summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
-rw-r--r--.gitattributes3
-rw-r--r--18532-8.txt6438
-rw-r--r--18532-8.zipbin0 -> 127772 bytes
-rw-r--r--18532-h.zipbin0 -> 133921 bytes
-rw-r--r--18532-h/18532-h.htm5702
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
7 files changed, 12156 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..6833f05
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,3 @@
+* text=auto
+*.txt text
+*.md text
diff --git a/18532-8.txt b/18532-8.txt
new file mode 100644
index 0000000..aeeeb90
--- /dev/null
+++ b/18532-8.txt
@@ -0,0 +1,6438 @@
+The Project Gutenberg EBook of Verhalen van de Zuidzee, by Jack London
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Verhalen van de Zuidzee
+
+Author: Jack London
+
+Translator: Leo Leclercq
+
+Release Date: June 7, 2006 [EBook #18532]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VERHALEN VAN DE ZUIDZEE ***
+
+
+
+
+Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
+Proofreading Team at http://www.pgdp.net/
+
+
+
+
+
+
+
+
+ Verhalen van de Zuidzee
+
+ Uit het Engelsch van
+
+ Jack London
+
+ Vertaald door
+
+ Leo Leclercq
+
+
+
+
+ Amsterdam 1922
+
+ Boekhandel en Uitgevers Maatschappij Johannes Müller
+
+
+
+
+
+INHOUD.
+
+
+Mapoehi's Huis ... 7
+De Walvischtand ... 38
+Maoeki ... 52
+"Jah! Jah! Jah!" ... 74
+De Heiden ... 91
+De Vreeselijke Eilanden ... 119
+Het Onvermijdelijke Blanke Ras ... 140
+Het Nageslacht van McCoy ... 153
+
+
+
+
+ Dit eene zal altijd en altijd blijven:
+ Zij hebben geleefd en de kansen aanvaard.
+ Zoo veel van het koninklijk spel zal winst zijn,
+ Al bleef ook het goud in hun beurs niet gespaard.
+
+
+
+
+MAPOEHI'S HUIS.
+
+
+Ondanks de zware logheid van haar vormen, liep de _Aorai_ gemakkelijk
+met de lichte bries, en de kapitein bracht het schip vlak onder de
+wal voordat hij bijdraaide juist buiten den trek van de branding. De
+atol Hikoe-eroe lag laag op het water: een cirkel van fijngestampt
+koraalzand honderd meter breed, twintig mijlen in omtrek, en van drie
+tot vijf voet boven hoog-water peil. Op den bodem van de groote, effen
+lagune leefden veel pareloesters, en vanaf het dek van den schoener,
+achter den smallen ring van de atol, kon men de duikers aan het werk
+zien. Maar de lagune had zelfs voor een koopvaardij-schoener geen
+invaart. Kotters konden met een gunstige bries wel binnen komen door
+de kronkelende, ondiepe vaargeul, maar de schoeners bleven buiten op
+en neer houden en stuurden hun kleine booten.
+
+De _Aorai_ zwaaide vlug en netjes een boot buiten boord, en een
+half dozijn bruine matrozen, met niets anders aan dan een vuurrooden
+lendendoek, sprongen er in en namen de riemen. Achter in de boot, aan
+den stuurriem, stond een jonge man, gekleed in het tropisch wit dat
+den Europeaan kenmerkt. Maar hij was niet heelemaal Europeaan. Het
+gouden ras van Polynesië verraadde zich in het zonnebrons van zijn
+blanke huid en schoot gouden glansen en lichtflitsen door het schemerig
+blauw van zijn oogen. Het was Raoul, Alexandre Raoul, de jongste zoon
+van Marie Raoul, de rijke halfbloed, eigenares en exploitante van
+een stuk of zes koopvaardij-schoeners gelijk aan de _Aorai_. Over
+den terugslag van het water even buiten de invaart, en in en door
+en over een kolkenden vloedstroom, zocht de boot haar weg naar de
+spiegelende kalmte van de lagune. Raoul sprong er uit, op het witte
+zand, en schudde een grooten inlander de hand. 's Mans schouders en
+borst waren prachtig, maar zijn rechter arm was een stompje, waar
+het been, wit van ouderdom, nog verscheiden centimeter uitstak. Een
+ontmoeting met een haai had een eind gemaakt aan zijn duikerstijd,
+en nu moest hij bedelen en vleien om kleine gunsten.
+
+"Heb je gehoord, Alex?" waren zijn eerste woorden. "Mapoehi heeft
+een parel gevonden--zóó'n parel! Nog nooit is er zóó een opgevischt,
+niet op Hikoe-eroe, niet in de Paoemotoe's, in de heele wereld
+niet. Koop het ding van hem. Hij heeft het nu. En vergeet niet,
+dat ik het je het eerst gezegd heb. Hij is een dwaas, en je kunt het
+goedkoop krijgen. Heb je soms tabak?"
+
+Recht vooruit liep Raoul, het strand op, en naar een hut onder een
+pandanus-boom. Hij was ladingmeester van zijn moeder, en zijn werk
+was de heele Paoemotoe's af te zoeken naar de rijkdommen van kopra,
+parelmoer en parels die zij voortbrachten.
+
+Hij was nog maar een jonge ladingmeester, dit was zijn tweede reis
+in die hoedanigheid, en in stilte tobde hij veel over zijn gebrek
+aan ervaring in de waardebepaling van parels. Maar toen Mapoehi hem
+de parel voorhield, zag hij toch kans om den schok dien hij kreeg
+te onderdrukken, en een onverschillige koopmans-uitdrukking op zijn
+gezicht te houden. Want de parel had hem een schok gegeven. Hij was
+zoo groot als een duiven-ei, een volmaakte bol, van een blankheid
+die opalen glansen terugwierp van alle kleuren er om heen. Hij
+leefde. Nooit had Raoul zoo iets gezien. Toen Mapoehi hem in zijn
+hand liet vallen, was hij verrast door het gewicht. Dat bewees,
+dat het een goede parel was. Hij onderzocht hem nauwkeurig, door een
+zak-vergrootglas. De parel was zonder barst of vlek. Zijn zuiverheid
+scheen smeltend uit te vloeien in de atmosfeer, uit zijn handen. In de
+schaduw lichtte hij zacht, glanzend als een jonge maan. Zóó doorzichtig
+was hij, dat Raoul, toen hij hem in een glas water liet vallen, moeite
+had hem te vinden. Snel en recht was hij naar den bodem gezonken,
+en Raoul wist dat het gewicht niet beter zou kunnen zijn.
+
+"Nu, wat moet je er voor hebben?" vroeg hij, en de achteloosheid van
+zijn houding was buitengewoon goed.
+
+"Ik wil--" begon Mapoehi, en achter hem, als een lijst om zijn eigen
+donker gezicht, knikten de donkere gezichten van twee vrouwen en een
+meisje instemming met wat hij wilde. Hun hoofden staken naar voren, er
+leefde een onderdrukte begeerte in, hun oogen schitterden hebzuchtig.
+
+"Ik wil een huis hebben", ging Mapoehi door. "Het moet een dak hebben
+van gegalvaniseerd ijzer en een achthoekige klok. Het moet zes vadem
+lang zijn, met een galerij er rondom heen. In het midden moet een
+groote kamer zijn met een ronde tafel er in en de achthoekige klok aan
+den muur. Er moeten vier slaapkamers zijn, twee aan iederen kant van
+de groote kamer, en in iedere slaapkamer moet een ijzeren bed zijn,
+twee stoelen en een waschtafel. En achter het huis moet een keuken
+zijn, een goede keuken, met potten en pannen en een fornuis. En je
+moet het huis bouwen op mijn eiland, op Fakarava."
+
+"Is dat alles?" vroeg Raoul ongeloovig.
+
+"Er moet een naaimachine zijn", deed Tefara, Mapoehi's vrouw,
+zich hooien.
+
+"En de achthoekige klok niet te vergeten," voegde Naoeri, Mapoehi's
+moeder er bij.
+
+"Ja, dat is alles", zei Mapoehi.
+
+Raoul lachte. Hij lachte lang en hartelijk. Maar terwijl hij lachte,
+loste hij in stilte vele problemen van hoofdrekenen op. Hij had nog
+nooit in zijn leven een huis gebouwd, en zijn ideeën omtrent huizen
+bouwen waren vaag. Terwijl hij lachte, berekende hij de kosten van
+de reis naar Tahiti om het materiaal te halen, van het materiaal
+zelf, van de reis terug naar Fakarava, en de kosten van het landen
+van het materiaal en het bouwen van het huis. Het zou komen op
+vierduizend Fransche dollars, ruim gerekend om heelemaal zeker te
+zijn--vierduizend Fransche dollars stonden gelijk met twintigduizend
+francs. Het was onmogelijk. Hoe kon hij de waarde van zulk een parel
+kennen? Twintigduizend francs was een massa geld--en een massa van
+zijn moeder's geld bovendien.
+
+"Mapoehi," zei hij, "je bent een groote dwaas. Noem een prijs in geld."
+
+Maar Mapoehi schudde zijn hoofd, en de drie hoofden achter hem
+schudden mee.
+
+"Ik wil het huis hebben", zei hij. "Het moet zes vadem lang zijn met
+een galerij er rondom heen--."
+
+"Ja, ja," onderbrak Raoul. "ik weet alles van je huis, maar dat gaat
+niet door, hoor. Ik zal je duizend Chileensche dollars geven."
+
+De vier hoofden schudden in zwijgend afwijzen.
+
+"En honderd dollars Chili crediet."
+
+"Ik wil het huis", begon Mapoehi.
+
+"Wat zou je aan dat huis hebben?" vroeg Raoul ongeduldig. "De eerste
+de beste cycloon die langs komt spoelt het weg. Dat weet je zelf ook
+wel. Het heeft er nu al veel van dat we een cycloon zullen krijgen,
+zegt kapitein Raffy."
+
+"Niet op Fakarava", zei Mapoehi. "Het land is daar veel hooger. Op
+dit eiland, ja. Iedere cycloon kan over Hikoe-eroe heen slaan. Ik
+wil het huis op Fakarava hebben. Het moet zes vadem lang zijn met
+een galerij er rondom heen--."
+
+En weer aanhoorde Raoul het verhaal van het huis. Verscheiden
+uren bracht hij door met te trachten de obsessie van het huis uit
+Mapoehi's hoofd te hameren; maar Mapoehi's moeder en echtgenoote,
+en Ngakoera, Mapoehi's dochter, stijfden hem in zijn voornemen een
+huis te hebben. Door de deuropening, terwijl hij voor den twintigsten
+keer luisterde naar de gedetailleerde beschrijving van het huis dat
+begeerd werd, zag Raoul de tweede boot van zijn schoener op het strand
+loopen. De matrozen bleven rusten op de riemen, hetgeen een teeken was
+van haast om weg te komen. De eerste stuurman van de _Aorai_ sprong
+aan land, wisselde een paar woorden met den éénarmigen inlander,
+haastte zich toen naar Raoul. Een regenvlaag bedekte het gezicht van
+de zon, en het werd plotseling donker.
+
+Raoul kon de dreigende lijn van de windhoos zien naderen over het
+water van de lagune.
+
+"Kapitein Raffy zegt dat u als de bliksem moet maken dat u hier
+vandaan komt," was de begroeting van den stuurman. "Als er parels
+zijn, moeten we het maar riskeeren en ze later oppikken--zegt-ie. De
+barometer is gedaald tot negenentwintig-zeventig."
+
+De windvlaag sloeg tegen den pandanus-boom boven hen, en streek door
+de palmen verderop. Een half dozijn kokosnoten vielen zwaar poffend
+op den grond. Toen kwam de regen aanzetten uit de verte, naderend met
+het geluid van een stormwind, en met zulk een geweld sloeg hij neer
+in de lagune, dat het stuifwater ronddreef als rook. Men hoorde het
+scherpe kletteren van de eerste droppels op de bladeren, toen Raoul
+overeind sprong.
+
+"Duizend dollar Chili, contant betaald, Mapoehi," riep hij. "En
+tweehonderd Chili crediet."
+
+"Ik wil een huis"--begon de ander.
+
+"Mapoehi!" Raoul gilde om zich verstaanbaar te maken. "Je bent
+een dwaas!"
+
+Hij vloog het huis uit, en, zij aan zij met den stuurman, vocht hij
+zijn weg het strand af naar de boot. Zij konden de boot niet zien. De
+tropische regen viel in dichte stroomen om hen heen zoodat ze alleen
+het strand onder hun voeten zagen en de nijdige golfjes van de lagune
+die hapten en beten naar het zand.
+
+Een gestalte werd zichtbaar in den zondvloed. Het was Hoeroe-hoeroe,
+de man met den eenen arm.
+
+"Heb je de parel gekregen?" gilde hij in Raoul's oor.
+
+"Mapoehi is een idioot!" was de schreeuw die hem antwoordde, en het
+volgende oogenblik waren zij elkaar kwijt in het neerstroomend water.
+
+Een half uur later zag Hoeroe-hoeroe, op den uitkijk aan den
+zeekant van de atol, dat de twee booten binnen boord waren en dat
+de _Aorai_ den steven naar zee richtte. En dicht bij haar, juist
+uit zee binnengekomen op de vleugels van de bui, zag hij een anderen
+schoener die bijgedraaid lag en een boot neerliet in het water. Hij
+kende het schip. Het was de _Orohena_, eigendom van Toriki, den
+halfbloed koopman, die dienst deed als zijn eigen ladingmeester,
+en die zonder twijfel op dat moment in den stuurstoel van de boot
+zat. Hoeroe-hoeroe grinnikte. Hij wist dat Mapoehi bij Toriki in de
+schuld stond voor ruil-artikelen het vorig jaar op crediet geleverd.
+
+De bui was voorbij gedreven. De heete zon vlamde neer, en de lagune
+was opnieuw een spiegel. Maar de lucht was zwaar en dicht als slijm,
+en het gewicht ervan scheen te drukken op de longen en maakte de
+ademhaling moeilijk.
+
+"Heb je het nieuws gehoord, Toriki?" vroeg Hoeroe-hoeroe. "Mapoehi
+heeft een parel gevonden. Nog nooit is er zóó'n parel opgevischt, niet
+op Hikoe-eroe, niet in de Paoemotoe's, in de heele wereld niet. Mapoehi
+is een dwaas. Bovendien is hij je geld schuldig. Vergeet niet dat ik
+het je het eerst gezegd heb. Heb je soms tabak?"
+
+En naar de grashut van Mapoehi toog Toriki. Hij was een brutale kerel,
+die van optreden hield, maar niettemin tamelijk dom. Achteloos keek
+hij naar de prachtige parel--keek maar een oogenblik; en achteloos
+liet hij hem in zijn zak vallen.
+
+"Je hebt geluk," zei hij. "Het is een aardige parel. Ik zal je crediet
+geven in de boeken."
+
+"Ik wil een huis," begon Mapoehi, hevig ontdaan, "Het moet zes vadem--"
+
+"Zes vadem je grootmoeder!" riep de koopman ruw. "Je wilt graag
+je schulden afbetalen, dat wil je, en anders niets. Je was mij
+twaalfhonderd dollar Chili schuldig. Best; die schenk ik je. De
+schuld is afgelost. Bovendien zal ik je crediet geven voor tweehonderd
+Chili. Als de parel flink opbrengt, wanneer ik op Tahiti kom, zal ik
+je crediet geven voor nog honderd er bij--dat is dan driehonderd. Maar
+denk er wel aan, alleen als de opbrengst goed is. Het kan best zijn
+dat ik er nog op verlies."
+
+Mapoehi kruiste zijn armen in droefenis en zat daar met gebogen
+hoofd. Zijn parel was hem afhandig gemaakt. In de plaats van het huis
+had hij een schuld betaald. Hij kon niets laten zien wat hij voor de
+parel in de plaats had gekregen.
+
+"Je bent een dwaas", zei Tefara.
+
+"Je bent een dwaas", zei Naoeri, zijn moeder. "Waarom heb je hem de
+parel in zijn hand gegeven?"
+
+"Wat kon ik doen?" protesteerde Mapoehi. "Ik was hem het geld
+schuldig. Hij wist dat ik de parel had. U hebt zelf gehoord dat hij
+er naar vroeg. Ik had het hem niet gezegd. Hij wist het. Iemand anders
+heeft het hem gezegd. En ik was hem het geld schuldig."
+
+"Mapoehi is een dwaas," bootste Ngakoera na.
+
+Zij was twaalf jaren oud en wist niet beter. Mapoehi luchtte zijn
+hart door haar een geweldige oorvijg toe te dienen; terwijl Tefara
+en Naoeri in tranen uitbarstten en voorgingen hem allerlei dingen te
+verwijten, zooals vrouwen plegen te doen.
+
+Hoeroe-hoeroe, op den uitkijk aan het strand, zag een derden schoener
+dien hij kende buiten de invaart bijdraaien en een boot strijken. Het
+was de _Hira_, en het schip droeg zijn naam met eere, want zijn reeder
+was Levy, de Duitsche Jood, de grootste parelkooper van hen allen,
+en, zooals bekend was, op Tahiti was Hira de god van de visschers en
+de dieven.
+
+"Heb je het nieuws gehoord?" vroeg Hoeroe-hoeroe, toen Levy, een dikke
+man met massieve, onregelmatige trekken, op het strand stapte. "Mapoehi
+heeft een parel gevonden. Nog nooit is er zóó'n parel gevonden op
+Hikoe-eroe, in de heele Paoemotoe's, in de heele wereld niet. Mapoehi
+is een dwaas. Hij heeft hem aan Toriki verkocht voor veertien honderd
+Chili--ik heb buiten staan luisteren en ik weet het. Toriki is ook
+een dwaas. Je kunt hem goedkoop van hem koopen. Denk er aan dat ik
+het je het eerst heb gezegd. Heb je soms tabak?"
+
+"Waar is Toriki?"
+
+"In het huis van kapitein Lynch. Hij is daar al een uur."
+
+En terwijl Levy en Toriki absinth dronken en sjacherden over de parel
+stond Hoeroe-hoeroe te luisteren en hoorde dat zij overeenkwamen voor
+den ongehoorden prijs van vijfentwintig duizend francs.
+
+Het was op dit oogenblik, dat de _Orohena_ en de _Hira_, dicht onder de
+wal komend, als krankzinnig schoten begonnen te lossen en signalen te
+geven. De drie mannen kwamen naar buiten, en konden nog juist zien hoe
+de twee schoeners haastig door den wind gingen en uit de wal staken,
+grootzeilen en buitenkluivers met een vaartje strijkend onder den
+druk van de bui die hen ver deed overhellen op het wit-schuimende
+water. Toen werden ze uitgewischt door den regen.
+
+"Ze zullen wel terugkomen als het voorbij is", zei Toriki. "We konden
+hier beter weggaan."
+
+"Ik denk dat het glas nog wel een eindje gedaald zal zijn", zei
+kapitein Lynch.
+
+Lynch was een witgebaarde scheepskapitein, te oud om nog te varen,
+die ondervonden had dat Hikoe-eroe de eenige plek op de wereld was,
+waar hij in een dragelijke verhouding met zijn asthma kon leven. Hij
+ging naar binnen om op den barometer te kijken.
+
+"Groote goden!" hoorden ze hem roepen, en ze renden in huis om
+met hem te komen staren naar een wijzer die negenentwintig-twintig
+aanwees. Opnieuw kwamen ze naar buiten, dezen keer in groote haast
+om zee en lucht te raadplegen. De bui was weggedreven, maar de lucht
+bleef bedekt. Zij konden de twee schoeners zien terugkomen, vol van
+top, en in gezelschap van een derden. Een plotseling omloopen van den
+wind dwong hen de schooten te vieren, en vijf minuten later sloeg een
+windstoot uit de tegenovergestelde richting alle drie de schepen terug;
+en van de wal af kon men zien hoe de giektalies met een vaartje werden
+afgevierd of losgegooid. Het geluid van de branding was hol en luid
+en dreigend, en er liep een zware deining landwaarts. Een vreeselijke
+vlam weerlicht barstte voor hun oogen en verlichtte den donkeren dag,
+en de donder gromde woest overal om hen heen.
+
+Toriki en Levy zetten het op een loopen naar hun booten, de laatste
+hobbelend over het strand als een doodelijk-verschrikt nijlpaard. Toen
+hun twee booten de invaart uit schoten, passeerden ze de boot van
+de _Aorai_ die binnen kwam. Achterin, de roeiers aanmoedigend, stond
+Raoul: niet in staat om het visioen van die parel uit zijn hoofd te
+zetten, kwam hij terug om Mapoehi's prijs van een huis te aanvaarden.
+
+Hij landde op het strand in het dichtst van een gietende donderbui,
+en zóó dicht stroomde het water neer, dat hij tegen Hoeroe-hoeroe
+aan botste vóórdat hij hem gezien had.
+
+"Te laat", gilde Hoeroe-hoeroe. "Mapoehi heeft hem aan Toriki verkocht
+voor veertienhonderd Chili, en Toriki heeft hem aan Levy verkocht voor
+vijfentwintig duizend francs. En Levy zal hem in Frankrijk verkoopen
+voor honderd duizend francs. Heb je soms tabak?"
+
+Raoul voelde zich verlicht. Zijn zorgen over de parel waren
+voorbij. Hij behoefde er niet meer over te tobben, al had hij dan de
+parel niet gekregen. Maar hij geloofde Hoeroe-hoeroe niet. Mapoehi kon
+hem wel verkocht hebben voor veertienhonderd Chili, maar dat Levy,
+die verstand had van parels, vijfentwintig duizend francs betaald
+zou hebben, zóó had hij 't nog nooit gegeten. Raoul besloot kapitein
+Lynch eens over het onderwerp te polsen, maar toen hij in het huis
+van dien ouden zeevaarder kwam, zag hij hem met groote oogen staan
+kijken naar den barometer.
+
+"Hoe hoog zie jij hem?" vroeg kapitein Lynch, erg benieuwd, en hij
+wreef zijn bril af en staarde weer naar het instrument.
+
+"Negenentwintig-tien," zei Raoul. "Ik heb hem nog nooit zoo laag
+gezien."
+
+"Geloof ik graag!" snoof de kapitein. "Vijftig jaar lang jongen en man
+op alle zeeën, en ik heb hem nog nooit zoo ver gedaald gezien. Stil!"
+
+Zij bleven een oogenblik stil staan, terwijl de branding donderde
+en het huis deed schudden. Toen gingen ze naar buiten. De bui was
+voorbij. Zij konden de _Aorai_ zien liggen, een mijl uit de wal en
+overvallen door de windstilte. Het schip stampte en steigerde als
+bezeten in de geweldige zeeën die in statige stoeten aanrolden uit
+het noordoosten en zich woedend op het koraalstrand stortten. Een van
+de matrozen uit de boot wees naar den mond van de invaart en schudde
+zijn hoofd. Raoul keek en zag een witten chaos van schuim en golven.
+
+"Ik denk dat ik vannacht maar bij u blijf, kapitein," zei hij; toen
+wendde hij zich naar den matroos en zei hem de boot op de wal te halen
+en te zien dat hij en zijn kameraden ergens veilig onder dak kwamen.
+
+"Negenentwintig precies," berichtte kapitein Lynch, die met een stoel
+in zijn hand naar buiten kwam, terug van een hernieuwd bezoek aan
+den barometer.
+
+Hij ging zitten en staarde naar het schouwspel van de zee. De zon kwam
+te voorschijn en maakte de atmosfeer nog zwoeler, terwijl de windstilte
+nog steeds aanhield. De zeeën namen voortdurend toe in grootte.
+
+"Waar die zee vandaan komt, gaat boven mijn petje," bromde Raoul
+ongeduldig. "Er is geen wind, en kijk eens, kijk eens dien kerel daar!"
+
+Mijlen lang, met een gewicht van tienduizenden tonnen, deed hij de
+brooze atol schudden als door een aardbeving. Kapitein Lynch stond
+versteld.
+
+"Groote genade!" riep hij, half-opstaand van zijn stoel, toen weer
+terugzinkend.
+
+"Maar er is geen wind," hield Raoul aan. "Ik zou het kunnen snappen
+als er wind bij was."
+
+"Je zult den wind gauw genoeg krijgen, maak je daar maar geen zorg
+over," was het grimmige antwoord.
+
+De twee mannen zeiden niets meer. Het zweet stond op hun huid in
+myriaden kleine druppeltjes die samen liepen en plasjes vocht vormden,
+die op hun beurt weer groeiden tot kleine beekjes, neerdroppend op
+den grond. Zij hijgden naar adem, en vooral de pogingen van den ouden
+man waren pijnlijk. Een zee kwam het strand op rollen, spoelde om de
+stammen van de kokospalmen, en week terug, bijna voor hun voeten.
+
+"Stuk boven hoog-water peil", merkte kapitein Lynch op; "en ik ben
+hier al elf jaar." Hij keek op zijn horloge. "Het is drie uur."
+
+Een man en een vrouw, met een bont gevolg van vuile kinderen en
+honden achter zich aan, trokken mistroostig voorbij. Een eind verder
+kwamen ze tot stilstand, en gingen, na lang weifelen, in het zand
+zitten. Een paar minuten later kwam er een andere familie uit de
+tegenovergestelde richting aanslenteren. Mannen en vrouwen droegen
+een heterogene collectie van bezittingen. En weldra waren er een paar
+honderd menschen van alle leeftijden en geslachten bij elkaar vóór
+de woning van den kapitein. Hij riep een van de pas aangekomenen aan,
+een vrouw met een zuigend kind in haar armen, en ontving als antwoord
+de mededeeling dat haar huis een paar minuten geleden de lagune in
+geveegd was.
+
+Het was hier de hoogste plek land over een afstand van mijlen, en
+op verschillende punten, links en rechts, sloeg de zee al schoon
+over den smallen land-ring heen en golfde de lagune binnen. Twintig
+mijlen in het rond spande de cirkel van de atol, en op geen enkel
+punt was hij breeder dan vijftig vadem. Het was het hoogtepunt van
+het duikersseizoen, en van al de eilanden er omheen, zelfs van het
+verre Tahiti, waren de inlanders hier bijeen gekomen.
+
+"Er zijn twaalfhonderd mannen, vrouwen en kinderen hier," zei kapitein
+Lynch. "Ik ben benieuwd hoeveel er morgen vroeg nog zullen zijn."
+
+"Maar waarom waait het niet? dat wou ik wel eens weten," vroeg Raoul
+driftig.
+
+"Maak je niet druk, jonge man, maak je niet druk; je zult gauw genoeg
+meer wind hebben dan je lief is."
+
+Terwijl kapitein Lynch nog sprak, sloeg een geweldige watermassa tegen
+de atol. Het zeewater kolkte om hen heen, drie duim diep onder hun
+stoelen. Er kwam een zachte kreet van ontzetting van de vrouwen. De
+kinderen stonden met samengeklemde handen te staren naar de reusachtige
+brekers en huilden jammerlijk. Kuikens en katten, die verschrikt in
+het water rondliepen, namen als bij onderlinge afspraak fladderend
+en klauterend de vlucht op het dak van het huis. Een inboorling van
+de Paoemotoe's, met een nest pas geboren honden in een mand, klom in
+een kokospalm en maakte de mand twintig voet van den grond vast. De
+moeder spartelde jankend en keffend rond in het water er onder.
+
+En nog steeds scheen de zon helder en duurde de windstilte voort. De
+twee mannen zaten daar en keken naar de zeeën en naar het krankzinnige
+stampen van de _Aorai_. Kapitein Lynch staarde naar de geweldige bergen
+van water die landwaarts rolden tot hij niet meer staren kon. Hij
+bedekte zijn gezicht met zijn handen om het niet meer te zien; toen
+ging hij het huis binnen.
+
+"Achtentwintig-zestig", zei hij rustig toen hij terugkeerde.
+
+Onder zijn arm was een rol touw. Hij sneed het in stukken van twee
+vadem, gaf er een aan Raoul, hield er zelf een, en verdeelde de rest
+onder de vrouwen, met den raad om een boom uit te zoeken en er in
+te klimmen.
+
+Er begon een licht koeltje te blazen uit het noordoosten, en het zachte
+waaieren op zijn wang scheen Raoul op te vroolijken. Hij zag hoe de
+_Aorai_ de zeilen kant naar den wind zette en uit de wal stevende,
+en hij had spijt dat hij niet aan boord was. Het schip zou er in
+ieder geval doorheen komen, maar de atol---Een zee sloeg er over heen,
+trok hem bijna van de been; en hij koos een boom uit. Toen dacht hij
+aan den barometer en liep terug naar het huis. Hij ontmoette kapitein
+Lynch, die denzelfden tocht ondernam, en samen gingen zij naar binnen.
+
+"Achtentwintig-twintig", zei de oude zeevaarder. "Het zal hier aardig
+gaan spoken--wat was dat?"
+
+De lucht scheen gevuld met iets dat met een geweldige vaart
+voortvloog. Het huis trilde en sidderde, en ze hoorden het zoemen van
+een machtig geluid. De ramen rammelden. Twee ruiten sprongen stuk;
+een geweldige tocht trok naar binnen en sloeg tegen hen aan en deed
+hen wankelen. De deur aan den anderen kant vloog met een slag dicht,
+het slot verbrijzelend. De witte deurknop brokkelde in stukjes
+op den vloer. De muren van de kamer puilden uit als een gasballon
+die opgeblazen wordt. Toen kwam er een nieuw geluid dat leek op het
+ratelen van geweervuur: het vliegend schuim van de zee dat tegen den
+buitenmuur sloeg. Kapitein Lynch keek op zijn horloge. Het was vier
+uur. Hij trok een jas van blauw zeemanslaken aan, haakte den barometer
+van den wand en stopte hem weg in een van zijn ruime zakken. Weer
+sloeg er een zee dreunend tegen het huis, en het lichte gebouwtje
+helde over, draaide een kwartslag op zijn fundamenten, en zakte neer,
+de vloer in een hoek van tien graden met den beganen grond.
+
+Raoul ging het eerst naar buiten. De wind greep hem en sleurde
+hem weg. Raoul merkte dat hij omgeloopen was naar het oosten. Met
+inspanning van al zijn krachten gooide hij zich in het zand, en hield
+zich plat tegen den grond gedrukt. Kapitein Lynch, weggewaaid als
+een halmpje stroo, struikelde over hem heen. Twee matrozen van de
+_Aorai_ verlieten den kokospalm waaraan ze zich vastgeklemd hadden en
+kwamen hen te hulp. Zij leunden tegen den wind in onmogelijke hoeken,
+en zwoegden en vochten om iedere duimbreed van den afstand. De oude
+man was stijf in zijn gewrichten en hij kon niet klimmen, dus heschen
+de matrozen hem met behulp van korte eindjes touw, die ze aan elkaar
+bonden, langs den stam omhoog, telkens een paar voet, totdat ze hem
+vast konden binden, boven in den boom, vijftig voet van den grond
+af. Raoul sloeg zijn eindje touw om den voet van een boom er naast
+en bleef staan kijken. De wind was ontzettend. Hij had nooit gedroomd
+dat het zóó hard kon waaien. Een zee schuimde over de atol en maakte
+hem nat tot aan zijn knieeën voordat ze terug week in de lagune. De
+zon was verdwenen, en een loodkleurige schemering spreidde zich over
+alles. Een paar druppels regen, horizontaal door de lucht vliegend,
+troffen hem als looden kogeltjes. Een vlok zilt schuim en zeewater
+spatte om zijn ooren. Het was als een klap in zijn gezicht. Zijn
+wangen prikten pijnlijk, en tegen wil en dank kwamen er tranen in
+zijn stekende oogen. Een paar honderd inlanders waren de boomen in
+gevlucht, en hij had kunnen lachen om de trossen menschelijk fruit die
+in de kruinen hingen. Toen, want hij was een geboren Tahiti-eilander,
+vouwde hij zijn lichaam dubbel, omgreep den stam van den boom met zijn
+handen, drukte zijn voetzolen tegen de oppervlakte van den stam, en
+begon tegen den boom op te loopen. In de kruin vond hij twee vrouwen,
+twee kinderen en een man. Een van de kinderen, een meisje, hield een
+kat in haar armen geklemd.
+
+Vanuit zijn hooge zitplaats wuifde hij met de hand naar kapitein Lynch,
+en die manhaftige patriarch wuifde terug. Raoul stond versteld over
+de lucht. Het wolkendek was veel dichterbij gekomen--ja, het leek
+vlak boven zijn hoofd te hangen; en het was van loodkleurig zwart
+geworden. Er waren nog veel menschen op den beganen grond. Ze stonden
+in groepjes bijeen om den voet van de boomen en hielden zich vast met
+alle macht. Verschillende van die groepjes waren bezig te bidden, en
+in één ervan hield de Mormoonsche zendeling een preek. Raoul hoorde
+een vreemd geluid, rhythmisch, zwak als het zwakste gesjirp van een
+verren krekel. Het duurde maar een oogenblik, maar in dat oogenblik
+deed het hem vaag denken aan den hemel en aan engelen muziek. Hij keek
+om zich heen, en zag, aan den voet van een anderen boom, een groote
+groep menschen, die zich vasthielden met touwen en aan elkander. Hij
+kon zien hoe ze in koor hun gezichten vertrokken en hun lippen
+bewogen. Het geluid was weg, maar hij wist dat zij hymnen zongen.
+
+De wind bleef voortdurend harder blazen. Hij kon dit toenemen
+in kracht niet meten door een bewust proces van zijn hersenen,
+want deze storm was veel erger den al zijn ondervinding van wind;
+maar niettemin was het hem duidelijk, hoe wist hij niet, dat het
+steeds harder stormde. Dichtbij werd een boom ontworteld en zijn
+vracht menschelijke wezens viel op den grond. Een zee spoelde over
+het reepje land, en ze waren weg. Alles gebeurde met verwonderlijke
+snelheid. Hij zag een bruinen schouder en een zwart hoofd, scherp
+afstekend tegen het kolkend wit van de lagune. Het volgend oogenblik
+was ook dat verdwenen. Andere boomen gingen tegen den grond, vielen
+kris en kras door elkaar als lucifers. Hij stond versteld over de
+kracht van den wind. Zijn eigen boom zwaaide gevaarlijk; een van
+de vrouwen jammerde voortdurend en klemde het meisje in haar armen,
+dat op haar beurt de kat weer vast hield.
+
+De man, die het andere kind op zijn arm had, tikte Raoul op den
+schouder en wees. Hij keek, en zag een honderd meter verder de
+Mormoonsche kerk als een dronken man over het eiland zwaaien. Het
+gebouw was van zijn fundamenten gescheurd, en wind en zee stuwden en
+schoven het in de richting van de lagune. Een ontzettende muur van
+water smakte er tegen aan, deed het kantelen, en gooide het tegen
+een half dozijn kokospalmen. De trossen menschelijk fruit vielen
+als rijpe kokosnoten. Bij het terugloopen van de golf zag hij hen
+op den grond liggen, sommigen bewegingloos, anderen zich krommend
+en wringend. Zij deden hem wonderlijk sterk denken aan mieren. Het
+ontroerde hem niet. Hij was boven de verschrikkingen uit. Alsof het
+iets heel gewoons was zag hij hoe de volgende zee het menschelijk
+wrakhout van het zand wegveegde. Een derde zee, geweldiger dan alle
+andere die hij tot dan toe gezien had, gooide de kerk in de lagune,
+en ze dreef weg naar lij, de duisternis in, half onder water. Ze deed
+hem werkelijk denken aan de ark van Noah.
+
+Hij keek rond om het huis om kapitein Lynch te zoeken, en merkte tot
+zijn verrassing dat het weg was. Waarlijk, alles gebeurde snel. Hij
+zag dat veel van de menschen in de boomen die nog hielden, naar den
+beganen grond waren afgedaald. De wind nam nog steeds toe. Hij kon
+dat zien aan zijn eigen boom. Die zwaaide en boog niet meer heen
+en weer. In de plaats daarvan bleef hij in denzelfden stand, in een
+scherpen hoek van den wind af gebogen, en trilde alleen maar. Maar
+dat trillen was iets afschuwelijks. Het was als van een stemvork of
+van de tong van een mondtrom. De snelheid van de trilling maakte het
+zoo vreeselijk. Zelfs al hielden de wortels van den boom, hij zou die
+spanning niet lang kunnen weerstaan. Er moest ten slotte iets breken.
+
+Ah, daar was er al een die het opgegeven had. Hij had hem niet
+zien gaan, maar daar stond het overblijfsel, halverwege den
+stam afgebroken. Men wist niet wat er gebeurde als men het niet
+zag. Kleinigheden als het kraken van boomen en het jammeren van
+menschelijke wanhoop namen geen plaats in in die machtige massa van
+geluid. Toevallig keek hij in de richting van kapitein Lynch toen
+het gebeurde. Hij zag den stam van den boom op de helft splinterend
+afknappen, zonder geluid. De kruin van den boom, met drie matrozen van
+de _Aorai_ en den ouden kapitein, zeilde weg over de lagune. Het ding
+viel niet op den grond, maar vloog door de lucht als een kafje. Raoul
+volgde het op zijn vlucht een honderd meter ver, toen stoof het in
+het water. Hij spande zijn oogen in, en was er zeker van dat hij
+kapitein Lynch vaarwel zag wuiven.
+
+Raoul wachtte niet op wat er verder zou gebeuren. Hij tikte den
+inlander op den schouder en beduidde hem naar beneden te gaan. De
+man wilde wel, maar zijn vrouwen waren verlamd van angst, en hij
+bleef liever bij hen. Raoul sloeg zijn touw om den boomstam en gleed
+omlaag. Een vloed van zout water bruiste over hem heen. Hij hield zijn
+adem in en hield zich wanhopig vast aan het touw. Het water vloeide
+terug, en in de beschutting van den stam kon hij weer ademen. Hij
+maakte het touw steviger vast, en werd toen onder water gezet door
+een tweede zee. Een van de vrouwen gleed naar beneden en kwam bij hem
+staan, maar de inlander bleef boven bij de vrouw, de twee kinderen en
+de kat. De ladingmeester had opgemerkt, dat de troepjes menschen die
+zich vasthielden aan de andere boomen voortdurend kleiner werden. Nu
+zag hij van dichtbij hoe het proces in zijn werk ging.
+
+Al zijn kracht werd vereischt om zich vast te houden, en de vrouw
+die bij hem was gekomen raakte al uitgeput, Iederen keer dat hij te
+voorschijn kwam uit een zee was hij verbaasd zichzelf nog op dezelfde
+plek te vinden, en dan, verbaasd dat de vrouw er nog was. Ten slotte
+vond hij alleen zichzelf terug. Hij keek naar boven. De kruin van den
+boom was ook verdwenen. Op de helft van zijn oorspronkelijke lengte
+trilde een versplinterd uiteinde. Hij was veilig. De wortels hielden
+nog, terwijl de boom geen wind meer ving. Hij begon naar boven te
+klimmen. Hij was zóó uitgeput dat het heel langzaam ging, en zee na
+zee spoelde over hem heen vóórdat hij er boven uit was. Toen bond
+hij zich vast aan den stam en sterkte zich tegen den komenden nacht
+en tegen hij wist niet wat.
+
+Hij voelde zich erg eenzaam in de duisternis. Af en toe scheen het
+hem toe, dat dit het einde van de wereld was, en hij de eenige die
+nog leefde. Nog steeds nam de wind toe. Ieder uur nam hij toe. Toen
+Raoul berekende dat het ongeveer elf uur moest zijn, was de wind
+ongeloofelijk geworden. Het was een vreeselijk, monsterachtig iets,
+een gillende woede, een muur die tegen hem aan sloeg en verder ging,
+maar die voortging met slaan en verder gaan--een muur zonder eind. Het
+scheen hem toe dat hij licht en etherisch was geworden; dat hij
+het was die zich voortbewoog; dat hij met onbegrijpelijke snelheid
+voortgedreven werd door een eindelooze vaste massa. De wind was niet
+meer lucht in beweging. Hij was vast en tastbaar geworden als water of
+kwik. Raoul had een gevoel alsof hij zijn hand er in kon steken en er
+brokken uit kon scheuren, zooals men zou doen met het vleesch in het
+karkas van een stier; dat hij den wind kon grijpen en er zich aan vast
+kon houden zooals men zich vasthoudt aan den wand van de steile rots.
+
+Hij werd er bijna door geworgd. Hij kon niet ademhalen als hij
+zijn gezicht er recht tegen in hield, want de wind spoot naar
+binnen door zijn mond en neusgaten en zette zijn longen uit als een
+varkensblaas. Op zulke oogenblikken scheen zijn lichaam opgezwollen
+en volgestopt met vaste aarde. Alleen door zijn lippen tegen den
+boomstam te drukken kon hij ademhalen. Ook raakte hij uitgeput door
+den onophoudelijken druk van den wind. Lichaam en geest werden moe. Hij
+merkte niets meer op, hij dacht niet meer, en was half bewusteloos. Eén
+gedachte maakte zijn heele bewustheid uit: _Dit was dus een cycloon._
+Die eene gedachte kwam met onregelmatige tusschenpoozen terug. Het was
+als een zwak vlammetje dat af en toe opflikkerde. Telkens, ontwakend
+uit een periode van verdooving, kwam hij daarbij terug: _Dit was dus
+een cycloon._ Dan zakte hij weer weg in een nieuwe verdooving.
+
+Het hoogtepunt van den wervelstorm duurde van elf uur 's avonds tot
+drie uur in den morgen, en het was om elf uur dat de boom waarin
+Mapoehi en zijn familie zich vastklemden, afknapte. Mapoehi kwam aan
+de oppervlakte van de lagune, met zijn dochter Ngakoera nog steeds
+in zijn armen. Alleen een Zuidzee-eilander kon blijven leven in een
+dergelijken chaos van water. De pandanusboom waaraan hij zich had
+vastgegrepen rolde om en om in het kolkend schuim, en alleen door
+zich nu weer eens vast te houden en te wachten, en dan weer zijn
+greep vlug te veranderen, zag hij kans om zijn eigen hoofd en dat
+van Ngakoera aan de oppervlakte te krijgen met tusschenpoozen die
+voldoende dicht op elkaar volgden om den adem in hun lichamen te
+houden. Maar de lucht was hoofdzakelijk water, door het vliegend
+schuim en den dichten regen die in horizontale richting langs stormden.
+
+Het was tien mijlen naar den overkant van de lagune. Hier, op den
+tweeden zandring, werden negen op de tien ongelukkige schepsels
+die den overtocht over de lagune te boven kwamen, gedood door heen
+en weer geworpen boomstammen, balken, wrakken van kotters en van
+huizen. Uitgeput en half verdronken, werden ze geslingerd in dezen
+krankzinnigen vijzel van de elementen en tot vormeloos vleesch
+gebeukt. Maar Mapoehi had geluk. Hij kreeg de eene kans van de tien,
+en ze viel hem ten deel door een puren gril van het noodlot. Hij
+kwam uit den chaos te voorschijn op het strand, bloedend uit een
+twintigtal wonden. Ngakoeri's linkerarm was gebroken; de vingers van
+haar rechterhand waren verbrijzeld, en haar wang en voorhoofd lagen
+open tot op het been. Hij greep een boom die nog stond en klemde zich
+vast, met het meisje nog steeds in zijn armen, happend naar lucht,
+terwijl het water van de lagune ter hoogte van zijn knieeën, en soms
+ter hoogte van zijn middel, voorbij spoelde.
+
+Om drie uur in den morgen was de grootste kracht van den orkaan
+gebroken. Om vijf uur woei er nog slechts een stijve bries. En om
+zes was het blakstil en scheen de zon. De zee was kalm geworden. Aan
+den nog rusteloozen rand van de lagune zag Mapoehi de vernielde
+lichamen van hen die het land niet hadden kunnen bereiken. Zonder
+eenigen twijfel waren Tefara en Naoeri daar bij. Hij ondernam een
+onderzoekingstocht langs het strand, en vond zijn vrouw, die half in
+en half uit het water lag. Hij ging zitten en schreide, zijn smart
+uitend in schorre dierengeluiden, zooals primitieve wilden doen. Toen
+bewoog zij zich onrustig, en kreunde. Hij keek nauwkeuriger toe. Niet
+alleen leefde zij, maar zij was zelfs ongedeerd. Zij sliep slechts. Zij
+had ook de eene kans van de tien gehad.
+
+Van de twaalfhonderd menschen die den vorigen avond nog leefden, waren
+er driehonderd over. De Mormoonsche zendeling en een gendarme hielden
+de telling. De lagune was één verwarring van ronddrijvende lijken. Er
+stond geen huis, geen hut meer. Op de heele atol waren geen twee
+steenen op elkaar gebleven. Van de kokospalmen stonden er nog ongeveer
+één op de vijftig, en ook daar was niet veel meer van over, terwijl
+aan niet één boom ook maar een enkele noot was overgebleven. Er was
+geen zoet water. De ondiepe putten die het doorsijpelende regenwater
+verzamelden waren vol met zout. Uit de lagune werden nog een paar
+doordrenkte zakken meel gered. De overlevenden sneden het binnenste
+uit de kokospalmen en aten het op. Hier en daar kropen ze in kleine
+hutjes, gemaakt door het zand uit te graven en daar stukken metalen
+dakbedekking overheen te leggen.
+
+De zendeling maakte een primitieve distilleer-inrichting, maar hij
+kon geen water distilleeren voor driehonderd menschen. Tegen het
+einde van den tweeden dag ontdekte Raoul, toen hij een bad nam in de
+lagune, dat zijn dorst wat minder werd. Hij riep het nieuws naar de
+anderen, en daarop had men driehonderd mannen, vrouwen en kinderen
+kunnen zien, die tot hun buik in de lagune stonden en door hun huid
+water trachtten in te drinken. Hun dooden dreven overal om hen heen,
+of ze trapten er op waar ze nog op den bodem lagen. Den derden dag
+begroef het volk zijn dooden en ging zitten wachten op de stoomschepen,
+die hulp moesten brengen.
+
+Ondertusschen was Naoeri, van haar familie losgescheurd door den
+orkaan, op eigen gelegenheid verder gedreven, en beleefde haar eigen
+avonturen. Zich vastklemmend aan een ruwe plank die haar wondde
+en kneusde en haar lichaam vol splinters sloeg, werd zij heelemaal
+over de atol heen geslingerd en weggevoerd naar zee. Hier, onder het
+vreeselijk beuken van bergen water, raakte ze haar plank kwijt. Zij
+was een oude vrouw, bijna zestig, maar geboren en getogen in de
+Paoemotoe's, en ze was nooit in haar leven buiten het gezicht van de
+zee geweest. Terwijl zij voortzwom in de duisternis, half verdronken,
+hijgend, vechtend om lucht, kreeg ze een zwaren slag tegen haar
+schouder van een kokosnoot. Op hetzelfde oogenblik was haar plan
+gevormd, en ze greep de noot. In het uur dat volgde bemachtigde zij
+er nog zeven. Samengebonden vormde ze een reddingboei die haar in
+het leven hield, maar die tegelijkertijd dreigde haar tot gelei te
+slaan. Zij was een dikke, zware vrouw en liep gauw kneuzingen op,
+maar ze had veel ervaring met cyclonen, en ze wachtte geduldig tot
+de wind zou afnemen, steeds biddend tot haar haai-god om bescherming
+tegen de haaien. Maar om drie uur was zij zoo verdoofd dat ze het
+verminderen van den wind niet bemerkte.
+
+Ook merkte zij om zes uur niets van de windstilte. Zij schokte weer
+tot bewustzijn toen ze op het strand werd gegooid. Zij groef haar
+bloedende, open handen en voeten in het zand en klauwde tegen het
+terugloopende water in, totdat ze buiten het bereik van de golven was.
+
+Zij wist waar zij was. Dit land kon geen ander zijn dan het
+kleine eilandje Takokota. Het had geen lagune. Niemand woonde er
+op. Hikoe-eroe was vijftien mijlen weg. Zij kon het niet zien,
+maar zij wist dat het in het zuiden lag. De dagen gingen voorbij,
+en ze leefde van de kokosnoten die haar drijvende hadden gehonden.
+
+Ze voorzagen haar van drinkwater en van voedsel. Maar zij dronk
+of at niet zoo veel als ze maar wilde. Haar redding was hoogst
+problematiek. Zij zag den rook van de stoomschepen die kwamen helpen
+aan den horizon, maar zij kon niet verwachten dat er een schip zou
+komen naar het eenzame onbewoonde Takokota.
+
+Van het eerste oogenblik af had zij vreeselijken last van de
+lijken. Voortdurend wierp de zee ze op haar stukje grond, en
+voortdurend schoof zij ze terug in zee, waar de haaien er aan rukten
+en ze verslonden, tot dat haar kracht haar begaf. Toen ze niet meer
+kon, versierden de lijken haar strand met afschuwelijke, walgelijke
+guirlandes, en zij ging van hen weg zoo ver als ze kon, hetgeen niet
+ver was.
+
+Op den tienden dag was haar laatste kokosnoot op, en ze verschrompelde
+van dorst. Ze sleepte zich voort naar het strand, zoekend naar
+kokosnoten. Het was vreemd dat er zooveel lijken aanspoelden en
+geen noten. Er dreven toch zeker meer kokosnoten dan doode menschen
+rond! Ten slotte gaf ze het op, en bleef uitgeput liggen. Het einde
+was gekomen. Er bleef niets meer over dan te wachten op den dood.
+
+Toen zij wat later bijkwam uit de verdooving, werd zij zich langzaam
+bewust dat ze lag te staren naar een bos rossig rood haar op het
+hoofd van een dooden man. De zee wierp het lijk in haar richting,
+trok het toen weer terug. Het rolde een halven slag om, en zij zag dat
+het geen gezicht had. Toch was er iets bekends in dien bos rossig-rood
+haar. Een uur ging voorbij. Zij spande zich niet in om te trachten het
+te herkennen. Zij wachtte op den dood, en het kon haar weinig schelen,
+welke man dat vreeselijke ding eens geweest was. Maar toen het uur
+voorbij was, ging ze langzaam zitten en staarde naar het lijk. Een
+ongewoon groote golf had het buiten het bereik van de kleinere golven
+geworpen. Ja, ze had toch gelijk; die bos rood haar kon maar aan één
+man in de Paoemotoe's toebehooren. Het was Levy, de Duitsche Jood, de
+man die de parel gekocht en meegenomen had op de _Hira_. Nu, één ding
+was duidelijk, de _Hira_ was vergaan. De parelkooper was ten slotte
+nog bedrogen uit gekomen met zijn god van de visschers en de dieven.
+
+Zij kroop naar den dooden man. Zijn hemd was van zijn lichaam
+af gescheurd, en zij kon den leeren geldgordel zien die om zijn
+middel zat. Zij hield haar adem in en rukte aan de gespen. Ze gaven
+gemakkelijker mee dan zij gedacht had, en ze kroop weer haastig weg
+over het zand, den gordel achter zich aan sleepend. Het eene zakje
+na het andere gespte ze los, maar alles was leeg. Waar zou hij de
+parel gestopt hebben? Tenslotte vond zij hem in het laatste zakje, de
+eerste en eenige parel die hij op die reis had gekocht. Zij kroop een
+paar voet verder weg om te ontkomen aan de walgelijke lucht van den
+gordel, en bekeek de parel nauwkeurig. Het was de parel die Mapoehi
+had gevonden en die Toriki hem afhandig had gemaakt. Zij voelde zijn
+gewicht in haar hand en liet hem liefkoozend heen en weer rollen. Maar
+in de parel zelf zag zij geen schoonheid. Wat zij zag was het huis
+dat Mapoehi en Tefara en zij met zooveel zorg hadden gebouwd in hun
+geest. Telkens als ze naar de parel keek, zag zij het huis in al zijn
+bijzonderheden, de achthoekige klok incluis. Dat was iets om voor te
+blijven leven.
+
+Zij scheurde een reep van haar _ahoe_ af en bond de parel stevig om
+haar hals. Toen kroop zij verder langs het strand, hijgend en kreunend,
+maar vastbesloten zoekend naar kokosnoten. Zij vond er gauw een,
+en, toen ze rondkeek, nog een. Zij brak er een open, dronk de melk,
+die schimmelig was, en at het vleesch tot het laatste stukje.
+
+Een beetje later vond zij een verbrijzelde boom-kano. De vlerken ervan
+waren weg, maar zij had nieuwe hoop, en vóórdat de dag gedaan was vond
+ze ook de vlerken. Iedere vondst was een goed voorteeken. De parel was
+een talisman. Laat in den middag zag zij een houten kist die diep in
+het water dreef. Toen zij het ding op het strand sleepte, hoorde ze
+den inhoud rammelen, en ze vond er tien blikken zalm in. Zij maakte
+er een open door er mee tegen de kano aan te hameren. Toen er een lek
+in het blik was dronk ze het leeg. Daarna bracht zij verscheiden uren
+door met de zalm er uit te halen. Bij stukjes en beetjes hamerde en
+kneep ze het kostbare voedsel er uit.
+
+Acht dagen nog wachtte zij op redding. Ondertusschen bevestigde zij de
+vlerken weer aan de kano; voor sjorrings gebruikte ze alles wat ze aan
+kokosvezels vinden kon en ook wat er nog over was van haar _ahoe_. De
+kano was leelijk gekraakt, en zij kon haar niet waterdicht maken,
+maar zij borg een halve kokosnoten-schaal aan boord als hoosvat. Zij
+was erg verlegen om een pagaai. Met een stukje blik zaagde zij al
+haar haren vlak bij den wortel af. Van het haar vlocht zij een koord,
+en met behulp van het koord maakte zij een stuk bezemsteel van drie
+voet vast aan een plank van de zalmkist. Zij knaagde wiggen met haar
+tanden en spande daarmee de sjorring.
+
+Den achttienden dag, te middernacht, bracht zij de kano door
+de branding en begon de terugreis naar Hikoe-eroe. Zij was een
+oude vrouw. De ontberingen hadden haar vet doen verdwijnen tot
+er nauwelijks meer overbleef dan vel en been en een beetje pezige
+spieren. De kano was groot en behoorde eigenlijk gepagaaid te worden
+door drie sterke mannen.
+
+Maar zij deed het alleen met een surrogaat-pagaai. Ook lekte de kano
+leelijk, en een derde van haar tijd wijdde ze aan hoozen. Toen het
+helder dag was zocht zij nog steeds tevergeefs naar Hikoe-eroe. Achter
+haar was Takokota weggezonken onder den rand van de zee. De zon brandde
+neer op haar naaktheid en trok al het vocht uit haar lichaam. Er waren
+nog twee blikken zalm over, en in den loop van den dag rammeide zij
+er gaten in een dronk wat er van te drinken was. Zij had geen tijd
+om het vleesch er uit te halen. Er liep een strooming die haar naar
+het westen zette of zij zuidwaarts pagaaide of niet.
+
+Vroeg in den middag, rechtop staand in de kano, kreeg zij Hikoe-eroe
+in 't zicht. Zijn rijkdom van kokospalmen was verdwenen. Hier en daar
+slechts, met groote tusschenruimten, kon zij de de ruige resten van
+boomen zien. Het gezicht wekte haar op. Zij was dichter bij dan zij
+gedacht had. De strooming dreef haar naar het westen. Zij zette haar
+koers pal er tegen in en pagaaide verder. De wiggen in de sjorring
+van haar pagaai gingen los zitten, en zij verloor veel tijd met ze
+vast te slaan. Zij was gedwongen om dat dikwijls te doen. Dan was er
+het hoozen. Eén uur van de drie moest zij ophouden met pagaaien om
+te hoozen. En al dien tijd zakte ze af naar het westen.
+
+Bij zonsondergang lag Hikoe-eroe zuidoostelijk van haar, drie mijlen
+ver. Er was een volle maan, en om acht uur lag het land pal oost en
+twee mijlen van haar af. Zij worstelde nog een uur lang, maar het land
+bleef even ver. Zij was midden in de strooming; de kano was te groot;
+de pagaai was te gebrekkig; en zij verloor te veel tijd en kracht met
+hoozen. Bovendien raakte zij uitgeput. Ondanks al haar pogen dreef
+de kano af naar het westen.
+
+Zij mompelde een gebed tot haar haai-god, gleed overboord en begon te
+zwemmen. Het water verfrischte haar en zij liet de kano snel achter
+zich. Na een uur was het land merkbaar dichter bij. Toen kwam haar
+schrik. Recht vóór haar, geen twintig voet verder, sneed een groote
+vin door het water. Met vasten slag zwom zij er heen, en langzaam gleed
+hij weg, boog af naar rechts, en bleef om haar heen cirkelen. Zij hield
+haar blikken op de vin gericht én zwom verder. Als de vin verdween ging
+zij met haar gezicht op het water liggen en keek uit. Als de vin weer
+te voorschijn kwam, begon zij weer te zwemmen. Het monster was lui,
+dat zag zij wel. Hij had zeker goed te eten gehad na dien cycloon. Als
+hij erg hongerig was geweest, zou hij niet geaarzeld hebben op haar
+af te schieten, dat wist ze. Hij was vijftien voet lang, en met één
+hap kon hij haar in tweeën bijten.
+
+Maar zij had geen tijd aan hem te verspillen. Of zij zwom of niet, de
+strooming liep even goed van het land af. Een half uur ging voorbij,
+en de haai begon driester te worden. Hij zag dat zij niets deed, en
+kwam dichter bij, in steeds kleiner kringen om haar heen zwemmend en
+brutaal zijn oogen naar haar toe-draaiend als hij voorbijgleed. Vroeg
+of laat, dat wist ze, zou hij genoeg moed bijeen hebben om haar aan te
+vallen. Zij besloot zelf het eerst uit te spelen. Het was een wanhopige
+daad die zij overwoog. Zij was een oude vrouw, alleen in de zee, en
+zwak door honger en vermoeienis; en toch moest zij, tegenover dezen
+zee-tijger, zijn aanval voorkomen en hem zelf het eerst aanvallen. Zij
+zwom verder, wachtend op haar kans. Ten slotte kwam er een oogenblik
+dat hij lui voorbij gleed, nauwelijks acht voet van haar af. Plotseling
+schoot ze op hem los, alsof ze hem wilde aanvallen. Hij gaf een wilden
+slag met zijn staart toen hij wegvluchtte, en zijn schuurpapieren huid
+ritste het vel van haar arm van den elleboog tot den schouder. Hij
+zwom snel, in steeds wijder wordende cirkels, en verdween ten slotte.
+
+In het gat in het zand, overhuifd met stukken metalen dakbedekking,
+lagen Mapoehi en Tefara te kijven.
+
+"Als je had gedaan zooals ik zei," viel Tefara aan, voor den
+duizendsten keer, "en de parel verborgen had, en het aan niemand had
+verteld, dan zou je hem nu nog hebben."
+
+"Maar Hoeroe-hoeroe stond er bij toen ik de oester openmaakte--heb
+ik je dat nu niet al honderd keer verteld?"
+
+"En nu zullen wij geen huis hebben. Raoul zei mij vandaag dat als je
+de parel niet aan Toriki verkocht had----"
+
+"Ik heb hem niet verkocht. Toriki heeft hem me afgenomen."
+
+"----dat als je de parel niet aan Toriki verkocht had, hij je
+vijfduizend Fransche dollars zou geven, en dat is tienduizend Chili."
+
+"Hij heeft met zijn moeder gepraat." legde Mapoehi uit. "Zij heeft
+verstand van parels."
+
+"En nu is de parel weg," beklaagde Tefara zich.
+
+"Hij heeft mijn schuld aan Toriki betaald. In ieder geval heb ik er
+toch twaalfhonderd Chili mee verdiend."
+
+"Toriki is dood", riep zij. "Ze hebben geen bericht gekregen
+van zijn schoener. Het schip is vergaan, net als de _Aorai_ en de
+_Hira_. Zal Toriki je de driehonderd crediet betalen die hij je beloofd
+heeft? Neen, want Toriki is dood. En als je geen parel had gevonden,
+zou je dan vandaag nog twaalfhonderd schuld hebben aan Toriki? Neen,
+want Toriki is dood, en doode menschen kun je niet betalen."
+
+"Maar Levy heeft Toriki niet betaald", zei Mapoehi. "Hij heeft hem een
+stuk papier gegeven waar hij het geld voor kon krijgen in Papeete;
+en nu is Levy dood en kan niet betalen; en Toriki is dood, en het
+papier is met hem vergaan, en de parel is vergaan met Levy. Je hebt
+gelijk, Tefara. Ik ben de parel kwijt, en ik heb er niets voor in de
+plaats gekregen. Laten we nu gaan slapen."
+
+Hij stak plotseling zijn hand omhoog, en luisterde. Van buiten kwam
+een geluid als van iemand die zwaar en pijnlijk ademhaalde. Een hand
+zocht tastend langs de mat die dienst deed als deur.
+
+"Wie is daar?" riep Mapoehi.
+
+"Naoeri," kwam het antwoord. "Kun je me niet zeggen waar mijn zoon
+Mapoehi is?"
+
+Tefara gilde en greep den arm van haar man.
+
+"Een spook!" klappertandde ze. "Een spook!"
+
+Mapoehi's gezicht was afschuwelijk geel. Hij klemde zich beverig vast
+aan zijn vrouw.
+
+"Goede vrouw," stamelde hij, trachtend zijn stem een anderen klank
+te geven. "Ik ken uw zoon goed. Hij woont aan den oostelijken oever
+van de lagune."
+
+Van buiten kwam het geluid van een zucht. Mapoehi begon zich verlicht
+te voelen. Hij had het spook misleid.
+
+"Maar waar kom je vandaan, oude vrouw?" informeerde hij.
+
+"Van de zee", was het mistroostig antwoord.
+
+"Ik wist het wel! Ik wist het wel!" gilde Tefara, en ze wiegde haar
+bovenlijf heen en weer.
+
+"Sinds wanneer heeft Tefara in een vreemd huis geslapen?" kwam de
+stem van Naoeri door het vlechtwerk.
+
+Mapoehi blikte vrees en verwijten naar zijn vrouw. Haar stem had
+hen verraden.
+
+"En sinds wanneer heeft Mapoehi, mijn zoon, zijn moeder
+verloochend?" ging de stem door.
+
+"Neen, neen, dat heb ik niet gedaan--Mapoehi heeft je niet
+verloochend," riep hij. "Ik ben Mapoehi niet. Hij is aan den oostkant
+van de lagune, zeg ik je toch!"
+
+Ngakoera ging rechtop in haar bed zitten en begon te huilen. Het
+vlechtwerk kwam in beweging.
+
+"Wat doe je?" vroeg Mapoehi streng.
+
+"Ik kom binnen", zei de stem van Naoeri.
+
+Eén hoek van de mat werd opgelicht. Tefara trachte onder de dekens te
+duiken, maar Mapoehi hield zich aan haar vast. Hij moest zich ergens
+aan vasthouden. Samen, vechtend met elkaar, met bevende lichamen en
+klapperende tanden, staarden zij met uitpuilende oogen naar de mat
+die omhoog ging. Zij zagen Naoeri binnen kruipen, zonder _ahoe_,
+en druipend van het zeewater. Zij rolden zich om, van haar weg, en
+vochten om de deken van Ngakoera, om daarmee hun hoofden te bedekken.
+
+"Je mocht je oude moeder wel wat te drinken geven", zei het spook
+klagelijk.
+
+"Geef haar wat te drinken", beval Tefara met trillende stem.
+
+"Geef haar wat te drinken", gaf Mapoehi het bevel door naar
+Ngakoera. En samen schopten zij Ngakoera onder de dekens uit. Een
+minuut later durfde Mapoehi even te gluren, en hij zag het spook
+drinken. Toen het een levende hand uitstak en die op de zijne legde,
+voelde hij het gewicht ervan, en was overtuigd dat het geen spook
+was. Toen kwam hij te voorschijn, Tefara achter zich aan sleepend,
+en een paar minuten later zaten ze allemaal te luisteren naar het
+verhaal van Naoeri. Een toen zij vertelde van Levy, en de parel in
+Tefara's hand liet glijden, werd zelfs zij bekeerd tot het geloof in
+de realiteit van haar schoonmoeder.
+
+"Morgen vroeg", zei Tefara, "zul je de parel aan Raoul verkoopen voor
+vijfduizend Fransch."
+
+"Het huis?" wierp Naoeri tegen.
+
+"Hij zal het huis bouwen", antwoordde Tefara. "Hij zegt dat het
+vierduizend Fransch zal kosten. En bij zal ook nog duizend Fransch
+crediet geven, en dat is tweeduizend Chili."
+
+"En het zal zes vadem lang zijn?" vroeg Naoeri.
+
+"Ja" antwoordde Mapoehi, "zes vadem."
+
+"En zal de achthoekige klok in de middelste kamer zijn?"
+
+"Ja, en de ronde tafel ook."
+
+"Geef me dan wat te eten, want ik heb honger" zei Naoeri voldaan. "En
+daarna zullen we slapen, want ik ben moe. En morgen zullen we verder
+praten over het huis, vóórdat we de parel verkoopen. Het zal beter
+zijn als we de duizend Fransch contant nemen. Geld is altijd beter
+dan crediet in het koopen van goederen van de kooplui."
+
+
+
+
+DE WALVISCHTAND.
+
+
+Het was in de eerste dagen op Fidzji, dat John Starhurst opstond
+in het missie-huis bij het dorp Rewa en kond deed van zijn plan het
+Evangelie te brengen in heel Viti Levoe. Viti Levoe nu beteekent het
+"Groote Land", omdat het het grootste eiland is in een groep die
+uit veel groote eilanden bestaat, om van honderden kleine nog maar
+te zwijgen. Hier en daar waren de kusten als het ware besprenkeld
+met een schaarsche bevolking van zendelingen, handels-agenten,
+tripang-visschers, en gedroste matrozen, die daar een hoogst onzeker
+leven leidden. De rook van de heete ovens steeg op onder hun ramen,
+en de lichamen van de gesneuvelden werden langs hun deuren gesleept,
+op weg naar het feestmaal.
+
+De Lotoe, of de Aanbidding, vorderde slechts langzaam, en, dikwijls, op
+de manier der kreeften. Opperhoofden die zich Christenen verklaarden
+en verwelkomd werden in het heiligste der heiligen van de kapel,
+hadden een ontmoedigende hebbelijkheid om terug te vallen in hun
+oude gewoonte, om deel te kunnen hebben aan het vleesch van den een
+of anderen geliefkoosden vijand. Eet of word gegeten was de wet van
+het land geweest; en eet of word gegeten scheen de wet van het land
+te zullen blijven nog voor langen tijd. Er waren opperhoofden, zooals
+Tanoa Toeiveikoso, en Toekilakila, die honderden van hun medemenschen
+hadden opgegeten, in den letterlijken zin van het woord. Maar onder al
+die lekkerbekken stond Ra Oendre-oendre het hoogst. Ra Oendre-oendre
+woonde in Takiraki. Hij hield een register van zijn culinaire
+prestaties. Een rij steenen vóór zijn huis gaf het aantal menschen
+aan dat hij had opgegeten. Die rij was tweehonderd en dertig schreden
+lang, en het aantal steenen dat er in was bedroeg achthonderd en twee
+en zeventig. Iedere steen beteekende een opgegeten mensch. Die rij
+steenen zou misschien nog langer zijn geweest, had Ra Oendre-oendre
+niet het ongeluk gehad een speer in het onderste gedeelte van zijn
+rug te krijgen bij een schermutseling in het oerwoud van Somo-Somo,
+en opgediend te worden op de tafel van Naoengavoeli, wiens zeer
+middelmatige steenenrij slechts achtenveertig exemplaren telde.
+
+De overwerkte zendelingen, uitgebrand door de koorts, volhardden
+koppig bij hun taak, soms alle hoop opgevend en vooruitziend naar een
+bijzonder teeken van Gods macht, een uitbarsting van Pinkster-vuur,
+die een prachtigen oogst van zielen zou brengen. Maar menschenetend
+Fidzji was verstokt gebleven in de boosheid. De krulharige kannibalen
+hadden weinig zin om hun vleeschpotten in den steek te laten zoolang
+de oogst van menschelijke lichamen nog overvloedig was. Soms, als de
+oogst al te overvloedig was, maakten zij misbruik van de goedheid der
+zendelingen en lieten uitlekken dat er op dien en dien dag een groot
+volksfeest plaats zou hebben, ter gelegenheid waarvan er geslacht zou
+worden. Direct kochten dan de zendelingen de levens van de slachtoffers
+met stokken tabak, vadems calico, en pinten glazen kralen. Zoo dreven
+de opperhoofden een mooien handel met hun overcompleet aan levend
+vleesch. Bovendien konden zij er altijd op uit trekken en nieuw halen.
+
+Het was in dit tijdsgewricht dat John Starhurst luide verkondigde dat
+hij het Evangelie zou brengen van kust tot kust van het Groote Land,
+en dat hij zou beginnen met door te dringen in de bergvestingen aan
+de bronnen van de Rewa. Zijn woorden werden met ontsteltenis ontvangen.
+
+De inlandsche hulppredikers schreiden zacht. Zijn twee collega's
+trachtten het hem te ontraden. De Koning van Rewa waarschuwde hem
+dat de bergbewoners hem zeker zouden kai-kai-en--kai-kai beteekende
+eten--en dat hij, de Koning van Rewa, omdat hij Lotoe geworden was,
+zich genoodzaakt zou zien oorlog te gaan voeren met de bergbewoners.
+
+Hij wist heel goed dat hij hen niet kon onderwerpen. Hij wist eveneens
+heel goed dat zij in staat waren de rivier af te komen en Rewa te
+verwoesten. Maar wat kon hij doen? Als John Starhurst volhardde bij
+zijn plan om er op uit te trekken en opgegeten te worden, zou er een
+oorlog komen die honderden levens zou kosten.
+
+Later op den dag kwam er een deputatie van de hoofden van Rewa bij John
+Starhurst. Hij hoorde hen geduldig aan, en redeneerde geduldig met
+hen, maar week geen duimbreed van zijn plan af. Aan zijn collega's
+legde hij uit dat hij niet streefde naar het martelaarschap; dat
+de roep tot hem gekomen was het Evangelie te brengen op Viti Levoe,
+en dat hij slechts gevolg gaf aan den wensch van den Heer.
+
+Tegen de handels-agenten, die bij hem kwamen en zich het hevigst
+van allen verzetten, zei hij: "Uw bezwaren zijn zonder waarde. Zij
+bestaan alleen in het nadeel dat misschien zal worden toegebracht
+aan uw zaken. Uw werk is geld verdienen, maar mijn werk is zielen
+redden. De heiden van dit duistere land moet bekeerd worden."
+
+John Starhurst was geen dweeper. Hij zou de eerste geweest zijn om
+die aantijging van de hand te wijzen. Hij was bij uitstek praktisch
+en gezond. Hij was er van overtuigd dat zijn zending goede resultaten
+zou hebben, en hij had zijn eigen vizioenen van hoe hij de vonk van
+Pinkstervuur in de harten der bergbewoners zou doen opvlammen en
+hoe een nieuw, krachtig leven zou ontstaan dat zou neerdalen uit de
+bergen over de lengte en breedte van het Groote Land, van zee naar zee,
+en over de eilandjes te midden van de zee.
+
+Er lichtten geen wilde glansen in zijn zachte grijze oogen, slechts
+kalme vastbeslotenheid en een onwrikbaar vertrouwen in de Hoogere
+Macht die hem leidde.
+
+Eén man slechts vond hij die instemde in zijn plan, en dat was Ra
+Vatoe, die hem in het geheim aanmoedigde en aanbood hem gidsen te
+leenen tot aan de eerste uitloopers van de bergen. John Starhurst, op
+zijn beurt, schepte groot behagen in het gedrag van Ra Vatoe. Vroeger
+een onverbeterlijke heiden, met een ziel die even zwart was als
+zijn daden, begon Ra Vatoe licht uit te stralen. Hij sprak zelfs van
+Lotoe worden. Het is waar, drie jaren geleden had hij een dergelijk
+verlangen te kennen gegeven, en hij zou de kerk zijn binnengetreden,
+als John Starhurst geen bezwaar had gemaakt tegen de vier vrouwen
+die hij met zich meebracht.
+
+Ra Vatoe had economische en ethische bezwaren tegen de
+monogamie. Bovendien had de spitsvondige tegenwerping van den zendeling
+hem beleedigd; en om te toonen dat hij een vrij man was en een man
+van eer bovendien, had hij zijn geweldige oorlogsknots gezwaaid boven
+Starhurst's hoofd. Starhurst ontkwam door onder de knots door op hem
+af te springen en hem vast te houden tot er hulp naderde. Maar dat
+was nu allemaal vergeven en vergeten. Ra Vatoe zou in de kerk komen,
+niet alleen als bekeerd heiden, maar ook als bekeerd polygamist. Hij
+wachtte nog slechts, verzekerde hij Starhurst, tot zijn oudste vrouw,
+die erg ziek was, zou sterven.
+
+John Starhurst voer de traag-stroomende Rewa op in een van de kano's
+van Ra Vatoe. Die kano zou hem twee dagen ver brengen, en daarna, als
+het eind van het bevaarbaar gedeelte bereikt was, terugkeeren. Heel
+in de verte kon men de groote, wazige bergen zien, die, hoog zich
+heffend in de lucht, den ruggegraat vormden van het Groote Land. Den
+geheelen dag staarde John Starhurst er naar met ongeduldig verlangen.
+
+Soms bad hij in stilte. Ook vereenigde hij zich wel in gebed met
+Naraoe, een inlandschen hulpprediker, die zeven jaren lang Lotoe
+geweest was, aan één stuk door sinds den dag dat hij van den heeten
+oven gered was door Dr. James Ellery Brown, voor den geringen prijs
+van honderd stokken tabak, twee katoenen dekens, en een groote flesch
+pijndooder. Op het laatste oogenblik, na twintig uren in de eenzaamheid
+gesmeekt en gebeden te hebben, hadden Naraoe's ooren de stem gehoord
+die hem zeide te gaan met John Starhurst tot de bekeering der menschen
+in de bergen.
+
+"Meester, ik zal zeker met u mee gaan," had hij verklaard.
+
+John Starhurst had hem begroet met kalme vreugde. Voorwaar, de Heer
+was met hem, dat Hij een zwak, gebroken schepsel als Naraoe zóó tot
+daden wekte.
+
+"Maar ik ben zonder kracht en geest, de zwakste van 's Heeren vaten,"
+legde Naraoe uit, den eersten dag in de kano.
+
+"Je moet geloof hebben, meer geloof," berispte de zendeling hem.
+
+Er voer nog een andere kano de Rewa op dien dag. Maar ze bleef een
+uur achter, en zorgde dat ze niet gezien werd. Deze kano was ook
+eigendom van Ra Vatoe. In die kano was Erirola, de neef en vertrouwde
+schildknaap van Ra Vatoe; en in het kleine mandje dat nooit uit zijn
+hand kwam, was een walvischtand. Het was een prachtige tand, volle
+vijftien duim lang, en mooi evenredig gevormd; en het ivoor was geel
+en paars geworden van ouderdom. Die tand was eveneens eigendom van Ra
+Vatoe; en wanneer er op Fidzji een dergelijke tand rond gaat, gebeurt
+er gewoonlijk iets. Want dit is de kracht van den walvischtand: Al wie
+hem aanneemt kan het verzoek dat er mee gepaard gaat of er op volgt
+niet weigeren. Het verzoek kan alles zijn, van een menschenleven tot
+een stamverbond, en geen Fidzji-eilander is zóó dood voor eergevoel
+om het verzoek te weigeren als de tand eenmaal is aangenomen. Soms
+heeft het verzoek geen succes, of wordt de voldoening uitgesteld,
+met onaangename gevolgen.
+
+Aan het einde van den tweeden dag van zijn tocht, rustte John Starhurst
+in het dorp van een opperhoofd, Mongondro genaamd, aan den bovenloop
+van de Rewa. Hij dacht den volgenden morgen te voet verder te gaan,
+vergezeld door Naraoe, naar de wazige bergen, die nu, dichterbij
+gekomen, groen en fluweelig waren. Mongondro was een zacht gehumeurd
+klein oud kereltje die zich rustig bewoog.
+
+Hij was bijziende en lijdend aan elephantiasis, en voelde geen neiging
+meer tot de beroering van den oorlog. Hij ontving den zendeling
+met warme gastvrijheid, gaf hem te eten van zijn eigen tafel, en
+voerde zelfs gesprekken over den godsdienst met hem. Mongondro was
+nieuwsgierig aangelegd, en wilde graag alles weten, en het verheugde
+John Starhurst zeer dat hij hem vroeg om een verklaring van het
+bestaan en het ontstaan der dingen. Toen de zendeling klaar was met
+zijn korte samenvatting van de Schepping volgens Genesis, zag hij
+dat Mongondro diep geroerd was. Het kleine oude dorpshoofd zat een
+tijdlang zwijgend te rooken. Toen nam hij de pijp uit zijn mond en
+schudde droevig zijn hoofd.
+
+"Het kan niet zijn", zei hij. "Ik, Mongondro, was in mijn jeugd een
+goed werkman met de dissel. En toch had ik drie maanden noodig om
+een kano te maken, een kleine kano, een heele kleine kano. En jij
+zegt dat al dit land en water gemaakt is door één man--"
+
+"Neen, gemaakt is door één God, den eenig waren God," onderbrak
+de zendeling.
+
+"Het is hetzelfde", ging Mongondro door, "dat al het land en al het
+water, de boomen, de visschen, de bosschen, de bergen, de zon, de
+maan, en de sterren in zes dagen gemaakt zijn! Neen, neen. Ik zeg je
+dat ik een bekwaam man was in mijn jeugd, en toch had ik drie maanden
+noodig voor één kleine kano. Het is een verhaaltje om kinderen mee
+bang te maken; maar geen man kan het gelooven."
+
+"Ik ben een man", zei de zendeling.
+
+"Zeker, jij bent een man. Maar het is mijn duister begrip niet gegeven
+om te weten wat jij gelooft."
+
+"Ik zeg u, ik geloof dat alles gemaakt is in zes dagen."
+
+"Dat zeg je nu wel, dat zeg je nu wel," mompelde de oude kannibaal
+sussend.
+
+Niet dan nadat John Starhurst en Naraoe naar bed waren gegaan kroop
+Erirola het huis van het dorpshoofd binnen, en overhandigde hem,
+na een diplomatieke redevoering, den walvischtand.
+
+Het oude dorpshoofd hield den tand heel lang in zijn handen. Het was
+een mooie tand, en hij wilde hem erg graag hebben. Ook raadde hij het
+verzoek dat er achter zat. "Neen, neen; walvischtanden waren mooi,"
+en het water kwam hem in zijn mond, maar hij gaf hem onder veel
+verontschuldigingen terug aan Erirola.
+
+Vroeg in de morgenschemering was John Starhurst op de been, schrijdend
+over het boschpad in zijn groote leeren laarzen, achter hem aan de
+trouwe Naraoe, hij zelf achter een naakten gids aan, die hem geleend
+was door Mongondro om den weg te wijzen naar het volgende dorp, dat om
+twaalf uur bereikt werd. Hier kwam een nieuwe gids den weg wijzen. Een
+mijl achter hem aan zwoegde Erirola, de walvischtand in het mandje
+over zijn schouder geslagen. Twee dagen volgde hij den zendeling,
+en bood den tand aan de verschillende dorpshoofden aan. Maar dorp
+na dorp weigerde den tand. Hij volgde zóó snel op de aankomst van
+den zendeling dat zij het verzoek raadden dat er gedaan zou worden,
+en zij wilden er niets mee te maken hebben.
+
+Zij kwamen langzamerhand diep in de bergen, en Erirola nam een geheim
+pad, sneed den zendeling den pas af, en bereikte vóór hem de vesting
+van den Boeli van Gatoka. De Boeli nu wist niet van John Starhurst's
+naderende komst. Bovendien was de tand mooi--een buitengewoon
+exemplaar, en de kleur was van de zeldzaamste hoedanigheid. De tand
+werd in het openbaar aangeboden. De Boeli van Gatoka, zittend op zijn
+beste mat, omgeven door zijn hoplieden, drie vliegenjagers achter
+hem aan het werk, verwaardigde zich uit de hand van zijn heraut
+den walvischtand te ontvangen, die hem werd aangeboden door Ra
+Vatoe en die in de bergen was gebracht door zijn neef Erirola. Een
+geweldig handgeklap weerklonk toen het geschenk werd aanvaard, en
+de vergaderde hoplieden, herauten en vliegenjagers riepen in koor:
+A! woi! woi! woi! A! woi! woi! woi! A taboea levoe! Woi! woi! A
+moedoea, moedoea, moedoea!
+
+"Weldra zal er een man komen, een blanke man," begon Erirola, na de
+vereischte pauze. "Het is een zendeling, en hij zal vandaag komen. Het
+behaagt Ra Vatoe zijn laarzen te begeeren. Hij wenscht ze ten geschenke
+te geven aan zijn goeden vriend Mongondro, en het is zijn plan om ze
+te sturen met de voeten er in, want Mongondro is een oud man en zijn
+tanden zijn niet goed meer. Zorg er voor, o Boeli, dat de voeten mee
+gaan in de laarzen. Wat de rest van hem betreft, die mag hier blijven."
+
+De verrukking over den walvischtand verdween uit de oogen van den
+Boeli, en hij keek aarzelend om zich heen. Maar hij had den tand
+aangenomen.
+
+"Een kleinigheid als een zendeling komt er niet op aan", bemoedigde
+Erirola.
+
+"Neen, een kleinigheid als een zendeling komt er niet op aan,"
+antwoordde de Boeli, die zichzelf weer was. "Mongondro zal de laarzen
+hebben. Vlug, jonge mannen, ga den zendeling tegemoet op het pad. Drie
+of vier is genoeg. Zorg dat je de laarzen ook meebrengt."
+
+"Het is te laat", zei Erirola. "Luister! Hij komt er aan."
+
+John Starhurst, met Naraoe dicht op zijn hielen, brak door het dichte
+hout, en verscheen met groote schreden op het tooneel. De bewuste
+laarzen waren volgeloopen bij het doorwaden van den stroom en spoten
+fijne straaltjes water uit bij iederen stap. Starhurst keek om zich
+heen met schitterende oogen. Gesteund door een onwankelbaar vertrouwen,
+ontoegankelijk voor twijfel of vrees, juichte hij innerlijk over
+alles wat hij zag. Hij wist dat hij sinds het begin der tijden de
+eerste blanke was die de bergvesting Gatoka betrad.
+
+De gras-hutten stonden tegen den steilen bergwand geklemd of hingen
+boven de wild-stroomende Rewa. Aan beide kanten torende een machtige
+rotsmuur. Drie uren zonlicht op zijn best konden er doordringen in die
+nauwe spleet. Er waren geen kokospalmen of bananen te zien, ofschoon
+dichte, tropische plantengroei zich over alles heen stortte, druipend
+in lichte slingers van den hoogen rand der bergwanden, en in weligen
+overvloed stroomend uit al de spleten en uitstekende randen. Aan het
+verre einde van de kloof sprong de Rewa achthonderd voet omlaag in
+één enkelen boog, en de atmosfeer in de rotsvesting trilde mee met
+den rhythmischen donder van den waterval.
+
+Uit het huis van den Boeli zag John Starhurst den Boeli en zijn gevolg
+te voorschijn komen.
+
+"Ik breng u goede tijding", was de begroeting van den zendeling.
+
+"Wie heeft je gestuurd?" repliceerde de Boeli rustig.
+
+"God."
+
+"Het is een nieuwe naam op Viti Levoe", grijnsde de Boeli. "Van welke
+eilanden, dorpen, of bergpassen is hij het opperhoofd?"
+
+"Hij is het opperhoofd van alle landen, alle dorpen, alle bergpassen,"
+antwoordde John Starhurst plechtig. "Hij is de Heer van hemel en aarde,
+en ik ben gekomen om u Zijn woord te brengen."
+
+"Heeft hij walvischtanden gestuurd?" was de onbeschaamde vraag.
+
+"Neen, maar kostbaarder dan walvischtanden is de--"
+
+"Het is gewoonte tusschen opperhoofden om walvischtanden te sturen,"
+onderbrak de Boeli. "Je opperhoofd is òf een gierigaard, óf jij
+bent een dwaas, om met leege handen in de bergen te komen. Zie,
+een grootmoediger mensch is je vóór."
+
+Terwijl hij dat zei, liet hij den walvischtand zien dien hij had
+aangenomen van Erirola.
+
+Naraoe kreunde.
+
+"Het is de walvischtand van Ra Vatoe," fluisterde hij Starhurst
+in. "Ik ken hem goed. Nu is het met ons gedaan."
+
+"Dat is gunstig," antwoordde de zendeling, en hij haalde zijn hand
+door zijn langen baard en zette zijn bril recht. "Ra Vatoe heeft
+gezorgd dat wij goed ontvangen zouden worden."
+
+Maar Naraoe kreunde opnieuw, en schoof weg van de hielen waar hij
+zoo trouw achter aan had geloopen.
+
+"Ra Vatoe zal spoedig Lotoe worden", legde Starhurst uit, "en ik ben
+gekomen om u de Lotoe te brengen."
+
+"Ik wil niet met je Lotoe te maken hebben", zei de Boeli trotsch. "En
+het is mijn plan je vandaag nog te laten dood slaan."
+
+De Boeli wenkte een van zijn groote bergbewoners, en de man trad naar
+voren, een geweldige knots zwaaiend. Naraoe vloog het naaste huis
+binnen, trachtend zich te verbergen tusschen de vrouwen en de matten;
+maar John Starhurst sprong onder de knots door en sloeg zijn armen
+om den hals van zijn beul. Van uit dit strategisch punt begon hij te
+betoogen. Hij betoogde om zijn leven, en hij wist het; maar hij was
+niet ontdaan of bang.
+
+"Het zou niet goed voor u zijn mij te dooden", zei hij tegen den
+wilde. "Ik heb u geen kwaad gedaan, en ik heb den Boeli geen kwaad
+gedaan."
+
+Zóó goed klemde hij zich vast aan den hals van den kerel, dat zij
+niet durfden toeslaan met hun knotsen. En hij hield vol en bleef
+zich vastklemmen en redeneeren om zijn leven met hen die riepen om
+zijn dood.
+
+"Ik ben John Starhurst", ging hij kalm verder. "Ik heb drie jaren
+lang gewerkt op Fidzji, en ik heb het niet gedaan om er voordeel mee
+te behalen. Ik ben hier onder u om uw bestwil. Waarom zou iemand mij
+dooden? Niemand zal daar voordeel van hebben."
+
+De Boeli keek eens naar den walvischtand. Hij was goed betaald voor
+de daad.
+
+De zendeling was omringd door een dichte massa naakte wilden, die
+allen vochten om hem te pakken te krijgen. De doodszang, die is de
+zang van den oven, werd aangeheven, en zijn vermaningen waren niet
+hoorbaar meer. Maar zóó handig wond en kronkelde hij zijn lichaam om
+den man die hem vasthield, dat ze den doodelijken slag niet konden
+toebrengen. Erirola glimlachte, en de Boeli werd boos.
+
+"Weg met jullie", riep hij. "Goed nieuws voor de bewoners van de
+kust--een dozijn groote kerels en één zendeling, zonder wapens,
+zwak als een vrouw, die jullie allemaal de baas is."
+
+"Wacht, o Boeli," riep John Starhurst vanuit het dichtst van de
+verwarring, "en ik zal zelfs u overwinnen. Want mijn wapenen zijn
+Waarheid en Rechtvaardigheid, en geen mensch kan hen weerstaan."
+
+"Kom dan hier," antwoordde de Boeli, "want mijn wapen is maar een
+onnoozele, armzalige knots en, zooals je zegt, hij kan jou niet
+weerstaan."
+
+De troep wilden week terug, en John Starhurst stond daar alleen,
+tegenover den Boeli, die leunde op een reusachtige, knoestige
+oorlogsknots.
+
+"Kom hier, zendeling, en overwin mij," daagde de Boeli uit.
+
+"Zóó, zonder wapens, zal ik komen en u overwinnen," was John Starhurst
+'s antwoord, en na zijn bril afgeveegd en recht gezet te hebben,
+kwam hij naar voren.
+
+De Boeli hief zijn knots omhoog, en wachtte.
+
+"In de eerste plaats, mijn dood zal u geen enkel voordeel brengen,"
+begon het betoog.
+
+"Ik laat het antwoord aan mijn knots", was de repliek van den Boeli. En
+op ieder punt van het betoog antwoordde hij hetzelfde, terwijl hij
+den zendeling voortdurend scherp gadesloeg om dat handige inloopen
+onder de geheven knots te voorkomen. Toen, en toen voor het eerst,
+wist John Starhurst dat zijn dood naderde. Hij deed geen poging om in
+te loopen. Blootshoofds stond hij daar in de zon en bad met luider
+stem--de mysterieuze gestalte van den onvermijdelijken blanke,
+die, met Bijbel, kogel, of rumflesch, den verbaasden wilde heeft
+opgezocht in al zijn bolwerken. Zóó ook stond daar John Starhurst in
+de rotsvesting van den Boeli van Gatoka.
+
+"Vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen," bad hij. "O, Heer! heb
+medelijden met Fidzji. Zie genadig neer op Fidzji. O Jehova, hoor ons
+om Zijnentwil, Uw Zoon, dien Gij gegeven hebt, opdat door Hem alle
+menschen zouden worden tot Uw kinderen. Uit U zijn wij voortgekomen,
+en onze bestemming is weder tot U terug te keeren. Het land is duister,
+o Heer, het land is duister, maar Gij hebt de macht om te redden. Strek
+Uw hand uit, o Heer, en red Fidzji, arm kannibalen-Fidzji."
+
+De Boeli werd ongeduldig.
+
+"Nu zal ik je antwoorden", mompelde hij, en tegelijkertijd zwaaide
+hij zijn knots met beide handen.
+
+Naraoe, verborgen tusschen de vrouwen en de matten, hoorden den slag
+vallen, en huiverde. Toen rees de doodszang, en hij wist, dat het
+lichaam van zijn beminden zendeling naar den oven gesleept werd toen
+hij hoorde zingen:
+
+"Sleep mij zachtjes. Sleep mij zachtjes."
+
+"Want ik ben de voorvechter van mijn land."
+
+"Dank! Dank! Dank!"
+
+Daarna steeg er een enkele stem op uit het lawaai, die vroeg:
+
+"Waar is de dappere man?"
+
+Een honderd stemmen brulden het antwoord:
+
+"Hij wordt naar den oven gesleept om gekookt te worden."
+
+"Waar is de lafaard?" vroeg de enkele stem.
+
+"Hij gaat het vertellen!" brulden de honderd stemmen terug. "Hij gaat
+het vertellen!"
+
+Naraoe kreunde onder de wroeging en de verwijten die hij zichzelf
+deed. De woorden van het oude lied spraken de waarheid. Hij was de
+lafaard, en voor hem bleef er niets over dan te gaan vertellen wat
+er gebeurd was.
+
+
+
+
+MAOEKI.
+
+
+Hij woog honderd en tien pond. Zijn haar was kroezig als van een neger,
+en hij was zwart. Hij was eigenaardig zwart. Hij was niet blauw-zwart
+of paars-zwart, maar pik-zwart. Hij heette Maoeki, en hij was de zoon
+van een dorpshoofd. Hij had drie _tambo's._ Tambo is Melanesisch voor
+_taboe_ en volle neef van dat Polynesische woord. De drie _tambo's_
+van Maoeki waren als volgt: ten eerste, hij mocht nooit een vrouw een
+hand geven en geen vrouwenhand mocht hem of een van zijn persoonlijke
+eigendommen ooit aanraken; ten tweede mocht hij nooit mosselen eten
+noch ander voedsel dat gekookt was op een vuur waar ook mosselen op
+gekookt waren; ten derde mocht bij nooit een krokodil aanraken noch
+varen in een kano waarin zich een gedeelte van een krokodil bevond
+al was het maar zooveel als een tand.
+
+Van een andere kleur zwart waren zijn tanden, die diep-zwart, of
+misschien beter, roet-zwart waren. Zij waren zoo gemaakt in één
+enkelen nacht, door zijn moeder, die er een verband met een zeker
+tot poeder gestampt gesteente om heen had gelegd. Dat gesteente werd
+opgegraven uit de grond-afschuiving achter Port Adams. Port Adams is
+een zee-dorp op Malaita, en Malaita is het meest barbaarsche eiland
+in de Salomon-groep--zóó barbaarsch, dat kooplui of planters er nog
+geen vasten voet hebben kunnen krijgen; en vanaf den tijd van de
+eerste tripangvisschers en sandelhoutvaarders tot op de meest moderne
+koelie-wervers, uitgerust met automatische geweren en benzine-motoren,
+zijn honderden blanke avonturiers hier aan hun eind gekomen door
+tomahawks en stomp-neuzige Snider-kogels. Zoo is Malaita ook nu nog,
+in de twintigste eeuw, vruchtbaar terrein voor de koelie-wervers,
+die zijn kusten afzoeken naar koelies die zich bij contract verbinden
+om te zwoegen op de plantages van de meer beschaafde eilanden in de
+buurt, voor een loon van dertig dollar in het jaar. De inboorlingen
+van de meer beschaafde eilanden zijn zelf te beschaafd geworden om
+op plantages te werken.
+
+Maoeki's ooren waren doorboord, niet op één plaats, ook niet op
+twee, maar op een paar dozijn plaatsen. In een van de kleinere
+gaten droeg hij een aarden pijp. De grootere gaten waren te wijd
+om ze daar voor te gebruiken. De kop van de pijp zou er doorheen
+gevallen zijn. In het grootste gat van elk oor droeg hij gewoonlijk
+ronde houten stoppen die een flinke tien duim middellijn hadden. Ruw
+berekend, was de omtrek van gezegde gaten dertig duim. Maoeki was
+universeel in zijn voorliefdes. In de verschillende gaten droeg hij
+zeer verschillende dingen, als leege hulzen van geweerpatronen,
+hoefnagels, koperen schroeven, eindjes touw, strengen gevlochten
+platting, reepen groen blad, en, zoolang de dag nog koel was, vuurroode
+hibiscus-bloemen. Hieruit ziet men dat zakken geen onmisbaar vereischte
+voor zijn welzijn waren. Bovendien, zakken waren onmogelijk, want zijn
+eenig kleedingstuk bestond in een stuk calico ter breedte van een paar
+duim. Een zakmes droeg hij in zijn haar, het lemmet dicht geklapt op
+een kroezigen lok. Zijn meest gewaardeerde bezitting was het oor van
+een porseleinen kopje, dat hij had opgehangen aan een schildpadden
+ring, die op zijn beurt weer door zijn neus-tusschenschot was gehaald.
+
+Maar al deze verfraaiingen ten spijt, had Maoeki een aardig
+gezicht. Het was werkelijk een knap gezicht, van welk standpunt ook
+bezien, en voor een Melanesiër was het een merkwaardig knap gezicht.
+
+Het eenige gebrek ervan was gemis aan kracht. Het was zacht en
+vrouwelijk, bijna meisjesachtig. De trekken waren klein, regelmatig
+en fijn. De kin was zwak, en de mond was zwak. Er was geen kracht
+en geen karakter in kaken, neus en voorhoofd. Alleen in de oogen
+kon men nu en dan een glimp zien van de verborgen eigenschappen die
+zoo'n groot deel vormden van zijn karakter en die andere menschen niet
+konden begrijpen. Die verborgen eigenschappen waren durf, volharding,
+onbevreesdheid, fantazie, en handigheid; en als zij uitdrukking vonden
+in de een of andere opvallende daad, met verrassende vastberadenheid
+verricht, stonden de menschen om hem heen verbaasd.
+
+Maoeki's vader was dorpshoofd van Port Adams, en zoo kwam het dat
+Maoeki, geboren kustbewoner, half amphibie en half mensch was. Hij
+kende de gewoonten van visschen en oesters, en het rif was hem een open
+boek. Van kano's had hij ook verstand. Hij leerde zwemmen toen hij
+een jaar oud was. Op zijn zevende jaar kon hij een volle minuut lang
+zijn adem inhouden, en recht naar den bodem zwemmen door dertig voet
+water. En op zijn zevende jaar werd hij gestolen door de boschbewoners,
+die zelfs niet zwemmen kunnen en die bang zijn voor zout water. Daarna
+zag Maoeki de zee nog slechts van uit de verte, door scheuren in
+het oerwoud en vanaf open plekken op de hooge berghellingen. Hij
+werd de slaaf van Fanfoa, opperhoofd van een twintigtal boschdorpen,
+overal verspreid over de randen van Malaita's bergketens, waarvan de
+rook, op kalme morgens, ongeveer het eenig zichtbaar teeken is dat
+de zeevarende blanken hebben van de overvloedige bevolking in het
+binnenland. Want de blanken dringen niet door tot in het binnenland
+van Malaita. Eéns hebben ze het geprobeerd, in de dagen dat er goud
+werd gezocht, maar altijd lieten zij er hun hoofden achter, die nu
+naar omlaag grijnzen vanaf de berookte daksparren van de boschhutten.
+
+Toen Maoeki een jonge man van zeventien jaren was, kreeg Fanfoa
+gebrek aan tabak. Hij kreeg vreeselijk gebrek aan tabak. Het was
+een harde tijd in al zijn dorpen. Hij had een fout begaan. Soe-o was
+een haven, zóó klein dat een groote schoener er niet op zijn anker
+kon zwaaien. Het werd omringd door mangroven die tot boven het diepe
+water hingen. Het was een val, en in de val zeilden op een goeden dag
+twee blanken in een kleine kits. Zij waren op inlandsche koelies uit,
+en ze hadden veel tabak en ruil-artikelen, om maar te zwijgen van
+drie geweren en ammunitie in overvloed. Nu woonden er op Soe-o geen
+kustbewoners, en het was daar dat de boschbewoners konden afdalen naar
+de zee. De kits maakte prachtige zaken. Den eersten dag teekenden er
+twintig koelies. Zelfs de oude Fanfoa teekende. En dienzelfden dag
+hakten de twintig nieuwe koelies de hoofden van de twee blanken af,
+vermoordden de zwarte bemanning, en staken de kits in brand. Daarna,
+en drie maanden lang, was er meer dan volop tabak en ruil-artikelen
+in al de boschdorpen. Toen kwam het oorlogsschip, dat granaten wierp,
+mijlen ver de heuvels in, en de bevolking uit de dorpen opschrikte, het
+diepere oerwoud in. Toen stuurde het oorlogsschip landingsafdeelingen
+aan wal. De dorpen werden alle in brand gestoken, te zamen met de tabak
+en het ruil-goed. De kokospalmen en pisang-boomen werden omgehakt,
+de taro-tuinen omgewoeld, en de varkens en kippen doodgeschoten.
