kreeg, nam zij ze mij af en verkocht ze voor drank. Ja, ik heb die
-grootmoeder van mij, terwijl zij nog in bed lag, veertien glaasjes
-drank zien drinken voor haar ontbijt.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Gradgrind, met haar flauw glimlachje en zonder
-eenig ander teeken van leven, geleek nu (gelijk zij altijd deed) naar
-een tamelijk slecht geschilderd transparant vrouwenportretje, dat van
-achteren niet genoeg verlicht was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zij hield een komenijswinkel,&rdquo; vervolgde
-Bounderby, &bdquo;en stopte mij in een eierenkist. Dat was de wieg van
-mijne kindsheid&mdash;eene oude eierenkist. Zoodra ik groot genoeg was
-om weg te loopen, liep ik natuurlijk weg. Toen werd ik een jonge
-vagebond; en in plaats dat &eacute;&eacute;n oud wijf mij klappen gaf
-en honger liet lijden, gaven alle menschen van allerlei ouderdom mij
-klappen en lieten mij honger lijden. Zij hadden gelijk; zij behoefden
-niets anders te doen. Ik was een overlast, eene pest in de
-maatschappij. Dat weet ik&mdash;zeer wel.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij kon zijn trots, dat hij in zijne kindsche jaren een
-overlast en pest in de maatschappij <span class="corr" id="xd21e484"
-title="Bron: gewesst">geweest</span> was, niet genoeg lucht geven, of
-hij moest zijn snoeven daarop nog driemaal volmondig herhalen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik was bestemd om mij omhoog te werken, zou ik
-denken, mevrouw Gradgrind. Maar, hetzij ik er voor bestemd was of niet,
-ik deed het, hoewel niemand mij hielp. Vagebond, loopjongen,
-pakhuisknecht, kantoorknecht, klerk, eerste boekhouder, compagnon, en
-eindelijk Josiah <span class="corr" id="xd21e489" title=
-"Bron: Bounderhy">Bounderby</span> van <span class=
-"ex">Coketown</span>. Dit zijn de antecedenten en de culminatie. Josiah
-Bounderby van <span class="ex">Coketown</span> heeft leeren lezen van
-uithangborden boven winkels, mevrouw Gradgrind, en heeft op de klok
-leeren zien, door den toren der St. Gilleskerk te <span class=
-"ex">Londen</span> te bestudeeren, met hulp van een kreupelen
-dronkaard, die een veroordeelde dief en onverbeterlijke landlooper was.
-Spreek Josiah Bounderby van uwe district-scholen en uwe model-scholen
-en uwe kweekeling-scholen en uw geheelen poespas van scholen; en Josiah
-Bounderby van <span class="ex">Coketown</span> zegt u ronduit: dat is
-alles goed en wel&mdash;hoewel hij zulke voorrechten niet had&mdash;als
-wij maar menschen krijgen met harde koppen en stevige vuisten. De
-opvoeding, die hem tot een man heeft gemaakt, zou niet voor iedereen
-deugen, dat weet hij wel; maar zoo en zoo is zijne opvoeding toch
-geweest, en gij moogt hem dwingen om kokende olie te drinken, maar gij
-zult hem nooit dwingen om de feiten van zijn leven te
-verbloemen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Josiah Bounderby van <span class="ex">Coketown</span>,
-die onder het spreken zeer warm geworden was, hield nu op; en juist
-toen hij zweeg trad zijn uitnemend practische vriend, door de twee
-jeugdige misdadigers vergezeld, de kamer binnen. Zijn uitnemend
-practische vriend bleef staan toen hij hem zag en wierp Louisa een
-verwijtenden blik toe, die duidelijk zeide: &bdquo;Ziedaar nu, mijnheer
-Bounderby.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, wat is er te doen?&rdquo; zeide mijnheer
-Bounderby driftig en luidruchtig. &bdquo;Hoe kijkt Thomas zoo
-verslagen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij sprak van Thomas, maar hij zag naar Louisa.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wij stonden bij het paardenspel naar binnen te
-kijken,&rdquo; mompelde Louisa stuursch, zonder hare oogen op te slaan,
-&bdquo;en vader betrapte ons daar.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En, mevrouw Gradgrind,&rdquo; zeide de echtgenoot
-dezer dame op statelijken toon, &bdquo;ik zou evengoed verwacht hebben,
-dat ik mijne kinderen verzen zou vinden lezen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Och Heere,&rdquo; zeide mevrouw Gradgrind
-jammerend. &bdquo;Hoe kunt ge toch zoo doen, Louisa en Thomas? Ik ben
-er verbaasd over. Ge zijt waarlijk in staat om het iemand te doen
-spijten, dat hij ooit kinderen had. Ik heb grooten lust om te zeggen,
-dat ik wenschte dat ik ze nooit had gehad; en wat zoudt ge dan gedaan
-hebben, dat zou ik wel eens willen weten.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind scheen niet zeer gesticht over deze
-treffende aanmerking, en trok ongeduldig zijne wenkbrauwen samen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hadt ge, terwijl mijn hoofd zoo duizelt en klopt,
-niet naar de schulpen en mineralen kunnen gaan kijken en al de andere
-dingen, die voor u zijn aangeschaft, in plaats van naar het
-paardenspel?&rdquo; zeide mevrouw Gradgrind. &bdquo;Gij weet evengoed
-als ik, dat jongelieden geen paardenspel-meester hebben, of
-paardenspel-kabinetjes houden of paardenspel-verhandelingen hooren. Wat
-kunt ge dan van paardenspellen willen weten? Gij hebt immers bezigheid
-genoeg, als ge naar bezigheid verlangt. Terwijl mijn hoofd zoo dof is,
-zou ik de namen niets eens kunnen noemen van de helft der feiten, die
-ge alleen te onthouden hebt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is juist de reden,&rdquo; bromde Louisa.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg mij niet, dat dit de reden is, want dat kan
-het onmogelijk zijn,&rdquo; antwoordde mevrouw <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e528" href="#xd21e528" name=
-"xd21e528">9</a>]</span>Gradgrind. &bdquo;Ga terstond aan de eene of
-andere <span class="ex">ologie</span>.&rdquo; Mevrouw Gradgrind had
-niet gestudeerd, en als zij hare kinderen tot hunne studi&euml;n
-aanmaande, was het gewoonlijk met zulk een algemeen gezegde.</p>
-<p class="par">Om de waarheid te zeggen, mevrouw Gradgrind&rsquo;s
-voorraad van feiten was ellendig schraal, maar toen mijnheer Gradgrind
-haar tot haar hoogen echtelijken rang verhief, had hij zich door twee
-redenen laten besturen. Vooreerst was zij in een financieel opzicht
-eene zeer goede partij, en ten tweede wist zij van geene malligheden
-af, waarmede hij zeggen wilde, dat zij geene de minste overhelling tot
-het romaneske of po&euml;tische had; en inderdaad was hare
-verbeeldingskracht zoo weinig werkzaam, als dit bij een menschelijk
-wezen, dat niet geheel verstandeloos is, maar eenigszins mogelijk
-is.</p>
-<p class="par">De eenvoudige omstandigheid, dat zij met haar echtgenoot
-en mijnheer Bounderby alleen bleef, was voldoende om deze goede dame
-wederom te versuffen. Zij verzonk dus in eene wezenlooze dofheid en
-niemand lette verder op haar.</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e539width"><img src="images/p009.jpg" alt=
-"&bdquo;DAT IS EEN ZEER IMPERTINENTE KNAAP,&rdquo; ZEIDE MIJNHEER GRADGRIND. (Blz. 15)."
-width="720" height="494">
-<p class="figureHead">&bdquo;DAT IS EEN ZEER IMPERTINENTE KNAAP,&rdquo;
-ZEIDE MIJNHEER GRADGRIND. (Blz. 15).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">&bdquo;Bounderby,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind, een
-stoel naar het vuur schuivende, &bdquo;gij hebt altijd zooveel belang
-gesteld in mijne jongelieden&mdash;vooral in Louisa&mdash;dat ik geene
-verontschuldiging noodig meen te hebben als ik u zeg, dat deze
-ontdekking mij zeer verdrietig maakt. Ik heb mij systematisch
-toegewijd, gelijk gij weet, om bij mijne kinderen het redeneervermogen
-te ontwikkelen. De rede is, gelijk men weet, het eenige vermogen,
-waarop men de opvoeding behoort te richten. En toch, Bounderby, zou het
-uit deze onverwachte omstandigheid van vandaag, hoewel op zichzelf
-beuzelachtig, schijnen te blijken, dat er bij Thomas en Louisa iets in
-het gemoed is geslopen, dat&mdash;of liever, dat niet&mdash;ik weet
-niet hoe ik mij beter kan uitdrukken dan door te zeggen&mdash;iets dat
-ik nooit bedoeld had bij hen te ontwikkelen en waaraan het
-redeneervermogen geen deel heeft.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Er bestaat zeker geene reden om met
-belangstelling naar een troep vagebonden te kijken,&rdquo; antwoordde
-Bounderby. &bdquo;Toen ik zelf een vagebond was, keek niemand met
-belangstelling naar <span class="ex">m&#307;</span>; dat weet ik
-wel.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dan komt de vraag,&rdquo; zeide de uitnemend
-practische vader, met de oogen op den haard gevestigd, &bdquo;waaruit
-die gemeene nieuwsgierigheid ontstaan is?&rdquo; <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e552" href="#xd21e552" name=
-"xd21e552">10</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Dat zal ik u wel zeggen. Hunne verbeelding heeft
-loopen spelen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hoop van neen,&rdquo; zeide de uitnemend
-practische man, &bdquo;schoon ik beken, dat op weg naar huis die vrees
-ook wel bij mij is opgekomen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Een ijdel spelen der verbeelding,
-Gradgrind,&rdquo; herhaalde Bounderby: &bdquo;iets zeer slechts voor
-iedereen, maar iets vervloekt slechts voor een meisje als Louisa. Ik
-moet mevrouw Gradgrind verschooning verzoeken, dat ik zulke sterke
-uitdrukkingen gebruik; maar zij weet zeer wel, dat ik niet gepolijst
-ben. Wie dat van mij verwacht, zal zich toch teleurgesteld vinden. Ik
-heb geene gepolijste opvoeding gehad.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Of,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind, terwijl hij
-met de handen in de zakken stond te peinzen, en zijne holle oogen in
-het vuur staarden, &bdquo;of zou een onderwijzer of eene dienstbode
-haar iets in het hoofd hebben gebracht? Zou Louisa of Thomas misschien
-iets gelezen hebben? Zou er, in weerwil van alle voorzorgen, een boek
-met malle sprookjes in huis gekomen zijn? Want bij kinderen, die van
-hunne wieg af naar de strengste regelen practisch gevormd zijn, is dit
-anders zoo zonderling, zoo onbegrijpelijk.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wacht eens even!&rdquo; riep Bounderby uit, die
-ondertusschen bij den haard was blijven staan, zoo vol hoogmoedige
-nederigheid dat hij bijna barstte. &bdquo;Gij hebt een van die
-landlooperskinderen op school?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Cecilia Jupe heet zij,&rdquo; antwoordde mijnheer
-Gradgrind, met een blik, bijna alsof hij zijn doodvonnis te gemoet
-zag.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wacht nu eens even!&rdquo; riep Bounderby wederom
-uit. &bdquo;Hoe is zij daar gekomen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, om de waarheid te zeggen, ik zelf heb het
-meisje daar straks pas voor de eerste maal gezien. Zij is hier aan huis
-om toelating komen verzoeken, daar zij eigenlijk niet tot de stad
-behoorde, en&mdash;ja, gij hebt gelijk, Bounderby,&mdash;gij hebt
-gelijk.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wacht nu eens even!&rdquo; riep Bounderby
-nogmaals uit. &bdquo;Louisa heeft haar gezien toen zij hier
-kwam?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa heeft haar zeker gezien, want zij heeft
-mij de boodschap van haar aanzoek overgebracht. Maar Louisa heeft haar
-toch zonder twijfel alleen in het bijzijn van hare moeder
-gezien.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Eilieve, mevrouw Gradgrind,&rdquo; zeide
-Bounderby, &bdquo;wat is er toen omgegaan?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Och, mijn arm hoofd!&rdquo; antwoordde mevrouw
-Gradgrind. &bdquo;Het meisje wilde op school komen, en mijnheer
-Gradgrind wilde meisjes op school hebben, en Louisa en Thomas zeiden
-allebei, dat het meisje op school wilde komen en dat mijnheer Gradgrind
-meisjes op school wilde hebben, en hoe kon ik hun tegenspreken, daar
-het toch een feit was?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Nu zal ik u eens wat zeggen, Gradgrind,&rdquo;
-zeide Bounderby. &bdquo;Jaag dat meisje weg, en daarmee is het
-uit.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hel sterk naar uwe meening over.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Doe het terstond,&rdquo; zeide Bounderby,
-&bdquo;is van kindsbeen af altijd mijne spreuk geweest. Toen ik er aan
-dacht om van mijne eierenkist en mijne grootmoeder weg te loopen, deed
-ik het ook terstond. Handel gij eveneens. Doe dit terstond.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gaat ge nog wandelen?&rdquo; vroeg zijn vriend.
-&bdquo;Ik heb het adres van den vader. Misschien zoudt ge er niet tegen
-hebben, om met mij naar de stad te gaan?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Niet het minste,&rdquo; antwoordde Bounderby,
-&bdquo;als gij het maar terstond doet.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zoo smeet mijnheer Bounderby zijn hoed op&mdash;hij
-smeet dien altijd op, om aan te duiden dat hij iemand was, die het veel
-te druk gehad had met zich zelven tot een man te maken, om te leeren
-hoe hij zijn hoed moest opzetten&mdash;en kuierde met de handen in de
-zakken naar het voorhuis. &bdquo;Ik draag nooit handschoenen,&rdquo;
-was hij gewoon te zeggen. &bdquo;Ik ben niet met handschoenen de ladder
-opgeklommen. Ik zou niet zoo hoog zijn gekomen als ik ze gedragen
-had.&rdquo;</p>
-<p class="par">Daar hij een paar minuten in het voorhuis moest wachten,
-terwijl mijnheer Gradgrind naar boven ging om het adres te halen,
-opende hij de deur van de leerkamer, en keek in dat vroolijke vertrek
-binnen, dat met het kleed van geverfd zeildoek op den vloer, in weerwil
-van de boekenkasten en kabinetjes en eene verscheidenheid van
-wetenschappelijke toestellen, grootelijks het voorkomen had alsof het
-aan de kunst van haarsnijden was toegewijd. Louisa stond lusteloos
-tegen de vensterbank te leunen en naar buiten te kijken, zonder naar
-iets te zien, terwijl Thomas wrevelig druilende bij het vuur stond.
-Adam Smith en Malthus, twee jongere Gradgrind&rsquo;s, waren uit om
-eene verhandeling te hooren, terwijl kleine Jane, nadat zij haar
-gezicht rijkelijk met griftjes-schrapsel en tranen had bemorst, over de
-gewone breuken in slaap was gevallen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Alles is nu terecht, Louisa, alles terecht,
-Thomas,&rdquo; zeide Bounderby. &bdquo;Doe het maar niet meer. Ik sta
-er voor in, dat het bij uw vader over is. Wel, Louisa, dat is wel een
-kusje waardig, niet waar?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij kunt er een nemen, mijnheer Bounderby,&rdquo;
-antwoordde Louisa, nadat zij zich zeer koel eene poos had bedacht, kwam
-daarna langzaam naar hem toe en bood hem onvriendelijk hare wang,
-terwijl zij haar gezicht van hem afkeerde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Altijd mijn liefje, niet waar, Louisa?&rdquo;
-zeide Bounderby. &bdquo;Goedendag, Louisa.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij ging zijns weegs, maar zij bleef op dezelfde plek
-staan en wreef de wang, die hij <span class="pagenum">[<a id="xd21e601"
-href="#xd21e601" name="xd21e601">11</a>]</span>gekust had, met haar
-zakdoek tot zij gloeiend rood was. Vijf minuten later was zij nog aan
-het wrijven.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat doet gij toch, Louisa?&rdquo; vroeg haar
-broeder met knorrige verwondering. &bdquo;Ge zult een gat in uw gezicht
-wrijven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij moogt het stuk met uw pennemes uitsnijden als
-ge wilt, Tom. Ik zal niet schreeuwen.&rdquo;</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch5" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">V.</h2>
-<h2 class="main">COKETOWN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first"><span class="ex">Coketown</span>, waarheen de
-heeren Bounderby en Gradgrind nu wandelden, was de triomf van het
-feitelijke en proza&iuml;sche; het was evenmin met het romaneske en
-po&euml;tische besmet, als mevrouw Gradgrind zelve. Laten wij, eer wij
-verder gaan, eene korte beschrijving van <span class=
-"ex">Coketown</span> geven.</p>
-<p class="par">Het was eene stad van rooden baksteen, of van baksteen,
-die rood zou geweest zijn, als rook en roet dit maar hadden toegelaten;
-thans echter was het eene stad van onnatuurlijk rood en zwart, gelijk
-het beschilderde gezicht van een wilde. Het was eene stad van machines
-en hooge schoorsteenen, waaruit oneindige rookslangen eeuwigdurend
-opkropen, zonder zich ooit te ontwarren. Zij had eene zwarte
-stadsgracht, en eene rivier, purper gekleurd door walgelijk riekende
-verfstoffen, en uitgestrekte groepen van gebouwen vol vensters,
-waarbinnen het den geheelen dag ratelde en dreunde en de zuiger eener
-stoommachine eentonig op en neer ging, gelijk de kop van een olifant in
-een staat van zwaarmoedige razernij. Zij bevatte verscheidene groote
-straten, die allen sterk op elkander geleken, bewoond door menschen,
-die eveneens op elkander geleken, die allen op dezelfde uren uitgingen
-en binnenkwamen, om hetzelfde werk te doen, en voor wie elke dag
-eveneens was als gisteren en morgen, en ieder jaar het evenbeeld van
-het vorige en het volgende.</p>
-<p class="par">De eigenschappen van <span class="ex">Coketown</span>
-waren grootendeels onafscheidbaar van het werk, waardoor de stad in
-wezen werd gehouden, en waardoor er een aantal geriefelijkheden de
-geheele wereld door verspreid werden, en een aantal sieraden die, wij
-willen niet vragen hoeveel, deel uitmaakten van de schoonheid der jonge
-dames, welke het nauwelijks konden uitstaan, de stad te hooren noemen.
-Een aantal andere eigenschappen waren vrijwillig aangenomen, en deze
-waren de volgende:</p>
-<p class="par">Men zag in <span class="ex">Coketown</span> niets wat
-niet nuchter proza&iuml;sch was. Indien de leden eener godsdienstige
-gezindte daar eene kerk bouwden (gelijk de leden van achttien
-godsdienstige gezindten gedaan hadden), maakten zij een godsdienstig
-pakhuis van rooden baksteen daarvan, somtijds (maar dit alleen bij zeer
-sierlijke gebouwen) met eene klok in een soort van vogelkooi er
-bovenop. De eenige uitzondering was de Nieuwe Kerk, een wit gepleisterd
-gebouw, met een vierkanten toren boven de deur, en vier korte spitsen
-er op, die naar met lofwerk versierde houten beenen geleken. Al de
-openbare opschriften in de stad waren eveneens geschilderd, met
-vierkante letters zwart op wit. De gevangenis had het gasthuis kunnen
-zijn en het gasthuis de gevangenis; het stadhuis had een van beide
-kunnen wezen, of allen hadden geheel iets anders kunnen zijn, voor
-zooveel men aan den bouwtrant kon zien. Het feitelijke en
-proza&iuml;sche beheerschten geheel <span class="ex">Coketown</span>
-zoowel in het materieele als het immaterieele. De school van Mac
-Choakumchild was geheel proza&iuml;sch en practisch, en zoo was de
-teekenschool, en zoo waren de betrekkingen tusschen meester en dienaar,
-en zoo was alles tusschen het gasthuis voor kraamvrouwen en het
-kerkhof; en wat men niet met cijfers kon berekenen of op de markt of de
-beurs kon koopen en verkoopen, was hier niet, en zou er in alle
-eeuwigheid niet wezen.</p>
-<p class="par">Eene stad, zoo geheel aan het proza&iuml;sch nuttige
-gewijd en waar het feitelijke zoo zegepralend heerschte, moest
-natuurlijk welvarend en voorspoedig wezen? Neen, niet zoo geheel. Niet?
-Hoe is het mogelijk!</p>
-<p class="par">Neen. <span class="ex">Coketown</span> kwam niet in alle
-opzichten uit zijne eigene fornuizen gelijk goud, dat het vuur
-doorgestaan had. Vooreerst was het een onoplosbaar raadsel, wie tot de
-achttien gezindten behoorden&mdash;omdat, wie dit ook deden, de
-arbeidslieden zeker tot geene daarvan behoorden. Het was zonderling,
-als men op zondagochtend langs de straten wandelde, te moeten opmerken
-hoe weinigen van die lieden door het barbaarsche gebengel van klokken,
-dat zieken en zenuwachtigen razend maakte, uit hunne eigene benauwde
-kamers, uit hunne eigene wijk, of van de hoeken hunner eigene straten
-werden geroepen, waar zij lusteloos bleven staan dralen en
-onverschillig naar de kerkgangers keken, alsof het kerkgaan iets was,
-dat hun volstrekt niet aanging. Het was niet alleen de vreemdeling, die
-dit opmerkte, want er bestond binnen <span class="ex">Coketown</span>
-zelfs eene vereeniging, welker leden in elke zitting van het Huis der
-Gemeenten van zich liet hooren, door met verontwaardigden ijver te
-petitioneeren, dat er wetten zouden uitgevaardigd worden om deze lieden
-met geweld godsdienstig te maken. Dan kwam ook het
-Afschaffing-Genootschap, hetwelk klaagde dat deze lieden zich volstrekt
-dronken wilden drinken, en door statistieke tabellen bewees hoeveel zij
-dronken, en op theegezelschappen <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e644" href="#xd21e644" name="xd21e644">12</a>]</span>betoogde, dat
-geene goddelijke of menschelijke middelen (behalve eene
-afschaffing-medaille) hen konden bewegen om hunne gewoonte van drinken
-na te laten. Dan kwamen ook de chemisten en drogisten met andere
-statistieke tabellen, bewijzende dat zij, als zij niet dronken, opium
-gebruikten. Dan kwam ook de kapelaan der gevangenis, een man van
-ondervinding, met andere statistieke tabellen, die alle vorige
-statistieke tabellen in de schaduw stelden en bewezen, dat diezelfde
-lieden gemeene schuilhoeken bezochten, voor het oog des publieks
-verborgen, waar zij slechte liedjes hoorden en slechte dansen zagen en
-misschien daarin medededen, en waar A. B., oud vier en twintig jaren op
-zijn volgenden verjaardag, en veroordeeld tot achttien maanden eenzame
-opsluiting, zelfs gezegd had (hoewel hij zich nooit bijzonder
-geloofwaardig had getoond), dat zijn ongeluk was begonnen, terwijl hij
-vast en zeker geloofde dat hij anders een voorbeeld van zedelijkheid
-zou zijn geweest. Dan kwamen ook mijnheer Gradgrind en mijnheer
-Bounderby, de twee heeren, die op het oogenblik naar <span class=
-"ex">Coketown</span> wandelden, en die desnoods nog meer statistieke
-tabellen konden verschaffen, uit hunne eigene ervaring opgemaakt en
-toegelicht door gevallen, die zij zelven hadden bijgewoond, en waaruit
-duidelijk bleek&mdash;kortom, dit was het eenige dat van de zaak
-duidelijk was&mdash;dat die lieden een slechte troep waren; dat zij,
-wat men ook voor hen deed, nooit dankbaar daarvoor waren; dat zij
-onrustig waren; dat zij zelven niet wisten wat zij wilden; dat zij aten
-en dronken van het beste, versche boter en mokka-koffie kochten en geen
-ander vleesch wilden gebruiken dan de vetste stukken, en toch altijd
-ontevreden en onhandelbaar waren. Kortom, het was de moraal van het
-oude kindersprookje, waarin van het oude wijf wordt gezegd, dat zij van
-niets anders leefde dan van eten en drinken en toch zich nooit wilde
-stilhouden.</p>
-<p class="par">Is het mogelijk, dit zou mij benieuwen, dat er eenige
-overeenkomst bestond tusschen de omstandigheden der bevolking van
-<span class="ex">Coketown</span> en die der kleine Gradgrind&rsquo;s?
-Zekerlijk zal men niemand van ons, die bij ons gezond verstand en met
-cijfers bekend zijn, nu nog willen zeggen, dat men een der voornaamste
-behoeften der werklieden van <span class="ex">Coketown</span> sedert
-eene lange reeks van jaren onvoldaan had gelaten&mdash;dat er eene
-neiging tot het po&euml;tische en romaneske bij hen bestond, die op
-eene gezonde en heilzame wijs bevredigd moest worden, in plaats van
-zich door stuiptrekkend worstelen lucht te geven&mdash;dat zij, juist
-dewijl zij zoo lang en eentonig werkten, een klagend verlangen, een
-kwellenden honger gevoelden naar eene of andere verpoozing, eene of
-andere uitspanning, die hen tot opgeruimdheid en vroolijkheid opwekte
-en tevens daaraan lucht gaf&mdash;naar een erkenden feestdag, al ware
-het maar met een eenvoudigen, schuldeloozen dans, bij het hooren eener
-opwekkende muziek&mdash;een taartje nu en dan waarin mijnheer Mac
-Choakumchild geen vinger stak&mdash;en dat die honger op de rechte
-wijze moest bevredigd worden, of dat hij onvermijdelijk eene verkeerde
-richting zou nemen, zoolang de wetten der schepping niet waren
-herroepen?</p>
-<p class="par">&bdquo;De man woont in <span class="ex">Pod&rsquo;s
-End</span>, en ik weet niet recht waar <span class="ex">Pod&rsquo;s
-End</span> is,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind. &bdquo;Weet gij het
-ook, Bounderby?&rdquo;</p>
-<p class="par">Bounderby wist, dat het ergens aan dien hoek van de stad
-was, maar meer wist hij er niet van. Zij bleven dus een oogenblik staan
-en keken rond.</p>
-<p class="par">Bijna op hetzelfde oogenblik kwam er om den hoek der
-straat, met snelle schreden en een verschrikt gezicht, een meisje
-aanloopen, dat mijnheer Gradgrind herkende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hei daar!&rdquo; riep hij. &bdquo;Sta! Waar loopt
-gij naar toe? Sta!&rdquo;</p>
-<p class="par">Het meisje nommer twintig bleef bevende voor hem staan
-en neeg.</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarom rent gij zoo langs de straat op zulk eene
-onvoegzame manier?&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik werd&mdash;ik werd nageloopen,
-mijnheer,&rdquo; antwoordde het meisje hijgende, &bdquo;en wilde
-wegloopen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Nageloopen?&rdquo; herhaalde mijnheer Gradgrind.
-&bdquo;Wie zou u naloopen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Deze vraag werd plotseling en zeer onverwacht voor haar
-beantwoord door den kleurloozen jongen, Bitzer, die met zulk eene
-blinde vaart en zoo weinig op eene verstopping van den weg bedacht, den
-hoek omkwam, dat hij tegen mijnheer Gradgrind aanliep met eene kracht,
-die hem weder achteruit deed stuiven.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat moet dat, jongen?&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind. &bdquo;Hoe durft ge zoo tegen&mdash;tegen iemand
-aanloopen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Bitzer raapte zijne pet op, die door den schok was
-afgevlogen, maakte een schrapvoet, duwde zijne kneukels tegen zijn
-voorhoofd en antwoordde verontschuldigend dat het een ongeluk was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Heeft deze jongen u nageloopen, Jupe?&rdquo;
-vroeg mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, mijnheer!&rdquo; antwoordde het meisje
-schoorvoetend.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, dat heb ik niet, mijnheer!&rdquo; riep
-Bitzer; &bdquo;niet voordat zij voor mij wegliep. Maar die paardrijders
-bedenken nooit wat zij zeggen, mijnheer! daar zijn zij bekend voor. Gij
-weet zelf wel, dat de paardrijders nooit bedenken wat zij
-zeggen,&rdquo; hierbij keerde hij zich naar Sissy. &bdquo;Dat is in de
-stad zoo goed bekend, mijnheer, als de tafel van vermenigvuldiging aan
-de paardrijders onbekend is.&rdquo; Hiermede poogde <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e693" href="#xd21e693" name=
-"xd21e693">13</a>]</span>Bitzer mijnheer Bounderby voor zich te
-winnen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij maakte mij zoo bang,&rdquo; zeide het meisje,
-&bdquo;met zijne leelijke gezichten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O!&rdquo; riep Bitzer. &bdquo;Zijt gij niet
-evengoed als de anderen? Zijt ge ook niet een paardrijdster? Ik heb
-haar niet eens aangekeken, mijnheer! Ik heb haar maar gevraagd of zij
-morgen eene definitie van een paard zou kunnen geven, en wilde haar die
-nog eens zeggen, en toen liep zij weg, mijnheer, en ik liep haar na, om
-haar te leeren hoe zij antwoorden moest als zij gevraagd werd. Gij
-zoudt er niet aan gedacht hebben om kwaad van mij te spreken, als gij
-geene paardrijdster waart geweest.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Haar beroep schijnt tamelijk wel
-bekend<span class="corr" id="xd21e701" title="Bron: .">,</span>&rdquo;
-merkte mijnheer Bounderby aan. &bdquo;Gij zoudt binnen eene week gezien
-hebben, dat de geheele school op eene rij stond te kijken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat denk ik waarlijk ook,&rdquo; antwoordde zijn
-vriend. &bdquo;Bitzer, keer om en ga naar huis. Jupe, blijf eens even.
-Laat ik hooren dat gij weer zoo loopt, jongen, en ge zult van mij
-hooren door den meester van de school. Gij begrijpt wel wat ik meen.
-Marsch, zeg ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">De jongen, hierdoor in zijn knipoogen gestuit, drukte
-weder zijne kneukels tegen zijn voorhoofd, wierp een blik naar Sissy,
-keerde zich om en ging.</p>
-<p class="par">&bdquo;Meisje,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind,
-&bdquo;breng nu dezen heer en mij naar uw vader. Wij wilden juist naar
-hem toe. Wat hebt ge daar in dat fleschje?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Jenever,&rdquo; zeide Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel Heere neen, mijnheer. Het is de
-negen-olie<span class="corr" id="xd21e714" title=
-"Bron: ?">!</span>&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;De wat?&rdquo; riep Bounderby uit.</p>
-<p class="par">&bdquo;De negen-olie, mijnheer! om vader mee te
-wrijven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Uw vader met negen-olie wrijven! Waar drommel
-doet ge dat voor?&rdquo; zeide mijnheer Bounderby met een korten,
-luiden lach.</p>
-<p class="par">&bdquo;Die gebruiken onze lieden altijd,
-mijnheer,&rdquo; antwoordde het meisje, &bdquo;als zij zich in de
-manege bezeeren. Zij krijgen somtijds heel erge kneuzingen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Goed zoo,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby.
-&bdquo;Dat hebben zij dan voor hun leegloopen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zag met eene mengeling van verbazing en angst naar
-zijn gezicht op.</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarachtig,&rdquo; hervatte mijnheer Bounderby,
-&bdquo;toen ik vier of vijf jaren jonger was dan gij, had ik erger
-kneuzingen, dan tien-olie of twintig- of veertig-olie zou hebben
-uitgewreven. Ik kreeg ze niet van het kunsten maken, maar van het
-afranselen. Ik danste niet op de koord voor mijn pleizier; ik danste op
-den blooten grond, op de muziek van een eindje touw.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind, schoon hardvochtig genoeg, was lang
-zoo ruw niet als mijnheer Bounderby. Hij had, alles in aanmerking
-genomen, geen onvriendelijk karakter; het had zelfs zeer vriendelijk
-kunnen worden, als hij jaren geleden maar eene gelukkige fout gemaakt
-had in de becijfering, waarnaar hij het geregeld had. Toen zij een smal
-pad insloegen, zeide hij op een toon, dien hij geruststellend wilde
-maken: &bdquo;En dit is nu <span class="ex">Pod&rsquo;s End</span>,
-niet waar, Jupe?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, mijnheer&mdash;als &rsquo;t u belieft,
-mijnheer&mdash;dit is het huis.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij bleef staan voor de deur van een gemeen herbergje,
-waaruit, want het was nu schemeravond, een flauw rood licht scheen. Het
-herbergje zag er zoo ellendig uit, alsof het, bij gebrek aan klandizie,
-zelf aan het drinken was geraakt en denzelfden weg was gegaan, dien
-alle dronkaards gaan, zoodat het nu dicht bij zijn eind was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij behoeft maar het voorhuis door te gaan,
-mijnheer, en de trap op, als ge zoo goed wilt zijn, en daar een
-oogenblik wachten tot ik licht haal. Als gij een hond mocht hooren,
-mijnheer, dat is Merrylegs, en hij blaft maar.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Merrylegs en negen-olie!&rdquo; zeide mijnheer
-Bounderby, die het laatst binnentrad, met zijn klinkenden lach.
-&bdquo;Het is hier nogal aardig voor iemand, die zich zelven tot een
-man gemaakt heeft.&rdquo;</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch6" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">VI.</h2>
-<h2 class="main">SLEARY&rsquo;S RIJKUNST.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">De naam van het herbergje was <span class="ex">De
-Pegasus</span>, welk woord op het uithangbord onder een gevleugeld
-paard te lezen stond, en onder dit woord had de schilder op een golvend
-lint nog de volgende regels gezet:</p>
-<div class="lgouter">
-<p class="line">&bdquo;Goede mout maakt goed bier,</p>
-<p class="line">Kom maar binnen, dat tapt men hier.</p>
-<p class="line">Goede wijn maakt goeden cognac,</p>
-<p class="line">Kom maar binnen en neem uw gemak.&rdquo;</p>
-</div>
-<p class="par first">In lijst en glas, achter de smalle, morsige
-toonbank, hing nog een Pegasus&mdash;een theatrale Pegasus, met
-vleugelen van gaas op zijn rug geplakt, overal met gouden sterren
-bezaaid, en met een tuig van roode zijde.</p>
-<p class="par">Daar het buiten te donker was geworden om het
-uithangbord te zien, en binnen nog niet licht genoeg om het
-schilderijtje te onderscheiden, gaven deze ideale kunstvoortbrengselen
-de heeren Gradgrind en Bounderby geen aanstoot. Zij volgden het meisje
-een steil trapje van eenige treden op, zonder iemand te ontmoeten, en
-bleven in het donker staan, terwijl zij licht ging halen. Zij
-verwachtten ieder oogenblik, dat Merrylegs zich zou laten hooren, maar
-die wonderbaar gedresseerde hond had nog niet geblaft toen het meisje
-reeds met eene kaars aankwam. <span class="pagenum">[<a id="xd21e768"
-href="#xd21e768" name="xd21e768">14</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Vader is niet in onze kamer, mijnheer,&rdquo;
-zeide zij met een zeer verwonderd gezicht. &bdquo;Als gij zoolang wilt
-binnengaan, zal ik hem dadelijk gaan opzoeken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij stapten binnen, en nadat Sissy twee stoelen voor hen
-had gezet, ging zij haastig weder heen. Het was eene armoedig, karig
-gemeubileerde kamer, waarin een bed stond. De witte slaapmuts, met twee
-pauwenveeren en een rechtopstaand staartje versierd, die Signor Jupe
-had opgehad, toen hij dienzelfden namiddag de voorstelling door zijne
-Shakspeariaansche snakerijen en kwinkslagen verlevendigde, hing aan een
-spijker, maar geen ander stuk van zijne garderobe of eenig ander spoor
-van hem zelven of zijn beroep was ergens te zien. Ook van Merrylegs was
-zoo weinig te bespeuren, alsof de voorouders van dat wonderbaar
-gedresseerde dier, die in de ark waren geweest, er toevallig buiten
-waren gebleven.</p>
-<p class="par">Men hoorde boven de deuren van kamers openen en sluiten,
-terwijl Sissy van de eene naar de andere liep om haar vader te zoeken;
-en weldra hoorde men ook stemmen, die verwondering uitdrukten. Zij kwam
-in groote haast weder naar beneden springen, opende een ouden, erg
-gehavenden koffer, vond dien ledig, en zag met gevouwene handen en een
-blik vol ontzetting om zich heen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader moet naar de tent zijn gegaan, ik weet niet
-waarom, maar hij moet daar wezen. Ik zal hem in een oogenblik bij u
-brengen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij was terstond weder heengeloopen, zonder hoed,
-terwijl hare lange, donkere haren, die zij als een kind in krullen liet
-hangen, haar nazwierden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat meent zij?&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind.
-&bdquo;In een oogenblik terug? Het is meer dan een kwartier
-ver.&rdquo;</p>
-<p class="par">Eer mijnheer Bounderby kon antwoorden, vertoonde zich
-voor de deur een jonkman, die, nadat hij zich met de woorden:
-&bdquo;Met uw verlof, heeren!&rdquo; had ge&iuml;ntroduceerd, met de
-handen in de zakken binnentrad. Zijn gladgeschoren, mager en bleek
-gezicht werd beschaduwd door eene groote hoeveelheid donker haar, boven
-het voorhoofd gescheiden en in eene gladde rol om zijn hoofd opgemaakt.
-Zijne beenen waren sterk gespierd, maar korter dan beenen van goede
-evenredigheid moesten zijn. Zijne borst en rug waren evenveel te breed,
-als zijne beenen te kort waren. Hij was gekleed in een rokje met korte
-panden en eene spanbroek, had een dikken, gekleurden doek om den hals
-gewikkeld, rook naar lampolie, stroo, oranje schillen, paardenvoer en
-zaagsel, en scheen een zonderling soort van Centaurus te zijn, uit den
-stal en het theater samengesteld. Waar de eene begon en het andere
-ophield, had niemand nauwkeurig kunnen zeggen. Deze heer werd in de
-biljetten van den dag vermeld als mijnheer E. W. B. Childers, zoo met
-recht vermaard door zijne vermetele voltigeurs-kunsten als de Wilde
-Jager der Noord-Amerikaansche Prairi&euml;n, bij welke algemeen
-bewonderde kunstverrichtingen een kleine jongen met een oud gezichtje,
-die hem thans vergezelde, de rol van zijn jeugdig zoontje speelde, daar
-hij, bij &eacute;&eacute;n voet vastgehouden, het onderste boven over
-zijn vaders schouder werd gehangen, en op zijn hoofd, met de hielen
-omhoog, op de palm van zijn vaders hand werd rondgedragen, volgens de
-hardhandige manier, waarop men wilde jagers hunne kinderen ziet
-liefkoozen. Met krullen, kransen, vleugels, witsel en karmijn
-opgesierd, veranderde deze veelbelovende knaap in een innemend
-Cupidootje, dat het grootste genot van het moederlijke gedeelte der
-toeschouwers uitmaakte; maar als privaat persoon, wanneer een
-overdreven uitgesneden rokje en eene zeer grove stem zijne voornaamste
-kenmerken waren, behoorde hij geheel tot de aarde en den stal.</p>
-<p class="par">&bdquo;Met uw verlof, heeren,&rdquo; zeide mijnheer E.
-W. B. Childers, in de kamer rondziende. &bdquo;Gij zijt het, geloof ik,
-die naar Jupe hebt gevraagd?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; antwoordde mijnheer Gradgrind.
-&bdquo;Zijne dochter is hem gaan halen, maar ik kan niet wachten, en
-zal u dus, met uw verlof, eene boodschap voor hem geven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij ziet wel, vriend,&rdquo; liet mijnheer
-Bounderby hierop volgen, &bdquo;wij zijn van die menschen, die de
-waarde van den tijd kennen, en gij zijt van die menschen, die de waarde
-van den tijd niet kennen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb de eer niet van <i>u</i> te kennen,&rdquo;
-antwoordde mijnheer Childers, nadat hij hem van het hoofd tot de voeten
-had opgenomen; &bdquo;maar als gij meent, dat gij meer geld voor uw
-tijd kunt krijgen dan ik voor den mijnen, zou ik aan uw voorkomen
-zeggen, dat gij wel haast gelijk hebt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En als gij het geld gekregen hebt, kunt gij het
-wel bewaren ook, zou ik denken,&rdquo; zeide Cupido.</p>
-<p class="par">&bdquo;Kidderminster, houd uw mond!&rdquo; zeide
-mijnheer Childers. Cupido&rsquo;s aardsche naam was Kidderminster.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat komt hij ons dan hier critiseeren?&rdquo;
-riep de jongeheer Kidderminster, die zeer oploopend bleek te zijn.
-&bdquo;Als gij ons critiseeren wilt, betaal dan uw geld aan de deur en
-neem er uw pleizier voor.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Kidderminster,&rdquo; zeide mijnheer Childers,
-zijne stem verheffende, &bdquo;houd uw mond. Mijnheer,&rdquo; vervolgde
-hij, zich naar mijnheer Gradgrind keerende, &bdquo;ik sprak tegen u.
-Gij zult wel weten, of mogelijk ook niet (want misschien zijt ge niet
-veel bij onze representati&euml;n geweest), dat Jupe sedert eenigen
-tijd zeer dikwijls zijn slag heeft gemist.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat heeft gemist?&rdquo; vroeg mijnheer
-Gradgrind, <span class="pagenum">[<a id="xd21e805" href="#xd21e805"
-name="xd21e805">15</a>]</span>met een blik naar den machtigen
-Bounderby, alsof hij dezen te hulp riep.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zijn slag gemist.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Verleden avond viermaal voor de linten is blijven
-steken,&rdquo; zeide de jongeheer Kidderminster, &bdquo;en ook zijn
-slag heeft gemist bij de vanen, en met zijn zwaaien heeft
-geknoeid.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Niet gedaan heeft wat hij doen moest. Zijne
-sprongen te kort heeft genomen en slecht heeft gebuiteld,&rdquo;
-vertolkte mijnheer Childers.</p>
-<p class="par">&bdquo;O, is dat de slag?&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;In het algemeen gesproken is dat zijn slag
-missen,&rdquo; antwoordde mijnheer Childers.</p>
-<p class="par">&bdquo;Negen-olie, Merrylegs, slag missen, linten, vanen
-en zwaaien!&rdquo; zeide Bounderby met zijn eigenaardigen lach.
-&bdquo;Een vreemd soort van gezelschap voor iemand, die zich in de
-hoogte heeft gewerkt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Verlaag u dan maar wat,&rdquo; zeide Cupido
-hierop. &bdquo;Als gij u zoo hoog hebt opgewerkt, dat ge daarboven
-uitkijkt, laat u dan maar wat zakken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is een zeer impertinente knaap,&rdquo; zeide
-mijnheer Gradgrind, zich omkeerende en hem met saamgetrokken
-wenkbrauwen aanziende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wij zouden een jongenheer hier verzocht hebben om
-u op te wachten, als wij hadden geweten, dat ge komen zoudt,&rdquo;
-antwoordde Cupido, volstrekt niet verlegen. &bdquo;Het is jammer, dat
-ge het niet zoo besteld hebt, als ge zoo precies zijt. Gij zijt zeker
-op de stijve jeff, niet waar?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat meent die ongemanierde jongen daarmee?&rdquo;
-zeide mijnheer Gradgrind, hem met een soort van wanhoop aanziende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Kom, ga maar heen!&rdquo; zeide mijnheer
-Childers, zijn jongen vriend tamelijk hardhandig de kamer uitduwende.
-&bdquo;Stijve jeff of slappe jeff heeft niet veel te beduiden; het wil
-stijve koord en slappe koord zeggen. Gij woudt mij eene boodschap voor
-Jupe geven?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, dat wilde ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dan ben ik van gedachte,&rdquo; hervatte mijnheer
-Childers snel, &bdquo;dat hij ze nooit zal krijgen. Kent gij hem
-wel?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb den man nooit in mijn leven
-gezien.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik twijfel of gij hem dan wel ooit zien zult. Ik
-houd het voor tamelijk zeker, dat hij weg is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Meent gij, dat hij zijne dochter zou verlaten
-hebben?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; antwoordde mijnheer Childers met een
-knikje, &bdquo;ik meen, dat hij zich uit de voeten heeft gemaakt. Hij
-werd gisteravond uitgejouwd, en hij werd eergisteravond uitgejouwd, en
-hij werd vandaag uitgejouwd. Hij werd sedert eenigen tijd telkens
-uitgejouwd, en dat kan hij niet verdragen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarom is hij&mdash;zoo
-erg&mdash;uitgejouwd?&rdquo; vroeg mijnheer Gradgrind, dit woord met
-groote deftigheid en zichtbaren tegenzin uitbrengende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Omdat zijne gewrichten stijf worden en hij
-versleten raakt,&rdquo; antwoordde mijnheer Childers. &bdquo;Hij heeft
-nog zijne goede eigenschappen als kakelaar, maar daarvan kan hij niet
-leven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Kakelaar!&rdquo; herhaalde Bounderby. &bdquo;Daar
-hebben wij alweer zoo iets.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Als prater, indien dit mijnheer beter
-bevalt,&rdquo; zeide mijnheer E. W. B. Childers, deze verklaring met
-minachting over zijn schouder werpende, terwijl hij zijne lange haren
-schudde. &bdquo;Nu is het iets opmerkelijks, mijnheer, dat die man het
-zich al te veel aantrok, dat zijne dochter wist dat hij uitgejouwd
-werd, om langer zoo te kunnen voortgaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mooi!&rdquo; viel Bounderby hierop in. &bdquo;Dat
-is mooi, Gradgrind. Een man, die zooveel van zijne dochter houdt, dat
-hij van haar wegloopt. Dat is drommels mooi, ha, ha! Nu zal ik u eens
-wat zeggen, jonkman. Ik heb niet al mijn leven mijn tegenwoordigen
-stand in de maatschappij bekleed. Ik weet wat zoo iets is. Het zal u
-misschien verbazen het te hooren, maar mijne moeder is ook van mij
-weggeloopen.&rdquo;</p>
-<p class="par">E. W. B. Childers antwoordde stekelig, dat het hem
-geheel niet verbaasde dit te hooren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Heel goed!&rdquo; zeide Bounderby. &bdquo;Ik werd
-in eene sloot geboren en mijne moeder liep van mij weg. Verschoon ik
-haar nu? Neen. Heb ik haar ooit verschoond? Volstrekt niet. Wat noem ik
-haar daarom? Ik noem haar waarschijnlijk het slechtste wijf, dat ooit
-op de wereld geleefd heeft, behalve mijne dronken grootmoeder. Ik weet
-van geen familietrots; ik weet van geene sentimenteele, romaneske
-kwezelarij. Ik noem een kat een kat; en ik noem de moeder van Josiah
-Bounderby van <span class="ex">Coketown</span>, zonder eenigen schroom
-of eenige partijdigheid, gelijk ik haar noemen zou al ware zij de
-moeder van Dick Jones van <span class="ex">Wapping</span> geweest. En
-zoo is het met dezen man. Hij is een weggeloopen schelm en een
-vagebond, dat is hij in het Engelsch.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is mij eveneens wat hij is of wat hij niet
-is, in het Engelsch of in het Fransch,&rdquo; antwoordde mijnheer E. W.
-B. Childers, zich omkeerende. &bdquo;Ik zeg u, vriend, wat de waarheid
-is. Als gij het niet gaarne hooren wilt, kunt ge gebruik maken van de
-opene lucht. Gij laat u hard genoeg hooren; maar doe het ten minste in
-uw eigen huis. Laat u niet hier in huis hooren voordat men er u om
-vraagt. Gij zult wel een eigen huis hebben, zou ik denken?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Misschien wel,&rdquo; antwoordde mijnheer
-Bounderby lachende, en liet het geld in zijn zak rammelen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat u dan in uw eigen huis hooren, als het u
-belieft,&rdquo; zeide Childers, &bdquo;want dit huis is niet sterk, en
-als gij u hier zoo hard laat hooren, zou het wel kunnen
-invallen.&rdquo;</p>
-<p class="par">En mijnheer Bounderby nog eens van het hoofd tot de
-voeten opnemende, keerde hij <span class="pagenum">[<a id="xd21e872"
-href="#xd21e872" name="xd21e872">16</a>]</span>zich van hem af, als van
-iemand met wien hij geheel had afgedaan, naar mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Jupe heeft zijne dochter een uur geleden om eene
-boodschap gezonden, en toen heeft men hem zelf zien heensluipen, met
-zijn hoed in de oogen en een pakje in een zakdoek gebonden onder den
-arm. Zij zal het nooit van hem gelooven, maar hij is voortgegaan en
-heeft haar verlaten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En waarom zou zij het nooit van hem
-gelooven?&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Omdat die twee &eacute;&eacute;n waren. Omdat zij
-nooit van elkander af waren. Omdat hij tot op dezen tijd zoo machtig
-veel van haar scheen te houden,&rdquo; antwoordde Childers, een paar
-schreden voorwaarts doende om in den ledigen koffer te kijken. Childers
-en Kidderminster hadden beiden een zeer zonderlingen gang; zij stapten
-veel meer wijdbeens dan men doorgaans doet en alsof zij stijf in de
-knie&euml;n waren. Dezen gang hadden al de mannelijke leden van den
-troep van Sleary zich aangewend, hetwelk moest beduiden, dat zij in
-hunne verbeelding altijd te paard zaten.</p>
-<p class="par">&bdquo;Arme Sissy! Hij had haar liever in de leer moeten
-doen,&rdquo; zeide Childers, nogmaals zijne haren schuddende, terwijl
-hij in den ledigen koffer keek. &bdquo;Nu laat hij haar zonder iets
-waaraan zij zich houden kan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het strekt u, die nooit bij een beroep in de leer
-zijt gedaan, tot eer dat gij zoo denkt,&rdquo; merkte mijnheer
-Gradgrind goedkeurend aan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik nooit in de leer gedaan? Dat werd ik al toen
-ik zeven jaar oud was.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ei zoo!&rdquo; hervatte mijnheer Gradgrind
-eenigszins knorrig, omdat hij zich met zijne goede meening had vergist.
-&bdquo;Ik wist niet, dat men kinderen in de leer deed...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Om ze te leeren leegloopen,&rdquo; viel mijnheer
-Bounderby met een luiden lach hierop in. &bdquo;Neen, waarachtig, ik
-ook niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Haar vader had altijd in zijn hoofd,&rdquo;
-hervatte Childers, zich houdende alsof hij niets van het bestaan van
-mijnheer Bounderby bespeurde, &bdquo;dat zij eene opvoeding moest
-hebben en allerlei dingen leeren. Hoe hij dat in zijn hoofd kreeg, weet
-ik niet; ik weet alleen maar te zeggen, dat het er nooit weer uitging.
-Hij heeft haar in de laatste zeven jaren hier een beetje lezen, en daar
-een beetje schrijven, en daar weer een beetje cijferen laten
-leeren.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer E. W. B. Childers haalde een van zijne handen
-uit den zak, waarin zij school, streek er mede over het gezicht en de
-kin, en keek mijnheer Gradgrind aan met tamelijk veel twijfel en een
-weinigje hoop. Van het begin af had hij, ter wille van het verlatene
-meisje, gepoogd dezen heer met zich te verzoenen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Toen Sissy hier op de school kwam,&rdquo;
-vervolgde hij, &bdquo;was haar vader zoo blij als malle Piet. Ik voor
-mij kon niet recht begrijpen waarom, daar wij overal toch maar komen en
-gaan, en hier ook niet zouden blijven. Ik geloof nu evenwel, dat hij
-toen dien streek al van zins was&mdash;hij was altijd half
-simpel&mdash;en dacht dat zij dus bezorgd zou zijn. Als het misschien
-het geval mocht zijn, dat gij van avond juist hier gekomen waart om te
-zeggen, dat gij haar wat zoudt willen voorthelpen,&rdquo; zeide
-mijnheer Childers, wederom de hand over zijn gezicht strijkende, en met
-eene herhaling van dien blik, &bdquo;zou het heel gelukkig zijn en wel
-van pas&mdash;<span class="ex">heel</span> gelukkig en wel van
-pas.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Integendeel,&rdquo; antwoordde mijnheer
-Gradgrind, &bdquo;ik kwam om hem te zeggen, dat hare betrekkingen eene
-reden waren om haar de school te ontzeggen en zij niet moest
-terugkomen<span class="corr" id="xd21e902" title=
-"Niet in bron">.</span> Maar als haar vader haar werkelijk heeft
-verlaten, zonder dat zij iets daarvan heeft geweten&mdash;Bounderby,
-laat ik eens een woordje met u spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hierop gaf mijnheer Childers zich zeer beleefd, met zijn
-paardrijdersstap, naar het portaal buiten de deur, en bleef daar staan,
-gedurig met de hand over het gezicht strijkende en zachtjes fluitende.
-Terwijl hij zoo bezig was, kon hij eenige gezegden van mijnheer
-Bounderby beluisteren, zooals: &bdquo;Neen. Ik zeg neen. Ik raad het u
-niet. Volstrekt niet, zeg ik.&rdquo; Terwijl hij van mijnheer
-Gradgrind<a id="xd21e907" name="xd21e907"></a> op den veel zachter
-toon, waarmede deze sprak, de woorden hoorde: &bdquo;Maar zelfs als een
-voorbeeld voor Louisa, om haar te toonen, waarop het leven, dat het
-voorwerp harer nieuwsgierigheid geweest is, uitloopt. Overweeg het
-eens, Bounderby, uit dat oogpunt.&rdquo;</p>
-<p class="par">Ondertusschen kwamen de verschillende leden van
-Sleary&rsquo;s troep langzamerhand van de bovenkamers, waar zij in
-kwartier lagen, naar het portaal, bleven eerst een poosje onder
-elkander en met mijnheer Childers staan praten, en drongen zachtjes aan
-zich zelven en hem de kamer in. Er waren onder deze groep twee of drie
-bevallige jonge vrouwen, met hare twee of drie mannen en hare twee of
-drie moeders, en hare acht of negen kinderen, die als het noodig was
-voor engeltjes speelden. De vader van een dier huisgezinnen was gewoon
-den vader van een ander huisgezin op de punt van een hoogen staak te
-laten balanceeren; de vader van een derde huisgezin maakte dikwijls een
-piramide met de twee eerstgemelde vaders en den jongenheer
-Kidderminster, die op den top stond; al de vaders konden op rollende
-tonnen loopen, op flesschen staan, messen en ballen opgooien en vangen,
-waschkommen laten tollen, op alles rijden en over alles heen springen.
-Al de moeders konden op de stijve en de slappe koord dansen en
-gevaarlijke kunsten maken op den blooten rug van een paard; zij waren
-geen van allen bijzonder beschaamd om hare beenen te laten zien, en een
-van haar <span class="pagenum">[<a id="xd21e911" href="#xd21e911" name=
-"xd21e911">17</a>]</span>reed geheel alleen in eene Romeinsche kar met
-zes paarden, die zij uit de hand mende, wanneer de troep eene stad
-binnentrok. Zij hielden zich allen alsof zij zeer luchtig en zeer slim
-waren, maar waren niet zeer net in hunne gewone kleeding, geheel niet
-ordelijk in hunne huishouding, en de vereenigde letterkundige
-bekwaamheden van den geheelen troep hadden slechts een zeer armoedigen
-brief, over welk onderwerp het ook wezen mocht, kunnen samenstellen.
-Evenwel hadden deze lieden iets opmerkelijk weekhartigs en kinderlijks
-over zich, waren zij bijzonder ongeschikt om op eene hardvochtige
-manier hun eigen voordeel te bejagen, en onvermoeid in hunne
-bereidvaardigheid om elkander te helpen en te troosten; waardoor zij
-dikwijls evenveel achting waardig waren en altijd met dezelfde
-<span class="corr" id="xd21e913" title=
-"Bron: eldelmoedige">edelmoedige</span> zachtheid verdienden beoordeeld
-te worden, als eenige andere klasse van menschen door hare alledaagsche
-deugden verdient.</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e917width"><img src="images/p017.jpg" alt=
-"&bdquo;HET ZOU EEN GELUK VOOR MIJ WEZEN ALS IK NAAR U GELEEK, MISS LOUISA!&rdquo; (Blz. 27)."
-width="560" height="720">
-<p class="figureHead">&bdquo;HET ZOU EEN GELUK VOOR MIJ WEZEN ALS IK
-NAAR U GELEEK, MISS LOUISA!&rdquo; (Blz. 27).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">Het laatst van allen verscheen mijnheer Sleary, een
-zwaarlijvig man, gelijk reeds gemeld is, die &eacute;&eacute;n
-strakstaand en &eacute;&eacute;n beweeglijk oog had, en eene stem
-(indien het stem mocht heeten), welke naar het stenende zuchten van een
-ouden defecten blaasbalg geleek. Zijne huid hing in slappe plooien over
-zijn gezicht, en zijn hoofd <span class="pagenum">[<a id="xd21e923"
-href="#xd21e923" name="xd21e923">18</a>]</span>was altijd beneveld,
-daar hij nooit recht nuchter en nooit geheel dronken was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Jonker!&rdquo; zeide mijnheer Sleary, met zijne
-heesche stem en eenigszins belemmerde spraak. &bdquo;Ik ben uw dienaar.
-Dat is eene leelijke historie, niet waar? Gij hebt wel gehoord, dat
-mijn <span class="ex">clown</span> en zijn hond denkelijk zijn
-weggeloopen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij richtte het woord tot mijnheer Gradgrind, en deze
-antwoordde: &bdquo;Ja!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, jonker,&rdquo; hervatte hij, terwijl hij
-zijn hoed afnam en de voering daarvan afwreef met een zakdoek, dien hij
-tot dat einde in den hoed bewaarde; &bdquo;is het uw voornemen om iets
-voor dat arme meisje te doen, jonker?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik denk haar iets voor te slaan als zij
-terugkomt,<span class="corr" id="xd21e937" title=
-"Bron: &rsquo;">&rdquo;</span> zeide mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Daar ben ik blij om, jonker. Niet dat ik het kind
-wil kwijt zijn, evenmin als ik haar wil in den weg staan. Ik ben bereid
-haar in de leer te nemen, hoewel het op haar ouderdom wat laat is.
-Mijne stem is wat schor, jonker, en niet gemakkelijk te verstaan als
-iemand niet aan mij gewoon is; maar als gij zoo dikwijls als ik hadt
-moeten gloeien en rillen, rillen en gloeien, gloeien en rillen, onder
-het oppassen van dat jonge goed in de manege, zou uwe stem het ook niet
-hebben uitgehouden, jonker, evenmin als de mijne.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat geloof ik ook wel,&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat zult ge gebruiken, jonker, terwijl ge moet
-wachten? Zal het sherry zijn? Zeg maar op, jonker!&rdquo; zeide
-mijnheer Sleary, met gastvrije vrijpostigheid.</p>
-<p class="par">&bdquo;Voor mij niets, ik dank u,&rdquo; antwoordde
-mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is al heel weinig, jonker. Wat zegt uw
-vriend? Als ge nog niet gegeten hebt, neem dan een glaasje
-bitter.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zijne dochter Josephine, een bevallig blond meisje, dat,
-toen zij twee jaren oud was, reeds op een paard was gebonden, en op
-haar twaalfde jaar een testament had gemaakt, dat zij altijd bij zich
-droeg, en waarin zij haar stervenden wensch te kennen gaf om door de
-twee bonte hitjes naar het graf te worden getrokken, riep op dit
-oogenblik: &bdquo;Stil, vader! daar komt zij terug.&rdquo;</p>
-<p class="par">Daarop kwam Sissy Jupe de kamer weder ingeloopen evenals
-zij was heengeloopen, en toen zij allen daar verzameld vond en zag hoe
-zij haar aankeken en geen vader ontdekte, barstte zij uit in een
-allerjammerlijkst geschrei, en verschool zich aan den boezem eener
-talentrijke koorddanseres, die zich juist in gezegende omstandigheden
-bevond, en op den grond knielde om het meisje te liefkoozen en met haar
-te schreien.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is eene gloeiende schande, bij mijne ziel,
-dat is het,&rdquo; zeide Sleary.</p>
-<p class="par">&bdquo;O, mijn lieve vader, mijn goede, lieve vader,
-waar zijt ge naar toe? Gij zijt heengegaan om te beproeven iets goeds
-voor mij te doen, dat weet ik wel. Gij zijt om mijnentwil heengegaan,
-dat weet ik zeker. En hoe ongelukkig en hulpeloos zult ge zonder mij
-zijn, arme, arme vader, totdat ge terugkomt.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het was zoo aandoenlijk, haar aanhoudend zulke gezegden
-te hooren uiten, terwijl zij, met een naar boven gekeerd gezichtje,
-hare armen uitstak alsof zij zijne dierbare schim in het verdwijnen
-wilde tegenhouden en omhelzen, dat niemand een woord sprak, totdat
-mijnheer Bounderby, die ongeduldig werd, de zaak aanvatte.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoort eens, goede lieden,&rdquo; zeide hij.
-&bdquo;Dit is niet anders dan tijdverspillen. Het meisje moet de
-waarheid begrijpen, en als ge wilt, zal ik ze haar wel aan het verstand
-brengen, daar mijne eigene moeder ook wel is weggeloopen. Nu
-dan&mdash;hoe heet gij ook weer?&mdash;Uw vader is
-voortgegaan&mdash;heeft u laten zitten&mdash;en gij moet maar denken,
-dat gij hem uw leven lang niet zult weerzien.&rdquo;</p>
-<p class="par">Maar de omstanders hielden zoo weinig van de
-onbewimpelde waarheid, dat zij, in plaats van des sprekers gezond
-verstand en rondborstigheid te bewonderen, die integendeel ten uiterste
-kwalijk namen. De mannen mompelden, dat het schande, en de vrouwen, dat
-hij een beest van een kerel en een barbaar was; en Sleary, nu vrij
-haastig sprekende, gaf mijnheer Bounderby ter zijde den volgenden
-wenk:</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat ik u eens wat zeggen, jonker. Om ruiterlijk
-te spreken, geloof ik dat ge best zoudt doen, als gij u maar stil- en
-er buiten hieldt. Mijne luidjes zijn heel goedhartig, maar zij zijn
-gewoonlijk wat driftig in hun doen; en als ge mijn raad niet volgt, mag
-ik verd...d wezen als ik niet geloof dat zij u uit het venster zullen
-smijten.&rdquo;</p>
-<p class="par">Toen mijnheer Bounderby door deze vriendelijke
-kennisgeving tot zwijgen was gebracht, vond mijnheer Gradgrind
-gelegenheid voor zijne uitnemend practicale beschouwing van de
-zaak.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is van geen gewicht,&rdquo; zeide hij,
-&bdquo;of die persoon te eeniger tijd terug te wachten is of niet. Hij
-is vertrokken, en het is niet te denken dat hij zoo terstond zal
-terugkomen. Daaromtrent is men het eens, geloof ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is zoo, jonker, daarin <span class="corr" id=
-"xd21e973" title="Bron: zij">zijn</span> wij het eens, geloof
-ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welnu dan. Ik, die hier ben gekomen om den vader
-van dat arme meisje, Jupe, te onderrichten, dat zij niet meer in de
-school kon worden toegelaten, uithoofde van practische bezwaren
-(waarover ik thans niet behoef uit te weiden) tegen de toelating van
-kinderen van lieden met zulk een beroep, ben onder deze veranderde
-omstandigheden bereid om een voorstel te doen. Ik ben genegen om u te
-mijnen <span class="pagenum">[<a id="xd21e978" href="#xd21e978" name=
-"xd21e978">19</a>]</span>laste te nemen, Jupe, u op te voeden en voor u
-te zorgen. De eenige voorwaarde, die ik maak (boven en behalve uw goed
-gedrag), is, dat gij nu terstond beslist of gij met mij wilt medegaan
-of hier blijven; en, <span class="ex">indien</span> gij met mij
-medegaat, dat het aangenomen wordt dat gij geen gemeenschap meer zult
-hebben met iemand van uwe vrienden, die hier tegenwoordig zijn. Deze
-opmerkingen omvatten de geheele zaak.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ondertusschen moet ik nog een woordje zeggen,
-jonker,&rdquo; zeide Sleary nu, &bdquo;om allebei de kanten van de vlag
-evengoed te laten zien. Als gij bij ons in de leer wilt komen, Cecilia,
-gij kent den aard van het werk en gij kent uwe kameraden. Emma Gordon,
-in wier schoot gij nu ligt, zou eene moeder voor u zijn, en Josephine
-eene zuster voor u wezen. Ik weet wel, dat ik zelf juist geen engel
-ben, en ik wil niet zeggen, dat gij, als gij uw slag mocht missen, niet
-ondervinden zoudt, dat ik geducht kan uitvaren, en ik u niet een paar
-vloeken naar den kop zou smijten. Maar wat ik zeggen wil, jonker, is
-dit: ik mag dan in een goed of in een slecht humeur zijn, ik heb nog
-nooit een paard meer kwaad gedaan dan een beetje uitgescholden, en ik
-geloof niet, dat ik op mijne jaren mijne rijders anders zal gaan
-behandelen. Ik ben nooit een kakelaar geweest, jonker, en ik heb gezegd
-wat ik te zeggen had.&rdquo;</p>
-<p class="par">Dit laatste gedeelte zijner rede was tot mijnheer
-Gradgrind gericht, die het met eene deftige buiging van zijn hoofd
-beantwoordde en daarop hervatte:</p>
-<p class="par">&bdquo;De eenige opmerking, die ik u nog wil voorhouden,
-Jupe, ten einde eenigen invloed op uw besluit uit te oefenen, is, dat
-het hoogst wenschelijk is eene degelijke, practicale opvoeding te
-ontvangen, en dat zelfs uw vader, naar ik verneem, dit ten uwen
-opzichte schijnt geweten en gevoeld te hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">Deze laatste woorden maakten een zichtbaren indruk op
-haar. Zij bedwong haar heftig schreien, maakte zich eenigszins van Emma
-Gordon los en keerde zich met haar gezicht geheel naar haar aanstaanden
-beschermer. Het geheele gezelschap gevoelde de kracht dezer
-verandering, en men hoorde bij allen eene lange en diepe ademhaling,
-die duidelijk zeide: &bdquo;Zij zal gaan!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Pas op dat gij zelf goed bedenkt wat gij wilt,
-Jupe,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind waarschuwend. &bdquo;Anders zeg
-ik niet. Pas op dat ge zelf weet wat ge wilt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Als vader terugkomt,&rdquo; riep het meisje na
-eene poos stilzwijgens uit, en begon wederom te schreien, &bdquo;hoe
-zal hij mij dan ooit vinden als ik heenga?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;In dat opzicht kunt ge volkomen gerust wezen,
-Jupe,&rdquo; antwoordde mijnheer Gradgrind zeer bedaard; want hij
-werkte de geheele zaak uit alsof het eene som was. &bdquo;In zulk een
-geval zal uw vader, denk ik, naar u zoeken bij mijnheer....&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Sleary. Dat is mijn naam, jonker. Ik schaam er
-mij niet voor. Door geheel <span class="ex">Engeland</span> bekend en
-overal eerlijk betaald.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zal uw vader bij mijnheer Sleary naar u zoeken,
-die hem dan wel zeggen zal waar gij gebleven zijt. Ik zou de macht niet
-hebben om u tegen uw zin te houden, en het zal hem nooit moeielijk
-wezen mijnheer Thomas Gradgrind van <span class="ex">Coketown</span> te
-vinden. Ik ben welbekend.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welbekend,&rdquo; zeide mijnheer Sleary
-toestemmend en liet zijn beweeglijk oog rollen. &bdquo;Gij zijt een van
-die soort, jonker, die ons eene macht van geld uit de kas doet blijven.
-Maar dat doet er nu niet toe.&rdquo;</p>
-<p class="par">De vrouwen gingen nu met zekere treurige drukte aan het
-werk om Sissy&rsquo;s kleeren bijeen te halen&mdash;hetgeen spoedig
-gedaan was, want zij waren niet veel&mdash;en ze in eene mand te
-pakken, waarin zij reeds dikwijls gereisd hadden. Sissy zat al dien
-tijd op den grond te schreien met hare handen voor de oogen. Mijnheer
-Gradgrind en zijn vriend Bounderby stonden bij de deur gereed om haar
-mede te nemen. Mijnheer Sleary stond in het midden van het vertrek, met
-de mannelijke leden van den troep om hem heen, juist gelijk hij in het
-midden der manege zou gestaan hebben, terwijl zijne dochter Josephine
-hare kunsten verrichtte. Niets ontbrak hem dan zijne zweep.</p>
-<p class="par">Toen de mand in stilte gepakt was, brachten zij Sissy
-haar hoed, en zetten haar dien op het hoofd, nadat zij hare verwarde
-haren hadden gladgestreken. Toen drongen zij om haar heen, bukten zich
-over haar in zeer natuurlijke houdingen, en kusten en omhelsden haar,
-en brachten de kinderen bij haar om afscheid te nemen, kortom,
-gedroegen zich geheel als een troepje teerhartige, onnoozele, malle
-vrouwen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Nu, Jupe,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind,
-&bdquo;als ge nu uw besluit hebt genomen, kom dan.&rdquo;</p>
-<p class="par">Maar zij moest nog van de mannelijke leden van den troep
-afscheid nemen, en elk van dezen moest haar in zijne uitgespreide armen
-sluiten (want onder de oogen van mijnheer Sleary namen zij altijd een
-theatrale houding aan) en haar een afscheidskus geven. Zij deden dit
-ook allen behalve de jongeheer Kidderminster, wiens jeugdig gemoed iets
-misanthropisch had, en die ook in de verte reeds uitzichten op een
-huwelijk had gekoesterd;&mdash;hij droop in eene sombere stemming af.
-Mijnheer Sleary werd tot het laatst bewaard. Zijne armen wijd
-uitspreidende, vatte hij haar bij de beide handen, en zou haar op en
-neer hebben laten springen, op de manier waarop een pikeur gewoonlijk
-eene jonge dame feliciteert, wanneer zij na haar laatsten <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e1019" href="#xd21e1019" name=
-"xd21e1019">20</a>]</span>toer van het paard wipt; maar Sissy gaf niet
-op en bleef maar schreiende voor hem staan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Vaarwel, lief kind!&rdquo; zeide Sleary.
-&bdquo;Gij zult fortuin maken, hoop ik, en niemand van ons arme lieden
-zal u ooit lastig vallen, daar sta ik u voor in. Ik wenschte wel dat uw
-vader zijn hond niet had meegenomen; het is onpleizierig dat de hond
-niet op de biljetten kan staan. Maar als ik mij wel bedenk, zou hij
-toch zonder zijn meester geene kunsten willen doen, en dus is het even
-breed als het lang is.&rdquo;</p>
-<p class="par">Daarna staarde hij haar met zijn strakstaand oog
-oplettend aan, overzag zijn gezelschap met het beweeglijke, gaf haar
-een kus, schudde zijn hoofd en reikte haar aan mijnheer Gradgrind over,
-alsof hij haar op een paard wilde zetten.</p>
-<p class="par">&bdquo;Daar is zij, jonker,&rdquo; zeide hij, haar met
-een pikeursblik opnemende, als om te zien of zij wel goed zat,
-&bdquo;en zij zal haar best doen. Dag, Cecilia!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dag, Cecilia! Dag, Sissy! God zegen u,
-kindlief!&rdquo; klonk het met verschillende stemmen door de geheele
-kamer.</p>
-<p class="par">Doch de pikeur had het fleschje met negenolie in hare
-borst gezien en zeide nu:</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat mij dat fleschje, kindlief; het is te lastig
-om mee te nemen en komt u nu toch niet meer te pas. Geef het
-mij.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, neen,&rdquo; antwoordde zij, nogmaals in
-tranen uitbarstende. &bdquo;Och neen! Laat het mij voor mijn vader
-bewaren, tot hij terugkomt! Hij zal het wel noodig hebben als hij komt.
-Hij dacht er zeker niet aan om heen te gaan toen hij mij uitzond. Ik
-moet het voor hem bewaren. Och, laat het mij toch houden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Nu, goed dan, liefje. Gij ziet wel hoe het is,
-jonker. Vaarwel, Cecilia! Mijn laatste woord aan u is dit: Houd u trouw
-aan uw accoord, wees den jonker gehoorzaam en vergeet ons. Maar als gij
-groot geworden en getrouwd en in goeden doen zijt, en dan ooit een
-paardenspel tegenkomt, veracht het dan niet, en werk het niet tegen,
-maar neem een abonnement als gij kunt, en denk dat gij er niet veel
-kwaad aan doet. De menschen moeten zich vermaken, jonker, op de eene of
-andere manier,&rdquo; vervolgde Sleary, nog heescher geworden dan ooit
-door zooveel te spreken; &bdquo;zij kunnen ook niet altijd leeren. Denk
-het beste van ons en niet het ergste. Ik heb al mijn leven met
-paardrijden den kost gewonnen, dat weet ik wel; maar ik geloof toch dat
-ik het bij het rechte eind heb, als ik zeg: Denk het beste van ons en
-niet het ergste.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij zeide dit op de trap, terwijl men naar beneden ging;
-en terwijl hij de drie gedaanten en de mand zoowel met zijn beweeglijk
-als met zijn strakstaand oog bleef staan nakijken, verdween zij op de
-donkere straat weldra uit zijn gezicht.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch7" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">VII.</h2>
-<h2 class="main">MEVROUW SPARSIT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Daar mijnheer Bounderby ongehuwd was, had hij eene
-bejaarde dame bij zich wonen, die uit aanmerking van zekere
-jaarlijksche som zijn huishouden bestuurde. De naam dezer dame was
-mevrouw Sparsit, en zij was eene zeer in het oog vallende gedaante
-onder den stoet, die den triomfwagen van mijnheer Bounderby vergezelde,
-terwijl deze, met dat model van hoogmoedige nederigheid daarin,
-zegepralend voortrolde.</p>
-<p class="par">Want mevrouw Sparsit had niet alleen geheel andere dagen
-gezien, maar was ook van aanzienlijke familie. Zij had nog eene
-oudtante in leven, die Lady Scadgers heette. De overledene mijnheer
-Sparsit, die haar als weduwe had achtergelaten, was van moeders zijde,
-gelijk mevrouw Sparsit het altijd noemde, &bdquo;een Powler&rdquo;
-geweest. Vreemdelingen, die weinig wereldkennis en geen vlug begrip
-hadden, schenen somtijds niet te weten wat een Powler was en zelfs
-onzeker te zijn of daarmede een beroep, eene politieke partij of eene
-godsdienstige gezindte werd bedoeld. Menschen van meer ontwikkelden
-geest behoefden echter niet onderricht te worden, dat de Powler&rsquo;s
-een oude stam waren, die men zoo ver moest nasporen, dat het niet te
-verwonderen was dat men hen somtijds uit het oog verloor&mdash;gelijk
-dan ook eenige stamhouders nu en dan tengevolge van omstandigheden, die
-met weddenschappen, geldleeningen en executi&euml;n in verband stonden,
-voor geruimen tijd onzichtbaar waren geworden.</p>
-<p class="par">De overledene mijnheer Sparsit dan, die van moeders
-zijde een Powler was, trad in het huwelijk met deze dame, die van
-vaders zijde eene Scadgers was. Lady Scadgers (eene verbazend dikke
-vrouw, met een ontzaglijken eetlust en een geheimzinnig been, dat nu
-veertien jaren lang niet uit het bed had willen stappen) had dit
-huwelijk bekuipt op een tijd toen Sparsit juist meerderjarig was en
-hoofdzakelijk gekenteekend werd door een mager lichaam, door twee dunne
-stutten onderschraagd en bekroond met een hoofd, waarvan het niet de
-moeite waard is eenige melding te maken. Hij erfde van een oom een zeer
-aanzienlijk vermogen, maar was, eer hij dit kreeg, reeds eene
-evengroote som schuldig, en verteerde terstond daarop nog eens het
-dubbele daarvan. Toen hij dus op vier-en-twintigjarigen ouderdom stierf
-(de <span class="pagenum">[<a id="xd21e1050" href="#xd21e1050" name=
-"xd21e1050">21</a>]</span>plaats van zijn overlijden was <span class=
-"ex">Calais</span> en de aanleidende oorzaak het brandewijn drinken),
-liet hij zijne weduwe, van welke hij kort na de wittebroodsweken
-gescheiden was, in geene zeer gunstige omstandigheden achter. Deze
-weduwe, vijftien jaar ouder dan hij, geraakte weldra in doodelijke
-vijandschap met haar eenige bloedverwante, Lady Scadgers, en
-gedeeltelijk om deze dame verdriet aan te doen, gedeeltelijk om zich
-een bestaan te verschaffen, ging zij in eene conditie. En hier zat zij
-nu op haar ouden dag, met haar spitsen arendsneus en de gitzwarte
-wenkbrauwen, die Sparsit eens hadden bekoord, voor mijnheer Bounderby
-thee te schenken, terwijl deze heer zijn ontbijt gebruikte.</p>
-<p class="par">Indien Bounderby een veroveraar ware geweest en mevrouw
-Sparsit eene gevangene prinses, welke hij ter opluistering zijner
-zegepralende intochten medevoerde, had hij niet meer met haar kunnen
-pronken dan hij thans gewoon was te doen. Gelijk het tot zijne manier
-van snoeven behoorde zijne eigene afkomst te verachten, behoorde het er
-toe, de afkomst van mevrouw Sparsit te verheffen. Terwijl hij niet
-wilde toegeven dat zijne eigene jeugd met eene enkele gunstige
-omstandigheid vergezeld ging, verhelderde hij de jeugdige dagen van
-mevrouw Sparsit met alle mogelijke voorrechten, en strooide hij
-wagenvrachten vol rozen over het geheele pad dezer dame. &bdquo;En
-toch, mijnheer,&rdquo; zeide hij dan, &bdquo;hoe is het eindelijk met
-haar afgeloopen? Daar zit zij nu met honderd pond &rsquo;s jaars (ik
-geef haar honderd pond, en zij is wel zoo goed om dat mild te noemen)
-en bestuurt het huishouden van Josiah Bounderby van <span class=
-"ex">Coketown</span>!&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij trompette het bezit eener huishoudster, die zijn
-aanzien zoodanig verhoogde, zoo geweldig uit, dat ook anderen er van
-begonnen te spreken en er bij sommige gelegenheden openlijk over
-uitweidden. Het was een der hatelijkste eigenschappen van Bounderby,
-dat hij niet alleen zijn eigen loflied zong, maar ook anderen verleidde
-om dit te zingen. Zijne manier van snoeven had iets besmettelijks.
-Vreemdelingen, overal elders bescheiden genoeg, konden bij een
-openbaren maaltijd te <span class="ex">Coketown</span> somtijds opstaan
-en op Bounderby snoeven alsof zij razend waren geworden. Als men hem
-hoorde, zou men geloofd hebben, dat hij alles, wat bij zulke
-gelegenheden gewoonlijk werd opgehemeld en te pronk gesteld&mdash;het
-koninklijke wapen, de Britsche zeevlag, het groot Charter, John Bull en
-het <span class="ex" lang="la">Habeas Corpus</span>, &bdquo;een
-Engelschmans huis <span class="corr" id="xd21e1068" title=
-"Bron: in">is</span> zijn kasteel,&rdquo; Kerk en Staat, en
-<span class="ex" lang="en">God save the queen</span>&mdash;in zijn
-persoon vereenigde; en zoo dikwijls (en dit gebeurde zeer dikwijls) een
-redenaar van deze soort in het slot zijner aanspraak de regels te pas
-bracht:</p>
-<div class="lgouter">
-<p class="line">&bdquo;Laat Vorstendommen, Gravenhuizen</p>
-<p class="line xd21e1077">Op aarde bloeien of vergaan:</p>
-<p class="line">Een enkel woord kan hen weer scheppen,</p>
-<p class="line xd21e1077">Gelijk zij vroeger zijn ontstaan,&rdquo;</p>
-</div>
-<p class="par first">hield men het onder het gezelschap voor zoo goed
-als zeker, dat hij van mevrouw Sparsit had gehoord.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer Bounderby,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit,
-&bdquo;ge zijt van morgen bijzonder langzaam met uw ontbijt,
-mijnheer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, juffrouw,&rdquo; antwoordde hij, &bdquo;ik
-zit te denken over die gril van Tom Gradgrind.&rdquo; Dit &bdquo;Tom
-Gradgrind&rdquo; zeide hij met eene manhaftigheid, alsof iemand gedurig
-beproefde hem met ontzaglijke sommen om te koopen om
-&bdquo;Thomas&rdquo; te zeggen en hij toch niet wilde; &bdquo;die gril
-van Tom Gradgrind, juffrouw, om dat kunstenmakerskind groot te
-brengen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het meisje staat nog te wachten,&rdquo; zeide
-mevrouw Sparsit, &bdquo;om te weten of zij rechtstreeks naar de school
-of eerst naar het buiten moet gaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zij moet wachten, juffrouw, tot ik het zelf
-weet,&rdquo; antwoordde Bounderby. &bdquo;Wij zullen Tom Gradgrind zoo
-meteen wel hier hebben, denk ik. Als hij wenschen mocht, dat zij nog
-een paar dagen hier bleef, kan dat natuurlijk wel geschikt
-worden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O ja zeker, als gij het zoo verkiest, mijnheer
-Bounderby.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zeide hem gisteravond, dat ik haar hier een
-kermisbed zou geven, om hem tijd te laten om er zich eens op te
-beslapen, eer hij er toe besloot om haar eenige gemeenschap met Louisa
-te laten hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Inderdaad, mijnheer Bounderby, dat was zeer
-oplettend van u.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit&rsquo;s spitse neus werd een weinig
-breeder door het uitzetten der neusgaten en hare zwarte wenkbrauwen
-trokken zich samen, terwijl zij een teugje thee slurpte.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is voor mij tamelijk duidelijk,&rdquo; zeide
-mijnheer Bounderby, &bdquo;dat zulk een gezelschap het kleine nest heel
-weinig goed kan doen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bedoelt gij de jongejuffrouw Gradgrind, mijnheer
-Bounderby?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, juffrouw, ik meen Louisa.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Daar uw gezegde alleen op een &bdquo;klein
-nest&rdquo; betrekking had,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit, &bdquo;en er
-twee kleine meisjes in de zaak betrokken waren, wist ik niet wie van de
-twee door die uitdrukking kon worden aangeduid.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa,&rdquo; herhaalde mijnheer Bounderby,
-&bdquo;Louisa, Louisa.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt volkomen een tweede vader voor Louisa,
-mijnheer.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit nam nog een teugje thee; en toen zij
-hare wederom saamgetrokkene wenkbrauwen over haar kopje boog, had haar
-klassiek gelaat eene uitdrukking alsof zij de onderaardsche goden
-aanriep. <span class="pagenum">[<a id="xd21e1117" href="#xd21e1117"
-name="xd21e1117">22</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Als gij gezegd hadt een tweede vader voor
-Tom&mdash;den jongen Tom meen ik, niet mijn vriend Tom
-Gradgrind&mdash;zoudt gij er dichter bij zijn geweest. Ik zal Tom op
-mijn kantoor plaatsen. Ik zal hem onder mijne vleugelen nemen,
-juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Inderdaad? Nog wel wat jong daarvoor, is hij
-niet, mijnheer?&rdquo; Mevrouw Sparsit&rsquo;s &bdquo;mijnheer&rdquo;,
-wanneer zij mijnheer Bounderby aansprak, was eene uitdrukking van
-beleefdheid, waarmede zij veeleer zekere onderscheiding voor zich zelve
-eischte, omdat zij die gebruikte, dan wel hem eenige eer bewees.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal hem niet zoo terstond nemen. Hij moet
-eerst nog wat meer nuttige kundigheden slikken,&rdquo; zeide mijnheer
-Bounderby. &bdquo;Waarachtig, hij zal er genoeg van krijgen. Wat zou
-hij oogen opzetten, die jongen, als hij wist hoe weinig geleerdheid ik
-in mijne maag had toen ik zoo oud was als hij.&rdquo; Hetgeen de
-jongen, terloops gezegd, waarschijnlijk zeer wel wist, want hij had er
-dikwijls genoeg van gehoord. &bdquo;Maar het is zonderling, hoe
-moeielijk het mij dikwijls ook valt om mij in een gesprek met iemand op
-gelijken voet te plaatsen. Daar heb ik u nu van morgen over
-kunstenmakers gesproken. Wel, wat weet gij van kunstenmakers? In den
-tijd toen het voor mij een fortuintje, een prijs uit de loterij zou
-zijn geweest, als ik een kunstenmaker op straat geweest ware, waart gij
-in de Italiaansche opera. Gij kwaamt uit de Italiaansche opera,
-juffrouw, prachtig opgesierd met satijn en juweelen, toen ik geen
-stuiver had om eene flambouw te koopen om u te lichten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben zeker al zeer vroeg met de Italiaansche
-opera bekend geweest, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit met
-eene deftigheid, die iets treurig berustends had.</p>
-<p class="par">&bdquo;Voor den drommel, juffrouw, ik ook,&rdquo; zeide
-Bounderby, &bdquo;maar met den verkeerden kant er van. Een hard bed
-plachten de steenen van de colonnade te wezen, dat verzeker ik u.
-Menschen gelijk gij, juffrouw, van hunne kindsheid af gewoon op donzen
-pluimen te slapen, hebben er geen denkbeeld van, hoe hard de
-straatsteenen zijn, als zij het niet beproeven. Neen, neen, het is
-gekheid, dat ik <i>u</i> van kunstenmakers spreek. Ik moest van vreemde
-danseressen en het <span class="ex">West-End</span> van <span class=
-"ex">Londen</span>, <span class="ex">May Fair</span>, en lords en
-lady&rsquo;s spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik vertrouw, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw
-Sparsit met edele gelatenheid, &bdquo;dat het niet noodig is dat gij
-zoo iets doet. Ik hoop, dat ik mij naar de wisselingen des levens heb
-leeren voegen. Indien ik mijne belangstelling heb voelen ontwaken bij
-het luisteren naar de leerrijke ondervinding van uw leven, en nu haast
-nooit genoeg daarvan kan hooren, kan ik mij dit niet tot verdienste
-rekenen, daar ik geloof dat die belangstelling eene algemeene
-aandoening is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, juffrouw,&rdquo; hervatte haar begunstiger,
-&bdquo;misschien belieft het sommige menschen te zeggen, dat zij Josiah
-Bounderby van <span class="ex">Coketown</span> gaarne op zijne eigene
-ongepolijste manier hooren vertellen wat hij al zoo heeft doorgestaan.
-Maar gij moet toch bekennen, dat gij zelve in den schoot der weelde
-geboren zijt. Kom aan, juffrouw, gij weet immers wel, dat ge in den
-schoot der weelde geboren zijt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat ontken ik niet, mijnheer,&rdquo; antwoordde
-mevrouw Sparsit en schudde daarbij haar hoofd.</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby was genoodzaakt van de tafel op te
-rijzen en met zijn rug naar het vuur bij den haard te gaan staan om
-haar op dien afstand aan te zien, zoo heerlijk deed zij door hare
-contrasteerende nabijheid zijne verdiensten uitkomen.</p>
-<p class="par">&bdquo;En gij kwaamt ook in aanzienlijke
-kringen&mdash;in verduiveld hooge kringen,&rdquo; zeide hij, terwijl
-hij zijne beenen warmde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is waar, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw
-Sparsit, met eene affectatie van nederigheid, die zoo hemelsbreed van
-de zijne verschilde, dat zij daardoor geen gevaar liepen om elkander
-ooit in den weg te komen.</p>
-<p class="par">&bdquo;En gij waart ook midden in de modewereld en alle
-drukte en pleizier,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit,
-op den toon eener gezellige, volkomen getrooste weduwe; &bdquo;dat is
-niet te ontkennen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby liet zijne knie&euml;n doorbuigen,
-omhelsde in de overmaat zijner zelfvoldoening zijne eigene beenen en
-lachte hardop.</p>
-<p class="par">Nu werden mijnheer Gradgrind en zijne dochter Louisa
-aangediend, en mijnheer Bounderby ontving den eersten met een handdruk
-en de laatste met een kus.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mag Jupe hier geroepen worden, Bounderby?&rdquo;
-vroeg mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel zeker,&rdquo; en Jupe werd geroepen. Toen zij
-binnenkwam neeg zij voor mijnheer Bounderby en zijn vriend Tom
-Gradgrind, en ook voor Louisa; maar ongelukkig sloeg zij in hare
-verlegenheid mevrouw Sparsit over. Dit opmerkende, achtte de manhaftige
-Bounderby zich verplicht het volgende te zeggen:</p>
-<p class="par">&bdquo;Eerst moet ik u eens wat vertellen, meisje. De
-naam van die juffrouw bij den trekpot is mevrouw Sparsit. Die juffrouw
-is hier zoo goed als meesteres van het huis, en zij is eene dame van
-aanzienlijke afkomst. Als ge dus ooit weder hier in huis in eene kamer
-komt, zult gij er maar kort in blijven, indien gij deze juffrouw niet
-allen eerbied bewijst, dien gij maar kunt. Het kan mij niet schelen hoe
-gij u jegens mij gedraagt, omdat ik mij niet voor iemand van eenig
-aanzien wil uitgeven. In plaats van eene aanzienlijke familie te
-hebben, heb ik geheel geene familie; ik ben van het uitvaagsel der
-maatschappij afkomstig. Maar het kan mij w&egrave;l <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e1170" href="#xd21e1170" name=
-"xd21e1170">23</a>]</span>schelen hoe gij u jegens die dame gedraagt;
-en gij zult u jegens haar fatsoenlijk en eerbiedig gedragen, of gij
-zult niet meer hier komen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hoop, Bounderby,&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind op een bevredigenden toon, &bdquo;dat het maar een
-onwillekeurig verzuim was.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijn vriend Tom Gradgrind vermeent, mevrouw
-Sparsit,&rdquo; hervatte mijnheer Bounderby, &bdquo;dat het maar een
-onwillekeurig verzuim was. Zeer waarschijnlijk. Maar gelijk gij wel
-weet, juffrouw, ik wil ten uwen opzichte zelfs geen onwillekeurig
-verzuim dulden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt waarlijk zeer goed, mijnheer,&rdquo;
-antwoordde mevrouw Sparsit, met hare staatsie-nederigheid haar hoofd
-schuddende. &bdquo;Het is niet de moeite waard om er van te
-spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Sissy, die zich al dien tijd met eene angstige stem en
-tranen in de oogen had gepoogd te verontschuldigen, werd nu door den
-heer des huizes met een enkel wuiven zijner hand naar mijnheer
-Gradgrind verwezen. Thans sprak deze heer haar aan, terwijl Sissy hem
-aandachtig in de oogen zag, en Louisa, onverschillig naar den grond
-kijkende, daarbij stond.</p>
-<p class="par">&bdquo;Jupe,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind, &bdquo;ik
-ben tot het besluit gekomen om u bij mij in huis te nemen, en u, als
-gij niet naar de school zijt, ter oppassing van mevrouw Gradgrind te
-bezigen, die eenigszins ziekelijk is. Ik heb Miss Louisa&mdash;dit is
-Miss Louisa&mdash;den jammerlijken maar natuurlijken afloop uwer
-vroegere loopbaan duidelijk gemaakt; en gij moet uitdrukkelijk weten,
-dat die zaak geheel en al voorbij is en er nooit weder van gesproken
-moet worden. Van dezen tijd af begint uwe nieuwe geschiedenis. Gij zijt
-nog zeer onkundig, dat weet ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, mijnheer,&rdquo; antwoordde zij nijgende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal de zelfvoldoening smaken van u met de
-uiterste stiptheid te laten opvoeden; en gij zult voor allen, die met u
-in aanraking komen, een levend bewijs zijn van de voordeelen der
-opleiding, die gij ontvangen zult. Gij zult verbeterd en gevormd
-worden. Gij zijt tot nog toe gewoon geweest om voor uw vader en de
-menschen, onder welke ik u gevonden heb, te lezen, niet waar?&rdquo;
-zeide mijnheer Gradgrind, maar eer hij dit zeide, wenkte hij haar om
-naderbij te komen en liet toen zijne stem dalen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Alleen voor vader en Merrylegs, mijnheer.
-Tenminste, ik meen voor vader, terwijl Merrylegs er bij was.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zwijg maar van Merrylegs, Jupe,&rdquo; zeide
-mijnheer Gradgrind, voor een oogenblik zijn voorhoofd fronsende.
-&bdquo;Ik vraag niet naar hem. Ik begrijp dus, dat gij gewoon waart uw
-vader voor te lezen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O ja, mijnheer. Wel duizendmaal heb ik dat
-gedaan. Dat waren de genoeglijkste&mdash;o, de genoeglijkste van al de
-genoeglijke uren, die wij samen gehad hebben, mijnheer.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het was nu eerst, toen hare smart uitbarstte, dat Louisa
-haar aanzag.</p>
-<p class="par">&bdquo;En wat,&rdquo; vroeg mijnheer Gradgrind, nog
-zachter sprekende, &bdquo;wat hebt gij voor uw vader gelezen,
-Jupe?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Van de Toovergodinnen, mijnheer, en den Dwerg, en
-den Bultenaar en de Geesten,&rdquo; snikte zij uit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo!&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind. &bdquo;Dat
-is genoeg. Spreek nooit een enkel woord meer van die verderfelijke
-zotheden. Bounderby, hier zal de proef genomen worden, wat eene strenge
-opvoeding vermag, en ik zal het geval met belangstelling
-gadeslaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel,&rdquo; antwoordde Bounderby, &bdquo;ik heb u
-reeds mijne meening gezegd, en ik zou niet doen wat gij doet. Maar het
-is heel goed. Daar gij er op gesteld zijt, <span class="ex">heel</span>
-goed!&rdquo;</p>
-<p class="par">En zoo namen mijnheer Gradgrind en zijne dochter Cecilia
-Jupe mede naar <span class="ex">Stone Lodge</span>, en onderweg sprak
-Louisa geen enkel woord, goed of kwaad; en mijnheer Bounderby ging aan
-zijne dagelijksche bezigheden; en mevrouw Sparsit verschool zich achter
-hare wenkbrauwen en zat in de duisternis van dien schuilhoek den
-geheelen morgen te peinzen.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch8" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">VIII.</h2>
-<h2 class="main">ZICH NOOIT TE VERWONDEREN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Wij moeten een enkelen blik achterwaarts werpen,
-eer wij met de geschiedenis voortgaan.</p>
-<p class="par">Toen zij nog een half dozijn jaren jonger was, had men
-Louisa eens een gesprek met haar broeder hooren beginnen met de
-woorden: &bdquo;Tom, ik verwonder mij;&rdquo; waarop mijnheer
-Gradgrind, die hen had beluisterd, voor den dag kwam en zeide:
-&bdquo;Louisa, gij moet u nooit verwonderen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hierin lag het voorname geheim der mechanische kunst van
-opvoeding, welke het verstand wilde ontwikkelen, zonder zich te
-vernederen om het gevoel of de neigingen te raadplegen. <span class=
-"ex">Verwonder u nooit.</span> Gij moet alles door middel van
-optelling, aftrekking, vermenigvuldiging en deeling op de eene of
-andere manier beslissen, en u nooit verwonderen. Breng mij, zegt
-mijnheer Mac Choakumchild, een kind, zoodra het pas kan loopen, en ik
-sta er u voor in dat het zich nooit zal verwonderen.</p>
-<p class="par">Nu waren er juist in <span class="ex">Coketown</span>,
-behalve zeer vele kleine kinderen, die pas konden loopen, ook
-aanmerkelijk veel kinderen, die reeds twintig, dertig, veertig, vijftig
-jaren en langer naar de eeuwigheid hadden gewandeld; en <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e1231" href="#xd21e1231" name=
-"xd21e1231">24</a>]</span>daar het gezicht van zulke kinderen, die
-aldus in eene maatschappij rondliepen, dreigend en onrustbarend was,
-waren de achttien gezindten onophoudelijk met elkander aan het
-plukharen, om het zoodoende eens te worden over de maatregelen, welke
-ter opvoeding en verbetering dier groote kinderen moesten genomen
-worden&mdash;zonder het echter ooit eens te worden; eene verbazende
-omstandigheid, wanneer men in aanmerking neemt hoe gelukkig middel en
-doel met elkander overeenstemden. Evenwel, schoon zij in alle andere
-punten, begrijpelijke en onbegrijpelijke (maar vooral onbegrijpelijke),
-onder elkander verschilden, waren zij het tamelijk wel eens over dit
-punt, dat die ongelukkige groote kinderen zich nooit moesten
-verwonderen. Genootschap nommer een zeide, dat zij alles op geloof
-moesten aannemen. Genootschap nommer twee zeide, dat zij alles uit de
-staathuishoudkunde moesten leeren. Genootschap nommer drie schreef voor
-hen kleine boekjes, zoo zwaar als lood, waarin werd aangetoond hoe het
-zoete volwassene kind onfeilbaar geld in de spaarbank kreeg en het
-stoute even onfeilbaar gedeporteerd werd. Genootschap nommer vier
-plaatste hier en daar, met een akelige poging om comisch te zijn (die
-op zichzelf reeds zeer naargeestig was), op eene uiterst onhandige
-manier verborgene vallen, waarin de groote kinderen zich moesten laten
-lokken, om, zonder dat zij het wisten, in een hoop kennis te tuimelen.
-Maar al die genootschappen kwamen daarin overeen, dat zij zich nooit
-moesten verwonderen.</p>
-<p class="par">Er bestond in <span class="ex">Coketown</span> eene
-bibliotheek, waartoe iedereen gemakkelijk toegang kon verkrijgen.
-Mijnheer Gradgrind kwelde er zijn geest geweldig over, wat de menschen
-in die bibliotheek lazen, een punt, waarover op gezette tijden
-riviertjes van statistieke tabellen in de woelende zee van statistieke
-tabellen vloeiden, waarin geen duiker ooit tot eenige diepte kon dalen
-en met zijn gezond verstand weder bovenkomen. Het was een ontmoedigende
-omstandigheid, maar tevens eene treurige daadzaak, dat zelfs deze
-lezers volhardden met zich te verwonderen. Zij verwonderden zich over
-het menschelijk gemoed, over menschelijke hartstochten, menschelijke
-hoop en vrees, over den worstelstrijd, de zegepraal en de nederlaag, de
-zorgen, genoegens en smarten, het leven en den dood van gewone mannen
-en vrouwen. Somtijds, nadat zij vijftien uren gewerkt hadden, gingen
-zij verhalen zitten lezen, die niets meer dan fabeltjes waren, van
-mannen en vrouwen meer of minder gelijk zij zelven, en kinderen meer of
-minder gelijk hunne eigene. Zij drukten De Foe aan hunne borst, in
-plaats van Euclides, en schenen over het geheel meer opgebeurd te
-worden door Goldsmith (den romanschrijver), dan door Cocker (den
-rekenmeester). Mijnheer Gradgrind was onophoudelijk met die lastige som
-aan het werk, en kon nooit ontdekken wat de reden was dat zij zoo
-geheel fout uitkwam.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben van mijn leven verzadigd, Louisa. Ik heb
-er een hekel aan, en ik heb een hekel aan iedereen behalve u,&rdquo;
-zeide eens op een schemeravond de onnatuurlijke jonge Thomas Gradgrind,
-terwijl hij met zijne zuster alleen in de haarsnijkamer was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt toch geen hekel aan Sissy,
-Tom?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb er een hekel aan, dat ik haar Jupe moet
-noemen; en zij heeft een hekel aan mij,&rdquo; zeide Tom met sombere
-stroefheid.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, Tom, dat heeft zij niet, daar ben ik zeker
-van.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zij moet wel,&rdquo; hervatte Tom. &bdquo;Zij
-moet onzen geheelen troep haten en verfoeien. Zij zullen haar nog
-doodplagen, denk ik, met al dat leeren. Zij wordt al zoo bleek als een
-doek en zoo suf als&mdash;als ik ben.&rdquo;</p>
-<p class="par">De jonge Thomas uitte deze woorden terwijl hij
-schrijdelings op een stoel voor het vuur zat, met zijne armen op de
-leuning en zijn hoofd op zijne armen. Zijne zuster zat in het donkere
-hoekje naast den schoorsteen, nu haar broeder aanziende, dan naar de
-schitterende vonken kijkende, die door den haardrooster vielen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat mij betreft,&rdquo; zeide Tom, op alle
-manieren met zijne handen door zijn haar woelende, &bdquo;ik ben een
-ezel, dat weet ik. Ik ben zoo koppig als een ezel en nog dommer dan een
-ezel; ik heb evenveel pleizier als een ezel, en ik zou wel als een ezel
-willen schoppen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mij niet, hoop ik, Tom.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, Louisa. U zou ik geen zeer willen doen. Ik
-heb in het begin al eene uitzondering voor u gemaakt. Ik weet niet wat
-dit oude&mdash;geelzieke gasthuis&rdquo;&mdash;Tom had zich een
-oogenblik bedacht om een naam voor het ouderlijke huis te vinden, die
-vleiend en krachtig genoeg was, en scheen door deze satirieke
-geestigheid zijn gemoed eenigszins verlicht te
-hebben&mdash;&bdquo;zonder u zou wezen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarlijk, Tom? Zegt ge dat met waarheid en
-oprecht?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel zeker. Maar wat helpt het er over te
-praten?&rdquo; antwoordde Tom, en wreef met zijne mouw over zijn
-gezicht, als ware het om zijn vleesch te pijnigen en aldus in
-overeenstemming met zijn geest te brengen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Omdat ik, Tom,&rdquo; antwoordde zijne zuster,
-nadat zij eene poos stilzwijgend naar de vonken had gekeken, &bdquo;nu
-ik ouder wordt en haast groot zal zijn, mij hier dikwijls zit te
-verwonderen en te denken hoe ongelukkig het is, dat ik niet beter in
-staat ben om u met dit huis te verzoenen. Ik versta niets van wat
-andere meisjes verstaan. Ik kan niet voor u zingen of voor u spelen. Ik
-kan niet zoo met u praten, dat ik uw gemoed verlicht, want ik
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e1263" href="#xd21e1263" name=
-"xd21e1263">25</a>]</span>zie nooit <span class="corr" id="xd21e1265"
-title="Bron: ieis">iets</span> vermakelijks en ik lees nooit een
-vermakelijk boek<span class="corr" id="xd21e1268" title=
-"Bron: .">,</span> waarover ik met u zou kunnen praten, om u op te
-ruimen, als gij verdrietig zijt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, ik ook niet. Ik ben er in dat opzicht even
-slecht aan toe als gij; en ik ben bovendien een ezel, wat gij niet
-zijt. Als vader voorgenomen heeft mij een wijsneus of een ezel te
-maken, en ik geen wijsneus ben, wel dan spreekt het vanzelf, dat ik een
-ezel moet zijn. En dat ben ik ook,&rdquo; zeide Tom met wanhopige
-heftigheid.</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e1274width"><img src="images/p025.jpg" alt=
-"&bdquo;BARMHARTIGE HEMEL!&rdquo; RIEP HIJ UIT, NOG VERDER ACHTERUIT DEINZENDE, &bdquo;ZIJT GE DAAR WEER TERUG, VROUW?&rdquo; (Blz. 32)."
-width="720" height="496">
-<p class="figureHead">&bdquo;BARMHARTIGE HEMEL!&rdquo; RIEP HIJ UIT,
-NOG VERDER ACHTERUIT DEINZENDE, &bdquo;ZIJT GE DAAR WEER TERUG,
-VROUW?&rdquo; (Blz. 32).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">&bdquo;Het is wel jammer, Tom,&rdquo; zeide Louisa, na
-nog eene poos van stilte, op een peinzenden toon uit haar donker
-hoekje. &bdquo;Het is wel jammer. Het is zeer ongelukkig voor ons
-allebei.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, gij zijt een meisje, Louisa,&rdquo; zeide Tom
-hierop, &bdquo;en een meisje komt daar beter doorheen dan een jongen.
-Ik zou niets meer in u verlangen. Gij zijt het eenige genoegen dat ik
-heb&mdash;gij kunt zelfs dit huis opvroolijken&mdash;gij kunt altijd
-van mij gedaan krijgen wat gij wilt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt een lieve broeder, Tom; en als gij
-denkt, dat ik zoo iets doen kan, trek ik het mij zoo niet aan, dat ik
-wel beter weet. Maar ik <span class="ex">weet</span> wel beter en dat
-spijt mij zeer.&rdquo; Zij kwam naar hem toe, gaf hem een kus en ging
-toen weder naar haar hoekje.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik wenschte,&rdquo; zeide Tom, wrevelig zijne
-tanden op elkander klemmende, &bdquo;dat ik al de feiten, waarvan wij
-zooveel hooren, op een hoop kon smijten, met al de cijfers<span class=
-"corr" id="xd21e1290" title="Bron: .">,</span> en al de menschen, die
-ze hebben uitgevonden, en er duizend vaten kruit onder zetten, en alles
-te zamen in de lucht laten vliegen. Maar als ik bij den ouden Bounderby
-ga inwonen, zal ik mij wel wreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wreken, Tom!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik meen, ik zal dan wel maken dat ik wat pleizier
-heb. Ik zal dan wel uitgaan en wat anders te zien en te hooren krijgen.