+
+Het was een lesje voor Fanfoa, maar ondertusschen zat hij zonder
+tabak. Ook waren zijn jonge mannen te bang geworden om te gaan teekenen
+op de wervings-schepen. Daarom beval Fanfoa dat zijn slaaf, Maoeki,
+naar beneden gebracht en aangeworven zou worden voor een halve kist
+tabak, bij vooruitbetaling te voldoen, en voor wat messen, bijlen,
+calico, en kralen, waarvoor hij moest betalen met zwaren arbeid op
+de plantages.
+
+Maoeki stond doodsangsten uit toen ze hem aan boord van den schoener
+brachten. Hij was een lam dat ter slachtbank geleid wordt. Blanke
+waren woeste, wreede wezens. Zij moesten dat wel zijn, anders zouden
+zij er hun beroep niet van maken zich te wagen langs de kusten en in
+alle havens van Malaita, twee op een schoener, als iedere schoener van
+vijftien tot twintig zwarten voer als bemanning en dikwijls zooveel
+als zestig of zeventig zwarte koelies. Behalve dat, was er altijd het
+gevaar van de bevolking, de plotselinge aanval en het buitmaken van
+den schoener met alle hens. Waarlijk, de blanken moesten vreeselijke
+menschen zijn. Bovendien hadden zij zulke machtige duvel-duvels in
+hun bezit--geweren die heel snel en veel keeren achtereen schoten,
+dingen van ijzer en koper die de schoeners deden varen wanneer er geen
+wind was, en kisten die praatten en lachten juist zooals menschen
+praatten en lachten. Ja, en hij had gehoord van een blanke die een
+speciale duvel-duvel had, zóó machtig, dat hij al zijn tanden uit
+zijn mond kon nemen en ze weer terug kon leggen wanneer hij maar wilde.
+
+Ze namen Maoeki mee naar beneden, in de kajuit. Aan dek hield de eene
+blanke wacht met twee revolvers in zijn gordel. In de kajuit zat de
+andere blanke met een boek voor zich, waarin hij vreemde teekens en
+lijnen schreef. Hij monsterde Maoeki alsof hij een varken of een kip
+was, keek in de holten onder zijn armen, en schreef in het boek. Toen
+hield hij hem den schrijfstok voor, en Maoeki raakte er even aan
+met zijn hand en verbond zich door die daad tot drie jaren zwoegen
+op de plantages van de Moongleam Zeepmaatschappij. Er werd hem niet
+uitgelegd dat de wil van de wreede blanken daar was om de uitvoering
+der verbintenis af te dwingen, en dat achter alles, met hetzelfde doel,
+de macht stond van al de oorlogsschepen van Groot-Britannië.
+
+Er waren nog meer zwarten aan boord, uit ongehoord verre plaatsen,
+en toen de blanke iets tegen hen zei, rukten ze de lange veder uit
+Maoeki's haar, knipten datzelfde haar kort af, en wikkelden een
+lava-lava van helder geel calico om zijn lendenen.
+
+Na veel lange dagen op den schoener, en nadat hij meer land en eilanden
+had gezien dan waar hij ooit van gedroomd had, werd hij aan wal gezet
+op Nieuw-Georgië, en moest aan het werk op het veld, oerwoud kappen
+en bamboe snijden. Voor den eersten keer in zijn leven wist hij wat
+werken was. Zelfs als slaaf van Fanfoa had hij nooit gewerkt zooals
+nu. En hij hield niet van werken. Het was opstaan als het licht werd
+en slapen gaan als het donker werd, op twee maaltijden per dag. En
+het eten was altijd hetzelfde. Weken achtereen kregen ze niets dan
+aardappelen; en weken achtereen was het niets dan rijst. Dag in dag
+uit sneed hij het vleesch uit de kokosdoppen; en lange dagen en weken
+voedde hij de vuren die de kopra rookten, tot hij ontstoken oogen
+kreeg en aan het boomen vellen werd gezet. Hij was een goed houthakker,
+en later kwam hij in de ploeg die bruggen bouwde. Eens kwam hij voor
+straf in de wegwerkersploeg. Soms deed hij dienst als bemanning in
+de sloepen, wanneer zij kopra binnen brachten van verre stranden,
+of wanneer de blanken uitvoeren om visch te vangen met dynamiet.
+
+Behalve allerlei andere dingen leerde hij tripang-Engelsch, waarmee
+hij kon praten met alle blanken en met alle inlandsche koelies die
+anders in duizend verschillende dialecten gesproken zouden hebben. Ook
+leerde hij een en ander omtrent de blanken, vooral dit, dat ze hun
+woord hielden. Wanneer zij een zwartje zeiden dat hij een stok tabak
+zou krijgen, dan kreeg hij hem ook. Wanneer zij een zwartje zeiden dat
+ze zeven glazen uit hem zouden slaan als hij het een of ander deed,
+en hij deed het toch, dan werden er onveranderlijk zeven glazen uit
+hem geslagen. Maoeki wist niet wat zeven glazen waren, maar het kwam
+voor in tripang-Engelsch, en hij stelde zich voor dat het de tanden
+en het bloed waren die somtijds gepaard gingen met het proces van
+zeven glazen uit iemand slaan. Hij leerde nog iets: geen zwartje
+werd geslagen of gestraft wanneer hij geen kwaad had gedaan. Zelfs
+als de blanken dronken waren, en dat waren ze dikwijls, sloegen ze
+nooit wanneer er niet tegen den een of anderen regel gezondigd was.
+
+Maoeki hield niet van de plantage. Hij haatte werken, en hij was de
+zoon van een opperhoofd. Verder was het tien jaar geleden dat hij
+uit Port Adams gestolen was door Fanfoa, en hij had heimwee. Hij had
+zelfs heimwee naar de slavernij onder Fanfoa. Dus liep hij weg. Hij
+week terug in het oerwoud, met het idee om in zuidelijke richting
+zijn weg te zoeken naar het strand en een kano te stelen om daarin
+naar Port Adams te gaan. Maar de koorts kreeg hem te pakken, en hij
+werd gevangen genomen en meer dood dan levend teruggebracht.
+
+Hij liep een tweeden keer weg, in gezelschap van twee zwartjes van
+Malaita. Ze kwamen twintig mijlen ver de kust langs, en mochten
+zich verborgen houden in de hut van een vrij man van Malaita die
+in dat dorp woonde. Maar in het zwartst van den nacht kwamen er
+twee blanken die voor het heele dorp niet bang waren, en die zeven
+glazen uit de wegloopers sloegen, hen bonden als varkens en hen in
+de sloep gooiden. Maar de man die hen in zijn huis had verborgen
+gehouden--zeven maal zeven glazen moeten er uit hem geslagen zijn
+te oordeelen naar het vel, het haar, en de tanden die in het rond
+vlogen, en hij verloor voor de rest van zijn aardsche leven den moed
+om gastvrijheid te verleenen aan weggeloopen koelies.
+
+Een jaar lang zwoegde Maoeki verder. Toen werd hij aangesteld tot
+huisjongen, en had goed te eten en een gemakkelijk leven. Zijn werk was
+het huis schoon houden en de blanken te bedienen van bier en whisky
+op alle uren van den dag en de meeste uren van den nacht. Hij deed
+het graag, maar hij was liever in Port Adams. Hij moest nog twee jaar
+dienen, maar twee jaar in de kwellingen van het heimwee was te veel
+voor hem. Hij was verstandiger geworden in zijn eene jaar dienst, en
+omdat hij nu huisjongen was, had hij beter de gelegenheid. Hij moest de
+geweren schoonmaken, en hij wist waar de sleutel van de voorraadkamer
+hing. Hij ontwierp een plan tot ontvluchting, en op een goeden
+nacht slopen er tien zwartjes van Malaita en één van San Cristoval
+uit de barakken weg en sleepten een van de booten naar beneden op
+het strand. De sleutel die het hangslot op de boot openmaakte werd
+verschaft door Maoeki, en het was Maoeki die de boot uitrustte met
+een dozijn Winchesters, een geweldige hoeveelheid ammunitie, een kist
+dynamiet met slaghoedjes en lonten, en tien kisten tabak.
+
+De noordwest-moesson waaide en zij vlogen naar het zuiden. Zij
+reisden 's nachts, en overdag hielden ze zich schuil op afgelegen,
+onbewoonde eilandjes, of trokken de sloep in het oerwoud op de grootere
+eilanden. Zoo bereikten zij Goeadalcanar, voeren langs de kust tot
+ze halverwege waren, en staken de Indispensable-straat over naar
+het eiland Florida. Hier doodden zij den jongen van San Cristoval,
+bewaarden zijn hoofd, en kookten en aten de rest. De kust van Malaita
+was niet meer dan twintig mijlen verder, maar den laatsten nacht konden
+ze door een sterke strooming en veranderlijke winden het land niet
+halen. Het daglicht vond hen nog verscheiden mijlen van hun doel. Maar
+het daglicht bracht een kotter met twee blanken er in die niet bang
+waren voor elf mannen van Malaita gewapend met twaalf geweren. Maoeki
+en zijn kameraden werden teruggebracht naar Toelagi, waar de groote
+blanke meester van alle blanke mannen woonde. En de groote blanke
+meester hield een gerechtszitting, na afloop waarvan de deserteurs één
+voor één gebonden werden, ieder twintig zweepslagen kregen en bovendien
+nog tot vijftien dollar boete veroordeeld werden. Toen werden zij
+teruggestuurd naar Nieuw-Georgië, waar de blanken een flinke zeven
+glazen uit hen sloegen en hen aan het werk zetten. Maar Maoeki was
+geen huisjongen meer. Hij werd bij de wegwerkersploeg ingedeeld. De
+boete van vijftien dollar was betaald door de blanken waar hij van
+weggeloopen was, en er werd hem medegedeeld dat hij die met zijn werk
+moest betalen, hetgeen zes maanden langer zwoegen beteekende. Verder
+bezorgde zijn deel in de gestolen tabak hem nog een jaar zwoegen.
+
+Port Adams was nu drie en een half jaar ver weg, dus stal hij
+op een nacht een kano, hield zich verborgen op de eilandjes in de
+Manning-straat, voer de straat over en zette koers langs de oostkust
+van Isabella, om, toen hij twee derden van den weg achter zich had,
+gevangen genomen te worden door de blanken in Meringe-lagune. Na een
+week ontsnapte hij hun en vluchtte het oerwoud in. Er woont niemand
+in het oerwoud van Isabella, alleen langs de kust wonen menschen,
+en dat waren allen Christenen. De blanken loofden een belooning
+van vijfhonderd stokken tabak uit, en telkens als Maoeki zich op
+het strand waagde om een kano te stelen, werd hij opgejaagd door de
+kustbewoners. Vier maanden gingen zoo voorbij, toen hij eindelijk,
+nadat de belooning op duizend stokken tabak was gebracht, gegrepen
+werd en teruggestuurd naar Nieuw-Georgië en de wegwerkersploeg. Nu
+vertegenwoordigen duizend stokken tabak een waarde van vijftig dollar,
+en Maoeki moest de belooning zelf betalen, hetgeen een jaar en acht
+maanden arbeid vereischte. Dus was Port Adams nu vijf jaren ver weg.
+
+Zijn heimwee was sterker dan ooit, en het lokte hem weinig aan te
+berusten en braaf te zijn, zijn vijf jaren uit te werken, en dan
+naar huis te gaan. Den volgenden keer werd hij op heeterdaad betrapt
+terwijl hij vluchtte. Zijn geval werd gebracht voor mijnheer Haveby,
+de eiland-directeur van de Moongleam Zeepmaatschappij, die hem
+als onverbeterlijk brandmerkte. De maatschappij had plantages op de
+Santa-Cruz-eilanden, honderden mijlen over de zee, en daarheen stuurde
+ze haar onverbeterlijke koelies van de Salomon-eilanden. En daarheen
+werd Maoeki gestuurd, ofschoon hij er nooit is aangekomen. De schoener
+deed onderweg Santa Anna aan, en in den nacht zwom Maoeki naar den wal,
+waar hij twee geweren en een kist tabak van den handels-agent stal en
+in een kano ontsnapte naar Cristoval. Malaita was nu in het noorden,
+vijftig of zestig mijlen ver weg. Maar toen hij den overtocht waagde,
+werd hij overvallen door een stijve koelte en teruggeslagen naar
+Santa Anna, waar de agent hem in de boeien sloeg en hem vasthield
+tot de schoener zou terugkeeren van Santa Cruz. De twee geweren kon
+de agent nog redden, maar de kist tabak bleef Maoeki schuldig in den
+vorm van een jaar werken. Het aantal jaren waarvoor hij nu bij de
+maatschappij in de schuld stond was zes.
+
+Op den terugtocht naar Nieuw-Georgië liet de schoener het anker vallen
+in Maraoe-Sound, dat in het oostelijk uiteinde van Goeadalcanar
+ligt. Maoeki zwom naar den wal met handboeien om zijn polsen, en
+ontsnapte het oerwoud in. De schoener ging verder, maar de agent van
+de Moongleam aan den wal loofde duizend stokken tabak uit en Maoeki
+werd door de boschbewoners bij hem gebracht met een jaar en acht
+maanden meer op zijn rekening. Opnieuw, en nog vóór dat de schoener
+binnenliep, ontsnapte hij, dezen keer in een sloep, vergezeld door
+een kist tabak van den agent. Maar een noordwester-storm deed hem
+stranden op Oegi, waar de Christen-inlanders zijn tabak stalen en hem
+overleverden aan den agent van de Moongleam die daar zetelde. De tabak
+die de inlanders gestolen hadden beteekende weer een jaar voor hem,
+en het totale bedrag was nu acht en een half jaar.
+
+"We zullen hem naar Lord Howe sturen", zei mijnheer Haveby. "Bunster
+zit daar, en we zullen hen de zaak onder elkaar laten uitvechten. Ik
+stel me zoo voor dat òf Maoeki Bunster zal krijgen, òf Bunster Maoeki,
+en in allebei de gevallen blij dat we van de heeren af zijn."
+
+Als men van Meringe-lagune, op Isabella, uitzeilt, en koers zet pal
+naar het magnetisch noorden, zal men na honderdvijftig mijlen varen de
+glinsterend witte koraalstranden van Lord Howe boven de zee zien uit
+rijzen. Lord Howe is een ring van land, een goede honderdvijftig mijlen
+in omtrek, verscheiden honderd meter breed op de grootste breedte,
+en op sommige punten torenend tot een hoogte van tien voet boven den
+zeespiegel. Binnen in dezen ring van zand ligt een groote lagune vol
+koraalbanken. Lord Howe behoort noch geographisch noch ethnologisch
+tot de Salomon's. Het is een atol, terwijl de Salomon's hooge eilanden
+zijn; en zijn bevolking en taal zijn Polynesisch, terwijl de bewoners
+van de Salomon's Melanesiërs zijn. Lord Howe is bevolkt door den
+grooten westelijken stroom van Polynesiërs, die tot op den dag van
+heden doorgaat en groote kano's met vlerken op zijn stranden spoelt
+met den zuidoost-passaat. Ook zijn er sporen van een flauwe strooming
+van Melanesiërs in de periode van den noordwest-moesson.
+
+Geen mensch komt ooit op Lord Howe, of Ontong Java, zooals het soms
+genoemd wordt. Thomas Cook & Son verkoopen geen kaartjes daarheen,
+en touristen droomen zelfs niet van zijn bestaan. Zelfs geen blanke
+zendeling is er geland op zijn door de branding gebeukte kusten. De
+vijfduizend inlanders zijn even vreedzaam als primitief. Toch
+zijn zij niet altijd vreedzaam geweest. De _Zeilaanwijzingen_
+spreken van hen als vijandig en verraderlijk. Maar de menschen
+die de _Zeilaanwijzingen_ samenstellen hebben nooit gehoord van
+de verandering die er gebracht is in de harten der bewoners, die,
+enkele jaren geleden, een groote bark buitmaakten en alle hens
+vermoordden met uitzondering van den tweeden stuurman. Deze eenige
+overlevende bracht de tijding aan zijn broeders. De kapiteins van drie
+koopvaardij-schoeners gingen met hem terug naar Lord Howe. Zij zeilden
+hun schepen de lagune binnen en begonnen het evangelie van den blanke
+te prediken, dat blanken alleen door blanken gedood zullen worden,
+en dat de mindere rassen hun handen thuis moeten houden. De schoeners
+zeilden de lagune op en neer, vernielend en verwoestend. Ontsnappen van
+dien smallen zandcirkel was niet mogelijk; en er waren geen bosschen
+om in te vluchten. De menschen werden neergeschoten zoodra ze gezien
+werden, en gezien worden was onvermijdelijk. De dorpen werden verbrand,
+de kano's vernield, de kippens en varkens doodgeschoten, en de kostbare
+kokospalmen omgehakt. Een maand lang ging dat zoo door; toen zeilden
+de schoeners weg; maar de vrees voor den blanke was diep in de harten
+van de eilanders gebrand, en nooit meer waren ze zoo overmoedig om
+een blanke kwaad te doen.
+
+Max Bunster was de eenige blanke op Lord Howe. Hij dreef handel voor
+de alomtegenwoordige Moongleam Zeepmaatschappij. En de maatschappij
+had hem het baantje op Lord Howe gegeven, omdat het, behalve ontslag
+uit den dienst, de meest afgelegen plek was die ze konden vinden. Dat
+de maatschappij hem niet ontsloeg was te wijten aan de moeilijkheid
+een ander te vinden om zijn plaats in te nemen. Hij was een groote,
+zware Duitscher, en er was iets niet in den haak in zijn hersenen.
+
+Half krankzinnig was een zachte qualificatie van zijn toestand. Hij
+was een bullebak en een lafaard, en een driemaal grootere barbaar
+dan welke barbaar ook op het eiland. Hij was een lafaard, en zijn
+bruutheid was van het laffe soort. Toen hij voor het eerst bij de
+maatschappij in dienst kwam, werd hij op Savo gestationneerd. Toen er
+een teringachtige koloniaal gestuurd werd om zijn plaats in te nemen,
+sloeg hij hem half dood met zijn vuisten en stuurde hem als een wrak
+terug op den schoener die hem gebracht had.
+
+De volgende man die mijnheer Haveby uitkoos om Bunster af te lossen
+was een jonge reus uit Yorkshire. Hij had den naam een geweldig
+vechtersbaas te zijn, en vechten deed hij liever dan eten. Maar
+Bunster vocht niet. Hij was zacht als een lammetje--tien dagen lang,
+aan het einde waarvan de man uit Yorkshire naar bed moest met een
+gecombineerden aanval van koorts en dysenterie. Toen kwam Bunster los;
+onder anderen sleurde hij hem op den vloer en stond een poos boven
+op hem te dansen. Bang voor wat er zou gebeuren als zijn slachtoffer
+beter werd, vluchtte Bunster op een kotter naar Goevoetoe, waar hij
+zich onderscheidde door een jongen Engelschman af te ranselen, die
+al invaliede was door een Boerenkogel in zijn beide heupen.
+
+Toen was het dat mijnheer Haveby Bunster naar Lord Howe stuurde,
+de plaats waar de afval opgeborgen werd. Hij vierde zijn landing
+met een halve kist jenever op te dweilen en den ouden, asthmatischen
+stuurman van den schoener die hem gebracht had af te ranselen. Toen
+de schoener vertrok, riep hij de Kanaka's [1] op het strand en daagde
+hen uit hem te leggen in een partijtje worstelen, en hij beloofde
+een kist tabak aan wie daarin zou slagen. Drie Kanaka's legde hij,
+maar hij werd onmiddelijk daarna gelegd door een vierden, die een
+kogel door zijn longen kreeg in plaats van tabak.
+
+En zoo begon Bunster's heerschappij op Lord Howe. Drieduizend menschen
+woonden er in het voornaamste dorp; maar het was als uitgestorven,
+zelfs midden op den dag, wanneer hij er door kwam. Mannen, vrouwen en
+kinderen vluchtten voor hem weg. Zelfs de honden en varkens zorgden
+dat ze uit de voeten kwamen, terwijl de koning het niet beneden zich
+achtte weg te kruipen onder een mat. De twee eerste ministers leefden
+in voortdurenden angst voor Bunster, die nooit een punt van geschil
+besprak, maar er op los sloeg met allebei zijn vuisten.
+
+En op Lord Howe kwam Maoeki, om acht lange jaren voor Bunster te
+werken. Ontsnappen van Lord Howe was niet mogelijk. Hoe het ook liep,
+goed of slecht, Bunster en hij waren aan elkaar gebonden. Bunster
+woog tweehonderd pond. Maoeki woog er honderd en tien. Bunster was
+een gedegenereerd beest. Maar Maoeki was een primitieve wilde. En
+beiden hadden ze hun eigen wil en hun eigen wenschen.
+
+Maoeki had geen idee voor welk soort van meester hij zou moeten
+werken. Niemand had hem gewaarschuwd, en hij had als vanzelfsprekend
+aangenomen dat Bunster zou zijn als andere blanken: iemand die
+veel whisky dronk, een heerscher en een wetgever, die altijd
+zijn woord hield en die nooit een zwartje sloeg als hij het niet
+verdiende. Bunster was in het voordeel. Hij wist alles van Maoeki,
+en hij grijnsde van plezier bij de gedachte dat hij hem in zijn
+bezit zou krijgen. De laatste kok sukkelde met een gebroken arm en
+een ontwrichten schouder, dus maakte Bunster Maoeki kok en algemeen
+huisjongen.
+
+En Maoeki merkte weldra dat er blanken en blanken waren. Nog denzelfden
+dag dat de schoener wegzeilde werd hem bevolen een kuiken te gaan
+koopen van Samisee, den inlandschen zendeling van Tonga. Maar
+Samisee was de lagune overgestoken en zou pas na drie dagen terug
+zijn. Maoeki kwam terug met het nieuws. Hij klom de steile trap op
+(het huis stond op palen twaalf voet hoog boven het zand) en trad
+de woonkamer binnen. De agent eischte het kuiken. Maoeki deed zijn
+mond open om uitleg te geven. Maar Bunster wenschte geen uitleg. Hij
+sloeg er op los met zijn vuist. De slag trof Maoeki op zijn mond en
+lichtte hem omhoog. Hij vloog door de deur-opening, heelemaal over
+de smalle galerij, en naar beneden op den grond, de bovenste leuning
+brekend in zijn val. Zijn lippen waren een verwarde, vormlooze massa,
+en zijn mond was vol bloed en losgeslagen tanden.
+
+"Dat zal je leeren dat tegenspreken bij mij niet opgaat!" schreeuwde
+de agent, paars van woede, terwijl hij naar hem omlaag keek over de
+gebroken leuning.
+
+Maoeki had nog nooit zulk een blanke gezien, en hij besloot zich
+stil te houden en nooit iets te misdoen. Hij zag hoe de bootjongens
+afgedekt werden, en hoe een van hen drie dagen lang zonder eten in de
+boeien zat, alleen omdat hij de misdaad had begaan een dol te breken
+bij het roeien. Dan hoorde hij ook de praatjes in het dorp, en vernam
+waarom Bunster een derde vrouw had genomen--met geweld, zooals algemeen
+bekend was. De eerste en de tweede vrouw lagen begraven op het kerkhof
+onder het witte koraalzand, met platte stukken koraalrots aan hoofden
+voeteneind. Zij waren gestorven, zoo werd er verteld, doordat Bunster
+hen zoo veel en zoo onbarmhartig sloeg. De derde vrouw werd zonder
+twijfel slecht behandeld, Maoeki kon dat met eigen oogen zien.
+
+Maar er was geen enkele manier om niet te misdoen in de oogen van
+den blanke, die gehinderd scheen te worden door alles wat leefde. Als
+Maoeki niets zei werd hij geslagen en voor zuurpruim uitgescholden. Als
+hij praatte werd hij geslagen omdat hij tegensprak. Wanneer hij
+ernstig was zei Bunster dat hij een samenzwering uitbroedde en gaf hem
+al bij voorbaat een pak ransel; en wanneer hij trachtte vroolijk te
+zijn en te lachen, werd hij beschuldigd van spotten met zijn heer en
+meester en kreeg een proefje van den stok. Bunster was een duivel. De
+dorpsbewoners zouden wel met hem afgerekend hebben, hadden zij zich
+de les van de drie schoeners niet herinnerd. En niettegenstaande
+dat zouden zij toch met hem afgerekend hebben, als er een oerwoud
+was geweest om in te vluchten. Maar zooals de zaken nu stonden, zou
+het vermoorden van een blanke, van iederen blanke, een oorlogsschip
+brengen dat de misdadigers zou dooden en de kostbare kokospalmen om
+zou hakken. Dan waren er de bootjongens, die het vaste plan hadden
+hem bij ongeluk te laten verdrinken bij de eerste de beste gelegenheid
+om den kotter te laten omslaan. Maar Bunster zorgde wel dat de kotter
+niet omsloeg.
+
+Maoeki was van een ander ras, en aangezien ontsnappen onmogelijk was
+zoolang Bunster leefde, besloot hij den blanke te dooden. Maar hoe?
+
+Hij kreeg er de kans niet toe. Bunster was altijd op zijn qui-vive. Dag
+en nacht had hij zijn revolvers klaar. Hij stond niemand toe achter
+zich om te loopen, zooals Maoeki ondervonden had, nadat hij verscheiden
+keeren tegen den grond was geslagen. Bunster wist dat hij meer te
+vreezen had van den goedgehumeurden, kalmen jongen van Malaita met
+zijn zacht gezicht dan van de heele bevolking van Lord Howe; en het
+bracht meer kleur en fleur in het folterprogramma dat hij uitwerkte. En
+Maoeki hield zich stil, verdroeg zijn bestraffingen, en wachtte.
+
+Alle andere blanken hadden zijn _tambo's_ geëerbiedigd; Bunster
+niet. Maoeki's wekelijksch rantsoen tabak was twee stokken. Bunster
+gaf ze aan zijn vrouw en beval Maoeki ze uit haar hand in ontvangst te
+nemen. Maar dat mocht niet gebeuren, en Maoeki moest het zonder zijn
+tabak stellen. Op dezelfde manier was hij gedwongen menigen maaltijd
+voorbij te laten gaan, en er waren veel dagen dat hij met honger rond
+liep. Hij kreeg bevel om schotels klaar te maken van de groote mosselen
+die groeiden in de lagune. Dat kon hij niet doen, want mosselen waren
+_tambo_. Zes keeren achtereen weigerde hij de mosselen aan te raken,
+en zes keeren werd hij bewusteloos geslagen. Bunster wist dat de
+jongen liever zou sterven, maar hij noemde zijn weigering muiterij,
+en hij zou hem doodgeslagen hebben als er een andere kok was geweest
+om hem te vervangen.
+
+Een van Bunsters geliefkoosde grappen was Maoeki bij zijn kroezige
+lokken te grijpen en zijn hoofd tegen den muur aan te slaan. Een
+andere grap was onverwachts, als hij er het minst op verdacht
+was, het brandende eind van een sigaar tegen Maoeki's vleesch
+te houden. Dit noemde hij vaccinatie, en Maoeki werd verscheiden
+keeren in de week gevaccineerd. Eens, in een aanval van razernij,
+rukte Bunster het kopjes-oor uit Maoeki's neus, en scheurde zoo zijn
+geheele neustusschenschot stuk.
+
+"O, wat 'n smoel!" was zijn kritiek, toen hij de verwoesting overzag
+die hij had aangericht.
+
+Het vel van een haai is als schuurpapier, maar het vel van een rog
+is als een rasp. In de Zuidzee wordt het door de inlanders gebruikt
+als houtvijl om kano's en pagaaien glad te schaven. Bunster liet
+een handschoen van roggevel maken. Den eersten keer dat hij hem op
+Maoeki probeerde, haalde hij met één veeg van zijn hand de huid van
+Maoeki's rug, van nek tot oksel. Bunster was verrukt. Hij gaf zijn
+vrouw een proefje van den handschoen, en probeerde hem grondig op de
+bootjongens. De eerste ministers kwamen om elk een veeg in ontvangst
+te nemen, en ze moesten lachen en het als een grap beschouwen.
+
+"Lach, verdomme, lach!" zoo gaf hij de houding aan die zij hadden
+aan te nemen.
+
+Maoeki werd het ruimst bedeeld met den handschoen. Er ging geen dag
+voorbij zonder een streeling met het instrument. Er waren tijden dat
+het verlies van zooveel opperhuid hem 's nachts uit den slaap hield,
+en dikwijls werd de half-genezen oppervlakte op nieuw rauw geschuurd
+door den grappigen mijnheer Bunster. Maoeki bleef geduldig wachten,
+volkomen zeker dat vroeg of laat zijn tijd zou komen. En hij wist
+precies wat hij doen zou, tot in de kleinste bijzonderheid, toen de
+tijd werkelijk kwam.
+
+Op een morgen stond Bunster op in een humeur om zeven glazen uit het
+heelal te slaan. Hij begon bij Maoeki, en hij eindigde bij Maoeki en
+in den tijd die daar tusschen verliep, bokste hij zijn vrouw tegen
+den grond en rammelde alle bootjongens door elkaar. Aan het ontbijt
+noemde hij de koffie spoeling, en gooide den kokenden inhoud van
+den kop in Maoeki's gezicht. Om tien uur begon Bunster koortsig te
+rillen, en een half uur later brandde hij van koorts. Het was geen
+gewone aanval. Het werd snel erger en ontwikkelde zich tot zwarte
+koorts. De dagen gingen voorbij, en hij werd zwakker en zwakker
+en kwam niet meer uit zijn bed. Maoeki bleef toekijken en wachten,
+terwijl zijn huid weer heel werd. Hij gaf de jongens bevel om den
+kotter op het strand te halen, den bodem te schrobben, en alles
+in orde te maken. Zij dachten dat het bevel van Bunster uitging,
+en gehoorzaamden. Maar Bunster lag bewusteloos op dat oogenblik en
+gaf geen bevelen. Dit was Maoeki's kans, maar nog steeds wachtte hij.
+
+Toen het ergste voorbij, en Bunster weer bij kennis en herstellende
+was, hoewel nog zwak als een klein kind, pakte Maoeki zijn weinige
+lijfsieraden in zijn kist, het porseleinen kopjes-oor incluis. Toen
+ging hij naar het dorp en had een onderhoud met den koning en zijn
+twee ministers.
+
+"Dit Bunster, hem goed jij hou van 'm veel?" vroeg hij. Zij verklaarden
+hem uit één mond dat ze heelemaal niet van den agent hielden. De
+ministers barstten los in een omstandig verhaal van al den smaad en
+het onrecht waarmee ze waren overladen. De koning liet alle waardigheid
+varen, en schreide. Maoeki onderbrak hen ruw.
+
+"Jij snap mij--mij groot meester mij land. Jij niet hou van 'm
+dit wit meester. Mij niet hou van 'm. Veel goed jij doe honderd
+kokosnoot, tweehonderd kokosnoot, driehonderd kokosnoot bij kotter. Hem
+afgeloopen, jij ga slaap 'm goed. Allemaal Kanaka slaap 'm goed. Zoo
+gauw groot lawaai bij huis, jij niet snap hoor 'm dat lawaai. Jij
+allemaal slaap sterk te veel."
+
+Een dergelijk onderhoud had Maoeki met de bootjongens.
+
+Toen beval hij Bunster's vrouw terug te keeren naar het huis van haar
+familie. Als zij geweigerd had, zou hij in een moeilijk parket zijn
+geweest, want zijn _tambo_ zou hem niet toegestaan hebben haar beet
+te pakken.
+
+Toen het huis verlaten was, ging hij de slaapkamer binnen, waar
+de agent in een lichte sluimering lag. Maoeki nam eerst de twee
+revolvers weg en deed daarna den rog-handschoen aan zijn hand. De
+eerste waarschuwing die Bunster kreeg was een slag met den handschoen
+die het vel wegnam over de heele lengte van zijn neus.
+
+"Goed, hè?" grijnsde Maoeki tusschen twee slagen door, waarvan de
+eene het voorhoofd bloot veegde en de andere één kant van zijn gezicht
+schoon raspte. "Lach, verdomme, lach!"
+
+Maoeki verrichte zijn werk degelijk, en de Kanaka's, verscholen in
+hun huizen, hoorden het "groot lawaai" dat Bunster maakte en een paar
+uren lang bleef maken.
+
+Toen Maoeki klaar was, droeg hij het bootkompas en al de geweren en
+ammunitie naar den kotter, dien hij ballastte met kisten tabak. Het
+was terwijl hij zich hiermee bezig hield, dat er een afschuwelijk
+wezen zonder vel uit het huis kwam en gillend het strand af holde,
+tot het in het zand viel en bleef liggen brullen en razen onder de
+schroeiende zon.
+
+Maoeki keek er even naar en aarzelde. Toen ging hij er heen en nam het
+hoofd weg, wikkelde het in een mat, en stuwde het in het roerkastje
+van den kotter.
+
+Zoo vast sliepen de Kanaka's dien langen, heeten dag, dat zij niet
+zagen hoe de kotter door de doorvaart naar zee liep en koers zette
+naar het zuiden, scherp bij den zuidoostpassaat zeilend. Ook werd de
+kotter niet gezien op den langen overtocht naar de kust van Isabella
+en gedurende het moeizaam tegen den wind opwerken vandaar naar
+Malaita. Maoeki landde in Port Adams met een rijkdom van geweren en
+tabak zooals nog geen man vóór hem ooit bezeten had. Maar hij bleef
+daar niet. Hij had het hoofd van een blanke genomen, en alleen het
+oerwoud kon hem beschermen. Dus ging hij terug naar de boschdorpen,
+waar hij den ouden Fanfoa en een half dozijn van de voornaamste
+aanvoerders dood schoot en zich zelf opperhoofd maakte van al de
+dorpen. Toen zijn vader gestorven was, heerschte Maoeki's broer in
+Port Adams, en, vereenigd, kust- en boschbewoners, was de combinatie
+die er uit ontstond de sterkste van de honderden vechtende stammen
+van Malaita.
+
+Sterker dan zijn vrees voor het Britsche Gouvernement was Maoeki's
+vrees voor de almachtige Moongleam Zeepmaatschappij; en op een dag
+bereikte hem in het oerwoud een boodschap, die hem in herinnering
+bracht dat hij de maatschappij acht en een half jaar arbeid schuldig
+was. Hij stuurde een gunstig antwoord terug, en toen verscheen de
+onvermijdelijke blanke, de kapitein van den schoener, de eenige
+blanke die gedurende Maoeki's regeering zich waagde in het oerwoud
+en er levend uitkwam. Deze man kwam er niet alleen uit, maar bracht
+zevenhonderd en vijftig dollar in goudstukken met zich mee, de prijs
+in geld van acht en een half jaar werken plus de kostende prijs van
+zekere geweren en kisten tabak.
+
+Maoeki weegt niet langer honderd en tien pond. Zijn buik heeft driemaal
+zijn vroeger en omvang, en hij heeft vier vrouwen. Hij heeft nog
+veel andere dingen--geweren en revolvers, het oor van een porseleinen
+kopje en een uitgelezen verzameling hoofden van boschbewoners. Maar
+kostbaarder dan de heele verzameling is een ander hoofd, prachtig
+gedroogd en gerookt, met rossig haar en een geelachtigen baard, dat
+bewaard wordt in de fijnst geweven lava-lava's. Als Maoeki ten oorlog
+trekt tegen dorpen buiten zijn rijk, haalt hij altijd zijn hoofd te
+voorschijn, en, alleen in zijn gras-paleis, beschouwt hij het lang en
+plechtig. Op zulke oogenblikken valt er een stilte als van den dood
+over het dorp, en er is zelfs geen kind dat leven durft te maken. Het
+hoofd wordt beschouwd als de machtigste duvel-duvel op Malaita, en
+aan het bezit daarvan wordt al de grootheid van Maoeki toegeschreven.
+
+
+
+
+"JAH! JAH! JAH!"
+
+
+Hij was een whisky-drinkende Schot, en hij nam zijn whisky puur. Zijn
+eerste graantje gebruikte hij precies om zes uur 's morgens, en hij
+herhaalde dat met regelmatige tusschenpoozen den geheelen dag door
+tot hij naar bed ging, hetgeen meestal te middernacht plaats vond. Hij
+sliep maar vijf uren van de vier en twintig, en de overige negentien
+uren was hij rustig en netjes dronken. Gedurende de acht weken die ik
+bij hem op Oolong Atol doorbracht, heb ik hem geen oogenblik nuchter
+gezien. Het kon ook niet anders, want zijn slaap was zóó kort,
+dat hij den tijd niet had om bij te trekken. Hij was de mooiste,
+gelijkmatigste dronkaard die ik ooit heb kunnen waarnemen.
+
+Hij heette McAllister. Hij was een oud man, en erg wankel op zijn
+stelten. Zijn hand trilde alsof hij een beroerte had gehad. Vooral
+was dat merkbaar als hij zijn whisky inschonk, hoewel ik hem nooit
+een druppel heb zien morsen. Achtentwintig jaren was hij geweest in
+Melanesië, van Duitsch Nieuw-Guinea tot de Duitsche Salomon-eilanden,
+en hij was zoo heelemaal één geworden met dat gedeelte van de wereld,
+dat hij gewoon was zich uit te drukken in het bastaard-taaltje dat
+tripang-Engelsch genoemd wordt. Zoo beteekende, wanneer hij met mij
+praatte, _zon hij kom op_, zonsopgang; _kai-kai hij blijf_, dat het
+diner klaar was; en _buik van mij loop rond_ wilde zeggen dat zijn
+maag niet in orde was. Hij was een klein mannetje, en bovendien nog
+ingeschrompeld; van binnen en van buiten verschroeid door brandenden
+drank en brandende zon. Hij was een uitgedoofd kooltje vuur, een klein,
+levend stukje asch, dat nog niet heelemaal koud was, en zich stijf
+bewoog, met plotselinge rukken en schokken, als een automaat. Een
+windstoot zou hem weggeblazen hebben. Hij woog negentig pond.
+
+Maar het groote, het geweldige in hem was de kracht waarmee hij
+regeerde. Oolong Atol was honderdveertig mijlen in omtrek. Men
+stuurde op het kompas in zijn lagune. Het was bevolkt door zesduizend
+Polynesiërs, allen groote, sterke mannen en vrouwen. Er waren er
+genoeg onder hen die zes voet lang waren en een paar honderd pond
+wogen. Oolong lag op tweehonderd vijftig mijlen afstand van het naaste
+land. Twee keer in het jaar viel er een kleine schoener binnen om kopra
+te laden. De eenige blanke op Oolong was McAllister, kleine zaakjes
+doend en zonder ophouden drinkend; en hij regeerde Oolong en zijn
+zesduizend wilden met ijzeren hand. Hij zei kom, en zij kwamen, ga,
+en zij gingen. Zij vroegen nooit waarom hij iets wilde of dacht. Hij
+was humeurig zooals alleen een oude Schot kan zijn, en hij bemoeide
+zich voortdurend met hun particuliere aangelegenheden. Toen Noegoe,
+de dochter van den koning, wilde trouwen met Haoenaoe die aan het
+andere einde van de atol woonde, zei haar vader ja, maar McAllister
+zei neen, en het huwelijk is niet doorgegaan. Toen de koning een
+zeker eilandje in de lagune wilde koopen van den opperpriester, zei
+McAllister neen. De koning stond bij de maatschappij in de schuld tot
+een bedrag van honderdtachtig duizend kokosnoten, en zoolang die niet
+betaald waren, zou hij geen enkele kokosnoot aan iets anders besteden.
+
+En toch hielden de koning en zijn volk niet van
+McAllister. Integendeel, ze haatten hem vreeselijk, en eens heeft,
+dat weet ik, de heele bevolking, met de priesters aan het hoofd, drie
+maanden lang tevergeefs getracht hem dood te bidden. De duvel-duvels
+die ze naar hem toe stuurden waren ontzagwekkend, maar aangezien
+McAllister niet geloofde in duvel-duvels, hadden ze over hem geen
+macht. Alle teekenen falen bij dronken Schotten. Ze verzamelden stukjes
+voedsel die zijn lippen hadden aangeraakt, een leege whisky-flesch,
+een kokosnoot waarvan hij gedronken had, en zelfs zijn speeksel, en
+ze verrichtten daar allerlei duivelskunsten en bezweringen mee. Maar
+McAllister bleef leven. Zijn gezondheid was voortreffelijk. Hij had
+nooit koorts, hij vatte nooit kou, hoestte nooit; dysenterie ging hem
+voorbij; en de kwaadaardige gezwellen en gemeene huidziekten, waarvan
+blanken en zwarten beide te lijden hebben in dat klimaat, hadden geen
+vat op hem. Hij moet zóó verzadigd zijn geweest met alcohol, dat de
+ziektekiemen op hem niet konden leven. Ik stelde mij altijd voor,
+dat ze in heele wolken van microscopische asch op den grond vielen
+zoodra ze in zijn met whisky gedrenkte sfeer kwamen. Niemand hield
+van hem, zelfs bacillen niet, en hij hield alleen van whisky en hij
+leefde nog steeds.
+
+Ik begreep het niet. Ik kon me niet voorstellen dat zesduizend
+inlanders genoegen namen met de tyrannie van dien verschrompelden
+dwerg. Het was een wonder dat hij niet al lang plotseling gestorven
+was. Het volk was, anders dan de laffe Melanesiërs, trotsch en
+oorlogszuchtig. Op het groote kerkhof, aan de hoofd- en voeteneinden
+van de graven, lagen herinneringen aan een bloedige historie--spaden
+voor walvischspek, roestige oude bajonetten en hartsvangers, koperen
+bouten, roer-ijzers, harpoenen, koperen kanonnen, baksteenen die
+nergens anders vandaan konden komen dan uit het smeltfornuis van een
+walvischvaarder, en oude koperen munten uit de zestiende eeuw, die de
+overlevering van de eerste Spaansche zeevaarders bevestigden. Schip na
+schip was aan zijn eind gekomen op Oolong. Geen dertig jaren geleden
+was de walvischvaarder _Blennerdale_, die de lagune binnenliep
+om te repareeren, met alle hens buitgemaakt. Op dezelfde manier
+had de bemanning van de _Gasket_, een sandelhoutvaarder, den dood
+gevonden. Dan was er een groote Fransche bark, de _Toulon_, die
+overvallen werd door een windstilte voor de atol. De eilanders kwamen
+na een hevig gevecht aan boord, en lieten het schip wrak slaan in de
+Lipaoe Doorvaart; en alleen de kapitein en een handvol matrozen konden
+ontsnappen in de barkas. Verder waren er de Spaansche munten, die
+spraken van het einde van een van de oude ontdekkingsreizigers. Dit
+alles, over de genoemde schepen, is geschiedenis, en men kan
+het vinden in de _Zeilaanwijzingen voor de Stille Zuidzee_. Maar
+dat er nog meer geschiedenis was, ongeschreven, dat moest ik nog
+ondervinden. Ondertusschen pijnigde ik mijn hersens met de vraag,
+waarom zesduizend primitieve wilden één gedegenereerden Schotschen
+despoot in het leven lieten.
+
+Op een heeten middag zaten McAllister en ik op de veranda uit te kijken
+over de lagune, met al haar wonderen van glinsterende kleuren. Achter
+onzen rug, aan de overzij van de honderd meter met palmen beplant zand,
+donderde de branding op het rif. Het was afschuwelijk warm. Wij waren
+op 4º Zuiderbreedte, en de zon, die een paar dagen geleden de Linie
+gepasseerd was op haar reis naar het zuiden, stond recht boven onze
+hoofden. Er was geen wind--zelfs geen vleugje. Het seizoen van den
+zuidoost-passaat liep vroeg ten einde, en de noordwest-moesson was
+nog niet begonnen te waaien.
+
+"Hun danserij is geen klap waard", zei McAllister.
+
+Ik had toevallig gezegd dat de Polynesische dansen ver boven die van de
+Papoea's stonden, en dit had McAllister ontkend, om geen andere reden
+dan zijn humeurigheid. Maar het was te heet om te discussieeren, en ik
+zei niets. Bovendien had ik de bewoners van Oolong nooit zien dansen.
+
+"Ik zal het je bewijzen", kondigde hij aan, en wenkte den zwarten
+jongen van Nieuw-Hannover, een inlandschen koelie die dienst deed
+als kok en huisbediende. "Hee, jij, jongen, jij zeg'm een koning kom
+bij mij."
+
+De jongen ging weg, en terug kwam de eerste minister, niet erg op
+zijn gemak, ontdaan, en voortdurend verontschuldigende verklaringen
+ratelend. In het kort, de koning sliep, en mocht niet gestoord worden.
+
+"Koning hij veel sterk slaap", was zijn slotperiode.
+
+Mc Allister was zóó woedend dat de eerste minister zonder zich een
+oogenblik te bedenken wegvluchtte, om terug te keeren met den koning
+in eigen persoon. Het waren twee prachtige menschen, vooral de koning,
+die volle zes voet en drie duim lang moet zijn geweest. Zijn trekken
+hadden dat adelaars-achtige, dat men zooveel ziet bij de Indianen van
+Noord-Amerika. Hij was geboren, maar ook gemaakt om te heerschen. Zijn
+oogen vlamden terwijl hij naar Mc Allister luisterde, maar heel gedwee
+gehoorzaamde hij diens bevel om een paar honderd van de beste dansers
+uit het dorp te laten halen, mannen en vrouwen. En dansen deden ze,
+twee doodelijke uren lang, onder die roosterende zon. Dankbaar waren
+ze hem niet, maar dat kon hem weinig schelen, en toen hij hen eindelijk
+liet gaan, was het met spot en scheldwoorden.
+
+De kruiperige slaafschheid van die prachtige wilden was iets
+afschuwelijks. Hoe kon zoo iets bestaan? Wat was het geheim van zijn
+heerschappij? Steeds meer dacht ik over het raadsel terwijl de dagen
+voorbij gingen, en ofschoon ik voortdurend staaltjes zag van zijn
+onbetwiste oppermacht, was er nooit iets dat de oplossing kon geven.
+
+Op een goeden dag sprak ik toevallig over een kleine teleurstelling
+die ik had ondervonden. Ik had een mooi paar kaoeri-schelpen willen
+koopen, maar het was me niet gelukt. Als ze geen vijf pond waard
+waren in Sydney waren ze ook niets waard. Tweehonderd stokken tabak
+had ik den eigenaar aangeboden, maar hij was op driehonderd blijven
+staan. Toen ik toevallig over de zaak sprak, liet Mc Allister den man
+onmiddelijk halen, nam hem de schelpen af, en overhandigde ze aan
+mij. Vijftig stokken tabak was alles wat ik hem mocht betalen. De
+man nam de tabak aan en scheen dol blij dat hij er zoo gemakkelijk
+af kwam. Wat mij betreft, ik nam me voor mijn tong voortaan wat in
+bedwang te houden. En nog steeds piekerde ik over het geheim van
+McAllister's macht. Ik ging zelfs zóó ver dat ik het hem op den man
+af vroeg, maar alles wat hij deed was één oog dicht knijpen, heel
+geheimzinnig kijken, en nog een borrel nemen.
+
+Op een nacht was ik aan het visschen in de lagune met Oti, den man
+die zoo kaal van zijn kaoeri-schelpen af was gekomen. Ik had hem
+buiten weten van Mc Allister nog honderdvijftig stokken tabak er bij
+overgemaakt, en hij was mij gaan beschouwen met een eerbied die veel
+op vereering leek; eigenlijk vrij zonderling, want hij was al een
+oud man, minstens tweemaal zoo oud als ik.
+
+"Wat naam jij Kanaka altijd 't zelfde klein?" begon ik met hem. "Dat
+koopman één. Jij Kanaka veel te veel. Jij Kanaka precies als 'm hond
+veel bang bij dat koopman. Hij niet eet jij. Hij niet heeft 'm tand
+bij hem. Wat naam jij bang te veel!"
+
+"Stel veel Kanaka maak dood 'm?" vroeg hij.
+
+"Hij dood", zei ik. "Jij Kanaka maak dood 'm veel wit man lang tijd
+geleden. Wat naam jij bang dit wit man?"
+
+"Ja, wij maak dood 'm veel", was zijn antwoord. "Mijn woord! Allemaal
+veel! Lang tijd geleden. Eén keer, mij jong te veel, een groot schip
+hij blijf buiten. Wind hij niet blaas. Veel Kanaka wij pak 'm kano,
+veel kano, wij gaan pak 'm dat schip. Mijn woord--wij pak 'm groot
+vechten. Twee, drie wit man schiet als duivel. Wij niet bang. Wij kom
+langszij, wij gaan aan boord, veel, misschien mij denk vijftig-tien
+(vijfhonderd). Een wit vrouw bij dat schip. Nooit eerder mij zie
+wit vrouw. Langzaam veel wit man afgeloopen. Een schipper hij niet
+dood. Vijf, zes wit man niet dood. Schipper hij schreeuw. Een paar wit
+man hij vechten. Een paar wit man hij laat neer boot. Dan allemaal
+samen overboord gaan zij. Schipper hij laat wit vrouw neer. Dan zij
+spoel-spoel (roeien) sterk veel te veel. Vader van mij die tijd hij
+sterk. Hij gooi 'm een speer. Dat speer hij gaat in eene kant dat wit
+vrouw. Hij niet blijf. Mijn woord! hij gaat uit andere kant dat wit
+vrouw. Zij afgeloopen. Wij niet bang. Veel Kanaka te veel niet bang."
+
+De goede oude Oti was in zijn eer gekwetst, want plotseling stroopte
+hij zijn lava-lava af en liet mij het onmiskenbare lidteeken van een
+kogel zien. Vóórdat ik iets kon zeggen, liep plotseling zijn lijn
+af. Hij greep er naar en trachtte ze binnen te halen, maar merkte
+dat de visch om een koraaltak heen was gezwommen. Hij gaf mij een
+verwijtenden blik omdat ik zijn aandacht had afgeleid, en sprong
+overboord, rechtstandig. Onder water dook hij voorover en volgde zijn
+lijn naar den bodem. Het water was tien vadem diep. Ik leunde overboord
+en keek naar het spel van zijn voeten, die den zachten phosphorglans
+opwoelden tot spookachtige vlammen, steeds vager wordend naarmate
+ze dieper zonken. Tien vadem--zestig voet--, het was niets voor hem,
+een oud man, vergeleken met de waarde van een haak en lijn. Na verloop
+van wat vijf minuten leek, ofschoon het niet meer kan zijn geweest dan
+een minuut, zag ik hem naar boven stijgen in witte vlammen. Hij kwam
+aan de oppervlakte en gooide een kabeljauw van tien pond in de kano;
+lijn en haak waren heel, en de haak zat nog vast in den visschenmond.
+
+"Het kan zijn", zei ik, onbarmhartig. "Jij niet bang lang geleden. Jij
+veel bang nu bij dat koopman."
+
+"Ja, veel bang", bekende hij. Het was duidelijk dat hij liever van
+het onderwerp wilde afstappen. Een half uur lang trokken wij zwijgend
+onze lijnen omhoog en gooiden ze zwijgend weer uit. Toen begonnen
+er kleine visch-haaien te bijten, en nadat we beiden een haak kwijt
+waren geraakt, haalden wij alles binnen en wachtten tot de haaien
+hun weg zouden vervolgen.
+
+"Ik praat jij waar", zoo verbrak Oti het zwijgen, "dan jij snap wij
+bang nu."
+
+Ik stak een pijp op en wachtte, en het verhaal dat Oti mij vertelde in
+vreeselijk tripang geef ik hier weer in behoorlijk Engelsch. Verder,
+in den geest en in den gang der gebeurtenissen, is het zooals het
+van Oti's lippen kwam.
+
+"Na dien tijd waren wij erg trotsch. Wij hadden dikwijls gevochten met
+de vreemde blanke mannen die leven op de zee, en altijd hadden wij
+hen verslagen. Enkelen van ons werden dan wel gedood, maar wat was
+dat vergeleken bij de groote voorraden en rijkdommen van duizenden
+verschillende soorten die wij vonden op de schepen? En toen, op een
+goeden dag, misschien twintig jaren geleden, misschien vijfentwintig,
+kwam er een schoener pal door de doorvaart en in de lagune. Het
+was een groote schoener met drie masten. Er waren vijf blanken en
+misschien veertig zwarten van Nieuw-Guinea en Nieuw-Britannië aan
+boord; en ze waren gekomen om tripang te visschen. Het schip lag
+voor anker bij Paoeloo, van hier dwars over de lagune, en de booten
+verspreidden zich overal, en maakten kampen op het strand, waar ze
+de tripang rookten. Die verdeeling maakte hen zwak, want de mannen
+die hier vischten en die op den schoener bleven waren vijftig mijlen
+van elkaar, en er waren anderen nog verder weg.
+
+"Onze koning en onze hoofden hielden raad, en ik was in de kano die
+den heelen middag en den heelen nacht over de lagune pagaaide, en
+het bericht bracht aan het volk van Paoeloo, dat wij in den morgen
+de vischkampen allen tegelijk aan zouden vallen en dat het hun taak
+was den schoener te nemen. Wij die het bericht hadden gebracht waren
+moe van het pagaaien, maar we namen toch deel aan den aanval. Op
+den schoener waren twee blanken, de schipper en de tweede stuurman,
+met een half dozijn zwarte jongens. Den schipper en drie zwarten
+overvielen we op den wal en maakten hen dood, maar eerst schoot de
+schipper er acht van ons dood met zijn twee revolvers. Wij vochten
+dicht op elkaar, begrijp je, man tegen man.
+
+"Het lawaai van ons vechten vertelde den stuurman wat er gebeurde,
+en hij bracht voedsel en een zeil in de kleine jol, die zoo klein was,
+dat ze niet meer dan twaalf voet mat. Wij kwamen op den schoener af,
+duizend mannen, en wij bedekten de lagune met onze kano's. Ook bliezen
+we op kinkhorens, en zongen oorlogszangen, en sloegen met onze pagaaien
+tegen de zijden van de kano's. Wat voor kans had één blanke en drie
+zwarten tegen ons? Heelemaal geen kans, en de stuurman wist het.
+
+"Blanken zijn duivels. Ik heb hen veel gadegeslagen, en ik ben een
+oud man, en ik begrijp eindelijk waarom de blanken al de eilanden
+in de zee voor zich zelf hebben genomen. Het is omdat het duivels
+zijn. Hier ben jij bij mij in de kano. Je bent nauwelijks meer dan
+een jongen. Je weet weinig, want iederen dag vertel ik je veel dingen
+die je niet wist. Toen ik een kleine jongen was, wist ik meer van
+visschen dan jij nu. Ik ben een oud man, maar ik zwem naar beneden
+tot op den bodem van de lagune, en jij kunt mij niet volgen. Waar
+ben je eigenlijk goed voor?
+
+"Ik weet het niet, alleen om te vechten. Ik heb jou nooit zien vechten,
+en toch weet ik dat jij bent zooals je broeders, en dat je zult vechten
+als een duivel. Je bent ook een dwaas, zooals je broeders. Je weet
+niet wanneer je verslagen bent. Je zult vechten tot je dood neervalt,
+en dan zal het te laat zijn om te weten dat je verslagen bent.
+
+"Nu let op wat de stuurman deed. Toen we op hem af kwamen, de
+zee bedekkend en blazend op onze horens, zette hij zich af van den
+schoener in de kleine boot, samen met de drie zwarten, en roeide naar
+de doorvaart. Ook daarin was hij weer een dwaas, want geen verstandig
+man zou zee kiezen in zoo'n kleine boot. De boorden waren geen tien
+duim boven het water. Twintig kano's gingen hem achterna, gevuld
+met tweehonderd jonge mannen. Wij pagaaiden vijf vadem terwijl zijn
+zwartjes er één roeiden. Hij had geen kans, maar hij was een dwaas.
+
+"Hij ging rechtop staan in de boot met een geweer in zijn hand, en
+hij schoot dikwijls. Hij was geen goed schutter, maar toen we dicht
+bij kwamen werden er veel van ons gewond en gedood. Maar toch had
+hij geen kans.
+
+"Ik weet nog dat hij al dien tijd een sigaar rookte. Toen we op veertig
+voet afstand waren, snel naderend, gooide hij zijn geweer neer,
+stak een staaf dynamiet aan met zijn sigaar, en slingerde die naar
+ons. Hij stak er nog een aan, en nog een, en gooide ze naar ons,
+snel achter elkaar, en heel veel. Ik weet dat hij de einden van
+de lonten gespleten en er luciferskoppen in gestoken moet hebben,
+omdat ze zoo vlug aan gingen. Ook waren de lonten erg kort. Soms
+ging het dynamiet af in de lucht, maar meestal ontplofte het in de
+kano's. En iederen keer dat er een staaf in een kano ontplofte, was
+het uit met die kano. Van de twintig kano's werd de helft in stukken
+geslagen. De kano waar ik in zat sprong ook uit elkaar, en ook de twee
+mannen die naast mij zaten. Het dynamiet viel tusschen hen in. De
+andere kano's keerden om en vluchtten. Toen gilde die stuurman ons
+'Jah! Jah! Jah!' achterna. Ook trok hij weer op ons los met zijn
+geweer, zoodat er veel van ons gedood werden door schoten in den rug
+terwijl ze vluchtten. En al dien tijd gingen de zwartjes in de boot
+door met roeien. Je ziet, ik heb de waarheid gezegd, die stuurman
+was een duivel.
+
+"En dat was nog niet alles. Vóór dat hij van den schoener weg
+was gegaan, had hij het schip in brand gestoken, en al het kruit
+en dynamiet had hij bij elkaar gelegd, dat het op één oogenblik
+ontploffen zou. Er waren honderden van onze mannen aan boord, bezig
+met water op te halen van over de verschansing en daarmee het vuur
+te blusschen, toen de schoener in de lucht vloog. Zoodat alles waar
+we voor gevochten hadden voor ons verloren was, en er nog meer
+van onze mannen gedood werden. Soms, zelfs nu nog op mijn ouden
+dag, heb ik leelijke droomen waarin ik dien stuurman hoor gillen:
+'Jah! Jah! Jah!' Maar al de menschen in de vischkampen werden gedood.
+
+"De stuurman voer de doorvaart uit in zijn kleine boot, en dat was
+zijn eind, daar waren we wel zeker van, want hoe zou zoo'n kleine boot,
+met vier mannen er in, ooit kunnen blijven leven op de zee? Een maand
+ging voorbij, en toen, op een morgen, tusschen twee regenvlagen in,
+kwam er een schoener door onze doorvaart binnenzeilen, en ankerde voor
+het dorp. De koning en de hoofden hielden een groote vergadering,
+en er werd afgesproken dat we na een paar dagen den schoener zouden
+nemen. Ondertusschen, daar het altijd onze gewoonte was om te doen
+alsof we vrienden waren, gingen we naar het schip in onze kano's
+en brachten bossen kokosnoten, kippen en varkens mee, om handel te
+drijven. Maar toen we langszij waren, veel kano's, begonnen de mannen
+aan boord op ons te schieten met geweren, en toen we weg pagaaiden
+zag ik den stuurman die naar zee was gegaan in de kleine boot op de
+verschansing springen en dansen en gillen: 'Jah! Jah! Jah!'
+
+"Dien middag landden ze in drie kleine booten vol met blanken. Ze
+liepen overal door het dorp, en schoten iedereen die ze zagen neer. Ook
+de kippen en de varkens schoten ze neer. Ik en nog anderen die niet
+dood geschoten waren ontsnapten in de kano's en pagaaiden de lagune
+op. Als we omkeken konden we de huizen in brand zien staan. Laat in den
+middag zagen we een massa kano's die van Nihi kwamen, het dorp dat in
+het noordoosten ligt, aan de Nihi Doorvaart. Het was alles wat er nog
+van dat dorp over was, en ook hun huizen waren in brand gestoken door
+een tweeden schoener die door de Nihi Doorvaart was binnengevallen.
+
+"Wij voeren verder de lagune op, de duisternis in, naar het westen,
+naar Paoeloo, maar midden in den nacht hoorden we vrouwen klagen, en
+we liepen op een groote vloot kano's. Dat was alles was er van Paoeloo
+over was, en ook Paoeloo lag in asch, want een derde schoener was
+binnen gekomen door de Paoeloo Doorvaart. Je begrijpt, die stuurman
+met zijn zwartjes was niet verdronken. Hij had de Salomon-eilanden
+bereikt, en daar aan zijn broeders verteld wat wij op Oolong gedaan
+hadden. En al zijn broeders hadden gezegd dat ze ons zouden komen
+straffen, en daar waren ze nu op de drie schoeners, en onze drie
+dorpen waren weggeveegd.
+
+"En wat moesten wij doen? We lagen midden in de lagune, en in den
+morgen kwamen de twee schoeners van te loevert op ons af zeilen. De
+passaatwind blies krachtig, en ze liepen de kano's bij twintigtallen
+in den grond. En de geweren hielden niet op met spreken. Wij vluchtten
+weg in wanorde, zooals de vliegende visschen voor de bonito, en zóó
+talrijk waren we dat we bij duizenden ontsnapten, ieder op zijn eigen
+manier, naar de eilanden aan den rand van de atol.
+
+"En daarna joegen de schoeners ons voortdurend de lagune op en neer. In
+den nacht gleden we hun voorbij. Maar dan kwamen ze den volgenden dag,
+of twee of drie dagen later weer terug, en joegen ons naar het andere
+eind van de lagune. En zoo ging het door. Wij telden onze dooden niet
+meer. We dachten niet meer aan hen. Het is waar, wij waren talrijk
+en er waren maar weinig blanken. Maar wat konden we doen? Ik was in
+één van de twintig kano's vol mannen die niet bang waren voor den
+dood. We vielen den kleinsten schoener aan. Met hoopen schoten ze ons
+neer. Ze lieten dynamiet in de kano's vallen en toen het dynamiet op
+was, gooiden ze heet water op ons neer. En geen oogenblik hielden
+de geweren op te spreken. En de mannen uit de verbrijzelde kano's
+werden dood geschoten terwijl ze weg zwommen. En de stuurman danste
+op en neer boven op de kajuit en gilde: 'Jah! Jah! Jah!'
+
+"Alle huizen op alle eilanden werden in brand gestoken. Geen varken
+of kip werd in leven gelaten. Onze waterputten werden verontreinigd
+met de lichamen van de gesneuvelden, of anders bouwden ze hooge
+stapels koraal er over heen. Vóórdat de schoeners kwamen woonden er
+vijf en twintig duizend menschen op Oolong. Nu zijn we met met zijn
+vijfduizenden. Nadat de schoeners vertrokken waren, telden we nog
+maar drieduizend man, zooals je zult zien.
+
+"Eindelijk kregen de schoeners er genoeg van ons op en neer te
+jagen. Dus gingen ze, alle drie, naar Nihi, in het noordoosten. En
+vandaar dreven ze ons gestadig naar het westen. Hun negen booten waren
+ook in het water. Ze klopten elk eiland af terwijl ze voortgingen. Ze
+dreven ons, dreven ons, dreven ons dag na dag. En iederen nacht vormden
+de drie schoeners en de negen booten een ketting van waakzaamheid
+die dwars over de lagune strekte, van rand tot rand, zoodat we niet
+terug konden."
+
+"Ze konden ons niet eeuwig zoo blijven voortdrijven, want de lagune
+had maar een bepaalde grootte, en ten slotte werden allen die nog
+leefden op de laatste zandbank in het westen samengedreven. Daarachter
+lag de open zee. Wij waren tienduizend man sterk, en wij bedekten
+de zandbank van den lagune oever tot de donderende branding aan
+de andere zijde. Niemand kon gaan liggen. Er was geen plaats. We
+stonden heup aan heup en schouder aan schouder, en telkens klom de
+stuurman in het want en lachte ons uit en gilde: 'Jah! Jah! Jah!',
+totdat we spijt hadden als haren op ons hoofd dat we hem en zijn
+schoener ooit iets gedaan hadden een maand geleden. Wij hadden geen
+eten, en wij stonden twee dagen en twee nachten op onze voeten. De
+kleine kinderen stierven, en de ouden en zwakken stierven, en de
+gewonden stierven. En het ergste van alles, wij hadden geen water
+om onzen dorst te lesschen en twee dagen lang sloeg de zon op ons
+neer, en er was geen schaduw. Veel mannen en vrouwen waadden de zee
+in en verdronken, en de branding wierp hun lichamen terug op het
+strand. En er kwam een plaag van vliegen. Er waren mannen die naar
+de wanden van de schoeners zwommen, maar ze werden tot den laatsten
+toe doodgeschoten. En wij die nog leefden hadden grooten spijt dat
+we in onzen trots hadden getracht den schoener met de drie masten te
+nemen die was gekomen om tripang te visschen.
+
+"In den morgen van den derden dag kwamen de schippers van de drie
+schoeners en die stuurman, in een kleine boot. Ze hadden geweren,
+allemaal, en revolvers, en ze wilden praten. Het was alleen maar omdat
+het moorden hen begon te vervelen dat ze er mee opgehouden waren,
+vertelden ze ons. En wij vertelden dat we er spijt van hadden, dat
+we nooit meer een blanke iets zouden doen, en ten teeken van onze
+onderwerping strooiden we zand op onze hoofden. En al de vrouwen
+en kinderen hieven een groot geklaag aan om water, zoodat een tijd
+lang niemand zich verstaanbaar kon maken. Toen werd onze straf
+ons medegedeeld. We moesten de drie schoeners vullen met kopra
+en tripang. En wij vonden het goed, want wij wilden water hebben,
+en onze trots was gebroken, en wij wisten dat we kinderen waren in
+het vechten als we vochten met blanken, die vechten als duivels. En
+toen al het praten afgeloopen was, ging de stuurman rechtop staan en
+lachte ons uit, en gilde: 'Jah! Jah! Jah!' Daarna pagaaiden we weg
+in onze kano's en zochten water.
+
+"En weken lang moesten we zwoegen: tripang visschen en rooken, en
+kokosnoten plukken en er kopra van maken. Dag en nacht rees de rook
+in wolken omhoog op al de stranden van al de eilanden van Oolong,
+terwijl wij de boete betaalden voor onze verkeerde daad. Want in die
+dagen van dood werd het duidelijk in onze hersenen gebrand dat het
+heel verkeerd is een blanke kwaad te doen.
+
+"Na een poos, toen de schoeners vol waren met kopra en tripang en
+onze kokospalmen kaal, riepen de drie schippers en de stuurman ons
+allemaal bijeen voor een groote vergadering. En ze zeiden dat ze
+erg blij waren dat we onze les geleerd hadden en wij zeiden voor den
+tienduizendsten keer dat we er spijt van hadden en dat we het niet
+meer zouden doen. Ook strooiden we zand op onze hoofden. Toen zeiden
+de schippers dat dat allemaal heel mooi was, maar alleen maar om ons
+te laten zien dat ze ons niet vergaten, zouden ze ons een duvel-duvel
+sturen die wij niet zouden vergeten en waar we altijd aan zouden denken
+als we neiging mochten voelen om een blanke kwaad te doen. Daarna
+lachte de stuurman ons nog eens uit en gilde: 'Jah! Jah! Jah!' Toen
+werden zes van onze mannen, die we al lang dood hadden gewaand,
+aan land gezet van een van de schoeners, en de schoeners heschen hun
+zeilen en voeren weg door de doorvaart, naar de Salomon's.
+
+"De zes mannen die aan land waren gezet kregen het eerst de duvel-duvel
+die de schippers ons achterna hadden gestuurd."
+
+"Er kwam een groote ziekte", onderbrak ik, want ik zag de truc. De
+schoener had mazelen aan boord gehad, en de zes mannen waren er
+opzettelijk aan blootgesteld.
+
+"Ja, een groote ziekte", ging Oti door. "Het was een machtige
+duvel-duvel. De oudste man van de atol had nooit van zoo iets
+gehoord. Onze priesters die nog leefden sloegen we dood omdat ze die
+duvel-duvel niet meester konden worden. De ziekte verspreidde zich. Ik
+heb gezegd dat we tienduizend man sterk waren toen we heup aan heup en
+schouder aan schouder op de zandbank stonden. Toen de ziekte wegging,
+waren er nog drieduizend in leven. Ook was er hongersnood, omdat we
+van al onze kokosnoten kopra gemaakt hadden.
+
+"Dat koopman", besloot Oti, "hij als 'm zooveel vuil. Hij als 'm
+mossel, hij dood _kai-kai_ hij blijf, vasthouden 'm allemaal veel. Hij
+als 'm hond, een ziek hond veel vlooi blijf bij hem. Wij niet bang bij
+dat koopman. Wij bang omdat hij wit man. Dat een ziek hond koopman hij
+veel broeder blijf bij hem, wit man als 'm jij vecht als hel. Wij niet
+bang dat verdom koopman. Een keer hij maak Kanaka veel kwaad bij hem
+en Kanaka wil 'm maak dood 'm, Kanaka hij hoor dat stuurman schreeuw:
+'Jah! Jah! Jah!', en Kanaka niet maak dood 'm."
+
+Hij sloeg een stuk inktvisch aan zijn haak, dat hij met zijn tanden
+van het levende, kronkelende monster af scheurde, en haak en aas
+zonken in witte vlammen naar den bodem.
+
+"Haai rondloop hij afgeloopen", zei hij. "Ik denk wij pak 'm veel
+visch."
+
+Er werd heftig aan zijn lijn gerukt. Hij haalde snel binnen, en liet
+een grooten, hijgenden kabeljauw in den bodem van de kano vallen. "Zon
+hij kom op, ik maak 'm dat verdom koopman een kadoo groot visch",
+zei Oti.
+
+
+
+
+DE HEIDEN.
+
+
+Onze eerste ontmoeting had plaats in een wervelstorm; en ofschoon wij
+in dien storm op denzelfden schoener waren, werd ik mij niet eerder
+bewust van zijn bestaan dan nadat de schoener onder ons uit elkaar
+was geslagen. Ik moet hem zonder eenigen twijfel gezien hebben, samen
+met de rest van de Kanaka bemanning, maar het was niet bewust tot mij
+doorgedrongen, want de _Petite Jeanne_ was tamelijk overladen. Behalve
+de acht of tien Kanaka matrozen, den blanken kapitein, stuurman en
+ladingmeester, en de zes kajuit-passagiers, vertrok het schip van
+Rangiroa met zooiets als vijfentachtig dek-passagiers--menschen uit
+de Paoemotoe's en van Tahiti, mannen, vrouwen, en kinderen, allen
+voorzien van een kist om hun boeltje in te bergen, om nog maar te
+zwijgen van slaapmatten, dekens, en bundeltjes kleeren.
+
+Het seizoen om parels te visschen in de Paoemotoe's was voorbij,
+en alle hens keerden terug naar Tahiti. De zes kajuit-passagiers,
+waaronder ook ik, waren parelkooplui. Twee er van waren Amerikanen,
+één was Ah Choon (de blankste Chinees dien ik ooit gekend heb), één
+was een Duitscher, één een Poolsche Jood, en ik completeerde het half
+dozijn. Het was een voorspoedig seizoen geweest. Niemand van ons had
+reden tot klagen, de vijfentachtig dek-passagiers ook niet. Iedereen
+had goede zaken gemaakt, en iedereen keek verlangend uit naar een
+poosje rust en plezier in Papeete.
+
+Natuurlijk was de _Petite Jeanne_ overladen. Zij mat maar zeventig
+ton, en zij mocht geen tiende varen van de hoeveelheid die ze aan
+boord had. Onder haar luiken was ze opgepropt en volgestampt met
+parelschelpen en kopra. Zelfs de ruimte waar de ruil-artikelen geborgen
+werden was volgestopt met schelpen. Het was een wonder dat de matrozen
+het schip konden zeilen. Over het dek loopen was onmogelijk. Zij
+klommen eenvoudig heen en weer langs de verschansing. 's Nachts liepen
+ze over de slapenden, die, ik durf zweren in een dubbele laag, de
+planken bedekten. O! en dan waren er nog varkens en kippen aan dek,
+en zakken met broodwortels, terwijl elk plekje dat men maar verzinnen
+kon behangen was met guirlandes van kokosnoten en trossen bananen. Aan
+beide zijden van het schip, tusschen het fokkewant en het grootwant,
+waren lijnen gespannen, juist zoo laag dat de fokkegiek vrij kon
+zwaaien, en aan elk van die lijnen waren minstens vijftig trossen
+bananen opgehangen.
+
+Het beloofde een onpleizierige reis te worden, zelfs als we den
+overtocht maakten in de twee of drie dagen die noodig zouden zijn
+geweest als de zuidoost-passaatwinden flink gewaaid hadden. Maar ze
+waaiden niet flink. Na de eerste vijf uren stierf de passaat weg
+in een stuk of wat kortademige koeltjes. De windstilte duurde den
+geheelen nacht en den geheelen volgenden dag--een van die glasachtige,
+gloeiend-stralende blaktes, wanneer alleen de gedachte dat men zijn
+oogen zou openen om er naar te kijken al genoeg is om hoofdpijn
+te krijgen.
+
+Den tweeden dag stierf er een man, een inboorling van het
+Paasch-eiland, een van de beste duikers van de lagune dat
+seizoen. Pokken, dat was het; ofschoon ik nog niet begrijp hoe
+er bij ons aan boord pokken konden komen als er aan de wal geen
+gevallen bekend waren toen wij uit Rangiroa wegzeilden. Maar ze waren
+er--pokken, één man dood, en drie anderen plat op hun rug.
+
+Wij konden niets doen. De zieken konden niet afgezonderd, en nog
+minder verpleegd worden. Wij zaten op elkaar gepakt als sardines in een
+blik. Er was niets anders te doen dan ziek worden en crepeeren--dat is
+te zeggen, na den nacht die volgde op het eerste sterfgeval. In dien
+nacht namen de stuurman, de ladingmeester, de Poolsche Jood, en vier
+inlandsche duikers stilletjes de vlucht in de groote jol. Niemand
+heeft ooit meer iets van hen gehoord, 's Morgens liet de kapitein
+direct de andere booten lek slaan, en daar zaten we.
+
+Dien dag waren er twee sterfgevallen, den volgenden dag drie; toen
+vloog het omhoog tot acht. Het was de moeite waard de verschillende
+wijzen te zien waarop wij het opnamen. De inlanders bij voorbeeld
+vervielen in een toestand van stomme, domme vrees. De kapitein--Oudouse
+heette hij, een Franschman--werd erg zenuwachtig en opgewonden. Hij
+kreeg in den letterlijken zin van het woord zenuwstuipjes. Het
+was een groote vleezige kerel, die minstens tweehonderd pond woog,
+en hij werd al spoedig een getrouwe weergave van een trillenden,
+geleiachtigen berg van vet.
+
+De Duitscher, de twee Amerikanen, en ik kochten samen al de
+Schotsche whisky op, en besloten dronken te blijven. De theorie
+was mooi--namelijk, dat als wij ons voortdurend gedrenkt hielden in
+alcohol, iedere pok-bacil die met ons in aanraking kwam onmiddelijk
+tot asch zou verschroeien. En de theorie werkte, ofschoon ik moet
+bekennen dat kapitein Oudouse en Ah Choon ook niet door de ziekte
+werden aangetast. De Franschman dronk heelemaal niet, en Ah Choon
+beperkte zich tot één borrel per dag.
+
+Het was een mooie toestand. De zot, die naar het noorden declineerde,
+stond recht boven ons. Wind was er niet, behalve talrijke buien,
+die van vijf minuten tot een half uur fel bliezen, en eindigden in
+een zondvloed van regen. Na iedere bui kwam de vreeselijke zon weer
+te voorschijn, en trok wolken van stoom omhoog uit het doorweekte dek.
+
+Die stoom was niet bepaald aangenaam. Het was de adem van den dood,
+beladen met millioenen en millioenen ziektekiemen. Wij namen altijd nog
+maar een borrel als we hem zagen opstijgen uit de dooden en stervenden,
+en heel dikwijls namen wij er nog twee of drie bij, en we mengden ze
+bijzonder sterk. Ook maakten wij er een vaste gewoonte van om er nog
+een paar boven op te nemen telkens als de dooden overboord werden
+gezet, voor de haaien die overal om ons heen zwommen.
+
+Dat duurde zoo een week lang, en toen raakte de whisky op. En dat was
+maar goed ook, want anders was ik er nu niet meer. Men moest nuchter
+zijn om te blijven leven in wat er volgde, en iedereen zal dat met
+mij eens zijn als ik de kleinigheid vermeld dat maar twee menschen er
+levend doorheen kwamen. De andere was de heiden--tenminste zoo hoorde
+ik hem door kapitein Oudouse noemen toen ik mij voor het eerst bewust
+werd van zijn bestaan. Maar laat ik terugkeeren tot mijn verhaal.
+
+Het was aan het eind van die week, en de whisky was op en de
+parelkoopers nuchter, toen ik toevallig eens naar den barometer keek
+die in de kajuitsgang hing. De normale barometerstand in de Paoemotoe's
+was 29·90, en het was heel gewoon hem te zien schommelen tusschen
+29·85 en 30, of zelfs 30·05; maar hem te zien zooals ik hem toen zag,
+gedaald tot 29·62 was voldoende om den meest dronken parelkoopman te
+ontnuchteren die ooit pokken-microben cremeerde in Schotsche whisky.
+
+Ik vestigde de aandacht van kapitein Oudouse er op, maar kreeg
+slechts de mededeeling dat hij hem al een paar uren lang had zien
+dalen. Er was weinig te doen, maar dat beetje deed hij uitstekend,
+de omstandigheden in aanmerking genomen. Hij nam de lichte zeilen in,
+bracht het schip onder stormtuig, spande reddingslijnen, en wachtte
+op den wind. Zijn fout lag in wat hij deed toen de wind er was. Hij
+ging bijliggen over den stuurboordboeg, wat ook heel goed was, ten
+zuiden van den Equator, als--en daar zat hem de knoop--als men niet
+pal in den weg van een wervelstorm ligt.
+
+Wij lagen pal op den weg van den storm. Ik kon dat merken aan het
+gestadig toenemen van den wind en het even gestadig vallen van den
+barometer. Ik had gewild dat hij gedraaid en met ruimen wind over
+stuurboord weggeloopen was, tot de barometer weer steeg, en dan
+was gaan bijliggen. Wij praatten en betoogden tot hij aanvallen van
+hysterie kreeg, maar wijken wilde hij niet. Het ergste was dat ik
+de andere parelkoopers er niet toe kon krijgen mij te steunen. Wat
+verbeeldde ik mij eigenlijk wel? Wist ik soms meer van de zee en van
+de zeevaart dan een behoorlijk gebreveteerd gezagvoerder? Dat was
+wat zij dachten, en ik wist het.
+
+Natuurlijk rees de zee geweldig naarmate de wind sterker werd, en
+ik zal nooit de eerste drie zeeën vergeten die de _Petite Jeanne_
+schepte. Ze was afgevallen, zooals schepen wel meer doen wanneer
+ze bijliggen, en de eerste zee spoelde er schoon over heen. De
+reddingslijnen waren alleen maar van nut voor wie nog sterk en gezond
+was, en zelfs hen hielpen ze niet veel toen de vrouwen en kinderen,
+de bananen en kokosnoten, de varkens en kisten, de zieken en stervenden
+langs het dek stroomden in één gillende, kreunende massa.
+
+De tweede zee vulde het dek van de _Petite Jeanne_ gelijk met de
+verschansing; en toen de achtersteven omlaag zonk en de boeg naar
+boven schoot, stroomde al die erbarmelijke ballast van leven en
+bagage achteruit. Het was een rivier van menschen. Zij kwamen in
+alle houdingen: met het hoofd naar voren, met de voeten naar voren,
+schuivend, over hun kant rollend, dubbel geslagen, zich draaiend en
+krommend en wringend. Nu en dan greep er een een touw of een steunpost,
+maar de zwaarte van de lichamen achter hen scheurden zulke grepen
+los. Eén man zag ik met zijn hoofd pal tegen de stuurboordbeting op
+vliegen. Zijn hoofd werd gekraakt als een ei. Ik zag wat er aankwam,
+sprong boven op de kajuit, en van daar in het grootzeil. Ah Choon
+en een van de Amerikanen trachtten mij te volgen, maar ik was hen
+één sprong voor. De Amerikaan werd weggeveegd over den spiegel,
+als een stukje stroo. Ah Choon greep een spaak van het stuurraad
+en bleef daaraan hangen, als een schip dat op zijn anker zwaait in
+een sterke strooming. Maar een groote, zware vahine (vrouw)--zij
+moet minstens tweehonderd en vijftig gewogen hebben--werd tegen
+hem aan gegooid en sloeg een arm om zijn hals. Hij greep den Kanaka
+roerganger vast met zijn andere hand; en juist op dat oogenblik smakte
+de schoener neer naar stuurboord. De rivier van lichamen en zeewater
+die aan kwam stroomen langs de bakboordgang tusschen de kajuit en de
+verschansing, wendde zich plotseling en dreef naar stuurboord. Weg
+schoten ze--vahine, Ah Choon, en roerganger; en ik durf zweren dat
+ik Ah Choon met philosophische berusting zag grijnzen toen hij over
+de reeling ging en zonk.
+
+De derde zee, de grootste van de drie, richtte niet zooveel kwaad
+aan. Bijna iedereen was in het want toen ze aan kwam schuimen. Op
+het dek tolden misschien nog een stuk of zes half-bedwelmde,
+half-verdronken stumperds rond, happend naar adem en wegkruipend naar
+waar het veilig was. Zij gingen overboord te gelijk met het wrakhout
+van de twee booten die er nog waren. Ik zelf en de andere parelkoopers
+slaagden er in, om tusschen stortzeeën door, ongeveer vijftien vrouwen
+en kinderen in de kajuit te krijgen, en gooiden den boel dicht. Veel
+plezier hebben de arme schepsels er ten slotte niet aan beleefd.
+
+Wind? Met al mijn ervaring had ik niet kunnen gelooven dat
+wind zóó sterk kon zijn. Ik behoef niet te probeer en het te
+beschrijven. Hoe kan men een nachtmerrie beschrijven? En die wind
+was een nachtmerrie. Hij scheurde de kleeren van onze lichamen. Ik
+zeg, _hij scheurde ze er af_, en ik meen het. Ik vraag niemand het
+te gelooven. Ik vertel alleen maar iets dat ik zelf gezien heb. Er
+zijn oogenblikken dat ik het zelf niet geloof. Ik ben er doorheen
+geworsteld, en dat is voldoende. Men kon dien wind niet levend het
+hoofd bieden. Het was iets monsterachtigs, en het meest monsterachtige
+er van was dat hij toenam en steeds doorging met toenemen.
+
+Stel u voor ontelbare millioenen tonnen zand. Stel u voor dat dat
+zand voortvliegt met een vaart van negentig, honderd, honderdtwintig,
+zooveel mijlen als u maar wilt per uur. Stel u verder voor dat dat
+zand onzichtbaar is, ontastbaar, en dat het toch al de zwaarte en de
+dichtheid van zand behoudt. Wanneer men zich dat alles voorstelt kan
+men zich een vaag idee vormen van de kracht van dien wind.
+
+Misschien is zand geen goede vergelijking. Beschouw het als
+modder, onzichtbaar, ontastbaar, maar zwaar als modder. Het is
+nog erger. Beschouw iedere molecule lucht als een modderbank op
+zichzelf. Tracht u dan voor te stellen den druk van al die modderbanken
+te zamen.
+
+Neen; het gaat mijn krachten te boven. De taal mag in staat zijn om
+uitdrukking te geven aan de gewone vormen van het leven, maar het
+is niet mogelijk om er ook maar één van de vormen mee uit te drukken
+van een dergelijken ontzettenden stormwind. Ik had beter gedaan bij
+mijn oorspronkelijk plan te blijven en mij niet aan een beschrijving
+te wagen.
+
+Ik wil alleen maar dit zeggen: de zee, die eerst hoog en hol was
+geworden, werd nu neergeslagen door dien wind. Meer: het leek alsof
+de heele oceaan opgezogen was in den mond van den wervelstorm en
+werd voortgespoten door dat gedeelte van de ruimte waar eerst lucht
+was geweest.
+
+Natuurlijk waren onze zeilen al lang weg. Maar kapitein Oudouse
+had iets op de _Petite Jeanne_ dat ik nooit eerder had gezien
+aan boord van een Zuidzee-schoener--een drijfanker. Het was een
+kegelvormige zeildoeksche zak, waarvan de mond werd opengehouden door
+een reusachtigen ijzeren hoepel. Het drijfanker was ongeveer op de
+manier van een vlieger vastgemaakt, en het beet in het water zooals een
+vlieger bijt in de lucht, maar met een verschil. Het drijfanker bleef
+juist onder de oppervlakte van de zee, rechtstandig, met de opening
+naar beneden. Een lange lijn verbond het weer met den schoener. Het
+resultaat was dat de _Petite Jeanne_ met den kop op den wind lag en
+op het beetje zee dat er stond.
+
+De toestand zou werkelijk gunstig zijn geweest, als wij niet op
+den weg van den cycloon hadden gelegen. Het is waar, de wind zelf
+scheurde onze zeilen uit de seizings, rukte onze stengen omlaag, en
+maakte een ravage van ons loopend want, maar wij zouden er toch nog
+mooi doorheen zijn gekomen, als wij niet precies in den koers van
+het naderend middelpunt van den cycloon hadden gelegen. Dat maakte
+er een eind aan. Ik verkeerde in een toestand van half-bewustelooze
+verdooving en verlamming, door het voortdurend weerstand bieden aan
+den ontzettenden luchtdruk, en ik geloof dat ik er juist over dacht
+het op te geven en dood te gaan, toen het middelpunt ons trof. De klap
+dien wij kregen was een volkomen windstilte. Er was geen zuchtje. Het
+was een afschuwelijke gewaarwoording.
+
+Vergeet niet, dat onze spieren uren lang in geweldige spanning waren
+geweest, om den druk van dien storm te weerstaan. En toen, ineens,
+werd de druk weggenomen. Ik weet wel dat ik een gevoel kreeg alsof
+ik plotseling uitzette, alsof ik uit elkaar zou vliegen in alle
+richtingen. Het leek alsof iedere atoom van mijn lichaam iederen
+anderen atoom afstootte en op het punt stond om onweerhoudbaar
+de ruimte in te vliegen. Maar dat duurde niet langer dan een
+oogenblik. Wij waren gedoemd tot vernietiging.
+
+Toen de winddruk er niet meer was, werd de zee hol. Het water rees,
+sprong, spoot omhoog, recht naar de wolken. Vergeet niet dat die
+onberekenbare wind uit alle streken van het kompas blies naar het
+windstille middelpunt. Het resultaat was dat de zeeën omhoog sprongen
+uit alle streken van het kompas. Er was geen wind om hen in bedwang
+te houden. Zij schoten omhoog als kurken die losgelaten worden op den
+boden van een emmer water. Er was geen regelmaat, geen systeem in. Het
+waren krankzinnige, monsterachtig holle golven. Zij waren tachtig
+voet hoog op zijn minst. Het waren heelemaal geen golven meer. Geen
+mensch had ooit een golf gezien die was zooals deze waterbergen. Het
+waren fonteinen, zware, geweldige fonteinen. Fonteinen die tachtig
+voet hoog sprongen. Tachtig! Zij waren hooger dan tachtig. Zij
+gingen boven onze masttoppen uit. Het waren reusachtige watervallen,
+uitbarstingen van water. Zij waren als dronken. Zij vielen overal,
+op alle mogelijke manieren.
+
+Zij botsten en stootten op elkaar; ze spoten tegen elkaar in en
+vielen over elkaar heen, of stoven uiteen als duizend watervallen
+tegelijk. Het was een zee zooals geen mensch zich ooit gedroomd
+had, dat middelpunt van dien wervelstorm. Het was driemaal verwarde
+verwarring. Het was anarchie. Het was een hel-kuil van dol geworden
+zeewater.
+
+De _Petite Jeanne_? Ik weet het niet. De heiden vertelde mij later dat
+hij het ook niet wist. Het schip werd letterlijk uit elkaar gerukt,
+wijd open gescheurd, tot moes geslagen, tot kachelhout gebeukt, totaal
+vernietigd. Toen ik bijkwam, lag ik in het water, automatisch zwemmend,
+hoewel ik ongeveer voor twee derden verdronken was. Hoe ik daar kwam,
+ik heb er geen idee van. Ik herinner mij nog dat ik de _Petite Jeanne_
+in stukken zag vliegen op het oogenblik dat mijn eigen bewustzijn uit
+mij gebeukt moet zijn. Maar daar zat ik, en er bleef mij niets over
+dan te doen wat ik kon, en dat was een hopeloos klein beetje. De wind
+blies weer, er stond veel minder zee en de golven waren regelmatiger,
+en ik wist dat ik het middelpunt van den orkaan voorbij was. Gelukkig
+waren er geen haaien in de buurt. De storm had de vraatzuchtige
+bende verspreid, die het doodenschip omgeven en zich met de lijken
+gevoed had.
+
+Het was ongeveer twaalf uur 's middags toen de _Petite Jeanne_ uit
+elkaar vloog, en het zal zoowat twee uur later zijn geweest dat ik een
+van haar luiken oppikte. Er viel een dichte regen op dat oogenblik,
+en het was een puur toeval dat mij en het luik te zamen wierp. Aan het
+hennepen handvat hing een kort eindje touw dat in het water dreef, en
+ik wist dat ik voor een dag veilig was, tenminste als de haaien niet
+terugkwamen. Ik bleef dicht bij het luik, hield mijn oogen dicht,
+en concentreerde mijn heele wezen op de taak zoo veel lucht in te
+ademen dat ik in het leven bleef, en tevens te vermijden zoo veel
+water in te ademen dat ik verdronk. Drie uren later, misschien een
+beetje langer, meende ik stemmen te hooren. De regen was opgehouden
+en zee en wind minderden verwonderlijk snel. Geen twintig voet verder,
+op een ander luik, zag ik kapitein Oudouse en den heiden. Zij vochten
+om het bezit van het luik--de Franschman tenminste.
+
+"Païen noir!" hoorde ik hem schreeuwen, en tegelijkertijd zag ik hem
+den Kanaka schoppen.
+
+Nu was kapitein Oudouse al zijn kleeren kwijt behalve zijn schoenen,
+en het waren zware trappers. De schop kwam leelijk aan, want hij trof
+den heiden op zijn mond en op de punt van zijn kin, en sloeg hem half
+bewusteloos. Ik verwachtte dat hij terug zou slaan, maar hij stelde
+zich tevreden met mistroostig om het luik heen te zwemmen op een
+veilige tien voet afstand. Telkens als een zee hem dichter bij wierp,
+schopte de Franschman naar hem met zijn twee voeten, zich met zijn
+handen vasthoudend aan het luik. Ook maakte hij bij het toedienen
+van iederen schop den Kanaka voor een zwarten heiden uit.
+
+"'t Is me de moeite waard om bij je te komen en je te verzuipen,
+jou blank beest!" gilde ik.
+
+De eenige reden waarom ik niet ging was dat ik mij te moe
+voelde. Alleen de gedachte aan zwemmen maakte me al ziek. Dus riep
+ik den Kanaka toe bij mij te komen, en deelde verder mijn luik met hem.
+
+Hij vertelde mij dat hij Otoo heette (uitgesproken O--to--o); ook
+vertelde hij me dat hij thuis hoorde op Bora-Bora, het meest westelijke
+van de Gezelschaps-eilanden. Zooals ik later hoorde, had hij het luik
+het eerst gevonden, en toen hij na een tijdje kapitein Oudouse zag,
+had hij aangeboden het samen met hem te deelen, en was er toen af
+geschopt voor zijn moeite.
+
+En dat was hoe Otoo en ik het eerst samen kwamen. Hij was vredelievend
+van natuur. Hij was één en al zachtheid en teederheid, een mensch
+van liefde, ofschoon hij bijna zes voet lang was en gespierd als een
+gladiator. Geen vechtersbaas was hij, maar ook geen lafaard. Hij
+had het hart van een leeuw, en in de jaren die volgden heb ik hem
+kansen zien wagen waar ik zelf niet over gedacht zou hebben. Wat ik
+bedoel is, dat, hoewel hij zacht van aard was en altijd vermeed een
+vechtpartij te beginnen, hij nooit weg liep van de herrie wanneer die
+eenmaal begonnen was. En het was "pas op voor ondiepten" als Otoo
+eenmaal in actie kwam. Ik zal nooit vergeten wat hij met Bill King
+deed. Het gebeurde op Duitsch Samoa. Bill King stond bekend als de
+kampioen zwaar gewicht van de Amerikaansche vloot. Het was een groot
+beest van een kerel, een echte gorilla, een van die ruwe, hardhandige
+gasten die er altijd onbarmhartig op los slaan, en hij was handig met
+zijn vuisten ook. Hij begon de ruzie, en hij schopte Otoo twee keer en
+sloeg hem ééns voor dat Otoo het noodig oordeelde te vechten. Ik geloof
+niet dat het vier minuten duurde, aan het eind van welk tijdsverloop
+Bill King de ongelukkige bezitter was van vier gebroken ribben, een
+gebroken onderarm, en een ontwricht schouderblad. Otoo wist niets
+van wetenschappelijk boksen. Hij kon alleen maar iemand aftuigen;
+en Bill King had zooiets als drie maanden noodig om te herstellen
+van het pak slaag dat hij dien middag kreeg op het strand van Apia.
+
+Maar ik loop vooruit op mijn verhaal. Wij deelden het luik met
+elkaar. Wij wisselden elkaar af: de een lag languit op het luik en
+rustte uit, terwijl de ander, tot aan zijn nek in het water, zich
+alleen maar vasthield met zijn handen. Twee dagen en twee nachten,
+beurt om beurt op het luik en in de zee, dreven wij over den oceaan. Op
+het laatst was ik meestal ijlende; en er waren oogenblikken dat ik
+ook Otoo hoorde ijlen en dazen in zijn inlandsch dialect. Doordat
+wij voortdurend in het water waren, konden we niet sterven van dorst,
+maar de combinatie van zeewater en zonneschijn maakte onze huid zoo
+verbrand en verpekeld als men het zich maar denken kan.
+
+Ten slotte werd mijn leven gered door Otoo; want toen ik bijkwam lag
+ik op het strand op twintig voet afstand van het water, en beschut
+voor de zon door een paar kokospalmbladeren. Niemand anders dan Otoo
+kon mij daar heen gesleept en de schaduw-gevende bladeren in den grond
+gestoken hebben. Hij lag naast mij. Ik zakte weer weg, en toen ik voor
+den tweeden keer bij kwam, was het koele nacht, en de sterren stonden
+boven mij, en Otoo drukte een jonge kokosnoot tegen mijn lippen.
+
+Wij waren de eenige overlevenden van de _Petite Jeanne_. Kapitein
+Oudouse moet door uitputting bezweken zijn, want verscheiden dagen
+later dreef zijn luik zonder hem aan land. Otoo en ik woonden een week
+lang bij de inlanders op de atol; toen werden wij opgepikt door den
+Franschen kruiser en naar Tahiti gebracht. Maar in dien tijd hadden
+wij plechtig onze namen verwisseld. In de Zuidzee bindt die ceremonie
+twee mannen nog sterker aan elkaar dan bloedbroederschap. Het plan
+ging van mij uit, en Otoo was in verrukking toen ik het voorstelde.
+
+"Het is goed", zei hij in het Tahiti'sch. "Want wij zijn twee dagen
+lang kameraden geweest op de lippen van den Dood."
+
+"Maar de Dood stotterde", glimlachte ik.
+
+"Het was een dappere daad, meester", zei hij weer, "en de Dood was
+niet gemeen genoeg om te spreken."
+
+"Waarom zeg je toch meester tegen mij?" vroeg ik, een beetje
+geraakt. "Wij hebben onze namen geruild. Voor jou ben ik Otoo. Voor
+mij ben jij Charley. En voor ons tweeën zal jij, altijd en altijd,
+Charley zijn en ik Otoo. Het is zoo de gewoonte. En als wij sterven,
+en misschien een nieuw leven beginnen boven de sterren en de lucht,
+zal jij nog altijd Charley voor mij zijn en ik Otoo voor jou."
+
+"Ja, meester", antwoordde hij, zijn oogen zacht en lichtend van
+vreugde.
+
+"Daar doe je het weer!" riep ik boos.
+
+"Wat doet het er toe wat mijn lippen zeggen?" betoogde hij. "Dat zijn
+mijn lippen maar. Maar ik zal altijd Otoo denken. Telkens als ik aan
+mij zelf denk, zal ik aan u denken. Telkens als de menschen mij bij
+mijn naam noemen zal ik aan u denken. En boven de lucht en boven de
+sterren, altijd en voor eeuwig, zult u Otoo voor mij zijn. Is het
+goed, meester?"
+
+Ik verborg mijn glimlach, en antwoordde dat het goed was.
+
+Wij scheidden in Papeete. Ik bleef aan wal om op krachten te komen; en
+hij ging verder op een kotter naar zijn eigen eiland, Bora-Bora. Zes
+weken later was hij terug. Ik wist niet wat ik zag, want hij had
+mij verteld van zijn vrouw, en gezegd dat hij naar haar terugging,
+en het varen op verre reizen er aan zou geven.
+
+"Waar gaat u heen, meester?" vroeg hij, na de eerste begroeting.
+
+Ik haalde mijn schouders op. Het was een moeilijke vraag.
+
+"De heele wereld," was mijn antwoord,--"de heele wereld, de heele zee,
+en al de eilanden die in de zee liggen."
+
+"Ik ga met u mee", zei hij eenvoudig. "Mijn vrouw is dood."
+
+Ik heb nooit een broer gehad, maar te oordeelen naar wat ik gezien heb
+van broers van andere mannen, betwijfel ik of iemand wel ooit een broer
+had die voor hem was wat Otoo was voor mij. Hij was broer en vader
+en moeder tegelijk. En dit weet ik: ik was een beter en eerlijker
+man terwille van Otoo. Andere menschen konden mij weinig schelen,
+maar in Otoo's oogen moest ik goed leven. Om zijnentwil durfde ik
+mij niet bezoedelen. Hij maakte van mij zijn ideaal, en ik vrees dat
+hij mij hoofdzakelijk samenstelde uit zijn eigen liefde en vereering;
+en er zijn oogenblikken geweest, dat ik vlak voor den steilen afgrond
+van de hel stond, en den sprong gedaan zou hebben, als de gedachte
+aan Otoo mij niet weerhouden had. Zijn trots op mij kwam ook in mij
+zelf, tot dat het een van de groote regels van mijn gedragslijn werd,
+niets te doen dat dien trots kon beschamen.
+
+Natuurlijk merkte ik niet ineens wat zijn gevoelens voor mij waren. Hij
+oordeelde nooit, maakte nooit aanmerkingen, en heel langzaam begon
+ik de pijn te begrijpen die ik hem deed als ik ook maar iets minder
+was dan mijn allerbeste.
+
+Zeventien jaren lang zijn wij samen geweest; zeventien jaren lang
+stond hij naast mijn schouder; hij hield de wacht als ik sliep,
+verpleegde mij als ik koorts had of gewond was--ja, hij ving wonden
+voor mij op in onze gevechten. Hij monsterde met mij op dezelfde
+schepen, en samen zwierven we over de Zuidzee, van Hawaii tot
+Sydney Head, en van de Torres-straat tot de Galapagos. Wij vingen
+nikkers van de Nieuwe-Hebriden en de Linie-eilanden dwars door de
+Louisiaden, Nieuw-Britannië, Nieuw-Ierland, en Nieuw-Hannover, tot
+ver in het Westen. Drie keeren hebben wij schipbreuk geleden--in de
+Gilbert-eilanden, in de Santa-Cruz groep, en in de Fidzji's. En wij
+handelden en spaarden waar er maar een dollar te verdienen was met
+parels en parelschelpen, kopra, tripang, karetschildpad, en gestrande
+schepen.
+
+Het begon in Papeete, onmiddellijk na zijn verklaring dat hij met mij
+zou gaan naar al de zeeën en al de eilanden te midden daarvan. Er
+was in dien tijd een societeit in Papeete, waar de parelkooplui,
+handels-agenten, kapiteins en al het avonturierstuig dat er op
+de Zuidzee rondzwierf bijeenkwamen. Er werd zwaar gespeeld en
+zwaar gedronken, en ik ben bang dat ik de nachten langer maakte dan
+behoorlijk of normaal was. Onverschillig hoe laat ik uit de societeit
+kwam, Otoo stond daar te wachten om te zorgen dat ik veilig mijn
+huis bereikte.
+
+In het begin glimlachte ik er om, later mopperde ik; en eindelijk zei
+ik hem kortweg dat ik geen zuigeling was en geen verpleging noodig
+had. Daarna zag ik hem niet meer als ik uit de societeit kwam. Heel
+toevallig ontdekte ik, een paar weken later, dat hij mij nog steeds
+"thuisbracht". Hij hield zich schuil aan den overkant van de straat
+in de schaduw van de mango-boomen. Wat kon ik er aan doen? Ik weet
+alleen wat ik deed.
+
+Onwillekeurig begon ik beter op mijn tijd te passen. In natte en
+stormachtige nachten, als het plezier en de dwaasheid op zijn hoogst
+was, kwam steeds weer de gedachte bij mij op dat Otoo daar buiten
+onder de druipende mango's zijn sombere wacht hield. Waarachtig, hij
+maakte een beter mensch van mij. Toch was hij geen star dogmaticus. En
+hij wist niets van de gewone Christelijke moraal. Al de menschen
+op Bora-Bora waren Christenen; maar hij was een heiden, een grove
+materialist, die geloofde dat hij dood was als hij gestorven was. Hij
+geloofde alleen in eerlijkheid en oprechtheid. Kleine gemeenheden
+waren in zijn opvatting van moraal, bijna even erg als moedwillige
+doodslag; en ik geloof zeker dat hij een moordenaar meer respecteerde
+dan een man die zich aan kleine praktijken schuldig maakte.
+
+Wat mij zelf betreft, hij wilde niet dat ik iets deed wat mij kon
+schaden. Spelen was uitstekend. Hij was zelf een hartstochtelijk
+speler. Maar late uren, legde hij uit, waren slecht voor de
+gezondheid. Hij had mannen die niet voor zich zelf zorgden zien sterven
+aan de koorts. Hij was geen geheelonthouder, en een stevige borrel
+was hem hartelijk welkom als het nat werk was in de booten. Maar hij
+geloofde in drinken met mate. Hij had veel mannen gezien die verloopen
+waren of zelfs gedood door Schiedammer of Schotsche.
+
+Mijn welzijn lag Otoo dicht aan het hart. Hij dacht ver vooruit voor
+mij, overwoog mijn plannen, en maakte er meer werk van dan ik zelf. In
+het begin, toen ik me nog niet bewust was van het belang dat hij in
+mijn zaken stelde, moest hij mijn plannen raden; zooals bijvoorbeeld
+in Papeete, toen ik er over dacht om met een niet al te betrouwbaar
+landsman van mij deelgenoot te worden in een guano-onderneming. Ik
+wist niet dat het een bedrieger was. En geen enkele blanke in Papeete
+wist dat. Otoo ook niet, maar hij zag hoe dik wij samen werden,
+en informeerde voor mij, en zonder dat ik het hem vroeg. Aan den
+zeekant van Tahiti zwerven inlandsche matrozen uit alle deelen van
+alle zeeën rond; en Otoo, die nog alleen maar achterdochtig was,
+mengde zich onder hen, en praatte met hen, tot dat hij voldoende
+gegevens had verzameld om zijn verdenking te rechtvaardigen. O, het
+was een mooie geschiedenis, die van Randolph Waters. Ik kon het niet
+gelooven toen Otoo het vertelde; maar toen ik het Waters onder zijn
+neus hield, gaf hij zich zonder een kik gewonnen en verdween met de
+eerste boot naar Auckland.
+
+In het begin, ik durf het gerust te bekennen, nam ik het Otoo kwalijk
+dat hij zijn neus in mijn zaken stak. Maar ik wist dat hij volmaakt
+onzelfzuchtig was; en al spoedig moest ik zijn verstand en zijn
+bescheidenheid erkennen. Zijn oogen waren altijd open voor mijn beste
+kans, en hij zag ver en scherp. Langzamerhand werd hij mijn raadsman,
+totdat hij meer verstand van mijn zaken had dan ik. Werkelijk,
+mijn belangen gingen hem meer ten harte dan mij zelf. Mij was de
+prachtige onverschilligheid van de jeugd, want ik verkoos romantiek
+boven dollars, en avonturen boven een gemakkelijk baantje met alle
+nachten een warm bed. Het was dus goed dat ik iemand had die voor
+mij uitkeek. Ik weet zeker dat ik nu niet meer zou bestaan als Otoo
+er niet geweest was.
+
+Laat mij één voorbeeld nemen uit de velen. Ik had al eenige
+ervaring in nikkervangen gehad vóórdat ik parels ging visschen in de
+Paoemotoe's. Otoo en ik scharrelden rond langs de wal op Samoa--wij
+waren echt aan lager wal, en stevig aan den grond--toen mijn kans
+kwam om als werver dienst te nemen op een brik die nikkers voer. Otoo
+monsterde vóór den mast; en in de volgende zes jaren zwierven wij, op
+even veel schepen, rond door de wildste gedeelten van Melanesië. Otoo
+zorgde dat hij altijd slag roeide in mijn boot. Onze gewoonte bij het
+werven van inlandsche koelies was den werver aan land te zetten op
+het strand. De boot die tot dekking diende lag een paar honderd voet
+uit de wal, rustend op de riemen, terwijl de boot van den werver,
+ook rustend op de riemen, drijvende werd gehouden aan den rand van
+het water, den steven naar zee gericht. Als ik met mijn ruil-artikelen
+landde, mijn stuurriem rechtop staan latend, verliet Otoo de roeibank
+en ging in den stuurstoel zitten, waar een Winchester verborgen lag
+onder een lap zeildoek. De bemanning van de boot was ook gewapend:
+de Snider-geweren lagen verborgen onder zeildoeksche lappen die langs
+de boorden van de boot liepen. Terwijl ik dan druk stond te betoogen
+en de kroesharige kannibalen trachtte te overreden om mee te gaan
+en te komen werken op de plantages van Queensland, hield Otoo de
+wacht. En telkens en telkens weer was het zijn stem die mij zachtjes
+waarschuwde voor verdachte handelingen en dreigend verraad. Soms ook
+was het snelle schot van zijn geweer dat een nikker overhoop sloeg de
+eerste waarschuwing die ik kreeg. En in mijn ren naar de boot was zijn
+hand altijd klaar om mij in vliegende vaart aan boord te trekken. Eens,
+herinner ik me, op Santa Anna, liep onze boot aan den grond juist toen
+de herrie begon. De boot die ons dekte kwam aanstuiven om te helpen,
+maar de honderden wilden zouden ons al vermoord hebben vóór dat de
+anderen er waren. Otoo vloog met een geweldigen sprong aan wal,
+groef zijn twee handen in de ruil-artikelen, en strooide tabak,
+kralen, tomahawks, messen, en calico in alle richtingen.
+
+Dat was te veel om te kroeskoppen. Terwijl ze grabbelden naar de
+schatten, werd de boot vrij geschoven, en wij waren aan boord en
+veertig voet in zee. En ik kreeg dertig koelies van datzelfde dorp
+in de vier uren die volgden.
+
+Maar de geschiedenis waar ik eigenlijk aan dacht, speelde op Malaita,
+het meest barbaarsche eiland in de oostelijke Salomon's. De inlanders
+waren merkwaardig vriendschappelijk geweest; en hoe konden wij weten
+dat het heele dorp twee jaren lang een collecte had gehouden om met
+de opbrengst het hoofd van een blanke te koopen. De schooiers zijn
+koppensnellers van den eerste tot den laatste, en ze stellen vooral
+veel prijs op het hoofd van een blanke. Wie het hoofd bemachtigde zou
+de heele collecte krijgen. Zooals ik zei, ze leken erg vriendelijk;
+en op dezen dag was ik zeker honderd meter van de boot weg gegaan,
+het strand op. Otoo had mij gezegd voorzichtig te zijn; en, zooals
+gewoonlijk wanneer ik me niet aan hem stoorde, ging het mis.
+
+Het eerste wat ik merkte was een wolk van speren die van uit het
+mangrove-moeras op mij afzeilde. Minstens twaalf staken er in mijn
+lichaam. Ik zette het op een loopen, maar struikelde over een speer die
+in mijn kuit vast zat, en ging tegen den grond. De kroeskoppen vlogen
+op mij af, allen gewapend met een langen tweesnijdenden tomahawk om er
+mijn hoofd mee af te hakken. Zij waren zóó begeerig naar den prijs, dat
+ze elkaar in den weg liepen. In de verwarring vermeed ik verschillende
+slagen door mezelf naar links en rechts in het zand te gooien.
+
+Toen kwam Otoo--Otoo de aftuiger. Op de een of andere manier had
+hij een zware oorlogsknots te pakken gekregen, en in een handgemeen
+had dat wapen veel meer uitwerking dan een geweer. Hij zat midden in
+de wilden, zoodat ze hem met hun speren niets konden doen, terwijl
+hun tomahawks minder dan waardeloos leken. Hij vocht voor mij, en
+hij was in een echte Berserker-woede. De handigheid waarmee hij de
+knots hanteerde was verwonderlijk. Hun schedels spatten uit elkaar
+als overrijpe sinaasappelen. Pas toen hij hen had teruggedreven en
+met mij in zijn armen wegliep, kreeg hij zijn eerste wonden. Hij
+kwam in de boot met vier speren in zijn rug, greep zijn Winchester,
+en schoot met ieder schot een nikker overhoop. Toen roeiden we naar
+den schoener en verzorgden onze wonden.
+
+Zeventien jaren zijn wij samen geweest. Hij heeft mij gemaakt. Ik zou
+op het oogenblik ladingmeester zijn, of werver, of een herinnering,
+als hij er niet geweest was.
+
+"U geeft uw geld uit, en dan gaat u weg en haalt nieuw geld," zei
+hij op een dag. "Het is nu gemakkelijk om geld te krijgen. Maar
+wanneer u oud wordt, zal uw geld op zijn, en u zult niet meer in
+staat zijn om nieuw te gaan halen. Ik weet het, meester. Ik heb de
+blanken bestudeerd. Langs den zeekant van de eilanden heb ik veel
+oude mannen gezien die eens jong waren, en die geld konden krijgen
+net als u. Nu zijn ze oud, en ze hebben niets, en ze loopen rond en
+wachten tot de jonge mannen zooals u komen en borrels voor hen koopen.
+
+"Het zwartje is slaaf op de plantages. Hij krijgt twintig dollar in
+het jaar. Hij werkt hard. De opzichter werkt niet hard. Hij rijdt op
+een paard en kijkt toe hoe het zwartje werkt. Hij krijgt twaalfhonderd
+dollar in het jaar. Ik ben matroos op den schoener. Ik krijg vijftien
+dollar in de maand. Dat is omdat ik een goed matroos ben. Ik werk
+hard. De kapitein heeft een dubbele dektent, en drinkt bier uit lange
+flesschen. Ik heb hem nooit aan een touw zien hijschen of aan een
+riem zien trekken. Hij krijgt honderdvijftig dollar in de maand. Ik
+ben matroos. Hij is zeevaarder. Meester, ik geloof dat het goed voor
+u zou zijn om navigatie te kennen."
+
+Otoo zette mij er toe aan. Hij voer met mij als tweede stuurman op
+mijn eersten schoener, en hij was veel trotscher op mijn commando
+dan ik zelf. Later was het weer:
+
+"De kapitein wordt goed betaald, meester; maar hij moet altijd op
+het schip letten, en hij is nooit vrij van dien last. De reeder wordt
+beter betaald--de reeder, die aan den wal zit met veel bedienden en
+zijn rijksdaalders omdraait."
+
+"Allemaal waar, maar een schoener kost vijfduizend dollar, en dan
+heb je nog maar een ouden," wierp ik tegen. "Ik zou een oud man zijn
+vóórdat ik vijfduizend dollar had overgespaard."
+
+"Er zijn korte wegen om aan geld te komen voor de blanken", ging hij
+door, wijzend naar het met kokospalmen begroeide strand. Wij waren
+op dat oogenblik in de Salomon's, bezig ivoornoten te laden langs de
+oostkust van Goeadalcanar.
+
+"De afstand tusschen dezen riviermond en den volgenden is twee
+mijlen" zei hij. "Het vlakke land loopt ver naar binnen. Het is nu
+niets waard. Het volgend jaar--wie weet? of het jaar daarna, zullen
+er menschen zijn die veel voor dat land betalen. De ankerplaats is
+uitstekend. Groote stoomschepen kunnen dicht bij het land liggen. U
+kunt het land vier mijlen diep koopen van het oude opperhoofd voor
+tienduizend stokken tabak, tien vierkante bottels, en een Snider,
+wat u misschien honderd dollar zal kosten. Dan deponeert u de akte
+bij den resident, en het volgend jaar, of het jaar daarna, verkoopt
+u het land en wordt eigenaar van een schip."
+
+Ik volgde zijn leiding, en zijn voorspelling kwam uit; alhoewel
+eerst na drie jaren in plaats van na twee. Toen kwam de zaak met
+de graslanden op Goeadalcanar--twintigduizend morgen huurde ik voor
+negenhonderd negen en negentig jaren van het gouvernement voor een
+miniem sommetje. Ik had de huur precies negentig dagen; toen deed ik
+ze over aan een maatschappij voor een half fortuin. Altijd was het
+Otoo die vooruit zag en het goede oogenblik uitkoos. Het bergen van
+de _Doncaster_ was zijn werk--ik kocht het wrak voor honderd pond
+in openbare veiling, en hield drieduizend over nadat alle onkosten
+betaald waren. Hij bracht mij in de plantage op Savaii en in de
+cacao-onderneming op Oepoloe.
+
+Wij maakten niet meer zooveel zeereizen als in de dagen van vroeger. Ik
+had het te goed. Ik trouwde, en mijn levensstandaard rees; maar Otoo
+bleef dezelfde Otoo van vroeger. Hij liep door het huis of slenterde
+door het kantoor met zijn houten pijp in zijn mond, een hemd van een
+shilling over zijn bovenlijf, en een lava-lava van vier shilling om
+zijn lendenen. Ik kon hem er niet toe krijgen geld uit te geven. De
+eenige manier om hem terug te betalen was met liefde, en de hemel
+weet dat hij dat kreeg, in overvloed, van ons allemaal. De kinderen
+vereerden hem, en als hij zich had laten verwennen, zou mijn vrouw
+zeker zijn verderf zijn gewest.
+
+De kinderen! Hij was in waarheid degene die hun den weg wees dien
+ze gaan moesten in het praktische leven. Hij begon met hen te leeren
+loopen. Hij waakte bij hen als ze ziek waren. Een voor een, toen ze
+nog nauwelijks hun beenen konden gebruiken, nam hij hen mee naar de
+lagune, en maakte amphibieën van hen. Van de gewoonten der visschen en
+de manieren om ze te vangen, leerde hij hen meer dan ik ooit geweten
+heb. In de bosschen ging het precies hetzelfde. Torn wist op zijn
+zevende jaar meer van jagen dan waarvan ik ooit gedroomd had. Mary liep
+op haar zesde zonder eenige aarzeling over de Gladde Rots, en ik heb
+sterke mannen daarvoor zien terugdeinzen. En toen Frank pas zes was
+geworden, kon hij shillings opduiken van den bodem in drie vadem water.
+
+"Mijn volk op Bora-Bora houdt niet van heidenen--het zijn daar allemaal
+Christenen; en ik houd niet van de Christenen van Bora-Bora," zei
+hij op een goeden dag, toen ik hem had trachten te overreden een
+bezoek te gaan brengen aan zijn eigen eiland met een van onze eigen
+schoeners. Het was mijn bedoeling hem over te halen om iets uit te
+geven van het geld dat rechtens het zijne was, en ik had van deze
+reis een record willen maken in het uitgeven van kolossale sommen.
+
+Ik zeg met een van _onze_ schoeners, ofschoon ze in dien tijd volgens
+de wet aan mij toebehoorden. Ik heb lang met hem moeten kibbelen
+vóórdat hij mijn compagnon wilde worden.
+
+"Wij zijn kameraden geweest vanaf den dag dat de _Petite Jeanne_
+gezonken is", zei hij eindelijk. "Maar als uw hart het begeert zullen
+wij ook volgens de wet kameraden worden. Ik heb geen werk te doen,
+en toch zijn mijn verteringen groot. Ik drink en eet en rook zooveel
+als ik wil--en dat kost veel, dat weet ik. Ik betaal niet voor
+mijn biljarten, want ik speel op uw biljart; maar het geld loopt
+ondertusschen. Visschen op het rif is een plezier dat alleen rijke
+menschen zich kunnen veroorloven. Het is vreeselijk zooveel als haken
+en lijnen kosten. Ja, het is noodig dat wij kameraden volgens de wet
+zijn. Ik heb het geld noodig. Ik zal het ontvangen van den eersten
+boekhouder op het kantoor."
+
+Dus werden de papieren in orde gemaakt en geteekend. Een jaar later
+was ik gedwongen aanmerkingen te maken.
+
+"Charley", zei ik, "je bent een gemeene bedrieger, een akelige krent,
+een ellendige landkrab. Hoor maar eens; je deel voor dit jaar in ons
+compagnonschap is duizenden en duizenden dollars geweest. De boekhouder
+heeft me dit papier gegeven. Daarin staat dat je in dit jaar precies
+zevenentachtig dollar en twintig cent er van af hebt genomen."
+
+"Heb ik nog wat te goed?" vroeg hij angstig.
+
+"Ik zeg je toch, duizenden en duizenden", antwoordde ik.
+
+Zijn gezicht klaarde op, als door een groote verlichting.
+
+"Het is goed", zei hij. "Zorg dat de boekhouder het goed beheert. Als
+ik het noodig heb, zal ik het ook noodig hebben, en dan mag er geen
+cent aan mankeeren."
+
+"Als er wat aan mankeert", voegde hij er fel bij, na een pauze,
+"moet het uit het loon van den boekhouder komen."
+
+En al dien tijd lag, zooals ik later merkte, zijn testament, dat mij
+tot eenig erfgenaam benoemde, opgemaakt door Carruthers, in de safe
+van den Amerikaanschen consul.
+
+Maar het eind kwam, zooals het eind moet komen aan alle menschelijke
+verhoudingen. Het gebeurde in de Salomon's, waar wij ons wildste
+werk hadden gedaan in onze wilde jonge dagen, en waar wij weer terug
+waren, hoofdzakelijk om wat vacantie te nemen, en ook om eens naar
+onze bezittingen op het eiland Florida te kijken, en te zien of er
+misschien een parelvisscherij begonnen kon worden bij den Mboli-pas.
+
+Wij lagen voor Savo, waar we binnengeloopen waren om curiositeiten
+te verzamelen.
+
+Savo nu leeft letterlijk van de haaien. De gewoonte van de kroeskoppen
+om hun dooden in de zee te begraven droeg er ook niet toe bij om
+de haaien af te schrikken, zoodat de omliggende wateren een ware
+verzamelplaats zijn. Het was mijn lot om naar boord te gaan in
+een kleine, veel te zwaar geladen, inlandsche kano, toen het ding
+omsloeg. Vier kroeskoppen en ik zelf zaten er in, of liever hingen
+er aan. Wij waren nog een honderd meter van den schoener af. Ik was
+juist bezig om een boot te roepen, toen een van de nikkers begon te
+schreeuwen. Hij hield zich vast aan het einde van de kano, en zoowel
+hij als dat gedeelte van het bootje werden een paar keer en onder
+water getrokken. Toen liet hij zijn greep los en verdween. Een haai
+had hem te pakken gekregen. De drie overblijvende nikkers trachtten
+uit het water te klimmen boven op de kano. Ik gilde en vloekte en
+sloeg met mijn vuist naar den nikker die het dichtst bij was, maar het
+gaf me niets. Hun angst was blind. De kano kon nauwelijks één van hen
+dragen. Onder het gewicht van drie nikkers schoot het ding overeind,
+rolde zijwaarts om, en gooide hen terug in het water.
+
+Ik liet de kano voor wat ze was en begon naar den schoener te zwemmen,
+in de hoop opgepikt te worden door de boot vóórdat ik daar aankwam. Een
+van de nikkers vond het beter met mij mee te gaan, en wij zwommen
+zwijgend verder, zij aan zij, nu en dan onze hoofden in het water
+stekend om rond te kijken naar haaien. Het gegil van den man die bij de
+kano was gebleven gaf ons de zekerheid dat hij gegrepen was. Ik keek
+juist in het water, toen ik een grooten haai vlak onder mij langs zag
+schieten. Hij was zeker zestien voet lang. Ik zag alles gebeuren. Hij
+nam den kroeskop bij zijn middel, en weg ging hij, de arme duivel,
+hoofd, schouders en armen nog steeds boven water, en gillend dat het
+mij door merg en been ging. Een paar honderd voet werd hij op die
+manier weggesleurd, toen verdween hij onder de oppervlakte.
+
+Ik zwom hardnekkig verder, in de hoop dat het de laatste haai was
+die nog niets te doen had. Maar er was er nog een. Misschien was hij
+het die straks den inlander al had aangevallen, misschien ook had hij
+ergens anders al een goeden maaltijd gehad, ik weet het niet. Maar in
+ieder geval was hij niet zoo gehaast als de anderen. Ik kon niet zoo
+vlug meer zwemmen, want een groot deel van mijn arbeidsvermogen werd
+verbruikt met hem op het spoor te blijven. Ik had hem in de peiling
+toen hij zijn eersten aanval deed. Ik was zoo gelukkig hem met mijn
+twee vuisten op zijn neus te stompen, en ofschoon zijn vaart mij bijna
+onder water trok, kon ik hem toch van mij afhouden. Hij zwaaide vrij,
+en begon weer rondom mij heen te zwemmen. Een tweeden keer ontsnapte
+ik door dezelfde manoeuvre. De derde stormloop was aan beide kanten
+mis. Hij week weg op hetzelfde oogenblik dat mijn handen hem bereikt
+zouden hebben, maar zijn schuurpapieren huid (ik had een hemd zonder
+mouwen aan) schraapte het vel van mijn eenen arm af van den elleboog
+tot den schouder.
+
+Toen het zoo ver was, begon ik uitgeput te raken, en gaf alle hoop
+op. De schoener was nog tweehonderd voet ver weg. Mijn gezicht was
+in het water, en ik volgde zijn manoeuvres voor een nieuwe poging,
+toen ik een bruin lichaam tusschen ons door zag schieten. Het was Otoo.
+
+"Zwem naar den schoener, meester!" zei hij. En hij sprak vroolijk,
+alsof de heele zaak maar een grapje was. "Ik ken de haaien. De haai
+is mijn broeder."
+
+Ik gehoorzaamde, en zwom langzaam verder, terwijl Otoo om mij heen
+bleef zwemmen. Hij hield zich steeds tusschen mij en den haai,
+verijdelde zijn aanvallen, en moedigde mij aan.
+
+"De david-talie is gebroken, en ze zijn bezig met de vallen," legde
+hij een paar minuten later uit, en dook toen weer onder om een nieuwen
+aanval af te slaan.
+
+Toen de schoener nog ongeveer dertig voet ver weg was, raakte het met
+mij gedaan. Ik kon mij nauwelijks meer bewegen. Ze gooiden voortdurend
+lijnen naar ons toe van boord, maar steeds vielen ze buiten ons
+bereik. De haai, die merkte dat hem geen kwaad geschiedde, begon
+brutaler te worden. Verschillende keeren had hij mij bijna te pakken,
+maar telkens was Otoo er juist vóór het te laat was. Natuurlijk had
+Otoo zich zelf ieder oogenblik kunnen redden.
+
+Maar hij bleef bij mij.
+
+"Dag Charley! Ik ben er geweest!" kon ik nog juist hijgen. Ik wist
+dat het eind gekomen was, en dat ik het volgend oogenblik mijn handen
+omhoog gooien en zinken zou.
+
+Maar Otoo lachte mij in mijn gezicht uit, en zei:
+
+"Ik zal u een nieuwe truc laten zien. Ik zal dien haai eens erg
+beroerd maken!"
+
+Hij kwam achter mij zwemmen, waar de haai zich klaar maakte om op
+mij af te komen.
+
+"Een beetje meer naar links!" riep hij even later. "Er ligt daar een
+lijn op het water. Naar links, meester, naar links!"
+
+Ik veranderde mijn koers en sloeg blindelings uit. Ik was toen zoo goed
+als bewusteloos. Toen mijn hand zich sloot om de lijn hoorde ik een
+uitroep van boord. Ik keerde mij om en keek rond. Er was geen spoor
+van Otoo. Het volgende oogenblik kwam hij aan de oppervlakte. Zijn
+twee handen waren er af bij de polsen, en de stompjes spoten bloed.
+
+"Otoo!" riep hij zacht. En in zijn oogen zag ik de liefde die trilde
+in zijn stem.
+
+Toen en toen alleen, in het laatste oogenblik van al onze jaren,
+noemde hij mij bij dien naam.
+
+"Dag Otoo!" riep hij.
+
+Toen werd hij onder water getrokken, en ik werd aan boord geheschen,
+waar ik flauw viel in de armen van den kapitein.
+
+En zoo ging Otoo weg, Otoo, die mij gered en een man van mij gemaakt
+had, en die ten slotte mijn leven redde. Wij ontmoetten elkaar in den
+muil van een orkaan en wij scheidden in den muil van een haai, en daar
+tusschen lagen zeventien jaren van kameraadschap zooals nog nooit twee
+mannen gekend hebben, de een bruin en de ander blank. Als Jehovah van
+zijn verheven zitplaats iedere mensch ziet vallen, dan zal zeker in
+zijn koninkrijk niet de minste zijn Otoo, de ééne heiden van Bora-Bora.
+
+
+
+
+DE VREESELIJKE EILANDEN.
+
+
+Het valt niet tegen te spreken dat de Salomon's een onguur zoodje
+eilanden zijn. Evenwel, er zijn kwader oorden op deze wereld. Maar
+voor den nieuweling die geen aangeboren begrip heeft van de menschen
+en van het leven in het algemeen, zullen de Salomon-eilanden werkelijk
+vreeselijk kunnen blijken.
+
+Het is waar, dat koorts en dysenterie er voortdurend rondwaren,
+dat walgelijke huidziekten er in overvloed voorkomen, dat de
+atmosfeer er verzadigd is met een vergif dat bijt in iedere porie,
+in elk schrammetje of wondje, en daar kwaadaardige gezwellen plant,
+en dat menige sterke kerel die daar aan den dood is ontsnapt,
+als een wrak terugkeert naar zijn eigen land. Het is ook waar,
+dat de inboorlingen van de Salomon's een woeste bende zijn, met
+een gezonden eetlust voor menschenvleesch en een zwak voor het
+verzamelen van menschenhoofden. Hun hoogste idee van sport is iemand
+van achteren aan te vallen en hem een hevigen slag met de tomahawk toe
+te brengen die den ruggegraat knakt bij de basis van de hersenen. Het
+is eveneens waar dat op sommige eilanden, zooals Malaita, de winst-
+en verlies-rekening van maatschappelijk aanzien berekend wordt in
+moorden. Hoofden zijn er een ruilmiddel, en hoofden van blanken zijn
+bijzonder veel waard. Heel dikwijls maken een dozijn dorpen een pot,
+dien ze maan na maan bijvullen, tegen den tijd dat de een of andere
+dappere krijger het hoofd van een blanke vertoont, versch en bloedig,
+en den pot opeischt.
+
+Al het voorgaande is volkomen waar, en toch zijn er blanken die meer
+dan twintig jaren in de Salomon's geleefd hebben, en die heimwee
+voelen wanneer ze er weg gaan. Een man moet alleen maar voorzichtig
+zijn--en geluk hebben--om lang te blijven leven in de Salomon's; maar
+hij moet ook van het goede soort zijn. Het kenmerkend stempel van het
+onvermijdelijke blanke ras moet gedrukt staan op zijn wezen. Hij moet
+onvermijdelijk zijn. Hij moet een zekere royale onverschilligheid
+hebben voor de kansen van het levensspel, een zekere kolossale
+zelfvoldaanheid, en een egoïsme van ras dat hem er van overtuigt dat
+één blanke meer waard is dan duizend nikkers iederen dag van de week,
+en dat hij op Zondag in staat is tweeduizend nikkers af te dekken. Want
+dat zijn de dingen die den blanke onvermijdelijk hebben gemaakt. O, en
+dan nog iets--de blanke die onvermijdelijk wil zijn, moet niet alleen
+de lagere rassen verachten en een groot idee van zichzelf hebben;
+hij mag ook geen last hebben van een teveel aan fantazie. Hij moet
+de instincten, gewoonten, en hersenprocessen van de zwarten en gelen
+en bruinen niet al te goed begrijpen; want het is niet op die manier
+dat het blanke ras zijn koninklijken weg over de wereld heeft gebaand.
+
+Bertie Arkwright was niet onvermijdelijk. Hij was te gevoelig, te fijn
+besnaard, en hij had te veel fantazie. Hij trok zich te veel van de
+wereld aan. Hij projecteerde zichzelf te levend, te gevoelig op zijn
+omgeving. Daarom waren de Salomon-eilanden de laatste plaats in de
+wereld waar hij heen moest gaan. Hij kwam ook niet met de bedoeling
+om er te blijven. Met een verblijf van vijf weken, tot de volgende
+boot kwam, zou, zoo besloot hij, de drang naar primitief leven die de
+snaren van zijn wezen deed trillen, wel bevredigd zijn. Tenminste,
+dat vertelde hij aan de dames-touristen op de _Makembo_, hoewel in
+andere termen; en zij vereerden hem als een held, want het waren
+dames-touristen en zij zouden alleen maar het veilige dek van het
+stoomschip kennen terwijl het zijn weg zocht door de Salomon's. Er
+was nog een man aan boord, waarvan de dames géén notitie namen. Het
+was een klein, verschrompeld mannetje, met een rimpelige huid die
+de kleur had van mahonie hout. Zijn naam op de passagierlijst doet
+hier niet ter zake, maar zijn andere naam, kapitein Maloe, was een
+naam waar de nikkers bij zwoeren, en waarmee men kinderen bang kon
+maken en tot rede brengen op ieder eiland van Nieuw-Hannover tot de
+Nieuwe Hebriden. Hij had barbaren en barbaarschheid geëxploiteerd,
+en uit koorts en ontbering, uit den knal van Sniders en de zweep van
+opzichters had hij vijf millioen dollar gewrongen, in den vorm van
+tripang, sandelhout, pareloesters en schildpad, kokosnoten en kopra,
+graslanden, ruil-stations en plantages. Er was meer onvermijdelijkheid
+in kapitein Maloe's pink, die gebroken was, dan in Bertie Arkwright's
+heele lichaam. Maar, de dames-touristen hadden niets om naar te
+oordeelen dan den uiterlijken schijn, en Bertie was zonder twijfel
+een flinke, knappe jongen.
+
+Bertie praatte eens met kapitein Maloe in den rooksalon, en bekende
+hem zijn plan om het leven in de Salomon's te zien, rood en bloedend,
+zooals het werkelijk was. Kapitein Maloe vond óók dat dat een loffelijk
+en prijzenswaardig streven was. Pas verscheiden dagen later begon
+hij meer belang te stellen in Bertie, toen die jeugdige avonturier
+er op aandrong hem een automatisch pistool, kaliber 44, te laten
+zien. Bertie legde uit hoe het werkte, en veraanschouwelijkte zijn
+onderricht door een houder met patronen in den hollen kolf te schuiven.
+
+"Het is zoo eenvoudig", zei hij. Hij schoof den buitensten loop
+langs den binnensten. "Daardoor wordt het geladen en gespannen,
+ziet u. En dan is alles wat ik te doen heb den trekker overhalen,
+acht keer, zoo gauw als ik mijn vinger maar kan bewegen. Ziet u
+die veiligheidsspan? Dat vind ik er zoo mooi van. Het is veilig. De
+grootste dwaas kan er mee omgaan." Hij liet den houder er weer uit
+glijden. "U ziet hoe veilig het is."
+
+Terwijl hij het in zijn hand hield, kwam de mond in de richting
+van kapitein Maloe's maag. Kapitein Maloe's blauwe oogen keken er
+onafgewend naar.
+
+"Zoudt u het misschien in een andere richting willen houden?" vroeg
+hij.
+
+"Het is absoluut veilig", verzekerde Bertie hem. "Ik heb den houder
+er uit gehaald. Het is heusch niet geladen nu."
+
+"Een vuurwapen is altijd geladen."
+
+"Maar dit niet."
+
+"Houdt u het toch maar in een andere richting."
+
+De stem van kapitein Maloe was laag en metaalachtig en zonder
+uitdrukking, maar zijn blikken wendden zich geen oogenblik af van
+den mond van het pistool, totdat de vizierlijn langs hem heen liep
+en van hem weg.
+
+"Ik verwed er een tientje onder dat het niet geladen is", daagde
+Bertie uit.
+
+De ander schudde zijn hoofd.
+
+"Dan zal ik het u laten zien."
+
+Bertie begon den loop naar zijn eigen hoofd te richten, met de
+klaarblijkelijke bedoeling om af te drukken.
+
+"Wacht u even", zei kapitein Maloe rustig, zijn hand uitstrekkend. "Mag
+ik het even zien?"
+
+Hij richtte het pistool naar zee en drukte af. Er volgde een zware
+ontploffing, tegelijk met den scherpen tik van het mechanisme dat
+een heete, rookende huls zijwaarts uitwierp, tegen het dek. Bertie
+liet zijn onderkaak hangen in stomme verbazing.
+
+"Ik heb den loop één keer terug geschoven, hè?" legde hij uit. "Het
+was stom van me, dat moet ik zeggen."
+
+Hij gichelde slapjes, en ging zitten in een dekstoel. Het bloed was
+weggeëbd uit zijn gezicht, en hij had ineens donkere kringen onder
+zijn oogen. Zijn handen beefden en waren niet in staat de trillende
+cigaret naar zijn lippen te brengen. Hij trok zich te veel van de
+wereld aan, en hij zag zich zelf al met druipende hersenen vóórover
+op het dek liggen.
+
+"Heusch," zei hij, "... heusch."
+
+"Het is een mooi wapen", zei kapitein Maloe, en gaf hem het pistool
+terug.
+
+De resident, die terugkwam van Sydney, was aan boord van de _Makembo_,
+en met zijn toestemming werd er gestopt bij Oegi om een zendeling
+aan land te zetten. En voor Oegi lag de kits _Arla_, schipper
+Hansen. Nu was de _Arla_ een van de vele schepen die kapitein
+Maloe in eigendom toebehoorden, en het was op zijn voorstel en
+op zijn uitnoodiging dat Bertie als gast aan boord van de _Arla_
+kwam, voor een wervingskruistocht van vier dagen langs de kust van
+Malaita. Daarna zou de _Arla_ hem ontschepen op de Reminge-plantage
+(ook eigendom van kapitein Maloe), waar Bertie een week zou blijven,
+om dan over te steken naar Toelagi, den zetel der regeering. Daar zou
+hij gast zijn van den resident. Kapitein Maloe had nog twee andere
+voorstellen op zijn geweten, en als die bekend zijn, verdwijnt hij uit
+deze geschiedenis. Eén was er gericht aan kapitein Hansen, het andere
+aan mijnheer Harriwell, den administrateur van de Reminge-plantage. Zij
+waren van gelijken aard, namelijk om mijnheer Bertram Arkwright een
+idee te geven van de ruwheid en rauwheid van het leven in de Salomon
+eilanden. Ook, zoo fluistert men, liet kapitein Maloe doorschemeren,
+dat er een kist Schotsche whisky verbonden zou zijn aan elk bijzonder
+grootsch idee dat mijnheer Arkwright van dat leven mocht krijgen.
+
+"Ja, Swartz was altijd een veel te groote stijfkop. Ziet u, hij
+nam vier zwartjes van zijn bemanning mee naar Toelagi om gegeeseld
+te worden--officieel, begrijpt u--en ging toen met hen terug in de
+sloep. Het was tamelijk vlagerig, en de boot sloeg om toen ze net
+buiten waren. Swartz was de eenige die verdronk. Natuurlijk was het
+een ongeluk."
+
+"Was het dat heusch?" vroeg Bertie, die maar half luisterde, en hevig
+zat te staren naar den zwarten man aan het stuurrad.
+
+Ze hadden Oegi achter zich gelaten, en de _Arla_ gleed door
+een zomersche zee naar de beboschte bergketens van Malaita. De
+roerganger die zulk een aantrekkingskracht uitoefende op Bertie's
+oogen verheugde zich in het bezit van een langen draadnagel, dien hij
+als een vleeschpen scheef door zijn neus gestoken had. Om zijn hals
+hing een snoer van broeksknoopen. In verschillende gaten in zijn ooren
+staken een blik-openmaker, het kapotte handvat van een tandenborstel,
+een aarden pijp, een koperen tandwieltje van een wekker, en verscheiden
+hulzen van Winchester-geweerpatronen.
+
+Op zijn borst hing, vastgebonden aan een touwtje om zijn nek, de helft
+van een porseleinen bord. Een goede veertig ongeveer op dezelfde wijze
+uitgedoste zwartjes lagen overal verspreid op het dek. Vijftien daarvan
+vormden de bemanning, de rest waren pas geworven inlandsche koelies.
+
+"Natuurlijk was het een ongeluk", deed de stuurman van de _Arla_
+zich hooren. Hij heette Jacobs, en was een tengere man met donkere
+oogen, die meer van een professor had dan van een zeeman. "Johnny
+Bedip heeft bijna hetzelfde ongeluk gehad. Hij bracht er verscheiden
+terug van een pak slaag toen ze hem lieten omslaan. Maar hij kon even
+goed zwemmen als zij, en er verdronken er twee van hen. Hij gebruikte
+een voetenplank en een revolver. Natuurlijk was het een ongeluk."
+
+"Heel gewoon, die ongelukken," merkte de schipper op. Ziet u dien man
+daar aan het roer, mijnheer Arkwright? Dat is een menscheneter. Zes
+maanden geleden hebben hij en de rest van de bemanning den toenmaligen
+kapitein van de _Arla_ verdronken. Ze deden het aan dek, mijnheer,
+hier op het achterschip, bij den overloop van de bezaan."
+
+"Het dek zag er verschrikkelijk uit", zei de stuurman.
+
+"Begrijp ik goed--?" begon Bertie.
+
+"Ja, precies", zei kapitein Hansen. "Hij is bij ongeluk verdronken."
+
+"Maar aan dek--?"
+
+"Precies. Ik wil u wel vertellen, in vertrouwen natuurlijk, dat ze
+een bijl gebruikten."
+
+"Deze bemanning die u nu heeft?"
+
+Kapitein Hansen knikte.
+
+"De andere schipper was altijd veel te onvoorzichtig", legde de
+stuurman uit. "Hij draaide zich alleen maar even om, toen zaten ze
+al boven op hem."
+
+"We hebben geen schijn van kans hier", was de klacht van den
+schipper. "Het gouvernement beschermt altijd de nikkers tegen de
+blanken. Je kunt niet het eerst schieten. Je moet de nikkers het
+eerste schot geven, en anders noemt het gouvernement het moord,
+en je gaat naar Fidzji. Daarom verdrinken er zooveel bij ongeluk."
+
+Men werd geroepen voor het eten, en Bertie en de schipper gingen naar
+beneden, den stuurman aan dek latend om de wacht te houden.
+
+"Houd een oogje op dien zwarten duivel, dien Aoeiki", was de laatste
+raad van den schipper. "Ik mag zijn tronie al een paar dagen lang
+niet."
+
+"All right," zei de stuurman.
+
+Het diner was al een heel eind gevorderd, en de schipper was midden
+in zijn verhaal van het buitmaken van de _Scottish Chiefs_.
+
+"Ja," zoo vertelde hij, "het was het mooiste schip op de kust. Maar
+toen ze niet door den wind wou, en nog voordat ze het rif geráákt had,
+kwamen de kano's er al op af. Er waren vijf blanken aan boord, en een
+bemanning van twintig zwartjes van Santa Cruz en Kanaka's van Samoa,
+en alleen de ladingmeester is ontsnapt. Bovendien waren er nog zestig
+inlandsche koelies. Ze zijn allemaal _gekai-kaid_. _Kai-kai?_--o,
+neemt u me niet kwalijk. Ik bedoel, ze werden opgegeten. Dan had je
+de _James Edwards_, een keurig-getuigde--."
+
+Maar op dat oogenblik klonk er een scherpe vloek van den stuurman aan
+dek en een koor van woeste kreten. Drie keer ging er een revolver
+af, toen hoorde men een luiden plons. Kapitein Hansen was direct
+de kajuitstrap op gesprongen, en Bertie's op avontuur beluste oogen
+werden even geboeid door een glimp van een blinkenden revolver dien
+de schipper trok terwijl hij sprong.
+
+Bertie ging omzichtiger naar boven, aarzelend vóór hij zijn hoofd
+boven de luikopening uitstak. Maar er gebeurde niets. De stuurman
+trilde van opwinding, zijn revolver in de hand. Eéns schokte hij op,
+en sprong een halven draai om, alsof er gevaar dreigde in zijn rug.
+
+"Een van de inlanders is overboord gevallen", zei hij met een vreemde,
+strakke stem. "Hij kon niet zwemmen."
+
+"Wie was het?" vroeg de schipper streng.
+
+"Aoeiki", was het antwoord.
+
+"Maar hoort u eens, ik geloof dat ik heb hooren schieten," zei Bertie
+bevend van nieuwsgierigheid, want hij speurde avonturen, en avonturen
+die gelukkig voorbij waren.
+
+De stuurman stoof op hem af, en snauwde:
+
+"Je liegt, verdomme! D'r is geen schot gelost. De nikker viel
+overboord."
+
+Kapitein Hansen keek Bertie aan met starende, glanslooze oogen.
+
+"Ik--ik dacht--" begon Bertie.
+
+"Schoten?" zei kapitein Hansen droomerig. "Schoten? Hebt u soms hooren
+schieten, mijnheer Jacobs?"
+
+"Geen schot gelost", antwoordde mijnheer Jacobs.
+
+De schipper keek zijn gast zegevierend aan en zei:
+
+"Blijkbaar een ongeluk. Laten we naar beneden gaan, mijnheer Arkwright,
+en verder af-eten."
+
+Bertie sliep dien nacht in de kajuit van den kapitein, een kleine
+hut naast de groote kajuit. De voorste wand was versierd met een rek
+geweren. Boven de kooi hingen nog drie geweren. Onder de kooi was een
+groote lade, die, toen hij ze uittrok, gevuld bleek met ammunitie,
+dynamiet, en verscheiden doozen slaghoedjes. Hij prefereerde de
+rustbank aan anderen kant. Op de kleine hangende tafel lag, goed
+zichtbaar, het journaal van de _Arla_. Bertie wist niet dat het
+speciaal voor deze gelegenheid was bewerkt door kapitein Maloe, en hij
+las er in hoe op 21 September twee leden van de bemanning overboord
+waren gevallen en verdronken. Bertie las tusschen de regels door,
+en wist wel beter. Hij las hoe de sloep van de _Arla_ bij Soe-oe
+was beschoten van uit de bosschen en drie man verloren had; hoe
+de schipper had ontdekt dat de kok menschenvleesch braadde op de
+kombuiskachel, vleesch dat door de bemanning gekocht was in Foei;
+hoe, bij het seinen, een ander matroos was gedood door een toevallige
+ontploffing van het dynamiet; hij las van nachtelijke aanvallen;
+havens waaruit men met de noorderzon was weggevlucht; aanvallen door
+boschbewoners in mangrove-moerassen en door vloten van kustbewoners in
+de grootere doorvaarten. Een geval dat eentonig dikwijls terugkeerde
+was overlijden aan dysenterie. Hij merkte met ontzetting dat twee
+blanken daaraan gestorven waren, gasten op de _Arla_, zooals hij zelf.
+
+"Zeg, hoort u eens", zei Bertie den volgenden dag tegen kapitein
+Hansen. "Ik heb uw journaal eens doorgekeken."
+
+De schipper bleek hoogst ontstemd dat het journaal was blijven
+slingeren.
+
+"En al die dysenterie, ziet u, dat is allemaal larie, net als dat
+bij ongeluk verdrinken," ging Bertie door. "Wat beteekend dysenterie
+_eigenlijk_?"
+
+De schipper toonde onverholen bewondering om de scherpzinnigheid van
+zijn gast, werd toen stug en ontkende verontwaardigd, maar gaf zich
+ten slotte gracelijk gewonnen.
+
+"Kijkt u eens hier, mijnheer Arkwright, dat zit'm zoo. De reputatie
+van deze eilanden is al erg genoeg op zichzelf. Iedere dag wordt het
+moeilijker om blanken aan te monsteren. Stel dat er iemand vermoord
+wordt. De maatschappij moet dan zwaar betalen voor een ander die het
+baantje overneemt. Maar als er iemand gewoon dood gaat aan de een of
+andere ziekte, och, dan is de zaak in orde. De nieuwelingen geven niet
+om ziekte. Vermoord worden, daar hebben ze het land aan. Ik dacht dat
+de schipper van de _Arla_ aan dysenterie gestorven was, toen ik zijn
+baantje vernam. Toen was het te laat. Ik had het contract geteekend."
+
+"Bovendien," zei mijnheer Jacobs, "d'r zijn er over 't algemeen veel
+te veel die bij ongeluk verdrinken. Dat lijkt niet pluis. Het is de
+schuld van het gouvernement. Een blanke krijgt de kans niet om zich
+tegen de nikkers te verdedigen."
+
+"Ja, kijk maar eens naar de _Princess_ en dien Yankee stuurman",
+nam de schipper het verhaal op. "Het schip voer vijf blanken en nog
+een gouvernements-agent. De kapitein, de agent, en de ladingmeester
+waren aan wal in de twee booten. Ze werden tot den laatste toe
+doodgeslagen. De stuurman en de bootsman met zoowat vijftien matrozen,
+lui van Tongga en Samoa, waren aan boord. Een troep nikkers kwam er
+aan, van de wal. Toen de stuurman begon te snappen wat er aan de hand
+was, waren de bootsman en de matrozen al doodgeslagen, bij den eersten
+aanval. Hij graaide drie patroongordels en twee Winchesters en smeerde
+'m het want in. Hij was de eenige die het geval overleefde, en je zult
+hem niet laste kunnen leggen dat hij gek was. Hij pompte een geweer
+tot het zóó warm was dat hij het niet meer kon vasthouden, en toen
+pompte hij het andere. Het dek was zwart van de nikkers. Hij roeide ze
+uit. Hij schoot ze neer terwijl ze over de verschansing klommen, en
+zoo gauw namen ze hun pagaaien niet op of hij had ze te grazen. Toen
+sprongen ze in het water en probeerden zwemmende hun huid te bergen,
+en omdat hij razend was deed hij er nog een half dozijn bij. En wat
+heeft hij ervoor gekregen?"
+
+"Zeven jaar in Fidzji", beet de stuurman.
+
+"Het gouvernement zei dat hij geen recht had om te schieten toen ze
+eenmaal in het water waren", legde de schipper uit.
+
+"En daarom gaan ze tegenwoordig dood aan dysenterie", voegde de
+stuurman er bij.
+
+"Stel je voor", zei Bertie, en hij werd zich bewust van een verlangen
+naar het einde van den tocht.
+
+Later op den dag ondervroeg hij den zwarte die hem aangewezen was
+als een menscheneter. Deze mijnheer heette Soemasai. Hij had drie
+jaar doorgebracht op een plantage in Queensland. Hij was geweest
+in Samoa, en Fidzji, en Sydney; en als matroos had hij gevaren
+op wervingsschoeners door heel Nieuw-Britannië, Nieuw-Ierland,
+Nieuw-Guinea, en de Admiraliteits-eilanden. Ook was hij een guit,
+en hij had een voorbeeld genomen aan het gedrag van zijn schipper. O
+ja, hij had heel wat menschen opgegeten. Hoeveel? Hij kon het niet
+zeggen. Ja, ook blanken; ze smaakten uitstekend, behalve als ze ziek
+waren. Hij had één keer een zieken opgegeten.
+
+"Mijn woord!" riep hij uit bij die herinnering. "Mij ziek veel bij
+hem. Mij buik loop rond te veel."
+
+Bertie rilde, en vroeg inlichtingen over hoofden. Ja, Soemasai had
+er verscheiden, verstopt aan de wal, in uitstekenden staat, in de zon
+gedroogd, en boven het vuur gerookt. Eén was er van den kapitein van
+een schoener. Het had lange bakkebaarden. Hij wilde het verkoopen voor
+twee pond. Hoofden van zwarten wou hij voor één pond verkoopen. Hij
+had ook nog wel een paar kinderhoofden, maar die waren niet goed
+geconserveerd, en hij wilde ze hem overlaten voor tien shilling.
+
+Vijftien minuten later merkte Bertie dat hij op het luik van
+de kajuitstrap zat langszij van een zwartje met een vreeselijke
+huidziekte. Hij vloog weg, en op zijn vraag vernam hij dat het
+melaatschheid was. Hij haastte zich naar beneden, en waschte zich
+met antiseptische zeep. Hij waschte zich dikwijls antiseptisch in
+den loop van dien dag, want iedere inlander aan boord was lijdende
+aan het een of ander kwaadaardig gezwel.
+
+Toen de _Arla_ voor anker kwam te midden van mangrove-moerassen was
+er boven de verschansing een dubbele versperring van prikkeldraad
+gespannen die om het heele schip liep. Dat leek alsof het meenens
+zou worden, en toen Bertie de kano's van den wal langszij zag komen,
+bewapend met speren, bogen, pijlen en Sniders verlangde hij serieuzer
+dan ooit naar het eind van de reis.
+
+Dien avond bleven de inlanders lang treuzelen vóórdat ze het schip
+verlieten. Enkelen van hen jouwden den stuurman uit toen hij hen
+beval aan land te gaan.
+
+"Hindert niet, ik zal ze wel," zei kapitein Hansen, naar beneden
+duikend.
+
+Toen hij terug kwam liet hij Bertie een staaf dynamiet zien met
+een vischhaak er aan. Nu kan een leege chlorodyne-flesch die in een
+papier is gewikkeld en waar een onschadelijke lont uitsteekt iedereen
+misleiden. Het misleidde Bertie en het misleidde de inlanders. Toen
+kapitein Hansen de lont aanstak en den vischhaak in den lendendoek
+van een van de inlanders sloeg, werd die inlander overvallen door
+een zóó hevig verlangen naar het vaste land, dat hij vergat zijn
+lendendoek te laten afglijden. Hij vloog naar voren. De lont knetterde
+en siste achter hem aan, en bij iederen sprong dien hij maakte namen
+de nikkers bij dozijnen hun duik over het prikkeldraad. Bertie stond
+verlamd van schrik. Kapitein Hansen ook. Hij had niet gedacht aan
+zijn vijfentwintig koelies voor ieder waarvan hij dertig shilling
+vooruit betaald had. Ze sprongen samen met de bewoners van het eiland
+overboord, gevolg door den man die de sissende chlorodyne-flesch
+achter zich aan sleepte.
+
+Bertie zag de flesch niet springen; maar de stuurman liet op het juiste
+moment een staaf echt dynamiet ontploffen, op het achterschip, waar
+het niemand kwaad kon doen; en Bertie zou in ieder Admiraliteits-Hof
+gezworen hebben dat er een nikker aan flarden gevlogen was.
+
+De vlucht van de vijfentwintig koelies had de _Arla_ veertig pond
+gekost, en aangezien ze hun heil in de bosschen hadden gezocht,
+was er geen hoop meer om hen nog terug te krijgen. De schipper en
+zijn stuurman wisten niet beter te doen dan hun verdriet verdrinken
+in koude thee. De koude thee was in whisky-flesschen, en Bertie
+wist niet, dat wat ze opdweilden maar koude thee was. Alles wat hij
+wist was, dat de twee mannen erg dronken raakten en welsprekende en
+lang-uitgesponnen debatten hielden over de kwestie of de ontplofte
+nikker gerapporteerd zou worden als bij ongeluk verdronken of als een
+geval van dysenterie. Toen ze eindelijk snorkend in slaap vielen,
+was hij de eenige blanke aan boord die nog tot iets in staat was,
+en hij hield een ijselijke wacht tot de morgenschemering, in angst
+en vreeze voor een aanval van de wal of een oproer van de bemanning.
+
+Nog drie dagen bracht de _Arla_ door op de kust, en nog drie avonden
+dronken de scheeps-officieren overvloedig koude thee, terwijl ze Bertie
+de wacht lieten houden. Zij wisten dat ze op hem konden rekenen, en hij
+zelf wist even zeker dat hij, als hij nog leefde, hun liederlijk gedrag
+aan kapitein Maloe zou rapporteeren. Daarna liet de _Arla_ het anker
+vallen voor de Reminge-plantage, op Goeadalcanar, en Bertie stapte
+met een zucht van verlichting op het strand, waar hij werd verwelkomd
+door den administrateur. Mijnheer Harriwell was klaar voor hem.
+
+"Nu moet u niet schrikken als er een paar van ons een beetje
+neerslachtig lijken", zei mijnheer Harriwell, hem even in vertrouwen
+apart nemend. "Er wordt gepraat over een uitbarsting, en ik geef toe
+dat er een paar verdachte teekenen zijn, maar voor mezelf geloof ik
+dat het allemaal poppenkast is."
+
+"Hoe--hoeveel zwarten hebt u hier op de plantage?" vroeg Bertie,
+en alle moed ontzonk hem.
+
+"Op het oogenblik werken we met vierhonderd man", antwoordde mijnheer
+Harriwell opgewekt; "maar we zijn hier met z'n drieën, en met u,
+natuurlijk, en den schipper en den stuurman van de _Arla_ kunnen we
+ze gemakkelijk hanteeren."
+
+Bertie draaide zich om om kennis te maken met een zekeren McTavish,
+den magazijnmeester, die nauwelijks notitie van hem nam, zóó verlangend
+was hij om zijn ontslag in te dienen.
+
+"Omdat ik een getrouwd man ben, mijnheer Harriwell, kan ik me eigenlijk
+niet permitteeren nog langer te blijven. Er broeit iets, zoo zeker
+als er een neus op uw gezicht staat. De nikkers staan op springen,
+en dan krijgen we hier nieuwe Hohono gruwelen."
+
+"Wat zijn Hohono gruwelen?" vroeg Bertie, nadat de magazijnmeester
+overreed was om nog tot het eind van de maand te blijven.
+
+"O, hij bedoelt de Hohono-plantage, op Isabella", zei de
+administrateur. "De nikkers hebben daar de vijf blanken vermoord,
+den schoener buit gemaakt, kapitein en stuurman doodgeslagen, en
+zijn toen met z'n allen ontsnapt naar Malaita. Maar ik heb altijd
+gezegd dat ze op Hohono niet voorzichtig waren. _Hier_ zullen ze ons
+niet in den dut vinden, dat verzeker ik u. Komt u even mee, mijnheer
+Arkwright dan kunt u het mooie uitzicht vanaf onze veranda eens zien."
+
+Bertie was te druk bezig met overleggen hoe hij weg zou komen naar
+Toelagi, naar het huis van den resident om veel van het panorama te
+zien. Hij overlegde nog steeds, toen er vlak bij hem, in zijn rug,
+een geweer knalde. Op hetzelfde oogenblik werd zijn arm bijna uit
+het lid gerukt, zoo heftig trok mijnheer Harriwell hem naar binnen.
+
+"Zeg, oude jongen, dat scheelde een haartje", zei de administrateur,
+en hij betastte hem overal om te zien, of hij ook getroffen was. "Ik
+kan je niet zeggen hoe me dat spijt. Maar het was klaarlichte dag,
+en ik dacht er zelfs niet aan."
+
+Bertie begon bleek te worden.
+
+"Op die manier hebben ze den vorigen administrateur ook gekregen",
+betuigde McTavish. "En een allemachtige flinke kerel was dat. Zijn
+hersens vlogen over de heele veranda. Hebt u die donkere vlek niet
+gezien daar, tusschen de trappen en de deur?"
+
+Bertie was rijp voor den cocktail die mijnheer Harriwell voorstelde
+en voor hem klaar maakte; maar vóórdat hij er nog van kon drinken,
+kwam er een man in rijbroek met puttees binnen.
+
+"Wat zal't nu weer zijn", vroeg de administrateur na een blik op
+het gezicht van den nieuwen acteur in de komedie. "Is de rivier
+weer gestegen?"
+
+"Verrek met je rivier--'t zijn de nikkers. Stapte pardoes uit het
+bamboe, geen tien voet van me af, en pafte op me. Het was een Snider,
+en hij schoot vanaf de heup. Nu wou ik wel eens weten waar hij dien
+Snider vandaan heeft gehaald. O, neemt u me niet kwalijk. Aangenaam,
+mijnheer Arkwright."
+
+"Mijnheer Brown is mijn assistent", legde mijnheer Harriwell uit. "En
+laten we nu die cocktail nemen."
+
+"Maar waar heeft hij dien Snider vandaan?" hield mijnheer Brown
+aan. "Ik heb er altijd tegen gesputterd dat die geweren op het erf
+bewaard werden."
+
+"Ze zijn er nog altijd", zei mijnheer Harriwell, een beetje geraakt.
+
+Mijnheer Brown glimlachte ongeloovig.
+
+"Ga mee kijken", zei de administrateur.
+
+Bertie sloot zich aan bij den optocht die naar het kantoortje ging,
+alwaar mijnheer Harriwell zegevierend wees naar een groote pakkist
+in een stoffigen hoek.
+
+"Goed, maar waar haalt de kerel dan dien Snider vandaan?" zaagde
+mijnheer Brown.
+
+Maar op dat oogenblik lichtte McTavish de kist op. De administrateur
+schrok, rukte toen het deksel er af. De kist was leeg. Ze staarden
+elkaar aan in een vreeselijk zwijgen. Harriwell liet vermoeid zijn
+hoofd hangen.
+
+Toen begon McTavish te vloeken.
+
+"Wat ik altijd beweerd heb, de huisjongens zijn niet te vertrouwen."
+
+"Ik moet zeggen, het ziet er ernstig uit," gaf Harriwell toe, "maar
+we zullen er wel door heen komen. De bloeddorstige heeren moeten eens
+door elkaar gerammeld worden, dat hebben ze noodig. Wilt u misschien
+zoo goed zijn, heeren, en uw geweren meebrengen aan tafel, en wilt u,
+mijnheer Brown, misschien een veertig of vijftig staven dynamiet klaar
+maken? Maak de lonten goed kort. We zullen ze een lesje geven. En nu,
+heeren, het diner is klaar."
+
+Er was één ding dat Bertie verfoeide, en dat was rijst met kerrie,
+dus zoo gebeurde het dat hij alleen deel had aan een verleidelijke
+omelet. Hij had zijn bord heelemaal leeg, toen Harriwell zich van
+de omelet bediende. Eén mondvol proefde hij, toen spuwde hij het uit
+met veel misbaar.
+
+"Dat is de tweede keer", verkondigde McTavish onheilspellend. Harriwell
+zat nog steeds te rochelen en te spuwen.
+
+"Tweede keer wat?" bibberde Bertie.
+
+"Vergif", was het antwoord. "Die kok zal nog eens opgehangen worden."
+
+"Op die manier is de boekhouder op Cape Marsh er tusschen
+uit getrokken," deed Brown zich hooren. "Een vreeselijken dood
+gestorven. Aan boord van de _Jessie_ zeiden ze dat ze hem drie mijlen
+ver hadden hooren schreeuwen."
+
+"Ik zal den kok in de boeien laten slaan", proestte
+Harriwell. "Gelukkig dat we het op tijd ontdekt hebben."
+
+Bertie zat daar als verlamd. Er was geen kleur in zijn gezicht. Hij
+trachtte te spreken, maar het resultaat was slechts een onduidelijk
+gorgelen. Allen keken hem angstig aan.
+
+"Zeg het niet, kerel, zeg het niet!" schreeuwde McTavish, in hevige
+spanning.
+
+"Ja, ik heb er van gegeten, een heele boel, een heel bord vol!" barstte
+Bertie uit, en hij haalde ineens weer diep adem, als een duiker die
+boven water komt.
+
+Het afschuwelijk zwijgen duurde een oogenblik voort, en hij las zijn
+noodlot in hun oogen.
+
+"Misschien was het toch geen vergif, après tout," zei Harriwell somber.
+
+"Roep den kok", zei Brown.
+
+Binnen trad de kok, een grijnzend zwartje, met pennen door zijn neus
+en gaten in zijn ooren.
+
+"Hier, jij, Wi-wi, wat naam dat?" loeide Harriwell, en hij wees
+beschuldigend naar de omelet. De angst en de wanhoop van Wi-wi waren
+bijzonder natuurlijk.
+
+"Hem goed kai-kai", mompelde hij afwerend.
+
+"Laat het hem opeten", stelde McTavish voor. "Dat is het beste bewijs."
+
+Harriwell vulde een lepel met het goedje en sprong naar den kok,
+die doodelijk verschrikt wegvluchtte.
+
+"Dat beslist alles", was Brown's plechtige uitspraak. "Hij wil het
+niet eten."
+
+"Mijnheer Brown wilt u hem misschien even in de boeien
+slaan?" Harriwell wendde zich opgewekt tot Bertie. "Het is in orde,
+oude jongen, hij zal met den resident te doen krijgen, en als jij
+dood gaat, zal hij hangen, hoor, daar kan je van op aan."
+
+"Ik geloof niet dat het gouvernement dat doen zal", wierp McTavish
+tegen.
+
+"Maar heeren, heeren toch!" riep Bertie. "Denk ondertusschen eens
+aan mij."
+
+Harriwell haalde medelijdend zijn schouders op.
+
+"Spijt me, beste kerel, maar het is een inlandsen vergif, en daar is
+geen tegengif voor bekend. Tracht je er in te schikken, en als--"
+
+Twee geweerschoten van buiten onderbraken het gesprek, en Brown kwam
+binnen, laadde zijn geweer opnieuw, en ging aan tafel zitten.
+
+"De kok is dood", zei hij. "Koorts. Tamelijk plotselinge aanval."
+
+"Ik was juist bezig mijnheer Arkwright te vertellen dat er voor
+inlandsche vergiften geen tegengif bestaat--"
+
+"Behalve jenever", zei Brown.
+
+Harriwell schold zich uit voor een imbecielen idioot en rende weg om
+de jeneverflesch te halen.
+
+"Puur, man, puur", raadde hij Bertie, die een groot glas voor twee
+derden gevuld met het bijtend goedje onvermengd naar binnen slokte, en
+zat te hoesten en te kuchen tot de tranen hem langs de wangen liepen.
+
+Harriwell voelde zijn pols en nam zijn temperatuur op, en twijfelde
+weer of de omelet wel vergiftigd was geweest. Brown en McTavish
+twijfelden ook, maar Bertie onderscheidde een onoprechten klank in
+hun stemmen. Zijn eetlust was weg, en hij voelde stilletjes zijn pols
+onder de tafel. Het viel niet te ontkennen, dat die sneller werd,
+maar hij dacht er niet aan dat toe te schrijven aan den jenever dien
+hij gedronken had. McTavish, geweer in de hand, ging naar buiten om
+eens poolshoogte te nemen.
+
+"Ze komen in troepen bij elkaar bij de keuken", was zijn verslag. "En
+ze hebben bende's Sniders. Mijn idee is er om heen te trekken en ze
+van den anderen kant in de flank aan te vallen. Den eersten klap geven,
+zie je. Ga je mee, Brown?"
+
+Harriwell at rustig door, terwijl Bertie ontdekte dat zijn pols vijf
+slagen toegenomen was. Niettemin sprong hij tegen wil en dank overeind
+toen de geweren begonnen te knallen. Boven de zware ontploffingen der
+Sniders uit hoorde men het scherpe knetteren van de Winchesters van
+Brown en McTavish, alles tegen een achtergrond van demonisch gegil
+en gekrijsch.
+
+"Ze hebben ze op den loop", merkte Harriwell op, toen stemmen en
+geweerschoten wegstierven in de verte.
+
+Nauwelijks waren Brown en McTavish terug aan tafel, toen de laatste
+weer even poolshoogte ging nemen.
+
+"Ze hebben dynamiet", zei hij.
+
+"Laten we ze dan ook met dynamiet bestoken", stelde Harriwell voor.
+
+Ze staken elk een half dozijn staven in hun zakken, rustten zich
+uit met brandende sigaren, en liepen naar de deur. En juist op dat
+oogenblik gebeurde het. Ze gaven McTavish er later de schuld van,
+en hij gaf toe dat de lading wel wat sterk was geweest. Maar in ieder
+geval ontplofte het onder het huis, dat schuin omhoog werd gelicht,
+en weer terugviel op zijn fundamenten. De helft van het porselein
+op de tafel brak, en de achtdaagsche klok bleef stilstaan. Gillend
+om wraak renden de drie mannen naar buiten, den nacht in, en het
+bombardement begon.
+
+Toen ze terugkwamen was er geen Bertie meer. Hij had zich weggesleept
+naar het kantoortje, zich daar verschanst en gebarricadeerd, en
+was toen neergezonken op den vloer in een van jenever doordrenkte
+nachtmerrie, waarin hij duizend dooden stierf terwijl de wakkere
+strijd rondom hem verder gevoerd werd. In den morgen, beroerd en
+katterig van den jenever, kroop hij naar buiten, waar hij de zon nog
+in de lucht vond en God naar alle waarschijnlijkheid in den hemel,
+want zijn gastheeren leefden nog en waren ongedeerd.
+
+Harriwell drong er op aan dat hij nog wat zou blijven, maar Bertie
+stond er op onmiddelijk met de _Arla_ weg te zeilen naar Toelagi, waar
+hij heel dicht in de buurt van het huis van den resident bleef, totdat
+de volgende boot kwam. Er waren dames-touristen op het stoomschip, en
+Bertie was weer een held, terwijl kapitein Maloe, zooals gewoonlijk
+onopgemerkt bleef. Maar kapitein Maloe stuurde twee kisten met de
+beste Schotsche whisky die er aan de markt was, want hij was niet in
+staat uit te maken, wie Bertie het meest grootsche idee van het leven
+in de Salomon's had gegeven kapitein Hansen of mijnheer Harriwell.
+
+
+
+
+HET ONVERMIJDELIJKE BLANKE RAS.
+
+
+"De zwarten zullen de blanken nooit begrijpen, en de blanken de
+zwarten niet, zoo lang zwart zwart is en blank blank."
+
+Zoo sprak kapitein Woodward. Wij zaten in de gelagkamer van Charley
+Roberts' kroeg in Apia, en dronken eindelooze Aboe Hameds, voor ons
+gemengd en met ons gedeeld door voornoemden Charley Roberts.
+
+Hij beweerde dat hij het recept direct had van Steevens, bekend door
+het uitvinden van den Aboe Hamed in een tijd dat hij voortgejaagd
+werd door dorst naar den Nijl--de Steevens die "Met Kitchener naar
+Kartoem" op zijn geweten heeft, en die uit dit leven verdween bij
+het beleg van Ladysmith.
+
+Kapitein Woodward, kort en dik, al tamelijk oud, verbrand door veertig
+jaren tropische zon, en met een paar oogen, zoo mooi helder bruin
+als ik ze nooit bij een man gezien heb, sprak uit lange ervaring.
+
+De lidteekens die kris en kras over zijn kalen schedel liepen, spraken
+van een intieme bekendheid met de tomahawks van de zwartjes, en men
+bespeurde een soortgelijke bekendheid in twee lidteekens, voor en
+achter, in de rechter helft van zijn hals, waar een pijl in gedrongen
+en er heelemaal doorheen getrokken was. Zooals hij zelf uitlegde,
+hij had haast gehad bij die gelegenheid--de pijl had hem gehinderd
+bij het loopen--en hij voelde dat hij niet den tijd kon nemen om den
+kop af te breken en de schacht er uit te trekken op de manier waarop
+ze er in was gekomen. Op het oogenblik was hij gezagvoerder van de
+_Savaii_, het groote stoomschip dat in het Westen inlandsche koelies
+wierf voor de Duitsche plantages op Samoa.
+
+"De meeste herrie komt van de domheid van de blanken", zei Roberts,
+afbrekend om een slok uit zijn glas te nemen en den Samoeeschen
+barjongen in vriendelijke termen te verwenschen. "Als de blanken
+een beetje hun best wilden doen om de werking van zwarte hersens te
+begrijpen, zouden de meeste moordpartijen vermeden worden."
+
+"Ik heb er genoeg gekend die beweerden dat ze de zwarten begrepen",
+antwoordde kapitein Woodward, een beetje schamper, "en ik heb altijd
+kunnen opmerken, dat het juist die lui waren die het eerst _gekaikai'd_
+(opgegeten) werden. Denk maar eens aan de zendelingen op Nieuw-Guinea
+en de Nieuwe Hebriden--het martelaars-eiland Erromanga en de heele
+rest. Denk eens aan de Oostenrijksche expeditie die in de pan gehakt is
+in de Salomon-eilanden, in het verwond van Goeadalcanar. En denk eens
+aan de kooplui zelf, met een ervaring van soms twintig jaren, die een
+grooten mond hadden dat geen nikker hen ooit te pakken zou krijgen;
+en nu versieren hun hoofden de daksparren van de kanohuizen. Je
+had den ouden Johnny Simons, zesentwintig jaren op de ruwe kanten
+van Melanesië, zwoer dat hij de nikkers op zijn duimpje kende en
+dat ze hem nooit zouden krijgen, en hij trok er tusschen uit in
+Marovo-Lagune, Nieuw-Georgië. Zijn hoofd werd afgezaagd door een
+zwarte vrouw en een ouden nikker met één been; het andere had hij
+in den bek van een haai gelaten toen hij dook naar visch die ze met
+dynamiet verdoofd hadden. Dan had je Billy Watts, met een vreeselijken
+naam als nikker-vreter, een kerel om den duivel bang te maken. Ik
+herinner me dat we voor Cape Little lagen, op Nieuw-Ierland, toen
+de nikkers een halve kist ruiltabak stalen, kostte hem zoowat drie
+en een halven dollar. Hij trok er op los, schoot zes nikkers dood,
+vernielde hun oorlogskano's, en stak twee dorpen in brand. En het was
+bij Cape Little, vier jaren later, dat ze hem op zijn dak kwamen, hem
+en een vijftig jongens van Boekoe die hij bij zich had om tripang te
+visschen. In vijf minuten waren ze allemaal dood, op drie jongens na
+die ontsnapten in een kano. Praat me niet van de nikkers begrijpen. De
+zending van den blanke is de wereld te ontginnen, en daar heeft hij
+meer dan genoeg aan. Hij heeft immers geen tijd over om de nikkers
+te begrijpen!"
+
+"Zoo is het", zei Roberts. "En 't is gek, maar het lijkt eigenlijk
+niet eens noodig om de nikkers te begrijpen. Aan de domheid van de
+blanken is hun succes in het ontginnen van de wereld geëvenredigd."
+
+"En hun succes in het brengen van de vrees voor de hel in de
+nikkerkoppen", flapte kapitein Woodward er uit. "Misschien heb je
+gelijk, Roberts. Misschien is het hun stommiteit waar ze hun succes
+aan te danken hebben, en een vorm van die stommiteit is zeker, dat ze
+niet in staat zijn de nikkers te begrijpen. Maar één ding is zeker:
+de blanken moeten achter de nikkers heen zitten of zij ze begrijpen
+of niet. Het is onvermijdelijk. Het is hun noodlot."
+
+"En natuurlijk zijn de blanken onvermijdelijk--het is het noodlot van
+de nikkers", viel Roberts in. "Vertel een blanke dat er pareloesters
+zijn in de een of andere lagune die onveilig gemaakt door tienduizend
+brullende kannibalen, en hij zal er op uit trekken, heelemaal in z'n
+eentje, met een half dozijn Kanaka duikers en een blikken wekker als
+chronometer, alles als sardientjes gepakt in een handige kits van vijf
+ton. Fluister hem in dat er goud gevonden wordt aan de Noordpool, en
+datzelfde onvermijdelijke wezen met zijn blanke huid zal er meteen op
+af gaan, gewapend met houweel een schop, een zij spek en den nieuwsten
+patent goud-wasscher--en wat meer is, hij zal er komen. Geef hem de
+lucht dat er diamanten zijn op de wit-gloeiende wallen van de hel,
+en mijnheer De Blanke zal de wallen bestormen en den ouden heer Satan
+in eigen persoon aan het houwen en graven zetten. Dat komt er van
+als men dom en onvermijdelijk is."
+
+"Maar ik vraag me af wat de zwarten wel moeten denken van die--die
+onvermijdelijkheid", zei ik.
+
+Kapitein Woodward begon zachtjes te lachen. Herinnering lichtte in
+zijn oogen.
+
+"Ik zit daar juist te peinzen wat de nikkers van Maloe wel hebben
+gedacht, en nog moeten denken, van den éénen onvermijdelijken blanke,
+dien we aan boord hadden toen we hun een bezoek brachten met de
+_Duchess_", legde hij uit.
+
+Roberts mengde drie versche Aboe Hameds.
+
+"Dat was twintig jaar geleden. Saxtorph heette hij. Hij was zonder
+eenigen twijfel de stomste kerel die ik ooit gezien heb, maar hij
+was onvermijdelijk als de dood. Er was maar één ding dat die kerel
+kon, en dat was schieten. Ik herinner me den eersten keer dat ik hem
+tegen het lijf liep--hier in Apia, twintig jaar geleden. Dat was vóór
+jouw tijd, Roberts. Ik sliep in Hollandsche Henry z'n hotel, beneden,
+waar nu de markt is. Ooit van hem gehoord? Hij had een aardigen duit
+gemaakt met wapens smokkelen voor de opstandelingen, verkocht zijn
+hotel, en werd precies zes weken later doodgeslagen in Sydney, bij
+een herrie in een kroeg.
+
+"Maar Saxtorph. Op een nacht was ik net zoowat ingedommeld toen een
+paar katten concert begonnen te geven op het erf. Ik mijn bed uit en
+het raam omhoog, lampetkan in de hand. Maar juist op dat moment hoor
+ik het raam van de kamer ernaast omhoog gaan. Er vielen twee schoten en
+het raam ging dicht. Ik geloof niet dat ik jullie de snelheid duidelijk
+kan maken waarmee het gebeurde. Tien seconden op zijn hoogst. Omhoog
+ging het raam, pang, pang ging de revolver, en omlaag ging het
+raam. Wie het ook geweest was, hij had geen oogenblik gewacht om de
+uitwerking van zijn schoten te zien. Hij wist. Snappen jullie me?--hij
+_wist_. Het kattenconcert was afgeloopen, en 's morgens lagen daar de
+twee delinquenten, morsdood. Het was een wonder. In de eerste plaats,
+al het licht dat er was kwam van de sterren en Saxtorph had geschoten
+zonder te mikken; dan, hij had zoo gauw achter elkaar geschoten dat het
+een dubbele knal leek in plaats van twee afzonderlijke, en eindelijk,
+hij wist dat hij zijn doel had geraakt zonder er naar te kijken.
+
+"Twee dagen later kwam hij aan boord om mij te spreken. Ik
+was stuurman toen, op de _Duchess_, een kolossalen schoener van
+honderdvijftig ton, een nikkervanger. En laat ik jullie vertellen dat
+nikkervangers ook nikkervangers waren in die dagen. Er waren geen
+gouvernements-inspecteurs, en geen gouvernements-bescherming voor
+ons ook. Het was ruw werk, leven tegen leven, en niets te zeggen als
+het met ons gedaan was, en we deden in nikkers op ieder eiland in de
+Zuidzee waar ze ons niet van af schopten. Nu dan, Saxtorph kwam aan
+boord, John Saxtorph was de naam dien hij opgaf. Hij was een klein,
+rossig kereltje, rossig haar, rossig gezicht, en rossige oogen ook. Hij
+had niets dat je trof. En van binnen was hij al even neutraal als van
+buiten. Hij zei dat hij dalles was en dat hij wilde monsteren. Wou
+kajuitsjongen zijn, kok, ladingmeester of gewoon matroos. Wist niets
+van al die baantjes, maar zei dat hij graag wilde leeren. Ik had
+hem niet noodig, maar zijn schieten had zóó'n indruk op me gemaakt,
+dat ik hem aannam als gewoon matroos, drie pond per maand.
+
+"Het was waar, hij wilde graag leeren, dat moet ik zeggen. Maar hij
+was van nature niet in staat om iets te leeren. Hij kon net zoo min de
+streken van het kompas achter elkaar opdreunen als ik cocktails kan
+maken zooals Roberts hier. En met zijn sturen bezorgde hij me mijn
+eerste grijze haren. Ik durfde hem nooit alleen aan het stuurrad te
+laten als we voor den wind liepen in een zware zee; en vol-en-bij en
+scherp-bij-de-wind waren onoplosbare mysteriën. Hij kon je het verschil
+niet vertellen tusschen een schoot en een talie, hij kon het gewoon
+niet. Fokkeklauwval en kluiverval, het was allemaal hetzelfde voor
+hem. Zeg hem de groote schoot wat af te vieren, en voor je 't weet laat
+hij de piek vallen. Hij is drie keer over boord gesukkeld en hij kon
+niet zwemmen. Maar hij was altijd vroolijk, nooit zeeziek, en ik heb
+zelden iemand gezien die zóó vol goeden wil was. Mededeelzaam was hij
+niet. Praatte nooit over zichzelf. Zijn geschiedenis begon, voor zoover
+ons betrof, met den dag dat hij monsterde op de _Duchess_. Waar hij
+had leeren schieten weet de hemel alleen. Hij was een Yankee--zooveel
+wisten we wel door zijn neuzig praten. En dat was alles wat we ooit
+te weten zijn gekomen.
+
+"En nu komen we tot het eigenlijke verhaal. We hadden pech gehad
+in de Nieuwe Hebriden: maar veertien jongens in vijf weken, en we
+liepen vóór den zuidoost-passaat naar de Salomon's. Malaita was
+toen, net als nu, goed jachtterrein, en we vielen Maloe binnen, in
+den noordwest-hoek. Er is daar een landrif en een buitenrif en een
+allemachtig lastige ankerplaats; maar we kwamen behouden binnen en
+lieten ons dynamiet knallen als signaal voor de nikkers om er uit te
+komen en zich te laten werven. Drie dagen lang kregen we geen kip. Ze
+kwamen bij honderden naar ons toe in hun kano's, maar ze lachten ons
+alleen maar uit als we hen kralen en calico en bijlen lieten zien en
+over de heerlijkheden van plantage-werk op Samoa spraken.
+
+"Den vierden dag kwam er verandering. In de vijftig zwartjes teekenden
+en kregen hun logeerkamer in het grootruim, terwijl ze zich aan dek
+natuurlijk vrij mochten bewegen. En natuurlijk was dit teekenen en bloc
+verdacht, als je er op terug kijkt, maar toen dachten we dat het een
+of ander machtig opperhoofd het verbod om te teekenen had opgeheven.
+
+"In den morgen van den vijfden dag gingen onze twee booten naar den
+wal, zooals gewoonlijk,--de eene om de andere te dekken, snap je, als
+er soms herrie mocht komen. En, zooals gewoonlijk, waren de vijftig
+nikkers die we aan boord hadden aan dek, lummelend, kletsend, rookend
+en slapend. Saxtorph en ik zelf, met nog vier andere matrozen, was
+alles wat er nog van ons aan boord was. De twee booten waren bemand
+met Gilbert-eilanders. In de eene zaten de kapitein, de ladingmeester
+en de werver. In de andere, die de eerste dekte en een honderd meter
+uit de wal lag, was de tweede stuurman. Allebei de booten waren goed
+bewapend, ofschoon we geen herrie verwachtten.
+
+"Vier van de matrozen, Saxtorph incluis, waren bezig de
+kanpanje-reeling te schrappen. De vijfde matroos, geweer in de hand,
+stond op wacht bij de watertank, even vóór den grooten mast. Ik was
+vooruit, bezig de laatste hand te leggen aan een nieuwen bek voor de
+fokkegaffel. Ik wilde net mijn pijp pakken waar ik ze had neergelegd,
+toen ik een schot van den wal hoorde. Ik richtte me op om te kijken. Er
+trof me iets tegen mijn achterhoofd dat me half verdoofd tegen het
+dek deed slaan. Mijn eerste gedachte was dat er boven in het tuig
+iets stuk was gegaan; maar terwijl ik nog viel, en vóór dat ik op
+het dek terecht kwam, hoorde ik een geweervuur van de booten alsof
+de duivel in eigen persoon een roffel sloeg. Ik draaide me half om,
+en zag den matroos die op schildwacht stond. Twee groote nikkers
+hielden zijn armen vast, en een derde sloeg hem van achteren op
+zijn hoofd met een tomahawk. Ik zie het nog voor me, de watertank,
+de groote mast, de troep die hem aan zijn lijf hing, de bijl die op
+zijn hoofd neerdaalde, alles onder het vlammende zonlicht. Ik werd
+geboeid door dat groeiend visioen van moord. De tijd die de bijl
+noodig had om neer te dalen leek afschuwelijk lang. Ik zag het ding
+op het hoofd van den man terecht komen, en ik zag zijn beenen onder
+hem wegzakken toen hij dubbel sloeg. De nikkers hielden hem bij zijn
+armen omhoog en hij werd nog een paar keer flink bewerkt. Toen kreeg
+ik zelf nog twee hakken op mijn hoofd, en maakte uit dat ik dood
+was. Dat was ook het idee van den kerel die me bewerkte.
+
+"Ik was te hulpeloos om me te bewegen en ik lag daar maar en keek
+hoe ze den schildwacht zijn hoofd afsloegen. Ik moet zeggen, ze deden
+het netjes. Je kon zien dat ze het meer gedaan hadden.
+
+"Het geweervuur uit de booten had opgehouden en ik stelde vast dat
+het met ons gedaan was en dat het eind van alles was gekomen. Het was
+een kwestie van minuten; dan zouden ze komen om mijn hoofd. Blijkbaar
+waren ze bezig de matrozen op het achterschip te onthoofden. Hoofden
+zijn veel waard op Malaita; vooral hoofden van blanken. Die hebben
+de eereplaats in de kano-huizen van de kustbewoners. Welk bijzonder
+decoratief effect de binnenlanders er in zien weet ik niet. Maar ze
+zijn er even verzot op als hun broertjes van het zoute water.
+
+"Ik had een vaag idee van ontsnappen, en kroop op handen en voeten
+naar den kaapstander, waar ik er in slaagde mezelf weer op de been
+te hijschen. Vandaar kon ik naar achteren kijken, en ik zag drie
+hoofden boven op de kajuit liggen--de hoofden van drie matrozen aan
+wie ik maanden lang orders had gegeven. De nikkers zagen mij staan
+en kwamen op me af. Ik greep naar mijn revolver en merkte dat ze
+hem hadden weggenomen. Ik kan niet zeggen dat ik bang was. Ik ben
+verschillende keeren dicht bij den dood geweest, maar het heeft me
+nooit gemakkelijker toegeschenen dan toen. Ik was half verdoofd en
+niets kon me meer wat schelen.
+
+"De nikker die voorop liep had zich gewapend met een hakmes uit
+de kombuis, en hij maakte grimassen als een aap terwijl hij zich
+klaar maakte om mij in tweeën te snijden. Maar dat sneedje heeft hij
+nooit gemaakt. Hij zakte in elkaar op het dek en ik zag het bloed
+uit zijn mond gudsen. Heel vaag hoorde ik een geweer afgaan, en het
+bleef afgaan, voortdurend. Nikker na nikker viel neer. Mijn begrippen
+werden weer een beetje helder, en ik merkte op dat er geen enkel schot
+mis was. Iederen keer dat het geweer knalde, zakte er een nikker in
+elkaar. Ik ging zitten op het dek naast den kaapstander en keek naar
+boven. Boven, in de dwarszalings, zat Saxtorph. Hoe hij het klaar had
+gespeeld kan ik nog niet begrijpen, want hij had twee Winchesters en
+ik weet niet meer hoeveel patroongordels mee naar boven genomen; en nu
+was hij bezig het eenige te doen waar hij op deze wereld voor deugde.
+
+"Ik heb veel schiet- en moordpartijen gezien, maar ik heb nooit
+zoo iets gezien als toen. Ik zat daar naast den kaapstander en keek
+naar de vertooning. Ik voelde me zwak en wee en het leek allemaal een
+droom. Pang, pang, pang, pang ging zijn geweer, en bom, bom, bom, bom,
+gingen de nikkers tegen het dek. Het was verbazend hoe ze vielen. Na
+hun eersten stormloop op mij, toen er zoo ongeveer een dozijn gevallen
+waren, schenen ze verlamd; maar hij hield geen oogenblik op met zijn
+geweer leeg te pompen.
+
+"Zóó was de toestand toen de kano's en de twee booten van de wal
+kwamen, bewapend met Sniders en met Winchesters die ze in de booten
+hadden buitgemaakt. De fusillade die ze op Saxtorph loslieten was
+iets vreeselijks. Gelukkig voor hem kunnen de nikkers alleen maar
+op korten afstand schieten. Ze zijn niet gewend om een geweer aan
+den schouder te brengen. Ze wachten tot ze boven op iemand zitten,
+en dan schieten ze vanaf de heup. Toen zijn geweer te warm werd nam
+Saxtorph het andere. Dat was zijn idee geweest toen hij twee geweren
+mee het want in nam.
+
+"Wat me het meest verbaasde was de snelheid waarmee hij vuurde. En
+hij miste geen enkelen keer. Als er er ooit iets onvermijdelijk
+is geweest, dan was die man het. De slachting was zoo afschuwelijk
+omdat het zoo verbazend vlug ging. De nikkers hadden geen tijd om te
+denken. Als ze er in slaagden te denken, sprongen ze met een vaartje
+overboord, waarbij de kano's meestal omsloegen. Saxtorph hield geen
+oogenblik op. Het water was bedekt met nikkers en pang, pang, pang,
+schoot hij zijn kogels in hun zwarte lichamen. Geen enkel schot was
+mis en ik kon duidelijk het poffen van de kogels hooren telkens als
+er een begraven werd in menschelijk vleesch.
+
+"De nikkers verspreidden zich en richtten zich naar den wal,
+zwemmend. Het was alsof het water bedekt was met een kleed van
+opduikende en bewegende hoofden, en ik ging rechtop staan, als
+in een droom, om er naar te kijken: de bewegende hoofden en de
+hoofden die ophielden te bewegen. Sommige lange-afstand-schoten waren
+schitterend. Eén man bereikte het strand, maar toen hij opstond om aan
+land te waden schoot Saxtorph hem nog neer. Het was meesterlijk. En
+toen een paar nikkers het strand op kwamen loopen om hem uit het
+water te trekken, gingen zij ook nog tegen de vlakte.
+
+"Ik dacht dat alles voorbij was, toen ik het geweer opnieuw hoorde
+afgaan. Een nikker kwam met een vaartje uit de kajuit schieten,
+naar de verschansing, maar viel halverwege neer. De kajuit moet vol
+nikkers gezeten hebben. Ik telde er twintig. Ze holden één voor één
+naar boven en sprongen naar de verschansing. Maar zoover kwamen ze
+niet. Het deed me denken aan het schieten van dieren in een val. Een
+zwart lichaam schoot telkens omhoog uit het trapluik, pang ging dan
+Saxtorph's geweer, en neer sloeg het zwarte lichaam. Natuurlijk wisten
+de nikkers die beneden waren niet wat er aan dek gebeurde, dus bleven
+ze omhoog schieten uit het luik, totdat de laatste er geweest was.
+
+"Saxtorph wachtte een poosje om zeker van zijn zaak te zijn, en
+kwam toen naar beneden. Wij tweeën waren alles wat er overbleef van
+bemanning en officieren van de _Duchess_, en ik was er tamelijk beroerd
+aan toe, terwijl hij hulpeloos was nu hij niet meer kon schieten. Onder
+mijn leiding waschte hij mijn hoofdwonden en naaide ze dicht. Een
+groote slok whisky sterkte mij tot het wagen van een poging om weg te
+komen. Er bleef ons niets anders over. De rest was dood. We trachtten
+de zeilen te hijschen. Saxtorph heesch en ik hield het val om den
+nagel. Hij was weer hetzelfde stomme rund van vroeger. Zijn hijschen
+was geen cent waard, en toen ik op een goed oogenblik flauw viel,
+leek het of het afgeloopen was met ons.
+
+"Toen ik weer bij kwam, zat Saxtorph hulpeloos op de verschansing,
+wachtend om mij te vragen wat hij doen moest. Ik zei hem de gewonden
+eens onderste boven te halen om te zien of er ook bij waren die nog
+konden kruipen. Hij kreeg er zes bij elkaar. Eén, herinner ik me,
+had zijn been gebroken; maar Saxtorph zei dat zijn armen in orde
+waren. Ik lag in de schaduw, en joeg de vliegen weg, en leidde
+de zaken, terwijl Saxtorph zijn ploeg invalieden aanvoerde. Ik wil
+eeuwig verdoemd zijn als hij die arme duivels niet aan ieder touw op de
+nagelbanken liet hijschen vóórdat hij de vallen vond. Eén van hen liet
+het touw glippen onder het hijschen en gleed neer op het dek, dood;
+maar Saxtorph rammeide de anderen en hield hen aan het werk. Toen
+de fok en het grootzeil op waren zei ik hem de steekschalm uit den
+ankerketting te schroeven en het anker te laten slippen. Ik liet me
+naar het achterschip helpen om een slappe poging aan het stuurrad te
+wagen. Hoe hij het hem lapte begrijp ik nog niet, maar in plaats van
+de steekschalm uit te schroeven, plons ging het tweede anker naar
+beneden, en daar lagen we dubbel geankerd.
+
+"Eindelijk was hij zóó ver dat allebei de ankers geslipt en de stagfok
+en kluiver omhoog waren, en de _Duchess_ viel af en stevende naar de
+doorvaart. Ons dek was de moeite waard om te zien. Doode en stervende
+nikkers lagen overal. Sommigen zaten weggestopt op de onmogelijkste
+plaatsen. De kajuit zat er vol mee, waar ze van het dek weggekropen
+en naar beneden getuimeld waren. Ik zette Saxtorph en zijn ploeg
+doodgravers aan het overboord zetten, en erover gingen ze, levenden en
+dooden. De haaien hadden een vette, dien dag. Natuurlijk gingen onze
+vier vermoorde matrozen denzelfden weg. Maar hun hoofden deden we in
+een zak met gewichten eraan, dat ze niet naar het strand drijven en
+in de handen van de nikkers zouden vallen.
+
+"Onze vijf gevangenen besloot ik als bemanning te gebruiken,
+maar zij besloten anders. Ze namen hun kans waar, en sprongen
+overboord. Saxtorph schoot er twee dood met zijn revolver terwijl
+ze nog in de lucht zweefden, en hij zou de andere drie in het water
+ook nog naar de andere wereld hebben geholpen als ik hem niet tegen
+gehouden had. Ja, ik had genoeg van het moorden, en bovendien, ze
+hadden meegeholpen den schoener naar buiten te brengen. Maar het
+was weggegooid medelijden, want ze werden alle drie door de haaien
+ingepikt.
+
+"Ik kreeg hersenkoorts of iets dergelijks toen we goed en wel in
+volle zee waren; tenminste de _Duchess_ lag drie weken bijgedraaid;
+toen pas was ik mezelf weer meester, en we sukkelden verder met de
+schuit naar Sydney. In ieder geval hebben die nikkers van Maloe de
+eeuwige les geleerd, dat het niet goed is, gekheid te maken met een
+blanke. Saxtorph was zonder eenigen twijfel onvermijdelijk voor hen."
+
+Charley Roberts floot eens, en zei:
+
+"Je zou het zoo zeggen. Maar wat is er van Saxtorph geworden?"
+
+"Hij is bij de robbenvaart terecht gekomen, en een heele beroemdheid
+geworden. Zes jaren lang was hij een geweldig heer in de vloten
+van San Francisco en Victoria. Het zevende jaar is zijn schoener
+in de Beringzee ingepikt door een Russischen kruiser, en alle hens,
+zoo ging het verhaal, zijn in de zoutmijnen van Siberië gesmakt. Ten
+minste ik heb nooit meer iets van hem gehoord."
+
+"De wereld ontginnen", mompelde Roberts. "De wereld ontginnen. Hier,
+op hun gezondheid, iemand moet het toch doen--de wereld ontginnen,
+bedoel ik."
+
+Kapitein Woodward wreef de lidteekens die kriskrasten over zijn
+kaal hoofd.
+
+"Ik heb er mijn deel toe bijgedragen", zei hij. "Veertig jaar nu
+al. Dit is mijn laatste reis. Dan ga ik voor goed naar huis."
+
+"Ik verwed er den borrel onder dat je het niet doet", tartte
+Roberts. "Jij gaat dood in het harnas, niet in je bed."
+
+Kapitein Woodward nam de weddenschap dadelijk aan, maar ik voor mij
+denk dat Charley Roberts de beste kans heeft.
+
+
+
+
+HET NAGESLACHT VAN MCCOY.
+
+
+De _Pyreneeën_, haar ijzeren zijden laag in het water gedrukt door
+de lading tarwe, slingerde traag, en maakte het gemakkelijk voor
+den man die aan boord klom vanuit een kleine kano met vlerken. Toen
+zijn oogen ter hoogte van de verschansing kwamen, zoodat hij binnen
+boord kon kijken, scheen het hem toe, dat hij een vaag, bijna niet te
+onderscheiden waas zag. Het leek meer een zinsbegoocheling, een dof
+vlies dat zich plotseling over zijn oogen had gespreid. Hij voelde
+een neiging om het weg te vegen, en dacht tegelijkertijd, dat hij oud
+werd, en dat het tijd was om een bril te bestellen in San Francisco.
+
+Terwijl hij over de verschansing klom, liet hij zijn blikken omhoog
+gaan naar de hooge masten, daarna naar de pompen. Zij werkten
+niet. Alles scheen in orde op het groote fregat, en hij vroeg zich
+verwonderd af, waarom men het noodsignaal geheschen had. Hij dacht aan
+zijn gelukkige eilanders en hoopte dat het geen besmettelijke ziekte
+zou zijn. Misschien had het schip gebrek aan water of proviand. Hij
+schudde den kapitein de hand. Wat het ook zijn mocht, er _was_
+iets, dat zeiden het vermagerde gezicht en de bezorgde blik van de
+gezagvoerder. Op het zelfde oogenblik bemerkte de nieuw-aangekomene
+een flauwen niet te definieeren geur. Het leek van verbrand brood,
+maar toch weer anders.
+
+Nieuwsgierig keek hij om zich heen. Twintig voet verder was een
+moe-uitziend matroos bezig het dek te breeuwen. Terwijl zijn blik
+op dien man rustte, zag hij plotseling een dun spiraaltje rook
+onder zijn handen uit opstijgen, dat kronkelde en kringelde, en weg
+was. Ondertusschen was hij zelf op het dek gekomen. Hij voelde een
+broeiende warmte aan zijn bloote voeten, die snel door het dikke eelt
+heen drong. Hij kende nu den nood van het schip. Zijn blikken zwierven
+naar voren waar de geheele bemanning van magere, vermoeide matrozen
+vol verwachting naar hem stond te kijken. Die blik van zijn vochtige
+bruine oogen ging over hen heen als een zegening; hij kalmeerde hen,
+wikkelde hen als in den mantel van een groote vrede.