-Ik zal mij vergoeding verschaffen voor de manier waarop ik ben
-grootgebracht.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Pas maar op, dat gij u zelven geene
-teleurstelling berokkent, Tom. Mijnheer Bounderby denkt eveneens als
-vader en is veel ruwer en niet half zoo zachtzinnig.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O,&rdquo; antwoordde Tom lachende, &bdquo;daar
-geef ik niet om. Ik weet wel, hoe ik den ouden Bounderby naar mijne
-hand moet zetten en vriendelijk maken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hunne schaduwen waren duidelijk op den <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e1303" href="#xd21e1303" name=
-"xd21e1303">26</a>]</span>muur geteekend, maar daarboven en tegen de
-zoldering vereenigden zich die der hooge kasten, die in de kamer
-stonden, alsof broeder en zuster in een donkere grot zaten. Eene rijke
-verbeelding&mdash;indien zulk een verraderlijk ding daar aanwezig kon
-zijn&mdash;had dit schijnsel voor eene schaduw van hun onderwerp en het
-verband daarvan met eene dreigende toekomst kunnen houden.</p>
-<p class="par">&bdquo;En wat kan het middel wezen om hem naar uwe hand
-te zetten en vriendelijk te maken, Tom? Of is het een
-geheim?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Och,&rdquo; antwoordde Tom, &bdquo;als het een
-geheim is, is het niet ver te zoeken. Gij zijt het zelf. Gij zijt zijn
-liefje, zijne gunsteling, hij zal alles voor u doen. Als hij mij iets
-zegt, dat mij niet bevalt, zal ik hem zeggen: &bdquo;Het zal mijne
-zuster Louisa wel bevreemden en spijten, mijnheer Bounderby. Zij placht
-mij te zeggen, dat zij zeker was dat gij vrij wat gemakkelijker zoudt
-zijn.&rdquo; Dat zal hem tot rede brengen, of anders weet ik het
-niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">Nadat hij eene poos naar antwoord op dit gezegde had
-gewacht, zonder er een te bekomen, verzonk Tom weder in een naargeestig
-gepeins over het tegenwoordige; hij kromde zich geeuwende al meer en
-meer over zijn stoel, en bracht zijn haar al meer en meer in de war,
-tot hij eensklaps opzag en vroeg:</p>
-<p class="par">&bdquo;Zijt gij in slaap gevallen, Louisa?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, Tom. Ik kijk in het vuur.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij schijnt daar meer in te kijken te vinden dan
-ik er ooit in vinden kon,&rdquo; zeide Tom. &bdquo;Dat is alweder een
-van de voorrechten, geloof ik, die een meisje heeft.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Tom,&rdquo; zeide zijne zuster langzaam en op een
-zonderlingen toon, alsof zij, hetgeen zij vroeg, in het vuur las en het
-niet zeer duidelijk daarin geschreven stond. &bdquo;Ziet gij die
-verandering bij mijnheer Bounderby met eenig genoegen te
-gemoet?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, er is ten minste dit van te zeggen,&rdquo;
-antwoordde Tom, zijn stoel wegschuivende en opstaande, &bdquo;ik zal
-dan het huis uit zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Er is ten minste dit van te zeggen,&rdquo;
-herhaalde Louisa op haar vorigen zonderlingen toon, &bdquo;ik zal dan
-het huis uit zijn. Ja.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar toch zal het mij zeer verdrieten, zoowel dat
-ik u moet verlaten, Louisa, als dat gij hier moet blijven. Maar ik moet
-wel gaan, dat weet ge, of het mij bevalt of niet; en het is beter, dat
-ik ergens kom waar ik eenig voordeel van uw invloed kan medenemen, dan
-waar ik dien geheel zou verliezen. Begrijpt gij dat niet?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, Tom.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het duurde zoolang eer dit antwoord kwam, schoon het
-toch niet op een aarzelenden toon gegeven werd, dat Tom intusschen naar
-haar toe gekomen was, om, over haar stoel leunende, van haar
-gezichtspunt uit naar het vuur te kijken, waarop hare aandacht zoo
-onverdeeld gevestigd was, en te zien wat hij er uit kon maken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Behalve dat het een vuur is,&rdquo; zeide Tom,
-&bdquo;ziet het er voor mij even flauw en vervelend uit als alle andere
-dingen. Wat ziet gij er in? Toch geen paardenspel?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zie er niets bijzonders in, Tom. Maar sedert
-ik er in zit te kijken, heb ik mij verwonderd, hoe het met u en mij zal
-gaan, als wij eens groot zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Alweer verwonderd!&rdquo; zeide Tom.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne gedachten zijn zoo woelig,&rdquo;
-antwoordde zijne zuster, &bdquo;dat ik mij wel gedurig moet
-verwonderen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dan verzoek ik u, Louisa,&rdquo; zeide mevrouw
-Gradgrind, die zonder gehoord te worden de deur geopend had, &bdquo;om
-dat voortaan om &rsquo;s Hemels wil na te laten, gij loszinnig meisje,
-of ik zal er gedurig van uw vader van moeten hooren. En gij, Thomas,
-het is inderdaad schandelijk, terwijl ik zooveel met mijne hoofdpijn te
-stellen heb, dat een jongen, die zoo is grootgebracht als gij, en wiens
-opvoeding zooveel gekost heeft, er op betrapt moet worden, dat hij
-zijne zuster aanmoedigt om zich te zitten verwonderen, terwijl hij weet
-dat zijn vader uitdrukkelijk gezegd heeft, dat zij het niet mag
-doen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa ontkende Tom&rsquo;s medeplichtigheid aan het
-misdrijf; maar hare moeder stopte haar den mond met het afdoende
-antwoord: &bdquo;Zeg mij dat niet, Louisa, mij, die zoo met mijne
-gezondheid te sukkelen heb; want als gij er niet toe aangemoedigd
-waart, is het eene moreele en physieke onmogelijkheid, dat gij het
-kondt gedaan hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben er door niets toe aangemoedigd, moeder,
-dan door het kijken naar de roode vonken, die uit het vuur vielen, en
-dan verbleekten en stierven. Dat deed mij denken, hoe kort misschien
-mijn eigen leven zou zijn, en hoe weinig ik er van kon hopen en in kon
-doen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Malligheid!&rdquo; zeide mevrouw Gradgrind, bijna
-in vuur gebracht. &bdquo;Malligheid! Sta mij daar toch niet zulke
-zotternijen te vertellen, terwijl gij zeer wel weet, dat ik er nooit
-het einde van zou hooren, als uw vader er ooit iets van ter oore kwam.
-En dat na al de moeite, die men zich met u heeft gegeven! Na al de
-voorlezingen, die gij hebt bijgewoond, en al de proefnemingen, die gij
-hebt gezien. Nadat ik u zelfs, toen ik aan mijne geheele rechterzijde
-lam was, met uw meester heb hooren doorslaan over calcinatie en
-colorificatie, en allerlei ati&euml;n mag ik wel zeggen, waarmede men
-eene arme zieke razend kan maken. Dat ik u nu nog op zulk eene
-ongerijmde manier over vonken en asch moet hooren praten. Ik
-wenschte,&rdquo; vervolgde zij met eene schreiende stem, <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e1347" href="#xd21e1347" name=
-"xd21e1347">27</a>]</span>terwijl zij op een stoel neerzonk, om,
-voordat zij onder haar leed bezweek, nog het ergste te zeggen wat zij
-zeggen kon, &bdquo;ja, ik wenschte waarlijk, dat ik nooit kinderen had
-gehad, en dan zoudt gij eens gezien hebben hoe gij het buiten mij hadt
-kunnen stellen.&rdquo;</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch9" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">IX.</h2>
-<h2 class="main">SISSY&rsquo;S VORDERINGEN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Sissy Jupe had bij mijnheer Mac Choakumchild en
-mevrouw Gradgrind geene gemakkelijke dagen, en in de eerste maanden van
-haar proeftijd kwam zij dikwijls in groote verzoeking om weg te loopen.
-Den geheelen dag hagelde het feiten, en het leven, dat voor haar
-geopend werd, geleek zoozeer naar een hoofdbrekend cijferboek, dat zij
-zeker zou zijn weggeloopen, indien er niet eene gedachte was geweest,
-die haar terughield.</p>
-<p class="par">Het is bedroevend om er aan te denken, maar deze
-gedachte was geenszins de slotsom eener nauwkeurige berekening; zij was
-zelfs vlak strijdig met alle berekening, en had alle kansen van
-waarschijnlijkheid, welke men in de zaak kon vinden, vlak tegen zich.
-Het meisje geloofde, dat haar vader haar niet verlaten had; zij leefde
-in de hoop, dat hij zou terugkomen, en in het troostende vertrouwen,
-dat het hem verblijden zou indien zij bleef waar zij was.</p>
-<p class="par">De jammerlijke onkunde, waarmede Sissy zich aan dezen
-troost vastklemde en de hoogere geruststelling afwees van op goede
-rekenkunstige gronden te weten dat haar vader een onnatuurlijke
-vagebond was, vervulde mijnheer Gradgrind met medelijden. Maar wat was
-er aan te doen? Mijnheer Mac Choakumchild zeide, dat zij een zeer
-slecht hoofd voor cijfers had; dat zij niet eens een algemeen denkbeeld
-van den aardbol bezat, en geen het minste belang in de juiste
-afmetingen daarvan stelde; dat zij zeer moeielijk datums onthield, of
-er moest juist eene of andere beuzelachtige gebeurtenis aan gehecht
-zijn; dat zij in tranen uitbarstte toen men haar vroeg om uit het hoofd
-te zeggen hoeveel tweehonderd zeven en veertig neteldoeksche mutsjes
-tegen veertien en een halven stuiver het stuk moesten kosten; dat zij
-op de school zoo achterlijk bleef als maar mogelijk was; dat zij acht
-weken, nadat zij aan de gronden der staathuishoudkunde was begonnen,
-door een kleuter van drie voet lengte werd terechtgewezen, daar zij op
-de vraag: &bdquo;Wat is het eerste beginsel der wetenschap?&rdquo; het
-ongerijmde antwoord had gegeven: &bdquo;Dat ik anderen doe gelijk ik
-wensch dat zij mij zouden doen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind schudde zijn hoofd en zeide, dat dit
-al zeer erg was; dat het de noodzakelijkheid bewees om haar zonder
-ophouden in den molen der kennis te laten malen, volgens de rapporten
-en systematische tabellen A tot Z; en dat Jupe gedurig aan het werk
-moest worden gehouden. Jupe werd dus aan het werk gehouden, en werd
-zeer neerslachtig, maar niet wijzer.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het zou een geluk voor mij wezen als ik naar u
-geleek, Miss Louisa!&rdquo; zeide zij eens op een avond, toen Louisa
-haar best had gedaan om haar de onbegrijpelijkheden van de les, die zij
-den volgenden dag moest kennen, eenigszins duidelijker te maken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Denkt gij dat?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dan zou ik zooveel weten, Miss Louisa. Al wat nu
-moeielijk voor mij is, zou mij dan zoo gemakkelijk zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat zou u toch misschien niet veel helpen,
-Sissy.&rdquo;</p>
-<p class="par">Na eene korte poos aarzelens waagde Sissy de bedenking
-te uiten: &bdquo;Ik zou er toch zeker niet erger aan toe zijn, Miss
-Louisa.&rdquo; Waarop Miss Louisa antwoordde: &bdquo;Dat weet ik nog
-niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">Deze twee hadden zoo weinig omgang met elkander
-gehad&mdash;zoowel dewijl het leven op <span class="ex">Stone
-Lodge</span> zoo eentonig rondliep als een raderwerk, waarbij geene
-menschelijke bemoeiing noodig was, als uithoofde van het verbod om over
-Sissy&rsquo;s vroegere loopbaan te spreken&mdash;dat zij elkander bijna
-nog vreemd waren. Sissy, die hare donkere oogen met verwondering op
-Louisa hield gevestigd, wist niet of zij nog iets zou zeggen of
-stilzwijgen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt mijne moeder van meer dienst en veel
-pleizieriger voor haar dan ik ooit wezen kan,&rdquo; hervatte Louisa.
-&bdquo;Gij hebt het pleizieriger voor u zelve dan ik het
-heb.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar als ik het zeggen mag, Miss Louisa,&rdquo;
-bracht Sissy hiertegen in. &bdquo;Ik ben&mdash;o zoo dom.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa antwoordde haar, met een vroolijker lach dan
-gewoonlijk, dat zij wel spoedig wijzer zou worden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij weet niet,&rdquo; hervatte Sissy half
-schreiende, &bdquo;welk eene domme meid ik ben. Zoolang de schooltijd
-duurt, maak ik gedurig fouten. Mijnheer en mevrouw Choakumchild roepen
-mij telkens op om antwoord te geven, en altijd heb ik het mis. Ik kan
-het niet helpen. Het is alsof die domheid mij aangeboren is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer en mevrouw Choakumchild zelven hebben
-het toch nooit mis, zou ik denken, Sissy?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel neen,&rdquo; antwoordde zij snel. &bdquo;Zij
-weten alles.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vertel mij eens een paar van uwe
-vergissingen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik schaam er mij bijna voor,&rdquo; antwoordde
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e1394" href="#xd21e1394" name=
-"xd21e1394">28</a>]</span>Sissy aarzelend. &bdquo;Maar vandaag, bij
-voorbeeld, verklaarde mijnheer Choakumchild ons wat volkrijke welvaart
-is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Volkswelvaart zal het, denk ik, geweest
-zijn,&rdquo; merkte Louisa aan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, dat was het ook. Maar is dat dan niet
-hetzelfde?&rdquo; vroeg Sissy schroomvallig.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij moest liever maar volkswelvaart zeggen, daar
-hij het zoo genoemd heeft,&rdquo; antwoordde Louisa met hare droge
-achterhoudendheid.</p>
-<p class="par">&bdquo;Volkswelvaart dan. En hij zeide: &bdquo;Nu is
-deze school een volk. En bij dat volk is vijftig millioen geld
-aanwezig. Is dat nu een welvarend volk? Meisje nommer twintig, is dit
-geen welvarend volk, en zijt gij niet in een welvarenden
-toestand?&rdquo;&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En wat hebt ge daarop gezegd?&rdquo; vroeg
-Louisa.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zeide, dat ik het niet wist. Ik dacht, dat ik
-niet weten kon of het een welvarend volk was en of ik in een
-welvarenden toestand was of niet, of ik moest weten wie het geld had,
-en of ik er wat van bezat. Maar dat had er niets mede te maken. Dat
-deed niets aan de cijfers,&rdquo; zeide Sissy en veegde hare oogen
-af.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat hadt ge dan erg mis,&rdquo; merkte Louisa
-aan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, Miss Louisa, dat weet ik ook wel. En toen
-zeide mijnheer Choakumchild, dat hij het nog eens met mij wilde
-probeeren. En hij zeide: &bdquo;Deze school is eene groote stad, die
-een millioen inwoners heeft, en maar vijf en twintig van dat getal
-sterven in den loop van het jaar van honger? Wat is uwe gedachte van
-die evenredigheid?&rdquo; En mijne gedachte was&mdash;want ik kon op
-niets beters komen&mdash;dat ik het even erg vond voor de menschen, die
-van honger stierven, of de anderen een millioen waren of een millioen
-millioenen. En dat was ook mis.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Natuurlijk.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En toen zeide mijnheer Choakumchild, dat hij het
-nog eens wilde probeeren. En hij zeide: &bdquo;Hier zijn de statistieke
-lijsten van ongelukken op zee. Ik vind er in, dat in een zekeren tijd
-honderdduizend personen verre zeereizen hebben gedaan, en maar
-vijfhonderd daarvan verdronken of verbrand zijn. Hoeveel percent is
-dat?&rdquo; En ik zeide,&rdquo; hier begon Sissy hardop te snikken,
-terwijl zij met grievend berouw hare grootste dwaling bekende,
-&bdquo;ik zeide, dat dit niets uitmaakte...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Niets uitmaakte, Sissy?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Niets uitmaakte voor de vrienden en betrekkingen
-van de menschen, die zoo waren omgekomen. Ik zal nooit leeren,&rdquo;
-zeide Sissy. &bdquo;En het ergste is nog, dat, hoewel mijne arme vader
-zoo gaarne zou willen dat ik leerde, en ik zoo gaarne zou willen
-leeren, om hem genoegen te geven&mdash;dat ik toch bang ben, dat ik er
-geen lust in heb.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa stond het bevallige gezichtje aan te zien, dat
-met verlegenheid en schaamte naar den grond keek, tot het weder werd
-opgeheven om haar aan te kijken; en toen vroeg zij:</p>
-<p class="par">&bdquo;Wist uw vader zelf zooveel, Sissy, dat hij daarom
-wenschte dat gij ook goed onderwezen zoudt worden?&rdquo;</p>
-<p class="par">Sissy aarzelde eer zij antwoord gaf en toonde zoo
-duidelijk hare bewustheid, dat zij op verboden grond kwamen, dat Louisa
-vervolgde: &bdquo;Niemand hoort ons; en al hoorde ons iemand, dan zou
-men toch zeker geen kwaad kunnen vinden in zulk eene onschuldige
-vraag.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, Miss Louisa,&rdquo; antwoordde Sissy op
-deze aanmoediging, en schudde tegelijk haar hoofdje, &bdquo;mijn vader
-weet al heel weinig. Hij kan maar eventjes schrijven, en de meeste
-menschen zijn niet in staat om zijn schrift te lezen,&mdash;hoewel het
-voor mij duidelijk is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En uwe moeder?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader zegt, dat zij zoo goed kon lezen en
-schrijven als iemand. Zij stierf toen ik geboren werd. Zij was,&rdquo;
-Sissy deed deze schrikkelijke bekentenis met zenuwachtig bevende
-lippen, &bdquo;zij was eene danseres.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Had uw vader haar lief?&rdquo; Louisa deed deze
-vragen met de driftige, onrustige belangstelling, die haar eigen was,
-eene belangstelling, die als een balling moest omdwalen en zich op
-eenzame plaatsen verschuilen.</p>
-<p class="par">&bdquo;O ja. Hij had haar even lief als mij. Hij had mij
-eerst om harentwil lief. Hij droeg mij overal mede rond, toen ik nog
-een klein kind was, dat niet loopen kon, en wij zijn van dien tijd af
-nooit van elkander geweest.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En toch laat hij u nu aan uw lot over,
-Sissy?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeker tot mijn bestwil. Niemand begrijpt hem zoo
-goed ais ik; niemand kent hem zoo goed als ik. Toen hij mij tot mijn
-bestwil verliet&mdash;tot zijn eigen bestwil zou hij het nooit gedaan
-hebben&mdash;weet ik wel, dat hem het hart bijna daaronder gebroken is.
-Hij zal geen vergenoegd oogenblik hebben eer hij terugkomt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vertel mij meer van hem,&rdquo; zeide Louisa.
-&bdquo;Ik zal u nooit weer zoo vragen. Waar hebt gij
-gewoond?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wij reisden het land door en hadden geene vaste
-plaats waar wij woonden. Vader is een,&rdquo; Sissy sprak het geduchte
-woord fluisterend uit, &bdquo;een <span class=
-"ex">clown</span>.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Om de menschen te doen lachen?&rdquo; zeide
-Louisa met een knikje, hetwelk aanduidde dat zij de zaak wel
-begreep.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, maar zij wilden somtijds niet lachen, en dan
-schreide mijn vader. Op het laatst wilden zij in &rsquo;t geheel niet
-meer lachen, en dan placht hij wanhopig thuis te komen. Vader is niet
-als de meeste andere menschen. Zij, die hem niet zoo goed kenden als ik
-en niet zooveel <span class="pagenum">[<a id="xd21e1454" href=
-"#xd21e1454" name="xd21e1454">29</a>]</span>van hem hielden, moesten
-wel denken dat hij niet recht bij zijn verstand was. Somtijds speelden
-zij hem streken; maar zij wisten niet hoe hij dat gevoelde en er voor
-huiverde als hij met mij alleen was. Hij was veel, veel bedeesder dan
-zij dachten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En gij waart bij dat alles zijn eenige
-troost?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij knikte, terwijl de tranen over hare wangen
-rolden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat hoop ik, en vader zeide dat ik het was. Het
-was omdat hij zoo schichtig en beverig was, en omdat hij zich zulk een
-arm, zwak, onkundig, hulpeloos man gevoelde (zoo placht hij te zeggen),
-dat hij zoo verlangde, dat ik veel zou leeren en geheel anders worden
-dan hij. Ik placht hem voor te lezen om hem wat op te beuren, en
-daarvan hield hij heel veel. Het waren boeken, die niet
-deugden&mdash;ik mag er hier nooit van spreken&mdash;maar wij wisten
-niet dat er kwaad in stak.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En bevielen zij hem?&rdquo; zeide Louisa, die al
-dien tijd een uitvorschenden blik op Sissy hield gevestigd.</p>
-<p class="par">&bdquo;O, bijzonder! Zij hielden hem dikwijls van iets
-af, dat hem wezenlijk kwaad deed. En heel dikwijls placht hij des
-avonds al zijn verdriet te vergeten in zijn nieuwsgierigheid of de
-sultan zijne vrouw hare vertelling zou laten vervolgen, of dat hij haar
-het hoofd zou afhakken eer zij uit was.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En uw vader was altijd goed en vriendelijk voor
-u? Tot het laatste toe?&rdquo; vroeg Louisa, vlak tegen den grooten
-grondregel handelende en zich zeer verwonderende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Altijd, altijd!&rdquo; antwoordde Sissy, hare
-handen vouwende. &bdquo;Goediger en vriendelijker dan ik u zeggen kan.
-Op &eacute;&eacute;n avond alleen werd hij eens boos, en dat was niet
-op mij, maar op Merrylegs. Merrylegs&rdquo;&mdash;dit geduchte feit
-fluisterde zij&mdash;&bdquo;is zijn hond, dien hij kunstjes laat
-vertoonen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarom werd hij boos op dien hond?&rdquo; vroeg
-Louisa.</p>
-<p class="par">&bdquo;Kort nadat vader van de vertooning thuis kwam,
-commandeerde hij Merrylegs om op de leuningen van twee stoelen te
-springen en er dwars over te gaan staan&mdash;dat een kunstje van hem
-is. Hij keek vader aan en deed het niet dadelijk. Alles was vader dien
-avond tegengeloopen en hij had het publiek geheel niet voldaan. Toen
-riep hij uit, dat zelfs de hond wist dat hij tot niets meer deugde en
-geen medelijden met hem had. En toen sloeg hij den hond, en ik
-ontstelde er van en zeide: &bdquo;Vader, vader, doe toch het beest geen
-kwaad, dat zooveel van u houdt. Vader, om &rsquo;s Hemels wil, houd
-toch op.&rdquo; Toen hield hij ook op, en de hond was bebloed, en vader
-ging op den grond liggen schreien met den hond in zijne armen, en de
-hond likte zijn gezicht.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa zag dat zij snikte; en naar haar toegaande, gaf
-zij haar een kus, nam haar bij de hand en trok haar naast zich op een
-stoel.</p>
-<p class="par">&bdquo;Vertel mij nog voor het laatst hoe uw vader u
-verlaten heeft, Sissy. Nu ik u zooveel gevraagd heb, moet ge mij ook
-maar het einde vertellen. Het kwaad, als er eenig kwaad in steekt, komt
-voor mijne rekening, niet voor de uwe.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Lieve Miss Louisa,&rdquo; antwoordde Sissy, met
-de handen voor de oogen en nog snikkende. &bdquo;Ik kwam dien
-achtermiddag van de school thuis, en vond vader, die ook pas van het
-spel naar huis gekomen was. Hij zat over het vuur heen en weer te
-wiegelen, alsof hij pijn had. En toen zeide ik: &bdquo;Hebt gij u
-bezeerd, vader?&rdquo; (gelijk hij wel eens deed en zij allen deden);
-en hij zeide: &bdquo;Een beetje, lieveling.&rdquo; En toen ik bij hem
-bukte en naar zijn gezicht opkeek, zag ik dat hij schreide. Hoe meer ik
-tegen hem sprak, des te meer hield hij zijn gezicht weg; en eerst zat
-hij maar te beven en zeide niets anders dan: &bdquo;Mijn lief kind!
-Mijn lief kind!&rdquo;&rdquo;</p>
-<p class="par">Hier kwam Tom binnenkuieren en bleef de twee staan
-aanstaren met eene onverschilligheid, die zeer weinig belangstelling in
-iets anders dan zijn eigen persoon aanduidde, terwijl zelfs deze op het
-oogenblik niet sterk scheen te zijn.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik vraag Sissy naar eenige dingen, Tom,&rdquo;
-zeide zijne zuster. &bdquo;Gij behoeft niet heen te gaan; maar laat ons
-een oogenblikje ongestoord, beste Tom!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, heel goed!&rdquo; antwoordde Tom. &bdquo;Maar
-vader heeft ouden Bounderby mee naar huis gebracht, en ik wou dat ge
-mee naar de voorkamer kwaamt. Omdat, als ge komt, er kans is dat oude
-Bounderby mij te eten vraagt, en als gij niet komt, niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal dadelijk komen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal op u wachten,&rdquo; zeide Tom, &bdquo;om
-er zeker van te zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">Sissy vervolgde, zachter sprekende: &bdquo;Eindelijk
-zeide mijn arme vader dat hij weer geen genoegen had gegeven, dat hij
-tegenwoordig nooit genoegen gaf, dat hij eene schande voor den troep
-was, en dat ik het altijd beter zonder hem zou gesteld hebben. Ik zeide
-zooveel vriendelijks als mij maar in het hart kwam, en spoedig werd hij
-stil, en toen ging ik bij hem zitten en vertelde hem van de school en
-van alles wat ik daar gehoord en gezien had. Toen ik niets meer te
-vertellen had, sloeg hij zijne armen om mijn hals en kuste mij heel
-dikwijls. Toen vroeg hij mij om wat van dat goed te halen, dat hij
-noodig had om de kleine kwetsuur, die hij gekregen had, te verbinden;
-ik moest het gaan halen waar het best te krijgen was, geheel aan het
-andere eind van de stad; en toen kuste hij mij nog eens en liet mij
-gaan. Toen ik onder aan de trap gekomen was, ging ik terug, om hem nog
-een <span class="pagenum">[<a id="xd21e1493" href="#xd21e1493" name=
-"xd21e1493">30</a>]</span>oogenblikje langer gezelschap te houden, en
-zeide: &bdquo;Vaderlief, zal ik Merrylegs meenemen?&rdquo; Vader
-schudde zijn hoofd en zeide: &bdquo;Neen, Sissy; neem niets mede, dat
-men weet dat van mij is, liefje;&rdquo; en toen liet ik hem bij het
-vuur zitten. En toen moet de gedachte hem zijn ingevallen, arme, arme
-vader, om mij tot mijn bestwil te verlaten en te beproeven of hij op
-eene andere plaats iets voor mij kon doen; want toen ik terugkwam, was
-hij er niet meer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa, pas toch op ouden Bounderby,&rdquo; viel
-Tom er nu op in.</p>
-<p class="par">&bdquo;Er is niets meer te vertellen, Miss Louisa. Ik
-bewaar de negen-olie voor hem, want ik weet dat hij zal terugkomen.
-Elke brief, dien ik mijnheer Gradgrind in de hand zie hebben, beneemt
-mij den adem en verblindt mijne oogen, want ik denk dan dat hij van
-vader komt, of van Sleary over vader. Mijnheer Sleary heeft beloofd,
-dat hij zou schrijven zoodra hij iets van vader hoorde, en ik geloof
-het wel van hem, dat hij zijn woord zal houden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Pas dan toch op ouden Bounderby, Louisa,&rdquo;
-zeide Tom ongeduldig. &bdquo;Hij zal al weg wezen, als gij u niet
-haast.&rdquo;</p>
-<p class="par">Wanneer Sissy naderhand in tegenwoordigheid der familie
-voor mijnheer Gradgrind neeg&mdash;en met eene haperende stem zeide:
-&bdquo;Neem mij niet kwalijk, mijnheer, als ik u lastig
-val&mdash;maar&mdash;maar hebt gij nog geen brief voor mij
-gekregen?&rdquo; staakte Louisa het werk, waaraan zij bezig was, wat
-het ook wezen mocht, en zag even ernstig naar het antwoord uit als
-Sissy zelve. En wanneer mijnheer Gradgrind regelmatig antwoordde:
-&bdquo;Neen, Jupe, niets van dien aard,&rdquo; zag men Louisa&rsquo;s
-lippen eveneens beven als die van Sissy, en volgden hare oogen Sissy
-met een blik vol medelijden naar de deur. Mijnheer Gradgrind nam zulk
-eene gelegenheid doorgaans waar om, wanneer Sissy de kamer uit was, aan
-te merken, dat indien Jupe van hare vroegste jaren af behoorlijk was
-opgebracht, zij zich zelve van de ongegrondheid dezer hersenschimmige
-hoop zou overtuigd hebben. En toch scheen het (hoewel niet voor hem,
-want hij zag niets daarvan) alsof eene hersenschimmige hoop zich even
-vast bij iemand kan vestigen als een feit.</p>
-<p class="par">Het was zijne dochter alleen, die deze opmerking maakte.
-Wat Tom aangaat, deze begon eene rekenmachine te worden, die gewoonlijk
-aan sommen over nommer een aan het werk was; en wat mevrouw Gradgrind
-betreft, indien zij iets van de zaak zeide, kwam zij als een
-menschelijke marmot een klein weinigje uit hare omslagdoeken, en zeide
-dan:</p>
-<p class="par">&bdquo;Och Heere, wat heeft mijn arm hoofd toch eene
-plagerij uit te staan, dat dat meisje, die Jupe, zoo onophoudelijk naar
-hare akelige vervelende brieven blijft vragen. Op mijn woord en mijne
-eer, ik schijn bestemd, verwezen en gedoemd te zijn om altijd onder
-dingen te leven, waarvan ik nooit het einde zal hooren. Het is waarlijk
-iets wonderlijks, maar het schijnt alsof ik nooit het einde van iets
-mag hooren!&rdquo;</p>
-<p class="par">Als zij omtrent zoover gekomen was, trof haar een blik
-van mijnheer Gradgrind, en onder den invloed van dat ijskoude feit
-verzonk zij weder in hare verdooving.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch10" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">X.</h2>
-<h2 class="main">STEPHEN BLACKPOOL.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Ik koester het zonderlinge denkbeeld, dat de
-bevolking van <span class="ex">Engeland</span> even zwaar moet werken
-als de bevolking van eenig land, dat door de zon wordt beschenen. Ik
-kom voor dit belachelijke vooroordeel uit, als eene reden waarom ik die
-bevolking wat meer spel zou willen geven.</p>
-<p class="par">In dat gedeelte van <span class="ex">Coketown</span>,
-waar de zwaarst werkende bevolking woonde; in de binnenste
-verschansingen dier leelijke citadel, waar de natuur even stevig was
-buitengemetseld, als er doodelijke dampen waren binnengemetseld; in het
-hart van een doolhof van benauwde straten en smalle steegjes, die bij
-stukken en brokken het aanzijn hadden gekregen, waarvan ieder stuk in
-geweldige haast tot een of ander oogmerk moest dienen, en die te zamen
-eene onnatuurlijke familie uitmaakten, welke elkander doodkneep,
-doodperste en dooddrukte; in het benauwdste hoekje van dien grooten
-luchtledigen ontvanger, waar de schoorsteenen, uit gebrek aan lucht om
-ze te doen trekken, in eene oneindige verscheidenheid van kromme,
-misvormde fatsoenen waren opgebouwd, alsof ieder huis een teeken
-uitstak van de soort van menschen, welke men verwachten kon dat daarin
-moest geboren worden; onder die menigte van Coketowners, die met de
-soortbenaming van &bdquo;de Handen&rdquo; is bestempeld&mdash;een
-geslacht van menschen, die bij sommige menschen meer gunst zouden
-vinden, indien de Voorzienigheid had goedgevonden hen alleen handen,
-of, gelijk sommige zeedieren, alleen handen en magen te
-maken&mdash;woonde ook zekere Stephen Blackpool, veertig jaren oud.</p>
-<p class="par">Stephen zag er uit alsof hij ouder was, maar hij had ook
-een onaangenaam leven gehad. Men zegt, dat ieder leven zijne rozen en
-doornen heeft; doch er scheen met Stephen een ongeluk of eene
-vergissing te hebben plaats gehad, waardoor iemand anders in het bezit
-van zijne rozen was gekomen, terwijl hij de doornen van dien iemand
-anders boven en behalve zijne eigene had gekregen. Hij had bijna niets
-dan <span class="pagenum">[<a id="xd21e1528" href="#xd21e1528" name=
-"xd21e1528">31</a>]</span>wederwaardigheden gekend. Gewoonlijk werd hij
-oude Stephen genoemd&mdash;eene soort van ruwe hulde, welke men aan
-zijn uitzicht bewees.</p>
-<p class="par">Hij ging eenigszins gebukt, had een voorhoofd vol diepe
-rimpels, eene zwaarmoedig peinzende uitdrukking in zijn gezicht, en een
-tamelijk groot hoofd, met lange grijzende haren spaarzaam bedekt. Men
-had den ouden Stephen op zijn uitzicht af voor een bijzonder schrander
-man in zijne soort kunnen houden; maar dit was hij toch niet. Hij
-behoorde niet onder die opmerkenswaardige fabrieksarbeiders, die, door
-eene reeks van jaren alle afgebrokene stukjes vrijen tijd aaneen te
-knoopen, moeielijke wetenschappen weten meester te worden en zich eene
-kennis van de onwaarschijnlijkste dingen verschaffen. Evenmin behoorde
-hij onder de fabrieksarbeiders, die redevoeringen kunnen houden en in
-discussi&euml;n het woord voeren. Duizenden zijner makkers konden veel
-beter spreken dan hij. Hij was een goed werkman, en een door en door
-eerlijk mensch. Wat hij meer was, of wat er anders in hem stak, indien
-er iets in hem stak, zal hij zelf moeten toonen.</p>
-<p class="par">De lichten in de groote fabrieken, die, wanneer zij
-verlicht waren, naar tooverpaleizen geleken&mdash;zoo zeiden ten minste
-reizigers, die met den expressetrein over den spoorweg
-kwamen&mdash;waren allen uitgedaan;&mdash;de klokken, om voor dien
-avond het werk te staken, hadden geluid; en de arbeiders, mannen en
-vrouwen, jongens en meisjes, draafden naar huis. Oude Stephen stond op
-straat, met dat zonderlinge gevoel, dat het ophouden der machinerie
-altijd bij hem voortbracht&mdash;het gevoel alsof zij in zijn eigen
-hoofd had gewerkt en daarin nu alles ook stilstond.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar ik zie Rachel toch nog niet,&rdquo; zeide
-hij.</p>
-<p class="par">Het was een regenachtigen avond, en vele troepjes jonge
-vrouwen gingen hem voorbij, met haar doek over het bloote hoofd
-getrokken, en onder de kin dicht gebonden, om den regen af te weren.
-Hij kende Rachel wel, want een enkele blik op een van die troepjes was
-genoeg om hem te doen zien, dat zij niet daaronder was. Eindelijk
-moesten er geen meer komen; en toen keerde hij zich om en zeide op een
-toon vol teleurstelling: &bdquo;Wel, dan heb ik haar gemist.&rdquo;</p>
-<p class="par">Maar hij was nog geen drie straten ver, of hij zag nog
-eene gedaante met een doek over het hoofd voor zich uit, en lette zoo
-scherp daarop, dat misschien de enkele schaduw, die onduidelijk op de
-natte straatsteenen viel&mdash;indien hij deze had kunnen zien zonder
-de gedaante zelve, die van lantaren tot lantaren verder ging en zoo
-telkens helderder en donkerder werd&mdash;genoeg zou zijn geweest om
-hem te doen weten wie daar was. Zijne schreden versnellende en tegelijk
-verzachtende, haastte hij zich voort tot hij dicht bij die gedaante
-was, nam toen zijn vorigen stap weder aan en riep:
-&bdquo;Rachel!&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij keerde zich om, vlak bij een lantaren, en den doek,
-die haar hoofd als eene kap bedekte, een weinig oplichtende, vertoonde
-zij een stemmig ovaal gezichtje, donker van kleur en tamelijk fijn
-besneden, verhelderd door een paar zeer vriendelijke oogen, en verder
-versierd door de netheid harer glanzig zwarte haren. Het was een
-gezichtje niet meer in den eersten bloei; zij was eene vrouw van vijf
-en dertig jaren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ha, jongen! zijt gij het?&rdquo; en toen zij dit
-gezegd had, met een glimlach, waarvan men de geheele uitdrukking zou
-hebben opgemerkt, al had men niets anders van haar gezien dan hare
-vriendelijke oogen, liet zij haar doek weder vallen en stapten zij te
-zamen voort.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik dacht dat gij achter mij waart,
-Rachel.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vroeg van avond, meid?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Somtijds ben ik wat vroeg, Stephen, somtijds wat
-laat. Er is nooit op te rekenen wanneer ik naar huis ga.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En den anderen weg ook niet, naar het mij
-voorkomt, Rachel?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, Stephen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij zag haar aan met zekere teleurstelling in zijn blik,
-maar tevens met zeker eerbiedig geduld, alsof hij overtuigd was dat
-zij, wat zij ook doen mocht, altijd w&egrave;l deed. Die blik bleef
-niet onopgemerkt; zij legde hare hand voor een oogenblik licht op zijn
-arm, als ware het om hem daarvoor te danken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wij zijn zulke trouwe vrienden, jongen, en zulke
-oude vrienden, en worden al zulke oude lui tegenwoordig.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, Rachel, gij zijt nog zoo jong als gij ooit
-geweest zijt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Een van ons beiden zou er toch verlegen mee zijn,
-Stephen, hoe oud hij zou worden zonder dat de ander het ook werd,
-terwijl wij beiden blijven leven,&rdquo; antwoordde zij lachende;
-&bdquo;maar zeker, wij zijn zulke oude vrienden, dat het zonde en
-jammer zou zijn als wij elkander eene klaarblijkelijke waarheid wilden
-verbergen. Het is beter dat wij niet te veel samen gaan. Somtijds wel!
-Het zou te hard zijn als het geheel niet mocht gebeuren,&rdquo; zeide
-zij met eene opgeruimdheid, die zij hem poogde mede te deelen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is altijd hard, Rachel.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Doe uw best om het maar niet zoo te vinden en dan
-zal het beter schijnen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb er al lang mijn best toe gedaan, en het is
-toch niet beter geworden. Maar gij hebt gelijk, het zou de menschen
-maar aan het praten helpen, zelfs over u. Gij zijt zoovele jaren lang
-zooveel voor mij geweest, Rachel; gij hebt mij zooveel goed gedaan, en
-mij met dat vroolijke gezicht zoo dikwijls moed gegeven, <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e1572" href="#xd21e1572" name=
-"xd21e1572">32</a>]</span>dat uw woord eene wet voor mij is. Ja meid,
-en eene goede, duidelijke wet, beter dan sommige wezenlijke
-wetten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Breek u daar het hoofd niet mee, Stephen,&rdquo;
-antwoordde zij snel, en niet zonder eenige bekommering in haar blik.
-&bdquo;Laat de wetten maar blijven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; zeide hij en knikte een paar malen
-langzaam met het hoofd. &bdquo;Laat ze maar blijven. Laat alles maar
-blijven. Het is een warboel, en daarmee uit.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Altijd een warboel?&rdquo; zeide Rachel, en
-raakte nogmaals zacht zijn arm aan, als wilde zij hem opwekken uit het
-gepeins, waaronder hij al voortstappende op de lange slippen van zijne
-los omgeknoopte das beet. Die aanraking deed eene oogenblikkelijke
-werking. Hij liet de slippen los, zag haar met een verhelderd gezicht
-aan, en zeide met een goedhartigen lach:</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, Rachel, altijd een warboel, waarvoor ik moet
-blijven staan. Al zoo dikwijls ben ik aan dien warboel geweest, maar
-nooit kan ik er overheen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij hadden een eind ver met elkander gegaan en waren nu
-dicht bij de streek waar zij woonden. Het eerst kwam men aan de woning
-der vrouw. Deze stond in een dier smalle straatjes, voor welke de meest
-beklante aanspreker (die aan de eenige plechtigheid&mdash;eene
-armoedige, akelige plechtigheid&mdash;welke ooit in deze buurt plaats
-had, eene goede som in het jaar verdiende) zich eene zwarte ladder had
-aangeschaft, om hen, die met hun dagelijks op- en afklimmen der
-donkere, smalle trappen gedaan hadden, de werkende wereld door een
-venster te laten uitglijden. Zij bleef op den hoek staan, reikte hem de
-hand en wenschte hem goedennacht.</p>
-<p class="par">&bdquo;Goedennacht, lieve meid, goedennacht!&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij ging, met haar net figuurtje en haar stemmigen tred,
-de donkere straat in, en hij bleef haar staan nakijken tot zij een der
-huisjes binnenging. Er was geene plooi in haar groven, wuivenden doek,
-welke niet iets belangwekkends in de oogen van dien man had; geen toon
-harer stem, die geen weerklank vond in het binnenste van zijn hart.</p>
-<p class="par">Toen zij uit zijn gezicht was verdwenen, vervolgde hij
-zijn weg naar huis, nu en dan naar de lucht opziende, door welke de
-wolken met woeste snelheid voorbijdreven. Zij waren nu echter gebroken;
-de regen had opgehouden, en de maan scheen&mdash;zij zag langs de hooge
-schoorsteenen van <span class="ex">Coketown</span> op de diepe
-fornuizen daaronder neer, en wierp reusachtige schaduwen van rustende
-stoommachines op de muren, waartusschen zij gehuisvest waren. De man
-scheen onder het voortgaan evenzeer opgehelderd te zijn als het weder
-was.</p>
-<p class="par">Zijne woning, in juist zulk eene straat als de eerste,
-maar nog smaller, was boven een winkeltje. Hoe het kwam, dat iemand het
-de moeite waard vond de ellendige stukjes speelgoed, die tusschen
-goedkoope nieuwsbladen en spek (er zou den volgenden avond eene ham
-verloot worden) voor het venster lagen, te koopen of te verkoopen, is
-iets waarmede wij ons nu niet behoeven op te houden. Hij nam zijn
-eindje kaars van eene plank, en na het aan een ander eindje kaars, dat
-op de toonbank stond te branden, te hebben aangestoken, ging hij de
-trap op naar zijne kamer, zonder de eigenares van den winkel, die in
-haar kamertje zat te slapen, te storen.</p>
-<p class="par">Het was eene kamer, die onder verschillende bewoners had
-kennis gemaakt met de zwarte ladder, maar tegenwoordig zoo net als zulk
-eene kamer wezen kon. Eenige boeken en papieren lagen op een oud bureau
-in een hoek, de meubelen waren fatsoenlijk en voldoende, en hoewel er
-eene benauwde lucht heerschte, was het vertrek zindelijk.</p>
-<p class="par">Toen hij naar den haard ging om de kaars op een
-tafeltje, dat daar stond, neer te zetten, struikelde hij over iets. Hij
-deinsde terug, keek naar omlaag, en nu hief het voorwerp, dat op den
-grond lag, zich op in de gedaante eener vrouw in eene zittende
-houding.</p>
-<p class="par">&bdquo;Barmhartige Hemel!&rdquo; riep hij uit, nog
-verder achteruit deinzende. &bdquo;Zijt ge daar weer terug,
-vrouw?&rdquo;</p>
-<p class="par">Welk eene vrouw! Een afzichtelijk schepsel, zoo dronken,
-dat zij zich nauwelijks overeind kon houden door zich met de eene
-morsige hand op den grond te steunen, terwijl de andere, waarmede zij
-hare verwarde haren uit hare oogen wilde strijken, zich zoo ongeschikt
-bewoog, dat zij zich met het vuil, dat er aan kleefde, slechts des te
-meer verblindde. Een schepsel, zoo afschuwelijk met hare havelooze met
-moddervlekken en spatten bedekte vodden, maar nog zooveel
-afschuwelijker in haar zedelijk verderf, dat men zich voor de
-menschheid schaamde als men haar aanzag.</p>
-<p class="par">Na een paar ongeduldige vloeken, en eene poos onbesuisd
-heen en weder vegen met de hand, die zij niet tot steun behoefde, kreeg
-zij hare haren genoeg uit hare oogen om hem te kunnen aanzien. Toen
-bleef zij met het bovenlijf heen en weder zitten zwaaien en maakte
-gebaren met haar krachteloozen arm, waarmede zij scheen te willen
-aanduiden dat zij schaterde van lachen, hoewel haar gezicht strak en
-slaperig bleef.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo jongen! Ei, zijt ge hier?&rdquo; Eenige
-schorre klanken, die dit moesten zeggen, kwamen eindelijk spottend uit
-hare keel, en toen zonk haar hoofd voorover op hare borst.</p>
-<p class="par">&bdquo;Weer terug?&rdquo; krijschte zij na eenigen tijd,
-alsof hij dit zoo op het oogenblik gezegd had. &bdquo;Ja! En alweer
-terug. Alweer terug, en nog eens alweer, altijd alweer. Terug? Ja,
-terug. Waarom niet?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="xd21e1610"
-href="#xd21e1610" name="xd21e1610">33</a>]</span></p>
-<p class="par">Opgewakkerd door de zinnelooze drift, waarmede zij dit
-had uitgeschreeuwd, krabbelde zij overeind en bleef toen staan, met
-hare schouders tegen den muur leunende, terwijl een hoed, die van een
-mesthoop scheen te zijn opgeraapt, bij het lint aan hare eene hand
-bengelde en zij haar best deed om hem hoonend aan te zien.</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e1614width"><img src="images/p033.jpg" alt=
-"TOEN HIJ EENE HAND OP ZIJN ARM VOELDE. (Blz. 37)." width="564" height=
-"720">
-<p class="figureHead">TOEN HIJ EENE HAND OP ZIJN ARM VOELDE. (Blz.
-37).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal u nog eens afkoopen, en ik zal u nog eens
-afkoopen, en ik zal u nog twintigmaal afkoopen!&rdquo; riep zij, met
-iets dat tegelijk naar een woedend dreigement en eene poging tot een
-uitdagenden dans geleek. &bdquo;Ga van het bed vandaan.&rdquo; Hij had
-zich daarnaast neergezet, met zijn gezicht in zijne handen verborgen.
-&bdquo;Ga er vandaan. Het hoort aan mij, en ik heb er recht
-op.&rdquo;</p>
-<p class="par">Toen zij waggelend er naar toe kwam, ging hij haar
-huiverend uit den weg en&mdash;altijd met zijne handen voor zijn
-gezicht&mdash;naar het andere eind der kamer. Zij wierp zich log op het
-bed en lag spoedig te snorken. Hij zonk op een stoel neer en bewoog
-zich dien geheelen nacht slechts eene enkele maal. Het was om een dek
-over haar te werpen, alsof zijne handen niet genoeg waren om haar,
-zelfs in de duisternis, voor zijne oogen te verbergen. <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e1623" href="#xd21e1623" name=
-"xd21e1623">34</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch11" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XI.</h2>
-<h2 class="main">GEEN UITWEG.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">De schitterende verlichting der Tooverpaleizen
-maakte voor het aanbreken van den dag de reusachtige rookslangen
-zichtbaar, die zich over <span class="ex">Coketown</span>
-voortkronkelden. Daarop volgde een gekletter van houten overschoenen
-over de straatsteenen, een gebengel van klokken; en al de tot stille
-razernij vervallene olifanten, voor het eentonige leven van dien dag
-opgepoetst en geolied, waren weder in logge beweging.</p>
-<p class="par">Stephen boog zich over zijn getouw, stil, waakzaam en
-oplettend. Een opmerkenswaardig contrast vormde hij aldus&mdash;gelijk
-ieder man deed in dat woud van weefgetouwen, waarin Stephen
-werkte&mdash;met de kletterende, ratelende, als ijlhoofdig voortjagende
-machine, waaraan hij werkte. Weest niet bang, goede, zwaartillende
-lieden, dat de kunst de natuur in vergetelheid zal brengen. Plaatst,
-waar gij ook wilt, het werk van God en het werk des menschen naast
-elkander, en het eerste, al is het slechts een troep zeer gering
-geachte fabriekarbeiders, zal door die vergelijking in waarde
-winnen.</p>
-<p class="par">Vierhonderd en meer arbeiders in die fabriek;
-tweehonderd vijftig paardekrachten stoom. Men weet, op de kracht van
-een enkel pond gewicht af, wat de machine kan doen; maar al de
-berekenaars der nationale schuld zijn met hun allen niet in staat om te
-zeggen, welke vatbaarheid voor goed en kwaad, voor liefde en haat, voor
-vaderlandsmin en weerspannigheid, voor den overgang van deugd tot
-ondeugd of het tegendeel, er ieder oogenblik bestaat in de ziel van een
-dezer stille dienaren der machine, met hunne bedaarde gezichten en
-geregelde bewegingen. In de machine ligt geen geheim; in de laagste
-harer dienaren ligt voor eeuwig een onpeilbaar geheim verscholen.
-Indien wij dan eens onze rekenkunst voor stoffelijke voorwerpen
-bewaarden, en die ontzaglijke onbekende grootheden op eene andere wijs
-poogden te behandelen!</p>
-<p class="par">De dag werd helderder en vertoonde zich van buiten,
-zelfs tegen de vlammende lichten van binnen. De lichten werden
-uitgedraaid en het werk ging voort. De regen viel, en de rookslangen,
-onderworpen aan den vloek van geheel dat geslacht, sleepten zich over
-den grond. Buiten op de fabriekwerf waren de stoom uit de ontlaatbuis,
-de stapels vaten en oud ijzer, de blinkende hoopen steenkool en de
-overal verspreide asch onder een sluier van mist en regen
-verborgen.</p>
-<p class="par">Het werk ging voort totdat de middagklok luidde. Wederom
-kletterde het over de straatsteenen. De getouwen, de raderen en de
-arbeiders waren allen voor een uur van werk ontslagen.</p>
-<p class="par">Stephen kwam uit de heete fabriek in den vochtigen wind
-en op de koude, natte straat, en gevoelde zich afgemat en ongesteld.
-Hij keerde zich van zijne eigene klasse en woonplaats af, en ging,
-niets anders gebruikende dan een broodje, dat hij al voortstappende
-opat, naar den heuvel, waar de voornaamste zijner patronen woonde, in
-een rood huis met zwarte luiken van buiten, groene valgordijnen van
-binnen, eene zwarte deur boven eene stoep met twee witte treden, den
-naam Bounderby (met letters, die aan den man zelf deden denken) op eene
-koperen plaat, en een ronde koperen deurknop daaronder, gelijk een
-koperen sluitteeken.</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby zat aan zijn twaalf-uurtje. Dit had
-Stephen verwacht. Wilde de knecht hem zeggen, dat een zijner arbeiders
-hem verlangde te spreken? Eene boodschap terug om naar den naam van
-dien arbeider te vragen. Stephen Blackpool. Er was niets ten nadeele
-van Stephen Blackpool bekend; ja, hij mocht binnenkomen.</p>
-<p class="par">Stephen Blackpool trad de voorkamer binnen. Mijnheer
-Bounderby (wien hij ternauwernood van aanzien kende) zat eene karbonade
-met een glas sherry te gebruiken. Mevrouw Sparsit knoopte een net en
-zat bij den haard, in eene houding alsof zij op een vrouwenzadel te
-paard zat, met den eenen voet in een katoenen stijgbeugel. Het behoorde
-tot de deftigheid en den dienst van mevrouw Sparsit, dat zij geen
-twaalf-uurtje gebruikte. Zij woonde in hare officieele betrekking dien
-maaltijd bij, maar hare statigheid moest aanduiden, dat zij het voor
-eene zwakheid hield op dien tijd te eten.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, Stephen,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby,
-&bdquo;wat moet gij hebben?&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen antwoordde slechts met eene buiging&mdash;geene
-slaafsche buiging&mdash;dat willen die arbeiders nooit doen.
-Waarachtig, mijnheer, dat zult ge nooit van hen zien, al zijn zij
-twintig jaren bij u geweest!&mdash;Maar als ware het uit galanterie
-voor mevrouw Sparsit, verbeterde hij zijn toilet, door de punten van
-zijne das in zijn vest te stoppen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Komaan,&rdquo; hervatte mijnheer Bounderby, nadat
-hij een teugje uit zijn glas had genomen, &bdquo;ik weet wel, dat wij
-nog nooit moeite met u gehad hebben, en dat gij nooit onder de
-onredelijken hebt behoord. Gij verwacht niet, dat men u eene koets met
-zes paarden zal laten houden, en alle dagen schildpadsoep en wildbraad
-zal laten eten met gouden lepel en vork, zooals velen doen.&rdquo;
-Mijnheer Bounderby wilde het altijd doen voorkomen alsof dit het eenige
-en onmiddellijke doel was van iederen arbeider, die niet volkomen
-tevreden was, &bdquo;en <span class="pagenum">[<a id="xd21e1655" href=
-"#xd21e1655" name="xd21e1655">35</a>]</span>dus weet ik dat gij niet
-hier komt om klachten te doen. Daarvan ben ik vooraf al
-zeker.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, mijnheer, om iets van dien aard ben ik ook
-niet hier gekomen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby scheen aangenaam verrast,
-niettegenstaande zijne vroegere overtuiging.</p>
-<p class="par">&bdquo;Goed,&rdquo; antwoordde hij. &bdquo;Gij zijt een
-ordentelijk werkman, en ik vergiste mij dus niet. Maar laat mij nu
-hooren waarover het is. Als het dat niet is, laat mij hooren wat het
-dan is. Wat hebt gij te zeggen? Kom er maar mede voor den
-dag.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen keek even naar mevrouw Sparsit om.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik kan wel heengaan, mijnheer Bounderby, als gij
-het verlangt,&rdquo; zeide deze nederige dame en deed alsof zij haar
-voet uit den stijgbeugel wilde halen.</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby stuitte haar door een hapje karbonade
-een oogenblik tegen te houden eer hij het doorzwolg, en zijne
-linkerhand uit te steken. Daarna trok hij zijne hand terug, slikte het
-hapje door en zeide tot Stephen:</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij moet weten, deze goede dame is eene geborene
-dame, eene hooggeborene dame. Gij moet niet denken, omdat zij voor mij
-huishoudt, dat zij daarom niet van hooge afkomst zou zijn&mdash;zij is
-integendeel van zeer hooge afkomst. Als gij nu iets te zeggen hebt, dat
-niet voor eene geborene dame kan gezegd worden, zal deze dame de kamer
-uitgaan; maar als gij iets te zeggen hebt, dat voor eene geborene dame
-kan gezegd worden, zal deze dame blijven waar zij is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer, ik hoop, dat ik nooit iets te zeggen
-heb gehad, dat eene geborene dame niet mocht hooren, sedert ik zelf
-geboren werd,&rdquo; was het antwoord, van een lichten blos
-vergezeld.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben hier gekomen,&rdquo; begon Stephen, toen
-hij na een oogenblik bedenkens zijne oogen van den grond opsloeg,
-&bdquo;om u raad te vragen. Ik ben er erg om verlegen. Het is op
-Paaschmaandag negentien jaren geleden dat ik getrouwd ben. Zij was toen
-een jong meisje&mdash;tamelijk mooi&mdash;en dat een goeden naam had.
-Maar zij ging een slechten weg op&mdash;al spoedig. Niet door mijne
-schuld. God weet, dat ik geen kwaad man voor haar ben
-geweest.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat alles heb ik al gehoord,&rdquo; zeide
-mijnheer Bounderby. &bdquo;Zij kreeg ander gezelschap, geraakte aan den
-drank, werkte niet meer, verkocht de meubelen, bracht de kleeren naar
-den lommerd en speelde den beest.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik had geduld met haar.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Des te grooter gek zijt ge daarom, naar mij
-dunkt,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby in vertrouwen tot zijn
-wijnglas.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik had veel geduld met haar. Dikwijls heb ik
-geprobeerd er haar af te brengen. Ik probeerde dit en dat en allerlei.
-Dikwijls ben ik thuis gekomen, en heb ik al wat ik in de wereld bezat
-verdwenen gevonden en haar buiten besef op den grond. Dat is niet
-&eacute;&eacute;ns gebeurd, niet tweemaal, maar wel
-twintigmaal.&rdquo;</p>
-<p class="par">De rimpels in zijn gezicht werden dieper toen hij dit
-zeide en gaven eene aandoenlijke getuigenis van het verdriet dat hij
-geleden had.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het ging van kwaad tot erger en nog erger. Zij
-liep van mij weg. Zij maakte zich zelve op alle manieren te schande,
-gruwelijk en ijselijk. Zij kwam terug, en nog eens terug, en nog eens
-terug. Wat kon ik doen om het haar te beletten? Ik heb wel nachten lang
-op straat gezworven, eer ik naar huis kon gaan. Ik ben naar de brug
-gegaan, met voornemen om er af te springen, om er niet meer van te
-hooren. Ik heb zooveel uitgestaan, dat ik oud ben geworden terwijl ik
-nog jong was.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit, die hare knooppennen op haar gemak liet
-voorthuppelen, trok hare klassieke wenkbrauwen op en schudde haar
-hoofd, als wilde zij zeggen: &bdquo;Grooten ondervinden zoowel
-wederwaardigheden als geringen. Wees zoo goed om uwe nederige oogen
-eens naar mij te wenden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb haar betaald om van mij weg te blijven. Nu
-vijf jaren lang heb ik haar betaald. Ik heb weer ordentelijke kleeren
-en meubelen gekregen. Ik heb een droevig en moeielijk leven gehad, maar
-ik behoefde toch niet ieder oogenblik van mijn leven beschaamd en
-angstig te zijn. Gisteravond ging ik naar huis. Daar lag zij voor mijn
-haard. Daar is zij weder terug.&rdquo;</p>
-<p class="par">In het gevoel van zijn ongeluk en het hartstochtelijke
-van zijne spijt, kwam hij voor een oogenblik in vuur en nam hij eene
-trotsche houding aan. Een oogenblik later stond hij daar weder gelijk
-hij al dien tijd had gestaan, met zijn gewonen gebogen rug, en zag
-mijnheer Bounderby peinzend aan met eene zonderlinge uitdrukking in
-zijn blik, half schrander, half verbijsterd, alsof hij zijn
-denkvermogen inspande om iets te ontraadselen, dat hij zeer moeielijk
-vond; met zijn hoed in zijne linkerhand gekneld, die op zijne heup
-rustte, terwijl zijn rechterarm ruwe en krachtige, maar welgepaste
-gebaren maakte om den indruk van hetgeen hij zeide te versterken; en
-die arm gaf zelfs nadruk aan zijn zwijgen, wanneer hij hem, terwijl hij
-zich even bedacht, niet terugtrok, maar een weinig gebogen opgeheven
-hield.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik was met dat alles al bekend, zooals gij
-weet,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby, &bdquo;behalve met die laatste
-omstandigheid. Het is een leelijk geval, dat is het. Gij hadt maar
-liever tevreden moeten zijn zooals gij waart, en niet moeten trouwen.
-Maar het is nu te laat om dat te bedenken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Was het een ongelijk huwelijk, mijnheer, wat
-hunne jaren betrof?&rdquo; vroeg mevrouw Sparsit. <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e1698" href="#xd21e1698" name=
-"xd21e1698">36</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hoort wat die dame vraagt. Was het een
-ongelijk huwelijk wat uwe jaren betrof, die ongelukkige historie van
-u?&rdquo; zeide mijnheer Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat juist niet. Ik zelf was een en twintig en zij
-nagenoeg twintig.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ziet gij wel, mijnheer?&rdquo; zeide mevrouw
-Sparsit met bijzondere zelfvoldoening tot haar patroon. &bdquo;Daar dit
-huwelijk zoo ellendig was, had ik al begrepen, dat het met opzicht tot
-hunne jaren waarschijnlijk ongelijk moest zijn geweest.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby zag de goede dame ter zijde aan, op
-eene manier, die eene comische verlegenheid uitdrukte. Hij versterkte
-zich met nog een weinigje sherry.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, waarom gaat gij niet voort?&rdquo; hervatte
-hij, zich eenigszins verstoord naar Stephen Blackpool keerende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben hier gekomen om u te vragen, mijnheer, hoe
-ik van die vrouw kan afkomen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het oplettende gezicht van Stephen, waarop zich zulk
-eene mengeling van uitdrukkingen vertoonde, werd nog ernstiger toen hij
-dit zeide. Mevrouw Sparsit liet eene zachte uitroeping hooren, die
-aanduidde, dat zij een zedelijken schok had gekregen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat meent gij?&rdquo; zeide mijnheer Bounderby,
-opstaande om met zijn rug tegen den schoorsteenmantel te gaan staan
-leunen. &bdquo;Wat praat gij toch? Gij hebt haar immers genomen, of zij
-mee- of tegenviel?&rdquo;<a class="noteref" id="xd21e1716src" href=
-"#xd21e1716" name="xd21e1716src">1</a></p>
-<p class="par">&bdquo;Ik <span class="ex">moet</span> van haar afkomen.
-Ik <span class="ex">kan</span> het zoo niet langer uithouden. Ik had er
-niet zoolang onder kunnen leven, als ik het medelijden en de
-troostwoorden niet had gehad van het beste meisje, dat er leeft of dood
-is. Zonder haar zou ik misschien razend en dol zijn
-geworden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij wenscht weder vrij te zijn, om de vrouw te
-kunnen trouwen van wie hij spreekt, vrees ik, mijnheer,&rdquo; zeide
-mevrouw Sparsit binnensmonds, zeer terneergeslagen door de
-onzedelijkheid van die menschen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat doe ik. Die dame heeft gelijk. Dat doe ik.
-Daar wou ik juist opkomen. Ik heb in de courant wel gelezen, dat groote
-lui (mag het hun welgaan, ik wensch hun geen kwaad) niet zoo vast
-getrouwd zijn, of zij kunnen van een ongelukkig huwelijk worden
-vrijgemaakt, en mogen dan weer trouwen. Als zij zich niet met elkander
-kunnen verdragen, omdat hunne karakters niet overeenkomen, hebben zij
-allerlei verschillende kamers in huis, en kunnen elkander uit den weg
-blijven. Lieden zooals wij hebben maar &eacute;&eacute;ne kamer en
-kunnen dat dus niet. Als dat ook niet aangaat, hebben zij goed en geld,
-en kunnen zeggen: &bdquo;dit voor u en dat voor mij,&rdquo; en kunnen
-ieder gaan waar het hun belieft. Dat kunnen wij niet. In spijt van dat
-alles kunnen zij toch weder vrijgemaakt worden voor kleiner ongelijk
-dan door honderden van ons geleden wordt&mdash;door vrouwen veel meer
-dan door mannen&mdash;zij kunnen vrijgemaakt worden voor veel kleiner
-ongelijk dan ik geleden heb. Ik moet dus van die vrouw afkomen, en ik
-wil maar weten op welke manier.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Er is geen manier,&rdquo; antwoordde mijnheer
-Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Als ik haar doodsla, mijnheer, is er dan eene wet
-om mij te straffen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat spreekt van zelf.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Als ik van haar wegloop, is er dan ook eene wet
-om mij te straffen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat spreekt van zelf.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Als ik dat andere goede meisje trouw, is er dan
-ook eene wet om mij te straffen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat spreekt van zelf.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En als ik met haar leefde zonder haar te
-trouwen&mdash;om nu eens te zeggen, dat zoo iets gebeuren kon, dat toch
-nooit kan of zal gebeuren, want zij is veel te braaf&mdash;is er dan
-ook eene wet om mij te straffen in ieder onschuldig kind, dat mij
-toebehoort?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat spreekt van zelf.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar in Gods naam,&rdquo; zeide Stephen
-Blackpool, &bdquo;wijs mij nu de wet om mij te helpen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;De verbintenis, waarvan gij spreekt, is
-heilig,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby, &bdquo;en&mdash;en moet in
-eere gehouden worden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, neen, zeg dat niet, mijnheer. Zij wordt
-z&oacute;&oacute; niet in eere gehouden. Z&oacute;&oacute; niet. Zij
-wordt zoo te schande gemaakt. Ik ben een wever, ik ben van kind af in
-eene fabriek geweest, maar ik heb toch oogen om mee te zien en ooren om
-mee te hooren. Ik lees in de courant ieder vierendeeljaars als de
-gerechtshoven zitting houden&mdash;en gij leest dat ook, dat weet ik,
-met ontzetting&mdash;hoe de onmogelijkheid om ooit, op eenigerlei
-manier, weder van elkander los te worden, bloed over het land brengt,
-en vele getrouwde lieden onder den geringen stand tot vechterijen,
-moord en doodslag doet komen. Daartegen moet toch een middel wezen.
-Mijn geval is een ellendig geval, en ik wil&mdash;als gij zoo goed wilt
-zijn&mdash;de wet van u weten, die mij helpen kan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welnu, ik zal het u zeggen,&rdquo; antwoordde
-mijnheer Bounderby, zijne handen in zijne zakken stekende; &bdquo;er is
-zulk eene wet.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen knikte, nam zijne vorige bedaarde houding weder
-aan en bleef oplettend luisteren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar daar hebt gij toch niet aan. Dat kost
-geld&mdash;een schat van geld.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoeveel zou het wel wezen?&rdquo; vroeg Stephen
-met bedaardheid.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, gij zoudt naar Doctors&rsquo; Commons moeten
-gaan met een proces, en dan naar een <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e1771" href="#xd21e1771" name="xd21e1771">37</a>]</span>Hof van
-Common Law met een proces, en naar het Huis der Lords met een proces,
-en gij zoudt eene Parlements-akte moeten hebben om weer te mogen
-trouwen, en dat zou u (als het eene heel gemakkelijke zaak was)
-denkelijk tusschen de duizend en de vijftienhonderd pond kosten,&rdquo;
-zeide mijnheer Bounderby, &bdquo;en misschien nog eens
-zooveel.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Is er geen andere wet?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, zeker niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel dan, mijnheer,&rdquo; zeide Stephen,
-verbleekende, en terwijl hij met de rechterhand eene beweging maakte
-alsof hij alles aan de vier winden overgaf, &bdquo;dan is het toch een
-ellendige warboel. Het is een warboel heelemaal, en hoe gauwer ik dood
-ben, hoe beter.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit werd weder terneergeslagen door de
-goddeloosheid van die menschen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Kom, kom! praat geene malligheden, mijn goede
-man,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby, &bdquo;over dingen, die gij niet
-verstaat; en noem de instelling van uw vaderland geen warboel, of gij
-zult u zelven op een fraaien ochtend in een wezenlijken warboel steken.
-De instellingen van uw vaderland zijn uw werk niet, en alles wat gij te
-doen hebt, is op uw werk te letten. Gij hebt uwe vrouw niet genomen om
-haar te probeeren, maar om haar te houden, hetzij zij mee- of
-tegenvalt. Als zij nu slecht is uitgevallen&mdash;ja, al wat wij dan
-kunnen zeggen is, dat zij ook beter had kunnen uitvallen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is een warboel,&rdquo; zeide Stephen, zijn
-hoofd schuddende terwijl hij naar de deur ging. &bdquo;Het is niets dan
-een warboel.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat ik u eens wat zeggen,&rdquo; zoo begon
-mijnheer Bounderby zijne afscheidsrede. &bdquo;Met uw aanstootelijke
-gezegden hebt gij deze dame <span class="corr" id="xd21e1788" title=
-"Bron: geergerd">ge&euml;rgerd</span>, die, gelijk ik u reeds gezegd
-heb, eene geborene dame is, en die, gelijk ik u nog niet gezegd heb,
-hare eigene huwelijksrampen heeft gehad, ten bedrage eener schade van
-tienduizenden van ponden&mdash;tienduizenden van ponden,&rdquo;
-herhaalde hij met welbehagen. &bdquo;Gij zijt tot nog toe een
-ordentelijk werkman geweest; maar ik ben van gevoelen, en dat zeg ik u
-ronduit, dat gij den verkeerden weg opgaat. Gij hebt naar een of
-anderen kwaadwilligen vreemdeling geluisterd&mdash;die loopen hier
-altijd rond&mdash;en het beste wat gij doen kunt, is daarvan terug te
-komen. Gij moet weten,&rdquo; hier nam zijn gezicht eene uitdrukking
-van verwonderlijke slimheid aan, &bdquo;ik kan even diep in een
-slijpsteen zien als iemand anders, dieper dan menigeen misschien, omdat
-ik er dikwijls met mijn neus opgeduwd ben toen ik jong was. Ik zie hier
-duidelijk sporen van de schildpadsoep, het wildbraad en den gouden
-lepel. Ja, dat doe ik,&rdquo; riep mijnheer Bounderby uit, en schudde
-met geduchte slimheid zijn hoofd, &bdquo;waarachtig, dat doe
-ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">Met een geheel ander hoofdschudden en een zwaren zucht
-zeide Stephen: &bdquo;Ik dank u, mijnheer, en ik wensch u
-goedendag.&rdquo;</p>
-<p class="par">En zoo liet hij mijnheer Bounderby staan voor zijn eigen
-aan den wand hangend portret, zwellende alsof hij bersten zou, en
-mevrouw Sparsit nog met haar voet in den stijgbeugel op en neer
-wippende en een gezicht, hetwelk aanduidde dat de ondeugden van die
-menschen haar zeer hadden terneergeslagen.</p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
-"xd21e1716" href="#xd21e1716src" name="xd21e1716">1</a></span>
-<span class="ex">For better, for worse</span>, letterlijk: voor beter
-of voor erger; woorden uit het huwelijks-formulier. <span class=
-"sc">Vert.</span>&nbsp;<a class="fnarrow" href=
-"#xd21e1716src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch12" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XII.</h2>
-<h2 class="main">DE OUDE VROUW.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Oude Stephen ging de twee treden van de witte
-stoep af, en trok de zwarte deur met het koperen plaatje dicht, met
-behulp van het koperen sluitteeken, dat hij, eer hij verder ging, nog
-eens met zijn mouw afveegde, daar hij opmerkte, dat zijne heete hand
-het had doen beslaan. Hij stak de straat over met zijne oogen op den
-grond geslagen, en zoo stapte hij treurig heen, toen hij eene hand op
-zijn arm voelde.</p>
-<p class="par">Het was niet die hand, waaraan hij op zulk een oogenblik
-de meeste behoefte had&mdash;niet de hand, die de woeste golven van
-zijn gemoed kon doen bedaren, gelijk de opgehevene hand der
-verhevenste, geduldigste liefde het woeden der zee kon
-stillen&mdash;maar het was toch ook de hand eener vrouw. Het was eene
-oude vrouw, nog rijzig en welgemaakt (hoewel de tijd haar had doen
-verwelken), die voor zijne oogen stond toen hij omkeek. Zij was zeer
-zindelijk en hoogst eenvoudig gekleed, had slijk van buiten de stad aan
-hare schoenen en was zoo pas van eene reis gekomen. De schuwheid van
-haar uitzicht bij het ongewone rumoer op straat; de losse omslagdoek,
-dien zij over haar arm had gehangen; de zware paraplu en het kleine
-sluitmandje; de wijde handschoenen met lange vingers, waaraan hare
-handen ongewoon waren, alles kenteekende eene oude vrouw van het land,
-in hare eenvoudige zondagskleeding, die bij eene zeer zeldzame
-gelegenheid naar <span class="ex">Coketown</span> was gekomen. De
-scherpzinnigheid aan zijn stand eigen deed Stephen dit met den eersten
-blik opmerken, en hij boog zich naar haar over met zijn oplettend
-gezicht&mdash;dat gezicht, hetwelk, gelijk bij de meesten van zijn
-stand het geval was, door zoolang te midden van een vervaarlijk
-gedruisch met oogen en handen te werken, dien blik van strakke
-inspanning had verkregen, waaraan men bij dooven gewoon is&mdash;om des
-te beter te kunnen hooren wat zij hem vroeg.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg eens, mijnheer,&rdquo; zeide de oude vrouw,
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e1809" href="#xd21e1809" name=
-"xd21e1809">38</a>]</span>&bdquo;heb ik u daar niet uit dat huis zien
-komen?&rdquo; en zij wees naar het huis van mijnheer Bounderby.
-&bdquo;Ik geloof, dat gij het waart, of ik moet bij ongeluk een
-verkeerden hebben nageloopen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja wel, juffrouw,&rdquo; antwoordde Stephen,
-&bdquo;dat was ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hebt gij&mdash;neem het niet kwalijk, dat eene
-oude vrouw nieuwsgierig is&mdash;hebt gij den heer, die daar woont,
-gezien?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En hoe zag hij er uit, mijnheer? Was hij goed in
-het vleesch, forsch, hartelijk en ferm in zijn spreken?&rdquo;</p>
-<p class="par">Terwijl zij zelve hare gestalte oprichtte en haar hoofd
-ophield, om hare houding in overeenstemming met hare woorden te
-brengen, kwam bij Stephen het denkbeeld op, dat hij die oude vrouw
-vroeger had gezien en zij hem toen niet best was bevallen.</p>
-<p class="par">&bdquo;O ja,&rdquo; antwoordde hij, haar met meer
-oplettendheid aanziende; &bdquo;hij was dat alles.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En gezond,&rdquo; zeide de oude vrouw, &bdquo;zoo
-gezond als de frissche wind?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; antwoordde Stephen. &bdquo;Hij was aan
-het eten en drinken&mdash;hij was zoo dik en zwaar als een
-olifant.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dank je wel,&rdquo; zeide de vrouw uiterst
-vergenoegd, &bdquo;dank je wel.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij had die vrouw zeker nog nooit gezien; en toch kwam
-hem eene flauwe herinnering voor den geest, alsof hij eens van zulk
-eene oude vrouw had gedroomd.</p>
-<p class="par">Zij stapte naast hem voort, en zich vriendelijk naar
-hare gemoedsstemming voegende, vroeg hij, of zij niet vond, dat
-<span class="ex">Coketown</span> eene drukke stad was. &bdquo;Ja zeker,
-schrikkelijk druk,&rdquo; antwoordde zij. Toen gaf hij vragenderwijs te
-kennen, dat hij wel zag dat zij van buiten kwam, waarop zij bevestigend
-antwoordde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben van morgen met den eersten spoortrein
-gekomen,&rdquo; zeide zij. &bdquo;Veertig mijlen ver ben ik van morgen
-gekomen, en ik ga van middag dezelfde veertig mijlen ver terug. Ik heb
-van morgen negen mijlen ver naar het station gewandeld, en als ik
-onderweg niemand vind, die mij een eindje laat mederijden, zal ik van
-avond weder die negen mijlen moeten terugwandelen. Dat is tamelijk wel
-op mijne jaren, mijnheer!&rdquo; zeide de spraakzame oude vrouw,
-terwijl hare oogen van genoegen glinsterden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is het zeker. Maar dat doet gij toch niet
-dikwijls, juffrouw?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, maar eens in het jaar,&rdquo; antwoordde
-zij, haar hoofd schuddende. &bdquo;Eens in het jaar verteer ik zoo mijn
-spaargeld. Dan kom ik geregeld over, om door de straten te kuieren en
-de heeren te zien.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Alleen om te zien?&rdquo; hervatte Stephen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is genoeg voor mij,&rdquo; antwoordde zij met
-grooten ernst en alsof het onderwerp van het gesprek haar bijzonder
-belang inboezemde. &bdquo;Ik vraag niet meer. Ik ben aan dezen kant van
-de straat blijven wachten, om dien heer&rdquo; (daarmede keek zij weder
-naar het huis van mijnheer Bounderby) &bdquo;te zien buitenkomen. Maar
-hij blijft laat in huis dit jaar, en ik heb hem nog niet gezien. Gij
-zijt buitengekomen in plaats van hem. Als ik nu weder vertrekken moet,
-zonder hem even te hebben gezien&mdash;ik wil hem maar even te zien
-krijgen&mdash;welnu, dan heb ik u gezien, en gij hebt hem gezien, en
-daarmede moet ik mij maar vergenoegen.&rdquo; Dit zeggende zag zij
-Stephen aan, alsof zij zijne gelaatstrekken in haar geheugen wilde
-prenten, en hare oogen waren zoo helder niet meer als zij geweest
-waren.</p>
-<p class="par">Met alle inschikkelijkheid voor het verschil van smaak,
-en met alle onderdanigheid voor de patrici&euml;rs van <span class=
-"ex">Coketown</span>, kwam de belangstelling der oude vrouw hem toch
-zoo zonderling voor, dat hij niet wist wat hij van haar moest denken.
-Doch zij kwamen nu eene kerk voorbij, en toen de wijzerplaat der klok
-hem in het oog viel, versnelde hij zijne schreden.</p>
-<p class="par">Hij ging zeker naar zijn werk, zeide de oude vrouw, en
-verhaastte insgelijks haar tred, hetgeen haar geene moeite scheen te
-kosten.&mdash;Ja, zijn tijd was bijna om. Toen hij haar zeide waar hij
-werkte, werd de oude vrouw nog zonderlinger dan te voren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zijt ge niet gelukkig?&rdquo; vroeg zij hem.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, juffrouw, er is bijna niemand of hij heeft
-zijn verdriet,&rdquo; antwoordde hij ontwijkend, dewijl de oude vrouw
-het er voor scheen te houden, dat hij zeer gelukkig moest wezen en hij
-het hart niet had om haar teleur te stellen. Hij wist, dat er verdriet
-genoeg in de wereld was; en indien de oude vrouw zoo lang geleefd had
-en er toch op rekenen kon, dat hij zoo weinig verdriet had&mdash;wel,
-des te beter voor haar, en hij was er daarom ook niet erger aan
-toe.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, ja! Gij hebt uw verdriet thuis, meent
-gij?&rdquo; zeide zij.</p>
-<p class="par">&bdquo;Somtijds. Nu en dan,&rdquo; antwoordde hij
-flauwtjes.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar als gij onder zulk een heer werkt, volgt het
-u toch niet in de fabriek?&rdquo;</p>
-<p class="par">Neen, het volgde hem daar niet, zeide Stephen. Daar was
-alles naar behooren. Hij ging zoover niet, om ten haren genoegen te
-zeggen, dat daar een soort van Goddelijk recht heerschte; maar ik heb
-in de laatste jaren bijna even hooge aanspraken voor de fabrieken
-hooren maken.</p>
-<p class="par">Zij waren nu in een smal, zwart berookt straatje dicht
-bij het fabriekgebouw en de arbeiders kwamen bij troepen aan. De klok
-luidde, en de slang kronkelde zich door de lucht en de olifant stond
-gereed. Zelfs de klank der klok scheen de oude vrouw in verrukking te
-brengen. <span class="pagenum">[<a id="xd21e1869" href="#xd21e1869"
-name="xd21e1869">39</a>]</span>Het was de mooiste klok die zij ooit
-gehoord had, zeide zij, en zij klonk zoo deftig.</p>
-<p class="par">Zij vroeg hem, toen hij haar goedhartig de hand gaf eer
-hij binnenging, hoelang hij daar gewerkt had.</p>
-<p class="par">&bdquo;Twaalf jaren,&rdquo; antwoordde hij.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik moet de hand kussen,&rdquo; zeide zij,
-&bdquo;die twaalf jaren lang in die mooie fabriek gewerkt heeft!&rdquo;
-En hoewel hij dit wilde verhinderen, tilde zij zijne hand op en bracht
-die aan hare lippen. Welke harmonie, behalve haar ouderdom en hare
-eenvoudigheid, haar eigen was, wist hij niet; maar zelfs in dit
-zonderlinge bedrijf lag iets, dat op dien tijd en die plaats niet
-ongepast scheen te wezen; iets, waardoor het scheen alsof niemand
-anders dit zoo ernstig of op zulk eene natuurlijke en treffende manier
-had kunnen doen.</p>
-<p class="par">Hij had een half uur bij zijn weefgetouw gestaan,
-gedurig over die oude vrouw denkende, toen hij, om zijn getouw heen
-gaande, ten einde iets in orde te brengen, door een venster keek, en
-zag dat zij daar nog stond en in bewondering verzonken naar het gebouw
-opzag. Zonder aan den rook, de modder en het natte weder, of aan hare
-twee verre reizen te denken, stond zij het aan te staren, alsof het
-dreunende stampen, dat uit elk der vele verdiepingen klonk, eene
-heerlijke muziek voor haar was.</p>
-<p class="par">Later verdween zij en de dag volgde haar voorbeeld, en
-de lichten werden weder aangestoken, en de laatste spoortrein snorde
-dicht bij het Tooverpaleis over de bogen eener brug, weinig gevoeld
-onder het dreunen der machinerie, en bijna niet gehoord onder het
-kletteren en ratelen. Lang voor dien tijd waren zijne gedachten weder
-teruggekeerd naar die akelige kamer boven het winkeltje en naar de
-afschuwelijke gedaante, die zoo zwaar op zijn bed, maar nog zwaarder op
-zijn hart lag.</p>
-<p class="par">De machinerie werd trager; zij stampte nog maar flauw,
-alsof er een bezwijkende pols klopte, en bleef stilstaan. Wederom
-luidde de klok; de gloed van licht en hitte werd uitgedoofd; de
-fabriekgebouwen stonden als zwarte klompen in den donkeren,
-regenachtigen nacht, en de hooge schoorsteenen verhieven zich in de
-lucht gelijk wedijverende torens van <span class="ex">Babel</span>.</p>
-<p class="par">Hij had Rachel pas den vorigen avond gesproken, dat was
-waar, en een eind met haar medegegaan; maar hij had zijn nieuw ongeluk
-op het hart, waaronder niemand anders hem een oogenblik verademing kon
-geven, en daarom, en omdat hij wist dat hij behoefte had aan eene stem,
-die zijne gramschap kon verzachten, hetgeen geene andere stem dan de
-hare kon doen, begreep hij dat hij, in weerwil van wat zij den vorigen
-avond had gezegd, wel weder naar haar mocht wachten. Hij deed dit, maar
-zij was hem reeds ontsnapt. Zij kwam niet meer. Op geen anderen avond
-in het jaar had hij haar gezichtje vol zachtaardig geduld zoo slecht
-kunnen missen.</p>
-<p class="par">O, beter geen thuis te hebben waar hij zijn hoofd kon
-neerleggen, dan een thuis te hebben en om zulk eene reden bevreesd te
-zijn er naar toe te gaan. Hij at en dronk, want hij was uitgeput, maar
-hij wist bijna niet wat hij at en dronk, hij dacht er niet eens aan, en
-hij bleef ronddwalen in den kouden regen, al denkende en morrende.</p>
-<p class="par">Geen woord over een nieuw huwelijk was ooit tusschen hen
-gewisseld; maar Rachel had reeds jaren geleden innig medelijden met hem
-gekregen, en voor haar alleen had hij in al dien tijd zijn gesloten
-hart geopend en van de oorzaak zijner ellende gesproken; en hij wist
-zeer wel, dat zij hem zou hebben genomen, indien hij haar had kunnen
-vragen. Hij dacht aan het thuis, dat hij op dat oogenblik met trotsche
-blijdschap had kunnen opzoeken; hij dacht welk een geheel ander mensch
-hij dien avond had kunnen geweest zijn, hoe licht zijne nu zwaar
-beladene borst had kunnen wezen, hoe hij zijne eer, zijne achting voor
-zich zelven, zijne rust, die hij nu allen had verloren, had kunnen
-terugkrijgen. Hij dacht hoe het beste gedeelte van zijn leven verspild
-was, welk eene nadeelige verandering zijn karakter daardoor in alle
-opzichten had ondergaan, en hoe schrikkelijk en akelig zijn toestand
-was, zoo met handen en voeten aan eene doode vrouw gebonden en door een
-boozen geest in hare gedaante gepijnigd. Hij dacht aan Rachel, hoe jong
-zij waren toen zij elkander onder die omstandigheden voor het eerst
-ontmoetten, en hoe zij nu tot rijpen leeftijd waren gekomen en spoedig
-oud zouden worden. Hij dacht aan het aantal meisjes en vrouwen, dat zij
-had zien trouwen, hoeveel huisgezinnen met kinderen zij om zich heen
-had zien opgroeien, en hoe zij toch weltevreden haar eigen eenzaam pad
-was blijven bewandelen&mdash;om zijnentwil&mdash;en hoe hij somtijds
-eene schaduw van zwaarmoedigheid op haar hemelsch gezichtje had gezien,
-die hem met wroeging en wanhoop vervulde. Hij plaatste hare beeltenis
-naast het afschuwelijke beeld van den vorigen nacht, en peinsde er
-over, hoe het wezen kon, dat de geheele aardsche levensloop van een
-wezen, zoo goed, zoo zachtaardig en vol zelfverloochening, aan zulk
-eene rampzalige ondergeschikt moest wezen.</p>
-<p class="par">Vol van zulke gedachten&mdash;zoo vol, dat hij een
-zonderling gevoel had, alsof hij zelf grooter werd en in eene nieuwe,
-onnatuurlijke betrekking werd geplaatst tot de voorwerpen welke hij
-voorbijging, en alsof de stralenkrans om ieder beneveld licht eene
-roodachtige kleur aannam&mdash;begaf hij zich naar zijne woning om
-schuilplaats te zoeken. <span class="pagenum">[<a id="xd21e1895" href=
-"#xd21e1895" name="xd21e1895">40</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch13" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XIII.</h2>
-<h2 class="main">RACHEL.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Een flauw kaarslicht brandde voor het venster,
-waartegen dikwijls de zwarte ladder was opgezet, om alles wat voor eene
-radelooze vrouw en een troep hongerige kinderen het dierbaarste in deze
-wereld was, te laten wegglijden; en bij Stephen&rsquo;s andere
-gepeinzen kwam nog de wrevelige gedachte, dat van alle
-wisselvalligheden van dit aardsche leven geene met grilliger hand en
-ongelijker werd uitgedeeld dan de dood. De ongelijkheid van geboorte
-was nog niets daarbij; want indien bij voorbeeld het kind van een
-koning en dat van een wever dien nacht op hetzelfde oogenblik geboren
-werden, wat was die ongelijkheid bij den dood van een menschelijk
-wezen, dat voor een ander nuttig of dierbaar was, terwijl deze
-losbandige vrouw bleef voortleven!</p>
-<p class="par">Zoo dacht hij terwijl hij, buiten staande, naar zijne
-kamer opzag, en met ingehouden adem en langzamen tred ging hij naar
-binnen. Hij klom de trap op, opende zijne deur en kwam zoo de kamer
-in.</p>
-<p class="par">Stilte en rust heerschten daar. Rachel was daar en zat
-bij het bed.</p>
-<p class="par">Zij keerde haar hoofd naar hem om en het licht van haar
-aangezicht scheen in den middernacht van zijn gemoed. Zij zat bij het
-bed en waakte bij zijne vrouw. Dat is te zeggen, hij zag dat er iemand
-in het bed lag en wist maar al te wel dat zij het moest wezen; maar
-Rachel&rsquo;s handen hadden eene gordijn opgehangen, zoodat zij voor
-zijne oogen verborgen was. Hare afzichtelijke kleeren waren weggeruimd,
-en er lagen eenige kleeren van Rachel in de kamer. Alles was op zijne
-plaats en in orde, gelijk hij het altijd gehouden had; het vuur was pas
-bijgelegd en de haard was pas aangeveegd. Het kwam hem voor, dat hij
-dit alles in Rachel&rsquo;s gezicht zag en naar niets anders omkeek.
-Terwijl hij haar aanzag, werd haar beeld beneveld door de weemoedige
-tranen, die zijne oogen vulden, maar niet voordat hij gezien had hoe
-ernstig zij hem aanzag en hoe hare eigene oogen ook vol tranen
-stonden.</p>
-<p class="par">Zij keerde zich weder naar het bed, en na zich overtuigd
-te hebben dat alles daar stil was, sprak zij met eene zachte, kalme,
-heldere stem:</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben blij, dat gij eindelijk komt, Stephen. Gij
-komt heel laat.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb wat op en neer gewandeld.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat dacht ik wel. Maar het is van avond te slecht
-weer daartoe. Het regent aanhoudend en de wind is
-opgestoken.&rdquo;</p>
-<p class="par">De wind? &rsquo;t is waar, het waaide hard. Hoor maar
-naar dat bulderen in den schoorsteen en dat geloei. Dat iemand in zulk
-een wind buiten was geweest en niet eens wist dat het waaide!</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben hier vandaag al eens geweest, Stephen. De
-juffrouw hier uit het huis kwam in het etensuur naar mij toe. Er was
-iemand hier, die noodig had dat er naar haar omgekeken werd, zeide zij.
-En zij had wel gelijk. Geheel buiten besef, Stephen; en ook gekwetst en
-gekneusd.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij ging langzaam naar een stoel, zette zich neer en
-liet het hoofd hangen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben hier gekomen om het weinigje te doen dat
-ik kon; vooreerst, omdat ze met mij gewerkt heeft toen wij beiden nog
-jonge meisjes waren, en omdat gij haar gevrijd en getrouwd hebt toen ik
-hare vriendin was&mdash;&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij liet zijn gerimpeld voorhoofd in zijne hand zinken
-en slaakte een kermenden zucht.</p>
-<p class="par">&bdquo;En vervolgens omdat ik uw hart kende en zeker
-weet, dat gij veel te barmhartig zijt om haar hulpeloos te laten
-sterven, of ook maar gebrek te laten lijden. Gij weet wel wie gezegd
-heeft: &bdquo;Laat hij, die onder u zonder zonde is, den eersten steen
-op haar werpen.&rdquo; Er zijn er genoeg geweest om dat te doen; maar
-gij zijt de man niet om den laatsten steen te werpen, Stephen, nu zij
-zoo diep ellendig is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O Rachel, Rachel!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt schrikkelijk geleden, de Hemel loone het
-u,&rdquo; zeide zij op medelijdenden toon. &bdquo;Ik ben uwe arme
-vriendin, met al mijn hart en ziel.&rdquo;</p>
-<p class="par">De kwetsuren, waarvan zij gesproken had, schenen aan den
-hals der ellendige te zijn, die zich zelve uit de maatschappij had
-verstooten. Rachel verbond ze nu, maar nog zonder haar zichtbaar te
-laten worden. Zij doopte een linnen lap in eene kom, waarin zij zeker
-vocht uit een flesch had gegoten, en legde die met zachte hand op de
-gekwetste en ontstokene plek. Het ronde tafeltje was dicht bij het bed
-geschoven, en twee flesschen stonden daarop;&mdash;deze was de
-eene.</p>
-<p class="par">Zij zat niet zoo ver af, of Stephen, die hare handen met
-zijne oogen volgde, kon het woord lezen, dat met groote letters op de
-flesch stond. Hij werd doodsbleek, en eene plotselinge huivering van
-afgrijzen scheen hem te bevangen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal hier blijven, Stephen,&rdquo; zeide
-Rachel, terwijl zij stil weder ging zitten, &bdquo;tot de klok drie
-slaat. Om drie ure moet het nog eens gedaan worden, en dan kan zij zoo
-blijven tot morgenochtend.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar gij moet toch rust hebben om morgen te
-kunnen werken, beste Rachel.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb van nacht goed geslapen. Ik kan nachten
-achtereen waken, als het van mij gevergd wordt. Gij zijt het, die rust
-noodig hebt: gij ziet er zoo bleek en vermoeid uit. Beproef eens of gij
-daar op dien stoel kunt slapen, terwijl <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e1945" href="#xd21e1945" name="xd21e1945">41</a>]</span>ik waak.
-Gij hebt verleden nacht geen slaap gehad, dat kan ik wel gelooven, en
-morgen moet gij zwaarder werken dan ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij hoorde het bulderen en loeien buiten de deur, en het
-was hem alsof zijne vorige toornige stemming daar rondwaarde en
-beproefde om weder bij hem te komen. Zij had die weggedreven en zou
-haar van hem afhouden; hij verliet zich op haar, om hem tegen zich
-zelven te verdedigen.</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e1950width"><img src="images/p041.jpg" alt=
-"HIJ ZONK OP ZIJNE KNIE VOOR HAAR NEER, OP DE MORSIGE TRAP, EN BRACHT EEN TIP VAN HAAR OMSLAGDOEK AAN ZIJNE LIPPEN. (Blz. 43)."
-width="720" height="496">
-<p class="figureHead">HIJ ZONK OP ZIJNE KNIE VOOR HAAR NEER, OP DE
-MORSIGE TRAP, EN BRACHT EEN TIP VAN HAAR OMSLAGDOEK AAN ZIJNE LIPPEN.
-(Blz. 43).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">&bdquo;Zij kent mij niet, Stephen. Zij kijkt mij maar
-slaperig aan en mompelt verwarde woorden. Ik heb meer dan eens tegen
-haar gesproken, maar zij let er niet op. Het is z&oacute;&oacute;
-w&egrave;l zoo goed. Als zij weder bij hare zinnen komt, zal ik gedaan
-hebben wat ik kan en zij behoeft er niets van te weten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoelang, Rachel, is het te denken dat zij zoo
-blijven zal?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;De dokter zeide, dat zij misschien morgen weder
-bij hare zinnen zou komen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zijne oogen vielen weder op de flesch en eene siddering
-liep door al zijne leden. Zij dacht, dat hij van koude verkleumd was.
-&bdquo;Neen,&rdquo; zeide hij, &bdquo;dat was het niet. Hij had een
-schrik gehad.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Een schrik?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, toen ik binnenkwam. Toen ik zoo ronddwaalde.
-Toen ik aan het denken was. Toen ik&mdash;&rdquo;</p>
-<p class="par">Het tastte hem weder aan; en hij stond op, zich aan den
-schoorsteenmantel vasthoudende, terwijl hij zijne koude, klamme haren
-gladstreek met eene hand, die beefde alsof hij de koorts had.</p>
-<p class="par">&bdquo;Stephen!&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij kwam naar hem toe, maar hij strekte zijn arm uit om
-haar tegen te houden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen! Och neen, doe dat niet. Laat ik u maar bij
-het bed zien zitten. Laat ik u maar zien, zoo goed en barmhartig. Laat
-ik u zien zooals ik u zag toen ik binnenkwam. Ik kan u nooit beter zien
-dan zoo. Nooit, nooit, nooit!&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij begon nog sterker te beven en zonk toen op zijn
-stoel neder. Na eene poos bedwong hij zich, en kon, met den eenen
-elleboog op eene knie en zijn hoofd op die hand, naar Rachel opzien.
-Met zijne vochtige oogen voorbij het flauwe kaarslicht gezien, was het
-alsof zij een blinkenden stralenkrans om het hoofd had. Hij had kunnen
-gelooven, dat het zoo was. Hij geloofde het werkelijk, toen het gerucht
-van buiten het venster schudde, de deur beneden deed klapperen en
-huilend door het huis gierde. <span class="pagenum">[<a id="xd21e1977"
-href="#xd21e1977" name="xd21e1977">42</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Als zij beter wordt, Stephen, is het te hopen,
-dat zij u weder alleen zal laten en u niet meer plagen. In allen
-gevalle, wij willen nu zoo maar hopen. En nu zal ik mij stilhouden,
-want ik zou u gaarne zien slapen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij sloot zijne oogen, meer om haar genoegen te geven
-dan om zijn vermoeid hoofd te laten rusten; maar terwijl hij naar het
-geloei van den wind luisterde, hoorde hij dit langzamerhand niet meer,
-of het kwam hem voor, dat het overging in het geraas van zijn
-weefgetouw, of in de stemmen, welke hij dien dag had gehoord (zijne
-eigene ingesloten), en die weder zeiden wat er werkelijk gezegd was.
-Zelfs deze onvolkomene bewustheid verdween eindelijk, en hij droomde
-een langen, onrustigen droom.</p>
-<p class="par">Hij dacht, dat hij en eene vrouw, op welke hij lang zijn
-hart had gezet&mdash;maar het was Rachel niet en dit verwonderde hem,
-zelfs te midden van zijn ingebeeld geluk&mdash;in de kerk stonden om
-zich te laten trouwen. Terwijl de plechtigheid verricht werd, en
-terwijl hij onder de getuigen sommige menschen herkende, die hij wist
-dat nog leefden, en velen, die hij wist dat reeds dood waren, kwam er
-eene duisternis, opgevolgd door den glans van een schrikkelijk licht.
-Dit licht straalde van een regel in de tafel der tien geboden af en
-verspreidde den glans dier woorden door de geheele kerk. Zij klonken
-door het gebouw, alsof elk dier vurige letteren eene stem had gekregen.
-Daarop veranderde alles om hem heen en niets bleef gelijk het geweest
-was, behalve hij zelve en de geestelijke. Zij stonden in het daglicht
-voor een volkshoop zoo groot, dat, naar hij dacht, indien alle menschen
-in de wereld op &eacute;&eacute;ne plek bij elkander hadden gestaan,
-het getal hem niet grooter had kunnen voorkomen, en zij allen
-verafschuwden hem, en er was geen enkel medelijdend of vriendelijk oog
-onder al de millioenen, die op zijn gelaat gevestigd waren. Hij stond
-op eene verhevene stellage onder zijn eigen weefstoel; en toen hij
-opzag naar de gedaante, welke de weefstoel aannam, en duidelijk den
-lijkdienst hoorde lezen, begreep hij, dat hij daar was om den dood te
-ondergaan. In een oogenblik zonk datgene, waarop hij stond, onder hem
-weg en hij was dood.</p>
-<p class="par">Uit welken geheimzinnigen toestand hij tot het gewone
-leven en de hem bekende plaatsen terugkeerde, kon hij niet nagaan; maar
-hij keerde op eene of andere wijze daarheen terug, met dezen vloek
-beladen, dat hij nooit, in deze wereld of de volgende, door alle eeuwen
-der eeuwigheid heen, het aangezicht van Rachel weder zou zien of hare
-stem hooren. Zonder rust en zonder hoop heen en weder dwalende, en
-zoekende naar hij wist niet wat (hij wist alleen dat hij gedoemd was
-het te zoeken), werd hij gekweld door een onbeschrijfelijken,
-gruwelijken angst, eene doodelijke vrees voor zekere bijzondere
-gedaante, welke alle dingen aannamen. Al wat hij aanzag, herschiep zich
-vroeger of later in dat voorwerp. Het doel van zijn ellendig aanzijn
-was, te verhoeden dat dit voorwerp aan een der verschillende personen,
-welke hij ontmoette, bekend werd. Hopelooze arbeid! Indien hij het uit
-de kamer bracht waar het was, indien hij de kas sloot waar het stond,
-indien hij de nieuwsgierigen van de plaats verwijderde waar hij wist
-dat het verborgen was, en hen buiten op straat voerde, namen zelfs de
-schoorsteenen der fabrieken die gedaante aan, en was het gedrukte woord
-daaromheen te lezen.</p>
-<p class="par">De wind loeide weder, de regen kletterde, en de
-uitgestrekte ruimte, door welke hij had omgedwaald, kromp ineen tot de
-plek tusschen de vier muren zijner kamer. Behalve dat het vuur was
-uitgegaan, was zij nog eveneens als toen hij zijne oogen had gesloten.
-Rachel scheen op den stoel voor het bed te zijn ingesluimerd. Zij zat
-in haar omslagdoek gewikkeld onbeweeglijk stil. De tafel stond op
-dezelfde plaats, dicht naast het bed, en daarop, in hare werkelijke
-grootte en met alle werkelijke eigenschappen, stond het voorwerp dat
-hij overal had gezien.</p>
-<p class="par">Hij meende de gordijn te zien bewegen. Hij keek nog eens
-en was er nu zeker van dat zij zich bewoog. Hij zag eene hand te
-voorschijn komen en zoekend rondtasten. Toen bewoog de gordijn zich nog
-duidelijker; eene vrouw, die in het bed lag, sloeg haar open en kwam
-overeind.</p>
-<p class="par">Met hare jammervolle oogen, zoo woest en wanhopig, zoo
-groot en zoo dof, zag zij in de geheele kamer rond, en haar blik gleed
-over den hoek heen waar hij op zijn stoel zat te slapen. Hare oogen
-keerden naar dien hoek terug, en zij hield hare hand als een scherm er
-boven, terwijl zij er in tuurde. Nogmaals dwaalden zij door de kamer
-rond, maar zonder bijna op Rachel te letten, en keerden weder naar dien
-hoek terug. Terwijl zij zoo weder met de rechterhand boven de oogen zat
-te turen&mdash;niet zoozeer hem aanziende, als wel naar hem zoekende,
-met een dierlijk instinct dat hij daar wezen moest&mdash;dacht hij bij
-zich zelven, dat er in die misvormde trekken en in den geest, dien ze
-afspiegelden, geen spoor meer bestond van de vrouw, die hij achttien
-jaren geleden getrouwd had. Indien hij haar niet stap voor stap zoover
-had zien komen, had hij nooit kunnen gelooven dat zij dezelfde was.</p>
-<p class="par">Al dien tijd bleef hij als door een toovermacht geboeid,
-roerloos en machteloos zitten, zonder iets anders te kunnen doen dan op
-haar te letten.</p>
-<p class="par">Dof suffende of mijmerende, zonder zelve te weten
-waarom, bleef zij eene poos met het hoofd tusschen de handen zitten.
-Daarna begon zij <span class="pagenum">[<a id="xd21e1997" href=
-"#xd21e1997" name="xd21e1997">43</a>]</span>weder starend in de kamer
-rond te kijken, en nu vielen hare oogen voor het eerst op de tafel met
-de twee flesschen daarop.</p>
-<p class="par">Aanstonds keerde zij hare oogen weder naar zijn hoek,
-met den uitdagenden blik van den vorigen nacht, en zeer langzaam en
-voorzichtig stak zij hare gretige hand uit. Zij haalde eerst een tinnen
-beker naar zich toe, en bedacht zich toen eene poos, welke van de twee
-flesschen zij zou kiezen. Eindelijk greep hare verstandelooze hand de
-flesch, die een snellen, onvermijdelijken dood bevatte, en voor zijne
-oogen trok zij met hare tanden de kurk er af.</p>
-<p class="par">Het mocht een droom of werkelijkheid zijn, hij had geene
-stem en geen vermogen om zich te bewegen. Als dit eene werkelijkheid,
-en haar bestemde tijd nog niet gekomen is, ontwaak dan, Rachel,
-ontwaak!</p>
-<p class="par">Zij dacht ook daaraan. Zij keek naar Rachel en schonk
-zeer langzaam en voorzichtig den inhoud der flesch in den beker. Zij
-had het vocht aan hare lippen. Nog een oogenblik, en zij was buiten
-bereik van alle hulp, al ontwaakte ook de geheele wereld om haar met
-alle macht bij te staan. Maar op dat oogenblik sprong Rachel met een
-gesmoorden gil overeind. Het schepsel worstelde, sloeg naar haar, greep
-haar bij de haren; maar Rachel had den beker.</p>
-<p class="par">Stephen ontrukte zich aan zijn stoel.</p>
-<p class="par">&bdquo;Rachel, ben ik wakker of ben ik dezen ganschen
-akeligen nacht aan het droomen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is alles wel, Stephen. Ik ben zelf in slaap
-geweest. Het is haast drie ure. Stil, ik hoor de klok.&rdquo;</p>
-<p class="par">De wind voerde hun den klank der kerkklok toe. Zij
-luisterden en het sloeg drie. Stephen keek haar aan en zag hoe bleek
-zij was, lette op de wanorde harer haren en de roode sporen van vingers
-op haar voorhoofd, en was nu overtuigd, dat zijn gehoor en gezicht
-wakker waren geweest. Zij had zelfs den beker nu nog in hare hand.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik dacht wel, dat het bij drie&euml;n moest
-wezen,&rdquo; zeide zij, terwijl zij met bedaardheid het vocht uit den
-beker in de kom schonk en het linnen daarin doopte. &bdquo;Ik ben blij
-dat ik zoolang ben gebleven. Het is nu gedaan, als ik er dit heb
-opgelegd. Daar! En nu is zij weer stil. Ik zal het weinigje, dat nog in
-de kom is, weggieten, want het is gevaarlijk goed om te laten staan, al
-is het nog zoo weinig.&rdquo; En zoo sprekende goot zij de kom in de
-asch ledig en sloeg de flesch op het haardijzer aan stukken.</p>
-<p class="par">Zij had toen niets meer te doen dan zich met haar
-omslagdoek te dekken, eer zij in den regen en wind naar buiten
-ging.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zult mij toch met u mee laten gaan nu het zoo
-laat is, Rachel?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, Stephen. Ik ben in een oogenblik
-thuis.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt niet bang,&rdquo; zeide hij met eene
-zachte stem, toen zij de kamerdeur uitgingen, &bdquo;om mij met haar
-alleen te laten?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zag hem aan en zeide: &bdquo;Stephen!&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij zonk op zijne knie voor haar neer, op de morsige
-trap, en bracht een tip van haar omslagdoek aan zijne lippen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt een engel! God zegene u!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben, gelijk ik u gezegd heb, Stephen, uwe arme
-vriendin. Engelen gelijken niet naar mij. Tusschen hen en eene arme
-vrouw vol gebreken is nog eene diepe kloof. Mijn zusje is onder de
-engelen, maar zij is veranderd.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij sloeg hare oogen even naar omhoog toen zij dit
-zeide; en toen werden zij, met al hunne vriendelijkheid en
-zachtmoedigheid, weder op hem gevestigd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Rachel! gij verandert mij van kwaad in goed. Gij
-doet mij nederig verlangen om meer naar u te gelijken, en vreezen om u
-te verliezen als dit leven voorbij is en die geheele warboel is
-opgeruimd. Gij zijt een engel; het kan wel zijn dat gij mijne levende
-ziel behouden hebt.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zag hem aan, gelijk hij daar voor haar op zijne knie
-lag met een tip van haar doek in zijne hand, en de woorden van
-berisping stierven op hare lippen, toen zij in zijne trekken zijne
-ontroering opmerkte.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik kwam wanhopig naar huis. Ik kwam naar huis
-zonder eenige hoop, en dol van de gedachte, dat ik voor een onredelijk
-onvergenoegd mensch werd gehouden, als ik maar een enkel woord klaagde.