+
+"Hoe lang hebt u al brand aan boord, kaptein?" vroeg hij, en zijn
+stem was zoo zacht en sereen, dat het leek alsof er een duif kirde.
+
+Eerst voelde de kapitein die rust en die tevredenheid zachtjes in
+zich dringen, maar dan sloeg hem weer het bewustzijn van alles wat hij
+doorstaan had en nog doorstond, en hij was kwaad. Wat gaf dezen vuilen
+strandschuimer, gekleed in een grof linnen broek en een katoenen hemd,
+het recht om hem en zijn overwerkte, uitgeputte hersenen iets als rust
+en tevredenheid te suggereeren? De kapitein beredeneerde het niet zoo;
+het onbewuste proces der emotie was de oorzaak van zijn boosheid.
+
+"Vijftien dagen", antwoordde hij kortaf. "Wie ben jij?"
+
+"Mijn naam is McCoy", kwam het antwoord, en het geluid ademde zachtheid
+en medelijden.
+
+"Ik bedoel, ben je de loods?"
+
+McCoy liet de zegening van zijn blik gaan over den langen,
+zwaar-geschouderden man met het verwilderde, ongeschoren gezicht,
+die naast den kapitein was komen staan.
+
+"Ik ben even goed loods als iemand anders", was het antwoord van
+McCoy. "We zijn hier allemaal loods, kapitein, en ik ken iederen
+centimeter van deze wateren."
+
+Maar de kapitein was ongeduldig.
+
+"Ik moet de autoriteiten hebben. Ik moet hen spreken, en allemachtig
+gauw ook."
+
+"Dan kunt u ook met mij volstaan."
+
+Weer dat hinderlijke gevoel van vrede, en dan zijn schip een woedende
+oven onder zijn voeten! Hij trok nerveus en ongeduldig zijn wenkbrauwen
+op, en balde zijn vuist alsof hij er mee wou slaan.
+
+"Wie ben je dan in Jezus' naam?" vroeg hij ruw.
+
+"Ik ben de eerste ambtenaar", was het antwoord, en nog steeds was de
+stem de zachtste en teederste die men zich kon denken.
+
+De lange zwaar-geschouderde man barstte uit in een schorren lach,
+die meer een uiting was van hysterie dan van plezier. De kapitein en
+hij bekeken McCoy verwonderd en ongeloovig. Dat deze strandschuimer
+op bloote voeten zulk een klinkende waardigheid zou bekleeden
+was onbegrijpelijk. Zijn katoenen hemd, los geknoopt, liet een
+grauw-behaarde borst zien, en tevens dat hij er geen kleedingstuk
+meer onder droeg. Een versleten strooien hoed trachtte tevergeefs het
+ongekamde grijze haar te verbergen. Een patriarchale baard, ongeknipt,
+daalde neer tot halfweg zijn borst. Twee kwartjes zouden hem bij een
+uitdrager compleet hebben uitgerust zooals hij nu voor hem stond.
+
+"Soms familie van McCoy van de _Bounty_?" vroeg de kapitein.
+
+"Mijn overgrootvader."
+
+"O", zei de kapitein, en hij bedacht zich. "Mijn naam is Davenport,
+en dit is mijn eerste stuurman, mijnheer Konig."
+
+Ze schudden elkaar de hand.
+
+"En nu ter zake." De kapitein sprak snel, de drang van een groote
+haast preste zijn woorden. "We hebben nu al meer dan twee weken
+brand aan boord. Ieder oogenblik kan de hel losbarsten. Daarom heb
+ik op Pitcairn aangehouden. Ik wil de schuit aan den grond zetten,
+of lek slaan, om den romp te sparen."
+
+"Dan hebt u zich vergist, kaptein", zei McCoy. "U had met ruime
+schooten naar Mangareva moeten koersen. Daar is een mooi strand,
+in een lagune, waar het water is als een vischvijver."
+
+"Maar we zijn nou hier, hè?" snauwde de eerste stuurman. "Daar komt
+het maar op aan. We zijn hier, en er moet iets gedaan worden."
+
+McCoy schudde vriendelijk zijn hoofd.
+
+"U kunt hier niets doen. Er is hier geen strand. Er is zelfs geen
+ankerplaats."
+
+"Klets", zei de stuurman. "Klets", herhaalde hij luid, toen de
+kapitein hem een teeken gaf, wat minder kras in zijn uitdrukkingen
+te zijn. "Dergelijke praatjes kun je mij niet verkoopen. Waar heb
+je je eigen booten dan, je schoener of je kotter of weet ik wat jij
+hebt? Hè? Vertel me dat maar' es."
+
+McCoy glimlachte zacht zooals hij gesproken had. Zijn glimlach was
+een liefkoozing, een omhelzing die den uitgeputten stuurman trachtte
+mee te trekken in den sereenen vrede van McCoy's rustige ziel.
+
+"Wij hebben geen schoener en geen kotter", antwoordde hij. "En we
+dragen onze kano's boven op de rotsen."
+
+"Zou ik eerst' es moeten zien", snoof de stuurman. "Hoe kom je dan
+op de andere eilanden, hè? Dat wou ik wel' es weten."
+
+"Wij gaan niet naar de andere eilanden. Ik alleen, af en toe, als
+gouverneur van Pitcairn. Toen ik nog jong was, was ik heel dikwijls
+weg--soms op de koopvaardij-schoeners, meestal op de brik van de
+zending. Maar die is er nu niet meer, en we zijn nu afhankelijk van
+passeerende schepen. Soms hebben we er wel eens zes in 't jaar. Maar
+dikwijls gaat er ook een jaar en nog meer voorbij zonder dat we één
+enkel schip zien. U bent het eerste sinds zeven maanden."
+
+"En je wilt me vertellen--", begon de stuurman weer.
+
+Maar kapitein Davenport kwam tusschenbeide.
+
+"Genoeg, genoeg. We verliezen onzen tijd maar. Wat moeten we doen,
+mijnheer McCoy?"
+
+De oude man wendde zijn bruine oogen, zacht als die van een vrouw, naar
+het land, en kapitein en stuurman volgden zijn blik, van de eenzame
+rots Pitcairn naar de bemanning die in een troep bijeen stond op het
+voorschip en vol spanning wachtte op een beslissing. McCoy haastte zich
+niet. Zijn gedachten gingen rustig en langzaam, stap voor stap, met de
+zekerheid van iemand die nooit gekweld of geslagen is door het leven.
+
+"Er is niet veel wind op 't oogenblik", zei hij eindelijk. "En er
+loopt een sterke strooming naar het westen."
+
+"Die heeft ons doen afdrijven naar lij", onderbrak de kapitein,
+die zijn zeemanschap wilde rechtvaardigen.
+
+"Juist, die heeft u naar lij gedreven!" ging McCoy verder. "Nu,
+u kunt vandaag niet tegen die strooming in opwerken. En al kon het,
+dan is er nog geen strand. Uw schip zou totaal verloren zijn."
+
+Hij wachtte even, en kapitein en stuurman keken elkaar wanhopig aan.
+
+"Maar ik zal u zeggen wat u kunt doen. De bries zal vannacht doorkomen,
+ongeveer middernacht--kijk die vegen wolken en die dikte te loevert,
+achter dien bergtop daar. Daar zal-ie vandaan komen, uit het
+zuid-oosten, en hard. Het is driehonderd mijlen naar Mangareva. Bras
+je ra's in 't vierkant en loop er vóór het windje heen. Er is daar
+een mooi bed voor je schip."
+
+De stuurman schudde zijn hoofd.
+
+"Kom even in de kajuit, dan kunnen we eens op de kaart kijken,"
+zei de kapitein.
+
+Er hing een vergiftige, verstikkende atmosfeer in de kleine, benauwde
+kajuit. Onzichtbare gassen die overal ronddreven beten en prikten in
+McCoy's oogen. Het dek was hier nog heeter, bijna onverdraaglijk heet
+voor zijn bloote voeten. Het zweet stroomde uit zijn lichaam. Hij
+keek bijna bang om zich heen. Deze kwaadaardige, inwendige hitte
+was afschuwelijk. Het was een wonder, dat de kajuit niet in vlammen
+uitbarstte. Hij had een gevoel alsof hij in een grooten oven was,
+waar ieder oogenblik de hitte tot een geweldige hoogte kon stijgen
+en hem verschroeien als een halmpje gras.
+
+Toen hij één voet oplichtte en de heete zool tegen zijn broekspijp
+wreef, beet de stuurman hem een woesten, grimmigen lach toe.
+
+"Het voorgeborchte der hel", zei hij. "De hel zelf is daar vlak onder
+uw voeten."
+
+"Het is heet!", riep McCoy onwillekeurig, en veegde zijn gezicht met
+een bandana zakdoek.
+
+"Hier is Mangareva", zei de kapitein, terwijl hij zich over de tafel
+boog en een zwarte vlek aanwees midden in de onverbroken witheid van
+de kaart.
+
+"En hier, nog daar vóór, ligt nog een eiland. Waarom daar niet heen?"
+
+McCoy keek niet op de kaart.
+
+"Crescent Eiland", antwoordde hij. "Het is onbewoond, en maar twee
+of drie voet boven het water. Een lagune, maar geen invaart. Neen,
+Mangareva is de naaste plek die u gebruiken kunt."
+
+"Dan zal het Mangareva zijn", zei kapitein Davenport, de grommende
+tegenwerpingen van zijn stuurman onderbrekend. "Roep het volk achter,
+mijnheer Konig."
+
+De matrozen gehoorzaamden. Ze strompelden moe langs het dek en deden
+pijnlijke pogingen om haast te maken. Hun uitputting was zichtbaar
+in iedere beweging die ze maakten. De kok kwam uit zijn kombuis om
+te luisteren, en de kajuitsjongen hing naast hem over de deur.
+
+Toen kapitein Davenport de situatie uitgelegd en zijn voornemen om naar
+Mangareva te loopen geuit had, brak er een geweldig rumoer los. Tegen
+een achtergrond van kelig gegrom rezen ongearticuleerde kreten van
+woede, met hier en daar een duidelijk te onderscheiden vloek, een
+woord, een zin. De schrille stem van een Cockney steeg, en beheerschte
+een oogenblik alles: "Jeisis Christus, eers' veertien daoge in de hel,
+en nou wil-ie dawwe die drijvende hel weer nao see seile!"
+
+De kapitein had geen macht meer over hen, maar de aanwezigheid van
+McCoy scheen hun een zacht verwijt, en kalmeerde hen. Het mopperen
+en vloeken stierf weg, totdat, behalve hier en daar een gezicht
+dat vol angstige spanning naar den kapitein gericht was, de geheele
+bemanning verlangend stond te kijken naar de groen-begroeide toppen
+en de overhangende rotsen van Pitcairn.
+
+Zacht als een lentewind was de stem van McCoy; "Kaptein, ik meende
+dat ik er een paar hoorde zeggen dat ze honger hadden."
+
+"Ja", was het antwoord, "en wij ook. Ik heb de laatste twee dagen
+niets gehad dan een scheepsbeschuit en een lepel gedroogde zalm. We
+zijn op rantsoen. Ziet u, toen we den brand ontdekten, hebben we alles
+onmiddelijk dichtgeschalmd om het vuur te verstikken. En toen merkten
+we hoe weinig voedsel er in de provisiekast was. Maar toen was het te
+laat. We durfden de voorraadkamer niet meer open te breken. Honger? Ik
+heb even veel honger als zij."
+
+Hij sprak de mannen opnieuw toe, en opnieuw rees het kelig gebrom
+en gevloek, en hun gezichten waren als van dieren, verwrongen van
+woede. De tweede en de derde stuurman waren bij den kapitein komen
+staan, vóór op de kampanje. Hun gezichten waren strak en zonder
+uitdrukking; vóór alles schenen ze ontstemd door deze muiterij van
+de bemanning. Kapitein Davenport keek zijn eersten officier vragend
+aan, maar die haalde slechts zijn schouders op ten teeken van zijn
+hulpeloosheid.
+
+"U ziet", zei de gezagvoerder tegen McCoy, "je kunt matrozen niet
+dwingen het veilige land te verlaten en naar zee te gaan op een
+brandend schip. Het is hun drijvende doodkist geweest, nu al meer
+dan twee weken. Ze zijn uitgewerkt en uitgehongerd, en ze hebben er
+genoeg van. We zullen naar Pitcairn opwerken."
+
+Maar er was weinig wind, de bodem van de _Pyreneeën_ was aangegroeid,
+en het schip kon niet tegen de sterke westelijke strooming op
+laveeren. Na verloop van twee uren had men drie mijlen verloren. De
+matrozen werkten fel, alsof ze alleen door hun kracht de _Pyreneeën_
+tegen de vijandige elementen in konden drijven. Maar gestadig, nu over
+stuurboord, dan over bakboord, zakte het schip af naar het westen. De
+kapitein ijsbeerde rusteloos heen en weer. Af en toe hield hij op om
+te kijken naar de slierten rook die overal ronddreven, en hij trachtte
+hun spoor na te gaan tot de plek waar ze uit het dek sprongen. De
+timmerman was voortdurend bezig dergelijke plekken vast te stellen en,
+als hij daarin geslaagd was, ze dichter en dichter te breeuwen.
+
+"Wel, wat denkt u er nu van?" vroeg de kapitein eindelijk aan McCoy,
+die naar den timmerman stond te kijken met al de belangstelling en
+nieuwsgierigheid van een kind in zijn oogen.
+
+McCoy keek in de richting van de wal, waar het eiland verdween in
+den dichtenden nevel.
+
+"Ik denk, dat 't beter zou zijn naar Mangareva te loopen. Met de
+bries die nu komt bent u daar morgenavond."
+
+"Maar wat als de brand uitslaat? Het kan ieder oogenblik gebeuren."
+
+"Houdt uw booten klaar in de vallen. Dezelfde bries zal uw booten
+naar Mangareva brengen, als het schip onder u uit brandt."
+
+Kapitein Davenport overlegde een oogenblik met zich zelf, en toen
+hoorde McCoy de vraag die hij liever niet had willen hooren, maar
+die hij voelde komen.
+
+"Ik heb geen kaart van Mangareva. Op de groote kaart is het maar een
+vliegenscheet. Ik zou niet weten waar ik de invaart in de lagune
+moest zoeken. Zoudt u mee willen gaan en het schip voor mij naar
+binnen loodsen?"
+
+McCoy's sereene rust bleef onverstoord.
+
+"Goed, kaptein", zei hij met dezelfde kalme achteloosheid waarmee
+hij een uitnoodiging om te komen dineeren zou hebben aangenomen;
+"ik ga met u mee naar Mangareva."
+
+Weer werd de bemanning naar achteren geroepen, en de kapitein sprak
+hen toe vanaf de hooge kampanje.
+
+"We hebben geprobeerd de schuit stroomop te krijgen, maar jullie
+ziet hoe veel we verloren hebben. We drijven af in een twee-knoops
+strooming. Deze mijnheer hier is de Edelachtbare Heer McCoy, eerste
+ambtenaar en gouverneur van het eiland Pitcairn. Hij zal met ons
+meegaan naar Mangareva. Jullie ziet dus dat de toestand niet zoo
+gevaarlijk is. Hij zou het niet aangeboden hebben, als hij dacht dat
+hij er zijn hachje bij in zou schieten. Bovendien, hoe groot de risico
+ook is, als hij uit eigen beweging aan boord komt, en de kans wil
+loopen, kunnen wij niet minder doen. Wat zeggen jullie van Mangareva?"
+
+Dezen keer was er geen rumoer. McCoy's aanwezigheid, de zekerheid
+en de kalmte die er van hem uit schenen te stralen, hadden hun
+uitwerking. Ze spraken zachtjes onder elkaar. Veel werd er niet
+gepraat. Ze waren eensgezind in de deugd, en ze schoven den Cockney
+naar voren als hun woordvoerder. Overstelpt door het bewustzijn van
+zijn eigen heldenmoed en dien van zijn kameraden, schreeuwde hij met
+vlammende oogen: "Verdomd, as hij 't doet, wij ook!"
+
+De bemanning mompelde bijval en ging naar voren.
+
+"Eén oogenblik, kaptein", zei McCoy toen de ander zich omdraaide
+om orders aan den eersten stuurman te geven, "ik moet eerst aan
+land gaan."
+
+Mijnheer Konig was als door den donder getroffen en staarde McCoy
+aan alsof hij een krankzinnige voor zich had.
+
+"Aan land gaan?" riep de kapitein. "Waarom in Godsnaam? Het duurt
+drie uren eer u daar bent in uw kano."
+
+McCoy mat den afstand tot het verre land en knikte.
+
+"Ja, en het is nu zes uur. Ik ben niet aan land vóór negen. Het volk
+kan niet eerder bijeen zijn dan tien uur. Terwijl de bries doorkomt
+vanavond kunt u beginnen er tegen in te laveeren, en mij dan morgen
+vroeg bij zonsopgang oppikken."
+
+"In den naam van rede en gezond verstand", barstte de kapitein uit,
+"waarom wilt u het volk bijeen roepen? Ziet u niet in dat mijn schip
+onder mij wegbrandt?"
+
+McCoy was kalm als een zomersche zee, en de woede van den ander bracht
+er niet het minste rimpeltje op.
+
+"Zeker, kaptein", kirde hij met zijn duivengeluid. "Ik zie heel
+goed in dat uw schip in brand staat. Daarom ga ik met u mee naar
+Mangareva. Maat ik moet verlof hebben om met u mee te gaan. Het is
+gewoonte zoo bij ons. Het is iets heel gewichtigs als de gouverneur
+van het eiland weggaat. De belangen van het volk staan op het spel,
+en ze hebben het recht hun toestemming te geven of te weigeren. Maar
+ze zullen het zeker goed vinden, dat weet ik."
+
+"Weet u dat zeker?"
+
+"Absoluut zeker."
+
+"Maar als u weet dat ze permissie zullen geven, waarom maakt u zich dan
+nog druk om ze te krijgen? Denk aan het oponthoud--een heelen nacht!"
+
+"Het is gewoonte bij ons", was het onverstoorbare antwoord. "Bovendien
+ben ik gouverneur, en ik moet maatregelen nemen voor het bestuur van
+het eiland voor den tijd dat ik weg ben."
+
+"Maar het is maar vierentwintig uur naar Mangareva", wierp de kapitein
+tegen, "Veronderstel dat het zesmaal zoo lang duurt om terug te komen
+tegen den wind in; dat zou u na een week weer terug brengen."
+
+McCoy glimlachte zijn breeden, goedigen glimlach.
+
+"Er komen maar heel weinig schepen langs Pitcairn, en als er komen,
+zijn ze meestal van San Francisco of van om Kaap Hoorn. Ik mag van
+geluk spreken als ik over zes maanden terug ben. Misschien blijf ik
+een jaar weg, en misschien moet ik naar San Francisco gaan om een
+schip te vinden dat mij terug zal brengen. Mijn vader ging eens voor
+drie maanden weg van Pitcairn, en het duurde twee jaren vóórdat hij
+terug kon komen. Verder hebt u gebrek aan voedsel. Als u uw toevlucht
+in de booten moet zoeken en het weer wordt slecht, kan het dagen duren
+eer u land bereikt. Ik kan u twee kano-ladingen proviand mee brengen
+morgen vroeg. Gedroogde bananen zullen het beste zijn... Als de bries
+aanwakkert, kruist u er tegen in. Hoe dichterbij u is, des te grootere
+ladingen kan ik meebrengen. Tot ziens."
+
+Hij stak zijn hand uit. De kapitein schudde haar, en kon bijna niet los
+laten. Hij scheen er zich aan vast te klemmen zooals een verdrinkende
+zeeman zich vastklemt aan een reddingboei.
+
+"Hoe weet ik dat u terug zult komen morgen?" vroeg hij.
+
+"Ja, dat is het maar!" riep de stuurman. "Hoe weten we dat-ie 'm niet
+smeert om zijn eigen huid te bergen?"
+
+McCoy zei niets. Hij keek de twee mannen zacht en zegenend aan,
+en het scheen hun toe als ontvingen zij een boodschap uit zijn
+onbegrijpelijke gerustheid van ziel.
+
+De kapitein liet zijn hand los, en met een laatsten blik die de
+bemanning omving in zijn zegening, klom McCoy over de verschansing
+en daalde af in zijn kano.
+
+De wind werd sterker, en de _Pyreneeën_, ondanks den baard onder haar
+bodem, won een half dozijn mijlen van de westelijke strooming. Bij
+zonsopgang, met Pitcairn drie mijlen te loevert, bemerkte kapitein
+Davenport twee kano's, die op hem aanhielden. Weer klauterde McCoy op
+tegen den ijzeren wand van het schip, en sprong over de verschansing
+op het heete dek. Hij werd gevolgd door vele pakken gedroogde bananen,
+elk pak gewikkeld in droge bladeren.
+
+"Nu, kapitein," zei hij, "gooi je ra's om, en vooruit om je lieve
+leven. Ziet u, ik ben geen zeevaarder", legde hij een paar minuten
+later uit, toen hij naast den kapitein stond achter op de kampanje,
+terwijl deze zijn blikken liet gaan van de bovenste zeilen omlaag
+naar het water, om de vaart van de _Pyreneeën_ te schatten. "Jaag
+'r naar Mangareva. Als u het land hebt gevonden zal ik haar wel naar
+binnen loodsen. Wat denkt u dat het oudje maakt op 't oogenblik?"
+
+"Elf", antwoordde kapitein Davenport, met een laatsten blik naar het
+voorbij ruischende water.
+
+"Elf knoopen. Eens even kijken, als we die vaart houden zullen we
+Mangareva morgen vroeg tusschen acht en negen in zicht krijgen. Ik zal
+het schip op 't strand hebben om tien uur, elf uur op z'n laatst. En
+dan is al uw zorg voorbij."
+
+Het scheen den kapitein bijna toe dat het oogenblik van zaligheid
+al gekomen was, zoo overtuigend sprak McCoy. Meer dan twee weken had
+kapitein Davenport geleefd onder de vreeselijke spanning gezagvoerder
+van een brandend schip te zijn, en hij begon te voelen dat hij genoeg
+had gehad.
+
+Een windvlaag, heviger dan de vorigen, sloeg tegen zijn nek en floot
+langs zijn ooren. Hij mat de kracht ervan en keek snel overboord.
+
+"De wind neemt voortdurend toe", verklaarde hij. "De ouwe schuit
+maakt eerder twaalf dan elf op 't oogenblik. Als dat zoo doorgaat,
+zullen we zeil moeten minderen vanavond."
+
+Den geheelen dag vloog de _Pyreneeën_ met haar lading smeulend vuur
+over de schuimende zee. Bij het vallen van den nacht waren bovenbram-
+en bramzeilen ingenomen, en het groote fregat joeg voort, de duisternis
+in. Hooge zeeën met schuimkoppen liepen kokend en sissend achterop. De
+gunstige wind miste zijn uitwerking niet, en vóór- en achteruit was
+iedereen zichtbaar beter gestemd. In de tweede hondenwacht [2] hief
+de een of andere zorgelooze ziel zelfs een lied aan, en toen het acht
+glazen sloeg was de geheele bemanning aan het zingen.
+
+Kapitein Davenport had zijn dekens naar boven gebracht en spreidde
+ze boven op de kajuit.
+
+"Ik ben vergeten wat slaap is", legde hij McCoy uit. "Ik ga een
+uiltje knappen. Maar roep me in ieder geval wanneer je denkt dat
+'t noodig is."
+
+Om drie uur 's morgens werd hij gewekt door een zacht trekken aan
+zijn arm. Hij ging snel rechtop zitten, leunend tegen het vallicht,
+nog verdoofd door zijn zwaren slaap. De wind zong zijn krijgszang
+in het tuig, en de _Pyreneeën_ werd gebeukt door een woeste zee. Het
+schip slingerde beurtelings de stuurboord- en bakboord-reeling onder
+water, en midscheeps was de zee niet van het dek. McCoy schreeuwde
+iets dat hij niet verstaan kon. Hij strekte zijn arm uit, greep den
+ander bij den schouder en trok hem naar zich toe, zoodat zijn oor
+dicht bij McCoy's lippen was.
+
+"Het is drie uur nu", kwam de stem van McCoy, die nog steeds haar
+duivengeluid behield, maar vreemd gedempt, als van een grooten
+afstand. "We hebben tweehonderd vijftig geloopen. Het eiland Crescent
+is maar dertig mijlen verder, ergens recht vooruit. Er zijn geen
+lichten op, en als we vóór den wind blijven loopen, vliegen we er
+tegen aan, en dan zijn wij weg en het schip ook."
+
+"Wat denk je--bijliggen?"
+
+"Ja, ga bijliggen tot het licht wordt. We verliezen er maar vier
+uur mee."
+
+Dus de _Pyreneeën_, met haar lading vuur, werd bijgedraaid, en beet
+recht in den wind, vocht zich heen door de beukende zeeën die braken
+over haar boeg. Ze was een dunne schaal, gevuld met een smeulenden
+brand, en buiten op de schaal, zich met levensgevaar vasthoudend,
+hielpen de nietige menschjes haar in den strijd.
+
+"Het is heel ongewoon, deze storm", zei McCoy tegen den kapitein,
+in de beschutting van de kajuit. "Eigenlijk zou er geen storm moeten
+zijn in dezen tijd van het jaar. Maar alles is ongewoon geweest met
+het weer. De passaatwinden hebben niet meer geblazen, en nu loeit
+het juist uit den passaathoek." Hij wees met zijn hand de duisternis
+in, alsof zijn oogen honderden mijlen ver konden zien. "Het zit in
+'t westen. Daar is ergens iets geweldigs op til--een wervelstorm of
+iets dergelijks. We boffen dat we zoo ver naar 't oosten zijn. Dit is
+maar een lichte koelte", voegde hij er bij. "Lang zal het niet duren,
+dat kan ik je wel vertellen."
+
+Toen de zon opkwam was de wind bedaard tot zijn normale kracht. Maar
+het daglicht openbaarde een nieuw gevaar. Het was dik van mist
+geworden. De zee was er mee bedekt, of liever, met een parelgrijzen
+nevel, die mist was in zooverre dat hij het zicht belemmerde; maar
+eigenlijk was het niet meer dan een vlies op de zee, want de zon
+schoot er doorheen en doorgloeide het met een roode straling.
+
+Het dek van de _Pyreneeën_ rookte meer dan den vorigen dag, en de
+opgewektheid van officieren en bemanning was verdwenen. Men kon den
+kajuitsjongen hooren huilen in lij van de kombuis. Het was zijn eerste
+reis, en de vrees voor den dood was sterk in hem. De kapitein liep
+met een woedend gezicht rond, nerveus op zijn snor kauwend, niet in
+staat een besluit te nemen.
+
+"Wat denk jij ervan", vroeg hij, stilstaand naast McCoy, die zat
+te ontbijten met gedroogde bananen en een kroes water. McCoy at
+zijn laatste banaan op, dronk zijn kroes leeg, en keek langzaam om
+zich heen. Er was een teedere glimlach in zijn oogen toen hij zei:
+"Wel, kaptein, we kunnen even goed varen als verbranden. Je dek zal
+het niet eeuwig uithouden. Het is al veel warmer van morgen. Heb je
+misschien een paar schoenen die ik kan dragen. Het wordt onpleizierig
+voor mijn bloote voeten."
+
+De _Pyreneeën_ schepte twee zware zeeën toen ze volgebrast en opnieuw
+vóór den wind gebracht werd; en de eerste stuurman gaf uiting aan
+den wensch om al dat water in het ruim te hebben, als het er maar
+ingebracht kon worden zonder de luiken af te nemen. McCoy dook met
+zijn hoofd in het kompashuisje, en keek naar den koers die men zette.
+
+"Ik zou'r een beetje hooger houden, kaptein", zei hij. "We zijn
+afgedreven terwijl we bij-lagen."
+
+"Ik lig al een streek hooger", was het antwoord. "Is dat niet genoeg?"
+
+"Ik zou er twee streken van maken, kaptein. Dit stukje wind heeft
+die westelijke strooming harder vooruit geschopt dan je denkt."
+
+Kapitein Davenport gaf toe tot anderhalven streek, en ging toen
+het want in, vergezeld van McCoy en den eersten stuurman, om uit te
+kijken naar land. Alle zeilen stonden weer bij, zoodat de _Pyreneeën_
+tien knoopen liep. De achteroploopende zee werd snel kalmer. Nog niets
+was er dat den parelgrijzen nevel brak, en om tien uur begon kapitein
+Davenport zenuwachtig te worden. Alle hens stonden klaar op hun post
+om bij den eersten roep van "Land vooruit!" als duivels aan het werk te
+springen om de _Pyreneeën_ in den wind te brengen. Dat "Land vooruit",
+het een of ander buitenrif waar de branding overheen spoelde, zou
+gevaarlijk dichtbij zijn als het zich liet zien in dien mist.
+
+Weer ging er een uur voorbij. De drie uitkijken boven tuurden gespannen
+in de parelende straling.
+
+"Wat, als we Mangareva voorbij varen?" vroeg kapitein Davenport
+plotseling.
+
+McCoy antwoordde zachtjes, zonder zijn blik af te wenden van de zee:
+
+"Wel, laat'r loopen, kaptein. Dat is het eenige wat we kunnen doen. De
+heele Paoemotoe's liggen vóór ons. We kunnen duizend mijlen ver
+varen steeds door riffen en atollen. Ergens zullen we er wel tegen
+aan loopen."
+
+"Dan vooruit." Kapitein Davenport gaf blijk van zijn bedoeling om
+naar het dek af te dalen. "We zijn Mangareva voorbij. God weet waar
+het volgende land is. Ik wou nòg dat ik 'r die halve streek hooger
+gehouden had", biechtte hij een oogenblik later. "Die vervloekte
+strooming steekt den gek met een zeevaarder."
+
+"De oude zeevaarders noemden de Paoemotoe's den Gevaarlijken Archipel",
+zei McCoy, toen ze weer op de kampanje waren. En het is juist deze
+strooming die dien naam mee op zijn geweten heeft."
+
+"Ik heb 's gepraat met een varensgezel in Sydney", zei mijnheer
+Konig. "Hij had lang gehandeld in de Paoemoetoe's. Hij vertelde me
+dat verzekering daar achttien procent was. Is dat zoo?"
+
+McCoy glimlachte en knikte.
+
+"_Als_ ze nog verzekeren", vulde hij aan. "De reeders schrijven ieder
+jaar twintig procent op hun schoeners af."
+
+"Groote God!" kermde kapitein Davenport. "Dat maakt het bestaan van
+een schoener maar vijf jaren!" Hij schudde neerslachtig zijn hoofd,
+mompelend: "Kwaad water; kwaad water!"
+
+Ze gingen weer de kajuit binnen om de groote kaart te raadplegen,
+maar de vergiftige dampen dreven hen hoestend en hijgend weer aan dek.
+
+"Hier is het eiland Moerenhout." Kapitein Davenport wees het aan op
+de kaart die hij boven op de kajuit had uitgespreid. "Het kan niet
+meer dan honderd mijlen aan lij liggen."
+
+"Honderd en tien." McCoy schudde twijfelend zijn hoofd. "Misschien
+kunnen we het doen, maar het is erg gewaagd. Ik zou het schip op
+'t strand kunnen zetten, maar er is even veel kans dat we op 't rif
+komen. Een leelijk gat, een heel leelijk gat."
+
+"We zullen de risico loopen", was kapitein Davenport's besluit en
+hij ging de koers uitrekenen.
+
+Vroeg in den namiddag werd er zeil geminderd om het eiland 's nachts
+niet voorbij te varen; en in de tweede hondenwacht gaf de bemanning
+blijk van haar herwonnen opgewektheid. Het land was zóó dicht bij,
+en 's morgens zouden al hun zorgen voorbij zijn.
+
+Maar de morgen kwam, helder, met een vlammende tropische zon. De
+zuidoost-passaat was naar het oosten gedraaid en dreef de _Pyreneeën_
+door het water met een vaart van acht knoopen. Kapitein Davenport
+maakte zijn gegist bestek, ruim rekenend voor afdrijven, en
+kondigde aan, dat Moerenhout niet meer dan tien mijlen verder
+was. De _Pyreneeën_ zeilde de tien mijlen, ze zeilde tien mijlen
+verder, en de uitkijken in de drie masten zagen niets dan de naakte,
+zon-overspoelde zee.
+
+"Maar het land _is_ er, zeg ik je," schreeuwde kapitein Davenport
+hun toe vanaf de kampanje.
+
+McCoy glimlachte kalmeerend, maar de kapitein keek rond als een
+krankzinnige, greep zijn sextant, en deed een chronometer-waarneming.
+
+"Ik wist wel dat ik gelijk had!" schreeuwde hij bijna toen hij
+de waarneming had uitgewerkt "eenentwintig, vijfenvijftig, zuid;
+honderdzesendertig, twee, west. Daar! We zijn nog acht mijlen te
+loevert. Wat hebt u gekregen, mijnheer Konig?"
+
+De eerste stuurman keek naar zijn cijfers en zei met een lage stem:
+
+"Eenentwintig, vijfenvijftig heb ik ook, maar mijn lengte is
+honderdzesendertig, acht en veertig. Dat brengt ons een heel stuk
+naar lij---"
+
+Maar kapitein Davenport negeerde zijn berekeningen met een zóó
+verachtelijk stilzwijgen, dat mijnheer Konig op zijn tanden knarste
+en wild vloekte in zijn baard.
+
+"Houd 'r af", beval de kapitein den roerganger. "Drie streken--recht
+zoo, laat 'r zoo loopen!"
+
+Toen keerde hij terug naar zijn berekeningen en deed alles nog eens
+over. Het zweet liep van zijn gezicht. Hij kauwde op zijn snor, op
+zijn lippen, op zijn potlood, en staarde naar zijn cijfers als naar
+een spook. Plotseling, met een nijdige uitbarsting van zijn spieren,
+verfrommelde hij het bekrabbelde papier in zijn vuist, en stampte
+er op. Mijnheer Konig grinnikte voldaan en draaide zich om, terwijl
+kapitein Davenport tegen kajuit stond te leunen en een half uur lang
+geen woord meer zei, zich tevreden stellend met naar lij te staren,
+een uitdrukking van peinzende wanhoop op zijn gezicht.
+
+"Mijnheer McCoy", verbrak hij opeens de stilte. "De kaart wijst
+een eilandengroep aan, ongeveer veertig mijlen naar het noorden,
+of noordnoordwesten"--de Actaeon-eilanden. Wat denkt u daarvan?"
+
+"Er zijn er vier, allemaal laag", antwoordde McCoy. "Het eerste, in
+'t zuidoosten van den archipel, is Matoe-eri, geen menschen, geen
+invaart in de lagune. Dan komt Tenaroengga. Vroeger woonden er een
+dozijn menschen, maar die zullen nu wel allemaal weg zijn. In ieder
+geval is daar geen invaart voor een schip, hoogstens voor een boot,
+één vadem water. De andere twee zijn Vehaoega en Tehoeararo. Geen
+invaart, geen menschen, heel laag. In die groep is geen bed voor de
+_Pyreneeën_. Ze zou totaal wrak slaan."
+
+"Hoor nu toch eens!" Kapitein Davenport was razend. "Geen menschen,
+geen invaart. Maar lieve hemel, waar zijn eilanden dan goed voor?"
+
+"Nou dan", blafte hij opeens, als een opgewonden terrier, "de kaart
+geeft een heelen hoop eilanden in het noordwesten. Hoe is 't daar
+mee? Welk eiland heeft een invaart waar ik mijn schip kan leggen?"
+
+McCoy overwoog kalm. Hij keek niet op de kaart. Al die eilanden,
+riffen, ondiepten, lagunen, invaarten en afstanden stonden gedrukt
+op de kaart van zijn geheugen. Hij kende ze zooals een stadsbewoner
+zijn gebouwen en straten en stegen kent.
+
+"Ginds in 't westen, of westnoordwest, liggen Papakena en Vanavana,
+honderd mijlen verder, misschien iets meer", zei hij. "Het eene is
+onbewoond, en ik heb gehoord dat de menschen van het andere naar
+Cadmus-eiland zijn gegaan. In ieder geval heeft geen van beide
+lagunen een invaart. Honderd mijlen verder naar 't noordwesten ligt
+Ahoenoei. Geen invaart, geen menschen."
+
+"Nou, veertig mijlen verder liggen nog twee eilanden..?" vroeg kapitein
+Davenport, en hij keek op van de kaart.
+
+McCoy schudde zijn hoofd.
+
+"Paros en Manoehoengi--geen invaart, geen menschen. Veertig mijlen
+verder hebben we Nenggo-nenggo, ook dat heeft geen invaart en is
+onbewoond. Maar dan is er nog Hao. Dat moeten we hebben. De lagune is
+dertig mijlen lang en vijf breed. Menschen in overvloed. Gewoonlijk
+is er wel water te krijgen ook. En er is geen schip zoo groot of het
+kan door de invaart."
+
+Hij zweeg, en keek kapitein Davenport onderzoekend aan. Deze stond
+over de kaart gebogen met een passer in zijn hand, en had juist een
+diep gebrom laten hooren.
+
+"Is er nergens een lagune met een invaart dichter bij dan Hao?" vroeg
+hij.
+
+"Neen, kaptein, dat is het dichtste bij."
+
+"Nu, het is driehonderd veertig mijlen." Kapitein Davenport sprak
+heel langzaam, vast besloten. "Ik wil de verantwoordelijkheid voor
+al deze menschenlevens niet dragen. Ik zal het schip in de Actaeons
+op het rif zetten. En het is zoo 'n goeie, ouwe schuit", voegde hij
+er berouwvol bij, nadat hij den koers veranderd had. Dezen keer liet
+hij meer speling dan ooit voor de westelijke strooming.
+
+Een uur later was de lucht betrokken. De zuidoost-passaat blies nog
+steeds, maar de zee was als een schaakbord van buien.
+
+"We zullen er om één uur zijn", zei kapitein Davenport vol
+vertrouwen. "Twee uur op z'n laatst. McCoy, jij zet haar op het eiland
+waar menschen wonen."
+
+De zon kwam niet meer terug, en om één uur was er nog geen land te
+zien. Kapitein Davenport keek naar achter, naar het kielwater van de
+_Pyreneeën_, dat schuin afzakte.
+
+"Groote God!" riep hij. "Een oostelijke strooming! Kijk eens!"
+
+Mijnheer Konig was ongeloovig. McCoy had er geen verstand van,
+ofschoon hij zei, dat hij geen reden zag waarom er in de Paoemoetoe's
+geen oostelijke strooming zou loopen. Een paar minuten later nam een
+bui voor een poos al den wind uit de zeilen en het schip lag zwaar
+te slingeren in de laagten tusschen de golven.
+
+"Waar is dat diep-lood? Overboord ermee, jij daar!"
+
+Kapitein Davenport hield de loodlijn en zag haar afdrijven naar
+het noordoosten. "Daar! Kijk! Houd het zelf eens vast!" McCoy en de
+stuurman probeerden het en voelden de lijn nijdig trillen en zoemen
+in den greep van den vloedstroom.
+
+"Een vier-knoops-strooming", zei mijnheer Konig.
+
+"En een oostelijke in plaats van een westelijke", zei kapitein
+Davenport, en staarde McCoy verwijtend aan, alsof hij hem de schuld
+wou geven.
+
+"Dat is een van de redenen, kaptein, waarom verzekering achttien
+procent is in deze wateren," antwoordde McCoy opgewekt. "Men weet hier
+nooit waar men aan toe is. De stroomingen veranderen voortdurend. Er
+is een man geweest die boeken schreef, ik ben zijn naam vergeten,
+in het jacht _Casco_. Hij liep Takawa dertig mijlen mis en kwam uit
+op Tikei, allemaal door die veranderende stroomingen. Je bent nu weer
+een heel eind te loevert, en ik zou maar een paar streken afhouden."
+
+"Maar hoeveel ben ik in deze strooming afgedreven?" schreeuwde de
+kapitein woedend. "Hoe kan ik weten hoeveel ik af moet houden?"
+
+"Ik weet het niet, kaptein," zei McCoy met groote zachtheid.
+
+De wind kwam weer, en de _Pyreneeën_, haar dek rookend en glinsterend
+in het heldere grijze licht, liep vóór de wind pal naar lij. Toen
+laveerde ze terug, nu over stuurboord dan over bakboord, kruisend over
+haar vroeger spoor, de zee afzoekend naar de Actaeon-eilanden. Maar
+de uitkijken in de masten kregen geen land in zicht.
+
+Kapitein Davenport was buiten zichzelf. Zijn woede nam den vorm aan van
+een norsch zwijgen, en den geheelen middag liep hij over de kampanje
+te ijsberen, of leunde tegen het want te loevert. Toen de nacht viel
+ging hij vóór den wind liggen, zonder McCoy's raad in te winnen, en
+stevende naar het noordwesten. Mijnheer Konig, die stilletjes kaart
+en kompas raadpleegde, en McCoy, die kinderlijk en openlijk op het
+kompas keek, wisten dat ze naar Hao gingen. Te middernacht hielden
+de buien op en de sterren kwamen te voorschijn. Kapitein Davenport
+werd een beetje opgevroolijkt door de belofte van een helderen dag.
+
+"Ik zal een waarneming doen morgen vroeg," vertelde hij McCoy,
+"ofschoon het me een raadsel is op welke breedte we zijn. Maar ik
+zal het wel uitvinden met de Sumner-methode. Weet je wat dat is,
+de Sumner-methode?"
+
+En toen legde hij het McCoy in bijzonderheden uit.
+
+De dag bleek helder te zijn, de passaatwind woei stadig uit het oosten,
+en de _Pyreneeën_ logde even stadig haar negen knoopen. Kapitein
+en stuurman werkten de positie van het schip uit met behulp van de
+Sumner-methode en hun berekeningen klopten, en om twaalf uur klopten
+ze weer; en daarna toetsten ze de waarneming van 's morgens aan die
+van twaalf uur.
+
+"Nog vierentwintig uur en we zijn er", verzekerde kapitein
+Davenport. "Het is een wonder dat het dek het uithoudt. Maar het
+kan zoo niet duren; het kan niet. Kijk het eens rooken, iederen dag
+meer. Toch was het dicht bij het begin van de reis, pas gebreeuwd in
+'Frisco. Ik wist niet wat ik zag toen de brand begon en we de luiken
+dichtschalmden. Kijk, kijk!"
+
+Hij brak af om met open mond naar een rook-sliert te staren die zich
+wond en kringelde in lij van den bezaansmast, twintig voet boven
+het dek.
+
+"Hoe komt dat nu daar?" riep hij kwaad.
+
+Onder het dunne rook-spiraaltje was niets te zien. Opstijgend uit
+het dek, beschut voor den wind door den zwaren mast, nam het door de
+een of andere gril eerst op die hoogte vorm en zichtbaarheid aan. Het
+dreef weg van den mast en hing een seconde boven den kapitein als een
+dreigend voorteeken. Het volgend oogenblijk veegde de wind het weg,
+en de onderkaak van den kapitein keerde terug in den normalen stand.
+
+"Zooals ik zei, ik wist niet wat ik zag toen we de boel
+dichtschalmden. Het dek was dicht, en toch lekte de rook er doorheen
+als door een zeef. En we hebben voortdurend gebreeuwd, gebreeuwd
+en nog eens gebreeuwd. Er moet een geweldige druk onder staan om er
+zooveel rook doorheen te drijven."
+
+Dien middag betrok de lucht opnieuw en het weer werd buiig en
+druilerig. De wind liep voortdurend heen en weer tusschen zuidoost en
+noordoost, en te middernacht werd de _Pyreneeën_ teruggeslagen door
+een hevige bui uit het zuidwesten. En de wind bleef met tusschenpoozen
+in dien hoek.
+
+"We zijn niet in Hao vóór tien of elf uur", jammerde kapitein
+Davenport om zeven uur 's morgens, toen de vluchtige belofte van zon
+weggevaagd werd door dikke wolkenmassa's in den oostelijken hemel. En
+een oogenblik later vroeg hij klagelijk: "En wat doen de stroomingen?"
+
+De uitkijken in de masten konden geen land signaleeren, en de dag ging
+voorbij onder hevige vlagen en druilerige blakten. Bij het vallen
+van den nacht kwam er een zware zee opzetten uit het westen. De
+barometer was gedaald tot 29·50. Wind was er niet en steeds werd die
+onheilspellende deining heviger. Weldra slingerde de _Pyreneeën_ als
+waanzinnig op de geweldige golven die in oneindige opvolging kwamen
+aanrollen uit de duisternis. De zeilen werden ingenomen, zoo snel als
+de beide wachten konden werken, en toen de uitgeputte bemanning haar
+plicht had gedaan, hoorde men in het donker hun stemmen brommen en
+mopperen, vreemd dierlijk en dreigend. Eens, toen de stuurboordwacht
+achteruit geroepen werd om alles vast te sjorren, gaven de mannen
+openlijk blijk van hun tegenzin en onwil. Iedere langzame beweging
+was een protest en een bedreiging. De atmosfeer was vochtig en dik
+als slijm en in de volkomen windstilte schenen alle hens naar adem
+te hijgen. Het zweet stond op gezichten en bloote armen, en kapitein
+Davenport, zijn gezicht magerder en vermoeider dan ooit, zijn oogen
+dof en starend, werd gekweld door het vreeselijk gevoel van een
+dreigende catastrophe.
+
+"Het zit ver in 't westen", zei McCoy bemoedigend. "Op zijn hoogst
+komen we in den buitensten gordel."
+
+Maar kapitein Davenport wilde niet bemoedigd worden, en las bij
+het licht van een scheepslantaarn in zijn _Epitome_ nog eens het
+hoofdstuk over, dat handelt over de gedragslijn van gezagvoerders in
+cyclonen. Ergens in de midscheeps werd de stilte verbroken door een
+zacht gekerm van den kajuitsjongen.
+
+"In Godsnaam, hou je mond!" gilde kapitein Davenport plotseling, en
+met zulk een kracht, dat iedereen aan boord schrok en de delinquent
+uitbarstte in een wild gehuil van krankzinnigen angst.
+
+"Mijnheer Konig", zei de kapitein met een stem die trilde van
+zenuwachtigheid, "wilt u zoo goed zijn om vooruit te gaan en dien
+kwajongen z'n mond te stoppen met een dekzwabber."
+
+Maar het was McCoy die naar voren ging en den jongen in een paar
+minuten gekalmeerd en in slaap gesust had.
+
+Kort vóór zonsopgang begon het eerste zuchtje te komen, uit het
+zuidoosten, en het groeide snel tot een steeds stijvere bries. Alle
+hens waren aan dek en wachtten op wat er achter zat.
+
+"Het is nu wel in orde, kaptein", zei McCoy, die dicht naast zijn
+schouder stond. "De cycloon zit in 't westen en wij zijn er ten
+zuiden van. Deze bries is de zuiging die hij doet ontstaan. Het zal
+niet harder gaan waaien. Je kunt er weer zeil op gaan zetten."
+
+"Maar waar dient 't voor? Waar moet ik heen zeilen? Dit is al de
+tweede dag zonder waarnemingen, en gistermorgen zouden we Hao al
+hebben moeten zien. Waar ligt het, noord, zuid, oost, waar? Vertel
+me dat eerst maar eens en ik zal in een wip zeil bijzetten."
+
+"Ik ben geen zeevaarder, kaptein", zei McCoy, mild en zacht, zooals
+alleen hij het zijn kon.
+
+"Vroeger dacht ik dat ik er een was", was het nijdige antwoord,
+"vóór ik hier in de Paoemoetoe's kwam."
+
+Om twaalf uur hoorde men den kreet "Brekers vooruit!" van den
+uitkijk. Men hield de _Pyreneeën_ af, en zeil na zeil werd losgemaakt
+en aangehaald. De _Pyreneeën_ begon door het water te glijden, en
+worstelde tegen een strooming die haar op die brekers dreigde te
+zetten. Officieren en mannen werkten als krankzinnigen, zelfs de
+kok en de kajuitsjongen, kapitein Davenport zelf, en McCoy hielpen
+een handje. Het scheelde een haartje. Het was een lage ondiepte,
+een ongure, gevaarlijke plek waar de zeeën onophoudelijk over heen
+braken, waar geen mensch kon leven, waar zelfs geen zeevogels konden
+rusten. De _Pyreneeën_ was tot op honderd meter genaderd vóór dat de
+wind haar weg dreef, en op dat oogenblik, toen het werk gedaan was,
+barstte de hijgende bemanning uit in een stroom van vervloekingen op
+het hoofd van McCoy--McCoy, die aan boord was gekomen en voorgesteld
+had naar Mangareva te gaan en hen had weggelokt van het veilige
+land naar een zekeren ondergang in deze vreeselijke, bedriegelijke
+zee. Maar de rustige ziel van McCoy was onberoerd. Hij glimlachte hen
+toe met simpele, zachte welwillenheid; en zijn verheven goedheid scheen
+door te dringen in hun donkere, sombere zielen, en hen te beschamen,
+en met schaamte de vloeken te smoren die nog trilden in hun keel.
+
+"Kwaad water! Kwaad water!" mompelde kapitein Davenport toen zijn
+schip vrij worstelde; maar hij brak plotseling af om te staren
+naar de ondiepte die pal achter had moeten liggen, maar die nu al
+schuins te loevert achter het schip lag en zich snel in loefwaartsche
+richting verplaatste. Hij ging zitten, en begroef zijn gezicht in
+zijn handen. En de eerste stuurman zag wat hij had gezien, en McCoy
+zag het en de matrozen zagen het. Ten zuiden van de bank had een
+oostelijke strooming hen er heen gedreven, en ten noorden had een
+even sterke westelijke strooming het schip gegrepen en droeg het weg.
+
+"Ik heb meer gehoord van deze Paoemoetoe's", kermde de kapitein en hij
+hief zijn verbleekt gezicht op uit zijn handen. "Kapitein Moyendale
+heeft me er van verteld toen hij er zijn schip verloren had. En ik
+lachte hem achter zijn rug uit. God zal 't me vergeven, ik lachte
+hem uit!... Wat voor ondiepte is dat?" brak hij plotseling af.
+
+"Ik weet het niet, kaptein", antwoordde McCoy
+
+"Waarom weet je 't niet?"
+
+"Omdat ik het ding nooit eerder gezien heb en omdat ik er nooit van
+heb gehoord. Ik weet wel dat het niet op de kaart staat. Deze wateren
+zijn nooit grondig onderzocht."
+
+"Dus je weet niet waar we zijn?"
+
+"Niet beter dan jij", zei McCoy zacht.
+
+Om vier uur in den middag werden kokospalmen gesignaleerd die uit het
+water leken te groeien. Wat later zag men het lage land van een atol
+op de zee liggen.
+
+"Nu weet ik waar we zijn, kaptein." McCoy liet den kijker zakken. "Dat
+is het eiland Resolution. We zijn Hao veertig mijlen voorbij en we
+hebben den wind recht tegen."
+
+"Maak je klaar om haar aan den grond te zetten. Waar is de invaart?"
+
+"Er is alleen maar een kanaal voor kano's. Maar nu we weten waar
+we zijn kunnen we naar Barclay de Tolley gaan. Het is maar honderd
+twintig mijlen van hier, pal noordnoordwest. Met deze bries kunnen
+we er morgen vroeg om negen uur zijn."
+
+Kapitein Davenport raadpleegde de kaart en overlegde lang.
+
+"Als we het schip hier op het rif laten loopen," voegde McCoy erbij,
+"zouden wij toch in de booten naar Barclay de Tolley moeten."
+
+De kapitein gaf zijn orders, en opnieuw draaide de _Pyreneeën_ vóór
+den wind om zich nog eens op die ongastvrije zee te wagen.
+
+En de volgende middag zag wanhoop en muiterij op haar rookend dek. De
+strooming was sterker geworden, de wind minder, en de _Pyreneeën_
+was afgedreven naar het westen. De uitkijk signaleerde Barclay de
+Tolley in het oosten, nauwelijks zichtbaar vanuit den top van den
+grooten mast, en uren lang trachtte de _Pyreneeën_ tevergeefs er heen
+te laveeren tegen den stroom in. Voortdurend bleven de kokospalmen
+aan den horizon hangen, als een luchtspiegeling, slechts zichtbaar
+vanuit den mast-top. Voor de menschen aan dek waren ze verborgen door
+de ronding der aarde.
+
+Opnieuw raadpleegde kapitein Davenport de kaart en McCoy. Makemo
+lag zeventig mijlen naar het zuidwesten. De lagune daar was dertig
+mijlen lang en had een uitstekende invaart. Toen kapitein Davenport
+zijn bevelen gaf, weigerde de bemanning haar dienst. Ze verklaarden
+dat ze genoeg hellevuur onder hun voeten gehad hadden. Daar lag het
+land. Wat kon het hun schelen of het schip er niet kon komen? Zij
+konden er in de booten komen. Laat 'r branden. Hun levens waren
+hun nog wat waard. Ze hadden het schip trouw gediend, nu gingen ze
+zichzelf dienen. Ze sprongen naar de booten, schoven den tweeden en
+derden stuurman uit den weg, en begonnen de booten buiten boord te
+zwaaien en neer te laten. Kapitein Davenport en de eerste stuurman,
+revolvers in de hand, liepen naar den rand van de kampanje, toen McCoy,
+die boven op de kajuit was geklommen, begon te spreken.
+
+Hij sprak de matrozen toe, en bij het eerste geluid van zijn kirrende
+duiven-stem hielden ze op om te luisteren. Hij deelde hun mede van
+zijn eigen oneindigen, sereenen vrede. Zijn zachte stem en zijn
+eenvoudige gedachten vloeiden naar hen uit als een magische stroom
+en kalmeerden hen tegen hun wil. Lang-vergeten dingen kwamen bij hen
+op, en sommigen herinnerden zich wiegeliedjes uit hun kindertijd,
+en de tevredenheid en de rust van moeders armen aan het eind van den
+dag. Er was geen zorg meer, geen gevaar, geen onwil, nergens in de
+heele wereld. Alles was zooals het zijn moest, en het was niet meer
+dan natuurlijk dat ze het land den rug toe zouden keeren en opnieuw
+naar zee zouden gaan, met de hel heet onder hun voeten.
+
+McCoy sprak eenvoudig, maar het was niet _wat_ hij zei. Zijn zachte
+wezen was welsprekender dan alle woorden. Het was een samenstel van
+onstoffelijke krachten, verwonderlijk subtiel en oneindig diep--een
+geheimzinnige emanatie van den geest, die meesleepte, zacht-nederig,
+en toch gebiedend als een machtig heerscher. Het was het Licht in
+de donkere krypten van hun zielen, en die kracht van reinheid en
+zachtheid was veel, veel grooter dan de kracht die lag in de blinkende,
+dood-spuwende revolvers van de officieren.
+
+De mannen weifelden waar ze stonden, tegen wil en dank, en degenen
+die de touwen hadden losgegooid maakten ze weer vast. Toen begonnen
+ze, eerst een, dan een ander, en ten slotte allemaal, verlegen weg
+te schuifelen.
+
+McCoy's gezicht straalde van kinderlijk plezier toen hij van de
+kajuit af klom. Er bestond geen herrie. Daarom was er ook geen herrie
+afgewend. Er was nooit herrie geweest, want voor zoo iets was er geen
+plaats in de gezegende wereld waarin hij leefde.
+
+"Je hebt ze gehypnotiseerd", grinnikte mijnheer Konig hem zachtjes toe.
+
+"Die jongens zijn goed", was het antwoord. "Ze hebben een goed
+hart. Ze hebben een harden tijd gehad, en ze hebben hard gewerkt,
+en ze zullen hard werken tot het eind."
+
+Mijnheer Konig had geen tijd om te antwoorden. Hij schalde zijn
+bevelen, de matrozen sprongen aan het werk, en de _Pyreneeën_ viel
+langzaam af totdat haar boeg wees in de richting van Makemo.
+
+Er was weinig wind en na zonsondergang ging hij bijna geheel
+liggen. Het was ondragelijk warm, en voor- en achteruit trachtte
+men tevergeefs te slapen. Het dek was te heet om er op te liggen;
+de vergiftige dampen siepelden door de naden en dreven als booze
+geesten over het schip. Ze kropen in neusgaten en luchtpijp van
+wie niet oplette, en veroorzaakten heftige hoest- en niesbuien. De
+sterren knipoogden lui in het donkere, verre gewelf boven hun hoofden;
+en de volle maan, rijzend uit het oosten, beroerde met haar licht de
+myriaden slierten en draden en webbige vliezen rook die ineen krulden
+en kringelden en wegdreven over het dek, langs de reelings en omhoog,
+de masten en het want in.
+
+"Vertel me eens", zei kapitein Davenport, zijn stekende oogen wrijvend,
+"wat gebeurde er met den troep van de _Bounty_ nadat ze op Pitcairn
+waren aangekomen? Zooals ik de zaak heb gelezen, hebben ze de _Bounty_
+verbrand en zijn ze pas jaren later ontdekt. Maar wat is er in dien
+tusschentijd gebeurd? Daar ben ik altijd nieuwsgierig naar geweest. Het
+waren kerels met het koord al om hun nek. En er waren ook een paar
+inboorlingen bij. En dan waren er vrouwen. Dat alleen was al een
+teeken dat het op herrie uit zou draaien, van 't begin af aan."
+
+"Het draaide op herrie uit", antwoordde McCoy. "Het waren kwade
+kerels. Ze begonnen direct al met ruzie om de vrouwen. Een van de
+muiters verloor zijn vrouw. Al de vrouwen waren van Tahiti. Zijn
+vrouw viel van de klippen toen ze jacht maakte op zeevogels. Toen
+nam hij de vrouw van een van de inboorlingen. Dat maakte al de
+inboorlingen erg boos, en ze sloegen bijna alle muiters dood. En die
+ontsnapten sloegen alle inboorlingen dood. De vrouwen hielpen mee. En
+de inboorlingen sloegen elkaar dood. Iedereen vermoordde iedereen. Het
+waren vreeselijke kerels.
+
+"Timiti werd dood geslagen door twee andere zwarten terwijl ze
+heel vriendschappelijk bezig waren zijn haar te kammen. De blanken
+hadden hun de opdracht gegeven. Toen sloegen de blanken hen weer
+dood. Toellaloo werd door zijn vrouw vermoord in een rots-hol omdat
+ze een blanken man wilde hebben. Ze deugden geen van allen. God had
+zijn gelaat voor hen verborgen. Na twee jaren waren alle inboorlingen
+vermoord en de blanken op vier na. Het waren Young, John Adams, McCoy,
+mijn overgrootvader, en Quintal. Dat was ook een kwade. Eens beet
+hij zijn vrouw een oor af, alleen maar omdat ze niet genoeg visch
+voor hem ving."
+
+"Wat een beestentroep!" riep mijnheer Konig.
+
+"Ja, ze deugden niet", stemde McCoy toe, en hij kirde sereen verder
+van de woeste, bloedige daden van zijn zondig voorgeslacht.
+
+"Mijn overgrootvader ontsnapte aan den dood door zelfmoord te
+plegen. Hij had een distilleerinrichting gemaakt en fabriceerde
+alcohol uit de wortels van de ti-plant. Quintal was zijn kameraad en
+ze bedronken zich voortdurend samen. Ten slotte kreeg McCoy delirium
+tremens, bond een stuk rots om zijn nek en sprong in zee. Quintal's
+vrouw, dezelfde die hij een oor had afgebeten, kwam ook aan haar
+eind door van de rotsen af te vallen. Toen ging Quintal naar Young en
+eischte zijn vrouw op, en hij ging naar Adams en eischte ook _zijn_
+vrouw. Adams en Young waren bang voor Quintal. Ze wisten dat hij hen
+dood zou slaan. Daarom sloegen zij hem dood, samen, met een bijl. Toen
+ging Young dood. En dat is zoowat alle herrie die ze gehad hebben."
+
+"Kan je donder op zeggen!" snoof kapitein Davenport. "Er was niemand
+meer om dood te slaan."
+
+"God had Zijn aangezicht verborgen, zie je", zei McCoy.
+
+In den morgen was er niet meer wind dan een zacht koeltje uit het
+oosten, en ofschoon hij er niet genoeg zuid mee kon varen, ging
+kapitein Davenport toch vol-en-bij over stuurboord liggen. Hij was
+bang voor die vreeselijke westelijke strooming die hem al zooveel
+veilige havens had ontfutseld. Den geheelen dag duurde de windstilte,
+en den geheelen nacht, en de matrozen, op hun klein rantsoen gedroogde
+bananen, mopperden weer. Bovendien werden ze zwak en klaagden over
+maagpijn, veroorzaakt door het dieet van enkel bananen. Den geheelen
+dag dreef de _Pyreneeën_ westwaarts en er was geen wind om haar naar
+het zuiden te brengen. In de eerste hondenwacht werden recht in 't
+zuiden kokospalmen gesignaleerd. Hun gepluimde kruinen rezen uit het
+water en gaven de laag-liggende atol er onder aan.
+
+"Dat is Taengga", zei McCoy. "We moeten een briesje hebben vannacht,
+anders loopen we Makemo mis."
+
+"Wat is er nu weer met de zuidoost-passaat?" vroeg de kapitein
+nijdig. "Waarom blaast-ie niet? Wat scheelt 'm?"
+
+"Het is de uitdamping van de groote lagunen--er zijn er zóó veel",
+legde McCoy uit. "Die verdamping gooit het heele systeem van de
+passaatwinden onderste boven. Zelfs loopt de wind soms heelemaal om
+en blaast halve stormen uit het zuidwesten. Dit is de Gevaarlijke
+Archipel, kaptein."
+
+Kapitein Davenport keek den ouden man aan, deed zijn mond open, en
+wilde gaan vloeken; maar hij hield zich in. McCoy's tegenwoordigheid
+was een bestraffing van de godslasteringen die in zijn hersenen
+leefden en trilden in zijn keel. McCoy's invloed was sterker geworden
+gedurende de vele dagen dat ze samen geweest waren. Kapitein Davenport
+was een autocraat van de zee, voor niemand bang, die zijn tong nooit
+beheerschte; en nu bemerkte hij, dat hij niet in staat was te vloeken
+in het bijzijn van dezen ouden man met zijn bruine vrouwenoogen en
+zijn duiven-stem. Toen kapitein Davenport zich dit bewust werd, kreeg
+hij een merkbaren schok. Deze oude man was slechts een nakomeling
+van McCoy, van McCoy van de _Bounty_, de muiter die vluchtte voor den
+strop die hem wachtte in Engeland, de McCoy die een booze macht was in
+de vroegere dagen van bloedvergieten en gewelddadigen dood op Pitcairn.
+
+Kapitein Davenport was niet religieus, maar op dat oogenblik voelde hij
+een dolle behoefte om zich voor de voeten van den ander te werpen--en
+iets te zeggen, hij wist niet wat. Wat hem zoo diep beroerde was
+meer emotie dan logische gedachte, en hij was zich vaag bewust van
+zijn eigen onwaardigheid en kleinheid naast dezen anderen man, die
+den eenvoud van een kind bezat en de zachtheid van een vrouw.
+
+Natuurlijk kon hij zich niet zoo vernederen in de oogen van zijn
+officieren en matrozen. En toch woedde de toorn die hem bijna had
+doen vloeken nog steeds in hem. Plotseling sloeg hij met zijn gebalde
+vuist tegen de kajuit en riep:
+
+"Hoor's hier, vader, ik laat me niet voor den gek houden. Deze
+Paoemoetoe's hebben me van alle kanten bedot en bedrogen en me laten
+staan als een idioot. Ik laat me niet bedotten. Ik zal dit schip
+drijven, drijven, drijven, heelemaal door de Paoemotoe's naar China,
+als ik er maar een bed voor vind. Al deserteert iedereen, ik blijf. Ik
+zal die Paoemotoe's eens wat laten zien. Ze kunnen me niet voor den
+gek houden. Het is een goeie ouwe schuit, en ik blijf bij d'r zoolang
+er nog een plank is om op te staan. Hoor je?"
+
+"En ik blijf bij je, kaptein", zei McCoy.
+
+'s Nachts kwamen er lichte, bedriegelijke koeltjes uit het zuiden,
+en de razende kapitein, met zijn lading vuur, keek en schatte hoeveel
+hij afdreef naar het westen; en af en toe ging hij in zijn eentje
+weg om zachtjes te vloeken opdat McCoy het niet zou hooren.
+
+De dageraad liet weer palmen zien die uit het water groeiden.
+
+"Dat is de lijwaartsche landtong van Makemo", zei McCoy. "Katioe is
+maar een paar mijlen naar het westen. Misschien kunnen we daar komen."
+
+Maar de strooming, zuigend tusschen de twee eilanden, dreef hen naar
+het noordwesten, en om één uur's middags zagen ze de palmen van Katioe
+boven de zee uitrijzen en er weer in terugzinken.
+
+Een paar minuten later, juist toen de kapitein had ontdekt dat een
+nieuwe strooming uit het noordoosten de _Pyreneeën_ had gegrepen,
+riepen de uitkijken in de mast-toppen, dat er kokospalmen in 't
+westen waren.
+
+"Dat is Raraka", zei McCoy. "We komen daar niet zonder wind. De
+strooming trekt nu naar 't zuidwesten. Maar we moeten goed
+uitkijken. Een paar mijlen verder loopt een strooming naar 't noorden
+en draait dan rond naar 't noordwesten. Dat zal ons van Fakarava
+wegdrijven en in Fakarava zal de _Pyreneeën_ haar bed vinden."
+
+"Ze kunnen drijven wat ze Godv--, wat ze willen", merkte kapitein
+Davenport warm op. "We zullen even goed ergens een bed voor het
+schip vinden."
+
+Maar de toestand aan boord werd onhoudbaar. Het dek was zóó heet,
+dat het leek of een paar graden stijging het in vlammen zou doen
+uitbarsten. Op sommige punten vormden zelfs de zwaar-gezoolde schoenen
+van de matrozen geen bescherming meer, en ze waren gedwongen tot
+vlug springen om te vermijden dat hun voeten schroeiden. De rook
+was veel dichter en scherper geworden. Iedereen aan boord had
+last van ontstoken oogen, en ze hoestten en kuchten als een troep
+tuberculose-patiënten. In den namiddag werden de booten buiten boord
+gezwaaid en uitgerust. De laatste pakken gedroogde bananen werden er
+in geladen en de instrumenten van de officieren. Kapitein Davenport
+bracht zelfs den chronometer in de barkas: hij vreesde dat ieder
+oogenblik het dek in de lucht zou vliegen.
+
+Den geheelen nacht woog die vrees zwaar op allen, en in het eerste
+morgenlicht staarden ze elkaar in de holle oogen en vermoeide
+gezichten, alsof ze verwonderd waren dat de _Pyreneeën_ nog hield en
+zij nog leefden.
+
+Af en toe snel loopend, en zelfs nu en dan overgaand in een onwaardig
+huppel-gangetje, onderzocht kapitein Davenport het dek van zijn schip.
+
+"Het is nog maar een kwestie van uren, zoo niet van minuten",
+verklaarde hij toen hij weer op de kampanje kwam.
+
+De kreet "Land" kwam naar omlaag uit den mast-top. Vanaf het dek was
+het land niet te zien, en McCoy ging het want in, terwijl de kapitein
+van de gelegenheid gebruik maakte om een beetje van de bitterheid uit
+zijn hart weg te vloeken. Maar het vloeken werd plotseling beëindigd
+door een donkere streep op het water die hij snel zag naderen uit het
+noordoosten. Het was geen bui, maar een echte, doorstaande bries--de
+passaatwind, uit zijn verband gerukt, acht streken uit zijn normale
+richting, maar hij nam zijn werk toch weer op.
+
+"Een beetje hooger, kaptein", zei McCoy zoodra hij weer op de kampanje
+was. "Dat is de oostelijke tong van Fakarava en we zullen door de
+vaargeul binnen stevenen met halven wind, in volle vaart, en met alle
+zeilen gespannen."
+
+Een uur later waren de kokospalmen en het laag-liggende land zichtbaar
+vanaf het dek. Het gevoel dat de weerstand van het schip op zijn
+eind liep drukte zwaar op iedereen. Kapitein Davenport liet de drie
+booten strijken en kort achter het schip aan sleepen, in iedere boot
+een matroos om hen uit elkaar te houden. De _Pyreneeën_ scheerde vlak
+langs de wal; de atol, witgewasschen door de branding, was nauwelijks
+twee kabellengten verwijderd.
+
+"Maak klarigheid om te halzen, kaptein", waarschuwde McCoy. En
+een minuut later brak het land in tweeën; een smalle invaart werd
+zichtbaar, en daarachter de lagune, een groote spiegel, dertig mijlen
+lang en een derde zoo breed.
+
+"Nu, kaptein."
+
+Voor den laatsten keer zwaaiden de ra's van het groote fregatschip
+rond, terwijl het gehoorzaamde aan het roer en de doorvaart binnen
+stevende. De steken waren nauwelijks gelegd en niets was nog
+opgeschoten, toen matrozen en stuurlui in een paniek terug holden
+naar de kampanje. Er was niets gebeurd, maar iedereen voelde dat er
+iets zou gebeuren. Ze konden niet zeggen waarom; ze wisten alleen
+dat het nu ging gebeuren. McCoy wilde naar voren gaan om zijn post
+op den boeg in te nemen: hij moest het schip naar binnen loodsen;
+maar de kapitein greep hem bij zijn arm en rukte hem terug.
+
+"Doe het van hier uit", zei hij. "Dat dek is niet veilig. Wat
+nu?" vroeg hij het volgende oogenblik. "We staan stil."
+
+McCoy glimlachte.
+
+"Je gaat tegen een zeven-knoops-strooming in, kaptein", zei hij. "Zoo
+stroomt hier de eb uit de doorvaart."
+
+Na een uur had de _Pyreneeën_ nauwelijks haar lengte gewonnen, maar
+de wind kwam door en het schip begon vooruit te komen.
+
+"Gaan jullie maar in de booten", beval kapitein Davenport.
+
+Zijn stem klonk nog en de matrozen kwamen juist in beweging om te
+gehoorzamen, toen het dek midscheeps in een massa rook en vlammen
+omhoog geblazen werd, de zeilen en het tuig in. Een gedeelte bleef
+daar hangen en de rest viel in zee. Het was een geluk voor de mannen
+die op het achterschip bijeen stonden dat de wind dwars inkwam. In een
+blinde paniek stortten ze zich naar de booten, maar de stem van McCoy,
+met haar overtuigende boodschap van onberoerde kalmte en tijdelooze
+rust, hield hen terug.
+
+"Kalm aan", zei hij. "Alles gaat goed. Laat iemand dien jongen
+overboord helpen, asjeblieft."
+
+De roerganger had in de algemeene verwarring het stuurrad laten
+schieten. Kapitein Davenport vloog er heen en kon nog juist op tijd
+de spaken grijpen om te voorkomen dat het schip zou zwaaien in den
+stroom en op het rif zou loopen.
+
+"Zorgt u maar voor de booten", zei hij tegen mijnheer Konig. "Haal er
+één tegen het schip aan, op zij van den spiegel... Als ik overboord
+ga zal het bliksems vlug zijn."
+
+Mijnheer Konig aarzelde, klom toen over de verschansing en liet zich
+neer in de boot.
+
+"Een halve streek afhouden, kaptein."
+
+Kapitein Davenport schrok. Hij had gedacht dat hij zijn schip voor
+zich alleen had.
+
+"Ja, ja, een halve streek is het", antwoordde hij.
+
+Midscheeps was de _Pyreneeën_ een open, vlammende oven, waar een
+geweldige massa rook uit barstte, die hoog boven de masten uit steeg
+en het voorste gedeelte van het schip volkomen verborg. McCoy, in de
+beschutting van het bezaanswant, ging voort met zijn moeilijke taak
+het groote vaartuig door de kronkelende vaargeul te loodsen. Het vuur
+kroop van het centrum der ontploffing langs het dek naar achteren,
+en de hoog-rijzende toren van zeilen aan den grooten mast ging op en
+verdween in een gordijn van vlammen. Ofschoon ze niet te zien waren,
+wisten de twee mannen, dat vóór op het schip de voorzeilen nog trokken.
+
+"Als al de zeilen maar niet wegbranden vóór dat we binnen zijn",
+gromde de kapitein.
+
+"We halen het", verzekerde McCoy hem met supreem vertrouwen. "We hebben
+tijd genoeg. We zullen het halen. En als we eenmaal binnen zijn leggen
+we d'r vóór den wind, dat zal den rook van ons weg houden en het vuur
+beletten naar achteren te kruipen."
+
+Een vlammende tong sprong op naast den bezaansmast, reikte hunkerend
+naar de laagste reep zeildoek, miste, en verdween. Van omhoog viel een
+brandend stuk touwwerk juist in den nek van kapitein Davenport. Hij
+handelde met de snelheid van iemand die door een wesp is gestoken
+toen hij zijn arm uitstak en het pijnlijk vuur van zijn huid veegde.
+
+"Hoe liggen we voor, kaptein?"
+
+"Noordwest-bij-west."
+
+"Hou d'r westnoordwest."
+
+Kapitein Davenport liet het groote stuurrad draaien tusschen zijn
+handen en gaf den gevraagden koers.
+
+"West-bij-noord, kapitein."
+
+"West-bij-noord is het."
+
+"En nu west."
+
+Langzaam, streek voor streek, beschreef de _Pyreneeën,_ terwijl ze de
+lagune binnen schoof, den kwart-cirkel die haar vóór den wind bracht,
+en streek voor streek, met een kalme zekerheid alsof hij duizend
+jaren tijd had, zong McCoy den veranderenden koers.
+
+"Nog een streek, kaptein."
+
+"Een streek is het."
+
+Kapitein Davenport draaide verscheiden spaken rond, hield dan
+plotseling stil en draaide er één terug om het schip te houden.
+
+"Recht zoo."
+
+"Recht ligt ze--pal op d'r koers."
+
+Ondanks het feit dat ze den wind achter hadden, was de hitte zóó fel,
+dat kapitein Davenport zijdelings naar het kompashuisje moest kijken,
+terwijl hij nu met de eene dan met de andere hand het stuurrad los
+liet, om zijn brandende wangen te wrijven of te beschutten. McCoy's
+baard schrompelde krinkelend en knetterend weg, en de lucht van
+schroeiend haar, sterk in den neus van den ander, deed hem met
+plotselinge ongerustheid naar McCoy kijken. Voortdurend lieten zijn
+handen de spaken van het stuurrad om beurten los, en wreef hij hun
+schroeiende ruggen tegen zijn broek. Alle zeilen aan den bezaansmast
+verdwenen in een bliksemende vuurzuil, en de twee mannen moesten
+bukken en hun gezichten beschutten met hun armen.
+
+"Nu," zei McCoy en hij keek even vooruit naar den lagen oever,
+"vier streken in den wind, kaptein; en laat 'r dan maar loopen."
+
+Overal om hen heen en op hen vielen stukken en flarden brandend
+touwwerk en zeildoek. De tanige rook van een smeulend stuk teertouw
+voor de voeten van den kapitein bezorgde hem een geweldige hoestbui,
+maar nog steeds klemde hij zich vast aan de spaken van het stuurrad.
+
+De _Pyreneeën_ stootte; de boeg ging omhoog en schuurde zachtjes tot
+stilstand. Een regen van brandende flarden, losgeraakt door den schok,
+viel op hen neer. Het schip schoof weer vooruit en stootte een tweeden
+keer. Ze verbrijzelde het brooze koraal onder haar ijzeren kiel,
+dreef weer verder, en stootte voor de derde maal.
+
+"Heelemaal over", zei McCoy. "Heelemaal over?" vroeg hij zacht,
+een oogenblik later.
+
+"Ze zal niet luisteren", was het antwoord.
+
+"Ook al goed. Ze zwaait rond." McCoy keek over de verschansing. "Zacht,
+wit zand. We konden 't niet beter hebben. Een mooi bed."
+
+Toen de _Pyreneeën_ rond zwaaide, met het achterschip uit den
+wind, kwam een vreeselijke zee van rook en vlammen naar achteren
+stroomen. Kapitein Davenport liet het roer los en vluchtte in
+schroeiende foltering. Hij greep het meertouw van de boot die
+langszij lag, keek dan om naar McCoy die naast hem stond om hem voor
+te laten gaan.
+
+"Jij eerst!" schreeuwde de kapitein, greep hem bij den schouder en
+gooide hem bijna over de reeling. Maar de vlammen en de rook waren te
+verschrikkelijk, en hij volgde vlak achter McCoy aan. De twee mannen
+slingerden zich langs het touw naar beneden en gleden tegelijk neer
+in de boot. Een matroos in den boeg sneed het touw door met zijn
+zeemansmes, zonder bevelen af te wachten. De riemen, in evenwicht
+klaar gehouden, beten in het water, en de boot schoot weg.
+
+"Een mooi bed, kaptein", mompelde McCoy, omziend.
+
+"Ja, een mooi bed, en allemaal dank zij jou", was het antwoord. De
+drie booten hielden aan op het witte strand van fijngestampt
+koraal. Daarachter, aan den rand van een kokospalmen-boschje, zag men
+een half dozijn gras-hutten, en een dertigtal opgewonden inboorlingen,
+met groote oogen starend naar den drijvenden brand die hier was
+komen landen.
+
+De booten schuurden aan den grond, en ze stapten uit op het witte
+strand.
+
+"En nu", zei McCoy, "moet ik zien dat ik weer op Pitcairn kom."
+
+
+
+
+AANTEEKENINGEN
+
+
+[1] Kanaka's: Polynesiërs, een ras van mooie, groote menschen met
+lichtbruine huid, in tegenstelling met de Melanesiërs die klein en
+leelijk zijn en een zwarte huidskleur hebben.
+ Vert.
+
+[2] Op Engelsche schepen noemt men den tijd van vier tot acht uur's
+namiddags de hondenwacht.
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Verhalen van de Zuidzee, by Jack London
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VERHALEN VAN DE ZUIDZEE ***
+
+***** This file should be named 18532-8.txt or 18532-8.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ http://www.gutenberg.org/1/8/5/3/18532/
+
+Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
+Proofreading Team at http://www.pgdp.net/
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+http://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at http://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit http://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including checks, online payments and credit card donations.
+To donate, please visit: http://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ http://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/18532-8.zip b/18532-8.zip
new file mode 100644
index 0000000..dc89f21
--- /dev/null
+++ b/18532-8.zip
Binary files differ
diff --git a/18532-h.zip b/18532-h.zip
new file mode 100644
index 0000000..09de1f8
--- /dev/null
+++ b/18532-h.zip
Binary files differ
diff --git a/18532-h/18532-h.htm b/18532-h/18532-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..738a2d5
--- /dev/null
+++ b/18532-h/18532-h.htm
@@ -0,0 +1,5702 @@
+
+<!DOCTYPE html
+PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" "http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd">
+
+<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source, using XSLT. If you find any mistakes, please edit the XML source. -->
+<html lang="nl-1900">
+<head>
+<meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=ISO-8859-1">
+
+<title>Verhalen van de Zuidzee</title>
+<link rel="schema.DC" href="http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/">
+<meta name="author" content="Jack London">
+<meta name="DC.Creator" content="Jack London">
+<meta name="DC.Title" content="Verhalen van de Zuidzee">
+<meta name="DC.Date" content="# Juni 2006">
+<meta name="DC.Language" content="nl-1900"><style type="text/css">
+
+
+body
+{
+font: 100%/1.2em "Times New Roman", Times, serif;
+margin: 1.58em 16% 1.58em 16%;
+text-align: left;
+}
+
+/****** Title Page ******/
+
+h1.docTitle
+{
+font-size: 1.6em;
+line-height: 2em;
+}
+
+h2.docImprint, h1.docTitle, h2.byline, h2.docTitle
+{
+text-align: center;
+}
+
+h2.byline
+{
+font-size: 1.1em;
+line-height: 1.44em;
+font-weight: normal;
+}
+
+span.docAuthor
+{
+font-size: 1.2em;
+font-weight: bold;
+}
+
+h2.docImprint
+{
+font-size: 1.2em;
+font-weight: normal;
+}
+
+/******* Headers ******/
+
+.div0
+{
+padding-bottom: 1.6em;
+}
+
+.div1
+{
+padding-bottom: 1.44em;
+}
+
+.div2
+{
+padding-bottom: 1.2em;
+}
+
+.div3, .div4, .div5
+{
+padding-bottom: 1.0em;
+}
+
+h1, h2, h3, h4, h5, h6
+{
+font-style: normal;
+text-transform: none;
+clear: both;
+}
+
+h1
+{
+font-size: 1.44em;
+line-height: 1.5em;
+}
+
+h1.label
+{
+font-size: 1.2em;
+line-height: 1.2em;
+margin-bottom: 0;
+}
+
+h2
+{
+font-size: 1.44em;
+line-height: 1.5em;
+}
+
+h2.label
+{
+font-size: 1.2em;
+line-height: 1.2em;
+margin-bottom: 0;
+}
+
+h3
+{
+font-size: 1.2em;
+line-height: 1.2em;
+}
+
+h3.label
+{
+font-size: 1.0em;
+line-height: 1.2em;
+margin-bottom: 0;
+}
+
+h4
+{
+font-size: 1.0em;
+line-height: 1.2em;
+}
+
+h4.lghead
+{
+margin-left: 10%;
+margin-right: 10%;
+}
+
+h5
+{
+font-size: 1.0em;
+line-height: 1.0em;
+font-style: italic;
+}
+
+h6
+{
+font-size: 1.0em;
+line-height: 1.0em;
+font-style: italic;
+}
+
+/****** Paragraphs ******/
+
+p
+{
+text-indent: 0;
+}
+
+.alignleft
+{
+text-align: left;
+}
+
+.aligncenter
+{
+text-align: center;
+}
+
+.alignright
+{
+text-align: right;
+}
+
+.alignblock
+{
+text-align: justify;
+}
+
+p.poetry
+{
+margin: 0em 10% 1.58em 10%;
+}
+
+p.line
+{
+margin: 0 10% 0 10%;
+}
+
+p.beforeline, p.afterline
+{
+margin-top: 1em;
+}
+
+p.initial
+{
+text-indent: 0em;
+}
+
+p.argument, p.note
+{
+font-size: 0.9em;
+line-height: 1.2em;
+text-indent: 0em;
+}
+
+p.argument
+{
+margin: 1.58em 10% 1.58em 10%;
+}
+
+p.quote
+{
+font-size: 0.9em;
+line-height: 1.2em;
+margin: 1.58em 5% 1.58em 5%;
+}
+
+div.blockquote
+{
+font-size: 0.9em;
+line-height: 1.2em;
+margin: 1.58em 5% 1.58em 5%;
+}
+
+
+/****** Figures ******/
+
+div.divFigure
+{
+text-align: center;
+}
+
+.floatLeft
+{
+float: left;
+margin: 10px 10px 10px 0;
+}
+
+.floatRight
+{
+float: right;
+margin: 10px 0 10px 10px;
+}
+
+p.figureHead
+{
+text-align: center;
+}
+
+p.figure, p.legend
+{
+font-size: 80%;
+margin-top: 0;
+text-align: center;
+}
+
+p.smallprint, li.smallprint
+{
+font-size: 80%;
+color: #666666;
+}
+
+/* Special cases for Filipino Riddles */
+
+p.question
+{
+text-align: left;
+margin-bottom: 0em;
+}
+
+p.answer
+{
+text-align: right;
+margin-top: 0em;
+}
+
+p.explanation
+{
+margin-left: 0.9em;
+margin-right: 0.9em;
+font-size: smaller;
+}
+
+
+/****** Sidenotes ******/
+
+.leftnote
+{
+position:absolute;
+left:1%;
+height:0em;
+width:14%;
+font-size: 0.8em;
+text-indent: 0em;
+line-height: 1.2em;
+}
+
+/****** Page Numbers ******/
+
+.pagenum
+{
+display: inline;
+font-size: 70%;
+text-align: right;
+position: absolute; right: 1%;
+padding: 0 0 0 0;
+margin: 0 0 0 0;
+}
+
+.pagenum a
+{
+text-decoration: none;
+}
+
+
+/****** Footnotes ******/
+
+a.noteref:hover
+{
+text-decoration: none;
+}
+
+a.noteref
+{
+font-size: 80%;
+vertical-align: 0.25em;
+text-decoration: none;
+}
+
+div.footnotes
+{
+padding: 0 0 0 0;
+margin-top: 1em;
+}
+
+hr.fnsep
+{
+width: 25%;
+text-align: left;
+margin-left: 0;
+margin-right: 0;
+}
+
+p.footnote
+{
+font-size: 80%;
+margin-top: 0.5em;
+margin-bottom: 0.5em;
+}
+
+p.footnote .label
+{
+float: left;
+text-align: left;
+width: 2em;
+}
+
+/****** Poetry ******/
+
+div.poem
+{
+text-align: left;
+margin-left: 5%;
+width: 90%;
+position: relative;
+}
+
+.poem h4
+{
+margin-left: 5em;
+font-weight: normal;
+text-decoration: underline;
+}
+
+.poem .stanza
+{
+margin-top: 1em;
+}
+
+.poem .linenum
+{
+position: absolute;
+top: auto;
+left: -2.5em;
+margin: 0;
+text-indent: 0;
+font-size: 90%;
+text-align: center;
+width: 1.75em;
+color: #777;
+}
+
+.poem .i0 { display: block; margin-left: 2em; }
+.poem .i1 { display: block; margin-left: 3em; }
+.poem .i2 { display: block; margin-left: 4em; }
+.poem .i3 { display: block; margin-left: 5em; }
+.poem .i4 { display: block; margin-left: 6em; }
+.poem .i5 { display: block; margin-left: 7em; }
+.poem .i6 { display: block; margin-left: 8em; }
+.poem .i7 { display: block; margin-left: 9em; }
+.poem .i8 { display: block; margin-left: 10em; }
+.poem .i9 { display: block; margin-left: 11em; }
+
+
+
+/****** Annotations ******/
+
+span.corr
+{
+border-bottom: 1px dotted red;
+}
+
+span.abbr
+{
+border-bottom: 1px dotted gray;
+}
+
+span.measure
+{
+border-bottom: 1px dotted green;
+}
+
+.letterspaced
+{
+letter-spacing: 0.2em;
+}
+
+.smallcaps
+{
+font-variant: small-caps;
+}
+
+
+/****** Anchors ******/
+
+a.hidden:hover
+{
+text-decoration: none;
+}
+
+a.hidden
+{
+text-decoration: none;
+}
+
+hr
+{
+width: 45%;
+margin-top: 1em;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+clear: both;
+text-align: center;
+height: 1px;
+}
+
+
+
+
+
+body
+{
+background: #FFFFFF;
+font-family: "Times New Roman", Times, serif;
+}
+
+body, a.hidden
+{
+color: black;
+}
+
+h1, h2, h3, h4, h5, h6
+{
+color: #001FA4;
+font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif;
+}
+
+.figureHead, .noteref, span.leftnote, p.legend
+{
+color: #001FA4;
+}
+
+.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a
+{
+color: #AAAAAA;
+}
+
+a.hidden:hover, a.noteref:hover
+{
+color: red;
+}
+
+
+</style></head>
+<body>
+
+
+<pre>
+
+The Project Gutenberg EBook of Verhalen van de Zuidzee, by Jack London
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Verhalen van de Zuidzee
+
+Author: Jack London
+
+Translator: Leo Leclercq
+
+Release Date: June 7, 2006 [EBook #18532]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VERHALEN VAN DE ZUIDZEE ***
+
+
+
+
+Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
+Proofreading Team at http://www.pgdp.net/
+
+
+
+
+
+
+</pre>
+
+
+<div class="frontmatter"><h1 class="docTitle">Verhalen van de Zuidzee</h1>
+<h2 class="byline">Uit het Engelsch van
+<br>
+<span class="docAuthor">Jack London</span>
+<br>
+Vertaald door
+<br>
+<span class="docAuthor">Leo Leclercq</span></h2>
+<h2 class="docImprint">Amsterdam 1922
+<br>
+Boekhandel en Uitgevers Maatschappij Johannes M&uuml;ller
+</h2>
+<p class="div1"><a id="d0e88"></a><span class="pagenum">
+[<a href="#d0e88">Inhoud</a>]
+</span></p>
+<h2>Inhoud.</h2>
+<ul>
+<li><a href="#d0e137">Mapoehi&#8217;s Huis</a> ... 7
+
+</li>
+<li><a href="#d0e584">De Walvischtand</a> ... 38
+
+</li>
+<li><a href="#d0e777">Maoeki</a> ... 52
+
+</li>
+<li><a href="#d0e970">&#8220;Jah! Jah! Jah!&#8221;</a> ... 74
+
+</li>
+<li><a href="#d0e1129">De Heiden</a> ... 91
+
+</li>
+<li><a href="#d0e1453">De Vreeselijke Eilanden</a> ... 119
+
+</li>
+<li><a href="#d0e1892">Het Onvermijdelijke Blanke Ras</a> ... 140
+
+</li>
+<li><a href="#d0e2044">Het Nageslacht van McCoy</a> ... 153
+</li>
+</ul><a id="d0e125"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e125">7</a>]</span><p class="div1"><span class="pagenum">
+[<a href="#d0e88">Inhoud</a>]
+</span></p>
+<div class="poem">
+<div class="stanza">
+<p class="line" style=""><span class="poetryline">Dit eene zal altijd en altijd blijven:
+</span></p>
+<p class="line" style="text-indent: 2em; "><span class="poetryline">Zij hebben geleefd en de kansen aanvaard.
+</span></p>
+<p class="line" style=""><span class="poetryline">Zoo veel van het koninklijk spel zal winst zijn,
+</span></p>
+<p class="line" style="text-indent: 2em; "><span class="poetryline">Al bleef ook het goud in hun beurs niet gespaard.</span></p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="bodytext">
+<p class="div1"><a id="d0e137"></a><span class="pagenum">
+[<a href="#d0e88">Inhoud</a>]
+</span></p>
+<h2>Mapoehi&#8217;s Huis.</h2>
+<p>Ondanks de zware logheid van haar vormen, liep de <i>Aorai</i> gemakkelijk met de lichte bries, en de kapitein bracht het schip vlak onder de wal voordat hij bijdraaide juist buiten den
+trek van de branding. De atol Hikoe-eroe lag laag op het water: een cirkel van fijngestampt koraalzand honderd meter breed,
+twintig mijlen in omtrek, en van drie tot vijf voet boven hoog-water peil. Op den bodem van de groote, effen lagune leefden
+veel pareloesters, en vanaf het dek van den schoener, achter den smallen ring van de atol, kon men de duikers aan het werk
+zien. Maar de lagune had zelfs voor een koopvaardij-schoener geen invaart. Kotters konden met een gunstige bries wel binnen
+komen door de kronkelende, ondiepe vaargeul, maar de schoeners bleven buiten op en neer houden en stuurden hun kleine booten.
+
+
+</p>
+<p>De <i>Aorai</i> zwaaide vlug en netjes een boot buiten boord, en een half dozijn bruine matrozen, met niets anders aan dan een vuurrooden
+lendendoek, sprongen er in en namen de riemen. Achter in de boot, aan den stuurriem, stond een jonge man, gekleed in het tropisch
+wit dat den Europeaan kenmerkt. Maar hij was niet heelemaal Europeaan. Het gouden ras van Polynesi&euml; verraadde zich in het
+zonnebrons van zijn blanke huid en schoot gouden glansen en lichtflitsen door het schemerig blauw van zijn oogen. Het was
+Raoul, Alexandre Raoul, de jongste zoon van Marie Raoul, de rijke halfbloed, eigenares en exploitante van een stuk <a id="d0e150"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e150">8</a>]</span>of zes koopvaardij-schoeners gelijk aan de <i>Aorai</i>. Over den terugslag van het water even buiten de invaart, en in en door en over een kolkenden vloedstroom, zocht de boot
+haar weg naar de spiegelende kalmte van de lagune. Raoul sprong er uit, op het witte zand, en schudde een grooten inlander
+de hand. &#8217;s Mans schouders en borst waren prachtig, maar zijn rechter arm was een stompje, waar het been, wit van ouderdom,
+nog verscheiden centimeter uitstak. Een ontmoeting met een haai had een eind gemaakt aan zijn duikerstijd, en nu moest hij
+bedelen en vleien om kleine gunsten.
+
+</p>
+<p>&#8220;Heb je gehoord, Alex?&#8221; waren zijn eerste woorden. &#8220;Mapoehi heeft een parel gevonden&#8212;z&oacute;&oacute;&#8217;n parel! Nog nooit is er z&oacute;&oacute; een
+opgevischt, niet op Hikoe-eroe, niet in de Paoemotoe&#8217;s, in de heele wereld niet. Koop het ding van hem. Hij heeft het nu.
+En vergeet niet, dat ik het je het eerst gezegd heb. Hij is een dwaas, en je kunt het goedkoop krijgen. Heb je soms tabak?&#8221;
+
+
+</p>
+<p>Recht vooruit liep Raoul, het strand op, en naar een hut onder een pandanus-boom. Hij was ladingmeester van zijn moeder, en
+zijn werk was de heele Paoemotoe&#8217;s af te zoeken naar de rijkdommen van kopra, parelmoer en parels die zij voortbrachten.
+
+</p>
+<p>Hij was nog maar een jonge ladingmeester, dit was zijn tweede reis in die hoedanigheid, en in stilte tobde hij veel over zijn
+gebrek aan ervaring in de waardebepaling van parels. Maar toen Mapoehi hem de parel voorhield, zag hij toch kans om den schok
+dien hij kreeg te onderdrukken, en een onverschillige koopmans-uitdrukking op zijn gezicht te houden. Want de parel had hem
+een schok gegeven. Hij was zoo groot als een duiven-ei, een volmaakte bol, van een blankheid die opalen glansen terugwierp
+van alle kleuren er om heen. Hij leefde. Nooit had Raoul zoo iets gezien. <a id="d0e161"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e161">9</a>]</span>Toen Mapoehi hem in zijn hand liet vallen, was hij verrast door het gewicht. Dat bewees, dat het een goede parel was. Hij
+onderzocht hem nauwkeurig, door een zak-vergrootglas. De parel was zonder barst of vlek. Zijn zuiverheid scheen smeltend uit
+te vloeien in de atmosfeer, uit zijn handen. In de schaduw lichtte hij zacht, glanzend als een jonge maan. Z&oacute;&oacute; doorzichtig
+was hij, dat Raoul, toen hij hem in een glas water liet vallen, moeite had hem te vinden. Snel en recht was hij naar den bodem
+gezonken, en Raoul wist dat het gewicht niet beter zou kunnen zijn.
+
+</p>
+<p>&#8220;Nu, wat moet je er voor hebben?&#8221; vroeg hij, en de achteloosheid van zijn houding was buitengewoon goed.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik wil&#8212;&#8221; begon Mapoehi, en achter hem, als een lijst om zijn eigen donker gezicht, knikten de donkere gezichten van twee
+vrouwen en een meisje instemming met wat hij wilde. Hun hoofden staken naar voren, er leefde een onderdrukte begeerte in,
+hun oogen schitterden hebzuchtig.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik wil een huis hebben&#8221;, ging Mapoehi door. &#8220;Het moet een dak hebben van gegalvaniseerd ijzer en een achthoekige klok. Het
+moet zes vadem lang zijn, met een galerij er rondom heen. In het midden moet een groote kamer zijn met een ronde tafel er
+in en de achthoekige klok aan den muur. Er moeten vier slaapkamers zijn, twee aan iederen kant van de groote kamer, en in
+iedere slaapkamer moet een ijzeren bed zijn, twee stoelen en een waschtafel. En achter het huis moet een keuken zijn, een
+goede keuken, met potten en pannen en een fornuis. En je moet het huis bouwen op mijn eiland, op Fakarava.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Is dat alles?&#8221; vroeg Raoul ongeloovig.
+
+</p>
+<p>&#8220;Er moet een naaimachine zijn&#8221;, deed Tefara, Mapoehi&#8217;s vrouw, zich hooien.
+
+</p>
+<p>&#8220;En de achthoekige klok niet te vergeten,&#8221; voegde Naoeri, Mapoehi&#8217;s moeder er bij.
+<a id="d0e175"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e175">10</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Ja, dat is alles&#8221;, zei Mapoehi.
+
+</p>
+<p>Raoul lachte. Hij lachte lang en hartelijk. Maar terwijl hij lachte, loste hij in stilte vele problemen van hoofdrekenen op.
+Hij had nog nooit in zijn leven een huis gebouwd, en zijn idee&euml;n omtrent huizen bouwen waren vaag. Terwijl hij lachte, berekende
+hij de kosten van de reis naar Tahiti om het materiaal te halen, van het materiaal zelf, van de reis terug naar Fakarava,
+en de kosten van het landen van het materiaal en het bouwen van het huis. Het zou komen op vierduizend Fransche dollars, ruim
+gerekend om heelemaal zeker te zijn&#8212;vierduizend Fransche dollars stonden gelijk met twintigduizend francs. Het was onmogelijk.
+Hoe kon hij de waarde van zulk een parel kennen? Twintigduizend francs was een massa geld&#8212;en een massa van zijn moeder&#8217;s geld
+bovendien.
+
+</p>
+<p>&#8220;Mapoehi,&#8221; zei hij, &#8220;je bent een groote dwaas. Noem een prijs in geld.&#8221;
+
+</p>
+<p>Maar Mapoehi schudde zijn hoofd, en de drie hoofden achter hem schudden mee.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik wil het huis hebben&#8221;, zei hij. &#8220;Het moet zes vadem lang zijn met een galerij er rondom heen&#8212;.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, ja,&#8221; onderbrak Raoul. &#8220;ik weet alles van je huis, maar dat gaat niet door, hoor. Ik zal je duizend Chileensche dollars
+geven.&#8221;
+
+</p>
+<p>De vier hoofden schudden in zwijgend afwijzen.