-Ik zeide u, dat ik een schrik had gehad. Dat was de flesch met vergif
-op de tafel. Ik heb nog nooit een levend wezen kwaad gedaan; maar toen
-ik dat zoo kort daarop zag, dacht ik: Hoe kan ik zeggen wat ik mij
-zelven, of haar, of ons beiden had kunnen doen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij legde, met een gezicht vol schrik, hare beide handen
-op zijn mond om hem te beletten iets meer te zeggen. Hij vatte hare
-handen met de hand, die hij vrij had, en terwijl hij nog den rand van
-haar doek vasthield, vervolgde hij haastig:</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar ik zag u zoo bij het bed zitten, Rachel. Ik
-heb u dezen geheelen nacht gezien. In mijn onrustigen slaap wist ik
-toch, dat gij daar nog waart. Altijd zal ik u daar zoo zien. Nooit zal
-ik haar meer zien of om haar denken, of gij zult naast haar wezen. Ik
-zal nooit iets zien of om iets denken, dat mij kwaad maakt, of gij, die
-zooveel beter zijt dan ik, zult er naast wezen. En zoo zal ik mijn best
-doen om te wachten naar den tijd, en op dien tijd vertrouwen, wanneer
-gij en ik eindelijk vereenigd zullen zijn ver van hier, aan den
-overkant van die diepe kloof, in het land waar uw zusje nu al
-is.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij kuste nog eens den rand van haar doek en liet haar
-gaan. Zij wenschte hem met <span class="pagenum">[<a id="xd21e2047"
-href="#xd21e2047" name="xd21e2047">44</a>]</span>eene haperende stem
-goedennacht en ging de straat op.</p>
-<p class="par">De wind waaide met kracht van den kant waar spoedig de
-dag zou aanbreken. De lucht was aan dien kant opgehelderd, en de
-regenwolken hadden zich geledigd of waren verder gedreven. Hij stond
-blootshoofds op straat en zag haar na tot zij verdween. Gelijk de
-helder blinkende sterren bij de duister brandende kaars voor het
-venster, zoo was Rachel, voor de onbeschaafde verbeelding van dien man,
-bij de gewone ervaring van zijn leven.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch14" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XIV.</h2>
-<h2 class="main">DE GROOTE FABRIKANT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">De tijd liep te <span class="ex">Coketown</span>
-voort gelijk eene machine in eene fabriek:&mdash;z&oacute;&oacute;veel
-grondstof verwerkt, z&oacute;&oacute;veel brandstof verteerd,
-z&oacute;&oacute;veel kracht versleten en z&oacute;&oacute;veel geld
-gewonnen. Doch minder onbarmhartig dan ijzer, staal en koper, bracht
-die tijd ook de afwisselende jaargetijden mede, zelfs in die woestenij
-van rook en baksteenen, en hij alleen bestond den kamp tegen de akelige
-eentonigheid, die de stad beheerschte.</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa wordt haast een volwassen meisje,&rdquo;
-zeide mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">De tijd, met zijne onberekenbare paardekracht, werkte
-voort, zonder er zich aan te storen wat iemand zeide, en weldra bleek
-het dat de jonge Thomas een voet langer was dan de laatste maal toen
-zijn vader bijzonder op hem had gelet.</p>
-<p class="par">&bdquo;Thomas,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind,
-&bdquo;wordt haast een volwassen jongmensch.&rdquo;</p>
-<p class="par">De tijd werkte aan Thomas voort, terwijl zijn vader er
-over dacht, en daar stond hij, met zijn rok met lange panden en stijve
-boordjes.</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarlijk,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind,
-&bdquo;het is tijd geworden dat Thomas naar Bounderby behoort te
-gaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">De tijd bleef met Thomas bezig, schoof hem voort in
-Bounderby&rsquo;s kantoor, maakte hem een bewoner van Bounderby&rsquo;s
-huis, noodzaakte hem tot het koopen van zijn eerste scheermes en
-oefende hem vlijtig in zijne berekeningen betrekkelijk nommer een.</p>
-<p class="par">Dezelfde groote fabrikant, altijd met eene ontzaglijke
-verscheidenheid van werk onderhanden, bleef ook met Sissy bezig en
-maakte haar waarlijk tot een heel aardig dingetje.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik vrees, Jupe,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind,
-&bdquo;dat het nutteloos zou zijn u langer te laten
-schoolgaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat vrees ik ook, mijnheer,&rdquo; antwoordde
-Sissy, voor hem nijgende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik kan het u niet ontveinzen, Jupe,&rdquo;
-hervatte mijnheer Gradgrind, zijn voorhoofd fronsende, &bdquo;dat de
-uitslag van uw proeftijd op school mij teleurgesteld heeft&mdash;mij
-grootelijks teleurgesteld heeft. Gij hebt onder mijnheer en mevrouw
-Choakumchild lang niet zoovele nuttige kundigheden verkregen als ik
-verwacht had. Gij zijt nog zeer achterlijk in de kennis van feiten, en
-uwe wetenschap van cijfers is zeer beperkt. Gij zijt over het geheel
-zeer achterlijk en staat lang niet met anderen gelijk.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het spijt mij zeer, mijnheer,&rdquo; antwoordde
-zij; &bdquo;maar ik weet wel, dat het de waarheid is. En toch heb ik
-mij veel moeite gegeven, mijnheer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind, &bdquo;ja,
-ik geloof wel dat gij u veel moeite hebt gegeven. Ik heb op u gelet en
-ik kan in dat opzicht niet over u klagen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik dank u wel, mijnheer. Maar ik heb wel eens
-gedacht&rdquo; (Sissy sprak nu zeer schroomvallig) &bdquo;dat ik
-misschien al te veel poogde te leeren, en dat, als ik vergunning had
-gevraagd om het met wat minder te beproeven, ik misschien...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, Jupe, neen,&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind, op zijne diepzinnigste en stelligste manier zijn hoofd
-schuddende. &bdquo;Neen. De cursus, dien gij hebt gevolgd, was naar het
-systeem ingericht&mdash;naar het systeem&mdash;en daarop is dus niets
-te zeggen. Ik kan alleen onderstellen, dat de vroegere omstandigheden
-van uw leven al te ongunstig waren voor de ontwikkeling uwer redelijke
-vermogens, en dat wij te laat begonnen zijn. Maar toch, gelijk ik reeds
-gezegd heb, ik ben teleurgesteld.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik wenschte, dat ik meer erkentelijkheid had
-kunnen bewijzen, mijnheer, voor uwe goedheid voor een arm, ongelukkig,
-meisje, dat geene aanspraak op uwe bescherming had.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Schrei maar niet,&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind. &bdquo;Schrei maar niet. Ik klaag niet over u. Gij zijt een
-goed, ijverig en hartelijk meisje, en&mdash;en daarmede moeten wij maar
-tevreden zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik dank u wel, mijnheer, dat ge dit zegt,&rdquo;
-zeide Sissy met werkelijke dankbaarheid en ootmoedig voor hem
-nijgende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt nuttig bij mevrouw Gradgrind, en gij
-zijt ook (zoo in het algemeen) aan de familie van dienst; zoo hoor ik
-van Miss Louisa, en ik heb het ook zelf opgemerkt. Ik hoop dus,&rdquo;
-ging mijnheer Gradgrind voort, &bdquo;dat gij u in deze betrekkingen
-kunt tevreden stellen en vergenoegd zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zou niets meer te wenschen hebben, mijnheer,
-als...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik begrijp u,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind,
-&bdquo;gij doelt weer op uw vader. Ik heb van Miss Louisa gehoord, dat
-gij nog altijd dat fleschje <span class="pagenum">[<a id="xd21e2103"
-href="#xd21e2103" name="xd21e2103">45</a>]</span>bewaart. Nu, als uwe
-opleiding in de redeneerkunde beter geslaagd was, zoudt gij in dit
-opzicht wijzer zijn geweest. Ik wil er niets meer van
-zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij hield inderdaad te veel van Sissy om verachting voor
-haar te koesteren; anders hield hij haar redeneervermogen voor zoo
-uiterst gering, dat hij tot die gevolgtrekking had moeten geraken. Hij
-was, hoe dan ook, op het denkbeeld gekomen, dat dit meisje iets in zich
-had, dat moeielijk in eene tabel gebracht kon worden. Hare vatbaarheid
-voor definiti&euml;n kon men gemakkelijk als zeer gering opgeven; hare
-mathematische kundigheden als nul; en toch twijfelde hij er aan, of
-hij, indien hij haar bij voorbeeld in de kolommen eener statistieke
-opgaaf had moeten becijferen, wel recht zou geweten hebben, onder welke
-hoofden hij haar moest verdeelen.</p>
-<p class="par">Op sommige trappen van zijn fabriekarbeid met den mensch
-werkt de tijd zeer snel voort; en daar de jonge Thomas en Sissy zich
-juist op zulk een trap bevonden, werden deze snelle veranderingen in
-een jaar of twee bij hen tot stand gebracht, terwijl mijnheer Gradgrind
-zelf op zijne baan scheen te blijven stilstaan en geene verandering
-onderging&mdash;&eacute;&eacute;ne uitgezonderd, die echter met zijne
-overige noodzakelijke bewerking in de fabriek des tijds in geen verband
-stond. De tijd stopte hem in eene kleine, veel gerucht makende en
-tamelijk smerige machine, die in een hoek achteraf stond, en maakte hem
-tot lid van het Parlement voor <span class="ex">Coketown</span>: tot
-een der hooggeachte vertegenwoordigers van maten, gewichten en cijfers,
-een dier <span class="ex">honourable gentlemen</span>, die voor alle
-andere dingen doof, stom, blind, lam en dood zijn. Waarvoor leven wij
-ook anders in een Christelijk land, achttienhonderd en ettelijke jaren
-na onzen Meester?</p>
-<p class="par">Al dien tijd was Louisa blijven voortleven zoo stil en
-afgetrokken, zoo gewend om in de schemering naar de gloeiende vonken te
-turen, die door den haardrooster vielen en in de asch wegstierven, dat
-zij van den dag af, toen haar vader had gezegd, dat zij haast een
-volwassen meisje werd&mdash;en dit scheen pas gisteren te zijn
-geweest&mdash;nauwelijks zijne aandacht wederom getrokken had, tot hij
-bevond dat zij geheel een volwassen meisje was geworden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Geheel een volwassen meisje,&rdquo; zeide
-mijnheer Gradgrind peinzende. &bdquo;Wel, wel!&rdquo;</p>
-<p class="par">Kort na deze ontdekking werd hij eenige dagen lang meer
-nadenkend dan gewoonlijk, en scheen hij zich geheel in
-&eacute;&eacute;n onderwerp te verdiepen. Op zekeren avond toen hij
-uitging en Louisa v&oacute;&oacute;r zijn vertrek goedennacht kwam
-zeggen&mdash;daar hij eerst laat zou thuis komen en zij hem niet voor
-den volgenden ochtend zou terugzien&mdash;sloot hij haar in zijne
-armen, zag haar op zijne vriendelijkste manier aan, en zeide:</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne lieve Louisa, gij zijt nu eene volwassene
-vrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij antwoordde met den scherpen, uitvorschenden blik van
-dien avond, toen zij bij het paardenspel werd betrapt. Daarna sloeg zij
-hare oogen neer en zeide: &bdquo;Ja, vader.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Kindlief,&rdquo; hervatte mijnheer Gradgrind,
-&bdquo;ik moet eens alleen en ernstig met u spreken. Kom morgenochtend
-na het ontbijt in mijne kamer. Zult gij?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, vader.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Uwe handen zijn eenigszins koud, Louisa. Zijt gij
-niet wel?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Heel wel, vader.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En vroolijk?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zag hem weder aan en glimlachte op hare eigenaardige
-manier. &bdquo;Ik ben zoo vroolijk, vader, als ik gewoonlijk ben, of
-gewoonlijk ben geweest.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is goed,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">Zoo gaf hij haar een kus en ging heen, en Louisa keerde
-terug naar het vroolijke vertrek, dat zoo naar de kamer van een
-haarsnijder geleek, liet haar elleboog in hare hand rusten en tuurde
-weder naar de vonken, die zoo kort leefden en zoo spoedig tot asch
-werden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zijt gij daar, Louisa?&rdquo; zeide haar broeder,
-zijn hoofd binnen de deur stekende. Hij was nu een echte lichtmis
-geworden en niet zeer innemend van voorkomen en manieren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Beste Tom!&rdquo; antwoordde zij, terwijl zij
-opstond en hem omhelsde. &bdquo;Hoelang is het geleden, dat ge mij niet
-eens hebt opgezocht?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Och, &rsquo;s avonds heb ik andere dingen te
-doen, en over dag houdt oude Bounderby mij tamelijk vast. Maar ik maak
-hem bang met u, als hij te lastig wordt, en zoo blijven wij op een
-goeden voet. Zeg eens! Heeft vader u vandaag of gisteren iets
-bijzonders gezegd, Louisa?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, Tom. Maar van avond heeft hij mij gezegd,
-dat hij dat morgenochtend wilde doen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Juist! Dat is het wat ik meen,&rdquo; zeide Tom.
-&bdquo;Weet gij wel waar hij van avond heen is?&rdquo; En daarbij zette
-hij een zeer slim gezicht.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dan zal ik het u zeggen. Hij is naar ouden
-Bounderby. Zij hebben eene ernstige onderhandeling aan het kantoor. En
-waarom aan het kantoor zoudt ge denken? Wel, dat kan ik u ook zeggen.
-Om de ooren van mevrouw Sparsit op een goeden afstand te houden, geloof
-ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">Met hare hand op haar broeders schouder bleef Louisa in
-het vuur staan turen. Haar broeder zag haar met meer belangstelling dan
-gewoonlijk in de oogen, sloeg zijn arm om haar middel en trok haar
-liefkoozend naar zich toe.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij houdt veel van mij, niet waar,
-Louisa?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat doe ik waarlijk, Tom, hoewel gij zulk een
-langen tijd laat verloopen, zonder mij eens te komen zien.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, zusje,&rdquo; hervatte Tom, &bdquo;als gij
-dat <span class="pagenum">[<a id="xd21e2165" href="#xd21e2165" name=
-"xd21e2165">46</a>]</span>zegt, zijt ge niet ver van mijne gedachten.
-Wij zouden veel meer bij elkander kunnen wezen, niet waar? Het zou mij
-veel goed doen, als gij besluiten kondt tot iets dat ik weet, Louisa.
-Het zou een heerlijk ding voor mij zijn. Het zou allerpleizierigst voor
-mij wezen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Haar peinzenden blik verijdelde zijne listige nasporing.
-Hij kon uit haar gezicht niets opmaken. Hij drukte haar in zijn arm en
-gaf haar een kus op de wang. Zij beantwoordde den kus, maar bleef nog
-naar het vuur staren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg eens, Louisa. Ik dacht dat ik eens moest
-aankomen en u even een wenk geven van wat er omgaat; hoewel ik dacht,
-dat gij het wel raden zoudt, al wist gij het niet zeker. Ik kan niet
-blijven, omdat ik van avond afspraak heb met eenige vrienden. Gij zult
-niet vergeten hoeveel gij van mij houdt?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, lieve Tom, dat zal ik niet
-vergeten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt een best meisje,&rdquo; zeide Tom.
-&bdquo;Goedennacht, Louisa.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij wenschte hem hartelijk een goedennacht en ging met
-hem naar de deur, waar men de fornuizen van <span class=
-"ex">Coketown</span> kon zien, die den hemel in de verte met een rooden
-gloed kleurden. Zij bleef daar staan, strak naar dat licht starende en
-naar zijne voetstappen luisterende. Zij verwijderden zich snel, alsof
-hij blijde was dat hij <span class="ex">Stone Lodge</span> achter den
-rug had; en zij bleef nog daar staan toen zij niets meer hoorde. Het
-scheen alsof zij, eerst in het vuur in haar eigen huis, en toen in den
-vurigen nevel in de verte, poogde te ontdekken, welk soort van webbe de
-oude Tijd, de grootste en langst gevestigde fabrikant van allen wel
-weven zou van de draden, die hij reeds tot eene volwassene vrouw
-gesponnen had. Maar zijne fabriek is eene geheime plaats, zijn werk
-maakt geen gerucht en zijne arbeiders zijn stom.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch15" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XV.</h2>
-<h2 class="main">VADER EN DOCHTER.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Hoewel mijnheer Gradgrind niet naar Blauwbaard
-aardde, had men zijne kamer toch wel de blauwe kamer mogen noemen, zulk
-eene menigte van blauwe boeken (de welbekende Parlements-rapporten met
-hunne blauwe omslagen) lag daar altijd voor de hand. Wat deze blauwe
-boeken maar konden bewijzen (en gewoonlijk is dit al wat men maar wil),
-bewezen zij daar in een leger, dat gedurig door de aankomst van nieuwe
-recruten werd versterkt. In dat betooverde vertrek werden de
-ingewikkeldste maatschappelijke quaesti&euml;n becijferd, tot juiste
-totale sommen gebracht en voorgoed afgedaan&mdash;als zij, die er in
-betrokken waren, het maar hadden willen gelooven. Alsof men een
-sterrenkundig observatorium zonder vensters had gemaakt, en de
-sterrenkundige daarbinnen het sterrenheelal enkel met pen, papier en
-inkt naar zijn zin in orde had gebracht, zoo behoefde mijnheer
-Gradgrind in zijn observatorium (en er zijn vele dergelijke) geen oog
-te werpen op de door elkander wemelende millioenen van menschelijke
-wezens om hem heen, maar kon al hunne aangelegenheden op een lei
-uitcijferen en al hunne tranen met een vochtig stukje spons
-wegvegen.</p>
-<p class="par">Naar dit observatorium dus&mdash;een sombere kamer, met
-eene doodelijke statistieke klok er in, die elke seconde aftelde met
-een tik, alsof men op het deksel eener doodkist klopte&mdash;begaf zich
-Louisa op den bepaalden ochtend. Het venster zag naar <span class=
-"ex">Coketown</span> uit; en toen zij zich aan de tafel van haar vader
-neerzette, zag zij de hooge schoorsteenen en de lange rookwimpels, die
-in de benevelde lucht zwaarmoedig voortkronkelden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Lieve Louisa,&rdquo; zeide haar vader, &bdquo;ik
-heb er u gisteren op voorbereid om mij uwe ernstige aandacht te
-verleenen onder het gesprek, dat wij nu met elkander zullen houden. Gij
-zijt zoo wel onderwezen, en gij doet, tot mijn genoegen, zooveel eer
-aan de opvoeding, die gij ontvangen hebt, dat ik het volste vertrouwen
-stel in uw gezond verstand. Gij zijt niet hartstochtelijk, gij zijt
-niet romanesk; gij zijt gewend om alles uit het onpartijdig en
-onbevooroordeeld oogpunt van redeneering te beschouwen. Uit dat oogpunt
-alleen, weet ik wel, dat gij datgene, wat ik u nu ga mededeelen, zult
-beschouwen en overwegen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij wachtte alsof hij gaarne had gewild dat zij iets
-zeide; maar zij sprak geen woord.</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa, kindlief, gij zijt het onderwerp van een
-huwelijksvoorstel, dat mij gedaan is.&rdquo;</p>
-<p class="par">Wederom wachtte hij, en wederom antwoordde zij geen
-enkel woord. Dit verraste hem zoozeer, dat hij zachtjes herhaalde:
-&bdquo;Een huwelijksvoorstel, kindlief.&rdquo; Waarop zij, zonder
-eenige zichtbare aandoening hoegenaamd, antwoordde:</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hoor u wel, vader. Ik luister met aandacht,
-dat verzeker ik u.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel!&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind, tot een
-glimlach overgaande, nadat hij een oogenblik verlegen had gestaan,
-&bdquo;gij zijt nog minder hartstochtelijk dan ik verwacht had, Louisa.
-Of misschien zijt gij niet onvoorbereid op het bericht, dat ik belast
-ben u te geven?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat kan ik niet zeggen, vader, eer ik het hoor.
-Voorbereid of niet, ik wensch het alles van u te hooren. Ik wensch het
-u te hooren uiteenzetten, vader.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hoe vreemd het <span class="corr" id="xd21e2212" title=
-"Bron: luide">luidde</span>, mijnheer Gradgrind was op dit <span class=
-"corr" id="xd21e2215" title="Bron: oogeublik">oogenblik</span> niet zoo
-bedaard als zijne dochter. Hij nam een papiermes in de hand,
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e2218" href="#xd21e2218" name=
-"xd21e2218">47</a>]</span>draaide het om en om, legde het neer, nam het
-weer op, en moest het toen nog een poos bekijken, terwijl hij zich
-bedacht hoe hij zou voortgaan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat gij zegt, Louisa, is volkomen redelijk en
-billijk. Ik heb op mij genomen u te doen weten, dat&mdash;dat mijnheer
-Bounderby mij kennis heeft gegeven, dat hij uwe ontwikkeling langen
-tijd met bijzondere belangstelling en genoegen heeft gadegeslagen, en
-lang gehoopt heeft, dat eindelijk de tijd zou komen, wanneer hij u
-zijne hand ten huwelijk zou kunnen aanbieden. Die tijd, dien hij
-zoolang, en voorzeker met groote standvastigheid, heeft afgewacht, is
-nu gekomen. Mijnheer Bounderby heeft mij zijn huwelijksvoorstel gedaan,
-en hij heeft mij verzocht het u mede te deelen en zijne hoop te kennen
-te geven, dat gij het in gunstige overweging zult nemen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Beiden zwegen&mdash;het tikken der doodelijk-statistieke
-klok klonk luid en hol&mdash;de rook in de verte dwarrelde woest en
-zwart.</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader,&rdquo; zeide Louisa, &bdquo;denkt gij, dat
-ik mijnheer Bounderby liefheb?&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind werd door deze onverwachte vraag zeer
-uit het veld geslagen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, mijn kind,&rdquo; antwoordde hij, &bdquo;dat
-zou ik&mdash;waarlijk niet durven zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader,&rdquo; hervatte Louisa, met juist dezelfde
-stem als te voren, &bdquo;eischt ge van mij, dat ik mijnheer Bounderby
-zal liefhebben?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, lieve Louisa, neen, ik eisch
-niets.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader,&rdquo; hernam zij weder, &bdquo;eischt
-mijnheer Bounderby, dat ik hem zal liefhebben<span class="corr" id=
-"xd21e2236" title="Bron: .">?</span>&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Inderdaad, melieve,&rdquo; antwoordde mijnheer
-Gradgrind, &bdquo;het is moeielijk die vraag te
-beantwoorden...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Moeielijk om er ja of neen op te antwoorden,
-vader?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeker, melieve, omdat&rdquo; (hier was iets te
-demonstreeren en dit hielp hem weder op weg) &bdquo;omdat het antwoord
-geheel afhangt, Louisa, van den zin waarin men die uitdrukking
-gebruikt. Nu doet mijnheer Bounderby u zooveel onrecht niet aan, en ook
-zich zelven niet, om iets romanesks of hersenschimmigs, of (ik gebruik
-die woorden als synoniemen) of sentimenteels van u te verlangen.
-Mijnheer Bounderby zou u met zeer weinig nut onder zijne oogen hebben
-zien opgroeien, indien hij zoo ver kon vergeten wat hij aan u, om niet
-te zeggen aan zijn eigen gezond verstand, verschuldigd is, om u op zulk
-een voet aan zich te willen verbinden. Derhalve zal misschien de
-uitdrukking zelve&mdash;ik geef u dit maar in bedenking,
-lieve&mdash;een weinig misplaatst wezen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welk woord zoudt ge mij raden, in plaats daarvan
-te gebruiken, vader?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, mijn lieve Louisa,&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind, die zich nu geheel hersteld had, &bdquo;daar ge mij dit
-vraagt, zou ik u raden om dit onderwerp eenvoudig in het licht van een
-tastbaar feit te beschouwen, gelijk ik u alle andere dingen heb leeren
-beschouwen. Onkundige en ijlhoofdige jongelieden mogen zulke
-onderwerpen met onwezenlijke hersenschimmen en andere ongerijmdheden,
-die geen werkelijk bestaan hebben, verdonkeren, maar het is geen
-compliment u te zeggen, dat gij beter weet. Wat zijn nu de feiten in
-dit geval? Gij zijt, wij zullen maar een rond getal nemen, twintig
-jaren oud; mijnheer Bounderby, wij nemen wederom maar een rond getal,
-is vijftig. Er bestaat eenige ongelijkheid in uwe jaren, maar in uwe
-positie en middelen bestaat deze ongelijkheid niet; integendeel, daarin
-past alles zeer wel bij elkander. Dan komt de vraag: Is zulk eene
-ongelijkheid genoegzaam, om een beletsel voor zulk een huwelijk uit te
-maken? Bij het beschouwen dezer vraag is het niet ongewichtig, de
-statistiek van het huwelijk, gelijk men die in <span class=
-"ex">Engeland</span> en <span class="ex">Wallis</span> heeft opgemaakt,
-in overweging te nemen. Ik vind, wanneer ik de cijfers naga, dat een
-groot getal dezer huwelijken wordt aangegaan tusschen personen van zeer
-ongelijke jaren en dat bij meer dan drie vierden dezer voorbeelden de
-oudste der twee contracteerende partijen de bruidegom is. Het is
-opmerkelijk&mdash;daar het de uitgebreide heerschappij van dezen regel
-aantoont&mdash;dat de beste middelen van berekening, die ons nog door
-reizigers zijn geleverd, ook onder de inboorlingen der Engelsche
-bezittingen in <span class="ex">Indi&euml;</span>, in een aanzienlijk
-gedeelte van <span class="ex">China</span>, en bij de Kalmukken in
-<span class="ex">Tartar&#307;e</span>, dergelijke uitkomsten geven. De
-ongelijkheid, die ik vermeld heb, houdt dus bijna op eene
-onmogelijkheid te zijn, is om zoo te zeggen als verdwenen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat raadt gij dan, vader,&rdquo; zeide Louisa,
-zonder dat hare strakke bedaardheid in het minst door die streelende
-uitkomsten werd geschokt, &bdquo;dat ik in de plaats zal stellen voor
-de woorden, die ik zoo even heb gebruikt&mdash;voor die misplaatste
-uitdrukking?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa,&rdquo; antwoordde haar vader, &bdquo;het
-komt mij voor, dat niets duidelijker kan wezen. Als gij u stiptelijk
-bij de feiten bepaalt, is het feitelijke, dat gij u zelve afvraagt,
-dit: Vraagt mijnheer Bounderby mij om hem te trouwen? Ja, dat doet bij.
-De eenige overblijvende vraag is dan: Zal ik hem trouwen? Mij dunkt,
-dat niets duidelijker kan zijn dan dit.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zal ik hem trouwen?&rdquo; herhaalde Louisa met
-groote bedaardheid.</p>
-<p class="par">&bdquo;Juist. En het is eene gerustheid voor mij, als uw
-vader, mijne lieve Louisa, te weten, dat gij die vraag niet in
-overweging gaat nemen met die dwaze aanwensels van denk- en
-levenswijze, die vele jonge vrouwen eigen zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, vader,&rdquo; antwoordde zij, &bdquo;dat
-doe ik niet.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="xd21e2275" href=
-"#xd21e2275" name="xd21e2275">48</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Ik laat u nu voor u zelve oordeelen,&rdquo;
-hervatte mijnheer Gradgrind. &bdquo;Ik heb de zaak voorgesteld, gelijk
-zulke zaken gewoonlijk tusschen practische menschen voorgesteld worden;
-ik heb ze voorgesteld, gelijk de zaak tusschen uwe moeder en mij
-indertijd voorgesteld werd. Het overige, mijne lieve Louisa, staat aan
-u te beslissen.&rdquo;</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e2279width"><img src="images/p048.jpg" alt=
-"&bdquo;LOUISA, KINDLIEF, GIJ ZIJT HET ONDERWERP VAN EEN HUWELIJKSVOORSTEL, DAT MIJ GEDAAN IS.&rdquo; (Blz. 46)."
-width="539" height="720">
-<p class="figureHead">&bdquo;<span class="corr" id="xd21e2282" title=
-"Bron: LOUISE">LOUISA</span>, KINDLIEF, GIJ ZIJT HET ONDERWERP VAN EEN
-HUWELIJKSVOORSTEL, DAT MIJ GEDAAN IS.&rdquo; (Blz. 46).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">Van het begin af had zij hem strak zitten aanzien.
-Terwijl hij nu in zijn stoel achterover leunde en op zijne beurt zijne
-diepliggende oogen op haar vestigde, had hij misschien een weifelend
-oogenblik bij haar kunnen waarnemen, waarin zij eene aandrift gevoelde
-om zich aan zijne borst te werpen en het opgekropte vertrouwen van haar
-hart voor hem uit te storten. Maar om dit te zien, had hij zich met een
-sprong over de kunstmatige scheidsmuren moeten heenzetten, welke hij
-sedert vele jaren tusschen zich zelven en de fijne roerselen van het
-menschelijk gemoed, die alle rekenkunst teleurstellen, had opgericht.
-De scheidsmuren waren te veel en te hoog voor zulk een sprong. Hij zag
-het <span class="ex">niet</span>. Met zijn strak rekenaarsgezicht
-verhardde hij haar weder; en het oogenblik snelde voorbij en stortte in
-de peillooze diepte van het verledene, om zich te vermengen met al de
-verlorene gelegenheden, die daar verdronken liggen.</p>
-<p class="par">Hare oogen van hem afwendende, zat zij zoo lang in
-stilte naar de stad te turen, dat hij eindelijk zeide:
-&bdquo;Raadpleegt gij de schoorsteenen van de fabrieken te <span class=
-"ex">Coketown</span>, Louisa?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Daar schijnt niets te wezen dan trage, eentonige
-rook. En toch, wanneer de nacht komt, barst het vuur uit, vader,&rdquo;
-antwoordde zij, zich snel naar hem omkeerende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat weet ik waarlijk wel, Louisa. Ik zie het
-toepasselijke van die aanmerking niet.&rdquo; Om hem recht te doen, hij
-deed het waarlijk niet.</p>
-<p class="par">Zij wuifde even met hare hand, alsof zij daarmede van de
-zaak wilde afstappen, en wederom hare aandacht op hem vestigende, zeide
-zij:</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader, ik heb dikwijls gedacht, dat het leven
-zeer kort is.&rdquo;</p>
-<p class="par">Dit punt was zoo bepaald een der onderwerpen zijner
-studie, dat hij er dadelijk op inviel:</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is kort zonder twijfel, melieve. Maar toch is
-het bewezen, dat de duur van het menschelijk leven over het algemeen in
-de laatste jaren verlengd is. De berekeningen van verschillende
-levensverzekerings-maatschappijen en kantoren van lijfrenten, onder
-andere cijfers, die niet kunnen missen, hebben dat feit
-bevestigd.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik spreek van mijn eigen leven, vader.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ei zoo?&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind.
-&bdquo;Maar ik zal u toch niet behoeven te zeggen, Louisa, dat dit
-beheerscht wordt door dezelfde wetten, die het leven in het algemeen
-beheerschen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoolang het duurt, zou ik wenschen dat weinige te
-doen wat ik kan en waartoe ik geschikt ben. Wat maakt het
-uit?&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind scheen niet wel te weten hoe hij de
-vier laatste woorden moest verstaan, en antwoordde: &bdquo;Hoe
-uitmaken? Wat uitmaken, kindlief?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer Bounderby,&rdquo; vervolgde zij op hare
-strakke, stroeve manier, zonder hierop te letten, &bdquo;vraagt mij ten
-huwelijk. De vraag, die ik mij zelve te doen heb, is: Zal ik hem
-trouwen? Zoo is het, vader, niet waar? Gij hebt mij zoo gezegd, vader,
-hebt ge niet?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zekerlijk, kindlief.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat het dan zoo zijn. Daar het mijnheer
-Bounderby behaagt mij te nemen, ben ik genegen om zijn voorslag te
-aanvaarden. Zeg hem, vader, zoo spoedig als het u belieft, dat dit mijn
-antwoord was. Breng het hem woord voor woord over, als ge kunt, want ik
-had gaarne dat hij wist wat ik zeide.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is zeer goed, kindlief,&rdquo; antwoordde
-haar vader weltevreden, &bdquo;zeer goed om nauwkeurig te zijn. Ik zal
-uw zeer gepast verzoek in acht nemen. Hebt gij eenig verlangen, mijn
-kind, wat den tijd van het huwelijk betreft?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, vader. Wat maakt dat uit!&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind had zijn stoel een weinig naderbij
-geschoven en haar bij de hand gevat; maar de herhaling dezer woorden
-scheen hem wanluidend in het oor te klinken. Hij zag haar met
-bevreemding aan, en haar nog steeds bij de hand houdende, zeide
-hij:</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa, ik heb het niet van belang geacht u
-&eacute;&eacute;ne vraag te doen, omdat de mogelijkheid, die zij
-vooronderstelde, mij al te ver verwijderd voorkwam. Maar misschien
-behoor ik haar toch te doen. Hebt gij ooit in het geheim eenig ander
-voorstel aangenomen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader,&rdquo; antwoordde zij, bijna met
-verachting, &bdquo;welk ander voorstel kon mij gedaan zijn? Wie heb ik
-gezien? Waar ben ik geweest? Welke ervaring heeft mijn hart
-gehad?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne lieve Louisa,&rdquo; hervatte mijnheer
-Gradgrind gerustgesteld en tevreden, &bdquo;gij hebt gelijk, dat ge mij
-zoo terecht wijst. Ik wenschte alleen aan mijn plicht te
-voldoen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat weet ik, vader,&rdquo; zeide Louisa op haar
-bedaarden toon, &bdquo;van smaak en verbeelding, van verlangens en
-neigingen, van eene plaats in mijn gemoed, waar zulke beuzelachtige
-dingen konden aangekweekt zijn? Wanneer ben ik ooit vrij geweest van
-problema&rsquo;s, die men demonstreeren, en werkelijkheden, die men
-tasten kan?&rdquo; Terwijl zij dit zeide, sloot zij onwillekeurig hare
-hand, alsof zij een tastbaar voorwerp greep, en opende ze weder
-langzaam, alsof zij er stof en asch uit liet vallen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeer waar, kindlief, zeer waar,&rdquo; zeide haar
-uitnemend practische vader. <span class="pagenum">[<a id="xd21e2340"
-href="#xd21e2340" name="xd21e2340">49</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, vader,&rdquo; vervolgde zij, &bdquo;welk
-eene zonderlinge vraag dan om <span class="ex">m&#307;</span> te doen!
-Zelfs de kinderlijke voorkeur, die ik gehoord heb dat bij kinderen
-gewoon is, heeft nooit hare onschuldige rustplaats in mijne borst
-gehad. Gij hebt zoo goed op mij gepast, dat ik nooit een kinderhart
-gehad heb. Gij hebt mij zoo goed onder tucht gehouden, dat ik nooit een
-kinderdroom heb gedroomd. Gij hebt zoo verstandig voor mij gezorgd,
-vader, dat ik, van mijne wieg af tot op dit uur, nooit kinderlijk
-geloof of kinderlijke vrees heb gekend.&rdquo;</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e2348width"><img src="images/p049.jpg" alt=
-"&bdquo;DIT, MIJNHEER,&rdquo; ZEIDE BOUNDERBY, &bdquo;IS MIJNE VROUW, MEVROUW BOUNDERBY.&rdquo; (Blz. 62)."
-width="565" height="720">
-<p class="figureHead">&bdquo;DIT, MIJNHEER,&rdquo; ZEIDE BOUNDERBY,
-&bdquo;IS MIJNE VROUW, MEVROUW BOUNDERBY.&rdquo; (Blz. 62).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind was opgetogen en aangedaan over den
-gelukkigen uitslag van zijn opvoedingsstelsel en deze getuigenis
-daarvan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne lieve Louisa,&rdquo; zeide hij, &bdquo;gij
-beloont mij rijkelijk voor al mijne zorg. Geef mij een kus,
-meisjelief.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zijne dochter gaf hem een kus. En haar in zijne armen
-houdende, vervolgde hij:</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik mag u nu verzekeren, mijn geliefkoosd kind,
-dat het verstandige besluit, waartoe gij gekomen zijt, mij gelukkig
-maakt. Mijnheer Bounderby is een uitstekend man: en welke kleine
-ongelijkheid men ook tusschen u kan vinden&mdash;indien er eenige
-bestaat&mdash;zij wordt meer dan opgewogen door de stemming, die uw
-gemoed heeft verkregen. Het is altijd mijn <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e2360" href="#xd21e2360" name=
-"xd21e2360">50</a>]</span>doel geweest u zoo op te voeden, dat gij,
-terwijl gij nog in uwe prille jeugd waart (als ik <span class="corr"
-id="xd21e2362" title="Bron: -"></span>mij zoo mag uitdrukken) bijna
-stokoud zoudt wezen. Geef mij nog een kus, Louisa. En laten wij nu uwe
-moeder gaan opzoeken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij gingen naar het salon, waar de achtenswaardige dame,
-die van geene malligheid wist, volgens gewoonte op eene sofa lag,
-terwijl Sissy bij haar zat te werken. Toen zij binnenkwamen, gaf zij
-eenige flauwe teekenen van herleving, en weldra kwam het schemerachtige
-damesportret overeind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw Gradgrind,&rdquo; zeide haar echtgenoot,
-die met eenig ongeduld naar het volbrengen van dit kunststuk had
-gewacht, &bdquo;laat ik u mevrouw Bounderby mogen
-presenteeren.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo!&rdquo; zeide mevrouw Gradgrind; &bdquo;dus
-hebt gij het in orde gebracht? Nu, Louisa, ik hoop, dat gij eene goede
-gezondheid moogt houden; want als uw hoofd begint te splijten zoodra
-gij getrouwd zijt, gelijk met het mijne gebeurd is, kan ik u niet
-benijdenswaardig vinden, hoewel gij dat nu zeker doet, evenals alle
-meisjes. Evenwel, ik feliciteer u, kindlief,&mdash;en ik hoop, dat gij
-nu nut zult hebben van al uwe ologische studi&euml;n, dat doe ik. Ik
-moet u een felicitatie-kus geven, Louisa; maar raak mijn
-rechterschouder niet aan, want het is mij al den geheelen dag alsof er
-ik weet niet wat langs loopt. En nu, ziet ge,&rdquo; vervolgde zij op
-een jammerenden toon, terwijl zij na den afloop der aandoenlijke
-plechtigheid hare shawls weder terecht schikte, &bdquo;zal ik mij zelve
-nacht en dag, ochtend en avond moeten martelen, om te weten hoe ik hem
-zal moeten noemen!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw Gradgrind,&rdquo; zeide haar echtgenoot
-op plechtigen toon, &bdquo;wat meent gij?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe ik hem zal moeten noemen, mijnheer Gradgrind,
-als hij met Louisa getrouwd is. Ik moet hem toch iets noemen. Het is
-onmogelijk,&rdquo; vervolgde mevrouw Gradgrind, met eene mengeling van
-beleefdheid en wreveligheid, &bdquo;hem gedurig aan te spreken en hem
-nooit een naam te geven. Ik kan hem geen Josiah noemen, want die naam
-is mij onuitstaanbaar. Gij zoudt niet van Joe willen hooren, dat weet
-ge zelf wel. Zal ik mijn eigen schoonzoon dan mijnheer moeten noemen?
-Ik geloof van neen, of de tijd moet gekomen zijn, dat ik als eene arme
-zieke door mijne betrekkingen vertrapt moet worden. Hoe zal ik hem dan
-moeten noemen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Daar geen der aanwezigen in deze buitengewone
-verlegenheid eenigen raad had aan te bieden, liet mevrouw Gradgrind
-zich voorshands weder in hare levenloosheid verzinken, nadat zij bij
-het reeds gezegde nog het volgende codicil had gevoegd:</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat de bruiloft betreft, Louisa, is al wat ik
-vraag&mdash;en dat vraag ik met eene hartklopping, die ik tot in mijne
-teenen voel&mdash;dat zij spoedig mag plaats hebben. Anders weet ik
-wel, dat zij weder een van die dingen zal zijn, waarvan ik nooit het
-einde zal hooren.&rdquo;</p>
-<p class="par">Toen mijnheer Gradgrind zijne dochter als mevrouw
-Bounderby presenteerde, hief Sissy eensklaps haar hoofd op en zag
-Louisa met eene mengeling van aandoeningen aan&mdash;verwondering,
-medelijden, spijt en twijfel. Louisa had dit opgemerkt zonder haar aan
-te zien. Van dit oogenblik af was zij stug, koud en trotsch&mdash;hield
-zij Sissy op een afstand&mdash;en was voor deze geheel veranderd.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch16" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XVI.</h2>
-<h2 class="main">MAN EN VROUW.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">De eerste ongerustheid, die mijnheer Bounderby
-kwelde, nadat hij zijn geluk had vernomen, was de noodzakelijkheid om
-dit geluk aan mevrouw Sparsit mede te deelen. Hij kon het met zich
-zelven niet eens worden hoe hij dit zou doen en welke gevolgen die stap
-zou kunnen hebben. Of zij oogenblikkelijk met pak en zak zou opbreken
-en naar Lady Scadgers gaan, of dat zij hardnekkig weigeren zou het huis
-te verlaten; of zij zou jammeren en schelden, schreien of uitvaren; of
-het haar het hart zou breken, dan of zij den spiegel zou stuk slaan;
-mijnheer Bounderby was niet in staat om er iets van te berekenen.
-Evenwel, daar het moest gedaan worden, bleef hem geene andere keus dan
-het maar te doen: en nadat hij verscheidene malen had beproefd een
-brief te schrijven en dit hem telkens mislukt was, besloot hij het
-mondeling te wagen.</p>
-<p class="par">Onderweg naar huis, op den avond die tot dat gewichtig
-doel was uitgekozen, nam hij de voorzorg van bij een apotheker aan te
-gaan en een fleschje allersterkste spiritus te koopen.
-&bdquo;Waarachtig,&rdquo; dacht mijnheer Bounderby, &bdquo;als zij aan
-het flauwvallen verkiest te gaan, zal ik haar toch het vel van den neus
-branden.&rdquo; Doch, niettegenstaande hij zich aldus had gewapend,
-trad hij met eene alles behalve moedige houding zijn huis binnen, en
-verscheen voor het voorwerp van zijn vreesachtig wantrouwen met het
-voorkomen van een hond, die bewust is dat hij zoo pas uit de etenskast
-komt.</p>
-<p class="par">&bdquo;Goedenavond, mijnheer Bounderby.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Goedenavond, juffrouw, goedenavond.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij schoof zijn stoel bij, en mevrouw Sparsit schoof den
-haren achteruit, als wilde zij zeggen: &bdquo;Het is uw haard,
-mijnheer. Dat geef ik gewillig toe. Gij kunt hem geheel in beslag
-nemen, als het u zoo belieft.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Verhuis maar niet naar de noordpool,
-juffrouw,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby. <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e2399" href="#xd21e2399" name=
-"xd21e2399">51</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Wel verplicht, mijnheer,&rdquo; antwoordde
-mevrouw Sparsit en schoof weder bij, hoewel niet zoo dicht als te
-voren.</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby bleef naar haar zitten kijken,
-terwijl zij met de punt eener scherpe, spitse schaar gaatjes in een lap
-kamerdoek stak, die op eene of andere onverklaarbare manier tot sieraad
-moest dienen; een werk, dat met de donkere oogen en den arendsneus in
-verband gebracht, aan een havik deed denken, die een klein vogeltje de
-oogen uitpikte. Zij vestigde zoozeer hare aandacht op deze bezigheid,
-dat er vele minuten verliepen eer zij van haar werk opkeek; toen zij
-dit eindelijk deed, verzocht mijnheer Bounderby, met eene zenuwachtige
-beweging van zijn hoofd, om hare opmerkzaamheid.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw Sparsit,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby,
-zijne handen in zijne zakken stekende, en zich met zijne rechterhand
-verzekerende of de kurk van het fleschje gemakkelijk losging. &bdquo;Ik
-behoef u niet te zeggen, dat gij niet alleen eene geborene dame, maar
-ook eene drommels verstandige vrouw zijt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer,&rdquo; antwoordde de dame, &bdquo;het
-is waarlijk de eerste maal niet, dat ge mij met dergelijke
-uitdrukkingen van uwe goede meening hebt vereerd.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw Sparsit,&rdquo; hervatte mijnheer
-Bounderby. &bdquo;Ik zal u eens doen verbazen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo, mijnheer?&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit
-vragenderwijs en op den bedaardst mogelijken toon. Zij droeg gewoonlijk
-mofjes, en legde nu haar werk neer en streek die mofjes glad.</p>
-<p class="par">&bdquo;Juffrouw,&rdquo; vervolgde mijnheer Bounderby,
-&bdquo;ik zal met Tom Gradgrind&rsquo;s dochter gaan
-trouwen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo, mijnheer?&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit.
-&bdquo;Dan hoop ik dat gij gelukkig zult wezen. Waarlijk, ik hoop, dat
-gij gelukkig zult wezen, mijnheer!&rdquo; Zij zeide dit met zooveel
-nederbuigende goedheid en zooveel medelijden voor hem, dat mijnheer
-Bounderby&mdash;veel meer ontsteld, dan wanneer zij haar werkdoosje
-naar den spiegel had gesmeten, of op het haardkleedje was flauw
-gevallen&mdash;de kurk van het fleschje in zijn zak stijf vastduwde en
-dacht:</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat drommelsche wijf! Wie zou gedacht hebben, dat
-zij het z&oacute;&oacute; zou opnemen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik wensch met al mijn hart, mijnheer,&rdquo;
-zeide mevrouw Sparsit, op een toon van hooge meerderheid (want zij
-scheen, hoe dan ook, in een oogenblik het recht te hebben verkregen om
-hem voortaan ten diepste te beklagen), &bdquo;dat gij in alle opzichten
-zeer gelukkig zult zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, juffrouw,&rdquo; antwoordde mijnheer
-Bounderby, met zekere geraaktheid in zijn toon, die echter, hoewel
-zijns ondanks, aanmerkelijk lager werd; &bdquo;ik ben u zeer verplicht.
-Ik hoop het ook.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Doet ge, mijnheer?&rdquo; zeide mevrouw Sparsit
-met buitengemeene vriendelijkheid. &bdquo;Maar dat is natuurlijk. Het
-spreekt vanzelf, dat gij het doet.&rdquo;</p>
-<p class="par">Er volgde eene stilte, die voor mijnheer Bounderby zeer
-lastig was. Mevrouw Sparsit nam zeer bedaard haar werk weder op en liet
-nu en dan een kuchje hooren, waaruit de bewustheid van overmacht en
-goedertierenheid scheen te klinken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, juffrouw,&rdquo; hervatte mijnheer
-Bounderby, &bdquo;onder deze omstandigheden verbeeld ik mij, dat het
-voor iemand van uw karakter niet aangenaam zou zijn om hier in huis te
-blijven, hoewel gij hier zeer welkom zoudt zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O Heere, neen, mijnheer, daaraan zou ik nooit
-kunnen denken!&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit schudde zeer deftig haar hoofd en
-veranderde het kuchje een weinig&mdash;nu z&oacute;&oacute; kuchende
-alsof de geest der profetie in haar opsteeg, maar liever gesmoord moest
-worden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Evenwel, juffrouw,&rdquo; zeide mijnheer
-Bounderby, &bdquo;er zijn aan het kantoor nog kamers open. Eene
-geborene dame daar tot huishoudster te hebben, zou eene soort van
-recommandatie zijn; en als dezelfde condities...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik verzoek wel verschooning, mijnheer. Gij zijt
-zoo goed geweest mij te beloven, dat gij altijd de uitdrukking van
-jaarlijksch compliment zoudt bezigen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welnu dan, juffrouw, jaarlijksch compliment. Als
-hetzelfde jaarlijksche compliment u voldoende mocht zijn, dan zie ik
-geene reden waarom wij zouden scheiden, of gij moest dat
-willen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit,
-&bdquo;dat is een voorstel, waarin ik uwe gewone manier van handelen
-herken; en als de positie, die ik aan het kantoor zal verkrijgen,
-zoodanig is, dat ik die kan aannemen zonder tot een lager trap in de
-maatschappij te dalen...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, dat spreekt vanzelf,&rdquo; zeide Bounderby.
-&bdquo;Als het zoo niet was, juffrouw, denkt gij dan dat ik ze zou
-aanbieden aan eene dame, die in de kringen heeft verkeerd, waarin gij
-verkeerd hebt? Niet dat <span class="ex">ik</span> om zulke kringen
-geef, dat weet gij. Maar gij doet het wel.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ge zijt zeer beleefd, mijnheer
-Bounderby.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zult uwe eigene kamers hebben, en uwe
-steenkolen en kaarsen en dat alles, en gij zult eene meid hebben om u
-te bedienen, en een kantoorknecht, die in huis slaapt tot uwe
-veiligheid, en gij zult een leventje hebben, dat ik zoo vrij ben voor
-een heerlijk, gemakkelijk leventje te houden,&rdquo; zeide
-Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg niets meer, mijnheer,&rdquo; hervatte mevrouw
-Sparsit. &bdquo;Als ik mijn post hier verlaat, zal ik niet bevrijd zijn
-van de noodzakelijkheid om het brood der afhankelijkheid te
-eten;&rdquo; zij had wel mogen zeggen de <span class=
-"ex">bestellen</span> der afhankelijkheid, <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e2456" href="#xd21e2456" name=
-"xd21e2456">52</a>]</span>want dat fijne gebak met eene lekkere bruine
-saus was haar geliefkoosd avondmaal; &bdquo;en ik wilde dat liever uit
-uwe hand ontvangen, dan uit eene andere. Ik neem dus uw aanbod met
-dankbaarheid aan, mijnheer, en betuig u mijne oprechte erkentelijkheid
-voor uwe vroegere gunsten. En ik hoop, mijnheer,&rdquo; zoo besloot zij
-op een deftig medelijdenden toon, &bdquo;ik hoop hartelijk, dat Miss
-Gradgrind alles mag wezen wat gij verwacht en verdient!&rdquo;</p>
-<p class="par">Niets was verder in staat om mevrouw Sparsit uit deze
-stemming te brengen. Het was vruchteloos, dat mijnheer Bounderby
-snoefde of zich op zijne opvliegende manier liet gelden; mevrouw
-Sparsit had zich voorgenomen medelijden met hem te hebben als een
-ongelukkig slachtoffer. Zij was beleefd, oplettend, opgeruimd en
-gemoedelijk; maar hoe beleefder, oplettender, opgeruimder en
-gemoedelijker zij was, des te ongelukkiger slachtoffer was hij. Zij had
-zulk een teeder medelijden met zijn droevig lot, dat zijn groot rood
-gezicht in een koud zweet uitbrak als zij hem maar aanzag.</p>
-<p class="par">Intusschen werd er bepaald, dat het huwelijk over acht
-weken zou worden voltrokken, en elken avond ging mijnheer Bounderby als
-erkend minnaar naar <span class="ex">Stone Lodge</span>. Zijne vrijage
-had den vorm van braceletten, en nam gedurende de bruidsdagen bij alle
-gelegenheden een fabriekmatig voorkomen aan. Er werden kleedjes
-gefabriceerd, kleinooden gefabriceerd, taarten en handschoenen
-gefabriceerd, huwelijksvoorwaarden gefabriceerd&mdash;een geheel
-assortiment van feiten deed het contract eene gepaste eer aan. De zaak
-was geheel <span class="corr" id="xd21e2466" title=
-"Bron: proza&icirc;sch">proza&iuml;sch</span> van het begin tot het
-einde. De uren maakten geen van die rooskleurige kunstjes, welke dwaze
-po&euml;ten hun in zulke dagen hebben toegeschreven; en de klokken
-liepen, ook niet sneller of langzamer dan in ieder ander
-tijdperk<span class="corr" id="xd21e2469" title="Niet in bron">.</span>
-De statistieke tijdmeter in het observatorium van mijnheer Gradgrind
-bleef elke seconde, die geboren werd, met zijne gewone regelmatigheid
-op den kop tikken en begraven.</p>
-<p class="par">Zoo kwam de dag, gelijk alle andere dagen komen voor
-menschen, die zich maar bij het gezond, verstand houden; en toen hij
-kwam, werden in de kerk met de geornamenteerde houten beenen Josiah
-Bounderby <span class="ex">Esquire</span> van <span class=
-"ex">Coketown</span>, en Louisa, oudste dochter van Thomas Gradgrind
-<span class="ex">Esquire</span> van <span class="ex">Stone
-Lodge</span>, lid van het Parlement voor genoemde stad, met elkander
-getrouwd. En toen zij in den heiligen echt vereenigd waren, begaven zij
-zich naar <span class="ex">Stone Lodge</span> om te ontbijten.</p>
-<p class="par">Er was bij die heilspellende gelegenheid een gezelschap
-van wel onderwezen lieden verzameld, die wisten waarvan alles wat zij
-te eten en te drinken kregen gemaakt was, en hoe het ingevoerd of
-uitgevoerd werd, in welke hoeveelheden &eacute;n welke bodems, en of
-het inlandsch of buitenlandsch product was, en zoo voorts. De
-speelnootjes der bruid, zelfs tot aan de kleine Jane Gradgrind toe,
-hadden gevoeglijk met den vermaarden kleinen rekenmeester, die een
-jeugdig wonder van aangeboren rekentalent was, gepaard kunnen worden;
-en niemand van het gezelschap had eenige malligheid over zich.</p>
-<p class="par">Na het d&eacute;jeun&eacute; sprak de bruidegom de
-gasten met de volgende woorden aan:</p>
-<p class="par">&bdquo;Heeren en dames, ik ben Josiah Bounderby van
-<span class="ex">Coketown</span>. Daar gij mijne vrouw en mij de eer
-hebt bewezen van op onze gezondheid en geluk te drinken, vermeen ik u
-daarvoor te moeten dankzeggen; hoewel gij, die mij allen kent en weet
-wie ik ben, geene mooie redevoering zult verwachten van een man die,
-als hij een paal ziet, zegt: &bdquo;dat is een paal,&rdquo; en als hij
-eene pomp ziet, zegt: &bdquo;dat is eene pomp,&rdquo; en er niet toe te
-krijgen is om den paal eene pomp of de pomp een paal, of een van beide
-een tandenstoker te noemen. Als gij van morgen eene redevoering wilt
-hebben, mijn vriend en schoonvader, Tom Gradgrind, is lid van het
-Parlement, en dus weet gij waar gij terecht kunt komen. Ik ben uw man
-niet. Evenwel, als ik mij eenigszins onafhankelijk gevoel, wanneer ik
-vandaag deze tafel rondzie, en bedenk hoe weinig ik er aan dacht om Tom
-Gradgrind&rsquo;s dochter te trouwen, toen ik nog een havelooze
-straatjongen was, die nooit zijn gezicht waschte of het was op straat
-aan eene pomp, en dat niet meer dan eens om de veertien dagen, hoop ik
-dat men mij verontschuldigen zal. Ik hoop dus dat het u niet mishaagt,
-dat ik mij onafhankelijk gevoel; zoo ja, dan kan ik het niet helpen. Ik
-gevoel mij toch onafhankelijk. Nu heb ik er van gesproken, en gij hebt
-er van gesproken, dat ik vandaag met Tom Gradgrind&rsquo;s dochter ben
-getrouwd. Ik ben zeer blij, dat het zoo is. Het is lang mijn wensch
-geweest dat het eens zoo wezen zou. Ik heb hare opvoeding gadegeslagen,
-en ik geloof, dat zij mijner waardig is. Tegelijkertijd&mdash;om er
-maar geen doekjes om te winden&mdash;geloof ik, dat ook ik harer
-waardig ben. Ik dank u dus in ons beider naam voor de welwillendheid,
-die gij ons bewezen hebt, en de beste wensch, dien ik voor het
-ongetrouwde gedeelte van het aanwezige gezelschap kan uitbrengen, is
-deze: ik hoop, dat ieder ongetrouwd vrijer zulk eene goede vrouw mag
-vinden als ik gevonden heb. En ik hoop, dat elke ongetrouwde vrijster
-zulk een goed man mag vinden als mijne vrouw heeft gevonden.&rdquo;</p>
-<p class="par">Kort na deze redevoering&mdash;want men zou een
-bruiloftstoertje naar <span class="ex">Lyons</span> doen, dewijl
-mijnheer Bounderby de gelegenheid wilde waarnemen, om te zien hoe de
-fabrieksarbeiders het in die streken maakten, en of zij ook met gouden
-lepels wilden gevoerd worden&mdash;begaf het gelukkige paar zich naar
-den spoorweg. Toen <span class="pagenum">[<a id="xd21e2503" href=
-"#xd21e2503" name="xd21e2503">53</a>]</span>de bruid, voor de reis
-gekleed, de trap afkwam, vond zij Tom naar haar staan wachten, met een
-gloeiend rood gezicht, hetzij van aandoening of van den wijn, dien hij
-onder het d&eacute;jeun&eacute; had gedronken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Welk eene cordate meid zijt ge toch, en welk eene
-allerbeste zuster, Louisa!&rdquo; fluisterde Tom.</p>
-<p class="par">Zij sloot hem in hare armen, gelijk zij dien dag een
-wezen van veel beter aard in hare armen had moeten sluiten, en voor de
-eerste maal scheen hare strakke bedaardheid eenigszins geschokt te
-worden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Oude Bounderby is al klaar,&rdquo; zeide Tom.
-&bdquo;Het is tijd. Goedendag. Ik zal naar u staan uitkijken, als ge
-terugkomt. Zeg eens, lieve Louisa, is dat nu niet razend
-prettig!&rdquo;</p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="bk2" class="div0 book">
-<h2 class="main">TWEEDE BOEK, MAAIEN.</h2>
-<div id="ch17" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XVII.</h2>
-<h2 class="main">KANTOORZAKEN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Een zonnige zomerdag. Zoo iets had men somtijds
-zelfs te <span class="ex">Coketown</span>.</p>
-<p class="par">Bij zulk weder, op een afstand gezien, lag <span class=
-"ex">Coketown</span> in een eigenaardigen damp verscholen, die voor de
-zonnestralen ondoordringbaar scheen. Men wist alleen dat de stad daar
-lag, omdat men wist dat er zonder stad niet zulk een vuile vlek op het
-vergezicht had kunnen zijn&mdash;een veeg van roet en rook, die
-ongeregeld nu naar den eenen, dan naar den anderen kant afdreef, nu
-eerzuchtig naar het hemelgewelf opsteeg, dan groezelig langs de aarde
-kroop, naarmate de wind aanwakkerde of verflauwde, of naar eene andere
-streek omliep; eene dichte, vormlooze dwarrelwolk, met flikkerende
-lichtstralen er dwars doorheen, die echter niets dan massa&rsquo;s van
-duisternis zichtbaar maakten.&mdash;Z&oacute;&oacute; deed <span class=
-"ex">Coketown</span> zich op een afstand herkennen, al was er nog geen
-steen van te zien.</p>
-<p class="par">Het verwonderlijkste was, dat de stad nog bestond. Zij
-was reeds zoo dikwijls geru&iuml;neerd, dat men zich moest verbazen,
-hoe zij zoovele schokken had doorgestaan. Zeker was er nooit brozer
-porselein dan dat, waarvan de fabrikanten van <span class=
-"ex">Coketown</span> gemaakt waren. Men behoefde hen maar even aan te
-tasten, en zij vielen zoo gemakkelijk in stukken, dat men wel vermoeden
-kon dat zij vroeger al gekraakt waren. Zij werden geru&iuml;neerd, als
-men van hen vorderde dat zij de arbeidende kinderen naar school zouden
-zenden; zij werden geru&iuml;neerd als er inspecteurs werden aangesteld
-om toezicht in hunne fabrieken te houden; zij werden geru&iuml;neerd,
-wanneer zulke inspecteurs het voor twijfelachtig hielden of de
-eigenaars wel recht hadden om menschen tusschen hunne machinerie te
-laten klein-malen; zij werden geheel in den grond geboord, als men er
-een wenk van gaf, dat zij misschien niet altijd zooveel rook behoefden
-te maken. Behalve mijnheer Bounderby&rsquo;s gouden lepel, waaraan men
-in <span class="ex">Coketown</span> algemeen geloofde, was nog eene
-andere fictie daar zeer in zwang. Deze had den vorm van een dreigement.
-Wanneer een Coketowner fabrikant begreep, dat hij mishandeld
-werd&mdash;dat is te zeggen, wanneer men hem niet geheel en al zijn
-eigen weg liet gaan en er over sprak om hem voor de gevolgen van
-sommige zijner bedrijven verantwoordelijk te stellen&mdash;kwam hij
-steeds met het geduchte dreigement voor den dag, dat hij &bdquo;veel
-liever al zijn eigendom in de zee wilde smijten.&rdquo; Dit had den
-minister van <span class="corr" id="xd21e2540" title=
-"Bron: binnenlansche">binnenlandsche</span> zaken bij verschillende
-gelegenheden een doodschrik op het lijf gejaagd.</p>
-<p class="par">Evenwel waren de Coketowners toch zoo vaderlandslievend,
-dat zij nog nooit hun eigendom in de zee hadden gesmeten, maar
-integendeel vriendelijk genoeg waren geweest om er zeer goed op te
-passen. Zoo lag daar nog de stad in gindschen damp; en zij werd al
-grooter en grooter.</p>
-<p class="par">De straten waren op dien zomerdag heet en stofferig, en
-de zon was zoo helder, dat zij zelfs door den dikken nevel, die over
-<span class="ex">Coketown</span> hing, heen scheen en men haar niet
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e2550" href="#xd21e2550" name=
-"xd21e2550">54</a>]</span>strak kon aanzien. De stokers kwamen uit lage
-deuren onder den grond de fabriekwerven op, en zaten op trappen, palen
-en staketsels hunne zwarte gezichten af te vegen en naar de hoopen
-steenkool te turen. De geheele stad scheen in olie te braden. Overal
-heerschte een verstikkende reuk van heete olie. De stoommachines
-blonken er van, de kleederen der arbeiders waren er mede besmeerd, en
-door al de talrijke verdiepingen der fabriekgebouwen sijpelde en
-druppelde zij heen. De dampkring dier Tooverpaleizen geleek naar den
-adem van den <span class="ex">Simoum</span>; en hunne bewoners,
-smeltende van hitte, sloofden in de woestijn kwijnend voort. Doch geen
-warmtegraad maakte de zwaarmoedige olifanten razender of stiller. Hunne
-vervelende koppen gingen, in warm en koud, in nat en droog, in fraai en
-slecht weder, op dezelfde maat op en neer. De afgemetene beweging
-hunner schaduwen op de muren was het surrogaat, dat <span class=
-"ex">Coketown</span> voor de schaduw van ritselende boschjes kon
-vertoonen; terwijl het voor het zomergegons der insecten, het geheele
-jaar door, van den dageraad van maandag tot den avond van zaterdag, het
-snorren van spillen en raderen kon aanbieden.</p>
-<p class="par">Droomerig snorden zij dien geheelen dag door, en maakten
-den voorbijganger nog warmer en slaperiger als hij de brommende muren
-der fabrieken genaakte. Zonneblinden en watersprenkelen verkoelden de
-voornaamste straten en winkels een weinig; maar de fabrieken, de
-steegjes en hofjes werden tot eene gloeihitte geblakerd. Op de rivier,
-zwart en dik van opgeloste stoffen, waren eenige jonge knapen aan het
-pleizier hebben&mdash;een zeldzaam gezicht aldaar&mdash;en roeiden eene
-wrakke boot voort, die een schuimachtig spoor op het water naliet,
-terwijl elke indompeling van een roeiriem een vuilen stank deed
-oprijzen. De zon zelve, hoe weldadig ook in het algemeen, was minder
-vriendelijk voor <span class="ex">Coketown</span> dan eene harde vorst,
-en tuurde zelden met aandacht in de dichtst bevolkte wijken, zonder
-meer dood dan leven voort te brengen. Zoo wordt het oog des Hemels
-zelfs een boos oog, wanneer er onbekwame of onreine handen worden
-gehouden tusschen dat oog en datgene, wat het met zijn blik wil
-zegenen.</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit zat in hare namiddagkamer in het
-kantoor, aan de schaduwzijde der bradende straat. De kantooruren waren
-voorbij, en op dien tijd van den dag vereerde zij meestal de
-bestuurskamer, boven het eigenlijke kantoor, met hare hoogst
-fatsoenlijke tegenwoordigheid. Hare eigene zitkamer was eene verdieping
-hooger en daar was zij elken morgen op haar observatiepost voor het
-venster, gereed om mijnheer Bounderby, als hij de straat overstapte,
-met het medelijdende knikje, dat een ongelukkig slachtoffer toekwam, te
-begroeten. Hij was nu een jaar getrouwd, en mevrouw Sparsit had hem
-nooit een oogenblik van haar vastberaden medelijden ontslagen.</p>
-<p class="par">Het bankierskantoor van Bounderby en Comp. deed de
-heilzame eentonigheid der stad geen geweld aan. Het was insgelijks een
-van roode baksteenen gemetseld huis, met zwarte luiken van buiten,
-groene rolgordijnen van binnen, eene zwarte straatdeur met eene witte
-stoep van twee treden, een koperen naamplaatje en een koperen deurknop
-als een sluitteeken. Het was een soort grooter dan het woonhuis van
-mijnheer Bounderby, gelijk andere huizen van een tot zes soorten
-kleiner waren; in alle andere opzichten was het strikt volgens het
-patroon.</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit was er zich van bewust dat zij, door in
-den avond tusschen de lessenaars en het schrijfgereedschap te komen
-zitten, het kantoor eene vrouwelijke, om niet te zeggen
-aristocratische, elegantie mededeelde. Met haar naai&mdash;of knoopwerk
-bij het venster gezeten, streelde haar het gevoel, dat zij door hare
-damesachtige houding het onbehaaglijk kantoorachtige voorkomen van het
-vertrek veel verbeterde. Met deze bewustheid van haar veredelenden
-invloed, hield zij zich zelve eenigermate voor de Fee van het kantoor.
-De lieden uit de stad, die haar in het voorbijgaan zagen zitten,
-beschouwden haar als den draak van het kantoor, die de wacht hield over
-de schatten der mijn.</p>
-<p class="par">Waarin die schatten bestonden, wist mevrouw Sparsit
-evenmin als deze voorbijgangers. Gouden en zilveren munt, kostbare
-papieren, geheimen die, als zij ontdekt werden, zekere onbestemde
-personen (maar zij dacht meestal aan menschen die haar mishaagden) met
-een onbestemd ongeluk zouden overstelpen, waren de voornaamste
-artikelen op hare denkbeeldige lijst daarvan. Voor het overige wist
-zij, dat zij na den kantoortijd de opperheerschappij over alle
-kantoormeubelen voerde, en ook over de geslotene ijzeren kamer met drie
-sloten, tegen welker deur de kantoorlooper elken avond zijn hoofd
-neerlegde op een kermisbed, dat met het hanengekraai weder verdween.
-Verder was zij opperheerscheres over zekere gewelven in de
-kelderverdieping, die door een hekwerk met scherpe pennen van alle
-gemeenschap met de diefachtige wereld waren afgescheiden; en over de
-overblijfselen van het loopende kantoorwerk, bestaande uit inktspatten,
-afgesletene pennen, gebrokene ouwels en stukjes papier, zoo klein
-gescheurd dat zij er, als zij dit beproefde, niets van eenig aanbelang
-op kon ontcijferen. Eindelijk was zij voogdesse over een klein arsenaal
-van sabels en karabijnen, dreigend boven een der schoorsteenmantels
-opgehangen, en over die door de overlevering eerwaardige voorwerpen,
-welke de verbeelding nimmer van een <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e2572" href="#xd21e2572" name="xd21e2572">55</a>]</span>rijk
-bankierskantoor kan afscheiden&mdash;eene rij brandemmers, dingen, die
-bij geene gelegenheid van eenig nut kunnen zijn, maar die men waarneemt
-dat op de meeste beschouwers een krachtigen moreelen invloed
-uitoefenen, bijna gelijk staande met dien van het gemunt metaal.</p>
-<p class="par">Eene doove schoonmaakster en de kantoorlooper voltooiden
-het gebied van mevrouw Sparsit. Van de doove schoonmaakster zeide het
-gerucht dat zij rijk was; en jarenlang had onder de lagere klasse te
-<span class="ex">Coketown</span> de voorspelling rondgeloopen, dat zij
-eens op een avond, als het kantoor gesloten was, om haar geld zou
-vermoord worden. Men hield het er zelfs algemeen voor, dat haar tijd
-reeds om was en zij al voorlang had moeten ontsnappen; maar zij behield
-haar leven en haar post met eene koppigheid, die veel ergernis en
-teleurstelling veroorzaakte.</p>
-<p class="par">Het theegoed van mevrouw Sparsit was juist voor haar
-gereed gezet op een nuffig tafeltje, met zijne drie pootjes in een zeer
-geaffecteerde houding<span class="corr" id="xd21e2581" title=
-"Bron: .">,</span> dat zij na den kantoortijd in het gezelschap der
-stugge, lange, met leer bekleede bestuurstafel inschoof, die het midden
-van het vertrek besloeg. De kantoorlooper plaatste het theeblad daarop,
-en drukte als bewijs van hulde zijne kneukels tegen zijn voorhoofd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dankje, Bitzer,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik bedank <i>u</i>, juffrouw,&rdquo; antwoordde
-de kantoorlooper, die er nog even flauw en kleurloos uitzag als toen
-hij voor het meisje Nommer Twintig eene definitie van een paard
-gaf.</p>
-<p class="par">&bdquo;Alles gesloten, Bitzer?&rdquo; zeide mevrouw
-Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Alles gesloten, juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En wat nieuws is er vandaag?&rdquo; hervatte
-mevrouw Sparsit, terwijl zij een kop thee voor zich inschonk. &bdquo;Is
-er iets?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, juffrouw, ik kan niet zeggen dat ik iets
-bijzonders gehoord heb. Ons volkje is een slechte troep, juffrouw; maar
-dat is ongelukkig geen nieuws.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat zijn die onrustige kerels nu weer
-doende?&rdquo; vroeg mevrouw Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zij gaan hun gang maar op de oude manier,
-juffrouw, maken vereenigingen en verbonden en beloven elkander bij te
-staan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is zeer te beklagen,&rdquo; zeide mevrouw
-Sparsit, met eene strengheid, die haar arendsneus nog krommer en hare
-wenkbrauwen nog zwaarder deed worden, &bdquo;dat de gezamenlijke
-meesters zulke vereenigingen van die klasse toelaten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, juffrouw,&rdquo; zeide Bitzer.</p>
-<p class="par">&bdquo;Daar zij zelven vereenigd zijn, moesten zij
-beletten dat er iemand als werkman aangenomen werd, die zich met iemand
-anders vereenigde,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat hebben zij ook gedaan, juffrouw,&rdquo;
-antwoordde Bitzer; &bdquo;maar het lukte niet heel goed.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik wil niet beweren, dat ik verstand van die
-zaken heb,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit met deftigheid, &bdquo;daar het
-lot mij door mijne geboorte in een geheel andere sfeer had geplaatst,
-en mijnheer Sparsit, als een Powler, insgelijks buiten den kring van
-zulke geschillen was. Ik weet alleen, dat die lieden tot rede gebracht
-moeten worden, en dat het hoog tijd is dat dit voor eens en voor altijd
-gedaan wordt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, juffrouw,&rdquo; antwoordde Bitzer, met een
-vertoon van grooten eerbied voor het gezag der orakelspreuken van
-mevrouw Sparsit. &bdquo;Gij zoudt het iemand niet duidelijker kunnen
-doen begrijpen, juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">Daar dit het gewone uur voor hem was, om een
-vertrouwelijk praatje met mevrouw Sparsit te hebben, en hij reeds aan
-hare oogen had gezien dat zij hem iets wilde vragen, hield hij zich
-eene poos bezig met linialen, inktkokers en zoo al meer in orde te
-schikken, terwijl de dame haar kop thee uitdronk en door het opene
-venster naar de straat keek.</p>
-<p class="par">&bdquo;Is het een drukke dag geweest, Bitzer?&rdquo;
-vroeg mevrouw Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Geen heel drukke dag, mevrouw. Zoo wat een gewone
-dag.&rdquo; Nu en dan liet hij zich het woord &bdquo;mevrouw&rdquo; in
-plaats van &bdquo;juffrouw&rdquo; ontglippen, als eene onwillekeurige
-erkentenis van het deftige voorkomen der dame en haar recht op eene
-eerbiedige bejegening.</p>
-<p class="par">&bdquo;De klerken,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit, terwijl
-zij zorgvuldig een onmerkbaar broodkruimpje van haar linkermofje
-veegde, &bdquo;zijn natuurlijk trouw en ijverig?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, juffrouw, dat schikt nogal. Met de gewone
-uitzondering.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij bekleedde den vereerenden post van spion en
-aangever-generaal op het kantoor, voor welken vrijwilligen dienst hij
-met Kerstmis een douceur ontving, boven en behalve zijn wekelijksch
-loon. Hij was een buitengemeen schrander, berekenend en voorzichtig
-jonkman geworden, die onfeilbaar in de wereld zou vooruitkomen. Zijne
-opvoeding had zijn gemoed zoodanig onder bedwang gebracht, dat hij nu
-geene neigingen of hartstochten meer had. Al zijne bedrijven waren
-uitkomsten van de fijnste en koelste berekening; en het was niet zonder
-reden, dat mevrouw Sparsit gewoon was van hem te zeggen, dat zij nooit
-een jongmensch met vaster beginselen had gekend. Toen hij zich, na den
-dood van zijn vader, had verzekerd, dat zijne moeder te <span class=
-"ex">Coketown</span> recht tot onderstand had, had deze uitmuntende
-jeugdige beoefenaar der staathuishoudkunde dat recht zoo krachtig voor
-haar doen gelden, dat zij sedert in een werkhuis was
-opgesloten<span class="corr" id="xd21e2632" title=
-"Niet in bron">.</span> Het is echter niet te ontkennen, dat hij haar
-een half pond thee in het jaar toestond, hetgeen eene zwakheid van hem
-was; vooreerst omdat alle giften de onvermijdelijke strekking<a id=
-"xd21e2635" name="xd21e2635"></a> <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e2637" href="#xd21e2637" name="xd21e2637">56</a>]</span>hebben om
-den ontvanger tot een bedelaar te maken, en ten tweede omdat het
-eenige, wat hij redelijkerwijze met die waar had kunnen doen, zou
-geweest zijn, ze voor zoo weinig mogelijk te koopen en voor zooveel als
-hij maar met mogelijkheid krijgen kon te verkoopen, daar het thans door
-zekere schrijvers duidelijk is bewezen, dat hierin de geheele plicht
-des menschen begrepen is&mdash;niet een gedeelte van des menschen
-plicht, maar het geheel.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat schikt nogal, juffrouw; met de gewone
-uitzondering,&rdquo; herhaalde Bitzer.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ah ah!&rdquo; zeide mevrouw Sparsit, schudde haar
-hoofd boven haar theekopje en nam toen een langen slok.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer Thomas, juffrouw. Ik twijfel zeer aan
-mijnheer Thomas. Zijne manieren bevallen mij gansch niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bitzer,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit op een zeer
-nadrukkelijken toon, &bdquo;weet gij niet wat ik u eens gezegd heb over
-het noemen van namen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik verzoek u verschooning, juffrouw. Het is waar
-dat gij mij gewaarschuwd hebt tegen het noemen van namen, en dat het
-ook het best is dit te vermijden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wees zoo goed om te bedenken, dat ik hier een
-post van vertrouwen bekleed,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit zeer
-statelijk. &bdquo;Ik heb hier een post van vertrouwen, Bitzer, onder
-mijnheer Bounderby. Hoe onwaarschijnlijk mijnheer Bounderby en ik zelf
-het zou gevonden hebben, dat hij mijn patroon zou worden, kan ik hem,
-die mij een jaarlijksch compliment maakt, niet anders dan in dat licht
-beschouwen. Ik heb van mijnheer Bounderby alle erkentenis van mijn
-maatschappelijken rang en mijne afkomst genoten, die ik met
-mogelijkheid kon verwachten&mdash;meer, veel meer zelfs. En daarom wil
-ik mijn patroon met nauwgezette stiptheid getrouw zijn. En ik houd het
-er niet voor, ik wil het er niet voor houden,&rdquo; zeide mevrouw
-Sparsit, die een zeer grooten voorraad van eer en zedelijkheid in
-magazijn had, &bdquo;dat ik hem met nauwgezette stiptheid getrouw zou
-zijn, indien ik toeliet dat er onder dit dak namen genoemd worden, die
-ongelukkig&mdash;zeer ongelukkig&mdash;daaraan is niet te
-twijfelen&mdash;met den zijnen in betrekking staan.&rdquo;</p>
-<p class="par">Bitzer drukte zijne kneukels nog eens tegen zijn
-voorhoofd en verzocht nog eens verschooning.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, Bitzer,&rdquo; vervolgde mevrouw Sparsit,
-&bdquo;zeg: &bdquo;een persoon,&rdquo; en ik zal u aanhooren; maar als
-gij &bdquo;mijnheer Thomas&rdquo; zegt, moet gij mij
-verontschuldigen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Met de gewone uitzondering, juffrouw,&rdquo;
-zeide Bitzer, den aangewezen uitweg inslaande, &bdquo;van een
-persoon.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ah-h!&rdquo; mevrouw Sparsit herhaalde dien
-uitroep, en tevens haar hoofdschudden over haar kopje en den langen
-slok, alsof zij het gesprek weder opnam op het punt waar het gestoord
-was geworden.</p>
-<p class="par">&bdquo;&Eacute;&eacute;n persoon, juffrouw,&rdquo; zeide
-Bitzer, &bdquo;is nooit geweest wat hij had moeten zijn, zoolang hij
-hier is. Hij is een losbandige knaap, een verkwister en een luiaard.
-Hij is zijn zout niet waard, juffrouw; en hij zou dat ook niet krijgen,
-als hij geene vriendin uit zijne familie aan het hof had,
-juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ah-h!&rdquo; zeide mevrouw Sparsit, nogmaals
-treurig haar hoofd schuddende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hoop maar, juffrouw,&rdquo; vervolgde Bitzer,
-&bdquo;dat die vriendin hem de middelen niet zal verschaffen om zoo
-voort te gaan. Anders, juffrouw, weten wij wel uit wiens zak dat geld
-komt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ah-h!&rdquo; zuchtte mevrouw Sparsit alweder en
-schudde nogmaals treurig het hoofd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij is te beklagen, juffrouw. De laatste persoon,
-dien ik meende, is te beklagen, juffrouw,&rdquo; zeide Bitzer.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, Bitzer,&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit,
-&bdquo;ik heb altijd zijne verblinding
-beklaagd&mdash;altijd.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat den eersten persoon betreft, juffrouw,&rdquo;
-zeide Bitzer, terwijl hij zijne stem liet dalen en naderbij kwam,
-&bdquo;hij heeft zoo weinig overleg als iemand van de lieden hier in de
-stad. En gij weet wel hoe weinig overleg zij hebben. Niemand zou kunnen
-wenschen dat beter te weten, dan eene dame van uwe afkomst het
-weet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zij zouden w&egrave;l doen,&rdquo; antwoordde
-mevrouw Sparsit, &bdquo;als zij aan u een voorbeeld namen,
-Bitzer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel verplicht, juffrouw. Maar daar gij zoo goed
-zijt om van mij te spreken, zie mij dan eens aan, juffrouw. Ik heb al
-een weinigje opgespaard, juffrouw. Dat douceur, dat ik met Kerstmis
-krijg, juffrouw&mdash;ik raak er nooit aan. Zelfs mijn weekgeld verteer
-ik niet geheel, hoewel het niet hoog is, juffrouw. Waarom kunnen zij
-niet doen zooals ik gedaan heb, juffrouw? Wat de eene mensch kan doen,
-kan de ander ook.&rdquo;</p>
-<p class="par">Dit behoorde insgelijks onder de ficti&euml;n van
-<span class="ex">Coketown</span>. Een kapitalist, die een halven
-schelling tot zestien duizend pond had doen aangroeien, veinsde zich
-altijd te verwonderen, waarom de zestig duizend fabriekarbeiders om hem
-heen dit ook niet deden, en rekende het elk van hen min of meer tot
-verwijt, dat ook hij dit kunststukje niet volbracht. &bdquo;Wat ik
-gedaan heb, kunt gij ook doen. Waarom gaat gij dan niet heen en doet
-het?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat hunne behoefte aan uitspanning betreft,
-juffrouw,&rdquo; hervatte Bitzer, &bdquo;dat is maar onzin en gekheid.
-Ik heb geene behoefte aan uitspanningen; die heb ik nooit gehad, en zal
-ze nooit hebben; ik houd er niet eens van. En wat hunne vereenigingen
-aangaat, ik twijfel niet, of er zijn velen van hen, die door op
-elkander <span class="pagenum">[<a id="xd21e2685" href="#xd21e2685"
-name="xd21e2685">57</a>]</span>te letten en aan te geven, nu en dan
-eene kleinigheid, hetzij in geld of gunst, konden verdienen en zoo hun
-bestaan verbeteren. Waarom verbeteren zij het dan niet, juffrouw? Dat
-is de eerste zorg van een redelijk schepsel, en dat is het juist wat
-zij voorgeven te wenschen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, w&egrave;l voorgeven,&rdquo; zeide mevrouw
-Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Onophoudelijk, juffrouw, zoodat wij er waarlijk
-een walging van krijgen, hooren wij hen van hunne vrouwen en kinderen
-spreken,&rdquo; zeide Bitzer. &bdquo;Zie mij dan eens aan, juffrouw. Ik
-verlang niet naar vrouw en kinderen. En waarom doen zij het
-dan?&rdquo;</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e2693width"><img src="images/p057.jpg" alt=
-"WELK EEN COMISCH SCHOONBROEDER ZIJT GIJ TOCH! (Blz. 64)." width="720"
-height="487">
-<p class="figureHead">WELK EEN COMISCH SCHOONBROEDER ZIJT GIJ TOCH!
-(Blz. 64).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">&bdquo;Omdat zij onoverleggend zijn,&rdquo; antwoordde
-mevrouw Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, juffrouw,&rdquo; hervatte Bitzer, &bdquo;daar
-zit het juist. Als zij meer overleg hadden en minder koppig waren,
-juffrouw, wat zouden zij dan doen? Zij zouden zeggen: terwijl mijn
-hoed&mdash;of terwijl mijne pet, al naar het uitkomt,
-juffrouw&mdash;mijn geheele huisgezin bedekt, heb ik er maar
-&eacute;&eacute;n den kost te geven, en dat is de persoon, dien ik het
-liefst den kost geef.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Juist,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit en hapte in
-een gebakje.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben u wel verplicht, juffrouw,&rdquo; zeide
-Bitzer, wederom zijne kneukels tegen zijn voorhoofd duwende, tot dank
-voor de gunst van mevrouw Sparsit&rsquo;s leerzaam onderhoud.
-&bdquo;Moet ge ook nog wat heet water hebben, juffrouw, of is er iets
-anders dat ik voor u kan halen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Op het oogenblik niet, Bitzer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel verplicht, juffrouw. Ik zou u niet gaarne
-onder den maaltijd willen storen, juffrouw, vooral niet onder de thee,
-waarop ik weet dat gij bijzonder gesteld zijt,&rdquo; zeide Bitzer,
-zijn hals uitrekkende om van de plek waar hij stond op straat te zien;
-&bdquo;maar ik zie daar een heer, die al eene poos voor het huis naar
-boven heeft staan kijken, en nu is hij de straat overgestoken alsof hij
-wilde aankloppen. Dat is hij zeker, die daar klopt,
-juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij stapte naar het venster, stak zijn hoofd daarbuiten,
-en nadat hij het weder had binnengehaald bevestigde hij zijne gissing
-met een: &bdquo;Ja, juffrouw. Zoudt ge willen, dat die heer werd
-binnengelaten, juffrouw?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik weet niet wie het zijn kan,&rdquo; antwoordde
-mevrouw Sparsit, haar mond afvegende en hare mofjes gladstrijkende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is duidelijk een vreemdeling,
-juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat een vreemdeling op dezen tijd van den avond
-aan het kantoor kan noodig hebben, of het moet om zaken zijn, waarvoor
-het toch te <span class="pagenum">[<a id="xd21e2718" href="#xd21e2718"
-name="xd21e2718">58</a>]</span>laat is, begrijp ik niet,&rdquo; zeide
-mevrouw Sparsit: &bdquo;maar ik bekleed hier een post van vertrouwen,
-en ik zal mij nooit daaraan onttrekken. Als het een gedeelte van den
-plicht is, dien ik op mij heb genomen, om hem te spreken, dan zal ik
-met hem spreken. Doe gelijk gij zelf het best oordeelt,
-Bitzer.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hier herhaalde de vreemdeling, die de grootmoedige
-woorden van mevrouw Sparsit niet hooren kon, zijn kloppen met zooveel
-kracht, dat Bitzer naar beneden snelde om de deur te openen; terwijl
-mevrouw Sparsit de voorzorg nam van haar tafeltje met al wat er op
-stond in eene kast te bergen, en zich toen naar boven haastte, om, zoo
-het noodig was, met des te grooter deftigheid voor den dag te
-komen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Met uw verlof, juffrouw, mijnheer zou u willen
-spreken,&rdquo; zeide Bitzer, met zijn oog voor het sleutelgat van
-mevrouw Sparsit&rsquo;s kamerdeur. Mevrouw Sparsit, die van deze
-tusschentijd gebruik gemaakt had om hare muts terecht te zetten, ging
-nu met klassieke gelaatstrekken weder de keldertrap af, en trad de
-bestuurskamer binnen in de houding eener Romeinsche matrone, die zich
-buiten de poort begeeft om met een aanrukkenden vijand te
-onderhandelen.</p>
-<p class="par">Daar de vreemdeling naar het venster was gekuierd en nu
-onverschillig naar buiten keek, maakte deze statige intrede zeer weinig
-indruk op hem. Hij stond zoo koelbloedig als men zich maar verbeelden
-kan bij zich zelven te fluiten, met zijn hoed nog op het hoofd en zeker
-uitzicht van afmatting en lusteloosheid, gedeeltelijk een gevolg van de
-buitengewone warmte, gedeeltelijk van zijn buitengewoon fatsoen; want
-met een half oog kon men al zien dat hij een echte <span class=
-"ex">gentleman</span> was, volkomen naar het laatste patroon gemaakt,
-wien alles verveelde en die aan even weinig geloofde als Lucifer
-zelf.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hoor, mijnheer,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit,
-&bdquo;dat ge mij verlangt te spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, neem mij niet kwalijk,&rdquo; zeide hij, zich
-omkeerende en zijn hoed afnemende, &bdquo;ik verzoek wel
-verschooning.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hm!&rdquo; dacht mevrouw Sparsit, terwijl zij
-eene statige buiging maakte. &bdquo;Vijf en dertig, goed uitzicht, goed
-postuur, goede tanden, goede stem, welgemanierd, welgekleed, donker
-haar, levendige oogen.&rdquo; Dit alles merkte mevrouw Sparsit met hare
-vrouwelijke schranderheid op&mdash;gelijk de sultan die zijn hoofd in
-den emmer met water stak&mdash;in het oogenblikje terwijl zij dook en
-zich weder oprichtte.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wees zoo goed om plaats te nemen,
-mijnheer,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel verplicht. Laat mij maar zoo staan.&rdquo;
-Hij zette een stoel voor haar, maar bleef zelf achteloos tegen de tafel
-staan leunen. &bdquo;Ik heb mijn knecht aan het station gelaten om voor
-de bagage te zorgen&mdash;een bijzonder zware trein en een aantal
-koffers in den goederenwagen&mdash;en ben maar voortgewandeld om eens
-rond te kijken. Eene zonderlinge plaats, deze stad. Mag ik wel vragen
-of het hier <span class="ex">alt&#307;d</span> zoo zwart is?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Doorgaans veel zwarter,&rdquo; antwoordde mevrouw
-Sparsit op hare niets vergoelijkende manier.</p>
-<p class="par">&bdquo;Is het mogelijk! Excuseer mij&mdash;gij zijt hier
-niet geboren zou ik denken?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw
-Sparsit. <span class="corr" id="xd21e2749" title=
-"Niet in bron">&bdquo;</span>Het is mijn geluk of mijn ongeluk
-geweest&mdash;ik weet niet hoe ik het noemen zal&mdash;om, eer ik
-weduwe werd, mij in een geheel anderen kring te bewegen. Mijn man was
-een Powler.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neem mij niet kwalijk,&rdquo; zeide de
-vreemdeling; &bdquo;was een...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Een Powler,&rdquo; herhaalde mevrouw Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Van de familie Powler?&rdquo; zeide de
-vreemdeling, nadat hij een oogenblik had nagedacht. Mevrouw Sparsit gaf
-door een knikje hare toestemming te kennen, en de vreemdeling scheen
-een weinigje meer afgemat dan te voren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij moet u hier zeer vervelen!&rdquo; was de
-gevolgtrekking, die hij uit het ontvangen bericht opmaakte.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben de nederige dienares der omstandigheden,
-mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit, &bdquo;en ik heb mij zelve
-sedert lang onderschikt aan de macht, die mijn leven
-bestuurt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeer philosophisch,&rdquo; hernam de vreemdeling,
-&bdquo;en zeer loffelijk en voorbeeldig en...&rdquo; Het scheen hem
-niet de moeite waardig dit gezegde ten einde te brengen, en dus speelde
-hij verstrooid met zijn horlogeketting.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mag ik zoo vrij zijn u te vragen,
-mijnheer,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit, &bdquo;waaraan ik de eer te
-danken heb van...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel zeker,&rdquo; antwoordde de vreemdeling.
-&bdquo;Zeer verplicht dat gij er mij aan herinnert. Ik heb een brief
-van introductie aan mijnheer Bounderby, den bankier, bij mij. Onder het
-wandelen door deze buitengemeen zwarte stad, terwijl men in mijn hotel
-het diner gereedmaakte, vroeg ik iemand wien ik ontmoette&mdash;een van
-de werklieden, die een stortbad van iets slibberigs scheen genomen te
-hebben, dat waarschijnlijk onder de materialen zal
-behooren...&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit boog haar hoofd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Waar mijnheer Bounderby, de bankier, woonde, en
-hij, waarschijnlijk niet beter wetende, wees mij naar het kantoor. Ik
-vermeen evenwel, dat mijnheer Bounderby niet woonachtig is in het
-gebouw, waar ik de eer heb deze opheldering aan te bieden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw
-Sparsit, &bdquo;dat doet hij ook niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel verplicht. Ik had juist geen oogmerk om nu
-mijn brief te overhandigen, maar om <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e2777" href="#xd21e2777" name="xd21e2777">59</a>]</span>den tijd
-te korten, kuierde ik toch maar eens naar het kantoor, en toen ik het
-geluk had van u voor dat venster te zien,&rdquo; en met eene lichte
-buiging wuifde hij even met de hand naar het venster, &bdquo;eene dame
-van zulk een deftig en innemend voorkomen, begreep ik niet beter te
-kunnen doen dan de vrijheid te nemen van die dame te vragen, waar
-mijnheer Bounderby, de bankier, eigenlijk woont. En dit waag ik dus
-thans, met alle gepaste verontschuldigingen, te doen.&rdquo;</p>
-<p class="par">De achteloosheid en onverschilligheid zijner manieren
-werden, naar het gevoelen van mevrouw Sparsit, genoegzaam vergoed door
-zekere ongedwongene galanterie, waarmede hij haar tegelijk zijne hulde
-bewees. Daar stond hij bij voorbeeld tegen de tafel te leunen, zoodat
-hij er bijna op zat, maar tegelijk boog hij zich zachtjes aan naar haar
-over, alsof hij eene aantrekkingskracht in haar erkende, die haar op
-hare manier bekoorlijk maakte.</p>
-<p class="par">&bdquo;Een bankierskantoor, dat weet ik, is altijd
-wantrouwig; officieel <span class="ex">moet</span> het dat ook
-zijn,&rdquo; vervolgde de vreemdeling, met eene losheid en vlugheid van
-spraak, die insgelijks innemend waren, en zijne woorden een klank
-gaven, alsof er iets veel meer verstandigs of geestigs in school dan
-inderdaad het geval was&mdash;hetgeen misschien eene schrandere vinding
-was van den stichter dezer talrijke secte, wie die groote man dan ook
-mag zijn geweest&mdash;&bdquo;en daarom mag ik wel aanmerken, dat mijn
-brief&mdash;hier is hij&mdash;van het Parlementslid voor deze stad
-komt&mdash;Gradgrind,&mdash;wien ik in <span class="ex">Londen</span>
-het genoegen heb van te kennen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit herkende de hand, zeide dat zulk eene
-bevestiging geheel onnoodig was, en gaf daarop het adres van mijnheer
-Bounderby met alle vereischte terechtwijzingen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Duizendmaal dank,&rdquo; zeide de vreemdeling.
-&bdquo;Natuurlijk zult gij den bankier zeer wel kennen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit.
-&bdquo;In mijne afhankelijke betrekking tot hem heb ik hem tien jaren
-lang gekend.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Eene gansche eeuwigheid! Ik meen, dat hij met
-Gradgrind&rsquo;s dochter getrouwd is?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, mijnheer, zeide mevrouw Sparsit, eensklaps
-hare tanden samenklemmende. &bdquo;Hij heeft&mdash;die eer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Die dame is eene groote philosofe, heeft men mij
-gezegd?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Inderdaad, mijnheer,&rdquo; zeide mevrouw
-Sparsit. &bdquo;Zou zij dat?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Excuseer mijne onbescheidene
-nieuwsgierigheid,&rdquo; hervatte de vreemdeling, op een verzoenenden
-toon, die mevrouw Sparsit&rsquo;s wenkbrauwen deed ophelderen,
-&bdquo;maar gij kent de familie en gij kent de wereld. Is die dame
-wezenlijk zoo geducht? Haar vader geeft haar den naam van zoo
-vervaarlijk verstandig, dat ik brand van verlangen om het rechte te
-weten. Is zij volkomen ongenaakbaar? Zoo knap, dat men er van versteld
-staat en voor terugschrikt? Ik zie wel, aan uw geheimzinnig
-<span class="corr" id="xd21e2806" title="Bron: lachtje">lachje</span>,
-dat gij zoo niet denkt. Gij hebt balsem in mijne angstige ziel gegoten.
-En nu hare jaren. Veertig? Vijf en dertig?&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit begon hardop te lachen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Nog half een kind,&rdquo; zeide zij. &bdquo;Nog
-geen twintig toen zij trouwde<span class="corr" id="xd21e2813" title=
-"Bron: ,">.</span>&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik verzeker u op mijne eer, mevrouw
-Powler,&rdquo; zeide de vreemdeling, zich van de tafel losrukkende,
-waaraan hij eerst scheen vastgeplakt, &bdquo;dat ik nooit in mijn leven
-zoo verbaasd ben geweest.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het scheen waarlijk een geweldigen indruk op hem te
-maken. Hij zag haar, die hem dit bericht had gegeven, ruim eene halve
-minuut lang aan, en scheen al dien tijd die verrassing voor zijn geest
-te hebben.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik verzeker u, mevrouw Powler,&rdquo; zeide hij
-toen zeer afgemat, &bdquo;dat de gezegden van haar vader mij eene
-gerimpelde, steenharde rijpheid hadden doen verwachten. Ik ben u zeer
-verplicht, dat gij zulk eene ongerijmde vergissing hebt terecht
-gebracht. Ik bid u, verschoon mijne indringendheid. Duizendmaal dank.
-Goedenavond.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij ging buigende heen; en mevrouw Sparsit, achter het
-venstergordijn verborgen, zag hem langzaam de straat aan den
-schaduwkant afkuieren, door alle voorbijgangers opgemerkt.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat denkt gij van dien heer, Bitzer?&rdquo; zeide
-zij, toen de kantoorlooper kwam om het theegoed weg te halen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij moet veel geld aan zijne kleeren besteden,
-juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat moet erkend worden,&rdquo; zeide mevrouw
-Sparsit, &bdquo;maar hij is ook keurig gekleed.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, juffrouw, als dat het geld waard
-is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Buitendien, juffrouw,&rdquo; hervatte Bitzer,
-terwijl hij de tafel wat opwreef; &bdquo;hij ziet er mij uit alsof hij
-speelde.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hazardspelen is onzedelijk,&rdquo; antwoordde
-mevrouw Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is belachelijk, juffrouw,&rdquo; antwoordde
-Bitzer, &bdquo;want de kansen zijn altijd ten nadeele der
-spelers.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hetzij de warmte mevrouw Sparsit hinderde, of wat er
-anders de reden van was, zij werkte dien avond niet. Zij zat nog voor
-het venster toen de zon achter den rook begon weg te zinken; zij zat
-nog voor het venster toen de rook gloeiend rood werd, toen hij zijne
-kleur weder verloor, en toen de duisternis langzaam uit den grond
-scheen op te rijzen en al hooger en hooger op te kruipen naar de daken
-der huizen, naar de kerktorens, naar de toppen der fabriekschoorsteenen
-en zoo tot aan de lucht. Zonder licht te laten brengen, bleef mevrouw
-Sparsit voor het venster zitten, met de handen in den <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e2841" href="#xd21e2841" name=
-"xd21e2841">60</a>]</span>schoot, en zonder veel op de geluiden van den
-avond te letten: het schreeuwen van jongens, het blaffen van honden,
-het rammelen van wagens, de voetstappen en stemmen van voorbijgangers,
-het schelle geroep van kooplieden op straat, het kletteren van houten
-overschoenen, toen het tijd werd dat deze voorbijkwamen, en eindelijk
-het opzetten der luiken voor de winkelvensters. Niet voordat de
-kantoorlooper haar kwam waarschuwen, dat haar eenvoudig avondmaal
-gereed stond, wekte mevrouw Sparsit zich zelve uit haar gepeins, en
-bracht zij hare zwarte wenkbrauwen&mdash;zoo gerimpeld alsof er een
-strijkijzer noodig zou zijn om ze weder glad te krijgen&mdash;naar
-boven.</p>
-<p class="par">&bdquo;O hoe zot!&rdquo; zeide mevrouw Sparsit toen zij
-alleen aan haar <span class="ex">soupertje</span> zat. Wat zij
-eigenlijk meende zeide zij niet; zij kan toch bezwaarlijk hare
-bestellen gemeend hebben.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch18" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XVIII.</h2>
-<h2 class="main">MIJNHEER JAMES HARTHOUSE.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">De partij van Gradgrind had helpers noodig om de
-Grati&euml;n te vermoorden. Zij zocht overal recruten te werven; en
-waar kon zij gemakkelijker recruten vinden dan onder die overbeschaafde
-<span class="ex">gentlemen</span>, die, daar zij ontdekt
-hadden<span class="corr" id="xd21e2858" title="Bron: .">,</span> dat
-alles even weinig&mdash;dat is niets&mdash;waardig is, daarom voor
-alles gereed waren?</p>
-<p class="par">Bovendien hadden de edele geesten, die zich tot deze
-trotsche hoogte hadden verheven, iets aantrekkelijks voor velen uit de
-school van Gradgrind. Deze bewonderden die overbeschaafde <span class=
-"ex">gentlemen</span>; zij hielden zich alsof zij het niet deden, maar
-het was toch zoo. Om hen na te bootsen, werden zij ook flauw en traag;
-zij kauwden hunne woorden evenals zij, en dischten met hetzelfde
-voorkomen van lustelooze onverschilligheid de beschimmelde portietjes
-staathuishoudkunde op, waarop zij hunne leerlingen onthaalden. Nooit
-voorheen had men op de wereld zulk een wonderlijk tweeslachtig ras
-gezien, als aldus werd voortgebracht.</p>
-<p class="par">Onder de overbeschaafde <span class=
-"ex">gentlemen</span>, die niet geheel tot de school van Gradgrind
-behoorden, was er een van goede familie en nog beter voorkomen, met een
-gelukkig talent voor het luimige, waarmede hij eens een ontzaglijken
-indruk op het Huis der Gemeenten had gemaakt, bij gelegenheid dat hij
-dit onthaalde op het verslag van een ongeluk op een spoorweg, uit zijn
-oogpunt en dat van den Raad van Toezicht beschouwd, waarbij de
-zorgvuldigste beambten, die men ooit gekend had, aangesteld door de
-onbekrompenste directie, waarvan men ooit had gehoord, geholpen door de
-fraaiste mechanische toestellen, die hem ooit had uitgevonden, alles
-gebezigd op de beste baan, die ooit was aangelegd, vijf menschen om
-hals geholpen en twee en dertig gekwetst hadden, door eene
-toevalligheid zonder welke het uitmuntende van het geheele stelsel
-eigenlijk incompleet zou zijn geweest. Onder de verslagenen was eene
-koe en onder de gevondene en onge&euml;igende voorwerpen eene
-weduwe-rouwmuts; en de achtingswaardige volksvertegenwoordiger had,
-door deze muts aan de koe op te zetten, den lachlust van het Huis (dat
-een fijn gevoel voor het luimige heeft) zoodanig geprikkeld, dat het
-niet meer ernstig van de lijkschouwing kon hooren spreken, en onder
-gelach en gejuich de spoorwegdirectie van alle verantwoording
-vrijsprak.</p>
-<p class="par">Nu had deze heer een broeder van nog beter voorkomen dan
-hij, die eerst een proefje van het leven had genomen als kornet bij de
-dragonders, en het vervelend had gevonden, toen nog een proefje er van
-in het gevolg van een Engelsch minister buitenslands, en het weder
-vervelend had gevonden; toen naar <span class="ex">Jeruzalem</span> was
-gereisd en zich daar verveeld had; en toen met een jacht door de wereld
-had omgedwaald en zich overal had verveeld. Tegen dezen heer zeide het
-bovengemelde achtingswaardige en luimige Parlements-lid eens op een
-broederlijken toon: &bdquo;Jem, er is goede kans onder de mannen van
-feiten en cijfers. Zij hebben nog helpers noodig. Waarom zoudt gij u
-niet door de statistiek in het Parlement laten brengen?&rdquo; Jem,
-eenigszins ingenomen met het nieuwe van dit denkbeeld en zeer verlegen
-om eene verandering, was evenzeer gereed voor de statistiek als voor
-iets anders. Hij keek dus een paar boeken door, en zijn broeder
-bazuinde het uit onder de mannen van feiten en cijfers, en zeide:
-&bdquo;Als gij voor de eene of andere plaats een jongen in het
-Parlement wilt brengen, die er knap uitziet en eene drommels mooie
-redevoering kan houden, neem dan mijn broeder Jem, want hij is uw
-man.&rdquo; Na eenige proefnemingen in openbare vergaderingen, werd Jem
-door mijnheer Gradgrind en een raad van politieke wijzen goedgekeurd,
-en men besloot hem naar <span class="ex">Coketown</span> te zenden, om
-zich daar en in den omtrek bekend te maken. Zoo kwam Jem aan den brief,
-dien hij den vorigen avond aan mevrouw Sparsit had laten zien en dien
-mevrouw Bounderby nu voor zich had, met het adres: &bdquo;Josiah
-Bounderby, <span class="ex"><span class="corr" id="xd21e2880" title=
-"Bron: &Eacute;squire">Esquire</span></span>, Bankier te <span class=
-"ex">Coketown</span>. Tot bijzondere introductie van James Harthouse,
-<span class="ex">Esquire</span>. Thomas Gradgrind.&rdquo;</p>
-<p class="par">Binnen een uur na het ontvangen dezer <span class="corr"
-id="xd21e2891" title="Bron: d&eacute;peche">d&eacute;p&ecirc;che</span>
-en het kaartje van mijnheer James Harthouse, zette mijnheer Bounderby
-zijn hoed op en ging naar het hotel. Daar vond hij mijnheer Harthouse,
-die uit het venster stond te kijken, in zulk eene jammerlijk
-neerslachtige <span class="pagenum">[<a id="xd21e2894" href=
-"#xd21e2894" name="xd21e2894">61</a>]</span>stemming, dat hij reeds
-half genegen was om maar van de zaak af te zien.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijn naam, mijnheer,&rdquo; zeide de
-binnenkomende, &bdquo;is Josiah Bounderby van <span class=
-"ex">Coketown</span>.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer James Harthouse was zeer verheugd (hoewel men
-het hem niet kon aanzien) over een genoegen, dat hij zoolang had
-verwacht.</p>
-<p class="par">&bdquo;<span class="ex">Coketown</span>,
-mijnheer,&rdquo; zeide Bounderby, zich stevig op een stoel zettende,
-&bdquo;is de soort van plaats niet waaraan gij gewoon zijt. Als gij het
-mij dus wilt veroorloven&mdash;of hetzij gij wilt of niet, want ik ben
-een rondborstig man&mdash;zal ik er u iets van zeggen eer wij verder
-gaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Harthouse zou verrukt wezen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Houd u daar niet al te zeker van,&rdquo; zeide
-Bounderby. <span class="corr" id="xd21e2913" title=
-"Niet in bron">&bdquo;</span>Ik beloof het u niet. Vooreerst, gij ziet
-onzen rook. Die is eten en drinken voor ons. Hij is het gezondste ding
-op de wereld in alle opzichten en vooral voor de long. Als gij een van
-hen zijt, die willen dat wij hem zullen laten verteren, ben ik uw
-tegenstander. Wij zullen de bodems onzer stoomketels niet sneller gaan
-verslijten dan wij nu doen, voor alle sentimenteele kwezelpraat in
-<span class="ex">Groot-Brittanni&euml;</span> en <span class=
-"ex">Ierland</span>.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer Bounderby,&rdquo; antwoordde mijnheer
-Harthouse, &bdquo;ik verzeker u, dat ik geheel en volkomen van uwe
-gedachten ben&mdash;volgens overtuiging.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben blij dit te hooren,&rdquo; zeide
-Bounderby. &bdquo;Nu hebt gij ook zonder twijfel een boel hooren praten
-over het werk in onze fabrieken, niet waar? Heel goed! Ik zal u de zaak
-doen kennen gelijk zij is. Het is het pleizierigste werk, en het
-lichtste werk, en het best betaalde werk dat er bestaat. Nog meer dan
-dat; wij zouden de fabrieken zelven niet meer kunnen verbeteren, of wij
-zouden Smirnasche tapijten op den grond moeten leggen&mdash;en
-z&oacute;&oacute; ver zullen wij niet gaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt volkomen gelijk, mijnheer
-Bounderby.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ten laatste,&rdquo; zeide Bounderby, &bdquo;wat
-onze arbeiders betreft. Er is geen hand in deze stad, mijnheer, man,
-vrouw of kind, of hij heeft maar &eacute;&eacute;n voornaam doel in het
-leven. Dat doel is, schildpadsoep, en wildbraad te eten en met een
-gouden lepel gevoerd te worden&mdash;maar geen van allen zullen zij
-ooit schildpadsoep en wildbraad eten of met een gouden lepel gevoerd
-worden, dat beloof ik u. En nu kent gij de stad.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Harthouse betuigde, dat hij dit kort begrip der
-geheele quaestie van <span class="ex">Coketown</span> uiterst leerzaam
-had gevonden en er geheel door opgebeurd was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, ziet gij,&rdquo; hervatte Bounderby,
-&bdquo;het ligt in mijn karakter, dat ik tot volle verstandhouding met
-iemand wil komen, vooral met een publiek persoon, als ik met hem kennis
-maak. Nu heb ik u nog maar &eacute;&eacute;n ding meer te zeggen,
-mijnheer Harthouse, eer ik u verzeker, van het genoegen, waarmede ik
-aan den aanbevelingsbrief van mijn vriend, Tom Gradgrind, zal
-beantwoorden. Gij moet u zelven niet bedriegen door u een oogenblik te
-verbeelden, dat ik een man van afkomst ben. Ik ben eene echte spruit
-van het janhagel, van het uitvaagsel der maatschappij.&rdquo;</p>
-<p class="par">Indien iets nog Jem&rsquo;s belangstelling in mijnheer
-Bounderby had kunnen verhoogen, zou het dit zijn geweest&mdash;zoo
-zeide hij tenminste.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo geven wij elkander dus op gelijken voet de
-hand,&rdquo; zeide Bounderby. &bdquo;Ik zeg op gelijken voet, omdat ik,
-hoewel ik weet wat ik ben, en beter dan iemand zeggen kan hoe diep de
-modderpoel was waaruit ik mij heb omhoog gewerkt, even trotsch ben als
-gij. Ik ben even trotsch als gij. En nu ik mijne onafhankelijkheid op
-eene behoorlijke manier heb doen gelden, mag ik er toe overgaan om te
-vragen, hoe gij vaart, en ik hoop, dat ge tamelijk wel zijt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Nog beter dan anders,&rdquo; gaf mijnheer
-Harthouse te verstaan, &bdquo;door de gezonde lucht van <span class=
-"ex">Coketown</span>,&rdquo; en mijnheer Bounderby nam dit antwoord
-zeer gunstig op.</p>
-<p class="par">&bdquo;Misschien weet gij,&rdquo; zeide hij, &bdquo;of
-misschien weet gij niet, dat ik met Tom Gradgrind&rsquo;s dochter
-getrouwd ben. Indien gij niets beters te doen hebt dan eens met mij
-door de stad te wandelen, zal ik u gaarne bij Tom Gradgrind&rsquo;s
-dochter introduceeren.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer Bounderby,&rdquo; antwoordde Jem,
-&bdquo;gij voorkomt mijne dierbaarste wenschen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij gingen zonder meer te spreken op weg en mijnheer
-Bounderby geleidde zijn nieuwen bekende, die zoo sterk bij hem afstak,
-naar het huis van rooden baksteen, met de zwarte luiken van buiten, de
-groene rolgordijnen van binnen en de zwarte deur boven de witte stoep
-van twee treden; en in de voorkamer van dat huis trad hun weldra het
-zonderlingste vrouwelijk wezen te gemoet, dat mijnheer James Harthouse
-nog ooit gezien had. Zij was zoo gedwongen en toch zoo achteloos, zoo
-stroef en toch zoo wakker, zoo koel en trotsch en toch zoo pijnlijk
-beschaamd over de snoevende nederigheid van haar
-echtgenoot&mdash;waarvan zij huiverde alsof ieder blijk daarvan een
-slag of een dolksteek was&mdash;dat het waarnemen van zulk eene vrouw
-hem een geheel nieuwe aandoening gaf. Haar gezicht was niet minder
-opmerkelijk dan hare manieren. Hare trekken waren bevallig, maar hun
-natuurlijk spel werd onder zulk een strakheid bedwongen, dat het
-onmogelijk was de ware uitdrukking daarvan te raden. Volkomen
-onverschillig, geheel zeker van zich zelve, nooit verlegen, en toch
-nooit op haar gemak, naar het lichaam in gezelschap met hen, terwijl
-haar geest blijkbaar geheel alleen was, kon het hem vooralsnog niet
-baten, dat hij zijne scherpzinnigheid inspande om <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e2953" href="#xd21e2953" name=
-"xd21e2953">62</a>]</span>deze vrouw te begrijpen, want zij stelde alle
-scherpzinnigheid teleur.</p>
-<p class="par">Van de vrouw des huizes wierp de vreemdeling een blik op
-het huis zelf. Geen stilzwijgend blijk van de aanwezigheid eener vrouw
-was in de kamer te bespeuren. Geen klein maar bevallig sieraad, geen
-aardig uitgedacht voorwerp tot gebruik of gemak duidde ergens haar
-invloed aan. Met brallenden rijkdom, maar zonder smaak gemeubileerd,
-evenmin vroolijk als gemakkelijk, staarde de kamer de aanwezigen aan,
-zonder door het minste spoor van eenige vrouwelijke bezigheid
-verlevendigd of verzacht te worden. Gelijk mijnheer Bounderby te midden
-zijner huisgoden stond, zoo besloegen die ongenadige godheden hare
-plaatsen om mijnheer Bounderby heen; zij waren elkander waardig en wel
-gepaard.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dit, mijnheer,&rdquo; zeide Bounderby, &bdquo;is
-mijne vrouw, mevrouw Bounderby. Tom Gradgrind&rsquo;s oudste dochter.
-Louisa, mijnheer James Harthouse. Mijnheer Harthouse heeft zich op de
-monsterrol van uw vader laten zetten. Als hij niet eerlang Tom
-Gradgrind&rsquo;s collega is, geloof ik dat wij toch weldra uit een van
-onze naburige steden van hem zullen hooren. Gij merkt wel op, mijnheer
-Harthouse, dat mijne vrouw jonger is dan ik. Ik weet niet wat zij
-bijzonders in mij gezien heeft om mij te trouwen; maar zij moet toch
-iets in mij gezien hebben, denk ik, of zij zou mij niet getrouwd
-hebben. Zij heeft een hoop kostbare kundigheden verzameld, mijnheer,
-politieke en andere. Als gij u spoedig in het een of ander op de hoogte
-wilt brengen, kan ik u geene betere raadgeefster aanraden dan Louisa
-Bounderby.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Harthouse was overtuigd, dat hem geene meer
-beminnelijke raadgeefster kon worden aanbevolen, of eene waarvan hij
-<span class="corr" id="xd21e2961" title="Bron: zoovee!">zooveel</span>
-kans had om te leeren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Komaan,&rdquo; zeide zijn gastheer. &bdquo;Als
-gij hier in complimenten wilt gaan handelen, zult ge wel voortkomen,
-want gij zult geene concurrentie vinden. Ik heb nooit gelegenheid gehad
-om complimenten te leeren, en ik versta de kunst niet om ze te maken.
-Om de waarheid te zeggen, ik veracht ze. Maar uwe opvoeding is geheel
-anders geweest dan de mijne; de mijne was er eene van stavast, dat zeg
-ik u. Gij zijt een <span class="ex">gentleman</span>, en ik wil mij
-daarvoor niet uitgeven. Ik ben Josiah Bounderby van <span class=
-"ex">Coketown</span>, en dat is genoeg voor mij. Evenwel, schoon
-manieren en stand op mij geen indruk maken, mogen zij dat wel op Louisa
-Bounderby doen. Zij heeft mijne voordeelen niet gehad&mdash;nadeelen
-zoudt gij ze noemen, maar ik noem ze voordeelen&mdash;en dus zult gij
-uw kruit niet verspillen, dat durf ik wel zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer Bounderby,&rdquo; zeide Jem, zich met
-een glimlach naar Louisa keerende, &bdquo;is een edel ros in den
-natuurstaat, geheel vrij van het tuig der maatschappelijke
-vooroordeelen, waarin een knol gelijk ik moet loopen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt zeer veel achting voor mijnheer
-Bounderby,&rdquo; antwoordde zij koel, &bdquo;en dat is niet meer dan
-<span class="corr" id="xd21e2976" title=
-"Bron: natuuriijk">natuurlijk</span>.&rdquo;</p>
-<p class="par">Voor iemand die zooveel van de wereld gezien had, was
-hij schandelijk uit het veld geslagen en dacht: &bdquo;Hoe moet ik dat
-opvatten?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zult u, naar ik begrijp uit hetgeen mijnheer
-Bounderby gezegd heeft, aan den dienst van uw vaderland
-toewijden,&rdquo; zeide Louisa, nog voor hem staande waar zij het eerst
-was blijven staan&mdash;terwijl hare zelfbeheersching zonderling in
-strijd was met hare duidelijk zichtbare onrustigheid. &bdquo;Gij hebt u
-voorgenomen om de natie den weg uit al hare moeielijkheden te
-wijzen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, mevrouw Bounderby, op mijne eer, dat
-niet,&rdquo; antwoordde hij lachende. &bdquo;Ik wil bij u zoo iets niet
-voorwenden. Ik heb hier en daar het een en ander gezien, en ik heb
-bevonden dat alles even nietig is, gelijk iedereen gedaan heeft, hoewel
-sommigen het bekennen en anderen niet; ik zal nu in het Parlement pogen
-te komen als voorstander der meeningen van uw geachten vader, omdat ik
-inderdaad geene keus van meeningen heb, en deze dus even goed kan
-voorstaan als iets anders.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hebt gij dan geene eigene meeningen?&rdquo; zeide
-Louisa.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb zelfs de geringste voorkeur niet meer
-over. Ik verzeker u, dat ik aan geene meeningen hoegenaamd eenig
-gewicht hecht. Het gevolg der verscheidenheden der verveling, die ik
-ondergaan heb, is de overtuiging (of overtuiging moest een te krachtig
-woord zijn voor het flauwe gevoel dat de zaak mij inboezemt), dat het
-eene systeem van begrippen evenveel goed en evenveel kwaad zal doen als
-het andere. Er is eene Engelsche familie met een fraai Italiaansch
-motto; &bdquo;Wat gebeuren moet zal gebeuren.&rdquo; Dat is de eenige
-waarheid, die nog leeft.&rdquo;</p>
-<p class="par">Deze huichelachtige vertooning van eerlijkheid bij
-oneerlijkheid&mdash;eene zoo gevaarlijke, zoo doodelijke en zoo gewone
-ondeugd&mdash;scheen, naar hij opmerkte, een weinig gunstiger voor hem
-te stemmen. Hij vervolgde zijn voordeel door op zijn luchtigsten
-toon&mdash;een toon waaraan zij zooveel of zoo weinig beteekenis kon
-hechten als zij verkoos&mdash;te zeggen: &bdquo;De partij, die alles,
-wat het ook zijn mag, met eene rij cijfers kan bewijzen, mevrouw
-Bounderby, komt mij voor de meeste grappen te beloven en iemand de
-meeste kans te geven. Ik ben er evenzeer aan gehecht alsof ik er aan
-geloofde. En wat zou ik met mogelijkheid meer kunnen doen, als ik er
-aan geloofde!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt al zeer zonderling in uwe
-politiek,&rdquo; zeide Louisa.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik verzoek wel verschooning; ik heb zelfs
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e2996" href="#xd21e2996" name=
-"xd21e2996">63</a>]</span>die verdienste niet. Wij zouden de grootste
-partij in den staat uitmaken, mevrouw Bounderby, dat verzeker ik u, als
-wij allen uit de door ons gekozene gelederen stapten en te zamen
-gemonsterd werden.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby, die gevaar had geloopen door zijn
-stilzwijgen te barsten, viel er nu op in met een voorstel om het diner
-tot halfzeven uit te stellen en mijnheer James Harthouse intusschen
-eenige bezoeken te laten afleggen bij de notabiliteiten van
-<span class="ex">Coketown</span> en den omtrek. De bezoeken werden
-afgelegd, en door een voorzichtig gebruik van zijne in den laatsten
-tijd van buiten geleerde kundigheden kwam mijnheer James Harthouse er
-zegepralend doorheen, hoewel met een aanmerkelijken aanwas van
-verveling.</p>
-<p class="par">Des avonds vond hij de tafel voor vier gedekt, hoewel
-zij slechts met hun drie&euml;n plaats namen. Dit was eene geschikte
-gelegenheid voor mijnheer Bounderby om uit te weiden over den smaak van
-den halven stuiver gestoofde paling, die hij, toen hij acht jaren oud
-was, op straat had gekocht, en ook over het slechte water, meer in
-&rsquo;t bijzonder bestemd om de straat te begieten, waarmede hij dien
-maaltijd naar beneden had gespoeld. Onder de soep en de visch onthaalde
-hij zijn gast insgelijks op de berekening, dat hij, Bounderby, in zijne
-jeugd ten minste drie paarden, als rookworst of andere dingen vermomd,
-had opgegeten. Deze verhalen beantwoordde Jem nu en dan met een flauw
-&bdquo;verrukkelijk!&rdquo; en waarschijnlijk hadden zij hem doen
-besluiten om den volgenden ochtend weder naar <span class=
-"ex">Jeruzalem</span> te gaan, indien hij minder nieuwsgierig ten
-opzichte van Louisa ware geweest.</p>
-<p class="par">&bdquo;Is er dan niets,&rdquo; dacht hij, haar
-aanziende, terwijl zij aan het hoofd der tafel zat, waar hare jeugdige
-gestalte, klein en tenger, maar gracieus, zich even bevallig als
-misplaatst vertoonde; &bdquo;is er dan niets, dat eenige beweging in
-dat gezichtje kan brengen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Ja, er was iets; daar kwam het, in eene onverwachte
-gedaante! Tom verscheen. Hare trekken veranderden toen de deur
-openging, en een heldere glimlach blonk op haar gelaat.</p>
-<p class="par">Een schoone glimlach. Maar mijnheer James Harthouse zou
-er toch niet zooveel in gevonden hebben, als hij zich niet zoolang over
-haar strak gezicht had verwonderd. Zij stak hare hand uit&mdash;een
-fraai, zacht handje; en hare vingers sloten zich om die van haar
-broeder, alsof zij ze aan hare lippen had willen brengen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ha, ha!&rdquo; dacht de gast. &bdquo;Die hondsvot
-is het eenige schepsel waarom zij iets geeft. Zoo, zoo!&rdquo;</p>
-<p class="par">De hondsvot werd gepresenteerd en nam plaats. De
-benaming was hard, maar niet onverdiend.</p>
-<p class="par">&bdquo;Toen ik zoo oud was als gij, Tom,&rdquo; zeide
-Bounderby, &bdquo;paste ik op mijn tijd, of ik kreeg geen
-eten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Toen gij zoo oud waart als ik,&rdquo; antwoordde
-Tom, &bdquo;hadt gij geene verwarde rekening terecht te brengen en u
-dan naderhand nog te kleeden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zwijg daar nu maar van,&rdquo; zeide
-Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, begin dan ook niet met mij,&rdquo; bromde
-Tom.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw Bounderby,&rdquo; zeide Harthouse, die
-dit gemompel duidelijk hoorde, &bdquo;uw broeders gezicht komt mij zeer
-bekend voor. Kan ik hem buitenslands hebben gezien? of aan eene
-openbare school misschien?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen,&rdquo; antwoordde zij met zeer veel
-belangstelling, &bdquo;hij is nooit buitenslands geweest, en hij is
-hier thuis opgevoed. Tom, lieve broeder, ik zeg daar aan mijnheer
-Harthouse, dat hij u niet buitenslands kan gezien hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Nooit zulk een fortuintje gehad, mijnheer,&rdquo;
-zeide Tom.</p>
-<p class="par">Er was weinig genoeg aan hem te zien om haar gezicht te
-doen ophelderen, want hij was lomp, stug en onvriendelijk in zijne
-manieren, zelfs voor haar. Des te grooter moest de eenzaamheid van haar
-hart zijn geweest, en hare behoefte om het aan iemand weg te schenken.
-&bdquo;Des te meer is die hondsvot het eenige schepsel, waarom zij ooit
-gegeven heeft,&rdquo; dacht mijnheer James Harthouse, al mijmerende,
-&bdquo;des te meer, des te meer.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zoowel in het bijzijn zijner zuster, als nadat zij de
-kamer verlaten had, gaf de hondsvot zich geene moeite om zijne
-minachting voor mijnheer Bounderby te verbergen, wanneer hij die,
-zonder dat dit onafhankelijk personage het opmerkte, kon aan den dag
-leggen door een scheef gezicht te trekken of met een oog te knippen.
-Zonder deze telegrafische mededeelingen te beantwoorden, moedigde
-mijnheer Harthouse hem echter in den loop van den avond zooveel
-mogelijk aan en toonde eene bijzondere ingenomenheid met
-hem.&mdash;Toen hij eindelijk opstond om weder naar zijn hotel te gaan
-en eenigen twijfel te kennen gaf, of hij bij den avond den weg wel zou
-weten te vinden, bood de hondsvot dadelijk zijn dienst als gids aan en
-ging met hem de straat op om hem daarheen te geleiden.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch19" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XIX.</h2>
-<h2 class="main">DE HONDSVOT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Het was zeker opmerkelijk, dat een jong heer, die
-onder zulk een stelsel van onnatuurlijk bedwang was opgevoed, juist een
-huichelaar zou worden; maar toch was dit het geval met Tom. Het was
-zeker vreemd, dat een jong heer, die nooit vijf minuten lang aan zijn
-eigen bestuur <span class="pagenum">[<a id="xd21e3044" href=
-"#xd21e3044" name="xd21e3044">64</a>]</span>was overgelaten, eindelijk
-geheel buiten staat zou zijn om zich zelven te besturen, maar zoo was
-het evenwel met Tom. Het was geheel onverklaarbaar, dat een jong heer,
-wiens verbeelding in de wieg was gesmoord, nog door het spook daarvan,
-in de gedaante eener grove zinnelijkheid zou worden lastig gevallen;
-maar zulk een monster was toch Tom.</p>
-<p class="par">&bdquo;Rookt gij?&rdquo; zeide mijnheer James Harthouse,
-toen zij aan het hotel kwamen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat zou ik denken,&rdquo; antwoordde Tom.</p>
-<p class="par">Hij kon niet minder doen dan Tom boven verzoeken; en Tom
-kon niet minder doen dan met hem naar boven gaan. Onder den invloed van
-een verkoelenden drank, geschikt voor zulk een weder, maar niet zoo
-flauw als koel, en van fijner sigaren dan daar in de stad te koop
-waren, zat Tom spoedig en op zijn gemak aan zijn kant van de sofa, meer
-dan ooit genegen om zijn nieuwen vriend aan den anderen kant te
-bewonderen.</p>
-<p class="par">Na een poosje gerookt te hebben, blies Tom den rook op
-zijde, om zijn vriend eens op te nemen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij schijnt zich niets om zijne kleeren te
-bekreunen,&rdquo; dacht Tom, &bdquo;en hoe heerlijk kleedt hij zich
-toch. Wat een gepoetste klant is hij!&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer James Harthouse, die toevallig den blik van Tom
-opving, merkte nu aan, dat hij niet dronk, en schonk zijn glas met
-achtelooze hand opnieuw vol.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel bedankt,&rdquo; zeide Tom. &bdquo;Wel
-bedankt! Nu, mijnheer Harthouse, hoop ik, dat ge van avond omtrent uw
-bekomst van ouden Bounderby hebt gekregen.&rdquo; Terwijl Tom dit
-zeide, kneep hij zijn eene oog dicht en keek met het andere
-schalkachtig over den rand van zijn glas heen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Een heel goede kerel, inderdaad,&rdquo;
-antwoordde mijnheer James Harthouse.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ei zoo, vindt ge dat?&rdquo; zeide Tom en kneep
-weder zijn oog dicht.</p>
-<p class="par">Mijnheer James Harthouse glimlachte, stond van de sofa
-op, kuierde naar den schoorsteen en bleef met zijn rug tegen den mantel
-staan rooken. Zoo vlak voor Tom staande en op dezen neerziende, merkte
-hij aan:</p>
-<p class="par">&bdquo;Welk een comisch schoonbroeder zijt gij
-toch!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welk een comisch schoonbroeder is oude Bounderby,
-meent gij, naar ik denk,&rdquo; zeide Tom.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ge zijt bijtend scherp, Tom,&rdquo; liet mijnheer
-James Harthouse hierop volgen.</p>
-<p class="par">Er lag iets zoo streelends in, zoo goede vrienden met
-zulk een vest te wezen, door zulk eene stem Tom genoemd te worden, zoo
-spoedig op zulk een familiaren voet met zulk een bakkebaard te zijn,
-dat Tom ongemeen met zich zelven in zijn schik was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Och, ik geef niet om ouden Bounderby, als ge dat
-meent,&rdquo; zeide hij. &bdquo;Ik heb hem altijd ouden Bounderby
-genoemd als ik van hem sprak, en ik heb altijd op dezelfde manier over
-hem gedacht. Ik zal nu niet gaan beginnen met naar beleefde woorden te
-zoeken, als ik van ouden Bounderby spreek. Dat zou nu wat laat
-wezen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Om mij behoeft ge niet te geven,&rdquo; hervatte
-James; &bdquo;maar pas op als zijne vrouw er bij is, weet
-ge.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zijne vrouw?&rdquo; zeide Tom. &bdquo;Mijne
-zuster Louisa? O ja!&rdquo; Hij lachte en nam nog een slok van den
-verkoelenden drank.</p>
-<p class="par">James Harthouse bleef op dezelfde plek en in dezelfde
-houding op zijn gemak zijne sigaar staan rooken en zag den hondsvot
-genoeglijk aan, alsof hij wist dat hij zelf een booze geest in de
-gedaante van een innemend <span class="ex">gentleman</span> was, die
-slechts over hem behoefde te zweven om hem te dwingen zijne geheele
-ziel aan hem over te geven. Het scheen te blijken, dat de hondsvot voor
-dien invloed zwichtte. Hij zag zijn makker eerst benepen, toen met
-bewondering, toen met onbeschaamde stoutheid aan, en trok zijn eene
-been op de sofa.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne zuster Louisa?&rdquo; zeide Tom. &bdquo;Zij
-heeft nooit om Bounderby gegeven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is de verledene tijd, Tom,&rdquo; hervatte
-mijnheer James Harthouse, en sloeg met zijn pink de asch van zijne
-sigaar. &bdquo;Wij zijn in den tegenwoordigen tijd.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Onzijdig werkwoord: niet om geven. Aantoonende
-wijs, tegenwoordige tijd. Eerste persoon enkelvoud, ik geef niet om
-hem; tweede persoon, gij geeft niet om hem; derde persoon, zij geeft
-niet om hem,&rdquo; antwoordde Tom.</p>
-<p class="par">&bdquo;Aardig! Heel aardig!&rdquo; zeide zijn vriend.
-&bdquo;Maar gij meent het toch niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Of ik het meen!&rdquo; riep Tom uit. &bdquo;Op
-mijne eer! Wel, gij wilt mij toch niet zeggen, mijnheer Harthouse, dat
-gij werkelijk denkt, dat mijne zuster om ouden Bounderby
-geeft.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Lieve vriend,&rdquo; antwoordde James, &bdquo;wat
-ben ik anders verplicht te denken, als ik twee getrouwde lieden vind,
-die tevreden en vergenoegd met elkander leven?&rdquo;</p>
-<p class="par">Tom had nu zijne beide beenen op de sofa. Indien zijn
-tweede been niet reeds daarop ware geweest, toen hij zoo &bdquo;lieve
-vriend&rdquo; genoemd werd, zou hij het in dit gewichtig oogenblik van
-het gesprek er op hebben getrokken. Daar hij het noodig gevoelde iets
-te doen, rekte hij zich meer in de lengte uit, liet zijn achterhoofd op
-den kant der sofa zinken, en zoo met eene matelooze affectatie van
-onbekommerdheid voortrookende, keerde hij zijn gemeen gezicht en zijne
-twee niet al te nuchtere oogen naar dat gelaat, dat zoo onverschillig
-en toch met zulk een machtigen invloed op hem neerzag.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij kent onzen oude, mijnheer Harthouse,&rdquo;
-zeide Tom, &bdquo;en dus behoeft het u niet te verwonderen,
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e3103" href="#xd21e3103" name=
-"xd21e3103">65</a>]</span>dat Louisa met ouden Bounderby trouwde. Zij
-had nooit een vrijer gehad, en de oude stelde haar Bounderby voor, en
-toen nam zij hem.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeer gehoorzaam van uwe interessante
-zuster,&rdquo; zeide mijnheer James Harthouse.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, maar zij zou zoo gehoorzaam niet zijn
-geweest, en het zou niet zoo gemakkelijk gegaan zijn,&rdquo; antwoordde
-de hondsvot, &bdquo;als het niet om mij geweest ware.&rdquo;</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e3110width"><img src="images/p065.jpg" alt=
-"&bdquo;DE HEMEL HELPE ONS ALLEN IN DEZE WERELD.&rdquo; (Blz. 74)."
-width="562" height="720">
-<p class="figureHead">&bdquo;DE HEMEL HELPE ONS ALLEN IN DEZE
-WERELD.&rdquo; (Blz. 74).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">De verzoeker trok slechts zijne wenkbrauwen op, maar de
-hondsvot was genoodzaakt voort te gaan.</p>
-<p class="par">&bdquo;<span class="ex">Ik</span> overreedde
-haar,&rdquo; zeide hij met een zeer stichtelijk voorkomen van
-meerderheid. &bdquo;Ik was bij ouden Bounderby op het kantoor
-geplakt&mdash;waar ik nooit had willen wezen&mdash;en ik wist wel, dat
-ik daar in moeite zou komen als zij ouden Bounderby den zak gaf; en zoo
-zeide ik haar wat ik van haar wenschte, en zij deed het. Zij zou alles
-voor mij gedaan hebben. Het was heel mooi van haar, niet
-waar?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het was verrukkelijk, Tom!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Niet dat het voor haar van zooveel gewicht was
-als voor mij,&rdquo; vervolgde Tom koeltjes, &bdquo;omdat mijne
-vrijheid, mijn pleizier en misschien mijn vooruitkomen er van afhingen;
-zij had toch geen anderen vrijer, en thuisblijven was zoo goed als in
-de gevangenis zitten&mdash;vooral toen ik weg was. Het ware nog wat
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e3126" href="#xd21e3126" name=
-"xd21e3126">66</a>]</span>anders geweest als zij een anderen vrijer
-voor ouden Bounderby had laten loopen; maar het was toch goed van
-haar.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het was heerlijk gedaan. En nu leeft zij
-weltevreden voort.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O,&rdquo; antwoordde Tom met eene mengeling van
-lof en minachting, &bdquo;zij is een meisje. Een meisje kan zich overal
-in schikken. Zij heeft nu eene vaste positie en zij geeft er niet om.
-Dat leven is voor haar evengoed als ieder ander leven. Bovendien, al is
-Louisa een meisje, zij is toch geen gewoon meisje. Zij kan zich in zich
-zelve opsluiten en een uur achtereen zitten denken, gelijk ik haar
-dikwijls naar het vuur heb zien zitten kijken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo, zoo? Zij weet zich zelve dus bezig te
-houden,&rdquo; zeide Harthouse al rookende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Niet zooveel als gij wel denken zoudt,&rdquo;
-antwoordde Tom, &bdquo;want onze oude heeft haar met allerlei droge
-studi&euml;n laten volproppen. Dat is zijn systeem.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij heeft dus zijne dochter naar zijn eigen model
-gevormd,&rdquo; merkte Harthouse aan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zijne dochter? Ja, en iedereen dien hij maar kon.
-Hij heeft mij ook op die manier gevormd,&rdquo; zeide Tom.</p>
-<p class="par">&bdquo;Onmogelijk!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja zeker,&rdquo; zeide Tom en schudde zijn hoofd.
-&bdquo;Ik kan u zeggen, mijnheer Harthouse, dat ik, toen ik pas de deur
-uitkwam en naar ouden Bounderby ging, zoo droog was als een stokvisch
-en niet meer van het leven wist dan eene oester.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Kom, kom, Tom! Dat kan ik haast niet gelooven.
-Gekheid is gekheid.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bij mijne ziel,&rdquo; zeide de hondsvot,
-&bdquo;ik spreek in ernst. Dat doe ik waarlijk.&rdquo; Hij rookte een
-poosje met groote deftigheid en vervolgde toen met buitengemeene
-zelfvoldoening: &bdquo;Ik heb sedert een beetje geleerd, dat ontken ik
-niet. Maar daarvoor heb ik zelf gezorgd; dat heb ik mijn vader niet te
-danken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En uwe schrandere zuster?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne schrandere zuster is omtrent waar zij
-voorheen was. Zij placht mij te klagen dat zij niets had om zich bezig
-te houden, gelijk de andere meisjes hebben, en ik begrijp niet hoe zij
-dat sedert te boven is gekomen. Maar zij geeft daar niet om,&rdquo;
-voegde hij er scherpzinnig bij, en trok weder aan zijne sigaar.
-&bdquo;Een meisje kan altijd haar tijd klein krijgen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Toen ik gisteravond aan het kantoor aanging, om
-het adres van mijnheer Bounderby te vragen, vond ik daar eene oude
-dame, die eene bijzondere hoogachting voor uwe zuster scheen te
-koesteren,&rdquo; merkte mijnheer James Harthouse aan, terwijl hij het
-stompje van de sigaar, die hij opgerookt had, wegwierp.</p>
-<p class="par">&bdquo;Moeder Sparsit?&rdquo; zeide Tom. &bdquo;Wat,
-hebt gij haar al gezien?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zijn vriend knikte. Tom nam zijne sigaar uit den mond,
-om zijn oog, dat eenigszins weerbarstig begon te worden, te beter te
-kunnen dichtknijpen, en eenige malen met zijn vinger tegen zijn neus te
-tikken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Moeder Sparsit gevoelt voor Louisa veel meer dan
-achting, zou ik denken,&rdquo; zeide Tom. &bdquo;Zeg liever: liefde en
-dankbaarheid. Moeder Sparsit heeft zelve nooit naar Bounderby gehengeld
-toen hij nog vrijgezel was. Wel neen!&rdquo;</p>
-<p class="par">Dit waren de laatste woorden, die de hondsvot sprak, eer
-hem eene duizeligheid en slaperigheid overvielen, die door eene
-volkomene vergetelheid werden gevolgd. Hij werd uit dezen laatsten
-toestand opgewekt door te droomen van een onaangenaam gevoel, alsof hij
-met eene laars werd geschopt, en tegelijk hoorde hij eene stem, die
-zeide: &bdquo;Kom, het wordt laat. Maak je nu weg!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel,&rdquo; zeide hij, van de sofa opkrabbelende,
-&bdquo;dan zal ik afscheid van u moeten nemen. Zeg eens. Gij hebt heel
-goede sigaren, maar ze zijn wat al te licht.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, ze zijn al te licht,&rdquo; antwoordde zijn
-gastheer.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is zot, zoo licht als ze zijn,&rdquo; zeide
-Tom. <span class="corr" id="xd21e3170" title=
-"Niet in bron">&bdquo;</span>Waar is de deur? Goedennacht.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij had nog een zonderlingen droom van een knecht, die
-hem voorttrok door een nevel, welke, nadat hij hem vrij wat moeite had
-veroorzaakt, in zooverre optrok, dat hij de straat kon zien, waarop hij
-alleen was blijven staan. Toen ging hij tamelijk gemakkelijk naar huis,
-hoewel niet vrij van een gevoel, alsof zijn nieuwe vriend nog bij hem
-was en invloed op hem uitoefende&mdash;alsof hij nog hier of daar in
-dezelfde achtelooze houding stond te leunen en hem met denzelfden blik
-aanzag.</p>
-<p class="par">De hondsvot ging naar huis en naar bed. Indien hij er
-eenige bewustheid van had gehad wat hij dien avond had gedaan, en wat
-minder van een hondsvot en wat meer van een broeder had gehad, zou hij
-misschien onderweg omgekeerd en naar de stinkende, zwart geverfde
-rivier geloopen zijn, om daarin voorgoed ter ruste te gaan en zijn
-hoofd voor altijd onder het gordijn van haar modderig water te
-verschuilen.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch20" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XX.</h2>
-<h2 class="main">MANNEN EN BROEDERS.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">&bdquo;O, mijne vrienden, gij werklieden van
-<span class="ex">Coketown</span>, die in het stof vertreden wordt! O,
-mijne vrienden en landgenooten, slaven eener dwingelandij, die u met
-ijzeren vuist verplettert! O, mijne vrienden, medemenschen, die met mij
-arbeidt en met mij lijdt! Ik zeg u, dat het <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e3187" href="#xd21e3187" name=
-"xd21e3187">67</a>]</span>uur gekomen is, waarin wij met elkander
-moeten pal staan als eene vereenigde macht, en de onderdrukkers tot
-stof vergruizen, die zich maar al te lang hebben vetgemest met den roof
-onzer huisgezinnen, met het zweet onzer aangezichten, met den arbeid
-onzer handen, met de kracht onzer spieren, met de heerlijke, door God
-geschonkene rechten der Menschheid en de heilige en eeuwige aanspraken
-der Broederschap!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Goed zoo! Hoort, hoort, hoort! Hoera!&rdquo; en
-andere dergelijke kreten rezen met luide stemmen op uit alle hoeken der
-volgepropte en stinkend benauwde zaal, waarin de redenaar, op eene
-stellage staande, zich van dezen en meer anderen wind en damp, dien hij
-in zich had, ontlastte. Hij had zich met zijn declameeren tot eene
-geweldige hitte gebracht, en was even schor als warm. Door onder eene
-flikkerende gasvlam uit alle macht te staan schreeuwen, zijne vuisten
-dicht te knijpen, zijn voorhoofd te fronsen, zijne tanden opeen te
-klemmen en met zijne armen te schermen, had hij zijne krachten zoozeer
-uitgeput, dat hij nu moest ophouden en om een glas water vragen.</p>
-<p class="par">Terwijl hij daar stond en zijn vurig gezicht met eene
-teug water poogde te blusschen, was de vergelijking tusschen den
-redenaar en de menigte, die met aandachtige gezichten naar hem stond te
-turen, geweldig in zijn nadeel. Op de getuigenis der natuur afgaande,
-was hij door weinig meer, dan door de stellage, waarop hij stond, boven
-de massa verheven. In vele opzichten was hij beneden de lieden, die
-zijn gehoor uitmaakten. Hij was niet zoo eerlijk, niet zoo mannelijk,
-niet zoo welgezind; slimheid verving bij hem hunne eenvoudigheid, en
-hartstochtelijkheid hun degelijk gezond verstand. Met zijne bijna
-mismaakte gestalte, zijne hooge schouders, zijn overhangend voorhoofd,
-zijne trekken, waarin eene uitdrukking van wreveligheid tot eene
-gewoonte was geworden, stak hij, zelfs met zijne zwierige kleeding,
-ongunstig af bij de meerderheid zijner hoorders in hun eenvoudig
-werkpak. Zoo vreemd als het altijd is eene vergadering zich lijdzaam te
-zien onderwerpen aan de langdradigheid van een vervelenden en
-verwaanden redenaar, hetzij een lord of een ongetiteld burger,
-z&oacute;&oacute; diep beneden drie vierde zijner toehoorders in den
-poel zijner geesteloosheid verzonken, dat zij hem door geene
-menschelijke middelen tot hunne eigene intellectueele hoogte konden
-verheffen, was het zelfs bijzonder treurig en treffend, die menigte van
-ernstige aangezichten te zien, aan wier eerlijkheid over het geheel
-door geen bevoegd en onbevooroordeeld waarnemer kon getwijfeld worden,
-en die door zulk een leidsman tot zulk eene opgewondenheid werden
-gebracht.</p>
-<p class="par">&bdquo;Goed zoo! Hoort, hoort! Hoera!&rdquo; Het vuur
-zoowel van aandacht als van wil, dat van al die aangezichten straalde,
-maakte ze tot een zeer indrukwekkend schouwspel. Hier was geene
-verveling, geene lusteloosheid, geene ijdele nieuwsgierigheid, geene
-van die vele trappen van onverschilligheid, welke men in alle andere
-vergaderingen ziet, voor een oogenblik zichtbaar. Dat ieder zijn
-toestand in een of ander opzicht erger vond dan die zijn moest; dat
-ieder zich verplicht achtte om zich met de anderen te vereenigen ten
-einde dien toestand te verbeteren; dat ieder gevoelde dat zijne eenige
-hoop daarin gelegen was, dat hij zich met de makkers, die hem
-omringden, verbond; en dat in dit geloof, het mocht dan het ware of
-onware zijn (ongelukkig was het toen het onware), die geheele menigte
-ernstig en oprecht was, dit had iedereen, die zich daar bevond en maar
-verkoos te zien wat er gebeurde, even duidelijk moeten wezen als de
-ongeverfde balken van den zolder en de gewitte muren van het vertrek.
-Ook had zulk een toeschouwer niet kunnen missen in zijn hart te
-gevoelen, dat deze lieden zelf door hunne dwalingen toonden, dat zij
-groote eigenschappen bezaten, vatbaar om tot het beste en gelukkigste
-doel te worden aangewend; en dat het voorgeven (op grond van algemeene
-beweringen, hoe stout en meesterachtig ook geuit), alsof zij geheel
-zonder reden en alleen uit hun eigen onredelijken wil dien dwaalweg
-opgingen, hetzelfde was, als te beweren dat er rook kon zijn zonder
-vuur, dood zonder geboorte, oogst zonder zaad, of iets wat het ook
-wezen mocht, dat uit niets voortkwam.</p>
-<p class="par">Toen de redenaar zich verfrischt had, veegde hij zijn
-gerimpeld voorhoofd af, door er verscheidene malen van den linker- naar
-den rechterkant met zijn tot een kussentje opgevouwen zakdoek overheen
-te strijken, en spande toen al zijne verlevendigde krachten in om een
-hoonenden glimlach vol smaad en bitterheid voort te brengen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar, mijne vrienden en broeders! Mannen en
-Engelschen, vertrapte werklieden van <span class="ex">Coketown</span>!
-Wat zullen wij zeggen van dien man, dien werkman&mdash;dat ik het
-noodig moet bevinden om dien roemrijken naam zoodanig te
-verguizen!&mdash;die, bij ondervinding bekend met het onrecht en het
-leed, dat gij te lijden hebt, gij, hoe ook miskend, de kracht en het
-merg van dit eiland, en die gehoord heeft hoe gij met eene edele en
-grootsche eenstemmigheid die dwingelanden zult doen beven, besloten
-hebt tot de fondsen van het Vereenigd Gezamenlijk Tribunaal bij te
-dragen, en u te houden aan de voorschriften, welke zij ook mogen zijn,
-door dat lichaam tot uw welzijn uitgevaardigd&mdash;wat, vraag ik u,
-zult gij zeggen van dien werkman, wien ik tot mijne spijt als zoodanig
-moet erkennen, die op zulk een tijd zijn post verlaat en zijne vlag
-verkoopt; die op zulk een tijd een verrader, een lafhartige en
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e3202" href="#xd21e3202" name=
-"xd21e3202">68</a>]</span>een afvallige wordt; die op zulk een tijd
-zich niet schaamt u de schandelijke en vernederende bekentenis te doen,
-dat hij op zichzelf wil blijven en niet een van de vereenigden zijn,
-die dapper voor de Vrijheid en het Recht pal staan?&rdquo;</p>
-<p class="par">De vergadering was op dit punt verdeeld. Er werd wel
-gebromd en gefloten, maar het algemeen gevoel van eer was veel te sterk
-om iemand ongehoord te veroordeelen<span class="corr" id="xd21e3206"
-title="Bron: ,">.</span> &bdquo;Pas op, dat gij het recht hebt,
-Slackbridge.&rdquo;&mdash;&bdquo;Laat hij voor den dag
-komen.&rdquo;&mdash;&bdquo;Laten wij hem hooren!&rdquo;&mdash;Zulke
-dingen werden van verschillende kanten geroepen. Eindelijk riep eene
-krachtige stem: &bdquo;Is de man hier? Als de man hier is, Slackbridge,
-laten wij dan den man zelf hooren, in plaats van u,&rdquo; en dit
-voorstel werd met algemeene toejuiching ontvangen.</p>
-<p class="par">Slackbridge, de redenaar, zag met een verdelgenden
-glimlach om zich heen, en zijne rechterhand op armslengte uitstekende
-(gelijk de manier van alle Slackbridge&rsquo;s is), om de bulderende
-zee te stillen, wachtte hij tot er eene diepe stilte was ontstaan.</p>
-<p class="par">&bdquo;O, mijne vrienden en medemenschen!&rdquo; zeide
-Slackbridge toen, met geweldige verontwaardiging zijn hoofd schuddende,
-&bdquo;ik verwonder mij niet, dat gij, de mishandelde zonen des
-arbeids, ongeloovig zijt aan het bestaan van zulk een man. Maar hij,
-die zijn geboorterecht voor een schotel moes verkocht, heeft bestaan,
-Judas Iscarioth heeft bestaan, Castlereagh heeft bestaan, en die man
-bestaat!&rdquo;</p>
-<p class="par">Nu volgde eene korte verwarring en een gedrang naar de
-stellage, daarmede eindigende, dat de man zelf naast den redenaar voor
-de vergadering stond. Hij was bleek en zijn gezicht duidde eenige
-ontroering aan, die vooral aan zijne lippen zichtbaar was; maar hij
-stond daar rustig, met de linkerhand aan de kin, wachtende om gehoord
-te worden. Er was een voorzitter om de handelingen der vergadering te
-besturen, en deze persoon nam nu de zaak in handen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne vrienden,&rdquo; zeide hij, &bdquo;uit
-kracht van mijn post als uw president, verzoek ik onzen vriend
-Slackbridge, die in deze zaak misschien een weinigje al te ver gaat, om
-te gaan zitten, terwijl deze man, Stephen Blackpool, gehoord wordt. Gij
-allen kent dezen man, Stephen Blackpool. Gij kent hem sedert lang door
-zijne ongelukken en zijn goeden naam.&rdquo;</p>
-<p class="par">Daarmede drukte de president hem hartelijk de hand en
-ging weder zitten. Slackbridge zette zich insgelijks en veegde zijn
-gloeiend voorhoofd af, altijd van den linker- naar den rechterkant en
-nooit andersom.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne vrienden,&rdquo; begon Stephen, te midden
-eener doodsche stilte, &bdquo;ik heb gehoord wat er van mij gezegd is,
-en het is waarschijnlijk, dat ik het niet verbeteren zal. Maar ik heb
-liever, dat gij de waarheid over mij zelven uit mijn eigen mond hoort,
-dan uit die van een ander, hoewel ik nooit voor zoovelen kon spreken
-zonder in de war te raken en verlegen te worden.&rdquo;</p>
-<p class="par">Slackbridge schudde in zijne bitterheid zijn hoofd alsof
-hij het wilde afschudden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben de eenige werkman in de fabriek van
-Bounderby, van al de werklieden daar, die niet tot de voorgestelde
-bepalingen toetreed. Ik kan er niet in toetreden. Mijne vrienden, ik
-twijfel of zij u eenig goed zullen doen. Denkelijk zullen zij u
-kwaaddoen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Slackbridge lachte, sloeg zijne armen over elkaar en
-zette met een gefronst voorhoofd een spottend gezicht.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar het is niet zoozeer daarom, dat ik er buiten
-blijf. Als dat alles was, zou ik wel met de anderen meedoen. Maar ik
-heb mijne redenen&mdash;mijne eigene redenen, ziet ge&mdash;die mij
-verhinderen; niet alleen nu, maar altijd&mdash;altijd&mdash;mijn leven
-lang.&rdquo;</p>
-<p class="par">Slackbridge stond op, knarste op zijne tanden en
-plaatste zich met woeste gebaren naast hem.</p>
-<p class="par">&bdquo;O, mijne vrienden,&rdquo; riep hij uit,
-&bdquo;wat anders dan dit heb ik u gezegd? O, mijne landgenooten, welke
-andere waarschuwing dan deze heb ik u gegeven? En hoe staat zulk eene
-lafhartigheid aan een man, op wien men weet dat ongelijke wetten zoo
-zwaar hebben gedrukt? O, gij Engelschen, ik vraag u, hoe staat zulk een
-verraad aan een van uw eigen volk, die aldus bewilligt in zijn eigen
-verderf en het uwe, en in dat van uwe kinderen en
-kindskinderen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Sommigen applaudisseerden, anderen riepen
-&bdquo;foei!&rdquo; en &bdquo;schande!&rdquo; maar de meesten van het
-gehoor hielden zich stil. Zij zagen naar Stephen&rsquo;s uitgeteerd
-gelaat, nog roerender door de oprechte aandoening, die het vertoonde,
-en in de goedheid van hun hart waren zij meer bedroefd dan
-verontwaardigd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het ambacht van dezen afgevaardigde is het
-spreken,&rdquo; zeide Stephen. &bdquo;Hij wordt er voor betaald en hij
-verstaat zijn werk. Laat hij er zich maar bij houden. Laat hij niet
-letten op alles wat ik te dragen heb gehad. Dat gaat hem niet aan. Dat
-gaat niemand aan dan mij.&rdquo;</p>
-<p class="par">Er lag eene gepastheid, om niet te zeggen eene
-deftigheid in deze woorden, die zijne hoorders nog stiller en
-aandachtiger deed worden. Dezelfde krachtige stem riep:
-&bdquo;Slackbridge, laat de man gehoord worden en houd je bek!&rdquo;
-Toen werd alles verwonderlijk stil.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne broeders,&rdquo; zeide Stephen, wiens
-zachte stem men duidelijk hoorde, &bdquo;mijne medearbeiders&mdash;want
-dat zijt ge van mij, hoewel niet, zoover ik weet, van dezen
-afgevaardigde hier,&mdash;ik heb maar &eacute;&eacute;n woord te
-zeggen, en ik zou niet meer kunnen zeggen, al mocht ik spreken
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e3243" href="#xd21e3243" name=
-"xd21e3243">69</a>]</span>tot den jongsten dag. Ik weet wel wat ik voor
-mij heb. Ik weet wel, dat gij allen besloten hebt om niets meer te doen
-te hebben met iemand, die in deze zaak niet met u meedoet. Ik weet wel,
-als ik stervende aan den weg lag, zoudt gij het voor recht houden om
-mij als een vreemdeling voorbij te gaan. Maar ik moet er mij in
-schikken zooals het is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Stephen Blackpool,&rdquo; zeide de president
-opstaande, &bdquo;denk er nog eens over. Bedenk het nog eens, jongen,
-eer gij door alle oude vrienden wordt gemeden.&rdquo;</p>
-<p class="par">Er volgde een algemeen gebrom, dat dezelfde beteekenis
-had, hoewel niemand een woord sprak. Aller oogen waren op Stephen
-gevestigd. Als hij van zijn besluit terugkwam, zou ieder een pak van
-het hart worden genomen. Hij zag om zich heen en gevoelde dat het zoo
-was. Geen zweem van gramschap tegen hen kwam in hem op; hij kende hen
-en doorzag hen, ver beneden hunne oppervlakkige zwakheden en
-wanbegrippen, gelijk niemand dan een makker kon doen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb er over gedacht, meer dan een beetje,
-mijnheer. Ik kan eenvoudig niet toetreden. Ik moet den weg gaan, die
-voor mij ligt. Ik moet van allen hier afscheid nemen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij maakte een soort van afscheidsgebaar, door zijne
-armen op te houden, en bleef een oogenblik in die houding staan, niet
-sprekende voordat zij langzaam weder neerzakten.</p>
-<p class="par">&bdquo;Menig pleizierig woord hebben sommigen hier met
-mij gesproken; menig gezicht zie ik hier, dat ik het eerst gezien heb
-toen ik nog jong was en een lichter hart had dan nu. Ik heb nog nooit
-zoolang ik leef ongenoegen gehad met iemand van mijns gelijken; en God
-weet, het ongenoegen dat ik nu heb is mijne schuld niet. Gij hebt mij
-een verrader en zoo al meer genoemd&mdash;gij, wil ik zeggen,&rdquo;
-hierbij keerde hij zich naar Slackbridge, &bdquo;maar het is
-gemakkelijker zoo iets ze zeggen, dan het te bewijzen. Laat het dus
-maar blijven.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij had een paar schreden gedaan om zich van de stellage
-te verwijderen, toen hij zich iets herinnerde dat hij nog niet gezegd
-had, en daarom terugkwam.</p>
-<p class="par">&bdquo;Misschien,&rdquo; zeide hij, zijn gerimpeld
-gezicht langzaam heen en weder keerende, als wilde hij zijn geheel
-gehoor hoofd voor hoofd aanspreken; &bdquo;misschien, als er over mijn
-geval gehandeld is, zal er een dreigement komen om het werk te staken,
-als men mij onder u laat werken. Ik hoop, dat ik sterven zal eer dat
-gebeurt, maar zoolang het niet gebeurt, zal ik in eenzaamheid onder u
-<span class="ex">bl&#307;ven</span> werken&mdash;want waarlijk, ik moet
-dat doen, mijne vrienden, niet om u te sarren, maar om te leven. Ik heb
-niets dan mijn werk om van te leven; en waar kan ik heengaan, ik, die
-van klein kind af hier in <span class="ex">Coketown</span> heb gewerkt?
-Ik klaag er niet over, dat ik van nu af in den ban gedaan en niet meer
-aangezien word, maar ik hoop, dat men mij zal laten werken. Als er iets
-is, waarop ik recht heb, mijne vrienden, dan is het, geloof ik,
-dat.&rdquo;</p>
-<p class="par">Er werd geen woord gesproken. Geen geluid werd in het
-geheele gebouw gehoord, behalve een zacht geschoffel langs het midden
-der zaal, waar de toehoorders een weinig opschoven, om een vrij pad te
-laten voor den man, met wien zij voortaan alle gemeenschap zouden
-verzaken. Niemand aanziende en langzaam voortstappende, met eene
-mengeling van nederigheid en standvastigheid, evenmin smeekend als
-uitdagend, ging oude Stephen, met al zijne rampen en bezwaren beladen,
-zijns weegs.</p>
-<p class="par">Slackbridge, die, terwijl Stephen heenging, zijn
-oratorischen arm uitgestrekt had gehouden, alsof hij met oneindige
-bekommering en door een wonderbaar zedelijk vermogen de geweldige
-hartstochten der menigte in bedwang hield, aanvaardde nu de taak om de
-vergadering weder op te beuren. &bdquo;Heeft niet de Romeinsche Brutus,
-mijne Britsche landgenooten, zijn zoon ter dood veroordeeld; en hebben
-niet de Spartaansche moeders, o mijne weldra zegevierende vrienden,
-hare vluchtende kinderen in de spitsen der vijandelijke zwaarden
-gedreven? Is het dan niet de heilige plicht der mannen van <span class=
-"ex">Coketown</span>, met hunne voorvaderen voor zich, met eene
-bewonderende wereld in hun gezelschap en een nakomelingschap, die
-achter hen zal komen, de verraders uit de tenten te slingeren, die zij
-in eene heilige en Godgewijde zaak hebben opgeslagen? De winden des
-hemels antwoorden ja, en voeren dat ja naar het oosten en westen, het
-noorden en zuiden. En daarom driemaal hoera voor het Vereenigd
-Gemeenschappelijk Tribunaal!&rdquo;</p>
-<p class="par">Slackbridge speelde voor voorzanger en gaf de maat aan.
-De menigte van twijfelachtige gezichten (wier geweten eenigszins
-knaagde) verhelderde op dat geluid en stemde er mede in. Ieders
-bijzonder gevoel moest voor de algemeene zaak zwichten. Hoera! De
-zoldering dreunde nog van het gejuich toen de vergadering
-uiteenging.</p>
-<p class="par">Zoo gemakkelijk kwam Stephen Blackpool tot het
-eenzaamste leven dat men bedenken kan, een leven van eenzaamheid onder
-eene menigte van gemeenzame bekenden. De vreemdeling in het land, die
-onder tienduizend gezichten naar een blik zoekt, welke den zijnen
-beantwoordt, en dien niet vindt, is nog in vroolijk gezelschap,
-vergeleken bij hem, die dagelijks tien afgewende gezichten voorbijgaat,
-welke voorheen de gezichten van vrienden waren. Zoo iets ondervond
-Stephen nu in ieder wakend oogenblik van zijn leven, aan zijn werk, op
-weg daarheen en naar huis, aan zijne deur, voor zijn venster en overal.
-Bij algemeene afspraak vermeed men zelfs dien kant der straat waarlangs
-hij gewoon was te <span class="pagenum">[<a id="xd21e3277" href=
-"#xd21e3277" name="xd21e3277">70</a>]</span>gaan, en liet dezen, voor
-zoover de werklieden betrof, voor hem alleen over.</p>
-<p class="par">Hij was vele jaren lang een stil, eenzelvig mensch
-geweest, die weinig met anderen verkeerde en gewoon was zijne eigene
-gedachten tot gezelschap te hebben. Hij had nooit te voren geweten,
-welke sterke behoefte er in zijn hart woonde aan het gedurig
-beantwoorden van een hoofdknik, een blik, een enkel woord, of welk eene
-onberekenbare mate van verademing door zulke geringe middelen hem
-droppel voor droppel in de ziel was gestort. Het was zelfs moeielijker
-dan hij voor mogelijk had gehouden, zijne verbanning van al zijne
-makkers, in zijn eigen geweten, van een ongegrond gevoel van schande en
-schaamte afgezonderd te houden.</p>
-<p class="par">De eerste vier dagen zijner volharding waren zoo lang en
-drukkend, dat hij zich begon te ontzetten voor het uitzicht dat voor
-hem lag. Niet alleen had hij Rachel in al dien tijd niet gezien, maar
-hij had zelfs alle gelegenheid om haar te zien vermeden: want hoewel
-hij wist, dat het verbod zich niet eigenlijk tot de vrouwen, die in de
-fabrieken werkten, uitstrekte, bevond hij toch, dat sommige van die,
-met welke hij bekend was, voor hem veranderd waren, en vreesde hij met
-anderen de proef te nemen, terwijl hij beducht was, dat ook Rachel door
-hare gezellinnen mocht worden uitgebannen, indien men haar in zijn
-gezelschap zag. Zoo was hij dan die vier dagen lang geheel alleen
-geweest en had hij met niemand een woord gewisseld, toen hij des
-avonds, van zijn werk terugkomende, op straat door een jonkman werd
-aangesproken, die zich door zijne bijzondere lichte kleur
-onderscheidde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij heet Blackpool, niet waar?&rdquo; zeide de
-jonkman.</p>
-<p class="par">Stephen kleurde toen hij er zich op betrapte, dat hij
-uit dankbaarheid voor die toespraak, of uithoofde van het onverwachte
-daarvan, of wel om beide redenen tegelijk, met zijn hoed in de hand
-stond. Hij hield zich alsof hij iets aan de voering deed en antwoordde:
-&bdquo;Ja.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt de werkman, dien zij in den ban gedaan
-hebben, naar ik meen?&rdquo; zeide Bitzer, de jonkman met de lichte
-kleur.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; antwoordde Stephen wederom.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat dacht ik wel, omdat zij zich allen van u
-schijnen af te houden. Mijnheer Bounderby wil u spreken. Gij weet zijn
-huis wel, niet waar?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; herhaalde Stephen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ga dan dadelijk daarheen, zult ge?&rdquo; zeide
-Bitzer. &bdquo;Ge wordt gewacht, en hebt de meid maar te zeggen, dat
-gij het zijt. Ik behoor tot het kantoor; als ge dus dadelijk zonder mij
-daarheen gaat&mdash;ik ben gezonden om u te halen&mdash;haalt gij mij
-eene wandeling uit.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen, die den anderen kant opging, keerde om en begaf
-zich, gelijk hem gelast was, naar het roode kasteel van den reus
-Bounderby.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch21" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXI.</h2>
-<h2 class="main">MANNEN EN MEESTERS.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">&bdquo;Wel, Stephen,&rdquo; zeide Bounderby op
-zijne winderige manier, &bdquo;wat heb ik gehoord? Wat hebben die
-pesten der maatschappij met u gedaan? Kom binnen en spreek
-op.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het was het salon, waar hij dus verzocht werd binnen te
-treden. De theetafel stond gereed, en mijnheer Bounderby&rsquo;s
-jeugdige vrouw, en haar broeder, en een groot heer uit <span class=
-"ex">Londen</span> waren aanwezig. Voor al deze personen maakte Stephen
-eene buiging, sloot de deur en bleef met den hoed in de hand daarbij
-staan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dit is de man, van wien ik u zoo even gesproken
-heb, Harthouse,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby.</p>
-<p class="par">De heer, tot wien hij het woord richtte en die met
-mevrouw Bounderby op de sofa zat te praten, stond op, zeide op een
-slependen toon: &bdquo;Ei zoo!&rdquo; en kuierde onverschillig en
-dralend naar het haardkleedje, waar mijnheer Bounderby stond.</p>
-<p class="par">&bdquo;Komaan,&rdquo; zeide Bounderby, &bdquo;spreek nu
-maar op.&rdquo;</p>
-<p class="par">Na de vier verloopene dagen klonk deze toespraak Stephen
-rauw en wanluidend in de ooren. Behalve dat zijn gewond gemoed daardoor
-onzacht werd aangetast, scheen men ook te onderstellen, dat hij
-werkelijk uit eigenbelang zijne makkers had verlaten, gelijk men hem
-verweten had.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat was het, mijnheer,&rdquo; zeide Stephen,
-&bdquo;dat het u beliefde van mij te willen hebben?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, dat heb ik u gezegd,&rdquo; antwoordde
-Bounderby. &bdquo;Spreek op als een man, daar gij een man zijt, en
-vertel ons van u zelven en die combinatie.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Met uw believen, mijnheer,&rdquo; zeide Stephen
-Blackpool, &bdquo;ik heb er niets van te zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby, die altijd meer of min naar den wind
-geleek en nu iets in zijn weg vond staan, begon er terstond tegen te
-blazen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zie nu eens hier, Harthouse,&rdquo; zeide hij,
-&bdquo;daar hebt gij nu een van hen. Toen deze man vroeger eens hier
-was, heb ik hem gewaarschuwd voor de kwaadwillige vreemdelingen, die
-altijd rondloopen&mdash;en die, waar men ze vond, behoorden opgehangen
-te worden&mdash;en ik heb dien man toen gezegd, dat hij een verkeerden
-weg opging. Zoudt gij het nu gelooven, dat hij, hoewel zij hem zoo
-geteekend hebben, nog zulk een slaaf van hen is, dat hij bang is om
-zijn mond over hen open te doen!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb gezegd, dat ik niets te zeggen had,
-mijnheer; niet dat ik bang was om mijn mond open te doen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zegt gij zoo? Ja, ik weet wel wat gij gezegd
-hebt, en nog meer; ik weet ook wat gij <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e3335" href="#xd21e3335" name="xd21e3335">71</a>]</span>meent,
-begrijpt ge! Dat is waarachtig niet altijd hetzelfde. Dikwijls geheel
-iets anders. Gij moest ons liever maar zeggen, dat die kerel,
-Slackbridge, niet in de stad is om het werkvolk tot muiterij op te
-stoken; en dat hij geen volksleider van de echte soort, dat wil zeggen
-een doortrapte schobbejak is. Gij moest ons dat liever maar dadelijk
-zeggen; gij kunt mij toch niet bedriegen. Gij wilt ons dat immers
-zeggen? Waarom doet gij het dan niet?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het spijt mij evenzeer als u, mijnheer, als het
-volk slechte leidslieden heeft,&rdquo; antwoordde Stephen, zijn hoofd
-schuddende. &bdquo;Zij nemen maar degenen, die zich voordoen. Misschien
-is het niet het kleinste van hunne ongelukken, dat zij geen betere
-kunnen krijgen.&rdquo;</p>
-<p class="par">De wind begon onstuimig te worden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij vindt dit zeker al tamelijk wel,
-Harthouse,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby; &bdquo;gij vindt dit zeker
-al vrij sterk. Gij zult wel zeggen, bij mijne ziel, dat is een aardig
-staaltje van de soort van lieden waarmede mijne vrienden moeten
-omspringen; maar dit is nog niemendal, mijnheer. Gij zult mij dien man
-eene vraag hooren doen. Zeg eens, mijnheer Blackpool,&rdquo;&mdash;de
-wind stak al meer en meer op&mdash;&bdquo;mag ik zoo vrij zijn van u te
-vragen hoe het komt, dat gij geweigerd hebt tot die combinatie toe te
-treden?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe het komt?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby, met zijne
-duimen in de mouwen van zijn rok, terwijl hij met zijn hoofd knikte en
-zijne oogen dichtkneep, als ware het in vertrouwen tegen den muur aan
-den overkant, &bdquo;hoe het komt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik had er liever niet van willen spreken,
-mijnheer; maar daar gij het mij vraagt, en ik niet ongemanierd wil
-zijn, zal ik toch antwoorden: ik had mijn woord gegeven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Niet aan mij, dat weet gij wel,&rdquo; zeide
-Bounderby. (Stormachtig weer, met bedrieglijke tusschenpoozen van
-kalmte, waarvan er nu juist een heerschte).</p>
-<p class="par">&bdquo;O neen, mijnheer, niet aan u.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat mij aangaat, alle betrekking tot mij heeft er
-volstrekt geen deel aan,&rdquo; zeide Bounderby, nog in vertrouwen
-tegen den muur. &bdquo;Als het alleen om Josiah Bounderby van
-<span class="ex">Coketown</span> ware te doen geweest, hadt gij zeker
-medegedaan en er geen been in gevonden?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja wel, mijnheer, dat is waar.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ofschoon hij weet,&rdquo; zeide mijnheer
-Bounderby, nu in eene stormvlaag uitbarstende, &bdquo;dat die kerels
-een troep rebellen en schelmen zijn, voor wie het nog te weinig zou
-zijn als zij gedeporteerd werden! Nu, mijnheer Harthouse, gij hebt
-eenigen tijd in de wereld rondgezworven. Hebt gij buiten dit gezegende
-land ooit iets gevonden, dat naar dien man geleek?&rdquo; En mijnheer
-Bounderby wees naar hem met een van gramschap trillenden vinger.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, mevrouw,&rdquo; zeide Stephen Blackpool, in
-manhaftig protest tegen de gebezigde woorden, en zich onwillekeurig tot
-Louisa richtende, nadat hij haar even in de oogen had gezien.
-&bdquo;Geene rebellen of schelmen. Niets van dien aard, mevrouw, niets
-van dien aard. Zij hebben mij niet vriendelijk behandeld, mevrouw, dat
-weet en gevoel ik wel. Maar er zijn er geen twaalf onder hen,
-mevrouw&mdash;geen twaalf?&mdash;geen zes, of ieder gelooft dat hij
-zijn plicht heeft gedaan jegens de anderen en zich zelven. God verhoede
-dat ik, die al mijn leven deze menschen gekend heb en ondervinding van
-hen heb gehad&mdash;ik, die met hen gegeten en gedronken heb, en bij
-hen gezeten en met hen gewerkt en hen liefgehad heb, zou nalaten om de
-waarheid van hen te getuigen, al hadden zij mij nog zooveel kwaad
-gedaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij sprak met den stroeven ernst van zijn stand en zijn
-karakter, misschien nog verhoogd door de trotsche bewustheid, dat hij
-zijne klasse, onder al haar wantrouwen, getrouw was gebleven; maar hij
-herinnerde zich volkomen waar hij was en verhief zelfs zijne stem
-niet.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, mevrouw, neen. Zij zijn elkander trouw en
-zijn liefderijk voor elkander, zelfs tot in den dood. Wees onder hen
-arm, wees onder hen ziek, wees onder hen bedroefd, om een van de vele
-oorzaken, die den armen man droefenis in huis brengen, en zij zullen
-goed voor u zijn, zacht voor u zijn, troostrijk voor u zijn,
-christelijk voor u zijn. Daarvan kunt gij zeker wezen, mevrouw. Zij
-zouden aan stukken geplukt moeten worden, eer zij anders
-werden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Kortom,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby,
-&bdquo;het is zeker omdat zij zoo vol deugden steken, dat zij u hebben
-weggejaagd. Ga er maar mede voort, nu gij er toch aan begonnen zijt.
-Spreek maar op.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe het komt, mevrouw,&rdquo; hervatte Stephen,
-die nog zijne natuurlijke toevlucht in Louisa&rsquo;s gezicht scheen te
-vinden, &bdquo;dat juist datgene, wat in onze lieden het beste is, het
-meest tot ons nadeel en ongeluk schijnt uit te loopen en ons het meest
-op een dwaalweg schijnt te brengen, weet ik niet. Maar het is zoo. Ik
-weet dat het zoo is, evengoed als ik weet, dat er een hemel boven mij
-is achter den rook. Wij zijn toch ook geduldig en willen over het
-geheel doen wat recht is. Ik kan niet denken, dat de schuld geheel bij
-ons ligt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Nu, mijn vriend,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby,
-wien Stephen niet m&eacute;&eacute;r had kunnen vertoornen, hoewel hij
-daarvan geheel onbewust was, dan door zich naar het scheen op iemand
-anders te beroepen, &bdquo;als ge <span class="ex">m&#307;</span> nu
-een halve minuut uwe aandacht wilt verleenen, heb ik een paar woorden
-met u te spreken. Gij hebt zoo even gezegd, dat gij ons niets over die
-zaak te zeggen hadt. Zijt ge daarvan geheel zeker, eer wij verder
-gaan?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="xd21e3378" href="#xd21e3378"
-name="xd21e3378">72</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, mijnheer, daarvan ben ik zeker.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hier is een heer uit <span class=
-"ex">Londen</span>,&rdquo;&mdash;mijnheer Bounderby wees achterwaarts
-met zijn duim naar mijnheer James Harthouse&mdash;&bdquo;een heer van
-het Parlement. Ik zou gaarne hebben, dat hij een kort gesprek tusschen
-u en mij aanhoorde, in plaats van den inhoud daarvan&mdash;ik weet al
-vooruit wat die zijn zal; niemand weet dat beter dan ik, onthoud dat
-wel&mdash;op goed vertrouwen uit mijn mond te moeten
-aannemen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen boog zijn hoofd voor den heer uit <span class=
-"ex">Londen</span> en toonde zich wat meer ontrust en verlegen dan
-gewoonlijk. Onwillekeurig zochten zijne oogen zijne vorige toevlucht,
-maar op een wenk van dien kant (nadrukkelijk, hoewel oogenblikkelijk)
-vestigde hij ze weder op mijnheer Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg nu eens, waarover klaagt gij?&rdquo; vroeg
-mijnheer Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben niet hier gekomen om te klagen,
-mijnheer,&rdquo; antwoordde Stephen. &bdquo;Ik kom omdat ik geroepen
-ben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel,&rdquo; hervatte mijnheer Bounderby, zijne
-armen over elkander slaande, &bdquo;waarover klaagt gijlieden dan in
-het algemeen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen zag een oogenblik eenigszins weifelend om zich
-heen en scheen toen tot een besluit te komen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer, ik ben nooit heel knap geweest om dat
-te zeggen, al heb ik van het gevoel er van zoo goed mijn deel gehad als
-iemand anders. Inderdaad, wij zitten in een warboel, mijnheer. Zie maar
-eens rond in deze stad&mdash;zoo rijk als zij is&mdash;en zie dan de
-menigte van menschen, die hier in de stad zijn gekomen om voor hun
-brood te weven, te kaarden en zoo al meer, altijd eenerlei, van hunne
-wieg tot aan het graf. Zie hoe wij leven en waar wij leven, en in welk
-eene menigte, en hoe eentonig ons leven en hoe wisselvallig ons bestaan
-is; en zie hoe de fabrieken altijd aan het werk blijven, en hoe zij ons
-met dat werk nooit nader tot iets brengen&mdash;behalve alleen aan den
-dood. Zie hoe gij over ons denkt, en over ons schrijft, en over ons
-praat, en met uwe deputaties naar ministers over ons gaat, en hoe gij
-altijd gelijk hebt en hoe wij altijd ongelijk hebben, en er nooit iets
-redelijks en verstandigs in ons te vinden is. Zie hoe dit is
-toegenomen, mijnheer, al grooter en grooter geworden, al zwaarder en
-zwaarder, en al harder en harder, van jaar tot jaar, van geslacht tot
-geslacht. Wie kan dat aanzien, mijnheer, en dan nog goedsmoeds zeggen,
-dat dit geen warboel is?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Natuurlijk,&rdquo; zeide mijnheer Bounderby,
-&bdquo;En nu zult gij misschien dien heer ook wel laten weten, hoe gij
-dien warboel (gelijk gij het zoo gaarne noemt) terecht zoudt willen
-brengen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat weet ik niet, mijnheer. Dat is niet van mij
-te wachten. Ik ben het niet, van wien dat gevergd moet worden. Dat zijn
-diegenen, die over ons gesteld zijn en over al de rest van ons.
-Waarvoor zijn zij anders, mijnheer, als zij dat niet doen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dan zal ik u iets zeggen, wat er ten minste aan
-te doen is,&rdquo; antwoordde mijnheer Bounderby. &bdquo;Wij zullen een
-voorbeeld maken van een half dozijn Slackbridge&rsquo;s. Wij zullen die
-schavuiten voor de rechtbank brengen en naar de straf-koloni&euml;n
-zenden.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen schudde ernstig zijn hoofd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg mij niet van neen, man,&rdquo; vervolgde
-mijnheer Bounderby, en nu waaide het een orkaan, &bdquo;want dat zullen
-wij, zeg ik u.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer,&rdquo; antwoordde Stephen, met de kalme
-vastheid eener onwankelbare overtuiging, &bdquo;al zoudt ge honderd
-Slackbridge&rsquo;s nemen&mdash;allen die er maar zijn, zelfs tienmaal
-zooveel&mdash;en ze ieder in een zak naaien, en in de diepste zee laten
-zinken, die er ooit geweest is eer er nog droog land was, dan zoudt gij
-toch den warboel eveneens laten als hij is. Opruiende
-vreemdelingen!&rdquo; vervolgde Stephen met een glimlach,
-&bdquo;wanneer, zoolang wij ons kunnen herinneren, hebben wij niet van
-opruiende vreemdelingen gehoord! Het is niet door hen dat er onrust
-komt, mijnheer. Het is niet bij hen dat het begint. Ik ben geen vriend
-van hen&mdash;ik heb geen reden om hun vriend te zijn&mdash;maar het is
-hopeloos en nutteloos, die lieden voor hun handwerk te willen straffen,
-in plaats van dat handwerk zelf te beletten. Allen die nu hier in de
-kamer om mij heen zijn, waren hier eer ik kwam, en zullen nog hier zijn
-als ik weg ben. Breng die klok aan boord van een schip en zend ze weg
-naar het eiland <span class="ex">Norfolk</span>, en de tijd zal toch
-eveneens voortgaan. Zoo is het ook met Slackbridge.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zich voor een oogenblik naar zijne vorige toevlucht
-keerende, nam hij eene waarschuwende beweging harer oogen naar de deur
-waar. Terugtredende sloeg hij zijne hand aan de kruk. Maar hij had niet
-uit eigen wil en verlangen gesproken, en hij gevoelde in zijn hart, dat
-het eene edele vergelding van het geledene onrecht zou zijn, indien hij
-hun, die hem zoo verzaakt hadden, tot het laatste toe getrouw bleef.
-Hij bleef dus staan om geheel te zeggen wat hij nog op het gemoed
-had.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer, ik kan met mijn beetje kennis en mijne
-gemeene manier van spreken dezen heer niet zeggen, wat dit alles zou
-kunnen verbeteren,&mdash;hoewel sommige werklieden hier in de stad het
-wel konden doen, veel beter dan ik; maar ik kan hem toch wel zeggen wat
-ik weet dat nooit baten zal. De sterke hand zal het nooit doen.
-Overwinning en zegepraal zullen het nooit doen. Eene afspraak om den
-eenen kant op eene onnatuurlijke manier altijd gelijk te geven, en den
-anderen kant altijd ongelijk, <span class="pagenum">[<a id="xd21e3422"
-href="#xd21e3422" name="xd21e3422">73</a>]</span>zal het nooit, nooit
-doen. En ze zoo maar hun gang te laten gaan, zal het ook nooit doen.
-Laat duizenden bij duizenden zoo maar hun gang gaan, allen hetzelfde
-leven leiden en altijd in denzelfden warboel blijven, en zij zullen aan
-den &eacute;&eacute;nen kant blijven staan, en gij aan den anderen, met
-eene zwarte, onoverkomelijke diepte tusschen u, juist zoo lang en zoo
-kort als zulk eene ellende kan duren. Nooit met die menschen meer eigen
-te willen worden, door goedheid en geduld en opbeurende manieren, die
-hen zoo aan elkander hechten onder hunne vele bezwaren en elkander zoo
-doen bijstaan in hun nood met wat zij zelven wel konden
-gebruiken&mdash;gelijk ik nederig geloof dat door geen volk, dat die
-heer op zijne reizen gezien heeft, ooit kan overtroffen
-worden&mdash;ook dat zal het nooit doen, voordat de zon in ijs
-verandert. En voor het laatst, hen maar in rekening te brengen als
-zooveel stoomkracht, en te behandelen alsof zij cijfers van eene som of
-doode machines waren, zonder liefde of voorkeur, zonder geheugen of
-neigingen, zonder zielen, die moede kunnen worden en zielen die kunnen
-hopen; als alles rustig is, hen maar te laten voortzwoegen alsof zij
-niets van dien aard bezaten, en als alles onrustig is, hun te
-verwijten, dat zij in hunne betrekking tot u geen menschelijk gevoel
-toonen,&mdash;dat zal het nooit doen, mijnheer, eer de menschen geheel
-anders worden dan God hen geschapen heeft.&rdquo;</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e3425width"><img src="images/p073.jpg" alt=
-"&bdquo;MEVROUW BOUNDERBY, IK HOUD HET VOOR EEN ZEER GELUKKIG TOEVAL, DAT IK U HIER ALLEEN VIND.&rdquo; (Blz. 82)."
-width="720" height="495">
-<p class="figureHead">&bdquo;MEVROUW BOUNDERBY, IK HOUD HET VOOR EEN
-ZEER GELUKKIG TOEVAL, DAT IK U HIER ALLEEN VIND.&rdquo; (Blz. 82).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">Stephen stond met de hand aan de opene deur te wachten
-of er nog iets meer van hem verlangd werd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Blijf nog een oogenblikje,&rdquo; zeide mijnheer
-Bounderby met een bloedrood gezicht. &bdquo;Ik heb u gezegd, toen gij
-de laatste maal met eene klacht hier kwaamt, dat gij liever moest
-omkeeren en u daarvan afhouden. En ik heb u ook gezegd, als gij het nog
-weet<span class="corr" id="xd21e3433" title="Bron: .">,</span> dat ik
-het wel begreep als men den gouden lepel in het oog had.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zelf heb nooit zoo iets in het oog gehad,
-mijnheer, dat verzeker ik u.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Nu is het mij duidelijk geworden,&rdquo;
-vervolgde mijnheer Bounderby, &bdquo;dat gij een van die snaken zijt,
-die altijd grieven hebben, en dat gij rondloopt om die grieven uit te
-zaaien en voort te planten. Dit is het werk van uw leven, mijn
-vriend.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen schudde zijn hoofd,&mdash;een zwijgende
-betuiging dat hij wel ander werk had.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt zulk een netelige, hatelijke,
-onverdraaglijke kerel,&rdquo; vervolgde mijnheer Bounderby, &bdquo;dat
-zelfs uwe eigene vereeniging, de menschen die u het best kennen, niets
-met u te doen willen hebben. Ik had nooit gedacht dat die knapen in
-iets gelijk konden hebben. Maar ik zal u eens wat zeggen. Voor de
-aardigheid <span class="pagenum">[<a id="xd21e3444" href="#xd21e3444"
-name="xd21e3444">74</a>]</span>zal ik hen nu eens zoo ver gelijk geven,
-dat ik ook niets meer met u te doen wil hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen sloeg snel zijne oogen op om hem aan te
-zien.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij kunt afmaken waaraan gij bezig zijt,&rdquo;
-zeide mijnheer Bounderby met een veelbeduidend knikje, &bdquo;en dan
-ergens anders heen gaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer, gij weet wel,&rdquo; zeide Stephen met
-nadruk, &bdquo;dat ik, als ik bij u geen werk kan krijgen, het ook
-nergens anders krijgen kan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat ik weet, dat weet ik,&rdquo; luidde het
-antwoord, &bdquo;en wat gij weet, dat weet gij. Ik heb er niets meer
-over te zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen zag nog eens naar Louisa om, maar hare oogen
-waren niet meer naar de zijne opgeslagen; hij slaakte dus een zucht, en
-met de woorden: &bdquo;De Hemel helpe ons allen in deze wereld,&rdquo;
-die hij maar weinig harder dan fluisterend uitsprak, ging hij heen.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch22" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXII.</h2>
-<h2 class="main">STEPHEN BLACKPOOL VERDWIJNT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Het was tusschen licht en donker toen Stephen bij
-mijnheer Bounderby de deur uitkwam. De nachtelijke schaduw was zoo snel
-neergedaald, dat hij, toen hij de deur had toegetrokken, niet eens om
-zich heen zag, maar met loomen tred rechtuit de straat langs ging.
-Niets was verder uit zijne gedachten dan de zonderlinge oude vrouw, die
-hij bij zijn vorig bezoek aan hetzelfde huis had ontmoet, toen hij een
-voetstap achter zich hoorde dien hij kende, en zich omkeerende, die
-vrouw wederzag, thans in gezelschap van Rachel.</p>
-<p class="par">Hij zag Rachel het eerst, gelijk hij haar alleen had
-gehoord.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ha, Rachel, mijn beste! Gij bij haar,
-juffrouw!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, gij zijt zeker wel verwonderd, en dat met
-reden, moet ik zeggen,&rdquo; antwoordde de oude vrouw. &bdquo;Daar ben
-ik alweer, ziet ge.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar hoe zoo met Rachel?&rdquo; zeide Stephen,
-terwijl hij zijn stap naar dien der vrouwen schikte en tusschen de twee
-in ging, nu naar de eene en dan naar de andere omkijkende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, ik ben omtrent eveneens aan dit goede meisje
-gekomen als ik aan u gekomen ben,&rdquo; antwoordde de oude vrouw, op
-vroolijken toon het woord opvattende. &bdquo;Ik kom hier dit jaar wat
-later dan gewoonlijk, want ik ben eenigszins met kortademigheid
-gekweld, en heb dus mijne reis uitgesteld tot wij warm en mooi weer
-hadden. Om dezelfde reden doe ik nu mijne reis niet geheel op
-&eacute;&eacute;n dag, maar neem er twee dagen toe, en slaap van nacht
-in het Reizigers-Koffiehuis bij den spoorweg (een knap, zindelijk huis)
-en ga morgenochtend om zes uur met den eersten trein weer heen. Maar
-wat heeft dat met dit goede meisje te doen, zult gij zeggen. Dat zal ik
-u vertellen. Ik heb gehoord, dat mijnheer Bounderby getrouwd is. Ik heb
-het in de courant gelezen, waar het wat heerlijk in stond&mdash;machtig
-mooi!&rdquo; De oude vrouw zeide dit met eene zonderlinge
-opgetogenheid. &bdquo;En nu wilde ik zijne vrouw zien. Ik heb haar nog
-nooit gezien. Zoudt ge nu gelooven, zij is sedert van middag twaalf uur
-de deur niet uitgekomen. Om het dus nu niet te licht op te geven, bleef
-ik voor het laatst nog een beetje wachten, en toen ging ik dit goede
-meisje twee- of driemaal voorbij; en daar zij zulk een vriendelijk
-gezichtje had, sprak ik haar aan, en zij bleef met mij aan de praat.
-Daar,&rdquo; zeide de oude vrouw tot Stephen, &bdquo;nu kunt ge al de
-rest wel zelf raden, veel korter dan ik het vertellen kan, mag ik wel
-zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Wederom had Stephen moeite om een onwillekeurigen afkeer
-van die oude vrouw te overwinnen, hoewel haar uitzicht en toon zoo
-eerlijk en eenvoudig waren als zij maar konden zijn. Met eene
-goedwilligheid, welke hem even natuurlijk was als hij wist dat zij dit
-Rachel was, bleef hij bij het onderwerp, dat haar in haar ouderdom nog
-zooveel belang inboezemde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, juffrouw,&rdquo; zeide hij, &bdquo;ik heb
-die dame gezien, en zij was jong en mooi. Met heerlijke, donkere,
-peinzende oogen, en zulk eene stille manier, Rachel, als ik nog nooit
-iemand anders gezien heb.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Jong en mooi. Zoo zoo!&rdquo; riep de oude vrouw
-vol blijdschap uit. &bdquo;Bloeiend als eene roos! En zeker eene
-gelukkige vrouw!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O ja, juffrouw, dat zou ik wel denken,&rdquo;
-zeide Stephen, maar met een twijfelachtigen blik naar Rachel.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoudt gij denken? Dat moet zij wel wezen. Zij is
-immers uw meesters vrouw?&rdquo; hervatte de oude vrouw.</p>
-<p class="par">Stephen knikte toestemmend. &bdquo;Hoewel wat dat
-meester aangaat,&rdquo; zeide hij, wederom met een blik naar Rachel,
-&bdquo;hij is nu mijn meester niet meer. Het is alles gedaan tusschen
-hem en mij.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hebt gij voor zijn werk bedankt, Stephen?&rdquo;
-vroeg Rachel angstig en snel.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, Rachel,&rdquo; antwoordde hij, &bdquo;of ik
-voor zijn werk heb bedankt, of hij mij afdankte, komt op hetzelfde
-neer. Zijn werk en ik zijn gescheiden. Het is ook al goed zoo&mdash;het
-beste misschien, dacht ik, juist toen ik u mij achterop hoorde komen.
-Het zou maar allerlei moeite veroorzaakt hebben als ik daar gebleven
-was. Misschien is het een geluk voor velen, dat ik heenga, misschien
-een geluk voor mij zelven; in allen gevalle het moet nu zoo wezen. Ik
-moet <span class="ex">Coketown</span> den rug toekeeren en mijn fortuin
-zoeken, beste, met opnieuw te beginnen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waar zult ge naar toe gaan, Stephen?&rdquo;
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e3496" href="#xd21e3496" name=
-"xd21e3496">75</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Dat weet ik van avond nog niet,&rdquo; zeide hij,
-zijn hoed afnemend en zijne dunne haren met de vlakke hand
-gladstrijkende. &bdquo;Maar ik ga van avond nog niet, Rachel, en morgen
-ook nog niet. Het is niet heel gemakkelijk te verzinnen waar ik naar
-toe zal gaan; maar ik zal wel moed houden.&rdquo;</p>
-<p class="par">In dit opzicht hielp hem de bewustheid, dat hij niet
-slechts onbaatzuchtig handelde, maar zelfs onbaatzuchtig dacht. Eer hij
-nog mijnheer Bounderby&rsquo;s deur had toegetrokken, had hij
-overwogen, dat het ten minste voor haar goed was, dat hij genoodzaakt
-was om heen te gaan, dewijl zij dan geen gevaar meer zou loopen van
-insgelijks verdacht te worden, omdat zij zich niet van hem afzonderde.
-Hoewel het hem veel kosten zou haar te verlaten, en hoewel hij geene
-stad bedenken kon waar zijn vonnis hem niet volgen zou, was het
-misschien toch eene verademing voor hem, dat hij met geweld van het
-leed der vier laatste dagen werd ontheven al was het zelf om onbekende
-rampen en bezwaren <span class="corr" id="xd21e3501" title=
-"Bron: te gemoet">tegemoet</span> te gaan.</p>
-<p class="par">Hij zeide dus naar waarheid: &bdquo;Ik ben er kalmer
-onder, Rachel, dan ik had kunnen denken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het was hare taak niet zijn last te verzwaren; zij
-antwoordde dus met haar opbeurenden glimlach, en het drietal wandelde
-te zamen voort.</p>
-<p class="par">Oude lieden, vooral wanneer zij hun best doen om
-vroolijk te zijn en anderen niet tot last te wezen, worden onder de
-armen algemeen geacht en ge&euml;erd. De oude vrouw had zulk een
-fatsoenlijk voorkomen, was zoo vergenoegd, en nam hare zwakheden,
-hoewel zij sedert haar vorig onderhoud met Stephen waren toegenomen,
-zoo licht op, dat beiden eene welwillende belangstelling voor haar
-begonnen te gevoelen. Zij was te vlug om te willen toelaten, dat men om
-harentwil langzamer ging, maar zij was zeer dankbaar dat men met haar
-praatte, en zelve zeer genegen om te praten; zoodat zij, toen men aan
-dat gedeelte der stad gekomen was, waar hare geleiders woonden,
-levendiger en luchtiger was geworden dan ooit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Kom bij mij binnen, juffrouw,&rdquo; zeide
-Stephen, &bdquo;en drink een kopje thee. Rachel zal dan ook binnenkomen
-en u naderhand veilig naar uw logement brengen. Het zal misschien lang
-duren, Rachel, eer ik weder eens kans heb op uw gezelschap.&rdquo;</p>
-<p class="par">Men bewilligde, en de drie gingen verder naar het huis
-waar hij woonde. Toen men de smalle straat insloeg, keek Stephen naar
-zijn venster op met een angst, die hem altijd kwelde als hij naar huis
-ging; maar het venster stond open gelijk hij het gelaten had, en
-niemand was daar. De booze geest van zijn leven was maanden geleden
-weder verdwenen; en hij had sedert niet meer van haar gehoord. De
-eenige blijken harer laatste terugkomst waren thans het kariger
-<span class="corr" id="xd21e3515" title=
-"Bron: huisrraad">huisraad</span> in zijne kamer en het grijzere haar
-op zijn hoofd.</p>
-<p class="par">Hij stak eene kaars aan, zette zijn theeblad gereed,
-haalde heet water van beneden, en brood, boter en eene kleine portie
-thee en suiker in den naasten winkel. Het brood was versch en bros van
-korst, de boter niet lang geleden gemaakt en de suiker wit,
-natuurlijk&mdash;om de standvastige getuigenis der magnaten van
-<span class="ex">Coketown</span> te bewaarheden, dat die menschen
-leefden als prinsen, mijnheer. Rachel zette thee (zulk een groot
-gezelschap maakte het noodzakelijk een kopje te leenen), en de vreemde
-oude vrouw was machtig in haar schik. Het was de eerste zweem van
-gezelligheid, dien de gastheer in vele dagen had gehad. Ook hij, met de
-wereld als eene barre, uitgestrekte heide voor zich, genoot dezen
-maaltijd&mdash;wederom ter bevestiging van de getuigenis der
-magnaten&mdash;als een voorbeeld van het volslagen gebrek aan overleg
-bij die menschen, mijnheer.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb er nog niet aan gedacht om naar uw naam te
-vragen, juffrouw,&rdquo; zeide Stephen.</p>
-<p class="par">De oude vrouw maakte zich bekend als &bdquo;juffrouw
-Pegler.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Eene weduwe, denk ik?&rdquo; zeide Stephen.</p>
-<p class="par">&bdquo;O, vele jaren lang!&rdquo;</p>
-<p class="par">Juffrouw Pegler&rsquo;s echtgenoot (een van de beste
-mannen, die er ooit geweest waren) was, volgens hare berekening, reeds
-dood toen Stephen geboren werd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het was wel een ongeluk, zoo&rsquo;n goed man te
-verliezen. En kinderen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Het kopje van juffrouw Pegler, dat tegen het schoteltje
-rinkelde, duidde eenige zenuwachtigheid bij haar aan.
-&bdquo;Neen,&rdquo; zeide zij. &bdquo;Nu niet, nu niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dood, Stephen,&rdquo; fluisterde Rachel hem
-zachtjes toe.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het spijt me dat ik er van gesproken heb,&rdquo;
-zeide Stephen. &bdquo;Ik had moeten bedenken, dat ik eene pijnlijke
-plek kon treffen. Ik&mdash;ik had beter moeten weten.&rdquo;</p>
-<p class="par">Terwijl hij zich zoo verontschuldigde, rinkelde het
-kopje der oude vrouw al meer en meer. &bdquo;Ik heb een zoon
-gehad,&rdquo; zeide zij met eene zonderlinge aandoening, welke niets
-van de gewone teekenen van droefheid had, &bdquo;en het ging hem goed,
-verbazend goed. Maar laat er niet meer van hem gesproken worden als het
-u belieft. Hij is,&rdquo;&mdash;zij zette haar kopje neer en maakte
-eene beweging met hare handen, alsof zij er met dat gebaar wilde
-bijvoegen: &bdquo;dood!&rdquo; Daarna zeide zij overluid: &bdquo;Ik heb
-hem verloren.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen was het onaangename gevoel nog niet te boven
-gekomen, dat hij de oude vrouw leed had gedaan, toen zijne huiswaardin
-de smalle trap kwam opstommelen, hem naar de <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e3546" href="#xd21e3546" name=
-"xd21e3546">76</a>]</span>deur riep en hem iets in het oor fluisterde.
-Juffrouw Pegler was lang niet doof, want zij ving een der zacht
-gesprokene woorden op.</p>
-<p class="par">&bdquo;Bounderby!&rdquo; riep zij met eene gesmoorde
-stem, van haar stoel bij de tafel opspringende. &bdquo;O, verberg mij!
-Laat ik toch om &rsquo;s Hemels wil niet gezien worden. Laat hij niet
-boven komen eer ik weg ben. Ik bid u, ik bid u!&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij beefde van ontroering, kroop achter Rachel, toen
-deze haar poogde gerust te stellen, en scheen niet te weten wat zij
-deed.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar luister, juffrouw, luister toch!&rdquo;
-zeide Stephen verbaasd. &bdquo;Het is mijnheer Bounderby niet; het is
-zijne vrouw. Gij zijt toch niet bang voor haar. Nog geen uur geleden
-waart ge zoo machtig blij iets van haar te hooren.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar weet ge wel zeker, dat het mevrouw en niet
-mijnheer is?&rdquo; vroeg zij nog bevende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo zeker als iets.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, als ik u bidden mag, spreek dan toch niet
-tegen mij, en let maar geheel niet op mij,&rdquo; zeide de oude vrouw.
-&bdquo;Laat ik maar stil in dit hoekje blijven zitten.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen knikte en zag Rachel aan alsof hij van haar eene
-opheldering verlangde, die zij buiten staat was hem te geven. Hij nam
-vervolgens de kaars, ging naar beneden, kwam weldra terug, en liet
-Louisa binnen, die door haar broeder Tom gevolgd werd.</p>
-<p class="par">Rachel was opgestaan en stond met haar hoed en doek in
-de hand, toen Stephen, zelf ten hoogste verbaasd over dit bezoek, de
-kaars weder op tafel zette. Toen bleef hij ook staan, met zijne
-geslotene hand op de tafel leunende, en wachtte tot men hem zou
-aanspreken.</p>
-<p class="par">Voor de eerste maal in haar leven was Louisa in de
-woning van een fabriek-arbeider gekomen; voor de eerste maal in haar
-leven was zij in iets getreden, dat naar persoonlijke betrekking met
-een van die lieden zweemde. Zij wist van hun bestaan bij honderden en
-duizenden. Zij wist welk eene hoeveelheid arbeids zeker getal van hen
-in zekeren tijd kan voort brengen. Zij had hen bij troepen gelijk
-mieren of wespen zien voorbijgaan, als zij hunne nesten verlieten of
-daarheen terugkeerden. Maar zij wist door hare lectuur oneindig meer
-van de levenswijs dier ijverige insecten, dan van deze nijvere mannen
-en vrouwen.</p>
-<p class="par">Zij waren iets dat z&oacute;&oacute;veel moest werken en
-z&oacute;&oacute;veel loon krijgen, en daarmede gedaan; iets dat
-onfeilbaar door dezelfde wetten werd beheerscht, welke de aanvraag en
-den toevoer op elke markt beheerschen; iets dat domme misslagen tegen
-die wetten maakte en dan in moeielijkheden kwam; iets dat zich wat
-bekrimpen moest als het koren duur was, en zich overat als het goedkoop
-was, en dat zich in zekere evenredigheid vermenigvuldigde, dat zekere
-evenredigheid van misdaden en zekere evenredigheid van pauperisme
-opleverde; iets waarmede, als kapitaal gebruikt, groote fortuinen
-werden gemaakt; iets dat somtijds in woeling kwam evenals de zee, en
-eenig kwaad deed (voornamelijk zich zelven), en dan weder bedaarde. Dit
-wist zij van de fabriek-arbeiders. Maar zij had er bijna evenmin aan
-gedacht om deze massa in eenheden te verdeelen, als om de zee zelve in
-de droppels af te zonderen, waaruit zij is samengesteld.</p>
-<p class="par">Zij stond eene poos in de kamer rond te zien. Van de
-weinige stoelen, de weinige boeken, de gemeene schilderijtjes en het
-bed liet zij haar blik naar de twee vrouwen en naar Stephen dwalen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben hier gekomen om eens met u te spreken over
-wat daar straks voorgevallen is. Ik zou u gaarne van dienst willen
-zijn, als ge mij dat wilt toelaten. Is dit uwe vrouw?&rdquo;</p>
-<p class="par">Rachel sloeg hare oogen op en liet ze weder neerzinken;
-die blik zeide duidelijk genoeg: &bdquo;Neen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik bedenk mij,&rdquo; zeide Louisa, blozende over
-hare vergissing. &bdquo;Ik herinner mij nu dat ik van uwe huiselijke
-rampen heb hooren spreken, hoewel ik toen niet op de bijzonderheden
-lette. Het was mijne meening niet eene vraag te doen, die hier iemand
-onaangenaam kon wezen. Als ik weer eene vraag mocht doen, die dat
-gevolg kon hebben, verontschuldig mij dan daarmede, verzoek ik u, dat
-ik niet recht weet hoe ik met u behoor te spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Gelijk Stephen zich eene poos geleden onwillekeurig tot
-haar gericht had, zoo richtte zij zich nu onwillekeurig tot Rachel.
-Hare manier van spreken was kort en stroef, en toch aarzelend en
-schroomvallig.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij heeft u gezegd wat er tusschen hem en mijn
-man is voorgevallen? Gij zult wel de eerste geweest zijn, bij wie hij
-troost gezocht heeft, denk ik?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb het voornaamste er van gehoord,
-mevrouw<span class="corr" id="xd21e3583" title=
-"Bron: .">,</span>&rdquo; antwoordde Rachel.</p>
-<p class="par">&bdquo;Heb ik het wel verstaan, dat hij, door
-&eacute;&eacute;n fabrikant afgedankt, nu waarschijnlijk door allen zal
-worden afgewezen? Ik meende hem dit te hooren zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;De kans is heel gering, mevrouw&mdash;bijna
-geheel geene kans meer&mdash;voor iemand, die een slechten naam onder
-hen krijgt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat moet ik begrijpen, dat gij meent met een
-slechten naam?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;De naam van lastig te wezen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dus zou hij evenzeer door de vooroordeelen zijner
-eigene klasse als die der andere in den ban gedaan worden? Zijn die
-twee in deze stad door zulk een diepte gescheiden, dat er tusschen in
-geheel geene plaats voor een eerlijk werkman is?&rdquo;</p>
-<p class="par">Rachel schudde zwijgend haar hoofd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij kwam bij zijne makkers in verdenking,&rdquo;
-hervatte Louisa, &bdquo;omdat hij eene belofte gedaan <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e3601" href="#xd21e3601" name=
-"xd21e3601">77</a>]</span>had om niet met hen mede te doen. Ik denk dat
-gij het moet geweest zijn aan wie hij die belofte had gedaan. Zou ik u
-mogen vragen waarom hij die gedaan heeft?&rdquo;</p>
-<p class="par">Rachel barstte in tranen uit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb het niet van hem gevergd, arme man! Ik heb
-hem gebeden tot zijn eigen bestwil zich niet in moeite te steken,
-weinig denkende dat hij er door mij in zou komen. Maar ik weet dat hij
-liever honderd dooden zou willen sterven dan ooit zijn woord te breken.
-Dat weet ik wel van hem.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen was stil en aandachtig blijven staan in zijne
-gewone peinzende houding, met de hand aan zijne kin. Hij sprak nu met
-eene stem, die eenigszins minder vast was dan gewoonlijk:</p>
-<p class="par">&bdquo;Niemand, behalve ik zelf, kan weten hoeveel
-achting, liefde en eerbied ik Rachel toedraag, of met hoeveel reden.
-Toen ik die belofte gaf, heb ik met waarheid gezegd, dat zij de engel
-van mijn leven was. Het was eene plechtige belofte. Ik heb haar gegeven
-voor altijd.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa keerde zich naar hem om en boog haar hoofd voor
-hem met eene eerbiedigheid, die bij haar geheel iets nieuws was. Zij
-zag van hem naar Rachel, en hare trekken werden zachter. &bdquo;Wat
-zult gij nu doen?&rdquo; vroeg zij hem; en hare stem was ook zachter
-geworden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, mevrouw,&rdquo; antwoordde Stephen, met een
-glimlach om zich goed te houden, &bdquo;als ik mijn werk af heb, moet
-ik hier vandaan en het ergens anders gaan probeeren. Gelukkig of
-ongelukkig, iemand moet maar probeeren; er is niets te doen zonder
-probeeren&mdash;behalve te gaan liggen en te sterven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe zult gij reizen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Te voet, lieve mevrouw, te voet.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa kleurde, en eene beurs vertoonde zich in hare
-hand. Het ritselen eener banknoot was hoorbaar, terwijl zij die
-openvouwde en op de tafel legde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Rachel, wilt gij hem zeggen&mdash;want gij weet
-het best hoe dat te doen zonder hem te beleedigen&mdash;dat dit hem
-volgaarne gegeven wordt om hem voort te helpen? Wilt gij hem bidden om
-het aan te nemen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat kan ik niet doen, mevrouw,&rdquo; antwoordde
-zij, haar hoofd omkeerende. &bdquo;God zegene u, dat gij zoo liefderijk
-over den armen man denkt. Maar hij moet zelf zijn hart kennen, en weten
-of het hem zegt, dat het recht is.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa zag ten deele ongeloovig, ten deele verschrikt,
-ten deele ontroerd door medelijdend gevoel, naar dien man, die eerst
-zooveel zelfbeheersching bezat, die onder het jongste gesprek zoo kalm
-en standvastig was gebleven, en die nu in een oogenblik zijne
-bedaardheid verloor, en met zijne hand voor zijn gezicht voor haar
-stond. Zij stak hare hand uit alsof zij hem wilde aanraken, maar
-bedwong zich toen en hield zich stil.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zelfs Rachel,&rdquo; zeide Stephen nadat hij zijn
-gezicht weder ontbloot had, &bdquo;zou geene woorden kunnen bedenken om
-zulk een vriendelijk aanbod vriendelijker te maken. Om te toonen, dat
-ik geen mensch zonder verstand en dankbaarheid ben, zal ik twee pond
-aannemen. Ik zal ze leenen om ze terug te geven. Het zal het
-pleizierigste werk zijn dat ik ooit gedaan heb, als ik eens iets doen
-kan om mijne blijvende dankbaarheid voor deze hulp te
-bewijzen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij was genoodzaakt de banknoot terug te nemen en de
-veel kleinere som, die hij genoemd had, daarvoor in de plaats te
-stellen. Hij was in geenerlei opzicht een hoffelijk, behaaglijk of
-schilderachtig personage, en toch had de houding, waarmede hij dit geld
-aannam en zonder meer te spreken zijne dankbaarheid aanduidde, een
-gratie, die Lord Chesterfield zijn zoon in geene eeuw had kunnen
-leeren.</p>
-<p class="par">Tom was op het bed blijven zitten, onverschillig met
-zijn eene been heen en weer zwaaiende en aan zijn rottingknop zuigende,
-tot hij zijne zuster gereed zag om weder te vertrekken. Toen stond hij
-eenigszins haastig op en nam het woord.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wacht nog eventjes, Louisa. Eer wij weggaan, zou
-ik hem een oogenblik willen spreken. Er valt mij daar iets in. Als gij
-even op het portaal wilt komen, Blackpool, zal ik het u zeggen. Neem
-maar geen licht mede.&rdquo; Tom werd bijzonder ongeduldig toen Stephen
-naar de kast ging om eene kaars te krijgen. &bdquo;Er is geen licht bij
-noodig.&rdquo;</p>
-<p class="par">Stephen volgde hem naar buiten. Tom sloot de kamerdeur
-en hield zijne hand aan het slot.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg eens,&rdquo; fluisterde hij, &bdquo;ik geloof
-dat ik u een goeden dienst kan doen. Vraag mij niet wat het is, want
-het kan nog wel op niemendal uitloopen. Maar het kan toch geen kwaad
-als ik het probeer.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zijn adem sloeg als de vlam van een vuur tegen
-Stephen&rsquo;s oor aan, zoo heet was hij.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat was onze kantoorlooper,&rdquo; vervolgde Tom,
-&bdquo;die u van avond de boodschap bracht. Ik zeg onze kantoorlooper,
-omdat ik ook op het kantoor ben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat heeft hij een haast!&rdquo; dacht Stephen.