+
+</p>
+<p>&#8220;En honderd dollars Chili crediet.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik wil het huis&#8221;, begon Mapoehi.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat zou je aan dat huis hebben?&#8221; vroeg Raoul ongeduldig. &#8220;De eerste de beste cycloon die langs komt spoelt het weg. Dat weet
+je zelf ook wel. Het heeft er nu al veel van dat we een cycloon zullen krijgen, zegt kapitein Raffy.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Niet op Fakarava&#8221;, zei Mapoehi. &#8220;Het land is daar veel hooger. Op dit eiland, ja. Iedere cycloon kan over Hikoe-eroe <a id="d0e198"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e198">11</a>]</span>heen slaan. Ik wil het huis op Fakarava hebben. Het moet zes vadem lang zijn met een galerij er rondom heen&#8212;.&#8221;
+
+</p>
+<p>En weer aanhoorde Raoul het verhaal van het huis. Verscheiden uren bracht hij door met te trachten de obsessie van het huis
+uit Mapoehi&#8217;s hoofd te hameren; maar Mapoehi&#8217;s moeder en echtgenoote, en Ngakoera, Mapoehi&#8217;s dochter, stijfden hem in zijn
+voornemen een huis te hebben. Door de deuropening, terwijl hij voor den twintigsten keer luisterde naar de gedetailleerde
+beschrijving van het huis dat begeerd werd, zag Raoul de tweede boot van zijn schoener op het strand loopen. De matrozen bleven
+rusten op de riemen, hetgeen een teeken was van haast om weg te komen. De eerste stuurman van de <i>Aorai</i> sprong aan land, wisselde een paar woorden met den &eacute;&eacute;narmigen inlander, haastte zich toen naar Raoul. Een regenvlaag bedekte
+het gezicht van de zon, en het werd plotseling donker.
+
+</p>
+<p>Raoul kon de dreigende lijn van de windhoos zien naderen over het water van de lagune.
+
+</p>
+<p>&#8220;Kapitein Raffy zegt dat u als de bliksem moet maken dat u hier vandaan komt,&#8221; was de begroeting van den stuurman. &#8220;Als er
+parels zijn, moeten we het maar riskeeren en ze later oppikken&#8212;zegt-ie. De barometer is gedaald tot negenentwintig-zeventig.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>De windvlaag sloeg tegen den pandanus-boom boven hen, en streek door de palmen verderop. Een half dozijn kokosnoten vielen
+zwaar poffend op den grond. Toen kwam de regen aanzetten uit de verte, naderend met het geluid van een stormwind, en met zulk
+een geweld sloeg hij neer in de lagune, dat het stuifwater ronddreef als rook. Men hoorde het scherpe kletteren van de eerste
+droppels op de bladeren, toen Raoul overeind sprong.
+
+</p>
+<p>&#8220;Duizend dollar Chili, contant betaald, Mapoehi,&#8221; riep hij. &#8220;En tweehonderd Chili crediet.&#8221;
+<a id="d0e213"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e213">12</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Ik wil een huis&#8221;&#8212;begon de ander.
+
+</p>
+<p>&#8220;Mapoehi!&#8221; Raoul gilde om zich verstaanbaar te maken. &#8220;Je bent een dwaas!&#8221;
+
+</p>
+<p>Hij vloog het huis uit, en, zij aan zij met den stuurman, vocht hij zijn weg het strand af naar de boot. Zij konden de boot
+niet zien. De tropische regen viel in dichte stroomen om hen heen zoodat ze alleen het strand onder hun voeten zagen en de
+nijdige golfjes van de lagune die hapten en beten naar het zand.
+
+</p>
+<p>Een gestalte werd zichtbaar in den zondvloed. Het was Hoeroe-hoeroe, de man met den eenen arm.
+
+</p>
+<p>&#8220;Heb je de parel gekregen?&#8221; gilde hij in Raoul&#8217;s oor.
+
+</p>
+<p>&#8220;Mapoehi is een idioot!&#8221; was de schreeuw die hem antwoordde, en het volgende oogenblik waren zij elkaar kwijt in het neerstroomend
+water.
+
+</p>
+<p>Een half uur later zag Hoeroe-hoeroe, op den uitkijk aan den zeekant van de atol, dat de twee booten binnen boord waren en
+dat de <i>Aorai</i> den steven naar zee richtte. En dicht bij haar, juist uit zee binnengekomen op de vleugels van de bui, zag hij een anderen
+schoener die bijgedraaid lag en een boot neerliet in het water. Hij kende het schip. Het was de <i>Orohena</i>, eigendom van Toriki, den halfbloed koopman, die dienst deed als zijn eigen ladingmeester, en die zonder twijfel op dat moment
+in den stuurstoel van de boot zat. Hoeroe-hoeroe grinnikte. Hij wist dat Mapoehi bij Toriki in de schuld stond voor ruil-artikelen
+het vorig jaar op crediet geleverd.
+
+</p>
+<p>De bui was voorbij gedreven. De heete zon vlamde neer, en de lagune was opnieuw een spiegel. Maar de lucht was zwaar en dicht
+als slijm, en het gewicht ervan scheen te drukken op de longen en maakte de ademhaling moeilijk.
+
+</p>
+<p>&#8220;Heb je het nieuws gehoord, Toriki?&#8221; vroeg Hoeroe-hoeroe. &#8220;Mapoehi heeft een parel gevonden. Nog nooit is <a id="d0e238"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e238">13</a>]</span>er z&oacute;&oacute;&#8217;n parel opgevischt, niet op Hikoe-eroe, niet in de Paoemotoe&#8217;s, in de heele wereld niet. Mapoehi is een dwaas. Bovendien
+is hij je geld schuldig. Vergeet niet dat ik het je het eerst gezegd heb. Heb je soms tabak?&#8221;
+
+</p>
+<p>En naar de grashut van Mapoehi toog Toriki. Hij was een brutale kerel, die van optreden hield, maar niettemin tamelijk dom.
+Achteloos keek hij naar de prachtige parel&#8212;keek maar een oogenblik; en achteloos liet hij hem in zijn zak vallen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Je hebt geluk,&#8221; zei hij. &#8220;Het is een aardige parel. Ik zal je crediet geven in de boeken.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik wil een huis,&#8221; begon Mapoehi, hevig ontdaan, &#8220;Het moet zes vadem&#8212;&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Zes vadem je grootmoeder!&#8221; riep de koopman ruw. &#8220;Je wilt graag je schulden afbetalen, dat wil je, en anders niets. Je was
+mij twaalfhonderd dollar Chili schuldig. Best; die schenk ik je. De schuld is afgelost. Bovendien zal ik je crediet geven
+voor tweehonderd Chili. Als de parel flink opbrengt, wanneer ik op Tahiti kom, zal ik je crediet geven voor nog honderd er
+bij&#8212;dat is dan driehonderd. Maar denk er wel aan, alleen als de opbrengst goed is. Het kan best zijn dat ik er nog op verlies.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>Mapoehi kruiste zijn armen in droefenis en zat daar met gebogen hoofd. Zijn parel was hem afhandig gemaakt. In de plaats van
+het huis had hij een schuld betaald. Hij kon niets laten zien wat hij voor de parel in de plaats had gekregen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Je bent een dwaas&#8221;, zei Tefara.
+
+</p>
+<p>&#8220;Je bent een dwaas&#8221;, zei Naoeri, zijn moeder. &#8220;Waarom heb je hem de parel in zijn hand gegeven?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat kon ik doen?&#8221; protesteerde Mapoehi. &#8220;Ik was hem het geld schuldig. Hij wist dat ik de parel had. U hebt zelf gehoord
+dat hij er naar vroeg. Ik had het hem niet gezegd. Hij wist het. Iemand anders heeft het hem gezegd. En ik was hem het geld
+schuldig.&#8221;
+<a id="d0e256"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e256">14</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Mapoehi is een dwaas,&#8221; bootste Ngakoera na.
+
+</p>
+<p>Zij was twaalf jaren oud en wist niet beter. Mapoehi luchtte zijn hart door haar een geweldige oorvijg toe te dienen; terwijl
+Tefara en Naoeri in tranen uitbarstten en voorgingen hem allerlei dingen te verwijten, zooals vrouwen plegen te doen.
+
+</p>
+<p>Hoeroe-hoeroe, op den uitkijk aan het strand, zag een derden schoener dien hij kende buiten de invaart bijdraaien en een boot
+strijken. Het was de <i>Hira</i>, en het schip droeg zijn naam met eere, want zijn reeder was Levy, de Duitsche Jood, de grootste parelkooper van hen allen,
+en, zooals bekend was, op Tahiti was Hira de god van de visschers en de dieven.
+
+</p>
+<p>&#8220;Heb je het nieuws gehoord?&#8221; vroeg Hoeroe-hoeroe, toen Levy, een dikke man met massieve, onregelmatige trekken, op het strand
+stapte. &#8220;Mapoehi heeft een parel gevonden. Nog nooit is er z&oacute;&oacute;&#8217;n parel gevonden op Hikoe-eroe, in de heele Paoemotoe&#8217;s, in
+de heele wereld niet. Mapoehi is een dwaas. Hij heeft hem aan Toriki verkocht voor veertien honderd Chili&#8212;ik heb buiten staan
+luisteren en ik weet het. Toriki is ook een dwaas. Je kunt hem goedkoop van hem koopen. Denk er aan dat ik het je het eerst
+heb gezegd. Heb je soms tabak?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Waar is Toriki?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;In het huis van kapitein Lynch. Hij is daar al een uur.&#8221;
+
+</p>
+<p>En terwijl Levy en Toriki absinth dronken en sjacherden over de parel stond Hoeroe-hoeroe te luisteren en hoorde dat zij overeenkwamen
+voor den ongehoorden prijs van vijfentwintig duizend francs.
+
+</p>
+<p>Het was op dit oogenblik, dat de <i>Orohena</i> en de <i>Hira</i>, dicht onder de wal komend, als krankzinnig schoten begonnen te lossen en signalen te geven. De drie mannen kwamen naar buiten,
+en konden nog juist zien hoe de twee <a id="d0e282"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e282">15</a>]</span>schoeners haastig door den wind gingen en uit de wal staken, grootzeilen en buitenkluivers met een vaartje strijkend onder
+den druk van de bui die hen ver deed overhellen op het wit-schuimende water. Toen werden ze uitgewischt door den regen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ze zullen wel terugkomen als het voorbij is&#8221;, zei Toriki. &#8220;We konden hier beter weggaan.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik denk dat het glas nog wel een eindje gedaald zal zijn&#8221;, zei kapitein Lynch.
+
+</p>
+<p>Lynch was een witgebaarde scheepskapitein, te oud om nog te varen, die ondervonden had dat Hikoe-eroe de eenige plek op de
+wereld was, waar hij in een dragelijke verhouding met zijn asthma kon leven. Hij ging naar binnen om op den barometer te kijken.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Groote goden!&#8221; hoorden ze hem roepen, en ze renden in huis om met hem te komen staren naar een wijzer die negenentwintig-twintig
+aanwees. Opnieuw kwamen ze naar buiten, dezen keer in groote haast om zee en lucht te raadplegen. De bui was weggedreven,
+maar de lucht bleef bedekt. Zij konden de twee schoeners zien terugkomen, vol van top, en in gezelschap van een derden. Een
+plotseling omloopen van den wind dwong hen de schooten te vieren, en vijf minuten later sloeg een windstoot uit de tegenovergestelde
+richting alle drie de schepen terug; en van de wal af kon men zien hoe de giektalies met een vaartje werden afgevierd of losgegooid.
+Het geluid van de branding was hol en luid en dreigend, en er liep een zware deining landwaarts. Een vreeselijke vlam weerlicht
+barstte voor hun oogen en verlichtte den donkeren dag, en de donder gromde woest overal om hen heen.
+
+</p>
+<p>Toriki en Levy zetten het op een loopen naar hun booten, de laatste hobbelend over het strand als een doodelijk-verschrikt
+nijlpaard. Toen hun twee booten de invaart uit <a id="d0e294"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e294">16</a>]</span>schoten, passeerden ze de boot van de <i>Aorai</i> die binnen kwam. Achterin, de roeiers aanmoedigend, stond Raoul: niet in staat om het visioen van die parel uit zijn hoofd
+te zetten, kwam hij terug om Mapoehi&#8217;s prijs van een huis te aanvaarden.
+
+</p>
+<p>Hij landde op het strand in het dichtst van een gietende donderbui, en z&oacute;&oacute; dicht stroomde het water neer, dat hij tegen Hoeroe-hoeroe
+aan botste v&oacute;&oacute;rdat hij hem gezien had.
+
+</p>
+<p>&#8220;Te laat&#8221;, gilde Hoeroe-hoeroe. &#8220;Mapoehi heeft hem aan Toriki verkocht voor veertienhonderd Chili, en Toriki heeft hem aan
+Levy verkocht voor vijfentwintig duizend francs. En Levy zal hem in Frankrijk verkoopen voor honderd duizend francs. Heb je
+soms tabak?&#8221;
+
+</p>
+<p>Raoul voelde zich verlicht. Zijn zorgen over de parel waren voorbij. Hij behoefde er niet meer over te tobben, al had hij
+dan de parel niet gekregen. Maar hij geloofde Hoeroe-hoeroe niet. Mapoehi kon hem wel verkocht hebben voor veertienhonderd
+Chili, maar dat Levy, die verstand had van parels, vijfentwintig duizend francs betaald zou hebben, z&oacute;&oacute; had hij &#8217;t nog nooit
+gegeten. Raoul besloot kapitein Lynch eens over het onderwerp te polsen, maar toen hij in het huis van dien ouden zeevaarder
+kwam, zag hij hem met groote oogen staan kijken naar den barometer.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hoe hoog zie jij hem?&#8221; vroeg kapitein Lynch, erg benieuwd, en hij wreef zijn bril af en staarde weer naar het instrument.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Negenentwintig-tien,&#8221; zei Raoul. &#8220;Ik heb hem nog nooit zoo laag gezien.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Geloof ik graag!&#8221; snoof de kapitein. &#8220;Vijftig jaar lang jongen en man op alle zee&euml;n, en ik heb hem nog nooit zoo ver gedaald
+gezien. Stil!&#8221;
+<a id="d0e311"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e311">17</a>]</span></p>
+<p>Zij bleven een oogenblik stil staan, terwijl de branding donderde en het huis deed schudden. Toen gingen ze naar buiten. De
+bui was voorbij. Zij konden de <i>Aorai</i> zien liggen, een mijl uit de wal en overvallen door de windstilte. Het schip stampte en steigerde als bezeten in de geweldige
+zee&euml;n die in statige stoeten aanrolden uit het noordoosten en zich woedend op het koraalstrand stortten. Een van de matrozen
+uit de boot wees naar den mond van de invaart en schudde zijn hoofd. Raoul keek en zag een witten chaos van schuim en golven.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik denk dat ik vannacht maar bij u blijf, kapitein,&#8221; zei hij; toen wendde hij zich naar den matroos en zei hem de boot op
+de wal te halen en te zien dat hij en zijn kameraden ergens veilig onder dak kwamen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Negenentwintig precies,&#8221; berichtte kapitein Lynch, die met een stoel in zijn hand naar buiten kwam, terug van een hernieuwd
+bezoek aan den barometer.
+
+</p>
+<p>Hij ging zitten en staarde naar het schouwspel van de zee. De zon kwam te voorschijn en maakte de atmosfeer nog zwoeler, terwijl
+de windstilte nog steeds aanhield. De zee&euml;n namen voortdurend toe in grootte.
+
+</p>
+<p>&#8220;Waar die zee vandaan komt, gaat boven mijn petje,&#8221; bromde Raoul ongeduldig. &#8220;Er is geen wind, en kijk eens, kijk eens dien
+kerel daar!&#8221;
+
+</p>
+<p>Mijlen lang, met een gewicht van tienduizenden tonnen, deed hij de brooze atol schudden als door een aardbeving. Kapitein
+Lynch stond versteld.
+
+</p>
+<p>&#8220;Groote genade!&#8221; riep hij, half-opstaand van zijn stoel, toen weer terugzinkend.
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar er is geen wind,&#8221; hield Raoul aan. &#8220;Ik zou het kunnen snappen als er wind bij was.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Je zult den wind gauw genoeg krijgen, maak je daar maar geen zorg over,&#8221; was het grimmige antwoord.
+<a id="d0e333"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e333">18</a>]</span></p>
+<p>De twee mannen zeiden niets meer. Het zweet stond op hun huid in myriaden kleine druppeltjes die samen liepen en plasjes vocht
+vormden, die op hun beurt weer groeiden tot kleine beekjes, neerdroppend op den grond. Zij hijgden naar adem, en vooral de
+pogingen van den ouden man waren pijnlijk. Een zee kwam het strand op rollen, spoelde om de stammen van de kokospalmen, en
+week terug, bijna voor hun voeten.
+
+</p>
+<p>&#8220;Stuk boven hoog-water peil&#8221;, merkte kapitein Lynch op; &#8220;en ik ben hier al elf jaar.&#8221; Hij keek op zijn horloge. &#8220;Het is drie
+uur.&#8221;
+
+</p>
+<p>Een man en een vrouw, met een bont gevolg van vuile kinderen en honden achter zich aan, trokken mistroostig voorbij. Een eind
+verder kwamen ze tot stilstand, en gingen, na lang weifelen, in het zand zitten. Een paar minuten later kwam er een andere
+familie uit de tegenovergestelde richting aanslenteren. Mannen en vrouwen droegen een heterogene collectie van bezittingen.
+En weldra waren er een paar honderd menschen van alle leeftijden en geslachten bij elkaar v&oacute;&oacute;r de woning van den kapitein.
+Hij riep een van de pas aangekomenen aan, een vrouw met een zuigend kind in haar armen, en ontving als antwoord de mededeeling
+dat haar huis <span class="corr" title="Bron: en">een</span> paar minuten geleden de lagune in geveegd was.
+
+</p>
+<p>Het was hier de hoogste plek land over een afstand van mijlen, en op verschillende punten, links en rechts, sloeg de zee al
+schoon over den smallen land-ring heen en golfde de lagune binnen. Twintig mijlen in het rond spande de cirkel van de atol,
+en op geen enkel punt was hij breeder dan vijftig vadem. Het was het hoogtepunt van het duikersseizoen, en van al de eilanden
+er omheen, zelfs van het verre Tahiti, waren de inlanders hier bijeen gekomen.
+<a id="d0e345"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e345">19</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Er zijn twaalfhonderd mannen, vrouwen en kinderen hier,&#8221; zei kapitein Lynch. &#8220;Ik ben benieuwd hoeveel er morgen vroeg nog
+zullen zijn.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar waarom waait het niet? dat wou ik wel eens weten,&#8221; vroeg Raoul driftig.
+
+</p>
+<p>&#8220;Maak je niet druk, jonge man, maak je niet druk; je zult gauw genoeg meer wind hebben dan je lief is.&#8221;
+
+</p>
+<p>Terwijl kapitein Lynch nog sprak, sloeg een geweldige watermassa tegen de atol. Het zeewater kolkte om hen heen, drie duim
+diep onder hun stoelen. Er kwam een zachte kreet van ontzetting van de vrouwen. De kinderen stonden met samengeklemde handen
+te staren naar de reusachtige brekers en huilden jammerlijk. Kuikens en katten, die verschrikt in het water rondliepen, namen
+als bij onderlinge afspraak fladderend en klauterend de vlucht op het dak van het huis. Een inboorling van de Paoemotoe&#8217;s,
+met een nest pas geboren honden in een mand, klom in een kokospalm en maakte de mand twintig voet van den grond vast. De moeder
+spartelde jankend en keffend rond in het water er onder.
+
+</p>
+<p>En nog steeds scheen de zon helder en duurde de windstilte voort. De twee mannen zaten daar en keken naar de zee&euml;n en naar
+het krankzinnige stampen van de <i>Aorai</i>. Kapitein Lynch staarde naar de geweldige bergen van water die landwaarts rolden tot hij niet meer staren kon. Hij bedekte
+zijn gezicht met zijn handen om het niet meer te zien; toen ging hij het huis binnen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Achtentwintig-zestig&#8221;, zei hij rustig toen hij terugkeerde.
+
+</p>
+<p>Onder zijn arm was een rol touw. Hij sneed het in stukken van twee vadem, gaf er een aan Raoul, hield er zelf een, en verdeelde
+de rest onder de vrouwen, met den raad om een boom uit te zoeken en er in te klimmen.
+<a id="d0e363"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e363">20</a>]</span></p>
+<p>Er begon een licht koeltje te blazen uit het noordoosten, en het zachte waaieren op zijn wang scheen Raoul op te vroolijken.
+Hij zag hoe de <i>Aorai</i> de zeilen kant naar den wind zette en uit de wal stevende, en hij had spijt dat hij niet aan boord was. Het schip zou er
+in ieder geval doorheen komen, maar de atol&#8212;-Een zee sloeg er over heen, trok hem bijna van de been; en hij koos een boom
+uit. Toen dacht hij aan den barometer en liep terug naar het huis. Hij ontmoette kapitein Lynch, die denzelfden tocht ondernam,
+en samen gingen zij naar binnen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Achtentwintig-twintig&#8221;, zei de oude zeevaarder. &#8220;Het zal hier aardig gaan spoken&#8212;wat was dat?&#8221;
+
+</p>
+<p>De lucht scheen gevuld met iets dat met een geweldige vaart voortvloog. Het huis trilde en sidderde, en ze hoorden het zoemen
+van een machtig geluid. De ramen rammelden. Twee ruiten sprongen stuk; een geweldige tocht trok naar binnen en sloeg tegen
+hen aan en deed hen wankelen. De deur aan den anderen kant vloog met een slag dicht, het slot verbrijzelend. De witte deurknop
+brokkelde in stukjes op den vloer. De muren van de kamer puilden uit als een gasballon die opgeblazen wordt. Toen kwam er
+een nieuw geluid dat leek op het ratelen van geweervuur: het vliegend schuim van de zee dat tegen den buitenmuur sloeg. Kapitein
+Lynch keek op zijn horloge. Het was vier uur. Hij trok een jas van blauw zeemanslaken aan, haakte den barometer van den wand
+en stopte hem weg in een van zijn ruime zakken. Weer sloeg er een zee dreunend tegen het huis, en het lichte gebouwtje helde
+over, draaide een kwartslag op zijn fundamenten, en zakte neer, de vloer in een hoek van tien graden met den beganen grond.
+
+
+</p>
+<p>Raoul ging het eerst naar buiten. De wind greep hem en sleurde hem weg. Raoul merkte dat hij omgeloopen was naar het oosten.
+Met inspanning van al zijn krachten <a id="d0e375"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e375">21</a>]</span>gooide hij zich in het zand, en hield zich plat tegen den grond gedrukt. Kapitein Lynch, weggewaaid als een halmpje stroo,
+struikelde over hem heen. Twee matrozen van de <i>Aorai</i> verlieten den kokospalm waaraan ze zich vastgeklemd hadden en kwamen hen te hulp. Zij leunden tegen den wind in onmogelijke
+hoeken, en zwoegden en vochten om iedere duimbreed van den afstand. De oude man was stijf in zijn gewrichten en hij kon niet
+klimmen, dus heschen de matrozen hem met behulp van korte eindjes touw, die ze aan elkaar bonden, langs den stam omhoog, telkens
+een paar voet, totdat ze hem vast konden binden, boven in den boom, vijftig voet van den grond af. Raoul sloeg zijn eindje
+touw om den voet van een boom er naast en bleef staan kijken. De wind was ontzettend. Hij had nooit gedroomd dat het z&oacute;&oacute; hard
+kon waaien. Een zee schuimde over de atol en maakte hem nat tot aan zijn kniee&euml;n voordat ze terug week in de lagune. De zon
+was verdwenen, en een loodkleurige schemering spreidde zich over alles. Een paar druppels regen, horizontaal door de lucht
+vliegend, troffen hem als looden kogeltjes. Een vlok zilt schuim en zeewater spatte om zijn ooren. Het was als een klap in
+zijn gezicht. Zijn wangen prikten pijnlijk, en tegen wil en dank kwamen er tranen in zijn stekende oogen. Een paar honderd
+inlanders waren de boomen in gevlucht, en hij had kunnen lachen om de trossen menschelijk fruit die in de kruinen hingen.
+Toen, want hij was een geboren Tahiti-eilander, vouwde hij zijn lichaam dubbel, omgreep den stam van den boom met zijn handen,
+drukte zijn voetzolen tegen de oppervlakte van den stam, en begon tegen den boom op te loopen. In de kruin vond hij twee vrouwen,
+twee kinderen en een man. Een van de kinderen, een meisje, hield een kat in haar armen geklemd.
+<a id="d0e380"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e380">22</a>]</span></p>
+<p>Vanuit zijn hooge zitplaats wuifde hij met de hand naar kapitein Lynch, en die manhaftige patriarch wuifde terug. Raoul stond
+versteld over de lucht. Het wolkendek was veel dichterbij gekomen&#8212;ja, het leek vlak boven zijn hoofd te hangen; en het was
+van loodkleurig zwart geworden. Er waren nog veel menschen op den beganen grond. Ze stonden in groepjes bijeen om den voet
+van de boomen en hielden zich vast met alle macht. Verschillende van die groepjes waren bezig te bidden, en in &eacute;&eacute;n ervan hield
+de Mormoonsche zendeling een preek. Raoul hoorde een vreemd geluid, rhythmisch, zwak als het zwakste gesjirp van een verren
+krekel. Het duurde maar een oogenblik, maar in dat oogenblik deed het hem vaag denken aan den hemel en aan engelen muziek.
+Hij keek om zich heen, en zag, aan den voet van een anderen boom, een groote groep menschen, die zich vasthielden met touwen
+en aan elkander. Hij kon zien hoe ze in koor hun gezichten vertrokken en hun lippen bewogen. Het geluid was weg, maar hij
+wist dat zij hymnen zongen.
+
+</p>
+<p>De wind bleef voortdurend harder blazen. Hij kon dit toenemen in kracht niet meten door een bewust proces van zijn hersenen,
+want deze storm was veel erger den al zijn ondervinding van wind; maar niettemin was het hem duidelijk, hoe wist hij niet,
+dat het steeds harder stormde. Dichtbij werd een boom ontworteld en zijn vracht menschelijke wezens viel op den grond. Een
+zee spoelde over het reepje land, en ze waren weg. Alles gebeurde met verwonderlijke snelheid. Hij zag een bruinen schouder
+en een zwart hoofd, scherp afstekend tegen het kolkend wit van de lagune. Het volgend oogenblik was ook dat verdwenen. Andere
+boomen gingen tegen den grond, vielen kris en kras door elkaar als lucifers. Hij stond versteld over de kracht van den wind.
+Zijn eigen boom zwaaide <a id="d0e385"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e385">23</a>]</span>gevaarlijk; een van de vrouwen jammerde voortdurend en klemde het meisje in haar armen, dat op haar beurt de kat weer vast
+hield.
+
+</p>
+<p>De man, die het andere kind op zijn arm had, tikte Raoul op den schouder en wees. Hij keek, en zag een honderd meter verder
+de Mormoonsche kerk als een dronken man over het eiland zwaaien. Het gebouw was van zijn fundamenten gescheurd, en wind en
+zee stuwden en schoven het in de richting van de lagune. Een ontzettende muur van water smakte er tegen aan, deed het kantelen,
+en gooide het tegen een half dozijn kokospalmen. De trossen menschelijk fruit vielen als rijpe kokosnoten. Bij het terugloopen
+van de golf zag hij hen op den grond liggen, sommigen bewegingloos, anderen zich krommend en wringend. Zij deden hem wonderlijk
+sterk denken aan mieren. Het ontroerde hem niet. Hij was boven de verschrikkingen uit. Alsof het iets heel gewoons was zag
+hij hoe de volgende zee het menschelijk wrakhout van het zand wegveegde. Een derde zee, geweldiger dan alle andere die hij
+tot dan toe gezien had, gooide de kerk in de lagune, en ze dreef weg naar lij, de duisternis in, half onder water. Ze deed
+hem werkelijk denken aan de ark van Noah.
+
+</p>
+<p>Hij keek rond om het huis om kapitein Lynch te zoeken, en merkte tot zijn verrassing dat het weg was. Waarlijk, alles gebeurde
+snel. Hij zag dat veel van de menschen in de boomen die nog hielden, naar den beganen grond waren afgedaald. De wind nam nog
+steeds toe. Hij kon dat zien aan zijn eigen boom. Die zwaaide en boog niet meer heen en weer. In de plaats daarvan bleef hij
+in denzelfden stand, in een scherpen hoek van den wind af gebogen, en trilde alleen maar. Maar dat trillen was iets afschuwelijks.
+Het was als van een stemvork of van de tong van een mondtrom. De snelheid van de trilling maakte het zoo vreeselijk. Zelfs
+al <a id="d0e391"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e391">24</a>]</span>hielden de wortels van den boom, hij zou die spanning niet lang kunnen weerstaan. Er moest ten slotte iets breken.
+
+</p>
+<p>Ah, daar was er al een die het opgegeven had. Hij had hem niet zien gaan, maar daar stond het overblijfsel, halverwege den
+stam afgebroken. Men wist niet wat er gebeurde als men het niet zag. Kleinigheden als het kraken van boomen en het jammeren
+van menschelijke wanhoop namen geen plaats in in die machtige massa van geluid. Toevallig keek hij in de richting van kapitein
+Lynch toen het gebeurde. Hij zag den stam van den boom op de helft splinterend afknappen, zonder geluid. De kruin van den
+boom, met drie matrozen van de <i>Aorai</i> en den ouden kapitein, zeilde weg over de lagune. Het ding viel niet op den grond, maar vloog door de lucht als een kafje.
+Raoul volgde het op zijn vlucht een honderd meter ver, toen stoof het in het water. Hij spande zijn oogen in, en was er zeker
+van dat hij kapitein Lynch vaarwel zag wuiven.
+
+</p>
+<p>Raoul wachtte niet op wat er verder zou gebeuren. Hij tikte den inlander op den schouder en beduidde hem naar beneden te gaan.
+De man wilde wel, maar zijn vrouwen waren verlamd van angst, en hij bleef liever bij hen. Raoul sloeg zijn touw om den boomstam
+en gleed omlaag. Een vloed van zout water bruiste over hem heen. Hij hield zijn adem in en hield zich wanhopig vast aan het
+touw. Het water vloeide terug, en in de beschutting van den stam kon hij weer ademen. Hij maakte het touw steviger vast, en
+werd toen onder water gezet door een tweede zee. Een van de vrouwen gleed naar beneden en kwam bij hem staan, maar de inlander
+bleef boven bij de vrouw, de twee kinderen en de kat. De ladingmeester had opgemerkt, dat de troepjes menschen die zich vasthielden
+aan de andere boomen voortdurend kleiner werden. Nu zag hij van dichtbij hoe het proces in zijn werk ging.
+<a id="d0e400"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e400">25</a>]</span></p>
+<p>Al zijn kracht werd vereischt om zich vast te houden, en de vrouw die bij hem was gekomen raakte al uitgeput, Iederen keer
+dat hij te voorschijn kwam uit een zee was hij verbaasd zichzelf nog op dezelfde plek te vinden, en dan, verbaasd dat de vrouw
+er nog was. Ten slotte vond hij alleen zichzelf terug. Hij keek naar boven. De kruin van den boom was ook verdwenen. Op de
+helft van zijn oorspronkelijke lengte trilde een versplinterd uiteinde. Hij was veilig. De wortels hielden nog, terwijl de
+boom geen wind meer ving. Hij begon naar boven te klimmen. Hij was z&oacute;&oacute; uitgeput dat het heel langzaam ging, en zee na zee
+spoelde over hem heen v&oacute;&oacute;rdat hij er boven uit was. Toen bond hij zich vast aan den stam en sterkte zich tegen den komenden
+nacht en tegen hij wist niet wat.
+
+</p>
+<p>Hij voelde zich erg eenzaam in de duisternis. Af en toe scheen het hem toe, dat dit het einde van de wereld was, en hij de
+eenige die nog leefde. Nog steeds nam de wind toe. Ieder uur nam hij toe. Toen Raoul berekende dat het ongeveer elf uur moest
+zijn, was de wind ongeloofelijk geworden. Het was een vreeselijk, monsterachtig iets, een gillende woede, een muur die tegen
+hem aan sloeg en verder ging, maar die voortging met slaan en verder gaan&#8212;een muur zonder eind. Het scheen hem toe dat hij
+licht en etherisch was geworden; dat hij het was die zich voortbewoog; dat hij met onbegrijpelijke snelheid voortgedreven
+werd door een eindelooze vaste massa. De wind was niet meer lucht in beweging. Hij was vast en tastbaar geworden als water
+of kwik. Raoul had een gevoel alsof hij zijn hand er in kon steken en er brokken uit kon scheuren, zooals men zou doen met
+het vleesch in het karkas van een stier; dat hij den wind kon grijpen en er zich aan vast kon houden zooals men zich vasthoudt
+aan den wand van de steile rots.
+<a id="d0e405"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e405">26</a>]</span></p>
+<p>Hij werd er bijna door geworgd. Hij kon niet ademhalen als hij zijn gezicht er recht tegen in hield, want de wind spoot naar
+binnen door zijn mond en neusgaten en zette zijn longen uit als een varkensblaas. Op zulke oogenblikken scheen zijn lichaam
+opgezwollen en volgestopt met vaste aarde. Alleen door zijn lippen tegen den boomstam te drukken kon hij ademhalen. Ook raakte
+hij uitgeput door den onophoudelijken druk van den wind. Lichaam en geest werden moe. Hij merkte niets meer op, hij dacht
+niet meer, en was half bewusteloos. E&eacute;n gedachte maakte zijn heele bewustheid uit: <i>Dit was dus een cycloon.</i> Die eene gedachte kwam met onregelmatige tusschenpoozen terug. Het was als een zwak vlammetje dat af en toe opflikkerde.
+Telkens, ontwakend uit een periode van verdooving, kwam hij daarbij terug: <i>Dit was dus een cycloon.</i> Dan zakte hij weer weg in een nieuwe verdooving.
+
+</p>
+<p>Het hoogtepunt van den wervelstorm duurde van elf uur &#8217;s avonds tot drie uur in den morgen, en het was om elf uur dat de boom
+waarin Mapoehi en zijn familie zich vastklemden, afknapte. Mapoehi kwam aan de oppervlakte van de lagune, met zijn dochter
+Ngakoera nog steeds in zijn armen. Alleen een Zuidzee-eilander kon blijven leven in een dergelijken chaos van water. De pandanusboom
+waaraan hij zich had vastgegrepen rolde om en om in het kolkend schuim, en alleen door zich nu weer eens vast te houden en
+te wachten, en dan weer zijn greep vlug te veranderen, zag hij kans om zijn eigen hoofd en dat van Ngakoera aan de oppervlakte
+te krijgen met tusschenpoozen die voldoende dicht op elkaar volgden om den adem in hun lichamen te houden. Maar de lucht was
+hoofdzakelijk water, door het vliegend schuim en den dichten regen die in horizontale richting langs stormden.
+<a id="d0e416"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e416">27</a>]</span></p>
+<p>Het was tien mijlen naar den overkant van de lagune. Hier, op den tweeden zandring, werden negen op de tien ongelukkige schepsels
+die den overtocht over de lagune te boven kwamen, gedood door heen en weer geworpen boomstammen, balken, wrakken van kotters
+en van huizen. Uitgeput en half verdronken, werden ze geslingerd in dezen krankzinnigen vijzel van de elementen en tot vormeloos
+vleesch gebeukt. Maar Mapoehi had geluk. Hij kreeg de eene kans van de tien, en ze viel hem ten deel door een puren gril van
+het noodlot. Hij kwam uit den chaos te voorschijn op het strand, bloedend uit een twintigtal wonden. Ngakoeri&#8217;s linkerarm
+was gebroken; de vingers van haar rechterhand waren verbrijzeld, en haar wang en voorhoofd lagen open tot op het been. Hij
+greep een boom die nog stond en klemde zich vast, met het meisje nog steeds in zijn armen, happend naar lucht, terwijl het
+water van de lagune ter hoogte van zijn kniee&euml;n, en soms ter hoogte van zijn middel, voorbij spoelde.
+
+</p>
+<p>Om drie uur in den morgen was de grootste kracht van den orkaan gebroken. Om vijf uur woei er nog slechts een stijve bries.
+En om zes was het blakstil en scheen de zon. De zee was kalm geworden. Aan den nog rusteloozen rand van de lagune zag Mapoehi
+de vernielde lichamen van hen die het land niet hadden kunnen bereiken. Zonder eenigen twijfel waren Tefara en Naoeri daar
+bij. Hij ondernam een onderzoekingstocht langs het strand, en vond zijn vrouw, die half in en half uit het water lag. Hij
+ging zitten en schreide, zijn smart uitend in schorre dierengeluiden, zooals primitieve wilden doen. Toen bewoog zij zich
+onrustig, en kreunde. Hij keek nauwkeuriger toe. Niet alleen leefde zij, maar zij was zelfs ongedeerd. Zij sliep slechts.
+Zij had ook de eene kans van de tien gehad.
+
+</p>
+<p>Van de twaalfhonderd menschen die den vorigen avond nog leefden, waren er driehonderd over. De Mormoonsche <a id="d0e423"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e423">28</a>]</span>zendeling en een gendarme hielden de telling. De lagune was &eacute;&eacute;n verwarring van ronddrijvende lijken. Er stond geen huis, geen
+hut meer. Op de heele atol waren geen twee steenen op elkaar gebleven. Van de kokospalmen stonden er nog ongeveer &eacute;&eacute;n op de
+vijftig, en ook daar was niet veel meer van over, terwijl aan niet &eacute;&eacute;n boom ook maar een enkele noot was overgebleven. Er
+was geen zoet water. De ondiepe putten die het doorsijpelende regenwater verzamelden waren vol met zout. Uit de lagune werden
+nog een paar doordrenkte zakken meel gered. De overlevenden sneden het binnenste uit de kokospalmen en aten het op. Hier en
+daar kropen ze in kleine hutjes, gemaakt door het zand uit te graven en daar stukken metalen dakbedekking overheen te leggen.
+
+
+</p>
+<p>De zendeling maakte een primitieve distilleer-inrichting, maar hij kon geen water distilleeren voor driehonderd menschen.
+Tegen het einde van den tweeden dag ontdekte Raoul, toen hij een bad nam in de lagune, dat zijn dorst wat minder werd. Hij
+riep het nieuws naar de anderen, en daarop had men driehonderd mannen, vrouwen en kinderen kunnen zien, die tot hun buik in
+de lagune stonden en door hun huid water trachtten in te drinken. Hun dooden dreven overal om hen heen, of ze trapten er op
+waar ze nog op den bodem lagen. Den derden dag begroef het volk zijn dooden en ging zitten wachten op de stoomschepen, die
+hulp moesten brengen.
+
+</p>
+<p>Ondertusschen was Naoeri, van haar familie losgescheurd door den orkaan, op eigen gelegenheid verder gedreven, en beleefde
+haar eigen avonturen. Zich vastklemmend aan een ruwe plank die haar wondde en kneusde en haar lichaam vol splinters sloeg,
+werd zij heelemaal over de atol heen geslingerd en weggevoerd naar zee. Hier, onder het vreeselijk beuken van bergen water,
+raakte ze haar plank kwijt. Zij <a id="d0e429"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e429">29</a>]</span>was een oude vrouw, bijna zestig, maar geboren en getogen in de Paoemotoe&#8217;s, en ze was nooit in haar leven buiten het gezicht
+van de zee geweest. Terwijl zij voortzwom in de duisternis, half verdronken, hijgend, vechtend om lucht, kreeg ze een zwaren
+slag tegen haar schouder van een kokosnoot. Op hetzelfde oogenblik was haar plan gevormd, en ze greep de noot. In het uur
+dat volgde bemachtigde zij er nog zeven. Samengebonden vormde ze een reddingboei die haar in het leven hield, maar die tegelijkertijd
+dreigde haar tot gelei te slaan. Zij was een dikke, zware vrouw en liep gauw kneuzingen op, maar ze had veel ervaring met
+cyclonen, en ze wachtte geduldig tot de wind zou afnemen, steeds biddend tot haar haai-god om bescherming tegen de haaien.
+Maar om drie uur was zij zoo verdoofd dat ze het verminderen van den wind niet bemerkte.
+
+</p>
+<p>Ook merkte zij om zes uur niets van de windstilte. Zij schokte weer tot bewustzijn toen ze op het strand werd gegooid. Zij
+groef haar bloedende, open handen en voeten in het zand en klauwde tegen het terugloopende water in, totdat ze buiten het
+bereik van de golven was.
+
+</p>
+<p>Zij wist waar zij was. Dit land kon geen ander zijn dan het kleine eilandje Takokota. Het had geen lagune. Niemand woonde
+er op. Hikoe-eroe was vijftien mijlen weg. Zij kon het niet zien, maar zij wist dat het in het zuiden lag. De dagen gingen
+voorbij, en ze leefde van de kokosnoten die haar drijvende hadden gehonden.
+
+</p>
+<p>Ze voorzagen haar van drinkwater en van voedsel. Maar zij dronk of at niet zoo veel als ze maar wilde. Haar redding was hoogst
+problematiek. Zij zag den rook van de stoomschepen die kwamen helpen aan den horizon, maar zij kon niet verwachten dat er
+een schip zou komen naar het eenzame onbewoonde Takokota.
+
+</p>
+<p>Van het eerste oogenblik af had zij vreeselijken last van de lijken. Voortdurend wierp de zee ze op haar stukje <a id="d0e439"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e439">30</a>]</span>grond, en voortdurend schoof zij ze terug in zee, waar de haaien er aan rukten en ze verslonden, tot dat haar kracht haar
+begaf. Toen ze niet meer kon, versierden de lijken haar strand met afschuwelijke, walgelijke guirlandes, en zij ging van hen
+weg zoo ver als ze kon, hetgeen niet ver was.
+
+</p>
+<p>Op den tienden dag was haar laatste kokosnoot op, en ze verschrompelde van dorst. Ze sleepte zich voort naar het strand, zoekend
+naar kokosnoten. Het was vreemd dat er zooveel lijken aanspoelden en geen noten. Er dreven toch zeker meer kokosnoten dan
+doode menschen rond! Ten slotte gaf ze het op, en bleef uitgeput liggen. Het einde was gekomen. Er bleef niets meer over dan
+te wachten op den dood.
+
+</p>
+<p>Toen zij wat later bijkwam uit de verdooving, werd zij zich langzaam bewust dat ze lag te staren naar een bos rossig rood
+haar op het hoofd van een dooden man. De zee wierp het lijk in haar richting, trok het toen weer terug. Het rolde een halven
+slag om, en zij zag dat het geen gezicht had. Toch was er iets bekends in dien bos rossig-rood haar. Een uur ging voorbij.
+Zij spande zich niet in om te trachten het te herkennen. Zij wachtte op den dood, en het kon haar weinig schelen, welke man
+dat vreeselijke ding eens geweest was. Maar toen het uur voorbij was, ging ze langzaam zitten en staarde naar het lijk. Een
+ongewoon groote golf had het buiten het bereik van de kleinere golven geworpen. Ja, ze had toch gelijk; die bos rood haar
+kon maar aan &eacute;&eacute;n man in de Paoemotoe&#8217;s toebehooren. Het was Levy, de Duitsche Jood, de man die de parel gekocht en meegenomen
+had op de <i>Hira</i>. Nu, &eacute;&eacute;n ding was duidelijk, de <i>Hira</i> was vergaan. De parelkooper was ten slotte nog bedrogen uit gekomen met zijn god van de visschers en de dieven.
+<a id="d0e451"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e451">31</a>]</span></p>
+<p>Zij kroop naar den dooden man. Zijn hemd was van zijn lichaam af gescheurd, en zij kon den leeren geldgordel zien die om zijn
+middel zat. Zij hield haar adem in en rukte aan de gespen. Ze gaven gemakkelijker mee dan zij gedacht had, en ze kroop weer
+haastig weg over het zand, den gordel achter zich aan sleepend. Het eene zakje na het andere gespte ze los, maar alles was
+leeg. Waar zou hij de parel gestopt hebben? Tenslotte vond zij hem in het laatste zakje, de eerste en eenige parel die hij
+op die reis had gekocht. Zij kroop een paar voet verder weg om te ontkomen aan de walgelijke lucht van den gordel, en bekeek
+de parel nauwkeurig. Het was de parel die Mapoehi had gevonden en die Toriki hem afhandig had gemaakt. Zij voelde zijn gewicht
+in haar hand en liet hem liefkoozend heen en weer rollen. Maar in de parel zelf zag zij geen schoonheid. Wat zij zag was het
+huis dat Mapoehi en Tefara en zij met zooveel zorg hadden gebouwd in hun geest. Telkens als ze naar de parel keek, zag zij
+het huis in al zijn bijzonderheden, de achthoekige klok incluis. Dat was iets om voor te blijven leven.
+
+</p>
+<p>Zij scheurde een reep van haar <i>ahoe</i> af en bond de parel stevig om haar hals. Toen kroop zij verder langs het strand, hijgend en kreunend, maar vastbesloten zoekend
+naar kokosnoten. Zij vond er gauw een, en, toen ze rondkeek, nog een. Zij brak er een open, dronk de melk, die schimmelig
+was, en at het vleesch tot het laatste stukje.
+
+</p>
+<p>Een beetje later vond zij een verbrijzelde boom-kano. De vlerken ervan waren weg, maar zij had nieuwe hoop, en v&oacute;&oacute;rdat de
+dag gedaan was vond ze ook de vlerken. Iedere vondst was een goed voorteeken. De parel was een talisman. Laat in den middag
+zag zij een houten kist die diep in het water dreef. Toen zij het ding op het strand sleepte, hoorde ze den inhoud rammelen,
+en ze vond er tien blikken zalm in. Zij maakte er een open door er mee tegen de kano <a id="d0e461"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e461">32</a>]</span>aan te hameren. Toen er een lek in het blik was dronk ze het leeg. Daarna bracht zij verscheiden uren door met de zalm er
+uit te halen. Bij stukjes en beetjes hamerde en kneep ze het kostbare voedsel er uit.
+
+</p>
+<p>Acht dagen nog wachtte zij op redding. Ondertusschen bevestigde zij de vlerken weer aan de kano; voor sjorrings gebruikte
+ze alles wat ze aan kokosvezels vinden kon en ook wat er nog over was van haar <i>ahoe</i>. De kano was leelijk gekraakt, en zij kon haar niet waterdicht maken, maar zij borg een halve kokosnoten-schaal aan boord
+als hoosvat. Zij was erg verlegen om een pagaai. Met een stukje blik zaagde zij al haar haren vlak bij den wortel af. Van
+het haar vlocht zij een koord, en met behulp van het koord maakte zij een stuk bezemsteel van drie voet vast aan een plank
+van de zalmkist. Zij knaagde wiggen met haar tanden en spande daarmee de sjorring.
+
+</p>
+<p>Den achttienden dag, te middernacht, bracht zij de kano door de branding en begon de terugreis naar Hikoe-eroe. Zij was een
+oude vrouw. De ontberingen hadden haar vet doen verdwijnen tot er <span class="corr" title="Bron: nauwelijk">nauwelijks</span> meer overbleef dan vel en been en een beetje pezige spieren. De kano was groot en behoorde eigenlijk gepagaaid te worden
+door drie sterke mannen.
+
+</p>
+<p>Maar zij deed het alleen met een surrogaat-pagaai. Ook lekte de kano leelijk, en een derde van haar tijd wijdde ze aan hoozen.
+Toen het helder dag was zocht zij nog steeds tevergeefs naar Hikoe-eroe. Achter haar was Takokota weggezonken onder den rand
+van de zee. De zon brandde neer op haar naaktheid en trok al het vocht uit haar lichaam. Er waren nog twee blikken zalm over,
+en in den loop van den dag rammeide zij er gaten in een dronk wat er van te drinken was. Zij had geen tijd om het vleesch
+er uit te halen. Er liep een strooming die haar naar het westen zette of zij zuidwaarts pagaaide of niet.
+<a id="d0e475"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e475">33</a>]</span></p>
+<p>Vroeg in den middag, rechtop staand in de kano, kreeg zij Hikoe-eroe in &#8217;t zicht. Zijn rijkdom van kokospalmen was verdwenen.
+Hier en daar slechts, met groote tusschenruimten, kon zij de de ruige resten van boomen zien. Het gezicht wekte haar op. Zij
+was dichter bij dan zij gedacht had. De strooming dreef haar naar het westen. Zij zette haar koers pal er tegen in en pagaaide
+verder. De wiggen in de sjorring van haar pagaai gingen los zitten, en zij verloor veel tijd met ze vast te slaan. Zij was
+gedwongen om dat dikwijls te doen. Dan was er het hoozen. E&eacute;n uur van de drie moest zij ophouden met pagaaien om te hoozen.
+En al dien tijd zakte ze af naar het westen.
+
+</p>
+<p>Bij zonsondergang lag Hikoe-eroe zuidoostelijk van haar, drie mijlen ver. Er was een volle maan, en om acht uur lag het land
+pal oost en twee mijlen van haar af. Zij worstelde nog een uur lang, maar het land bleef even ver. Zij was midden in de strooming;
+de kano was te groot; de pagaai was te gebrekkig; en zij verloor te veel tijd en kracht met hoozen. Bovendien raakte zij uitgeput.
+Ondanks al haar pogen dreef de kano af naar het westen.
+
+</p>
+<p>Zij mompelde een gebed tot haar haai-god, gleed overboord en begon te zwemmen. Het water verfrischte haar en zij liet de kano
+snel achter zich. Na een uur was het land merkbaar dichter bij. Toen kwam haar schrik. Recht v&oacute;&oacute;r haar, geen twintig voet
+verder, sneed een groote vin door het water. Met vasten slag zwom zij er heen, en langzaam gleed hij weg, boog af naar rechts,
+en bleef om haar heen cirkelen. Zij hield haar blikken op de vin gericht &eacute;n zwom verder. Als de vin verdween ging zij met
+haar gezicht op het water liggen en keek uit. Als de vin weer te voorschijn kwam, begon zij weer te zwemmen. Het monster was
+lui, dat zag zij wel. Hij had zeker goed te eten gehad na dien cycloon. Als hij erg hongerig was geweest, zou hij <a id="d0e482"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e482">34</a>]</span>niet geaarzeld hebben op haar af te schieten, dat wist ze. Hij was vijftien voet lang, en met &eacute;&eacute;n hap kon hij haar in twee&euml;n
+bijten.
+
+</p>
+<p>Maar zij had geen tijd aan hem te verspillen. Of zij zwom of niet, de strooming liep even goed van het land af. Een half uur
+ging voorbij, en de haai begon driester te worden. Hij zag dat zij niets deed, en kwam dichter bij, in steeds kleiner kringen
+om haar heen zwemmend en brutaal zijn oogen naar haar toe-draaiend als hij voorbijgleed. Vroeg of laat, dat wist ze, zou hij
+genoeg moed bijeen hebben om haar aan te vallen. Zij besloot zelf het eerst uit te spelen. Het was een wanhopige daad die
+zij overwoog. Zij was een oude vrouw, alleen in de zee, en zwak door honger en vermoeienis; en toch moest zij, tegenover dezen
+zee-tijger, zijn aanval voorkomen en hem zelf het eerst aanvallen. Zij zwom verder, wachtend op haar kans. Ten slotte kwam
+er een oogenblik dat hij lui voorbij gleed, nauwelijks acht voet van haar af. Plotseling schoot ze op hem los, alsof ze hem
+wilde aanvallen. Hij gaf een wilden slag met zijn staart toen hij wegvluchtte, en zijn schuurpapieren huid ritste het vel
+van haar arm van den elleboog tot den schouder. Hij zwom snel, in steeds wijder wordende cirkels, en verdween ten slotte.
+
+
+</p>
+<p>In het gat in het zand, overhuifd met stukken metalen dakbedekking, lagen Mapoehi en Tefara te kijven.
+
+</p>
+<p>&#8220;Als je had gedaan zooals ik zei,&#8221; viel Tefara aan, voor den duizendsten keer, &#8220;en de parel verborgen had, en het aan niemand
+had verteld, dan zou je hem nu nog hebben.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar Hoeroe-hoeroe stond er bij toen ik de oester openmaakte&#8212;heb ik je dat nu niet al honderd keer verteld?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;En nu zullen wij geen huis hebben. Raoul zei mij vandaag dat als je de parel niet aan Toriki verkocht had&#8212;&#8212;&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik heb hem niet verkocht. Toriki heeft hem me afgenomen.&#8221;
+<a id="d0e496"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e496">35</a>]</span></p>
+<p>&#8221;&#8212;&#8212;dat als je de parel niet aan Toriki verkocht had, hij je vijfduizend Fransche dollars zou geven, en dat is tienduizend
+Chili.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Hij heeft met zijn moeder gepraat.&#8221; legde Mapoehi uit. &#8220;Zij heeft verstand van parels.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;En nu is de parel weg,&#8221; beklaagde Tefara zich.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hij heeft mijn schuld aan Toriki betaald. In ieder geval heb ik er toch twaalfhonderd Chili mee verdiend.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Toriki is dood&#8221;, riep zij. &#8220;Ze hebben geen bericht gekregen van zijn schoener. Het schip is vergaan, net als de <i>Aorai</i> en de <i>Hira</i>. Zal Toriki je de driehonderd crediet betalen die hij je beloofd heeft? Neen, want Toriki is dood. En als je geen parel had
+gevonden, zou je dan vandaag nog twaalfhonderd schuld hebben aan Toriki? Neen, want Toriki is dood, en doode menschen kun
+je niet betalen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar Levy heeft Toriki niet betaald&#8221;, zei Mapoehi. &#8220;Hij heeft hem een stuk papier gegeven waar hij het geld voor kon krijgen
+in Papeete; en nu is Levy dood en kan niet betalen; en Toriki is dood, en het papier is met hem vergaan, en de parel is vergaan
+met Levy. Je hebt gelijk, Tefara. Ik ben de parel kwijt, en ik heb er niets voor in de plaats gekregen. Laten we nu gaan slapen.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>Hij stak plotseling zijn hand omhoog, en luisterde. Van buiten kwam een geluid als van iemand die zwaar en pijnlijk ademhaalde.
+Een hand zocht tastend langs de mat die dienst deed als deur.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wie is daar?&#8221; riep Mapoehi.
+
+</p>
+<p>&#8220;Naoeri,&#8221; kwam het antwoord. &#8220;Kun je me niet zeggen waar mijn zoon Mapoehi is?&#8221;
+
+</p>
+<p>Tefara gilde en greep den arm van haar man.
+
+</p>
+<p>&#8220;Een spook!&#8221; klappertandde ze. &#8220;Een spook!&#8221;
+<a id="d0e525"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e525">36</a>]</span></p>
+<p>Mapoehi&#8217;s gezicht was afschuwelijk geel. Hij klemde zich beverig vast aan zijn vrouw.
+
+</p>
+<p>&#8220;Goede vrouw,&#8221; stamelde hij, trachtend zijn stem een anderen klank te geven. &#8220;Ik ken uw zoon goed. Hij woont aan den oostelijken
+oever van de lagune.&#8221;
+
+</p>
+<p>Van buiten kwam het geluid van een zucht. Mapoehi begon zich verlicht te voelen. Hij had het spook misleid.
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar waar kom je vandaan, oude vrouw?&#8221; informeerde hij.
+
+</p>
+<p>&#8220;Van de zee&#8221;, was het mistroostig antwoord.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik wist het wel! Ik wist het wel!&#8221; gilde Tefara, en ze wiegde haar bovenlijf heen en weer.
+
+</p>
+<p>&#8220;Sinds wanneer heeft Tefara in een vreemd huis geslapen?&#8221; kwam de stem van Naoeri door het vlechtwerk.
+
+</p>
+<p>Mapoehi blikte vrees en verwijten naar zijn vrouw. Haar stem had hen verraden.
+
+</p>
+<p>&#8220;En sinds wanneer heeft Mapoehi, mijn zoon, zijn moeder verloochend?&#8221; ging de stem door.
+
+</p>
+<p>&#8220;Neen, neen, dat heb ik niet gedaan&#8212;Mapoehi heeft je niet verloochend,&#8221; riep hij. &#8220;Ik ben Mapoehi niet. Hij is aan den oostkant
+van de lagune, zeg ik je toch!&#8221;
+
+</p>
+<p>Ngakoera ging rechtop in haar bed zitten en begon te huilen. Het vlechtwerk kwam in beweging.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat doe je?&#8221; vroeg Mapoehi streng.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik kom binnen&#8221;, zei de stem van Naoeri.
+
+</p>
+<p>E&eacute;n hoek van de mat werd opgelicht. Tefara trachte onder de dekens te duiken, maar Mapoehi hield zich aan haar vast. Hij moest
+zich ergens aan vasthouden. Samen, vechtend met elkaar, met bevende lichamen en klapperende tanden, staarden zij met uitpuilende
+oogen naar de mat die omhoog ging. Zij zagen Naoeri binnen kruipen, zonder <i>ahoe</i>, en druipend van het zeewater. Zij rolden zich om, van haar weg, en vochten om de deken van Ngakoera, om daarmee hun hoofden
+te bedekken.
+<a id="d0e557"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e557">37</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Je mocht je oude moeder wel wat te drinken geven&#8221;, zei het spook klagelijk.
+
+</p>
+<p>&#8220;Geef haar wat te drinken&#8221;, beval Tefara met trillende stem.
+
+</p>
+<p>&#8220;Geef haar wat te drinken&#8221;, gaf Mapoehi het bevel door naar Ngakoera. En samen schopten zij Ngakoera onder de dekens uit.
+Een minuut later durfde Mapoehi even te gluren, en hij zag het spook drinken. Toen het een levende hand uitstak en die op
+de zijne legde, voelde hij het gewicht ervan, en was overtuigd dat het geen spook was. Toen kwam hij te voorschijn, Tefara
+achter zich aan sleepend, en een paar minuten later zaten ze allemaal te luisteren naar het verhaal van Naoeri. Een toen zij
+vertelde van Levy, en de parel in Tefara&#8217;s hand liet glijden, werd zelfs zij bekeerd tot het geloof in de realiteit van haar
+schoonmoeder.
+
+</p>
+<p>&#8220;Morgen vroeg&#8221;, zei Tefara, &#8220;zul je de parel aan Raoul verkoopen voor vijfduizend Fransch.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Het huis?&#8221; wierp Naoeri tegen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hij zal het huis bouwen&#8221;, antwoordde Tefara. &#8220;Hij zegt dat het vierduizend Fransch zal kosten. En bij zal ook nog duizend
+Fransch crediet geven, en dat is tweeduizend Chili.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;En het zal zes vadem lang zijn?&#8221; vroeg Naoeri.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja&#8221; antwoordde Mapoehi, &#8220;zes vadem.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;En zal de achthoekige klok in de middelste kamer zijn?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, en de ronde tafel ook.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Geef me dan wat te eten, want ik heb honger&#8221; zei Naoeri voldaan. <span class="corr" title="Bron: ">&#8220;</span>En daarna zullen we slapen, want ik ben moe. En morgen zullen we verder praten over het huis, v&oacute;&oacute;rdat we de parel verkoopen.
+Het zal beter zijn als we de duizend Fransch contant nemen. Geld is altijd beter dan crediet in het koopen van goederen van
+de kooplui.&#8221;
+
+
+
+
+<a id="d0e583"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e583">38</a>]</span></p>
+<p class="div1"><a id="d0e584"></a><span class="pagenum">
+[<a href="#d0e88">Inhoud</a>]
+</span></p>
+<h2>De Walvischtand.</h2>
+<p>Het was in de eerste dagen op Fidzji, dat John Starhurst opstond in het missie-huis bij het dorp Rewa en kond deed van zijn
+plan het Evangelie te brengen in heel Viti Levoe. Viti Levoe nu beteekent het &#8220;Groote Land&#8221;, omdat het het grootste eiland
+is in een groep die uit veel groote eilanden bestaat, om van honderden kleine nog maar te zwijgen. Hier en daar waren de kusten
+als het ware besprenkeld met een schaarsche bevolking van zendelingen, handels-agenten, tripang-visschers, en gedroste matrozen,
+die daar een hoogst onzeker leven leidden. De rook van de heete ovens steeg op onder hun ramen, en de lichamen van de gesneuvelden
+werden langs hun deuren gesleept, op weg naar het feestmaal.
+
+</p>
+<p>De Lotoe, of de Aanbidding, vorderde slechts langzaam, en, dikwijls, op de manier der kreeften. Opperhoofden die zich Christenen
+verklaarden en verwelkomd werden in het heiligste der heiligen van de kapel, hadden een ontmoedigende hebbelijkheid om terug
+te vallen in hun oude gewoonte, om deel te kunnen hebben aan het vleesch van den een of anderen geliefkoosden vijand. Eet
+of word gegeten was de wet van het land geweest; en eet of word gegeten scheen de wet van het land te zullen blijven nog voor
+langen tijd. Er waren opperhoofden, zooals Tanoa Toeiveikoso, en Toekilakila, die honderden van hun medemenschen hadden opgegeten,
+in den letterlijken zin van het woord. Maar onder al die lekkerbekken stond Ra Oendre-oendre het <a id="d0e591"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e591">39</a>]</span>hoogst. Ra Oendre-oendre woonde in Takiraki. Hij hield een register van zijn culinaire prestaties. Een rij steenen v&oacute;&oacute;r zijn
+huis gaf het aantal menschen aan dat hij had opgegeten. Die rij was tweehonderd en dertig schreden lang, en het aantal steenen
+dat er in was bedroeg achthonderd en twee en zeventig. Iedere steen beteekende een opgegeten mensch. Die rij steenen zou misschien
+nog langer zijn geweest, had Ra Oendre-oendre niet het ongeluk gehad een speer in het onderste gedeelte van zijn rug te krijgen
+bij een schermutseling in het oerwoud van Somo-Somo, en opgediend te worden op de tafel van Naoengavoeli, wiens zeer middelmatige
+steenenrij slechts achtenveertig exemplaren telde.
+
+</p>
+<p>De overwerkte zendelingen, uitgebrand door de koorts, volhardden koppig bij hun taak, soms alle hoop opgevend en vooruitziend
+naar een bijzonder teeken van Gods macht, een uitbarsting van Pinkster-vuur, die een prachtigen oogst van zielen zou brengen.
+Maar menschenetend Fidzji was verstokt gebleven in de boosheid. De krulharige kannibalen hadden weinig zin om hun vleeschpotten
+in den steek te laten zoolang de oogst van menschelijke lichamen nog overvloedig was. Soms, als de oogst al te overvloedig
+was, maakten zij misbruik van de goedheid der zendelingen en lieten uitlekken dat er op dien en dien dag een groot volksfeest
+plaats zou hebben, ter gelegenheid waarvan er geslacht zou worden. Direct kochten dan de zendelingen de levens van de slachtoffers
+met stokken tabak, vadems calico, en pinten glazen kralen. Zoo dreven de opperhoofden een mooien handel met hun overcompleet
+aan levend vleesch. Bovendien konden zij er altijd op uit trekken en nieuw halen.
+
+</p>
+<p>Het was in dit tijdsgewricht dat John Starhurst luide verkondigde dat hij het Evangelie zou brengen van kust tot kust van
+het Groote Land, en dat hij zou beginnen met <a id="d0e597"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e597">40</a>]</span>door te dringen in de bergvestingen aan de bronnen van de Rewa. Zijn woorden werden met ontsteltenis ontvangen.
+
+</p>
+<p>De inlandsche hulppredikers schreiden zacht. Zijn twee collega&#8217;s trachtten het hem te ontraden. De Koning van Rewa waarschuwde
+hem dat de bergbewoners hem zeker zouden kai-kai-en&#8212;kai-kai beteekende eten&#8212;en dat hij, de Koning van Rewa, omdat hij Lotoe
+geworden was, zich genoodzaakt zou zien oorlog te gaan voeren met de bergbewoners.
+
+</p>
+<p>Hij wist heel goed dat hij hen niet kon onderwerpen. Hij wist eveneens heel goed dat zij in staat waren de rivier af te komen
+en Rewa te verwoesten. Maar wat kon hij doen? Als John Starhurst volhardde bij zijn plan om er op uit te trekken en opgegeten
+te worden, zou er een oorlog komen die honderden levens zou kosten.
+
+</p>
+<p>Later op den dag kwam er een deputatie van de hoofden van Rewa bij John Starhurst. Hij hoorde hen geduldig aan, en redeneerde
+geduldig met hen, maar week geen duimbreed van zijn plan af. Aan zijn collega&#8217;s legde hij uit dat hij niet streefde naar het
+martelaarschap; dat de roep tot hem gekomen was het Evangelie te brengen op Viti Levoe, en dat hij slechts gevolg gaf aan
+den wensch van den Heer.
+
+</p>
+<p>Tegen de handels-agenten, die bij hem kwamen en zich het hevigst van allen verzetten, zei hij: &#8220;Uw bezwaren zijn zonder waarde.
+Zij bestaan alleen in het nadeel dat misschien zal worden toegebracht aan uw zaken. Uw werk is geld verdienen, maar mijn werk
+is zielen redden. De heiden van dit duistere land moet bekeerd worden.&#8221;
+
+</p>
+<p>John Starhurst was geen dweeper. Hij zou de eerste geweest zijn om die aantijging van de hand te wijzen. Hij was bij uitstek
+praktisch en gezond. Hij was er van overtuigd dat zijn zending goede resultaten zou hebben, en hij had zijn eigen vizioenen
+van hoe hij de vonk van Pinkstervuur <a id="d0e609"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e609">41</a>]</span>in de harten der bergbewoners zou doen opvlammen en hoe een nieuw, krachtig leven zou ontstaan dat zou neerdalen uit de bergen
+over de lengte en breedte van het Groote Land, van zee naar zee, en over de eilandjes te midden van de zee.
+
+</p>
+<p>Er lichtten geen wilde glansen in zijn zachte grijze oogen, slechts kalme vastbeslotenheid en een onwrikbaar vertrouwen in
+de Hoogere Macht die hem leidde.
+
+</p>
+<p>E&eacute;n man slechts vond hij die instemde in zijn plan, en dat was Ra Vatoe, die hem in het geheim aanmoedigde en aanbood hem
+gidsen te leenen tot aan de eerste uitloopers van de bergen. John Starhurst, op zijn beurt, schepte groot behagen in het gedrag
+van Ra Vatoe. Vroeger een onverbeterlijke heiden, met een ziel die even zwart was als zijn daden, begon Ra Vatoe licht uit
+te stralen. Hij sprak zelfs van Lotoe worden. Het is waar, drie jaren geleden had hij een dergelijk verlangen te kennen gegeven,
+en hij zou de kerk zijn binnengetreden, als John Starhurst geen bezwaar had gemaakt tegen de vier vrouwen die hij met zich
+meebracht.
+
+</p>
+<p>Ra Vatoe had economische en ethische bezwaren tegen de monogamie. Bovendien had de spitsvondige tegenwerping van den zendeling
+hem beleedigd; en om te toonen dat hij een vrij man was en een man van eer bovendien, had hij zijn geweldige oorlogsknots
+gezwaaid boven Starhurst&#8217;s hoofd. Starhurst ontkwam door onder de knots door op hem af te springen en hem vast te houden tot
+er hulp naderde. Maar dat was nu allemaal vergeven en vergeten. Ra Vatoe zou in de kerk komen, niet alleen als bekeerd heiden,
+maar ook als bekeerd polygamist. Hij wachtte nog slechts, verzekerde hij Starhurst, tot zijn oudste vrouw, die erg ziek was,
+zou sterven.
+<a id="d0e617"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e617">42</a>]</span></p>
+<p>John Starhurst voer de traag-stroomende Rewa op in een van de kano&#8217;s van Ra Vatoe. Die kano zou hem twee dagen ver brengen,
+en daarna, als het eind van het bevaarbaar gedeelte bereikt was, terugkeeren. Heel in de verte kon men de groote, wazige bergen
+zien, die, hoog zich heffend in de lucht, den ruggegraat vormden van het Groote Land. Den geheelen dag staarde John Starhurst
+er naar met ongeduldig verlangen.
+
+</p>
+<p>Soms bad hij in stilte. Ook vereenigde hij zich wel in gebed met Naraoe, een inlandschen hulpprediker, die zeven jaren lang
+Lotoe geweest was, aan &eacute;&eacute;n stuk door sinds den dag dat hij van den heeten oven gered was door Dr. James Ellery Brown, voor
+den geringen prijs van honderd stokken tabak, twee katoenen dekens, en een groote flesch pijndooder. Op het laatste oogenblik,
+na twintig uren in de eenzaamheid gesmeekt en gebeden te hebben, hadden Naraoe&#8217;s ooren de stem gehoord die hem zeide te gaan
+met John Starhurst tot de bekeering der menschen in de bergen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Meester, ik zal zeker met u mee gaan,&#8221; had hij verklaard.
+
+</p>
+<p>John Starhurst had hem begroet met kalme vreugde. Voorwaar, de Heer was met hem, dat Hij een zwak, gebroken schepsel als Naraoe
+z&oacute;&oacute; tot daden wekte.
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar ik ben zonder kracht en geest, de zwakste van &#8217;s Heeren vaten,&#8221; legde Naraoe uit, den eersten dag in de kano.
+
+</p>
+<p>&#8220;Je moet geloof hebben, meer geloof,&#8221; berispte de zendeling hem.
+
+</p>
+<p>Er voer nog een andere kano de Rewa op dien dag. Maar ze bleef een uur achter, en zorgde dat ze niet gezien werd. Deze kano
+was ook eigendom van Ra Vatoe. In die kano was Erirola, de neef en vertrouwde schildknaap van Ra Vatoe; en in het kleine mandje
+dat nooit uit zijn hand <a id="d0e632"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e632">43</a>]</span>kwam, was een walvischtand. Het was een prachtige tand, volle vijftien duim lang, en mooi evenredig gevormd; en het ivoor
+was geel en paars geworden van ouderdom. Die tand was eveneens eigendom van Ra Vatoe; en wanneer er op Fidzji een dergelijke
+tand rond gaat, gebeurt er gewoonlijk iets. Want dit is de kracht van den walvischtand: Al wie hem aanneemt kan het verzoek
+dat er mee gepaard gaat of er op volgt niet weigeren. Het verzoek kan alles zijn, van een menschenleven tot een stamverbond,
+en geen Fidzji-eilander is z&oacute;&oacute; dood voor eergevoel om het verzoek te weigeren als de tand eenmaal is aangenomen. Soms heeft
+het verzoek geen succes, of wordt de voldoening uitgesteld, met onaangename gevolgen.
+
+</p>
+<p>Aan het einde van den tweeden dag van zijn tocht, rustte John Starhurst in het dorp van een opperhoofd, Mongondro genaamd,
+aan den bovenloop van de Rewa. Hij dacht den volgenden morgen te voet verder te gaan, vergezeld door Naraoe, naar de wazige
+bergen, die nu, dichterbij gekomen, groen en fluweelig waren. Mongondro was een zacht gehumeurd klein oud kereltje die zich
+rustig bewoog.
+
+</p>
+<p>Hij was bijziende en lijdend aan elephantiasis, en voelde geen neiging meer tot de beroering van den oorlog. Hij ontving den
+zendeling met warme gastvrijheid, gaf hem te eten van zijn eigen tafel, en voerde zelfs gesprekken over den godsdienst met
+hem. Mongondro was nieuwsgierig aangelegd, en wilde graag alles weten, en het verheugde John Starhurst zeer dat hij hem vroeg
+om een verklaring van het bestaan en het ontstaan der dingen. Toen de zendeling klaar was met zijn korte samenvatting van
+de Schepping volgens Genesis, zag hij dat Mongondro diep geroerd was. Het kleine oude dorpshoofd zat een tijdlang zwijgend
+te rooken. Toen nam hij de pijp uit zijn mond en schudde droevig zijn hoofd.
+<a id="d0e638"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e638">44</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Het kan niet zijn&#8221;, zei hij. &#8220;Ik, Mongondro, was in mijn jeugd een goed werkman met de dissel. En toch had ik drie maanden
+noodig om een kano te maken, een kleine kano, een heele kleine kano. En jij zegt dat al dit land en water gemaakt is door
+&eacute;&eacute;n man&#8212;&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Neen, gemaakt is door &eacute;&eacute;n God, den eenig waren God,&#8221; onderbrak de zendeling.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is hetzelfde&#8221;, ging Mongondro door, &#8220;dat al het land en al het water, de boomen, de visschen, de bosschen, de bergen,
+de zon, de maan, en de sterren in zes dagen gemaakt zijn! Neen, neen. Ik zeg je dat ik een bekwaam man was in mijn jeugd,
+en toch had ik drie maanden noodig voor &eacute;&eacute;n kleine kano. Het is een verhaaltje om kinderen mee bang te maken; maar geen man
+kan het gelooven.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik ben een man&#8221;, zei de zendeling.
+
+</p>
+<p>&#8220;Zeker, jij bent een man. Maar het is mijn duister begrip niet gegeven om te weten wat jij gelooft.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik zeg u, ik geloof dat alles gemaakt is in zes dagen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Dat zeg je nu wel, dat zeg je nu wel,&#8221; mompelde de oude kannibaal sussend.
+
+</p>
+<p>Niet dan nadat John Starhurst en Naraoe naar bed waren gegaan kroop Erirola het huis van het dorpshoofd binnen, en overhandigde
+hem, na een diplomatieke redevoering, den walvischtand.
+
+</p>
+<p>Het oude dorpshoofd hield den tand heel lang in zijn handen. Het was een mooie tand, en hij wilde hem erg graag hebben. Ook
+raadde hij het verzoek dat er achter zat. &#8220;Neen, neen; walvischtanden waren mooi,&#8221; en het water kwam hem in zijn mond, maar
+hij gaf hem onder veel verontschuldigingen terug aan Erirola.
+
+</p>
+<p>Vroeg in de morgenschemering was John Starhurst op de been, schrijdend over het boschpad in zijn groote leeren <a id="d0e659"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e659">45</a>]</span>laarzen, achter hem aan de trouwe Naraoe, hij zelf achter een naakten gids aan, die hem geleend was door Mongondro om den
+weg te wijzen naar het volgende dorp, dat om twaalf uur bereikt werd. Hier kwam een nieuwe gids den weg wijzen. Een mijl achter
+hem aan zwoegde Erirola, de walvischtand in het mandje over zijn schouder geslagen. Twee dagen volgde hij den zendeling, en
+bood den tand aan de verschillende dorpshoofden aan. Maar dorp na dorp weigerde den tand. Hij volgde z&oacute;&oacute; snel op de aankomst
+van den zendeling dat zij het verzoek raadden dat er gedaan zou worden, en zij wilden er niets mee te maken hebben.
+
+</p>
+<p>Zij kwamen langzamerhand diep in de bergen, en Erirola nam een geheim pad, sneed den zendeling den pas af, en bereikte v&oacute;&oacute;r
+hem de vesting van den Boeli van Gatoka. De Boeli nu wist niet van John Starhurst&#8217;s naderende komst. Bovendien was de tand
+mooi&#8212;een buitengewoon exemplaar, en de kleur was van de zeldzaamste hoedanigheid. De tand werd in het openbaar aangeboden.
+De Boeli van Gatoka, zittend op zijn beste mat, omgeven door zijn hoplieden, drie vliegenjagers achter hem aan het werk, verwaardigde
+zich uit de hand van zijn heraut den walvischtand te ontvangen, die hem werd aangeboden door Ra Vatoe en die in de bergen
+was gebracht door zijn neef Erirola. Een geweldig handgeklap weerklonk toen het geschenk werd aanvaard, en de vergaderde hoplieden,
+herauten en vliegenjagers riepen in koor: A! woi! woi! woi! A! woi! woi! woi! A taboea levoe! Woi! woi! A moedoea, moedoea,
+moedoea!
+
+</p>
+<p>&#8220;Weldra zal er een man komen, een blanke man,&#8221; begon Erirola, na de vereischte pauze. &#8220;Het is een zendeling, en hij zal vandaag
+komen. Het behaagt Ra Vatoe zijn laarzen te begeeren. Hij wenscht ze ten geschenke te geven aan zijn goeden vriend Mongondro,
+en het is zijn plan om ze te <a id="d0e665"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e665">46</a>]</span>sturen met de voeten er in, want Mongondro is een oud man en zijn tanden zijn niet goed meer. Zorg er voor, o Boeli, dat de
+voeten mee gaan in de laarzen. Wat de rest van hem betreft, die mag hier blijven.&#8221;
+
+</p>
+<p>De verrukking over den walvischtand verdween uit de oogen van den Boeli, en hij keek aarzelend om zich heen. Maar hij had
+den tand aangenomen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Een kleinigheid als een zendeling komt er niet op aan&#8221;, bemoedigde Erirola.
+
+</p>
+<p>&#8220;Neen, een kleinigheid als een zendeling komt er niet op aan,&#8221; antwoordde de Boeli, die zichzelf weer was. &#8220;Mongondro zal
+de laarzen hebben. Vlug, jonge mannen, ga den zendeling tegemoet op het pad. Drie of vier is genoeg. Zorg dat je de laarzen
+ook meebrengt.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is te laat&#8221;, zei Erirola. &#8220;Luister! Hij komt er aan.&#8221;
+
+</p>
+<p>John Starhurst, met Naraoe dicht op zijn hielen, brak door het dichte hout, en verscheen met groote schreden op het tooneel.
+De bewuste laarzen waren volgeloopen bij het doorwaden van den stroom en spoten fijne straaltjes water uit bij iederen stap.
+Starhurst keek om zich heen met schitterende oogen. Gesteund door een onwankelbaar vertrouwen, ontoegankelijk voor twijfel
+of vrees, juichte hij innerlijk over alles wat hij zag. Hij wist dat hij sinds het begin der tijden de eerste blanke was die
+de bergvesting Gatoka betrad.
+
+</p>
+<p>De gras-hutten stonden tegen den steilen bergwand geklemd of hingen boven de wild-stroomende Rewa. Aan beide kanten torende
+een machtige rotsmuur. Drie uren zonlicht op zijn best konden er doordringen in die nauwe spleet. Er waren geen kokospalmen
+of bananen te zien, ofschoon dichte, tropische plantengroei zich over alles heen stortte, druipend in lichte slingers van
+den <a id="d0e679"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e679">47</a>]</span>hoogen rand der bergwanden, en in weligen overvloed stroomend uit al de spleten en uitstekende randen. Aan het verre einde
+van de kloof sprong de Rewa achthonderd voet omlaag in &eacute;&eacute;n enkelen boog, en de atmosfeer in de rotsvesting trilde mee met
+den rhythmischen donder van den waterval.
+
+</p>
+<p>Uit het huis van den Boeli zag John Starhurst den Boeli en zijn gevolg te voorschijn komen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik breng u goede tijding&#8221;, was de begroeting van den zendeling.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wie heeft je gestuurd?&#8221; repliceerde de Boeli rustig.
+
+</p>
+<p>&#8220;God.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is een nieuwe naam op Viti Levoe&#8221;, grijnsde de Boeli. &#8220;Van welke eilanden, dorpen, of bergpassen is hij het opperhoofd?&#8221;
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Hij is het opperhoofd van alle landen, alle dorpen, alle bergpassen,&#8221; antwoordde John Starhurst plechtig. &#8220;Hij is de Heer
+van hemel en aarde, en ik ben gekomen om u Zijn woord te brengen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Heeft hij walvischtanden gestuurd?&#8221; was de onbeschaamde vraag.
+
+</p>
+<p>&#8220;Neen, maar kostbaarder dan walvischtanden is de&#8212;&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is gewoonte tusschen opperhoofden om walvischtanden te sturen,&#8221; onderbrak de Boeli. &#8220;Je opperhoofd is &ograve;f een gierigaard,
+&oacute;f jij bent een dwaas, om met leege handen in de bergen te komen. Zie, een grootmoediger mensch is je v&oacute;&oacute;r.&#8221;
+
+</p>
+<p>Terwijl hij dat zei, liet hij den walvischtand zien dien hij had aangenomen van Erirola.
+
+</p>
+<p>Naraoe kreunde.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is de walvischtand van Ra Vatoe,&#8221; fluisterde hij Starhurst in. &#8220;Ik ken hem goed. Nu is het met ons gedaan.&#8221;
+<a id="d0e705"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e705">48</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Dat is gunstig,&#8221; antwoordde de zendeling, en hij haalde zijn hand door zijn langen baard en zette zijn bril recht. &#8220;Ra Vatoe
+heeft gezorgd dat wij goed ontvangen zouden worden.&#8221;
+
+</p>
+<p>Maar Naraoe kreunde opnieuw, en schoof weg van de hielen waar hij zoo trouw achter aan had geloopen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ra Vatoe zal spoedig Lotoe worden&#8221;, legde Starhurst uit, &#8220;en ik ben gekomen om u de Lotoe te brengen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik wil niet met je Lotoe te maken hebben&#8221;, zei de Boeli trotsch. &#8220;En het is mijn plan je vandaag nog te laten dood slaan.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>De Boeli wenkte een van zijn groote bergbewoners, en de man trad naar voren, een geweldige knots zwaaiend. Naraoe vloog het
+naaste huis binnen, trachtend zich te verbergen tusschen de vrouwen en de matten; maar John Starhurst sprong onder de knots
+door en sloeg zijn armen om den hals van zijn beul. Van uit dit strategisch punt begon hij te betoogen. Hij betoogde om zijn
+leven, en hij wist het; maar hij was niet ontdaan of bang.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het zou niet goed voor u zijn mij te dooden&#8221;, zei hij tegen den wilde. &#8220;Ik heb u geen kwaad gedaan, en ik heb den Boeli geen
+kwaad gedaan.&#8221;
+
+</p>
+<p>Z&oacute;&oacute; goed klemde hij zich vast aan den hals van den kerel, dat zij niet durfden toeslaan met hun knotsen. En hij hield vol
+en bleef zich vastklemmen en redeneeren om zijn leven met hen die riepen om zijn dood.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik ben John Starhurst&#8221;, ging hij kalm verder. &#8220;Ik heb drie jaren lang gewerkt op Fidzji, en ik heb het niet gedaan om er
+voordeel mee te behalen. Ik ben hier onder u om uw bestwil. Waarom zou iemand mij dooden? Niemand zal daar voordeel van hebben.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>De Boeli keek eens naar den walvischtand. Hij was goed betaald voor de daad.
+<a id="d0e724"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e724">49</a>]</span></p>
+<p>De zendeling was omringd door een dichte massa naakte wilden, die allen vochten om hem te pakken te krijgen. De doodszang,
+die is de zang van den oven, werd aangeheven, en zijn vermaningen waren niet hoorbaar meer. Maar z&oacute;&oacute; handig wond en kronkelde
+hij zijn lichaam om den man die hem vasthield, dat ze den doodelijken slag niet konden toebrengen. Erirola glimlachte, en
+de Boeli werd boos.
+
+</p>
+<p>&#8220;Weg met jullie&#8221;, riep hij. &#8220;Goed nieuws voor de bewoners van de kust&#8212;een dozijn groote kerels en &eacute;&eacute;n zendeling, zonder wapens,
+zwak als een vrouw, die jullie allemaal de baas is.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Wacht, o Boeli,&#8221; riep John Starhurst vanuit het dichtst van de verwarring, &#8220;en ik zal zelfs u overwinnen. Want mijn wapenen
+zijn Waarheid en Rechtvaardigheid, en geen mensch kan hen weerstaan.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Kom dan hier,&#8221; antwoordde de Boeli, &#8220;want mijn wapen is maar een onnoozele, armzalige knots en, zooals je zegt, hij kan jou
+niet weerstaan.&#8221;
+
+</p>
+<p>De troep wilden week terug, en John Starhurst stond daar alleen, tegenover den Boeli, die leunde op een reusachtige, knoestige
+oorlogsknots.
+
+</p>
+<p>&#8220;Kom hier, zendeling, en overwin mij,&#8221; daagde de Boeli uit.
+
+</p>
+<p>&#8220;Z&oacute;&oacute;, zonder wapens, zal ik komen en u overwinnen,&#8221; was John Starhurst &#8217;s antwoord, en na zijn bril afgeveegd en recht gezet
+te hebben, kwam hij naar voren.
+
+</p>
+<p>De Boeli hief zijn knots omhoog, en wachtte.
+
+</p>
+<p>&#8220;In de eerste plaats, mijn dood zal u geen enkel voordeel brengen,&#8221; begon het betoog.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik laat het antwoord aan mijn knots&#8221;, was de repliek van den Boeli. En op ieder punt van het betoog antwoordde hij hetzelfde,
+terwijl hij den zendeling voortdurend scherp gadesloeg om dat handige inloopen onder de geheven knots <a id="d0e745"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e745">50</a>]</span>te voorkomen. Toen, en toen voor het eerst, wist John Starhurst dat zijn dood naderde. Hij deed geen poging om in te loopen.
+Blootshoofds stond hij daar in de zon en bad met luider stem&#8212;de mysterieuze gestalte van den onvermijdelijken blanke, die,
+met Bijbel, kogel, of rumflesch, den verbaasden wilde heeft opgezocht in al zijn bolwerken. Z&oacute;&oacute; ook stond daar John Starhurst
+in de rotsvesting van den Boeli van Gatoka.
+
+</p>
+<p>&#8220;Vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen,&#8221; bad hij. &#8220;O, Heer! heb medelijden met Fidzji. Zie genadig neer op Fidzji.
+O Jehova, hoor ons om Zijnentwil, Uw Zoon, dien Gij gegeven hebt, opdat door Hem alle menschen zouden worden tot Uw kinderen.
+Uit U zijn wij voortgekomen, en onze bestemming is weder tot U terug te keeren. Het land is duister, o Heer, het land is duister,
+maar Gij hebt de macht om te redden. Strek Uw hand uit, o Heer, en red Fidzji, arm kannibalen-Fidzji.&#8221;
+
+</p>
+<p>De Boeli werd ongeduldig.
+
+</p>
+<p>&#8220;Nu zal ik je antwoorden&#8221;, mompelde hij, en tegelijkertijd zwaaide hij zijn knots met beide handen.
+
+</p>
+<p>Naraoe, verborgen tusschen de vrouwen en de matten, hoorden den slag vallen, en huiverde. Toen rees de doodszang, en hij wist,
+dat het lichaam van zijn beminden zendeling naar den oven gesleept werd toen hij hoorde zingen:
+
+</p>
+<p>&#8220;Sleep mij zachtjes. Sleep mij zachtjes.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Want ik ben de voorvechter van mijn land.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Dank! Dank! Dank!&#8221;
+
+</p>
+<p>Daarna steeg er een enkele stem op uit het lawaai, die vroeg:
+
+</p>
+<p>&#8220;Waar is de dappere man?&#8221;
+
+</p>
+<p>Een honderd stemmen brulden het antwoord:
+
+</p>
+<p>&#8220;Hij wordt naar den oven gesleept om gekookt te worden.&#8221;
+<a id="d0e769"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e769">51</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Waar is de lafaard?&#8221; vroeg de enkele stem.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hij gaat het vertellen!&#8221; brulden de honderd stemmen terug. &#8220;Hij gaat het vertellen!&#8221;
+
+</p>
+<p>Naraoe kreunde onder de wroeging en de verwijten die hij zichzelf deed. De woorden van het oude lied spraken de waarheid.
+Hij was de lafaard, en voor hem bleef er niets over dan te gaan vertellen wat er gebeurd was.
+
+
+<a id="d0e776"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e776">52</a>]</span></p>
+<p class="div1"><a id="d0e777"></a><span class="pagenum">
+[<a href="#d0e88">Inhoud</a>]
+</span></p>
+<h2>Maoeki.</h2>
+<p>Hij woog honderd en tien pond. Zijn haar was kroezig als van een neger, en hij was zwart. Hij was eigenaardig zwart. Hij was
+niet blauw-zwart of paars-zwart, maar pik-zwart. Hij heette Maoeki, en hij was de zoon van een dorpshoofd. Hij had drie <i>tambo&#8217;s.</i> Tambo is Melanesisch voor <i>taboe</i> en volle neef van dat Polynesische woord. De drie <i>tambo&#8217;s</i> van Maoeki waren als volgt: ten eerste, hij mocht nooit een vrouw een hand geven en geen vrouwenhand mocht hem of een van
+zijn persoonlijke eigendommen ooit aanraken; ten tweede mocht hij nooit mosselen eten noch ander voedsel dat gekookt was op
+een vuur waar ook mosselen op gekookt waren; ten derde mocht bij nooit een krokodil aanraken noch varen in een kano waarin
+zich een gedeelte van een krokodil bevond al was het maar zooveel als een tand.
+
+</p>
+<p>Van een andere kleur zwart waren zijn tanden, die diep-zwart, of misschien beter, roet-zwart waren. Zij waren zoo gemaakt
+in &eacute;&eacute;n enkelen nacht, door zijn moeder, die er een verband met een zeker tot poeder gestampt gesteente om heen had gelegd.
+Dat gesteente werd opgegraven uit de grond-afschuiving achter Port Adams. Port Adams is een zee-dorp op Malaita, en Malaita
+is het meest barbaarsche eiland in de Salomon-groep&#8212;z&oacute;&oacute; barbaarsch, dat kooplui of planters er nog geen vasten voet hebben
+kunnen krijgen; en vanaf den tijd van de eerste tripangvisschers en sandelhoutvaarders tot op de meest moderne koelie-wervers,
+uitgerust <a id="d0e793"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e793">53</a>]</span>met automatische geweren en benzine-motoren, zijn honderden blanke avonturiers hier aan hun eind gekomen door tomahawks en
+stomp-neuzige Snider-kogels. Zoo is Malaita ook nu nog, in de twintigste eeuw, vruchtbaar terrein voor de koelie-wervers,
+die zijn kusten afzoeken naar koelies die zich bij contract verbinden om te zwoegen op de plantages van de meer beschaafde
+eilanden in de buurt, voor een loon van dertig dollar in het jaar. De inboorlingen van de meer beschaafde eilanden zijn zelf
+te beschaafd geworden om op plantages te werken.
+
+</p>
+<p>Maoeki&#8217;s ooren waren doorboord, niet op &eacute;&eacute;n plaats, ook niet op twee, maar op een paar dozijn plaatsen. In een van de kleinere
+gaten droeg hij een aarden pijp. De grootere gaten waren te wijd om ze daar voor te gebruiken. De kop van de pijp zou er doorheen
+gevallen zijn. In het grootste gat van elk oor droeg hij gewoonlijk ronde houten stoppen die een flinke tien duim middellijn
+hadden. Ruw berekend, was de omtrek van gezegde gaten dertig duim. Maoeki was universeel in zijn voorliefdes. In de verschillende
+gaten droeg hij zeer verschillende dingen, als leege hulzen van geweerpatronen, hoefnagels, koperen schroeven, eindjes touw,
+strengen gevlochten platting, reepen groen blad, en, zoolang de dag nog koel was, vuurroode hibiscus-bloemen. Hieruit ziet
+men dat zakken geen onmisbaar vereischte voor zijn welzijn waren. Bovendien, zakken waren onmogelijk, want zijn eenig kleedingstuk
+bestond in een stuk calico ter breedte van een paar duim. Een zakmes droeg hij in zijn haar, het lemmet dicht geklapt op een
+kroezigen lok. Zijn meest gewaardeerde bezitting was het oor van een porseleinen kopje, dat hij had opgehangen aan een schildpadden
+ring, die op zijn beurt weer door zijn neus-tusschenschot was gehaald.
+<a id="d0e797"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e797">54</a>]</span></p>
+<p>Maar al deze verfraaiingen ten spijt, had Maoeki een aardig gezicht. Het was werkelijk een knap gezicht, van welk standpunt
+ook bezien, en voor een Melanesi&euml;r was het een merkwaardig knap gezicht.
+
+</p>
+<p>Het eenige gebrek ervan was gemis aan kracht. Het was zacht en vrouwelijk, bijna meisjesachtig. De trekken waren klein, regelmatig
+en fijn. De kin was zwak, en de mond was zwak. Er was geen kracht en geen karakter in kaken, neus en voorhoofd. Alleen in
+de oogen kon men nu en dan een glimp zien van de verborgen eigenschappen die zoo&#8217;n groot deel vormden van zijn karakter en
+die andere menschen niet konden begrijpen. Die verborgen eigenschappen waren durf, volharding, onbevreesdheid, fantazie, en
+handigheid; en als zij uitdrukking vonden in de een of andere opvallende daad, met verrassende vastberadenheid verricht, stonden
+de menschen om hem heen verbaasd.
+
+</p>
+<p>Maoeki&#8217;s vader was dorpshoofd van Port Adams, en zoo kwam het dat Maoeki, geboren kustbewoner, half amphibie en half mensch
+was. Hij kende de gewoonten van visschen en oesters, en het rif was hem een open boek. Van kano&#8217;s had hij ook verstand. Hij
+leerde zwemmen toen hij een jaar oud was. Op zijn zevende jaar kon hij een volle minuut lang zijn adem inhouden, en recht
+naar den bodem zwemmen door dertig voet water. En op zijn zevende jaar werd hij gestolen door de boschbewoners, die zelfs
+niet zwemmen kunnen en die bang zijn voor zout water. Daarna zag Maoeki de zee nog slechts van uit de verte, door scheuren
+in het oerwoud en vanaf open plekken op de hooge berghellingen. Hij werd de slaaf van Fanfoa, opperhoofd van een twintigtal
+boschdorpen, overal verspreid over de randen van Malaita&#8217;s bergketens, waarvan de rook, op kalme morgens, ongeveer het eenig
+zichtbaar teeken is dat de zeevarende blanken hebben van de overvloedige bevolking in het binnenland. <a id="d0e804"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e804">55</a>]</span>Want de blanken dringen niet door tot in het binnenland van Malaita. E&eacute;ns hebben ze het geprobeerd, in de dagen dat er goud
+werd gezocht, maar altijd lieten zij er hun hoofden achter, die nu naar omlaag grijnzen vanaf de berookte daksparren van de
+boschhutten.
+
+</p>
+<p>Toen Maoeki een jonge man van zeventien jaren was, kreeg Fanfoa gebrek aan tabak. Hij kreeg vreeselijk gebrek aan tabak. Het
+was een harde tijd in al zijn dorpen. Hij had een fout begaan. Soe-o was een haven, z&oacute;&oacute; klein dat een groote schoener er niet
+op zijn anker kon zwaaien. Het werd omringd door mangroven die tot boven het diepe water hingen. Het was een val, en in de
+val zeilden op een goeden dag twee blanken in een kleine kits. Zij waren op inlandsche koelies uit, en ze hadden veel tabak
+en ruil-artikelen, om maar te zwijgen van drie geweren en ammunitie in overvloed. Nu woonden er op Soe-o geen kustbewoners,
+en het was daar dat de boschbewoners konden afdalen naar de zee. De kits maakte prachtige zaken. Den eersten dag teekenden
+er twintig koelies. Zelfs de oude Fanfoa teekende. En dienzelfden dag hakten de twintig nieuwe koelies de hoofden van de twee
+blanken af, vermoordden de zwarte bemanning, en staken de kits in brand. Daarna, en drie maanden lang, was er meer dan volop
+tabak en ruil-artikelen in al de boschdorpen. Toen kwam het oorlogsschip, dat granaten wierp, mijlen ver de heuvels in, en
+de bevolking uit de dorpen opschrikte, het diepere oerwoud in. Toen stuurde het oorlogsschip landingsafdeelingen aan wal.
+De dorpen werden alle in brand gestoken, te zamen met de tabak en het ruil-goed. De kokospalmen en pisang-boomen werden omgehakt,
+de taro-tuinen omgewoeld, en de varkens en kippen doodgeschoten.
+
+</p>
+<p>Het was een lesje voor Fanfoa, maar ondertusschen zat hij zonder tabak. Ook waren zijn jonge mannen te bang <a id="d0e810"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e810">56</a>]</span>geworden om te gaan teekenen op de wervings-schepen. Daarom beval Fanfoa dat zijn slaaf, Maoeki, naar beneden gebracht en
+aangeworven zou worden voor een halve kist tabak, bij vooruitbetaling te voldoen, en voor wat messen, bijlen, calico, en kralen,
+waarvoor hij moest betalen met zwaren arbeid op de plantages.
+
+</p>
+<p>Maoeki stond doodsangsten uit toen ze hem aan boord van den schoener brachten. Hij was een lam dat ter slachtbank geleid wordt.
+Blanke waren woeste, wreede wezens. Zij moesten dat wel zijn, anders zouden zij er hun beroep niet van maken zich te wagen
+langs de kusten en in alle havens van Malaita, twee op een schoener, als iedere schoener van vijftien tot twintig zwarten
+voer als bemanning en dikwijls zooveel als zestig of zeventig zwarte koelies. Behalve dat, was er altijd het gevaar van de
+bevolking, de plotselinge aanval en het buitmaken van den schoener met alle hens. Waarlijk, de blanken moesten vreeselijke
+menschen zijn. Bovendien hadden zij zulke machtige duvel-duvels in hun bezit&#8212;geweren die heel snel en veel keeren achtereen
+schoten, dingen van ijzer en koper die de schoeners deden varen wanneer er geen wind was, en kisten die praatten en lachten
+juist zooals menschen praatten en lachten. Ja, en hij had gehoord van een blanke die een speciale duvel-duvel had, z&oacute;&oacute; machtig,
+dat hij al zijn tanden uit zijn mond kon nemen en ze weer terug kon leggen wanneer hij maar wilde.
+
+</p>
+<p>Ze namen Maoeki mee naar beneden, in de kajuit. Aan dek hield de eene blanke wacht met twee revolvers in zijn gordel. In de
+kajuit zat de andere blanke met een boek voor zich, waarin hij vreemde teekens en lijnen schreef. Hij monsterde Maoeki alsof
+hij een varken of een kip was, keek in de holten onder zijn armen, en schreef in het boek. Toen hield hij hem den schrijfstok
+voor, en Maoeki raakte er even <a id="d0e816"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e816">57</a>]</span>aan met zijn hand en verbond zich door die daad tot drie jaren zwoegen op de plantages van de Moongleam Zeepmaatschappij.