-Hij sprak zoo onduidelijk.</p>
-<p class="par">&bdquo;Nu,&rdquo; zeide Tom, &bdquo;wacht eens. Wanneer
-gaat gij heen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vandaag is het maandag,&rdquo; antwoordde
-Stephen, zich bedenkende. &bdquo;Wel, mijnheer, zoo wat vrijdag of
-zaterdag.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vrijdag of zaterdag,&rdquo; zeide Tom. &bdquo;Let
-nu eens op. Ik ben er niet zeker van, of ik u den dienst kan doen, dien
-ik meen&mdash;dat is mijne zuster, weet ge, daar in de kamer&mdash;maar
-misschien zal ik er toe in staat zijn, en zoo niet, dan kan het toch
-geen kwaad. Ik zal u dus eens wat zeggen. Gij zoudt onzen kantoorlooper
-wel weerom kennen?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="xd21e3653"
-href="#xd21e3653" name="xd21e3653">78</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;O ja zeker,&rdquo; antwoordde Stephen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Heel goed,&rdquo; hervatte Tom. &bdquo;Als gij
-tusschen vandaag en den dag waarop ge heengaat, des avonds met werken
-uitscheidt, kuier dan een uurtje of zoo voor het kantoor heen en weer.
-Doe niet alsof dat iets beduidde, als hij u daar zien mocht, want ik
-zal hem niet zeggen u aan te spreken, of ik moet begrijpen dat ik u den
-dienst kan doen, dien ik meen. In dat geval zal hij een briefje of eene
-boodschap voor u hebben, maar anders niet. Let wel daarop. Hebt ge mij
-goed begrepen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij had in het donker een vinger door een knoopsgat van
-Stephen&rsquo;s rok gewrongen, en draaide nu die punt van dat
-kleedingstuk al om en om en dicht in elkander, op eene zeer
-buitengewone manier.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb het heel wel begrepen, mijnheer,&rdquo;
-antwoordde Stephen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Pas dan op dat gij het niet vergeet en u niet
-vergist,&rdquo; zeide Tom. &bdquo;Ik zal mijne zuster onder het naar
-huis gaan zeggen wat ik op het oog heb, en ik weet zeker dat zij het
-zal goedkeuren. Pas op nu. Gij hebt alles onthouden, niet waar? Gij
-hebt het wel begrepen? Heel goed dan. Komaan, Louisa!&rdquo;</p>
-<p class="par">Terwijl hij haar riep, stiet hij de deur open, maar hij
-kwam de kamer niet weder binnen en wachtte ook niet tot men hem de
-smalle trap aflichtte. Hij was al beneden toen zijne zuster pas de deur
-uitkwam, en al op straat eer zij hem bereiken kon.</p>
-<p class="par">Juffrouw Pegler bleef in haar hoekje zitten tot broeder
-en zuster vertrokken waren en Stephen met de kaars in de hand
-terugkwam. Zij was onuitsprekelijk opgetogen over mevrouw Bounderby, en
-schreide&mdash;die onbegrijpelijke oude vrouw!&mdash;<span class="corr"
-id="xd21e3669" title="Niet in bron">&bdquo;</span>omdat zij zulk een
-lief hartje was.&rdquo; En toch was juffrouw Pegler zoo angstig dat het
-voorwerp harer bewondering bij toeval zou terugkomen, dat het voor dien
-avond met hare vroolijkheid gedaan was. Het was ook laat voor menschen,
-die vroeg opstonden en zwaar werkten. Het gezelschap scheidde dus, en
-Stephen en Rachel brachten hunne geheimzinnige bekende tot aan de deur
-van het Reizigers-Koffiehuis, waar zij afscheid van haar namen.</p>
-<p class="par">Zij gingen te zamen terug tot aan den hoek van de straat
-waar Rachel woonde, en toen zij deze nader kwamen, werden zij al
-stiller en stiller. Toen zij aan den donkeren hoek kwamen, waar hunne
-zeldzame samenkomsten altijd afgebroken werden, bleven zij stilstaan en
-zwegen geheel, alsof beiden bevreesd waren om te spreken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal mijn best doen om u nog eens te zien,
-Rachel, eer ik ga, maar zoo niet...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat zult ge niet, Stephen, dat weet ik wel. Het
-is beter dat wij maar besluiten om openhartig voor elkander te
-zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, gij hebt altijd gelijk. Dat is moediger en
-beter. Ik heb dus gedacht, Rachel, dat het, daar ik nog maar een paar
-dagen hier blijf, beter voor u zou zijn, beste, dat ge niet meer met
-mij gezien werdt. Het zou u in moeielijkheid kunnen brengen, zonder
-eenig nut.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is niet daarom, Stephen, dat ik er tegen heb.
-Maar gij weet onze oude afspraak. Het is om die reden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; zeide hij. &bdquo;Het is op alle
-manieren beter.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zult aan mij schrijven, Stephen, en mij alles
-zeggen wat er met u gebeurt?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja. Wat kan ik nu anders zeggen dan: de Hemel zij
-met u, de Hemel zegene u, de Hemel danke u en beloone u!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Moge Hij u ook zegenen, Stephen, in al uw
-zwerven, en u eindelijk rust en vrede zenden!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb u gezegd, beste,&rdquo; zeide Stephen
-Blackpool, &bdquo;ik heb u dien nacht gezegd, dat ik nooit iets zien of
-aan iets denken zou dat mij driftig maakte, of gij, die zooveel beter
-zijt dan ik, zoudt daarnaast staan. Gij staat nu daarnaast. Gij doet
-het mij met betere oogen zien. God zegene u! Goedennacht en
-vaarwel!&rdquo;</p>
-<p class="par">Het was maar een haastig afscheid op den hoek eener
-gemeene straat, maar het bleef eene heilige herinnering voor die twee
-gemeene lieden. Gij bekrompene staathuishoudkundigen, gij geraamten van
-schoolmeesters, gij mannen van feiten en cijfers, gij fijn beschaafde,
-geblazeerde ongeloovigen, gij kakelende predikers van allerlei
-kleingeestige stelsels, de armen zult gij altijd met u hebben. Kweekt
-bij hen, terwijl het nog tijd is, alle schoonheden van gevoel en
-verbeelding aan, om hun leven, dat dit zoo grootelijks behoeft, tot
-sieraad te strekken; of in het oogenblik uwer zegepraal, wanneer al het
-romaneske geheel uit hunne ziel verdreven is, en zij en de
-proza&iuml;sche werkelijkheid elkander recht in de oogen zien, zal de
-werkelijkheid een wolvenaard aannemen, zich tegen u omkeeren en een
-eind aan u maken.</p>
-<p class="par">Stephen werkte de twee volgende dagen zonder ooit door
-iemand met een enkel woord te worden opgebeurd; bij zijn komen en gaan
-ontweek men hem gelijk te voren. Aan den avond van den tweeden dag zag
-hij land; aan den avond van den derden stond zijn weefgetouw ledig.</p>
-<p class="par">Op de twee vorige avonden was hij langer dan een uur op
-de straat voor het kantoor blijven heen en weer dwalen, en er was niets
-gebeurd, goed noch kwaad. Om van zijn kant niets te verzuimen, besloot
-hij dezen derden en laatsten avond twee uren lang te blijven
-wachten.</p>
-<p class="par">Hij zag de dame, die eens bij mijnheer Bounderby had
-huisgehouden, voor het venster eener bovenkamer zitten gelijk hij haar
-te voren had gezien; en hij zag den kantoorlooper, die somtijds daar
-met haar praatte en somtijds beneden <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e3701" href="#xd21e3701" name="xd21e3701">79</a>]</span>over het
-horretje keek waarop het woord &bdquo;kantoor&rdquo; te lezen stond en
-somtijds naar de deur kwam en op de stoep een luchtje bleef staan
-scheppen. Toen hij het eerst buiten kwam, dacht Stephen dat hij
-misschien naar hem zocht en ging hem dicht voorbij; maar de
-kantoorlooper zag hem met zijne lichte, knippende oogen slechts even
-aan en zeide niets.</p>
-<p class="par">Twee uren waren een lange tijd om zoo rond te drentelen
-na een lang dagwerk. Stephen ging eens op eene stoep zitten, of tegen
-een muur of onder eene poort staan leunen, wandelde een eind heen en
-weder, luisterde naar het slaan der klok, en bleef dan weder staan om
-naar de op straat spelende kinderen te kijken. Een of ander doel te
-hebben is voor iedereen iets zoo natuurlijks, dat iemand, die ergens
-doelloos ronddwaalt, altijd iets opmerkelijks heeft en dit zelf
-gevoelt. Toen het eerste uur om was, begon Stephen zelfs eene
-onaangename gewaarwording te krijgen, alsof hij voor het oogenblik een
-verdacht persoon was.</p>
-<p class="par">Toen kwam de lantaarnaansteker en zag men langs het
-geheele verschiet der straat twee lange lichtstrepen flikkeren, tot zij
-zich in de verte met elkander vereenigden. Mevrouw Sparsit sloot het
-venster, liet het gordijn zakken en ging de trap op, eene verdieping
-hooger. Weldra ging een licht haar na naar boven; het scheen eerst door
-het halfronde venster boven de deur en vervolgens door de twee
-trapvenstertjes. Spoedig werd van het gordijn voor een venster op de
-bovenste verdieping een hoekje opgetild, alsof mevrouw Sparsit daar
-haar oog hield, en ook aan den anderen kant, alsof de kantoorlooper
-daar zijn oog hield. Maar nog ontving Stephen taal noch teeken. Hij was
-blijde toen de twee uren eindelijk om waren, en ging met snelle
-schreden heen om zich zelven zulk een langen tijd van drentelen te
-vergoeden.</p>
-<p class="par">Hij had nog maar van zijne huiswaardin afscheid te nemen
-en zich dan neer te leggen op een op den vloer gespreid kermisbed; want
-hij had zijn goed reeds gepakt en alles voor zijn vertrek in gereedheid
-gebracht. Hij wilde den volgenden ochtend zeer vroeg de stad uit zijn,
-eer de fabriek-arbeiders op straat waren.</p>
-<p class="par">De dag begon pas aan te breken, toen hij, een
-afscheidsblik in zijne kamer om zich heen werpende, en treurig bij zich
-zelven denkende, of hij die ooit zou wederzien, naar buiten ging. De
-stad was zoo stil, alsof al de inwoners haar verlaten hadden, uit vrees
-van gemeenschap met hem te houden. Alles zag er op dat uur even bleek
-en ziekelijk uit. Zelfs de rijzende zon maakte slechts eene bleeke plek
-in de lucht, gelijk eene treurig stille zee.</p>
-<p class="par">Voorbij het huis waar Rachel woonde, hoewel die straat
-niet in zijn weg lag; langs de met roode steenen bezoomde straten;
-langs de groote stille fabriekgebouwen, die nog niet trilden en
-dreunden; langs den spoorweg, waar de seinlichten voor het toenemende
-daglicht verbleekten; langs de woestenij om den spoorweg, met half
-afgebrokene en half opgebouwde huizen; langs verspreide roode
-buitentjes, waar de berookte heesters met vuil poeier waren bestrooid,
-gelijk morsige snuivers; langs paden van kolenstof en allerlei
-verscheidenheden van leelijkheid, kwam Stephen op den top van den
-heuvel en keek toen om.</p>
-<p class="par">Het daglicht bescheen nu de stad met heldere stralen en
-de klokken luidden voor het ochtendwerk. De keukenvuren waren nog niet
-aangelegd, en de hooge schoorsteenen hadden de lucht alleen. Het zou
-niet lang duren, of zij zouden haar door het uitblazen hunner giftige
-rookwolken verbergen; maar voor een half uur flikkerden sommige der
-talrijke vensters, welke de lieden van <span class=
-"ex">Coketown</span>, door de berookte glazen heen, de zon lieten zien,
-alsof zij in eene eeuwigdurende eclips verkeerde.</p>
-<p class="par">Hoe vreemd was het, zich van de schoorsteenen naar de
-vogelen te wenden! Hoe vreemd het stof van den buitenweg in plaats van
-het kolengruis op zijne schoenen te zien! Hoe vreemd, zoo oud te zijn
-geworden en toch dien zomerochtend te beginnen alsof hij nog een knaap
-was. Met zulke gepeinzen in zijn gemoed en zijn pak onder den arm,
-stapte Stephen met zijn oplettend gezicht langs den buitenweg voort: en
-de boomen welfden zich over hem en fluisterden, dat hij een trouw en
-liefderijk hart achterliet.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch23" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXIII.</h2>
-<h2 class="main">BUSKRUIT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Mijnheer James Harthouse begon bij zijne
-aangenomene partij spoedig opgang te maken. Met nog wat meer van buiten
-leeren voor de politieke wijshoofden, nog wat meer gepolijste flauwheid
-en lusteloosheid voor beschaafde gezelschappen, en een tamelijk
-behendig gebruik van de geveinsde eerlijkheid der
-oneerlijkheid&mdash;de schitterendste en meest gevierde der beschaafde
-doodzonden&mdash;kwam hij weldra zoo ver, dat men hem voor iemand hield
-van wien veel te verwachten was. Dat hij bijna niets in de wereld
-<span class="corr" id="xd21e3728" title="Bron: ernstigs">ernstig</span>
-opnam, was zeer in zijn voordeel, want daardoor was hij in staat om
-zich zoo gemakkelijk met de mannen van feiten te verbroederen, alsof
-hij onder hunne partij geboren was, en alle andere partijen voor
-opzettelijke bedriegers uit te maken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Niemand van ons gelooft ze, mijne lieve mevrouw
-Bounderby, en zij gelooven zich zelven <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e3733" href="#xd21e3733" name="xd21e3733">80</a>]</span>niet. Het
-eenige verschil tusschen ons en de voorvechters van deugd,
-menschenliefde of philanthropie&mdash;de naam komt er niet op
-aan&mdash;is, dat wij weten dat die dingen woorden zonder beteekenis
-zijn, en dat wij dit zeggen; terwijl zij het evengoed weten, maar het
-nooit willen zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Waarom zou zij zich aan zulke herhaalde verklaringen
-ergeren, of er zich door laten waarschuwen? Deze leer verschilde niet
-zooveel van haar vaders grondbeginselen, die haar als kind waren
-ingeprent, om er van te moeten schrikken. Waarin bestond het groote
-onderscheid tusschen de twee scholen, daar beide haar aan het
-stoffelijke en werkelijke boeiden en haar geen geloof aan iets anders
-inboezemden? Was er iets in hare ziel, in haar staat van onschuld, door
-Thomas Gradgrind aangekweekt, dat James Harthouse nu had kunnen
-verwoesten?</p>
-<p class="par">Het was thans zelfs des te erger voor haar, dat in haar
-gemoed eene worstelende neiging om aan eene grootere en hoogere
-bestemming des menschen te gelooven&mdash;daarin geplant, voordat haar
-uitstekend practische vader het begon te vormen&mdash;onophoudelijk met
-twijfeling en wrevelige gedachten kampte: met twijfelingen, omdat die
-neiging in hare jeugd zoo was gesmoord; met wrevelige gedachten, over
-het onrecht dat men haar had aangedaan, indien die <span class="corr"
-id="xd21e3739" title="Bron: flutsterende">fluisterende</span> stem de
-waarheid sprak. Voor een gemoed, lang gewoon om zichzelf onder pijnlijk
-bedwang te houden, en aldus verscheurd en verdeeld, bracht de door
-Harthouse gepredikte philosophie eene verademing mede, dewijl zij haar
-voor zichzelve leerde rechtvaardigen. Daar alles even ledig en nietig
-was, had zij niets gemist en niets opgeofferd. Wat maakte het uit? had
-zij tot haar vader gezegd, toen hij haar dat huwelijk voorsloeg. Wat
-maakte het uit? zeide zij nog. Met alles verachtend zelfvertrouwen
-vroeg zij zichzelve: Wat maakte iets op de wereld uit?&mdash;en zoo
-ging zij al voort en voort.</p>
-<p class="par">Waarheen? Stap voor stap, al verder en verder, altijd
-benedenwaarts, naar een zeker einde, maar toch zoo langzaam, dat zij
-zich verbeeldde te blijven stilstaan. Wat mijnheer Harthouse aangaat,
-waarheen hij zijne schreden richtte, had hij nooit bedacht en het was
-hem ook geheel onverschillig. Hij had geen bijzonder plan of oogmerk;
-geene krachtige opwelling van booze neigingen verstoorde ooit zijne
-kwijnende flauwheid. Hij was voor het oogenblik zoozeer geamuseerd en
-ge&iuml;nteresseerd, als zulk een fijn beschaafd <span class=
-"ex">gentleman</span> voegde, misschien meer dan hij, voor zijne
-reputatie, had kunnen bekennen. Kort na zijne aankomst schreef hij aan
-zijn broeder, het achtbare en luimige Parlementslid, dat de
-Bounderby&rsquo;s heel amusant waren, en verder, dat de vrouwelijke
-Bounderby, in plaats van eene Medusa, gelijk hij verwacht had, jong en
-bijzonder mooi was. Naderhand schreef hij niet meer over hen, en bracht
-toch het grootste gedeelte van zijn ledigen tijd in hun huis door. Bij
-zijn omzwerven door het district van <span class="ex">Coketown</span>
-kwam hij hen dikwijls bezoeken, en werd door mijnheer Bounderby zeer
-daarin aangemoedigd. Het was geheel in mijnheer <span class="corr" id=
-"xd21e3750" title="Bron: Bonnderby&rsquo;s">Bounderby&rsquo;s</span>
-winderige manier, er bij iedereen op te snoeven, dat hij niet om lieden
-van voorname familie gaf, maar dat als zijne vrouw, Tom
-Gradgrind&rsquo;s dochter, dit deed, zij vrij gezelschap met hem mocht
-houden.</p>
-<p class="par">Mijnheer James Harthouse begon te denken, dat het hem
-eene nieuwe aandoening zou geven, indien het gezichtje, dat voor
-&bdquo;dien hondsvot&rdquo; zoo treffend veranderde, eens voor hem
-wilde veranderen.</p>
-<p class="par">Hij was vlug genoeg in het doen van waarnemingen; hij
-had een uitmuntend geheugen en hij vergat geen woord van de
-openbaringen, die haar broeder hem gedaan had. Hij bracht die in
-verband met alles wat hij van de zuster zag, en nu begon hij haar te
-begrijpen. Wel is waar lag het betere en diepere gedeelte van haar
-karakter niet binnen den kring van zijn begrip; want in zielen, gelijk
-in zee&euml;n, roept de diepte tot de diepte; maar spoedig begon hij
-het overige met vorschende oogen te lezen.</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby was eigenaar van een landgoed
-geworden, dat omtrent vijftien mijlen van de stad gelegen was, en tot
-een paar mijlen afstands genaakbaar langs een spoorweg, die over vele
-bogen door eene woeste streek lands liep, door verlatene kolengroeven
-ondermijnd en des nachts met vuren en de zwarte gedaanten van machines
-overzaaid. Deze streek, die bij het naderen van Bounderby&rsquo;s
-buitengoed langzamerhand vriendelijker werd, ging daar in een bevallig
-landschap over, in de lente verguld met heidebloesems en besneeuwd met
-bloeiende haagdoornen, en den geheelen zomer door bedekt met trillend
-loover en schemerende schaduwen. Het kantoor had op dit zoo vermakelijk
-gelegen buitengoed eene hypotheek gehad, door een der magnaten van
-<span class="ex">Coketown</span> genomen, die, verlangend om langs een
-korter weg dan den gewonen schatrijk te worden, ongeveer tweemaal
-honderdduizend pond te hoog had gespeculeerd. Zulke ongelukjes
-gebeurden somtijds in de deftigste en geregeldste famili&euml;n van
-<span class="ex">Coketown</span>, hoewel de bankroetiers in geene de
-minste betrekking stonden met die klasse, welker gebrek aan overleg en
-voorzichtigheid zoo dikwijls ter sprake kwam.</p>
-<p class="par">Het was voor mijnheer Bounderby een uitstekend genoegen
-dit bekoorlijke landgoedje in bezit te nemen en met pralende
-nederigheid den bloemtuin met kool te laten beplanten. Het was een
-genot voor hem, onder de elegante meubelen huis te houden alsof hij in
-eene kazerne was, en zelfs de schilderijen moesten veracht <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e3767" href="#xd21e3767" name=
-"xd21e3767">81</a>]</span>worden om op zijne lage afkomst te kunnen
-snoeven. &bdquo;Ja, mijnheer,&rdquo; zeide hij zoo tegen een gast,
-&bdquo;ik heb gehoord, dat Nickits&rdquo; (de vorige eigenaar)
-&bdquo;zevenhonderd pond voor dat zeestrand heeft gegeven. Nu, om
-rondborstig te zijn, als ik er in geheel mijn leven zevenmaal naar
-kijk, tegen negenhonderd pond voor iederen keer, zal het al wel zijn.
-Neen, waarachtig, ik vergeet niet, dat ik Josiah Bounderby van
-<span class="ex">Coketown</span> ben. Jaar op jaar waren de eenige
-schilderijen in mijn bezit, of <span class="corr" id="xd21e3772" title=
-"Bron: dieik">die ik</span> zonder te stelen in mijn bezit had kunnen
-krijgen, de prentjes van een man, die zich in eene laars den baard
-schoor, op de schoensmeerflesschen, waarmee ik machtig blij was dat ik
-laarzen mocht poetsen, en die ik, als ze leeg waren, voor een
-<span class="ex">farthing</span> het stuk verkocht; en dan was ik weer
-blij, dat ik er nog z&oacute;&oacute;veel voor kreeg.&rdquo;</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e3780width"><img src="images/p081.jpg" alt=
-"MET HARE MOEDER ALLEEN GEBLEVEN, ZAG LOUISA EENE AKELIGE KALMTE OP HAAR GELAAT. (Blz. 96)."
-width="565" height="720">
-<p class="figureHead">MET HARE MOEDER ALLEEN GEBLEVEN, ZAG LOUISA EENE
-AKELIGE KALMTE OP HAAR GELAAT. (Blz. 96).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">Tegen Harthouse zeide hij eens in denzelfden trant:</p>
-<p class="par">&bdquo;Harthouse, gij hebt hier een paar paarden. Laat
-er nog een half dozijn meer komen, als ge wilt, wij zullen er wel
-plaats voor vinden. Er is hier stalling voor wel twaalf paarden, en als
-mij Nickits niet beliegt, moet hij ook een vol dozijn hebben gehouden.
-Een vol dozijn, mijnheer. Toen die man een jongen was, ging
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e3788" href="#xd21e3788" name=
-"xd21e3788">82</a>]</span>hij naar de Westminster-school. Hij ging naar
-de Westminster-school, mijnheer, terwijl ik voornamelijk van
-groentenafval leefde en op de markt in eene ledige mand sliep. Wel, als
-ik twaalf paarden wilde houden&mdash;dat ik niet doe, omdat
-&eacute;&eacute;n genoeg voor mij is&mdash;zou ik ze nooit op stal
-kunnen zien staan, zonder er om te denken hoe ik zelf eens placht te
-wonen. Ik zou ze niet onder mijne oogen kunnen velen, mijnheer, maar ze
-moeten wegdoen. Maar zoo komen de dingen toch terecht. Gij ziet dit
-buiten, gij weet wat voor een buiten het is; gij weet, dat er voor
-zijne grootte geen completer buiten bestaat, hier in het land of ergens
-op de wereld&mdash;het kan mij niet schelen waar&mdash;en hier in het
-midden daarvan, gelijk een oorwurm in eene okkernoot, zit Josiah
-Bounderby; terwijl Nickits (dit heeft mij iemand, die gisteren op het
-kantoor kwam, verteld) Nickits, die op de Westminster-school in
-Latijnsche komedies placht mee te spelen, waar de adel van het land hem
-applaudisseerde tot ze bek af waren, op dit oogenblik half
-gek&mdash;half gek, mijnheer&mdash;te <span class="ex">Antwerpen</span>
-in een donker achterstraatje op de vijfde verdieping zit te
-mijmeren.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het was onder de looverschaduwen van dit buitengoed, in
-de lange, zoele zomerdagen, dat mijnheer Harthouse begon te beproeven,
-of het gezichtje, waarover hij zich, toen hij het voor de eerste maal
-zag, zoozeer had verwonderd, ook voor hem zou willen veranderen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw Bounderby, ik houd het voor een zeer
-gelukkig toeval, dat ik u hier alleen vind. Ik heb reeds eenigen tijd
-bijzonder verlangd om u eens te spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het was geen zeer zonderling toeval, dat hij haar vond,
-daar zij op dien tijd van den dag altijd alleen, en dat plekje hare
-geliefkoosde rustplaats was. Het was eene opening in een donker bosch,
-waar eenige gevelde boomen lagen, en waar zij naar de afgevallen
-bladeren van het vorige jaar zat te turen, gelijk zij thuis naar de
-vallende vonken had getuurd.</p>
-<p class="par">Hij zette zich naast haar neer en zag haar zijdelings in
-het gezicht.</p>
-<p class="par">&bdquo;Uw broeder, mijn jonge vriend Tom...,&rdquo;</p>
-<p class="par">Hare kleur werd hooger en zij keerde zich met een blik
-vol belangstelling naar hem om.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb nooit in mijn leven,&rdquo; dacht hij,
-&bdquo;iets zoo opmerkelijks en bekoorlijks gezien als het ophelderen
-van die trekken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zijn gezicht verried zijne gedachten&mdash;misschien
-zonder hem te verraden, want het kon wel met voordacht geschied zijn,
-dat het die uitdrukking teekende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Excuseer mij. De uitdrukking uwer zusterlijke
-belangstelling is zoo schoon&mdash;Tom moest er zoo trotsch op
-wezen&mdash;ik weet wel, dat het onverschoonlijk is, maar mijne
-bewondering was onwillekeurig.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt altijd zoo na&iuml;ef,&rdquo; zeide zij
-bedaard.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, mevrouw Bounderby, gij weet wel, dat ik
-voor u niet veinzen wil. Ik weet wel, dat ik een alledaagsch,
-baatzuchtig mensch ben, altijd gereed om mij zelve voor eene billijke
-som te verkoopen, en geheel onvatbaar voor alle Arcadisch
-gevoel.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik wacht,&rdquo; antwoordde zij, &bdquo;wat gij
-verder van mijn broeder te zeggen hebt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt stug tegen mij, en ik verdien het. Ik
-ben zulk een nietswaardig schepsel als er een op de wereld is, behalve
-dat ik niet valsch ben. Maar gij hebt mij door verrassing van mijn
-onderwerp afgebracht&mdash;uw broeder namelijk. Hij interesseert
-mij.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Is er dan nog iets dat u interesseert, mijnheer
-Harthouse?&rdquo; zeide zij, half ongeloovig en half dankbaar.</p>
-<p class="par">&bdquo;Als ge mij dat gevraagd hadt toen ik pas hier
-kwam, zou ik gezegd hebben &bdquo;neen.&rdquo; Nu moet ik
-&bdquo;ja&rdquo; antwoorden&mdash;zelfs op het gevaar af, dat ge mij
-van veinzerij zult verdenken en mij niet zult willen
-gelooven.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij maakte eene geringe beweging, alsof zij wilde
-spreken, maar geene stem had. Eindelijk zeide zij: &bdquo;Mijnheer
-Harthouse, ik wil wel van u gelooven, dat gij u voor mijn broeder
-interesseert.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik dank u. Ik zal pogen dat vertrouwen te
-verdienen. Gij weet wel op hoe weinig ik aanspraak maak, maar zoo ver
-wil ik toch gaan. Gij hebt zooveel voor hem gedaan, gij zijt zoo
-liefderijk voor hem; in geheel uw leven straalt zulk eene bekoorlijke
-zelfverloochening om zijnentwil door&mdash;nog eens excuseer
-mij&mdash;ik dwaal weder ver van mijn onderwerp af. Ik interesseer mij
-voor hem om zijn eigen wil.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij had de geringst mogelijke beweging gemaakt alsof zij
-haastig wilde opstaan en heengaan. Op hetzelfde oogenblik had hij
-echter zijn gezegde eene andere wending gegeven en zij bleef
-zitten.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw Bounderby,&rdquo; hervatte hij op een
-luchtiger toon, maar tegelijk liet hij duidelijk de inspanning zien,
-die het hem kostte om dien toon aan te nemen, en versterkte daardoor
-den gemaakten indruk; &bdquo;het is geen onherstelbaar misdrijf bij een
-jongmensch van uw broeders jaren, als hij zorgeloos en onbedacht is,
-wat veel geld verteert&mdash;kortom, met de gewone uitdrukking, een
-weinigje losbandig is. Is hij dat niet?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Veroorloof mij eens rondborstig te zijn. Denkt
-gij dat hij speelt?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik geloof, dat hij wedt,&rdquo; en daar Harthouse
-bleef wachten, alsof dit nog niet haar geheele antwoord was, voegde zij
-er bij: &bdquo;Ik weet, dat hij dat doet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Natuurlijk verliest hij?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e3843" href="#xd21e3843" name="xd21e3843">83</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Iedereen, die wedt, verliest. Mag ik de
-waarschijnlijkheid wel aanroeren, dat gij hem somtijds voor die
-liefhebberijen van geld voorziet?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij had voor zich neergezien; maar bij deze vraag sloeg
-zij hare oogen op en zag hem uitvorschend en met eenige verstoordheid
-aan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hoop, dat ge mij van alle onbescheidene
-nieuwsgierigheid zult vrijspreken, lieve mevrouw Bounderby. Ik geloof,
-dat Tom zich langzamerhand in moeielijkheden wikkelt, en ik wensch hem
-uit de diepte mijner ondeugende ervaring eene helpende hand toe te
-reiken. Zal ik nog eens zeggen, om zijnentwil? Is dat
-noodig?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij scheen te willen antwoorden, maar er kwam niets
-van.</p>
-<p class="par">&bdquo;Om u openhartig alles te bekennen wat mij wel
-eens in het hoofd is gekomen,&rdquo; vervolgde Harthouse, wederom met
-dezelfde zichtbare inspanning zijn luchtigen toon aannemende,
-&bdquo;wil ik u zeggen, dat ik er zeer aan twijfel of hij wel veel in
-zijn voordeel heeft gehad, of het&mdash;verschoon mijne
-lompheid&mdash;wel waarschijnlijk is, dat er groote vertrouwelijkheid
-tusschen hem en zijn waardigen vader kan bestaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat houd ik niet voor waarschijnlijk,&rdquo;
-zeide Louisa, blozende bij hare eigene gewichtige herinnering in dit
-opzicht.</p>
-<p class="par">&bdquo;Of tusschen hem&mdash;ik vertrouw, dat gij mijne
-meening volkomen zult begrijpen&mdash;of tusschen hem en zijn
-hooggeachten schoonbroeder.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij bloosde al hooger en hooger, en was gloeiend rood
-toen zij met eene flauwe stem antwoordde: &bdquo;Dat acht ik ook niet
-waarschijnlijk.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw Bounderby,&rdquo; zeide Harthouse, na
-eene korte poos van stilte, &bdquo;zou er niet meer vertrouwelijkheid
-tusschen u en mij kunnen zijn? Tom heeft eene aanmerkelijke som van u
-geleend, niet waar?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij moet wel begrijpen, mijnheer
-Harthouse,&rdquo; antwoordde zij, na een oogenblik van
-besluiteloosheid&mdash;zij was gedurende dit geheele gesprek min of
-meer onrustig en verlegen geweest, maar had toch over het geheel hare
-zelfbeheersching bewaard&mdash;&bdquo;gij moet wel begrijpen, dat, als
-ik u zeggen zal wat gij mij dringt te zeggen, het niet bij wijze van
-klacht of uitdrukking van spijt is. Ik zou nooit over iets willen
-klagen, en van hetgeen ik gedaan heb, heb ik geen de minste
-spijt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe fier ook!&rdquo; dacht James Harthouse.</p>
-<p class="par">&bdquo;Toen ik trouwde, bevond ik dat mijn broeder toen
-reeds zwaar in schulden zat. Zwaar voor zijn doen, meen ik. Zwaar
-genoeg om mij tot het verkoopen van eenige sieraden te noodzaken. Dit
-was geene opoffering. Ik verkocht ze zeer gewillig. Ik hechtte er geene
-waarde aan. Voor mij waren zij niets waard.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zag aan zijn gezicht, of haar geweten deed het haar
-vreezen, dat hij begreep dat zij van geschenken sprak, die haar man
-haar gegeven had. Indien hij dit nog niet begrepen had, zou hij het nu
-hebben gedaan, al was hij veel dommer geweest dan hij was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Sedert heb ik mijn broeder van tijd tot tijd
-zooveel geld gegeven als ik missen kon, kortom zooveel geld als ik had.
-Als ik u vertrouw, omdat ik geloof aan de belangstelling, die gij voor
-hem betoont, wil ik het niet ten halve doen. Sedert gij gewoon zijt
-hier te komen, heeft hij in eens om eene som van honderd pond gevraagd.
-Ik was niet in staat om hem die te geven. Ik ben wel ongerust geweest
-over de gevolgen, die het hebben kon, als hij om dat geld verlegen
-bleef, maar ik heb het geheim bewaard tot op dit oogenblik, nu ik het
-aan uwe eer toevertrouw. Ik heb niemand in mijn vertrouwen genomen,
-omdat&mdash;gij hebt zoo even zelf de reden aangeduid.&rdquo; En hier
-brak zij eensklaps af.</p>
-<p class="par">Het ontbrak hem niet aan gevatheid, en hij nam terstond
-de gelegenheid waar om haar, onder den schijn van over haar broeder te
-spreken, haar eigen beeld voor te houden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw Bounderby, hoewel ik een man van de
-wereld en volstrekt niet sentimenteel ben, kan ik u toch verzekeren,
-dat het mij aandoet wat gij daar zegt. Het is mij niet mogelijk uw
-broeder hard te vallen. Ik begrijp de verstandige inschikkelijkheid,
-waarmede gij zijne dwalingen beschouwt, en stem geheel daarmede in. Met
-alle mogelijke hoogachting, zoowel voor mijnheer Gradgrind als mijnheer
-Bounderby, meen ik te bespeuren, dat zijne opleiding niet gelukkig is
-geweest. Door zijne opvoeding onbekend gebleven met de samenleving,
-waarin hij toch eene rol moest spelen, stort hij zich nu moedwillig in
-die uitersten, omdat de tegenovergestelde uitersten hem&mdash;zonder
-twijfel met de allerbeste oogmerken&mdash;zijn opgedwongen. Mijnheer
-Bounderby&rsquo;s rondborstige, echt Engelsche onafhankelijkheid,
-hoewel een allerinnemendste karaktertrek van hem, lokt
-toch&mdash;daarover zijn wij het eens geworden&mdash;niet tot
-vertrouwen uit. Als ik het durfde zeggen, zou ik meenen, dat het hem,
-naar het mij voorkomt, wel zeer weinig, maar toch eenigermate ontbreekt
-aan die kieschheid, tot welke een jongmensch, die op een dwaalspoor is
-geraakt, wiens karakter men van zijne kindsheid af niet heeft begrepen,
-en wiens talenten daardoor eene verkeerde richting hebben genomen, zich
-zou willen wenden om hulp en bestuur te zoeken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Terwijl zij recht voor zich uit zat te staren naar de
-afwisselende lichtspelingen op het gras en in de duisternis van het
-bosch, las hij in hare trekken de toepassing zijner woorden, die hij
-met de meest mogelijke duidelijkheid uitsprak.</p>
-<p class="par">&bdquo;Men moet hem veel toegeven,&rdquo; vervolgde hij.
-&bdquo;Maar ik vind in Tom toch &eacute;&eacute;n groot gebrek, dat ik
-hem niet vergeven kan, en hem als eene zware schuld aanreken.&rdquo;
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e3882" href="#xd21e3882" name=
-"xd21e3882">84</a>]</span></p>
-<p class="par">Louisa sloeg hare oogen op en vroeg hem welk gebrek dit
-was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Misschien heb ik genoeg gezegd,&rdquo; antwoordde
-hij. &bdquo;Misschien zou het over het geheel beter zijn geweest als er
-mij geen woord van ware ontsnapt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij maakt mij ongerust, mijnheer Harthouse. Zeg
-mij toch wat het is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welnu, om u van noodelooze bezorgdheid te
-ontheffen&mdash;en daar wij, wat uw broeder aangaat, tot eene
-vertrouwelijkheid zijn gekomen, waarop ik boven alles prijs
-stel&mdash;zal ik u gehoorzamen. Ik kan het hem niet vergeven, dat hij
-zich in al wat hij zegt of doet niet meer gevoelig toont voor de
-genegenheid zijner beste vriendin&mdash;voor hare onbaatzuchtigheid,
-hare zelfopoffering en zelfverloochening. De belooning, welke hij haar
-daarvoor geeft, is, zooveel ik heb opgemerkt, al zeer gering. Wat zij
-voor hem gedaan heeft, moest met standvastige liefde en dankbaarheid,
-niet met opvliegendheid en kwade luimen vergolden worden. Welk een
-loszinnig schepsel ik ook wezen moge, ik ben niet zoo onverschillig,
-mevrouw Bounderby, dat ik deze ondeugd in uw broeder over het hoofd kan
-zien of genegen ben die voor een verschoonlijken misstap te
-houden.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het bosch werd in een schemerenden nevel gehuld, want
-hare oogen stonden vol tranen. Zij ontsprongen uit eene diepe, lang
-verborgene bron, maar de kwellende smart, die haar hart vervulde, vond
-geene verlichting daarin.</p>
-<p class="par">&bdquo;Kortom, het zou mijn hoogste wensch zijn, mevrouw
-Bounderby, dat ik uw broeder in dit opzicht kon verbeteren. Mijne
-meerdere bekendheid met zijne omstandigheden, en mijn raad en bijstand
-om hem daaruit te redden&mdash;van eenige waarde, hoop ik, daar zij van
-iemand komen, die een deugniet op veel grootere schaal is
-geweest&mdash;zullen mij eenigen invloed op hem geven, en allen
-invloed, dien ik op hem verkrijg, zal ik zekerlijk tot dat oogmerk
-aanwenden. Ik heb genoeg gezegd, en meer dan genoeg. Het zou kunnen
-schijnen, dat ik mij wilde voordoen als een goedhartig mensch, terwijl
-ik, op mijne eer, geen het minste voornemen daartoe heb en openlijk
-verklaar, dat ik niets van dien aard ben. Daar onder de boomen,&rdquo;
-vervolgde hij, nadat hij had opgekeken en rondgezien, want tot nog toe
-had hij scherp op haar gelet, &bdquo;is uw broeder zelf, die zeker zoo
-pas is hier gekomen. Daar hij dezen kant schijnt heen te dwalen, zal
-het misschien niet kwaad zijn als wij naar hem toe wandelden en hem in
-den weg zochten te komen. Hij is sedert eenigen tijd zeer stil en
-verdrietig. Misschien is zijn broederlijk geweten getroffen&mdash;als
-er zulk een ding als een geweten is; want, op mijne eer, ik hoor er
-veel te dikwijls van om er aan te gelooven.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij hielp haar opstaan, zij nam zijn arm, en zij gingen
-den hondsvot te gemoet. Tom sloeg al voortslenterende met zijn rotting
-tegen de takken, en bleef tusschenbeide stilstaan om met zekere
-kwaadaardigheid het mos van de boomen te schrappen. Hij schrikte en
-verschoot van kleur, toen zij hem onder dit laatste tijdverdrijf
-onverwacht nabij kwamen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Holla ho!&rdquo; zeide hij stotterend. &bdquo;Ik
-wist niet, dat gij hier waart.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wiens naam, Tom,&rdquo; zeide Harthouse, hem de
-hand op den schouder leggende en hem zoodanig omdraaiende, dat zij nu
-alle drie naar het huis wandelden, &bdquo;hebt gij daar op de boomen
-gesneden?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wiens naam?&rdquo; antwoordde Tom. &bdquo;O, gij
-meent welken meisjesnaam?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Uw voorkomen brengt u onder sterke verdenking,
-Tom, dat ge juist bezig waart met den naam eener schoone op de schors
-te schrijven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel neen, mijnheer Harthouse, of eene schoone met
-een goed fortuin tot hare vrije beschikking moest eens zin in mij
-krijgen. Zij mocht zoo leelijk zijn als zij rijk ware, zij zou toch
-niet bang behoeven te wezen om mij te verliezen. Ik zou haar naam
-schrijven zoo dikwijls als zij maar wilde.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik vrees dat gij zeer zelfzuchtig zijt,
-Tom.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zelfzuchtig,&rdquo; herhaalde Tom. &bdquo;Wie is
-niet zelfzuchtig. Vraag mijne zuster maar.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hebt gij zoo ondervonden, Tom, dat dit een gebrek
-van mij was?&rdquo; zeide Louisa, zonder op andere wijze hare
-gevoeligheid over zijne norschheid en wreveligheid te toonen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij moet zelf maar weten of de schoen u past,
-Louisa,&rdquo; antwoordde haar broeder stuursch. &bdquo;Zoo ja, trek
-hem dan maar aan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Tom is vandaag misanthropisch, gelijk alle
-menschen, die zich vervelen, nu en dan zijn,&rdquo; liet Harthouse
-hierop volgen. &bdquo;Geloof hem maar niet, mevrouw Bounderby; hij weet
-wel beter. Als hij niet wat vriendelijker wordt, zal ik u laten hooren,
-hoe hij mij eens heimelijk heeft gezegd, wat hij eigenlijk
-denkt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;In allen gevalle, mijnheer Harthouse,&rdquo;
-zeide Tom, door de schertsende gemeenzaamheid van zijn voornamen vriend
-eenigszins verzacht, maar toch nog wrevelig zijn hoofd schuddende,
-&bdquo;kunt gij haar niet zeggen, dat ik haar ooit geprezen heb omdat
-zij zelfzuchtig was. Misschien heb ik haar wel eens voor het tegendeel
-geprezen, en dat zou ik weder doen, als ik er evengoede reden toe had.
-Maar dat komt er nu niet op aan: het is voor u niet zeer belangrijk, en
-mij verveelt de zaak al lang.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij wandelden voor naar het huis, waar Louisa den arm
-van haar geleider losliet en binnenging. Hij stond haar na te kijken
-terwijl zij de stoep opwipte en in de schaduw van het portaal verdween;
-daarna legde hij zijne hand weder op haar broeders schouder en noodigde
-hem met een gemeenzaam, hoofdknikje tot eene wandeling in den tuin.
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e3922" href="#xd21e3922" name=
-"xd21e3922">85</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Tom, mijn beste jongen, ik heb een woordje met u
-te spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij bleven staan tusschen een warboel van
-rozen&mdash;het behoorde tot mijnheer Bounderby&rsquo;s nederigheid om
-de rozen van Nickits in het wild te laten groeien&mdash;en Tom zette
-zich op de balustrade van een terras, en begon de knoppen af te plukken
-en in stukjes te trekken; terwijl zijn geleigeest bij hem stond, met
-zijn eenen voet op de balustrade en het overgebogene bovenlijf rustende
-op den arm, welke door die knie werd ondersteund. Zij waren uit haar
-venster juist zichtbaar. Misschien zag zij hen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Tom, wat scheelt er aan?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Och, mijnheer Harthouse,&rdquo; antwoordde Tom
-met een zucht, &bdquo;ik zit er zoo in; ik word half
-doodgeplaagd.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ook, mijn beste jongen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij?&rdquo; hervatte Tom. &bdquo;Gij zijt zoo
-onafhankelijk als iemand wezen kan. Ik zit schrikkelijk in het nauw,
-mijnheer Harthouse. Gij kunt u niet verbeelden, in welk een toestand ik
-mij gebracht heb&mdash;een toestand, waaruit mijne zuster mij had
-kunnen redden, als zij maar gewild had.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij begon nu de rozeknoppen aan stukken te bijten, en
-scheurde ze tusschen zijne tanden uit, met eene hand, welke beefde als
-die van een afgeleefd oud man. Na hem eerst met een zeer opmerkzamen
-blik te hebben aangezien, nam zijn makker zijn luchtigsten toon
-aan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar, Tom, ge zijt onredelijk. Ge wilt al te veel
-van uw zuster hebben. Gij hebt immers reeds geld van haar gehad, gij,
-rekel&mdash;dat weet ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, mijnheer Harthouse, dat weet ik ook wel. Hoe
-zou ik er anders aan komen? Daar is oude Bounderby, die er altijd op
-snoeft dat hij, toen hij zoo oud was als ik, van een dubbeltje &rsquo;s
-maands leefde, of zoo iets van dien aard. Daar is mijn vader, die eene
-lijn trekt, zooals hij zegt, en mij van een kind af met handen en
-voeten daaraan vastbindt. Daar is mijne moeder, die nooit iets te veel
-heeft, behalve klachten. Wat zal iemand dan doen om aan geld te komen,
-en van wie heb ik iets te wachten, als het niet van mijne zuster
-is?&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij huilde bijna en strooide de rozeknoppen bij dozijnen
-om zich heen.</p>
-<p class="par">Harthouse pakte hem met vriendelijke overredingskracht
-bij zijn rok.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar, beste Tom, als uwe zuster het nu niet
-heeft....&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het niet heeft, mijnheer Harthouse? Ik zeg niet
-dat zij het heeft. Ik had misschien meer noodig dan zij waarschijnlijk
-had. Maar dan moest zij maken dat zij het kreeg. Zij kan het wel
-krijgen. Ik behoef nu geen geheim van de zaak meer te maken, na alles
-wat ik u al gezegd hebt. Gij weet wel dat zij ouden Bounderby niet om
-harentwil heeft getrouwd, noch om zijnentwil, maar om mijnentwil.
-Waarom maakt zij dan niet om mijnentwil, dat zij van hem krijgt wat ik
-noodig heb? Zij behoeft niet te zeggen wat zij er mee doen zal; zij is
-slim genoeg; zij kon het wel met wat flikflooien van hem krijgen, als
-zij maar wilde. Waarom wil zij dan niet, als ik haar zeg van hoeveel
-belang het voor mij is? Maar neen. Daar zit zij bij hem als een stuk
-steen, in plaats van zich aangenaam te maken en het zoo met gemak van
-hem te krijgen. Ik weet niet hoe gij dit noemt, maar ik noem het een
-onnatuurlijk gedrag.&rdquo;</p>
-<p class="par">Vlak aan den anderen kant der balustrade was eene diepe
-vijver, en mijnheer James Harthouse had grooten lust om mijnheer Thomas
-Gradgrind Junior daarin te smijten, gelijk de mishandelde fabrikanten
-van <span class="ex">Coketown</span> dreigden hun eigendom in zee te
-zullen werpen. Maar hij bewaarde zijne achtelooze houding, en er viel
-niets over de steenen balustrade, dan nog een hoop rozeknoppen, die nu
-met de anderen een drijvend eilandje vormden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Beste Tom,&rdquo; zeide Harthouse, &bdquo;laat ik
-eens beproeven uw bankier te zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Om &rsquo;s Hemels wil,&rdquo; antwoordde Tom
-verschrikt, &bdquo;spreek toch niet van bankiers!&rdquo; En in contrast
-met de rozen scheen hij geheel wit te worden.</p>
-<p class="par">Harthouse, als een welopgevoed man, aan beschaafden
-omgang gewoon, liet zich niet verbazen&mdash;hij had zich evengoed
-kunnen laten ontroeren&mdash;maar hij opende zijne oogen een weinigje
-meer, alsof de leden door een flauwen zweem van verwondering werden
-opgetrokken, hoewel het evenzeer tegen de regelen zijner school streed
-zich over iets te verwonderen, als tegen de leer die Gradgrind
-predikte.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoeveel komt er op het oogenblik te kort, Tom?
-Drie cijfers? Voor den dag er mee! Zeg, hoe groot is de som?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Och, mijnheer Harthouse,&rdquo; antwoordde Tom nu
-werkelijk schreiende; en welk eene jammerlijke figuur hij ook maakte,
-stonden zijne tranen hem toch beter dan zijne norschheid; &bdquo;het is
-te laat. Het geld kan mij nu toch niet meer baten. Ik had het vroeger
-moeten hebben om mij van nut te wezen. Maar ik ben u toch zeer
-verplicht. Gij zijt een oprecht vriend.&rdquo;</p>
-<p class="par">Een oprecht vriend! &bdquo;O, hondsvot!&rdquo; dacht
-Harthouse, op zijne trage en flauwe manier, &bdquo;welk een ezel zijt
-ge toch!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En ik houd uw aanbod voor eene zeer groote
-vriendelijkheid,&rdquo; vervolgde Tom, zijne hand vattende, &bdquo;eene
-zeer groote vriendelijkheid.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel,&rdquo; hervatte de ander, &bdquo;het zal u
-later misschien van meer nut kunnen zijn; en, mijn goede jongen, als ge
-mij uwe ongelegenheden wilt openbaren, wanneer ze u beginnen te
-overstelpen, zal ik u misschien een beter weg kunnen wijzen om er uit
-te komen dan gij zelf kunt vinden.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e3972" href="#xd21e3972" name="xd21e3972">86</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Ik dank u,&rdquo; zeide Tom, naargeestig zijn
-hoofd schuddende en rozeknopjes kauwende. &bdquo;Ik wenschte wel, dat
-ik u vroeger had gekend, mijnheer Harthouse.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij moet weten, Tom,&rdquo; zeide Harthouse tot
-slot, <span class="corr" id="xd21e3977" title="Bron: zelfs">zelf</span>
-een paar rozen over de balustrade werpende, als eene bijdrage tot het
-eilandje, dat steeds naar den muur bleef drijven, alsof het zich aan
-het vasteland wilde vasthechten: &bdquo;alle menschen zijn zelfzuchtig
-in al wat zij doen, en ik ben eveneens als de rest van mijne
-natuurgenooten. Ik ben er razend op gesteld,&rdquo;&mdash;de kwijnende
-flauwheid zijner razernij kon wel een gevolg der groote hitte
-zijn&mdash;&bdquo;dat gij vriendelijker voor uwe zuster wordt&mdash;en
-dat zou u wel passen;&mdash;dat gij een beter en pleizieriger soort van
-broeder wordt&mdash;en dat zou wel zoo behoorlijk zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat zal ik, mijnheer Harthouse.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Geen tijd zoo goed als de tegenwoordige, Tom.
-Begin dus terstond.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat zal ik zeker; en mijne zuster Louisa zal het
-u zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En nu wij dit accoord hebben gemaakt, Tom,&rdquo;
-zeide Harthouse, hem nogmaals op den schouder kloppende op eene manier,
-die hem volle vrijheid liet te meenen&mdash;gelijk hij ook deed, arme
-dwaas&mdash;dat deze voorwaarde hem slechts uit goedhartigheid werd
-opgelegd, om zijn gevoel van verplichting te verminderen, &bdquo;zullen
-wij ons tot etenstijd van elkander losrukken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Toen Tom aan tafel kwam, scheen zijn gemoed nog wel
-bezwaard, maar zijn lichaam was toch vlugger, en hij kwam
-v&oacute;&oacute;r mijnheer Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik meende het niet toen ik zoo stuursch was,
-Louisa,&rdquo; zeide hij, haar de hand en een kus gevende. &bdquo;Ik
-weet wel, dat gij veel van mij houdt, en gij weet ook wel, dat ik veel
-van u houd.&rdquo;</p>
-<p class="par">Later op dien dag had Louisa&rsquo;s gezichtje een
-glimlach voor iemand anders. Helaas, voor iemand anders!</p>
-<p class="par">&bdquo;Des te minder is die hondsvot de eenige om wien
-zij iets geeft,&rdquo; zeide James Harthouse bij zich zelven, de
-gedachte omkeerende, die op den eersten dag, toen hij met haar bevallig
-gezichtje kennis gemaakt had, bij hem was opgekomen. &bdquo;Des te
-minder, des te minder.&rdquo;</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch24" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXIV.</h2>
-<h2 class="main">DE UITBARSTING.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">De volgende morgen was te helder om te blijven
-slapen, en James Harthouse stond dus vroeg op en zette zich voor het
-opene uitstekvenster zijner kleedkamer met een dier fijne sigaren in
-den mond, die zulk een heilzamen invloed op zijn jongen vriend hadden
-gehad. In den zonneschijn rustende, terwijl de geur van het edele kruid
-hem omhulde en de droomerige rookwolkjes in de lucht opstegen, reeds
-vervuld met de welriekende uitwasemingen der zomerbloemen, telde hij
-zijne reeds behaalde voordeelen op, gelijk een onverschillig speler
-zijne winsten optelt. Voor het oogenblik was niemand hem lastig, en kon
-hij zich ongestoord daarmede bezighouden.</p>
-<p class="par">Hij was tot eene vertrouwelijkheid met haar gekomen,
-waar haar echtgenoot buitengesloten bleef. Hij was tot eene
-vertrouwelijkheid met haar gekomen, die juist uit hare
-onverschilligheid voor haar man en het gebrek aan overeenstemming
-tusschen dit paar was ontsproten. Hij had haar op eene behendige
-manier, maar toch duidelijk, te verstaan gegeven, dat hij haar hart tot
-in de geheimste schuilhoeken kende; hij was juist door het teederste
-gevoel van dat hart haar nabijgekomen, en de ijskorst, die het als een
-muur omringde, was gesmolten. Alles zeer vreemd, en zeer streelend.</p>
-<p class="par">En toch had hij, zelf nu nog, geene ernstige slechte
-voornemens. In het openbare en bijzondere leven zou het voor onze eeuw
-veel beter zijn, dat hij en het legioen zijner gelijken opzettelijk
-slecht waren, dan zoo onverschillig en doelloos. Het zijn de drijvende
-ijsbergen, met elken stroom overal heen zwalkende, die de schepen doen
-vergaan.</p>
-<p class="par">Wanneer de duivel rondgaat gelijk een brullende leeuw,
-gaat hij rond in eene gedaante, waardoor weinigen dan wilden en jagers
-zich laten verlokken om hem te naderen. Maar wanneer hij naar de mode
-is opgekleed en opgepolijst; wanneer deugd en ondeugd hem evenzeer
-vervelen; wanneer hij den zwavelpoel en de zaligheid evenzeer moede is,
-dan is hij eerst de echte duivel.</p>
-<p class="par">Zoo bleef James Harthouse voor het venster zitten, op
-zijn gemak rookende en de schreden tellende, welke hij gedaan had op
-den weg, dien hij toevallig had ingeslagen. Het einde, waartoe die weg
-voerde, lag vrij duidelijk voor hem, maar daarom bekommerde hij zich
-niet het minste. Wat gebeuren moet, moet gebeuren.</p>
-<p class="par">Daar hij dien dag een tamelijk verren weg te rijden
-had&mdash;want er zou ergens eene openbare vergadering plaats hebben,
-die hem gelegenheid zou geven om stemmen te winnen&mdash;kleedde hij
-zich vroeg en ging toen naar beneden om te ontbijten. Hij was
-verlangend om te zien, of zij sedert den vorigen avond weder verkoeld
-was. Neen. Hij kon weder beginnen waar hij het gelaten had.</p>
-<p class="par">Er was weder een blik vol vriendelijke belangstelling
-voor hem gereed. <span class="pagenum">[<a id="xd21e4016" href=
-"#xd21e4016" name="xd21e4016">87</a>]</span></p>
-<p class="par">Hij kwam zoozeer (of zoo weinig), naar zijn genoegen
-door den dag heen, als onder de omstandigheden, die zulk eene
-vermoeienis van hem vergden, te wachten was, en kwam tegen zes ure
-terugrijden. De laan tusschen de portierswoning en het huis, die eene
-sierlijke bocht maakte, had eene tamelijke lengte, en hij reed
-stapvoets daarlangs voort, toen mijnheer Bounderby op eens het
-heesterplantsoen uitkwam, zoo driftig en onverwacht, dat het paard
-schichtig terugdeinsde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Harthouse!&rdquo; riep mijnheer Bounderby
-luidkeels. &bdquo;Hebt gij het gehoord?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat gehoord?&rdquo; zeide Harthouse, zijn paard
-streelende om het te bedaren, onder het heimelijk uiten van een wensch,
-die niet veel goeds voor mijnheer Bounderby bevatte.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dus hebt gij <span class="ex">niets</span>
-gehoord?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb u gehoord, en dat heeft dit beest ook.
-Anders niets.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby, die gloeiend rood was, plaatste zich
-midden op den weg, vlak voor het paard, om zijne bom met meer effect te
-laten springen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het kantoor is bestolen!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat meent ge toch niet in ernst!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Van nacht bestolen, mijnheer! Op een buitengewone
-manier bestolen! Met een valschen sleutel bestolen!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Is het verlies groot?&rdquo;</p>
-<p class="par">Het scheen Bounderby, bij zijn verlangen om zooveel
-mogelijk gerucht van de zaak te maken, inderdaad te spijten, dat hij
-genoodzaakt was te antwoorden: &bdquo;Neen, niet heel groot. Maar dat
-had het wel kunnen zijn?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe groot is het?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, wat de som betreft&mdash;als gij bij de som
-blijft&mdash;niet meer dan honderd vijftig pond,&rdquo; antwoordde
-Bounderby wrevelig. &bdquo;Maar het is de som niet; het is het feit.
-Het feit, dat het kantoor bestolen is, dat is eigenlijk het gewichtige.
-Het verwondert mij, dat gij dit niet begrijpt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijn beste Bounderby,&rdquo; zeide James, terwijl
-hij van zijn paard stapte en de teugels aan zijn knecht overgaf,
-&bdquo;dat begrijp ik zeer wel, en ik ben zoo erg, als gij maar
-verlangen kunt, ontsteld van het schouwspel, dat zich voor de oogen van
-mijn geest vertoont. Evenwel hoop ik, u te mogen feliciteeren dat gij
-geen grooter verlies hebt geleden, en ik verzeker u, dat doe ik met al
-mijn hart.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dank je,&rdquo; antwoordde Bounderby op een
-stroeven toon. &bdquo;Maar laat ik u eens wat zeggen. Het had ook
-twintig duizend pond kunnen zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel te denken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel te denken? Het is waarachtig wel te
-denken,&rdquo; zeide Bounderby, gramstorig knikkende. &bdquo;Het had
-tweemaal twintig kunnen zijn. Het is niet te zeggen hoeveel het had
-kunnen zijn, of niet kunnen zijn, als de kerels niet gestoord
-waren.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa was nu aangekomen, tegelijk met mevrouw Sparsit
-en Bitzer.</p>
-<p class="par">&bdquo;Daar is Tom Gradgrind&rsquo;s dochter, die
-tamelijk wel weet hoeveel het had kunnen zijn, als gij het niet
-weet,&rdquo; hervatte Bounderby op zijn winderigsten toon. &bdquo;Zij
-viel neer, alsof ze doodgeschoten was, toen zij het hoorde. Ik heb
-nooit te voren zoo iets van haar gezien. Het strekt haar onder deze
-omstandigheden tot eer, naar mijne gedachten.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zag er nog bleek en ontsteld uit. James Harthouse
-bood haar zijn arm aan, en terwijl zij zeer langzaam voortwandelden,
-vroeg hij, hoe de diefstal gepleegd was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, dat wilde ik u juist vertellen,&rdquo; zeide
-Bounderby, korzelig zijn arm aan mevrouw Sparsit gevende. &bdquo;Als ge
-niet zoo machtig precies op de som waart geweest, zou ik daarmee
-begonnen zijn. Gij kent deze dame (want zij is eene geboren dame),
-mevrouw Sparsit?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb reeds de eer gehad...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Heel goed. En dit jonge mensch, Bitzer, hebt gij
-ook bij dezelfde gelegenheid gezien?&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Harthouse knikte toestemmend, en Bitzer duwde
-zijne kneukels tegen zijn voorhoofd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Heel goed. Zij wonen aan het kantoor. Gij weet
-misschien al, dat zij daar wonen? Heel goed. Gisteravond na den
-kantoortijd werd alles naar gewoonte geborgen en gesloten. In de
-ijzeren kamer, waarvoor die jongen slaapt, was&mdash;het doet er niet
-toe hoeveel. In het ijzeren kistje in de kamer van Tom, het kistje dat
-voor kleine sommen wordt gebruikt, was honderdvijftig pond of wat
-meer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Honderd vier en vijftig, zeven en een,&rdquo;
-zeide Bitzer.</p>
-<p class="par">&bdquo;Pas op!&rdquo; voer Bounderby uit, stilstaande om
-zich naar hem toe te keeren. &bdquo;Val gij mij niet in de rede. Het is
-al genoeg bestolen te worden terwijl gij ligt te snorken, omdat gij het
-al te goed hebt, zonder dat gij mij in de rede behoeft te vallen om mij
-in een beuzeling terecht te zetten. Ik snorkte niet, toen ik zoo oud
-was als gij, laat ik u dat zeggen. Ik kreeg geen eten genoeg om te
-snorken. En ik viel iemand niet <span class="corr" id="xd21e4077"
-title="Bron: met met">met</span> beuzelingen in de rede, al wist ik er
-van.&rdquo;</p>
-<p class="par">Bitzer duwde op eene kruiperige manier zijne kneukels
-tegen zijn voorhoofd en scheen vooral door het laatste gezegde van zijn
-patroon zeer getroffen en verslagen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Honderd vijftig pond ongeveer,&rdquo; hervatte
-mijnheer Bounderby. &bdquo;Die som had Tom in zijne geldkist gesloten;
-geen heel sterke kist, maar dat doet er nu niet toe. Alles was in orde
-toen men heenging. Op zekeren tijd van den nacht, toen die knaap lag te
-snorken&mdash;mevrouw Sparsit, gij zegt immers, dat gij hem hebt hooren
-snorken?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="xd21e4084" href=
-"#xd21e4084" name="xd21e4084">88</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit,
-&bdquo;ik kan niet zeggen, dat ik hem eigenlijk heb hooren snorken, en
-daarom mag ik zoo iets niet verklaren. Maar &rsquo;s avonds, in den
-winter, als hij op zijn stoel in slaap viel, heb ik hem wel eens een
-geluid hooren maken, om zoo te zeggen alsof hij half geworgd
-werd&mdash;het was omtrent hetzelfde geluid dat men somtijds in eene
-houten klok hoort. Niet,&rdquo; vervolgde zij, met de verhevene
-bewustheid dat zij de waarheid huldigde door eene streng onpartijdige
-getuigenis te geven, &bdquo;dat ik eenige blaam op zijn zedelijk
-karakter zou willen werpen. Ver van daar. Ik heb Bitzer altijd voor een
-jongmensch van de standvastigste beginselen gehouden, dat verzoek ik te
-mogen zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welnu,&rdquo; hernam de vergramde Bounderby,
-&bdquo;terwijl hij dan snorkte, of half geworgd werd, of een geluid
-maakte als eene houten klok, of iets van dien aard&mdash;terwijl hij
-lag te slapen, kortom&mdash;zijn eenige kerels&mdash;of zij te voren in
-huis verscholen waren of niet, staat nog te bezien&mdash;op eene of
-andere manier bij het geldkistje van Tom gekomen, hebben het
-opengebroken en weggepakt wat er in was. Toen gestoord wordende, hebben
-zij zich voortgemaakt, zich zelven de deur uitgelaten, en die weer op
-het nachtslot gedraaid&mdash;zij was op het nachtslot, en mevrouw
-Sparsit had den sleutel onder haar kussen&mdash;met een valschen
-sleutel, dien men vandaag tegen twaalf uur op straat, dicht bij het
-kantoor, heeft opgeraapt. Er werd geen alarm gemaakt, voordat deze
-knaap, Bitzer, des morgens opstond en de kamer in orde ging brengen.
-Toen ziet hij de deur van Tom&rsquo;s kamer aanstaan, vindt het kistje
-opengebroken en het geld weg.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;A propos, waar is Tom?&rdquo; vroeg Harthouse, in
-het rond kijkende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij heeft de politie geholpen,&rdquo; antwoordde
-Bounderby, &bdquo;en is nog aan het kantoor. Ik wou, dat die kerels
-geprobeerd hadden om mij te bestelen toen ik zoo oud was als hij. Zij
-zouden er bij verloren hebben, al hadden zij maar achttien stuivers
-onkosten voor het karreweitje gemaakt, dat kan ik hun
-zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wordt er niemand verdacht?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Verdacht? Dat zou ik denken!&rdquo; antwoordde
-Bounderby, den arm van mevrouw Sparsit loslatende om zijn gloeiend
-voorhoofd af te vegen. &bdquo;Waarachtig, Josiah Bounderby van
-<span class="ex">Coketown</span> zal niet bestolen worden, zonder dat
-er iemand verdacht werdt. Neen, wel verplicht!&rdquo;</p>
-<p class="par">Mocht mijnheer Harthouse vragen wie er verdacht
-werd?</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, dat zal ik u zeggen,&rdquo; antwoordde
-Bounderby, stilstaande en zich omdraaiende om al de anderen aan te
-zien. &bdquo;Maar het moet niet verder verteld worden. Niemand moet er
-iets van hooren, om de schelmen, die er in betrokken zijn&mdash;het is
-eene geheele bende&mdash;niet te waarschuwen. Dit dus in vertrouwen.
-Wat zoudt gij zeggen,&rdquo; barstte hij geweldig uit, &bdquo;als er
-een van mijne werklieden in betrokken was?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hoop niet onze vriend Blackpot?&rdquo; zeide
-Harthouse op een onverschilligen, slependen toon.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg Pool in plaats van Pot, mijnheer,&rdquo;
-antwoordde Bounderby, &bdquo;en het is de man.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa liet een flauwen uitroep van verwondering en
-ongeloof hooren.</p>
-<p class="par">&bdquo;O ja, dat weet ik wel,&rdquo; zeide Bounderby,
-hierop terstond vuur vattende. &bdquo;Daaraan ben ik gewend. Dat ken ik
-alles van buiten. Zij zijn de braafste menschen van de wereld, dat
-volk. Zij kunnen machtig mooi praten. Zij willen maar hebben dat men
-hun verklaart welke rechten zij hebben. Maar ik zal u eens wat zeggen.
-Wijs mij een onvergenoegd werkman, en ik zal u iemand wijzen, die tot
-alle slechtheid in staat is, onverschillig welke.&rdquo;</p>
-<p class="par">Dit was weder een der algemeenheden van <span class=
-"ex">Coketown</span>, welke men met tamelijk veel moeite had verspreid,
-waaraan sommige menschen werkelijk geloofden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar ik ken die knapen,&rdquo; hervatte
-Bounderby. &bdquo;Ik kan hen lezen als een boek. Mevrouw Sparsit, ik
-beroep mij op u. Welke waarschuwing heb ik dien kerel gegeven, de
-eerste maal toen hij een voet bij mij in huis zette, en zijn
-uitdrukkelijk oogmerk was te komen vragen, hoe hij de godsdienst en de
-gevestigde Kerk zou kunnen overhoop smijten? Mevrouw Sparsit, wat
-aanzienlijkheid van betrekkingen aangaat, staat gij gelijk met de
-aristocratie&mdash;heb ik toen niet tegen dien kerel gezegd: &bdquo;Gij
-kunt de waarheid niet voor mij verbergen; gij zijt geen man die mij
-bevalt en het zal niet goed met u afloopen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeer zeker, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw
-Sparsit, &bdquo;gij hebt hem op eene zeer nadrukkelijke manier eene
-vermaning van dien aard gegeven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Toen hij u zoo ge&euml;rgerd en uw gevoel zoo
-gekwetst had, juffrouw?&rdquo; zeide Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit
-en schudde met zachtaardige treurigheid haar hoofd, &bdquo;dat had hij
-w&egrave;l gedaan. Hoewel ik niet wil tegenspreken, dat mijn gevoel op
-zulke punten teerder is&mdash;overdrevener, als men die uitdrukking
-beter vindt&mdash;dan het wezen zou, indien ik altijd mijne
-tegenwoordige betrekking had bekleed.&rdquo;</p>
-<p class="par">Bijna barstende van hoogmoed, staarde Bounderby zijn
-vriend aan, als wilde hij zeggen: &bdquo;ik ben de eigenaar van die
-vrouw, en zij is uwe aandacht wel waardig, zou ik denken?&rdquo; Daarop
-hervatte hij zijne rede.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zult u wel herinneren, Harthouse, wat ik
-tegen hem zeide toen gij hem zaagt. Ik wond er volstrekt geen doekjes
-om. Ik ben nooit <span class="pagenum">[<a id="xd21e4131" href=
-"#xd21e4131" name="xd21e4131">89</a>]</span>zoetsappig met hen. Ik ken
-ze. Heel goed, mijnheer. Drie dagen naderhand liep hij weg&mdash;ging
-voort, niemand weet waarheen&mdash;gelijk mijne moeder gedaan heeft
-toen ik een kind was, alleen met dit verschil, dat hij zoo mogelijk nog
-slechter was dan mijne moeder. En wat heeft hij nu gedaan eer hij
-heenging? Wat zegt gij er van,&rdquo;&mdash;met zijn hoed in de hand,
-gaf de spreker bij elke afdeeling zijner rede een tik op den bol, alsof
-het eene tamboerijn was&mdash;&bdquo;dat men hem avond op avond bij het
-kantoor op de wacht heeft gezien&mdash;dat hij na den donker daar bleef
-loeren&mdash;dat het mevrouw Sparsit dadelijk inviel, dat hij met geen
-goed oogmerk zoo loeren kon&mdash;dat zij Bitzer opmerkzaam op hem
-maakte en zij hem alle twee in het oog hielden&mdash;en dat het vandaag
-door navraag gebleken is, dat ook de buren op hem gelet hebben?&rdquo;
-Tot dit toppunt zijner welsprekendheid gekomen, zette Bounderby, gelijk
-een Oostersche danser, zijne tamboerijn op het hoofd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat luidt zeker verdacht,&rdquo; zeide James
-Harthouse.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat dunkt mij ook, mijnheer,&rdquo; hervatte
-Bounderby, met een uitdagend knikje. &bdquo;Dat dunkt mij ook. Maar er
-zijn er nog meer in betrokken. Er is eene oude vrouw. Men hoort nooit
-van die dingen eer het kwaad gebeurd is; men vindt allerlei gebreken
-aan de staldeur als het paard gestolen is. Nu komt er een oud wijf voor
-den dag, een oud wijf, dat naar het schijnt, van tijd tot tijd op een
-bezemstok naar de stad is komen vliegen. Zij houdt een geheelen dag de
-wacht voor het kantoor eer die kerel begint, en op den avond toen gij
-hem gezien hebt, sluipt zij met hem heen om overleg met hem te
-houden&mdash;denkelijk om rapport te doen eer zij haar post
-verliet&mdash;dat duivelsche wijf.&rdquo;</p>
-<p class="par">Er was dien avond zulk eene vrouw in de kamer, en zij
-scheen zich te willen schuilhouden, dacht Louisa.</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e4140width"><img src="images/p089.jpg" alt=
-"KROOP MEVROUW SPARSIT DICHTER NAAR HEN TOE. (Blz. 101)." width="720"
-height="487">
-<p class="figureHead">KROOP MEVROUW SPARSIT DICHTER NAAR HEN TOE. (Blz.
-101).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">&bdquo;Dit zijn ze nog niet eens allen, zooveel wij nu
-reeds weten,&rdquo; zeide Bounderby, verscheidene malen geheimzinnig
-knikkende. &bdquo;Maar ik heb voor het oogenblik genoegd gezegd. Gij
-zult wel zoo goed zijn om het stil te houden en er niemand over te
-spreken. Het zal misschien tijd kosten, maar wij zullen hen wel
-krijgen. Het is voorzichtig hen niet ongerust te maken, en het kan geen
-kwaad, dat zij vrij spel schijnen te hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Natuurlijk zullen zij met de grootste strengheid
-der wet gestraft worden, gelijk de publicaties zeggen,&rdquo;
-antwoordde James Harthouse, &bdquo;en dat is goed ook. Kerels, die
-kantoren bestelen, <span class="pagenum">[<a id="xd21e4148" href=
-"#xd21e4148" name="xd21e4148">90</a>]</span>moeten de gevolgen maar
-ondervinden. Als er geene gevolgen waren zou iedereen kantoren gaan
-bestelen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij had Louisa zacht hare parasol uit de hand genomen en
-voor haar opgezet; en zij wandelden onder dier schaduw, hoewel de zon
-daar niet scheen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Vooreerst, Louisa Bounderby,&rdquo; zeide haar
-echtgenoot, &bdquo;moet er om mevrouw Sparsit gedacht worden. Hare
-zenuwen hebben door die historie een schok gekregen, en zij zal een
-paar dagen hier blijven. Maak dus, dat zij het hier naar haar genoegen
-heeft.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik dank u wel zeer, mijnheer,&rdquo; zeide deze
-bescheidene dame hierop, &bdquo;maar ik bid u, laat mijn genoegen
-niemand bekommeren. Voor mij is alles goed genoeg.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het bleek spoedig, dat, indien mevrouw Sparsit in het
-huiselijke verkeer &eacute;&eacute;n gebrek had, het dit was, dat zij
-buitengemeen weinig werk van zich zelve en zooveel van anderen maakte,
-dat zij daardoor zeer onaangenaam en lastig werd. Toen men haar hare
-kamer wees, was zij zoo schrikkelijk gevoelig voor het <span class=
-"ex">comfortable</span> daarvan, dat zij niet nalaten kon te zeggen,
-dat zij liever op den mangel in de strijkkamer den nacht had willen
-doorbrengen. &rsquo;t Was waar, de Powler&rsquo;s en de Scadgers&rsquo;
-waren aan weelde gewoon; &bdquo;maar het is mijn plicht te
-onthouden,&rdquo; merkte mevrouw Sparsit gaarne met deftige minzaamheid
-aan, inzonderheid als er dienstboden bij waren, &bdquo;dat ik niet meer
-ben wat ik was. Inderdaad,&rdquo; zeide zij, &bdquo;als ik geheel en al
-de herinnering kon uitwisschen, dat mijnheer Sparsit een Powler was, en
-dat ik zelf met de familie Scadgers vermaagschapt ben; of als ik zelf
-dat feit kon herroepen en mij zelve tot een persoon van gemeene afkomst
-en burgerlijke betrekkingen maken, zou ik het zeer gaarne doen. Ik zou
-onder de bestaande omstandigheden denken, dat ik daaraan w&egrave;l zou
-doen.&rdquo; Dezelfde ootmoedige nederigheid deed haar aan tafel alle
-kunstmatig toebereide schotels afwijzen en voor wijn bedanken, totdat
-mijnheer Bounderby haar ronduit gebood om er van te gebruiken; waarna
-zij zeide: &bdquo;Gij zijt waarlijk wel goed, mijnheer,&rdquo; en
-daarmede haar openlijk met vrij veel deftigheid aangekondigd besluit
-verzaakte &bdquo;om op den eenvoudigen schapebout te wachten.&rdquo;
-Zij verzocht ook met diepe nederigheid verschooning als zij het zout
-verlangde; en zich verplicht achtende, om de getuigenis, die mijnheer
-Bounderby van hare zenuwen had gegeven, ten volle te bekrachtigen, liet
-zij zich nu en dan op haar stoel achteroverzakken om stil te schreien,
-en dan kon men (of liever moest men, want de zaak drong zich met geweld
-aan de aandacht op) een traan, zoo groot als eene kristallen oorbel,
-langs haar Romeinschen neus zien afrollen.</p>
-<p class="par">Hare grootste kracht evenwel, van het begin tot het
-einde, lag in de hardnekkigheid van haar medelijden met mijnheer
-Bounderby. Het gebeurde dikwijls dat zij, als zij hem aanzag,
-onwillekeurig haar hoofd moest schudden, alsof zij wilde zeggen:
-&bdquo;Helaas, arme Job.&rdquo; Nadat zij zich tot zulk een blijk van
-aandoening had laten verleiden, dwong zij zich tot eene opflikkering
-van vroolijkheid, en zeide dan met in het oog loopende opgeruimdheid:
-&bdquo;Gij zijt altijd nog frisch en vroolijk, mijnheer; ik ben
-hartelijk blijde dit te zien;&rdquo; en het scheen dan, dat zij het
-voor een soort van wonder hield dat mijnheer Bounderby zoo gezond en
-welgemoed bleef. E&eacute;n zwak, waarvoor zij dikwijls verschooning
-verzocht, vond zij bijzonder moeielijk te verwinnen. Zij had eene
-zonderlinge neiging om mevrouw Bounderby Miss Gradgrind te noemen, en
-liet zich vijftig- of zestigmaal op een avond daardoor verrassen. De
-gedurige herhaling van dat verspreken overstelpte haar met verlegenheid
-en schaamte; maar, zeide zij, het was haar zoo gewoon en natuurlijk,
-Miss Gradgrind te zeggen, terwijl het haar bijna onmogelijk was zich te
-overreden, dat de jongejuffer, die zij het geluk had gehad van een kind
-af te kennen, nu waarlijk en werkelijk mevrouw Bounderby kon wezen.
-Eene verdere bijzonderheid van dit opmerkelijk geval was, dat het haar,
-hoe meer zij er over nadacht, des te onmogelijker voorkwam, &bdquo;want
-het verschil,&rdquo; zeide zij, &bdquo;was toch zoo verbazend
-groot.&rdquo;</p>
-<p class="par">Na den maaltijd begon mijnheer Bounderby in het salon
-zelf aan het proces over den diefstal, verhoorde de getuigen, vond de
-verdachte personen schuldig, en veroordeelde hen tot de strengste straf
-welke de wet toeliet. Dit gedaan zijnde, werd Bitzer naar de stad
-gezonden, om Tom met den laatsten spoortrein naar huis te doen
-komen.</p>
-<p class="par">Toen er licht was binnengebracht, prevelde mevrouw
-Sparsit: &bdquo;Wees nu niet neerslachtig, mijnheer. Ik bid u, laat ik
-u weer zoo opgeruimd zien als gij placht te zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby<span class="corr" id="xd21e4170"
-title="Bron: ,,">,</span> bij wien deze troostredenen teweegbrachten
-dat hij op eene botte, stommelige manier sentimenteel begon te worden,
-slaakte een zucht als een groot zeemonster.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik kan u zoo niet zien, mijnheer,&rdquo; zeide
-mevrouw Sparsit. &bdquo;Ga eens een spelletje triktrak spelen, gelijk
-gij placht te doen toen ik de eer had van onder uw dak te
-wonen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb sedert geen <span class="corr" id=
-"xd21e4177" title="Bron: triktak">triktrak</span> meer gespeeld,
-juffrouw,&rdquo; antwoordde Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, mijnheer, dat weet ik wel,&rdquo; hervatte
-mevrouw Sparsit troostend. &bdquo;Ik herinner mij, dat Miss Gradgrind
-geene liefhebberij heeft in dat spel. Maar ik zou het zeer gaarne nog
-eens willen doen, als gij zoo goed woudt zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zaten te spelen bij een venster, dat op den tuin
-uitzag. Het was een heerlijke avond, <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e4184" href="#xd21e4184" name="xd21e4184">91</a>]</span>wel zonder
-maneschijn, maar zoel en geurig. Louisa en mijnheer Harthouse wandelden
-door den tuin, waar men in stilte hunne stemmen kon hooren, hoewel niet
-verstaan wat zij zeiden. Mevrouw Sparsit, voor het bord gezeten, spande
-gedurig hare oogen in om door de duisternis daar buiten heen te
-boren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat is er, juffrouw?&rdquo; zeide Bounderby.
-&bdquo;Gij ziet toch geen brand?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O Heere neen, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw
-Sparsit. &bdquo;Ik dacht aan den dauw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat hebt gij met den dauw te maken,
-juffrouw?&rdquo; hervatte Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is niet voor mij zelve, mijnheer,&rdquo; was
-het antwoord, &bdquo;maar ik ben bang, dat Miss Gradgrind kou zal
-vatten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zij vat nooit kou,&rdquo; zeide Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Inderdaad, mijnheer?&rdquo; zeide mevrouw Sparsit
-hierop, en kreeg toen een kuchje.</p>
-<p class="par">Toen het tijd werd om naar bed te gaan, nam mijnheer
-Bounderby een glas water.</p>
-<p class="par">&bdquo;O, mijnheer!&rdquo; zeide mevrouw Sparsit,
-&bdquo;niet uw warmen wijn met citroenschillen en muskaat?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Och, dat ben ik tegenwoordig afgewend,
-juffrouw,&rdquo; antwoordde Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is w&egrave;l jammer, mijnheer,&rdquo;
-hervatte mevrouw Sparsit. &bdquo;Gij verliest al uwe goede oude
-gewoonten. Kom, beur u wat op, mijnheer! Als Miss Gradgrind het mij
-vergunt, zal ik een glas voor u klaarmaken, zooals ik dikwijls gedaan
-heb.&rdquo;</p>
-<p class="par">Daar Miss Gradgrind bereid was om mevrouw Sparsit alles
-te vergunnen wat haar maar beliefde, maakte die bedachtzame dame een
-glas van den bedoelden smakelijken drank gereed en gaf het aan mijnheer
-Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het zal u goeddoen, mijnheer. Het zal uw hart
-verwarmen,&rdquo; zeide zij. &bdquo;Het is juist wat gij noodig hebt en
-altijd moest gebruiken.&rdquo;</p>
-<p class="par">En toen mijnheer Bounderby zeide: &bdquo;Uwe gezondheid,
-juffrouw,&rdquo; antwoordde zij met diep gevoel: &bdquo;Dank u,
-mijnheer. Ik wensch u hetzelfde, en ook dat gij gelukkig moogt
-zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">Eindelijk wenschte zij hem met buitengemeene aandoening
-goedennacht; en mijnheer Bounderby ging naar bed met eene benevelde
-bewustheid, dat hij in een of ander opzicht ongelukkig was, hoewel hij,
-al ware het om zijn leven te doen geweest, niet had kunnen zeggen wat
-hem eigenlijk scheelde.</p>
-<p class="par">Lang nadat Louisa zich had ontkleed en te bed begeven,
-bleef zij wakend naar de thuiskomst van haar broeder liggen wachten.
-Hij kon niet wel vroeger komen, dit wist zij, dan een uur na
-middernacht; maar in de landelijke stilte, die het onrustige harer
-gedachten veeleer vergrootte dan bedaarde, ging de tijd zeer langzaam
-om. Eindelijk toen de duisternis en de stilte, die elkander wederkeerig
-nog drukkender maakten, uren lang schenen geduurd te hebben, hoorde zij
-de schel aan het hek. Het was haar of zij blijde zou zijn geweest, als
-die schel tot aan den dageraad was blijven luiden; maar het hield op,
-de kringen van den laatsten klank breidden zich al verder en flauwer in
-de lucht uit, en alles was weder doodstil.</p>
-<p class="par">Zij wachtte nog een kwartier uurs naar hare gissing.
-Toen stond zij op, trok een los kleed aan, en ging in het donker hare
-kamer uit en de trap op naar haar broeders vertrek. Daar de deur
-gesloten was, opende zij die en sprak om hem te waarschuwen dat zij het
-was, terwijl zij op de teenen naar zijn bed kwam.</p>
-<p class="par">Zij knielde daarbij neer, sloeg haar arm om zijn hals en
-trok zijn gezicht naar het hare toe. Zij wist wel, dat hij slechts
-veinsde te slapen, maar zeide nog niets.</p>
-<p class="par">Weldra maakte hij eene beweging alsof hij toen pas
-ontwaakte, en vroeg wie daar was en wat er te doen was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Tom,&rdquo; zeide zij, &bdquo;hebt gij mij niet
-iets te zeggen? Als gij mij ooit in uw leven liefgehad hebt, en iets
-hebt, dat gij voor alle andere menschen verborgen houdt, zeg het mij
-dan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik weet niet wat gij meent, Louisa. Gij moet
-gedroomd hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Lieve broeder,&rdquo;&mdash;zij liet haar hoofd
-op zijn kussen zinken, en hare haren golfden over hem heen, alsof zij
-hem voor iedereen wilde verbergen&mdash;&bdquo;is er niets, dat gij mij
-te zeggen hebt? Is er niets, dat ge mij zeggen kunt, als gij wilt? Gij
-kunt mij niets zeggen, dat mij voor u zal doen veranderen. O Tom, zeg
-mij de waarheid.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik weet niet wat gij meent, Louisa.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gelijk gij daar alleen ligt, lieve broeder, in
-den akeligen nacht, zoo moet gij eens in een anderen nacht ergens
-liggen, wanneer zelfs ik, als ik dan nog leef, u zal verlaten hebben.
-Gelijk ik hier naast u ben, blootsvoets, ongekleed, onherkenbaar in de
-duisternis, zoo moet ik liggen door den ganschen nacht mijner
-ontbinding, totdat ik stof ben. In den naam van dien tijd, Tom, zeg mij
-nu de waarheid.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat is het, dat gij weten wilt?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij kunt zeker zijn,&rdquo; en in het vuur harer
-liefde drukte zij hem aan hare borst alsof hij een kind was, &bdquo;dat
-ik u geen verwijt zal doen. Gij kunt zeker zijn, dat ik medelijden met
-u zal hebben en u trouw zal zijn. Gij kunt zeker zijn dat ik u zal
-redden, wat het ook mag kosten. O Tom, hebt ge mij niets te zeggen?
-Fluister het maar heel zacht. Zeg maar &bdquo;ja,&rdquo; en ik zal u
-verstaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij keerde haar oor naar zijn mond, maar hij bleef stug
-stilzwijgen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Geen woord, Tom?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe kan ik ja zeggen, of hoe kan ik neen zeggen,
-als ik niet weet wat gij meent? Louisa, gij zijt eene goede, brave
-meid, en een beter <span class="pagenum">[<a id="xd21e4245" href=
-"#xd21e4245" name="xd21e4245">92</a>]</span>broeder waard dan ik ben,
-begin ik nu te denken. Maar ik heb niets meer te zeggen. Ga naar bed,
-ga naar bed.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt vermoeid,&rdquo; fluisterde zij nu, meer
-op haar gewonen toon.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, ik ben geheel afgemat.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt vandaag zooveel onrust en gewoel gehad.
-Zijn er nog nieuwe ontdekkingen gedaan?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Alleen die, waarvan gij gehoord hebt,
-van&mdash;hem.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Tom, hebt gij iemand gezegd, dat wij die menschen
-hebben opgezocht, en dat wij die drie bij elkander hebben
-gezien?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen. Hebt ge mij zelve niet uitdrukkelijk
-verzocht om het stil te houden, toen ge mij vroegt om met u daarheen te
-gaan?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja. Maar ik wist toen niet wat er gebeuren
-zou.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ook niet. Hoe zou ik het geweten
-hebben?&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij gaf dit antwoord zeer snel en eenigszins bits.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zou ik, na hetgeen er gebeurd is, behooren te
-zeggen, dat ik daar geweest ben?&rdquo; zeide zijne zuster, bij het bed
-staande&mdash;zij had zich langzamerhand teruggetrokken en was overeind
-gaan staan. &bdquo;Zou ik het zeggen? Moet ik het zeggen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Goede Hemel, Louisa,&rdquo; antwoordde haar
-broeder, &bdquo;ge zijt niet gewoon mij om raad te vragen. Zeg wat gij
-wilt. Als gij het voor u zelve houdt, zal ik het ook voor mij zelven
-houden. Als gij het openbaart, is het mij ook wel.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het was te donker dan dat zij elkanders gezicht konden
-zien; maar beiden schenen zeer oplettend te zijn en zich te bedenken
-eer zij spraken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Tom, gelooft gij, dat de man, aan wien ik dat
-geld gegeven heb, werkelijk in deze misdaad betrokken is?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat weet ik niet. Ik zie niet in waarom
-niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij kwam mij toen een eerlijk man
-voor.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Iemand anders kan u oneerlijk voorkomen en het
-toch niet zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">Er volgde eene poos van stilte, want hij had gehaperd
-toen hij verder wilde spreken, en daarna gezwegen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Kortom,&rdquo; hervatte hij, alsof hij zijn
-besluit had genomen, &bdquo;als gij daarop komt, was ik er misschien
-zoo ver van af om volkomen gunstig over hem te denken, dat ik hem
-buiten de deur nam om hem in stilte te zeggen, dat hij er, naar mijne
-gedachten, zeer wel afkwam met nog zulk een buitenkansje van mijne
-zuster te krijgen, en dat ik hoopte, dat hij er een goed gebruik van
-zou maken. Ik zeg evenwel niets tegen den man. Hij mag een heel brave
-kerel zijn, voor zooveel ik weet. Ik hoop, dat hij het is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Was hij beleedigd door dat zeggen van
-u?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, hij nam het tamelijk wel op; hij was
-beleefd genoeg. Waar zijt ge, Louisa?&rdquo; Hij kwam in het bed
-overeind en kuste haar. &bdquo;Goeden nacht, lieve,
-goedenacht!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt mij niets meer te zeggen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen. Wat zou ik te zeggen hebben? Of zoudt ge
-willen, dat ik eene leugen vertelde?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Van nacht vooral zou ik dat niet willen, Tom,
-onder al de nachten van uw leven, hoevelen en hoeveel gelukkiger ik ook
-hoop dat zij zijn zullen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dank u, lieve Louisa. Ik ben zoo moe, dat ik mij
-haast verwonder dat ik niet alles zeg wat gij wilt, om maar te kunnen
-gaan slapen. Ga naar bed, ga naar bed.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij gaf haar nog een kus, keerde zich toen om, trok het
-dek over zijn hoofd, en bleef zoo stil liggen alsof de tijd, waarbij
-zij hem bezworen had, reeds gekomen was. Zij bleef nog eene poos bij
-het bed staan, eer zij langzaam heenging. Bij de deur bleef zij weder
-staan, keek nog eens om toen zij die reeds geopend had, en vroeg of hij
-haar had geroepen. Maar hij bleef stil liggen, en zij sloot zachtjes de
-deur en ging weder naar hare kamer.</p>
-<p class="par">Toen keek de rampzalige voorzichtig op, en ziende dat
-zij weg was, kroop hij zijn bed uit, draaide de deur op het nachtslot,
-en wierp zich weder op zijn leger. Daar lag hij zijne haren uit te
-trekken, schreiende van wrevelige spijt, vol wangunstige liefde voor
-haar, zich zelven verwenschende en verachtende, met bitterheid, maar
-zonder boetvaardig berouw, en vervuld van haat en wrok tegen al het
-goede op de wereld, dat hij in zijne verblinding even nietswaardig
-noemde als hij zelf was.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch25" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXV.</h2>
-<h2 class="main">DE LAATSTE WOORDEN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Terwijl mevrouw Sparsit in de haar door mijnheer
-Bounderby verleende schuilplaats voor anker bleef liggen, om de aan
-hare zenuwen geledene schade te herstellen, hield zij onder hare zwarte
-wenkbrauwen dag en nacht zulk eene scherpe wacht, dat hare oogen,
-gelijk een paar vuurbakens op eene rotsige kust, alle voorzichtige
-zeelieden zouden gewaarschuwd hebben om zich niet te dicht bij het
-steile voorgebergte van haar Romeinschen neus en het nabijgelegene
-donkere en klippige gewest te wagen, indien de zachtzinnigheid harer
-manieren daarentegen niet zoo geruststellend ware geweest. Hoewel het
-moeielijk te gelooven was, dat zij zich des avonds niet maar pro forma
-naar bed begaf, zoo wakker bleven altijd hare klassieke oogen, en zoo
-onmogelijk scheen<a id="xd21e4308" name="xd21e4308"></a> het dat haar
-scherpe neus voor eenigen verzachtenden invloed kon zwichten, was toch
-de manier, waarop zij hare ruige, om <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e4310" href="#xd21e4310" name="xd21e4310">93</a>]</span>niet te
-zeggen raspige mofjes (want zij schenen wel van ijzerdraad gebreid te
-zijn) gladstreek of met haar voet in haar katoenen stijgbeugel naar
-onbekende plaatsen van bestemming galoppeerde, zoo uitnemend vreedzaam
-en vriendelijk, dat de meeste waarnemers haar voor eene duif moesten
-houden, die door eene of andere luim der natuur in den aardschen
-tabernakel van een vogel van het valkengeslacht was gehuisvest.</p>
-<p class="par">Het was verbazend, welk eene bijzondere gaaf zij bezat
-om overal in huis rond te loeren. Hoe zij van de eene verdieping naar
-de andere kwam, was een geheim dat niemand kon oplossen. Men kon niet
-wel vermoeden, dat eene deftige dame, die zulke aanzienlijke
-betrekkingen had, over de leuning van de trap zou naar beneden
-springen, of zich daarlangs laten afglijden, en toch moest hare
-buitengemeene vlugheid iemand op dat ongerijmde denkbeeld doen komen.
-Eene andere opmerkelijke eigenschap van mevrouw Sparsit was, dat zij
-zich nooit haastte. Zij vloog met de uiterste snelheid van de vliering
-naar het voorhuis, en was toch op het oogenblik, dat zij dien tocht
-volbracht had, in het volle bezit van haar adem en hare deftigheid. Ook
-zag nooit eenig menschelijk oog haar hard loopen.</p>
-<p class="par">Zij hield zich voor mijnheer Harthouse zeer vriendelijk,
-en had kort na hare aankomst een genoeglijk gesprek met hem. Op een
-ochtend voor het ontbijt ontmoette zij hem in den tuin en zeide, statig
-voor hem nijgende:</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is alsof het pas gisteren was, mijnheer, dat
-ik de eer had u aan het kantoor te ontvangen, toen gij zoo goed waart
-om naar het adres van mijnheer Bounderby te willen vernemen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Eene kennismaking, dit verzeker ik u, die ik zelf
-in geene eeuwen zal vergeten,&rdquo; antwoordde mijnheer Harthouse, met
-eene buiging zoo flauw en traag als men zich maar verbeelden kan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wij leven in eene zonderlinge wereld,
-mijnheer,&rdquo; hervatte mevrouw Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb eens de eer gehad, door eene
-toevalligheid, waarop ik bijna trotsch ben, eene aanmerking van bijna
-denzelfden inhoud te maken, hoewel niet met zulk eene puntige kortheid
-uitgedrukt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Eene zonderlinge wereld, wilde ik zeggen,
-mijnheer,&rdquo; vervolgde mevrouw Sparsit, nadat zij voor het
-compliment had bedankt door hare zwarte wenkbrauwen te laten zakken,
-die niet geheel zulk eene vriendelijke uitdrukking hadden als de
-fleemende tonen harer stem, &bdquo;wat de gemeenzame betrekkingen
-aangaat, die wij op den eenen tijd vormen met lieden, welke wij op een
-anderen tijd nog geheel niet kenden. Ik herinner mij, mijnheer, dat gij
-bij die gelegenheid zelfs zoover zijt gegaan om te zeggen, dat gij
-werkelijk bang waart voor Miss Gradgrind.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Uw geheugen bewijst mij meer eer dan mijne
-onbeduidendheid verdient. Ik heb van uwe vriendelijke wenken partij
-getrokken om mijne schroomvalligheid te boven te komen, en het is
-noodeloos te zeggen, dat gij volkomen gelijk hadt. Uw talent, mevrouw
-Sparsit, voor&mdash;voor alles, kortom, waarbij het op nauwkeurige
-waarneming aankomt&mdash;natuurlijk vereenigd met uwe kracht van
-geest&mdash;en uwe aanzienlijke afkomst&mdash;blinkt altijd te
-duidelijk uit om ooit betwijfeld te kunnen worden.&rdquo; Hij viel
-bijna in slaap onder dit compliment, zoolang duurde het eer hij er
-doorheen kwam, en zoozeer dwaalden zijne gedachten af terwijl hij het
-uitbracht.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt zeker gevonden, dat Miss
-Gradgrind&mdash;het is een zonderling zwak van mij, maar ik kan haar
-onmogelijk mevrouw Bounderby noemen&mdash;zoo jeugdig is als ik haar
-beschreven had?&rdquo; zeide mevrouw Sparsit met zoetsappige
-vriendelijkheid.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt een volmaakt portret van haar
-geschilderd,&rdquo; antwoordde Harthouse; &bdquo;een trouw beeld van
-haar gegeven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeer innemend, niet waar, mijnheer?&rdquo;
-hervatte mevrouw Sparsit, terwijl zij hare mofjes om elkander liet
-ronddraaien.</p>
-<p class="par">&bdquo;Buitengemeen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Men placht het er voor te houden, dat Miss
-Gradgrind niet levendig genoeg was,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit,
-&bdquo;maar ik moet bekennen, dat het mij voorkomt alsof zij in dat
-opzicht aanmerkelijk verbeterd is. O, daar is waarlijk mijnheer
-Bounderby!&rdquo; riep zij uit, verscheidene malen knikkende alsof zij
-aan niemand anders gedacht en van niemand anders gesproken had.
-&bdquo;Hoe bevindt gij u van morgen, mijnheer? O, laten wij u toch eens
-weer vroolijk zien, mijnheer.&rdquo;</p>
-<p class="par">Deze aanhoudende pogingen om zijne ellende te verzachten
-en zijn last te verlichten begonnen reeds ten gevolge te hebben, dat
-mijnheer Bounderby vriendelijker dan gewoonlijk voor alle andere
-menschen werd, zoowel voor zijne vrouw als voor ieder ander. Toen dus
-mevrouw Sparsit met zichtbaar gedwongene luchthartigheid zeide:
-&bdquo;Gij zult wel naar uw ontbijt verlangen, mijnheer; maar ik denk
-ook wel, dat Miss Gradgrind spoedig hier zal zijn om zich aan het hoofd
-van de tafel te plaatsen,&rdquo; antwoordde Bounderby: &bdquo;Als ik
-wilde wachten tot mijne vrouw voor mij zorgde, juffrouw, geloof ik,
-zooals gij tamelijk wel weet, dat ik tot den jongsten dag zou kunnen
-wachten, en dus zal ik <i>u</i> lastig vallen om den post aan den
-trekpot waar te nemen.&rdquo; Mevrouw Sparsit gehoorzaamde en hernam
-hare oude plaats aan de tafel.</p>
-<p class="par">Dit deed de uitmuntende vrouw wederom zeer sentimenteel
-worden; maar zij bleef met dat al toch zoo nederig, dat zij, zoodra
-Louisa <span class="pagenum">[<a id="xd21e4346" href="#xd21e4346" name=
-"xd21e4346">94</a>]</span>verscheen, opstond en betuigde, dat zij er
-niet aan denken kon om onder deze omstandigheden daar te blijven
-zitten, hoe dikwijls zij ook de eer had gehad van mijnheer
-Bounderby&rsquo;s ontbijt gereed te maken, eer Miss Bounderby&mdash;zij
-verzocht wel verschooning, zij wilde zeggen mevrouw Gradgrind&mdash;zij
-hoopte, dat men haar zou excuseeren, maar zij kon waarlijk nog niet met
-den naam terecht, hoewel zij vertrouwde, dat zij er zich door den tijd
-wel aan zou gewennen&mdash;hare tegenwoordige positie had verkregen.
-Het was alleen, merkte zij aan, omdat Miss Gradgrind toevallig een
-weinigje laat kwam, en mijnheer Bounderby&rsquo;s tijd zoo kostbaar
-was, en zij vanouds wist van hoeveel belang het voor hem was, dat hij
-op de minuut af kon ontbijten, dat zij de vrijheid had genomen van aan
-zijn verzoek te voldoen; zoo lang toch was zijn wil haar eene wet
-geweest.</p>
-<p class="par">&bdquo;Blijf maar zitten waar gij zit, juffrouw,&rdquo;
-zeide Bounderby, &bdquo;blijf gerust zitten. Mevrouw Bounderby zal heel
-blij wezen, geloof ik, als gij haar van dien last ontheft.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg dat niet, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw
-Sparsit, bijna met strengheid, &bdquo;want dat is heel onvriendelijk
-voor mevrouw Bounderby, en onvriendelijkheid ben ik niet van u gewend,
-mijnheer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wees maar gerust, juffrouw.&mdash;Gij kunt het
-heel bedaard opnemen, niet waar, Louisa?&rdquo; zeide Bounderby op zijn
-winderigsten toon tot zijne vrouw.</p>
-<p class="par">&bdquo;O ja, natuurlijk. Het is van geen belang. Waarom
-zou het van eenig gewicht voor mij zijn?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarom zou het van eenig gewicht voor iemand
-zijn, mevrouw Sparsit?&rdquo; zeide Bounderby, eene hooge borst
-zettende met het gevoel van gekrenkte waardigheid. &bdquo;Gij hecht
-veel te veel gewicht aan die dingen, juffrouw. Waarachtig, sommige
-begrippen van u zullen hier wel terechtgebracht worden. Gij zijt nog
-ouderwetsch, juffrouw. Bij de kinderen van Tom Gradgrind zijt ge heel
-ver ten achteren.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat scheelt u?&rdquo; vroeg Louisa met koele
-verwondering. &bdquo;Wat heeft u aanstoot gegeven?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Aanstoot!&rdquo; herhaalde Bounderby.
-&bdquo;Denkt gij, als iets mij aanstoot gaf, dat ik het niet zou zeggen
-en verzoeken het te veranderen? Ik ben een rondborstig man, geloof ik.
-Ik wind nergens doekjes om.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik geloof, dat niemand ooit gelegenheid heeft
-gehad om u voor al te bedeesd of al te kiesch te houden,&rdquo;
-antwoordde Louisa zeer bedaard. &bdquo;Ik heb u dat nooit ten laste
-gelegd, noch als kind noch als vrouw. Ik <span class="corr" id=
-"xd21e4365" title="Bron: begijp">begrijp</span> niet wat gij hebben
-wilt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hebben wilt?&rdquo; hervatte Bounderby.
-&bdquo;Niets. Weet gij anders niet heel goed, Louisa Bounderby, dat ik,
-Josiah Bounderby van <span class="ex">Coketown</span>, het ook hebben
-zou?&rdquo;</p>
-<p class="par">Met deze woorden gaf hij een slag op de tafel, die de
-kopjes deed rinkelen. Zij zag hem aan met eene trotsche kleur in haar
-gezicht, die, gelijk mijnheer Harthouse dacht, eene nieuwe verandering
-was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zijt van morgen onbegrijpelijk,&rdquo; zeide
-<span class="corr" id="xd21e4377" title="Bron: Lousia">Louisa</span>.
-&bdquo;Maar geef u geene verdere moeite om u te verklaren; ik ben
-volstrekt niets nieuwsgierig naar uwe meening. Wat maakt het
-uit!&rdquo;</p>
-<p class="par">Er werd niets meer over de zaak gesproken, en mijnheer
-Harthouse was weldra met luchtige vroolijkheid over onverschillige
-onderwerpen aan het praten. Maar van dien dag af bracht de invloed van
-mevrouw Sparsit op mijnheer Bounderby Louisa en James Harthouse meer
-bij elkander en vergrootte zoowel hare gevaarlijke verwijdering van
-haar man als hare vertrouwelijkheid met een ander, waartoe zij met zoo
-geringe schreden gekomen was, dat zij die, al had zij het beproefd,
-niet weder had kunnen herdoen. Maar of zij dit ooit beproefde of niet,
-lag in haar eigen gesloten hart verborgen.</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit was bij het zoo even verhaalde voorval
-zoodanig ontroerd, dat zij, toen zij mijnheer Bounderby na het ontbijt
-zijn hoed aangaf en toen juist met hem alleen in het voorhuis was, een
-kuischen kus op zijne hand drukte, de woorden, &bdquo;mijn
-weldoener!&rdquo; prevelde, en zich overstelpt van smart verwijderde.
-Evenwel is het een ontwijfelbaar feit, waarvan deze geschiedenis
-melding moet maken, dat vijf minuten nadat hij met denzelfden hoed het
-huis had verlaten, dezelfde afstammelinge der Scadgers&rsquo; en
-aanverwante der Powler&rsquo;s haar rechtermofje dreigend tegen zijn
-portret ophief, eene verachtelijke grimas tegen dat kunstwerk maakte en
-daarbij zeide: &bdquo;Het is uw verdiende loon, gij domkop, en ik ben
-er blij om.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby was nog niet lang vertrokken, toen
-Bitzer verscheen. Met den spoortrein, die gillend en ratelend over de
-bogen vloog door de woeste landstreek van gewezene en tegenwoordige
-kolenmijnen, was Bitzer met eene haastige boodschap van <span class=
-"ex">Stone Lodge</span> gekomen met een briefje namelijk, om Louisa te
-berichten dat hare moeder zeer ziek lag. Zij was, zoolang hare dochter
-heugde, nooit recht gezond geweest; maar in de laatste dagen was zij
-zeer verzwakt en in dien nacht zoo verminderd, dat zij thans werkelijk
-zoo nabij den dood scheen te zijn als zij zich dit zoovele jaren lang
-dagelijks had verbeeld.</p>
-<p class="par">Vergezeld door den kleurloozen kantoorlooper, door zijne
-bleekheid wel geschikt voor de rol van bode des doods, snorde Louisa
-naar <span class="ex">Coketown</span>. Binnen de berookte stad gekomen,
-liet zij haar bode vrijheid om zijn eigen weg te gaan en nam een
-rijtuig om haar naar haar ouderlijk huis te brengen.</p>
-<p class="par">Zij was sedert haar huwelijk zelden daar <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e4397" href="#xd21e4397" name=
-"xd21e4397">95</a>]</span>geweest. Haar vader was doorgaans in Londen
-aan het ziften van zijn parlementairen aschhoop (zonder dat men ooit
-vernam dat hij veel kostbaars daarin vond) en nu nog druk met dien
-arbeid bezig. Hare moeder had het altijd eenigszins als eene lastige
-stoornis opgenomen, wanneer hare dochter haar, terwijl zij op de sofa
-lag, kwam bezoeken; voor den omgang met kinderen gevoelde Louisa zich
-geheel ongeschikt; voor Sissy was zij nooit weder vriendelijk geworden
-sedert dien avond toen het kind van den armen kunstenmaker hare oogen
-had opgeslagen om de aanstaande vrouw van mijnheer Bounderby aan te
-zien. Er was niets dat haar uitlokte om het ouderlijke huis te
-bezoeken, en zij deed dit dus zelden.</p>
-<p class="par">Thans, nu zij het naderde, ontwaarde zij ook niets van
-dien gezegenden invloed, welken het ouderlijke huis in latere jaren nog
-kan blijven uitoefenen. De droomen der kindsheid met hunne
-hersenschimmen en fabelen, die de nog vergelegene wereld met zoovele
-schoone onmogelijkheden versieren&mdash;zoo heilzaam, dat men ze zich
-nog herinnert als men ze ontwassen is, want dan openen zij het hart
-weder voor zachte aandoeningen bij de gedachte, hoe kleine kinderen met
-reine handjes een bloemenhof planten in het midden der steenachtige
-wereld, waarin het voor alle kinderen van Adam goed zou zijn zich nog
-dikwijls, met eenvoudig geloof en zonder wereldsche wijsheid, te komen
-verlustigen&mdash;wat had zij met die droomen te doen? Herinneringen,
-hoe zij langs de betooverde paden eener hoop en verbeelding, die
-duizend onschuldige kleinen met haar deelden, tot het weinige dat zij
-wist gekomen was; hoe zij, door het zachte licht der fantasie tot het
-verstand gevoerd, dit eene weldadige godheid had bevonden, die andere
-even machtige goden naast zich plaats gunde, geen gruwelijken afgod,
-wreed en koud, die zijne slachtoffers aan handen en voeten laat boeien,
-en wiens reusachtige stomme gedaante, altijd voor zich starende zonder
-ooit iets te zien, nooit door iets te bewegen is dan door een hefboom
-van welberekende materieele kracht&mdash;wat had zij met zulke
-herinneringen te doen? Wat zij zich van het ouderlijke huis en hare
-kindsheid herinnerde, was het opdrogen van alle springbronnen en
-fonteinen, die in haar jeugdig hart opwelden. De levende wateren
-vloeiden daar niet meer. Zij vloeiden ter bevochtiging van het land,
-waar men druiven van doornen en vijgen van distelen plukt.</p>
-<p class="par">Zij ging met eene doffe smart in het hart, die haar
-veeleer verhardde dan verteederde, het huis en de kamer harer moeder
-binnen. Sedert haar vertrek had Sissy met de overigen van het gezin op
-gelijken voet geleefd. Sissy was bij hare moeder, en Jane, hare zuster,
-nu tien of twaalf jaren oud, was insgelijks in de kamer.</p>
-<p class="par">Men had veel moeite eer men mevrouw Gradgrind kon doen
-begrijpen, dat hare oudste dochter daar was. Zij lag, door kussens
-overeind gehouden, omdat zij dit zoo gewoon was, op eene sofa, zoo
-nabij mogelijk in hare gewone houding als men een zoo geheel hulpeloos
-wezen kon houden. Zij had volstrekt niet naar bed gebracht willen
-worden, omdat zij, als zij dit liet doen, nooit het eind ervan zou
-hooren<span class="corr" id="xd21e4405" title="Bron: ,">.</span></p>
-<p class="par">Hare zwakke stem klonk onder haar hoop omslagdoeken zoo
-uit de verte, en de klank eener andere stem, die haar aansprak, scheen
-zooveel tijd noodig te hebben om door die doeken tot hare ooren te
-komen, dat zij evengoed op den bodem van een put had kunnen liggen. De
-arme vrouw was inderdaad dichter bij de waarheid op den bodem van haar
-put, dan zij nog ooit geweest was, en dit had veel met de zaak te
-maken.</p>
-<p class="par">Toen men haar zeide, dat mevrouw Bounderby daar was,
-verstond zij dit maar half en antwoordde verkeerd, dat zij hem nooit
-bij dien naam had genoemd zoolang hij met Louisa getrouwd was; dat zij,
-terwijl zij zich bedacht op een naam, waartegen niet het een of ander
-was in te brengen, hem maar J. had genoemd, en dat zij, daar zij nog
-niets beters had gevonden, niet van dien regel kon afgaan. Louisa had
-reeds eene poos bij haar gezeten en verscheidene malen tegen haar
-gesproken, eer zij duidelijk begreep wie er was. Toen scheen zij er in
-eens op te komen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, melieve,&rdquo; zeide mevrouw Gradgrind,
-&bdquo;ik hoop dat het u wel naar uw zin gaat. Het was alles uw vaders
-bedrijf. Hij had er zijn hart op gesteld. En hij moest het
-weten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik wilde van u hooren, moeder, niet van mij
-zelve.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij wilt van mij hooren, melieve? Dat is waarlijk
-wel iets nieuws, dat iemand van mij hooren wil. Lang niet wel, Louisa.
-Heel flauw en duizelig.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hebt gij ergens pijn, lieve moeder?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik geloof wel dat er pijn ergens in de kamer
-is,&rdquo; antwoordde mevrouw Gradgrind, &bdquo;maar ik zou niet
-stellig kunnen zeggen dat ik ze heb.&rdquo;</p>
-<p class="par">Na dit zonderlinge gezegde bleef zij eenigen tijd stil
-liggen. Louisa, die hare hand vasthield, kon geen pols voelen; maar
-toen zij er een kus op drukte, zag zij een dun draadje levens in
-trillende beweging.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij ziet uwe zuster zeer zelden,&rdquo; zeide
-mevrouw Gradgrind. &bdquo;Zij begint veel naar u te gelijken. Gij moest
-haar eens aanzien. Sissy, breng haar hier.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het kind werd gehaald, gaf hare zuster de hand en bleef
-zoo staan. Louisa had haar met haar arm om Sissy&rsquo;s hals gezien en
-gevoelde het verschil dezer toenadering. <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e4429" href="#xd21e4429" name="xd21e4429">96</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Ziet gij de gelijkenis, Louisa?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, moeder. Ik vind wel dat zij naar mij gelijkt,
-maar...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;He? Ja, dat zeg ik ook altijd,&rdquo; riep
-<span class="corr" id="xd21e4436" title="Bron: mevroeg">mevrouw</span>
-Gradgrind met onverwachte vlugheid uit. &bdquo;En dat doet mij
-bedenken&mdash;ik moet u spreken, melieve. Sissy, goed meisje, laat ons
-een oogenblik alleen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa had hare hand losgelaten, had gedacht, dat het
-gezichtje harer zuster schooner en helderder was dan het hare ooit
-geweest was; had daarna, niet zonder eene opwelling van wrevel, zelfs
-daar en op dat oogenblik, iets gezien van de zachtheid die het andere
-gezichtje in de kamer eigen was&mdash;het lieve gezichtje met de
-oprechte, vertrouwelijke oogen, dat door het glanzige donkere haar nog
-bleeker scheen, dan het door droevig medelijden en nachtwaken was
-geworden.</p>
-<p class="par">Met hare moeder alleen gebleven, zag Louisa eene akelige
-kalmte op haar gelaat, gelijk die van een drenkeling wezen zou, die,
-zonder eenigen tegenstand meer te bieden, zich met den stroom liet
-wegdrijven. Zij bracht de uitgeteerde hand, slechts de schim eener
-hand, weder aan hare lippen, en poogde haar zoo tot bezinning te
-brengen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hadt mij willen spreken, moeder?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;He? O ja zeker, melieve. Gij weet wel, uw vader
-is tegenwoordig haast altijd weg, en ik moet er hem dus over
-schrijven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarover, moeder? Ontrust u maar niet.
-Waarover?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij moet nog wel weten, kind, dat ik, als ik ooit
-iets over iets zeide, er nooit het eind van hoorde, en dat ik dus al
-sedert lang nooit meer iets over iets gezegd heb.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hoor u wel, moeder.&rdquo; Maar het was alleen
-door laag te bukken en tegelijk oplettend naar de lippen der kranke te
-zien, dat zij zulke flauwe afgebrokene klanken tot eenigen samenhang
-kon brengen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt veel geleerd, Louisa, en uw broeder ook.
-Ologies van allerlei soort, van den ochtend tot den avond. Als er nog
-eene ologie over is, van wat soort ook, die hier in huis niet is
-afgezaagd, kan ik er niets meer van zeggen, dan dat ik hoop, dat ik ze
-nooit zal hooren noemen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik kan u wel hooren, moeder, als gij kracht hebt
-om voort te spreken.&rdquo; Dit diende slechts om haar te verhinderen
-nog verder af te dwalen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar er is toch iets&mdash;geen ologie, gansch
-niet&mdash;dat uw vader gemist of vergeten heeft, Louisa! Ik weet niet
-wat het is. Ik heb er dikwijls over gedacht, terwijl Sissy bij mij zat.
-Ik zal er nu wel niet meer opkomen. Maar uw vader misschien. Dat maakt
-mij zoo rusteloos. Ik wil hem schrijven, dat hij om &rsquo;s Hemels wil
-poogt te vinden wat het is. Geef mij eene pen, geef mij eene
-pen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zelfs het vermogen om rusteloos te zijn was verdwenen,
-behalve uit het arme hoofd, dat zich nog even heen en weder kon
-keeren.</p>
-<p class="par">Zij verbeeldde zich echter, dat er aan haar verzoek
-voldaan was en zij de pen, die zij niet had kunnen vasthouden, in de
-hand had. Het is van weinig belang, welke verwonderlijke figuren zonder
-beteekenis zij op haar dek begon te schrijven. Weldra hield hare hand
-te midden daarvan stil; het licht, dat altijd zoo flauw en zwak had
-gebrand, ging uit; zelfs mevrouw Gradgrind, uit die schaduw gekomen
-waarin de mensch wandelt en zich vruchteloos ontrust, verkreeg een
-voorkomen zoo statig en ontzagwekkend als dat van een der oude wijzen
-en patriarchen.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch26" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXVI.</h2>
-<h2 class="main">DE GROOTE TRAP.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Daar de zenuwen van mevrouw Sparsit zich slechts
-zeer langzaam herstelden, werd het verblijf dezer brave vrouw op het
-buiten van mijnheer Bounderby tot verscheidene weken gerekt, en in
-weerwil van hare zucht tot een streng en treurig kluizenaars-leven,
-schikte zij zich met eene edele grootheid van ziel naar de
-noodzakelijkheid, om zich als het ware in eene klaverweide te legeren
-en zich met het vette des lands de voeden. In dit geheele tijdperk der
-schorsing van hare verantwoordelijkheid als voogdes van het kantoor,
-bleef mevrouw Sparsit zich in haar gedrag zoo volkomen gelijk, dat zij
-in dit opzicht tot een voorbeeld kon gesteld worden; bij voortduring
-bewees zij mijnheer Bounderby in zijn gezicht zulk een medelijden als
-maar zelden iemand bewezen wordt, en bleef zij hem voor het
-geschilderde gezicht van zijn portret met de bitterste verachting een
-domkop noemen.</p>
-<p class="par">Nu mijnheer Bounderby eens was gewaar geworden, dat
-mevrouw Sparsit eene hoog begaafde vrouw moest wezen, om zoo te
-ontdekken dat hij niet naar verdienste werd gewaardeerd en in een of
-ander opzicht bitter teleurgesteld was (in welk opzicht had hij nog
-niet met zich zelven uitgemaakt) en verder dat Louisa zich zeker tegen
-haar zoo lang gerekt verblijf zou verklaard hebben, indien zijne
-grootheid had geduld, dat zij zich tegen iets verklaarde wat hij
-verkoos te doen, besloot hij, zijne vroegere huishoudster niet licht
-weder geheel uit het oog te verliezen. Toen zij dus hare zenuwen sterk
-genoeg voelde om weder in eenzaamheid bestellen te gaan eten, zeide
-hij, terwijl men daags voor haar vertrek aan tafel zat:</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal u eens wat zeggen, juffrouw. Gij
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e4475" href="#xd21e4475" name=
-"xd21e4475">97</a>]</span>moet, zoolang het mooi weer blijft, alle
-zaterdagen hier komen en tot maandag blijven.&rdquo;</p>
-<p class="par">En mevrouw Sparsit, hoewel zij niet tot de
-Mahomedaansche religie behoorde, antwoordde daarop met een duidelijk
-gebaar: &bdquo;Hooren is gehoorzamen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Nu had mevrouw Sparsit geene po&euml;tische verbeelding,
-maar toch kreeg zij een denkbeeld in het hoofd, dat veel van een
-allegorisch tafereel had. Haar gedurig bespionneeren van Louisa en het
-waarnemen van de ondoordringbare terughouding dezer jonge dame, moet
-haar vernuft gescherpt en haar eene soort van inspiratie hebben
-gegeven. Zij schiep in haar geest eene reusachtige trap, met een
-donkeren afgrond van schande en ongeluk aan den voet daarvan; en langs
-die trap zag zij van dag tot dag en van uur tot uur Louisa al verder en
-verder naar beneden dalen.</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e4482width"><img src="images/p097.jpg" alt=
-"&bdquo;IK BID U ALLEEN, MIJN GELIEFKOOSD KIND, GELOOF TOCH DAT IK GEDACHT HEB W&Egrave;L TE DOEN.&rdquo; (Blz. 107)."
-width="564" height="720">
-<p class="figureHead">&bdquo;IK BID U ALLEEN, MIJN GELIEFKOOSD KIND,
-GELOOF TOCH DAT IK GEDACHT HEB W&Egrave;L TE DOEN.&rdquo; (Blz.
-107).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">Het werd nu de hoofdzaak van haar leven naar die trap te
-staren en acht te geven hoe Louisa die afdaalde&mdash;somtijds langzaam
-en</p>
-<p class="par">somtijds snel, somtijds verscheidene treden op eens,
-somtijds stilstaande, maar nooit terugkeerende. Als zij ooit ware
-omgekeerd, had mevrouw Sparsit het van spijt en kwaadheid kunnen
-besterven.</p>
-<p class="par">Tot aan dien dag en zelfs op dien dag, toen mijnheer
-Bounderby de bovengemelde wekelijksche noodiging uitvaardigde, was
-Louisa steeds <span class="pagenum">[<a id="xd21e4492" href=
-"#xd21e4492" name="xd21e4492">98</a>]</span>lager en lager afgedaald;
-en mevrouw Sparsit was dus zeer opgeruimd en had lust tot een gezellig
-praatje.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ei, mijnheer,&rdquo; zeide zij, &bdquo;als ik het
-wagen mag iets te vragen aangaande eene zaak waarover gij het
-stilzwijgen schijnt te bewaren&mdash;en dat zou ik waarlijk haast niet
-durven, want ik weet wel, dat gij eene reden hebt voor al wat gij
-doet&mdash;hebt gij ook al nadere inlichtingen aangaande dien diefstal
-gekregen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, juffrouw, nog niet. Onder de bestaande
-omstandigheden had ik het ook nog niet verwacht. <span class=
-"ex">Rome</span> is niet op &eacute;&eacute;n dag gebouwd,
-juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel waar, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw
-Sparsit, haar hoofd schuddende.</p>
-<p class="par">&bdquo;En niet in &eacute;&eacute;ne week,
-juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, waarlijk niet, mijnheer,&rdquo; antwoordde
-mevrouw Sparsit op een droevigen toon.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dus kan ik ook wel wachten, weet ge,&rdquo;
-hervatte Bounderby. &bdquo;Als Romulus en Remus konden wachten, kan
-Josiah Bounderby ook wel wachten. Zij waren er evenwel in hunne jeugd
-beter aan toe dan ik. Zij hadden eene wolvin tot voedster; ik had maar
-eene wolvin tot grootmoeder. En zij gaf geene melk; zij gaf stompen en
-stooten. In dat opzicht stond ze met de beste koe gelijk.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ach!&rdquo; zuchtte mevrouw Sparsit en
-huiverde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, juffrouw,&rdquo; vervolgde Bounderby,
-&bdquo;ik heb er nog niets meer van gehoord. Maar het blijft
-onderhanden; en de jonge Tom, die tegenwoordig tamelijk wel op zijne
-zaken past&mdash;dat is iets nieuws voor hem; hij is niet zoo
-gedresseerd als ik&mdash;helpt daaraan mee. Ik zeg maar, houd het stil
-en laat het schijnen als ware het overgewaaid. Doe wat gij wilt onder
-de roos, maar laat niet blijken waar gij het op toelegt, of honderd van
-dat volk zullen zich combineeren en dien kerel, die zich te zoek heeft
-gemaakt, geheel buiten bereik helpen. Houd het stil en de dieven zullen
-langzamerhand brutaal worden, en zoo zullen wij hen krijgen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeer schrander overlegd, mijnheer,&rdquo; zeide
-mevrouw Sparsit, &bdquo;en zeer interessant. De oude vrouw, van wie gij
-gesproken hebt, mijnheer...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;De oude vrouw, van wie ik gesproken heb,
-juffrouw,&rdquo; viel Bounderby er op in, de zaak kort afbrekende, daar
-zij geene gelegenheid gaf om te snoeven, &bdquo;is nog niet gepakt,
-maar zij mag er wel op zweren dat zij het zal worden, als dat zulk eene
-kwaadaardige heks eenig pleizier doet. Ondertusschen, juffrouw, ben ik
-van gevoelen, als gij naar mijn gevoelen vraagt, dat het best is maar
-zoo weinig mogelijk van haar te spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Dienzelfden avond zat mevrouw Sparsit, nadat zij haar
-goed had gepakt, voor het venster harer kamer van haar arbeid uit te
-rusten en zag Louisa steeds lager en lager afdalen.</p>
-<p class="par">Deze zat bij mijnheer Harthouse in een pri&euml;eltje in
-den tuin. Hij stond, terwijl zij te zamen fluisterden, zoo laag over
-haar heen gebukt, dat zijn gezicht bijna hare haren aanraakte.
-&bdquo;Zoo het dat niet werkelijk doet!&rdquo; zeide mevrouw Sparsit,
-terwijl zij hare valkenoogen zooveel mogelijk inspande. Zij zat te ver
-af om een woord van hun gesprek te hooren, of zelfs te kunnen weten,
-dat zij zacht met elkander spraken, als zij het niet aan de beweging
-hunner lippen had gezien; maar wat zij zeiden, was dit:</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij herinnert u dien man wel, mijnheer
-Harthouse?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O ja, volkomen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zijn gezicht, zijne manieren en wat hij
-zeide?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Volkomen, en ik vond hem een schrikkelijk
-vervelend personage. Zoo langdradig en temerig als maar mogelijk was.
-Het was heel slim van hem zoo te declameeren alsof hij de nederige
-deugd in eigen persoon was; maar ik verzeker u, ik dacht toen al bij
-mij zelven: &bdquo;Goede man, gij overdrijft uwe rol.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is mij zeer moeielijk geweest van dien man
-kwaad te denken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Lieve Louisa&mdash;gelijk Tom zegt,&rdquo; (hij
-zeide dit nooit) &bdquo;gij weet toch geen goed van den man?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, dat zeker niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Of van een van die lieden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe kan ik,&rdquo; antwoordde zij, met meer van
-haar vroegeren toon dan hij in den laatsten tijd bij haar had
-waargenomen, &bdquo;als ik geheel niets van hen weet?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarde mevrouw Bounderby, wees dan zoo goed om
-naar de onderdanige meening van uw getrouwen vriend te luisteren, die
-wel iets van de verschillende vari&euml;teiten zijner brave
-medemenschen weet&mdash;want braaf zijn zij, daaraan twijfel ik niet,
-in spijt van hunne kleine zwakheden, bijv. die van altijd te nemen wat
-zij maar kunnen krijgen. Die man praat. Welnu, iedereen praat. Dat hij
-zich voor zoo gemoedelijk uitgeeft, verdient slechts daarom een
-oogenblik in aanmerking te worden genomen, omdat het eene zeer
-verdachte omstandigheid is. Alle soorten van bedriegers geven zich voor
-gemoedelijk uit, zij mogen in het huis der gemeente of het huis van
-correctie zitten, behalve onze lieden, en dat is juist de uitzondering,
-die onze lieden zoo onderhoudend maakt. Gij hebt de zaak gezien en
-gehoord. Het was een gemeen man, buitengewoon kort gehouden door mijn
-hooggeachten vriend, mijnheer Bounderby&mdash;die, gelijk wij weten,
-niet in het bezit is van die kieschheid, welke hem zijn forschen greep
-eenigszins zou leeren verzachten. De gemeene man was gekrenkt,
-verbitterd, gaat brommend de deur uit, ontmoet iemand, die hem
-voorstelt om op eene of andere manier aan het karreweitje in het
-kantoor deel te nemen, <span class="pagenum">[<a id="xd21e4543" href=
-"#xd21e4543" name="xd21e4543">99</a>]</span>doet mede, steekt iets in
-zijn zak, die eerst leeg was, en gevoelt zijn gemoed buitengemeen
-verlicht. Hij zou inderdaad een ongemeen, in plaats van een gemeen man
-zijn geweest, als hij zulk eene gelegenheid niet had waargenomen. Of
-hij mag die ook geheel en al zelf uitgevonden hebben, als hij daartoe
-knap genoeg was. Even waarschijnlijk!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is mij bijna alsof ik er kwaad aan
-doe,&rdquo; antwoordde Louisa, nadat zij eene poos had zitten peinzen,
-&bdquo;dat ik zoo gereed ben u toe te stemmen wat gij daar zegt en dat
-ik mijn hart daardoor zoo verlicht gevoel.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zeg maar wat redelijk is en niets meer. Ik heb
-er meer dan eens met mijn vriend Tom over gepraat&mdash;ik blijf
-natuurlijk op den vertrouwelijksten voet met Tom&mdash;en hij is
-volkomen van mijn gevoelen, en ik van het zijne. Wilt gij eens
-wandelen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij dwaalden door de lanen om, die reeds door de
-schemering verdonkerd werden. Zij leunde op zijn arm, en weinig dacht
-zij, hoe zij de trap van mevrouw Sparsit al verder en verder
-afdaalde.</p>
-<p class="par">Nacht en dag hield mevrouw Sparsit die trap in het oog.
-Wanneer Louisa aan den voet gekomen en in den afgrond verdwenen was,
-mocht zij instorten en op haar nedervallen, maar tot zoolang moest zij
-daar blijven staan, als een onwankelbaar gebouw voor mevrouw
-Sparsit&rsquo;s oogen. En altijd zag zij Louisa daarop, telkens al
-verder en verder afdalende.</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit zag James Harthouse komen en gaan, zij
-hoorde van hem hier en daar; zij zag de veranderingen in het gezichtje,
-dat hij bestudeerd had; ook zij merkte met de uiterste nauwkeurigheid
-op, wanneer en hoe liet bewolkte, wanneer en hoe het ophelderde; zij
-hield hare zwarte oogen wijd open, zonder eenigen zweem van mededoogen,
-zonder eenigen zweem van leedwezen, geheel in het belangrijke
-schouwspel verdiept, van haar, zonder dat eenige hand haar stuitte, al
-nader en nader bij den voet van deze nieuwe Reuzentrap te zien
-komen.</p>
-<p class="par">Met al hare eerbiedige gehechtheid aan mijnheer
-Bounderby, wel te onderscheiden van zijn portret, had mevrouw Sparsit
-niet het geringste voornemen, om die afdaling te stuiten. Gretig om die
-volbracht te zien, en toch geduldig, wachtte zij naar den laatsten val,
-als naar de rijpheid en volheid van den oogst harer hoop. Met stille
-aandacht hield zij haar bespiedenden blik op de trap gevestigd, en
-slechts zelden schudde zij haar dreigend rechtermofje, met hare vuist
-er in, tegen de nederdalende gedaante.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch27" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXVII.</h2>
-<h2 class="main">AL LAGER EN LAGER.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">De gedaante daalde de groote trap af, steeds lager
-en lager aangetrokken, naar het scheen, gelijk een zwaar gewicht in
-diep water, door den zwarten afgrond beneden.</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind onderricht van het overlijden zijner
-vrouw, kwam van <span class="ex">Londen</span> over en begroef haar
-naar behooren. Daarna keerde hij met allen spoed naar de nationale
-aschbelt terug en ging weder aan het ziften, om de nesterijen, die hij
-zocht, er uit te halen, en andere lieden, die andere nesterijen
-zochten, het stof in de oogen te strooien&mdash;kortom, begaf zich
-weder aan de vervulling zijner parlementaire plichten.</p>
-<p class="par">Ondertusschen hield mevrouw Sparsit onvermoeid de wacht.
-Hoewel zij de geheele week door zoo ver van hare trap verwijderd was,
-als de geheele lengte van den spoorweg tusschen <span class=
-"ex">Coketown</span> en het buitengoed bedroeg, bleef zij toch door
-haar man, door haar broeder, door James Harthouse, door het adres van
-brieven en pakjes, door alles wat nu en dan naar de trap ging, eene
-katachtige waakzaamheid over Louisa uitoefenen. &bdquo;Uw voet op de
-laatste trede, mevrouwtje,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit, de
-nederdalende gedaante aansprekende en met haar mofje dreigende,
-&bdquo;en al uwe kunsten zullen mij niet verblinden.&rdquo;</p>
-<p class="par">Doch het mocht kunst of natuurlijke aanleg zijn&mdash;de
-oorspronkelijke aard van Louisa&rsquo;s karakter, of de wijziging welke
-de omstandigheden daaraan hadden gegeven&mdash;hare zonderlinge
-achterhoudendheid stelde toch mevrouw Sparsit met al hare schranderheid
-teleur, terwijl hare nieuwsgierigheid daardoor nog te meer werd
-geprikkeld. Er waren dagen wanneer zelfs James Harthouse niet zeker van
-haar was. Er waren dagen, wanneer hij het gezichtje, dat hij zoo lang
-had bestudeerd, niet lezen kon, en die eenzame jonge vrouw een
-geheimzinniger raadsel voor hem was, dan eenige vrouw uit de groote
-wereld, door een kring van satellieten bijgestaan.</p>
-<p class="par">Zoo verliep de tijd, tot het gebeurde dat mijnheer
-Bounderby van huis werd geroepen door zaken, die voor drie of vier
-dagen zijne tegenwoordigheid elders vorderden. Het was op een vrijdag
-dat hij dit aan mevrouw Sparsit op het kantoor mededeelde, en
-erbijvoegde: &bdquo;Maar gij gaat morgen toch maar eveneens naar
-buiten, juffrouw. Gij gaat maar even alsof ik er ware. Dat zal geen
-verschil voor u maken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit,
-&bdquo;laat ik u mogen verzoeken om dat niet te zeggen. Uwe afwezigheid
-zal een groot verschil <span class="pagenum">[<a id="xd21e4582" href=
-"#xd21e4582" name="xd21e4582">100</a>]</span>voor mij maken, mijnheer,
-gelijk ik denk dat gij zeer wel weet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, juffrouw, dan moet gij het in mijne
-afwezigheid maar zoo goed maken als gij kunt,&rdquo; zeide Bounderby
-lang niet misnoegd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer Bounderby,&rdquo; hervatte mevrouw
-Sparsit, &bdquo;uw wil is mij een wet; anders zou ik wel genegen zijn
-mij tegen uw vriendelijk bevel te verzetten, daar ik mij niet zeker
-acht, of mijne komst wel zoo aangenaam voor Miss Gradgrind zal wezen,
-als zij voor uwe eigene milde gastvrijheid altijd geweest is. Maar ik
-zal er niets meer van zeggen, mijnheer. Op uwe uitnoodiging zal ik
-gaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, juffrouw,&rdquo; zeide Bounderby, met wijd
-geopende oogen, &bdquo;als ik u bij mij aan huis noodig, zou ik toch
-denken, dat gij geene andere uitnoodiging behoeft.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, waarlijk niet, mijnheer,&rdquo; antwoordde
-mevrouw Sparsit, &bdquo;ik zou ook wel denken van neen. Zeg niets meer,
-mijnheer. Ik wenschte maar, dat ik u weder vroolijk kon
-zien.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat meent ge, juffrouw?&rdquo; viel Bounderby
-uit.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer,&rdquo; antwoordde zij, &bdquo;gij
-placht eene levendigheid van geest te hebben, die ik nu met leedwezen
-mis. Gij moest u wat opbeuren, mijnheer!&rdquo;</p>
-<p class="par">Op dezen raad door een medelijdenden blik aangedrongen,
-wist mijnheer Bounderby niets anders te doen dan op eene flauwe,
-belachelijke manier zijn hoofd te krabben, en naderhand zijn gevoel van
-eigenwaarde te handhaven, door den geheelen ochtend tegen alle
-ondergeschikten, die hem in den weg kwamen, uit te bulderen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Bitzer,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit dien
-namiddag, toen haar patroon zijne reis had aanvaard, eer het kantoor
-gesloten werd, &bdquo;ga eens mijn compliment doen aan den jongen heer
-Thomas, en vraag hem of hij wil bovenkomen en eene lamskarbonade met
-een glas oude ale gebruiken?&rdquo;</p>
-<p class="par">De jongeheer Thomas, die doorgaans voor zoo iets te
-vinden was, liet een gunstig antwoord terugbrengen en volgde dit zelf
-op de hielen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer Thomas,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit,
-&bdquo;daar ik deze kleinigheid juist op tafel had, dacht ik dat ge
-misschien trek zoudt hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zeker, dank je wel, mevrouw Sparsit,&rdquo;
-antwoordde de hondsvot, en ging met sombere gretigheid aan het
-eten.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe vaart mijnheer Harthouse, mijnheer
-Tom?&rdquo; vroeg mevrouw Sparsit.</p>
-<p class="par">&bdquo;O, heel wel,&rdquo; antwoordde Tom.</p>
-<p class="par">&bdquo;Waar zou hij tegenwoordig zijn?&rdquo; vroeg
-mevrouw Sparsit, op een toon alsof zij maar een gezellig praatje zocht,
-nadat zij bij zich zelve den hondsvot, om zijn gebrek aan
-spraakzaamheid, aan de Furi&euml;n had gewijd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij is in <span class="ex">Yorkshire</span> aan
-het jagen,&rdquo; antwoordde Tom. &bdquo;Hij heeft Louisa gisteren eene
-mand met wild gezonden zoo groot als eene halve kerk.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij is juist iemand,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit
-zeer vriendelijk, &bdquo;van wien men wel zou durven wedden dat hij een
-knap schutter moest wezen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Duivelsch knap,&rdquo; zeide Tom.</p>
-<p class="par">Sedert langen tijd was Tom gewoon meestal voor zich op
-den grond te kijken, maar sedert kort was deze gewoonte zoozeer
-toegenomen, dat hij nooit meer iemand drie seconden lang in het gezicht
-zag. Mevrouw Sparsit had dus ruim gelegenheid om zijn uitzicht waar te
-nemen, indien zij daartoe genegen was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik vind mijnheer Harthouse een heel pleizierig
-man,&rdquo; zeide zij, &bdquo;gelijk ook inderdaad de meeste menschen
-hem vinden. Zouden wij mogen hopen hem binnenkort hier te zien,
-Tom?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, ik denk hem morgen te zien,&rdquo;
-antwoordde de hondsvot.</p>
-<p class="par">&bdquo;Goed nieuws!&rdquo; zeide mevrouw Sparsit zeer
-zoetsappig.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb afspraak met hem gemaakt, om hem tegen den
-avond hier aan het station op te wachten,&rdquo; hervatte Tom,
-&bdquo;en zal dan met hem gaan dineeren, geloof ik. Hij zal nog in
-geene week op het buiten komen, want hij is ergens anders gevraagd. Hij
-zegt zoo ten minste, maar het zou mij niet verwonderen als hij zondag
-hier overbleef en dan eens naar buiten ging.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat doet mij ergens aan denken,&rdquo; zeide
-mevrouw Sparsit. &bdquo;Zoudt gij eene boodschap aan uwe zuster kunnen
-onthouden, mijnheer Tom, als ik er een meegaf?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, ik zal het probeeren,&rdquo; antwoordde de
-onwillige hondsvot, <span class="corr" id="xd21e4637" title=
-"Niet in bron">&bdquo;</span>als de boodschap niet te lang
-is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is alleen mijn eerbiedig compliment,&rdquo;
-hervatte mevrouw Sparsit, &bdquo;en dat ik vrees dat ik haar deze week
-niet met mijn gezelschap zal lastig vallen, daar ik nog wat zenuwachtig
-ben en misschien beter in mijne eenzaamheid blijf.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, als dat alles is,&rdquo; merkte Tom aan,
-&bdquo;zou het er niet veel op aan komen, al vergat ik het, want als
-Louisa u niet ziet, zal zij waarschijnlijk niet eens aan u
-denken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Nadat hij zijn onthaal met dit vleiende compliment had
-betaald, verzonk hij weder in zijne norsche stilte, tot de gebottelde
-ale op was, en toen zeide hij: &bdquo;Wel, mevrouw Sparsit, nu moet ik
-voort.&rdquo; En daarmede vertrok hij.</p>
-<p class="par">Den volgenden dag, zaterdag, zat mevrouw Sparsit den
-geheelen dag voor haar venster naar de beweging op straat te kijken,
-inzonderheid acht gevende op de brievenbestellers en allen die het
-kantoor uit- en ingingen, terwijl zij ondertusschen hare gedachten over
-allerlei dingen liet gaan, maar hare aandacht <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e4649" href="#xd21e4649" name=
-"xd21e4649">101</a>]</span>vooral op de trap gevestigd hield. Toen de
-avond naderde, zette zij haar hoed op, sloeg haar doek om, en ging stil
-uit, daar zij hare redenen had om, zich zooveel mogelijk
-schuilhoudende, om het station heen te dwalen, waar een passagier uit
-<span class="ex">Yorkshire</span> zou aankomen, en liever achter een
-pilaar, uit een hoekje of uit het venster eener dames-wachtkamer te
-gluren, dan zich openlijk daar te laten zien.</p>
-<p class="par">Tom was op zijn post en bleef heen en weder kuieren tot
-de verwachte trein aankwam. Deze bracht geen mijnheer Harthouse mede.
-Tom wachtte tot de menigte zich verstrooid had en het gewoel voorbij
-was, bekeek toen de aangeplakte lijst der treinen en raadpleegde de
-kruiers; en dit gedaan hebbende, stapte hij dralend heen, bleef nu en
-dan op straat staan om heen en weer te kijken, nam zijn hoed af en
-zette dien weder op, geeuwde en rekte zich uit, en vertoonde al de
-verschijnselen van doodelijke verveling, welke men van iemand
-verwachten kon, die nog moest blijven rondslenteren tot de volgende
-trein over een uur en veertig minuten zou aankomen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dit is een streek om hem uit den weg te
-houden,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit, van het doffe kantoorvenstertje
-opstaande, waarvoor zij het laatst had wacht gehouden.</p>
-<p class="par">Deze gedachte was eene ingeving, en zij snelde heen om
-die ingeving te volgen. Het station van den spoorweg, die naar het
-buiten voerde, was aan het andere eind der stad; de tijd was kort, de
-weg niet gemakkelijk; maar zij was zoo vlug om eene nog ledige koets in
-beslag te nemen, er weder uit te springen, haar geld te passen, haar
-plaatsbriefje te grijpen en een rijtuig van den trein binnen te
-stommelen, dat zij over de bogen door het land van gewezene en
-tegenwoordige kolenmijnen vloog, alsof zij door eene wolk opgenomen en
-weggevoerd was.</p>
-<p class="par">Zoolang de reis duurde, ontwaarde zij onbeweeglijk in de
-lucht, maar toch nooit verflauwende, ja, even duidelijk voor de scherpe
-oogen van haar geest als de electrieke draden, welke de avondlucht als
-een kolossale strook muziekpapier linieerden, voor de oogen van haar
-lichaam zichtbaar waren, hare trap en de afdalende gedaante&mdash;thans
-zeer dicht bij den voet, op den rand van den afgrond.</p>
-<p class="par">Een betrokken September-avond zag, juist bij het vallen
-van den nacht, onder zijne half gelokene oogleden, mevrouw Sparsit uit
-haar rijtuig stappen; de houten trap van het kleine station af- en den
-puinweg opgaan, een laantje inslaan en tusschen de takken en bladeren
-van het zomerloof verdwijnen. Een of twee nog laat wakkere vogeltjes,
-die slaperig in hun nestje zaten te tjilpen, eene vleermuis, die met
-logge vlucht om haar heen fladderde, en het schoffelen van haar eigen
-tred in het dikke stof, dat op het gevoel naar fluweel geleek, waren al
-wat mevrouw Sparsit hoorde of zag, totdat zij zeer zacht een hek achter
-zich sloot.</p>
-<p class="par">Zij sloeg den weg naar het huis in, tusschen het
-heesterplantsoen blijvende en ging er omheen, om door de vensters der
-benedenverdieping binnen te kijken. De meesten daarvan stonden open,
-gelijk met zulk warm weder doorgaans het geval was, maar er was nog
-geen licht en alles was stil. Zij doorzocht den tuin met geen beter
-gevolg. Toen dacht zij aan het bosch, en sloop daarheen zonder zich aan
-het lange gras en struiken, of aan de wormen, slakken en allerlei
-andere kruipende dingen te storen. Met hare donkere oogen en haar
-haakneus voorzichtig vooruit, drong zij behoedzaam door de dichte
-struweelen, zoo geheel vervuld van haar doel, dat zij waarschijnlijk
-eveneens zou gedaan hebben al ware het bosch vol adders geweest.</p>
-<p class="par">Luister!</p>
-<p class="par">De vogeltjes hadden wel uit hunne nestjes kunnen
-tuimelen, betooverd door het glinsteren van mevrouw Sparsit&rsquo;s
-oogen in de duisternis, toen zij bleef stilstaan om te luisteren.</p>
-<p class="par">Zachte stemmen dichtbij. Zijne stem en de hare. De
-afspraak om hem op te wachten was dus inderdaad eene list om den
-broeder weg te houden! Daar ginds waren zij, bij dien gevelden
-boom!</p>
-<p class="par">Laag bukkende tusschen het bedauwde gras, kroop mevrouw
-Sparsit dichter naar hen toe. Zij richtte zich op en bleef achter een
-boom staan, gelijk Robinson Cruso&euml; in zijne hinderlaag tegen de
-wilden; zoo dichtbij, dat zij met een sprong, en dat geen grooten,
-beiden had kunnen aanraken. Hij was daar heimelijk gekomen en had zich
-niet aan huis vertoond. Hij was te paard gekomen, en moest door de
-naburige velden zijn gereden, want zijn paard was op weinige schreden
-afstands buiten aan het staketsel gebonden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijn liefste lief,&rdquo; zeide hij, &bdquo;wat
-kon ik doen? Toen ik wist dat gij alleen waart, was het toen mogelijk
-dat ik kon wegblijven?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, gij moogt uw hoofd wel laten hangen om u meer
-aantrekkelijk te maken; ik weet niet wat zij aan u zien als gij het
-ophoudt,&rdquo; dacht mevrouw Sparsit, &bdquo;maar gij denkt weinig,
-mijn liefste lief, wie u in het oog houdt!&rdquo;</p>
-<p class="par">Dat zij haar hoofd liet hangen, was zeker. Zij drong hem
-om heen te gaan; zij beval hem heen te gaan; maar zij keerde haar
-gezicht niet naar hem toe, hief het zelfs niet op. En toch was het
-opmerkelijk, dat zij zoo stil zat als de goede vrouw in de hinderlaag
-haar ooit had zien zitten. Hare handen lagen in elkander, gelijk de
-handen van een steenen beeld; en zelfs hare manier van spreken was niet
-haastig. <span class="pagenum">[<a id="xd21e4681" href="#xd21e4681"
-name="xd21e4681">102</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Kindlief,&rdquo; zeide Harthouse (mevrouw Sparsit
-zag met verrukking, dat hij zijn arm om haar heen sloeg), &bdquo;wilt
-ge dan mijn gezelschap niet een kort poosje dulden?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hier niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waar dan, Louisa?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hier niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar wij hebben zoo weinig tijd om ons ten nutte
-te maken, en ik ben zoo ver gekomen, en ben zoo onrustig en verlangend.
-Nooit werd een slaaf, zoo getrouw en onderdanig, zoo door zijne
-meesteres mishandeld. Uwe vroolijke welkomst te verwachten, die mij
-levenswarmte heeft gegeven, en zulk eene ijskoude ontvangst te vinden,
-is hartverscheurend.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Moet ik nog eens zeggen, dat ik hier alleen
-gelaten moet worden?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar wij moeten elkander wederzien, dierbare
-Louisa. Waar zullen wij elkander spreken?&rdquo;</p>
-<p class="par">Beiden schrikten. De luisteraarster schrikte insgelijks,
-want zij dacht, dat er nog iemand anders tusschen de boomen stond te
-luisteren. Het was slechts de regen, die met zware droppels begon te
-vallen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zal ik zoo straks naar het huis rijden, in de
-eenvoudige meening, dat de meester thuis en verheugd zal zijn mij te
-zien?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Uwe wreede bevelen moeten onvoorwaardelijk
-gehoorzaamd worden; hoewel ik, naar mij dunkt, de ongelukkigste man van
-de wereld ben, dat ik voor alle andere vrouwen ongevoelig ben gebleven,
-en eindelijk neergevallen ben voor en onder den voet van de schoonste,
-de innemendste en de heerschzuchtigste van allen. Dierbare Louisa, ik
-kan niet heengaan, of u laten gaan, terwijl gij uwe macht zoo
-onbarmhartig misbruikt.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit zag hoe hij haar met den arm, die haar
-omringde, vasthield, en hoorde hoe hij voor hare (mevrouw
-Sparsit&rsquo;s) gretig luisterende ooren verklaarde dat hij haar
-beminde, en dat zij de prijs was, waarvoor hij vurig verlangde al wat
-hij op de wereld bezat en het leven hem aanbood te verspelen. Het doel,
-waarnaar hij in den jongsten tijd had gestreefd, verloor, bij haar
-vergeleken, alle waarde; de zegepraal, die bijna in zijn bereik was,
-wierp hij om harentwil als eene ellendige beuzeling weg. Evenwel, dat
-doel te vervolgen, als het hem in hare nabijheid hield, of er van af te
-zien als het hem van haar verwijderde, of de vlucht, wanneer zij daarin
-deelde, of geheimhouding, wanneer zij hem die gebood, of welk lot het
-ook wezen mocht, alles was hem onverschillig, als zij hem maar trouw
-bleef&mdash;den man, die gezien had hoe eenzaam zij was en hoe weinig
-gewaardeerd, wien zij bij hunne eerste ontmoeting eene bewondering en
-belangstelling inboezemde, waartoe hij zich zelven buiten staat had
-geacht, wien zij in haar vertrouwen had genomen, die geheel aan haar
-was toegewijd en haar aanbad. Dit alles en meer, haastig en zacht
-gesproken, hoorde mevrouw Sparsit aan in de bedwelming harer bevredigde
-boosheid, onder den indruk der vrees van ontdekt te worden, en onder
-het toenemende gedruisch van den regen tusschen het gebladerte en van
-eene naderende onweersbui; en zoo verward en onduidelijk moest alles
-daardoor voor haar worden, dat zij, toen hij eindelijk het staketsel
-overklom en zijn paard aan de hand heenleidde, niet zeker wist waar zij
-elkander zouden opwachten of wanneer, behalve dat hij gezegd had dat
-het dien nacht zou zijn.</p>
-<p class="par">Doch een van hen bleef nog binnen haar bereik in de
-duisternis, en zoolang zij deze in het oog hield, moest zij op den
-rechten weg zijn. &bdquo;O mijn liefste lief,&rdquo; dacht mevrouw
-Sparsit, &bdquo;weinig denkt gij hoe goed er op u gepast
-wordt.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit volgde haar het bosch uit en zag haar
-het huis binnengaan. Wat verder te doen? Het stortregende nu. Mevrouw
-Sparsit&rsquo;s witte kousen hadden allerlei kleuren aangenomen,
-waaronder het groen den boventoon had; er waren stekelige dingen in
-hare schoenen geraakt; rupsen hingen in hangmatten van eigen maaksel
-aan verschillende deelen harer kleeding te wiegelen; beekjes liepen
-langs haar hoed en haar Romeinschen neus af. In zulk een toestand stond
-mevrouw Sparsit in het dichtst van het heesterplantsoen verborgen en
-overwoog wat nu te doen.</p>
-<p class="par">Zie, daar komt Louisa het huis uit. Haastig, in een
-mantel gewikkeld, sluipt zij heen. Zij neemt met haar minnaar de
-vlucht! Zij valt van de laagste trede en wordt door den afgrond
-verzwolgen!</p>
-<p class="par">Onverschillig voor den regen en met snelle en vaste
-schreden voorstappende, sloeg zij een zijpad in, dat evenwijdig met de
-oprijlaan liep. Mevrouw Sparsit volgde haar tusschen het geboomte op
-zeer korten afstand; want het was niet gemakkelijk eene gedaante, die
-zich snel door de beschaduwde duisternis bewoog, in het oog te
-houden.</p>
-<p class="par">Toen zij bleef stilstaan om het zijhekje zonder gerucht
-te sluiten, stond mevrouw Sparsit ook stil. Toen zij weder voortstapte,
-stapte mevrouw Sparsit insgelijks voort. Louisa volgde den weg, dien
-mevrouw Sparsit gekomen was, ging het groene laantje door, den puinweg
-over en de houten trap van het station op. Een trein naar <span class=
-"ex">Coketown</span> zou spoedig voorbijkomen, dit wist mevrouw
-Sparsit, en zij begreep dus, dat <span class="ex">Coketown</span> hare
-eerste plaats van bestemming was.</p>
-<p class="par">Druipnat en gehavend als zij was, behoefde mevrouw
-Sparsit geene uitgebreide voorzorgen aan te wenden om haar gewoon
-voorkomen te veranderen; maar zij bleef toch bij den muur van het
-station in de schaduw staan, trok haar <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e4726" href="#xd21e4726" name="xd21e4726">103</a>]</span>doek op
-eene vreemde manier over hare schouders en sloeg hem over haar hoed.
-Zoo vermomd, was zij niet bevreesd herkend te zullen worden, toen zij
-insgelijks de houten trap opging en in het kantoortje haar geld
-betaalde. Louisa bleef in een hoek zitten wachten, mevrouw Sparsit in
-een anderen hoek. Beiden luisterden naar de zware donderslagen en naar
-den regen, die over het dak stroomde en kletterend over de goten
-stortte. Twee of drie lantarens waren uitgeregend en uitgewaaid, en zoo
-konden beiden den bliksem, die over de ijzeren sporen heen en weder
-speelde, zeer voordeelig zien uitkomen.</p>
-<p class="par">Het trillen van het station, langzamerhand in een
-dreunend schokken overgaande, kondigde de nadering van den trein aan.
-Vuur, stoom, rook en rood licht; een gesis, een gekraak, een klokgelui
-en een gillend fluiten; Louisa stapte in een rijtuig, mevrouw Sparsit
-in een ander, en het kleine station was weder eene eenzame plek in den
-donderstorm.</p>
-<p class="par">Hoewel de vochtige koude haar deed klappertanden,
-verheugde mevrouw Sparsit zich bovenmate. De gedaante was van de
-steilte afgestort, en zij hield als het ware de wacht bij het lijk. Kon
-zij, die zoo werkzaam was geweest om een statelijke begrafenis aan te
-leggen, minder doen dan inwendig juichen? &bdquo;Zij zal lang
-v&oacute;&oacute;r hem te <span class="ex">Coketown</span> zijn,&rdquo;
-dacht mevrouw Sparsit, &bdquo;al heeft hij nog zulk een goed paard.
-Waar zal zij hem wachten? Geduld. Wij zullen zien.&rdquo;</p>
-<p class="par">De geweldige regen veroorzaakte eene geduchte
-verwarring, toen de trein op de plaats zijner bestemming stilhield.
-Goten en waterpijpen waren gebarsten, riolen waren overgeloopen en
-straten stonden onder water. Terwijl zij afstapte, richtte mevrouw
-Sparsit hare verbijsterde oogen naar de wachtende koetsen, waarvan men
-zich om strijd meester wilde maken. &bdquo;Zij zal in een daarvan
-stappen,&rdquo; dacht zij, &bdquo;en voort zijn eer ik haar met eene
-andere kan narijden. Al zou ik overreden worden, ik moet het nommer
-zien en hooren wat zij tegen den koetsier zegt.&rdquo;</p>
-<p class="par">Doch mevrouw Sparsit maakte eene verkeerde berekening.
-Louisa stapte niet in eene koets en was reeds weg. De zwarte oogen, die
-het spoorrijtuig, waarmede zij gekomen was, bewaakten, hadden zich een
-oogenblik te laat daarop gevestigd. Daar het portier na verloop van
-verscheidene minuten niet geopend werd, ging mevrouw Sparsit het een
-paar malen voorbij, zag niets, keek binnen en vond het ledig. Door en
-door nat<span class="corr" id="xd21e4739" title="Bron: .">,</span>
-terwijl het water met elken stap, dien zij deed, uit hare doorweekte
-schoenen spoot, en de regen nog steeds hare classieke trekken bleef
-bekletteren; met een hoed, die naar eene onrijpe vijg geleek; met al
-hare kleederen bedorven; met vochtige indrukselen van elken knoop,
-ieder bandje, elk haakje en oogje op haar aanzienlijk geparenteerden
-rug; met een schimmelig groen, gelijk zich op een oud staketsel langs
-een vochtig laantje aanzet, over geheel haar uitwendigen
-mensch&mdash;had mevrouw Sparsit geene andere toevlucht meer dan in
-bittere tranen uit te barsten en te jammeren: &bdquo;Ik ben haar
-kwijt!&rdquo;</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch28" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXVIII.</h2>
-<h2 class="main">ONDERAAN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">De nationale aschlieden waren, na zich met een
-groot aantal luidruchtige maar weinig beduidende vechtpartijtjes onder
-elkander te hebben vermaakt, voorloopig uiteengegaan, en mijnheer
-Gradgrind was voor de vacantie naar huis gekomen.</p>
-<p class="par">Hij zat in de kamer met de statistieke klok te
-schrijven, zonder twijfel om het een of ander te
-bewijzen&mdash;waarschijnlijk dat de barmhartige Samaritaan een slecht
-staathuishoudkundige was. Het gerucht van den regen stoorde hem niet
-veel; maar het trok toch genoeg zijne aandacht om hem tusschenbeide
-zijn hoofd te doen opheffen, alsof hij de elementen eenigszins wilde
-berispen. Bij een zeer zwaren donderslag keek hij eens naar
-<span class="ex">Coketown</span>, dewijl het hem in de gedachten kwam,
-dat wel eens een van de hooge schoorsteenen door den bliksem kon worden
-getroffen.</p>
-<p class="par">De donder rolde nog in de verte, en de regen stortte als
-een zondvloed neer, toen de deur zijner kamer geopend werd. Hij keek om
-de lamp heen, die op de tafel stond, en zag met verbazing zijne oudste
-dochter.</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader, ik moet u spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat is er gebeurd? Hoe vreemd ziet gij er uit! En
-goede Hemel,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind, zich al meer en meer
-verwonderende, &bdquo;zijt ge door dat noodweer te voet hier naar toe
-gekomen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij sloeg hare handen aan hare kleeren, alsof zij het
-bijna zelve niet wist, en antwoordde: &bdquo;Ja!&rdquo; Daarna ontdekte
-zij haar hoofd, liet mantel en kap maar vallen waar zij wilden, en
-bleef hem staan aanzien, zoo kleurloos, met zoo verward hangende haren,
-zoo trotsch en wanhopig, dat hij bang voor haar werd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat is het? Ik bezweer u, Louisa, zeg mij wat is
-er gebeurd?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij liet zich op een stoel vallen, die bij hem stond, en
-legde hare koude hand op zijn arm.</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader, gij hebt mij van mijne wieg af opgebracht
-en onderwezen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, Louisa.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e4773" href="#xd21e4773" name="xd21e4773">104</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Ik vloek het uur, waarin ik tot zulk eene
-bestemming geboren werd.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij zag haar vol angst en twijfel aan en herhaalde
-verbijsterd: &bdquo;Vloek het uur? Vloek het uur?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe waart gij in staat mij het leven te geven, en
-mij te berooven van al die onschatbare gaven, die het leven boven een
-toestand van zelfbewusten dood verheffen? Waar is al het edele mijner
-ziel? Waar is het gevoel van mijn hart? Wat hebt gij gedaan, vader, wat
-hebt gij gedaan met den tuin, die eens in deze groote woestijn hier had
-moeten bloeien?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij sloeg zich zelve met beide handen op de borst.</p>
-<p class="par">&bdquo;Als die hier maar eens bestaan had, zou zelfs
-zijne asch alleen mij bewaren voor de ledigheid, waarin geheel mijn
-leven verzinkt. Ik had dit niet willen zeggen, vader; maar gij
-herinnert u wel de laatste maal toen wij in deze kamer met elkander
-spraken?&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij was zoo geheel onvoorbereid op hetgeen hij nu
-hoorde, dat hij slechts met moeite kon antwoorden: &bdquo;Ja,
-Louisa.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat mij nu op de lippen is gekomen, zou mij toen
-op de lippen gekomen zijn, als gij mij maar even hadt geholpen. Ik doe
-u geen verwijt, vader. Wat gij nooit bij mij hebt aangekweekt, hebt gij
-nooit bij u zelven aangekweekt; maar o, als gij dit lang geleden hadt
-gedaan, of als ge mij maar hadt verwaarloosd, hoeveel beter en
-gelukkiger zou ik dan nu zijn geweest!&rdquo;</p>
-<p class="par">Toen hij dit hoorde, na al zijne zorg, liet hij zijn
-hoofd op zijne hand zinken en slaakte een kermenden zucht.</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader, als gij, toen wij hier de laatste maal bij
-elkander waren, datgene geweten hadt, wat zelfs ik vreesde terwijl ik
-er tegen worstelde&mdash;gelijk ik van mijne kindsheid af heb moeten
-worstelen tegen elke natuurlijke neiging, die in mijn hart opkwam; als
-gij geweten hadt, dat er nog aandoeningen en verlangens in mijne borst
-woonden, zwakheden, die tot kracht konden worden opgekweekt, die alle
-berekeningen moesten tarten, welke de mensch ooit gemaakt heeft, en
-waarvan zijne rekenkunst even weinig weet als zij van zijn Schepper
-weet&mdash;zoudt ge mij dan aan den man hebben gegeven, dien ik nu
-zeker weet dat ik haat?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, neen, mijn ongelukkig kind,&rdquo;
-antwoordde hij.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoudt ge mij dan ooit gedoemd hebben tot de
-ijskoude en de verveling, die mij verhard en bedorven hebben? Zoudt ge
-mij beroofd hebben&mdash;om er niemand mede te verrijken&mdash;alleen
-om deze wereld des te armer te maken&mdash;van het onstoffelijke deel
-van mijn leven, de lente en den zomer van mijn geloof, mijne toevlucht
-voor al wat laag en slecht was in de werkelijkheid die mij omringde,
-mijne school waarin ik zou geleerd hebben nederiger te zijn en anderen
-meer te vertrouwen, en in mijn kleinen kring de hoop te koesteren, dat
-ik hen beter kon maken?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O neen, neen, Louisa.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En toch, vader, indien ik stekeblind ware
-geweest; indien ik op den tast naar mijn weg had moeten zoeken, en mij
-maar vrijheid was gelaten; wanneer ik de oppervlakkige gedaante der
-dingen kende, om mijne verbeelding eenigszins met hen bezig te houden,
-zou ik millioenen malen wijzer, gelukkiger, liefderijker, tevredener,
-onschuldiger en in een goeden zin menschelijker zijn geweest, dan ik nu
-ben met de oogen die ik heb. Hoor nu wat ik ben komen
-zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij maakte eene beweging om haar met zijn arm te
-ondersteunen. Zij rees op toen hij dit deed, en zoo bleven zij dicht
-bij elkander staan, zij met hare hand op zijn schouder en hem strak in
-de oogen ziende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Door een honger en dorst gekweld, vader, die
-nooit voor een oogenblik bevredigd zijn; door een vurig verlangen
-gejaagd naar een of ander gewest, waar regels, cijfers en
-definiti&euml;n geene volstrekte heerschappij voerden, ben ik
-opgegroeid onder gedurigen zelfstrijd en onrust.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb nooit geweten dat gij ontevreden waart,
-kind.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb altijd geweten dat ik ongelukkig was,
-vader. In dien zelfstrijd heb ik mijn goeden engel bijna van mij
-verdreven en in een boozen geest doen veranderen. Wat ik geleerd heb,
-heeft mij met ongeloovige minachting, en toch met spijt over mijn
-geest, doen twijfelen aan wat ik niet geleerd heb; en mijn ellendig
-redmiddel is geweest te denken, dat het leven spoedig voorbij zou zijn,
-en dat niets daarin de smart en de moeite van een strijd waardig kon
-wezen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En dat zoo jong, Louisa!&rdquo; zeide hij met
-medelijden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, zoo jong als ik was. In dien toestand was ik,
-vader&mdash;want ik toon u nu, zonder vrees of verschooning, den
-gewonen toestand van mijn gemoed: een levende dood&mdash;toen ge mij
-het voorstel van dat huwelijk deedt. Ik trouwde dien man, maar ik
-veinsde nooit voor u of voor hem, dat ik hem liefhad. Ik wist, en gij
-wist, vader, en ook hij wist, dat ik het niet deed. Ik was niet geheel
-onverschillig, want ik hoopte, dat ik Tom nuttig zou kunnen zijn en hem
-het leven aangenaam zou maken. Ik deed zulk eene ijdele poging om mijn
-hart en mijne verbeelding met iets te vervullen, en ik heb
-langzamerhand bevonden hoe ijdel dit was. Maar Tom was het eenige
-voorwerp geweest van zooveel liefde en teederheid als ik had; en
-misschien werd hij dat omdat ik maar al te wel wist, hoeveel medelijden
-hij verdiende. Dit is nu van weinig belang, behalve dat het u misschien
-kan overhalen om zachter over zijne misstappen te denken.&rdquo;
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e4813" href="#xd21e4813" name=
-"xd21e4813">105</a>]</span></p>
-<p class="par">Terwijl haar vader haar in zijn arm hield, legde zij
-hare hand op zijn anderen schouder, en zoo, hem steeds strak aanziende,
-ging zij voort:</p>
-<p class="par">&bdquo;Toen ik onherroepelijk getrouwd was, kwam de oude
-zelfstrijd weder bij mij op en dreef mij tot weerspannigheid tegen dien
-band, nog drukkender gemaakt door al die oorzaken van oneenigheid, die
-uit onze twee verschillende karakters ontstaan, en die geene algemeene
-regelen ooit zullen bepalen of beheerschen, vader, voordat zij een
-ontleedkundige kunnen leeren om met zijn mes de geheimen mijner ziel te
-treffen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa!&rdquo; zeide hij, en zijn toon was
-smeekend, want maar al te wel herinnerde hij zich wat er bij hun vorig
-gesprek tusschen hen was omgegaan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik doe u geen verwijt, vader, en ik klaag niet.
-Ik ben met een ander doel hier gekomen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat kan ik doen, kind? Vraag mij wat gij maar
-wilt.<span class="corr" id="xd21e4825" title=
-"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Daar zal ik terstond toe komen. Vader, het toeval
-plaatste toen een nieuwe bekende in mijn weg; een man, gelijk ik nog
-nooit had gezien; een man van de wereld, luchtig, gepolijst en
-ongedwongen, die niet wilde veinzen, die openlijk bekende dat hij alle
-dingen zoo gering schatte, als ik dat nauwelijks heimelijk durfde doen;
-die mij bijna oogenblikkelijk, hoewel ik niet weet hoe of waardoor, te
-kennen gaf, dat hij mij begreep en mijne gedachten las. Ik kon niet
-vinden, dat hij erger was dan ik. Er scheen eene nauwe verwantschap
-tusschen ons te bestaan. Het verwonderde mij alleen, dat het hem, die
-zich anders om niets bekommerde, de moeite waardig was zich zooveel om
-mij te bekommeren.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Om u, Louisa!&rdquo;</p>
-<p class="par">Misschien zou haar vader haar onwillekeurig hebben
-losgelaten, indien hij niet gevoeld had, dat hare krachten haar
-begaven, en een woest vuur had gezien in de wijd geopende oogen, die
-hem aanstaarden.</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e4835width"><img src="images/p105.jpg" alt=
-"&bdquo;GIJ HEBT MIJ VROEGER NOG EENS GEZIEN, MEVROUW,&rdquo; ZEIDE RACHEL. (Blz. 119)."
-width="720" height="483">
-<p class="figureHead">&bdquo;GIJ HEBT MIJ VROEGER NOG EENS GEZIEN,
-MEVROUW,&rdquo; ZEIDE RACHEL. (Blz. 119).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zeg niets van de reden waarom hij op mijn
-vertrouwen aanspraak maakte. Het is van weinig belang hoe hij het won.
-Hij won het, vader. Wat gij van de geschiedenis van mijn huwelijk weet,
-wist hij spoedig evengoed.&rdquo;</p>
-<p class="par">Haar vaders gezicht was vaalbleek geworden, en hij hield
-haar met beide armen vast.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb niets ergers gedaan; ik heb u niet
-onteerd. Maar als gij mij vraagt of ik hem heb liefgehad, of ik hem nog
-liefheb, zeg ik u ronduit, vader, dat het wel zoo kan zijn. Ik weet het
-niet<span class="corr" id="xd21e4845" title=
-"Niet in bron">.</span>&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij nam hare handen eensklaps van zijne schouders en
-drukte ze beide tegen hare zijde; terwijl in hare trekken (zij geleek
-zich zelve niet meer), in hare houding, terwijl zij zich oprichtte,
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e4851" href="#xd21e4851" name=
-"xd21e4851">106</a>]</span>met het besluit om met eene laatste poging
-nog alles te zeggen wat zij te zeggen had, hare lang gesmoorde
-aandoeningen losbarstten.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dezen avond, terwijl mijn echtgenoot afwezig was,
-is hij bij mij geweest en heeft zich als mijn minnaar verklaard. Op dit
-oogenblik verwacht hij mij bij zich, want ik kon mij op geene andere
-wijs van zijn bijzijn ontslaan. Ik weet niet of het mij berouwt, ik
-weet niet of ik mij schaam, ik weet niet of ik in mijne eigene achting
-gedaald ben. Al wat ik weet is, dat uwe geleerdheid en uwe lessen mij
-niet zullen redden. Gij, vader, hebt mij hiertoe gebracht. Red mij nu
-door andere middelen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij klemde haar nog tijdig vast om te verhinderen, dat
-zij op den grond neerzonk; maar zij riep met eene schrikkelijke stem:
-&bdquo;Ik zal sterven als ge mij zoo vasthoudt. Laat mij op den grond
-vallen!&rdquo; En hij liet haar zinken, en zag den trots van zijn hart
-en den triomf van zijn stelsel als een bewusteloozen hoop stof voor
-zijne voeten liggen.</p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="bk3" class="div0 book">
-<h2 class="main">DERDE BOEK. INZAMELEN.</h2>
-<div id="ch29" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXIX.</h2>
-<h2 class="main">NOG IETS NOODIGS.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Toen Louisa uit hare bezwijming ontwaakte en
-kwijnend hare oogen opsloeg, lag zij thuis in haar eigen bed, in hare
-oude gewone kamer. Het was haar in &rsquo;t eerst, alsof al wat er
-gebeurd was, sedert den tijd toen die dingen haar gemeenzaam waren,
-slechts een verwarde droom was geweest; maar langzamerhand, naarmate de
-werkelijkheid dier voorwerpen duidelijker werd, kwam ook het werkelijk
-gebeurde haar duidelijker voor den geest.</p>
-<p class="par">Haar hoofd was zoo zwaar en pijnlijk, dat zij het
-nauwelijks kon oplichten; hare oogen gloeiden, en zij gevoelde zich
-zeer zwak. Zekere zonderlinge lijdzame achteloosheid had zich zoozeer
-van haar meester gemaakt, dat de tegenwoordigheid harer jeugdige zuster
-in het vertrek een tijdlang hare aandacht niet eens trok. Zelfs toen
-hare blikken elkander ontmoet hadden, en het meisje bij het bed kwam,
-lag Louisa haar nog een poos stilzwijgend aan te zien, en liet haar
-schroomvallig hare machtelooze hand vasthouden, eer zij vroeg:</p>
-<p class="par">&bdquo;Wanneer ben ik hier in de kamer
-gebracht?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gisteravond, Louisa.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wie heeft dat gedaan?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Sissy, geloof ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarom gelooft gij dat?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Omdat ik haar van morgen hier heb gevonden. Zij
-kwam niet bij mij aan bed om mij wakker te maken, gelijk zij altijd
-doet, en ik ging daarom naar haar zien. Zij was ook niet in hare eigene
-kamer, en ik ging het geheele huis door naar haar zoeken, tot ik haar
-hier vond, bezig met u op te passen en uw hoofd koel te houden. Wilt
-gij vader zien? Sissy heeft mij gezegd, dat ik hem roepen moest als ge
-wakker werdt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welk een lief vriendelijk gezichtje hebt gij
-toch, Jane!&rdquo; zeide Louisa, toen hare zuster nog schroomvallig,
-zich over haar heen boog om haar een kus te geven.</p>
-<p class="par">&bdquo;Heb ik? Ik ben blij, dat ge dat zoo vindt. Dat
-moet ik zeker aan Sissy te danken hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">De arm, dien Louisa om den hals harer zuster wilde
-slaan, werd weder teruggetrokken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij kunt het vader gaan zeggen, als ge
-wilt,&rdquo; zeide zij; en toen haar nog even terughoudende, vervolgde
-zij: &bdquo;Gij zijt het zeker, die mijne kamer zoo vroolijk hebt
-gemaakt, om mij te laten zien, dat ik welkom was.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O neen, Louisa, dat was al gedaan eer ik hier
-kwam. Het was...&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa keerde zich om, drukte haar hoofd in haar kussen
-en hoorde niet meer. Toen hare zuster heengegaan was, keerde zij zich
-weder om en bleef met haar gezicht naar de deur liggen, totdat haar
-vader die opendeed en binnentrad.</p>
-<p class="par">Zijn uitzicht gaf angst en afmatting te kennen, en zijne
-hand, gewoonlijk zoo vast, beefde in de hare. Hij zette zich naast het
-bed neer, vroeg met teedere bezorgdheid hoe zij zich bevond, en sprak
-over de noodzakelijkheid om <span class="pagenum">[<a id="xd21e4896"
-href="#xd21e4896" name="xd21e4896">107</a>]</span>zich, na de
-aandoeningen van den vorigen avond, zeer stil te houden. Hij sprak met
-eene zwakke, haperende stem, zeer verschillend van zijn gewonen
-gebiedenden toon, en moest dikwijls naar woorden zoeken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijne lieve Louisa, mijne arme dochter...&rdquo;
-Hier was hij zoo in de war, dat hij geheel bleef steken. Hij beproefde
-het nog eens.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijn ongelukkig kind!&rdquo; Het was zoo
-moeielijk over dat begin heen te komen, dat hij het nog eene derde maal
-moest beproeven.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het zou vruchteloos zijn, Louisa, als ik u poogde
-te zeggen, hoe die onverwachte ontdekking van gisteravond mij getroffen
-heeft en nog aandoet. De grond, waarop ik sta, is niet vast meer onder
-mijne voeten. De eenige steun waarop ik leunde, en waarvan de kracht
-niet te betwijfelen scheen en nog schijnt, is in een oogenblik
-bezweken. Ik ben bedwelmd en versuft door die ontdekkingen. Het is niet
-uit eigenliefde, dat ik zoo spreek; maar ik gevoel dat de slag, die mij
-gisteravond heeft getroffen, waarlijk zeer zwaar is.<span class="corr"
-id="xd21e4904" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p class="par">Zij kon hem in dit opzicht geen troost geven. Geheel
-haar levensgeluk had schipbreuk geleden op de rots, waarop het zijne nu
-had gestooten.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik wil niet zeggen, Louisa, dat het beter voor
-ons beiden zou zijn geweest als ge mij door een gelukkig toeval vroeger
-uit den droom hadt geholpen&mdash;beter voor uwe gemoedsrust, beter
-voor de mijne; want ik weet wel, dat het niet tot mijn systeem behoorde
-een vertrouwen van dien aard uit te lokken. Ik heb mij voor mij zelven
-van de waarheid van <span class="corr" id="xd21e4911" title=
-"Bron: mijn-mijn">mijn</span> systeem overtuigd en mij gestreng daaraan
-gehouden; en de verantwoordelijkheid van het valsche daarvan moet ik nu
-ook dragen. Ik bidt u alleen, mijn geliefkoosd kind, geloof toch dat ik
-gedacht heb w&egrave;l te doen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij zeide dit zeer ernstig en hij sprak ook de waarheid.
-Toen hij de grondelooze diepte met zijn ellendig maatstokje had willen
-peilen, en zijn roestigen, stroeven passer waggelend over het gansche
-heelal liet stappen, had hij gemeend groote dingen te doen. Binnen de
-grenzen van het korte touw, waarmede hij aan zijn systeem gebonden was,
-had hij rondgetrappeld en met grooter oprechtheid van bedoeling, dan
-vele der blatende wezens, met welke hij verkeerde, de bloemen des
-levens verwoest.</p>
-<p class="par">&bdquo;Daarvan houd ik mij wel verzekerd, vader. Ik weet
-dat ik uw geliefkoosd kind ben geweest. Ik weet dat ge mij gelukkig
-hebt willen maken. Ik heb u nooit iets verweten en zal dat ook nooit
-doen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij vatte hare toegereikte hand en hield die in de
-zijne.</p>
-<p class="par"><span class="corr" id="xd21e4922" title=
-"Bron: &laquo;">&bdquo;</span>Kindlief, ik ben den geheelen nacht aan
-mijne tafel blijven zitten, onophoudelijk nadenkende over de
-smartelijke ophelderingen, die er tusschen ons hebben plaats gehad. Als
-ik uw karakter beschouw, als ik overweeg, dat hetgeen ik nu sedert
-eenige uren weet, jarenlang door u is verborgen gehouden; als ik
-bedenk, door welken onmiddellijken drang het u eindelijk is afgeperst,
-kom ik tot het besluit, dat ik niet anders doen kan dan mij zelven
-wantrouwen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij had er nog meer dan dit alles kunnen bijvoegen, toen
-hij bemerkte hoe zijne dochter hem nu aanzag; en hij deed dit misschien
-metterdaad, toen hij hare hangende haren zacht van haar voorhoofd
-streek. Zulke kleine bedrijven, bij een ander onbeduidend, waren bij
-hem iets opmerkelijks; en zijne dochter nam dit van hem aan, als ware
-het eene betuiging van het diepste naberouw geweest.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind langzaam en
-aarzelend, en tevens met een rampzalig gevoel van hulpelooze
-verlegenheid; &bdquo;als ik reden zie, mij zelven ten opzichte van het
-verledene te wantrouwen, moet ik dat ook voor het tegenwoordige en de
-toekomst doen. Om zonder achterhoudendheid met u te spreken, doe ik dat
-ook waarlijk. Ik gevoel mij thans verre van overtuigd, hoe geheel
-anders ik gisteren ook daarover mag gedacht hebben, dat ik geschikt ben
-om het vertrouwen, dat gij in mij stelt, te beantwoorden; dat ik zal
-weten te voldoen aan den rechtmatigen eisch, dien gij mij zijt komen
-doen; dat ik het rechte instinct heb&mdash;om voor een oogenblik te
-vooronderstellen, dat er eene eigenschap van dien aard bestaat&mdash;om
-u te helpen en den rechten weg te wijzen, mijn kind.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij had zich op haar kussen omgekeerd en lag met haar
-gezicht op haar arm, zoodat hij het niet zien kon. Al hare woestheid en
-hartstochtelijkheid was verdwenen; maar hoewel haar gemoed was
-verzacht, kon zij nog niet tot tranen komen. De grootste verandering,
-die er bij haar vader was voorgevallen, bestond daarin, dat hij nu
-blijde zou geweest zijn als hij haar had zien schreien.</p>
-<p class="par">&bdquo;Sommigen beweren,&rdquo; vervolgde hij, nog
-aarzelende, &bdquo;dat er eene wijsheid van het hoofd en ook eene
-wijsheid van het hart is. Ik heb zoo niet gedacht; maar, gelijk ik
-gezegd heb, ik wantrouw nu mij zelven. Ik heb ondersteld, dat het hoofd
-alleen voor alles voldoende was. Misschien is het dat niet; want hoe
-zou ik dezen morgen durven zeggen, dat het voor alles voldoende is?
-Indien eens die andere soort van wijsheid juist datgene mocht zijn wat
-ik verzuimd heb, juist het instinct, dat mij ontbreekt,
-Louisa...&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij zeide dit zeer weifelend, als ware hij zelfs nu nog
-half onwillig om het toe te stemmen. Zij gaf geen antwoord, en bleef
-voor hem op het bed liggen, nog half gekleed, bijna gelijk hij haar den
-vorigen avond in zijne kamer op den grond had zien liggen. <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e4935" href="#xd21e4935" name=
-"xd21e4935">108</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa,&rdquo; hervatte hij, en zijne hand rustte
-weder op haar hoofd, &bdquo;ik ben in den laatsten tijd veel van huis
-geweest, en schoon de <span class="corr" id="xd21e4938" title=
-"Bron: opvouding">opvoeding</span> uwer zuster volgens het&mdash;het
-systeem is ingericht&rdquo;&mdash;hij scheen thans dit woord telkens
-met grooter tegenzin uit te spreken&mdash;&bdquo;is zij toch noodwendig
-gewijzigd geworden door den invloed van een dagelijkschen omgang, die
-bij haar reeds op vroeger jaren begonnen is. Ik vraag u&mdash;nederig
-en als een onkundige, mijne dochter&mdash;-denkt gij, dat dit tot haar
-bestwil zou zijn geweest?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader,&rdquo; antwoordde zij zonder zich te
-bewegen, &bdquo;als er in hare jeugdige borst eene harmonie is
-opgewekt, die in de mijne stom is gebleven tot zij in wanklanken
-veranderde, laten wij dan den hemel daarvoor danken, haar stil op haar
-gelukkigen weg laten voortgaan, en het den grootsten zegen voor haar
-achten, dat zij mijn weg heeft vermeden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, mijn kind, mijn kind!&rdquo; zeide hij, met
-wanhopige neerslachtigheid in zijn toon; &bdquo;ik ben een ongelukkig
-man, dat ik u zoo zie! Wat baat het mij, dat gij mij niets verwijt, als
-ik mij zelven zulke bittere verwijten doe!&rdquo; Hij boog zijn hoofd,
-en vervolgde, zeer zacht sprekende: &bdquo;Louisa, ik twijfel er aan,
-of er niet hier in huis en om mij heen langzamerhand eene verandering
-is bewerkt, alleen door liefde en dankbaarheid; of niet datgene, wat
-het hoofd ongedaan heeft gelaten en niet kan doen, stilzwijgend door
-het hart is verricht. Zou het zoo kunnen zijn?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij gaf hem geen antwoord.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben niet te trotsch om het te gelooven,
-Louisa. Hoe zou ik nog eigenwijs kunnen zijn, terwijl gij daar zoo voor
-mij ligt! Kan het zoo zijn? Is het werkelijk zoo, kindlief!&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij zag haar nog eens aan, gelijk zij daar als
-weggeworpen lag, en zonder een woord verder te spreken, ging hij de
-kamer uit. Hij was niet lang heengegaan, of zij hoorde een lichten tred
-bij de deur en begreep, dat er iemand anders bij haar gekomen was.</p>
-<p class="par">Zij hief haar hoofd niet op. Eene wrevelige gramschap,
-dat zij in hare zielesmart gezien werd, en dat de onwillekeurige blik,
-die haar eens zoo verstoord had, tot zulk eene vervulling moest komen,
-smeulde in haar gelijk een dreigend vuur. Alle kracht, in een kerker
-opgesloten, wordt verwoestend. De lucht, die heilzaam voor de aarde zou
-zijn, het water dat haar vruchtbaar zou maken; de hitte, die haar zou
-koesteren, rijten haar vaneen, wanneer zij in enge holen besloten
-blijven. Zoo was het ook nu in haar hart; de krachtigste eigenschappen,
-die zij bezat, lang tegen zich zelven gekeerd, sloegen tot eene
-hardnekkigheid over, die wrokkend tegen eene vriendin opstond.</p>
-<p class="par">Het was gelukkig, dat eene zachte hand om haar hals
-geslagen werd, en dat zij begreep, dat men haar voor slapend hield. Die
-medelijdende hand tergde haar wrevel niet. Zij mocht daar blijven.</p>
-<p class="par">Zoo bleef zij daar, en deed door hare koesterende warmte
-een aantal zachtere aandoeningen langzamerhand het leven ontvangen; en
-Louisa bleef steeds stil liggen. Terwijl de stilte en de bewustheid van
-zoo bewaakt te worden haar zachter stemden, welden er eenige tranen in
-hare oogen op. Het gezichtje raakte het hare aan, en zij wist, dat ook
-daarop tranen stonden en dat zij die deed vloeien.</p>
-<p class="par">Toen Louisa veinsde te ontwaken en overeind kwam, trad
-Sissy achteruit en bleef stil bij het bed staan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hoop, dat ik u niet gestoord heb. Ik kom maar
-eens vragen, of gij hebben wilt dat ik bij u blijf.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarom zoudt gij bij mij blijven? Mijne zuster
-zal u missen. Gij zijt alles voor haar.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ben ik dat?&rdquo; antwoordde Sissy, haar hoofdje
-schuddende. &bdquo;Maar ik zou ook zoo gaarne iets voor u willen zijn,
-als ik mocht.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat voor mij zijn?&rdquo; zeide Louisa bijna
-stuursch.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat gij het meest noodig hebt, indien ik daartoe
-in staat ben. In allen gevalle zou ik gaarne willen beproeven om daar
-zoo nabij te komen als ik kan. En hoe ver ik er ook vandaan mag
-blijven, ik zal nooit moede worden om opnieuw mijn best te doen. Wilt
-ge mij dat toelaten?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijn vader heeft u zeker gezonden om mij dat te
-vragen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, zeker niet,&rdquo; antwoordde Sissy.
-&bdquo;Hij heeft mij nu gezegd, dat ik mocht binnenkomen, maar van
-morgen heeft hij mij uit de kamer gezonden&mdash;of ten
-minste...&rdquo; Zij aarzelde en zweeg.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ten minste&mdash;wat?&rdquo; zeide Louisa, haar
-gewonen uitvorschenden blik op haar vestigende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hield het zelf voor best dat ik weggezonden
-werd, want ik was geheel onzeker of ge mij wel gaarne hier zoudt
-vinden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Heb ik u altijd zoozeer gehaat?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik hoop van neen, want ik heb u altijd liefgehad,
-en altijd gewenscht dat gij dat weten zoudt. Maar kort voordat gij het
-huis uitgingt, zijt ge een weinigje voor mij veranderd. Niet dat ik mij
-daarover verwonderde. Gij wist zooveel en ik zoo weinig, en het was om
-vele redenen zoo natuurlijk, daar gij toen onder andere vrienden zoudt
-komen, dat ik over niets te klagen had en mij ook geheel niet gekrenkt
-gevoelde.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij kreeg eene hoogere kleur terwijl zij dit bedeesd en
-haastig zeide. Louisa begreep die liefderijke geveinsdheid en haar hart
-gaf haar een scherp verwijt.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mag ik het beproeven?&rdquo; zeide Sissy, moed
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e4987" href="#xd21e4987" name=
-"xd21e4987">109</a>]</span>vattende om hare hand op te heffen, naar den
-hals, die onwillekeurig naar haar werd overgebogen.</p>
-<p class="par">Louisa vatte den arm, die gereed was om haar te
-omhelzen, en Sissy&rsquo;s hand in de hare sluitende, antwoordde
-zij:</p>
-<p class="par">&bdquo;Eerst nog dit, Sissy: weet gij wel wat ik ben? Ik
-ben zoo trotsch en zoo verhard, zoo verward en verbijsterd, zoo vol
-wrevel en onbillijkheid voor iedereen en mij zelve, dat alles in mijn
-binnenste even donker, woest en ellendig is. Schrikt u dat niet
-af?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben zoo ongelukkig, en alles wat mij anders
-moest gemaakt hebben is zoo verwoest, dat, al was ik tot op dit
-oogenblik geheel zonder eenige kennis gebleven, en al moest ik, in
-plaats van zoo geleerd te zijn, als gij mij acht, nu eerst de
-eenvoudigste waarheden beginnen te leeren, ik geen jammerlijker gebrek
-kon hebben aan een gids tot zielevrede, vergenoegdheid, eergevoel, aan
-een gids naar al het goede dat mij geheel ontbreekt. Schrikt dat u niet
-af?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen!&rdquo;</p>
-<p class="par">In de onschuld harer onverschrokkene liefde, in den
-rijkdom van haar edel gemoed schitterde het eens verachte meisje als
-een heerlijk licht, dat de duisternis der andere verhelderde.</p>
-<p class="par">Louisa beurde nu zelve Sissy&rsquo;s hand op, om haar
-hals te omvatten. Toen viel zij op hare knie&euml;n, en zich aan de
-dochter van den potsenmaker vastklemmende, zag zij bijna met eerbied
-naar haar op.</p>
-<p class="par">&bdquo;Vergeef mij, heb medelijden met mij, help mij.
-Heb barmhartigheid met mijn grooten nood, en laat ik mijn hoofd tegen
-uw liefdevol hart mogen te rust leggen!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, leg het hier,&rdquo; riep Sissy uit,
-&bdquo;leg het hier te rust!&rdquo;</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch30" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXX.</h2>
-<h2 class="main">ZEER BELACHELIJK.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Mijnheer James Harthouse sleet een geheelen nacht
-en dag in zulk een toestand van opgewondenheid, dat de wereld met haar
-beste lorgnet voor de oogen, hem in dat tijdperk van waanzin
-bezwaarlijk voor Jem, den broeder van het achtbare en luimige
-parlementslid, had kunnen herkennen. Hij was werkelijk in heftige
-gemoedsbeweging, en sprak verscheidene malen met een nadruk, die naar
-de manier van gemeene lieden geleek. Hij liep op eene onverklaarbare
-manier uit en in, als iemand die een werkelijk doel had. Hij reed alsof
-hij gejaagd werd. Kortom, de omstandigheden verveelden hem zoo
-schrikkelijk, dat hij vergat op de manier van fijn beschaafde
-<span class="ex">gentlemen</span> zijne verveling te toonen.</p>
-<p class="par">Nadat hij door den storm naar <span class=
-"ex">Coketown</span> was gerend, bleef hij den geheelen nacht opzitten,
-van tijd tot tijd met de grootste woede aan de schel trekkende en den
-knecht, die de wacht had, beschuldigende, dat hij brieven of
-boodschappen achterhield, die zeker voor hem bestemd waren, en die hij
-nu eischte dat hem terstond zouden worden overgeleverd. Toen de
-dageraad kwam, de morgenstond kwam en de dag kwam, en geen van deze
-drie brief of boodschap medebracht, begaf hij zich naar het buiten.
-Daar vernam hij, dat mijnheer Bounderby op reis en mevrouw Bounderby
-naar de stad was. Zij was gisteravond onverwacht daarheen vertrokken.
-Men had dit niet eens geweten, voordat men eene boodschap had
-ontvangen, dat men haar vooreerst niet terug moest verwachten.</p>
-<p class="par">Onder deze omstandigheden schoot hem niets anders over
-dan haar naar de stad te volgen. Hij ging naar het huis in de stad.
-Mevrouw Bounderby was er niet. Hij bezocht het kantoor. Mijnheer
-Bounderby was weg, en mevrouw Sparsit was weg. Mevrouw Sparsit weg? Hoe
-is het mogelijk, dat iemand plotseling het gezelschap van dat serpent
-noodig had!</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, dat weet ik niet,&rdquo; antwoordde Tom, die
-zijne eigene redenen had om zich in dit opzicht ongerust te maken.
-&bdquo;Zij is van morgen eer de dag nog aankwam vertrokken; niemand
-weet waarheen. Zij is altijd zoo geheimzinnig. Ik heb een hekel aan
-haar, en ook aan dien vlasharigen kerel, die iemand met zijne knippende
-oogen overal nakijkt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waar zijt gij gisteravond geweest,
-Tom?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waar ik gisteravond geweest ben!&rdquo; zeide
-Tom. &bdquo;Wel, nu nog mooier! Ik heb naar u staan wachten, mijnheer
-Harthouse, tot het begon te stortregenen zooals ik het nog nooit in
-mijn leven had zien doen. Waar ik was! Gij zult meenen: waar gij
-gebleven zijt?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik werd verhinderd,
-Tom&mdash;opgehouden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Opgehouden!&rdquo; mompelde Tom. &bdquo;Dan
-werden wij allebei opgehouden. Ik werd opgehouden met naar u te
-wachten, tot alle treinen voorbij waren behalve de posttrein. Het zou
-een aardig karreweitje zijn geweest in zulk weer daarmede te rijden en
-dan door een vijver heen naar huis te moeten kuieren. Ik moest dus wel
-in de stad blijven slapen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waar?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waar? Wel in mijn eigen bed bij
-Bounderby.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hebt gij uwe zuster gezien?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe drommel,&rdquo; antwoordde Tom, hem
-verwonderd aanstarende, &bdquo;kon ik mijne zuster zien, die vijftien
-mijlen hier vandaan was?&rdquo;</p>
-<p class="par">Met een vloek over de bitse antwoorden van den
-jongenheer, van wien hij zulk een trouw vriend was, maakte mijnheer
-Harthouse met de <span class="pagenum">[<a id="xd21e5046" href=
-"#xd21e5046" name="xd21e5046">110</a>]</span>minst mogelijke
-plichtplegingen een einde aan het gesprek, en overdacht voor de
-honderdste maal wat dit alles kon beteekenen. Slechts &eacute;&eacute;n
-ding werd hem duidelijk, dat hij namelijk, hetzij ze in de stad of uit
-de stad was, hetzij hij bij eene vrouw, die zoo moeielijk te begrijpen
-was, te voorbarig was geweest, of dat zij den moed had verloren, of dat
-men hen ontdekt had, of dat er eene voor het oogenblik onbegrijpelijke
-misvatting of vergissing had plaats gehad&mdash;dat hij evenwel zijn
-lot moest blijven afwachten, hoe dat dan ook wezen mocht. Het hotel,
-dat hij gewoonlijk betrok, wanneer hij tot dat gewest van kolenzwart
-was verwezen, was de martelpaal waaraan hij was vastgebonden. Voor het
-overige&mdash;wat gebeuren moest, moest gebeuren<span class="corr" id=
-"xd21e5048" title="Bron: ,">.</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Of ik dus hier wacht naar eene gramstorige
-boodschap, of een <span class="ex">rendez-vous</span>, of een
-teerhartig berouw, of eene vechtpartij met mijn vriend
-Bounderby&mdash;hetgeen in den tegenwoordigen staat van zaken even
-waarschijnlijk is als iets anders&mdash;ik wil dineeren,&rdquo; zei
-James Harthouse. &bdquo;Bounderby heeft het voordeel van zwaarder te
-zijn dan ik: en als er iets van echt Engelschen aard tusschen ons moet
-plaats hebben, zal het wel goed zijn mij een beetje te
-versterken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij trok dus aan de schel, en zich achteloos op een sofa
-werpende, bestelde hij een diner tegen zes uur, &bdquo;onverschillig
-wat, maar een beefsteak er bij;&rdquo; en daarna sleet hij den
-tusschentijd zoo goed hij kon. Dit gelukte hem niet bijzonder goed;
-want hij bleef nog in de grootste verbijstering, en terwijl de uren
-verliepen en hij geenerlei opheldering ontving, vergrootte zich die
-verbijstering als een kapitaal, dat interest op interest is
-uitgezet.</p>
-<p class="par">Hij nam echter de zaak zoo koelbloedig op als het maar
-iemand mogelijk zou zijn geweest, en vermaakte zich met het koddige
-denkbeeld om zich op eene vechtpartij met Bounderby voor te bereiden.
-&bdquo;Het zou niet kwaad zijn,&rdquo; dacht hij al geeuwende,
-&bdquo;den knecht vijf schellingen te geven en mij te oefenen om hem op
-den grond te werken.&rdquo; En daarna viel het hem in: &bdquo;of men
-zou ook een kerel van behoorlijke zwaarte bij het uur kunnen
-huren.&rdquo; Deze aardigheden droegen echter niet veel van aanbelang
-bij om den namiddag te verkorten of zijne onrust te verminderen, en om
-de waarheid te zeggen, beiden duurden hem schrikkelijk lang.</p>
-<p class="par">Zelfs nog v&oacute;&oacute;r den maaltijd kon hij
-onmogelijk nalaten dikwijls over de bloemen van het tapijt rond te
-stappen, uit het venster te kijken, bij de deur naar voetstappen te
-luisteren, en nu en dan eenigszins heet te worden als die voetstappen
-de kamer naderden. Maar na den maaltijd, toen de dag in schemering, en
-de schemering in duisternis overging, en hij nog niets nieuws vernam,
-begon het, gelijk hij zelf het uitdrukte, &bdquo;naar de Inquisitie en
-een langzaam doodmartelen te gelijken.&rdquo; Evenwel nog getrouw aan
-zijne overtuiging, dat onverschilligheid het kenmerk van fijne
-beschaving was (de eenige overtuiging die hij had), nam hij deze crisis
-waar als eene gelegenheid om zich licht en eene courant te laten
-brengen.</p>
-<p class="par">Hij had een half uur gesleten met vruchtelooze pogingen
-om deze courant te lezen, toen er een knecht van het hotel verscheen en
-op een tegelijk geheimzinnigen en bedremmelden toon zeide:</p>
-<p class="par">&bdquo;Neem mij niet kwalijk, mijnheer. Er wordt met uw
-welnemen naar u gevraagd.&rdquo;</p>
-<p class="par">Eene flauwe herinnering, dat dit de uitdrukking was, die
-de politie tegen een gauwdief bezigde, deed mijnheer Harthouse den
-knecht met verontwaardiging toebijten, &bdquo;wat duivel hij daarmede
-meende.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik verzoek wel verschooning, mijnheer. Eene
-jongejuffrouw daar buiten vraagt u te spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Daar buiten? Waar?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hier buiten de deur, mijnheer.&rdquo;</p>
-<p class="par">Den knecht als een domkop, die niet beter waardig was,
-naar den zoo pas genoemden persoon heenzendende, stond Harthouse
-haastig op en ging naar de gang. Daar stond een meisje, dat hij nog
-nooit had gezien, eenvoudig gekleed, zeer zedig van uitzicht en zeer
-bevallig. Toen hij haar in de kamer bracht en een stoel voor haar
-zette, zag hij bij het licht der kaarsen, dat zij nog bevalliger was
-dan hij in het eerst had gedacht. Haar gezichtje was onschuldig en
-jeugdig, en de uitdrukking daarvan buitengemeen innemend. Zij was niet
-bang voor hem en volstrekt niet verlegen; haar gemoed scheen geheel vol
-te zijn met het oogmerk van haar bezoek, zoodat daardoor alle gedachte
-aan zich zelve werd bedwongen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik spreek immers met mijnheer Harthouse?&rdquo;
-zeide zij toen zij alleen waren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; antwoordde hij, en voegde er in
-gedachten bij: &bdquo;En gij spreekt tegen hem met de vertrouwelijkste
-oogen die ik ooit gezien heb, en de zachtste stem, al is de toon zoo
-zonderling ernstig, die ik ooit heb gehoord.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoewel ik niet weet of begrijp,&rdquo; zeide
-Sissy, &bdquo;waartoe uwe eer als <span class="ex">gentleman</span> u
-in andere opzichten verbindt,&rdquo; en het bloed steeg haar naar de
-wangen toen zij met deze woorden begon, &bdquo;zal ik er toch zeker op
-mogen vertrouwen, dat gij mijn bezoek geheim zult houden, en ook geheel
-verzwijgen wat ik u verder zeggen wilde. Als gij mij belooft, dat ik u
-zoover vertrouwen mag, zal ik er mij op verlaten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat kunt gij, dit verzeker ik u.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben jong, gelijk gij ziet; en ik ben
-all&eacute;&eacute;n, gelijk gij ziet. Om zoo bij u te komen, mijnheer,
-heeft niets mij geraden of aangemoedigd behalve eene stille hoop die ik
-voed.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar die moet zeer sterk zijn,&rdquo; dacht hij,
-toen hij haar voor een oogenblik hare oogen naar boven zag richten.
-&bdquo;Dit is een allerwonderlijkst <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e5092" href="#xd21e5092" name=
-"xd21e5092">111</a>]</span>begin,&rdquo; dacht hij verder. &bdquo;Ik
-begrijp niet waar dat heen moet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik denk,&rdquo; zeide Sissy, &bdquo;dat gij al
-raadt wie ik zoo even verlaten heb.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben vier en twintig uren lang&mdash;die mij
-zoo lang zijn gevallen alsof het jaren waren&mdash;zeer ongerust
-geweest ten opzichte van zekere dame,&rdquo; antwoordde hij. &bdquo;De
-hoop, die ik meende te mogen opvatten, dat gij van die dame komt, heeft
-mij niet bedrogen, naar ik vertrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben nog geen uur geleden van haar
-weggegaan<span class="corr" id="xd21e5101" title=
-"Bron: ?">!</span>&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waar?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bij haar vader in huis.&rdquo;</p>
-<p class="par">In spijt van zijne koelbloedigheid werd het gezicht van
-mijnheer Harthouse veel langer en zijne verbijstering veel grooter.
-&bdquo;Nu begrijp ik volstrekt niet waar het heen moet,&rdquo; dacht
-hij.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zij is gisteravond in groote ontsteltenis daar
-gekomen en heeft den geheelen nacht in flauwte gelegen. Ik woon bij
-haar vader en ben bij haar gebleven. Gij kunt zeker zijn, mijnheer, dat
-gij haar nooit zult wederzien zoolang gij leeft.&rdquo;</p>
-<p class="par">Harthouse haalde diep adem; en indien iemand zich ooit
-in de positie bevond van niet te weten wat hij zeggen moest, maakte hij
-buiten kijf thans de ontdekking, dat hij in zulke omstandigheden
-verkeerde. De kinderlijke openhartigheid, waarmede het meisje sprak,
-hare bescheidene onbeschroomdheid, hare oprechtheid, die alle omwegen
-vermeed, hare volkomene zelfvergetelheid, die haar met ernstige kalmte
-rechtstreeks deed afgaan op het doel waartoe zij gekomen was, dit alles
-met haar ernstig vertrouwen op zijne losweg gegevene
-belofte&mdash;waarmede zij hem alleen reeds beschaamde&mdash;was iets,
-waarvan hij nog in het geheel geene ondervinding had gehad, en
-waartegen hij begreep dat al zijne gewone wapenen zoo machteloos zouden
-zijn, dat hij geen woord kon bedenken om zich te helpen.</p>
-<p class="par">Eindelijk zeide hij:</p>
-<p class="par">&bdquo;Zulk een onverwacht bericht, met zooveel
-zekerheid en door zulke lippen gegeven, is inderdaad zeer verrassend.
-Mag ik vragen of de dame, van wie wij spreken, u belast heeft om mij
-dat bericht in die hopelooze bewoordingen over te brengen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zij heeft mij niets belast.&rdquo;</p>
-<p class="par">De drenkeling grijpt zich aan een stroohalm.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zonder uw oordeel te willen wantrouwen of uwe
-oprechtheid te verdenken, vertrouw ik te mogen zeggen, dat ik meen nog
-te mogen hopen, dat de bewuste dame mij niet voor altijd uit hare oogen
-zal willen verbannen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Er is geene de minste hoop. Het eerste doel van
-mijne komst, mijnheer, is u te verzekeren dat gij gelooven moet, dat er
-even weinig hoop voor u bestaat om haar ooit weder te spreken, als er
-bestaan zou indien zij terstond gestorven was, toen zij gisteravond
-thuis kwam.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gelooven moet? Maar als ik niet kan&mdash;of als
-ik ongelukkig wat stijfhoofdig van karakter ben en niet wil?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is toch waar. Er is geene hoop.&rdquo;</p>
-<p class="par">James Harthouse zag haar aan met een ongeloovigen
-glimlach op de lippen; maar de oogen van haar geest zagen verder en
-hooger, dan naar den man die voor haar stond, en die glimlach werd dus
-nutteloos verspild.</p>
-<p class="par">Hij beet op zijne lippen en nam een poosje tijd om zich
-te bedenken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Welnu,&rdquo; zeide hij, &bdquo;als het
-ongelukkig mocht blijken, nadat ik alles heb gedaan wat van mij gevergd
-kan worden, dat ik zoo ongelukkig ben om aldus in ballingschap te
-worden gezonden, zal ik die dame niet verder lastig vallen. Maar gij
-zegt, dat gij geen bericht voor mij van haar hebt. Welk recht of
-volmacht hebt gij dan om in hare plaats te spreken?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb geen ander recht dan dat van mijne liefde
-voor haar en hare liefde voor mij&mdash;geene andere volmacht, dan dat
-ik bij haar ben geweest sedert zij thuis is gekomen en zij haar hart
-voor mij heeft geopend&mdash;geene andere verantwoordelijkheid, dan dat
-ik met haar karakter en haar huwelijk vertrouwd ben. O, mijnheer
-Harthouse, ik geloof dat die verantwoordelijkheid ook op u
-rustte!&rdquo;</p>
-<p class="par">Dit verwijt trof hem in de ledige holte waar zijn hart
-had moeten zijn.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben geen moreel mensch,&rdquo; zeide hij,
-&bdquo;en ik maak er nooit aanspraak op, om voor een moreel mensch
-gehouden te worden. Ik ben zoo immoreel als maar iemand behoeft te
-wezen. Maar toch moet ik zeggen, als ik de dame, die het onderwerp van
-ons gesprek is, eenig leed heb veroorzaakt, of haar ongelukkig op
-eenigerlei manier heb gecompromitteerd, of mij zelven bij haar heb
-gecompromitteerd door uitdrukkingen, die niet geheel en al met den
-eerbied voor&mdash;voor den huiselijken haard waren overeen te brengen;
-of als ik er eenigszins partij van heb getrokken, dat haar vader eene
-machine, haar broeder een hondsvot en haar man een beer is, dan verzoek
-ik u te mogen verzekeren, dat ik geene bepaalde booze oogmerken had,
-maar van den eenen stap tot den anderen ben gekomen, zoo zacht en
-geleidelijk, dat ik mij volstrekt niet verbeeldde, dat de roman al zoo
-lang was, eer ik ze eens begon over te lezen&mdash;en nu vind ik
-waarlijk, dat zij al verscheidene deelen beslaat.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hoewel hij dit alles op zijn luchtigsten toon zeide,
-scheen hij voor deze enkele maal wel bewust te zijn, dat die toon
-slechts dienen moest om iets te verbloemen dat een zeer leelijk aanzien
-had. Hij zweeg een oogenblik en vervolgde toen met meer schijn van
-zelfvertrouwen, hoewel nog met sporen van verdrietelijkheid en
-teleurstelling, die hij niet kon uitwisschen:</p>
-<p class="par">&bdquo;Na hetgeen mij zoo even is voorgehouden,
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e5148" href="#xd21e5148" name=
-"xd21e5148">112</a>]</span>op eene manier, die mij het twijfelen
-onmogelijk maakt&mdash;ik weet waarlijk haast niet, uit welke andere
-bron ik het zoo gereedelijk had kunnen aannemen&mdash;gevoel ik mij
-verplicht u te zeggen, dat ik niet weigeren kan ernstig aan de
-mogelijkheid te denken&mdash;hoe onverwacht mij dit ook wezen
-mag&mdash;dat ik die dame niet meer zien zal. Ik alleen ben er voor te
-laken, dat de zaak zoover gekomen is&mdash;en&mdash;en ik kan niet
-zeggen,&rdquo; vervolgde hij, zeer verlegen om een passend slot voor
-zijne rede te vinden, &bdquo;dat ik veel hoop heb om ooit een moreel
-mensch te worden, of dat ik eenigszins aan moreele menschen
-geloof.&rdquo;</p>
-<p class="par">Sissy&rsquo;s gezichtje duidde genoegzaam aan, dat zij
-hem nog meer te zeggen had.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt,&rdquo; hervatte hij, toen zij hare
-oogen naar hem opsloeg, &bdquo;van een eerste doel uwer komst
-gesproken. Ik mag dus aannemen dat gij nog een tweede hebt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wilt gij dan zoo vriendelijk zijn van mij dat te
-zeggen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer Harthouse,&rdquo; antwoordde Sissy, met
-eene mengeling van zachtheid en stroefheid, die hem geheel uit het veld
-sloeg, en met een zoo na&iuml;ef vertrouwen, dat hij verplicht was om
-te doen wat zij eischte, dat het weigeren hem daardoor uiterst
-moeielijk werd, &bdquo;de eenige herstelling, die er voor u overschiet,
-is, dat gij terstond en voorgoed van hier vertrekt. Ik ben volkomen
-zeker, dat gij op geene andere wijs het kwaad en het leed, hetwelk gij
-veroorzaakt hebt, kunt verzachten. Ik ben volkomen zeker, dat dit de
-eenige vergoeding is, die gij in uw vermogen hebt. Ik zeg niet dat het
-veel is, of dat het genoeg is; maar het is toch iets en het is
-noodzakelijk. En dus, zonder andere volmacht te hebben dan die ik u
-genoemd heb, en zelfs buiten weten van iemand behalve u en mij, verzoek
-ik, dat gij dezen avond nog van hier vertrekt en u verbindt om nooit
-terug te komen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Indien zij eenigen invloed op hem had willen doen gelden
-behalve haar eenvoudig geloof aan de waarheid van hetgeen zij zeide en
-de rechtmatigheid van haar eisch; indien zij heimelijk den minsten
-twijfel had gekoesterd, of zelfs met het beste doel iets had willen
-achterhouden of veinzen; indien zij den minsten zweem van vrees had
-getoond voor zijne bespotting, zijne verbazing of eenige tegenspraak,
-die hij mocht beproeven, dan zou hij nu zeker de overhand op haar
-hebben gewonnen. Maar het zou hem even mogelijk zijn geweest eene
-heldere lucht te doen betrekken door verwonderd daarnaar op te zien,
-als eenigen indruk op dit meisje te maken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar weet gij wel,&rdquo; zeide hij, geheel
-verlegen, &bdquo;wat het is dat gij vraagt? Het is u zeker niet bekend,
-dat ik om zoo te zeggen om staatszaken hier ben, die op zichzelf wel
-dwaas genoeg zijn, maar waaraan ik mij toch verbonden heb, waarvoor ik
-eeden heb gedaan, en waaraan men denkt dat ik wanhopig verkleefd ben?
-Gij weet dat waarschijnlijk niet, maar ik verzeker u, het is een
-feit.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het maakte geen indruk op Sissy, het mocht een feit
-wezen of niet.</p>
-<p class="par">&bdquo;Bovendien,&rdquo; hervatte Harthouse, nadat hij
-een paar malen, altijd nog twijfelende, de kamer op en neer had
-gestapt, &bdquo;het is zoo geweldig absurd. Het zou iemand zoo
-belachelijk maken, als hij zich eerst met die kerels verbond en zich
-dan op zulk eene onbegrijpelijke manier terugtrok.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik weet zeker,&rdquo; herhaalde Sissy, &bdquo;dat
-dit de eenige herstelling is, die gij in uwe macht hebt,
-mijnheer<span class="corr" id="xd21e5170" title="Bron: ,">.</span> Ik
-ben daarvan volkomen verzekerd, of ik zou niet hier zijn
-gekomen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij zag haar aan, stapte nog wat op en neer en zeide:
-&bdquo;Bij mijne ziel, gij weet niet wat gij vraagt. Zoo schrikkelijk
-absurd!&rdquo;</p>
-<p class="par">Het was nu zijne beurt om geheimhouding te bedingen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Als ik iets zoo belachelijks deed,&rdquo; zeide
-hij, weder stilstaande en tegen den schoorsteenmantel leunende,
-&bdquo;zou het alleen kunnen zijn in het onschendbaarste
-vertrouwen...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal u vertrouwen, mijnheer,&rdquo; antwoordde
-Sissy, &bdquo;en gij zult mij vertrouwen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Terwijl hij zoo tegen den schoorsteenmantel leunde,
-herinnerde hij zich den avond met den hondsvot. Het was dezelfde
-schoorsteenmantel, en hoe het kwam wist hij niet, het was hem
-eenigszins alsof <span class="ex">h&#307;</span> nu de hondsvot was.