+Er werd hem niet uitgelegd dat de wil van de wreede blanken daar was om de uitvoering der verbintenis af te dwingen, en dat
+achter alles, met hetzelfde doel, de macht stond van al de oorlogsschepen van Groot-Britanni&euml;.
+
+</p>
+<p>Er waren nog meer zwarten aan boord, uit ongehoord verre plaatsen, en toen de blanke iets tegen hen zei, rukten ze de lange
+veder uit Maoeki&#8217;s haar, knipten datzelfde haar kort af, en wikkelden een lava-lava van helder geel calico om zijn lendenen.
+
+
+</p>
+<p>Na veel lange dagen op den schoener, en nadat hij meer land en eilanden had gezien dan waar hij ooit van gedroomd had, werd
+hij aan wal gezet op Nieuw-Georgi&euml;, en moest aan het werk op het veld, oerwoud kappen en bamboe snijden. Voor den eersten
+keer in zijn leven wist hij wat werken was. Zelfs als slaaf van Fanfoa had hij nooit gewerkt zooals nu. En hij hield niet
+van werken. Het was opstaan als het licht werd en slapen gaan als het donker werd, op twee maaltijden per dag. En het eten
+was altijd hetzelfde. Weken achtereen kregen ze niets dan <span class="corr" title="Bron: andappelen">aardappelen</span>; en weken achtereen was het niets dan rijst. Dag in dag uit sneed hij het vleesch uit de kokosdoppen; en lange dagen en weken
+voedde hij de vuren die de kopra rookten, tot hij ontstoken oogen kreeg en aan het boomen vellen werd gezet. Hij was een goed
+houthakker, en later kwam hij in de ploeg die bruggen bouwde. Eens kwam hij voor straf in de wegwerkersploeg. Soms deed hij
+dienst als bemanning in de sloepen, wanneer zij kopra binnen brachten van verre stranden, of wanneer de blanken uitvoeren
+om visch te vangen met dynamiet.
+
+</p>
+<p>Behalve allerlei andere dingen leerde hij tripang-Engelsch, waarmee hij kon praten met alle blanken en met alle inlandsche
+<a id="d0e827"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e827">58</a>]</span>koelies die anders in duizend verschillende dialecten gesproken zouden hebben. Ook leerde hij een en ander omtrent de blanken,
+vooral dit, dat ze hun woord hielden. Wanneer zij een zwartje zeiden dat hij een stok tabak zou krijgen, dan kreeg hij hem
+ook. Wanneer zij een zwartje zeiden dat ze zeven glazen uit hem zouden slaan als hij het een of ander deed, en hij deed het
+toch, dan werden er onveranderlijk zeven glazen uit hem geslagen. Maoeki wist niet wat zeven glazen waren, maar het kwam voor
+in tripang-Engelsch, en hij stelde zich voor dat het de tanden en het bloed waren die somtijds gepaard gingen met het proces
+van zeven glazen uit iemand slaan. Hij leerde nog iets: geen zwartje werd geslagen of gestraft wanneer hij geen kwaad had
+gedaan. Zelfs als de blanken dronken waren, en dat waren ze dikwijls, sloegen ze nooit wanneer er niet tegen den een of anderen
+regel gezondigd was.
+
+</p>
+<p>Maoeki hield niet van de plantage. Hij haatte werken, en hij was de zoon van een opperhoofd. Verder was het tien jaar geleden
+dat hij uit Port Adams gestolen was door Fanfoa, en hij had heimwee. Hij had zelfs heimwee naar de slavernij onder Fanfoa.
+Dus liep hij weg. Hij week terug in het oerwoud, met het idee om in zuidelijke richting zijn weg te zoeken naar het strand
+en een kano te stelen om daarin naar Port Adams te gaan. Maar de koorts kreeg hem te pakken, en hij werd gevangen genomen
+en meer dood dan levend teruggebracht.
+
+</p>
+<p>Hij liep een tweeden keer weg, in gezelschap van twee zwartjes van Malaita. Ze kwamen twintig mijlen ver de kust langs, en
+mochten zich verborgen houden in de hut van een vrij man van Malaita die in dat dorp woonde. Maar in het zwartst van den nacht
+kwamen er twee blanken die voor het heele dorp niet bang waren, en die zeven glazen uit de wegloopers sloegen, hen bonden
+als varkens en hen in de <a id="d0e833"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e833">59</a>]</span>sloep gooiden. Maar de man die hen in zijn huis had verborgen gehouden&#8212;zeven maal zeven glazen moeten er uit hem geslagen
+zijn te oordeelen naar het vel, het haar, en de tanden die in het rond vlogen, en hij verloor voor de rest van zijn aardsche
+leven den moed om gastvrijheid te verleenen aan weggeloopen koelies.
+
+</p>
+<p>Een jaar lang zwoegde Maoeki verder. Toen werd hij aangesteld tot huisjongen, en had goed te eten en een gemakkelijk leven.
+Zijn werk was het huis schoon houden en de blanken te bedienen van bier en whisky op alle uren van den dag en de meeste uren
+van den nacht. Hij deed het graag, maar hij was liever in Port Adams. Hij moest nog twee jaar dienen, maar twee jaar in de
+kwellingen van het heimwee was te veel voor hem. Hij was verstandiger geworden in zijn eene jaar dienst, en omdat hij nu huisjongen
+was, had hij beter de gelegenheid. Hij moest de geweren schoonmaken, en hij wist waar de sleutel van de voorraadkamer hing.
+Hij ontwierp een plan tot ontvluchting, en op een goeden nacht slopen er tien zwartjes van Malaita en &eacute;&eacute;n van San Cristoval
+uit de barakken weg en sleepten een van de booten naar beneden op het strand. De sleutel die het hangslot op de boot openmaakte
+werd verschaft door Maoeki, en het was Maoeki die de boot uitrustte met een dozijn Winchesters, een geweldige hoeveelheid
+ammunitie, een kist dynamiet met slaghoedjes en lonten, en tien kisten tabak.
+
+</p>
+<p>De noordwest-moesson waaide en zij vlogen naar het zuiden. Zij reisden &#8217;s nachts, en overdag hielden ze zich schuil op afgelegen,
+onbewoonde eilandjes, of trokken de sloep in het oerwoud op de grootere eilanden. Zoo bereikten zij Goeadalcanar, voeren langs
+de kust tot ze halverwege waren, en staken de Indispensable-straat over naar het eiland Florida. Hier doodden zij den jongen
+van San Cristoval, <a id="d0e839"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e839">60</a>]</span>bewaarden zijn hoofd, en kookten en aten de rest. De kust van Malaita was niet meer dan twintig mijlen verder, maar den laatsten
+nacht konden ze door een sterke strooming en veranderlijke winden het land niet halen. Het daglicht vond hen nog verscheiden
+mijlen van hun doel. Maar het daglicht bracht een kotter met twee blanken er in die niet bang waren voor elf mannen van Malaita
+gewapend met twaalf geweren. Maoeki en zijn kameraden werden teruggebracht naar Toelagi, waar de groote blanke meester van
+alle blanke mannen woonde. En de groote blanke meester hield een gerechtszitting, na afloop waarvan de deserteurs &eacute;&eacute;n voor
+&eacute;&eacute;n gebonden werden, ieder twintig zweepslagen kregen en bovendien nog tot vijftien dollar boete veroordeeld werden. Toen
+werden zij teruggestuurd naar Nieuw-Georgi&euml;, waar de blanken een flinke zeven glazen uit hen sloegen en hen aan het werk zetten.
+Maar Maoeki was geen huisjongen meer. Hij werd bij de wegwerkersploeg ingedeeld. De boete van vijftien dollar was betaald
+door de blanken waar hij van weggeloopen was, en er werd hem medegedeeld dat hij die met zijn werk moest betalen, hetgeen
+zes maanden langer zwoegen beteekende. Verder bezorgde zijn deel in de gestolen tabak hem nog een jaar zwoegen.
+
+</p>
+<p>Port Adams was nu drie en een half jaar ver weg, dus stal hij op een nacht een kano, hield zich verborgen op de eilandjes
+in de Manning-straat, voer de straat over en zette koers langs de oostkust van Isabella, om, toen hij twee derden van den
+weg achter zich had, gevangen genomen te worden door de blanken in Meringe-lagune. Na een week ontsnapte hij hun en vluchtte
+het oerwoud in. Er woont niemand in het oerwoud van Isabella, alleen langs de kust wonen menschen, en dat waren allen Christenen.
+De blanken loofden een belooning van vijfhonderd stokken tabak uit, <a id="d0e843"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e843">61</a>]</span>en telkens als Maoeki zich op het strand waagde om een kano te stelen, werd hij opgejaagd door de kustbewoners. Vier maanden
+gingen zoo voorbij, toen hij eindelijk, nadat de belooning op duizend stokken tabak was gebracht, gegrepen werd en teruggestuurd
+naar Nieuw-Georgi&euml; en de wegwerkersploeg. Nu vertegenwoordigen duizend stokken tabak een waarde van vijftig dollar, en Maoeki
+moest de belooning zelf betalen, hetgeen een jaar en acht maanden arbeid vereischte. Dus was Port Adams nu vijf jaren ver
+weg.
+
+</p>
+<p>Zijn heimwee was sterker dan ooit, en het lokte hem weinig aan te berusten en braaf te zijn, zijn vijf jaren uit te werken,
+en dan naar huis te gaan. Den volgenden keer werd hij op heeterdaad betrapt terwijl hij vluchtte. Zijn geval werd gebracht
+voor mijnheer Haveby, de eiland-directeur van de Moongleam Zeepmaatschappij, die hem als onverbeterlijk brandmerkte. De maatschappij
+had plantages op de Santa-Cruz-eilanden, honderden mijlen over de zee, en daarheen stuurde ze haar onverbeterlijke koelies
+van de Salomon-eilanden. En daarheen werd Maoeki gestuurd, ofschoon hij er nooit is aangekomen. De schoener deed onderweg
+Santa Anna aan, en in den nacht zwom Maoeki naar den wal, waar hij twee geweren en een kist tabak van den handels-agent stal
+en in een kano ontsnapte naar Cristoval. Malaita was nu in het noorden, vijftig of zestig mijlen ver weg. Maar toen hij den
+overtocht waagde, werd hij overvallen door een stijve koelte en teruggeslagen naar Santa Anna, waar de agent hem in de boeien
+sloeg en hem vasthield tot de schoener zou terugkeeren van Santa Cruz. De twee geweren kon de agent nog redden, maar de kist
+tabak bleef Maoeki schuldig in den vorm van een jaar werken. Het aantal jaren waarvoor hij nu bij de maatschappij in de schuld
+stond was zes.
+<a id="d0e847"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e847">62</a>]</span></p>
+<p>Op den terugtocht naar Nieuw-Georgi&euml; liet de schoener het anker vallen in Maraoe-Sound, dat in het oostelijk uiteinde van
+Goeadalcanar ligt. Maoeki zwom naar den wal met handboeien om zijn polsen, en ontsnapte het oerwoud in. De schoener ging verder,
+maar de agent van de Moongleam aan den wal loofde duizend stokken tabak uit en Maoeki werd door de boschbewoners bij hem gebracht
+met een jaar en acht maanden meer op zijn rekening. Opnieuw, en nog v&oacute;&oacute;r dat de schoener binnenliep, ontsnapte hij, dezen
+keer in een sloep, vergezeld door een kist tabak van den agent. Maar een noordwester-storm deed hem stranden op Oegi, waar
+de Christen-inlanders zijn tabak stalen en hem overleverden aan den agent van de Moongleam die daar zetelde. De tabak die
+de inlanders gestolen hadden beteekende weer een jaar voor hem, en het totale bedrag was nu acht en een half jaar.
+
+</p>
+<p>&#8220;We zullen hem naar Lord Howe sturen&#8221;, zei mijnheer Haveby. &#8220;Bunster zit daar, en we zullen hen de zaak onder elkaar laten
+uitvechten. Ik stel me zoo voor dat &ograve;f Maoeki Bunster zal krijgen, &ograve;f Bunster Maoeki, en in allebei de gevallen blij dat we
+van de heeren af zijn.&#8221;
+
+</p>
+<p>Als men van Meringe-lagune, op Isabella, uitzeilt, en koers zet pal naar het magnetisch noorden, zal men na honderdvijftig
+mijlen varen de glinsterend witte koraalstranden van Lord Howe boven de zee zien uit rijzen. Lord Howe is een ring van land,
+een goede honderdvijftig mijlen in omtrek, verscheiden honderd meter breed op de grootste breedte, en op sommige punten torenend
+tot een hoogte van tien voet boven den zeespiegel. Binnen in dezen ring van zand ligt een groote lagune vol koraalbanken.
+Lord Howe behoort noch geographisch noch ethnologisch tot de Salomon&#8217;s. Het is een atol, terwijl de Salomon&#8217;s <a id="d0e854"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e854">63</a>]</span>hooge eilanden zijn; en zijn bevolking en taal zijn Polynesisch, terwijl de bewoners van de Salomon&#8217;s Melanesi&euml;rs zijn. Lord
+Howe is bevolkt door den grooten westelijken stroom van Polynesi&euml;rs, die tot op den dag van heden doorgaat en groote kano&#8217;s
+met vlerken op zijn stranden spoelt met den zuidoost-passaat. Ook zijn er sporen van een flauwe strooming van Melanesi&euml;rs
+in de periode van den noordwest-moesson.
+
+</p>
+<p>Geen mensch komt ooit op Lord Howe, of Ontong Java, zooals het soms genoemd wordt. Thomas Cook &amp; Son verkoopen geen kaartjes
+daarheen, en touristen droomen zelfs niet van zijn bestaan. Zelfs geen blanke zendeling is er geland op zijn door de branding
+gebeukte kusten. De vijfduizend inlanders zijn even vreedzaam als primitief. Toch zijn zij niet altijd vreedzaam geweest.
+De <i>Zeilaanwijzingen</i> spreken van hen als vijandig en verraderlijk. Maar de menschen die de <i>Zeilaanwijzingen</i> samenstellen hebben nooit gehoord van de verandering die er gebracht is in de harten der bewoners, die, enkele jaren geleden,
+een groote bark buitmaakten en alle hens vermoordden met uitzondering van den tweeden stuurman. Deze eenige overlevende bracht
+de tijding aan zijn broeders. De kapiteins van drie koopvaardij-schoeners gingen met hem terug naar Lord Howe. Zij zeilden
+hun schepen de lagune binnen en begonnen het evangelie van den blanke te prediken, dat blanken alleen door blanken gedood
+zullen worden, en dat de mindere rassen hun handen thuis moeten houden. De schoeners zeilden de lagune op en neer, vernielend
+en verwoestend. Ontsnappen van dien smallen zandcirkel was niet mogelijk; en er waren geen bosschen om in te vluchten. De
+menschen werden neergeschoten zoodra ze gezien werden, en gezien worden was onvermijdelijk. De dorpen werden verbrand, de
+kano&#8217;s vernield, de kippens en varkens <a id="d0e864"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e864">64</a>]</span>doodgeschoten, en de kostbare kokospalmen omgehakt. Een maand lang ging dat zoo door; toen zeilden de schoeners weg; maar
+de vrees voor den blanke was diep in de harten van de eilanders gebrand, en nooit meer waren ze zoo overmoedig om een blanke
+kwaad te doen.
+
+</p>
+<p>Max Bunster was de eenige blanke op Lord Howe. Hij dreef handel voor de alomtegenwoordige Moongleam Zeepmaatschappij. En de
+maatschappij had hem het baantje op Lord Howe gegeven, omdat het, <span class="corr" title="Bron: behave">behalve</span> ontslag uit den dienst, de meest afgelegen plek was die ze konden vinden. Dat de maatschappij hem niet ontsloeg was te wijten
+aan de moeilijkheid een ander te vinden om zijn plaats in te nemen. Hij was een groote, zware Duitscher, en er was iets niet
+in den haak in zijn hersenen.
+
+</p>
+<p>Half krankzinnig was een zachte qualificatie van zijn toestand. Hij was een bullebak en een lafaard, en een driemaal grootere
+barbaar dan welke barbaar ook op het eiland. Hij was een lafaard, en zijn bruutheid was van het laffe soort. Toen hij voor
+het eerst bij de maatschappij in dienst kwam, werd hij op Savo gestationneerd. Toen er een teringachtige koloniaal gestuurd
+werd om zijn plaats in te nemen, sloeg hij hem half dood met zijn vuisten en stuurde hem als een wrak terug op den schoener
+die hem gebracht had.
+
+</p>
+<p>De volgende man die mijnheer Haveby uitkoos om Bunster af te lossen was een jonge reus uit Yorkshire. Hij had den naam een
+geweldig vechtersbaas te zijn, en vechten deed hij liever dan eten. Maar Bunster vocht niet. Hij was zacht als een lammetje&#8212;tien
+dagen lang, aan het einde waarvan de man uit Yorkshire naar bed moest met een gecombineerden aanval van koorts en dysenterie.
+Toen kwam Bunster los; onder anderen sleurde hij hem op den vloer en stond een poos boven op hem te dansen. Bang voor wat
+er <a id="d0e875"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e875">65</a>]</span>zou gebeuren als zijn slachtoffer beter werd, vluchtte Bunster op een kotter naar Goevoetoe, waar hij zich onderscheidde door
+een jongen Engelschman af te ranselen, die al invaliede was door een Boerenkogel in zijn beide heupen.
+
+</p>
+<p>Toen was het dat mijnheer Haveby Bunster naar Lord Howe stuurde, de plaats waar de afval opgeborgen werd. Hij vierde zijn
+landing met een halve kist jenever op te dweilen en den ouden, asthmatischen stuurman van den schoener die hem gebracht had
+af te ranselen. Toen de schoener vertrok, riep hij de Kanaka&#8217;s<a id="d0e879src" href="#d0e879" class="noteref">1</a> op het strand en daagde hen uit hem te leggen in een partijtje worstelen, en hij beloofde een kist tabak aan wie daarin zou
+slagen. Drie Kanaka&#8217;s legde hij, maar hij werd onmiddelijk daarna gelegd door een vierden, die een kogel door zijn longen
+kreeg in plaats van tabak.
+
+</p>
+<p>En zoo begon Bunster&#8217;s heerschappij op Lord Howe. Drieduizend menschen woonden er in het voornaamste dorp; maar het was als
+uitgestorven, zelfs midden op den dag, wanneer hij er door kwam. Mannen, vrouwen en kinderen vluchtten voor hem weg. Zelfs
+de honden en varkens zorgden dat ze uit de voeten kwamen, terwijl de koning het niet beneden zich achtte weg te kruipen onder
+een mat. De twee eerste ministers leefden in voortdurenden angst voor Bunster, die nooit een punt van geschil besprak, maar
+er op los sloeg met allebei zijn vuisten.
+
+</p>
+<p>En op Lord Howe kwam Maoeki, om acht lange jaren voor Bunster te werken. Ontsnappen van Lord Howe was niet mogelijk. Hoe het
+ook liep, goed of slecht, Bunster en hij waren aan elkaar gebonden. Bunster woog tweehonderd <a id="d0e891"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e891">66</a>]</span>pond. Maoeki woog er honderd en tien. Bunster was een gedegenereerd beest. Maar Maoeki was een primitieve wilde. En beiden
+hadden ze hun eigen wil en hun eigen wenschen.
+
+</p>
+<p>Maoeki had geen idee voor welk soort van meester hij zou moeten werken. Niemand had hem gewaarschuwd, en hij had als vanzelfsprekend
+aangenomen dat Bunster zou zijn als andere blanken: iemand die veel whisky dronk, een heerscher en een wetgever, die altijd
+zijn woord hield en die nooit een zwartje sloeg als hij het niet verdiende. Bunster was in het voordeel. Hij wist alles van
+Maoeki, en hij grijnsde van plezier bij de gedachte dat hij hem in zijn bezit zou krijgen. De laatste kok sukkelde met een
+gebroken arm en een ontwrichten schouder, dus maakte Bunster Maoeki kok en algemeen huisjongen.
+
+</p>
+<p>En Maoeki merkte weldra dat er blanken en blanken waren. Nog denzelfden dag dat de schoener wegzeilde werd hem bevolen een
+kuiken te gaan koopen van Samisee, den inlandschen zendeling van Tonga. Maar Samisee was de lagune overgestoken en zou pas
+na drie dagen terug zijn. Maoeki kwam terug met het nieuws. Hij klom de steile trap op (het huis stond op palen twaalf voet
+hoog boven het zand) en trad de woonkamer binnen. De agent eischte het kuiken. Maoeki deed zijn mond open om uitleg te geven.
+Maar Bunster wenschte geen uitleg. Hij sloeg er op los met zijn vuist. De slag trof Maoeki op zijn mond en lichtte hem omhoog.
+Hij vloog door de deur-opening, heelemaal over de smalle galerij, en naar beneden op den grond, de bovenste leuning brekend
+in zijn val. Zijn lippen waren een verwarde, vormlooze massa, en zijn mond was vol bloed en losgeslagen tanden.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dat zal je leeren dat tegenspreken bij mij niet opgaat!&#8221; schreeuwde de agent, paars van woede, terwijl hij naar hem omlaag
+keek over de gebroken leuning.
+<a id="d0e899"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e899">67</a>]</span></p>
+<p>Maoeki had nog nooit zulk een blanke gezien, en hij besloot zich stil te houden en nooit iets te misdoen. Hij zag hoe de bootjongens
+afgedekt werden, en hoe een van hen drie dagen lang zonder eten in de boeien zat, alleen omdat hij de misdaad had begaan een
+dol te breken bij het roeien. Dan hoorde hij ook de praatjes in het dorp, en vernam waarom Bunster een derde vrouw had genomen&#8212;met
+geweld, zooals algemeen bekend was. De eerste en de tweede vrouw lagen begraven op het kerkhof onder het witte koraalzand,
+met platte stukken koraalrots aan hoofden voeteneind. Zij waren gestorven, zoo werd er verteld, doordat Bunster hen zoo veel
+en zoo onbarmhartig sloeg. De derde vrouw werd zonder twijfel slecht behandeld, Maoeki kon dat met eigen oogen zien.
+
+</p>
+<p>Maar er was geen enkele manier om niet te misdoen in de oogen van den blanke, die gehinderd scheen te worden door alles wat
+leefde. Als Maoeki niets zei werd hij geslagen en voor zuurpruim uitgescholden. Als hij praatte werd hij geslagen omdat hij
+tegensprak. Wanneer hij ernstig was zei Bunster dat hij een samenzwering uitbroedde en gaf hem al bij voorbaat een pak ransel;
+en wanneer hij trachtte vroolijk te zijn en te lachen, werd hij beschuldigd van spotten met zijn heer en meester en kreeg
+een proefje van den stok. Bunster was een duivel. De dorpsbewoners zouden wel met hem afgerekend hebben, hadden zij zich de
+les van de drie schoeners niet herinnerd. En niettegenstaande dat zouden zij toch met hem afgerekend hebben, als er een oerwoud
+was geweest om in te vluchten. Maar zooals de zaken nu stonden, zou het vermoorden van een blanke, van iederen blanke, een
+oorlogsschip brengen dat de misdadigers zou dooden en de kostbare kokospalmen om zou hakken. Dan waren er de bootjongens,
+die het vaste plan hadden hem bij ongeluk te laten verdrinken bij de <a id="d0e904"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e904">68</a>]</span>eerste de beste gelegenheid om den kotter te laten omslaan. Maar Bunster zorgde wel dat de kotter niet omsloeg.
+
+</p>
+<p>Maoeki was van een ander ras, en aangezien ontsnappen onmogelijk was zoolang Bunster leefde, besloot hij den blanke te dooden.
+Maar hoe?
+
+</p>
+<p>Hij kreeg er de kans niet toe. Bunster was altijd op zijn qui-vive. Dag en nacht had hij zijn revolvers klaar. Hij stond niemand
+toe achter zich om te loopen, zooals Maoeki ondervonden had, nadat hij verscheiden keeren tegen den grond was geslagen. Bunster
+wist dat hij meer te vreezen had van den goedgehumeurden, kalmen jongen van Malaita met zijn zacht gezicht dan van de heele
+bevolking van Lord Howe; en het bracht meer kleur en fleur in het folterprogramma dat hij uitwerkte. En Maoeki hield zich
+stil, verdroeg zijn bestraffingen, en wachtte.
+
+</p>
+<p>Alle andere blanken hadden zijn <i>tambo&#8217;s</i> ge&euml;erbiedigd; Bunster niet. Maoeki&#8217;s wekelijksch rantsoen tabak was twee stokken. Bunster gaf ze aan zijn vrouw en beval
+Maoeki ze uit haar hand in ontvangst te nemen. Maar dat mocht niet gebeuren, en Maoeki moest het zonder zijn tabak stellen.
+Op dezelfde manier was hij gedwongen menigen maaltijd voorbij te laten gaan, en er waren veel dagen dat hij met honger rond
+liep. Hij kreeg bevel om schotels klaar te maken van de groote mosselen die groeiden in de lagune. Dat kon hij niet doen,
+want mosselen waren <i>tambo</i>. Zes keeren achtereen weigerde hij de mosselen aan te raken, en zes keeren werd hij bewusteloos geslagen. Bunster wist dat
+de jongen liever zou sterven, maar hij noemde zijn weigering muiterij, en hij zou hem doodgeslagen hebben als er een andere
+kok was geweest om hem te vervangen.
+
+</p>
+<p>Een van Bunsters geliefkoosde grappen was Maoeki bij zijn kroezige lokken te grijpen en zijn hoofd tegen den muur aan te slaan.
+Een andere grap was onverwachts, als hij <a id="d0e920"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e920">69</a>]</span>er het minst op verdacht was, het brandende eind van een sigaar tegen Maoeki&#8217;s vleesch te houden. Dit noemde hij vaccinatie,
+en Maoeki werd verscheiden keeren in de week gevaccineerd. Eens, in een aanval van razernij, rukte Bunster het kopjes-oor
+uit Maoeki&#8217;s neus, en scheurde zoo zijn geheele neustusschenschot stuk.
+
+</p>
+<p>&#8220;O, wat &#8217;n smoel!&#8221; was zijn kritiek, toen hij de verwoesting overzag die hij had aangericht.
+
+</p>
+<p>Het vel van een haai is als schuurpapier, maar het vel van een rog is als een rasp. In de Zuidzee wordt het door de inlanders
+gebruikt als houtvijl om kano&#8217;s en pagaaien glad te schaven. Bunster liet een handschoen van roggevel maken. Den eersten keer
+dat hij hem op Maoeki probeerde, haalde hij met &eacute;&eacute;n veeg van zijn hand de huid van Maoeki&#8217;s rug, van nek tot oksel. Bunster
+was verrukt. Hij gaf zijn vrouw een proefje van den handschoen, en probeerde hem grondig op de bootjongens. De eerste ministers
+kwamen om elk een veeg in ontvangst te nemen, en ze moesten lachen en het als een grap beschouwen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Lach, verdomme, lach!&#8221; zoo gaf hij de houding aan die zij hadden aan te nemen.
+
+</p>
+<p>Maoeki werd het ruimst bedeeld met den handschoen. Er ging geen dag voorbij zonder een streeling met het instrument. Er waren
+tijden dat het verlies van zooveel opperhuid hem &#8217;s nachts uit den slaap hield, en dikwijls werd de half-genezen oppervlakte
+op nieuw rauw geschuurd door den grappigen mijnheer Bunster. Maoeki bleef geduldig wachten, volkomen zeker dat vroeg of laat
+zijn tijd zou komen. En hij wist precies wat hij doen zou, tot in de kleinste bijzonderheid, toen de tijd werkelijk kwam.
+
+
+</p>
+<p>Op een morgen stond Bunster op in een humeur om zeven glazen uit het heelal te slaan. Hij begon bij Maoeki, en hij <a id="d0e932"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e932">70</a>]</span>eindigde bij Maoeki en in den tijd die daar tusschen verliep, bokste hij zijn vrouw tegen den grond en rammelde alle bootjongens
+door elkaar. Aan het ontbijt noemde hij de koffie spoeling, en gooide den kokenden inhoud van den kop in Maoeki&#8217;s gezicht.
+Om tien uur begon Bunster koortsig te rillen, en een half uur later brandde hij van koorts. Het was geen gewone aanval. Het
+werd snel erger en ontwikkelde zich tot zwarte koorts. De dagen gingen voorbij, en hij werd zwakker en zwakker en kwam niet
+meer uit zijn bed. Maoeki bleef toekijken en wachten, terwijl zijn huid weer heel werd. Hij gaf de jongens bevel om den kotter
+op het strand te halen, den bodem te schrobben, en alles in orde te maken. Zij dachten dat het bevel van Bunster uitging,
+en gehoorzaamden. Maar Bunster lag bewusteloos op dat oogenblik en gaf geen bevelen. Dit was Maoeki&#8217;s kans, maar nog steeds
+wachtte hij.
+
+</p>
+<p>Toen het ergste voorbij, en Bunster weer bij kennis en herstellende was, hoewel nog zwak als een klein kind, pakte Maoeki
+zijn weinige lijfsieraden in zijn kist, het porseleinen kopjes-oor incluis. Toen ging hij naar het dorp en had een onderhoud
+met den koning en zijn twee ministers.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dit Bunster, hem goed jij hou van &#8217;m veel?&#8221; vroeg hij. Zij verklaarden hem uit &eacute;&eacute;n mond dat ze heelemaal niet van den agent
+hielden. De ministers barstten los in een omstandig verhaal van al den smaad en het onrecht waarmee ze waren overladen. De
+koning liet alle waardigheid varen, en schreide. Maoeki onderbrak hen ruw.
+
+</p>
+<p>&#8220;Jij snap mij&#8212;mij groot meester mij land. Jij niet hou van &#8217;m dit wit meester. Mij niet hou van &#8217;m. Veel goed jij doe honderd
+kokosnoot, tweehonderd kokosnoot, driehonderd kokosnoot bij kotter. Hem afgeloopen, jij ga slaap &#8217;m goed. Allemaal Kanaka
+slaap &#8217;m goed. Zoo gauw <a id="d0e940"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e940">71</a>]</span>groot lawaai bij huis, jij niet snap hoor &#8217;m dat lawaai. Jij allemaal slaap sterk te veel.&#8221;
+
+</p>
+<p>Een dergelijk onderhoud had Maoeki met de bootjongens.
+
+</p>
+<p>Toen beval hij Bunster&#8217;s vrouw terug te keeren naar het huis van haar familie. Als zij geweigerd had, zou hij in een moeilijk
+parket zijn geweest, want zijn <i>tambo</i> zou hem niet toegestaan hebben haar beet te pakken.
+
+</p>
+<p>Toen het huis verlaten was, ging hij de slaapkamer binnen, waar de agent in een lichte sluimering lag. Maoeki nam eerst de
+twee revolvers weg en deed daarna den rog-handschoen aan zijn hand. De eerste waarschuwing die Bunster kreeg was een slag
+met den handschoen die het vel wegnam over de heele lengte van zijn neus.
+
+</p>
+<p>&#8220;Goed, h&egrave;?&#8221; grijnsde Maoeki tusschen twee slagen door, waarvan de eene het voorhoofd bloot veegde en de andere &eacute;&eacute;n kant van
+zijn gezicht schoon raspte. &#8220;Lach, verdomme, lach!&#8221;
+
+</p>
+<p>Maoeki verrichte zijn werk degelijk, en de Kanaka&#8217;s, verscholen in hun huizen, hoorden het &#8220;groot lawaai&#8221; dat Bunster maakte
+en een paar uren lang bleef maken.
+
+</p>
+<p>Toen Maoeki klaar was, droeg hij het bootkompas en al de geweren en ammunitie naar den kotter, dien hij ballastte met kisten
+tabak. Het was terwijl hij zich hiermee bezig hield, dat er een afschuwelijk wezen zonder vel uit het huis kwam en gillend
+het strand af holde, tot het in het zand viel en bleef liggen brullen en razen onder de schroeiende zon.
+
+</p>
+<p>Maoeki keek er even naar en aarzelde. Toen ging hij er heen en nam het hoofd weg, wikkelde het in een mat, en stuwde het in
+het roerkastje van den kotter.
+
+</p>
+<p>Zoo vast sliepen de Kanaka&#8217;s dien langen, heeten dag, dat zij niet zagen hoe de kotter door de doorvaart naar zee liep en
+koers zette naar het zuiden, scherp bij den zuidoostpassaat zeilend. Ook werd de kotter niet gezien op den <a id="d0e961"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e961">72</a>]</span>langen overtocht naar de kust van Isabella en gedurende het moeizaam tegen den wind opwerken vandaar naar Malaita. Maoeki
+landde in Port Adams met een rijkdom van geweren en tabak zooals nog geen man v&oacute;&oacute;r hem ooit bezeten had. Maar hij bleef daar
+niet. Hij had het hoofd van een blanke genomen, en alleen het oerwoud kon hem beschermen. Dus ging hij terug naar de boschdorpen,
+waar hij den ouden Fanfoa en een half dozijn van de voornaamste aanvoerders dood schoot en zich zelf opperhoofd maakte van
+al de dorpen. Toen zijn vader gestorven was, heerschte Maoeki&#8217;s broer in Port Adams, en, vereenigd, kust- en boschbewoners,
+was de combinatie die er uit ontstond de sterkste van de honderden vechtende stammen van Malaita.
+
+</p>
+<p>Sterker dan zijn vrees voor het Britsche Gouvernement was Maoeki&#8217;s vrees voor de almachtige Moongleam Zeepmaatschappij; en
+op een dag bereikte hem in het oerwoud een boodschap, die hem in herinnering bracht dat hij de maatschappij acht en een half
+jaar arbeid schuldig was. Hij stuurde een gunstig antwoord terug, en toen verscheen de onvermijdelijke blanke, de kapitein
+van den schoener, de eenige blanke die gedurende Maoeki&#8217;s regeering zich waagde in het oerwoud en er levend uitkwam. Deze
+man kwam er niet alleen uit, maar bracht zevenhonderd en vijftig dollar in goudstukken met zich mee, de prijs in geld van
+acht en een half jaar werken plus de kostende prijs van zekere geweren en kisten tabak.
+
+</p>
+<p>Maoeki weegt niet langer honderd en tien pond. Zijn buik heeft driemaal zijn vroeger en omvang, en hij heeft vier vrouwen.
+Hij heeft nog veel andere dingen&#8212;geweren en revolvers, het oor van een porseleinen kopje en een uitgelezen verzameling hoofden
+van boschbewoners. Maar kostbaarder dan de heele verzameling is een ander hoofd, prachtig gedroogd en gerookt, met rossig
+haar en een geelachtigen <a id="d0e967"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e967">73</a>]</span>baard, dat bewaard wordt in de fijnst geweven lava-lava&#8217;s. Als Maoeki ten oorlog trekt tegen dorpen buiten zijn rijk, haalt
+hij altijd zijn hoofd te voorschijn, en, alleen in zijn gras-paleis, beschouwt hij het lang en plechtig. Op zulke oogenblikken
+valt er een stilte als van den dood over het dorp, en er is zelfs geen kind dat leven durft te maken. Het hoofd wordt beschouwd
+als de machtigste duvel-duvel op Malaita, en aan het bezit daarvan wordt al de grootheid van Maoeki toegeschreven.
+
+
+
+<a id="d0e969"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e969">74</a>]</span></p>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a id="d0e879" href="#d0e879src" class="noteref">1</a></span> Kanaka&#8217;s: Polynesi&euml;rs, een ras van mooie, groote menschen met lichtbruine huid, in tegenstelling met de Melanesi&euml;rs die klein
+en leelijk zijn en een zwarte huidskleur hebben.
+
+</p>
+<p class="footnote"><i>Vert</i>.
+</p>
+</div>
+<p class="div1"><a id="d0e970"></a><span class="pagenum">
+[<a href="#d0e88">Inhoud</a>]
+</span></p>
+<h2>&#8220;Jah! Jah! Jah!&#8221;</h2>
+<p>Hij was een whisky-drinkende Schot, en hij nam zijn whisky puur. Zijn eerste graantje gebruikte hij precies om zes uur &#8217;s
+morgens, en hij herhaalde dat met regelmatige tusschenpoozen den geheelen dag door tot hij naar bed ging, hetgeen meestal
+te middernacht plaats vond. Hij sliep maar vijf uren van de vier en twintig, en de overige negentien uren was hij rustig en
+netjes dronken. Gedurende de acht weken die ik bij hem op Oolong Atol doorbracht, heb ik hem geen oogenblik nuchter gezien.
+Het kon ook niet anders, want zijn slaap was z&oacute;&oacute; kort, dat hij den tijd niet had om bij te trekken. Hij was de mooiste, gelijkmatigste
+dronkaard die ik ooit heb kunnen waarnemen.
+
+</p>
+<p>Hij heette McAllister. Hij was een oud man, en erg wankel op zijn stelten. Zijn hand trilde alsof hij een beroerte had gehad.
+Vooral was dat merkbaar als hij zijn whisky inschonk, hoewel ik hem nooit een druppel heb zien morsen. Achtentwintig jaren
+was hij geweest in Melanesi&euml;, van Duitsch Nieuw-Guinea tot de Duitsche Salomon-eilanden, en hij was zoo heelemaal &eacute;&eacute;n geworden
+met dat gedeelte van de wereld, dat hij gewoon was zich uit te drukken in het bastaard-taaltje dat tripang-Engelsch genoemd
+wordt. Zoo beteekende, wanneer hij met mij praatte, <i>zon hij kom op</i>, zonsopgang; <i>kai-kai hij blijf</i>, dat het diner klaar was; en <i>buik van mij loop rond</i> wilde zeggen dat zijn maag niet in orde was. Hij was een klein mannetje, en bovendien nog ingeschrompeld; van binnen en van
+buiten verschroeid <a id="d0e986"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e986">75</a>]</span>door brandenden drank en brandende zon. Hij was een uitgedoofd kooltje vuur, een klein, levend stukje asch, dat nog niet heelemaal
+koud was, en zich stijf bewoog, met plotselinge rukken en schokken, als een automaat. Een windstoot zou hem weggeblazen hebben.
+Hij woog negentig pond.
+
+</p>
+<p>Maar het groote, het geweldige in hem was de kracht waarmee hij regeerde. Oolong Atol was honderdveertig mijlen in omtrek.
+Men stuurde op het kompas in zijn lagune. Het was bevolkt door zesduizend Polynesi&euml;rs, allen groote, sterke mannen en vrouwen.
+Er waren er genoeg onder hen die zes voet lang waren en een paar honderd pond wogen. Oolong lag op tweehonderd vijftig mijlen
+afstand van het naaste land. Twee keer in het jaar viel er een kleine schoener binnen om kopra te laden. De eenige blanke
+op Oolong was McAllister, kleine zaakjes doend en zonder ophouden drinkend; en hij regeerde Oolong en zijn zesduizend wilden
+met ijzeren hand. Hij zei kom, en zij kwamen, ga, en zij gingen. Zij vroegen nooit waarom hij iets wilde of dacht. Hij was
+humeurig zooals alleen een oude Schot kan zijn, en hij bemoeide zich voortdurend met hun particuliere aangelegenheden. Toen
+Noegoe, de dochter van den koning, wilde trouwen met Haoenaoe die aan het andere einde van de atol woonde, zei haar vader
+ja, maar McAllister zei neen, en het huwelijk is niet doorgegaan. Toen de koning een zeker eilandje in de lagune wilde koopen
+van den opperpriester, zei McAllister neen. De koning stond bij de maatschappij in de schuld tot een bedrag van honderdtachtig
+duizend kokosnoten, en zoolang die niet betaald waren, zou hij geen enkele kokosnoot aan iets anders besteden.
+
+</p>
+<p>En toch hielden de koning en zijn volk niet van McAllister. Integendeel, ze haatten hem vreeselijk, en eens heeft, dat weet
+ik, de heele bevolking, met de priesters aan <a id="d0e992"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e992">76</a>]</span>het hoofd, drie maanden lang tevergeefs getracht hem dood te bidden. De duvel-duvels die ze naar hem toe stuurden waren ontzagwekkend,
+maar aangezien McAllister niet geloofde in duvel-duvels, hadden ze over hem geen macht. Alle teekenen falen bij dronken Schotten.
+Ze verzamelden stukjes voedsel die zijn lippen hadden aangeraakt, een leege whisky-flesch, een kokosnoot waarvan hij gedronken
+had, en zelfs zijn speeksel, en ze verrichtten daar allerlei duivelskunsten en bezweringen mee. Maar McAllister bleef leven.
+Zijn gezondheid was voortreffelijk. Hij had nooit koorts, hij vatte nooit kou, hoestte nooit; dysenterie ging hem voorbij;
+en de kwaadaardige gezwellen en gemeene huidziekten, waarvan blanken en zwarten beide te lijden hebben in dat klimaat, hadden
+geen vat op hem. Hij moet z&oacute;&oacute; verzadigd zijn geweest met alcohol, dat de ziektekiemen op hem niet konden leven. Ik stelde
+mij altijd voor, dat ze in heele wolken van microscopische asch op den grond vielen zoodra ze in zijn met whisky gedrenkte
+sfeer kwamen. Niemand hield van hem, zelfs bacillen niet, en hij hield alleen van whisky en hij leefde nog steeds.
+
+</p>
+<p>Ik begreep het niet. Ik kon me niet voorstellen dat zesduizend inlanders genoegen namen met de tyrannie van dien verschrompelden
+dwerg. Het was een wonder dat hij niet al lang plotseling gestorven was. Het volk was, anders dan de laffe Melanesi&euml;rs, trotsch
+en oorlogszuchtig. Op het groote kerkhof, aan de hoofd- en voeteneinden van de graven, lagen herinneringen aan een bloedige
+historie&#8212;spaden voor walvischspek, roestige oude bajonetten en hartsvangers, koperen bouten, roer-ijzers, harpoenen, koperen
+kanonnen, baksteenen die nergens anders vandaan konden komen dan uit het smeltfornuis van een walvischvaarder, en oude koperen
+munten uit de zestiende eeuw, die de overlevering van de eerste Spaansche zeevaarders bevestigden. <a id="d0e996"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e996">77</a>]</span>Schip na schip was aan zijn eind gekomen op Oolong. Geen dertig jaren geleden was de walvischvaarder <i>Blennerdale</i>, die de lagune binnenliep om te repareeren, met alle hens buitgemaakt. Op dezelfde manier had de bemanning van de <i>Gasket</i>, een sandelhoutvaarder, den dood gevonden. Dan was er een groote Fransche bark, de <i>Toulon</i>, die overvallen werd door een windstilte voor de atol. De eilanders kwamen na een hevig gevecht aan boord, en lieten het
+schip wrak slaan in de Lipaoe Doorvaart; en alleen de kapitein en een handvol matrozen konden ontsnappen in de barkas. Verder
+waren er de Spaansche munten, die spraken van het einde van een van de oude ontdekkingsreizigers. Dit alles, over de genoemde
+schepen, is geschiedenis, en men kan het vinden in de <i>Zeilaanwijzingen voor de Stille Zuidzee</i>. Maar dat er nog meer geschiedenis was, ongeschreven, dat moest ik nog ondervinden. Ondertusschen pijnigde ik mijn hersens
+met de vraag, waarom zesduizend primitieve wilden &eacute;&eacute;n gedegenereerden Schotschen despoot in het leven lieten.
+
+</p>
+<p>Op een heeten middag zaten McAllister en ik op de veranda uit te kijken over de lagune, met al haar wonderen van glinsterende
+kleuren. Achter onzen rug, aan de overzij van de honderd meter met palmen beplant zand, donderde de branding op het rif. Het
+was afschuwelijk warm. Wij waren op 4&ordm; Zuiderbreedte, en de zon, die een paar dagen geleden de Linie gepasseerd was op haar
+reis naar het zuiden, stond recht boven onze hoofden. Er was geen wind&#8212;zelfs geen vleugje. Het seizoen van den zuidoost-passaat
+liep vroeg ten einde, en de noordwest-moesson was nog niet begonnen te waaien.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hun danserij is geen klap waard&#8221;, zei McAllister.
+
+</p>
+<p>Ik had toevallig gezegd dat de Polynesische dansen ver boven die van de Papoea&#8217;s stonden, en dit had McAllister <a id="d0e1016"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1016">78</a>]</span>ontkend, om geen andere reden dan zijn humeurigheid. Maar het was te heet om te discussieeren, en ik zei niets. Bovendien
+had ik de bewoners van Oolong nooit zien dansen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik zal het je bewijzen&#8221;, kondigde hij aan, en wenkte den zwarten jongen van Nieuw-Hannover, een inlandschen koelie die dienst
+deed als kok en huisbediende. &#8220;Hee, jij, jongen, jij zeg&#8217;m een koning kom bij mij.&#8221;
+
+</p>
+<p>De jongen ging weg, en terug kwam de eerste minister, niet erg op zijn gemak, ontdaan, en voortdurend verontschuldigende verklaringen
+ratelend. In het kort, de koning sliep, en mocht niet gestoord worden.
+
+</p>
+<p>&#8220;Koning hij veel sterk slaap&#8221;, was zijn slotperiode.
+
+</p>
+<p>Mc Allister was z&oacute;&oacute; woedend dat de eerste minister zonder zich een oogenblik te bedenken wegvluchtte, om terug te keeren met
+den koning in eigen persoon. Het waren twee prachtige menschen, vooral de koning, die volle zes voet en drie duim lang moet
+zijn geweest. Zijn trekken hadden dat adelaars-achtige, dat men zooveel ziet bij de Indianen van Noord-Amerika. Hij was geboren,
+maar ook gemaakt om te heerschen. Zijn oogen vlamden terwijl hij naar Mc Allister luisterde, maar heel gedwee gehoorzaamde
+hij diens bevel om een paar honderd van de beste dansers uit het dorp te laten halen, mannen en vrouwen. En dansen deden ze,
+twee doodelijke uren lang, onder die roosterende zon. Dankbaar waren ze hem niet, maar dat kon hem weinig schelen, en toen
+hij hen eindelijk liet gaan, was het met spot en scheldwoorden.
+
+</p>
+<p>De kruiperige slaafschheid van die prachtige wilden was iets afschuwelijks. Hoe kon zoo iets bestaan? Wat was het geheim van
+zijn heerschappij? Steeds meer dacht ik over het raadsel terwijl de dagen voorbij gingen, en ofschoon ik voortdurend staaltjes
+zag van zijn onbetwiste oppermacht, was er nooit iets dat de oplossing kon geven.
+<a id="d0e1028"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1028">79</a>]</span></p>
+<p>Op een goeden dag sprak ik toevallig over een kleine teleurstelling die ik had ondervonden. Ik had een mooi paar kaoeri-schelpen
+willen koopen, maar het was me niet gelukt. Als ze geen vijf pond waard waren in Sydney waren ze ook niets waard. Tweehonderd
+stokken tabak had ik den eigenaar aangeboden, maar hij was op driehonderd blijven staan. Toen ik toevallig over de zaak sprak,
+liet Mc Allister den man onmiddelijk halen, nam hem de schelpen af, en overhandigde ze aan mij. Vijftig stokken tabak was
+alles wat ik hem mocht betalen. De man nam de tabak aan en scheen dol blij dat hij er zoo gemakkelijk af kwam. Wat mij betreft,
+ik nam me voor mijn tong voortaan wat in bedwang te houden. En nog steeds piekerde ik over het geheim van McAllister&#8217;s macht.
+Ik ging zelfs z&oacute;&oacute; ver dat ik het hem op den man af vroeg, maar alles wat hij deed was &eacute;&eacute;n oog dicht knijpen, heel geheimzinnig
+kijken, en nog een borrel nemen.
+
+</p>
+<p>Op een nacht was ik aan het visschen in de lagune met Oti, den man die zoo kaal van zijn kaoeri-schelpen af was gekomen. Ik
+had hem buiten weten van Mc Allister nog honderdvijftig stokken tabak er bij overgemaakt, en hij was mij gaan beschouwen met
+een eerbied die veel op vereering leek; eigenlijk vrij zonderling, want hij was al een oud man, minstens tweemaal zoo oud
+als ik.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat naam jij Kanaka altijd &#8217;t zelfde klein?&#8221; begon ik met hem. &#8220;Dat koopman &eacute;&eacute;n. Jij Kanaka veel te veel. Jij Kanaka precies
+als &#8217;m hond veel bang bij dat koopman. Hij niet eet jij. Hij niet heeft &#8217;m tand bij hem. Wat naam jij bang te veel!&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Stel veel Kanaka maak dood &#8217;m?&#8221; vroeg hij.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hij dood&#8221;, zei ik. &#8220;Jij Kanaka maak dood &#8217;m veel wit man lang tijd geleden. Wat naam jij bang dit wit man?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, wij maak dood &#8217;m veel&#8221;, was zijn antwoord. &#8220;Mijn woord! Allemaal veel! Lang tijd geleden. E&eacute;n keer, mij <a id="d0e1041"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1041">80</a>]</span>jong te veel, een groot schip hij blijf buiten. Wind hij niet blaas. Veel Kanaka wij pak &#8217;m kano, veel kano, wij gaan pak
+&#8217;m dat schip. Mijn woord&#8212;wij pak &#8217;m groot vechten. Twee, drie wit man schiet als duivel. Wij niet bang. Wij kom langszij,
+wij gaan aan boord, veel, misschien mij denk vijftig-tien (vijfhonderd). Een wit vrouw bij dat schip. Nooit eerder mij zie
+wit vrouw. Langzaam veel wit man afgeloopen. Een schipper hij niet dood. Vijf, zes wit man niet dood. Schipper hij schreeuw.
+Een paar wit man hij vechten. Een paar wit man hij laat neer boot. Dan allemaal samen overboord gaan zij. Schipper hij laat
+wit vrouw neer. Dan zij spoel-spoel (roeien) sterk veel te veel. Vader van mij die tijd hij sterk. Hij gooi &#8217;m een speer.
+Dat speer hij gaat in eene kant dat wit vrouw. Hij niet blijf. Mijn woord! hij gaat uit andere kant dat wit vrouw. Zij afgeloopen.
+Wij niet bang. Veel Kanaka te veel niet bang.&#8221;
+
+</p>
+<p>De goede oude Oti was in zijn eer gekwetst, want plotseling stroopte hij zijn lava-lava af en liet mij het onmiskenbare lidteeken
+van een kogel zien. V&oacute;&oacute;rdat ik iets kon zeggen, liep plotseling zijn lijn af. Hij greep er naar en trachtte ze binnen te halen,
+maar merkte dat de visch om een koraaltak heen was gezwommen. Hij gaf mij een verwijtenden blik omdat ik zijn aandacht had
+afgeleid, en sprong overboord, rechtstandig. Onder water dook hij voorover en volgde zijn lijn naar den bodem. Het water was
+tien vadem diep. Ik leunde overboord en keek naar het spel van zijn voeten, die den zachten phosphorglans opwoelden tot spookachtige
+vlammen, steeds vager wordend naarmate ze dieper zonken. Tien vadem&#8212;zestig voet&#8212;, het was niets voor hem, een oud man, vergeleken
+met de waarde van een haak en lijn. Na verloop van wat vijf minuten leek, ofschoon het niet meer kan zijn geweest dan een
+minuut, zag ik hem naar boven stijgen in witte vlammen. <a id="d0e1045"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1045">81</a>]</span>Hij kwam aan de oppervlakte en gooide een kabeljauw van tien pond in de kano; lijn en haak waren heel, en de haak zat nog
+vast in den visschenmond.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het kan zijn&#8221;, zei ik, onbarmhartig. &#8220;Jij niet bang lang geleden. Jij veel bang nu bij dat koopman.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, veel bang&#8221;, bekende hij. Het was duidelijk dat hij liever van het onderwerp wilde afstappen. Een half uur lang trokken
+wij zwijgend onze lijnen omhoog en gooiden ze zwijgend weer uit. Toen begonnen er kleine visch-haaien te bijten, en nadat
+we beiden een haak kwijt waren geraakt, haalden wij alles binnen en wachtten tot de haaien hun weg zouden vervolgen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik praat jij waar&#8221;, zoo verbrak Oti het zwijgen, &#8220;dan jij snap wij bang nu.&#8221;
+
+</p>
+<p>Ik stak een pijp op en wachtte, en het verhaal dat Oti mij vertelde in vreeselijk tripang geef ik hier weer in behoorlijk
+Engelsch. Verder, in den geest en in den gang der gebeurtenissen, is het zooals het van Oti&#8217;s lippen kwam.
+
+</p>
+<p>&#8220;Na dien tijd waren wij erg trotsch. Wij hadden dikwijls gevochten met de vreemde blanke mannen die leven op de zee, en altijd
+hadden wij hen verslagen. Enkelen van ons werden dan wel gedood, maar wat was dat vergeleken bij de groote voorraden en rijkdommen
+van duizenden verschillende soorten die wij vonden op de schepen? En toen, op een goeden dag, misschien twintig jaren geleden,
+misschien vijfentwintig, kwam er een schoener pal door de doorvaart en in de lagune. Het was een groote schoener met drie
+masten. Er waren vijf blanken en misschien veertig zwarten van Nieuw-Guinea en Nieuw-Britanni&euml; aan boord; en ze waren gekomen
+om tripang te visschen. Het schip lag voor anker bij Paoeloo, van hier dwars over de lagune, en de booten verspreidden zich
+overal, en maakten kampen op het strand, waar ze de tripang rookten. Die verdeeling <a id="d0e1057"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1057">82</a>]</span>maakte hen zwak, want de mannen die hier vischten en die op den schoener bleven waren vijftig mijlen van elkaar, en er waren
+anderen nog verder weg.
+
+</p>
+<p>&#8220;Onze koning en onze hoofden hielden raad, en ik was in de kano die den heelen middag en den heelen nacht over de lagune pagaaide,
+en het bericht bracht aan het volk van Paoeloo, dat wij in den morgen de vischkampen allen tegelijk aan zouden vallen en dat
+het hun taak was den schoener te nemen. Wij die het bericht hadden gebracht waren moe van het pagaaien, maar we namen toch
+deel aan den aanval. Op den schoener waren twee blanken, de schipper en de tweede stuurman, met een half dozijn zwarte jongens.
+Den schipper en drie zwarten overvielen we op den wal en maakten hen dood, maar eerst schoot de schipper er acht van ons dood
+met zijn twee revolvers. Wij vochten dicht op elkaar, begrijp je, man tegen man.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het lawaai van ons vechten vertelde den stuurman wat er gebeurde, en hij bracht voedsel en een zeil in de kleine jol, die
+zoo klein was, dat ze niet meer dan twaalf voet mat. Wij kwamen op den schoener af, duizend mannen, en wij bedekten de lagune
+met onze kano&#8217;s. Ook bliezen we op kinkhorens, en zongen oorlogszangen, en sloegen met onze pagaaien tegen de zijden van de
+kano&#8217;s. Wat voor kans had &eacute;&eacute;n blanke en drie zwarten tegen ons? Heelemaal geen kans, en de stuurman wist het.
+
+</p>
+<p>&#8220;Blanken zijn duivels. Ik heb hen veel gadegeslagen, en ik ben een oud man, en ik begrijp eindelijk waarom de blanken al de
+eilanden in de zee voor zich zelf hebben genomen. Het is omdat het duivels zijn. Hier ben jij bij mij in de kano. Je bent
+nauwelijks meer dan een jongen. Je weet weinig, want iederen dag vertel ik je veel dingen die je niet wist. Toen ik een kleine
+jongen was, wist ik meer van visschen dan jij nu. Ik ben een oud man, maar ik <a id="d0e1065"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1065">83</a>]</span>zwem naar beneden tot op den bodem van de lagune, en jij kunt mij niet volgen. Waar ben je eigenlijk goed voor?
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik weet het niet, alleen om te vechten. Ik heb jou nooit zien vechten, en toch weet ik dat jij bent zooals je broeders, en
+dat je zult vechten als een duivel. Je bent ook een dwaas, zooals je broeders. Je weet niet wanneer je verslagen bent. Je
+zult vechten tot je dood neervalt, en dan zal het te laat zijn om te weten dat je verslagen bent.
+
+</p>
+<p>&#8220;Nu let op wat de stuurman deed. Toen we op hem af kwamen, de zee bedekkend en blazend op onze horens, zette hij zich af van
+den schoener in de kleine boot, samen met de drie zwarten, en roeide naar de doorvaart. Ook daarin was hij weer een dwaas,
+want geen verstandig man zou zee kiezen in zoo&#8217;n kleine boot. De boorden waren geen tien duim boven het water. Twintig kano&#8217;s
+gingen hem achterna, gevuld met tweehonderd jonge mannen. Wij pagaaiden vijf vadem terwijl zijn zwartjes er &eacute;&eacute;n roeiden. Hij
+had geen kans, maar hij was een dwaas.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hij ging rechtop staan in de boot met een geweer in zijn hand, en hij schoot dikwijls. Hij was geen goed schutter, maar toen
+we dicht bij kwamen werden er veel van ons gewond en gedood. Maar toch had hij geen kans.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik weet nog dat hij al dien tijd een sigaar rookte. Toen we op veertig voet afstand waren, snel naderend, gooide hij zijn
+geweer neer, stak een staaf dynamiet aan met zijn sigaar, en slingerde die naar ons. Hij stak er nog een aan, en nog een,
+en gooide ze naar ons, snel achter elkaar, en heel veel. Ik weet dat hij de einden van de lonten gespleten en er luciferskoppen
+in gestoken moet hebben, omdat ze zoo vlug aan gingen. Ook waren de lonten erg kort. Soms ging het dynamiet af in de lucht,
+maar meestal ontplofte het in de kano&#8217;s. En iederen keer dat er een staaf in een kano ontplofte, was het uit met die kano.
+Van de <a id="d0e1075"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1075">84</a>]</span>twintig kano&#8217;s werd de helft in stukken geslagen. De kano waar ik in zat sprong ook uit elkaar, en ook de twee mannen die
+naast mij zaten. Het dynamiet viel tusschen hen in. De andere kano&#8217;s keerden om en vluchtten. Toen gilde die stuurman ons
+&#8216;Jah! Jah! Jah!&#8217; achterna. Ook trok hij weer op ons los met zijn geweer, zoodat er veel van ons gedood werden door schoten
+in den rug terwijl ze vluchtten. En al dien tijd gingen de zwartjes in de boot door met roeien. Je ziet, ik heb de waarheid
+gezegd, die stuurman was een duivel.
+
+</p>
+<p>&#8220;En dat was nog niet alles. V&oacute;&oacute;r dat hij van den schoener weg was gegaan, had hij het schip in brand gestoken, en al het kruit
+en dynamiet had hij bij elkaar gelegd, dat het op &eacute;&eacute;n oogenblik ontploffen zou. Er waren honderden van onze mannen aan boord,
+bezig met water op te halen van over de verschansing en daarmee het vuur te blusschen, toen de schoener in de lucht vloog.
+Zoodat alles waar we voor gevochten hadden voor ons verloren was, en er nog meer van onze mannen gedood werden. Soms, zelfs
+nu nog op mijn ouden dag, heb ik leelijke droomen waarin ik dien stuurman hoor gillen: &#8216;Jah! Jah! Jah!&#8217; Maar al de menschen
+in de vischkampen werden gedood.
+
+</p>
+<p>&#8220;De stuurman voer de doorvaart uit in zijn kleine boot, en dat was zijn eind, daar waren we wel zeker van, want hoe zou zoo&#8217;n
+kleine boot, met vier mannen er in, ooit kunnen blijven leven op de zee? Een maand ging voorbij, en toen, op een morgen, tusschen
+twee regenvlagen in, kwam er een schoener door onze doorvaart binnenzeilen, en ankerde voor het dorp. De koning en de hoofden
+hielden een groote vergadering, en er werd afgesproken dat we na een paar dagen den schoener zouden nemen. Ondertusschen,
+daar het altijd onze gewoonte was om te doen alsof we vrienden waren, gingen we naar het schip in onze kano&#8217;s en brachten
+<a id="d0e1081"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1081">85</a>]</span>bossen kokosnoten, kippen en varkens mee, om handel te drijven. Maar toen we langszij waren, veel kano&#8217;s, begonnen de mannen
+aan boord op ons te schieten met geweren, en toen we weg pagaaiden zag ik den stuurman die naar zee was gegaan in de kleine
+boot op de verschansing springen en dansen en gillen: &#8216;Jah! Jah! Jah!&#8217;
+
+</p>
+<p>&#8220;Dien middag landden ze in drie kleine booten vol met blanken. Ze liepen overal door het dorp, en schoten iedereen die ze
+zagen neer. Ook de kippen en de varkens schoten ze neer. Ik en nog anderen die niet dood geschoten waren ontsnapten in de
+kano&#8217;s en pagaaiden de lagune op. Als we omkeken konden we de huizen in brand zien staan. Laat in den middag zagen we een
+massa kano&#8217;s die van Nihi kwamen, het dorp dat in het noordoosten ligt, aan de Nihi Doorvaart. Het was alles wat er nog van
+dat dorp over was, en ook hun huizen waren in brand gestoken door een tweeden schoener die door de Nihi Doorvaart was binnengevallen.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Wij voeren verder de lagune op, de duisternis in, naar het westen, naar Paoeloo, maar midden in den nacht hoorden we vrouwen
+klagen, en we liepen op een groote vloot kano&#8217;s. Dat was alles was er van Paoeloo over was, en ook Paoeloo lag in asch, want
+een derde schoener was binnen gekomen door de Paoeloo Doorvaart. Je begrijpt, die stuurman met zijn zwartjes was niet verdronken.
+Hij had de Salomon-eilanden bereikt, en daar aan zijn broeders verteld wat wij op Oolong gedaan hadden. En al zijn broeders
+hadden gezegd dat ze ons zouden komen straffen, en daar waren ze nu op de drie schoeners, en onze drie dorpen waren weggeveegd.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;En wat moesten wij doen? We lagen midden in de lagune, en in den morgen kwamen de twee schoeners van <a id="d0e1089"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1089">86</a>]</span>te loevert op ons af zeilen. De passaatwind blies krachtig, en ze liepen de kano&#8217;s bij twintigtallen in den grond. En de geweren
+hielden niet op met spreken. Wij vluchtten weg in wanorde, zooals de vliegende visschen voor de bonito, en z&oacute;&oacute; talrijk waren
+we dat we bij duizenden ontsnapten, ieder op zijn eigen manier, naar de eilanden aan den rand van de atol.
+
+</p>
+<p>&#8220;En daarna joegen de schoeners ons voortdurend de lagune op en neer. In den nacht gleden we hun voorbij. Maar dan kwamen ze
+den volgenden dag, of twee of drie dagen later weer terug, en joegen ons naar het andere eind van de lagune. En zoo ging het
+door. Wij telden onze dooden niet meer. We dachten niet meer aan hen. Het is waar, wij waren talrijk en er waren maar weinig
+blanken. Maar wat konden we doen? Ik was in &eacute;&eacute;n van de twintig kano&#8217;s vol mannen die niet bang waren voor den dood. We vielen
+den kleinsten schoener aan. Met hoopen schoten ze ons neer. Ze lieten dynamiet in de kano&#8217;s vallen en toen het dynamiet op
+was, gooiden ze heet water op ons neer. En geen oogenblik hielden de geweren op te spreken. En de mannen uit de verbrijzelde
+kano&#8217;s werden dood geschoten terwijl ze weg zwommen. En de stuurman danste op en neer boven op de kajuit en gilde: &#8216;Jah! Jah!
+Jah!&#8217;
+
+</p>
+<p>&#8220;Alle huizen op alle eilanden werden in brand gestoken. Geen varken of kip werd in leven gelaten. Onze waterputten werden
+verontreinigd met de lichamen van de gesneuvelden, of anders bouwden ze hooge stapels koraal er over heen. V&oacute;&oacute;rdat de schoeners
+kwamen woonden er vijf en twintig duizend menschen op Oolong. Nu zijn we met met zijn vijfduizenden. Nadat de schoeners vertrokken
+waren, telden we nog maar drieduizend man, zooals je zult zien.
+<a id="d0e1095"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1095">87</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Eindelijk kregen de schoeners er genoeg van ons op en neer te jagen. Dus gingen ze, alle drie, naar Nihi, in het noordoosten.
+En vandaar dreven ze ons gestadig naar het westen. Hun negen booten waren ook in het water. Ze klopten elk eiland af terwijl
+ze voortgingen. Ze dreven ons, dreven ons, dreven ons dag na dag. En iederen nacht vormden de drie schoeners en de negen booten
+een ketting van waakzaamheid die dwars over de lagune strekte, van rand tot rand, zoodat we niet terug konden.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ze konden ons niet eeuwig zoo blijven voortdrijven, want de lagune had maar een bepaalde grootte, en ten slotte werden allen
+die nog leefden op de laatste zandbank in het westen samengedreven. Daarachter lag de open zee. Wij waren tienduizend man
+sterk, en wij bedekten de zandbank van den lagune oever tot de donderende branding aan de andere zijde. Niemand kon gaan liggen.
+Er was geen plaats. We stonden heup aan heup en schouder aan schouder, en telkens klom de stuurman in het want en lachte ons
+uit en gilde: &#8216;Jah! Jah! Jah!&#8217;, totdat we spijt hadden als haren op ons hoofd dat we hem en zijn schoener ooit iets gedaan
+hadden een maand geleden. Wij hadden geen eten, en wij stonden twee dagen en twee nachten op onze voeten. De kleine kinderen
+stierven, en de ouden en zwakken stierven, en de gewonden stierven. En het ergste van alles, wij hadden geen water om onzen
+dorst te lesschen en twee dagen lang sloeg de zon op ons neer, en er was geen schaduw. Veel mannen en vrouwen waadden de zee
+in en verdronken, en de branding wierp hun lichamen terug op het strand. En er kwam een plaag van vliegen. Er waren mannen
+die naar de wanden van de schoeners zwommen, maar ze werden tot den laatsten toe doodgeschoten. En wij die nog leefden hadden
+grooten spijt dat we in onzen trots hadden getracht den schoener met de drie masten te nemen die was gekomen om tripang te
+visschen.
+<a id="d0e1100"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1100">88</a>]</span></p>
+<p>&#8220;In den morgen van den derden dag kwamen de schippers van de drie schoeners en die stuurman, in een kleine boot. Ze hadden
+geweren, allemaal, en revolvers, en ze wilden praten. Het was alleen maar omdat het moorden hen begon te vervelen dat ze er
+mee opgehouden waren, vertelden ze ons. En wij vertelden dat we er spijt van hadden, dat we nooit meer een blanke iets zouden
+doen, en ten teeken van onze onderwerping strooiden we zand op onze hoofden. En al de vrouwen en kinderen hieven een groot
+geklaag aan om water, zoodat een tijd lang niemand zich verstaanbaar kon maken. Toen werd onze straf ons medegedeeld. We moesten
+de drie schoeners vullen met kopra en tripang. En wij vonden het goed, want wij wilden water hebben, en onze trots was gebroken,
+en wij wisten dat we kinderen waren in het vechten als we vochten met blanken, die vechten als duivels. En toen al het praten
+afgeloopen was, ging de stuurman rechtop staan en lachte ons uit, en gilde: &#8216;Jah! Jah! Jah!&#8217; Daarna pagaaiden we weg in onze
+kano&#8217;s en zochten water.
+
+</p>
+<p>&#8220;En weken lang moesten we zwoegen: tripang visschen en rooken, en kokosnoten plukken en er kopra van maken. Dag en nacht rees
+de rook in wolken omhoog op al de stranden van al de eilanden van Oolong, terwijl wij de boete betaalden voor onze verkeerde
+daad. Want in die dagen van dood werd het duidelijk in onze hersenen gebrand dat het heel verkeerd is een blanke kwaad te
+doen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Na een poos, toen de schoeners vol waren met kopra en tripang en onze kokospalmen kaal, riepen de drie schippers en de stuurman
+ons allemaal bijeen voor een groote vergadering. En ze zeiden dat ze erg blij waren dat we onze les geleerd hadden en wij
+zeiden voor den tienduizendsten keer dat we er spijt van hadden en dat we het niet meer zouden doen. Ook strooiden we zand
+op onze hoofden. Toen zeiden de schippers dat dat allemaal heel mooi was, maar <a id="d0e1107"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1107">89</a>]</span>alleen maar om ons te laten zien dat ze ons niet vergaten, zouden ze ons een duvel-duvel sturen die wij niet zouden vergeten
+en waar we altijd aan zouden denken als we neiging mochten voelen om een blanke kwaad te doen. Daarna lachte de stuurman ons
+nog eens uit en gilde: &#8216;Jah! Jah! Jah!&#8217; Toen werden zes van onze mannen, die we al lang dood hadden gewaand, aan land gezet
+van een van de schoeners, en de schoeners heschen hun zeilen en voeren weg door de doorvaart, naar de Salomon&#8217;s.
+
+</p>
+<p>&#8220;De zes mannen die aan land waren gezet kregen het eerst de duvel-duvel die de schippers ons achterna hadden gestuurd.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Er kwam een groote ziekte&#8221;, onderbrak ik, want ik zag de truc. De schoener had mazelen aan boord gehad, en de zes mannen
+waren er opzettelijk aan blootgesteld.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, een groote ziekte&#8221;, ging Oti door. &#8220;Het was een machtige duvel-duvel. De oudste man van de atol had nooit van zoo iets
+gehoord. Onze priesters die nog leefden sloegen we dood omdat ze die duvel-duvel niet meester konden worden. De ziekte verspreidde
+zich. Ik heb gezegd dat we tienduizend man sterk waren toen we heup aan heup en schouder aan schouder op de zandbank stonden.
+Toen de ziekte wegging, waren er nog drieduizend in leven. Ook was er hongersnood, omdat we van al onze kokosnoten kopra gemaakt
+hadden.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dat koopman&#8221;, besloot Oti, &#8220;hij als &#8217;m zooveel vuil. Hij als &#8217;m mossel, hij dood <i>kai-kai</i> hij blijf, vasthouden &#8217;m allemaal veel. Hij als &#8217;m hond, een ziek hond veel vlooi blijf bij hem. Wij niet bang bij dat koopman.
+Wij bang omdat hij wit man. Dat een ziek hond koopman hij veel broeder blijf bij hem, wit man als &#8217;m jij vecht als hel. Wij
+niet bang dat verdom koopman. Een keer hij maak Kanaka veel kwaad bij hem en Kanaka wil &#8217;m maak dood &#8217;m, Kanaka <a id="d0e1120"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1120">90</a>]</span>hij hoor dat stuurman schreeuw: &#8216;Jah! Jah! Jah!&#8217;, en Kanaka niet maak dood &#8217;m.&#8221;
+
+</p>
+<p>Hij sloeg een stuk inktvisch aan zijn haak, dat hij met zijn tanden van het levende, kronkelende monster af scheurde, en haak
+en aas zonken in witte vlammen naar den bodem.
+
+</p>
+<p>&#8220;Haai rondloop hij afgeloopen&#8221;, zei hij. &#8220;Ik denk wij pak &#8217;m veel visch.&#8221;
+
+</p>
+<p>Er werd heftig aan zijn lijn gerukt. Hij haalde snel binnen, en liet een grooten, hijgenden kabeljauw in den bodem van de
+kano vallen. &#8220;Zon hij kom op, ik maak &#8217;m dat verdom koopman een kadoo groot visch&#8221;, zei Oti.
+
+
+
+<a id="d0e1128"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1128">91</a>]</span></p>
+<p class="div1"><a id="d0e1129"></a><span class="pagenum">
+[<a href="#d0e88">Inhoud</a>]
+</span></p>
+<h2>De Heiden.</h2>
+<p>Onze eerste ontmoeting had plaats in een wervelstorm; en ofschoon wij in dien storm op denzelfden schoener waren, werd ik
+mij niet eerder bewust van zijn bestaan dan nadat de schoener onder ons uit elkaar was geslagen. Ik moet hem zonder eenigen
+twijfel gezien hebben, samen met de rest van de Kanaka bemanning, maar het was niet bewust tot mij doorgedrongen, want de
+<i>Petite Jeanne</i> was tamelijk overladen. Behalve de acht of tien Kanaka matrozen, den blanken kapitein, stuurman en ladingmeester, en de zes
+kajuit-passagiers, vertrok het schip van Rangiroa met zooiets als vijfentachtig dek-passagiers&#8212;menschen uit de Paoemotoe&#8217;s
+en van Tahiti, mannen, vrouwen, en kinderen, allen voorzien van een kist om hun boeltje in te bergen, om nog maar te zwijgen
+van slaapmatten, dekens, en bundeltjes kleeren.
+
+</p>
+<p>Het seizoen om parels te visschen in de Paoemotoe&#8217;s was voorbij, en alle hens keerden terug naar Tahiti. De zes kajuit-passagiers,
+waaronder ook ik, waren parelkooplui. Twee er van waren Amerikanen, &eacute;&eacute;n was Ah Choon (de blankste Chinees dien ik ooit gekend
+heb), &eacute;&eacute;n was een Duitscher, &eacute;&eacute;n een Poolsche Jood, en ik completeerde het half dozijn. Het was een voorspoedig seizoen geweest.
+Niemand van ons had reden tot klagen, de vijfentachtig dek-passagiers ook niet. Iedereen had goede zaken gemaakt, en iedereen
+keek verlangend uit naar een poosje rust en plezier in Papeete.
+<a id="d0e1139"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1139">92</a>]</span></p>
+<p>Natuurlijk was de <i>Petite Jeanne</i> overladen. Zij mat maar zeventig ton, en zij mocht geen tiende varen van de hoeveelheid die ze aan boord had. Onder haar
+luiken was ze opgepropt en volgestampt met parelschelpen en kopra. Zelfs de ruimte waar de ruil-artikelen geborgen werden
+was volgestopt met schelpen. Het was een wonder dat de matrozen het schip konden zeilen. Over het dek loopen was onmogelijk.
+Zij klommen eenvoudig heen en weer langs de verschansing. &#8217;s Nachts liepen ze over de slapenden, die, ik durf zweren in een
+dubbele laag, de planken bedekten. O! en dan waren er nog varkens en kippen aan dek, en zakken met broodwortels, terwijl elk
+plekje dat men maar verzinnen kon behangen was met guirlandes van kokosnoten en trossen bananen. Aan beide zijden van het
+schip, tusschen het fokkewant en het grootwant, waren lijnen gespannen, juist zoo laag dat de fokkegiek vrij kon zwaaien,
+en aan elk van die lijnen waren minstens vijftig trossen bananen opgehangen.
+
+</p>
+<p>Het beloofde een onpleizierige reis te worden, zelfs als we den overtocht maakten in de twee of drie dagen die noodig zouden
+zijn geweest als de zuidoost-passaatwinden flink gewaaid hadden. Maar ze waaiden niet flink. Na de eerste vijf uren stierf
+de passaat weg in een stuk of wat kortademige koeltjes. De windstilte duurde den geheelen nacht en den geheelen volgenden
+dag&#8212;een van die glasachtige, gloeiend-stralende blaktes, wanneer alleen de gedachte dat men zijn oogen zou openen om er naar
+te kijken al genoeg is om hoofdpijn te krijgen.
+
+</p>
+<p>Den tweeden dag stierf er een man, een inboorling van het Paasch-eiland, een van de beste duikers van de lagune dat seizoen.
+Pokken, dat was het; ofschoon ik nog niet begrijp hoe er bij ons aan boord pokken konden komen als er aan de wal geen gevallen
+bekend waren toen wij uit <a id="d0e1149"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1149">93</a>]</span>Rangiroa wegzeilden. Maar ze waren er&#8212;pokken, &eacute;&eacute;n man dood, en drie anderen plat op hun rug.
+
+</p>
+<p>Wij konden niets doen. De zieken konden niet afgezonderd, en nog minder verpleegd worden. Wij zaten op elkaar gepakt als sardines
+in een blik. Er was niets anders te doen dan ziek worden en crepeeren&#8212;dat is te zeggen, na den nacht die volgde op het eerste
+sterfgeval. In dien nacht namen de stuurman, de ladingmeester, de Poolsche Jood, en vier inlandsche duikers stilletjes de
+vlucht in de groote jol. Niemand heeft ooit meer iets van hen gehoord, &#8217;s Morgens liet de kapitein direct de andere booten
+lek slaan, en daar zaten we.
+
+</p>
+<p>Dien dag waren er twee sterfgevallen, den volgenden dag drie; toen vloog het omhoog tot acht. Het was de moeite waard de verschillende
+wijzen te zien waarop wij het opnamen. De inlanders bij voorbeeld vervielen in een toestand van stomme, domme vrees. De kapitein&#8212;Oudouse
+heette hij, een Franschman&#8212;werd erg zenuwachtig en opgewonden. Hij kreeg in den letterlijken zin van het woord zenuwstuipjes.
+Het was een groote vleezige kerel, die minstens tweehonderd pond woog, en hij werd al spoedig een getrouwe weergave van een
+trillenden, geleiachtigen berg van vet.
+
+</p>
+<p>De Duitscher, de twee Amerikanen, en ik kochten samen al de Schotsche whisky op, en besloten dronken te blijven. De theorie
+was mooi&#8212;namelijk, dat als wij ons voortdurend gedrenkt hielden in alcohol, iedere pok-bacil die met ons in aanraking kwam
+onmiddelijk tot asch zou verschroeien. En de theorie werkte, ofschoon ik moet bekennen dat kapitein Oudouse en Ah Choon ook
+niet door de ziekte werden aangetast. De Franschman dronk heelemaal niet, en Ah Choon beperkte zich tot &eacute;&eacute;n borrel per dag.
+
+<a id="d0e1157"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1157">94</a>]</span></p>
+<p>Het was een mooie toestand. De zot, die naar het noorden declineerde, stond recht boven ons. Wind was er niet, behalve talrijke
+buien, die van vijf minuten tot een half uur fel bliezen, en eindigden in een zondvloed van regen. Na iedere bui kwam de vreeselijke
+zon weer te voorschijn, en trok wolken van stoom omhoog uit het doorweekte dek.
+
+</p>
+<p>Die stoom was niet bepaald aangenaam. Het was de adem van den dood, beladen met millioenen en millioenen ziektekiemen. Wij
+namen altijd nog maar een borrel als we hem zagen opstijgen uit de dooden en stervenden, en heel dikwijls namen wij er nog
+twee of drie bij, en we mengden ze bijzonder sterk. Ook maakten wij er een vaste gewoonte van om er nog een paar boven op
+te nemen telkens als de dooden overboord werden gezet, voor de haaien die overal om ons heen zwommen.
+
+</p>
+<p>Dat duurde zoo een week lang, en toen raakte de whisky op. En dat was maar goed ook, want anders was ik er nu niet meer. Men
+moest nuchter zijn om te blijven leven in wat er volgde, en iedereen zal dat met mij eens zijn als ik de kleinigheid vermeld
+dat maar twee menschen er levend doorheen kwamen. De andere was de heiden&#8212;tenminste zoo hoorde ik hem door kapitein Oudouse
+noemen toen ik mij voor het eerst bewust werd van zijn bestaan. Maar laat ik terugkeeren <span class="corr" title="Bron: toot">tot</span> mijn verhaal.
+
+</p>
+<p>Het was aan het eind van die week, en de whisky was op en de parelkoopers nuchter, toen ik toevallig eens naar den barometer
+keek die in de kajuitsgang hing. De normale barometerstand in de Paoemotoe&#8217;s was 29&middot;90, en het was heel gewoon hem te zien
+schommelen tusschen 29&middot;85 en 30, of zelfs 30&middot;05; maar hem te zien zooals ik hem toen zag, gedaald tot 29&middot;62 was voldoende
+om den meest dronken parelkoopman te ontnuchteren die ooit pokken-microben cremeerde in Schotsche whisky.
+<a id="d0e1169"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1169">95</a>]</span></p>
+<p>Ik vestigde de aandacht van kapitein Oudouse er op, maar kreeg slechts de mededeeling dat hij hem al een paar uren lang had
+zien dalen. Er was weinig te doen, maar dat beetje deed hij uitstekend, de omstandigheden in aanmerking genomen. Hij nam de
+lichte zeilen in, bracht het schip onder stormtuig, spande reddingslijnen, en wachtte op den wind. Zijn fout lag in wat hij
+deed toen de wind er was. Hij ging bijliggen over den stuurboordboeg, wat ook heel goed was, ten zuiden van den Equator, als&#8212;en
+daar zat hem de knoop&#8212;als men niet pal in den weg van een wervelstorm ligt.
+
+</p>
+<p>Wij lagen pal op den weg van den storm. Ik kon dat merken aan het gestadig toenemen van den wind en het even gestadig vallen
+van den barometer. Ik had gewild dat hij gedraaid en met ruimen wind over stuurboord weggeloopen was, tot de barometer weer
+steeg, en dan was gaan bijliggen. Wij praatten en betoogden tot hij aanvallen van hysterie kreeg, maar wijken wilde hij niet.
+Het ergste was dat ik de andere parelkoopers er niet toe kon krijgen mij te steunen. Wat verbeeldde ik mij eigenlijk wel?
+Wist ik soms meer van de zee en van de zeevaart dan een behoorlijk gebreveteerd gezagvoerder? Dat was wat zij dachten, en
+ik wist het.
+
+</p>
+<p>Natuurlijk rees de zee geweldig naarmate de wind sterker werd, en ik zal nooit de eerste drie zee&euml;n vergeten die de <i>Petite Jeanne</i> schepte. Ze was afgevallen, zooals schepen wel meer doen wanneer ze bijliggen, en de eerste zee spoelde er schoon over heen.
+De reddingslijnen waren alleen maar van nut voor wie nog sterk en gezond was, en zelfs hen hielpen ze niet veel toen de vrouwen
+en kinderen, de bananen en kokosnoten, de varkens en kisten, de zieken en stervenden langs het dek stroomden in &eacute;&eacute;n gillende,
+kreunende massa.
+
+</p>
+<p>De tweede zee vulde het dek van de <i>Petite Jeanne</i> gelijk met de verschansing; en toen de achtersteven omlaag <a id="d0e1184"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1184">96</a>]</span>zonk en de boeg naar boven schoot, stroomde al die erbarmelijke ballast van leven en bagage achteruit. Het was een rivier
+van menschen. Zij kwamen in alle houdingen: met het hoofd naar voren, met de voeten naar voren, schuivend, over hun kant rollend,
+dubbel geslagen, zich draaiend en krommend en wringend. Nu en dan greep er een een touw of een steunpost, maar de zwaarte
+van de lichamen achter hen scheurden zulke grepen los. E&eacute;n man zag ik met zijn hoofd pal tegen de stuurboordbeting op vliegen.
+Zijn hoofd werd gekraakt als een ei. Ik zag wat er aankwam, sprong boven op de kajuit, en van daar in het grootzeil. Ah Choon
+en een van de Amerikanen trachtten mij te volgen, maar ik was hen &eacute;&eacute;n sprong voor. De Amerikaan werd weggeveegd over den spiegel,
+als een stukje stroo. Ah Choon greep een spaak van het stuurraad en bleef daaraan hangen, als een schip dat op zijn anker
+zwaait in een sterke strooming. Maar een groote, zware vahine (vrouw)&#8212;zij moet minstens tweehonderd en vijftig gewogen hebben&#8212;werd
+tegen hem aan gegooid en sloeg een arm om zijn hals. Hij greep den Kanaka roerganger vast met zijn andere hand; en juist op
+dat oogenblik smakte de schoener neer naar stuurboord. De rivier van lichamen en zeewater die aan kwam stroomen langs de bakboordgang
+tusschen de kajuit en de verschansing, wendde zich plotseling en dreef naar stuurboord. Weg schoten ze&#8212;vahine, Ah Choon, en
+roerganger; en ik durf zweren dat ik Ah Choon met philosophische berusting zag grijnzen toen hij over de reeling ging en zonk.
+
+
+</p>
+<p>De derde zee, de grootste van de drie, richtte niet zooveel kwaad aan. Bijna iedereen was in het want toen ze aan kwam schuimen.
+Op het dek tolden misschien nog een stuk of zes half-bedwelmde, half-verdronken stumperds rond, happend naar adem en wegkruipend
+naar waar het veilig <a id="d0e1188"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1188">97</a>]</span>was. Zij gingen overboord te gelijk met het wrakhout van de twee booten die er nog waren. Ik zelf en de andere parelkoopers
+slaagden er in, om tusschen stortzee&euml;n door, ongeveer vijftien vrouwen en kinderen in de kajuit te krijgen, en gooiden den
+boel dicht. Veel plezier hebben de arme schepsels er ten slotte niet aan beleefd.
+
+</p>
+<p>Wind? Met al mijn ervaring had ik niet kunnen gelooven dat wind z&oacute;&oacute; sterk kon zijn. Ik behoef niet te probeer en het te beschrijven.
+Hoe kan men een nachtmerrie beschrijven? En die wind was een nachtmerrie. Hij scheurde de kleeren van onze lichamen. Ik zeg,
+<i>hij scheurde ze er af</i>, en ik meen het. Ik vraag niemand het te gelooven. Ik vertel alleen maar iets dat ik zelf gezien heb. Er zijn oogenblikken
+dat ik het zelf niet geloof. Ik ben er doorheen geworsteld, en dat is voldoende. Men kon dien wind niet levend het hoofd bieden.
+Het was iets monsterachtigs, en het meest monsterachtige er van was dat hij toenam en steeds doorging met toenemen.
+
+</p>
+<p>Stel u voor ontelbare millioenen tonnen zand. Stel u voor dat dat zand voortvliegt met een vaart van negentig, honderd, honderdtwintig,
+zooveel mijlen als u maar wilt per uur. Stel u verder voor dat dat zand onzichtbaar is, ontastbaar, en dat het toch al de
+zwaarte en de dichtheid van zand behoudt. Wanneer men zich dat alles voorstelt kan men zich een vaag idee vormen van de kracht
+van dien wind.
+
+</p>
+<p>Misschien is zand geen goede vergelijking. Beschouw het als modder, onzichtbaar, ontastbaar, maar zwaar als modder. Het is
+nog erger. Beschouw iedere molecule lucht als een modderbank op zichzelf. Tracht u dan voor te stellen den druk van al die
+modderbanken te zamen.
+
+</p>
+<p>Neen; het gaat mijn krachten te boven. De taal mag in staat zijn om uitdrukking te geven aan de gewone vormen <a id="d0e1201"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1201">98</a>]</span>van het leven, maar het is niet mogelijk om er ook maar &eacute;&eacute;n van de vormen mee uit te drukken van een dergelijken ontzettenden
+stormwind. Ik had beter gedaan bij mijn oorspronkelijk plan te blijven en mij niet aan een beschrijving te wagen.
+
+</p>
+<p>Ik wil alleen maar dit zeggen: de zee, die eerst hoog en hol was geworden, werd nu neergeslagen door dien wind. Meer: het
+leek alsof de heele oceaan opgezogen was in den mond van den wervelstorm en werd voortgespoten door dat gedeelte van de ruimte
+waar eerst lucht was geweest.
+
+</p>
+<p>Natuurlijk waren onze zeilen al lang weg. Maar kapitein Oudouse had iets op de <i>Petite Jeanne</i> dat ik nooit eerder had gezien aan boord van een Zuidzee-schoener&#8212;een drijfanker. Het was een kegelvormige zeildoeksche zak,
+waarvan de mond werd opengehouden door een reusachtigen ijzeren hoepel. Het drijfanker was ongeveer op de manier van een vlieger
+vastgemaakt, en het beet in het water zooals een vlieger bijt in de lucht, maar met een verschil. Het drijfanker bleef juist
+onder de oppervlakte van de zee, rechtstandig, met de opening naar beneden. Een lange lijn verbond het weer met den schoener.
+Het resultaat was dat de <i>Petite Jeanne</i> met den kop op den wind lag en op het beetje zee dat er stond.
+
+</p>
+<p>De toestand zou werkelijk gunstig zijn geweest, als wij niet op den weg van den cycloon hadden gelegen. Het is waar, de wind
+zelf scheurde onze zeilen uit de seizings, rukte onze stengen omlaag, en maakte een ravage van ons loopend want, maar wij
+zouden er toch nog mooi doorheen zijn gekomen, als wij niet precies in den koers van het naderend middelpunt van den cycloon
+hadden gelegen. Dat maakte er een eind aan. Ik verkeerde in een toestand van half-bewustelooze verdooving en verlamming, door
+het voortdurend weerstand bieden aan den ontzettenden luchtdruk, <a id="d0e1215"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1215">99</a>]</span>en ik geloof dat ik er juist over dacht het op te geven en dood te gaan, toen het middelpunt ons trof. De klap dien wij kregen
+was een volkomen windstilte. Er was geen zuchtje. Het was een afschuwelijke gewaarwoording.
+
+</p>
+<p>Vergeet niet, dat onze spieren uren lang in geweldige spanning waren geweest, om den druk van dien storm te weerstaan. En
+toen, ineens, werd de druk weggenomen. Ik weet wel dat ik een gevoel kreeg alsof ik plotseling uitzette, alsof ik uit elkaar
+zou vliegen in alle richtingen. Het leek alsof iedere atoom van mijn lichaam iederen anderen atoom afstootte en op het punt
+stond om onweerhoudbaar de ruimte in te vliegen. Maar dat duurde niet langer dan een oogenblik. Wij waren gedoemd tot vernietiging.
+
+
+</p>
+<p>Toen de winddruk er niet meer was, werd de zee hol. Het water rees, sprong, spoot omhoog, recht naar de wolken. Vergeet niet
+dat die onberekenbare wind uit alle streken van het kompas blies naar het windstille middelpunt. Het resultaat was dat de
+zee&euml;n omhoog sprongen uit alle streken van het kompas. Er was geen wind om hen in bedwang te houden. Zij schoten omhoog als
+kurken die losgelaten worden op den boden van een emmer water. Er was geen regelmaat, geen systeem in. Het waren krankzinnige,
+monsterachtig holle golven. Zij waren tachtig voet hoog op zijn minst. Het waren heelemaal geen golven meer. Geen mensch had
+ooit een golf gezien die was zooals deze waterbergen. Het waren fonteinen, zware, geweldige fonteinen. Fonteinen die tachtig
+voet hoog sprongen. Tachtig! Zij waren hooger dan tachtig. Zij gingen boven onze masttoppen uit. Het waren reusachtige watervallen,
+uitbarstingen van water. Zij waren als dronken. Zij vielen overal, op alle mogelijke manieren.
+
+</p>
+<p>Zij botsten <span class="corr" title="Bron: en en">en</span> stootten op elkaar; ze spoten tegen elkaar in en vielen over elkaar heen, of stoven uiteen als <a id="d0e1226"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1226">100</a>]</span>duizend watervallen tegelijk. Het was een zee zooals geen mensch zich ooit gedroomd had, dat middelpunt van dien wervelstorm.
+Het was driemaal verwarde verwarring. Het was anarchie. Het was een hel-kuil van dol geworden zeewater.
+
+</p>
+<p>De <i>Petite Jeanne</i>? Ik weet het niet. De heiden vertelde mij later dat hij het ook niet wist. Het schip werd letterlijk uit elkaar gerukt, wijd
+open gescheurd, tot moes geslagen, tot kachelhout gebeukt, totaal vernietigd. Toen ik bijkwam, lag ik in het water, automatisch
+zwemmend, hoewel ik ongeveer voor twee derden verdronken was. Hoe ik daar kwam, ik heb er geen idee van. Ik herinner mij nog
+dat ik de <i>Petite Jeanne</i> in stukken zag vliegen op het oogenblik dat mijn eigen bewustzijn uit mij gebeukt moet zijn. Maar daar zat ik, en er bleef
+mij niets over dan te doen wat ik kon, en dat was een hopeloos klein beetje. De wind blies weer, er stond veel minder zee
+en de golven waren regelmatiger, en ik wist dat ik het middelpunt van den orkaan voorbij was. Gelukkig waren er geen haaien
+in de buurt. De storm had de vraatzuchtige bende verspreid, die het doodenschip omgeven en zich met de lijken gevoed had.
+
+
+</p>
+<p>Het was ongeveer twaalf uur &#8217;s middags toen de <i>Petite Jeanne</i> uit elkaar vloog, en het zal zoowat twee uur later zijn geweest dat ik een van haar luiken oppikte. Er viel een dichte regen
+op dat oogenblik, en het was een puur toeval dat mij en het luik te zamen wierp. Aan het hennepen handvat hing een kort eindje
+touw dat in het water dreef, en ik wist dat ik voor een dag veilig was, tenminste als de haaien niet terugkwamen. Ik bleef
+dicht bij het luik, hield mijn oogen dicht, en concentreerde mijn heele wezen op de taak zoo veel lucht in te ademen dat ik
+in het leven bleef, en tevens te vermijden zoo veel water in te ademen <a id="d0e1241"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1241">101</a>]</span>dat ik verdronk. Drie uren later, misschien een beetje langer, meende ik stemmen te hooren. De regen was opgehouden en zee
+en wind minderden verwonderlijk snel. Geen twintig voet verder, op een ander luik, zag ik kapitein Oudouse en den heiden.
+Zij vochten om het bezit van het luik&#8212;de Franschman tenminste.
+
+</p>
+<p>&#8220;Pa&iuml;en noir!&#8221; hoorde ik hem schreeuwen, en tegelijkertijd zag ik hem den Kanaka schoppen.
+
+</p>
+<p>Nu was kapitein Oudouse al zijn kleeren kwijt behalve zijn schoenen, en het waren zware trappers. De schop kwam leelijk aan,
+want hij trof den heiden op zijn mond en op de punt van zijn kin, en sloeg hem half bewusteloos. Ik verwachtte dat hij terug
+zou slaan, maar hij stelde zich tevreden met mistroostig om het luik heen te zwemmen op een veilige tien voet afstand. Telkens
+als een zee hem dichter bij wierp, schopte de Franschman naar hem met zijn twee voeten, zich met zijn handen vasthoudend aan
+het luik. Ook maakte hij bij het toedienen van iederen schop den Kanaka voor een zwarten heiden uit.
+
+</p>
+<p>&#8220;&#8217;t Is me de moeite waard om bij je te komen en je te verzuipen, jou blank beest!&#8221; gilde ik.
+
+</p>
+<p>De eenige reden waarom ik niet ging was dat ik mij te moe voelde. Alleen de gedachte aan zwemmen maakte me al ziek. Dus riep
+ik den Kanaka toe bij mij te komen, en deelde verder mijn luik met hem.
+
+</p>
+<p>Hij vertelde mij dat hij Otoo heette (uitgesproken O&#8212;to&#8212;o); ook vertelde hij me dat hij thuis hoorde op Bora-Bora, het meest
+westelijke van de Gezelschaps-eilanden. Zooals ik later hoorde, had hij het luik het eerst gevonden, en toen hij na een tijdje
+kapitein Oudouse zag, had hij aangeboden het samen met hem te deelen, en was er toen af geschopt voor zijn moeite.
+<a id="d0e1253"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1253">102</a>]</span></p>
+<p>En dat was hoe Otoo en ik het eerst samen kwamen. Hij was vredelievend van natuur. Hij was &eacute;&eacute;n en al zachtheid en teederheid,
+een mensch van liefde, ofschoon hij bijna zes voet lang was en gespierd als een gladiator. Geen vechtersbaas was hij, maar
+ook geen lafaard. Hij had het hart van een leeuw, en in de jaren die volgden heb ik hem kansen zien wagen waar ik zelf niet
+over gedacht zou hebben. Wat ik bedoel is, dat, hoewel hij zacht van aard was en altijd vermeed een vechtpartij te beginnen,
+hij nooit weg liep van de herrie wanneer die eenmaal begonnen was. En het was &#8220;pas op voor ondiepten&#8221; als Otoo eenmaal in
+actie kwam. Ik zal nooit vergeten wat hij met Bill King deed. Het gebeurde op Duitsch Samoa. Bill King stond bekend als de
+kampioen zwaar gewicht van de Amerikaansche vloot. Het was een groot beest van een kerel, een echte gorilla, een van die ruwe,
+hardhandige gasten die er altijd onbarmhartig op los slaan, en hij was handig met zijn vuisten ook. Hij begon de ruzie, en
+hij schopte Otoo twee keer en sloeg hem &eacute;&eacute;ns voor dat Otoo het noodig oordeelde te vechten. Ik geloof niet dat het vier minuten
+duurde, aan het eind van welk tijdsverloop Bill King de ongelukkige bezitter was van vier gebroken ribben, een gebroken onderarm,
+en een ontwricht schouderblad. Otoo wist niets van wetenschappelijk boksen. Hij kon alleen maar iemand aftuigen; en Bill King
+had zooiets als drie maanden noodig om te herstellen van het pak slaag dat hij dien middag kreeg op het strand van Apia.
+
+</p>
+<p>Maar ik loop vooruit op mijn verhaal. Wij deelden het luik met elkaar. Wij wisselden elkaar af: de een lag languit op het
+luik en rustte uit, terwijl de ander, tot aan zijn nek in het water, zich alleen maar vasthield met zijn handen. Twee dagen
+en twee nachten, beurt om beurt op het luik en in de zee, dreven wij over den oceaan. Op het laatst was ik meestal ijlende;
+en er waren oogenblikken dat ik ook <a id="d0e1258"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1258">103</a>]</span>Otoo hoorde ijlen en dazen in zijn inlandsch dialect. Doordat wij voortdurend in het water waren, konden we niet sterven van
+dorst, maar de combinatie van zeewater en zonneschijn maakte onze huid zoo verbrand en verpekeld als men het zich maar denken
+kan.
+
+</p>
+<p>Ten slotte werd mijn leven gered door Otoo; want toen ik bijkwam lag ik op het strand op twintig voet afstand van het water,
+en beschut voor de zon door een paar kokospalmbladeren. Niemand anders dan Otoo kon mij daar heen gesleept en de schaduw-gevende
+bladeren in den grond gestoken hebben. Hij lag naast mij. Ik zakte weer weg, en toen ik voor den tweeden keer bij kwam, was
+het koele nacht, en de sterren stonden boven mij, en Otoo drukte een jonge kokosnoot tegen mijn lippen.
+
+</p>
+<p>Wij waren de eenige overlevenden van de <i>Petite Jeanne</i>. Kapitein Oudouse moet door uitputting bezweken zijn, want verscheiden dagen later dreef zijn luik zonder hem aan land. Otoo
+en ik woonden een week lang bij de inlanders op de atol; toen werden wij opgepikt door den Franschen kruiser en naar Tahiti
+gebracht. Maar in dien tijd hadden wij plechtig onze namen verwisseld. In de Zuidzee bindt die ceremonie twee mannen nog sterker
+aan elkaar dan bloedbroederschap. Het plan ging van mij uit, en Otoo was in verrukking toen ik het voorstelde.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is goed&#8221;, zei hij in het Tahiti&#8217;sch. &#8220;Want wij zijn twee dagen lang kameraden geweest op de lippen van den Dood.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar de Dood stotterde&#8221;, glimlachte ik.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het was een dappere daad, meester&#8221;, zei hij weer, &#8220;en de Dood was niet gemeen genoeg om te spreken.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Waarom zeg je toch meester tegen mij?&#8221; vroeg ik, een beetje geraakt. &#8220;Wij hebben onze namen geruild. Voor jou ben ik Otoo.
+Voor mij ben jij Charley. En voor ons <a id="d0e1275"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1275">104</a>]</span>twee&euml;n zal jij, altijd en altijd, Charley zijn en ik Otoo. Het is zoo de gewoonte. En als wij sterven, en misschien een nieuw
+leven beginnen boven de sterren en de lucht, zal jij nog altijd Charley voor mij zijn en ik Otoo voor jou.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, meester&#8221;, antwoordde hij, zijn oogen zacht en lichtend van vreugde.
+
+</p>
+<p>&#8220;Daar doe je het weer!&#8221; riep ik boos.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat doet het er toe wat mijn lippen zeggen?&#8221; betoogde hij. &#8220;Dat zijn mijn lippen maar. Maar ik zal altijd Otoo denken. Telkens
+als ik aan mij zelf denk, zal ik aan u denken. Telkens als de menschen mij bij mijn naam noemen zal ik aan u denken. En boven
+de lucht en boven de sterren, altijd en voor eeuwig, zult u Otoo voor mij zijn. Is het goed, meester?&#8221;
+
+</p>
+<p>Ik verborg mijn glimlach, en antwoordde dat het goed was.
+
+</p>
+<p>Wij scheidden in Papeete. Ik bleef aan wal om op krachten te komen; en hij ging verder op een kotter naar zijn eigen eiland,
+Bora-Bora. Zes weken later was hij terug. Ik wist niet wat ik zag, want hij had mij verteld van zijn vrouw, en gezegd dat
+hij naar haar terugging, en het varen op verre reizen er aan zou geven.
+
+</p>
+<p>&#8220;Waar gaat u heen, meester?&#8221; vroeg hij, na de eerste begroeting.
+
+</p>
+<p>Ik haalde mijn schouders op. Het was een moeilijke vraag.
+
+</p>
+<p>&#8220;De heele wereld,&#8221; was mijn antwoord,&#8212;&#8220;de heele wereld, de heele zee, en al de eilanden die in de zee liggen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik ga met u mee&#8221;, zei hij eenvoudig. &#8220;Mijn vrouw is dood.&#8221;
+
+</p>
+<p>Ik heb nooit een broer gehad, maar te oordeelen naar wat ik gezien heb van broers van andere mannen, betwijfel ik of iemand
+wel ooit een broer had die voor hem was wat Otoo <a id="d0e1297"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1297">105</a>]</span>was voor mij. Hij was broer en vader en moeder tegelijk. En dit weet ik: ik was een beter en eerlijker man terwille van Otoo.
+Andere menschen konden mij weinig schelen, maar in Otoo&#8217;s oogen moest ik goed leven. Om zijnentwil durfde ik mij niet bezoedelen.
+Hij maakte van mij zijn ideaal, en ik vrees dat hij mij hoofdzakelijk samenstelde uit zijn eigen liefde en vereering; en er
+zijn oogenblikken geweest, dat ik vlak voor den steilen afgrond van de hel stond, en den sprong gedaan zou hebben, als de
+gedachte aan Otoo mij niet weerhouden had. Zijn trots op mij kwam ook in mij zelf, tot dat het een van de groote regels van
+mijn gedragslijn werd, niets te doen dat dien trots kon beschamen.
+
+</p>
+<p>Natuurlijk merkte ik niet ineens wat zijn gevoelens voor mij waren. Hij oordeelde nooit, maakte nooit aanmerkingen, en heel
+langzaam begon ik de pijn te begrijpen die ik hem deed als ik ook maar iets minder was dan mijn allerbeste.
+
+</p>
+<p>Zeventien jaren lang zijn wij samen geweest; zeventien jaren lang stond hij naast mijn schouder; hij hield de wacht als ik
+sliep, verpleegde mij als ik koorts had of gewond was&#8212;ja, hij ving wonden voor mij op in onze gevechten. Hij monsterde met
+mij op dezelfde schepen, en samen zwierven we over de Zuidzee, van Hawaii tot Sydney Head, en van de Torres-straat tot de
+Galapagos. Wij vingen nikkers van de Nieuwe-Hebriden en de Linie-eilanden dwars door de Louisiaden, Nieuw-Britanni&euml;, Nieuw-Ierland,
+en Nieuw-Hannover, tot ver in het Westen. Drie keeren hebben wij schipbreuk geleden&#8212;in de Gilbert-eilanden, in de Santa-Cruz
+groep, en in de Fidzji&#8217;s. En wij handelden en spaarden waar er maar een dollar te verdienen was met parels en parelschelpen,
+kopra, tripang, karetschildpad, en gestrande schepen.
+<a id="d0e1303"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1303">106</a>]</span></p>
+<p>Het begon in Papeete, onmiddellijk na zijn verklaring dat hij met mij zou gaan naar al de zee&euml;n en al de eilanden te midden
+daarvan. Er was in dien tijd een societeit in Papeete, waar de parelkooplui, handels-agenten, kapiteins en al het avonturierstuig
+dat er op de Zuidzee rondzwierf bijeenkwamen. Er werd zwaar gespeeld en zwaar gedronken, en ik ben bang dat ik de nachten
+langer maakte dan behoorlijk of normaal was. Onverschillig hoe laat ik uit de societeit kwam, Otoo stond daar te wachten om
+te zorgen dat ik veilig mijn huis bereikte.
+
+</p>
+<p>In het begin glimlachte ik er om, later mopperde ik; en eindelijk zei ik hem kortweg dat ik geen zuigeling was en geen verpleging
+noodig had. Daarna zag ik hem niet meer als ik uit de societeit kwam. Heel toevallig ontdekte ik, een paar weken later, dat
+hij mij nog steeds &#8220;thuisbracht&#8221;. Hij hield zich schuil aan den overkant van de straat in de schaduw van de mango-boomen.
+Wat kon ik er aan doen? Ik weet alleen wat ik deed.
+
+</p>
+<p>Onwillekeurig begon ik beter op mijn tijd te passen. In natte en stormachtige nachten, als het plezier en de dwaasheid op
+zijn hoogst was, kwam steeds weer de gedachte bij mij op dat Otoo daar buiten onder de druipende mango&#8217;s zijn sombere wacht
+hield. Waarachtig, hij maakte een beter mensch van mij. Toch was hij geen star dogmaticus. En hij wist niets van de gewone
+Christelijke moraal. Al de menschen op Bora-Bora waren Christenen; maar hij was een heiden, een grove materialist, die geloofde
+dat hij dood was als hij gestorven was. Hij geloofde alleen in eerlijkheid en oprechtheid. Kleine gemeenheden waren in zijn
+opvatting van moraal, bijna even erg als moedwillige doodslag; en ik geloof zeker dat hij een moordenaar meer respecteerde
+dan een man die zich aan kleine praktijken schuldig maakte.
+<a id="d0e1310"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1310">107</a>]</span></p>
+<p>Wat mij zelf betreft, hij wilde niet dat ik iets deed wat mij kon schaden. Spelen was uitstekend. Hij was zelf een hartstochtelijk
+speler. Maar late uren, legde hij uit, waren slecht voor de gezondheid. Hij had mannen die niet voor zich zelf zorgden zien
+sterven aan de koorts. Hij was geen geheelonthouder, en een stevige borrel was hem hartelijk welkom als het nat werk was in
+de booten. Maar hij geloofde in drinken met mate. Hij had veel mannen gezien die verloopen waren of zelfs gedood door Schiedammer
+of Schotsche.
+
+</p>
+<p>Mijn welzijn lag Otoo dicht aan het hart. Hij dacht ver vooruit voor mij, overwoog mijn plannen, en maakte er meer werk van
+dan ik zelf. In het begin, toen ik me nog niet bewust was van het belang dat hij in mijn zaken stelde, moest hij mijn plannen
+raden; zooals bijvoorbeeld in Papeete, toen ik er over dacht om met een niet al te betrouwbaar landsman van mij deelgenoot
+te worden in een guano-onderneming. Ik wist niet dat het een bedrieger was. En geen enkele blanke in Papeete wist dat. Otoo
+ook niet, maar hij zag hoe dik wij samen werden, en informeerde voor mij, en zonder dat ik het hem vroeg. Aan den zeekant
+van Tahiti zwerven inlandsche matrozen uit alle deelen van alle zee&euml;n rond; en Otoo, die nog alleen maar achterdochtig was,
+mengde zich onder hen, en praatte met hen, tot dat hij voldoende gegevens had verzameld om zijn verdenking te rechtvaardigen.
+O, het was een mooie geschiedenis, die van Randolph Waters. Ik kon het niet gelooven toen Otoo het vertelde; maar toen ik
+het Waters onder zijn neus hield, gaf hij zich zonder een kik gewonnen en verdween met de eerste boot naar Auckland.
+
+</p>
+<p>In het begin, ik durf het gerust te bekennen, nam ik het Otoo kwalijk dat hij zijn neus in mijn zaken stak. Maar ik wist dat
+hij volmaakt onzelfzuchtig was; en al spoedig moest <a id="d0e1317"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1317">108</a>]</span>ik zijn verstand en zijn bescheidenheid erkennen. Zijn oogen waren altijd open voor mijn beste kans, en hij zag ver en scherp.
+Langzamerhand werd hij mijn raadsman, totdat hij meer verstand van mijn zaken had dan ik. Werkelijk, mijn belangen gingen
+hem meer ten harte dan mij zelf. Mij was de prachtige onverschilligheid van de jeugd, want ik verkoos romantiek boven dollars,
+en avonturen boven een gemakkelijk baantje met alle nachten een warm bed. Het was dus goed dat ik iemand had die voor mij
+uitkeek. Ik weet zeker dat ik nu niet meer zou bestaan als Otoo er niet geweest was.
+
+</p>
+<p>Laat mij &eacute;&eacute;n voorbeeld nemen uit de velen. Ik had al eenige ervaring in nikkervangen gehad v&oacute;&oacute;rdat ik parels ging visschen
+in de Paoemotoe&#8217;s. Otoo en ik scharrelden rond langs de wal op Samoa&#8212;wij waren echt aan lager wal, en stevig aan den grond&#8212;toen
+mijn kans kwam om als werver dienst te nemen op een brik die nikkers voer. Otoo monsterde v&oacute;&oacute;r den mast; en in de volgende
+zes jaren zwierven wij, op even veel schepen, rond door de wildste gedeelten van Melanesi&euml;. Otoo zorgde dat hij altijd slag
+roeide in mijn boot. Onze gewoonte bij het werven van inlandsche koelies was den werver aan land te zetten op het strand.
+De boot die tot dekking diende lag een paar honderd voet uit de wal, rustend op de riemen, terwijl de boot van den werver,
+ook rustend op de riemen, drijvende werd gehouden aan den rand van het water, den steven naar zee gericht. Als ik met mijn
+ruil-artikelen landde, mijn stuurriem rechtop staan latend, verliet Otoo de roeibank en ging in den stuurstoel zitten, waar
+een Winchester verborgen lag onder een lap zeildoek. De bemanning van de boot was ook gewapend: de Snider-geweren lagen verborgen
+onder zeildoeksche lappen die langs de boorden van de boot liepen. Terwijl ik dan druk stond te betoogen en de kroesharige
+<a id="d0e1321"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1321">109</a>]</span>kannibalen trachtte te overreden om mee te gaan en te komen werken op de plantages van Queensland, hield Otoo de wacht. En
+telkens en telkens weer was het zijn stem die mij zachtjes waarschuwde voor verdachte handelingen en dreigend verraad. Soms
+ook was het snelle schot van zijn geweer dat een nikker overhoop sloeg de eerste waarschuwing die ik kreeg. En in mijn ren
+naar de boot was zijn hand altijd klaar om mij in vliegende vaart aan boord te trekken. Eens, herinner ik me, op Santa Anna,
+liep onze boot aan den grond juist toen de herrie begon. De boot die ons dekte kwam aanstuiven om te helpen, maar de honderden
+wilden zouden ons al vermoord hebben v&oacute;&oacute;r dat de anderen er waren. Otoo vloog met een geweldigen sprong aan wal, groef zijn
+twee handen in de ruil-artikelen, en strooide tabak, kralen, tomahawks, messen, en calico in alle richtingen.
+
+</p>
+<p>Dat was te veel om te kroeskoppen. Terwijl ze grabbelden naar de schatten, werd de boot vrij geschoven, en wij waren aan boord
+en veertig voet in zee. En ik kreeg dertig koelies van datzelfde dorp in de vier uren die volgden.
+
+</p>
+<p>Maar de geschiedenis waar ik eigenlijk aan dacht, speelde op Malaita, het meest barbaarsche eiland in de oostelijke Salomon&#8217;s.
+De inlanders waren merkwaardig vriendschappelijk geweest; en hoe konden wij weten dat het heele dorp twee jaren lang een collecte
+had gehouden om met de opbrengst het hoofd van een blanke te koopen. De schooiers zijn koppensnellers van den eerste tot den
+laatste, en ze stellen vooral veel prijs op het hoofd van een blanke. Wie het hoofd bemachtigde zou de heele collecte krijgen.
+Zooals ik zei, ze leken erg vriendelijk; en op dezen dag was ik zeker honderd meter van de boot weg gegaan, het strand op.
+Otoo had mij gezegd voorzichtig te zijn; en, zooals gewoonlijk wanneer ik me niet aan hem stoorde, ging het mis.
+<a id="d0e1327"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1327">110</a>]</span></p>
+<p>Het eerste wat ik merkte was een wolk van speren die van uit het mangrove-moeras op mij afzeilde. Minstens twaalf staken er
+in mijn lichaam. Ik zette het op een loopen, maar struikelde over een speer die in mijn kuit vast zat, en ging tegen den grond.
+De kroeskoppen vlogen op mij af, allen gewapend met een langen tweesnijdenden tomahawk om er mijn hoofd mee af te hakken.
+Zij waren z&oacute;&oacute; begeerig naar den prijs, dat ze elkaar in den weg liepen. In de verwarring vermeed ik verschillende slagen door
+mezelf naar links en rechts in het zand te gooien.
+
+</p>
+<p>Toen kwam Otoo&#8212;Otoo de aftuiger. Op de een of andere manier had hij een zware oorlogsknots te pakken gekregen, en in een handgemeen
+had dat wapen veel meer uitwerking dan een geweer. Hij zat midden in de wilden, zoodat ze hem met hun speren niets konden
+doen, terwijl hun tomahawks minder dan waardeloos leken. Hij vocht voor mij, en hij was in een echte Berserker-woede. De handigheid
+waarmee hij de knots hanteerde was verwonderlijk. Hun schedels spatten uit elkaar als overrijpe sinaasappelen. Pas toen hij
+hen had teruggedreven en met mij in zijn armen wegliep, kreeg hij zijn eerste wonden. Hij kwam in de boot met vier speren
+in zijn rug, greep zijn Winchester, en schoot met ieder schot een nikker overhoop. Toen roeiden we naar den schoener en verzorgden
+onze wonden.
+
+</p>
+<p>Zeventien jaren zijn wij samen geweest. Hij heeft mij gemaakt. Ik zou op het oogenblik ladingmeester zijn, of werver, of een
+herinnering, als hij er niet geweest was.
+
+</p>
+<p>&#8220;U geeft uw geld uit, en dan gaat u weg en haalt nieuw geld,&#8221; zei hij op een dag. &#8220;Het is nu gemakkelijk om geld te krijgen.
+Maar wanneer u oud wordt, zal uw geld op zijn, en u zult niet meer in staat zijn om nieuw te gaan halen. Ik weet het, meester.
+Ik heb de blanken bestudeerd. Langs den <a id="d0e1336"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1336">111</a>]</span>zeekant van de eilanden <span class="corr" title="Bron: hab">heb</span> ik veel oude mannen gezien die eens jong waren, en die geld konden krijgen net als u. Nu zijn ze oud, en ze hebben niets,
+en ze loopen rond en wachten tot de jonge mannen zooals u komen en borrels voor hen koopen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het zwartje is slaaf op de plantages. Hij krijgt twintig dollar in het jaar. Hij werkt hard. De opzichter werkt niet hard.
+Hij rijdt op een paard en kijkt toe hoe het zwartje werkt. Hij krijgt twaalfhonderd dollar in het jaar. Ik ben matroos op
+den schoener. Ik krijg vijftien dollar in de maand. Dat is omdat ik een goed matroos ben. Ik werk hard. De kapitein heeft
+een dubbele dektent, en drinkt bier uit lange flesschen. Ik heb hem nooit aan een touw zien hijschen of aan een riem zien
+trekken. Hij krijgt honderdvijftig dollar in de maand. Ik ben matroos. Hij is zeevaarder. Meester, ik geloof dat het goed
+voor u zou zijn om navigatie te kennen.&#8221;
+
+</p>
+<p>Otoo zette mij er toe aan. Hij voer met mij als tweede stuurman op mijn eersten schoener, en hij was veel trotscher op mijn
+commando dan ik zelf. Later was het weer:
+
+</p>
+<p>&#8220;De kapitein wordt goed betaald, meester; maar hij moet altijd op het schip letten, en hij is nooit vrij van dien last. De
+reeder wordt beter betaald&#8212;de reeder, die aan den wal zit met veel bedienden en zijn rijksdaalders omdraait.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Allemaal waar, maar een schoener kost vijfduizend dollar, en dan heb je nog maar een ouden,&#8221; wierp ik tegen. &#8220;Ik zou een
+oud man zijn v&oacute;&oacute;rdat ik vijfduizend dollar had overgespaard.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Er zijn korte wegen om aan geld te komen voor de blanken&#8221;, ging hij door, wijzend naar het met kokospalmen begroeide strand.
+Wij waren op dat oogenblik in de Salomon&#8217;s, bezig ivoornoten te laden langs de oostkust van Goeadalcanar.
+<a id="d0e1351"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1351">112</a>]</span></p>
+<p>&#8220;De afstand tusschen dezen riviermond en den volgenden is twee mijlen&#8221; zei hij. &#8220;Het vlakke land loopt ver naar binnen. Het
+is nu niets waard. Het volgend jaar&#8212;wie weet? of het jaar daarna, zullen er menschen zijn die veel voor dat land betalen.
+De ankerplaats is uitstekend. Groote stoomschepen kunnen dicht bij het land liggen. U kunt het land vier mijlen diep koopen
+van het oude opperhoofd voor tienduizend stokken tabak, tien vierkante bottels, en een Snider, wat u misschien honderd dollar
+zal kosten. Dan deponeert u de akte bij den resident, en het volgend jaar, of het jaar daarna, verkoopt u het land en wordt
+eigenaar van een schip.&#8221;
+
+</p>
+<p>Ik volgde zijn leiding, en zijn voorspelling kwam uit; alhoewel eerst na drie jaren in plaats van na twee. Toen kwam de zaak
+met de graslanden op Goeadalcanar&#8212;twintigduizend morgen huurde ik voor negenhonderd negen en negentig jaren van het gouvernement
+voor een miniem sommetje. Ik had de huur precies negentig dagen; toen deed ik ze over aan een maatschappij voor een half fortuin.
+Altijd was het Otoo die vooruit zag en het goede oogenblik uitkoos. Het bergen van de <i>Doncaster</i> was zijn werk&#8212;ik kocht het wrak voor honderd pond in openbare veiling, en hield drieduizend over nadat alle onkosten betaald
+waren. Hij bracht mij in de plantage op Savaii en in de cacao-onderneming op Oepoloe.
+
+</p>
+<p>Wij maakten niet meer zooveel zeereizen als in de dagen van vroeger. Ik had het te goed. Ik trouwde, en mijn levensstandaard
+rees; maar Otoo bleef dezelfde Otoo van vroeger. Hij liep door het huis of slenterde door het kantoor met zijn houten pijp
+in zijn mond, een hemd van een shilling over zijn bovenlijf, en een lava-lava van vier shilling om zijn lendenen. Ik kon hem
+er niet toe krijgen geld uit te geven. De eenige manier om hem terug te betalen was met liefde, <a id="d0e1361"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1361">113</a>]</span>en de hemel weet dat hij dat kreeg, in overvloed, van ons allemaal. De kinderen vereerden hem, en als hij zich had laten verwennen,
+zou mijn vrouw zeker zijn verderf zijn gewest.
+
+</p>
+<p>De kinderen! Hij was in waarheid degene die hun den weg wees dien ze gaan moesten in het praktische leven. Hij begon met hen
+te leeren loopen. Hij waakte bij hen als ze ziek waren. Een voor een, toen ze nog nauwelijks hun beenen konden gebruiken,
+nam hij hen mee naar de lagune, en maakte amphibie&euml;n van hen. Van de gewoonten der visschen en de manieren om ze te vangen,
+leerde hij hen meer dan ik ooit geweten heb. In de bosschen ging het precies hetzelfde. Torn wist op zijn zevende jaar meer
+van jagen dan waarvan ik ooit gedroomd had. Mary liep op haar zesde zonder eenige aarzeling over de Gladde Rots, en ik heb
+sterke mannen daarvoor zien terugdeinzen. En toen Frank pas zes was geworden, kon hij shillings opduiken van den bodem in
+drie vadem water.
+
+</p>
+<p>&#8220;Mijn volk op Bora-Bora houdt niet van heidenen&#8212;het zijn daar allemaal Christenen; en ik houd niet van de Christenen van Bora-Bora,&#8221;
+zei hij op een goeden dag, toen ik hem had trachten te overreden een bezoek te gaan brengen aan zijn eigen eiland met een
+van onze eigen schoeners. Het was mijn bedoeling hem over te halen om iets uit te geven van het geld dat rechtens het zijne
+was, en ik had van deze reis een record willen maken in het uitgeven van kolossale sommen.
+
+</p>
+<p>Ik zeg met een van <i>onze</i> schoeners, ofschoon ze in dien tijd volgens de wet aan mij toebehoorden. Ik heb lang met hem moeten kibbelen v&oacute;&oacute;rdat hij
+mijn compagnon wilde worden.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wij zijn kameraden geweest vanaf den dag dat de <i>Petite Jeanne</i> gezonken is&#8221;, zei hij eindelijk. &#8220;Maar als uw <a id="d0e1377"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1377">114</a>]</span>hart het begeert zullen wij ook volgens de wet kameraden worden. Ik heb geen werk te doen, en toch zijn mijn verteringen groot.
+Ik drink en eet en rook zooveel als ik wil&#8212;en dat kost veel, dat weet ik. Ik betaal niet voor mijn biljarten, want ik speel
+op uw biljart; maar het geld loopt ondertusschen. Visschen op het rif is een plezier dat alleen rijke menschen zich kunnen
+veroorloven. Het is vreeselijk zooveel als haken en lijnen kosten. Ja, het is noodig dat wij kameraden volgens de wet zijn.
+Ik heb het geld noodig. Ik zal het ontvangen van den eersten boekhouder op het kantoor.&#8221;
+
+</p>
+<p>Dus werden de papieren in orde gemaakt en geteekend. Een jaar later was ik gedwongen aanmerkingen te maken.
+
+</p>
+<p>&#8220;Charley&#8221;, zei ik, &#8220;je bent een gemeene bedrieger, een akelige krent, een ellendige landkrab. Hoor maar eens; je deel voor
+dit jaar in ons compagnonschap is duizenden en duizenden dollars geweest. De boekhouder heeft me dit papier gegeven. Daarin
+staat dat je in dit jaar precies zevenentachtig dollar en twintig cent er van af hebt genomen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Heb ik nog wat te goed?&#8221; vroeg hij angstig.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik zeg je toch, duizenden en duizenden&#8221;, antwoordde ik.
+
+</p>
+<p>Zijn gezicht klaarde op, als door een groote verlichting.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is goed&#8221;, zei hij. &#8220;Zorg dat de boekhouder het goed beheert. Als ik het noodig heb, zal ik het ook noodig hebben, en
+dan mag er geen cent aan mankeeren.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Als er wat aan mankeert&#8221;, voegde hij er fel bij, na een pauze<span class="corr" title="Bron: ">,</span> &#8220;moet het uit het loon van den boekhouder komen.&#8221;
+
+</p>
+<p>En al dien tijd lag, zooals ik later merkte, zijn testament, dat mij tot eenig erfgenaam benoemde, opgemaakt door Carruthers,
+in de safe van den Amerikaanschen consul.
+
+</p>
+<p>Maar het eind kwam, zooals het eind moet komen aan alle menschelijke verhoudingen. Het gebeurde in de Salomon&#8217;s, <a id="d0e1400"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1400">115</a>]</span>waar wij ons wildste werk hadden gedaan in onze wilde jonge dagen, en waar wij weer terug waren, hoofdzakelijk om wat vacantie
+te nemen, en ook om eens naar onze bezittingen op het eiland Florida te kijken, en te zien of er misschien een parelvisscherij
+begonnen kon worden bij den Mboli-pas.
+
+</p>
+<p>Wij lagen voor Savo, waar we binnengeloopen waren om curiositeiten te verzamelen.
+
+</p>
+<p>Savo nu leeft letterlijk van de haaien. De gewoonte van de kroeskoppen om hun dooden in de zee te begraven droeg er ook niet
+toe bij om de haaien af te schrikken, zoodat de omliggende wateren een ware verzamelplaats zijn. Het was mijn lot om naar
+boord te gaan in een kleine, veel te zwaar geladen, inlandsche kano, toen het ding omsloeg. Vier kroeskoppen en ik zelf zaten
+er in, of liever hingen er aan. Wij waren nog een honderd meter van den schoener af. Ik was juist bezig om een boot te roepen,
+toen een van de nikkers begon te schreeuwen. Hij hield zich vast aan het einde van de kano, en zoowel hij als dat gedeelte
+van het bootje werden een paar keer en onder water getrokken. Toen liet hij zijn greep los en verdween. Een haai had hem te
+pakken gekregen. De drie overblijvende nikkers trachtten uit het water te klimmen boven op de kano. Ik gilde en vloekte en
+sloeg met mijn vuist naar den nikker die het dichtst bij was, maar het gaf me niets. Hun angst was blind. De kano kon nauwelijks
+&eacute;&eacute;n van hen dragen. Onder het gewicht van drie nikkers schoot het ding overeind, rolde zijwaarts om, en gooide hen terug in
+het water.
+
+</p>
+<p>Ik liet de kano voor wat ze was en begon naar den schoener te zwemmen, in de hoop opgepikt te worden door de boot v&oacute;&oacute;rdat
+ik daar aankwam. Een van de nikkers vond het beter met mij mee te gaan, en wij zwommen zwijgend verder, zij aan zij, nu en
+dan onze hoofden in het water stekend om rond te kijken naar haaien. Het gegil van den <a id="d0e1408"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1408">116</a>]</span>man die bij de kano was gebleven gaf ons de zekerheid dat hij gegrepen was. Ik keek juist in het water, toen ik een grooten
+haai vlak onder mij langs zag schieten. Hij was zeker zestien voet lang. Ik zag alles gebeuren. Hij nam den kroeskop bij zijn
+middel, en weg ging hij, de arme duivel, hoofd, schouders en armen nog steeds boven water, en gillend dat het mij door merg
+en been ging. Een paar honderd voet werd hij op die manier weggesleurd, toen verdween hij onder de oppervlakte.
+
+</p>
+<p>Ik zwom hardnekkig verder, in de hoop dat het de laatste haai was die nog niets te doen had. Maar er was er nog een. Misschien
+was hij het die straks den inlander al had aangevallen, misschien ook had hij ergens anders al een goeden maaltijd gehad,
+ik weet het niet. Maar in ieder geval was hij niet zoo gehaast als de anderen. Ik kon niet zoo vlug meer zwemmen, want een
+groot deel van mijn arbeidsvermogen werd verbruikt met hem op het spoor te blijven. Ik had hem in de peiling toen hij zijn
+eersten aanval deed. Ik was zoo gelukkig hem met mijn twee vuisten op zijn neus te stompen, en ofschoon zijn vaart mij bijna
+onder water trok, kon ik hem toch van mij afhouden. Hij zwaaide vrij, en begon weer rondom mij heen te zwemmen. Een tweeden
+keer ontsnapte ik door dezelfde manoeuvre. De derde stormloop was aan beide kanten mis. Hij week weg op hetzelfde oogenblik
+dat mijn handen hem bereikt zouden hebben, maar zijn schuurpapieren huid (ik had een hemd zonder mouwen aan) schraapte het
+vel van mijn eenen arm af van den elleboog tot den schouder.
+
+</p>
+<p>Toen het zoo ver was, begon ik uitgeput te raken, en gaf alle hoop op. De schoener was nog tweehonderd voet ver weg. Mijn
+gezicht was in het water, en ik volgde zijn manoeuvres voor een nieuwe poging, toen ik een bruin lichaam tusschen ons door
+zag schieten. Het was Otoo.
+<a id="d0e1414"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1414">117</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Zwem naar den schoener, meester!&#8221; zei hij. En hij sprak vroolijk, alsof de heele zaak maar een grapje was. &#8220;Ik ken de haaien.
+De haai is mijn broeder.&#8221;
+
+</p>
+<p>Ik gehoorzaamde, en zwom langzaam verder, terwijl Otoo om mij heen bleef zwemmen. Hij hield zich steeds tusschen mij en den
+haai, verijdelde zijn aanvallen, en moedigde mij aan.
+
+</p>
+<p>&#8220;De david-talie is gebroken, en ze zijn bezig met de vallen,&#8221; legde hij een paar minuten later uit, en dook toen weer onder
+om een nieuwen aanval af te slaan.
+
+</p>
+<p>Toen de schoener nog ongeveer dertig voet ver weg was, raakte het met mij gedaan. Ik kon mij nauwelijks meer bewegen. Ze gooiden
+voortdurend lijnen naar ons toe van boord, maar steeds vielen ze buiten ons bereik. De haai, die merkte dat hem geen kwaad
+geschiedde, begon brutaler te worden. Verschillende keeren had hij mij bijna te pakken, maar telkens was Otoo er juist v&oacute;&oacute;r
+het te laat was. Natuurlijk had Otoo zich zelf ieder oogenblik kunnen redden.
+
+</p>
+<p>Maar hij bleef bij mij.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dag Charley! Ik ben er geweest!&#8221; kon ik nog juist hijgen. Ik wist dat het eind gekomen was, en dat ik het volgend oogenblik
+mijn handen omhoog gooien en zinken zou.
+
+</p>
+<p>Maar Otoo lachte mij in mijn gezicht uit, en zei:
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik zal u een nieuwe truc laten zien. Ik zal dien haai eens erg beroerd maken!&#8221;
+
+</p>
+<p>Hij kwam achter mij zwemmen, waar de haai zich klaar maakte om op mij af te komen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Een beetje meer naar links!&#8221; riep hij even later. &#8220;Er ligt daar een lijn op het water. Naar links, meester, naar links!&#8221;
+
+
+</p>
+<p>Ik veranderde mijn koers en sloeg blindelings uit. Ik was toen zoo goed als bewusteloos. Toen mijn hand zich sloot om de lijn
+hoorde ik een uitroep van boord. Ik <a id="d0e1437"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1437">118</a>]</span>keerde mij om en keek rond. Er was geen spoor van Otoo. Het volgende oogenblik kwam hij aan de oppervlakte. Zijn twee handen
+waren er af bij de polsen, en de stompjes spoten bloed.
+
+</p>
+<p>&#8220;Otoo!&#8221; riep hij zacht. En in zijn oogen zag ik de liefde die trilde in zijn stem.
+
+</p>
+<p>Toen en toen alleen, in het laatste oogenblik van al onze jaren, noemde hij mij bij dien naam.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dag Otoo!&#8221; riep hij.
+
+</p>
+<p>Toen werd hij onder water getrokken, en ik werd aan boord geheschen, waar ik flauw viel in de armen van den kapitein.
+
+</p>
+<p>En zoo ging Otoo weg, Otoo, die mij gered en een man van mij gemaakt had, en die ten slotte mijn leven redde. Wij ontmoetten
+elkaar in den muil van een orkaan en wij scheidden in den muil van een haai, en daar tusschen lagen zeventien jaren van kameraadschap
+zooals nog nooit twee mannen gekend hebben, de een bruin en de ander blank. Als Jehovah van zijn verheven zitplaats iedere
+<span class="corr" title="Bron: munsch">mensch</span> ziet vallen, dan zal zeker in zijn koninkrijk niet de minste zijn Otoo, de &eacute;&eacute;ne heiden van Bora-Bora.
+
+
+<a id="d0e1452"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1452">119</a>]</span></p>
+<p class="div1"><a id="d0e1453"></a><span class="pagenum">
+[<a href="#d0e88">Inhoud</a>]
+</span></p>
+<h2>De Vreeselijke Eilanden.</h2>
+<p>Het valt niet tegen te spreken dat de Salomon&#8217;s een onguur zoodje eilanden zijn. Evenwel, er zijn kwader oorden op deze wereld.
+Maar voor den nieuweling die geen aangeboren begrip heeft van de menschen en van het leven in het algemeen, zullen de Salomon-eilanden
+werkelijk vreeselijk kunnen blijken.
+
+</p>
+<p>Het is waar, dat koorts en dysenterie er voortdurend rondwaren, dat walgelijke huidziekten er in overvloed voorkomen, dat
+de atmosfeer er verzadigd is met een vergif dat bijt in iedere porie, in elk schrammetje of wondje, en daar kwaadaardige gezwellen
+plant, en dat menige sterke kerel die daar aan den dood is ontsnapt, als een wrak terugkeert naar zijn eigen land. Het is
+ook waar, dat de inboorlingen van de Salomon&#8217;s een woeste bende zijn, met een gezonden eetlust voor menschenvleesch en een
+zwak voor het verzamelen van menschenhoofden. Hun hoogste idee van sport is iemand van achteren aan te vallen en hem een hevigen
+slag met de tomahawk toe te brengen die den ruggegraat knakt bij de basis van de hersenen. Het is eveneens waar dat op sommige
+eilanden, zooals Malaita, de winst- en verlies-rekening van maatschappelijk aanzien berekend wordt in moorden. Hoofden zijn
+er een ruilmiddel, en hoofden van blanken zijn bijzonder veel waard. Heel dikwijls maken een dozijn dorpen een pot, dien ze
+maan na maan bijvullen, tegen den tijd dat de een of andere dappere krijger het hoofd van een blanke vertoont, versch en bloedig,
+en den pot opeischt.
+<a id="d0e1460"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1460">120</a>]</span></p>
+<p>Al het voorgaande is volkomen waar, en toch zijn er blanken die meer dan twintig jaren in de Salomon&#8217;s geleefd hebben, en
+die heimwee voelen wanneer ze er weg gaan. Een man moet alleen maar voorzichtig zijn&#8212;en geluk hebben&#8212;om lang te blijven leven
+in de Salomon&#8217;s; maar hij moet ook van het goede soort zijn. Het kenmerkend stempel van het onvermijdelijke blanke ras moet
+gedrukt staan op zijn wezen. Hij moet onvermijdelijk zijn. Hij moet een zekere royale onverschilligheid hebben voor de kansen
+van het levensspel, een zekere kolossale zelfvoldaanheid, en een ego&iuml;sme van ras dat hem er van overtuigt dat &eacute;&eacute;n blanke meer
+waard is dan duizend nikkers iederen dag van de week, en dat hij op Zondag in staat is tweeduizend nikkers af te dekken. Want
+dat zijn de dingen die den blanke onvermijdelijk hebben gemaakt. O, en dan nog iets&#8212;de blanke die onvermijdelijk wil zijn,
+moet niet alleen de lagere rassen verachten en een groot idee van zichzelf hebben; hij mag ook geen last hebben van een teveel
+aan fantazie. Hij moet de instincten, gewoonten, en hersenprocessen van de zwarten en gelen en bruinen niet al te goed begrijpen;
+want het is niet op die manier dat het blanke ras zijn koninklijken weg over de wereld heeft gebaand.
+
+</p>
+<p>Bertie Arkwright was niet onvermijdelijk. Hij was te gevoelig, te fijn besnaard, en hij had te veel fantazie. Hij trok zich
+te veel van de wereld aan. Hij projecteerde zichzelf te levend, te gevoelig op zijn omgeving. Daarom waren de Salomon-eilanden
+de laatste plaats in de wereld waar hij heen moest gaan. Hij kwam ook niet met de bedoeling om er te blijven. Met een verblijf
+van vijf weken, tot de volgende boot kwam, zou, zoo besloot hij, de drang naar primitief leven die de snaren van zijn wezen
+deed trillen, wel bevredigd zijn. Tenminste, dat vertelde hij aan de dames-touristen op de <i>Makembo</i>, hoewel in andere <a id="d0e1468"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1468">121</a>]</span>termen; en zij vereerden hem als een held, want het waren dames-touristen en zij zouden alleen maar het veilige dek van het
+stoomschip kennen terwijl het zijn weg zocht door de Salomon&#8217;s. Er was nog een man aan boord, waarvan de dames g&eacute;&eacute;n notitie
+namen. Het was een klein, verschrompeld mannetje, met een rimpelige huid die de kleur had van mahonie hout. Zijn naam op de
+passagierlijst doet hier niet ter zake, maar zijn andere naam, kapitein Maloe, was een naam waar de nikkers bij zwoeren, en
+waarmee men kinderen bang kon maken en tot rede brengen op ieder eiland van Nieuw-Hannover tot de Nieuwe Hebriden. Hij had
+barbaren en barbaarschheid <span class="corr" title="Bron: g&euml;exploiteerd">ge&euml;xploiteerd</span>, en uit koorts en ontbering, uit den knal van Sniders en de zweep van opzichters had hij vijf millioen dollar gewrongen,
+in den vorm van tripang, sandelhout, pareloesters en schildpad, kokosnoten en kopra, graslanden, ruil-stations en plantages.
+Er was meer onvermijdelijkheid in kapitein Maloe&#8217;s pink, die gebroken was, dan in Bertie Arkwright&#8217;s heele lichaam. Maar,
+de dames-touristen hadden niets om naar te oordeelen dan den uiterlijken schijn, en Bertie was zonder twijfel een flinke,
+knappe jongen.
+
+</p>
+<p>Bertie praatte eens met kapitein Maloe in den rooksalon, en bekende hem zijn plan om het leven in de Salomon&#8217;s te zien, rood
+en bloedend, zooals het werkelijk was. Kapitein Maloe vond &oacute;&oacute;k dat dat een loffelijk en prijzenswaardig streven was. Pas verscheiden
+dagen later begon hij meer belang te stellen in Bertie, toen die jeugdige avonturier er op aandrong hem een automatisch pistool,
+kaliber 44, te laten zien. Bertie legde uit hoe het werkte, en veraanschouwelijkte zijn onderricht door een houder met patronen
+in den hollen kolf te schuiven.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is zoo eenvoudig&#8221;, zei hij. Hij schoof den buitensten loop langs den binnensten. &#8220;Daardoor wordt het geladen <a id="d0e1477"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1477">122</a>]</span>en gespannen, ziet u. En dan is alles wat ik te doen heb den trekker overhalen, acht keer, zoo gauw als ik mijn vinger maar
+kan bewegen. Ziet u die veiligheidsspan? Dat vind ik er zoo mooi van. Het is veilig. De grootste dwaas kan er mee omgaan.&#8221;
+Hij liet den houder er weer uit glijden. &#8220;U ziet hoe veilig het is.&#8221;
+
+</p>
+<p>Terwijl hij het in zijn hand hield, kwam de mond in de richting van kapitein Maloe&#8217;s maag. Kapitein Maloe&#8217;s blauwe oogen keken
+er onafgewend naar.
+
+</p>
+<p>&#8220;Zoudt u het misschien in een andere richting willen houden?&#8221; vroeg hij.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is absoluut veilig&#8221;, verzekerde Bertie hem. &#8220;Ik heb den houder er uit gehaald. Het is heusch niet geladen nu.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Een vuurwapen is altijd geladen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar dit niet.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Houdt u het toch maar in een andere richting.&#8221;
+
+</p>
+<p>De stem van kapitein Maloe was laag en metaalachtig en zonder uitdrukking, maar zijn blikken wendden zich geen oogenblik af
+van den mond van het pistool, totdat de vizierlijn langs hem heen liep en van hem weg.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik verwed er een tientje onder dat het niet geladen is&#8221;, daagde Bertie uit.
+
+</p>
+<p>De ander schudde zijn hoofd.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dan zal ik het u laten zien.&#8221;
+
+</p>
+<p>Bertie begon den loop naar zijn eigen hoofd te richten, met de klaarblijkelijke bedoeling om af te drukken.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wacht u even&#8221;, zei kapitein Maloe rustig, zijn hand uitstrekkend. &#8220;Mag ik het even zien?&#8221;
+
+</p>
+<p>Hij richtte het pistool naar zee en drukte af. Er volgde een zware ontploffing, tegelijk met den scherpen tik van het mechanisme
+dat een heete, rookende huls zijwaarts uitwierp, tegen het dek. Bertie liet zijn onderkaak hangen in stomme verbazing.
+<a id="d0e1505"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1505">123</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Ik heb den loop &eacute;&eacute;n keer terug geschoven, h&egrave;?&#8221; legde hij uit. &#8220;Het was stom van me, dat moet ik zeggen.&#8221;
+
+</p>
+<p>Hij gichelde slapjes, en ging zitten in een dekstoel. Het bloed was <span class="corr" title="Bron: wegg&euml;ebd">wegge&euml;bd</span> uit zijn gezicht, en hij had ineens donkere kringen onder zijn oogen. Zijn handen beefden en waren niet in staat de trillende
+cigaret naar zijn lippen te brengen. Hij trok zich te veel van de wereld aan, en hij zag zich zelf al met druipende hersenen
+v&oacute;&oacute;rover op het dek liggen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Heusch,&#8221; zei hij, &#8221;... heusch.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is een mooi wapen&#8221;, zei kapitein Maloe, en gaf hem het pistool terug.
+
+</p>
+<p>De resident, die terugkwam van Sydney, was aan boord van de <i>Makembo</i>, en met zijn toestemming werd er gestopt bij Oegi om een zendeling aan land te zetten. En voor Oegi lag de kits <i>Arla</i>, schipper Hansen. Nu was de <i>Arla</i> een van de vele schepen die kapitein Maloe in eigendom toebehoorden, en het was op zijn voorstel en op zijn uitnoodiging
+dat Bertie als gast aan boord van de <i>Arla</i> kwam, voor een wervingskruistocht van vier dagen langs de kust van Malaita. Daarna zou de <i>Arla</i> hem ontschepen op de Reminge-plantage (ook eigendom van kapitein Maloe), waar Bertie een week zou blijven, om dan over te
+steken naar Toelagi, den zetel der regeering. Daar zou hij gast zijn van den resident. Kapitein Maloe had nog twee andere
+voorstellen op zijn geweten, en als die bekend zijn, verdwijnt hij uit deze geschiedenis. E&eacute;n was er gericht aan kapitein
+Hansen, het andere aan mijnheer Harriwell, den administrateur van de Reminge-plantage. Zij waren van gelijken aard, namelijk
+om mijnheer Bertram Arkwright een idee te geven van de ruwheid en rauwheid van het leven in de Salomon eilanden. Ook, zoo
+fluistert men, liet kapitein Maloe doorschemeren, dat er een kist Schotsche whisky verbonden zou zijn aan elk bijzonder grootsch
+idee dat mijnheer Arkwright van dat leven mocht krijgen.
+<a id="d0e1534"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1534">124</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Ja, Swartz was altijd een veel te groote stijfkop. Ziet u, hij nam vier zwartjes van zijn bemanning mee naar Toelagi om gegeeseld
+te worden&#8212;officieel, begrijpt u&#8212;en ging toen met hen terug in de sloep. Het was tamelijk vlagerig, en de boot sloeg om toen
+ze net buiten waren. Swartz was de eenige die verdronk. Natuurlijk was het een ongeluk.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Was het dat heusch?&#8221; vroeg Bertie, die maar half luisterde, en hevig zat te staren naar den zwarten man aan het stuurrad.
+
+
+</p>
+<p>Ze hadden Oegi achter zich gelaten, en de <i>Arla</i> gleed door een zomersche zee naar de beboschte bergketens van Malaita. De roerganger die zulk een aantrekkingskracht uitoefende
+op Bertie&#8217;s oogen verheugde zich in het bezit van een langen draadnagel, dien hij als een vleeschpen scheef door zijn neus
+gestoken had. Om zijn hals hing een snoer van broeksknoopen. In verschillende gaten in zijn ooren staken een blik-openmaker,
+het kapotte handvat van een tandenborstel, een aarden pijp, een koperen tandwieltje van een wekker, en verscheiden hulzen
+van Winchester-geweerpatronen.
+
+</p>
+<p>Op zijn borst hing, vastgebonden aan een touwtje om zijn nek, de helft van een porseleinen bord. Een goede veertig ongeveer
+op dezelfde wijze uitgedoste zwartjes lagen overal verspreid op het dek. Vijftien daarvan vormden de bemanning, de rest waren
+pas geworven inlandsche koelies.
+
+</p>
+<p>&#8220;Natuurlijk was het een ongeluk&#8221;, deed de stuurman van de <i>Arla</i> zich hooren. Hij heette Jacobs, en was een tengere man met donkere oogen, die meer van een professor had dan van een zeeman.
+&#8220;Johnny Bedip heeft bijna hetzelfde ongeluk gehad. Hij bracht er verscheiden terug van een pak slaag toen ze hem lieten omslaan.
+Maar hij kon even goed zwemmen als zij, en er verdronken er twee van hen. Hij <a id="d0e1551"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1551">125</a>]</span>gebruikte een voetenplank en een revolver. Natuurlijk was het een ongeluk.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Heel gewoon, die ongelukken,&#8221; merkte de schipper op. Ziet u dien man daar aan het roer, mijnheer Arkwright? Dat is een menscheneter.
+Zes maanden geleden hebben hij en de rest van de bemanning den toenmaligen kapitein van de <i>Arla</i> verdronken. Ze deden het aan dek, mijnheer, hier op het achterschip, bij den overloop van de bezaan.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Het dek zag er verschrikkelijk uit&#8221;, zei de stuurman.
+
+</p>
+<p>&#8220;Begrijp ik goed&#8212;?&#8221; begon Bertie.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, precies&#8221;, zei kapitein Hansen. &#8220;Hij is bij ongeluk verdronken.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar aan dek&#8212;?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Precies. Ik wil u wel vertellen, in vertrouwen natuurlijk, dat ze een bijl gebruikten.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Deze bemanning die u nu heeft?&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Hansen knikte.
+
+</p>
+<p>&#8220;De andere schipper was altijd veel te onvoorzichtig&#8221;, legde de stuurman uit. &#8220;Hij draaide zich alleen maar even om, toen
+zaten ze al boven op hem.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;We hebben geen schijn van kans hier&#8221;, was de klacht van den schipper. &#8220;Het gouvernement beschermt altijd de nikkers tegen
+de blanken. Je kunt niet het eerst schieten. Je moet de nikkers het eerste schot geven, en anders noemt het gouvernement het
+moord, en je gaat <span class="corr" title="Bron: maar">naar</span> Fidzji. Daarom verdrinken er zooveel bij ongeluk.&#8221;
+
+</p>
+<p>Men werd geroepen voor het eten, en Bertie en de schipper gingen naar beneden, den stuurman aan dek latend om de wacht te
+houden.
+
+</p>
+<p>&#8220;Houd een oogje op dien zwarten duivel, dien Aoeiki&#8221;, was de laatste raad van den schipper. &#8220;Ik mag zijn tronie al een paar
+dagen lang niet.&#8221;
+<a id="d0e1583"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1583">126</a>]</span></p>
+<p>&#8220;All right,&#8221; zei de stuurman.
+
+</p>
+<p>Het diner was al een heel eind gevorderd, en de schipper was midden in zijn verhaal van het buitmaken van de <i>Scottish Chiefs</i>.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja,&#8221; zoo vertelde hij, &#8220;het was het mooiste schip op de kust. Maar toen ze niet door den wind wou, en nog voordat ze het
+rif ger&aacute;&aacute;kt had, kwamen de kano&#8217;s er al op af. Er waren vijf blanken aan boord, en een bemanning van twintig zwartjes van
+Santa Cruz en Kanaka&#8217;s van Samoa, en alleen de ladingmeester is ontsnapt. Bovendien waren er nog zestig inlandsche koelies.
+Ze zijn allemaal <i>gekai-kaid</i>. <i>Kai-kai?</i>&#8212;o, neemt u me niet kwalijk. Ik bedoel, ze werden opgegeten. Dan had je de <i>James Edwards</i>, een keurig-getuigde&#8212;.&#8221;
+
+</p>
+<p>Maar op dat oogenblik klonk er een scherpe vloek van den stuurman aan dek en een koor van woeste kreten. Drie keer ging er
+een revolver af, toen hoorde men een luiden plons. Kapitein Hansen was direct de kajuitstrap op gesprongen, en Bertie&#8217;s op
+avontuur beluste oogen werden even geboeid door een glimp van een blinkenden revolver dien de schipper trok terwijl hij sprong.
+
+
+</p>
+<p>Bertie ging omzichtiger naar boven, aarzelend v&oacute;&oacute;r hij zijn hoofd boven de luikopening uitstak. Maar er gebeurde niets. De
+stuurman trilde van opwinding, zijn revolver in de hand. E&eacute;ns schokte hij op, en sprong een halven draai om, alsof er gevaar
+dreigde in zijn rug.
+
+</p>
+<p>&#8220;Een van de inlanders is overboord gevallen&#8221;, zei hij met een vreemde, strakke stem. &#8220;Hij kon niet zwemmen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Wie was het?&#8221; vroeg de schipper streng.
+
+</p>
+<p>&#8220;Aoeiki&#8221;, was het antwoord.
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar hoort u eens, ik geloof dat ik heb hooren schieten,&#8221; zei Bertie bevend van nieuwsgierigheid, want hij speurde avonturen,
+en avonturen die gelukkig voorbij waren.
+<a id="d0e1614"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1614">127</a>]</span></p>
+<p>De stuurman stoof op hem af, en snauwde:
+
+</p>
+<p>&#8220;Je liegt, verdomme! D&#8217;r is geen schot gelost. De nikker viel overboord.&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Hansen keek Bertie aan met starende, glanslooze oogen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik&#8212;ik dacht&#8212;&#8221; begon Bertie.
+
+</p>
+<p>&#8220;Schoten?&#8221; zei kapitein Hansen droomerig. &#8220;Schoten? Hebt u soms hooren schieten, mijnheer Jacobs?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Geen schot gelost&#8221;, antwoordde mijnheer Jacobs.
+
+</p>
+<p>De schipper keek zijn gast zegevierend aan en zei:
+
+</p>
+<p>&#8220;Blijkbaar een ongeluk. Laten we naar beneden gaan, mijnheer Arkwright, en verder af-eten.&#8221;
+
+</p>
+<p>Bertie sliep dien nacht in de kajuit van den kapitein, een kleine hut naast de groote kajuit. De voorste wand was versierd
+met een rek geweren. Boven de kooi hingen nog drie geweren. Onder de kooi was een groote lade, die, toen hij ze uittrok, gevuld
+bleek met ammunitie, dynamiet, en verscheiden doozen slaghoedjes. Hij prefereerde de rustbank aan anderen kant. Op de kleine
+hangende tafel lag, goed zichtbaar, het journaal van de <i>Arla</i>. Bertie wist niet dat het speciaal voor deze gelegenheid was bewerkt door kapitein Maloe, en hij las er in hoe op 21 September
+twee leden van de bemanning overboord waren gevallen en verdronken. Bertie las tusschen de regels door, en wist wel beter.
+Hij las hoe de sloep van de <i>Arla</i> bij Soe-oe was beschoten van uit de bosschen en drie man verloren had; hoe de schipper had ontdekt dat de kok menschenvleesch
+braadde op de kombuiskachel, vleesch dat door de bemanning gekocht was in Foei; hoe, bij het seinen, een ander matroos was
+gedood door een toevallige ontploffing van het dynamiet; hij las van nachtelijke aanvallen; havens waaruit men met de noorderzon
+was weggevlucht; aanvallen door boschbewoners in mangrove-moerassen en door vloten van <a id="d0e1639"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1639">128</a>]</span>kustbewoners in de grootere doorvaarten. Een geval dat eentonig dikwijls terugkeerde was overlijden aan dysenterie. Hij merkte
+met ontzetting dat twee blanken daaraan gestorven waren, gasten op de <i>Arla</i>, zooals hij zelf.
+
+</p>
+<p>&#8220;Zeg, hoort u eens&#8221;, zei Bertie den volgenden dag tegen kapitein Hansen. &#8220;Ik heb uw journaal eens doorgekeken.&#8221;
+
+</p>
+<p>De schipper bleek hoogst ontstemd dat het journaal was blijven slingeren.
+
+</p>
+<p>&#8220;En al die dysenterie, ziet u, dat is allemaal larie, net als dat bij ongeluk verdrinken,&#8221; ging Bertie door. &#8220;Wat beteekend
+dysenterie <i>eigenlijk</i>?&#8221;
+
+</p>
+<p>De schipper toonde onverholen bewondering om de scherpzinnigheid van zijn gast, werd toen stug en ontkende verontwaardigd,
+maar gaf zich ten slotte gracelijk gewonnen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Kijkt u eens hier, mijnheer Arkwright, dat zit&#8217;m zoo. De reputatie van deze eilanden is al erg genoeg op zichzelf. Iedere
+dag wordt het moeilijker om blanken aan te monsteren. Stel dat er iemand vermoord wordt. De maatschappij moet dan zwaar betalen
+voor een ander die het baantje overneemt. Maar als er iemand gewoon dood gaat aan de een of andere ziekte, och, dan is de
+zaak in orde. De nieuwelingen geven niet om ziekte. Vermoord worden, daar hebben ze het land aan. Ik dacht dat de schipper
+van de <i>Arla</i> aan dysenterie gestorven was, toen ik zijn baantje vernam. Toen was het te laat. Ik had het contract geteekend.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Bovendien,&#8221; zei mijnheer Jacobs, &#8220;d&#8217;r zijn er over &#8217;t algemeen veel te veel die bij ongeluk verdrinken. Dat lijkt niet pluis.
+Het is de schuld van het gouvernement. Een blanke krijgt de kans niet om zich tegen de nikkers te verdedigen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, kijk maar eens naar de <i>Princess</i> en dien Yankee stuurman&#8221;, nam de schipper het verhaal op. &#8220;Het schip <a id="d0e1667"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1667">129</a>]</span>voer vijf blanken en nog een gouvernements-agent. De kapitein, de agent, en de ladingmeester waren aan wal in de twee booten.
+Ze werden tot den laatste toe doodgeslagen. De stuurman en de bootsman met zoowat vijftien matrozen, lui van Tongga en Samoa,
+waren aan boord. Een troep nikkers kwam er aan, van de wal. Toen de stuurman begon te snappen wat er aan de hand was, waren
+de bootsman en de matrozen al doodgeslagen, bij den eersten aanval. Hij graaide drie patroongordels en twee Winchesters en
+smeerde &#8217;m het want in. Hij was de eenige die het geval overleefde, en je zult hem niet laste kunnen leggen dat hij gek was.
+Hij pompte een geweer tot het z&oacute;&oacute; warm was dat hij het niet meer kon vasthouden, en toen pompte hij het andere. Het dek was
+zwart van de nikkers. Hij roeide ze uit. Hij schoot ze neer terwijl ze over de verschansing klommen, en zoo gauw namen ze
+hun pagaaien niet op of hij had ze te grazen. Toen sprongen ze in het water en probeerden zwemmende hun huid te bergen, en
+omdat hij razend was deed hij er nog een half dozijn bij. En wat heeft hij ervoor gekregen?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Zeven jaar in Fidzji&#8221;, beet de stuurman.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het gouvernement zei dat hij geen recht had om te schieten toen ze eenmaal in het water waren&#8221;, legde de schipper uit.
+
+</p>
+<p>&#8220;En daarom gaan ze tegenwoordig dood aan dysenterie&#8221;, voegde de stuurman er bij.
+
+</p>
+<p>&#8220;Stel je voor&#8221;, zei Bertie, en hij werd zich bewust van een verlangen naar het einde van den tocht.
+
+</p>
+<p>Later op den dag ondervroeg hij den zwarte die hem aangewezen was als een menscheneter. Deze mijnheer heette Soemasai. Hij
+had drie jaar doorgebracht op een plantage in Queensland. Hij was geweest in Samoa, en Fidzji, en Sydney; en als matroos had
+hij gevaren op wervingsschoeners <a id="d0e1679"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1679">130</a>]</span>door heel Nieuw-Britanni&euml;, Nieuw-Ierland, Nieuw-Guinea, en de Admiraliteits-eilanden. Ook was hij een guit, en hij had een
+voorbeeld genomen aan het gedrag van zijn schipper. O ja, hij had heel wat menschen opgegeten. Hoeveel? Hij kon het niet zeggen.
+Ja, ook blanken; ze smaakten uitstekend, behalve als ze ziek waren. Hij had &eacute;&eacute;n keer een zieken opgegeten.
+
+</p>
+<p>&#8220;Mijn woord!&#8221; riep hij uit bij die herinnering. &#8220;Mij ziek veel bij hem. Mij buik loop rond te veel.&#8221;
+
+</p>
+<p>Bertie rilde, en vroeg inlichtingen over hoofden. Ja, Soemasai had er verscheiden, verstopt aan de wal, in uitstekenden staat,
+in de zon <span class="corr" title="Bron: gedrogd">gedroogd</span>, en boven het vuur gerookt. E&eacute;n was er van den kapitein van een schoener. Het had lange bakkebaarden. Hij wilde het verkoopen
+voor twee pond. Hoofden van zwarten wou hij voor &eacute;&eacute;n pond verkoopen. Hij had ook nog wel een paar kinderhoofden, maar die
+waren niet goed geconserveerd, en hij wilde ze hem overlaten voor tien shilling.
+
+</p>
+<p>Vijftien minuten later merkte Bertie dat hij op het luik van de kajuitstrap zat langszij van een zwartje met een vreeselijke
+huidziekte. Hij vloog weg, en op zijn vraag vernam hij dat het melaatschheid was. Hij haastte zich naar beneden, en waschte
+zich met antiseptische zeep. Hij waschte zich dikwijls antiseptisch in den loop van dien dag, want iedere inlander aan boord
+was lijdende aan het een of ander kwaadaardig gezwel.
+
+</p>
+<p>Toen de <i>Arla</i> voor anker kwam te midden van mangrove-moerassen was er boven de verschansing een dubbele versperring van prikkeldraad gespannen
+die om het heele schip liep. Dat leek alsof het meenens zou worden, en toen Bertie de kano&#8217;s van den wal langszij zag komen,
+bewapend met speren, bogen, pijlen en Sniders verlangde hij serieuzer dan ooit naar het eind van de reis.
+<a id="d0e1695"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1695">131</a>]</span></p>
+<p>Dien avond bleven de inlanders lang treuzelen v&oacute;&oacute;rdat ze het schip verlieten. Enkelen van hen jouwden den stuurman uit toen
+hij hen beval aan land te gaan.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hindert niet, ik zal ze wel,&#8221; zei kapitein Hansen, naar beneden duikend.
+
+</p>
+<p>Toen hij terug kwam liet hij Bertie een staaf dynamiet zien met een vischhaak er aan. Nu kan een leege chlorodyne-flesch die
+in een papier is gewikkeld en waar een onschadelijke lont uitsteekt iedereen misleiden. Het misleidde Bertie en het misleidde
+de inlanders. Toen kapitein Hansen de lont aanstak en den vischhaak in den lendendoek van een van de inlanders sloeg, werd
+die inlander overvallen door een z&oacute;&oacute; hevig verlangen naar het vaste land, dat hij vergat zijn lendendoek te laten afglijden.
+Hij vloog naar voren. De lont knetterde en siste achter hem aan, en bij iederen sprong dien hij maakte namen de nikkers bij
+dozijnen hun duik over het prikkeldraad. Bertie stond verlamd van schrik. Kapitein Hansen ook. Hij had niet gedacht aan zijn
+vijfentwintig koelies voor ieder waarvan hij dertig shilling vooruit betaald had. Ze sprongen samen met de bewoners van het
+eiland overboord, gevolg door den man die de sissende chlorodyne-flesch achter zich aan sleepte.
+
+</p>
+<p>Bertie zag de flesch niet springen; maar de stuurman liet op het juiste moment een staaf echt dynamiet ontploffen, op het
+achterschip, waar het niemand kwaad kon doen; en Bertie zou in ieder Admiraliteits-Hof gezworen hebben dat er een nikker aan
+flarden gevlogen was.
+
+</p>
+<p>De vlucht van de vijfentwintig koelies had de <i>Arla</i> veertig pond gekost, en aangezien ze hun heil in de bosschen hadden gezocht, was er geen hoop meer om hen nog terug te krijgen.
+De schipper en zijn stuurman wisten niet beter te doen dan hun verdriet verdrinken in koude thee. De koude thee was in whisky-flesschen,
+en Bertie wist niet, dat wat <a id="d0e1709"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1709">132</a>]</span>ze opdweilden maar koude thee was. Alles wat hij wist was, dat de twee mannen erg dronken raakten en welsprekende en lang-uitgesponnen
+debatten hielden over de kwestie of de ontplofte nikker gerapporteerd zou worden als bij ongeluk verdronken of als een geval
+van dysenterie. Toen ze eindelijk snorkend in slaap vielen, was hij de eenige blanke aan boord die nog tot iets in staat was,
+en hij hield een ijselijke wacht tot de morgenschemering, in angst en vreeze voor een aanval van de wal of een oproer van
+de bemanning.
+
+</p>
+<p>Nog drie dagen bracht de <i>Arla</i> door op de kust, en nog drie avonden dronken de scheeps-officieren overvloedig koude thee, terwijl ze Bertie de wacht lieten
+houden. Zij wisten dat ze op hem konden rekenen, en hij zelf wist even zeker dat<span class="corr" title="Bron: ,"></span> hij<span class="corr" title="Bron: ">,</span> als hij nog leefde, hun liederlijk gedrag aan kapitein Maloe zou rapporteeren. Daarna liet de <i>Arla</i> het anker vallen voor de Reminge-plantage, op Goeadalcanar, en Bertie stapte met een zucht van verlichting op het strand,
+waar hij werd verwelkomd door den administrateur. Mijnheer Harriwell was klaar voor hem.
+
+</p>
+<p>&#8220;Nu moet u niet schrikken als er een paar van ons een beetje neerslachtig lijken&#8221;, zei mijnheer Harriwell, hem even in vertrouwen
+apart nemend. &#8220;Er wordt gepraat over een uitbarsting, en ik geef toe dat er een paar verdachte teekenen zijn, maar voor mezelf
+geloof ik dat het allemaal poppenkast is.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Hoe&#8212;hoeveel zwarten hebt u hier op de plantage?&#8221; vroeg Bertie, en alle moed ontzonk hem.
+
+</p>
+<p>&#8220;Op het oogenblik werken we met vierhonderd man&#8221;, antwoordde mijnheer Harriwell opgewekt; <span class="corr" title="Bron: ">&#8220;</span>maar we zijn hier met z&#8217;n drie&euml;n, en met u, natuurlijk, en den schipper en den stuurman van de <i>Arla</i> kunnen we ze gemakkelijk hanteeren.&#8221;
+<a id="d0e1736"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1736">133</a>]</span></p>
+<p>Bertie draaide zich om om kennis te maken met een zekeren McTavish, den magazijnmeester, die nauwelijks notitie van hem nam,
+z&oacute;&oacute; verlangend was hij om zijn ontslag in te dienen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Omdat ik een getrouwd man ben, mijnheer Harriwell, kan ik me eigenlijk niet permitteeren nog langer te blijven. Er broeit
+iets, zoo zeker als er een neus op uw gezicht staat. De nikkers staan op springen, en dan krijgen we hier nieuwe Hohono gruwelen.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat zijn Hohono gruwelen?&#8221; vroeg Bertie, nadat de magazijnmeester overreed was om nog tot het eind van de maand te blijven.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;O, hij bedoelt de Hohono-plantage, op Isabella&#8221;, zei de administrateur. <span class="corr" title="Bron: ">&#8220;</span>De nikkers hebben daar de vijf blanken vermoord, den schoener buit gemaakt, kapitein en stuurman doodgeslagen, en zijn toen
+met z&#8217;n allen ontsnapt naar Malaita. Maar ik heb altijd gezegd dat ze op Hohono niet voorzichtig waren. <i>Hier</i> zullen ze ons niet in den dut vinden, dat verzeker ik u. Komt u even mee, mijnheer Arkwright dan kunt u het mooie uitzicht
+vanaf onze veranda eens zien.&#8221;
+
+</p>
+<p>Bertie was te druk bezig met overleggen hoe hij weg zou komen naar Toelagi, naar het huis van den resident om veel van het
+panorama te zien. Hij overlegde nog steeds, toen er vlak bij hem, in zijn rug, een geweer knalde. Op hetzelfde oogenblik werd
+zijn arm bijna uit het lid gerukt, zoo heftig trok mijnheer Harriwell hem naar binnen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Zeg, oude jongen, dat scheelde een haartje&#8221;, zei de administrateur, en hij betastte hem overal om te zien, of hij ook getroffen
+was. <span class="corr" title="Bron: ">&#8220;</span>Ik kan je niet zeggen hoe me dat spijt. Maar het was klaarlichte dag, en ik dacht er zelfs niet aan.&#8221;
+
+</p>
+<p>Bertie begon bleek te worden.
+<a id="d0e1760"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1760">134</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Op die manier hebben ze den vorigen administrateur ook gekregen&#8221;, betuigde McTavish. &#8220;En een allemachtige flinke kerel was
+dat. Zijn hersens vlogen over de heele veranda. Hebt u die donkere vlek niet gezien daar, tusschen de trappen en de deur?&#8221;
+
+</p>
+<p>Bertie was rijp voor den cocktail die mijnheer Harriwell voorstelde en voor hem klaar maakte; maar v&oacute;&oacute;rdat hij er nog van
+kon drinken, kwam er een man in rijbroek met puttees binnen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat zal&#8217;t nu weer zijn&#8221;, vroeg de administrateur na een blik op het gezicht van den nieuwen acteur in de komedie. &#8220;Is de
+rivier weer gestegen?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Verrek met je rivier&#8212;&#8217;t zijn de nikkers. Stapte pardoes uit het bamboe, geen tien voet van me af, en pafte op me. Het was
+een Snider, en hij schoot vanaf de heup. Nu wou ik wel eens weten waar hij dien Snider vandaan heeft gehaald. O, neemt u me
+niet kwalijk. Aangenaam, mijnheer Arkwright.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Mijnheer Brown is mijn assistent&#8221;, legde mijnheer Harriwell uit. &#8220;En laten we nu die cocktail nemen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar waar heeft hij dien Snider vandaan?&#8221; hield mijnheer Brown aan. &#8220;Ik heb er altijd tegen gesputterd dat die geweren op
+het erf bewaard werden.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ze zijn er nog altijd&#8221;, zei mijnheer Harriwell, een beetje geraakt.
+
+</p>
+<p>Mijnheer Brown glimlachte ongeloovig.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ga mee kijken&#8221;, zei de administrateur.
+
+</p>
+<p>Bertie sloot zich aan bij den optocht die naar het kantoortje ging, alwaar mijnheer Harriwell zegevierend wees naar een groote
+pakkist in een stoffigen hoek.
+
+</p>
+<p>&#8220;Goed, maar waar haalt de kerel dan dien Snider vandaan?&#8221; zaagde mijnheer Brown.
+<a id="d0e1783"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1783">135</a>]</span></p>
+<p>Maar op dat oogenblik lichtte McTavish de kist op. De administrateur schrok, rukte toen het deksel er af. De kist was leeg.
+Ze staarden elkaar aan in een vreeselijk zwijgen. Harriwell liet vermoeid zijn hoofd hangen.
+
+</p>
+<p>Toen begon McTavish te vloeken.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat ik altijd beweerd heb, de huisjongens zijn niet te vertrouwen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik moet zeggen, het ziet er ernstig uit,&#8221; gaf Harriwell toe, &#8220;maar we zullen er wel door heen komen. De bloeddorstige heeren
+moeten eens door elkaar gerammeld <span class="corr" title="Bron: werden">worden</span>, dat hebben ze noodig. Wilt u misschien zoo goed zijn, heeren, en uw geweren meebrengen aan tafel, en wilt u, mijnheer Brown,
+misschien een veertig of vijftig staven dynamiet klaar maken? Maak de lonten goed kort. We zullen ze een lesje geven. En nu,
+heeren, het diner is klaar.&#8221;
+
+</p>
+<p>Er was &eacute;&eacute;n ding dat Bertie verfoeide, en dat was rijst met kerrie, dus zoo gebeurde het dat hij alleen deel had aan een verleidelijke
+omelet. Hij had zijn bord heelemaal leeg, toen Harriwell zich van de omelet bediende. E&eacute;n mondvol proefde hij, toen spuwde
+hij het uit met veel misbaar.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dat is de tweede keer&#8221;, verkondigde McTavish onheilspellend. Harriwell zat nog steeds te rochelen en te spuwen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Tweede keer wat?&#8221; bibberde Bertie.
+
+</p>
+<p>&#8220;Vergif&#8221;, was het antwoord. &#8220;Die kok zal nog eens opgehangen worden.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Op die manier is de boekhouder op Cape Marsh er tusschen uit getrokken,&#8221; deed Brown zich hooren. &#8220;Een vreeselijken dood gestorven.
+Aan boord van de <i>Jessie</i> zeiden ze dat ze hem drie mijlen ver hadden hooren schreeuwen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik zal den kok in de boeien laten slaan&#8221;, proestte Harriwell. &#8220;Gelukkig dat we het op tijd ontdekt hebben.&#8221;
+<a id="d0e1810"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1810">136</a>]</span></p>
+<p>Bertie zat daar als <span class="corr" title="Bron: verlaamd">verlamd</span>. Er was geen kleur in zijn gezicht. Hij trachtte te spreken, maar het resultaat was slechts een onduidelijk gorgelen. Allen
+keken hem angstig aan.
+
+</p>
+<p>&#8220;Zeg het niet, kerel, zeg het niet!&#8221; schreeuwde McTavish, in hevige spanning.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, ik heb er van gegeten, een heele boel, een heel bord vol!&#8221; barstte Bertie uit, en hij haalde ineens weer diep adem, als
+een duiker die boven water komt.
+
+</p>
+<p>Het afschuwelijk zwijgen duurde een oogenblik voort, en hij las zijn noodlot in hun oogen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Misschien was het toch geen vergif, apr&egrave;s tout,&#8221; zei Harriwell somber.
+
+</p>
+<p>&#8220;Roep den kok&#8221;, zei Brown.
+
+</p>
+<p>Binnen trad de kok, een grijnzend zwartje, met pennen door zijn neus en gaten in zijn ooren.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hier, jij, Wi-wi, wat naam dat?&#8221; loeide Harriwell, en hij wees beschuldigend naar de omelet. De angst en de wanhoop van Wi-wi
+waren bijzonder natuurlijk.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hem goed kai-kai&#8221;, mompelde hij afwerend.
+
+</p>
+<p>&#8220;Laat het hem opeten&#8221;, stelde McTavish voor. &#8220;Dat is het beste bewijs.&#8221;
+
+</p>
+<p>Harriwell vulde een lepel met het goedje en sprong naar den kok, die doodelijk verschrikt wegvluchtte.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dat beslist alles&#8221;, was Brown&#8217;s plechtige uitspraak. &#8220;Hij wil het niet eten.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Mijnheer Brown wilt u hem misschien even in de boeien slaan?&#8221; Harriwell wendde zich opgewekt tot Bertie. &#8220;Het is in orde,
+oude jongen, hij zal met den resident te doen krijgen, en als jij dood gaat, zal hij hangen, hoor, daar kan je van op aan.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik geloof niet dat het gouvernement dat doen zal&#8221;, wierp McTavish tegen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar heeren, heeren toch!&#8221; riep Bertie. &#8220;Denk ondertusschen eens aan mij.&#8221;
+<a id="d0e1844"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1844">137</a>]</span></p>
+<p>Harriwell haalde medelijdend zijn schouders op.
+
+</p>
+<p>&#8220;Spijt me, beste kerel, maar het is een inlandsen vergif, en daar is geen tegengif voor bekend. Tracht je er in te schikken,
+en als&#8212;&#8221;
+
+</p>
+<p>Twee geweerschoten van buiten onderbraken het gesprek, en Brown kwam binnen, laadde zijn geweer opnieuw, en ging aan tafel
+zitten.
+
+</p>
+<p>&#8220;De kok is dood&#8221;, zei hij. &#8220;Koorts. Tamelijk plotselinge aanval.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik was juist bezig mijnheer Arkwright te vertellen dat er voor inlandsche vergiften geen tegengif bestaat&#8212;&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Behalve jenever&#8221;, zei Brown.
+
+</p>
+<p>Harriwell schold zich uit voor een imbecielen idioot en rende weg om de jeneverflesch te halen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Puur, man, puur&#8221;, raadde hij Bertie, die een groot glas voor twee derden gevuld met het bijtend goedje onvermengd naar binnen
+slokte, en zat te hoesten en te kuchen tot de tranen hem langs de wangen liepen.
+
+</p>
+<p>Harriwell voelde zijn pols en nam zijn temperatuur op, en twijfelde weer of de omelet wel vergiftigd was geweest. Brown en
+McTavish twijfelden ook, maar Bertie onderscheidde een onoprechten klank in hun stemmen. Zijn eetlust was weg, en hij voelde
+stilletjes zijn pols onder de tafel. Het viel niet te ontkennen, dat die sneller werd, maar hij dacht er niet aan dat toe
+te schrijven aan den jenever dien hij gedronken had. McTavish, geweer in de hand, ging naar buiten om eens poolshoogte te
+nemen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ze komen in troepen bij elkaar bij de keuken&#8221;, was zijn verslag. &#8220;En ze hebben bende&#8217;s Sniders. Mijn idee is er om heen te
+trekken en ze van den anderen kant in de flank aan te vallen. Den eersten klap geven, zie je. Ga je mee, Brown?&#8221;
+
+</p>
+<p>Harriwell at rustig door, terwijl Bertie ontdekte dat zijn pols vijf slagen toegenomen was. Niettemin sprong hij <a id="d0e1867"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1867">138</a>]</span>tegen wil en dank overeind toen de geweren begonnen te knallen. Boven de zware ontploffingen der Sniders uit hoorde men het
+scherpe knetteren van de Winchesters van Brown en McTavish, alles tegen een achtergrond van demonisch gegil en gekrijsch.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Ze hebben ze op den loop&#8221;, merkte Harriwell op, toen stemmen en geweerschoten wegstierven in de verte.
+
+</p>
+<p>Nauwelijks waren Brown en McTavish terug aan tafel, toen de laatste weer even poolshoogte ging nemen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ze hebben dynamiet&#8221;, zei hij.
+
+</p>
+<p>&#8220;Laten we ze dan ook met dynamiet bestoken&#8221;, stelde Harriwell voor.
+
+</p>
+<p>Ze staken elk een half dozijn staven in hun zakken, rustten zich uit met brandende sigaren, en liepen naar de deur. En juist
+op dat oogenblik gebeurde het. Ze gaven McTavish er later de schuld van, en hij gaf toe dat de lading wel wat sterk was geweest.
+Maar in ieder geval ontplofte het onder het huis, dat schuin omhoog werd gelicht, en weer terugviel op zijn fundamenten. De
+helft van het porselein op de tafel brak, en de achtdaagsche klok bleef stilstaan. Gillend om wraak renden de drie mannen
+naar buiten, den nacht in, en het bombardement begon.
+
+</p>
+<p>Toen ze terugkwamen was er geen Bertie meer. Hij had zich weggesleept naar het kantoortje, zich daar verschanst en gebarricadeerd,
+en was toen neergezonken op den vloer in een van jenever doordrenkte nachtmerrie, waarin hij duizend dooden stierf terwijl
+de wakkere strijd rondom hem verder gevoerd werd. In den morgen, beroerd en katterig van den jenever, kroop hij naar buiten,
+waar hij de zon nog in de lucht vond en God naar alle waarschijnlijkheid in den hemel, want zijn gastheeren leefden nog en
+waren ongedeerd.
+
+</p>
+<p>Harriwell drong er op aan dat hij nog wat zou blijven, maar Bertie stond er op onmiddelijk met de <i>Arla</i> weg te <a id="d0e1886"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1886">139</a>]</span>zeilen naar Toelagi, waar hij heel dicht in de buurt van het huis van den resident bleef, totdat de volgende boot kwam. Er
+waren dames-touristen op het stoomschip, en Bertie was weer een held, terwijl kapitein Maloe, zooals gewoonlijk <span class="corr" title="Bron: onopgewerkt">onopgemerkt</span> bleef. Maar kapitein Maloe stuurde twee kisten met de beste Schotsche whisky die er aan de markt was, want hij was niet in
+staat uit te maken, wie Bertie het meest grootsche idee van het leven in de Salomon&#8217;s had gegeven kapitein Hansen of mijnheer
+Harriwell.
+
+
+<a id="d0e1891"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1891">140</a>]</span></p>
+<p class="div1"><a id="d0e1892"></a><span class="pagenum">
+[<a href="#d0e88">Inhoud</a>]
+</span></p>
+<h2>Het Onvermijdelijke Blanke Ras.</h2>
+<p>&#8220;De zwarten zullen de blanken nooit begrijpen, en de blanken de zwarten niet, zoo lang zwart zwart is en blank blank.&#8221;
+
+</p>
+<p>Zoo sprak kapitein Woodward. Wij zaten in de gelagkamer van Charley Roberts&#8217; kroeg in Apia, en dronken eindelooze Aboe Hameds,
+voor ons gemengd en met ons gedeeld door voornoemden Charley Roberts.
+
+</p>
+<p>Hij beweerde dat hij het recept direct had van Steevens, bekend door het uitvinden van den Aboe Hamed in een tijd dat hij
+voortgejaagd werd door dorst naar den Nijl&#8212;de Steevens die &#8220;Met Kitchener naar Kartoem&#8221; op zijn geweten heeft, en die uit
+dit leven verdween bij het beleg van Ladysmith.
+
+</p>
+<p>Kapitein Woodward, kort en dik, al tamelijk oud, verbrand door veertig jaren tropische zon, en met een paar oogen, zoo mooi
+helder bruin als ik ze nooit bij een man gezien heb, sprak uit lange ervaring.
+
+</p>
+<p>De lidteekens die kris en kras over zijn kalen schedel liepen, spraken van een intieme bekendheid met de tomahawks van de
+zwartjes, en men bespeurde een soortgelijke bekendheid in twee lidteekens, voor en achter, in de rechter helft van zijn hals,
+waar een pijl in gedrongen en er heelemaal doorheen getrokken was. Zooals hij zelf uitlegde, hij had haast gehad bij die gelegenheid&#8212;de
+pijl had hem gehinderd bij het loopen&#8212;en hij voelde dat hij niet den tijd kon nemen om den kop af te breken en de schacht
+er <a id="d0e1905"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1905">141</a>]</span>uit te trekken op de manier waarop ze er in was gekomen. Op het oogenblik was hij gezagvoerder van de <i>Savaii</i>, het groote stoomschip dat in het Westen inlandsche koelies wierf voor de Duitsche plantages op Samoa.
+
+</p>
+<p>&#8220;De meeste herrie komt van de domheid van de blanken&#8221;, zei Roberts, afbrekend om een slok uit zijn glas te nemen en den Samoeeschen
+barjongen in vriendelijke termen te verwenschen. &#8220;Als de blanken een beetje hun best wilden doen om de werking van zwarte
+hersens te begrijpen, zouden de meeste moordpartijen vermeden worden.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik heb er genoeg gekend die beweerden dat ze de zwarten begrepen&#8221;, antwoordde kapitein Woodward, een beetje schamper, &#8220;en
+ik heb altijd kunnen opmerken, dat het juist die lui waren die het eerst <i>gekaikai&#8217;d</i> (opgegeten) werden. Denk maar eens aan de zendelingen op Nieuw-Guinea en de Nieuwe Hebriden&#8212;het martelaars-eiland Erromanga
+en de heele rest. Denk eens aan de Oostenrijksche expeditie die in de pan gehakt is in de Salomon-eilanden, in het verwond
+van Goeadalcanar. En denk eens aan de kooplui zelf, met een ervaring van soms twintig jaren, die een grooten mond hadden dat
+geen nikker hen ooit te pakken zou krijgen; en nu versieren hun hoofden de daksparren van de kanohuizen. Je had den ouden
+Johnny Simons, zesentwintig jaren op de ruwe kanten van Melanesi&euml;, zwoer dat hij de nikkers op zijn duimpje kende en dat ze
+hem nooit zouden krijgen, en hij trok er tusschen uit in Marovo-Lagune, Nieuw-Georgi&euml;. Zijn hoofd werd afgezaagd door een
+zwarte vrouw en een ouden nikker met &eacute;&eacute;n been; het andere had hij in den bek van een haai gelaten toen hij dook naar visch
+die ze met dynamiet verdoofd hadden. Dan had je Billy Watts, met een vreeselijken naam als nikker-vreter, een kerel om den
+duivel bang te maken. Ik herinner me dat we voor Cape Little lagen, op Nieuw-Ierland, toen de <a id="d0e1917"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1917">142</a>]</span>nikkers een halve kist ruiltabak stalen, kostte hem zoowat drie en een halven dollar. Hij trok er op los, schoot zes nikkers
+dood, vernielde hun oorlogskano&#8217;s, en stak twee dorpen in brand. En het was bij Cape Little, vier jaren later, dat ze hem
+op zijn dak kwamen, hem en een vijftig jongens van Boekoe die hij bij zich had om tripang te visschen. In vijf minuten waren
+ze allemaal dood, op drie jongens na die ontsnapten in een kano. Praat me niet van de nikkers begrijpen. De zending van den
+blanke is de wereld te ontginnen, en daar heeft hij meer dan genoeg aan. Hij heeft immers geen tijd over om de nikkers te
+begrijpen!&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Zoo is het&#8221;, zei Roberts. &#8220;En &#8217;t is gek, maar het lijkt eigenlijk niet eens noodig om de nikkers te begrijpen. Aan de domheid
+van de blanken is hun succes in het ontginnen van de wereld <span class="corr" title="Bron: g&euml;evenredigd">ge&euml;venredigd</span>.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;En hun succes in het brengen van de vrees voor de hel in de nikkerkoppen&#8221;, flapte kapitein Woodward er uit. &#8220;Misschien heb
+je gelijk, Roberts. Misschien is het hun stommiteit waar ze hun succes aan te danken hebben, en een vorm van die stommiteit
+is zeker, dat ze niet in staat zijn de nikkers te begrijpen. Maar &eacute;&eacute;n ding is zeker: de blanken moeten achter de nikkers heen
+zitten of zij ze begrijpen of niet. Het is onvermijdelijk. Het is hun noodlot.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;En natuurlijk zijn de blanken onvermijdelijk&#8212;het is het noodlot van de nikkers&#8221;, viel Roberts in. &#8220;Vertel een blanke dat
+er pareloesters zijn in de een of andere lagune die onveilig gemaakt door tienduizend brullende kannibalen, en hij zal er
+op uit trekken, heelemaal in z&#8217;n eentje, met een half dozijn Kanaka duikers en een blikken wekker als chronometer, alles als
+sardientjes gepakt in een handige kits van vijf ton. Fluister hem in dat er goud gevonden wordt aan de Noordpool, en datzelfde
+onvermijdelijke wezen met zijn blanke huid zal er meteen op af gaan, gewapend <a id="d0e1928"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1928">143</a>]</span>met houweel een schop, een zij spek en den nieuwsten patent goud-wasscher&#8212;en wat meer is, hij zal er komen. Geef hem de lucht
+dat er diamanten zijn op de wit-gloeiende wallen van de hel, en mijnheer De Blanke zal de wallen bestormen en den ouden heer
+Satan in eigen persoon aan het houwen en graven zetten. Dat komt er van als men dom en onvermijdelijk is.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar ik vraag me af wat de zwarten wel moeten denken van die&#8212;die onvermijdelijkheid&#8221;, zei ik.
+
+</p>
+<p>Kapitein Woodward begon zachtjes te lachen. Herinnering lichtte in zijn oogen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik zit daar juist te peinzen wat de nikkers van Maloe wel hebben gedacht, en nog moeten denken, van den &eacute;&eacute;nen onvermijdelijken
+blanke, dien we aan boord hadden toen we hun een bezoek brachten met de <i>Duchess</i>&#8221;, legde hij uit.
+
+</p>
+<p>Roberts mengde drie versche Aboe Hameds.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dat was twintig jaar geleden. Saxtorph heette hij. Hij was zonder eenigen twijfel de stomste kerel die ik ooit gezien heb,
+maar hij was onvermijdelijk als de dood. Er was maar &eacute;&eacute;n ding dat die kerel kon, en dat was schieten. Ik herinner me den eersten
+keer dat ik hem tegen het lijf liep&#8212;hier in Apia, twintig jaar geleden. Dat was v&oacute;&oacute;r jouw tijd, Roberts. Ik sliep in Hollandsche
+Henry z&#8217;n hotel, beneden, waar nu de markt is. Ooit van hem gehoord? Hij had een aardigen duit gemaakt met wapens smokkelen
+voor de opstandelingen, verkocht zijn hotel, en werd precies zes weken later <span class="corr" title="Bron: doodgesagen">doodgeslagen</span> in Sydney, bij een herrie in een kroeg.
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar Saxtorph. Op een nacht was ik net zoowat ingedommeld toen een paar katten concert begonnen te geven op het erf. Ik mijn
+bed uit en het raam omhoog, lampetkan in de hand. Maar juist op dat moment hoor ik het raam van de kamer ernaast omhoog gaan.
+Er vielen twee schoten en het raam ging dicht. Ik geloof niet dat ik jullie de snelheid <a id="d0e1948"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1948">144</a>]</span>duidelijk kan maken waarmee het gebeurde. Tien seconden op zijn hoogst. Omhoog ging het raam, pang, pang ging de revolver,
+en omlaag ging het raam. Wie het ook geweest was, hij had geen oogenblik gewacht om de uitwerking van zijn schoten te zien.
+Hij wist. Snappen jullie me?&#8212;hij <i>wist</i>. Het kattenconcert was afgeloopen, en &#8217;s morgens lagen daar de twee delinquenten, morsdood. Het was een wonder. In de eerste
+plaats, al het licht dat er was kwam van de sterren en Saxtorph had geschoten zonder te mikken; dan, hij had zoo gauw achter
+elkaar geschoten dat het een dubbele knal leek in plaats van twee afzonderlijke, en eindelijk, hij wist dat hij zijn doel
+had geraakt zonder er naar te kijken.
+
+</p>
+<p>&#8220;Twee dagen later kwam hij aan boord om mij te spreken. Ik was stuurman toen, op de <i>Duchess</i>, een kolossalen schoener van honderdvijftig ton, een nikkervanger. En laat ik jullie vertellen dat nikkervangers ook nikkervangers
+waren in die dagen. Er waren geen gouvernements-inspecteurs, en geen gouvernements-bescherming voor ons ook. Het was ruw werk,
+leven tegen leven, en niets te zeggen als het met ons gedaan was, en we deden in nikkers op ieder eiland in de Zuidzee waar
+ze ons niet van af schopten. Nu dan, Saxtorph kwam aan boord, John Saxtorph was de naam dien hij opgaf. Hij was een klein,
+rossig kereltje, rossig haar, rossig gezicht, en rossige oogen ook. Hij had niets dat je trof. En van binnen was hij al even
+neutraal als van buiten. Hij zei dat hij dalles was en dat hij wilde monsteren. Wou kajuitsjongen zijn, kok, ladingmeester
+of gewoon matroos. Wist niets van al die baantjes, maar zei dat hij graag wilde leeren. Ik had hem niet noodig, maar zijn
+schieten had z&oacute;&oacute;&#8217;n indruk op me gemaakt, dat ik hem aannam als gewoon matroos, drie pond per maand.
+<a id="d0e1958"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1958">145</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Het was waar, hij wilde graag leeren, dat moet ik zeggen. Maar hij was van nature niet in staat om iets te leeren. Hij kon
+net zoo min de streken van het kompas achter elkaar opdreunen als ik cocktails kan maken zooals Roberts hier. En met zijn
+sturen bezorgde hij me mijn eerste grijze haren. Ik durfde hem nooit alleen aan het stuurrad te laten als we voor den wind
+liepen in een zware zee; en vol-en-bij en scherp-bij-de-wind waren onoplosbare mysteri&euml;n. Hij kon je het verschil niet vertellen
+tusschen een schoot en een talie, hij kon het gewoon niet. Fokkeklauwval en kluiverval, het was allemaal hetzelfde voor hem.
+Zeg hem de groote schoot wat af te vieren, en voor je &#8217;t weet laat hij de piek vallen. Hij is drie keer over boord gesukkeld
+en hij kon niet zwemmen. Maar hij was altijd vroolijk, nooit zeeziek, en ik heb zelden iemand gezien die z&oacute;&oacute; vol goeden wil
+was. Mededeelzaam was hij niet. Praatte nooit over zichzelf. Zijn geschiedenis begon, voor zoover ons betrof, met den dag
+dat hij monsterde op de <i>Duchess</i>. Waar hij had leeren schieten weet de hemel alleen. Hij was een Yankee&#8212;zooveel wisten we wel door zijn neuzig praten. En
+dat was alles wat we ooit te weten zijn gekomen.
+
+</p>
+<p>&#8220;En nu komen we tot het eigenlijke verhaal. We hadden pech gehad in de Nieuwe Hebriden: maar veertien jongens in vijf weken,
+en we liepen v&oacute;&oacute;r den zuidoost-passaat naar de Salomon&#8217;s. Malaita was toen, net als nu, goed jachtterrein, en we vielen Maloe
+binnen, in den noordwest-hoek. Er is daar een landrif en een buitenrif en een allemachtig lastige ankerplaats; maar we kwamen
+behouden binnen en lieten ons dynamiet knallen als signaal voor de nikkers om er uit te komen en zich te laten werven. Drie
+dagen lang kregen we geen kip. Ze kwamen bij honderden naar ons toe in hun kano&#8217;s, maar ze lachten ons alleen maar uit als
+<a id="d0e1966"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1966">146</a>]</span>we hen kralen en calico en bijlen lieten zien en over de heerlijkheden van plantage-werk op Samoa spraken.
+
+</p>
+<p><span class="corr" title="Bron: ">&#8220;</span>Den vierden dag kwam er verandering. In de vijftig zwartjes teekenden en kregen hun logeerkamer in het grootruim, terwijl
+ze zich aan dek natuurlijk vrij mochten bewegen. En natuurlijk was dit teekenen en bloc verdacht, als je er op terug kijkt,
+maar toen dachten we dat het een of ander machtig opperhoofd het verbod om te teekenen had opgeheven.
+
+</p>
+<p><span class="corr" title="Bron: ">&#8220;</span>In den morgen van den vijfden dag gingen onze twee booten naar den wal, zooals gewoonlijk,&#8212;de eene om de andere te dekken,
+snap je, als er soms herrie mocht komen. En, zooals gewoonlijk, waren de vijftig nikkers die we aan boord hadden aan dek,
+lummelend, kletsend, rookend en slapend. Saxtorph en ik zelf, met nog vier andere matrozen, was alles wat er nog van ons aan
+boord was. De twee booten waren bemand met Gilbert-eilanders. In de eene zaten de kapitein, de ladingmeester en de werver.
+In de andere, die de eerste dekte en een honderd meter uit de wal lag, was de tweede stuurman. Allebei de booten waren goed
+bewapend, ofschoon we geen herrie verwachtten.
+
+</p>
+<p>&#8220;Vier van de matrozen, Saxtorph incluis, waren bezig de kanpanje-reeling te schrappen. De vijfde matroos, geweer in de hand,
+stond op wacht bij de watertank, even v&oacute;&oacute;r den grooten mast. Ik was vooruit, bezig de laatste hand te leggen aan een nieuwen
+bek voor de fokkegaffel. Ik wilde net mijn pijp pakken waar ik ze had neergelegd, toen ik een schot van den wal hoorde. Ik
+richtte me op om te kijken. Er trof me iets tegen mijn achterhoofd dat me half verdoofd tegen het dek deed slaan. Mijn eerste
+gedachte was dat er boven in het tuig iets stuk was gegaan; maar terwijl ik nog viel, en v&oacute;&oacute;r dat ik op het dek terecht kwam,
+hoorde ik een geweervuur van de booten alsof de duivel in <a id="d0e1978"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1978">147</a>]</span>eigen persoon een roffel sloeg. Ik draaide me half om, en zag den matroos die op schildwacht stond. Twee groote nikkers hielden
+zijn armen vast, en een derde sloeg hem van achteren op zijn hoofd met een tomahawk. Ik zie het nog voor me, de watertank,
+de groote mast, de troep die hem aan zijn lijf hing, de bijl die op zijn hoofd neerdaalde, alles onder het vlammende zonlicht.
+Ik werd geboeid door dat groeiend visioen van moord. De tijd die de bijl noodig had om neer te dalen leek afschuwelijk lang.
+Ik zag het ding op het hoofd van den man terecht komen, en ik zag zijn beenen onder hem wegzakken toen hij dubbel sloeg. De
+nikkers hielden hem bij zijn armen omhoog en hij werd nog een paar keer flink bewerkt. Toen kreeg ik zelf nog twee hakken
+op mijn hoofd, en maakte uit dat ik dood was. Dat was ook het idee van den kerel die me bewerkte.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik was te hulpeloos om me te bewegen en ik lag daar maar en keek hoe ze den schildwacht zijn hoofd afsloegen. Ik moet zeggen,
+ze deden het netjes. Je kon zien dat ze het meer gedaan hadden.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het geweervuur uit de booten had opgehouden en ik stelde vast dat het met ons gedaan was en dat het eind van alles was gekomen.
+Het was een kwestie van minuten; dan zouden ze komen om mijn hoofd. Blijkbaar waren ze bezig de matrozen op het achterschip
+te onthoofden. Hoofden zijn veel waard op Malaita; vooral hoofden van blanken. Die hebben de eereplaats in de kano-huizen
+van de kustbewoners. Welk bijzonder decoratief effect de binnenlanders er in zien weet ik niet. Maar ze zijn er even verzot
+op als hun broertjes van het zoute water.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik had een vaag idee van ontsnappen, en kroop op handen en voeten naar den kaapstander, waar ik er in slaagde mezelf weer
+op de been te hijschen. Vandaar kon ik naar achteren kijken, en ik zag drie hoofden boven op de kajuit <a id="d0e1986"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1986">148</a>]</span>liggen&#8212;de hoofden van drie matrozen aan wie ik maanden lang orders had gegeven. De nikkers zagen mij staan en kwamen op me
+af. Ik greep naar mijn revolver en merkte dat ze hem hadden weggenomen. Ik kan niet zeggen dat ik bang was. Ik ben verschillende
+keeren dicht bij den dood geweest, maar het heeft me nooit gemakkelijker toegeschenen dan toen. Ik was half verdoofd en niets
+kon me meer wat schelen.
+
+</p>
+<p>&#8220;De nikker die voorop liep had zich gewapend met een hakmes uit de kombuis, en hij maakte grimassen als een aap terwijl hij
+zich klaar maakte om mij in twee&euml;n te snijden. Maar dat sneedje heeft hij nooit gemaakt. Hij zakte in elkaar op het dek en
+ik zag het bloed uit zijn mond gudsen. Heel vaag hoorde ik een geweer afgaan, en het bleef afgaan, voortdurend. Nikker na
+nikker viel neer. Mijn begrippen werden weer een beetje helder, en ik merkte op dat er geen enkel schot mis was. Iederen keer
+dat het geweer knalde, zakte er een nikker in elkaar. Ik ging zitten op het dek naast den kaapstander en keek naar boven.
+Boven, in de dwarszalings, zat Saxtorph. Hoe hij het klaar had gespeeld kan ik nog niet begrijpen, want hij had twee Winchesters
+en ik weet niet meer hoeveel patroongordels mee naar boven genomen; en nu was hij bezig het eenige te doen waar hij op deze
+wereld voor deugde.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik heb veel schiet- en moordpartijen gezien, maar ik heb nooit zoo iets gezien als toen. Ik zat daar naast den kaapstander
+en keek naar de vertooning. Ik voelde me zwak en wee en het leek allemaal een droom. Pang, pang, pang, pang ging zijn geweer,
+en bom, bom, bom, bom, gingen de nikkers tegen het dek. Het was verbazend hoe ze vielen. Na hun eersten stormloop op mij,
+toen er zoo ongeveer een dozijn gevallen waren, schenen ze verlamd; maar hij hield geen oogenblik op met zijn geweer leeg
+te pompen.