-Hij wist zich volstrekt niet te helpen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik geloof haast, dat nog nooit iemand zich in
-zulk eene gekke positie heeft bevonden,&rdquo; zeide hij, nadat hij
-naar omhoog en naar omlaag had gekeken, had gelachen en zuur gezien,
-naar het andere eind der kamer was gestapt en weer was teruggekomen;
-&bdquo;maar ik weet er toch niet uit te komen. Wat gebeuren moet, moet
-gebeuren; en <span class="ex">dit</span> moet dan maar gebeuren, zou ik
-haast denken. Ik zal mij dan maar moeten wegmaken, verbeeld ik
-mij&mdash;kortom, ik beloof het.&rdquo;</p>
-<p class="par">Sissy stond op. Zij was niet verwonderd over den afloop,
-maar zij was verblijd en haar gezichtje blonk van genoegen<span class=
-"corr" id="xd21e5194" title="Niet in bron">.</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zult mij veroorloven te zeggen,&rdquo;
-hervatte James Harthouse, &bdquo;dat ik twijfel, of een ander
-ambassadeur of ambassadrice wel zoo goed geslaagd zou zijn. Ik moet mij
-niet alleen in eene belachelijke positie schikken, maar ook bekennen,
-dat ik van alle kanten uit het veld geslagen ben. Wilt ge mij het
-voorrecht vergunnen van den naam mijner vijandin te mogen
-onthouden?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;<span class="ex">M&#307;n</span> naam?&rdquo;
-vroeg de ambassadrice.</p>
-<p class="par">&bdquo;De eenige naam, die mij van avond ten minste kan
-schelen.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="xd21e5206" href=
-"#xd21e5206" name="xd21e5206">113</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Sissy Jupe.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Verschoon mijne nieuwsgierigheid bij het
-afscheid. Zijt gij van de familie?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben maar een arm meisje,&rdquo; antwoordde
-Sissy. &bdquo;Ik werd van mijn vader gescheiden&mdash;hij was maar een
-kunstrijder&mdash;en toen had mijnheer Gradgrind medelijden met mij.
-Sedert ben ik bij hem in huis gebleven.&rdquo;</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e5215width"><img src="images/p113.jpg" alt=
-"ZIJ KNIELDE BIJ HEM OP HET GRAS EN BOOG ZICH OVER HEM HEEN. (Blz. 131)."
-width="565" height="720">
-<p class="figureHead">ZIJ KNIELDE BIJ HEM OP HET GRAS EN BOOG ZICH OVER
-HEM HEEN. (Blz. 131).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">Zij was verdwenen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dit alleen ontbrak er nog aan om mijne nederlaag
-te voltooien,&rdquo; zeide James Harthouse, en liet zich met een
-gezicht vol neerslachtige berusting op de sofa zinken, nadat hij eene
-poos als versteend was blijven staan. &bdquo;Ik ben nu zoo goed als
-vernietigd. Maar een arm meisje&mdash;maar een kunstrijder&mdash;James
-Harthouse maar tot niemendal gemaakt&mdash;James Harthouse maar eene
-Groote Piramide van mislukking.&rdquo;</p>
-<p class="par">De Groote Piramide bracht hem in het hoofd om naar den
-<span class="ex">N&#307;l</span> te gaan. Hij nam dadelijk eene pen op
-en schreef het volgende briefje (in voegzame hieroglyphische teekenen)
-aan zijn broeder:</p>
-<div class="blockquote">
-<p class="par first">&bdquo;Waarde Jack. Alles afgedaan in <span class=
-"ex">Coketown</span>. Door verveling weggejaagd. Ik ga naar de
-kameelen. Uw liefhebbende</p>
-<p class="par signed">Jem.&rdquo;</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">Hij schelde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat mijn knecht hier komen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij is naar bed, mijnheer.&rdquo; <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e5243" href="#xd21e5243" name=
-"xd21e5243">114</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg hem dan, dat hij moet opstaan en mijn goed
-pakken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij schreef nog twee briefjes, een aan mijnheer
-Bounderby, om dezen te berichten dat hij vertrok en op te geven waar
-hij de eerstvolgende veertien dagen zou te vinden zijn, en een ander,
-van dergelijken inhoud, aan mijnheer Gradgrind. Bijna zoodra de inkt
-der adressen droog was, had hij de hooge schoorsteenen van <span class=
-"ex">Coketown</span> reeds achter zich en zat hij in een der rijtuigen
-van een spoortrein, die hem met vliegende vaart door de duisternis
-heenvoerde.</p>
-<p class="par">Moreele menschen zullen misschien denken, dat deze
-snelle aftocht van James Harthouse hem naderhand stof gaf tot eenige
-troostrijke gedachten, als een zijner weinige bedrijven, waardoor hij
-ooit iets kwaads had vergoed, en als een blijk, dat-hij eens aan het
-allerergste van eene zeer slechte zaak was ontsnapt. Maar dit was
-volstrekt het geval niet. Een geheim gevoel, dat hij zich door eene
-mislukte onderneming belachelijk had gemaakt, en de vrees, wat andere
-heeren van zijn stempel wel van hem zouden zeggen als zij het wisten,
-waren hem zoo onaangenaam, dat de beste daad van geheel zijn leven
-juist diegene was, welke hij voor geene schatten had willen bekennen,
-en de eenige, waarover hij zich voor zich zelven schaamde.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch31" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXXI.</h2>
-<h2 class="main">ZEER BESLISSEND.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">De onvermoeibare mevrouw Sparsit, die nu eene
-geweldige verkoudheid in het hoofd had, zoodat zij niet harder dan
-fluisterend kon spreken, en haar onophoudelijk niezen hare deftige
-gestalte in gevaar scheen te brengen van in stukken uiteen te vallen,
-joeg haar patroon zoolang na, tot zij hem in de hoofdstad gevonden had;
-en daar trad zij hem toen in zijn logement in <span class="ex">St.
-James&rsquo; Street</span> met dreigende statigheid onder de oogen,
-legde de lont aan de brandstof, waarmede zij geladen was, en liet hare
-mijn springen. Aldus hare taak met onbeschrijfelijke zelfvoldoening
-volbracht hebbende, liet de edelaardige vrouw haar hoofd op mijnheer
-Bounderby&rsquo;s schouder zinken en viel in zwijm.</p>
-<p class="par">Het eerste wat mijnheer Bounderby deed, was mevrouw
-Sparsit van zich af te schudden, en haar op den grond, zoo goed zij dit
-alleen kon, de verschillende trappen van een zenuwtoeval te laten
-doorgaan. Vervolgens begon hij eenige krachtige opwekkende middelen aan
-te wenden, wrong de lijderes de duimen open, sloeg haar in de handen,
-goot haar een overvloed van water in het gezicht en stak haar zout in
-den mond. Toen deze hulpmiddelen haar hadden doen bekomen (hetgeen zij
-trouwens spoedig deden), pakte hij haar, zonder haar eenige andere
-verkwikking aan te bieden, in eene koets en bracht haar met den eersten
-spoortrein, meer dood dan levend, naar <span class="ex">Coketown</span>
-terug.</p>
-<p class="par">Op het eind harer reis bood mevrouw Sparsit, als eene
-klassieke ru&iuml;ne beschouwd, een belangwekkend schouwspel aan; maar
-uit elk ander oogpunt bezien, was zij sterk beschadigd geworden en hare
-aanspraak op bewondering zeer verminderd. Zonder zich om de slijtage
-harer kleederen en van haar gestel te bekommeren, en zoo gevoelloos als
-een keisteen voor haar zielroerend niezen, pakte Bounderby haar
-terstond weder in eene koets en voerde haar verder naar <span class=
-"ex">Stone Lodge</span>.</p>
-<p class="par">&bdquo;Tom Gradgrind,&rdquo; zeide Bounderby, laat in
-den avond de kamer van zijn schoonvader binnenstuivende, &bdquo;hier is
-eene dame&mdash;mevrouw Sparsit&mdash;gij kent mevrouw Sparsit
-wel&mdash;die u iets te zeggen heeft, dat zal u doen verstomd
-staan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt dan mijn brief niet ontvangen!&rdquo;
-riep mijnheer Gradgrind uit, verrast door deze verschijning.</p>
-<p class="par">&bdquo;Een brief van u ontvangen!&rdquo; grauwde
-Bounderby hem toe. &bdquo;Het is nu geen tijd van brieven. Als Josiah
-Bounderby van <span class="ex">Coketown</span> in zulk een humeur is
-als nu, moet niemand hem van brieven spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bounderby,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind op een
-misnoegden maar gematigden toon, &bdquo;ik spreek over een zeer
-gewichtigen brief, dien ik u geschreven heb en die Louisa
-betrof.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Tom Gradgrind,&rdquo; antwoordde Bounderby,
-verscheidene malen met de vlakke hand op de tafel slaande, &bdquo;ik
-spreek van eene zeer gewichtige boodschap, die mij iemand van Louisa is
-komen brengen. Mevrouw Sparsit, spreek op, juffrouw!&rdquo;</p>
-<p class="par">De ongelukkige dame poogde nu hare getuigenis af te
-leggen, maar daar het haar geheel aan stem ontbrak, en hare keel van
-binnen rauw scheen te zijn, kon zij weinig anders doen dan pijnlijke
-gebaren maken en leelijke gezichten trekken, waarover Bounderby zoo
-driftig werd, dat hij niet kon nalaten haar bij den arm te vatten en te
-schudden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Als gij het niet kunt uitbrengen,
-juffrouw,&rdquo; zeide hij, &bdquo;laat mij het dan uitbrengen. Het is
-nu geen tijd voor eene dame, al is zij van nog zoo voorname afkomst, om
-onverstaanbaar te fluisteren en te doen alsof zij knikkers slikte. Tom
-Gradgrind, mevrouw Sparsit heeft toevallig gelegenheid gehad om een
-gesprek in de opene lucht tusschen uwe dochter en uw kostbaren
-voornamen vriend, mijnheer James Harthouse, te beluisteren.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Inderdaad!&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind.
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e5294" href="#xd21e5294" name=
-"xd21e5294">115</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Ja inderdaad,&rdquo; beet Bounderby hem toe.
-&bdquo;En in dat gesprek...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is niet noodig mij den inhoud er van te
-zeggen, Bounderby. Ik weet wat er is voorgevallen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Doet ge?&rdquo; zeide Bounderby, zijn zoo
-bijzonder stillen en zoetsappigen schoonvader met groote oogen
-aanstarende. &bdquo;Misschien weet gij dan ook waar uwe dochter
-tegenwoordig is?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zonder twijfel. Zij is hier.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hier?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijn beste Bounderby, laat ik u toch mogen bidden
-om die luidruchtige uitbarstingen te bedwingen. Louisa is hier. Zoodra
-zij zich van dat gesprek met den persoon, van wien gij spreekt, en wien
-het mij zeer spijt dat ik bij u ge&iuml;ntroduceerd heb, kon afmaken,
-is Louisa met allen spoed hierheen gekomen om bescherming te zoeken. Ik
-was zelf nog maar weinige uren thuis geweest, toen ik haar hier zag
-komen&mdash;hier in deze kamer. Zij was met den spoortrein naar de stad
-gekomen, door den woedenden storm van de stad hier naar huis geloopen,
-en toen zij hier kwam, was zij buiten zich zelve van ontsteltenis en
-angst. Natuurlijk is zij sedert hier gebleven. Laat ik u, om uw eigen
-en om harentwil, mogen bidden meer bedaard te zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby zag eene poos naar alle kanten om
-zich heen, behalve naar den kant van mevrouw Sparsit, en zich toen
-eensklaps naar de nicht van Lady Scadgers keerende, zeide hij tot die
-rampzalige vrouw:</p>
-<p class="par">&bdquo;Nu, juffrouw, zullen wij gaarne hooren wat gij
-tot uwe verschooning moogt goedvinden te zeggen, dat gij zoo met de
-vaart van een koerier door het land vliegt, zonder andere bagage dan
-een zot vertelseltje.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer,&rdquo; fluisterde mevrouw Sparsit,
-&bdquo;mijne zenuwen zijn op het oogenblik al te zeer geschokt en mijne
-gezondheid heeft in uw dienst al te veel geleden, om mij toe te laten
-iets anders te doen dan mijne toevlucht tot tranen te nemen.&rdquo;</p>
-<p class="par">En dit deed zij ook.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, juffrouw,&rdquo; zeide Bounderby,
-&bdquo;zonder u iets te zeggen wat men niet met voegzaamheid tegen eene
-vrouw van goede afkomst zou mogen zeggen, wil ik er alleen maar
-bijvoegen, dat er, naar het mij voorkomt, nog iets anders is, waarin
-gij toevlucht kunt nemen, namelijk in eene koets. En daar de koets,
-waarin gij gekomen zijt, nog voor de deur staat, zult gij mij wel
-vergunnen om u daarin te zetten en naar het kantoor te laten brengen;
-en daar gekomen, zult ge niet beter kunnen doen, dan uwe voeten in het
-heetste water te steken dat ge verdragen kunt, en als ge in het bed
-zijt een glas kokend heete rum met eene kluit boter er in te
-drinken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Met deze woorden reikte Bounderby de schreiende dame
-zijne rechterhand toe, en bracht haar, onder een jammerlijk niezen,
-naar het bedoelde rijtuig. Spoedig kwam hij alleen terug.</p>
-<p class="par">&bdquo;Daar ik aan uw gezicht kan zien, Tom
-Gradgrind,&rdquo; hervatte hij, &bdquo;dat ge mij woudt spreken, ben ik
-hier teruggekomen. Maar ik ben in geen pleizierig humeur, dat zeg ik
-ronduit; want de zaak, zooals ze nu is, bevalt mij nog maar volstrekt
-niet, en ik vind niet, dat ik ooit door uwe dochter met zooveel
-gehoorzaamheid en onderdanigheid behandeld ben, als Josiah Bounderby
-van <span class="ex">Coketown</span> door zijne vrouw behandeld moest
-worden. Gij hebt uwe eigene meeningen, kan ik wel denken; ik heb de
-mijne, dat weet ik. Als gij mij van avond iets zoudt willen zeggen, dat
-met deze oprechte verklaring in strijd is, zoudt ge beter doen het maar
-te zwijgen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Daar Gradgrind, gelijk men zal hebben opgemerkt, veel
-zachter was dan gewoonlijk, gaf Bounderby zich bijzondere moeite om
-zich zooveel mogelijk te verharden. Dat lag zoo in zijn beminnelijk
-karakter.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijn lieve Bounderby,&rdquo; begon mijnheer
-Gradgrind tot antwoord.</p>
-<p class="par">&bdquo;Neem mij niet kwalijk,&rdquo; zeide Bounderby,
-&bdquo;maar ik wil niet al te lief zijn. Dat om te beginnen. Als ik
-voor iemand lief begin te worden, vind ik doorgaans dat hij voornemens
-is mij te bedotten. Ik spreek niet beleefd tegen u; maar, gelijk ge wel
-weet, ik ben ook niet beleefd. Als ge veel van beleefdheid houdt, weet
-ge waar gij ze krijgen kunt. Gij hebt fatsoenlijke en voorname vrienden
-genoeg, en zij zullen u van dat artikel zooveel leveren als ge maar
-hebben wilt. Ik houd het er niet op na.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bounderby,&rdquo; hervatte mijnheer Gradgrind
-dringend; &bdquo;alle menschen kunnen dwalen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik dacht, dat gij het niet kondt,&rdquo; viel
-Bounderby hem in de rede.</p>
-<p class="par">&bdquo;Misschien dacht ik ook zoo. Maar ik zeg nu, alle
-menschen kunnen dwalen; en ik zou gevoelig en dankbaar voor uwe
-kieschheid zijn, als gij mij die toespelingen op Harthouse woudt
-besparen. Ik zal in ons gesprek geene melding van hem maken, alsof ik
-hem voor uw vriend en vertrouwde hield, en ik verzoek u niet voort te
-gaan met te spreken alsof hij de mijne was.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb zijn naam niet eens genoemd,&rdquo; zeide
-Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Goed, goed!&rdquo; antwoordde mijnheer Gradgrind
-op een toon van geduld, zelfs van onderwerping, en bleef toen eene
-korte poos peinzen. &bdquo;Bounderby, ik heb reden om er aan te
-twijfelen of wij Louisa wel ooit recht begrepen hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wie meent ge met dat <span class=
-"ex">w&#307;</span>?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat mij dan ik zeggen,&rdquo; antwoordde hij op
-die smalend uitgestootene vraag. &bdquo;Ik twijfel er aan, of ik Louisa
-wel ooit begrepen heb. <span class="pagenum">[<a id="xd21e5349" href=
-"#xd21e5349" name="xd21e5349">116</a>]</span>Ik twijfel er aan, of ik
-de rechte manier van opvoeding wel voor haar heb gekozen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Daar hebt gij het aan &rsquo;t rechte
-eind,&rdquo; antwoordde Bounderby. &bdquo;Dat geef ik u toe. Dat hebt
-gij nu eindelijk ontdekt, niet waar? Opvoeding!&mdash;Ik zal u eens
-zeggen wat opvoeding is&mdash;dat is, hals over kop de deur te worden
-uitgesmeten, en op kort rantsoen te worden gesteld van alles behalve
-klappen. Dat noem ik opvoeding.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik geloof, dat uw gezond verstand wel zal
-zien,&rdquo; bracht mijnheer Gradgrind met alle nederigheid hiertegen
-in, &bdquo;dat, welke verdiensten zulk een stelsel ook hebben mag, het
-bij meisjes bezwaarlijk van algemeene toepassing zou kunnen
-zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat zie ik geheel niet in,&rdquo; antwoordde de
-stijfkoppige Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel,&rdquo; hervatte mijnheer Gradgrind met een
-zucht, &bdquo;wij zullen die vraag maar niet onderzoeken. Ik verzeker
-u, dat ik niet naar een woordenstrijd verlang. Ik zoek alleen maar te
-herstellen wat er bedorven is, als ik dat met mogelijkheid kan doen; en
-ik hoop, dat ge mij in dat goede voornemen zult bijstaan, Bounderby,
-want ik heb groote droefheid gehad.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik versta u nog niet,&rdquo; antwoordde
-Bounderby, met onverzettelijke koppigheid, &bdquo;en daarom wil ik
-niets beloven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;In weinige uren tijds, mijn beste
-Bounderby,&rdquo; vervolgde mijnheer Gradgrind, op denzelfden treurigen
-en verzoenenden toon, &bdquo;schijn ik beter met Louisa&rsquo;s
-karakter bekend te zijn geworden dan in al de vorige jaren. Die
-inlichting is mij smartelijk opgedwongen, en de ontdekking is mijn
-bedrijf niet. Ik geloof, dat er&mdash;Bounderby, ge zult wel verwonderd
-zijn mij dit te hooren zeggen&mdash;ik geloof, dat er eigenschappen in
-Louisa schuilen, die&mdash;die op eene harde manier verwaarloosd zijn
-en&mdash;z&oacute;&oacute; eenigszins eene verkeerde richting hebben
-genomen. En&mdash;en ik wilde u doen opmerken, dat het&mdash;dat het,
-als gij mij vriendelijk helpen woudt in de nu nog tijdige proefneming
-om haar een tijdlang aan haar beteren geest over te laten&mdash;en dien
-door zachtheid en inschikkelijkheid aan te moedigen en te
-ontwikkelen&mdash;het&mdash;het voor ons aller geluk beter zou zijn.
-Louisa,&rdquo; vervolgde hij, zijne hand voor zijn gezicht houdende,
-&bdquo;is altijd mijn geliefkoosd kind geweest.&rdquo;</p>
-<p class="par">Bij het hooren dezer woorden werd de driftige Bounderby
-zoo rood en zwol zoo geweldig op, dat hij op het punt scheen, en
-waarschijnlijk ook was, om eene beroerte te krijgen. Maar hoewel zelfs
-zijne ooren eene donkere purperkleur aannamen, bedwong hij toch zijne
-verontwaardiging en zeide slechts:</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij zoudt haar dan wel een tijdlang hier willen
-houden?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik&mdash;ik had u willen aanraden, mijn beste
-Bounderby, dat ge Louisa zoudt vergunnen om hier wat te blijven
-logeeren en zich door Sissy te laten oppassen (ik meen natuurlijk
-Cecilia Jupe), die haar begrijpt en in wie zij vertrouwen
-stelt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Tom Gradgrind,&rdquo; antwoordde Bounderby, met
-het hoofd in den nek en de handen in de zakken, &bdquo;ik maak uit dit
-alles op, dat gij van meening zijt, dat er zoo iets is wat de menschen
-incompatibiliteit noemen tusschen Louisa Bounderby en mij.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik vrees, dat er vooralsnog eene algemeene
-incompatibiliteit bestaat tusschen Louisa en&mdash;en bijna alle
-omstandigheden waarin ik haar geplaatst heb,&rdquo; gaf de vader
-treurig ten antwoord.</p>
-<p class="par">&bdquo;Luister nu eens, Tom Gradgrind,&rdquo; zeide de
-bloedroode Bounderby, zich vlak tegenover hem plaatsende, met de beenen
-wijd van elkander, de handen nog dieper in de zakken en een hoofd met
-haar, dat naar een hooiveld in een onstuimigen wind geleek. &bdquo;Gij
-hebt uitgesproken, en nu zal ik spreken. Ik ben een <span class=
-"ex">Coketowner</span>. Ik ben Josiah Bounderby van <span class=
-"ex">Coketown</span>. Ik ken de steenen van de stad, ik ken de machines
-van de stad, ik ken de schoorsteenen van de stad, ik ken den rook van
-de stad, en ik ken de werklieden van de stad. Ik ken ze allen tamelijk
-wel. Zij zijn geene ingebeelde dingen, en als iemand mij van ingebeelde
-hoedanigheden vertelt, zeg ik dien man altijd, wie hij ook wezen mag,
-dat ik wel weet wat hij meent. Hij meent schildpadsoep en wildbraad,
-met een gouden lepel, en dat hij eene koets met zes paarden wil houden.
-Dat is het wat uwe dochter zou willen; en daar gij van meening zijt,
-dat zij zou moeten hebben wat zij wil, raad ik u het haar te bezorgen,
-want van mij zal zij het nooit krijgen, Tom Gradgrind.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bounderby,&rdquo; <span class="corr" id=
-"xd21e5384" title="Bron: antwooordde">antwoordde</span> mijnheer
-Gradgrind, &bdquo;ik had na mijn dringend verzoek gehoopt, dat gij een
-anderen toon zoudt hebben aangeslagen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wacht nog eens even,&rdquo; hervatte Bounderby;
-&bdquo;ik heb u laten uitspreken, geloof ik. Hoor mij nu ook ten einde,
-als het u belieft. Maak u zelven niet tot een voorbeeld van
-onbillijkheid, zoowel als van inconsequentie, want hoewel het mij
-spijt, Tom Gradgrind zoo laag gezonken te zien als hij nu al is, zou
-het mij dubbel spijten hem z&oacute;&oacute; laag te zien dalen. Er is,
-geeft ge mij te verstaan, eene incompatibiliteit van eene of andere
-soort tusschen uwe dochter en mij. Ik zal u tot antwoord daarop te
-verstaan geven, dat er ontwijfelbaar eene incompatibiliteit van de
-eerste grootte bestaat, die met deze enkele woorden kan worden
-verklaard: dat uwe dochter de verdiensten van haar man niet behoorlijk
-kent, en niet zooveel gevoel heeft als wel passen zou, waarachtig, voor
-de eer der verbintenis met hem. Dat is <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e5389" href="#xd21e5389" name="xd21e5389">117</a>]</span>rond en
-duidelijk gesproken, zou ik hopen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bounderby,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind
-dringend; &bdquo;dat is onredelijk.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Is het?&rdquo; zeide Bounderby. &bdquo;Ik ben
-blij u dat te hooren zeggen; want als Tom Gradgrind met zijn nieuw
-licht mij zegt, dat, wat ik zeg onredelijk is, ben ik terstond
-overtuigd, dat het duivelsch verstandig moet wezen. Met uw verlof zal
-ik nu voortgaan. Gij kent mijne afkomst; en gij weet, dat ik een goed
-getal jaren van mijn leven geene laarzentrekkers noodig had, omdat ik
-geene laarzen had en schoenen evenmin. En toch moogt gij het gelooven
-of niet, zooals het u goeddunkt, dat er dames zijn&mdash;geborene
-dames&mdash;die tot famili&euml;n
-behooren&mdash;famili&euml;n!&mdash;die den grond haast aanbidden,
-waarover ik ga.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij wierp dit gezegde als een vuurpijl zijn schoonvader
-naar het hoofd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Terwijl uwe dochter,&rdquo; vervolgde Bounderby,
-&bdquo;lang geene geborene dame is&mdash;dat weet gij zelf wel. Niet
-dat ik het minste om zulke dingen geef, dat weet gij heel goed; maar
-het is zoo, en gij, Tom Gradgrind, kunt dat niet veranderen. Waarom zeg
-ik dit nu?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Niet om mij te sparen, vrees ik,&rdquo; merkte
-mijnheer Gradgrind zachtjes aan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoor mij ten einde,&rdquo; zeide Bounderby,
-&bdquo;en neem mij het woord niet uit den mond eer gij weer aan de
-beurt komt. Ik zeg dit omdat vrouwen van voorname familie zich verbaasd
-hebben over de manier, waarop uwe dochter zich gedragen heeft, en
-verstomd hebben gestaan over hare gevoelloosheid. Zij hebben zich
-verwonderd hoe ik dat verdroeg; en ik zelf verwonder er mij nu over en
-wil het niet langer verdragen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bounderby,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind, nu
-opstaande, &bdquo;hoe minder wij van avond zeggen, des te beter, geloof
-ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Integendeel, Tom Gradgrind, hoe meer wij van
-avond zeggen, des te beter, geloof ik. Dat is&rdquo;&mdash;deze
-bedenking stuitte hem&mdash;&bdquo;totdat ik alles gezegd heb wat ik op
-mijn hart heb, en dan kan het mij niet schelen hoe gauw wij ophouden.
-Ik kom tot eene vraag, die de zaak zal bekorten. Wat meent gij met het
-voorstel, dat gij zoo even gedaan hebt?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat ik meen, Bounderby?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Met dat logeer-voorstel,&rdquo; zeide Bounderby,
-het hoofd in den nek werpende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik voedde de hoop, dat gij u op eene vriendelijke
-manier zoudt laten bewegen om Louisa hier een tijd van rust en nadenken
-te vergunnen, die in vele opzichten tot eene trapsgewijze verandering
-en verbetering der omstandigheden zal kunnen strekken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Die de incompatibiliteit, zooals gij ze opvat,
-wat zal moeten verhelpen?&rdquo; zeide Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Als gij het zoo wilt uitdrukken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat heeft u daaraan doen denken?&rdquo; zeide
-Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb reeds gezegd, ik vrees dat Louisa niet
-begrepen is geworden. Is het te veel gevergd, Bounderby, dat gij, die
-zooveel ouder zijt, behulpzaam zoudt wezen tot eene poging om haar
-terecht te brengen. Gij hebt met haar eene groote verantwoordelijkheid
-op u genomen. Gij hebt haar genomen <span class="ex">of z&#307; mee- of
-tegenviel</span>...&rdquo;</p>
-<p class="par">Misschien klonk deze herhaling der woorden, die hij
-Stephen Blackpool had toegevoegd, Bounderby onaangenaam in de ooren;
-hij viel er ten minste met eene beweging van schrik en gramschap op
-in:</p>
-<p class="par">&bdquo;Daarover behoeft mij niets gezegd te worden. Ik
-weet waarvoor ik haar genomen heb, evengoed als gij. Waarvoor ik haar
-genomen heb, gaat u niet aan, dat is mijne zaak.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik wilde alleen maar aanmerken, Bounderby, dat
-wij mogelijk allen meer of minder verkeerd gedaan hebben, gij niet
-uitgezonderd; en dat eenige inschikkelijkheid van uw kant, als gij
-bedenkt welk eene verantwoordelijkheid gij aanvaard hebt, misschien
-niet alleen een bewijs van ware genegenheid zou zijn, maar mogelijk ook
-een plicht, dien gij Louisa verschuldigd zijt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik denk er anders over,&rdquo; zeide Bounderby,
-op zijne winderigste manier; &bdquo;en ik zal de zaak afdoen zooals ik
-ze begrijp. Ik wil er geene ruzie met u over maken, Tom Gradgrind. Om u
-de waarheid te zeggen, ik geloof niet dat het bij mijne reputatie zou
-passen, over zulk een geval ruzie te maken. Wat uw fatsoenlijken en
-voornamen vriend betreft, hij mag heenloopen waar hij maar wil. Als hij
-mij in den weg komt, zal ik hem zeggen hoe ik over hem denk; als hij
-mij niet in den weg komt, zal ik het niet doen, want dan zou het niet
-de moeite waard zijn. Wat uwe dochter aangaat, die ik tot Louisa
-Bounderby gemaakt heb, en misschien liever maar Louisa Gradgrind had
-moeten laten blijven, als zij morgenmiddag om twaalf uur niet thuis is,
-zal ik het er voor houden, dat zij liever wegblijft, en zal ik hare
-kleeren en andere dingen hier aan huis zenden, en dan kunt gij voortaan
-op haar passen. Wat ik de menschen over het algemeen zal zeggen over de
-incompatibiliteit, die mij haar zoo de wet heeft doen stellen, zal dit
-wezen: Ik ben Josiah Bounderby, en ik heb <span class=
-"ex">m&#307;ne</span> opvoeding gehad; zij is de dochter van Tom
-Gradgrind, en zij heeft <span class="ex">hare</span> opvoeding gehad;
-en die twee paarden willen niet samen trekken. Ik ben hier tamelijk wel
-bekend als een man, die buitengemeen is, geloof ik; en de meeste
-menschen zullen gauw genoeg begrijpen, dat eene vrouw ook eenigszins
-van eene buitengemeene soort moet wezen, om het mij op den duur naar
-mijn zin te maken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat ik u ernstig mogen verzoeken, Bounderby, om
-dit nog eens te overwegen,&rdquo; zeide <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e5442" href="#xd21e5442" name="xd21e5442">118</a>]</span>mijnheer
-Gradgrind, &bdquo;eer gij tot zulk eene beslissing overgaat.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik beslis altijd dadelijk,&rdquo; antwoordde
-Bounderby, zijn hoed op het hoofd smijtende, &bdquo;en wat ik doe, doe
-ik terstond. Het zou mij verwonderen, Tom Gradgrind zoo iets tegen
-Josiah Bounderby van <span class="ex">Coketown</span> te hooren zeggen,
-daar ik toch weet, dat hij hem wel kent, als ik mij nog kon verwonderen
-over iets, dat Tom Gradgrind doet, nadat hij zich met sentimenteele
-lorrendraaierij begint op te houden. Ik heb u mijn besluit gemeld en
-heb niets meer te zeggen. Goedenavond!&rdquo;</p>
-<p class="par">Aldus ging Bounderby naar zijn huis in de stad en naar
-bed. Des anderen daags vijf minuten over twaalven gaf hij last om het
-goed van mevrouw Bounderby zorgvuldig op te pakken en naar Tom
-Gradgrind te zenden, adverteerde in de couranten dat zijn buitengoed
-uit de hand te koop was, en hervatte zijne levenswijs als
-vrijgezel.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch32" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXXII.</h2>
-<h2 class="main">VERLOREN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">De zaak van den diefstal in het kantoor was
-intusschen niet uit het oog verloren en hield ook nu niet op eene
-eerste plaats in de aandacht van den voornaamsten deelhebber aan dat
-etablissement te beslaan. Om als een uitstekend man, die zich zelven
-tot een man gemaakt had, als een commercieel wonder, meer
-bewonderenswaardig dan Venus, daar hij uit het slijk in plaats van uit
-de zee was opgerezen, een brallend bewijs van zijne voortvarendheid en
-werkzaamheid te geven, wilde hij toonen hoe weinig zijne huiselijke
-aangelegenheden zijn ijver voor zijne beroepszaken konden verzwakken.
-In de eerste weken na de scheiding van zijne vrouw was hij dus nog
-woeliger, luidruchtiger en ongeduldiger dan gewoonlijk, en dagelijks
-maakte hij zooveel beweging over het onderzoek naar den diefstal, dat
-de politiebeambten, wien hij de zaak in handen had gegeven, bijna
-wenschten, dat zij maar nooit gepleegd was.</p>
-<p class="par">Bovendien waren zij geheel van het spoor en wisten niet
-wat te doen. Hoewel zij zich sedert lang zoo stil hadden gehouden, dat
-de meeste menschen dachten dat zij de zaak als hopeloos hadden laten
-varen, was er niets nieuws voorgevallen. Niemand, die in het geval
-betrokken was, vatte ontijdig moed tot een stap, waardoor hij zich
-zelven verried, en wat nog opmerkelijker was, men kon niets van Stephen
-Blackpool vernemen, en de geheimzinnige oude vrouw bleef een
-raadsel.</p>
-<p class="par">Nu de zaken zoover waren gekomen en het scheen, dat men
-op deze manier niet verder zou vorderen, kwam Bounderby tot het besluit
-om een stouten maatregel te wagen. Hij liet een aanplakbiljet drukken,
-om eene belooning van twintig pond uit te loven voor den aanbrenger van
-Stephen Blackpool, verdacht van medeplichtigheid aan den diefstal, die
-in het kantoor was gepleegd. Hij beschreef den genoemden Stephen
-Blackpool&mdash;zijne kleeding, kleur, lengte (naar gissing) en
-voorkomen&mdash;zoo nauwkeurig mogelijk, vermeldde wanneer hij de stad
-had verlaten en waar men hem het laatst had gezien en liet het
-reusachtige, met groote zwarte letters bedrukte blad in het holle van
-den nacht overal aanplakken, zoodat het de geheele bevolking op eens
-onder de oogen moest komen en met verbazing vervullen.</p>
-<p class="par">De werkklokken der fabrieken moesten dien ochtend veel
-harder luiden dan anders, om de groepen werklieden te verstrooien, die
-bij deze plakkaten bleven staan en ze met gretige oogen verslonden.
-Niet de minst gretigen van die vergaderde oogen waren de oogen van hen,
-die niet konden lezen. Terwijl deze lieden naar de vriendschappelijke
-stem luisterden, die hardop voorlas&mdash;en zulk eene hulp was overal
-gereed&mdash;staarden zij de letters, die zooveel te beduiden hadden,
-met zekere vreesachtige verwondering en eerbied aan, die bijna comisch
-zouden zijn geweest, indien eenig blijk van zulke algemeene onkunde
-ooit anders dan dreigend en onheilspellend kon wezen. Uren later, onder
-het draaien van spillen, het kletteren van weefgetouwen en het snorren
-van raderen, hadden zij die plakkaten nog voor de oogen en klonken de
-woorden hun nog in de ooren; en toen de arbeiders des middags naar huis
-gingen, waren er wederom evenveel lezers als in den ochtend.</p>
-<p class="par">Slackbridge, de afgevaardigde, moest dien avond in eene
-vergadering het woord voeren, en verschafte zich bij den drukker een
-overgeschoten biljet, dat hij in zijn zak medebracht. O, mijne vrienden
-en landgenooten, in het stof vertredene werklieden van <span class=
-"ex">Coketown</span>, o mijne medebroeders, medearbeiders, medeburgers
-en medemenschen, welke oogen zette men op, toen Slackbridge dat
-&bdquo;doemvonnis&rdquo;, gelijk hij het noemde, openvouwde, en ter
-verfoeiing der vergadering omhoog hield.</p>
-<p class="par">&bdquo;O, mijne medemenschen, ziet waartoe een verrader
-in het leger dier edele geesten, die hunne namen op de heilige rol der
-vereeniging hebben laten inschrijven, in staat is! O, mijne
-bejammerenswaardige vrienden, die het knellend juk van dwingelanden op
-den hals voelt, die door den ijzeren voet der tirannie in het stof der
-aarde wordt vertreden, waarin uwe onderdrukkers u gaarne al de dagen
-van uw leven op den buik zien kruipen gelijk de slang in den
-hof&mdash;o mijne broeders, en zal ik als een man ook niet zeggen, o
-mijne zusters, <span class="pagenum">[<a id="xd21e5471" href=
-"#xd21e5471" name="xd21e5471">119</a>]</span>wat zegt gij nu van
-Stephen Blackpool, een weinig rond van schouders en ongeveer vijf voet
-zeven duim lang, gelijk in dit vernederende, dit walgelijke, dit
-schandvlekkende, dit verfoeielijke papier te lezen staat; en met welk
-eene majesteit van ontwaardiging zult gij de adder verpletteren, die
-zulk eene schande zou willen brengen over het naar Gods beeld
-geschapene geslacht, dat hem gelukkig voor eeuwig heeft uitgebannen!
-Ja, mijne lotgenooten, gelukkig hebt gij hem van u afgezonderd en
-uitgebannen! Want gij herinnert u wel, hoe hij hier op dit
-spreekgestoelte voor u stond; gij herinnert u, hoe ik hem toen, van
-aangezicht tot aangezicht en voet voor voet, door al zijne ingewikkelde
-kronkelpaden volgde; gij herinnert u, hoe hij zich wond en wrong, hoe
-hij woorden <span class="corr" id="xd21e5473" title=
-"Bron: zifte">ziftte</span> en haarkloofde, tot hij geen duim breed
-gronds meer had om zich aan vast te klampen, en ik hem uitdreef van
-onder ons, als een voorwerp van eeuwigdurenden smaad, van wrekend
-verdelgende, zengende en brandende verfoeiing voor ieder vrij gemoed en
-elken denkenden geest! En nu, mijne vrienden&mdash;mijne arbeidende
-vrienden&mdash;want ik verheug en beroem mij in dien scheldnaam van
-werkman&mdash;mijne vrienden, wier hard, maar eerlijk bed door noesten
-arbeid wordt gespreid, wier schrale, maar vrije pot in diepen druk
-wordt gekookt; en nu, zeg ik, mijne vrienden, welken naam heeft die
-lafhartige verrader zich zelven gegeven, nu hij, met het masker van het
-aangezicht gerukt, in al zijne aangeborene wanstaltigheid voor ons
-staat&mdash;wat is hij nu? Een dief! Een roover! Vogelvrij verklaarde
-vluchteling, op wiens hoofd een prijs gezet is; een vuile kanker voor
-den edelen naam der werklieden van <span class="ex">Coketown</span>!
-Daarom, mijn kring van broederen in een heilig verbond, waaronder uwe
-kinderen en uwe nog ongeborene kindskinderen reeds hand en zegel hebben
-gezet, doe ik u, uit last van het vereenigd gemeenschappelijk
-Tribunaal, altijd waakzaam en ijverig voor uw welzijn, het voorstel,
-dat deze vergadering zal besluiten: Dat, dewijl de wever Stephen
-Blackpool, in dit plakkaat bedoeld, alreeds door de vereeniging der
-fabriekarbeiders van <span class="ex">Coketown</span> plechtig is
-uitgebannen, deze arbeiders vrij zijn van de schande zijner
-wanbedrijven en hunne klasse de schuld niet kan dragen van zijne
-oneerlijke handelingen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Slackbridge zweeg nu, nadat hij zich buiten adem en in
-het zweet had geschreeuwd. Eenige weinige ernstige stemmen riepen:
-&bdquo;Neen!&rdquo; en toen een man zeide: &bdquo;Slackbridge, ge zijt
-al te overijld daarin; ge haast u veel te veel!&rdquo; riepen eenige
-anderen goedkeurend: &bdquo;Hoor, hoor!&rdquo; Maar dit waren slechts
-enkelen tegen een geheel leger; de vergadering bleek <span class="corr"
-id="xd21e5484" title="Bron: te">de</span> woorden van Slackbridge
-algemeen voor een evangelie te houden, en beantwoordde hem met een
-driewerf herhaald gejuich, hetwelk hij met hijgend welgevallen
-aanhoorde.</p>
-<p class="par">Deze lieden waren nog op straat en gingen stil naar
-huis, toen Sissy, die eenige minuten vroeger van Louisa was
-weggeroepen, weder bij haar kwam.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wie is er?&rdquo; vroeg Louisa.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is mijnheer Bounderby,&rdquo; antwoordde
-Sissy, beschroomd om dien naam uit te spreken, <span class="corr" id=
-"xd21e5494" title="Niet in bron">&bdquo;</span>en mijnheer Tom, en eene
-jonge vrouw, die zegt dat zij Rachel heet, en dat gij haar
-kent.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat willen ze hebben, lieve Sissy?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zij willen u spreken; Rachel heeft geschreid en
-schijnt boos te zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Vader,&rdquo; zeide Louisa, want hij was in de
-kamer, &bdquo;ik kan niet weigeren hen te zien, om eene reden die ik
-zelf verklaren zal. Mogen zij hier binnenkomen?&rdquo;</p>
-<p class="par">Toen hij toestemmend antwoordde, ging Sissy hen halen en
-kwam terstond met hen terug. Tom was de laatste en bleef in het
-donkerste gedeelte van het vertrek, vlak bij de deur staan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw Bounderby,&rdquo; zeide haar echtgenoot,
-met een koel knikje binnenkomende, &bdquo;ik stoor u niet, hoop ik. Het
-is een onbehoorlijk uur, maar hier is eene jonge vrouw, die
-verklaringen heeft gedaan, welke mijn bezoek noodzakelijk maken. Tom
-Gradgrind, daar uw zoon, de jonge Tom, om eene of andere reden
-hardnekkig weigert om iets hoegenaamd, goed of kwaad, over die
-verklaringen te zeggen, ben ik genoodzaakt haar met uw dochter te
-confronteeren.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt mij vroeger nog eens gezien,
-mevrouw,&rdquo; zeide Rachel, zich vlak voor Louisa plaatsende.</p>
-<p class="par">Tom kuchte.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt mij vroeger nog eens gezien,&rdquo;
-herhaalde Rachel, toen Louisa geen antwoord gaf.</p>
-<p class="par">Tom kuchte nog eens.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, dat heb ik,&rdquo; zeide Louisa nu.</p>
-<p class="par">Rachel sloeg met fierheid hare oogen naar Bounderby op
-en zeide toen: &bdquo;Wilt gij nu ook bekend maken, mevrouw, waar dat
-was en wie daar waren?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ging naar het huis, waar Stephen Blackpool op
-een bovenkamer woonde, op den avond toen hij was afgedankt, en zag u
-daar. Hij was daar ook; en eene oude vrouw, die niet sprak, en die ik
-ternauwernood kon zien, stond in een hoek. Mijn broeder was bij
-mij.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarom kondt gij dat niet zeggen, Tom?&rdquo;
-vroeg Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik had mijne zuster beloofd, dat ik het niet zou
-doen.&rdquo; En toen Louisa dit haastig bevestigd had, vervolgde de
-hondsvot met bitterheid: &bdquo;En bovendien, als zij hare eigene
-historie zoo goed&mdash;en zoo volledig&mdash;vertelt, wat had ik haar
-die dan uit den mond te nemen?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e5526" href="#xd21e5526" name="xd21e5526">120</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Zeg nu, mevrouw, als het u belieft,&rdquo;
-hervatte Rachel, &bdquo;waarom gij tot zijn ongeluk dien avond bij
-Stephen zijt gekomen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik had medelijden met hem,&rdquo; antwoordde
-Louisa met verhoogde kleur, &bdquo;en ik wenschte te weten wat hij zou
-gaan doen en hem mijne hulp aan te bieden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dank je wel, mevrouw,&rdquo; viel Bounderby
-hierop in. &bdquo;Zeer vereerd en verplicht.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hebt gij hem toen eene banknoot
-aangeboden?&rdquo; hervatte Rachel.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, maar hij weigerde die en wilde niet meer dan
-twee pond in goud aannemen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Rachel sloeg hare oogen weder naar mijnheer Bounderby
-op.</p>
-<p class="par">&bdquo;O ja wel,&rdquo; zeide Bounderby. &bdquo;Als gij
-vragen wilt of uw belachelijk en onwaarschijnlijk bericht waar was of
-niet, moet ik zeggen, dat het nu bevestigd is.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mevrouw,&rdquo; hervatte Rachel, &bdquo;Stephen
-Blackpool wordt nu in een gedrukt papier door de geheele stad, en waar
-niet al meer, openlijk een dief genoemd. Er is van avond eene
-vergadering geweest, waar men op dezelfde schandelijke manier over hem
-gesproken heeft. Stephen&mdash;de eerlijkste, de trouwste, de beste man
-van de wereld!&rdquo; Hier werd hare verontwaardiging door droefheid
-overmeesterd, en zij brak snikkend af.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het spijt mij, het spijt mij zeer,&rdquo; zeide
-Louisa.</p>
-<p class="par">&bdquo;O mevrouw, mevrouw,&rdquo; antwoordde Rachel,
-&bdquo;ik hoop, dat het u spijt, maar ik weet het niet! Ik kan niet
-zeggen wat gij misschien gedaan hebt! Menschen als gij kennen ons niet,
-geven niet om ons, behooren niet tot ons. Ik weet niet waarom gij dien
-avond misschien gekomen zijt. Ik kan niet anders zeggen, of gij zult
-misschien uwe eigene oogmerken daarmede gehad hebben, zonder u te
-bekommeren om de ongelegenheid, waarin gij zoo iemand als dien armen
-man zoudt brengen. Ik zeide toen: God zegene u, dat gij gekomen zijt;
-en dat zeide ik met al mijn hart, omdat gij zooveel medelijden met hem
-scheent te hebben; maar nu weet ik het niet, nu weet ik het
-niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa was niet in staat om haar over haar onbillijk
-vermoeden te misprijzen; haar vast vertrouwen op haar vriend en hare
-innige droefheid strekten haar tot voldoende verontschuldiging.</p>
-<p class="par">&bdquo;En als ik bedenk,&rdquo; zeide Rachel tusschen
-haar snikken door, &bdquo;dat de arme man zoo dankbaar was en dacht,
-dat gij zoo goed voor hem waart&mdash;als ik bedenk, dat hij zijne hand
-voor zijn gezicht hield om de tranen te verbergen, die gij hem in de
-oogen hadt gebracht&mdash;o, dan hoop ik dat het u spijten mag, en dat
-gij geene grootere reden tot spijt moogt hebben; maar ik weet het niet,
-ik weet het niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het staat u mooi,&rdquo; bromde de hondsvot, in
-zijn donkeren hoek onrustig heen en weer schuivende, &bdquo;om met
-zulke lasterlijke praatjes aan te komen. Gij moest terstond de deur
-worden uitgesmeten; dat zou niet meer zijn dan gij verdient.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij gaf geen antwoord hierop, en haar zacht schreien was
-het eenige geluid dat men hoorde, totdat mijnheer Bounderby het woord
-nam.</p>
-<p class="par">&bdquo;Komaan,&rdquo; zeide hij, &bdquo;gij weet waartoe
-gij u verbonden hebt. Denk liever daarom en niet om wat
-anders.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het spijt mij waarlijk,&rdquo; antwoordde Rachel,
-hare oogen afdrogende, &bdquo;dat iemand mij zoo gezien heeft, maar men
-zal mij niet weder zoo zien. Mevrouw, toen ik gelezen had wat er van
-Stephen gedrukt is&mdash;en dat evenveel waarheid bevat alsof het van u
-gezegd was&mdash;ben ik rechtstreeks naar het kantoor gegaan, om te
-zeggen dat ik wist waar Stephen was, en voor vast en zeker te beloven,
-dat hij over twee dagen hier zou zijn. Ik kon mijnheer Bounderby toen
-niet spreken en uw broeder zond mij weg; en toen zocht ik u op, maar
-gij waart niet te vinden, en zoo ging ik weder naar mijn werk. Zoodra
-ik van avond uit de fabriek kwam, haastte ik mij om te hooren wat er
-van Stephen gezegd werd&mdash;want ik weet, dat hij met glans zal
-terugkomen om dat gerucht te schande te maken&mdash;en toen ging ik
-weer om mijnheer Bounderby op te zoeken, en ik vond hem en zeide hem al
-wat ik wist; en hij geloofde niets van wat ik zeide en bracht mij
-hier.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo ver is alles waar,&rdquo; zeide Bounderby,
-met de handen in de zakken en den hoed op het hoofd. &bdquo;Maar ik ken
-ulieden langer dan vandaag, moet ge weten, en ik weet, dat gij uit
-gebrek aan praatjes nooit sterven zult. Maar nu raad ik u niet zooveel
-aan praten te denken als aan handelen. Gij hebt op u genomen iets te
-doen, en al wat ik voor het oogenblik te zeggen heb, is&mdash;doe
-het.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb dezen namiddag met de post aan Stephen
-geschreven, gelijk ik vroeger nog eens aan hem geschreven heb,&rdquo;
-antwoordde Rachel, &bdquo;en hij zal ten langste over twee dagen hier
-zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dan zal ik u eens wat zeggen,&rdquo; liet
-Bounderby hierop volgen. &bdquo;Gij weet misschien niet, dat men nu en
-dan ook op u gepast heeft, daar men u niet vrij van verdenking hield,
-omdat de menschen meestal beoordeeld worden naar het gezelschap waarin
-zij verkeeren. Het postkantoor is ook niet vergeten geworden. Wat ik u
-nu zeg, is, dat er nooit een brief aan Stephen Blackpool door u
-verzonden is. Waar dus uw brief gebleven is, moet gij zelf maar raden.
-Misschien vergist gij u en hebt gij er nooit een geschreven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij was nog geene week hier vandaan geweest,
-mevrouw,&rdquo; zeide Rachel, zich naar Louisa keerende, alsof zij zich
-op deze wilde beroepen, &bdquo;of hij zond den eenigen brief, dien ik
-ooit van hem gehad heb, om mij te zeggen, dat hij genoodzaakt
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e5569" href="#xd21e5569" name=
-"xd21e5569">121</a>]</span>was onder een anderen naam werk te
-zoeken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo waarachtig!&rdquo; riep Bounderby uit, nadat
-hij fluitende zijn hoofd had geschud, &bdquo;heeft hij zijn naam
-veranderd! Dat is eenigszins ongelukkig voor zulk een onberispelijk
-persoon. Het wordt in ons gerechtshof een weinigje verdacht gehouden,
-geloof ik, als een onschuldig man toevallig verscheidene namen
-heeft.&rdquo;</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e5574width"><img src="images/p121.jpg" alt=
-"&bdquo;NU, CECILIA, IK VRAAG NAAR GEEN GEHEIM, MAAR IK GELOOF, DAT IK DEZE DAME TOCH VOOR DE JONGE JUFFROUW VAN DEN JONKER MAG HOUDEN.&rdquo; (Blz. 135)."
-width="720" height="491">
-<p class="figureHead">&bdquo;NU, CECILIA, IK VRAAG NAAR GEEN GEHEIM,
-MAAR IK GELOOF, DAT IK DEZE DAME TOCH VOOR DE JONGE JUFFROUW VAN DEN
-JONKER MAG HOUDEN.<span class="corr" id="xd21e5577" title=
-"Niet in bron">&rdquo;</span> (Blz. 135).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">&bdquo;In naam der barmhartigheid, mevrouw,&rdquo; zeide
-Rachel, wederom met tranen in de oogen, &bdquo;wat zou de arme man
-doen? De meesters tegen hem aan den eenen kant, de werklieden aan den
-anderen, terwijl hij niets anders verlangde dan in vrede te werken en
-te mogen doen wat hij voor recht hield. Kan iemand dan geene eigene
-ziel, geen eigen geweten hebben? Moet hij het, door goed en kwaad heen,
-geheel met den eenen of met den anderen kant houden, of anders gejaagd
-worden als een haas?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarlijk, ik beklaag hem met al mijn hart,&rdquo;
-zeide Louisa, &bdquo;en ik hoop, dat hij zich zal kunnen
-zuiveren.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Daarvoor behoeft gij niet bang te zijn, mevrouw.
-Hij is veilig.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Des te veiliger zou ik denken,&rdquo; zeide
-Bounderby, &bdquo;omdat gij niet wilt zeggen waar hij is, niet
-waar?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij zal door mijn bedrijf niet terugkomen met de
-onverdiende schande van teruggebracht te worden. Hij zal vrijwillig
-terugkomen om zich te zuiveren, en om allen, die zijn goeden naam
-beklad hebben, terwijl hij er niet was om zich te verdedigen, te
-schande te maken. Ik heb hem gezegd wat er tegen hem gedaan is,&rdquo;
-zeide Rachel, op wier gemoed alle vertrouwen afstuitte, gelijk de
-golven der zee op eene rots, &bdquo;en hij zal ten langste over twee
-dagen hier zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Evenwel,&rdquo; liet Bounderby hierop volgen,
-&bdquo;als hij vroeger gepakt kan worden, zal hij ook vroeger
-gelegenheid hebben om zich te zuiveren. Wat u betreft, ik heb niets
-tegen u; wat gij mij zijt komen zeggen, blijkt de waarheid te zijn, en
-ik heb u gelegenheid gegeven om te bewijzen, dat het de waarheid was,
-en daar mede is het afgedaan. Ik wensch u allen goedenavond. Ik moet
-weg om dit wat nader te onderzoeken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zoodra mijnheer Bounderby zich omkeerde, kwam Tom uit
-zijn hoek, bleef dicht bij hem en ging met hem heen. De eenige
-afscheidsgroet, dien hij voor iemand over had, was een stuursch:
-&bdquo;Goedenavond, vader!&rdquo; Met dat korte gezegde en een donkeren
-blik naar zijne zuster, verliet hij het huis.</p>
-<p class="par">Sedert zijn plechtanker hem begeven had, was
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e5598" href="#xd21e5598" name=
-"xd21e5598">122</a>]</span>mijnheer Gradgrind zeer karig met woorden
-geweest. Hij bleef nog stil zitten, toen Louisa vriendelijk zeide:</p>
-<p class="par">&bdquo;Rachel, gij zult mij eens niet meer wantrouwen,
-als gij mij beter kent<span class="corr" id="xd21e5602" title=
-"Niet in bron">.</span>&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het stuit mij tegen de borst,&rdquo; antwoordde
-Rachel op zachter toon dan vroeger, &bdquo;iemand te moeten wantrouwen;
-maar als ik zoo gewantrouwd werd&mdash;als wij het allen
-worden&mdash;kan ik zulke dingen niet geheel uit het hoofd zetten. Ik
-vraag u verschooning, dat ik u beleedigd heb. Ik geloof nu niet meer
-wat ik zoo even zeide. Maar ik zou wel weder zoo kunnen gaan gelooven,
-als die arme man zoo verongelijkt wordt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hebt gij hem in uw brief gezegd,&rdquo; vroeg
-Sissy, &bdquo;dat men vermoeden op hem heeft gekregen, omdat men hem
-des avonds bij het kantoor had gezien? Hij zou dan weten wat hij zou
-moeten ophelderen als hij terugkwam, en daarop voorbereid
-zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, lieve juffrouw,&rdquo; antwoordde zij,
-&bdquo;maar ik kan niet raden wat hem daar heeft doen komen. Hij placht
-nooit daarheen te gaan. Het was geheel niet in zijn weg. Zijn weg was
-dezelfde als de mijne, en niet daar voorbij.&rdquo;</p>
-<p class="par">Sissy was reeds naar haar toegekomen, om haar te vragen
-waar zij woonde, en of zij morgenavond mocht komen vernemen of er
-tijding van hem was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik twijfel,&rdquo; antwoordde Rachel, &bdquo;of
-hij v&oacute;&oacute;r overmorgen wel hier kan zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dan zal ik ook overmorgenavond komen,&rdquo;
-zeide Sissy.</p>
-<p class="par">Toen Rachel hierin had toegestemd en vertrokken was,
-hief mijnheer Gradgrind zijn hoofd op en zeide tot zijne dochter:</p>
-<p class="par">&bdquo;Louisa, kindlief, ik heb nooit, zooveel ik weet,
-dien man gezien. Gelooft gij, dat hij er in betrokken is?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb er, meen ik, vroeger wel aan geloofd,
-vader, hoewel met veel moeite. Maar nu geloof ik het niet
-meer.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat wil zeggen, dat gij u zelve eens overreed
-hebt om het te gelooven, omdat gij wist dat hij verdacht werd. Zijn
-voorkomen en manier van doen&mdash;zijn die zoo eerlijk?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bijzonder eerlijk.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En haar vertrouwen op hem was zoo ongeschokt! Ik
-denk bij mij zelven,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind peinzende,
-&bdquo;zou de werkelijke misdadiger van die beschuldigingen weten? Waar
-is hij? Wie is hij?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zijn haar was sedert kort begonnen van kleur te
-veranderen; en toen hij weder met het hoofd in de hand bleef zitten,
-zoo verouderd en vergrijsd, kwam Louisa, met een blik vol vrees en
-medelijden, haastig naar hem toe en zette zich dicht naast hem. Bij
-toeval ontmoetten hare oogen juist die van Sissy. Het goede meisje werd
-rood van schrik, en Louisa legde haar voorvinger op hare lippen.</p>
-<p class="par">Toen Sissy den volgenden avond weder thuis kwam en
-Louisa berichtte, dat Stephen nog niet gekomen was, deed zij dit
-fluisterend. Den avond daarna, toen zij met dezelfde tijding thuis
-kwam, en er bijvoegde dat men niet van hem gehoord had, deed zij dit
-even zacht en angstig. Van het oogenblik af, dat zij dien blik hadden
-gewisseld, noemden zij nooit weder overluid zijn naam, en spraken zij
-nooit verder over den diefstal, wanneer mijnheer Gradgrind daarvan
-begon melding te maken.</p>
-<p class="par">De twee bepaalde dagen verliepen; drie dagen en nachten
-verliepen, en Stephen Blackpool kwam niet en liet niets van zich
-hooren. Op den vierden dag ging Rachel, wier vertrouwen ongeschokt
-bleef, maar die begreep dat haar brief niet terecht was gekomen, naar
-het kantoor en liet daar den brief zien, dien zij vroeger van hem had
-ontvangen en waarin zijn adres was opgegeven in een fabriekplaatsje,
-dat zestig mijlen ver en niet aan den grooten weg lag. Er werden lieden
-naar die plaats gezonden, en de geheele stad verwachtte, dat Stephen
-den volgenden dag opgebracht zou worden.</p>
-<p class="par">Gedurende dien geheelen tijd had de hondsvot mijnheer
-Bounderby als zijne schaduw vergezeld en in alles wat hij deed
-geholpen. Hij was in eene geweldige spanning, zeer koortsig, beet zijne
-nagels tot op het vleesch toe weg, en sprak met eene harde, ratelende
-stem en met droge, als het ware verschroeide lippen. Op het uur, dat de
-verdachte verwacht werd, was de hondsvot aan het station, en wilde
-wedden dat hij zich uit de voeten had gemaakt v&oacute;&oacute;r de
-komst van hen, die hem waren gaan zoeken, en dat hij dus niet zou
-verschijnen.</p>
-<p class="par">De hondsvot had gelijk. De afgezondenen kwamen alleen
-terug. Rachel&rsquo;s brief was verzonden en bezorgd; maar Stephen
-Blackpool had zich op hetzelfde uur te zoek gemaakt en niemand wist
-iets meer van hem. De eenige twijfel, dien men te <span class=
-"ex">Coketown</span> koesterde, was, of Rachel wel te goeder trouw
-geschreven had om er op aan te dringen dat hij zou terugkomen, of dat
-zij hem had gewaarschuwd de vlucht te nemen. Daaromtrent waren de
-gevoelens verdeeld.</p>
-<p class="par">Zes dagen, zeven dagen, ver in eene volgende week. De
-rampzalige hondsvot vatte moed&mdash;een akeligen moed&mdash;en begon
-brutaal te worden. &bdquo;<span class="ex">Was</span> de verdachte
-kerel de dief? Mooie vraag! Zoo niet, waar was de man dan en waarom
-kwam hij niet terug?&rdquo;</p>
-<p class="par">Waar was de man en waarom kwam hij niet terug? In het
-holste van den nacht kwam de weerklank van deze zijne woorden, die over
-dag de Hemel weet hoe ver weggevlogen waren, in plaats van den man
-terug, en hield hem gezelschap tot aan den ochtend. <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e5650" href="#xd21e5650" name=
-"xd21e5650">123</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch33" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXXIII.</h2>
-<h2 class="main">GEVONDEN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Wederom een dag en nacht, en wederom een dag en
-nacht. Geen Stephen Blackpool. Waar was de man en waarom kwam hij niet
-terug?</p>
-<p class="par">Elken avond ging Sissy naar de woning van Rachel en zat
-bij haar in haar klein, net kamertje. Den geheelen dag werkte Rachel,
-gelijk zulke lieden moeten werken, welken angst zij ook mogen verduren.
-Voor de rookslangen was het onverschillig wie verloren of gevonden
-werd, met wien het goed of slecht afliep; de zwaarmoedige olifanten
-weken evenmin als de mannen van feiten van hun vasten gang af, wat er
-ook mocht gebeuren. Wederom een dag en nacht, en wederom een dag en
-nacht. De eentonigheid was onafgebroken. Zelfs het verdwijnen van
-Stephen Blackpool viel in de gewone sleur, en werd een even eentonig
-wonder als ieder stuk machinerie te <span class=
-"ex">Coketown</span>.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik twijfel,&rdquo; zeide Rachel, &bdquo;of er
-twintig in de geheele stad over zijn, die nu nog eenig vertrouwen op
-den lieven, goeden man hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zeide dit tegen Sissy, terwijl zij in haar kamertje
-zaten, alleen door de lantaren op den hoek der straat verlicht. Sissy
-was daar gekomen toen het reeds donker was, om naar Rachel&rsquo;s
-terugkomst van haar werk te wachten; en sedert hadden zij aan het
-venster gezeten, waar Rachel haar gevonden had, zonder helderder licht
-noodig te hebben om hare treurige taak te beschijnen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Als het niet zoo genadig beschikt was, dat ik u
-had om mede te spreken,&rdquo; vervolgde Rachel, &bdquo;zouden er, denk
-ik, tijden zijn dat ik niet bij mijn verstand zou zijn gebleven. Maar
-ik krijg hoop en kracht door u; en ik geloof, hoewel de schijn tegen
-hem mag wezen, dat hij toch nog onschuldig zal blijken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat geloof ik ook met al mijn hart,&rdquo;
-antwoordde Sissy. &bdquo;Ik ben bij mij zelve zoo verzekerd, Rachel,
-dat het vertrouwen, dat gij tegen alle bezwaren in blijft koesteren,
-niet verkeerd kan wezen, dat ik evenmin aan hem twijfel alsof ik hem
-gedurende juist zooveel jaren van beproeving had gekend als gij gedaan
-hebt.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En ik, lieve,&rdquo; zeide Rachel met eene beving
-in hare stem, &bdquo;heb door al die jaren heen ondervonden, dat hij,
-op zijne stille manier, zoo getrouw was aan al wat eerlijk en goed is,
-dat ik, al moest men nooit iets meer van hem hooren, en al moest ik
-honderd jaren oud worden, toch met mijn laatsten adem zou kunnen
-zeggen: God kent mijn hart, ik heb nooit opgehouden Stephen Blackpool
-te vertrouwen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wij op <span class="ex">Stone Lodge</span>,
-Rachel, gelooven allen, dat hij vroeger of later van alle verdenking
-zal bevrijd worden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe meer ik weet dat men daar zoo gelooft,&rdquo;
-zeide Rachel, &bdquo;en hoe vriendelijker ik het vind, dat gij
-opzettelijk daar vandaan komt om mij te troosten en gezelschap te
-houden, en u bij mij laat zien terwijl ik zelve nog niet vrij van alle
-verdenking ben, des te meer spijt het mij, dat ik ooit die woorden van
-achterdocht tegen de jonge mevrouw heb gesproken. En
-toch....&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij wantrouwt haar toch nu niet meer,
-Rachel?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Nu gij ons weder bij elkander hebt
-gebracht&mdash;neen. Maar ik kan het niet altijd uit mijne gedachten
-zetten....&rdquo;</p>
-<p class="par">Hare stem daalde tot eene zachte en langzame
-alleenspraak, zoodat Sissy, die naast haar zat, met oplettendheid moest
-luisteren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik kan het niet altijd laten den een of ander te
-verdenken. Ik kan niet raden wie het is; ik kan niet raden hoe of
-waarom; maar ik heb een vermoeden, dat iemand Stephen uit den weg heeft
-geholpen. Ik heb een vermoeden, dat hij, door vrijwillig terug te
-komen, en zich voor iedereen onschuldig te toonen, iemand anders
-beschamen zou, die&mdash;om dit te voorkomen&mdash;hem opgehouden en
-uit den weg geholpen heeft.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is eene schrikkelijke gedachte,&rdquo; zeide
-Sissy, verbleekende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, het is schrikkelijk, te denken dat hij
-vermoord zou zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">Sissy huiverde en werd nog bleeker.</p>
-<p class="par">&bdquo;Als dat mij in het hoofd komt, lieve,&rdquo;
-vervolgde Rachel, &bdquo;en dat wil het somtijds, hoezeer ik ook mijn
-best doe om het er uit te houden, door tot hooge getallen toe te tellen
-als ik werk, of stukken op te zeggen, die ik van buiten leerde toen ik
-een kind was&mdash;dan word ik zoo schrikkelijk gejaagd en ongeduldig,
-dat ik, hoe moede ik ook ben, wel mijlen en mijlen ver zou willen
-loopen. Ik moet dit te boven komen eer ik naar bed ga. Ik zal met u
-naar huis gaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij kan op reis hierheen ziek zijn
-geworden,&rdquo; zeide Sissy, met eene flauwe stem een versleten stukje
-hoop aanbiedende; &bdquo;en in dat geval, zijn er onderweg vele
-plaatsen waar hij zich kon ophouden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar hij is daar nergens. Men heeft overal naar
-hem gezocht, en hij is er niet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;&rsquo;t Is waar,&rdquo; luidde Sissy&rsquo;s
-onwillige toestemming.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij kon de reis te voet in twee dagen doen; en
-als hij niet te voet kon gaan, heb ik hem in den brief, dien hij kreeg,
-geld gezonden om te kunnen rijden, uit vrees, dat hij zelf geen geld te
-missen zou hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Laten wij hopen, dat morgen iets beters zal
-aanbrengen, Rachel. Kom mede in de lucht.&rdquo; <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e5708" href="#xd21e5708" name=
-"xd21e5708">124</a>]</span></p>
-<p class="par">Hare zachte hand hing Rachel&rsquo;s doek over hare
-glanzig zwarte haren op de gewone manier waarop zij dien droeg, en zij
-gingen naar buiten. Daar het een fraaie avond was, stonden hier en daar
-troepjes werklieden op de hoeken der straten te drentelen; maar voor de
-meesten was het etenstijd, en er waren maar weinig menschen op
-straat.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ge zijt nu zoo gejaagd niet meer, Rachel, en uwe
-hand is koeler.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik word altijd beter, lieve, als ik maar kan
-loopen en wat frissche lucht inademen; maar als ik dat niet kan, word
-ik flauw en duizelig.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar gij moet niet beginnen te bezwijken, Rachel,
-want gij zult misschien op een of anderen tijd noodig zijn om Stephen
-bij te staan. Morgen is het zaterdag. Als er morgen geen nieuws komt,
-laten wij dan zondagochtend eene verre wandeling door het veld doen,
-opdat gij kracht verzamelt voor de volgende week. Wilt gij
-dat?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, lieve.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij waren nu in de straat gekomen waar het huis van
-Bounderby stond. Sissy&rsquo;s weg liep de deur voorbij, en zij waren
-niet ver meer daar vandaan. Er was pas een spoortrein aangekomen, die
-een aantal rijtuigen in beweging bracht en een aanmerkelijk gewoel door
-de stad verspreidde. Verscheidene koetsen ratelden voor en achter de
-twee wandelaarsters, toen zij het huis van Bounderby naderden, en juist
-toen zij het voorbijgingen, hield eene koets zoo plotseling op, dat zij
-onwillekeurig omkeken. Het heldere gaslicht boven de stoep van mijnheer
-Bounderby deed haar mevrouw Sparsit herkennen, die in de koets zat en
-driftige pogingen aanwendde om het portier te openen. Mevrouw Sparsit
-zag beiden op hetzelfde oogenblik en riep ze om te blijven wachten.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is eene beschikking der
-Voorzienigheid,&rdquo; riep mevrouw Sparsit uit, toen de koetsier haar
-uit hare gevangenis had verlost. &bdquo;Kom er uit, juffrouw,&rdquo;
-vervolgde zij tegen iemand, die nog in de koets zat; &bdquo;kom er uit,
-of wij zullen er u uit laten slepen.&rdquo;</p>
-<p class="par">De persoon, die hierop te voorschijn kwam, was niemand
-anders dan de geheimzinnige oude vrouw, en mevrouw Sparsit greep haar
-dadelijk bij haar kleed vast.</p>
-<p class="par">&bdquo;Blijft van haar af, allemaal!&rdquo; riep mevrouw
-Sparsit met grooten ijver. &bdquo;Laat niemand haar aanraken. Zij
-behoort mij. Kom binnen, juffrouw,&rdquo; vervolgde zij daarop, haar
-vorig commando omkeerende; &bdquo;kom binnen, of wij zullen u laten
-binnenslepen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het schouwspel van klassieke deftigheid, die eene oude
-vrouw bij de keel greep en een huis binnensleepte, zou altijd voor alle
-echt Engelsche nieuwsgierigen, gelukkig genoeg om daarvan getuigen te
-zijn, eene groote verzoeking zijn geweest om dat huis mede binnen te
-dringen en te zien hoe de zaak afliep. Maar nu het merkwaardige van dit
-verschijnsel nog vergroot werd door de ruchtbaarheid van den bekenden
-diefstal in het kantoor, moest het alle toevallige voorbijgangers met
-onweerstaanbare kracht in huis lokken, al had men ook kunnen
-verwachten, dat het dak hun op het hoofd zou vallen. Alle toevallig
-aanwezige getuigen, die uit de nieuwsgierigsten der buren ten getale
-van omtrent vijf en twintig bestonden, sloten zich dus achter den trein
-aan, toen mevrouw Sparsit en hare gevangene, door Sissy en Rachel
-gevolgd, het huis binnengingen, en de geheele troep drong in een
-verwarden drom de eetzaal van mijnheer Bounderby in, terwijl de
-achtersten niet draalden met op de stoelen te klimmen, om zoo over de
-voorsten te kunnen heenzien.</p>
-<p class="par">&bdquo;Roep mijnheer Bounderby beneden!&rdquo; riep
-mevrouw Sparsit. &bdquo;Gij, Rachel, weet gij wie dit is?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dit is juffrouw Pegler,&rdquo; antwoordde
-Rachel.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat zou ik ook denken!&rdquo; riep mevrouw
-Sparsit zegevierend uit. &bdquo;Roep mijnheer Bounderby. Gaat uit den
-weg, allemaal.&rdquo; Hier poogde de oude juffrouw Pegler, die zich
-dicht had ingemoffeld en zooveel mogelijk wegkroop, fluisterend en
-smeekend iets te zeggen. &bdquo;Praat mij van niets,&rdquo;, zeide
-mevrouw Sparsit hardop. &bdquo;Ik heb u onderweg al twintigmaal gezegd,
-dat ik u niet loslaat eer ik u aan hem in eigen persoon heb
-overgegeven.&rdquo;</p>
-<p class="par">Nu verscheen mijnheer Bounderby, vergezeld door mijnheer
-Gradgrind en den hondsvot, met welke twee hij boven had gesproken.
-Bounderby&rsquo;s gezicht gaf meer verbazing dan gastvrijheid te
-kennen, toen hij het ongenoodigde gezelschap in zijne eetzaal
-ontwaarde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat is er nu aan de hand, mevrouw Sparsit?&rdquo;
-zeide hij.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer,&rdquo; zoo begon die brave vrouw hare
-opheldering, &bdquo;ik vertrouw dat ik het geluk heb u iemand voor
-oogen te plaatsen, die gij zeer gewenscht hebt te vinden. Geprikkeld
-door mijn verlangen om uw gemoed gerust te stellen, mijnheer, en
-afgaande op die onvolkomene aanwijzingen van de plaats, waar die
-persoon zou kunnen wonen, door dat meisje, Rachel, gegeven, die
-gelukkig juist hier is, om te zeggen of zij haar herkent, is het mij
-gelukt haar te vinden en hier te brengen&mdash;ik behoef niet te zeggen
-zeer tegen haar wil. Het is niet zonder moeite geweest dat ik dit
-gedaan heb, mijnheer; maar moeite in uw dienst is mij een vermaak, en
-honger, dorst en koude een wezenlijk genot.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hier bleef mevrouw Sparsit steken; want niet zoodra
-kreeg mijnheer Bounderby de oude juffrouw Pegler te zien of zijn
-gezicht nam eene tegenstrijdige mengeling van kleuren en uitdrukkingen
-aan, waaronder echter verslagenheid de overhand had. <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e5744" href="#xd21e5744" name=
-"xd21e5744">125</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Wat heeft dat te beduiden?&rdquo; was de hoogst
-onverwachte vraag, die hij haar gramstorig toebulderde. &bdquo;Ik vraag
-wat dat te beduiden heeft, juffrouw?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer!&rdquo; zeide mevrouw Sparsit flauw.</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarom houdt gij u op met dingen, die u niet
-raken, juffrouw?&rdquo; viel Bounderby uit. &bdquo;Hoe durft gij hier
-komen en uw bemoeizieken neus in mijne familiezaken steken?&rdquo;</p>
-<p class="par">Deze toespeling op het lichaamsdeel, waaraan zij zooveel
-waarde hechtte, overweldigde mevrouw Sparsit geheel en al. Zij zette
-zich stijf op een stoel, alsof zij bevroren was; en mijnheer Bounderby
-strak aanstarende, liet zij langzaam hare mofjes over elkander krassen,
-alsof zij ook bevroren waren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijn lieve Josiah!&rdquo; riep juffrouw Pegler
-bevend uit. &bdquo;Mijn beste jongen! Ik kan het niet helpen. Het is
-mijne schuld niet, Josiah. Ik heb die juffrouw dikwijls genoeg gezegd,
-dat ik wel wist, dat het u niet aangenaam zou zijn wat zij deed, maar
-zij wilde er niet van afzien.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarom hebt gij u laten brengen? Kondt gij hare
-muts niet aftrekken, of haar een tand uitslaan, of haar op eene andere
-wijze van u afmaken?&rdquo; zeide Bounderby.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar, mijn jongen, zij dreigde mij, als ik mij te
-weer stelde, zou ik door <span class="ex">constables</span> hier
-gebracht worden, en het was beter stilletjes te komen dan tumult te
-maken in zulk&rdquo;&mdash;hier zag juffrouw Pegler beschroomd en toch
-trotsch in het rond&mdash;&bdquo;in zulk een mooi huis als dit is.
-Waarlijk, waarlijk, het is mijne schuld niet. Mijn beste, brave,
-deftige zoon! Ik heb altijd stil en verscholen geleefd, lieve jongen.
-Ik heb geen enkelen keer de conditie gebroken. Ik heb nooit gezegd, dat
-ik uwe moeder was. Ik heb u maar in de verte bewonderd; en als ik
-somtijds naar de stad ben gekomen, met lange tusschenpoozen, om eens
-met verrukking naar u te kijken, heb ik het onbekend gedaan, lieve
-jongen, en ben dan stil weer heengegaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby stapte met de handen in de zakken en
-een gezicht vol verdriet en ongeduld langs de lange eettafel op en
-neer, terwijl de toeschouwers ieder woord van juffrouw Pegler gretig
-opvingen en hunne oogen hoe langer hoe wijder opensperden. Daar
-Bounderby nog bleef op en neer stappen toen juffrouw Pegler
-ge&euml;indigd had, sprak mijnheer Gradgrind de zwaar belasterde vrouw
-aldus aan:</p>
-<p class="par">&bdquo;Het verwondert mij, juffrouw,&rdquo; zeide hij
-met strengheid, &bdquo;dat gij op uwe jaren nog het hart hebt, mijnheer
-Bounderby hier uw zoon te komen noemen, nadat gij zoo onnatuurlijk en
-onmenschelijk met hem hebt gehandeld.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik onnatuurlijk!&rdquo; riep de arme juffrouw
-Pegler uit. &bdquo;Ik onmenschelijk! Voor mijn dierbaren
-zoon!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dierbaar!&rdquo; herhaalde mijnheer Gradgrind.
-&bdquo;Ja, dierbaar, nu hij door eigen arbeid tot fortuin gekomen is,
-juffrouw, dat geloof ik wel. Maar toch niet heel dierbaar, toen gij in
-zijne kindsheid van hem zijt weggeloopen en hem aan de mishandelingen
-eener dronken grootmoeder hebt overgelaten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik mijn Josiah verlaten!&rdquo; riep juffrouw
-Pegler uit, hare handen ineenslaande. &bdquo;Nu, God vergeve u uwe
-slechte gedachten, mijnheer, en uw laster tegen de nagedachtenis van
-mijne goede moeder, die in mijne armen gestorven is eer Josiah geboren
-was. Ik hoop dat gij er berouw van zult hebben, mijnheer, en beter
-leeren.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zeide dit zoo ernstig en op zulk een smartelijken
-toon, dat mijnheer Gradgrind, schrikkende van de mogelijkheid, die hij
-begon te begrijpen, met eene veel zachtere stem zeide:</p>
-<p class="par">&bdquo;Ontkent gij dan, juffrouw, dat gij uw zoon
-in&mdash;in de goot hebt laten liggen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Josiah in de goot!&rdquo; riep juffrouw Pegler
-uit. &bdquo;Wel zeker ontken ik dat, mijnheer. Foei, gij moest u
-schamen zoo iets te zeggen. Mijn lieve jongen weet, en hij zal het u
-zeggen ook, dat hij wel van nederige ouders, maar toch van ouders is
-gekomen, die hem zoo lief hadden als de beste maar konden doen, en wie
-het nooit zuur viel zich zelven wat te bekrimpen, om hem zoo heerlijk
-te laten schrijven en cijferen leeren; ik heb zijne boeken nog thuis,
-waarin gij dat zien kunt. Ja, dat heb ik!&rdquo; zeide zij met trotsche
-verontwaardiging. &bdquo;En mijn lieve jongen weet, en zal het u ook
-wel zeggen, mijnheer, dat, toen zijn lieve vader gestorven was, toen
-hij acht jaren oud was, zijne moeder zich ook wel wat kon bekrimpen,
-gelijk het haar plicht, haar vermaak en haar trots was te doen, om hem
-in de wereld voort te helpen en hem in de leer te bestellen. En een
-oppassende jongen was hij, en een goed meester had hij om hem een
-handje te helpen, en braaf heeft hij gewerkt om een rijk en gezeten man
-te worden. En ik zal u zeggen, mijnheer&mdash;want mijn lieve jongen
-zal dat niet willen doen&mdash;dat, hoewel zijne moeder maar een klein
-dorpswinkeltje hield, hij haar toch nooit vergat, maar haar een
-pensioen gaf van dertig pond &rsquo;s jaars&mdash;meer dan ik noodig
-heb, want ik houd er nog van over&mdash;alleen het beding makende, dat
-ik zou blijven waar ik woonde, en niet op hem roemen en hem niet lastig
-vallen. En dat heb ik ook nooit gedaan, behalve dat ik eens in het jaar
-naar hem kwam kijken, zonder dat hij het ooit geweten heeft. En het is
-goed, dat ik moet blijven wonen waar ik woon,&rdquo; vervolgde de goede
-oude vrouw, haar zoon met hartelijken ijver voorsprekende, &bdquo;want
-ik twijfel er niet aan, of ik zou, als ik hier was, maar vele
-ongemanierde dingen doen, en ik ben nu weltevreden, en kan mijn
-hoogmoed op mijn Josiah voor mij zelve houden en hem lief hebben,
-alleen omdat ik hem liefheb. En ik schaam mij voor <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e5780" href="#xd21e5780" name=
-"xd21e5780">126</a>]</span>u, mijnheer,&rdquo; zoo besloot zij,
-&bdquo;over uwe kwaadsprekendheid en ergdenkendheid. Ik ben hier nog
-nooit geweest, en heb hier nooit willen wezen, als mijn lieve zoon neen
-zeide. En ik zou hier ook nu niet wezen, als ik niet gebracht was. Gij
-moest u schamen, ja, dat moest gij, om mij te betichten eene slechte
-moeder voor mijn zoon geweest te zijn, terwijl mijn zoon daar staat om
-geheel iets anders te zeggen.&rdquo;</p>
-<p class="par">De omstanders op den grond en op de stoelen gaven door
-hun gemompel hunne sympathie met juffrouw Pegler te kennen, en mijnheer
-Gradgrind gevoelde zich op eene onschuldige manier in een zeer
-onaangenamen toestand geplaatst, toen mijnheer Bounderby, die zonder
-ophouden op en neer was blijven stappen en met ieder oogenblik rooder
-en meer opgezwollen was, op eens pal bleef staan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik weet niet recht,&rdquo; zeide hij, &bdquo;hoe
-ik aan de eer van het aanwezige gezelschap kom, maar daarnaar vraag ik
-ook niet. Als zij nu voldaan zijn, zullen zij misschien zoo goed wezen
-van heen te gaan; en al mochten zij niet voldaan zijn, dan zullen zij
-misschien toch zoo goed wezen van heen te gaan. Ik ben niet verplicht
-eene voorlezing over mijne familiezaken te houden; dat heb ik niet
-aangenomen te doen, en dat zal ik ook niet doen. Zij, die eenige
-opheldering over dat gedeelte van het geval verwachten, zullen
-teleurgesteld worden&mdash;vooral Tom Gradgrind, en dat kan hij niet te
-spoedig weten. Wat den diefstal in het kantoor betreft, heeft er ten
-aanzien van mijne moeder eene vergissing plaats gehad. Zonder iemands
-overgroote gedienstigheid zou dat niet gebeurd zijn, en ik heb altijd
-een hekel aan overgroote gedienstigheid. Goedenavond!&rdquo;</p>
-<p class="par">Hoewel mijnheer Bounderby zich aldus van de zaak afhielp
-en de deur openhield om het gezelschap uit te laten, had hij toch eene
-bluffende schaapachtigheid over zich, die tegelijk zeer jammerlijk en
-uiterst belachelijk was. Tentoongesteld in zijn snoevende nederigheid,
-als een man die zijne winderige reputatie op logens had gebouwd, en met
-zijn pochen de waarheid even ver van zich had weggejaagd alsof hij de
-lage eerzucht had gehad (en lager is er niet) om zich een adellijken
-stamboom te verdichten, maakte hij eene allerzotste vertooning. Terwijl
-hij aan de deur stond om de lieden uit te laten, die hij wist dat het
-gebeurde door de geheele stad zouden verspreiden, om het aan de vier
-winden prijs te geven, had men geen armzaliger voorbeeld van een
-tentoongestelden snoever kunnen zien. Zelfs met de ongelukkige mevrouw
-Sparsit, die van het toppunt harer zegepraal in een poel van
-verslagenheid was gevallen, was het niet zoo ellendig gesteld als met
-dien buitengemeenen man, die zich zelven tot een dommen bedrieger
-gemaakt had, Josiah Bounderby van <span class="ex">Coketown</span>.</p>
-<p class="par">Rachel en Sissy lieten juffrouw Pegler voor dien nacht
-een nachtverblijf bij haar zoon vinden, en wandelden te zamen naar het
-hek van <span class="ex">Stone Lodge</span>, waar zij afscheid namen.
-Mijnheer Gradgrind kwam haar achterop eer zij nog ver op weg waren, en
-sprak met veel belangstelling over Stephen Blackpool, voor wien hij
-dacht, dat dit openlijke bewijs, hoe ongegrond de vermoedens tegen
-juffrouw Pegler geweest waren, waarschijnlijk gunstige gevolgen zou
-hebben.</p>
-<p class="par">Wat den hondsvot betreft, onder dit geheele tooneel,
-gelijk sedert kort bij alle gelegenheden, was hij dicht bij mijnheer
-Bounderby gebleven. Hij scheen te denken, dat hij, zoolang Bounderby
-geene ontdekking kon doen zonder dat hij er van wist, in zooverre
-veilig was. Hij had nooit zijne zuster bezocht, en haar sedert hare
-thuiskomst maar eens gezien, namelijk op dien avond, toen hij, gelijk
-verhaald is, insgelijks dicht bij Bounderby bleef.</p>
-<p class="par">In het gemoed zijner zuster woonde eene duistere,
-vormlooze vrees, waaraan zij nooit woorden gaf, en die haar slechten,
-ondankbaren broeder met eene akelige geheimzinnigheid omhulde. Dezelfde
-donkere mogelijkheid had zich juist dezen dag in dezelfde vormelooze
-gedaante aan Sissy vertoond, toen Rachel er van sprak, dat iemand, die
-door Stephen&rsquo;s terugkomst beschaamd zou worden, hem uit den weg
-zou hebben geholpen. Louisa had nooit gezegd, dat zij haar broeder van
-eenige medeplichtigheid aan den diefstal verdacht hield; zij en Sissy
-hadden in dit opzicht geene uitwisseling van vertrouwen gehad, behalve
-dien enkelen blik, toen de niets vermoedende vader zijn grijs hoofd op
-zijne hand liet rusten; maar zij hadden elkander verstaan. Deze andere
-vrees was zoo geducht, dat zij als eene spookachtige schim boven haar
-bleef zweven, zonder dat een van beiden er aan durfde denken dat die
-schrikgedaante haar nabij, veel minder dat zij ook nabij de andere
-was.</p>
-<p class="par">En nog gelukte het den hondsvot zich goed te houden. Als
-Stephen Blackpool de dief niet was, moest hij maar voor den dag komen.
-Waarom deed hij dat niet?</p>
-<p class="par">Nog een nacht. Nog een dag en nacht. Geen Stephen
-Blackpool. Waar was de man, en waarom kwam hij niet terug?</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch34" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXXIV.</h2>
-<h2 class="main">HET STERRENLICHT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Do zondag was een heldere herfstdag, frisch en
-koel, toen Sissy en Rachel in den vroegen morgen, bij elkander kwamen
-om eene wandeling over het veld te doen. <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e5811" href="#xd21e5811" name="xd21e5811">127</a>]</span></p>
-<p class="par">Daar <span class="ex">Coketown</span> stof en asch
-strooide, niet alleen op zijn eigen hoofd, maar ook op den geheelen
-omtrek&mdash;op de manier van die vrome lieden, die voor hunne eigene
-zonden boete doen door anderen in zakken te kleeden&mdash;waren zij,
-die nu en dan naar een teugje zuivere lucht dorstten (hetgeen niet
-volstrekt onder de goddelooze ijdelheden des levens behoort), op dien
-dag gewoon zich eenige mijlen ver over den spoorweg te laten brengen en
-dan hunne wandeling door het veld te beginnen. Sissy en Rachel hielpen
-zich op de gebruikelijke manier uit den rook, en werden bij een station
-omtrent halverwege tusschen de stad en het buiten van mijnheer
-Bounderby afgezet.</p>
-<p class="par">Hoewel het groene landschap hier en daar met hoopen
-steenkool was bevlekt, was het elders toch groen, en waren er boomen te
-zien, en hoorde men leeuweriken zingen (hoewel het zondag was) en waren
-er aangename geuren in de lucht, en werd alles overwelfd door eene
-heldere blauwe lucht. Aan den eenen kant vertoonde zich <span class=
-"ex">Coketown</span> in het verschiet gelijk een zwarte damp; in een
-ander verschiet begonnen er heuvelen op te rijzen; in een derde was er
-eene flauwe verandering in het licht langs den gezichteinder, waar het
-de afgelegene zee bescheen. Onder de voeten der wandelaarsters was het
-gras frisch; sierlijke schaduwen van takken speelden flikkerend
-daaroverheen; de heggen stonden weelderig; alles was vrede.</p>
-<p class="par">De machines boven de monden van <span class="corr" id=
-"xd21e5824" title="Bron: mijn schachten">mijnschachten</span>, en de
-oude magere paarden, die door hun dagelijkschen arbeid een kring in den
-grond hadden getrapt, waren beiden in rust; de raderen hadden voor eene
-korte poos opgehouden te draaien; en het groote rad der aarde scheen
-zonder de schokken en het gerucht van een anderen tijd om te
-wentelen.</p>
-<p class="par">Zij wandelden voort, over velden en door beschaduwde
-lanen, somtijds over een stuk van een hek stappende, zoo verrot dat het
-brak als de voet er tegen aanstiet, somtijds een hoop met gras
-begroeide steenen en balken voorbijgaande, die de plaats van een
-verlaten werk kenmerkten. Zij volgden paden en sporen, hoe gering zij
-ook waren. Kleine hoogten, waarop het gras welig groeide en distels,
-netelen en dergelijke planten waren opgeschoten, vermeden zij steeds;
-want akelige histories werden in die streek verteld van oude
-mijnputten, die onder zulke kenteekenen verborgen waren.</p>
-<p class="par">De zon was hoog geklommen, toen zij gingen zitten om te
-rusten. Zij hadden in langen tijd geen mensch van nabij of van verre
-gezien, en de eenzaamheid bleef nog ongestoord. &bdquo;Het is hier zoo
-stil, Rachel, en het pad schijnt zoo weinig begaan, dat ik geloof dat
-wij de eersten zijn, die den geheelen zomer hier zijn
-gekomen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Toen Sissy dit zeide, viel haar weder een stuk van een
-verrot hek in het oog, dat op den grond lag. Zij stond op om er naar te
-kijken.</p>
-<p class="par">&bdquo;En toch weet ik het niet,&rdquo; zeide zij.
-&bdquo;Dit is nog niet heel lang geleden afgebroken. Het hout is nog
-versch gesplinterd. En hier zijn ook voetstappen.&mdash;O,
-Rachel!&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij kwam terugloopen en greep haar om den hals. Rachel
-was reeds opgesprongen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat is er?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik weet het niet. Daar ligt een hoed in het
-gras.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij gingen te zamen vooruit, Rachel die van het hoofd
-tot de voeten beefde, nam den hoed op. Zij barstte in tranen en
-jammerklachten uit. Stephen Blackpool had met zijne eigene hand zijn
-naam in den hoed geschreven.</p>
-<p class="par">&bdquo;O, de arme man, de arme man! Men heeft hem van
-kant geholpen. Hij ligt hier vermoord.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Is er&mdash;is er bloed aan?&rdquo; bracht Sissy
-stamelend uit.</p>
-<p class="par">Zij waren bang om er naar te zien, maar bezichtigden den
-hoed toch en vonden geen spoor van geweld. De hoed had daar eenige
-dagen gelegen, want hij was door den regen en den dauw verkleurd en had
-een indruk van zijn vorm op het gras gelaten. Zij zagen vreesachtig
-rond, zonder zich te bewegen, maar konden niets meer ontdekken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Rachel,&rdquo; fluisterde Sissy, &bdquo;ik zal
-alleen wat verder gaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij had hare hand losgelaten en wilde juist een stap
-voorwaarts doen, toen Rachel haar met een gil in beide armen greep.
-V&oacute;&oacute;r haar, vlak voor hare voeten, was de afgebrokkelde
-kant eener zwarte diepte, door het dichte gras verborgen. Zij deinsden
-terug, vielen op de knie&euml;n en verborgen beiden haar gezicht aan
-elkanders hals.</p>
-<p class="par">&bdquo;O goede God! Hij is daar beneden! Daar
-beneden!&rdquo; In het eerst was dit akelig gegil alles, wat men door
-tranen, gebeden, vermaningen, door welke poging ook, van Rachel kon
-bekomen. Het was onmogelijk haar tot bedaren te brengen; en het was
-toch noodzakelijk dit te doen; het was noodzakelijk haar vast te houden
-of zij zou zich in de diepte hebben geworpen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Rachel, lieve Rachel, goede Rachel, om &rsquo;s
-Hemels wil, houd op met dat schrikkelijke geschreeuw! Denk aan Stephen,
-denk aan Stephen, denk aan Stephen!&rdquo;</p>
-<p class="par">Door eene ernstige herhaling dezer bede, met al den
-angst van zulk een oogenblik ontboezemd, bracht Sissy haar eindelijk
-tot stilte, en nu zag de ongelukkige haar aan zonder tranen en met een
-gezicht, dat in steen scheen veranderd te zijn.</p>
-<p class="par">&bdquo;Rachel, Stephen kan nog leven. Gij wilt hem
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e5863" href="#xd21e5863" name=
-"xd21e5863">128</a>]</span>toch geen oogenblik langer hulpeloos op den
-grond van dien akeligen put laten liggen, als gij hem hulp kunt
-bezorgen!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Neen, neen, neen!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ga dan om zijnentwil niet hier vandaan. Laat ik
-gaan luisteren.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij huiverde om den put te naderen, maar zij kroop er op
-handen en knie&euml;n naar toe en riep hem zoo hard zij roepen kon. Zij
-luisterde, maar geen geluid gaf haar antwoord. Wederom riep en
-luisterde zij; nog geen geluid. Zij deed dit twintig-, dertigmaal. Zij
-nam eene kluit aarde van den afgebrokkelden grond, waar hij gestruikeld
-was, en wierp dien in de opening. Zij kon niets hooren vallen.</p>
-<p class="par">Het ruime uitzicht, waarvan de stilte weinige minuten
-geleden zoo bekoorlijk was, vervulde haar moedig hart bijna met
-wanhoop, toen zij opstond, overal rondkeek en geene hulp zag.</p>
-<p class="par">&bdquo;Rachel, wij moeten geen oogenblik verliezen. Wij
-moeten in verschillende richtingen hulp gaan zoeken. Neem gij den weg
-dien wij gekomen zijn; ik zal langs dit pad verder gaan. Zeg iedereen,
-wien gij ontmoet, wat er gebeurd is. Denk aan Stephen, denk aan
-Stephen!&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij zag aan Rachel&rsquo;s gezicht, dat zij haar nu kon
-vertrouwen. Nadat zij eene poos was blijven staan om haar na te zien,
-terwijl zij haastig voortstapte en al voortstappende hare handen wrong,
-keerde zij zich om en begon zelve haar tocht om hulp te zoeken. Bij de
-heg bleef zij even staan en bond haar doek daaraan vast, om de plek te
-herkennen; toen wierp zij haar hoed op zijde en liep gelijk zij nog
-nooit had geloopen.</p>
-<p class="par">Loop, Sissy, loop, in &rsquo;s Hemels naam! Sta niet
-stil om adem te halen! Loop, loop voort! Zich zelve aansporende, door
-zulk een biddend roepen in hare gedachten te houden, liep zij van veld
-tot veld, en van laan tot laan, en van plek tot plek, gelijk zij nog
-nooit geloopen had, tot zij bij een afdakje aan een machinengebouw
-kwam, waar twee mannen in de schaduw lagen te slapen.</p>
-<p class="par">Hen eerst te wekken, en daarna te zeggen, overspannen en
-ademloos als zij was, wat haar daar gebracht had, had vrij wat
-moeielijkheden in; maar niet zoodra begrepen zij haar, of zij waren
-even vol ijver als zij. Een van die mannen lag in den doffen slaap der
-dronkenschap, maar toen zijn makker hem toeschreeuwde, dat er iemand in
-de Oude Helschacht was gevallen, snelde hij heen naar een plas vuil
-water, dompelde zijn hoofd daarin en kwam nuchter terug.</p>
-<p class="par">Met deze twee mannen liep zij naar een ander, een halve
-mijl verder, en met dezen weder naar een ander, terwijl de eerste twee
-elders heen liepen. Toen werd er een paard gevonden, en kreeg zij een
-ander man, om op leven of dood naar den spoorweg te rijden, en zond zij
-eene boodschap aan Louisa, die zij opschreef en hem medegaf. Tegen dien
-tijd was er een geheel dorp op de been; en windassen, touwen, staken,
-emmers, kaarsen, lantarens en alle benoodigdheden werden snel
-bijeengehaald om naar de Oude Helschacht gebracht te worden.</p>
-<p class="par">Het scheen nu uren geleden sedert zij den verlorene
-verlaten had in het graf, waar hij levend begraven lag. Zij kon niet
-langer van hem vandaan blijven&mdash;het was alsof zij hem aan zijn lot
-overliet&mdash;en zij haastte zich terug, vergezeld door een zestal
-arbeiders, waaronder de dronken man, die door het nieuws nuchter was
-geworden en die de knapste en ijverigste van allen was. Toen zij aan de
-Oude Helschacht kwamen, vonden zij die zoo eenzaam als zij haar gelaten
-had. De arbeiders riepen en luisterden, gelijk zij gedaan had, en
-bezichtigden den rand van den afgrond, en beredeneerden hoe het gebeurd
-was, en gingen toen zitten wachten, tot de gereedschappen, die zij
-noodig hadden, gebracht werden.</p>
-<p class="par">Elk geluid van insekten in de lucht, elk geritsel der
-bladeren, elk gefluister onder die mannen deed Sissy beven, want dan
-dacht zij eene stem te vernemen uit den put. Maar de wind woei ledig
-daarover heen, en geen geluid kwam naar omhoog, en zij zaten te wachten
-en te wachten. Nadat dit eenigen tijd had geduurd, begonnen er enkele
-menschen te komen, die van het ongeluk hadden gehoord, en weldra begon
-men ook de wezenlijke hulp van gereedschappen aan te brengen. Onder dat
-alles kwam Rachel terug, en in haar gezelschap was een chirurgijn, die
-wijn en eenige medicijnen medebracht. Doch de verwachting onder de
-aanwezigen, dat de man nog levend zou gevonden worden, was waarlijk al
-zeer gering.</p>
-<p class="par">Dewijl er nu menschen genoeg bijeen waren om het werk te
-belemmeren, plaatste de nuchter geworden man zich aan het hoofd der
-anderen, of werd met algemeene bewilliging daaraan geplaatst, en maakte
-een grooten kring om de Oude Helschacht en stelde eenigen aan om die
-ruimte vrij te houden. Behalve de vrijwilligers, die voor het werk
-werden aangenomen, mochten in het eerst alleen Rachel en Sissy binnen
-den kring komen; maar later op den dag, toen de boodschap van Sissy een
-expressetrein van <span class="ex">Coketown</span> had doen afrijden,
-kwamen mijnheer Gradgrind en Louisa, en mijnheer Bounderby en de
-hondsvot insgelijks daarbinnen.</p>
-<p class="par">De zon was vier uren lager gedaald dan toen Sissy en
-Rachel zich het eerst op het gras neerzetten, voordat men van palen en
-touwen een toestel had vervaardigd, waarmede twee mannen veilig konden
-afdalen. Men had bezwaren gehad om dit werktuig samen te stellen, zoo
-eenvoudig als het was; men had bevonden, dat het aan sommige
-benoodigdheden ontbrak, en <span class="pagenum">[<a id="xd21e5895"
-href="#xd21e5895" name="xd21e5895">129</a>]</span>boodschappen hadden
-heen en weder moeten gaan. Het was vijf ure in den namiddag van een
-helderen zondag in den herfst, voordat er eene <span class="corr" id=
-"xd21e5897" title="Bron: brandeude">brandende</span> kaars werd
-afgelaten om de lucht te beproeven, terwijl drie of vier grove
-gezichten zich bij elkander drongen om het licht na te zien, en de
-mannen aan het windas het touw lieten schieten. De kaars werd flauw
-brandende weder opgehaald en toen wierp men wat water in de diepte.
-Daarna werd de emmer aangehaakt; en de nuchter geworden man en een
-ander stapten met licht daarin, en gaven het woord: <span class="corr"
-id="xd21e5900" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Laat
-zakken!&rdquo;</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e5904width"><img src="images/p129.jpg" alt=
-"IN DEN AVOND VAN DENZELFDEN DAG ZAT LOUISA, GELIJK IN VROEGERE DAGEN...... IN HET VUUR TE STAREN. (Blz. 142)."
-width="564" height="720">
-<p class="figureHead">IN DEN AVOND VAN DENZELFDEN DAG ZAT <span class=
-"corr" id="xd21e5907" title="Bron: LOUISE">LOUISA</span>, GELIJK IN
-VROEGERE DAGEN...... IN HET VUUR TE STAREN. (Blz. 142).</p>
-</div>
-<p class="par"></p>
-<p class="par">Terwijl het touw, stijf gespannen, afdaalde, en het
-windas kraakte, was er onder die honderd of tweehonderd mannen en
-vrouwen niemand, wiens adem ging gelijk die gewoon was te gaan. Het
-sein werd gegeven, en het windas stond stil, terwijl men nog touw
-genoeg overhad. Schijnbaar zulk een lange tijd verliep er, terwijl de
-mannen aan het windas ledig stonden, dat sommige vrouwen begonnen te
-gillen dat er een nieuw ongeluk gebeurd was. Maar de chirurgijn, die
-zijn horloge in de hand hield, zeide, dat er nog geen vijf minuten
-verloopen waren, en vermaande haar op barschen toon zich stil te
-houden. Hij had nauwelijks uitgesproken, toen het windas weder in
-beweging <span class="pagenum">[<a id="xd21e5913" href="#xd21e5913"
-name="xd21e5913">130</a>]</span>gebracht en het touw opgehaald werd.
-Geoefende oogen zagen, dat het niet zoo zwaar ging alsof beide
-werklieden werden opgeheschen, en dat er maar &eacute;&eacute;n
-terugkwam.</p>
-<p class="par">Het touw kwam strak gespannen naar boven; ring op ring
-wond zich om het windas; en aller oogen waren op den put gevestigd. De
-nuchter geworden man werd opgehaald en sprong vlug op het gras. Er was
-een algemeene kreet van &bdquo;Levend of dood?&rdquo; en daarop volgde
-eene diepe stilte.</p>
-<p class="par">Toen hij &bdquo;levend!&rdquo; zeide, ging er een groot
-gejuich op, en velen kwamen de tranen in de oogen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar hij is heel erg bezeerd,&rdquo; voegde hij
-er bij, zoodra hij zich weder kon doen hooren. &bdquo;Waar is de
-dokter? Hij is zoo erg bezeerd, mijnheer, dat ik niet weet hoe wij hem
-zullen ophalen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Allen hielden te zamen raad en zagen den chirurgijn
-bekommerd aan, toen hij eenige vragen deed en na het hooren der
-antwoorden zijn hoofd schudde. De zon ging nu onder, en het roode licht
-in de avondlucht bescheen alle gezichten, zoodat men hen in al hunne
-angstige spanning kon onderscheiden.</p>
-<p class="par">Het beraad eindigde daarmede, dat de lieden naar het
-windas terugkeerden en de mijnwerker nogmaals afdaalde, thans wat wijn
-en eenige andere kleinigheden medenemende. Toen kwam de andere man naar
-boven. Ondertusschen hadden eenige lieden, op last van den chirurgijn,
-eene horde gehaald, waarop anderen van hunne opperkleederen, met los
-stroo bedekt, een dik bed maakten, terwijl hij zelf eenige verbanden en
-windsels van omslagdoeken en zakdoeken vervaardigde. Toen deze gereed
-waren, werden zij den mijnwerker, die het laatst was bovengekomen, over
-den arm gehangen, met onderrichtingen hoe ze te gebruiken; en terwijl
-hij daar stond, in het schijnsel van het licht, dat hij droeg, met
-zijne forsche ledige hand op een der palen leunende, en nu in den put
-neerziende, dan in het rond naar de menschen kijkende, was hij vooral
-niet de minst in het oog loopende gedaante van dit tooneel. Het was nu
-donker geworden en er werden flambouwen aangestoken.</p>
-<p class="par">Uit het weinige, dat deze man tot de naaste omstanders
-zeide en dat spoedig door den geheelen kring verspreid werd, bleek het,
-dat de verlorene op een hoop aarde was gevallen, die den put half
-verstopt had, en dat zijn verdere val gebroken was door eenige aan de
-kanten uitstekende aardkluiten. Hij lag op den rug, met den eenen arm
-samengevouwen onder zich, en had zich, naar hij zelf geloofde, sedert
-zijn val nauwelijks bewogen, behalve dat hij zijne vrije hand naar zijn
-zijzak had gebracht, waarin hij zich herinnerde wat brood en vleesch te
-hebben (waarvan hij een weinig had gebruikt), en ook met die hand nu en
-dan wat water had opgeschept. Hij was terstond van zijn werk gekomen,
-zoodra er om hem geschreven was, en had de geheele reis te voet gedaan;
-en hij was na den donker op weg naar het buiten van mijnheer Bounderby,
-toen hij in den put viel. Hij was op dien gevaarlijken tijd deze
-gevaarlijke streek doorgegaan, omdat hij, in het gevoel zijner onschuld
-aan hetgeen hem te last werd gelegd, niet rusten kon, of hij moest den
-naasten weg komen om zich te rechtvaardigen. De Oude Helschacht, zeide
-de mijnwerker, met een vloek op dien moorddadigen put, was tot het
-laatste toe haar slechten naam waardig gebleven; want hoewel Stephen nu
-nog spreken kon. geloofde hij toch dat hij het niet lang meer zou
-maken.</p>
-<p class="par">Toen alles gereed was, verdween de man weder in de
-diepte, nog onder het afdalen de laatste haastige aanwijzingen van den
-chirurgijn en zijne makkers aannemende. Het touw werd gevierd gelijk te
-voren, het sein werd weder gegeven, en het windas stond stil. Niemand
-trok er nu de hand van af. Ieder wachtte met vastgeklemde vuist en
-reeds naar het werk gebogen lichaam om weder op te winden. Eindelijk
-werd het sein gegeven, en de geheele kring van omstanders boog zich
-voorover.</p>
-<p class="par">Want nu kwam het touw, ten uiterste gespannen, naar het
-scheen, naar boven; het werk ging zwaar, en het windas piepte en
-kraakte. Het was bijna onuitstaanbaar naar het touw te zien en te
-denken, dat het zou kunnen breken. Maar ring op ring werd veilig om het
-windas gewonden, en de kettingen kwamen te voorschijn, en eindelijk de
-emmer met de twee mijnwerkers, die zich aan de kanten
-vasthielden&mdash;een gezicht om het hart te beklemmen en het hoofd te
-doen duizelen&mdash;en tusschen hen in, behoedzaam vastgehouden en
-vastgebonden, de gedaante van een mensch&mdash;bijna verbrijzeld.</p>
-<p class="par">Een zacht gemompel van medelijden liep door de menigte
-heen, en de vrouwen schreiden hardop, toen deze gedaante, bijna zonder
-vorm, zeer langzaam uit den ijzeren verlosser werd getild en op het bed
-van stroo nedergelegd. In het eerst ging niemand dan de chirurgijn er
-dicht bij. Hij deed wat hij kon om het lichaam in gemakkelijker houding
-te schikken, maar het beste, wat hij doen kon, was het te bedekken.
-Toen hij dit met eene zachte hand gedaan had, riep hij Rachel en Sissy.
-En toen zag men het bleeke, uitgeteerde, geduldige gezicht naar den
-hemel opzien, terwijl de gekneusde rechterhand bloot op het dek van
-kleederen lag, als wachtende om door eene andere hand gevat te
-worden.</p>
-<p class="par">Zij gaven hem te drinken, bevochtigden zijn gezicht met
-water, en dienden hem eenige droppels van een opwekkend middel met wijn
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e5936" href="#xd21e5936" name=
-"xd21e5936">131</a>]</span>toe. Hoewel hij geheel roerloos naar de
-lucht lag te staren, glimlachte hij en zeide: &bdquo;Rachel!&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij knielde bij hem op het gras en boog zich over hem
-heen, tot hare oogen tusschen de zijne en de lucht waren, want hij kon
-ze zelfs niet verdraaien om naar haar te zien.</p>
-<p class="par">&bdquo;Rachel, melieve!&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij nam zijne hand. Hij glimlachte wederom en zeide:
-&bdquo;Laat ze niet los.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hebt ge veel pijn, lieve Stephen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Die heb ik gehad, maar nu niet meer. Ik heb
-schrikkelijk erg en lang pijn gehad, lieve&mdash;maar het is nu over.
-Och, Rachel, &rsquo;t is alles een warboel! Van het begin tot het einde
-een warboel!&rdquo;</p>
-<p class="par">Eene schim van zijn vroeger uitzicht scheen voorbij te
-zweven toen hij dit zeide.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ben in den put gevallen, lieve, die, gelijk
-oude lieden nog heugt, honderden en honderden menschenlevens gekost
-heeft&mdash;vaders, zonen en broeders, dierbaar aan duizenden en
-duizenden, en die ze voor honger en gebrek bewaarden. Ik ben in den put
-gevallen, die met zijn vuurdamp wreeder dan een oorlog geweest is. Ik
-heb er van gelezen in de petitie van de lieden, die in de putten
-werken, gelijk iedereen ze lezen kan, waarin zij de wettenmakers om
-Christus&rsquo; wil bidden om te maken dat hun werk hen toch niet
-vermoorden zal, maar hen te sparen voor de vrouwen en kinderen, die zij
-even liefhebben als voorname lieden de hunne hebben. Toen die put
-bewerkt werd, bracht hij buiten noodzaak vele menschen om het leven, en
-nu hij verlaten is, doet hij dat nog. Zie hoe wij altijd buiten
-noodzaak sterven, op de eene of de andere manier&mdash;altijd in een
-warboel.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij zeide dit met eene flauwe stem, zonder eenige
-gramschap tegen iemand&mdash;alleen als eene waarheid.</p>
-<p class="par">&bdquo;Uw zusje, Rachel&mdash;gij hebt haar niet
-vergeten. Het is niet denkelijk, dat gij haar nu vergeten zult, nu ik
-zoo dicht bij haar ben. Gij weet&mdash;dat arme, geduldige, lieve
-kind&mdash;hoe gij voor haar gewerkt hebt, toen zij den geheelen dag op
-haar stoeltje voor het venster zat, en hoe zij stierf, jong en
-mismaakt, ondermijnd door die ongezonde lucht, die er niet behoefde te
-zijn, en de ellendige woningen, die de werklieden hebben. Een warboel!
-Alles een warboel!&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa naderde hem, maar hij kon haar niet zien, daar
-zijn gezicht naar de donkere nachtlucht omhoog gekeerd was.</p>
-<p class="par">&bdquo;Als alle dingen, die ons aangaan, lieve, niet zoo
-in de war lagen, had ik niet hier behoeven te komen. Als wij onder ons
-zelven niet in een warboel zaten, zouden mijne eigene makkers mij niet
-zoo verkeerd beoordeeld hebben. Als mijnheer Bounderby mij ooit recht
-gekend had&mdash;als hij mij ooit eenigszins gekend had&mdash;zou hij
-zich niet boos op mij gemaakt hebben. Dan zou hij mij niet verdacht
-hebben. Maar zie daar omhoog, Rachel! Zie daar boven!&rdquo;</p>
-<p class="par">Zijne oogen volgende, zag zij, dat hij naar eene ster
-tuurde.</p>
-<p class="par">&bdquo;Die heeft mij beschenen,&rdquo; zeide hij
-eerbiedig, &bdquo;in mijne pijn en mijn nood daar beneden. Zij heeft in
-mijn gemoed geschenen. Ik heb naar haar opgezien en aan u gedacht,
-Rachel, tot de warboel in mijn geest is opgeruimd, meer dan een
-weinigje, hoop ik. Als sommigen gedwaald hebben door mij niet beter te
-verstaan, heb ik ook gedwaald door hen niet beter te verstaan. Toen ik
-uw brief kreeg, geloofde ik terstond, dat wat de jonge mevrouw tegen
-mij gezegd en gedaan had, eenerlei was, en dat er een goddeloos komplot
-tusschen hen bestond. Toen ik viel, was ik kwaad op haar, en haastte ik
-mij voort, om zoo onbillijk voor haar te zijn als anderen voor mij
-geweest waren. Maar in ons oordeel, evenals in ons doen, moeten wij
-dragen en verdragen. In mijne pijn en mijn nood daarheen
-opziende&mdash;terwijl zij mij bescheen&mdash;heb ik alles duidelijker
-ingezien, en heb het tot mijn stervend gebed gemaakt, dat de geheele
-wereld dichter tot elkander mocht komen en elkander beter mocht leeren
-verstaan, dan toen ik zwakke man er nog in was.&rdquo;</p>
-<p class="par">Toen Louisa hoorde wat hij zeide, boog zij zich over hem
-heen, aan den kant tegenover Rachel, zoodat hij haar kon zien.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt het gehoord?&rdquo; zeide hij na eene
-korte poos van stilte. &bdquo;Ik heb u niet vergeten,
-mevrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, Stephen, ik heb u gehoord, en uw gebed is het
-mijne.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij hebt een vader. Wilt gij een paar woorden van
-mij aan hem overbrengen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij is hier,&rdquo; zeide Louisa met angst.
-&bdquo;Zal ik hem bij u brengen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Als het u belieft.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa kwam met haar vader terug. Hand in hand zagen
-beiden neer op het ernstige gelaat des lijders.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer, gij zult mij zuiveren en mijn naam
-weder goed maken bij alle menschen. Dit laat ik aan u over.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind ontstelde en vroeg hoe.</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer,&rdquo; was het antwoord, &bdquo;uw zoon
-zal u zeggen hoe. Vraag het hem. Ik beschuldig niemand; ik zeg er niets
-bij, geen enkel woord. Ik heb uw zoon op zekeren avond gezien en
-gesproken. Ik vraag niet meer dan dit: zuiver gij mij van de
-beschuldiging&mdash;en ik vertrouw, dat gij het doen zult.&rdquo;</p>
-<p class="par">Daar de dragers nu gereed waren om hem op te nemen en de
-chirurgijn verlangde, dat hij zoo spoedig mogelijk vervoerd werd,
-plaatsten zij, die flambouwen of lantarens hadden, zich voor de
-draagbaar. Eer die werd opgenomen, en terwijl men schikkingen maakte
-hoe men gaan zou, zeide hij tot Rachel, terwijl hij naar de ster omhoog
-zag: <span class="pagenum">[<a id="xd21e5988" href="#xd21e5988" name=
-"xd21e5988">132</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Dikwijls, als ik bij mij zelven kwam en haar mij
-zag beschijnen in mijn nood, dacht ik dat zij de ster was, die den weg
-wees naar het huis van onzen Zaligmaker. Ik denk haast, dat het
-dezelfde ster moet wezen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij namen hem nu op en hij verheugde zich dat men hem
-wegdroeg in de richting welke die ster scheen aan te wijzen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Rachel, bemind meisje! Laat mijne hand niet los.
-Dezen avond mogen wij wel samen gaan, lieve!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal uwe hand vasthouden en naast u blijven,
-Stephen, den geheelen weg.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;God zegene u! Wil iemand zoo goed zijn om mijn
-gezicht toe te dekken?&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij droegen hem zeer behoedzaam de velden door en de
-lanen langs, door de uitgestrekte vlakte; en Rachel hield steeds die
-hand in de hare. Zeer weinige gefluisterde woorden stoorden de treurige
-stilte. Spoedig was het een lijkstoet. De ster had hem gewezen waar den
-God der armen te vinden; en door nederigheid, droefheid en
-vergevensgezindheid was hij ingegaan tot de rust van zijn
-Verlosser<span class="corr" id="xd21e6002" title="Bron: -">.</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch35" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXXV.</h2>
-<h2 class="main">DE HONDSVOT-JACHT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Eer nog de kring, die zich om de Oude Helschacht
-gevormd had, gebroken werd, was een dergenen, die binnen dezen kring
-waren toegelaten, verdwenen. Bounderby en Tom, die zijn patroon thans
-als zijne schaduw vergezelde, hadden niet bij Louisa gestaan, terwijl
-zij haar vader bij den arm vasthield, maar op een afstand ver van de
-anderen. Toen mijnheer Gradgrind naar den lijder werd geroepen, sloop
-Sissy, oplettend op al wat er gebeurde, achter Tom&mdash;wiens gezicht,
-waarop een angstig afgrijzen geteekend stond, een belangwekkend
-schouwspel zou geweest zijn, indien men oogen had gehad voor eenig
-ander schouwspel behalve dat eene&mdash;en fluisterde hem iets in het
-oor. Zonder zijn hoofd om te draaien, sprak <span class="corr" id=
-"xd21e6012" title="Bron: bij">hij</span> eenige oogenblikken met haar
-en verdween toen. Aldus was de hondsvot reeds buiten den kring, eer
-deze zich begon te verspreiden.</p>
-<p class="par">Toen de vader thuis kwam, zond hij eene boodschap naar
-Bounderby, om te verzoeken, dat zijn zoon terstond bij hem zou komen.
-Het antwoord was, dat Bounderby, daar hij Tom in het gedrang gemist en
-sedert niet weder gezien had, gemeend had dat hij zich op <span class=
-"ex">Stone Lodge</span> bevond.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik geloof, vader,&rdquo; zeide Louisa, &bdquo;dat
-hij van avond niet weder in de stad zal komen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind keerde zich om en sprak geen woord
-meer.</p>
-<p class="par">Des morgens ging hij zelf naar het kantoor, zoodra dit
-open was, en toen hij de plaats van zijn zoon ledig zag (hij had eerst
-haast den moed niet om binnen te kijken) ging hij de straat langs
-terug, om Bounderby op zijn weg daarheen te ontmoeten, en gaf dezen te
-kennen, dat hij het om redenen, die hij spoedig zou openbaren, maar
-dringend verzocht hem nu niet af te vragen, noodig had geacht zijn zoon
-voor korten tijd elders te plaatsen; en dat hij voorts belast was met
-de verplichting om de nagedachtenis van Stephen Blackpool te zuiveren
-en den dief bekend te maken. Mijnheer Bounderby, geheel verstomd,
-bleef, nadat zijn schoonvader hem verlaten had, stokstijf op de straat
-staan, zwellende als eene reusachtige zeepbel, maar lang zoo fraai
-niet.</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind ging naar huis, sloot zich in zijne
-kamer op en bleef daar den geheelen dag. Toen Sissy en Louisa aan zijne
-deur klopten, zeide hij, zonder die te openen: &bdquo;Nu niet, lieve
-kinderen, van avond.&rdquo; Toen zij des avonds terugkwamen, zeide hij:
-&bdquo;Ik ben er nog niet toe in staat&mdash;morgen.&rdquo; Hij at den
-geheelen dag niets, en liet, toen het donker werd, geen licht komen; en
-zij hoorden hem tot laat in den nacht heen en weder stappen.</p>
-<p class="par">In den ochtend kwam hij echter op het gewone uur aan het
-ontbijt en zette zich aan de tafel op zijne gewone plaats. Hij zag er
-verouderd en vervallen uit, en was geheel terneergebogen; en toch zag
-men het hem aan, dat hij een wijzer en beter man was, dan in de dagen
-toen hij in dit leven niets anders noodig had dan feiten. Eer hij de
-kamer verliet, bepaalde hij een tijd dat zij bij hem zouden komen; en
-zoo ging hij heen, met het grijze hoofd op de borst gezonken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Lieve vader,&rdquo; zeide Louisa, toen zij bij
-hem waren gekomen, &bdquo;gij hebt nog drie jonge kinderen over. Zij
-zullen anders worden, en <span class="ex">ik</span> zal met &rsquo;s
-Hemels hulp ook nog anders worden.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij reikte Sissy hare hand toe, alsof zij toonen wilde,
-dat zij daarbij ook op hare hulp rekende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Uw rampzalige broeder!&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind. &bdquo;Denkt gij, dat hij den diefstal reeds voorhad toen
-hij met u naar dat huis ging?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik vrees van ja, vader. Ik weet, dat hij zeer om
-geld verlegen was en veel verteerd had.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En daar die arme man de stad zou verlaten, kwam
-het in zijne booze gedachten op, om de verdenking op hem te doen
-vallen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik geloof, dat het hem moet ingevallen zijn
-terwijl hij daar zat, vader; want ik had hem gevraagd om met mij
-daarheen te gaan. Dat bezoek was geen verzinsel van hem.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij had ook een gesprek met dien armen man. Nam
-hij hem ter zijde?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hij nam hem buiten de kamer. Ik vroeg
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e6050" href="#xd21e6050" name=
-"xd21e6050">133</a>]</span>hem naderhand waarom hij dat gedaan had, en
-hij gaf eene aannemelijke reden op; maar sedert gisteravond, vader, en
-als ik mij nu de omstandigheden herinner, vrees ik, dat ik mij maar al
-te goed kan verbeelden wat er tusschen hen is omgegaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat mij eens hooren,&rdquo; zeide haar vader,
-&bdquo;of uwe gedachten uw schuldigen broeder in hetzelfde ongunstige
-licht plaatsen als de mijne.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik vrees, vader,&rdquo; antwoordde Louisa
-aarzelend, &bdquo;dat hij Stephen Blackpool iets moet hebben wijs
-gemaakt, misschien in mijn naam iets beloofd, of in zijn eigen
-naam&mdash;dat den man bewoog om zonder eenig kwaad opzet en ter goeder
-trouw, te doen wat hij voorheen nog nooit gedaan had, en die twee of
-drie avonden, voordat hij de stad verliet, voor het kantoor te blijven
-heen en weer dwalen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar al te duidelijk!&rdquo; zeide haar vader.
-&bdquo;Maar al te duidelijk!&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij hield zijne hand voor zijn gezicht en zweeg eene
-poos. Zich toen herstellende, zeide hij:</p>
-<p class="par">&bdquo;En hoe is hij nu te vinden? Hoe is hij uit de
-handen van het gerecht te houden? Hoe zullen wij hem vinden, in de
-weinige uren, die ik met mogelijkheid kan laten verloopen eer ik de
-waarheid openbaar maak, en hoe zullen wij tegelijk zorgen, dat niemand
-anders hem vindt? Met geene tienduizend pond zou dat te doen
-zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Sissy heeft het reeds gedaan, vader.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij sloeg de oogen op naar de plek waar zij stond, als
-ware zij de goede fee in zijn huis, en zeide op een toon van weemoedige
-teederheid en dankbaarheid: &bdquo;Altijd zijt gij het, mijn
-kind!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wij waren er al vroeger dan gisteren voor
-bevreesd,&rdquo; zeide Sissy, met een blik naar Louisa; &bdquo;en toen
-ik u gisteravond bij de draagbaar zag komen en hoorde wat er gezegd
-werd (want ik bleef steeds dicht bij Rachel), ging ik naar hem toe,
-terwijl niemand het zag, en zeide: &bdquo;Kijk niet naar mij om. Zie
-met wien uw vader spreekt. Neem terstond de vlucht, om zijn en uw eigen
-wil.&rdquo; Hij stond al te beven eer ik hem dit toefluisterde, en toen
-schrikte en beefde hij nog meer, en zeide: &bdquo;Waar kan ik naar toe
-gaan? Ik heb maar heel weinig geld, en ik weet niet wie mij zal
-verbergen.&rdquo; Toen dacht ik aan het paardenspel, waar mijn vader in
-geweest is. Ik heb niet vergeten waar mijnheer Sleary in dezen tijd van
-het jaar heen gaat, en ik las pas voor kort van hem in eene courant. Ik
-zeide hem dus, spoedig daarheen te gaan, zijn naam te zeggen, en
-mijnheer Sleary te vragen om hem te verbergen totdat ik kwam. &bdquo;Ik
-zal nog v&oacute;&oacute;r den ochtend bij hem zijn,&rdquo; zeide hij;
-en ik zag hem tusschen de menschen heensluipen.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;De Hemel zij gedankt!&rdquo; riep zijn vader uit.
-&bdquo;Hij kan dan nog het land uitgeholpen worden.&rdquo;</p>
-<p class="par">Dit was te meer waarschijnlijk, omdat de stad, waarheen
-Sissy hem verwezen had, binnen de drie uren reizens van <span class=
-"ex">Liverpool</span> was gelegen, van waar hij met allen spoed naar
-ieder gedeelte der wereld kon worden overgebracht. Maar dewijl men nu
-voorzichtig moest wezen in het houden van gemeenschap met
-hem&mdash;want met ieder uur steeg het gevaar, dat hij verdacht zou
-worden, en niemand kon weten of Bounderby zelf niet, in zijn bluffenden
-ijver voor het algemeene welzijn, eene Romeinsche rol zou willen
-spelen&mdash;werd er afgesproken, dat Sissy en Louisa zich langs een
-omweg alleen naar de bedoelde plaats zouden begeven, en dat de
-ongelukkige vader, eene geheel tegenovergestelde richting inslaande,
-zich langs een nog grooter omweg bij haar <span class="corr" id=
-"xd21e6076" title="Bron: zoo">zou</span> komen voegen. Verder werd er
-bepaald, dat mijnheer Gradgrind zich niet zelf aan Sleary zou
-vertoonen, uit vrees dat zijne oogmerken verkeerd begrepen zouden
-worden, of dat de tijding zijner komst zijn zoon opnieuw de vlucht zou
-doen nemen; maar dat het openen der onderhandeling aan Sissy en Louisa
-zou worden overgelaten, en dat deze den rampzalige, die de oorzaak van
-zooveel ellende en schande was, zouden onderrichten, dat zijn vader in
-de nabijheid was en met welk oogmerk zij gekomen waren. Toen deze
-beschikkingen wel overwogen en door alle drie ten volle begrepen waren,
-was het ook tijd om een begin met de uitvoering te gaan maken. Vroeg in
-den namiddag ging mijnheer Gradgrind van zijn huis af recht het land
-door naar een spoorwegstation, van waar hij verder zou reizen; en in
-den avond begaven de twee anderen zich naar een geheel anderen kant op
-weg, bemoedigd door de gedachte, dat zij geen gezicht gezien hadden,
-hetwelk haar bekend was.</p>
-<p class="par">Zij reisden den geheelen nacht door, behalve wanneer zij
-voor zeker oneffen getal minuten op tusschenstations aan zijwegen
-werden gelaten, die boven aan eene eindelooze trap of beneden in een
-diepte waren gelegen&mdash;het eenige verschil tusschen die
-stations;&mdash;en vroeg in den morgen werden zij afgezet op een stuk
-drasland, een paar mijlen van de stad, die zij zochten. Van deze
-akelige plek werden zij verlost door een ruwen ouden postiljon, die
-toevallig vroeg op was, en met een paard en sjees aankwam; en zoo
-werden zij de stad binnengesmokkeld door al de achterstraatjes waar
-varkens woonden; een toegang die, hoewel niet zeer prachtig of
-welriekend, toch de gewone weg van een tusschenstation naar een
-landstadje is.</p>
-<p class="par">Het eerste, wat zij bij het inkomen der stad zagen, was
-het geraamte van Sleary<span class="corr" id="xd21e6083" title=
-"Bron: &rsquo;&rsquo;">&rsquo;</span>s paardenspel. De troep was naar
-eene andere stad, meer dan twintig mijlen ver, vertrokken, en had daar
-den vorigen avond reeds gespeeld. <span class="pagenum">[<a id=
-"xd21e6086" href="#xd21e6086" name="xd21e6086">134</a>]</span>Het
-middel van gemeenschap tusschen de twee plaatsen bestond in een
-heuvelachtigen grindweg, en het bereizen van dien weg ging zeer
-langzaam. Schoon zij maar een haastig ontbijt gebruikten en geene rust
-namen (welke zij onder zulke beangstigende omstandigheden toch
-vruchteloos zouden gezocht hebben), was het middag eer zij de biljetten
-van Sleary&rsquo;s paardenspel op schuttingen en schuren aangeplakt
-vonden, en &eacute;&eacute;n uur voordat zij op de markt
-stilhielden.</p>
-<p class="par">Eene groote ochtend-voorstelling der kunstrijders, die
-op dat uur zou beginnen, werd juist toen zij den eersten voetstap op de
-straatsteenen deden, door den stadsomroeper aangekondigd. Sissy gaf den
-raad, ten einde in de stad geene aandacht te trekken, om naar de deur
-van het spel te gaan en plaatsen te nemen. Indien Sleary daar zat om
-geld aan te nemen, zou hij haar zeker herkennen en met voorzichtigheid
-te werk gaan. Als hij daar niet was, zou hij haar zeker in het spel
-zien; en wetende, wat hij met den vluchteling gedaan had, zou hij ook
-dan met voorzichtigheid handelen.</p>
-<p class="par">Zij begaven zich dus met angstig kloppende harten naar
-de nog welbekende tent. De vlag was er, en de gothieke nis was er; maar
-mijnheer Sleary was er niet. De jongeheer Kidderminster, die eigenlijk
-al te veel van den stal had overgenomen om door de welwillendste
-lichtgeloovigheid nog langer voor Cupido te worden aangezien, had zich
-naar de onweerstaanbare macht der omstandigheden (waaronder ook zijn
-baard) gevoegd, en als een man, die zich overal bruikbaar wist te
-maken, had hij bij deze gelegenheid het beheer over de
-schatkist&mdash;en ook nog eene trom bij de hand, waaraan hij zijne
-ledige oogenblikken en zijne overtollige kracht kon besteden. Door de
-nauwlettendheid, waarmede mijnheer Kidderminster, als hij deze
-betrekking waarnam, op de valsche munt toezag, die men hem somtijds in
-de handen wilde stoppen, had hij voor niets anders oogen dan voor het
-geld; aldus ging Sissy hem onopgemerkt voorbij en kwamen zij
-binnen.</p>
-<p class="par">De keizer van <span class="ex">Japan</span>, op een oud
-en mak wit paard, met zwarte vlekken beschilderd, rondrijdende, liet
-vijf waschkommen tegelijk door de lucht draaien,&mdash;de geliefkoosde
-uitspanning van dien monarch. Sissy, schoon welbekend met zijn
-vorstelijk geslacht, had geene persoonlijke kennis aan den
-tegenwoordigen keizer, en zijne regeering bleef ongestoord. Miss
-Josephine Sleary, die haar vermaarden Tiroler Bloemendans zou
-uitvoeren, werd daarop door een nieuwen <span class="ex">clown</span>
-aangekondigd (die met schertsende geestigheid Bloemkooldans zeide) en
-door mijnheer Sleary binnengeleid.</p>
-<p class="par">Nog pas &eacute;&eacute;n slag had mijnheer Sleary met
-zijne lange zweep naar den <span class="ex">clown</span> gedaan, en pas
-had de <span class="ex">clown</span> gezegd: &bdquo;Als ge dat weer
-doet, zal ik je het paard naar den kop smijten!&rdquo; toen Sissy door
-vader en dochter beiden herkend werd. Beiden bleven echter met de
-grootste zelfbeheersching in hunne rol; en behalve in het eerste
-oogenblik, was er in het beweeglijke oog van mijnheer Sleary niet meer
-uitdrukking te bespeuren dan in het daarop volgende. De voorstelling
-kwam Sissy en Louisa wel wat lang voor, inzonderheid toen zij gestaakt
-werd om den <span class="ex">clown</span> gelegenheid te geven aan
-mijnheer Sleary (die ieder gezegde op den bedaardst mogelijken toon met
-een: &bdquo;Ei zoo, mijnheer!&rdquo; beantwoordde, en gestadig het
-publiek in het oog hield) eene vertelling te doen van tweebeen, die op
-driebeen naar eenbeen zat te kijken, toen vierbeen aankwam en eenbeen
-pakte, en tweebeen opstond en driebeen opnam en hem naar vierbeen
-gooide, die met eenbeen weg liep. Want hoewel deze geestige allegorie
-betrekking had op een slager, een driestal, een hond en een schapebout,
-kostte dit verhaal wel wat veel tijd voor hun ongeduld. Eindelijk
-echter maakte de blonde Josephine onder een algemeen gejuich haar
-compliment; en de <span class="ex">clown</span>, alleen in de manege
-gebleven, had zich juist in de handen gewreven en gezegd: &bdquo;Nu is
-het mijne beurt!&rdquo; toen Sissy op haar schouder werd getikt en
-gewenkt om buiten te komen.</p>
-<p class="par">Zij nam Louisa mede; en zij werden door mijnheer Sleary
-ontvangen in een zeer klein afzonderlijk vertrekje met een vloer van
-gras, wanden van zeildoek, en eene hellende zoldering, waarop een
-gedeelte van het publiek zijne goedkeuring stampte alsof het er
-doorheen zou komen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Cecilia!&rdquo; zeide mijnheer Sleary, die een
-glas brandewijn met water bij de hand had, &bdquo;het doet mij goed,
-dat ik u zie. Gij zijt altijd een lieveling van ons geweest, en gij
-hebt ons sedert dien ouden tijd eer aangedaan, dat geloof ik zeker. Gij
-moet onze lieden zien, liefje, eer wij over zaken spreken, of het zal
-hun het hart breken, vooral de vrouwen. Daar is Josephine, die is nu
-met E. W. B. Childers getrouwd, en zij heeft een kleinen jongen, die
-pas drie jaar oud is, maar toch op elken hit blijft zitten dien men
-maar bij hem brengen kan. Hij heet het Kleine Wonder van Academische
-Rijkunst, en als gij bij Astley niet van dien jongen hoort, zult ge te
-<span class="ex">Par&#307;s</span> van hem hooren. En gij zult
-Kidderminster nog wel kennen, die men dacht dat een oogje op u had?
-Wel, hij is ook getrouwd. Hij heeft eene weduwe genomen, oud genoeg om
-zijne moeder te zijn. Zij was op de stijve koord, maar nu kan ze niets
-meer, omdat ze te dik is. Zij hebben twee kinderen, en dus zijn wij
-goed voorzien van toovergodinnetjes en kleine wichtjes. Als ge onze
-Kinderen in het Bosch eens kondt zien, met hun vader en moeder, die
-allebei te paard sterven&mdash;hun oom, die ze als voogd onder zijne
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e6122" href="#xd21e6122" name=
-"xd21e6122">135</a>]</span>bescherming neemt, ook te paard&mdash;zij
-zelven, die braambessen gaan zoeken, ook te paard&mdash;en de
-roodborstjes, die hen met bladeren komen bedekken, ook te
-paard&mdash;dan zoudt ge zeggen, dat het ding zoo compleet was als ge
-ooit iets gezien had. Gij herinnert u Emma Gordon nog wel, liefje, die
-haast zoo goed als eene moeder voor u was? Natuurlijk doet gij het, dat
-behoef ik niet te vragen. Wel, Emma heeft haar man verloren. Hij deed
-een zwaren val van een olifant in eene soort van pagode als de Sultan
-van <span class="ex">Indi&euml;</span>, en dat is hij nooit te boven
-gekomen; zij is toen voor de tweede maal getrouwd&mdash;zij heeft een
-kaaskooper gekregen, die van de voorste bank af zin in haar
-kreeg&mdash;en die nu opzichter is van een werkhuis en fortuin
-maakt.&rdquo;</p>
-<p class="par">Deze verschillende veranderingen verhaalde Sleary, die
-nu zeer kortademig was, met groote hartelijkheid en eene verwonderlijke
-soort van na&iuml;veteit, als men bedacht welk een veteraan in het
-brandewijn-drinken hij was. Naderhand bracht hij Josephine en E. W. B.
-Childers binnen (wiens wangen bij daglicht al vrij diepe plooien
-hadden) en ook het Kleine Wonder van Academische Rijkunst, kortom den
-geheelen troep. Vreemd zagen de vrouwen er in Louisa&rsquo;s oogen uit,
-zoo wit en rood van kleur, zoo karig gekleed en zoo gul met het
-vertoonen harer beenen; maar het was iets streelends te zien, hoe zij
-elkander om Sissy verdrongen, en zeer natuurlijk dat Sissy zich niet
-van tranen kon onthouden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Komaan! Nu heeft Cecilia al de kinderen gezoend,
-en al de vrouwen omhelsd, en al de mannen de hand gegeven; maakt nu
-allen dat ge wegkomt, en laat de muziek beginnen voor de tweede
-afdeeling,&rdquo; zeide Sleary.</p>
-<p class="par">Zoodra de anderen weg waren, vervolgde hij zacht:
-&bdquo;Nu, Cecilia, ik vraag naar geen geheim, maar ik geloof, dat ik
-deze dame toch voor de jongejuffrouw van den jonker mag
-houden?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dit is zijne zuster. Ja.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En de dochter van den anderen? Dat is wat ik
-meen. Ik hoop, dat ik u w&eacute;l zie, juffrouw. En ik hoop, dat de
-jonker ook wel is?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijn vader zal spoedig hier zijn,&rdquo;
-antwoordde Louisa, zeer verlangend om ter zake te komen. &bdquo;Is mijn
-broeder veilig?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Gezond en frisch,&rdquo; antwoordde hij.
-&bdquo;Ik wilde u eens even naar de manege laten kijken, hier door de
-reet. Cecilia, gij kent het kunstje; zoek maar een kijkgaatje voor u
-zelf.&rdquo;</p>
-<p class="par">Beiden tuurden door eene reet in de planken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is Jack de Reuzendooder&mdash;een comisch
-kinderstukje,&rdquo; zeide Sleary.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat is een huisje voor Jack, om in te kruipen, en
-dat is mijn <span class="ex">clown</span> met een potdeksel en een
-spit, als de knecht van Jack; en daar is kleine Jack zelf in eene
-prachtige wapenrusting; en daar zijn twee comische zwarte knechts,
-tweemaal zoo groot als het huisje, om er bij te staan en het binnen te
-brengen en weer weg te dragen; en de reus (van mandewerk, die mij veel
-geld gekost heeft) is er nog niet. Ziet gij ze allemaal?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja,&rdquo; zeiden beiden.</p>
-<p class="par">&bdquo;Kijk nu nog eens,&rdquo; hervatte Sleary,
-&bdquo;en kijk goed. Ziet gij ze allemaal? Heel goed! Nu,
-juffrouw,&rdquo; hij zette een bank voor haar om op te zitten,
-&bdquo;ik heb mijne begrippen, en de jonker uw vader heeft de zijne. Ik
-behoef niet te weten wat uw broeder heeft uitgevoerd; het is beter
-zelfs, dat ik het niet weet. Al wat ik zeg is: de jonker heeft Cecilia
-bijgestaan, en ik sta den jonker bij. Uw broeder is een van die zwarte
-knechts.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa liet een uitroep hooren, half van schrik, half
-van blijdschap.</p>
-<p class="par">&bdquo;Zoo is het,&rdquo; zeide Sleary, &bdquo;en zelfs
-nu gij het weet, zoudt ge hem niet kunnen aanwijzen. Laat de jonker
-maar komen. Ik zal uw broeder na de voorstelling hier houden. Ik zal
-hem zich niet laten verkleeden of de verf afwasschen. Laat de jonker
-dan na de voorstelling hier komen, of kom zelf hier; gij zult uw
-broeder hier vinden en de geheele tent hebben om hem te spreken. Gij
-moet er u niet aan storen hoe hij er uitziet, als hij maar goed
-verscholen is.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa bedankte mijnheer Sleary met een verruimd hart,
-en hield hem toen niet langer op. Zij gaf haar groet aan haar broeder,
-met oogen vol tranen, en ging toen met Sissy heen tot later in den
-namiddag.</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind kwam een uur later aan. Ook hij had
-niemand ontmoet die hij kende, en hoopte nu zeker, dat hij zijn
-geschandvlekten zoon, met hulp van Sleary, in den nacht naar
-<span class="ex">Liverpool</span> zou kunnen krijgen. Daar geen van
-drie&euml;n hem kon vergezellen, zonder aanleiding te geven dat hij,
-hoezeer ook vermomd, ontdekt werd, schreef hij een brief aan een
-correspondent, wien hij vertrouwen kon, waarin hij verzocht om den
-brenger, wat het ook kosten mocht, naar <span class="ex">Noord</span>-
-of <span class="ex">Zuid-Amerika</span>, of eenig ander afgelegen
-werelddeel te zenden, waarheen hij maar op de spoedigste en
-heimelijkste manier kon verzonden worden. Nadat dit gedaan was, gingen
-zij rondwandelen om te wachten dat het paardenspel geheel ledig was;
-namelijk tot niet alleen de toeschouwers, maar ook de rijders en de
-paarden het ontruimd hadden. Eindelijk zag hij Sleary een stoel buiten
-brengen en bij de zijdeur gaan zitten rooken, als een teeken dat zij
-konden naderen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Uw dienaar, jonker,&rdquo; was zijn voorzichtige
-groet toen zij binnengingen. &bdquo;Als ge mij noodig hebt, zult ge mij
-hier vinden. Gij moet er u niet aan storen dat uw zoon eene comische
-livrei draagt.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="xd21e6174" href=
-"#xd21e6174" name="xd21e6174">136</a>]</span></p>
-<p class="par">Zij gingen alle drie naar binnen; en mijnheer Gradgrind
-zette zich neerslachtig neer op het bankje van den <span class=
-"ex">clown</span> in het midden der manege. Op een der achterste
-banken, veraf in het schemerende licht van die vreemde plaats, zat de
-ellendige hondsvot, ook nu nog stug en wrevelig, wien hij het verdriet
-had zijn zoon te moeten noemen.</p>
-<p class="par">Daar zat hij, in een allerzotsten rok, naar dien van een
-kerkeknecht in groot kostuum gelijkende, met onbeschrijfelijk
-overdrevene panden en opslagen; met een vervaarlijk vest, korte broek,
-schoenen met gespen en een razenden steekhoed; met niets dat hem paste,
-en alles van grove stof, door de motten afgeknaagd en vol gaten; met
-strepen over zijn zwart gezicht, waar angst en warmte het vettige
-mengsel, waarmede het besmeerd was, had doen smelten. Iets zoo akeligs,
-verfoeielijks, belachelijks en schandelijks, als de hondsvot in zijne
-comische livrei, had mijnheer Gradgrind nooit mogelijk kunnen achten,
-indien hij het niet als een tastbaar feit voor zich had gezien. En een
-van zijne model-kinderen was zoover gekomen!</p>
-<p class="par">In het eerst wilde de hondsvot niet naderbij komen, maar
-bleef hardnekkig daar omhoog zitten. Eindelijk toegevende, indien zulk
-een wrevelig gehoorzamen toegeven kon genoemd worden, aan de
-vriendelijke beden van Sissy&mdash;want Louisa wilde hij niet zien of
-hooren&mdash;kwam hij bank voor bank naar beneden, tot hij aan den
-uitersten rand der manege in het mulle zand stond, zoo ver mogelijk van
-de plek waar zijn vader zat.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe is het er mee toegegaan?&rdquo; vroeg zijn
-vader.</p>
-<p class="par">&bdquo;Waarmee toegegaan?&rdquo; antwoordde de zoon met
-norsche neerslachtigheid.</p>
-<p class="par">&bdquo;Met dien diefstal,&rdquo; zeide de vader, bij dat
-woord zijn stem verheffende.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik opende de kist zelf in den avond en liet haar
-op eene reet staan toen ik heenging. Ik had den sleutel, die gevonden
-is, lang te voren laten maken. Ik liet hem dien ochtend daar vallen, om
-te doen denken, dat hij er voor gebruikt was. Ik nam het geld niet op
-eens. Ik hield mij elken avond alsof ik mijn overschot wegsloot, maar
-deed het niet. Nu weet gij alles.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Als een donderslag mij getroffen had,&rdquo;
-zeide de vader, &bdquo;zou het mij minder ontzet hebben dan
-dit.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zie niet in waarom,&rdquo; bromde de zoon.
-&bdquo;Zooveel menschen worden in vertrouwde betrekkingen gebruikt; en
-zooveel van de zooveel zullen oneerlijk zijn. Ik heb er u honderdmaal
-van hooren praten, dat dit een regel was. Hoe kan ik tegen regels aan?
-Gij hebt anderen met zulke dingen getroost, vader. Troost u zelven
-nu.&rdquo;</p>
-<p class="par">De vader verborg zijn gezicht in zijne handen, en de
-zoon stond in zijn schandelijk hansworstenpak op een strootje te
-bijten: zijne handen, waarvan het zwart aan den binnenkant half
-afgewreven was, geleken naar de handen van een aap. De avond naderde
-snel; en van tijd tot tijd keerde hij het wit zijner oogen met
-rusteloos ongeduld naar zijn vader. Die oogen waren het eenige van zijn
-gezicht, dat leven of uitdrukking vertoonde, zoo dik was de verf daarop
-gesmeerd.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij moet naar <span class="ex">Liverpool</span>
-worden geholpen en het land uitgezonden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Dat zal wel moeten. Ik kan toch ergens anders
-niet ongelukkiger zijn dan ik hier geweest ben zoolang mij
-heugt,&rdquo; jankte de hondsvot. &bdquo;Dat is &eacute;&eacute;n
-geluk.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind ging naar de deur en kwam met Sleary
-terug, aan wien hij de vraag voorstelde, hoe dat jammerlijke voorwerp
-uit den weg te helpen?</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, daarover heb ik al gedacht, jonker. Er is
-niet veel tijd te verliezen, maar gij moet toch ja of neen zeggen. Het
-is over de twintig mijlen naar den spoorweg. Over een half uur rijdt er
-een diligence, die de passagiers op den posttrein moet brengen. Die
-trein rijdt rechtdoor naar <span class=
-"ex">Liverpool</span>.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maar zie hem eens aan,&rdquo; zuchtte mijnheer
-Gradgrind. &bdquo;Hoe...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik meen niet dat hij met de comische livrei moet
-gaan,&rdquo; zeide Sleary. &bdquo;Zeg het maar, en ik zal hem binnen
-vijf minuten uit onze garderobe tot een <span class="ex">joskin</span>
-maken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik begrijp u niet,&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind hierop.</p>
-<p class="par">&bdquo;Een <span class="ex">joskin</span>&mdash;een
-karreman. Neem spoedig uw besluit, jonker. Er moet nog bier gehaald
-worden. Ik heb nooit iets gevonden zoo goed als bier, om een
-geschilderden moor schoon te wasschen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind gaf snel zijne toestemming; Sleary
-haalde even snel een linnen kiel, een vilten hoed en andere
-benoodigdheden uit eene kist; de hondsvot ging achter een scherm en
-verwisselde snel van kleederen; en Sleary haalde bier en wiesch hem
-snel weder blank.</p>
-<p class="par">&bdquo;Komaan,&rdquo; zeide Sleary, &bdquo;ga nu maar
-mee naar de diligence, en spring achterop. Ik zal u brengen, en zij
-zullen denken dat gij een van mijn volk zijt. Zeg uwe familie nu
-vaarwel, en maak wat voort!&rdquo; En daarmede was hij kiesch genoeg om
-zich te verwijderen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hier is uw brief,&rdquo; zeide mijnheer
-Gradgrind. &bdquo;Alle noodige middelen zullen u verschaft worden.
-Vergoed door berouw en een beter gedrag het kwaad dat gij bedreven hebt
-en de schrikkelijke gevolgen waartoe het geleid heeft. Geef mij de
-hand, mijn arme jongen, en moge God u vergeven gelijk ik
-doe.&rdquo;</p>
-<p class="par">De schuldige werd door deze woorden en hun <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e6236" href="#xd21e6236" name=
-"xd21e6236">137</a>]</span>hartroerenden toon tot eenige lafhartige
-tranen bewogen. Maar toen Louisa hare armen opende, stiet hij haar
-opnieuw terug.</p>
-<p class="par">&bdquo;Gij niet. Ik wil niets met u te maken
-hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, Tom, Tom, moet het zoo tusschen ons eindigen,
-na al mijne liefde?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Na al uwe liefde?&rdquo; herhaalde hij met
-onverzettelijke hardnekkigheid. &bdquo;Mooie liefde! Ouden Bounderby
-los te laten, en mijn besten vriend, mijnheer Harthouse, van de hand te
-zenden, en naar huis te loopen, juist op den tijd dat ik in het
-grootste gevaar was. Mooie liefde! Alles uit te babbelen, ook dat wij
-te zamen daarnaar toe waren geweest, toen gij zaagt, dat ik hoe langer
-hoe meer in het net geraakte. Mooie liefde! Gij hebt mij zoo goed als
-overgeleverd. Gij hebt nooit om mij gegeven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Maak wat voort!&rdquo; riep Sleary bij de
-deur.</p>
-<p class="par">Allen gingen verward naar buiten. Louisa zeide
-schreiende, dat zij hem vergaf en hem nog liefhad, en dat het hem eens
-spijten zou, dat hij haar zoo verlaten had, en dan blij zou zijn te
-kunnen denken, dat dit hare laatste woorden waren; toen er iemand hen
-tegenkwam. Mijnheer Gradgrind en Sissy, die beiden voor hen uit waren,
-terwijl zijne zuster hem nog bij den arm hield, bleven staan en
-deinsden terug.</p>
-<p class="par">Want daar was Bitzer, geheel buiten adem, zijne dunne
-lippen opengesperd, zijne dunne neusgaten uitgezet, zijne witgehaarde
-oogleden trillende, zijn kleurloos gezicht nog kleurloozer dan ooit,
-alsof hij zich wit-gloeiend had geloopen, terwijl anderen zich
-rood-gloeiend loopen. Daar stond hij te hijgen, alsof hij nooit had
-stilgestaan sedert dien avond toen hij vroeger eens tegen hen was
-aangeloopen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Het spijt mij dat ik verhindering in uw plan moet
-brengen,&rdquo; zeide Bitzer, zijn hoofd schuddende, &bdquo;maar ik kan
-mij toch door geene paardrijders laten foppen. Ik moet den jongenheer
-Tom hebben; en geene paardrijders zullen hem weghelpen. Hier is hij in
-dien linnen kiel, en ik moet hem hebben.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij greep hem bij den kraag en nam hem aldus in
-bezit.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch36" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXXVI.</h2>
-<h2 class="main">PHILOSOPHISCH.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Zij gingen terug in de tent, en Sleary sloot de
-deur om indringers buiten te houden. Bitzer, die den van schrik
-verstijfden misdadiger nog bij den kraag hield, stond in de manege zijn
-ouden patroon in de schemering met knippende oogen aan te gluren.</p>
-<p class="par">&bdquo;Bitzer,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind, geheel
-verslagen en met jammerlijke onderdanigheid voor den kantoorknecht,
-&bdquo;hebt gij een hart?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;De bloedsomloop, mijnheer,&rdquo; antwoordde
-Bitzer, glimlachende over het zonderlinge dier vraag, &bdquo;zou zonder
-hart niet kunnen voortgaan. Niemand, mijnheer, die bekend is met de
-feiten aangaande den omloop van het bloed, welke Harvey heeft ontdekt,
-kan twijfelen of ik een hart heb.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Is het toegankelijk,&rdquo; riep mijnheer
-Gradgrind uit, &bdquo;voor den invloed van het medelijden?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is toegankelijk voor de rede,
-mijnheer,&rdquo; antwoordde de uitmuntende jonkman, &bdquo;en voor
-niets anders.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zij stonden elkander aan te zien, mijnheer Gradgrind met
-een gezicht zoo wit als dat van zijn vervolger.</p>
-<p class="par">&bdquo;Welke reden kunt gij hebben om de vlucht van
-dezen rampzaligen jonkman te verhinderen,&rdquo; zeide hij, &bdquo;en
-zijn ongelukkigen vader nog ongelukkiger te maken? Zie zijne zuster
-hier. Heb medelijden met ons!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer,&rdquo; antwoordde Bitzer op een droog
-redeneerenden toon, &bdquo;daar gij mij vraagt, welke reden ik heb om
-den jongenheer Tom naar <span class="ex">Coketown</span> terug te
-brengen, is het niet meer dan redelijk, dat ik u die laat weten. Ik heb
-den jongenheer Tom van den beginne af van dien diefstal verdacht. Ik
-had hem al v&oacute;&oacute;r dien tijd in het oog gehouden, want ik
-kende zijne manieren. Ik heb mijne waarnemingen voor mij zelven
-gehouden, maar ik heb ze toch gedaan; en ik heb nu overvloedige
-bewijzen tegen hem, behalve zijn wegloopen en behalve zijne eigene
-bekentenis, die ik juist bijtijds heb kunnen beluisteren. Ik heb het
-genoegen gehad van gisterochtend op uw huis te passen en u hierheen te
-volgen. Ik zal den jongenheer Tom nu naar <span class=
-"ex">Coketown</span> terugbrengen, ten einde hem aan mijnheer Bounderby
-over te leveren; en ik twijfel niet, mijnheer, of mijnheer Bounderby
-zal mij dan tot de plaats van jongenheer Tom bevorderen; en ik verlang
-zijne plaats te hebben, mijnheer, omdat zij mij meer inkomen zal geven
-en mij dus voordeelig zal zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Indien het alleen eene quaestie van eigenbelang
-bij u is,&rdquo; begon mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik verzoek u verschooning, dat ik u in de rede
-val, mijnheer,&rdquo; liet Bitzer hierop volgen; &bdquo;maar gij weet
-zeker wel, dat het geheele maatschappelijke systeem eene quaestie van
-eigenbelang is. Iemands eigenbelang is datgene, waarop men altijd moet
-neerkomen. Dat is het eenige, waardoor men vat op hem heeft. Zoo zijn
-de menschen. Ik ben in dien catechismus onderwezen toen ik nog heel
-jong was, mijnheer, gelijk gij wel weet.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Welke som gelds,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind,
-&bdquo;wilt gij tegen uwe verwachte bevordering stellen?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik dank u wel, mijnheer,&rdquo; antwoordde
-Bitzer, &bdquo;dat gij hiervan spreekt; maar ik wil er <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e6291" href="#xd21e6291" name=
-"xd21e6291">138</a>]</span>geheel geene som tegen stellen. Wel wetende,
-dat uw helder hoofd deze keus zou voorstellen, heb ik bij mij zelven de
-berekening gemaakt; en ik vind, dat over eene misdaad te accordeeren,
-zelfs voor eene zeer hooge som, niet zoo veilig en goed voor mij zou
-zijn als mijne verbeterde vooruitzichten aan het kantoor.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Bitzer,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind, zijne
-handen uitstrekkende, alsof hij wilde zeggen: zie, hoe ellendig ik ben!
-&bdquo;Bitzer, ik heb nog maar &eacute;&eacute;ne kans over om u te
-vermurwen. Gij zijt vele jaren op mijne school geweest. Indien de
-herinnering aan de zorg, die daar aan u besteed is, u eenigermate kan
-bewegen om uw tegenwoordig belang achter te stellen en mijn zoon los te
-laten, bid en smeek ik u om die herinnering voor hem te laten
-spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik verwonder mij waarlijk, mijnheer,&rdquo;
-antwoordde de leerling op een stijven redeneertrant, &bdquo;dat gij
-zulk eene onhoudbare positie aanneemt. Mijn schoolgaan werd betaald;
-het was een koop of accoord; en toen ik heenging, was het accoord
-uit.&rdquo;</p>
-<p class="par">Het was een grondregel der Gradgrindsche philosophie,
-dat alles betaald moest worden. Niemand mocht ooit om de eene of andere
-reden iemand iets geven of eenige hulp bewijzen, zonder dat er voor
-betaald werd. Dankbaarheid moest afgeschaft worden, en alle deugden,
-die daaruit voortsproten, behoorden niet te bestaan. Elke duim lengte
-van het geheele aanzijn des menschdoms, van de geboorte tot aan den
-dood, moest een koop over eene toonbank zijn. En indien wij
-z&oacute;&oacute; niet in den hemel kwamen, dan wist men daar niets van
-de staathuishoudkunde, en hadden wij daar niets te maken.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik ontken niet, dat mijn schoolgaan goedkoop
-was,&rdquo; vervolgde Bitzer. &bdquo;Maar dat doet aan de zaak niet af,
-mijnheer. Ik werd op de goedkoopste markt gevormd en moet mij zelven op
-de duurste verkoopen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Hij werd hier een weinig gehinderd door het schreien van
-Louisa en Sissy.</p>
-<p class="par">&bdquo;Och, doe dat niet,&rdquo; zeide hij; &bdquo;het
-baat tot niets; het verveelt iemand maar. Gij schijnt te denken, dat ik
-vijandschap tegen den jongenheer Tom voed; maar dat is in &rsquo;t
-geheel het geval niet. Ik ga hem maar, om de gegronde redenen die ik
-vermeld heb, naar <span class="ex">Coketown</span> terugbrengen. Als
-hij tegenstand mocht bieden, zou ik roepen: Houd den dief! Maar hij zal
-geen tegenstand bieden; daar kunt gij op aan.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Sleary had met open mond naar deze wijsheid
-staan luisteren, zoo aandachtig, dat zijn rollend oog even onbeweeglijk
-vast in zijn hoofd stond als het strakke; nu echter trad hij
-voorwaarts.</p>
-<p class="par">&bdquo;Jonker,&rdquo; zeide hij, &bdquo;gij weet heel
-wel, en uwe dochter weet ook heel wel (beter nog dan gij, omdat ik het
-haar gezegd heb), dat ik niet wist wat uw zoon gedaan had, en dat ik
-het niet wilde weten&mdash;ik zeide dat het beter was van neen, hoewel
-ik toen dacht, dat het maar een beetje rinkelrooien was. Maar nu die
-jonkman heeft bekend gemaakt dat het een diefstal in een kantoor is
-geweest, nu is het eene ernstige zaak, eene veel te ernstige zaak voor
-mij om te accordeeren, zooals die jonkman het heel mooi gezegd heeft.
-Bijgevolg, jonker, moet gij het niet kwalijk nemen als ik den kant van
-dien jonkman kies, en zeg dat hij gelijk heeft en dat er niet aan te
-doen is. Maar ik zal u zeggen wat ik doen wil, jonker; ik zal uw zoon
-en dezen jonkman zelf naar den spoorweg rijden, en zoo maken dat hier
-geen schandaal komt. Meer kan ik niet beloven, maar dat wil ik voor u
-doen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa hief nieuwe jammerklachten aan en mijnheer
-Gradgrind verzonk nog dieper in zijn leed bij deze afvalligheid van hun
-laatsten vriend. Maar Sissy zag hem oplettend aan, en haar hart
-verstond hem niet verkeerd. Toen zij allen weder naar buiten gingen,
-begunstigde hij haar met een lonkje uit zijn beweeglijk oog, dat haar
-duidelijk verzocht wat achter te blijven, en toen hij de deur sloot,
-zeide hij met groote opgewondenheid:</p>
-<p class="par">&bdquo;De jonker heeft u bijgestaan<span class="corr"
-id="xd21e6317" title="Bron: .">,</span> Cecilia, en ik zal den jonker
-bijstaan. Bovendien, die knaap is een verduivelde schelm, en hij
-behoort aan dien gemeenen blaaskaak, dien mijn volkje eens haast uit
-het venster had gesmeten. Het zal een donkere avond zijn. Ik heb een
-paard, dat alles geleerd heeft behalve spreken; ik heb een hit, die
-vijftien mijlen in het uur loopt, als Childers hem rijdt; en ik heb een
-hond, die iemand vier en twintig uren lang op de plek kan vasthouden.
-Maak dat gij een woordje met den jongen jonker spreekt. Zeg hem, als
-hij ziet dat ons paard begint te dansen, dat hij dan niet bang moet
-wezen voor omslaan, maar uitkijken of er geen sjees met een hit
-aankomt. Zeg hem, als hij die sjees dichtbij ziet, dat hij dan moet
-afspringen, en hij zal er mee wegrijden als de wind. Als mijn hond dien
-jonkman een voet laat verzetten, geef ik hem verlof om te gaan. En als
-mijn paard een duimbreed verder komt dan de plek waar het begint te
-dansen, al duurde het tot morgenochtend, dan ken ik het niet. Nu
-voortgemaakt!&rdquo;</p>
-<p class="par">Er werd zoo goed voortgemaakt, dat binnen tien minuten
-Childers, die op zijne pantoffels over de markt kuierde, wist wat hij
-te doen had, en Sleary&rsquo;s equipage gereed was. Het was een fraai
-gezicht, den hond blaffend om het rijtuig te zien springen, terwijl
-Sleary hem met zijn eenig daartoe bruikbaar oog onderrichtte, dat
-Bitzer het voorwerp zijner bijzondere oplettendheid moest wezen. Kort
-na het vallen van den donker stapten de drie in en reden voort, terwijl
-de geleerde hond (een geducht beest) Bitzer reeds met zijne oogen
-vasthield en dicht bij het wiel aan zijn kant bleef, om voor hem
-<span class="pagenum">[<a id="xd21e6322" href="#xd21e6322" name=
-"xd21e6322">139</a>]</span>gereed te zijn indien hij de minste
-geneigdheid toonde om af te stappen.</p>
-<p class="par">De andere drie bleven in de herberg den geheelen nacht
-in angstige spanning opzitten. Tegen acht uur in den ochtend kwamen
-Sleary en de hond de kamer in, beiden zeer vroolijk.</p>
-<p class="par">&bdquo;Alles klaar, jonker,&rdquo; zeide Sleary.
-&bdquo;Uw zoon kan nu al aan boord van een schip wezen. Childers heeft
-hem gisteravond meegenomen, anderhalf uur nadat wij hier vandaan reden.
-Het paard danste de polka tot het dood af was (het zou gewalst hebben,
-als het niet ingespannen was geweest) en toen gaf ik het sein en ging
-het gerust slapen. Toen die verduivelde bleeke schelm zeide, dat hij te
-voet verder wilde gaan, hing de hond in eens aan zijne das met alle
-vier de pooten in de lucht, trok hem neer en rolde hem om en om. Hij
-kwam dus maar weer in het wagentje, en daar bleef hij zitten, tot ik
-van morgen half zeven het paard liet omkeeren.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind overstelpte hem natuurlijk met
-dankbetuigingen, en sprak ook met zooveel kieschheid als hem maar
-mogelijk was van eene ruime belooning in geld.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zelf heb geen geld noodig, jonker,&rdquo;
-antwoordde Sleary, &bdquo;maar Childers is een man met een huishouden,
-en als gij hem eene banknoot van vijf pond woudt presenteeren, zou dat
-misschien niet onaannemelijk zijn. Ook als gij een halsband voor den
-hond en een tuig met bellen voor het paard overhad, zou het mij groot
-pleizier doen. Brandewijn met water neem ik altijd
-aan.&rdquo;&mdash;Hij had reeds een glas genomen en bestelde er nu nog
-een.&mdash;&bdquo;Als ge dacht dat het niet te veel was, jonker, een
-vroolijken maaltijd aan den geheelen troep te geven, tegen zoo wat drie
-en een halven schelling de persoon, behalve den drank, zouden zij er
-heel blij mee zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">Al deze kleine bewijzen van dankbaarheid beloofde
-mijnheer Gradgrind zeer gewillig te zullen geven, hoewel hij ze veel te
-gering achtte, zeide hij, voor zulk een dienst.</p>
-<p class="par">&bdquo;Welnu, jonker, als ge dan soms eens een
-paardenspel eene besprokene representatie laat geven, wanneer ge kunt,
-zult ge de rekening meer dan effen maken. En nu, jonker, als uwe
-dochter het niet kwalijk neemt, zou ik tot afscheid gaarne een woordje
-met u alleen spreken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Louisa en Sissy gingen naar eene andere kamer; en
-mijnheer Sleary vervolgde, toen hij staande zijn glas omroerde en
-uitdronk:</p>
-<p class="par">&bdquo;Jonker, ik behoef u niet te zeggen, dat honden
-verwonderlijke beesten zijn.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Hun instinct is zeker verbazend,&rdquo; zeide
-mijnheer Gradgrind hierop.</p>
-<p class="par">&bdquo;Hoe gij het ook noemen wilt&mdash;en ik mag zalig
-wezen als ik weet hoe ik het moet noemen&mdash;het is verwonderlijk,
-hoe ver een hond u zal komen opzoeken en vinden.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Omdat zijn reuk zoo fijn is,&rdquo; zeide
-mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik weet waarachtig niet hoe ik het noemen
-moet,&rdquo; hervatte Sleary; &bdquo;maar eens is een hond mij komen
-opzoeken, jonker, op eene manier, die mij deed denken of die hond ook
-naar een anderen hond was gegaan en gezegd had: &bdquo;Gij kent
-bijgeval niet een man die Sleary heet? Een man die Sleary heet en een
-paardenspel heeft&mdash;een dik man, met een raar oog?&rdquo; En of die
-andere hond toen gezegd had: &bdquo;Sleary, Sleary! O ja, wel zeker,
-een vriend van mij heeft mij eens van hem gesproken. Ik kan u terstond
-zijn adres bezorgen.&rdquo; Omdat ik zooveel voor het publiek kom en
-zooveel uitga, ziet ge, moeten er machtig veel honden zijn die mij
-kennen, jonker, dat weet ik.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind scheen door deze bespiegeling geheel
-van zijn stuk gebracht.</p>
-<p class="par">&bdquo;In allen gevalle,&rdquo; hervatte Sleary, nadat
-hij zijne lippen nog eens had bevochtigd, &bdquo;het is nu veertien
-maanden geleden, jonker, dat we te <span class="ex">Chester</span>
-waren. Wij gaven op een ochtend juist onze Kinderen in het Bosch, toen
-er door de tooneeldeur een hond de manege kwam inloopen. Hij had ver
-geloopen, en was in heel slechten staat&mdash;kreupel en welhaast
-blind. Hij liep rond bij onze kinderen, de een na den ander, alsof hij
-naar een kind zocht dat hij kende; en toen kwam hij naar mij toe,
-gooide zich van achteren op en bleef op zijne voorpooten staan, zoo
-zwak als hij was; en toen kwispelde hij met zijn staart en stierf. Nu,
-jonker, die hond was Merrylegs.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;De hond van Sissy&rsquo;s vader.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;De oude hond van Cecilia&rsquo;s vader. Nu,
-jonker, kan ik er op zweren, want zoo ken ik dien hond, dat de man dood
-en begraven was, eer de hond naar mij ging zoeken. Josephine, Childers
-en ik hebben er lang over gepraat, of ik het schrijven zou of niet;
-maar wij dachten: &bdquo;Neen! Er is niets pleizierigs te zeggen;
-waarom zouden wij haar onrustig en bedroefd maken?&rdquo; Hoewel, of
-haar vader haar laaghartig verlaten heeft, of dat hij maar alleen van
-verdriet wilde sterven, liever dan haar mee in het graf te trekken, dat
-zal nooit bekend worden, jonker, voordat&mdash;neen, niet voordat wij
-weten hoe de honden ons opzoeken.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Zij bewaart tot nog toe het fleschje, waarom hij
-haar had uitgezonden; en zij zal tot het laatste oogenblik van haar
-leven aan zijne liefde gelooven,&rdquo; zeide mijnheer Gradgrind.</p>
-<p class="par">&bdquo;Dit schijnt iemand twee dingen in de gedachten te
-brengen, niet waar, jonker?&rdquo; hervatte Sleary, peinzende, terwijl
-hij in de diepte van zijn glas keek; &bdquo;vooreerst dat er toch
-liefde in de wereld is, niet alles eigenbelang, maar iets geheel
-anders; en ten tweede dat die liefde hare eigene manier van rekenen
-heeft, waaraan het, hoe het dan ook komen mag, ten <span class=
-"pagenum">[<a id="xd21e6364" href="#xd21e6364" name=
-"xd21e6364">140</a>]</span>minste even moeielijk is een naam te geven
-als aan die manier van denken.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind keek het venster uit en gaf geen
-antwoord. Sleary ledigde zijn glas en riep de dames weder binnen.</p>
-<p class="par">&bdquo;Cecilia, mijn liefje, geef mij nu een kus en
-vaarwel dan! Mevrouwtje, dat ik u haar zoo als eene zuster zie
-behandelen, en eene zuster, die gij met al uw hart vertrouwt en
-hoogacht, is een heel pleizierig gezicht voor mij. Ook hoop ik, dat uw
-broeder nog lang genoeg mag leven om u beter waardig te zijn en u tot
-meer blijdschap te wezen. Jonker, geef mij de hand, voor het eerst en
-het laatst! Wees niet kwaad op ons, arme landloopers. De menschen
-moeten geamuseerd worden. Zij kunnen niet altijd aan het leeren of aan
-het werken zijn; daarvoor zijn zij niet gemaakt. Gij <span class=
-"ex">moet</span> ons hebben, jonker. Als ge dus doen wilt wat wijs en
-goed is tegelijk, denk dan het beste van ons en niet altijd het
-slechtste.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;En ik had nooit gedacht,&rdquo; vervolgde Sleary,
-zijn hoofd weder binnenstekende om dit nog te zeggen, &bdquo;dat ik zoo
-zou kunnen babbelen.&rdquo;</p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch37" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
-"#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">XXXVII.</h2>
-<h2 class="main">BESLUIT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="par first">Het is gevaarlijk binnen den kring van een
-opgeblazen bluffer iets te zien, voordat die opgeblazene bluffer het
-zelf ziet. Mijnheer Bounderby begreep, dat mevrouw Sparsit zeer
-vermetel was geweest met hem voor te komen en wijzer te willen zijn dan
-hij. Ten uiterste op haar verontwaardigd over hare zegepralende
-ontdekking van juffrouw Pegler, keerde hij deze verwatenheid van eene
-vrouw in hare afhankelijke betrekking zoo lang in zijne gedachten om en
-om, tot zij gelijk een sneeuwbal door dit omwentelen hoe langer hoe
-grooter was geworden. Eindelijk kwam hij tot de ontdekking, dat hij,
-als hij deze aanzienlijk geparenteerde dame haar afscheid gaf&mdash;als
-hij het in zijn macht had om te zeggen: &bdquo;Zij was eene vrouw van
-familie en wilde zich aan mij opdringen, maar dat wilde ik niet hebben
-en ik maakte mij van haar af&rdquo;&mdash;de grootst mogelijke mate van
-glans uit die betrekking zou halen, en mevrouw Sparsit tegelijk de
-straf geven, die zij verdiend had.</p>
-<p class="par">Voller dan ooit van dit groote denkbeeld, kwam mijnheer
-Bounderby binnen om zijn twaalfuurtje te gebruiken, en zette zich in de
-eetzaal van vroeger tijd, waar zijn portret hing. Mevrouw Sparsit zat
-bij het vuur, met den voet in haar katoenen stijgbeugel, weinig
-denkende waar zij heen reed.</p>
-<p class="par">Sedert het gebeurde met juffrouw Pegler had de goede
-vrouw haar medelijden voor mijnheer Bounderby met een sluier van stille
-berouwvolle treurigheid bedekt. Om die reden had zij zich een
-jammervollen blik aangewend; en met dezen jammervollen blik zag zij nu
-haar beschermer aan.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat scheelt er nu aan, juffrouw?&rdquo; zeide
-Bounderby, op een zeer korten en barschen toon.</p>
-<p class="par">&bdquo;Wat ik u bidden mag, mijnheer,&rdquo; antwoordde
-mevrouw Sparsit, &bdquo;bijt mijn neus niet af.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Uw neus afbijten, juffrouw?&rdquo; herhaalde
-Bounderby. &bdquo;Uw neus!&rdquo; daarmede meenende, gelijk mevrouw
-Sparsit begreep, dat haar neus daartoe veel te groot was. En na dezen
-hatelijken schimpscheut sneed hij een stuk brood voor zich af en smeet
-het mes met een slag op de tafel.</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit haalde haar voet uit den stijgbeugel en
-zeide: &bdquo;Mijnheer Bounderby!&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Wel, juffrouw?&rdquo; antwoordde Bounderby.
-&bdquo;Waar kijkt ge zoo verbaasd van op?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mag ik vragen, mijnheer,&rdquo; zeide mevrouw
-Sparsit: &bdquo;heeft iets u van morgen verstoord?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ja, juffrouw<span class="corr" id="xd21e6402"
-title="Bron: ,">.</span>&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Mag ik weten, mijnheer,&rdquo; hernam de
-verongelijkte dame, &bdquo;of ik de ongelukkige oorzaak ben, dat gij
-uit uw humeur zijt geraakt?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Ik zal u eens wat zeggen, juffrouw,&rdquo;
-antwoordde Bounderby. &bdquo;Ik ben niet hier gekomen om mij te laten
-overbluffen. Eene dame mag van aanzienlijke familie zijn, maar het past
-haar toch niet een man als ik ben te sarren en te plagen en ik wil dat
-niet velen.&rdquo; Bounderby gevoelde, dat het noodig was ter zake te
-komen, daar hij voorzag, dat hij uit het veld geslagen zou worden als
-hij in voorloopige bijzonderheden trad.</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit trok hare donkere wenkbrauwen eerst naar
-omhoog en toen naar omlaag, pakte haar werk in haar mandje en stond
-op<span class="corr" id="xd21e6411" title="Bron: ,">.</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Mijnheer,&rdquo; zeide zij statig, &bdquo;het
-komt mij voor, dat ik u op het oogenblik in den weg ben. Ik zal mij
-naar mijn eigen vertrek begeven.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat ik de deur voor u opendoen,
-juffrouw.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Verplicht, mijnheer, dat kan ik zelf
-wel.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Laat het mij liever doen, juffrouw,&rdquo; zeide
-Bounderby, haar voorbijstappende en zijne hand aan de kruk slaande,
-&bdquo;omdat ik dan de gelegenheid kan waarnemen om u nog een woordje
-te zeggen, eer gij heengaat. Mevrouw Sparsit, ik geloof eenigszins, dat
-het u te bekrompen is, weet ge dat wel? Het komt mij voor, dat er onder
-mijn nederig dak bezwaarlijk ruimte genoeg is voor eene dame van uwe
-talenten voor de zaken van anderen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Mevrouw Sparsit wierp hem een blik van de diepste
-verachting toe, en zeide met groote beleefdheid: &bdquo;Inderdaad,
-mijnheer?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="xd21e6424" href=
-"#xd21e6424" name="xd21e6424">141</a>]</span></p>
-<p class="par">&bdquo;Ik heb er over gedacht, ziet ge, sedert die
-laatste zaken gebeurd zijn, juffrouw,&rdquo; zeide Bounderby, &bdquo;en
-het komt mij voor, zoover mijn gering oordeel reikt...&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, mijnheer!&rdquo; viel mevrouw Sparsit er met
-schertsende vroolijkheid op in, &bdquo;verklein uw oordeel niet.
-Iedereen weet hoe onbedrieglijk mijnheer Bounderby&rsquo;s oordeel is.
-Iedereen heeft bewijzen daarvan gehad. Het moet een algemeen onderwerp
-van gesprek zijn. Verklein alles van u zelven, behalve uw oordeel,
-mijnheer,&rdquo; zeide mevrouw Sparsit lachende.</p>
-<p class="par">Mijnheer Bounderby hervatte, zeer rood en ongemakkelijk:
-&bdquo;Het komt mij voor, juffrouw, zeg ik, dat het een geheel ander
-soort van huishouden zou moeten zijn, waarin eene dame van <span class=
-"ex">uwe</span> vermogens zou kunnen uitblinken. Zulk een huishouden
-als dat van uw tante, Lady Scadgers, bij voorbeeld. Denkt gij niet,
-juffrouw, dat gij daar meer zaken zoudt vinden om u mede te
-bemoeien?&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Het is mij nog nooit ingevallen, mijnheer,&rdquo;
-antwoordde mevrouw Sparsit, &bdquo;maar nu gij er van spreekt, zou ik
-het zeer waarschijnlijk achten.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;Als gij het dan eens gingt probeeren,
-juffrouw,&rdquo; zeide Bounderby terwijl hij een papiertje met een
-kassiersbriefje er in op haar werkmandje legde. &bdquo;Gij hebt den
-tijd aan u zelve om heen te gaan, juffrouw; maar misschien zal het
-intusschen eene dame van uwe geestvermogens aangenamer zijn alleen te
-eten, zonder door iemand gehinderd te worden. Ik moest u waarlijk
-verschooning verzoeken, dat ik, die niets meer dan Josiah Bounderby van
-<span class="ex">Coketown</span> ben, u zoo lang in het licht heb
-gestaan.&rdquo;</p>
-<p class="par">&bdquo;O, gij behoeft u daarover niet te verschoonen,
-mijnheer,&rdquo; antwoordde mevrouw Sparsit. &bdquo;Als dat portret
-spreken kon, mijnheer&mdash;maar het heeft d&agrave;t voorrecht boven
-het origineel, dat het niet in staat is zich zelven ten toon te stellen
-en anderen te doen walgen&mdash;zou het getuigen, dat het reeds lang
-geleden is sedert ik het eerst gewoon werd het aan te spreken als het
-portret van een domkop. Niets, dat een domkop doet, kan iemands
-verwondering of verontwaardiging opwekken; de bedrijven van een domkop
-kunnen alleen verachting inboezemen.&rdquo;</p>
-<p class="par">Zoo sprekende, bekeek mevrouw Sparsit, welker Romeinsche
-trekken nu naar een medaille geleken, geslagen ter vereeuwiging harer
-minachting voor mijnheer Bounderby, hem met een strakken blik van het
-hoofd tot de voeten, streek hem toen met afgewende oogen voorbij, en
-ging naar boven. Mijnheer Bounderby sloot de deur en bleef voor het
-vuur staan. Zoo staande, verplaatste hij zich met zijne gewone
-onstuimigheid in het karakter van zijn portret&mdash;en in de
-toekomst.</p>
-<p class="par">Hoeveel zag hij van de toekomst? Hij zag mevrouw Sparsit
-een dagelijksch kampgevecht houden, waarbij al de scherpste wapenen van
-het vrouwelijk arsenaal gebruikt werden tegen de gemelijke,
-wangunstige, plaagzieke Lady Scadgers, altijd bedlegerig met haar
-geheimzinnig been, steeds aan het einde van haar ontoereikend inkomen
-in het midden van ieder vierendeeljaars, in een armoedig, benauwd
-kamertje, dat voor &eacute;&eacute;n persoon een hokje, voor twee nog
-minder was. Maar zag hij meer? Zag hij ook een zweem van zich zelven,
-gelijk hij voor vreemdelingen met Bitzer praalde, als de veelbelovende
-jonkman, zoo vol eerbied voor de groote verdiensten van zijn meester,
-die de plaats van den jongen Tom had gekregen, en bijna den jongen Tom
-zelven had gepakt, indien hij niet door een troep schelmen was
-voortgeholpen? Zag hij een flauwen weerschijn van zijn eigen beeld
-gelijk hij een pronkend testament maakte, volgens hetwelk vijf en
-twintig snoevers boven de vijf en vijftig jaren, die ieder den naam van
-Josiah Bounderby van <span class="ex">Coketown</span> zouden aannemen,
-ten eeuwigen dage in het Bounderby-gesticht zouden wonen en eten, ten
-eeuwigen dage onder het gehoor van den vasten kapelaan in slaap vallen,
-ten eeuwigen dage uit de stichting van Bounderby zouden onderhouden
-worden, en ten eeuwigen dage alle gezonde magen door een
-Bounderby-achtig bluffen en bulderen zouden doen walgen? Had hij eenige
-voorwetenschap van den dag, vijf jaren later, waarop Josiah Bounderby
-van <span class="ex">Coketown</span>, te <span class=
-"ex">Coketown</span> op straat aan een beroerte zou sterven, en dat
-heerlijke testament zijne lange loopbaan van haarklooverij, valschheid,
-inhaligheid, slechte voorbeelden, weinig nut en veel geprocedeer, zou
-beginnen? Waarschijnlijk niet. Het portret zou het evenwel alles
-aanzien.</p>
-<p class="par">Mijnheer Gradgrind zat op denzelfden dag en hetzelfde
-uur peinzend in zijne kamer. Hoeveel van de toekomst zag <span class=
-"ex">h&#307;</span>? Zag hij zich zelven, als een zwakkelijk grijsaard,
-terwijl hij zijne tot nog toe onbuigzame theorie&euml;n naar de
-omstandigheden leerde voegen; zijne feiten en cijfers aan geloof, hoop
-en liefde dienstbaar maakte, en niet langer beproefde dat hemelsche
-drietal in zijne stofferige molentjes te vermalen? Zag hij zich zelven
-om die reden in diepe minachting bij zijne vroegere politieke
-medebroeders vervallen? Zag hij deze heeren in den tijd toen het
-volkomen was vastgesteld, dat de nationale aschlieden alleen met
-elkander te doen hadden, en niets verschuldigd waren aan dat
-afgetrokkene denkbeeld, dat men het volk noemt, vijf nachten in de
-week, tot laat na middernacht, hun voormaligen medewerker dit en dat en
-allerlei voor de voeten werpen? Waarschijnlijk zag hij dit wel vooruit,
-daar hij zijne menschen kende. <span class="pagenum">[<a id="xd21e6462"
-href="#xd21e6462" name="xd21e6462">142</a>]</span></p>
-<p class="par">In den avond van denzelfden dag zat Louisa, gelijk in
-vroegere dagen, hoewel met een gezicht dat meer zachtheid en
-nederigheid teekende, in het vuur te staren. Hoeveel van de toekomst
-kon er voor hare verbeelding oprijzen? Aanplakbiljetten op de straat,
-met haar vaders naam onderteekend, waardoor de nu overleden Stephen
-Blackpool van ongegronde verdenkingen werd ontheven, en de schuld van
-zijn eigen zoon werd bekend gemaakt, met al de verschooningen, die
-zijne jaren en de verzoeking (hij kon er niet toe komen om er bij te
-voegen, zijne opvoeding) voor hem konden aanvoeren?&mdash;Dit behoorde
-tot het tegenwoordige. Z&oacute;&oacute; bijkans ook Stephen
-Blackpool&rsquo;s grafzerk, met een door haar vader gesteld opschrift,
-want zij wist, dat die steen daar geplaatst zou worden. Deze dingen kon
-zij duidelijk zien. Maar hoeveel van de toekomst?</p>
-<p class="par">Eene vrouw uit de arbeidende klasse, Rachel gedoopt, die
-na eene lange ziekte op het luiden der werkklok te voorschijn kwam en
-op vaste uren onder de werkers en werksters heen en weder ging; eene
-vrouw van ernstige schoonheid, altijd in het zwart gekleed, maar
-zachtzinnig en opgeruimd, blijmoedig zelfs, die, onder de geheele
-bevolking der stad, alleen medelijden scheen te hebben met een
-diepgezonken wezen van hare eigene sekse, dat men somtijds heimelijk
-bij haar zag komen bedelen en jammeren; eene vrouw die werkte, altijd
-werkte, maar daarmede tevreden was en het boven ledigheid verkoos, als
-hare natuurlijke bestemming, totdat zij te oud zou worden om te werken?
-Zag Louisa dit? Zulke dingen waren zeker aanstaande.</p>
-<p class="par">Een eenzame broeder, vele duizend mijlen ver, die op een
-met tranen gevlekt papier schreef, dat hare woorden maar al te spoedig
-bewaarheid waren geworden, en dat al de schatten der wereld een geringe
-prijs zouden zijn om haar dierbaar gelaat nog eens te zien? Eindelijk,
-die broeder, in de hoop van haar weder te zien, nader bij huis komende
-en door ziekte onderweg opgehouden; en dan een brief van eene vreemde
-hand, met de tijding: &bdquo;Hij stierf in het hospitaal aan de koorts,
-en hij stierf vol berouw en liefde voor u; want zijn laatste woord was
-uw naam.&rdquo; Zag Louisa deze dingen? Zulke dingen waren ook
-aanstaande.</p>
-<p class="par">Zich zelve weder als vrouw&mdash;als
-moeder&mdash;liefderijk wakende over hare kinderen, altijd zorgvuldig
-dat zij niet minder eene kindsheid van gemoed dan eene kindsheid van
-het lichaam zouden hebben, daar zij wist dat de eerste zelfs iets nog
-schooners was dan de tweede,&mdash;eene bezitting, waarvan een
-opgespaard overblijfseltje zelfs voor den wijzen, bejaarden man een
-zegen en een geluk is. Zag Louisa dit? Zoo iets was nimmer te
-wachten.</p>
-<p class="par">Maar die gelukkige kinderen der gelukkige Sissy, die
-haar liefhadden, gelijk alle kinderen haar liefhadden; zij zelve,
-geleerd geworden in kinderlijke wetenschap; geen onschuldig spel der
-verbeelding verachtelijk noemende; steeds haar best doende om hare
-medemenschen van nederiger stand te leeren kennen en hun leven van
-machinerie en proza&iuml;sche werkelijkheid te vervroolijken met die
-genietingen en sieraden van geest en gemoed, zonder welke het hart der
-kindsheid verwelken moet, de krachtigste mannelijke leeftijd in een
-zedelijk opzicht een machtelooze dood is, en de nationale welvaart, die
-door cijfers wordt aangetoond, slechts het geschrift aan den muur zal
-wezen;&mdash;zij zelve aan zulk een leven gewijd, niet gebonden door
-eene grillige gelofte, door een broeder- of zusterschap, of door een
-maskeradekleed of een theatralen toestel; maar het eenvoudig de
-vervulling achtende van een plicht, waaraan zij zich niet onttrekken
-mocht&mdash;zag Louisa deze dingen van zich zelve? Zulke dingen waren
-zeker aanstaande.</p>
-<p class="par">Waarde lezer, het zal van u en mij afhangen, of in onzen
-verschillenden werkkring dergelijke dingen aanstaande zijn of niet!
-Mochten zij het zijn! Wij zullen dan met ruimere borst bij den haard
-zitten, om de vonken van ons vuur in grauwe, koude asch te zien
-veranderen.</p>
-<p class="par"></p>
-<div class="figure xd21e6477width"><img src="images/p143.jpg" alt=""
-width="474" height="520"></div>
-<p class="par"></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div class="back">
-<div class="div1" id="toc">
-<h2 class="main">Inhoudsopgave</h2>
-<table>
-<tr>
-<td class="tocDivNum"></td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#bk1">EERSTE BOEK.
-ZAAIEN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#bk1">1</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">I.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch1">HET
-&Eacute;&Eacute;NE NOODIGE.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch1">1</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">II.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch2">DE
-KINDERMOORD.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch2">2</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">III.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch3">EEN
-KIJKGAATJE.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch3">5</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">IV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch4">MIJNHEER
-BOUNDERBY.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch4">7</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">V.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch5">COKETOWN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch5">11</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">VI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch6">SLEARY&rsquo;S
-RIJKUNST.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch6">13</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">VII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch7">MEVROUW
-SPARSIT.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch7">20</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">VIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch8">ZICH NOOIT TE
-VERWONDEREN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch8">23</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">IX.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch9">SISSY&rsquo;S
-VORDERINGEN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch9">27</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">X.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch10">STEPHEN
-BLACKPOOL.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch10">30</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch11">GEEN
-UITWEG.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch11">34</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch12">DE OUDE
-VROUW.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch12">37</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch13">RACHEL.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch13">40</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XIV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch14">DE GROOTE
-FABRIKANT.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch14">44</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch15">VADER EN
-DOCHTER.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch15">46</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XVI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch16">MAN EN
-VROUW.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch16">50</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum"></td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#bk2">TWEEDE BOEK,
-MAAIEN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#bk2">53</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XVII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href=
-"#ch17">KANTOORZAKEN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch17">53</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XVIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch18">MIJNHEER JAMES
-HARTHOUSE.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch18">60</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XIX.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch19">DE
-HONDSVOT.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch19">63</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XX.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch20">MANNEN EN
-BROEDERS.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch20">66</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch21">MANNEN EN
-MEESTERS.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch21">70</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch22">STEPHEN BLACKPOOL
-VERDWIJNT.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch22">74</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch23">BUSKRUIT.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch23">79</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXIV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch24">DE
-UITBARSTING.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch24">86</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch25">DE LAATSTE
-WOORDEN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch25">92</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXVI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch26">DE GROOTE
-TRAP.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch26">96</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXVII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch27">AL LAGER EN
-LAGER.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch27">99</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXVIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch28">ONDERAAN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch28">103</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum"></td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#bk3">DERDE BOEK.
-INZAMELEN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#bk3">106</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXIX.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch29">NOG IETS
-NOODIGS.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch29">106</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXX.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch30">ZEER
-BELACHELIJK.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch30">109</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXXI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch31">ZEER
-BESLISSEND.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch31">114</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXXII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch32">VERLOREN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch32">118</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXXIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch33">GEVONDEN.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch33">123</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXXIV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch34">HET
-STERRENLICHT.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch34">126</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXXV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch35">DE
-HONDSVOT-JACHT.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch35">132</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXXVI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href=
-"#ch36">PHILOSOPHISCH.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch36">137</a></td>
-</tr>
-<tr>
-<td></td>
-<td class="tocDivNum">XXXVII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="6"><a href="#ch37">BESLUIT.</a></td>
-<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch37">140</a></td>
-</tr>
-</table>
-</div>
-<div class="transcribernote">
-<h2 class="main">Colofon</h2>
-<h3 class="main">Beschikbaarheid</h3>
-<p class="par first">Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen
-overal, met vrijwel geen beperkingen van welke soort dan ook. U mag het
-kopi&euml;ren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden van de
-<a class="exlink xd21e51" title="Externe link" href=
-"http://www.gutenberg.org/license" rel="license">Project Gutenberg
-Licentie</a> bij dit eBoek of on-line op <a class="exlink xd21e51"
-title="Externe link" href=
-"http://www.gutenberg.org/">www.gutenberg.org</a>.</p>
-<p class="par">Dit eBoek is geproduceerd door het on-line
-gedistribueerd correctieteam op <a class="exlink xd21e51" title=
-"Externe link" href="http://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>.</p>
-<p class="par">Dit is een vertaling van <i><a class="pglink xd21e51"
-title="Link naar Project Gutenberg eboek" href=
-"https://www.gutenberg.org/ebooks/786">Hard Times</a></i>, ook
-beschikbaar op Project Gutenberg. Scans voor dit boek zijn beschikbaar
-op het Internet Archive (kopie <a class="seclink xd21e51" title=
-"Externe link" href="https://archive.org/details/SlechteTijden">1</a>).
-Een gesproken uitgave is beschikbaar via <a class="seclink xd21e51"
-title="Externe link" href=
-"https://librivox.org/slechte-tijden-by-charles-dickens/">LibriVox</a>.</p>
-<h3 class="main">Codering</h3>
-<p class="par first">Dit boek is weergegeven in oorspronkelijke
-schrijfwijze. Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn
-stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in het origineel zijn
-verbeterd. Deze verbeteringen zijn aangegeven in de colofon aan het
-einde van dit boek.</p>
-<h3 class="main">Documentgeschiedenis</h3>
-<ul>
-<li>2015-12-11 Begonnen.</li>
-</ul>
-<h3 class="main">Externe Referenties</h3>
-<p>Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn
-dat deze links voor u niet werken.</p>
-<h3 class="main">Verbeteringen</h3>
-<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p>
-<table class="correctiontable" summary=
-"Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst.">
-<tr>
-<th>Bladzijde</th>
-<th>Bron</th>
-<th>Verbetering</th>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e190">2</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e4825">105</a>, <a class="pageref" href=
-"#xd21e4904">107</a>, <a class="pageref" href="#xd21e5577">121</a></td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
-<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e263">4</a></td>
-<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e386">6</a></td>
-<td class="width40 bottom">Louise</td>
-<td class="width40 bottom">Louisa</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e396">6</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e701">13</a>, <a class="pageref" href=
-"#xd21e1268">25</a>, <a class="pageref" href="#xd21e1290">25</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e2581">55</a>, <a class="pageref" href=
-"#xd21e2858">60</a>, <a class="pageref" href="#xd21e3433">73</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e3583">76</a>, <a class="pageref" href=
-"#xd21e4739">103</a>, <a class="pageref" href="#xd21e6317">138</a></td>
-<td class="width40 bottom">.</td>
-<td class="width40 bottom">,</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e484">8</a></td>
-<td class="width40 bottom">gewesst</td>
-<td class="width40 bottom">geweest</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e489">8</a></td>
-<td class="width40 bottom">Bounderhy</td>
-<td class="width40 bottom">Bounderby</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e714">13</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e5101">111</a></td>
-<td class="width40 bottom">?</td>
-<td class="width40 bottom">!</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e902">16</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e2469">52</a>, <a class="pageref" href=
-"#xd21e2632">55</a>, <a class="pageref" href="#xd21e4845">105</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e5194">112</a>, <a class="pageref" href=
-"#xd21e5602">122</a></td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
-<td class="width40 bottom">.</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e907">16</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e2635">55</a></td>
-<td class="width40 bottom">.</td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e913">17</a></td>
-<td class="width40 bottom">eldelmoedige</td>
-<td class="width40 bottom">edelmoedige</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e937">18</a></td>
-<td class="width40 bottom">&rsquo;</td>
-<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e973">18</a></td>
-<td class="width40 bottom">zij</td>
-<td class="width40 bottom">zijn</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e1068">21</a></td>
-<td class="width40 bottom">in</td>
-<td class="width40 bottom">is</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e1265">25</a></td>
-<td class="width40 bottom">ieis</td>
-<td class="width40 bottom">iets</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e1788">37</a></td>
-<td class="width40 bottom">geergerd</td>
-<td class="width40 bottom">ge&euml;rgerd</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2212">46</a></td>
-<td class="width40 bottom">luide</td>
-<td class="width40 bottom">luidde</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2215">46</a></td>
-<td class="width40 bottom">oogeublik</td>
-<td class="width40 bottom">oogenblik</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2236">47</a></td>
-<td class="width40 bottom">.</td>
-<td class="width40 bottom">?</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2282">48</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e5907">129</a></td>
-<td class="width40 bottom">LOUISE</td>
-<td class="width40 bottom">LOUISA</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2362">50</a></td>
-<td class="width40 bottom">-</td>
-<td class="width40 bottom"></td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2466">52</a></td>
-<td class="width40 bottom">proza&icirc;sch</td>
-<td class="width40 bottom">proza&iuml;sch</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2540">53</a></td>
-<td class="width40 bottom">binnenlansche</td>
-<td class="width40 bottom">binnenlandsche</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2749">58</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e2913">61</a>, <a class="pageref" href=
-"#xd21e3170">66</a>, <a class="pageref" href="#xd21e3669">78</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e4637">100</a>, <a class="pageref" href=
-"#xd21e5494">119</a>, <a class="pageref" href="#xd21e5900">129</a></td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
-<td class="width40 bottom">&bdquo;</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2806">59</a></td>
-<td class="width40 bottom">lachtje</td>
-<td class="width40 bottom">lachje</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2813">59</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e3206">68</a>, <a class="pageref" href=
-"#xd21e4405">95</a>, <a class="pageref" href="#xd21e5048">110</a>,
-<a class="pageref" href="#xd21e5170">112</a>, <a class="pageref" href=
-"#xd21e6402">140</a>, <a class="pageref" href="#xd21e6411">140</a></td>
-<td class="width40 bottom">,</td>
-<td class="width40 bottom">.</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2880">60</a></td>
-<td class="width40 bottom">&Eacute;squire</td>
-<td class="width40 bottom">Esquire</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2891">60</a></td>
-<td class="width40 bottom">d&eacute;peche</td>
-<td class="width40 bottom">d&eacute;p&ecirc;che</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2961">62</a></td>
-<td class="width40 bottom">zoovee!</td>
-<td class="width40 bottom">zooveel</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2976">62</a></td>
-<td class="width40 bottom">natuuriijk</td>
-<td class="width40 bottom">natuurlijk</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e3501">75</a></td>
-<td class="width40 bottom">te gemoet</td>
-<td class="width40 bottom">tegemoet</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e3515">75</a></td>
-<td class="width40 bottom">huisrraad</td>
-<td class="width40 bottom">huisraad</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e3728">79</a></td>
-<td class="width40 bottom">ernstigs</td>
-<td class="width40 bottom">ernstig</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e3739">80</a></td>
-<td class="width40 bottom">flutsterende</td>
-<td class="width40 bottom">fluisterende</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e3750">80</a></td>
-<td class="width40 bottom">Bonnderby&rsquo;s</td>
-<td class="width40 bottom">Bounderby&rsquo;s</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e3772">81</a></td>
-<td class="width40 bottom">dieik</td>
-<td class="width40 bottom">die ik</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e3977">86</a></td>
-<td class="width40 bottom">zelfs</td>
-<td class="width40 bottom">zelf</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e4077">87</a></td>
-<td class="width40 bottom">met met</td>
-<td class="width40 bottom">met</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e4170">90</a></td>
-<td class="width40 bottom">,,</td>
-<td class="width40 bottom">,</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e4177">90</a></td>
-<td class="width40 bottom">triktak</td>
-<td class="width40 bottom">triktrak</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e4308">92</a></td>
-<td class="width40 bottom">,</td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e4365">94</a></td>
-<td class="width40 bottom">begijp</td>
-<td class="width40 bottom">begrijp</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e4377">94</a></td>
-<td class="width40 bottom">Lousia</td>
-<td class="width40 bottom">Louisa</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e4436">96</a></td>
-<td class="width40 bottom">mevroeg</td>
-<td class="width40 bottom">mevrouw</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e4911">107</a></td>
-<td class="width40 bottom">mijn-mijn</td>
-<td class="width40 bottom">mijn</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e4922">107</a></td>
-<td class="width40 bottom">&laquo;</td>
-<td class="width40 bottom">&bdquo;</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e4938">108</a></td>
-<td class="width40 bottom">opvouding</td>
-<td class="width40 bottom">opvoeding</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e5384">116</a></td>
-<td class="width40 bottom">antwooordde</td>
-<td class="width40 bottom">antwoordde</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e5473">119</a></td>
-<td class="width40 bottom">zifte</td>
-<td class="width40 bottom">ziftte</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e5484">119</a></td>
-<td class="width40 bottom">te</td>
-<td class="width40 bottom">de</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e5824">127</a></td>
-<td class="width40 bottom">mijn schachten</td>
-<td class="width40 bottom">mijnschachten</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e5897">129</a></td>
-<td class="width40 bottom">brandeude</td>
-<td class="width40 bottom">brandende</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e6002">132</a></td>
-<td class="width40 bottom">-</td>
-<td class="width40 bottom">.</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e6012">132</a></td>
-<td class="width40 bottom">bij</td>
-<td class="width40 bottom">hij</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e6076">133</a></td>
-<td class="width40 bottom">zoo</td>
-<td class="width40 bottom">zou</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e6083">133</a></td>
-<td class="width40 bottom">&rsquo;&rsquo;</td>
-<td class="width40 bottom">&rsquo;</td>
-</tr>
-</table>
-</div>
-</div>
-
-
-
-
-
-
-
-<pre>
-
-
-
-
-
-End of the Project Gutenberg EBook of Slechte Tijden, by Charles Dickens
-
-*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK SLECHTE TIJDEN ***
-
-***** This file should be named 50771-h.htm or 50771-h.zip *****
-This and all associated files of various formats will be found in:
- http://www.gutenberg.org/5/0/7/7/50771/
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg.
-
-
-Updated editions will replace the previous one--the old editions will
-be renamed.
-
-Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright
-law means that no one owns a United States copyright in these works,
-so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United
-States without permission and without paying copyright
-royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part
-of this license, apply to copying and distributing Project
-Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm
-concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark,
-and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive
-specific permission. If you do not charge anything for copies of this
-eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook
-for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports,
-performances and research. They may be modified and printed and given
-away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks
-not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the
-trademark license, especially commercial redistribution.
-
-START: FULL LICENSE
-
-THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
-PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
-
-To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
-distribution of electronic works, by using or distributing this work
-(or any other work associated in any way with the phrase "Project
-Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full
-Project Gutenberg-tm License available with this file or online at
-www.gutenberg.org/license.
-
-Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project
-Gutenberg-tm electronic works
-
-1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
-electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
-and accept all the terms of this license and intellectual property
-(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
-the terms of this agreement, you must cease using and return or
-destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your
-possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a
-Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound
-by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the
-person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph
-1.E.8.
-
-1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
-used on or associated in any way with an electronic work by people who
-agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
-things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
-even without complying with the full terms of this agreement. See
-paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
-Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this
-agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm
-electronic works. See paragraph 1.E below.
-
-1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the
-Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection
-of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual
-works in the collection are in the public domain in the United
-States. If an individual work is unprotected by copyright law in the
-United States and you are located in the United States, we do not
-claim a right to prevent you from copying, distributing, performing,
-displaying or creating derivative works based on the work as long as
-all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope
-that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting
-free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm
-works in compliance with the terms of this agreement for keeping the
-Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily
-comply with the terms of this agreement by keeping this work in the
-same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when
-you share it without charge with others.
-
-1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
-what you can do with this work. Copyright laws in most countries are
-in a constant state of change. If you are outside the United States,
-check the laws of your country in addition to the terms of this
-agreement before downloading, copying, displaying, performing,
-distributing or creating derivative works based on this work or any
-other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no
-representations concerning the copyright status of any work in any
-country outside the United States.
-
-1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
-
-1.E.1. The following sentence, with active links to, or other
-immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear
-prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work
-on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the
-phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed,
-performed, viewed, copied or distributed:
-
- This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
- most other parts of the world at no cost and with almost no
- restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
- under the terms of the Project Gutenberg License included with this
- eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the
- United States, you'll have to check the laws of the country where you
- are located before using this ebook.
-
-1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is
-derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not
-contain a notice indicating that it is posted with permission of the
-copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in
-the United States without paying any fees or charges. If you are
-redistributing or providing access to a work with the phrase "Project
-Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply
-either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or
-obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm
-trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
-with the permission of the copyright holder, your use and distribution
-must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any
-additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms
-will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works
-posted with the permission of the copyright holder found at the
-beginning of this work.
-
-1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
-License terms from this work, or any files containing a part of this
-work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
-
-1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
-electronic work, or any part of this electronic work, without
-prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
-active links or immediate access to the full terms of the Project
-Gutenberg-tm License.
-
-1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
-compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including
-any word processing or hypertext form. However, if you provide access
-to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format
-other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official
-version posted on the official Project Gutenberg-tm web site
-(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense
-to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means
-of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain
-Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the
-full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1.
-
-1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
-performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
-unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
-access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works
-provided that
-
-* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
- the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
- you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed
- to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has
- agreed to donate royalties under this paragraph to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid
- within 60 days following each date on which you prepare (or are
- legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty
- payments should be clearly marked as such and sent to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in
- Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg
- Literary Archive Foundation."
-
-* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
- you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
- does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
- License. You must require such a user to return or destroy all
- copies of the works possessed in a physical medium and discontinue
- all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm
- works.
-
-* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of
- any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
- electronic work is discovered and reported to you within 90 days of
- receipt of the work.
-
-* You comply with all other terms of this agreement for free
- distribution of Project Gutenberg-tm works.
-
-1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project
-Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than
-are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing
-from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The
-Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm
-trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below.
-
-1.F.
-
-1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
-effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
-works not protected by U.S. copyright law in creating the Project
-Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm
-electronic works, and the medium on which they may be stored, may
-contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate
-or corrupt data, transcription errors, a copyright or other
-intellectual property infringement, a defective or damaged disk or
-other medium, a computer virus, or computer codes that damage or
-cannot be read by your equipment.
-
-1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
-of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
-Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
-Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
-liability to you for damages, costs and expenses, including legal
-fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
-LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
-PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
-TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
-LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
-INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
-DAMAGE.
-
-1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
-defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
-receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
-written explanation to the person you received the work from. If you
-received the work on a physical medium, you must return the medium
-with your written explanation. The person or entity that provided you
-with the defective work may elect to provide a replacement copy in
-lieu of a refund. If you received the work electronically, the person
-or entity providing it to you may choose to give you a second
-opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If
-the second copy is also defective, you may demand a refund in writing
-without further opportunities to fix the problem.
-
-1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
-in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO
-OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
-LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
-
-1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
-warranties or the exclusion or limitation of certain types of
-damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement
-violates the law of the state applicable to this agreement, the
-agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or
-limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or
-unenforceability of any provision of this agreement shall not void the
-remaining provisions.
-
-1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
-trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
-providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in
-accordance with this agreement, and any volunteers associated with the
-production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm
-electronic works, harmless from all liability, costs and expenses,
-including legal fees, that arise directly or indirectly from any of
-the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this
-or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or
-additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any
-Defect you cause.
-
-Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
-
-Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
-electronic works in formats readable by the widest variety of
-computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It
-exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations
-from people in all walks of life.
-
-Volunteers and financial support to provide volunteers with the
-assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
-goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
-remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
-and permanent future for Project Gutenberg-tm and future
-generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see
-Sections 3 and 4 and the Foundation information page at
-www.gutenberg.org Section 3. Information about the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
-501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
-state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
-Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
-number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by
-U.S. federal laws and your state's laws.
-
-The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the
-mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its
-volunteers and employees are scattered throughout numerous
-locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt
-Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to
-date contact information can be found at the Foundation's web site and
-official page at www.gutenberg.org/contact
-
-For additional contact information:
-
- Dr. Gregory B. Newby
- Chief Executive and Director
- gbnewby@pglaf.org
-
-Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
-spread public support and donations to carry out its mission of
-increasing the number of public domain and licensed works that can be
-freely distributed in machine readable form accessible by the widest
-array of equipment including outdated equipment. Many small donations
-($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
-status with the IRS.
-
-The Foundation is committed to complying with the laws regulating
-charities and charitable donations in all 50 states of the United
-States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
-considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
-with these requirements. We do not solicit donations in locations
-where we have not received written confirmation of compliance. To SEND
-DONATIONS or determine the status of compliance for any particular
-state visit www.gutenberg.org/donate
-
-While we cannot and do not solicit contributions from states where we
-have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
-against accepting unsolicited donations from donors in such states who
-approach us with offers to donate.
-
-International donations are gratefully accepted, but we cannot make
-any statements concerning tax treatment of donations received from
-outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
-
-Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
-methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
-ways including checks, online payments and credit card donations. To
-donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
-
-Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works.
-
-Professor Michael S. Hart was the originator of the Project
-Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be
-freely shared with anyone. For forty years, he produced and
-distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of
-volunteer support.
-
-Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
-editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in
-the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not
-necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper
-edition.
-
-Most people start at our Web site which has the main PG search
-facility: www.gutenberg.org
-
-This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
-including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
-subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
-
-
-
-</pre>
-
-</body>
-</html>
diff --git a/old/50771-h/images/book.png b/old/50771-h/images/book.png
deleted file mode 100644
index 963d165..0000000
--- a/old/50771-h/images/book.png
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/card.png b/old/50771-h/images/card.png
deleted file mode 100644
index 1ffbe1a..0000000
--- a/old/50771-h/images/card.png
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/external.png b/old/50771-h/images/external.png
deleted file mode 100644
index ba4f205..0000000
--- a/old/50771-h/images/external.png
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/frontcover.jpg b/old/50771-h/images/frontcover.jpg
deleted file mode 100644
index 6086794..0000000
--- a/old/50771-h/images/frontcover.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p001.jpg b/old/50771-h/images/p001.jpg
deleted file mode 100644
index e93ae79..0000000
--- a/old/50771-h/images/p001.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p009.jpg b/old/50771-h/images/p009.jpg
deleted file mode 100644
index d9467ef..0000000
--- a/old/50771-h/images/p009.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p017.jpg b/old/50771-h/images/p017.jpg
deleted file mode 100644
index 7501e0e..0000000
--- a/old/50771-h/images/p017.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p025.jpg b/old/50771-h/images/p025.jpg
deleted file mode 100644
index 56717d9..0000000
--- a/old/50771-h/images/p025.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p033.jpg b/old/50771-h/images/p033.jpg
deleted file mode 100644
index 73e3b02..0000000
--- a/old/50771-h/images/p033.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p041.jpg b/old/50771-h/images/p041.jpg
deleted file mode 100644
index 6d541c4..0000000
--- a/old/50771-h/images/p041.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p048.jpg b/old/50771-h/images/p048.jpg
deleted file mode 100644
index 7032371..0000000
--- a/old/50771-h/images/p048.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p049.jpg b/old/50771-h/images/p049.jpg
deleted file mode 100644
index 8c8585d..0000000
--- a/old/50771-h/images/p049.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p057.jpg b/old/50771-h/images/p057.jpg
deleted file mode 100644
index 528b871..0000000
--- a/old/50771-h/images/p057.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p065.jpg b/old/50771-h/images/p065.jpg
deleted file mode 100644
index fc3943e..0000000
--- a/old/50771-h/images/p065.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p073.jpg b/old/50771-h/images/p073.jpg
deleted file mode 100644
index b6effcd..0000000
--- a/old/50771-h/images/p073.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p081.jpg b/old/50771-h/images/p081.jpg
deleted file mode 100644
index 211ab02..0000000
--- a/old/50771-h/images/p081.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p089.jpg b/old/50771-h/images/p089.jpg
deleted file mode 100644
index 48d5f94..0000000
--- a/old/50771-h/images/p089.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p097.jpg b/old/50771-h/images/p097.jpg
deleted file mode 100644
index 5a78ef7..0000000
--- a/old/50771-h/images/p097.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p105.jpg b/old/50771-h/images/p105.jpg
deleted file mode 100644
index 91e6055..0000000
--- a/old/50771-h/images/p105.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p113.jpg b/old/50771-h/images/p113.jpg
deleted file mode 100644
index 4a5eb8f..0000000
--- a/old/50771-h/images/p113.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p121.jpg b/old/50771-h/images/p121.jpg
deleted file mode 100644
index 3047598..0000000
--- a/old/50771-h/images/p121.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p129.jpg b/old/50771-h/images/p129.jpg
deleted file mode 100644
index e72caf7..0000000
--- a/old/50771-h/images/p129.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/p143.jpg b/old/50771-h/images/p143.jpg
deleted file mode 100644
index 3c1de99..0000000
--- a/old/50771-h/images/p143.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/titlepage-illustration.jpg b/old/50771-h/images/titlepage-illustration.jpg
deleted file mode 100644
index db164b5..0000000
--- a/old/50771-h/images/titlepage-illustration.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/50771-h/images/titlepage.jpg b/old/50771-h/images/titlepage.jpg
deleted file mode 100644
index 5bc3a7b..0000000
--- a/old/50771-h/images/titlepage.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