+<a id="d0e1992"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e1992">149</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" title="Bron: ">&#8220;</span>Z&oacute;&oacute; was de toestand toen de kano&#8217;s en de twee booten van de wal kwamen, bewapend met Sniders en met Winchesters die ze in
+de booten hadden buitgemaakt. De fusillade die ze op Saxtorph loslieten was iets vreeselijks. Gelukkig voor hem kunnen de
+nikkers alleen maar op korten afstand schieten. Ze zijn niet gewend om een geweer aan den schouder te brengen. Ze wachten
+tot ze boven op iemand zitten, en dan schieten ze vanaf de heup. Toen zijn geweer te warm werd nam Saxtorph het andere. Dat
+was zijn idee geweest toen hij twee geweren mee het want in nam.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat me het meest verbaasde was de snelheid waarmee hij vuurde. En hij miste geen enkelen keer. Als er er ooit iets onvermijdelijk
+is geweest, dan was die man het. De slachting was zoo afschuwelijk omdat het zoo verbazend vlug ging. De nikkers hadden geen
+tijd om te denken. Als ze er in slaagden te denken, sprongen ze met een vaartje overboord, waarbij de kano&#8217;s meestal omsloegen.
+Saxtorph hield geen oogenblik op. Het water was bedekt met nikkers en pang, pang, pang, schoot hij zijn kogels in hun zwarte
+lichamen. Geen enkel schot was mis en ik kon duidelijk het poffen van de kogels hooren telkens als er een begraven werd in
+menschelijk vleesch.
+
+</p>
+<p>&#8220;De nikkers verspreidden zich en richtten zich naar den wal, zwemmend. Het was alsof het water bedekt was met een kleed van
+opduikende en bewegende hoofden, en ik ging rechtop staan, als in een droom, om er naar te kijken: de bewegende hoofden en
+de hoofden die ophielden te bewegen. Sommige lange-afstand-schoten waren schitterend. E&eacute;n man bereikte het strand, maar toen
+hij opstond om aan land te waden schoot Saxtorph hem nog neer. Het was meesterlijk. En toen een paar nikkers het strand op
+kwamen loopen om hem uit het water te trekken, gingen zij ook nog tegen de vlakte.
+<a id="d0e2001"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2001">150</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Ik dacht dat alles voorbij was, toen ik het geweer opnieuw hoorde afgaan. Een nikker kwam met een vaartje uit de kajuit schieten,
+naar de verschansing, maar viel halverwege neer. De kajuit moet vol nikkers gezeten hebben. Ik telde er twintig. Ze holden
+&eacute;&eacute;n voor &eacute;&eacute;n naar boven en sprongen naar de verschansing. Maar zoover kwamen ze niet. Het deed me denken aan het schieten
+van dieren in een val. Een zwart lichaam schoot telkens omhoog uit het trapluik, pang ging dan Saxtorph&#8217;s geweer, en neer
+sloeg het zwarte lichaam. Natuurlijk wisten de nikkers die beneden waren niet wat er aan dek gebeurde, dus bleven ze omhoog
+schieten uit het luik, totdat de laatste er geweest was.
+
+</p>
+<p>&#8220;Saxtorph wachtte een poosje om zeker van zijn zaak te zijn, en kwam toen naar beneden. Wij twee&euml;n waren alles wat er overbleef
+van bemanning en officieren van de <i>Duchess</i>, en ik was er tamelijk beroerd aan toe, terwijl hij hulpeloos was nu hij niet meer kon schieten. Onder mijn leiding waschte
+hij mijn hoofdwonden en naaide ze dicht. Een groote slok whisky sterkte mij tot het wagen van een poging om weg te komen.
+Er bleef ons niets anders over. De rest was dood. We trachtten de zeilen te hijschen. Saxtorph heesch en ik hield het val
+om den nagel. Hij was weer hetzelfde stomme rund van vroeger. Zijn hijschen was geen cent waard, en toen ik op een goed oogenblik
+flauw viel, leek het of het afgeloopen was met ons.
+
+</p>
+<p>&#8220;Toen ik weer bij kwam, zat Saxtorph hulpeloos op de verschansing, wachtend om mij te vragen wat hij doen moest. Ik zei hem
+de gewonden eens onderste boven te halen om te zien of er ook bij waren die nog konden kruipen. Hij kreeg er zes bij elkaar.
+E&eacute;n, herinner ik me, had zijn been gebroken; maar Saxtorph zei dat zijn armen in orde waren. Ik lag in de schaduw, en joeg
+de vliegen weg, en <a id="d0e2011"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2011">151</a>]</span>leidde de zaken, terwijl Saxtorph zijn ploeg invalieden aanvoerde. Ik wil eeuwig verdoemd zijn als hij die arme duivels niet
+aan ieder touw op de nagelbanken liet hijschen v&oacute;&oacute;rdat hij de vallen vond. E&eacute;n van hen liet het touw glippen onder het hijschen
+en gleed neer op het dek, dood; maar Saxtorph rammeide de anderen en hield hen aan het werk. Toen de fok en het grootzeil
+op waren zei ik hem de steekschalm uit den ankerketting te schroeven en het anker te laten slippen. Ik liet me naar het achterschip
+helpen om een slappe poging aan het stuurrad te wagen. Hoe hij het hem lapte begrijp ik nog niet, maar in plaats van de steekschalm
+uit te schroeven, plons ging het tweede anker naar beneden, en daar lagen we dubbel geankerd.
+
+</p>
+<p>&#8220;Eindelijk was hij z&oacute;&oacute; ver dat allebei de ankers geslipt en de stagfok en kluiver omhoog waren, en de <i>Duchess</i> viel af en stevende naar de doorvaart. Ons dek was de moeite waard om te zien. Doode en stervende nikkers lagen overal. Sommigen
+zaten weggestopt op de onmogelijkste plaatsen. De kajuit zat er vol mee, waar ze van het dek weggekropen en naar beneden getuimeld
+waren. Ik zette Saxtorph en zijn ploeg doodgravers aan het overboord zetten, en erover gingen ze, levenden en dooden. De haaien
+hadden een vette, dien dag. Natuurlijk gingen onze vier vermoorde matrozen denzelfden weg. Maar hun hoofden deden we in een
+zak met gewichten eraan, dat ze niet naar het strand drijven en in de handen van de nikkers zouden vallen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Onze vijf gevangenen besloot ik als bemanning te gebruiken, maar zij besloten anders. Ze namen hun kans waar, en sprongen
+overboord. Saxtorph schoot er twee dood met zijn revolver terwijl ze nog in de lucht zweefden, en hij zou de andere drie in
+het water ook nog naar de andere wereld hebben geholpen als ik hem niet tegen gehouden had. Ja, ik had genoeg van het moorden,
+en bovendien, ze hadden <a id="d0e2020"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2020">152</a>]</span>meegeholpen den schoener naar buiten te brengen. Maar het was weggegooid medelijden, want ze werden alle drie door de haaien
+ingepikt.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik kreeg hersenkoorts of iets dergelijks toen we goed en wel in volle zee waren; tenminste de <i>Duchess</i> lag drie weken bijgedraaid; toen pas was ik mezelf weer meester, en we sukkelden verder met de schuit naar Sydney. In ieder
+geval hebben die nikkers van Maloe de eeuwige les geleerd, dat het niet goed is, gekheid te maken met een blanke. Saxtorph
+was zonder eenigen twijfel onvermijdelijk voor hen.&#8221;
+
+</p>
+<p>Charley Roberts floot eens, en zei:
+
+</p>
+<p>&#8220;Je zou het zoo zeggen. Maar wat is er van Saxtorph geworden?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Hij is bij de robbenvaart terecht gekomen, en een heele beroemdheid geworden. Zes jaren lang was hij een geweldig heer in
+de vloten van San Francisco en Victoria. Het zevende jaar is zijn schoener in de Beringzee ingepikt door een Russischen kruiser,
+en alle hens, zoo ging het verhaal, zijn in de zoutmijnen van Siberi&euml; gesmakt. Ten minste ik heb nooit meer iets van hem gehoord.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>&#8220;De wereld ontginnen&#8221;, mompelde Roberts. &#8220;De wereld ontginnen. Hier, op hun gezondheid, iemand moet het toch doen&#8212;de wereld
+ontginnen, bedoel ik.&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Woodward wreef de lidteekens die kriskrasten over zijn kaal hoofd.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik heb er mijn deel toe bijgedragen&#8221;, zei hij. &#8220;Veertig jaar nu al. Dit is mijn laatste reis. Dan ga ik voor goed naar huis.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik verwed er den borrel onder dat je het niet doet&#8221;, tartte Roberts. &#8220;Jij gaat dood in het harnas, niet in je bed.&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Woodward nam de weddenschap dadelijk aan, maar ik voor mij denk dat Charley Roberts de beste kans heeft.
+
+
+<a id="d0e2043"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2043">153</a>]</span></p>
+<p class="div1"><a id="d0e2044"></a><span class="pagenum">
+[<a href="#d0e88">Inhoud</a>]
+</span></p>
+<h2>Het Nageslacht van McCoy.</h2>
+<p>De <i>Pyrenee&euml;n</i>, haar ijzeren zijden laag in het water gedrukt door de lading tarwe, slingerde traag, en maakte het gemakkelijk voor den
+man die aan boord klom vanuit een kleine kano met vlerken. Toen zijn oogen ter hoogte van de verschansing kwamen, zoodat hij
+binnen boord kon kijken, scheen het hem toe, dat hij een vaag, bijna niet te onderscheiden waas zag. Het leek meer een zinsbegoocheling,
+een dof vlies dat zich plotseling over zijn oogen had gespreid. Hij voelde een neiging om het weg te vegen, en dacht tegelijkertijd,
+dat hij oud werd, en dat het tijd was om een bril te bestellen in San Francisco.
+
+</p>
+<p>Terwijl hij over de verschansing klom, liet hij zijn blikken omhoog gaan naar de hooge masten, daarna naar de pompen. Zij
+werkten niet. Alles scheen in orde op het groote fregat, en hij vroeg zich verwonderd af, waarom men het noodsignaal geheschen
+had. Hij dacht aan zijn gelukkige eilanders en hoopte dat het geen besmettelijke ziekte zou zijn. Misschien had het schip
+gebrek aan water of proviand. Hij schudde den kapitein de hand. Wat het ook zijn mocht, er <i>was</i> iets, dat zeiden het vermagerde gezicht en de bezorgde blik van de gezagvoerder. Op het zelfde oogenblik bemerkte de nieuw-aangekomene
+een flauwen niet te definieeren geur. Het leek van verbrand brood, maar toch weer anders.
+
+</p>
+<p>Nieuwsgierig keek hij om zich heen. Twintig voet verder was een moe-uitziend matroos bezig het dek te breeuwen. Terwijl zijn
+blik op dien man rustte, zag hij plotseling een <a id="d0e2059"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2059">154</a>]</span>dun spiraaltje rook onder zijn handen uit opstijgen, dat kronkelde en kringelde, en weg was. Ondertusschen was hij zelf op
+het dek gekomen. Hij voelde een broeiende warmte aan zijn bloote voeten, die snel door het dikke eelt heen drong. Hij kende
+nu den nood van het schip. Zijn blikken zwierven naar voren waar de geheele bemanning van magere, vermoeide matrozen vol verwachting
+naar hem stond te kijken. Die blik van zijn vochtige bruine oogen ging over hen heen als een zegening; hij kalmeerde hen,
+wikkelde hen als in den mantel van een groote vrede.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hoe lang hebt u al brand aan boord, kaptein?&#8221; vroeg hij, en zijn stem was zoo zacht en sereen, dat het leek alsof er een
+duif kirde.
+
+</p>
+<p>Eerst voelde de kapitein die rust en die tevredenheid zachtjes in zich dringen, maar dan sloeg hem weer het bewustzijn van
+alles wat hij doorstaan had en nog doorstond, en hij was kwaad. Wat gaf dezen vuilen strandschuimer, gekleed in een grof linnen
+broek en een katoenen hemd, het recht om hem en zijn overwerkte, uitgeputte hersenen iets als rust en tevredenheid te suggereeren?
+De kapitein beredeneerde het niet zoo; het onbewuste proces der emotie was de oorzaak van zijn boosheid.
+
+</p>
+<p>&#8220;Vijftien dagen&#8221;, antwoordde hij kortaf. &#8220;Wie ben jij?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Mijn naam is McCoy&#8221;, kwam het antwoord, en het geluid ademde zachtheid en medelijden.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik bedoel, ben je de loods?&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy liet de zegening van zijn blik gaan over den langen, zwaar-geschouderden man met het verwilderde, ongeschoren gezicht,
+die naast den kapitein was komen staan.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik ben even goed loods als iemand anders&#8221;, was het antwoord van McCoy. &#8220;We zijn hier allemaal loods, kapitein, en ik ken
+iederen centimeter van deze wateren.&#8221;
+
+</p>
+<p>Maar de kapitein was ongeduldig.
+<a id="d0e2077"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2077">155</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Ik moet de autoriteiten hebben. Ik moet hen spreken, en allemachtig gauw ook.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Dan kunt u ook met mij volstaan.&#8221;
+
+</p>
+<p>Weer dat hinderlijke gevoel van vrede, en dan zijn schip een woedende oven onder zijn voeten! Hij trok nerveus en ongeduldig
+zijn wenkbrauwen op, en balde zijn vuist alsof hij er mee wou slaan.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wie ben je dan in Jezus&#8217; naam?&#8221; vroeg hij ruw.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik ben de eerste ambtenaar&#8221;, was het antwoord, en nog steeds was de stem de zachtste en teederste die men zich kon denken.
+
+
+</p>
+<p>De lange zwaar-geschouderde man barstte uit in een schorren lach, die meer een uiting was van hysterie dan van plezier. De
+kapitein en hij bekeken McCoy verwonderd en ongeloovig. Dat deze strandschuimer op bloote voeten zulk een klinkende waardigheid
+zou bekleeden was onbegrijpelijk. Zijn katoenen hemd, los geknoopt, liet een grauw-behaarde borst zien, en tevens dat hij
+er geen kleedingstuk meer onder droeg. Een versleten strooien hoed trachtte tevergeefs het ongekamde grijze haar te verbergen.
+Een patriarchale baard, ongeknipt, daalde neer tot halfweg zijn borst. Twee kwartjes zouden hem bij een uitdrager compleet
+hebben uitgerust zooals hij nu voor hem stond.
+
+</p>
+<p>&#8220;Soms familie van McCoy van de <i>Bounty</i>?&#8221; vroeg de kapitein.
+
+</p>
+<p>&#8220;Mijn overgrootvader.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;O&#8221;, zei de kapitein, en hij bedacht zich. &#8220;Mijn naam is Davenport, en dit is mijn eerste stuurman, mijnheer Konig.&#8221;
+
+</p>
+<p>Ze schudden elkaar de hand.
+
+</p>
+<p>&#8220;En nu ter zake.&#8221; De kapitein sprak snel, de drang van een groote haast preste zijn woorden. &#8220;We hebben nu al meer dan twee
+weken brand aan boord. Ieder oogenblik kan de <a id="d0e2103"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2103">156</a>]</span>hel losbarsten. Daarom heb ik op Pitcairn aangehouden. Ik wil de schuit aan den grond zetten, of lek slaan, om den romp te
+sparen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Dan hebt u zich vergist, kaptein&#8221;, zei McCoy. &#8220;U had met ruime schooten naar Mangareva moeten koersen. Daar is een mooi strand,
+in een lagune, waar het water is als een vischvijver.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar we zijn nou hier, h&egrave;?&#8221; snauwde de eerste stuurman. &#8220;Daar komt het maar op aan. We zijn hier, en er moet iets gedaan
+worden.&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy schudde vriendelijk zijn hoofd.
+
+</p>
+<p>&#8220;U kunt hier niets doen. Er is hier geen strand. Er is zelfs geen ankerplaats.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Klets&#8221;, zei de stuurman. &#8220;Klets&#8221;, herhaalde hij luid, toen de kapitein hem een teeken gaf, wat minder kras in zijn uitdrukkingen
+te zijn. &#8220;Dergelijke praatjes kun je mij niet verkoopen. Waar heb je je eigen booten dan, je schoener of je kotter of weet
+ik wat jij hebt? H&egrave;? Vertel me dat maar&#8217; es.&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy glimlachte zacht zooals hij gesproken had. Zijn glimlach was een liefkoozing, een omhelzing die den uitgeputten stuurman
+trachtte mee te trekken in den sereenen vrede van McCoy&#8217;s rustige ziel.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wij hebben geen schoener en geen kotter&#8221;, antwoordde hij. &#8220;En we dragen onze kano&#8217;s boven op de rotsen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Zou ik eerst&#8217; es moeten zien&#8221;, snoof de stuurman. &#8220;Hoe kom je dan op de andere eilanden, h&egrave;? Dat wou ik wel&#8217; es weten.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Wij gaan niet naar de andere eilanden. Ik alleen, af en toe, als gouverneur van Pitcairn. Toen ik nog jong was, was ik heel
+dikwijls weg&#8212;soms op de koopvaardij-schoeners, meestal op de brik van de zending. Maar die is er nu niet meer, en we zijn
+nu afhankelijk van passeerende schepen. Soms hebben we er wel eens zes in &#8217;t jaar. Maar dikwijls <a id="d0e2123"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2123">157</a>]</span>gaat er ook een jaar en nog meer voorbij zonder dat we &eacute;&eacute;n enkel schip zien. U bent het eerste sinds zeven maanden.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;En je wilt me vertellen&#8212;&#8221;, begon de stuurman weer.
+
+</p>
+<p>Maar kapitein Davenport kwam tusschenbeide.
+
+</p>
+<p>&#8220;Genoeg, genoeg. We verliezen onzen tijd maar. Wat moeten we doen, mijnheer McCoy?&#8221;
+
+</p>
+<p>De oude man wendde zijn bruine oogen, zacht als die van een vrouw, naar het land, en kapitein en stuurman volgden zijn blik,
+van de eenzame rots Pitcairn naar de bemanning die in een troep bijeen stond op het voorschip en vol spanning wachtte op een
+beslissing. McCoy haastte zich niet. Zijn gedachten gingen rustig en langzaam, stap voor stap, met de zekerheid van iemand
+die nooit gekweld of geslagen is door het leven.
+
+</p>
+<p>&#8220;Er is niet veel wind op &#8217;t oogenblik&#8221;, zei hij eindelijk. &#8220;En er loopt een sterke strooming naar het westen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Die heeft ons doen afdrijven naar lij&#8221;, onderbrak de kapitein, die zijn zeemanschap wilde rechtvaardigen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Juist, die heeft u naar lij gedreven!&#8221; ging McCoy verder. &#8220;Nu, u kunt vandaag niet tegen die strooming in opwerken. En al
+kon het, dan is er nog geen strand. Uw schip zou totaal verloren zijn.&#8221;
+
+</p>
+<p>Hij wachtte even, en kapitein en stuurman keken elkaar wanhopig aan.
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar ik zal u zeggen wat u kunt doen. De bries zal vannacht doorkomen, ongeveer middernacht&#8212;kijk die vegen wolken en die
+dikte te loevert, achter dien bergtop daar. Daar zal-ie vandaan komen, uit het zuid-oosten, en hard. Het is driehonderd mijlen
+naar Mangareva. Bras je ra&#8217;s in &#8217;t vierkant en loop er v&oacute;&oacute;r het windje heen. Er is daar een mooi bed voor je schip.&#8221;
+
+</p>
+<p>De stuurman schudde zijn hoofd.
+
+</p>
+<p>&#8220;Kom even in de kajuit, dan kunnen we eens op de kaart kijken,&#8221; zei de kapitein.
+<a id="d0e2147"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2147">158</a>]</span></p>
+<p>Er hing een vergiftige, verstikkende atmosfeer in de kleine, benauwde kajuit. Onzichtbare gassen die overal ronddreven beten
+en prikten in McCoy&#8217;s oogen. Het dek was hier nog heeter, bijna onverdraaglijk heet voor zijn bloote voeten. Het zweet stroomde
+uit zijn lichaam. Hij keek bijna bang om zich heen. Deze kwaadaardige, inwendige hitte was afschuwelijk. Het was een wonder,
+dat de kajuit niet in vlammen uitbarstte. Hij had een gevoel alsof hij in een grooten oven was, waar ieder oogenblik de hitte
+tot een geweldige hoogte kon stijgen en hem verschroeien als een halmpje gras.
+
+</p>
+<p>Toen hij &eacute;&eacute;n voet oplichtte en de heete zool tegen zijn broekspijp wreef, beet de stuurman hem een woesten, grimmigen lach
+toe.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het voorgeborchte der hel&#8221;, zei hij. &#8220;De hel zelf is daar vlak onder uw voeten.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is heet!&#8221;, riep McCoy onwillekeurig, en veegde zijn gezicht met een bandana zakdoek.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hier is Mangareva&#8221;, zei de kapitein, terwijl hij zich over de tafel boog en een zwarte vlek aanwees midden in de onverbroken
+witheid van de kaart.
+
+</p>
+<p>&#8220;En hier, nog daar v&oacute;&oacute;r, ligt nog een eiland. Waarom daar niet heen?&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy keek niet op de kaart.
+
+</p>
+<p>&#8220;Crescent Eiland&#8221;, antwoordde hij. &#8220;Het is onbewoond, en maar twee of drie voet boven het water. Een lagune, maar geen invaart.
+Neen, Mangareva is de naaste plek die u gebruiken kunt.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Dan zal het Mangareva zijn&#8221;, zei kapitein Davenport, de grommende tegenwerpingen van zijn stuurman onderbrekend. &#8220;Roep het
+volk achter, mijnheer Konig.&#8221;
+
+</p>
+<p>De matrozen gehoorzaamden. Ze strompelden moe langs het dek en deden pijnlijke pogingen om haast te maken. Hun uitputting
+was zichtbaar in iedere beweging die ze <a id="d0e2168"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2168">159</a>]</span>maakten. De kok kwam uit zijn kombuis om te luisteren, en de kajuitsjongen hing naast hem over de deur.
+
+</p>
+<p>Toen kapitein Davenport de situatie uitgelegd en zijn voornemen om naar Mangareva te loopen geuit had, brak er een geweldig
+rumoer los. Tegen een achtergrond van kelig gegrom rezen ongearticuleerde kreten van woede, met hier en daar een duidelijk
+te onderscheiden vloek, een woord, een zin. De schrille stem van een Cockney steeg, en beheerschte een oogenblik alles: &#8220;Jeisis
+Christus, eers&#8217; veertien daoge in de hel, en nou wil-ie dawwe die drijvende hel weer nao see seile!&#8221;
+
+</p>
+<p>De kapitein had geen macht meer over hen, maar de aanwezigheid van McCoy scheen hun een zacht verwijt, en kalmeerde hen. Het
+mopperen en vloeken stierf weg, totdat, behalve hier en daar een gezicht dat vol angstige spanning naar den kapitein gericht
+was, de geheele bemanning verlangend stond te kijken naar de groen-begroeide toppen en de overhangende rotsen van Pitcairn.
+
+
+</p>
+<p>Zacht als een lentewind was de stem van McCoy; &#8220;Kaptein, ik meende dat ik er een paar hoorde zeggen dat ze honger hadden.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja&#8221;, was het antwoord, &#8220;en wij ook. Ik heb de laatste twee dagen niets gehad dan een scheepsbeschuit en een lepel gedroogde
+zalm. We zijn op rantsoen. Ziet u, toen we den brand ontdekten, hebben we alles onmiddelijk dichtgeschalmd om het vuur te
+verstikken. En toen merkten we hoe weinig voedsel er in de provisiekast was. Maar toen was het te laat. We durfden de voorraadkamer
+niet meer open te breken. Honger? Ik heb even veel honger als zij.&#8221;
+
+</p>
+<p>Hij sprak de mannen opnieuw toe, en opnieuw rees het kelig gebrom en gevloek, en hun gezichten waren als van dieren, verwrongen
+van <span class="corr" title="Bron: weede">woede</span>. De tweede en de derde stuurman waren bij den kapitein komen staan, v&oacute;&oacute;r op de <a id="d0e2183"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2183">160</a>]</span>kampanje. Hun gezichten waren strak en zonder uitdrukking; v&oacute;&oacute;r alles schenen ze ontstemd door deze muiterij van de bemanning.
+Kapitein Davenport keek zijn eersten officier vragend aan, maar die haalde slechts zijn schouders op ten teeken van zijn hulpeloosheid.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;U ziet&#8221;, zei de gezagvoerder tegen McCoy, &#8220;je kunt matrozen niet dwingen het veilige land te verlaten en naar zee te gaan
+op een brandend schip. Het is hun drijvende doodkist geweest, nu al meer dan twee weken. Ze zijn uitgewerkt en uitgehongerd,
+en ze hebben er genoeg van. We zullen naar Pitcairn opwerken.&#8221;
+
+</p>
+<p>Maar er was weinig wind, de bodem van de <i>Pyrenee&euml;n</i> was aangegroeid, en het schip kon niet tegen de sterke westelijke strooming op laveeren. Na verloop van twee uren had men
+drie mijlen verloren. De matrozen werkten fel, alsof ze alleen door hun kracht de <i>Pyrenee&euml;n</i> tegen de vijandige elementen in konden drijven. Maar gestadig, nu over stuurboord, dan over bakboord, zakte het schip af
+naar het westen. De kapitein ijsbeerde rusteloos heen en weer. Af en toe hield hij op om te kijken naar de slierten rook die
+overal ronddreven, en hij trachtte hun spoor na te gaan tot de plek waar ze uit het dek sprongen. De timmerman was voortdurend
+bezig dergelijke plekken vast te stellen en, als hij daarin geslaagd was, ze dichter en dichter te breeuwen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wel, wat denkt u er nu van?&#8221; vroeg de kapitein eindelijk aan McCoy, die naar den timmerman stond te kijken met al de belangstelling
+en nieuwsgierigheid van een kind in zijn oogen.
+
+</p>
+<p>McCoy keek in de richting van de wal, waar het eiland verdween in den dichtenden nevel.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik denk, dat &#8217;t beter zou zijn naar Mangareva te loopen. Met de bries die nu komt bent u daar morgenavond.&#8221;
+<a id="d0e2201"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2201">161</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Maar wat als de brand uitslaat? Het kan ieder oogenblik gebeuren.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Houdt uw booten klaar in de vallen. Dezelfde bries zal uw booten naar Mangareva brengen, als het schip onder u uit brandt.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport overlegde een oogenblik met zich zelf, en toen hoorde McCoy de vraag die hij liever niet had willen hooren,
+maar die hij voelde komen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik heb geen kaart van Mangareva. Op de groote kaart is het maar een vliegenscheet. Ik zou niet weten waar ik de invaart in
+de lagune moest zoeken. Zoudt u mee willen gaan en het schip voor mij naar binnen loodsen?&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy&#8217;s sereene rust bleef onverstoord.
+
+</p>
+<p>&#8220;Goed, kaptein&#8221;, zei hij met dezelfde kalme achteloosheid waarmee hij een uitnoodiging om te komen dineeren zou hebben aangenomen;
+&#8220;ik ga met u mee naar Mangareva.&#8221;
+
+</p>
+<p>Weer werd de bemanning naar achteren geroepen, en de kapitein sprak hen toe vanaf de hooge kampanje.
+
+</p>
+<p>&#8220;We hebben geprobeerd de schuit stroomop te krijgen, maar jullie ziet hoe veel we verloren hebben. We drijven af in een twee-knoops
+strooming. Deze mijnheer hier is de Edelachtbare Heer McCoy, eerste ambtenaar en gouverneur van het eiland Pitcairn. Hij zal
+met ons meegaan naar Mangareva. Jullie ziet dus dat de toestand niet zoo gevaarlijk is. Hij zou het niet aangeboden hebben,
+als hij dacht dat hij er zijn hachje bij in zou schieten. Bovendien, hoe groot de risico ook is, als hij uit eigen beweging
+aan boord komt, en de kans wil loopen, kunnen wij niet minder doen. Wat zeggen jullie van Mangareva?&#8221;
+
+</p>
+<p>Dezen keer was er geen rumoer. McCoy&#8217;s aanwezigheid, de zekerheid en de kalmte die er van hem uit schenen te stralen, hadden
+hun uitwerking. Ze spraken zachtjes onder elkaar. Veel werd er niet gepraat. Ze waren eensgezind <a id="d0e2220"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2220">162</a>]</span>in de deugd, en ze schoven den Cockney naar voren als hun woordvoerder. Overstelpt door het bewustzijn van zijn eigen heldenmoed
+en dien van zijn kameraden, schreeuwde hij met vlammende oogen: &#8220;Verdomd, as hij &#8217;t doet, wij ook!&#8221;
+
+</p>
+<p>De bemanning mompelde bijval en ging naar voren.
+
+</p>
+<p>&#8220;E&eacute;n oogenblik, kaptein&#8221;, zei McCoy toen de ander zich omdraaide om orders aan den eersten stuurman te geven, &#8220;ik moet eerst
+aan land gaan.&#8221;
+
+</p>
+<p>Mijnheer Konig was als door den donder getroffen en staarde McCoy aan alsof hij een krankzinnige voor zich had.
+
+</p>
+<p>&#8220;Aan land gaan?&#8221; riep de kapitein. &#8220;Waarom in Godsnaam? Het duurt drie uren eer u daar bent in uw kano.&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy mat den afstand tot het verre land en knikte.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, en het is nu zes uur. Ik ben niet aan land v&oacute;&oacute;r negen. Het volk kan niet eerder bijeen zijn dan tien uur. Terwijl de
+bries doorkomt vanavond kunt u beginnen er tegen in te laveeren, en mij dan morgen vroeg bij zonsopgang oppikken.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;In den naam van rede en gezond verstand&#8221;, barstte de kapitein uit, &#8220;waarom wilt u het volk bijeen roepen? Ziet u niet in
+dat mijn schip onder mij wegbrandt?&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy was kalm als een zomersche zee, en de woede van den ander bracht er niet het minste rimpeltje op.
+
+</p>
+<p>&#8220;Zeker, kaptein&#8221;, kirde hij met zijn duivengeluid. &#8220;Ik zie heel goed in dat uw schip in brand staat. Daarom ga ik met u mee
+naar Mangareva. Maat ik moet verlof hebben om met u mee te gaan. Het is gewoonte zoo bij ons. Het is iets heel gewichtigs
+als de gouverneur van het eiland weggaat. De belangen van het volk staan op het spel, en ze hebben het recht hun toestemming
+te geven of te weigeren. Maar ze zullen het zeker goed vinden, dat weet ik.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Weet u dat zeker?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Absoluut zeker.&#8221;
+<a id="d0e2244"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2244">163</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Maar als u weet dat ze permissie zullen geven, waarom maakt u zich dan nog druk om ze te krijgen? Denk aan het oponthoud&#8212;een
+heelen nacht!&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is gewoonte bij ons&#8221;, was het onverstoorbare antwoord. &#8220;Bovendien ben ik gouverneur, en ik moet maatregelen nemen voor
+het bestuur van het eiland voor den tijd dat ik weg ben.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar het is maar vierentwintig uur naar Mangareva&#8221;, wierp de kapitein tegen, &#8220;Veronderstel dat het zesmaal zoo lang duurt
+om terug te komen tegen den wind in; dat zou u na een week weer terug brengen.&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy glimlachte zijn breeden, goedigen glimlach.
+
+</p>
+<p>&#8220;Er komen maar heel weinig schepen langs Pitcairn, en als er komen, zijn ze meestal van San Francisco of van om Kaap Hoorn.
+Ik mag van geluk spreken als ik over zes maanden terug ben. Misschien blijf ik een jaar weg, en misschien moet ik naar San
+Francisco gaan om een schip te vinden dat mij terug zal brengen. Mijn vader ging eens voor drie maanden weg van Pitcairn,
+en het duurde twee jaren v&oacute;&oacute;rdat hij terug kon komen. Verder hebt u gebrek aan voedsel. Als u uw toevlucht in de booten moet
+zoeken en het weer wordt slecht, kan het dagen duren eer u land bereikt. Ik kan u twee kano-ladingen proviand mee brengen
+morgen vroeg. Gedroogde bananen zullen het beste zijn... Als de bries aanwakkert, kruist u er tegen in. Hoe dichterbij u is,
+des te grootere ladingen kan ik meebrengen. Tot ziens.&#8221;
+
+</p>
+<p>Hij stak zijn hand uit. De kapitein schudde haar, en kon bijna niet los laten. Hij scheen er zich aan vast te klemmen zooals
+een verdrinkende zeeman zich vastklemt aan een reddingboei.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hoe weet ik dat u terug zult komen morgen?&#8221; vroeg hij.
+<a id="d0e2259"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2259">164</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Ja, dat is het maar!&#8221; riep de stuurman. &#8220;Hoe weten we dat-ie &#8217;m niet smeert om zijn eigen huid te bergen?&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy zei niets. Hij keek de twee mannen zacht en zegenend aan, en het scheen hun toe als ontvingen zij een boodschap uit
+zijn onbegrijpelijke gerustheid van ziel.
+
+</p>
+<p>De kapitein liet zijn hand los, en met een laatsten blik die de bemanning omving in zijn zegening, klom McCoy over de verschansing
+en daalde af in zijn kano.
+
+</p>
+<p>De wind werd sterker, en de <i>Pyrenee&euml;n</i>, ondanks den baard onder haar bodem, won een half dozijn mijlen van de westelijke strooming. Bij zonsopgang, met Pitcairn
+drie mijlen te loevert, bemerkte kapitein Davenport twee kano&#8217;s, die op hem aanhielden. Weer klauterde McCoy op tegen den
+ijzeren wand van het schip, en sprong over de verschansing op het heete dek. Hij werd gevolgd door vele pakken gedroogde bananen,
+elk pak gewikkeld in droge bladeren.
+
+</p>
+<p>&#8220;Nu, kapitein,&#8221; zei hij, &#8220;gooi je ra&#8217;s om, en vooruit om je lieve leven. Ziet u, ik ben geen zeevaarder&#8221;, legde hij een paar
+minuten later uit, toen hij naast den kapitein stond achter op de kampanje, terwijl deze zijn blikken liet gaan van de bovenste
+zeilen omlaag naar het water, om de vaart van de <i>Pyrenee&euml;n</i> te schatten. &#8220;Jaag &#8217;r naar Mangareva. Als u het land hebt gevonden zal ik haar wel naar binnen loodsen. Wat denkt u dat het
+oudje maakt op &#8217;t oogenblik?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Elf&#8221;, antwoordde kapitein Davenport, met een laatsten blik naar het voorbij ruischende water.
+
+</p>
+<p>&#8220;Elf knoopen. Eens even kijken, als we die vaart houden zullen we Mangareva morgen vroeg tusschen acht en negen in zicht krijgen.
+Ik zal het schip op &#8217;t strand hebben om tien uur, elf uur op z&#8217;n laatst. En dan is al uw zorg voorbij.&#8221;
+
+</p>
+<p>Het scheen den kapitein bijna toe dat het oogenblik van zaligheid al gekomen was, zoo overtuigend sprak McCoy. <a id="d0e2282"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2282">165</a>]</span>Meer dan twee weken had kapitein Davenport geleefd onder de vreeselijke spanning gezagvoerder van een brandend schip te zijn,
+en hij begon te voelen dat hij genoeg had gehad.
+
+</p>
+<p>Een windvlaag, heviger dan de vorigen, sloeg tegen zijn nek en floot langs zijn ooren. Hij mat de kracht ervan en keek snel
+overboord.
+
+</p>
+<p>&#8220;De wind neemt voortdurend toe&#8221;, verklaarde hij. &#8220;De ouwe schuit maakt eerder twaalf dan elf op &#8217;t oogenblik. Als dat zoo
+doorgaat, zullen we zeil moeten minderen vanavond.&#8221;
+
+</p>
+<p>Den geheelen dag vloog de <i>Pyrenee&euml;n</i> met haar lading smeulend vuur over de schuimende zee. Bij het vallen van den nacht waren bovenbram- en bramzeilen ingenomen,
+en het groote fregat joeg voort, de duisternis in. Hooge zee&euml;n met schuimkoppen liepen kokend en sissend achterop. De gunstige
+wind miste zijn uitwerking niet, en v&oacute;&oacute;r- en achteruit was iedereen zichtbaar beter gestemd. In de tweede hondenwacht<a id="d0e2293src" href="#d0e2293" class="noteref">1</a> hief de een of andere zorgelooze ziel zelfs een lied aan, en toen het acht glazen sloeg was de geheele bemanning aan het
+zingen.
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport had zijn dekens naar boven gebracht en spreidde ze boven op de kajuit.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik ben vergeten wat slaap is&#8221;, legde hij McCoy uit. &#8220;Ik ga een uiltje knappen. Maar roep me in ieder geval wanneer je denkt
+dat &#8217;t noodig is.&#8221;
+
+</p>
+<p>Om drie uur &#8217;s morgens werd hij gewekt door een zacht trekken aan zijn arm. Hij ging snel rechtop zitten, leunend tegen het
+vallicht, nog verdoofd door zijn zwaren slaap. De wind zong zijn krijgszang in het tuig, en de <i>Pyrenee&euml;n</i> werd gebeukt door een woeste zee. Het schip slingerde <a id="d0e2308"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2308">166</a>]</span>beurtelings de stuurboord- en bakboord-reeling onder water, en midscheeps was de zee niet van het dek. McCoy schreeuwde iets
+dat hij niet verstaan <span class="corr" title="Bron: ken">kon</span>. Hij strekte zijn arm uit, greep den ander bij den schouder en trok hem naar zich toe, zoodat zijn oor dicht bij McCoy&#8217;s
+lippen was.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is drie uur nu&#8221;, kwam de stem van McCoy, die nog steeds haar duivengeluid behield, maar vreemd gedempt, als van een grooten
+afstand. &#8220;We hebben tweehonderd vijftig geloopen. Het eiland Crescent is maar dertig mijlen verder, ergens recht vooruit.
+Er zijn geen lichten op, en als we v&oacute;&oacute;r den wind blijven loopen, vliegen we er tegen aan, en dan zijn wij weg en het schip
+ook.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat denk je&#8212;bijliggen?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, ga bijliggen tot het licht wordt. We verliezen er maar vier uur mee.&#8221;
+
+</p>
+<p>Dus de <i>Pyrenee&euml;n</i>, met haar lading vuur, werd bijgedraaid, en beet recht in den wind, vocht zich heen door de beukende zee&euml;n die braken over
+haar boeg. Ze was een dunne schaal, gevuld met een smeulenden brand, en buiten op de schaal, zich met levensgevaar vasthoudend,
+hielpen de nietige menschjes haar in den strijd.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is heel ongewoon, deze storm&#8221;, zei McCoy tegen den kapitein, in de beschutting van de kajuit. &#8220;Eigenlijk zou er geen
+storm moeten zijn in dezen tijd van het jaar. Maar alles is ongewoon geweest met het weer. De passaatwinden hebben niet meer
+geblazen, en nu loeit het juist uit den passaathoek.&#8221; Hij wees met zijn hand de duisternis in, alsof zijn oogen honderden
+mijlen ver konden zien. &#8220;Het zit in &#8217;t westen. Daar is ergens iets geweldigs op til&#8212;een wervelstorm of iets dergelijks. We
+boffen dat we zoo ver naar &#8217;t oosten zijn. Dit is maar een lichte koelte&#8221;, voegde hij er bij. &#8220;Lang zal het niet duren, dat
+kan ik je wel vertellen.&#8221;
+<a id="d0e2326"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2326">167</a>]</span></p>
+<p>Toen de zon opkwam was de wind bedaard tot zijn normale kracht. Maar het daglicht openbaarde een nieuw gevaar. Het was dik
+van mist geworden. De zee was er mee bedekt, of liever, met een parelgrijzen nevel, die mist was in zooverre dat hij het zicht
+belemmerde; maar eigenlijk was het niet meer dan een vlies op de zee, want de zon schoot er doorheen en doorgloeide het met
+een roode straling.
+
+</p>
+<p>Het dek van de <i>Pyrenee&euml;n</i> rookte meer dan den vorigen dag, en de opgewektheid van officieren en bemanning was verdwenen. Men kon den kajuitsjongen
+hooren huilen in lij van de kombuis. Het was zijn eerste reis, en de vrees voor den dood was sterk in hem. De kapitein liep
+met een woedend gezicht rond, nerveus op zijn snor kauwend, niet in staat een besluit te nemen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat denk jij ervan&#8221;, vroeg hij, stilstaand naast McCoy, die zat te ontbijten met gedroogde bananen en een kroes water. McCoy
+at zijn laatste banaan op, dronk zijn kroes leeg, en keek langzaam om zich heen. Er was een teedere glimlach in zijn oogen
+toen hij zei: &#8220;Wel, kaptein, we kunnen even goed varen als verbranden. Je dek zal het niet eeuwig uithouden. Het is al veel
+warmer van morgen. Heb je misschien een paar schoenen die ik kan dragen. Het wordt onpleizierig voor mijn bloote voeten.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>De <i>Pyrenee&euml;n</i> schepte twee zware zee&euml;n toen ze volgebrast en opnieuw v&oacute;&oacute;r den wind gebracht werd; en de eerste stuurman gaf uiting aan
+den wensch om al dat water in het ruim te hebben, als het er maar ingebracht kon worden zonder de luiken af te nemen. McCoy
+dook met zijn hoofd in het kompashuisje, en keek naar den koers die men zette.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik zou&#8217;r een beetje hooger houden, kaptein&#8221;, zei hij. &#8220;We zijn afgedreven terwijl we bij-lagen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik lig al een streek hooger&#8221;, was het antwoord. &#8220;Is dat niet genoeg?&#8221;
+<a id="d0e2345"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2345">168</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Ik zou er twee streken van maken, kaptein. Dit stukje wind heeft die westelijke strooming harder vooruit geschopt dan je
+denkt.&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport gaf toe tot anderhalven streek, en ging toen het want in, vergezeld van McCoy en den eersten stuurman,
+om uit te kijken naar land. Alle zeilen stonden weer bij, zoodat de <i>Pyrenee&euml;n</i> tien knoopen liep. De achteroploopende zee werd snel kalmer. Nog niets was er dat den parelgrijzen nevel brak, en om tien
+uur begon kapitein Davenport zenuwachtig te worden. Alle hens stonden klaar op hun post om bij den eersten roep van &#8220;Land
+vooruit!&#8221; als duivels aan het werk te springen om de <i>Pyrenee&euml;n</i> in den wind te brengen. Dat &#8220;Land vooruit&#8221;, het een of ander buitenrif waar de branding overheen spoelde, zou gevaarlijk
+dichtbij zijn als het zich liet zien in dien mist.
+
+</p>
+<p>Weer ging er een uur voorbij. De drie uitkijken boven tuurden gespannen in de parelende straling.
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat, als we Mangareva voorbij varen?&#8221; vroeg kapitein Davenport plotseling.
+
+</p>
+<p>McCoy antwoordde zachtjes, zonder zijn blik af te wenden van de zee:
+
+</p>
+<p>&#8220;Wel, laat&#8217;r loopen, kaptein. Dat is het eenige wat we kunnen doen. De heele Paoemotoe&#8217;s liggen v&oacute;&oacute;r ons. We kunnen duizend
+mijlen ver varen steeds door riffen en atollen. Ergens zullen we er wel tegen aan loopen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Dan vooruit.&#8221; Kapitein Davenport gaf blijk van zijn bedoeling om naar het dek af te dalen. &#8220;We zijn Mangareva voorbij. God
+weet waar het volgende land is. Ik wou n&ograve;g dat ik &#8217;r die halve streek hooger gehouden had&#8221;, biechtte hij een oogenblik later.
+&#8220;Die vervloekte strooming steekt den gek met een zeevaarder.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;De oude zeevaarders <span class="corr" title="Bron: neemden">noemden</span> de Paoemotoe&#8217;s den Gevaarlijken Archipel&#8221;, zei McCoy, toen ze weer op de <a id="d0e2371"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2371">169</a>]</span>kampanje waren. En het is juist deze strooming die dien naam mee op zijn geweten heeft.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik heb &#8217;s gepraat met een varensgezel in Sydney&#8221;, zei mijnheer Konig. &#8220;Hij had lang gehandeld in de Paoemoetoe&#8217;s. Hij vertelde
+me dat verzekering daar achttien procent was. Is dat zoo?&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy glimlachte en knikte.
+
+</p>
+<p>&#8221;<i>Als</i> ze nog verzekeren&#8221;, vulde hij aan. &#8220;De reeders schrijven ieder jaar twintig procent op hun schoeners af.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Groote God!&#8221; kermde kapitein Davenport. &#8220;Dat maakt het bestaan van een schoener maar vijf jaren!&#8221; Hij schudde neerslachtig
+zijn hoofd, mompelend: &#8220;Kwaad water; kwaad water!&#8221;
+
+</p>
+<p>Ze gingen weer de kajuit binnen om de groote kaart te raadplegen, maar de vergiftige dampen dreven hen hoestend en hijgend
+weer aan dek.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hier is het eiland Moerenhout.&#8221; Kapitein Davenport wees het aan op de kaart die hij boven op de kajuit had uitgespreid. &#8220;Het
+kan niet meer dan honderd mijlen aan lij liggen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Honderd en tien.&#8221; McCoy schudde twijfelend zijn hoofd. &#8220;Misschien kunnen we het doen, maar het is erg gewaagd. Ik zou het
+schip op &#8217;t strand kunnen zetten, maar er is even veel kans dat we op &#8217;t rif komen. Een leelijk gat, een heel leelijk gat.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>&#8220;We zullen de risico loopen&#8221;, was kapitein Davenport&#8217;s besluit en hij ging de koers uitrekenen.
+
+</p>
+<p>Vroeg in den namiddag werd er zeil geminderd om het eiland &#8217;s nachts niet voorbij te varen; en in de tweede hondenwacht gaf
+de bemanning blijk van haar herwonnen opgewektheid. Het land was z&oacute;&oacute; dicht bij, en &#8217;s morgens zouden al hun zorgen voorbij
+zijn.
+
+</p>
+<p>Maar de morgen kwam, helder, met een vlammende tropische zon. De zuidoost-passaat was naar het oosten <a id="d0e2396"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2396">170</a>]</span>gedraaid en dreef de <i>Pyrenee&euml;n</i> door het water met een vaart van acht knoopen. Kapitein Davenport maakte zijn gegist bestek, ruim rekenend voor afdrijven,
+en kondigde aan, dat Moerenhout niet meer dan tien mijlen verder was. De <i>Pyrenee&euml;n</i> zeilde de tien mijlen, ze zeilde tien mijlen verder, en de uitkijken in de drie masten zagen niets dan de naakte, zon-overspoelde
+zee.
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar het land <i>is</i> er, zeg ik je,&#8221; schreeuwde kapitein Davenport hun toe vanaf de kampanje.
+
+</p>
+<p>McCoy glimlachte kalmeerend, maar de kapitein keek rond als een krankzinnige, greep zijn sextant, en deed een chronometer-waarneming.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik wist wel dat ik gelijk had!&#8221; schreeuwde hij bijna toen hij de waarneming had uitgewerkt &#8220;eenentwintig, vijfenvijftig,
+zuid; honderdzesendertig, twee, west. Daar! We zijn nog acht mijlen te loevert. Wat hebt u gekregen, mijnheer Konig?&#8221;
+
+</p>
+<p>De eerste stuurman keek naar zijn cijfers en zei met een lage stem:
+
+</p>
+<p>&#8220;Eenentwintig, vijfenvijftig heb ik ook, maar mijn lengte is honderdzesendertig, acht en veertig. Dat brengt ons een heel
+stuk naar lij&#8212;-&#8221;
+
+</p>
+<p>Maar kapitein Davenport negeerde zijn berekeningen met een z&oacute;&oacute; verachtelijk stilzwijgen, dat mijnheer Konig op zijn tanden
+knarste en wild vloekte in zijn baard.
+
+</p>
+<p>&#8220;Houd &#8217;r af&#8221;, beval de kapitein den roerganger. &#8220;Drie streken&#8212;recht zoo, laat &#8217;r zoo loopen!&#8221;
+
+</p>
+<p>Toen keerde hij terug naar zijn berekeningen en deed alles nog eens over. Het zweet liep van zijn gezicht. Hij kauwde op zijn
+snor, op zijn lippen, op zijn potlood, en staarde naar zijn cijfers als naar een spook. Plotseling, met een nijdige uitbarsting
+van zijn spieren, verfrommelde hij het bekrabbelde papier in zijn vuist, en stampte er op. Mijnheer Konig <a id="d0e2423"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2423">171</a>]</span>grinnikte voldaan en draaide zich om, terwijl kapitein Davenport tegen kajuit stond te leunen en een half uur lang geen woord
+meer zei, zich tevreden stellend met naar lij te staren, een uitdrukking van peinzende wanhoop op zijn gezicht.
+
+</p>
+<p>&#8220;Mijnheer McCoy&#8221;, verbrak hij opeens de stilte. &#8220;De kaart wijst een eilandengroep aan, ongeveer veertig mijlen naar het noorden,
+of noordnoordwesten&#8221;&#8212;de Actaeon-eilanden. Wat denkt u daarvan?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Er zijn er vier, allemaal laag&#8221;, antwoordde McCoy. &#8220;Het eerste, in &#8217;t zuidoosten van den archipel, is Matoe-eri, geen menschen,
+geen invaart in de lagune. Dan komt Tenaroengga. Vroeger woonden er een dozijn menschen, maar die zullen nu wel allemaal weg
+zijn. In ieder geval is daar geen invaart voor een schip, hoogstens voor een boot, &eacute;&eacute;n vadem water. De andere twee zijn Vehaoega
+en Tehoeararo. Geen invaart, geen menschen, heel laag. In die groep is geen bed voor de <i>Pyrenee&euml;n</i>. Ze zou totaal wrak slaan.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Hoor nu toch eens!&#8221; Kapitein Davenport was razend. &#8220;Geen menschen, geen invaart. Maar lieve hemel, waar zijn eilanden dan
+goed voor?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Nou dan&#8221;, blafte hij opeens, als een opgewonden terrier, &#8220;de kaart geeft een heelen hoop eilanden in het noordwesten. Hoe
+is &#8217;t daar mee? Welk eiland heeft een invaart waar ik mijn schip kan leggen?&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy overwoog kalm. Hij keek niet op de kaart. Al die eilanden, riffen, ondiepten, lagunen, invaarten en afstanden stonden
+gedrukt op de kaart van zijn geheugen. Hij kende ze zooals een stadsbewoner zijn gebouwen en straten en stegen kent.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ginds in &#8217;t westen, of westnoordwest, liggen Papakena en Vanavana, honderd mijlen verder, misschien iets meer&#8221;, zei hij.
+&#8220;Het eene is onbewoond, en ik heb gehoord dat de <a id="d0e2440"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2440">172</a>]</span>menschen van het andere naar Cadmus-eiland zijn gegaan. In ieder geval heeft geen van beide lagunen een invaart. Honderd mijlen
+verder naar &#8217;t noordwesten ligt Ahoenoei. Geen invaart, geen menschen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Nou, veertig mijlen verder liggen nog twee eilanden..?&#8221; vroeg kapitein Davenport, en hij keek op van de kaart.
+
+</p>
+<p>McCoy schudde zijn hoofd.
+
+</p>
+<p>&#8220;Paros en Manoehoengi&#8212;geen invaart, geen menschen. Veertig mijlen verder hebben we Nenggo-nenggo, ook dat heeft geen invaart
+en is onbewoond. Maar dan is er nog Hao. Dat moeten we hebben. De lagune is dertig mijlen lang en vijf breed. Menschen in
+overvloed. Gewoonlijk is er wel water te krijgen ook. En er is geen schip zoo groot of het kan door de invaart.&#8221;
+
+</p>
+<p>Hij zweeg, en keek kapitein Davenport onderzoekend aan. Deze stond over de kaart gebogen met een passer in zijn hand, en had
+juist een diep gebrom laten hooren.
+
+</p>
+<p>&#8220;Is er nergens een lagune met een invaart dichter bij dan Hao?&#8221; vroeg hij.
+
+</p>
+<p>&#8220;Neen, kaptein, dat is het dichtste bij.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Nu, het is driehonderd veertig mijlen.&#8221; Kapitein Davenport sprak heel langzaam, vast besloten. &#8220;Ik wil de verantwoordelijkheid
+voor al deze menschenlevens niet dragen. Ik zal het schip in de Actaeons op het rif zetten. En het is zoo &#8217;n goeie, ouwe schuit&#8221;,
+voegde hij er berouwvol bij, nadat hij den koers veranderd had. Dezen keer liet hij meer speling dan ooit voor de westelijke
+strooming.
+
+</p>
+<p>Een uur later was de lucht betrokken. De zuidoost-passaat blies nog steeds, maar de zee was als een schaakbord van buien.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;We zullen er om &eacute;&eacute;n uur zijn&#8221;, zei kapitein Davenport vol vertrouwen. &#8220;Twee uur op z&#8217;n laatst. McCoy, jij zet haar op het
+eiland waar menschen wonen.&#8221;
+<a id="d0e2460"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2460">173</a>]</span></p>
+<p>De zon kwam niet meer terug, en om &eacute;&eacute;n uur was er nog geen land te zien. Kapitein Davenport keek naar achter, naar het kielwater
+van de <i>Pyrenee&euml;n</i>, dat schuin afzakte.
+
+</p>
+<p>&#8220;Groote God!&#8221; riep hij. &#8220;Een oostelijke strooming! Kijk eens!&#8221;
+
+</p>
+<p>Mijnheer Konig was ongeloovig. McCoy had er geen verstand van, ofschoon hij zei, dat hij geen reden zag waarom er in de Paoemoetoe&#8217;s
+geen oostelijke strooming zou loopen. Een paar minuten later nam een bui voor een poos al den wind uit de zeilen en het schip
+lag zwaar te slingeren in de laagten tusschen de golven.
+
+</p>
+<p>&#8220;Waar is dat diep-lood? Overboord ermee, jij daar!&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport hield de loodlijn en zag haar afdrijven naar het noordoosten. &#8220;Daar! Kijk! Houd het zelf eens vast!&#8221; McCoy
+en de stuurman probeerden het en voelden de lijn nijdig trillen en zoemen in den greep van den vloedstroom.
+
+</p>
+<p>&#8220;Een vier-knoops-strooming&#8221;, zei mijnheer Konig.
+
+</p>
+<p>&#8220;En een oostelijke in plaats van een westelijke&#8221;, zei kapitein Davenport, en staarde McCoy verwijtend aan, alsof hij hem de
+schuld wou geven.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dat is een van de redenen, kaptein, waarom verzekering achttien procent is in deze wateren,&#8221; antwoordde McCoy opgewekt. &#8220;Men
+weet hier nooit waar men aan toe is. De stroomingen veranderen voortdurend. Er is een man geweest die boeken schreef, ik ben
+zijn naam vergeten, in het jacht <i>Casco</i>. Hij liep Takawa dertig mijlen mis en kwam uit op Tikei, allemaal door die veranderende stroomingen. Je bent nu weer een
+heel eind te loevert, en ik zou maar een paar streken afhouden.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar hoeveel ben ik in deze strooming afgedreven?&#8221; schreeuwde de kapitein woedend. &#8220;Hoe kan ik weten hoeveel ik af moet houden?&#8221;
+
+<a id="d0e2485"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2485">174</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Ik weet het niet, kaptein,&#8221; zei McCoy met groote zachtheid.
+
+</p>
+<p>De wind kwam weer, en de <i>Pyrenee&euml;n</i>, haar dek rookend en glinsterend in het heldere grijze licht, liep v&oacute;&oacute;r de wind pal naar lij. Toen laveerde ze terug, nu
+over stuurboord dan over bakboord, kruisend over haar vroeger spoor, de zee afzoekend naar de Actaeon-eilanden. Maar de uitkijken
+in de masten kregen geen land in zicht.
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport was buiten zichzelf. Zijn woede nam den vorm aan van een norsch zwijgen, en den geheelen middag liep hij
+over de kampanje te ijsberen, of leunde tegen het want te loevert. Toen de nacht viel ging hij v&oacute;&oacute;r den wind liggen, zonder
+McCoy&#8217;s raad in te winnen, en stevende naar het noordwesten. Mijnheer Konig, die stilletjes kaart en kompas raadpleegde, en
+McCoy, die kinderlijk en openlijk op het kompas keek, wisten dat ze naar Hao gingen. Te middernacht hielden de buien op en
+de sterren kwamen te voorschijn. Kapitein Davenport werd een beetje opgevroolijkt door de belofte van een helderen dag.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik zal een waarneming doen morgen vroeg,&#8221; vertelde hij McCoy, &#8220;ofschoon het me een raadsel is op welke breedte we zijn. Maar
+ik zal het wel uitvinden met de Sumner-methode. Weet je wat dat is, de Sumner-methode?&#8221;
+
+</p>
+<p>En toen legde hij het McCoy in bijzonderheden uit.
+
+</p>
+<p>De dag bleek helder te zijn, de passaatwind woei stadig uit het oosten, en de <i>Pyrenee&euml;n</i> logde even stadig haar negen knoopen. Kapitein en stuurman werkten de positie van het schip uit met behulp van de Sumner-methode
+en hun berekeningen klopten, en om twaalf uur klopten ze weer; en daarna toetsten ze de waarneming van &#8217;s morgens aan die
+van twaalf uur.
+
+</p>
+<p>&#8220;Nog vierentwintig uur en we zijn er&#8221;, verzekerde kapitein Davenport. &#8220;Het is een wonder dat het dek het uithoudt. Maar het
+kan zoo niet duren; het kan niet. <a id="d0e2506"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2506">175</a>]</span>Kijk het eens rooken, iederen dag meer. Toch was het dicht bij het begin van de reis, pas gebreeuwd in &#8217;Frisco. Ik wist niet
+wat ik zag toen de brand begon en we de luiken dichtschalmden. Kijk, kijk!&#8221;
+
+</p>
+<p>Hij brak af om met open mond naar een rook-sliert te staren die zich wond en kringelde in lij van den bezaansmast, twintig
+voet boven het dek.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hoe komt dat nu daar?&#8221; riep hij kwaad.
+
+</p>
+<p>Onder het dunne rook-spiraaltje was niets te zien. Opstijgend uit het dek, beschut voor den wind door den zwaren mast, nam
+het door de een of andere gril eerst op die hoogte vorm en zichtbaarheid aan. Het dreef weg van den mast en hing een seconde
+boven den kapitein als een dreigend voorteeken. Het volgend oogenblijk veegde de wind het weg, en de onderkaak van den kapitein
+keerde terug in den normalen stand.
+
+</p>
+<p>&#8220;Zooals ik zei, ik wist niet wat ik zag toen we de boel dichtschalmden. Het dek was dicht, en toch lekte de rook er doorheen
+als door een zeef. En we hebben voortdurend gebreeuwd, gebreeuwd en nog eens gebreeuwd. Er moet een geweldige druk onder staan
+om er zooveel rook doorheen te drijven.&#8221;
+
+</p>
+<p>Dien middag betrok de lucht opnieuw en het weer werd buiig en druilerig. De wind liep voortdurend heen en weer tusschen zuidoost
+en noordoost, en te middernacht werd de <i>Pyrenee&euml;n</i> teruggeslagen door een hevige bui uit het zuidwesten. En de wind bleef met tusschenpoozen in dien hoek.
+
+</p>
+<p>&#8220;We zijn niet in Hao v&oacute;&oacute;r tien of elf uur&#8221;, jammerde kapitein Davenport om zeven uur &#8217;s morgens, toen de vluchtige belofte
+van zon weggevaagd werd door dikke wolkenmassa&#8217;s in den oostelijken hemel. En een oogenblik later vroeg hij klagelijk: &#8220;En
+wat doen de stroomingen?&#8221;
+<a id="d0e2523"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2523">176</a>]</span></p>
+<p>De uitkijken in de masten konden geen land signaleeren, en de dag ging voorbij onder hevige vlagen en druilerige blakten.
+Bij het vallen van den nacht kwam er een zware zee opzetten uit het westen. De barometer was gedaald tot 29&middot;50. Wind was er
+niet en steeds werd die onheilspellende deining heviger. Weldra slingerde de <i>Pyrenee&euml;n</i> als waanzinnig op de geweldige golven die in oneindige opvolging kwamen aanrollen uit de duisternis. De zeilen werden ingenomen,
+zoo snel als de beide wachten konden werken, en toen de uitgeputte bemanning haar plicht had gedaan, hoorde men in het donker
+hun stemmen brommen en mopperen, vreemd dierlijk en dreigend. Eens, toen de stuurboordwacht achteruit geroepen werd om alles
+vast te sjorren, gaven de mannen openlijk blijk van hun tegenzin en onwil. Iedere langzame beweging was een protest en een
+bedreiging. De atmosfeer was vochtig en dik als slijm en in de volkomen windstilte schenen alle hens naar adem te hijgen.
+Het zweet stond op gezichten en bloote armen, en kapitein Davenport, zijn gezicht magerder en vermoeider dan ooit, zijn <span class="corr" title="Bron: oogend">oogen</span> dof en starend, werd gekweld door het vreeselijk gevoel van een dreigende catastrophe.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het zit ver in &#8217;t westen&#8221;, zei McCoy bemoedigend. &#8220;Op zijn hoogst komen we in den buitensten gordel.&#8221;
+
+</p>
+<p>Maar kapitein Davenport wilde niet bemoedigd worden, en las bij het licht van een scheepslantaarn in zijn <i>Epitome</i> nog eens het hoofdstuk over, dat handelt over de gedragslijn van gezagvoerders in cyclonen. Ergens in de midscheeps werd
+de stilte verbroken door een zacht gekerm van den kajuitsjongen.
+
+</p>
+<p>&#8220;In Godsnaam, hou je mond!&#8221; gilde kapitein Davenport plotseling, en met zulk een kracht, dat iedereen aan boord schrok en
+de delinquent uitbarstte in een wild gehuil van krankzinnigen angst.
+<a id="d0e2541"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2541">177</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Mijnheer Konig&#8221;, zei de kapitein met een stem die trilde van zenuwachtigheid, &#8220;wilt u zoo goed zijn om vooruit te gaan en
+dien kwajongen z&#8217;n mond te stoppen met een dekzwabber.&#8221;
+
+</p>
+<p>Maar het was McCoy die naar voren ging en den jongen in een paar minuten gekalmeerd en in slaap gesust had.
+
+</p>
+<p>Kort v&oacute;&oacute;r zonsopgang begon het eerste zuchtje te komen, uit het zuidoosten, en het groeide snel tot een steeds stijvere bries.
+Alle hens waren aan dek en wachtten op wat er achter zat.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is nu wel in orde, kaptein&#8221;, zei McCoy, die dicht naast zijn schouder stond. &#8220;De cycloon zit in &#8217;t westen en wij zijn
+er ten zuiden van. Deze bries is de zuiging die hij doet ontstaan. Het zal niet harder gaan waaien. Je kunt er weer zeil op
+gaan zetten.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maar waar dient &#8217;t voor? Waar moet ik heen zeilen? Dit is al de tweede dag zonder waarnemingen, en gistermorgen zouden we
+Hao al hebben moeten zien. Waar ligt het, noord, zuid, oost, waar? Vertel me dat eerst maar eens en ik zal in een wip zeil
+bijzetten.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik ben geen zeevaarder, kaptein&#8221;, zei McCoy, mild en zacht, zooals alleen hij het zijn kon.
+
+</p>
+<p>&#8220;Vroeger dacht ik dat ik er een was&#8221;, was het nijdige antwoord, &#8220;v&oacute;&oacute;r ik hier in de Paoemoetoe&#8217;s kwam.&#8221;
+
+</p>
+<p>Om twaalf uur hoorde men den kreet &#8220;Brekers vooruit!&#8221; van den uitkijk. Men hield de <i>Pyrenee&euml;n</i> af, en zeil na zeil werd losgemaakt en aangehaald. De <i>Pyrenee&euml;n</i> begon door het water te glijden, en worstelde tegen een strooming die haar op die brekers dreigde te zetten. Officieren en
+mannen werkten als krankzinnigen, zelfs de kok en de kajuitsjongen, kapitein Davenport zelf, en McCoy hielpen een handje.
+Het scheelde een haartje. Het was een lage ondiepte, een ongure, gevaarlijke plek waar de zee&euml;n onophoudelijk <a id="d0e2564"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2564">178</a>]</span>over heen braken, waar geen mensch kon leven, waar zelfs geen zeevogels konden rusten. De <i>Pyrenee&euml;n</i> was tot op honderd meter genaderd v&oacute;&oacute;r dat de wind haar weg dreef, en op dat oogenblik, toen het werk gedaan was, barstte
+de hijgende bemanning uit in een stroom van vervloekingen op het hoofd van McCoy&#8212;McCoy, die aan boord was gekomen en voorgesteld
+had naar Mangareva te gaan en hen had weggelokt van het veilige land naar een zekeren ondergang in deze vreeselijke, bedriegelijke
+zee. Maar de rustige ziel van McCoy was onberoerd. Hij glimlachte hen toe met simpele, zachte welwillenheid; en zijn verheven
+goedheid scheen door te dringen in hun donkere, sombere zielen, en hen te beschamen, en met schaamte de vloeken te smoren
+die nog trilden in hun keel.
+
+</p>
+<p>&#8220;Kwaad water! Kwaad water!&#8221; mompelde kapitein Davenport toen zijn schip vrij worstelde; maar hij brak plotseling af om te
+staren naar de ondiepte die pal achter had moeten liggen, maar die nu al schuins te loevert achter het schip lag en zich snel
+in loefwaartsche richting verplaatste. Hij ging zitten, en begroef zijn gezicht in zijn handen. En de eerste stuurman zag
+wat hij had gezien, en McCoy zag het en de matrozen zagen het. Ten zuiden van de bank had een oostelijke strooming hen er
+heen gedreven, en ten noorden had een even sterke westelijke strooming het schip gegrepen en droeg het weg.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik heb meer gehoord van deze <span class="corr" title="Bron: Paoemotoe&#8217;s">Paoemoetoe&#8217;s</span>&#8221;, kermde de kapitein en hij hief zijn verbleekt gezicht op uit zijn handen. &#8220;Kapitein Moyendale heeft me er van verteld toen
+hij er zijn schip verloren had. En ik lachte hem achter zijn rug uit. God zal &#8217;t me vergeven, ik lachte hem uit!... Wat voor
+ondiepte is dat?&#8221; brak hij plotseling af.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ik weet het niet, kaptein&#8221;, antwoordde McCoy
+<a id="d0e2578"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2578">179</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Waarom weet je &#8217;t niet?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Omdat ik het ding nooit eerder gezien heb en omdat ik er nooit van heb gehoord. Ik weet wel dat het niet op de kaart staat.
+Deze wateren zijn nooit grondig onderzocht.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Dus je weet niet waar we zijn?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Niet beter dan jij&#8221;, zei McCoy zacht.
+
+</p>
+<p>Om vier uur in den middag werden kokospalmen gesignaleerd die uit het water leken te groeien. Wat later zag men het lage land
+van een atol op de zee liggen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Nu weet ik waar we zijn, kaptein.&#8221; McCoy liet den kijker zakken. &#8220;Dat is het eiland Resolution. We zijn Hao veertig mijlen
+voorbij en we hebben den wind recht tegen.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Maak je klaar om haar aan den grond te zetten. Waar is de invaart?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Er is alleen maar een kanaal voor kano&#8217;s. Maar nu we weten waar we zijn kunnen we naar Barclay de Tolley gaan. Het is maar
+honderd twintig mijlen van hier, pal noordnoordwest. Met deze bries kunnen we er morgen vroeg om negen uur zijn.&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport raadpleegde de kaart en overlegde lang.
+
+</p>
+<p>&#8220;Als we het schip hier op het rif laten loopen,&#8221; voegde McCoy erbij, &#8220;zouden wij toch in de booten naar Barclay de Tolley
+moeten.&#8221;
+
+</p>
+<p>De kapitein gaf zijn orders, en opnieuw draaide de <i>Pyrenee&euml;n</i> v&oacute;&oacute;r den wind om zich nog eens op die ongastvrije zee te wagen.
+
+</p>
+<p>En de volgende middag zag wanhoop en muiterij op haar rookend dek. De strooming was sterker geworden, de wind minder, en de
+<i>Pyrenee&euml;n</i> was afgedreven naar het westen. De uitkijk signaleerde Barclay de Tolley in het oosten, nauwelijks zichtbaar vanuit den top
+van den grooten mast, en uren lang trachtte de <i>Pyrenee&euml;n</i> tevergeefs er heen te laveeren <a id="d0e2612"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2612">180</a>]</span>tegen den stroom in. Voortdurend bleven de kokospalmen aan den horizon hangen, als een luchtspiegeling, slechts zichtbaar
+vanuit den mast-top. Voor de menschen aan dek waren ze verborgen door de ronding der aarde.
+
+</p>
+<p>Opnieuw raadpleegde kapitein Davenport de kaart en McCoy. Makemo lag zeventig mijlen naar het zuidwesten. De lagune daar was
+dertig mijlen lang en had een uitstekende invaart. Toen kapitein Davenport zijn bevelen gaf, weigerde de bemanning haar dienst.
+Ze verklaarden dat ze genoeg hellevuur onder hun voeten gehad hadden. Daar lag het land. Wat kon het hun schelen of het schip
+er niet kon komen? Zij konden er in de booten komen. Laat &#8217;r branden. Hun levens waren hun nog wat waard. Ze hadden het schip
+trouw gediend, nu gingen ze zichzelf dienen. Ze sprongen naar de booten, schoven den tweeden en derden stuurman uit den weg,
+en begonnen de booten buiten boord te zwaaien en neer te laten. Kapitein Davenport en de eerste stuurman, revolvers in de
+hand, liepen naar den rand van de kampanje, toen McCoy, die boven op de kajuit was geklommen, begon te spreken.
+
+</p>
+<p>Hij sprak de matrozen toe, en bij het eerste geluid van zijn kirrende duiven-stem hielden ze op om te luisteren. Hij deelde
+hun mede van zijn eigen oneindigen, sereenen vrede. Zijn zachte stem en zijn eenvoudige gedachten vloeiden naar hen uit als
+een magische stroom en kalmeerden hen tegen hun wil. Lang-vergeten dingen kwamen bij hen op, en sommigen herinnerden zich
+wiegeliedjes uit hun kindertijd, en de tevredenheid en de rust van moeders armen aan het eind van den dag. Er was geen zorg
+meer, geen gevaar, geen onwil, nergens in de heele wereld. Alles was zooals het zijn moest, en het was niet meer dan natuurlijk
+dat ze het land den rug toe zouden keeren en opnieuw naar zee zouden gaan, met de hel heet onder hun voeten.
+<a id="d0e2618"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2618">181</a>]</span></p>
+<p>McCoy sprak eenvoudig, maar het was niet <i>wat</i> hij zei. Zijn zachte wezen was welsprekender dan alle woorden. Het was een samenstel van onstoffelijke krachten, verwonderlijk
+subtiel en oneindig diep&#8212;een geheimzinnige emanatie van den geest, die meesleepte, zacht-nederig, en toch gebiedend als een
+machtig heerscher. Het was het Licht in de donkere krypten van hun zielen, en die kracht van reinheid en zachtheid was veel,
+veel grooter dan de kracht die lag in de blinkende, dood-spuwende revolvers van de officieren.
+
+</p>
+<p>De mannen weifelden waar ze stonden, tegen wil en dank, en degenen die de touwen hadden losgegooid maakten ze weer vast. Toen
+begonnen ze, eerst een, dan een ander, en ten slotte allemaal, verlegen weg te schuifelen.
+
+</p>
+<p>McCoy&#8217;s gezicht straalde van kinderlijk plezier toen hij van de kajuit af klom. Er bestond geen herrie. Daarom was er ook
+geen herrie afgewend. Er was nooit herrie geweest, want voor zoo iets was er geen plaats in de gezegende wereld waarin hij
+leefde.
+
+</p>
+<p>&#8220;Je hebt ze gehypnotiseerd&#8221;, grinnikte mijnheer Konig hem zachtjes toe.
+
+</p>
+<p>&#8220;Die jongens zijn goed&#8221;, was het antwoord. &#8220;Ze hebben een goed hart. Ze hebben een harden tijd gehad, en ze hebben hard gewerkt,
+en ze zullen hard werken tot het eind.&#8221;
+
+</p>
+<p>Mijnheer Konig had geen tijd om te antwoorden. Hij schalde zijn bevelen, de matrozen sprongen aan het werk, en de <i>Pyrenee&euml;n</i> viel langzaam af totdat haar boeg wees in de richting van Makemo.
+
+</p>
+<p>Er was weinig wind en na zonsondergang ging hij bijna geheel liggen. Het was ondragelijk warm, en voor- en achteruit trachtte
+men tevergeefs te slapen. Het dek was te heet om er op te liggen; de vergiftige dampen siepelden door de naden en dreven als
+booze geesten over het schip. Ze <a id="d0e2639"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2639">182</a>]</span>kropen in neusgaten en luchtpijp van wie niet oplette, en veroorzaakten heftige hoest- en niesbuien. De sterren knipoogden
+lui in het donkere, verre gewelf boven hun hoofden; en de volle maan, rijzend uit het oosten, beroerde met haar licht de myriaden
+slierten en draden en webbige vliezen rook die ineen krulden en kringelden en wegdreven over het dek, langs de reelings en
+omhoog, de masten en het want in.
+
+</p>
+<p>&#8220;Vertel me eens&#8221;, zei kapitein Davenport, zijn stekende oogen wrijvend, &#8220;wat gebeurde er met den troep van de <i>Bounty</i> nadat ze op Pitcairn waren aangekomen? Zooals ik de zaak heb gelezen, hebben ze de <i>Bounty</i> verbrand en zijn ze pas jaren later ontdekt. Maar wat is er in dien tusschentijd gebeurd? Daar ben ik altijd nieuwsgierig
+naar geweest. <span class="corr" title="Bron: Hat">Het</span> waren kerels met het koord al om hun nek. En er waren ook een paar inboorlingen bij. En dan waren er vrouwen. Dat alleen
+was al een teeken dat het op herrie uit zou draaien, van &#8217;t begin af aan.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Het draaide op herrie uit&#8221;, antwoordde McCoy. &#8220;Het waren kwade kerels. Ze begonnen direct al met ruzie om de vrouwen. Een
+van de muiters verloor zijn vrouw. Al de vrouwen waren van Tahiti. Zijn vrouw viel van de klippen toen ze jacht maakte op
+zeevogels. Toen nam hij de vrouw van een van de inboorlingen. Dat maakte al de inboorlingen erg boos, en ze sloegen bijna
+alle muiters dood. En die ontsnapten sloegen alle inboorlingen dood. De vrouwen hielpen mee. En de inboorlingen sloegen elkaar
+dood. Iedereen vermoordde iedereen. Het waren vreeselijke kerels.
+
+</p>
+<p>&#8220;Timiti werd dood geslagen door twee andere zwarten terwijl ze heel vriendschappelijk bezig waren zijn haar te kammen. De
+blanken hadden hun de opdracht gegeven. Toen sloegen de blanken hen weer dood. Toellaloo werd door zijn vrouw vermoord in
+een rots-hol omdat <a id="d0e2656"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2656">183</a>]</span>ze een blanken man wilde hebben. Ze deugden geen van allen. God had zijn gelaat voor hen verborgen. Na twee jaren waren alle
+inboorlingen vermoord en de blanken op vier na. Het waren Young, John Adams, McCoy, mijn overgrootvader, en Quintal. Dat was
+ook een kwade. Eens beet hij zijn vrouw een oor af, <span class="corr" title="Bron: allen">alleen</span> maar omdat ze niet genoeg visch voor hem ving.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat een beestentroep!&#8221; riep mijnheer Konig.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, ze deugden niet&#8221;, stemde McCoy toe, en hij kirde sereen verder van de woeste, bloedige daden van zijn zondig voorgeslacht.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Mijn overgrootvader ontsnapte aan den dood door zelfmoord te plegen. Hij had een distilleerinrichting gemaakt en fabriceerde
+alcohol uit de wortels van de ti-plant. Quintal was zijn kameraad en ze bedronken zich voortdurend samen. Ten slotte kreeg
+McCoy delirium tremens, bond een stuk rots om zijn nek en sprong in zee. Quintal&#8217;s vrouw, dezelfde die hij een oor had afgebeten,
+kwam ook aan haar eind door van de rotsen af te vallen. Toen ging Quintal naar Young en eischte zijn vrouw op, en hij ging
+naar Adams en eischte ook <i>zijn</i> vrouw. Adams en Young waren bang voor Quintal. Ze wisten dat hij hen dood zou slaan. Daarom sloegen zij hem dood, samen,
+met een bijl. Toen ging Young dood. En dat is zoowat alle herrie die ze gehad hebben.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Kan je donder op zeggen!&#8221; snoof kapitein Davenport. &#8220;Er was niemand meer om dood te slaan.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;God had Zijn aangezicht verborgen, zie je&#8221;, zei McCoy.
+
+</p>
+<p>In den morgen was er niet meer wind dan een zacht koeltje uit het oosten, en ofschoon hij er niet genoeg zuid mee kon varen,
+ging kapitein Davenport toch vol-en-bij over stuurboord liggen. Hij was bang voor die vreeselijke westelijke strooming die
+hem al zooveel veilige <a id="d0e2676"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2676">184</a>]</span>havens had ontfutseld. Den geheelen dag duurde de windstilte, en den geheelen nacht, en de matrozen, op hun klein rantsoen
+gedroogde bananen, mopperden weer. Bovendien werden ze zwak en klaagden over maagpijn, veroorzaakt door het dieet van enkel
+bananen. Den geheelen dag dreef de <i>Pyrenee&euml;n</i> westwaarts en er was geen wind om haar naar het zuiden te brengen. In de eerste hondenwacht werden recht in &#8217;t zuiden kokospalmen
+gesignaleerd. Hun gepluimde kruinen rezen uit het water en gaven de laag-liggende atol er onder aan.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dat is Taengga&#8221;, zei McCoy. &#8220;We moeten een briesje hebben vannacht, anders loopen we Makemo mis.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Wat is er nu weer met de zuidoost-passaat?&#8221; vroeg de kapitein nijdig. &#8220;Waarom blaast-ie niet? Wat scheelt &#8217;m?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is de uitdamping van de groote lagunen&#8212;er zijn er z&oacute;&oacute; veel&#8221;, legde McCoy uit. &#8220;Die verdamping gooit het heele systeem
+van de passaatwinden onderste boven. Zelfs loopt de wind soms heelemaal om en blaast halve <span class="corr" title="Bron: storrmen">stormen</span> uit het zuidwesten. Dit is de Gevaarlijke Archipel, kaptein.&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport keek den ouden man aan, deed zijn mond open, en wilde gaan vloeken; maar hij hield zich in. McCoy&#8217;s tegenwoordigheid
+was een bestraffing van de godslasteringen die in zijn hersenen leefden en trilden in zijn keel. McCoy&#8217;s invloed was sterker
+geworden gedurende de vele dagen dat ze samen geweest waren. Kapitein Davenport was een autocraat van de zee, voor niemand
+bang, die zijn tong nooit beheerschte; en nu bemerkte hij, dat hij niet in staat was te vloeken in het bijzijn van dezen ouden
+man met zijn bruine vrouwenoogen en zijn duiven-stem. Toen kapitein Davenport zich dit bewust werd, kreeg hij een merkbaren
+schok. Deze oude man was slechts een nakomeling van McCoy, van McCoy van de <i>Bounty</i>, de <a id="d0e2695"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2695">185</a>]</span>muiter die vluchtte voor den strop die hem wachtte in Engeland, de McCoy die een booze macht was in de vroegere dagen van
+bloedvergieten en gewelddadigen dood op Pitcairn.
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport was niet religieus, maar op dat oogenblik voelde hij een dolle behoefte om zich voor de voeten van den
+ander te werpen&#8212;en iets te zeggen, hij wist niet wat. Wat hem zoo diep beroerde was meer emotie dan logische gedachte, en
+hij was zich vaag bewust van zijn eigen onwaardigheid en kleinheid naast dezen anderen man, die den eenvoud van een kind bezat
+en de zachtheid van een vrouw.
+
+</p>
+<p>Natuurlijk kon hij zich niet zoo vernederen in de oogen van zijn officieren en matrozen. En toch woedde de toorn die hem bijna
+had doen vloeken nog steeds in hem. Plotseling sloeg hij met zijn gebalde vuist tegen de kajuit en riep:
+
+</p>
+<p>&#8220;Hoor&#8217;s hier, vader, ik laat me niet voor den gek houden. Deze <span class="corr" title="Bron: Paoemotoe&#8217;s">Paoemoetoe&#8217;s</span> hebben me van alle kanten bedot en bedrogen en me laten staan als een idioot. Ik laat me niet bedotten. Ik zal dit schip
+drijven, drijven, drijven, heelemaal door de Paoemotoe&#8217;s naar China, als ik er maar een bed voor vind. Al deserteert iedereen,
+ik blijf. Ik zal die Paoemotoe&#8217;s eens wat laten zien. Ze kunnen me niet voor den gek houden. Het is een goeie ouwe schuit,
+en ik blijf bij d&#8217;r zoolang er nog een plank is om op te staan. Hoor je?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;En ik blijf bij je, kaptein&#8221;, zei McCoy.
+
+</p>
+<p>&#8217;s Nachts kwamen er lichte, bedriegelijke koeltjes uit het zuiden, en de razende kapitein, met zijn lading vuur, keek en schatte
+hoeveel hij afdreef naar het westen; en af en toe ging hij in zijn eentje weg om zachtjes te vloeken opdat McCoy het niet
+zou hooren.
+
+</p>
+<p>De dageraad liet weer palmen zien die uit het water groeiden.
+<a id="d0e2712"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2712">186</a>]</span></p>
+<p>&#8220;Dat is de lijwaartsche landtong van Makemo&#8221;, zei McCoy. &#8220;Katioe is maar een paar mijlen naar het westen. Misschien kunnen
+we daar komen.&#8221;
+
+</p>
+<p>Maar de strooming, zuigend tusschen de twee eilanden, dreef hen naar het noordwesten, en om &eacute;&eacute;n uur&#8217;s middags zagen ze de
+palmen van Katioe boven de zee uitrijzen en er weer in terugzinken.
+
+</p>
+<p>Een paar minuten later, juist toen de kapitein had ontdekt dat een nieuwe strooming uit het noordoosten de <i>Pyrenee&euml;n</i> had gegrepen, riepen de uitkijken in de mast-toppen, dat er kokospalmen in &#8217;t westen waren.
+
+</p>
+<p>&#8220;Dat is Raraka&#8221;, zei McCoy. &#8220;We komen daar niet zonder wind. De strooming trekt nu naar &#8217;t zuidwesten. Maar we moeten goed
+uitkijken. Een paar mijlen verder loopt een strooming naar &#8217;t noorden en draait dan rond naar &#8217;t noordwesten. Dat zal ons
+van Fakarava wegdrijven en in Fakarava zal de <i>Pyrenee&euml;n</i> haar bed vinden.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Ze kunnen drijven wat ze Godv&#8212;, wat ze willen&#8221;, merkte kapitein Davenport warm op. &#8220;We zullen even goed ergens een bed voor
+het schip vinden.&#8221;
+
+</p>
+<p>Maar de toestand aan boord werd onhoudbaar. Het dek was z&oacute;&oacute; heet, dat het leek of een paar graden stijging het in vlammen
+zou doen uitbarsten. Op sommige punten vormden zelfs de zwaar-gezoolde schoenen van de matrozen geen bescherming meer, en
+ze waren gedwongen tot vlug springen om te vermijden dat hun voeten schroeiden. De rook was veel dichter en scherper geworden.
+Iedereen aan boord had last van ontstoken oogen, en ze hoestten en kuchten als een troep tuberculose-pati&euml;nten. In den namiddag
+werden de booten buiten boord gezwaaid en uitgerust. De laatste pakken gedroogde bananen werden er in geladen en de instrumenten
+van de officieren. Kapitein Davenport bracht <a id="d0e2731"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2731">187</a>]</span>zelfs den chronometer in de barkas: hij vreesde dat ieder oogenblik het dek in de lucht zou vliegen.
+
+</p>
+<p>Den geheelen nacht woog die vrees zwaar op allen, en in het eerste morgenlicht staarden ze elkaar in de holle oogen en vermoeide
+gezichten, alsof ze verwonderd waren dat de <i>Pyrenee&euml;n</i> nog hield en zij nog leefden.
+
+</p>
+<p>Af en toe snel loopend, en zelfs nu en dan overgaand in een onwaardig huppel-gangetje, onderzocht kapitein Davenport het dek
+van zijn schip.
+
+</p>
+<p>&#8220;Het is nog maar een kwestie van uren, zoo niet van minuten&#8221;, verklaarde hij toen hij weer op de kampanje kwam.
+
+</p>
+<p>De kreet &#8220;Land&#8221; kwam naar omlaag uit den mast-top. Vanaf het dek was het land niet te zien, en McCoy ging het want in, terwijl
+de kapitein van de gelegenheid gebruik maakte om een beetje van de bitterheid uit zijn hart weg te vloeken. Maar het vloeken
+werd plotseling <span class="corr" title="Bron: b&euml;eindigd">be&euml;indigd</span> door een donkere streep op het water die hij snel zag naderen uit het noordoosten. Het was geen bui, maar een echte, doorstaande
+bries&#8212;de passaatwind, uit zijn verband gerukt, acht streken uit zijn normale richting, maar hij nam zijn werk toch weer op.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Een beetje hooger, kaptein&#8221;, zei McCoy zoodra hij weer op de kampanje was. &#8220;Dat is de oostelijke tong van Fakarava en we
+zullen door de vaargeul binnen stevenen met halven wind, in volle vaart, en met alle zeilen gespannen.&#8221;
+
+</p>
+<p>Een uur later waren de kokospalmen en het laag-liggende land zichtbaar vanaf het dek. Het gevoel dat de weerstand van het
+schip op zijn eind liep drukte zwaar op iedereen. Kapitein Davenport liet de drie booten strijken en kort achter het schip
+aan sleepen, in iedere boot een matroos om hen uit elkaar te houden. De <i>Pyrenee&euml;n</i> scheerde vlak <a id="d0e2754"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2754">188</a>]</span>langs de wal; de atol, witgewasschen door de branding, was nauwelijks twee kabellengten verwijderd.
+
+</p>
+<p>&#8220;Maak klarigheid om te halzen, kaptein&#8221;, waarschuwde McCoy. En een minuut later brak het land in twee&euml;n; een smalle invaart
+werd zichtbaar, en daarachter de lagune, een groote spiegel, dertig mijlen lang en een derde zoo breed.
+
+</p>
+<p>&#8220;Nu, kaptein.&#8221;
+
+</p>
+<p>Voor den laatsten keer zwaaiden de ra&#8217;s van het groote fregatschip rond, terwijl het gehoorzaamde aan het roer en de doorvaart
+binnen stevende. De steken waren nauwelijks gelegd en niets was nog opgeschoten, toen matrozen en stuurlui in een paniek terug
+holden naar de kampanje. Er was niets gebeurd, maar iedereen voelde dat er iets zou gebeuren. Ze konden niet zeggen waarom;
+ze wisten alleen dat het nu ging <span class="corr" title="Bron: hebeuren">gebeuren</span>. McCoy wilde naar voren gaan om zijn post op den boeg in te nemen: hij moest het schip naar binnen loodsen; maar de kapitein
+greep hem bij zijn arm en rukte hem terug.
+
+</p>
+<p>&#8220;Doe het van hier uit&#8221;, zei hij. &#8220;Dat dek is niet veilig. Wat nu?&#8221; vroeg hij het volgende oogenblik. &#8220;We staan stil.&#8221;
+
+</p>
+<p>McCoy glimlachte.
+
+</p>
+<p>&#8220;Je gaat tegen een zeven-knoops-strooming in, kaptein&#8221;, zei hij. &#8220;Zoo stroomt hier de eb uit de doorvaart.&#8221;
+
+</p>
+<p>Na een uur had de <i>Pyrenee&euml;n</i> nauwelijks haar lengte gewonnen, maar de wind kwam door en het schip begon vooruit te komen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Gaan jullie maar in de booten&#8221;, beval kapitein Davenport.
+
+</p>
+<p>Zijn stem klonk nog en de matrozen kwamen juist in beweging om te gehoorzamen, toen het dek midscheeps in een massa rook en
+vlammen omhoog geblazen werd, de zeilen en het tuig in. Een gedeelte bleef daar hangen en de rest <a id="d0e2780"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2780">189</a>]</span>viel in zee. Het was een geluk voor de mannen die op het achterschip bijeen stonden dat de wind dwars inkwam. In een blinde
+paniek stortten ze zich naar de booten, maar de stem van McCoy, met haar overtuigende boodschap van onberoerde kalmte en tijdelooze
+rust, hield hen terug.
+
+</p>
+<p>&#8220;Kalm aan&#8221;, zei hij. &#8220;Alles gaat goed. Laat iemand dien jongen overboord helpen, asjeblieft.&#8221;
+
+</p>
+<p>De roerganger had in de algemeene verwarring het stuurrad laten schieten. Kapitein Davenport vloog er heen en kon nog juist
+op tijd de spaken grijpen om te voorkomen dat het schip zou zwaaien in den stroom en op het rif zou loopen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Zorgt u maar voor de booten&#8221;, zei hij tegen mijnheer Konig. &#8220;Haal er &eacute;&eacute;n tegen het schip aan, op zij van den spiegel... Als
+ik overboord ga zal het bliksems vlug zijn.&#8221;
+
+</p>
+<p>Mijnheer Konig aarzelde, klom toen over de verschansing en liet zich neer in de boot.
+
+</p>
+<p>&#8220;Een halve streek afhouden, kaptein.&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport schrok. Hij had gedacht dat hij zijn schip voor zich alleen had.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, ja, een halve streek is het&#8221;, antwoordde hij.
+
+</p>
+<p>Midscheeps was de <i>Pyrenee&euml;n</i> een open, vlammende oven, waar een geweldige massa rook uit barstte, die hoog boven de masten uit steeg en het voorste gedeelte
+van het schip volkomen verborg. McCoy, in de beschutting van het bezaanswant, ging voort met zijn <span class="corr" title="Bron: moeielijke">moeilijke</span> taak het groote vaartuig door de kronkelende vaargeul te loodsen. Het vuur kroop van het centrum der ontploffing langs het
+dek naar achteren, en de hoog-rijzende toren van zeilen aan den grooten mast ging op en verdween in een gordijn van vlammen.
+Ofschoon ze niet te zien waren, wisten de twee mannen, dat v&oacute;&oacute;r op het schip de voorzeilen nog trokken.
+
+</p>
+<p>&#8220;Als al de zeilen maar niet wegbranden v&oacute;&oacute;r dat we binnen zijn&#8221;, gromde de kapitein.
+<a id="d0e2806"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2806">190</a>]</span></p>
+<p>&#8220;We halen het&#8221;, verzekerde McCoy hem met supreem vertrouwen. &#8220;We hebben tijd genoeg. We zullen het halen. En als we eenmaal
+binnen zijn leggen we d&#8217;r v&oacute;&oacute;r den wind, dat zal den rook van ons weg houden en het vuur beletten naar achteren te kruipen.&#8221;
+
+</p>
+<p>Een vlammende tong sprong op naast den bezaansmast, reikte hunkerend naar de laagste reep zeildoek, miste, en verdween. Van
+omhoog viel een brandend stuk touwwerk juist in den nek van kapitein Davenport. Hij handelde met de snelheid van iemand die
+door een wesp is gestoken toen hij zijn arm uitstak en het pijnlijk vuur van zijn huid veegde.
+
+</p>
+<p>&#8220;Hoe liggen we voor, kaptein?&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Noordwest-bij-west.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Hou d&#8217;r westnoordwest.&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport liet het groote <span class="corr" title="Bron: stuurraad">stuurrad</span> draaien tusschen zijn handen en gaf den gevraagden koers.
+
+</p>
+<p>&#8220;West-bij-noord, kapitein.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;West-bij-noord is het.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;En nu west.&#8221;
+
+</p>
+<p>Langzaam, streek voor streek, beschreef de <i>Pyrenee&euml;n,</i> terwijl ze de lagune binnen schoof, den kwart-cirkel die haar v&oacute;&oacute;r den wind bracht, en streek voor streek, met een kalme
+zekerheid alsof hij duizend jaren tijd had, zong McCoy den veranderenden koers.
+
+</p>
+<p>&#8220;Nog een streek, kaptein.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Een streek is het.&#8221;
+
+</p>
+<p>Kapitein Davenport draaide verscheiden spaken rond, hield dan plotseling stil en draaide er &eacute;&eacute;n terug om het schip te houden.
+
+
+</p>
+<p>&#8220;Recht zoo.&#8221;
+
+</p>
+<p>&#8220;Recht ligt ze&#8212;pal op d&#8217;r koers.&#8221;
+
+</p>
+<p>Ondanks het feit dat ze den wind achter hadden, was de hitte z&oacute;&oacute; fel, dat kapitein Davenport zijdelings naar het <a id="d0e2845"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2845">191</a>]</span>kompashuisje moest kijken, terwijl hij nu met de eene dan met de andere hand het <span class="corr" title="Bron: stuurad">stuurrad</span> los liet, om zijn brandende wangen te wrijven of te beschutten. McCoy&#8217;s baard schrompelde krinkelend en knetterend weg, en
+de lucht van schroeiend haar, sterk in den neus van den ander, deed hem met plotselinge <span class="corr" title="Bron: omgerustheid">ongerustheid</span> naar McCoy kijken. Voortdurend lieten zijn handen de spaken van het stuurrad om beurten los, en wreef hij hun schroeiende
+ruggen tegen zijn broek. Alle zeilen aan den bezaansmast verdwenen in een bliksemende vuurzuil, en de twee mannen moesten
+bukken en hun gezichten beschutten met hun armen.
+
+</p>
+<p>&#8220;Nu,&#8221; zei McCoy en hij keek even vooruit naar den lagen oever, &#8220;vier streken in den wind, kaptein; en laat &#8217;r dan maar loopen.&#8221;
+
+
+</p>
+<p>Overal om hen heen en op hen vielen stukken en flarden brandend touwwerk en zeildoek. De tanige rook van een smeulend stuk
+teertouw voor de voeten van den kapitein bezorgde hem een geweldige hoestbui, maar nog steeds klemde hij zich vast aan de
+spaken van het stuurrad.
+
+</p>
+<p>De <i>Pyrenee&euml;n</i> stootte; de boeg ging omhoog en schuurde zachtjes tot stilstand. Een regen van brandende flarden, losgeraakt door den schok,
+viel op hen neer. Het schip schoof weer vooruit en stootte een tweeden keer. Ze verbrijzelde het brooze koraal onder haar
+ijzeren kiel, dreef weer verder, en stootte voor de derde maal.
+
+</p>
+<p>&#8220;Heelemaal over&#8221;, zei McCoy. &#8220;Heelemaal over?&#8221; vroeg hij zacht, een oogenblik later.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ze zal niet luisteren&#8221;, was het antwoord.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ook al goed. Ze zwaait rond.&#8221; McCoy keek over de verschansing. &#8220;Zacht, wit zand. We konden &#8217;t niet beter hebben. Een mooi
+bed.&#8221;
+<a id="d0e2868"></a><span class="pagenum">[<a href="#d0e2868">192</a>]</span></p>
+<p>Toen de <i>Pyrenee&euml;n</i> rond zwaaide, met het achterschip uit den wind, kwam een vreeselijke zee van rook en vlammen naar achteren stroomen. Kapitein
+Davenport liet het roer los en vluchtte in schroeiende foltering. Hij greep het meertouw van de boot die langszij lag, keek
+dan om naar McCoy die naast hem stond om hem voor te laten gaan.
+
+</p>
+<p>&#8220;Jij eerst!&#8221; schreeuwde de kapitein, greep hem bij den schouder en gooide hem bijna over de reeling. Maar de vlammen en de
+rook waren te verschrikkelijk, en hij volgde vlak achter McCoy aan. De twee mannen slingerden zich langs het touw naar beneden
+en gleden tegelijk neer in de boot. Een matroos in den boeg sneed het touw door met zijn zeemansmes, zonder bevelen af te
+wachten. De riemen, in evenwicht klaar gehouden, beten in het water, en de boot schoot weg.
+
+</p>
+<p>&#8220;Een mooi bed, kaptein&#8221;, mompelde McCoy, omziend.
+
+</p>
+<p>&#8220;Ja, een mooi bed, en allemaal dank zij jou&#8221;, was het antwoord. De drie booten hielden aan op het witte strand van fijngestampt
+koraal. Daarachter, aan den rand van een kokospalmen-boschje, zag men een half dozijn gras-hutten, en een dertigtal opgewonden
+inboorlingen, met groote oogen starend naar den drijvenden brand die hier was komen landen.
+
+</p>
+<p>De booten schuurden aan den grond, en ze stapten uit op het witte strand.
+
+</p>
+<p>&#8220;En nu&#8221;, zei McCoy, &#8220;moet ik zien dat ik weer op Pitcairn kom.&#8221;
+
+
+</p>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a id="d0e2293" href="#d0e2293src" class="noteref">1</a></span> Op Engelsche schepen noemt men den tijd van vier tot acht <span class="corr" title="Bron: nur&#8217;s">uur&#8217;s</span> namiddags de hondenwacht.
+</p>
+</div>
+</div>
+
+
+
+
+
+
+
+<pre>
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Verhalen van de Zuidzee, by Jack London
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VERHALEN VAN DE ZUIDZEE ***
+
+***** This file should be named 18532-h.htm or 18532-h.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ http://www.gutenberg.org/1/8/5/3/18532/
+
+Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
+Proofreading Team at http://www.pgdp.net/
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+http://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at http://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit http://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including checks, online payments and credit card donations.
+To donate, please visit: http://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ http://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+
+</pre>
+
+</body>
+</html>
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..2d87c29
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #18532 (https://www.gutenberg.org/ebooks/18532)